Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 30 mars 2022

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 30 maart 2022

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.22 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 22 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De stand van zaken met betrekking tot het open houden van oude gevangenissen" (55026306C)

01 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'état de la situation en ce qui concerne le maintien en activité d'anciennes prisons" (55026306C)

 

01.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, op 7 februari kondigde u aan dat gedeelten van de oude gevangenissen van Dendermonde en Sint-Gillis langer open zouden blijven dan vooropgesteld om op korte termijn de gevangeniscapaciteit toch te kunnen opdrijven. Wij hadden hierop al langer aangedrongen.

 

De eerste nieuwe gevangenis zal nog dit najaar worden geopend. Aangezien de tijd nogal kort is om alles ordentelijk georganiseerd te krijgen, hoop ik dat de voorbereidingen om de oude gevange­nissen langer open te houden, vlot zullen verlopen.

 

Vandaag hebt u al een tipje van de sluier opgelicht met de aankondiging dat een andere Brusselse gevangenis een detentiehuis zal worden. Er blijven toch nog altijd vragen. Wat heeft de ministerraad officieel beslist over de voorwaarden om de gevangenissen van Sint-Gillis en Dendermonde langer open te houden?

 

Werd er, voorafgaand aan uw communicatie van 7 februari, overlegd in de regering over de plannen? Werd er overlegd met de betrokken burgemeesters? Ik had destijds namelijk de indruk, mede door reacties van collega's en de vragen die hier gesteld werden, dat er nog geen overleg was geweest of het overleg minstens niet verregaand was. Ik ga er dus van uit dat het nu wel gebeurd is. Ik had dan graag de uitkomst van dat overleg vernomen.

 

Is er reeds een traject gestart om personeel aan te werven, niet enkel om het huidige personeelstekort weg te werken, maar ook om conform de communicatie het personeelsbestand uit te breiden?

 

Zijn de nodige budgetten ook reeds in de begroting ingeschreven? Dat is toch nog redelijk onduidelijk. We moesten vorige week tijdens de plenaire vergadering vaststellen dat de staatssecretaris daarover noodgedwongen vaag moest blijven.

 

Is het, tot slot, ondertussen duidelijk of er renovaties nodig zijn in de oude gevangenissen om ze langer open te kunnen houden? Zo ja, welke en werden de uitgaven reeds geraamd en/of gebudgetteerd?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De ministerraad nam op 18 maart jongstleden de inhoudelijke beslissing tot goedkeuring van 250 plaatsen voor Sint-Gillis en 100 plaatsen voor Oud-Dendermonde. De Regie der Gebouwen is ermee belast de verkoopsakte voor de gevangenis van Sint-Gillis op te stellen en te ondertekenen voor september 2023, met de overdracht van het eigendom op 1 januari 2025. De gevangenis van Dendermonde kan openblijven tot aan de opening van het FPC te Aalst.

 

Wat uw tweede vraag betreft, de leden van de regering zijn er uiteraard van op de hoogte dat de gevangenissen overbevolkt zijn en er maatregelen dienen genomen te worden. Daarover ben ik ook al een tijdje met andere partijen in de regering in bespreking. Mijn collega Mathieu Michel voert dan weer het overleg met de burgemeesters van de betrokken steden.

 

Wat uw derde vraag betreft, er worden plannen gemaakt en stappen gedaan om personeel te rekruteren voor de nieuwe gevangenissen en voor de twee gevangenissen die langer open zullen blijven. We zijn hierover in overleg met de verschillende diensten van de administratie bij Justitie en bij EPI. Begin maart 2022 werd de rekruteringscampagne voor de beide nieuwe gevangenissen gelanceerd. Die kon rekenen op heel wat aandacht in de lokale pers. Voor de Brusselse gevangenissen werken we ook samen met de stad Brussel. We hopen hiermee voldoende kandidaten aan te trekken. Daarnaast nemen we ook initiatieven om de selectieprocedures efficiënter te organiseren en dus te versnellen.

 

Wat uw vierde vraag betreft, de budgetten worden as we speak besproken in het begrotingsconclaaf dat zijn beslag zal kennen aan het einde van de week.

 

Wat uw laatste vraag betreft, er zullen instandhoudingswerken worden uitgevoerd. De delen waar renovaties nodig zullen zijn, zullen namelijk niet meer worden gebruikt.

 

01.03  Sophie De Wit (N-VA): Ik noteer dat er 250 plaatsen in Sint-Gillis tot 2023 beschikbaar blijven. We zijn nu al einde maart 2022. Er zal dus moeten worden gezorgd voor voldoende plaatsen elders, tegen het moment dat een en ander niet meer mogelijk is.

 

Wat het overleg betreft, schuift u het een beetje te gemakkelijk af naar uw collega Michel. Ik vrees dat er nog niet al te veel overleg werd georganiseerd. Dat sluit meteen aan bij mijn bezorgdheid over de budgettering. Er wordt nu in conclaaf nog over gesproken. Ik zei u al dat de staatssecretaris voor Begroting er redelijk vaag over was en hoop dat u er inderdaad de budgetten voor vindt, zodat de overbevolking verholpen kan worden. Zo hoeft het dossier niet met een sisser af te lopen, waarbij de straffen worden uitgehold door alternatieven die uiteindelijk nauwelijks een straf blijken te zijn. Ik bedank u alvast voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation économique et sexuelle de personnes fuyant l'Ukraine" (55026512C)

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'exploitation des réfugiés ukrainiens et la surcharge de travail pour les parquets" (55026632C)

- Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La lutte en ligne contre l'exploitation de réfugiés ukrainiens" (55026630C)

02 Samengevoegde vragen van

- Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De economische en seksuele uitbuiting van personen die Oekraïne ontvluchten" (55026512C)

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitbuiting van Oekraïense vluchtelingen en de extra belasting van de parketten" (55026632C)

- Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De onlinestrijd tegen de uitbuiting van Oekraïense vluchtelingen" (55026630C)

 

02.01  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je sais que c'est un sujet récurrent depuis quelques semaines. À cause de la guerre en Ukraine, beaucoup de personnes se trouvent dans une situation de vulnérabilité et peuvent souffrir de mécanismes d'exploitation. Dans ce contexte, il est sain que des coordinations s'établissent entre vous, la ministre de l'Intérieur et le ministre du Travail pour ce qui concerne notamment l'ONSS.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer – dans les grands arrondissements que sont Liège, Bruxelles et Anvers – combien de magistrats référents sont en charge, respectivement, des dossiers d'exploitation économique et d'exploitation sexuelle? Quels sont les dispositifs prévus au sein des parquets et auditorats afin de faire face à ces phénomènes, tout particulièrement eu égard à leur ampleur future consécutive à l'arrivée massive sur notre territoire de personnes d'origine ou de nationalité ukrainienne? Quelles sont les collaborations établies avec la police, l'ONSS et, éventuellement, l'Office des étrangers pour prévenir cette exploitation?

 

02.02  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, vorige week hebben we over dit onderwerp ook al vragen gesteld en ik zal dus niet in herhaling vallen. Ik heb toen een specifieke vraag gesteld over alles wat te maken had met berichtgeving naar de Oekraïense vluchtelingen en hoe dat werd gecheckt op waarachtigheid. U had het in dat verband over het federaal parket en de referentiemagistraten. Vandaar ook de vraag over de economische en sociale uitbuiting.

 

Wat wordt er bij de parketten voorzien qua personeelsleden? Zult u daar extra op inzetten? Hebt u daarvoor het benodigde budget?

 

02.03  Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, ik heb wat gesurft op een aantal internetfora die te maken hebben met het verblijf van Oekraïense vluchtelingen in België. Al wie dat doet, kan niet anders dan heel gealarmeerd zijn. Ik vond op enkele minuten tijd een man die op zoek was naar een Oekraïense vrouw binnen een welbepaalde leeftijdscategorie en die beloofde het financiële aspect van het samenleven voor zijn rekening te nemen. Ik vond ook een vrouw die Oekraïense vluchtelingen aanbood te werken in de tuin van een vriend voor 5 euro per uur, waar druk op gereageerd werd. Er was ook een man die vraagt hoe hij een familie kan opvangen en meteen aan een dame uit deze familie een job in een nagelsalon of in de esthetische sector aanbiedt.

 

Als ik deze toch zeer uiteenlopende gevallen door een simpele screening in enkele minuten kan vinden, dan zijn er ongetwijfeld veel meer. Dat is natuurlijk bijzonder verontrustend. Het spreekt voor zich dat er nog veel meer naar boven zou komen als een gespecialiseerde dienst zich hiermee zou bezighouden.

 

Hebt u al de instructie gegeven aan bijvoorbeeld de centrale diensten, de cel Mensenhandel of de internetrecherche van de federale gerechtelijke politie om online actief op zoek te gaan naar malafide toenaderingspogingen bij Oekraïense vluchtelingen? Wat heeft dit opgeleverd? Hoe verontrustend is het beeld? Wat wordt ermee gedaan?

 

Daarnaast zijn er ook de situaties waarbij Oekraïense vluchtelingen online diensten aanbieden onder het mom van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk in ruil voor opvang. Uiteraard zijn ook die personen bijzonder kwetsbaar.

