Commission de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mercredi 9 mars 2022 Après-midi ______ |
van Woensdag 9 maart 2022 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.23 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 23 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
[NL]De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
[FR]Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Question de Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'occupation des prisons de Forest, Saint-Gilles et Berkendael" (55025501C)
01 Vraag van Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het in gebruik houden van de gevangenissen van Vorst, Sint-Gillis en Berkendael" (55025501C)
01.01 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le secrétaire d'État chargé de la Régie des Bâtiments, Mathieu Michel, avait indiqué que le site des prisons de Forest, Saint-Gilles et Berkendael continuerait d'être occupé au-delà de l'automne prochain, échéance prévue pour le déménagement des détenus vers la nouvelle prison de Haren. Vous avez précisé que la prison de Saint-Gilles continuerait d'être utilisée partiellement jusqu'à la fin 2024, pour obtenir à court terme une augmentation de capacité globale. Nous avons consulté le plan pluriannuel courant jusqu’à 2026 pour les besoins immobiliers de la Régie des Bâtiments et nous n’y voyons aucune des trois prisons en question.
Pouvez-vous nous expliquer la raison de leur absence? Pouvez-vous clarifier la situation de l’occupation de ces prisons au-delà de l’échéance de 2024? Quand ces trois prisons seront-elles totalement libérées?
01.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, en ce qui concerne votre première question, la raison pour laquelle il n'y a plus d'investissement dans le plan pluriannuel est simplement que la décision de maintenir le site ou les sites temporairement ouvert(s) a été prise après l'élaboration de ce plan pluriannuel. De plus, ce plan ne comprend que les "grands" projets. La Régie des Bâtiments dispose, en outre, d'une liste annuelle d'investissements et d'une liste d'entretien dans laquelle les travaux ou les entretiens de moindre importance peuvent être prévus. Pour les détails, je vous renvoie au collègue compétent.
J'en viens à votre deuxième question. Comme évoqué, la prison de Forest sera fermée dès que les détenus qui s'y trouvent auront été transférés à Haren. Les détenus présents dans la prison de Berkendael seront transférés à la prison de Haren, et son sort est étudié. La prison de Saint-Gilles restera partiellement ouverte, et ce au maximum jusqu'à la fin 2024.
01.03 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Merci, monsieur le ministre. Du coup, en ce qui concerne ma troisième question, si j'ai bien compris, la prison de Saint-Gilles sera également libérée en 2024.
Je vous remercie pour vos réponses. En guise de réplique, je vous informe d'une motion qui a été votée hier soir à la commune de Forest quant à l'avenir du site de la prison de Saint-Gilles et Forest. Cette motion a été votée au conseil communal de Forest à l'initiative du PTB et s'adresse directement au gouvernement fédéral pour ce qui concerne au moins trois points, que je voudrais vous relayer ici aujourd'hui.
Il s'agit, premièrement, de garantir que le site des trois prisons reste public à 100 %. Deuxièmement, de clarifier la position du gouvernement fédéral quant à l'occupation actuelle et à l'affectation future du site. Enfin, troisièmement, de se concerter avec le gouvernement régional pour mettre en place un projet d'occupation temporaire du site, en collaboration avec les communes de Forest et Saint-Gilles, les habitants et les acteurs concernés.
Je pense que je reviendrai vers vous a posteriori avec une question sur ces trois points, et j'aimerais entendre de votre part une réponse sur les garanties plus déterminée, pour répondre aux attentes des citoyens telles qu'ils les ont exprimées au conseil communal de Forest.
L'incident est clos.
02 Vraag van Dries Van Langenhove aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Belgische nationaliteit van een terrorist van de Groupe Islamique Combattant Marocain" (55025522C)
02 Question de Dries Van Langenhove à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La nationalité belge d'un terroriste du Groupe Islamique Combattant Marocain" (55025522C)
02.01 Dries Van
Langenhove (VB): Mijnheer de minister, op 1
februari 2022 ondervroegen wij uw collega, staatssecretaris voor Asiel en
Migratie Sammy Mahdi, over enkele kopstukken van de Groupe Islamique Combattant
Marocain. Dit netwerk was mee verantwoordelijk voor onder meer de viervoudige
treinaanslag die in 2004 het leven heeft gekost aan 191 personen. We
legden de staatssecretaris een lijst voor van de volgende terroristen:
Abdelkader Hakimi, Khalid Bouloudo, El Houcine El Haski, Mourad Chabarou en
Mostafa Lounani.
Op basis van onze eerdere vragen aan de staatssecretaris hebben we begrepen dat minstens één persoon over de Belgische nationaliteit beschikt. Over welke persoon gaat het? Wanneer heeft deze persoon de Belgische nationaliteit verkregen? Werd zijn lidmaatschap bij dit GICM-netwerk in rekening gebracht bij het verlenen van de Belgische nationaliteit?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: U hebt exact dezelfde vraag gesteld aan collega Mahdi en u hebt van hem een uitvoerig antwoord gekregen. Ik heb daar niets aan toe te voegen.
02.03 Dries Van Langenhove (VB): Dat is behoorlijk jammer. Het antwoord dat u interpreteert als 'zeer uitgebreid' was voor ons absoluut niet voldoende. Dat is ook de reden waarom we deze vraag opnieuw hebben ingediend. Ik zal dat dan op andere manieren proberen te weten te komen.
Blijkbaar geeft u noch uw collega Mahdi graag toe dat de Belgische Staat de Belgische nationaliteit uitdeelt aan mensen die betrokken waren bij zeer bloederige terroristische aanslagen die het leven hebben gekost aan 191 onschuldige mensen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Philippe Goffin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La chambre de l'environnement à la cour d'appel de Mons" (55025573C)
- Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Une chambre dédiée aux litiges pénaux en matière d'environnement à la cour d'appel de Mons" (55025590C)
- Philippe Goffin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De kamer voor milieuzaken bij het hof van beroep in Bergen" (55025573C)
- Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een kamer in het hof van beroep van Mons voor strafrechtelijke milieugeschillen" (55025590C)
03.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in de titel is een klein foutje geslopen. Het gaat namelijk niet over de strafrechtelijke milieugeschillen maar over milieugeschillen in hun totaliteit.
Sinds dit jaar heeft het hof van beroep van Mons een kamer die specifiek gewijd is aan burgerlijke en strafrechtelijke milieugeschillen. Dat is een enorme stap vooruit en het kan een voorbeeld zijn voor de rest van de arrondissementen en ressorten. Ook in andere arrondissementen zijn er vaak magistraten die zich specifiek toeleggen op strafrechtelijke milieuzaken. Het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) voorziet ook in specifieke opleidingen.
Het is de bedoeling dat het initiatief in Mons zorgt voor een meer efficiënte en kwaliteitsvolle behandeling van milieuzaken, omdat de gespecialiseerde magistraten dan echt met deze materie kunnen bezig zijn.
In uw beleidsnota voor 2022 schrijft u het volgende: "We winnen het advies in van het College van hoven en rechtbanken en van het College van procureurs-generaal, om in elk parket een referentiemagistraat aan te stellen voor misdrijven die specifiek zijn voor het milieurecht, alsook een in deze materie gespecialiseerde rechter die de milieuzaken zou kunnen behandelen die door het parket worden aangebracht. We zorgen in samenspraak met de colleges voor de wettelijke verankering van de specialisatie van magistraten en gerechtspersoneel op het vlak van milieumisdrijven." Dat laatste staat overigens ook in het regeerakkoord: "Er komt een wettelijke verankering van de specialisatie van magistraten en gerechtspersoneel op het vlak van milieumisdrijven."
Mijnheer de minister, wat is uw reactie op het initiatief in Mons? Ik vind dat alvast prima en ik hoop ook aanwezig te zijn op de plechtige installatievergadering over enkele weken, waarop trouwens ook uw aanwezigheid is aangekondigd. Ten tweede, werden de adviezen van het College van hoven en rechtbanken en van het College van procureurs-generaal reeds ontvangen? Zo ja, wat is de inhoud ervan? Ten derde, wanneer zal de wettelijke verankering van de specialisatie van magistraten en gerechtspersoneel op het vlak van milieurecht gerealiseerd worden? Welk traject is er ingepland?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, ik ben uiteraard op de hoogte gesteld van het initiatief van de eerste voorzitter van het hof van beroep van Mons om zo'n specifieke kamer in te stellen.
Il s'agit en réalité d'une chambre avec trois conseillers qui statueront tant sur les litiges civils que sur les affaires relatives aux permis d'urbanisme ou aux nuisances sonores, de même que sur des litiges pénaux tels que des infractions environnementales.
Voor de strafrechtelijke aspecten is ook een advocaat-generaal op elke voorzitting voorzien. Momenteel is er één hoorzitting per maand voorbehouden voor dit soort geschillen, maar er zouden andere hoorzittingen kunnen worden toegevoegd indien het aantal inschrijvingen op de rol dat vereist.
Ik heb positief geantwoord op de uitnodiging van de eerste voorzitter van het hof van beroep van Mons, de heer Philippe Morandini, om daar ook aanwezig te zijn. Het feit dat ik inga op deze uitnodiging is uiteraard een blijk van mijn erkenning voor dit initiatief.
Ik geloof in de noodzaak van specialisatie, maar om die mogelijk te maken is er vaak een schaalvergroting nodig. We kunnen niet in elke rechtbank alle specialisaties in huis hebben. Denk maar aan mensenhandel, mensensmokkel, phishing, milieu enzovoort. We moeten dus denken aan een hoger niveau, zoals hier het geval is.
Op uw tweede vraag is het antwoord neen. We wachten nog op het advies van het expertisenetwerk van het College van het openbaar ministerie over de verankering in de wet van de specialisatie van magistraten inzake milieumisdrijven. We zouden dat advies deze maand moeten ontvangen.
Er worden wel regelmatig specifieke opleidingen door het IGO aangeboden. Op het terrein worden er hoorzittingen gewijd aan dergelijke zaken, zoals in de 61ste correctionele kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel en nu dus ook in de gespecialiseerde kamer te Bergen.
Opmerkelijk genoeg houden er op het terrein al heel wat actoren rekening met deze kwestie.
J'en viens aux questions 2 et 3 du collègue Goffin. Je ne peux évidemment que saluer le dynamisme de la Cour d'appel de Mons qui, grâce à une approche moderne, conjugue les attentes des citoyens avec une justice en phase avec son époque. Comme vous le savez, le gouvernement s'est engagé à réfléchir à l'instauration d'un crime d'écocide dans le Code pénal, ce que nous faisons actuellement avec divers experts chargés de rendre un avis à cet égard.
Daarnaast biedt het IGO ook opleidingen aan voor magistraten over milieumisdrijven, zodat zij een betere kennis rond deze zeer technische materie kunnen verwerven. We zullen rekening houden met het advies van het expertisenetwerk van het College van het openbaar ministerie om te bepalen hoe we de specialisatie van magistraten in de wet kunnen verankeren, zoals in het regeerakkoord vermeld.
Vous constatez que les initiatives sont entreprises tant du côté du pouvoir judiciaire que du côté du pouvoir exécutif, afin de répondre de manière adéquate à ce défi moderne que constitue le respect de notre environnement.
03.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik ben uiteraard heel blij dat u dit initiatief zeer genegen bent. Uit uw aanwezigheid binnen enkele weken had ik dat ook al afgeleid.
Wij kijken uit naar de adviezen, die er volgens u binnen een maand zullen zijn. Zij zijn belangrijk om die verankering juridisch uit te werken. Er zullen nog wel enkele juridische vragen rond zijn, maar het is alleszins interessante materie.
Ik begrijp ook dat we dit niet in elke rechtbank kunnen doen en dat we het op een hoger niveau moeten tillen. Ik hoop echter wel dat we niet naar het niveau van de ressorten gaan. De nieuwe arrondissementen, die eigenlijk de provincies omvatten, zijn misschien wel het ideale niveau. Daarom hoeft het nog niet in elke rechtbank van elk arrondissement, maar in die specialisatie zou wel moeten worden voorzien in minimaal elk arrondissement. Als men de zaak rond 3M en andere bekijkt, is het duidelijk dat het belang om gespecialiseerde magistraten te kunnen inzetten niet mag worden onderschat
U zult in ons alleszins een partner vinden om die belangrijke wetgeving tot een goed einde te brengen.
L'incident est clos.
04 Vraag van Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opvang van de detentiecapaciteit in Mons door detentiehuizen" (55025578C)
04 Question de Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La compensation de la capacité carcérale à Mons par des maisons de détention" (55025578C)
04.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, staatssecretaris Michel kondigde in november 2021 aan dat 80 miljoen euro beschikbaar zou worden gesteld voor de bouw van een nieuwe gevangenis net buiten het centrum van Mons. Dit project werd bevestigd in het recent ingediende meerjarenplan voor gebouwen.
Indien alles vlot verloopt, zal de nieuwe gevangenis worden opgeleverd in 2030. Er is dus nog een lange periode te overbruggen waarin de werkomstandigheden van het personeel en de leefomstandigheden van de gedetineerden uiteraard niet ideaal zijn.
In dit soort dossiers kunnen detentiehuizen een nuttige rol spelen. Wij weten dat u daar een groot voorstander van bent. Enerzijds kan een detentiehuis in principe sneller worden opgeleverd dan een volledig nieuwe gevangenis en zo een deel van de druk op de huidige capaciteit verminderen. Anderzijds is het een ideale kans om een deel van de detentiecapaciteit zo op te vangen dat in een betere opvang en een betere begeleiding kan worden voorzien voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld vrouwen in detentie, oudere gedetineerden, first offenders, jonge gedetineerden, enzovoort. Op die manier zouden detentiehuizen een structurele plaats kunnen krijgen binnen onze detentiestructuur, wat een heel mooie stap vooruit zou zijn.
