Commission de la Santé et de l'Égalité des chances

Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen

 

du

 

Mercredi 30 mars 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 30 maart 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 13 présidée par M. Thierry Warmoes.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.13 uur en voorgezeten door de heer Thierry Warmoes.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Darya Safai aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het standpunt van Unia met betrekking tot het gebruik van de boerkini" (55024529C)

01 Question de Darya Safai à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le point de vue d'Unia en ce qui concerne le port du burkini" (55024529C)

 

01.01  Darya Safai (N-VA): Het standpunt van Unia over de boerkini veroorzaakt enige opschudding. Unia moedigt gemeenten aan om het gebruik van de boerkini tijdens de zwemlessen op gemeentelijke scholen te promoten. Unia neemt hier duidelijk een militante positie in. Unia is een activistische organisatie geworden, die heel duidelijk laat zien dat ze voorstander is van bepaalde dogmatische ideeën met discriminerende eigenschappen voor vrouwen.

 

Hierdoor werkt Unia niet alleen de onderdrukking en discriminatie van vrouwen, maar ook segregatie en communautarisme in de hand, en dat alles onder het mom van de bescherming van minderheden. Wat gelijkwaardigheid en emancipatie betreft, laat Unia op die manier vrouwen en jonge meisjes in de steek. Dat staat haaks op de taak en functie van de organisatie, namelijk de gelijkwaardigheid en de gelijke kansen van iedere persoon te garanderen, ongeacht gender. Op die manier wordt Unia een overbodige en zelfs schadelijke instelling.

 

Deelt u het standpunt van Unia met betrekking tot het dragen van een boerkini tijdens de zwemlessen? Unia moet een onafhankelijke instelling zijn, die discriminatie bestrijdt, gelijkheid bevordert en mensenrechten beschermt. Welke concrete maatregelen zult u ondernemen om de bestuurders van Unia te wijzen op de kerntaken van hun instelling? Wat is uw standpunt over gelijkheid en gelijke kansen tussen meisjes en jongens, als meisjes zich tijdens de zwemlessen zo moeten bedekken? Uiteraard is een boerkini geen normaal kledingstuk, maar een waarachter een discriminerende filosofie voor meisjes en vrouwen schuilgaat.

 

01.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Safai, volgens u illustreert het advies van Unia over het dragen van bedekkende zwemkleding dat Unia een activistische organisatie is geworden met dogmatische ideeën die discriminerend zijn voor vrouwen.

 

Ik vestig er uw aandacht op dat het advies van Unia ondertussen vijf jaar oud is. Het werd gepubliceerd in 2017 en kwam tot stand in samenwerking met verschillende instanties. De Vlaamse Genderkamer en het Agentschap Zorg en Gezondheid droegen bij aan de totstandkoming van het advies. Ook het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid engageerde zich om het advies in de praktijk te ondersteunen en te duiden. Het advies is in dat opzicht een goed voorbeeld van de samenwerking tussen de verschillende bevoegde instanties met het oog op een evenwichtige belangenafweging.

 

Het advies van Unia en het advies van het Agentschap Zorg en Gezondheid kregen ondertussen ook navolging in de rechtspraak. Het Hof van Beroep te Gent oordeelde in juni 2021 dat het dragen van lichaamsbedekkende zwemkleding veilig en hygiënisch is. Het hof verwees daarvoor naar adviezen van Unia en het Agentschap Zorg en Gezondheid.

 

In het advies van Unia wordt een serieuze afweging gemaakt tussen de verschillende belangen, die op het spel staan. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Unia beriep zich daarvoor op het advies van de Vlaamse Genderkamer dat als volgt luidt: "De gelijkheid tussen mannen en vrouwen kan niet worden gebruikt om een dergelijk kledingstuk te bestrijden. Dat het kledingstuk door sommigen te klassiek, te preuts of zelfs als vreemd gezien wordt, volstaat niet om een verbod te rechtvaardigen."

 

Ik meen ook dat er geen redenen zijn om op uw voorstel in te gaan en Unia op het matje te roepen. Mag ik u er ook aan herinneren dat Unia een onafhankelijk gelijkheidsorgaan is, dat alleen verantwoording aan het Parlement aflegt?

 

01.03  Darya Safai (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de staatssecretaris. U kunt wel de verschillende organisaties die aan het advies hebben meegewerkt opnoemen, maar dat maakt het advies nog niet correct.

 

U verwijst ernaar dat volgens het advies het feit dat een kledingstuk preuts of vreemd is, geen reden is om het te verbieden. Dat is echter niet de reden waarom de boerkini voor jonge meisjes verboden moet worden. De jonge meisjes hebben u nodig om voor hun rechten en gelijkwaardigheid op te komen. U laat ze echter in de steek door eraan te herinneren dat het advies door allerhande instanties werd goedgekeurd en verwijst naar de hygiënische grondslag.

 

Ik hoef u niet uit te leggen waarom vrouwen hun lichaam moeten bedekken. Vrouwen zijn vrij om te dragen wat ze willen, maar de boerkini is alvast geen symbool van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Dat kunt u mij niet wijsmaken. Het is uw taak gelijkwaardigheid, inclusief die van jonge meisjes en jongens, te verzekeren. Dat is de reden waarom ik mij tot u richt, maar u gaat daar niet mee aan de slag. Dat is zeer jammer en ik kan dat alleen maar betreuren.

 

Ik kan hier uren praten over de betekenis van een boerkini voor een vrouw en over de sociale druk voor meisjes om de boerkini te dragen, opdat ze met hun klasgenootjes kunnen gaan zwemmen in het zwembad. Ik kan u er kennelijk niet van overtuigen dat de boerkini een discriminerend kledingstuk is, terwijl het uw taak is om gelijkwaardigheid te garanderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Robby De Caluwé aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De invoering van een verbod op conversietherapie voor lgbtqi+'en" (55025000C)

- Sophie Rohonyi aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Therapieën om lgbtqi's te 'genezen'" (55026676C)

02 Questions jointes de

- Robby De Caluwé à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'instauration d'une interdiction de la thérapie de conversion pour les personnes LGBTQI+" (55025000C)

- Sophie Rohonyi à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les thérapies de conversion pour les personnes LGBTQI+" (55026676C)

 

02.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, je ne doute pas que les réponses de Mme la secrétaire d'État nous permettront de rebondir sur ce sujet et, par conséquent, permettront à M. De Caluwé de poser à ce moment-là ses questions.

 

Le président: Techniquement, sa question devient sans objet. Il peut bien sûr la réintroduire.

 

02.02  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, les thérapies de conversion sont une réalité peu connue. Pourtant, elles ont des effets psychologiques voire physiques qui sont dévastateurs pour les personnes LGBTQI+ qui les subissent.

 

L’ONU considère d’ailleurs ces thérapies de conversion comme des actes de torture. Une position réaffirmée dans un rapport de 2020, qui préconise en conséquence de "prendre des mesures urgentes" afin d’en protéger tout particulièrement les enfants et les jeunes.

 

De son côté, le Parlement européen a adopté une résolution en 2018 qui invite les Etats membres à prendre ce problème à bras le corps et à interdire ces pratiques.

 

Néanmoins, les thérapies de conversion ne sont toujours pas interdites par la loi chez nous, a contrario de l’Allemagne, de Malte, de certaines régions d’Espagne ou encore, plus récemment, de la France.

 

A cet égard, vous vous êtes montrée favorable à l’établissement d’une interdiction formelle des thérapies de conversion, mais à condition d’évaluer ces phénomènes dans un premier temps. Dans cette logique, vous avez notamment affirmé vouloir contacter plusieurs institutions, dont UNIA.

 

En conséquence, madame la secrétaire d’État, quel est l’état des lieux de l’évaluation du phénomène de thérapie de conversion? Quelles institutions avez-vous contacté à cet égard et avec quelles conclusions à ce stade? De quelle façon établissez-vous l’évaluation? Un groupe de travail a-t-il été formé dans ce but? Dans la positive, quelle est la composition de ce groupe de travail? Etes-vous toujours favorable à l’instauration d’une véritable politique d'hébergement d'urgence pour les jeunes LGBTQI+ victimes des thérapies de conversion? Dans ce cadre, de quelle façon les acteurs de terrain sont-ils concertés et impliqués? Une coopération s’organise-t-elle avec les entités fédérées en ce qui concerne la prévention de ce type de pratique?

 

02.03  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Rohonyi, avec le ministre Van Quickenborne, nous travaillons à l'interdiction des thérapies de conversion. Bien que la Belgique ne dispose pas encore d'une législation spécifique, certains actes constituent déjà aujourd'hui des infractions pénales, comme la fraude, l'abus de vulnérabilité, les traitements inhumains et dégradants ou les coups et blessures volontaires.

 

Pour développer cette interdiction, je me baserai sur les projets de loi qui sont, en ce moment, déposés au Parlement. Mes services ont déjà fait une synthèse de ces textes. Je travaille aussi de manière étroite avec les associations et les personnes concernées. Mon ambition est de proposer un projet de loi le plus complet possible qui s'appliquera aux personnes visées par ce type de pratique en raison de leur orientation sexuelle et de leur identité de genre. Unia m'a présenté un avis complet sur la base des propositions actuelles. La rédaction du texte est en cours.

 

L'instauration d'une véritable politique d'hébergement pour les jeunes victimes LGBTQI+ concerne les entités fédérées. En ce qui me concerne, il m'incombe de légiférer au plus vite sur les thérapies de conversion, comme le suggère la résolution européenne. Dans un second temps, je vous rejoins sur la nécessité de stimuler la recherche pour mieux mesurer le phénomène des thérapies de conversion pour encore mieux le combattre.

 

02.04  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. J'entends que ces thérapies de conversion peuvent faire l'objet d'infractions par le biais d'autres infractions que celles libellées en tant que telles par les thérapies de conversion. On peut poursuivre une personne pour des faits de harcèlement, de torture, de séquestration, d'escroquerie ou encore d'exercice illégal de la médecine mais force est de constater que cela reste insuffisant pour les victimes et que, par conséquent, leur charge de la preuve est beaucoup plus difficile qu'avec un délit spécifique de thérapie de conversion. Là est vraiment tout l'enjeu, d'autant plus qu'avec un délit spécifique, on pourrait également disposer de statistiques et qui dit statistiques dit forcément des mesures plus ciblées et, par conséquent, des mesures plus efficaces à l'encontre de ces thérapies de conversion.

 

Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse car, là où votre note de politique générale insistait davantage sur la nécessité d'évaluer cette thérapie de conversion, aujourd'hui, vous nous dites, non, il y a un texte sur la table pour les interdire formellement. On est finalement dans une étape ultérieure. En effet, étant donné que l'ONU qualifie ces thérapies de conversion d'actes de torture, il faut que cela se retrouve dans notre arsenal législatif.

 

Il est très important que les enfants et les adolescents puissent être informés pour vivre leur sexualité de manière libre, sereine et responsable. Il ne faut certainement pas, comme c'est le cas de certains aujourd'hui, qu'ils soient endoctrinés et encore moins forcés, d'autant plus quand on connaît les conséquences terribles que peuvent avoir ces thérapies de conversion.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Chers collègues, figurent, maintenant, à notre agenda les questions jointes n° 55025015C de M. Robby De Caluwé et n° 55026662C de M. Hervé Rigot qui se trouvent actuellement dans une autre commission. Ils m'ont demandé de pouvoir poser leur question plus tard dans l'après-midi. Il en va de même pour la question n° 55025042C de M. Robby De Caluwé.

 

Je tiens ici à rappeler que, quand on me prévient d'un retard, je peux faire preuve de flexibilité. Dans le cas contraire, je déclare la question sans objet comme c'est le cas de la prochaine question, à savoir la question n° 55025208C de Mme Kattrin Jadin.

 

03 Questions jointes de

- Nabil Boukili à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le harcèlement des lanceuses d'alerte de l'Autorité de protection des données" (55025411C)

- Sophie Rohonyi à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La protection des victimes de harcèlement et de discrimination au sein de l’APD" (55026649C)

03 Samengevoegde vragen van

- Nabil Boukili aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het pestgedrag ten aanzien van de klokkenluidsters bij de Gegevens­beschermings­autoriteit" (55025411C)

- Sophie Rohonyi aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De bescherming van de slachtoffers van pesterijen en discriminatie bij de GBA" (55026649C)

 

M. Boukili étant malade, sa question devient sans objet.

 

03.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la Secrétaire d’Etat, vous n’êtes pas sans savoir que le comité de direction de l’APD traverse actuellement une période trouble.

 

Charlotte Dereppe et, avant sa démission, Alexandra Jaspar, les deux seules femmes et les deux seules francophones du comité de direction, ont en effet accusé le directeur du secrétariat-général de l’APD de tout faire pour rendre l’institution inopérante et ont mis en lumière une série de conflits d’intérêt qui menaçaient clairement les données personnelles de nos concitoyens.

 

En ce qui s’apparente à une mesure de rétorsion, s’en est suivi, selon elles, une campagne de harcèlement de d’intimidation à leur égard de la part du directeur du secrétariat- général, pour laquelle elles ont introduit une plainte pour harcèlement moral, qui n’a toujours pas été suivie d’effet.

 

Sous la pression, Madame Dereppe n’a pas assisté au comité de direction pendant plusieurs mois et Madame Jaspar a fini par démissionner en décembre dernier invoquant, je cite, “les pressions, pièges, menaces, actes d’intimidation et de rétorsion” auxquelles elles étaient confrontées toutes les deux régulièrement.

 

En conséquence:

 

– Quelle est votre analyse de la situation? Estimez-vous que les difficultés auxquelles les deux directrices disent avoir été confrontées aient été induites par le fait qu’elles soient des femmes et qu’elles soient francophones? Quelles sont les instances compétentes vers lesquelles les deux directrices peuvent se tourner en cas de soupçons de discrimination?

 

– Estimez-vous, selon les informations que vous avez à votre disposition, que les dires des deux directrices soient de nature, s’ils sont avérés, à constituer une infraction de harcèlement au travail? Selon vous, le harcèlement qu’elles disent avoir subi procède-t-il notamment du fait qu’elles soient des femmes ou francophones?

 

– Concernant la plainte pour harcèlement moral, un conseiller de prévention doit être nommé conformément à la loi du 4 août 1996 relative au bien-être au travail. La Chambre ne s’estime toujours pas compétente pour connaître de ce dossier. Auprès de quelle instance, Madame Dereppe peut-elle alors s’adresser? Toutes ses demandes sont restées lettre morte jusqu’à maintenant. Estimez-vous qu’il y a actuellement un acharnement plus large à son égard?

 

– Entendez-vous vous entretenir avec les deux directrices pour entendre et analyser leur version des faits à l’aune des lois anti-discrimination et des législations sur le harcèlement au travail, afin de leur permettre d’accéder à de réelles solutions pour contester le traitement déplorable qu’on leur réserve depuis des mois?

 

03.02  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Chère collègue, j'ai effectivement pris connaissance de la situation que vous évoquez. C'est très interpellant. Je suis personnellement en faveur d'une meilleure protection des lanceurs et lanceuses d'alerte qui dénoncent des discriminations. Je m'efforce d'améliorer la protection contre des représailles vis-à-vis des personnes qui dénoncent des discriminations sur leur lieu de travail, ou qui soutiennent des victimes de discriminations.

 

Sur la question de l'indépendance de l'APD, c'est le secrétaire d'État à la Protection de la Vie privée qui pourra le mieux répondre à vos questions. Une des personnes citées dans l'article fait l'objet d'une procédure de révocation de son mandat. Cette procédure dépend, d'après l'article 45 de la loi organique, de la compétence de la Chambre.

 

Plus spécifiquement, le climat de travail, que ce soit à l'Autorité de protection des données ou dans d'autres lieux où des femmes ont dénoncé le sexisme qu'elles subissent au quotidien, est peu propice au développement des carrières des femmes.

 

Si Mmes Dereppe et Jaspar considèrent être victimes de discriminations, je ne peux que les encourager à prendre contact avec l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, qui est compétent pour recueillir ce type de signalements.

 

Je tiens à rappeler que les discours de haine sexiste visent souvent à faire taire les femmes exposées médiatiquement, et à les exclure du débat public. Malheureusement, de telles pratiques atteignent généralement leurs objectifs. Une étude d'Amnesty International intitulée Toxic Twitter montre que les femmes, les militantes et journalistes adaptent leur comportement sur Twitter à la suite de discours haineux, voire se retirent des réseaux sociaux. Cela empêche ces femmes de s'organiser, de participer à des activités sociales en ligne ou d'utiliser leur droit à la liberté d'expression.

 

Je travaille en ce moment à un plan d'action contre les violences sexuelles en ligne, afin de rendre l'espace numérique plus sûr pour toutes et tous. Les discussions ont déjà commencé avec les plateformes des médias sociaux. Mon objectif est que, dans le monde virtuel comme dans le monde réel, il n'y ait plus de place pour le sexisme, l'intimidation ou les discriminations.

 

03.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Il y avait effectivement deux volets dans ma question. Pour ce qui concerne la situation particulière au sein de l'APD, vous me renvoyez au secrétaire d'État, M. Michel. Mais je reste malgré tout sur ma faim. En effet, dès le moment où vous vous engagez à lutter contre le harcèlement et le sexisme, en particulier sur le lieu de travail, il va de soi que même lorsque l'on parle de l'APD, même lorsque l'on parle d'administrations fédérales, cet engagement doit pouvoir transparaître.

 

Je pense qu'il aurait été intéressant pour vous, et en particulier pour elles, que vous vous entreteniez avec elles, pour examiner le fond du problème. Bien entendu, elles ont la possibilité de porter plainte auprès de l'Institut. Et nous remercions cet Institut pour le travail qu'il fournit chaque jour. Mais je pense qu'il y a là un problème structurel qui méritait de faire l'objet d'un entretien, directement avec elles.

