Commissie voor Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

Woensdag 27 november 2024

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 27 novembre 2024

 

Après-midi

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Jean-Luc Crucke.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 25 et présidée par M. Jean-Luc Crucke.

 

De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

De voorzitter: We kunnen beginnen met de vergadering. Met toelating van de andere leden starten we met de vragen van de heer Vincent Van Quickenborne.

 

01 Vraag van Vincent van Quickenborne aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De toekenning van eretekens aan magistraten die verdacht worden van examenfraude" (56001156C)

01 Question de Vincent Van Quickenborne à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’attribution de distinctions honorifiques aux magistrats suspectés de fraude à l’examen" (56001156C)

 

01.01  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank u. Ik woon straks een hoorzitting bij in de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen over de gebeurtenissen in Anderlecht.

 

Mijnheer de minister, u zit nu meer dan een jaar op uw stoel in uw hoedanigheid van minister van Justitie. Ik heb, zoals u weet, ook zelf op die stoel gezeten. U weet dat Justitie wordt geconfronteerd met moeilijkheden, problemen, schandaaltjes en schandalen.

 

Wat in maart 2024 echter is gebeurd, is een van de grootste schandalen waarmee Justitie is geconfronteerd. Twee Belgische procureurs zouden betrokken zijn geweest bij een zaak van examenfraude waarbij hun kinderen examenvragen zouden hebben gekregen, om zo het toelatingsexamen te vergemakkelijken voor hun gerechtelijke stage om zelf magistraat te worden,. Ik spreek uiteraard in de voorwaardelijke wijs. Het schandaal werd, zoals u weet, aan het licht gebracht door de Hoge Raad voor de Justitie. Het strafonderzoek loopt. Intussen blijven de betrokken magistraten geschorst. Dat is bevestigd door de tuchtrechtbank.

 

Collega’s, wie echter meent dat daarmee de kous af is, komt bedrogen uit. Als klap op de vuurpijl blijkt nu immers dat beide magistraten een ereteken zouden hebben ontvangen. Naar verluidt zouden ze zijn bevorderd tot de graad van officier in de Leopoldsorde. Dat is een eer die mensen met een lange staat van dienst te beurt valt.

 

Mijnheer de minister, u zult begrijpen dat ik uiterst verbaasd ben over dat nieuws. Ik wil u dan ook de hiernavolgende vragen stellen.

 

Ten eerste, welke procedures worden toegepast bij de toekenning van die tekens?

 

Ten tweede, welke boodschap geeft die onderscheiding aan de bevolking en de magistratuur?

 

Ten derde, bent u van plan stappen te ondernemen in deze dossiers en de eretekens desgevallend in te trekken? Wat zult u doen om een soortgelijke situatie in de toekomst te voorkomen?

 

01.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mijnheer Van Quickenborne, de Leopoldsorde is, naar ik mij laat vertellen, de oudste en belangrijkste ridderorde van België. Het ereteken staat symbool voor een eervolle onderscheiding voor personen met een bepaalde status en met een verdienstelijke en uitmuntende loopbaan of voor personen met een heel bijzondere verdienste.

 

Het betreft dus een belangrijke en niet-alledaagse onderscheiding. Het is een eer om die onderscheiding te krijgen en dat is wat die magistraten te beurt is gevallen. Nochtans bepaalt artikel 11 van de wet van 1 mei 2006 uitdrukkelijk dat personen die verwikkeld zijn in een strafonderzoek of een tuchtonderzoek, niet mogen worden voorgesteld voor een eervolle onderscheiding in de nationale orde voor de afloop van de procedure van het straf- dan wel het tuchtonderzoek. De FOD Justitie heeft die wettelijke bepaling duidelijk niet gerespecteerd. Dan rijst de vraag waar het is het fout gelopen.

 

Naast de wet is er ook het koninklijk besluit van 25 mei 2024 met regels voor de toekenning van dergelijke eretekens. Dat hebben we nog net genomen voor het einde van de vorige legislatuur. Dat koninklijk besluit voorziet in slechts twee voorwaarden, meer bepaald een anciënniteitsvoorwaarde en de voorwaarde van een positieve evaluatie. Blijkbaar heeft de FOD Justitie zich enkel gebaseerd op dat koninklijk besluit en niet op de voorwaarden in de wet.

 

Bovendien – zo luidt de uitleg die ik van de FOD gekregen heb – verplicht de wet de overheidsdiensten niet om systematisch na te gaan of er een tuchtonderzoek of een strafonderzoek loopt. De overheidsdiensten moeten wel afzien van elk initiatief indien zij kennis hebben van dergelijke feiten.

 

Zowel de Hoge Raad voor de Justitie als de pers hebben uitvoerig bericht over de examenfraude en het lopend onderzoek lastens de twee magistraten. De diensten worden dus geacht kennis te hebben van de feiten. Bijgevolg mochten de beide personen niet voorgedragen worden voor een eervolle onderscheiding. Ik hoef u niet te verhelen dat ook ik gechoqueerd was toen ik vernam dat dit ereteken wel toegekend was. Een dergelijk voorval – en ik wik mijn woorden – tast de geloofwaardigheid en het vertrouwen in Justitie aan. De mensen begrijpen dat niet. Niet alleen werden de reglementaire voorwaarden voor de toekenning, zoals ik geschetst heb, niet nageleefd, maar het druist ook in tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. Ik zeg dat ter verdediging van de rechtsstaat, maar ook met eerbiediging voor de principes van de rechtsstaat zoals het vermoeden van onschuld tot men definitief veroordeeld is.

 

Ik kom tot uw derde vraag. Ik heb beslist de toekenning van de eervolle onderscheiding voor beide magistraten in te trekken. Dat kan ik ook, reglementair. Het besluit die eretekens te schrappen, wordt vandaag ondertekend door de Koning.

 

Uiteraard wil ik dergelijke situaties in de toekomst vermijden. Ik heb daarom aan de administratie van de FOD Justitie de opdracht gegeven voor de toekenning van dergelijke onderscheidingen steeds na te gaan of er een tucht- of strafonderzoek loopt. De voorzitter van de FOD Justitie heeft me meegedeeld de verontwaardiging te begrijpen en te delen. Zij heeft de dienst opdracht gegeven dat voortaan steeds na te gaan.. Dat kan heel eenvoudig door het advies van de korpschef in kwestie te vragen. Dat is het minimum dat we van de FOD Justitie mogen verwachten.

 

01.03  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw helder antwoord en voor uw doortastende beslissing. Ik denk niet dat u het al hebt meegemaakt dat u zo’n beslissing hebt moeten nemen.

 

Het is wel opvallend dat de FOD Justitie, die wordt verondersteld zijn eigen regels te kennen, die regels niet kent noch respecteert, met name de wet zoals u ze hebt geciteerd. Bovendien hebben de magistraten, voor zover mij is verteld, zelf om die eretekens verzocht. Bij uitstek verwachten de mensen onkreukbare magistraten. Ze verwachten ook dat Justitie boven elke verdenking staat, want het is Justitie die beslist, wikt en weegt over recht en onrecht.

 

Er zijn personen geschorst en er loopt een tuchtonderzoek, dan is het de logica zelve dat die eretekens worden ingetrokken. Ik vind dat een goede zaak, maar vooral een duidelijk signaal van u richting Justitie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56000608C van mevrouw Farih wordt op haar verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Michael Freilich aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De maatregelen tegen het aanzwellende antisemitisme na de gebeurtenissen in Amsterdam" (56000847C)

- Sam Van Rooy aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De vervolging van de daders van de 'Jodenjacht' in Amsterdam voor terrorisme" (56000915C)

- Sam Van Rooy aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De dreiging met terroristische aanslagen op Israëlische ambassades" (56000916C)

02 Questions jointes de

- Michael Freilich à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les mesures contre la montée de l'antisémitisme à la suite des événements survenus à Amsterdam" (56000847C)

- Sam Van Rooy à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les poursuites pour terrorisme à l'encontre des auteurs de la "chasse aux Juifs" à Amsterdam" (56000915C)

- Sam Van Rooy à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La menace d'attentats terroristes contre des ambassades israéliennes" (56000916C)

 

02.01  Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, het antisemitisme in het Westen en in België swingt de pan uit en het is veel erger dan de cijfers laten uitschijnen. Het dark number is enorm.

 

Ik citeer de Joodse bewakingsdienst in Antwerpen: "Nu is er veel aandacht voor het geweld, maar eigenlijk is dit al jaren aan de gang. Joden kunnen niet meer zorgeloos op straat komen. Ze worden zonder reden nageroepen. Ze worden achtervolgd. Iemand probeert het keppeltje van hun hoofd te halen of ze worden fysiek aangepakt. Niet alle incidenten worden altijd gemeld bij de politie of opgepikt door de media, maar ze zijn er wel voortdurend." 

 

Minister, recent stelde u dat een Jodenjacht, zoals we die in Amsterdam hebben gezien, ook bij ons zou kunnen plaatsvinden. Enkele dagen geleden vertelde een Joodse man me dat binnen de Joodse gemeenschap nooit eerder door zovelen zo serieus werd getwijfeld of hun toekomst, en zeker die van hun kinderen, nog wel in dit land kan liggen.

 

Ik kreeg een bericht van een Joodse kennis, die me zei: "Het is te ziek voor woorden dat ik aan mijn familie in West-Europa moet vragen of ze wel veilig zijn, terwijl ik hier in Israël in oorlogsgebied zit."

 

Een Joodse jongedame vertelde me: "Ik kan gewoon nergens nog mijn Joodse identiteit tonen. Het leven in angst is vermoeiend.”

 

De Nederlandse minister-president Schoof heeft bevestigd dat de daders van de Jodenjacht in Amsterdam kunnen worden vervolgd op basis van terrorisme en dat een veroordeling tot het intrekken van de Nederlandse nationaliteit kan leiden. Dat is zelfs mogelijk zonder wetswijziging. Ook wordt in Nederland bekeken of antisemitisme als extra grond voor denaturalisatie kan worden geïntroduceerd.

 

Hoe zit dat in België en wat vindt u daarvan? Verdient dat volgens u navolging? Wat mij betreft, is dat uiteraard het geval.