Ik heb een aantal heel concrete vragen voor u. Ten eerste, werd in dit project rekening gehouden met de mogelijkheid om een deel van de initieel geplande detentiecapaciteit op te vangen via detentiehuizen? Zo ja, welke conclusies zijn hieruit getrokken? Zo neen, waarom niet? Ten tweede, zijn in de buurt van Mons reeds projecten voor detentiehuizen lopende? Zo ja, kunt u daarover wat meer toelichting geven? Ten derde, hoe werkt u samen met staatssecretaris Michel om de capaciteit van gevangenissen en detentiehuizen goed op elkaar af te stemmen?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, in antwoord op uw eerste vraag kan ik zeggen dat dat op dit moment nog niet het geval is. Er moet voorlopig een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de projecten van de gevangenissen en deze van de detentiehuizen. Uiteraard is er onderlinge afstemming om de totaliteit van de detentiecapaciteit te bepalen, maar het gaat voorlopig over een andere populatie of doelgroep.
In verband met de nieuwe gevangenis van Mons zijn de voorbereidingen lopende. Een behoefteprogramma zal worden opgesteld zodat een geschikte locatie kan worden gezocht. Bij de opmaak van het behoefteprogramma zal er zeker rekening gehouden worden met uw vragen.
In antwoord op uw tweede vraag kan ik zeggen dat de capaciteit van de detentiehuizen wordt bepaald op het niveau van elke provincie. In de provincie Henegouwen is het doel 75 plaatsen. Voor deze provincie worden twee mogelijke locaties onderzocht, die beide in de buurt van Mons liggen.
In antwoord op uw derde vraag kan ik zeggen dat wij bezig zijn 15 detentiehuizen te realiseren met het oog op de uitvoering van de korte straffen. Eens dat achter de rug is, kunnen wij bekijken hoe wij een shift van gevangenissen naar detentiehuizen kunnen creëren.
Wat Mons betreft, kan ik u zeggen dat het onder andere om een arresthuis gaat, zodat een gevangenis nodig zal blijven.
04.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik apprecieer de inspanningen die u doet voor het oprichten van detentiehuizen. Wij hebben het daar in de jongste weken al een paar keer over gehad: dat is niet altijd eenvoudig, maar het is ongelooflijk belangrijk.
In het ideale geval zouden wij een planning moeten kunnen maken waarbij we ervoor zorgen dat de detentiecapaciteit in de klassieke gevangenissen een stuk vermindert en er meer en meer capaciteit verschuift naar de detentiehuizen.
Eigenlijk zouden wij samen met de Regie die oefening voor toekomstige projecten moeten maken. Als een gevangenis van 360 of 400 plaatsen moet worden gebouwd, moeten wij kunnen zeggen dat we geen 400 plaatsen bouwen maar wel 300, en dat we 100 mensen in detentiehuizen plaatsen.
Ik weet dat het niet eenvoudig is om dat vandaag te doen, maar idealiter zou dat in de planning voor de komende jaren opgenomen moeten worden. Ik hoop dat wij hier in de volgende weken en maanden verdere stappen voor zullen kunnen ondernemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55025597C van mevrouw Rohonyi wordt uitgesteld.
05 Vraag van Christoph D'Haese aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vrijlating van een viervoudige moordenaar na zijn uitlevering aan Turkije" (55025600C)
05 Question de Christoph D'Haese à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La libération du meurtrier de quatre femmes après son extradition vers la Turquie" (55025600C)
05.01 Christoph D'Haese (N-VA): Mijnheer de minister, in de nacht van 11 op 12 december 2004 voltrok zich in Oost-Vlaanderen een reeks gruwelijke feiten. Osman Calli, een Turkse Gentenaar, mishandelde en vermoordde die nacht op gruwelijke wijze vier volstrekt onschuldige vrouwen: zijn vrouw, zijn zus, zijn ex-vriendin en de moeder van de nieuwe partner van zijn ex-vriendin. Als verklaring gaf de dader dat hij zich in zijn eer aangetast voelde na vermeend overspel en dat hij een voorbeeld wilde stellen voor de Turkse gemeenschap.
Mijnheer de minister, ik heb het dossier steeds van nabij gevolgd. De maatschappelijke impact toentertijd was gigantisch te noemen. Na een proces werd Osman Calli veroordeeld tot levenslang. Nadien werd hij uitgeleverd aan Turkije om daar zijn straf uit te zitten. De afgelopen dagen werd duidelijk dat Calli in Turkije geniet van zon, zee en strand. Dat heeft de betrokkene zelf verklaard.
Mijnheer de minister, graag krijg ik een duidelijk antwoord op de volgende vragen, die toch wel beklijvend zijn:
Ten eerste, wanneer en door wie bent u op de hoogte gebracht van het feit dat een viervoudige moordenaar, in ons land veroordeeld tot levenslang, in zijn thuisland vrij en vrolijk rondloopt?
Ten tweede, wat is uw principiële standpunt in deze zaak omtrent het moeten uitzitten van zijn levenslange straf?
Ten derde, hebt u reeds contact gehad met uw Turkse ambtsgenoot? Zo ja, kunt u de laatste stand van zaken meedelen?
Ten vierde, naar aanleiding van een andere zaak in ons land hebt u recent terecht aangedrongen op het correct informeren van families en nabestaanden als moordenaars op vrije voeten komen. Is dat hier in het kader van een behoorlijke victimologie gebeurd?
Ten vijfde, is de procedure voor een Belgische strafuitvoeringsrechtbank correct verlopen?
Ten zesde, bent u van mening dat het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen in dezen correct is toegepast?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, wat uw eerste en derde vraag betreft, kan ik klaar en duidelijk zijn. De Turkse autoriteiten hebben ons land niet officieel geïnformeerd over de voorwaardelijke vrijlating van de persoon in kwestie. Deze informatie heeft ons via de pers bereikt.
Reeds in 2017 hebben de diensten van de FOD Justitie een vraag over deze zaak gesteld aan de Turkse autoriteiten. Recent hebben we de vraag ook herhaald. De FOD Buitenlandse Zaken heeft informeel een stand van zaken aan de Turkse ambassadeur in Brussel gevraagd. De FOD Justitie heeft via de Turkse ambassade ook een officieel informatieverzoek aan de Turkse gerechtelijke autoriteiten overgemaakt. We zijn nog in afwachting van het antwoord. Intussen hebben we natuurlijk wel gezien dat ook de Turkse autoriteiten over deze zaak zelf hebben gecommuniceerd.
Ik begrijp uiteraard de verontwaardiging. Het gaat hier over iemand die in 2008 werd veroordeeld voor vreselijke feiten uit 2004: de moord op vier vrouwen en twee moordpogingen. Voor de slachtoffers en de nabestaanden moet dit een mokerslag zijn. Ik heb dit in een persoonlijk onderhoud met de Turkse ambassadeur besproken. Hij begreep de verontwaardiging en de vraag om goed geïnformeerd te worden.
Om uw tweede vraag te beantwoorden moeten we de verdragsrechtelijke principes goed analyseren. De persoon in kwestie werd op 28 juni 2013 overgebracht naar Turkije om er zijn Belgische straf verder uit te zitten. De Belgische justitie gaf hiervoor in oktober 2010 het akkoord. Ook de Turkse autoriteiten stemden hiermee in.
Volgens het Belgische recht kan een overbrenging van een persoon enkel plaatsvinden op voorwaarde dat er een overeenkomst tussen België en het land in kwestie bestaat. Met Turkije is dat het Verdrag van de Raad van Europa inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983, waarbij zowel Turkije als ons land verdragspartij zijn, naast 66 andere landen.
Ik wil ook opmerken dat zulke overbrengingen het gevolg zijn van een vaste politieke wil van verschillende, opeenvolgende regeringen om vreemdelingen die een gevaar vormen voor onze openbare veiligheid hun straf zoveel mogelijk in het buitenland te laten uitzitten.
Eenmaal een overbrenging heeft plaatsgevonden wordt de straf, indien nodig, omgezet naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat en wordt de strafuitvoering mee overgedragen en beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat. Na de overbrenging heeft België dus geen invloed meer op de strafuitvoeringsprocedure in Turkije.
Nog voor de definitieve overbrengingsprocedure wordt meegedeeld hoe de strafuitvoering er in Turkije zal uitzien. Dat betekent dat er wordt meegedeeld of de straf wordt omgezet en wanneer de datum van een mogelijke vervroegde invrijheidstelling valt. In dit dossier werd de levenslange gevangenisstraf overgenomen door de Turkse autoriteiten. Hij bleek voorwaardelijk vrij te zijn sinds november 2019. Sinds november 2020 is hij definitief vrijgelaten.
Nu komt het antwoord op uw vierde vraag. In dit geval was het niet mogelijk de familie van de slachtoffers te informeren aangezien België niet werd geïnformeerd over de voorwaardelijke vrijlating van de betrokkene. Zoals ik daarnet al zei, verklaart dit grotendeels de verontwaardiging.
Het antwoord op uw vijfde vraag luidt dat er geen procedure voor de Belgische strafuitvoeringsrechtbank heeft plaatsgevonden. De betrokkene werd namelijk in 2013 overgebracht naar Turkije om daar zijn straf uit te zitten. Overeenkomstig het verdrag van 1983 wordt de strafuitvoering mee overgedragen aan en beheerst door de tenuitvoerleggingsstaat eenmaal de overbrenging heeft plaatsgevonden.
Ten slotte beantwoord ik nog uw laatste vraag. Het verdrag van 1983 is met de informatie waarover we thans beschikken ogenschijnlijk correct nageleefd, behalve op alvast één belangrijk punt: Turkije heeft namelijk niet voldaan aan haar verplichting om België te informeren over de voorwaardelijke vrijlating van de persoon in kwestie. Dat was ook de reden van mijn onderhoud met de Turkse ambassadeur, dat hebt u begrepen.
05.03 Christoph D'Haese (N-VA): Dankuwel voor uw omstandige antwoord. Ik heb begrepen dat u nog op bepaalde informatie wacht. Ik zou het op prijs stellen mocht u die nog bijkomend kunnen nazenden of communiceren.
Wat natuurlijk wel blijft en bijzonder prangend is – u hebt het zelf toegegeven – is hoe de slachtoffers in het totale procedureverloop worden benaderd. Het beeld van de vier slachtoffers en de twee levensgevaarlijk gewonden – een van hen moet levenslang in een rolstoel zitten – zal nooit van mijn netvlies verdwijnen. Die slachtoffers moeten via de pers vernemen dat de dader vrij, vrolijk en dartelend rondloopt.
Ik heb het ook nog niet gehad over de vergoeding van de burgerlijke partijen. Ik denk dat u daar toch nog een taak hebt nadat de antwoorden van … Het benieuwt mij hoe een viervoudige moordenaar de burgerlijke partijen zal vergoeden. We zijn toch nog steeds een land dat een serene en correcte rechtsstaat ambieert? Een andere buitenlandse verdragspartner moet daar respect voor hebben.
Ik denk dat we dat nog eens op punt moeten stellen en bekijken hoe dat voor de slachtoffers kan worden goedgemaakt, niet alleen vanuit de burgerlijkepartijstelling, maar ook met betrekking tot de informatie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van Stefaan Van Hecke aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het onderzoek naar de Bende van Nijvel" (55025683C)
06 Question de Stefaan Van Hecke à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'enquête sur les tueurs du Brabant" (55025683C)
06.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is een belangrijk dossier waar al veel over is gesproken in de Kamer. Het is een dossier dat mij al zeer lang bezighoudt. Ik probeer ook alle boeken die daarover verschijnen te lezen en dat zijn er heel wat.
Recent is er echter een boek verschenen van iemand die het dossier wellicht het beste kent en dus een absolute autoriteit is. Heel haar leven heeft zij als journaliste over deze zaak geschreven. Ze is 76 jaar en het nieuwe boek Het complot van de stilte is uitgebracht. Daarin legt ze een sterke link – die link is in andere publicaties al een stukje naar voren gebracht – tussen de aanslagen van de Bende van Nijvel en de zaak-François. Ze heeft ontdekt dat zeer veel personen die opduiken in de zogenaamde zaak-François van de jaren 70, ook opduiken in het dossier over de Bende van Nijvel. Er wordt gesproken over criminelen die beschermd worden door de rijkswacht en speurders die doelbewust falen in het onderzoek naar de bendeleden. Veel speurders en magistraten zouden door een corrupt verleden chanteerbaar zijn geworden waardoor ze onbetrouwbaar werden binnen het bendeonderzoek. Verschillende van die speurders duiken ook in dat onderzoek op. In het boek worden meerdere pionnen binnen de rijkswacht en speurders genoemd en wordt hun link met de criminele wereld in detail omschreven. Het boek is een zeer gedetailleerde informatiebron en legt enkele nieuwe vermoedelijke pistes bloot over de reden van het falen van het bendeonderzoek.
Vandaar heb ik de volgende concrete vragen. Staan er in het boek elementen die nieuw zijn voor het onderzoek en het federaal parket, dat enkele jaren geleden het onderzoek heeft overgenomen? Worden deze elementen meegenomen in het bendeonderzoek?
Mijn tweede vraag of er door het federaal parket ook onderzoek wordt gedaan naar de fouten binnen het onderzoek van de jaren 80?
Ten derde, werpt de informatie uit het boek een nieuw licht op de zaak en brengt het ook nieuwe onderzoekspistes aan het licht, of zijn er onderzoekspistes die reeds gekend waren door het federaal parket en die reeds onderzocht werden? Ik weet dat u niet in detail kunt antwoorden op vragen over lopende onderzoeken, dus probeer ik me te beperken tot een aantal elementen van dit zeer delicate onderzoek waarvan ik hoop dat u er iets over kunt zeggen.
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijn antwoord op uw eerste en derde vraag is als volgt. Het boek van mevrouw Geens is inderdaad verschenen op 22 februari 2022 en telt 500 pagina's. De inhoud van het boek wordt momenteel bestudeerd. De onderzoekers en het federaal parket hebben mij beloofd dat indien er nieuwe elementen in het boek staan, hiermee rekening zal worden gehouden en deze zullen worden bekeken bij het beoordelen van de gevolgde onderzoeksstrategie.
