Commissie
voor Justitie |
Commission
de la Justice |
van Woensdag 8 januari 2025 Namiddag ______ |
du Mercredi 8 janvier 2025 Après-midi ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door mevrouw Marijke Dillen.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 20 et présidée par Mme Marijke Dillen.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitster: Collega's, ik wens u allen een gezond 2025 met veel werkplezier.
01.01 Jeroen Soete (Vooruit): Mijnheer de minister, bouche bée is een Franse uitdrukking die goed het gevoel uitdrukt dat ik had toen ik op de hoogte werd gebracht van de situatie van een dame uit Oostende. Zij baatte een schoonheidssalon uit en heeft vijf kinderen, maar had het ongeluk om in een persoonlijkfaillissementsprocedure verzeild te raken.
Dat op zich is al erg genoeg, maar nog erger was dat de curator het huurcontract van haar sociale woning had opgezegd. Wij zijn dat toevallig te weten gekomen, maar in het slechtste geval had die dame haar woning effectief moeten verlaten. Dat lijkt me een heel disproportionele menselijke tol van een persoonlijk faillissement. Iedereen moet uiteindelijk ergens wonen en bovendien gaat het om de gezinswoning.
Men kan zich moeilijk inbeelden dat iemand veel goedkoper op de huurmarkt zou terechtkunnen dan in een sociale woning. Financieel zou dat ook een slechte zaak zijn en bovendien contraproductief vanuit het oogpunt van de schuldeiser in de faillissementsprocedure, want al het geld dat bijkomend voor huur moet worden uitgegeven betekent minder geld beschikbaar voor de afwikkeling van het faillissement.
Dat komt me nogal kafkaiaans over. Ik weet dat u een man bent die steeds bereid is om de mouwen op te stropen, dus ik wil vandaag in deze commissie van uw wijsheid genieten en eventuele suggesties krijgen om een dergelijke situatie in de toekomst te vermijden. Ik kijk uit naar uw antwoord.
01.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw de voorzitster, ook van mij de beste wensen voor iedereen. Aan plezier zal het inderdaad niet ontbreken, toch niet in de commissie voor Justitie.
Collega Soete, u stelde een interessante vraag. U hanteerde echter de term persoonlijk faillissement, maar die term bestaat niet in het Belgische recht. Ik ga ervan uit dat u bedoelde dat het gaat over het faillissement van een natuurlijk persoon die ondernemer was.
Ten eerste is er de juridische kant van de zaak. Artikel XX.139 van het Wetboek van economisch recht bepaalt dat de curator overeenkomsten die afgesloten zijn voor de datum van het vonnis van faillietverklaring eenzijdig kan beëindigen, maar enkel voor zover het beheer van de boedel dat noodzakelijkerwijs vereist. Volgens de wet moet de curator het faillissement beheren als een goed huisvader, en dat onder toezicht van de rechter-commissaris.
Ten tweede, u weet dat ik me als minister van Justitie niet kan uitspreken over het individuele dossier waarnaar u verwijst. Noch kan of mag ik beoordelen of voormelde voorwaarde in het dossier dat u aanhaalt vervuld is. In het algemeen is de faillissementswetgeving er om zowel schuldeisers als schuldenaars te beschermen. Het doel ervan is in essentie om de niet-levensvatbare onderneming te vereffenen. Daar de concrete omstandigheden in elk dossier anders zijn en het ook niet in elk dossier aangewezen is om lopende huurovereenkomsten te behouden, is het belangrijk de nodige flexibiliteit te bewaren binnen het huidige juridische kader en niet te vervallen in overregulering. Dit zijn bedenkingen die ik maak.
Wij zijn ook gaan kijken of er in het
huurrecht, dat een regionale materie is, een extra bescherming zit. De
huurdersbescherming voorzien in het huurrecht zal, als wij uw dossier goed
begrepen hebben, echter ook niet gelden in dit geval. De huurdersbescherming
geldt voor de relatie tussen huurder en verhuurder. De curator vertegenwoordigt
niet de verhuurder maar de huurder zelf, in uw geval. Als de curator de
huurovereenkomst opzegt, is het alsof de huurder dat heeft gedaan. Dat neemt niet weg – en dit is de essentie
van mijn antwoord – dat de huurder zich kan verzetten tegen beslissingen van de
curator. Indien de curator een foute beslissing zou hebben genomen, beschikt de
gefailleerde – de huurder – over mogelijkheden om zich daartegen te verzetten
en de curator al dan niet aansprakelijk te stellen.
Dat is het antwoord. Er is geen antwoord in de zin van uw vraag omtrent het huurdersrecht. Ik meen dat het ook niet meteen aangewezen is om hier wettelijk in tussen te komen, maar de huurder is beschermd tegen foutieve beslissingen van een curator en kan er zich ook tegen verzetten. Het antwoord is daar te vinden. Dit is een bescheiden antwoord dat de dame in kwestie waarschijnlijk momenteel niet vooruit zal helpen. Zo is het echter.
Voorzitster: Kristien Van Vaerenbergh.
Présidente:
Kristien Van Vaerenbergh.
01.03 Jeroen Soete (Vooruit): Mijnheer de minister, ik had niet verwacht dat de juridische geldigheid van de beslissing van de curator hier vandaag in twijfel zou worden getrokken. De wet voorziet inderdaad dat de curator beschikt over beide mogelijkheden: hij kan zowel het huurcontract laten lopen als ervoor opteren om het te beëindigen.
Ik begrijp dat bijvoorbeeld in het kader van een handelshuur, het huurcontract van een winkel of een pand opgezegd kan worden door de curator in het geval van een faillissementsprocedure waarbij er geen doorstart komt. In dat kader begrijp ik uw opmerking wel dat de flexibiliteit behouden moet worden. Het is ook niet zonder reden dat dit in de wet staat.
De onbedoelde effecten van een wet moeten we als wetgever ook in de gaten houden. Ik heb niet direct een pasklaar antwoord gehoord, op het feit na dat de huurder effectief in beroep kan gaan of de beslissing van de curator kan betwisten. Dat zal vaak te laat zijn, vijgen na Pasen, als het huurcontract al opgezegd is, zeker voor mensen op de private huurmarkt.
U kunt zich enerzijds wel voorstellen dat het voor een gezin met vijf kinderen niet evident is om binnen drie maanden een nieuwe woonst te vinden. Anderzijds, stel dat die familie op hetzelfde adres kan blijven, dan kan een nieuw huurcontract ook een hogere huurprijs betekenen. Ik blijf dus bij mijn standpunt dat die afwikkeling een zeer disproportionele menselijke tol eist. Ik zal mijn oor te luisteren leggen om na te gaan hoe we in die situaties anders kunnen optreden.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
02.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het is algemeen bekend dat de voedselkosten in de gevangenissen per gedetineerde tot een absoluut minimum beperkt zijn. Volgens de woordvoerder van het gevangeniswezen krijgen de gevangenissen – u zult me verbeteren indien ik het fout voorheb – in de praktijk 3,94 euro per dag per gedetineerde om drie maaltijden te serveren. Aan gezonde voeding kan bijgevolg geen geld worden besteed, terwijl er in de gevangenissen gedetineerden met ernstige gezondheidsproblemen zitten. Dat brengt natuurlijk risico's met zich.
Nu heeft de klachtencommissie van de gevangenis van Brugge de klacht van een gedetineerde met hartproblemen naar aanleiding van het feit dat hij, ondanks dat hij daartoe door de behandelende geneesheer verplicht was, geen zoutarm dieet kreeg, gegrond verklaard. Na de klacht zou de gevangenis van Brugge hebben beloofd om aan de betrokken gedetineerde gezonde voeding te geven. Echter, tot op heden zou dat, althans volgens de berichtgeving waarover ik beschik, nog steeds niet zijn gebeurd.
Volgens de raadsman van de gedetineerde hebben de dokters verschillende keren bevestigd dat het levensnoodzakelijk is om gezonde voeding te krijgen. De verantwoordelijkheid wordt heen en weer geschoven tussen de medische diensten, de directie en de keuken. Allemaal gaven ze te kennen dat voeding blijkbaar niet hun bevoegdheid is.
Ten eerste, hebt u kennis van het dossier? Kunt u daarover meer toelichting geven? Waarom werd geen gevolg gegeven aan de beslissing van de klachtencommissie van de gevangenis van Brugge?
Ten tweede, wie is bevoegd wanneer een bepaald voedingsregime op medisch voorschrift wordt opgelegd? Kunt u daarover meer duidelijkheid geven?
Ten derde, welke initiatieven zijn de voorbije legislatuur genomen voor meer gezonde voeding in alle gevangenissen in het algemeen?
02.02 Minister Paul Van Tigchelt: Collega Dillen, ik hoef u niet te herhalen dat ik niet mag ingaan op individuele dossiers. Wel kan ik u het volgende meedelen. Ik heb kennisgenomen van het betreffende dossier naar aanleiding van uw vraag. Volgens de informatie die het gevangeniswezen me heeft verschaft, krijgt de betrokkene ondertussen een aangepast dieet.
Als de gevangenisarts om medische redenen een specifiek dieet voorschrijft, wordt dat dieet doorgestuurd naar de gevangenisdirectie. De directie informeert vervolgens de keuken of de dienst die verantwoordelijk is voor de bereiding van de maaltijden over de beperkingen die gelden voor de gedetineerde, met inachtneming van het medisch beroepsgeheim.
U vraagt me ook welke initiatieven er deze legislatuur zijn genomen om te zorgen voor meer gezonde voeding, wat volgens mij inderdaad een basisrecht is. Ik kan daarvoor verwijzen naar recente antwoorden op gelijkaardige vragen van collega Matheï en collega Yzermans, respectievelijk in de commissievergaderingen van 27 november en 17 december.
