Commissie
voor Economie, Consumentenbescherming en Digitalisering |
Commission de l'Économie, de la Protection des
consommateurs et de la Digitalisation |
van Woensdag 2 oktober 2024 Voormiddag ______ |
du Mercredi 2 octobre 2024 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.07 uur en voorgezeten door de heer Reccino Van Lommel.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 07 et présidée par M. Reccino Van Lommel.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, vanaf 2035 moeten alle nieuw verkochte auto's in Europa elektrisch zijn en mogen er geen meer met een verbrandingsmotor worden verkocht. Dat heeft de voorbije jaren de interesse gewekt van heel wat Chinese autoconstructeurs die, gesponsord door de Chinese overheid, massaal aan research and development doen om elektrische wagens te produceren voor de Europese markt.
De automarkt is op dit moment bijzonder onzeker. Als er Chinese automerken op de Europese markt komen en consumenten die wagens aankopen, zal de wettelijke garantie voor de kopers dan behouden blijven wanneer die Chinese autoconstructeurs zich zouden terugtrekken, omdat de Europese markt misschien te klein of niet interessant genoeg zou blijken? Ik ben daar wel bezorgd over.
Als we kijken naar de langere termijn, dus na de garantieperiode, hoe zit het dan met de beschikbaarheid van bijvoorbeeld onderdelen en softwareonderhoud?
Tot slot, consumenten moeten met hun problemen terechtkunnen bij klantendiensten. Dat die wagens hier verkocht worden, betekent nog niet dat er hier een doeltreffende klantendienst is. Hoe wordt erover gewaakt dat die hier zeker beschikbaar is?
01.02 Staatssecretaris Alexia Bertrand: Mijnheer Van Lommel, ik dank u voor uw vraag.
De professionele eindverkoper van een goed, bijvoorbeeld een elektrische wagen, staat ten opzichte van de consument in voor de wettelijke garantie van twee jaar. Hij kan die verplichting niet doorschuiven naar de fabrikant van het goed. Enkel wanneer de eindverkoper zijn handelsactiviteit zou stopzetten, kan hij niet meer aansprakelijk worden gesteld onder de wettelijke garantie. Indien een Chinese autoconstructeur die zelf niet de eindverkoper van de wagen is zich uit de Europese markt terugtrekt, blijft de eindverkoper van de wagen dus instaan voor de wettelijke garantie.
In antwoord op uw tweede vraag kan ik u meegeven dat, indien een consument als gevolg van een gebrek aan aangepast onderhoud of software-updates zijn elektrische wagen niet meer kan gebruiken zoals het moet, hij zich in principe kan beroepen op de wettelijke garantie. In dat geval is er sprake van een conformiteitsgebrek. Onder de wettelijke garantieregels is het aan de eindverkoper om het goed opnieuw in overeenstemming te brengen met de overeenkomst.
Specifiek voor goederen die digitale elementen bevatten, moet de verkoper er bovendien voor zorgen dat alle updates, die nodig zijn om de conformiteit van het goed te behouden, worden gemeld en geleverd aan de consument.
Het is wettelijk niet vereist over een klantendienst te beschikken. Een onderneming is daarentegen wel verplicht precontractuele informatie te verstrekken, waaronder haar telefoonnummer. Wanneer ondernemingen online verkopen, bepaalt de wet uitdrukkelijk dat de onderneming haar telefoonnummer en e-mailadres moet verstrekken alsook informatie over eventuele andere communicatievormen.
Op uw laatste vraag kan ik antwoorden dat de doelstelling van alle opgesomde verplichtingen is consumenten toe te laten snel contact op te nemen en een rechtstreekse en effectieve communicatie met de onderneming mogelijk te maken. Die principes zijn verankerd in Europese wetgeving. Dat is allemaal het gevolg van de regels inzake de wettelijke garantie.
01.03 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik laat opmerken dat experten in het veld mijn bezorgdheid delen. Zij dringen aan op voorzichtigheid, want heel wat autoproducenten staan klaar om naar Europa te komen. Zo zien zij de dreiging vanuit China als een van de redenen van de sluiting van Audi, dossier dat we straks zullen bespreken.
De automarkt is heel volatiel. Mensen kunnen moeilijk inschatten wat de technologie van de toekomst wordt. Merken kunnen even snel van onze markt verdwijnen als ze hier zijn opgedoken. Na de twee jaar wettelijke garantie moeten er onderdelen beschikbaar blijven. Vaak zijn er software-updates nodig. Een auto is immers meer een computer geworden dan een mechanisch tuig. Ook in de toekomst moet die ondersteuning gegarandeerd zijn.
Ik vrees dat onze wetgeving niet zal volstaan om de consument in de toekomst te beschermen. Daarom vraag ik u vandaag om daar zeker rekening mee te houden. Net als de experten baart die situatie mij grote zorgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
02.01 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, de Nutri-Score werd door veel consumenten als nuttig beschouwd omdat het hen hielp gezonde voedselkeuzes te maken. Onlangs werd de berekening van de Nutri-Score echter aangepast waardoor bepaalde voedingsmerken opeens een slechtere score kregen. Een A werd bijvoorbeeld een B of een B werd een C. Dat leek voor sommige merken minder interessant. Merken zoals Danone hebben beslist om de Nutri-Score niet langer te vermelden op hun voedingsproducten.
Mevrouw de staatssecretaris, het kan niet de bedoeling zijn dat een merk de score gewoon weglaat als die niet gunstig is. Uit een onderzoek van Sciensano bleek immers ook dat 70 % van onze inwoners voorstander is van de vermelding van een Nutri-Score op voedingsproducten en dat ook wettelijk verankerd wil zien.
Ik heb deze vraag specifiek aan u gesteld omdat het belangrijk is voor de consument om op basis van de juiste informatie een keuze te maken.
Bent u van oordeel dat een voedselkeuzelogo, zoals de Nutri-score, verplicht moet worden?
Heeft hierover Europees overleg plaatsgevonden en welk standpunt heeft de regering daarbij ingenomen?
Overweegt u om, in afwachting van een Europese aanpak, een ander systeem van etikettering in te voeren?
02.02 Staatssecretaris Alexia Bertrand: Mijnheer Van Lommel, ik vind het ook een belangrijk onderwerp, maar ik moet u helaas teleurstellen, aangezien de labeling van een gezondere voedselkeuze niet onder mijn bevoegdheid valt. Dit wordt in België gereglementeerd door het koninklijk besluit van 1 maart 2019 betreffende het gebruik van het logo Nutri-Score. Deze materie valt onder de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid. Andere collega’s hebben gelijkaardige vragen gesteld en minister Vandenbroucke zal die beantwoorden.
Als staatssecretaris voor Consumentenbescherming ben ik wel voorstander van labels die verifieerbaar, wetenschappelijk onderbouwd, toegankelijk en duidelijk zijn. We moeten er echter ook op toezien dat de consument niet overspoeld wordt door labels. Dat zou immers ook voor verwarring kunnen zorgen.
02.03 Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de staatssecretaris, we wilden de vraag aan u stellen aangezien we meenden dat etikettering en informatie voor consumenten onder uw bevoegdheid viel. U hebt naar de KB’s daaromtrent verwezen.
Deze problematiek zal sowieso moeten worden aangepakt en opgevolgd. Het kan namelijk nooit de bedoeling zijn dat voedselproducenten louter op basis van de score van hun producten beslissen om deze al dan niet weg te laten. De consument heeft recht op eerlijke en duidelijke communicatie. Ofwel is het er, ofwel is het er niet. De vrije keuze laten lijkt me geen goede manier om de consumenten te beschermen en hen in de winkel de juiste keuze te laten maken.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
03.01 Patrick Prévot (PS): Dans un avion, le bagage à main n'est pas un article de luxe. C'est une évidence que l'organisation européenne de défense de consommateurs Euroconsumers, dont fait partie d'ailleurs Testachats, tente de rappeler à des compagnies aériennes comme easyJet, Wizz Air, Vueling, Volotea ou encore Ryanair – la première à avoir commencé à faire payer les bagages à main en novembre 2018.
