Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

 

van

 

Woensdag 2 oktober 2024

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 2 octobre 2024

 

Après-midi

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.22 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 22 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

De voorzitter: Collega's, mevrouw de minister in lopende zaken, deze commissievergadering zou weleens snel kunnen verlopen, want enkele collega's zijn niet aanwezig. De heer Demon stelt zijn vraag nr. 56000038C uit. Mevrouw Schlitz is niet aanwezig.

 

01 Question de Ridouane Chahid à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le mémorandum de l’AIG" (56000140C)

01 Vraag van Ridouane Chahid aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het memorandum van de AIG" (56000140C)

 

01.01  Ridouane Chahid (PS): Monsieur le président, avant de poser ma question, j'aimerais remercier Mme la ministre, qui n'a pas eu le temps jeudi dernier de répondre à une de mes questions en séance plénière mais qui m'a transmis une réponse précise et complète par écrit.

 

Madame la ministre, la lutte contre les violences policières est depuis longtemps une priorité pour mon groupe. Si l'objectif n'est évidemment pas de faire des amalgames ou des généralités, nous avons déjà, sous la précédente législature, adopté des résolutions visant à améliorer la confiance des citoyens envers leur police, en instaurant la médiation dans le traitement des plaintes. Par ailleurs, nous avons défendu une proposition de loi instaurant un portail unique et un règlement des plaintes uniforme pour le dépôt de plaintes et de dénonciations concernant la police.

 

Il y a quelques jours, la presse s'est fait l'écho d'un mémorandum adressé par l'Inspection générale (AIG) au gouvernement et reprenant cinq mesures fortes: mettre en place – comme c'est le cas pour les militaires – un screening tout au long de la carrière, mieux identifier le personnel policier, limiter les mandats des chefs de corps, instaurer un guichet unique pour porter plainte contre un policier et, enfin, relancer la commission de déontologie.

 

Madame la ministre, quelle est votre position à cet égard et quelles suites comptez-vous donner à ces recommandations et à ce mémorandum?

 

En ce qui concerne plus particulièrement le screening des policiers, ce principe figurait déjà dans votre dernière note de politique générale. Qu'en est-il aujourd'hui?

 

Enfin, quel est le suivi donné à la résolution relative à la médiation à la suite de son adoption?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

01.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Chahid, j’ai lu avec attention le mémorandum de l’Inspection générale sur les défis futurs identifiés pour le paysage policier en termes de contrôle policier.

 

Comme l’indique le préambule, ce document est destiné à informer le Conseil fédéral de police ainsi que les négociateurs du futur gouvernement fédéral et d’autres acteurs clés du paysage policier. En tant que ministre de l’Intérieur démissionnaire, je peux vous donner un aperçu de certaines des recommandations.

 

En ce qui concerne le screening durant la carrière de tout membre de la police intégrée, j’ai déjà approuvé une proposition de projet en février dernier. Deux étapes supplémentaires doivent être franchies.

 

Le statut de la police sera ajusté pour permettre cette vérification et le processus doit être automatisé. Cette automatisation est déjà en cours de développement pour la gestion des vérifications de sécurité. Une fonctionnalité y sera ajoutée pour le screening des policiers.

 

La recommandation d’une meilleure identification de la qualité des membres du personnel des services de police, lorsqu’ils sont visés par une enquête ou une condamnation pénale, est en ligne avec une recommandation du GRECO qui a depuis été satisfaite.

 

La révision de la circulaire du Collège des procureurs généraux 4/2003 et 2018, combinée aux initiatives autour du screening tout au long de la carrière, permettent un meilleur flux d’information entre les autorités judiciaires et les autorités disciplinaires.

 

La recommandation de limiter les mandats des chefs de corps est basée sur le principe de la rotation des postes. L’opportunité de cette recommandation nécessite une réflexion de la part du Conseil fédéral de police et du Conseil des bourgmestres sur les implications stratégiques qui en découleraient, mais aussi en termes de règlement et de statut.

 

La recommandation d’établir un guichet unique pour le dépôt des plaintes contre les agents de police est également intéressante. Cependant, cela nécessite une consultation avec le Comité P, par exemple, qui dépend de ce Parlement, pour gérer la distribution et le traitement des plaintes.

 

À ma demande, les états généraux de la police ont réfléchi à la gestion des plaintes afin d’intégrer la médiation dans le traitement. La résolution sur le renforcement de la confiance des citoyens envers la police se concentre sur ce point, notamment.

 

L’ensemble de ce plan pour la police du futur sera une source d’inspiration pour le prochain gouvernement.

 

Enfin, concernant la commission de déontologie, j’ai demandé qu’elle soit relancée. La composition des membres, tant de la police fédérale que de la police locale, est en cours d’actualisation.

 

01.03  Ridouane Chahid (PS): Merci madame la ministre. On attend donc avec impatience la nouvelle déclaration de politique générale pour pouvoir suivre les mesures qui seront prises par le futur gouvernement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Maaike De Vreese aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De wachtrijen op de luchthaven van Zaventem" (56000142C)

02 Question de Maaike De Vreese à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Les files d'attente à l'aéroport de Zaventem" (56000142C)

 

02.01  Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb enkele vragen over onder andere de e-gates op de luchthaven. Het probleem sleept al een tijdje aan. Net als vorige zomer moesten passagiers met bestemmingen buiten het Schengengebied ook deze zomer uren aanschuiven aan de paspoortcontrole. De oorzaken blijven dezelfde: personeelstekort bij de luchthavenpolitie en technische problemen met de e-gates.

 

Op 13 juni 2023 verklaarde u in de plenaire vergadering dat u al verschillende inspanningen had geleverd om het historische deficit bij de luchtvaartpolitie, in het bijzonder de afdeling Grenscontrole, goed te maken. U zou de inspanningen voortzetten en ook andere creatieve oplossingen ter versterking van de luchtvaartpolitie bespreken. U plande verder ook nieuwe infrastructuur. Er werd tevens voorzien in tijdelijke versterking met grenscontroleurs van andere luchthavens en FERES werd ingezet. Daarnaast beloofde u ook nieuwe e-gates.