 

Pour le reste, je m'en référerai au secrétaire d'État, M. Michel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- Sofie Merckx à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le délai de réflexion imposé en cas d'avortement" (55025417C)

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le délai de réflexion en cas d'avortement" (55026467C)

- Sophie Rohonyi à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le délai de réflexion en cas d’interruption volontaire de grossesse" (55026679C)

04 Samengevoegde vragen van

- Sofie Merckx aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De bedenktermijn voor abortus" (55025417C)

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De bedenktermijn voor abortus" (55026467C)

- Sophie Rohonyi aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De bedenktijd bij een vrijwillige zwangerschapsafbreking" (55026679C)

 

De voorzitter: Mevrouw Merckx is verhinderd. Haar vraag nr. 55025417C wordt zonder voorwerp.

 

04.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, Nederland besloot onlangs om de bedenktijd voor abortus af te schaffen. Sinds 1984 gold er een bedenktijd van vijf dagen. Na 38 jaar werd de wetgeving ter zake na een toegeving van de christendemocraten versoepeld. Bovendien is de termijn waarbinnen men abortus mag plegen in Nederland 24 weken, wat ook een groot verschil is met onze regeling.

 

De Belgische wetgeving inzake abortus legt een bedenktijd van 6 dagen op. Reeds in 2019 stelde mijn partij in haar wetsvoorstel nr. 458 voor de bedenktijd te schrappen. Ook diende zij andere voorstellen in, bijvoorbeeld om de termijnen waarbinnen abortus toegelaten is op te trekken.

 

Er is nood aan een versoepeling van de abortuswetgeving in België, maar de regering heeft die ambitie in de koelkast gestoken. U bent gestopt met over het onderwerp te spreken. In het regeerakkoord werd nog voorzichtig gesteld dat de hangende wetsvoorstellen geëvalueerd zouden worden en dat de coalitiepartners in de regering constructief werk zouden maken van een consensus ter zake. Maar in de beleidsnota voor 2022 hebt u op geen enkel moment verwezen naar het recht op abortus in ons land.

 

Mevrouw de staatssecretaris, zult u het voorbeeld van Nederland volgen en de bedenktijd schrappen? Zo nee, waarom niet?

 

Zult u de termijn waarbinnen een abortus kan worden uitgevoerd optrekken tot 20 weken?

 

04.02  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la Secrétaire d’Etat, après un an et demi de Vivaldi, le dossier sur l’interruption volontaire de grossesse n’a toujours pas connu la moindre évolution.

 

Un blocage qui obligea mon parti à interroger plusieurs membres de votre gouvernement à maintes reprises mais aussi à interpeller le Premier Ministre, sans succès.

 

Aujourd’hui, le délai légal de 12 semaines pour avorter constitue toujours un frein pour beaucoup de femmes qui doivent aller avorter dans des pays dont la législation est plus souple. Enfin, pour celles qui en ont les moyens et l’information.

 

Parmi les éléments qui alourdissent ce délai légal: le délai de réflexion de 6 jours systématiquement imposé à la femme.

 

Non seulement ce délai est particulièrement stigmatisant, partant du principe que la femme ne peut avoir pris une décision réfléchie de prime abord, mais il enfreint encore plus la possibilité de procéder à un avortement endéans les délais légaux.

 

Par ailleurs, il est utile de rappeler qu’il s’agit d’un délai minimal et que les femmes qui souhaitent prendre davantage de temps pour procéder à cette réflexion ont totalement la possibilité de le faire.

 

Ainsi, Madame la Secrétaire d’Etat:

 

– De façon générale, le dossier IVG est-il à minima abordé au sein de votre gouvernement? Dans la positive, de quelle façon?

 

– Quel est votre positionnement sur un allégement des conditions entourant l’avortement, que ce soit l’allongement du délai légal pour avorter ou encore la réduction du délai de réflexion?

 

– Dans le cas où vous seriez favorable à une réduction de ce délai de réflexion, quelle devrait être cette réduction d’après vous ?

 

– Menez-vous des concertations, des analyses ou encore des études à propos de la pertinence de ce délai auprès d’institutions particulières ou des acteurs de terrain?

 

– De quelle manière a été constitué le comité d’évaluation prévu par votre accord de gouvernement? Où en sont ses travaux?

 

04.03  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Chères collègues, ma position, dans ce dossier, est claire depuis toujours et vous la connaissez. Je suis favorable à la suppression de tous les obstacles visant à limiter les droits fondamentaux des femmes et en l'occurrence celui de disposer pleinement de leur corps.

 

Je me place du côté des pays qui offrent le plus de droits aux femmes. Je suis également aux côtés des femmes qui vivent dans des pays qui ont diminué leurs droits, comme c'est le cas en Pologne. Cela m'avait amené à prendre l'initiative de financement de Abortion without borders dont j'ai déjà eu l'occasion de vous faire part. J'aborde la question du droit des femmes à disposer de leur corps à chaque occasion qui m'est donnée tant sur la scène nationale qu'internationale. En Belgique, le dossier est sur la table du Parlement, conformément à l'accord de gouvernement, et je vous encourage vivement à faire un travail constructif pour faire avancer les droits de toutes les femmes. Je vous remercie.

 

04.04  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, u roept de regering dus op om hier verder werk van te maken. U maakt daar natuurlijk ook deel van uit. Ik hoop dat de collega's van de regeringspartijen die hier aanwezig zijn dit opnieuw op de agenda zetten. Wij vinden het een belangrijk dossier. Wat het feit betreft dat vrouwen zo lang moeten wachten, vind ik dat we geen behoefte hebben aan paternalisme. De vrouwen beslissen zelf. Het is al moeilijk genoeg. Hierbij wil ik een oproep doen aan de regeringspartijen om hier vooruitgang in te brengen.

 

04.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Merci, madame la secrétaire d'État pour votre réponse, brève mais claire. Je connais votre point de vue sur ce dossier, et c'est plutôt votre avis personnel. Force est de constater que le point de vue de votre gouvernement est tout autre, à savoir qu'on va évaluer l'état de la législation pour ensuite parvenir à un consensus au sein des sept partis de la Vivaldi. Aujourd'hui vous encouragez vos partenaires de la majorité à travailler de manière constructive.

 

Je me pose la question de savoir comment on peut travailler de manière constructive avec un parti, le CD&V, qui ne veut aucune avancée sur ce dossier. Comment pouvez-vous espérer arriver à un consensus acceptable avec le CD&V, qui est historiquement opposé à toute avancée, à tout assouplissement de la législation sur l'interruption volontaire de grossesse (IVG)? Votre réponse reflète que ce qui est indiqué dans l'accord de gouvernement est de la poudre aux yeux.

 

Vous avez effectivement soutenu les femmes polonaises dans leur accès à l'avortement, et je vous ai saluée pour cela. Il n'empêche qu'il convient aussi de soutenir les femmes belges et, là, il y a un gros problème, d'autant plus que la suppression du délai de réflexion aux Pays-Bas va avoir pour conséquence de pousser encore plus de femmes à avorter dans ce pays où, au contraire du nôtre, elles ne sont pas infantilisées. On ne leur dit pas d'attendre six jours parce que, quand elles demandent d'avorter, elles ne savent pas vraiment ce qu'elles veulent et doivent encore réfléchir. Aux Pays-Bas, on considère les femmes comme des êtres responsables qui savent ce qui est bon pour elles.

 

Je vous demande de répondre d'urgence à ces femmes qui ont le malheur de devoir avorter hors délai, après douze semaines.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les violences sexuelles sur les campus" (55025456C)

- Katleen Bury à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La concertation sur le harcèlement dans les universités" (55025949C)

- Eva Platteau à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La lutte contre le harcèlement dans les universités" (55026514C)

- Els Van Hoof à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les faits de harcèlement dans l'enseignement supérieur" (55026675C)

05 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het seksueel geweld op de universiteitscampussen" (55025456C)

- Katleen Bury aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het overleg over grensoverschrijdend gedrag aan universiteiten" (55025949C)

- Eva Platteau aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De aanpak van grensoverschrijdend gedrag aan universiteiten" (55026514C)

- Els Van Hoof aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs" (55026675C)

 

05.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Fin janvier, le monde universitaire flamand dénonçait des abus à répétition sur ses campus et sortait du silence les violences sexistes rencontrées dans ses institutions. Suite à cela, le monde universitaire francophone sort à son tour du silence. Ces voix dénoncent le harcèlement et les agressions sexuels, des violences morales ou encore des services sexuels demandés par des professeurs ou doctorants aux étudiant.e.s.

 

Ces dénonciations s’ajoutent malheureusement à la longue liste des mouvements metoo, balancetonporc, balancetonfolklore, etc. Le schéma est encore une fois le même : manque d’écoute des victimes, de prise en charge, de suivi de plaintes, des autorités complaisantes, ….

 

Vous avez eu l’occasion début février 2022 en commission de préciser les différentes mesures que vous suivez pour lutter contre cette problématique, comme l’ouverture de nouveaux CPVS, des projets pilotes axés sur les violences sexuelles sur les campus, la coopération avec les antennes étudiantes sur les campus, l’accompagnement des victimes par l’IEFH, des rencontres avec les universités et l’IEFH pour renforcer la coopération entre les différents stakeholders, ...

 

Voici donc mes questions :

 

- Quels sont les objectifs des projets pilotes axés sur les violences sexuelles sur les campus ? Qui sont les personnes impliquées? Connaissez-vous déjà le planning de mise en œuvre?

 

- Des nouveaux éléments de suivi ont-ils émergé lors de vos rencontres avec les recteurs et rectrices des Universités?

 

05.02  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, we hebben vorige keer in de commissie ook al een debat gevoerd naar aanleiding van berichten in de pers over seksueel grensoverschrijdend gedrag aan de universiteiten. Intussen konden we in Pano opnieuw getuigenissen zien van voornamelijk doctoraatsstudenten die klaagden over grensoverschrijdend gedrag en jarenlang machtsmisbruik van professoren aan de KU Leuven en de UGent. Het waren getuigenissen over scheldtirades, bedreigingen, seksisme, seksistische opmerkingen en vernederingen op de werkvloer. Een getuige verklaarde bang te zijn om de persoon in kwestie zelfs maar te zien in de gangen of om zijn naam in de mailbox te zien verschijnen. Dat is emotioneel enorm uitputtend. Enkele getuigen hebben omwille van de toxische en seksistische werkcultuur hun academische carrière vroegtijdig stopgezet.

 

Wat nog problematischer is, is dat het gedrag van deze professoren blijkbaar allang bekend was bij de universiteiten. In meerdere gevallen waren er meldingen binnengekomen. Over een bepaalde prof van de UGent uit de reportage waren er al meer dan 15 meldingen geweest sinds 2010. Ondanks die vele meldingen was deze man toch gepromoveerd tot hoogleraar. Het lijkt dus wel of er bij de universiteiten een cultuur heerst waarbij deze machtige professoren een hand boven het hoofd wordt gehouden. De slachtoffers hebben weinig bescherming gekregen. We zien dat steeds meer studenten en medewerkers van universiteiten dit probleem aan de kaak stellen.

 

Ik heb een aantal vragen voor u, aangezien u bevoegd bent voor Gelijke Kansen. Hebt u contact gehad met de Belgische rectoren? Hebt u dit besproken met hen? Welke procedures moeten er volgens u aan de universiteiten zijn om grensoverschrijdend gedrag aan te pakken?

 

Bent u als staatssecretaris voor Gelijke Kansen voorstander van een onafhankelijk meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag?

 

U bent natuurlijk niet bevoegd voor de wetgeving inzake arbeidswelzijn, maar wat is uw visie als staatssecretaris voor Gelijke Kansen op wat er moet gebeuren om van onze universiteiten een veiligere plek te maken die gelijke kansen voor studenten en medewerkers kan garanderen?

 

De voorzitter: Mevrouw Van Hoof heeft zich verontschuldigd. Bijgevolg wordt haar vraag zonder voorwerp, net als die van mevrouw Bury.

 

05.03  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Mesdames les députées, afin de lutter contre les violences sexistes et sexuelles, je coordonne deux outils: le déploiement des centres de prise en charge des victimes de violences sexuelles et le plan d'action national de lutte contre les violences de genre.

 

Om verder te gaan organiseerde ik een ontmoeting met alle rectoren van de Belgische universiteiten op vrijdag 4 maart. De bedoeling was om met elkaar in gesprek te gaan en het proefproject ZSG te bespreken. Daarnaast was het ook de bedoeling om goede praktijken te delen, waaruit geleerd kan worden, en om na te gaan welke barrières er in verband met grensoverschrijdend gedrag zijn, zowel bij de overheid als in de academische instellingen.

 

Ik herinnerde de rectoren ook aan de opdracht en expertise van het IGVM. Op basis van zijn ervaring is het Instituut goed geplaatst om met de verschillende actoren te bespreken welke maatregelen moeten worden ingevoerd of versterkt in de strijd tegen grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.

 

Cette réunion s'est concentrée sur les pistes d'actions au niveau fédéral. Nous avons échangé sur l'importance de clarifier les procédures et les différentes législations et celle de renforcer le cadre préventif.

 

Het is tevens de bedoeling de opleidingen te verbeteren van de actoren die belast zijn met preventie, het verzamelen van klachten en het veranderen van de bedrijfscultuur. Anonimiteit stuit echter op juridische problemen.

 

Voor deze vergadering had ik contact met minister Glatigny. Het verslag en een informatieve brief zullen de bevoegde ministers van de deelstaten worden toegezonden.

 

À la suite de cette réunion et dans le cadre de mes compétences, nous avons identifié plusieurs pistes d'action. D'abord, l'Institut pourrait travailler sur un arc de décisions qui clarifierait les procédures en fonction de la volonté de la victime, du rôle de l'auteur présumé et de la législation concernée.

 

Ensuite, nous sommes convenus qu'il serait utile d'organiser une réunion de concertation qui regrouperait les acteurs locaux en lien avec les CPVS et les points de contact "genre" des universités et Hautes écoles concernées.

 

Enfin, j'ai pu exposer le projet pilote "CPVS Campus". Il s'agit d'identifier des personnes de référence extérieures aux universités, expertes en violence sexuelle, qui pourraient tenir des séances d'information sur les CPVS et autres services disponibles. De même, elles pourraient rencontrer tous les acteurs des lieux de fête en milieu étudiant pour leur faire connaître les CPVS. Mon objectif est bien de les faire découvrir au plus grand nombre, comme cela a été demandé plusieurs fois en commission, pour que les victimes d'agression sexuelle en trouvent directement le chemin et soient aidées le plus vite possible. Je vous remercie de votre attention.

 

05.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. La dernière fois que vous en avez parlé ici en commission, c'était après le soulèvement des étudiantes et des chercheuses du côté flamand du pays. On savait évidemment que c'était exactement la même chose du côté francophone et il a suffi de quelques jours pour que de nouveaux témoignages sortent. On a beau travailler sur les questions de violence de genre chaque jour de notre mandat, on reste quand même étonné de voir à quel point ces violences sont encore systématiques et que personne n'est à l'abri.

 

Madame la secrétaire d'État, je vous remercie d'avoir rappelé les différentes choses que vous avez déjà mises en place. Il me semble que notre réponse politique comporte deux grands éléments. Le premier consiste à faire comprendre aux autorités académiques qu'elles sont coresponsables. Vous y mettez toute votre énergie et il va falloir continuer à le faire. On se rend en effet compte, dans la façon dont les personnes réagissent au mouvement, qu'elles se rejettent un peu les responsabilités. Non! Structurellement, le milieu universitaire et ses dirigeants et dirigeantes sont coresponsables des violences qui ont lieu sur leur campus.

 

Le deuxième élément est d'encourager les femmes qui subissent les violences à aller porter plainte. Vous êtes en train de multiplier les lieux dans lesquels on peut trouver de l'aide. Ils doivent être mieux connus et il faut encourager les femmes qui n'y croient plus à malgré tout aller porter plainte. Ce travail, il faut que vous continuiez à le faire main dans la main avec les institutions.

 

Il faut poursuivre le travail prévu dans votre Plan national, c'est-à-dire veiller à ce que les personnes qui sont dans le collimateur soient réellement poursuivies pour les faits commis et confrontées à la justice comme elles le méritent. Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour vos efforts et je vous invite à continuer car on est loin du compte.

 

05.05  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, mijn repliek sluit aan bij die van collega de Laveleye. Het is duidelijk dat de samenleving dergelijk gedrag niet langer tolereert. U steunt ons in die mening als staatssecretaris. Ik ben u er zeer dankbaar voor dat u die maatschappelijke trend vanuit het beleid wilt ondersteunen. Ik ben ook dankbaar voor alle initiatieven die u ter zake neemt in uw nationaal actieplan tegen gendergerelateerd geweld, en alle andere initiatieven die u genomen hebt.

 

Ik dank u ook voor het overleg dat u gehad hebt met de Belgische rectoren. Het klopt wat mijn collega zegt, het zijn in eerste instantie de universiteiten die hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. De bestaande welzijnswet moet toegepast worden.

 

Wij moeten er effectief voor zorgen dat de slachtoffers een klacht indienen. Dat gebeurt ook vaak, maar vaak worden die klachten nog niet ernstig genomen en wordt er veel te weinig gevolg aan gegeven.

 

Ik meen dat wij de kentering moeten inzetten en dat wij de normen steviger moeten verankeren in de organisatieculturen. Ik meen ook dat het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen daar zeker een rol in kan spelen als beleidsadviseur, om aan te geven hoe wij kunnen streven naar gelijke kansen in de universiteiten, en ruimer ook in andere bedrijfssectoren in de samenleving.

 

Dank u wel. Nog veel succes met alles wat u op dit vlak onderneemt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik heb geen nieuws van de heer Loones, dus zijn vraag nr. 55025477C wordt zonder voorwerp.

 

06 Question de Patrick Prévot à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La violence de rejet sur les applications de rencontre" (55025526C)

06 Vraag van Patrick Prévot aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "'Rejection violence' (geweld na een afwijzing) op datingapps" (55025526C)

 

06.01  Patrick Prévot (PS): Madame la Secrétaire d'État, Tinder, AdopteUnMec, Facebook Rencontres, etc. : depuis quelques années, les applications de rencontres sont de plus en plus populaires et font partie intégrante du jeu de la séduction, encore plus à la suite des confinements successifs.

