Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 22 mars 2022 Matin ______ |
van Dinsdag 22 maart 2022 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 11.18 uur en voorgezeten door de heer Christian Leysen.
La réunion publique de commission est ouverte à 11 h 18 et présidée par M. Christian Leysen.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01 Question de Albert Vicaire à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le suivi du Plan d’action déchets marins" (55024365C)
01 Vraag van Albert Vicaire aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken betreffende het Actieplan marien zwerfvuil" (55024365C)
Le président: Monsieur Vicaire, comme d'habitude, je vous demanderai d'être bref et, si nécessaire, de renvoyer à votre question que le ministre a reçue.
01.01 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je vais quand même situer le cadre pour les personnes qui suivent la réunion, notamment les échevins d'Écaussines.
Monsieur le ministre, depuis deux ans, la commune d’Écaussinnes a mis en évidence une contamination chronique des milieux, en particulier des rivières, causée par le plus grand centre de production européen de pellets polymères en Europe (qui regroupe Total Petrochemicals, Katoen Natie, Vos Logistics et Feluy Service Center). Cette pollution des ruisseaux finit dans la mer.
En 2017, le secrétaire d’État à la mer du Nord avait établi un ambitieux Plan d’action déchets marins, qui prévoyait – notamment au sujet des microplastiques primaires – que la Belgique continuerait de travailleur sur ce problème.
Monsieur le ministre, qu’en est-il du suivi de ce Plan d’action déchets marins? Votre gouvernement continue-t-il de plaider à l’échelle européenne pour l'instauration d’une interdiction de l'utilisation des microplastiques primaires dans les cosmétiques et détergents? Où en est ce débat à l'échelle européenne?
Le gouvernement poursuit-il ses contacts avec les Régions afin qu'elles obligent les entreprises à éviter les fuites de microplastiques et de matières premières? Vous savez que la pollution wallonne traverse aussi la Flandre, si bien que chaque Région est concernée.
Enfin, une obligation fédérale du transport des pellets en conteneurs fermés et scellés pendant toutes les étapes du transport et de l'entreposage serait-elle possible?
01.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, monsieur Vicaire, tout d'abord, le Plan d'action déchets marins élaboré sous la précédente législature a fait l'objet d'une évaluation approfondie l'année dernière. Le dernier état d'avancement de toutes les actions prévues dans ce plan est indiqué sur le site internet du service Milieu marin. Je vous fournirai le lien "évaluation du plan". L'évaluation a été publiée en décembre dernier. Je tiens à vous en communiquer quelques éléments.
Premièrement, il est nécessaire de continuer à investir dans des actions de sensibilisation et des campagnes de communication, comme ce fut le cas le week-end dernier avec l'Eneco Clean Beach Cup.
Deuxièmement, nous devons davantage impliquer le monde scientifique et investir dans l'organisation de sessions thématiques.
Troisièmement, il est évidemment essentiel de continuer à mettre l'accent sur les opérations de nettoyage telles que "Fishing for Litter".
Enfin, nous devons également renforcer les contrôles. Sans ces derniers, personne n'est incité à suivre les règles.
Votre deuxième question relève de la compétence de ma collègue, la ministre du Climat. Début 2018, son prédécesseur a conclu un accord sectoriel avec le secteur des cosmétiques sur l'abandon progressif volontaire de l'utilisation des microplastiques. Il s'agissait initialement de microbilles de plastique provenant des cosmétiques et des dentifrices rinçables à l'eau.
En réponse à votre troisième question, je peux vous informer que dans le cadre du plan d'action, un groupe de travail composé des autorités fédérales, régionales et de l'administration locale a été créé. C'est au sein de ce groupe que l'évaluation du plan d'action a été réalisée.
Dans ce contexte, les services ont rencontré Plastics Europe, responsable de la mise en œuvre du programme "Operation Clean Sweep". Dans ce programme, les entreprises s'engagent volontairement à prendre des mesures pour éviter la perte de billes de plastique. Cette organisation a signalé que le programme fonctionne bien en Flandre mais qu'elle éprouve des difficultés à le présenter dans les autres Régions. Nous examinons donc maintenant si nous pouvons les aider dans cette optique.
Enfin, concernant votre dernière question, une telle mesure pourrait éventuellement être examinée en tant qu'action pour le nouveau Plan d'action déchets marins. Toutefois, de telles initiatives ou obligations devraient être développées en priorité au niveau européen afin de garantir des conditions de concurrence équitables.
01.03 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Nous avons eu, en effet, des retours positifs de la part notamment de Katoen Natie, une société installée à Anvers. Toutefois, je pense qu'il faut renforcer les contrôles. Il faut absolument que le message soit clair vis-à-vis des entreprises. Un peu de fermeté n'a jamais fait de tort. Je dirais même que nous en avons besoin.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De onderzoeken naar de impact van de offshoreturbines op zeevogels" (55024824C)
- Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanbevelingen uit het rapport 2021 over de impact van windturbines op het zeeleven" (55025131C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les études sur l'incidence des éoliennes offshores sur les oiseaux marins" (55024824C)
- Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les recommandations du rapport 2021 sur l’impact des turbines éoliennes sur la vie marine" (55025131C)
02.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, offhore-ontwikkelingen zijn niet uit het nieuws weg te slaan. Ik kom daar straks op terug bij een andere vraag.
Er komen steeds meer offshoreprojecten in de Noordzee. Er is daarbij de kwestie van de impact op zeevogels.
Begin 2021 werd een rapport gepubliceerd dat een overzicht gaf van de wetenschappelijke bevindingen van het Belgische opvolgings- of monitoringprogramma WinMon.BE inzake de omgevingsimpact van offshore.
De locatie van het windpark, de lay-out en de grootte van de turbines bepalen het verwachte aantal botsingen met vooral zeemeeuwen. Momenteel lopen er, zoals wij weten, natuurstudies rond de Prinses Elisabethzone. Het INBO voert een studie uit die specifiek is gericht op de mogelijke effecten op zeevogels in die zone. De studie wordt pas eind 2022 afgerond. Ik hoop dat de resultaten worden meegenomen in de vergunningsprocedures.
Tegelijkertijd is er echter de uitvoering van de kaderrichtlijn Mariene Strategie, waarbij een tweede maatregelenprogramma voor de Belgische mariene wateren werd opgesteld, dat begin 2022 formeel zou worden goedgekeurd. Het programma bevat ook specifieke maatregelen voor zeevogels.
Ten slotte, ik had u graag nog geconfronteerd met een aantal technologische instrumenten waarrond in het buitenland werd proefgedraaid, zoals een slimme camera die de wieken tijdelijk kan uitschakelen of langzamer doet draaien wanneer de optische sensor een vogel in het vizier krijgt.
Werd het tweede maatregelenprogramma nu al formeel vastgesteld? Wat zijn de maatregelen voor zeevogels? Welke mogelijkheden zijn er om een marien reservaat aan te duiden?
Hoe reageert u op de mogelijke aanwending van technologische instrumenten, zoals een slimme camera?
Mag ik ervan uitgaan dat het INBO bij de natuurstudie verschillende scenario's met betrekking tot densiteit, turbinegrootte en kavelgrootte in rekening neemt?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Ravyts, het tweede maatregelenprogramma voor de Belgische wateren werd op 1 februari 2022 formeel goedgekeurd en heeft een looptijd van zes jaar.
