Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
van Woensdag 13 november 2024 Namiddag ______ |
du Mercredi 13 novembre 2024 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om
14.25 uur. De vergadering
wordt voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
Le développement des questions commence à 14 h 25. La réunion est présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Éric
Thiébaut (PS): Madame
la ministre, en 2023, la police a dénombré 60.304 faits relevant de près ou de
loin de la « criminalité informatique ». Des chiffres qui témoignent d'une
explosion au cours des dix dernières années. Les autorités publiques
n'échappent pas à ces attaques avec toutes les conséquences que cela peut avoir
au regard des informations sensibles qu'elles traitent.
Selon «
Le Soir », entre janvier et juin 2024, le Centre belge pour la cybersécurité a
recensé par moins de 40 cyberattaques avec demande de rançon. Des cas extrêmes
qui ne représentent cependant que le sommet de l'iceberg. L'an dernier, les
statistiques policières belges ont ainsi recensé pas moins de 5.074 faits
relevant du « hacking » informatique, sur un total de 60.304 faits concernant
de près ou de loin la « criminalité informatique ».
Alors que
ce vendredi 18 octobre, la nouvelle loi dite « NIS2 » est entrée en vigueur,
j'aimerais, Madame la Ministre, vous poser les questions suivantes :
Face à
ces chiffres, les moyens du CCB se voient-ils renforcés pour y faire face ?
Quelle
expertise développe la police fédérale en la matière et comment peut-elle faire
profiter de son expertise les institutions publiques, les entreprises et les
citoyens de manière préventives ?
Quel
support peut apporter la police fédérale aux zones de police locale en la
matière ?
Je vous
remercie d'avance pour vos réponses.
01.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Thiébaut, le CCB et les missions que ce centre exécute ne sont pas de ma responsabilité mais de celle du premier ministre.
Concernant les mesures préventives, la prévention en matière cyber n'est pas une prérogative de la police fédérale, qui se concentre sur d'autres aspects du phénomène, à savoir les OSINT, les activités dans le domaine du digital forensics et les enquêtes contre les formes aggravées de cybercriminalité comme les ransomware ou encore les attaques contre les infrastructures critiques.
La FCCU et les RCCU disposent d'une certaine expertise dans les activités inhérentes à leurs missions comme la récolte de preuves digitales, les enquêtes visant à identifier les auteurs, la récupération du butin, etc. À côté de ce volet répressif, la police fédérale participe également à diverses initiatives médiatiques pour conseiller et conscientiser la population au sens large. En outre, la police fédérale collabore activement avec les zones de police pour organiser des campagnes de prévention et de communication visant à sensibiliser les membres de la police au risque de cybercriminalité, notamment au travers de la lutte contre le phishing. Ces initiatives visent à informer les utilisateurs et à leur fournir les outils nécessaires pour se protéger contre les tentatives d'escroquerie en ligne.
En matière de ransomware, les rôles de la police locale et de la police fédérale sont définis comme suit par une circulaire du Collège des procureurs généraux. La police locale se charge d'acter les plaintes et de notifier celles-ci à la police fédérale qui se charge, sous la direction de la magistrature, de mener des enquêtes via CCU.
Par ailleurs, au sein de la direction centrale compétente pour la lutte contre la criminalité organisée (DJSOC), un centre d'expertise a été créé en matière de cybercriminalité. Le Centrex Cyber a comme ambition, tant au niveau national qu'international, de centraliser une expertise innovante, de développer une approche intégrale et intégrée et d'être l'interlocuteur de référence pour les partenaires internes et externes aux services de police. Les zones de police peuvent donc à tout moment s'adresser au Centrex Cyber de la DJSOC pour les questions touchant aux formes de cybercriminalité apparentées à la criminalité organisée.
01.03 Éric Thiébaut (PS): Merci, madame la ministre, pour tous ces éclaircissements. Je suis assez sensible à la question car je constate que de plus en plus de citoyens sont touchés par la cybercriminalité et qu'ils s'adressent automatiquement à la police locale. Nos policiers zonaux sont donc de plus en plus confrontés à cette problématique et je trouve important qu'ils puissent toujours s'appuyer, en particulier dans les petites zones, sur l'expertise d'un organe fédéral pour les aider à lutter contre cette forme de criminalité en constante augmentation dans notre pays.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, drugscriminaliteit wordt in ons land een steeds groter probleem, en het is echt belangrijk om daar iets aan te doen. De federale gerechtelijke politie is de dienst bij uitstek om die strijd aan te gaan, maar hij kampt met ernstige personeelstekorten. Dat is helaas geen nieuw gegeven.
Bij uw aantreden als minister wilde u 1.600 inspecteurs per jaar in dienst nemen om de tekorten zowel federaal als lokaal weg te werken. Uit recente cijfers van het Rekenhof blijkt dat het aantal benoemde inspecteurs, die daadwerkelijk aan de slag zijn, in werkelijkheid een pak lager ligt dan die doelstelling. In 2020 kwam u er zo’n 200 te kort, in 2021 ongeveer 450, het jaar daarop 260 en in 2023 ongeveer 430.
Hoe staat het momenteel met het personeelstekort bij de federale politie?
Hoeveel operationele personeelsleden komen de verschillende diensten te kort?
Hoeveel posten zijn er momenteel vacant binnen de verschillende diensten van de federale politie?
Geven de directies van de bestuurlijke en gerechtelijke diensten aan dat ze bepaalde taken niet kunnen uitvoeren door het personeelstekort? Zo ja, welke taken?
02.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Daems, vooreerst wil ik u vragen een schriftelijke vraag in te dienen voor de gedetailleerde cijfergegevens die u wenst. Het is onmogelijk een dergelijke analyse te maken en duiding te geven binnen het beperkte tijdsbestek van deze mondelinge vraag.
Wel kan ik u meedelen dat de federale politie op 31 oktober van dit jaar 14.009 medewerkers telde, 10.564 politieambtenaren en 3.445 burgerpersoneelsleden. Het gaat om 4.388 vrouwen en 9.621 mannen, wat een lichte stijging van het aantal vrouwen betekent vergeleken met 31 december 2023.
De federale politie staat in voor de rekrutering en selectie van medewerkers van zowel de lokale als de federale politie. Een van de uitzonderingen is de lokale politie van Antwerpen, die de rekrutering en selectie voor haar korps zelf organiseert.
Het afgelopen jaar slaagden 1.619 kandidaten voor de selectieproeven van inspecteur bij de geïntegreerde politie. Dat is het cijfer waarover we eerder spraken. Ik ben het dan ook niet eens met uw vraagstelling. 1.043 aspirant-inspecteurs begonnen in 2023 aan hun basisopleiding in een van de politiescholen. Tussen hen en de lokale of federale politiedienst waar zij uiteindelijk in dienst zouden komen, was er immers een match. Als de lokale politiezones die plaatsen niet verder openstellen, kunnen de kandidaten die geslaagd zijn en dus aspirant-inspecteur worden, niet gekoppeld worden aan een in te vullen plaats.
Vorig jaar werden 869 burgerpersoneelsleden aangeworven, waarvan 204 voor de federale politie en 665 voor de lokale politie. De rekruteringswebsite www.jobpol.be werd in 2023 maar liefst 1.433.045 keer bezocht.
Om haar rekruteringsinspanningen te versterken breidde de federale politie haar netwerk van contactpunten aanzienlijk uit. Deze contactpunten zijn collega’s die het politieberoep actief promoten en geïnteresseerde kandidaten kunnen begeleiden, wat de slaagkansen bij de selectieproeven verhoogt. In 2023 waren er 2.800 contactpunten voor rekrutering, terwijl er in 2021 nog maar 1.600 contactpunten waren.
Momenteel kampt de federale politie met een totaal personeelstekort van 11,80 %. Voor de operationele functies bedraagt dit tekort 15 %. We doen aanzienlijke inspanningen op een krappe arbeidsmarkt om de instroom van nieuwe medewerkers te bevorderen. Dat wordt ook bemoeilijkt door de personeelsuitstroom, maar de inspanningen worden uiteraard voortgezet.
Wat de uitvoering van de operationele taken van de bestuurlijke en gerechtelijke directies betreft, zijn de mandatarissen verantwoordelijk voor de uitvoering van hun taken binnen de beschikbare middelen en de beschikbare capaciteit. Daarom moeten er prioriteiten worden gesteld bij de uitvoering van de opdrachten. Het zal u niet ontgaan zijn dat de afgelopen jaren het tekort danig werd teruggedrongen, zowel bij de federale als de lokale politie. Het was immers mijn ambitie bij de aanvang van mijn ambt van minister van Binnenlandse Zaken om de capaciteit van de politie te verhogen. Een volledig deficit wegwerken is niet evident, rekening houdend met de krapte op de arbeidsmarkt en de grote zoektocht van allerlei sectoren naar mensen die veiligheidsfuncties willen uitoefenen, zowel bij Defensie als in de private beveiligingssector. De volgende regering zal haar schouders hieronder moeten zetten en de verdere rekrutering maakt alvast het voorwerp uit van de nog steeds lopende onderhandelingen voor de vorming van een nieuwe regering.
02.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U kan het niet eens zijn met mijn vraagstelling, maar de cijfers van het Rekenhof zijn wat ze zijn. Ze geven aan dat er een tekort is en dat niet voldoende is aangeworven. De federale politie moet dringend opnieuw worden versterkt met voldoende personeel en extra investeringen, zodat ze de lokale diensten opnieuw kan ondersteunen, want nu kan ze dat niet. Ook de federale gerechtelijke politie moet sterker worden. Ze is immers cruciaal in de strijd tegen grootschalige drugscriminaliteit.
Op dat vlak blijken de plannen van de arizonacoalitie, waarvan ook uw partij deel uitmaakt, weinig hoopgevend. Wat via de pers naar buiten komt, wekt immers allesbehalve vertrouwen. Er is helemaal geen sprake van het wegwerken van tekorten of van nieuwe investeringen. Wel is er sprake van een grondige hervorming.
Wat betreft de cijfers, ga ik akkoord met het feit dat ik bepaalde cijfers nu niet heb gekregen. Ik zal ze nog opvragen via een schriftelijke vraag.
02.04 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Daems, ik wil niet in debat gaan, maar wanneer wij voldoende mensen rekruteren, zoals de meer dan 1.600 aspirant-inspecteurs, en de lokale zones vervolgens geen plaatsen openstellen, dan kan de match met de aspiranten en de nieuwe kandidaten niet gebeuren. Zij starten dus ook niet aan hun opleiding. Dat is immers het systeem van de nieuwe rekrutering. Iemand start namelijk aan de opleiding wanneer er een match is gevonden met de zone of met de dienst van de federale politie waaraan hij of zij ter beschikking wordt gesteld. Het is dus aan de zones om plaatsen open te stellen en desgevallend middelen daarvoor in te schrijven. Wanneer de zones dat niet doen, zullen de betrokkenen in een reserve worden opgenomen. Er wordt dan echter effectief niet gestart aan de opleiding.
Het is dus niet correct dat de fout dan bij het federale niveau ligt. Daar zijn immers wel voldoende mensen gerekruteerd. Vervolgens is er echter geen uitstroom naar de lokale zones, omdat daar geen plaatsen worden opengesteld. Ik weet dat er vaak begripsverwarring is over rekrutering, selectie, aspirant-inspecteurs en kandidaten in opleiding. Daarom wou ik een en ander graag nog even nader toelichten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Ortwin
Depoortere (VB): Recent kwam via de media aan het licht dat de polo van het nieuwe
Belgische politie-uniform, dat nog niet officieel in gebruik is genomen, reeds
online te koop wordt aangeboden op de Chinese verkoopsite AliExpress. Dit roept
ernstige vragen op, zowel wat betreft de bescherming van het officiële uniform
als de risico's die dergelijke namaakkleding kan veroorzaken. De
beschikbaarheid van deze nepuniformen brengt niet alleen de integriteit van het
politie-uniform in gevaar, maar verhoogt ook het risico dat mensen met slechte
bedoelingen zich zullen voordoen als politieagenten om criminele activiteiten
te ontplooien. In dit kader heb ik enkele vragen om meer inzicht te krijgen in
de maatregelen die zijn of worden genomen om deze problematiek aan te pakken:
Welke
concrete maatregelen heeft de federale politie genomen om de verkoop van
nepuniformen van de Belgische politie via platforms zoals AliExpress te
verhinderen, en hoe wordt de verspreiding van dergelijke namaakkleding
tegengegaan?
Heeft
de Belgische overheid contact opgenomen met de verkoper van deze nepuniformen
op AliExpress of met de Chinese autoriteiten om de verkoop stop te zetten, en
zo ja, wat was het resultaat van deze contacten?
Welke
concrete juridische stappen zijn er ondernomen of worden er overwogen tegen de
verkoper van deze namaakuniformen, en heeft de Belgische politie samengewerkt
met internationale partners om deze situatie aan te pakken?
In
hoeverre is er sprake van risico's voor de veiligheid van burgers als mensen
met slechte bedoelingen deze nepuniformen aanschaffen om zich voor te doen als
politieagent, en welke acties worden ondernomen om dit te voorkomen? Zal er een
risicoanalyse gebeuren om de impact hiervan op de publieke veiligheid in te
schatten en hierop de nodige maatregelen te nemen?
Welke
maatregelen worden er genomen om te zorgen dat alle agenten tijdig hun
officiële uniform ontvangen?
