Commissie
voor Financiën en Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van Dinsdag 28 januari 2025 Namiddag ______ |
du Mardi 28 janvier
2025 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 14.33 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Steven Vandeput.
Le développement des questions commence à 14 h 33. La réunion est présidée par M. Steven Vandeput.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, het gaat over het laatste internationale onderzoek van 11.11.11 en FairFin, ondertussen al enkele maanden geleden, dat aantoonde dat Europese en Belgische financiële instellingen miljarden investeerden in bedrijven die actief zijn in de illegaal bezette gebieden in Palestina. Het is al de tweede keer dat het rapport er komt en onder de kernbevindingen is het duidelijk dat 822 Europese financiële instellingen, waaronder ook banken, assetmanagers, verzekeringsbedrijven en pensioenfondsen, financiële relaties hebben ontwikkeld met 58 bedrijven die actief zijn in de bezette gebieden. We weten dat dit flagrant in strijd is met de internationale resoluties en rechtsregels, omdat in de bezette gebieden, Gaza en Libanon meegerekend, dagdagelijks en masse mensenrechten worden geschonden en bezittingen worden geroofd. De uitbreiding van de illegale nederzettingen in een recordtempo, het geweld van de kolonisten en de schaal waarop alles gebeurt, zijn ongezien in de geschiedenis.
Wat Ecolo-Groen betreft, is het ook duidelijk dat financiële relaties met bedrijven die deelnemen aan deze schendingen of deze op de een of andere manier mee faciliteren, onaanvaardbaar zijn. Gezien de laatste escalaties en het broze bestand in Gaza en de verplaatsing van de activiteiten van het leger richting de bezette gebieden op de Westbank, is het rapport nog altijd heel relevant.
Mijnheer de minister, ik stelde de vraag al tijdens de plenaire zitting, maar misschien hebt u ondertussen al contact gehad – ik hoop het en ik ga ervan uit – met de Nationale Bank, Belfius, Febelfin en een aantal van de betrokken instellingen. Hoe evalueert u het rapport? Hebt u bijvoorbeeld ook zelf contact gehad met degenen die het rapport opstelden? Ik begrijp immers dat er discussie kan zijn tussen de opsteller en de vernoemde banken, waaronder ook heel wat Belgische banken en banken waarin ons land een aandeel heeft, zoals BNP Paribas, KBC, Belfius en zelfs de Nationale Bank. Hebt u ondertussen bevestiging gekregen of de info over de banken correct is? Was de toezichthouder op de hoogte? Is er actie ondernomen? Wat is het kader? Wat is uw evaluatie van de rol van de bestuurders en toezichthouders in deze case, gezien de aanwezigheid van Belfius en de Belgische vertegenwoordiger in de raad van bestuur van BNP Paribas?
01.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Almaci, het rapport wordt inderdaad jaarlijks geüpdatet en hier ook altijd besproken. Het wordt uiteraard goed opgevolgd door ons. Ik hecht veel belang aan die informatie in dat document. Ik ga er ook mee aan de slag door de stakeholders uit te nodigen, want de problematiek ligt me na aan het hart.
De informatie in het rapport met betrekking tot de investeringen van de Nationale Bank is echter niet correct. De Nationale Bank bezit onder geen enkele vorm de participaties die in het rapport vermeld staan.
Zoals ik al meerdere malen heb vermeld, riep ik naar aanleiding van dit rapport de banken waarin de Belgische overheid een participatie bezit bij mij. Ook zij drukten me op het hart dat de informatie niet correct is en dat de reële exposure vele malen lager uitvalt dan in het rapport wordt meegedeeld.
Het is natuurlijk wel zo dat elke exposure een slechte exposure is. In dit geval respecteren de betrokken financiële instellingen reeds hun duediligenceprocessen en bouwen ze waar mogelijk ook de participaties die niet binnen hun duediligencekader passen verder af. Dit zijn dan de financiële toezichthouders. Zij zijn volgens hun specifieke bevoegdheden niet bevoegd om een beoordeling te maken van de door de banken gedane investeringen ten aanzien van het internationaal humanitair recht. Iedere bank dient namelijk te beschikken over een solide en passende bedrijfsorganisatie. Zo moeten banken onder meer diverse interne procedures en toezichtsmaatregelen instellen die hun toelaten om alle wet- en regelgeving die op hen van toepassing is na te leven. Iedere bank dient hiertoe een complianceofficer aan te stellen, die belast is met het beheer van de compliancerisico's waaraan de bank is blootgesteld. De werkdomeinen van de compliancefunctie omvatten de naleving van de diverse financiële wetgevingen.
Het toezicht op de naleving van deze regels
en de eventuele beteugeling van inbreuken erop, valt onder de bevoegdheid van
andere toezichthouders of autoriteiten. Dat geldt eveneens voor de regels of
verplichtingen die zouden voortgroeien uit het internationaal humanitair recht.
Het komt dus in de eerste plaats aan de banken zelf toe, met name aan het
directiecomité en de raad van bestuur, om hun algemene beleid en hun strategie
te bepalen en ook doeltreffende procedures in te stellen voor de identificatie,
de meting, het beheer en de opvolging van de diverse risico's waaraan zij
worden blootgesteld. De financiële toezichthouder controleert vervolgens of de
bank deze risico's correct beheert en of de raad van bestuur van de bank daarop
tevens adequaat toezicht uitoefent. Indien dat niet het geval zou zijn, dan kan de financiële toezichthouder
herstelmaatregelen opleggen en indien nodig ook administratieve sancties. Dat
zijn dus de processen. We hebben het daar ook al uitvoerig over gehad in de
plenaire vergadering.
Heel specifiek wat betreft de raad van bestuur van BNP Paribas, wij hebben daar een onafhankelijk bestuurder die wij zelf geen opdrachten mogen geven, maar we verwijzen daar regelmatig naar in het formeel en informeel contact dat we hebben.
Tot slot werken wij verder aan de strategie van sustainable finance, maar u kunt begrijpen dat we wat dat betreft in een periode van lopende zaken geen verdere stappen kunnen zetten.
01.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, om met het laatste te beginnen, de sustainable finance-strategie had heel veel leed kunnen voorkomen mocht ze er geweest zijn. Zo heeft bijvoorbeeld de stad Gent een expliciete clausule opgenomen met een heel concrete werkwijze wat betreft het aankoopbeleid van de stad zelf en hetgeen waarin men wel of niet investeert. Dat is echt een voorbeeld. Die sustainable finance-strategie is echt long overdue. Ze had er al lang moeten zijn. Als ik de snelheid zie waarmee steden die kunnen ontwikkelen, dan ben ik stiekem jaloers omdat wij dat federaal niet kunnen. Ik hoop dat dat te wijten is aan de logheid en niet aan een gebrek aan politieke wil.
Ik ken de processen met onze toezichthouders in de FSMA en bij de Nationale Bank voor de financiële wereld. U hebt ze al eerder toegelicht. Vandaar dat ik ook erg schrok toen de Nationale Bank erin werd genoemd. Ik vraag me af of u met deze informatie naar de opstellers van het rapport bent gegaan, want ik stel vast dat hun positie en hun houding op basis van het rapport anders is.
Ik heb in de plenaire vergadering verwezen naar de fameuze D9 van Caterpillar, de bulldozer van de etnische zuivering. Dat is iets waar we op geen enkele manier bij betrokken mogen zijn. Er moet een stappenplan zijn om dat zo snel mogelijk op nul te krijgen, zelfs bij diegenen die nu nog aan het afbouwen zijn. Iets anders is niet denkbaar, gezien de internationale veroordelingen en de uitspraken van het Internationaal Strafhof.
Ik hoop hierover snel een timing te krijgen van u, want met name Belfius gaat op dat vlak niet vooruit. Integendeel, de rapporten van Belfius gaan eerder achteruit dan vooruit. Ik hoop dat u samen met de stakeholders een stappenplan zult opstellen en dat er op korte termijn een strikte timing komt om komaf te maken met dit soort praktijken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, ik wil graag enkele vragen stellen over de geplande invoering van de bedrijfsvoorheffing van 11,11 % op invaliditeitsuitkeringen, die oorspronkelijk vanaf 1 januari 2025 zou ingaan.
Die maatregel is bedoeld om verrassingen bij de jaarlijkse belastingafrekening te vermijden, maar veroorzaakt veel ongerustheid bij de betrokkenen. Uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid worden niet alleen in het eerste jaar belast met bedrijfsvoorheffing, maar ook in de daaropvolgende jaren. Dat betekent dat langdurig arbeidsongeschikten, waaronder kwetsbare groepen zoals alleenstaanden of mensen met personen ten laste, extra zwaar worden getroffen. Bovendien dreigt die inhouding ervoor te zorgen dat sommige mensen onder een bestaansminimum zakken. Hoe zult u garanderen dat dat niet gebeurt?
Die maatregel is uitgesteld. Wat is de reden van dat uitstel? Is de maatregel uitgesteld om over meer tijd te beschikken voor een correcte implementatie ervan? Zo ja, welke concrete stappen worden in deze extra tijd gezet om de uitvoering ervan rechtvaardiger te maken?
Ten slotte heerst veel onduidelijkheid over de communicatie en ondersteuning. Wat onderneemt de regering om gerechtigden proactief te informeren over hun rechten en mogelijkheden, zoals de aanvraag van vrijstellingen of aanpassingen van die bedrijfsvoorheffing? Is er een concreet plan om te voorkomen dat mensen in een financieel kwetsbare situatie plots worden geconfronteerd met dubbele betalingen of administratieve lasten?
02.02 Jan Bertels (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, koopkracht was, is en blijft voor Vooruit een belangrijk thema. Mijn vraag heeft dan ook als insteek koopkrachtbescherming.
Er was een plan om vanaf 1 januari 2025 een bedrijfsvoorheffing van 11,11 % toe te passen op invaliditeitsuitkeringen voor personen die langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn, in de volksmond 'invaliden'. Deze maatregel had tot doel te vermijden dat zij bij de jaarlijkse belastingafrekening een groot bedrag zouden moeten bijbetalen.
Er was ook een beschermingsmechanisme voorzien om te vermijden dat de uitkeringen te laag worden. De inhouding mag er niet toe leiden dat men onder een dagelijks minimumbedrag zou komen. Dat dagelijks minimumbedrag varieert en is afhankelijk van de gezinssituatie. Verder was er ook de piste om een vaste inhouding te garanderen van 11,11 % bedrijfsvoorheffing op de jaarlijkse inhaalpremie, die in mei wordt uitgekeerd.
In het kader van die aangekondigde bedrijfsvoorheffing, met de insteek koopkrachtbescherming en gezien de onrust bij een aantal uitkeringstrekkers, mensen die sociaal verzekerd zijn en een invaliditeitsuitkering krijgen, heb ik de volgende vragen.
Klopt het dat deze maatregel recent een uitstel heeft gekregen tot 1 januari 2026? Ik weet wat u daarop zult antwoorden. Ik ben van mening – en ik hoop dat u deze mening deelt – dat een goed doordachte invoering belangrijker is dan een snelle implementatie. We moeten er inderdaad voor zorgen dat er concrete maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat mensen met een lage invaliditeitsuitkering geen koopkracht verliezen. Dat is ook niet uw bedoeling, denk ik.
Hoe wordt gewaarborgd dat personen met een lage invaliditeitsuitkering niet financieel in de problemen komen door de inhouding van de bedrijfsvoorheffing, waardoor zij als het ware de Staat zouden prefinancieren?
Wat is de impact van de vaste bedrijfsvoorheffing op de inhaalpremie in mei? Wordt daar ook een beschermingsmechanisme voorzien voor mensen die een lage uitkering hebben, bijvoorbeeld door een correct mechanisme voor terugbetaling indien blijkt dat er te veel zou zijn ingehouden?
Mijnheer de minister, ik stel deze vraag om te voorkomen dat wie langdurig arbeidsongeschikt is in een nog kwetsbaardere positie zou komen. Ik neem aan dat dat ook uw bekommernis is.
02.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijn vraag is tweemaal geagendeerd omdat ik ze oorspronkelijk ook aan minister Vandenbroucke had gesteld. Mijn vraag is naar hier doorgestuurd. Het is de laatste vraag die ik heb voor de minister van Financiën. Het gaat over bijzonder kwetsbare mensen, mensen met een handicap.
Oorspronkelijk zou er vanaf 1 januari 2025 een bedrijfsvoorheffing van 11,11% ingehouden worden op de uitkeringen van mensen in invaliditeit. Als ik het goed heb begrepen, zal dat een jaar later van toepassing zijn. De initiële, rationele bedoeling was te vermijden dat de betrokkenen op het ogenblik van de jaarlijkse berekening van de belastingen nog een hoog bedrag moesten betalen en dus een voorschot op de belastingen. De inningswijze van die belasting verandert dus door de maatregel in kwestie.
Er ontstaat echter een probleem bij de start van de verandering van inningswijze. In januari 2026 zullen alle als invalide erkende gerechtigden immers dubbel moeten betalen: enerzijds voor de belastingen van het jaar voordien en anderzijds de voorschotten voor het jaar erna. Het is aan de mutualiteiten om de communicatie naar de getroffen personen te verzorgen, maar nu merken we dat er al vragen en veel ongerustheid naar boven komen vanop het terrein. Het is een beetje bijzonder om namens de partij die de minister van Gezondheid levert, een aantal vragen te stellen waarvan ik had gehoopt dat ze al zouden geregeld zijn onder de kabinetten.
Wordt er gedacht aan een overgangsmaatregel of zal die het komende jaar worden uitgewerkt? We weten dat zeker in die groep mensen niet iedereen dubbel kan betalen, dus de belasting van het jaar voordien en een voorschot op de belasting van het jaar nadien. Voor velen zal dat betekenen dat ze zullen moeten putten uit hun spaargeld of afbetalingsplannen zullen moeten laten opmaken. Is dat gesimuleerd voor die getroffen groep? Zo niet, liggen er andere opties op tafel om die situatie financieel haalbaarder te maken voor die groep?
Veel mensen in invaliditeit hebben een bijzonder krap inkomen, sommigen hebben ook reeds afbetalingsplannen lopen vandaag. Worden die afbetalingsplannen automatisch verlengd? Wat is uw visie daarop? Op welke manier zult u de getroffen groep informeren over de nieuwe regeling?