 

De wet van 16 mei 2024 maakt het mogelijk om Frontexmedewerkers in te zetten bij de grenscontrole, grenstoezicht en grensbewaking en bij de terugkeer van derdelanders met een bevel om het grondgebied te verlaten. Er mogen maximaal 100 mensen tegelijkertijd worden ingezet op het grondgebied.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Hoe evolueerde het personeelstekort bij de luchthavenpolitie de afgelopen achttien maanden? Welke andere creatieve oplossingen ter versterking van de luchtvaartpolitie werden uitgevoerd? Waarom acht u het aangewezen de controle van de paspoorten te laten uitvoeren door daartoe opgeleide private bewakingsagenten in ondersteuning van de politie? Hoe ver staat u met de invoering van de nieuwe infrastructuur en de nieuwe e-gates?

 

Hoeveel Frontexmedewerkers werden deze zomer ingezet in ons land? Hoeveel van hen werden in Zaventem ingezet? Hoe evalueert u die inzet? Is een uitbreiding van hun aantal aangewezen?

 

02.02 Minister Annelies Verlinden: Collega De Vreese, de luchtvaartpolitie van Brussel Nationaal wordt tijdens de zomermaanden traditioneel versterkt door collega's van andere LPA-eenheden, net vanwege het vluchtverkeer. Dat was in de zomer van 2024 niet anders. De eenheid van de directie van de beveiliging is eveneens aanwezig op onze nationale luchthaven en kan de luchtvaartpolitie eveneens versterken in de beveiliging van de site en de uitvoering van de activiteiten.

 

Sinds vorig jaar – dit is een van de creatieve oplossingen – zijn er Franstalige personeelsleden afgedeeld naar LPA-BruNat. Het gaat om politiemedewerkers die net afgestudeerd zijn aan een politieschool en die nog geen vaste betrekking hebben. Normaliter is er een koppeling tussen de aspiranten en de diensten, maar hier gaat het om mensen die in de reserve zitten en nog geen vaste betrekking hebben. Zij blijven tewerkgesteld in Brussel Nationaal zolang ze geen mobiliteit maken, net om zoveel mogelijk mensen in Brussel aanwezig te hebben. Het gaat momenteel over 32 personeelsleden. Zij hebben de opleiding grenscontroleur afgerond en kunnen hun collega's aan de grens helpen en versterken. Die versterkingen worden door iedereen zeer geapprecieerd.

 

De personeelsformatie van LPA-BruNat bedraagt 533 personeelsleden. Op 1 december 2022 waren er 399 personeelsleden tewerkgesteld bij LPA-BruNat. Op 1 september van dit jaar bedroeg de werkelijke capaciteit 414 personeelsleden. Het gaat dus in de goede richting, traag maar gestaag.

 

Dan kom ik aan uw vraag over de mogelijke inzet van private bewakingsagenten voor de grenscontroles. Ik verwijs naar het feit dat het begrip grenswachter in de Schengengrenscode een wettelijke definiëring heeft gekregen in artikel 2, 14. Het gaat om een overheidsbeambte die overeenkomstig het nationaal recht werkzaam is bij een grensdoorlaatpost, langs de grens of in de onmiddellijke nabijheid, en die overeenkomstig deze verordening in het nationaal recht het grenstoezicht heeft.

 

In artikel 21 van de wet op het politieambt worden de politiediensten belast met het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen in het algemeen. Ze oefenen die bevoegdheid uit naast de Dienst Vreemdelingenzaken. Ze zijn dus in het kader van de vreemdelingenreglementering aangeduid als aangestelde van de minister van Binnenlandse Zaken om die taken uit te voeren.

 

Artikel 16ter van de wet op het politieambt stelt in het bijzonder dat de federale politie belast is met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der luchtwegen. Wettelijk gezien behoren binnen de politiediensten de grenscontroles op de luchthavens tot de opdrachten van de federale politie. Dat is het wetgevend kader vandaag. Als we daaraan in de toekomst, onder meer op basis van de overwegingen van de staten-generaal, aanpassingen willen doen, zullen we dat met elkaar moeten bespreken.

 

Dat betekent dat het huidig wettelijk kader niet toelaat om private veiligheidsdiensten met opdrachten van grenscontrole te belasten. Er zijn uiteraard mensen van private veiligheidsdiensten in de luchthaven aanwezig, maar niet voor de uitvoering van die grenscontroles.

 

De lange wachtrijen zijn soms ook toe te schrijven aan technische problemen. De luchthavenuitbater heeft de verantwoordelijkheid om de controles bij de toegangspoorten te doen uitvoeren. In het verleden zijn er weleens problemen gerezen bij het scannen van identiteitskaarten en paspoorten. We hebben ter zake echter regelmatig samengezeten met de luchthavenuitbater om daarvoor een oplossing te zoeken. Hij heeft in het buitenland naar technische ondersteuning voor onderhoud gezocht om ervoor te zorgen dat zulke technische problemen geen wachtrijen tot gevolg hebben.

 

Dat alles moet ook in het licht geplaatst worden van de toekomstige implementatie van het EES, het Entry/Exit System, dat voor extra infrastructuur zorgde voor 13 Belgische grensposten. Dat was een hele operatie. Voor de luchthaven Brussel-Nationaal betekende dat nieuwe manuele controleboxen voor de grenscontroleurs, nieuwe automatische controleboxen en nieuwe e-gates. Op Brussel-Nationaal zijn er 33 nieuwe geplaatst, op verschillende locaties.

 

De luchthavenuitbater BAC heeft er ook voor gekozen om kiosken te plaatsen waarmee passagiers hun gegevens zelf kunnen invullen in het systeem, voor de controle van de politieambtenaren, om alles vlotter te doen verlopen. Op die manier hoopt BAC de passenger flow optimaal te beheren.

 

Ik wil ook onderstrepen dat lange wachtrijen soms te wijten zijn aan vertragingen van de vluchten. Normaal plant men op basis van het vluchtschema de aanwezige medewerkers in. Als er vertragingen zijn die allemaal samenkomen, dan leidt dit natuurlijk tot wachtrijen. Dat zorgt voor de beelden die we dan op de sociale media zien circuleren, beelden van vertragingen voor grote groepen buitenlandse passagiers omdat de flow vertraging heeft opgelopen.

