Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
van Woensdag 15 januari 2025 Namiddag ______ |
du Mercredi 15 janvier
2025 Après-midi ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 21 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitter: Goedemiddag, collega's. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid in deze sessie met zeer veel vragen die aan haar gericht zijn.
Ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om iedereen mijn beste wensen over te maken. Ik hoop dat de meerderheid en de oppositie, en de toekomstige meerderheid en de toekomstige oppositie, elkaar het licht in de ogen zullen gunnen en constructieve debatten zullen voeren in deze commissie, zoals we dat in de afgelopen vijf jaar ook hebben gedaan.
01.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik zal proberen niet te herhalen wat ik vorige week in de plenaire vergadering heb gezegd en ik hoop dat u hetzelfde doet. Ik vind dat de commissie de juiste plaats is om dieper in te gaan op een aantal zaken, waaronder de cijfers. Ik zal niet opnieuw alle incidenten op oudejaarsnacht opsommen. Er waren zeer zware rellen in Brussel en Antwerpen. Ook in een aantal andere steden was dat het geval, maar daar was minder aandacht voor. In Gent waren er problemen met allochtone jongeren. Vooral Brussel springt echter in het oog, aangezien we over de partijgrenzen heen vaststellen dat het geweld escaleert. Het gaat niet over een vuurwerkbommetje, maar wel om pogingen tot doodslag of moord op onze politieagenten door middel van molotovcocktails. Hulpverleners en brandweerlieden worden in de val gelokt en bekogeld, materiaal wordt beschadigd in het publiek domein enzovoort. Het gaat dus niet meer over faits divers.
Mevrouw de minister, die escalatie – ik zal nu toch deze woorden uit de plenaire vergadering herhalen – is een reeks van feiten die niet stopt. In 2020, vijf jaar geleden, interpelleerde ik uw voorganger minister De Crem ook al over de rellen in de grootsteden. Vandaag is dat helaas nog steeds het geval en het wordt erger en erger. Mevrouw de minister, de signalen waren op voorhand nochtans duidelijk, maar toch konden die incidenten plaatsvinden.
Wat is uw analyse van de gebeurtenissen op oudejaarsnacht? Hoe kunnen we dat in de toekomst voorkomen? In de plenaire antwoordde u naar mijn mening wat vrijblijvend dat de verantwoordelijkheden een beetje overal liggen, bij de overheid, bij de burgemeesters en bij de ouders. Over duidelijke en concrete maatregelen met betrekking tot de politionele aanpak, waarvoor u bevoegd bent, hebt u mij geen antwoord verschaft. Ik hoop dat u dat vandaag kunt rechtzetten.
De voorzitter: Mevrouw de minister, ik zie dat ik al een minuut over tijd ben. Ik geef dus snel het woord aan mevrouw De Vreese.
Mevrouw De Vreese, u hebt vijf vragen ingediend. Mag ik vragen dat u ze bundelt? Uiteraard wordt de spreektijd dan langer gemaakt.
01.02 Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb na de rellen in Brussel gevraagd om de commissie zo snel mogelijk te laten bijeenkomen. Ik had die bijeenkomst liever veel vroeger gezien, omdat het Parlement op die manier een belangrijk signaal geeft dat niet alleen onze afschuw weerspiegelt, maar ook toont dat wij onze taak van volksvertegenwoordiger heel ernstig nemen. Wanneer we zien dat de zaken op die manier uit de hand lopen, moeten we onmiddellijk de koppen bij elkaar steken en de nodige vragen stellen.
Ik maakte mij vandaag nog de bedenking dat we eigenlijk ook de minister van Justitie hadden moeten uitnodigen, omdat er ook nog heel wat vragen zijn over bijvoorbeeld het snelrecht en het parket, over de manier waarop dat snelrecht wordt toegepast en over de graad van vervolging.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u in uw hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken ook even uw licht hebt opgestoken bij uw collega, zodat we vandaag correcte cijfers in dat kader kunnen krijgen. We hebben immers heel wat gelezen in de pers, maar we hebben natuurlijk liefst de officiële cijfers en statistieken en een officieel zicht op de precieze daders en hun profiel. Als minister van Binnenlandse Zaken hebt u die situatie natuurlijk niet alleen dit jaar opgevolgd, maar ook de voorbije jaren. Alles start met een juist zicht op de situatie: wie heeft de voorbije jaren wat gedaan en hoe. Als wij parlementsleden ernstig werk willen maken van de problematiek om een volgende escalatie te vermijden, dan is de startpositie natuurlijk te weten wat er precies aan de hand is. Het doel is ons voor te bereiden op volgend jaar. We zien immers dat het geweld enorm escaleert en telkenmale zwaarder wordt.
Iedereen hier weet dat mijn partij er voorstander van is om in te grijpen, zowel op preventief als op repressief vlak, en om maatregelen klaar te stomen. Onze lokale bestuurders moeten ook weten van welke maatregelen zij gebruik kunnen maken, zodat ze niet opnieuw met de handen in het haar zitten en zich niet opnieuw moeten afvragen of een bepaalde handeling wel of niet mag en hoe een en ander nu precies zit. Wij moeten ook het nodige wetgevende werk verrichten indien er nog wettelijke beperkingen zouden zijn. We kijken dus ook uit naar het arrest van de Raad van State over bijvoorbeeld het preventieve huisarrest.
Meer algemeen is mijn vraag wat er nu is toegepast. Wie heeft welke verantwoordelijkheid genomen? Welke voorafgaande vergaderingen hebben er plaatsgevonden? Op welke manier was u daar als minister van Binnenlandse Zaken bij betrokken? Was uw kabinet aanwezig op voorbereidende vergaderingen? Wat waren de conclusies daarvan? Hebt u als minister van Binnenlandse Zaken de federale politie extra instructies gegeven? Wat waren die instructies? Hoe was de verstandhouding met het parket? Hoe was de verstandhouding tussen u en de minister van Justitie?
Onze fractie blijft met al die vragen zitten en zou daarop graag een antwoord krijgen. Welke lessen kunnen we hieruit trekken?
Kunnen mijn vragen over de lokale en de federale bevoegdheden in het verslag worden opgenomen, zodat ik ze niet allemaal volledig hoef voor te lezen?
De voorzitter: Men kan niet combineren en een mix maken met een verwijzing naar de ingediende vraag. U kunt wel verwijzen naar uw vraag zoals schriftelijk ingediend. U hebt vijf vragen ingediend, dus moet u specifiek zeggen om welke vraag of vragen het gaat.
01.03 Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn eerste vraag was een algemene vraag, mijn tweede vraag gaat over de beleidsvisie op oudejaarsnacht in Brussel. Ik verwijs daarvoor ook naar de omzendbrief OOP 41, waarin vermeld is dat de bevoegdheid voor de handhaving van de openbare orde een lokale aangelegenheid is. De minister van Binnenlandse Zaken kan natuurlijk in subsidiaire orde de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen uitoefenen wanneer die hun verantwoordelijkheid niet nakomen. Dat is artikel 11 van de wet op het politieambt (WPA). De minister van Binnenlandse Zaken oefent tevens het gezag uit op de federale politie voor het vervullen van haar opdrachten van bestuurlijke politie.
Vooraf waren er algemene coördinatievergaderingen. Dat is ook altijd aangeraden. Ook moeten er duidelijke afspraken met het parket worden gemaakt.
Mevrouw de minister, welke maatregelen hebben de Brusselse gemeenten getroffen om schade tijdens oudjaar te voorkomen? Welke bevelen, onderrichtingen en richtlijnen hebt u gegeven aan de politie? Welke dwingende richtlijnen hebt u de lokale politie gegeven? Kunt u de beleidsvisie en de tolerantiegrenzen die van toepassing waren verduidelijken? Daarover bestaan immers veel vragen. Waarom werd er niet kordater ingegrepen? Welke lessen worden er hieruit getrokken?
Ik heb ook een vraag ingediend over de risicoanalyse. Afhankelijk van de te maken risicoanalyse worden bepaalde maatregelen genomen. Zo kan een hardekerngebonden aanpak gebeuren, eventueel versterkt met dwangmaatregelen van bestuurlijke politie, zoals nultolerantie, een samenscholingsverbod, een plaatsverbod, cameratoezicht, de verstoring en sanctionering van normoverschrijding in groepsverband, met als doel om straatcriminaliteit kordaat aan te pakken.
Mevrouw de minister, kunt u meedelen welke risico's voorafgaandelijk werden geanalyseerd, in het bijzonder voor de globale opdracht van ordehandhaving? Welke aangepaste politiemaatregelen werden nodig geacht volgens dat specifieke risiconiveau? Welke hardekerngebonden aanpak moest toelaten om groepsgerelateerde overlast en straatcriminaliteit adequaat aan te pakken? Kunt u nader toelichten welke geconstitueerde eenheden werden voorzien?
Ik heb ook een vraag ingediend over de bijzondere middelen en geweldsinstructies tijdens de oudejaarsnacht in Brussel. Ik verwijs voor de inleiding naar de ingediende vraag.
Conform
de ministeriële omzendbrief OOP 41 is de keuze voor een bepaald bijzonder
middel of voor een combinatie van middelen afhankelijk van de situatie, van de
risico's en van de toets aan de legitimiteit, de opportuniteit, de
subsidiariteit, de effectiviteit en de evenredigheid.
Mobiele
en vaste camerabewaking zijn krachtige instrumenten. Andere bijzondere middelen
die kunnen worden ingezet zijn bijzondere teams (arrestatieteams, lock-on
teams, sproeiwagenteams, ...), de politie te paard, patrouillehondenteams, de
collectieve spray en traangasgranaten.
Die
laatste worden beschouwd als bijzondere bewapening op basis van artikel 6 van
het KB op de politiebewapening. Het is een `non lethal' middel.
Het
gebruik van dwang en geweld gebeurt overeenkomstig de aangegeven
tolerantiegrenzen. De geweldsinstructies kunnen voorafgaandelijk worden
meegedeeld in een geschreven order.
Politieagenten
hebben de expliciete deontologische plicht om op de meest doeltreffende wijze
een einde te maken aan geweld of geweld te voorkomen.
Kunt u meedelen welke bijzondere middelen werden ingezet tijdens oudejaarsnacht in functie van de risico's?
Volstaat het huidig arsenaal aan bijzondere middelen?
Wenst u het arsenaal uit te breiden met nog andere less than lethal weapons en hoe motiveert u dat?
Mijn collega Theo Francken, naast mij aanwezig in deze vergadering, heeft omtrent oudejaarsnacht in Brussel heel uitdrukkelijk het woord genomen in de pers. Ik vermoed dat hij het woord nog zal vragen in verband met de less than lethal weapons. Daarom vraag ik u naar uw mening en of u vindt dat dit uitgebreid moet worden. Vaak komt het immers over alsof onze politie niet kan ingrijpen of te gering bewapend is om in te grijpen. Wat vindt u daarvan? Op welke manier denkt u te kunnen tegemoetkomen aan de vragen die daarover bestaan op het terrein?
Welke geweldsinstructies werden voorafgaandelijk meegedeeld in geschreven orde?
Nu kom ik tot een heel belangrijke vraag, een vraag over de wet omtrent gezichtsbedekkende kleding.
We hebben allemaal de beelden gezien. We zagen effectief heel wat jongeren met gezichtsbedekkende kleding. Als we nu horen dat er zeven mensen via snelrecht worden vervolgd omdat de identificatie van de mensen zo moeilijk verloopt, dan begrijp ik de oproep van het VSOA om dringend de wet op de gezichtsbedekkende kledij toe te passen, die dat verbiedt. Er hangen overal camera's, er zijn veel beelden, er wordt veel gefilmd, maar als we de mensen niet kunnen zien, dan kunnen we hen moeilijk identificeren. Het is gemakkelijker om in te grijpen als die wet wordt toegepast op het ogenblik waarop ze wordt overtreden.
Het VSOA vraagt de toepassing van de wet tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt en de referentie naar het Strafwetboek van 2011. Volgens het VSOA maakt de eenvoudige toepassing van de strafwet het eenvoudiger om daders te identificeren en aan strafbare feiten te linken.
Het VSOA vraagt de toepassing van de wet, niet alleen op oudjaar, maar ook tijdens manifestaties of andere evenementen. Een wet geldt nu eenmaal altijd, ook buiten evenementen. In het dagelijkse leven begeven mensen zich in de publieke ruimte met gezichtsbedekkende kleding, waarbij onder andere alleen de ogen zichtbaar zijn, al dan niet wegens religieuze redenen. Ik kom uit Brugge. Bij risicovoetbalmatchen zijn veel mensen ook volledig onherkenbaar. Zij gebruiken dat en ook daar wordt de wet niet altijd toegepast.
Mevrouw de minister, wat is uw standpunt over de toepassing van de regelgeving? In hoeverre is er een ministeriële instructie hierover? In hoeverre werd die regelgeving in het verleden tijdens oudjaar, manifestaties en evenementen toegepast? In hoeverre werd er opgetreden tegen personen die gezichtsbedekkende kledij droegen? Waarom wel of waarom niet? In hoeverre werd die regelgeving in het verleden buiten evenementen toegepast? In hoeverre werd er opgetreden tegen personen die gezichtsbedekkende kledij droegen? Waarom wel of waarom niet?
Het komt trouwens ook heel bedreigend over als men van iemand alleen de ogen kan zien. Men weet totaal niet wie men voor zich heeft. De eerste kernopdracht van de politie is identificatie. Zij moeten weten wie voor hen staat. Ik denk dat we daar veel strikter in moeten zijn. Ik vraag me af wat u daarvan vindt, mevrouw de minister.
De voorzitter: Ik geef straks het woord aan de collega's die dat nog wensen.
01.04 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, het zal u niet verbazen dat ik een Antwerpse invalshoek heb. Burgemeester De Wever legde op oudjaar 51 gekende jongeren huisarrest op. Het ging om zware profielen: jongeren tussen 13 en 27 jaar die bekendstaan voor onder andere brandstichting, gaybashing, vandalisme, het belagen van de politie en afpersing.
Vier op de tien, dus maar liefst 19 daarvan, heeft zich niet aan het huisarrest gehouden. Dat huisarrest kon ook niet voorkomen dat er tijdens de jaarwisseling in Antwerpen alweer een aantal verwerpelijke daden werden gesteld. Zo werd er brand gesticht, gingen fietsen in vlammen op, werd een bakkerij gevandaliseerd en sneuvelde straatmeubilair. Er werden 49 jongeren, waarvan 28 minderjarigen, gearresteerd.
De Raad van State moet zich nog definitief uitspreken over die methode van het huisarrest, maar burgemeester De Wever is er gerust in omdat het advies van de auditeur alvast niet zegt dat het onwettig is. In Brussel had het opleggen van huisarrest volgens de korpschef van de politiezone Brussel Zuid geen zin omdat de daders van elders naar bepaalde wijken afzakken. Er werd dan ook gebruikgemaakt van een avondklok.
Burgemeester De Wever noemde de huisarresten geslaagd en hoopt volgend jaar opnieuw huisarresten te kunnen opleggen. Ik verneem graag van u wat u eigenlijk vindt van de methode van huisarrest die in Antwerpen werd toegepast. Bent u het eens met de analyse van de Antwerpse burgemeester? Hoopt u ook dat de Raad van State oordeelt dat het opleggen van dergelijke huisarresten wettelijk is? Indien ja, waarom?
01.05 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Er waren opnieuw rellen bij de jaarwisseling. Sinds begin deze eeuw zien we dat fenomeen toenemen. Rellen waarbij straatmeubilair vernield wordt en mensen worden aangevallen, zijn natuurlijk altijd verwerpelijk, maar het is nog zo veel erger wanneer ze gericht zijn tegen onze hulpverleners: de mensen die ons moeten beschermen en ondersteunen. Dat kan er bij mij niet in.
Om een of andere reden krijgen we dat niet onder controle en lijken we elk jaar opnieuw verrast over wat er gebeurt. U zult mij niet horen zeggen dat er de afgelopen jaren geen maatregelen werden genomen. Dat was zeker het geval, maar in alle bescheidenheid moeten we toch vaststellen dat die nog niet het verwachte resultaat hebben. We krijgen weinig of moeilijk grip op de situatie.
Een beleid moet altijd uit een ketenaanpak bestaan. U had het daarover ook tijdens de plenaire vergadering. Er moet een ketenaanpak zijn, gaande van preventieve maatregelen tot repressieve maatregelen. We moeten daarover niet flauw doen. Het gedrag dat gesteld werd, kan absoluut niet door de beugel. Het is echter ook belangrijk om te kijken naar de grondoorzaken. We mogen ons niet alleen focussen op symptomen, maar moeten ook kijken naar waar het gedrag vandaan komt en hoe we daar structureel iets aan kunnen veranderen.
Als we kijken naar het aantal incidenten met brandweermensen, zien we dat die goed zijn voor ongeveer 3 % van de aanvallen op brandweermannen op jaarbasis. Ik zou dus een pleidooi willen houden om het debat zeker niet te beperken tot oudejaarsavond alleen.
Wat zijn volgens u de grondoorzaken? We moeten die immers echt aanpakken. Welke bijkomende maatregelen zijn er nodig om ervoor te zorgen dat we volgend jaar niet weer dezelfde situatie kennen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze hulpverleners hun werk in alle veiligheid kunnen doen? Welke aanpassingen zijn nodig om onze hulpverleners te versterken zodat ze hun werk op een goede manier kunnen uitvoeren?
Hoe evalueert u het preventieve huisarrest en de avondklok die werden ingesteld?
U verwees tijdens de plenaire vergadering
naar de ketenaanpak. Kunt
u die toelichten?
01.06 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le président, vous avez commencé cette commission en nous indiquant que vous étiez un peu outré par les différentes escalades de violence et autres. Alors, je ne peux évidemment que vous rejoindre. Je pense pour ma part qu'il faut aussi arrêter l'escalade dans les mots puisque, pour ce genre de débat, il faut prendre un peu de hauteur. Comme on l'a dit, ce sont des scènes qui se répètent d'année en année. Et, d'année en année, les différentes commissions se réunissent pour parler des mêmes problèmes.
Comme vous l'avez dit, ces incidents se sont passés à Bruxelles mais pas seulement. On peut citer Gand, Willebroek, Anvers ainsi que des villes européennes telles que Milan, Paris, Lyon,… De ce fait, se focaliser uniquement sur des problèmes spécifiques à Bruxelles, comme le font certains, c'est un peu de la malhonnêteté et de la mauvaise foi.
Ce qui m'importe, c'est de trouver des solutions par rapport à ces violences vis-à-vis des citoyens, de nos familles, de nos enfants mais aussi et surtout vis-à-vis des forces de l'ordre et des forces de secours qui sont avant tout là pour assurer notre sécurité.
Alors, ces faits de violence sont inacceptables et intolérables, comme je viens de le dire, et Mme la ministre a indiqué en séance plénière que les comportements criminels doivent être sévèrement punis, ce que nous soutenons évidemment. En tant que collectivité, avez-vous dit également, il faut continuer à plancher sur les causes sous-jacentes. Je partage évidemment votre analyse et j'en appelle, pour ma part, à une approche plus globale plutôt qu'à une approche typiquement sécuritaire.
Je voudrais aussi qu'on rappelle, parce que j'ai entendu un certain nombre d'expressions ici, qu'à Bruxelles, il y a "le processus Gold" qui amène à ce qu'il n'y ait qu'un seul commandement. La nuit de la Saint-Sylvestre, comme lors d'autres grandes manifestations, il y a donc un chef de corps qui assure le commandement de l'opération pour l'ensemble de la Région de Bruxelles-Capitale.
Je ne sais pas si cette commission a déjà eu l'occasion de visiter le centre de commandement à Bruxelles où vous verrez par vous-mêmes que des zones de police ont déjà transféré la gestion des caméras à ce centre de commandement. Vous pouvez donc vous rendre compte par vous-mêmes que des choses sont faites, qu'il y a des ordres de mission, que dix-huit bourgmestres transfèrent leur délégation de compétences à la Ville de Bruxelles pour qu'il n'y ait qu'une seule personne qui suive les opérations.
Il me semble qu'il faut avoir une approche globale et être un peu à la hauteur pour essayer de trouver des solutions spécifiques.
J'ai par ailleurs une question qui revient chaque année et qui concerne les feux d'artifice. On sait qu'un type de feu d'artifice, le cobra, pose problème car il est dangereux pour ceux qui l'utilisent, et pour ceux qui le reçoivent évidemment. Je me suis toujours posé la question de savoir pourquoi on n'organise pas des contrôles aux frontières à des moments bien spécifiques, avant le 31 décembre évidemment, pour essayer de contrôler l'acheminement de ces feux d'artifice et pour faire en sorte qu'il n'y en ait pas du tout ou de moins en moins sur le territoire belge.
De voorzitter: De heer Demon is even verhinderd in een andere commissie, maar zal nog proberen aansluiten. Het woord is dus aan de heer Boukili.
01.07 Nabil Boukili (PVDA-PTB): Madame la ministre, mes meilleurs
vœux avant tout!
Je voudrais d'abord exprimer ma solidarité et mon soutien à toutes les victimes des violences survenues lors du Nouvel An, qu'il s'agisse des pompiers, des policiers et de tous les agents des services publics. Je trouve insupportable que des agents qui veillent à ce que les choses se passent bien sur le plan de la sécurité de nos concitoyens soient attaqués de la sorte. C'est inacceptable. Ces violences sont insupportables! Il faut donc tout faire pour que cela ne se reproduise pas. Malheureusement, nous assistons à ces événements chaque année. Et j'ai l'impression que l'on ne prend pas les mesures nécessaires.
Il y a l'aspect répressif, visant à punir et isoler les fauteurs de troubles en prenant des mesures ciblées contre ces personnes qui n'ont qu'un seul objectif, à savoir installer le désordre. Le Code pénal est là pour les sanctionner. Mais, surtout, quelles sont les mesures prises en termes de prévention, pour éviter que de tels événements ne surviennent? Je vis à Anderlecht. La seule chose que le bourgmestre ait trouvé à faire a été d'annoncer un couvre-feu, auquel lui-même ne croyait pas. Il l'a même dit sur BX1: "Je ne pense pas que les jeunes violents respecteront ce couvre-feu, puisqu'ils ne respectent déjà pas la loi." À quoi sert-il alors de prendre une telle mesure si l'on n'y croit pas. Comme l'ensemble de la classe politique bruxelloise, le bourgmestre s'est-il réuni avec les comités de quartier, les maisons de jeunes, les agents de prévention, les éducateurs de rue pour voir quelles sont les initiatives à prendre afin d'éviter que ces violences ne se produisent? Les associations connaissent leur quartier et les habitants. Elles savent qui est violent et qui ne l'est pas. En effet, d'autres jeunes se sont rassemblés par solidarité avec les victimes de ces violences. Pourquoi ne pas s'appuyer sur ces personnes et ces associations pour prévenir ce genre de violences et en isoler les auteurs?
Madame la ministre, des contacts ont-ils été pris avec les associations, les éducateurs, les maisons de quartier et les maisons de jeunes pour prévenir les violences commises le 31? Je n'ai pas l'impression que cela soit le cas. Un plan de mesures préventives a-t-il été élaboré? À quelle méthode recourir pour prévenir ces violences, vu que cela dure depuis des années? J'ai l'impression qu'on n'a pas appris de ces années-là.
Sur la question du couvre-feu, comment évaluez-vous cette mesure? Trouvez-vous que c’est une mesure pertinente, ou pas? Quelles mesures prévoyez-vous pour venir en aide aux victimes des violences survenues lors du réveillon du Nouvel An?
Je vous remercie. J’ai encore beaucoup à dire, mais le temps passe vite. Je m’arrête là.
01.08 Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, j'espère que les réponses que vous apporterez seront à la hauteur de l’importance de l’enjeu, loin des caricatures que certains font de ces débats.
Malheureusement, je ne vais pas le répéter, la nuit du Nouvel An a une nouvelle fois été marquée par des incidents violents et des dégradations importantes dans plusieurs villes de notre pays, à Bruxelles, mais aussi dans des grandes villes en Flandre, notamment à Anvers, la ville du probable futur premier ministre.
