Interparlementaire Klimaatdialoog

Dialogue interparlementaire Climat

 

van

 

Dinsdag 15 oktober 2024

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mardi 15 octobre 2024

 

Après-midi

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.10 uur en voorgezeten door mevrouw Patricia Creutz-Vilvoye.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 10 et présidée par Mme Patricia Creutz-Vilvoye.

 

01 De COP29 en de Europese en internationale uitdagingen voor het klimaat. Hoorzitting met:

- de heer Geert Fremout, Head of Unite International Negociations & Cooperation, Dienst Klimaatverandering van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;

- mevrouw Yvon Slingenberg, directrice Strategy, Analysis and Planning van het Directoraat-generaal Klimaat van de Europese Commissie.

01 La COP29 et les enjeux climatiques européens et internationaux. Audition de:

- M. Geert Fremout, Head of Unit International Negociations & Cooperation, service Changements climatiques du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement;

- Mme Yvon Slingenberg, Directrice Stratégie, Analyse et Planning à la Direction générale de l’action pour le climat de la Commission européenne.

 

La présidente: Bonjour, chers collègues. Soyez les bienvenus dans la très belle salle Érasme de la Chambre. Je m'appelle Patricia Creutz-Vilvoye et suis la présidente du Parlement de la Communauté germanophone. J'ai l'honneur de présider notre réunion interparlementaire de cet après-midi.

 

Parmi nos invités, je suis particulièrement contente d'accueillir Mme Yvon Slingenberg et M. Geert Fremout. Hélas, M. Peter Wittoeck est absent pour cause de maladie. Nous lui souhaitons donc un bon rétablissement. Je vous remercie tous de pouvoir échanger avec les experts au sujet de la COP29.

 

Voici quelques instructions pratiques. Pour le bon déroulement de notre réunion, lors de chaque intervention, je vous demande de bien vouloir donner votre nom et votre groupe politique pour le compte rendu intégral de la Chambre. Comme plusieurs d'entre vous viennent d'autres parlements, nous devons veiller à ce bon déroulement.

 

Ensuite, s'agissant des interventions, je vous propose que leur ordre suive la taille des groupes de la Chambre.

 

Enfin, nous allons commencer par écouter successivement les interventions des deux experts. Ensuite, vous pourrez poser vos questions. Si vous êtes d'accord avec cette méthode, nous allons immédiatement commencer.

 

01.01  Geert Fremout: Bedankt, mevrouw de voorzitster. Goedemiddag allemaal, mijn diensthoofd, Peter Wittoeck, kan hier vandaag niet zijn omdat hij ziek is. Ik zal echter proberen hem zo goed mogelijk te vervangen. Ik zal wat context schetsen rond het multilaterale klimaatproces en focussen op de zaken die hoog op de politieke agenda zullen staan in Bakoe.

 

Ik begin met een aantal algemeenheden. Recent werden een aantal IPCC-rapporten gepubliceerd. Een van de cruciale boodschappen uit die rapporten houdt in dat de keuzes die dit decennium gemaakt worden gevolgen kunnen hebben voor de komende duizenden jaren. Tijdens de klimaatonderhandelingen noemen we dit decennium dan ook the critical decade. Nu is dus echt het moment om actie te ondernemen.

 

Het multilaterale klimaatproces begon in 1992. Elk jaar opnieuw wordt er verder gebouwd op de resultaten van de vorige jaren. Ik som even een aantal mijlpalen op. In 1992 ondertekenden we het klimaatverdrag. In 1997 stelden we het Kyotoprotocol op waarin enkel industrielanden verbintenissen aangingen. In 2009 in Kopenhagen liep het fout, maar in 2015 zetten we dat recht met het klimaatakkoord van Parijs. Dat is dus ondertussen bijna tien jaar geleden. We zitten nu aan COP29 in Bakoe, Azerbeidzjan.

 

Ik zal het nu hebben over de thema's die op de agenda staan. Er zijn een aantal grote bouwstenen. Een belangrijke is de mitigatie, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Dat staat centraal in deze periode. Er is ook adaptatie, namelijk de aanpassing aan de impacts van de klimaatverandering op zo'n manier dat de samenleving veerkrachtig en weerbaar wordt om met die impacts om te gaan. Niet alle impacts zijn of blijken echter beheersbaar. De laatste jaren werd loss and damage dan ook in toenemende mate op de agenda gezet, vooral door de kwetsbare landen. Dat zijn dus de impacts die landen ondergaan en die hoge menselijke en financiële kosten met zich meebrengen. Die vraag is ook zeer aanwezig op multilateraal niveau. Het zijn immers andere landen die de impact ondergaan dan de landen die de klimaatverandering veroorzaakt hebben.

 

Links ziet u een transversaal blok dat ook in Bakoe heel belangrijk zal zijn. Het betreft de financiering. Zoals in alle politieke processen moet de rekening uiteraard ook hier worden betaald. Een cruciaal element uit de architectuur van het akkoord van Parijs zijn de nationally determined contributions (NDC). Elk land bepaalt zelf welke bijdrage het levert aan het multilaterale klimaatbeleid. Op het kaartje rechts ziet u dat de meeste landen een reductiebeleid voeren voor broeikasgassen. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar er zijn ook enkele landen die, bijvoorbeeld, doelstellingen inzake hernieuwbare energie bepalen of een aantal adaptatieacties voorstellen.

 

Al vóór Parijs wisten we dat we ons vooropgestelde doel niet bereikten. Daarom is er in het akkoord van Parijs ook een ambitiemechanisme ingebouwd waarbij om de vijf jaar een global stocktake plaatsvindt. Dat houdt in dat er een stand van zaken wordt opgemaakt die in grote mate is gebaseerd op de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Vervolgens dient die stand van zaken als een belangrijke input voor de volgende reeks van klimaatplannen. In het Akkoord van Parijs staat dat een nieuw klimaatplan een vooruitgang moet inhouden ten opzichte van het vorige klimaatplan en dat het de hoogst mogelijke ambitie moet weerspiegelen die de landen kunnen nastreven. Op de COP28 van vorig jaar werd die global stocktake uitgevoerd en nu zijn de landen bezig met de voorbereiding van de volgende klimaatplannen. Dat thema is op zich geen onderhandelingsmaterie, maar komt wel vaak aan bod in de wandelgangen en tijdens de bilaterale gesprekken.

 

Ik heb daarnet al aangegeven dat we voortbouwen op de resultaten van de voorgaande jaren. Een van de belangrijke resultaten van die global stocktake, gevat in de VAE-consensus, het belangrijkste pakket uitkomsten van de COP28, is het engagement om de capaciteit van hernieuwbare energie te verdrievoudigen en de energie-efficiëntieverbeteringen te verdubbelen tegen 2030. Het is de eerste keer dat dergelijke sectorale doelstellingen en engagementen worden aangenomen in de context van de multilaterale klimaatonderhandelingen.

 

Tegelijkertijd is er naar alle landen een aanmoedigende boodschap gestuurd met de vraag om klimaatplannen te ontwikkelen die alle sectoren afdekken: energie, transport, landbouw en gebouwen. Voorheen waren er landen, in het bijzonder ontwikkelingslanden, die enkel een energiedoelstelling of enkel een doelstelling om ontbossing tegen te gaan, vooropstelden.

 

Ook inzake adaptatie is er vooruitgang geboekt. Er is een soort van algemeen kader opgericht. De bedoeling is om doelstellingen af te spreken, zowel thematische doelstellingen in verschillende sectoren – voedsel, gezondheid, biodiversiteit enzovoort – als procedurele doelstellingen, zoals de verplichting om tegen een bepaalde datum over een plan te beschikken.

 

Op het gebied van financiering is in Sharm-el-Sheikh het loss-and-damagefonds opgericht, dat vorig jaar geoperationaliseerd is. Ook is het engagement van Glasgow herhaald om de adaptatiefinanciering te verdubbelen. Het is immers altijd moeilijker geweest voldoende middelen te verzamelen voor mitigatie en adaptatie, die voor de kwetsbare landen heel belangrijk zijn. Er zijn eveneens signalen gegeven dat het belangrijk is om de algemene internationale financiële architectuur te hervormen.

 

Voor de COP29 in Bakoe heeft Azerbeidzjan als inkomend COP-voorzitter twee grote groepen van prioriteiten naar voren geschoven: de ambities verhogen en acties mogelijk maken. Ik zal me tijdens deze uiteenzetting beperken tot de twee belangrijkste: over wat zal het gaan in de context van de nationale klimaatplannen, de NDC's, en moet er een nieuwe financiële doelstelling worden afgesproken?

 

Eerst buig ik me kort over de reductie van de emissies. Ik laat een grafiek zien uit het rapport van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). De kleine rode driehoek geeft het traject weer dat we volgen met de huidige klimaatplannen. Daarboven staat een vage grijze driehoek, zijnde de intenties van de NDC's voor de klimaattop van Parijs. Het is duidelijk dat het ambitieniveau al geleidelijk is verhoogd. Als we de temperatuurverhoging evenwel tot 1,5 °C willen beperken, moeten we op het lichtgroene traject onderaan de grafiek geraken, namelijk het traject van de globale emissies tussen nu en 2060. De zwarte lijnen zijn de historische emissies.

 

De uitdaging is dus heel groot. De vooruitgang die we sinds de klimaattop van Parijs hebben geboekt, is maar een fractie van wat er nog moet gebeuren. De emissies zouden tegen 2030 ongeveer gehalveerd moeten worden ten opzichte van het niveau van 1990, om op dat traject terecht te komen. Dat is ook zo afgesproken.

 

Opnieuw is er de boodschap om met ambitieuze NDC’s te komen, die in lijn zijn met het traject van 1,5 °C en die de hele economie afdekken. Dat is het grote signaal dat inzake NDC’s uit de VAE-consensus is gekomen. Ze moeten worden aangevuld met andere resultaten uit de global stocktake. Daar kom ik nog op terug.

 

Er is ook een algemene aanmoediging om naar voren te komen met NDC’s die een doelstelling voor 2035 hebben, zodat iedereen in hetzelfde ritme zit qua voorstellen van doelstellingen en qua het behalen van resultaten.

 

Het is daarnet al even aangehaald hier aan de tafel. Gisteren was een belangrijke dag. De ministers van Leefmilieu hebben namelijk de grote lijnen van de Europese onderhandelingspositie voor de COP29 vastgelegd. U vindt dat document op het internet. Het gaat om een lang document van meer dan 20 bladzijden met 52 lange, onderhandelde paragrafen.

 

Ik zal er enkele paragrafen uit aanhalen, om te bevestigen dat het ook de Europese positie is dat de NDC’s in lijn moeten zijn met de global stocktake, dat ze de 1,5 °C binnen bereik moeten houden en moeten worden gebaseerd op de wetenschappelijke kennis. Ze moeten ook economy wide zijn en alle sectoren afdekken. Dat alles moet opnieuw tegen de einddatum van 2035 zijn voltooid.

 

Een ander belangrijk resultaat van de global stocktake was het volgende. Ik heb daarnet al het verdriedubbelen van de capaciteit voor hernieuwbare energie vermeld, alsook het verdubbelen van de energie-efficiëntie. Er waren echter nog een aantal andere doelstellingen of intenties die daarin zijn ingeschreven om de productie van elektriciteit op basis van steenkool uit te faseren, indien de emissies niet worden afgevangen, en om te evolueren naar energiesystemen die geen emissies meer produceren tegen het midden van de 21ste eeuw, in het algemeen dus om geen fossiele brandstoffen meer te gebruiken in energiesystemen.

 

Ook een belangrijk element is het uitfaseren van subsidies voor fossiele brandstoffen, omdat dat perverse signalen geeft aan de economische actoren.

 

Hier ziet u de grafiek van het Internationaal Energieagentschap (IEA) en het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA). Zij zijn begonnen de engagementen op te volgen. De twee belangrijkste ervan, het verdriedubbelen van de capaciteit voor hernieuwbare energie en het verdubbelen van de verbetering van de energie-efficiënte kunnen samen leiden tot een reductie met 10 miljard ton tegen 2030. In de driehoek eronder staan de andere engagementen van het pakket inzake de energietransitie.

 

Het is zeker haalbaar. U weet ongetwijfeld allemaal dat de kosten voor hernieuwbare energie dramatisch afgenomen zijn in de jongste jaren. Dat is duidelijk gedocumenteerd door het IPPC. Dat soort engagementen is gisteren ook hernomen in de Council conclusions. Zeker in dit kritieke decennium, waarin wij weg van fossil fuels bewegen inzake energiesystemen, wordt de oproep naar hernieuwbare energie en naar meer energie-efficiëntie herhaald.

 

Ik zal ze niet allemaal vermelden, maar belangrijke engagementen zijn: de globale uitfasering van fossiele brandstoffen en een vermindering van de consumptie. De energiesector moet vrij zijn van fossiele brandstoffen tegen 2050 en er moet in de loop van de jaren 2030 een nieuw elektriciteitssysteem komen, want voor de elektriciteitsproductie zijn er al goede alternatieven voorhanden. Dat is dus tamelijk snel.

 

Er zijn wel wat technologieën om emissies af te vangen en naast technologische oplossingen zijn er nature based solutions. Uiteindelijk hebben die echter een beperkt potentieel. Het is dus belangrijk ze te behouden voor die emissies die onontkoombaar zijn, residuele emissies waarvoor geen evidente reducties voorhanden zijn. Dat is onder andere het geval in een aantal industriële sectoren, maar ook in de landbouw zijn er emissies waar men niet buiten kan.