Toutes ces compagnies sont accusées d'avoir violé la législation européenne en indiquant leurs frais uniquement en fin de processus de réservation des billets, ce qui ne permet évidemment pas une comparaison facile des prix pour le consommateur. Plus que la législation, les compagnies violent la jurisprudence de la Cour de justice de l'Union européenne qui a précisé que les bagages doivent être considérés comme un aspect nécessaire du transport de passagers.
Euroconsumers peut compter sur votre homologue espagnol: le ministère espagnol de la Consommation a en effet infligé le 31 mai dernier des amendes s'élevant à 150 millions d'euros. Javier Gándara, président de l'Association des compagnies aériennes, a réagi lors d'une conférence de presse en parlant de décision absolument disproportionnée.
Pourriez-vous, madame la secrétaire d'État, nous faire l'instantané de la situation autour de ce dossier? Les compagnies aériennes se sont-elles acquittées de leurs amendes? L'Espagne a-t-elle été suivie dans son initiative par d'autres États membres de l'Union européenne ou par la Commission elle-même afin de faire respecter la législation? Quelles perspectives pouvons-nous attendre en ce qui concerne le droit des consommateurs face aux pratiques de certaines compagnies aériennes?
03.02 Alexia Bertrand, secrétaire d'État: Monsieur Prévot, je vous remercie de votre question. Et croyez bien qu'elle fait écho en moi. À nouveau, elle implique une compétence partagée entre le ministre de la Mobilité et mon département. Je puis, à tout le moins, vous répondre pour ce qui concerne en particulier l'Inspection économique, qui a contacté le ministère espagnol compétent afin d'obtenir plus d'informations relatives à cette affaire.
Cependant, comme vous le savez, les compagnies aériennes concernées ont introduit des recours contre la décision administrative du ministère espagnol, qui est en train de les examiner et devrait rendre une décision finale dans les semaines à venir. Pour cette raison, elle n'est toujours pas définitive et n'a pas encore été publiée. L'Inspection économique et les États membres attendent donc toujours d'en connaître la substance.
Si cette décision administrative venait à être maintenue, les compagnies aériennes pourraient faire appel devant les tribunaux espagnols. Pour cette raison, il est prématuré de commenter le fond de l'affaire, puisqu'il n'est pas encore connu, hormis à travers le résumé que nous venons d'évoquer.
Par ailleurs, le 29 novembre 2023, la Commission européenne a présenté le Passenger Mobility Package, contenant sa proposition de révision des règles relatives aux droits des passagers et aux voyages à forfait. Dans ce paquet, elle propose également d'exiger du secteur aérien qu'il établisse lui-même des normes minimales de qualité, qu'il les applique et qu'il en fasse rapport au public. Ces normes minimales de qualité devraient également inclure des normes sectorielles pour la taille et le poids des bagages à main.
Comme je vous le disais au début de ma réponse, c'est le SPF Mobilité qui suit les négociations européennes portant sur ces nouvelles règles qui ont été proposées relativement aux droits des passagers. Pour de plus amples informations, je me permets de vous renvoyer vers mon collègue Georges Gilkinet, ministre de la Mobilité.
03.03 Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, merci d’avoir fait l’instantané de la situation.
C’est évidemment une situation assez interpellante. Je pense qu’il faudra regarder du côté de l’Espagne, dans les jours, semaines et mois à venir, pour voir quelle sera la décision qui pourrait être prise. Comme vous l’avez rappelé, il y a la possibilité de saisir la justice espagnole en dernier recours.
Mais si cette décision devait être confirmée, elle pourrait faire jurisprudence, et très certainement nous orienter dans de bonnes pratiques à avoir.
Pour le surplus, j’entends effectivement que toute une série de mesures se retrouvaient dans le fameux package de la Commission qui avait été évoqué en novembre 2023. J'espère en tout cas que nous allons revenir à davantage de raison au niveau du transport aérien.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
04.01 Patrick Prévot (PS): Madame la Secrétaire
d'État, la Fédération des plombiers chauffagistes appelle à plus de contrôles
vis-à-vis des sociétés de dépannage qui multiplient les pratiques douteuses
afin de faire gonfler leurs factures. Fruits d'un montage opaque, les tarifs
astronomiques sont difficilement contestables pour le consommateur. C'est
pourquoi il est important de répondre à l'appel formulé par la Fédération des
plombiers chauffagistes et augmenter significativement les contrôles dans le
but de dissuader les fraudeurs.
En
France, la Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la
répression des fraudes (DGCCRF) a constaté depuis 2020 un niveau approximatif
de 65 % des entreprises de dépannage à domicile en infraction. Cela
concerne tant le prix réel des prestations que les qualifications
professionnelles ou le non-respect des règles de protection des consommateurs.
Sauf erreur de ma part, nous ne disposons pas de chiffres en Belgique qui
permettent de dépasser les impressions et d'objectiver le phénomène de fraude – si
phénomène de fraude il y a. Reste que ces sociétés de dépannage tirent
évidemment profit de l'urgence de la situation et que les consommateurs
continuent semaine après semaine à être lésés.
Madame la secrétaire d'État, ma question est très simple: comment le gouvernement et les administrations peuvent-ils répondre à l'appel lancé par la Fédération des plombiers chauffagistes? Je vous remercie pour votre réponse.
04.02 Alexia Bertrand, secrétaire d'État: Monsieur Prévot, l'Inspection économique est consciente de la problématique et mène des contrôles permanents dans ce secteur. Il est exact que de nombreux signalements ont été reçus ces dernières années. Ils sont répartis dans tous les secteurs des dépannages urgents: plombiers, serruriers, électriciens, ramoneurs, dératiseurs, etc. Entre 2021 et 2024, 1 190 signalements ont été introduits avec, il est vrai, une tendance baissière d'année en année. Néanmoins, ce nombre demeure important. Suite à ces signalements, 67 avertissements et 70 procès-verbaux ont été dressés. De plus, l'Inspection économique fait régulièrement bloquer, en collaboration avec les parquets, l'accès à certains sites web.
Nous constatons dans nos enquêtes que le service est exécuté de manière imparfaite ou non. Il n'y a pas dans ce cas de fraude mais le prix est déraisonnablement élevé. Bien que chaque professionnel est libre de fixer son prix, le prix total et la méthode de calcul doivent toujours être communiqués au consommateur à l'avance. J'insiste sur cette notion et c'est là que le bât blesse. La communication correcte de l'information précontractuelle au consommateur est donc le problème principal dans les signalements visés. En outre, les prestataires de service semblent régulièrement être établis à l'étranger, ce qui limite bien entendu notre champ d'enquête et d'action. Toutefois, je peux vous dire que nous collaborons étroitement avec nos homologues étrangers. Nous lisons également dans les signalements que les consommateurs prennent connaissance des coordonnées des prestataires de service malhonnêtes à la suite d'une recherche sur Google. L'Inspection économique a donc entamé des discussions avec Google dans l'espoir de trouver une solution à ce problème.
Afin d'alerter les consommateurs sur les dangers dans le secteur des dépannages urgents et de leur donner des conseils pour les aider à vérifier s'ils ont ou non affaire à un artisan de bonne foi, l'Inspection économique a déjà publié plusieurs articles sur son site web. Si certaines organisations ou fédérations disposent d'informations sur des prestataires de service potentiellement malhonnêtes dans leur secteur, elles peuvent bien évidemment le signaler à l'Inspection économique via la nouvelle plateforme que vous connaissez, ConsumerConnect.
04.03 Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Effectivement, des contrôles sont effectués mais, comme vous l'avez avoué, ils sont en nette diminution ces dernières années. Or, l'appel du secteur est tout autre. Il souhaiterait que l'on multiplie ces contrôles. En effet, il y a de plus en plus de petites sociétés frauduleuses. J'ai un ami qui est plombier-chauffagiste, qui m'a montré très rapidement, il y a quelques jours, sur un journal gratuit, le nombre d'offres de services de sociétés qui sont reconnues par des vrais professionnels du métier comme étant des sociétés qui ne travaillent pas bien. Il n'y a pas de fraude identifiée parce que le travail est réalisé, mais souvent mal. Les diagnostics sont souvent erronés et entraînent des coûts disproportionnés. Si je peux lancer un message à vous et au gouvernement, ce serait le suivant: mettons les moyens pour multiplier les contrôles. Ce sont les professionnels qui le demandent. Malheureusement, cela jette l'opprobre sur l'ensemble de la profession alors qu'énormément de gens travaillent très bien. Ces travailleurs peu scrupuleux jettent l'opprobre sur l'ensemble du secteur et causent aux autres de nombreux dommages.