02.04 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, midden november heb ik u reeds ondervraagd over het feit dat ik gealarmeerd werd door veel mensen die van een ziekte-uitkering leven en die zeer ongerust waren over de 11,11 % inhouding op hun roerende voorheffing. Enkele dagen nadien hebben we vernomen dat die maatregel werd uitgesteld. Een technische werkgroep zou samenkomen om een en ander concreet te bekijken, zo kondigde u aan. Ik heb toen ook een heel aantal cijfergegevens gevraagd, maar u kon die cijfers toen niet geven.
Mijnheer de minister, mijn vragen sluiten aan bij de vragen van de collega's. Daarnaast wil ik graag ook het volgende weten. Over hoeveel personen gaat het precies? Over hoeveel geld gaat het? Hoeveel mensen trekken tegenwoordig terug van de belastingen en hoeveel mensen moeten bijbetalen?
We hebben begrepen dat het doel is dat de mensen naderhand geen hoge sommen moeten terugbetalen aan de fiscus, wat op zich positief is, maar wij werden gecontacteerd door mensen die op het einde van de rit meestal een klein bedrag terugtrekken, in veel gevallen 100 of 200 euro. Volgens de plannen echter zouden mensen gedurende een heel jaar zonder die inkomsten zitten, terwijl zij op het einde, twee jaar later, misschien 2.000 euro terugkrijgen. Die 2.000 euro is twee jaar later ook al minder waard. Dat bracht veel ongerustheid met zich mee. Daarom verneem ik ook graag of u al een concrete oplossing hebt gevonden, dan wel of reeds vooruitgang werd geboekt op weg naar een oplossing.
02.05 Minister Vincent Van Peteghem: We hebben het er in de commissie inderdaad al over gehad, mevrouw Merckx. De maatregel betreffende de bedrijfsvoorheffing op invaliditeitsuitkeringen hebben we tot 1 januari 2026 uitgesteld. Dat uitstel komt er omdat de maatregel, die samen met het RIZIV werd uitgewerkt, problematisch zou kunnen zijn voor bepaalde belastingplichtigen die lage invaliditeitsuitkeringen ontvangen en omdat de verzekeringsinstellingen ook niet de nodige tijd hadden om hun systeem voor de uitbetaling van deze uitkeringen aan te passen voor 1 januari 2025, met alle gevolgen van dien.
D'ici au 1er janvier 2026, la mesure sera réexaminée par mon administration, toujours en concertation avec l'Institut national d’assurance maladie-invalidité (INAMI). Un groupe de travail technique analysera en profondeur les implications sociales et fiscales de cette mesure.
De maatregel, die vanaf 2026 zal worden toegepast, zal door coherente inkomensdrempels het bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing en de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting zo goed mogelijk op elkaar afstemmen op basis van de beschikbare gegevens. Dat is iets wat we ook in de personenbelasting steeds doen, teneinde uiteindelijk ook hier in die situatie de bedrijfsvoorheffing optimaal te laten afstemmen, zodat op het einde van de rit een zo laag mogelijk bedrag moet worden betaald of verschuldigd is.
Cela devrait permettre d'éviter que les contribuables en incapacité de travail soient confrontés à des paiements supplémentaires alors qu'ils ont des revenus limités.
Alle betrokkenen zullen daarover voldoende op voorhand worden geïnformeerd om een vlotte inwerkingtreding mogelijk te maken. Samen met het RIZIV zal mijn administratie deze situatie natuurlijk van dichtbij opvolgen.
02.06 Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik hoop dat de extra tijd die voorzien wordt, zal zorgen voor een weloverwogen beslissing. In verschillende situaties die nu uitkomen, doen zich problemen voor. Ik hoop dat die meegenomen kunnen worden in die besprekingen.
Ik wil graag oproepen tot meer transparantie en tot een oplossing die rechtvaardig en werkbaar is voor alle betrokkenen, om zo de ongerustheid die bij heel wat mensen leeft weg te nemen.
02.07 Jan Bertels (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Zoals ik in mijn vraag al zei, dank ik u voor het uitstel dat afgesproken is tussen de verschillende actoren: het RIZIV, de FOD Financiën en de verzekeringsinstellingen. Zij hebben, ondanks de periode van lopende zaken, goed geanticipeerd door die maatregel uit te stellen, zodat een goed doordachte invulling mogelijk gemaakt wordt. Ik ben ook blij dat de verzekeringsinstellingen een communicatiecampagne gestart zijn om de onrust die op het terrein ontstaan was weg te nemen.
Zodoende weten we dat er tegen 1 januari 2026 – het uitstel tot die datum, die u zelf noemt, is een positieve zaak – een zo goed mogelijke afstemming is tussen alle gegevens, die bewerkt dat de bedrijfsvoorheffing zo goed mogelijk berekend wordt om het effect te verkrijgen dat bedoeld werd en om geen negatieve neveneffecten te krijgen die leiden tot verlies aan koopkracht of netto-inkomsten. Dankzij het uitstel kan een en ander verder verfijnd worden vooraleer die regelgeving ingevoerd wordt. Zo wordt de doelstelling bereikt die men voor ogen had, namelijk vermijden dat mensen naderhand te veel moeten terugbetalen, maar tevens vermijden dat mensen nu de Staat zouden moeten prefinancieren. Ik dank u dat u bent meegegaan in het uitstel dat bepleit is door de verzekeringsinstellingen en het RIZIV.
02.08 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor de bevestiging van het uitstel.
We weten dat het problematisch is. Het gaat om ongeveer 500.000 mensen in invaliditeit. Dat is niet niks. Het was dus gewoon gezond verstand om dat uit te stellen en de simulaties op basis van de beschikbare gegevens goed te bestuderen. Ik ben blij dat u alle betrokkenen zult contacteren, want ik denk dat het echt case tot case moet worden bekeken.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag of er rekening zal worden gehouden met de afbetalingsplannen. Ik ga ervan uit dat dat een evidentie is in het overleg dat u hebt. Het gaat over 500.000 mensen die worden getroffen door deze verandering, die op zich een nobel idee is. Daarbij zijn er vandaag al die niet rondkomen en die het moeilijk hebben met het plannen van hun budget. Ik wil dus nogmaals aandacht vragen voor deze specifieke groep, maar ik ga ervan uit dat die extra aandacht er het komende jaar ook zal komen.
Het is goed om met de ziekenfondsen, het RIZIV en de koepels samen te werken en ook de vertegenwoordigersorganisaties van mensen in invaliditeit hebben daarin zeker een rol te spelen.
02.09 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, als ik het goed begrijp, zegt u eigenlijk dat elke persoon een soort individuele berekening zou kunnen krijgen. Dan stappen we af van het idee dat er op 1 januari 11,11 % roerende voorheffing bij iedereen wordt afgehouden. Dat is belangrijk als signaal. Ofwel wordt het bij iedereen afgehouden, ofwel zegt u dat er naargelang de situatie een berekening zal worden gemaakt die ervoor zorgt dat het bijna een nuloperatie wordt op het vlak van de belastingen.
Dat is een belangrijk verschil en er moet daarover duidelijkheid komen. De mensen vragen me hoe het nu precies zit. Sommige mensen hebben al een brief van hun ziekenfonds gekregen waarin wordt gezegd dat hun inkomen maandelijks met een bepaald bedrag zou verminderen. Ze vragen zich dus af of dat op 1 januari zal gebeuren of niet.
Ik vind het jammer dat u nog steeds geen antwoord hebt gegeven op mijn vraag naar cijfers. Als het over 500.000 berekeningen gaat, dan is mijn vraag hoe de administratie die allemaal zal afwerken. Dat zijn ongeveer 10.000 belastingbrieven die vóór 1 januari 2026 moeten worden afgehandeld. Hebt u daar voldoende personeel voor? Zal dat in orde komen? Dat zijn concrete vragen waarop er concrete antwoorden moeten komen. Uw antwoord vandaag was nog steeds heel vaag, dus we zullen daar zeker nog op terugkomen.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
03.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, sur la base de ce que l'on appelle un retour d'expérience, la Ligue des familles a édité un fascicule intitulé "10 mesures pour améliorer l'accessibilité au SECAL". L'intérêt est de procéder à un examen du Service des créances alimentaires (SECAL) au sein du SPF Finances, sur la base de ce que vivent aujourd'hui ceux qui sont ses "clients", si je peux les appeler ainsi.
Je ne vais évidemment pas reprendre les 10 propositions mais l'une ou l'autre me semble d'intérêt pratique.
Je pense par exemple à la possibilité pour le SECAL de disposer des informations des caisses d'allocations familiales pour les enfants de plus de 18 ans qui seraient encore à charge ou non. C'est simple et cela permet d'éviter que chaque année, le créancier alimentaire doive réintroduire une nouvelle demande auprès du SECAL en fournissant une attestation. On sait que c'est du temps perdu. Souvent, ce temps est précieux pour ceux qui attendent leur contribution alimentaire.
Une autre suggestion est que les frais de signification par huissier de justice puissent être couverts par une avance du SECAL. C'est souvent un frein, mais c'est le premier pas: tant que cette signification n'a pas eu lieu et n'est pas définitive, le SECAL n'intervient pas. C'est le serpent qui se mange la queue. Si le créancier n'a pas l'argent pour payer ces frais, il ne peut finalement pas bénéficier de la contribution alimentaire.
La Ligue des Familles propose en outre d'avoir accès au registre central des décisions judiciaires, lorsqu'il sera opérationnel.
Enfin, il y a la proposition très pratique d'avoir une personne de contact au sein du SECAL par dossier. Cela faciliterait évidemment la transmission des informations.
Monsieur le ministre, quel est votre avis sur ce document? Quels sont les difficultés que vous percevez mais aussi les solutions qui peuvent répondre à ces difficultés? Avez-vous eu l'occasion d'échanger avec la Ligue des familles sur le sujet? Si oui, quel est le suivi de cette discussion? Enfin, disposez-vous des derniers chiffres du travail effectué par le SECAL pour l'année 2024?
03.02 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag heeft een ietwat andere insteek. De cijfers van de DAVO tonen aan dat een recordaantal van 5.378 nieuwe dossiers werd behandeld. Dat is een stijging met 506 dossiers ten opzichte van 2023. Dat doet vragen rijzen over de onderliggende oorzaken, maar ook over de werkdruk en de impact daarvan op de werking van de DAVO.
Heeft de afschaffing van het inkomensplafond om voorschotten te verkrijgen bijgedragen aan de stijging van het aantal nieuwe dossiers bij de DAVO? Is er een analyse uitgevoerd om de impact van deze beleidswijziging op het aantal ingediende dossiers te kwantificeren?
Deelt u de bezorgdheid dat er een aanzienlijke werkdruk bij de DAVO zou zijn?
Hoe zult u waarborgen dat de DAVO door het afschaffen van het inkomensplafond geen incassobureau wordt?
Stijgt het invorderingspercentage mee met het toenemende aantal dossiers? Is er een verschil in tussen dossiers waarbij de onderhoudsplichtige ouder financieel bemiddeld is en dossiers waarin dat niet het geval is?
Beschikt de DAVO over voldoende middelen en personeel om de stijgende werkdruk aan te kunnen?
03.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre,
une étude commandée par le Gouvernement fédéral actuel explore la faisabilité
d’un système universel et automatique de pensions alimentaires afin de faire
évaluer le service SECAL, à l'instar de la France et du Canada. Cette action
découle des engagements pris dans le cadre du plan d'action national contre les
violences de genre.
Son
objectif principal est de garantir le versement régulier des montants dus tout
en réduisant les interactions entre ex-partenaires, offrant ainsi une meilleure
protection aux victimes de violences post-séparation. Grâce à une entité
centralisée, ce système proposerait une gestion automatisée des pensions
alimentaires, éliminant retards et défauts de paiement. Par ailleurs, en
confiant le traitement des transactions à une tierce partie, l’étude ambitionne
de limiter les contacts entre ex-partenaires, renforçant ainsi la sécurité et
la sérénité des personnes les plus vulnérables.
Cette
étude représente une étape cruciale vers la mise en œuvre de solutions
concrètes pour garantir une justice sociale et financière à toutes les familles
concernées.
Avez-vous
pris connaissance de cette étude? Comment comptez-vous l'implémenter?
03.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Chers collègues, au cours des dernières années, plusieurs initiatives ont été prises pour améliorer le fonctionnement du SECAL. Ainsi, la commission d'évaluation du SECAL a été établie en mars 2023. De plus, mon cabinet et le SECAL ont activement participé à l'étude dirigée par M. Pacolet sur la faisabilité d'un système universel et automatique de pension alimentaire. Ces éléments doivent permettre au prochain gouvernement de prendre des mesures ciblées pour améliorer ce service.
Pour répondre à la question de Mme Thémont concernant les avances et une éventuelle augmentation de celles-ci, 19,1 % des bénéficiaires de pensions alimentaires reçoivent un montant de plus de 175 euros, dont 1 % reçoivent plus de 350 euros. En ce sens, le fait d'augmenter les avances aurait un certain effet, mais cela ne bénéficierait pas nécessairement aux familles les plus vulnérables.
Wat het afschaffen van het inkomensplafond betreft, mevrouw Verkeyn, blijkt uit de hierboven aangehaalde studie dat het tevens geen negatieve impact heeft op de werking van de DAVO. Bij de hogere inkomensgroepen wordt namelijk een hoge mate van recuperatie vastgesteld, die tevens te danken is aan de wettelijke, structurele en technische ontwikkelingen die de DAVO heeft kunnen doen dankzij zijn ruimer werkingsgebied.
Van 2020 tot 2022 is het totale gerecupereerde bedrag door de DAVO dan ook verdubbeld, van 26,4 miljoen euro naar 45 miljoen euro. We beoordelen trouwens elke aanbeveling voor de DAVO door de juridische impact en de benodigde technische en menselijke middelen te onderzoeken. Sommige aanbevelingen zijn daarbij uitvoerbaar. Andere zijn dat minder gemakkelijk of zelfs niet. Als bijvoorbeeld het automatisch raadplegen van authentieke bronnen over het groeipakket voor meerderjarige kinderen de administratieve procedures zou vereenvoudigen, zou dat slechts een deel van de benodigde documentatie voor de DAVO oplossen. Het raadplegen van andere bronnen, over de schoolactiviteiten of de beroepsinschakelingstijd, blijft dan namelijk minstens even noodzakelijk.