 

Mijn tweede vraag gaat over de Duitse federale recherchedienst, die waarschuwt voor jihadistische aanvallen op Israëlische ambassades, niet alleen in Duitsland, maar ook in andere landen. De dreiging komt uit de hoek van de islamitische terreurorganisatie Hamas. Op Telegram roept Hamas op om "ambassades van de zionistische entiteit en staten die haar ondersteunen te belegeren".

 

Eind vorige maand werd een islamitische aanslag op de Israëlische ambassade in Berlijn verijdeld. De dader was een moslim die terreurorganisatie Islamitische Staat aanhangt. Ondertussen werd ook bekend dat Hamas in verschillende Europese landen – Duitsland, Denemarken, Polen en Bulgarije – wapenvoorraden heeft aangelegd om jihadistische aanslagen te plegen.

 

Ik daarover de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Werden onze veiligheidsdiensten geïnformeerd door de Duitse politiedienst BKA (Bundeskriminalamt) over de dreiging van de terreurorganisatie Hamas?

 

Hoe groot is de terreurdreiging voor de Israëlische ambassade in België en voor Belgische ambassades in het buitenland?

 

Tot slot, wat onderneemt de regering om de Israëlische ambassade, evenals andere gebouwen en panden in België die verbonden zijn aan Israël of de Joodse gemeenschap, voldoende te beveiligen?

 

02.02 Minister Paul Van Tigchelt: Collega, de Joodse gemeenschap is ongerust. De Joodse gemeenschap is bang. Dat is zo sinds 7 oktober 2023. Dat is zeker zo na wat er in Amsterdam is gebeurd. Die ongerustheid en die angst moeten we ernstig nemen, en nemen we ook ernstig. In de dagen na het incident waren er via de sociale media ook oproepen in Antwerpen. Het mag en moet worden gezegd: de lokale politie van Antwerpen is daar op een uitstekende manier mee omgegaan. Zij was aanwezig op de sociale media en heeft daar elke oproep tot onlusten op een snelle manier in de kiem gesmoord via een aantal bestuurlijke en zelfs gerechtelijke arrestaties. Het viel inderdaad op dat er vaak minderjarige jongeren bij betrokken waren.

 

De Nederlandse regering – en daar hebt u geen melding van gemaakt – heeft ondertussen een plan goedgekeurd voor de aanpak van antisemitisme. Ik heb hierover telefonisch overleg gehad met de nieuwe Nederlandse collega van Justitie en Veiligheid. Ik heb vorige week dat plan ook ontvangen. We bekijken wat we daaruit kunnen leren.

 

U weet dat ook bij ons de aanpak van antisemitisme bovenaan de agenda staat. Dat is de rode lijn voor de vrijheid van meningsuiting. Racisme en antisemitisme zijn niet aanvaardbaar.

 

Over de vervallenverklaring van de nationaliteit heeft de Nederlandse minister-president een aantal uitspraken gedaan, weliswaar enigszins anders dan u in uw vraag doet uitschijnen. Net als in Nederland bestaat in België de mogelijkheid om de nationaliteit in te trekken. Die vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit kan voor het hof van beroep gevraagd worden door het openbaar ministerie wegens ernstige tekortkoming aan de verplichtingen van het Belgische burgerschap. Dat is in het verleden bijvoorbeeld gebeurd voor de vermeende leider van Sharia4Belgium, die ook veroordeeld werd.

 

Verder kan de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit ook worden uitgesproken door de strafrechter, op verzoek van het openbaar ministerie, in het kader van een strafprocedure, bij veroordelingen voor bepaalde misdrijven, onder andere de veroordeling tot een gevangenisstraf van minstens 5 jaar voor terroristische misdrijven.

 

De terroristische, extremistische dreiging tegen de Joodse en Israëlische belangen in België, onder andere de Israëlische ambassade, wordt als ernstig beschouwd. Dat is al lang het geval. Dat weet u. Sinds decennia geldt dreigingsniveau 3 voor die instellingen in ons land. De situatie wordt nauwlettend gevolgd. Alle relevante informatie en inlichtingen worden uitgewisseld, zowel nationaal als met de buitenlandse diensten. De beveiligingsmaatregelen zelf vallen onder de bevoegdheid van het Nationaal Crisiscentrum, de minister van Binnenlandse Zaken en de Nationale Veiligheidsraad.

 

U vroeg of onze diensten geïnformeerd werden door het Bundeskriminalamt. Ja, het OCAD, ons antiterreurorgaan, was op de hoogte. U vroeg ook hoe groot de terreurdreiging voor de Israëlische ambassade is. Die is ernstig, maar ik ga uiteraard niet in detail en ik geef geen operationele informatie over specifieke plaatsen of personen, ook al is geweten dat de terreurdreiging ten aanzien van de Joodse instellingen als ernstig wordt ingeschat door het OCAD.

 

Alle desbetreffende informatie wordt uitgewisseld. Onder andere op basis van de dreigingsevaluatie van het OCAD worden de passende beschermingsmaatregelen genomen. Ik zei het al vaak en ik herhaal het hier: onze diensten zijn alert. Er werden de voorbije maanden meerdere personen gearresteerd ten aanzien van wie er aanwijzingen bestonden dat zij extremistisch geweld wilden plegen tegen de Joodse gemeenschap.

 

02.03  Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, in grote steden in West-Europa, inclusief België, zijn er steeds meer wijken die door vooral door vrouwen, joden en homoseksuelen worden gemeden of waar ze hun kledij of gedrag aanpassen. Het is dus al lang vijf over twaalf. Dat komt doordat de traditionele politici het met hun globalistische pamperbeleid zover hebben laten komen.

 

Wie vandaag Joden achtervolgt, naroept of aanvalt, komt er vaak vanaf met een waarschuwing of met een fopstrafje, indien de dader al wordt gevonden en opgepakt. We zwijgen dan nog over de hakenkruizen, de anti-Israëlbekladdingen en de genocidale anti-Israëlleuzen, waarmee Joden steeds meer worden geconfronteerd en die doorgaans onbestraft blijven.

 

Eergisteren nog werden Joodse gezinnen in Antwerpen ’s nachts opgeschrikt door een Allahoe akbar-schreeuwende moslim, die door de straten liep.

 

Arabist Hans Jansen, die ik goed heb gekend, leerde ons vele jaren geleden het volgende. Ik citeer: "De politici die nu wegkijken van wat de joden wordt aangezegd, zullen gaan ondervinden wat het Arabische spreekwoord 'na de zaterdag komt de zondag' betekent. Dat spreekwoord betekent dat na de joden de christenen eraan gaan. Geen bezwaar, zegt u misschien als atheïst, maar de islamitische definitie van christen is nogal ruim."

 

Joden, zoals de geschiedenis ook leert, zijn de kanarie in de koolmijn. Indien we er in het Westen niet in slagen de Joodse gemeenschap te beschermen en hier te houden, zijn we ook zelf op termijn een vogel voor de islamitische kat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Éric Thiébaut à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La pénurie de magistrats au sein du parquet de Mons" (56000607C)

03 Vraag van Éric Thiébaut aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het magistratentekort bij het parket van Bergen" (56000607C)

 

03.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, le procureur du Roi de Mons déplore une situation particulièrement inquiétante au sein de son parquet. Dans une interview publiée le 19 octobre dernier dans la presse régionale, il parle d’un personnel saturé de travail, en sous-effectif chronique, contraignant ce dernier à traiter des dossiers prioritaires et à en délaisser d’autres.

 

Concrètement, sur les quarante-huit substituts dont devrait disposer le parquet de Mons-Tournai, huit places sont actuellement vacantes et quatre personnes sont en arrêt maladie de longue durée. Le parquet travaille avec 25 % d’effectifs en moins et les équipes sont fatiguées. Cette situation a de lourdes conséquences sur l’efficacité du travail fourni, certaines affaires n’étant tout simplement plus traitées. Comme le souligne le procureur du Roi de Mons, tout cela porte sérieusement préjudice à l’image de la Justice mais, surtout, à la qualité des services que le citoyen peut légitimement attendre d'elle.

 

Monsieur le ministre, vous avez beau être en affaires courantes, la situation est telle qu’une prise de conscience collective est indispensable car le personnel judiciaire attend une réponse de votre part. Êtes-vous en mesure de le rassurer?

 

Quel message pourriez-vous transmettre au procureur du Roi du parquet de Mons-Tournai, qui déplore un manque d’effectifs chronique?

 

Êtes-vous en mesure de communiquer à votre successeur un plan d’action concret afin de répondre aux demandes du procureur du Roi de Mons?

 

03.02  Paul Van Tigchelt, ministre: Cher collègue, il s’est écoulé un certain temps entre les propos du procureur du Roi de Mons et votre question, et plusieurs choses se sont passées depuis lors. Le collègue Crucke – le président de cette commission – a d’ailleurs posé une question à ce sujet, et j’y ai répondu. Concrètement, je peux vous dire qu’il a entretemps été pourvu aux deux postes vacants publiés le 10 mai 2024, de sorte que les deux magistrats sont entrés en fonction.

 

Par ailleurs, un nouveau poste vacant avait été publié au Moniteur belge le 16 août dernier. Pour ce poste, le Conseil supérieur de la Justice (CSJ) a procédé à une nomination le 22 novembre dernier. Ce nouveau magistrat pourra donc être désigné au cours des semaines à venir.

 

Pour appuyer les magistrats dans leur travail, ce gouvernement a également beaucoup investi dans le recrutement de juristes et de criminologues supplémentaires. C'est un fait, y compris au parquet de Mons. De nombreux chefs de corps oublient de le mentionner. Soit dit en passant, j'ai moi-même été magistrat mais j'ai commencé en tant que juriste au parquet en novembre 1999.

 

Le nombre de juristes au parquet de Mons est passé de 13 à 21 sous cette législature – c'est une augmentation considérable – et le nombre de criminologues qui assistent les magistrats est passé de 2 à 6. Par ailleurs, de nombreux efforts ont été déployés pour remplir les cadres légaux et je peux vous assurer que ces efforts se poursuivent en cette période d'affaires courantes.

 

Nous sommes malheureusement confrontés à une pénurie de candidats. C'est une réalité. Ce n'est pas une surprise pour vous. Nous le constatons également dans d'autres parquets. Cela prouve que nous devons continuer à améliorer l'attractivité de la profession de magistrat. Comme vous le savez, nous avons déjà pris des initiatives. Nous avons par exemple adopté une loi prévoyant pour la première fois un statut social pour les magistrats, qui le demandaient. Cette loi a été votée et entrera en vigueur le 1er janvier 2025.