04.04 Alexia Bertrand, secrétaire d'État: Merci, monsieur Prévot. J'entends bien votre message qui est justifié. J'apporterai une petite correction si vous me le permettez. Ce n'est pas le nombre de contrôles qui a diminué entre 2021 et 2024, mais bien le nombre de signalements. En revanche, je n'en connais pas la raison.
04.05 Patrick Prévot (PS): Merci de cette précision. J'avais effectivement compris que c'était le nombre de contrôles. Mais cela ne change rien à la logique de ce que je souhaiterais et que souhaite également la fédération des plombiers chauffagistes: avoir davantage de contrôles pour essayer d'endiguer ce phénomène, aussi handicapant pour les professionnels qui travaillent bien que pour les consommateurs en bout de chaîne.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
05.01 Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire
d'État, malgré un contexte économique défavorable, un secteur ne connait pas la
crise et continue d'engranger année après année une croissance impressionnante:
celui du jeu vidéo. Son chiffre d'affaires, calculé en plusieurs milliards,
dépasse aujourd'hui l'industrie cinématographique.
Activision,
le premier éditeur mondial de jeux en ligne, est dans le viseur de l'UFC-Que
Choisir qui dépose plainte contre le groupe pour pratiques commerciales
trompeuses.
Cette
plainte résulte d'une collecte de témoignages de nombreux consommateurs qui se
verraient indûment exclus ou bannis par voie de réponses génériques sans offrir
la moindre possibilité de réclamation. Au-delà de l'impossibilité de jouer,
c'est surtout le fait de priver le joueur du bénéfice des sommes investies dans
le jeu (on parle parfois de plusieurs centaines d'euros acquis par monnaies
virtuelles).
Selon
UFC-Que Choisir, l'exclusion arbitraire n'est pas clairement portée à la
connaissance du joueur avant et au moment de l'achat, alors que cette
information devrait être connue par le consommateur pour qu'il puisse faire un
choix éclairé.
Madame la
secrétaire d'État, ma question sera double.
Comment
votre administration et vous évaluez le bannissement arbitraire par voie de "réponses
génériques" et sans aucune possibilité de réclamation? Vu le nombre
important de joueurs, ce sont des outils algorithmiques qui sont utilisées pour
détecter les techniques de tricherie et justifier le bannissement: peut-on
faire pleinement confiance à ces outils au point d'enlever au consommateur le
"droit de faire appel" de la décision qui lui enlève le droit de
jouir du produit acheté?
Ensuite,
au regard de l'article VI.2 du Code de droit économique qui évoque la
notion d'informations substantielles dans la pratique punissable d'omissions
trompeuses, le jeu vidéo ne devrait-il pas être invité à clairement prévenir le
consommateur des risques possibles d'exclusion afin qu'il puisse prendre une
décision éclairée? Je rappelle qu'un tout nouveau jeu vidéo pour une console
PS5, par exemple, avoisine les 75-80 euros.
Je vous
remercie pour votre réponse.
05.02 Alexia Bertrand, secrétaire d'État: Monsieur Prévot, je vous remercie pour votre question qui touche à un secteur largement répandu, celui du gaming.
Tout d'abord, il ne peut y avoir de clause contraire à la législation anti-discrimination et les conditions de vente d'une entreprise ne doivent pas inclure de clauses abusives. Vous connaissez bien la réglementation à ce sujet. Un dialogue a été entamé avec le secteur pour aborder ces pratiques. Les comptes des joueurs sont généralement suspendus, le plus souvent de manière temporaire, en cas de comportement inapproprié et/ou qui ne respecte pas les règles du jeu vidéo et de l'obtention d'un avantage compétitif au détriment des autres joueurs honnêtes, ou en cas d'autres infractions similaires. Ces exclusions sont appliquées après une analyse approfondie par les modérateurs. Lorsqu'un consommateur estime avoir été exclu de manière injustifiée, il a la possibilité de faire appel de cette décision.
Quant à votre deuxième question, quand il existe un risque de bannissement du jeu vidéo, l'entreprise doit en effet communiquer ce risque au consommateur avant la conclusion du contrat. Il s'agit d'une condition de vente qui devrait être incluse dans les conditions générales de l'entreprise. C'est l'article 7.2, 7° du Code de droit économique qui prévoit que toute entreprise doit informer le consommateur des conditions de vente. Mon cabinet a demandé au secteur d'examiner dans quelle mesure une communication plus transparente à ce sujet pouvait être mise en place s'il s'avère que l'information préalable n'est pas suffisante.
05.03 Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, initialement, j'avais prévu de déposer cette question par écrit. Il semblerait que je me sois trompé dans l'aiguillage. Je vous remercie pour votre réponse que j'analyserai évidemment. Je suis justement en train d'essayer de travailler sur un texte autour du gaming. Votre réponse m'aidera très certainement dans les développements de celui-ci.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
06.01 Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, "le secteur des festivals est connu depuis des années pour ne pas être des plus favorables aux consommateurs". Cette citation est de Julie Frère, porte-parole de Testachats.
Ces dernières années, nous pouvons effectivement remarquer que le secteur est régulièrement pointé du doigt. Sans être exhaustif, je citerai l'impossibilité du paiement en cash, le manque de transparence de la valeur de la monnaie virtuelle, les difficultés de remboursement en cas d'annulation et j’en passe.
Un énième grief vient s'ajouter à cette liste: la contrainte imposée aux personnes souhaitant revendre un ticket de le faire obligatoirement via la plateforme du festival. Pour être tout à fait exact, Testachats dénonce que cette opération se voit majorer de 16 euros de frais administratifs, une commission qui ne serait pas "raisonnable et justifiable", pour citer les directives du SPF Économie.
Madame la secrétaire d'État, mes questions sont très simples. Tout d'abord, quand pouvons-nous espérer une réponse motivée du SPF Économie sur le dossier déposé par Testachats, particulièrement sur le caractère "raisonnable et justifiable" d'une commission d'un montant de 16 euros, pratiquée notamment par le festival Pukkelpop?
Ensuite, depuis votre entrée en fonction en novembre 2022 et dans la continuité de l'effort entamé par votre prédécesseur, pourriez-vous nous faire une brève rétrospective du travail effectué pour améliorer la protection des consommateurs dans le secteur des festivals? Quels outils et moyens ont-ils été mis en place pour atteindre cet objectif?
Enfin, dans la même logique, selon vous, quels outils et moyens devraient-ils être mis en place à court et moyen terme? Je pense aux éditions de l'été 2025 qui sont déjà en préparation. Quelles mesures peuvent-elles être prises en amont pour que le secteur des festivals améliore son image en termes de respect des droits des consommateurs?
06.02 Alexia Bertrand, secrétaire d'État: Monsieur Prévot, je vous remercie pour les excellentes questions qui sont posées aujourd'hui en cette réunion de commission, puisqu'elles sont toutes extrêmement concrètes et pertinentes au regard de la protection des consommateurs. Nous voici à présent avec une nouvelle saison de festivals derrière nous, après l'été. Vous savez que c'est un sujet qui me tient à cœur et sur lequel, dans la lignée de ma prédécesseure, j'ai travaillé depuis mon entrée en fonction.