Elke gedetineerde heeft recht op gezonde maaltijden. Dat is het basisprincipe. Binnen de grenzen van het mogelijke stellen keukens in de gevangenissen alles in het werk om gezonde en voldoende gedifferentieerde maaltijden aan te bieden. Daarbij houden zij rekening met de overtuiging van gedetineerden en met medische voorschriften.
Principes zijn mooi, maar koken kost geld, zowel figuurlijk als letterlijk. Dat geld kan enkel worden verzekerd als daarvoor ook de nodige budgetten worden uitgetrokken. Daarom werd in de aanpassing van de begroting voor 2024, die goedgekeurd werd op 28 november, het budget van de gevangenissen met een kleine 4 miljoen euro verhoogd. Er kon immers worden aangetoond dat sinds de opmaak van de begroting voor 2024 het aantal gedetineerden was toegenomen – dat is ons genoegzaam bekend –, wat ook de kosten van onder andere voeding doet toenemen. Het beschikbare geld voor het koken werd dus verhoogd.
02.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik weet ondertussen dat u niet ingaat op individuele dossiers. Dat is ook nogal evident. Hier gaat het echter om een klacht van een gedetineerde die de klachtencommissie gegrond had verklaard en waaraan tot mijn spijt aanvankelijk geen gevolg werd gegeven.
Ik zal de antwoorden op de vragen van de collega’s nakijken. Mijn excuses dat me blijkbaar iets is ontgaan, hoewel ik hier meestal aanwezig ben.
Koken kost inderdaad geld, mijnheer de minister. Maar als de verantwoordelijken dat doen voor 3,94 euro voor drie maaltijden per dag per gedetineerde – u hebt me niet verbeterd –, zou ik wel bij hen in de leer willen gaan om te kijken hoe zij drie maaltijden per dag voor dat bedrag bereiden. Ik denk dat ik zelfs geen ontbijt voor mijn drie kinderen en mezelf voor viermaal die prijs kan klaarmaken.
U zegt dat het budget in december 2024 verhoogd is met 4 miljoen euro, maar ik begrijp toch goed dat het hier om een verhoging voor het gehele gevangeniswezen ging, niet enkel voor gezonde voeding? Door de overbevolking stijgen de kosten van het gevangeniswezen nu eenmaal aanzienlijk. U zult het waarschijnlijk wel met mij eens zijn dat 4 miljoen euro in het licht van de overbevolking peanuts is op het totale bedrag. De extra kredieten dienen niet alleen voor gezonde voeding, maar ook voor andere aspecten. Hebt u dus enig idee welk deel of deeltje van de extra middelen naar de verbetering van de voeding gaat?
02.04 Minister Paul Van Tigchelt: Ik heb geen idee; ik weet evenmin of daarvan cijfers bestaan. Ik zie straks de directrice-generaal van het gevangeniswezen en kan haar dan de vraag stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
03.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Meneer
de minister, de centralisering en digitalisering van dossiers gebeurt sinds
2019 in MaCH. Dit dossierbeheersysteem kon echter van bij zijn doorstart bij de
gebruikers binnen justitie op weinig tevredenheid rekenen. Het systeem werd
destijds als achterhaald beschouwd. In 2020 werd een moderne opvolger
aangekondigd door uw voorganger.
Die
opvolger heet Just New, een project dat gelanceerd is door het College van
hoven en rechtbanken. Naar verluidt zou dit systeem toegankelijker en
gebruiksvriendelijker zijn waarbij de goede elementen van MaCH bewaard blijven.
Hierover
de volgende vragen:
Hoever
staat men in de voorbereiding van zijn opvolger 'Just New'?
Wanneer
loopt het contract van het huidige systeem op zijn einde? Is de overschakeling
voorbereid?
03.02 Minister Paul Van Tigchelt: De modernisering van MaCH en de andere dossierbeheerssystemen is een prioriteit. Het project JustNew, dat u in uw vraag aanhaalde, bestaat echter niet langer onder die naam – we zijn goed in het uitvinden van namen, dat weet u. We werken aan twee complementaire projecten, JustCase en JustOne, ter ondersteuning van en in samenwerking met de rechterlijke orde.
Bij de digitalisering komen nogal wat uitdagingen kijken. Misschien is het zelfs zo dat de grootste uitdaging niet altijd technologisch is, maar dat de echte complexiteit zit in het harmoniseren van werkprocessen tussen alle verschillende rechtbanken en parketten. Dat zijn er nogal wat, want elkeen heeft doorheen de jaren eigen procedures en werkwijzen ontwikkeld. Het uniformiseren van die processen is uiteraard een conditio sine qua non, een essentiële voorwaarde voor een succesvolle digitalisering van Justitie. Daar is de afgelopen jaren – gelukkig maar, dat moest ook – vooruitgang geboekt, onder meer door de goedkeuring in 2022 van de gemeenschappelijke werkprocessen in het kader van het project Common Base.
Gezien de omvang van MaCH en het grote aantal gebruikers, niet alleen magistraten maar ook ondersteunend personeel, zal een volledige migratie naar JustCase, dat in een centralisatie van alle systemen voorziet, jaren in beslag nemen. Daarom is parallel gekozen voor JustOne, dat de gebruikersinterface van MaCH moderniseert en gebruiksvriendelijker maakt.
U hebt de voorbije jaren veel vragen over de gebruiksvriendelijkheid gesteld, wat toch een zeer groot probleem van MaCH was. Dankzij JustOne zijn al heel wat werkprocessen geüniformiseerd, wat vaak de grootste uitdaging is. Dat maakt toekomstige migraties eenvoudiger en het zorgt in afwachting voor een veel intuïtievere opvolging van dossiers.
JustCase is ontwikkeld door twee verschillende leveranciers. De ene leverancier ontwikkelt de applicatie voor de strafuitvoeringsrechtbanken (SURB) en het parket bij de SURB, en de andere leverancier voor het Hof van Cassatie. De finale testen volgen de komende maanden, zodat dit in productie kan worden genomen. Parallel gebeurt de selectie van de leverancier die vervolgens zal instaan voor de verdere ontwikkelingen en de uitrol naar de jeugdrechtbanken, de jeugdparketten, de familierechtbanken en de ondernemingsrechtbanken.
JustOne wordt momenteel gebruikt door de parketten van eerste aanleg en door een groot deel van de parketten-generaal. De ontwikkelingen voor de vredegerechten, politierechtbanken en correctionele rechtbanken van eerste aanleg zijn ver gevorderd. De arbeidsauditoraten en politieparketten komen later dit jaar en waarschijnlijk ook nog in 2026 aan de beurt.
Het contract voor MaCH en JustOne loopt tot het einde van dit jaar, dus 2025. De administratie bereidt een nieuw lastenboek voor om de continuïteit te verzekeren tijdens de overgangsperiode.
Ik heb nogal wat informatie op u afgevuurd, maar ik hoop dat ik toch een beetje duidelijk was.
03.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ja, dank u, mijnheer de minister. U gaf inderdaad veel informatie en ook weer twee nieuwe namen. Al die verschillende namen zorgen ervoor dat het hele informatiseringsproces moeilijk te volgen is. Er worden stappen vooruit gezet, maar het is moeilijk om na te gaan welke stappen nu concreet worden. Vaak is alles nog in proces en volgt de uitrol nog.
We hebben nog niet het gevoel dat we zijn waar we moeten zijn. We zullen het dossier uiteraard blijven opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
04.01 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de minister, na heel wat interne ruzies, disfuncties en een bijzonder turbulente periode werden de mandaten van twee directeurs bij de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) opgeheven. Een van beide directeurs, mevrouw Dereppe, heeft dat ontslag aangevochten bij de Brusselse rechtbank en eiste een schadevergoeding. In die zaak is het de Kamer van volksvertegenwoordigers die de Belgische Staat vertegenwoordigt.
De Brusselse rechtbank van eerste aanleg heeft nu een vonnis geveld waarbij de Belgische Staat wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van maar liefst 300.000 euro aan de voormalige directrice van de GBA.
Kunt u meer toelichting geven bij dat dossier? Welke feitelijke en juridische argumenten werden er door de advocaat van de Belgische Staat aangehaald ter verdediging van zijn rechten? Werd er voorafgaandelijk aan deze procedure juridisch advies gevraagd betreffende de kans op slagen? Zo ja, krijg ik daarover graag toelichting. Zal de Belgische Staat berusten in het vonnis of wordt er hoger beroep aangetekend?
Kunt u mededelen wat naast de schadevergoeding de totale kostprijs van de procedure is, onder meer advocaten- en gerechtskosten?
04.02 Minister Paul Van Tigchelt: Collega, ik begrijp niet zo goed waarom u met die vraag naar mij komt. Het is niet omdat het een procedure voor de rechtbank betreft, dat de minister van Justitie d’office bevoegd is om alle vragen daarover te beantwoorden.
Namens de regering heeft de staatssecretaris bevoegd voor Privacy dat dossier opgevolgd. Na overleg met de staatssecretaris over uw vragen, moet ik u evenwel doorverwijzen naar de diensten van de Kamer. Zij moeten u een antwoord op al uw vragen over de kostprijs en dergelijke meer kunnen geven. De GBA staat immers onder toezicht en valt onder de verantwoordelijkheid van de Kamer, en niet van de regering. Het is de Kamer, zoals u zelf ook zei, die de procedure voor de Belgische Staat opvolgt. Tot daar mijn wellicht weinig bevredigende antwoord.