 

Voor het eerst in dit soort van Raadsconclusies wordt een specifieke oproep tot de olie- en gasindustrie gericht die een leiderschapsrol op zich zouden moeten nemen omdat zij natuurlijk aan de oorsprong zitten, heel grote winsten                 boeken en volgens rapporten van het IEA maar een heel beperkt aandeel van hun winsten herinvesteren in klimaatoplossingen. Ook worden zij opgeroepen om samen te werken met het IEA en het IRENA, de twee multilaterale energieagentschappen. Die agentschappen leveren heel goed werk in de opvolging en in de stimulatie van hun leden, de landen, in dat verband.

 

Wat doet Europa inzake de nieuwe NDC? Dat zal straks misschien nog meer gedetailleerd aan bod komen. De Commissie heeft een aantal maanden geleden een mededeling gepubliceerd waarin zij aanbeveelt om de emissies tegen 2040 met 90 % te reduceren ten opzichte van 1990. Daar hoort een impact assessment bij. Door de verkiezingen en met de overgang naar een nieuw samengestelde Europese Commissie is dat proces wat on hold gezet, maar het zal nu terug opgestart worden. Het is van belang dat de EU tijdig haar nieuwe NDC kan indienen.

 

De Raad heeft daarover gisteren ook iets gezegd. Het is een gevoelig thema, dat kunt u zich ongetwijfeld indenken. Die paragraaf zegt dat de communicatie van de Commissie een basis voor de discussie zal zijn en informatie verschaft voor de beslissing die genomen moet worden over de 2040-doelstelling en de nieuwe NDC. Gebaseerd op wat de Commissie zal voorstellen, zullen de interne Europese processen verder lopen. Daarin zal ook u ongetwijfeld een rol spelen.

 

Er is ook een oproep uitgebracht ten aanzien van de large emitters. De G20 is verantwoordelijk voor 80 % van de werelduitstoot. Het is echt belangrijk dat die groep van grote uitstoters de leiding neemt en ervoor zorgt dat wij de 1,5 °C binnen bereik kunnen houden.

 

Daarmee heb ik u de tijdslijn gegeven. Gisteren konden wij kennisnemen van de Raadsconclusies over de COP. Nu zal de Raad zich verder buigen over het dossier van de 2040-doelstelling. Tegen 2025 moeten we proberen om onze nieuwe NDC in te dienen bij de UNFCCC, bij het secretariaat van het klimaatverdrag. Wellicht wordt ook dat enigszins een uitdaging.

 

De nieuwe Commissie heeft er duidelijk voor gekozen om de Green Deal voort te zetten en om werk te maken van de omzetting van de 90 %-doelstelling in Europese wetgeving, zoals u kan zien in de politieke richtlijnen die de Commissievoorzitster heeft voorgesteld. Tot daar het punt mitigatie.

 

Het volgende belangrijke thema voor de COP29 is de klimaatfinanciering. Sinds 1992 wordt daar al over gesproken, maar de ontwikkelde landen hebben in 2009 in Kopenhagen het engagement opgenomen om samen 100 miljard dollar tegen 2020 te mobiliseren. Die doelstelling is daarna verschoven naar 2025.

 

Het is niet gemakkelijk geweest om die doelstelling te halen, zoals u hier kunt zien. De oorspronkelijke deadline was 2020. Toen zaten alle ontwikkelde landen samen aan iets meer dan 80 miljard dollar. In 2022 is die doelstelling wel gehaald. In 2023 zal dat ook het geval zijn. Vanaf nu zal dat altijd het geval zijn.

 

Een belangrijk discussie die nu plaatsvindt, in de focus van de COP29, is hoe de nieuwe financiële doelstelling eruit zal zien. Dit is het mandaat om over die doelstelling te spreken, "to set a new collective quantified goal from a floor of USD 100 billion". Dat betekent dat de doelstelling meer moet zijn dan de huidige 100 miljard dollar.

 

Dan ga ik even terug naar de drie grote doelstellingen van het akkoord van Parijs. Ten eerste, de temperatuursverhoging zo laag mogelijk onder de 2 °C houden en zo dicht mogelijk tegen de 1,5 °C. Ten tweede, onze samenleving klimaatweerbaar en veerkrachtig maken en aangepast aan een lage-emissietoekomst. Ten derde, heel belangrijk, alle financiële stromen coherent maken met die twee bovenstaande doelstellingen.

 

Er is dus een spanning tussen de meer algemene financiële doelstelling en de enge klimaatfinancieringsdoelstelling, zoals omschreven in artikel 9 van het akkoord van Parijs. Daarin staat dat ontwikkelde landen ontwikkelingslanden moeten blijven financieren, dat andere landen worden aangemoedigd om daaraan mee te werken, dat er een globale inspanning geleverd moet worden, waarbij middelen gefinancierd worden via diverse bronnen, instrumenten en kanalen, met een evenwicht tussen adaptatie en mitigatie. Er wordt ook in gezegd dat de meest kwetsbare ontwikkelingslanden toegang moeten kunnen krijgen tot die financiering, maar dat is vaak een probleem.

 

Het mandaat om de nieuwe doelstelling te bespreken, verwijst naar artikel 9, § 3 van het akkoord van Parijs. Daarin wordt dus verwezen naar die globale inspanning en de brede range van bronnen en kanalen. Voor ons en voor de Europese Unie is dat heel belangrijk, daarom haal ik dat hier ook aan.

 

Het bredere plaatje van de financiering van de energietransitie gaat over heel andere cijfers dan de 100 miljard. Er bestaan natuurlijk rapporten over welke financieringsbehoeften er zijn en daarin wordt gezegd, en dat is ook aanvaard door alle partijen, dat er bijna 6 biljoen dollar aan investeringen nodig zijn, in de periode tot 2030, om de energietransitie in alle landen ter wereld te financieren. De huidige financiële flows bedragen nu maar een derde daarvan. Dat schetst de uitdaging die voorligt.

 

Het IPCC zegt in zijn rapport dat er wel voldoende kapitaal beschikbaar is om die investeringen te doen, maar die gebeuren in de praktijk vooral in Noord-Amerika (de VS en Canada), in de Europese Unie en in China. De andere regio’s, die ook het probleem van toegang tot energie kennen, hebben heel veel moeite om die investeringen aan te trekken. Ook op die uitdaging moet een antwoord gevonden hebben.

 

Er zijn nog een aantal andere uitdagingen. Er wordt nog altijd veel meer in fossiele infrastructuur geïnvesteerd dan in hernieuwbare infrastructuur. Dit is een grafiek van IRENA. Ik vermeldde daarnet al de fossil fuel subsidies, in het bijzonder in het kader van de inval van Rusland in Oekraïne. Dergelijke subsidies zijn sterk toegenomen. U ziet in de projecties dat de trend de verkeerde kant uitgaat, ondanks engagementen in allerlei fora, met inbegrip van de EU, maar ook de G7, de G20 en op multilateraal vlak, om daaraan iets te doen. Het is een perverse incentive voor de energietransitie omdat dit het verkeerde prijssignaal inzake de energietransitie geeft. De reden daarvoor is dat er vaak sociale en politieke belangen en doelstellingen meespelen, waardoor het heel moeilijk is om die trend om te buigen.

 

Dit is een ander rapport van een high-level panel over climate finance. Het probleem van de toegang van kwetsbare ontwikkelingslanden tot de klimaatfinanciering heeft te maken met het feit dat zij het vaak moeilijk hebben om aan allerlei voorwaarden te voldoen en zowel op administratief als op financieel vlak de nodige middelen aan te trekken.

 

Een voorbeeld daarvan is de cost of capital. Landen waarvan investeerders denken dat er grotere risico's zijn om investeringen te doen, moeten interesten betalen die vaak veel hoger liggen dan in de ontwikkelde wereld. U ziet daar een lijstje landen, gerangschikt van hoge naar lage interestvoeten. Afrikaanse landen zoals Nigeria staan daarin aan de top en ontwikkelde economieën hebben hele lage interestvoeten of soms zelfs negatieve kosten, zoals u kunt zien in dit voorbeeld van Duitsland.

 

Ik noem een aantal cijfers uit het rapport van het high-level panel. Zij onderzochten wat de bronnen van die financiering in ontwikkelingslanden zouden kunnen zijn.

 

Als er 2,4 biljoen nodig is, dan zou meer dan de helft daarvan op binnenlands niveau moeten worden gemobiliseerd en 1 biljoen zou van externe financiering moeten komen, waarvan ruwweg de helft uit publieke middelen – die ofwel bilateraal, ofwel via multilaterale kanalen zou worden gekanaliseerd naar ontwikkelingslanden – en ook een belangrijk deel privéfinanciering. Het is dus ook nodig dat wij manieren vinden waarop privé-investeringen vanuit het Noorden naar de energietransitie in het Zuiden kunnen gaan.

 

De vraag is wat er rond al die heel grote uitdagingen en vragen rond de energietransitie wereldwijd kan gebeuren in Bakoe. Zoals u weet, vergaderen in Bakoe de ministers van Leefmilieu. Dat zijn niet degenen die de grote beslissingen nemen op het gebied van de internationale financiële instellingen of van private financiële instellingen. Ook al zullen wel vele van hen naar de COP komen, de onderhandelingen gebeuren tussen ministers van Leefmilieu. Er is uiteraard ook een segment van heads of state and government waarmee de COP begint en waarvan ook signalen kunnen uitgaan. Wij hopen dat de onderhandelingen in Bakoe over de New Collective Quantified Goal (NCQG) als een soort katalysator zullen fungeren om alle andere actoren mee te krijgen door sterke signalen te geven in de richting die nodig is. Die andere actoren en kanalen zijn dan de multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB's) en de internationale financiële instellingen, die een aantal bijsturingen aan het systeem zouden moeten doen. Er is een aantal innovatieve bronnen van financiering. Zoals ik al zei, moet de financiële sector meer worden betrokken. In het algemeen moet een aantal barrières worden aangepast. Er is ook de domestic mobilisation: ook in de ontwikkelingslanden zelf zal een belangrijk deel van de financiële middelen moeten worden gemobiliseerd.

 

Wij hebben dat wat schematisch weergegeven op de slide. Er zijn heel wat actoren die de financiële stromen bepalen. De blauwe cirkel in het midden is de COP29 en de UNFCCC, maar daarrond ziet u waar de echte beslissingscentra liggen, gaande van links naar rechts.

 

Er zijn in de eerste plaats de landen, dus wij, onderhandelaars, maar natuurlijk ook de ministeries van Ontwikkeling en Financiën en de centrale banken, die heel belangrijke financiële beslissingen nemen in dat verband. Er zijn ook de privé-actoren, in het bijzonder de financiële wereld, zijnde opnieuw de banken maar bijvoorbeeld ook de energiebedrijven. Er zijn de rating agencies, die bepalen hoe kredietwaardig bepaalde landen en bepaalde investeringen zijn. Zij zijn daarmee sinds een aantal jaren actiever bezig. Er zijn ook de internationale regulatoren met verschillende organisaties die internationale regelgeving opstellen.

 

Er is dan nog een heel scala van andere internationale fora, bij wie veel meer beslissingsmacht ligt dan binnen de UNFCCC op het vlak van financiering. Brazilië probeert nu aan de kar te trekken als huidig G20-voorzitter. Bij de G20 is er het Bridgetown Initiative. Dat is een initiatief van de eerste minister van Barbados, samen met president Macron van Frankrijk.

 

Er zijn nog een aantal andere taskforces en initiatieven, zoals de recente Summit of the Future.

 

In de COP28 zijn een aantal punten hernomen die ik al heb vernoemd. Wij tonen ze hier om aan te geven dat ze een soort gemeenschappelijke startbasis vormen voor de discussie over de NDC’s, met name de inschatting van de bestaande investeringsnoden. Tegelijkertijd bevestigen zij dat ook grant-basedfinanciering nodig is, omdat niet alles door de markt kan worden opgelost.

 

Er is ook een belangrijke rol weggelegd voor de financiële sector. Er wordt ook aangegeven dat er heel diverse definities van klimaatfinanciering bestaan. Dat is inderdaad het geval, maar de reden daarvoor is dat wij er tot nu toe niet in zijn geslaagd een gemeenschappelijk akkoord over een definitie te vinden. Dat is een deel van het probleem, maar het is niet toevallig dat dat zo is.

 

Dan is er nog de hervorming van de internationale financiële instellingen en de rol van allerlei banken. Dat is het panorama dat werd geschetst in Dubai en waarmee wij nu verder moeten.

 

De NCQG klinkt op zich misschien een beetje abstract. Ik ga proberen om het een klein beetje op te splitsen in de samenstellende delen.

 

Een van de vragen is of dit alleen over publieke financiering gaat of ook over private financiering, en dan alleen gemobiliseerde private financiering of ook algemeen de financiering die wat vager wordt gecatalogiseerd. Er zijn verschillende hervormingen nodig, zowel op binnenlands niveau als op buitenlands niveau, van regulerende omgevingen. Wij hebben het al gehad over mitigatie en adaptatie. Er kunnen ook nog andere thema's genoemd worden.

 

Met betrekking tot de structuur en de scope van deze nieuwe doelstelling zijn de ontwikkelingslanden van oordeel dat het kan beperkt worden tot publieke internationale financiering. Zij denken dat dit veel tastbaarder is, dat het iets is waarop ze de ontwikkelde landen kunnen afrekenen – om het zo te zeggen. Zij hebben veel minder oog voor het bredere plaatje. U ziet de lijst van actoren waarvan wij denken dat het nodig is om hen mee aan boord te krijgen en om hun sterke signalen te sturen omdat wij er anders nooit zullen geraken.

 

Een eerste twistpunt is of het doel bestaat uit alleen publieke financiering of uit een kern van publieke financiering met errond de rol van andere actoren.

