Dialogue interparlementaire Climat

Interparlementaire Klimaatdialoog

 

du

 

Mercredi 16 mars 2022

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 16 maart 2022

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 11 h 06 et présidée par M. Antoine Hermant.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 11.06 uur en voorgezeten door de heer Antoine Hermant.

 

01 Les enjeux internationaux climatiques et la COP27.Audition de:

- M. Peter Wittoeck, Chef du Service Changements climatiques, SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et de l'Environnement;

- M. Hans Bruyninckx, Directeur de l’Agence européenne pour l’Environnement;

- M. Ulrik Lenaerts, Deputy Director Environment and Climate Policies and Cooperation au SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement.

01 De internationale uitdagingen voor het klimaat en de COP27. Hoorzitting met:

- de heer Peter Wittoeck, Diensthoofd Klimaatverandering, FOD Volksgezondheid, Zekerheid van de Voedselketen en Leefmilieu;

- de heer Hans Bruyninckx, Directeur van het Europees Milieuagentschap;

- de heer Ulrik Lenaerts, Deputy Director Environment and Climate Policies and Cooperation van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

 

01.01  Ulrik Lenaerts: Mijnheer de voorzitter, dank u voor de uitnodiging om hier een toelichting te geven over de verwachtingen voor COP27. Ik zal in vogelvlucht de grote thema's voor COP27 overlopen. Het gaat over de thema's die wij op de agenda van COP27 verwachten. Dit kan in de volgende uiteenzettingen nog verder worden uitgediept.

 

Waar staan wij op dit moment met de voorbereidingen voor COP27? In een zeer vroege voorbereidende fase kennen wij op dit moment de beide voorzitterschappen, namelijk het VK, dat voorzitter blijft van het mondiaal klimaatproces tot het begin van COP27, en Egypte, dat de nieuwe voorzitter wordt bij de start van COP27 en het proces vanaf dan overneemt. De praktijk is dat beide intensief samenwerken en de praktijk is ook dat de politieke sturing in deze fase naar Egypte overgaat.

 

Hoe dan ook, het VK en Egypte houden op dit moment consultaties op een maandelijkse basis met de delegatiehoofden. Ze hebben een eerste consultatie gedaan over de algemene appreciatie van Glasgow en de verwachtingen van COP27. Ze hebben vorige week een tweede consultatie over de adaptatiekwestie, wat toch al iets zegt over de prioriteiten van Egypte.

 

In algemene zin, de agendering van de COP is een vrij rigide systeem. De COP-agenda's van de verschillende organen die daar samenkomen bestaan voor 95 % hetzij uit thema's die van de vorige jaren worden overgedragen omdat ze nog niet opgelost zijn, hetzij uit thema's die in Glasgow of Parijs een mandaat kregen voor een behandeling op de volgende COP.

 

De rol van COP-voorzitterschappen in die context is zorgen voor een politieke framing van de thema's waarover de COP zal gaan. Men kan bepaalde thema's uitdiepen die op de agenda staan, terwijl andere thema's minder worden uitgediept. Men kan ook bredere discussies die niet als dusdanig geagendeerd zijn, opnemen binnen een discussie over wat wij 'de overkoepelende' beslissingen noemen die uit de COP zullen komen. Tot slot kan Egypte ook bijkomende initiatievencampagnes lanceren. Egypte zal een tiental van die campagnes lanceren, maar wij hebben nog geen zicht op de inhoud daarvan.

 

Belangrijk om te weten is ook dat het COP-voorzitterschap een kwestie is van rotatie tussen de regionale groepen van de VN. Egypte is nu aan de beurt. Egypte heeft die verkiezing te danken aan de nominatie door de Afrikaanse groep. Dat betekent ook dat Egypte zal proberen om van die COP een Afrikaanse COP te maken. Dat maakt dat thema's als financiering, adaptatie, loss and damage, toegang tot energie, energietransitie, maar ook zaken zoals de tropische bossen van het Congobekken en de Sahelproblematiek, verwacht worden als thema's die ook zichtbaar zullen zijn op de COP.

 

Het is nog vroeg om een inschatting van de prioriteiten te maken. Algemeen gaan wij uit van vijf grote prioriteiten. Voor een groot deel zijn die prioriteiten overgedragen van Glasgow. Een eerste is de doelstelling om de 1,5 °C-doelstelling binnen bereik te houden. Een tweede is het versterken van adaptatie en het operationeel maken van het systeem inzake loss and damage. Een derde is klimaatfinanciering, zowel op korte als op meer lange termijn. Vervolgens is er de global stock take. Dat is eigenlijk de ambitiecyclus van het akkoord van Parijs, die nu in een technische fase zit. Ten slotte is er een bredere waaier aan onderwerpen die eigenlijk de transitie van het klimaatproces moeten betekenen van een normerend proces van de ontwikkeling van multilaterale regels naar een proces dat implementatie en het verhogen van ambitie begeleidt, ondersteunt en er een politieke stimulans voor biedt.

 

Ik zal heel kort die vijf thema's een beetje meer belichten.

 

Wat de mitigatieaspecten betreft, was de vraag in Glasgow om nieuwe doelstellingen te hebben tegen de periode 2030. Die vraag is vrij ruim opgevolgd. 151 partijen hebben effectief een nieuwe of een geüpdatete doelstelling ingediend.

 

Die doelstellingen schieten qua aggregaat ver tekort om het reductieniveau te halen dat nodig is om de 1,5 °C-doelstelling te halen. Die doelstellingen komen uit op een verhoging van emissies, met 13,7 % tegen 2030, terwijl voor de 1,5 °C-doelstelling in feite een verlaging met 45 % nodig is. Ook is er een vrij goede opvolging van de ingediende langetermijnstrategieën naar klimaatneutraliteit en er is een hele waaier aan sectorale initiatieven op het vlak van mobiliteit, de reductie van emissies van staal, hernieuwbare energie, waterstof en de strijd tegen ontbossing.

 

Met deze dia geven wij een voorstelling van het effect van de NDC's of de nationally determined contributions, dus de nieuwe doelstellingen tegen 2030 van de sectorale initiatieven en van de langetermijndoelstellingen. Links ziet u een schema dat het secretariaat van het Klimaatverdrag heeft opgemaakt op basis van hun berekeningen van het effect van de NDC's. U ziet het rode blokje linksboven. Dat is het effect van NDC's. Het is duidelijk dat dat effect een heel stuk boven de blauwe scenario's blijft. De blauwe scenario's zijn de doelstellingen van het Akkoord van Parijs, de doelstellingen onder 2 °C en de 1,5 °C. De tekening daarnaast komt van Climate Action Tracker. Die denktank heeft ook de doelstellingen geanalyseerd. Het staafdiagram in donkerblauw aan de linkerzijde geeft de real-world action weer, dus wat effectief al wordt ondernomen qua beleid. Daar ziet u een ruime range gaande van 2 °C tot 3,6 °C, met 2,7 °C als midden van die range.

 

De denktank heeft daarnaast de meting gedaan hoe het zou zijn als de NDC's, de 2030-doelstellingen, volledig geïmplementeerd worden. Dan komt men uit op het middencijfer van 2,4 °C. (het paarse diagram). Hij maakt ook een berekening voor de situatie waarin de langetermijndoelstellingen, die politiek in wetgevingen verankerd zijn, volledig gerealiseerd worden. Dan kom je nog een stukje lager uit. Tot slot is er nog het optimistic scenario. Dat is het scenario waarbij alle politieke aankondigingen en alle sectorale plannen aangenomen worden en volledig uitgevoerd worden. Dat is echter een weinig realistisch scenario op dit moment. Maar het is wel belangrijk dat hiermee het potentieel voor de toekomst van de verschillende maatregelen, plannen en intenties op een goede manier wordt gekwantificeerd.

 

Climate Action Tracker heeft ook een analyse gemaakt van de verschillende NDC's op nationaal vlak. Het is natuurlijk delicaat om een dergelijke kaart te tonen. Ik denk dat het toch interessant is, omdat aan de hand ervan een aantal significante vaststellingen kunnen worden gedaan. Het is vooral belangrijk om te kijken naar de landen die volgens Climate Action Tracker op dit moment tekortschieten in hun ambities. Voorbeelden hiervan zijn Mexico, Brazilië, Rusland, Australië, Indonesië, Thailand, Vietnam en ook de Filipijnen. Dat zijn belangrijke landen waarop de EU zich met haar klimaatdiplomatie kan richten en waarmee de EU, naar het model van Zuid-Afrika, ook partnerships kan uitwerken om te kijken hoe de doelstellingen verhoogd kunnen worden.

 

Zuid-Afrika staat in het groen weergegeven. Dat land was in de aanloop naar de Klimaatconferentie van Glasgow het onderwerp van een vergaand partnership met de EU om de energietransitie te begeleiden en mee te financieren. Op dit moment kijkt de EU in het bijzonder naar Indonesië en Vietnam als mogelijke kandidaten om dat model op toe te passen.

 

Wat staat op de Klimaatconferentie van Sharm-el-Sheikh verder te gebeuren inzake mitigatie? Op de Klimaatconferentie van Glasgow is de doelstelling van 1,5° C met haar kwantificering op korte en lange termijn duidelijk bevestigd. Bovendien is een beslissing genomen over een werkprogramma. De belangrijkste onderhandelingen in Sharm-el-Sheikh zullen betrekking hebben op de vormgeving van dat werkprogramma. Dat werkprogramma moet een stimulans bieden om de NDC's te verhogen. Dat wordt ook begeleid door een ministeriële discussie waarbij een belangrijk potentieel ligt in de afstemming van de huidige NDC's op de langetermijnstrategieën. Zoals op de vorige slides te zien was, hebben voldoende landen een NDC ingediend voor de Klimaatconferentie van Glasgow. Het probleem is het ambitieniveau van die ingediende doelstellingen. De politieke uitdaging is dus om die doelstellingen op een pathway te zetten dat coherent is met klimaatneutraliteit tegen het midden van de eeuw.

 

Ik zal ook de andere thema's kort overlopen. Adaptatie zal samen met loss and damage zeer sterk op het voorplan staan op de Klimaatconferentie van Sharm-el-Sheikh. Op de Klimaatconferentie van Glasgow is een akkoord bereikt over een werkprogramma inzake de nieuwe goal on adaptation. Die hele kwestie lijkt misschien vrij abstract, maar aan de basis van die politieke discussie ligt de frustratie van de ontwikkelingslanden en in het bijzonder van Afrika dat het Akkoord van Parijs vrij kwantitatief geformuleerd is voor mitigatie, maar een zeer kwalitatieve definiëring bevat met betrekking tot adaptatie; met andere woorden, het nastreven of het versterken van de capaciteiten op het vlak van adaptatie en het realiseren van weerbaarheid, zonder dat dit voldoende opvolgbaar is en zonder dat er internationaal een duidelijke benchmark is hoe het gerealiseerd moet worden.

 

Waarover de handelingen in Sharm-el-Sheikh zullen gaan, is het beter opvolgbaar maken van adaptatie, ervoor zorgen dat er een systeem bestaat van methodologie, met indicatoren, duidelijk inschatten wat de noden zijn, welke ondersteuning er nodig is en zoeken naar een systeem om de vooruitgang op het vlak van adaptatie te garanderen. Ook de financiële kant is daarbij belangrijk, gelet op het engagement dat wij in Glasgow zijn aangegaan: de verdubbeling van de financiering voor adaptatie.

 

Wat loss and damage betreft, en hier gaat het om de schade die zich voordoet na het leveren van mitigatie- en adaptatie-inspanningen, is de uitdaging vooral een internationaal systeem te creëren. Wij hebben nu een netwerk van alle betrokken internationale actoren. Dat wordt bemand met een secretariaat dat de landen technisch kan bijstaan wanneer zij een beroep willen doen op dat netwerk. De grote openstaande kwestie is echter dat er ook moet worden voorzien in een financieringssysteem voor loss and damage.

 

Op de volgende slide ziet u een tekening uit het IPCC-rapport, dat tien dagen geleden gefinaliseerd werd. Ik meen dat het een complex maar goed overzicht geeft van wat de uitdagingen zijn op het vlak van adaptatie en loss and damage. U ziet op die tekening aan de linkerkant de verschillende scenario's inzake de reductie van emissies. Wij bevinden ons op dit moment op de oranje curve, dus de curve in het midden. Dat wordt dan vertaald naar de impact en het risico voor de vijf door het IPCC geïdentificeerde grote categorieën van risico op het vlak van aanpassing.

 

De eerste categorie betreft de unieke ecosystemen. Dat gaat over de gletsjers en koraalriffen. Bij het eerste balkje ziet u dat wij met de huidige temperatuuropwarming van 1,1 °C reeds in een moderate to high risk zitten. De tweede balk gaat over extreme weather events, zoals de events in het Waalse Gewest vorige zomer. Daar zitten wij momenteel op een moderate risk. De derde balk gaat over de distributie van impact, dus de impact op kwetsbare landen en groepen. De vierde balk gaat over globaal geaggregeerde impact. Dat gaat over de impact op ecosystemen op mondiale schaal. De vijfde balk gaat over grootschalige events, zoals de wijziging van de oceaancirculatie.

 

Die balk toont de impact bij de verschillende temperatuurscenario's. Met de huidige emissies komt men voor elk van die factoren in een zone van high risk. Dat betekent dat het adaptatiebeleid van een fragmentarisch beleid op een systematische manier moet worden uitgewerkt, wat ook een zware financiële kostprijs heeft. Dat betekent ook dat er in die scenario's behoorlijk wat schade is die niet kan worden opgelost met bijkomende adaptatie-inspanningen en die dus onder loss and damage vallen.

 

Dat toont aan dat er een rechtstreekse correlatie is tussen wat we bereiken op het vlak van mitigatie en de mate waarin adaptatie en loss and damage alsmaar belangrijker worden op de internationale agenda naarmate wij onvoldoende emissiereductie bewerkstelligen.

 

Ik wil het heel kort hebben over klimaatfinanciering. We hebben de discussie gehad over de 100 billion. Volgens het delivery plan dat is afgesproken in Glasgow zouden wij de doelstelling uiterlijk in 2023 moeten bereiken. Het Akkoord van Glasgow bevat een duidelijke oproep om de doelstelling te bereiken vanaf het komende jaar en gaande tot 2025.

 

In Sharm-el-Sheikh zullen we in het eerste jaar zitten van de onderhandelingen voor een nieuwe financieringsdoelstelling. Dat moet gezien worden als een cyclisch proces dat technisch wordt voorbereid met feedback aan het politieke niveau, met jaarlijks ook ministeriële discussies. De grote uitdagingen daarbij voor de EU zijn het in kaart brengen en mee in rekening nemen van de finance flows in de klimaatfinanciering. De perceptie van de ontwikkelingslanden is nog heel vaak dat we die financiële stromen in brede zin pogen in beeld te brengen en zodoende weglopen van onze verantwoordelijkheid inzake publieke financiering. Het is moeilijk om daar een goed narratief rond te ontwikkelen, hoewel dat cruciaal blijkt vermits de publieke financiering maar een fractie bedraagt van de noden inzake klimaatfinanciering. Er moet dus ook werk worden gemaakt van de verruiming van de donorbasis. Tot daar waar wij staan op het vlak van klimaatfinanciering.

