Commissie
voor Landsverdediging |
Commission de la Défense nationale |
van Woensdag 6 november 2024 Voormiddag ______ |
du Mercredi 6 novembre 2024 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.02 uur en voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 02 et présidée par M. Peter Buysrogge.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, een cruciaal onderdeel van het planningsproces van de NAVO is de Defence Planning Capability Review, die elke twee jaar plaatsvindt. Die DPCR biedt een uitgebreide analyse van de status van alle NAVO-landen en beoordeelt in welke mate ze voldoen aan de vooropgestelde capaciteitsdoelen en ontwikkelingsdoelstellingen.
Bij ons wordt daar geen publiek parlementair debat aan gewijd. Er zijn landen die dat op een andere manier organiseren. Nederland organiseert bijvoorbeeld telkens conform een parlementaire motie een gedeclassificeerde versie van het nationale Nederlandse hoofdstuk van de DPCR. Op die manier krijgen de Nederlandse bevolking en de volksvertegenwoordigers een beter inzicht in de externe doorlichting door de NAVO en tevens een beter beeld van de positie van Defensie. Vorderingen, tekortkomingen en de kritieke capaciteiten worden op die manier benoemd. Specifieke gebieden binnen de krijgsmacht die extra aandacht verdienen, worden geïdentificeerd.
Mevrouw de minister, ik heb dan ook enkele logisch daaruit voortvloeiende vragen.
Ten eerste, ziet u een voordeel in een dergelijke publicatie van een gedeclassificeerde versie van het Belgische hoofdstuk? Ten tweede, mochten ze er zijn, wat zijn de praktische en juridische hindernissen om niet tot een dergelijke publicatie over te gaan? Ten derde, werd er al juridisch advies gegeven door Defensie over de mogelijkheid van een dergelijke publicatie? Zo ja, wat is de inhoud daarvan? Ten slotte, bent u bereid om over te gaan tot een dergelijke publicatie?
01.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, het merendeel van de NAVO-lidstaten kiest ervoor om niet over te gaan tot de publicatie van een gedeclassificeerde versie van de Defence Planning Capability Review. België heeft zich steeds daarbij aangesloten. Er zijn geen specifieke, praktische of juridische hindernissen, maar zelfs een generieke publicatie van het Belgische hoofdstuk van de DPCR zou tot gevolg hebben dat niet alleen de algemene staat van de kritieke capaciteiten van de Belgische Defensie, maar ook die van de NAVO bekend worden, wat als niet-voordelig wordt beschouwd.
Het gaat hier over strategisch gevoelige informatie, die uitgebuit kan worden door statelijke en niet-statelijke actoren die de nationale en collectieve veiligheid kunnen ondermijnen. Bovendien zou de technische aard van militaire capaciteitsbeoordelingen verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden, wat tot ongewenste speculatie of bezorgdheid zou kunnen leiden.
Tijdens deze legislatuur werd een juridisch advies gevraagd noch gegeven. Een eventuele herziening van de Belgische positie ter zake is pas over twee jaar aan de orde. Aan het begin van het DPCR-proces vraagt de NAVO immers aan de lidstaten of de resultaten al dan niet gepubliceerd zullen worden.
01.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, u zegt dat de meerderheid het niet doet, maar een aantal landen doet het dus wel. Voor de transparantie en een beter beeld, zowel voor de volksvertegenwoordiging als voor de bevolking, lijkt het me belangrijk om dat toch te overwegen. Het is zeker niet mijn bedoeling om zomaar strategische informatie op straat te gooien. We moeten daarmee voorzichtig omgaan en kijken welke lessen er kunnen worden geleerd van bijvoorbeeld Nederland, dat het wel doet.
In die zin heb ik dan ook – dit zal voer zijn voor een bespreking in de commissie in een van de komende weken – samen met mijn fractie een resolutie voorbereid om ons als Parlement te kunnen buigen over de vraag in hoeverre we aan de minister zouden kunnen vragen om die informatie wel kenbaar te maken. Ik heb uit uw antwoord begrepen dat er daarvoor nog tijd is, gelet op de tijdshorizon van twee jaar.
Het lijkt me wel relevant om over die informatie, weliswaar gedeclassificeerd en rekening houdend met strategisch gevoelige informatie, te beschikken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt aan het door u in 2022 goedgekeurde STAR-plan een meerjareninvesteringsprogramma gekoppeld. Daarin werd voorzien in een geleidelijke verhoging van het defensiebudget tot 1,55 % van het bbp tegen 2030, wat ruimschoots onder door de NAVO gevraagde 2 %-norm is. Sinds de verkiezing van Trump is deze vraag misschien wel actueler dan ooit.
De FOD BOSA zou echter een ander traject hebben vastgesteld. Dit traject voorziet volgens het huidige groeitraject slechts een stijging tot 1,45 %, wat neerkomt op een bezuiniging van meer dan 4 miljard euro in de periode 2025-2030. Dat zal bijna onvermijdelijk verstrekkende gevolgen hebben voor de werking en de voorraden van Defensie.
De volgende regering krijgt daardoor te maken met een budgettair tekort dat kan oplopen tot 600 miljoen euro voor 2025, wat ertoe zal leiden dat geplande aankopen en onderhoud met minstens een derde moeten worden teruggeschroefd, tenzij er aanvullende financiering wordt vrijgemaakt. Dat maakt ons ongerust en daarom heb ik enkele vragen.
Wanneer is beslist om het oorspronkelijke traject richting 1,55 % te verlaten? Hebt u zich daartegen verzet? Is deze wijziging in de ambities gecommuniceerd aan onze bondgenoten bij wie dit traject eerder was aangekondigd? Zo ja, wat was hun reactie? Wat zijn de concrete gevolgen van de besparingen op de groeiplannen in 2024? Welke aankopen of onderhoudsprojecten konden hierdoor niet doorgaan? Wat zullen de exacte gevolgen zijn indien er geen extra budgetten worden goedgekeurd voor 2025? Welke ambities of activiteiten van Defensie zullen dan moeten worden afgebouwd? Is er een afschakelplan voorzien voor de operaties?
02.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer Buysrogge, er is nooit beslist om het traject te verlaten. Het groeitraject werd voorbereid en uitgewerkt in 2021 op basis van de toen gekende economische hypotheses, met name een normale inflatie en een lage economische groei. De regering werd in de periode van 2022 tot en met 2024 echter geconfronteerd met een veel hogere inflatie, waardoor de prognoses inzake nominale bbp-groei veel sterker stegen en de inspanning voor Defensie bijgevolg lager uitvalt. Defensie heeft voor 2025 een voorstel voor de begroting ingediend dat gebaseerd is op de percentages bbp zoals goedgekeurd in het STAR-plan.
Jaarlijks wordt het Strategic Level Report aan de NAVO overgemaakt. Dat rapport bevat steeds de meest recente cijfers. Er werd akte genomen van de lagere groei dan vooropgesteld. Defensie heeft tot nu toe de nodige inspanningen kunnen leveren om de continuïteit te blijven garanderen. Indien het door Defensie ingediende budgettaire voorstel voor 2025 niet wordt aanvaard, zal dat al een impact hebben op de transformatie en de operationele paraatheid van Defensie.