 

Zullen uw diensten, wanneer zij in de screeningsoefening op dergelijke situaties botsen, die personen ook laten contacteren om te verifiëren of die personen in orde zijn en om hen op de hoogte te brengen van de registratiemogelijkheid op de Heizel en de info uit de sensibiliseringscampagne? Zullen zij er minstens voor zorgen dat dit door andere diensten gebeurt door de info door te geven?

 

Is de sociale inspectie ondertussen al betrokken bij de sensibiliseringscampagne? Is er daar ook al een duidelijk aanspreekpunt wanneer er bijvoorbeeld een melding wordt gedaan in verband met economische uitbuiting?

 

02.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: Mesdames, messieurs, pour répondre à la question de M. Aouasti et à celles de Mme Bury, des magistrats de référence "traite des êtres humains" sont en effet désignés au sein des parquets et auditorats de chaque arrondissement. Leur organisation respective varie en fonction des arrondissements. Il y a lieu de spécifier que les sections "traite des êtres humains" peuvent être intégrées à d'autres sections au sein d'un parquet – par exemple, ECOFIN, criminalité organisée, grand banditisme – ou couvrir plusieurs arrondissements. Les chiffres ne sont donc communiqués qu'à titre indicatif et ne peuvent faire l'objet d'interprétations hâtives.

 

En ce qui concerne les auditorats, on compte quatre magistrats pour le ressort de Liège, trois pour celui de Mons, quatre pour celui de Bruxelles, trois pour celui de Gand et trois pour celui d'Anvers. 

 

Wat de parketten betreft, er zijn vijf magistraten voor het arrondissement Luik, vier voor het arrondissement Bergen, negen voor het arrondis­sement Brussel, vijf voor het arrondissement Gent en vijf voor het arrondissement Antwerpen.

 

De onderzoeken naar mensenhandel komen in principe de federale gerechtelijke politie toe. In dat kader bekijken wij momenteel of er middelen kunnen worden vrijgemaakt voor extra speurders voor de dossiers mensenhandel en mensen­smokkel.

 

Pour répondre à la deuxième et à la troisième question de M. Aouasti, la situation en Ukraine est particulièrement préoccupante. Il a par consé­quent été décidé de mobiliser les services compétents afin de pouvoir non seulement assurer une prévention, mais aussi une détection spécifique des risques criminels liés à la présence sur notre territoire de personnes vulnérables issues du conflit. Vu la spécificité de la matière, une fiche de garde est mise à disposition des magistrats qui assurent les gardes durant le week-end et/ou les nuits. Cet outil leur permet d'ouvrir de manière optimale un dossier relatif à la traite des êtres humains et de prendre toutes les mesures utiles dès le début de l'enquête.

 

Des outils de politique criminelle sont de plus mis à disposition des magistrats de référence à savoir la COL.01/2015 et la COL.05/2017. Cette circulaire met l'accent sur la collaboration entre les différents intervenants. Outil de politique criminelle essentiel à la lutte contre ce phénomène, elle aborde les problématiques de manière multidisciplinaire et de façon exhaustive et pratique. Des réunions au sein de chaque arrondissement sont également organisées entre magistrats et policiers et/ou inspection sociale, afin de planifier, de contrôler et de définir certaines orientations notamment au vu de l'actualité. La problématique évoquée y est bien évidemment à l'ordre du jour.

 

L'équipe de coordination du réseau d'expertise relatif à la traite des êtres humains, ainsi que le bureau de la Cellule interdépartementale de coordination de la lutte contre la traite et le trafic des êtres humains, qui rassemble les différents partenaires, veillent également à accentuer la sensibilisation des différents acteurs. Pour ce faire, diverses brochures et/ou notes d'attention ont été diffusées, notamment à l'attention de ces magistrats de référence.

 

En outre, il a été demandé à toutes les unités de la police intégrée et à divers partenaires, dont l'Office des étrangers, les organisations d'aide aux victimes de la traite, l'Office national de la sécurité sociale et le Contrôle des lois sociales, d'accorder une attention particulière au phénomène et de signaler à ces unités tout indice de situation suspecte. L'unité de lutte contre la traite des êtres humains et le trafic de migrants de la DJSOC assure également, sous l'égide du parquet fédéral, le suivi de toutes les informations utiles relatives à de possibles faits de traite des êtres humains, de trafic de migrants, d'exploitation économique et sexuelle ou d'adoptions illégales impliquant des réfugiés ukrainiens. Chaque signalement d'une éventuelle situation suspecte est prise au sérieux et fait immédiatement l'objet du suivi policier et/ou judiciaire nécessaire sous la direction du parquet fédéral et des parquets locaux.

 

Par le biais d'une task force que j'ai mise en place par moi-même, il y a quelques semaines, dès le début de la crise, des efforts maximaux sont également déployés en matière de prévention. Une campagne de communication donne aux réfugiés le plus grand nombre possible de points et de personnes de contact auxquels ils peuvent signaler des situations suspectes, et vers lesquels ils peuvent se tourner pour obtenir une aide fiable.

 

Il est hélas à craindre que nous ne soyons qu'à l'aube d'une crise migratoire sans précédent. Celle-ci exige une réponse appropriée. Les mesures en place feront l'objet d'une évaluation, mais je suis convaincu qu'elles nous permettront de détecter, de suivre et d'intervenir le plus tôt possible dans les situations suspectes.

 

Ik beantwoord nu de vraag van collega Segers. De vraag over het online patrouilleren sluit aan bij mijn vorige antwoord. Het federaal parket heeft de centrale dienst Mensenhandel en Mensensmokkel van de federale gerechtelijke politie, de DJSOC, gevraagd de relevante informatie over mogelijke feiten van economische of seksuele uitbuiting of eventuele illegale adoptie te monitoren. Het is de bedoeling om een gecentraliseerd overzicht te krijgen van de nationale en internationale operationele informatie over deze problematiek. Dit wordt vervolgens overgemaakt aan de bevoegde gerechtelijke autoriteiten en de betrokken politie-eenheden.

 

Deze missie wordt uitgevoerd in samenwerking met onder meer de dienst DJSOC/i2-IRU. Dat is een dienst die de opdracht heeft op zoek te gaan naar illegale elementen op het internet. Deze dienst richt zijn activiteiten ook op het fenomeen mensenhandel en mensensmokkel. Als er elementen ontdekt worden, worden ze automatisch overgemaakt aan de betrokken dienst en aan het Nationaal Crisiscentrum, dat de nationale coördinatie verzorgt. De centrale dienst DJSOC en de andere partners zijn zich bewust van de potentiële dreiging die de huidige situatie met zich meebrengt. Er werden reeds onrustwekkende elementen gevonden en doorgegeven aan de bevoegde autoriteiten voor verdere opvolging. Ik kan daar niet in detail over uitweiden, maar ik heb weet van minstens één strafonderzoek dat werd geopend op basis van online opsporingen.

 

De info wordt zeker doorgegeven aan de sociale inspectiediensten. U weet dat de sociale inspectie ook betrokken is bij de taskforce Sensibilisering. Er is trouwens een rechtstreekse lijn tussen de drie centra en de sociale inspectie. U kunt hier meer vragen over stellen aan minister Dermagne. Ik weet immers dat hij dit dossier zeer ter harte neemt, aangezien we erover hebben gesproken tijdens de vergadering van het kernkabinet van vorige zondag.

 

02.05  Khalil Aouasti (PS): Madame la présidente, je remercie le ministre pour ses réponses complètes et détaillées.

 

Quant au nombre de magistrats, je lis qu'il demeure une incertitude puisqu'on ne sait pas s'ils sont attachés uniquement à la problématique de la traite ou de manière plus générale à la traite, les Ecofin ou d'autres choses. Ce sont des éléments qu'on devra peut-être affiner à l'avenir.

 

J'espère que la collaboration sera bonne avec les autres services parce que ce que j'ai pu malheureusement entendre ce matin au niveau de l'Intérieur est moins rassurant que ce que je peux entendre maintenant au niveau de la Justice.

 

02.06  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, normaal vraag ik geen gedetailleerde cijfers in een mondelinge vraag, maar gezien de urgentie was dat deze keer wel aan de orde. Ik heb dezelfde opmerking als de heer Aouasti. Worden zij specifiek voor die zaken of voor meerdere zaken ingezet? Ik zal zeker verder opvolgen of het u lukt om extra steun te verlenen aan de federale gerechtelijke politie.

 

02.07  Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, ik bedank u voor de waakzaamheid. Ik ben zeer blij met de  broodnodige instructies die u hebt gegeven om ook op het internet actief op zoek te gaan naar verontrustende situaties. De oorlog in Oekraïne zorgt in ons land gelukkig voor een grote golf van solidariteit. De meeste mensen deugen, maar enkelen niet en die kunnen veel schade veroorzaken.

 

Ik ben ook tevreden dat de sociale inspectie nu betrokken is bij de sensibiliseringscampagne en dus ook bij de backoffice, het centrale meldpunt dat misschien later tot een algemeen centraal meldpunt kan uitgroeien. Als er op het internet situaties worden opgespoord waarin er mogelijk sprake is van economische uitbuiting, dan kan er meteen naar de sociale inspectie worden doorverwezen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Jean-Marc Delizée à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les archives de la Sûreté coloniale" (55026463C)

03 Vraag van Jean-Marc Delizée aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het archief van de Koloniale Veiligheid" (55026463C)

 

03.01  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le ministre, comme vous le savez je suis membre de la Commission consacrée au passé colonial de la Belgique. Dans le rapport présenté par les experts de ladite commission, il fait état de la difficulté d'accès aux archives dites "africaines" et ce pour toute une série de raisons.