 

Ces dernières années, nous avons également investi considérablement dans le renforcement de l'ordre judiciaire et dans un appui supplémentaire aux magistrats.

 

Mon message à mon successeur est donc de poursuivre ces efforts et de continuer à rendre la profession de magistrat plus attrayante.

 

03.03  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je me réjouis car il suffit que je pose la question pour que le problème soit réglé. Plus sérieusement, votre réponse est évidemment rassurante mais, d'un autre côté, ce n'est pas la première fois que j'entends le constat que vous faites, ce problème de l'attractivité de la  fonction de magistrat. On parle toujours d'un manque de moyens au niveau de la justice mais c'est bien souvent un problème de manque d'attractivité. On lance des appels mais on ne trouve pas de candidat.

 

Je me souviens que récemment, dans ma région, nous avons dû faire appel à des juges pensionnés pour présider des tribunaux dans le cadre même de jurys d'assises. C'est un constat assez préoccupant. Effectivement, il faudra que votre successeur continue à taper sur ce clou-là.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Marijke Dillen aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Benoemingen door de HRJ via digitaal overleg" (56000794C)

04 Question de Marijke Dillen à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les nominations par le CSJ après concertation en ligne" (56000794C)

 

04.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verontschuldig me voor mijn laattijdige aanwezigheid in deze commissievergadering, maar ik nam net als een collega deel aan een vergadering om over de pensioenen van de parlementsleden te waken; niet onbelangrijk.

 

Mijnheer de minister, uit berichten blijkt dat de benoemingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie een aantal keren via videoverbinding heeft vergaderd, wat volgens het huishoudelijk reglement niet toegelaten is. Zo heeft de Hoge Raad op 18 september via digitaal overleg beslist om het mandaat van de korpschef van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel niet te verlengen. U moest nadien de beslissing van de Hoge Raad bevestigen, wat normaal gesproken slechts een formaliteit is, maar blijkbaar hebt u dat geweigerd met als argument dat enkele leden van de benoemingscommissie digitaal aan het overleg hadden deelgenomen. Ik heb begrepen dat de benoemingscommissie intussen opnieuw is samengekomen en de eerdere beslissing heeft bevestigd.

 

Meer dan een juridisch probleem is die vergissing eigenlijk bijzonder pijnlijk voor het imago van de Hoge Raad, dat al een zware deuk opliep na de bekendmaking van de examenfraude.

 

Mijnheer de minister, ik had daarover graag meer toelichting gekregen.

 

Volgens berichten zijn er nog andere problemen, onder meer – maar niet uitsluitend – bij de benoeming van de toekomstige procureur des Konings te Brussel. Kloppen die berichten en kunt u ze toelichten? Werd er in nog andere benoemingsdossiers via digitale weg vergaderd door de Hoge Raad?

 

Wat is uw standpunt over de vraag of het huishoudelijk reglement dient te worden gewijzigd?

 

04.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw Dillen, uw bedenkingen en vragen zijn zeer terecht en het is goed dat ik daarbij wat toelichting kan geven.

 

Ik trap een open deur in als ik meedeel dat de Hoge Raad voor de Justitie na de affaire-Dutroux met artikel 151 van de Grondwet werd opgericht, precies om het vertrouwen in Justitie te herstellen. De berichten over examenfraude zijn een serieuze deuk geweest, want ze gaan regelrecht in tegen de bestaansreden van de Hoge Raad zelf. De berichten over onregelmatige procedures zijn inderdaad ook niet van die aard om het vertrouwen in Justitie te herstellen. Ik betreur dat, net zoals u.

 

De Hoge Raad voor Justitie is onafhankelijk. Ik kan hier dus niet spreken namens de Hoge Raad, ik kan er enkel over spreken. Het is echter om die reden dat ik op 22 oktober een brief naar de Hoge Raad heb gestuurd met de vraag om maatregelen te nemen om een correct en eerlijk verloop van de examens, de voordrachten tot benoeming en de aanwijzingen van de korpschefs te garanderen. Ik heb nog geen antwoord gekregen, maar ik stel vast dat men ermee aan de slag is gegaan.

 

In de procedure met betrekking tot het mandaat van de korpschef van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, mevrouw Dessy, werd inderdaad een onregelmatigheid vastgesteld. Vier leden van de commissie namen deel aan de hoorzitting via videoconferentie en dat was in strijd met het huishoudelijk reglement. Artikel 8bis van dat huishoudelijk reglement sluit het gebruik van videoconferentie namelijk expliciet uit wanneer er een hoorzitting of een geheime stemming wordt gehouden. Om die reden en om te vermijden dat de benoeming of mijn besluit later zou worden vernietigd, was ik dus genoodzaakt om de beslissing van de verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie te weigeren en de Hoge Raad te vragen een nieuwe hoorzitting te organiseren en nieuwe beslissingen te nemen.

 

Het is ook juist, collega Dillen, dat ook in andere procedures, zoals die voor de procureur des Konings en de arbeidsauditeur te Brussel, de hoorzitting deels via videoconferentie georganiseerd werd. In beide gevallen werd de voordracht van de Hoge Raad door mij dus geweigerd als gevolg van hetzelfde feit. Dat betekent dat de Hoge Raad 15 dagen de tijd had om een nieuwe hoorzitting te organiseren en een nieuwe voordracht te doen.

 

Gelukkig heeft men snel geageerd. Op 13 november heeft de Hoge Raad de heer Julien Moinil immers opnieuw voorgedragen, ditmaal conform de correcte procedure, voor de functie van procureur des Konings te Brussel. Het aanstellingsbesluit wordt momenteel door mijn administratie afgewerkt en zal dus binnenkort gepubliceerd worden.

 

Voor de arbeidsauditeur van Brussel was er eenzelfde probleem. De Hoge Raad heeft nog tot 7 december de tijd om een nieuwe voordracht te doen. Dat heeft dus vertragingen veroorzaakt, maar uitstel is gelukkig geen afstel. Ik hoop dat dit niet voor herhaling vatbaar is.

 

Ik moet u nog een antwoord schuldig blijven. Het is niet aan de minister van Justitie om zich uit te spreken over het huishoudelijk reglement van een onafhankelijke instelling.

 

04.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, er is vandaag grote eensgezindheid. Wat daar gebeurd is, is inderdaad spijtig. De Hoge Raad voor de Justitie heeft immers bij de toepassing van dergelijke belangrijke procedures – want het gaat hier niet over kleine details, het gaat over belangrijke functies – zijn huishoudelijk reglement niet toegepast. Ik betreur dat, samen met u.

 

Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het wenselijk is om ter zake eens van gedachten te wisselen met de Hoge Raad voor de Justitie. We moeten samen bekijken of er geen nood is aan een wijziging van het huishoudelijk reglement.

 

Mijnheer de minister, heb ik het volgende goed begrepen? U hebt op 22 oktober een brief gestuurd aan de Hoge Raad voor de Justitie en u hebt vandaag, 27 november, nog geen antwoord gekregen.

 

04.04 Minister Paul Van Tigchelt: Ik heb nog geen formeel antwoord gekregen, maar ik kan uit de feiten afleiden dat …

 

04.05  Marijke Dillen (VB): Het is toch onfatsoenlijk dat de Hoge Raad voor de Justitie meer dan een maand later nog steeds geen antwoord heeft gegeven aan de minister. Ik vind dat dit niet kan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Marijke Dillen aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het mandaat van korpschef van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel" (56000795C)

05 Question de Marijke Dillen à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le mandat de chef de corps du tribunal de première instance francophone de Bruxelles" (56000795C)

 

05.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het mandaat van de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel werd niet verlengd. Die beslissing betekent eigenlijk dat de rechtbank het waarschijnlijk enige tijd zonder benoemd voorzitter zal moeten stellen, want de selectieprocedure neemt al gauw enkele maanden in beslag. Daarenboven kan de voorzitter beroep aantekenen tegen de beslissing van de Hoge Raad, waardoor het enige tijd zou kunnen duren vooraleer er een definitieve beslissing komt. Ik heb begrepen dat in de tussentijd het mandaat zal worden ingevuld door de plaatsvervanger met de hoogste anciënniteit.

 

Het ziet er in ieder geval naar uit dat de rechtbank meerdere maanden zonder benoemd voorzitter zal moeten functioneren, als er rekening wordt gehouden met het mogelijke beroep of met de duur van de selectieprocedure. De afwezigheid van een benoemd voorzitter riskeert de werking van de rechtbank nog te bemoeilijken, terwijl die vandaag al kreunt onder een gebrek aan personeel en middelen.

 

Werd er beroep aangetekend tegen de niet-verlenging van het mandaat van de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel? Zo ja, wat is de stand van zaken in dit dossier? Zo neen, werd de vacature inmiddels gepubliceerd? Wat is de stand van zaken?

 

05.02 Minister Paul Van Tigchelt: Uw vraag sluit naadloos aan bij de vorige en is inderdaad ook zeer relevant. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel heeft immers een belangrijke functie.

 

Ten gevolge van de problemen met de videoconferentie en met de procedure voor de benoeming en de aanwijzing, heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2024 voor de tweede keer beslist – dit keer correct – het mandaat niet te verlengen. De beroepstermijn daartegen bedraagt 60 dagen. Als ik goed kan tellen, is die beroepstermijn nu nog niet verstreken. Ik heb er overigens geen weet van of tegen de weigering tot verlenging al beroep ingesteld is.

 

Een dossier met het oog op de publicatie van een nieuwe oproep tot kandidaten voor de functie van voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel – dat is het logische gevolg – werd door mijn diensten voorbereid. De oproep zal binnenkort in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd worden. Dat zal in principe nog dit jaar gebeuren.

 

05.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik twijfel er niet aan dat het dossier werd voorbereid en dat de oproep binnenkort in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd. Maar is dat dan vóór de termijn van 60 dagen verstreken is? Die termijn loopt midden december af, als ik het goed begrepen heb. Het lijkt me toch riskant, als u de oproep publiceert vóór de beroepstermijn afgelopen is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Pierre Jadoul à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'audition des mineurs au tribunal de la famille" (56000853C)

06 Vraag van Pierre Jadoul aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het horen van minderjarigen door de familierechtbank" (56000853C)

 

06.01  Pierre Jadoul (MR): Monsieur le ministre, une loi du 27 mars 2024, entrée en vigueur le 8 avril dernier, a élargi le droit du mineur à être entendu par le juge dans une procédure civile familiale.