Ik wil u eraan herinneren dat ik sinds het begin van mijn mandaat altijd aandacht heb besteed aan de presentatie van een samenhangend plan dat Defensie toelaat om op een evenwichtige manier te groeien, zowel qua personeel als qua capaciteiten en uitrusting. Tijdens deze legislatuur zal de begroting van Defensie bijna verdubbeld zijn, ondanks budgettaire beperkingen, ondanks opeenvolgende crisissen en ondanks veel noodsituaties op sociaal vlak en op het gebied van gezondheid, energie en veiligheid.
02.03 Peter Buysrogge (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. U bevestigt dus eigenlijk dat het traject niet richting 1,55 % is maar richting 1,45 % en dat u ruimschoots onder de lat blijft. Ik wist niet dat men nog onder de lat van 1,55 % door kon gaan, maar deze regering slaagt erin om daar toch nog onderdoor te gaan en zelfs de minimale doelstelling van 1,55 % niet te halen, maar af te klokken op 1,45 %.
U zegt dat we met inflatie geconfronteerd werden. Wij zeggen al twee jaar dat heel wat lokale besturen op het moment waarop de inflatie torenhoog was, hebben moeten schakelen. Zij hebben hun plannen moeten bijstellen en budgetten moeten vrijmaken om die dingen te realiseren die gerealiseerd moesten worden.
U zegt nu dat we geconfronteerd werden met
inflatie. Wel, mevrouw de minister, dat was het moment om actie te ondernemen.
U hebt dat niet gedaan, u stuurt de factuur door naar uw opvolgers. Ik vind dat triest.
02.04 Ludivine Dedonder, ministre: Puis-je me permettre de vous répondre?
De voorzitter: Strikt genomen laat het format van een vragensessie dat niet toe.
02.05 Ludivine Dedonder, ministre: Alors je ne vous réponds pas.
De voorzitter:
Het is voor mij ook lastig omdat ik tegelijk voorzitter en vraagsteller ben.
Indien de vergadering akkoord gaat, kan ik de minister wel nog even het woord
verlenen. (Instemming)
02.06 Ludivine Dedonder, ministre: Je vais quand même me permettre de vous répondre parce que cet exercice n'est pas nouveau. À partir du moment où l'on doit confectionner un budget par rapport à un pourcentage du PIB, il y a forcément des modifications. Chaque année, nous avons introduit une proposition pour ajuster le montant en fonction du pourcentage BBP. C'est ce que je vous ai répondu. Nous l'avons introduit, comme nous l'avons fait les autres années. Les autres années, nous avons toujours obtenu ce montant pour coller au Strategic Level Report. Cela n'a pas changé. À partir du moment où vous dépendez d'un pourcentage du PIB, vous êtes toujours susceptible de devoir ajuster. Il n'y a certainement pas de volonté dans mon chef d'aller en dessous. Mais je veux toujours coller au plan STAR et à la trajectoire que nous nous sommes fixée. C'est pour cela que nous avons introduit cette demande au niveau budgétaire.
02.07 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp heel goed dat dat gekoppeld is aan de inflatie en dat er een wijziging wordt aangebracht aan het groeipad op het moment dat het bbp aangepast wordt, zonder dat u uw budgetten aanpast. Dat begrijp ik heel goed.
Dat is echter net mijn punt: u had op dat moment moeten schakelen. Indien de lonen van ambtenaren stijgen, moet er in middelen worden voorzien opdat die lonen kunnen worden betaald. U kunt dan niet argumenteren dat u maar een bepaald budget hebt en het daarmee moet doen. U had toen moeten schakelen, maar dat hebt u niet gedaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, vorig jaar keurde de commissie voor de Controle op de Legeraankopen en -verkopen de aankoop van een derde Coastal Patrol Vessel (CPV) goed, om de Castor en Pollux te versterken bij hun alsmaar aan belang winnende taak om onze kustwateren te beveiligen. Er werd in 22 miljoen voorzien voor een schip dat in 2025 al te water zou moeten worden gelaten.
Mijn vraag dateert van enige tijd geleden. Ik heb gezien dat u daar gisteren over hebt gecommuniceerd, wellicht toevallig voor de behandeling van mijn vraag vandaag. U zei gisteren dat de datum van de tewaterlating in 2027 zou plaatsvinden, in plaats van in 2025, zoals eerder gecommuniceerd.
Kunt u een update geven over het aanschafdossier van een derde CPV? Waar staan we momenteel in de onderhandelingen met de scheepswerf en de vormgeving van het nieuwe vaartuig?
Zullen de vooropgestelde leveringstermijnen en budgetten worden gerespecteerd? Zo neen, welke impact zal dat hebben op de te bereiken operationele capaciteit?
03.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, na de instemming van de ministerraad op 26 januari 2024 tot aankoop van een derde patrouillevaartuig, werd op 28 oktober beslist om de opdracht aan de Franse scheepswerf Socarenam te gunnen. De opdracht werd op 4 november genotificeerd. De opdracht werd gegund tegen marktconforme en aanvaardbare prijzen, zoals blijkt uit een grondige prijzencontrole, en zal binnen de beschikbare kredieten van de begroting van Defensie gerealiseerd worden.
De leveringstermijn bedraagt maximaal 30 maanden, waardoor het schip in het eerste semester van 2027 geleverd moet worden.
03.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw korte maar duidelijke antwoord.
Het derde patrouillevaartuig zal tegen het eerste semester van 2027 geleverd worden. Ik vroeg u of dat een impact heeft voor het bereiken van de operationele capaciteit. Aangezien u daar niet echt een concreet antwoord op gaf, ga ik ervan uit dat er geen impact is. De leveringstermijn is, ten opzichte van een eerdere communicatie aan dit Parlement, wel opgeschoven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, eerder gaf u groen licht voor de aankoop van de terreinen van het geplande Kwartier Zuid in Charleroi. Ik verwijs verder naar de schriftelijke versie van mijn ingediende vraag en kijk uit naar uw antwoorden.
Mevrouw
de minister, in april gaf de regering groen licht voor de aankoop van de
terreinen nodig voor de bouw van het geplande Kwartier Zuid in Charleroi.
Vandaar
mijn vragen aan de minister:
1. Kan
de minister een stand van zaken geven: waar staat het project nu en worden de
voorziene termijnen gehaald?
2. Het
oorspronkelijk geraamd budget voor Kwartier Zuid bedroeg €105 miljoen in 2019.
Hoeveel schat de minister vandaag dat er nodig zal zijn om het project te
realiseren? En is dit met of zonder de aparte trainingsgronden die aangekocht
moeten worden?
3.
Welke specifieke factoren hebben geleid tot de aanzienlijke stijging van de kosten
voor Kwartier Zuid?
4.
Hoeveel hiervan is gedekt door de Herstelfonds en hoeveel moet bijkomend door
het Defensiebudget gefinancierd worden? Past dit binnen het groeitraject dat
voorzien was voor de infrastructuurbudgetten?
5. Hoe beoordeelt de minister de financiële haalbaarheid van het project Kwartier Zuid op lange termijn, zonder bijkomende financiering door de volgende regering?