 

L'accès aux archives est un droit important. Il va au-delà de la recherche scientifique et universitaire. C'est un droit qui devrait être accessible à toutes et tous.

 

La publication, fin septembre 2021, du "Guide des sources de l'histoire de la colonisation" constitue une avancée importante pour identifier les archives relatives à l'État indépendant du Congo, au Congo belge et au Rwanda-Urundi. Ce guide – riche de plus de 1 500 notices pour près de 2 300 pages – permet pour la première fois au citoyen et au chercheur de savoir précisément qui conserve quoi sur le territoire belge.

 

Cet outil répond à une triple nécessité: scientifique, sociétale et mémorielle.

 

Nous avons pu comprendre la semaine dernière que des fonds d'archives sont inaccessibles aux lecteurs tant que l'ensemble de celles-ci n'est pas inventorié.

 

Dans le cadre de nos auditions nous avons également été interpellés par deux informations contradictoires qui venaient des représentants de la Sûreté de l'État et des Affaires étrangères concernant la paternité des archives issues de la Sûreté congolaise – de cette paternité dépend aujourd'hui l'accès. Pouvez-vous nous éclairer sur cette question? De qui ces archives dépendent-elles?

 

03.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, monsieur Delizée, le cœur de toute la discussion sur les services de la Sûreté coloniale et sur la destination de leur activité n'est pas de savoir qui est l'ayant droit. Le plus important consiste à ce que les documents se trouvent physiquement dans les locaux de la Sûreté de l'État et que la Sûreté de l'État et le service des Archives du Royaume conviennent que les documents soient transférés dans les locaux des Archives du Royaume. Il s'agit essentiellement de la manière dont les services de renseignements doivent protéger les informations qu'ils traitent et des conséquences potentielles quant à cette protection.

 

Toutes les archives relatives aux services de la Sûreté coloniale, pour autant qu'elles soient connues, sont centralisées à la Sûreté depuis 2015. Cependant, les divers fonds ont suivi un parcours différent. Dans le courant de l'année 1962, suite à la décision d'un Comité ministériel, une partie des archives des services de Sûreté de l'ancienne colonie belge et des zones sous mandat a été attribuée à la Sûreté. Une autre partie a été transférée par le ministère des Affaires africaines de l'époque, juste avant sa suppression, au service des Archives générales du Royaume en 1960 où, après avoir erré dans les dépôts à Bruxelles et à Beveren-Waas, elle a finalement été restituée aux Affaires étrangères. Après concertation entre les différentes parties, le président du comité de direction des Affaires étrangères de l'époque a décidé, en 2015, de transférer également cette partie à la Sûreté de l'État.

 

Ainsi, le transfert des documents vers la Sûreté a eu lieu avec le consentement des autorités politiques et administratives compétentes tant en 1962 qu'en 2015. La Sûreté s'est ensuite engagée à mettre des documents à la disposition des Archives du Royaume aussi rapidement et complètement que possible, conformément aux accords en vigueur au sein de la communauté du renseignement. Dès lors, l'ensemble de la discussion, dans une perspective plus large, sera bientôt sans objet.

 

Le memorandum of understanding, qui sera bientôt conclu entre la Sûreté et les Archives générales du Royaume, prévoit en effet un transfert complet de tous les documents en question. Cela change vraiment la donne dans ce domaine. La Sûreté espère que le transfert sera achevé au début du mois de juin de cette année. Entre-temps, plus de la moitié du fonds a déjà été déclassifiée et transférée aux Archives du Royaume. Pour la minorité des documents pour lesquels des intérêts doivent encore être protégés, la Sûreté élaborera, en concertation avec les Archives, des solutions appropriées dans lesquelles un équilibre est recherché entre l'intérêt de protéger les fonds et leur accessibilité publique.

 

Nous pensons à la déclassification par le service partenaire compétent, mais aussi à la protection de l'identité des sources humaines dans une copie publique d'un document ou encore à la consultation dans les conditions prévues par la loi sur la classification.

 

Dès que l'infrastructure sera prévue, les Archives du Royaume pourront non seulement conserver et donner accès aux documents classifiés des services de la Sûreté coloniale, mais une solution sera également élaborée pour les archives de la Sûreté elle-même.

 

03.03  Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Comme vous le savez, la commission spéciale sur le passé colonial s'intéresse beaucoup aux questions relatives aux archives car celles-ci contribuent à faire la transparence sur les faits, les évènements, etc. On n'a jamais posé autant de questions dans ce Parlement sur les archives, mais force est de constater que le moment est favorable pour ce faire.

 

Je prends acte de vos réponses qui seront prises en compte dans le cadre des travaux de la commission spéciale.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55026529C van mevrouw Jadin wordt uitgesteld, omdat zij niet aanwezig kan zijn.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Ben Segers aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De voogden voor Oekraïense NBMV’s en anderen" (55026592C)

- Valerie Van Peel aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De niet-begeleide minderjarige vluchtelingen" (55026623C)

- Katleen Bury aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opvang en de begeleiding van minderjarige Oekraïense vluchtelingen" (55026633C)

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bescherming van de Oekraïense vluchtelingen tegen uitbuiting en mensenhandel" (55026669C)

04 Questions jointes de

- Ben Segers à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les tuteurs pour les MENA ukrainiens et autres" (55026592C)

- Valerie Van Peel à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les réfugiés mineurs non accompagnés" (55026623C)

- Katleen Bury à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'accueil et l'accompagnement des réfugiés ukrainiens mineurs" (55026633C)

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La protection des réfugiés ukrainiens contre l’exploitation et la traite des êtres humains" (55026669C)

 

De voorzitster: Mevrouw Van Peel is verontschuldigd.

 

04.01  Ben Segers (Vooruit): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Aansluitend op vorige week heb ik volgende vragen:

Hoe evolueerde de situatie sinds 21 maart, toen er 108 NBMV’s uit Oekraïne waren gesignaleerd? Hoeveel niet-begeleide minderjarige Oekraïense vluchtelingen werden er ondertussen geregis­treerd? Waar kwamen de meldingen - in aantallen a.u.b. - vandaan? In welke mate kwamen die van het registratiecentrum, in welke mate kwamen die van steden en gemeenten, etc.?

Wat is het tempo waarop deze registraties ondertussen gebeuren op dagbasis? Versnelt dit tempo? Zijn er dus steeds meer aankomsten en bijhorende registraties van Oekraïense minderjarigen?

Hoe vaak werd ondertussen een voogd aangesteld bij een Oekraïense NBMV?

Wat betekent dit voor de totale achterstand vandaag? U had het vorige week over 460 NBMV waarvoor een voogd moet aangesteld worden. Hoeveel zijn dat er vandaag?

Hoeveel van hen verklaarden dat zij werden opgevangen door een familielid?

Twee weken geleden zei u dat de toen 63 Oekraïense NBMV’s allemaal werden begeleid en opgevangen bij een familielid. Vorige keer zei u daarover “Indien er twijfel bestaat over de ware aard van de band tussen de niet-begeleide minderjarige en de begeleider, of als er te weinig elementen zijn inzake identiteit, of als er is een vermoeden van mensenhandel, dan zal de Dienst Voogdij een grondig identificatieonderzoek opstarten.“ Werden er de voorbije weken ook dergelijke grondige identificatieonderzoeken opgestart bij Oekraïense NBMV’s? Hoe vaak gebeurde dat? Wat was daarvan het resultaat? Hoe vaak gebeurde het dat werd vastgesteld dat de band tussen de niet-begeleide minderjarige en de begeleider een andere was dan wat men deed uitschijnen? Waren er al vermoedens mensenhandel en konden die bevestigd worden?

Vorige week zei u dat Fedasil ervoor kan opteren om een minderjarige en het meerderjarig familielid toe te wijzen aan een gastgezin. Gebeurde dit ook al en zo ja, hoe vaak? Was de voorafgaande screening hier verzekerd? Kon DV er zich telkens van vergewissen dat dit een duurzame oplossing in het belang van de minderjarige was?

Vorige week zei u dat de Dienst Voogdij bezig was met het finaliseren van de communicatie om de lokale besturen te wijzen op de wetgeving i.v.m. NBMV’s. Is dat ondertussen gebeurd?

Welke bijkomende oplossingen voor de achterstand werden er ondertussen gevonden?

 

04.02  Katleen Bury (VB): Ook ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Wat betreft de opvang en begeleiding van minderjarige Oekraïense vluchtelingen had ik volgende vragen:

Heeft u weet van niet-begeleide minderjarigen die door busjes worden opgehaald en verdwijnen in de anonimiteit?

Hoeveel niet-begeleide minderjarigen zijn er sinds het begin van de crisis geregistreerd?

In hoeveel gastgezinnen kwamen deze niet-begeleide minderjarigen terecht?

Worden deze gastgezinnen op voorhand en tijdens het verblijf gescreend?