 

Depuis la création du tribunal de la famille en 2014, l'enfant pouvait déjà être entendu par le juge dans les matières qui le concernent, au sujet de l'exercice de l'autorité parentale, de l'hébergement et du droit aux relations personnelles. Depuis avril dernier, l'enfant peut, désormais, être entendu dans toutes les matières qui le touchent, à l'exception des questions financières qui ne concernent pas directement son patrimoine.

 

L'objectif de la loi de 2024 est clair: permettre au juge de prendre la décision la plus appropriée au regard de l'intérêt de l'enfant. Dans tous les cas, il faut rappeler que ce n'est jamais une obligation et que le mineur a le droit de refuser d'être auditionné.

 

Si l'enfant a moins de 12 ans, le juge de la famille informe les parents que l'enfant peut être entendu s'ils le demandent. Si l'enfant a plus de 12 ans, le juge de la famille et de la jeunesse informe directement l'enfant mineur qu'il peut être entendu s'il le souhaite.

 

Une nouveauté apportée par la loi de 2024 est qu'à présent le mineur a le droit d'être assisté d'une personne de confiance de son choix lors de l'audition, excepté, notamment, une personne impliquée dans le conflit.

 

Monsieur le ministre, sept mois après l'entrée en vigueur de cette législation, un premier bilan est-il envisagé ou envisageable?

 

Pour beaucoup de magistrats, cette nouvelle législation part d'une bonne idée mais n'est pas adaptée au terrain. Il manquerait notamment des magistrats et des greffiers pour procéder aux auditions d'un plus grand nombre de mineurs. Des solutions sont-elles envisagées à cet égard? Les juges spécialisés en droit de la famille reçoivent déjà une formation spécifique pour auditionner les enfants, mais des difficultés subsisteraient.

 

Plusieurs magistrats prennent, dès lors, le modèle français en exemple. Chez nos voisins, il existe des auditeurs d'enfants spécialisés dédiés uniquement à cette tâche. Cela permet de limiter le surcroît de travail pour les juges et d'éviter l'allongement des procédures. Est-il envisageable de mettre en place un tel système en Belgique? Est-ce souhaitable selon vous?

 

Et enfin, est-il prévu de pouvoir revenir sur le rapport d'évaluation du tribunal de la famille rédigé par l'équipe bilingue de l'ULB et de la VUB, qui recommande de donner une plus grande place à la parole de l'enfant dans les divorces par consentement mutuel? Si oui, à quelle échéance?

 

06.02  Paul Van Tigchelt, ministre: Cher collègue, vous posez de bonnes questions relatives à une matière essentielle.

 

La loi du 27 mars 2024 a effectivement modifié le droit pour le mineur d’être entendu par le juge. Je rappelle que ces modifications ont été prises sur la base des recommandations d’un groupe de travail composé de juges de la famille, d’avocats, de médiateurs, de professeurs et de représentants du ministère public. Elles tiennent notamment compte de la jurisprudence récente de la Cour constitutionnelle relative aux frères et sœurs.

 

Depuis lors, l’information donnée au mineur a encore été améliorée. Ainsi, le modèle de courrier adressé au mineur a été remanié, tant sur le fond que – peut-être encore plus important – sur la forme, afin d’être plus accessible et plus lisible par les enfants, au moyen d’un langage plus adapté. Deuxièmement, le Collège des cours et tribunaux a élaboré une vidéo explicative que les mineurs peuvent désormais consulter en ligne. Enfin, l’information disponible sur le site internet du SPF Justice a été mise à jour.

 

Sept mois après l’entrée en vigueur de la loi, nous n’avons pas encore de retour du terrain. À ma connaissance, le Collège des cours et tribunaux n’a pas encore procédé à une évaluation ni formulé de demande de renforts complémentaires pour assurer cette audition. Par contre, vous savez que des budgets ont été alloués afin de remplir les cadres actuels, ce qui était pour nous une obligation. Ainsi, au 1er novembre 2024, 712 places de juge au tribunal de première instance étaient occupées, sur un total de 767 places.

 

À cela, il faut ajouter 40 procédures de recrutement en cours ainsi que 16 appels à candidatures, publiés le 22 novembre dernier. Le cadre devrait donc être rempli à brève échéance, pour autant qu’il y ait des candidats. À ce sujet, je vous renvoie à la discussion avec le collègue Thiébaut.

 

Pour ce qui concerne les auditeurs d’enfants spécialisés, selon le modèle français, cette possibilité n’a pas été étudiée par le groupe de travail. En effet, telle n’est pas l’orientation choisie par le législateur en 2013, qui a consacré le principe "Une famille, un dossier, un juge". Il en découle qu’un même juge suit l’ensemble du dossier familial et procède lui-même à l’audition des enfants. C’est le choix que nous avons fait dans le passé.

 

En ce qui concerne enfin la place de la parole de l’enfant dans le cadre des divorces par consentement mutuel, la loi de mars 2024 prévoit déjà certaines mesures puisque, désormais, la convention qui concerne un enfant mineur doit préciser de quelle manière l’intérêt de l’enfant a été pris en compte par les parents. À défaut de cette mention, le juge peut convoquer les parents pour obtenir des explications, leur demander de compléter leur convention sur ce point, voire refuser d’homologuer la convention.

 

Voilà, cher collègue, les réponses à vos questions.

 

06.03  Pierre Jadoul (MR): Monsieur le ministre, merci beaucoup pour les précisions que vous apportez, pour les informations que vous communiquez. Je pense qu’il serait heureux d’inviter le Collège des cours et tribunaux à se pencher sur la mise en œuvre de cette loi et à émettre des avis ou éventuellement des suggestions d’adaptations, d’aménagements, de manière à ne pas laisser perdurer une situation qui ne répondrait pas à la pratique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Jean-Luc Crucke à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La contribution des titulaires de licence aux frais de la Commission des jeux de hasard" (56000883C)

07 Vraag van Jean-Luc Crucke aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De bijdrage van de vergunninghouders in de kosten van de Kansspelcommissie" (56000883C)

 

07.01  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, le Conseil des ministres du 8 novembre dernier a approuvé un projet d'arrêté royal relatif à la fixation de la contribution aux frais de fonctionnement, de personnel et d'installation de la Commission des jeux de hasard pour l'année 2025.

 

Pourriez-vous préciser quelle est la hauteur de cette contribution? Comment est-elle établie? Selon quels paramètres? Y a-t-il une différence substantielle par rapport à l'année 2024? Que représente cette dotation dans le budget de la Commission des jeux de hasard? Y a-t-il d'autres recettes qui alimentent le fonctionnement de la Commission? Des augmentations de budget ont-elles éventuellement été sollicitées par la Commission? Si oui, lesquelles et quelle a été la réponse?

 

07.02  Paul Van Tigchelt, ministre: Chaque année, la contribution aux frais de fonctionnement et de personnel de la Commission des jeux de hasard due par le secteur des jeux de hasard est fixée par arrêté royal. Cette contribution représente l'essentiel du budget de la Commission à laquelle il convient d'ajouter les recettes provenant des rétributions, contrôles, approbations des modèles de machines payées également par les opérateurs. Ces recettes sont plutôt marginales.

 

Les contributions n'ont pas été indexées ces dernières années et sont restées identiques à celle de 2018. Bien que la Commission des jeux de hasard ait effectivement demandé d'augmenter le montant de la contribution, il n'est pas opportun de l'indexer en période d'affaires courantes. En effet, une telle indexation pourrait être considérée comme une nouvelle politique et cela ne relève dès lors pas de ma responsabilité ni de ma compétence.

 

07.03  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. J'entends qu'il y a effectivement une demande de la Commission d'augmenter la contribution. Je note bien évidemment et avec logique que ce n'est pas en affaires courantes que vous pouvez le faire et peut-être faut-il également réfléchir à des contributions externes plus importantes. C'est une question qui se posera à l'avenir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Jean-Luc Crucke à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La rencontre entre des magistrats des ministères publics belge et albanais" (56000884C)

08 Vraag van Jean-Luc Crucke aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De ontmoeting van magistraten van het Belgische en het Albanese openbaar ministerie" (56000884C)

 

08.01  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le président, les ministères publics belge et albanais se sont rencontrés, il y a quelques semaines, en Albanie, à Tirana. La procureure générale était accompagnée de magistrats spécialisés. Elle visait la lutte contre la corruption et le crime organisé.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous faire le point sur cette rencontre? Quels en sont les résultats? Quelles sont les éventuelles évolutions que les dossiers évoqués ont pu prendre? Surtout, quels espoirs pouvons-nous nourrir à la suite de ce genre de rencontre, en termes de concrétisation?

 

Cela amènera-t-il également une modification au protocole de 2011? Si oui, dans quelle direction doit-il évoluer?

 

08.02  Paul Van Tigchelt, ministre: Monsieur le président, j’ai eu un rendez-vous avec le procureur fédéral, qui m’a donné un feedback enthousiaste et détaillé de la rencontre en Albanie.

 

Votre première question porte sur le résultat de cette visite, qui était importante. En effet, elle a permis de renforcer la coopération internationale entre le parquet fédéral d’une part et le SPAK et le parquet général d’Albanie d’autre part. Le SPAK est le parquet spécialisé pour attaquer le problème de corruption en Albanie.

 

Comme vous le savez, une telle collaboration se fait d’abord via des protocoles, via un cadre légal. Ensuite, c’est surtout une affaire de faire connaissance et de construire de la confiance. C’est ce que le parquet fédéral a essayé de faire.

 

Vous savez aussi que, depuis deux ans, nous avons un officier de liaison de la police fédérale sur place. Ce sont des choses importantes pour rendre effective cette collaboration avec l’Albanie.

 

Le protocole conclu en 2011 entre le parquet fédéral belge et le parquet général albanais a effectivement été mis à jour.

 

Votre deuxième question porte sur les décisions qui ont été prises. Les différentes demandes d’entraide judiciaire en cours entre les ministères publics des deux pays ont été parcourus et discutés. Le cas échéant, il a été convenu d’en accélérer l’exécution. C’est très pratico-pratique.

 

Certains points thématiques aussi, distincts des demandes concrètes, ont également été discutés, notamment le renforcement de la lutte commune pour procéder à une confiscation effective d’avoirs illicites provenant d’un crime, dans le cadre de l’approche Follow the money.