Op uw tweede vraag kan ik u het volgende antwoord geven. Een onderzoek naar het onderzoek van de jaren 80 tot nu is niet het voorwerp van het strafrechtelijk onderzoek. U weet dat er reeds een aantal parlementaire onderzoekscommissies zijn geweest. In het huidige onderzoek concentreert justitie zich momenteel op het bovenhalen van de waarheid, en dit door de verantwoordelijken voor deze feiten te ontmaskeren.
06.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dank u wel, mijnheer de minister. Ik vermoed dat de speurders veel elementen van het dossier kennen, maar ik denk dat een blik van een externe persoon die een aantal verbanden legt, ook zeer nuttig kan zijn voor de speurders, die geconfronteerd werden met een dossier van honderdduizenden pagina's. Ik hoop dat het boek kan bijdragen tot het verder uitdiepen van een aantal onderzoekspistes en mogelijkerwijze tot het vinden van de waarheid. Er is tijd tot 2025.
De journaliste, de auteur van het boek, heeft haar hoop uitgedrukt – en denkt ook – dat er tegen 2025 mogelijk nog een proces komt. Zelf koester ik die hoop ook. Ze hoopt dat ze er zelf nog een verslag over zal kunnen maken, want ze is al 76 jaar oud. Misschien is het ook wel de laatste strohalm. De komende jaren zijn cruciaal om het dossier af te kunnen ronden en voor de rechter te brengen. Ik denk dat we er allen reikhalzend naar uitkijken. We zullen het dossier verder blijven opvolgen. Ik ben benieuwd of het nieuwe onderzoekspistes oplevert.
L'incident est clos.
07 Interpellatie van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De omzendbrief betreffende de onmiddellijke minnelijke schikking" (55000265I)
07 Interpellation de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La circulaire relative à la transaction pénale immédiate" (55000265I)
07.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, we mochten kennisnemen van de omzendbrief COL 9/2021 omtrent de onmiddellijke minnelijke schikking, waarvan de inhoud minstens gedeeltelijk werd aangekondigd in uw beleidsverklaring. Het toepassingsgebied van de omzendbrief is inmiddels uitgebreid met een aantal andere misdrijven, zoals een aantal inbreuken op de drug- en wapenwet.
Vlaams Belang is altijd voorstander geweest van een lik-op-stukbeleid. We stellen ons niettemin vragen over de praktische uitwerking van deze omzendbrief. De cruciale vraag is of er met dit systeem daadwerkelijk een einde zal komen aan de straffeloosheid. De echte moeilijkheid bij de uitvoering ervan blijft immers de haalbaarheid. Het probleem van de onderbezetting van verschillende parketten is niet nieuw. Naast het personeelstekort rijst ook de vraag of er voldoende middelen zullen worden vrijgemaakt voor de uitvoering van deze omzendbrief. Daarnaast heb ik de bedenking of het niet de taak van een rechter is om de straf voor een misdrijf te bepalen.
Bij de beoordeling van de omzendbrief moet ook worden gekeken naar het soort misdrijven waarop de minnelijke schikkingen van toepassing zijn en naar de gevolgen wanneer de minnelijke schikking niet wordt betaald. Denk bijvoorbeeld aan het grote aantal winkeldiefstallen. Volgens de recentste cijfers vinden op jaarbasis ongeveer 28.000 winkeldiefstallen plaats. In geval van niet-betaling van een minnelijke schikking mag er niet meer worden geseponeerd en moet er dus worden vervolgd. In het tegenovergestelde geval zou de omzendbrief de facto inhoudsloos zijn.
Ik heb nog een andere bedenking. De omzendbrief bevat een schema dat aangeeft welke boetes moeten worden betaald op basis van het bezit van welke drug bijvoorbeeld. Zo valt onder meer op dat voor het bezit van 11 tot 20 gram cannabis een minnelijke schikking kan worden voorgesteld van 150 euro. Voor het bezit van 6 tot 10 gram speed (amfetamine) en cocaïne gaat het om een minnelijke schikking van 300 euro. In Nederland bedraagt de gebruikershoeveelheid bij softdrugs 5 gram, bij cocaïne en speed 0,5 gram. Hoe u in deze omzendbrief tot deze cijfers bent gekomen wat het bezit betreft, blijft voor mij dus een raadsel.
Een laatste heikel punt blijft het recidivisme. Door de onmiddellijke minnelijke schikking is hierop geen controle mogelijk. Zo is het perfect mogelijk dat iemand herhaaldelijk wordt betrapt met 10 gram cocaïne op zak, waarvan de kans heel groot is dat die niet dient voor persoonlijk gebruik, maar wel voor de verkoop, met een straatwaarde van ongeveer 500 euro. Telkens als hij betrapt wordt, zal de dader ervanaf komen met een onmiddellijke minnelijke schikking van 300 euro. Los van de vrees dat dit het dealen zal faciliteren, blijft recidivisme met deze omzendbrief de facto onbestraft.
Hoe zult u garanderen dat alle onbetaalde minnelijke schikkingen ook daadwerkelijk zullen worden vervolgd? Zult u de parketten de opdracht geven om bij niet-betaling van de minnelijke schikking systematisch te vervolgen? Welke initiatieven zult u nemen om de parketten en de magistratuur hierbij te ondersteunen?
Wanneer kan de omzendbrief inzake recidivisme worden verwacht?
De kordate uitvoering van deze omzendbrief om het lik-op-stukbeleid daadwerkelijk te kunnen implementeren, vereist een extra inzet van de politie, die de mogelijkheid moet krijgen om meer controles uit te voeren. Heeft hierover overleg plaatsgevonden met de minister van Binnenlandse Zaken?
In dit soort van dossiers zijn heel vaak minderjarigen betrokken. Heeft er overleg plaatsgevonden met de Gemeenschappen, zodat wanneer de feiten door minderjarigen worden gepleegd zij niet buiten schot blijven?
Op basis van welke criteria zijn de inbreuken bepaald die kunnen worden bestraft via de onmiddellijke minnelijke schikking? Ik verwijs hierbij in het bijzonder naar drugs. Op basis van welke criteria werd het eenvormig tarief ontwikkeld dat de boetes per hoeveelheid drugs bepaalt? Vindt u het normaal dat sommige hoeveelheden van drugsbezit, bijvoorbeeld 10 gram cocaïne, nog steeds een minnelijke schikking rechtvaardigen? Dit is immers liefst twintig keer de gebruikershoeveelheid die in Nederland is vastgesteld.
Denkt u niet dat dergelijke grote hoeveelheden drugs waarvoor een minnelijke schikking kan worden getroffen, het dealen van verdovende middelen zal faciliteren, aangezien de pakkans beperkt is?
Denkt u niet dat door de invoering van de minnelijke schikking voor het dragen van bijzonder gevaarlijke wapens, zoals spring- of valmessen, vlindermessen of kruisbogen, de aanwezigheid hiervan in het straatbeeld zal toenemen? Op welke wijze zal dit worden opgevolgd?
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Dillen, wat uw eerste vraag betreft, verwijs ik in eerste instantie naar de antwoorden die ik u en de voorzitster op 2 februari in deze commissie heb gegeven.
Een COL-omzendbrief bevat richtlijnen van het College van procureurs-generaal aan de diverse parketten, die de omzendbrief moeten naleven. Op dit ogenblik wordt deze omzendbrief omgezet op het terrein. De parketten zullen in elk geval een gepast gevolg geven aan de niet-betaling van een minnelijke schikking. Het College van procureurs-generaal zal toezien op de naleving van de omzendbrief en voorziet in een evaluatie na twee jaar.
De essentie van deze onmiddellijke minnelijke schikking is snelheid en efficiëntie voor het openbaar ministerie en de politie, en dat met inachtneming van de rechten van verdediging. Die snelheid en efficiëntie worden gegarandeerd door een digitale opvolgingsprocedure, die lijkt op die van de verkeersinbreuken en waarbij betalingen nauw worden opgevolgd en indien nodig een herinnering aan de minnelijke schikking wordt verstuurd. Dit gebeurt op een geautomatiseerde manier, die geen werklast creëert voor het parket. Deze opvolging maakt het mogelijk om de vrijwillige inningsgraad te maximaliseren, waardoor het parket en de magistratuur slechts in een beperkt aantal dossiers vervolging moeten instellen. Dit moet de werklast van politie en justitie tot een minimum beperken, maar de rechten van verdediging blijven uiteraard gegarandeerd.
Deze aanpak past bovendien in het lik-op-stukbeleid waarvoor in een versterking van de parketten werd voorzien. Voor deze nieuwe aanpak, die zowel de onmiddellijke minnelijke schikking, bijsturingskamers als snelrecht omvat, werd voorzien in versterking door 21 parketjuristen, 21 criminologen, 14 deskundigen en 14 assistenten voor de parketsecretariaten.
Wat uw tweede vraag betreft, zei ik in mijn antwoord op 2 februari al dat dit systeem het voordeel heeft dat het een nationaal overzicht biedt van de zogenaamde antecedenten per verdachte. Het maakt het elke procureur mogelijk om een aanpak op maat te ontwikkelen. We werken dit momenteel beleidsmatig maar ook informaticatechnisch uit. Dit zal resulteren in een nieuwe richtlijn. Het College van procureurs-generaal werkt daar momenteel aan en de omzendbrief moet deze zomer klaar zijn.
De politie werd uiteraard betrokken bij de totstandkoming van deze omzendbrief, die betrekking heeft op de afhandeling van vaststellingen die nu reeds gebeurden door de politie. De klassieke afhandeling is dat de politie van elke vaststelling een omstandig proces-verbaal opstelt, verdachten en eventuele getuigen verhoort en het proces-verbaal aan het parket overmaakt. Bij de nieuwe werkwijze wordt het werk van de politie verlicht, doordat men gebruikmaakt van voorgedrukte vaststellingsformulieren, binnenkort ook op digitale wijze. Er hoeven geen verhoren te worden afgenomen en er wordt een vereenvoudigd proces-verbaal opgesteld, dat digitaal wordt bewaard. De politie zal dus sneller en geautomatiseerder kunnen werken.
Het type misdrijf dat in aanmerking komt voor een onmiddellijke minnelijke schikking, alsook het eraan verbonden bedrag, werd autonoom bepaald door het College van procureurs-generaal en komt overeen met de richtlijnen die in sommige plaatselijke parketten al gangbaar waren in ons land.
Ik kom tot uw zesde en zevende vraag. Met deze procedure reiken we een praktisch instrument aan na een brede consultatie binnen het openbaar ministerie en de politie om een lik-op-stukbeleid daadwerkelijk mogelijk te maken; een lik-op-stukbeleid dat u steunt. We doen dat bovendien binnen de marges van onze rechtsstaat, met inachtneming van de rechten van verdediging.
De onmiddellijke minnelijke schikking inzake druginbreuken zal worden toegepast bij controles op festivals, evenementen en gerichte acties. Mensen die betrapt worden met een gebruikershoeveelheid, zullen aan de omzendbrief inzake onmiddellijke minnelijke schikkingen worden onderworpen. Ik zie niet in hoe deze omzendbrief het dealen zou faciliteren. Als er aanwijzingen van dealen bestaan, zal de procedure voor onmiddellijke minnelijke schikkingen niet worden toegepast. Deze procedure bestaat trouwens in Antwerpen al sinds september 2013 voor druggebruik of drugbezit op het openbaar domein. Ze werd er al meer dan 13.000 keer toegepast, tot tevredenheid van handelaars en burgers in de wijken, die de overlast zagen afnemen. Het krachtdadige optreden ten aanzien van elke vastgestelde inbreuk betekent dat de kans op bestraffing wordt verhoogd. De zekerheid van de straf en de snelheid waarmee de straf volgt op het misdrijf, vormen de beste preventie.
In antwoord op uw laatste vraag is deze omzendbrief niet van toepassing op minderjarigen.
07.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, wat uw laatste opmerking betreft, hebt u uiteraard gelijk. Ik heb dat ook zo gezegd. De omzendbrief geldt inderdaad niet voor minderjarigen, maar een deel van het soort inbreuken waarop de omzendbrief betrekking heeft, wordt heel vaak door minderjarigen gepleegd. Ik denk bijvoorbeeld aan fiets- en winkeldiefstallen. Mijn vraag was alleen of u overleg hebt gepleegd met de Vlaamse minister om erop aan te dringen dat ook op dat vlak bepaalde initiatieven worden genomen.