 

Er is geen akkoord over het opnemen van loss and damage. Dat is immers een recent thema, dat in het akkoord van Parijs op een specifieke manier wordt behandeld. Het is geen deel van artikel 9. Er zijn echter ook bezorgdheden rond rechtszaken, aansprakelijkheid, liabilities. Dat is een ander twistpunt tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden.

 

Wie moet bijdragen aan die nieuwe doelstelling is ook een belangrijk discussiepunt. U ziet een berekening gemaakt door WRI, een denktank, die op basis van een aantal objectieve indicatoren heeft berekend wat de verdeling zou kunnen zijn.

 

In elk van die kadertjes ziet men landen die volgens de in 1992 gemaakte afspraken niet hoeven bij te dragen en landen die wel moeten bijdragen. China is volgens de bijlagen bij het klimaatverdrag een ontwikkelingsland en hoeft niet bij te dragen. Zo moeten Duitsland, Italië, Nederland, België en Zweden wel bijdragen, maar Brazilië, Korea, Kazachstan en Saoedi-Arabië niet. Dat is natuurlijk een politieke kwestie, in het bijzonder voor de Verenigde Staten, die willen dat opkomende economieën mee bijdragen. Als de doelstelling beperkt blijft tot de ontwikkelde landen, is het gemakkelijker om dat op tafel te leggen en om daarvan een politieke Noord-Zuiddiscussie te maken. Als de verdeling op een aantal objectieve criteria zou zijn gebaseerd, dan zouden andere landen ook moeten bijdragen en wordt het meer een collectief gebeuren.

 

Een ander belangrijk discussiepunt is het kwantum, dus de hoeveelheid. Het cijfer in Kopenhagen was 100 miljard dollar. Er circuleren niet zoveel cijfers. Het enige cijfer is dat van de noden, dat ik daarnet al heb vermeld: 6 biljoen dollar. De like-minded developing countries (LMDC's), een groep nogal radicale ontwikkelingslanden, hebben een doelstelling van ten minste 1 biljoen dollar vooropgesteld, wat in de huidige budgettaire context van landen die dat geld op tafel moeten leggen, totaal onhaalbaar is. Er zal dus een akkoord moeten worden gevonden over het kwantum, maar dat zal ook enigszins realistisch moeten zijn, want dat kwantum zal binnen vijf of tien jaar gehaald moeten worden.

 

Er zijn ook Council conclusions van Ecofin geweest. In de eerste plaats beslissen de ministers van Financiën in de Europese Unie daarover. Ik som een aantal belangrijke elementen op die zij in die conclusies van 8 oktober hebben aangenomen. Zo hebben we een brede benadering van de nieuwe doelstellingen nodig, waarin iedereen wordt meegenomen. Ook blijft public finance belangrijk, in het bijzonder voor de dotatie aan de kwetsbare landen. Er is evenwel eveneens een belangrijke rol weggelegd voor domestic finance, wat ik al heb vermeld. Voorts moet die doelstelling verschillende lagen omvatten.

 

De groep van landen die bijdragen, moet ook verbreed worden.

 

Verder is er ook aandacht voor de specifieke uitdagingen rond schulden en de cost of capital, waar de kwetsbare landen mee te maken krijgen.

 

Wat doen we nu op het Belgische niveau? In 2021 is er een evaluatie geweest van de Belgische klimaatfinanciering door de dienst Bijzondere Evaluatie binnen de Directiegeneraal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD). Op basis van die aanbevelingen heeft de DGD, in samenwerking met de FOD Volksgezondheid en de dienst Klimaat, een strategie uitgewerkt. De bedoeling was om een gemeenschappelijke visie uit te werken rond klimaatfinanciering en een aantal doelstellingen voorop te zetten rond klimaat in onze internationale samenwerking.

 

Die doelstellingen leidden tot concrete acties. Zo blijft adaptatie belangrijk voor de Belgische klimaatfinanciering. De reden is dat heel wat partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking kwetsbare Afrikaanse least developed countries (LDC's) zijn. Daar vallen weinig emissies te reduceren maar de uitdagingen op het vlak van adaptatie zijn er wel heel groot.

 

Een ander accent is dat er een toename van de financiering zou moeten zijn, maar ook een verdere systematische integratie van de klimaatdimensie in het volledige duurzame-ontwikkelingsbeleid van België. De diplomatie en de ontwikkelingssamenwerking zouden daarin een voorbeeldrol moeten spelen.

 

In 2022 bedroeg de Belgische klimaatfinanciering 154 miljoen euro. Dat is een significante stijging tegenover de jaren ervoor. Tijdens de vorige regering was er een stijgende trend. Er is ook een multilaterale bijdrage van ongeveer 400 miljoen euro. Op basis van het analytische werk van enkele denktanks is berekend dat een significante toename van de bilaterale financiering nodig is boven op de multilaterale. Dat bedrag schommelt rond de 500 miljoen euro, dus een significante stijging tegenover de huidige situatie.

 

Tot daar mijn presentatie. Dank u voor uw aandacht. Mijn verontschuldiging omdat ik er zo snel doorging, maar er was geen tijd om het trager te doen.

 

De voorzitster: Dank u voor uw belangrijke uiteenzetting, mijnheer Fremout. Dan gaan we onmiddellijk over naar mevrouw Slingenberg, directeur voor Strategie, Analyse en Planning van het Directoraat-generaal Klimaat van de Europese Commissie.

 

Mevrouw Slingenberg, u hebt het woord.

 

01.02  Yvon Slingenberg: Mevrouw de voorzitster, parlementsleden, dames en heren en ook de tolken, ik wil alvast zeggen dat ik afwisselend in het Frans en het Nederlands ga praten. Dan bent u al voorbereid. Ik heb geen slides. Wat de heer Fremout heeft uitgelegd over de internationale agenda, stond ook in mijn voorbereiding. Dat ga ik niet herhalen. Zo kunnen we wat tijd winnen, zodat we nog tijd voor discussie hebben.

 

Met de Europese Commissie zijn we in het voorjaar met een roadshow begonnen. We zijn naar alle lidstaten gegaan, met als doel om met nationale beleidsmakers die betrokken zijn bij het klimaat- en energiebeleid te praten en ook om stakeholders en burgerverenigingen daarbij te betrekken. In die context ben ik hier vandaag aanwezig.

 

In juni was mijn baas, Kurt Vandenberghe, de directeur-generaal van DG Klimaat, ook in België aanwezig. Elisabeth Lannoo, van de vertegenwoordiging van de EU voor België, weet dat heel goed. Toen was er geen tijd vanwege de verkiezingen om ook in deze commissie te verschijnen.

 

Dit initiatief, die roadshow, heeft als bedoeling om meer consensus te bereiken over de acties die nodig zijn om het concurrentievermogen te versterken door koers te houden naar klimaatneutraliteit en de netto-nultransitie, terwijl we tegelijkertijd de maatschappelijke paraatheid en veerkracht versterken tegen wat helaas de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering zullen zijn.

 

Deze roadshow hebben we opgezet om een debat over de emissiereductiedoelstelling voor 2040 aan te gaan en om tegelijkertijd aan te geven wat we in de allereerste klimaatrisicobeoordeling hebben geanalyseerd. De twee mededelingen van de Europese Commissie daarover zijn in februari en maart van dit jaar gebeurd.

 

Ik zal in mijn interventie proberen te presenteren hoe de Europese Commissie het klimaatbeleid de komende vijf jaar ziet. Wij kunnen het natuurlijk ook hebben over de voorbereiding van de COP29 van de EU, maar dat is eigenlijk al enorm goed afgedekt.

 

De heer Fremout toonde u al de political guidelines van de voorzitster van de Europese Commissie, mevrouw von der Leyen. Wij zijn nu aan de voorbereidingen bezig voor de start van de nieuwe Europese Commissie. Er zullen begin november hoorzittingen zijn in het Europees Parlement. Dat betekent voor ons altijd een keerpunt in de politieke cyclus van de EU.

 

Als wij kijken naar ons beleidsterrein, klimaatactie en de zogenaamde Green Deal, zien wij dat wij nu, in 2024, toch wel op een heel ander punt staan dan in 2019. Na de Europese verkiezingen van 2019 was er echt heel erg veel steun voor klimaatactie. U kunt zich misschien nog de klimaatmarsen, de schoolstakingen en dergelijke herinneren. Tegelijkertijd stond de EU op het gebied van klimaatambitie vrij alleen. Zo had president Trump in de Verenigde Staten zich toen teruggetrokken uit het akkoord van Parijs. Dat was de context toen.

 

Nu, in 2024, zien wij ook een groeiende bezorgdheid over het klimaatbeleid in de publieke perceptie. Gelukkig leren onze surveys en onze Eurobarometer ons dat er nog steeds heel veel steun is voor een ambitieuze klimaatactie. Wij denken dat die zorgen ten dele zeker legitiem zijn, omdat het klimaatbeleid nu veel meer begint te bijten en veel meer impact op de burgers begint te krijgen. Wij moeten echter ook meenemen dat het grotendeels een gevolg is van polarisatie en helaas vaak ook van desinformatie. Een ander groot verschil dat ik wil benadrukken, is dat Europa nu niet langer alleen staat met acties voor het klimaat. U hoeft maar te denken aan de Inflation Reduction Act in de Verenigde Staten en aan de heel snelle verovering door China van de exportmarkten van de toekomst. Het wereldwijde engagement voor de transitie is er nu dus absoluut en dat is natuurlijk heel positief.

 

Tegelijkertijd stellen we in 2024 ook veel duidelijker de gevolgen van de klimaatverandering om ons heen vast. Momenteel heeft Europa al een opwarming van 3 °C. Alle extreme gebeurtenissen zien we als een soort nieuwe norm voor de komende decennia. We moeten in gedachten houden dat als we zo doorgaan en we niet drastisch de broeikasgasemissies terugdringen, we binnen Europa naar een opwarming van 6 tot 7 °C gaan. Daarop moeten we ons voorbereiden. Wederom, het werk aan klimaatbestendigheid en -paraatheid moet absoluut worden opgevoerd. In het komende mandaat zullen we daar ook op Europees niveau harder aan werken en we zullen de lidstaten ondersteunen bij de planning en de voorbereiding van de paraatheid en de regelmatige uitvoering van op wetenschap gebaseerde risico-inschattingen.

 

L'agenda climatique est devenu de plus en plus de nature économique et de compétitivité. Une augmentation de 1° de la température pourrait réduire le PIB mondial de 12 %. Il est donc nécessaire de maintenir le cap sur nos politiques climatiques, également pour des raisons économiques. Selon les termes de la note d'orientation politique de la présidente von der Leyen, "le monde est engagé dans une course qui déterminera qui sera le premier à atteindre la neutralité climatique et le premier à développer les technologies qui façonneront l'économie mondiale pour les décennies à venir." Le rapport de M. Draghi, qui a été largement cité, va dans le même sens. Je le cite également: "Si les objectifs climatiques ambitieux de l'Europe sont assortis d'un plan cohérent pour les atteindre, la décarbonisation sera une opportunité pour l'Europe." Avant les élections européennes, les États membres ont adopté un agenda stratégique allant dans le même sens pour les cinq ans à venir.

 

Geert a déjà indiqué que l'invasion de l'Ukraine par la Russie avait fortement accru les inquiétudes relatives à la sécurité énergétique, tandis que la garantie d'un approvisionnement sûr en matériaux nécessaires à la transition était également devenue une préoccupation croissante. Cela nécessite de simplifier, d'investir et de garantir l'accès à des approvisionnements énergétiques et à des matières premières abordables, durables et sûres.

 

Une plus grande attention est aussi réservée à la cohésion sociale, car ce sont les plus faibles dans la société qui porteront le plus lourd fardeau du changement climatique. Pour cette raison, il faudra instituer rapidement et efficacement le Fonds social pour le climat, qui fut adopté par l'Union européenne voici deux ans et qui contribuera notamment à la rénovation de logements accessibles et économes en énergie. 

 

Dans les années à venir, l'Union européenne maintiendra le cap sur le pacte vert pour l'Europe et la transition verte. C'est ce qui ressort clairement des orientations politiques de la Commission pour les cinq prochaines années, ainsi que du rapport de Draghi, comme je viens de le mentionner.

 

Finalement, nous constatons une attention renouvelée pour garantir que la durabilité soit alignée sur la croissance économique et la compétitivité de l’industrie européenne. La compétitivité industrielle verte est logique, ce que nous entendons non seulement des ONG, mais aussi du secteur des entreprises. Ce serait un sujet important pour le nouveau collège.

 

België doet het goed, maar meer doen is noodzakelijk. De Belgische industrie heeft getoond dat zij kan inspelen op de kansen van de klimaattransitie, bijvoorbeeld met het ontwikkelen van een volledig nieuwe internationaal competitieve offshorewindenergiesector. De actieve deelname van België aan de North Seas Energy Corporation en de bouw van een offshore-energie-eiland, met steun van de Recovery and Resilience Facility, de herstel- en veerkrachtfaciliteit van de EU, bestendigen deze voortrekkersrol. Dit succes kwam niet uit de lucht vallen, maar werd ondersteund door een toegewijd federaal beleid ten gunste van offshore windenergie. Wij zullen dergelijke steun nodig hebben tijdens het hele transitieproces naar klimaatneutraliteit.

 

België neemt ook initiatieven op andere gebieden. Ik denk dan aan carbon capture, utilisation and storage (CCUS), groene waterstof, en aan biomethanisatie. België is verder gegaan met het verlagen van barrières voor de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen op het land. Het heeft de btw op warmtepompen en zonne-energie verlaagd, en het heeft een actieplan opgesteld voor groene vaardigheden, skills, in de bouw.