 

Ik wil tot slot nog twee punten onder de aandacht brengen. Een eerste punt betreft de ambitiecyclus van het Akkoord van Parijs.

 

Het Akkoord van Parijs is opgebouwd met een vijfjaarlijkse ambitiecyclus, waarbij nieuwe doelstellingen in 2025 zouden moeten worden ingediend die dan gelden vanaf de periode 2030. Daaraan gaat een technisch proces vooraf op het vlak van mitigatie, op het vlak van adaptatie, op het vlak van financiering en financieringsstromen. Die technische fase zal dit jaar volop op de agenda staan. Dat is het moment waarop wordt bekeken waar wij staan en welke trajecten wij voor de toekomst moeten ontwikkelen. Ook moeten er opties op tafel worden gelegd om die kloof tussen de realiteit en de trajecten die worden vooropgesteld te kunnen dichten. Dat is een belangrijk proces dat dit jaar en volgend jaar sterk op de agenda zal staan.

 

Het laatste grote thema is een thema dat zich moeilijker laat vatten in de zin van een concrete politieke discussie. Wij hebben in Glasgow met het akkoord over een overblijvend aspect van transparantie, met het akkoord over een gemeenschappelijk tijdskader voor doelstellingen en vooral met het akkoord over artikel 6 en het marktmechanisme, eigenlijk een afronding van de onderhandelingen over het multilaterale regelgevende systeem bereikt. Dat betekent dat het klimaatproces vanaf nu moet worden geheroriënteerd van een proces dat regels ontwikkelt naar een proces dat faciliterend werkt voor de implementatie en het verhogen van de ambitie.

 

Dat betekent een proces dat veel minder in zichzelf gekeerd is, dat veel meer communiceert met andere internationale instellingen, dat veel meer communiceert met de verschillende stakeholders en dat ook veel meer aandacht geeft aan sectorale initiatieven. Wij zullen zien dat er in Sharm-el-Sheikh nieuwe initiatieven worden gelanceerd. Het is echter ook belangrijk om daarbij zicht te blijven houden op de wijze waarop alle aankondigingen die in Glasgow zijn gedaan ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.

 

Hiermee wil ik terugkomen bij dat optimistische scenario dat in die afbeelding van de Climate Action Tracker zat. Het in rekening nemen van al die aankondigingen en die effectief realiseren en ondersteunen, is eigenlijk de essentie om toch te kunnen landen op een niveau van klimaatopwarming dat enigszins beheersbaar is.

 

Ik laat het hierbij en kijk uit naar de presentaties van mijn collega's en naar uw vragen. Dank u.

 

Le président: Monsieur Lenaerts, je tiens à vous remercier pour votre exposé très intéressant.

 

Je vais maintenant donner la parole à M. Bruyninckx, directeur de l'Agence européenne pour l'environnement, pour son exposé d'une durée maximale de 20 minutes.

 

01.02  Hans Bruyninckx: Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor de uitnodiging van het Europees Milieuagentschap voor een bijdrage aan dit debat. Ik zal proberen de zaak bondig te belichten vanuit een Europees perspectief. Dat is heel belangrijk, omdat een groot gedeelte van het Belgische beleid uiteindelijk de uitvoering betreft van Europese afspraken op dat vlak.

 

Ik zou willen beginnen met te zeggen – en het is al gezegd door Ulrik ook – dat het klimaatbeleid niet meer los kan worden gezien van een aantal andere uitdagingen waar we globaal voor staan. Iedereen van u kent uiteraard het IPCC, het panel rond klimaatbeleid. Maar ook het werk van het panel rond biodiversiteit, het IPBES, het panel rond ressource, het International Ressource Panel (IRP) en de Wereldgezondheidsorganisatie komen tot dezelfde conclusies wanneer het gaat over fundamentele uitdagingen gekoppeld aan het systeem aarde dat verstoord is, met name dat we zitten in een periode waarbij we dringend actie moeten ondernemen omdat een aantal vensters om zaken op te lossen zich aan het sluiten zijn. We hebben nu al te maken met onomkeerbare gevolgen. We merken kantelpunten in dat systeem en de zaken zijn bovendien verbonden aan elkaar. Ik ga focussen op klimaat, maar het is belangrijk om die context mee te nemen.

 

Het antwoord op die uitdagingen op Europese schaal kent u, dat is de European Green Deal, waarbij de eerste doelstelling is om een klimaatneutraal continent te worden. U ziet de koppeling met die andere elementen die ik net heb voorgesteld: biodiversiteit, circulaire economie, dat verwijst uiteraard naar de grondstoffen of ressources, maar ook zero pollution en farm to fork als belangrijke elementen, gekoppeld aan gezondheid, de just transition; maar ook een investeringsplan en een industriële strategie. Met andere woorden, ik denk dat we het hier hebben over een sociale en economische omwenteling die noodzakelijk is om die uitdagingen te beantwoorden. Ik zeg altijd: de Green Deal is geen milieu- en klimaatplan, het is een plan dat gaat over politieke, economische en investeringsprioriteiten, er zit een sterke systemische logica in, er is een sterke boodschap rond sectoren, daar kom ik nog even op terug. Die interconnectiviteit vereist een langetermijnhorizon voor beleidsplanning. 2030 is de stepping stone naar 2050 en zeker geen eindpunt. De sociale dimensie staat vandaag de dag in alle discussies erg centraal. Uiteraard hangt er ook een governanceagenda aan vast. Ik denk dat dit bij uitstek een agenda is die een parlement aanbelangt.

 

Die systemische transitie is duidelijk. We gaan het klimaatprobleem niet aanpakken, noch die andere problemen, door te focussen op het energiesysteem alleen. Ik vrees dat het debat nog steeds te veel verengd wordt tot het energiesysteem. Het gaat ook over ons voedselsysteem. Het gaat ook over ons mobiliteitssysteem en in het algemeen over systemen van produceren en consumeren die niet alleen een carbon footprint hebben, maar ook een ruimere footprint op de planeet. Wanneer men het zo voorstelt, is het ook duidelijk dat dit geen problemen zijn die men kan oplossen met eenvoudige technologische interventies, maar dat het problemen zijn die een maatschappelijke oplossing vereisen.

 

Verder inzoemend op klimaat is er de Europese klimaatwet, de climate law, die u allemaal kent. Voor 2030 is het -55 % uitstoot. Klimaatneutraliteit, net zero emissions, met er komen tegen 2050.

 

Wanneer u het plaatje ziet, dan komen ook de systemen uit het vorige plaatje allemaal terug. Die zitten vervat in die Europese wetgeving. Dat pakket is dan vertaald in een aantal analyses – Fit for 55 –, waarbij we bekijken of Europese wetgeving, maar ook nationale plannen, stroken met die 2050-doelstelling van climate neutrality, met -55 % in 2030.

 

Het is duidelijk dat dit geen business as usual toelaat. Het is vanaf nu business as unusual. Exceptionalisme heeft geen toekomst. We schatten dat er in 2050 nog ongeveer 10 % emissies zullen overblijven. Wanneer ik luister naar de sectoren – mobiliteit, energie, landbouw, chemie, zware industrie en huishoudens –, dan denken zij allemaal dat ze nog een disproportionele claim op die 10 % kunnen leggen. Als iedereen denkt exceptional te zijn, dan zullen we er niet komen. Het streefdoel moet zijn om klimaatneutraal te worden en dan nog zullen we moeten vechten om die 10 % te halen.

 

Wat ook duidelijk is, is dat we naast de removals, de technologische oplossingen, ook vooral moeten rekenen op die natuurlijke systemen. Dat wil zeggen dat we die systemen moeten versterken en veerkrachtiger maken, want anders zal dit model niet kloppen.

 

Om te zien waar we staan, heb ik hier het grafiekje van 1990 – het basisjaar – tot 2020 gebruikt. U ziet een bepaalde hellingshoek van vermindering van uitstoot. Als we naar 2030 kijken, zullen we die uitstootvermindering jaarlijks met een factor 2,5 tot 3 moeten versnellen. Wie denkt dat we al heel veel hebben gedaan en op de limiet zitten van wat kan: dit klopt niet met de ambities.

 

Wat even duidelijk is, is dat we er niet zullen komen met het model waarbij we de bestaande technologieën en systemen optimaliseren en wat efficiënter maken, het efficiency paradigm. We zullen moeten gaan voor systemische veranderingen, anders zullen we er niet komen.

 

De doelstelling was 20 % tegen 2020. We gaan nu naar -55 %. U denkt misschien dat dit er 35 % bij is. Als we kijken naar de beleidsopties die nu al door de lidstaten worden geïmplementeerd en effectief in de pipeline zitten, dan komen we modelmatig aan ongeveer -41% op Europees niveau tegen 2030. De beleidskloof, de policy gap, is dus ongeveer 14 %. Dat is toch een ander perspectief dan 35 %. Daarmee wil ik even enig realisme in de zaak brengen op Europees niveau.

 

Het volgende plaatje op de slide hebt u al gezien, dus dat sla ik over.

 

Ook voor Europa telt natuurlijk de implementatie. Plannen aankondigen is één aspect, ze implementeren is nog wat anders. Europa loopt ter zake voor op andere regio's in de wereld, maar ook in Europa zijn er nog implementatie-issues.

 

We bekijken Fit for 55 en alles wat daartoe moet gebeuren. U zult merken dat dit in alle sectoren zit. Een deel ervan valt onder het ETS, het Emissions Trading System, waarbij op Europees niveau geregeld wordt waar we moeten uitkomen en landen aan de afspraken worden gehouden. Enkele andere zaken vallen eerder onder de effort sharing, zoals transport en voornamelijk landbouw, die veel meer gebaseerd zijn op nationale wetgeving en plannen. Ze worden wel op Europees niveau aangestuurd, maar niet Europees geregeld.

 

Rechtsonder merkt u ook taxation. U weet dat Europa nauwelijks of geen bevoegdheden heeft op het vlak van belastingen. Dat is ook nationale materie.

 

Waar staan wij nu, in 2020, in Europa ten opzichte van de vertrekpositie? We bekijken vier belangrijke targets in het beleid: de reductie van emissies in effort sharing, hernieuwbare energie, de finale energieconsumptie en de primaire energieconsumptie. Aan de rode driehoekjes merkt u nogal intuïtief welke landen het op welk vlak niet zo goed doen. U merkt dat België wel wat achterstand heeft op het behalen van doelstellingen. Samen met Bulgarije zijn wij het enige land dat drie van de vier doelstellingen in 2020 niet behaald heeft.

 

We bekijken nu de beleidskloof voor 2030. Wij hebben een inschatting gemaakt van het aangekondigde beleid en hoe dat strookt met de effort sharing. Dat is vooral nationaal beleid. U merkt dat België een van de landen is met relatief nog de grootste beleidskloof, samen met Ierland en enkele andere landen, zoals Estland en ook Luxemburg. Er is een behoorlijk grote beleidskloof.

 

Aan het aantal maatregelen ligt het alleszins niet. Lidstaten moeten aan het agentschap rapporteren hoeveel beleidsmaatregelen zij nemen. België rapporteert het grootste aantal beleidsmaatregelen. De vraag is daarom hoe coherent en strategisch die beleidsmaatregelen zijn, en ook hoe geïnformeerd en geanalyseerd ze zijn. Dat ziet u aan het tweede en het derde balkje.

 

De ex-ante-inschatting en -evaluatie is een relatief klein aandeel van wat gerapporteerd wordt. Een ex-postevaluatie van dat beleid is ook niet onmiddellijk de norm van de dag in heel wat lidstaten, inclusief België. Een paar lidstaten hebben een sterkere traditie op dat vlak. Denk vooral aan Ierland, maar ook landen zoals Duitsland hebben een sterke traditie in de grondige ex-ante-inschatting van beleidsmaatregelen. Het installeren van de traditie van een grondige evaluatie van het beleid zal een deel moeten zijn van de institutionele oplossing.

 

Nog een risico dat wij zien is medium-termism, met 2030 als een belangrijk eindpunt. Wij hebben een analyse gemaakt van de investeringen in gas en kool in Europa. Wij schatten in dat er met de huidige investeringscyclus in gas 20 % stranded assets in 2030 in Europa zouden kunnen zijn. Dit maakt dat we moeten nadenken over waar we nu staan in dat debat, dat wordt aangestuurd door wat er nu helaas ook gebeurt in Oekraïne. Dit is een belangrijke analyse die wordt gemaakt. Tot daar de mitigatie.

 

Dan gaan we kijken naar de adaptatie. Zoals de heer Lenaerts al heeft gezegd, is er duidelijk meer aandacht voor adaptatie in het debat. Europa heeft een nieuwe adaptatiestrategie die gebaseerd is op wat we nu al zien, maar ook op modelmatige voorspellingen. U kent die voorspellingen, bijvoorbeeld van neerslagpatronen. België is een land dat op jaarbasis meer neerslag zal hebben, maar in de zomer minder. We moeten ons dus aanpassen aan te veel en te weinig.

 

Die plaatjes komen erg wetenschappelijk over. Ik kan ze ook op deze manier vertalen. Hier ziet u de overstromingen die we hier gekend hebben. Op het andere plaatje ziet u niet de Niger, maar de Rijn in Duitsland na de extreem hete zomer in 2018, waarin er een bedreiging was voor het energiesysteem, het landbouwsysteem en de navigatie. Dit is de vertaling van die twee grafieken in meer sprekende beelden.

 

Hetzelfde kan men zeggen over forest fires. Wij lopen in het huidige trendscenario veel meer risico, samen met andere plekken in Europa. Dit is wat we nu al zien en waarvan we meer kunnen verwachten in Europa, tot in Scandinavië toe.

 

Dit is ook in de landbouwsector een gamechanger. Dit is een analyse die mee werd gemaakt door professor Van Passel over het verlies van de waarde van landbouwgrond. U merkt dat die oploopt tot 20 à 30 % en meer, ook in België, Nederland en Duitsland. Dat zijn serieuze veranderingen met grotere gevolgen dan enkel de onmiddellijke impact van dramatische gebeurtenissen. Men kan zich daaraan aanpassen met actieprogramma's. Een voorbeeld daarvan is het Nederlandse Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw.

 

Uiteraard zijn er ook geopolitieke gevolgen te verwachten. Ik geef een persoonlijke anekdote mee. 30 jaar geleden heb ik rond dit thema mijn doctoraatsonderzoek gedaan. Ik heb dat in de Verenigde Staten moeten doen, omdat mijn professor in België zei dat een doctoraat over iets serieus moest gaan. Ik ben het daarom elders gaan doen. Het is nu een zeer actueel thema.