U hebt terecht bevestigd dat onze fractie u steunt met uw lik-op-stukbeleid. Ik zal dat van heel nabij opvolgen. Ik hoop dat we zullen komen tot een situatie waarin aan de hand van deze omzendbrief krachtdadig wordt opgetreden wanneer de dader wordt betrapt. U bleef wat op de vlakte, maar ik hoop ook dat er consequent wordt opgetreden als de boetes niet worden betaald. Anders zal het vrij snel de ronde doen dat de boete niet hoeft te worden betaald, omdat men toch niet vervolgd wordt. Als er geen vervolging wordt ingesteld, kan men niet krachtdadig optreden aan de hand van deze omzendbrief, wat toch het doel is dat u hebt vooropgesteld en al vaak hebt aangekondigd. In elk geval wens ik u heel veel succes met de daadwerkelijke uitvoering van deze omzendbrief. We zullen dit blijven opvolgen.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,
- overwegende dat het Vlaams Belang steeds een voorstander is geweest van een lik-op-stukbeleid, maar zich vragen stelt, niet enkel wat betreft sommige inhoudelijke aspecten van de COL 9/2021, doch tevens wat betreft de praktische haalbaarheid ervan;
- dat er door de invoering van de COL 9/2021 vooreerst moet voor gezorgd worden dat alle misdrijven, waarvoor bij toepassing van voormelde omzendbrief een onmiddellijke minnelijke schikking werd uitgeschreven, bij niet betaling ervan, ook effectief worden vervolgd;
- dat bij gebreke hieraan de COL 9/2021 de facto totaal overbodig wordt en de straffeloosheid verder zal regeren;
- dat er anderzijds ernstige vragen dienen gesteld te worden naar bepaalde misdrijven die in de COL 9/2021 zijn opgenomen, in het bijzonder de sancties die gesteld worden op het bezit van bepaalde wapens, het bezit van bepaalde hoeveelheden drugs alsmede de sancties op bijvoorbeeld het stelen van een elektrische fiets;
- dat het bezit van bijvoorbeeld 10 gram cocaïne of 10 gram speed kan worden gesanctioneerd met een onmiddellijke minnelijke schikking van 300 euro, terwijl bijvoorbeeld in Nederland de gebruikershoeveelheid op 0,5 gram is vastgelegd, hetgeen maar liefst 20 maal minder is dan hetgeen wordt voorgesteld in de COL 9/2021;
- dat ook het bezit van bepaalde wapens die voor een onmiddellijke schikking in aanmerking komen een verkeerd signaal is naar de maatschappij en allerminst haar veiligheid ten goede komt;
- dat ook het probleem van recidive niet wordt beantwoord met deze omzendbrief;
vraagt de regering
- ervoor te zorgen dat er voldoende middelen en magistraten zijn, zowel op het niveau van de parketten als op het niveau van de rechtbanken om ervoor te zorgen dat alle onbetaalde onmiddellijke minnelijke schikkingen ook daadwerkelijk worden vervolgd en kunnen worden bestraft;
- de bepalingen omtrent het bezit van drugs en wapens zoals ze voorliggen, weg te halen uit de COL 9/2021;
- de bepalingen van de sancties omtrent de diefstallen van fietsen dermate aan te passen dat de sanctie minstens het dubbel van de waarde van het gestolen goed overstijgt;
- per kerende werk te maken van de omzendbrief inzake recidive;
- te overleggen met de Gemeenschappen zodat ook een krachtdadig beleid kan worden uitgewerkt inzake minderjarigen."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,
- considérant que le Vlaams Belang a toujours été partisan d'une politique de sanction immédiate, mais qu’il s'interroge non seulement sur certains aspects de fond de la circulaire COL 9/2021, mais aussi sur sa faisabilité pratique;
- considérant que par l’instauration de la COL 9/2021, il faut avant tout s’assurer qu’en cas de non-paiement, on puisse effectivement donner suite à toutes les infractions frappées d’une transaction pénale immédiate en application de la circulaire précitée;
- considérant qu’à défaut de ce qui précède, la COL 9/2021 deviendra de facto totalement superflue et que l'impunité demeurera;
- considérant qu’il convient, par ailleurs, de se poser de sérieuses questions sur certaines infractions intégrées dans la COL 9/2021, en particulier les sanctions imposées pour la possession de certaines armes, la possession de certaines quantités de drogues ainsi que les sanctions pour le vol d'un vélo électrique, par exemple;
- considérant que la possession, par exemple, de 10 grammes de cocaïne ou de 10 grammes de speed peut être sanctionnée par une transaction pénale immédiate de 300 euros, alors que, par exemple, aux Pays-Bas, leur quantité à des fins d’usage personnel est fixée à 0,5 gramme, soit 20 fois moins que ce qui est proposé dans la COL 9/2021;
- considérant que la possession de certaines armes entrant en ligne de compte pour une transaction pénale immédiate envoie également un mauvais signal à la société et ne contribue en rien à améliorer sa sécurité;
- considérant que cette circulaire n’apporte aucune réponse au problème de la récidive;
demande au gouvernement
- de s'assurer que les parquets et les tribunaux disposent de suffisamment de moyens et de magistrats afin de donner suite à toutes les transactions pénales immédiates impayées et de pouvoir les sanctionner;
- de retrancher de la COL 9/2021 les dispositions relatives à la possession de drogues et d'armes;
- d’adapter les dispositions relatives aux sanctions concernant les vols de vélos de manière à ce que la sanction soit au moins supérieure au double de la valeur du bien volé;
- de s’atteler immédiatement à la circulaire concernant la récidive;
- d’organiser des concertations avec les Communautés afin qu'une politique vigoureuse puisse également être développée concernant les mineurs."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
08 Vraag van Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanslag met molotovcocktails op het politiecommissariaat in Molenbeek" (55025735C)
08 Question de Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'attaque du commissariat de police de Molenbeek à coups de cocktails Molotov" (55025735C)
08.01 Katleen
Bury (VB): Het Brusselse hoofdcommissariaat
van Sint-Jans-Molenbeek is op maandagavond 28 februari aangevallen met
molotovcocktails. De aanval is volgens politiebronnen het gevolg van een uit de
hand gelopen arrestatie in een drugsdossier eerder op de avond. Het zou daarin
gaan om twee rivaliserende drugsbendes die goed gekend zijn bij het gerecht...
Werden de daders geïdentificeerd?
Blijkbaar zou het gaan om "goede bekenden" bij het gerecht.
Welke extra inzet van het Parket mogen we
verwachten om deze "genormaliseerde praktijken" een halt toe te
roepen, de daders alsnog te vatten en streng te bestraffen?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, zoals u weet kan ik over de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek nog niet verder communiceren. Het gaat helemaal niet om genormaliseerde praktijken. Integendeel, het gaat om bijzonder ernstige en zware feiten. Uiteraard krijgt het dossier alle nodige aandacht. Politie en justitie proberen de verdachten te identificeren en te vervolgen. Ze zullen voor de rechtbank worden gedaagd met het oog op een strenge bestraffing.
08.03 Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, het was geen eenmalig feit, daags nadien gebeurde het opnieuw. Er zal toch paal en perk moeten worden gesteld aan de bekogeling van politiekantoren in Brussel met molotovcocktails. De gebouwen zijn enorm beschadigd, maar het zou nog veel erger kunnen. De politie weet dat ze in de richting van rivaliserende drugsbendes moet zoeken. Ik verwacht een kordaat onderzoek van het parket, op zijn minst om de politiediensten te ondersteunen en ervoor te zorgen dat de daders achter slot en grendel belanden, zodat de politie haar werk naar behoren kan uitvoeren. U pleit altijd voor nultolerantie, maar als puntje bij paaltje komt, blijven dergelijke zaken gebeuren. Op de duur staan ze op pagina 27 in de krant en kijkt niemand er nog van op. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Het zijn zeer ernstige feiten. Ik hoop dus dat u er werk van maakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De registratie van de werkelijk gepleegde criminaliteit" (55025788C)
09 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'enregistrement des faits de criminalité réellement commis" (55025788C)
09.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik had u een schriftelijke vraag gesteld over het aantal gepleegde misdrijven. U hebt daarop geantwoord: "De vereenvoudigde pv's worden uitsluitend op elektronische drager bij de politie bewaard en zijn in de regel niet geregistreerd in de databanken van de correctionele parketten. Enkel indien een vereenvoudigd proces-verbaal in tweede instantie alsnog wordt opgevraagd door het parket, wordt dit in de misdaadcijfers opgenomen. Wanneer de politiediensten een ambtshalve politioneel onderzoek voeren, wordt de zaak pas meegeteld vanaf het moment dat dat onderzoek is afgerond. De cijfers geven dus het aantal verdachten weer die door de correctionele parketten werden geregistreerd, maar kunnen geenszins beschouwd worden als een indicator van de werkelijk gepleegde criminaliteit."
Blijkbaar bent u zelf reeds tot de conclusie gekomen dat een aantal factoren ervoor zorgen dat men zich geen beeld kan vormen van de werkelijk gepleegde criminaliteit. Dit impliceert a contrario dat u ook weet wat men moet doen om de werkelijk gepleegde criminaliteit te kunnen registreren. Dat is onontbeerlijk om met kennis van zaken een goed justitieel beleid te voeren.
Beschikt u over bepaalde instrumenten die ervoor zorgen dat alle werkelijk gepleegde criminaliteit wordt geregistreerd?
Indien dit niet het geval is, wat zult u ondernemen om een totaalbeeld van de werkelijk gepleegde criminaliteit te verkrijgen? Acht u dergelijke informatie niet noodzakelijk om een adequaat en doeltreffend justitieel beleid te kunnen voeren?
Op wat baseert u uw justitieel veiligheidsbeleid indien u geen kennis zou hebben van de werkelijk gepleegde criminaliteit?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Dillen, de cijfers en het antwoord waarnaar u verwijst, betreffen de parketstatistieken. Daarnaast bestaan de politionele criminaliteitsstatistieken.
De parketstatistieken betreffen het aantal zaken dat geopend wordt bij de parketten. Een zaak kan een of meerdere feiten betreffen. Niet alle feiten geregistreerd door de politie geven aanleiding tot het openen van een zaak bij de parketten. In die zin kunnen parketstatistieken niet worden beschouwd als criminaliteitsstatistieken.
Dat wil echter niet zeggen dat we geen beeld hebben van de werkelijk gepleegde criminaliteit, wel integendeel. We baseren ons daarvoor op de door de politie geregistreerde criminaliteit. De politionele criminaliteitsstatistieken worden per kwartaal gepubliceerd. Deze cijfers worden aangevuld met onder meer onderzoek naar het dark number (feiten die niet zijn aangegeven bij de politie) en veiligheidsbevragingen zoals de Veiligheidsmonitor. Dat geheel maakt het ons mogelijk de vinger aan de pols te houden wat de criminaliteit in ons land betreft en het beleid dat we moeten voeren.
In het kader van de bevordering van de openbaarheid van bestuur en het cijfermatig onderbouwd evidencebased beleid, publiceert de federale politie de politiële criminaliteitsstatistieken per kwartaal. Dit betreft de misdrijven die de politiediensten in België registreren. Met deze frequentie van publicatie en zonder afbreuk te doen aan de volledigheid fungeren deze cijfergegevens als een graadmeter betreffende de criminaliteit geregistreerd in ons land. De evolutie van de geregistreerde criminaliteit kan op deze manier worden gemonitord. In de praktijk betekent dit dat zowel de verschillende actoren binnen het veiligheidsbeleid als de burgers over cijfers beschikken voor de verschillende bestuursniveaus. Daarnaast is er strategische langetermijnanalyse mogelijk, omdat verschillende jaren in ogenschouw worden genomen. Aan de hand van dit instrument wordt het mogelijk de vinger aan de pols te houden, nieuwe tendensen sneller te detecteren en dus indien nodig het beleid bij te sturen.
Feiten die niet aangegeven zijn bij de politie en dus niet gekend zijn, worden per definitie niet meegedeeld in deze criminaliteitsstatistieken. Hiervoor kan de Veiligheidsmonitor een goede indicatie geven. Dit is een instrument dat de politie heeft ontwikkeld om onder meer het dark number van de criminaliteit te beoordelen. Deze grootschalige bevolkingsbevraging bevraagt naast slachtofferschap immers ook of men al dan niet aangifte heeft gedaan. Zo is uit voorgaande afnames gebleken dat de aangiftebereidheid afhankelijk is van het soort feit waarvan men slachtoffer werd. Ook voor feiten die minder worden aangegeven, zoals intrafamiliaal geweld, cybercrime en discriminatie, geeft de Veiligheidsmonitor een zicht op het werkelijke aantal slachtoffers in ons land. Voor de lopende Veiligheidsmonitor waarbij de bevolking eind 2021 werd bevraagd, worden de resultaten in oktober dit jaar verwacht.
De vereenvoudigde processen-verbaal worden bij de sluiting elektronisch doorgestuurd naar de Algemene Nationale Gegevensbank en naar justitie. Elk proces-verbaal met een ambtshalve politioneel onderzoek wordt doorgestuurd naar de Algemene Nationale Gegevensbank en justitie bij zijn afsluiting. In dit geval zal echter niet gewacht worden tot de sluiting van het volledige dossier.
10 Question de Kattrin Jadin à Mathieu Michel (Digitalisation, Simplification administrative, Protection de la vie privée et Régie des Bâtiments) sur "Le cyberharcèlement" (55025071C)
10 Vraag van Kattrin Jadin aan Mathieu Michel (Digitalisering, Administratieve Vereenvoudiging, Privacy en Regie der Gebouwen) over "Cyberpesten" (55025071C)
10.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, j'avais dans un premier temps adressé ma question concernant le cyberharcèlement à votre collègue Mathieu Michel. Je suis bien contente d'apprendre qu'elle a été redirigée vers vous.
Je voudrais faire le point avec vous sur ce phénomène qui prend de plus en plus d'ampleur: le cyberharcèlement. Nous en discutons souvent en commission. Pouvez-vous déjà nous communiquer le nombre d'enquêtes en cours qui concernent ce phénomène?
L'actualité démontre chaque jour son caractère grandissant. Ne serait-il pas opportun de mettre en place une cellule qui serait exclusivement compétente pour traiter ce type de phénomène? Quel pourcentage de la population par tranche d'âge a-t-il déjà dû faire face à ce phénomène de plus en plus inquiétant et grandissant?
10.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, le cyberharcèlement est un phénomène inquiétant directement lié aux nouvelles technologies et aux médias sociaux. Lors de la dernière enquête du Moniteur de sécurité en 2018, c'est la tranche d'âge entre 15 et 24 ans qui était la plus touchée (6,4 %) devant les 25 à 34 ans (3,8 %). Pour de plus amples détails, je vous invite à consulter le Moniteur de sécurité via le site stat.policefederale.be.
En 2020, 7 779 infractions ont été enregistrées: ce chiffre est stable depuis cinq ans. La lutte contre le cyberharcèlement passe d'abord par une politique de prévention efficace. Des initiatives sont prises tant au niveau fédéral (Child Focus) que par d'autres niveaux tels que les Communautés. Par ailleurs, les approches policière et judiciaire nécessitent une certaine proximité avec les faits pour mieux les comprendre et adapter si nécessaire la politique des poursuites aux problèmes rencontrés au niveau local. Je ne suis donc pas favorable à la création d'une cellule spécifique.