 

België heeft ook een renovatieverplichting opgelegd voor industriële en commerciële gebouwen, en deze uitgebreid naar privéwoningen. Ik moet er wel bij zeggen dat wij betreuren dat het nieuwe Vlaams regeerakkoord deze verplichting heeft verzwakt, waardoor mensen riskeren langer in inefficiënte woningen te blijven op het moment dat de prijs van fossiele brandstoffen kan stijgen wanneer die vanaf 2026 onder het nieuwe emissiehandelssysteem voor gebouwen en wegtransport zullen vallen.

 

Zoals ik al zei, zal België nog veel meer moeten doen, met name op het gebied van transport, gebouwen en ondersteunende industrie, maar ook landbouw, om de uitstoot van broeikasgassen in de niet-emissiehandelssectoren te verminderen en om zich aan te passen aan de klimaatverandering. Ik kan niet anders zeggen dan dat België in onze optiek nog een lange weg af te leggen heeft voor het zijn reductiedoelstelling van 47 % voor 2030 heeft bereikt. Immers, de meest recente gegevens, die voor 2022, tonen een reductie met 17 % aan. Er is dus nog een heel grote afstand tot de reductiedoelstelling van 47 %. Wij wachten dan ook op het definitieve Nationale Energie- en Klimaatplan. De deadline daarvoor was eind juni.

 

Ik moet wel toegeven dat België niet de enige lidstaat is van wie wij het definitieve plan nog niet hebben ontvangen, maar desalniettemin zijn wij juridische stappen aan het ondernemen opdat iedere lidstaat zich daaraan houdt.

 

L’ambition climatique de l’Union européenne est définie. Soyons clairs: au niveau de l’Union européenne, il n’est pas nécessaire de débattre d’une ambition plus grande, car celle-ci a déjà été fixée dans la loi européenne sur le climat. Le débat portera plutôt sur la manière la plus rentable dont nous pouvons atteindre notre objectif de neutralité climatique en 2050 et d’en faire bénéficier nos économies. Il s’agit en grande partie d’un programme d’investissements. Les besoins sont élevés mais réalisables: près d’1,5 trillion d’euros au cours de la prochaine décennie. Au cours de la décennie précédente, nous avons déjà investi 0,9 trillions d’euros. Il faut donc 0,6 trillions d’euros supplémentaires. Pour l’énergie, cela implique 1,5 % de PIB supplémentaire en Europe. Or cette donnée peut être comparée au faible taux d’investissement actuel, qui s’élève à 20 % dans l’Union européenne, contre, par exemple, 40 % en Chine ou encore par rapport aux taux plus élevé (24 %) dans les années 1970. Nous sortons donc d’une période de faible investissement.

 

Pour que ces investissements se concrétisent réellement en Europe, il faut d’abord accroître la prévisibilité pour les investisseurs. De nombreux investissements ont d’ailleurs des horizons temporels dépassant largement cinq ans, d’où l’importance de fixer dès à présent l’objectif de réduction de 90 % des gaz à effets de serre pour 2040. Il faudra aussi rendre les investissements rentables, en partageant les risques avec le secteur privé et en utilisant davantage également le marché intérieur pour planifier les investissements et les infrastructures. Il faudra impliquer tous les secteurs, y compris l’agriculture et l’alimentation. C’est pour cette raison que nous avons par exemple pris l’initiative d’adopter un règlement sur l’élimination du carbone et l’agriculture du carbone, qui peut générer des réductions d’émissions certifiées dans ces secteurs. Il faudra également utiliser toutes les technologies disponibles, y compris l'élimination du carbone (CCUS carbon removals comme on dit dans notre jargon en anglais). Il faudra surtout aussi promouvoir l’économie circulaire, ce qui signifie plus de réutilisation et de recyclage, mais aussi un abandon de la production de masse, puisqu’on ne pourra pas battre la Chine dans ce domaine. Il faudra aller vers une personnalisation de masse en fonction des besoins du client final, a service oriented economy.

 

Nous sommes heureusement sur la bonne voie.

 

Depuis 1990, les émissions de gaz à effet de serre dans l’Union européenne ont considérablement diminué. Les données les plus récentes, datant de 2022, affichent une réduction de 32,5 % par rapport à 1990. L'année passée, selon les chiffres qui seront publiés le mois prochain, nous avons encore réduit ces émissions de 10 % par rapport à 2022. Dans le même temps, notre économie a progressé. Grâce aux mesures européennes, les énergies renouvelables ont atteint un niveau record, représentant 50 % de la production d'électricité dans l'Union européenne en 2023. C'est une grande réussite. La dépendance au gaz fossile russe a été considérablement réduite et les économies d'énergie ont fait baisser la consommation globale. Sur le plan économique, nous sommes forts, même si ceci peut être contre-intuitif. Il faut tenir compte du fait que le chômage est faible, les investissements privés élevés, que l'excédent commercial reste élevé et les indices manufacturiers meilleurs qu'aux États-Unis.

 

En même temps, tout n'est pas rose. Les secteurs à forte intensité énergétique ont réduit leur production. Le secteur automobile est aussi en difficulté, mais, plutôt que de changer de cap, nous voulons une véritable stratégie industrielle. Nous avons besoin de beaucoup d'acier, de chimie et de ciment verts et bas carbone, et nous devons éviter les dépendances vis-à-vis d'autres pays, notamment les pays instables, et cela nécessite une analyse de rentabilisation pour les secteurs.

 

Onze directe focus moet liggen op de uitvoering van het bestaande juridische kader voor 2030. Dat moet gebeuren op de eenvoudigste, eerlijkste en meest kostenefficiënte manier. Dat kader voor 2030 is al afgesproken en uitonderhandeld tussen de lidstaten en het Europees Parlement. De focus ligt er op koolstofbeprijzing, waarbij in de toekomst 75 % van alle emissies in de EU onder koolstofbeprijzing zal vallen. Dat wordt aangevuld met specifieke regelgeving in domeinen waar de markten niet snel genoeg gaan. De focus ligt ook op financiering, met name duurzame investeringen.

 

Een andere focus ligt op een rechtvaardige transitie. Het Sociaal Klimaatfonds is daartoe een grote kans, zoals ik al vermeldde, samen met de vaardighedenagenda. Dat is natuurlijk ook belangrijk voor ons concurrentievermogen. Het is voorts ook belangrijk om de aanbevelingen in het kader van het Europese Semester te volgen. Daarin is al jarenlang aangegeven dat het belangrijk is dat, zoals de heer Geert Fremout al vermeldde, de lidstaten de subsidies voor fossiele brandstoffen elimineren, dat de accijnzen op fossiele brandstoffen veeleer verhoogd worden en die op elektriciteit verlaagd, dat de Recovery and Resilience Facility goed geïmplementeerd wordt en dat er aan die groene vaardigheden wordt gewerkt.

 

Zoals ik al zei, moet België zo snel mogelijk een definitief en nationaal klimaatplan indienen. Ik nodig u uit om dat Nationale Energie- en Klimaatplan te zien als een investeringsplan, dat ook de behoeften en kansen voor industriële vernieuwing omvat.

 

De nieuwe Europese Commissie zal zich ook richten op economische innovatie, net zoals op andere uitdagingen zoals defensie en de digitale agenda. Dit is naar onze mening evenwel de innovatie- en investeringsschok die onze economie nodig heeft, ook om de productiviteit te behouden. De Europese Commissie werkt vaak met een aanpak van wat we in de eerste 100 dagen zullen doen. Als alles goed gaat, zal de nieuwe Europese Commissie op 1 december 2024 beginnen. In die eerste 100 dagen zullen we een nieuwe clean industrial deal presenteren voor concurrerende industrieën en kwaliteitsbanen, met volledige focus op het ondersteunen en creëren van de juiste omstandigheden voor bedrijven om onze gemeenschappelijke doelen te bereiken. Ik herhaal dat dit gaat via vereenvoudiging, investeringen en het waarborgen van toegang tot betaalbare, duurzame en veilige energievoorzieningen en grondstoffen.

 

We zullen ook een prioriteit moeten maken van het opschalen van investeringen in schone energie-infrastructuur en -technologieën. Dit omvat hernieuwbare-energiebronnen en koolstofarme technologieën, netinfrastructuur, opslagcapaciteit en transportinfrastructuur voor afgevangen CO2. Wij zullen ook investeren in energie-efficiëntiemaatregelen, de digitalisering van ons energiesysteem en de uitrol van een waterstofnetwerk.

 

Er zal een industrial decarbonisation accelerator act voorgesteld worden, die dergelijke investeringen in infrastructuur en industrie zal kanaliseren, met name voor de energie-intensieve sectoren. Dat voorstel zal Europese leidende markten ondersteunen voor de ontwikkeling, de productie en verspreiding in de industrie van schone technologieën en schone producten, dus groen staal, low-carboncement enzovoort. Het zal ook de bedoeling zijn om te helpen met de gerelateerde plannings-, aanbestedings- en vergunningsprocessen.

 

De heer Fremout sprak al over de klimaatdoelstelling voor 2040. Het is inderdaad de bedoeling dat deze voorstellen, dus die clean industrial deal, de weg zullen vrijmaken om over de doelstelling van 90 % emissiereductie voor 2040 te discussiëren. Wij zullen daaromtrent dan ook een juridisch voorstel doen. We stellen voor om de Europese klimaatwet aan te passen en die 90 % netto-emissiereductie erin te zetten.

 

Ik vermeldde al onze mededeling van februari. Dat was een heel goede basis. Tijdens het Belgische voorzitterschap hebben we in allerlei verschillende werkgroepen, over verschillende sectoren heen, met alle deelnemers in de maatschappij gesproken. Dat is echt heel erg waardevol geweest. We hopen dat we kunnen voortbouwen op dit momentum.

 

We hopen dat voorstel voor aanpassing van de klimaatwet te kunnen doen in het begin van het nieuwe mandaat. Dat zal immers ook de basis zijn voor de nieuwe Europese NDC. Die zal inderdaad volgend jaar moeten worden voorgelegd, op tijd voor de COP30 in Brazilië.

 

De heer Fremout gaf ook aan dat we natuurlijk kijken naar wat andere landen doen. Het is heel belangrijk dat we op wereldwijd niveau een gelijk speelveld nastreven. We doen dat via ons Carbon Border Adjustment Mechanism. Die maatregel zal volledig geïmplementeerd zijn tegen 2026. Onze handelsinstrumenten spelen daarin een rol, maar ook het promoten van koolstofbeprijzing wereldwijd.

 

Voor dat laatste heeft DG Klimaatactie een nieuwe taskforce opgezet, over koolstofbeprijzing, carbon pricing en market diplomacy. Die taskforce zal de ontwikkeling ondersteunen van koolstofbeprijzing in verschillende landen in de wereld. Het is voor ons heel interessant om te zien dat het Carbon Border Adjustment Mechanism enorm veel vraag heeft gegenereerd naar de expertise op dat vlak om een koolstofbeprijzing te introduceren. Als landen zelf zo'n systeem hebben, hoeven ze immers geen tarieven af te dragen aan Europa wanneer ze exporteren naar Europa, maar kunnen ze zelf fondsen genereren, via bijvoorbeeld een koolstofbeprijzingssysteem of een emissiehandelssysteem in hun eigen land. Wij hebben op dat vlak al heel veel samenwerking. We werken al meer dan tien jaar samen met China met betrekking tot hun emissiehandelssysteem.

 

Er is nu een nieuw memorandum of understanding getekend en we werken nauw samen met Japan en Zuid-Korea, zodat zij hun emissiehandelssystemen versterken. Ook Brazilië wil een emissiehandelssysteem opzetten en er is ook grote interesse van Indonesië en Turkije. Dat zijn allemaal belangrijk G20-landen, met een grote uitstoot.

 

Je peux sauter cette partie-là. Et j'en viens à la fin, madame la présidente. La suite est en néerlandais. Je suis désolée, mais j'ai sauté la partie en français.

 

De Europese Green Deal heeft de transformatie van onze maatschappij en economie in gang gezet. Die transitie kan alleen slagen met de steun en de betrokkenheid van het publiek. We moeten ervoor zorgen dat de beleidsmaatregelen aansluiten bij en tastbare voordelen opleveren voor de maatschappij als geheel. Het uiteindelijke einddoel is natuurlijk om het leven van mensen beter te maken, met nieuwe groene banen, beter geïsoleerde huizen, infrastructuur die beter is voorbereid op extreem weer, meer groene ruimtes in steden, minder afval, schonere lucht en water en gezonder voedsel om onze gezondheid, ons welzijn en onze financiën te verbeteren en daarmee dus onze samenleving te laten floreren.

 

Met de doelstelling en het beleid dat op EU-niveau is overeengekomen en dat is aangevuld met maatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau is de koers duidelijk bepaald, maar het beleid is maar zo sterk als de uitvoering ervan. De volgende prioriteit is daarom die uitvoering goed en snel op gang te brengen en ervoor te zorgen dat die niet ontspoort, ondanks de economische en geopolitieke uitdagingen.

 

Nogmaals, we kijken uit naar het eindplan van België, maar ik wil ook even benadrukken dat de vooruitgang op dit gebied in Europa het beste middel is om andere landen te overtuigen, ook in de context van het akkoord van Parijs en de nieuwe NDC's. Het is ook het beste middel om die landen te tonen dat het tegengaan van de klimaatverandering een enorme noodzaak is en goed is voor al onze maatschappijen. Het is tenslotte het beste middel om niet alleen de huidige burgers, maar ook de toekomstige generaties te beschermen tegen de klimaatverandering die uit de hand loopt. Dat is al het geval, maar we moeten deze koers aanhouden, ook om ons tegen afhankelijkheden van andere landen te beschermen en om leiders in de nieuwe economie te worden, dan wel te blijven.