Pour votre première question sur le festival Pukkelpop et les 16 euros, je ne dispose malheureusement pas de cette information et je ne puis vous indiquer quand le SPF Économie pourra apporter une réponse. En tout cas, je puis vous dire que, depuis mon entrée en fonction, je n'ai eu de cesse de promouvoir l'empowerment du consommateur, c'est-à-dire de lui confier tous les outils informatifs afin qu'il puisse former des choix conscients. C'est l'idée du renforcement de ses droits, qui passe d'abord par une meilleure connaissance de ceux-ci. Je suis convaincue qu'une information exacte et accessible est la base du droit de la protection du consommateur. C'est aussi la raison pour laquelle j'ai lancé la plateforme ConsumerConnect, sur laquelle vous retrouverez pas mal de questions actuelles, portant notamment sur les festivals au cours de cette saison, de même que la législation relative aux modes de paiement. L'avantage que présente la plateforme est aussi qu'elle permet au consommateur d'introduire facilement un signalement à l'Inspection économique dans l'hypothèse où il se sentirait privé de ses droits.
Et puis, comme vous le savez certainement, afin de préciser les obligations des organisateurs de festivals, des guidelines ont été élaborées au cours de cette année. Cela représente une avancée importante, qui a été conçue et discutée avec le secteur. Elles sont disponibles sur le site du SPF Économie. Vous verrez qu'elles sont extrêmement bien faites et concrètes et qu'elles traitent des différentes questions que vous avez abordées: les monnaies virtuelles, les bracelets et plusieurs informations. Je puis aussi vous indiquer qu'elles ont été largement diffusées sur les différents réseaux sociaux du SPF Économie pendant tout l'été, afin de les faire connaître au grand public. Vous aurez peut-être vu la campagne de communication "Payez en festival, oui, mais pas à n'importe quel prix".
En outre, via le SPF Économie, nous avons lancé une vaste campagne de sensibilisation à la fraude au billet "What the fake", petit jeu de mot subtil et élégant. Vous aurez peut-être également entendu que le SPF Économie s'est rendu au festival Suikerrock de Tirlemont afin d'alerter les consommateurs quant à la revente de billets, qui est une autre problématique que nous constatons sur les lieux des festivals.
06.03 Patrick Prévot (PS): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Pour résumer, j'entends que vous n'avez pour l'instant pas d'information concernant le cas particulier du festival Pukkelpop. J'espère en tout cas qu'une décision pourra être prise pour éviter ces coûts qui sont déraisonnables et injustifiables. Je vous remercie d'avoir rappelé ce que vous avez pu faire dans la foulée de votre prédécesseure. De même, je vous remercie d'avoir évoqué cette campagne "What the fake".
Il est nécessaire, selon moi, d'adopter une approche des plus volontaristes en matière de festivals. Des abus ont lieu. Je ne suis pas encore tout à fait vieux et je participe donc encore à ces festivals. Par conséquent, je me rends compte que des jeunes de 16, 17 ou 18 ans ont beaucoup de difficultés à vivre pleinement la vie du festival avec leurs petites économies quand on voit les prix déraisonnables qui sont affichés. Un peu de régulation dans un secteur qui ne fonctionne pas trop mal devrait faire plaisir à tout le monde et, singulièrement, à notre jeunesse.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Ik dank de vraagstellers en mevrouw de staatssecretaris. Over enkele ogenblikken beginnen we met de vragen aan de minister van Economie.
De openbare commissievergadering wordt geschorst van 10.36 uur tot 10.49 uur.
La réunion publique de commission est suspendue de 10 h 36 à 10 h 49.
07.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, wij stellen vast dat de bestaande bankoverstapdienst voor consumenten nog steeds een vrij grote rompslomp betekent. Wij zijn voorstander van het kunnen meenemen van het bankrekeningnummer. U stelde dat dat op Europees vlak moet worden bekeken. Ondertussen is België voorzitter geweest van de Europese Unie. Ik weet niet in welke mate u dit hebt meegenomen.
Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat de huidige overstapdienst erg duur is. Veel consumenten zeggen mij ook dat niet alles netjes wordt overgezet, dat er toch nog zaken overblijven. Deloitte stelt dat het huidige aantal aanvragen voor een bankoverstap beperkt is. Er wordt dus niet veel gebruik van gemaakt.
Bent u voorstander van de invoering van een overdraagbaar bankrekeningnummer? Heeft hierover al overleg plaatsgevonden? Mijn vorige vraag dateert immers van een tijdje geleden. Wat waren de bevindingen? Als ik het mij goed herinner, was u op zich niet tegen het systeem, maar stelde u dat het besproken moest worden met uw collega's.
Hebt u ondertussen maatregelen bekeken die de concurrentie tussen banken verder moet aanwakkeren en die een gunstig effect kunnen hebben op de aangerekende kosten? Als wij de mobiliteit tussen de verschillende banken kunnen bevorderen, kunnen wij immers ook de concurrentie tussen de banken verder aanwakkeren.
07.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Van Lommel, u weet dat de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA) eind 2023 op mijn vraag een studie heeft gepubliceerd met een aantal ideeën en voorstellen om de concurrentie in de banksector te stimuleren. De overdraagbaarheid van bankrekeningnummers maakte daar deel van uit. Dat rapport van de BMA is besproken door de regering en werd ook voor advies voorgelegd aan de Nationale Bank, Testaankoop, de FSMA en Febelfin.
De regering heeft beslist om zich te concentreren op maatregelen die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. Zo hebben we in de wetgeving vastgelegd dat consumenten een spaarrekening kunnen openen zonder dat zij een zichtrekening moeten openen bij diezelfde bank. We hebben ook samengewerkt met de FSMA om de spaarrekeningvergelijker te verbeteren.
Ik ben zelf voorstander van de overdraagbaarheid van bankrekeningnummers, maar dat is meer dan een kortetermijnaangelegenheid. Die beslissing zal door de volgende regering moeten worden genomen.
Wat betreft de andere voorstellen van de BMA, ik ben voorstander van de samenvoeging van het basistarief en de getrouwheidspremie. Een enkel tarief zou de concurrentie ten voordele van de consument verbeteren. Ik ben ook voorstander van de invoering van een volksspaarrekening, zoals in Frankrijk. Het komt de volgende regering en het Parlement toe om werk te maken van die maatregelen, opdat de rente op spaarrekeningen verbetert.
07.03 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. U hebt een aantal maatregelen aangehaald die uw regering heeft genomen, zoals het kunnen openen van een spaarrekening zonder een zichtrekening te moeten hebben en het verbeteren van het vergelijken van spaarrekeningen. Dat zijn inderdaad allemaal heel goede zaken.
Toch zien we vaak dat consumenten niet overstappen naar een andere bank omwille van domiciliëringen, pensioenbetalingen en lonen. Dat brengt een hele rompslomp met zich mee. Wanneer de bank een overstapdienst in gang zet, blijven er nog altijd bepaalde zaken die niet worden overgezet. Ik denk aan het concreet geval van een pensioenopdracht die niet werd meegenomen. Dat zijn heel vervelende zaken.
Ik stel vast dat u de overdraagbaarheid van rekeningnummers steunt, mijnheer de minister. Ik hoop dat u, of het nu vanuit de meerderheid of de oppositie is, in de komende jaren samen met ons de kar wilt trekken om dat toch mogelijk te maken en dat u hiervoor, samen met mij, blijft pleiten. Het is echt wel een nuttig instrument voor onze inwoners.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
08.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, u weet dat ik u graag geregeld ondervraag over de economische indicatoren in ons land. Ik volg die bijzonder nauwlettend op. De economische indicatoren voor ons land blijken nog altijd niet zo heel gunstig te zijn. De inflatie is nog altijd hoger dan het Europese gemiddelde en we kunnen niet zeggen dat onze economie het op dit moment bijzonder goed doet. Er heerst ongerustheid bij heel wat bedrijven. Wanneer men met ondernemers in gesprek gaat, voelt men dat heel duidelijk.
De ECB heeft, om de inflatie af te remmen, de rente verschillende keren verhoogd. Naar verwachting zal binnen afzienbare tijd echter een nieuwe daling ingezet worden. Intussen zorgt het hoge rentetarief er wel nog altijd voor dat de investeringen worden afgeremd, zowel voor bedrijven als voor consumenten die bijvoorbeeld willen renoveren of een huis kopen. Een zwak investeringsklimaat zet dan weer druk op de werkgelegenheid en dergelijke. We zien dat heel wat analisten zich zorgen maken.