Des forces de l’ordre, des pompiers et des ambulanciers, qui étaient mobilisés pour garantir la sécurité de toutes et tous, ont été attaqués avec des pierres, des cocktails Molotov ou encore des feux d’artifice. Plusieurs ont été "incendiés". Du mobilier urbain a été détruit.
J’ai une pensée pour les habitants des quartiers touchés, mais aussi pour les services de secours et de police touchés, qui se retrouvent malgré eux en première ligne et subissent les conséquences directes de ces actes destructeurs. Ce sont des comportements qui doivent évidemment être sanctionnés avec sévérité.
Vous avez été interrogée là-dessus en séance plénière. Vous avez également évoqué la nécessité de travailler sur les causes de ces phénomènes en adoptant une approche préventive globale, tout en ayant également un volet répressif.
Madame la ministre, je vais être précise et directe dans mes questions. Sur la base des arrestations administratives et judiciaires effectuées lors des incidents de la Saint-Sylvestre, quelles leçons tirez-vous de ces événements?
Chaque année, ces violences se répètent. En collaboration avec votre collègue en charge de la Justice, mais aussi avec les gouverneurs et les bourgmestres, quelles initiatives comptez-vous prendre pour mettre en place une stratégie préventive efficace et concertée?
Je rejoins la question de mon collègue M. Boukili sur les collaborations qui ont été faites, ou pas, avec les acteurs locaux, comme les associations de quartier, de jeunesse. J’ai travaillé pendant cinq ans à Molenbeek, et les débordements étaient très limités, puisqu’il y avait un vrai travail de la police et des associations de terrain. C’est donc possible.
Comment évaluez-vous la décision du bourgmestre d’Anderlecht d’instaurer un couvre-feu pour les jeunes de moins de 16 ans durant cette période? De nombreuses associations – mais aussi des juridictions – déplorent cette décision, qui a pourtant été maintenue.
Enfin, quelles actions prévoyez-vous pour venir
en aide aux victimes des violences et dégradations survenues durant la nuit du
Nouvel An, qu’il s’agisse des particuliers, des commerçants ou des services de
secours? Merci madame la
ministre.
01.09 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn beste wederwensen. Ik hoop op een goede samenwerking en een veilig 2025.
De oudejaarsrellen zijn in ons land een groot probleem. Sommigen noemen ze alsmaar vaker een soort georganiseerde burgeroorlog, een nacht plezier en vertier waarbij iedereen en zeker de veiligheidsdiensten, de brandweer, de ambulanciers, eigenlijk alle diensten met een gezagsfunctie, die de autoriteit van de staat uitdragen, het moet ontgelden. Dat belangrijke signaal moeten we oppikken en daar moeten we mee aan de slag.
Het wordt er ook niet beter op. Nadat het de afgelopen jaren wat rustiger was, is het dit jaar geëscaleerd in Antwerpen en zeker in Brussel. Door de preventieve huisarresten in Antwerpen kon een en ander wel worden vermeden.
Ik wil ook even de puntjes op de i zetten. Vanuit Franstalige hoek wordt vaak gezegd dat het gaat om een soort van Brusselbashing. Vlamingen zouden het altijd leuk vinden om over Brussel een verhaal te maken. Ze wonen er niet, ze kennen de stad amper, ze komen er alleen om te werken en voor de rest hebben ze met Brussel niet veel te maken. Dat is niet zo, zeker niet in mijn geval. Ik heb heel veel familie wonen in Brussel. Het is mijn hoofdstad. Ik hou van Brussel, absoluut. Daarom doet het me zoveel pijn om de stad te zien bloeden.
Het gaat niet zo goed met Brussel, op veel vlakken niet. Het moet beter en ik zeg dat vanuit een positief engagement. Sommigen begrijpen mij misschien verkeerd, omdat ik soms hard communiceer. Dat is waar, dat is nu eenmaal de aard van het beestje. Dat betekent evenwel niet dat ik geen hart zou hebben voor Brussel en voor de Brusselaars. Het is een grote bezorgdheid voor mij. Ik vind het een geweldige stad, maar er zijn serieuze problemen.
Ik hoor hier voorstellen om via grenscontroles de invoer van cobravuurwerk tegen te houden, maar dat is niet realistisch. Ik hoor dat we straathoekwerkers moeten inschakelen. Dat lukt misschien in Mechelen maar in Brussel blijkbaar niet echt goed. Van mij mag dat, maar dat is toch niet de oplossing.
Mevrouw de minister, ik vraag een serieuze analyse van de proportionaliteit van de inzet van geweld en van overmacht in dit land. Dat kan voor mij in het Parlement, mijnheer de voorzitter. We moeten dat debat echt voeren. We hebben de afgelopen weken een voorstel van resolutie opgesteld en ik zal die samen met de collega’s indienen. Ik hoop dat dat een aanleiding kan zijn om samen met de vakorganisaties, met het kabinet, de minister en de bevoegde diensten de proportionaliteitsdiscussie aan te gaan.
Voor mij kan immers één zaak niet langer in de toekomst. Dat is dat onze politiemensen zich een sitting duck voelen. Dat kan niet meer. Er is actie en escalatie, maar er moet ook reactie mogelijk zijn. Dat debat wil ik heel graag naar het Parlement toetrekken de komende maanden. Mevrouw Verlinden, wat is uw mening daarover?
01.10 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wens u en alle medewerkers hier aanwezig, voor zover ik dat nog niet persoonlijk heb kunnen doen, het allerbeste en een gezond, warm maar vooral ook veilig jaar. Wat mij betreft, zullen we daaraan voortwerken. Er zijn al stappen gezet.
Mijnheer de voorzitter, zoals u aangaf, hebben we een deel van het debat al gevoerd tijdens de plenaire vergadering van vorige week.
Mevrouw De Vreese, ter verduidelijking, de commissie organiseert haar werkzaamheden zelf. Ik ben ter beschikking, zoals ik dat de voorbije legislatuur steeds ben geweest. Indien zij het goed had bevonden om het debat samen met de minister van Justitie te houden, was dat uiteraard mogelijk geweest. Ik ben zoals steeds ter beschikking.
Ten eerste sluit ik mij alvast aan bij uw aller dankbetuigingen ten aanzien van de duizenden leden van onze veiligheidsdiensten, brandweer en hulpdiensten voor wat zij hebben gedaan in de grote steden en op andere plekken in ons land, teneinde de veiligheid te garanderen van iets wat een oudejaarsfeest zou moeten zijn. Herinner u hoe men in de plenaire vergadering verklaarde dat er bij Nieuwjaar en oudejaarsnacht wensen horen en geen rellen. Helaas werd het anders.
Uiteraard kunnen we, zoals ik hier op alle banken hoor, nooit aanvaarden dat onze veiligheids- en hulpdiensten he slachtoffer zijn van agressie of geweld. We mogen evenmin aanvaarden dat straatmeubilair of andere zaken in het publiek domein of persoonlijke bezittingen worden vernield door vandalen en relschoppers.
Dat heeft inderdaad niets met het oudjaarsfeest te maken. Zo gebruikt men oudjaar als een excuus om rel te schoppen en ruzie te zoeken met eenieder die men op zijn pad treft, in het bijzonder degenen die instaan voor de veiligheid van anderen. Dat moeten we effectief streng veroordelen. Dat soort gedrag, die rellen, die vernielingen, zijn verwerpelijk en walgelijk en horen niet thuis in onze samenleving.
Het is ook ten zeerste te betreuren dat een groep jongeren met dat gedrag een heel grote groep te schande brengt. Die jongeren dragen daarmee een enorme verantwoordelijkheid, maar dat komt niet eens bij hen op.
Jammer genoeg moeten we in het politiek debat dat zich daarover ontspint, vaststellen dat men soms aan politieke recuperatie doet en de mond vol heeft van gemakkelijke slogans. Sta me toe de structuren waarin men werkt, nogmaals toe te lichten. Ik neem mij alvast voor om dat te beklemtonen in communicaties in 2025. Mevrouw De Vreese, u drong er tijdens de kerstvakantie al op aan dat de federale politie het commando zou overnemen. Welnu, ingevolge de nieuwe gemeentewet staan in onze structuur in de eerste plaats – we kunnen daarover uiteraard discussiëren, maar een wijziging ter zake komt niet in de teksten van de arizonaonderhandelaars aan bod – de burgemeester en de lokale bestuurders in voor het bewaren van de openbare orde, de veiligheid, de rust en de gezondheid, afgestemd op het concrete lokale risico. De burgemeester is ook officier van bestuurlijke politie en heeft dus het gezag over de lokale politie. Het komt dan ook de burgemeesters toe om vanuit die hoedanigheid en middels de bevoegdheden die hun gegeven zijn met de federale wetgeving op het vlak van de openbare orde, de nodige instructies aan de lokale politie te geven.
Het komt dus niet in de eerste plaats de minister van Binnenlandse Zaken toe om concrete lokale instructies en richtlijnen te geven op basis van welke precieze handeling de politiediensten moeten optreden. Laat ik dat misverstand uit de wereld helpen. U zult straks misschien opwerpen dat u het zo niet bedoeld hebt, maar daar komt uw pleidooi voor een federaal commando op neer. Het handelingskader daarentegen wordt wel door de federale context bepaald.
Dat federale context laat de burgemeesters toe de tolerantiegrenzen en het handelingskader vast te leggen, zodat de juiste instructies voor een lokale context kunnen worden gegeven. Ik verwijs naar de omzendbrieven en de richtlijn CP4, waarnaar u zelf hebt verwezen.
Er zijn heel wat gradaties in het scala van handelingsmogelijkheden wanneer er verstoring van de openbare orde is dan wel of er sprake is van geweld of vernielingen. Dat gaat van een aantal zachtere ingrepen tot de meest verregaande vorm van geweld. Het handelingskader is vandaag beschikbaar. In heel veel gevallen spreekt de burgemeester met de korpschef af wanneer er wat zal gebeuren. In Brussel zijn er elke dag wel drie betogingen, zowel statisch op bepaalde plekken, als dynamisch. Welnu, ook voor de betogingen wordt telkens een handelingskader afgesproken dat bepaalt waar welke ingreep zal worden toegepast. Een federaal commando is ander instrumentarium en het moet worden erkend dat niemand de situatie en de handelingsmogelijkheden ter plaatse zo goed kent als de lokale besturen.
U spuide mist door te zeggen dat de lokale besturen niet altijd weten wat ze kunnen doen en door onmiddellijk daarna het progressief huisarrest aan te kaarten. Het gaat om twee verschillende zaken. De politie weet in principe vanuit de briefings op basis van het afgesproken handelingskader wat er mogelijk is. Het preventief huisarrest – ik kom er later op terug – is iets helemaal anders. We weten niet of dat al dan niet wettig is, want de Raad van State heeft zich daar nog niet ten gronde over uitgesproken. U haalt alleszins twee zaken door elkaar: het is niet omdat er onduidelijkheid bestaat over het preventief huisarrest dat er onduidelijkheid bestaat over het handelingskader voor de politie.
Chers collègues, ayant analysé la situation, je peux vous assurer que les bourgmestres se sont effectivement occupés de la préparation et de la définition des actions et des interventions à mener. Ils ont pris leurs responsabilités dans le cadre opérationnel prévu.
Sur le plan préventif, bien avant le passage à la nouvelle année, ils ont écrit aux parents. Dans certaines communes, ils ont adopté des mesures administratives avec un signal clair, comme ce fut le cas à Anvers ou à Anderlecht. Ils ont fixé des limites de tolérance pour garantir l'ordre public. Ils ont communiqué des instructions précises à leur police locale en mettant en place une concertation et une collaboration entre la police et les pompiers et ce, dans tout le pays, comme c'est toujours le cas.
Ik heb inderdaad ook al in deze commissie gezegd dat de oorzaken van die problemen voor mij niet buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij de analyse van het hele probleem.
Mijnheer Boukili, u vroeg wat er preventief is gedaan. Preventief moet niet alleen de politie of Justitie optreden. Ik vind dat we absoluut het symptoom van een dieper maatschappelijk probleem moeten aanpakken, namelijk de hele discussie over de beleidsniveaus en de bevoegdheden over de domeinen heen. Ik heb bijvoorbeeld in de voorbije legislatuur in de interministeriële conferentie Armoede ook het grootstedenbeleid op de agenda gezet.
Dit is ook een probleem van een gefaald grootstedenbeleid. Het vraagt iedereen aan tafel, en iedereen met een gelieerde bevoegdheid, zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Het gaat niet op dat men wegduikt van zijn verantwoordelijkheid inzake grootstedenbeleid in de hoop dat men de slagen van het Parlement of van de pers mist. Iedereen moet eraan bijdragen. Anders zullen we de dieper liggende oorzaken nooit uit de wereld kunnen helpen.
Er is de vraag over de noodzaak aan bijkomende instructies vanwege de minister van Binnenlandse Zaken. Er waren uiteraard vele nieuwjaarsrecepties in de afgelopen dagen, maar sowieso waren er ook veel reguliere contacten. Ik heb daar veel ongenoegen gehoord. Sommingen doen immers uitschijnen dat de lokale besturen en de lokale korpsen zelf te weinig beoordelingsvermogen hebben inzake het scala van mogelijkheden waarover ze beschikken. Ik laat de discussie over less lethal weapons hier even buiten beschouwing. Ik denk niet dat het chaperonneren vanuit een federaal commando of bijkomende instructies kunnen helpen bij het in de kiem smoren van dit probleem.
De lokale politie wordt uiteraard versterkt door de federale politie. U vroeg daarnaar, mevrouw Devreese. Dat gebeurt zowel op het terrein als bij de voorafgaande analyses. De federale politie maakt analyses, actieplannen en aangepaste interventiedispositieven. Dat gebeurt in Brussel bijvoorbeeld onder de Gold Commander, maar ook elders wordt gepland wat men precies wil doen bij interventies. Zo worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt tussen de politie en de brandweer om bepaalde interventies begeleid te doen. Dat zijn afspraken die specifiek voor oudjaar worden gemaakt.
U vroeg naar een overzicht van al de maatregelen. Welnu, dat zijn dingen die lokaal gebeuren op basis van de risicoanalyses. Overigens moeten de lokale besturen niet aan de minister van Binnenlandse Zaken verantwoording afleggen, of een gedetailleerd risicoplan voorleggen ter beoordeling. Ik geloof in het principe van subsidiariteit, en vooral ook in de kennis en de expertise van de lokale mensen. Zij hebben het gedaan. Ik kan u dus onmogelijk een overzicht geven van alle lokale acties die op het terrein hebben plaatsgevonden.
Uit de analyses na 1 januari blijkt dat de politie en de hulp- en veiligheidsdiensten zich opnieuw als betrouwbare en professionele veiligheidspartners hebben getoond. Dat is wat mij betreft zeker aan de orde. De politie kwalificeren als een sitting duck en tegelijkertijd de indruk wekken dat bepaalde lokale besturen crimineel tuig hun gang laten gaan bij gebrek aan federaal commando, helpt daar niet bij, zeker niet in het betonen van respect voor politie en lokale besturen.
Het is tijd om kleur te bekennen. Men kan moeilijk beweren dat de politie haar job heeft gedaan, maar tegelijkertijd stellen dat ik het gezag moet overnemen omdat bepaalde lokale besturen en korpschefs hun job niet hebben gedaan. Iedereen in de pers heeft bijna unisono het werk van de politie, ook de gold commander, gerespecteerd en gewaardeerd. Mevrouw De Vreese, ik ben lost in translation wanneer u zegt dat ik het moet overnemen en dat er federale instructies moeten komen. U zei dat ik als federaal minister op basis van de huidige regelgeving het gezag kan overnemen, maar u zei ook dat de politie haar job heeft gedaan. Voor mij zijn dat twee verschillende zaken. Daar kan volgens mij geen harde lijn tussen worden getrokken.
Mevrouw De Vreese, ik heb met genoegen vastgesteld dat u in de eerste dagen van het jaar hebt gezegd dat er een federaal commando moet komen. Daarmee geeft u aan dat u toch nog een belangrijke rol weggelegd ziet voor het federale niveau wanneer het de veiligheidsproblematieken betreft. Een sterk federaal niveau en een sterke federale politie die desgevallend en waar nodig de lokale politie bijstaat, zal alvast in de volgende legislatuur moeten worden verzekerd.
Vooraleer ik een precies overzicht van de feiten en geleverde inspanningen zal geven, wil ik nog iets zeggen over die preventieve aspecten en het belang van het ouderlijk gezag tegen hardleerse relschoppers en recidivisten.
Uiteraard moet dat het onderwerp uitmaken van de besprekingen in het kader van de regeringsonderhandelingen of van de parlementaire besprekingen de komende vier à vijf jaar. De straffeloosheid of het gevoel van straffeloosheid moet immers worden weggewerkt. Potje breken, is potje betalen. Crimineel gedrag moet worden bestraft. In geval van betrokkenheid van minderjarigen, zoals in Antwerpen, moet de rol van de ouders tegen het licht worden gehouden. De ouders moeten bij de les worden gehouden. We moeten ervoor zorgen dat we dat gedrag kunnen aanpakken en bij ordeverstoring individuen ook kunnen identificeren.
Zoals u vermeldde, mevrouw De Vreese, moeten we extra middelen inschakelen voor gezichtsbedekking. Ik wissel daarover heel graag van gedachten met u. We hebben het gehad over camera's en privacy en over het gebruik van camera's voor andere doeleinden, voor meer dan de pure verkeersovertredingen. We spreken dan ook over dat soort technieken. Laten we dat debat ten gronde voeren om te bekijken wat we nog meer kunnen doen om te identificeren.
Zoals u zegt, hebben we allemaal de beelden gezien. We stellen dan ook vast dat op dergelijke momenten de politie alles in het werk stelt, soms op gevaar van eigen veiligheid, om de orde te herstellen en de criminelen te vatten. Op dat ogenblik is identificatie niet de eerste reflex. Men probeert het crimineel gedrag te verminderen en te doen stoppen, maar op dat moment is identificatie moeilijk. Dat is natuurlijk de reden waarom het nadien langer duurt om bepaalde individuen te identificeren en die met snelrecht voor de rechter te brengen. Ik ben het helemaal met u eens dat dat een gevoel van straffeloosheid geeft. We mogen daarvoor niet in de richting van de politie kijken, die haar job niet goed kan doen. We moeten dus nadenken over welke extra maatregelen we willen treffen. Zelfs in een stadion, dat min of meer een beperkte omgeving is waar men toegangscontrole kan uitoefenen en waar camera's hangen, is het niet evident om gezichtsherkenning uit te voeren en individuen te identificeren. Dan is het nog veel moeilijker in een stad waar vaak een spel van kat en muis wordt gespeeld en de politie alles in het werk stelt om zo snel mogelijk de orde te herstellen.
Zoals ik in de plenaire vergadering heb verklaard, moet er worden gesanctioneerd en moeten ook bestuurlijke maatregelen kunnen worden genomen. De GAS-regelgeving moet worden toegepast om ervoor te zorgen dat wie potje breekt, potje betaalt en men voelt wat de consequenties zijn van het laakbare gedrag dat men heeft gesteld.
Mijnheer Francken, u verwees naar de proportionaliteit van het geweld. Dat is een debat ten gronde waard. Ik ervaar vandaag niet in de debatten die we gevoerd hebben naar aanleiding van de voorstellen dat de inzet van less than lethal weapons door alle politiemensen op een warm applaus onthaald wordt. Er kan geweld gebruikt worden en dat gebeurt vandaag ook al. De vraag is echter – en daarmee ben ik ook de boodschapper van de feedback die we kregen – of we de-escaleren op het moment dat we dat soort materialen, technieken en middelen zouden inzetten.
Uiteraard moeten we onze politie voor zichzelf en voor iedereen zo goed mogelijk uitrusten en beschermen. Vandaag kan de FN-303 dan ook gebruikt worden bij een aantal interventies, onder meer van de speciale eenheden. De politie vraagt echter niet om dat te gebruiken bij ordehandhaving. We moeten daarover dus ten gronde nadenken, niet alleen over de korte termijn, maar ook over de consequenties die dat kan hebben. Geweld kan immers escaleren, wat niet altijd een veiligere situatie teweegbrengt voor de politiemensen of hulp- en veiligheidsdiensten op het terrein. Uiteraard is dat een debat dat verder kan worden gevoerd.
Pour ce qui est de la préparation, il est clair, comme je viens de le dire, qu'avant la nuit de la Saint-Sylvestre, les autorités locales, la police et les pompiers prennent de nombreuses mesures pour préparer le passage à l'an neuf. La police fournit ainsi aux services d'ordre toutes les ressources nécessaires sur la base de l'analyse des risques. En outre, les seuils de tolérance sont déterminés, les formations nécessaires sont organisées, également en collaboration avec les pompiers, et des briefings sont donnés au personnel et à tous les autres partenaires concernés. Les accords nécessaires sont également conclus avec les parquets. Par ailleurs, comme toujours, la police locale peut compter sur le soutien de la police fédérale, avec entre autres des effectifs supplémentaires, des autopompes, un appui aérien, des maîtres-chiens, des équipes d'arrestation et des véhicules cellulaires pour le transfert des personnes arrêtées.
Cette préparation intensive concerne non seulement la police mais aussi les pompiers. Ainsi, à l'approche de la Saint-Sylvestre, les procédures des pompiers sont ajustées, le nombre d'hommes disponibles est revu à la hausse et une coordination intensive est assurée entre les pompiers et la police. À Bruxelles, par exemple, la police fédérale a été chargée d'accompagner, de soutenir et de protéger systématiquement les pompiers lors de leurs interventions. Une protection personnelle supplémentaire est également prévue pour les pompiers et des modifications sont apportées aux véhicules.
Vous savez, chers collègues, que les agressions contre la police et les secouristes sont sanctionnées plus sévèrement avec le nouveau Code pénal, que nous travaillons à un cadre juridique solide pour l'utilisation des bodycams par des fonctionnaires de police et l'utilisation des caméras pour les services de secours, et que nous travaillons également depuis des années à la prévention à travers de nombreuses campagnes de sensibilisation.
Concernant la situation à Bruxelles, le principe du "gold commander" est appliqué dans la Région depuis des années. Concrètement, cela signifie que le chef de corps de la zone Bruxelles-Capitale-Ixelles a été désigné gold commander. Par conséquent, une coordination et un commandement centralisé ont été appliqués à la capacité policière disponible sur le territoire entier de la Région de Bruxelles-Capitale
En outre, le ministre-président bruxellois a pris un arrêté interdisant la détention, le transport et l'utilisation de matériel pyrotechnique sur l'ensemble du territoire de la Région. Le bourgmestre d'Anderlecht a pris une ordonnance de police interdisant la présence de certains jeunes non accompagnés d'un parent ou d'un tuteur dans certaines parties du quartier de Cureghem.
Cette mesure sera discutée au niveau de la police à l'issue des débriefings organisés. Il faut analyser si elle a eu un effet sur le maintien de l'ordre public.
De cijfers zijn al genoemd: er zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 153 aanhoudingen uitgevoerd, zowel gerechtelijke als bestuurlijke. In 2023 vonden er 206 aanhoudingen plaats. Er wordt nogal gemakkelijk gesproken over een escalatie, maar er waren dus minder aanhoudingen dan vorig jaar. Je kunt uiteraard op verschillende manieren naar die cijfers kijken. Er is ook het niveau van het gehanteerde geweld en de verhoogde inzet, dus ik wil daar absoluut geen dogma prediken. Het waren er dus wel minder, maar uiteraard nog altijd veel te veel.
Vanuit Brussel wordt ook gezegd dat voor de bestuurlijke arrestaties een GAS-pv wordt opgemaakt. Voor de rest gebeurt de gerechtelijke opvolging door het parket van Brussel. Daar zou de minister van Justitie mogelijk verder informatie over kunnen geven.