 

Het is overigens nog niet duidelijk wanneer het EES-systeem volledig in werking zal treden. De beslissing daartoe wordt niet alleen door België genomen. Zij wordt Europees genomen.

 

Wat de Frontexmedewerkers betreft, waarover u ook een vraag had, heeft de Raad van State op 17 juni advies uitgebracht over het ontwerp van koninklijk besluit ter uitvoering van de Frontexwet inzake de bevoegdheden op het nationaal grondgebied van de leden van de Europese grens- en kustwacht. Dat koninklijk besluit bepaalt het actieterrein waarbinnen de leden van Frontex mogen worden ingezet. Het is dus niet enkel de wet die de wettelijke basis vormt, ook dit koninklijk besluit is nodig. Die systematiek hebben we met elkaar afgesproken om precies te bepalen op welke locaties Frontexmedewerkers ingezet kunnen worden en waar zij hun bevoegdheden mogen uitoefenen.

 

Het zal aan de volgende regeringen zijn om dat koninklijk besluit goed te keuren, zodat de leden van Frontex ook op basis van de Frontexwet, die wel al goedgekeurd is maar nog niet helemaal aangewend kan worden, ook op andere plaatsen kunnen worden ingezet en hun bevoegdheden uitoefenen.

 

02.03  Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, allereerst bedank ik u voor uw uitgebreid antwoord op al mijn vragen. Er is nog werk aan de winkel om te komen tot een volledige bezetting bij de luchtvaartpolitie.

 

Als het technische problemen betreft, moeten we een versnelling hoger schakelen. Ons imago als luchthaven wordt negatief beïnvloed door de beelden van ellenlange wachtrijen. We zijn het er volgens mij over eens dat we dat absoluut moeten vermijden. Bij onverwachte omstandigheden moeten extra inspanningen daar een antwoord op kunnen bieden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "L’assistance médicale" (56000146C)

03 Vraag van Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Medische bijstand" (56000146C)

 

03.01  Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, en janvier dernier, la Chambre a adopté une résolution – qui était portée par mon groupe – visant à garantir et à améliorer l’application du droit à l’assistance médicale dans le cadre des privations de liberté administratives et judiciaires dans les lieux de détention de la police. Madame la ministre, pourriez-vous me faire l’état des lieux des initiatives déjà prises ou qui le seront prochainement en suivi de cette résolution?

 

03.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Thiébaut, le 11 janvier dernier, la Chambre prenait une résolution visant à garantir et à améliorer l’application du droit à l’assistance médicale dans le cadre des privations de liberté administratives et judiciaires dans les lieux de détention de la police. Ce texte demandait notamment au gouvernement fédéral d'adopter, concernant les arrestations administratives, l'arrêté royal de mise en œuvre des articles 33quinquies, alinéa 1er, et 33septies de la loi sur la fonction de police afin de rendre effectif le droit à l’assistance médicale dans un cadre clair.

 

Je puis vous confirmer que j’ai chargé le commissaire général de la police fédérale de se pencher sur cette problématique, et ce, en concertation avec l’ensemble des partenaires concernés. Dès lors, je ne manquerai pas de vous tenir informé de l’état d’avancement de ces travaux en temps utile.

 

03.03  Éric Thiébaut (PS): Je vous remercie, madame la ministre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "La dotation fédérale aux zones de police" (56000189C)

04 Vraag van Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De federale dotatie voor de politiezones" (56000189C)

 

04.01  Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, à plusieurs reprises, je vous ai interrogée concernant la dotation fédérale aux zones de police. Nous le savons, nos communes ont des budgets soumis à de nombreuses pressions et à de nombreux impératifs.

 

Force est de constater que les zones de police ont reçu une circulaire budgétaire pour l'établissement de leur budget 2025 et que la dotation semble inférieure par rapport à celle de 2024 et par rapport aux prévisions d'augmentation de l'indice santé du Bureau du Plan.

 

Cela me fait évidemment une nouvelle fois craindre que les communes soient amenées à pallier ce déficit dans le financement fédéral des zones de police.

 

Madame la ministre, pourriez-vous faire le point sur la dotation fédérale aux zones de police pour les années 2024 et 2025 et les circulaires budgétaires envoyées à ces dernières? Celles-ci tiennent-elles compte des prévisions du Bureau du Plan? Comment expliquez-vous qu'il semble que la dotation pour 2025 soit inférieure à celle de 2024? Comptez-vous prendre une initiative pour éviter cette différence et ses conséquences négatives pour les finances communales? Le risque n'est-il pas qu'à cause de cette dotation 2025, les communes doivent prendre en charge ce différentiel ou renoncer à des engagements au sein des zones, avec la limitation de capacité opérationnelle que cela implique? Une concertation en la matière avec les Unions des villes et communes de notre pays elle-t-elle prévue?

 

04.02  Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, le calcul de la dotation fédérale de base est effectué, comme vous le savez, en fonction des prévisions les plus actuelles possibles, en tenant compte des délais à respecter. L'indexation de la dotation fédérale de base est un exercice purement technique. La raison pour laquelle le montant apparaît plus bas est que quelques prévisions réalisées lors de l'élaboration du budget 2024 étaient bien plus élevées que celles d'aujourd'hui. Étant donné que le montant de la dotation fédérale de base est toujours corrigé à la fin de l'année selon l'indice santé effectif, les zones reçoivent toujours un montant correctement indexé. Il arrive parfois que ce montant soit plus bas que les prévisions réalisées l'année précédente. Cela n'est pas la première fois et cela ne sera certainement pas la dernière.

 

De plus, les montants repris dans la circulaire sont toujours communiqués sous réserve et sont confirmés par les arrêtés royaux relatifs au montant des dotations fédérales et, comme précédemment mentionné, corrigés par arrêtés ministériels lorsque l'indice santé est connu. Lors de l'élaboration du budget 2024, le budget total prévu pour la dotation fédérale de base était de 899 millions d'euros. Par les arrêtés royaux relatifs au montant des dotations fédérales à la police locale pour l'année 2024, qui paraîtront plus tard cet automne, ce montant est corrigé à 867 millions d'euros. Lors de l'élaboration du budget 2025, le montant prévu est de 880 millions d'euros.