Vandaar heb ik een aantal vragen aan u.
Wat plant u om het investeringsklimaat op te krikken en om de krimp van de industriële bedrijven tegen te gaan? We zien dat sommige sectoren het bijzonder moeilijk hebben. Op welke wijze wilt u de structurele uitdagingen aanpakken?
Als we specifiek naar de industriële bedrijven kijken, zien we dat de industriële activiteit in de hele eurozone in het afgelopen jaar nergens zo sterk verslechterd is als in België. De industrie staat heel zwaar onder druk. Kijk maar naar Audi. Dat is daar een goed voorbeeld van. De auto-industrie is inderdaad wel een speciale sector; daarover zullen we het vanmiddag nog hebben.
De industrie en vooral de maakindustrie is in ons land een belangrijke motor voor innovatie, export, productiviteit enzovoort. We hebben die maakindustrie echt wel nodig om onze welvaart in de toekomst te verzekeren. We moeten een zo gunstig mogelijk ondernemingsklimaat creëren met minder regulering en betere logistieke structuren.
Mijnheer de minister, bent u van oordeel dat er voor de Belgische industrie nog een mooie toekomst is weggelegd? Wat is uw visie daaromtrent? Welke maatregelen hebt u genomen om de industriële sector in ons land te ondersteunen? Wat hebt u gerealiseerd en hoe?
08.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Tijdens de laatste jaren en kwartalen kende België ten opzichte van zijn buurlanden en Europa een relatief dynamische groei, die in 2023 vooral door de investeringen werd ondersteund. De economische groeivooruitzichten voor ons land tussen 2024 en 2029 zijn gunstig. In 2023 hadden we een van de hoogste investeringscijfers op Europees niveau en sinds begin 2024 blijven de investeringen in België nog toenemen.
De productie van de verwerkende nijverheid nam in België met 6,5 % af in 2023. Deze daling is echter grotendeels te wijten aan de daling van de farmaceutische productie, namelijk -24 % ten opzichte van 2022. Die farmaceutische productie was tussen 2020 en 2022 sterk gestegen als gevolg van de COVID-19-pandemie, maar is daarna teruggekeerd naar het niveau dat dichter bij het langetermijngemiddelde ligt.
Deze regering heeft tal van maatregelen genomen om de economie te ondersteunen, bijvoorbeeld op het vlak van de mededinging, de strijd tegen de klimaatverandering, de digitale transformatie en het herstelplan, en een reeks maatregelen om het hoofd te bieden aan de verschillende crisissen waarmee België werd geconfronteerd.
Tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie heb ik een ambitieuzer industrieel beleid gesteund. Deze strategie is terug te vinden in het verslag van Enrico Letta over de toekomst van de interne markt, dat op mijn verzoek werd opgesteld. Ze is ook terug te vinden in de conclusies van de Europese Raad over de toekomst van de interne markt, die ik tijdens het Belgische voorzitterschap heb kunnen laten goedkeuren. Daarnaast zijn er ook de conclusies van de Raad over de toekomst van het industrieel beleid, onder leiding van mijn collega's van de regio's. Tot slot is er ook het zeer recente verslag van Mario Draghi, waarin de noodzaak van massale investeringen wordt benadrukt om onze industriële achterstand in te halen.
Het is nu echter aan de volgende regering en het huidige Parlement om de nodige maatregelen te nemen om de sociaal-economische uitdagingen voor België, maar ook voor Europa, aan te gaan.
08.03 Reccino Van Lommel (VB): Natuurlijk zijn er altijd verschillende analisten die er een verschillende mening op nahouden, maar ik kan wel zeggen dat er een bepaalde ongerustheid is in ons land, zeker wat betreft de toekomst van onze industrie. Die wordt namelijk deels bedreigd door afhankelijkheid, wat ook in een van de volgende vragen aan bod zal komen.
Anderzijds wordt ook de maakindustrie afgebouwd. We hebben immers wel een heel sterke dienstensector in ons land, maar een dienstensector zonder industrie of maakindustrie kan niet overeind blijven. Ik denk dus dat we in de komende jaren een sterk beleid zullen moeten voeren en dat het een van de speerpunten zal moeten zijn om de welvaart in ons land te beschermen.
U verwijst eveneens naar het herstelplan, dat heel wat investeringen teweeg heeft gebracht. Dat herstelplan is er echter niet zonder slag of stoot gekomen. De focus daarbij lag ook vooral op klimaat en digitalisering, hoewel dat maar een niche is. Ik had echter liever een focus gezien op onze industrie.
Deze afbouw werd ingezet door de farmasector als gevolg van COVID-19. Anderzijds moeten we de vergelijking maken met de periode voor covid, want dat is het eerlijkste. Ik doe dat ook wanneer we energieprijzen vergelijken. Ik kijk dan ook naar 2019 bijvoorbeeld, om deftig te kunnen zien dat we geen appelen en peren met elkaar gaan vergelijken. Hoe dan ook, als we naar die economische achteruitgang kijken, stellen we toch vast dat de Europese Centrale Bank en de beleidsmakers bijzonder verdeeld zijn over de vooruitzichten. Ik blijf ongerust. De volgende regering zal het inderdaad mee moeten ondersteunen en oplossen, maar in afwachting van die nieuwe regering zal ik u wel vragen blijven stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
09.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, de import uit China is de afgelopen jaren niet alleen sterk toegenomen, ook de samenstelling van deze import is sterk veranderd. Vroeger ging het vaak om textiel en speelgoed, bepaalde kleine onderdelen, metalen onderdelen, die hier werden gebruikt om producten af te werken. De laatste tijd verschuift dit meer en meer naar geavanceerde goederen, zoals elektronica en elektrische voertuigen. Dit maakt dat België buitensporig afhankelijk wordt van China als leverancier van strategische goederen.
Uit een rapport van de Nationale Bank van België blijkt ook dat de afhankelijkheid van China momenteel is opgelopen tot ongeveer een kwart van de vastgelegde strategische invoerproducten. Dat is bijzonder veel.
Als men kijkt naar de toegevoegde waarde, blijkt bovendien dat verschillende Belgische sectoren, zoals de textielindustrie, de elektronica en basismetalen, via hun toeleveringsketens indirect van China afhankelijk zijn.
Mijnheer de minister, wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de Chinese dominantie in de verschillende toeleveringsketens? Bij het bezoek aan Audi van enkele weken geleden hebben wij gehoord dat men de hete adem van China in de nek voelt. Ook dat is een teken aan de wand.
Welke maatregelen hebt u genomen om de risico's op fricties in de handelsstromen te beperken? Hebt u hierover reeds overleg gehad met uw collega's van de regionale overheden? Ik begrijp immers dat u het niet alleen kunt oplossen.
Welke voorzorgen hebt u genomen om de beschikbaarheid van strategische goederen te verzekeren?
09.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Van Lommel, de Europese Unie moet inderdaad streven naar een grotere strategische autonomie. Dat wil zeggen dat de afhankelijkheden ten opzichte van onder andere China moeten verminderen.
Om de risico's op fricties in de handelsstromen te beperken, is er nood aan verdere diepgaande analyses van de kwetsbaarheden van onze bedrijven over de volledige waardeketen. De FOD Economie brengt deze steeds gedetailleerd in kaart, zowel op product- als op sectorniveau.
Daarnaast zal een versterking van onze industriële capaciteiten noodzakelijk zijn. Dat vergt financiële inspanningen op publiek en privaat niveau, zoals Mario Draghi stelt. Zo coördineert de FOD Economie de Belgische deelname aan de Important Projects of Common European Interest (IPCEI), waarbij de lidstaten hun ondernemingen kunnen ondersteunen om deel te nemen aan grootschalige industriële projecten.
Wat betreft het overleg op Belgisch niveau, de FOD Economie heeft continu overleg met de regionale overheden en administraties. Wat betreft het verzekeren van de beschikbaarheid van de strategische goederen, verwijs ik graag naar de invoering van de Critical Raw Materials Act, de Internal Market Emergency and Resilience Act (IMERA), de Forced Labour Regulation en de Due Diligence-richtlijn.