 

Les protocoles de coopération conclus, dans le cadre desquels cette visite a eu lieu, prévoit des rencontres régulières afin de continuer à suivre et à renforcer la coopération internationale entre les deux pays.

 

Pour ce qui concerne votre dernière question, qui porte sur les modifications apportées au protocole de 2011, un nouveau protocole a été signé avec le parquet général albanais par le procureur général, M. Çela. Cette mise à jour était nécessaire compte tenu des modifications dans le paysage judiciaire albanais, plus particulièrement la création en 2019 du SPAK, dont le but est de lutter contre la corruption et la criminalité organisées, mais aussi la réorganisation des compétences qui en découle en matière de coopération internationale entre les deux instances. Dès lors, le parquet fédéral avait déjà signé en 2021 un protocole avec le SPAK proprement dit. Cette visite était donc essentielle dans le cadre de la collaboration effective avec ce pays.

 

08.03  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Merci monsieur le ministre pour votre réponse. Je relève l’enthousiasme du feedback qui vous a été fait, et vous semblez d’ailleurs le partager. J’ai toujours pensé que la coopération entre États – en l’occurrence, entre responsables de la pratique juridique et des poursuites – était utile. On a tendance à considérer que la connaissance des dossiers mais aussi des personnes conduit à une efficience accrue. C’est manifestement ce qu’on peut conclure de votre réponse.

 

Par ailleurs, je me réjouis que le protocole de 2011 ait pu être mis à jour.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- Jean-Luc Crucke à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le projet d’ajustement budgétaire des dépenses et les prestations des traducteurs et interprètes" (56000885C)

- Kristien Van Vaerenbergh à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les intérêts moratoires dus pour les retards de paiement aux interprètes et traducteurs jurés" (56000960C)

- Kristien Van Vaerenbergh à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le budget du département de la Justice" (56000983C)

- Marijke Dillen à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le paiement des interprètes et traducteurs jurés" (56001138C)

09 Samengevoegde vragen van

- Jean-Luc Crucke aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het ontwerp van aanpassing van de uitgavenbegroting en de prestaties van vertalers en tolken" (56000885C)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De verwijlinteresten bij de betalingsachterstand ten aanzien van de gerechtstolken en -vertalers" (56000960C)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De begroting van het departement Justitie" (56000983C)

- Marijke Dillen aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De uitbetaling van de gerechtstolken en -vertalers" (56001138C)

 

09.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, we komen inderdaad alle drie terug op een vraag die we recent ook in deze commissie hebben gesteld. Meer bepaald op 5 november ging u meer in detail in op het tekort dat de begroting voor Justitie momenteel teistert door de stijgende gerechtskosten, de indexeringen en de grote rechtszaken. U raamde het tekort op 20 miljoen euro. U gaf aan dat er snel – meer bepaald midden november – bijkomende middelen beschikbaar zouden zijn om die tekorten te compenseren. Om het volledige tekort te ondervangen, werd een aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voorzien.

 

Werden er effectief medio november reeds bijkomende middelen voorzien om de eerste tekorten te kunnen bijpassen?

 

Specifiek voor de facturen van de vertalers-tolken wordt het tekort momenteel op 2 miljoen euro geraamd. Werden reeds middelen uitgetrokken om die facturen te betalen? Zo ja, hoeveel van die achterstand van 2 miljoen euro werd reeds weggewerkt?

 

Zal het volledige tekort dit jaar nog weggewerkt kunnen worden met de voorziene basisherallocaties, zoals opgenomen in het wetsontwerp met de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2024? Dat lijkt immers niet mogelijk met de voorziene 10,1 miljoen euro zoals in het ontwerp aangegeven staat. Indien het tekort van 20 miljoen euro niet kan worden weggewerkt, wat is de impact dan op Justitie? Kunt u de specifieke dossiers aangeven die geïmpacteerd zullen worden en het bijhorend bedrag?

 

Ik had ook een tweede vraag ingediend naar aanleiding van uw antwoord op onze vraag van 5 november, over de verwijlinteresten bij de betalingsachterstand ten aanzien van de gerechtstolken en de vertalers. Blijkbaar bestaat er rechtsspraak over dat punt. Ik verwijs daarvoor naar de schriftelijke voorbereiding van mijn ingediende vraag.

 

Mijnheer de Minister,

 

In uw antwoord op een mondelinge vraag (nr. 55042366C) over de onbetaalde facturen en de achterstand in de betalingen van gerechtstolken, gaf u aan dat dit geen verwijlinteresten kon genereren. Dit omdat de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransactie niet van toepassing zijn op deze gevallen, aangezien het niet gaat om handelstransacties of om gevallen bedoeld in de wet van december 1993 betreffende de overheidsopdrachten of opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.

 

Nochtans is er Europese rechtspraak (C-419/21), maar ook rechtspraak van het Hof van Cassatie (Nr. C.18.0490.N), die deze zienswijze tegenspreekt. Het Europees Hof van Justitie stelt in dat arrest dat het begrip „handelstransacties" in het kader van de Europese richtlijn 2011/7 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties ruim moet worden opgevat en dat het dus niet noodzakelijkerwijs samenvalt met het begrip „overeenkomst" (contract). Er moet aan twee voorwaarden worden voldaan om een transactie te kunnen aanmerken als een „handelstransactie". Ten eerste moet zij worden verricht tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Ten tweede moet de transactie leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding. Dat is het geval met prestatieverleners in het kader van gerechtskosten.

 

Graag stel ik u de volgende vragen:

 

1/ Bent u op de hoogte van deze rechtspraak?

 

2/ In het licht van deze rechtspraak, bent u het met mij eens dat deze betalingsachterstand wel degelijk verwijlinteresten oplevert?

 

3/ Zal de FOD Justitie hier in de toekomst rekening mee houden?

 

09.02  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag betreft geen nieuw probleem. Zoals enkele weken geleden in deze commissie al aan bod is gekomen en ook tijdens de vorige legislatuur herhaaldelijk is aangekaart, slaagt Justitie er maar niet in om de tolken en vertalers, die van onschatbare waarde zijn bij de behandeling van dossiers voor de rechtbank, tijdig te betalen. Dat onaanvaardbaar probleem sleept al lange tijd aan. U weet dat tolken en vertalers heel belangrijk zijn voor de goede werking van Justitie.

 

De in de begroting voorziene middelen waren ontoereikend, waardoor meer dan 2.000 gerechtstolken en -vertalers te horen kregen dat hun uitbetaling nog maanden zal duren. In deze commissie is al aangekaart dat daardoor persoonlijke drama's dreigen voor velen, omdat de rechterlijke macht hun enige bron van inkomsten is. In afwachting van een nieuwe regering moet de regering in lopende zaken een noodbegroting opstellen met voorlopige twaalfden. Ik hoop meteen van u te vernemen dat dit dossier absolute prioriteit zal krijgen.

 

Zult u ervoor zorgen dat er voldoende budgetten worden vrijgemaakt, zodat alle openstaande facturen van gerechtstolken en -vertalers nog dit jaar kunnen worden betaald?

 

Zult u er eveneens voor zorgen dat van die facturen niet alleen de hoofdsom, maar ook de verwijlinteresten zullen worden betaald?

 

09.03  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, sur le même sujet, vous m'aviez effectivement répondu en date du 6 novembre dernier que les fonds seraient trouvés et débloqués pour les arriérés relatifs aux prestations des traducteurs et interprètes jurés dans les affaires pénales. Mon collègue Xavier Dubois avait questionné le lendemain sur le même sujet la secrétaire d'État Alexia Bertrand, qui lui avait confirmé que ces crédits avaient été repris dans une enveloppe dans le cadre de l'ajustement budgétaire de 10,1 millions d'euros.

 

Ces 10 millions reprennent-ils bien les frais d'arriérés, tel qu'annoncé aux représentants du secteur? Il me semble que, lorsque nous avions évoqué les arriérés, nous parlions d'une somme de 20 millions. Il y aurait donc, selon ma lecture, un écart entre ce qui se retrouve à l'article budgétaire ajusté et les sommes évoquées. Qu'est-ce qui justifie cet écart ou ce changement de position?

 

Vous vous souviendrez également, vu la détresse dans laquelle se trouvent un certain nombre de professionnels du service de la Justice, que j'avais suggéré de prendre contact avec d'autres collègues du gouvernement de manière à ce que vous puissiez avoir leur accord sur des étalements d'arriérés d'impôts, de cotisations sociales, de paiement à l'impôt des personnes physiques ou de TVA, sans qu'il y ait des intérêts de retard et des majorations sociales qui soient comptés. Cette proposition a-t-elle été suivie par une initiative de votre part?

 

Certains imaginent cesser le service définitivement. Une avancée a-t-elle pu avoir lieu en leur faveur? Si oui, laquelle?

 

09.04 Minister Paul Van Tigchelt: Geachte leden, ik dank u voor de vragen. Dit is inderdaad een belangrijk probleem dat prioritair moet worden opgelost vanwege het menselijke aspect. We hebben dat al eerder besproken in de commissievergaderingen van 23 oktober en 6 november.

 

Verdergaand op die antwoorden stelt u nu nieuwe vragen.

 

La redistribution d'environ dix millions d'euros et la redistribution interne de 500 000 euros – dont les crédits sont déjà disponibles depuis le 19 novembre – sont en tous cas suffisantes pour payer les traducteurs-interprètes mais ne suffisent pas pour éliminer la totalité du déficit des frais de justice, estimé à 20 millions d'euros.

 

De administratie stelt alles in het werk om in functie van de beschikbare kredieten de prestatieverleners maximaal te vergoeden. Er wordt prioriteit gegeven aan de uitbetalingen van de "kleinere" prestatieverleners die afhankelijk zijn van Justitie, zoals vertalers en tolken. Er zijn ook grote firma's die moeten worden betaald, maar we proberen voorrang te geven aan die kleinere prestatieverleners, net vanwege dat aspect humain, zoals terecht werd aangehaald.

 

Een deel van de kostenstaten, onder andere die voor de maand december, zullen in januari betaald kunnen worden, zodra de kredieten voor 2025 ter beschikking zijn. Als alles loopt zoals gepland, zal de begroting van voorlopige twaalfden kunnen worden goedgekeurd binnen nu en enkele weken in de commissie en in het plenum van dit Parlement.