04.03 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de minister, het antwoord is inderdaad weinig bevredigend. Ik zal mijn vragen dan ook aan de diensten van de Kamer richten. De GBA speelt een rol voor de FOD Justitie, in die zin leek het mij enigszins logisch om daarover een vraag te stellen. Vermits u niet kunt antwoorden op mijn vragen, zal ik die aan de diensten van de Kamer zelf richten.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitster: De samengevoegde vragen nr. 56001619C van mevrouw Dillen en nr. 56001677C van mezelf worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 56001621C van mevrouw Dillen wordt ingetrokken.
05.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, naar aanleiding van de Nationale Dag voor de Rechten van de Mens hebben alle stafhouders voor de eerste keer gebruikgemaakt van hun visitatierecht, dat in 2024 wettelijk werd ingevoerd en dat hun toelaat gevangenissen binnen hun rechtsgebied te bezoeken.
Die nationale actie onderstreept de ernst van de situatie in al onze gevangenissen, met een dramatische overbevolking en een tekort aan basisvoorzieningen, wat een oud zeer is. Ons land is daarvoor reeds meermaals veroordeeld door internationale instanties, wegens schendingen van de mensenrechten. Zo kunnen stafhouders bijdragen aan het toezicht op de detentieomstandigheden binnen hun werkingsgebied. De bezoeken zijn meer dan een symbolisch statement. Ze maken deel uit van een bredere inspanning om de kwaliteit van het detentiebeleid te verbeteren.
Naar aanleiding van de actie hebben de stafhouders ervoor gepleit het visitatierecht uit te breiden naar alle detentieplaatsen, zoals detentiehuizen, forensische psychiatrische centra, politiecellen en centra waar personen zonder wettig verblijf worden vastgehouden. Dat bestaat bijvoorbeeld in buurlanden, ik verwijs naar Frankrijk.
Bent u bereid – ook al bent u in lopende zaken, maar dit heeft geen enkele financiële consequentie – ter zake een initiatief te nemen om de uitbreiding van het visitatierecht in de praktijk te realiseren? Ik hoop op een positief antwoord.
05.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw de voorzitster, collega, de wet van 15 mei 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II maakt het inderdaad mogelijk dat de stafhouder toegang heeft tot de gevangenissen. Ik verheug me er samen met u over dat de stafhouders en de balies van die mogelijkheid gebruikmaken.
Overeenkomstig de basiswet is een detentiehuis een gevangenis. Dat betekent dat de stafhouder nu reeds toegang kan krijgen tot de detentiehuizen. Een verdere uitbreiding van dat recht naar andere plaatsen, zoals politiecellen, gesloten centra en FPC's, vereist wetswijzigingen en hangt af van andere departementen dan Justitie alleen.
Collega Dillen, ik weet niet of een uitbreiding van die mogelijkheid naar andere plaatsen een meerwaarde heeft, vermits deze regering op het vlak van toezicht op detentieplaatsen via de wet van 21 april 2024 na jaren het OPCAT heeft geïmplementeerd. We hebben in deze commissie gediscussieerd over het OPCAT. Dat protocol voorziet ingevolge een Europese verplichting in toezicht op plaatsen waar mensen van hun vrijheid worden beroofd. Die wetgeving werd dus omgezet. Ik zeg niet dat ik hier een sluitend antwoord heb, maar ik vraag me wel af of het wetgevend initiatief waarnaar u verwijst nog een meerwaarde zou hebben.
05.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik verwoord hier een beetje het pleidooi dat de stafhouders hebben gehouden naar aanleiding van die dag. Zij hebben uitdrukkelijk gepleit voor die uitbreiding en hebben ook verwezen naar de detentiehuizen. Ik leid uit uw antwoord af dat er voor de detentiehuizen geen probleem is, dus dat was blijkbaar een vergissing.
Ik heb verwezen naar de FPC's en de politiecellen. De stafhouders hebben ervoor gepleit om daar de nodige initiatieven te nemen. U zegt dat dat niet nodig is, maar ik denk dat het de moeite waard is dat de nieuwe regering dat nakijkt en nagaat of de OPCAT-regeling volstaat dan wel of een wetswijziging noodzakelijk is, zoals door de eminente advocaten en stafhouders werd gevraagd.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
05.04 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, collega De Wit en ik hebben straks nog een samengevoegde vraag over de kritiek van de SURB op de noodmaatregelen om de overbevolking in de gevangenissen aan te pakken. Collega De Wit heeft gevraagd om die uit te stellen omdat zij de hele namiddag weerhouden is.
De voorzitster: De samengevoegde vragen nrs. 56001676C en 56001681C van de dames Dillen en De Wit worden dus uitgesteld.
06.01 Darya Safai (N-VA): Mijnheer de minister, sinds de val van het Assadregime is de kwestie van het lot van de Belgische foreign terrorist fighters (FTF'ers) weer actueler dan ooit. Volgens het OCAD zouden op dit ogenblik nog 89 Belgische FTF'ers in leven zijn in Syrië en Irak. Daarvan zouden er naar schatting acht actief zijn binnen de rangen van Hayat Tahrir al-Sham (HTS), een organisatie die nu in Damascus een dominante rol speelt.
Daarnaast circuleren er, voor het eerst in lange tijd, video’s op sociale media waarin strijders met een Nederlands of mogelijk Antwerps accent te horen zijn tijdens een bevrijdingsfeest in Homs. Dat biedt voor het eerst in jaren de mogelijkheid gezichten te koppelen aan de cijfers, hoewel namen voorlopig uitblijven. Daarom wens ik u enkele vragen te stellen.
Bent u, of zijn uw veiligheidsdiensten, op de hoogte van de strijders die in de socialemediavideo’s uit Homs te zien zijn? Is vastgesteld of het om Belgische FTF'ers gaat? Zo ja, zijn er aanwijzingen dat deze personen betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden of andere misdrijven?
Kunt u een geactualiseerde stand van zaken geven over het aantal Belgische FTF'ers dat momenteel actief is in Syrië? Hoeveel van hen opereren binnen de rangen van HTS? Hoeveel binnen eenheden van het SNA? Hoeveel bevinden er zich mogelijk op vrije voeten?
Kunt u verduidelijken wie de acht strijders binnen HTS zijn? Hoeveel van hen hebben een achtergrond in de al-Nusrabrigade? Zijn er onder hen personen die door het Belgische gerecht gezocht worden of die bij verstek veroordeeld zijn?
Hoe verloopt de samenwerking met internationale partners als Interpol, de Europese lidstaten en de lokale autoriteiten om Europese FTF'ers te traceren en te monitoren in het licht van de veranderende situatie?
Zijn er plannen om de politionele en diplomatieke samenwerking met transitlanden als Turkije, Libanon en Irak op te schalen?
06.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mevrouw Safai, over dit onderwerp is de voorbije weken opnieuw veel gesproken. Ik heb hier in de commissie voor Justitie net voor Kerstmis, als ik het me goed herinner, ook uw collega Metsu een antwoord gegeven. Onze diensten zijn effectief op de hoogte van de video’s waarnaar u verwijst. Ze maken het voorwerp uit van nader onderzoek.
Ik ken het Antwerpse accent behoorlijk goed. Ik weet niet zeker of we ter zake van een Antwerps accent kunnen spreken. Ik meende een ander accent te ontwaren. Het is bij mijn weten ook niet het accent van Zoersel. We hebben geen Syriëstrijders uit Zoersel.
Mevrouw Safai, u verwijst naar uitspraken van de directeur van het OCAD. Het klopt dat in de Gemeenschappelijke Gegevensbank, dus de OCAD-lijst, een negentigtal FTF'ers of foreign terrorist fighters zijn opgenomen die zich nog in Syrië bevinden. We spreken dan over FTF-categorie 1. Van die 90 FTF’ers verblijven 13 mannen in detentie. We weten ook dat een achttal vrouwen met een tiental kinderen in kampen zitten. Er verblijven dus 13 mannelijke FTF'ers in detentie. Acht van hen zouden lid zijn van HTS of Hayat Tahrir al-Sham.
U weet dat toen in den beginne velen van hen zijn vertrokken, zij zich oorspronkelijk aansloten bij Jabhat al-Nusra. Jabhat al-Nusra was de Syrische tak van Al-Qaida. Toen is gebleken dat velen, vooral Antwerpse FTF'ers, na verloop van tijd zijn overgelopen, hoewel ik niet weet of overlopen het juiste woord is. Zij hebben zich uiteindelijk aangesloten bij IS. Ik weet dat Abu Bakr al-Baghdadi persoonlijk inspanningen heeft geleverd om die Antwerpse FTF'ers te overtuigen om van Jabhat al-Nusra naar de IS over te stappen.
Mevrouw Safai, er zijn dus 13 FTF'ers in detentie, acht zijn er nog lid van HTS en de rest is op vrije voeten, tenzij ze overleden zouden zijn. We hebben weet van een aantal personen die op vrije voeten zijn, maar over een aantal hebben we sinds lang geen informatie meer. Dat zou erop kunnen wijzen dat ze overleden zijn, maar soms weten we dat ook niet zeker.
U vraagt wat de Belgische Justitie met die mensen doet. U weet dat we voor alle FTF'ers de criminal justice approach hanteren. De acht FTF'ers die lid zijn van HTS zijn in België dus ook bij verstek veroordeeld voor deelname aan de activiteiten van een terroristische groep.
Over die FTF'ers wordt uiteraard actief informatie uitgewisseld, niet alleen recent maar doorheen de voorbije jaren, tussen onze diensten onderling, waarbij het OCAD de centrale dienst is met de OCAD-lijst. Die informatie wordt ook gedeeld met buitenlandse partners en vice versa. Gelet op de recente evolutie in Syrië wordt dat opnieuw meer intensief gedaan.