09.03 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, dit is een problematiek die steeds groter wordt. We hadden vroeger de problematiek van delokalisatie, waarbij bedrijven het interessant vonden om hun productie te verhuizen. Nu stellen we hoe langer hoe meer een verschuiving van de afhankelijkheid naar China vast. Vroeger kopieerde China misschien veel meer onze manier van werken, maar nu worden we technologisch ingehaald door de Chinezen. Dat maakt mij bezorgd.
Bij het aantrekken van de economie na de
covidcrisis zagen we bijvoorbeeld dat productielijnen hier stillagen omdat men
geen chips kon krijgen omdat die uit China en Azië kwamen. Onze afhankelijkheid
is te sterk vergroot en we moeten dat beleid aanpassen met het oog op de
toekomst van onze industrie en de performantie ervan. De Chinezen, die vroeger een eenkindpolitiek
voerden en nu geconfronteerd worden met hun vergrijzende bevolking, weten dat
als zij economisch willen groeien zij meer geavanceerde producten zullen moeten
maken. Daar zijn zij volop mee bezig: elektronica, elektrische wagens enzovoort.
We zullen dus echt een dam moeten opwerpen en onze economie en industrie in België en in Europa aanzienlijk moeten versterken door de afhankelijkheid te beperken.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
10.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, wij hebben de vorige legislatuur de wetgeving betreffende de contante betalingen een paar keer aangepast. De eerste keer hebben wij er wettelijk in voorzien dat men elektronisch moet kunnen betalen. Op het einde van de legislatuur hebben wij er ook voor gezorgd dat contante betalingen gegarandeerd blijven, ook al werden er heel wat uitzonderingen in de wet opgenomen, bijvoorbeeld als er onvoldoende wisselgeld is of wanneer er veiligheidsredenen zijn. In de praktijk moeten we vaststellen dat die uitzonderingen vaak worden ingeroepen. Bovendien – ik heb dat voorbehoud destijds al gemaakt – blijkt dat de regel onvoldoende kan worden gehandhaafd, gelet op het feit dat men twee vaststellingen moet doen om sancties bij eventuele overtredingen op te leggen. Het komt er kortom op neer dat er geen absolute verplichting geldt om contante middelen te aanvaarden.
Daarenboven kan er op heel veel plaatsen alleen nog elektronisch betaald worden, denk maar aan de NMBS en De Lijn. Daar worden geen contante betalingen meer aanvaard. Ook in kantines van sportclubs vormt dat alsmaar vaker een probleem.
Welke maatregelen hebt u genomen om het recht op contante betaling te vrijwaren, ondanks de wetgeving die wij hier met veel enthousiasme gesteund hebben?
Welke controles zijn er op de legitimiteit van het inroepen van uitzonderingen?
Bent u van oordeel dat de wetgeving ontoereikend is en er dus nog bijkomende maatregelen nodig zijn?
10.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer Van Lommel, de weigering van cashgeld als betaalmiddel is strijdig met het Europees recht. Zoals u stelde, in de praktijk wordt cashgeld niet altijd geaccepteerd. Ik heb het nodige gedaan om het Europese principe in de Belgische wetgeving te verankeren, gekoppeld aan sancties.
Bij gebrek aan een uitdrukkelijke sanctie
had de Economische Inspectie voorheen geen slagkracht ter zake. De Economische Inspectie ontving in 2024,
tot en met augustus, 360 meldingen over de weigering van cashgeld. Tot nu toe
werden 117 controles uitgevoerd, waarbij 11 inbreuken werden vastgesteld. Die
inbreuken hebben geleid tot 11 waarschuwingen en één proces-verbaal.
De wet bepaalt dat ondernemingen tijdelijk cashbetaalmiddelen mogen weigeren om naar behoren gemotiveerde redenen van bijvoorbeeld veiligheid. Dat moet bovendien meegedeeld worden aan de ingang van de verkoopruimte en/of aan de kassa. De Economische Inspectie heeft tot nu toe één inbreuk vastgesteld op het niet afficheren van die info. Daarvoor werd een waarschuwing opgesteld.
De Belgische bepaling is van kracht sinds eind maart 2024. Of en in welke mate aanvullende maatregelen nodig zijn, kan enkel worden beoordeeld na een voldoende, redelijk lange toepassing van de huidige maatregelen.
10.03 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
U zegt dat 117 controles werden uitgevoerd en dat daarbij 11 inbreuken werden vastgesteld, die tot waarschuwingen en één pv hebben geleid. Bijzonder veel blijft echter onder de radar. Ik begrijp natuurlijk dat de diensten niet overal kunnen controleren; dat is onbegonnen werk. Toch denk ik dat het dark number, als ik dat zo mag formuleren, aanzienlijk is.
We willen beide betaalmogelijkheden toelaten, zowel de elektronische betaling als de cashbetaling. Ik begrijp de argumentatie voor een less cash society, maar ik ben geen voorstander van een cashless society. Als we verder gaan op het elan met steeds meer plaatsen waar cash niet meer geaccepteerd wordt, vrees ik echter wel dat we naar een cashless society evolueren. Dat vind ik spijtig. We mogen dat zeker niet toelaten.
Ik kan alleen maar hopen dat de controles worden opgedreven, want best wel heel veel concrete situaties blijven onder de radar. Als die niet gemeld worden aan de Economische Inspectie, is die niet op de hoogte. Het probleem is wel bijzonder groot, dus ik denk dat ingrijpen nodig is. Desnoods zullen we met het Parlement of de volgende regering de wetgeving nog verder moeten aanscherpen.
U herinnert zich wellicht dat ik u al verwittigd had. Er zijn nu twee waarschuwingen nodig alvorens een boete kan worden opgelegd. Er werden 11 inbreuken vastgesteld, maar de kans dat eenzelfde plaats twee keer wordt gecontroleerd is, gelet op het aantal van 117 controles, niet heel groot. Ik vrees dus dat die maatregel in de wetgeving een beetje te soft is, zoals ik in het verleden al opmerkte.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
11.01 Leentje Grillaert (cd&v): Mijnheer de minister, ondernemen zonder een bankrekening is niet mogelijk. Jammer genoeg ondervinden heel wat ondernemers in ons land moeilijkheden bij het openen van een rekening, of zien zij na jaren trouwe klant te zijn dat hun rekening wordt stopgezet. Vier jaar geleden, in 2020, werd nochtans een wetsvoorstel van cd&v goedgekeurd om te voorzien in het recht voor ondernemingen op een basisbankdienst.
Jammer genoeg krijgen wij nog steeds berichten dat ondernemers moeilijkheden ervaren bij het verkrijgen van deze basisbankdienst. We horen dat zij vaak lang moeten wachten op de basisbankdienst nadat zij hun aanvraag hebben gedaan. Nochtans bevat het koninklijk besluit van 16 december 2022 termijnen om de basisbankdienst te verlenen aan ondernemers. Zo is er een termijn van 45 dagen na kennisgeving van de beslissing van de basisbankdienstkamer om deze basisbankdienst aan te bieden. Indien de basisbankdienst niet kan worden verleend binnen deze termijn, dan moet de onderneming schriftelijk op de hoogte worden gesteld van een bijkomende termijn van maximaal 30 dagen. Volgens de berichten die ik ontving, worden deze termijnen niet gerespecteerd en wordt de onderneming zelfs niet op de hoogte gebracht.
Mijnheer de minister, hoeveel klachten hebt u ontvangen over de basisbankdienst voor ondernemingen?
Is er voorzien in sancties als de termijnen worden overschreden en ondernemingen meer dan een half jaar moeten wachten op een bankrekening? Zo ja, welke sancties?
Welke rol kan de FOD Economie spelen bij de kredietinstellingen die worden aangeduid als basisbankdienstaanbieder, opdat de termijnen worden gerespecteerd en opdat de ondernemer effectief een basisbankdienst krijgt?