 

Rond adaptatie is er gelukkig een versnelde opbouw van kennis. Wij zijn op Europees niveau verantwoordelijk voor het Climate-ADAPT-platform, waarvoor wij met alle lidstaten samenwerken om voorbeelden, goede praktijken en analyses samen te brengen. Er is daarover heel wat te vinden dat kan worden gebruikt bij de ontwikkeling van het beleid. Een belangrijk deel van dat beleid is het aanpassen van de steden in Europa. België is een zeer verstedelijkt land, dus er zijn uitdagingen inzake stedelijke innovatie. Ik ga daar niet te veel op in u weet wat die context is. Als wij willen werken met klimaatadaptatie en -mitigatie op basis van natuurlijke systemen, dan zijn de connectiviteit en de veerkracht van ecosystemen zeer belangrijk en dan zijn landschapsfragmentatie en verharding zeer belangrijke elementen. Wij wonen in het meest gefragmenteerde en verharde deel van Europa. Dat zet zich ook voort. Dat is de toekomst. Wij zijn dus een hotspot voor verdere fragmentatie en verharding – die slide heb ik eruit gehaald in the interest of time, maar ook daar zitten wij met een probleem.

 

Dat maakt dat de analyse en de koppeling tussen biodiversiteit en climate change – het middelste rode streepje –, die duidelijk is gemaakt op Europees niveau, middels natuurherstel en nature-based solutions erg worden bemoeilijkt. Een goede ruimtelijke planning, het inzetten op biodiversiteit en de strategie daaromtrent en op connectiviteit zijn dus essentiële elementen voor de toekomst, niet alleen voor adaptatie, ook voor mitigatie.

 

Een andere koppeling die meer en meer wordt gemaakt, is de koppeling tussen gezondheid en klimaatverandering. Wij hebben dat geïntegreerd op het Climate-ADAPT-platform middels het European Climate and Health Observatory, waar wij samenwerken met topwetenschappers rond deze materie, maar ook met andere Europese agentschappen, zoals het ECDC in Stockholm, dat ondertussen iedereen kent van de covidkaarten.

 

Waarom is dat belangrijk? We zien een significante stijging van het aantal mensen boven de 65 dat hittegolfdagen beleeft. We schatten dat we aan ongeveer 200 miljoen mensen zitten. Dit is een observatie van Ukkel, waarbij de bovenste lijn de sterfte op bepaalde dagen weergeeft en de onderste lijn de maximumtemperaturen. Als u ooit een cursus statistiek wilt geven en over correlatie wilt praten, dan hebt u hier een mooi voorbeeld. Dat is dus waar we voor staan. Dit toont het verband tussen hittegolven en vulnerable population. De mensen die sterven zijn veelal ouderen, maar het betreft ook mensen met onderliggende aandoeningen. Daarom is het belangrijk dat we daarmee leren omgaan. Dit zal een nieuw paradigma vereisen, om deze zaken aan te pakken op systeemniveau. Intellectueel en beleidsmatig is de groene pijl interessant. We zullen experimenteren, oplossingen accelereren en institutionaliseren in beleid en ter zake financiële mechanismen voorzien. Dan gaan we een betere toekomst tegemoet. Uiteraard is dat belangrijk.

 

Het Europees Milieuagentschap vindt dat er veel te weinig aandacht is voor wat we moeten uitfaseren. Door dingen uit te faseren, wordt er ruimte gecreëerd om oplossingen te versnellen en op te schalen. Daar zullen uiteraard sociale conflicten en tegengestelde opinies rond zijn. Het beleid moet dan ook faciliterende omstandigheden of enabling conditions creëren. Het betreft het uitfaseren van fossiele brandstoffen, maar ook van milieuschadelijke subsidies. Daar praten we intussen al 25 jaar over. Het gaat ook over niet-duurzame belastingsmodaliteiten, niet-duurzame ruimtelijke planning, die zich helaas voortzet, maar ook niet-duurzame verdelingsmechanismen die maken dat maatregelen sociaal minder aanvaard zijn.

 

We weten daar niet zo veel over, monitoren dat niet zo goed en geven onze wetenschappelijke instellingen ook weinig mandaat om dat op te volgen. Ook op Europees niveau kaarten we dat aan. Een belangrijk mechanisme is hier de taxonomie, het verschuiven van investeringen in die duurzame richting. Dat kan een belangrijke handleiding zijn, om niet alleen publiek maar ook privaat kapitaal en vooral de connectie tussen de twee in een goede richting te duwen. De sociale factor wordt nogal naar voren geschoven met de slogan 'leaving no one behind'. Iedereen hanteert de slagzin 'we need a socially just transition'.

 

Het komt er nu op aan om dat in concreet beleid om te zetten en om de kennis hierover samen te brengen. Sociaal beleid en milieu- en klimaatbeleid zijn immers twee erg gefragmenteerde kennissystemen die zeer weinig worden samengebracht. We zijn dat nu aan het doen met een aantal andere spelers op Europees niveau, maar ik denk dat het samenbrengen van de nodige kennis om die socially just transition inhoud te geven, op te volgen en te kunnen onderbouwen met effectieve kennis ook een uitdaging is voor de kennisinstellingen op Belgisch niveau.

 

Het is misschien een beetje confronterend, maar op het vlak van fundamentele governance­architectuur zijn Denemarken, Zweden, Finland en Duitsland voorbeeldlanden. Zij hebben een klimaatwet, zeer duidelijk geformuleerde nationale doelstellingen voor 2030, reeds gedefinieerde doelstellingen voor 2050 en een onafhankelijke klimaatraad die het beleid tegen het licht houdt en advies geeft. Die zaken bestaan overigens ook op Europees niveau, inclusief een klimaatraad die vanaf april in werking zal treden en ingebed is in het Europees Milieuagentschap. Ik hoop dat dit u stimuleert om het Belgische beleid in Europees perspectief te zien.

 

Le président: Monsieur Bruyninckx, je vous remercie pour le respect du temps de parole de vingt minutes.

 

Je cède maintenant la parole à M. Wittoeck, chef du service Changement climatique du SPF Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement. Partons, pour son exposé, d'une durée maximale de vingt minutes également!

 

01.03  Peter Wittoeck: Monsieur le président, merci beaucoup pour l'invitation à cette session d'auditions.

 

Ik zal proberen hier en daar een paar aanvullingen te geven die interessante pointers kunnen zijn voor uw verdere debat.

 

De heer Lenaerts heeft al gedetailleerd verteld wat de uitkomst van COP26 in Glasgow is geweest. Dat was een belangrijke COP omdat het ambitieniveau nu voor eens en altijd scherpgesteld is. De 1,5 °C is nu de kern van de politieke aandacht.

 

Op deze slide ben ik op een eerdere hoorzitting na COP26 geëindigd. Het is een citaat van Alok Sharma, de voorzitter van die COP, waarin hij zegt dat de 1,5 °C scherpgesteld en binnen bereik is, maar de patiënt is zwak. His pulse is weak. Alles hangt nu af van verdere actie, want de kloof is nog zeer groot. Dat werd ook duidelijk in de presentatie van de heer Lenaerts. Het gaat over emissiereductie, maar ook over financiering van actie in ontwikkelingslanden en adaptatie.

 

Dit vat de voornaamste processen die tijdens COP26 zijn gestart heel kort samen. Samengevat is dit de agenda voor de UNFCCC-onderhandelingen voor de komende jaren. Hier komt ook nog de Global Stocktake bij, een proces dat nu voor de tweede keer operationeel wordt. Dat is het vijfjarige ambitiemechanisme van de Overeenkomst van Parijs, waar de heer Lenaerts over sprak. Daar zal ik verder geen woorden aan vuil maken. Zoals ik zei was de vorige presentatie wat dat betreft zeer volledig.

 

Ik toon u nog een citaat van de heer Sharma. Hij betitelde zijn COP natuurlijk als historisch. Hoe zou u zelf zijn? Hier ziet u hem tijdens een sessie van het Chatham House in februari 2022. Maar tegelijkertijd zei hij ook dat dit enkel woorden op papier zijn als we de verbintenissen die we aangegaan zijn in Glasgow niet honoreren.

 

Ik wil even focussen op een aantal van de verbintenissen die voor ons als land en niet alleen als lidstaat van de Europese Unie relevant kunnen zijn voor het nationale beleid.

 

Niet de eerste natuurlijk, want dat is echt Europees beleid. Daar heeft Hans ook over gesproken, onze 2030-doelstelling, zoals die nu vertaald wordt in het Fit for 55-pakket; de oproep die in Glasgow is gedaan om de NDC's, de 2030-doelstellingen, te herbekijken en verstrengen waar nodig, om ze in lijn te brengen met nettonulemissies tegen 2050 wereldwijd en met de 1,5 °C-doelstelling. Het is een vraag of dat ook betekent dat Europa zijn eigen ambities moet herzien. Ik denk dat het een theoretische vraag is, in alle eerlijkheid. Ik heb geen weet van enige discussie op dit moment daarover in Europese context. De focus ligt nu echt op het wetgevende pakket dat de Europese klimaatwet moet omzetten in operationeel beleid.

 

Wat ook een signaal is geweest van Glasgow, is dat de partijen die dat nog niet zouden hebben gedaan – België hoort daar niet bij, België heeft dat wel gedaan – een langetermijnstrategie zouden indienen. In Parijs was beslist dat dit moest tegen 2020, of partijen werden uitgenodigd om dat te doen tegen 2020, maar heel weinigen hebben dat gedaan. De kwaliteit van veel van die strategieën is twijfelachtig. België heeft, zoals ik zei, ook een strategie ingediend, maar als men gaat kijken naar de doelstellingen die in de Belgische langetermijnstrategie staan, dan komen we niet aan de nettonulemissies waarvan we nu in Glasgow hebben beslist dat we aan die langetermijnstrategie moeten voldoen. Dat was voordien niet het geval. Het is voor het eerst dat de VN, UNFCCC, duidelijk maken dat die langetermijnstrategieën in functie moeten staan van een rechtvaardige transitie naar nettonulemissies. De vraag is, gezien de Belgische langetermijnstrategie niet voldoet aan de voorwaarde om te streven naar nettonulemissies – u kune zelf lezen waarom dat is –, of die strategie dus moet worden herzien en opnieuw ingediend bij de VN.

 

Toen het Overlegcomité de huidige strategie heeft goedgekeurd, heeft men in elk geval die optie opengelaten. Er is geen formele, nationale doelstelling van koolstofneutraliteit, of netto nul, of klimaatneutraliteit, noem het zoals u wilt, maar in de beslissing van het Overlegcomité – u kan het lezen op deze slide – werd er wel een gemeenschappelijke wil om naar koolstofneutraliteit te streven geformuleerd, en het idee dat de langetermijnstrategie zal worden geactualiseerd, in functie onder andere van het Europese beleid dat momenteel volop in beweging is.

 

Deze beslissing dateert van voor de Europese beslissingen over de Europese klimaatwet en Fit for 55. Een open vraag, die misschien een interessante politieke discussie waard is.

 

Wat wij in ieder geval wel zullen moeten doen, aangezien de Europese verordening over de energy union het ons oplegt, is een herziening van ons Nationaal Energie- en Klimaatplan. U herinnert zich dat wij dat plan eind 2019 hebben voorgelegd. 'Het geïntegreerd Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021-2030' is de volledige titel van dat document. U herinnert zich wellicht de strenge bewoordingen waarmee de Europese Commissie in haar evaluatie die Belgische plannen heeft bejegend. Op de slide ziet u een schematische en tentatieve kalender van de voorbereiding, het ontwerp, van ons geactualiseerde Nationaal Energie- en Klimaatplan, dat in juni 2023 bij de Europese Commissie moet worden voorgelegd. Daarin zit een federaal luik en uiteraard ook een nationaal luik. In een volgende hoorzitting, die over governance zal gaan, stel ik voor dat we dieper ingaan op wat de Europese Commissie destijds had te vertellen aan België, nota bene aangaande de noodzaak tot integratie van die plannen.

 

Integratie was een belangrijk element in de beoordeling van de Europese Commissie, maar we zitten nu natuurlijk in een context van verhoogde ambitie. Een van de wetgevende dossiers in de context van Fit for 55 is de verhoging van de nationale doelstellingen in de niet-ETS-sectoren, namelijk gebouwen, transport, landbouw en afval, die vertaald moeten worden in nationaal beleid en dus in de nationale energie- en klimaatplannen. Op deze slide, die u wellicht al eerder hebt gezien, toon ik u nogmaals de mogelijke impact van de talrijke maatregelen in het huidige plan. Als alle maatregelen uit het plan worden uitgevoerd, dan zitten we op de gele lijn in de grafiek, het neerwaarts traject. De blauwe lijn in de grafiek geeft de projecties aan, aangeleverd door de Gewesten, als het beleid niet wordt uitgevoerd.

 

In de context van de klimaatneutraliteit, met de gemeenschappelijke wil, de Europese klimaatwet enzovoort, is het maar de vraag of we met het huidige traject inderdaad in de buurt komen van klimaatneutraliteit. Er is immers geen nationale klimaatneutraliteitsdoelstelling. Die wordt voorlopig ook niet opgelegd door de Europese Unie. We zullen toch ergens in die richting moeten evolueren als we willen bijdragen tot de Europese klimaatneutraliteit. We moeten de gele lijn verder naar beneden krijgen om de breuk in 2030 die op deze grafiek te zien is, te vermijden. We spreken over meer dan een factor 2,5, van 1,3 miljoen ton per jaar naar 5,2 miljoen ton per jaar. Als we nog langer wachten, is er nog een veel grotere vermenigvuldiging nodig.

 

Er is ook gesproken over adaptatie. Dat zit in het internationale beleid, maar ook steeds meer in het Europese beleid. De Europese adaptatiestrategie die vorig jaar is goedgekeurd, gaat een stuk verder dan de eerdere en gaat onder andere in de richting van het rekening houden met de schade veroorzaakt door klimaatverandering op onze economie. De beelden spreken voor zich.

 

De macrofiscale of macro-economische aspecten, het potentieel verstoren van onze financiële en economische stabiliteit, zijn elementen die nu in het Europese beleid zitten. Dit zijn geen alarmistische kreten, dit zijn zaken die analisten uit de verzekeringssector ons al jaren meegeven. Er zou ook moeten worden gereflecteerd over die elementen, daar roept de strategie althans toe op in het nationale beleid.

 

Het eerste Belgische Nationaal Adaptatieplan ligt achter ons. Dit dekte de periode van 2017 tot 2020. We moeten nu een nieuw adaptatieplan voorbereiden. Op federaal niveau zijn we daar al mee bezig. We hopen tegen midden dit jaar de goedkeuring te krijgen van een set van federale maatregelen in de schoot van de federale regering. Tegen maart 2023 moeten we krachtens diezelfde wetgeving, de Energy Union Governance Regulation, ook aan de Commissie rapporteren over onze nationale planning en onze nationale strategie, net als voor het Energie- en Klimaatplan. Daar kan ik u op dit moment helaas niet veel meer over zeggen.

 

Laten wij even kijken naar het internationale beleid. De financiële component daarvan, het ondersteunen van vooral klimaatactie in ontwikkelingslanden, is een heel belangrijke factor, ook in Glasgow en zeker ook in Sharm-el-Sheikh.

 

In Glasgow werden enkele processen gelanceerd, namelijk een nieuwe kwantitatieve doelstelling vanaf 2025, met onderliggend de voortzetting van de dialoog over langetermijnfinanciering, het gaan beslissen over hoe wij niet alleen het Santiago Network for Loss and Damage zullen financieren – want dat gaat over enkele tientallen miljoenen euro of dollar per jaar –, maar ook hoe wij een financiële poot zullen creëren, als wij dat zouden willen, voor de kosten veroorzaakt door loss and damage in ontwikkelingslanden. Dat zijn allemaal zaken die in ons land in handen zijn van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, deels samen met de Gewesten. Ik zal u dadelijk de cijfers tonen.