De moeilijkheden die de DAVO tegenkomt zijn voornamelijk van juridische en praktische aard. De regionalisering van de groeipakketuitbetalinginstellingen maakt het bijvoorbeeld niet eenvoudig om een partnerschap tussen de FOD Financiën en de diverse diensten te realiseren.
S'agissant de la question de M. Crucke, lors des réunions de la commission d’évaluation du SECAL, le SPF Finances et les partenaires, dont la Ligue des familles, échangent leurs points de vue sur tous ces thèmes en présentant leurs questions, arguments et suggestions sur les perspectives proposées. Chaque point est ensuite analysé en profondeur par les services du SECAL et est de nouveau discuté au sein de cette commission. Les conclusions sont également incluses dans le rapport d’évaluation du SECAL, qui doit normalement être présenté aujourd'hui à la commission d’évaluation rétablie.
03.05 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J’entends que le dialogue est continu et constant avec la Ligue des familles et aussi avec d’autres partenaires. Je ne peux que vous en féliciter.
Je partage le constat que des améliorations sont effectivement intervenues dans le fonctionnement du SECAL, et c’est plutôt heureux. Mais je peux également partager le constat qu’il doit continuer à évoluer et que d’autres étapes peuvent encore être franchies dans la législature en cours.
03.06 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, het is interessant te horen dat u inzichten hebt over aanbevelingen die in de praktijk moeilijk blijken. Ik zou in de toekomst graag meer horen over de moeilijkheden met de groeipakketten.
Volgens u zou het verhogen van bepaalde voorschotten weinig gevolgen hebben voor de financieel zwakste partijen. Daar moet zeker verder aan worden gewerkt.
Ik noteer dat de verhoging van het invorderingpercentage voornamelijk betrekking zou hebben op de meer bemiddelde onderhoudsplichtigen. Ik zou graag te weten komen wat het andere invorderingspercentage is en hoe dat eventueel geoptimaliseerd kan worden. Daarvoor heb ik een aantal schriftelijke vragen ingediend.
03.07 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses. Je ne vous ai toutefois pas entendu commenter l'étude que j'évoquais dans ma question.
Selon moi, la Belgique doit évoluer vers un système universel et automatique de versement des créances alimentaires, comme c'est le cas au Canada et en France. Vous disposez à présent d'un rapport qui montre comment ce système peut être importé en Belgique, conformément à l'un des engagements du gouvernement Vivaldi. Au demeurant, vous vous étiez engagé en ce sens dans le cadre du Plan d'action national contre les violences basées sur le genre. Aujourd'hui, nous disposons de tous les outils pour avancer.
Nous savons que c'est nécessaire pour lutter contre le non-recours au droit de faire appel au SECAL. En effet, plus de 90 % des femmes qui sont bénéficiaires des créances alimentaires sont placées en situation de demandeuses et doivent ester en justice pour récupérer les sommes auxquelles elles ont droit. Cela signifie aussi que plusieurs femmes n'ont ni les moyens, l'envie ou l'énergie de se lancer dans des procédures afin de récupérer les montants dus.
De même, le versement des créances alimentaires constitue un instrument de prolongation des violences intrafamiliales dont se sert l'ex-partenaire pour maintenir une pression sur son ancienne compagne, en particulier en utilisant les enfants. Dès lors, favoriser l'installation d'un système automatique supprime ce levier du côté de l'auteur de violences intrafamiliales.
Pour toutes ces raisons, monsieur le ministre, il est nécessaire de faire en sorte que toutes ces créances alimentaires soient versées sur un service universel, chargé ensuite du versement de toutes les pensions, permettant de la sorte une véritable égalité entre les différentes familles qui bénéficient de ce système. Par ailleurs, il s'agit d'un levier utile à la lutte contre la pauvreté, car nous savons que les familles monoparentales font partie de la population la plus précaire de notre pays. Grâce à ce mécanisme, elles pourraient donc sortir la tête de l'eau.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
04.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, cher
monsieur Van Peteghem, je vous ai déjà interrogé plusieurs fois sur le sujet
des astreintes auxquelles sont soumis des travailleurs belges dans le cadre de
leur emploi au Grand-Duché de Luxembourg.
Plusieurs
infirmières prestent leur journée complète au GD Lux et sont de garde à
distance ensuite, pouvant être rappelées en cas de nécessité, par exemple tout
un we.
L'indemnisation
pour garde à distance est de 20 cents de l'heure...mais cela permet à
l'infirmière concernée d'être dans sa famille et de ne la quitter qu'en cas de
rappel, pour aller prester à l'hôpital.
Comme
l'interprétation de l'administration est de considérer que la garde à distance
est un jour faisant partie des 34 jours autorisés, ce qui réduit la marge de
manœuvre du travailleur, l'hôpital propose une chambre pour effectuer la garde,
à 20 cents de l'heure, au Luxembourg. On arrive alors à une situation
absurde, privant une maman d'être près de ses enfants, à ne rien faire, dans
l'attente d'un rappel hypothétique.
Comme
vous l'aviez répondu (QO 56000486), et je n'en ai aucun doute, vous êtes
attentif à ne pas perturber la vie de ceux qui veulent travailler. Je ne doute
pas non plus que vous êtes attentif à l'équilibre familial, dès lors, monsieur
le ministre, pourriez-vous prendre les mesures nécessaires à cet égard dans le
cas où le travail à distance est réellement impossible, pour que les astreintes
ne soient pas considérées comme du travail à distance?
04.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboef, mon administration est bien consciente que la prise en compte des jours d’astreinte dans le calcul de la limite des 34 jours prévus dans le protocole final de la convention préventive de la double imposition signée avec le Grand-Duché de Luxembourg inquiète les résidents belges qui exercent leurs activités salariées pour un employeur luxembourgeois.
S’agissant de la problématique des astreintes, je rappelle que les administrations fiscales belges et luxembourgeoises négocient afin de dégager une interprétation commune et d’ainsi régler cette question.
En ce qui concerne les catégories de personnel, comme le personnel soignant des hôpitaux luxembourgeois dont l’activité n’est jamais exercée en dehors du Luxembourg, j’aimerais préciser qu’un dépassement de la limite des 34 jours à la suite de jours d’astreinte n’entraînera pas une imposition en Belgique des rémunérations normales de ces personnes en proportion des jours d’astreinte. Seules leurs éventuelles primes d’astreinte seront imposables en Belgique, État de résidence des personnes concernées. Cette imposition n’est pas liée à un dépassement du seuil des 34 jours.
Mon administration a envoyé la semaine dernière une nouvelle lettre à l’administration luxembourgeoise afin de parvenir à une interprétation commune. Parallèlement, mon administration prépare une modification de la circulaire n° 22/2015 pour y inclure le point de vue que je viens d’expliquer. Mon administration souligne toutefois que la discussion que nous menons à ce sujet est, pour elle, actuellement purement théorique. Aucune procédure amiable basée sur un cas concret n’a encore été lancée à ce sujet.
04.03 Benoît Piedboeuf (MR): Je suis très content de votre réponse, monsieur le ministre, car je sais que c’est un long chemin que nous parcourons ensemble depuis un moment. Ici la réponse est claire: l’imposition des 20 cents de l’heure ne sera pas catastrophique pour les infirmières concernées. Elles pourront donc au moins rester en famille lorsqu’elles sont de garde à distance, étant entendu que, si elles sont rappelées, elles se rendront évidemment sur place, au Grand-Duché de Luxembourg. C’est donc une bonne nouvelle.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
05.01 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le président, je poserai la question et M. Bilmez n'interviendra pas.
Mijnheer de minister, in De paradox van ongelijkheid in België lezen we de conclusies van de heer Decoster en drie coauteurs van hun onderzoek gedurende vier jaar naar de inkomensongelijkheid in België. Ik had overigens voorgesteld om de heer Decoster hier te horen, maar daarvoor was er in de commissie geen meerderheid.
In het boek concluderen de auteurs dat de inkomensongelijkheid hoger is dan verwacht en dat de zogenaamde ginicoëfficiënt aantoont dat ons land meer ongelijk blijkt, namelijk 50 % meer dan oorspronkelijk was berekend. Interessant is ook dat volgens de studie, waarin een innovatieve techniek wordt gebruikt, omdat enquêtes over inkomsten onvolledig zijn, de sterkste schouders niet de meeste belastingen betalen. De 1 % rijksten betaalt slechts 23 % belastingen in vergelijking met een gewone werkmens, die 43 % belastingen bijdraagt.
Hebt u het boek gelezen en bestudeerd? Wat denken u en uw administratie van de conclusies? Bent u het ermee eens dat de inkomensongelijkheid hoger is dan we eerst dachten? Denkt u er maatregelen aan te koppelen?
05.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Merckx, ik heb de vraag in de plenaire vergadering al duidelijk beantwoord. Ik ben ervan overtuigd dat wij de door u bepleite rechtvaardige fiscaliteit mee ondersteunen. Het is natuurlijk belangrijk dat ons fiscaal systeem inherent rechtvaardig is en dat iedereen een eerlijke bijdrage levert naargelang van zijn draagkracht. Dat is essentieel voor het gevoel van rechtvaardigheid en het vertrouwen van de burgers in het systeem. Daarom moet ons fiscaal systeem worden hervormd, waar ik groot pleitbezorger van ben.
Hoe denk ik nu over de studie? Ik hoef u niet te herhalen welke richting mijn kompas op dat vlak uitwijst. Onze administratie heeft evenwel nog geen studies ter zake uitgevoerd, maar dat kan in de toekomst wel nog gebeuren.
05.03 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik had geen ander antwoord verwacht. Het is een wat vaag antwoord over fiscale rechtvaardigheid.
We kunnen de kwestie evenwel niet negeren. Dat men in onze commissie een hoorzitting daarover weigert, duidt erop dat men niet wil zien wat de studie zwart op wit op papier aantoont, namelijk dat als de sterkste schouders niet meer lasten zullen dragen, we het budgettaire probleem in ons land niet kunnen oplossen.
In de gelekte arizonanota is alleszins niet veel rechtvaardige fiscaliteit te bespeuren. De effectentaks zou eventueel een beetje worden verhoogd, maar u hebt ook wel het rapport van het Rekenhof gelezen waarin duidelijk staat dat de effectentaks op grote schaal wordt omzeild. De opbrengst ervan daalt trouwens sterk. In het eerste jaar bedroeg die 470 miljoen euro, maar voor 2023 zou die nog 362 miljoen euro bedragen. De taks geldt ook enkel als men een effectenrekening heeft, maar de meeste vermogende aandeelhouders bezitten natuurlijk aandelen op naam.
Daarnaast vermindert ook de meerwaardebelasting met elke supernota. Eerst ging het over een belasting van 10 %. Nu rest er nog een belasting van 5 %. In de budgettaire nota van de formerende arizonaregering, die natuurlijk nog maar een project is, zien we dat slechts 7,6 % een belasting voor de sterkste schouders betreft, en dan nog. Er werd dan ook nog eens voor gekozen om de drempel van de meerwaardebelasting te verlagen, waardoor de hoge middenklasse ook mee moet betalen. Dat betekent dat 92 % van de inspanning gevraagd wordt aan de gewone mensen. Meer onevenwicht is niet mogelijk. Daarom zullen wij zeker blijven opkomen voor een echte rechtvaardige fiscaliteit.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
06.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, jusqu'à présent, les cryptomonnaies évoluaient dans un cadre très peu régulé. Le règlement européen MiCA (Markets in Crypto-Assets) doit modifier cela. Son entrée en vigueur était prévue en décembre 2024. Ce ne semble pas être le cas pour la Belgique, dans la mesure où la presse évoque aujourd'hui "un flou persistant". Comme on n'a pas désigné l'autorité nationale compétente (FSMA ou autres) en la matière, certaines entreprises se trouvent aujourd'hui dans une forme de disconcurrence. Celles qui ont un siège à l'étranger se font connaître à l'étranger, tandis qu'en Belgique, il n'y a pas de possibilité de reconnaissance.
Monsieur le ministre, pour ce qui concerne l'autorité nationale qui doit être désignée, quelles sont les raisons de ce retard? Pourquoi le gouvernement fédéral n'a-t-il pas pu se mettre d'accord – pour autant qu'une proposition ait été faite?
Peut-on imaginer un dispositif supplémentaire pour lutter contre ce qui est notoirement connu en termes d'abus des cryptomonnaies (blanchiment d’argent et financement du terrorisme)? Des mesures sont-elles prévues?
Les cryptomonnaies sont malgré tout assez attractives puisqu'on considère que 30 % des Belges ont déjà acheté une cryptomonnaie. Dans ce cadre, le SPF Finances réfléchit-il à une forme de sensibilisation dans la mise en place de cette "nouvelle monnaie"? En termes d'incitation, un message est-il dédicacé aux classes moyennes et aux commerçants pour qu'ils puissent utiliser ces cryptomonnaies?
Enfin, dans un tout autre registre, puisqu'on sait que cela a un impact climatique, y a-t-il là également une prise de conscience à l'égard de cette problématique?
06.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Crucke, actuellement, le nombre d'entreprises auxquelles le règlement MiCA pourrait s'appliquer est limité. Le contrôle du respect de ses règles est assuré par la Banque nationale et l'Autorité des services et marchés financiers (FSMA).
Le règlement sur les informations accompagnant les transferts de fonds et de certains cryptoactifs assure la transparence des transferts de cryptoactifs. Il impose qu'ils soient accompagnés des informations requises sur l'initiateur du transfert et son bénéficiaire lorsqu'un prestataire de services sur cryptoactifs établi dans l'Union européenne intervient dans le transfert.
La totalité du cadre de lutte contre le blanchiment et le financement du terrorisme s'applique donc, en ce compris l'identification et la vérification de l'identité, la vigilance constante à l'égard des opérations, la vérification de l'origine des fonds et du patrimoine, en ce compris en cas de rapatriement d'actifs, etc.
De nombreuses alertes et communiqués avertissant le public des risques liés aux cryptoactifs ont été publiés par la Banque nationale ou par la FSMA. C'est en raison de ces risques que le règlement de la FSMA visant à encadrer les publicités relatives aux monnaies virtuelles a été adopté et est entré en vigueur au mois de mai 2023. Il s'applique aux publicités diffusées auprès des consommateurs en cas de commercialisation de monnaies virtuelles en Belgique.