 

Je comprends les inquiétudes et les questions soulevées en cas de correction négative mais je voudrais souligner que la procédure a été instaurée précisément à la demande des villes et communes afin que le montant se rapproche le plus possible de la réalité. Chaque année, les arrêtés royaux relatifs aux dotations fédérales à la police locale sont transmis pour avis au Conseil des bourgmestres.

 

04.03  Éric Thiébaut (PS): Merci pour cette réponse détaillée, madame la ministre. Je suis quand même inquiet parce qu'en réalité vous dites que les dotations sont adaptées en fonction de l'évolution de l'indice santé, mais il se fait que quand le salaire a été indexé, il ne diminue plus après. On ne revient pas sur une indexation. Ce qui fait que, finalement, l'augmentation de la charge salariale est acquise. C'est pour cela que nous ne comprenons pas pourquoi le montant est diminué l'année d'après. C'est cela qui inquiète les zones de police à mon sens. On a toujours ce problème, que l'on ne connaissait pas avant quand il n'y avait pas d'inflation, d'avoir l'ajustement pratiquement au mois de décembre de l'année budgétaire, alors que les communes ont dû, sous la pression de la tutelle du gouverneur, avancer l'argent de leur budget pour compenser le manque de financement du fédéral.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- Franky Demon aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het opvolgrapport van het Rekenhof over de basisopleiding van politie-inspecteurs" (56000217C)

- Catherine Delcourt aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het opvolgingsrapport van het Rekenhof over de basisopleiding voor politie-inspecteurs" (56000304C)

05 Questions jointes de

- Franky Demon à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le rapport de suivi de la Cour des comptes sur la formation de base des inspecteurs de police" (56000217C)

- Catherine Delcourt à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le rapport de suivi de la Cour des comptes sur la formation de base des inspecteurs de police" (56000304C)

 

05.01  Catherine Delcourt (MR): Madame la ministre, en septembre dernier, dans un rapport de suivi sur la formation de base des inspecteurs de police, la Cour des comptes relève que sur dix-huit recommandations formulées dans l'audit de 2022, trois d'entre elles ont été pleinement mises en œuvre, huit sont en cours et sept n'ont pas encore été suivies.

 

J'aimerais recevoir quelques éclaircissements sur plusieurs points. Tout d'abord, en ce qui concerne le stage probatoire, la Cour et l'Inspection générale de la police plaident pour la mise en place d'un support centralisé pour les maîtres de stage. La police estime que la révision du manuel d'apprentissage en alternance répond à cette recommandation, mais la Cour n'est pas de cet avis. Quelle est votre position sur le sujet? Des mesures complémentaires ont-elles été mises en place?

 

Ensuite, il apparaît également qu'une évaluation formelle du stage probatoire n'a pas encore été réalisée bien que prévue par l'arrêté royal du 24 avril 2014. Quelle en est la raison et quelles sont les difficultés éventuelles rencontrées dans ce cadre?

 

Pour ce qui concerne les contrats de gestion entre les écoles de police et le SPF Intérieur, ils n'ont pas encore été conclus malgré une priorité affichée par la police fédérale. La conclusion de ces contrats dépend étroitement du refinancement des écoles, ce qui n'a pas encore été acté.

 

Par ailleurs, afin de mieux répondre aux besoins actuels des services de police et des écoles de police, une révision de la clé de répartition des formateurs fédéraux ainsi que des aspirants par école est nécessaire. Cette réforme n'a pas été réalisée à ce jour, ce qui conduit à des inégalités dans le financement des établissements. Avez-vous dès lors une vision claire des coûts de la formation par aspirant afin de mener à bien ce refinancement des écoles de police?

 

05.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Delcourt, la police fédérale prend les mesures nécessaires pour poursuivre la mise en œuvre des recommandations de l'audit de 2022 de la Cour des comptes. Elle travaille par exemple actuellement sur une note-cadre pour l'assurance qualité interne et s'engage à développer davantage le suivi national des paramètres de formation.

 

Concernant le stage probatoire, il m'importe d'abord de vous préciser que celui-ci intervient immédiatement après la réussite par l'aspirant de sa formation de base. Il ne doit pas être confondu avec l'apprentissage en alternance intervenant durant cette formation. Il existe bel et bien un manuel centralisé relatif au stage probatoire des membres du personnel de base des services de police, et qui s'adresse à toutes les personnes qui interviennent durant ce stage. Ce manuel est disponible sur la plateforme Wikipol. Enfin, de récents développements de l'application GALoP permettent désormais aux unités de la police intégrée accueillant des stagiaires d'avoir une gestion homogène du stage probatoire.

 

L'arrêté royal du 24 avril 2014 a introduit le stage probatoire à l'issue de la réussite de la formation de base. Il s'agissait initialement d'une mesure transitoire devant faire l'objet d'une évaluation. Sur proposition du Comité de coordination de la police intégrée, nous avons décidé de prolonger sans limite de temps le stage probatoire, hors de la formation de base, dans l'attente d'une réflexion aboutie quant à une révision de l'enseignement policier. Je vous renvoie à mon rapport au Roi du 24 novembre 2020 motivant ceci.

 

Concernant le financement, la décision ministérielle n'a pas encore été modifiée, car le dossier a été rejeté par la secrétaire d'État au Budget. Cela est dû au fait que le montant demandé par aspirant n'était pas suffisamment étayé objectivement et que les classes de formation de base sont financées par classe et non par aspirant.

 

Il est nécessaire de procéder à un audit complet du financement de la formation policière au sens large. La police fédérale a donc demandé un budget complémentaire pour 2025 afin de faire réaliser un audit externe. Les résultats de cet audit constitueront la base d'une organisation plus efficace de la formation policière et d'une révision de l'arrêté royal et de l'arrêté ministériel pour le financement des écoles de police, comme le demande la recommandation 18. La recommandation 1 relative à la répartition du nombre d'aspirants par école, reprise dans l'arrêté royal du 7 mai 2007, et la recommandation 16 relative à la clé de répartition des formateurs fédéraux, reprise dans l'arrêté royal du 28 février 2002, sont effectivement indissociables.