In Antwerpen werden 49 personen opgepakt. Er waren 39 bestuurlijke aanhoudingen en 10 gerechtelijke. Dat is een merkwaardig cijfer, want bij die 49 waren er 28 minderjarigen. Dat toont aan dat er ook in die leeftijdscategorie een probleem was. Iemand, ik denk de heer Van Rooy, gaf al aan welke vernielingen er geweest zijn. Dat ga ik dus niet herhalen.
In Antwerpen is dus ingezet op huisarrest en de identificatie van hotspots door de zone en de stad als bestuurlijke overheid. De heer Francken zei dat preventie en straathoekwerkers niet voldoende zijn, maar ook in Antwerpen zijn buurtvaders en sfeerbeheerders ingezet. Men heeft er dus ook gebruikgemaakt van de organisaties uit het middenveld, tussen de jongeren en de politie, om mee in te staan voor de orde. Er zijn uiteraard ook afspraken gemaakt met de organisaties voor het ophalen van huisvuil en het schoonmaken van materiaal. Dat gebeurt trouwens ook in andere steden en gemeenten in ons land.
U vroeg me naar mijn mening over het huisarrest. In de plenaire vergadering van vorige week heb ik ook gezegd dat het absoluut goed is dat burgemeesters zoeken naar administratieve en bestuurlijke mogelijkheden om de orde te handhaven, wanneer ouders kennelijk hun verantwoordelijkheid niet meer nemen voor minderjarigen en jongeren niet meer opvoeden met zin voor verantwoordelijkheid. Alleen moeten we dan wel kijken naar de proportionaliteit en de haalbaarheid. Laten we immers niet veronachtzamen dat er ongelooflijk veel politiecapaciteit gaat naar de handhaving van die huisarresten. Ik heb gelezen dat 60 % van de husarresten werd nageleefd. Het is dus niet omdat een huisarrest wordt opgelegd dat het per definitie wordt nageleefd. De proportionaliteit en de motivering zijn wel belangrijk. In bepaalde omstandigheden kunnen we ons daar iets bij voorstellen, maar in andere omstandigheden, wanneer er minder vertrouwen is in het lokaal bestuur, is dat een heel ander vraagstuk. Dat debat, mijnheer de voorzitter, is al vaak gevoerd en het gaat over de afweging tussen fundamentele rechten en veiligheid. Als men regels maakt, gelden die natuurlijk voor iedereen en moeten die multi-inzetbaar zijn. Dat debat zal ook de komende legislatuur belangrijk zijn.
Mogelijk geeft de Raad van State ook nog een advies ten gronde. Er is al veel gesproken over het advies van de auditeur, maar als men het arrest leest, merkt men dat het enkel over de urgentie gaat en dus over de toegangsvoorwaarde om met nuttig gevolg een schorsingsprocedure te kunnen inleiden. Het gaat niet over de grond van de zaak, namelijk het huisarrest. Het advies, als het er komt, zal ons mogelijk helpen om ons verder te oriënteren op het vlak van de wettigheid van dergelijke maatregelen.
Ik wil nog een punt meegeven over het vuurwerk. Daar werd immers ook een vraag over gesteld. Het wijdverbreide gebruik van vuurwerk moet absoluut een grote bezorgdheid zijn. Het fenomeen bestaat trouwens niet alleen in België. We hebben de voorbije legislatuur ook gediscussieerd over de verkoop van vuurwerk. Iedereen weet echter dat het ook online wordt gekocht. Het is dus niet omdat wij in België een verbod op de verkoop zouden invoeren, dat vuurwerk niet meer zou voorkomen. Dit is ook heel moeilijk te controleren.
Dat is absoluut iets wat in Europees verband moet worden aangepakt, zodat het verbod op de productie maar ook op de verkoop en op het gebruik uniform kan worden opgelegd en wij dat samen kunnen doen. Er zijn op dat vlak nogal wat culturele verschillen. Dat begrijpen wij. Het heeft echter weinig zin om dat alleen te doen.
Soms wordt ook een algemeen federaal verbod gevraagd. Dat verbod zit in de kaarten van de lokale besturen. Ik zie ook dat zij heel gericht met die maatregel omgaan en bepaalde gebruiksverboden opleggen in een bepaalde zone. Andere besturen beslissen dan weer dat vuurwerk voor hen mag tussen elf uur ‘s avonds en één uur ’s nachts, omdat zij dat wel mogelijk achten. Ook op dat vlak is de rol van de subsidiariteit misschien niet te onderschatten.
Mevrouw De Vreese, aan de absolute nood aan strenge straffen en aan nultolerantie, waarnaar u verwees, hebben we de voorbije legislatuur gewerkt. Aangaande de nultolerantie tegenover geweld ten aanzien van de politie en de hulpverleners maar ook breder ten aanzien van de buschauffeurs en onthaalbedienden mogen we ons niet verstoppen voor het bredere maatschappelijke probleem.
We zullen het symptoom van de rellen maar ook van het falen van het grootstedelijke beleid nooit aanpakken, als we niet ook naar andere elementen kunnen kijken. Politie en justitie voelen zich wel eens de figuurlijke brandweer, omdat zij aan het einde van de ketting moeten optreden, nadat andere mechanismen geen afdoende resultaat hebben gehad. Te veel jongeren haken af en gebruiken geweld als een vorm om zich te manifesteren. Dat is absoluut onaanvaardbaar. We mogen echter niet wegduiken voor de aanpak van die problemen. Laten we dan ook iedereen, op welk beleids- en bevoegdheidsniveau dan ook, houden aan de verantwoordelijkheid. De minister van Binnenlandse Zaken kan strenger zijn, strenger straffen en meer politie sturen en justitie kan proberen het snelrecht effectief in te voeren, maar dan nog zal er niks gebeuren en zullen we blijven dweilen met de kraan open als we onderliggend niks doen.
Wat mij betreft moeten huisvestings-, armoede- en verslavingsbeleid en illegaliteit allemaal worden aangepakt.
Dans le débat public qui a été ouvert après le
Nouvel An, une attention a été réservée à cette question et à ces défis
lorsqu'un journaliste d'investigation a écrit: "Comment en sommes-nous
arrivés là en tant que société? Dans une société où les parents ont autorité
sur leurs fils ou leurs filles, un bourgmestre n'a pas besoin de recourir à
l'assignation à résidence ou au couvre-feu." C'est le problème fondamental.
Ook de heer Jurgen De Landsheer zei dat de administratieve maatregelen in de eerste plaats een signaal zijn voor de ouders.
Le vivre-ensemble est une valeur dont l'apprentissage commence à la maison. Donc, il faut continuer de chercher les moyens de traduire ce message, du chef de corps de Bruxelles-Midi notamment, en actes concrets dans tous les domaines et à tous les niveaux politiques.
Op dit moment is het op basis van de informatie waarover ik beschik, moeilijk om precies de link te leggen met de huisarresten en de cijfers. Uit de eerste, mogelijk later nog te corrigeren informatie blijkt dat 60 % van de huisarresten werd nageleefd. Er zal allicht nog moeten worden geanalyseerd om wie het precies gaat, wie het huisarrest niet heeft nageleefd en wie men dan nadien heeft aangetroffen op plekken waar waar dat niet mocht, mogelijk ook met criminele activiteiten.
Ik heb al vaak verklaard dat we politie en justitie moeten versterken en alles in het werk moeten stellen om onze mensen te beschermen. Nadien moeten we ook heel duidelijk de signalen geven dat het niet past om strenger te straffen, om goede middelen te hebben. Het debat over de less then lethal weapons moet worden gevoerd en is niet zomaar een detail in de marge, gelet op alle consequenties. Vooral ook de gecoördineerde aanpak over alle bevoegdheidsdomeinen heen is van belang. Dat heeft niks te maken met een soft beleid of de problemen de rug te willen toekeren, maar dat heeft wel te maken met mijn diepe geloof dat, als we die jongeren niet kunnen doen geloven dat dat soort waarden, normen, contrarechtsstatelijk gedrag hier niet thuishoort, politie en justitie altijd te weinig middelen zullen hebben om dat probleem het hoofd te bieden.
Ik ben bereid om daar in de komende jaren verder over na te denken.
01.11 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, als men merkt dat preventieve maatregelen niet meer helpen en dat de repressie en de politionele aanpak tekortschieten, dan moeten we het geweer van schouder durven veranderen en ons upgraden om dat geweld wel met wortel en tak uit te roeien. U kunt er niet mee wegkomen door te verwijzen naar het aantal aanhoudingen.
Als ik verklaar dat de rellen escaleren, dan wijs ik op de ernst van de feiten, maar dan bedoel ik ook dat het niet alleen om geweld op oudejaarsavond gaat. Als het weer wat warmer wordt, zien we immers dezelfde fenomenen in onze recreatiedomeinen, waarover uw partij terecht een resolutie heeft ingediend, en op sociale media, waarbij jongeren in scholen of in de omgeving daarvan leeftijdsgenoten brutaal en gewelddadig aanpakken.
Eén ding wil ik wel toegeven. Als u zegt dat het een dieper maatschappelijk probleem is, dan klopt dat. U hebt dat ook in de plenaire vergadering gezegd. Ik bekijk het wel net iets anders dan u. Ik bekijk het niet louter vanuit huisvesting of armoede, want dat zou inhouden dat elke arme mens teruggrijpt naar geweld, terwijl dat absoluut niet het geval is. De rode draad bij al die rellen is dat het meestal om allochtone jongeren gaat. Het probleem is dus niet de armoede of de huisvesting, maar wel de massa-immigratie, waarbij steeds meer allochtonen zich afzetten. De heer Francken heeft er al min of meer op gewezen dat die jongeren zich afzetten tegen onze normen en wetten. Het is geen toeval dat onze ordehandhavers het doelwit vormen. Alles wat gezag uitstraalt, moet eraan geloven bij sommige allochtone jongeren. Dat moet benoemd worden, dat gegeven moet worden aangepakt.
01.12 Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, ik bedank u voor uw zeer uitgebreid antwoord, alleen heb ik voor mezelf weinig antwoorden gevonden, al was het maar een antwoord op mijn vragen naar concreet cijfermateriaal of misschien een vergelijking over de jaren heen. Komt er al dan niet een evaluatie?
Ik hoor u verwijzen naar het grootstedenbeleid, naar de lokale besturen, naar het sociaal werk, naar iedereen. Ik hoor evenwel niet echt wat u als minister van Binnenlandse Zaken zelf zult of kunt doen om in de toekomst te vermijden wat in de afgelopen jaren is gebeurd, ik hoor niet waar u al dan niet aanwezig was. Ik hoor u zeggen dat korpschef Goovaerts, de gold commander, zijn taken heeft uitgevoerd. Hij dient uiteraard rekening te houden met ongelooflijk veel lokale besturen, met talrijke uiteenlopende meningen over de aanpak van die situatie. Dat zorgt in Brussel net voor een desastreuse situatie. Gebaseerd op het stappenplan bij escalatie, durf ik daarom inderdaad te zeggen dat, indien het werkelijk in het algemeen belang is om als minister van Binnenlandse Zaken heel duidelijke instructies te geven, u dat moet doen, als u dat kunt doen. Dat is onze stelling.
Er wordt gewezen op verschillende verantwoordelijkheden. Wij zijn van mening dat u, al hebt u dat misschien niet graag, als minister van Binnenlandse Zaken daaromtrent ook een grote verantwoordelijkheid draagt. Dat heb ik zo ook uitgesproken in de pers. U noemt dat mist spuien, maar ik ben als volksvertegenwoordiger bezorgd over de situatie in Brussel. Ik vind inderdaad dat die politiezones gefusioneerd moeten worden en ik vind eveneens dat huisarrest toegepast moet worden. Dat debat moeten we naar mijn mening voeren en dat zal ik hier de komende jaren dan ook doen, omdat het gewoon compleet de verkeerde kant opgaat.
01.13 Minister Annelies Verlinden: Dan ben ik wel eens benieuwd wat u vindt dat ik moet doen in deze context. U zegt dat de minister een verantwoordelijkheid heeft. Dat is zeker zo. Het is niet de bedoeling die te ontlopen. We hebben in de afgelopen jaren heel vaak gedaan wat we allemaal gedaan hebben. Ik heb al een korte hint gegeven, maar dat zou ons te ver leiden.
Wat moet de minister van Binnenlandse Zaken dan in deze context concreet doen?
De voorzitter: Is dat een retorische vraag? Of is het een concrete vraag?
01.14 Minister Annelies Verlinden: (…)
01.15 Maaike De Vreese (N-VA): Natuurlijk ga ik antwoorden. Ik hoop dat straks het laatste woord ook aan het Parlement zal zijn.
Mevrouw de minister, u bent heel lang aan het woord geweest. Ik zal er op antwoorden. De reactie op die rellen moet inderdaad worden voorbereid. Oudejaarsnacht moet worden voorbereid. U moet met die mensen aan tafel zitten en u moet heel goed weten wat de handelingsmodaliteiten zijn. U moet ook heel goed weten wat de risicoanalyse is. U moet daarvan op de hoogte zijn als minister van Binnenlandse Zaken en u moet bijsturen op het moment waarop het nodig is.
Dat moet u doen als minister van Binnenlandse Zaken. Maar ik…
(…):(…) : De rellen vinden wel plaats.
01.16 Maaike De Vreese (N-VA): De rellen vinden plaats. De rellen escaleren.
01.17 Minister Annelies Verlinden: (…)
01.18 Maaike De Vreese (N-VA): U bent minister van Binnenlandse Zaken.
(…):(…)
De voorzitter: Dat is een ander debat.
01.19 Maaike De Vreese (N-VA): De VSOA…
01.20 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le président, c'est chacun son tour ou c'est un débat entre…
(…):(…): Sitting
ducks! Dat maakt u van uw eigen mensen.
De voorzitter: Collega's, rustig. Mevrouw De Vreese heeft het woord.
01.21 Maaike De Vreese (N-VA): Ik heb ook heel duidelijk gevraagd of u van mening bent dat sneller ingrijpen op gezichtsbedekkende kleding een goed idee is. Als minister van Binnenlandse Zaken zou u dat kunnen toepassen.
Als minister van Binnenlandse Zaken kunt u heel wat ondernemen. Er moet kort op de bal worden gespeeld. Er moet worden bekeken hoe we die situatie een volgende keer kunnen vermijden.
01.22 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, 30 jaar geleden al schreef de Duitse schrijver Hans Magnus Enzensberger over de moleculaire burgeroorlog die steeds meer onze straten teistert. Sindsdien is het alleen maar erger geworden. De daders zijn nooit Chinezen, Zweden, joden of boeddhisten. Het zijn altijd dezelfde allochtone jongeren, die vanuit hun cultuur onze samenleving haten en willen kapotmaken. Ze grijpen elke gelegenheid aan om een straatjihad te voeren tegen ons, tegen onze hulpverleners, tegen onze politie.
Mevrouw de minister, dit is een cultureel importprobleem. Er zijn dus twee fundamentele maatregelen die moeten worden genomen om het niet nog erger te laten worden, om niet te blijven dweilen met de kraan open. Ten eerste, stop de ongecontroleerde massa-immigratie. Ten tweede, voer voor dat soort straattuig niet alleen veel zwaardere straffen in, maar zet ze zo mogelijk ook het land uit, samen met hun familie.
01.23 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw genuanceerd antwoord. Ik ben het met de meeste principes die u naar voren schuift eigenlijk wel eens, uiteraard niet met alles, maar we blijven soms wat hangen in principes. Ik denk dat de meerderheid in deze Kamer het daarmee eens is.
Sommige collega's hebben het over een burgeroorlog. Ik denk dat sommige mensen gewoon niet weten wat een burgeroorlog is. Misschien moeten ze eens een land bezoeken dat in een burgeroorlog zit. Dat is gewoon niet meer ernstig.
Ik vind dat we het debat ernstig moeten voeren en een analyse van het geheel moeten maken. Ik hoor veel collega's ook lacherig doen over preventie. De beste rellen zijn natuurlijk de rellen die niet plaatsvinden.
Ik las in de krant een verhaal over Antwerpen, waar men in bepaalde buurten heel sterk preventief heeft gewerkt. Daar waren vorig jaar rellen, maar dit jaar niet meer. Die preventie weglachen en de mensen met ervaring op de straat hier wegzetten als totaal overbodig, dat komt het debat niet ten goede.
Het belangrijkste voor mijn fractie is ook dat we een debat in de breedte kunnen voeren, van preventie tot repressie. De maatregelen zullen in dat scala moeten plaatsvinden. We moeten dat debat ten gronde voeren, zodat we op oudejaarsavond niet opnieuw moeten vaststellen wat we elk jaar vaststellen.
Mijnheer de voorzitter, ik heb ook een suggestie.
Misschien moeten we een reeks hoorzittingen houden waarop we een aantal van die spelers, vanaf het preventieve tot het repressieve, hier in de Kamer uitnodigen? We zouden hen kunnen zeggen dat we het allemaal als een probleem ervaren en dat we het over de principes grotendeels eens zijn. We zouden die spelers kunnen vragen naar concrete oplossingen die ons als samenleving vooruit kunnen helpen zodat we hier volgend jaar niet opnieuw hetzelfde debat moeten voeren.
Men heeft ook gesproken over de uitrusting van de politiemensen. Ook bij de brandweer heerst daar enige ongerustheid over. De brandweerlieden moeten een andere vorming krijgen en hun materiaal aanpassen. Dat valt allemaal ten laste van de hulpverleningszones, wat voor sommige bijzonder zwaar om dragen is. Dat moet de volgende regering ook echt aanpakken.
De voorzitter: Alle suggesties van collega’s voor de agenda hier in de commissie zijn uiteraard welkom.
01.24 Ridouane Chahid (PS): Merci, madame la ministre, pour les réponses que vous avez fournies.
Une chose est sûre – et vous l'avez dit –, on ne touche pas à la police, à nos services de secours, au mobilier urbain, à nos citoyens. Point à la ligne, il n'y a pas de discussion là-dessus et je pense que cette commission s'en sortirait grandie si on était tous sur la même longueur d'ondes sans faire des escalades de propos comme ceux que j'ai pu entendre aujourd'hui.
Vous avez demandé à ma collègue de la N-VA ce que vous deviez faire. En fait, vous avez la réponse. Avant vous, il y avait un ministre N-VA et il n'a rien fait. Il a désinvesti dans la police et lui a donné beaucoup moins de moyens, ce que vous n'avez pas fait. Vous avez donné des moyens à la police et oui, il faut lui en donner davantage encore. Cela, je vous l'ai déjà dit lorsque je vous ai rencontrée lorsque j'étais bourgmestre. J'ai évoqué la situation, vous avez apporté des réponses et une chose est sûre, madame la ministre: à chaque fois que nous avons fait appel à votre cabinet et à votre département, ils ont répondu présent.
Aucun chef de corps de Bruxelles ne peut dire le contraire, vous avez été là. Alors oui, j'en appelle à ce que les partenaires du futur gouvernement vous donnent les moyens nécessaires pour faire en sorte qu'il y ait plus de policiers, que la justice fasse son travail et que les chaînes de sécurité et de prévention soient en action, à Bruxelles ou ailleurs.
Il faut arrêter de stigmatiser Bruxelles. J'ai envie de dire à M. Francken que ce n'est pas qu'il n'aime pas Bruxelles, il n'aime pas une partie de Bruxelles, voilà la réalité. Et s'il aime tellement Bruxelles, qu'il pose des actes au lieu de poser des propos inutiles.
01.25 Nabil Boukili (PVDA-PTB): J'ai entendu des propos un peu hors sol mais je ne vais pas m'abaisser à y répondre, je préfère me concentrer sur les propos de Mme la ministre. Je suis d'accord avec vous, madame la ministre, quand vous dites que ces questions de violence sont un problème de société et que la prévention ne repose pas sur les seules épaules de la police. Je suis tout à fait d'accord.
La police fait partie des acteurs de la prévention et je pense que les policiers à Bruxelles connaissent ces jeunes-là mais qu'ils ne sont pas impliqués dans la prise de décision. Les décisions viennent d'en haut, de la part de personnes qui ne connaissent pas les quartiers ni les villes, qui sont dans des bureaux feutrés et qui imposent à la police des circulaires ou des propositions qui ne correspondent pas aux réalités de terrain.
Madame la ministre, je vous invite à imaginer une feuille de route pour qu'avant le 31 décembre soit mis en place un protocole selon lequel la police devrait se réunit avec les associations de quartier, les éducateurs de rue, la chaîne de prévention. Si on leur dit simplement, par exemple, que dans tel quartier on va organiser telle activité, les interventions policières pourraient alors être concentrées là où il n'y a pas de présence d'éducateurs ou d'acteurs de prévention. Or ce n'est pas ce qui nous revient du terrain.
Je ne sais pas pourquoi, mais les acteurs de terrain ne sont pas impliqués dans la prévention. En ce qui concerne le couvre-feu à Anderlecht, ils l'ont appris par la presse. Personne ne leur a parlé.
Cela ne peut pas marcher de cette façon. Dès lors, comment faire pour impliquer les acteurs de terrain dans ces décisions? Monsieur le président, je pense que nous pourrions inviter des représentants de ces organisations ici en commission afin de connaître leur avis sur cette question, car voilà des années que nous ressortons les mêmes recettes et que nous sommes confrontés aux mêmes problèmes. Il est peut-être temps de changer de méthode. En tout état de cause, si nous n’essayons pas, cela ne fonctionnera jamais.
01.26 Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour votre réponse détaillée et nuancée, beaucoup plus nuancée que les propos de certains caricaturistes ici, même si cela ne nous surprend guère de la part de l’extrême droite.
Je partage certains de vos constats et solutions, mais je voudrais insister ici sur la question de la prévention, qui est selon nous essentielle. À cet égard, nous devons nous attaquer aux causes réelles et réaliser une analyse approfondie des racines du problème. Cela implique de poser des diagnostics et, en quelque sorte, d’ouvrir la boîte de Pandore et d’exercer un effet sur des facteurs structurels tels que les inégalités sociales, économiques ou culturelles, qui contribuent à ce phénomène. Mais évidemment, il est plus facile d’être grossier et caricatural que de se pencher sur les causes structurelles du problème.
Pour mon groupe, il faut donc continuer à travailler sur les causes structurelles et sur la prévention, mais aussi continuer à investir dans la police de proximité. La police de proximité, c’est elle qui connaît le terrain, les quartiers et la réalité. Malheureusement, ainsi que l’a rappelé mon collègue Ridouane Chahid, sous la coalition suédoise, nous avons assisté à un désinvestissement massif dans les forces de police. Dès lors, nous espérons que les actuels négociateurs, qui sont probablement dans la dernière ligne droite des négociations, vont décider de continuer à investir dans une police de proximité qui connaît les quartiers.
01.27 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben geschrokken van uw antwoord. U zegt dat u niet veel meer had kunnen doen, dat u hebt gedaan wat u moest doen, dat het is wat het is, dat u ervan akte neemt; daar komt het toch op neer. U vroeg aan mevrouw De Vreese wat u nog meer had moeten doen, u weet het dus blijkbaar zelf niet. Ik denk nochtans dat het nog beter kan. Zo goed was het niet, mevrouw de minister. Het was een drama, het was een ramp.
U zegt dat u op recepties mensen bent tegengekomen die hun wenkbrauwen fronsten over de voorstellen naar aanleiding van die rellen. Ik ben op recepties heel veel mensen tegengekomen die hun wenkbrauwen fronsten over wat er allemaal gebeurd is, over het feit dat dit jaarlijks terugkomt, over het feit dat dit blijkbaar normaal is en erbij hoort en over het feit dat het elk jaar erger wordt. Dat heb ik gehoord op de nieuwjaarsrecepties die ik bezocht.
U zegt dat ik niet moet praten over sitting ducks, want dat ze dat niet zijn. Ik heb misschien wel honderd mails gehad van politiemensen. Ik heb er één online gezet, geanonimiseerd, want veel van die mensen hebben angst voor represailles. Ze vragen allemaal om anonimiteit. Die mensen zeggen dat ze zich sitting ducks voelen. Het gaat om mensen die aanwezig waren op het terrein die avond. Dat is de realiteit. U zegt dat ik dat niet mag zeggen. Als die mensen mij schrijven dat ze zich zo voelen, is er een probleem. Dan ben ik als volksvertegenwoordiger voor een stuk de vertegenwoordiger en vertolker van wat er leeft bij die mensen, die ook maar hun werk doen en worden aangevallen met molotovcocktails, waartegen ze niets kunnen doen. Doe er iets aan!