 

La présidente: Merci beaucoup Mme Slingenberg et M. Geert Fremout pour vos interventions.

 

Nous poursuivons par un échange entre les membres du dialogue interparlementaire sur le Climat.

 

Pour ce qui concerne la procédure à suivre, j'appellerai chaque groupe politique à intervenir. Si vous désirez intervenir, je vous prie de bien vouloir signaler votre nom afin de faciliter l'élaboration du compte rendu intégral. Je vous en remercie d'avance.

 

01.03  Kurt Ravyts (VB): Geachte sprekers, ik dank u voor de zeer interessante uiteenzetting.

 

Ik ga even in op de Europese positiebepaling voor de COP door de milieuministers gisteren in Luxemburg, als ik het goed heb. Mijnheer Fremout, u hebt heel wat uitleg gegeven bij het nieuwe, noodzakelijke klimaatfinancieringsdoel. De huidige toezegging was om jaarlijks 100 miljard dollar te verstrekken aan ontwikkelingslanden. Volgens berichtgeving over de vergadering in Luxemburg werd daar gezegd dat een grote sprong in overheidsfinanciering onrealistisch is en dat – ik citeer – "particuliere investeringen het grootste deel van de vereiste investeringen in de groene overgang zullen moeten leveren". Kunt u wat meer uitleg geven over wat daar gisteren juist is gezegd? De hoofdonderhandelaar van het COP29-voorzitterschap zei gisteren ook dat de behoeften in de triljoenen dollars lopen, maar dat een realistisch doel voor de publieke sector in de honderden miljarden dollars ligt.

 

Er is ook de hele discussie rond China. Gezien het tijdsbestek begrijp ik dat u daar heel vlug bent overgegaan, maar is China nog een ontwikkelingsland? Moeten wij ons daarbij neerleggen? Ik denk dat er bij China, dat wereldwijd zeer grote economische doelstellingen nastreeft, wat betreft het financieringsplaatje een zeer grote verantwoordelijkheid ligt.

 

Het goede nieuws uit China – dat wil ik ook beklemtonen – is dat dat land een groeimotor is geworden inzake hernieuwbare energie, gelukkig maar. Ik heb dat in de vorige legislatuur – ik zie oud-collega Verduyckt al knikken – verschillende keren gezegd. India geeft ook een aantal goede signalen, dus ik ben blij dat we daar in de goede richting gaan. Rond windenergie zijn er wereldwijd ook zeer ambitieuze doelstellingen en zijn er enkele goede zaken in ontwikkeling. Het is dus niet allemaal slecht op het internationale forum.

 

U hebt terecht gezegd, weliswaar op een heel gematigde manier, dat wij nu in een andere politieke realiteit leven in het Europees Parlement. Dat is ook zo. Met onze fractie hopen wij dat er een realistischer klimaatbeleid zal worden gevoerd. Dat betekent voor ons ook een socialer klimaatbeleid.

 

U hebt in uw betoog een paar keer gezegd dat het draagvlak voor de klimaattransitie drastisch moet worden verhoogd, mevrouw Slingenberg. Ik beperk mij vandaag tot ETS2, de prijsprikkels van de koolstofprijzen. Ik weet dat er een bijzonder groot Sociaal Klimaatfonds met een deel van de opbrengsten zal worden gestijfd en over de EU-lidstaten zal worden verdeeld. U zult begrijpen dat daarover heel wat bezorgdheid bestaat. Het moet allemaal nog een beetje doordringen. Een aantal kranten hebben daartoe de voorbije weken al een aanzet gegeven. Met onze fractie zullen wij er op intra-Belgisch niveau heel nauw op toezien dat dit draaglijk blijft voor de talrijke mensen die kwetsbaar zijn op het vlak van energie. Dat wil ik heel sterk benadrukken. Ik krijg dus graag meer uitleg over die financieringskwestie. Dat lijkt mij belangrijk.

 

Het derde thema is het Belgische Nationaal Energie- en Klimaatplan. Er is geen definitief plan ingediend. Ik heb mevrouw Khattabi daarover al uitvoerig schriftelijk bevraagd. U hebt het beschaafd uitgedrukt, maar er is op 19 juli wel degelijk al een reactie van de Europese Commissie gekomen. Dan is er al onmiddellijk op intra-Belgisch niveau een soort van aansprakelijkheidsdiscussie gekomen. Er was sprake van een door de Commissie opgelegde einddatum van 27 september 2024, maar ook daarover kon geen consensus worden gevonden tussen het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest.

 

Ik heb ondertussen kennisgenomen van wat er in het Vlaamse regeerakkoord staat over de doelstelling van 47 %. Het is duidelijk dat we nog niet zijn waar we moeten zijn op het intra-Belgische overleg. Ik ben dus zeer benieuwd naar de standpunten van de nieuwe Vlaamse regering, waarin nu een coalitiepartner zit die tuk is op hogere doelstellingen. Ik zal het zo omschrijven.

 

Ik ben benieuwd naar wat de trekker van die Vlaamse regering daarover heeft te zeggen. Ik heb begrepen dat er een nieuwe Vlaamse minister bevoegd is voor energie. Bijgevolg ben ik erg benieuwd naar de manier waarop de intra-Belgische samenwerking zich in de komende maanden zal ontvouwen. Er is immers nog steeds geen nieuwe federale regering.

 

La présidente: Merci beaucoup. Nous allons poursuivre avec le MR. Il y a des collègues à Namur mais aussi en salle. Je vois qu'une collègue se manifeste en salle.

 

01.04  Aurélie Czekalski (MR): Madame la présidente, je suis Aurélie Czekalski, députée au groupe MR au Parlement bruxellois. Nous allons nous partager l'intervention. Je vais commencer et mes collègues qui nous suivent à distance reprendront le relais. Je remercie également les intervenants pour leur analyse, leur expertise ainsi que pour leur présentation. C'est toujours important pour nous de prendre un peu de hauteur, notamment aussi aux enjeux qui sont liés à la prochaine COP.

 

Depuis 1900, la température moyenne de la surface du globe a augmenté de 1,1 degré, un phénomène que nous savons désormais largement attribué à l'augmentation des émissions de gaz à effet de serre. Cette hausse est d'ailleurs plus marquée sur les terres avec une augmentation de 1,59 degré que sur les océans. En 2019, la concentration de CO2 dans l'atmosphère a atteint un niveau sans précédent depuis des millions d'années.

 

Si des mesures d'atténuation ont été mises en place, elles restent malheureusement insuffisantes pour atteindre l'objectif de limiter le réchauffement à 1,5° tel que fixé par l'Accord de Paris. La Belgique, en tant que membre de l'Union européenne, a aussi un rôle important à jouer. L'Union européenne s'est engagée à devenir le premier continent neutre en carbone d'ici 2050 et cet objectif doit continuer à être notre boussole.

 

Au niveau national, il est aussi crucial que nos entités fédérale, régionales et communautaires travaillent ensemble dans une parfaite coordination. Nous devons toutes et tous avancer dans la même direction avec des politiques cohérentes et efficaces. C'est pourquoi le MR soutient la création d'un organisme public interfédéral pour superviser la politique énergétique, assurer une transparence dans la prise de décision et garantir une synergie entre les niveaux fédéral et régional.

 

À cet égard, plusieurs questions se posent.

 

Dans un paysage politique de plus en plus fragmenté au sein des différentes Régions du pays, comment parvenir à mieux coordonner nos ambitions climatiques dans une optique d'efficacité des politiques menées? Comment davantage répondre aux enjeux climatiques à l'échelle nationale et européenne?

 

Vous avez évoqué la question du financement, qui est d'ailleurs le thème de la prochaine COP, et vous avez dit qu'une des pistes à envisager peut provenir d'un investissement privé. Au MR, nous sommes convaincus en tout cas que le privé et le public peuvent travailler ensemble. Mais comment opérationnaliser cela et comment veiller à l'origine des fonds? Vous avez aussi évoqué l'enjeu de la prévisibilité pour les investisseurs qui est un aspect aussi très important pour eux, pour nous.

 

Alors, chers collègues, le réchauffement climatique n'est pas seulement un défi. Il représente aussi une opportunité de se réinventer. Nous devons aborder cette transition avec réalisme mais aussi avec optimisme en considérant les avantages qu'elle peut offrir. Je pense notamment à l'innovation technologique dont vous avez parlé dans votre exposé.

 

Madame Slingenberg, vous avez aussi mentionné une série de pistes et de vecteurs énergétiques (éolien offshore, la biométhanisation, l'hydrogène, …) qui font partie de nos programmes électoraux pour une véritable transition énergétique, mais qui font aussi partie de notre projet de mix énergétique. Pour le MR, en tout cas, la lutte contre le changement climatique est aussi une chance d'affirmer notre autonomie stratégique, de renforcer notre compétitivité économique et d'offrir un avenir meilleur aux générations futures. Je vous remercie en tout cas pour votre présentation et votre attention. Je cède la parole aux collègues Maroy et Janssen qui nous suivent à distance.

 

01.05  Nicolas Janssen (MR): Mon nom est Nicolas Jansen, je suis député wallon ici à Namur, pour le groupe MR. Je commencerai par remercier les deux intervenants pour les présentations qui nous ont été faites.

 

J'aurais quelques questions à soumettre en lien avec la COP 29.

 

À bas coût, comment nous préparer au mieux à cette COP et qu'en est-il de la position belge? En ce qui me concerne, je suis assez nouveau dans ce dialogue interparlementaire mais comment définir au mieux cette position? Nous avons rappelé ici les deux priorités de la COP: ambition et action. Les actions ont été évidemment précisées mais finalement la question qui se pose est aussi de savoir comment traduire au mieux ces deux priorités, ces deux objectifs. Quelle est la traduction belgo-belge à leur donner? Nous avons bien entendu que la position européenne a été définie hier, mais comment allons-nous définir au mieux l'implication belge dans la réussite de ces objectifs? Comment allons-nous procéder en la matière? Veuillez excuser à nouveau mon ignorance – étant donné que je suis encore nouveau ici  – dans le dialogue. Cela me semble assez prioritaire et il en est de même pour mon groupe.

 

Je terminerai par une réflexion sur la méthodologie de ce dialogue interparlementaire. Mon collègue Olivier Maroy reviendra ultérieurement sur ce point dans la deuxième partie de la discussion de notre dialogue sur l'organisation des débats et sur un élément plus méthodologique qui nous parait cependant déterminant.

 

01.06  Marie Meunier (PS): Je me présente, Marie Meunier, je suis députée pour le groupe PS à la Chambre.

 

La COP est l'un des seuls endroits où les personnes touchées par la crise climatique peuvent faire entendre leur voix. Les peuples autochtones, les défenseurs de l'environnement et les activistes pour le climat disposent là d'une opportunité unique afin d'avoir accès à des négociations qui les concernent directement. Il est donc primordial qu'ils et elles puissent s'exprimer librement, sans crainte de surveillance ou de représailles.

 

Or, les organisations de la société civile s'inquiètent de graves violations des droits humains dans le pays hôte cette année. La situation des universitaires, des militants politiques et civils, des journalistes et des défenseurs des droits humains est vraiment préoccupante dans ce pays. Mme Slingenberg nous expliquait tout à l'heure que les avancées sociales étaient une priorité de la Commission européenne. C'est très bien, il faut que cela continue comme ça. Mais il me semble que le respect strict des droits humains est fondamental pour pouvoir mener à bien ces priorités.

 

Qu'en est-il de la sécurité des personnes participant à la COP de cette année? Quel message la Belgique et l'Europe vont-elles délivrer en matière de respect des droits humains dans le pays hôte? La Belgique et l'Europe profiteront-elles de la COP 29 pour faire passer des messages clairs au gouvernement azerbaïdjanais, à savoir qu'il cesse de réprimer la société civile, qu'il garantisse les droits de la liberté d'expression et d'association tout au long du sommet et pendant la période qui suivra, et qu'il prenne des mesures fermes pour enrayer la détérioration de la situation des droits humains dans le pays?

 

La Belgique a-t-elle avancé sur le cadastre des subventions aux énergies fossiles? Ce cadastre existe-t-il dans les Régions?

 

Enfin, y a-t-il des travaux menés sur l'encadrement social approprié?

 

01.07  Anne Lambelin (PS): Madame la présidente, c'est un peu compliqué de s'exprimer à distance. Je m'appelle Anne Lambelin, députée wallonne, et je souhaitais embrayer sur les propos de ma collègue socialiste Marie Meunier. Elle fait bien d'attirer l'attention sur le respect des droits fondamentaux. Lorsque l'on peut se servir de ce genre d'événement pour faire levier en vue du respect de certaines normes dans les pays concernés, c'est toujours utile.

 

Je souhaitais parler du financement de la transition sociale et climatique, sujet qui a déjà été évoqué. Bien entendu, chaque pays a son rôle à jouer et peut aussi influer sur la manière dont l'Union européenne finance cette transition sociale et climatique, qui est intimement liée à la coopération au développement. Il existe des pistes de solution, qui ont été proposées récemment. Pour ce faire, il faudrait modifier certains traités. De nombreux juristes se sont penchés sur le sujet, tout comme de nombreux économistes au sein de l'Union européenne. Des associations de multimillionnaires défendent la constitution d'une ressource propre à l'UE pour financer ladite transition ainsi que la coopération au développement.