 

Pourtant, comme dans la rue, ces espaces virtuels sont pourris par le phénomène de harcèlement sexiste à l'encontre des femmes. Un sondage réalisé par l'IFOP en mai 2021 observait que 70% d'entre elles étaient confrontées à une culture de l'insistance ou à des messages agressifs, comme des menaces de viols en cas de refus ou d'absence de réponse. La sociologue Lily Thacker a dénommé cela la « violence de rejet ». Si l'utilisatrice peut bloquer ces dragueurs toxiques des applications, ces derniers ne manquent pas d'inventivité pour retrouver les femmes sur les réseaux sociaux et poursuivre le harcèlement.

 

Pour lutter contre ce phénomène, Tinder a par exemple ajouté une fonction « bouton panique » qui permet de stocker des informations sur un rendez-vous, y compris des données de localisation ainsi que d'alerter les services d'urgence, quand le bouton est pressé. Aux États-Unis, l'application est allée jusqu'à mettre en place un système consistant à vérifier les antécédents judiciaires de ses utilisateurs avant leur inscription.

 

Ces mesures sont évidemment extrêmes mais les autorités publiques se doivent de s'attaquer au harcèlement sexiste qui prolifère non seulement dans l'espace public, mais aussi dans l'espace virtuel.

 

Madame la Secrétaire d'État,

 

Des études ont-elles déjà été menées chez nous concernant le harcèlement sur les sites de rencontre? Quelles en sont les conclusions et éventuelles recommandations ?

 

Quelles mesures envisagez-vous de prendre dans ce cadre ? Des discussions, notamment avec votre collègue, le Ministre de la Justice, ont-elles déjà eu lieu sur le sujet?

 

06.02  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Il n'existe pas à ce jour de chiffres officiels belges sur les violences sexuelles ou de genre liées aux applications de rencontre telles que Grindr ou Tinder. Il existe cependant suffisamment de témoignages démontrant que les utilisatrices d'applications de rencontre mais aussi les utilisateurs d'applications de rencontre gays sont bien trop souvent victimes de violences sexuelles ou sexistes, avec d'ailleurs des drames comme ceux qui ont eu lieu dans notre pays au cours des derniers mois. Selon l'Agence nationale britannique de lutte contre la criminalité, entre 2012 et 2016, 523 crimes liés à des applications de rencontre ont été commis dans toute l'Angleterre et le Pays de Galles, dont 63 étaient des viols. Quelque 85 % des victimes étaient des femmes.

 

Je suis déterminée à m'attaquer aux violences sexuelles en ligne, conformément à mon engagement pris dans le Plan d’action national de lutte contre les violences basées sur le genre. Un plan d'action fédéral de lutte contre les violences en ligne est en cours de préparation: il contiendra des actions de prévention, de sensibilisation, de protection et d'amélioration des poursuites. En parallèle, des actions sont déjà en cours. Les discussions ont déjà commencé avec les plateformes de médias sociaux. Par ailleurs, l’Institut coopère avec les services de police pour améliorer l'accueil et le soutien des victimes de violences sexuelles en ligne.

 

En ce qui concerne spécifiquement le harcèlement sur les sites de rencontre, il s'agira d'identifier quels sont les projets développés dans d'autres pays qui peuvent s'appliquer en Belgique. Vous pouvez compter sur moi pour que la Belgique soit pionnière dans la lutte contre les violences sexuelles en ligne. Je vous remercie pour votre question qui met ce nouveau sujet sur la table du Parlement.

 

06.03  Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, merci pour votre réponse. Il est dommage de ne pas disposer de chiffres précis pour la Belgique à ce sujet mais suffisamment de témoignages permettent de se rendre compte que les violences se poursuivent dans l'espace numérique.

 

Je vous remercie d'avoir rappelé les actions existantes. Je compte sur vous et le gouvernement pour prendre les mesures utiles. La presse nous relaie des drames très régulièrement, nous permettant de nous rendre compte que ces jeunes sont harcelés, violentés par le biais de ces réseaux, et que cela peut mener à des drames. Il est de notre et de votre devoir de s'attaquer à la racine du mal et d'éradiquer toute violence, notamment sur les réseaux.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De vele feminicides" (55025653C)

- Sofie Merckx aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De vele feminicides" (55025654C)

- Sophie Rohonyi aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Femicide" (55026710C)

07 Questions jointes de

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les nombreux féminicides" (55025653C)

- Sofie Merckx à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La multiplication des féminicides" (55025654C)

- Sophie Rohonyi à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les féminicides" (55026710C)

 

07.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, het is een belangrijke kwestie en ik zal dus de tijd nemen om ze uit te leggen. Toen ik mijn vraag indiende in februari 2022 stond het aantal feminicides op zes. Ondertussen is het einde maart en is dat aantal al gestegen tot tien. In 2021 bedroeg het aantal feminicides 22. Dat zijn hallucinante cijfers.

 

Daarom wil ik hier verder op ingaan. Aan het einde van 2021 publiceerde u uw nationaal actieplan tegen gendergerelateerd geweld. Daarin had u drie specifieke sleutelmaatregelen omtrent de feminicides. Onder nummer 7 stelde u dat u zou nadenken over de definitie van feminicide. Onder nummer 24 stelde u dat u de mogelijkheid zou bestuderen om een mechanisme in te stellen voor de analyse van moorden op basis van gender. Onder nummer 127 meldde u dat u advies zou inwinnen over het opnemen van feminicide in het Strafwetboek.

 

Wij vinden dit nogal vrijblijvend, het gaat onvoldoende over een actieplan. Verder in de toelichting stelde u dat u voorstander bent van een officiële registratie van het aantal feminicides.

 

Wat is de stand van zaken van de denkoefeningen, de studies naar de mogelijkheden en het inwinnen van de adviezen, zoals aangekondigd onder de steunmaatregelen 7, 24 en 127 die ik daarnet vermeld heb?

 

Wat betreft de nota Go for Equality, hoeveel middelen zullen er voor deze maatregel precies worden vrijgemaakt? Wanneer kunnen wij de officiële registratie van de feminicides verwachten? Waar zal de officiële registratie van de feminicides te consulteren zijn?

 

07.02  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la Secrétaire d’Etat, jeudi dernier, le corps d’une femme de 46 ans, Magalie, ainsi que de sa fille de 17 ans, Coline, ont été découverts sans vie à Kraainem, vraisemblablement tuées à coups de couteaux.

 

Le parquet de Hal-Vilvorde a indiqué, vendredi, avoir interpellé le compagnon de la mère et beau-père de la jeune fille. D’après certains témoignages, Magalie avait voulu se séparer de lui il y a plusieurs mois déjà.

 

Madame la Secrétaire d’Etat, cette tragédie constitue le dixième féminicide depuis le début de cette année. Cela fait près d’un féminicide tous les 7 jours en Belgique. À titre de comparaison, sur l’année 2021, le nombre de féminicides recensés par la plateforme StopFeminicide s’élevait à 22.

 

Face à ces drames, il faut donc faire plus.

 

Nous savons que l’un des outils qui permet – du moins partiellement – de lutter contre les féminicides, est l’alarme harcèlement. Cette dernière est testée depuis 2019 à Gand, avec des résultats positifs. Depuis son lancement à titre d’essai, 2 alertes ont donné lieu à des interventions et 10 d’entre elles à des arrestations.

 

Ce système, qui permet un déploiement extrêmement rapide de la police sur les lieux d’agression et qui présenterait donc un effet dissuasif, a presque fait l'unanimité auprès des femmes qui l’ont utilisé. Ainsi, 9 femmes sur 10 qui en ont bénéficié se sont senties nettement plus en sécurité.

 

Récemment, son utilisation a été élargie en Flandres orientale et occidentale, avec 496 boutons d'alarme disponibles. Il faudrait néanmoins attendre 2023 pour voir le système s’étendre sur tout le pays.

 

En conséquence, Madame la Secrétaire d’Etat:

 

- De façon générale, quel est l’état des lieux de votre lutte contre les féminicides?

 

- Des mesures sont-elles prises pour octroyer une aide matérielle ou financière aux femmes qui décident de se séparer d’un homme violent mais qui tardent à procéder à ladite séparation, moment durant lequel les violences s'exacerbent?

 

- Comment expliquez-vous ce très haut taux de féminicides durant ces premiers mois de 2022? L’impact de la crise sanitaire est-il mesuré à cet égard?

 

- Pourquoi n’est-il pas envisageable d’étendre les alarmes harcèlements avant 2023 dans tout le pays? Quel budget sera consacré à ces alarmes et quand sera-t-il débloqué?

 

- Pourquoi ne pas avoir opté pour un dispatching plus équilibré des 496 alarmes actuellement disponibles sur le territoire national, par exemple en sélectionnant certaines provinces wallonnes ou communes bruxelloises?

 

07.03 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Ik deel uw bezorgdheid over het indrukwekkende aantal feminicides in drie maanden tijd. Ik heb mij inderdaad, zowel alleen als in samenwerking met andere collega's, geëngageerd voor de door u genoemde maatregelen.

 

J'ai lu dans votre question que vous ne trouvez pas que ces formulations dans le plan sont très engageantes. Je ne vous apprendrai pas comment fonctionne la politique! La mise en œuvre et l'ambition dans la mise en œuvre d'une politique relèvent de la détermination des personnes qui vont la mettre en place. Je peux vous assurer de ma détermination.

 

Wat het mechanisme voor de analyse van gevallen van feminicide betreft, is de studie toevertrouwd aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. Ze zal in september 2022 beschikbaar zijn. De totale kosten van de studie bedragen 56.000 euro. Na die studie zou een tweede onderzoeksfase kunnen volgen, maar we wachten eerst op de resultaten van de eerste fase.

 

Wat de zevende maatregel betreft, er zijn contacten bezig om een wettelijk kader tot stand te brengen dat ons in staat zal stellen feminicides officieel te registreren. Wat maatregel 127 betreft, had de minister van Justitie de mening gevraagd van experts binnen het domein van het strafrecht over het al dan niet opnemen van feminicide in het Strafwetboek. In het advies wordt niet gepleit voor het opnemen in het Strafwetboek, maar worden wel andere interessante juridische pistes aangehaald. Voorts acht ik het van cruciaal belang dat ook vrouwenorganisaties over deze kwestie worden geconsulteerd. Daarom heb ik de minister van Justitie gevraagd hun advies in te winnen. Op basis van deze verschillende adviezen zal de kwestie vervolgens binnen de regering worden besproken.

 

Madame Rohonyi, comme vous, je suis persuadée que l'alarme anti-rapprochement constitue un outil essentiel pour lutter contre les féminicides. Plusieurs études ont déjà montré que le meurtre entre partenaires ou ex-partenaires peut représenter le point final d'une période de harcèlement intense.

 

J'ai également insisté pour que les besoins et les droits des victimes soient placés au cœur de l'intervention. Si la victime décide de ne pas prendre l'alarme, elle doit disposer d'autres instruments lui permettant de garantir sa sécurité, comme le mécanisme de la revisite.

 

En ce qui concerne le déploiement de l'alarme, il a été convenu, dès le départ, avec les ministres de la Justice et de l'Intérieur que la nouvelle procédure serait d'abord testée en Flandre occidentale et en Flandre orientale. L'évaluation de cette phase permettra ensuite d'élaborer un cadre juridique en vue du déploiement de l'outil dans l'ensemble du pays.

 

Je voudrais enfin souligner que la lutte contre le féminicide ne peut se limiter aux trois mesures que je viens de mentionner; il s'agit d'une responsabilité collective de tous les ministres, qui se sont engagés à exécuter les dispositions du plan qui dépendent de leurs attributions. Il est primordial de rappeler qu'il s'agit d'un travail collectif à tous les niveaux, qui nous aidera à lutter contre ce fléau.

 

07.04  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Dank u voor uw antwoord. Wij willen inderdaad dat het niet alleen een intentieplan blijft, maar ook een actieplan wordt. U moet mij niet vertellen dat we in een ingewikkeld land leven. Ik vind dat geen excuus. Het probleem is te ernstig. De cijfers wijzen erop dat een snellere aanpak nodig is en dat er meer middelen nodig zijn. En daar wringt nog vaak het schoentje: er moet genoeg budget zijn om dat in orde te kunnen brengen.

 

Zo zijn de budgetten maar in orde voor minder dan 5 % van de maatregelen. De middelen voor 20 % van de maatregelen staan in een nota die niemand kan inzien. In het plan staan maatregelen die veel middelen zullen vergen, maar u zegt dat daar geen extra geld voor nodig is. Voor andere maatregelen zouden volgens het plan de budgetten oké zijn, maar in de begrotingstabel kunnen we zwart op wit lezen dat er wordt bespaard.

 

We zijn hierover al vaak tussengekomen maar het blijft een probleem. Samen met de DéFI-fractie zijn we de enige partij die dit aankaart, terwijl het zo'n belangrijk probleem is. De toename van de feminicidecijfers is enorm, dus vraag ik me af waarom de regeringspartijen daar niet bezorgder over zijn.

 

07.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour les réponses étayées, mais j'aimerais revenir sur certains points.

 

Vous nous dites que l'avis des experts en droit pénal sollicités a abouti au fait que l'inscription du féminicide dans le Code pénal ne serait pas retenu, mais que d'autres pistes juridiques intéressantes seraient sur la table. J'aurais aimé savoir lesquelles. À partir du moment où d'autres avis d'organisations féministes ont été sollicités, quelle est la marge de manœuvre dévolue à celles-ci si les experts en droit pénal ne veulent pas de cette incrimination de féminicide? L'avis de ces organisations féministes pourrait-il faire peser la balance dans l'autre sens?

 

Vous nous dites que vous êtes, tout comme moi, convaincue de l'effet positif des alarmes harcèlement et que c'est en toute logique que vous avez décidé d'élargir ce dispositif. C'est positif. Mais cet élargissement se fait dans un premier temps en Flandre orientale et en Flandre occidentale. En conséquence, les femmes des autres provinces devront attendre 2023 pour en bénéficier. Ce faisant, nous observerons une inégalité de traitement pendant plus d'un an entre les femmes selon la province dans laquelle elles vivent. Pourquoi, à partir du moment où vous êtes convaincue de l'efficacité de ce dispositif, ne pas élaborer ce cadre légal dès aujourd'hui?

 

Quelles sont les conditions nécessaires pour disposer de ce boîtier? Le ministre de la Justice nous a expliqué qu'il était limité aux victimes de harcèlement très violent d'un ex-compagnon, mais qu'à terme, il pourrait être élargi à d'autres situations. Dans tous les cas, la vie de la personne doit être en danger. Qui attestera de ce danger? Sur quelle base? Acceptera-t-on une plainte corroborée, par exemple, par des témoignages du voisinage? Cela suffira-t-il?

 

Enfin, vous dites que la personne qui ne recourrait pas ou n'aurait pas droit à cette alarme disposerait malgré tout de ce dispositif de re-visite. S'il s'agit d'un bon dispositif, je rappelle qu'il ne vaut que pour les victimes qui ont déjà porté plainte. Or, il y a toutes ces victimes qui n'ont pas encore fait la démarche de porter plainte. Force est de constater que l'on manque de dispositifs à leur attention.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De acties op de Internationale Vrouwendag" (55025656C)

- Séverine de Laveleye aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De Internationale Vrouwendag op 8 maart" (55025743C)

08 Questions jointes de

- Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les actions menées à l'occasion de la Journée internationale des femmes" (55025656C)

- Séverine de Laveleye à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le 8 mars, Journée internationale des femmes" (55025743C)

 

08.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de internationale vrouwendag, op 8 maart, is altijd een dag waarop veel vrouwen op straat komen om te strijden tegen onrecht, uitbuiting, onderdrukking en geweld. Ik vond het zeer aanmoedigend dat veel mensen op straat zijn gekomen. Het was ook de eerste keer in de geschiedenis dat beide vakbonden hebben opgeroepen om acties en stakingen te organiseren in de bedrijven. Dat is een zeer goede zaak. De actievoerders vragen aandacht voor een daadkrachtig beleid tegen gendergerelateerd geweld.

 

Daarnaast focusten de actievoerders op de sociaal-economische ongelijkheid en het belang van financiële afhankelijkheid. Wij stellen vast dat deze regering heel weinig onderneemt tegen die sociaal-economische ongelijkheid.

 

Ten derde vragen de organisaties sterkere openbare diensten.

 

Ikzelf heb meermaals de acties van de werknemers in de dienstenchequebedrijven bijgewoond. Zij strijden al meer dan een jaar voor betere lonen. Hun lonen liggen immers zeer laag. 98 % van de werknemers in de dienstenchequebedrijven zijn vrouwen. We begrijpen niet waarom niet wordt geluisterd naar hun eis voor een beter loon.

 

Bent u in gesprek gegaan met het collectief van 8 maart, met de vakbonden en andere middenveldorganisaties? Wanneer krijgen we inzicht in de budgetten die volgens de nota Go for Equality verdeeld zullen worden over de maatregelen in het NAP ter bestrijding van gendergerelateerd geweld?

 

Zult u ingaan op de eis van het middenveld om niet te stoppen bij de tien zorgcentra? Zult u pleiten voor een beter loon, zoals de dienstenchequebedrijven vragen, van minstens 14 euro? Dat is een vraag van de vakbonden.

 

Steunt u het standpunt van het gemeenschappelijk vakbondsfront over de loonblokkeringswet? Er loopt daarvoor een burgerinitiatief.

 

De vakbond heeft in het kader van de internationale vrouwendag op 8 maart ook een campagne gevoerd over de minimumpensioenen van 1.500 euro netto. Waarom kan de regering, in plaats van de arbeidsdeal te sluiten, niet de discussie voeren over collectieve arbeidsduurvermindering? Ook dat is een vraag van de vrouwenorganisaties.

 

Volgens uw beleidsnota zult u werken aan een betere balans tussen werk en privé. De arbeidsdeal gaat daar volledig tegen in.

 

08.02  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je ne vais pas renvoyer à ma question écrite, ne serait-ce que pour répondre à ce que je viens d'entendre dans la réplique à la question précédente.

 

Madame la secrétaire d'État, je vous ai soumis une question au cours de la semaine de la Journée internationale des droits des femmes. C'est un moment de grande mobilisation, tant à Bruxelles que dans d'autres villes importantes  et moins importantes en termes de population dans notre pays.