Is er
sprake van internationale samenwerking om de productie en verspreiding van
namaak-uniformen te bestrijden, en wordt er juridische druk uitgeoefend op
platforms zoals AliExpress om deze producten snel te verwijderen?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, de directie van de communicatie van de federale politie heeft via de website in kwestie contact opgenomen met de verkoper om de desbetreffende artikelen te laten verwijderen. Ondertussen werd er gevolg gegeven aan het verzoek van de federale politie.
De bescherming van de politie-uniformen gebeurt vooreerst door een registratie van de visuele identiteit op het niveau van de Europese Unie. Ook het politielogo is als merk geregistreerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Op basis van die procedures trachten de politiediensten om de beschermde rechten maximaal af te dwingen en ook om onrechtmatig gebruik of verkoop tegen te gaan. Vaak zal een ingebrekestelling daartoe volstaan. De visuele identiteit van de Belgische politiediensten kan weliswaar momenteel mondiaal niet worden beschermd vanwege de beperkingen van het huidige internationaal systeem van merkregistratie.
Daarnaast heeft de Belgische wetgever naast een algemene strafbaarstelling in het Strafwetboek onder de categorie aanmatiging van ambt of titel ook in een specifieke strafbaarstelling voorzien voor elk onrechtmatig dragen, bezit of verhandelen van het politie-uniform. Het is in ons land dus strafbaar om een politie-uniform te dragen als men geen deel uitmaakt van het politiepersoneel.
Verder ontvangen de operationele leden van de geïntegreerde politie een legitimatiekaart die hun status als lid van de politiediensten bewijst. Die gestandaardiseerde kaart is gelamineerd en heeft veiligheidsopdrukken, waaronder een specifiek hologram. Burgers kunnen aan elk lid van de geïntegreerde politie vragen om de legitimatiekaart te tonen als bewijs van zijn of haar functie, zelfs als deze persoon een uniform of armband zou dragen.
03.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U zult het met mij eens zijn dat nu en dan wel verhalen opduiken waarbij vooral oudere mensen, bejaarden, het slachtoffer worden van nepagenten die bijvoorbeeld aanbellen en vervolgens onheuse handelingen doen. We kunnen dus niet streng genoeg zijn als we te maken krijgen met dergelijke fenomenen. Ik heb begrepen dat aan de verkoper gewoon gevraagd werd om die producten uit de handel te nemen, maar u zegt tegelijkertijd dat die handel ook een strafbaar feit is, dus ik hoop wel dat er een passend gevolg aan gegeven zal worden, al is het maar om onze politie en haar integriteit adequaat te beschermen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Eva Demesmaeker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, stationsomgevingen zijn kwetsbare punten als het aankomt op criminaliteit. Ik denk dan aan zakkenrollers, fietsdiefstallen, openbare dronkenschap met vechtpartijen of het dealen van drugs. De NMBS en Infrabel hebben vele stationsgebouwen, stationsparkings, stationspleinen of perrons uitgerust met camera's. De beelden van deze camera's kunnen opgevraagd worden door de politie, maar dit gaat naar verluidt niet altijd even vlot.
Zijn er protocollen afgesproken tussen de politiediensten en de NMBS en Infrabel voor toegang tot deze camerabeelden? Wat bepalen deze protocollen over de snelheid van terbeschikkingstelling van deze beelden door de NMBS? Moet er betaald worden voor deze beelden? Waar ziet u ruimte voor verbetering in dit uitwisselingsproces? Welke hinderpalen dienen nog weggewerkt te worden?
Werken deze protocollen nationaal of zijn er bepaalde politiezones die individueel een protocol afsloten? Zo ja, welke zones en met welke inhoud?
Zijn er politiezones die momenteel de beelden van het NMBS-Infrabelnetwerk live kunnen bekijken? Zo ja welke zones zijn dit, en hoe is dit geregeld?
04.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega Demesmaeker, in het kader van de doelstelling van de federale regering voor leefbare en veilige stations heeft de NMBS eind 2023 in nauwe samenwerking met de geïntegreerde politie een gemeenschappelijk project opgezet om lokale politiezones en de entiteiten van de federale politie toegang te geven tot de beelden van het cameranetwerk van de NMBS. Daarvoor was een operationele connectie nodig tussen de bekabeling en de camera's zelf. Die toegang zal het mogelijk maken om de beelden in en rond de stations in realtime te bekijken en zo efficiënter digitaal te kunnen patrouilleren, om dan vervolgens fysiek uit te rukken naar de plekken waar een interventie nodig zou zijn.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van de camerawet zal de toegang tot de beelden voor de politiediensten vrij en kosteloos zijn. Vanuit de geïntegreerde politie wordt op een zeer actieve manier meegewerkt aan de realisatie van het project. Zij heeft een beheersstructuur op drie niveaus opgezet voor een efficiënte coördinatie van het project. De beelden krijgen is een eerste stap, ze vervolgens opvolgen is uiteraard iets anders. Zo zal de geïntegreerde politie in realtime de beschikbare beelden kunnen bekijken, via rechtstreekse toegang, en dat uiteraard uitsluitend in het kader van haar opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie.
De volgende politiediensten zullen toegang hebben tot de beelden: 118 lokale politiezones met stations en spoorweginfrastructuur op hun grondgebied en 30 verschillende entiteiten van de federale politie. De toegang tot die beelden is enkel mogelijk wanneer een protocolakkoord is ondertekend tot regeling van de toegang tot de camerabeelden in realtime voor de politiediensten. Concreet betekent dit dat alvorens de toegang tot de camerabeelden effectief zal worden verleend voor elk van de 118 lokale zones een uniek protocolakkoord dient te worden ondertekend tussen de NMBS en de korpschef van de lokale zone. Voor de federale politie zal één protocolakkoord kunnen worden getekend voor die 30 entiteiten tussen de NMBS en de commissaris-generaal.
Een standaardontwerp van protocolakkoord is opgesteld door de politiediensten en de NMBS. Daarover werd advies ingewonnen en verkregen van het Controleorgaan op de politionele informatie (COC). Het ontwerp ligt momenteel voor advies voor bij de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) omdat het gaat over het delen van beelden.
Het verloop van het project zit op schema. Op juridisch en technisch vlak worden alle voorbereidingen getroffen, zodat de technische uitrol op een gefaseerde wijze kan gebeuren. De doelstelling is om het project te finaliseren voor het einde van dit jaar met een officiële oplevering in het voorjaar van volgend jaar. Als het goed gaat, zou het dus snel moeten kunnen gaan.
04.03 Eva Demesmaeker (N-VA): Dat zou een hele verbetering zijn voor de lokale zones. Veel steden en gemeenten kampen immers met dezelfde problematiek.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Demon heeft zich laten verontschuldigen.
05.01 Pierre Kompany (Les Engagés): Madame la ministre, lors des derniers matches de l'Europa League auxquels ont pris part plusieurs clubs de football belges, de nombreux débordements ont eu lieu lors des déplacements, notamment en Espagne et en Angleterre. De tels comportements sont également à déplorer sur le sol belge lors des compétitions nationales.
Au-delà de l'image déplorable que ces agissements donnent au football belge, leur caractère répétitif et une relative impunité sont soulevés dans les médias et par le grand public. Il est reproché notamment un manque d'approche globale pour endiguer le problème. Par ailleurs, la coordination et la gestion de ces problèmes semblent être aux mains des fédérations et des clubs eux-mêmes.
Madame la ministre, quelle est la place réelle des autorités publiques dans cette question? En d'autres termes, quelle réponse notre gouvernement pourrait-il apporter face à cette situation? La nature nationale et internationale du problème ainsi que son caractère répétitif ne justifient-ils pas une implication plus forte des forces de l'ordre dans ces questions?
05.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue Kompany, je vous remercie pour l'attention que vous accordez à la sécurité dans nos stades de football.
Il est clair que la sécurité liée au football ne relève pas de la seule responsabilité des autorités. Tant le monde du football que les acteurs publics doivent prendre leurs responsabilités pour renforcer la sécurité des rencontres, chacun en fonction de son rôle et de ses compétences spécifiques.
Afin de lutter contre les débordements commis par une minorité de perturbateurs, j'estime qu'il revient en premier lieu aux clubs et à leurs instances dirigeantes de prendre des sanctions afin de limiter le coût élevé pour la collectivité qu'engendrent les déploiements policiers relatifs aux matches de football.
Lors d'incidents dans le stade, il appartient en premier lieu à l'organisateur de prendre les mesures adéquates. Lorsque la police est appelée en appui car l’organisateur n’est plus à même de gérer seul un incident, le choix de l’intervention policière sera entre autres basé sur les principes de légalité, de légitimité, d’opportunité et de proportionnalité, en rapport avec la nature de l’incident ainsi que les risques potentiels que cela représente.
Il est à noter que les services de police sont déjà fortement impliqués chaque semaine dans la gestion de la sécurité à l’occasion des matches de football.
Lorsque des faits auxquels vous faites référence se déroulent à l’étranger, il revient en première instance aux autorités du pays hôte de prendre les mesures prévues dans leurs dispositions légales applicables. Une coopération policière est habituellement concrétisée par des échanges d’informations et des déplacements de fonctionnaires de police spécialisés en la matière.
Le sentiment d’impunité dont vous faites mention peut s’expliquer par l’impossibilité, dans certaines situations, d’identifier les auteurs de ces actes de violence commis à l’occasion des matches de football. Cela est notamment le cas lorsque les supporters utilisent des accessoires vestimentaires, comme des cagoules, afin de dissimuler leur identité. La détention et le port de pareils objets dans les stades est depuis 2023 aussi punissable par la loi football.
05.03 Pierre Kompany (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour les réponses apportées.
Je reste quand même convaincu que l’État doit instruire, doit éduquer. Pourquoi dis-je cela? Parce que, à la télévision, je n’ai jamais vu de séquences d’éducation populaire, qui rappelleraient aux gens qui ils sont quand ils vont assister à des matches, ce qu’ils encourent et ce qu’ils font encourir aux autres par leur attitude.
Je sais que toutes ces préoccupations sont les vôtres, mais je peux souhaiter qu’un jour, l’éducation devienne un peu publique, que les gens commencent à reculer devant les méfaits.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
06.01 Éric
Thiébaut (PS): Madame
la ministre, sous la précédente législature, à de nombreuses reprises, nous
avons pu dénoncer les effets négatifs sur les temps d'intervention et, dès
lors, sur la protection des citoyens résultant de la fermeture de quatre des
six casernes de la Protection civile découlant de la réforme du ministre
Jambon.
Les
dramatiques inondations qui ont touché l'Espagne ces derniers jours ont hélas
ravivé de tristes souvenirs dans notre pays, lui aussi gravement touché en
juillet 2021. Si l'heure est évidemment à l'action pour aider les sinistrés,
ces inondations ont une nouvelle fois mis en lumière l'importance de développer
la « culture du risque » au sein de la population et d'avoir les structures
étatiques capables d'encadrer les volontaires qui proposent leur aide.
Madame la
ministre, sur base des études que vous aviez commandées et des travaux du
Parlement de Wallonie, où en est-on quant à vos initiatives afin de développer
la « culture du risque » au sein de la population ?
Au niveau
de la Protection civile, quelles initiatives avez-vous prises pour relancer les
vocations chez les volontaires qui avaient vu leur nombre drastiquement
diminuer suite à la réforme Jambon ? Les anciens volontaires ont-ils été
recontactés ? Qu'en est-il éventuellement de la constitution d'une « réserve »
de citoyens volontaires lors de crises majeurs et des possibilités de les
encadrer par votre SPF ?
Je vous
remercie d'avance pour vos réponses.
06.02 Eva Demesmaeker (N-VA): Mevrouw de minister, Spanje werd getroffen door noodweer. De ramp in Valencia was van een grootteorde die we in Europa niet vaak zien. In België werd Pepinster enkele jaren geleden ook getroffen door noodweer. We moeten niet hoopvol zijn, want dit soort rampen zal vroeg of laat opnieuw plaatsvinden, ook in ons land.
U gaf de opdracht voor een witboek dat uiteindelijk uitmondde in een wetboek Noodplanning en Crisisbeheer. Hoe staat het met dit wetboek? U zou ook de noodplannen actualiseren. Welke wijzigingen zijn er doorgevoerd?
U wil ook herstelcoördinatoren inzetten. Welke specifieke taak en training zouden zij krijgen? Hoe trainen de verschillende diensten, zoals de hulpdiensten, het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) en Defensie, specifiek in het kader van deze noodplannen? Welke andere lessen werden er getrokken uit de ramp in Pepinster? Welke aanbevelingen werden reeds uitgevoerd en welke nog niet? Wanneer is de uitvoering daarvan gepland?
Na de ramp volgt uiteraard de heropbouw. U geeft aan dat men na een crisis sterker en nog meer futureproof moet heropbouwen. Op welke wijze wil u dat afdwingen, wetende dat heropbouw naar een beter niveau meer kost dan gewoon herstel naar hetzelfde niveau?
Op het vlak van communicatie is er BE-Alert. Ik zie op de website dat een twintigtal steden en gemeenten hierop nog steeds niet is ingeschreven. Waarom nemen zij nog niet deel? Kunnen zij hiertoe verplicht worden? Hoeveel inwoners zijn er momenteel ingeschreven op BE-Alert?