 

Comment la Belgique peut-elle porter un tel message à l'occasion de cet événement et influer sur l'Union européenne pour la constitution d'une ressource propre? On part du principe que la transition sociale et climatique est indispensable et que la crise climatique est une crise au même titre que celle du covid. On a constitué une ressource propre pour financer la relance post-covid. À mon sens, il conviendrait d'agir à l'échelle européenne pour faire de même en faveur de la transition climatique. Je vous remercie et attends votre regard sur cette question.

 

01.08  Jori Dupont (PTB): Le PTB étant un parti national, je prends la parole pour le PVDA-PTB. Je suis donc député PTB à Namur.

 

Je remercie les intervenants qui se sont exprimés aujourd'hui. Vous nous avez expliqué que les négociations internationales sur le climat ont finalement débuté en 1992. Nous en sommes à la COP 29! Les chiffres et les courbes sont parlants. Cela ne baisse pas et nous en sommes très loin.

 

Selon vous, pourquoi après ces quasi 30 ans de COP, les émissions de gaz à effet de serre sont-elles toujours en constante augmentation? Qu'est-ce qui bloque et que manque-t-il pour arriver à une trajectoire structurelle dans la diminution des émissions de gaz à effet de serre?

 

Sur les courbes que vous avez présentées aujourd'hui, deux facteurs semblent très importants pour les faire baisser: la courbe de la double energy efficiency (doubler l'efficience énergétique). J'imagine que cela signifie avoir un plan d'isolation ambitieux. Où en sommes-nous? J'ai pu voir qu'il y avait aussi le triplement des énergies renouvelables. Si l'on parvient à avancer sur ces deux aspects, la courbe pourrait fortement diminuer.

 

Où en est la Belgique au regard de ces deux objectifs?

 

Que cela soit pour l'isolation ou pour les énergies renouvelables, il faut prendre cela de manière collective et non pas individuelle, auquel cas je doute que nous n'y arrivions. Je vous demande votre avis et vous remercie pour vos réponses.

 

La présidente: Nous allons poursuivre avec Les Engagés. Nous avons des collègues à Namur comme en salle. Nous allons commencer avec M. Nuino, qui se trouve parmi nous.

 

01.09  Ismaël Nuino (Les Engagés): Madame la présidente, nous allons commencer ici et puis nous passerons la parole à Namur. Je suis Ismaël Nuino. Je suis membre de la Chambre pour Les Engagés.

 

Je voudrais d’abord remercier les deux intervenants pour la présentation claire, technique et assez exhaustive, je crois, sur les enjeux qui nous attendent, surtout sur la COP 29. C'était assez éclairant.

 

Les Engagés rejoignent la volonté d’avoir des objectifs climatiques ambitieux et forts pour la Belgique et pour l’Union européenne, d’abord à la COP 29, mais aussi de manière générale, pour réussir à atteindre les objectifs que nous nous sommes collectivement fixés il y a maintenant quelques années. C’est quelque chose de très important pour nous.

 

J’ai plusieurs questions que je veux vous poser. J’écouterai les réponses avec grande attention parce que, comme je le disais, nous rejoignons vos objectifs climatiques ambitieux, et nous voulons savoir comment le faire de la manière la plus forte possible. Mais comment faire pour que les citoyens puissent nous rejoindre dans ces ambitions aussi? À mon sens, c’est un des enjeux les plus importants des années qui arrivent.

 

D’abord, une question peut-être plus institutionnelle, politique en Belgique. Quelle sera la position de la Belgique à la COP 29 si nous n’avons pas encore de gouvernement fédéral au 11 novembre? Comment allez-vous adopter cette position? Quels acteurs allez-vous continuer à concerter? Comment allez-vous arrêter cette position? Il n’est pas exclu que nous n’ayons pas encore de gouvernement fédéral à cette date.

 

Je reprendrai la phrase que j’ai entendue de Mme Slingenberg sur le fait que l’Europe n’est plus isolée en matière climatique. On peut s’en réjouir. Inévitablement, vous avez cité le Inflation Reduction Act et la Chine. Cependant, nous avons eu, dans cette même salle, il y a quelques semaines, des auditions sur le cas Audi, sur les enjeux industriels autour de cette transition climatique, où l’Europe est aujourd'hui précurseur.

 

Nous nous sommes fixé des objectifs très ambitieux pour 2035 et l’électrification du parc automobile. Nous avons l’impression qu’en fait, derrière cela, notre industrie et nos citoyens n’ont ni les moyens humains, ni le pouvoir d’achat de suivre.

 

En fait, c’est une grande question que nous nous posons chez Les Engagés, mais que je me pose aussi personnellement sur la capacité que nous avons à mener cette politique climatique sans remettre en question les ambitions.

 

Comment faire aujourd'hui pour expliquer à nos concitoyens que nous leur demandons des efforts pour passer à l’électrique, alors que nous n’arrivons pas, en tant qu’Union européenne, à les accompagner dans les aides que nous pouvons leur donner pour ces voitures et les accompagner industriellement? Je parle ici de la Belgique et du cas d’Audi Forest, mais même l’Allemagne se trouve en difficulté. L’Allemagne, historiquement, sur le plan automobile, est pourtant un des fers de lance mondiaux.

 

La question est vraiment celle de se demander: comment arriver à la fois à allier des ambitions fortes d’un point de vue climatique et une ambition industrielle forte pour l’Union européenne – vous avez-vous-même évoqué un plan industriel – qui nous permette d’allier les aspects économiques, écologiques et sociaux?

 

C’est inévitable et nous devons être capables de le faire. C’est une question importante. La Commission européenne a ici un rôle majeur à jouer. L’objectif est vraiment de faire en sorte que la COP 29 permette d’éviter la mise en place d’une concurrence internationale qui étoufferait l’Union européenne.

 

En 2024, de nombreuses élections ont eu lieu partout dans le monde, et d’autres doivent encore avoir lieu dans de grands pays, dont un grand pays important pour la communauté internationale. Comment la Commission européenne voit-elle les différentes élections qui ont eu lieu? Comment en observez-vous les effets sur les politiques relatives à la transition climatique? S’agit-il d’un élément plutôt positif ou plutôt négatif? Dispose-t-on toujours de partenaires avec qui il est possible d’avancer? Les élections de novembre aux États-Unis sont aussi fortement conditionnées par ce sujet.

 

Ensuite, vous avez évoqué des investissements publics et avez fait référence au rapport Draghi. Il me semble qu’ici, la position de la Commission sera très importante. De quelle manière les États membres peuvent-ils investir, avec de l’argent soit public, soit privé, soit un mélange des deux? Comment les investissements publics seront-ils pris en compte budgétairement, dans les normes du système européen des comptes (SEC), pour donner un peu d’air aux États membres et leur permettre d’investir dans leur transition climatique? Avec les normes de déficit excessivement restrictives actuelles, le risque existe en effet que les États membres ne soient pas capables d’investir dans la lutte contre le dérèglement climatique. À mon sens, l’Europe a un rôle très important à jouer dans notre capacité à prendre acte des recommandations du rapport Draghi et à les mettre en oeuvre. À votre sens, cela doit-il se faire au niveau des États membres ou au niveau de l’Union européenne de manière plus large? Comment procéder de manière coordonnée en la matière?

 

Enfin, la COP 29 se déroulera en Azerbaïdjan, où la question du respect des droits humains se pose de manière assez insistante. Quelle est la position de l’administration belge, de la Commission européenne et de l’Europe par rapport au fait que les COP se déroulent régulièrement dans des pays où des questions se posent à ce sujet? Quel message politique peut-on envoyer au début ou à la fin de cette COP pour ne pas être de simples acteurs qui acquiesceraient de manière implicite à des actes politiques qu’on ne peut, à mon sens, pas cautionner?

 

01.10  Anne-Catherine Goffinet (Les Engagés): Madame la présidente, je suis Anne-Catherine Goffinet, députée wallonne pour Les Engagés.

 

Merci aux intervenants pour cette présentation. À l’instar d’autres collègues de Namur, je suis aussi nouvelle en la matière. Il est intéressant d’avoir cette vision générale et un rappel des ambitions et de la direction vers laquelle nous allons.

 

Mes propos vont compléter ceux d’Ismaël Nuino. Nous savons qu’au mois de juin, la Belgique, faute d’accord entre les différentes entités, n’a pas pu rentrer de Plan Climat définitif. Dès lors, quelles sont les conséquences de cette situation pour la Belgique en la matière?

 

Deuxième question: il est vrai qu’il est important, dans ce défi climatique, vers cette transition énergétique, d’embarquer tout le monde, tout un chacun. Mon collègue a parlé des citoyens. Vous avez évoqué la nécessité notamment de travailler avec l’ensemble des secteurs pour pouvoir atteindre ces objectifs. Comment voyez-vous les choses pour que nous puissions impliquer tous les secteurs et les emmener vers ces objectifs – qui sont ambitieux – et de réussir à les atteindre?

 

Enfin, quelle sera la place des solutions de capture du carbone dans les différentes discussions qui auront lieu, que ce soient les solutions de captage ou les solutions de stockage ou de valorisation du CO2?

 

Voici donc mes trois questions, qui complètent celles de mes collègues.

 

01.11  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Merci madame la présidente. Je voudrais adresser une question à la Commission européenne. J'ai entendu, dans les propos qui ont été lus tout à l'heure, que, lorsqu'on parlait de climat, on parlait aussi d'économie, et même d'efficience économique. Cela a été présenté comme une évolution dans le langage, mais aussi dans la perception.

 

Un certain nombre de personnes, politiques et non politiques, ont souvent considéré par le passé que la Commission était trop verte et ne tenait pas compte du réalisme économique nécessaire à l'aboutissement des objectifs climatiques. Ce n'était clairement pas mon point de vue, mais ne pas en être conscient est peut-être une erreur.

 

Aujourd'hui, j'entends qu'on colle le climat et l'économie. Je peux m'en réjouir, mais je voudrais des garanties qu'on ne tombe pas dans une nouvelle forme d'excès. Si, parfois, on a pu considérer que c'était trop vert, il ne faudrait pas non plus que cela devienne trop économique, si vous voyez ce que je veux dire. C'est la nuance qui permet de faire adhérer un maximum de personnes aux objectifs qui sont tout aussi importants lorsqu'on parle de climat que lorsqu'on parle d'économie. Mais l'un ne peut pas aller sans l'autre.

 

Quelles sont les garanties que la Commission peut nous donner pour que cela ne traverse pas la frontière de la mesure pour aller vers ce qui serait une autre forme d'excès, dans un autre sens?

 

01.12  Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de voorzitster. Ik ben Kris Verduyckt, lid van het Vlaams Parlement.

 

Allereerst bedank ik de sprekers voor hun uitleg. Sommigen maken zich hier vandaag terecht zorgen over de mensenrechten en de situatie rond de volgende COP. U bent begonnen met de COP in Dubai te bespreken: de problemen zijn niet nieuw. Ook daar zijn heel wat zaken aan het licht gekomen, net als bij de COP in Sharm-el-Sheikh trouwens. Ik vind het goed dat er aandacht is voor mensenrechten en het is goed dat we daar de schijnwerpers op zetten, maar we leven nu eenmaal in een imperfecte wereld en het is ook belangrijk om op de COP's resultaten te boeken. We hebben namelijk op het vlak van klimaat geen tijd te verliezen.

 

We mogen trouwens wel stellen dat de COP in Dubai wat dat betreft zeker geen slechte COP was. Er is namelijk op heel wat vlakken toch vooruitgang geboekt. Er werd onder andere gewezen op de financiering en mitigatie, wat voor mij nog altijd het belangrijkste is. Bij adaptatie lopen we immers al voor een stuk achter de feiten aan.

 

Er zijn heel belangrijke beslissingen genomen op de COP in Dubai. Het heeft namelijk dertig jaar geduurd alvorens men op een COP de conclusie heeft genomen dat we echt volledig van de fossiele brandstoffen af moeten. Dat wordt nu door iedereen wel erkend.

 

Op het moment is het niet gemakkelijk om een Belgisch standpunt te formuleren, gelet op de periode van lopende zaken en de onderhandelingen over een nieuwe regering. Misschien zal het antwoord straks luiden dat we ons grotendeels in het Europese standpunt zullen inschalen. De voorbije jaren moesten we dat noodgedwongen doen, omdat we er in ons land, in dit kleine land, zelfs niet in slaagden om tot één eengemaakt standpunt te komen. Europa sprak dus voor ons. Misschien zal dat als gevolg van de huidige politieke situatie opnieuw zo zijn.

 

Overigens is het misschien een mogelijkheid – ik kijk een beetje naar de voorzitster – om de klimaatdialoog aan te grijpen, zoals we in het verleden hebben gedaan, om een interparlementaire resolutie voor een COP te maken en zo over onze staatsstructuur heen gezamenlijk toch een aantal standpunten ter zake in te nemen.

 

Ik heb nog een vraag voor de sprekers. U zegt dat ambitie en actie belangrijke zaken zullen zijn tijdens de volgende COP in Azerbeidzjan. Wat mag ik onder die actie verwachten? Kunt u dat nog iets concreter maken? Hoe ziet u dat?

 

Voorts laat ik opmerken dat het nieuwe Vlaams regeerakkoord zich inderdaad, mijnheer Ravyts, voor het eerst in de Europese doelstellingen inschakelt. Dat was niet evident, kijken we maar naar het parcours dat Vlaanderen de afgelopen jaren heeft gelopen. Ik ben alvast blij dat we deel uitmaken van een Vlaamse regering die de Europese doelstellingen eindelijk erkent. Ik ben er ook van overtuigd dat wanneer men de tanker ook maar een beetje keert, men sowieso al in een heel andere haven uitkomt.