Twee specifieke maatregelen focussen op de bescherming van zeevogels, namelijk maatregel 9d, het onderzoek naar migratiecorridors voor zeevogels en het ontwikkelen van een risicomap barrièrewerking, en maatregel 9e, de migratie-effecten bij windparken en het vrijwaren van migratiecorridors voor zeevogels.
Het is onder meer op basis van de studies van het INBO, waarnaar u verwijst, dat de nodige input zal worden verzameld waarmee wij verder aan de slag zullen gaan in de milieuvergunningsprocedures.
Behalve die specifieke maatregelen zijn er ook nog andere maatregelen uit het programma die een positief effect op de zeevogelpopulaties moeten teweegbrengen, waaronder de maatregelen voor actief natuurherstel die moeten zorgen voor een verbetering van de voedselgronden voor zeevogels.
Het onderzoeken van de mogelijkheden om een marien reservaat op zee aan te duiden, is opgenomen als maatregel 1b. Dit onderzoek zal opgestart worden. In de komende jaren zal nagegaan worden hoe een marien reservaat maximaal kan bijdragen aan de biodiversiteit in onze Noordzee en aan de bescherming van zowel bodemdieren als vissen, zeevogels, zeezoogdieren en andere soorten.
Ik wil er ook op wijzen dat de tweede maatregel in het programma intussen ook gepubliceerd is op de website van de Dienst Marien Milieu.
Uw tweede vraag gaat over gegevens met betrekking tot aanvaringen van vogels met windturbines op zee. Deze zijn op dit moment erg schaars. Het risico van aanvaringen wordt standaard ingeschat met behulp van een wiskundig model, waarbij verschillende assumpties worden gemaakt en er dus grote onzekerheid is over de resultaten. Het aantal aanvaringen van zeevogels met windturbines op zee ligt waarschijnlijk een stuk lager dan vroeger werd aangenomen.
Technologische evoluties en onderzoek kunnen meer duidelijkheid brengen in de cijfers. Zo werden bij een tweejarige studie in een Engels windmolenpark, waarbij de onderzoekers gebruikmaakten van een multisensorsysteem genaamd MUSE, met radar en high-definition camera's, slechts zes aanvaringen van zeevogels waargenomen. De radar scande hierbij een studiegebied en oriënteerde verschillende camera's in de richting van vogels. De video-opnames en radargegevens werden vervolgens gekoppeld en opgeslagen in een database en vormen zo erg waardevolle gegevens over het gedrag van vogels in de windparken op zee en in de nabijheid van de turbines.
Er zijn op dit moment nog andere technologische systemen in ontwikkeling om aanvaring te kunnen detecteren. Deze maken gebruik van verschillende soorten sensoren, zoals infraroodcamera's, warmtecamera's en combinaties van visuele en warmtecamera's. De meeste van deze systemen worden momenteel getest en gevalideerd op land. Voorlopig is alleen MUSE getest op zee.
Geen enkele van deze systemen is echter reeds gekoppeld aan de besturing van de windmolens. Turbines worden dus niet automatisch uitgeschakeld wanneer een vogel zich in de risicozone bevindt.
In een studie die vorig jaar werd uitgevoerd op land, in de staat Wyoming, werd wel een camerasysteem getest waarbij automatisch een turbine werd afgeschakeld wanneer een bepaalde soort vogel in de nabijheid van een turbine vloog. Dit systeem bleek voor 63 % minder aanvaringen te zorgen in vergelijking met een referentiesite. Het is dus zeker veelbelovend, maar de effectiviteit op zee zal nog moeten worden getest.
De situatie op zee verschilt immers erg van de testsituatie op land. De test werd namelijk uitgevoerd in een gebied waar er een hoog aantal aanvaringen was van een bepaalde soort, met name de steenarend. Op zee komen veel verschillende soorten voor die waarschijnlijk moeilijker kunnen onderscheiden worden. Turbines zouden dan telkens worden stopgezet wanneer een zeevogel in de buurt van een rotor komt. Dit zou kunnen leiden tot een aanzienlijke economische kost, door verminderde stroomproductie, om een beperkt aantal aanvaringen van zeevogels te vermijden.
Voor de bouw en exploitatie van een nieuw windmolenpark in de Prinses Elisabethzone worden de milieuvergunningsprocedure en passende beoordeling doorlopen. Het milieueffectenrapport zal worden opgesteld voor de volledige zone en zal verschillende alternatieven in acht nemen, waaronder het aantal turbines en/of de turbinegrootte. In het bijzonder voor het aantal aanvaringen zullen verschillende scenario's worden berekend met een collision risk model. Er zal worden nagegaan voor welk scenario het minst vermijdingsgedrag bij zeevogels wordt verwacht.
Ook het effect van de andere zonet genoemde maatregelen die het aantal aanvaringen verder kunnen reduceren, zal in acht worden genomen en eventueel opgenomen als voorwaarde in de milieuvergunning.
02.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag werd eind januari, begin februari opgesteld, waardoor het mij ontgaan is dat het maatregelenprogramma formeel is vastgesteld en gepubliceerd op de webstek die u vermeldde.
Ik dank u voor het overzicht van de technologische instrumentensystemen. Ik hoop dat u die bezorgdheid ook ter harte neemt bij de vergunningenprocedure, maar ik ben vrij gerustgesteld door uw uitgebreide antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Kurt Ravyts.
Président: Kurt Ravyts.
De voorzitter: Vraag nr. 55025391C van mevrouw Buyst wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
03 Vraag van Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De voorbereiding van het Belgische lidmaatschap van de ISA-Raad in 2023 en 2025" (55026007C)
03 Question de Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La préparation du mandat belge au Conseil de l'AIFM en 2023 et 2025" (55026007C)
03.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, in 2023 en 2025 zetelt België in de raad van de Internationale Zeebodemautoriteit of ISA. Dat is geen fait divers. In 2023 zal naar alle waarschijnlijkheid worden beslist over de exploitatieregels voor mijnbouwactiviteiten in de diepzee. Het is cruciaal dat België hierin een gefundeerde positie kan innemen. De werkzaamheden rond de Belgische positionering binnen de ISA-raad zijn al van start gegaan, met rondetafelgesprekken met stakeholders over de impact van diepzeemijnbouw op het mariene milieu, dit onder leiding van uw kabinet. Het baart mij echter zorgen dat het daarbij lijkt te blijven, terwijl een positionering van België louter en alleen op basis van de impact op het mariene milieu mij wel heel magertjes lijkt. Diepzeemijnbouw raakt immers aan zoveel meer beleidsdomeinen en aspecten van de samenleving.
Staat u open voor de organisatie van bijkomende rondetafelgesprekken ter voorbereiding van het Belgische lidmaatschap van de ISA-raad, over thema's zoals de economische en sociale impact van diepzeemijnbouw en de governance van de ISA-raad daaromtrent?
Hoever staat men momenteel met de voorbereiding van het Belgische lidmaatschap van de ISA-raad?