06.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Onlangs werd de regio rond de Spaanse stad Valencia getroffen door hevige overstromingen, veroorzaakt door een dagenlang durend noodweer. Huizen zijn compleet verwoest, auto's liggen door de straten verspreid en zelfs een brug is weggespoeld. Volgens de Spaanse overheid zijn er ongeveer 220 doden gevallen, maar er zijn nog steeds mensen vermist. In de straten heerst veel boosheid wegens het falen van de regionale overheid die te laat heeft gereageerd en slecht heeft gecommuniceerd. De waarschuwingen via ES-Alert kwamen te laat om effectief te evalueren.
Ook in België kennen wij de gevolgen van klimaatopwarming. Herinner u de verwoestende overstromingen drie jaar geleden in de Vesdervallei. Dat soort noodweer zal zich steeds vaker voordoen. Dat betekent dat onze noodplannen voortdurend geüpdatet moeten worden en dat er meer geïnvesteerd moet worden in de brandweer en de civiele bescherming. Minstens even belangrijk is het echter dat onze alarmsystemen voor burgers goed werken.
BE-Alert is het Belgische alarmsysteem waarmee we bij noodsituaties de bevolking kunnen waarschuwen via verschillende kanalen, zoals sms’jes, e-mails, telefonische oproepen of enkele publieke platformen. In België blijft die rechtstreekse communicatie beperkt, wat ons toch wel verontrust. Een gewone sms kan gemakkelijk verloren gaan tussen andere berichten die mensen ontvangen. Veel mensen nemen ook niet op als ze worden gebeld door een onbekend nummer. Bovendien leidt het massaal versturen van sms’jes tot overbelasting van het gsm-netwerk. Daarbij komt dat BE-Alert werkt met een inschrijfsysteem. Dat is problematisch, want slechts 10 % van de bevolking heeft zich aangemeld.
Hoe evalueert u het feit dat slechts 10 % van de Belgische bevolking is ingeschreven bij BE-Alert? Vindt u dat BE-Alert enkel met een inschrijfsysteem zou moeten werken, in plaats van met een uitschrijfsysteem?
Waarom wordt er nog steeds voor sms’jes gekozen, die het netwerk kunnen verstoren, in plaats van een uitgezonden noodbericht via cellbroadcast?
Bent u het ermee eens dat een gewone sms, in tegenstelling tot een speciaal noodbericht, voor veel mensen gemakkelijk onopgemerkt blijft?
06.04 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, j'attendais la question de M. Thiébaut, mais j'ai compris qu'il s'était référé à son texte. Monsieur Thiébaut, vu la situation en province de Luxembourg et l'importance de cette thématique, je me permettrai d'intervenir plus longuement afin de répondre de manière complète à vos nombreuses questions.
Le développement de la culture du risque passe par une sensibilisation de la population aux risques présents dans leur environnement et aux actions qu'ils peuvent entreprendre pour en réduire l'impact sur eux-mêmes et leurs proches. Pour faciliter l'accès à cette information, un contenu didactique a été rassemblé sur le site internet du Centre de crise national. Cette sensibilisation passe encore par la diffusion de recommandations via les canaux de ce dernier, particulièrement à l'approche de situations à risque telles que les alertes IRM et les grands événements. L'organisation régulière de tests BE-Alert offre également l'opportunité de sensibiliser les citoyens à l'alerte et donc à la possibilité d'agir face aux situations d'urgence.
Les risques variant d'un environnement à l'autre, une sensibilisation aux risques est aussi essentielle à l'échelon local. Celle-ci est notamment accomplie par les responsables communaux de la discipline 5 et de la planification d'urgence. Le Centre de crise National met à leur disposition du contenu et du support visuel. Enfin, celui-ci prévoit en 2025 le lancement d'une campagne nationale de sensibilisation aux risques qui pourra s'appuyer en termes de contenu sur le Belgian National Risk Assessment, publié ce 28 octobre.
Concernant les volontaires de la Protection civile, des démarches ont été entreprises pour dessiner un nouveau profil davantage en phase avec les besoins concrets ainsi qu'un nouveau mode d'encadrement et de formation des volontaires. Ce travail nécessitant des modifications législatives, il devra se poursuivre sous l'impulsion du nouveau gouvernement. Afin notamment de donner suite aux recommandations du Livre blanc de la commission d'experts en matière de planification d'urgence et de gestion de crise que j'ai mise sur pied au printemps dernier, le Conseil des ministres a approuvé, moyennant un avis du Conseil d'État, un avant-projet de loi relatif à la planification d'urgence et à la gestion de crise.
Celui-ci contient une disposition chargeant les gouverneurs de province et les bourgmestres de mettre en place des processus permettant d'associer le citoyen à l'exercice des missions que ces autorités exercent dans le cadre du cycle du risque. Des initiatives dans ce domaine ont déjà été lancées au sein de plusieurs provinces. Nous pouvons citer à titre d'exemples les dynamiques de BW Response, lancée dans le Brabant wallon, Bru Response, lancée à Bruxelles ou encore Lux Response, lancée en province de Luxembourg.
D'une part, ces initiatives sont des projets participatifs à tous les niveaux, ce qui signifie que les citoyens mais également les autorités publiques, les services d'urgence et d'intervention, les entreprises et les associations sont au cœur des projets. D'autre part, elles ont la même raison d'être et poursuivent un objectif commun, à savoir le renforcement de la résilience par le biais d'une meilleure préparation face aux risques et une meilleure intégration des citoyens dans le processus de planification d'urgence et de gestion de crise. Pour y parvenir, des programmes de formation et de mise en réseau ainsi que des exercices ont été réalisés, et des conventions avec de nombreuses associations ont déjà été rédigées par les services fédéraux des gouverneurs de ces provinces et du Haut fonctionnaire bruxellois.
Ces programmes prévoient notamment un campagne d'information et de sensibilisation des citoyens au moyen de rencontres organisées dans les communes. Au cours de ces rencontres, un appel au volontariat dans une réserve citoyenne de sécurité civile est à chaque fois lancé. Ces initiatives auprès des citoyens ont rencontré un franc succès, avec des centaines de volontaires engagés et déjà formés. En Brabant wallon, ces volontaires ont déjà été sollicités lors de situations d'urgence réelles. Ces dynamiques se poursuivront bien sûr en 2025, avec le soutien de mes services.
Mevrouw Demesmaeker, het versterken van onze weerbaarheid tegen crisissen was een belangrijk voornemen toen ik de functie van minister van Binnenlandse Zaken opnam in 2020. Wij hebben sindsdien concrete stappen gedaan naar een robuuster en futureproof crisisbeheer. Zo gaf ik na de overstromingen in de zomer van 2021 aan een commissie van experts de opdracht het Belgische crisisbeheer te evalueren, en een witboek te ontwikkelen met aanbevelingen om de noodplanning en het crisisbeheer beter te maken.
Met inzichten uit eerdere crisissen en met de aanbevelingen uit het witboek zijn wij aan de slag gegaan om een duurzaam crisisbeleid te ontwikkelen met een focus op preventie, paraatheid, interventie, evaluatie en herstel. Het wetboek Noodplanning en Crisisbeheer, dat in maart 2024 door de ministerraad werd goedgekeurd, zal het resultaat hiervan zijn. Dit wetboek zal uiteindelijk bestaan uit een wet en uit meerdere uitvoeringsbesluiten. Het voorontwerp van wet, met de algemene principes inzake noodplanning en crisisbeheer, verkreeg een advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State en van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Het Crisiscentrum analyseert nu deze adviezen met het oog op het opstellen van een aangepaste versie van de teksten. Wat de uitvoeringsbesluiten betreft, werd vooral gewerkt aan de actualisering van de lokale en de nationale noodplanning.
Het Nationaal Noodplan wordt bij crisissen op nationaal niveau geactiveerd, en werd reeds bij koninklijk besluit van 26 april 2024 opnieuw vastgelegd. In tijden waarin wij steeds vaker worden geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering en van geopolitieke spanningen is deze actualisering geen overbodige luxe, maar een absolute noodzaak, als u het mij vraagt. U kunt kennisnemen van dit plan door het Belgisch Staatsblad van 14 mei 2024 te consulteren. Ook de actualisatie van het nucleaire noodplan werd intussen gepubliceerd.
De introductie van een herstelcoördinator is een van de aanbevelingen uit het witboek die zijn weg vond naar het ontwerp van het wetboek Noodplanning en Crisisbeheer. Herstel wordt immers niet langer gezien als een eenvoudige terugkeer naar de normale of naar de vorige situatie, maar als een kans om beter en sterker op te bouwen, zodat wij allemaal weerbaarder worden tegen toekomstige crisissen. Het wetboek voorziet daarom in de introductie van een herstelcoördinator bij elke gouverneur. Burgemeesters krijgen ook de mogelijkheid zelf een herstelcoördinator aan te werven.
Op nationaal niveau zal het Crisiscentrum bij elke federale fase op basis van het Nationaal Noodplan steeds een medewerker aanstellen die ook de herstelperiode zal opvolgen. De herstelcoördinator zal op het einde van een fase het coördinatiecomité helpen met de opmaak van het postcrisisoverzicht. Aansluitend zal de herstelcoördinator contact houden met de diverse overheden die bevoegd zijn voor de acties die opgenomen zijn in het postcrisisoverzicht. Het gaat immers vaak om gefedereerde autoriteiten.
De herstelcoördinator zal er zich van vergewissen dat acties worden opgevolgd en uitgevoerd en zal waar nodig faciliteren en coördineren, uiteraard steeds met respect voor ieders bevoegdheid. Op die manier willen we instrumenten creëren die de bevoegde overheden, waaronder de gefedereerde entiteiten, kunnen helpen tijdens de herstelperiode en tijdens de wederopbouw.
Wat betreft de nationale noodplannen wordt er door het Crisiscentrum jaarlijks een oefenkalender gemaakt. Het NCCN organiseert deze oefeningen om de nationale noodplannen te oefenen en na te gaan waar deze nog kunnen worden aangevuld. Telkenmale worden de relevante nationale partners en de gefedereerde entiteiten betrokken en waar mogelijk wordt de link gelegd met de gouverneurs. Zo werden in 2024 onder meer diverse oefeningen met betrekking tot de nucleaire noodplannen gehouden. Het algemene Nationaal Noodplan werd ook getest gedurende een oefening over het telecomrisico en tijdens de EU-PACE-oefening. Voor 2025 wordt gewerkt aan onder meer een alarmeringsoefening in het kader van het terro-noodplan en een oefening van het cybernoodplan.
Voor een volledige lijst van aanbevelingen van de Waalse parlementaire onderzoekscommissie die reeds zijn uitgevoerd, verwijs ik u naar de uitgebreide antwoorden op onder meer de schriftelijke vragen nrs. 55/2023 en 55/2029 van mevrouw Ingels en de mondelinge vraag nr. 55/26658 van mevrouw Bonaventure.
Ik zal me beperken tot de aanbevelingen van de parlementaire commissie en die van de commissie van deskundigen inzake het crisisbeheer, die onlangs werden opgenomen in het nieuwe algemene Nationaal Noodplan, vastgelegd in het daarnet al aangehaalde KB van 26 april 2024. Als u uitgebreide vragen stelt, moet ik ook uitgebreid antwoorden, nietwaar?
Drie belangrijke aspecten komen terug in het KB. In de eerste plaats gaat het om een grotere betrokkenheid van de gefedereerde entiteiten bij het nationale crisisbeheer. Daarnaast is het nieuwe noodplan een eerste aanzet om de aanbevelingen van de expertencommissie met betrekking tot herstel in de praktijk om te zetten. Dit plan omvat bijvoorbeeld een systematische evaluatie van de noodzaak om een herstelperiode voort te zetten nadat de federale fase is opgeheven, met name door middel van een postcrisisoverzicht. Ten slotte legt het nieuwe Nationaal Noodplan duidelijke verplichtingen op over evaluatie, met name de verplichting om voor elke nationale crisis een globaal evaluatieverslag op te stellen, alsook een actieplan en uiteraard ook de opvolging ervan. Meer gedetailleerde antwoorden op deze aanbevelingen, alsook nieuwe benaderingen, worden trouwens ook ingeschreven in dat nieuwe wetboek Noodplanning en Crisisbeheer.
Mevrouw Daems, mevrouw Demesmaeker, over BE-Alert is al veel gezegd en geschreven. Deelname aan het project vereist een abonnementskost en deelname aan een opleiding om het systeem goed te kunnen gebruiken. De meest geciteerde reden voor het niet-aansluiten is de abonnementskost. Die bedraagt momenteel 955 euro, inclusief btw, per jaar per gemeente. Dat is een stevige kost, maar dat is niet veel rekening houdend met het onheil dat daarmee kan worden vermeden.
Bij de installatie van het alarmeringsplatform BE-Alert in 2017 werd gekozen voor de technologie die het grootst mogelijke bereik had en die ook geen voorafgaande actie vereiste van de burger. Op dat moment voldeed de technologie met betrekking tot de locatiegebaseerde sms beter aan deze criteria dan cellbroadcast. Momenteel wordt de keuze tussen deze twee technologieën in functie van de evoluties opnieuw geëvalueerd. Hierbij wordt uitvoerig gekeken naar de mogelijke voor- en nadelen van beide technologieën, maar ook naar de mogelijkheden die de komende jaren geboden zullen kunnen worden op het gebied van satellietcommunicatie.