Collega van de PS, het is steeds hetzelfde. U zegt niet dat ik niet van Brussel houd, maar dat ik niet van een deel van Brussel houd. Ik ben vier jaar staatssecretaris geweest. Ik heb heel veel mensen geholpen in Brussel, in heel moeilijke situaties, mensen zonder papieren. U insinueert dat ik een racist ben en dat ik een deel, zijnde de vreemdelingen, niet moet. Ik heb er in mijn leven veel meer geholpen dan u ooit zult helpen in uw leven. Ik heb mensen in zeer moeilijke situaties geholpen, door uiteindelijk hun zaak te regulariseren, door ervoor te zorgen dat ze hier een nieuw leven kunnen uitbouwen, met papieren, op een legale manier. Ik heb van u dus geen enkele les te krijgen. Geen enkele les!
Ik houd inderdaad iets minder van één partij in Brussel, namelijk de PS. Kijk naar wat er in Anderlecht gebeurt. Kijk naar wat er in zoveel gemeenten gebeurt. Dat wanbestuur! Een deficit van 39 % op de begroting. Een schuldgraad van 250 %. En dan komt u zeggen dat er genoeg geld moet zijn voor de politie, dat Arizona nog meer geld moet geven. Twintig miljard te kort, oplopende kosten, 46 miljard te kort, het grootste gat ooit in de geschiedenis van dit koninkrijk. En nu komt u mij hier de les spellen. Een beetje bescheidenheid zou u sieren.
01.28 Franky Demon (cd&v): Ik was weerhouden in een andere commissie, waarvoor mijn excuses, maar ik heb het antwoord van de minister grotendeels gehoord.
Mijnheer Francken en mevrouw De Vreese, ik heb toch een ander geluid gehoord. Ik heb een minister horen zeggen dat ze veel gedaan heeft, dat nulrisico nooit zal bestaan, dat we moeten inzetten op preventie en grootstedenbeleid en dat alles met een ketengerichte aanpak.
Mijnheer Francken, u hebt gelijk, het is inderdaad niet eenvoudig in Brussel. Misschien loop ik hier voor sommigen al iets te lang rond, maar ik weet nog dat onder de heer Jambon, toenmalig minister van Veiligheid, ook soortgelijke zaken zijn gebeurd op oudejaarsnacht. We hebben toen samen nagedacht over wat we zouden kunnen ondernemen, terwijl hier nu wordt gezegd dat er niets of te weinig wordt gedaan.
Wat zijn de oplossingen die ik hier hoor? Dat we iets sneller moeten optreden tegen mensen die een bivakmuts dragen. Denkt u echt dat de minister daartoe geen opdracht geeft? Ze heeft alles gedaan, maar het werkt nog onvoldoende. In plaats van op elkaar te schieten zouden we beter bekijken hoe een volgende bestuursploeg nog straffer kan inzetten op preventie en politionele inzet.
Laten we elkaar niets wijsmaken: nulrisico zal nooit bestaan. We hebben de eenheid van commando bij de politiediensten kunnen invoeren. Laten we nu werken aan de eenheid van commando op bestuurlijk vlak. Het helpt niet om een plaats- of huisverbod in te voeren voor personen in gemeente X als ze amok kunnen maken in gemeente Y. Laten we nadenken over hoe we dit juridisch kunnen verankeren.
01.29 Maaike De Vreese (N-VA): Collega Demon, u zegt mij dat de minister daarover wel degelijk instructies heeft gegeven. Ik hoor de minister daarnet echter zeggen dat het aan de lokale besturen was en dat ze daarover niets te zeggen heeft. De lokale besturen moesten ingrijpen. Mevrouw de minister, was u nu betrokken bij de voorbereiding van de reactie op de rellen? Hebt u instructies gegeven of niet? Uw collega van dezelfde partij zei immers dat u wel bepaalde instructies hebt gegeven aan de lokale politie. Voor mij is het nu nog minder duidelijk. U spreekt over mist, maar nu is er wel veel mist.
Ik hoor heel graag dat u die vergadering
geleid hebt, dat u erbij betrokken was en aanwezig was, maar wanneer komt die
evaluatie? Dat waren mijn vragen van vandaag. Daarom heb ik de commissie ook
samengeroepen. (Rumoer)
01.30 Franky Demon (cd&v): Denkt u nu echt dat de minister er tegen is dat mensen met bivakmutsen aangepakt worden? Mevrouw De Vreese, u verdraait nu ook mijn woorden. (Rumoer)
De voorzitter: Collega's, het is niet de bedoeling dat er tijdens een actualiteitsdebat een debat ontstaat tussen de leden. Dit is een debat tussen de minister en het Parlement. De minister mag dus nog antwoorden op de laatste vragen van mevrouw De Vreese.
01.31 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Francken, uw tussenkomst is intellectueel oneerlijk. Ik heb niet gezegd dat de minister van Binnenlandse Zaken niets kan doen. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb u ook gezegd welke debatten er wat mij betreft gevoerd kunnen worden voor een duidelijk wettelijk kader: over geweld en welke middelen we moeten inzetten of over het preventieve huisarrest. Dat is essentieel. In het ene geval kunnen we daarin immers veel vertrouwen hebben, maar in andere gevallen iets minder. De goede verstaander begrijpt mij.
Het is niet aan mij, mevrouw De Vreese, om lokale risicoanalyses te maken en lokale instructies te geven. Dat heb ik u ook gezegd. Dat is niet aan de minister van Binnenlandse Zaken. Ik ken die situatie op het terrein niet zo goed. Ik dacht dat ik dat duidelijk had gemaakt in mijn antwoord dat het handelingskader bestaat. Wij geven de tolerantiegrenzen mee waarbinnen burgemeesters en korpschefs kunnen beslissen welke acties zij nemen. We geven wel mee wat er kan gebeuren, maar ik bepaal nooit wanneer een bepaalde straat wordt afgesloten of wanneer bepaalde jongeren op een bepaald plein verzameld worden. Zo gaat dat niet, gelukkig maar.
Trouwens, ik dacht dat ook uw partij aanhanger was van de subsidiariteit. Lokale besturen kennen dat het best. Waar we moeten bijstaan, waar we het handelingskader moeten verduidelijken, waar de federale politie moet komen helpen, kunnen we dat gerust doen.
Ik vind het niet helemaal eerlijk om te concluderen dat ik hier gezegd heb dat het allemaal oké is en dat ik niets kan doen. Dat heb ik niet gezegd; dat wil ik onderstrepen met het oog op het verslag van deze vergadering.
Wel heb ik u geconfronteerd met uw opmerking dat het federaal niveau het commando moet overnemen. Ik heb u gevraagd wat dat volgens u inhoudt. Daarnet hebt u gezegd dat we op federaal niveau het handelingskader moeten bepalen. Dat doen we al. U zegt dat vergaderingen moeten plaatsvinden en actieplannen moeten worden uitgewerkt, maar die bestaan vandaag al. Ik meen dus dat u mijn vraag niet hebt beantwoord, wat aantoont hoe moeilijk het fenomeen is en hoe delicaat sommige van de nog te voeren debatten zijn.
Het enige wat ons kan helpen, is dat we samen nadenken over realistische, maar ook wettelijke oplossingen. Het heeft geen zin om mekaar de zwartepiet door te spelen. Als u een helder antwoord had, was het wel fijn geweest om dat al voor 31 december mee te delen, dat had het fenomeen misschien kunnen inperken.
De voorzitter: Het laatste woord komt het Parlement toe. De heer Francken vraagt nog het woord.
01.32 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag is eigenlijk heel duidelijk. Hebben op uw kabinet vergaderingen plaatsgevonden met de gold commander in het kader van de oudjaarsnacht in Brussel 19?
Ik heb er geen idee van of zulke vergaderingen plaatsvonden onder voormalig minister Jambon, dat zal ik navragen. Mocht een dergelijke vergadering evenwel niet hebben plaatsgevonden, dan lijkt het mij geen slecht idee voor de volgende minister van Binnenlandse Zaken – uzelf of uw opvolger, dat zien we nog wel – om reeds in het voorjaar die vergaderingen te beleggen. We weten namelijk dat feiten zich zullen afspelen, aangezien het elk jaar erger wordt.
Ik stel mijn vraag los van het feit of u het federaal overneemt, al ben ik daar niet tegen en al is het volgens mij wettelijk gezien mogelijk. Het is nog nooit gebeurd, maar volgens mij kan het. Dat levert weliswaar een precedent op waarmee we moeten opletten. In het kader van de terreuraanslagen hebben we daarover uitgebreid gedebatteerd en uiteindelijk heeft Jan Jambon beslist om dat niet te doen, maar volgens mij kan het. Zeker gelet op het feit dat het om de hoofdstad gaat, kan volgens de huidige wet zeker ingegrepen worden.
Los echter van het feit of u al dan niet het
bevel overneemt, kan wel op het ministerieel kabinet vergaderd worden over de
vraag wat er moet gebeuren op 31 december. Heeft een dergelijke
vergadering op uw kabinet plaatsgevonden? Op welke datum? Wie was daarbij
aanwezig? Wat werd daar juist afgesproken? Misschien is het interessant om dat
met het oog op oudejaar 2025 d'office al te doen. We kunnen er best tijdig mee beginnen.
Le président: Monsieur Chahid, vous avez ouvert un nouveau débat.
01.33 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le président, non, ce n'est pas un nouveau débat. Mais, comme vous avez permis à d'autres de réagir, je vais peut-être me permettre de prolonger le raisonnement de M. Francken. Si la logique est de dire que la ministre de l'Intérieur doit prendre le commandement des opérations pour le 31 décembre, nous entrons alors dans une certaine banalisation et hiérarchisation des choses. En ce cas, faisons en sorte que le Conseil de sécurité établisse des règles pour l'ensemble du pays à l'occasion du Nouvel An. Cela relève d'un autre ordre d'idées. Or je ne pense pas que ce soit la volonté de la ministre, dans la mesure où elle a répondu, à moins que je ne me trompe: "Chacun ici doit rendre des comptes en fonction de ses compétences." Ni plus ni moins.
Het incident
is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, we blijven in de sfeer van hetzelfde culturele importprobleem, dat er heel toevallig ook in Brussel is, want op zaterdag 16 november zou in de Fnacwinkel in het shoppingcenter in Sint-Lambrechts-Woluwe de boekvoorstelling plaatsvinden van Allah n'a rien à faire dans ma classe, een geweldige titel, vrij vertaald als Allah heeft niets te zoeken in mijn klas. Het is een journalistiek onderzoek naar islamisering in Franstalige scholen. Het boek verscheen in september en is geschreven door twee journalisten, Jean-Pierre Martin en Laurence D'Hondt. Ze laten onder meer getuigen aan het woord over een toenemende druk op leerkrachten vanuit islamitische hoek, bijvoorbeeld tijdens de les geschiedenis.
Het werk noemt ook man en paard over islamitische radicalisering, oftewel islamisering, van leerlingen. Ik geef slechts één voorbeeld. Ik citeer:"Zo zijn er jongens die weigeren om naast een meisje op de schoolbank te zitten, of kinderen die in woede uitbarsten als een stukje ham van een niet-moslim op hun brooddoos valt, waarop de school onder druk van de moslimouders besluit om aparte kastjes te maken voor halalbrooddozen." Een van de vele voorbeelden van de islamisering van onze scholen.
De voorstelling van dat zeer belangrijke, fundamentele boek werd echter afgelast nadat moslimjongeren – opnieuw toevallig geen Chinezen, joden, Zweden of boeddhisten – via sociale media hadden gedreigd met geweld in de winkel. Een typisch geval dus van islamitisch bedreiging tegen islamcritici.
Minister, wat is uw reactie hierop? Wat kan er volgens u worden ondernemen om te voorkomen dat steeds meer schrijvers, journalisten, cartoonisten enzovoort aan zelfcensuur doen als gevolg van intimidatie of bedreigingen uit islamitische hoek?
02.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Van Rooy, de vrijheid van meningsuiting is een van de meest fundamentele pijlers van onze democratie en onze rechtsstaat. Die moet absoluut en te allen tijde verdedigd worden. Meningen, en wat mij betreft ook domme meningen, moeten geuit kunnen worden.
Volgens mijn informatie werd de boekvoorstelling van 16 november niet geannuleerd door de burgemeester of een administratieve overheid, maar door de lokale directie van Fnac zelf, zonder voorafgaandelijk overleg met de bestuurlijke overheden. Het is niet aan de minister van Binnenlandse Zaken om opmerkingen te maken over een beslissing van de betrokken onderneming.
Ik wijs er wel op dat er stappen werden ondernomen om de veiligheid van de winkel te garanderen, nadat de politiezone op de hoogte was gebracht van de beslissing. Er zijn nadien ook geen incidenten gemeld.
Elk evenement dat een verstoring van de openbare orde kan veroorzaken, wordt onderworpen aan een risicoanalyse van de politie, die in overleg met de bestuurlijke overheid maatregelen kan nemen om het goede verloop van het evenement te garanderen. Politie en parket handelen proactief met betrekking tot personen die bedreigingen uiten of aanzetten tot haat of geweld. Wanneer er sprake is van strafbare feiten kunnen zij worden vervolgd. Daarnaast is er ook de Strategie T.E.R., die wordt gecoördineerd door het OCAD. Die heeft tot doel om voldoende veerkracht te tonen in de strijd tegen terrorisme en extremisme, terwijl tegelijk de fundamentele rechten en vrijheden van burgers worden beschermd.
Een veilige en pluralistische samenleving waarin iedereen zich zonder angst voor geweld of vervolging kan uiten, is een absolute voorwaarde. Om dat te bereiken, moeten de juiste structuren en platformen worden opgezet. Het is daarbij belangrijk om de oprichting en de werking van LIVC’s-R te blijven bevorderen en overal in het land uit te rollen om tekenen van radicalisering, ongeacht de ideologie, zo vroeg mogelijk op te sporen, maar ook om de diensten die in contact staan met de burgers bewust te maken van het feit dat dit platform de juiste plek is om informatie te delen en uit te wisselen. Als de sociaal-preventieve aanpak niet volstaat, kunnen de veiligheids- of gerechtelijke diensten op basis van informatie-uitwisseling de nodige maatregelen nemen om de dreiging zoveel mogelijk te beperken.
Het is dus een dagelijkse taak om te blijven sensibiliseren en te zorgen voor een goede samenwerking tussen alle actoren, om zo de dreiging van extremistische ideologieën zoveel mogelijk te verminderen.
02.03 Sam Van Rooy (VB): Vorige week was het exact tien jaar geleden dat "Allahu Akbar" schreeuwende moslimterroristen het grootste deel van de redactie van Charlie Hebdo uitmoordden. Sindsdien is er niets verbeterd, mevrouw de minister. Veel schrijvers, cartoonisten en activisten doen uit angst aan zelfcensuur of moeten tegen moslimfundamentalisten worden beveiligd. Geen jihadistische aanslagen zonder de jihadistische profeet Mohammed. De islamitische doctrine roept letterlijk op tot het vermoorden van mensen die de islam bespotten of bekritiseren.
Er zijn in België, zo wijst onderzoek uit, reeds honderdduizenden moslims die vinden dat de islam niet mag worden beledigd of die zelfs vinden dat jihadistische terreur gerechtvaardigd kan zijn, bijvoorbeeld tegen een schrijver als Salman Rushdie.
Wie de islamitische wereld blijft binnenhalen, wordt uiteindelijk zelf de islamitische wereld, mevrouw de minister. Ik hoop dat de komende regering dat eindelijk eens beseft.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56000943C van de heer Aouasti wordt in een schriftelijke vraag omgezet.
03.01 Sam Van Rooy (VB): We blijven uiteraard in dezelfde sferen, mevrouw de minister. Deze keer betreft het de Palestijnse terreursatelliet Samidoun die in steeds meer landen, ook in onze buurlanden, wordt verboden.
Staatssecretaris Nicole de Moor stelde eerder dat ze de Europese leider van Samidoun, Mohammed Khatib, het land uit wil. Nu werd deze Khatib, die dodelijke jihadterreur tegen Israëli’s verheerlijkt, recent nog vrolijk geïnterviewd door de anti-Israëlvod De Morgen. Dat interview vond plaats in een Brusselse bar. In dat interview doet Khatib, die niet toevallig is genoemd naar de jihadistische profeet Mohammed, enkele weerzinwekkende uitspraken. Zo verheerlijkt hij de genocidale jihadistische terreuraanval van Hamas in Israël. Ook wil Khatib – uiteraard, wat verwacht u anders van zo iemand – Israël vernietigd zien, een tweede holocaust dus. Hij staat dan ook als haatprediker vermeld op de OCAD-lijst.
Mevrouw de minister, wat is uw reactie hierop? Vindt u dat voor onze veiligheid en zeker die van joden en Israëli’s Samidoun ook bij ons moet worden verboden, zoals dat in steeds meer landen gebeurt? Zo niet, waarom niet?
Wat is concreet het huidige verblijfsstatuut van Samidoun-leider Mohammed Khatib? Hoe is die figuur ooit naar hier gekomen? Hoe is het ooit zover gekomen dat die figuur mag verblijven op Belgisch grondgebied? Waar woont hij momenteel? Last but not least, wanneer wordt die jihadist eindelijk het land uitgezet?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Zoals u weet, kan ik niet ingaan op operationele dossiers of operationele details van dossiers. Ik kan u wel meegeven, wat u wellicht al weet, dat de veiligheids- en inlichtingendiensten bijzonder aandachtig zijn voor de bescherming van de Israëlische en joodse belangen in ons land en dat we daartoe al onder meer in Antwerpen en Brussel extra stappen hebben gezet.
Tot op heden wordt Samidoun door de EU niet beschouwd als een terroristische organisatie. Bovendien is ook niet op een definitieve manier vastgesteld dat Samidoun terrorisme financiert of aanzet tot terrorisme. Overigens heeft Samidoun geen rechtspersoonlijkheid of juridische status in België, noch een centrale structuur wereldwijd die een dergelijke rechtspersoonlijkheid of status heeft. Bijgevolg is wat deze vereniging of haar vermeende leden doen en wat ze verkondigen in één land niet noodzakelijk identiek aan de acties of uitspraken in een ander land.
Mogelijke acties of uitspraken in het buitenland impliceren dus niet automatisch dat zij ook in ons land plaatsvinden, of dat de conclusies inzake terroristische kwalificering in die andere landen zomaar overdraagbaar zijn naar ons land.
De inlichtings- en veiligheidsdiensten blijven echter permanent alert voor eventuele veranderingen in de houding, uitlatingen en activiteiten van Samidoun en volgen de situatie op de voet op. Desgevallend zullen zij de nodige maatregelen nemen.
03.03 Sam Van Rooy (VB): Ik citeer de Nederlandse PVV-minister Marjolein Faber: "Samidoun-spreker Khatib is niet welkom in ons land. Het inreisverbod dat ik in overleg met de minister van Justitie en Veiligheid heb opgelegd, staat nog steeds."
Dat was eind november. Ondertussen woont dit Samidoun-tuig, Mohammed Khatib, nog altijd op ons grondgebied. De genocidale jihadterreur van 7 oktober 2023 in Israël, de grootste massaslachting op joden sinds de holocaust noemde hij een heerlijke dag. Khatib hitst moslims voortdurend op tegen joden en zorgt mee voor de talloze antisemitische aanvallen in de stad waar ik woon, Antwerpen.
Terwijl Israëlische sportploegen uit België geweerd worden, hebben Mohammed Khatib en Samidoun hier vrij spel. Mevrouw de minister, dat is de wereld op zijn kop. Als u het echt meent dat u de joodse gemeenschap wil beschermen, verbied dan Samidoun en zet Mohammed Khatib het land uit.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 56001042C en 56001193C van de heer Van Rooy worden ingetrokken op zijn verzoek.
04.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik wil nog eens terugkomen op de opmerkelijke uitspraken van nationaal drugscommissaris Van Wymersch tijdens een VUB-debat. Daarbij waarschuwde zij ervoor dat er een parallelle samenleving kan ontstaan buiten de rechtstaat. Volgens haar zijn namelijk 25.000 personen actief in criminele organisaties en van die organisaties maakt 85 % gebruik van legale structuren, wat dus betekent dat niet enkel via schimmige handelszaken drugs worden verhandeld, maar dat ook op bestuursniveau wordt geïnfiltreerd. Die waarschuwing moeten we allemaal ter harte nemen.
De ontwrichting van de samenleving door drugsbendes moet uiteraard worden tegengegaan. Mevrouw de minister, een aantal maatregelen zijn hangende en andere werden al deels in de praktijk gebracht. Het resultaat daarvan zie ik echter nog niet helemaal.
Ten eerste, wordt de inbeslagname van de drugsgelden geïntensifieerd? Indien ja, op welke manier meent u dat te doen?
Ten tweede, worden de dekmantelzaken van drugsbendes momenteel adequaat opgespoord en ontmanteld? Door de wet betreffende de bestuurlijke handhaving hebben lokale besturen al een stevige vinger in de pap. U herinnert zich ongetwijfeld echter ook mijn kritiek uit de vorige legislatuur, namelijk dat burgemeesters met al te veel administratieve rompslomp worden geconfronteerd om op korte termijn te kunnen optreden.
Ten derde, ligt de strijd tegen de drugshandel momenteel op de onderhandelingstafel van de federale regering? Zullen ter zake bijkomende maatregelen en wetgeving worden uitgewerkt?
04.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, de verontrustende evolutie van het fenomeen maakt dat de vorige legislatuur de aanpak ervan een permanent aandachtspunt was voor zowel politie en justitie als de beleidsmakers.
Zo werden de federale gerechtelijke politie in Antwerpen en Brussel versterkt, werd het havenbeveiligingskorps opgericht en werden verschillende arrondissementele drugsplannen goedgekeurd, teneinde de inspanningen van de veiligheidsdiensten te verbeteren en op mekaar af te stemmen. Ik verwijs naar het Stroomplan in Antwerpen, het Globaal Drugsplan in Brussel en het Politioneel Plan van de federale politie, die uiteraard allemaal bijdragen tot het bestrijden van druggerelateerd geweld. Ook de oprichting van het Nationaal Drugscommissariaat is een bewijs van de wil om verantwoordelijkheid te nemen in die strijd en in de strijd tegen drugsbendes, die niet alleen in drugs handelen, maar zich ook bezighouden met gerelateerde criminele fenomenen, zoals mensenhandel en witwas- of wapenhandel.
De strijd tegen drugsbendes is dus ook meteen een strijd tegen de georganiseerde criminaliteit als geheel. De criminele netwerken zijn sterk en alsmaar meer geïntegreerd in de structuren van de legale economie. Ze misbruiken onze legale structuren om hun criminele activiteiten uit te voeren. Geld is de enige drijfveer van die organisaties en dus is het belangrijk om maatregelen te nemen die het verdienmodel breken.
Ik herhaal dat we om dat fenomeen efficiënt aan te pakken, nood hebben aan een multidisciplinaire aanpak en een globale strategie die veel ruimer gaat dan louter handhaving. Het is niet alleen een strijd voor de politie; ook andere departementen moeten mee aan boord zijn.
We moeten daarbij ook blijven inzetten op de bestuurlijke handhaving, waarvoor we het wettelijk kader hebben uitgewerkt en op basis waarvan de lokale besturen nu een politieverordening kunnen maken om de nodige ingrepen te doen. Dat wettelijk kader werd noodzakelijk geacht, omdat men namelijk ingrijpt in het recht op handel. Er moet ook informatie gedeeld worden. We hopen de komende maanden en jaren daarvan de resultaten te zien, omdat op die manier illegale zaken kunnen worden gesloten of hun vergunningen worden opgezegd.