Le règlement établit certaines conditions auxquelles ces publicités doivent répondre et notamment leur caractère clair et non trompeur ainsi que la présence obligatoire des mentions attirant l'attention sur les risques inhérents aux monnaies virtuelles. Les campagnes de masse, c'est-à-dire les publicités diffusées auprès de 25 000 consommateurs au moins, doivent désormais être préalablement notifiées à la FSMA.
Depuis son entrée en vigueur, le règlement MiCA régit les publicités diffusées. Le règlement de la FSMA entré en vigueur en mai 2023 sera dorénavant principalement d'application pour les publicités diffusées auprès de consommateurs dans le cadre de la commercialisation des monnaies virtuelles en Belgique par des personnes agissant pour le compte de prestataires de services soumis à MiCA, tels que des influenceurs, sans qu'elles ne prestent dans le même temps des services règlementés par MiCA.
A priori, la décision d'un marchand d'utiliser l'un ou l'autre moyen de paiement est un choix de nature commerciale.
Pour ce qui concerne votre question relative à la limitation du minage de cryptomonnaies compte tenu de son impact énergétique, nous ne sommes pas au courant d'une telle législation qui, de toute façon, devrait être implémentée au niveau européen afin qu'elle produise des effets réels.
06.03 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Je prends acte du règlement de la FSMA, qui a été évoqué. Par ailleurs, je poursuivrai votre réflexion à propos du minage. C'est, à mon avis, une bonne chose que cela se règle au niveau européen. Et c'est bien la preuve, monsieur le ministre, que le climat se cache partout, même là où on ne l'attend pas.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
07.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, ce n’est pas la première fois que vous êtes questionné sur le Service des Décisions Anticipées. Ce n’est peut-être d’ailleurs pas la dernière fois non plus – je vous le souhaite. Mais ces dysfonctionnements semblent quand même persister. J’aurais voulu pointer quelques difficultés en particulier.
La première, c’est celle qui serait liée aux différences entre les délais de traitement des dossiers liées à la langue dans laquelle le dossier est introduit. Y a-t-il effectivement une discrimination en la matière, ou des différences objectivées?
La deuxième difficulté concerne le Collège du Service des Décisions Anticipées. Il semble que des absences nombreuses pèsent sur les équipes. Elles ne sont d’ailleurs, semble-t-il, pas toujours motivées et nuiraient à l'efficacité de la structure. Il y aurait aussi des difficultés quant à la répartition des matières entre les différents membres. Monsieur le ministre, êtes-vous au courant de ces difficultés? Des actions ont-elles été entreprises pour y remédier?
Troisièmement, s'agissant de l’égalité de traitement entre les collaborateurs actifs au sein du Service des Décisions Anticipées et ceux qui le sont au sein du SPF Finances, il semblerait qu'il y a des différences en termes de recrutement qui font que certains pensent quitter le Service des Décisions Anticipées pour rejoindre le SPF, où ils disposeraient de meilleures conditions. N’y a-t-il dès lors pas lieu, si c’est le cas, de réformer et en tout cas de consolider le cadre du personnel dont le Service des Décisions Anticipées a besoin?
Enfin, on ne peut pas se détacher d’une impression d’un certain malaise au sein de l’institution, peut-être lié d’ailleurs aux méthodes de management, qui pèse sur le travail et qui crée un climat de travail négatif. Pouvez-vous faire le point sur la situation et les actions éventuellement entreprises?
07.02 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (DVB), kampt met een crisis. Ondernemers spreken me daar de laatste tijd zeer veel op aan: zij willen niet meer naar de DVB gaan, omdat er bijvoorbeeld zeer lange wachttijden zijn alvorens een beslissing kan worden genomen. Wij horen ook over interne verdeeldheid en regionale ongelijkheid, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt in de beoordeling van de dossiers. Dat schaadt de geloofwaardigheid van het systeem ernstig. Vandaar mijn vragen.
Hoe verklaart u de verdeeldheid die binnen de DVB is ontstaan? Wat is uw visie daarop?
Wat is uw antwoord op de verwijten over regionale ongelijkheid?
Welke stappen worden er gezet om de problemen op te lossen? Wordt er daarbij ook voor gezorgd dat kleine ondernemingen en particulieren dezelfde toegang wordt gegarandeerd tot de DVB als grote ondernemingen, die zich kunnen laten bijstaan door consultancybedrijven?
Hoe zult u ervoor zorgen dat de wachttijden van dossiers worden teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau? Denkt u aan de inzet van extra middelen of personeel?
07.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Crucke, mevrouw Verkeyn, de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken is het voorbije jaar geconfronteerd met enkele langdurige afwezigheden. Het college van leidinggevenden heeft in functie van de continuïteit van de werking van de dienst dan ook een aantal beslissingen genomen.
Wat die continuïteit betreft, verwijs ik graag naar het jaarverslag van de DVB, waarin u onder andere een overzicht vindt van de gemiddelde behandelingsduur van de voorafgaande beslissingen. Daar wil ik toch even op drukken, omdat de voorlopige statistieken voor het jaar 2024 niet afwijken van die behandelingsduur. Dat wil ik toch even meegeven. Het is uiteraard mogelijk dat sommige aanvragen wegens de complexiteit ervan langer duren en een langere periode verantwoorden, maar de gemiddelde behandelingsduur wijkt niet af van die in de voorbije jaren.
La législation et le règlement interne prévoient aussi que le collège des dirigeants examine les demandes et prend des décisions de manière autonome. Les décisions prises en 2024 confirment l'autonomie de chaque membre du collège. Malgré cette autonomie, sur la base des statistiques provisoires pour l'année 2024, il ne peut être conclu qu'il existe de fortes différences régionales dans le traitement.
De leden van het college zijn in 2022 benoemd, na advies van het directiecomité, door een in de ministerraad overlegd besluit. Er zijn ook geen vernietigingsprocedures opgestart.
De leden van het college staan onder het administratief gezag van de voorzitter van het directiecomité. Ook zijn de deontologische regels, bijvoorbeeld betreffende belangenconflicten of cumulmachtigingen van de FOD Financiën, onverkort op de collegeleden van toepassing. Als een collegelid met een belangenconflict wordt geconfronteerd, dienen de deontologische regels door het collegelid onverkort te worden toegepast.
Cela ne signifie pas que les plaintes reprises dans l'article de presse ne sont pas suivies. Bien que les plaintes aient été publiées de manière anonyme, sans débat contradictoire, le SPF Finances examine les dysfonctionnements possibles tels que mentionnés dans l'article.
En ce qui concerne l'accès pour les PME ou les particuliers, aucune évolution particulière par rapport aux années précédentes n'a été constatée. Les rapports annuels du service montrent ces chiffres de manière transparente. Le service fait continuellement des efforts pour atteindre et informer tous les groupes cibles. Spécifiquement pour les PME, les membres du collège ont activement participé au congrès ITAA "Ensemble vers la croissance" des 7 et 8 novembre 2024 où des conférences ont été données sur le fonctionnement et la mission du service. Les membres de l'ITAA ont participé en grand nombre à ces conférences aussi.
Wat betreft het kader waarin de medewerkers van de Dienst Voorafgaande Beslissingen opereren, ben ik het ermee eens dat een brede evaluatie van de werking aangewezen is. Bij de evaluatie moet natuurlijk specifieke aandacht worden besteed aan de voorwaarden van de detachering en de loopbaanontwikkeling van het personeel.
07.04 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse précise. Je note que pour ce qui est de la moyenne des réponses, il n’y a pas de différence entre les années 2023 et 2024. Les rapports annuels en attestent. Pour autant, cela ne signifie pas que le délai de réponse est satisfaisant. En tout cas, il n’y a pas de différence sur ces années et j’en prends acte.
Ensuite, vous avez reconnu les différences régionales, tout comme les difficultés au sein du collège. J’entends qu’un certain nombre de plaintes sont en examen. Il va de soi que je ne préjugerai pas de leur issue avant qu’elles aient pu être examinées. J’entends également qu’une évaluation imposera un certain nombre d’améliorations. Vous êtes donc non seulement conscient des améliorations à prévoir, mais vous avez aussi la volonté de les mettre en œuvre.
07.05 Charlotte Verkeyn (N-VA): Wij hopen vooral dat de aangehaalde problematieken serieus genomen worden en dat er niet omheen wordt gefietst. De Dienst Voorafgaande Beslissingen is ons inziens zeer waardevol en zou versterkt moeten worden. Hopelijk zullen die problemen binnenkort opgelost zijn. Ongeacht het antwoord, voelt iedereen met de ellebogen aan dat er bepaalde problemen zijn, waarvoor wij een oplossing wensen.
Tot slot, u sprak over voorlopige en dus geen definitieve statistieken en cijfers. Ondernemers signaleren ons wel degelijk dat er iets aan de hand is en we mogen dat niet onder de mat vegen.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
08.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le
ministre des Finances, la réforme du cadre douanier de l’Union européenne,
présentée en mai 2023 par la Commission comme "la plus ambitieuse depuis
1968", vise une refonte complète du fonctionnement des douanes pour
s’adapter aux réalités de l’e-commerce. La fin des règles dérogatoires
controversées pour les biens de moins de 150 euros est notamment annoncée.
Après des
négociations discrètes, le Parlement européen a validé sa version du texte en
mars 2024.
À la
suite du Conseil de l’UE des ministres des finances (EcoFIN) du 10 décembre
2024, il a été avancé entre autres qu’un accord sur la réforme du cadre légal
pourrait intervenir courant 2025. Une implémentation partielle est envisagée à
partir de 2028.
Mes
questions sont les suivantes:
1. Le ministre
peut-il nous en dire plus sur les changements qui sont négociés avec la réforme
du code européen des douanes? Quelle est la position de la Belgique sur cette
réforme? Soutenez-vous l’approche actuelle de la Commission et du Parlement?
Quelles priorités défendez-vous dans ces discussions?
2. Quels
changements concrets cette réforme apportera-t-elle pour les services douaniers
belges et les entreprises locales? Quels sont, selon vous, les principaux défis
ou points de désaccord qui pourraient retarder l’adoption de la réforme?
3. Cette
réforme met un accent particulier sur la modernisation des services douaniers.
La Belgique est-elle prête en termes d’infrastructures numériques et de
personnel pour répondre à ces exigences? Les problèmes actuels des douanes sur
lesquels nous vous avons déjà interpellé, risquent-ils de s’aggraver? Est-ce
que la réforme constitue au contraire une opportunité pour les douanes belges?
4. Comment
cette réforme se traduira-t-elle pour les citoyens belges, notamment en matière
de commerce transfrontalier ou d’échanges avec des pays hors UE?
08.02 Vincent Van Peteghem, ministre: La révision du Code des Douanes de l'Union (CDU) représente l'une des réformes les plus importantes depuis la création de l'union douanière. La Belgique participe activement aux discussions au sein du Conseil reconnaissant l'importance des changements pour relever les défis mondiaux tels que l'e-commerce et pour parvenir à une frontière extérieure unique réelle pour les marchandises.
Dans ces discussions, la Belgique accorde une attention particulière à tous les aspects qui peuvent avoir un impact sur notre économie, notre logistique, notre budget et l'efficacité de nos services publics. Pour la douane belge, la réforme signifiera entre autres que l'analyse des risques sera coordonnée au niveau de l'Union européenne via l'agence douanière européenne et le EU Customs Data Hub.
Pour plus d'informations sur les principaux changements de cette réforme, je vous invite à poser une question par écrit, ce qui me permettra de fournir des détails plus précis.
La réforme soulève encore de nombreuses questions, tant pour les autorités douanières que pour le monde des affaires, telles que la mise en œuvre technique, la répartition concrète des tâches entre l'agence douanière européenne et les autorités nationales, et la coordination avec d'autres législations sectorielles. Ces questions sont discutées dans le groupe de travail compétent du Conseil.
Vu que les négociations sont toujours en cours au sein du Conseil, l'impact potentiel sur le personnel et l'infrastructure informatique ne peut pas encore être déterminé. Concernant l'impact en matière d'e-commerce, le système actuel dans lequel est prévue une exonération des droits de douane pour des paquets d'une valeur inférieure à 150 euros, mais où le consommateur est responsable pour les formalités douanières, sera remplacé par un nouveau régime dans lequel les plateformes d'e-commerce seront tenues responsables pour toutes les obligations fiscales et non fiscales en tant qu'importateurs assimilés.
08.03 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Je remercie le ministre pour sa réponse. Pour le surplus, je lui adresserai une question écrite, comme il l'a suggéré.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw Merckx, verschillende vragen zijn ingediend door uzelf en fractiegenoten van u. De heer Hedebouw zie ik niet aanwezig. Gaat u de vraag stellen?
09.01 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Jawel, maar vraag nr. 56001966C van de heer
Hedebouw moest worden ingetrokken. Dat is een vergetelheid, waarvoor excuses.
Monsieur le ministre, cette question me donne l'occasion de vous reposer une question sur cette affaire très choquante qui concerne M. Reynders. Le 3 décembre, nous apprenions par la presse, que, depuis 2018, M. Reynders achetait des billets de la Loterie Nationale de manière massive pour éventuellement blanchir de l'argent. Dans la foulée, nous apprenions qu'il se livrait à cette pratique car sa banque lui aurait fait remarquer que ses dépôts de cash étaient très importants, allant jusqu'à 800 000 euros.
La question du rôle de la Cellule de Traitement des Informations financières (CTIF) s'est alors posée. Assez rapidement, la Loterie Nationale, qui n'est pas soumise à la CTIF, a fourni des explications très détaillées quant à la raison de son signalement des agissements de M. Reynders ayant finalement conduit à l'ouverture d'une enquête judiciaire. En outre, nous avons appris, toujours via la presse, qu'une banque avait également signalé ces faits à la CTIF. Ensuite, au mois de janvier, nous avons appris que la Banque nationale organisait une enquête sur la banque ING, celle-ci étant qualifiée de – je cite le titre de L'Écho, qui n'est pas un journal de gauche – "complice de blanchiment d'argent dans l'affaire Reynders". Ce titre est assez interpellant.
À la lecture de tout cela, la question principale qui se pose est la suivante: comment se fait-il qu'ING signale en juillet 2023 des agissements suspects, alors qu'elle aurait déjà interpellé M. Reynders en 2018, à en croire la presse?