 

Een van de elementen die belangrijk waren in Glasgow is de verbintenis van donorlanden om te streven naar een evenwicht tussen de financiering van mitigatie in ontwikkelingslanden en adaptatie in ontwikkelingslanden, met meer specifiek een collectieve verdubbeling van de adaptatiefinanciering tegen 2025 ten opzichte van 2019. Het is interessant om eens te kijken naar de Belgische situatie op dat vlak. Wij zitten daar zeer goed. Het overgrote deel van de Belgische klimaatfinanciering gaat naar adaptatie.

 

Het volgende werd ook reeds uitgelegd door de heer Lenaerts. Wij moeten de 100 miljard die wij tegen 2020 hadden beloofd maar niet hebben gehaald, vooralsnog realiseren, tot 2025, wanneer die nieuwe doelstelling in werking zal treden.

 

Het is misschien nuttig om in het kader van die processen te bekijken waar België staat. Dit is een analyse gemaakt door de ngo ACT Alliance begin vorig jaar. In deze grafiek wordt uitgedrukt wat de verhouding is tussen giften – alleen dat deel van de klimaatfinanciering, dus geen leningen – die landen voorzien in termen van internationale klimaatfinanciering ten opzichte van hun rijkdom, hier uitgedrukt als bruto nationaal inkomen.

 

U ziet daar het rode blokje. Het is niet groot, België zit daar niet in de hoogste categorie. Op de kaart ziet u nog duidelijker de verhouding tussen klimaatfinanciering in de vorm van giften en het bruto nationaal inkomen.

 

Dit is hoe onze klimaatfinanciering het voorbije decennium is geëvolueerd. Het zwarte blokje zijn de federale componenten. U weet hoe de bevoegdheden zijn verdeeld. Elke overheid doet aan ontwikkelingssamenwerking en draagt bij aan de klimaatfinanciering. Er is ook de nationale lastenverdeling voor de periode 2013-2020, waarmee minima worden opgelegd. De federale overheid zit ruimschoots boven wat de lastenverdeling ons oplegt.

 

Als men gaat kijken naar wat wij hebben gerapporteerd in de context van het delivery plan, waarover de heer Lenaerts sprak, zien we dat de vooruitzichten voor de komende jaren en het groeipad dat we toch kunnen zien volledig komen van de bijkomende inspanningen van de federale regering, meer bepaald van het departement Ontwikkelingssamenwerking.

 

Ik vertel er meteen bij, dat toon ik niet op deze grafiek, dat er ook analyses zijn die inschatten dat, op basis van parameters zoals onze CO2-emissies en ons bbp per inwoner een faire Belgische bijdrage aan die 100 miljard euro het tienvoudige hiervan zou zijn. Dat zeg ik er meteen bij.

 

Financiering in de context van de Overeenkomst van Parijs gaat niet alleen over het financieren van actie in ontwikkelingslanden, het gaat ook over het transformeren van ons hele financiële systeem. Ik breng de derde doelstelling van het artikel 2.1 van de Overeenkomst van Parijs in herinnering. Dat is een doelstelling die op hetzelfde niveau staat als de temperatuurdoelstellingen. We moeten alle investeringsstromen in de geglobaliseerde economie coherent maken met de andere doelstellingen van de overeenkomst, namelijk de temperatuurdoelstelling van 1,5 °C en de doelstellingen om naar een koolstofarme economie en een resilient economie te evolueren.

 

Dat is een heel belangrijke doelstelling maar een heel moeilijk proces om binnen de VN mee om te gaan. De uitkomst van de discussies in Glasgow reflecteren dat. Veel meer dan de urgentie van de doelstelling onderstrepen kan zo'n COP bijna niet doen. Men worstelt in elk geval met hoe de COP dat kan doen.

 

Het zit natuurlijk in andere sferen. De heer Bruyninckx had het daarnet al over de Europese strategie voor duurzame financiering, met al haar componenten. De bekendste is de fameuze taxonomie, natuurlijk, maar er zijn nog vele andere.

 

Ik geef u meteen mee, voor zover u het nog niet wist, dat op het niveau van de federale regering de ministers Khattabi en Van Peteghem een nationale sustainable finance strategy voorbereiden. Die strategie zit nu nog in de studiefase maar zij zit mee in de pijplijn. Zij moet ervoor zorgen dat het Belgische beleid afgestemd kan worden op het sturen van investeringen door de financiële sector, maar ook dat de overheid in haar rol als investeerder de nodige beleidsmaatregelen treft.

 

Glasgow ging niet alleen over onderhandelde beslissingen. Er zijn heel wat plurinationale, vaak sectorale afspraken gemaakt, niet bij consensus door alle partijen, maar vaak toch door heel veel partijen.

 

Een aantal van die politieke verklaringen vergt uiteraard opvolging. In het verleden waren die politieke verklaringen vaak ziek in dat bedje. Zij werden ondertekend door heel veel landen, maar dan ontbrak vaak het opvolgingsmechanisme.

 

Glasgow heeft wat dat betreft voor een verbetering gezorgd. Een van de belangrijkste verklaringen, in termen van welke impact zij kunnen hebben op emissies die in Glasgow werden onderschreven, was de Global Methane Pledge. Ook België heeft de Global Methane Pledge onderschreven, die beoogt de methaanemissies tegen 2030 met 30 % te reduceren. Wel, het blijft bij die Global Methane Pledge niet bij die collectieve ambitie. Er wordt wel degelijk een verbintenis opgenomen om ook op nationaal niveau actie te ondernemen.

 

In een recente brief hebben John Kerry en Frans Timmermans, de initiatiefnemers van de Global Methane Pledge, die verbintenis vertaald in een uitnodiging aan de onderschrijvende landen om een methaanreductieactieplan op te maken en dat voor te leggen aan de volgende ministeriële vergadering van de leden van die Pledge, tijdens COP27, in Sharm-el-Sheikh.

 

Een ander belangrijk proces is georiënteerd op een aantal belangrijke technologieën en sectoren die meer dan 50 % van de wereldwijde emissies afdekken. Dat proces is erop gericht om in die sectoren technologische doorbraken te realiseren of om ervoor te zorgen dat de technologieën die ons kunnen helpen in de richting van nettonulemissies, de norm worden in die sectoren. De sectoren die daarin worden genoemd zijn uiteraard de elektriciteitsproductie, de personenwagens, de staalindustrie, de waterstofindustrie en de landbouw. Daar komen mogelijk nog werkstromen bij rond scheepvaart en gebouwen. Die werkstromen vormen het voorwerp van een breder proces dat wordt aangestuurd door het Britse voorzitterschap, in samenwerking met internationale organisaties, zoals het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie, en sluit aan op ministeriële processen, zoals Mission Innovation en The Clean Energy Ministerial. Het proces zal dus ook vanuit het politieke niveau de nodige impulsen krijgen en heeft de intentie om jaarlijks te worden herhaald.

 

Er is daarnaast het Statement on International Public Support for the Clean Energy Transition. Voor zover ik weet, wordt in België nu gepraat over wat daar als verbintenissen in staat, meer bepaald het stopzetten van openbare steun – publiek geld – voor investeringen in fossiele brandstoffen buiten onze grenzen, het rekening houden met die verbintenissen ook in onze rol van lid van de bestuurscomités van de multilaterale ontwikkelingsbanken, iets wat uiteraard ook op nationaal niveau beslissingen vergt, enzovoort.

 

Ook de non-state actors – het middenveld en vaak de privésector – hebben een reeks verklaringen afgelegd, vaak in de richting van een commitment inzake nettonulemissies. Dat is ook heel moeilijk om op te volgen. Dat heeft António Guterres ertoe aangezet om daarvoor een specifiek proces in het leven te roepen, een high-level expert group die moet bepalen hoe wij dat kunnen meten en analyseren. Dat dit wellicht nodig is, wordt geïllustreerd door een rapport van het NewClimate Institute en Carbon Market Watch eerder dit jaar. Zij hebben bekeken hoe de nettonulcommitments van 25 heel grote bedrijven zich hebben vertaald.

 

Volgens de analyse van die twee instituten is dat vrij relatief, wat u in deze grafiek ziet. Volgens de analyse zou, in plaats van de rode reductie die echt overeenkomt met nettonulemissies, door het bedrijf zelf alleen het veel kleinere balkje daarnaast worden gerealiseerd. Voor een deel komt dat omdat offsetting erin is opgenomen, maar dat is slechts een klein stukje, maar ook bijvoorbeeld doordat zij hun macht als economische actor niet gebruiken om hun toeleveranciers lager in de waardeketen tot nettonulemissies aan te zetten. Dat is een belangrijk element om goed naar te kijken. Op zijn minst wordt dat geïllustreerd door deze analyse.

 

Ik kan niet niets zeggen over de huidige nieuwe context, de crisis van de energieprijzen. Vorige week heeft de Europese Raad de Verklaring van Versailles uitgebracht in antwoord op de Russische aanval op Oekraïne. Ik bespreek nu wat daarin staat op het vlak van energie. Op dat niveau is in ieder geval duidelijk dat onze klimaatdoelstellingen en de rol van het energiebeleid in die context nog steeds centraal staan.

 

Vanuit sommige hoeken horen wij dat er nu andere prioriteiten zijn dan het klimaatbeleid, dat wij nu bijvoorbeeld eerst moeten bekijken hoe we omgaan met de grote gevolgen van de energiecrisis. Ik toon u enkele citaten van Frans Timmermans in het Europees Parlement, al enkele maanden geleden, waarmee hij eigenlijk een open deur intrapt. Als we nu al verder hadden gestaan in onze transitie naar klimaatneutraliteit, dan was de impact die het gevolg is van energieafhankelijkheid, afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, veel kleiner. Er was dan veel minder sprake van een energieprijzencrisis in de Europese Unie. Om te illustreren hoe dat kan spelen op Belgisch niveau, toon ik u een van de grafieken uit onze scenario's die België naar klimaatneutraliteit kunnen brengen tegen 2050, grafieken die wij vorig jaar hebben gepresenteerd en die velen onder u bij gelegenheid van andere presentaties al wel hebben gezien.

 

Als men kijkt naar gebouwen en transport bij huishoudens, dan zou een Belgisch transitiepad naar 2050 tussen 2018 en 2030 een meer dan halvering betekenen van de afhankelijkheid van huishoudens van fossiele brandstoffen.

 

Hoe is dat vertaald naar financiële termen, want daarover spreken we immers in grote mate, en naar de factuur voor de gezinnen? Die transitie en de verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zouden dan in ons model leiden tot een reductie van de energiefactuur van ongeveer 1.700 euro per jaar naar ongeveer 800 euro per jaar gemiddeld voor de Belgische gezinnen. Dit is dan nog zonder rekening te houden met wat er momenteel aan het gebeuren is met de gas- en elektriciteitsprijzen en de brandstofprijzen. Op nationaal niveau vertaalt zich dat in een besparing van meer dan 4,5 miljard euro. Dat zijn de grootteordes waarover we spreken.

 

Wat de energietransitie betreft, ik projecteer het hier nu naar de toekomst, maar dat is eigenlijk ook wat onderliggend is aan de quote van ondervoorzitter Timmermans van de Europese Commissie die ik u net toonde. Hij stelde in diezelfde uitspraak ook dat we niet in de val mogen lopen van klimaatdoelstellingen en sociale doelstellingen met elkaar in tegenspraak te brengen. Er wordt vaak gewezen op de verhoging van de koolstofprijs in het huidige ETS, die inderdaad sterk is gestegen. Hij relativeerde dat vrij sterk in zijn toespraak voor het Europees Parlement in september 2021.

 

Hier toon ik u de evolutie van de koolstofprijs op de huidige Europese emissiehandelsmarkt tussen 2013 en begin 2022. U ziet dat de meeste stijgingen eigenlijk het gevolg zijn van vraag en aanbod in die markt zelf. De enige link die u in deze grafiek ziet met wat er gebeurt op de energiemarkten, is dat er een prijsstijging is gebeurd omdat er een probleem is geweest met de toelevering van gas, de prijs van gas, waardoor er een shift is geweest naar meer koolstofintensieve energiebronnen, zoals steenkool.

 

Het gevolg daarvan is een verhoging van de vraag naar emissierechten en, vermits het om een markt van vraag en aanbod gaat, een stijging van de prijs. Niemand ontkent dat er een sterke stijging van die koolstofprijs is geweest in het huidige ETS, die over de 100 is gegaan en nu weer wat is gedaald. Als men dan kijkt naar wat de impact van de stijging van die component van de energiefactuur is, dan is deze grafiek wel sprekend.

 

In het grijs ziet u de evolutie voor een aantal landen van de prijs van aardgas. De stijging is duidelijk merkbaar. De stijging van de elektriciteitsprijs volgt uiteraard. In het blauw, helemaal onderaan, ziet u wat de impact is van de stijging van de kost van een emissierecht op de Europese emissiehandelsmarkt. De stijging van die componenten is in vergelijking met die andere component, de gasprijs, nauwelijks merkbaar. Een tweede aspect dat van belang is bij de koolstofprijs, is dat in tegenstelling tot wat ons energiesysteem betaalt om fossiel gas of andere fossiele brandstoffen in te voeren, het geld betaald voor een koolstofprijs niet verdwijnt uit ons land. Dat is geen geld dat bijdraagt aan de winstmarges van de grote internationale energiebedrijven. De koolstofprijs die Belgische bedrijven zouden betalen, en in het voorstel van de Europese Commissie in de toekomst ook Belgische gezinnen, komt voor het overgrote deel rechtstreeks en voor een stuk onrechtstreeks terug naar onze eigen economie.

 

U ziet hier onze meest recente inschattingen van hoe die inkomsten voor België zouden evolueren in een lineair prijstraject van vrij laag, 53 euro nu, tot 100 euro in 2030. Dat mag best een conservatieve schatting genoemd worden in het kader van hoe de prijzen nu geëvolueerd zijn. We kijken dan aan tegen inkomsten die volgens het voorstel van de Europese Commissie kunnen en moeten gebruikt worden voor klimaatbeleid, met inbegrip van het corrigeren van eventuele negatieve sociale gevolgen. Dat gaat in de miljarden per jaar en is zonder meer relevant, ook in de context van de discussies over het omgaan met de impact van de energieprijzen op gezinnen.

 

We moeten natuurlijk wel oog hebben voor de sociaal herverdelende impact op de gezinnen die de nieuwe ETS-BRT, dus de ETS voor Buildings en Road Transport, zou kunnen hebben.

 

Dit scenario gaat uit van een prijs van 60 euro per ton. Maar hetzelfde beeld ontstaat wanneer men 100 euro per ton rekent. Wanneer we op basis van wat gezinnen verbruiken kijken naar hoe de koolstofprijs zich vertaalt in een stijging van de jaarlijkse energiefactuur, dan krijgen we dit beeld. Aan de linkerkant zien we de armste gezinnen, het eerste inkomensdeciel, en helemaal rechts het tiende inkomensdeciel, met name de 10 % rijksten in dit land. Intuïtief klopt het wel dat dit meer zal zijn voor rijkere gezinnen omdat ze gemiddeld gezien meer verbruiken dan de armere.