Het actuele platform is in staat om ingeschreven burgers te bereiken via sms, telefonische oproep en e-mail en staat ons ook toe een sms te verzenden naar alle gsm-toestellen binnen een bepaald gebied en dat zonder voorafgaande actie of inschrijving van de burger. Ook is het platform in staat om sociale media en informatieschermen, onder meer op festivals en websites, te activeren. Via deze meerkanalige aanpak is BE-Alert in staat om een zeer hoog percentage van de bevolking te bereiken zonder voorafgaande actie van de burger.
Mijn diensten geloven sterk in het principe van de vrijwillige deelname van steden en gemeenten aan het project. Dit principe brengt een sterke inzet op sensibilisering, gebruiksvriendelijkheid en betaalbaarheid met zich mee, die op zijn beurt een continu stijgend inschrijvingsaantal als resultaat heeft. Daardoor zijn er momenteel 544 van de 581 Belgische gemeenten aangesloten op BE-Alert. We hopen dat ook de laatste 37 gemeenten snel zullen aansluiten. Het Crisiscentrum zal in elk geval de nieuwe gemeentebesturen na de gemeenteraadsverkiezingen actief benaderen.
06.05 Éric Thiébaut (PS): Merci, madame la ministre, c'était très complet. On a vu qu'en Espagne, suite aux inondations dramatiques, l'alerte a été donnée trop tardivement. Dans votre réponse, vous avez longuement insisté sur l'amélioration de l'efficacité de l'alerte en cas de catastrophe, ce qui est à mon avis très positif. Cependant, il y a la problématique de l'alerte mais celle aussi des secours apportés en cas de catastrophe. Ce qui s'est passé en Espagne nous a rappelé ce qui s'est passé en Belgique il n'y a pas si longtemps.
Il est donc important d'être prêt à intervenir en cas de catastrophe et je ne peux qu'insister sur la nécessité de revoir à nouveau le renforcement de notre sécurité civile fédérale afin d'être prêt en cas de nouvelle catastrophe, en particulier en cas d'inondations de grande ampleur.
De voorzitter: Mevrouw Demesmaeker, u wenst niet te repliceren? (Neen)
Mevrouw Daems, u hebt het woord.
06.06 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wanneer het noodzakelijk is om de mensen te waarschuwen voor gevaar, zoals bij overstromingen van de Vesder of andere grote crisissen, dan komt het erop aan om zoveel mogelijk mensen te bereiken op een vlotte manier en met heldere informatie. Ik hoor dat het systeem wordt geëvalueerd en dat er verder wordt gezocht naar efficiënte methodes. Of dat nu via sms of cellbroadcast moet zijn, technisch kan er nog heel wat verbeterd worden. BE-Alert omvat een mix van maatregelen om burgers te alarmeren, maar zonder de toevoeging van bijvoorbeeld cellbroadcast ontbreekt er toch een belangrijk stuk van de puzzel.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: We zouden het systeem van mondelinge vragen of interpellaties toch eens moeten herbekijken. Het is soms misschien beter om eerder een interpellatie in te dienen dan een mondelinge vraag. Het reglementair voorziene tijdsbestek voor een mondelinge vraag is immers vrij kort voor een dergelijke complexe problematiek. Ik begrijp de actualiteitswaarde wel, maar als men een ernstig debat wil over een complexe materie, dan is het misschien beter om een interpellatie in te dienen. Dan hebben de leden meer spreektijd en kan de minister uitvoeriger antwoorden. Het is maar een tip.
Vraag nr. 56000787C van mevrouw Bury wordt uitgesteld.
07.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bij de brandweer zijn er verschillende functies en rollen, maar iedereen die bij de brandweer aan de slag gaat, zowel vrijwillig als professioneel, moet een vaste basisopleiding doorlopen. Nu vernemen wij dat voor bijvoorbeeld duikers of klimmers die in het duiken of klimmen al ervaring hebben, die verplichte basisopleiding mogelijk ontmoedigend werkt. Die basisopleiding is bovendien ook niet altijd noodzakelijk voor de taken die zij toegewezen krijgen.
Mevrouw de minister, hoe ziet u de basisopleiding? Vindt u de basisopleiding effectief een voorwaarde om eender welke taak op te nemen binnen de brandweer? Bent u het met mij eens dat de verplichting tot een basisopleiding een drempel kan zijn?
Welke zijn de mogelijkheden om daarmee in de toekomst coulanter om te gaan, zodat brandweer- of hulpverleningszones die het niet altijd heel eenvoudig hebben om de juiste vrijwilliger of beroepskracht aan te trekken voor de uit te voeren taken, in staat gesteld worden om dat toch op een goede manier te doen?
07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandemaele, ik vind – en wellicht niet ik alleen – het belangrijk dat alle Belgische brandweerlieden, ongeacht tot welke hulpverleningszone zij behoren, over een gemeenschappelijke basis beschikken van expertise en ook voldoende uren opleiding en bijscholing volgen om vakbekwaam te blijven. Die gezamenlijke opleiding zorgt ervoor dat iedereen dezelfde basiskennis en vaardigheden heeft, wat garandeert dat alle burgers over dezelfde kwaliteit van ondersteuning en hulpverlening kunnen beschikken over heel het Belgische grondgebied. Die gemeenschappelijke basis zorgt er ook voor dat brandweerlieden dezelfde technieken beheersen, efficiënt kunnen samenwerken en dus optimaal op elkaar kunnen rekenen in situaties waarbij verschillende hulpverleningszones moeten samenwerken.
De Algemene Directie Civiele Veiligheid en Brandweer België, het nationale brandweerorgaan, hebben samen een thematische werkgroep opgericht voor het luik opleiding. In die werkgroep zitten vertegenwoordigers van de twee brandweernetwerken, de Brusselse brandweer en ook de brandweerscholen. De werkgroep werkt momenteel aan de algemene principes en filosofie voor de toekomstige opleidingen, evenals aan voorstellen voor mogelijke verbeteringen en modernisering van de brandweeropleidingen. Daarbij zal regelmatig een beroep worden gedaan op experts uit de praktijk.
De werkgroep zal in de loop van 2025 nieuwe voorstellen uitwerken voor de aanpassing van toekomstige opleidingen en zal tegelijkertijd onderzoek doen naar de competenties die nodig zijn voor specifieke technische vaardigheden en specialisaties van brandweerlieden in diverse functies. Daarbij zal rekening worden gehouden met eerder verworven competenties, de huidige behoeften, moderne technologieën en de interventies waarmee de verschillende profielen in de hulpverleningszones met specifieke risico’s op hun grondgebied te maken hebben.
Niet elke brandweerman of -vrouw moet inzetten op specialisaties. De risico’s binnen een hulpverleningszone kunnen een rol spelen bij het bepalen hoeveel en welke medewerkers een aanvullende gespecialiseerde opleiding moeten en kunnen volgen. Daarbij is het belangrijk te bekijken op welke manier wij over voldoende mensen kunnen beschikken voor de gespecialiseerde functies of rollen alsook of dat aantal eventueel kan worden bereikt door bepaalde drempels aan te passen.
De werkgroep zal zich ook buigen over de vraag welke competenties de specialisten nodig hebben om vakbekwaam te worden en te blijven, met als doel geëngageerde mensen zo snel mogelijk te kunnen inzetten bij noodsituaties en hun talenten ten dienste te stellen van de gemeenschap, maar zeker ook ten bate van de eigen veiligheid van de brandweerlieden.
07.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik moet bekennen dat de vraag mij is ingefluisterd door een aantal bevriende zonecommandanten en mensen die actief zijn in het brandweerwezen. Zij geven zelf aan dat het om een drempel gaat waar de hulpverleningszones tegenaan botsen.
Ik hoop alvast dat de werkgroep waarvan u spreekt dit in detail zal bekijken. Ik geef een heel onnozel voorbeeld. Om een kat uit een boom te halen, voor bepaalde duikopdrachten, om brandpreventie te geven in scholen of om de sociale media van een brandweer- of hulpverleningszone te verzorgen, is het niet nodig zelf branden te kunnen blussen.
Wij kunnen meer talent aantrekken en meer ruimte geven aan de hulpverleningszones door in de toekomst in die mogelijkheid te voorzien. Dat neemt uiteraard niet weg dat wij van onze brandweerlieden die actief zijn, mogen verwachten dat zij de basisopleiding en nadere vormingen volgen. Beide werelden of beide manieren van werken hoeven elkaar niet in de weg te staan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, vorige week in de nacht van woensdag op donderdag werd Brussel opnieuw opgeschrikt door een zoveelste geweldsincident met dodelijk gevolg. Een 25-jarige student kreeg op zeer brutale wijze een messteek in de buik. Ondanks de reanimatiepogingen van de hulpdiensten overleed hij aan zijn verwondingen. Het goede nieuws, de twee 18-jarige 'jongeren', de vermoedelijke daders, die de student ook van zijn gsm wilden beroven, werden opgepakt door de politie.
Dit doet mij denken aan Joe Van Holsbeeck, door sommigen misschien nog gekend. De 17-jarige jongeman werd in het station van Brussel-Centraal gedood door twee Roma-jongeren die zijn mp3-speler probeerden te stelen. Mevrouw de minister, eigenlijk is de situatie sinds 2006 niet verbeterd in Brussel, en misschien ook niet in andere grootsteden.
Stelt men ook cijfermatig vast dat het aantal zeer gewelddadige overvallen met dodelijke afloop in stijgende lijn zit in Brussel?
Gaat men na wat het profiel is van de daders, welke nationaliteit zij eventueel hebben?
Welke maatregelen hebt u al genomen? Zijn deze voldoende of moeten die nog aangepast worden aan de omstandigheden, die misschien wel steeds gewelddadiger worden?
Kan de Brusselse lokale politie dit nog aan? Er zijn zes Brusselse politiezones en er is nogal wat onenigheid over de globale aanpak van criminaliteit in Brussel. Moet de federale regering daar niet bijspringen?
Welke concrete acties zult u daarvoor ondernemen?
08.02 Maaike De Vreese (N-VA): Collega Depoortere heeft de gruwelijke feiten die vorige week hebben plaatsgevonden al zeer goed geschetst. In naam van onze fractie wil ik ons medeleven betuigen aan de familie en vrienden van het slachtoffer hier en in Singapore. Die jongen kwam hier zijn droom verwezenlijken om verder te studeren. Die droom is geëindigd in een totale nachtmerrie.
In Brussel gaat het niet om een alleenstaand feit. We merken dat er nog sprake is van zinloos geweld. Het gaat om zeer laffe geweldsdaden. Volgens de statistieken van de federale politie liggen de cijfers van dat soort misdrijven tegen de lichamelijke integriteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog steeds hoog, evenals de cijfers van moord en doodslag.
Het spreekt voor zich dat we in ons land nooit zinloos geweld mogen tolereren. We moeten daar keihard tegen optreden. De daders moeten zeer hard worden gestraft. Veiligheid moet de kerntaak, de absolute prioriteit zijn van de overheid. We passeren allemaal wel eens langs de Beurs op een of ander moment van de dag. Ik wil me niet inbeelden dat een van mijn naasten op een dermate brutale manier zou worden aangepakt.
Mevrouw de minister, we moeten dat voorval aangrijpen om werk te maken van de strijd tegen zinloos geweld. Kunt u me een laatste stand van zaken geven van het trieste voorval van 7 november 2024?
Kunt u meer uitleg geven bij de cijfers van de misdrijven tegen de lichamelijke integriteit op het Brusselse grondgebied? Hoeveel incidenten waren er met steekpartijen en hoeveel schietincidenten? Bij hoeveel incidenten was er een fatale afloop?
Welke stappen hebt u genomen in het verleden om die situatie aan te pakken en welke zult u nog nemen?
Wanneer hebt u daarover overleg gepleegd met
de Brusselse minister-president en met de minister van Justitie? Wat leverde dat overleg op?
08.03 Pierre Kompany (Les Engagés): Madame la ministre, le quartier Aumale, dans la commune d'Anderlecht, est le théâtre d'une guerre de territoire sans précédent, que se livrent les acteurs du milieu de la drogue. La recrudescence de ce phénomène de guerre de territoire nous amène à des conséquences de plus en plus tragiques. Ces conséquences déséquilibrent les habitants du quartier. À titre d'exemple, on a dénombré pas moins de cinq fusillades en moins d'une semaine, au cours du mois d'octobre. La situation est donc devenue grave.
Je suis contacté par de nombreux citoyens qui craignent pour leur vie et celle des membres de leur famille. En tant qu'autorité, il est essentiel que nous puissions répondre à ce sentiment d'insécurité qui ne cesse de grandir. Montrer que de tels actes font l'objet de poursuites est une nécessité et une obligation de l'autorité qui gère le pays.
Madame la ministre, confirmez-vous une
recrudescence des faits criminels à Anderlecht, en comparaison avec les autres
années? Comment réagissez-vous face à la montée de cette violence? Quel suivi
avez-vous réservé à cela? Avez-vous rencontré la commissaire nationale de lutte
contre la drogue à ce sujet? Quelles mesures sont-elles prévues pour restaurer
la sécurité? Comment le pouvoir fédéral compte-t-il s'organiser, avec les
autorités locales, pour lutter efficacement contre le trafic de drogue?