En outre, il n'existe pas à l'heure actuelle de directive uniforme pour l'encodage relatif au cyberharcèlement au niveau du ministère public. Il est important d'avoir à l'esprit que cette notion qui n'a pas de définition précise couvre une diversité de comportements adoptés online, susceptibles de recevoir diverses qualifications pénales: du harcèlement au sens strict accompagné, par exemple, de menaces, d'un discours de haine en lien avec un ou plusieurs des 19 critères protégés par notre législation anti-discrimination ou même la diffusion non consensuelle des contenus intimes. Le Collège des procureurs généraux travaille actuellement sur un projet de circulaire visant à appréhender ce phénomène de manière adaptée.
10.03 Kattrin Jadin (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse très complète. Ces faits ne sont pas à la hausse ces dernières années, mais leur nombre reste assez inquiétant. Je vous remercie aussi d'avoir répondu très clairement. Par rapport aux outils mis en place pour lutter plus efficacement contre le cyberharcèlement, celui de la cellule exclusivement chargée en la matière n'est pas souhaitable et je le comprends. Vous m'avez fourni les arguments nécessaires. Pour le reste, j'irai consulter les statistiques sur le site conseillé.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
11 Question de Kattrin Jadin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'inceste" (55025835C)
11 Vraag van Kattrin Jadin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Incest" (55025835C)
11.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, l'inceste reste présent dans notre société et partout dans notre pays. De nombreux cas d'inceste sont déclarés. Malgré la gravité de l'acte, le Code pénal n'introduit pas d'infraction d'inceste en tant que tel. Monsieur le ministre, combien de cas d'inceste sont-ils déclarés chaque année? Selon vous, ce nombre est-il proportionnel au nombre de cas d'inceste commis?
Une base légale pour réprimander l'inceste est-elle une piste envisageable?
11.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Vous me demandez des réponses chiffrées qui peuvent être transmises par le biais d'une question écrite, ce que je vous invite à faire.
Pour ce qui concerne le projet de loi modifiant le Code pénal en ce qui concerne le droit pénal sexuel, qui sera traité en plénière la semaine prochaine, celui-ci intègre la notion d'inceste dans le Code pénal. Avec ce projet, l'inceste constitue une circonstance aggravante de plusieurs actes à caractère sexuel. L'incrimination d'inceste protège les victimes mineures. Pour celles-ci, l'inceste est toujours punissable qu'il y ait ou non consentement.
11.03 Kattrin Jadin (MR): Me voilà informée. Je vous remercie, monsieur le ministre.
Het incident is gesloten.
12 Question de Kattrin Jadin à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La légalisation du cannabis" (55025837C)
12 Vraag van Kattrin Jadin aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De legalisering van het gebruik van cannabis" (55025837C)
12.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, la Belgique représente une plaque tournante en matière de trafic de stupéfiants. Récemment, de plus en plus de réseaux ont été démantelés. Les autorités belges travaillent activement à l'arrêt de ces trafics. Elles coopèrent avec d'autres pays, comme l'Espagne, qui poursuivent le même objectif.
Je voudrais ici que l'on se concentre sur ce qui a trait à la consommation de cannabis. Alors que la Belgique mène une politique répressive à l'égard de la consommation de stupéfiants, nous pouvons constater que d'autres pays, voisins ou non, tendent à la légalisation de la consommation du cannabis à usage récréatif. En effet, le Canada a été le premier pays membre du G7 à la légaliser en 2018. En décembre 2021, Malte devenait le premier pays européen à légaliser ce type de consommation, suivi plus récemment par le Luxembourg et l'Allemagne pour qui des possibilités de réforme pourraient s'enclencher en la matière.
D'autres pays, qui ne légalisent pas la consommation, adoptent une politique plus douce en matière de cannabis, comme les Pays-Bas, pays au sein duquel le cannabis est théoriquement illégal. En effet, le pays poursuit une politique de tolérance.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me faire part du nombre de consommateurs de cannabis recensés par les autorités sur notre territoire? Dans un monde changeant, plusieurs de nos voisins légalisent la consommation à usage festif de cannabis. Cette discussion sera-t-elle bientôt à l'ordre du jour en Belgique?
J'écouterai votre réponse avec beaucoup d'attention.
12.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, en ce qui concerne votre première question, je vous invite à la formuler de manière écrite.
En ce qui concerne votre deuxième question, vous faites remarquer à juste titre que le monde change et, face à cela, nous avons une loi qui date de 1921. Elle a donc plus de 101 ans. En tout cas, le Sénat procède actuellement à des auditions d'experts en vue d'établir un rapport d'information sur l'évaluation générale de la loi sur les drogues. Si vous souhaitez ouvrir ce débat en commission, ce serait peut-être intéressant.
Sur la base de la loi actuelle, la situation est la suivante: l'usage du cannabis est interdit par la loi mais, par principe, il fait l'objet d'une priorité faible dans le cadre de la politique des poursuites, sauf lorsque l'usage ou la possession de drogues cause des nuisances dans l'espace public. À cette fin, nous avons, comme vous le savez, créé une politique de réaction immédiate avec des transactions immédiates pour des problèmes liés à la drogue. Il s'agit d'un moyen de lutte contre les nuisances mais aussi d'orienter les usagers problématiques vers les services d'aide et de traitement de la toxicomanie.
12.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, je prends acte des suggestions et des informations complémentaires que m'a transmises le ministre.
L'incident est clos.
- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De maximumcapaciteit in de gevangenis van Antwerpen" (55025855C)
- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De onhoudbare situatie in de gevangenis van Antwerpen" (55025857C)
- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La capacité maximale de la prison d'Anvers" (55025855C)
- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La situation intenable dans la prison d'Anvers" (55025857C)
13.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het probleem van de overbevolking van de gevangenis in de Begijnenstraat in Antwerpen is niet nieuw. Het wordt al jarenlang door de cipiers aangekaart. Ook deze legislatuur heb ik u hierover reeds talrijke malen ondervraagd.
De burgemeester van Antwerpen heeft nu bij burgemeestersbevel een maximumcapaciteit opgelegd. Op dit ogenblik zitten er ongeveer 750 gedetineerden in de gevangenis van Antwerpen. Vanaf 1 mei 2022 mogen daar volgens dat burgemeestersbevel slechts 680 gedetineerden verblijven. Vanaf juli 2022 mogen het er nog slechts 660 zijn. De burgemeester heeft deze beslissing begrijpelijkerwijs uit veiligheidsoverwegingen genomen. Los daarvan mogen we ook de bedenking niet uit het oog verliezen dat de capaciteit eigenlijk beperkt is tot 439 beschikbare plaatsen. Zelfs met het burgemeestersbevel blijft de normale capaciteit dus ruimschoots overschreden.
Het initiatief van de Antwerpse burgemeester is geen unicum. Ook andere burgemeesters hebben in het verleden bepaalde aankondigingen gedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de burgemeester van Bergen in november 2021. Hij stelde dat de gevangenispopulatie in zijn stad diende te dalen van 394 tot 301 tegen 15 november. Ook Charles Picqué heeft op hetzelfde moment een bevel uitgevaardigd om de gevangenisbevolking in Sint-Gillis te beperken van 910 tot 850.
Mijnheer de minister, ik heb hierover toch een aantal vragen. Wat is uw standpunt betreffende dit burgemeestersbevel? Hebt u voorafgaandelijk aan dit bevel met de Antwerpse burgemeester overlegd?
In afwachting van nieuwe, bijkomende plaatsen – die niet beschikbaar zullen zijn op 1 mei en 1 juli, dat weten we al – is de cruciale vraag naar welke andere gevangenissen de boventallige gedetineerden overgebracht zullen worden. Het risico bestaat uiteraard dat andere gevangenissen overbevolkt zullen raken. Naar waar zullen deze gedetineerden worden overgebracht?
Zoals ik reeds gezegd heb, is het initiatief van de Antwerpse burgemeester niet nieuw. Ook andere aankondigingen werden reeds gedaan. Welke initiatieven hebt u toen genomen om het ganse systeem onder controle te houden?
In juni verstrijkt wederom de termijn waarbinnen u had aangekondigd dat elke straf die werd uitgesproken ook effectief moet worden uitgevoerd. Hoe zult u dat in overeenstemming brengen met de maximumcapaciteit die nu op burgemeestersbevel wordt opgelegd? Hoe zult u uw belofte nakomen dat elke opgelegde straf ook zal worden uitgevoerd?
13.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Dillen, maar het is misschien interessant om daar wat voorgeschiedenis bij te geven. Mijnheer de minister, u kent die natuurlijk ook want het is geen nieuw probleem, zeker de overbevolking niet.
De burgemeester van Antwerpen heeft u echter al aangeschreven op 26 november 2021, toen hij zijn grote bezorgdheid over de situatie in de Antwerpse gevangenis heeft uitgedrukt. Hij heeft dat nog eens gedaan in zijn brief van 9 december 2021. Op 7 december 2021 hebt u die eerste brief beantwoord en de problematiek erkend. U hebt ook gezegd dat er met verschillende maatregelen, zoals de spreiding van gedetineerden over verschillende gevangenissen, voor zou worden gezorgd dat het aantal gedetineerden op korte termijn tot 680 zou dalen. Zoals u weet zei mevrouw Dillen daarnet dat de capaciteit eigenlijk 439 plaatsen bedraagt.
Ook de Commissie van Toezicht heeft zich gemengd in de discussie. De Commissie heeft op 29 november 2021 zowel de burgemeester als de provinciegouverneur een brief gestuurd. Er heeft dan overleg met de betrokken actoren plaatsgevonden. Op 26 januari 2022 is er weer een brief verzonden, waarin bevestigd werd dat er inderdaad een aantal gevangenen was overgeplaatst – dat was al goed – maar dat er een grote instroom was, waardoor er toch opnieuw 724 gevangenen in de Begijnenstraat zaten. Op 8 februari 2022 heeft de Antwerpse burgemeester de FOD Justitie op de hoogte gebracht van zijn voornemen om eventueel over te gaan tot het nemen van bestuurlijke maatregelen. Daarop kwam op 14 februari 2022 en 16 februari 2022 een antwoord waarin zou zijn gezegd dat er in andere Vlaamse gevangenissen 284 bijkomende bedden zouden worden geplaatst als tijdelijke humanitaire maatregel en dat door de coronapandemie bepaalde straffen alvast tot 1 mei 2022 niet zouden worden uitgevoerd om de instroom te vertragen.
Dat blijkt jammer genoeg allemaal niet te volstaan. De situatie in Antwerpen stabiliseerde niet, met uiteindelijk het burgemeestersbesluit en de bestuurlijke maatregel van 1 maart 2022 als gevolg. De burgemeester zegt dat er vanaf 1 mei 2022 inderdaad maar 680 gevangenen meer mogen worden opgesloten. Vanaf 1 juli 2022 zou dit aantal 660 gevangenen bedragen, wat nog altijd 50 % te veel is. Zo kan men de situatie echter toch al stapsgewijs normaliseren. De Commissie van Toezicht had trouwens ook het aantal van 660 aangekaart in haar brief.
Mijnheer de minister, ik heb hierover enkele vragen. Wat is de stand van zaken vandaag? Hoeveel gevangenen zitten er momenteel in de Antwerpse gevangenissen? Zijn er daarbij nog grondslapers?
Hebt u ondertussen een stappenplan opgesteld om in de richting van 660 gevangenen te evolueren in de komende vier maanden? Zo ja, hoe zult u dat realiseren?
Is er daarnaast nog overleg gepland met de betrokken actoren om de situatie zo snel mogelijk te normaliseren? U zult ook wel weten dat men gisteren opnieuw gestaakt heeft in de gevangenis van Antwerpen.
Ten slotte, hoe ziet u de overbevolking evolueren als de opschorting van de strafuitvoering ten gevolge van de pandemie vanaf 1 mei 2022 niet meer van kracht is? Houdt u daarbij nog steeds vast aan uw voornemen om de korte straffen ook allemaal uit te voeren vanaf 1 juni 2020? Dat zal immers zeker een impact hebben. Wat is uw plan om dat allemaal in orde te krijgen en intussen ook te zorgen voor die kordate strafuitvoering waarover u altijd al sprak?
13.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, ik geef eerst enkele cijfers. Er zitten momenteel 670 mannen en 49 vrouwen in de Antwerpse gevangenis. Vandaag, op 9 maart, zijn er 80 grondslapers in de gevangenis van Antwerpen.
De burgemeester heeft zijn intentie tot het nemen van een besluit schriftelijk kenbaar gemaakt aan de administratie. De administratie heeft schriftelijk geantwoord met vermelding van alle initiatieven die reeds werden genomen om de bezetting van de gevangenis van Antwerpen te milderen.
Wat betreft de specifieke situatie van Antwerpen is er volgende week inderdaad nog een follow-upvergadering gepland met de provinciegouverneur over het probleem van de overbevolking. Om het probleem van de overbevolking op nationaal vlak te bespreken, zullen we nog een rondetafelgesprek organiseren met de verschillende partners.
De overbevolking treft inderdaad niet alleen de gevangenis van Antwerpen maar ook de andere gevangenissen in Vlaanderen. Er werden initiatieven genomen om de overbevolking beter te spreiden, dit door het bijplaatsen van 281 bedden gespreid over alle gevangenissen. De overbevolking wordt dus niet geconcentreerd in één inrichting, maar gedetineerden worden verspreid over veel inrichtingen, zodat de lasten gespreid worden. Deze werkwijze zal voortgezet worden zolang dat nodig is.
Er werd ook geïnvesteerd in de versterking van de psychosociale dienst, zodat er vroeger in het traject aan reclassering kan worden gewerkt. Op die manier willen we vermijden dat steeds meer gedetineerden pas vrijkomen op strafeinde. Om tegemoet te komen aan de problematiek van de overbevolking worden er momenteel verschillende pistes onderzocht om op korte termijn een oplossing te realiseren.
Er wordt geïnvesteerd in meer en vooral betere capaciteit door de uitvoering van de masterplannen. Tezelfdertijd wordt de discussie over de gevangenisstraf als ultimum remedium gevoerd en wordt onderzocht welke initiatieven mogelijk zijn om de in- en uitstroom te beïnvloeden. In andere landen, bijvoorbeeld in Nederland, zijn er ervaringen waarop we ons kunnen inspireren om te onderzoeken wat er mogelijk is met betrekking tot de in- en uitstroom.