04.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer Buysrogge, Defensie werkt aan de voorbereiding van de overheidsopdracht voor de studie en de realisatie van de werken voor het kwartier van de toekomst Zuid. Volgens de huidige planning kan die overheidsopdracht in 2026 worden gegund met de start van de werken in 2028 en de voltooiing ervan in 2032.
Om het project te realiseren zal meer nodig zijn dan de initieel geraamde 105 miljoen euro. Defensie baseert zich daarvoor op de herziening van de behoeften, de kostprijs van recente grote bouwprojecten van Defensie en de toekomstige inflatie. Een cijfer kan ik niet publiek kenbaar maken, aangezien de overheidsopdracht nog dient te worden gestart. Een bedrag ten belope van 121 miljoen euro wordt gedekt door het plan voor relance en investeringen. Het saldo zal worden ingeschreven in de begroting van Defensie. Het project kwartier van de toekomst Zuid is financieel haalbaar met de huidige vooropgestelde budgetten.
04.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, u geeft een behoorlijk sibillijns antwoord. De oorspronkelijke kostprijs was immers geraamd op 105 miljoen euro. U geeft aan dat in het budget 121 miljoen euro beschikbaar is. U kunt hier echter niet publiek mededelen op hoeveel de kostprijs wordt geraamd. Ik heb dus geen flauw idee of die prijs ergens in de buurt van dat bedrag ligt. Ik ga ervan uit dat de prijs niet onder maar veeleer boven en misschien zelfs substantieel boven dat bedrag ligt. U merkt dan geruststellend op dat, indien er moet worden bijgepast, dat kan binnen de middelen van Defensie.
Zeker in het licht van mijn eerdere vraag, over het tekort aan budget van Defensie, stemt dat tot nadenken. Ik ga ervan uit dat het Kwartier Zuid, dat in Charleroi ligt, veel aandacht van u vergt, met als gevolg dat veel middelen op een efficiënte manier kunnen worden vrijgemaakt. Dan past wel de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat de budgetten onder controle worden gehouden. Er moet dus op een ernstige manier bekeken worden hoe een en ander kan worden aangepakt. Ook wat dat dossier betreft, heb ik de indruk dat de factuur voor de realisatie ervan wordt doorgeschoven naar uw opvolgers. We volgen het dus zeker verder op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, wij hebben het in het verleden zowel in de commissie voor de Opvolging van de militaire missies als in de publieke vergaderingen van deze commissie al regelmatig gehad over het fregat Louise-Marie, dat in het voorjaar en in de late zomer op missie was voor operatie Aspides, ter bescherming van de scheepvaart tegen de dreiging van de Houthi's.
In het voortraject van die opdracht werden wij geconfronteerd met diverse gebreken van de bewapening van het schip, die toch vragen deden rijzen over de geschiktheid van het fregat voor hedendaagse operaties. Zo waren er het incident met de Sea Sparrow, waarbij een raket bleef zitten in de loop van het boordkanon, de afwezigheid van een NH90 en het mislukken van de simulaties van aanvallen tegen vijandige drones.
Mevrouw de minister, u weet dat ik schepen ben in de peterstad van de Louise-Marie en dit schip een warm hart toedraag. Vandaar mijn volgende vragen voor u.
Wat zijn de lessons learned van de operatie en wat is de analyse inzake de paraatheid van het schip en de bemanning? Zal er gevolg gegeven worden aan initiatieven om de operationaliteit te verhogen?
Daar het schip ten vroegste vervangen zal worden in 2029-2030, zijn er aanbevelingen om de bewapening of de training te herzien om de veiligheid in de komende jaren op niveau te kunnen houden?
Welke marge is er nog binnen de vaarplannen voor 2025 en 2026 opdat onze marine verder deelneemt aan beschermingsmissies in de Rode Zee?
05.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer Buysrogge, het fregat Louise-Marie heeft zijn opdrachten in het kader van operatie Aspides met succes uitgevoerd en zodoende een substantiële bijdrage geleverd aan de veiligheid van de internationale scheepvaart en de bescherming van cruciale maritieme handelsroutes.
Alle toegewezen taken werden vervuld, in het bijzonder de close protection van schepen in de Golf van Aden. Dit was enkel mogelijk dankzij de volgehouden inzet van de bemanning van het schip en de ondersteunende diensten in België. Deze missie illustreert het engagement van België om in samenwerking met internationale partners de maritieme veiligheid te waarborgen en onze economische belangen te beschermen.
Gedurende de hele inzet was het fregat Louise-Marie in staat om zowel de eigen veiligheid als die van de koopvaardijschepen te garanderen. De dreiging van ballistic missiles en unmanned aerial vehicles in het operatiegebied noodzaken continue aanpassingen van de bestaande procedures en tactieken, alsook het up-to-date houden van de boordsystemen van het schip. De aandachtspunten, geïdentificeerd in de aanloop naar de operatie, zullen worden opgenomen in toekomstige programma's voor de paraatstelling.
Opdrachten zoals deze in het hoge geweldsspectrum zijn niet enkel valoriserend voor het personeel, maar laten daarenboven steeds toe om achteraf en waar nodig de processen en procedures bij te sturen om de gereedheid van al het materiaal en de geoefendheid van het personeel te optimaliseren en zodoende te garanderen dat de schepen en bemanning ook de komende jaren volledig operationeel zullen blijven en met het volste vertrouwen en in veiligheid kunnen blijven worden ingezet. Defensie blijft actief bijdragen door de inzet van ervaren stafofficieren in het Maritime Security Centre Horn of Africa en in strategische hoofdkwartieren.
Voor 2025 is er geen inzet van een Belgisch fregat in het kader van operatie Aspides gepland. In het dossier Operaties 2025, dat kortelings zal worden voorgesteld, zal het operationeel engagement van onze verschillende maritieme platformen verduidelijkt worden.
05.03 Peter Buysrogge (N-VA): Ik dank u voor het antwoord, mevrouw de minister. Ik sluit me aan bij uw woorden van dank en waardering voor de manier waarop de bemanning operatie Aspides heeft afgehandeld. Ik kijk samen met u uit naar de programma's die nog zullen moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd om het schip inzetbaar te houden voor de periode dat het nog beschikbaar moet zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, uw kazerneplan voorzag in een grondige modernisering van de basis in Zeebrugge. Vooreerst gaat het over de renovatie van de dokken en de kaaien, omdat deze momenteel niet toelaten om de nieuwe fregatten te ontvangen. Het tweede luik omvat de constructie van de grote toren, een nieuw hoofdkwartier ter vervanging van de oude infrastructuur.
De werken aan dok 1 zouden aanvangen in 2025. Kunt u bevestigen dat het dossier klaar is en dat de nodige middelen voorzien zijn om de werken effectief in de loop van 2025 van start te laten gaan? Zo niet, wat is de oorzaak van de vertraging?
Wat is de status van de DEF-toren die in het centrum van de nieuwe basis zou worden gebouwd? In welke fase bevindt dit dossier zich en zijn er voldoende middelen binnen het bestaande budgettaire traject?
De huidige scheepslift en de onderhoudsloods voor de mijnenjagers zouden niet langer bruikbaar zijn voor de nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen. Het onderhoud zou elders in een drijvend droogdok plaatsvinden. Wat zal er met deze werkplaatsen en het personeel gebeuren? Zal een bijkomend onderhoudscentrum nodig zijn als de eerste grondige onderhoudswerken aan de schepen na zes jaar nodig zijn?