Monsieur le ministre, confirmez-vous que des versements en cash auraient débuté avant 2010, en ce qui concerne M. Reynders? Comment expliquer cet écart de cinq ans entre le moment où ING interpelle M. Reynders sur ses pratiques insolites et le signalement aux autorités? Selon vous, ING a-t-elle agi en conformité avec les règles concernant le blanchiment d'argent? Si oui, le cadre n'est-il pas trop permissif? Au vu de tout cela ressort l'impression que M. Reynders aurait été protégé alors que, normalement, en tant que personne politiquement exposée, il aurait dû y avoir une vigilance accrue dans le chef de sa banque. Enfin, monsieur le ministre, étiez-vous au courant de cette affaire, via la CTIF?
09.02 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik onthoud dat in het vervolg ook van onze fractie best alle leden een vraag indienen.
Mijnheer de minister, eind vorig jaar werd het nieuws bekend dat er een fraudeonderzoek loopt naar voormalig minister en Europees Commissaris Didier Reynders. Zoals we intussen allemaal weten, zou hij jarenlang geld witgewassen hebben via krasloten van de Nationale Lotterij. Het lijkt op een slechte mop, maar het gebruik van krasloten om geld wit te wassen is een techniek die vaker gebruikt wordt door criminelen, zoveel is ondertussen duidelijk. Volgens de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) zouden vooral drugscriminelen daarvan steeds meer gebruikmaken. Een pakje loten geeft namelijk een gegarandeerde minimumwinst. Bij Subitokrasloten van 10 euro wint men bijvoorbeeld gemiddeld 73 % van zijn inzet terug. Met andere woorden, men kan als crimineel op die manier 73 % van zijn geld witwassen en betaalt 27 % commissie.
De CFI waarschuwde de afgelopen jaren meermaals voor het gebruik van kansspelen bij witwassen. Daarover heeft de CFI ook bij de Kansspelcommissie aan de alarmbel getrokken. De CFI waarschuwde ook voor andere vormen van witwassen via krasloten, waarbij winnende loten worden overgekocht tegen een hoger bedrag dan de winst. Ondanks de stijgende populariteit van die witwaspraktijk, werd er maar één melding gedaan op vijf jaar tijd door de Nationale Lotterij. We weten uiteindelijk allemaal over welke zaak dat gaat.
Deze maand raakte ook bekend dat de Nationale Bank een onderzoek heeft geopend naar ING België. De bank zou sinds 2018 op de hoogte geweest zijn van regelmatige stortingen van cashgeld door de heer Reynders, maar pas in 2023 een verklaring hebben afgelegd bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking.
Mijnheer de minister, ik heb daarover een hele resem vragen.
Welke maatregelen hebt u in de afgelopen legislatuur en in tussentijd genomen om witwaspraktijken door middel van kansspelen tegen te gaan? Welke maatregelen kunt u nog nemen of moeten naar uw opinie nog genomen worden om zulke witwaspraktijken tegen te gaan?
Welke maatregelen heeft de Nationale Lotterij zelf in de afgelopen jaren genomen om te voorkomen dat krasloten gebruikt worden als techniek om geld wit te wassen? Zijn er ook maatregelen genomen specifiek gericht op het tegengaan van de verkoop van winnende krasloten?
Hoe screent de Nationale Lotterij precies op witwaspraktijken? Welke maatstaven worden bij een screening gebruikt om iets als verdacht te merken? Volstaat de huidige screening van de Nationale Lotterij volgens u?
Wat is volgens u de rol van banken in het genoemde en in gelijkaardige dossiers? Welke rol zouden zij moeten spelen?
De voorzitter: Mijnheer Van Hoecke, ik nodig u alvast uit naar de bijzonder boeiende hoorzitting, binnenkort, over dit onderwerp.
09.03 Kemal Bilmez (PVDA-PTB): Monsieur le ministre,
nous apprenons dans le journal "Le Soir" du 17 janvier dernier
que la BNB a lancé une enquête sur le rôle de la banque ING dans l'affaire
Reynders. En effet, c'est auprès de cette banque que Didier Reynders avait
effectués pendant une dizaine d’années des dépôts en liquide pour un montant
avoisinant les 800.000 euros.
Selon ce
qu'on lit dans la presse, le problème est grave: les dépôts en cash de M.
Reynder aurait commencé en 2018, mais la banque ne transmettra aucune
déclaration de soupçons à la Cellule de traitement des informations financières
(Ctif) avant l’année 2023: à cette date, l’enquête judiciaire qui allait
déboucher le 3 décembre dernier sur les retentissantes perquisitions avait déjà
commencé.
Voici
donc mes questions:
- En tant
que personne politiquement exposée (PEP), Didier Reynders n'aurait pas dû faire
l’objet d’une "vigilance accrue" des services de conformité et
anti-blanchiment?
- Quels sont les paramètres que les banques doivent respecter pour signaler de manière tempestive ce genre de manoeuvres suspectes? Est-ce qu'elles sont tenus de faire un signalement si ces malversations dépassent certains montants où se prolongent dans le temps?
Le président: À ces questions jointes, j'ajouterai la question n° 56002172C de Mme Sarah Schlitz sur "la lutte contre la fraude via les jeux de hasard", car c'est plus ou moins le même sujet.
09.04 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, concernant le blanchiment d’argent à travers les jeux de hasard, dans plusieurs pays, des moyens innovants sont mis en place pour encourager la transparence fiscale et lutter contre la fraude. Un exemple répandu consiste à organiser une loterie liée au ticket de caisse TVA, dans laquelle les consommateurs sont incités à réclamer leur reçu pour pouvoir participer à un tirage au sort. Ce dispositif, adopté dans des États membres de l’Union européenne, comme le Portugal ou la Slovaquie, vise à réduire les flux financiers non déclarés, tout en sensibilisant les citoyens à l’importance de demander des justificatifs.
En Belgique, les affaires récentes que nous évoquons aujourd’hui ont lourdement mis en lumière certaines failles dans le contrôle des flux financiers et des pratiques qui pourraient contribuer au blanchiment d’argent. Dans ce contexte, renforcer les mécanismes de traçabilité financière devient essentiel pour éviter que d'autres personnes très riches puissent blanchir leur argent en toute impunité.
Monsieur le ministre, cette mesure a-t-elle déjà été étudiée en Belgique? Si oui, quelles conclusions en ont-elles été tirées? Dans la négative, pensez-vous pouvoir envisager une loterie avec les tickets de caisse TVA pour lutter contre la fraude fiscale, ou songez-vous à d’autres pistes?
09.05 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer de voorzitter, u las jeux de hasard en u hebt beide vragen aan elkaar gelinkt, hoewel ze totaal niet aan elkaar zijn gelinkt. Niettemin zal ik proberen ze samen in één antwoord te beantwoorden.
Collega’s, met betrekking tot de eerste vragen die zijn gesteld, wil ik uiteraard graag verwijzen naar de nota van de raad van bestuur van de Nationale Loterij, die ter inzage ligt bij de griffier van de Kamer. Daarin staan grote delen van de antwoorden op de vragen die u hebt gesteld. In navolging daarvan wil ik niettemin enkele van uw vragen trachten te beantwoorden, uiteraard altijd in de context van het lopende gerechtelijk onderzoek.
Ten eerste, over de rol van de Nationale Loterij kan ik duidelijk zijn. Transparantie en een veilige speelomgeving zijn primordiaal en onontbeerlijk voor de werking van de Nationale Loterij en voor het aanbod aan loterijspelen, waaronder ook de krasloten vallen. De Nationale Loterij treft derhalve verschillende maatregelen ter sterke ontmoediging en bestrijding van eventuele financiële criminaliteit. Een aantal van die maatregelen, zoals het duidelijk aangeven van het lotenplan, een gemiddelde terugbetaling die fors lager ligt dan bij de privéspelers, een maximumstortingslimiet van 500 euro per week, alsook de controle en screening van risico-elementen, werden besproken in de nota waarnaar ik daarnet verwees.
Ten tweede, ik wil graag verduidelijken dat de Nationale Loterij voor haar loterijspelen niet onderhevig is aan de meldingsplicht aan de CFI, maar dat de Loterij wel wettelijk aangifteplichtig is onder het Wetboek van strafvordering, wat zij in de bewuste zaak ook heeft gedaan met de melding aan het federaal parket.
De CFI verwees in haar jaarverslag 2020 voor het laatst naar het gebruik van kansspelen. Dat betreft de spelen die vallen onder het toepassingsgebied van de kansspelwetgeving, zijnde casino’s, speelhallen en sportweddenschappen.
De CFI kaart in haar publicaties geenszins systematisch het gebruik van krasloten aan als problematisch. Daarenboven moet elke handelaar in België, ongeacht of het nu gaat over krasloten van de Nationale Loterij dan wel over groenten en fruit, voldoen aan de antiwitwaswetgeving. Zij mogen ook maximaal 3.000 euro contante betalingen verrichten en ontvangen.
Ik benadruk nogmaals dat de Nationale Loterij in de besproken zaak naar wens heeft gehandeld en aangifte heeft gedaan, wat ook door de onafhankelijke instanties, zoals het parket, wordt bevestigd.
Dat er zelden iets verdachts wordt vastgesteld door de Nationale Loterij impliceert geen lakse controle, maar heeft natuurlijk te maken met het feit dat loterijspelen vanwege hun aard en de reeds aangehaalde maatregelen weinig aantrekkelijk zijn voor witwassen.
Dan kom ik tot de rol van het toezicht door de Nationale Bank en de rol van ING. Op grond van het beroepsgeheim van de Nationale Bank en het geheim van het lopende gerechtelijk onderzoek kan niet worden ingegaan op het concrete dossier. Wel kan worden bevestigd dat overeenkomstig de antiwitwaswetgeving financiële instellingen bij de CFI een melding moeten doen wanneer zij weten, vermoeden of redelijke grond hebben om te vermoeden dat verrichtingen verband houden met het witwassen van geld. In deze context en in al haar onafhankelijkheid vervult de Nationale Bank haar toezichtrol en gaat ze over tot eventueel onderzoek.
Concernant le fonctionnement de la CTIF, celle-ci est indépendante et autonome sur le plan opérationnel, ce qui signifie qu'elle a l'autorité et la capacité nécessaire pour exercer librement ses fonctions, y compris celles de décider d'une manière autonome d'analyser, de demander et de transmettre les informations spécifiques qui lui sont communiquées en vertu de la loi anti-blanchiment de 2017. Cette indépendance et cette autonomie de fonctionnement sont ancrées dans la réglementation internationale et européenne.
La Belgique fait actuellement l'objet d'une évaluation de l'ensemble du dispositif de lutte contre le blanchiment et le financement du terrorisme par le Groupe d’action financière (GAFI). Le fonctionnement des cellules de renseignement financier telles que la CTIF fait partie de cette évaluation par des experts financiers indépendants.
Pour garantir cette autonomie et cette indépendance, le contrôle du ministre de la Justice et du ministre des Finances sur la CTIF est un contrôle purement administratif. La CTIF adresse cependant chaque année un rapport annuel d'activité à ses ministres de tutelle, qui leur permet de contrôler le travail de la CTIF.
Les membres de la CTIF et de son personnel sont soumis à un secret professionnel strict et ne peuvent divulguer les informations recueillies dans l'exercice de leurs fonctions. La CTIF ne peut commenter des dossiers qu'elle aurait transmis aux autorités judiciaires et qui sont en outre soumis au secret de l'instruction, ce qui s'applique évidemment aux ministres compétents. Pour toute question relative au parquet, je vous renvoie au ministre de la Justice.
Wat de fraudebestrijding in de horeca en de witte kassa betreft, zijn er al heel wat stappen gezet en zijn er al belangrijke maatregelen genomen.
Il est exact que, dans certains pays, l'organisation d'une loterie avec des tickets de caisse, des souches TVA ou des factures est utilisée comme outil de dissuasion de la fraude. Jusqu'à présent, aucune proposition concrète dans ce sens n'a été développée en Belgique. En 2010, M. Didier Reynders, alors ministre des Finances en charge de la Loterie Nationale, "a lancé la suggestion que la Loterie Nationale examine la faisabilité d'une telle proposition."
La Cour des comptes a déjà soulevé cette piste de réflexion en 2019. Je chargerai donc mon administration d'étudier plus avant les chances de succès de cette opération en tenant compte des expériences étrangères et, dans ce contexte, de consulter également la Loterie Nationale.
09.06 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, en gros, ce qui me frappe dans ce dossier, c'est que chaque fois, nous devons tout apprendre par la presse. Le 12 décembre, M. Hedebouw vous pose la question: y a-t-il eu ou non signalement d'une banque à la CTIF? Vous ne répondez pas, et finalement, nous l'apprenons par la presse.
Concernant la question précise que nous posons, c'est tout de même vous qui êtes responsable de l'application de la loi sur le blanchiment d'argent dans ce pays. Qu'apprenez-vous de ce cas? Cela a-t-il bien fonctionné ou pas? J'aurais voulu que vous me fournissiez une réponse en tant que ministre. La Loterie Nationale a fourni une explication détaillée, précise, suite à cette affaire; nous savons quels ont été les signalements et les raisons des signalements. Par contre, pour ce qui est des banques, nous n'avons rien, aucune explication. Et vous trouvez cela normal! Je pense qu'en tant que ministre responsable, vous pourriez au moins les inciter à donner les explications nécessaires, suite à l'éclatement de cette affaire, comme la Loterie Nationale l'a fait.
En tout cas, je trouve que c'est vraiment parlant de voir comment les choses fonctionnent. Nous avons encore vu le cas précédemment. Quand il s'agit d'un scandale au CPAS d'Anderlecht, le président du CPAS est convoqué ici, et avec raison bien sûr, pour donner des explications précises. Mais ici, dans cet autre cas, il n'y a pas d'autres explications. Nous avons même un ministre qui ne dit rien sur le sujet. C'est quand même un scandale grave, monsieur le ministre! Il aurait déposé 800 000 euros de cash et vous dites que c'est comme ça, et vous nous donnez les explications de la Loterie. Je n'ai pas demandé les explications de la Loterie, mais les explications sur les banques. La question principale est: est-il normal qu'ING ait attendu cinq mois? Vous avez fourni une explication vague. Nous voulons une explication précise. Nous devrions la demander normalement à ING, comme le président l'a promis aujourd'hui. ING sera entendu ici. Nous leur poserons donc la question, mais vous aussi, normalement, vous devriez nous fournir des réponses plus précises, monsieur le ministre.