We moeten ook werken aan publiek-private samenwerking met havenbedrijven om de weerbaarheid van sectoren en zeker kritieke infrastructuur te verhogen. We hebben daarvoor de budgettaire aanzet gegeven. Vanaf het begrotingsjaar 2024 is er recurrent 5 miljoen euro beschikbaar voor het Drugscommissariaat. Voor vorig jaar was er een oneshotkrediet van nog eens 5 miljoen. Met dat bijkomend geld kunnen 20 concrete projecten gefinancierd worden en kunnen we het verdienmodel van de criminaliteit op basis van het follow-the-moneyprincipe van aanpakken. Het zal aan de volgende regering zijn om dat verder vorm te geven. In de onderhandelingsteksten is er alvast sprake van dat de toepassing van het follow-the-moneyprincipe absoluut verder moet worden uitgewerkt, in die zin dat investeringen in politie en justitie ook gefinancierd kunnen worden door de inbeslaggenomen gelden uit de criminele activiteiten. Dat was, is en zal een prioriteit blijven.
Ik zal, samen met de collega's rond de tafel, hard voor pleiten dat er in de domeinen Veiligheid en Binnenlandse Zaken en uiteraard ook Justitie –moet snel kunnen worden gesanctioneerd – voldoende middelen naar onze veiligheids- en inlichtingendiensten gaan om de strijd te kunnen voortzetten.
04.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik ben het grotendeels met u eens. Ik hoop vooral dat de volgende regering met nog meer aandacht de strijd tegen de drugshandel opvoert. Zoals u terecht stelt, is de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit veeleer een federale dan een lokale bevoegdheid. Het geweld dat ermee gepaard gaat, zoals in Antwerpen en in Brussel, met onder andere granaataanslagen en moordpartijen op klaarlichte dag in de straten, overstijgt de bevoegdheden van de lokale politie, die vaak niet de middelen, de manschappen en expertise heeft om dat adequaat aan te pakken. We moeten daar oog voor hebben. U verwijst naar de versterking van de federale gerechtelijke politie en de oprichting van het havenbeveiligingskorps. Ik denk inderdaad dat de strijd tegen drugs moet bestaan uit een globale aanpak.
Ik bedank u alvast voor uw aandacht daarvoor en ook voor uw inbreng wellicht in de onderhandelingen voor een nieuwe regering.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, deze vraag sluit een beetje aan bij het actualiteitsdebat van daarnet en betreft de fusie van de Brusselse politiezones.
Het is nu eenmaal een gegeven dat criminelen geen rekening houden met gemeentegrenzen. Ze overstijgen de lokale baronieën die in handen zijn van enkele burgemeesters. Anderzijds, en het doet mij plezier om dat ook te horen van de heer Chahid, kan men positieve evaluaties maken van het Golden Command Center tijdens oudejaarsnacht. Het is dus blijkbaar toch mogelijk om samen te werken en de misdaad adequater te bestrijden als men dat wil.
We moeten nog een stap verder gaan. De tijd is rijp om niet alleen voor de verschillende politiezones in Vlaanderen en Wallonië naar een schaalvergroting te gaan, maar ook in Brussel, dat momenteel zes politiezones telt. De conclusie die we onder andere uit het Golden Command Center kunnen trekken, is dat het veel beter en efficiënter zou zijn om naar één Brusselse politiezone te gaan.
Mevrouw de minister, bent u dat idee genegen? Ik heb in de wandelgangen vernomen dat uw partij, bij monde van de heer Demon, daar absoluut geen tegenstander van is, integendeel, maar ik had toch graag uw mening als minister van Binnenlandse Zaken gehoord. Ligt die piste op de onderhandelingstafel van de nieuwe federale regering?
05.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, u had ook nog een aantal andere vragen over het kanaalplan en dergelijke meer. We hebben die discussie al eerder in deze commissie gevoerd. Er is nog altijd ondersteuning vanuit de federale politie. Er is dus wel degelijk samenwerking. Ook bij andere veiligheidsoperaties levert de federale politie ondersteuning. Naast die gold commander is er dus best al wel wat samenwerking. Er is eveneens een politioneel drugsplan voor Brussel onder leiding van de Brusselse regering waarin de multidisciplinaire aanpak centraal staat en waarin de zes zones ook betrokken zijn.
Het is moeilijk om vandaag heel exacte cijfers te geven voor efficiëntiewinsten of -toename bij een fusie van de zones. Het is inderdaad zo – dat heb ik al herhaaldelijk gezegd in deze commissie – dat wij daarvan voorstander zijn. Een heel belangrijke discussie die gevoerd moet worden is hoe men dat dan precies organiseert, wie het commando heeft, hoe de samenwerking kan gebeuren als de gemeenten bestuurlijk op dat moment niet zouden fuseren en over hoe er zal worden samengewerkt met de burgemeesters.
Uit een studie uit 2022 in opdracht van de FOD Binnenlandse Zaken bleek dat schaalvergroting in elk geval voordelen kan hebben, zoals meer modernisering of toegenomen expertise. Er wordt daarbij ook aangenomen dat een gefusioneerde zone beter bestand zal zijn tegen de uitdagingen in de maatschappij. In het algemeen is het goed voor alle zones om te streven naar een omvang die voldoende groot is om toekomstige uitdagingen aan te gaan.
In het verleden heb ik daarvoor al eens het cijfer van 500 genoemd. Ik wil dat niet als een heilige graal vooropstellen, maar wil daarmee wel een richting aangeven vanaf wanneer iets op een efficiënte en kwalitatieve manier kan worden georganiseerd.
Het zal uiteraard tijd vragen om dat in Brussel voor te bereiden. Dat moet doordacht gebeuren en uiteraard is democratische organisatie met bestuurlijke overheden, de politieraad en het politiecollege, zeer relevant. Dat debat is nog niet helemaal uitgeklaard.
Wij zijn daarvan dus een voorstander en zullen dat ook blijven verdedigen tijdens de onderhandelingen.
05.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Uw laatste punt doet mij plezier.
Laten we die wetenschappelijke studie inderdaad als basis nemen, want een schaalvergroting zal inderdaad voor efficiëntiewinsten zorgen en dat is een goede zaak. De samenwerking is er trouwens ook als een lokale zone fusioneert; die samenwerking tussen het federale en het lokale niveau verdwijnt niet.
Ik zal op mijn beurt een duwtje in de goede richting geven. Wij hebben een wetsvoorstel om tot die eengemaakte Brusselse politiezone te komen. Ik zal dat wetsvoorstel volgende week in deze commissie agenderen. Ik hoop dat de collega's het als hun democratische plicht zullen beschouwen om daarover te debatteren. Ik begrijp ook wel dat de betrokken actoren moeten worden gehoord, maar ik hoop eveneens dat we daarvan werk zullen maken en dat dit niet opnieuw op de lange baan wordt geschoven.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
06.01 Marie Meunier (PS): Madame la ministre, les Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles (CPVS), désormais inscrits dans la loi, sont un pilier essentiel pour soutenir les victimes de violences sexuelles, en leur offrant une approche multidisciplinaire et adaptée. Avec dix CPVS opérationnels et un budget prévu pour trois centres supplémentaires, il apparaît que l'extension de ce réseau soit une priorité pour le gouvernement, ce qui est très positif et que je salue évidemment.
Dans le cadre de la création de trois nouveaux centres, il semble que l'un d'entre eux sera créé à Mons. Comme vous le savez probablement, un CPVS implique une collaboration étroite avec la police, notamment pour assurer les gardes et l'accueil des victimes 24h/24, ce qui représente une charge de travail non négligeable et un besoin en effectifs de police conséquent. À l'instar d'autres zones de police locale, la zone de police Mons-Quévy est déjà sous pression en raison de la délégation croissante de missions fédérales sans augmentation parallèle de moyens.
Madame la ministre, lorsque le nouveau CPVS de Mons verra le jour, des moyens additionnels sont-ils prévus pour la zone de police locale concernée? Plus globalement, comment comptez-vous soutenir les zones potentiellement concernées par la création de nouveaux CPVS? Il convient de garantir la qualité de la prise en charge, tout en préservant les missions locales essentielles de la police et en évitant d'augmenter la pression sur les zones de police locale?
06.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Meunier, la mission d'accueil des victimes relève des missions de base des services de police. La prise en charge des victimes de violences sexuelles au sein des CPVS ne constitue donc pas une mission supplémentaire pour les services de police mais permet une amélioration notable de la prise en charge des victimes de telles violences.
Les CPVS sont des structures permanentes accessibles 24h/24 et 7j/7. Ils sont destinés à recevoir les victimes de violences sexuelles en phase aiguë, soit lorsque les faits ont été commis dans un délai maximal de sept jours, et à fournir aux victimes une prise en charge multidisciplinaire. Lorsque la victime choisit de déposer plainte, cette prise en charge implique l'intervention d'une équipe d'inspecteurs spécifiquement formés, appelés inspecteurs "violences sexuelles" (IVS).
Pour garantir l'efficacité de cette mission, une permanence quotidienne, constituée de deux IVS, doit être planifiée. Cette fonction de garde repose sur la participation des différentes zones de police de l'arrondissement judiciaire concerné par le CPVS, selon une clef de répartition décidée par les chefs de corps.
Afin de couvrir en partie les frais associés à la structure CPVS, une intervention financière de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes (IEFH) est prévue pour les frais suivants: la formation des inspecteurs "violences sexuelles" à hauteur de 2 196 euros par inspecteur afin d'en couvrir le remplacement durant la formation; la permanence spécifique CPVS 24h/24 et 7j/7, à hauteur de 75 % du coût, soit 22 500 euros par équipe d'inspecteurs "violences sexuelles" par an, par intervention d'une équipe d'inspecteurs "violences sexuelles" à hauteur de 25 % par intervention, ce qui représente 160 euros par victime prise en charge; le soutien émotionnel des inspecteurs "violences sexuelles" à hauteur de deux supervisions par an; enfin, pour la coordination de ces actions, un budget annuel de maximum 84 000 euros pour un équivalent temps plein est mis à disposition par l'Institut. Ces différentes compensations financières ont pour objectif de soutenir les efforts déployés par les zones de police dans la lutte contre les violences sexuelles et sont formalisées dans une convention entre l'Institut et la zone de police coordinatrice d'arrondissement. Celle-ci sera notamment responsable de la coordination et de la répartition des budgets entre les différentes zones de police.
Concernant le suivi et l'évaluation des CPVS, cette mission a été dévolue à l'IEFH. Un marché public a été publié à propos d'une demande d'étude dont l'objectif est double: d'une part, la description et l'analyse du fonctionnement policier actuel au sein des CPVS; d'autre part, la définition des solutions les plus efficaces pour le fonctionnement policier dans les CPVS.
06.03 Marie Meunier (PS): Madame la ministre, merci pour vos différentes réponses, que je vais analyser en profondeur car elles contiennent énormément de données chiffrées.
J’attire cependant votre attention sur le fait que les CPVS existants font déjà face à ce problème d’effectifs. Ainsi, une victime qui s’adresse aujourd’hui à la police de Mons et qui doit être orientée vers un CPVS est orientée vers le CPVS de Charleroi, mais c’est la police de la zone de Mons-Quévy qui l’accompagne. La police ne laisse pas la victime à son propre sort, elle l’accompagne jusqu’au moment où l’encadrement n’est plus nécessaire. Un agent est donc détaché de sa zone afin de garantir le bien-être de la victime.
Tel était l’objet de ma question initiale. Dès lors, si la réponse à cette question ne figure pas dans les dossiers, j’adresserai une question à votre éventuel successeur.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
07.01 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, le 18 novembre 2024, le gouvernement suédois a commencé à envoyer quelque cinq millions de brochures à ses habitants, les encourageant à se préparer à l’éventualité d’une guerre. La Finlande a dans le même temps lancé un site web avec des conseils de préparation similaires.
Lors de la commission de la Défense du 27 novembre 2024, Mme la ministre Ludivine Dedonder a affirmé l’importance de préparer la population belge à une situation de conflit et a renvoyé vers le Centre de crise national, qui est en charge d’élaborer un plan de résilience interfédéral avec toutes les autorités concernées et auquel la Défense participe.
Madame la ministre, quelles sont les mesures jusqu’à présent envisagées dans le cadre du plan de résilience interfédéral par le SPF Intérieur et plus précisément par le Centre de crise national? Sous quelle forme les informations adressées à la population belge seront-elles présentées? Et, surtout, dans quelles langues les informations adressées à la population belge seront-elles rédigées?
07.02 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik heb een aantal praktische vragen over de uitrol, de planning en de looptijd van de weerbaarheidscampagne. Is dat iets eenmaligs? Zal ze in de komende maanden herhaald worden? Wat is het specifieke doel en resultaat van de campagne? Kan men evalueren of het beoogde doel al dan niet werd bereikt? Welk budget wordt aan de campagne besteed? U had het er ook over dat er met verenigingen, scholen, bedrijven, steden en gemeenten moet worden samengewerkt. Kunt u daarover wat uitleg geven?
07.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, op 16 december verklaarde u in een interview op Radio 1 dat we ons moeten voorbereiden op crisissituaties, omdat, zo zei u "we niet meer leven in de vrede waar we op hoopten" en u voegde eraan toe – ik citeer: "We hadden de afgelopen decennia te weinig een crisiscultuur." Het is tegenwoordig blijkbaar bon ton om zulke onheilsboodschappen de wereld in te sturen. NAVO-baas Mark Rutte liet zich ook al helemaal gaan met zijn boodschap dat we ons maar beter op een oorlog kunnen voorbereiden. Met twee jonge tieners in huis zijn dat rare nieuwberichten. Dat komt raar bij hen over.
De enige winnaar van zulke boodschappen is ’t Amerikaantje, bekend van de wereldhit van de Strangers. Ik zal het niet zingen, want daarvoor zijn mijn talenten te beperkt. De man van ’t Amerikaantje vertelde gisteren in de krant dat alle spullen die hij had ingeslagen voor preppers waren uitverkocht. De voorraad zaklampen en transistorradio’s op batterijen is tijdelijk uitgeput, allemaal naar aanleiding van uw aankondigingen. Ik had daarom graag antwoord op volgende vragen, niet het minst voor de klanten van ’t Amerikaantje, opdat zij zich kunnen voorbereiden.
Welke boodschap stuurt u met de campagne de wereld in? Hoe vermijden we om niet net het omgekeerde te doen van wat we beogen, namelijk paniek veroorzaken? De minister van Justitie gaf aan dat uw verklaring voorbarig was en niet doorgesproken was in de regering. Betreft het een gezamenlijk initiatief van u en de heer Rutte of komt het van de regering?
Ten slotte, ik krijg van een aantal lokale besturen de vraag hoe een en ander past in wat er in het KB van 26 april 2024 en het MB van 22 mei 2019 is afgesproken. Als onze mensen hun schepencollege bevragen, krijgen ze nu al het antwoord dat het Nationaal Crisiscentrum alles zal overnemen. Ik vroeg me af hoe die twee zich tot elkaar verhouden.
07.04 Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, en février 2023, le NCCN a entamé le développement d'un plan belge de résilience nationale, appelé BNRP, en partant de la stratégie de sécurité nationale de 2021. Ce plan vise à renforcer la résilience de la Belgique en coordonnant les activités des acteurs nationaux concernés et à concrétiser les stratégies de résilience de l'OTAN et de l'Union européenne.
La Belgique, en tant qu'hôte d'institutions internationales, en tant que hub logistique international au niveau économique et militaire, mais également pour la population elle-même, doit être prête à faire face à des crises majeures et aux menaces externes qui pourraient toucher le pays.
Le NCCN collabore de façon constante et constructive entre autres avec la Défense afin d'appréhender la résilience nationale dans ses aspects tant civils que militaires.
Le BNRP adopte une approche whole-of-government pour une coordination efficace entre les niveaux de pouvoir et vise à l'élargir à une approche whole-of-society impliquant le secteur civil et les citoyens eux-mêmes.
Depuis octobre 2023, plusieurs services fédéraux, chacun selon leurs prérogatives respectives et avec éventuellement des experts regroupés en différents comités de résilience nationale, travaillent sur l'analyse des besoins et élaborent des options et des actions concrètes pour répondre à ces besoins. En fonction des domaines de compétences, les entités fédérées sont impliquées dans les travaux.
L'objectif est de parvenir en 2025 à établir des plans d'implémentation sectoriels qui, une fois consolidés et budgétisés, permettront d'aboutir à un plan d'implémentation belge de résilience nationale, appelé BNRIP. Dans ce cadre, le Centre de crise assume un rôle de coordination et d'appui aux travaux.
La résilience est un concept relativement nouveau pour la population belge. Depuis quelques mois, il est particulièrement d'actualité, notamment en raison d'initiatives prises dans d'autres pays européens tels que la Suède, la Finlande et les Pays-Bas.
La Belgique ne dispose pas encore d'une vaste culture du risque qui permettrait à la population d'être suffisamment autonome. Pour le moment, la diffusion d'une brochure comme celle de la Suède n'apporterait pas les effets souhaités voire risquerait de produire l'effet inverse en suscitant la peur ou des comportements de thésaurisation.
Afin de développer une telle culture de risque au sein de notre population, une campagne de sensibilisation sera donc lancée cette année-ci. Elle se concentrera sur l'augmentation de la résilience sociétale et partira d'une approche tous risques qui pourra ensuite être renforcée pour certains risques spécifiques. Ces risques comprennent par exemple les inondations et la défaillance des services essentiels tels que l'électricité, le gaz et l'eau.
Afin de maximiser son impact, cette campagne sera menée à différents niveaux, en coopération étroite avec les acteurs locaux tels que les collectivités et les communes.
L'accent sera placé sur le fait qu'il est essentiel d'agir ensemble, mais également sur le fait que la résilience sociétale repose sur la préparation collective et une responsabilité partagée des autorités et des citoyens.
La communication sera conforme à la législation sur l'emploi des langues et sera donc disponible au minimum en néerlandais, en français et en allemand.
Voor de ontwikkeling van de campagne zal worden samengewerkt met een extern bureau, dat via een overheidsopdrachtenprocedure wordt aangeduid. De procedure tot toewijzing is lopende.
Mijnheer Vandemaele, ik heb inderdaad die communicatie gedaan, omdat journalisten naar aanleiding van de uitlatingen van de heer Mark Rutte en de verspreiding van de Zweedse brochure mij vroegen wat België deed. Ik denk niet dat de minister van Justitie gezegd heeft dat het een beslissing moest zijn van de regering. We hebben al nationale plannen gemaakt. Hij gaf mijns inziens veeleer aan dat eerst de overheid zich moet voorbereiden en dat wij daarna pas iets kunnen vragen van de burgers.
We moeten niet een keer, maar herhaaldelijk werken aan weerbaarheid. Zo luidde ook mijn boodschap in antwoord op vragen van journalisten, waarmee ik wou aangeven dat we allemaal iets kunnen en dat vandaag de algemene weerbaarheid van de bevolking verhoogd kan worden als burgers ook zelf acties ondernemen en voorbereid zijn op diverse risico's.
Vandaag wordt er op een hybride manier oorlog gevoerd, met rakketten en missiles en met de verstoring van bepaalde communicatie-infrastructuur en kritieke infrastructuur. Dan zijn we zelf best zo goed mogelijk voorbereid.
Het was en is niet mijn bedoeling angst te wekken, maar we moeten realistisch zijn. Door klimaatopwarming, overstromingen – zoals we recent nog meemaakten –, branden, technologische ontwikkelingen en geopolitieke verschuivingen worden we geconfronteerd met meer diverse risico's. We kunnen allemaal ons steentje bijdragen. De overheid moet de eigen infrastructuur, de eigen diensten, de kritieke infrastructuur daarop voorbereiden, maar inwoners kunnen zelf ook initiatieven nemen.
De bedoeling is om thema's en risico's tijdens de campagne in een ritme van twee thema's per jaar aan te kaarten. De communicatie is gebaseerd op een studie die uitgevoerd is in 2023. Daaruit bleek dat het met onze risicocultuur niet zo goed gesteld is.
Er wordt ook samengewerkt met partners. Uiteraard zal er ook doelgroepcommunicatie zijn, via relevante intermediaire organisaties en verenigingen. Ze zullen allemaal maximaal betrokken worden bij die campagne, zodat optimale afstemming mogelijk is op doelgroepen en noden.
Het is de bedoeling om de campagne te brengen als een positief verhaal van collectieve actie en solidariteit, waarbij we allemaal ons steentje bijdragen aan weerbaarheid en veiligheid, door kleine stappen, waardoor we mogelijk de grote gevolgen van noodsituaties of crisissen kunnen beperken.
We willen de burgers informeren over potentiële risico's, over wat de overheid al kan doen en manieren om ons zo goed mogelijk voor te bereiden, met concrete tips en handelingsadviezen. Door al voldoende informatie en handvatten mee te geven, kunnen we onze burgers empoweren en op die manier ook een beetje onzekerheid wegnemen.
Uiteraard zullen we de campagne ook evalueren, in overleg met onderzoeks- en communicatiepartners. Er zal nauw met lokale overheden worden samengewerkt. Ze zullen ook worden versterkt en ondersteund in het brengen van gepaste boodschappen.
De campagne, die geen noodplan is, verandert uiteraard niets aan de taakverdeling en de regelgeving voor burgemeesters, gouverneurs en de minister van Binnenlandse Zaken inzake noodplanning en crisisbeheer.
07.05 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Lancer une campagne de sensibilisation me semble une très bonne initiative. Je suis d'accord avec vous quand vous dites qu'il ne faut surtout pas faire paniquer la population. Nous avons connu d'autres moments. J'estime, en tout cas, qu'il faut expliquer à nos concitoyens que nous en revenons à une situation déjà connue.
Ensuite, il est bon de le faire dans les trois langues nationales. Cela dit, la brochure éditée en Suède l'a été dans d'autres langues et il faudrait peut-être réfléchir à faire de même ici.
07.06 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik ben absoluut niet gekant tegen dergelijke initiatieven. Zeker als we zien dat zulke initiatieven ook de lokale economie wat kunnen helpen, zoals de heer Vandemaele aanhaalt, kunnen we moeilijk tegenstander zijn.
De voorzitter: Mijnheer Vandemaele, wat denkt u daarvan?
07.07 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Ik weet niet goed welke de thema's zijn. Er werd gezegd dat thematisch gewerkt wordt. Als toiletpapier een thema wordt, kan u misschien aandelen kopen in een firma die toiletpapier van de hand doet.
Mevrouw de minister, alle gekheid op een stokje, ik vraag me af wanneer we echt voorbereid zijn op bedreigingen en over welke bedreigingen het dan gaat. Inzake overstromingen kunnen we twee dingen doen: ofwel adviseren we om een boot te kopen bij stock 't Amerikaantje, ofwel verbieden we het bouwen in overstromingsgebied. Het antwoord benieuwt me en ik blijf dus een beetje op mijn honger. Ik volg daarin wel de minister van Justitie. Ik vind dat in eerste instantie de overheid dient te zorgen voor de veiligheid van haar burgers.
Dat brengt mij terug bij mijn vraag over welke thema's en over welke risico's het gaat. U bleef in uw antwoord zeer algemeen. Als u geen paniek wil veroorzaken, dan denk ik dat we daarover op voorhand best duidelijkheid hebben.
Voortdurend zegt u dat we geen risicocultuur hebben. Ik weet echter helemaal niet of ik een risicocultuur wel wenselijk vind. Hoe wordt een risicocultuur gedefinieerd? Wat is het voordeel ervan en welk doel wil u daarmee bereiken? Die vragen zal ik als schriftelijke vragen indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Caroline Désir (PS): Madame la ministre, la protection des lanceurs d'alerte est essentielle. D'ailleurs, sous la précédente législature, celle-ci s'est vue renforcée, en ce compris au sein de la police intégrée.
Le 23 novembre dernier, le journal Le Soir a publié une enquête portant sur des accusations d'agressions et de comportements sexistes au sein du syndicat policier SNPS. Dans cet article, plusieurs femmes membres et ex-membres du syndicat affirment avoir fait l'objet d'avances sexuelles non sollicitées de la part de l'actuel secrétaire national du syndicat, M. Thierry Belin.