Op welke manier kan de dienstverlening vanuit de FOD Economie verbeterd worden? Welke initiatieven kunt u daartoe nemen?
In het goedgekeurde wetsvoorstel werd opgenomen dat de wet één jaar na de inwerkingtreding zou worden geëvalueerd. Werd deze evaluatie al opgestart? Wat was het resultaat? Kunnen wij deze evaluatie ontvangen?
11.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mevrouw Grillaert, de ombudsdienst voor financiële diensten deelt mee dat hij tot nu toe vijf klachten heeft ontvangen over de basisbankdienst voor ondernemingen. Daarnaast ontving de Economische Inspectie sinds 2021 15 meldingen hierover. Slechts een van deze klachten heeft betrekking op de wettelijke termijnen. De termijn voor het verlenen van de basisbankdienst door de basisbankdienstaanbieder werd vastgelegd op 45 dagen, eventueel gevolgd door een bijkomende termijn van maximaal 30 dagen. Deze termijn is dan ook pas van kracht sinds eind maart 2024 en een sanctie van niveau drie werd voorzien voor het te kwader trouw overtreden van deze bepalingen.
Indien de Economische Inspectie dergelijke meldingen zou ontvangen, kan zij een tegensprekelijk onderzoek opstarten. Naar aanleiding van de nieuw ingevoerde wettelijke termijnen werkt de basisbankdienstkamer momenteel aan een herinneringssysteem bij het verstrijken van de deadline zodat er sneller kan worden ingegrepen. Het secretariaat van de basisbankdienstkamer stelt alles in het werk om de ondernemingen en de diplomatieke zendingen zoveel als mogelijk te informeren over de status van hun dossier en staat steeds ter beschikking voor het beantwoorden van vragen hieromtrent.
Er heeft steeds een permanente evaluatie plaatsgevonden en er zijn reeds talrijke bijsturingen gebeurd. De laatste grote wijzigingen treden echter pas in werking op 1 november 2024.
11.03 Leentje Grillaert (cd&v): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Van die permanente evaluatie zou ik als parlementslid natuurlijk graag enige weerslag zien. Ik blijf dus met betrekking tot mijn vierde vraag nog enigszins op mijn honger.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
12.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, vous avez eu vent de cette enquête d'Investigation, l'émission de la RTBF. Celle-ci ciblait les huissiers de justice avec le titre: "Huissiers de justice, le business de la dette". Ce n'est pas la première fois que la RTBF s'intéresse à ce métier. Ce qui devient cocasse dans l'affaire, c'est qu'un huissier de justice, avant que l'émission ne soit diffusée, a saisi le tribunal de l'entreprise. C'est une première. C'est juste pour le cadre, parce qu'on ne va pas refaire le droit à la place des magistrats. L'huissier a considéré que l'émission pouvait être ce qu'on appelle une pratique commerciale déloyale. J'ai envie de dire que c'est finaud de la part de l'avocat, mais c'est interpellant lorsqu'on sait que la liberté de la presse et la liberté d'expression sont garanties par la Constitution. À l'étonnement de beaucoup de monde, la magistrate qui présidait la chambre a considéré cette demande recevable, mais non fondée. Elle a dit: "Attention, comme il y a eu un précédent en 2018, cela pourrait être un dommage". Ce sont les faits.
Les questions sont les suivantes. Il doit y avoir une hiérarchie des normes. Elle existe. La Cour européenne des droits de l'homme s'est d'ailleurs prononcée à l'époque pour dire qu'il n'y avait pas de censure avant la diffusion d'une émission. Mais ici, il semblerait que par le droit commercial, on remette cela en cause.
Pourquoi est-ce que je vous pose cette question-là aujourd'hui? Pour avoir votre lecture, et pour connaître le point de vue du législateur. Le droit commercial est-il supérieur à la Constitution et à un arrêt de la Cour européenne des droits de l'homme?
Enfin, ne doit-on pas renforcer cette protection? Si on part dans des contentieux comme celui-là, on peut considérer qu'il y en aura beaucoup. Je fais appel à vous par rapport à cette procédure "bâillon", qui est certes une directive européenne, et qui ne s'intéresse qu'aux transfrontaliers pour l'instant. Mais on pourrait très bien la transposer également sur le plan national et faire œuvre de droit.
12.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur Crucke, je vous remercie pour votre question qui m'amène à me soumettre à un exercice particulièrement difficile, pour deux raisons.
D'une part, vous avez rappelé la liberté d'expression comme étant un des principes fondamentaux de toute démocratie digne de ce nom, et donc de la nôtre. D'autre part, comme vous le savez, en tant que ministre et membre d'un exécutif, je me suis toujours astreint à ne jamais commenter une décision de justice. Comme je le disais, il s'agit d'un exercice doublement difficile et périlleux car je suis à la fois le ministre que vous interrogez mais aussi un membre de cette Assemblée et, par conséquent, un membre à part entière du pouvoir législatif, en tout cas de cette Chambre.
Je tiens toutefois à signaler que les dispositions sur les pratiques de marché déloyal visent à combattre des pratiques, en l'occurrence entre entreprises, qui ont pour but d'influencer de manière fautive le comportement économique d'autres entreprises. Elles ne portent pas sur la liberté d'expression et la liberté de la presse. Cependant, ces dispositions du Code de droit économique ont pour objectif principal et pour essence d'empêcher les pratiques déloyales entre entreprises et non de restreindre la liberté d'information de la presse.
Ce faisant et ce disant, ce n'est pas explicitement donner tort au juge mais c'est tout de même rappeler la raison d'être de la législation visant à lutter contre les pratiques commerciales déloyales qui, dans un premier temps, ont été utilisées à d'autres fins.
Concernant l'instauration d'une éventuelle législation anti-SLAPP ou procédure "bâillon", comme vous l'avez rappelé, une directive européenne a été récemment adoptée à ce sujet et il revient à présent à la Belgique de la transposer le plus rapidement possible et de la manière la plus effective possible. Mais, comme vous et comme membre de cette Assemblée, je pense qu'il serait intéressant d'envisager un élargissement du champ d'application des dispositions qui découleront de la transposition de cette directive en droit belge.
12.03 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Je remercie monsieur le ministre pour sa réponse. Tous deux juristes, nous connaissons – modestement, en ce qui me concerne – le métier et nous partageons les mêmes valeurs de liberté d'expression et, à travers elle, de liberté d'information.
Je sens que, dans sa réponse, il met la nuance en qualité de ministre pour rappeler ce qu'est une pratique déloyale sur le plan commercial et qu'il convient de ne pas l'assimiler à ce qui n'est pas du commerce. En effet, si l'on considère que la presse relève du commerce, nous allons sans doute au-devant de grandes difficultés. Monsieur le ministre, vous n'êtes pas allé jusque-là mais la nuance que vous avez apportée peut me convenir.
Enfin, sur la législation anti-SLAPP, je note votre intérêt pour une transposition mais elle sera transfrontalière et je prends l'initiative – vous avez rappelé que vous êtes également membre de ce Parlement – de l'ouvrir. Peut-être pourrions-nous être plusieurs à la soutenir, cela rendra la presse plus forte et permettra surtout d'éviter qu'on la bâillonne.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
13.01 Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, de meeste huurovereenkomsten voorzien in een huurwaarborg, die de huurder op een geblokkeerde bankrekening moet storten. De bedoeling is om bescherming te bieden aan de verhuurder in het geval dat de huurder zijn plichten niet of onvolledig nakomt, of om eventuele schade veroorzaakt door de huurder te dekken. Wanneer die niet aangesproken wordt, wordt de huurder op het einde van de rit beloond en kan hij het volledige geblokkeerde bedrag terug opnemen.
We zien dat sommige bedrijven, zoals Korfine, zich specialiseren in het aanbieden van dergelijke producten. Heel wat verhuurders maken graag gebruik van hun diensten. De huurder heeft veelal geen inspraak in de wijze waarop het geblokkeerde bedrag zal worden belegd. Na vrijgave van de huurwaarborg, stellen we vast dat de opbrengst die de huurder ontvangt vaak ondermaats is. Er zijn instapkosten. Soms is er sprake van 0,1 % interest. Als men alle kosten inbrengt, mag men blij zijn dat men op het einde van de rit hetzelfde bedrag terugkrijgt.