 

Hoe gaan we daarmee om? Hoe zorgen we ervoor dat dit niet leidt tot een nog hogere belasting van de armsten, maar niet alleen de armsten? Men kan dit doen door de inkomsten die men realiseert, door het feit dat de gezinnen een koolstofprijs betalen, bijvoorbeeld als een forfait terug te storten. Elk gezin, ongeacht hun vermogen, krijgt hetzelfde bedrag teruggestort onder de vorm van een klimaatbonus, zoals men dat zou kunnen noemen.

 

Dan ziet men het verschil tussen wat gezinnen hebben betaald in het blauw en wat ze terugkrijgen in het wit. Zo krijgt men een positief herverdelend effect. Netto verdienen de armere gezinnen gemiddeld op een dergelijke constructie, terwijl de rijkere gezinnen relatief zullen bijdragen.

 

Dit is natuurlijk maar één scenario. Het is het simpelste scenario, waarbij elk gezin een gelijke forfaitaire klimaatbonus teruggestort krijgt. Er zijn natuurlijk nog veel andere scenario's denkbaar.

 

Dan heeft men nog geld over om ander beleid te voeren. Dat ziet u in het rood en blauw, boven op het witte balkje aan de linkerkant. Voor België zijn er dan nog de potentiële inkomsten van het Social Climate Fund, het Europese corrigerende instrument dat voorgesteld wordt, enzovoort.

 

Dit alles wilde ik u nog meegeven, nu alles in de context van de energiecrisis gebeurt en de sociale dimensie zo belangrijk is.

 

Le président: Monsieur Wittoeck, je vous remercie pour votre exposé.

 

Je propose de passer aux questions et aux observations des différents groupes politiques. J'invite chacun à bien préciser à qui il adresse ses questions. Je donnerai la parole aux intervenants lorsque nous aurons fait le tour de l'ensemble des questions.

 

Chers collègues, puis-je vous demander de vous présenter et de nous faire savoir quel est le Parlement dont vous êtes membres afin de faciliter le travail des services.

 

Il est 12 h 41. Si tous les groupes présents prennent la parole, cela prendra 45 minutes. Autrement dit, si chacun d'entre vous s'exprime pendant 5 minutes, voire un peu plus, les trois heures qui nous sont imparties seront respectées. Je vous demande donc de bien vouloir vous limiter à vos questions afin que chacun puisse avoir l'occasion de s'exprimer et que nos invités puissent avoir le temps de répondre.

 

01.04  Bert Wollants (N-VA): Ik bedank de drie sprekers voor de ruime informatie.

 

De discussies in het licht van de COP's blijven deels dezelfde. Er wordt wel een en ander verduidelijkt in verband met een aantal mechanismen. Zo hangt bijvoorbeeld het thema loss and damage ons al een hele tijd boven het hoofd. Op elke COP wordt daarover druk gesproken, maar niet op elke COP wordt daarbij vooruitgang geboekt. De vraag is dan natuurlijk of dat thema op de volgende COP afgewerkt zal zijn. Zullen we dat thema en de gevolgen ervan, met name de vergoedingen, die ook gelinkt zijn aan de financiering, nog vele COP's meezeulen? Elke keer schuiven we – dit is misschien wat grof gezegd – een paar millimeter op in dat verhaal, en af en toe eens een millimeter achteruit, maar ik heb niet de indruk dat we naar oplossingen evolueren, net omdat dat de verschillende landen sterk verdeelt.

 

Welke zijn de vooruitzichten? Mogen wij verwachten dat er daarin, als een van de prioriteiten, stappen vooruit gezet worden?

 

Ik hoor pleiten voor meer inzet op hernieuwbare energie, met de quote van de heer Timmermans daarbij. Op individuele basis is dat volgens mij zeer terecht, maar ik weet niet of dat ook het geval is in het globale pakket. Op het moment betalen wij aan de energiesector hoge prijzen, want de huidige energiecrisis is in belangrijke mate een prijzencrisis. Net op momenten waarop de input van wind- en zonenergie zeer laag is, zien wij gigantische prijzen doorwegen op de markt.

 

Overigens, wij zouden het af en toe vergeten met die zeer hoge prijzen, maar onze kerncentrales werden het voorbije weekend gemoduleerd, omdat de energieprijzen te laag waren. Hoe dan ook zal het aanbod van zonne- en windenergie ook in de elektriciteitssector voldoende effect sorteren, opdat een en ander de juiste richting blijft uitgaan?

 

Er werd hier ook een heel discours gegeven over dat de prijsstijging op het vlak van CO2 zeer beperkt is, gelukkig maar. Uiteraard is die zeer beperkt, zeker in vergelijking met die voor de gasprijzen. Maar die factor zal wel een rol blijven spelen.

 

Anderzijds, wij betalen vandaag niet alleen voor de CO2 die wordt uitgestoten, want zolang er in het elektriciteitssysteem één gascentrale draait, betaalt men niet alleen de CO2-kosten van die gascentrale, de CO2-kosten worden ook betaald aan alle andere aanbieders op de markt.

 

Er wordt dan geargumenteerd dat de CO2-inkomsten niet weg zijn, niet vertrekken. Maar goed, wat wij betalen aan alle andere aanbieders, vertrekt natuurlijk wel. Kan zo'n systeem op langere termijn blijven bestaan? Is het dan in het voordeel om de CO2-prijs heel fel te laten stijgen?

 

Ik heb een beetje het vermoeden dat onze laatste gascentrale nog niet volgende week of de week daarna zal sluiten. Wij zullen dus in de loop der tijden alsmaar meer het equivalent van de CO2 in de elektriciteitsprijs blijven betalen, tot de laatste gascentrale dicht is. Dan spreken wij echter over ongeveer 2040. Moet er voor die kosten geen andere methodiek worden gezocht? Want ik maak mij er wel wat zorgen over dat het systeem op die manier ontspoort. Dat past natuurlijk wel in de energieprijzendiscussie van vandaag.

 

Er werd in het verleden vaak betoogd dat er wat minder moet worden gekeken naar kernenergie. Ik heb de jongste tijd ook Europees commissaris voor Energie Simpson er duidelijk voor horen pleiten om, als het gaat over de impact van CO2, niet alleen meer te kijken naar hernieuwbare energie, wat vroeger de algemene ondertoon was, maar ook om investeringen te doen met het oog op de verlenging van de levensduur van kerncentrales.

 

Moet er in Europa niet een duidelijkere kaart worden getrokken? Ik besef dat hier de eeuwige grote discussie pro en contra kernenergie tussen Duitsland en Frankrijk speelt – de rest zit in een van de twee kampen. Hoe dan ook, uitsluitsel daarover zou toelaten dat er een aantal stappen wordt gezet en dat we forser stelling kunnen innemen dan we nu doen, waarbij we soms licht gehandicapt aan de startlijn verschijnen.

 

01.05  Kim Buyst (Ecolo-Groen): Ik wil de heren bedanken. Ik zal mijn vragen to the point stellen.

 

Mijnheer Lenaerts, u verwees naar een aantal thema's die op de COP27 belangrijk zullen worden. U zei dat de doelstelling om de opwarming onder 1,5 °C te houden, scherp werd gesteld. U bent begonnen met een aantal cijfers en feiten te geven die voor onze fractie niet mis te verstaan zijn. Het is duidelijk dat op internationaal en Europees vlak meer inspanningen worden geleverd. Ons land – dit heeft onze fractie altijd bepleit – moet daarin een proactieve rol spelen. Maar op basis van de pijnlijke, eerlijke analyse van de heren Bruyninckx en Wittoeck, moet ik concluderen dat we tekortschieten en dat we meer dan een tandje moeten bijzetten.

 

Mijnheer Lenaerts, heb ik het goed begrepen dat u, verwijzend naar het IPCC-rapport, ervoor waarschuwde dat thema's als loss and damage en adaptatie alleen maar belangrijker zullen worden en zeker naar de internationale onderhandelingen moeten worden meegenomen? Is dat een juiste aanname? Zijn er nog andere belangrijke inzichten uit dat IPCC-rapport die de internationale samenwerking zouden kunnen versterken?

 

Een tweede vraag is zowel aan de heer Bruyninckx als aan de heer Lenaerts gericht en gaat meteen ook over een ander thema dat de heer Lenaerts heeft aangehaald met betrekking tot de COP27. Dat is de laatste slide die hij getoond heeft, waarbij samenwerken voor mij een sleutelwoord is in al die zaken die op deze slide stonden. Het gaat over samenwerken tussen landen, maar ook tussen experts. Er is ook al even naar verwezen door de heer Bruyninckx en het is ook een beetje offtopic omdat het tijdens de volgende hoorzitting over klimaatgovernance zal gaan, maar de heer Bruyninckx is er dan niet, dus ik zal mijn vraag hier heel even stellen.

 

De Europese klimaatwet bevestigt dat wetenschappelijke expertise een absolute vereiste is en ook een basis moet vormen voor de klimaatactie en  de inspanningen die we zullen doen om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren. Er werd dan ook besloten om een Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering op te richten. Ik had graag gezien dat er eventueel kort kon worden ingegaan op hoe die adviesraad te werk zal gaan en hoe België de werking van die raad inhoudelijk kan ondersteunen. Dit kan immers belangrijke inzichten opleveren.

 

Een derde puntje, ik vond de analyse van heer Bruyninckx heel duidelijk en heel concreet, maar ook heel pijnlijk als ik eerlijk mag zijn. Ik was wel verheugd dat hij erop hamerde dat als we klimaatverandering willen aanpakken, we een economische omwenteling nodig hebben die breder is dan alleen het energieverhaal. Het gaat ook over voedsel, productie en mobiliteit. Dat vereist een maatschappelijke oplossing. Het klopt natuurlijk dat het ook voor de groenen belangrijk is dat de transitie rechtvaardig verloopt. U hebt er zelf ook naar verwezen, net als de heer Bruyninckx. Clean energy for all is ook voor ons groenen heel belangrijk. Hoe kunnen we ook buiten Europa de toegang tot groene energie vergroten? Hebt u suggesties met betrekking tot de manier waarop we dat kunnen doen? Ik heb u horen zeggen dat de kennis sowieso verzameld moet worden, ook binnen België. Misschien kunt u dat wat concreter maken en vermelden hoe we dat ook buiten Europa kunnen doen.

 

Tot slot kom ik bij de heer Wittoeck. U hebt inderdaad een aantal belangrijke aanvullingen gegeven en ook teruggeblikt op de COP in Glasgow. Ik neem sowieso mee dat we bij een volgende hoorzitting, als we het over governance hebben, zeker moeten bekijken wat de Europese Unie te vertellen had over ons Nationaal Energie- en Klimaatactieplan. Die vraag zal ik de volgende keer sowieso stellen. België is momenteel nog geen lid van de High Ambition Coalition.

 

In welke mate zal dat onze onderhandelingspositie schaden tijdens de COP in Egypte? Hebt u er een idee van waar de blokkering zit? Hoe belangrijk vindt u die coalitie in de internationale klimaatslag?

 

01.06  Jean-Philippe Florent (ECOLO): Monsieur le président, je suis député régional wallon.

 

Je remercie les trois intervenants pour leurs présentations très claires.

 

Comme l'a rappelé M. Lenaerts, la déclaration de la COP26 exhorte les parties à doubler le financement international. On parle d'un financement de 100 milliards de dollars qui n'est pas atteint. M. Lenaerts a également souligné combien la perception des pays vulnérables était un point sensible et bloquant pour une transition globale.

 

Mes questions sont donc les suivantes. La Belgique ne remplit pas son ambition. M. Wittoeck disait d'ailleurs qu'on devrait décupler ce financement en tenant compte du PIB et de nos émissions. La position de notre pays d'arriver à la COP27 sans une rehausse du financement international serait-elle tenable? Peut-on s'attendre à un engagement budgétaire clair pour ce financement pluriannuel – ce que nous espérons – additionnel à l'aide publique au développement? Plus précisément sur le mécanisme de financement additionnel Pertes et préjudices – puisqu'en cette matière non plus, hormis la Région wallonne qui s'est engagée à livrer un million, on n'a pas d'engagement de la part de la Belgique –, quelles sont les prochaines étapes que nous devons prévoir en matière d'opérationnalisation?

 

J'ai également une question rapide pour M. Bruyninckx qui a souligné l'importance d'avoir une orientation biodiversité dans le cadre de l'adaptation, une véritable assurance vie. Je le rejoins. Des signaux nous indiquent que des demandes existent pour réduire les ambitions en matière de biodiversité de la PAC, afin de produire davantage de céréales qui viennent à manquer au niveau mondial. L'Agence reçoit-elle également ces signaux? Y êtes-vous attentifs? La réduction de l'ambition verte de la PAC représente-t-elle un risque?

 

J'en viens à ma dernière question concernant les énergies fossiles. Une diminution de notre exposition aux énergies fossiles a vraiment tout son sens, tant au niveau de la réponse sociale aux prix énergétiques élevés qu'au point de vue climatique. Avez-vous un diagnostic précis des subsides publics belges, toutes entités confondues, aux énergies fossiles? Quelles mesures jugez-vous les plus pertinentes et urgentes pour diminuer les subsides publics de la Belgique, toutes entités confondues, à ces énergies?

 

Je terminerai par un commentaire. Vous avez tous les trois rappelé l'importance de ne pas circonscrire la question climatique à la seule composante électrique. Vous pouvez constater qu'une partie de ce message n'arrive malheureusement toujours pas à destination. Nous en sommes tout à fait conscients. Aucun des secteurs ne pourra échapper aux efforts qui doivent être faits. Nous devons tous en être conscients.

 

01.07  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, je suis députée fédérale à la Chambre des représentants et je serai l'unique intervenante pour le groupe PS.

 

Avant toute chose, je remercie l'ensemble des intervenants pour la clarté de leurs exposés ainsi que pour les précieuses informations qu'ils contenaient.

 

La COP27 a lieu en Égypte. Ce lieu est certainement symbolique si on considère la menace que représente le changement climatique pour l'Égypte et pour la mer Rouge, la montée du niveau des eaux ayant déjà englouti plusieurs milliers d'hectares de terres agricoles en Égypte. Des villes égyptiennes comme Alexandrie sont aujourd'hui menacées de disparition, à l'instar d'autres métropoles africaines. Enfin, la biodiversité de la mer Rouge pâtit déjà fortement de l'augmentation des températures.

 

À l'aube de la seconde partie du sixième rapport du GIEC publiée le 28 février 2022, un accent particulier devrait être placé sur la question de la vulnérabilité et de l'adaptation. Si, en 2014, le GIEC évoquait encore principalement les impacts futurs potentiels du changement climatique, désormais, le présent est privilégié. Quoi qu'il arrive, ce phénomène a et aura des effets sur le monde, même dans un scénario optimiste. Cela signifie que nous devons et devrons mettre en place des politiques d'adaptation à ces changements au sein des pays en voie de développement mais aussi des pays industrialisés. Les notions de losts and damages, de pertes et de préjudices, devront nécessairement être prises en considération et faire l'objet de mesures ambitieuses lors des prochaines réunions internationales.