Wat bij twijfel over de band tussen de niet-begeleide minderjarige en de begeleider? Bij vermoeden van mensenhandel beloofde u dat de Dienst Voogdij een grondig identificatieonderzoek zou opstarten. Is dit reeds in voege getreden? Hoeveel keer werd dit onderzoek reeds opgestart?

 

De voorzitster: Mevrouw Rohonyi is nog niet aanwezig.

 

04.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega's, wij hebben de voorbije weken al wat van gedachten gewisseld over de problematiek, onder meer naar aanleiding van de vragen van collega Segers. Ik kan u alvast zeggen dat uw terechte bekommernissen over kwetsbare vluchtelingen uit Oekraïne, zowel vrouwen als minderjarigen, vaak niet begeleid, bij mij zeker niet op een koude steen vallen, integendeel.

 

Wat het meldpunt betreft, vorige week heb ik al onderstreept daarvan voorstander te zijn. De voordelen zijn legio. We mogen niet talmen met de oprichting ervan en ook in de lopende discussies rond het begrotingsconclaaf heb ik uitdrukkelijk gevraagd om hiervoor middelen vrij te maken.

 

Tegelijkertijd moet het initiatief ook sporen met andere bestaande initiatieven. Zo wil zowel de cel voor psychosociale opvolging bij Volksgezondheid als het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen bij het initiatief betrokken worden. Wat de laatste betreft, is dat vooral om expliciet bereikbaar te zijn voor kwetsbare vrouwen. Daar proberen we dus ook rekening mee te houden.

 

Er werden mij vragen gesteld over feiten en mogelijke misbruiken. Mevrouw Bury, ik heb er geen weet van dat er busjes zouden worden ingezet om niet-begeleide minderjarigen op te halen. Wel lees ik net als u de verhalen over Belgische burgers die naar de Poolse grens rijden en daar vluchtelingen uit Oekraïne meenemen en hen thuis opvangen. Wij bekijken dat en als er sprake is van mensenhandel, zal er gerechtelijk worden opgetreden.

 

Wat de aantallen betreft, tot en met 27 maart 2022 werden er bij de dienst Voogdij 307 niet-begeleide minderjarigen uit Oekraïne gesignaleerd en geregistreerd. Het cijfer van DVZ ligt hoger, omdat het even kan duren vooraleer ze van DVZ bij de dienst Voogdij worden aangemeld.

 

Mogelijk gaat het ondertussen zelfs om nog meer niet-begeleide minderjarigen, aangezien er enige achterstand is in de cijfers door het hoge aantal registraties.

 

De dienst Voogdij stelde tot nu toe voor 34 niet-begeleide minderjarigen een voogd aan. De overgrote meerderheid van de signalementen was afkomstig uit het registratiecentrum. Intussen zijn er 15 à 25 nieuwe signalementen per dag, maar dat fluctueert van dag tot dag. In de algemene registratiecijfers van DVZ zien we echter sinds 26 maart een sterke daling van het aantal registraties.

 

De totale achterstand bij de aanstelling van een voogd bedraagt momenteel 735. Van hen verblijft een tweehonderdtal niet-begeleide minderjarigen nog in een observatie- en oriëntatiecentrum van Fedasil. De dienst Voogdij wijst pas een voogd aan wanneer zij naar een opvang van fase 2 verhuizen. Gelet op de grote aantallen kan de dienst Voogdij geen gedetailleerde cijfers geven over de familiale samenstelling. Via DVZ vernemen we dat ongeveer 90 % vergezeld is door een familielid of een kennis van de ouders.

 

De dienst Voogdij is niet bevoegd voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Tijdens een overleg met het kabinet van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie hebben we wel vernomen dat de overgrote meerderheid van de niet-begeleide minderjarigen opgevangen wordt door familieleden of vrienden in België. Andere vragen over de opvang stelt u het best aan de staatssecretaris.

 

Via de FAQ's die regelmatig vanuit DVZ worden verstuurd, worden de lokale besturen geïnformeerd over de procedure die zij moeten volgen indien een minderjarige zich bij hen aanbiedt. Het is steeds de bedoeling dat iedereen, ook minderjarigen, zich laat registreren in het registratiekantoor in Brussel. Indien zich alsnog een niet-begeleide minderjarige zonder attest van tijdelijke bescherming bij de gemeente aanbiedt, wordt gevraagd om zich zo snel mogelijk te laten registreren in Brussel.

 

Lokale besturen worden ook geïnformeerd via het gemeenschappelijke communicatieplatform Gemcom. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Union des Villes et Communes de Wallonie informeren hun leden ook over de te volgen procedure. De communicatie naar de lokale besturen inzake Oekraïne verloopt via DVZ en het Nationaal Crisiscentrum voor de federale bevoegdheden.

 

De gastgezinnen die zich melden in de gemeenten na de oproep van #PlekVrij, worden volgens de informatie vanuit Fedasil niet ingezet voor niet-begeleide minderjarigen met een opvangbehoefte die zich alleen melden. Zij worden rechtstreeks in een pleeggezin geplaatst, dat gescreend werd door de bevoegde jeugdhulpvoorzieningen. Tot 29 maart ging het om 8 niet-begeleide minderjarigen.

 

Verdere vragen over de opvang kunt u stellen aan de bevoegde ministers.

 

Om de achterstand weg te werken, heeft de dienst Voogdij aan de voogden gevraagd om meer voogdijen op te nemen. Een groot aantal voogden reageerde positief, waardoor naar schatting voor een honderdtal niet-begeleide minderjarigen op korte termijn een voogd kan worden aangewezen. De dienst heeft ook de verenigingen waarmee hij een protocolakkoord heeft gesloten gevraagd om meer werknemer-voogden aan te werven. Hij bekijkt ook samenwerkingsmogelijkheden met andere organisaties.

 

Zoals ik vorige week reeds zei, wil ik de dienst Voogdij versterken, niet alleen door personenvoogden op te leiden en op te volgen, maar ook door extra aanwervingen van werknemer-voogden via de vereniging. Ik heb dat expliciet aangekaart tijdens de lopende budgetcontrole. Ik hoop wat dat betreft positief nieuws te krijgen.

 

Daarnaast nemen we initiatieven om voogden beter te begeleiden, bijvoorbeeld met een gloednieuw handboek, waarvan de druk klaar is en zo snel mogelijk onder de voogden zal worden verspreid. We werken ook aan een e-platform voor vorming en trainingssessies online.

 

Op de vraag inzake identificatieonderzoeken, de dienst Voogdij is verantwoordelijk voor de identificatie van niet-begeleide minderjarigen en de aanstelling van een voogd. Als een niet-begeleide minderjarige in België aankomt met een meerderjarige broer, zal de dienst Voogdij de familiale band niet nakijken. Het gaat hier per definitie om een niet-begeleide minderjarige. De dienst Voogdij zal sowieso overgaan tot de aanstelling van een voogd. De dienst Voogdij zal wel een identificatieonderzoek opstarten om te bepalen wie het ouderlijke gezag heeft. Wanneer een minderjarige zich aanmeldt met iemand die beweert de voogdij te hebben, zal de dienst Voogdij dat grondig analyseren.

 

Tot nu toe zijn er vijf dossiers geweest waarin er twijfel werd geuit over de ouderlijke band of de voogdij. Er zijn bij de dienst Voogdij nog geen concrete dossiers aangemeld waarbij er een vermoeden van mensenhandel is.

 

04.04  Ben Segers (Vooruit): Mijnheer de minister, dank u dat u de nodige waakzaamheid aan de dag legt. De Oekraïnecrisis zet namelijk acute problemen verder op scherp. Er zal verdere actie en opvolging nodig zijn, want we kunnen niet aanvaarden dat er ook maar één kind, van welke nationaliteit dan ook, van de radar verdwijnt.

 

Ik hoor dat de achterstand intussen 735 dossiers bedraagt, waarvan er 307 Oekraïense niet-begeleide minderjaren betreffen, en die is dus op een week tijd behoorlijk toegenomen. Blijkbaar maakt het voornemen om onmiddellijk een voogd aan te stellen, zelfs als ze vergezeld zijn van een meerderjarige broer, een groot verschil, ook al is die maatregel nog maar in 34 gevallen effectief ten uitvoer gebracht. Ik ben het met u eens dat we niet naar de nationaliteit moeten kijken, maar prioriteit moeten geven aan mensen in de meest kwetsbare situaties.

 

Wat Oekraïense niet-begeleide minderjarigen betreft, is de situatie wel heel bijzonder. Normaal worden niet-begeleide minderjarigen opgevangen in een observatiecentrum, zodat er toch enige externe controle is. Maar Oekraïense jongeren worden vaak in privékring opgevangen, zonder dat iemand een oogje in het zeil houdt. Voor een goed begrip, ook in de observatiecentra moet er onmiddellijk een voogd worden aangesteld, iets wat momenteel niet haalbaar is. Ik volg de kwestie verder op.

 

04.05  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw gedetailleerde antwoord. Ik was verrast u te horen zeggen dat die niet-begeleide minderjarigen niet terechtkomen bij families van de campagne #PlekVrij, maar bij reeds gescreende families, wat voor mij een afdoend antwoord is.