U vraagt naar de opschaling van de samenwerking met landen zoals Turkije. Volgens de informatie die ons momenteel bekend is, is het verder opschalen van die samenwerking vooralsnog niet aan de orde.
We volgende de situatie op de voet. Er zijn dus inderdaad nog een aantal Belgische FTF'ers ter plaatse.
06.03 Darya Safai (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is zeer belangrijk dat we voorbereid zijn, zodat we weten wat te doen als ze beslissen om terug te komen. U zegt dat ze bij verstek veroordeeld zijn. Als ze het land binnenkomen, moeten ze worden opgesloten. Dat is belangrijk, maar we moeten ons nog meer voorbereiden, want ze zullen na een aantal jaren opnieuw vrijkomen.
We zullen dit verder opvolgen, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
07.01 Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, volgens Bloomberg huurt de islamitische staat Iran tieners in om Joodse en Israëlische doelwitten in Europa aan te vallen. Zo was in Stockholm een 15-jarige met een geladen geweer in een taxi op weg naar de Israëlische ambassade. Een 13-jarige schoot dan weer met een wapen naar de Israëlische firma Elbit Systems. Zweedse en Noorse veiligheidsdiensten hebben gewaarschuwd voor door Iran gestuurde aanslagen op Israëlische en Joodse doelwitten. Teheran rekruteert criminelen die vaak piepjong zijn om gewapende aanvallen te plegen op Israëlische ambassades in Stockholm en Kopenhagen. Zo werden twee tieners van 16 en 19 jaar gearresteerd na schoten op de Israëlische ambassade in Stockholm en twee explosies nabij de Israëlische ambassade in Kopenhagen. Uit onderzoek bleek dat de islamitische staat Iran daarbij betrokken was.
De Zweedse inlichtingendienst heeft Teheran ervan beschuldigd bendeleden te rekruteren om Israëlische doelwitten aan te vallen. De Iraanse ayatollahs spreken openlijk hun steun uit voor wereldwijde aanslagen op Israëlische, Joodse en niet-Joodse doelwitten.
Volgens de Zweedse veiligheidsdienst gebruikt het Iraanse regime criminele netwerken om gewelddadige acties uit te voeren tegen groepen of individuen die Iran als een bedreiging beschouwen. Het gaat dus over critici en politieke dissidenten.
Zijn onze veiligheidsdiensten bezig met dat soort jihadistische terreur door de islamitische staat Iran op Belgisch grondgebied? Had onze veiligheidsdienst daarover ook contact met bijvoorbeeld de Zweedse veiligheidsdienst? Hoe groot is de dreiging in België?
07.02 Minister Paul Van Tigchelt: Mijnheer Van Rooy, regimes zoals Rusland, de zware en georganiseerde misdaad en de Islamitische Republiek Iran gebruiken inderdaad de modus operandi waarbij ze jongeren onder andere via Telegram rekruteren om in Europe specifieke aanvallen of sabotageacties uit te voeren. Dat is ook het geval in Zweden. We hadden daarover contact met de Zweedse diensten en ook de Zweedse minister van Justitie, die ik onlangs zag naar aanleiding van de bijeenkomst van de Justice and Home Affairs Council in Brussel.
De Veiligheid van de Staat heeft kennis van aanvallen tegen of in de nabijheid van Israëlische diplomatieke posten in Kopenhagen en Stockholm in 2024. Er wordt in de pers ook gewag gemaakt van linken met Iran. Onze inlichtingendienst onderschrijft de hypothese dat de modus operandi waarbij transnationale criminele netwerken en jonge individuen zonder banden met Iran worden ingezet, er een is van de Iraanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Iran kan dan ontkennen dat het bij aanvallen zelf betrokken is.
De VSSE volgt die kwestie op de voet, ook wat ons land betreft. Onze veiligheidsdiensten doen wat ze moeten doen, samen met de internationale partners.
07.03 Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, de jihadistische intentie van de islamitische staat Iran wordt onderschat. Op ons grondgebied bevinden zich reeds heel wat sympathisanten en pionnen van de jihadistische ayatollahs. Het Iraanse islamitische regime pleegt in het buitenland aanslagen en liquideert dissidenten. Pas nog werd het Nederlandse Kamerlid Ulysse Ellian bedreigd door het Iraanse islamitische regime. Ellian zegt: "Het regime zal je altijd volgen. Ongelovigen worden nooit met rust gelaten. Nooit."
Seculiere Iraniërs op ons grondgebied – ik ken er velen – voelen zich alsmaar minder veilig en zijn soms doodsbang. Velen houden zich bewust low profile en censureren zichzelf. Mijnheer de minister, dat betekent dat de overheid faalt. Laten we hopen dat Netanyahu en Trump ervoor zorgen dat het Iraanse volk en de wereld worden bevrijd van de jihadistische ayatollahs.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
08.01 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de minister, de start van een nieuw jaar zou voor iedereen een leuk en feestelijk gebeuren moeten zijn. Ooit was het dat min of meer, maar dat is dit jaar, net zoals we dat de afgelopen jaren gewoon zijn geworden, alvast niet het geval geweest, vooral niet voor de onschuldige slachtoffers van de opnieuw schandalige taferelen die zich hebben afgespeeld in de overgang van oud naar nieuw. Talrijke beschadigingen, vernielingen, brandstichtingen, het inzetten van vuurwerk als aanvalswapen: wie de beelden zonder context bekijkt, zou zich zonder enige overdrijving in een burgeroorlog wanen.
Ronduit verschrikkelijk was het voor de eigenaars van de meer dan zestig wagens die in brand werden gestoken. Een van de slachtoffers was Sidonie. Haar emotionele getuigenis geeft op een pijnlijke manier een gezicht aan het leed dat deze rellen – wat ik eigenlijk een nog te zacht woord vind – veroorzaken. Het wordt hoog tijd dat er adequaat en bikkelhard wordt opgetreden tegen de daders.
Hoeveel personen worden verdacht van deze feiten? Hoeveel daders zijn al geïdentificeerd? Hoeveel werden er gerechtelijk aanhouden? Hoeveel van hen zijn recidivisten?
Zullen deze geïdentificeerde daders via snelrecht ter verantwoording worden geroepen?
Uw voorganger en uzelf hadden het in de vorige regeerperiode voortdurend over “een straffe justitie”. Hoe zal dat worden toegepast op deze rellen?
Bent u van oordeel dat de overheid moet tonen dat ze aan de kant van de slachtoffers staat, bijvoorbeeld door hen financieel te ondersteunen? Zo ja, hoe ziet u dat?
08.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ook ik heb een vraag ingediend over de rellen met oudjaar. Het was verwacht en het is ook weer gebeurd: dramatische omstandigheden in Brussel met heel veel gevolgen, ook financieel. Men gaat er al weleens wat lichter over, maar een auto die in brand wordt gestoken veroorzaakt enorm veel schade voor de betrokkenen. Dat zijn hoegenaamd geen kleine misdrijven.
Ik wil dan ook peilen naar het aantal administratieve en gerechtelijke aanhoudingen en naar het profiel van de daders. Zijn het minderjarigen? Welke achtergrond of nationaliteit hebben ze? Waren ze al bekend bij het gerecht?
Wat gebeurt er nu verder met deze daders? Ondertussen is er een nieuwe wetgeving van kracht, met snelrecht. Zijn deze daders intussen al via het snelrecht voor de rechter verschenen? Dat had al gekund met de nieuwe regelgeving.
08.03 Minister Paul Van Tigchelt: Collega's, de zware ongeregeldheden in de nacht van oud naar nieuw, voornamelijk in Brussel, zijn onaanvaardbaar. Dat politie- en hulpdiensten doelbewust worden geviseerd, onder meer met vuurwerkbazooka's, tart elke verbeelding.
De bestuurlijke maar ook de gerechtelijke autoriteiten in onze steden zijn helaas vertrouwd met die problematiek en hadden maatregelen genomen. Ik verwijs naar het huisarrest in Antwerpen en de avondklok in Anderlecht, de meest zichtbare voorzorgsmaatregelen die werden genomen.
Justitie heeft de voorbije jaren geïnvesteerd in een snelle justitie om dit soort crapuleuze feiten accuraat te kunnen aanpakken. Ik denk daarbij aan de investering in en de veralgemening van de snelrechtkamers, de herinvoering van het snelrecht met aanhouding waarnaar collega Van Vaerenbergh verwees, de versterking van het parket van Brussel en de verstrengde richtlijnen inzake de vervolging van daders van geweld tegen de politie.
U vraagt naar cijfers over het aantal personen dat administratief en gerechtelijk werd aangehouden. Administratief is niet mijn boetiek, maar ik heb die cijfers opgevraagd. Wat de gerechtelijke arrestaties betreft, dat hebben we met de betreffende parketten opgevolgd.
Voor Brussel, waar de hoofdmoot van de problemen zich voordeed, waren er 140 bestuurlijke aanhoudingen. De politiediensten hebben zich vooral gefocust op de openbare ordehandhaving en hebben heel wat incidenten kunnen vermijden.
Wat de gerechtelijke afhandeling betreft, vier personen werden rechtstreeks gelinkt aan de ongeregeldheden. Zij werden ter beschikking gesteld van het parket voor feiten die verband houden met de onlusten en de rellen. Het gaat om twee meerderjarige verdachten, die uit hoofde van opzettelijke brandstichting van roerende goederen bij nacht werden voorgeleid voor de onderzoeksrechter. Het gaat om één minderjarige verdachte, die drager was van een molotovcocktail en die werd voorgeleid voor de jeugdrechter, en om één minderjarige verdachte, die werd gearresteerd voor het bezit van vuurwerk en die nader wordt opgevolgd door een jeugdrechter. Dat is wat Brussel betreft.