Comptez-vous déployer la réserve fédérale pour soutenir les effectifs de la
police locale? Comptez-vous organiser des actions coup de poing dans ladite
commune? Combien d'effectifs policiers locaux et fédéraux sont-ils affectés à
la sécurité de cette commune? Pouvez-vous ventiler par catégories: policiers
fédéraux, locaux, agents de sécurité? Comptez-vous recruter et affecter par
mobilité des effectifs fédéraux supplémentaires? Si oui, combien?
08.04 Minister Annelies Verlinden: Geachte leden, zoals u al schetste, kreeg de politiezone Brussel HOOFDSTAD Elsene op donderdag 7 november omstreeks 2.30 uur de oproep dat een man gewond was geraakt na een messteek. De politie was snel ter plaatse en diende het slachtoffer de eerste hulp toe tot de hulpdiensten en de mug ter plaatse waren. Het slachtoffer werd in levensgevaar naar het ziekenhuis overgebracht, waar hij aan zijn verwondingen overleed.
Het gaat om een 25-jarige man van Singaporese afkomst die in België studeerde. Ik wil bij dezen mijn blijk van medeleven uitdrukken aan de familie en de vrienden, ook in het verre buitenland.
Het gerechtelijk onderzoek naar het incident loopt nog. Daarom kan en mag ik geen verdere details geven over het dossier.
Wat dergelijke incidenten in Brussel betreft, kan ik u de volgende informatie meegeven. Tot eind oktober 2024 waren er 76 schietincidenten met 8 doden en 5 gewonden. In 2022 waren dat er 56, met 3 doden en 26 gewonden. In 2023 waren het er 62, onder wie 4 doden en 28 gewonden. Ongeveer 70 % van die incidenten en schietpartijen is drugsgerelateerd, zo’n 10 % heeft een andere oorzaak, en de onderliggende reden voor de circa 20 % resterende schietincidenten is niet duidelijk. Er is geen eenduidige oorzaak die de stijging van dergelijke geweldsdelicten verklaart. Ik trap een open deur in als ik zeg dat allicht de toenemende illegale drugshandel daarin een rol speelt.
De Brusselse politie heeft al een aantal maatregelen genomen, waaronder de versterkte aanwezigheid van zichtbare en discrete patrouilles binnen de bijzondere aandachtszones, de zogenaamde hotspots. De politieaanwezigheid werd ook verder verhoogd en het precieze aantal politiepatrouilles in de Brusselse stadskern is uiteraard steeds plaats- en tijdsgebonden.
Wat de ondersteuning door de federale politie betreft, waartoe wij eerder overgingen, levert de federale politie een gerichte steun, en dit uiteraard in overleg met de lokale politie. De betrokken korpschefs melden ons dat dit in goede samenwerking verloopt. De ondersteuning door de federale politie zal in december geëvalueerd worden. Uiteraard levert ook de federale gerechtelijke politie een aanzienlijke bijdrage aan het identificeren en het ontmantelen van druggerelateerde clans in Brussel.
Wat de verzameling en uitwisseling van informatie over strafbare feiten betreft, wordt periodiek een vertrouwelijk rapport opgesteld over de belangrijke feiten die gepleegd zijn in Brussel. Dat rapport wordt opgesteld door de diensten van de DirCo van Brussel.
Collègue Kompany, les informations fournies par la zone de police Midi montrent une augmentation des incidents criminels dans les quartiers d'Aumale, notamment en lien avec le trafic de drogue et la détention illégale d'armes et/ou de munitions.
Entre 2023 et 2024 – jusqu'au 12 novembre –, on note une augmentation de 39 % des faits de criminalité enregistrés pour le hotspot Aumale. Les meurtres et assassinats ont connu une augmentation en 2024. Six cas ont été enregistrés cette année contre un seul en 2023. Parmi les faits de criminalité, 30 % concernent des vols, tous types confondus. Les faits de vandalisme représentent 16 % de la criminalité enregistrée; viennent ensuite les infractions liées aux stupéfiants qui comptent pour 14 %.
Pour faire face à cette violence, une approche policière à deux volets a entre autres été développée: d'une part, un volet préventif avec la présence quotidienne de patrouilles dynamiques de la police et d'autre part, un volet répressif avec l'organisation régulière d'opérations de police dans les différents hotspots identifiés dans la commune d'Anderlecht.
J'entretiens régulièrement des contacts avec la commissaire nationale Drogues dans le cadre de la stratégie d'iceberg qui suppose une approche structurelle et durable qui implique des acteurs de la lutte contre la criminalité organisée, en partant du citoyen jusqu'aux plus hautes autorités de l'État. Cette approche transversale doit permettre d'augmenter la résilience de la société face aux sirènes du crime organisé qui n'a pour objectif que la recherche du profit immédiat aux dépens de notre État de droit. Dans cet effort, le Commissariat national Drogues soutient notamment safe.brussels et les communes bruxelloises.
En ce qui concerne l'approche de ces incidents à Bruxelles, la stratégie déployée pour augmenter la sécurité et améliorer le quotidien dans les hotspots est axée sur plusieurs points: la sécurité, la prévention, la cohésion sociale et l'infrastructure.
Les opérations coup de poing n’ont aucun sens sans investissement dans les autres axes. En outre, ces mesures sont combinées de manière à ce que chaque hotspot fasse l’objet d’une approche dédiée à la spécificité du lieu et à ses besoins.
Comme déjà mentionné depuis la fin du mois d’octobre, la réserve de la police fédérale, le FERES, est déployée pour soutenir les effectifs de la zone de police Midi dans le cadre des patrouilles de surveillance dynamique.
Pour ce qui concerne les hotspots de cette zone de police, pour le mois de novembre, 15 policiers locaux, 18 membres du FERES et une section du corps d’intervention de Bruxelles sont engagés quotidiennement.
La police locale n’est cependant pas laissée seule pour affronter ces problèmes. Elle peut compter sur la police fédérale pour lui venir en aide et lui fournir des renforts quand cela est nécessaire.
08.05 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De collega van de N-VA heeft het over zinloos geweld. Ik hou niet van die term. Er is geweld en ik denk niet dat er zoiets bestaat als zinvol geweld. Dit is normvervaging die ontstaat.
Mevrouw de minister, u zegt dat de meeste steekincidenten met dodelijke afloop drugsgerelateerd zijn, maar dit was hier niet het geval. Hier ging het om een roofoverval op een 25-jarige student die men gewoonweg zijn gsm wilde afnemen.
Eén aspect hoorde ik niet in dit antwoord, noch bij de collega's, en dat is de correlatie tussen de afkomst van de dader en de criminaliteit. Dat is voor mij en mijn partij de olifant in de kamer. Sluit uw ogen daar toch niet voor. Dit is een fenomeen in Brussel dat we ook steeds meer zien opduiken in andere grootsteden.
Tot slot, criminaliteit blijft niet beperkt tot één Brusselse politiezone. Men verschuift het probleem alleen maar als men verder blijft doen met zes verschillende politiezones. Mevrouw de minister, u weet dat mijn fractie een wetsvoorstel heeft ingediend om de politiezones in Brussel een te maken. Wij zullen daarop blijven hameren en dat wetsvoorstel opnieuw indienen. Ik hoop dat de volgende regering daar meer oor naar zal hebben dan de vivaldiregering.
08.06 Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb gesproken over gruwelijk geweld dat inderdaad drugsgerelateerd is. De cijfers die u geeft, tonen een stijging aan. Dat betekent dat we voor de aanpak daarvan ook een versnelling hoger zullen moeten schakelen. Wat we nu doen, is niet voldoende.
We zullen dit geweld nooit voor 100 % kunnen voorkomen. Dat is een illusie, maar we moeten wel een versnelling hoger schakelen om daar keihard tegen te kunnen optreden. Dat zal zijn door op verschillende vlakken samen te werken. De federale politie kan dat niet alleen doen, maar wel samen met de lokale politie en vele andere spelers op het terrein.
We zullen ons uiteindelijk ook moeten buigen
over het vraagstuk van Brussel en de politiezones, over een eengemaakte
politiezone om de hele problematiek aan te pakken. Er is het drugsgerelateerde
geweld, maar er zijn in Brussel nog veel andere problemen. We moeten dit absoluut ernstig nemen.
08.07 Pierre Kompany (Les Engagés): Madame la ministre, j'ai entendu la réponse. J'aurais peut-être envie de conseiller mais ce n'est pas mon rôle, parce que vous avez déjà décrit beaucoup d'éléments que vous abordez et qui me satisfont. Je prends pour exemple la procédure structurelle avec la surveillance dynamique entre la police fédérale et la police locale ou les services locaux. Vous avez également indiqué qu'une évaluation aura lieu en décembre. Je m'en tiens à cela pour évaluer ce que je pense qu'on peut faire. C'est surtout le programme de sensibilisation de la population qui est très important et je ne sais pas comment il sera abordé.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, de jaren 30 zijn terug: niet alleen in het Midden-Oosten, waar islamitische terreurorganisaties zoals Hamas, Hezbollah en Islamitische Staat een tweede Holocaust proberen te plegen, maar ook hier in België. Vorige week pleegden moslimjongeren in Amsterdam een reeks gecoördineerde antisemitische pogromachtige aanvallen op Joden. Dat is dus Jodenjacht anno 2024.
Afgelopen weekend volgden ook in Antwerpen, waar ik woon, online oproepen om op Jodenjacht te gaan. Zeven moslimjongeren werden preventief opgepakt alvorens ze Joden in elkaar konden gaan slaan. Weer maar eens blijkt dat de Joodse gemeenschap in Antwerpen extra beveiliging nodig heeft.
Ondertussen worden voetbalwedstrijden met de Israëlische ploeg en een frisbeewedstrijd met Israëlische sporters geweerd uit België. Dat gebeurde deels uit veiligheidsoverwegingen, maar ook om politieke redenen. Capitulatie noem ik dat: een grove schande!
Het aantal meldingen en gevallen van antisemitisme swingt eveneens de pan uit. We zien video's waarop Joden worden achtervolgd, uitgescholden of in elkaar geslagen. Veel Israëliërs en Joden voelen zich in België steeds onveiliger, zeker in sterk geïslamiseerde steden als Antwerpen en Brussel.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn helder en de antwoorden broodnodig. Wat onderneemt u tegen dit toenemende, virulente en steeds gewelddadiger wordende antisemitisme? Wat onderneemt de regering opdat Israëlische toeristen en Joodse inwoners veilig kunnen zijn in ons land? Wil u, zoals ook burgemeester De Wever opperde, het leger opnieuw inzetten in de Joodse wijk? Wil u zich ervoor inzetten dat Israëlische sporters en sportploegen vanaf nu altijd welkom en veilig kunnen zijn op ons grondgebied? Tot slot hebben de pro-Palestijnse organisaties in Brussel en Gent onomwonden verklaard dat ze achter de islamitische Jodenjacht staan. Kunnen deze organisaties volgens u verder vrij opereren op ons grondgebied? Zo ja, waarom?
09.02 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, we hebben inderdaad gezien dat in Antwerpen enkele oproepen uitgebracht zijn om naar de buurt rond het Harmoniepark af te zakken om daar effectief op Jodenjacht te gaan. Dat is een copycat van recente gebeurtenissen in Amsterdam en dat is enorm te betreuren.
Als lid van de Joodse gemeenschap kan ik u zeggen dat onze gemeenschap ongerust is, maar er is geen paniek. We zijn ongerust omdat we zien dat de grenzen steeds verlegd worden, steeds verder. Eerst ging het om online aanvallen en haat. Het conflict in het Midden-Oosten krijgt heel veel eenzijdige media-aandacht, heel polariserend. Ook enkele politici spreken zich eenzijdig uit en willen het conflict graag importeren. We hebben gezien dat er met de verkiezingen daaromtrent heel wat te doen was. Nu de verkiezingen zijn gaan liggen, valt te hopen dat een aantal partijen daarmee nu stopt, hoewel, we weten maar nooit. We zien vandaag effectief dat de polarisatie nog steeds voortgezet wordt.
Daarom wil ik u vragen wat wij kunnen ondernemen om er zeker van te zijn dat de Joodse gemeenschap veilig is. Ik moet daarbij zeggen dat de politie van Antwerpen goed werk verricht heeft. De politieleden hebben kordaat opgetreden en extra manschappen ingezet afgelopen week, dus dat is al bij al eigenlijk nog goed gekomen.
Ook vraag ik u naar het bredere plaatje, namelijk de strijd tegen het antisemitisme. U weet dat de Europese Commissie vraagt dat elk land een coördinator voor antisemitismebestrijding heeft. Ons land heeft dat enigszins omzeild door geen coördinator aan te stellen, maar met een mechanisme te werken. Dat mechanisme werkt echter niet, het is een papieren tijger. Ik heb mensen gesproken die in dat overlegorgaan zitten. Ze zeggen dat zij een keer om de zes weken eens samenkomen bij een koffietje en wat broodjes. Daarbij wordt gesproken over een incident hier en daar.
Wat ontbreekt, is daadkracht. In Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië is één persoon bevoegd, een coördinator, die ook een budget ter beschikking heeft. Die coördinator kan scholen bezoeken en evenementen opzetten. Hij heeft moreel gezag om te spreken en hij kan ook proactief ageren, niet enkel reactief, zoals het orgaan in ons land. Uiteraard is dat een vraag voor de volgende regering, maar ik hoop dat u het verzoek ondersteunt opdat de volgende regering over zo'n coördinator beschikt, zodat een effectief plan voor antisemitismebestrijding ingevoerd wordt.