 

Het is nu belangrijk, vooral in Vlaanderen, om te kijken hoe we de middelen uit Europa kunnen investeren in onze gezinnen, om hen bijvoorbeeld te helpen met de isolatie van hun huizen. Mijnheer Ravyts, de minister heeft inderdaad hogere doelstellingen, maar werkt ook aan oplossingen. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat we ook die onderhandelingen in ons land, wat dat betreft, goed zullen kunnen trekken.

 

Het is inderdaad problematisch dat er op het moment geen geactualiseerd Belgisch klimaatplan voorhanden is. We kunnen dus alleen maar hopen dat er snel een federale regering komt om een einde te maken aan de politiek van de afgelopen jaren, waarbij er meer sabotage was dan eensgezindheid.

 

De MR-collega heeft hier ambitieuze woorden uitgesproken. Ik hoop dat ze die ook meent, niet alleen voor de schermen, maar ook achter de schermen, dat ze die met ons in daden wil omzetten en vooral dat ze niet alleen over de toekomst spreekt, want het moet nu gebeuren. Die beslissingen moeten niet worden genomen over tien of vijftien jaar, maar nu.

 

In dit land gooien we nog altijd miljarden euro’s aan fossiele subsidies weg, bijvoorbeeld via het waanzinnige systeem van de professionele diesel, waarbij we heel Europa trakteren aan onze dieselpomp. We zouden dat geld beter investeren in onze economie, onze Belgische transportbedrijven. De vorige spreker heeft gezegd dat economie wel belangrijk is, maar dat het niet mag doorslaan in de andere richting. Ik ben het daar helemaal mee eens. Wie slim investeert in de economie, kan zoveel meer bereiken.

 

De uitspraak van de heer Ravyts over China deed me alvast glimlachen. Ik stel vast dat hij zijn standpunt wat bijgesteld heeft. In het verleden gebruikte hij China en India om te argumenteren dat wij niet aan klimaatbeleid moeten doen, aangezien de grote vervuilers dat ook niet deden. Vandaag erkent hij dat die grote landen, ook al zijn sommige van hun maatregelen niet aanvaardbaar, wel massaal in wind- en zonne-energie investeren. Ze hebben de volledige markt van de zonnepanelen in handen. Ze investeren in goedkope elektrische auto’s. Zij hebben gesnapt dat dat de economieën van de toekomst zijn.

 

Als we het in Europa echt menen, moeten we dezelfde weg opgaan. In plaats van enkel na te denken hoe we onze economie moeten beschermen, moeten we die ook omvormen en investeren in de economieën van de toekomst.

 

Ik zou dezelfde conclusie willen trekken als de laatste spreker. Een goed klimaatbeleid zorgt voor een beter leven, een betere lucht en minder bezoedelde natuur. Daar worden we allemaal beter van. Ik kan alleen maar hopen dat we die weg inslaan en dat we erin slagen een federale regering te vormen die die boodschap begrepen heeft. Zo kunnen we in ons land over de parlementen heen een klimaatbeleid voeren waarvan onze mensen echt beter worden.

 

01.13  Céline Tellier (Ecolo): Je suis Céline Tellier pour le groupe Ecolo ici à Namur. Merci aux intervenants pour leurs différentes présentations. Je voudrais insister sur quelques éléments.

 

Nous savons qu'atteindre moins 55 % d'émissions de gaz à effet de serre pour le secteur ETS et non-ETS, et 47 % pour le non-ETS, sera déjà un fameux défi en 2030. Il sera évidemment indispensable. Le premier élément que vous avez souligné est l'importance de maintenir cette ambition. On voit que si on cumule les différentes contributions nationales, à ce stade, la trajectoire n'est pas bonne. Les trajectoires, si on les additionne, ne permettent pas d'atteindre l'Accord de Paris. Il est donc important de rappeler, me semble-t-il, que chaque État membre, et chaque Région concernée au sein de ces États membres, doit avoir un Plan Climat suffisamment ambitieux pour atteindre les objectifs de Paris.

 

On va évidemment devoir balayer devant notre porte, en tant que Belgique. En effet, je pense que l'enjeu d'une gouvernance climatique forte et claire est particulièrement prégnant dans notre pays, notamment pour assurer un burden sharing efficace et ayant de l'impact, avec également une répartition équitable des revenus ETS1 et ETS2.

 

On sait aussi que le Plan national Énergie-Climat (PNEC) n'a pas été soumis à temps, parce que l'une des trois Régions du pays n'avait pas remis de documents suffisamment ambitieux. Maintenant que le gouvernement flamand a reconnu l'importance d'atteindre moins 47 % d'émissions non-ETS, nous espérons évidemment qu'enfin nous puissions aboutir à un PNEC tout à fait ambitieux et aligné sur l'Accord de Paris.

 

Je voulais donc vous demander quelles étaient vos pistes et propositions pour débloquer cette situation.

 

Je voudrais également insister sur le rehaussement des contributions nationales. Vous l'avez dit, c'est un point important qui va nous occuper en 2025. Où en sont aujourd'hui les discussions? Selon vous, ont-elles suffisamment avancé pour s'assurer que la contribution nationale belge sera réellement bien adaptée pour s'aligner sur cette révision des contributions nationales et aller dans la direction de l'objectif 2040 de moins 90 %, qui a donc été fixé par la Commission européenne?

 

Le dernier élément de mon intervention est la question des investissements. Vous avez insisté sur l'importance d'investir massivement au niveau climatique. Le rapport Draghi a été également cité à plusieurs reprises. On sait que l'inaction coûte cinq fois plus cher économiquement que l'action en matière climatique.

 

Ces investissements sont nécessaires à la fois pour la mitigation, la réduction des émissions de gaz à effet de serre, et pour l'atteinte des objectifs énergétiques – un travail important qui a déjà été réalisé par le gouvernement fédéral sortant, notamment en matières d'énergies renouvelables.

 

Il serait important de travailler sur l'adaptation de nos territoires. La Wallonie a subi des inondations importantes en 2021. Nous devons être mieux équipés, plus robustes et résilients face aux risques climatiques. Or, partout en Europe tout comme en Belgique, il est constaté le retour à un discours vers une certaine forme d'austérité budgétaire. Comment proposez-vous d'agir pour veiller à ce que sur le plan budgétaire nous ayons une trajectoire soutenable et permettant des investissements indispensables? La BEI a-t-elle un rôle à jouer en matière d'investissements et notamment en matière d'adaptation?

 

Une façon rationnelle d'agir sur le plan économique serait de commencer par éliminer les subventions aux énergies fossiles. Il me semble important d'avancer sur ce volet. J'espère que collectivement, les parlementaires feront des propositions en ce sens.

 

01.14  Geert Fremout: Dank u wel voor de vragen. Ik zal mijn antwoorden beperken tot een aantal zaken die rechtstreeks te maken hebben met de COP en ik zal proberen op een aantal Belgische vragen deels een antwoord te geven. Ik ben immers vooral bezig met internationaal beleid. Ik zal een grote groep vragen over de Europese plannen en de link met België dus overlaten aan Yvon.

 

Ik antwoord op wat gisteren in Luxemburg gebeurd is inzake de financiering. Ik was daar zelf niet aanwezig, maar er is een heel lange paragraaf, van één bladzijde, die de Europese positie inzake de klimaatfinanciering samenvat. Die is behoorlijk genuanceerd, moet ik zeggen.

 

Ik heb in mijn presentatie geprobeerd de verschillende aspecten ervan aan bod te doen komen. Er is inderdaad een groot spanningsveld tussen enerzijds het mandaat om over de nieuwe doelstelling te onderhandelen en de financiering, with 100 billion as a floor. Het enige wat wij weten, is dat het meer moet zijn dan 100 miljard. Dit is, taking into account the needs of developing countries. Die needs of developing countries bedragen 6 biljoen dollar.

 

De publieke financiering zal dus zeker meer moeten bedragen. Daar gaan wij van uit. Zij zal de kern moeten zijn van de nieuwe doelstelling. Zoals ik gezegd heb, moeten wij daar echter realistisch in zijn. Hoewel wij er zelf nog geen cijfer op geplakt hebben, zal het, zoals u verwoord hebt, om enkele miljarden dollars gaan.

 

Als het van 100 naar 200 miljard gaat, betekent dit een verdubbeling van de publieke budgetten van de donoren. Dat is zeer significant.

 

Om de transitie te kunnen financieren, menen wij, is het belangrijk dat de publieke middelen voor een stuk voor de meest kwetsbare landen worden ingezet. Die hebben echt wel publieke middelen nodig. Maar een ander deel van de middelen moet zoveel mogelijk worden ingezet om bijkomende privémiddelen te mobiliseren. Dan gaat het over privémiddelen die van Noord naar Zuid gaan, maar ook over het mobiliseren van privémiddelen in de landen in het Zuiden zelf. Dat is ook te zien in de grafiek die ik getoond heb. Dat is het grootste deel van de financiering die gemobiliseerd zal moeten worden.

 

Ik hoop dat ik hiermee een deel van een antwoord gegeven heb. In de komende 30 dagen zullen de voorstellen wel nog verder moeten rijpen. Het is althans de intentie tijdens de laatste dagen van de COP te landen met een dergelijk bedrag, op papier. Maar het zal aan de ministers zijn, niet aan de ambtenaren, om ter zake de knopen door te hakken.

 

Verschillende parlementsleden uitten hun bekommernis om de mensenrechten in het gastland van de COP29. België en de Europese Unie hebben die bezorgdheid al herhaaldelijk verwoord en zullen dat ook blijven doen. Ik heb dat genoteerd en we zullen dat ook meenemen naar onze Belgische delegatie ter plaatse. In het algemeen is respect voor de mensenrechten transversaal een grote prioriteit voor België in zijn buitenlands beleid.

 

Ik zoom kort in op de Belgische standpuntbepaling voor de COP29 en in het algemeen. De Europese Unie spreekt in de onderhandelingen met één stem. Het onderhandelingsmandaat met de grote lijnen is gisteren vastgesteld in de conclusies van de Raad. Op ambtelijk niveau wordt dat verder gedetailleerd in een aantal documenten met deelname en inbreng van Belgische experts. Daarnaast is er een Belgische werkgroep, de Coördinatiegroep Broeikaseffect, met deelname van de vier overheden, die kernelementen van de Belgische positie opstelt, die worden verdedigd binnen de Europese coördinaties. In het verleden zijn er resoluties van die groep en van de parlementen afzonderlijk geweest. De parlementen kunnen ook input geven aan de Belgische delegatie op de COP.

 

Inzake de stand van zaken in België met betrekking tot de verdriedubbeling van hernieuwbare energie en de verdubbeling van de efficiëntieverbetering, maakt ons land ook deel uit van het Europese beleidskader, waarin in de context van het Fit for 55-pakket en REPowerEU een aantal doelstellingen zijn opgenomen met betrekking tot hernieuwbare energie. Tegen 2030 willen we 45 % hernieuwbare energie. Het cijfer voor energie-efficiëntie ontsnapt me even. Die doelstelling is evenwel globaal en is niet op elk land afzonderlijk van toepassing.

 

Eenzelfde soort logica is ook binnen Europa geldig. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat we er allemaal samen geraken. Op Belgisch niveau wordt dat meer geconcretiseerd binnen het Nationaal Energie- en Klimaatplan, waarover heel wat interventies plaatsvonden.

 

Er werd gevraagd naar concrete actie. Op een van de slides vermeld ik de twee pijlers die wij in het COP-voorzitterschap zien, namelijk enhance ambition en enable action.

 

Bij enhancing ambition gaat het vooral over het geven van sterke signalen dat we ambitieuze NDC's nodig hebben. Alle landen werken nu aan de NDC's en ook binnen de Europese Unie is dat het geval. Het cijfer van 90 % ligt ter bespreking voor, maar zal nog politiek moeten worden aanvaard en in wetgeving moeten worden omgezet. Sterke signalen verwachten we van de COP, maar ook van de verschillende partijen ten aanzien van elkaar, zodat zij stevig aan het werk gaan, wat belangrijk zal zijn voor de ambitie. Enkele signalen met betrekking tot de globale doelstellingen rond de energietransitie, gebaseerd op de rapporten van bijvoorbeeld het IEA, kunnen daar ook deel van uitmaken.

 

Enabling action heeft het COP-voorzitterschap zodanig opgevat dat de nadruk eerder ligt op enabling dan op action, als ik dat zo kan stellen. Het gaat vooral over de financiering inzake de NCQG. Die financieringsdoelstelling is natuurlijk bedoeld voor de landen die deze financiering nodig hebben. Zij wachten daarop, zodat zij hun plannen erop kunnen afstemmen. Wanneer daar een positief signaal uitkomt, zal dat bijdragen tot meer ambitie.

 

Wellicht weet u dat er in de marge van de onderhandelde uitkomsten op de COP heel veel actoren aanwezig zijn. Het gaat om allerlei actoren, zowel uit de industrie als de civiele samenleving, en de landen zelf ook. Heel wat initiatieven worden gelanceerd en opgevolgd buiten het strikte kader van de onderhandelingen. Het kan gaan om gezamenlijke initiatieven om ontbossing tegen te gaan, om mangroves te redden, om fossiele subsidies af te schaffen. Coalities van landen en ook andere actoren proberen elkaar te helpen om daarin vooruitgang te boeken, onder meer door het uitwisselen van ervaringen en het opzetten van samenwerkingsverbanden.

 

Dat zijn ook elementen van actie die een beetje onder de radar blijven, maar die op het terrein resultaten opleveren.

 

01.15  Yvon Slingenberg: Mevrouw de voorzitster, de ambitie die Europa op internationaal vlak naar voren brengt en waarvoor wij staan, wordt omgezet in EU-wetgeving. Het nettodoel voor 2030 van -55 % emissie van broeikasgassen werd omgezet. Het staat in het Fit for 55-pakket. Dat is een enorm pakket met maatregelen die ertoe moeten bijdragen dat wij die doelstellingen halen. Het betreft maatregelen op EU-niveau en die moeten natuurlijk samengaan met maatregelen die op nationaal, regionaal en lokaal niveau worden genomen.