 

La déclaration de la COP26 consacrait déjà un chapitre à ce point et, de manière générale, j'aurais souhaité obtenir des informations sur le suivi des engagements pris à ce propos depuis le mois de novembre. Plus précisément, la déclaration évoque l'importance de fournir un soutien renforcé supplémentaire aux activités traitant des pertes et dommages avec les effets néfastes du changement climatique. Des initiatives spécifiques ont-elles été lancées par les instances concernées? Pouvez-vous nous indiquer ce qui, selon vous, pourrait faire l'objet d'initiatives nouvelles lors de la COP27? Quelle est votre analyse des politiques des pertes et des dommages menées actuellement au niveau international? Lors de la COP27, la création du Santiago Network a été décidée pour catalyser l'assistance technique en cas de pertes et dommages. Nous savons que ce réseau pourrait être opérationnel d'ici quelques mois. Savons-nous si des avancées significatives peuvent être attendues d'ici à la COP27 ou lors de la COP27? Un second point important du rapport concerne la concordance des politiques en matière de climat avec l'accompagnement social qu'elles requièrent. Il est primordial que la lutte contre le changement climatique ne rende pas nos sociétés inégalitaires, d'autant plus que les populations les plus vulnérables sont et seront celles pour qui ces conséquences se feront le plus ressentir.

 

Nous savons que ce point fait l'objet d'une prise en considération du processus de bilan mondial de l'Accord de Paris. En novembre 2021, une collecte d'informations à été réalisée à ce sujet. Un premier avis technique est attendu pour juin 2022.

 

Des informations vous sont-elles parvenues quant à la mise en œuvre de l'article 2, § 1 de l'Accord de Paris en ce qui concerne la riposte mondiale à la menace du changement climatique dans le contexte du développement durable et de la lutte contre la pauvreté? Des avancées portant sur la question des responsabilités des émissions carbone ont-elles été constatées?

 

La Belgique, à son initiative ou en tant qu'État membre de l'Union européenne, a pris un certain nombre d'engagements à Glasgow en novembre dernier. Quelle suite sera-t-elle donnée par notre pays aux engagements pris par l'Union européenne durant la COP26? Plus spécifiquement, quels sont les progrès réalisés par la Belgique en ce qui concerne la déclaration sur le soutien public à la transition vers une énergie propre? Quelle est la différence de statut des initiatives auxquelles la Belgique est aujourd'hui associée lorsque ces engagements relèvent d'une adhésion nationale ou participent d'une adhésion européenne? En effet, plusieurs initiatives discutées à Glasgow ont été soumises au groupe belge de coordination des gaz à effet de serre ou feront l'objet d'une coordination au sein de ce groupe. De quelle manière ces textes devront-ils être traités au sein de ce groupe? Un calendrier a-t-il été établi à ce sujet?

 

Ensuite, ces derniers mois, plusieurs textes relatifs aux ambitions européennes en matière de réduction des émissions de CO2 et de transition énergétique ont été publiés par la Commission européenne. Je pense notamment à la loi européenne sur le climat, le package de propositions Fit for 55 et plus récemment la stratégie REPowerEU. Bien que ceci recouvre une grande quantité de mesures, quel est l'impact de ces textes sur l'agenda international? Quelle est leur influence sur les discussions? Une initiative similaire à celle du mécanisme d'ajustement carbone aux frontières a une portée qui dépasse celle de l'Union européenne. Ce point a-t-il été évoqué lors de la COP? Compte-tenu du fait que des négociations doivent encore se tenir les prochains mois, savons-nous si des discussions avec des entités ou pays extra-européens doivent avoir lieu?

 

Toujours en lien avec la transition énergétique, la déclaration de la COP26 évoquait la problématique des émissions de gaz à effet de serre liées au charbon et demandait d'accélérer les efforts visant la réduction progressive de l'électricité au charbon.

 

Elle demande également de stopper progressivement les subventions aux énergies fossiles jugées "inefficaces". Nous devons reconnaître que ces formulations sont assez vagues. L'élimination progressive des subventions inefficaces aux combustibles fossiles laisse entendre que des subventions efficaces aux énergies fossiles semblent être possibles. Je dois avouer que j'ai du mal à le comprendre, tout comme les membres de mon groupe. Pouvons-nous avoir votre retour à ce sujet?

 

En outre, nous savons que l'invasion russe de l'Ukraine a un impact certain sur la politique européenne en matière d'énergie, dont la stratégie REPowerEU que j'ai évoquée tout à l'heure. Pouvons-nous obtenir votre avis sur l'impact que pourrait avoir cette situation sur les discussions et enjeux internationaux en matière de politique climatique?

 

J'ai bien conscience que le sujet qui nous occupe aujourd'hui est passionnant, mais notre temps pour en discuter n'est pas illimité. Ne voulant pas empiéter sur le temps de parole des collègues, je souhaiterais ponctuer mon intervention en abordant la question du genre, qui est essentielle et de plus en plus prise en considération. On peut s'en réjouir. Mais comme en atteste le point consacré à ce sujet dans le rapport du GIEC, pouvez-vous nous fournir vos recommandations sur la manière dont les engagements en matière de genre présents dans la déclaration de la COP26 et dans le rapport du GIEC pourraient être implémentés à l'échelle de la Belgique et à celle de l'UE?

 

01.08  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer Lenaerts, wat u aan het einde van uw betoog zei, was interessant, met name dat u hoopt dat de klimaatopwarming enigszins beheersbaar blijft. Het kan aan mij liggen, maar ik begrijp daar iets anders uit dan de betrachting van de daling met 1,5° C, krachtens de doelstelling uit het Klimaatakkoord van Parijs. Laat ons eerlijk zijn: in politieke kringen wordt daar heel veel over gezegd en de heer Wittoeck zei dat Frankrijk op koers blijft, ondanks het conflict tussen Rusland en Oekraïne. Ik denk echter dat de volgende jaren het tegendeel zal worden bewezen en dat die daling met 1,5 °C jammer genoeg te ambitieus zal blijken.

 

Er zijn al enige tekens aan de wand. Ten eerste hebben we volgens het Internationaal Energieagentschap nog nooit zoveel CO2 uitgestoten als in 2021, dus postcovid. We zien nu al dat de landen die nu al een grote rol spelen in de CO2-vervuiling, bijvoorbeeld China, energiezekerheid verkiezen boven het verminderen van de CO2-uitstoot.

 

Voorts wordt het economische herstel van vorig jaar door verschillende agentschappen niet als een duurzaam herstel beschouwd. Dat is de realiteit, los van de betrachtingen. De CO2-uitstoot steeg met 6 % tot 36,3 miljard ton, het hoogste niveau ooit, volgens het agentschap. Dit wordt ook bevestigd door het Global Carbon Project van de Amerikaanse en Britse universiteiten, waar de sprekers het ook al over hadden. Dit project wijst op een toename van het gebruik van fossiele brandstoffen, met name door kolencentrales in China en India. Dat is de realiteit op wereldvlak waarmee de EU aan de slag moet.

 

Op de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen lijkt de huidige energiecrisis met haar hoge prijzen maar weinig invloed te hebben. Nog vóór de oorlog tussen Rusland en Oekraïne uitbrak waren de gasprijzen al aan het stijgen, en toen zei de gouverneur van de Nationale Bank van België, de heer Pierre Wunsch, in lijn met een van de laatste rapporten van deze bank: "Mochten we de kosten van de klimaat- en energietransitie niet meer uitsmeren, dan zullen er grote prijsschommelingen optreden."

 

Als we als overheid de investeringen in fossiele brandstoffen – gas en olie – afremmen, zoals we op Europees niveau bezig zijn te doen, zal automatisch de productie verminderen. Het grote probleem in Europa is dat de productie van hernieuwbare energie niet even snel toeneemt. Als we dan ook nog eens de nucleaire investeringen blokkeren – de Belgische overheid heeft nog steeds geen standpunt ingenomen in het taxonomiedebat – dan komen we er niet. Dat is het grote probleem, dat Pierre Wunsch duidelijk beklemtoond heeft: die twee snelheden zijn niet op elkaar afgestemd. Voor alle duidelijkheid, dat gaat dus helemaal niet over voor of tegen de transitie zijn.

 

Wat het nationale niveau betreft, waar de hoorzitting over governance wellicht dieper op in zal gaan, ik weet niet hoever de Nationale Klimaatcommissie staat met het akkoord over burden sharing, maar ik ben heel benieuwd naar de herziening van het Belgisch Nationaal Adaptatieplan en het NEKP in de komende maanden. Ik kan me niet voorstellen dat één overheid dat eenzijdig finaliseert.

 

We horen daar op dit ogenblik weinig over. U hebt zelf toegegeven, mijnheer Wittoeck, dat het adaptatieplan momenteel enigszins in duisternis is gehuld. U hebt ook het voorbeeld van de Belgische langetermijnstrategie gegeven. Uiteindelijk gaat het dan over een gemeenschappelijke wil, maar wat betekent dat in de politiek? We hebben daar al eerder over gehoord.

 

Mocht het conflict in het Oosten aanhouden, zal er dan geen enkele invloed zijn op het wetgevingstechnische pakket Fit for 55, de implementatie van de Europese klimaatwet in de komende jaren? Gisteren werd op de hoorzitting over de prijsvorming in de energiemarkt letterlijk gezegd dat men een tijdelijk aangepaste CO2-prijs zou kunnen voorstellen, dus een tijdelijke verlaging. FEBEG stelde dat voor als mogelijkheid om de prijzen te verlagen.

 

01.09  Aurélie Czekalski (MR): Monsieur le président, comme mes collègues, je remercie les différents intervenants de ce matin. Vu tout ce qui a déjà été dit par mes collègues et les questions pertinentes qui ont été posées, je ne serai pas très longue. Je commencerai cependant par un regret: aucune des personnes que nous avions proposé d'auditionner n'a été retenue. Nous regrettons que l'on n'entende pas les ministres belges en charge du Climat à ce sujet.

 

Ce sont les ministres qui étaient présents à la COP26 et qui seront présents à la prochaine COP27. Comme l'ont dit plusieurs intervenants, des décisions politiques devront être prises. Les ministres belges du Climat auraient pu nous expliquer les raisons de l'échec d'un accord intrabelge, mais aussi les pistes mises en place afin d'aboutir à un accord pour la COP27. Comme dit et répété par certains, il est temps de passer à l'action!

 

Entre aujourd'hui et novembre de cette année, date du lancement de la COP27 à Sharm El-Sheikh, une fenêtre d'opportunités cruciale s'ouvre aux dirigeants, encore faudrait-il qu'ils la saisissent. La clé du succès sera de montrer que les promesses faites seront tenues, de démontrer que, même lorsque les pays ont le sentiment d'être allés loin, ils peuvent aller encore plus loin, d'accélérer la mise en œuvre de tous les objectifs et de s'appuyer sur un esprit de coopération et de compromis avec les autres pays pour parvenir à une action climatique véritablement mondiale.

 

Les différents intervenants ne sont pas très optimistes quant au fait que les pays respecteront leurs engagements ainsi que pour l'avenir climatique. Que faudrait-il mettre en place selon vous pour que chacun respecte ses engagements? Quelles sont les garanties d'aboutir à un accord dans le cadre de la COP27? Que faut-il mettre en place à cet effet? Une résolution parlementaire est-elle une bonne façon de travailler? Comme M. Wittoeck l'a évoqué, il ne faut pas négliger l'impact de l'augmentation des coûts de l'énergie sur les objectifs climatiques et sur les ménages. Nous devrons, au sein de nos parlements respectifs, y veiller.

 

Une piste de solution que vous suivez est celle d'utiliser les revenus et de verser le forfait aux ménages. Quels autres scénarios sont-ils envisageables? Les États-Unis, la France, les Pays-Bas, l'Angleterre, l'Allemagne, etc. investissent dans l'énergie nucléaire. Monsieur Wittoeck, investir dans le nucléaire permettrait-il à la Belgique l'atteinte de ses objectifs en matière de CO2?

 

Concernant l'influence géopolitique, ma question rejoint celle de Mme Hanus.

 

Le président: Par rapport aux personnes auditionnées, je vous encourage à transmettre vos remarques au chef de la délégation du Parlement bruxellois. Je suis sûr qu'il y sera très attentif.

 

01.10  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral wil ik de sprekers bedanken voor de verhelderende uiteenzettingen.

 

De context van dit debat is vandaag uiteraard een stuk anders dan pakweg een maand geleden. Rusland is een criminele oorlog begonnen in Oekraïne en dat brengt, naast heel veel menselijk leed, ook het debat over de afbouw van ons gebruik van fossiele brandstoffen in een stroomversnelling.

 

Allereerst heb ik enkele vragen over REPowerEU en de Verklaring van Versailles. Daarin zien we twee tendensen. Enerzijds wil men de uitrol van de Green Deal versnellen voor meer energieonafhankelijkheid, anderzijds wordt er gekeken om Russisch fossiel te vervangen door niet-Russisch fossiel. Welke piste zal het meest doorwegen, denken jullie?

 

Kunnen jullie meer verduidelijking geven wat er in de steigers staat voor de versnelling van de Green Deal, vooral wat betreft de plannen om renovatie, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie een boost te geven? Zal er eindelijk ook een sociaal rechtvaardig plan komen om de burger te helpen de duurzame omslag te maken?

 

Mijn tweede set vragen gaat over de toekomst van Fit for 55 in het licht van de huidige crisissituatie. Wat betreft de Energy Taxation Directive en het nieuwe ETS voor transport en gebouwen, rijst meer dan ooit de vraag van verzoening van klimaat en sociale rechtvaardigheid. Met die voorstellen wil men de belastingdruk op fossiele energie verhogen, terwijl we nu net zien dat alle overheden zich door de exploderende energieprijzen genoodzaakt zien om de energiefiscaliteit te verlagen. Ik stel mij daarbij dus de vraag wat in de huidige beleidscontext nog de relevantie is van voorstellen die burgers en bedrijven via prijssignalen richting transitie willen duwen, want we zien dat de huidige hoge energieprijzen daar niet automatisch voor zorgen.

 

Wat het bestaande ETS betreft, dat ging zogezegd eindelijk beginnen te werken met de prijsstijging van emissierechten die we het afgelopen jaar zagen, maar vlak na het begin van de oorlog in Oekraïne is die prijs opnieuw gecrasht, omdat Russische speculanten massaal hun reserves verkochten. Hoelang is het nog verdedigbaar dat we de uitstootreducties nodig om onder de 1,5 °C te blijven nog van een dergelijke markt laten afhangen?

 

Dan is er nog het nieuwe IPCC-rapport, dat de uitdagingen op vlak van adaptatie op scherp stelt. Ook daarover heb ik enkele vragen. Welke extra inspanningen moeten er volgens jullie post-2025 gebeuren qua internationale klimaatfinanciering om ervoor te zorgen dat het Globale Zuiden zich zo goed mogelijk kan aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering, die zij allerminst veroorzaakt hebben, maar wel het eerst en het hardst voelen?

 

Wat zijn de verschillende standpunten van de Europese lidstaten ten aanzien van een aanvullend financieringsmechanisme voor verlies en schade?