In 2025 zouden de werken aan het nieuwe sportcomplex starten. Kunt u bevestigen dat deze nog steeds op schema zitten?
06.02 Minister Ludivine Dedonder: De voorbereidende studies voor de werken aan het dok zijn nog lopende, waardoor de werken in 2027 zouden moeten kunnen starten. Dit laat nog steeds toe dat het dok tijdig klaar zal zijn om de nieuwe fregatten te ontvangen.
Het dossier DEF-toren is momenteel in opmaak en zal te gepasten tijde aan de ministerraad worden voorgelegd. De middelen voor dat project zijn voorzien.
De huidige faciliteiten in het droogdok in de basis zijn op het vlak van hefvermogen en afmetingen niet geschikt voor het droogzetten van de nieuwe mijnenjagers. Voor het onderhoud van die platformen en van de toolbox aan onbemande systemen, kan zowel op defensiepersoneel als op contracten met de industrie een beroep worden gedaan. Voor het onderhoud van de mijnenjagers wordt een specifiek contract afgesloten waarbij een droogdok in de achterhaven van Zeebrugge wordt voorzien. De overige onderhoudswerkzaamheden zullen in de marinebasis van Zeebrugge plaatsvinden. De nodige werken aan de werkplaatsen zijn daarvoor gepland.
De behoefte aan personeel om het onderhoud te waarborgen, zowel voor de nog enkele jaren in stand te houden huidige capaciteiten als voor de nieuwe capaciteit, blijft bestaan. Het personeel zal ingezet blijven worden ten dienste van de vloot.
De gunning van de afbraak en de heropbouw van het sportcomplex in Zeebrugge staat nog steeds in 2025 gepland. Aansluitend volgt de start van de werken.
06.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, in de initiële planning stond dat de werken aan dok 1 zouden aanvangen in 2025. U zegt hier vandaag dat ze zullen aanvangen in 2027 en stelt dat dit geen probleem is, want dat de nieuwe fregatten er toch later zullen zijn. In dat opzicht is dat beperkte uitstel misschien te verantwoorden.
Mijn concrete vraag met betrekking tot dok 1 ging over de middelen voorzien voor de realisatie van het dok. Ik denk niet dat ik daarop een antwoord heb gekregen, tenzij ik het gemist heb. Het is me alleszins niet duidelijk hoeveel middelen er specifiek voor dok 1 in het budget voorzien zijn en of die middelen toereikend zijn conform het dossier in opmaak. Specifiek met betrekking tot die middelen voor dok 1 blijf ik voorlopig echter nog een beetje op mijn honger.
06.04 Minister Ludivine
Dedonder: (…)
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
07.01 Luc Frank (Les Engagés): Sehr geehrte Frau Ministerin, madame la ministre, le mercredi 9 octobre 2024, l'Airbus A330 Multi Role Tanker Transport (MRTT) qui devait, d'une part, apporter une cargaison rassemblée pour les hôpitaux publics libanais dans le cadre de l'aide d'urgence B-FAST et, d'autre part, rapatrier des ressortissants belges du Liban, a dû faire demi-tour au-dessus de la mer Adriatique à cause d'un problème technique du moteur.
Si un problème technique peut toujours arriver, celui-ci s'est produit au pire moment. Le matériel médical était urgent pour les hôpitaux libanais et les ressortissants belges attendaient leur évacuation avec impatience. Ceci me conduit à vous poser des questions plus structurelles sur la disponibilité des Airbus A330 MRTT.
Madame la ministre, ce type de panne, ou problème technique, est-il fréquent avec ces avions? Connaissent-ils des problèmes de disponibilité?
Quand un avion, qui est assigné à disposition d'un État participant à la Multinational MRTT Unit (MMU), connaît un problème technique, y a-t-il un avion de réserve rapidement et automatiquement disponible?
L'État utilisateur reçoit-il une sorte de compensation, comme par exemple une neutralisation des heures de vol "inutiles", par rapport à son quota annuel lié à la flotte de MRTT?
07.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Frank, d'une manière générale, les appareils de la flotte MRTT affichent une grande disponibilité. Ce genre de panne est extrêmement rare pour le MRTT. Dans ce cas précis, la situation sécuritaire à Beyrouth a joué un rôle déterminant, étant donné qu'il fallait éviter que l'avion ne tombe en panne sur place.
La MRTT Unit reçoit des missions de différentes nations membres du programme. La disponibilité d'un avion de réserve éventuel n'est donc pas garantie et dépend, notamment, du nombre de missions planifiées en parallèle. Il faut en outre tenir compte de la disponibilité des équipages. Dans le cas présent, un autre appareil avec équipage a été mis à disposition dans les 24 heures et l'opération a donc pu se dérouler dans les 24 heures.
Il n'y a pas de système de compensation pour les vols qui n'ont pu avoir lieu parce que cela fait partie du modèle d'exploitation.
07.03 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, op 17 en 18 oktober werd de eerste ministeriële bijeenkomst van de NAVO onder leiding van nieuwe secretaris-generaal Mark Rutte gehouden. Dat was een belangrijk moment gelet op de aanhoudende conflicten op ons continent en in de wereld.
Via een aantal persagentschappen vernam ik dat er blijvende steun voor Oekraïne werd uitgesproken en dat de ambitie leeft om de banden met onze partners in Azië te versterken. Aangezien men hiermee toch belangrijke richtingen voor het beleid aangeeft, moet het Parlement kennis kunnen nemen van wat er besproken en/of beslist werd.
Welke concrete standpunten werden ingenomen tijdens de NAVO-bijeenkomst?
De secretaris-generaal gaf aan dat de NAVO extra inspanningen zal leveren om onder andere gezamenlijke munitiestandaarden na te streven. Welke concrete stappen werden hiertoe genomen?
Welke andere onderwerpen werden besproken? Ging het bijvoorbeeld ook over de NAVO-norm?
Wat wordt er na de ministeriële bijeenkomst concreet van ons land verwacht?
08.02 Minister Ludivine Dedonder: Tijdens de bijeenkomst werd het belang van samenwerking met de Europese Unie en haar sleutelrol in de steun aan Oekraïne beklemtoond. Men streeft daarnaast naar meer gezamenlijke aankopen en het gebruik van NAVO-standaarden en men wil duplicatie vermijden.
Het partnerschap van de NAVO met de Indo-Pacific Four, namelijk Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zuid-Korea, werd eveneens in de verf gezet. Hierbij ligt de focus op een versterkte defensie-industrie en de promotie van onze gezamenlijke waarden en steun aan de internationale orde.
Tegen de achtergrond van het conflict in Oekraïne zijn de toenaderingen tussen Rusland, China, Noord-Korea en Iran een toenemende bron van bezorgdheid.
Bij de NAVO maakt men gebruik van standardization agreements. Daarin worden gezamenlijke standaarden opgenomen die de naties zullen invoeren. De NATO-agreements garanderen de samenwerking op het vlak van onder andere materieel en procedures. Bestaande NATO-agreements kunnen worden verbeterd door ze in lijn te brengen met technologische ontwikkelingen en ze strikt toe te passen tijdens de aankopen. België werkt in werkgroepen mee aan de opmaak en de aanpassing van NATO-agreements.