 

05.03  Catherine Delcourt (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses détaillées.

 

De nombreuses mesures ont été mises en place et je m'en réjouis. Il reste malgré tout du travail à faire pour améliorer et optimiser autant que possible la formation de base de nos inspecteurs de police.

 

En ce qui concerne le stage probatoire, je note avec intérêt les mesures que vous avez mentionnées. J'espère que nous pourrons remédier au plus vite à la question du refinancement, qui est la pierre angulaire pour bénéficier de meilleures conditions de formation.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de François De Smet à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "La situation à la gare du Midi" (56000027C)

06 Vraag van François De Smet aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De toestand aan het Brusselse Zuidstation" (56000027C)

 

06.01  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je sais que vous avez abordé le sujet en plénière depuis que j’ai déposé la question donc peut-être aurez-vous quelques réponses complémentaires.

 

La presse s’est fait l’écho de témoignages de commerçants et d’usagers travaillant au sein et fréquentant la gare de Bruxelles-Midi estimant qu’un an après les opérations sécuritaires, le sentiment d’insécurité s’est quelque peu atténué. La présence policière s’est certes améliorée mais, globalement, la situation n’a pas assez évolué dans le bon sens.

 

Le 25 août 2023, le premier ministre et vous-même aviez, dans un communiqué, annoncé la mise en place d’un plan d’action particulier autour de trois axes sur le court et le moyen termes en vue de restaurer la sécurité à la gare du Midi, tout en sachant que le Centre de crise national en assurerait la coordination stratégique. D’après les informations, un commissariat serait créé d’ici septembre.

 

Madame la ministre, qu’est-ce qui justifie l’apparente lenteur du processus d’exécution du plan? Un point de police sera-t-il bel et bien créé?

 

06.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur De Smet, je me réfère tout d'abord aux informations formulées en séance plénière la semaine passée.

 

Je peux également vous communiquer les éléments de réponse suivants. Concernant le plan d'action et son exécution, la coordination des trois axes est actuellement assurée au niveau de la Région de Bruxelles-Capitale.

 

L'axe 1, piloté par le directeur-coordinateur de Bruxelles en collaboration avec le chef de corps de la zone de police Midi, concerne la lutte contre les phénomènes criminels et l'illégalité dans et autour du bâtiment de la gare de Bruxelles-Midi. Plusieurs points d'action ont été identifiés dans ce cadre: une surveillance renforcée ainsi qu'une répression accrue par le biais d'actions policières. Certains instruments pour appuyer cette lutte ont été mis en place, par exemple une interdiction d'alcool, des heures de fermeture adaptées dans le périmètre, une concertation opérationnelle renforcée avec le parquet, mais aussi une capacité supplémentaire pour le poste de police des chemins de fer de Bruxelles.

 

L'axe 2, concernant la problématique socio-sanitaire et la propreté, et l'axe 3, concernant l'infrastructure, ne relèvent pas de ma compétence mais respectivement de celle de safe.brussels et de la SNCB.

 

L'ouverture d'un poste de police était une autre mesure phare découlant de l'engagement du gouvernement fédéral pour des gares vivables et sûres. Le lieu a été déterminé depuis longtemps. Les besoins de la police fédérale ont été communiqués à la SNCB qui est responsable de la mise en œuvre et de l'adaptation des locaux. Les travaux d'aménagement se poursuivent. Dans ce dossier, la coopération entre la SNCB et la police fédérale se déroule de manière positive et constructive. En concertation mutuelle et compte tenu des travaux en cours, tout est mis en œuvre pour ouvrir ce poste de police dans les meilleurs délais. Je vous renvoie vers le ministre concerné pour obtenir de plus amples détails à ce sujet.

 

Le développement du réseau de caméras, qui permet de mettre les images des caméras de la SNCB à la disposition des zones de police, se poursuit également. Un projet pilote sera lancé à court terme dans trois zones de police et dans des unités de la police fédérale. Cette initiative permettra d'améliorer l'efficacité des patrouilles numériques. Je reste bien entendu à votre disposition pour vous informer du déploiement complet de ce réseau de caméras.

 

06.03  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Nous n’avons pas d’échéance claire pour le commissariat, mais j’entends que ce sera le plus rapidement possible. Merci aussi pour l’information concernant les caméras.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de François De Smet à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le délai pour le paiement des subventions en vue du financement des primes de bilinguisme" (56000227C)

07 Vraag van François De Smet aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De termijn voor de betaling van de toelagen voor de financiering van de tweetaligheidspremies" (56000227C)

 

07.01  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, il me revient que le système de subventions, dont question, connaît un décalage depuis sa mise en place en 2012 étant donné que les moyens budgétaires n’avaient été octroyés au SPF Intérieur qu’en 2013.

 

Vous vous êtes adressée à la Conférence des Bourgmestres des communes de la Région bruxelloise en rappelant qu’un décalage supplémentaire s’était produit dû à un renforcement des contrôles. On en serait actuellement à un paiement des subventions pour le financement des primes linguistiques 2021 qui sera liquidé en 2024, soit trois ans d’écart. Vous conviendrez que le coût du bilinguisme s’avère prohibitif dès lors que les charges des communes sont importantes, et que celles-ci sont en droit de considérer que ce retard est déraisonnable. Qu’il y ait contrôle est sain mais on ne doit pas spéculer sur d’éventuels crédits non disponibles en la matière .

 

En conséquence, madame la ministre peut-elle me faire savoir: si elle confirme ce délai de trois ans pour les années à venir (exemple: 2022/2025)? Si tout mécanisme de rattrapage est manifestement impossible?

 

07.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur De Smet, le paiement des subventions pour le financement des primes linguistiques en faveur des membres régionaux et locaux du personnel de la Région de Bruxelles-Capitale n'a pas subi de retard supplémentaire au cours de la législature précédente. Ces subventions ont bien été payées chaque année. Toutefois, le système de subventions connaît un décalage dans le temps depuis l'année de sa mise en place en 2012 car les moyens budgétaires n'avaient été mis à disposition du SPF Intérieur qu'en 2013. Par conséquent, les primes payées aux agents par leurs employeurs publics bruxellois en 2011 et introduites auprès du SPF Intérieur en 2012 n'avaient fait l'objet de subventions qu'en 2013. Ensuite, à partir des primes linguistiques 2015, le système a connu un décalage supplémentaire d'une année budgétaire à la suite du renforcement des contrôles.