 

Het IPCC-rapport waarschuwde ook voor maladaptatie. Daaronder valt volgens het IPCC ook de focus op technologische koolstofafvang die we op de COP26 zagen in het kader van net-zero-ambities, maar hoe evalueren jullie de wereldwijde beleidstendensen op het vlak van effectieve emissieafbouw versus koolstofafvang?

 

Ik heb ook nog een vraag over de mitigatie. Wat verwachten jullie van België en Europa in het bijstellen van hun NDC’s?

 

Tot slot zien we ook nog dat het Energy Charter Treaty en gelijkaardige verdragen de fossiele multinationals nog steeds toelaten om stokken in de wielen steken van landen die een beter klimaatbeleid willen voeren. Hebben jullie een idee hoe we daar een eind aan kunnen maken?

 

01.11  Christian Leysen (Open Vld): Het is niet voor het eerst dat de actualiteit de uitdaging van de klimaatverandering in de schaduw stelt. Na de coronacrisis kwamen er stijgende energieprijzen en nu is alle aandacht gevestigd op het conflict in Oekraïne.

 

Het IPCC blijft intussen, zoals alle andere nationale en internationale instanties, onverminderd rapporten publiceren die ons informeren over de gevolgen van verdere klimaatverandering. We worden trouwens  inmiddels ook hier geconfronteerd met een aantal gevolgen daarvan. Ook de jaarlijkse klimaatconferenties blijven doorgaan. De volgende vindt plaats in Egypte in de maand november. Hoewel er op het moment zelf altijd veel media-aandacht is voor die conferenties, blijft het hele gebeuren voor menig burger toch een black box met een output die weinig tastbaar is. Zelfs voor wie persoonlijk aanwezig is, blijkt het vaak onmogelijk te weten wat er allemaal op tafel ligt en wat er uiteindelijk beslist wordt en door wie. Grootse verklaringen zijn dan altijd aan de orde. Uit persoonlijke ervaring weet ik dat het een zeer interessante ontmoetingsplaats is voor overleg, voor de uitwisseling van kennis en van best practices. Het stoort me evenwel dat het ook uitgegroeid is tot een mediacircus waar zowel regeringsleiders als actiegroepen gretig gebruik van maken.

 

Hoorzittingen zoals deze van vandaag zijn uiteraard zeer nuttig om te kunnen peilen waar we inmiddels staan. We kunnen er de relatie bestuderen tussen de klimaatuitdagingen en een doordachte energietransitie in een moeilijk geopolitiek kader.

 

Het staat vast dat we streven naar klimaatneutraliteit. We zijn er ons allen vandaag meer dan voorheen van bewust dat de ambitie van klimaatneutraliteit met een stuk realisme en zonder ideologisch dogmatisme moet worden bekeken. De uitstap uit alle fossiele energiebronnen gecombineerd met een uitstap uit de verouderde kerntechnologie is alleen mogelijk als men op een zinvolle en doordachte manier de overstap maakt naar enerzijds hernieuwbare energie en anderzijds naar andere koolstofvrije energiebronnen  – een nieuwe vorm van kernenergie zal daar ongetwijfeld deel van uitmaken – zonder de tussenstap naar extra gascentrales te moeten zetten. Dat is de grote uitdaging.

 

Mijn vraag is dan ook hoe jullie dat in de huidige context zien? Hoe zien andere landen in de wereld dat? In welke mate vormen deze energiecrisis en de oorlog bijkomende hindernissen voor de klimaattransitie? Ziet u deze soms als een kans om een versnelling hoger te schakelen, maar met realistische doelstellingen? Worden deze recente evoluties meegenomen in de voorbereidende gesprekken? Ik hoorde een van de sprekers namelijk zeggen dat er niet gesproken wordt over de huidige context. Ik vind dat jammer. Het zou kunnen dat u zegt dat u er niet klaar voor bent, maar het zou een prioriteit moeten zijn om kritisch te kijken naar de wijze waarop we gefunctioneerd hebben. Ik heb namelijk altijd veel woorden gehoord, maar er ontbreken in dit dossier te veel daden. Er zijn te veel doelstellingen en te weinig actieplannen. Als we een beroep zullen doen op de bouw van nieuwe gascentrales, moeten we ons ook de vraag stellen of onze claim op klimaatleiderschap nog wel geloofwaardig is.

 

Hoe evalueert u het standpunt van de andere wereldblokken sinds de COP26? Doen we – en dan spreek ik als ondernemer – niet te veel? We willen op alle fronten scoren, niet alleen klimaat maar ook sociaal-economische doelstellingen. Verder willen we het financiële systeem hertekenen. U wilt de hele wereld veranderen. Ik zou u liever horen zeggen dat er één, twee of drie doelstellingen zijn waar we echt voor gaan, waar we de middelen voor vinden en waaraan we een prijs, een actieplan en verantwoordelijkheden verbinden.

 

Tot slot, acht u de opeenvolgende rapporten en conferenties, die vaak vooral binnen de inner circle circuleren, nog de meest adequate weg om progressie te verkrijgen? Is het draagvlak voor de te ambitieuze doelstellingen niet aan het wegkwijnen door de lat zo hoog te leggen dat iedereen weet dat ze niet haalbaar zijn? Moeten we dus niet minder praten en meer doen?

 

Voorzitter: Christian Leysen.

Président: Christian Leysen.

 

01.12  Kris Verduyckt (Vooruit): Ik dank u namens onze federale fractie. De vorige spreker verwees al naar het grote aantal crisissen van de afgelopen tijd. De coronacrisis staat vandaag voor het eerst niet op de agenda in de commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen. Men is momenteel in de commissie voor Landsverdediging aan het praten over de oorlog in ons werelddeel. Straks is er ook nog een uitgebreide dialoog met de minister van Energie over de energiecrisis. Er zijn veel crisissen, maar ik wil even duidelijk stellen dat de grootste crisis en uitdaging nog steeds diegene is waarover we vandaag spreken, namelijk de opwarming van onze planeet.

 

Er werd verwezen naar het laatste IPCC-rapport en dat is zeer duidelijk. De opwarming van onze planeet gaat sneller en harder toeslaan dan we hadden verwacht. Ik heb de afgelopen dagen de berichtgeving over het Amazonewoud gelezen. De heer Leysen had het hier over een vorm van realisme. Wel, als men dat leest, dan stelt men vast dat dit vandaag de realiteit is. Die andere crisissen, die zeker zorgen voor onstabiliteit in de wereld, mogen ons niet afleiden van het uiteindelijke doel dat door de volgende COP bereikt moet worden. Of dit al dan niet een mediacircus is, is onbelangrijk, mijnheer Leysen. Het belangrijkste is datgene wat we kunnen bereiken op de COP. Daar gaat het werkelijk over.

 

De heer Bruyninckx heeft gezegd dat het debat niet mag worden verengd tot louter een debat over energie. Veel collega's zijn daar vandaag op ingegaan en ook ik zou daarover een paar dingen willen zeggen. De vraag is of die internationale veiligheidscrisis en de nieuwe mantra dat we een einde moeten maken onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen voor kansen zorgen.

 

Ik lees enerzijds dat het Verenigd Koninkrijk schaliegas als energiebron overweegt te gebruiken. Ik heb vernomen dat we vandaag extra schaliegas via schepen vanuit de Verenigde Staten invoeren. Ik denk dat er kansen zijn, maar dat deze erg fragiel zijn. Dat komt door een aantal andere tendensen. Ik zit ook in een commissie waar er wordt gesproken over bitcoin. We stellen vast dat er door mining van bitcoin in Amerika opnieuw steenkoolmijnen zijn geopend, om in de energiebehoefte te kunnen voorzien. Wanneer we in dit Parlement de discussie over een vliegtuigtaks van een gering bedrag voor korte vluchten voeren en vervolgens de beroering die dat veroorzaakt zien, dit op het ogenblik waarop onze energieprijzen exploderen, dan stel ik vast dat de mindset nog bij niet iedereen goed zit.

 

Er was gisteren een zeer interessant debat over het huidige marktmodel voor energie, dat grotendeels op zijn limieten botst. Ik denk dat iedereen dat vandaag beaamt. Wat mij op dat vlak vooral zorgen baart, is dat dit marktmodel er onvoldoende voor zorgt dat we die investeringen omzetten naar hernieuwbare energie, wat nochtans absoluut noodzakelijk is.

 

Een bijkomend probleem is dat de lage productieprijs van hernieuwbare energie nog te weinig prijsbepalend is in het huidige marktmodel. Het betreft een belangrijke discussie die momenteel wordt gevoerd. Ik begrijp de opmerking dat we moeten opletten met maatregelen die fossiele brandstoffen opnieuw op de voorgrond plaatsen. Toch aanvaard ik die opmerking niet volledig, omdat de maatregel bij uitstek om het verbruik van fossiele energie te doen dalen de hoge prijs ervan is. Die zal absoluut een impact hebben, maar structureel zijn er andere maatregelen nodig. We zullen de mensen die het kunnen betalen vandaag moeten vertellen dat ze in hun huis moeten investeren door het bijvoorbeeld te isoleren. Zonnepanelen zijn vandaag een rendabele investering. Voor wie dat niet kan betalen, een belangrijke doelgroep, zullen we met collectieve oplossingen moeten komen, waarin de overheid haar verantwoordelijkheid opneemt. We mogen de klimaattaxatie echter zeker niet tijdelijk on hold zetten en doen alsof het probleem niet bestaat, zoals de heer Ravyts voorstelt. Dat lijkt me geen goede zet.

 

Mijn vragen hebben vooral te maken met de internationale spanningen. In hoeverre zijn die een bedreiging voor dit soort internationale klimaattoppen? De heer Lenaerts zei dat Rusland volgens de Climate Tracker niet op schema zit. Ik kan me voorstellen dat het op dit moment politiek niet evident is om met Rusland besprekingen over het klimaat te voeren. Volgens de literatuur ondervinden nochtans zowel Rusland als China veel hinder van de klimaatopwarming. Denk maar aan de ontdooiing van de permafrost, de gletsjers, de stijgende zeespiegel en het droogteprobleem in China. Het valt uiteraard moeilijk in te schatten in hoeverre dit een probleem zal vormen om straks terug met elkaar aan de tafel te gaan zitten om de nodige beslissingen te nemen.

 

Mijn overige vragen werden reeds door de collega's gesteld. Ik zal het hier dan ook bij laten.

 

Voorzitter: Antoine Hermant.

Président: Antoine Hermant.

 

Le président: Je vais à présent donner la parole à nos invités.

 

01.13  Ulrik Lenaerts: Ik moet zeggen dat ik een beetje overdonderd ben door de rijkdom aan opmerkingen en over de vele pertinente vragen. Het is moeilijk er in een kort tijdsbestek een goed antwoord op te geven. Ik zal mij dan ook beperken tot enkele vragen die een aantal keren teruggekomen zijn. Ik probeer een zekere inschatting te geven.

 

Een van de vragen die vaak terugkwamen, was de vraag naar de relevantie van de COP en van de rapporten in het licht van de nieuwe internationale actualiteit. In hoeverre heeft die een impact op het klimaatproces? In hoeverre verandert zij de prioriteit voor klimaat?

 

Ik moet zeggen dat vanuit mijn perspectief – ik werk voor het departement Buitenlandse Zaken – en in ons intern overleg dat wij hebben, continu de kwestie is gesteld van de prioriteit van het klimaat versus die van andere internationale ontwikkelingen en internationale crisissen.

 

Mijn ervaring uit die lange periode op Buitenlandse Zaken is dat telkens wel de vraag wordt gesteld of klimaat dermate centraal blijft staan, maar dat wij binnen ons departement het internationale gebeuren in ruime zin zien en dat er een toename is van het belang dat wij toekennen aan de Europese discussies over klimaat, het belang van de IPCC-rapporten en dergelijke meer.

 

Ik zie de huidige crisis het belang van klimaat niet echt kenteren, hoe ernstig zij uiteraard ook is. Natuurlijk zal er wel een impact zijn op de klimaatagenda. De kwestie van onze energieafhankelijkheid staat nu, meen ik, veel prominenter op de agenda.

 

Ons departement hecht heel veel belang aan samenwerking met Afrikaanse landen op het vlak van adaptatie, de humanitaire crisis in Oekraïne betekent op dat vlak zeker wel een uitdaging. Daarvoor ben ik wel een beetje bevreesd.

 

Het is op dit moment heel moeilijk in te schatten in hoeverre het conflict in Oekraïne een impact zal hebben op de mate waarin Rusland zal ageren in het multilaterale systeem. Wij weten niet of zij bepaalde zaken zullen willen blokkeren. Wij zitten ook met moeilijkheden om samen te werken met Rusland op tal van domeinen, maar wij moeten afwachten hoe het verder evolueert.

 

Er werd ook een aantal keren gevraagd naar adaptatie en loss and damage en de mate waarin zij belangrijker worden op de agenda. Het verhaal dat ik heb gebracht, is ook het verhaal van het IPCC en van communicerende vaten. Als wij er niet in slagen om de emissies onder de temperatuurdoelstelling van het Akkoord van Parijs te brengen, heeft dat een directe impact op het belang dat adaptatie krijgt en op de druk die ontstaat om meer op te vangen met adaptatie en loss and damage. Er werd gevraagd of Sharm-el-Sheikh op het vlak van loss and damage een doorbraak wordt en of er daar beslissingen zullen worden genomen. Er is daarin een duidelijke evolutie: in Parijs is loss and damage uit de taboesfeer gekomen. In Parijs werd erkend om over loss and damage multilateraal te overleggen, maar werden compensatie en aansprakelijkheid uit het debat gehouden. Wij zijn geëvolueerd naar het operationaliseren van de samenwerking inzake loss and damage en ik verwacht dat die operationalisering op de COP27 ook effectief een feit zal zijn, met de aanstelling van een entiteit die het Santiagonetwerk aanstuurt en die technische faciliteiten kan aanbieden aan landen die daarom vragen.

 

Maar de grote openstaande vraag is dan de bredere financiering van loss and damage. Wanneer ze haar beslag zal krijgen, weet ik niet, maar dat de vraag niet weg te denken is van de internationale agenda onder de huidige omstandigheden van acute klimaatimpact en van de bijkomende bevindingen die het IPCC maakt, staat buiten kijf.

 

De kwestie van de brede financiering van loss and damage zal hoog op de agenda blijven staan. Het is onmogelijk te zeggen wanneer zij haar beslag zal krijgen, denk ik.

 

Dan was er de vraag over internationale klimaatfinanciering. Doet België voldoende? Wat kan er nog gebeuren? Er zijn grafieken getoond over de toename van de Belgische klimaatfinanciering. We zijn geëvolueerd van een meerjaarlijks gemiddelde van ongeveer 100 miljoen op jaarbasis naar 125 miljoen of meer voor de komende jaren. Dat is een stevige inschatting. Die bijkomende klimaatfinanciering wordt gedragen door het federale niveau. De Gewesten hebben in Glasgow zich ertoe geëngageerd hun huidige niveau van klimaatfinanciering ten minste aan te zullen houden. Dat maakt dat we een groeipad hebben kunnen presenteren. Voor een aantal entiteiten heeft dit in zekere zin tijd gekocht omdat de verwachting is dat we een groeipad hebben voor de verschillende entiteiten.