 

Wat het identificatieonderzoek betreft, zegt u dat er al vijf twijfeldossiers geweest zijn en nog geen vermoeden van mensenhandel. Ik stel vast dat u de zaken opvolgt, waarvoor dank.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Denis Ducarme à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les Frères musulmans et la menace éventuelle que ceux-ci constituent en Belgique" (55026663C)

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rapport du Comité R sur les activités des Frères musulmans" (55026668C)

05 Samengevoegde vragen van

- Denis Ducarme aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De Moslimbroeders en de bedreiging die zij mogelijk vormen in België" (55026663C)

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het rapport van het Comité I over de activiteiten van de Moslimbroeders" (55026668C)

 

05.01  Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, vous vous souviendrez de l'affaire Haouach, du nom de cette dame qui avait été nommée en tant que représentante du gouvernement par votre collègue, la secrétaire d'État Schlitz. Il s'ensuivit un certain nombre de suspicions, qui n'ont sans doute jamais été établies, de connexion avec la galaxie des Frères musulmans.

 

En tant que vice-président de la commission d'accompagnement du Comité R, j'ai demandé à ce dernier d'émettre un rapport sur le niveau de dangerosité des Frères musulmans dans notre pays.

 

Nous avons reçu, la semaine dernière, l'ensemble des membres du Comité R qui nous a remis son rapport. Nous pouvons tirer de ce rapport un certain nombre de points positifs, mais aussi un certain nombre de points, sinon négatifs, qui devraient nous amener à poursuivre le travail en la matière.

 

Pour ce qui concerne les points positifs, il résulte des contacts qui ont été pris par le Comité R avec la Sûreté de l'État, que celle-ci travaille davantage encore sur la problématique des Frères musulmans.

 

Pour ce qui concerne les points négatifs, un certain nombre de recommandations sont faites par le Comité R qui "est d'avis qu'il appartient aux ministres de la Justice et de la Défense de renforcer, avec leur collègue de l'Intérieur, la coopération entre les services de renseignement et leurs partenaires (police fédérale, OCAM), et de déterminer avec les services le cadre de coopération adéquat, de préciser le niveau de la menace des Frères musulmans, de déterminer une stratégie de lutte contre le mouvement, d'établir la liste des mouvements connexes, de s'assurer de la capacité des effectifs pour assurer le suivi de la problématique".

 

Sur la base de ces recommandations que vous avez également reçues, je souhaiterais vous entendre sur le programme d'action que vous souhaitez déterminer en la matière. Les Frères musulmans existent. Comme vous le savez, nous n'avons pas les moyens de dissoudre cette association en Belgique. Des propositions sont d'ailleurs sur la table pour nous doter de cet outil. J'attends votre réponse afin de voir comment vous allez, en tant que ministre de la Justice, répondre aux demandes du Comité R et agir de manière plus forte en la matière.

 

05.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Ducarme, j'ai bien reçu et lu le rapport en question. La Sûreté de l'État dispose déjà d'un plan d'action et d'une stratégie visant à travailler de façon proactive sur cette mouvance. Dans ce cadre, des démarches de sensibilisation ont déjà été menées à plusieurs reprises et l'élaboration d'une brochure à destination des administrations et des politiques relatives à la thématique des Frères musulmans est en préparation, à l'instar de ce qui a été fait concernant le salafisme. Elle sera publiée à la fin de l'année.

 

Le positionnement des pays varie fortement vis-à-vis de la mouvance des Frères musulmans. Comme indiqué dans le rapport du Comité R, dans certains pays, des partis politiques se réclamant de la mouvance frériste sont au gouvernement ou dans l'opposition parlementaire, par exemple en Turquie, au Maroc, en Algérie ou en Libye. Dans d'autres pays, cette mouvance est criminalisée: en Égypte, en Russie, en Arabie saoudite, aux Émirats arabes unis et au Bahreïn. Elle y est officiellement considérée comme une organisation terroriste.

 

Avec l'adoption de sa loi antiterroriste le 8 juillet 2021, l'Autriche a été le premier pays européen à interdire les Frères musulmans au titre d'organisation liée à la criminalité à motivation religieuse. En Belgique, sans que la mouvance ne soit interdite, elle retient néanmoins l'attention, comme dans d'autres pays européens comme les Pays-Bas, la France et l'Allemagne.

 

Les services de renseignement et de sécurité de ces pays se voient tout le temps dans le cadre de la stratégie sur le terrorisme et l'extrémisme (Strat TER), telle qu'elle a été approuvée par le Comité de concertation en septembre de l'année dernière. Cette Strat TER comprend non seulement les task forces locales et les cellules de sécurité intégrale au niveau local, mais aussi des groupes de travail sur les phénomènes terroristes ou extrémistes. Une concertation avec les partenaires belges que sont l'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM), la police et le Service Général du Renseignement et de la Sécurité (SGRS) est prévue afin d'établir une définition et une approche communes et un niveau de menace afférent à cette mouvance.

 

Comme indiqué dans le rapport du Comité R, la difficulté à circonscrire cette mouvance rend son étude et en particulier l'analyse de sa présence et de son pouvoir d'influence en Belgique complexes. Il est également extrêmement difficile de déterminer l'appartenance d'une personne à ce groupement, puisqu'il ne dispose pas de structures précises et ne distribue pas de cartes de membres. La Sûreté y travaille néanmoins, mais vous comprendrez qu'il n'est pas possible de communiquer sur les enquêtes en cours.

 

Concernant la dissolution de ce type d'associations, je renvoie aux réponses antérieurement fournies en commission de la Justice à des questions similaires. De nombreuses initiatives légales ont déjà été prises dans notre pays pour mettre hors-la-loi des groupements mais le fait est que, jusqu'à présent, elles se heurtent toujours aux droits constitutionnels d'association et de réunion. Cela ne change rien au fait que je suis ouvert à une initiative sur le plan légal qui permette d'interdire les organisations représentant un danger pour l'État et de les mettre hors-la-loi dans le plein respect de la Constitution et de l'État de droit. Cela n'est envisageable que si nous pouvons définir de manière claire et restrictive quelles organisations sont considérées comme dangereuses pour l'État et pour quelles raisons, et si nous laissons le pouvoir judiciaire en juger.

 

D'ailleurs, j'attire votre attention sur le fait que la dissolution d'une association résulte souvent en la création ultérieure d'une nouvelle association sous un nouveau nom et parfois de façon moins transparente ou plus difficile à détecter. Si des associations ont des idées extrémistes, elles sont déjà suivies par nos services de renseignement et si des infractions sont commises, chaque membre risque, à titre individuel, des poursuites pénales. Ce sont de solides leviers entre nos mains.

 

05.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète.

 

Pour ce qui concerne le volet d'action d'ici la fin 2022 par rapport aux Frères musulmans, votre réponse nous confirme que vous allez inscrire votre action dans le cadre des recommandations du Comité R. C'est important. Nous aurons probablement d'ici la fin de l'année un rapport sur la question au niveau du Parlement.

 

J'entends aussi votre ouverture. Il est remarquable que nous puissions avoir dans le chef d'un ministre de la Justice une ouverture au principe de dissolution des organisations dangereuses. D'autres pays européens disposent de cet outil. C'est le cas de la France qui a dissout le CCIF récemment. On en a déjà parlé au Parlement puisque le CCIF s'est reconstitué en Belgique sous le nom du CCIB et que nous ne pouvons pas le dissoudre car nous n'avons pas l'outil légal pour ce faire. Effectivement, un certain nombre de propositions sont pendantes à la Chambre. Nous devons relancer les débats sur cette question.

 

J'entends bien la nécessité de faire agir, dans le cadre de cette démarche, le pouvoir judiciaire. En effet, je partage votre avis. Cela ne peut, à mon sens, être une décision qui émane de l'exécutif. Il faut que les droits et libertés et la Constitution soient parfaitement respectés. 

 

Nous ne pouvons cependant pas faire l'économie de cet outil, nous en priver. Je souligne l'ouverture du ministre de la Justice et donc du gouvernement à cette démarche que le groupe MR continuera à faire avancer sur le plan parlementaire.

 

05.04  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, à défaut d'avoir pu poser ma question, je vais répliquer.

 

Monsieur le ministre, merci de nous avoir rappelé votre plan d'action et, en particulier, celui de la Sûreté de l'État. C'est d'autant plus rassurant que la stratégie des Frères musulmans, et par conséquent la menace qu'ils font peser sur notre démocratie, sont connues depuis longtemps. En 2020 déjà, une note de la section d'analyse contre l'extrémisme qui portait sur les Frères musulmans en Belgique faisait état d'une stratégie "plus large des Frères musulmans, par laquelle ils tentent d'influencer le débat public et l'élaboration de politiques".

 

Votre plan d'action est donc d'autant plus important que les recommandations qui ressortent aujourd'hui du rapport de la Sûreté de l'État reprennent certaines recommandations anté­rieures, que nous étions déjà censés avoir transposées. Je fais référence aux recommandations de la commission Attentats, qui parlait déjà de la nécessité de renforcer la coopération entre les services de renseignement et leurs partenaires – la police fédérale et l'OCAM. Il était question de mettre en œuvre un plan d'action sur la problématique des Frères musulmans en 2022, d'où l'urgence de disposer de ce plan dès aujourd'hui. Je me réjouis donc que ce soit le cas.