Par ailleurs, toujours selon le quotidien, une déléguée du SNPS s'est vue convoquée le mercredi suivant en conseil d'administration pour y être entendue. En conclusion de son audition, celle-ci s'est vue suspendue sans avoir pu réellement se défendre, selon elle et ses avocats. Le secrétaire national du syndicat, qu'elle a dénoncé comme son agresseur sexuel dans ce même journal, aurait lui-même mené les débats.
Madame la ministre, face à ces accusations et aux problèmes de partialité des procédures internes dénoncés, quelles initiatives avez-vous prises ou pourriez-vous prendre?
Au sein de la police intégrée, quels moyens sont-ils mis en œuvre pour soutenir et protéger les personnes qui dénoncent certains faits, et notamment des agressions sexuelles?
Quelle évaluation faites-vous de la nouvelle législation en matière de protection des lanceurs d'alerte?
08.02 Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous ai déjà interpellée sur la situation au sein du SNPS, et ma question rejoint en grande partie celle de ma collègue Caroline Désir.
Le 23 novembre dernier, une enquête publiée par le journal Le Soir a mis en lumière des accusations graves – que nous avons déjà évoquées ici en commission – à l’encontre du secrétaire national du syndicat policier SNPS, M. Thierry Belin. Plusieurs femmes, membres ou anciennement membres du syndicat, affirment avoir été victimes d’avances sexuelles non sollicitées de sa part.
Selon cette même enquête, une déléguée syndicale qui avait dénoncé ces faits aurait été convoquée devant le conseil d'administration du SNPS et suspendue à l’issue de son audition, sans avoir eu la possibilité de se défendre de manière équitable. Vous conviendrez, madame la ministre, qu’il est particulièrement troublant que cette procédure ait été conduite par la personne même qu’elle accuse d’être son agresseur.
Lors de ma précédente interpellation sur la question, vos réponses m’avaient quelque peu laissée sur ma faim. J’espère qu’elles seront plus satisfaisantes cette fois-ci. À la lumière de ces nouveaux éléments, je souhaiterais notamment vous demander quelles actions concrètes vous avez entreprises pour garantir une enquête impartiale et transparente sur les accusations portées au sein du SNPS.
Quelles mesures sont-elles mises en place au sein de la police intégrée pour soutenir et protéger les personnes qui dénoncent des faits graves, notamment des agressions sexuelles ou des comportements sexistes? Pour rappel, il est ici question de baisers et d’avances non sollicités.
Comment évaluez-vous la mise en œuvre de la législation renforçant la protection des lanceurs d'alerte? Quels ajustements pourraient-ils être encore envisagés pour éviter que des victimes ou des témoins soient confrontés à des rétorsions?
Enfin, quelles garanties pouvez-vous offrir pour que les procédures internes, dans ce cas comme dans d'autres, soient menées avec la nécessaire impartialité, et que les personnes concernées soient entendues de manière équitable, et non par leur prétendu agresseur?
08.03 Annelies Verlinden, ministre: Chères collègues, comme je l'ai déjà expliqué en décembre dernier, la responsabilité disciplinaire des délégués syndicaux est réglée par l'article 61 de l'arrêté royal du 8 février 2001 portant exécution de la loi du 24 mars 1999 organisant les relations entre les autorités publiques et les organisations syndicales du personnel des services de police. Ce principe est repris dans la circulaire GPI 80 du 17 avril 2014 relative aux relations syndicales au sein de la police et de l'inspection générale. Le statut disciplinaire des services de police n'est en effet pas applicable aux délégués syndicaux pour les actes qu'ils accomplissent en cette qualité et qui sont directement liés aux prérogatives qu'ils exercent. En conséquence, en vertu des articles 14 et 15 de la loi du 24 mars 1999, un délégué syndical ne peut être sanctionné pour des actes relevant strictement de sa mission syndicale. Cette protection ne s'étend bien entendu pas aux actes qui excèdent les limites de sa mission ou qui sont exercés de manière illégitime. Dans ce cas, des sanctions peuvent évidemment être prises.
Pour ce qui est d'une éventuelle enquête ou de mesures disciplinaires, je tiens à rappeler que le délégué syndical concerné fait partie de la police locale, raison pour laquelle je n'ai pas de compétence pour une quelconque enquête interne. Dans ce cas, l'appréciation de l'opportunité d'une éventuelle procédure disciplinaire est de la responsabilité de son chef de corps. Mes prérogatives concernent, si l'enquête devait révéler des éléments probants, le retrait de son agrément de délégué syndical.
Concernant les moyens mis en œuvre, vu l'autonomie des corps de police locale, je ne suis en mesure de répondre concrètement que pour la police fédérale. Au sein de celle-ci, le plan d'action sur les comportements indésirables aborde la question du sexisme. Les membres du personnel confrontés à des comportements indésirables sur le lieu de travail peuvent faire appel à la procédure interne de prévention psychosociale prévue par la loi du 8 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail.
La procédure interne distingue deux approches: d'une part, la voie informelle, qui vise à aider les membres du personnel à résoudre le problème, à obtenir un soutien, à rétablir un climat de travail favorable et à améliorer le bien-être; d'autre part, la voie formelle qui consiste à demander à l’employeur de prendre des mesures pour résoudre des problèmes psychosociaux au travail. Pour un soutien émotionnel individuel, les membres du personnel peuvent également faire appel à la stress team.
Concernant l’évaluation de la législation en matière de protection des lanceurs d’alerte, le harcèlement, la violence et les comportements sexuels non désirés au travail n’entrent pas dans le champ d’application de la loi du 8 décembre 2022 relative aux canaux de signalement et à la protection des auteurs de signalement d'atteintes à l'intégrité dans les organismes du secteur public fédéral et au sein de la police intégrée, mais sous celui de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des salariés dans l’exercice de leur travail.
L’article 23 de la loi du 8 décembre 2022 prévoit une évaluation de la loi après trois ans. Dans ce cadre, les canaux de signalement externes dresseront un rapport de synthèse anonymisé qu’ils transmettront à la Chambre des représentants.
La police fédérale progresse dans la mise en œuvre concrète de ces lois. Le service CG Intégrité a été désigné comme canal de signalement interne pour les membres du personnel. En outre, une plateforme de signalement en ligne sera lancée en 2025 afin de garantir un accès aisé au canal de signalement interne, dans l’anonymat le plus complet. Par ailleurs, la police fédérale continue d’investir dans l’élargissement du groupe de personnes de confiance "Intégrité".
08.04 Caroline Désir (PS): Merci, madame la ministre, pour votre réponse complète, tant en ce qui concerne votre responsabilité en tant que ministre dans l'affaire qui nous concerne, qui est effectivement visiblement limitée, que sur le champ d'application de la loi sur les lanceurs d'alerte versus la loi sur le bien-être.
Il n'en reste pas moins que nous devons continuer à suivre cela avec la plus grande attention, notamment l'évaluation de la loi sur le bien-être et les possibilités de dénoncer des agressions sexuelles sur le lieu de travail. Il est très difficile pour une femme de dénoncer ce genre de fait, mais se retrouver face à son agresseur dans le cadre d'une procédure est tout simplement inimaginable. Nous devons vraiment continuer à nous intéresser de près à ce phénomène pour pouvoir soutenir au maximum les victimes dans le cadre de leur travail.
08.05 Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Madama la ministre, je suis désolée de le dire, mais, à nouveau, je ne suis pas pleinement satisfaite de vos réponses. Vous dites "ce qui se passe dans le cadre des activités syndicales", comme si harceler les gens était une activité syndicale reconnue. Je m'étonne.
Je le redis, nous sommes face à des personnes qui déposent plainte et qui au lieu d'avoir une intervention neutre se retrouvent face à leur agresseur. Pour moi, il est essentiel de donner des garanties aux personnes qui déposent plainte; elles sont confrontées à la pression des métiers de corps, à leur agresseur et se retrouvent exclues. Je pense que vous avez la prérogative pour voir ce qui se passe au sein de ce syndicat et faire, si pas le ménage, en tout cas une grande évaluation et prendre les mesures nécessaires.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, het Brusselse festival Cinemamed besliste de geplande film La Belle de Gaza niet te vertonen. Het betreft een film over transpersonen die van Gaza naar Tel Aviv vluchten. Anti-Israëlische groeperingen hadden opgeroepen tot protestacties tegen wat zij de pinkwashing van Israël noemen. De organisatoren meenden dat een gezellige filmavond zo niet meer mogelijk was en cancelden de filmvertoning. Capitulatie dus. Nooit eerder in het dertigjarig bestaan van dit Brusselse festival werd een film gedeprogrammeerd.
Mevrouw de minister, wat is uw reactie hierop? Bij het indienen van deze vraag, ondertussen al een tijdje geleden, had ik u gevraagd of u een sterk signaal kon geven om de film alsnog te doen vertonen. Die vraag is ondertussen natuurlijk achterhaald. Kunt of wilt u iets doen om dit soort zelfcensuur onder druk van intimiderende anti-Israëlorganisaties en protesten tegen te gaan?
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Rooy, de politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene heeft op 3 december 2024 vernomen dat er op sociale media werd gereageerd op een geplande voorstelling van die film op 4 december, in de vorm van een oproep tot boycot van de voorstelling.
Vóór de geplande aanvang van het evenement heeft de politie ter plaatse contact gehad met de organisator, die toen meldde dat de vertoning al was afgelast. De beslissing werd kennelijk meegedeeld op de affiches die waren aangeplakt aan de ingang. Volgens de organisator werd de beslissing genomen uit bezorgdheid over een mogelijke verstoring van de vertoning. Voor, tijdens en na het initieel geplande tijdstip van de voorstelling heeft de politie gepatrouilleerd in de buurt, maar werden geen potentiële manifestanten aangetroffen, noch ontstonden er protesten.
Ik wil bijkomend nog aangeven dat het uiteraard niet aan de minister van Binnenlandse Zaken kan zijn om te interveniëren in de programmatie van dergelijke evenementen.
09.03 Sam Van Rooy (VB): De film La Belle de Gaza handelt over transvrouwen uit Gaza die de gewelddadige Palestijnse vervolging ontvluchten naar Tel Aviv in Israël, om daar een nieuw en vrij leven te kunnen beginnen. De film laat dus zien hoe tolerant Israël is voor transpersonen en homoseksuelen, terwijl transpersonen en homoseksuelen onder Palestijns bestuur op brutale wijze worden vervolgd, omdat zoals we weten de islamitische wet dat voorschrijft.
Het is dus veelzeggend dat de intimiderende anti-Israël meute, die zichzelf natuurlijk heel progressief vindt, die film heeft doen cancelen. Het is ook veelzeggend dat het laffe Brusselse filmfestival Cinemamed daarvoor heeft gecapituleerd. De beleidsmakers stonden erbij en keken ernaar, net zoals bij de recente afgelaste voorstelling van een islamkritisch boek.
Het doet mij concluderen dat het establishment nog altijd niet snapt dat er een clash of civilizations bezig is en dat we die helaas aan het verliezen zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs. 56001606C en 56001841C van respectievelijk de heer Demon en mevrouw De Vreese worden uitgesteld.
10.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, in december 2024 maakte de Algemene Administratie van Douane en Accijnzen een verontrustende ontwikkeling bekend. Niet alleen worden er meer drugs in beslag genomen, ook het aantal nieuwe synthetische soorten drugs is sterk toegenomen. De administratie vraagt daarvoor de nodige aandacht. Men roept ook op tot een betere samenwerking tussen de luchthavenpartners, zoals douane, parket en federale politie.
Mevrouw de minister, bevestigt u de cijfers die de douane naar buiten bracht? Zijn de controlecapaciteiten verhoogd? Heeft men meer drugs in beslag genomen?
In discussies waarschuwde ik altijd voor de haven van Antwerpen, waar de cocaïne vooral werd binnengesmokkeld. Als men daar zeer sterk op inzet, verschuift de problematiek naar andere plaatsen. De criminelen zoeken de weg van de minste weerstand. Dat is nu blijkbaar de luchthaven.
Ziet u die verschuiving van de drugssmokkel ook als een probleem? Wat kunt u daaraan doen? Zullen er meer en striktere controles voor luchtvrachtzendingen komen, misschien specifiek voor landen waarvan men vermoedt dat ze drugs uitvoeren? Ik weet dat u dat ook in de haven van Antwerpen hebt gedaan. Zult u dat ook voor het luchttransport doen?
Moet de wetgeving worden aangescherpt om de nieuwe synthetische drugs beter te kunnen bestrijden?
Is de samenwerking tussen de luchthavenpartners en de autoriteiten adequaat om die nieuwe vorm van drugssmokkel tegen te gaan?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, de federale luchtvaarpolitie heeft niet als primaire opdracht om drugs op te sporen. De drugscontroles op de nationale luchthaven worden vooral door de douane uitgevoerd. Cijfers over capaciteit, gecontroleerde vrachtzendingen en inbeslagnames kan ik bijgevolg op dit moment niet aanleveren.
De sterke stijging van drugssmokkel via Brussels Airport moet in de eerste plaats worden gezien als een weerspiegeling van de groeiende inspanningen van de ordediensten en douane om de problematiek van drugshandel aan te pakken. De stijging van de inbeslagnames toont aan dat de controles werken en onze diensten erin slagen om grotere hoeveelheden drugs te onderscheppen en op te sporen. Criminele netwerken passen hun strategie ook voortdurend aan om detectie te vermijden. Zo is er een duidelijke verschuiving waarneembaar van drugsvervoer door passagiers die drugs inslikken naar het gebruik van ruimbagage als transportmiddel, net als via pakjes en andere zendingen.
Het aantal drugtransporten via luchtpost blijft eveneens toenemen. Hiervoor werd het postkoetsproject opgestart, dat gericht is op de bestrijding van drugssmokkel via postzendingen, maar ook via private koerierdiensten. De politionele samenwerking met de landen van herkomst komt voornamelijk tot uiting in de uitwisseling van informatie door onze politiediensten. Zo delen zij bij de arrestatie van een drugskoerier op Brussels Airport de nodige informatie met de autoriteiten van de betrokken landen alsook via Europol. Dat maakt het mogelijk om criminele netwerken beter op te volgen en pogingen tot smokkel te voorkomen.
Waar mogelijk werkt de politie samen met andere landen om gecontroleerde leveringen te organiseren. Dat is een effectieve methode om de toeleveringsketen van de drugshandelaren te traceren en bewijsmateriaal te verzamelen. In 2021 hebben we een gezamenlijke verklaring ondertekend met de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van Nederland, Frankrijk, België en Spanje. Die verklaring legt de nadruk op nauwere samenwerking bij de bestrijding van drugshandel in samenwerking met landen van herkomst en doorvoerlanden, evenals op de versterking van logistieke hubs en processen. Daarnaast maakt België deel uit van het Maritime Analysis and Operations Centre (MAOC), waarin acht Europese lidstaten samenwerken, met name België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Spanje, Nederland en Portugal, alsook het VK. Het MAOC biedt een platform voor multilaterale samenwerking bij de bestrijding van drugssmokkel, zowel via de zee als via de lucht en ook via alternatieve transportmodi: niet containers, maar kleinere pakjes die verstopt worden in vliegtuigen of kleinere vaartuigen.
In september 2024 werd bovendien een nieuwe Benelux-werkgroep opgericht om de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in de luchtvaartsector te versterken. Dat initiatief heeft tot doel een gecoördineerde aanpak te hanteren om criminele activiteiten, waaronder drugssmokkel, te bestrijden. De werkgroep streeft actief naar internationale partnerschappen met actoren zoals Europol, de Werelddouaneorganisatie en het MAOC.
We zetten in op een versterking van de samenwerking met luchthavenpersoneel en private partners om zogenaamde airport crime aan te pakken. Daartoe werd het veiligheidsplan 2022-2025 voor Brussels Airport opgesteld, dat inzet op de prioritaire veiligheidskwesties waarop douane, justitie, politie en andere betrokken diensten hun gezamenlijke inspanningen moeten richten.
10.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Het veiligheidsplan voor Brussels Airport, het laatste element dat u noemt, lijkt mij het belangrijkste. Het veiligheidsplan 2022-2025 loopt dit jaar echter af, maar ik hoop te mogen veronderstellen dat het herzien zal worden en dat bijkomende klemtonen gelegd worden, gezien de geschetste problematiek.
Er bestaat Europese en internationale samenwerking, maar ik denk dat ook in ons eigen land samenwerking zeer noodzakelijk is. De luchthaven van Zaventem is, net als de haven van Antwerpen en andere luchthavens, een landsgrens. Ik denk dat we strenger moeten zijn in onze grenscontroles. Ik vind dat bijkomend in grensbewaking moet worden voorzien. De samenwerking tussen douane en politie moet verder uitgebouwd worden. Ik kijk uit naar het nieuw veiligheidsplan.
Wat de cijfers betreft, had ik wel verwacht dat u vandaag niet direct in detail kon treden. Ik zal ze opvragen. Ik heb begrepen dat de cijfers afkomstig zijn van de administratie van Douane en dat ik mij daarvoor tot een andere minister moet richten. Daarvan zal ik nog werk maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56001623C van de heer Troosters wordt uitgesteld.
11.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijk versie van mijn vraag.
De
politiezone Lanaken-Maasmechelen in Limburg richtte zich kort voor Kerst, op 19 december,
rechtstreeks tot de minister. Omdat de federale politie-eenheden overbevraagd
en ondergefinancierd zijn, moeten ze dure 'betaalpolitie' inschakelen om de
veiligheid van burgers en lokale politiemensen te kunnen verzekeren.
Daarmee
verwijzen ze naar de Special Assistance Unit (SAU), die opgericht werd in de
provincie om bijstand te kunnen leveren bij interventies met een hoge
risicograad. Normaliter voorziet de federale politie die steun kosteloos. Maar
dat federale korps heeft de nodige capaciteit niet. Dat is een resultaat van
regeringsbeleid.
Ongetwijfeld
staat de politiezone Lanaken-Maasmechelen niet alleen met hun gebrek aan
ondersteuning. Maar daarbovenop zijn ze nog eens een grensregio met Maastricht,
waar drugscriminaliteit welig tiert. Niet alleen Antwerpen kampt ermee. Lokale
besturen roepen dan ook op tot een 'Maasplan', zoals het Havenplan in
Antwerpen.
Veiligheid
is een kerntaak van de overheid. Dat lokale besturen en politiezones beroep
moeten doen op 'betaalpolitie' is onaanvaardbaar. Onze federale politie moet
dringend versterkt worden.
Hebt u
een overzicht van alle klachten wegens gebrek aan ondersteuning vanuit lokale
autoriteiten? Hoeveel krijgt men er zo?
Hoe vaak
kon de federale politie de afgelopen 5 jaar niet ingaan op een
ondersteuningsverzoek wegens gebrek aan capaciteit?
Hoe en
wanneer gaat u de federale politie structureel versterken? Komt er extra
(financiële) steun?
Krijgen
lokale politiezones extra middelen om de federale politie te ontlasten?
Ziet u
mogelijkheden voor structurele financiering van de SAU, zodat lokale
politiezones niet steeds extra moeten betalen?
Welke
maatregelen neemt u om de samenwerking tussen lokale politiezones en de federale
politie verbeteren?
Hoe
staat u tegenover de oproep voor een 'Maasplan' voor Limburg?
Welke
maatregelen neemt u om de grensregio Limburg beter te beschermen tegen
georganiseerde drugscriminaliteit?
11.02 Minister Annelies Verlinden: In overeenstemming met haar wettelijke verplichtingen verleent de federale politie inderdaad ondersteuning aan de lokale zones en dat op basis van de beschikbare capaciteit. Specifiek voor Limburg kan de federale politie in de meeste gevallen aan de steunaanvragen van de lokale politie voldoen. De enige uitzonderingen zijn de momenten waarop er gelijktijdig veel evenementen plaatsvinden en de beschikbare middelen evenredig moeten worden verdeeld.
Binnen de geïntegreerde politie heeft de bestuurlijk directeur-coördinator de specifieke rol om de samenwerking tussen de verschillende politiediensten te coördineren, faciliteren en stimuleren. In Limburg is er een jarenlange traditie van samenwerking en ook een zeer goede wisselwerking tussen de verschillende politiediensten, zowel op lokaal als federaal niveau en ook op operationeel, tactisch en strategisch vlak. Dat wordt bevestigd door zowel de provincie als de zones.
Voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit in de grensregio Limburg bevestig ik dat onder meer uit de beeldvorming van Sky ECC blijkt dat Limburg ook een hotspot is geworden, naast Antwerpen en Brussel. Gezien de beperkte politiecapaciteit wordt daarom binnen de provincie maximaal ingezet op enerzijds een goede samenwerking tussen de verschillende politiediensten en anderzijds op een informatiegestuurde werking. De federale politie in Limburg kent een langlopende traditie inzake intelligence-led policing, die ervoor zorgt dat een beperkte capaciteit zeer gericht kan worden ingezet met het meeste resultaat.
Ik verwijs bijvoorbeeld naar het in 2024 opgestart project Port of Limburg, waarbij onder coördinatie van de gouverneur een integraal veiligheidsplan werd uitgewerkt voor de preventieve en reactieve aanpak van de drugsproblematiek rond de havenfaciliteit van Genk. Binnen die projectmatige aanpak wordt er zowel door private partners, bestuurlijke overheden, het parket als de politiediensten nauw samengewerkt. Dat is bij uitstek een voorbeeld van een Limburgs project waarin beide speerpunten – samenwerking en informatiegestuurde werking – centraal staan. Dat is ook in overeenstemming met onze visie dat tegenover georganiseerde criminaliteit ook een georganiseerde overheid dient te staan.
Tot slot meen ik niet te moeten herhalen dat de regering in de voorbije legislatuur zowel de federale als lokale politie heeft versterkt. Het was immers mijn betrachting om de politie beter achter te laten dan ik ze heb aangetroffen. Het is ook mijn opdracht om dat aan de onderhandelingstafel te doen en voor iedereen die in de toekomst betrokken zal zijn bij het veiligheidsbeleid.
11.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik vind die vraag uiteraard niet uit. Ik signaleer een bericht van de politiezone Lanaken-Maasmechelen, die zelf aangeeft dat ze te weinig federale steun krijgt.
Uw antwoord staat haaks op wat die politiezone verklaart. Ze verwijst naar een special assistance unit, die op provinciaal niveau is opgericht om bijstand te kunnen leveren. Ze wijst er ook op dat ze daarvoor moet betalen, terwijl dat voor steun van de federale politie niet nodig is. De politiezone zit op een andere golflengte dan wat u vandaag in uw antwoord laat uitschijnen. Uiteraard moet er samenwerking zijn, maar ik verwijs ook naar haar vraag om in navolging van Antwerpen en Brussel een soort Maasplan op te stellen. Ik hoop dat u dat op tafel legt bij de regeringsonderhandelingen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Eva Demesmaeker (N-VA): Mevrouw de minister, "Wij zijn als CEO zo vrij u deze brief te schrijven om de aandacht te vestigen op de zorgwekkende situatie in de buurt van onze hoofdzetels aan de Naamsepoort, die de veiligheid van onze medewerkers in het gedrang brengt", zo luidt het in de brief van de CEO's van de banken ING en Deutsche Bank en verzekeringsmaatschappij AXA.
Ze richten hun schrijven aan de federale regeringsleiders, de Brusselse minister-president en de burgemeesters van Brussel en Elsene. Ze beschrijven hoe de buurt rond de Naamsepoort zienderogen achteruit gaat. Drugs, exhibitionisme, prostitutie en een verslechterde hygiëne tasten de leefbaarheid aan van wie er woont of werkt. Ze zijn ervan overtuigd dat er snel maatregelen nodig zijn om de veiligheid te vergroten in de buurt en aan het metrostation. Ze besluiten met een engagement: ze staan open om daarover te praten en oplossingen te zoeken.
U hebt die brief allicht ook ontvangen. Erkent u de problematiek?
Hebt u contact gehad met de CEO's? Zo ja, wanneer en wie was daar allemaal bij aanwezig? Zo niet, wanneer zal dat contact plaatsvinden? Kunt u een samenvatting van de gesprekken geven? Welke oplossingen werden er afgetoetst?