In Antwerpen waren er 39 bestuurlijke aanhoudingen en werden drie personen ter beschikking gesteld van het parket in verband met rellen en wanordelijkheden – om een eufemistisch woord te gebruiken – tijdens de nacht van oudejaar op Nieuwjaar. Bij die drie personen gaat het om twee minderjarigen, die wegens opzettelijke vernielingen en het afschieten van vuurwerk werden voorgeleid voor de jeugdrechter, en om één meerderjarige, die voor de onderzoeksrechter werd voorgeleid en werd aangehouden voor het afschieten van vuurwerk naar de politie.
In Gent waren er 25 bestuurlijke maar geen gerechtelijke arrestaties. In Luik, Charleroi en Bergen waren er volgens onze informatie geen rellen of onlusten.
Los van de context van de rellen en de ongeregeldheden merk ik op dat tijdens de nacht van oudejaar op Nieuwjaar nog tientallen andere personen gerechtelijk werden gearresteerd, zij het in verband met misdrijven die niet rechtstreeks verband hielden met de oudejaarsnachtproblemen.
Nog verschillende onderzoeken zijn lopende ter identificatie van daders en tegen geïdentificeerde verdachten van brandstichting of van geweld tegen politieambtenaren of tegen brandweer- of ambulancepersoneel. Zij zullen uiteraard gerechtelijk worden vervolgd conform de instructies ter zake. Eerst moeten ze echter worden geïdentificeerd. Dat zal de komende dagen en weken zeker nog gebeuren.
Via burgerlijkepartijstelling – dit is wat de heer Van Hoecke specifiek vraagt – kunnen de slachtoffers de schade verhalen op de daders. Er bestaat zoiets als de slachtoffercommissie, waar slachtoffers van opzettelijke gewelddaden vergoeding kunnen krijgen. De huidige wetgeving bepaalt echter dat die schadevergoeding enkel kan voor daden van fysiek geweld en niet ter genoegdoening van zakelijke schade. Indien we dat willen veranderen, moet de wet worden gewijzigd. Het klopt echter dat, mocht een dader worden geïdentificeerd, Sidonie, naar wie u verwijst, de schade op de zitting kan verhalen via burgerlijkepartijstelling.
08.04 Alexander Van Hoecke (VB): Dank u voor uw antwoord en bedankt ook om de cijfers te geven. Dat is belangrijk. Het gaat niet om een vandalismedossier als een ander, het gaat om een jaarlijks terugkerend fenomeen dat zich tegen elke vorm van autoriteit richt. Het betreft toch een rechtstreekse aanval op onze samenleving.
We voorspellen het elk jaar, het gebeurt elk jaar. Het verloopt altijd zoals voorspeld en meestal erger. De gevolgen worden alsmaar dramatischer. Het geval van Sidonie, dat ik daarnet aanhaalde, is daar een zeer schrijnend voorbeeld van. We merken dat de meer dan 60 mensen van wie de wagen is uitgebrand in zak en as zitten en dat zij ten volle beseffen dat ze waarschijnlijk wanneer ze volgend jaar Nieuwjaar vieren, nog steeds met miserie zullen zitten en nog steeds dingen in orde zullen moeten brengen. Misschien moeten we voor die slachtoffers nagaan of we een wetswijziging kunnen doorvoeren.
Het is belangrijk dat u vanuit Justitie de taak ter harte neemt, ook voor de nog lopende identificatie, om erop toe te zien dat die rellen tijdens oudejaarsnacht worden opgevolgd en als één dossier worden beschouwd. Het is belangrijk dat hier het zwaarst mogelijke gevolg aan wordt gegeven, zodat geen enkele van die daders aan zijn verantwoordelijkheid kan ontsnappen.
08.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Op mijn beurt wens ik u ook te bedanken voor uw antwoord. Uiteraard zijn die rellen onaanvaardbaar. Het gebrek aan respect voor politie en hulpverleners is eveneens onaanvaardbaar. Justitie moet daar hard en snel tegen optreden.
Uit de cijfers die u geeft, valt op dat er redelijk wat bestuurlijke aanhoudingen, maar heel weinig gerechtelijke aanhoudingen zijn uitgevoerd. U hebt niet geantwoord op de vraag naar het aantal gearresteerden dat via de nieuwe snelrechtprocedure is verschenen. Weinigen zijn gerechtelijk aangehouden, dus er zullen er geen zijn verschenen via de snelrechtprocedure, klopt dat? Ik ga ervan uit dat diegenen die gearresteerd werden intussen zijn vrijgelaten. Of niet?
08.06 Minister Paul Van Tigchelt: Van de persoon in Antwerpen weet ik dat hij is aangehouden. Van de personen in Brussel weet ik niet of ze zijn aangehouden of vrijgelaten. Ik weet wel dat ze zijn voorgeleid bij de onderzoeksrechter en dat daar een onderzoek loopt.
08.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik neem er dus nota van dat er wat deze rellen betreft nog niemand via snelrecht werd berecht. Dat is bijzonder jammer, want die snelrechtprocedure moest er juist voor zorgen dat daders bij dergelijke rellen snel en hard zouden worden gestraft. Het is dus jammer dat de nieuwe procedure volgens deze cijfers haar doel heeft gemist.
08.08 Minister Paul Van Tigchelt: Zo eenvoudig is dat niet. U weet ook dat er voor dat snelrecht met aanhouding ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. Zo moet de verdachte onder andere het feit bekennen. Doet hij dat niet, is de procedure ongrondwettelijk. Een-op-een zeggen dat de wetgeving haar doel heeft gemist, is dus een gevaarlijke bewoording.
08.09 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik weet het niet, maar ik heb ook nog een vraag waarin ik peil naar de andere cijfers. Die vraag volgt hierna.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
09.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Intussen is deze wetgeving al bijna een jaar geleden in werking getreden. Ik vraag u om een aantal cijfers aan de hand waarvan we kunnen evalueren of de nieuwe wetgeving effectief werkzaam is.
Ik verwijs verder naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Bij
wet van 18 januari 2024 werd een nieuwe snelrechtprocedure wettelijk verankerd.
Vervolgens trad bijna een jaar geleden, op 26 januari 2024, de wet in werking.
De
nieuwe snelrechtprocedure schrijft voor dat onder bepaalde voorwaarden daders kort na de feiten, meer bepaald tussen de 5
en maximaal 15 dagen door de strafrechter kunnen worden berecht, met name:
- de
beklaagde ging schriftelijk akkoord in tegenwoordigheid van zijn advocaat
- op
de ten laste gelegde feiten staat een correctionele hoofdgevangenisstraf van
minimum 1 jaar
- de
beklaagde is in voorlopige hechtenis genomen
- de
onderzoeksrechter is van oordeel dat het onderzoek volledig is
Zaken
die in aanmerking komen om via snelrecht te worden behandeld zijn eenvoudige
zaken, waarbij geen bijkomend onderzoek nodig is, zoals bij betrapping op
heterdaad, bewijs via camerabeelden of feiten waarbij de dader bekend heeft.
Hierbij heb ik enkele vragen:
Hoe
evalueert u de snelrechtprocedure, die op 26 januari één jaar in voege zal
zijn?
Per
gerechtelijk arrondissement hoeveel zaken werden via de nieuwe
snelrechtprocedure behandeld? Graag voor het gerechtelijk arrondissement
Brussel het aantal snelrechtzaken per taalrol.
In
hoeveel gevallen per gerechtelijk arrondissement werd een voorgestelde
snelrechtprocedure geweigerd door de vermeende dader?
Welke
misdrijven geven meestal aanleiding tot gebruik van de snelrechtprocedure?
Worden
de termijnen voor verschijning in elk arrondissement gerespecteerd? Waar wel en
waar niet?
Binnen
hoeveel dagen worden zaken gemiddeld gefixeerd voor behandeling?
09.02 Minister Paul Van Tigchelt: Dat is een terechte vraag, collega.
Ik heb die cijfers opgevraagd bij het College van procureurs-generaal. Het College heeft me laten weten naar aanleiding van een mondelinge vraag geen cijfers te geven.
Er is alleszins nog geen evaluatie gemaakt van het snelrecht met aanhouding. De evaluatie gebeurt, conform artikel 91 van de wet van 18 januari 2024, twee jaar na de inwerkingtreding. De nieuwe wetgeving is vertaald in een rondzendbrief, COL 5/2024 van het College van procureurs-generaal. Daarin heeft het openbaar ministerie verduidelijkt dat het de bedoeling is dat in de eerste twee jaren de nieuwe procedure wordt uitgetest. Ik kan u vandaag dus in alle eerlijkheid niet zeggen hoe vaak de procedure werd gebruikt.
09.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik dank u, maar ik ben teleurgesteld. Normaal gezien stel ik de vragen waarin ik naar cijfers peil uiteraard schriftelijk, maar omdat het in dit geval maar over één jaar ging, dacht ik dat het mogelijk zou zijn die cijfers toch te geven.