 

Chaque année, il est question de faire le point, le 8 mars, sur les enjeux qui touchent les femmes de façon disproportionnée. Il s'agit des violences, du droit à disposer de son corps, de la précarité et de l'inégalité face à l'emploi, etc. Il est vrai qu'en Belgique, malheureusement, en 2022, tous ces thèmes ont encore de l'importance. Á ce jour, on compte déjà dix féminicides dans notre pays. Au moment où j'ai introduit la question, on en était à sept.

 

Je voudrais répondre à Mme Vindevoghel. Même les partis de la majorité se préoccupent des féminicides. Mais nous ne déposons pas une question spécifique à chaque fois qu'une femme se fait assassiner par son conjoint ou son ex-conjoint. Nous savons cependant que vous y travaillez, madame la secrétaire d'État, et que nous devons continuer à mettre toutes nos forces dans ce combat.

 

Le sexisme reste une réalité. On en a parlé plusieurs fois dans les questions précédentes. Tous les mouvements "balance ton bar", "balance ton folklore", etc. sont très intenses pour l'instant et j'espère que nous en sommes à un point clé.

 

Les inégalités salariales viennent d'être rappelées et restent significatives en Belgique. Précarité et pauvreté sont particulièrement fortes pour les femmes et spécifiquement pour les mères célibataires.

 

Madame la secrétaire d'État, ma question est plus spécifique. Pendant cette semaine importante, vous avez rencontré plusieurs mouvements sociaux liés aux différents combats de lutte pour l'égalité entre les femmes et les hommes. Quel est le souffle que cela vous a donné en termes de priorités? Quels sont les dossiers clés en termes d'égalité?

 

Le 8 mars devrait être tous les jours. Vous y travaillez tous les jours, mais c'est peut-être le moment de redire comment vous avez travaillé ces priorités avec les mouvements sociaux.

 

08.03  Sarah Schlitz, secrétaire d'État: Mesdames les députées, en effet, le 8 mars est une date importante dans la lutte pour les droits des femmes, même si ce combat doit se mener 365 jours par an. Vous savez que dans ma façon de travailler, j'associe au quotidien les associations de femmes qui travaillent sur l'égalité dans notre société. Le 8 mars dernier, j'ai décidé spécifiquement de mettre en lumière la question des violences économiques faites aux femmes et tout particulièrement concernant les pensions alimentaires qui sont trop souvent impayées ou mal payées.

 

En effet, les associations de femmes comme la Frauenliga, la Ligue des Familles ou le Collectif de familles monoparentales Co.Fa.Mon, que j'ai rencontrées le 8 mars, m'expliquaient encore que si les pensions alimentaires ne sont pas la cause des violences, elles peuvent constituer un facteur de réactivation des violences passées et de craintes de subir de nouveaux passages à l'acte. C'est pourquoi il est important, d'une part, d'améliorer le fonctionnement du Service des créances alimentaires (SECAL) et, d'autre part, de travailler à limiter au maximum les interactions entre ex-partenaires concernant le paiement des pensions alimentaires.

 

Le Plan d'action national de lutte contre les violences de genre aborde la question des violences économiques pour la première fois. C'est important en termes de compréhension du continuum des violences. Madame de Laveleye, la journée du 8 mars – les deux semaines autour de cette date aussi d'ailleurs – était particulièrement riche en activités et conférences autour des droits des femmes. Le 4 mars, j'ai rencontré les recteurs et les rectrices des universités belges au sujet des violences sexistes et sexuelles sur les campus. Le 8 mars, j'ai non seulement inauguré le nouveau Centre de Prise en charge des Violences Sexuelles (CPVS) de Roeselare, mais j'ai aussi été en soutien et à l'écoute des différentes manifestations qui s'organisaient à Liège. Me concernant, je pense que c'est aussi important de pouvoir être à l'écoute ce jour-là plutôt que d'occuper moi-même l'espace médiatique.

 

À la mi-mars, j'ai eu la chance de représenter la Belgique à la 66session de la Commission sur le statut de la femme à New York, qui m'a permis de relayer la voix des associations et d'être en contact avec elles. J'ai notamment eu la chance de rencontrer une série d'écoféministes d'Amérique latine, qui m'ont notamment relayé des préoccupations en termes de sécurité des défenseurs et défenseuses des droits humains en lien avec la défense de l'environnement. J'ai également co-organisé un événement parallèle avec la ministre Khattabi sur la question du genre et du climat.

 

Concernant les moyens, nous savons que la volonté seule ne suffit pas pour mettre en place des politiques ambitieuses. J'ai obtenu plus de 5 millions d'euros supplémentaires pour l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes dont la moitié pour la mise en pratique du plan d'action national. Pour la première fois, ce plan dispose d'un budget spécifique. Le gouvernement fédéral a fait le choix d'investir 2,5 millions d'euros par an pour la mise en œuvre du plan. En ce qui concerne les matières, tous les ministres se sont engagés à rendre visible leur budget propre consacré à la lutte contre les violences de genre. Cela vient donc en plus sans parler des entités fédérées.

 

En ce qui me concerne, je peux déjà vous dire qu'au minimum 500 000 euros des 2,5 millions seront mis à la disposition de la société civile pour la création d'une plate-forme nationale qui assurera le suivi et l'évaluation du plan. Par ailleurs, un grand appel à projets a été lancé, il y a quelques semaines. En outre, trois personnes ont été engagées à l'Institut pour la mise en œuvre du plan.

 

Concernant les CPVS, nous avons décidé d'en ouvrir dix sur l'ensemble du territoire pour permettre à chaque victime d'avoir un CPVS à maximum une heure de route de chez elle. La prochaine ouverture est prévue à Louvain. Les autres suivront en 2023. C'est ma priorité en ce moment.

 

Sur les questions socio-économiques en particulier, je suis attachée à l'égalité des genres en matière d'emploi. Tous les membres du gouvernement doivent analyser leurs mesures sous le prisme de leur impact en termes de genre, en particulier pour les engagements pris dans le plan gendermainstreaming. Le premier rapport semestriel du plan vient d'être approuvé par le gouvernement.

 

Concernant spécifiquement la mesure de dix heures de travail par jour, je tiens à souligner que cela est possible uniquement sur la base volontaire. Un parent ou un travailleur ou une travailleuse qui le souhaite peut faire la demande de concentrer son travail sur quatre jours. Les autres ne peuvent en aucun cas se voir imposer une telle organisation du travail. Les services d'inspection y veilleront. Je ne peux que souhaiter que cela ouvre à terme le débat relatif à la réduction collective du temps de travail.

 

Enfin, la transposition de la directive Work-life Balance offre également de nouvelles perspectives. Les textes seront déposés au Parlement avant l'été. L'objectif de cette directive est d'offrir des possibilités aux parents de concilier vie professionnelle et vie familiale et de motiver les pères à faire usage des régimes de congés existants. 

 

08.04  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, het was interessant om statistieken en budgetten te vernemen. Het is voor mij echter nog niet duidelijk hoe die budgetten voor Go for Equality verdeeld zullen worden. Ik heb die vraag nochtans gesteld.

 

Ik vind het een goede zaak dat men op het vlak van alimentatie erop vooruit gaat. Alle bijkomende middelen zijn voor onze partij belangrijk, maar ik vind dat het sociaal-economische aspect te weinig aandacht van de regering krijgt. De loonblokkering bestaat immers nog steeds. De strijd van deze werknemers voor betere lonen is voorlopig zonder resultaat. Ik vrees dat de wetgeving naar aanleiding van de arbeidsdeal niet gunstig zal zijn voor vrouwen, maar meer druk zal zetten op het evenwicht tussen werk en gezin. Er is nog veel werk aan de winkel en we zullen de strijd van de mensen blijven steunen om die ongelijkheid weg te werken, om ervoor te zorgen dat er goede publieke diensten zijn, om te zorgen voor een goed evenwicht tussen werk en gezin en voor voldoende middelen om dit te realiseren.

 

08.05  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos réponses. Le travail que vous avez effectué aux Nations Unies sur la question de la femme et du climat est très intéressant. Ce thème sera amené à prendre de l'ampleur. Nous devrons nous y atteler car la crise du changement climatique et l'adaptation à celui-ci affectera et affecte déjà particulièrement les femmes. Merci d'avoir été active sur ce sujet.

 

S'agissant des violences économiques, il est intéressant de noter que vous, et surtout la société civile, commencez à mettre davantage cette question sur le devant de la scène. À ce titre, le 8 mars dernier était très instructif puisque des collectifs de mères célibataires notamment, professionnalisent leur plaidoyer. Il faudra se montrer à la hauteur dans les réponses politiques que nous apporterons à leurs demandes. Au sein du comité d'avis, sous la  présidence de Mme Jiroflée, nous travaillons sur la question des personnes célibataires, plus spécifiquement des femmes célibataires et des femmes célibataires avec enfants. J'espère que nous pourrons présenter des solutions concrètes au gouvernement.

 

S'agissant des créances alimentaires, je vous invite à soutenir, comme je le ferai, votre collègue ministre des Finances pour, notamment, répondre au rapport de la Cour des comptes publié en 2009, qui contient un grand nombre de recommandations. À mon sens, il ne lui est pas accordé suffisamment d'attention. Je sais que vous y travaillez mais nous rappellerons aussi à votre collègue chargé des Finances qu'il s'agit d'une priorité absolue.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Racisme in de winkels van Action" (55025777C)

09 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le racisme dans les magasins Action" (55025777C)

 

09.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, recent hebben we via het nieuws vernomen dat een leidinggevende in de winkelketen Action in Limburg pestgedrag en racisme vertoont. Zo zouden cv's van mensen met een hoofddoek in de vuilbak gegooid worden.

 

Net als de werknemers ben ik daarover diep verontwaardigd. In de Action in Eisden legden de werknemers zelfs het werk neer om dit onrecht aan te klagen.

 

Wat doet u om racisme op de werkvloer te bestrijden?

 

Wat zult u nog extra doen om dit aan te pakken? Het blijft immers toch een groot probleem.

 

De wet rond de praktijktesten op de arbeidsmarkt zal ook worden gewijzigd. Wij zijn echter teleurgesteld te vernemen dat proactieve praktijktesten nog steeds onmogelijk zullen zijn aangezien deze regering vasthoudt aan het voorafgaand schriftelijk advies van een arbeidsauditeur of procureur des Konings.

 

Hebt u in de regering gepleit voor echte proactieve praktijktesten zoals wij vinden dat ze moeten gebeuren? Hoe verantwoordt u deze keuze van de regering?

 

09.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Het in de pers beschreven gedrag van de bedrijfsleider van de Actionwinkel in Eisden is, als dit gedrag werkelijk werd gesteld, volstrekt ontoelaatbaar. Ik veroordeel het ten zeerste. Ik wil de nadruk leggen op het krachtige gebaar van alle werknemers van de winkel om dit onaanvaardbare gedrag aan de kaak te stellen. Zij hebben mijn volledige solidariteit.

 

Ik wil u eraan herinneren dat Unia ter beschikking staat van alle burgers om gevallen van discriminatie te melden. Het melden van dit soort gedrag aan Unia leidt tot een passende follow-up van het slachtoffer naar aanleiding van de discriminerende handelingen.

 

Bovendien vindt deze week in de plenaire vergadering de stemming plaats over de wijziging van het Sociaal Strafwetboek. Deze tekst bevat verschillende belangrijke verbeteringen. Als de tekst wordt aangenomen zullen sociaal inspecteurs binnenkort bijvoorbeeld een vals cv kunnen voorleggen of een valse identiteit kunnen gebruiken om na te gaan of het gedrag van een werkgever al dan niet discriminerend is.

 

Bovendien biedt Unia werkgevers de tool eDiv aan. Dit instrument ondersteunt Belgische bedrijven, ondernemingen en overheidsdiensten bij het ontwikkelen en opvolgen van een inclusief diversiteitsbeleid.

 

09.03  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, ik apprecieer dat u de werknemers steunt die op het terrein de solidariteit georganiseerd hebben. Ik was blij dat vakbonden op de internationale dag ook de bedrijven binnengaan om het probleem aan te pakken. Dat is een goede methode om ervoor te zorgen dat er geen racisme is op de werkvloer.

 

Wij vinden dat er toch nog obstakels zijn rond de proactieve praktijktesten. Er zouden geen voorwaarden aan moeten zijn verbonden om ervoor te zorgen dat er geen discriminatie is. Het blijft in België immers nog altijd een heel groot probleem voor de mensen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De Internationale Dag tegen Racisme" (55026000C)

10 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La Journée internationale contre le racisme" (55026000C)

 

10.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): (…) aandacht is en dat alle organisaties die hiermee bezig zijn op straat komen en acties voeren om racisme te bestrijden. Zoals ik daarnet al zei, waren er ook heel wat acties van de vakbonden en de scholieren. De scholieren zijn onze toekomst. Het maakt mij blij dat er heel veel scholieren actie hebben gevoerd in de scholen. Daarin zie ik toch wat vooruitgang.

 

Ook in ons land worden mensen dagelijks geconfronteerd met racisme. De discriminatie op de arbeidsmarkt en de huurmarkt, net als op zoveel andere plekken, is ongelofelijk. Mensen met een migratieachtergrond hebben disproportioneel veel te maken met politiegeweld. In onze straten bestaat nog altijd het probleem van het verheerlijken van koloniale leiders. Ook vluchtelingen worden vaak heel onrechtvaardig behandeld.

 

Wij hadden verwacht dat een nationaal actieplan tegen racisme er al zou zijn op de twintigste verjaardag van de Conferentie van Durban. Die deadline is ondertussen gepasseerd. Ik heb daar al een paar keer vragen over gesteld. De laatste keer gaf u zelfs geen concrete deadline meer hiervoor. Is er ondertussen een deadline voor de publicatie van het actieplan?

 

De scholieren vragen om een meldpunt voor racisme in de scholen op te richten. Vindt u dat een goed idee? Zij pleiten ook voor serieus onderwijs omtrent het koloniale verleden van België. Wat denkt u daarvan? Steunt u die vraag? De scholieren willen ook dat het racisme bij de politie wordt aangepakt. Wat zult u doen om etnische profilering en racistisch politiegeweld te bestrijden?

 

Zal de regering investeren in meer jobs en meer publieke voorzieningen, om zo de onderlinge concurrentie onder de mensen te verlichten? Wat kunnen wij op dat vlak verwachten?

 

10.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Zoals ik onlangs in de commissie heb aangegeven, is het goedkeuringsproces gezien het interfederale karakter van het nationaal actieplan tegen racisme lang en moeizaam gebleken. Het middenveld is erg betrokken bij de ontwikkeling van dit plan. De input van organisaties werkzaam op het terrein is voor mij van het allergrootste belang. Hoewel ik ook verheugd ben over de betrokkenheid van de verschillende politieke actoren bij de uitvoering van een ambitieus plan ter bestrijding van racisme, moet worden geconstateerd dat er in dit stadium helaas nog geen overeenstemming is over een gemeenschappelijke tekst. Bovendien is de voltooiing van een nationaal actieplan niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van het federale niveau. De termijn voor de voltooiing hangt dus niet alleen van mij af. Niettemin blijf ik hard werken om dit plan te verwezenlijken. Onderwijs is een communautaire bevoegdheid.

 

Betreffende het opstellen van etnische profielen en de bestrijding van politiegeweld, nodig ik u uit contact op te nemen met de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.

 

Ten slotte streef ik naar een proactief beleid in de strijd tegen racisme. Zo heb ik op 21 maart een oproep gelanceerd tot het indienen van projecten ter waarde van 500.000 euro, bedoeld om projecten met een impact te ondersteunen. Nooit eerder is op federaal niveau zoveel geld uitgetrokken voor steun aan projecten van middenveldorganisaties in de strijd tegen racisme.

 

10.03  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Ik merk dat het plan er niet komt. Het was al voorzien voor een paar jaar geleden, maar nu kunt u nog altijd geen datum geven. Ik vind dat niet serieus. Blijkbaar liggen de regio's dwars.

 

Als ik zie dat er op 21 maart actie gevoerd werd door scholieren en vakbondsmensen tegen discriminatie en als ik hun bezorgdheden hoor, dan zou u dat toch moeten aanzetten om sneller vooruit te gaan. Het is jammer dat het allemaal zo lang duurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Vanrobaeys is niet aanwezig om haar vraag nr. 55026330C te stellen. Mevrouw Jadin evenmin voor haar vraag nr. 55026534C.

 

11 Vraag van Eva Platteau aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het federale plan 'gender mainstreaming'" (55026540C)

11 Question de Eva Platteau à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le plan fédéral "gender mainstreaming"" (55026540C)

 

11.01  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

In 1975 heeft de Verenigde Naties de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen voor het eerst als een universele problematiek erkend. Bijna 50 jaar later is genderongelijkheid nog steeds een enorme uitdaging. In 2020 bedroeg de loonkloof nog steeds 5,3 procent. 12 procent van de vrouwen heeft jobmogelijkheden gemist door zwangerschapsdiscriminatie. Maar liefst twee op de vijf vrouwen heeft ooit te maken gehad met fysiek seksueel geweld. Vrouwen met niet-witte huidskleur of een migratieachtergrond worden nog vaker met discriminatie geconfronteerd.

 

In het kader van de Wet Gender Mainstreaming van 12 januari 2007 heeft u werk gemaakt van het Federaal Plan Gender Mainstreaming. Hiermee wil u in alle federale beleidsdomeinen werk maken van gendergelijkheid. Het plan voorziet vier stappen:

 

1. Analyse van de naar gender uitgesplitste samenstelling van de doelgroepen van de beleidslijnen.

 

2.Identificatie van de verschillen die bestaan tussen de situatie van vrouwen en mannen.

 

3. Vaststelling of deze verschillen problematisch zijn op het gebied van de toegang tot bestaansmiddelen of de uitoefening van grondrechten.