Hebt u al contact opgenomen met de burgemeesters van Brussel en Elsene? Erkennen zij de problemen? Welke instructies hebt u hun gegeven om de leefbaarheid van de buurt te verhogen? Welke maatregelen stellen zij voor?
Welke maatregelen zult u zelf nemen? Binnen welke termijn mogen we die verwachten?
12.02 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, c'est une quartier bien connu des Bruxellois, la Porte de Namur, qui est en train de devenir une zone de non-droit. La presse s’est fait l’écho d’un sentiment accru d’insécurité dans et autour de la Porte de Namur: vols à la tire, présence de toxicomanes très agressifs et agressions multiples, qui sont devenus le lot quotidien de nombreux citoyens et riverains.
Rappelons que pas moins de 36 000 passants circulent à la Porte de Namur et qu'elle constitue le deuxième quartier commerçant le plus important de la Région. Elle draine aussi le personnel de trois grandes sociétés, dont le siège se situe à proximité et qui se sont exprimées par voie de courrier.
Les bourgmestres d’Ixelles et de Bruxelles-Ville travaillent actuellement avec les acteurs concernés – police fédérale et locale, services de prévention – afin de préparer un plan d’action et de riposte. Contrairement à d'autres qui estiment que la police et l'ordre ne dépendent que des communes ou de la Région bruxelloise, je sais qu'ils incombent aussi à la responsabilité fédérale, surtout lorsqu'il s'agit de drogues et de criminalité organisée.
En conséquence, madame la ministre, vos services ont-ils été associés au plan des deux bourgmestres? Des actions concrètes sont-elles envisagées à court terme en vue du renforcement des effectifs de police dans ce quartier très dense?
Avez-vous une réponse précise à apporter aux critiques formulées par les bourgmestres concernant la police des chemins de fer – qui est concernée puisqu'on parle aussi d'une station de métro – dont l’efficacité semble relative? Dans l’affirmative, une concertation sera-t-elle menée avec votre homologue de la Mobilité à cet égard?
12.03 Annelies Verlinden, ministre: Merci, cher collègues. Le courrier des CEO d'Axa, d'ING et de la Deutsche Bank évoquant la situation problématique dans les quartiers de la Porte de Namur à Bruxelles a retenu toute mon attention.
De politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene heeft inderdaad een stijging van het aantal klachten van bepaalde handelszaken vastgesteld. Ik kan u verzekeren dat dit een prioriteit is voor PolBru. De politiediensten hebben onmiddellijk maatregelen genomen om de aanwezigheid van de politie en ook de waakzaamheid te verhogen. Meer concreet betreft het maatregelen met betrekking tot een reorganisatie van de patrouilles. De fietspatrouilles en de reguliere patrouilles werden herschikt voor een betere dekking van de getroffen buurt. De inspanningen werden verhoogd en er werden contacten gelegd met de handelaars om hen gerust te stellen en te tonen dat we de situatie niet onderschatten.
Une deuxième mesure concerne le renforcement de la vigilance autour des stations de métro. La station de métro de la Porte de Namur et ses environs font l'objet d'une surveillance particulière. La police des chemins de fer et la police fédérale, en collaboration avec les zones de police locales bruxelloises, mènent régulièrement des actions coordonnées pour lutter contre les nuisances dans et autour des stations de métro du quartier.
De plus, la Recherche Locale de la zone de police PolBru accorde une attention accrue au quartier de la Porte de Namur, en mettant l'accent sur les problématiques liées à la drogue.
De derde maatregel is het samenbrengen van alle betrokkenen. Er wordt een vergadering voorbereid op initiatief van de burgemeesters van Brussel en Elsene. Alle betrokkenen, waaronder de lokale politie, de MIVB, de federale spoorwegpolitie bevoegd voor de metro en de preventiediensten, worden samengebracht om de genomen en de te nemen maatregelen te bespreken.
La quatrième mesure est une mobilisation continue des services de police. En attendant, les brigades de police restent pleinement mobilisées, assurant une vigilance renforcée dans la zone concernée pour garantir la sécurité et la tranquillité publiques.
Ten slotte werd ingezet op verhoogde zichtbaarheid. Zo bemande de lokale politie tijdens de eindejaarsperiode een pop-upstore in de Guldenvliesgalerij. Dat initiatief verhoogde de politiezichtbaarheid in de wijk. Dat tijdelijk aanspreekpunt beantwoordde aan een specifieke behoefte bij de buurtbewoners.
Comme vous pouvez le constater, la situation est prise au sérieux et les services de police ont mis en œuvre plusieurs initiatives afin de rétablir au mieux l’ordre et la sérénité dans ce quartier.
12.04 Eva Demesmaeker (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord.
Het is fijn dat er wordt samengewerkt. Ik hoor dat de contacten er zeker zijn. De vraag blijft natuurlijk waarom het zo achteruit gaat en of de maatregelen wel voldoende zijn om de achteruitgang tegen te gaan.
Ik vind dat de situatie in Brussel elke dag verergert. Ik besef dat jullie dit ernstig nemen, maar het zal een tendens moeten zijn: we gaan daar heel veel werk hebben en we moeten goed bekijken hoe we de situatie aanpakken. Dat zal niet eenvoudig zijn. Alleen het aantal patrouilles en de zichtbaarheid verhogen, zal niet voldoende zijn.
12.05 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, merci pour votre réponse. À l’instar de nombreux Bruxellois, je connais bien ce quartier, que je fréquente régulièrement. Ce qui est très frappant et, à mon avis, extrêmement déprimant pour les riverains et les nombreuses personnes qui passent par là, c’est le fait que la station de métro a été rénovée récemment.
Malheureusement, cet endroit est devenu un lieu où une forme de petite et de grande violence s’est rapidement développée. Il faut donc vraiment être sur le coup et faire en sorte que les acteurs concernés, les deux bourgmestres, la STIB, la police des chemins de fer et vous-même preniez le contrôle de ce quartier, qui est une vitrine essentielle pour notre Région. La rapidité avec laquelle des quartiers et des stations de métro très récemment rénovés se détériorent à cause de la délinquance – notamment à cause de la toxicomanie et des trafiquants de drogue – est objectivement inquiétante.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
13.01 Hervé Cornillie (MR): Monsieur le président, madame la ministre, en quelques décennies, le trafic de drogue a évolué, d'une part en quantité et, d'autre part, en mode opératoire, le premier aspect étant sans doute quelque peu alimenté par la diversité de ces modes opératoires.
Le trafic de rue en surface a depuis bien longtemps laissé place à d'autres formes de trafic, notamment un trafic d'appartement par lequel un toxicomane assure une partie de sa consommation en abritant le plus discrètement possible un commerce de substances dans son logement à l'abri des regards.
De la part des forces d'ordre, cela a demandé une adaptation des méthodes d'observation, de recherche et d'interpellation, ce qu'elles ont fait bien évidemment par souci d'efficacité. Dans l'état du droit, qui n'est pas l'objet de ma question, il faut continuer le combat.
Mais, lorsqu'on prend la peine de s'intéresser à l'évolution du marché des substances psychotropes illicites, force est de constater que la distribution des drogues, notamment celles de synthèse, se fait, comme d'ailleurs d'autres pans de l'économie, par colis, échappant à ce stade à tout contrôle policier.
En fait, sans le savoir, Dédé le facteur, Mourad le livreur ou Angelo le coursier sont les dealers des temps modernes.
J'en viens ainsi à ma réflexion ou plutôt à ma question. Si l'on veut engranger des résultats nouveaux et sensibles en matière de lutte contre le trafic de drogue, ne faut-il pas progressivement recruter plus de douaniers que de policiers et, ce, pour faire face à l'évolution du mode de distribution qui passe désormais plus par les aéroports et autres centres de tri, notamment postaux? Il ne s'agit bien évidemment pas d'une remise en question du travail des policiers mais simplement de s'adapter à la réalité du terrain. Comment appréhendez-vous ce changement nécessaire avec votre collègue des Finances, qui a la tutelle sur le département qui concerne les douaniers, dans le cadre des besoins à déterminer en matière de ressources humaines? Cet investissement en ressources humaines, s'il représente un coût de fonctionnement dont je suis bien conscient, est productif dans les souhaits et la volonté politique que nous avons.
13.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Cornillie, le trafic de drogue par voie postale constitue un mode de distribution qui a connu une croissance notable ces dernières années. Il ne s'agit pas uniquement de petits consommateurs se faisant livrer des substances à leur domicile, mais également d'organisations criminelles qui exploitent ce canal de manière systématique et organisée.
Contrairement à une perception parfois répandue, le volume du trafic de drogue par lettre ou colis ne doit pas être sous-estimé. Certes, la quantité de drogue expédiée dans une lettre ou un colis est généralement limitée. Toutefois, la fréquence élevée des envois aboutit à des volumes cumulés considérables. De nombreux petits colis de quelques kilos expédiés de manière régulière peuvent, au total, représenter plusieurs tonnes de substances illicites. Si les douanes jouent un rôle essentiel dans la détection et l'interception de ces envois, leur action ne constitue qu'une partie de la réponse nécessaire face à ce phénomène. Au-delà des saisies, un travail d'enquête approfondi est mené par les services de police afin d'identifier les expéditeurs, en particulier dans le cas des drogues de synthèse, pour lesquelles notre pays constitue avant tout un territoire exportateur, et de démanteler les organisations criminelles qui se cachent derrière ces importations et exportations.
À cet égard, le projet Postkoets que je viens de mentionner illustre une approche multidisciplinaire essentielle à cette lutte. Il favorise une coopération étroite non seulement entre les partenaires publics – police, douanes et parquets –, mais également avec des partenaires privés tels que les transporteurs et les points relais. Ces services collaborent également à la mise en place de la formation CEPOL "Drug Trafficking Methods: Mail and Postal Parcels", qui vise à améliorer la détection des drogues introduites et la contrebande par le biais de services postaux, en vue de renforcer l'analyse des risques et les procédures d'enquête et d'accroître l'impact de la réponse des services répressifs sur les activités criminelles abusant des services postaux et de courrier.
La police et les douanes travaillent ainsi ensemble pour fournir une formation au niveau international, en coopération avec de nombreuses organisations internationales, comme UNODC, Europol, EUDA et le secteur privé.
13.03 Hervé Cornillie (MR): Merci, madame la ministre, de vos éléments de réponse. Bien entendu, la Belgique est idéalement située et équipée en infrastructures de tous bords pour le soutien de l'économie, c'est une évidence. Mais c'est aussi l'économie parallèle ou illicite qui fait usage des dispositions et équipements que nous avons, je pense que nous sommes d'accord sur le constat.
Encore une fois – merci d'avoir évoqué ces aspects dans une autre réponse –, ce n'est pas le travail des policiers qui est en cause. Je sais que nous avons besoin d'eux pour le suivi des découvertes que l'on ferait. Je crois néanmoins sincèrement qu'un investissement plus dense dans les douaniers nous serait utile non seulement dans le cadre de la lutte contre les substances illicites mais également pour toutes les contrefaçons, même si ce n'est pas l'objet de ma question.
Je crois véritablement qu'en termes de production de résultats, le fait de réinvestir dans ces fonctions majeures qui sont propres à l'État régalien serait productif et je vous y encourage.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, op 1 januari was de invoering van de fusies van gemeenten in het Waalse en het Vlaamse Gewest een feit. Op 4 januari vonden de eerste problemen al hun weg naar de media. Verschillende mensen ondervonden immers problemen: de ene kreeg zijn nieuwe auto niet ingeschreven, de andere had geen toegang tot het containerpark. Ook het afleveren van rijbewijzen en reispassen verliep niet zonder problemen. U hebt dat ongetwijfeld ook opgemerkt in de media.
Toen daar een vraag over werd gesteld, stelde de woordvoerder van BiZa dat het te wijten was aan een technisch probleem bij het Rijksregister. Wat dat probleem precies is, weten we tot op heden niet. U zou daar nadere toelichting over kunnen verschaffen.
Nochtans zouden die problemen er helemaal niet mogen zijn. Het is namelijk niet de eerste keer dat er in dit land gemeenten fuseren. In 2018-2019 zijn ook een heleboel fusies doorgevoerd en toen rezen er gelijkaardige problemen. Toen stelde de Kruispuntbank van Ondernemingen vast dat er duizenden foutieve adressen waren omdat die niet automatisch werden omgezet bij de invoering van de fusies. Hoewel de FOD Binnenlandse Zaken al in juni 2018 op de hoogte was van de aanpassingen aan het informatiesysteem van het Rijksregister die fusies vergen, stellen we nu weer dezelfde problemen vast.
Kunt u die problemen bevestigen? Wat was het probleem? Hoe zult u die problemen oplossen? Hoe kunnen ze worden voorkomen voor de toekomst? Er zullen immers nog fusies volgen. Welke lessen werden dan precies getrokken na 2019? Ging het toen om gelijkaardige problemen of waren die van een andere aard?
14.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Donckt, ik wil u ten eerste verzekeren dat de fusies van gemeenten tijdig, maar ook nauwgezet worden voorbereid door alle betrokken diensten, ook door de diensten van het Rijksregister. Dat gebeurt uiteraard in nauwe samenwerking met de gemeenten zelf, maar ook met de deelstaten, de regio’s en de andere bij de fusies betrokken partners.
Sommige problemen kunnen jammer genoeg pas worden vastgesteld bij het echt verwerken van de dossiers in de gemeenten. Het is niet steeds mogelijk om alles wat kan mislopen in een complex ecosysteem van databanken en digitale dienstverlening op voorhand honderd procent in te schatten. Voor alle duidelijkheid, het gaat ook om databanken buiten de bevoegdheid van de FOD Binnenlandse Zaken.
In elk geval vinden de problemen zelf niet altijd hun oorsprong bij het Rijksregister. De problemen met de voertuigregistratie bleken bijvoorbeeld verband te houden met het bijwerken van interne databanken van de FOD Mobiliteit, waarvoor het Rijksregister geen verantwoordelijkheid draagt. De problemen met betrekking tot het paspoort hielden verband met het beheer van de toegangsrechten voor de gebruikers. Voor meer informatie verwijs ik u daarom graag naar mijn collega-ministers van Mobiliteit en van Buitenlandse Zaken.
Inzake de problemen met adressen geven mijn diensten aan dat soms incorrecte of technisch niet-conforme informatie over wijzigingen in straatnamen en huisnummers aan het Rijksregister werd verstrekt door de gemeente. Die wijzigingen konden ook niet tijdig worden opgemerkt of werden niet tijdig opgemerkt door onze diensten. Toen de informatie op de fusiedatum werd verwerkt, ontstond een synchronisatieprobleem tussen de diverse databanken, die ofwel foutieve ofwel technisch onbruikbare data ontvingen en dus niet konden functioneren zoals dat hoort en zoals mensen mogen verwachten.
Er werd ten slotte ook een probleem geïdentificeerd bij het overzetten van bepaalde toegangsrechten van de oude gemeente naar de nieuwe gemeente bij het Rijksregister. De oplossing voor die specifieke problematiek wordt momenteel door de partners getest.
Ik kan u verzekeren dat de diensten alles in het werk stelden en nog stellen om alle problemen zo snel mogelijk op te lossen, ongeacht de vraag of zij hun oorsprong vinden bij het Rijksregister dan wel elders. Een aantal programma’s werd al met de nodige urgentie aangepast om de gevolgen tot een minimum te beperken. Het spreekt voor zich dat mijn diensten en ook alle partners de voorbije fusieoperatie zullen evalueren, zoals we dat ook hebben gedaan in 2019. De tijd staat niet stil; de technologie evolueert en alle databanken kunnen niet altijd op elkaar worden afgestemd.
Het moet in elk geval worden opgemerkt dat de fusies van 2019 niet in eenzelfde context hebben plaatsgevonden als de fusies van 2024, waaraan nog meer technologie was gekoppeld.
Ik kan dus concluderen dat de vastgestelde problemen diverse oorzaken hebben, die niet allemaal of noodzakelijkerwijze te wijten zijn aan het Rijksregister. Dat neemt echter niet weg dat de diensten alle hulp hebben geboden aan alle partners om de problemen zo snel mogelijk op te lossen. Zowel het Rijksregister als de partners zullen de opgedane ervaring ook gebruiken bij eventuele toekomstige fusies.
14.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp dat het een en ander vrij complex is en dat er veel actoren zijn op het terrein. De man die zijn voertuig wil inschrijven, heeft daaraan echter geen boodschap. Hij betaalt zijn belasting. Hij zal waarschijnlijk ook zijn autobelasting moeten betalen en hij verwacht natuurlijk dat alles verloopt zoals het hoort te verlopen.
Fouten kunnen steeds gebeuren, maar ik hoop dat men lessen zal trekken uit de situatie, beter dan in 2019, en dat bij eventuele komende fusies die problemen wel ondervangen zullen worden, zoals een burger trouwens mag verwachten van een overheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijk versie van mijn vraag.
Griekenland
is door het Europees Hof van de Rechten van de Mens veroordeeld voor een
pushback. In 2019 werd een vrouw teruggedreven naar Turkije zonder de kans te
krijgen om bescherming te vragen. Het EHRM acht niet alleen bewezen dat de
vrouw slachtoffer is geworden van een pushback, maar wees ook op het
systematisch karakter van deze praktijk aan de Grieks-Turkse grens. De Griekse
regering blijft het beleid van pushbacks ontkennen.
Mensenrechtenorganisaties
signaleren al jarenlang dat er systematisch pushbacks plaatsvinden aan de
Europese buitengrenzen. Uit onderzoek van 11.11.11. blijkt dat er in 2023 maar
liefst 300.000 pushbacks zijn gedocumenteerd, waarvan 25.000 aan de
Turks-Griekse grens. De pushbacks gaan vaak gepaard met geweld, zoals
stokslagen, het loslaten van honden of het gedwongen uitkleden van mensen.
Het
Europees grenswachtagentschap Frontex is aanwezig aan de Grieks-Turkse grens.
De Management Board van Frontex moet toezien op de naleving van mensenrecht bij
grensbewaking. De Belgische vertegenwoordiger in de Board is een personeelslid
van de federale politie. Als Minister van Binnenlandse Zaken bent u betrokken
bij het bepalen van het Belgisch standpunt in de Board. Mijn vragen zijn:
Welke
stappen heeft België de afgelopen jaren ondernomen om pushbacks aan te kaarten
in de Management Board?
Zal
België de veroordeling van Griekenland aankaarten in de volgende bijeenkomst
van de Management Board? Welk standpunt zal de Belgische vertegenwoordiger
daarbij innemen?
Volgens
artikel 46 van de Frontex-verordening moeten activiteiten van het agentschap
worden stopgezet bij schendingen van mensenrechten. De Fundamental Rights
Officer van Frontex adviseerde eerder een terugtrekking uit Griekenland. Vindt
u dat Frontex zich na deze veroordeling moet terugtrekken uit Griekenland?
Over
welke expertise beschikt de vertegenwoordiger in de Management Board rond het
internationaal recht en mensenrechten? Welke bijkomende opleidingen moet de
persoon volgen?
Welke
stappen zal u verder ondernemen in de strijd tegen pushbacks na deze
veroordeling?
15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandemaele, dank u voor uw vraag en voor de efficiëntie.
België hecht, zoals eerder gezegd, een heel groot belang aan het naleven van fundamentele rechten in het algemeen, dus ook zeker bij grensbewakingsoperaties. België erkent de cruciale rol van het Fundamental Rights Office binnen Frontex.
Dat Fundamental Rights Office wacht niet op juridische veroordelingen, maar stimuleert de lidstaten via aanbevelingen en actieplannen om tijdig preventieve maatregelen te nemen. De proactieve aanpak biedt de lidstaten concrete handvaten om fundamentele rechten bij grensbeheer te waarborgen en ook om verbeteringen door te voeren. Onze vertegenwoordigers in de management board spelen een actieve rol in het ondersteunen van die prioriteiten. Zij dragen bij aan de opvolging van serious incident reports, ondersteunen de aanbevelingen van het Fundamental Rights Office en pleiten systematisch voor transparantie, verantwoordingsplicht en respect voor fundamentele rechten.
Op nationaal niveau heeft België belangrijke stappen gezet om de richtlijnen van het Fundamental Rights Office te integreren in onze strategie voor geïntegreerd grensbeheer. Zo nam ons land deel aan een vrijwillige werkgroep onder leiding van het Fundamental Rights Office, waarin de lidstaten ervaringen hebben uitgewisseld en hebben gewerkt aan harmonisatie. Die samenwerking heeft geleid tot een sterke verankering van de richtlijnen in onze nationale strategie. Hoewel de werkgroep niet leidde tot een uniforme Europese toepassing, zien we dit initiatief als een basis voor verdere samenwerking en harmonisatie. België blijft binnen de management board pleiten voor een consistente aanpak in alle lidstaten, zodat variaties in alle nationale praktijken worden beperkt en fundamentele rechten overal beter worden beschermd. Het is belangrijk te onderstrepen dat de management board geen toezichtsorgaan voor nationale operaties is.
Artikel 46 van de Frontexverordening legt de verantwoordelijkheid voor corrigerende maatregelen bij de uitvoerende directeur, in overleg met de onafhankelijke fundamental rights officer en na consultatie van de betrokken lidstaat. Dat proces is geen binaire keuze tussen blijven of vertrekken, maar biedt ruimte voor strategische en proportionele maatregelen die gericht zijn op verbeteringen ter plaatse.
Onze Belgische vertegenwoordigers in de management board worden gesteund door een multidisciplinaire nationale structuur, waarin expertise uit verschillende diensten wordt gebundeld. Die aanpak stelt hen in staat om strategisch en goed voorbereid bij te dragen aan de discussies en de beslissingen binnen Frontex. Dat wordt erkend als een best practice en draagt bij aan zowel een betere interne coördinatie als een effectiever functioneren binnen het agentschap.
België blijft zich inzetten voor een grensbeheer dat transparant, verantwoord en menswaardig is. Met onze inspanningen, zowel nationaal als binnen Frontex, willen we bijdragen aan een Europees grensbeheer dat niet alleen effectief, maar ook rechtvaardig is, en dat volledig in overeenstemming met de kernwaarden van de Europese Unie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16.01 Sam Van Rooy (VB): Afgelopen zaterdag, op 11 januari, vond er in Antwerpen een zoveelste anti-Israëlbetoging plaats. Tijdens die betoging werd systematisch opgeroepen tot een intifada. Het is telkens weer gebleken dat intifada staat voor dodelijke, jihadistische aanslagen, zelfmoordaanslagen in Israël tegen onschuldige joden en ook tegen onschuldige niet-joden. De islamitische jihad is immers meedogenloos voor eenieder die verraad pleegt tegen de islamitische zaak. Intifada staat met andere woorden gelijk aan bloedige terreuraanslagen op Israëlische bussen, restaurants, discotheken enzovoort.
Minister, wat vindt u van die oproep tot intifada die systematisch luid weerklinkt in Antwerpse, maar ook in Brusselse en andere straten in België? Is die oproep strafbaar? Tot slot, zou die oproep volgens u strafbaar moeten zijn? Zo niet, waarom niet?
16.02 Minister Annelies Verlinden: Op zaterdag 11 januari vond in Antwerpen inderdaad een mars voor Palestina plaats. Het Antwerps stadsbestuur werd door de betogers opgeroepen om de banden met Israël en/of met Israëlische instanties te verbreken. Het betrof in dit geval een aangevraagd evenement op het grondgebied van de politiezone Antwerpen, dat politioneel werd omkaderd op basis van een voorafgaande dreigingsanalyse van het OCAD en conform de richtlijnen opgelegd door het Crisiscentrum.
De betogers hebben zich aan de opgelegde reisweg gehouden. De manifestatie werd zonder geweldincidenten beëindigd. De oproep tot intifada werd niet vastgesteld door de aanwezige politie-eenheden en evenmin ontving de politie, volgens de informatie waarover wij beschikken, een klacht of aangifte met betrekking tot deze feiten.