De overbevolking op korte termijn oplossen blijft een moeilijk gegeven binnen de grenzen van de rechtsstaat. Zowel het creëren van bijkomende plaatsen als het zoeken naar wettelijke oplossingen kost tijd. Er werden reeds verscheidene pistes onderzocht om de overbevolking onder controle te brengen. Deze worden momenteel uitgewerkt. Zoals ik eerder al vermeldde, worden ook interne processen verbeterd om de doorstroom te versnellen en om de samenwerking met de belangrijkste partners te verbeteren. In afwachting daarvan worden enkele interne optimaliseringen doorgevoerd.
Ook de zoektocht naar geschikte locaties voor detentiehuizen gaat onverminderd verder. Wat dit laatste betreft, wens ik toch te onderstrepen dat dit bijkomende capaciteit is in het kader van de inwerkingtreding van de bevoegdheden van de strafuitvoeringsrechter ten aanzien van veroordeelden met gevangenisstraffen tot drie jaar. Via de detentiehuizen zullen wij vermijden dat deze populatie toegevoegd wordt aan de reeds bestaande populatie in de gevangenissen.
Ik blijf ervan overtuigd dat een deel van de oplossing voor de overbevolking in de uitvoering van de korte straffen zit. Door de uitvoering van de korte straffen zal de rechter bij het uitspreken van de straf ook weten wat dit in de praktijk zal betekenen. Bovendien wordt een strafuitvoeringsrechter bevoegd voor de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteiten. De strafuitvoeringsrechter zal door opvolging van het dossier een betere risicotaxatie kunnen maken en mogelijke problemen vroegtijdig kunnen detecteren. Het kort op de bal spelen zal een positieve invloed hebben op de recidivecijfers en bijgevolg onvermijdelijk ook een effect hebben op de instroom.
Daarnaast ben ik er ook nog steeds voorstander van om die korte straffen op een andere manier dan de huidige klassieke manier uit te voeren. Ik heb u reeds meerdere keren uitvoerig mijn visie op het belang van kleinschalige detentie uiteengezet. Mijn administratie werkt heel hard aan de uitbouw van de detentiehuizen. Zoals u weet is dit echter geen gemakkelijke opdracht.
Natuurlijk ben ik blind noch doof voor de huidige problemen op het terrein. Ook hier werd een aantal maatregelen uitgewerkt met het oog op de beperking van de instroom, het vlotter maken van de doorstroom en het versterken van de uitstroom.
13.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik heb het in het verleden reeds verschillende keren gezegd, dit is een probleem dat al heel lang aansleept, reeds 20 à 30 jaar. Ik hoor u graag zeggen dat dit tijd vergt en dat het een moeilijk probleem is binnen de grenzen van de rechtspraak. Het is echter een cumulatief probleem. Voor alle duidelijkheid, dat is niet uw verantwoordelijkheid, ik ben daar eerlijk in. Eigenlijk blijven we echter ter plaatse trappelen. Als we eens een analyse zouden maken van alle verschillende parlementaire tussenkomsten van de laatste decennia, dan zouden we vaststellen dat dit steeds terugkomt. Het probleem wordt eigenlijk niet echt op een positieve manier opgelost.
Mijnheer de minister, u sprak daarnet over 670 mannen en 49 vrouwen in Antwerpen en 80 grondslapers. Dat is een rechtsstaat onwaardig. Ik denk dat wij het daarover eens zijn. Ik neem aan dat u er reeds bent geweest, die cellen zijn klein en als men daar met acht in plaats van vier of met vier in plaats van twee moet liggen, dan is dat werkelijk mensonwaardig.
Daarenboven is het mooie weer in aantocht en heel veel verluchtingsfaciliteiten zijn er niet in die cellen. Wij weten nu al dat dit zodra het zomer is aanleiding zal geven tot heel moeilijke omstandigheden, in de eerste plaats voor de cipiers en uiteraard ook voor de gedetineerden. Ik zou er dus echt op willen aandringen dat er voor het probleem van het grondslapen initiatieven worden genomen, zodat dit kan worden opgelost.
U houdt opnieuw een pleidooi voor de uitvoering van de korte straffen. U hebt verwezen naar uw visie op de kleinschalige detentie. Mijnheer de minister, ik meen ook op dat vlak te moeten vaststellen dat u ter plaatse blijft trappelen. Ik weet niet of er al heel veel initiatieven concreet worden. Wij stellen vast dat wanneer er aankondigingen worden gedaan, die op het terrein bijna onmiddellijk worden afgeschoten. Iedere gemeente heeft daarvoor haar eigen redenen. Vorige week ging het nog om een hotel in Meise, waarvan de naam mij nu ontsnapt. U weet echter waarover ik het heb. Ook daar verzette de gemeente zich weer. U moet zich er toch wel van bewust zijn dat uw visie op de kleinschalige detentie niet de oplossing voor morgen zal zijn.
13.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Sta me echter toe op te merken dat het veel van hetzelfde is en dat het heel vaag blijft. Daarmee wil ik het feit dat het een moeilijke problematiek betreft niet uit de weg gaan.
Ten eerste, ik ben het met u eens dat een kordate strafuitvoering tot minder recidive zal leiden. Op dat punt ben ik het met u eens, wij werpen dat al jaren op. U stelt over die kordate strafuitvoering dat u zult bekijken op welke manier er op de in- en de uitstroom kan worden ingewerkt en op welke manier die kunnen worden beïnvloed. Ik maak mij dan ook al zorgen. Wanneer dat betekent dat een straf niet zal worden uitgevoerd, staat u daar immers met uw zogeheten kordate straffen. Die problematiek hebben wij gekend en kennen wij vandaag nog steeds. Ik maak mij daarover dus wel enige zorgen.
U stelde ook dat de lasten gespreid worden. Er zijn inderdaad al gevangenen overgeplaatst naar andere gevangenissen. Mijnheer de minister, ik heb de cijfers niet bij de hand, maar ik kan ze u wel bezorgen. Ik heb ze immers bij u opgevraagd. De overbevolking, die er in alle gevangenissen is, wordt echter grotendeels door Antwerpen opgevangen. Er is dus nog veel ruimte om verder te spreiden. Er wordt waarschijnlijk ook nog te weinig gespreid.
U bent voorstander van een alternatieve uitvoering van straffen. In sommige gevallen zal dat zeker nuttig zijn, maar u weet ook dat een deel van de problematiek dan wordt afgeschoven op de regio's, die verantwoordelijk zijn voor de strafuitvoering en die verantwoordelijkheid ook hebben genomen. Vlaanderen heeft al veel extra enkelbanden aangekocht en geïnstalleerd om dit op te vangen. Het kan natuurlijk niet op die manier blijven gebeuren. Elke regio moet daar zijn aandeel in nemen. Dit kan ook niet zomaar afgewenteld worden. Samenwerken is één zaak, afwentelen is een andere.
U wilt de korte straffen vanaf 1 juni opvangen via detentiehuizen. Het kabinet-Geens had al voorgerekend hoeveel plaatsen men daarvoor nodig had. Dat waren er enkele honderden. Dat zal niet opgelost zijn met dat ene detentiehuis of misschien met het tweede dat u deze zomer geopend zou kunnen hebben. Het zal niet lukken op die manier, laat ons daar eerlijk in zijn. U zult dan heel snel moeten werken. Het wordt u natuurlijk ook niet gemakkelijk gemaakt. Alle vandaag beschikbare ruimtes en locaties zouden in de komende maanden immers voor andere opvang nodig kunnen zijn.
Ik wens u hier veel succes mee. De huidige overbevolking kan eigenlijk niet meer door de beugel en we blijven een beetje in een cirkeltje draaien. Het is tijd voor meer doortastende oplossingen dan deze. U zegt dat alles lang duurt, bijvoorbeeld een gevangenis huren in het buitenland. Daar hebt u een jaar voor nodig. Wij zeggen dat echter ook al langer dan een jaar, de oplossing had er misschien al kunnen zijn.
L'incident est clos.
14 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De veroordeling van een kinderopvanginitiatief" (55025854C)
14 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La condamnation d'une structure d'accueil d'enfants" (55025854C)
14.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, schrijnende verhalen in de Vlaamse kinderopvang lezen we tegenwoordig helaas bijna dagelijks in de pers. Vorige week dook er toch wel een verontrustend verhaal op in de Vlaamse kinderopvang. Een Antwerpse kinderopvangster die vorig jaar door het hof van beroep werd veroordeeld voor zware mishandeling van kleine kinderen en verwaarlozing, kon nadien blijkbaar zonder problemen haar crèche blijven uitbaten. Bijzonder verontrustend is dat de ouders die hun kind aan die kinderopvang toevertrouwden, daarvan niet op de hoogte waren.
Pas twee weken geleden, op 20 februari, en dan ook pas nadat nieuwe feiten waren gesignaleerd, heeft Kind en Gezin aan de betrokken ouders meegedeeld dat de crèche uit voorzorg voor twee maanden zou worden gesloten, om te verhinderen dat de veiligheid en de gezondheid van de kinderen in het gedrang komen. In dat schrijven werden blijkbaar verschillende redenen aangehaald. De belangrijkste reden is zonder twijfel de veroordeling van de uitbaatster voor kindermishandeling en verwaarlozing, reeds in januari 2021. De feiten zelf dateren van 2017 en 2018. Het gaat werkelijk om zorgwekkende feiten.
Voor alle duidelijkheid, kinderopvang is niet uw bevoegdheid, maar wel de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschappen. Dit dossier doet wel verschillende vragen rijzen. Het gaat over ernstige feiten uit 2017 en 2018, waarvoor de bewuste kinderopvang in eerste aanleg veroordeeld werd en nadien, in 2021, ook in graad van beroep. Pas een jaar later, naar aanleiding van nieuwe klachten, werd die kinderopvang gesloten.
Mijnheer de minister, bestaan er richtlijnen waarbij het betrokken parket bij de melding van zulke zwaarwichtige feiten automatisch Kind en Gezin in kennis dient te stellen van de klachten en het lopende strafdossier? Wordt Kind en Gezin automatisch door het parket ingelicht nadat een veroordeling van een kinderopvanginitiatief in eerste aanleg wordt uitgesproken? Bestaat er daaromtrent een standaardprocedure? Als die niet bestaat, bent u bereid om in die zin initiatieven te nemen?
Volgens informatie blijkt dat de verantwoordelijke kinderopvangster ten persoonlijken titel werd veroordeeld, maar dat de vennootschap onder dewelke zij haar activiteiten uitoefende buiten schot bleef. Dat is uiteraard geen excuus ten aanzien van de betrokken ouders, die strikt juridisch gezien hun kind toevertrouwen aan een vennootschap die op zichzelf geen strafbare feiten heeft gepleegd. Door die structuur worden de ouders ook niet op de hoogte gebracht van de strafbare feiten. Bijgevolg kunnen de ouders zich niet burgerlijke partij stellen.
Mijnheer de minister, wat is daarin de standaardprocedure? Wordt er door het parket automatisch onderzocht of er achter de betrokken kinderopvangster een rechtspersoon verantwoordelijk is voor de organisatie van de kinderopvang? Zo neen, bent u bereid initiatieven te nemen om te voorkomen dat de betrokken ouders gedurende jaren niet op de hoogte worden gebracht van strafbare feiten en lopende strafprocedures? Het is heel belangrijk te beklemtonen dat het hier gaat om bijzonder kwetsbare mensen, de kleinsten van onze samenleving. Zij verdienen de allergrootste bescherming, ook vanwege justitie.
14.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, er bestaan wel degelijk richtlijnen, met name COL 8/2014 over de mededeling van strafrechtelijke vervolging of veroordeling van ambtenaren, van personen met een taak van openbaar belang of die een functie uitoefenen die een gezagsrelatie met minderjarigen of kwetsbare personen impliceert. Deze COL bepaalt wanneer aan bepaalde entiteiten, bijvoorbeeld Kind en Gezin, moet worden meegedeeld dat tegen een persoon een strafrechtelijk onderzoek loopt of dat de betrokkene op strafrechtelijk vlak werd veroordeeld.
De omzendbrief werd in januari 2020 herzien, waarbij het toepassingsgebied werd uitgebreid met de nieuwe categorie 3.8. Zij betreft de personen van wie het dossier aantoont dat zij functies uitoefenen in de gezondheidszorg, de welzijnszorg, de culturele sector, de jeugdsector, de media en de sport, voor zover die functies doorgaans een gezagsrelatie met minderjarigen of kwetsbare personen impliceren en zal worden uitgeoefend in het kader van een structuur met rechtspersoonlijkheid. De categorie is heel ruim, want ook vrijwilligers van jeugdbewegingen en dergelijke vallen hieronder, zonder dat er voor hen sprake is van een tuchtoverheid. Bovendien werd er bij de herziening in januari 2020 toegevoegd dat, wanneer er uit het dossier van een onthaalouder blijkt dat hij of zij doorgaans samenleeft met een meerderjarige die het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek, een vervolging of een veroordeling, deze onthaalouder wordt gelijkgesteld met de personen die vallen onder categorie 3.8.
Er is geen automatische melding bij een lopend onderzoek of na een veroordeling in eerste aanleg waartegen hoger beroep werd ingesteld. Dat is begrijpelijk met de volgende achterliggende redenering. De beslissing om informatie mee te delen moet in dat stadium immers voorzichtig en weldoordacht gebeuren. Het correcte verloop van het onderzoek, de naleving van de privacy en het vermoeden van onschuld moeten immers te allen tijde worden gewaarborgd.