09.07 Alexander Van Hoecke (VB): Dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het ging om heel wat vragen tegelijk. Het is zeer goed dat we de hoorzitting waarnaar de voorzitter verwees organiseren en dat we daar uitgebreid de tijd voor nemen.
Ik wil even terugkomen op wat u zei over de kansspelen en dat de CFI in haar publicaties die niet systematisch als problematisch bestempelt. Heel wat experten en buitenlandse voorbeelden wijzen erop dat er wel degelijk systematisch misbruik is en dat er wel degelijk structuren bestaan die vatbaar zijn voor misbruik.
Ik betreur dat u weinig verhelderend bent over de rol die banken hierin spelen, waarover mijn laatste vraag ging. Maar goed, daarvoor hebben we de hoorzittingen. Het zal uiteindelijk ook een uitdaging zijn voor de volgende regering om na te gaan hoe de kwestie het best wordt aangepakt.
09.08 Kemal Bilmez (PVDA-PTB): Ik sluit me aan bij mevrouw Merckx en ik kijk reikhalzend uit naar de hoorzitting, waarbij we ING sowieso zullen horen over hun procedures rond antiwitwaspraktijken.
09.09 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Dieter Keuten (VB): Mijnheer de minister, deze vraag was oorspronkelijk aan minister De Sutter gericht. Als verantwoordelijke voor de overheidsbedrijven blinkt zij namelijk uit in stilzwijgen als het gaat over de kelderende koersen van de overheidsbedrijven. Het aandeel van bpost is op een jaar tijd gedeeld door 4,3 en dat van Proximus door 3,5. Een spaarpot van meer dan 3 miljard euro ging met de regering in rook op. Dat is meer dan 600 euro per gezin. Dat werd verspeeld of vergokt door de beursavonturen van de regering.
Door de negatieve impact van de overheidsparticipaties bij Umicore, bpost en Proximus, kunnen die aandelen nu op de radar van shorters komen, en niet de kleintjes. De grootste institutionele beleggers, zoals Goldman Sachs en BNP Paribas, zetten in en verdienen dus op de verdere daling van de aandelen, wat een verdere neerwaartse spiraal kan veroorzaken. Op de financiële markten wordt nu zelfs gespeculeerd dat Proximus een overnameprooi kan worden. De situatie wordt dus precair.
Hoe zult u reageren als er referentieaandeelhouders bij Proximus bij komen? Wat zal er gebeuren indien er biedingen worden ontvangen om de overheidsaandelen over te nemen? Zijn er plannen om eigen aandelen in te kopen om Proximus af te schermen?
Welke koersdoelen mag onze belastingbetaler nog van u verwachten? Het is immers niet met uw geld maar met het geld van ons allemaal dat u speelt.
10.02 Minister Vincent Van Peteghem: Onze positie als aandeelhouder bij Proximus is onveranderd. We blijven het bedrijf ondersteunen als een strategisch Belgisch bedrijf. We zullen zoals gewoonlijk ook alle pistes steeds kritisch bestuderen. Het is onze verantwoordelijkheid om ervoor te ijveren de waarde van Proximus of andere bedrijven waarvan we aandeelhouder zijn, te maximaliseren.
Biedingen worden steeds geanalyseerd in het kader van onze rol als aandeelhouder, maar er is voorlopig geen reden om die rol af te bouwen. We bezitten vandaag 53,5 % van de aandelen in Proximus. We hebben ook geen ambitie om dat aandeel verder te verhogen.
Wij blijven zoals gewoonlijk bewust omgaan met het geld van de belastingbetaler. We zoeken samen met Proximus natuurlijk wel naar manieren om de waarde te maximaliseren. We stellen daarbij geen koersdoel voorop, aangezien er momenteel ook geen plan is om ons aandeel in het bedrijf af te bouwen.
10.03 Dieter Keuten (VB): Mijn collega Vereeck fluistert me net in dat Proximus helemaal geen strategisch aandeel is, want het Defensiefonds wordt gespekt door de verkoop van niet-strategische activa, onder andere door de verkoop van Proximusaandelen.
Nog over Proximus, het kan volgens ons niet blijven duren dat een overheid tegelijk regulator en aandeelhouder is. Het is een schizofrene situatie waarbij men enerzijds de deur naar extra concurrentie eindelijk openzet, maar anderzijds aandeelhouderswaarde vernietigt. Die schizofrene situatie moet stoppen.
Mijnheer de minister, u hebt een contract met elke burger van dit land om zijn zuurverdiend belastinggeld te spenderen aan de zaken waarvan iedereen wakker ligt: onveiligheid, een vaak vierkant draaiende justitie, loon naar werken, een eerlijke fiscaliteit, degelijke infrastructuur en de creatie van een gezond economisch kader, zodat onze kinderen het beter kunnen hebben dan wij. De Vlaamse belastingbetalers, onze kiezers, eisen waar voor hun geld en gaan er niet mee akkoord dat hun geld in rook opgaat.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
11.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, l’exonération
des accises sur certaines boissons végétales, prévue par l’article 7 b) de la
loi du 21 décembre 2009, modifiée par l’article 79 de la loi du 18 décembre
2015 et l’article 169 de la loi du 27 avril 2016, avait pour objectif, selon
les commentaires du projet de loi du 4 décembre 2015, de favoriser des
alternatives aux produits d’origine animale, notamment pour les consommateurs
souffrant d’intolérances au lactose ou d’allergies aux protéines animales.
Cependant,
elle se limite aux boissons à base de soja et de riz, excluant d’autres
produits locaux comme l’avoine, l’épeautre, le quinoa, les noix ou les
légumineuses. Cette restriction crée une distorsion de concurrence au profit de
produits exotiques importés, au détriment des boissons locales, qui remplissent
pourtant les mêmes fonctions tout en offrant des avantages économiques et
environnementaux pour nos filières agricoles.
Monsieur
le ministre, pourriez-vous prendre des mesures pour que d’autres boissons végétales
locales soient reconnues? Pourriez-vous envisager de modifier l’article 7 b) de
la loi du 21 décembre 2009?
11.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Je suis conscient de la différence dans la législation concernant les boissons végétales. Il y a deux options pour remédier à celle-ci: soit l'exonération existante pour le lait et les boissons à base de soja et de riz est étendue, soit l'exonération doit être révisée pour que le lait et les boissons végétales soient traitées de la même façon que les produits non-alcoolisés.
Mon administration a déjà analysé ce dossier mais les solutions nécessitent une modification de la loi, ce qui ne peut être fait par un gouvernement en affaires courantes. Il me semble cependant opportun que la différence soit éliminée au cours de la prochaine législature.
11.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, c'est très bien! Nous sommes d'accord. Je sens aussi que vous appelez de vos vœux la formation de ce gouvernement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 56001616C van de heer Bihet wordt uitgesteld.
12.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, l’article
275/3 du CIR prévoit une dispense de précompte professionnel à concurrence de
80% pour les rémunérations payées à des chercheurs assistants ou à des
chercheurs post-doctoraux, sans que lesdites notions ne fassent l’objet d’une
définition légale.
Cette
dispense partielle a été introduite par la loi-programme du 24 décembre 2002 et
est entrée en vigueur le 1er octobre 2003, l’intention annoncée par le
législateur de l’époque étant de se conformer à la stratégie dite de Lisbonne,
dont l’objectif était de pousser les États membres de l’Union européenne à
consacrer, à l’horizon 2010, 3% du PIB à la recherche et au développement.
Une
circulaire AGFisc n°17/2015 du 8 mai 2015 a confirmé, dans le tableau
récapitulatif, que les chercheurs qui entrent dans le champ d’application de la
mesure pour les universités et hautes écoles sont à la fois les chercheurs
assistants et les chercheurs post-doctoraux.
Ladite
circulaire interprète par ailleurs la disposition légale visée en permettant
l’application du régime fiscal même si les chercheurs réalisent d’autres tâches
que la recherche.
Plusieurs
universités ont été les bénéficiaires, au cours des dernières années, de
dégrèvements qui leur ont été octroyés par le SPF Finances en raison de
l’activité de recherche déployée par les membres de leurs corps académiques
respectifs, alors que d’autres n’ont pas obtenu une décision de dégrèvement à
due concurrence. Cette différence de traitement constitue un préjudice grave
pour ces dernières.
Il
semblerait par ailleurs que les universités néerlandophones bénéficient de la
ristourne de précompte à tout le moins pour une partie des membres de leurs
corps académiques.
Monsieur
le ministre, j’en viens à mes questions:
1°
Pouvez-vous communiquer le montant des dégrèvements dont chaque université,
néerlandophone ou francophone, a pu bénéficier (ou non) depuis l’exercice 2016,
en précisant les décisions de dégrèvement intégrant les membres du personnel
académique dans le champ d’application de l’article 275/3 du CIR qui ont été
arrêtées pour certaines de ces universités?
2°
Confirmez que la ristourne de précompte est octroyée aux universités
néerlandophones pour certains membres de leurs corps académique? Le cas
échéant, quels sont les montants dont chaque université concernée a pu bénéficier
depuis l’exercice 2016?
3°
Comment envisagez-vous de mettre de l’ordre en la matière, eu égard au prescrit
des articles 10, 11 et 172 de la Constitution?
12.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Les dispositions de l'article 337 du Code des impôts sur les revenus 1992 relatives au secret professionnel s'opposent à ce que les renseignements demandés soient fournis par les universités.
En outre, eu égard à l'absence de détails prévus dans les déclarations au précompte professionnel, il n'est pas possible de préciser pour quel employé en particulier la dispense est revendiquée.
Des contrôles sont en cours concernant l'application de la dispense de versement du précompte professionnel pour les chercheurs au sein de toutes les universités belges. L'administration centrale coordonne ces contrôles pour assurer une égalité de traitement entre toutes les universités.
12.03 Benoît Piedboeuf (MR): Je comprends le cadre de la réponse du ministre concernant les précisions demandées.
Par ailleurs, nous savons qu'il y a un problème de fond quant à cette dispense de précompte professionnel. Je ne doute pas que nous nous repencherons sur cette question dès que le prochain gouvernement sera formé.
L'incident est
clos.
Het incident
is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 56001670C van de heer Crucke wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
13.01 Pierre Jadoul (MR): Un compte en banque devient
"dormant" quand un citoyen n’a effectué aucune opération active sur
ses comptes depuis cinq ans et qu’il n’a pas eu de contact avec sa banque
pendant cinq ans. Quant à une assurance-vie, elle devient "dormante"
quand le risque est survenu et qu’il n’y a pas eu de contact entre l’entreprise
d’assurance et l’ayant droit dans les quatre mois suivant la connaissance de la
survenance du risque.
Sur base
de la loi du 24 juillet 2008, les banques et compagnies d’assurances sont
obligées de rechercher activement les ayant droits des avoirs dormants, avant
de devoir transférer ces derniers à la" Caisse des Dépôts et
Consignations" du SPF Finances après expiration des délais légaux.
À partir
du moment où les avoirs dormants ont été transférés à la Caisse des Dépôts et
Consignations, l’ayant droit dispose de 30 ans pour réclamer les montants qui
lui reviennent. À l’expiration de ce délai, la prescription est acquise et les
fonds sont définitivement attribués au Trésor.
En 2024,
on parlait d’un montant global de 757 millions d’euros déposés à la Caisse des
Dépôts et Consignations qui n’avaient pas été réclamés par leurs propriétaires.
En outre, depuis l’instauration du système en 2008, plus de 8,5 millions
d’euros ont été ajoutés aux caisses de l’État.
Monsieur
le ministre, quel est le contrôle mis en place pour vérifier que les banques et
les compagnies d’assurances se conforment aux dispositions légales et versent
effectivement les avoirs dormants à la Caisse des Dépôts et Consignations?
Comment
le SPF Finances mobilise-t-il ou non ces montants dans l’attente de leur
éventuelle attribution définitive au Trésor?
13.02 Vincent Van Peteghem, ministre: La Caisse des Dépôts et Consignations (CDC) n’effectue pas de contrôle quant au respect par les banques de leurs obligations légales en matière d’avoirs dormants. Conformément à la législation applicable au secteur bancaire, le contrôle du respect des dispositions légales est effectué par les autorités de contrôle compétentes, à savoir la Banque nationale et la FSMA.
Conformément à la loi du 11 juillet 2018 sur la Caisse des Dépôts et Consignations, les sommes consignées sont placées et investies en instruments financiers émis par toute unité d’administration publique, selon le système européen des comptes nationaux et régionaux.
Actuellement, ces fonds sont placés sur un compte de dépôt auprès de l’Agence Fédérale de la Dette. En outre, ils ont été utilisés pour accorder un prêt à la Région wallonne à la suite des inondations et sont partiellement utilisés pour le e-credit.
13.03 Pierre Jadoul (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces éléments de réponse. Je reviendrai sans doute sur la question au cours de la prochaine législature.
L'incident est
clos.
Het incident
is gesloten.
De voorzitter:
Vraag nr. 56001754C van de heer Crucke wordt omgezet in een schriftelijke
vraag. Vraag
nr. 56001755C van de heer Vermeersch wordt uitgesteld.
14.01 Kemal Bilmez (PVDA-PTB): Je me réfère au texte de ma question.
Le 8
janvier dernier, l’économiste Eric Dor nous signale que
"Le
taux moyen payé par les banques belges sur les dépôts d’épargne en novembre
2024 (1,03 %) était inférieur à ceux proposés par les banques de la plupart des
autres pays de la zone euro".
En effet,
aux Pays-Bas le taux moyen est de 1,45%, en France de 2,56% et au Luxembourg de
2,89%!
Les
petits épargnants seront donc à nouveau pénalisés par un rendement risible,
alors que les grandes banques de notre pays arrosent leurs actionnaires de
dividende. En 2024:
ING
Belgique a distribué 3,6 milliards d’euros de dividendes
BNP
Paribas, 2,8 milliards (uniquement au premier semestre)
KBC, 1,9
milliards
Une
première mesure à prendre (suggérée aussi par l'autorité belge de la
concurrence) serait de supprimer la prime de fidélité: la FSMA et la BNB ne s’y
opposent pas.