Het aanzetten tot haat en discriminatie wordt nooit getolereerd, ook niet gedurende dergelijke toegelaten manifestaties die tot doel hebben om op een vreedzame manier de vrije meningsuiting te faciliteren. Als blijkt dat zich toch strafbare feiten zouden hebben voorgedaan die niet ambtshalve werden vastgesteld, zal de politiezone Antwerpen hiervoor alsnog een onderzoek openen.
16.03 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, ik zal uiteraard ook burgemeester De Wever hierover kritisch ondervragen. Of het nu gaat om de kreet Allahoe Akbar, From the river to the sea of intifida, in wezen komt het allemaal op hetzelfde neer, namelijk islamitische jihad, islamitische suprematie met als doel een land of samenleving te islamiseren.
Wanneer in dit land enkele activisten een spandoek ophouden met daarop de slogan Stop islamisering, worden ze op intimiderende wijze juridisch vervolgd. Wanneer moslims en hun nuttige idioten ter linker zijde Allahoe Akbar, From the river to the sea, Khaybar, Khaybar of intifada schreeuwen, wordt er geschermd met de vrije meningsuiting. Terwijl islamkritiek vaak wordt gebrandmerkt als haat zaaien, worden islamitische oproepen tot haat en zelfs geweld gewoon genegeerd of getolereerd. Het is door die oikofobe dubbele standaard, die iedereen kan vaststellen, dat onze samenleving steeds onveiliger wordt, in de eerste plaats voor joden, maar ook voor niet-joden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, net als iedereen heb ik een aantal défauts. Eén daarvan is dat ik supporter ben van KV Kortrijk. Ik heb al jarenlang een abonnement met mijn zonen. We gaan daar met heel veel jonge papa's elke week naartoe. Bijna elke week opnieuw worden daar echter ook racistische, xenofobe en homofobe liederen gezongen. Minstens één keer per maand wordt er ook pyrotechnische materiaal gebruikt, hoewel dat niet mag. Afgelopen weekend werd er in Antwerpen zelfs vuurwerk afgeschoten in de richting van een gezinstribune.
Er is de afgelopen jaren al heel veel gebeurd om de voetbalstadions terug te geven aan hen die echt supporter zijn. Ik ben ervan overtuigd dat mensen die vuurwerk schieten naar andere supporters geen echte supporters zijn. Het is belangrijk dat een heel eenvoudige volkssport zoals het voetbal, waar heel veel mensen elke week opnieuw naartoe gaan en waar alle rangen, standen en klassen samen kunnen genieten van een match, in alle ernst en veiligheid kan plaatsvinden.
Ondanks de grote inspanningen die er de afgelopen jaren gebeurd zijn, is het dus nog steeds niet mogelijk om elke week naar matchen te gaan kijken waar men niet moet vrezen voor pyrotechnisch materiaal of waar men niet moet vrezen dat kinderen uit onwetendheid onnozele of racistische liedjes beginnen mee te zingen omdat een halve tribune ze zingt. Ik stoor mij daaraan geweldig als voetbalsupporter en als vader.
De politie van Antwerpen oordeelde dat het geweld eigenlijk wel meeviel vorig weekend. Deelt u die mening?
Bent u de mening toegedaan dat de veiligheid in onze stadions gewaarborgd is? Met andere woorden, loopt alles goed of is er toch nog wel wat werk aan de winkel?
Bent u van mening dat de voetbalclubs en de betrokken veiligheidsdiensten voldoende inspanningen leveren tegen die spreekkoren? Welke bijsturingen zijn volgens u noodzakelijk om van die vervelende spreekkoren af te geraken?
De paar idioten die week na week voetbalstadions onveilig maken, kosten de samenleving waanzinnig veel geld. Er moeten helikopters, drones en tientallen tot honderden politiemensen ingezet worden, elke week opnieuw. Dat kost gigantisch veel geld. Zou het niet logischer zijn dat de clubs daarvan een deel betalen? Ik kan alleen maar spreken over mijn favoriete club, het gaat daar over 15 idioten. De club kent die idioten. De veiligheidsdiensten kennen die mensen. Toch worden ze steeds weer toegelaten in het stadion. Is het geen idee om de clubs mee te laten betalen als ze mordicus weigeren om in te grijpen?
17.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Vandemaele, zoals u zegt, is elk incident tijdens een voetbalmatch een incident te veel. Voetbal moet supporters ten goede komen en is niet bedoeld om amok te maken of anderen in gevaar te brengen. Ondanks een aanzienlijke inzet van middelen vinden er nog steeds incidenten met pyrotechnisch materiaal en andere ordeverstoringen plaats. Daarom is er geen reden tot algehele tevredenheid.
De evaluatie van de Antwerpse politie inzake de match van het voorbije weekend en de incidenten aldaar, kadert volgens mij in een relatieve beoordeling ten opzichte van incidenten naar aanleiding van eerdere wedstrijden, niet in het zich neerleggen bij bepaalde incidenten. Daarom blijf ik de clubs ook oproepen om als eerstelijnsverantwoordelijke voor de veiligheid binnen de voetbalstadions voldoende te blijven investeren in veiligheid. Dat gaat dan over de inzet van voldoende veiligheidspersoneel, zowel voor als tijdens de wedstrijd, over het kader van sweepings en het preventief toezicht op de stadioninfrastructuur, alsook over ticket- en toegangscontroles. De clubs moeten zich ook duidelijk distantiëren van het gebruik van pyrotechniek, ook onder meer op de sociale media.
Ook een consequente bestraffing van inbreuken op de voetbalwet en/of het intern reglement is essentieel. Naast de strafrechtelijke of bestuurlijke handhaving door de overheid, kijk ik ook uit naar de toepassing van het systeem van burgerrechtelijke uitsluitingen door de voetbalwereld zelf.
Wat uw vraag over discriminerende uitlatingen van supporters betreft, betreur ik ook dat ondanks grote inspanningen van zowel voetbalclubs als veiligheidsdiensten, het probleem verre van verdwenen is. Elke vorm van racisme of discriminatie – hoe gering ook – moet worden aangepakt om een veilige en inclusieve omgeving voor iedereen in de voetbalwereld te waarborgen. Hoewel de politie een onmisbare taak heeft in de handhaving van de openbare orde, is het belangrijk dat de clubs hun verantwoordelijkheid opnemen.
Het maatschappelijk debat over de evenwichtige verdeling van de kosten en de verantwoordelijkheden tussen publieke diensten en private organisaties, zoals clubs, is aangewezen en moet er ultiem op gericht zijn om iedereen een veilige beleving van het voetbal te kunnen garanderen.
In het kader van de Staten-Generaal werd de betaalpolitie bij het voetbal besproken. Ook voor de politie zelf is dat geen evidente aangelegenheid, omdat men dan vraagstukken krijgt inzake prioriteit en hiërarchie. Vandaag zijn er al clubs die van hun ticketprijzen een bepaald bedrag afgeven aan het stadsbestuur of de gemeente die instaat voor de veiligheid. Er bestaan dus al bepaalde vormen van terugbetaling van een deel van de veiligheidsfactuur, maar dat is een complex debat. Als men het heeft over voetbal, dat heeft men het allicht ook over andere evenementen en daarover moet dat debat gevoerd worden. De meningen zijn daarover verdeeld.
17.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Voor mij is de vraag hoe we van voetbal een feest voor iedereen kunnen maken relevanter dan de factuur. Hoe zorgen we ervoor dat onze kinderen tijdens voetbalmatchen niet omsingeld worden door mensen die idiote liedjes zingen, die vuurwerk afsteken en die de veiligheid van zichzelf en anderen in het gedrang brengen?
U verwijst regelmatig naar de clubs. Als abonnementhouder woon ik regelmatig matchen bij, zowel thuis als op verplaatsing en ik kan u zeggen dat de clubs helemaal niets doen. In de afgelopen vijf jaar ben ik als abonnementhouder van KV Kortrijk één keer gecontroleerd op pyrotechnisch materiaal. Ik kan daar binnensmokkelen wat ik wil. Het is niet ernstig te beweren dat clubs inspanningen doen. Spreekkoren zijn bij KV Kortrijk echt een probleem. Één keer is er daarvoor een boodschap geweest op een reclamebord rond het veld en that’s it. We moeten als overheid ingrijpen, want de clubs maken het zich veel te gemakkelijk en zullen zelf zeker niet ingrijpen. Dat is niet in het belang van de supporters en de jongeren die naar de matchen gaan kijken.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
18.01 Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le 4 décembre 2024, Baudouin embarque à Zaventem sur un vol à destination de Kinshasa. Avant le décollage, il retire ses chaussures. Un steward lui demande de les remettre, ce qu'il refuse, invoquant son droit de rester pieds nus. Rien dans le règlement de Brussels Airlines n'oblige les personnes à remettre leurs chaussures.
Le ton monte, et le personnel de bord appelle la police. Baudouin est alors débarqué de force de l'avion par les agents, qui le blessent au visage et aux jambes. Cela lui aurait valu une main plâtrée, une vision trouble et un sentiment de peur.
D'après les infos recueillies, notamment dans les médias, il n'y avait pas de motif de débarquer ce passager et encore moins de faire usage de la force de manière disproportionnée.
Baudouin est, malgré tout, ensuite détenu pendant plusieurs heures avant d'être libéré sans inculpation. Il se dit totalement traumatisé par l'incident et envisage de porter plainte pour les violences subies une fois qu'il aura retrouvé sa santé.
Unia a décidé d'ouvrir un dossier et la Ligue des droits humains dénonce les violences subies par ce monsieur.
Madame la ministre, que pouvez-vous nous apprendre de cet incident? Quelles mesures sont mises en place pour encadrer l'intervention des forces de l'ordre dans des situations similaires, afin de garantir le respect des droits des passagers et d'éviter un usage disproportionné de la force?
18.02 Annelies Verlinden, ministre: Merci, collègue Maouane. Les images diffusées sur les médias sociaux peuvent donner un aperçu tronqué d'une intervention policière. Selon les informations qui m'ont été transmises, il semblerait que le passager ait refusé de répondre positivement aux différentes demandes du personnel de bord et de suivre les consignes de sécurité. En raison du tumulte, le commandant de bord a estimé que ce passager pouvait représenter un danger ou perturber gravement le vol et a décidé de refuser ce passager. L'aide de la police aéronautique a alors été sollicitée pour l'extraire de l'avion. Dans pareils cas, les services de la police aéronautique veillent toujours à engager le dialogue avec le passager afin de désamorcer la situation avant de faire usage, en dernier ressort, de la contrainte proportionnelle. Ce qui a été le cas en l'occurrence. Des procès-verbaux ont été rédigés par la police aéronautique à destination du parquet de Hal-Vilvoorde. Merci.
18.03 Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre. Vous ne répondez pas forcément à mes questions sur les mesures qui sont prises pour mieux encadrer ce genre d'interventions. Sans doute le personnel de bord était-il dans son droit lorsqu'il a fait appel à la police. Ce que je condamne ici, c'est l'usage visiblement disproportionné de la force.
Aucun élément n’indique que le passager concerné représentait un danger ou qu’il aurait refusé de suivre de quelconques indications de sécurité. Baudouin a aujourd’hui la vue troublée, il est plâtré et a des hématomes. Il invoque un acte raciste de la part des forces de l’ordre. Je n’ai reçu aucune réponse quant aux mesures mises en œuvre pour encadrer ce genre d’intervention qu’on ne peut que condamner, et j’espère que vous en faites autant. Merci.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
19.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je renvoie à la version écrite de ma question.
Madame la
ministre, une action de désobéissance civile non-violente, nommée "Code
Rouge", s’est tenue les 25 et 26 octobre à Feluy et Anvers. Des
faits préoccupants relatifs à la gestion policière m’ont été rapportés:
Entrave
au travail de la presse: un photoreporter belge et deux journalistes français
auraient été arrêtés.
Arrestations
de legal observers: plusieurs avocats et trois juristes mandatées par la Ligue
des droits humains, clairement identifiés par des chasubles "Legal
Observer" auraient été arrêtés.
Par
ailleurs, des témoignages font état de pratiques dangereuses par les forces de
l’ordre:
Gestion
des lock-ons:
Des
équipes non spécialisées auraient utilisé des disqueuses sans dispositifs de
sécurité (couverture de protection, refroidissement), provoquant la casse d’un
disque.
Des
activistes perchés sur des structures hautes auraient été mis en danger par le
déplacement ou la destruction de ces structures.
Un groupe
aurait été transporté sans être détaché.
Des
activistes perchés sur des tables empilées auraient été forcés à descendre par
le démontage de ces tables.
Usage disproportionné
de la force:
Des coups
de matraque auraient été donnés à des personnes soutenant des structures en
trépied, risquant de provoquer des chutes.
Des clés
de bras dangereuses auraient été utilisées.
Une
activiste aurait subi la destruction intentionnelle d’un objet personnel
(tire-lait).
Traitements
abusifs en commissariat:
Confiscation
de lunettes, privant certains de leur vue.
Fouilles
à nu systématiques sans justification.
Enfin,
les activistes arrêtés à Anvers auraient été libérés à Leuven, tard dans la
soirée et sans raison apparente, à des fins dissuasives.
Madame la
ministre, en amont de l’action, quelles instructions ont été données aux force
de l’ordre sur la façon de gérer cette action? Quelles consignes ont-elles été
données aux équipes chargées de détacher les lock-ons? Quelles consignes ont
été données concernant le traitement à réserver aux observateurs légaux et à la
presse? Plus globalement, les fonctionnaires des polices locale et fédérale
sont-ils formés à éviter de procéder à l’arrestation de journalistes et de
legal obervers? Lorsque des arrestations de journalistes sont constatées,
quelle réaction est prévue en interne a posteriori? Les fonctionnaires de
police sont-ils adéquatement formés à l’évolution de la législation encadrant
les fouilles à nu? Quelles conséquences sont-elles prévues dans le cas où il
s’avère que des fouilles à nu systématiques sont encore pratiquées dans
certains commissariats?
19.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Schlitz, permettez-moi tout d’abord de vous rappeler le contexte de cette action. Du 24 au 28 octobre 2024, divers collectifs réunis sous la bannière "Code rouge" ont annoncé diverses actions d’ampleur contre des entreprises du secteur de l’énergie, comme TotalEnergies, et le secteur aéroportuaire dans notre pays, sans spécifier de cible précise. Aucune demande de manifestation n’a été introduite auprès des autorités administratives compétentes.
En raison des risques inhérents à une intrusion de civils sur des infrastructures énergétiques ou dans le périmètre sensible des aéroports, une attention a été portée au niveau national par les différents services compétents. La mise en œuvre policière s’est déroulée dans le cadre des principes de la gestion négociée de l’espace public, qui visent à assurer une gestion en toute sécurité et un déroulement fluide pour autant que le rassemblement se déroule sans armes et de manière paisible.
Ces principes prévoient également que le recours à la contrainte et à la force s’effectue si les circonstances le permettent, en concertation avec les autorités compétentes et sans préjudice des restrictions légales, conformément au seuil de tolérance fixé par ces autorités, à savoir généralement le bourgmestre et le procureur du Roi.
Vous comprendrez qu'il ne m'est pas possible d'expliciter en détail chaque intervention, que ce soit à Anvers où plusieurs centaines d'activistes ont effectué des blocages de la circulation en s'attachant notamment et en empilant du matériel sur la voie publique, ou à Feluy sur le site de TotalEnergies où environ 350 manifestants ont passé la nuit sur place et occasionné des dégâts à l'infrastructure ferroviaire. Un nombre important d'arrestations administratives ont été opérées sur l'ensemble du territoire national.
Dans le cadre de cette action, le recours à la contrainte a eu lieu conformément à la loi sur la fonction de police et conformément aux techniques enseignées dans le cadre des diverses formations relatives à la maîtrise de la violence ou relatives à des techniques d'intervention spécifiques. Tout citoyen, s'il estime avoir fait l'objet d'une intervention illégitime, peut déposer plainte via les divers organes de contrôle existants.
19.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci pour vos réponses, madame la ministre.
Nous parlons ici de faits qui, loin d'être anodins, sont en outre très différents en fonction de l'endroit où les activistes étaient présents, alors qu'a priori, ils étaient en train de commettre les mêmes actions.
Les actions qui ont lieu du côté de Feluy se sont plutôt déroulées dans le calme. Il y avait du respect mutuel entre les activistes et la police, tandis que du côté d'Anvers, il y a visiblement eu des actes problématiques.
On parle par exemple de destruction de matériel, d'un tire-lait. On ne parle pas d'armes ici. Il y a eu des coups de matraque, l'arrestation de journalistes. Je pense qu'ici, nous nous trouvons dans un double standard assez inquiétant.
J'entends que le Comité P peut recueillir les plaintes des activistes en question. Au-delà du fait que l'on puisse dire que cela ne fonctionne pas toujours très bien au niveau de la justice qui peut être faite aux personnes victimes de ces abus, l'idéal est quand même que cela n'arrive pas. Nous serons toutes les deux d'accord, il me semble. Je pense qu'il est important d'attirer votre attention sur la façon dont ces actions se sont déroulées.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
20.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je renvoie à la version écrite de ma question.
Madame la Ministre,
La Ligue
des Droits Humains a récemment tiré la sonnette d'alarme concernant l'absence
de reconnaissance officielle du rôle d’observateur légal en Belgique. Ces
derniers jouent pourtant un rôle crucial dans la surveillance du respect des
libertés publiques, notamment lors des manifestations, expulsions et autres
rassemblements de la vie publique.
Notons
que, tant les Nations Unies que le Conseil de l'Europe, reconnaissent
l'importance de ces observateurs et observatrices pour garantir les libertés de
réunion, d'association et d'expression, soulignant ainsi leur contribution
essentielle au bon fonctionnement d’une démocratie.
En
pratique, des observateurs légaux sont régulièrement présents en Belgique lors
de manifestations, actions de désobéissance civile, etc.
Madame la
Ministre,
quelles
consignes sont données à la police belge quant au traitement à réserver aux
observateurs légaux?
quelles
fonctions sont considérées comme légitimes pour assumer ce rôle?
Je vous
remercie.
20.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Schlitz, il est évidemment important que des observateurs indépendants issus de la société civile puissent surveiller et rendre compte sereinement du respect des libertés publiques, notamment dans le cadre d'interventions des services d'ordre, comme lors de manifestations, d'expulsions, de rapatriements, d'actions de désobéissance civile ou d'autres événements publics.
Il est généralement admis que l'observation de réunions publiques par des observateurs indépendants permet de rendre compte de manière impartiale de leur déroulement et d'évaluer objectivement le comportement des participants et des membres des services d'ordre, apportant ainsi une contribution importante à un débat public éclairé.
La Cour européenne des droits de l'homme a également souligné l'importance de ces observateurs. Bien qu'il n'y ait pas de statut spécifique en Belgique, il ne peut évidemment être question d'empêcher de quelque manière que ce soit des défenseurs des droits de l'homme d'agir librement dans le contexte de la liberté d'association. Les services de police sont également de mieux en mieux informés et formés en fonction des événements.
Ainsi, en décembre 2023, l'ancien président de la Ligue des Droits Humains a déclaré avoir été arrêté administrativement car il refusait d'effacer les images prises dans le cadre d'une manifestation de Code Rouge. À la suite de cette déclaration, la circulaire GPI 104 du 6 février 2024 a rappelé les directives sur la réponse que doit adopter la police lorsque des citoyens filment des interventions policières.
Quant aux fonctions qui seraient légitimes pour assurer ce rôle, les principes constitutionnels de liberté d’association et de liberté d’expression sont traités dans les formations de base des policiers et s’appliquent à tout citoyen. Il n’est dès lors pas nécessaire de prévoir un statut particulier pour ces personnes.
Il n’y a, à mon sens, pas de fonction plus légitime qu’une autre pour assumer ce rôle. La neutralité, l’objectivité et la liberté d’action, dans le respect des mesures policières et des injonctions administratives nécessaires au maintien ou au rétablissement de l’ordre public, me semblent être des qualités indispensables dans le chef de ces observateurs issus de la société civile.
20.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci pour ces informations. Je n’ai pas d’élément à ajouter. C'était surtout une question d’information.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
21.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je renvoie à la version écrite de ma question.
Madame la
ministre, récemment, des révélations dans la presse ont mis en lumière des
accusations graves de harcèlement, de misogynie et de racisme au sein de la
Police judiciaire fédérale de Liège. Des actes de torture psychologique
orchestrés par l’ancien responsable des ressources humaines de la PJF qui,
selon les témoignages, plaçait ses victimes sur une "kill list" de
personnes "à tuer, à déplacer, dont il fallait terminer la carrière, quel
que soit le moyen utilisé". Ces cas de harcèlement moral et sexuel ont
même mené certains policiers à envisager le suicide.
Malgré 14 plaintes
formelles et informelles au niveau du service de prévention de la police
fédérale, de l’inspection du travail au ministère de l’Emploi et du travail, de
l’inspection générale des services de police ou encore auprès du Comité P,
cette personne a été déplacée et promue au poste de chef du CENTREX TERRO.
Cette décision est d’une violence inouïe pour les victimes de ces comportements
abusifs. Comment une institution publique qui assume des missions aussi
importantes peut-elle les mener à bien dans de telles conditions?
Les
procédures de signalement des faits de harcèlement au sein de la police
publique semblent véritablement inefficaces.
Madame la
ministre, comment les signalements pour harcèlement sont-ils gérés au sein de
la police? Y a-t-il des procédures claires? Quelle procédure a mené à la
décision de déplacer cet agent et de lui accorder une promotion? Quelle soutien
est prévu pour les victimes de harcèlement au sein de la police?
21.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Schlitz, la police fédérale est tenue de respecter la législation relative aux risques psychosociaux au travail. À cette fin, des procédures internes conformes à cette législation ont été élaborées.
La direction interne de la prévention et de la protection au travail a nommé des conseillers en prévention formés pour le traitement de l'intervention psychosociale formelle à la suite de cas de harcèlement au travail. Ces conseillers en prévention traitent les dossiers individuels ou collectifs des collaborateurs.
Les procédures dans cette matière sont claires et expliquées au personnel concerné, pour chaque intervention, par un conseiller en prévention à aspects psychosociaux. Un rapport complet, qui indique s'il s'agit de harcèlement ou non, est établi pour chaque dossier et soumis à l'employeur. Le rapport propose également des mesures préventives que l'employeur peut prendre pour faire face aux situations difficiles et réduire les risques psychosociaux.
Dans un délai de deux mois, l'employeur doit fournir une réponse au conseiller en prévention concernant les aspects psychosociaux qui ont été relevés dans le rapport. Le conseiller en prévention et la personne de confiance sont également informés des procédures informelles de harcèlement qui n'ont pas nécessairement débouché sur une intervention psychosociale formelle, anciennement appelée plainte.
Concernant le cas précis que vous évoquez, la police judiciaire fédérale de Liège, le commissaire général et le directeur général ad interim de la police judiciaire ont pris les premières mesures pour ramener la sérénité et concrétiser les informations reçues.
Une enquête interne est en cours. Dans l'attente de ses résultats et afin d'apporter de la sérénité, le commissaire divisionnaire concerné exerce dans un autre lieu une fonction en relation avec ses compétences et son grade au sein de DJSOC/Terro, qui connaît un déficit important. Il ne s'agit nullement d'une promotion. Des mesures complémentaires adéquates seront prises en fonction des résultats de l'enquête, en toute objectivité et en concertation avec les autorités compétentes.
Quant aux 14 plaintes mentionnées, il s'agit de 13 demandes d'intervention psychosociale informelle au sein de la PJF Liège, dont une a été suivie d'une demande d'intervention psychosociale formelle. En cas de demande d'intervention informelle, l'identité de la personne concernée n'est pas transmise à l'autorité. Je ne suis donc pas en mesure de vous apporter des précisions à cet égard.
Concernant le soutien prévu, les collaborateurs sont soutenus par la hiérarchie et peuvent s'adresser également aux conseillers en prévention, aux médecins du travail et à la stress team de la police fédérale.
21.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour votre réponse.
Je suis heureuse d'entendre qu'une enquête est en cours et que le suivi est assuré.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik dank iedereen voor zijn bijdrage, niet het minst de minister.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.49 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 49.