 

4. Uitwerking van beleidslijnen die rekening houden met de resultaten van de uitgevoerde genderanalyse en die de eventueel vaststelde ongelijkheden voorkomen of corrigeren

 

De verschillende minister hebben in het plan de beleidslijnen geïdentificeerd waar ze de genderdimensie prioritair willen integreren. Hierover heb ik de volgende vragen:

 

1. Op welke manier zal de opvolging van het plan gebeuren?

 

2. Zal er een monitoring komen van de stappen die gezet worden in de verschillende beleidsdomeinen?

 

 3. Zijn alle beleidsdomeinen reeds klaar met de analyses van de verschillen tussen mannen en vrouwen? Zo ja, is het de bedoeling dat die analyses centraal geraadpleegd kunnen worden?

 

4. Hoe wordt het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen hierbij betrokken?

 

5. Hoe kunnen de verschillende beleidsdomeinen ondersteund worden om het plan te implementeren? Zullen er bijvoorbeeld opleidingen worden georganiseerd voor ambtenaren rond gender mainstreaming of zullen er andere instrumenten ter beschikking worden gesteld om werk te maken van gender mainstreaming?

 

6. Welke knelpunten ziet u bij de implementatie van gender mainstreaming door de beleidsdomeinen?

 

11.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Platteau, de wet inzake gender mainstreaming voorziet in de oprichting van een interdepartementale coördinatiegroep (ICG), bestaande uit leden van de beleidscellen van elk lid van de regering en ambtenaren van de federale administraties.

 

De taken van de ICG omvatten het opstellen en coördineren van het tussentijdse verslag en het verslag op het einde van de legislatuur, alsook het opstellen van een halfjaarlijks opvolgingsverslag over de uitvoering van het Federaal Plan Gender mainstreaming.

 

Om de uitvoering van dit plan te ondersteunen heeft het Instituut een opleiding inzake gender mainstreaming georganiseerd voor de leden van de ICG. De eerste vergadering van de ICG sinds dit plan vond plaats op 7 oktober 2021. De aandacht ging daarbij vooral naar het halfjaarlijkse opvolgingsverslag aan de ministerraad.

 

Met het oog op het eerste halfjaarlijkse opvolgingsverslag heeft het Instituut rapportfiches verspreid onder de politieke vertegenwoordigers van de ICG, met vragen over de vorm die de beleidslijn zal aannemen, de uitgevoerde acties en de eerste bereikte resultaten.

 

Op mijn initiatief heeft de ministerraad op 25 maart 2022 dit eerste verslag van het Federaal Plan Gender mainstreaming goedgekeurd. Zoals wettelijk bepaald, zal ik met genoegen het tussentijdse verslag aan het verslag op het einde van de legislatuur aan het Parlement voorstellen.

 

Wat de mogelijke obstakels betreft, is het nog te vroeg om die mee te delen.

 

11.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, het is heel belangrijk dat wij de wet inzake gender mainstreaming toepassen en dat wij in alle federale beleidsdomeinen bekijken op welke manier wij werk kunnen maken van gendergelijkheid. Daarom sta ik heel erg achter de aanpak om alle beleidsdomeinen daarvan werk te laten maken.

 

Ik begrijp dat er opleidingen zijn gegeven over de manieren waarop gender mainstreaming kan worden toegepast en dat wordt gewerkt met halfjaarlijkse opvolgingsverslagen.

 

Het was mij wel niet helemaal duidelijk of voor het einde van de legislatuur daarover al kan worden teruggekoppeld met het Parlement en ook of er een monitoring plaatsvindt die publiekelijk toegankelijk is. Het zou goed zijn mochten wij ook daarover een gedachtewisseling kunnen hebben in het Parlement, om mee te krijgen waar alle beleidsdomeinen staan op dat vlak.

 

Ik wens u nog veel succes met het uitvoeren van het plan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Robby De Caluwé aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De erkenning van het recht op fysieke integriteit voor interseksuele minderjarigen" (55025015C)

- Hervé Rigot aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De bescherming van intersekse minderjarigen" (55026662C)

12 Questions jointes de

- Robby De Caluwé à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La reconnaissance du droit à l'intégrité physique pour les mineurs intersexes" (55025015C)

- Hervé Rigot à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La protection des mineurs intersexes" (55026662C)

 

12.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, op 2 februari 2021 heeft de Kamer een resolutie goedgekeurd over de erkenning van het recht van de interseksuele minderjarigen op fysieke integriteit.

 

Tijdens de bespreking van uw beleidsnota hebt u aangekondigd dat de werkzaamheden aan de gang waren om tot een verbod te komen op niet-noodzakelijke ingrepen bij interseksuele minderjarigen.

 

Een van de uitdagingen is de lijst van criteria. U hebt toen aangekondigd dat u al vorderingen had gemaakt met het voorontwerp in samenwerking met de kabinetten van Justitie en Volksgezondheid.

 

Ook de toegang tot medische dossiers is een aandachtspunt. Niet alle ingrepen en behandelingen die interseksuele personen ondergaan, worden gegroepeerd geregistreerd. Dat maakt het moeilijk om een volledig overzicht te krijgen van hun concrete medische situatie.

 

Bovendien voorziet de resolutie ook in de oprichting van twee referentieziekenhuizen, waar alle expertise wordt gebundeld en interseksuele personen terechtkunnen voor multidisciplinaire zorg en ondersteuning.

 

Ik heb voor u heel wat vragen daarover.

 

Aan welke punten van de resolutie over de erkenning van het recht op fysieke integriteit voor minderjarige interseksuele personen hebt u al uitvoering kunnen geven?

 

Heeft het IGVM extra personeel aangeworven om acties te ondernemen omtrent de problematiek van interseksualiteit?

 

Zijn er ook al campagnes in voorbereiding om aan dat thema te werken? Welke verenigingen hebben daarvoor eventueel financiële steun ontvangen?

 

Wat is de stand van zaken inzake het voornemen om te komen tot een verbod op niet-noodzakelijke ingrepen bij minderjarige interseksuele personen?

 

Werd ook al een lijst opgesteld van criteria om de niet-noodzakelijke medische ingrepen te bepalen? Indien ja, wie stelt de lijst op? Hoe wordt dat aangepakt, gelet op het feit dat nog geen ander land over een dergelijke lijst beschikt?

 

Wat is de stand van zaken inzake de oprichting van de referentiecentra?

 

Hebt u ook al besprekingen gehad met uw collega's, onder andere met de minister van Volksgezondheid, over de groepering van de registratie van alle ingrepen en behandelingen in het medisch dossier?

 

12.02  Hervé Rigot (PS): Madame la secrétaire d'État, dans les dernières réponses que vous m'avez apportées sur le sujet, votre priorité était l'élaboration d'un cadre légal qui soit le plus en adéquation possible avec le respect du principe d'autodétermination au regard de la législation européenne et internationale et des revendications des associations de personnes concernées, avec lesquelles vous êtes en dialogue permanent.

 

Pouvez-vous nous détailler les avancées législatives tant attendues? Quel est l'état d'avancement de la mise en œuvre de la résolution? Quels sont les résultats du travail avec votre administration?

 

Quel est le résultat de votre collaboration avec les ministres MM. Van Quickenborne et Vandenbroucke dans ces matières pour protéger les droits des personnes intersexes?

 

Pouvez-vous nous proposer un calendrier?

 

12.03 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer De Caluwé, zoals u opmerkt wordt de federale regering in deze resolutie verzocht verschillende maatregelen te nemen om de situatie van interseksuele minderjarigen te verbeteren.

 

Mijn eerste prioriteit is de invoering van een verbod op niet-consensuele medische ingrepen bij interseksuele minderjarigen. Dat is nodig om hen te beschermen.

 

Mon administration effectue en ce moment le travail de rédaction d'une nouvelle proposition de loi. Pour rappel, j'avais déjà fait une première proposition au gouvernement il y a quelques mois. La collaboration avec les ministres de la Justice et de la Santé a mis en évidence des éléments complexes à prendre en compte, notamment le droit du patient.

 

Nous avons consulté des experts en la matière au SPF Santé publique et au Comité de Bioéthique. Nous attendons leurs avis et nous avons déjà reçu des avis sur notre proposition de la part d'experts en endocrinologie et de juristes.

 

Les retours confirment la nécessité de bien prendre le temps de la réflexion afin d'aboutir à une solution la plus équilibrée possible. C'est un exercice passionnant, qui touche à de nombreux aspects de notre société qu'il s'agit de prendre en compte dans la réflexion pour arriver à une solution de qualité qui garantira les droits des enfants et des personnes intersexes sur le long terme. Il est donc important de bien prendre le temps de la réflexion et de ne pas agir dans l'urgence. Néanmoins mon objectif est que l'avant-projet de loi soit adopté par le gouvernement avant l'été. On avance et c'est une priorité de mon équipe.

 

En parallèle, je vais également renforcer la société civile et l'amélioration des connaissances sur la question via des études et des campagnes dans le cadre du plan SOGIESC. J'ai aussi chargé l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, à l'aide des nouveaux moyens que j'ai obtenus, de davantage se consacrer à la question des personnes intersexes.

 

12.04  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u om met die resolutie aan de slag te zijn gegaan. Wij hebben die mee gesteund. Het is belangrijk dat daarvan werk wordt gemaakt en ik ben blij te vernemen dat u dat effectief doet en dat dit voor uw ploeg een prioriteit is. Ik wens u heel veel succes met de verdere uitwerking.

 

12.05  Hervé Rigot (PS): Madame la secrétaire d'État, tout a été très bien dit par mon collègue, dont je rejoins les propos. Je vous remercie pour votre investissement. Un calendrier est défini avec un avant-projet de loi qui devrait être déposé pour l'été. Je me réjouis à l'idée de pouvoir en prendre connaissance.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Robby De Caluwé aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De opvang van lgbtqi+-jongeren die thuis niet meer terechtkunnen" (55025042C)

13 Question de Robby De Caluwé à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'accueil de jeunes LGBTQI+ exclus de leur foyer" (55025042C)

 

13.01  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, u hebt 30 plaatsen gefinancierd voor jongeren uit de lgbtqi+-gemeenschap die thuis niet meer terechtkunnen. Jammer genoeg gebeurt dat vandaag nog altijd. Dat initiatief werd uitgevoerd in het kader van de taskforce Kwetsbare groepen, maar heeft een impuls gegeven aan het noodopvangbeleid voor jonge lgbtqi+-personen in het hele land.

 

Bij de bespreking van uw algemene beleidsnota gaf u aan dat het project alleen kon worden voortgezet met de politieke wil van de betrokken instanties. U hebt zich toen tevens voorstander getoond van het inzetten op preventie, omdat u duidelijk een behoefte ervaart aan meer maatregelen en middelen om de mentaliteit te veranderen en het leven van lgbtqi+-personen te verbeteren. Aangezien dit eigenlijk een gemeenschapsbevoegdheid betreft, wees u op de noodzaak van een samenwerking met de regio's.

 

Wat is de stand van zaken van het project rond de opvang van minderjarige lgbtqi+-jongeren die thuis niet meer terechtkunnen? Wat is er inmiddels gebeurd met de 30 jongeren voor wie u een financiering had voorzien? Welke impulsen wilt u geven aan het inzetten op preventie om het leven van lgbtqi+-jongeren te verbeteren? Hebt u al contact opgenomen met de Gemeenschappen om een samenwerking op poten te zetten? Welke concrete bijdrage kan de federale overheid aan deze samenwerking leveren?

 

13.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer De Caluwé, zoals u weet heb ik vorig jaar 1 miljoen euro uitgetrokken voor de tijdelijke versterking van het opvang- en ondersteuningsaanbod voor lgbtqi+-personen die zijn uitgesloten van of op de vlucht zijn voor hun familie. Deze subsidie kon er komen uit de bijkomende middelen in het kader van de coronacrisis. Het betrof jammer genoeg geen structurele subsidie.

 

De resultaten waren heel bevredigend. Het opvangcentrum in Brussel kon in totaal 29 opvangplaatsen openen, die alle voor 100 % bezet waren. In Vlaanderen heeft Çavaria met het CAW samengewerkt om elf opvangplaatsen te openen. Arc-en-ciel Wallonie kon meer dan tien opvangplaatsen openen.

 

Ik heb dit project in nauw overleg met de deelstaten uitgerold. We hebben hiermee heel duidelijk een concrete nood op de politieke agenda geplaatst. Ik ben tevreden te zien dat dit een impuls heeft gegeven aan het noodopvangbeleid voor jonge lgbtqi+-personen in het hele land. In Brussel is er ondertussen 5 miljoen extra voorzien voor de opvang van vrouwen en lgbtqi+-personen. Ik hoop dat Vlaanderen en Wallonië dit voorbeeld volgen.

 

Waar ik kan zal ik dit deelstatenbeleid uiteraard blijven ondersteunen.

 

13.03  Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de staatssecretaris, het is vooral jammer dat deze plaatsen nodig zijn. Inzetten op preventie is veel belangrijker. Ik ben blij dat u dit met uw initiatief op de politieke agenda hebt gezet en dat in de regio's de bereidheid bestaat om initiatieven ter zake te nemen. Dat gaat dus zeker de goede kant op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- Kathleen Depoorter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De algemene financiële werking van het IGVM" (55026574C)

- Kathleen Depoorter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De financiële werking van het IGVM en Amazone" (55026575C)

- Kathleen Depoorter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het financieel beheer van het IGVM" (55026576C)

- Kathleen Depoorter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het financieel beheer van het IGVM" (55026577C)

- Kathleen Depoorter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De financiële werking van het IGVM en de zaak-De Pauw" (55026578C)

- Kathleen Depoorter aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De financiële werking van het IGVM en de zaak-De Pauw" (55026579C)

- Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "Het IGVM: juridische missie en bijstand aan slachtoffers" (55026652C)

- Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De subsidies aan Amazone en de werking van de vzw" (55026653C)

- Eva Platteau aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De financiële werking van het IGVM" (55026713C)

- Séverine de Laveleye aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De opdrachten en de werking van het IGVM" (55026714C)

- Els Van Hoof aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De subsidies voor de vzw Amazone" (55026719C)

14 Questions jointes de

- Kathleen Depoorter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le fonctionnement financier général de l'IEFH" (55026574C)

- Kathleen Depoorter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le fonctionnement financier de l'IEFH et Amazone" (55026575C)

- Kathleen Depoorter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La gestion financière de l'IEFH" (55026576C)

- Kathleen Depoorter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "La gestion financière de l'IEFH" (55026577C)

- Kathleen Depoorter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le fonctionnement financier de l'IEFH et l'affaire De Pauw" (55026578C)

- Kathleen Depoorter à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le fonctionnement financier de l'IEFH et l'affaire De Pauw" (55026579C)

- Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'IEFH: mission juridique et soutien aux victimes" (55026652C)

- Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les subsides alloués à Amazone et le fonctionnement de l'ASBL" (55026653C)

- Eva Platteau à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Le fonctionnement financier de l'IEFH" (55026713C)

- Séverine de Laveleye à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les missions et le fonctionnement de l'IEFH" (55026714C)

- Els Van Hoof à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les subsides en faveur de l'ASBL Amazone" (55026719C)

 

14.01  Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb u de geanonimiseerde verslagen van de raad van bestuur van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IVGM) gevraagd. U hebt mij die opgestuurd, waarvoor dank. Uiteraard komen daaruit nog meer vragen naar voren die ik u graag wil voorleggen.

 

Blijft u volledig en onverkort achter de leidende ambtenaren en de vertegenwoordigers van de regering in het IGVM staan, zoals u eerder in de commissie verklaarde?

 

Meent u dat de stukken die u aan de leden van de commissie beschikbaar stelde een correcte weergave zijn van het financiële beheer en de werking van het IGVM?

 

Bevestigt u dat u voldoende geïnformeerd werd over de werking van het Instituut?

 

Meent u dat passages die in de stukken werden weggelaten enkel en alleen werden weggelaten om de anonimiteit van de betrokken bestuurders en/of het management te verzekeren?

 

Verklaart u dat het toezicht door de regeringscommissarissen correct en ethisch werd uitgevoerd?

 

Meent u dat de leden van de raad van bestuur tijdig alle financiële projecties en gegevens ter beschikking kregen om beslissingen te nemen?

 

Wilt u politiek garant staan voor de correcte financiële werking van het Instituut en de daarmee via subsidies direct gebonden organisaties, alsook de regeringscommissarissen?

 

Ik neem u nu even mee naar de werking van de vzw Amazone.

 

Hoe verklaart u dat er subsidies worden toegekend voor het personeel werkzaam in het restaurant, die goedgekeurd werden hoewel dat niet voorzien was? Hoe komt het dat die subsidie, die niet tot de essentiële werking behoort, toch werd toegekend?

 

Er werd ook een driemaandelijkse rapportage van de situatie van de vzw beloofd. Gebeurde dat effectief? Zo neen, waarom niet en welke stappen hebt u ondernomen?

 

Het restaurant krijgt reeds een subsidie als sociaal restaurant. Acht u het dan noodzakelijk dat er ook subsidies van het IGVM aan de vzw zijn?

 

Hoe verklaart u dat de loonkosten van de werknemers van het restaurant die ook in het congrescentrum werken voor 25 % door het IVGM werden gedragen en op een later tijdstip voor 56 % door het IVGM?

 

De vzw Amazone wil een lening aangaan op basis van het attest van het IVGM, waartegenover een regelmatige rapportering staat. Meent u dat dit allemaal correct is verlopen?

 

Vindt u het verantwoord dat het restaurant na de covidperiode onverwijld is heropend?

 

Er was een werkgroep opgericht gekoppeld aan de goedkeuring van het jaarplan van Amazone. Werd er een beheersovereenkomst ondertekend? Zo ja, wat is daarvan de inhoud? Zo neen, waarom is er geen beheersovereenkomst?

 

Werden er kritische vragen omtrent het budget van 2020 gesteld, of werden die verwijderd, of gaat het puur om anonimisering? Kunt u bevestigen dat het budget van de vzw Amazone heden wel in de begroting is opgenomen?

 

Wij stellen vast dat het luik 'juridische missies' ontspoort. Geregeld is er sprake van een overheveling, bijvoorbeeld 146.000 euro in de raad van bestuur van 19 september 2018. In de raad van bestuur van 21 november 2018 gaat het ook over een overheveling, maar daar wordt het bedrag niet vernoemd. Dat had ik graag van u vernomen.