Ik zal mijn vraag dus schriftelijk indienen. Het is natuurlijk van belang dat, als we wetgeving maken, die ook nut heeft. Ik denk dan specifiek aan de gevallen waarin we te maken hebben met rellen. Daarvoor is die wetgeving eigenlijk gemaakt en zou ze moeten worden toegepast. Ik weet anders niet meer welke middelen we ter beschikking hebben om effectief en daadkrachtig tegen relschoppers op te treden.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
10.01 Alain Yzermans (Vooruit): Mijnheer de minister, 2025 is nog maar een week oud en toch waren er al twee kwalijke incidenten gericht tegen het personeel dat instaat voor de veiligheid in de gevangenissen. Zo werd op 2 januari aan de moderne gevangenis van Haren een molotovcocktail gegooid naar de auto van een cipier. Die wagen is volledig uitgebrand en ook nabij geparkeerde voertuigen liepen brandschade op. Het is een opmerkelijke evolutie die we de jongste tijd waarnemen, dat het geweld of het indirect geweld tegenover gevangenispersoneel alsmaar driester wordt.
Mijnheer de minister, welk plan van aanpak hebt u om de veiligheid van het gevangenispersoneel te waarborgen na de recente aanslag in Haren? Er is een opmerkelijke vergelijking te maken met de gebeurtenissen van nog geen twee maanden geleden in Leuven-Centraal, waarbij een cipier uit Limburg hetzelfde aan de hand kreeg.
Bestaan er hierover cijfers? Is er een significante toename van dat soort geweld ten aanzien van gevangenispersoneel op te merken?
Het wordt stilaan een vicieuze cirkel, want het personeel werkt nu volgens het regime van minimale dienstverlening, wat de werking van de gevangenis opnieuw onder druk zet. Die opmerkelijke evolutie moeten we toch goed opvolgen.
Mijnheer de minister, hoever staat het met
de lopende onderzoeken naar de feiten in Haren en in Leuven-Centraal en wat met
de gevolgen voor het personeel? Ik neem aan dat er daaruit maatregelen zullen voortvloeien.
10.02 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, la semaine dernière, un véhicule appartenant à un agent pénitentiaire a été incendié sur le parking visiteurs de la prison de Haren. Cet acte criminel vient conforter l'idée que cet établissement pénitentiaire est sous une menace grandissante, tant extérieure qu'intérieure. Cela fait craindre pour la sécurité générale du bâtiment mais aussi et surtout pour l'intégrité physique des agents pénitentiaires et du personnel en général.
Le 6 novembre dernier, je vous avais déjà interrogé suite à une tentative de largage au sein de la prison. Sans minimiser l'incident, j'étais resté assez peu convaincu étant donné la carence d'éléments en termes d'équipement et de personnel pour faire face à ce genre de menaces.
Monsieur le ministre, je reste inquiet, et je le suis de plus en plus. Je pense à la sécurité des détenus, mais aussi à celle du personnel. Celui-ci demande clairement à être mieux outillé, notamment avec des gilets pare-balles ou des bâtons télescopiques, pour faire face à des situations sécuritaires tendues et imprévisibles. Les faits de violence se multiplient et appellent une réponse circonstanciée. Cet acte commis à l'extérieur de l'enceinte fait vraiment craindre pour la sécurité intérieure de la prison aussi.
Monsieur le ministre, une concertation est-elle prévue prochainement avec les acteurs concernés afin de faire le point sur la situation préoccupante de la prison? Entendez-vous doter les équipes d'intervention du statut qu'elles réclament depuis déjà longtemps?
10.03 Minister Paul Van Tigchelt: Collega Yzermans, de tendens die u beschrijft, is helaas juist. Alle lof voor onze politie en Justitie, er wordt door onze politie en Justitie opzienbarend werk verricht in de strijd tegen de zware en georganiseerde misdaad, onder meer in de dossiers met betrekking tot Sky ECC. Daardoor zitten ondertussen meer dan 5.000 drugscriminelen in onze gevangenissen. Dat verklaart voor een deel de overbevolking waarmee we vandaag te kampen hebben. Onder die 5.000 zitten zware jongens, die voor niets terugdeinzen.
Het is correct dat twee personeelsleden van het gevangeniswezen de voorbije maanden op een ernstige manier bedreigd werden. Die personeelsleden worden uiteraard bijgestaan door de gevangenisdirectie en het gevangeniswezen en zij hebben recht op psychologische bijstand. De concrete dreigingen ten aanzien van personeelsleden van Justitie zijn helaas niet vreemd aan het opzienbarende werk van politie en Justitie. Het gaat trouwens niet alleen om gevangenispersoneel, maar ook om magistraten. Dat zal u niet ontgaan zijn, gelet op de ophef erover in de pers.
We hebben een wetgevend kader gecreëerd opdat het gevangeniswezen de grote bonzen, de bigshots, zoveel mogelijk kan isoleren en controleren om te vermijden dat zij hun criminele activiteiten vanuit de gevangenis voortzetten. Voorts zijn we dit jaar gestart met een proefproject rond jamming, waarbij we het gebruik van gsm’s verhinderen in plaats van dat we naar gsm’s in de gevangenis op zoek gaan. Het betreft een behoorlijk complexe technologie. De administratie onderzoekt in samenwerking met de betrokken actoren tevens welke preventieve maatregelen er nog kunnen worden genomen om het personeel in het algemeen beter te beschermen tegen dergelijke externe dreigingen. Daarnaast wordt er samengewerkt met het crisiscentrum, de politie en andere betrokken actoren voor de uittekening van een uniforme procedure in geval van een concrete dreiging. Die procedure zal mettertijd ook overlegd worden met de syndicale organisaties.
Specifiek wordt er naar aanleiding van het incident in Haren onderzocht op welke manier de personeelsparking van de gevangenis van Haren beter kan worden beveiligd.
Het gerechtelijk onderzoek is lopende. Het zal u niet verbazen wanneer ik zeg dat ik daarover momenteel geen bijkomende informatie kan verschaffen. Het parket zal te gelegener tijd desgevallend bijkomende informatie geven.
Cher collègue De Smet, s'agissant de votre question sur les équipes d'intervention, je tiens à préciser qu'il faut distinguer les menaces et incidents provenant de l'extérieur et ceux qui se produisent à l'intérieur de la prison. Dans le premier cas, ce sont les services externes tels que la police et le Centre de crise qui interviennent. S'il s'agit d'un incident survenu dans la prison même, il est généralement géré par son personnel, qui est formé en cinq étapes en vue d'appliquer un certain modèle. Sans entrer dans le détail, je rappelle que la base de ce modèle est le dialogue et la communication. Ce n'est que dans le cas d'une escalade conflictuelle, d'une agression psychique ou de menaces proférées que l'intervention physique du personnel entre en jeu. Il est donc formé à cet effet. Les procédures sont clairement définies. Ce n'est que lors de la cinquième et dernière phase que l'équipe d'intervention entre en action. Ses membres ont reçu une formation très précise à cette fin. C'est indispensable, étant donné que sont incarcérés des criminels d'une certaine carrure. Par conséquent, le personnel doit être protégé.
Concernant le cadre légal et réglementaire, je me réfère aux lignes directrices sur les fouilles, les mesures coercitives, les conflits et les agressions, en particulier la circulaire ministérielle du 19 novembre 2009 sur les mesures coercitives et le matériel d'intervention. Ces mesures s'inscrivent dans le cadre plus large et obligatoire de la loi du 12 janvier 2005 sur l'administration des établissements pénitentiaires et le statut juridique des détenus. En outre, je me réfère également aux principes du droit pénal sur la légitime défense et la proportionnalité.
10.04 Alain Yzermans (Vooruit): Mijnheer de minister, ik noteer dat u kort op de bal speelt en de problematiek, die alsmaar ernstiger wordt, met de nodige kennis van zaken benadert. Geweld op penitentiair beambten mogen we nooit toelaten; dat principe moeten we hooghouden.
U neemt maatregelen in verband met de infrastructuur en u gaat in overleg met de betrokkenen. Slachtofferhulp blijft belangrijk: de betrokkenen moeten goed begeleid worden.
Het wordt alleszins duidelijker dat we naar een nieuw systeem in de gevangenissen evolueren. Dat moet goed gemonitord en geanalyseerd worden, continu en geval per geval. De criminele netwerken kunnen op de een of andere manier alsmaar vaker de werking binnen de gevangenissen beïnvloeden, onder andere door ook buiten de muren te ageren tegen personeel. Ik ken zo een aantal verhalen. Ik ben van mening dat we het fenomeen goed moeten opvolgen, want de verschuiving van de normen zal een weerslag hebben op de personeelsleden en de druk waaraan zij zijn blootgesteld verhogen.
10.05 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour le caractère complet de votre réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
11.01 Alain Yzermans (Vooruit): Mijnheer de minister, na een live chat van een bekende youtuber werd de knuppel in het hoenderhok gegooid. Er werd weer een minder fraai beeld gegeven van de wantoestanden in de gevangenis van Lantin.
Er zijn ter zake drie elementen. Het eerste element is het element dat wordt aangeklaagd, met name de mogelijke verstrengeling van criminaliteit, die een hoge vlucht neemt in de gevangenis. Ik heb het vooral over de inhoud en niet over wat de betrokkene brengt. Het tweede punt is gelijkaardig aan de vorige vraag. Het gaat namelijk over de humane omstandigheden in de gevangenissen zelf. Lantin blijft ter zake bij uitstek een plaats waar de norm van het comfort altijd kan verbeteren. Het derde element zijn de feiten zelf. Uiteraard kan het niet wat er in Lantin gebeurt. Live chats mogen niet. Een gedetineerde mag geen smartphone hebben, maar toch gebeurt dat.
Daarover kunnen in algemene zin een aantal vragen worden gesteld. Ik heb ze ook meegegeven.
Is er een plan van aanpak? Is er een soort integriteitsoefening ten aanzien van het personeel? Er worden immers een aantal zwaardere criminele feiten aangeklaagd. Klopt dat werkelijk? Op welke manier worden de mensen daar beveiligd?