Tijdens de sessie met betrekking tot afschrikking en verdediging lag de nadruk op de nood aan meer aandacht voor innovatie en hybride activiteiten, het operationeel maken van de NATO Security Assistance en Training for Ukraine, het belang van Integrated Air and Missile Defence vanwege de Russische schendingen van het NAVO-luchtruim, het opschalen van de vredesmachten in respectievelijk Kosovo, Bosnië en Herzegovina en de uitgaven voor defensie, waarbij een aanzienlijk aantal landen heeft gepleit voor een hogere norm dan 2 %.
Van alle naties, en dus ook van België, wordt in eerste instantie verwacht dat ze Oekraïne blijven steunen, de defensie-industrie opschalen en in de nodige capaciteiten en financiële middelen voorzien om de afschrikking en de verdediging van het bondgenootschap geloofwaardig te houden.
08.03 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Het is belangrijk dat er structureel wordt teruggekoppeld over de NAVO-toppen. Voor het Parlement en zeker ook voor mij is dat zeer waardevol. Meer gezamenlijke aankopen, het vermijden van duplicatie en de versterking van de defensie-industrie zijn zeer belangrijke zaken voor Europa, voor de Europese Unie en zeker ook voor ons land.
Sinds vanmorgen beseffen we wellicht allemaal dat de geopolitieke situatie de komende maanden en jaren enigszins zal wijzigen. Trump is Biden niet, Trump is ook zeker Harris niet. Ik wil hier nog geen doembeelden schetsen; dat is niet nodig. Maar het is alom bekend dat Trump zich doodergert aan freeriders en partnerlanden die de minimumnormen en -standaarden niet halen. Dat kunnen we hem niet kwalijk nemen.
Zolang de regering in lopende zaken is, moeten we minstens de situatie van nabij monitoren en op elke NAVO-bijeenkomst aanwezig zijn, zodanig dat we elk gevolg voor ons land en voor onze defensiediensten goed kunnen opvolgen. Ik hoop dat we snel een regering met volheid van bevoegdheid hebben om onze defensie-investeringen op te krikken.
De voorzitter: De Open Vld-fractie steekt haar hand uit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ik heb het even opgezocht, collega's, REPMUS staat voor Robotic Experimentation and Prototyping using Maritime Uncrewed Systems.
09.01 Kjell Vander Elst (Open Vld): Dat klopt, mijnheer de voorzitter.
Mevrouw de minister, de missie (REPMUS 24) heeft gelopen van 9 tot 27 september in Portugal. De Belgische marine heeft daaraan deelgenomen. De nieuwste onbemande maritieme systemen werden er getest, zoals drones die boven, op en onder water opereren om kritieke missies uit te voeren. Voor België was dat een gelegenheid om samen te werken met NAVO-partnerlanden en toonaangevende technologiebedrijven en tegelijkertijd een blik te werpen op toekomstige maritieme operaties.
REPMUS 24 is voor België een sleutel tot de toekomst van onze maritieme operaties. Het biedt niet alleen een platform voor technologische innovatie, maar ook een unieke kans om de banden met internationale partners te versterken.
Hoe evalueert u de Belgische deelname aan REPMUS 24? Hoeveel Belgische wetenschappelijke instellingen en Belgische bedrijven hebben deelgenomen aan de oefening? Zijn er uit die oefening bepaalde opportuniteiten gekomen voor de Belgische defensie-industrie, meer bepaald onze industrie voor ontmijning en onbemande maritieme systemen? Plant België, net zoals Nederland, een beleidskader inzake de ontwikkeling en de inzet van onbemande systemen? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
09.02 Minister Ludivine Dedonder: De Belgische deelname aan REPMUS 24 was een succes. Naast de Marinecomponent namen twee Belgische wetenschappelijke instellingen deel, de Universiteit Gent en de KMS, alsook twee Belgische bedrijven, Naval Group Belgium en SABCA.
Tijdens de oefening voerden zij testen uit om drijvende zeemijnen vanuit de lucht op te sporen met een unmanned aerial vehicle. Deze experimenten waren zeer succesvol en zullen mogelijk leiden tot commerciële opportuniteiten.
Ik wil benadrukken dat het niet om volledig autonome systemen ging. Het Belgische defence research and technology-beleid richtte zich zowel op eigen onderzoek als op samenwerking met de industrie, academische instellingen en onderzoekscentra. Dit beleid stimuleert onder andere de research and development van deze systemen om de capaciteit verder op te bouwen en te ondersteunen.
09.03 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. U hebt gezegd dat die oefening een succes was. Ik hoop dat ze inderdaad een succes was. De Marinecomponent was erbij betrokken, alsook onder andere de KMS en SABCA.
Uw antwoord past bij uw vorige antwoord, dat de NAVO beslist heeft de defensie-industrie te versterken en die goed te bekijken. Ik kan alleen maar toejuichen dat dergelijke initiatieven, waarbij naast Defensie verschillende partners uit de bedrijfswereld, de technologische wereld en zelfs universiteiten betrokken worden en samenwerken, uitgebreid worden.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le président: Monsieur Dubois, je vous donne la parole et vous souhaite la bienvenue dans cette commission.
10.01 Xavier Dubois (Les Engagés): Monsieur le président, je vous remercie.
Madame la ministre, cette question concrète m'a été relayée à la suite de problèmes constatés au niveau de la commune de Beauvechain concernant l'entretien des abords des pistes de la base militaire.
Apparemment, l'entretien implique des fauchages importants et généralisés mais qui ne peuvent pas se réaliser lorsqu'il y a des activités sur la piste. Ceci implique que cela se réalise dans un laps de temps assez concentré, à savoir les week-ends, du vendredi au dimanche, voire un jour avant ou après. Cette situation crée des nuisances assez importantes puisque le trafic passe uniquement par le poste 1 situé au sud-ouest de la base militaire.
La commune de Beauvechain se demande s'il ne serait pas imaginable d'étaler ces nuisances en passant par d'autres accès tels que le poste 5, qui permet un passage par des routes moins urbanisées. Il y aurait donc moins de nuisances pour les riverains. Mais les responsables de la base auraient, semble-t-il, répondu que cela n'était pas imaginable car cela nécessiterait un accompagnement de militaires supplémentaires pour la gestion de ce passage.
Madame la ministre, que pensez-vous de cette réponse des responsables de la base militaire? N'est-il effectivement pas envisageable de passer par cet autre poste? Par ailleurs, ne serait-il tout simplement pas possible d'étaler les périodes de fauche, de travailler différemment pour qu'il y ait moins de nuisances? Enfin, d'autres postes étant disponibles, ne pourrait-on pas envisager de passer par d'autres endroits? L'objectif est de trouver une solution pour réduire les nuisances pour les habitants aux abords de la base militaire.
10.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur, la base aérienne opérationnelle de Beauvechain dispose de deux accès permanents, notamment le poste P1 pour la base et le poste P2 pour le camp. Les postes P3 et P4 ne sont actuellement plus utilisés comme points d’accès à la base.
L’accès via le poste P5 ne se fait qu’exceptionnellement pendant quelques heures, lors des événements dans la partie nord, et ce pour faciliter la gestion du flux des visiteurs et assurer la sécurité.