Het kan niet de bedoeling zijn om personen in een lopend onderzoek of na een strafrechtelijke procedure, gevolgd door vrijspraak, een stigma voor het leven te bezorgen. Tegelijkertijd moeten we er bij effectieve veroordelingen en lopende onderzoeken waar de noodzaak zich opdringt, wel voor zorgen dat de instanties in kennis worden gesteld van lopende onderzoeken of veroordelingen. Dat is een moeilijk evenwicht en de omzendbrief waarborgt de broze balans die moet worden gevonden tussen het beschermen van slachtoffers en het waarborgen van het vermoeden van onschuld bij een potentiële dader. Na herziening in januari 2020 heeft de omzendbrief dan ook voldoende waarborgen ingebouwd, waardoor er wel degelijk melding kan worden gemaakt door de bevoegde parketten. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen veroordelingen en lopende onderzoeken.
Veroordelingen die onder categorie 3.8 vallen, zoals in casu een veroordeling wegens mishandeling van een minderjarige of een kwetsbaar slachtoffer, en die definitief zijn, worden meegedeeld aan de autoriteit onder wiens bevoegdheid de veroordeelde valt. De beslissing of de veroordeling al dan niet wordt meegedeeld, wordt genomen na een weldoordacht overleg met de bevoegde referentiemagistraat van het parket-generaal. Er wordt daarbij cumulatief rekening gehouden met het gevaar voor de openbare veiligheid en de bestaande link tussen het gepleegde feit en de uitgeoefende functie.
De beslissing om in de fase van het vooronderzoek, zonder dat er al sprake is van enige veroordeling, mee te delen dat een onderzoek of vervolging loopt, wordt ook genomen na overleg met de referentiemagistraat van het parket-generaal. Hier wordt eveneens rekening gehouden met de bestemmeling van de mededeling.
Op uw tweede vraag kan ik u antwoorden dat er geen specifieke richtlijnen zijn over het al dan niet mee vervolgen van een rechtspersoon bij kinderopvanginitiatieven. Hiervoor geldt de algemene regeling van artikel 5 van het Strafwetboek. Specifieke richtlijnen zijn hier moeilijk te geven. De fout moet geval per geval worden beoordeeld. Personen die een klacht indienen kunnen zich laten registreren als benadeelde persoon overeenkomstig artikel 5bis van het Wetboek van strafvordering en naast het recht bijgestaan of vertegenwoordigd te worden door een advocaat en ieder document dat hij nuttig acht te doen toevoegen aan het dossier, wordt de benadeelde persoon op de hoogte gebracht van de seponering en de reden daarvan, het instellen van een gerechtelijk onderzoek en de bepaling van een rechtsdag voor het onderzoeks- of vonnisgerecht.
De benadeelde persoon heeft ook het recht te verzoeken om inzage in het dossier te krijgen en er een afschrift van te krijgen. Door recente wijzigingen aan artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek ontvangt het slachtoffer dat zich burgerlijke partij heeft gesteld binnen vijf dagen na de uitspraak van de beslissing kennis van die beslissing via een niet-ondertekend afschrift van de beslissing. Die wordt aan elke partij gericht, en in voorkomend geval ook aan de advocaat. Deze wetswijziging is overigens van toepassing sinds 1 maart 2021.
14.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het een moeilijk evenwicht is tussen de rechten van de verdediging, de privacy en het niet ten onrechte aan de schandpaal nagelen, maar het gaat hier toch om kinderen. Zij zijn samen met de bejaarden de meest kwetsbaren in onze samenleving.
De feiten in dit specifieke geval dateren van 2017 en 2018, en pas in januari 2021 was er een arrest in graad van beroep dat dan in kracht van gewijsde is getreden. Dan heeft het nog een jaar geduurd voor Kind en Gezin is opgetreden. Ik vraag mij af of Kind en Gezin dan in dat jaar, tussen januari 2021 en februari 2022, door het parket op de hoogte werd gebracht van de veroordeling. Dat is niet uw verantwoordelijkheid, maar het is toch hemeltergend dat die kinderopvang nog meer dan een jaar kon blijven functioneren na die heel zware veroordeling.
L'incident est clos.
15 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het pleidooi van de Antwerpse schepen van Vooruit om de drugswet aan te passen" (55025858C)
15 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le plaidoyer de l'échevin anversois Vooruit en faveur d'une adaptation de la loi sur les stupéfiants" (55025858C)
15.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, naar aanleiding van de 101 jaar oude drugswet hield mevrouw Beels, de Antwerpse schepen van Vooruit, bevoegd voor onderwijs en jeugd, vorige week een bijzonder opmerkelijk pleidooi, dat ook veel aandacht in de media kreeg, om de drugswet om te gooien en aan te passen aan wat zij "de huidige omstandigheden" noemt. Ze hield een pleidooi voor de legalisering van het gebruik van drugs, ook van harddrugs als cocaïne.
Volgens de Vooruitschepen zou het "heel verstandig zijn om het bezit en gebruik van drugs uit het strafrecht te halen. Gebruikers zouden niet mogen worden gestraft, zelfs niet met een boete". Zij gaat nog verder: "Finaal moet je als politica ook de productie en distributie van drugs gaan reguleren en controleren." De overheid zal volgens haar op termijn zelfs drugs moeten verkopen, "zeker als wij ook echt een klap willen uitdelen aan de drugsbendes en de illegale handel".
Mijnheer de minister, dat is een bijzonder opmerkelijk standpunt van een coalitiepartner van de Antwerpse burgemeester, in het kader van wat hij de war on drugs noemt in zijn stad. Het betreft wel een pleidooi van een schepen uit een belangrijke stad in Vlaanderen, van wie de partij ook deel uitmaakt van de federale regering. Ik kan mij niet voorstellen dat een belangrijke Antwerpse politica dat zomaar gratuit de wereld instuurt en dat dat niet is gebeurd in overleg met haar partij.
Wij hadden het daarstraks uitgebreid over uw lik-op-stukbeleid, een beleid dat we steunen. Welnu, het pleidooi van de Antwerpse Vooruitschepen gaat regelrecht in tegen uw aangekondigde lik-op-stukbeleid, waarin ook uitvoerig aandacht wordt besteed aan het bezit van drugs. Daarom vond ik het toch wel nodig om u een aantal vragen te stellen.
Wat is uw standpunt betreffende dat opmerkelijke pleidooi van een schepen uit een belangrijke stad in Vlaanderen, van wie de partij deel uitmaakt van de federale regering?
Vindt u dat dat strookt met uw aangekondigde lik-op-stukbeleid?
Heeft er ter zake reeds overleg plaatsgevonden? Zullen er initiatieven worden genomen om het door de Vooruitpolitica voorgestelde pleidooi te onderzoeken?
15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik heb het pleidooi van de Antwerpse schepen goed gelezen. De meningen zijn vrij in ons land. Zolang ik van de Antwerpse coalitie geen gedeeld in de plaats van een verdeeld standpunt kan ontvangen, kan ik mij hierover moeilijk uitlaten. De wet is wat ze is. Het federale beleid ter zake is bekend. Mijn beleid ter zake is ook bekend. We hebben daarnet nog gedebatteerd over het OMS-systeem dat sinds 1 januari van toepassing is in het hele land en sinds 2013 van toepassing is in Antwerpen. Uiteraard blijft dat toegepast.
15.03 Marijke Dillen (VB): Dank u wel voor uw duidelijke antwoord. Het is juist, de meningen zijn vrij. We kunnen er echter niet omheen dat het geen gratuit idee is, als belangrijke politici een bepaalde mening verkondigen. Daar schuilt toch wel meer achter. Daar mag u wel niet uit afleiden dat belangrijke politici geen persoonlijke mening mogen hebben. Ik ben blij uit uw antwoord te mogen afleiden dat u uw kordate lik-op-stukbeleid, ook wat het gebruik van drugs en harddrugs betreft, consequent zult blijven uitvoeren.
Het incident is gesloten.
16 Question de Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le départ de volontaires pour l'Ukraine" (55025865C)
16 Vraag van Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het vertrek van vrijwilligers naar Oekraïne" (55025865C)
16.01 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, c'est une question un peu particulière et au cœur de l'actualité que je vous adresserai.
Le début de l'offensive russe en Ukraine marquera sans conteste notre époque. Cette agression marque déjà beaucoup de nos concitoyens. En effet, comment rester neutre quand un peuple se défend non sur un territoire étranger mais au seuil de son propre foyer et qu'il lutte non pas pour des ressources, non pas pour des gains géopolitiques mais pour sa survie en tant qu'État-nation indépendant et souverain? "Un pays qui se défend s'impose au respect de tous. Ce pays ne périt pas", disait l'un de nos plus grands rois.
Ainsi, les réseaux sociaux et la presse ont signalé la volonté des Belges, de certains d'entre eux en tout cas, d'aller porter secours à l'Ukraine agressée, y compris les armes à la main. Ils seraient une septantaine et certains d'entre eux seraient déjà présents sur le sol ukrainien. Ce faisant, ils ne font que répondre à un appel du président Zelensky qui avait incité ou souhaité que les Européens rejoignent les rangs de la défense ukrainienne. D'ailleurs, une légion internationale de volontaires aurait été créée pour accueillir tous les volontaires étrangers décidés à défendre l'indépendance de l'Ukraine.
Bien que leur motif soit noble et que leur geste honore le patriotisme et la liberté des peuples à disposer d'eux-mêmes, ces personnes restent belges et la Belgique leur doit autant protection qu'ils doivent eux-mêmes, dans leurs actions, éviter de nuire aux intérêts de notre État.
Ainsi, monsieur le ministre, connaît-on précisément le nombre et l'identité des Belges ou des résidents belges partis en tant que volontaires en Ukraine? Ces volontaires tombent-ils sous le coup de la loi belge sur les mercenaires qui punit cette activité de la prison? Les volontaires ne rentrent pas, a priori, dans des cas d'extrémisme et de terrorisme. Quels sont les services chargés de suivre et de traiter ces personnes au cas où? Y a-t-il des contacts entre les autorités belges et les autorités ukrainiennes via les ministères, les services de renseignement et les ambassades pour connaître la situation précise sur le terrain, bien que, reconnaissons-le, ce soit une gageure en temps de guerre?
Ensuite, bien que l'Ukraine ait conquis les cœurs et les esprits des Belges, la figure du président russe, Vladimir Poutine jouit toujours d'une certaine popularité et pourrait inspirer de mauvaises orientations à certains des combattants. Des affidés d'un spectre politique beaucoup plus autoritariste pourraient ainsi rejoindre l'Ukraine pour combattre sous un uniforme ou éventuellement sous le contrat de l'agresseur. Vu les mesures prises par la Belgique dans le cadre de l'Union européenne et de l'OTAN, des citoyens belges se mettant au service de la Russie et de ses États fantoches tombent-ils sous le coup de l'article 118bis du Code pénal qui sanctionne ceux qui servent sciemment la politique et les desseins de l'ennemi ou qui pratiquent la propagande dirigée contre la résistance à l'ennemi. Je vous remercie pour vos réponses et je les écoute très attentivement.
16.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, nos services de renseignement et de sécurité suivent de près l'impact en Belgique des développements en Ukraine. L'un de ses aspects est le flux potentiel de départs de Belgique pour rejoindre l'une des parties en guerre.
Bien que le fait de rejoindre une armée régulière étrangère ne soit pas punissable en tant que tel, la Sûreté de l'État, en collaboration avec ses partenaires nationaux, suit cette évolution de manière proactive afin de gérer les retours de manière appropriée par le bais d'un suivi par les task forces locales (LTF).
Les plateformes et les partenaires existants au sein de la stratégie TER (Terrorisme, Extrémisme et Radicalisme) sont utilisés de manière optimale à cette fin.
Le président Zelensky a annoncé que tous les étrangers désirant rejoindre la résistance aux occupants russes et protéger la sécurité mondiale sont invités par les autorités ukrainiennes à rejoindre les forces de défense. Le ministère public a examiné cette question et est parvenu à la conclusion que, dans l'état actuel des choses et compte tenu de la réglementation en vigueur, le départ de ces volontaires pour rejoindre l'armée ukrainienne ne constitue pas en soi une infraction, pas même selon la loi belge relative aux mercenaires.
Il est vrai que ces volontaires ne peuvent, a priori, pas être assimilés à des cas d'extrémisme ou de terrorisme. Toutefois, le suivi des départs potentiels se fera dans le cadre de la stratégie TER. Les plateformes de concertation existantes seront utilisées pour s'assurer, en cas d'indices d'extrémisme ou de terrorisme, que les partenaires belges prendront les mesures nécessaires au sein de la structure prévue.
Il semble à ce stade prématuré de parler de l'applicabilité éventuelle de l'article 118bis du Code pénal. Néanmoins, les autorités et les services belges et ukrainiens entretiennent des contacts à différents niveaux. Dans le contexte de la situation en Ukraine, la Sûreté de l'État est en contact avec différents partenaires internationaux dont le service ukrainien.
16.03 Marie-Christine Marghem (MR): Je remercie le ministre pour ses réponses très précises que j'analyserai avec ceux qui s'inquiètent (puisque cette question est un relais direct du terrain) du cadre juridique dans lequel ils opèrent s'ils rejoignent les forces combattantes et quand ils en reviendront.
L'incident est clos.
17 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het bedrijfsrestaurant van het Justitiepaleis te Brussel" (55025867C)
17 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le restaurant d'entreprise du Palais de Justice de Bruxelles" (55025867C)
17.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.
Het restaurant van het justitiepaleis te
Brussel, gelegen aan het Poelaertplein is reeds een half jaar gesloten.
Honderden magistraten, griffiers, medewerkers van het gerecht of van de FOD en
politiemensen kunnen er geen maaltijd meer krijgen.
Ze moeten buiten het justitiepaleis gaan
eten of eten gaan halen, hetgeen hen veel extra tijd en over het algemeen ook
duurder is.
Er is mij gemeld dat er vanuit de FOD
Justitie gebrekkig is gecommuniceerd en dat er ook geen alternatieve
oplossingen zijn uitgewerkt. De diensten rond de voorzitter van de FOD Justitie
zouden chaotisch werken. Ik verklaar mij nader:
De inspecteur van financiën had reeds
verschillende malen de aandacht gevestigd dat zij verkeerde procedures
gebruikten om het eten aan te kopen. Men zou hier geen gevolg aan gegeven
hebben zodat de inspecteur de onwettige aankopen diende stop te zetten.