Wat is het vooropgestelde traject, het tijdpad om tot een Belgische positionering te komen?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Daems, al bij mijn aantreden als minister van Noordzee heb ik het dossier van de diepzeemijnbouw zeer ter harte genomen. Zowel mijn medewerkers als ikzelf hebben meermaals overleg gehad met de diverse betrokken partijen. Tijdens deze gesprekken heb ik kunnen vaststellen dat er toch nog vaak naast elkaar in plaats van met elkaar wordt gepraat en dat bepaalde stellingen toch genuanceerder zijn dan ze soms worden voorgesteld.
Dat is meteen ook de reden waarom ik vorig jaar het initiatief heb genomen om alle belanghebbenden, de betrokken diensten met ondersteuning van wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de Ugent, rond de tafel te brengen. Het opzet van de rondetafelgesprekken is de maatschappelijke bezorgdheden die er zijn rond diepzeemijnbouw in alle transparantie en vertrouwen bespreekbaar te maken. We bekijken samen welke kennis er reeds aanwezig is over de diepzee en wat we zeker nog moeten onderzoeken of weten vooraleer we gefundeerde beslissingen voor de exploitatie kunnen nemen.
Voorzitter:
Christian Leysen.
Président:
Christian Leysen.
Voor de minister van Noordzee is de voornaamste focus van deze gesprekken uiteraard de bescherming van het mariene milieu, maar we zijn uiteraard niet blind voor de vele andere uitdagingen, zoals de economische en sociale impact waar u naar verwees. Al deze bezorgdheden worden eveneens genoteerd. Aan het einde van de rondetafelgesprekken zullen we bekijken of we hierrond zelf nog verder moeten werken, dan wel of we dit moeten overmaken aan een andere minister tot wiens bevoegdheden dit behoort. Deze rondetafelgesprekken zijn er niet rechtstreeks op gericht de Belgische positionering binnen de ISA-raad vorm te geven. Daarvoor bestaat het multi-overleg, gecoördineerd door de FOD Buitenlandse Zaken.
Wat uw tweede vraag betreft, de huidige Belgische positionering binnen de ISA-raad wordt niet beïnvloed door het Belgische lidmaatschap, maar zal, net zoals dat nu het geval is, het ambitieuze Belgische oceaanbeleid aanhouden, met als streefdoel het afdwingen van de hoogste milieustandaarden. In 2023-2025 zouden we echter als lid van de raad ook effectief onze stem kunnen uitbrengen en zo nog meer onze stempel kunnen drukken.
Gelet op de drukke agenda van de ISA-raad in 2022, met drie geplande sessies en tussentijdse virtuele vergaderingen, is het moeilijk om op voorhand het tijdpad voor de Belgische standpuntbepaling vast te leggen. Enkele voorwaarden zullen echter steeds gerespecteerd worden. Ten eerste, de coördinatie volgt de voorgeschreven CORMULTI-procedure. Ten tweede, alle overheidsdiensten en kabinetten die bevoegdheden of expertise hebben in deze materie worden betrokken bij de voorbereiding. Ten derde, de belanghebbenden wordt telkens de nodige tijd gegeven om hun positie kenbaar te maken. Achteraf wordt er ook teruggekoppeld over het resultaat van de vergadering.
03.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij vinden het belangrijk dat alle aspecten in ogenschouw worden genomen, zodat België met een gefundeerde positie naar de ISA-raad kan trekken.
U zegt niet blind te zijn voor de vele andere uitdagingen. De rondetafels bepalen dan wel niet de positie zelf, maar ze hebben wel een belangrijke invloed op de standpuntbepaling. Wij dringen dus aan op de organisatie van bijkomende rondetafels. Daarbij denken we aan een rondetafel rond de economische impact, die zich buigt over het vraagstuk mijnbouw versus circulaire economie, onder leiding van het kabinet Economie. Ook de sociale impact verdient een rondetafel, waarin men het kan hebben over sociale rechtvaardigheid voor kustgemeenschappen in wier exclusieve economische zone mijnbouw wordt overwogen. Tot slot vinden we ook dat er zeker een rondetafel moet komen rond het aspect governance, die zich kan buigen over de vraag of de ISA wel fit for purpose is om de beslissing inzake diepzeemijnbouwexploitatie te nemen. Ik hoop dat u onze aanbevelingen zult meenemen.
L'incident est clos.
- Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het tijdpad en de stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp inzake diepzeemijnbouw" (55026009C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken rond de al in 2020 aangekondigde wetgeving rond diepzeemijnbouw" (55026258C)
- Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’échéancier et l'état d'avancement du projet de loi sur l’exploitation minière des fonds marins" (55026009C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'avancement de la législation prévue depuis 2020 sur l'exploitation minière des fonds marins" (55026258C)
04.01 Greet Daems (PVDA-PTB):
Mijnheer de minister, de
werkzaamheden rond het wetsontwerp betreffende de diepzeemijnbouw geraakten
niet afgerond voor Nieuwjaar, onder andere omdat de Gewesten hun adviestermijn
verlengd hebben tot eind 2021. U beloofde in uw beleidsnota dat de wet begin
2022 in het Parlement zou worden ingediend. Sindsdien hebben we er niets meer
over gehoord. Daarom had ik graag een stand van zaken gekregen omtrent de
wettekst.
Was het
advies van de Gewesten gunstig of niet? Wat hebt u met de adviezen gedaan?
In welke
fase zit het wetsontwerp?
Wat is
het verdere tijdpad van het wetsontwerp? Welke factoren zijn daarvoor bepalend?
Kan het nog voor het zomerreces aan het Parlement worden voorgelegd?
Zijn er
al KB’s in de maak ter uitvoering van de wet? Zo ja, hoeveel en met welke
onderwerpen?
04.02 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, onze partij staat voor een evenwicht tussen economie en milieubezorgdheid in het dossier betreffende de diepzeemijnbouw.
Het is nog steeds wachten op een duidelijk en bindend regelgevend kader van Belgische wetgeving als aanvulling op de internationale wetgeving. Het voorzorgsprincipe, het principe dat de vervuiler betaalt, en milieustandaarden zouden daarin allemaal opgenomen worden.
Het wetsontwerp is al enige maanden geleden voor advies overgezonden aan de Gewesten. Hun advies werd tegen eind 2021 verwacht; mevrouw Daems had het al over de verlenging van de termijn.
Hebt u de adviezen ontvangen? Wat staat er precies in?
Wat is het tijdpad voor het kennelijk nog niet aan het Parlement voorgelegde wetsontwerp?
04.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Wat de eerste vraag van mevrouw Daems betreft, het wetsontwerp kreeg een positief advies vanuit Brussel en Vlaanderen. Van het Waalse Gewest ontvingen we geen advies.
Betreffende de tweede en derde vraag van mevrouw Daems en de vraag van de heer Ravyts: momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het wetsontwerp. De adviezen van de Gewesten, de Gegevensbeschermingsautoriteit en de inspecteur van Financiën zijn binnen en worden in de tekst verwerkt. Er is op het moment een raadszitting bij de Internationale Zeebodemautoriteit lopende. Naar gelang van de uitkomst van die besprekingen zijn eventueel nog verfijningen aan de tekst mogelijk of wenselijk.
We streven ernaar volgende maand met de besprekingen in de interkabinettenwerkgroep te beginnen, zodat het dossier nog voor de zomer in de ministerraad kan worden besproken.
Vervolgens wordt de tekst voor advies voorgelegd aan de Raad van State, waarna het wetsontwerp kan worden ingediend in het Parlement.