La tonte des abords des pistes est effectuée deux à quatre fois par an, en fonction des conditions climatiques. Ces tontes sont en effet principalement concentrées sur de courtes périodes, du vendredi soir au dimanche soir, afin de garantir les activités aériennes de cette base opérationnelle en semaine. J’ai demandé au commandant de la base d’étudier les possibilités d’élargir les services de garde pendant ces périodes.
Dans le cadre de la biodiversité, la Défense applique entre autres la fauche tardive dans certains domaines militaires. Cependant, une tonte étalée ou tardive des abords des pistes occasionnerait une concentration d’oiseaux à proximité de ces pistes, mettant en danger la sécurité aérienne lors des décollages et atterrissages des aéronefs. Dès lors, il n’est pas envisageable d’étaler la période de fauche.
Cette gestion stricte de l’entretien des abords de pistes répond également aux objectifs du plan STAR visant à garantir des infrastructures sûres et opérationnelles tout en contribuant à la préservation de la biodiversité.
Au-delà de cette réponse, je pense qu’il y a de bons contacts entre la base et la commune, le bourgmestre et ses services en particulier. J’ai fait cette demande au commandant de notre base, mais rien de tel qu’ils puissent se voir et trouver une solution qui convienne à tout le monde.
10.03 Xavier Dubois (Les Engagés): Madame la ministre, merci pour votre réponse. J’entends les arguments concernant la problématique de la biodiversité.
L’accès au poste P5 est quand même utilisé pour des événements et je pense que cela reste une option qui pourrait être approfondie. Si on peut l’utiliser pour des événements, on pourrait l’imaginer aussi pour ce type d’opérations, qui n’ont pas lieu toutes les semaines. Nous pourrions l’envisager pour diminuer l’impact pour les habitants.
Je reviendrai avec ces éléments vers les responsables de la commune.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
De voorzitter: Collega Francken is afwezig en verontschuldigd.
11.01 Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Madame la ministre, un article du 29 octobre dernier du blog Zone Militaire laisse entendre que la Belgique aurait choisi le SAMP/T NG franco-italien pour sa défense aérienne. Certes, il y est indiqué clairement qu’il appartiendra au futur gouvernement d’effectuer le choix final, mais cet article laisse entendre que la Belgique s’intéresse grandement à ce système.
Il n’est plus nécessaire d’expliquer à la commission à quel point l’achat d’un système de défense antiaérienne multicouches est indispensable pour protéger nos infrastructures critiques, tant civiles que militaires. C’est pourquoi la Belgique s’est d’ailleurs inscrite dans le plan européen European Sky Shield Initiative (ESSI), lancé par l’Allemagne en octobre 2022.
Madame la ministre, pourriez-vous expliquer à la commission où en est l’état de préparation de ce dossier? Le nouveau gouvernement pourra-t-il le faire avancer rapidement s’il en fait le choix?
De même, où en est l’initiative allemande Sky Shield? L’achat éventuel des appareillages SAMP/T NG franco-italien est-il compatible avec la participation de la Belgique à cette initiative?
11.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Lasseaux, l'acquisition à court terme de systèmes de défense antiaérienne multicouches est indispensable pour protéger notre pays, sa population et ses infrastructures critiques.
À ce stade, et contrairement à ce qui a pu être prétendu, aucun choix n'a été effectué. La Défense étudie actuellement les différentes possibilités de partenariats et de systèmes susceptibles de répondre aux besoins. Cette étude prend notamment en compte l'initiative européenne Sky Shield, qui coordonne les efforts de plusieurs pays européens en matière de système de défense antiaérienne. Notre participation permet de renforcer notre expertise en ce domaine.
De studie beoogt het opstellen van een vergelijkende analyse die rekening houdt met verschillende aspecten, zoals mogelijke partnerschappen en, op operationeel niveau, de doeltreffendheid van de systemen en de noodzakelijke interoperabiliteit met NAVO-systemen op het vlak van luchtverdediging.
Ik wens hierbij te onderstrepen dat de gesprekken met mogelijke partners en met de industrie passen in de militaire prospectie. Het gaat dus in geen enkel geval om onderhandelingen met een specifieke firma.
L'objectif de cette étude est de pouvoir informer le prochain gouvernement et de présenter par la suite le dossier d'acquisition aux membres de la commission parlementaire chargée du Contrôle des achats et des ventes militaires.
11.03 Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Il est important que la Belgique puisse rapidement établir un système de défense antiaérien multicouches qui s'intègre à la défense antiaérienne de l'ensemble de l'espace européen. Cela devra être une priorité politique du prochain gouvernement, mais il est bon – dans cette période d'affaires courantes qui risque malheureusement de se prolonger – que le gouvernement en place puisse déjà autant que possible fixer une option particulière. De même, toutes les options de coopération avec les autres États européens, notamment pour réduire les coûts, doivent être envisagées. Enfin, il faut également qu'un retour économique et technologique vers notre industrie de défense puisse être assuré.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
12.01 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, la guerre en Ukraine signifie le retour des conflits de haute intensité en Europe. Elle a montré l'importance de disposer de forces de réserve pour soutenir les unités actives. De même, le développement de la guerre hybride et les possibilités de sabotage ont également attiré l'attention quant à la nécessité de disposer de moyens de défense territoriale accrus en cas de crise grave.
À la fin de la précédente législature, le Parlement a adopté la loi du 25 mars 2024 modifiant diverses dispositions relatives au statut des militaires du cadre de réserve des forces armées. Elle visait ainsi à encourager les militaires, les anciens militaires et les réservistes à demeurer actifs dans la réserve ou à y retourner après une pause. Même si cette loi a été adoptée récemment, j'ai plusieurs questions.
Où en est-on dans la mise en œuvre de cette législation? Avez-vous déjà eu des échos positifs de la part du terrain sur ce point ou constaté une augmentation de l'intérêt pour participer à la réserve? La Défense a-t-elle déjà étudié les possibilités d'élargir la réserve afin de disposer de moyens supplémentaires pour faire face au retour des conflits de haute intensité?
12.02 Ludivine Dedonder, ministre: La loi adoptée constitue une étape importante et nécessaire de la modernisation et de la revalorisation du statut de militaire de réserve.
En ce qui concerne la mise en œuvre de l'arrêté royal d'exécution publié fin avril, les mesures suivantes ont déjà été réalisées: la possibilité plus flexible pour un ex-réserviste de réintégrer la Défense et l'adoption d'un trajet de formation adapté selon la fonction à occuper.
D'autres mesures sont encore en cours d'application, par exemple la possibilité, dans certains cas, de faire une prestation volontaire d'encadrement de plus de 12 mois ou davantage de possibilités au niveau du recrutement.
Il est cependant encore trop tôt pour mesurer précisément les effets de l'adaptation de ladite législation. De plus, il sera également très difficile de distinguer les effets uniques de cette adaptation.