 

Beëdigde vertalers en tolken kunnen steeds contact opnemen met de dienst Gerechtskosten, zodat desgevallend samen naar een oplossing kan worden gezocht. We willen hen niet aan hun lot overlaten. Indien er begin 2025 nog steeds geen zicht is op een nieuwe regering, zal ik genoodzaakt zijn om via nieuwe herverdelingen – u weet dat ik geen bijkomend budget kan vragen – ervoor te zorgen dat alle prestatieverleners blijvend betaald zullen worden. In lopende zaken kan ik alleen een beroep doen op de techniek van interne herverdelingen. Dat doen we maximaal.

 

Collega Van Vaerenbergh, mijn antwoord op uw vraag over de verwijlintresten is enigszins technisch. De dienst Geschillen en Juridische Adviezen van de FOD Justitie is en blijft van oordeel dat die gerechtskosten in strafzaken niet vallen onder de wet van 2 augustus 2002 over de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. De redenering daarachter is dat de rechterlijke macht geen overheidsinstantie is en dus ook geen aanbestedende dienst is. De prestatieverleners ontvangen hun opdrachten namelijk niet van een aanbestedende overheid, maar wel van een procureur of onderzoeksrechter in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Bijgevolg is de wet van 2 augustus 2002 niet van toepassing op de vorderingen, op grond van de wet van 23 maart 2019 betreffende de gerechtskosten in strafzaken. Dat werd reeds door verschillende rechterlijke betwistingen bevestigd. Ik kan ter zake verwijzen naar een arrest van het hof van beroep van Brussel van 4 februari 2020.

 

In de loop van de procedure zijn de openstaande kostenstaten betaald. De discussie voor het hof ging alleen over de vraag of de eiser recht had op interesten en een schadevergoeding, overeenkomstig de genoemde wet van 2002. Het hof voerde een grondige analyse uit en oordeelde dat voornoemde wet niet van toepassing was, in het bijzonder omdat de Belgische Staat niet voldeed aan de definitie van overheid, zoals gedefinieerd in de voornoemde wet van 2002.

 

Cher collègue Crucke, en ce qui concerne votre question sur le report du paiement de la TVA et des cotisations sociales, je me permets de vous renvoyer au ministre compétent.

 

Je comprends bien sûr que cela pourrait alléger la pression sur les traducteurs-interprètes. Je pourrais en discuter avec eux mais cela créerait un précédent car, si je ne me trompe, cela ne s'est encore jamais fait par le passé.

 

09.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is inderdaad een heel pijnlijke kwestie, omdat het ingrijpt in het leven van de mensen die niet rondkomen. Justitie was al geen aantrekkelijke werkgever. Blijkbaar is dat nog steeds niet het geval.

 

U antwoordt ook dat de prestaties in 2024 nog niet volledig zullen kunnen worden betaald en dat de betaling ervan wordt uitgesteld naar januari 2025. Dat is heel pijnlijk. Het zal moeilijk zijn om op langere termijn wie voor Justitie werkt, aan boord te houden, als men voor het werk niet wordt vergoed.

 

Ik had ook nog gevraagd welke andere vergoedingen evenmin tegen eind 2024 worden betaald. Op die vraag hebt u niet geantwoord. Kunt u het antwoord alsnog meegeven?

 

09.06 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw Van Vaerenbergh, als u het mij toestaat, bezorg ik u het antwoord schriftelijk.

 

09.07  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dat is goed, mijnheer de minister.

 

U geeft wel een heel bijzondere interpretatie aan de kwestie inzake de verwijlinteresten met uw verwijzing naar het arrest van het hof van beroep van Brussel. Ik heb in mijn vraag herinnerd aan Europese rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, waarmee wordt erkend dat er ook verwijlinteresten moeten worden uitgekeerd, indien er te laat voor prestaties wordt betaald.

 

Het belangrijkste is uiteraard dat de betrokkenen worden betaald voor hun prestaties en desgevallend verwijlintresten ontvangen.

 

09.08  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, kunt u mij vooreerst de lijst bezorgen van alle andere kosten?

 

Hoe dan ook gaat het hier om een bijzonder moeilijk en pijnlijk dossier op menselijk vlak. Ik noteer uit uw antwoord dat er wel betalingen zullen gebeuren, maar dat u geen garanties geeft dat alles voor eind 2024 volledig zal worden uitbetaald. Mijnheer de minister, dat is onaanvaardbaar. Stel u voor dat werknemers in een bepaald bedrijf voor hun prestaties niet worden betaald. De vakbonden zouden dan op de eerste rij aanschuiven om daartegen terecht te protesteren. Iedereen heeft immers recht op betaling van zijn of haar prestaties. We mogen immers ook niet vergeten dat de betrokkenen op het einde van de maand ook hun facturen moeten betalen. Ik blijf dus aandringen op oplossingen om de kwestie volledig te regelen.

 

Ten tweede verwijs ik met betrekking tot de interesten naar de Europese rechtspraak, die toch andere standpunten verdedigt. Bovendien begrijp ik de logica niet goed. Het betreft een heel ingewikkelde structuur, onder andere omdat de overheid zonder aanbesteding werkt. Als ik morgen mijn factuur van bijvoorbeeld elektriciteit niet betaal en daarover een aangetekend schrijven krijg, dan beginnen vanaf die dag verwijlintresten te lopen en wordt 10 % schadevergoeding opgelegd wegens wanbetaling. Waarom kan dat niet voor dergelijke facturen?

 

09.09  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, je pense qu'effectivement, ce dossier est lourd de signification et joue sur la confiance pour ceux qui travaillent au service de la Justice. On ne peut pas dire que rien n'a été fait. Vous avez développé des éléments et une enveloppe de 500 000 euros a été libérée. Vous avez fait le choix de priorités sur le plan humain, que je peux bien évidemment comprendre.

 

Mais il n'en reste pas moins que tous ceux qui ne sont pas payés peuvent aussi être dans des difficultés. Ce n'est pas parce qu'on a une société que l'on roule sur l'or. Certaines difficultés doivent pouvoir être comprises. À l'impossible, nul n'est tenu mais, manifestement, certains vont devoir attendre un peu de temps, et quand je dis un peu, c'est peut-être un euphémisme. C'est pour cela, monsieur le ministre, que j'insiste. Je peux évidemment m'adresser aussi à vos collègues du gouvernement pour qu'un geste soit fait. C'est la contradiction dans ce dossier. D'autres ministères ne vont pas attendre pour réclamer les cotisations ni pour réclamer la TVA. S'il n'y a pas là une action collective du gouvernement, je crains que certains soient doublement pénalisés, en n'étant pas payés et en étant face à des obligations de paiement auxquelles ils ne peuvent plus répondre. J'interrogerai vos collègues mais je vous demande de faire un geste en les interpellant, peut-être par écrit, sur ce dossier. Cela doit être une opération collective. Moi, je ne joue pas un jeu de majorité contre opposition. Ce que j'espère, c'est trouver la réponse la plus opportune et la plus rapide possible.

 

09.10  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, mag ik ervan uitgaan dat u aan de commissievoorzitter de lijst zult bezorgen? (Instemming)

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Jean-Luc Crucke à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'arrêt n° 115/2024 de la Cour constitutionnelle relatif aux lanceurs d'alerte" (56000888C)

10 Vraag van Jean-Luc Crucke aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het arrest nr. 115/2024 van het Grondwettelijk Hof betreffende klokkenluiders" (56000888C)

 

10.01  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, il s'agit d'un arrêt très intéressant comme souvent, qui vise les législations des 28 novembre 2022 et 8 décembre 2022 sur le régime de protection des lanceurs d'alerte.

 

J'aurais aimé avoir votre lecture de cet arrêt, j'entends par là l'interprétation que vous en faites et la clarification du positionnement qui est le vôtre. En ce qui concerne la loi du 28 novembre 2022, la Cour est assez claire, elle considère que l'autorité fédérale n'a pas violé les compétences des entités fédérées. Il n'empêche qu'un accord de coopération entre entités fédérale et fédérées est toujours utile dans un pays comme le nôtre. Il me semble en tout cas utile et opportun. Des initiatives sont ou peuvent-elles être prises?

 

L'Ordre des avocats est très heureux de bénéficier de l'exception – ils nous l'ont précisé lors de notre récente visite – mais d'autres ordres considèrent qu'ils auraient pu bénéficier de la même exception. Y a-t-il eu une demande à votre égard et une éventuelle évolution de positionnement? Ou bien, dans le droit fil de ce que précise la Cour constitutionnelle, estimez-vous qu'il est préférable d'attendre la réponse aux questions préjudicielles dont la Cour a saisi la Cour de justice de l'Union européenne (CJUE)? Ceci prouve bien que le mécanisme fonctionne de manière très intéressante, ce qui ne vous empêche toutefois pas d'avoir une opinion en la matière.

 

10.02  Paul Van Tigchelt, ministre: Je voudrais préciser d'emblée que c'est mon collègue le ministre Dermagne qui est l'auteur de la loi mentionnée. De ce fait, en ce qui concerne l'appréciation de l'opportunité d'apporter d'éventuelles modifications à la loi suite à l'arrêt de la Cour constitutionnelle, c'est en premier lieu à lui de voir si ces modifications sont ou non nécessaires. Dans la mesure où l'interprétation de la Cour dans son arrêt est claire, il ne semble pas y avoir de problème d'application de la loi même si aucune modification législative ne devait avoir lieu.

 

De plus, la Cour affirme clairement que le pouvoir du gouvernement fédéral n'est pas à ce point imbriqué dans les pouvoirs régionaux qu'il ne puisse être exercé qu'en coopération. Par conséquent, il ne semble pas nécessaire de conclure un accord de coopération. Je pense qu'il est important de ne pas préjuger des choses et d'attendre la réponse de la Cour de justice aux questions soulevées par la Cour constitutionnelle.

 

Je peux vous confirmer que ma cellule stratégique a été contactée par l'Institut des juristes d'entreprise, qui lui demandait l'extension des exceptions du champ d'application au moment où le projet de loi était discuté au sein du groupe de travail intercabinets. Cette demande a été examinée mais n'a pas été acceptée, dans la mesure où le devoir de confidentialité imposé aux juristes en entreprise, contrairement au secret professionnel des professions libérales, n'est pas lié à des sanctions pénales en cas de manquement à celui-ci. De plus, il n'a pas la même portée.