Wij vinden dat vreemd. We hebben het vaak over spaarrekeningen die onvoldoende renderen, maar een geblokkeerde rekening waar geld soms drie, vier of vijf jaar op geparkeerd staat, zou toch in een bepaald rendement moeten kunnen voorzien.
Mijnheer de minister, welke controles worden uitgevoerd op de rendementen die bedrijven realiseren met de ontvangen bedragen uit huurwaarborgen?
Bent u van oordeel dat, bij de vrijgave van de huurwaarborg, het teruggestorte bedrag op zijn minst de inflatie moet compenseren?
Welke garantie kunt u aan huurders bieden opdat zij een marktconform rendement op het ingelegde bedrag ontvangen, en liefst meer dan 0,1 % op jaarbasis?
13.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Tot mijn spijt moet ik u doorverwijzen naar mijn collega’s gewestministers voor die kwestie. De geblokkeerde huurwaarborg en de rente daarop zijn sinds de zesde staatshervorming immers een gewestelijke bevoegdheid.
13.03 Reccino Van Lommel (VB): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. An sich verwachtte ik wel dat de huurwaarborg een regionale bevoegdheid zou zijn, maar als we kijken naar de marktpraktijken daaromtrent, de aangeboden rentes en de aangerekende kosten, dacht ik dat het eerder een federale bevoegdheid betrof. Daarom keek ik uw richting uit.
Ik neem akte van uw antwoord. Ik zal mijn vraag doorgeven aan mijn collega’s in het Vlaams Parlement. Desalniettemin bedankt voor uw antwoord.
L'incident est
clos.
Het incident
is gesloten.
14.01 Ismaël Nuino (Les Engagés): Monsieur le président, monsieur le ministre, la loi du 30 octobre 2022 modifiant la loi du 4 avril 2014 relative aux assurances en vue d'étendre le droit à l'oubli consacre en son article 7 certains principes sur les maladies chroniques. Elle prévoit que le législateur peut interdire ou permettre les surprimes selon certaines conditions et en prévoir les niveaux.
Elle prévoit aussi que le Roi peut déterminer, sur proposition du Centre Fédéral d'Expertise des Soins de Santé (KCE) et après avis du Bureau du suivi de la tarification, les délais et modalités de ce droit à l'oubli. Cette loi prévoit également que le KCE puisse évaluer la grille de référence tous les deux ans.
Monsieur le ministre, pourriez-vous m'éclairer quant à la mise en œuvre concrète de ce droit à l'oubli pour certaines maladies chroniques?
Quel est le programme de travail du KCE à ce sujet? Quelles sont les maladies chroniques qui sont étudiées actuellement et celles qui le seront prochainement?
Quand peut-on attendre les premières mises en œuvre concrètes de ce droit à l'oubli pour certaines maladies chroniques? Je vous remercie.
14.02 Pierre-Yves Dermagne, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, merci pour votre question.
Effectivement, la possibilité de définir certaines maladies chroniques dans une grille de référence a d’ores et déjà été mise en œuvre. Pour les maladies chroniques reprises dans la grille de référence, les assureurs ne peuvent plus imputer de surprime depuis le 1er avril 2020, ni prévoir une exclusion ou refuser le contrat en vertu des conditions qui y sont mentionnées. Seule une prime plafonnée peut être imposée en raison de cette affection.
Cette grille de référence est en effet évaluée tous les deux ans par le KCE en fonction du progrès médical et des données scientifiques et statistiques disponibles.
En ce qui concerne une éventuelle adaptation de la grille de référence par rapport à un certain nombre de types de maladies chroniques, le KCE a publié sur son site internet une étude sur une éventuelle reprise du diabète de type I. J'attends actuellement toujours l’avis du Bureau de suivi de la tarification.
Après que mon collègue, le ministre chargé des Affaires sociales, et moi-même aurons reçu la proposition du centre d’expertise accompagnée de l’avis du bureau de tarification, le contenu de la grille de référence pourra éventuellement être modifié, pour autant que cette modification soit jugée comme objectivement et raisonnablement justifiée au regard de la technique médicale et assurantielle.
Il est ensuite prévu que le KCE se penche, après l’étude sur le diabète de type 1, sur les trois pathologies suivantes: cancer de la thyroïde, mélanome de type I et VIH.
14.03 Ismaël Nuino (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, qui répondent en l’occurrence à mes questions. Je resterai attentif à la suite des travaux du KCE.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
15.01 Jeroen Soete (Vooruit): Mijnheer de minister, een tweetal jaren geleden voerde ik als gemeenteraadslid in Oostende actie tegen het verdwijnen van de bankautomaten uit de wijken van Oostende. Het is dan ook met een groot plezier dat ik mijn eerste officiële vraag in deze commissie kan stellen over de naleving van het zogenaamde Batopinakkoord, dat in een verbeterde spreiding van de bankautomaten zou moeten voorzien.
We weten dat er vanaf het begin van het akkoord kritiek kwam van het middenveld, onder meer van Testaankoop, OKRA, en Financité. Zij meenden dat door dit akkoord de burgers vooral moeilijker aan geld zouden geraken. Ook de zelfstandigenorganisatie UNIZO heeft in juni 2024 haar ongerustheid geuit over dit akkoord.
Ook binnen deze commissie werd meermaals bezorgdheid geuit over het Batopinprotocol en het vrijblijvend karakter ervan. Er is immers zeer weinig duidelijkheid over de maximale afstand tussen de geldautomaten en over de methodologie die gebruikt wordt bij de opstelling ervan. Begin dit jaar bleek dat Batopin voor de periode 2024-2025 een plan had opgesteld dat niet volledig in regel was met de afspraken met de regering.
Naar aanleiding hiervan zijn de bevoegde ministers opgetreden en is er overleg gekomen met Batopin. Er zou worden toegezien op een correcte uitvoering van de afspraken. U hebt toen gezegd dat een evaluatie wel op zijn plaats was.
Ondertussen heeft Batopin gecommuniceerd dat het bij de uitbreiding van het aantal bankautomaten het akkoord nu wel respecteert.
Vandaar, mijnheer de minister, heb ik de volgende vragen.
Is de uitvoering van het protocol inmiddels voorwerp van een evaluatie? Zo ja, wanneer zullen de resultaten beschikbaar zijn? Zo neen, wanneer zal deze evaluatie worden aangevat?
Welke gevolgen zullen gegeven worden aan een mogelijke schending van het protocol?
Wat is de stand van zaken van het onderzoek van de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA)?
Werd er inmiddels gevolg gegeven aan de vraag van Testaankoop om cijfers te ontvangen over de dekkingsgraad van de geldautomaten?
15.02 Minister Pierre-Yves Dermagne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Soete, ik dank u voor uw vraag.
Tussen de Nationale Bank van België en de banken die instaan voor de installatie van de nieuwe geldautomaten werden en worden nog steeds verschillende overlegmomenten gehouden om de locaties te bepalen die in overeenstemming zijn met de voorwaarden van het protocol.
Nog niet alle ondertekenende banken hebben hun geplande locaties voor de installatie van geldautomaten tegen eind 2025 ingediend. Het betreft de nieuwe locaties waarin het protocol voorziet.
Hoewel het protocol dus ten uitvoering wordt gelegd, is het in het huidige stadium nog te vroeg om een beoordeling te maken. Het protocol wordt momenteel nog geëvalueerd door de Belgische Mededingingsautoriteit.
In het licht van de komende evaluatie is het aan de volgende regering om te beslissen of zij doorgaat met het protocol. De verschillende inlichtingen die beschikbaar zijn en niet vertrouwelijk, en waarnaar Testaankoop, Financité en OKRA hebben gevraagd, zijn aan hen medegedeeld.
15.03 Jeroen Soete (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het spreekt voor zich dat het vooral het werk van de volgende regering zal zijn om de naleving van het akkoord te doen respecteren en daarop toe te zien.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.37 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 37.