En effet, le regain d'intérêt de la réserve est une combinaison de nombreux facteurs. Parmi ces facteurs, nous pouvons notamment citer le contexte géopolitique actuel, les effets de mon appel à la population pour devenir réserviste, la politique qui a été menée pour rendre la Défense plus attractive – une Défense pour assurer la sécurité de nos citoyens et une Défense aussi pour appuyer la population lorsqu'il y a des crises sur le territoire –, les campagnes de recrutement de plus en plus poussées que nous avons réalisées et une réserve de plus en plus connue grâce au monde académique et au nombre toujours plus important de réservistes, qui finissent par devenir eux-mêmes des ambassadeurs.
La Défense est consciente qu'elle a besoin d'une réserve qui soit qualitative. Cela fait partie de ce grand projet sur lequel nous travaillons au quotidien.
12.03 Luc Frank (Les Engagés): Merci, madame la ministre. Permettez-moi de réagir dans trois domaines. Premièrement, je pense qu'une nouvelle réflexion sur la réserve devra certainement intervenir au cours de la prochaine législature. Il faut voir comment les choses se développent et examiner quelles démarches ont déjà été entreprises. Deuxièmement, nous devrons disposer de moyens humains en cas de crise grave, spécialement si nos unités sont envoyées pour protéger nos voisins de l'Est, ce qui risque effectivement d'arriver. Troisièmement, il faudra aussi avoir des moyens disponibles permettant de conserver les effectifs des unités si elles sont engagées au combat – ce que l'on n'espère naturellement pas –, spécialement dans un conflit de haute intensité qui est malheureusement très coûteux en pertes humaines.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13.01 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, hoewel België een zeer bescheiden kustlijn heeft, betekenen we wel iets op wereldschaal qua scheepvaart. Denk daarbij bijvoorbeeld aan onze havens, onze baggeraars, maar ook ons maritiem onderzoeksschip, de Belgica. We mogen daar echt fier op zijn.
De onderzoekscapaciteit van de Belgica op zee is zeer belangrijk om de klimaatverandering te monitoren, minder schadelijke vistechnieken te ontwikkelen, de vispopulatie in kaart te brengen en de zeebodem te onderzoeken voor bijvoorbeeld de bouw van windmolenparken op zee. De Belgica biedt ook duizenden studenten de kans om zee-ervaring op te doen. Tot slot is de Belgica ook een hulpschip. De Belgica kan dus door Defensie worden ingezet in oorlogssituaties om andere schepen te helpen bevoorraden of te evacueren.
De Belgica ligt echter al sinds juni werkloos aan de kaai in Zeebrugge. We weten dat de Franse uitbater Genavir eenzijdig het uitbatingscontract heeft opgezegd en zelfs een juridische procedure heeft opgestart tegen de Belgische overheid. De PVDA heeft op 23 januari staatssecretaris Dermine al gewaarschuwd dat deze constructie van private uitbating voor problemen zou zorgen. Een Belgisch onderzoeksschip, dat onder andere werkt met gedetacheerd personeel van Defensie, laten uitbaten door een Franse privéfirma die op haar beurt Lets personeel aan boord neemt, is vragen om problemen. Dat is vragen om sociale uitbuiting. Datgene waarvoor wij hebben gewaarschuwd is nu gebeurd: de Belgica ligt stil.
Ons vorige onderzoeksschip, de Belgica I, hebben we aan Oekraïne geschonken. Het huidige schip ligt stil in juridisch pakijs. Die juridische problemen zijn het gevolg van de slechte regeringsbeslissing om de uitbating van de Belgica uit te besteden. Dat gebeurde om geld te besparen. De Belgica is nu een schip zonder bemanning, tenzij Defensie de uitbating ervan overneemt.
Hebt u reeds overleg gepleegd met staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid Dermine over de inzetbaarheid van de Belgica? Wat was het resultaat daarvan? Komt het vaarprogramma van de Belgica voor 2025 in gevaar?
Defensie detacheert personeel voor de Belgica. Hoeveel personeel wordt er gedetacheerd en wat doen deze mensen vandaag? Zijn zij momenteel aan boord van de Belgica?
Kan Defensie de uitbating van de Belgica niet overnemen zodat het onderzoeksschip terug kan uitvaren? Hoeveel personeelsleden zouden daarvoor nodig zijn?
Wie stond er in voor de uitbating van de vorige Belgica?
13.02 Minister Ludivine Dedonder: De Belgica is eigendom van de POD Wetenschapsbeleid. Ten gevolge van de problemen op het vlak van uitbating en onderhoud van het schip heeft de marine al overleg gepleegd met de betrokken diensten over mogelijke oplossingen om het vaarprogramma voor 2025 en 2026 te kunnen realiseren. Het vaarprogramma wordt samengesteld onder leiding van de operationele directie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De marine detacheert een team van drie officieren: de gezagvoerder, de eerste officier en een navigator. Zij voeren enkel de opdrachten uit zoals toegestaan door de uitbater van het schip.
De marine beschikt momenteel niet over het personeel om de uitbating van de Belgica te kunnen overnemen, noch tijdens de vaarperiodes, noch tijdens de onderhoudsperiodes aan wal.
De samenwerking tussen Defensie en de POD voor de uitbating van de vorige Belgica werd geregeld in een protocolakkoord waarbij Defensie instond voor de coördinatie van de uitbating en van het onderhoud.
13.03 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik onthoud dat de situatie redelijk ingewikkeld is en dat er geen oplossing is. De vivaldiregering heeft deze ingewikkelde situatie zelf gecreëerd door voor die private uitbating te kiezen. Dat was fout.
Zoals u hebt aangegeven, was er voor de vorige Belgica een protocol met Defensie. De Belgica I kon uitvaren, de Belgica II ligt nu stil. Er is geen enkele visie en we weten niet wanneer de Belgica II zijn opdrachten opnieuw kan vervullen. Dit jaar zijn er al 13 wetenschappelijke missies afgelast door personeelsgebrek, door gebrek aan visie en door slechte regeringsbeslissingen. De volgende missie moet starten op 19 november. Er is 90 % kans dat die ook niet doorgaat. Wanneer zal het stoppen?
U hebt gezegd dat de vaarprogramma’s misschien niet in gevaar komen, maar wat is de oplossing? Ik stel voor om het protocolakkoord voor de Belgica I te verlengen en toe te passen op de Belgica II, zodat het schip kan uitvaren.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
14.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, depuis le 1er janvier 2016, l’accès au Musée royal de l’Armée et d'Histoire militaire (MRA) est devenu payant tous les jours, sans que les visiteurs et visiteuses puissent régler leur entrée en liquide à l’accueil. Des acteurs culturels ont multiplié les démarches et déposé plusieurs plaintes auprès du Médiateur fédéral et du Service de la Protection des consommateurs pour que ce mode de paiement soit accepté, en vain.
Une nouvelle législation, entrée en vigueur le 31 mars 2024, impose désormais aux établissements d’accepter les paiements en liquide. Pourtant, plus de six mois après l’adoption de cette loi, le MRA reste en infraction.
Madame la ministre, comment le gouvernement s'assure-t-il de l’application de la loi? Quelles actions concrètes comptez-vous entreprendre ou avez-vous entreprises pour garantir que cette obligation légale soit respectée au sein des institutions publiques? Un courrier leur a-t-il, par exemple, été envoyé? Dans quel délai les usagers du MRA pourront-ils enfin payer leur ticket en liquide?