 

Rappelons également le rapport relatif à la nomination de Mme Haouach comme commissaire de gouvernement, qui a dû démissionner depuis. Il y était clairement stipulé que certaines fonctions publiques requièrent la vérification préalable de l'intégrité, de la loyauté et de la discrétion. C'est pour cette raison que le Comité permanent R invitait le gouvernement à prendre des initiatives législatives avec les ministres fédéraux compétents, et cela pour le premier quadrimestre de 2022. Nous sommes aujourd'hui fin mars 2022.

 

L'urgence de la concrétisation de ces mesures est donc évidente. Á l'instar de mon collègue, je vous remercie pour votre ouverture d'esprit quant à la nécessité d'interdire des organisations dès lors qu'elles se servent de certaines libertés fondamentales pour attaquer les libertés fondamentales d'autrui. On ne peut se prévaloir de la liberté d'association ou d'expression pour détricoter ce qui fonde notre État de droit. C'est d'ailleurs interdit par la Convention européenne des droits de l'homme, qui interdit l'abus de droit. Il s'agit, selon moi, d'un travail auquel tous les démocrates de cette assemblée devront rapidement s'atteler.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Sophie Rohonyi à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La mise au frigo de 53 enquêtes financières par la justice bruxelloise, faute de moyens" (55026671C)

- Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les affaires de fraude non examinées à Bruxelles" (55026672C)

- Nabil Boukili à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'abandon de dossiers financiers par la justice" (55026681C)

- Marie-Christine Marghem à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'existence d'une commission de pondération au parquet de Bruxelles" (55026694C)

06 Samengevoegde vragen van

- Sophie Rohonyi aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het bij gebrek aan middelen i.d. lade leggen v. 53 financiële onderzoeken door het Brusselse gerecht" (55026671C)

- Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Niet-onderzochte fraudezaken in Brussel" (55026672C)

- Nabil Boukili aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De beslissing van het gerecht om sommige financiële misdrijven niet meer te onderzoeken" (55026681C)

- Marie-Christine Marghem aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De wegingscommissie bij het Brusselse parket" (55026694C)

 

06.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, le quotidien Le Soir alertait, hier matin, que depuis l’automne dernier, pas moins de 53 enquêtes financières avaient dû être mises au frigo par le ministère public, faute de moyens et d’effectifs suffisants au sein de la police judiciaire fédérale.

 

Le manque cruel d’effectifs à la PJF de Bruxelles a en effet obligé les autorités de l’arrondissement à avoir recours à une commission de pondération, chargée de classer les dossiers, essentiellement de type écofin, par ordre d’importance.

 

La catégorie 1 regroupe les dossiers prioritaires, c’est le cas par exemple des dossiers émanant du nouveau parquet européen. La catégorie 2 reprend les dossiers qui ont des chances d’aboutir.

 

La catégorie 3, selon le parquet, contient les dossiers qui, malheureusement, ne peuvent être traités par la police judiciaire, faute de moyens: en réalité un classement sans suite de facto. D’autant plus grave lorsque l’on sait qu’un dossier écofin sur cinq se retrouve en catégorie 3.

 

Tous les investissements en matière de lutte contre la criminalité financière ne sont pourtant jamais vains, vu les énormes sommes que nous pouvons récupérer en retour.

 

En conséquence, Monsieur le Ministre, mes questions sont simples. Reconnaissez-vous que les dossiers rangés en catégorie 3 sont de facto classés sans suite? Pouvez-vous nous donner des informations un peu plus spécifiques sur le type de dossiers rangés dans la catégorie 3? Cette situation résulte notamment du désinvestissement des DR4, Section financière et DR, financement du terrorisme, de la PJ bruxelloise. Le gouvernement entend-il enfin réinjecter des moyens pour remettre ces sections sur pied? Les effectifs de la police locale consentis par la conférence des bourgmestres bruxellois la semaine dernière viendront-ils notamment renforcer ces sections?

 

06.02  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bij het begin van dit gerechtelijk jaar trok procureur-generaal Delmulle aan de alarmbel, trouwens niet voor de eerste keer. Door het gebrek aan mankracht bij de Brusselse federale gerechtelijke politie zouden er volgens hem nog meer keuzes gemaakt moeten worden over welke fraudedossiers nog onderzocht worden en welke niet.

 

De gespecialiseerde onderzoeksdiensten telden in 2014 nog 103 speurders. In september 2021 waren dat er nog maar 87. Zo gezegd, zo gedaan. Sinds oktober vorig jaar voert een commissie een soort triage uit. Daarbij krijgen financieel-economische dossiers een score volgens prioriteit, van 1 tot 3. Score 1 betekent prioriteit, onder 2 vallen de routinezaken en de dossiers met score 3 worden niet meer bekeken. Fiscale en sociale fraude, frauduleuze faillissementen, betaalkaartfraude, corruptiezaken, het onderzoek naar het verborgen vermogen van veroordeelde criminelen, al die dossiers vallen onder categorie 3.

 

Die commissie trieerde intussen al 290 zaken. In februari en maart kreeg de helft van de zaken een score 3. Die blijven dus liggen en ook aan de Europese onderzoeksbevelen wordt zo geen gevolg gegeven. Aan onze bondgenoten sturen we dan gewoon een berichtje dat we niet binnen een redelijke termijn kunnen antwoorden wegens een gebrek aan speurders.

 

Procureur-generaal Delmulle vreest dat we in een scenario zullen terechtkomen waarin ook de dossiers met score 2 zelfs niet meer onderzocht zullen worden.

 

Welke acties hebt u ondernomen sinds de noodkreet van de procureur-generaal? Hoeveel speurders zijn er vandaag aan de slag bij de Brusselse gespecialiseerde diensten? Wordt er ook elders in het land met zulke triagecommissies gewerkt? Gebeurt dat enkel voor financieel-economische zaken of ook in andere domeinen?

 

06.03  Marie-Christine Marghem (MR): Merci madame la présidente. Monsieur le ministre de la Justice, nous connaissons tous l'état délicat voire déplorable de l'organisation judiciaire dans ce pays actuellement: manque de personnel, charge de travail de plus en plus pesante et, dès lors, décrochage numérique, infrastructure d'un autre âge, à la limite de l'insalubrité. Certes, l'austérité n'est pas votre politique et vous l'avez rappelé à plusieurs reprises. Mais les faits sont têtus et, pour l'heure, le pouvoir judiciaire et ses participants, ceux qui l'animent au jour le jour, se serrent la ceinture, bon gré mal gré.

 

À ce titre Bruxelles est, en quelque sorte, l'arbre qui cache la forêt. On recourt ainsi dans notre capitale au système D. J'ai appris qu'une commission de pondération au sein du ministère public de la capitale avait été constituée. Cette commission a pour tâche de classer les dossiers en fonction de leur priorité ou, plus exactement, en fonction du peu de moyens, soit du temps que la police judiciaire peut leur consacrer. La classification irait de 1 à 3 et le classement d'un dossier en troisième position signifierait son enterrement pur et simple. En effet, de l'aveu du procureur du Roi de Bruxelles, bien que ce ne soit pas un classement sans suite, un classement en catégorie 3 aboutit, en réalité, à un renvoi en bas de la pile ou alors à un transfert à la police locale. Cette dernière est d'ailleurs sollicitée en renfort de la police judiciaire, comme je m'en étais déjà inquiétée auprès de votre collègue de l'Intérieur. La police judiciaire manque donc aussi de moyens. Le parquet justifie l'existence de ce classement en expliquant vouloir, je cite, utiliser la capacité de la police judiciaire de la manière la plus optimale. Efficacité au vu des moyens, certainement, mais, au vu des fins, je me pose vraiment la question.

 

Monsieur le ministre, le pragmatisme ne peut pas servir d'excuse pour cacher un manque de moyens. En revanche, nous savons et ne doutons pas que cette problématique est en tête de vos préoccupations. Devant la situation réelle aujourd'hui toutefois, il faut bien que nous nous interrogions sur l'utilisation de ce système D – je cite les mots utilisés par les usagers eux-mêmes.

 

Voici donc mes questions: existe-t-il une base légale ou une décision publique des autorités du parquet bruxellois sur la création de cette commission de pondération? Quelles sont les personnes qui constituent cette commission? À quel titre ces personnes ont-elles été choisies? Quelles est la durée d'exercice de cette commission? Sait-on déjà quand elle sera dissoute et sur la base de quels critères? Sur quels critères s'opère le classement des dossiers dans la catégorie 1, 2 ou 3? Ces critères sont-ils publics et peuvent-ils être rendus publics? Ne craignez-vous pas que cela provoque, le cas échéant, un sentiment d'impunité, évident dans le chef d'auteurs d'infractions financières et économiques de moindre envergure? Je vous remercie pour vos réponses.

 

06.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Dank u voor de vele vragen over deze belangrijke kwestie. Ik zal in een vijftal delen antwoorden. Ten eerste is de vraag van de procureur-generaal inderdaad niet nieuw. Zoals hij in zijn mercuriale reeds aangaf, hekelt hij al jaren het gebrek aan gespecialiseerde speurders in dit domein. Daar zijn grosso modo twee redenen voor, gelet op de huidige stand van zaken.