 

En effet, à cette époque, le SPF Intérieur avait constaté de nombreuses irrégularités dans les listes transmises par les services régionaux et locaux. À l'issue de ces contrôles, le solde de subventions relatives aux primes 2015, 2016 et 2017 avait été mis en paiement fin 2020. Mais depuis lors, le rythme de paiement des subventions par année budgétaire a bien été respecté. Par conséquent, les subventions pour le financement des primes linguistiques payées en 2021 par les institutions et services bruxellois et introduites auprès de mes services en 2022 seront mises en paiement en 2024, soit un décalage de deux ans entre l'année d'introduction des listes par les pouvoirs locaux et régionaux et l'année de paiement de la subvention.

 

Mettre en place un mécanisme de rattrapage aurait un impact budgétaire certain puisqu'environ 60 millions d'euros supplémentaires devraient être consacrés à ces subventions. De plus, le service SPF Intérieur traitant ces subsides devrait être temporairement renforcé. Il appartiendra au prochain gouvernement de décider si des moyens supplémentaires peuvent être octroyés pour ces subventions.

 

07.03  François De Smet (DéFI): Je remercie la ministre pour ses réponses extrêmement claires.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De ongerustheid bij speurders van de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie (CDBC)" (56000309C)

08 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "L'inquiétude des enquêteurs de l'Office central pour la répression de la corruption (OCRC)" (56000309C)

 

08.01  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de ongerustheid bij de anti-corruptiespeurders. Die maken zich zorgen omdat ze begin september te horen kregen dat hun nieuwe processen-verbaal eerst via hun hiërarchische overste moeten passeren voordat ze die mogen doorsturen naar het parket. Ze zien daarin een poging om meer politieke controle te krijgen over soms erg gevoelige dossiers.

 

U kent de vroegere werkwijze. De speurders hadden de verplichting om strafbare feiten rechtstreeks te melden aan het parket. Het was dan aan het parket om te oordelen wat er al dan niet met de voorlopige pv's diende te gebeuren. Met de nieuwe dienstnota verandert dat. Nu wordt er verwacht dat dat de speurders hun initiële pv's niet meer rechtstreeks naar het parket sturen, maar eerst voorleggen aan hun hiërarchie. Zoals gezegd, ervaren zij dit als een ongewenste inmenging in hun werk. Zij voelen zich beknot in hun onafhankelijkheid en interpreteren de dienstnota als een instrument van hun hiërarchie om meer vat te krijgen op de politiek gevoelige dossiers.

 

Ik vermoed, mevrouw de minister, dat u op de hoogte was van de nieuwe dienstnota. Mijn vraag is of u daarbij ook betrokken werd. Waarom – en dit is een belangrijke vraag – werd een goed gangbare werkwijze zo abrupt aangepast? Begrijpt u de ongerustheid van de betrokken speurders?

 

Kunt of zult u de nieuwe opgedrongen werkwijze, als ik de woorden van de betrokken speurders mag geloven, weer aanpassen naar de oorspronkelijke manier van werken en zodoende ook de ongerustheid van de speurders wegnemen?

 

08.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Depoortere, ten eerste wil ik verwijzen naar het antwoord van de minister van Justitie in de plenaire vergadering van 26 september. Ik was niet op de hoogte van de interne nota, omdat die louter bestaat uit een herinnering aan de regels voor communicatie met de gerechtelijke en bestuurlijke autoriteiten. De herinnering was kennelijk gericht aan alle leden van de centrale directie. De bestaande regels werden door sommigen niet nageleefd, waardoor de directie niet de vereiste kwaliteitscontrole kon uitvoeren, die is voorzien in het beheer van de onderzoeken en waarvoor zij verantwoordelijk is, in navolging van de aanbeveling van het Comité P opgenomen in het rapport-Van Uytsel. De procedures werden dus, zoals ik het begrijp, geenszins gewijzigd.

 

08.03  Ortwin Depoortere (VB): Ik kan alleen maar vaststellen dat er sprake is van een grote vertrouwensbreuk tussen de hiërarchische oversten en de speurders, zelfs als de werkwijze niet veranderd zou zijn. De anonieme klokkenluiders bij de speurders doen mij toch vermoeden dat er iets meer aan de hand is in de verstandhouding tussen de speurders en de hiërarchische oversten. Ik hoop dat vooral de minister van Justitie daar ook oren naar zal hebben en dat het vertrouwen hersteld kan worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De vechtpartij tussen scholieren in Herk-de-Stad" (56000310C)

09 Question de Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "La rixe entre élèves à Herck-la-Ville" (56000310C)

 

09.01  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik heb een vraag over de gebeurtenissen in Herk-de-Stad, die u wellicht ook bekend zijn. Daarbij is een jongen van 15 jaar na schooltijd zwaar geslagen en geschopt, en zwaargewond geraakt. Zijn vriendin liep lichte verwondingen op. Het conflict tussen de jongeren was op school begonnen en heeft zich na schooltijd verder afgespeeld.

 

Twee verdachten zijn aangehouden. Een ervan is opgesloten in een gesloten jeugdinstelling. De tweede tiener is onder voorwaarden in vrijheid gesteld.

 

In de vorige legislatuur heb ik u ook al ondervraagd over soortgelijke feiten. Ongeveer een jaar geleden, in 2023, antwoordde u dat u op de strategische veiligheids- en preventieplannen rekende, waarin gemeenten geweld door minderjarigen zouden moeten opnemen. Toen was er sprake van een twintigtal gemeenten die dat daadwerkelijk zouden hebben gedaan. U voegde er evenwel aan toe dat u zou blijven zoeken naar manieren om deze specifieke fenomenen samen met onze politie te bestrijden.

 

Daarom stel ik u een aantal opvolgvragen.