Ik kom tot uw laatste vraag, mevrouw Daems. De koninklijke besluiten zullen worden opgesteld zodra de tekst van de wet definitief klaar is. Wij hebben steeds gezegd dat het om een kaderwet gaat die in uitvoering een aanvulling moet geven aan de internationale regels die in de Internationale Zeebodemautoriteit worden uitgewerkt. Voor een aantal koninklijke besluiten zijn wij ook afhankelijk van de besprekingen op internationaal niveau.
04.04 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw duidelijke antwoord. Wij volgen de werkzaamheden inzake de wet over diepzeemijnbouw alvast nauwlettend op. Ons standpunt is u bekend. Wij zijn tegen de commerciële exploitatie en voor een moratorium. In het tijdschrift Marine Policy werd onlangs nog een wetenschappelijke paper gepubliceerd die de wetenschappelijke kennishiaten over de milieu-impact van diepzeemijnbouw voor het eerst volledig in kaart heeft gebracht, wat nog maar eens de legitimiteit van ons standpunt bevestigt. De studie toont aan dat er nog minstens tien, maar misschien ook twintig of dertig jaar fundamenteel onderzoek nodig zal zijn om überhaupt een wetenschappelijk gefundeerde beslissing te kunnen nemen over de exploitatie van diepzeemijnbouw. Het benieuwt ons heel erg hoe u die wetenschappelijke realiteit zult vertalen in uw wetsontwerp.
04.05 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat het om een kaderwet gaat, een aanvulling van de internationale regels. Het is inderdaad logisch dat u afstemming beoogt met de besprekingen in de ISA, de Internationale Zeebodemautoriteit. Uiteraard hebben die besprekingen op internationaal niveau hun invloed op het tijdspad.
L'incident est clos.
05 Vraag van Yngvild Ingels aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanbevelingen van de Blauwe Cluster met betrekking tot maricultuur" (55026103C)
05 Question de Yngvild Ingels à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les recommandations du Blauwe Cluster en ce qui concerne la mariculture" (55026103C)
05.01 Yngvild Ingels (N-VA): Zoals u al aangaf in uw beleidsnota, heeft onze Noordzee
een groot potentieel om een prominente speler te worden in de maricultuurmarkt.
Deze markt biedt een uitstekende kans om investeerders en ondernemers te lokken
naar onze kustgemeenten en om zelfvoorzienend te worden wat betreft de
productie van duurzame consumptiemiddelen uit de zee.
Recent kwam de Blauwe Cluster naar buiten
met een aantal aanbevelingen om de knelpunten die de sector ervaart inzake de
wet- en regelgeving op zowel Vlaams als Federaal niveau aan te pakken. Zij
pleiten onder andere voor: duidelijkere en eerlijkere regelgeving voor
maricultuur (proef)projecten en een gelijk speelveld in vergelijking met andere
sectoren, een analyse en gevolgstrekking van risico’s zoals extreem weer en
algenbloei die een grote schade en meerkost kunnen zijn voor de sector, een
benchmark studie uit te voeren om de regelgeving van onze buurlanden af te
toetsen, meer Vlaams-Federaal overleg en duidelijkere afbakening van
bevoegdheden, etc.
Bij deze heb ik de volgende vragen:
Bent u op de hoogte van deze
beleidsaanbevelingen en welk gevolg zal u hieraan geven binnen uw federale
bevoegdheden?
Welke raakpunten hebben uw visie op
maricultuur en deze aanbevelingen gemeen?
Hoe staat u tegenover een benchmark
studie ten opzichte van onze buurlanden omtrent hun beleid rond maricultuur?
De sector vraagt inzake maricultuur om
meer en duidelijker overleg tussen de verschillende beleidsniveaus.
Hoe verloopt het overleg tussen u en uw
Vlaamse collega?
Hoe evalueert u de samenwerking en waar
en hoe wilt u die verbeteren?
Zal u in overleg treden met de Vlaamse
overheid om samen naar oplossingen te zoeken omtrent de bezorgdheden van de
Blauwe Cluster?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Ingels, uiteraard ben ik op de hoogte van de beleidsaanbeveling van de Blauwe Cluster. We hebben hier met hen zelfs al overleg over gehad. Het grootste raakpunt op dit moment is dat er in België nog geen visie op aquacultuur werd ontwikkeld, hoewel de nood zeer duidelijk aanwezig is. We weten immers dat de Europese Unie meer dan 70 % van de zeevoeding die ze consumeert, importeert. Van de wereldwijde productie van zeevoeding komt minder dan 2 % uit de EU. Het groeipotentieel is dan ook enorm.
Onze Belgische bedrijven innoveren en investeren fors op het gebied van maricultuur, maar zij lopen nog steeds aan tegen te veel verschillende barrières om het economisch ook voldoende rendabel te maken. Daarom heb ik in mijn beleidsbrief aangekondigd vanaf dit jaar werk te zullen maken van een visie op aquacultuur op zee. De bedoeling is om hier nog voor de zomer mee van start te gaan en samen met alle belanghebbende partijen in dialoog te gaan, om zicht te krijgen op de noden, de opportuniteiten en de bezorgdheden.
Wat uw tweede vraag betreft, het kan alleen maar aangemoedigd worden dat er naar goede praktijken in het buitenland wordt gekeken. Ik sta daar positief tegenover.
Wel moet de nodige aandacht worden besteed aan de specifieke context van de offshoreaquacultuursector in België in vergelijking met de buurlanden. In Nederland bijvoorbeeld concentreren de activiteiten zich voornamelijk in afgeschermde zeegebieden, zoals de Westerschelde, terwijl men zich in België veeleer focust op de open zee of de ruimtes in de windmolenparken.
Een simpele knip-en-plakoefening van het aquacultuurbeleid uit het buitenland zal dus niet mogelijk zijn en waarschijnlijk evenmin wenselijk. We moeten er wel alles trachten uit te halen wat ons dienstig kan zijn.
Wat uw derde vraag betreft, zoals met veel dossiers verloopt het overleg met de verschillende beleidsniveaus op een constructieve manier. Specifiek rond de visievorming rond maricultuur zal ik mijn Vlaamse collega's uitnodigen om hieraan actief bij te dragen zodra het traject wordt opgestart. De samenwerking met de Vlaamse overheid verloopt goed, maar alles kan uiteraard nog beter. Het zal belangrijk zijn om ook ditmaal goed samen te werken en kennis uit te wisselen.
Ik zal dus niet alleen in overleg treden met de Vlaamse overheid, maar ook met alle belanghebbenden, waaronder de lokale besturen, de visserijsector, de pleziervaartsector, natuurorganisaties, wetenschappelijke instellingen en de bedrijven die met de bouwcluster hebben meegewerkt aan het opstellen van de aanbevelingen.
05.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het enige wat ik moest horen, was dat er een visie komt en dat die niet lang op zich zal laten wachten. We wachten daar allemaal op en ik kijk er hoopvol naar uit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van Yngvild Ingels aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De evaluatie van de procedures tot opstelling en herziening van het marien ruimtelijk plan" (55026109C)
06 Question de Yngvild Ingels à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'évaluation des procédures d'élaboration et de révision du plan d'aménagement des espaces marins" (55026109C)
06.01 Yngvild Ingels (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Geachte mijnheer de minister, op vlak van
een bloeiende aquacultuurmarkt heeft dit land nog een lange weg te gaan. Er
hebben zich ondertussen al verscheidene proefprojecten kunnen ontwikkelen waar
conclusies uit getrokken kunnen worden over onder meer: de mogelijkheden van
ons deel van de Noordzee en de ideale plaatsen om bepaalde fauna en flora te
kweken, zoals ingedeeld volgens het marien ruimtelijk plan. Op het federale
niveau speelt voornamelijk die indeling van de zee hierin een grote rol.