09.03 Minister Annelies Verlinden: De regering veroordeelt uitdrukkelijk elke vorm van geweld, discriminatie en antisemitisme streng. Ook de diensten zijn daarvoor beducht. Daarom geven we sinds oktober 2023 een grotere prioriteit hieraan en hebben we de diensten samengebracht. We hebben herhaaldelijk gesproken met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap om te overleggen welke diensten kunnen worden ingericht voor beveiliging en bewaking. De politie en de veiligheids- en bewakingsdiensten leveren vandaag 24 op 24 en 7 op 7 zeer belangrijke inspanningen, zowel in Antwerpen als in Brussel, om de veiligheid van de Joodse gemeenschap en alle Joodse belangen en instellingen te kunnen verzekeren.
Gelet op de gebeurtenissen in Amsterdam en het eventuele copycatgedrag zijn de Belgische veiligheidsdiensten bijzonder waakzaam. Afgelopen zondag hebben alle federale en lokale diensten alle informatie bijeengelegd en zeer kordaat gehandeld.
De informatie wordt ook ter beschikking gesteld van het OCAD, dat vervolgens instaat voor de analyse van de dreiging ten aanzien van de Joodse gemeenschap en de Joodse instellingen. Het Nationaal Crisiscentrum zal vervolgens op basis van die analyses beslissen om al dan niet operationele maatregelen te nemen. Die beslissingen worden bijgestuurd op basis van nieuwe elementen. Dat systeem geldt voor alle veiligheidsvraagstukken in ons land en zeker ook voor de veiligheid van mensen van Joodse afkomst en voor de Joodse instellingen.
In geval van copycatgedrag in België naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam komt het in de eerste plaats de lokale besturen en de lokale politie toe om de maatregelen te nemen. Zij zijn vertrouwd met het terrein en dat geldt ook voor de beveiliging van de Joodse gemeenschap en Joodse instellingen. De federale overheid biedt met alle veiligheids- en inlichtingendiensten en de federale politie ondersteuning waar dit nodig en mogelijk is. Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld de federale politie de opdracht gegeven om bijkomende toezichtspatrouilles te organiseren ter ondersteuning van de lokale politie in Brussel en Antwerpen. Van de mensen op het terrein heb ik vernomen dat die samenwerking goed verloopt.
Zo geven wij invulling aan de bijkomende verhoogde waakzaamheid die sinds de gebeurtenissen van 7 oktober 2023 aan de dag wordt gelegd, en zorgen wij vooral ook voor een nog meer zichtbare aanwezige politie op het terrein. Ik kan u bijtreden, mijnheer Freilich, dat de politie het fantastisch doet en dat zij al het mogelijke doet binnen haar capaciteiten en mogelijkheden om de veiligheid te garanderen.
Uw vraag naar de inzet van de militairen van Defensie is een vraag die heel snel terugkomt. Uiteraard noopt zij tot een beslissing van de voltallige regering. Zoals u weet, is daar vandaag geen specifiek wettelijk kader voor. Mijns inziens is zo'n interventie in de eerste plaats aan de orde wanneer uit de onafhankelijke adviezen en analyses van de veiligheidsdiensten zou blijken dat de situatie en de beschikbare middelen van die aard zijn dat onze politiediensten niet meer in staat zijn de dreiging af te wenden. Zoals wij zondag en in de afgelopen dagen gezien hebben, stel ik vast dat tot heden de inzet van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de harde inzet van de verschillende politiekorpsen, een afdoende antwoord heeft kunnen bieden op de aangekondigde dreigingen zoals die werden ingeschat en geanalyseerd.
Ik wil daarbij wel onderstrepen – en ik zal dit blijven herhalen – dat deze analyse permanent voortgezet moet worden, en opgevolgd worden. Als het nodig zou zijn naar een andere inzet over te gaan, moeten wij die noodzaak zeker evalueren. Zoals u weet, moeten wij voor de bevoegdheden van Defensie een wettelijk kader maken, daar de militairen van Defensie vandaag geen processen-verbaal kunnen opmaken, geen arrestaties kunnen verrichten, en ook niet zonder meer informatie kunnen doorgeven aan de politie. Wij moeten dus opletten of wij wel met de juiste middelen het kwaad van de dreiging trachten te bestrijden.
Inzake de sportevenementen waarnaar u verwees, collega Van Rooy, kan ik melden dat wanneer het Crisiscentrum op de hoogte wordt gesteld van de aanwezigheid van een Israëlisch sportteam op het Belgische grondgebied, het contact opneemt met de betrokken politiezones van de verblijfplaats of de training- en wedstrijdlocaties van die ploeg. De nodige beschermingsmaatregelen zullen worden bepaald en bezorgd aan de betrokken politiekorpsen, die op hun beurt instaan voor de operationele vertaling ervan. Het Crisiscentrum baseert zich daarvoor, zoals gezegd, op de dreigingsevaluaties door het OCAD.
Dat is een evaluatie die wordt gemaakt. Lokale korpsen en lokale besturen kunnen ook een dreigingsanalyse aanvragen aan het OCAD, mochten zij van oordeel zijn dat een bijkomende analyse nodig is.
Het OCAD heeft in oktober-november 2023 een toename gezien van het aantal antisemitische dreigingsmeldingen en incidenten. Dat zijn de officiële meldingen natuurlijk. Het subjectieve veiligheidsgevoel of de andere klachten die intern worden gecommuniceerd, zijn niet opgenomen in de statistieken, omdat de meldingen niet gebeuren. Wij hebben gemerkt dat na een initiële toename van het aantal officiële meldingen er sindsdien een afname is geweest.
Mijnheer Van Rooy, het klopt dus niet dat er vandaag meer meldingen zijn dan enige tijd geleden. Toen ze echter verhoogden na oktober 2023, is dat wel precies de reden geweest om naar een versterkte politieaandacht en -inzet over te gaan en een versterkte ondersteuning door de federale politie. Uiteraard blijft de verhoogde waakzaamheid tot op vandaag. Bij speciale evenementen wordt daarop nog meer ingezet, onder meer bij de aanvang en het einde van de schooltijd in de Joodse wijk en bij vieringen.
Het is ook belangrijk te vermelden dat de dienst in het kader van de Strategie Extremisme en Terrorisme (Strategie TER), behalve op de meer algemene dreigingsanalyse ook inzet op individuele evaluaties van personen die het gebruik van geweld in een ideologische context propageren. Daarbij wordt ook voor een passende opvolging gezorgd, gegarandeerd door alle partners van de zogeheten Strategie TER. Bijkomend laat dat desgevallend ook het parket toe bij aanwijzingen voor een haatmisdrijf een onderzoek te openen.
Mijnheer Freilich, u verwees naar de coördinatie in de strijd tegen het antisemitisme. Ik zou niet durven stellen dat het om een papieren tijger gaat. Het betreft een overlegorgaan waarin de verschillende overheden – ons land zit nu eenmaal op die manier in elkaar – en de verschillende bevoegdheden samenkomen. Dat is niet enkel na de feiten. Er wordt ook ingezet op preventie en acties die in het onderwijs kunnen worden ondernomen. Er wordt dus wel degelijk over alle verschillende mogelijke schakels van de keten in de strijd tegen antisemitisme gesproken. Ik zou durven stellen dat de verschillende coördinatoren van de strijd tegen antisemitisme daarvan deel uitmaken.
Uiteraard staan wij open voor verbeteringen. U weet zelf dat het coördinatiemechanisme nog geen eeuwigheid in het leven is geroepen. Ik heb echter wel het gevoel dat ter zake stappen vooruit worden gezet en dat in dat mechanisme heel gefocust wordt gewerkt in de strijd tegen antisemitisme.
Wanneer organisaties of personen de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren, is het essentieel dat de politiediensten informatie kunnen inwinnen. De DJSOC Terro van de federale politie volgt de gebeurtenissen van nabij op en neemt deel aan de informatie-uitwisseling aangaande de materie met alle andere veiligheids- en inlichtingendiensten. Informatie over gerechtelijke onderzoeken die lopen in het kader van dergelijke gebeurtenissen kan alleen door de betrokken gerechtelijke autoriteiten worden meegedeeld, en dat uiteraard om de lopende onderzoeken niet te schaden.
De zware incidenten die vorige week plaatsvonden in Amsterdam moeten wij allemaal in de strengst mogelijke bewoordingen veroordelen. Ik heb daarover gisteren nog gesproken met de Nederlandse minister van Asiel en Migratie, mevrouw Marjolein Faber, en zal morgen nog contact hebben met mijn homoloog, de Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid, de heer David van Weel. Ik heb onder meer aan de minister van Asiel en Migratie gevraagd wat zij overwegen te doen met betrekking tot die rellen. Een van de antwoorden was dat men hoopt dat er snel en streng berecht zal worden. Dat is natuurlijk aan justitie. Toen ik vroeg naar concrete maatregelen, verwees men in de richting van die berechting. Het is dus ook voor de mensen in Nederland niet evident om daaraan onmiddellijk een einde te maken.
U verwees naar die coördinatie. Ook daar is het niet bij een dag gebleven. Ondanks het feit dat er mogelijk aankondigingen waren op sociale media, dat men mogelijk bepaalde informatie had kunnen inwinnen, is dat toch nog kunnen gebeuren. Laten wij elkaar zeker vasthouden in die strijd tegen antisemitisme. Dat is mogelijk een element dat moet worden besproken op een volgend contact met mijn Europese collega's, informeel of in een plenaire sessie. Heel veel landen hebben immers te maken met deze problematiek. Wij kunnen van elkaar leren hoe wij die strijd zo goed mogelijk kunnen voeren.
09.04 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, de regeringen in dit land, ongeacht de partijen die er deel van uitmaken, voeren al decennialang een beleid van islamitische massa-integratie en islamgepamper. Daardoor verkeren Joden op ons grondgebied steeds meer in onveiligheid. In de islamitische herkomstlanden van talloze migranten en asielzoekers wordt antisemitisme doorgaans met de paplepel ingegeven. Reeds decennialang worden hier islamitische aanslagen gepland of gepleegd op Joodse doelwitten. Reeds decennialang moeten Joodse wijken, instellingen en evenementen zwaar worden beveiligd. Het achtervolgen en aanvallen van Joden gebeurt in Antwerpen anno 2024 wekelijks. De situatie wordt wel degelijk erger. Onlangs nog werd in Brussel voor een massa moslims in het Arabisch opgeroepen om de Joden te verbranden.
Als u en de anderen in dit Parlement het menen met de strijd tegen antisemitisme, stop dan met de import van islamitische Jodenhaat. Never again is now, mevrouw de minister.
09.05 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb een aantal opmerkingen. Een eerste betreft het juridisch kader voor de operaties van Defensie in onze straten. U weet het misschien niet, maar er is een wetsvoorstel hangende in dit Huis dat ik samen met mijn collega's heb ingediend. Ik zeg niet dat dit vandaag al het geval is, maar als de nood er zou zijn om Defensie in te schakelen om te helpen, dan moeten we wel klaar zijn. We zouden dat juridisch kader nu dus al moeten bespreken in dit Parlement en ik hoop dat uw partij daarvoor ook de nodige steun zal geven. Als die dag ooit komt, als het ooit zo erg wordt dat er een acute dreiging voor aanslagen is of als er aanslagen zijn gepleegd en we opnieuw militairen op straat moeten brengen, dan moeten we klaar zijn.
Een tweede punt betreft de uitspraak een paar weken geleden van die imam in Brussel dat we de Joden moeten verbranden. Ik heb u gisteren op de televisie horen zeggen dat u die casus niet kent. U zou die moeten kennen. De VRT heeft een factcheck gedaan en heeft nagegaan of die imam dat inderdaad had gezegd. De VRT heeft allerlei redenen gevonden om te zeggen dat hij dat eigenlijk niet echt meende. Er werd een professor islam bijgehaald die zei dat de imam wel had gezegd dat men Joden moet verbranden, maar dat hij eigenlijk zionisten bedoelde. Een tweede argument was dat hij het wel had over verbranden, maar dat hij mogelijk bedoelde dat dit in de hel moet gebeuren, dat Allah hun ziel moet verbranden.
Er werden dus allerlei excuses aangebracht, maar het feit is dat een imam in Brussel een paar weken geleden daadwerkelijk opriep om de Joden te verbranden. Een van mijn collega's heeft daarover in de plenaire vergadering zelfs een vraag gesteld aan de premier, dus dat u dat niet weet, is op zich al een probleem. Dat coördinatiecentrum werkt dus blijkbaar niet goed genoeg. Uit onze informatie blijkt dat die man nog steeds niet is geïdentificeerd, ondervraagd, gearresteerd of berecht.
Het is belangrijk dat deze regering toont dat ze ernstige maatregelen neemt in de strijd tegen het antisemitisme. Het mag niet enkel bij woorden blijven, we moeten ook daden hebben. Woorden zoals die van die imam mogen we als samenleving nooit tolereren. Ik kijk daarvoor naar u, naar de voltallige regering en naar uw collega, de minister van Justitie, om daar voor eens en altijd paal en perk aan te stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, deze kwestie kwam recentelijk in het nieuws. Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Meer
dan een half miljoen. Bijna 530.000. Minstens zoveel camera's houden onze
burgers op openbare plaatsen in de gaten. Dat is meer dan een vervijfvoudiging
tegenover 2019, toen er amper 100.000 waren. En dat zijn enkel nog maar de
exemplaren die aangegeven zijn. Heel wat zijn niet opgenomen in de cijfers –
het zogenaamde 'dark number'.