Hoever staat het met de lopende tuchtprocedure? De procedure staat wellicht nog in de kinderschoenen. De feiten zijn immers pas gebeurd.
Een andere vraag, die ook wordt opgeworpen in de media, is of de Belgische basiswet niet aan actualisatie toe is. Hoe kan die actualisatie gebeuren? In principe zijn dergelijke voorwerpen immers verboden. Kunnen de gevolgen ook worden verboden? Dat is immers niet meteen het geval. Het tuchtreglement moet dan worden toegepast.
Hoe kunnen wij via wetgeving een en ander vermijden? Misschien is het gebeurde een aanzet om in de toekomst dergelijke live chats te vermijden.
Er zijn dus enerzijds inhoudelijke vragen over Lantin en anderzijds over het feit zelf, dat niet mocht gebeuren. Het doel heiligt de middelen, maar hier had het middel niet mogen plaatsvinden.
11.02 Minister Paul Van Tigchelt: Collega, als u me toestaat, geef ik een antwoord op deze vraag dat ook specifiek aansluit bij uw vorige vraag. Het parket heeft erover gecommuniceerd, dus ik mag het ondertussen bevestigen. In de zaak van de bedreiging van een cipier in Leuven-Centraal, waarbij zijn wagen in brand werd gestoken in Heers, zijn vijf verdachten gearresteerd, waaronder een minderjarige.
Ik heb al meermaals in deze commissie gezegd dat er vaak minderjarigen bij dergelijke feiten zijn betrokken. Dat ligt ook in het verlengde van de vraag van de heer Van Rooy. Minderjarigen worden vaak zeer bewust ingezet. Ze worden vaak ingeschakeld door een bepaald crimineel milieu om bepaalde feiten te plegen. Dat zien we helaas wel meer. Dus het onderzoek vordert. Ik mag dat nu zeggen omdat het parket er ook over heeft gecommuniceerd.
Collega Yzermans, intern onderzoek heeft aangetoond dat de beschuldigingen van youtuber ISAE niet op concrete feiten gebaseerd zijn. Dergelijke beschuldigingen komen helaas vaak voor en zijn helaas ook lasterlijk voor het gevangenispersoneel, dat zich dagelijks inzet. We hebben 10.000 mensen die werken in onze gevangenissen. Het merendeel daarvan zet zich dagelijks in, vaak in moeilijke omstandigheden, om de veiligheid in onze gevangenissen en daarbuiten te garanderen.
Daarmee heb ik natuurlijk niet gezegd dat er nooit problemen zijn en dat er geen corruptie kan bestaan. Gelukkig blijft dat uiteraard uitzonderlijk. In de gevallen waarin dit wordt vastgesteld, wordt daar uiteraard gevolg aan gegeven, zowel strafrechtelijk – dat hebben we de voorbije jaren inderdaad ook al gezien – als tuchtrechtelijk binnen het gevangeniswezen.
Om het risico van corruptie te voorkomen, is het natuurlijk belangrijk om preventief op te treden, in eerste instantie door middel van opleiding inzake deontologie. Daarnaast hebben we recentelijk, sinds 1 september 2024, bij de aanwerving van het penitentiair personeel een veiligheidsscreening ingevoerd, zoals die al bestaat voor het luchthavenpersoneel airside, en zeer recentelijk ook voor het havenpersoneel, onder meer in de Antwerpse haven. Dat zijn momentopnames, geen zaligmakende oplossingen. Zo'n screening is echter belangrijk, ook ter bescherming van het merendeel van het personeel dat te goeder trouw is.
Inzake uw vraag naar de noodzaak van een actualisatie van de basiswet van 2005, kan ik bevestigen dat artikel 70 van de basiswet de regels inzake contacten met de media bepaalt. De sociale media vallen onder dat artikel. Voor een officieel gefilmd interview met een gedetineerde is inderdaad toestemming nodig.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
12.01 Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de leden van de commissie voor Justitie hebben tijdens het kerstreces een brief ontvangen met betrekking tot een ontslag bij de Moslimraad van België (MRB). Het diensthoofd van de islamconsulenten, dat al verschillende jaren actief was, werd ontslagen. Een aantal vragen die hij stelde, deden me nadenken over de wijze waarop de MRB aan personeelswerking doet, met name over de afhandeling van een ontslag.
In zijn schrijven spreekt hij over een aantal ernstige feiten, die uiteraard een persoonlijke interpretatie betreffen. Hij spreekt over vriendjespolitiek, incompetentie en een cultuur van angst die zou heersen bij de organisatie. Hij nam zelf ook juridische stappen, vanwege het onrechtvaardige ontslag, zoals hij het benoemt. Hij vraagt ook om een aantal hervormingen en om onafhankelijk toezicht bij de Moslimraad.
Een eerste reeks vragen gaat over de wijze van ontslag.
Kunt u bevestigen dat er een onderzoek loopt of dat er vragen worden gesteld? Welke stappen kunnen worden ondernomen om dit te initiëren in het licht van mogelijke wanpraktijken?
Wat zijn de procedures binnen de Moslimraad met betrekking tot ontslag? Hoe waarborgt men de principes van procedurele rechtvaardigheid en de bescherming van de rechten van de werknemers?
Het volgende is een detailvraag, omdat werd vermeld dat de MRB er niet van overtuigd is dat de betrokkene zijn taken met de correcte religieuze ingesteldheid zou hebben uitgevoerd. Op welke wijze bepaalt de Moslimraad dat?
Een tweede vraag gaat over de representativiteit van de Moslimraad van België binnen de moslimgemeenschap. Welke waarborgen en maatregelen stelt u voor om deze Moslimraad op een evenwichtige manier de moslimgemeenschap te laten vertegenwoordigen?
12.02 Minister Paul Van Tigchelt: Collega Yzermans, ik kan u garanderen dat we met dit dossier de voorbije legislatuur de handen vol hebben gehad. Dit dossier is terecht ook vaak in deze commissie en in de plenaire aan bod gekomen.
Die brief heb ik gezien. Via verschillende kanalen is mij die brief overgemaakt. Ik wijs heel algemeen op de gevoeligheid, het delicate karakter van die materie, gelet op de scheiding van Kerk en Staat en de godsdienstvrijheid. De minister van Justitie betaalt conform artikel 181 van de Grondwet de bedienaren van de eredienst. Dat gebeurt met belastinggeld. Voor het overige mogen we ons met die aangelegenheid niet te veel moeien, gezien de scheiding van Kerk en Staat.
Die kwestie is ook zeer delicaat en ligt zeer gevoelig – ik spreek uit ondervinding – gelet ook op het recente verleden met de voorganger van de Moslimraad, de Moslimexecutieve, waarnaar u hebt verwezen. Ik wik mijn woorden, maar herhaal toch dat de Moslimexecutieve getuigde van een totaal gebrek aan professionalisme, transparantie en representativiteit. Wanneer we immers spreken over de scheiding van Kerk en Staat, gaat het uiteraard ook over de scheiding van Kerk en buitenlandse staat. Die situatie heeft me genoopt de erkenning van die Moslimexecutieve in te trekken, zeker ook omdat dat orgaan met belastinggeld werd gesubsidieerd. We hebben vervolgens een nieuw, voorlopig orgaan erkend, namelijk de Moslimraad.
Krachtens artikel 1, 5°, van het koninklijk besluit van 12 juni 2023 tot erkenning van de Moslimraad van België als voorlopig representatief orgaan voor de islamitische eredienst in België, is die Moslimraad, en niet de minister, bevoegd voor de aanstelling van islamitische consulenten in de gevangenissen. Die bevoegdheid omvat het rekruteren, benoemen en ontslaan van die consulenten. Het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met een islamitisch consulent valt, zoals dat ook hoort, onder de bevoegdheid van die Moslimraad. Zoals alle Belgische vzw's is de Moslimraad van België onderworpen aan het gemeenrecht. Eventuele problemen met de manier waarop de arbeidsrelatie is verbroken, is een kwestie tussen de betrokken persoon en zijn representatief orgaan. Het is niet de taak van de minister van Justitie noch van zijn administratie om dat te controleren.
Ingevolge artikel 30 van het koninklijk besluit van 17 mei 2019 betreffende de consulenten van de erediensten bij de gevangenissen neemt de minister van Justitie een benoemings- en ontslagbesluit op schriftelijk verzoek van het bevoegde representatief orgaan. De minister van Justitie heeft ter zake geen beoordelingsbevoegdheid, gelet op de overwegingen die ik u in het begin van mijn antwoord meegaf. Dat is een grondwettelijk principe. Krachtens artikel 21 van de Grondwet en vaste rechtspraak van onder meer het Hof van Cassatie, heeft de Staat zich niet te bemoeien met de benoeming of het ontslag van bedienaren van de eredienst. Dat geldt dus ook voor de interne procedures van een representatief orgaan.
De Moslimraad is benoemd als tijdelijk representatief orgaan voor de islamitische eredienst in België. Het mandaat van die Moslimraad geldt voor een periode van twee jaar en eindigt in juni 2025. Zoals omschreven in het erkenningsbesluit van juni 2023, is het een van de hoofddoelen van dit voorlopig orgaan om een transparant vernieuwingsproces te organiseren dat moet leiden tot een nieuw, definitief representatief orgaan. Dat vernieuwingsproces moet een evenwichtige vertegenwoordiging van de moslimgemeenschap bewerkstelligen.
Ik wil daar nog iets niet-onbelangrijks aan toevoegen. Op dit moment hebben mijn administratie noch ikzelf weet van elementen waardoor getwijfeld zou kunnen worden aan de deskundigheid en de goede bedoelingen van de leden van de Moslimraad.