 

Het overschot werd toegewezen aan de juridische missies. Waar werd dat dan in de begroting ingeschreven?

 

Vindt u het verantwoord om door de raad van bestuur – ik doel hiermee op de raad van bestuur van 24 april 2019 –  een begrotingsaanpassing te laten goedkeuren zonder bijbehorende tabellen of nota's?

 

Hoe verklaart u dat de eerste bespreking van het budget van 2020 van het IVGM direct wordt uitgesteld?

 

Welke conclusies en welke aanwending verantwoordt u toen wij vaststelden dat het volledige bedrag van 2019 voor die juridische missies niet werd opgebruikt, maar dat er toch een eenmalige verhoging van het budget werd toegekend?

 

Meent u dat het voor de begrotingscontrole van 2020 verantwoord is dat er vooraf geen verklarende nota beschikbaar was? Kan de raad van bestuur op deze manier conform de wetgeving worden geïnformeerd en beslissingen nemen?

 

Waarom werd het jaarverslag van de raad van bestuur van 22 april 2020 wel goedgekeurd zonder dat er een definitieve versie beschikbaar was? Was er voorbehoud bij de raad van bestuur?

 

De volgende vraag betreft het financiële beleid van het IVGM. Hoe verklaart u dat een ingrijpende beslissing zoals de aanstelling van een communicatiebureau zonder voorafgaande agendering op de raad van bestuur wordt geplaatst? Uiteindelijk werd een communicatiebureau ter vergadering toegevoegd. Hoe verklaart u dat dat bedrijf de opdracht heeft binnengehaald en niet in contact werd gebracht met de leden van de raad van bestuur? Daar is in de raad van bestuur trouwens naar verwezen.

 

Waarom werd in de raad van bestuur van 26 oktober de volledige discussie over de begroting 2021 weggelaten? Heeft dat te maken met de anonimisering? Waarom werden eind 2021 de jaarplannen voor 2022 en de structurele subsidieorganisaties verschoven?

 

In het verslag van de raad van bestuur van 16 september 2020 lezen we dat het IVGM op de vingers is getikt omwille van de toewijzing voor Curia. Is hier de uitzondering van artikel 28, § 1, 4°, a, van de wet op de overheidsopdrachten van toepassing, die niet weerhouden werd door de regeringscommissaris? Dat is dezelfde uitzondering waarnaar u verwijst voor de aanstelling van uw juristen in de juridische missies. In diezelfde aanstelling van juristen en advocaten in de juridische missies, stel ik u de vraag of het KB van 18 april 2017 dan wel wordt gerespecteerd.

 

Met betrekking tot de verschillende stappen in de zaak-De Pauw, lees ik in het verslag van de raad van bestuur van 19 september 2018 dat er een nota wordt opgesteld en dat de leden van de raad van bestuur die nota mogen consulteren maar niet mogen meenemen. De groep slachtoffers vraagt geen bijstand in gerechtelijke procedures of bemiddeling, maar wilden wel dat het IVGM hen zou bijstaan in het beheer en de organisatie van de media-aandacht. Wie heeft op welk tijdstip de aanzet gegeven voor de betaling van de advocaten? Hoe is dat geregeld? Welke budgetten zijn voor het beheer en de organisatie van de media-aandacht betaald?

 

Op 9 april 2019 verklaart de adjunct-directeur dat er nog geen contact was geweest met de slachtoffers. Nochtans lezen wij de mededeling van 19 augustus 2018. De eerste klacht werd neergelegd op 21 maart 2018. De burgerlijke partijstelling van het IGVM vindt plaats op 19 maart 2019. Ik vernam graag van u wie de facturen van voor de termijn van 19 maart 2019 heeft betaald.

 

In een antwoord op een schriftelijke vraag hebt u mij geduid op het feit dat er 5 uur werd gepresteerd door junior medewerkers en anderhalf uur door meester Vanhecke van advocatenbureau Van Steenbrugge Advocaten. Werd er dan geen factuur tussen de periode van 18 maart 2018 en 19 maart 2019 opgesteld? Heeft het IGVM deze al dan niet betaald? Ik zou graag ook ter zitting alle facturen van u vragen en de btw-staat van het advocatenbureau.

 

Mevrouw de staatssecretaris, in uw antwoorden op een schriftelijke vraag hebt u het over de kwalificatie van seksisme. In september 2020 vervalt de kwalificatie seksisme. Waarom blijft het IGVM verder aan boord?

 

U hebt het ook over de confidentialiteit van de advocatenkosten. Wij hebben nazicht gedaan. Het blijkt zo dat wanneer een rechtsbijstandsverzekering facturen van advocaten betaalt, een factuur wordt opgestuurd zonder dat de confidentialiteit met de slachtoffers wordt geschaad. Dit zou ook op deze manier kunnen. Waarom blijft u achter de beslissing staan om geen transparantie rond de rekeningen te geven?

 

U hebt in de commissie ook verklaard dat voor de advocaten, wanneer er wordt besloten om ten rechte over te gaan, er naar expertise wordt gekeken. Dat is helemaal in orde, mevrouw de staatssecretaris. Is uw toepassing van de wet op de overheidsopdrachten wel in orde?

 

In de commissie van 9 februari hebt u ook verklaard dat de raad van bestuur op de hoogte wordt gebracht van de juridische missies. Ik stel vast dat in het rapport AG2 van de raad van bestuur van 24 april 2019 geen melding wordt gemaakt van de juridische missie omtrent de zaak-De Pauw aan de leden van de raad van bestuur. Hoe kunt u mij dan duidelijk maken dat de leden van de raad van bestuur wel degelijk op de hoogte waren van deze actie?

 

De leden van de raad van bestuur vroegen ook uitdrukkelijk om inzage in de activiteiten van de juridische dienst. In de notulen van de raad van bestuur van februari 2021 staat te lezen dat daaraan tegemoetgekomen wordt. Graag ontving ik van u de concrete vraag van de leden van de raad van bestuur.

 

In die notulen staat dat de werkwijze wordt toegelicht: juridische nota's worden door de dossierbeheerder meegedeeld aan de raad van bestuur en de directie beslist over alle mogelijke scenario's. Kunt u mij bevestigen dat de directie als enige – en dus niet de raad van bestuur – gemachtigd is om over te gaan tot de juridische missie?

 

Er wordt ook een gemiddelde en een mediaan van de uurtarieven van de advocaten weergegeven. Is dit conform de vraag van de leden van de raad van bestuur? Waarom zijn er geen concrete cijfers meegedeeld?

 

Er is een aantal meldingen rond MeToo en er wordt vermeld dat dit een opportuniteit is voor het Instituut. Kunt u mij bevestigen dat de presentatie van de directie aan de raad van bestuur van januari 2020 een antwoord geeft op de details?

 

In de pers wordt gesteld dat deze zaak tot eind 2021 130.000 euro heeft gekost. Is die kostprijs aan de regering voorgelegd? Wij blijven ervan overtuigd dat dergelijke grote bedragen best op regeringsniveau besproken worden.

 

14.02  Karin Jiroflée (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, begin 2022 verklaarde het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen dat er een recordaantal nieuwe meldingen inzake grensoverschrijdend gedrag en seksisme ontvangen werden. Dat gebeurde in de nasleep van enkele dossiers rond grensoverschrijdend gedrag die prominent in de media kwamen. Deze nieuwe meldingen kwamen boven op een reeds stijgend aantal meldingen de laatste jaren.

 

Ook de zorgcentra na seksueel geweld komen op kruissnelheid en maken dat meer slachtoffers zich melden en hulp vragen aan het IGVM. In dat kader voorzag het regeerakkoord ook een versterking van het IGVM en de structurele verankering van de zorgcentra na seksueel geweld. De nota Go for Equality, die u ons hebt voorgesteld, geeft onder andere uitvoering aan deze engagementen.

 

Kunt u  aangeven of het IGVM op dit moment al dan niet over voldoende personeel beschikt om de toegenomen meldingen en hulpvragen af te handelen? Zijn de personeelsaantallen en de middelen van het IGVM de laatste jaren evenredig gegroeid met het aantal dossiers en adviesvragen?

 

Hoe zullen de extra middelen van het regeerakkoord en binnen de nota Go for Equality aangewend worden om de bijstand aan slachtoffers en versterking van de juridische dienst te realiseren? Tegen wanneer verwacht u dat het nieuwe beleid op kruissnelheid is?

 

Verwacht u dat de som van de huidige middelen en het uitbreidingsbeleid van deze regering zullen volstaan in het licht van de steeds toenemende meldingen en hulpvragen die het IGVM ontvangt?

 

Mijn tweede vraag belicht een totaal ander aspect.

 

De laatste maanden is er sprake van enige ongerustheid bij de door het IGVM gesubsidieerde organisaties omwille van het functioneren van de vzw Amazone.

 

De vzw Amazone heeft immers een dubbele rol bij de subsidies die zij van het IGVM krijgt. Enerzijds is zij namelijk de beheerder van het Amazonehuis, anderzijds is ze ook de facilitator van netwerking en evenementen voor verenigingen die actief zijn rond vrouwenrechten. Vzw's die gehuisvest zijn in het Amazonegebouw zijn bijgevolg afhankelijk van de goede werking van de vzw. Ook studenten van de interuniversitaire master Gender en Diversiteit rekenen op Amazone voor sommige opleidingsonderdelen en om leslokalen ter beschikking te stellen.

 

Amazone heeft een lange geschiedenis, maar vorige legislatuur bleken er een aantal zaken fout te zijn gelopen. Waar de vorige raad van bestuur binnen het IGVM zich beperkte tot wat opmerkingen en een occasionele onthouding op stemming van subsidies, lijkt de huidige raad van bestuur van het IGVM zich iets assertiever op te stellen.

 

Zo moet Amazone het stellen met voorlopige begrotingskredieten, in afwachting van bijkomend onderzoek van hun begrotingswerk en de recente uitvoeringscijfers, terwijl een vraag voor de oprichting van een nieuw documentatiecentrum werd afgekeurd.

 

Tegelijk kondigde u aan dat in het kader van de nota Go for Equality de subsidies ook aangepast zouden worden en een eigentijdsere invulling zouden krijgen. Vandaar de ongerustheid op het terrein. Om die ongerustheid weg te nemen, heb ik de volgende vragen voor u.

 

Wat is de recentste stand van zaken met betrekking tot de subsidies die door het IGVM ter beschikking worden gesteld aan Amazone? Is hierover reeds een beslissing genomen door de raad van bestuur? Indien ja, welke aanpassingen werden er doorgevoerd? Heeft deze eventuele beslissing een impact op de partnerorganisaties binnen Amazone?

 

Hoe evalueert u de aanpak van de huidige raad van bestuur in dit dossier? Hebben de raad van bestuur en het IVGM voldoende doortastend opgetreden volgens u? Hoe evalueert u de manier waarop het dossier rond Amazone het laatste jaar werd beheerd? Wat is uw visie op de toekomst van Amazone, zowel wat het gebouw als de door de vzw aangeboden dienstverlening betreft? Biedt het kader van Go for Equality hier eventueel nieuwe kansen? Ik kijk uit naar uw antwoorden.

 

14.03  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen is een onafhankelijke federale overheidinstelling, een parastatale B, die de opdracht heeft de gelijkheid van vrouwen en mannen te beschermen en te bevorderen. Het IGVM heeft een ruime wettelijke bevoegdheid, waaronder het geven van aanbevelingen, het uitvoeren en ondersteunen van studies betreffende gender en gendergelijkheid en het evalueren van de impact van concrete beleidslijnen, programma's en maatregelen vanuit genderperspectief. Bovendien is het IGVM ook wettelijk bevoegd om in rechte op te treden in rechtsgeschillen waartoe de toepassing van de strafwet en andere wetten die specifiek tot doel hebben gendergelijkheid te waarborgen, aanleiding geven.

 

De financiële werking van het Instituut moet in het licht van haar wettelijke opdracht worden bekeken. Ik heb de volgende vragen voor u, mevrouw de staatssecretaris.

 

Hoe wordt de onafhankelijkheid van het Instituut gewaarborgd? Op welke manier is het principe van de scheiding der machten verankerd in de werking van het Instituut, met name wanneer het beslist om in rechte op te treden? Hoe gebeurt de controle op zijn financiële werking?

 

14.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): L’IEFH a un rôle central dans la mise en œuvre des objectifs liés à l’égalité entre les femmes et les hommes. Son fonctionnement lui permet actuellement de réaliser des projets d’envergure, notamment le déploiement national des CPVS, ou encore la réalisation du projet-pilote de l’alarme anti-rapprochement, en collaboration avec d’autres administrations. C’est à saluer.

 

Par ailleurs, l'IEFH soutient aussi des organisations de la société civile dans leurs missions de lutte pour l'égalité entre les femmes et les hommes. Dans ce cadre, l'asbl Amazone tient un rôle particulier, en tant que "maison des associations" dont la mission est de créer des liens et rassembler les forces du mouvement des femmes.

 

En ce moment de bilan de l'année écoulée, voici mes questions:

 

Outre les missions juridiques de l'IEFH, qui sont uniquement du ressort du CA, quel bilan (politique et budgétaire) tirez-vous de l’année 2021 par rapport à ce que vous avez réalisé notamment grâce au soutien de l’IEFH en tant qu’administration?

 

Quelle est votre lecture de la situation d’Amazone, au sortir d'une crise sanitaire qui a affecté fortement le secteur associatif?

 

14.05 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben de vzw Amazone enorm genegen omdat dit ook in andere landen bestaat. Gender stond in de jaren '90 onder druk. Iedereen zal echter kunnen beamen dat verworven rechten inzake gelijke kansen van mannen en vrouwen ook in onze samenleving nog steeds onder druk staan. Een open huis is dan ook van belang voor vrouwenorganisaties die het anders zeer moeilijk zouden hebben bij gebrek aan subsidies.

 

Die huisvesting wordt voorzien door het open huis Amazone. Er is ook een documentatie- en archiefcentrum dat instaat voor kennisdeling over zaken als gelijke kansen van mannen en vrouwen. Ook het ontmoetingsaspect in het huis Amazone is belangrijk. Voor al die aspecten wordt een subsidie toegekend van 450.000 euro. De omzet van het huis bedraagt ongeveer 1 miljoen euro, omwille van het feit dat het ook inkomsten heeft, maar uiteraard ook uitgaven die betrekking hebben op het huis en het personeel. Zij worden dus niet volledig gesubsidieerd door het Instituut en proberen zelf voor cofinanciering te zorgen. Er is een sociaal restaurant, dat niet wordt gesubsidieerd door het Instituut. Een stuk van het personeel wordt wel gesubsidieerd omwille van het feit dat dit ook wordt ingezet voor het congresgedeelte, dat wel onder de subsidievoorwaarden valt.

 

Er wordt wat mist gespuid rond Amazone. Amazone wordt nochtans gecontroleerd door een externe revisor, het Rekenhof en door de raad van bestuur van het Instituut. Dat zijn drie waakhonden die uiteraard hun werk doen. Uiteraard is het niet altijd evident om zo'n huis te runnen, zeker in de coronaperiode, waarin het restaurant niets opbracht. Zij kregen ook geen enkele ondersteuning vanuit de bestaande mogelijkheden, omdat het een sociaal restaurant is en geen gewoon restaurant. Ze hebben dus heel wat inkomsten gemist. Daardoor is de vraag naar subsidies wat hoger geweest in bepaalde periodes van corona dan in de periode ervoor.

 

Er werd een toekenning van middelen opgemaakt door het Instituut alvorens het jaarplan van de organisatie goed te keuren. Er werd ook rekening gehouden met de opmerkingen van het Rekenhof, waardoor het jaarplan van de organisatie nu reeds in november voor het begrotingsjaar wordt goedgekeurd in plaats van in januari.

 

Mevrouw de staatssecretaris, welke criteria worden er gehanteerd voor de toekenning van subsidies aan organisaties als Amazone? Wordt hiervoor een structureel kader gehanteerd? Wordt er soms nagedacht over een dergelijk kader?

 

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de toekenning van subsidies aan Amazone? Hoeveel middelen werden in het verleden toegekend en hoeveel vandaag?

 

Werd er reeds een financieel en inhoudelijk eindverslag over de gevoerde activiteiten in 2021 ingediend door Amazone? Zo niet, wanneer verwacht men dit verslag?

 

14.06 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mijnheer de voorzitter, de wettelijke opdracht van het Instituut is het waarborgen en bevorderen van gendergelijkheid en het bestrijden van elke vorm van discriminatie of ongelijkheid op grond van geslacht. Het Instituut doet dit enerzijds als onafhankelijke instantie die burgers en organisaties informeert, slachtoffers bijstaat, onderzoeken uitvoert, aanbevelingen formuleert en een netwerk van stakeholders uitbouwt, en anderzijds als instantie die de federale regering ondersteunt bij het implementeren van het gelijkekansenbeleid inzake gendergelijkheid.

 

L'article 8 de la loi de 2002 portant création de l'IEFH précise que le conseil d'administration dispose de tous les pouvoirs nécessaires au fonctionnement de l'Institut et à l'exécution de ses missions. Il a donc le droit d'organiser ses travaux comme il l'entend, dans le cadre légal qui lui est fixé. Il ne m'appartient pas de répondre aux nombreuses questions relatives au calendrier des travaux du CA, à l'ordre du jour de ses réunions et au contenu des délibérations.

 

Madame de Laveleye, je vous rejoins: l'Institut joue un rôle moteur en faveur de l'égalité des genres en Belgique.

 

En ce qui concerne le soutien apporté par l'IEFH au gouvernement fédéral, je suis fière de ce que j'ai pu mettre en place en 2021, avec le soutien de l'Institut.