Onze
burgers hebben geen zicht op het aantal en de locaties van die vele camera's;
een totaal gebrek aan transparantie. Ook de overheidsdiensten hebben slechts
een onvolledig beeld via toepassingen als 'CamELIA'. Van een nationaal
cameraregister is dus al helemaal geen sprake.
Zo kan
men geen proportionaliteitstoets uitvoeren. Of overheidscamera's effectief
nodig zijn - bijvoorbeeld voor de veiligheid - of louter een onnodige invasie
van de privacy zijn, kan niet gecontroleerd worden.
Ook
het doel van al die camera's is allesbehalve duidelijk. Toestellen die nu
geplaatst worden voor ogenschijnlijk legitieme doeleinden, kan de staat in de
toekomst voor heel wat andere doeleinden aanwenden. Denk maar aan
ANPR-camera's, destijds geplaatst door minister van Binnenlandse Zaken Jan
Jambon (N-VA) als een 'schild tegen misdaad en terrorisme' en nu onder meer
gebruikt om de staatskas te vullen met boetes uit een zee aan trajectcontroles.
Hoeveel
camera's zijn er exact op onze openbare plaatsen?
Gaat
de overheid regelmatig na of een camera noodzakelijk is en zo ja, hoe?
Wie
heeft toegang tot het cameranetwerk van lokale en hogere overheden?
Waarvoor
kunnen de beelden gebruikt worden?
Als
camera's voor een bepaald doel geplaatst worden, wat belet de staat om het voor
andere doeleinden aan te wenden?
Zijn
er plannen om beelden te laten behandelen door artificiële intelligentie?
Gaat u
werk maken van een nationaal cameraregister?
Zo ja, op welke termijn komt dit nationaal cameraregister er?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, alles houdt met alles verband, zo ook camera’s en de vaststelling van misdrijven.
Iedere bewakingscamera moet volgens de camerawet worden gebruikt om misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen, vast te stellen of op te sporen. Overheden kunnen tevens bewakingscamera’s inzetten om overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet te voorkomen, vast te stellen of op te sporen en ook om de naleving van gemeentelijke reglementen te controleren of de openbare orde te handhaven.
Momenteel zijn er bij de FOD Binnenlandse Zaken 6.072 niet-politionele bewakingscamera’s aangegeven die de openbare ruimte kunnen filmen. Het gaat hier om camera’s die worden geplaatst door de overheden. Het cijfer dat in de media is verschenen, namelijk 528.053 camera’s, omvat ook de bewakingscamera’s van de zogenaamde besloten plaatsen, dus op privéterrein en niet specifiek gericht op de openbare ruimte. Het is mogelijk dat bij deze 521.981 camera’s een klein deel van de openbare ruimte mee wordt gefilmd, maar het doel van die camera’s – en eigenlijk ook het kader daarvoor – is de besloten plaats beveiligen, niet de openbare ruimte bewaken.
In het algemeen kan worden gesteld dat er momenteel een zesduizendtal niet-politionele camera’s zijn die de openbare ruimte filmen. Voor de niet-politionele bewakingscamera’s is er een aangifteplicht via de website van de FOD Binnenlandse Zaken, zowel voor overheden als voor privépersonen en ondernemingen. Het is belangrijk erop te wijzen dat de juistheid van de gegevens volledig bij de aangever ligt. Het betreft geen beheer van de camera’s, maar slechts een monitoring van de aangifteplicht.
De federale politie beheert momenteel 5.457 ANPR-camera’s en 3.926 erbij horende overzichtscamera’s. De federale en lokale politiezones geven daarnaast hun bewakingscamera’s rechtstreeks aan in de databank CamELIA. Het CamELIA-register groepeert ook de gegevens van de FOD Binnenlandse Zaken. Dit CamELIA-register kan niet beschouwd worden als een authentieke bron die precies aangeeft hoeveel camera’s er in België hangen. Het register heeft immers een louter politioneel doel, te weten de ondersteuning van een politionele opdracht.
Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de beginselen van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG), waaronder finaliteit, subsidiariteit en proportionaliteit, af te toetsen en vast te leggen alvorens over te gaan tot de ingebruikname van een bewakingscamera of een politionele camera.
De toegang tot het cameranetwerk door de autoriteiten wordt bepaald door de desbetreffende verwerkingsverantwoordelijke. Wie toegang heeft tot de politionele gegevens, waaronder CamELIA en ANPR, wordt geregeld door de richtlijn en de bijhorende fiches van de MFO-3 van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken betreffende het informatiebeheer inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie.
Het bekijken van realtimebeelden van de openbare ruimte gebeurt onder toezicht van de politiediensten. Naast de politie hebben we ook de verwerkingsverantwoordelijke. Verder dient de verwerkingsverantwoordelijke de camerabeelden kosteloos te bezorgen aan de politiediensten indien de politie die beelden opvraagt in het kader van haar opdracht van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het reeds vastgestelde misdrijf of de reeds vastgestelde overlast betreffen. De politiediensten zijn bevoegd voor de handhaving van de camerawet. Een rechter kan eventuele sancties opleggen in geval van inbreuken op de camerawet.
In het kader van de AI-verordening heeft de FOD Economie een werkgroep opgericht, waarin de geïntegreerde politie is vertegenwoordigd, om de toekomstige mogelijkheden en specifieke behoeften van de politie op dat gebied te bespreken. Vanuit mijn departement zijn er geen concrete wetsontwerpen in opmaak om AI-tools zoals gezichts- of emotieherkenning te activeren op camera’s in de openbare ruimte. Het spreekt voor zich dat ook dat thema het voorwerp uitmaakt van toekomstige regeringsonderhandelingen.
10.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik denk dat u mijn bezorgdheid deelt. We hebben dit debat ook tijdens de vorige legislatuur een paar keer gevoerd. Of het nu gaat om officiële of niet-officiële, er is toch wel een enorme toename van het aantal camera's.
Er is inderdaad een dark number. Meer en meer privépersonen installeren een camera zonder aangifte. U zegt inderdaad terecht dat men daartoe verplicht is, maar als men het niet doet, kan men daarop weinig controle uitoefenen. We moeten daarvan toch wel werk maken deze legislatuur.
In mijn ogen dient een camera nog steeds om de criminaliteit te bestrijden. Gezien de toename van het aantal ANPR-camera's heeft de bevolking meer en meer het gevoel dat die vooral gebruikt worden om de gemeentekas te spijzen. Het heeft niets meer te maken met de bestrijding van criminaliteitsfenomenen.
Ik ben voorstander van het gebruik van camera's, maar dat moet doelgericht gebeuren, bijvoorbeeld op criminaliteitsgevoelige invalswegen of op criminaliteitsgevoelige plaatsen, zoals bij sluikstort enzovoort. In Antwerpen worden ze daarvoor blijkbaar al gebruikt, met resultaat. De toename van het aantal camera's die voor alle mogelijke toepassingen gebruikt worden, niet het minst om de gemeentekassen te spijzen, is een stap te ver.
Het debat zal wel nog gevoerd worden in de toekomst.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, het Nationaal Veiligheidsplan 2022-2025 (NVP) werd goedgekeurd in 2022. Het omvat alle veiligheidsthema's die, naast alle andere uitdagingen, bijzondere aandacht van alle politiediensten vragen. Het hoofddoel van het plan is om alle politiediensten maximaal te laten samenwerken. Het plan duidt ook 15 veiligheidsfenomenen aan die door de politiediensten worden aangepakt.
Het eerste kwalitatieve opvolgingsrapport werd eind april 2023 aan de Federale Politieraad voorgelegd. Het vormt de basis voor de in 2024 geplande evaluatie, die misschien al afgerond is. Dat rapport bevat de tussentijdse resultaten van de bijdragen van de geïntegreerde politie en de eventueel vastgestelde obstakels. Samengevat leidde het bij de geïntegreerde politie tot een groot aantal initiatieven om de aanpak van de fenomenen te verbeteren, de routinematige acties voort te zetten of de bestaande werkingsprocessen te verankeren.
Door de context en de evolutie van de veiligheid moesten bepaalde keuzes worden gemaakt, zoals toegenomen aandacht voor het thema van de georganiseerde criminaliteit en de georganiseerde drugscriminaliteit.
Mevrouw de minister, op welke manier laat het Nationaal Veiligheidsplan alle politiediensten beter samenwerken?
Kan u een overzicht geven van de tussentijdse resultaten en de vastgestelde obstakels uit het rapport van 2023? Hoe zullen die obstakels worden verholpen? Is de in 2024 geplande evaluatie al afgerond?
Welke keuzes werden gemaakt betreffende de toegenomen aandacht voor de georganiseerde criminaliteit en drugscriminaliteit?
Welke lessen trekt u voor het opstellen van het volgende Nationaal Veiligheidsplan? Moet daar volgens u ook een financieel plan aan worden gekoppeld?
Wanneer mogen we de globale evaluatie van de werking van de geïntegreerde politie door de Federale Politieraad verwachten?
11.02 Minister Annelies Verlinden: Collega De Vreese, elk Nationaal Veiligheidsplan is een belangrijk strategisch referentiekader. De geïntegreerde politie richt met het NVP haar interne werking op de verschillende beleidsprioriteiten inzake veiligheid en criminaliteit, maar zal bovendien met alle overheden en betrokken partners ook extern meewerken aan een multidisciplinaire ketenaanpak van de diverse veiligheidsfenomenen.
Voor de interne samenwerking tussen de federale en lokale politie, alsook voor de coördinatie van de uitvoering van het NVP op het niveau van elk gerechtelijk arrondissement, heeft de DirCo in samenspraak met de gerechtelijke directeur een essentiële integrerende rol te vervullen. Zij nemen daartoe gezamenlijke initiatieven, indien nodig samen met de lokale politiezones binnen hun arrondissement.
De evaluatie van het NVP 2022-2025 zal zoals steeds worden gebaseerd op het opvolgingsrapport en is gepland voor volgend jaar. De Federale Politieraad, die volgens de wet bevoegd is voor de evaluatie van het NVP, zal zijn bevindingen baseren op deze rapportage. Het is bijgevolg te voorbarig om nu al conclusies te formuleren. De inzichten uit dit laatste rapport zullen een beeld geven van de behaalde resultaten en de uitdagingen, die op hun beurt mee de richting zullen bepalen van het volgende NVP voor de periode 2026-2029.
Het is evident dat bij het opstellen van een nieuw NVP ook rekening wordt gehouden met de beleidsprioriteiten van de volgende regering. Dit neemt niet weg dat binnen het huidige NVP reeds gerichte maatregelen werden genomen met betrekking tot zowel de transversale thema’s als de veiligheidsfenomenen, waarvan de resultaten verder worden uitgewerkt in het aankomende rapport.
Wel kan al worden gesteld dat tastbare resultaten werden bereikt. Zo werd voor de illegale drugshandel ingezet op de ontmanteling van criminele organisaties, het opzetten en verfijnen van beeldvorming op strategisch en operationeel niveau, evenals een versterkte aanwezigheid op het terrein, bijvoorbeeld door de oprichting van een Havenbeveiligingskorps in de haven van Antwerpen.
De Federale Politieraad is bovendien belast met de evaluatie van de werking en de organisatie van de federale politie en de lokale politiediensten, met name op basis van rapporten opgesteld door de Algemene Inspectie van de Federale Politie en de Lokale Politie.
De laatste evaluatie door de Federale Politieraad werd op 24 januari jongstleden aan de voogdijministers bezorgd. Ik kan u al enkele aanbevelingen uit het rapport meegeven, waarrond reeds intensief gewerkt werd: de optimalisering van het rekruterings- en selectieconcept, de verbetering van de opleiding, de uitbreiding van de bestuurlijke aanpak en de actievere bewaking van de integriteit van de politie. Uiteraard zullen die opgestarte werven in de komende maanden en jaren nog verder moeten worden gezet.
11.03 Maaike De Vreese (N-VA): Dat volstaat, bedankt.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
12.01 Ismaël Nuino (Les Engagés): Madame la ministre, l’insécurité présente à la gare du Midi perdure et continue de préoccuper les usagers et le voisinage. Le 11 septembre 2024 est paru un article dans le média international Politico, qui n'était évidemment pas le seul à traiter ce sujet, mais qui mettait en lumière l'insécurité et le danger perçus à la gare du Midi. Une nouvelle fois, la situation y est décrite longuement. L’article rassemble notamment de nombreux témoignages très préoccupants et décrivant une situation qui ne semble pas avoir évolué.
Entre 2018 et 2022, la gare du Midi connaissait un nombre de crimes annuels d'environ 3 500, chiffre immense qui équivaut à 10 crimes par jour. L'année dernière, cette situation avait pris place au cœur de nombreux débats, poussant le gouvernement à agir et à proposer notamment l'installation d'un commissariat de police à l'intérieur de la gare. Des mesures plus fortes avaient été annoncées, puisque l'on parlait d'un plan en 22 points, si je ne m'abuse.