 

Het is ten eerste moeilijk om speurders met dat profiel te vinden. Vacatures blijven daardoor openstaan. Ten tweede legt het dossier Sky ECC een enorme hypotheek op de capaciteit van de gehele FGP. Meer dan 700 van de 4.000 speurders zijn voltijds bezig met dossiers die gelinkt zijn aan Sky ECC, uiteraard met resultaat. Dat mag ook worden gezegd.

 

Deuxièmement, le gouvernement actuel s'est penché sur cette question. Je l'ai mentionné ici à plusieurs reprises ces derniers mois, notamment lorsqu'on m'a posé de nombreuses questions sur cette mercuriale.

 

Tout d'abord, il y a les investissements supplémentaires faits par ce gouvernement, tant au niveau de la justice que de la police. Ces investissements concernent le matériel et le personnel, et ce tant de manière ponctuelle, en réponse aux besoins liés au dossier Sky-ECC, que de manière structurelle.

 

En ce qui concerne la justice, des investissements sont prévus pour augmenter le nombre de magistrats Ecofin et de magistrats chargés de l'enquête pénale d'exécution. Hier j'ai donné les chiffres au collègue Aouasti lors de la discussion sur la transposition d'une directive de 2019 en commission de la Justice.

 

De même, en ce qui concerne la police judiciaire fédérale, il n'y  pas de désinvestissement à l'heure actuelle. Vous savez que de nombreux postes ont été déclarés vacants mais que nous ne trouvons pas assez de candidats. Depuis fin 2020 déjà, plus de 800 postes ont été déclarés vacants. Ces efforts ont permis de renforcer la police judiciaire fédérale avec près de 200 engagements à temps plein, mais, là encore, les résultats sont insuffisants dans le domaine Ecofin et Ecofisc.

 

Quatrièmement, nous sommes en train de créer un cadre juridique avec le ministre des Finances, lequel va nommer des fonctionnaires des impôts supplémentaires en vue de coopérer avec la police et la Justice au sein des équipes d'enquête mixtes appelées MOTEM et ce afin de lutter contre la fraude financière dans le cadre de la criminalité organisée.

 

Ik verwijs naar de verklaringen van procureur-generaal Delmulle in De Tijd en procureur des Konings De Wolf in Le Soir, waarin zij aangeven dat justitie ook voorheen keuzes maakte. Met andere woorden, het is niet nieuw dat niet alles wordt vervolgd. Moet er bijvoorbeeld voor elke klacht met burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter – in essentie burgerlijke geschillen – politiecapaciteit worden vrijgemaakt?

 

De vraag is niet nieuw, maar nu gebeurt de keuze volgens een duidelijk model. Dat heeft het voordeel van de duidelijkheid en de transparantie, ook ten aanzien van de politiediensten. Het maken van keuzes is gestoeld op principes van recherchemanagement, een relatief nieuw begrip binnen de FGP, en gebeurt na beoordeling door een wegingscommissie. Die wegingscommissie is overigens geen Belgische uitvinding. Dat idee hebben wij uit Nederland gehaald, waar zij al jaren bestaat. Ook in Nederland worden er prioriteiten gesteld. Misdaad bestrijden is keuzes maken. Ik keer nog maar eens terug naar mijn eerste punt, ik veronderstel dat niemand in de commissie zegt dat wij dan maar moeten stoppen met het Sky ECC-dossier.

 

Ik besef echter maar al te goed dat hiermee de kous niet af is. Procureur-generaal Delmulle spreekt over een verslechterende situatie en er is zeker een ondergrens waar wij niet onder mogen gaan.

 

Ce qui m'amène à mon quatrième point. Nous devons continuer à investir dans la PJF. Avec la ministre de l'Intérieur, nous avons déjà fait des propositions concrètes et demandé des engagements concrets au commissaire général, il y a plusieurs mois, sur la manière de rendre la PJF plus attractive, sur des formations adaptées pour des profils spécialisés.

 

Nombre de ces engagements ont été tenus. Le parc automobile sera radicalement renouvelé à partir de cette année. Il était grand temps. Il sera investi davantage dans du matériel technique et technologique adapté au service hautement spécialisé qui s'occupe de l'interception des données et des informations. Sky ECC a bien montré à quel point cela est important.

 

Nous avons la garantie que tous ceux qui quittent la PJF seront remplacés. Ce sont quelques exemples. Mais j'attends toujours un plan concret pour recruter en outre 195 enquêteurs spécialisés. Il s'agira de collaborateurs embauchés par recrutement latéral, auxquels nous devrons offrir un programme de formation et un statut attractif.

 

Ik wil tot slot nog wat punctuele antwoorden geven op een aantal detailvragen, meer bepaald over het recherchemanagement en de weging. Elk dossier zal worden ingedeeld bij een van de vijf nationale prioriteitencategorieën die binnen de Algemene directie van de gerechtelijke politie worden gehanteerd. Deze nationale parameters zullen worden aangevuld met een aantal lokale parameters, zoals de impact van de feiten op Brussel, de link met het fenomeen drugs in Brussel of de aanwezigheid van bepaalde subparameters.

 

Eens de nationale en de lokale parameters werden bepaald, zullen zij worden omgezet in een score die een prioriteitsniveau van 1 tot 3 vaststelt. Het laagste niveau zal als consequentie hebben dat het onderzoek niet door de gespecialiseerde FGP Brussel zal worden gevoerd.

 

Een wettelijke basis voor recherchemanagement op het niveau van het ressort en het arrondissement is het artikel 146bis van het Gerechtelijk Wetboek en het artikel 26 van het Wetboek van strafvordering.

 

À Bruxelles, la commission de pondération n'est actuellement utilisée que dans le contexte susmentionné des infractions financières, fiscales, économiques et sociales. Dans les autres arrondissements, la police judiciaire fédérale (PJF) et les parquets fixent également des priorités.

 

La méthode employée et les détails ne peuvent pas être fournis dans le délai prévu, puisque les questions ont été déposées hier juste avant 11 h 00.

 

Le renforcement demandé de la police locale de Bruxelles s'inscrit dans le cadre du renforcement général de la PJF Bruxelles, à la suite du dossier Sky, tout comme à Anvers, et des nombreuses enquêtes pénales qui en découlent. Ce n'est pas directement lié à la gestion de la recherche dont il est question ici.

 

La commission de pondération est composée des chefs de corps, des magistrats officiers dirigeants, de la police judiciaire fédérale de Bruxelles, du parquet de Bruxelles, de l'auditorat du travail de Bruxelles, du parquet fédéral et du parquet général de Bruxelles. Lorsque les dossiers du parquet européen faisant l'objet d'enquêtes de la part des membres des DR4 et DR5 de la PJF de Bruxelles seront discutés en réunion de la commission de pondération, un procureur européen délégué y participera également.

 

06.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse détaillée.

 

J'entends bien que l'affaire Sky ECC mobilise près d'un quart des effectifs de la police judiciaire fédérale. Par conséquent, cela implique une hiérarchisation des priorités, ce qui, finalement, comme vous l'avez très justement dit, n'est pas neuf. Mais je pense malgré tout que cette priorisation doit pouvoir être évitée surtout lorsqu'on parle de dossiers de criminalité organisée. Cela a d'ailleurs été rappelé récemment par le procureur général, M. Delmulle.

 

Comme il le craint, à force, même les enquêtes classées 2, c'est-à-dire les dossiers pour lesquels on estime qu'il y a des chances d'aboutir, risquent de ne plus pouvoir être menées ou du moins pas dans un délai raisonnable. Ce serait donc terrible parce qu'à défaut de voir ces enquêtes aboutir, cela représente un véritable manque à gagner pour l'État, ce qui est grave en particulier en cette période de crise où les prix de l'énergie et de l'alimentation augmentent, où on doit trouver des actions pour soutenir le pouvoir d'achat de nos citoyens! Mais c'est aussi terrible car cela alimente cette crise de confiance des justiciables en notre justice, laquelle est vue par certains comme une justice de classe.

 

L'autre conséquence est que cela risque de mettre à mal le travail des zones de police locales. On l'a encore vu la semaine dernière: la police judiciaire fédérale bruxelloise a demandé aux chefs de corps un renfort d'enquêteurs pour pouvoir suivre les dossiers de grand banditisme. On voit que les zones de police locale sont à nouveau en difficulté.

 

J'entends que des mesures sont mises en place pour des recrutements, pour le matériel technique, etc., mais j'aurais voulu avoir davantage de détails, ne fût-ce que pour les 195 détectives spécialisés que vous avez mentionnés. De quelle manière cela va-t-il se faire? Avec quelle date d'entrée en fonction? Combien d'entre eux seront-ils mobilisés pour les affaires Ecofin etc.?

 

Je reste donc sur ma faim malgré certaines de vos réponses qui étaient détaillées.

 

06.06  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik had, zoals waarschijnlijk iedereen, liever een ander soort antwoord gekregen. Ik weet dat het dossier Sky ECC veel werk vraagt en dat er veel mensen aan werken, maar het is door Sky ECC dat er geen plaatsen in de gevangenissen zijn en dat er dossiers getrieerd moeten worden.