12.03 Alain Yzermans (Vooruit): Ik zal hier niet te veel commentaar op geven. Ik neem de analyse zoals ze is. Als ervaren wordt dat bepaalde wetgeving, met name arbeidswetgeving, met voeten is getreden, zoals het indirect in de brief staat, dan zal dat langs een andere weg moeten worden bekampt. Dat moet volgens mij de boodschap zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: De samengevoegde vragen van de dames Dillen en De Wit nrs. 56001676C en 56001681C worden uitgesteld. Vraag nr. 56001682C van mevrouw De Wit wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
13.01 Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, asielbedrieger en Hezbollahaanhanger Dyab Abou Jahjah, die nota bene heeft verklaard militair getraind te zijn door Hezbollah, richtte in België de organisatie Hind Rajab Foundation op. Ze is gevestigd in – hoe kan het ook anders – Brussel. De organisatie viseert IDF-militairen die in het buitenland op vakantie of familiebezoek zijn, met als doel hen juridisch te vervolgen.
Abou Jahjah probeert rechtbanken in het Westen te misbruiken voor een politiek en ideologisch gestuurde anti-Israëlagenda. Op die manier wil hij Israëlische militairen onttrekken aan het onafhankelijke Israëlische rechtssysteem. In wezen wil hij dat iedereen die in het Israëlische leger dient, wordt geïntimideerd en bedreigd. Daarbij worden gegevens van IDF-militairen online geopenbaard, doxing dus. Het gevolg is dat mensen die dienen in de IDF in het buitenland, ook bij ons, worden belaagd, geïntimideerd en bedreigd en dus niet meer veilig zijn. Zo werden recent nog Israëlische militairen geviseerd die op vakantie waren in Nederland. Ook bij ons in België worden IDF-militairen aangepakt door dat verschrikkelijke initiatief van Abou Jahjah. Wat hij met zijn organisatie doet, is een Jodenjacht in maatpak.
Mijnheer de minister, wat vindt u ervan dat zo'n organisatie op ons grondgebied opereert? Vindt u de acties van de Hind Rajab Foundation, met name de doxing, geoorloofd? Wilt u mogelijke banden laten onderzoeken met terreurverheerlijkende organisaties of terreurorganisaties, zoals PLO, Hamas, PFLP, Iran, Hezbollah en Samidoun? Vindt u dat de Hind Rajab Foundation zou moeten worden verboden op ons grondgebied?
13.02 Minister Paul Van Tigchelt: De Veiligheid van de Staat noch het OCAD beschikt over elementen waaruit blijkt dat er sprake zou zijn van extremisme, zoals omschreven in de wet van 30 november 1998, bij de onderhavige organisatie of de betrokken actoren.
Dat gezegd zijnde, persoonlijk loop ik niet warm voor de heer Abou Jahjah, maar voor hem gelden de grondwettelijke vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, als voor eender wie anders hier. De vermeende activiteiten van zijn vzw en zijn uitspraken daarover zijn voor zijn rekening. Ze zijn een puur privaat initiatief. Dat maakt van hem hoegenaamd geen geprivilegieerde partner van de Belgische of de internationale justitie, die waakt over het respect voor het internationaal humanitair recht.
13.03 Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, u loopt niet warm voor de heer Abou Jahjah, ik nog veel minder. De islamitische terreuraanslagen van 9/11, waarbij bijna 3.000 doden te betreuren waren, gaven Abou Jahjah “een gevoel van zoete wraak”. Abou Jahjah verheerlijkt Hamasopperterrorist Sinwar, de architect van de genocidale massaslachting van 7 oktober 2023 in Israël. Sinds de Holocaust werden er op 24 uur niet zoveel Joden vermoord als op die dag. Zonder de IDF hadden moslimterroristen allang een tweede holocaust gepleegd. Israëlische helden die strijden tegen de imperialistische islamitische jihad, of het nu om Benjamin Netanyahu of IDF-militairen gaat, dienen te allen tijde veilig te zijn op ons grondgebied.
In een normaal land was asielbedrieger Abou Jahjah, een Jodenjager in maatpak, die dodelijk islamitisch terrorisme verheerlijkt, allang het land uit gezet.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
14.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, mes meilleurs vœux pour l'année 2025. Monsieur le ministre, comme vous le savez, la définition du viol a été sensiblement modifiée dans le cadre de la réforme du droit pénal sexuel, entrée en vigueur en juin 2022.
Il était prévu que la circulaire 5/2022 qui a été adoptée dans ce cadre soit évaluée dans l’année de son entrée en vigueur, puis tous les deux ans.
Entretemps, chaque procureur général a été chargé de collationner les décisions intéressantes prononcées au sein de son ressort en application de la loi du 21 mars 2022 ainsi que les difficultés liées à l’application de la nouvelle loi en vue du partage périodique de celles-ci au sein du réseau d’expertise criminalité contre les personnes et/ou au sein du réseau d’expertise TEH, selon la matière concernée.
Monsieur le ministre, cette évaluation a-t-elle été réalisée? Si oui, pourriez-vous nous en transmettre les enseignements principaux?
Disposez-vous d’informations relatives à l’impact de cette réforme sur l'incrimination des infractions visées, qu'il s'agisse de viols, d'agressions sexuelles ou d'autres infractions remises au goût du jour ou introduites en raison des évolutions sociétales, comme le stealthing? Le nombre de classements sans suite a-t-il diminué? Celui des condamnations a-t-il augmenté?
Pourriez-vous nous en dire un petit peu plus sur les impacts de cette réforme quelques années après son adoption?
14.02 Paul Van Tigchelt, ministre: Madame Schlitz, je vous remercie pour vos bons vœux et vous les réciproque. Mes meilleurs vœux pour une bonne année!
Il est exact que la circulaire 5/2022 et l'article 433quater/9 font référence à une évaluation du nouveau droit pénal sexuel entré en vigueur depuis juin 2022 dans une matière qui est une grande priorité. Cette évaluation est importante. L'objectif vise, d'une part, à ce que chaque procureur général collationne l'ensemble des décisions intéressantes de son ressort et les soumette au réseau d'experts compétents. D'autre part, il vise à ce qu'une analyse approfondie de la dépénalisation du travail du sexe soit réalisée.
L'article mentionné du Code pénal précise que l'évaluation devra s'appuyer notamment sur l'expertise de représentants des acteurs de la justice et de la police, de représentants d'organismes publics spécialisés, de représentants d'organisations de la société civile et d'experts académiques. Les domaines d'expertise représentés par les trois dernières catégories doivent inclure au moins la lutte contre la traite des êtres humains, le soutien aux personnes prostituées, l'égalité entre les femmes et les hommes, la défense des droits économiques et sociaux des travailleurs et l'accès à la santé.
Une première évaluation de la circulaire COL 5/2022 a été réalisée au sein du groupe de travail qui a rédigé cette circulaire. Cette première évaluation fondée notamment sur l'analyse des modifications législatives déjà intervenues, sur les échanges menés au sein des réseaux d'expertise et sur le partage de la jurisprudence pertinente a justifié quelques adaptations de la circulaire.
Il n'est pas encore possible de fournir des données chiffrées. Cet état de choses est notamment dû au fait que de nombreux dossiers relèvent encore de l'ancien droit pénal sexuel et que les dispositions transitoires sont toujours d'application. Je peux toutefois vous assurer que le service d'appui du ministère public met tout en œuvre pour tenir à jour un plus grand nombre de données chiffrées possible afin de pouvoir obtenir cette année une idée claire des effets positifs du nouveau droit pénal sexuel.
Par ailleurs, étant donné que l'arrêté royal qui prévoit l'agrément des employeurs occupant des travailleurs du sexe n'est entré en vigueur qu'au 1er décembre 2024, donc il y a plus d'un mois, il est encore trop tôt à ce stade pour faire l'évaluation de la dépénalisation du travail du sexe.
Via les contacts que j'ai, mais ce n'est pas scientifique, et vous avez sans doute aussi des contacts, il appert que nous avons fait des progrès dans le sens positif en ce qui concerne la priorité accordée à la problématique de la violence sexuelle. Les contacts que j'ai avec les procureurs, les avocats et les juges en attestent. Cette nouvelle législation est une étape positive et on constate aussi qu'il y a plus de plaintes dans les centres de prise en charge. En 2020, il y avait 1 000 plaintes et en 2023, on en avait déjà 3 000. Cette évolution du dark number est quand même positive. Il faut que les victimes se sentent en sécurité pour déposer plainte.
Ce sont des impressions personnelles. Ce n'est pas une évaluation objective.
14.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, merci beaucoup pour les informations que vous avez déjà pu me fournir. Je me doutais bien qu'il était un peu tôt pour avoir des chiffres développés sur l'impact de la réforme. Mais il est déjà très intéressant de pouvoir disposer des éléments que vous m'avez transmis.
Je pense aussi que l’important, pour mieux lutter contre l'impunité en matière de violences sexuelles et pour que les victimes sortent de la honte, c'est évidemment cette réforme du Code pénal sexuel que nous avons mise en œuvre au sein du gouvernement Vivaldi, mais ce sont aussi les dispositifs d'accueil et de prise en charge qui créent de la confiance, comme les Zorgcentra et les Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles.
C'est avec un arsenal d’outils qu'on peut parvenir à lutter efficacement contre ce phénomène, sans oublier évidemment la prévention et la prise en charge des auteurs.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitster: Vraag nr. 56001699C
van Katja Gabriëls wordt uitgesteld.
Daarmee zijn we
aan het einde van de agenda gekomen.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.53 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 53.