 

Is Herk-de-Stad een van die 20 gemeenten die dat fenomeen van geweld door minderjarigen heeft opgenomen in haar strategisch veiligheids- en preventieplan? Zo niet, zult u Herk-de-Stad aanmoedigen om dat alsnog te doen? Spreekt u Herk-de-Stad erop aan om dat fenomeen krachtdadig aan te pakken via het lokaal veiligheidsplan?

 

Een vraag die ik u ook een jaar geleden stelde: is er een algemene tendens waar te nemen? Met andere woorden, volgen de federale politiediensten dergelijke fenomenen ook op? Is daar een zekere modus aan gekoppeld?

 

Zijn er algemene lessen uit te leren?

 

Hebt u ten slotte overleg met de minister van Justitie om de leeftijd van strafrechtelijke meerderjarigheid te verlagen naar 16 jaar, zoals ook in Herk-de-Stad zou moeten gebeuren? Indien niet, waarom vindt u dat niet nodig?

 

09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, inzake Herk-de-Stad zijn de feiten waarnaar u verwijst, voor de gemeente gelukkig een alleenstaand geval, gepleegd door een leerling die onder toezicht van de jeugdrechter stond. Aangezien Herk-de-Stad kennelijk geen structurele problemen heeft met dat type feiten werd geweld tussen jongeren niet opgenomen als fenomeen in het veiligheidsplan van het lokale bestuur.

 

De vaststelling en het nader onderzoek van een feit van slagen en verwondingen behoren tot de bevoegdheid van de lokale politie. Bij herhaalde incidenten kan uiteraard een bijkomende beeldvorming en analyse worden gedaan door ofwel het lokaal informatiekruispunt ofwel het arrondissementeel informatiekruispunt van de federale politie, in dit geval van het arrondissement Limburg.

 

Op nationaal vlak worden routinematig cijfers van allerlei types feiten bijgehouden op basis van de ANG. Die laatste beeldvorming is echter een basis voor beleid op langere termijn, aangezien het gevalideerde cijfers betreft die slechts een zestal maanden na een afgesloten semester met accuraatheid kunnen worden afgesloten.

 

De lokale en arrondissementele beeldvorming en analyse kunnen op korte termijn dynamisch gebeuren. Indien Herk-de-Stad in de nabije toekomst nog problemen zou ondervinden met geweld door minderjarigen, kan de stad de lokale en arrondissementele informatiekruispunten dus inschakelen.

 

Ik kan u tot slot verzekeren dat tijdens de lopende regeringsonderhandelingen het thema 'jongerencriminaliteit' op tafel ligt. Er wordt ter zake ook bekeken hoe we ze kunnen tegengaan en er is ook aandacht voor het preventieve element. Ik kan daarover vooralsnog geen mededelingen doen, maar de materie wordt wel opgevolgd.

 

09.03  Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, het laatste punt uit uw antwoord is absoluut belangrijk. Ik kom daarop nog terug.

 

Uiteraard wordt er iedere keer naar voren geschoven dat het om geïsoleerde feiten en niet om systematiek gaat. De systematiek en de herhaling bestaan er echter net in dat, wanneer alle geïsoleerde feiten worden samengenomen, er een zekere systematiek is. Het is niet omdat er één geval bekend is in Herk-de-Stad dat er geen andere gevallen bekend zijn op andere plaatsen. Dat was mijn vraag, namelijk of het fenomeen op federaal niveau niet breder kan worden aangepakt.

 

Ik ben nog niet gerustgesteld maar wel hoopvol, omdat u vermeldt dat in de lopende regeringsonderhandelingen de jongerencriminaliteit wel degelijk een thema is dat ter bespreking voorligt. Het is immers heel belangrijk om die criminaliteit onmiddellijk in de kiem te smoren. Ik blijf bovendien benadrukken dat het niet enkel over preventie gaat, hoewel ik weet dat preventie belangrijk is. Het gaat echter ook over repressie.

 

Op mijn vraag over de jongerencriminaliteit heb ik geen antwoord gekregen. De strafrechtelijke meerderjarigheid moet in sommige gevallen verlaagd worden naar bijvoorbeeld 16 jaar. Ik hoop dat dat onderwerp deel uitmaakt van de besprekingen over de regeringsvorming. Zo niet, blijft het dweilen met de kraan open.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Brent Meuleman aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De derby Antwerp - Beerschot" (56000325C)

10 Question de Brent Meuleman à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le derby entre l'Antwerp et le Beerschot" (56000325C)

 

10.01  Brent Meuleman (Vooruit): Mevrouw de minister, de beladen derby tussen voetbalclubs Antwerp en Beerschot is niet verder gekomen dan de 75ste minuut. Toen het 4-0 stond voor Antwerp gooiden Beerschotsupporters vuurpijlen op het veld. De match werd stopgezet en niet opnieuw hervat. De Beerschotsupporters, die op voorhand hadden aangekondigd de match te zullen stilleggen bij een aanzienlijke achterstand van hun ploeg, haalden hun slag thuis. Het plan van de hooligans was dus bekend. Het zorgde ervoor dat de Pro League, beide clubs en de politie besloten om de veiligheidsmaatregelen op te schroeven, onder meer door een verscherpte identiteitscontrole en een grondige fouillering van de fans in te voeren. Helaas hebben die extra maatregelen niet mogen baten.

 

De wetgeving werd afgelopen legislatuur al verstrengd, maar jammer genoeg is de handhaving ervan een ander verhaal. Op welke manieren kunnen nieuwe, gelijkaardige incidenten in de toekomst tot een minimum herleid worden? Welke zaken zijn er volgens u nodig om de wetgeving en de handhaving hierop beter af te stemmen? De CEO van de Pro League, de heer Lorin Parys, hekelt het feit dat voetbalclubs nu geen volledige fouilleringsbevoegdheid hebben, waardoor pyrotechnisch materiaal – dat tegenwoordig zeer klein is – niet te vinden is. De Pro League is vragende partij om meer verantwoordelijkheid te nemen en wil daarvoor, en ik citeer de CEO, “de instrumenten krijgen om dat te mogen doen”. Wat is uw standpunt hieromtrent?