 

Je pense, entre autres:

 

- à l'approbation du Plan national d'action de lutte contre les violences basées sur le genre 2021-2025;

 

- à l'adoption du Plan fédéral Gendermainstreaming;

 

- à l'organisation et au suivi de deux grandes consultations de la société civile experte dans ces deux domaines;

 

- à la coordination et au suivi des différents partenariats qui ont permis d'inaugurer deux nouveaux CPVS en 2021, à Anvers et Charleroi;

 

- au manuel relatif au code de signalement des mutilations génitales féminines;

 

- à l'évaluation du projet pilote d'alarme anti-rapprochement à Gand et à la décision de le déployer en Flandre occidentale et orientale, puis à l'échelle nationale;

 

- au projet visant à soutenir l'emploi des femmes les plus vulnérables dans le cadre du plan de relance européen pour un montant pluriannuel de 3 millions d'euros;

 

- au rapport bisannuel sur l'écart salarial, qui nous permet d'obtenir des chiffres pour appuyer nos politiques.

 

Et je pourrais encore vous citer beaucoup de projets, ainsi que plusieurs collègues qui obtiennent un soutien de l'Institut, notamment dans le cadre du gendermainstreaming du plan de relance.

 

Mevrouw Jiroflée, u vroeg of het Instituut over voldoende middelen beschikte en zal beschikken om zijn taken uit te voeren.

 

C'est parce que j'ai conscience des enjeux énormes et du travail important à réaliser par l'IEFH pour accomplir ses missions que j'ai obtenu un renforcement de plus de 5 millions d'euros annuels à partir de 2022.

 

Je vais me concentrer sur le volet "accompagnement juridique", qui méritait un renforcement au vu de la hausse des signalements de discrimination constatée depuis quelques années et qui fait l'objet de plusieurs questions aujourd'hui.

 

Mevrouw Depoorter, het budget van de juridische dienst van het Instituut ontspoort niet. Wat er in 2018 en 2019 gebeurde was het gevolg van twee tegengestelde ontwikkelingen. Enerzijds waren er de besparingen die tijdens de vorige legislatuur op het budget van het Instituut doorgevoerd werden, anderzijds was er de continue stijging van het aantal meldingen bij het Instituut. De stijging van het aantal meldingen dateert bovendien van voor MeToo en de zaak-De Pauw. Sinds 2018 steeg het aantal meldingen jaarlijks met meer dan 100. Tussen 2014 en 2022 is het aantal meldingen meer dan verdrievoudigd, terwijl het budget voor de werking van de juridische dienst lange tijd ongewijzigd bleef.

 

Dat is een van de redenen waarom ik als staatssecretaris voor Gendergelijkheid vanaf 2022 recurrent meer budget voor het Instituut heb kunnen verzekeren. Van de bijkomende middelen is 300.000 euro expliciet bestemd voor een noodzakelijke verhoging van het budget van de juridische dienst. Er is ook een versterking van het personeel, met drie extra vte's voor de juridische dienst. Zal dat genoeg zijn, mevrouw Jiroflée? Ik meen van niet. Het is echter een stap in de goede richting om de slachtoffers te helpen.

 

Mevrouw Depoorter, wat uw meer technische vragen over het budget betreft, moet ik u eraan herinneren dat het Instituut een zogenaamde administratieve openbare instelling met beheersautonomie is.

 

Mevrouw Platteau, het Instituut volgt de regels die voor dit soort organisaties gelden, ook op financieel gebied. Het Instituut is dus niet onderworpen aan de begrotingsregels die gelden voor de klassieke federale overheidsdiensten. De algemene rekening moet worden opgemaakt door het beheersorgaan en goedgekeurd door de bevoegde minister. Die zendt ze uiterlijk op 1 maart naar de minister van Begroting. De minister van Begroting moet alle rekeningen aan het Rekenhof voorleggen vóór 31 maart. De wet van 22 mei 2003, het koninklijk besluit van 10 november 2009 en het koninklijk besluit van 29 april 2012 omschrijven de inhoud van de algemene rekening.

 

Mevrouw Depoorter, inzake uw specifieke vragen over het budget van de juridische dienst in 2018 kan ik u meegeven dat op 19 september en 21 november 2018 de raad van bestuur een verhoging van het budget goedkeurde. Voor alle duidelijkheid, het ging daarbij om budgetverschuivingen, niet om een verhoging van de totale uitgaven van het Instituut. De regeringscommissaris voor Begroting was aanwezig bij de bespreking van deze budgetverschuivingen en keurde ze goed. Anders dan u lijkt te denken, dienen dergelijke budgetaanpassingen door een administratieve openbare instelling met beheersautonomie niet ter goedkeuring aan de ministerraad te worden voorgelegd.

 

Mevrouw Depoorter, u stelde ook nog een vraag over de overeenstemming met de omzendbrief inzake begrotingsbehoedzaamheid. Budgetverschuivingen vielen d'office niet onder het toepassingsgebied van deze omzendbrief.

 

De initiële begroting van de begroting van het Instituut wordt minstens tweemaal besproken door de RVB. Een eerste maal gebeurt dat in het voorjaar, als voorontwerp, en na het begrotingsconclaaf gaat het de tweede maal om de definitieve versie.

 

In 2019 was er inderdaad een restbedrag. Dat was het gevolg van twee ontwikkelingen. Ten eerste, het Instituut ontving pas voor de zomer van 2019 een bijkomend bedrag van 4,5 miljoen euro voor de bestendiging en de uitbreiding van de drie op dat ogenblik bestaande ZSG's.

 

Al bij de toewijzing van deze middelen was het duidelijk dat het in een periode van lopende zaken niet gemakkelijk zou worden om het volledige bijkomende bedrag in de loop van 2019 toe te wijzen. Toch maakte toenmalig minister van Gelijke Kansen Kris Peeters deze middelen vrij omdat men de zorgcentra zo goed en zo snel mogelijk wilde bestendigen. Ten tweede was 2019 dus een jaar van lopende zaken, waardoor er voor allerlei uitgaven bijkomende procedures dienden te worden gevolgd. Deze procedures namen meer tijd in beslag dan gewoonlijk. Daardoor konden niet alle oorspronkelijk geplande projecten tijdig worden uitgevoerd.

 

Mevrouw Depoorter, wat betreft de opdracht toegekend aan communicatiebureau BBDO voor de ontwikkeling van een nieuwe communicatiestrategie, verwijs ik naar de beslissing van de RVB van respectievelijk 21 oktober 2020 wat de lancering van het bestek betrof en 16 december 2020 wat de gunning van de opdracht betrof. De offertes werden beoordeeld in het licht van de gunningcriteria kwaliteit en prijs. Het communicatiebureau BBDO behaalde de hoogste score. Het verslag van de bijeenkomst van de RVB van 26 oktober 2022 werd geanonimiseerd om het geheim van de beraadslaging te verzekeren.

 

Dans ces procès-verbaux, je rappelle – pour plusieurs questions posées ici – que, conformément à l'article 6, § 2, de la loi du 11 avril 1994 en vue de protéger la vie privée des personnes concernées, toutes les informations permettant d'identifier les personnes auxquelles les documents se rapportent ont été supprimées, ainsi que tous les éléments apparaissant dans les textes et permettant de vérifier l'identité du membre du conseil d'administration en question.

 

En ce qui concerne les questions relatives aux débats qui se tiennent au CA, aux documents qui les accompagnent ainsi qu'au calendrier des réunions et à leur ordre du jour, je vous renvoie au CA qui assure la gestion de l'Institut dans le respect du cadre légal fixé.

 

Mevrouw Depoorter, uw eerste drie vragen betreffen de financiële werking van het Instituut in het kader van de zaak-De Pauw. Het Instituut meldt mij dat de passages in het verslag waarnaar u verwijst niet over de zaak-De Pauw gaan, maar wel over twee andere lopende zaken. Daarom werden de namen verwijderd. Die drie vragen zijn aldus zonder voorwerp.

 

Zoals ook blijkt uit de verslagen die jullie werden bezorgd, worden de leden van de raad van bestuur driemaandelijks geïnformeerd over de lopende gerechtelijke procedures. Vanzelfsprekend kan elk lid van de raad van bestuur op dat ogenblik vragen stellen over specifieke dossiers, maar zowel de leden van de raad van bestuur als de directie moeten het recht op privacy van de betrokken slachtoffers respecteren.

 

In verband met de werking van de juridische dienst, breng ik nogmaals in herinnering dat slechts in 1 % van de meldingen door het Instituut in rechte wordt opgetreden. Die beslissing wordt steeds genomen in het kader van de doelstellingen van het strategische plan dat door de raad van bestuur goedgekeurd werd. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op een eerdere vraag  van u: op basis van objectieve criteria wordt beslist of het Instituut zich al dan niet burgerlijke partij stelt in een bepaald dossier. De directie van het Instituut beslist collegiaal of het dossier aan die criteria beantwoordt.

 

Je ne me prononcerai pas sur les discussions qui se tiennent au CA concernant les affaires juridiques. L'Institut agit de manière indépendante.

 

Mevrouw Depoorter, begin 2019 bevond de regering zich in lopende zaken. Volgens de omzendbrief van 21 december 2018 kon het Instituut als administratieve openbare instelling de begroting voor 2019 volledig uitvoeren, aangezien het niet ging om nieuwe uitgaven. Advocatendiensten, behalve voor enkele specifieke aspecten, worden niet beschouwd als een van de klassieke procedures die in deze omzendbrief werden bedoeld.

 

Het Instituut liet mij ook weten dat geen van de drempels vermeld in de rondzendbrief anno 2019 in de zaak-De Pauw werden overschreden.

 

Mevrouw Depoorter, u lijkt met uw vragen opnieuw de indruk te willen wekken dat het Instituut of zijn directie niet transparant zou werken, maar de verslagen waarover u ondertussen beschikt weerleggen deze suggestie.

 

Je vous remercie de vous intéresser à la situation de l'ASBL Amazone. Depuis le début de mon mandat, j'ai veillé à appuyer mes politiques sur l'expertise de la société civile et des personnes concernées. La société civile joue un rôle central dans la définition, la diffusion et la mise à l'agenda des enjeux d'égalité de genre. Amazone a une place particulière dans cet écosystème car en rassemblant, dans un même lieu, plusieurs associations actives sur ces questions, Amazone est un lieu d'émulation et de débats sur les questions de genre et de droits des femmes.

 

Le financement qui lui est alloué par l'IEFH ainsi qu'aux autres organisations de la société civile est le même depuis de nombreuses années. Il n'a pas été indexé. La bonne allocation des moyens n'a pas fait l'objet d'autant d'attention de la part de mes prédécesseurs. Je me réjouis de l'intérêt que le nouveau CA porte à cette question car je lui attache de l'importance.

 

Amazone est une organisation à but non lucratif qui reçoit un financement annuel pour son triple rôle: centre de services, centre de conférences et de documentation. En outre, elle gère un restaurant social. Il s'agit d'une activité qu'Amazone mène en plus des missions pour lesquelles elle reçoit le financement de l'Institut. Le restaurant social n'est donc pas financé par des fonds fédéraux. La contribution à une partie des salaires du personnel du restaurant ne concerne que les activités du centre de conférence, activités qui font partie effectivement de la mission d'Amazone.

 

In 2020 moest Amazone het congrescentrum wegens de covidcrisis gedurende een langere periode sluiten. In het licht daarvan keurde de raad van bestuur het voorstel goed dat de personeelskosten voor het congrescentrum eenmalig en uitzonderlijk voor een hoger percentage mochten worden ingediend.

 

Néanmoins, l'utilisation des subventions pour une partie des salaires du personnel de l'hôtellerie et de la restauration crée régulièrement la confusion. Par conséquent, le conseil d'administration a décidé qu'à l'avenir les subventions ne seront plus utilisées pour les coûts salariaux du personnel du restaurant.

 

Comme c'est le cas pour d'autres organisations qui reçoivent des subventions, l'exécution des missions par Amazone fait l'objet d'un audit approfondi chaque année, tant sur le plan du contenu que sur le plan financier. Ces contrôles ayant montré ces dernières années qu'il y avait effectivement des problèmes chez Amazone, un suivi plus strict a été mis en place, entre autres par le biais de rapports périodiques au conseil d'administration et au commissaire du gouvernement. Amazone a bien proposé un budget équilibré pour 2022. Après la clôture du deuxième trimestre, l'association devra remettre à l'Institut un bilan et un compte de résultats intermédiaires, avec une ventilation des activités éligibles à la subvention, d'une part, et les activités de restauration, d'autre part. Dans ces conditions, le plan annuel et le budget 2022 d'Amazone ont été approuvés par le conseil d'administration.

 

Enfin, cette année je compte poser les bases d'un financement structurel pour la société civile. Ce financement sera arrêté sur la base de critères objectifs et transparents et prendra en compte les spécificités et les forces de notre secteur associatif, car la Belgique peut en être fière. Je considère 2022 comme une année de transition. Ainsi, l'Institut a lancé à ma demande un grand appel à projets pour un budget de 1 100 000 euros. Il s'agit de renforcer les organisations qui œuvrent chaque jour pour plus d'égalité de genre dans notre pays, d'abord via des projets en 2022 et puis via des financements structurels à partir de 2023.

 

Pour une démocratie saine et réellement égalitaire, je considère qu'il faut que s'articulent à la fois des politiques volontaristes et une société civile soutenue et indépendante.

 

14.07  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame Depoortere, je voudrais simplement dire que je ne comprends pas ce qui se joue ici. Objectivement, il y a toute une série de questions qui, selon moi, ne devraient pas être posées dans cette commission, tant en raison de leur type que de la période à laquelle on se réfère. On remonte, en effet, à des années où vous n'étiez pas là, madame la secrétaire d'État. À l'époque, le conseil d'administration était composé notamment de représentants des différents groupes politiques. Je ne comprends pas l'intention. Cela me dépasse!

 

Madame la secrétaire d'État, je voudrais vous remercier d'avoir attiré notre attention sur les missions de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes qui a un rôle central dans l'action en faveur de l'égalité entre les femmes et les hommes. Je suis donc particulièrement perplexe de constater que cette action est remise en cause aujourd'hui, alors que, chaque semaine, on doit rappeler l'importance de cette lutte.

 

Je souhaiterais, enfin, souligner l'effort que vous faites en renforçant la rigueur par rapport à Amazone. On a tout à gagner à avoir une société civile extrêmement rigoureuse. Il faut soutenir et saluer le travail des acteurs et des actrices qui luttent tous les jours en faveur de l'égalité des femmes et des hommes.

 

Je répète que je ne comprends pas ce qui est en jeu ici. En tout cas, je vous remercie pour votre réponse, madame la secrétaire d'État.

 

14.08  Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst antwoorden op de vraag van collega de Laveleye. Uiteraard staat de missie van het Instituut niet ter discussie, maar het is onze job als parlementslid om de belastingsstromen, de middelen van de burgers, te controleren.

 

Ik stel een aantal zaken vast waarbij ik grote vragen heb, zoals het respecteren van de wet op de overheidsopdrachten en de controletaak die een raad van bestuur heeft ten opzichte van een federale organisatie. Ik stel vast dat die raad van bestuur die controle niet met de juiste tabellen kan uitvoeren. De staatssecretaris heeft de eed afgelegd op 1 oktober 2020.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik vind het heel goed dat u actie onderneemt wat betreft de vzw Amazone, maar die vzw heeft ondertussen 900.000 euro subsidies van u ontvangen, net als subsidies om een provisie van 130.000 euro aan te leggen voor het aflossen van schulden. In die raden van bestuur lees ik wel een zekere verantwoording, maar er is een zinnetje weggelaten dat mij interesseert. Het is niet wettelijk om die 130.000 euro aan provisie te gebruiken om kredieten af te lossen. In de Vlaamse regelgeving is dat wel toegestaan wanneer er een doel tegenover staat, maar het is niet toegelaten in de federale regelgeving. De adjunct-directeur zegt dat dan later wel aan te passen, maar waarvoor wordt die 130.000 euro dan gebruikt? Dat kan niet voor het rechtzetten van financiële problemen zijn.

 

Waarover ik ook blijf struikelen – en er zullen daarover nog veel vragen komen – is het antwoord dat u mij hebt gegeven over de verloning van de directie. Ik heb vastgesteld dat er op Cumuleo voor 2018 200.000 euro was weergegeven voor de adjunct-directeur. Dat is op 17 januari veranderd naar een vork van 50.000 tot 100.000 euro. U zegt dat het loon van de adjunct-directeur van 65.000 euro niet geïndexeerd is. Selor, dat de vacature uitschreef, zei dat het toenmalige geïndexeerde loon 105.000 euro was, dus al meer dan die 100.000 euro. Uiteindelijk zal dat in 2018 rond de 115.000 euro zijn geweest. Daar is dus een niet-conformiteit. Het is essentieel dat een federale organisatie de zaken correct weergeeft. Kunt u mij uitleggen wat daar is gebeurd? Heeft de adjunct-directeur tot twee keer een foute ingave van haar loon gedaan, of verdiende zij in 2018 minder dan 100.000 euro?

 

Ik kom tot de advocatenkosten. Mevrouw de staatssecretaris, de advocaten die geselecteerd zijn staan voor ons niet ter discussie. Ik heb daar geen expertise over. Wat er voor mij ter discussie blijft staan, is dat u weigert informatie te geven over de kosten die een bepaalde zaak met zich meebrengt. U beroept zich daarbij op een wetgeving rond vertrouwelijkheid, die bijvoorbeeld bij verzekeringen niet wordt gehanteerd. Daar waar de fiscus, de btw en de verzekeringen wel inzage krijgen in de kosten van een bepaalde advocatuur voor een bepaalde rechtzaak, geeft u deze niet. U baseert zich daarbij op artikel 28 van de wet op de overheidsopdrachten. Maar is er wel voldaan aan de onderhavige artikels? Gaat het om belangenconflicten of niet? Volgens mijn informatie is dat niet het geval. Bij de voorbeelden die ik van de Vlaamse overheid zie, schrijft men toch overheidsopdrachten uit.

 

Bent u bereid om in het vervolg ervoor te zorgen dat een organisatie zoals het IVGM zich voor juridische missies zal beroepen op overheidsopdrachten wanneer men overgaat tot een rechtzaak?

 

Collega Van Hoof, wat de vzw Amazone betreft was 2019 precies een jaar waarin er minder verlies werd geleden omdat het restaurant niet open was. Uw redenering is dus eigenlijk omgekeerd. De vraag die zich stelt is of het wel noodzakelijk is dat de subsidies naar het restaurant gaan.