 

Er zijn bepaalde toezeggingen gedaan. U hebt altijd gezegd dat u zou investeren en voor meer personeel en capaciteit zou zorgen. We merken dat de situatie niet echt verbetert en zelfs achteruitgaat. Dat is zeker geen gunstige evolutie, ook al wil ik begrijpen dat het niet gemakkelijk is om bepaalde profielen te vinden. Ondertussen zijn het vaak de lokale politiediensten die de gaten proberen te vullen, met alle gevolgen van dien voor hen.

 

U zegt dat justitie altijd keuzes heeft gemaakt en dat er nu een duidelijk model is. Fiscale fraude, sociale fraude, fraude door faillissementen, betaalkaartfraude, het onderzoek naar het verborgen vermogen van veroordeelde criminelen vallen allemaal onder met categorie 3, dossiers waarmee niets wordt gedaan. Follow the money lezen we in uw beleidsnota, u zou jacht maken op het verborgen vermogen van criminelen. Dat zou een win zijn, want u kunt misschien iets met dat geld doen, maar men zoekt er zelfs niet meer naar.

 

Er moet dringend een tandje worden bijgezet. U komt niet alleen uw beloftes niet na, u creëert een soort van straffeloosheid. Dat gevoel van straffeloosheid zorgt dan weer voor een geweldig nefast effect op de recidivecijfers. Waarom zou men die criminele feiten immers niet meer plegen als men zich straffeloos voelt? Dat is nu juist het probleem. Zo daalt het vertrouwen in justitie keer op keer, meer en meer.

 

06.07  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Il n'est donc pas nouveau que le parquet travaille de la façon la plus efficace possible et qu'il établit des priorités, vu la diminution des moyens.

 

En outre, peu de vocations s'expriment pour travailler dans les parquets. C'est un aspect qui m'inquiète vraiment beaucoup car cela existe déjà depuis un certain temps et force est de constater qu'on ne parvient pas à changer la trajectoire. Il y a manifestement une difficulté à attirer des profils dans les parquets. Que ce soit pour des raisons financières ou que ce soit pour l'organisation du travail en général, je crois vraiment qu'il faudra percer à jour ce mystère et déterminer pourquoi il manque de bras – si je peux m'exprimer ainsi – dans les parquets de ce pays pour poursuivre les infractions.

 

J'en arrive à la question des infractions et à l'idée avancée par la commission et qui vient des Pays-Bas. Elle est, à mon avis, émise, au sein des parquets, par des personnes qui ont beaucoup d'expérience et qui sont capables d'établir des priorités en les pondérant. Mais délaisser systématiquement, dans une catégorie qui s'appelle la catégorie 3, une série d'infractions qui peuvent avoir des ramifications importantes, qui peuvent, au-delà des conséquences économiques si elles ne sont pas poursuivies, apporter des moyens supplémentaires à l'État et rappeler la norme, constitue, selon moi, un problème.

 

Je souhaiterais que vous puissiez nous donner de plus amples explications par écrit. Certes, la question a été déposée hier, mais avant 11 heures, ce qui ne pose pas de problème puisque toutes les commissions peuvent être nourries de questions déposées la veille avant 11 heures. Quoi qu'il en soit, si vous avez des explications plus circonstanciées et plus fouillées, nous sommes demandeurs, et nous ne manquerons pas de revenir sur ce sujet en fonction des informations que vous nous aurez communiquées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Sophie De Wit aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht voor het hof van assisen in Brussel" (55026706C)

07 Question de Sophie De Wit à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les violations graves du droit international humanitaire devant la cour d'assises de Bruxelles" (55026706C)

 

07.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, de alarmbel bij het parket-generaal heeft heel veel werk, want de federale procureur heeft u ook een brief geschreven waarin hij de alarmbel luidt. Hij deed dat een jaar geleden ook al, maar blijkbaar is er onvoldoende verbetering. Het betreft de enorme achterstand bij het hof van assisen van Brussel, waardoor de berechtingen in dossiers van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht op de zeer lange baan geschoven worden.

 

Zo zijn er de dossiers Rwanda 6 en Rwanda 7, die eind 2018 reeds door de KI werden doorverwezen naar het hof van assisen. De start van het assisenproces voor Rwanda 6 werd al meerdere malen uitgesteld en is nu voorlopig voorzien voor de tweede helft van het gerechtelijk jaar 2022-2023. Voor Rwanda 7 is er zelfs nog geen datum vastgelegd. Daarnaast zijn er nog minstens zes andere dossiers inzake genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden die de komende jaren nog zullen worden afgerond en wellicht doorverwezen naar het hof van assisen.

 

De federale procureur waarschuwt voor een catastrofe als er niet snel maatregelen worden genomen. Indien er geen structurele oplossing komt, dreigt ons land een heiligdom te worden voor daders van genocide en oorlogsmisdaden. Brussel is volgens sommigen al een hellhole, maar ik denk dat wij toch moeten vermijden dat dit er nog bijkomt.

 

Mijnheer de minister, wat zult u ondernemen om op korte termijn een oplossing te bieden voor de alarmkreet van de federale procureur? Zonder berechting binnen een redelijke termijn komt de rechtsstaat in het gedrang. Hoe zult u de gerechtelijke achterstand structureel terugdringen?

 

De assisenprocedure zorgt voor een hoge werklast. Wij zullen er binnenkort ook mee worden geconfronteerd in het dossier van de aanslagen. Ik durf dan ook nog eens de vraag te stellen of u overweegt om het hof van assisen af te schaffen, zodat de schaarse middelen efficiënter kunnen worden ingezet.

 

07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Wit, ik ben uiteraard op de hoogte van de moeilijkheden bij het hof van beroep van Brussel en een daarvan is inderdaad de behandeling van de zogenaamde megadossiers, waartoe de Rwandaprocessen behoren.

 

Het is goed dat u mij regelmatig vragen stelt over de toestand van het hof van beroep. Wij doen al het mogelijke, maar moeten daarbij ook rekening houden met de wettelijke en zelfs grondwettelijke beperkingen van de mogelijkheden voor een minister. De organisatie van de zittingen, het bepalen van de agenda, het bepalen wanneer welk dossier in welke zitting wordt behandeld, behoren tot de bevoegdheden van de korpschefs, in casu de eerste voorzitter. Gelet op de scheiding der machten kan ik daaromtrent niet optreden.

 

In antwoord op uw tweede vraag, wij wachten zoals u weet op de audit van de Hoge Raad voor de Justitie. In afwachting werden al maatregelen getroffen. Zo werd er een tijdelijk bovenkader gecreëerd voor het hof in Brussel om het proces over de aanslagen op te vangen en werd er ook een budget toegekend om extra magistraten en rechtspersoneel aan te werven.

 

Op dit ogenblik zijn er al twee griffiers, negen administratieve deskundigen en zeven assistenten extra aangeworven. De procedures voor raadsheer zijn nog lopende. U weet dat die iets langer duren.

 

Zodra wij de audit van de Hoge Raad voor de Justitie ontvangen, zullen wij bekijken op welke manier wij de aanbevelingen in uitvoering kunnen brengen.

 

Wat het laatste punt betreft, u weet dat wij op dit ogenblik geen tweederdemeerderheid hebben in dit Parlement om de assisenprocedure af te schaffen.

 

07.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, het is goed dat u erkent dat er een probleem is. Ik meen wel dat het een beetje gemakkelijk is te zeggen dat  de organisatie van de zittingen voor de korpschef is en u daar niet zoveel mee te maken hebt. Wij weten wat de redenen zijn, er is het personeelstekort aan de ene kant en de gerechtelijke achterstand aan de andere kant. In uw functie zit u echter wel in de cockpit om daar iets aan te doen. Ik vind dat dus een nogal gemakkelijk antwoord.

 

Wat de afschaffing van assisen betreft, moet u weten dat ik uit intrinsieke interesse altijd gecharmeerd ben geweest door assisen. Dat is een prachtige procedure. Op een gegeven moment wordt het echter tijd om realistisch te zijn, ook in dit Huis en ook binnen de vivaldi­meerderheid. Wij moeten ons realiseren dat bepaalde zaken echt niet meer van deze tijd zijn. Gelet op de intensiviteit, de werklast en de hoge kosten die eraan verbonden zijn, waardoor andere zaken blijven liggen, is dit het moment om te zeggen dat het charmant was maar dat het nu goed is geweest. Zelfs ik zeg dat op dit ogenblik, mijnheer de minister.

 

Wij kunnen assisen niet meer verantwoorden, zeker omdat wij weten wat op ons afkomt, met name het dossier van de aanslagen. Ik vind het eigenlijk een onverantwoordelijke houding van deze meerderheid dat zij daar niet in wil meegaan en dat zij voor dat proces, waarvoor alle ogen op België gericht zullen zijn, zo'n risico wil lopen. Ik begrijp dat niet.

 

Dan mag men nog zo gecharmeerd zijn van de procedure en dan mag men nog zoveel houden van mondelinge debatten. Ik ben dat ook. Het moet niet weggegooid worden, maar af en toe moet de realist komen bovendrijven. Ik meen dat het een gemiste kans is dat dit nu niet gebeurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55026529C van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag en niet uitgesteld zoals eerder vermeld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.34 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 34.