Op 6 juli liet u in de commissie weten
dat u van plan was om eind 2021, begin 2022, te starten met een evaluatie van
de procedures tot opstelling en herziening van het marien ruimtelijk plan,
gekoppeld aan het advies van de Vlaamse regering over de nieuwe ontwerptekst
van de wet betreffende het mariene milieu. Op 17 december werd echter een
negatief advies gegeven omdat het dossier niet in overeenstemming is met de
afspraken die op ambtelijk niveau werden gemaakt.
Bij deze heb ik de volgende vragen:
1) Wat is de stand van zaken met
betrekking tot bovengenoemde evaluatie? Graag een toelichting hierover.
a. Wanneer zal deze evaluatie plaatsvinden?
Hoelang schat u dat deze zal duren?
b. Wat zal concreet onderzocht worden?
c. Welke lessen hoop u hieruit te
trekken?
2) Graag een overzicht van de
verscheidene proefprojecten die reeds hebben plaatsgevonden met betrekking tot
maricultuur in onze Noordzee.
a. Zijn er momenteel aanvragen voor
nieuwe projecten?
3) Welke conclusies kunnen al getrokken
worden uit de proefprojecten, zowel op vlak van wetgeving, het marien
ruimtelijk plan, de mogelijkheden die de Noordzee biedt, kweekomstandigheden,
etc.?
4) Kunt u verduidelijken of en zo ja hoe
de lokale besturen van kustgemeenten precies zullen worden betrokken bij deze
evaluatie en de opmaak van een nieuw MRP post 2026?
5) Op welke manier zal u rekening houden
met het negatieve advies van de Vlaamse regering over de ontwerptekst van de
wet betreffende het mariene milieu?
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Ingels, wat uw eerste vraag betreft, er wordt momenteel werk gemaakt van een grondige vernieuwing van de wet ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning. In navolging van die herzieningen zullen ook de verschillende uitvoeringsbesluiten worden geëvalueerd en, waar nodig, aangepast. Het koninklijk besluit van 13 november 2012 is een van de besluiten.
De herziening van de wet marien milieu werd goedgekeurd in de ministerraad op 25 februari en voor advies aan de Raad van State overgezonden. Momenteel wordt een lijst opgesteld van de verschillende uitvoeringsbesluiten die moeten worden herwerkt of opgesteld, alsook een timing waarbinnen dat zal moeten gebeuren.
Het koninklijk besluit van 2012 is een van de besluiten die prioritair zullen worden herzien. We zullen hierbij eerst de huidige procedure toetsen aan de toepasselijke Europese regelgeving en, waar mogelijk, verbeteren. Na het eerste marien ruimtelijk plan in 2014 en de herziening ervan in 2020 is heel wat praktische ervaring opgedaan.
Zonder dat ik een voorafname doe op de evaluatie, het is het uiteindelijke doel tot een gestroomlijnde en transparante procedure te komen. Die procedure mag geen tijdrovende of onnodige stappen bevatten, maar moet wel de nodige garanties bieden dat de burgers en de betrokken instanties op het meest geschikte moment een bijdrage kunnen leveren om zo tot een breedgedragen marien ruimtelijk plan te komen.
Wat uw tweede vraag betreft, proefprojecten hebben in het verleden reeds plaatsgevonden of zijn nog lopende. Het eerste is Value@Sea. De hoofddoelstelling ervan is de technische en economische haalbaarheid te bepalen van de geïntegreerde teelt van extractieve aquacultuursoorten in het Belgische deel van de Noordzee. Het ging om onderzoek naar zeewier en schelpdieren, waaronder de platte oester en sint-jakobsschelpen, met mosselen als referentiesoort. Dat project is intussen succesvol afgesloten. Het tweede projet is SYMAPA. Dat is een vervolgstudie van Value@Sea.
Dat project loopt eind 2022 af. Dan is er ook het project Edulis, dat tot doel het definiëren van de technische vereisten voor een offshore mosselkweeksysteem heeft. Het project loopt eind dit jaar af. Dan is er ook nog UNITED, dat focust op multifunctionele platformen en co-location-pilots die kosteneffectieve, milieuvriendelijke en duurzame projecten in de mariene omgeving stimuleren. Dat project loopt ook tot eind dit jaar.
Er zijn momenteel geen nieuwe aanvragen voor nieuwe projecten.
Ten derde, de meest projecten zijn nog lopende. Het is moeilijk om nu al definitieve en feitelijke conclusies te trekken. De wetenschappelijke proefprojecten dienen natuurlijk ook in hun context te worden bekeken. Het doel is om de wetenschappelijke omkadering te onderzoeken. De proefprojecten leren dat de omstandigheden in onze Noordzee op het vlak van biotische en abiotische factoren zeker geschikt zijn voor de extractieve aquacultuur van bijvoorbeeld mosselen en wieren.
Om de overgang van de proefprojecten naar een commerciële aquacultuur te realiseren, moeten natuurlijk veel meer factoren in beschouwing worden genomen, zoals de businesscase, de verzekeringen, de operationele kosten en de beschikbaarheid van geschikt materiaal en personeel.
Toch zien we de eerste successen. Het project Value@Sea heeft een opvolgproject gekregen, waardoor het project als succesvol kan worden beschouwd. De resultaten van het project hebben ertoe geleid dat in zone C van het marien ruimtelijk plan nu ook een commercieel en industrieel project is vergund, met name de zeeboerderijen van Codevco. De zeeboerderij is het eerste commercieel aquacultuurproject in onze Noordzee.
Ten vierde, er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de herwerking van de procedure tot opstellen van een plan en de effectieve herwerking van het plan voor de periode na 2026. De lokale besturen zullen hierbij, zoals ook gebeurd is in 2014 en 2020, actief betrokken worden.
De kustburgemeesters en de lokale besturen werden uitgenodigd op het startevent. Er werd een toelichting gegeven op het kustburgemeestersoverleg, dat door de gouverneur van West-Vlaanderen werd georganiseerd. Met een afzonderlijke vergadering, belegd op het kabinet van de minister van Noordzee, werden lokale besturen uitgenodigd op de openbare overlegvergadering en werd, wanneer ze hierom verzochten, een toelichting gegeven over de plannen in hun badstad of badgemeente. U zult kunnen vaststellen dat de lokale besturen in het verleden steeds nauw werden betrokken. Aan die betrokkenheid zal in de toekomst geen afbreuk worden gedaan.
Ten vijfde, op uw vraag over het negative advies van het Vlaamse Gewest moet ik toch enige verduidelijking geven. In augustus vorig jaar werd de ontwerptekst voor advies aan de drie Gewesten bezorgd. In oktober volgde een ambtelijk overleg tussen de bevoegde diensten en werd overeenstemming bereikt. Aangezien de termijn van 60 dagen op dat moment verlopen was, werd een bijkomende termijn van 30 dagen toegekend. Om geen verwarring te veroorzaken met de consultatie van de andere Gewesten, werd alleen de termijn verlengd en niet de aangepaste tekst voorgelegd.