 

Mevrouw de staatssecretaris, u zegt dat het IVGM niet onderworpen is aan de begrotingsregels, zoals de regering. Maar het is toch uw taak om ervoor te zorgen dat de middelen correct besteed worden? Er zijn opmerkingen van de regeringscommissaris, ook onder uw bevoegdheid. Heeft de regeringscommissaris zijn/haar job dan niet voldoende gedaan? Of heeft u hem/haar vertrouwd zonder een controle uit te voeren?

 

Ik vraag het u nogmaals. Staat u onverkort en volledig achter het beleid dat zowel door de regeringscommissaris als de directie is gevoerd? Staat u garant voor de financiële stromen in deze organisatie en de betrokken organisaties waaraan de vzw subsidies verleent? De informatie die de raad van bestuur heeft ontvangen, is mijns inziens niet voldoende. Vindt u dat de personen die beslissingen moesten nemen wel of niet niet voldoende geïnformeerd werden?

 

14.09  Karin Jiroflée (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, vanaf 2022 worden recurrent meer financiën vrijgemaakt voor de versterking van de juridische dienst van het Instituut, plus de drie voltijdse equivalenten erbij, maar dat is inderdaad misschien niet genoeg, zoals u stelde. Ik denk wel dat wij dat van dichtbij moeten opvolgen en moeten handelen indien nodig. Iedere klacht verdient immers goede en grondige opvolging.

 

Blijkbaar heerst er hier, in de Kamer, voortdurend verwarring tussen een onafhankelijke instelling en een overheidsinstelling. We moeten weten dat het Instituut een onafhankelijke instelling is. Op die manier wordt ook de onafhankelijkheid van de dienstverlening gewaarborgd, wat toch de kern is.

 

Inzake de vzw Amazone ben ik bijzonder blij dat u een nauwere opvolging aankondigt. Amazone heeft een drievoudige taak, zoals u gesteld hebt. Met Vooruit hopen wij dat de vzw Amazone die taken nog lang kan uitvoeren. Een goede opvolging door de raad van bestuur van het Instituut vinden wij daarom een goede zaak en dat stelt ons ook gerust.

 

Mijnheer de voorzitter, sta me toe dat ik me even tot mevrouw Depoorter richt. Wat de adjunct-directeur betreft, wij weten ondertussen allemaal dat de zogenaamde ongeregeldheden bij de aanmelding van haar loon te maken had met ouderschapsverlof. De regeringscommissaris heeft dat goedgekeurd. Laten wij hier dus niet onnozel doen. Ik wenste trouwens dat de partij van mevrouw Depoorter in de vorige legislatuur even grondig te werk was gegaan als de huidige raad van bestuur, want dat had ons veel miserie en veel discussie in deze commissie bespaard.

 

14.10  Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw duidelijke antwoorden. U zet uw schouders onder gendergelijkheid en u hebt er ook voor gezorgd dat er vanaf 2022 meer budget komt voor het Instituut en zijn juridische dienst. Maar er komt ook een personeelsversterking. Dat is nodig, gezien de toename van de meldingen. Ik juich dat toe. Als we het menen met gendergelijkheid, moeten we het Instituut versterken zodat het zijn wettelijke opdracht kan vervullen. Als onafhankelijke instelling moet het zelf kunnen beslissen hoe ze die middelen inzet, zeker als het zich burgerlijke partij stelt in rechtszaken. Dat is essentieel, zeker ook gezien het principe van de scheiding der machten.

 

Ik ben verbaasd over de woorden van mevrouw Depoorter. U zegt dat u de doelstellingen van het Instituut steunt, maar dat blijkt niet uit uw daden. Er is nog heel veel werk aan de winkel op het vlak van gendergelijkheid, maar ook voor vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld of grensoverschrijdend gedrag. Sinds de MeToobeweging zien we ook dat de samenleving aan het veranderen is. Op institutioneel vlak moeten we die verandering steunen. Daar hebben we in ons land gelukkig het Instituut voor. Dat heeft de expertise en kan in rechte optreden.

 

De rechtszaken tegen Bart De Pauw en Jan Fabre, waarnaar u steeds weer verwijst, illustreren hoe moeilijk het is om als slachtoffer klacht neer te leggen, laat staan om het effectief tot een rechtszaak te laten komen. Door de steun van het Instituut durven de slachtoffers die stap zetten. Het Instituut kan zich ook burgerlijke partij stellen. Het maakt daarbij de afweging of er een duidelijk maatschappelijk belang is. In deze twee zaken is dat overduidelijk het geval. In het ene geval kennen we de uitspraak van de rechter. De andere is nu bezig, daar moeten we nog even op de uitspraak wachten.

 

Mevrouw Depoorter, ik weet niet goed aan welke kant u eigenlijk staat. U lijkt de kant van de dader te kiezen en uw partij valt het Instituut voortdurend aan door uw suggestieve vragen en door de transparantie in vraag te stellen. De commissie heeft alle documenten gekregen, we hebben een duidelijke uitleg gekregen waarom bepaalde passages geanonimiseerd werden, met name om in overeenstemming te zijn met de privacywetgeving. Ik ben akkoord met de collega die zei dat er hier mist gespuid wordt.

 

Het is dus duidelijk dat er in deze commissie partijen zijn die gendergelijkheid ondersteunen en het Instituut steunen en dat andere partijen duidelijk een andere visie hebben.

 

14.11  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, uw antwoord stelt me zeker gerust, zowel over het Instituut als uiteraard over Amazone. U hecht belang aan Amazone en ook aan, zoals u aangeeft, de civil society, die ook in België bestaat. Het huis is uiteraard geschikt om dat op te vangen. De steun die aan Amazone wordt gegeven, is de voorbije jaren niet toegenomen maar veeleer afgenomen. U hebt er zelf op gewezen dat zij geen steun qua indexatie kreeg. Haar middelen zijn eigenlijk verminderd van 535.000 euro naar 450.000 euro. Zij heeft geen indexering gekregen. Zij moet dus hetzelfde doen met minder middelen. Zij blijft dezelfde werking garanderen.

 

De controle die vandaag gebeurt, gebeurt driemaal per jaar via een verslag waarop door de raad van bestuur nauwgezet wordt toegekeken. Dat is nuttig en goed. Het geeft ook de gelegenheid om bepaalde zaken te herzien. Ik denk bijvoorbeeld aan het feit dat Amazone vraagt om via de Regie der Gebouwen het gebouw in erfpacht te kunnen nemen in plaats van de huur te moeten doorstorten. Misschien is er een opportuniteit om dat voorstel te bekijken.

 

Mevrouw Depoorter, voor het overige stelt u dat het restaurant gesloten was in 2019. Het heeft natuurlijk in 2020 en 2021 ook geleden onder de covidmaatregelen, waardoor het geen inkomsten had. Doordat het een sociaal restaurant is, heeft het ook niet kunnen genieten van alle uitgewerkte covidmaatregelen. Daarom is er inderdaad eenmalig een bijkomende subsidie toegekend voor het personeel. Zoals de staatssecretaris echter ook opmerkte, was die subsidie uitzonderlijk.

 

Het is niet goed dat hier mist wordt gespuid. U spreekt van een bedrag van 900.000 euro. Ik heb daarstraks meegegeven dat Amazone een miljoen euro omzet heeft via subsidie: minder dan de helft via het Instituut, de rest via andere subsidies. Amazone is ook een documentatiecentrum en heeft eigen inkomsten. Dat bedrag van 900.000 euro komt daarvan. Het is ook verminderd door de moeilijke jaren, vroeger was het een miljoen euro. Ook het bedrag van 100.000 euro is geen lening maar een voorschot op de subsidie. Amazone heeft dat bedrag dus niet extra gekregen.

 

Ik meen dat het nuttig zou zijn om naast het Instituut ook Amazone eens uit te nodigen om hier in de commissie uit te klaren dat het gaat om een huis dat nuttig werk doet en goed gebruikmaakt van de subsidies die het krijgt.

 

14.12  Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil toch graag nog repliceren op de collega's.

 

Collega's, Amazone heeft voor 2 miljoen euro aan pijlen afgevuurd tussen 2017 en 2021.

 

Collega Van Hoof, ik hoor uw uitleg graag. Het doel heiligt de middelen, dat is wat ik hier van alle collega's hoor. Maar de middelen moeten gecontroleerd worden en moeten correct besteed worden.

 

U zegt dat de begroting drie keer per jaar gecontroleerd wordt. Als men de verslagen van de raad van bestuur goed doorneemt, ziet men dat er telkens opnieuw een verschillend excuus is. In bepaalde jaren is er geen controle gebeurd. U kunt hier dus niet komen zeggen dat alles conform verloopt. Er zijn effectief wel structurele problemen die aangepakt moeten worden. Wij zullen zeker blijven opvolgen of ze effectief aangepakt worden.

 

Ik ben hier om de financiële werking te controleren. Dat heb ik ten stelligste van in het begin gezegd. Het inhoudelijke volgt collega Van Peel op. Als ik lees dat een overheidsinstelling door de regeringscommissaris op de vingers getikt wordt bij het uitbesteden van juridische opdrachten wegens het zich beroepen op een uitzondering op de wet op de overheidsopdrachten voor een van de segmenten van haar werking, kan ik enkel vaststellen dat het onderzoek niet gebeurd is voor het andere segment van haar werking. Dan is de vraag zeer terecht of dat onderzoek voor het andere segment gebeurd is. Is dit opgevolgd? Heeft men de advocaten voor inderdaad mediatieke zaken conform de wet op de overheidsopdrachten aangenomen? Zal men dat in de toekomst doen?

 

Dit is uiteraard een essentiële werking van het Parlement, collega's. Wat Cumuleo betreft, collega Jiroflée, ik ben niet op de hoogte van enig ouderschapsverlof. Mocht dat zo zijn, mijn excuses aan de dame. Wij zullen dat zeker nagaan, of toch eens bekijken.

 

Mijn conclusie blijft dat er heel veel middelen naar deze instelling vloeien, maar zonder de bereidheid om kritisch maar correct naar de boekhouding te kijken. Dat is nu eenmaal de taak van het Parlement, maar de controle en de verantwoordelijkheid liggen bij de staatssecretaris. Die liggen ook bij haar regeringscommissaris, die vanuit het kabinet naar de raad van bestuur is gezonden en die eveneens sinds oktober 2020 duidelijk niet optimaal gewerkt heeft, om het zacht uit te drukken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Maria Vindevoghel aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De herbezoeken in het NAP tegen gendergerelateerd geweld" (55026600C)

15 Question de Maria Vindevoghel à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "Les revisites dans le PAN contre la violence basée sur le genre" (55026600C)

 

15.01  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, maatregel 128 van het nationaal actieplan voor de strijd tegen gendergerelateerd geweld stelt dat u de praktijk van de herbezoeken zult veralgemenen. Die praktijk, waarbij agenten slachtoffers van intrafamiliaal geweld opnieuw bezoeken om de situatie in het oog te houden, is een belangrijk instrument in de strijd tegen intrafamiliaal geweld. Wij zijn dan ook heel tevreden dat u het herbezoek wilt veralgemenen. Van politiemensen op het terrein horen wij dat zij dat ook een heel goed initiatief vinden.

 

In de kolom met de budgettaire impact staat echter dat deze maatregel geen budgettaire gevolgen zal hebben. Wij vinden dat opmerkelijk, aangezien de omzendbrief over de herbezoeken zelf stelt dat de praktijk een hogere werklast betekent omdat er een nieuw huisbezoek moet worden afgelegd.

 

Zullen er hiervoor extra middelen worden voorzien? Wat bedoelt u wanneer u zegt dat het veralgemenen van de praktijk van de herbezoeken geen budgettaire impact heeft, terwijl het meer werk zal betekenen? Welke middelen worden er voorzien om de verhoging van de werklast te dekken?

 

15.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: Mevrouw Vindevoghel, het klopt dat de praktijk van herbezoeken voor mij essentieel is, aangezien hij ingeschreven is in de globale politiek van de strijd tegen geweld tegen vrouwen. Zoals u weet, heb ik herbezoeken in november 2020 opgenomen in het federaal actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd en intrafamiliaal geweld, naar aanleiding van de tweede COVID-19-golf.

 

De maatregel werd uitgewerkt door de COL 20/2020 van het College van procureurs-generaal, die gericht is aan alle parketten van België. De praktijk van herbezoeken werd dus al uitgevoerd voor het NAP werd aangenomen. In het kader van de evaluatie van de COL 15/2020 die gepland staat voor 2022 en zal worden uitgevoerd door het expertisenetwerk 'Criminaliteit tegen Personen', zal de COL 20/2020 het voorwerp uitmaken van een evaluerende bevraging.

 

Als actief lid van het RWAN is het Instituut betrokken bij deze werkzaamheden. Deze evaluaties vallen onder de verantwoordelijkheid van mijn collega-minister van Justitie en zullen toelaten om in te schatten welke middelen er eventueel nodig zijn om de herbezoeken te verzekeren.

 

Deze maatregel lijkt mij meer dan ooit noodzakelijk. Ik zal bij de bevoegde autoriteiten blijven hameren op de noodzaak om deze COL in elke politiezone strikt en volledig toe te passen.

 

15.03  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. Wij vinden dit een heel goede maatregel ter bestrijding van partnergeweld. Als ik het goed begrijp, waren die budgetten eigenlijk al voorzien. Wij zullen de evaluatie afwachten en zien hoe het verder verloopt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Karin Jiroflée aan Sarah Schlitz (Gendergelijkheid en Kansengelijkheid) over "De zaak-Jan Fabre" (55026639C)

16 Question de Karin Jiroflée à Sarah Schlitz (Égalité des genres et Égalité des chances) sur "L'affaire Jan Fabre" (55026639C)

 

16.01  Karin Jiroflée (Vooruit): Mevrouw de staatssecretaris, vorige week begon de rechtzaak tegen kunstenaar en theatermaker Jan Fabre naar aanleiding van de klacht van elf vrouwen wegens grensoverschrijdend gedrag, ongewenste aanrakingen, aanranding van de eerbaarheid, pesterijen, geweld en het eisen van seksuele handelingen om binnen het dansgezelschap Troubleyn actief te kunnen blijven. “Een seksuele relatie met Jan Fabre hoort erbij”, zo schetste de advocaat van de burgerlijke partijen.

 

Het proces tegen Fabre werd aangespannen door het arbeidsauditoraat van Antwerpen, dat een onderzoek opende in september 2018. De arbeidsauditeur noemde het dossier het ergste waarmee hij ooit werd geconfronteerd en de getuigenissen van de slachtoffers zeer geloofwaardig.

 

Alleen, ondertussen zijn we 2022, terwijl het onderzoek van 2018 dateert. Er lijkt, ondanks de vernietigende conclusie van het arbeidsauditoraat, weinig te zijn ondernomen om de werksfeer bij Troubleyn te verbeteren. Vlaamse subsidies bleven ook na de meldingen en ondanks intern onderzoek doorlopen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, hoe evalueert u de voorbereiding van de rechtszaak tegen Jan Fabre en de bijstand die door het IGVM aan de slachtoffers is geboden?

 

Werd er in het verleden informatie uitgewisseld of was er overleg tussen het IGVM en het arbeidsauditoraat of de Vlaamse overheid over de onregelmatigheden bij Troubleyn, vanuit een verlangen om het personeel beter te beschermen?

 

Ziet u mogelijkheden om meer proactief of bewarend in te grijpen in gevallen van grensoverschrijdend gedrag en aanranding in de werkomgeving?

 

Zijn er in de nasleep van de recente berichtgeving over Troubleyn en de figuur Jan Fabre nieuwe getuigenissen of meldingen bij het IGVM binnengelopen?

 

16.02 Staatssecretaris Sarah Schlitz: De houding, conclusie en vordering van het arbeidsauditoraat tonen aan dat het duidelijk om ernstige feiten gaat. De rechtszaak loopt echter nog en dus kan ik niet dieper ingaan op het verloop en de standpunten in de zaak.

 

Hoe dan ook bewijst de zaak dat het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen een belangrijke rol te spelen heeft in de strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het Instituut helpt slachtoffers wanneer zij op muren botsen en geen ondersteuning vinden om dergelijk gedrag aan te kaarten, laat staan een halt toe te roepen.

 

Cultuur en de toekenning van subsidies voor theatergezelschappen zoals Troubleyn behoren tot de Vlaamse bevoegdheden. Ik kan me niet uitspreken op dat vlak.

 

Wat de mogelijkheden om proactiever of bewarend in te grijpen betreft, stel ik vast dat er nood is aan een cultuurverandering, zodat dergelijk gedrag bespreekbaarder wordt. Dat soort gedrag moet worden opgemerkt en benoemd en mag niet langer getolereerd worden. Dat moet gepaard gaan met het opzetten van de nodige interne en externe procedures. Iedereen moet bij een vertrouwenspersoon, een preventiedienst of een andere instantie in veilige omstandigheden grensoverschrijdend gedrag kunnen melden. Het Instituut ontvangt jaarlijks tientallen meldingen over de naleving van de regelgeving rond welzijn op het werk. Die meldingen zitten ook al enige tijd in stijgende lijn.

 

16.03  Karin Jiroflée (Vooruit): Ik ondersteun zeker uw pleidooi voor een cultuur van meer openheid als het gaat over grensoverschrijdend gedrag. Ik ben het ook met u eens dat het Instituut daar een belangrijke rol in moet spelen.

 

Ik begrijp dat u zich niet uitspreekt over de Vlaamse overheid. Ik durf me alvast te permitteren om de Vlaamse overheid op te roepen hier nauwer op toe te zien.

 

Het heeft vier jaar geduurd om een dossier te maken en in te grijpen bij het gezelfschap Troubleyn. Dat vind ik eerlijk gezegd wel heel erg lang. We zouden inderdaad werk moeten maken van een kader dat dergelijk gedrag voorkomt. Ik hoop dat we het debat daarover later tot in detail kunnen voeren.

 

In ieder geval bedank ik u voor uw antwoorden en voor uw betrokkenheid.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Comme nous sommes sans nouvelles de M. Christophe Lacroix, sa question n° 55026723C devient sans objet.

 

La réunion publique de commission est levée à 16 h 47.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.47 uur.