Hierdoor werden geen eetwaren meer geleverd aan het restaurant en dienden zij
te sluiten.
Het restaurant zou ten vroegste weer open
gaan in april.
Meneer de minister, graag had ik van u
enige opheldering gekregen.
1. Waarom is het restaurant gesloten en
wanneer zal het terug open gaan?
2. Welke bezwaren had de inspecteur van
financiën waardoor hij de aankopen afkeurde? Wie was verantwoordelijk voor die
aankopen?
3. Welke alternatieven zijn voorzien voor
de medewerkers die getroffen zijn door de sluiting van het bedrijfsrestaurant?
Zijn deze alternatieven aan dezelfde democratische prijzen? Wat is de kostprijs
van deze alternatieven voor de FOD Justitie? Wie is de verantwoordelijke voor
het uitwerken van deze alternatieven, of het nalaten ervan? Als er geen
alternatieven zijn, op welke wijze worden de medewerkers dan gecompenseerd voor
het prijsverschil tussen een maaltijd in het bedrijfsrestaurant en hetgeen ze
nu zelf moeten voorzien?
4. Zijn er uws inziens nalatigheden
gebeurd, die anders hadden moeten aangepakt worden? Zo ja, de welke? Zijn er
sanctie- of tuchtmaatregelen opgesteld tegen vermeende verantwoordelijken?
17.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, het klopt dat het bedrijfsrestaurant van het Justitiepaleis te Brussel gesloten is sinds half september 2021 door problemen met de aankoop van voedingswaren. In 2019 werd beslist dat de aankopen voor bedrijfsrestaurants vanaf 2020 zouden worden opgenomen in SAP. Voorheen werd er gewerkt met een eigen boekhoudingssysteem, gecontroleerd door het Rekenhof, en werden de aankopen door de beheerder rechtstreeks bij de leveranciers geplaatst.
In 2020 werd door de Inspectie van Financiën opgemerkt dat die aankopen dienden te gebeuren via een Europese overheidsopdracht. Gelet op de complexiteit van die opdracht, werd wel de toestemming gegeven om te werken via een vereenvoudigde procedure. Die toestemming liep tot 31 augustus 2021. Tegen die tijd was de gevraagde overheidsopdracht nog niet in orde en konden er geen aankopen meer worden gedaan. Het restaurant moest dan ook zijn dienstverlening voorlopig stopzetten.
Ik stel vast dat de Inspectie van Financiën daarvoor ruim op voorhand heeft gewaarschuwd. Ik stel vast dat de aankoopdienst van de FOD daaraan blijkbaar niet tijdig is tegemoetgekomen of is kunnen tegemoetkomen.
Om de heropening van het restaurant mogelijk te maken, heeft de Inspectie van Financiën ermee ingestemd dat de dienst Aankoopcoördinatie in afwachting van de afronding van de Europese aanbestedingsprocedure opnieuw opdrachten van geringe waarde plaatst. Die aanbestedingen zijn momenteel aan de gang. De heropening van het restaurant hangt af van de uitkomst van die aanbesteding.
Ik kom tot uw tweede vraag. De aankopen gebeuren door de beheerder van het restaurant via de dienst Aankoopcoördinatie. Op verzoek van de Inspectie van Financiën heeft de dienst Aankoopcoördinatie een overheidsopdracht geplaatst voor de levering van voedingswaren voor het restaurant van het Justitiepaleis. Er werd beslist om gebruik te maken van een raamovereenkomst, onderverdeeld in tien percelen, via de openbare procedure. De bekendmaking van die overeenkomst in het bulletin der aanbestedingen in het Publicatieblad van de Europese Unie, heeft plaatsgevonden in de maand juni 2021. Uit het onderzoek van de offertes werden verschillende tekortkomingen in de ontvangen offertes vastgesteld. Als gevolg daarvan konden de meeste percelen van de raamovereenkomst niet worden gegund.
In verband met uw derde vraag zijn er momenteel geen alternatieven voorzien. Er is geen plicht om in een bedrijfsrestaurant te voorzien, dus is een compensatie niet aan de orde. Dat neemt niet weg dat die sluiting voor velen een spijtige zaak is, niet alleen voor degenen die het restaurant bezochten, maar ook voor de medewerkers die zich ervoor engageren.
In antwoord op uw vierde vraag is het belangrijkste voor mij dat het restaurant snel opnieuw kan openen. Ik verwacht ter zake van de FOD, van de voorzitter en de aankoopdienst die rechtstreeks van hem afhangt, dat daarvoor al het nodige wordt gedaan. Ik geef mij er rekenschap van dat het niet evident is om een overheidsopdracht uit te schrijven voor dergelijke aankopen, maar dat is tegelijkertijd niet onoverkomelijk.
17.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is inderdaad heel jammer dat het is gelopen zoals u geschetst hebt. Ik neem er nota van dat het restaurant niet definitief is gesloten, maar dat het nodige wordt gedaan om alvast terug op te starten. Voor de mensen die in het Justitiepaleis werken is het gemakkelijk om in huis ook een eigen restaurant te hebben.
L'incident est clos.
18 Vraag van Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De gevolgen van de oorlog in Oekraïne" (55025871C)
18 Question de Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les conséquences de la guerre en Ukraine" (55025871C)
18.01 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, de oorlog in Oekraïne brengt in ons land een grote golf van solidariteit op gang en dat is maar goed ook. Er is daar ook nood aan. Helaas is de oorlog ook een unieke kans voor mensen met slechte bedoelingen. We moeten daarop heel snel anticiperen.
Zo zei de directeur van Payoke in Het Nieuwsblad dat moeders die voor hun kind moeten zorgen een heel kwetsbare groep vormen in extreem kwetsbare omstandigheden. Het zal niet lang duren vooraleer velen van hen in een zeer precaire financiële situatie terechtkomen, waarbij ze allemaal hulp nodig hebben. Dan zijn dat gedroomde slachtoffers voor criminelen zoals maffiabendes, loverboys of pooiers. Niemand twijfelt eraan dat er mensen klaarstaan om die vluchtelingen op de meest walgelijke manier te misbruiken.
Mijnheer de minister, er zijn nog veel andere wantoestanden denkbaar en ik heb daarover de volgende vragen. Ten eerste, er lopen op dit ogenblik veel acties, maar door de urgentie kan de coördinatie beter. Door de omstandigheden wordt er heel veel geïmproviseerd. Zult u het initiatief nemen om met de nodige middelen op uiterst korte termijn een samenwerkingsverband van de hulporganisaties tot stand te brengen dat dan de juiste kanalen tracht te vinden om de nuttige informatie inzake arbeidsrechten en verschillende vormen van uitbuiting bij de juiste mensen te krijgen? Ik denk dan in het bijzonder aan bijvoorbeeld Fairwork Belgium, gespecialiseerde centra, Pax Christi, Child Focus en andere belangrijke sterke spelers en aan websites, sociale media en WhatsApp.
Een samenwerking onder leiding van de centra lijkt mij een heel goed idee. Die informatie moet natuurlijk ook terechtkomen bij de Oekraïense gemeenschap. Het beste van al zou zijn dat die informatie ook verdeeld wordt via het Klein Kasteeltje voor wie een asielaanvraag indient en voor de anderen via Jules Bordet of het toekomstige andere centrum, dan wel in de steden en gemeenten bij de registratie.
Ten tweede, de vele bonafide vrijwilligers vormen ook een bijzonder goed kanaal om de juiste informatie met betrekking tot sensibilisering voor uitbuiting en mensenhandel bij de juiste mensen te krijgen, zodat zij bijvoorbeeld op de hoogte zijn van het bestaan van de gespecialiseerde centra voor slachtoffers van mensenhandel. Wie bijvoorbeeld thuis de zorg voor Oekraïners opneemt, zou daarvan ook systematisch op de hoogte moeten worden gebracht. Zult u daarvoor zorgen?
Ten derde, hetzelfde geldt voor de opvangstructuren bij steden en gemeenten. Zult u ook hen systematisch op de hoogte brengen?
Ten vierde, we lezen dat enkele lokale politieafdelingen een screening doen van wie de opvang op zich neemt. Dat is prima, maar dat zou op een systematische manier moeten gebeuren. Zult u bijvoorbeeld het parket de opdracht geven om die screening op zich te nemen? Ziet u nog andere mogelijkheden?
Ten vijfde, daarnaast is er ook de matching die zal gebeuren in Jules Bordet. Ik heb begrepen dat die matching nog van start moet gaan. In de toekomst kan dat mogelijk ook nog elders. Welke rol zal justitie spelen bij die matching? Zal er een screening zijn? Wie zal die uitvoeren? Indien niet, zult u daarvoor zorgen?
18.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Wat de directeur van Payoke in Het Nieuwsblad aanhaalt, is correct. De grote toestroom van vluchtelingen in ons land is een opportuniteit voor mensenhandelaars om deze slachtoffers te misbruiken op verschillende manieren. Sinds het begin van de militaire agressie tegen Oekraïne zijn intussen meer dan 1,8 miljoen mensen de buitengrenzen van de Europese Unie overgestoken om hun toevlucht en veiligheid te zoeken. De meesten van hen zijn vrouwen en kinderen. Deze buitengewone situatie vormt een ongekende uitdaging voor de aangrenzende landen, maar ook voor ons land. Ik ben samen met u bezorgd dat de georganiseerde criminele groepen of personen met kwade wil daar misbruik van zullen maken en de kwetsbaarheden van de personen die de oorlog ontvluchten willen uitbuiten. Het gaat hier om potentiële slachtoffers van seksuele, maar ook economische uitbuiting. Het is verstandig om niet alleen in te zetten op repressie achteraf, als de feiten hebben plaatsgevonden, maar ook om in te zetten op een preventieve aanpak, het sensibiliseren van de vluchtende Oekraïners, die allen een potentieel slachtoffer kunnen worden van criminele organisaties.
Voor deze hoogdringende sensibilisering wordt er op dit moment een taskforce opgericht met de kernspelers om op heel korte termijn een communicatie op te zetten om zoveel mogelijk vluchtelingen te bereiken. De belangrijkste manier van communicatie zal via sociale media gebeuren, maar ook via de opgerichte webpagina info-ukraine.be, waarop we alle informatie zullen plaatsen. In deze taskforce zullen experten van de administratie aanwezig zijn, die samen met de drie centra, Payoke, PAG-ASA en Sürya, en onze experte op het federaal parket, mevrouw Ann Lukowiak, het te bewandelen pad op heel korte termijn zullen bepalen. De verantwoordelijke migratiediensten zullen ook gevraagd worden om hun expertise te delen. Gezien de hoogdringende situatie op het terrein hebben we gevraagd aan de centra om een trekkersrol te spelen in de ondersteuning van mijn administratie. Op dit moment zijn de centra de reeds aanwezige families en vluchtelingen aan het bevragen om te zien hoe we het best de mensen kunnen bereiken om hen te sensibiliseren. Het zal gaan om korte en duidelijke informatie. We proberen op diverse manieren om zoveel mogelijk mensen te bereiken. De Dienst Voogdij heeft bijvoorbeeld de voogden opgeroepen om waakzaam te zijn voor misbruik van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Ook daar schuilen risico's.
In verband met uw vierde vraag zou het nuttig zijn als we daarover nationale richtlijnen aan de lokale politiezones kunnen geven om uniform en correct op te treden. Niet alleen nationaal wordt dit opgevolgd, maar ook met de werkgroep Benelux en op Europees niveau. Vandaag is er een spoedvergadering bijeengeroepen door de EU Anti-Trafficking Coordinator van de Europese Commissie om samen met Europol, Frontex en de European Union Agency for Asylum de situatie te bekijken van de vluchtelingenstroom in relatie met mensensmokkel.
Ons federaal parket volgt dit zeer nauw op in de werkgroep bij Eurojust. Ze zullen ook de referentiemagistraten mee sensibiliseren bij mogelijke aanwijzingen.
Sommige vragen betreffen de bevoegdheid van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie.
Het is evident dat wij een veiligheidsscreening organiseren. We moeten het warm water op dat vlak niet uitvinden. Het zijn de politie- en inlichtingendiensten die hier een belangrijke rol spelen, met name de federale politie, de Veiligheid van de Staat en de DVZ.
Gelet op de aantallen vluchtelingen die wij verwachten en gelet op het feit dat een nieuw registratiecentrum in gebruik werd genomen, is dit een heuse logistieke operatie, maar we zijn vastbesloten en we doen er alles aan om die screening tot een goed einde te brengen.
18.03 Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, dank u voor dit perfecte antwoord. Ik ben u daar bijzonder erkentelijk voor. Als ik het zelf had mogen schrijven, had het ongeveer zo geklonken.
Ik wil nog een suggestie doen, waaraan ik nog niet had gedacht op het ogenblik van het indienen van de vraag. Het is goed dat u inzet op de heel korte termijn, maar het zal toch nog een paar dagen duren vooraleer dit op punt staat en vooraleer de taskforce met iets zal komen. Ik weet dat er ook brochures zijn voor slachtoffers van mensenhandel, die in meer dan twintig talen zijn opgesteld. Ik weet niet of het Oekraïens daarbij is, maar het zou goed zijn om na te gaan of die brochures systematisch worden meegegeven in het Klein Kasteeltje, Jules Bordet en misschien ook bij de registratie in de gemeenten.
L'incident est clos.
De voorzitster: De vragen nrs. 55025590C, 55025578C, 55025683C en 55025876C van de heer Van Hecke worden omgezet in schriftelijke vragen. De vragen nrs. 55025501C en 55025716C van de heer Boukili worden eveneens omgezet in schriftelijke vragen en ook vraag nr. 55025482C van de heer Loones wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
Vraag nr. 55025623 van mevrouw Taquin, vraag nr. 550682C van mevrouw Matz en vraag nr. 550752C van mevrouw Depraetere vervallen vermits wij niets hebben vernomen van de vraagstellers.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.20 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 20.