In de teksten die nu ter advies bij de Raad van State voorliggen, zijn de al afgesproken aanpassingen conform de consensus tussen de bevoegde diensten volledig doorgevoerd. Dat is ook per brief bevestigd aan mijn collega's van het Vlaamse Gewest.
De voorzitter: Mijnheer Ravyts, uw vraag gaat over hetzelfde onderwerp, dus zij had waarschijnlijk samengevoegd moeten worden.
06.03 Kurt Ravyts (VB): (…)
De voorzitter: Ik stel voor dat u uw vraag nu stelt en dan kunt u samen repliceren. Dan maken wij er met enige vertraging toch nog een samengevoegde vraag van.
07 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken rond de herziening/actualisering van de wet marien milieu" (55026257C)
07 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état d'avancement de la révision/actualisation de la loi sur le milieu marin" (55026257C)
07.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, de actualisering van de wet op het mariene milieu maakt deel uit van het regeerakkoord. Een aantal onderdelen van de bestaande wet moet worden herzien, zoals extraterritoriale werking van de wet, de categorieën van activiteiten die vergunningsplichtig zijn, de invordering van kosten voor milieuschade en de handhaving.
Het is belangrijk dat u duidelijke definities opstelt met betrekking tot natuurbescherming en met de wet zorgt voor de correcte omzetting van de EU-wetgeving inzake een goede milieutoestand, want daarin is België al enige tijd in gebreke.
Kunt u enige uitleg geven over die aandachtspunten?
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, het betrokken wetsontwerp werd goedgekeurd op de ministerraad van 25 februari. Wij verwachten een advies van de Raad van State in april en streven ernaar om de bespreking in de commissie op te starten in de loop van de maand mei.
07.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Wij volgen het verder op.
07.04 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik vermoed dat het wetsontwerp in deze commissie zal worden besproken. Dan zullen wij het er uitgebreid over kunnen hebben.
Het incident is gesloten.
08 Question de Daniel Senesael à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La dernière réunion préparatoire à la COP15" (55026333C)
08 Vraag van Daniel Senesael aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De laatste vergaderronde ter voorbereiding van de COP15" (55026333C)
08.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, du 14 au 29 mars 2022 se tient à Genève un nouveau cycle de négociations portant sur l'établissement d'un cadre mondial sur la protection de la biodiversité et, notamment, celui de la protection de 30 % des zones marines à l'échelle mondiale. Cela nous occupe au sein de cette commission.
Ce cycle de négociations témoigne d'une importance particulière dans la mesure où il est le dernier qui nous sépare de la COP15, qui devrait, après plusieurs reports, se tenir aux alentours des mois d'août et de septembre de cette année à Kunming, en Chine.
Monsieur le ministre, avez-vous participé, ou comptez-vous participer, à ce cycle de négociations? Le cas échéant, pouvons-nous avoir votre retour sur votre participation, ainsi que sur les positions défendues, ou amenées à l'être, par notre pays en matière de protection de l'environnement marin?
Des avancées ont-elles déjà été réalisées en ce qui concerne l'objectif de protection complète de 30 % des océans d'ici 2030 et la diminution de la pollution marine?
Pouvez-vous nous informer au sujet des investissements dédiés à la préservation de la biodiversité marine, ainsi qu'à leur utilisation? La Chine a créé en 2021 le Fonds pour la biodiversité de Kunming; 230 millions de dollars ont été annoncés. Récemment, Mme Maruma Mrema, secrétaire exécutive de la convention, a avancé la nécessité d'investir environ 700 milliards de dollars dans le maintien ou l'amélioration de la biodiversité. Pouvez-vous nous indiquer vos ambitions en matière de financement de la protection de la biodiversité marine?
Lors de la COP26, notre pays a signé la déclaration des Blue Leaders, laquelle appelle les gouvernements à "conclure rapidement un nouveau traité solide des Nations Unies pour conserver et protéger la biodiversité marine dans l'océan au-delà de la juridiction nationale". Des négociations ont-elles été entamées ce concernant? Un calendrier de négociations a-t-il été établi?
08.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, cher collègue, une délégation de la Belgique participe physiquement aux négociations à Genève dans le cadre de la préparation de la COP15. La plupart des groupes de travail peuvent également être suivis en ligne, ce qui permet des négociations hybrides.
En ce qui concerne le cadre mondial sur la protection de la biodiversité, la position belge est définie au sein du Comité de coordination de la politique internationale de l'environnement. Si nécessaire, elle est actualisée lors des réunions quotidiennes de coordination belge.
En ce qui concerne spécifiquement le milieu marin, les investissements sont principalement destinés à atteindre l'objectif de 30 % de zones protégées.
L'objectif de protection de 30 % est en effet inclus dans le projet de texte provisoire. Par conséquent, nous estimons que nous parviendrons à l'atteindre.
La Belgique, tout comme les autres États membres de l'Union européenne, vise non seulement un objectif quantitatif mais aussi qualitatif. Nous ne voulons pas de simples parcs de papier mais bien des zones marines protégées de manière complète et efficace.
Pour l'instant, le gouvernement n'a débloqué aucun budget supplémentaire ni dans le cadre de l'objectif 30 x 30 ni pour la biodiversité en haute mer. Il faut d'abord fixer le cadre et voir ensuite quels moyens y consacrer.
La quatrième conférence intergouvernementale pour la négociation de ce traité s'est tenue du 7 au 18 mars au siège des Nations Unies. La Belgique y a participé physiquement avec une délégation de négociateurs. Comme déjà expliqué au sein de cette commission, la Belgique a continué sur sa lancée pendant la pandémie en organisant des dialogues sur le traité de haute mer, en ligne. Grâce à cela en partie, les négociateurs ont pu travailler directement sur le contenu. Comme nous nous y attendions, après deux ans de report de négociations, aucun accord n'a pu être conclu, la semaine dernière. Mais la présidente, l'ambassadrice Rena Lee de Singapour, va rédiger un nouveau projet de traité sur la base des interventions orales et écrites lors des négociations.
En outre, les États négociateurs demanderont à l'Assemble générale des Nations Unies d'organiser une cinquième et dernière session de la conférence en août prochain. La Belgique et certains autres États examinent s'il pourrait être utile ou nécessaire d'y ajouter un segment ministériel afin de pouvoir trancher les dernières questions difficiles et de réaliser un cadre réglementaire pour les aires marines protégées en haute mer.
08.03 Daniel Senesael (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la clarté et la précision de vos réponses.
Ce dossier nous occupe et nous préoccupe. En fonction des éléments de réponse avancés, nous pouvons nous réjouir du fait que ce nouveau projet de traité sera discuté lors de la cinquième session annoncée en août prochain. Nous ne manquerons pas d'y revenir.
L'incident est clos.