Une
deuxième mesure serait celle d’offrir un produit comme le livret A en France.
Ce livret propose un rendement à 3 % depuis des années car l’État a décidé de
fixer cela, avec un plafond de dépôt à 22 950 euros afin de protéger les
intérêts des petits épargnants.
Voici
donc mes questions:
Quid de
la prime de fidélité? On dirait que les astres sont alignés, allez-vous la
supprimer?
Que
pensez-vous de la possibilité d’introduire en Belgique un produit comme le
livret A français pour mieux protéger et rémunérer les économies des petits
épargnants?
14.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Cela ne me donne pas de temps pour réfléchir à ma réponse!
Monsieur Bilmez, comme je l'ai déjà dit à plusieurs reprises, le marché de l'épargne des pays voisins présente des différences de taille avec le marché belge. Dans certains cas, les dépôts d'épargne représentent une part moins importante de l'ensemble des produits d'épargne. Dans d'autres, leur rendement est tiré à la hausse par des spécificités nationales; par exemple, le livret A en France, qui est en grande partie subsidié par les pouvoirs publics. Une certaine prudence est donc de mise quand il s'agit d'établir des comparaisons internationales.
Il convient de noter qu'une précédente étude d'Éric Dor soulignait "la compression du coût de la partie de leur financement sous forme de dépôts d'épargne réglementés a permis aux banques belges de prêter à des taux plutôt réduits à leurs clients, surtout les ménages" et indiquait que "le taux d'intérêt moyen exigé par les banques belges sur leur nouveau prêt immobilier résidentiel était de 3,4 % en août 2024, lequel est donc inférieur à ceux des banques de la plupart des autres pays de la zone euro".
En ce qui concerne votre question relative au livret A, permettez-moi de répéter que sa finalité est très différente de celle de nos livrets d'épargne réglementés. Il existe en effet des différences majeures avec le dépôt d'épargne réglementé belge. Tout d'abord, le montant du livret A est limité. Ensuite, la majeure partie de la rémunération des dépôts se fait par un organisme public qui, en outre, octroie une commission aux banques en échange de la collecte des dépôts centralisés. Le financement du livret A représente un coût considérable pour les pouvoirs publics.
S'agissant de votre question relative à la suppression de la prime de fidélité, tant l'avis de la Banque nationale que celui de la FSMA indiquent qu'elle est possible sans mettre en péril la stabilité financière. La condition explicite est toutefois d'accompagner cette suppression d'une période transitoire suffisamment longue. Il appartiendra au futur gouvernement de donner suite à ces avis.
14.03 Kemal Bilmez (PVDA-PTB): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. Pour la deuxième question concernant la prime de fidélité, j’aurais voulu entendre votre position. Je comprends que cela prenne du temps, mais qu’en pensez-vous personnellement et, partant, votre parti?
Par ailleurs, vous avez cité l'économiste Éric Dor qui dit que le système permet aux banques de prêter de l’argent à un tarif un peu moindre. Mais, ce faisant, elles augmentent aussi leur profit. Dans notre pays, les grandes banques ont engrangé un bénéfice record et ont arrosé leurs actionnaires de dividendes records également. L’année passée, la banque ING Belgique, que nous recevrons bientôt ici pour une audition, a distribué 3,6 milliards d’euros de dividendes; pour la banque PNB Paribas, il s’agit de 2,8 milliards – uniquement au premier semestre –, et pour la banque KBC, les dividendes versés s’élèvent à 1,9 milliards. Ces banques disposent donc bien d’une marge pour augmenter le taux d’épargne.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
15.01 François
De Smet (DéFI): Monsieur
le président, monsieur le ministre, lors
d’un débat télévisé récent sur VTM, le formateur a évoqué le fait que chaque
seconde qui passe, 508 euros s’ajoutent à la dette publique de la Belgique.
Celui-ci
a affirmé tirer ce chiffre assez alarmant des projections économiques les plus
récentes du Comité de monitoring, qui montrent qu’à politique inchangée, la
dette publique belge s’élèverait à 119 % du PIB en 2029, soit 840 milliards
d’euros.
Actuellement,
la dette publique est à hauteur de 106 % du PIB, soit 643 milliards
d’euros. Cette augmentation de dette, qui se chiffre donc à environ 200 milliards
d’euros en cinq années, donnerait le
chiffre impressionnant, après calcul, de 1 170 euros par seconde, plus de
deux fois les chiffres cités par le formateur, selon la presse.
Le directeur
de l’Agence fédérale de la dette, a confirmé ces chiffres, qui semblent proches
de ceux avancés par la Banque nationale de Belgique dans son dernier rapport
sur les perspectives économiques du pays, publié il y a quelques jours.
Il a
ainsi précisé que nous serions pourtant plus proches d’une augmentation de la
dette de 2 % du PIB, alors que l’Union européenne demandait une diminution
de 1 %. C’est le chiffre que les négociateurs doivent avoir en tête,
regrette le directeur de l’Agence Fédérale de la Dette.
La
situation est d’autant plus préoccupante pour la Belgique que l’endettement
diminue dans d’autres pays, tels que
l'Espagne.
En conséquence, monsieur le ministre, validez-vous l’argumentaire de l’Agence Fédérale de la Dette en termes d’augmentation de la dette? Des contacts sont-ils entrepris avec vos homologues européens afin de disposer de pistes de politiques publiques susceptibles d’endiguer cette augmentation?
15.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur De Smet, tout d'abord, je tiens à souligner que l'Agence Fédérale de la Dette n'établit pas elle-même de projection de la dette brute consolidée de la Belgique. L'Agence s'est donc basée sur les dernières projections de la Banque nationale de Belgique de décembre 2024. La Banque s'attend en effet, toujours en cas de politique inchangée, à ce que le taux d'endettement passe de 104,6 % du PIB en 2024 à 106,6 % du PIB en 2025.
En prenant les montants du PIB de 2024 et 2025, tels que prévus par la Banque nationale de Belgique, la dette publique brute consolidée passerait de 643,87 milliards d'euros à 678,53 milliards d'euros en 2025. C'est au gouvernement prochain et au Parlement d'établir le budget dans les années prochaines.
15.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Puisse un éventuel futur hypothétique gouvernement vous entendre s'il trouve un château pour se réunir.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56001969C en vraag nr. 56001970C van de heer Dubois worden omgezet in schriftelijke vragen.
16.01 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, België speelt een sleutelrol in de EU-sancties tegen Rusland met betrekking tot Oekraïne, met het blokkeren van meer dan 190 miljard euro aan Russische tegoeden in ons land door middel van Euroclear. Zoals u weet, gebruiken wij deze intresten om steun te verlenen aan Oekraïne.
Nochtans wordt de huidige situatie ernstig bedreigd door een veto – dat in de lucht zou hangen – van de Hongaarse premier Orban tegen de verlenging van die sancties eind deze maand in de Europese Raad. Indien die sancties niet zouden worden verlengd, zouden die tegoeden vrij kunnen komen en mogelijk ook terugkeren naar Rusland, wat niet enkel een aanzienlijke aderlating voor Oekraïne betekent, maar ook een fundamentele geopolitieke uitdaging, want in dat geval zou de EU met haar sanctiebeleid een beetje in haar hemd staan.
In dit verband wordt er gespeculeerd over alternatieve scenario’s, waaronder het gebruik van een Belgische wet van 1944 die dateert uit de tijd van de Gutt-operatie en die de mogelijkheid zou bieden om de financiële activa tijdelijk te blokkeren. Gesteld dat men die wet zou toepassen, zou de Koning van België daar formeel bij worden betrokken, gezien hij de handtekening moet leveren voor een dergelijk besluit. Dat zou slechts een tijdelijke oplossing kunnen bieden en het zou aanzienlijke juridische en economische risico’s met zich mee kunnen brengen, waaronder mogelijke schade aan het internationale vertrouwen in Euroclear.
Hoe worden wij betrokken bij de diplomatieke inspanningen die de EU en de G7 nemen richting Hongarije? Ondernemen we ook bilateraal actie om Hongarije te overtuigen van de noodzaak om de EU-sancties tegen Rusland te verlengen?
In welke mate wordt de wet van 1944 overwogen, met de formele betrokkenheid van de Koning? Hoe schat u desgevallend – dat is natuurlijk een hypothetische vraag – de juridische en economische risico's van een dergelijke maatregel in?
Is er binnen de uittredende vivaldiregering ooit een noodscenario uitgewerkt om de financiële gevolgen op te vangen indien de tegoeden zouden worden ontvroren, zowel wat betreft de dekking van Europese leningen aan Oekraïne als wat betreft de potentiële impact op Euroclear zelf? Het zou immers een geweldige impact hebben als die 190 miljard euro plots weer mobiel zou worden. Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
16.02 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, ik sluit hier graag bij aan. Sinds de Russische inval in Oekraïne heeft ons land, in samenspraak met Europa, heel kort op de bal gespeeld wat betreft financiële sancties en het bevriezen van tegoeden. België heeft ook een veel groter aantal tegoeden bevroren dan onze buurlanden, omdat zowel Euroclear, dat internationale effectentransacties afwikkelt, als het internationale betalingssysteem SWIFT in ons land gevestigd is. Die tegoeden kunnen zich natuurlijk op verschillende manieren veruitwendigen: transacties, bankrekeningen, onroerende goederen, cryptovaluta enzovoort.
Ik heb hierover enkele vragen. Kunt u een tussenstand geven? Hoeveel Russische tegoeden werden tot nu toe bevroren? Over hoeveel personen en entiteiten gaat het? Is een opdeling daarvan eventueel mogelijk?
Kunt u die vraag ook beantwoorden wat betreft Wit-Rusland? Op dat land zijn immers ook sancties van toepassing.
Ligt de hoogte van het bedrag aan bevroren tegoeden – dat toch hoger is dan in onze buurlanden – in ons land louter aan Euroclear en SWIFT?
16.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vandeput, mijn collega-minister Quintin is bevoegd voor het opleggen van sancties. Dat gebeurt immers binnen de diplomatieke inspanningen en in de Raad Buitenlandse Zaken.
Wat uw vraag over de mogelijkheden voor het vrijgeven van bevroren tegoeden en eventuele uitvoeringsmaatregelen op basis van de besluitwet van 1944 betreft, zet ons land uitsluitend in op Europese oplossingen. De Raad Buitenlandse Zaken heeft de sancties gisteren opnieuw voor zes maanden verlengd, waardoor een unilaterale Belgische oplossing geen punt meer is. Die zou bovendien ook geen goede zaak zijn voor België. We moeten blijven inzetten op een Europese oplossing met algemene sanctiepakketten.
Op basis van de Europese sanctiewetgeving werd tot nu toe ongeveer 65,2 miljard euro aan Russische tegoeden bevroren en 191 miljard euro werd geïmmobiliseerd. Ongeveer 5,3 miljard euro aan Wit-Russische tegoeden werd bevroren. Deze bedragen zijn zo hoog omdat België de thuisbasis is van grote financiële instellingen, waarvan Euroclear de belangrijkste is.
Verschillende Russische financiële instellingen werden losgekoppeld van SWIFT. In dit specifieke geval worden dan ook geen tegoeden bevroren.
16.04 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik zoek geen confrontatie, maar wil wel uiting geven aan een bezorgdheid. Iedereen die terroristische misdaden wil bestrijden, weet dat men de terroristen moet raken waar het echt pijn doet en dat is in hun portefeuille. In dat kader verwijst u naar de minister van Buitenlandse Zaken, die daarvoor op het Europese niveau wel actief zal zijn. Het is natuurlijk wel zo dat een regering, zelfs een ontslagnemende regering, een eenheid is. U zet vooral in op het multilaterale of Europese karakter van eventuele sancties.
Dit valt buiten uw bevoegdheden, maar het is essentieel om op te merken dat de vivaldiregering voor Oekraïne wat mij betreft steeds een sterk afwachtende houding heeft aangenomen. Ze verschool zich achter het feit dat er Europese maatregelen nodig waren. Daarmee was ze tevreden en in dat kader deed ze wat moest. Ik ben natuurlijk samen met u en velen onder ons tevreden dat de maatregelen verlengd zijn. Het is een heel goede zaak dat mijn vraag daadwerkelijk louter hypothetisch is gebleken. Toch moet ons land ook alles in het werk stellen om een ander Europees land dat wederrechtelijk wordt binnengevallen, steun te bieden. Het valt helemaal buiten uw bevoegdheid, maar ik dring persoonlijk aan op een proactievere aanpak van ons land in de strijd tegen Rusland met betrekking tot Oekraïne.
16.05 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, ik dank u voor de cijfers. Ik wil nog even beklemtonen dat de cijfers die genoemd worden, namelijk 25,2 miljard euro voor Rusland en nog eens 5,3 miljard euro voor Wit-Rusland, substantiële cijfers zijn. Dat is niet nieuw. Sinds het begin van de aanval heeft België heel accuraat gereageerd. Afgezet tegenover de cijfers van bijvoorbeeld Nederland, waar het bedrag op dit moment 97 miljoen euro is, hebben wij heel streng en goed actie ondernomen om de mensen te raken waar het hun het meest pijn doet, namelijk in de portefeuille, zoals de heer Vandeput al zei.
16.06
Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vandeput, ik ga niet helemaal akkoord met uw woorden. Ik
bekijk een en ander vanuit een proactieve houding, die wij net wel trachten aan
te nemen. Ik blijf alleen benadrukken dat de problematiek herleiden tot het
voorstel dat u hebt gehoord niet de juiste werkwijze is en dat dat voor ons
land enorme risico’s met zich mee kan brengen. Daarom hebben wij op het
Europese niveau altijd heel duidelijk gemaakt dat er extra inkomsten zijn in
ons land, doordat er bijvoorbeeld tegoeden zijn bij Euroclear en dat op de
intresten windfall taxes moeten
worden betaald, die ook kunnen worden gebruikt voor de afbetaling van de lening
die voor Oekraïne mogelijk is gemaakt. Wij moeten het natuurlijk altijd breder
bekijken en steeds de financiële stabiliteit en het risico voor ons land en
voor onze belastingbetaler in het achterhoofd houden. Dat is een kleine
aanvulling naar aanleiding van uw uiteenzetting.