 

Tant que la Cour de justice n'a pas statué, il est prématuré de prendre position sur l'extension de l'exception aux autres ordres professionnels que celui des avocats.

 

10.03  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Elle est claire même si, pour partie, vous renvoyez à juste titre vers votre collègue Dermagne. J'entends bien qu'il n'y a pas d'accord de coopération. J'ai personnellement un avis un peu différent sur la chose. J'entends la réponse et j'en prends acte par rapport à l'Institut des juristes d'entreprise. Il sera effectivement intéressant de voir la lecture qu'en fera la Cour de justice de l'Union européenne.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Les questions jointes n° 56000931C de Mme Natalie Eggermont et n° 56000933C de Mme Ayse Yigit sont reportées.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De tuchtraad voor de notarissen en de gerechtsdeurwaarders" (56000959C)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De operationele problemen bij de tuchtraad voor de notarissen en de gerechtsdeurwaarders" (56001003C)

11 Questions jointes de

- Kristien Van Vaerenbergh à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le conseil de discipline pour les notaires et les huissiers de justice" (56000959C)

- Kristien Van Vaerenbergh à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les difficultés au conseil de discipline pour les notaires et les huissiers de justice" (56001003C)

 

11.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, met de wet van 22 november 2022 werd het tuchtrecht voor de beroepsgroepen van de notarissen en de gerechtsdeurwaarders hervormd. Er werd onder meer een tuchtraad opgericht ten dienste van beide beroepsgroepen. Pas met de wet van 28 maart 2024 werd ook een vergoedingsregeling uitgewerkt door aan de Koning de bevoegdheid te geven om te bepalen welke vergoeding aan de voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters van de tuchtkamers van de tuchtraad kan worden toegekend.

 

Het uiteindelijke koninklijk besluit van 25 juli 2024 tot vaststelling van de vergoeding bepaalt de vergoeding op 100 euro per zitting van minstens drie uur en de helft van dat bedrag voor zittingen van minder dan drie uur. Daarnaast is er ook voor de verplaatsingskosten een vergoeding voorzien, die gelijk is aan wat de federale ambtenaren daarvoor krijgen. Voor de dossiers waarin er geen zitting plaatsvindt, zoals de vorderingen tot preventieve schorsing, is er niet in een vergoeding voorzien.

 

Bent u ervan op de hoogte dat het bestaan van de huidige tuchtraad in het gedrang komt door de te lage huidige vergoedingsregeling die niet in verhouding staat met de werklast die de magistraten in de tuchtraad ervaren? Hebt u daarover al overleg gehad met de magistraten die zetelen in de tuchtraad? Zo ja, wat was het resultaat van dat overleg?

 

Wat is uw mening over het feit dat tegenwoordig publieke middelen het bestaan en functioneren van de tuchtraad moeten verzekeren, wetende dat de tuchtraad geen rechtbank is in de zin van het gerechtelijk wetboek, beide beroepsgroepen niet behoren tot de organen van de Staat en andere beroepsgroepen wel instaan voor de eigen financiering?

 

Wat denkt u ervan om personen die tuchtfeiten hebben gepleegd en daarvoor gesanctioneerd werden, te verplichten een deel van de kosten te laten dragen?

 

Vindt u het ten slotte opportuun om de vergoedingsregeling bij te sturen, of zelfs in overleg met de beroepsgroep op zijn schouders te verhalen, om het bestaan en functioneren van de tuchtraad te verzekeren? Zo ja, welke stappen zult u zetten, wetende dat u momenteel minister in lopende zaken bent?

 

11.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw Van Vaerenbergh, tijdens overleg met de voorzitters van de tuchtraad en de betrokken beroepsgroepen hebben de voorzitters inderdaad aangegeven dat zij de voorziene vergoedingen te laag vinden. Die vergoeding is nochtans gebaseerd op die van vergelijkbare tuchtraden in de overheidssector. De vergoeding komt trouwens boven op de wedde van de magistraat.

 

Zo'n kwestie heeft budgettaire implicaties, waardoor ze in de huidige context van lopende zaken niet kan worden aangepakt. Het is aan de volgende regering om te beslissen of een verhoging van die vergoeding gerechtvaardigd is. Voordat daarover een beslissing wordt genomen, lijkt me een evaluatieperiode aan de orde, waarin de werklast van de tuchtraad in kaart zou worden gebracht.

 

Voor het overige verliepen de gesprekken met de voorzitters constructief. Ze hebben ook laten weten dat zij de voorbereiding van het huishoudelijk reglement, dat essentieel is voor de praktische werking van de tuchtraad, hebben afgerond. Dat ontwerp van huishoudelijk reglement zou worden besproken met de griffiers en de algemene vergadering, waarna het kan worden voorgelegd voor advies en publicatie.

 

Inzake de publieke oorsprong van de middelen voor de vergoeding van de voorzitters van deze tuchtraad, moet worden opgemerkt dat gerechtsdeurwaarders en notarissen ministeriële ambtenaren zijn en door hun functie een geloofwaardige handhaving van de tucht noodzakelijk is. Zij functioneren binnen een wettelijk kader dat hun belangrijke en duidelijk gedefinieerde bevoegdheden toekent. Dat rechtvaardigt een andere benadering van de financiering van hun tuchtrecht. Andere beroepsgroepen, die zelf instaan voor de financiering van hun tuchtprocedures, zoals artsen en advocaten, hebben niet dezelfde directe betrokkenheid bij publieke taken binnen de rechtsstaat.

 

In antwoord op uw tweede vraag kan ook met betrekking tot de werkingskosten een evaluatieperiode voor die nieuwe tuchtraad meer inzicht bieden. Aangezien de griffiers zijn toegewezen aan de rechtbanken van eerste aanleg van Brussel en de griffiers daar ook gevestigd zijn, zal een deel van de werkingskosten inherent zijn aan de werking van die rechtbanken. Het is de bedoeling dat de procedures in de toekomst vooral digitaal verlopen. Er wordt verwacht dat die kosten dus veeleer beperkt zullen zijn, maar the proof of the pudding is in the eating. Na een eerste werkingsperiode kunnen de werkingskosten worden gemeten en kan desgevallend in een apart budget worden voorzien.

 

Met betrekking tot de operationele zaken die nog moeten worden afgewerkt of uitgeklaard, bekijken we met de verschillende betrokken partners hoe we die kunnen aanpakken zonder dat de inwerkingtreding van de tuchtraad nog verder wordt vertraagd.

 

11.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal deze kwestie voorleggen aan uw opvolger. Een evaluatie en werklastmeting zal ons misschien een klare kijk geven op deze zaak. Ik hoop dat de operationele problemen snel zullen kunnen worden weggewerkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega's, de minister moet ons verlaten om 16.00 uur.

 

12 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De toetreding tot het Haags Bewijsverdrag" (56000961C)

12 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'adhésion à la convention de La Haye sur l'obtention des preuves" (56000961C)

 

12.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, België is geen verdragsstaat van het Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke zaken en in handelszaken. Nochtans engageert België zich op internationaal niveau altijd als voortrekker om samenwerking te verwezenlijken. Het niet-lidmaatschap staat dus in contrast met die houding.

 

Bent u ervan op de hoogte dat België nog altijd geen lid is van het Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke zaken en in handelszaken?

 

Wat is de reden van het niet-lidmaatschap?

 

Zijn er plannen om lid te worden van dat verdrag?

 

12.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw Van Vaerenbergh, België is vandaag geen partij bij het Haags Bewijsverdrag van 1970, maar wel bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag van 1954, dat het eerdere verdrag van 1905 vervangt. Het Haags Rechtsvorderingsverdrag regelt naast internationale bewijsverkrijging ook andere procesaspecten, zoals de mededeling van stukken, de borgstelling van de eisende vreemdeling, de kosteloze rechtsbijstand en de kosteloze afgifte van akten van de burgerlijke stand.

 

Het Haags Rechtsvorderingsverdrag van 1954 blijft tot vandaag gelden tussen landen die partij zijn bij dat verdrag. Bovendien heeft België naast dat Haags Rechtsvorderingsverdrag ook een aantal bilaterale verdragen gesloten met verschillende landen inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken en handelszaken, zoals met Tunesië en Marokko.

 

In antwoord op uw vraag omtrent de reden van het niet-lidmaatschap, is het enerzijds door de Europese bewijsverordening en anderzijds door de bilaterale verdragen voor België niet noodzakelijk om partij te worden bij het Haags Bewijsverdrag van 1970. Voor België heeft de regeling van de Europese Bewijsverordening in zijn betrekkingen met de EU-lidstaten, behalve Denemarken, immers voorrang op de regeling van het Haags Rechtsvorderingsverdrag. Onze diensten hebben geen concrete plannen om het verdrag waarnaar u verwijst, te ratificeren en dus om lid te worden. Het staat een regering met volheid van bevoegdheid uiteraard vrij om daarover anders te oordelen.

 

12.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "Het proefproject betreffende holistische advocatenkantoren" (56000979C)

13 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le projet pilote axé sur les cabinets d'avocats holistiques" (56000979C)

 

13.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, met het oog op de efficiëntie en gelet op het gevorderde uur verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Mijnheer de Minister,

 

In een KB van 9 juli 2024 (B.S. 30.09.2024) werd een federale subsidie van 1.099.000,00 euro aan de vzw Casa Legal toegekend om een proefproject betreft een 'holistisch advocatenkantoor' te ondersteunen. Dit om “Een alternatief en holistisch model van juridische bijstand ontwikkelen om (…) rechtszoekenden in complexe sociaal-juridische situaties die geen effectieve toegang tot de rechter hebben door juridische en sociale vaardigheden rond en ten behoeve van de rechtszoekenden samen te brengen."

 

Graag stel ik u hierover de volgende vragen:

 

Hoeveel van het totale subsidiebedrag werd uiteindelijk ook effectief uitgekeerd aan vzw Casa Legal?

 

Wat zijn de (voorlopige) resultaten die de vzw Casa Legal kon voorleggen in het kader van het proefproject?

 

Kunt u mij de correcte motivering geven waarom aan de vzw Casa Legal deze subsidie werd gegund?