 

10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Meuleman, alvorens in te gaan op uw specifieke vragen wil ik onderstrepen dat enkel een ketenaanpak en het samengaan van een preventieve en een repressieve aanpak kunnen bijdragen aan het bannen van geweld en vandalisme in en rond de voetbalstadions. We kunnen daarin enkel slagen als alle betrokken actoren ten volle hun verantwoordelijkheid nemen. Laat mij duidelijk zijn, het louter verhogen van de strafmaat als maatregel zal voetbalgeweld niet uit de wereld helpen. Dat weten we intussen.

 

Zoals u terecht aanhaalde, is de voetbalwetgeving op mijn initiatief in de voorbije legislatuur al aangescherpt. Een aantal minimum- en maximumsancties werd verhoogd en ingevoerd. Zo is het nu bijvoorbeeld strafbaar om in het stadion voorwerpen zoals bivakmutsen binnen te brengen of te gebruiken met de bedoeling zich te onttrekken aan identificatie.

 

Dat is het wetgevende kader. Het is uiteraard belangrijk om dat kader ook in de praktijk te brengen. De uitwerking en de impact van een verstrenging van de voetbalwet staan daarom in verband met de mogelijkheid om verdachten te identificeren en met het linken van de verdachten aan de gepleegde inbreuken op de voetbalwet of andere strafrechtelijke bepalingen. Handhaving is dus cruciaal. Ondanks de grote inzet van politie, zeker ook bij risicomatchen, vinden nog altijd incidenten plaats. Dat toont ook het belang van de ketenaanpak aan, waarnaar ik al verwees.

 

Niet enkel het gemeentebestuur of het stadsbestuur en de politiediensten moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Ook de clubs hebben een belangrijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de stadions. In de verstrengde voetbalwet werd hun aandeel in de veiligheid duidelijk vergroot. De clubs kunnen bijvoorbeeld strenger worden gecontroleerd op de werking en de bediening van hun camerasystemen en op de naleving van de regelgeving inzake de ticketverkoop. Dat zijn twee belangrijke maatregelen, die ervoor kunnen zorgen dat supporters met een stadionverbod het stadion niet binnen kunnen. Performante camerabeelden kunnen ook bijdragen tot de identificatie van relschoppers.

 

Het is duidelijk dat de problematiek voor mij ook op de tafel van de nieuwe regering moet liggen. We moeten de clubs immers blijven sensibiliseren om betere en meer invulling te geven aan hun verantwoordelijkheden, die zij binnen het huidige regelgevende kader al hebben, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van fouilles, maar evenzeer door de inzet van technische hulpmiddelen. Zij kunnen immers een belangrijk element zijn in de versterking van de handhaving. De automatisering van de toegangscontrolesystemen kan een doeltreffende methode zijn om stadionverboden nog strikter te handhaven. Weliswaar zullen dergelijke innovatieve systemen moeten worden afgetoetst aan de Europese regelgeving.

 

Ook de rol en de inzet van voetbalstewards kunnen bij de inzet van technische middelen worden geëvalueerd. Het is daarbij belangrijk dat we vaststellen dat de doelstelling die we met de voetbalstewards hebben, bijdraagt tot het creëren van een positieve voetbalbeleving door het onthaal en de omkadering van de supporters, het verstrekken van informatie en bijvoorbeeld ook het vrijhouden van toegangs- en evacuatiewegen. Ik weet dat daarover wordt gepraat. Ik vraag mij echter af of alle stewards vragende partij zijn om zelf diepgaande fouilles uit te voeren bij supporters – of moet ik ze hooligans noemen – die met andere bedoelingen naar het stadion komen. De vraag is of we die bevoegdheid en die opdracht aan de stewards moeten geven, omdat een en ander uiteraard ook een impact kan hebben op hun eigen veiligheid.

 

In het bewuste geval was het bijvoorbeeld ook een mogelijkheid geweest, gelet op de aankondigingen van de harde kern van de uitsupporters, om de match te laten plaatsvinden zonder de aanwezigheid van uitsupporters. Dat is natuurlijk geen maatregel waarvan we principieel voorstander zijn. Om de veiligheid in het stadion en ook de veiligheid van de supporters die met plezier komen kijken naar de voetbalmatch, te garanderen, was dat evenwel een mogelijke maatregel geweest. Eventueel had ook meer politie kunnen zijn ingezet.

 

Ook de aanwezigheid van private veiligheidsdiensten is een steeds weerkerend thema. Ook bij de onderhandelingen voor een nieuwe federale regering zal dat aan bod komen. De vraag is of zij verregaande fouilleringsbevoegdheid moeten krijgen, zoals politiemedewerkers. Zij hebben immers niet dezelfde opleiding gekregen. Men kan hen ook niet onmiddellijk identificeren. Of die private veiligheidsdiensten en stewards speciale bevoegdheden moeten krijgen, geldt trouwens niet alleen voor voetbalwedstrijden, maar ook voor andere sportactiviteiten, festivals enzovoort.

 

De heroriëntering van het politietoezicht bij de toegangscontroles kan worden heroverwogen, maar dat vraagt om een grondig debat. Omdat er al veel politiecapaciteit naar de organisatie van voetbalwedstrijden gaat, is de vraag of we die publieke capaciteit nog verder willen uitbreiden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de uitvoering van toegangscontroles, terwijl de identificatie tussen het ticket en de houder ervan beter kan verlopen via automatische ticketcontrolesystemen. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat de mensen die geen toegang hebben tot het stadion effectief niet worden toegelaten.

 

Als minister van Binnenlandse Zaken en als supporter is het altijd mijn speerpunt geweest om van voetbal een feest te maken. Ik blijf me daarvoor inzetten. Ook tijdens de regeringsonderhandelingen zal ik de zaak op tafel leggen maar de kwestie of we de bevoegdheden voor andere dan politiemedewerkers moeten uitbreiden, blijft moeilijk.

 

10.03  Brent Meuleman (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord. Het doet me veel plezier dat die kwestie serieus zal worden genomen tijdens de regeringsonderhandelingen. Ik hoop dat er zo effectief stappen vooruit kunnen worden gezet. Ik hoor wel de theorie over wat we zouden kunnen doen en welke tools zouden kunnen beschikbaar zijn, maar in de praktijk zien we krantenkoppen zoals na afgelopen weekend. Ik kijk dus hoopvol naar de toekomst.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.12 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 12.