Pourtant, force est de constater que, plus d'un an après, la situation y est toujours aussi préoccupante. Ce statu quo est inquiétant pour les voyageurs, qu'ils soient belges ou non, puisque cette gare sert énormément au trafic international, mais également pour tous les citoyens qui passent par là et qui vivent aux alentours, subissant donc cette insécurité.
Madame la ministre, comment comptez-vous répondre à ces préoccupations? Surtout, où en êtes-vous dans le déploiement des 22 mesures annoncées l’année dernière? Comment la coopération avec les autorités régionales et locales se déroule-t-elle, étant donné que ce territoire concerne plusieurs communes? Allez-vous prendre des mesures complémentaires, vu que la situation ne s'améliore pas?
12.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, en ce qui concerne la gare du Midi, le plan d'action continue de se développer. Comme vous le savez, la coordination des trois axes de ce plan se fait au niveau de la Région de Bruxelles-Capitale.
L'axe 1 est piloté par le directeur coordinateur (DirCo) de la police fédérale de Bruxelles en collaboration avec le chef de corps de la zone de police locale Bruxelles-Midi. Cet axe concerne la lutte contre les phénomènes criminels et l'illégalité dans et autour du bâtiment de la gare de Bruxelles-Midi.
La police fédérale m'a également informée que les dernières réalisations sont en cours en vue de l'ouverture d'un poste de police à la gare du Midi. Lors du conclave budgétaire d'octobre 2023, les fonds nécessaires ont été libérés à cet effet, en ce compris le renforcement des effectifs de la police fédérale des chemins de fer, pour assurer le fonctionnement de ce poste.
En matière de prévention et de cohésion sociale, des comités de quartier sont régulièrement mis en place au sein de la zone de police pour permettre aux habitants d'exprimer leurs besoins et de discuter des problématiques locales. Ces rencontres favorisent également une meilleure compréhension des enjeux de sécurité par la population.
En ce qui concerne les mesures complémentaires, le ministre-président de la Région de Bruxelles-Capitale a prolongé l'arrêté permettant aux communes de mettre en œuvre des mesures administratives spécifiques pour lutter contre certaines nuisances. Cela inclut par exemple l'interdiction de consommer de l'alcool sur la voie publique et la fermeture des établissements horeca à 1 heure du matin. Ces décisions ont été prises dans le but de préserver la tranquillité et le bien-être des habitants, notamment dans les environs de la gare du Midi.
En outre, un conseil zonal de sécurité spécifique a entre autres été consacré à cette problématique ce 21 octobre 2024. Le service du DirCo, la police judiciaire fédérale de Bruxelles et les autorités judiciaires étaient présents à ce conseil. Cette réunion a été positive et constructive. Le DirCo de Bruxelles est en contact régulier avec le Haut fonctionnaire de l'agglomération bruxelloise. Une nouvelle réunion de travail a lieu aujourd'hui.
12.03 Ismaël Nuino (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je me réjouis d’entendre que l’ouverture du commissariat à la gare du Midi aura lieu prochainement. Je suis ravi d’entendre également que les fonds ont pu être obtenus pour ce faire.
L’augmentation des effectifs de la police des chemins de fer est aussi très importante. Mais, au nom des Engagés, je veux rappeler que l’on ne devra pas – et ce n’est pas que votre responsabilité – se limiter à la question sécuritaire. Inévitablement, vous avez cette responsabilité sécuritaire que vous essayez de traiter le plus efficacement possible. Cependant, dans ce genre de cas, il faudra, à l’avenir, pour les cinq prochaines années, lutter fortement contre les réseaux qui sont beaucoup plus larges, en Belgique et particulièrement à Bruxelles, du narcotrafic et de la criminalité de manière générale. Ce n’est pas uniquement en ajoutant des policiers à la gare du Midi que l'on réussira à faire face à ces problèmes-là. Il y a aussi des problèmes de santé publique qu’il faut traiter.
Santé publique, prévention, sécurité, et justice, ce sont des priorités sur lesquelles je ne manquerai pas de réintervenir dans les années qui viennent.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
13.01 Pierre Jadoul (MR): Madame la ministre, en Belgique, la Direction de la sécurisation (DAB) de la police fédérale est notamment responsable d'assurer le transfèrement des détenus et la police des cours et tribunaux.
La DAB se compose, sauf erreur, d'une direction unique et centrale à Bruxelles qui chapeaute un ensemble d'unités déconcentrées. En ce qui concerne la police des cours et tribunaux, il y a 12 unités DAB, soit une par arrondissement judiciaire.
Le 31 octobre dernier, une juge du tribunal correctionnel de Bruxelles n'a eu d'autre choix que de prononcer l'irrecevabilité des poursuites à l'égard d'une personne accusée de vols du fait de l'absence à plusieurs reprises du prévenu qui n'a pas été transféré vers le tribunal par la DAB. Pour l'audience du 3 octobre, le parquet avait pourtant bien signalé par mail à la prison de Malines que le détenu devait "absolument être extrait" de la prison pour se présenter au tribunal. Rien n'y fit une fois encore.
La juge a donc fini par considérer que "les manquements successifs des services dûment mandatés par le ministère public en vue de l'extraction et du transfert du prévenu aux fins de comparaître devant le tribunal emportent clairement une violation irrémédiable des droits de la défense et du droit à un procès équitable".
La DAB de la police fédérale est donc en l'occurrence pointée du doigt pour des dysfonctionnements. Celle-ci répond que "dans le cas évoqué, il s'agit malheureusement d'un problème d'échange d'informations entre partenaires concernant la priorité donnée".
Madame la ministre, pouvez-vous faire le point et la clarté sur ces récents dysfonctionnements constatés au sein de la DAB? Quelles pistes d'amélioration envisagez-vous afin d'éviter ce type de problèmes? Le manque de personnel au sein de la DAB est souvent invoqué. Est-il toujours d'actualité? Le cas échéant, prendrez-vous certaines initiatives à cet égard?
13.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, la Direction de la sécurisation rencontre effectivement des problèmes d'ordre capacitaire. La reprise progressive des missions qui lui ont été légalement confiées est logiquement dépendante de son développement en moyens humains et matériels. Les perspectives de recrutement des agents de sécurisation n'ont pas encore permis de reprendre toutes les missions légalement confiées à la DAB. Depuis fin 2022, la DAB fait en outre face, en plus de nouvelles missions qui lui ont été confiées, à une augmentation significative de sa charge de travail, comme l'ouverture de la prison de Haren et l'allongement corrélatif des temps de parcours vers le palais de justice de Bruxelles ou la tenue de grands procès, comme ceux des attentats de Bruxelles, du dossier EncroChat et de Sky ECC qui ont mobilisé un très grand nombre d'agents durant de longues périodes au détriment des missions quotidiennes.
En outre, depuis janvier 2023, la prise en charge par la DAB de la sécurisation de sites nucléaires sensibles en Flandre a mobilisé de nombreux agents et le nombre de détenus a significativement augmenté dans le pays, requérant davantage de transferts. Enfin, la diminution du personnel médical disponible dans les prisons a également entraîné une hausse significative du nombre de transferts pour des visites médicales en dehors des prisons.
À l'heure actuelle, la capacité en personnel de la DAB est telle qu'elle doit faire des choix et mettre des priorités dans ses deux missions principales que sont le transfèrement des détenus et la police des cours et tribunaux. Pour assurer ces missions au mieux, la direction de la DAB multiplie les demandes de renfort auprès des corps d'intervention de la police fédérale et de la réserve fédérale. Un plan d'action axé sur l'adaptation du processus de sélection pour le profil d'agent de sécurisation a été élaboré et est en cours d'exécution. Des concertations périodiques ont lieu au sujet des mécanismes de renfort tandis que des discussions sont en cours afin d'améliorer le processus de planification avec l'ensemble des partenaires concernés, à savoir la magistrature ainsi que la Direction générale des établissements pénitentiaires.
Doter durablement la Direction de la sécurisation des moyens humains et matériels nécessaires pour assurer toutes ses missions constitue donc un point d'attention permanent.
En ce qui concerne la capacité de la DAB, celle-ci souffre à ce jour d'un manque de 307 agents de sécurisation, soit 22 % de l'effectif théorique prévu pour l'ensemble des missions de la DAB. Les premières mesures prises dans le cadre du plan d'action de recrutement montrent déjà leurs effets positifs, avec des classes d'aspirants bien plus remplies qu'au cours des deux dernières années. L'année prochaine, il est prévu de recruter 240 nouveaux agents de sécurisation afin d'augmenter substantiellement la capacité opérationnelle de la DAB. Cet effort, à l'instar de différentes initiatives prises en concertation avec les partenaires de la DAB en vue de parfaire le processus de travail, devra se poursuivre les années suivantes afin de pallier les flux sortants générés notamment par le processus statutaire de promotion sociale.
13.03 Pierre Jadoul (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour ces réponses qui apportent des solutions partielles à ce problème.
Pour avoir participé à une visite d'audience avant les élections fédérales du 9 juin, je puis témoigner avoir constaté que certaines juridictions et chambres au tribunal de première instance de Bruxelles et à la Cour d'appel de Bruxelles se trouvaient quasiment en chômage technique en raison de l'absence de plusieurs détenus. Cela constitue donc un enjeu majeur non seulement pour la DAB mais également pour le fonctionnement de la justice dans la foulée.
Je me réjouis par conséquent de vous savoir attentive à cette question et j'ose espérer que les mesures prises produiront leurs effets.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Mireille Colson (N-VA): Mevrouw de minister, op 3 mei 2024 keurde de ministerraad een voorontwerp goed betreffende de omzetting van de Europese CER-richtlijn. Die richtlijn wil de weerbaarheid verhogen van kritieke entiteiten die essentiële diensten verlenen voor vitale maatschappelijke functies. Het voorontwerp definieert de sectoren of deelsectoren waarop de wet van toepassing zal zijn. Het bevat ook verplichtingen in verband met de identificatie van de kritieke entiteiten, legt verplichtingen op aan die entiteiten, voorziet in verplichtingen in verband met de rapportering en informatie-uitwisseling en voorziet ook in controles en sancties. Het Nationaal Crisiscentrum wordt belast met de opvolging en de coördinatie van de uitvoering ervan. De sectorale overheden moeten ervoor zorgen dat de bepalingen van de wet in de respectievelijke sectoren worden uitgevoerd.
België moest uiterlijk op 17 oktober 2024 de richtlijn omzetten in nationale wetgeving. Op 13 juli 2024 verleende de Vlaamse regering echter een negatief advies bij het voorontwerp en het bijhorende uitvoeringsbesluit wegens een bevoegdheidsoverschrijding.
Ik heb daarover enkele vragen. Ten eerste, kan u een overzicht geven van de nieuwigheden die de richtlijn zal veroorzaken ten opzichte van de wet van juli 2011?
Ten tweede, wat zijn de budgettaire gevolgen van de wijzigingen? Wie zal de kosten moeten dragen?
Ten derde, mevrouw de minister, wat is uw standpunt betreffende het negatief advies van de Vlaamse regering en het standpunt van de andere regio’s?
Ten vierde, op welke manier wordt de betrokkenheid van de deelstaten geregeld? Zal er worden gewerkt met een samenwerkingsakkoord?
Ten vijfde, wat is de strekking van de andere gevraagde adviezen?
Ten slotte, tegen wanneer mogen wij de effectieve omzetting verwachten?
14.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Colson, de wet van 2011 waarnaar u verwijst, legt verplichtingen op aan kritieke infrastructuren die vitale processen beheren die van essentieel belang zijn voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, zoals de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, en waarvan de verstoring van de werking of de vernietiging ervan een aanzienlijke weerslag zou hebben doordat die functies ontregeld zouden raken.
Door de verruimde focus van de CER-richtlijn wordt tegemoetgekomen aan de nood om kritieke entiteiten beter te wapenen tegen alle mogelijke risico’s die de verlening van essentiële diensten zouden kunnen verstoren.
Hierdoor vergroot het toepassingsgebied, waaronder nu ook sectoren als afvalwater, overheidsinstanties en productie, verwerking en distributie van levensmiddelen zullen vallen. De omzetting van de CER-richtlijn biedt een kans om het bestaande beleid verder uit te bouwen op basis van de ervaring die het Crisiscentrum in de voorbije 12 jaar opgedaan heeft, dit uiteraard samen met de sectorale overheden. De budgettaire impact kan het best worden ingeschat door de bevoegde autoriteit, met name de sectorale overheid.
Het voorontwerp werd voorgelegd aan adviesorganen als het College van procureurs-generaal, de Gegevensbeschermingsautoriteit en het Comité I. Ook werden de gewestregeringen bevraagd. Hun opmerkingen worden samen met de andere adviezen door mijn diensten verwerkt in het voorontwerp. Het is alleszins mijn betrachting het herziene ontwerp nog dit jaar voor te leggen aan de ministerraad, waarna ik het wetsontwerp aan de Kamer ter bespreking zal voorleggen, uiteraard rekening houdend met de omstandigheden van de regeringsonderhandelingen.
14.03 Mireille Colson (N-VA): Die adviezen worden nu verwerkt, zei u. Zijn ze ook voor ons al ter beschikking of zijn ze nog niet opvraagbaar door ons?
14.04 Minister Annelies Verlinden: Dat moet ik nagaan.
De voorzitter: Ze komen wellicht te gepasten tijde naar het Parlement.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.16 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 16.