 

Mevrouw de voorzitster, ik was erg opgetogen met de brede consensus hier in de zaal over de noodzaak van ambitieuze doelstellingen en ambitieuze actie en om die te halen.

 

Het Nationaal Energie- en Klimaatplan is een instrument dat ook onderdeel is van de aanpak op Europees niveau. Dat is het instrument waarin wij aan alle lidstaten vragen om uiteen te zetten wat de maatregelen, instrumenten en financieringsstrategieën zijn om die doelstellingen te halen.

 

Daarom zouden wij graag het definitieve plan van België ontvangen. Hetgeen de heer Fremout zei, is juist, de internationale ambitie wordt niet één op één omgezet per lidstaat. In de EU-wetgeving is echter heel specifiek bepaald wat elke lidstaat moet bijdragen. Er zijn broeikasgasdoelstellingen bij. Er zijn ook doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Ik heb daarstraks even snel gekeken naar het draft-NECP. Er is noch op het vlak van hernieuwbare energie, noch op het vlak van energie-efficiëntie voldoende ambitie in dat plan. Dat wilde ik heel even duidelijk stellen. Er zit een collega van DG Energie achter in de zaal die daarover zeker nog meer details kan geven, mocht u dat willen.

 

Ten tweede wil ik het hebben over het draagvlak, dat velen onder u ook hebben aangekaart. Er moet eerst een plan voorbereid worden met meer consultatie, maar bij voorkeur ook in samenspraak met alle maatschappelijke sectoren. Het is immers heel belangrijk dat we gezamenlijk kijken, niet alleen naar wat er moet worden gedaan maar ook naar hoe we het gaan doen.

 

Interessant aan het klimaatinstrumentarium is dat we ook gelden genereren via het emissiehandelssysteem. Dat geld kan gebruikt worden om de transitie te begeleiden. Dat gaat dan over het ondersteunen van investeringen en de privésector moet daar zelf ook een duidelijke koers uitstippelen. Anders pompen we geld in zaken die uiteindelijk niet haalbaar zijn.

 

Er is ook ondersteuning nodig waar de risico’s van de nieuwe technologieën heel groot zijn, maar ook voor de kwetsbare groepen in de samenleving. In het Europese Sociaal Klimaatfonds wordt inderdaad 86 miljard euro gepompt en elke lidstaat krijgt daar een deel van. Het wordt gefinancierd met 25 % van de opbrengsten van het nieuwe emissiehandelssysteem, ETS2, gecombineerd met bijdragen op nationaal niveau.

 

Daar moeten de lidstaten een specifiek plan voor opstellen, waarvoor de deadline februari of de zomer van volgend jaar is, in elk geval heel binnenkort. In dat plan moet staan hoe die kwetsbare groepen worden geïdentificeerd. Dan gaat het over huishoudens, over microenterprises, over energie- en transportarmoede. Dat huiswerk moet natuurlijk gemaakt worden vooraleer men bepaalt hoe de maatregelen er moeten uitzien om precies die groepen te ondersteunen. Die maatregelen gelden niet voor de hele maatschappij. Er zijn natuurlijk nog wel groepen in de maatschappij die door andere prikkels de juiste beslissingen kunnen nemen, bijvoorbeeld via de CO2-beprijzing.

 

Tegelijk is het enorm belangrijk om de discussie over fossiele brandstoffen te voeren en het is goed dat ze recentelijk ook in de Vlaamse pers aan bod is gekomen. Fossiele brandstoffen zullen duurder worden en het nieuwe emissiesysteem zal een extra beprijzing van de CO2 in fossiele brandstoffen met zich meebrengen. Dat is precies waarom bijvoorbeeld het Sociaal Klimaatfonds al in werking zal treden een jaar voor die CO2-beprijzing in 2027 van kracht zal worden.

 

De plannen die de lidstaten al volgend jaar moeten opstellen, zullen moeten aangeven hoe ze dat geld zullen besteden, zodat we die impact op de meest kwetsbare groepen in de maatschappij kunnen vermijden. Daar kan een onderdeel direct income support – directe steun – bij zijn, zoals wat waarschijnlijk is gedaan ten tijde van de energieprijzencrisis. Dat kan echter op de middellange en langere termijn geen inkomenssteun blijven. Het moeten investeringen zijn, waardoor de huishoudens en bedrijven weg kunnen komen van het gebruik van fossiele brandstoffen.

 

Het is ongelooflijk belangrijk dat we die discussie voeren omdat we anders weerom, zoals ik in mijn introductie zei, meer polarisatie en meer desinformatie genereren. Het is niet altijd gemakkelijk. Tegelijkertijd hoorde ik hier enorm veel ambitie om die klimaattransitie aan te gaan en dan moeten we het ook wel hebben over wat dat met zich meebrengt.

 

Il n'y a pas non plus 36 000 solutions. J'encourage donc vivement tout un chacun à s'engager dans ce débat, à sonder les préférences énergétiques des gens. Il y a non seulement des préférences énergétiques mais aussi dans le transport; pour chaque domaine existent en principe des solutions. Il faut en regarder le ratio coût/efficacité car les fonds qui sont générés sont des fonds publics pour lesquels il faut veiller à une utilisation optimale pour susciter les investissements cost-efficient et que l'argent public entraîne le secteur privé à investir à son tour. Il s'agit véritablement de dérisquer certains investissements.

 

Vous avez évoqué le secteur automobile. Nous suivons évidemment tous les débats avec Audi, je le fais même sans être citoyenne belge. C'est un exemple édifiant qui illustre le fait que chaque secteur a des défis à relever et qu'il est nécessaire d'adopter une approche de long terme. En effet, les objectifs qui ont été formulés pour le secteur automobile ne datent ni d'hier ni d'avant-hier. Pourtant, on constate la poursuite de modèles économiques obsolètes. Par exemple, des schémas de subvention dans la société changent. Certes, cela n'aide pas mais certaines marques automobiles n'ont peut-être pas fait le nécessaire pour se préparer à ces changements à venir. Et il ne s'agit pas uniquement des lignes de production, les employés aussi sont concernés. Un travail est à mener pour accompagner les employés à l'acquisition de nouvelles qualifications correspondant à des emplois nouveaux.

 

Tout cela est possible, on le voit, mais des discussions exhaustives sur la manière de soutenir ces industries dans cette transition doivent avoir lieu et nécessitent un engagement desdits secteurs pour que cela soit fructueux. À défaut, ce sont les autres qui devront en faire davantage.

 

Ceci m'amène à la question du "Que faire s'il n'y a pas de plan définitif belge?". Il y aura les étapes juridiques que la Commission européenne sera obligée de prendre. Nous avons déjà entamé la procédure, mais d'autres étapes suivront. Il y avait une date ultime de réponse fin septembre où la Belgique n'a pas pu nous indiquer la date à laquelle le plan serait soumis.

 

C’est assez préoccupant. Nous allons donc franchir le prochain pas de l’infraction. Or, ce qui est plus important que cette procédure juridique, c’est qu’il faut aller de l’avant. Nous comprenons qu’il y a eu des élections, qu’il y a de nouveaux gouvernements, etc. Il était d’ailleurs rassurant de vous entendre exprimer votre engagement à aller de l’avant. Mais pour ce faire, il faut vraiment vous mettre d’accord sur les mesures à prendre dans tous les secteurs et en discuter avec toutes les personnes qui seront impliquées.

 

Vous avez également mentionné le cadre des règles fiscales. C’est un sujet très important et il faudra en effet que chaque État membre respecte les règles du Pacte de stabilité et de croissance. Toutefois, la Commission laisse davantage de temps aux États membres qui peuvent démontrer qu’ils font des investissements dans la transition verte. Normalement, un État membre est tenu de se conformer au cadre fiscal dans un délai de quatre ans, mais celui-ci peut être étendu à sept ans pour les pays qui soumettent un plan démontrant que le dépassement du délai de quatre ans est dû à des investissements dans la transition verte.

 

Tous ces plans, qui peuvent sembler représenter beaucoup de bureaucratie, sont censés être cohérents. Nous les voyons comme des outils de planification, de choix politiques et de moyens de soutenir la transition verte avec des fonds nationaux, européens et privés. La cohérence est indispensable, notamment pour que les parties prenantes, notamment les industries, connaissent la direction à prendre. Elle est indispensable aussi pour expliquer au citoyen que, pour éviter un dérèglement climatique profond, tout le monde doit agir.

 

Vous avez d’ailleurs fait référence aux impacts climatiques. Le coût de l’inaction est en effet une chose qu’il faudra prendre en compte, tout comme les risques qu’elle représente pour le secteur financier. Souvent, on n’en a pas conscience. Là aussi, les investissements en matière d’innovation et de nouvelles technologies qui seront faits pour la transition devront se faire en parallèle avec une analyse de risques. Les inondations ont clairement démontré qu’il ne faut pas reconstruire dans les mêmes zones, qui seront probablement inondées plus fréquemment qu’avant.

 

Il en est de même pour tout ce qui est infrastructures et production d'énergie. Avons-nous suffisamment d'eau froide – et pas chaude – pour refroidir les centrales nucléaires et les autres centrales de production d'énergie? Énormément d'aspects doivent être pris en compte. C'est la raison pour laquelle cette discussion n'est pas facile. Il est cependant intéressant d'avoir ce débat avec tout le monde.

 

Je suis entièrement d'accord avec ce que M. Fremout a dit en ce qui concerne les droits humains. Une réunion préparatoire a eu lieu à Bakou la semaine passée (pré-COP). Notre commissaire Hoekstra y a participé. J'ai appris hier qu'il a non seulement rencontré les ONG, mais qu'il a aussi pu aborder ces thématiques-là avec ses interlocuteurs du gouvernement d'Azerbaïdjan.

 

La présidente: Je vous remercie. Je crois que nos experts ont vraiment fait un effort afin de répondre brièvement aux questions. J'aperçois quelques réactions de la part de personnes présentes en salle. Nous avons encore un point à l'ordre du jour et je sais qu'il ne sera pas nécessairement long. Si nous faisons maintenant un second tour, faisons-le avec un seul intervenant à la fois, ou alors passez votre tour!

 

Je donne la parole à notre collègue du Vlaams Belang qui souhaite intervenir.

 

01.16  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, ten eerste was ik daarnet de mensenrechten in Azerbeidzjan wat vergeten. Uiteraard is er Nagorno-Karabach, de Armeense enclave. Het is aan mijn collega's van Buitenlandse Zaken om dat aan te kaarten, maar ik sluit me in dit verband natuurlijk aan bij de PS en andere fracties. De mensenrechten in Azerbeidzjan staan niet meteen hoog aangeschreven.

 

Ten tweede, ik wil ingaan op de verklaringen van mevrouw Yvon Slingenberg over ETS2.

 

Mevrouw Slingenberg, het zal u niet verwonderen dat wij daarrond actie zullen voeren. Het is zeer belangrijk dat men een grote ongerustheid bij de mensen wegneemt. Ik verneem dat men het Europees Sociaal Klimaatfonds al in 2026 operationeel wil maken. Momenteel zijn dat mooie theoretische verklaringen die een antwoord moeten bieden op een realiteit die ook in Wallonië zeer dramatisch is. Veel of toch nog een aanzienlijk aantal Waalse huishoudens verwarmen nog met stookolie bijvoorbeeld. In Vlaanderen verwarmt 60 tot 65 % van de huishoudens met gas. Dat zijn fossiele brandstoffen, dat is de realiteit. Heel veel woningen zijn slecht geïsoleerd in heel België, zeker ook in Wallonië. Ook daarop zal men een antwoord moeten bieden, want de warmtepompen, dus de klimaatvriendelijke technologieën, kunnen maar functioneren bij een voldoende ruime, goede isolatie. Alles hangt dus aan elkaar vast.

 

Het prijzenplaatje is hoog. Ik heb mijn huis kunnen aanpassen, ik heb daarvoor de financiële middelen, maar heel veel mensen hebben dat niet. Het is de vraag hoe de regeringen in dit land daarop een antwoord zullen bieden onder de Europese druk en met de Europese realiteit. Ik kan u één ding zeggen: iedereen staat voor een grote verantwoordelijkheid. Men kan niet alleen maar zeggen dat de wereld kapot zal gaan en een apocalyptisch beeld ophangen van het klimaat, want het einde van de maand zal voor veel mensen nog altijd meetellen. We hebben in juni 2024 gezien aan de electorale verschuivingen hoever het staat.

 

La présidente: Les échanges ont été très fructueux. Je remercie les experts qui nous ont vraiment apporté beaucoup d'éclaircissements. L'année 2024 ne fut pas facile pour la Belgique en raison des défis que nous avons dû relever, y compris encore la semaine dernière, et qui ont freiné de nombreuses possibilités de poursuivre ce dialogue interparlementaire.

 

J'ai entendu qu'un collègue namurois souhaitait émettre une proposition.

 

En 2020, c'est la Chambre qui présidait ce dialogue; en 2021, ce fut le Parlement flamand; en 2022, le Parlement wallon; en 2023, le Parlement bruxellois. À présent, c'est au tour du Parlement de la Communauté germanophone. Croyez-moi, j'aurais souhaité vous voir tous plus tôt, mais en raison des challenges et de la composition des délégations et des assemblées, ce ne fut guère aisé. Nous avons donc tous notre part à prendre.

 

La réunion publique de commission est levée à 16 h 27.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.27 uur.