 

De advocaten van Casa Legal werden sneller uitbetaald en hun vergoeding anders berekend voor de prestaties in de tweedelijnsbijstand. De ongelijke behandeling van advocaten of advocatenkantoren (ongeacht hun rechtsvorm) leidt tot ongelijke behandeling van rechtszoekenden. Bent u het met mij eens dat dit project de ongelijke behandeling van advocaten voor prestaties in de tweedelijnsbijstand in de hand heeft gewerkt?

 

Hebt u overleg gehad met de beroepsorde over de idee van holistische zorg, om dit in de toekomst op het niveau van de orde te organiseren in plaats van op het niveau van een individueel kantoor? Wat is uw mening over deze manier van organisatie?

 

Zijn er nog momenteel gelijkaardige subsidieprojecten gepland of lopende?

 

13.02 Minister Paul Van Tigchelt: Het belangrijke proefproject vindt zijn oorsprong in het regeerakkoord waarin we overeenkwamen dat we de mogelijkheden zouden evalueren om de toegang en de kwaliteit van de juridische bijstand voor kwetsbare bevolkingsgroepen met een veelheid aan juridische en sociale problemen te verbeteren. Pilootprojecten met een multidisciplinaire aanpak zouden daarover uitsluitsel kunnen geven.

 

Welnu, het holistisch advocatenproject is zo'n pilootproject. De vzw Casa Legal brengt in een sociaal-juridisch huis advocaten en leden van andere disciplines samen met het oog op de verbetering van de verdediging en de ondersteuning van de rechtszoekenden. Het is de eerste vereniging in haar soort in België. Ze is al enkele jaren actief en wordt erkend in de publieke arena. Daarom werd het proefproject met die vzw aangegaan.

 

Voor 2023 was er een subsidie van 367.000 euro voor de laatste vier maanden van het jaar voorzien. Na controle van de uitgaven en de betaling van het saldo werd een bedrag van 357.288 euro toegekend. Voor 2024 is in de wet van 22 december 2023 inzake de algemene uitgaven een subsidiebedrag van 1.099.000 euro goedgekeurd. In 2024 is er effectief een voorschot van 80 % uitgekeerd en de betaling van het resterende saldo hangt af van de resultaten van de controle in 2025.

 

De resultaten van de eerste subsidieperiode beperkt tot vier maanden, zijn opgenomen in het activiteitenverslag van Casa Legal, dat u op de website van die vzw terugvindt. In het KB van 9 juli 2024 zijn aanvullende doelstellingen opgenomen die gericht zijn op het aantonen van de voortgang en de meerwaarde van het project zowel op korte als op lange termijn. Daarover zal de vzw in haar volgende activiteitenverslag moeten rapporteren.

 

Ik ben het niet eens met de stelling dat het project een ongelijke behandeling van advocaten voor prestaties in de tweedelijnsbijstand teweeg zou brengen. Er mag immers verschil bestaan, maar het verschil moet gemotiveerd zijn. Het verschil in vergoedingssystemen is een logische weerspiegeling van de specifieke doelen en de werking van het proefproject. Ook de taken van de advocaat-coördinatoren in het proefproject verschillen van die van advocaten die prestaties leveren onder het huidige systeem van juridische tweedelijnsbijstand. Het gaat om twee verschillende situaties, die moeilijk met elkaar te vergelijken vallen. Het gaat over een tijdelijke subsidie voor een afgebakend project en het is belangrijk om dat onderscheid te maken, om innovatie mogelijk te maken zonder dat we in de onderzoeks- en pilootfase raken aan het systeem van de tweedelijnsbijstand.

 

Uiteraard worden advocaat-coördinatoren die voor het proefproject werken, niet vergoed onder de juridische tweedelijnsbijstand. Ons werd meegedeeld dat de Orde van Vlaamse Balies nadenkt over een holistische benadering op het niveau van de ordes, maar een concreet voorstel daarover ontvingen we nog niet.

 

Ten slotte, er zijn momenteel geen gelijkaardige subsidieprojecten lopend of gepland.

 

13.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat iedereen een multidisciplinaire aanpak verdedigt. Ik begrijp dat er maar één project is, maar er gaat dan wel een heel aanzienlijk bedrag naar dat project. Misschien moet erover nagedacht worden of een en ander op een andere manier kan worden georganiseerd. Ik weet niet of het de bedoeling is dat de overheid dergelijke projecten op die manier blijft financieren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Julien Ribaudo à Paul Van Tigchelt (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La lutte contre les violences faites aux femmes" (56000992C)

14 Vraag van Julien Ribaudo aan Paul Van Tigchelt (VEM Justitie en Noordzee) over "De strijd tegen geweld op vrouwen" (56000992C)

 

14.01  Julien Ribaudo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous en conviendrez, les violences faites aux femmes ne sont pas un problème parmi d'autres. Elles constituent une grave violation des droits humains. Les chiffres sont effrayants: 21 féminicides en Belgique rien que cette année. Nous sommes en 2024 et des femmes vivent encore dans la peur.

 

Votre ministère, en tant que garant de l'application des lois et acteur central de la justice, joue un rôle clé dans la lutte contre ce phénomène. L'un des acteurs majeurs dans cette lutte est le tribunal de la famille.

 

Depuis la réforme de 2013, les juges de paix ont perdu leur rôle dans les conflits familiaux et tout repose maintenant sur le juge de la famille. Sur le principe, l'idée était bonne: un juge, une famille. Mais dans la pratique, c'est différent. Avant, une femme pouvait simplement écrire une lettre, même sur un bout de papier, pour demander une audience chez le juge de paix et deux semaines plus tard, elle était entendue. Il n'y avait pas besoin d'avocat et il n'y avait pas de frais exorbitants. On voit qu'aujourd'hui c'est tout l'inverse.

 

Dans certains arrondissements, quand une femme veut se séparer ou divorcer, elle attend entre deux et quatre mois pour la première audience et pendant ce temps, elle doit rester coincée avec un mari violent, faute de magistrats et de greffes. Pourtant des solutions existent, par exemple l'interdiction temporaire de résidence qui a été introduite en 2013. Cette procédure permet d'éloigner un conjoint violent du domicile pendant dix jours.

 

Laissez-moi vous lire un très court extrait d'un courriel d'un procureur: "Cette procédure n'est pas pratiquée au parquet de Bruxelles, faute d'effectifs suffisants". La conséquence est que des femmes, des mères se retrouvent obligées de fuir leur propre maison, parfois avec rien, et sans aucune aide.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous que le parquet de Bruxelles n'applique pas ou plus cette procédure, et quelles mesures pouvez-vous prendre face à cette urgence?

 

14.02  Paul Van Tigchelt, ministre: Les femmes doivent se sentir en sécurité pas seulement en rue ou au café, mais certainement aussi chez elles.

 

Cette procédure est utilisée assez fréquemment lorsque certaines situations particulières se présentent. Une enquête sur l'évaluation des différentes circulaires en matière de violences entre partenaires organisée par le Collège des procureurs généraux indique en effet que les magistrats utilisent cette mesure quand ils craignent une récidive d'actes de violence mais qu'il n'y a pas de mise à l'instruction du dossier, quand les violences sont modérées et répétées, pour faire redescendre la pression, ou encore lorsqu'une mesure antérieure n'a pas fonctionné. Les magistrats évaluent donc bien chaque situation avant de prononcer une interdiction temporaire de résidence.

 

D'autres mesures peuvent être jugées plus adéquates que l'interdiction temporaire de résidence.

 

En ce qui concerne cette interdiction temporaire de résidence et la différence d'application entre les différents parquets, vous avez raison. Nous avons d'ailleurs eu différentes discussions avec le Collège des procureurs généraux. Après s'être un peu énervés, le Collège des procureurs généraux, le ministre de la Justice, le ministre de l'Intérieur et les ministres communautaires compétents pour les maisons de justice ont élaboré une circulaire conjointe sur ces interdictions.

 

Cette directive, qui a été révisée en 2020, précise notamment le rôle des différents intervenants et les modalités de leurs interventions respectives. Le fait que certains parquets utilisent cette méthode plus que d'autres n'est pas optimal.

 

À ce sujet, nous avons eu plusieurs discussions avec le ministère public et le Collège des procureurs généraux ainsi qu'avec l'ancien procureur ad interim du parquet de Bruxelles. Ce dernier m'a dit qu'il n'utilise pas cette procédure, mais qu'il demande des conditions auprès des juges d'instruction.

 

Au parquet de Bruxelles, on a l'habitude de requérir certaines conditions auprès d'un juge d'instruction, donc de ne pas requérir un mandat d'arrêt.

 

Le Collège des procureurs généraux m'a averti qu'il est en général difficile d'utiliser cette méthode parce qu'il n'y a pas une approche multidisciplinaire dans chaque parquet. Il n'y a pas, comme c'est le cas en Flandre, de family justice centers ou de veilige huizen dans chaque arrondissement.

 

À ce sujet, notons que si les family justice centers et les maisons sécurisées existent depuis de nombreuses années en Flandre, le concept est encore très récent en Communauté française, ce qui explique également certaines différences en termes de méthode d'action.

 

Je soulignerai enfin que pour une mise en œuvre adéquate de cette mesure, un engagement absolu de tous les acteurs est absolument indispensable.

 

Concernant les moyens alloués à la Justice, ceux-ci ont été augmentés au cours de la précédente législature. Je ne vais pas vous donner plus de détails à ce propos.

 

Vous évoquiez aussi une évaluation du tribunal de la famille. Celle-ci vient d'avoir lieu et le rapport d'évaluation a été déposé à la Chambre il y a quelques mois.

 

14.03  Julien Ribaudo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses et de vous être mis en colère face à ce problème. Je suis néanmoins étonné de voir que les raisons diffèrent entre le mail que nous avons reçu et le contenu de votre réponse.

 

J'aimerais vous rappeler que l'État a une obligation et une responsabilité. Il doit garantir que chaque femme, chaque enfant puisse vivre en sécurité. Cela veut dire mettre des moyens là où ils sont nécessaires, recruter des magistrats et des greffiers supplémentaires – en surcroît de toutes les avancées que vous avez déjà faites – et simplifier l'accès à la justice. La justice n'est pas qu'un principe, c'est un droit qui doit être accessible pour toutes celles et ceux qui en ont besoin.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Chers collègues, ici se clôturent nos travaux du jour. Les questions qui n'ont pas été posées sont reportées à la semaine prochaine.

 

La réunion publique de commission est levée à 16 h 00.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.00 uur.