14.02 Ludivine Dedonder, ministre: Madame Schlitz, le MRA a bien pris connaissance tant des plaintes que de la loi du 31 mars 2024 et a immédiatement entamé l'examen d'un processus qui permet de concilier la possibilité de payer en argent liquide avec les problématiques liées à la manipulation et à la conservation dudit argent ainsi qu'à la sécurité du personnel.
Dans un premier temps, pour la fin de l'année, il travaillera avec une caisse. Une autre solution identifiée est l'acquisition d'un monnayeur automatique. Il s'agit d'un investissement important pour lequel des moyens devront être dégagés. Ceci ne sera possible que dans le courant de l'année 2025. Cette option sera proposée au conseil d'administration qui est compétent pour prendre cette décision.
14.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Je trouve dommage qu'on soit obligé d'en arriver à une question parlementaire pour régler ce genre de choses. Il y a eu une période d'entrée en vigueur de la loi durant laquelle le musée était en mesure de se mettre en conformité. Ce musée ayant eu l'habitude de recevoir des paiements en cash auparavant, il est assez aberrant que cela prenne aujourd'hui autant de temps pour se mettre en conformité avec une loi qui, par ailleurs, ne devrait même pas exister. Le paiement en liquide devrait en effet rester une possibilité partout. C'est essentiel, en particulier pour les personnes en situation de fracture numérique. Même s'il n'y avait pas d'obligation légale, accepter le paiement en liquide est une nécessité afin de garantir l'accès à nos musées.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Staf Aerts (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, generaal-majoor Marc Ongena, het hoofd van de Medische Component, kondigde aan dat de Belgische militairen die van een buitenlandse opdracht terugkeren voortaan op het einde van een buitenlandse missie verplicht moeten deelnemen aan een zogenaamde adaptatie- of decompressieperiode. Die periode komt natuurlijk het mentale welzijn van de militairen ten goede; dat is de reden waarom die verplichting wordt ingelast.
Het is de bedoeling om de militairen tijdens de laatste week van die missie drie dagen in Duitsland te laten verblijven, om op die manier de militair tot rust te laten komen, te laten acclimatiseren en hem in staat te stellen de stress van de operationele inzet achter zich te laten alvorens terug – in veel gevallen – in het gezinsleven terecht te komen. Dat gebeurt allemaal onder begeleiding van Belgische experts in psychosociale ondersteuning. Voor de eerste keer zal dat worden toegepast voor de militairen die volgende maand zullen terugkeren na zes maanden op missie aan de grens met Oekraïne.
Mevrouw de minister, uit internationaal onderzoek blijkt dat van de militairen die aan intense stresssituaties zijn blootgesteld, zowat 10 % ernstige psychische problemen ontwikkelt. Hebt u een zicht op de situatie bij onze Belgische militairen? Staat daarnaar verder onderzoek op de planning? Indien niet, waarom niet?
Op welke manier werden militairen die aan intense stresssituaties zijn bloot gesteld tot nu opgevangen? Blijft dat systeem behouden of wordt dat afgebouwd als gevolg van de nu verplichte maatregel van de decompressieperiode?
Hoe groot wordt het heilzame effect van die decompressieperiode ingeschat? In welke mate vermindert die periode de kans op ernstige psychische problemen?
Vraagt die nieuwe aanpak ook extra Belgische experts in psychosociale ondersteuning en/of dienen de huidige experts extra geschoold te worden? Het gaat immers om een nieuw gegeven, om nieuwe omstandigheden. Wordt daarvoor in extra opleiding voorzien?
In andere landen, ook Europese landen, bestaat een dergelijke adaptatieperiode reeds. Is er een uitwisseling geweest met die landen om te leren hoe zij dat aanpakken? Indien die contacten hebben plaatsgevonden, welke zijn de lessons learned?
15.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Aerts, in het verleden werd vastgesteld dat sommige militairen moeilijkheden konden ondervinden om thuis te re-integreren na een opdracht.
In 2022 heeft Defensie een onderzoek opgestart om die moeilijkheden en de behoeften van onze militairen te identificeren. In het kader van dat onderzoek wordt bij de militairen die aan een zending deelnamen telkens een vragenlijst afgenomen een maand na terugkeer.
Op basis van de voorlopige resultaten van de twee meest recente rotaties stellen we vast dat er wel degelijk nood is aan psychosociale steun.
Momenteel worden de militairen voor en tijdens de zending regelmatig geïnformeerd over het bestaan van de psychosociale diensten die hun ter beschikking staan binnen Defensie.
Wanneer militairen tijdens een zending aan intense stresssituaties werden blootgesteld, werden ze persoonlijk gecontacteerd door medewerkers van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg en van het Psychosociaal, Moreel en Religieus Platform.
De genaamde Recovery Group of de groepsgesprekken zijn ook een middel dat de militairen kunnen gebruiken als zij post-traumatic stress disorder-klachten hebben. Het adaptatiesas, dat onder de verantwoordelijkheid van Health & Well-being werkt, is een toegankelijke maatregel die het volledige detachement kan bereiken, met inbegrip van de militairen die in eerste instantie daaraan geen nood hebben.
Wij zullen het effect van het huidige adaptatiesas evalueren op basis van de resultaten van de vragenlijst die de militairen zullen invullen op drie verschillende momenten, namelijk net voor het verblijf in het adaptatiesas, net na het verblijf en een à twee maanden na het verblijf.
Alle medewerkers van het Psychosociaal, Moreel en Religieus Platform zijn betrokken bij de organisatie van het adaptatiesas, namelijk de psychologen, de maatschappelijk assistenten, de aalmoezeniers, de morele consulenten alsook de preventieadviseurs voor psychosociale aspecten.
Dit personeel werkt multidisciplinair samen om een allesomvattende steun te kunnen aanbieden. Er wordt een internecoördinatiedag tussen de experts per adaptatiesas georganiseerd.
Momenteel wordt er geen behoefte aan extra vorming onderkend. Uiteraard zullen de werking en de resultaten van dat adaptatiesas worden geëvalueerd en indien nodig zullen aanpassingen worden doorgevoerd. We werken in dat verband reeds meerdere jaren actief samen met de Nederlandse en Franse defensiediensten. Ze hebben al een jarenlange ervaring verworven met decompressie van militairen na hun opdracht. Zo onderhouden we onze competenties en schaven we ze voortdurend bij.
15.03 Staf Aerts (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, voor alle duidelijkheid, ik stel mijn vragen niet omdat ik het geen goed initiatief vind. Het is een zeer goed initiatief. We stappen over van een vraaggestuurd model, waarbij een militair met een probleem naar begeleiding vraagt, naar een aanbodgestuurd model, waarbij iedereen tout court begeleiding krijgt. Zo zullen we psychosociale problemen meteen kunnen opvolgen en misschien sneller kunnen aanpakken.
Ik ben zeer benieuwd naar de evaluatie van het initiatief. Ik heb er echter alle begrip voor dat dat nu nog voorbarig is. Er wordt een belangrijke stap gezet voor het mentale welzijn van onze militairen. Als we praten over versterking van het leger, hebben we het bijna altijd over het materieel. Het materieel moet echter bestuurd worden en dat wordt gedaan door mensen die minstens een even belangrijk kapitaal vormen als het materieel.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.17 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 17.