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het luik 'offshore' in het energieakkoord van 18 maart 2022" (55026347C)
- Kris Verduyckt aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Een extra capaciteit windenergie op zee" (55026377C)
- Greet Daems aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verhoging van de capaciteit van de offshorewindenergie in de Noordzee" (55026386C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le volet "offshore" et l'accord sur l'énergie du 18 mars 2022" (55026347C)
- Kris Verduyckt à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Une capacité supplémentaire d'énergie éolienne en mer" (55026377C)
- Greet Daems à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'augmentation de la capacité de l'éolien offshore en mer du Nord" (55026386C)
De voorzitter: Het gaat om drie samengevoegde vragen. Andere leden mogen dus ook het woord nemen. Ik zal dat trouwens ook doen.
09.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, afgelopen vrijdag was er groot nieuws over een politiek energieakkoord. Daarbij zijn mij een aantal zaken opgevallen die te maken hebben met uw bevoegdheden als minister van Noordzee, met name in het onderdeel betreffende de versnelling van de energietransitie. Wij zetten nog meer in op wind op zee. Er komt een verviervoudiging van onze windmolens en de bouw ervan zal sneller klaar zijn, met name al in 2027.
Die plannen zijn natuurlijk op de leest van uw coalitiepartner Groen geschoeid. De regering heeft heel veel ambitie. Ze creëert heel veel verwachtingen. De vraag is echter wat er realistisch is. Heb ik u immers in een niet zo ver verleden hier in de commissie niet eens horen verklaren dat er in de Belgische territoriale wateren en in het marien ruimtelijk plan 2020-2026 nog geen plaats is voor een bijkomende offshorezone? In het marien ruimtelijk plan is dus geen derde windturbinezone opgenomen. Kunt u meer toelichting geven bij uw rol in de implementatie van het akkoord van 18 maart 2022? Hoe ziet u de aangekondigde verviervoudiging van de offshorecapaciteit?
Acht u het realistisch om in de Belgische territoriale wateren nog een derde offshorezone uit te bouwen of kijken wij veeleer in de richting van de interconnectie en het aangekondigde hybride energie-eiland dat in de interconnectiekruispuntontwikkelingen op de Noordzee een grote rol zal spelen?
09.02 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op 16 maart week stelde ik een vraag
(nr55026018) aan uw collega-minister
Van der Straeten over de extra ambitie die we zouden moeten tonen over
capaciteit wind op zee. Ze antwoordde me toen het volgende:
“In het regeerakkoord staat dat we
onderzoeken of er nog bijkomende capaciteit van wind op zee kan worden
gerealiseerd in de Belgische Noordzee evenals buiten de territoriale wateren,
in samenwerking met andere aan de Noordzee gelegen landen. In deze context
heeft de federale regering de capaciteit van de Prinses Elisabethzone verhoogd
naar 3,15 tot 3,5 gigawatt. Het huidige marien ruimtelijk plan loopt tot 2026
en valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega Van Quickenborne,
minister van de Noordzee. In het kader van de herziening zou inderdaad
overwogen kunnen worden om te kijken naar bijkomende capaciteit. Hogere
ambities voor wind op zee in het licht van de oorlog in Oekraïne en de roep om
meer energieafhankelijkheid zijn momenteel het voorwerp van discussie binnen de
regeringen.”
Het energieakkoord van vrijdag 18 maart
heeft beslist om extra te investeren in energieparken op zee en de Belgische
off shore windcapaciteit uit te breiden tot 8 GW. Kan u dit toelichten? Aan
welke zones wordt dan gedacht? Tegen welke termijn?
Hetzelfde akkoord spreekt ook over het
versnellen van de bouw van de offshore parken in de Prinses Elizabeth Zone. Hoe
zal dit verlopen?
Welke zijn voor u de belangrijkste
obstakels om deze plannen te realiseren?
09.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, vorige week vrijdag werd beslist om de offshorewindcapaciteit in de Noordzee uit te breiden naar 8 gigawatt. Daarvoor zouden enerzijds de windmolens in de eerste windzone vroegtijdig vervangen moeten worden door krachtigere molens. Anderzijds wil men in een derde windzone voorzien. Het is evenwel geen evidente oefening om daarvoor een gepaste plek te vinden, gelet op de zeer vele activiteiten in het Belgische deel van de Noordzee.
Bestudeert de regering reeds plekken voor die windzone in het Belgische deel van de Noordzee? Zo ja, welke?
Wordt er ook gekeken naar internationale samenwerking, om meer stroom te halen uit offshorewindenergie, ook buiten het Belgische deel van de Noordzee, bijvoorbeeld via extra interconnectoren?
Hoever staat het met het dossier van de aanlanding van al die offshorewindenergie? Dat moet in orde gebracht worden voor de Prinses Elisabethzone en een eventuele capaciteitsverhoging maakt dat vraagstuk des te prangender.
09.04 Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben blij dat er duidelijkheid is gecreëerd. De weg naar koolstofarme energiebevoorrading zal op een intelligente manier versneld worden. Als het gaat over koolstofarme energiebronnen, gaat het natuurlijk niet alleen over hernieuwbare energie. Ook wordt de deur opengezet naar een nieuwe generatie van kerntechnologie.
Het is effectief zinvol om in aansluiting te voorzien, aangezien we hierdoor onze afhankelijkheid van gas substantieel verkleinen. Er is niet alleen het geopolitieke gegeven; de CREG had ook vastgesteld dat er in de plannen die Elia had ingediend, toch nog een manco was.
Men wil de toename van windenergiecapaciteit versnellen. Het is niet omdat men zegt dat men budgetten zal vrijmaken, dat de realisatie van een leien dakje loopt. Een van de bezorgdheden van de commissie, die wij ter harte zullen nemen, is of er wel een gezonde projectplanning voorhanden is. Dat gaat niet alleen over het tijdspad, maar ook over de roadblocks, mogelijke connectieproblemen, wanneer die opgelost moeten worden. Onze commissie – ik zal deze vraag ook stellen aan de minister van Energie – wil graag een goed inzicht verwerven. Wij willen dat hetgeen vooropgesteld wordt goed doordacht is. Die vraag is niet ingegeven door ideologie. U begrijpt ongetwijfeld dat vanuit mijn bedrijfsachtergrond een duidelijk implementatieplan nodig is, want zo vermijdt men misverstanden.
Het implementatieplan moet duidelijk en opvolgbaar zijn en ervoor zorgen dat misverstanden worden vermeden. We moeten een goed zicht hebben op wat de kritieke momenten zijn, zodat we niet weer voor een verrassing komen te staan. Zou u die beslissing kunnen toelichten?
09.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega's, dank u voor uw vragen. De regering heeft beslist om van de Noordzee het zwaartepunt van de energietransitie te maken. Als minister van Noordzee ben ik voor twee aspecten bevoegd, namelijk de mariene ruimtelijke planning en het afleveren van milieuvergunningen en de Natura 2000-toelatingen voor alle industriële en commerciële activiteiten die er zullen worden uitgeoefend. Ik was vanochtend trouwens nog op de Universiteit Gent, waar er momenteel 25 natuurstudies worden uitgevoerd. In een van die studies worden de effecten van elektromagnetische velden op visbestanden onderzocht. Een deel van de Prinses Elisabethzone zal in natuurgebied worden gebouwd. Dat is een zeer moeilijke aangelegenheid, waarvoor we een goed evenwicht proberen te vinden. Dat gaat gepaard met zeer veel studies, die onder mijn bevoegdheid vallen.