 

Er werd een vraag gesteld over wat we meer kunnen doen rond het genderthema. Wat doen we daaromtrent al? Ik denk dat België al vrij veel doet rond gender binnen de internationale samenwerking. We hebben een thematische strategie, Sahel, met een budget van 50 miljoen euro voor de komende jaren.

 

De duidelijke afspraak is dat elk klimaatproject ook moet getoetst worden aan zijn impact op gender. Dat is, zeker binnen de federale ontwikkelingssamenwerking, een voorbeeld. Wij passen dat ook toe in andere strategieën. Er zit daar dus vooruitgang in.  Het zwakke punt op het vlak van gender is eigenlijk de kennis over desegregatie van de impact van klimaat op de verschillende genders en van het klimaatbeleid. Wij besteden onvoldoende aandacht aan het ontwikkelen en toepassen van een goede methodologie op dat vlak.

 

Le président: Il y a un problème avec la durée des interventions. Pour bien préciser, il reste actuellement 15 minutes. Nous devons terminer à 14 h 00. Je sais que le défi du réchauffement climatique est immense et que les questions sont énormes mais je vous demande d'être concis dans vos réponses. Je suis désolé.

 

01.14  Ulrik Lenaerts: J'en ai terminé et je cède la parole à mes collègues. 

 

01.15  Hans Bruyninckx: Er zijn heel veel vragen gesteld. Diegenen die daar completere antwoorden op willen van het Milieuagentschap kunnen ons contacteren. Wij antwoorden altijd met de kennis die we hebben. Ik zal nu focussen op een paar dingen.

 

Loss and damage staat inderdaad op de agenda en zal niet meer weggaan. We hebben twee weken geleden een rapport gepubliceerd, waarbij op basis van de informatie van verzekeringsmaatschappijen in Europa nu al 500 miljard euro aan schade door klimaatverandering is vastgesteld. Dat bedrag zal alleen maar toenemen in de komende jaren. Wij zullen daar dus ook mee te maken krijgen. De focus moet liggen op de armste landen. De manier waarop in klimaatonderhandelingen alle landen die historisch tot de G77 plus China behoren samen gegooid worden, is niet altijd echt behulpzaam in de onderhandelingen. De armste landen moeten de focus zijn. Daarnaast worden de mechanismen van financiering daarvoor ontwikkeld, die zijn belangrijk. Die 100 miljard dollar van het klimaatfonds en de besprekingen rond andere submechanismen moeten worden geplaatst in een wereldeconomie van 90 triljoen dollar. Dit is met andere woorden olie in een machinerie die veel fundamenteler zal moeten veranderen als we willen omgaan met de financiële mechanismen die duurzaamheid of niet-duurzaamheid bepalen.

 

Wij zullen inderdaad het secretariaat van die nieuwe Europese wetenschappelijke adviesraad rond klimaat waarnemen. Wat die raad zal doen, is omschreven in de wet. De raad zal onafhankelijk zijn werkprogramma samenstellen. Op basis van wetenschappelijk onderzoek zal die raad een beleidsevaluatie doen van het Europese beleid. Gaat het snel genoeg? Legt het de juiste accenten? Er zal een soort gapanalyse uitgevoerd worden. Er zullen alternatieve beleidsinstrumenten bekeken worden. De link met de lidstaten wordt gelegd met de climate councils. Met lidstaten die niet zo'n climate council hebben, kan geen link worden gelegd. Het zal dus een beetje moeilijk zijn om dat met België te doen.

 

De analyse van de CAP rond biodiversiteit is voldoende gemaakt. Indien u een zeer neutrale, maar bikkelharde analyse daarvan wilt lezen, verwijs ik u naar de Europese Rekenkamer. Die heeft een harde analyse van de CAP gemaakt, over het niet-bereiken van de milieudoelstellingen die daarin vervat liggen. De discussie daarrond loopt. Een verandering in ons voedselsysteem is nodig. Door te blijven focussen op landbouw als een segment van dat voedselsysteem alleen maken we de zaak moeilijk in de plaats van ze te vergemakkelijken.

 

Het belangrijkste voor een natuurlijke koolstofafvang is de versterking van biodiversiteit, bodembiodiversiteit, de restauratie van ecosystemen, vooral diegene die erg veel koolstof kunnen opslaan, wetlands en peatlands bijvoorbeeld. Dat zijn nu net de meest bedreigde biotopen in Europa. Niet te vergeten, de mariene omgeving is ook bijzonder belangrijk in de koolstofcyclus.

 

Er zijn vragen gesteld over het ambitieniveau. Is 1,5 °C ambitieus of te ambitieus? Welnu, het IPCC-rapport maakt zeer duidelijk dat de ambitie om ons snel genoeg aan te passen aan een temperatuurverhoging met 2,5 of 3 °C onhaalbaar is. Ik denk dus dat we ambitieus moeten zijn, daar hebben we alle redenen voor. Dat wordt steeds steviger onderbouwd, niet alleen door wetenschappelijke modellering, maar ook door observatie van de huidige realiteit.

 

Er zijn vragen gesteld over de Oekraïnecrisis en de prijssignalen. Het is duidelijk dat mensen niet reageren op de prijssignalen. Dit zijn crisisprijssignalen. Het is nooit de bedoeling geweest, van om het even welk beleidstraject, noch Europees, noch Belgisch, om op zo'n korte termijn zulke prijsschokken – het zijn geen prijsstijgingen, maar schokken – te gebruiken als beleidsinstrument. Volgens mij is de vraag dus een beetje naast de kwestie. Het gaat om de langetermijntrajecten. Dat merkt u met allerlei van die schokken: er ontstaat een recovery, maar het traject op lange termijn is van belang. Daarin spelen in het Europese systeem prijssignalen inderdaad een belangrijke rol.

 

De tot de sociale dimensie behorende renovation wave, het Europese Bauhaus, maar ook de rechtvaardige vergroening van belastingen zijn belangrijke signalen. We spreken over environmental tax reform in de OESO en in de Europese context voor twee decennia. Ook daarover hebben we recent een rapport gepubliceerd, dat ik kort kan samenvatten met de zin: it's going nowhere. Men weet hoe het werkt en het kan veel meer gebruikt worden, ook met de sociale dimensies erin, zoals Peter Wittoeck ook in zijn analyse heeft getoond, maar men gebruikt het niet.

 

Op Belgisch niveau gaat het om de omwenteling van het energiesysteem. Een Energiewende, zoals dat in het Duits heet, vereist constante, coherente, volgehouden en ambitieuze investeringen over verschillende decennia. In het Belgische energiebeleid in de jongste twee decennia zitten toch enkele karakteristieken die ik niet meteen in sterke mate terugvind. Dat is al zeer uitvoerig geanalyseerd. Wat er nu voorligt, zal wel een versnelling betekenen. Het antwoord is volgens mij wel een Europees antwoord. Energieproductie is nu een soort stronghold van nationale soevereiniteit. We vinden het niet erg om hele delen van ons voedsel te importeren, maar iedere omschrijving van nationale soevereiniteit, van enkele honderdduizenden mensen tot de 86 miljoen Duitsers, vindt dat zij haar eigen Energiewende moet organiseren.

 

Ik denk dat een meer Europese aanpak ons verder zou helpen. Men moet duidelijk maken dat wat men in België doet ook nauw samenhangt met wat in Nederland, Frankrijk en Duitsland gebeurt. Ik denk dat die coherentie vaak zoek is.

 

Als u nog vragen hebt, kunt u mij contacteren. Ik garandeer u dat wij binnen de tien dagen een antwoord geven met de kennis die wij hebben. Wij zijn aan dergelijke regels van hoffelijkheid en informatiedeling gehouden.

 

Le président: Je vous remercie. Effectivement, si l'un d'entre vous veut communiquer une note, des documents supplémentaires, vous avez toujours la possibilité de le faire via le secrétariat. Nous nous ferons un plaisir de relayer cela auprès des différents parlementaires.

 

01.16  Peter Wittoeck: Het debat was zeer rijk en er werden me heel wat vragen gesteld. Het stelt me gerust dat het klimaatprobleem niet in de schaduw is verdwenen, zoals iemand zei. Alleszins is uit de publiekspeiling die wij om de paar jaar doen, tot mijn eigen verrassing gebleken dat het klimaatprobleem in volle coronacrisis vorig najaar een representatief staal van de Belgische bevolking meer verontrustte dan de gezondheidsproblemen. Op dat vlak is er dus weinig veranderd. Ook al was dat vóór de oorlog in Oekraïne, de peiling geeft toch een beeld van het belang dat maatschappelijk nog steeds wordt gehecht aan klimaatverandering. Volgens onze analyse is het draagvlak dus zeker niet aan het verdwijnen. Gelet op de beslissingen op het hoogste Europese niveau – ik heb ze u ook getoond – heb ik niet de indruk dat het politieke draagvlak aan het verdwijnen is.

 

Dat was ook niet zo tijdens de coronacrisis. Het Europese herstelbeleid had een dubbele onderliggende doelstelling: de groene transitie en de digitale transitie. Wie het Belgische nationale herstelplan heeft gelezen, kon vaststellen hoe ecologisch dat was. Het klimaatprobleem is dus niet overschaduwd door de coronacrisis, wel integendeel. Men heeft van die crisis in de mate van het mogelijke een opportuniteit gemaakt en op langere termijn oplossingen gezocht voor de klimaatcrisis. Ik denk dat we de huidige crisis van de energieprijzen, versterkt door de oorlog in Oekraïne, ook op die manier moeten zien.

 

Er werd aangeklaagd dat de afspraken tijdens de COP een black box zijn voor de burgers, maar mijns inziens wordt er voldoende openbaar gecommuniceerd, zonder dat het een mediacircus wordt, zodat de burgers zich voldoende kunnen informeren.

 

Wij doen alleszins zelf ook ons best om zoveel mogelijk en zo breed mogelijk te informeren.

 

Er waren een hoop interventies over de energiecrisis, onder andere over hoe de energieprijzen op de markt tot stand komen. Ik ben geen expert ter zake. Het lijkt mij zeker een relevante discussie, maar daarvoor hebt u meer een energie- en marktspecialist nodig om te bekijken op welke manier de prijzen worden gezet op de Europese energiemarkt en hoe men er wereldwijd kan voor zorgen dat hernieuwbare energiebronnen bevoordeeld worden.

 

Er is op een bepaald moment verwezen naar de analyses van het Internationaal Energieagentschap, dat de hoogste uitstoot ooit zou hebben vastgesteld. Ik weet niet in welk rapport dat precies beschreven staat en wil die analyse evenmin ontkennen. In ieder geval zet het Internationaal Energieagentschap bij monde van directeur Fatih Birol al een aantal jaren heel stevig in op de noodzakelijke bijdrage van het energiesysteem aan de nettonuldoelstelling. Dat was vroeger wel anders. Vroeger zag men een heel conservatief Energieagentschap. U moet maar eens de grafieken opzoeken waarbij de inschattingen van de penetratiegraad van hernieuwbare energie die het Energieagentschap jaar na jaar maakte, telkens ver voorbij werden gestoken door de realiteit. Dat is ook een deel van het verhaal. Als het Energieagentschap de boodschap brengt dat de uitstoot nog veel te hoog is geweest, doet dat niks af aan het belang dat het Energieagentschap heel publiek en op het hoogste niveau hecht aan de klimaattransitie.

 

Ik laat de uitspraken van de gouverneur van de Nationale Bank natuurlijk voor zijn rekening, maar ik weet niet of het bij dezelfde gelegenheid was dat de heer Wunsch die uitspraken deed. Ik herinner mij wel dat hij de koolstofprijzen als een noodzakelijk instrument voor het beleid noemde.

 

Voorts kan ik alvast de notie als zou het Nationaal Energie- en Klimaatplan eenzijdig door de een of de andere worden opgelegd, uiteraard tegenspreken.

 

Integendeel, wij zitten in de tegenovergestelde situatie, waarbij de vier bevoegde overheden pas heel laat in het proces eigen bijdragen samenleggen, op een moment dat er nog heel weinig dialoog mogelijk is. Dat was zo bij de voorbereiding van het plan, zoals het werd ingediend, en is nu opnieuw zo. Het proces biedt eigenlijk heel weinig ruimte voor voorafgaande afstemming en dialoog. Het wordt dus helemaal niet eenzijdig opgelegd, integendeel.

 

Mijnheer Ravyts, u verwees naar een discussie in een andere commissie over de mogelijkheid om een tijdelijk verlaagde koolstofprijs toe te passen. Ik weet niet of dat over het bestaande ETS gaat of over het nieuwe ETS-BRT. In het tweede geval zijn er inderdaad, in de context van het Europees Parlement bijvoorbeeld, voorstellen, naast die van de Commissie zelf, die de sociale schokeffecten zoveel mogelijk moeten voorkomen, onder andere een gefaseerde invoering van prijscorridors, dus een minimum zodat het prijssignaal gevrijwaard blijft op lange termijn, en een maximum zodat de sociale impact kan worden beheerst.

 

Die discussie is veel minder aanwezig op het niveau van de Raad, van de ministers dus. Nochtans is er daar momenteel een heel binair debat met voor- en tegenstanders. Er is een hele grote middengroep, met België trouwens, en dat Europese debat vertaalt zich ook naar het intra-Belgische debat, wat het moeilijk maakt om ons te positioneren. Er zal met die middengroep gezocht moeten worden naar een zachter systeem, als dat wordt ingevoerd, dan wat nu door de Commissie wordt voorgesteld. Overigens, dat zal ongetwijfeld niet van België komen, als ik het standpunt dat morgen op de Raad van milieuministers zal worden verdedigd goed heb begrepen.

 

Daar zitten nochtans ook een aantal elementen in die voor een smooth transition moeten zorgen. Voor wie de technische aspecten iet of wat beheerst, ik heb het onder andere over de front loading van het veilen van emissierechten en het Social Climate Fund. De prijs is niet gecrasht in het bestaande ETS ten gevolge van de oorlog in Oekraïne. Heel wat analisten zullen wel gelijk hebben dat een aantal Russische investeringsfondsen anticipeerde op de economische maatregelen die tegen de Russische economie worden genomen, door een aantal emissierechten in hun portefeuille tegen verlaagde prijs op de markt te verkopen. Maar dat was niet de enige factor. Door de algemene liquiditeitsproblemen als gevolg van de economische toestand werden er ook meer rechten op de markt gebracht en er was ook de algemene rem op de economische groei.

 

De meest recente prijsevolutie gaat weer in stijgende lijn, waarschijnlijk als gevolg van het feit dat de bedrijven die deelnemen aan het systeem tegen april hun emissierechten op tafel moeten leggen, zodat we een hogere vraag krijgen.

 

Le président: Merci, monsieur Wittoeck. Le moment est venu de clore la réunion.

 

01.17  Peter Wittoeck: S'il subsiste des éléments auxquels je n'ai pas répondu, contactez-moi et nous ferons le nécessaire pour clarifier les choses.

 

Le président: Je remercie toutes les personnes qui ont participé à ces auditions. Prochain rendez-vous le mercredi 30 mars à 11 h 00.

 

La réunion publique de commission est levée à 14 h 03.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.03 uur.