Ik wil ook naar mijn beleidsbrief van vorig jaar verwijzen. Daarin sprak ik over het uitwerken van een visie over repowering, het hergebruik van de eerste offshorezone in het Belgische gedeelte. De eerste windmolens op zee zijn namelijk vanaf 2009 gebouwd. Het gaat om kleine windmolens met een vermogen van 3 tot 5 megawatt die een levensduur van ongeveer 25 jaar hebben. Ik heb toen gezegd dat het huidige wetgevende kader voorziet in het herstel van de oorspronkelijke staat, zonder dat er zicht is op gevolgen hiervan op de aanwezige fauna en flora. We starten daarom nu een participatief traject op en zullen onderzoeken of deze zones in de toekomst verder of opnieuw ontwikkeld kunnen worden. We zullen ons daarvoor op wetenschappelijke inzichten baseren.
Het akkoord van 18 maart zorgt ervoor dat we een versnelling hoger schakelen. We zullen bijgevolg met de concessiehouders moeten bekijken hoe we de repowering van de eerste zone sneller kunnen laten verlopen. Verder wordt onderzocht hoe kleine windmolens door grotere kunnen worden vervangen en welke alternatieve vormen van energieopwekking er nog mogelijk zijn.
Ik kom tot de tweede vraag van de heer Ravyts, de eerste vraag van de heer Verduyckt en de tweede vraag van mevrouw Daems. Een verviervoudiging is inderdaad niet evident, maar ook niet onmogelijk. Ten eerste zullen we inzetten op de ontwikkeling van de Prinses Elisabethzone. Ten tweede zal de repowering ook extra capaciteit opleveren. Ten derde hebben we beslist om te investeren in drijvende zonnepanelen. Momenteel wordt er onderzocht of het oorspronkelijke budget van 2 miljoen euro kan worden verhoogd met het oog op de ondersteuning van een versnelde ontwikkeling van deze innovatieve technologie. Daarnaast zijn er nog een aantal andere mogelijkheden met betrekking tot limieten die een aantal instellingen, zoals skeyes, opleggen. Die kunnen, mits een goede interpretatie, ons nog wat meer ruimte geven.
Mevrouw Daems, er moet inderdaad werk worden gemaakt van een verbinding met andere Noordzeelanden. In mijn beleidsbrief pleitte ik er al voor om een marien ruimtelijk plan voor de ganse Noordzee op te stellen. We moeten dus stoppen met enkel te kijken naar ons eigen zeegebied en ervoor ijveren om van de ganse Noordzee een krachtige en duurzame energiecentrale te maken. Door het opstellen van dat plan zullen ook de investeringen van alle lidstaten kostenefficiënt kunnen verlopen en kunnen de optimale interconnecties tussen de Noordzeelanden gerealiseerd worden. Wij waren de pionier op het gebied van mariene ruimtelijke planning en ik zal deze expertise gebruiken om ook in dit domein de nodige initiatieven te starten.
Mevrouw Daems, mijnheer Ravyts, het is inderdaad heel druk op onze kleine Noordzee. Visserij, pleziervaart, koopvaardij, zandontginning, militaire en andere activiteiten vinden er plaats. Al deze activiteiten moeten veilig naast elkaar uitgeoefend kunnen worden zonder schade toe te brengen aan het mariene milieu. Dit evenwicht werd vastgelegd in het plan 2020-2026. We bevinden ons vandaag echter in bijzondere tijden en de regering heeft mij gevraagd om te onderzoeken of er nog ruimte is voor een derde offshorezone. Ik zal dit dus verder onderzoeken met een open blik en in dialoog met alle betrokken partijen.
Collega Verduyckt, het akkoord zegt dat deze regering de nodige initiatieven zal nemen met als doel de eerste windmolens te laten draaien in 2027. Ook hieraan worden voor de komende jaren extra budgetten gekoppeld, zodat het studie- en het wetgevende werk sneller kunnen verlopen.
Een van de kritische succesfactoren is de realisatie van de onshore aansluitingen Ventilus en Boucle du Hainaut. Zonder deze verbindingen krijgen we onze hernieuwbare energie immers niet aan land. Ik heb begrepen dat het rapport van de intendant momenteel binnen de Vlaamse regering wordt besproken. We kijken uit naar de resultaten hiervan. Ook de Boucle du Hainaut is nodig om de capaciteitsverhoging te realiseren. De belangrijkste factor om het energieakkoord te doen slagen is het behoud van de goede samenwerking binnen deze regering en met de gewestelijke regeringen. Alleen op deze manier kunnen we onze energieonafhankelijkheid realiseren. Dat is namelijk een doelstelling die alle regeringen in dit land kunnen onderschrijven.
09.06 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, binnen mijn partij ijver ik voor de visie energieonafhankelijkheid, in de zin van hernieuwbare energie gecombineerd met nucleaire energie. Daarin sta ik zeker niet alleen in deze commissie. Met een open blik kijken naar de mogelijkheid van een derde zone is aangewezen, maar ik blijf voorzichtig. Repowering is uiteraard goed, net als de versnelling van repowering en Ventilus. Ik heb mevrouw Van der Straeten daar ook al over ondervraagd. U bent wat dat betreft volledig afhankelijk van de Vlaamse regering. U weet dat er in West-Vlaanderen zeer veel verzet is tegen een bovengrondse installatie. Ook de federale regering kan echter druk zetten op Elia en in overleg gaan met hen, om hen er in het kader van de bespoediging misschien toch toe te bewegen om zoveel mogelijk stukken ondergronds te realiseren.
09.07 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de minister, versnellen is effectief noodzakelijk en uitstel is niet langer aan de orde. Totale onafhankelijkheid is echter wellicht een utopie. Al die investeringen zullen ons echter wel helpen. Energie is bijzonder belangrijk in de internationale politiek en maakt ons bijzonder kwetsbaar. Anderzijds verloopt het technologisch niet vlekkeloos. U had het over de onshore aansluiting. Hopelijk neemt de Vlaamse regering in dezen haar verantwoordelijkheid. We hebben de afgelopen maanden te vaak gezien dat verschillende andere belangen het energiebeleid van dit land doorkruisen. Dat zou niet mogen, het is gewoon te belangrijk. Het moet ook gaan over een open blik of het verwijderen van taboes. Iedereen moet heel goed beseffen waar hij mee bezig is.
09.08 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, wij hopen alvast dat er meer duidelijkheid komt over de praktische uitwerking van de geplande capaciteitsverhoging. Een derde windzone in het Belgische deel van de Noordzee mag natuurlijk niet ten koste gaan van waardevol Natura 2000-gebied of migratieroutes van vogels. We zijn zeker wel voor een volle benutting van het potentieel om windenergie op te wekken in de Noordzee, maar wij zien daarvoor meer heil in internationale samenwerking over de grenzen van de territoriale wateren heen.
Het heeft geen zin om ons stukje Belgische Noordzee vol te proppen terwijl er eigenlijk geen goede plek is, als er internationaal, in volle Noordzee, veel betere alternatieven zijn. Ik ben blij dat u dat bekijkt in het kader van een marien ruimtelijk plan voor de volledige Noordzee. Dat lijkt mij wel een goede aanpak. Ik hoop dat er een waardig alternatief wordt gevonden voor een derde zone in de Belgische Noordzee.
09.09 Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de minister, zoals het hoort, zwijg ik.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.15 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 15.