16.07 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb in mijn hoedanigheid van parlementslid het recht op het laatste woord. Het is een beetje vervelend dat ik nu op de voorzittersstoel zit, maar ik zal uiteraard van mijn recht gebruikmaken.
In mijn vraagstelling heb ik duidelijk aangegeven dat het om een hypothetische vraag met heel veel risico’s ging. Ik heb misschien niet genoeg mijn eigen twijfels bij het nuttige karakter van dergelijke bedenkingen uitgedrukt, namelijk wetten van 1944 die de Koning dan zou moeten ondertekenen. Ik benijd de Koning niet, ik zou bijna medelijden met hem krijgen.
Alle gekheid op een stokje, alles is achter
de rug. De verlenging is er en we zijn gered. Tot de volgende keer dat er zich een dreiging
vanwege Orban of iemand anders aandient, is de zaak onder controle.
Wat ik graag van u als minister van Financiën en vanwege de ontslagnemende regering had gehoord, is dat u eerst en vooral inzet op die Europese aanpak, maar dat u ook alles zult doen binnen onze macht, binnen de Belgische mogelijkheden, om te voorkomen dat er effecten gecreëerd zouden worden waardoor die terroristen – ik kan ze niet anders noemen – hun gelijk zouden krijgen. Dat enigszins geruststellende antwoord had ik graag van u gekregen. Vandaag bestaat er misschien geen pasklare technische oplossing, dat is heel goed mogelijk. De bevestiging dat ons land alles doet wat mogelijk is om maatregelen tegen Rusland overeind te houden, had ik echter wel graag gehoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17.01 Charlotte Verkeyn (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Geachte
minister, uit recente berichtgeving blijkt dat de Nationale Bank van België een
recordverlies van 3,7 miljard euro heeft geboekt in het boekjaar 2024, wat haar
financiële buffers volledig heeft uitgeput. Hierdoor wordt het dividend aan de
federale overheid en private aandeelhouders geschrapt. Dit verlies wordt
toegeschreven aan de renteverhogingen van de Europese Centrale Bank (ECB) in
2022 en 2023, die de rentelasten van de Nationale Bank hebben doen exploderen.
Deze situatie roept vragen op over de economische en fiscale gevolgen voor ons
land.
Hoe
schat de minister het inkomstenverlies in dat de federale overheid lijdt door
het schrappen van het dividend en de weggevallen overschotten? Hoe wordt dit
opgevangen?
De
Nationale Bank verwacht gecumuleerde verliezen van 6,1 miljard euro over de
periode 2024-2028. Hoe schat u de langetermijn vooruitzichten in? Welke
maatregelen voorziet u om deze situatie te monitoren en de impact op onze
economie en begroting te beperken?
Hoe
beoordeelt u het beleid van de ECB en de gevolgen ervan voor de Belgische
economie, gezien de zware verliezen bij de Nationale Bank en de dalende
kredietwaardigheid van ondernemingen?
Welke
stappen onderneemt u om het vertrouwen in de Belgische financiële instellingen
te herstellen, gezien het verlies aan buffers bij de Nationale Bank en de
dalende aandelenkoers?
17.02 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, in de financiële pers en in een perscommuniqué van de bank zelf lezen we dat de Nationale Bank van België voor het derde jaar op rij grote verliezen rapporteert. Het gaat om een miljardenverlies en de financiële buffer is volledig uitgeput. De NBB heeft dus een negatief werkkapitaal en ook het beursgenoteerde aandeel heeft ongeveer 85 % van zijn waarde verloren.
Wat zijn volgens u de oorzaken van de recente financiële verliezen van de NBB? Uiteraard zijn dat de gestegen rentelasten, maar wat zijn volgens u de onderliggende oorzaken? Waarom zijn die niet voldoende opgevangen? De NBB waarschuwde daar immers al enkele jaren geleden voor. Hoe zal de NBB dat in de toekomst opvangen?
Hoe kan een centrale bank in het algemeen, dus niet alleen die van België, functioneren met een negatieve kapitaalspositie? Is er een kapitaalsverhoging nodig? Indien ja, hoe zult u die financieren? Zal die gefinancierd worden via de beurs? De NBB is immers een beursgenoteerd bedrijf. Zult u daarvoor extra kapitaal ophalen via de belastingbetalers, met andere woorden via de Staat? Gebeurt dat via een teruggave van winstoverdrachten die aan de Staat zijn gebeurd?
Een dergelijke herfinanciering kan worden afgedwongen en opgelegd door de ECB, zolang de kapitaalpositie negatief is. Dat mag immers niet voor lange tijd gebeuren, alhoewel die lange tijd nergens gedefinieerd staat. Een dergelijke herfinanciering kan ook door Euronext zelf worden opgelegd. Zit die herfinanciering eraan te komen en hoe zult u dat doen?
Voorts wil ik vernemen wat de budgettaire gevolgen zijn van de financiële verliezen van de NBB. Wat zijn de oorzaken van het grote koersverlies van het aandeel van de NBB? Een aandeel moet uiteraard de actuele waarde weerspiegelen, maar er is een duidelijk verschil tussen de boekhoudkundige waardering en de uiteindelijke koers.
Voor mijn zesde vraag verwijs ik naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend, want ik heb de spreektijd al overschreden.
17.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Verkeyn, mijnheer Vereeck, zoals reeds meermaals werd toegelicht, recent nog in het marktcommuniqué van de Nationale Bank van 16 januari, zijn de verliezen hoofdzakelijk toe te schrijven aan de voortgaande negatieve resultaatsimpact van de scherpe beleidsrenteverhogingen van de Europese Centrale Bank in 2022 en 2023, doordat de rentebaten op de monetaire effectenportefeuilles opgebouwd in de periode 2014-2022 daardoor bij de gestegen rentelasten op de deposito's van de kredietinstellingen achterblijven. Het is genoegzaam bekend dat de monetaire effectenportefeuilles van de centrale banken wereldwijd gegroeid waren tot ongekende en voordien ook onverwachte hoogtes door de lange periode van hardnekkig lage inflatie.
Het komt mij als minister van Financiën niet toe om het beleid van de ECB op dat vlak te beoordelen. Ik respecteer in dat verband de Europeesrechtelijk verankerde onafhankelijkheid van de ECB en van de nationale centrale banken van ons eurosysteem. We zien momenteel echter wereldwijd substantiële centralebankverliezen ten gevolge van die plotse monetaire omslag. De situatie waarin de Nationale Bank van België zich bevindt, wijkt met andere woorden niet af van een eerder wereldwijde trend. De Nationale Bank heeft ook al de verwachting aangekondigd dat het negatieve effect in principe zal afnemen in de volgende jaren.
Dat laatste element is ook van belang in het kader van uw beider vraag over de negatieve kapitaalpositie van de Nationale Bank. Het is algemeen bekend dat een centrale bank kan functioneren met een negatieve kapitaalpositie. Zoals de Bank ook reeds meermaals heeft toegelicht, zijn er geen gevolgen voor haar stabiliteit of continuïteit.
Op korte en middellange termijn rijst dus alvast geen probleem. Vanuit langetermijnoogpunt is het in dat verband dan weer belangrijk dat de bank heeft aangegeven dat de huidige verliezen een tijdelijk karakter hebben en dat ze verwacht om over een tijdshorizon van ongeveer vijf jaar geen substantiële verliezen meer te boeken en opnieuw winstgevend te zijn. Op dat moment kunnen de overgedragen verliezen worden aangezuiverd en zou de bank bijgevolg moeten kunnen overgaan tot bufferherstel zonder ingrepen vanwege de Staat.
Ik zal uiteraard de evolutie blijven opvolgen, maar ik kan u dus nogmaals bevestigen dat een herkapitalisatie van de Nationale Bank van België in de huidige fase niet aan de orde is.
Wat de financiële impact voor de Staat betreft, de Staat ontvangt in verliesjaren uiteraard geen winstsaldo, geen vennootschapsbelasting en geen of een substantieel lager dividend van de Nationale Bank. Die evolutie is geen nieuw gegeven. Ook de voorbije jaren heeft de bank verliezen geleden. Bovendien heeft ze herhaaldelijk aangegeven nog gedurende enkele jaren verdere verliezen te verwachten. Bijgevolg werd reeds met die budgettaire gevolgen rekening gehouden.
In winstjaren past de Regentenraad artikel 32 van de organieke wet van de Nationale Bank toe. Ik kan meegeven dat de Regentenraad vorig jaar zijn reserverings- en dividendbeleid heeft bijgewerkt om in te spelen op de huidige en toekomstige ontwikkeling, met focus op de aanzuivering van de overgedragen verliezen, het herstel van de reserves en de financiële belangen van alle stakeholders.
De beurskoers van de bank is, zoals bij elke beursgenoteerde onderneming, het resultaat van vraag en aanbod in het kader van de vrije marktwerking. Het is niet aan mij om daarin tussenbeide te komen of om daarover uitspraken te doen. Ik kan u er ook geen sluitend antwoord over geven. Ik vermoed echter dat de herhaalde mededelingen van de bank over de bestaande risico's en de mogelijke impact daarvan op de winst- en dividendverwachting, een rol gespeeld hebben in de dalende koerstrend sinds midden 2014.
17.04 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
17.05 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb ook gelezen dat een centrale bank met een negatieve kapitaalspositie kan blijven functioneren, omdat ze zich gemakkelijk kan financieren via de lender of last resort, maar onze Nationale Bank is ook een beursgenoteerd bedrijf. De vraag is dan of hier toch niet bepaalde vennootschapsrechtelijke regels van toepassing zijn, die ons toch eerder snel dan laat zullen nopen tot een kapitaalsverhoging.
U verwijst ook naar alle stakeholders. Wat me tijdens de hoorzitting over de minderheidsaandeelhouders hier opviel, is hoe de minderheidsaandeelhouders van de Nationale Bank eigenlijk worden beschermd. Ik had nog vragen over wie hen vertegenwoordigt. Het antwoord is niemand. Zijn er onafhankelijke bestuurders? Het antwoord daarop is neen, want u bent de enige die hen benoemt.
Ik heb ook een vraag over de meerwaarde, maar dat zal voor een andere keer zijn. Er zijn immers vreemde afwikkelingen op te merken in de manier waarop de meerwaarde uit onze arbitrages met goud komen. Er is iets vreemds aan de manier waarop de opbrengst daarop wordt verklaard.
Ik had ook dezelfde vraag als mijn collega. Wij weten dat er een defensiefonds zal worden opgericht, dat met de verkoop van allerlei activa zal worden gespijsd. Zal dat ook gebeuren met de verkoop van goud? Vreemd genoeg gaat de meerwaarde die op de verkoop van goud wordt geboekt niet naar de minderheidsaandeelhouders, maar wel naar de Staat.
Tot daar een aantal bedenkingen. Ik denk dat we daar op een ander moment dieper op moeten ingaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18.01 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, de verplichte elektronische facturatie zegt veel ondernemers en zelfstandigen nog altijd niets. Ze horen het in Keulen donderen. Tot voor kort rekende ik mezelf daar ook bij. Ik ben blijkbaar dus niet alleen, wat me toch nog een beetje hoop geeft. Blijkbaar ligt dat niet alleen aan de ondernemers en zelfstandigen of aan mezelf, want ook de overheidsdiensten blijken niet klaar. Dat schept natuurlijk een tegenstrijdige situatie waarbij er toch een aantal vragen rijst.
Hoe verklaart u dat verschillende overheidsdiensten zelf nog niet klaar zijn voor het e-facturatiesysteem?
Zal de overheid een overgangsperiode voorzien voor kmo's, die onvoldoende geïnformeerd werden en voor wie er weer iets bij komt qua administratie opgelegd door de overheid, terwijl zij liever bezig zouden zijn met de praktijk? Is het niet nodig een tolerant beleid te hanteren of een uitstel van de implementatie van het nieuwe systeem te voorzien?
Ook de software blijkt nog een moeilijkheid. Hoe zult u garanderen dat die vlekkeloos functioneert?
Hoe zult u vermijden dat multinationals via hun eenzijdige standaardvoorwaarden, die men eigenlijk moet accepteren, kmo's zullen verplichten om afwijkende normen te aanvaarden?
Is het de bedoeling – dat interesseert mij enorm – dat op termijn alle facturen die via het Peppol-systeem worden geregistreerd, worden bijgehouden in een database van de FOD Financiën?
18.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Verkeyn, wat uw eerste vraag betreft, over de huidige verplichting voor ondernemers op het gebied van elektronische facturering in het kader van de overheidsopdrachten, verwijs ik u graag naar mijn collega, de staatssecretaris voor Digitalisering.
Wat de andere vragen betreft, onder andere over de toekomstige elektronische facturering tussen belastingplichtigen, hebben wij heel wat initiatieven lopende en ondersteunen we ook veel initiatieven opdat alle bedrijven zo snel en zo goed als mogelijk op de hoogte zouden worden gebracht van de nieuwe verplichting. We hebben de website efactuur.belgium.be gelanceerd, waarop men alle informatie kan terugvinden.
De stakeholders zijn vanaf de start bij het project betrokken en zetten er ook hun schouders onder. UNIZO organiseert vandaag trouwens een gratis online-event over die e-facturering. As we speak, krijg ik een bericht binnen waarin staat dat het motiverend is voor bedrijven om daarmee aan de slag te gaan. De schrijver van het bericht geeft aan dat hij de website gebruikt bij al zijn opleidingen over e-facturering. Er zijn dus veel mensen bij het project betrokken. Op het ITAA-congres in november was e-facturering trouwens een prominent aanwezige topic. Voor alle duidelijkheid, het systeem genereert resultaten.
Daarnet sprak u over het Peppol-netwerk, dat het mogelijk zal maken om wereldwijd elektronische facturen te versturen en te ontvangen. Er zijn gemiddeld 1.000 aanmeldingen per dag. Ons land staat samen met Australië in de top 2 van de grootste absolute groeiers. Dat wil eigenlijk zeggen dat we op de tweede plaats staan. In de periode van december tot vandaag zijn we zelfs de koploper. In ons land zijn er ruw geschat 195.000 aanmeldingen gebeurd op het Peppol-netwerk. Elf maanden vóór de inwerkingtreding en vlak vóór de uitrol van een zeer brede, nationale communicatiecampagne, zijn dat hoopgevende cijfers.
Administratieve toleranties zijn op dit ogenblik nog niet aan de orde.
In antwoord op uw derde vraag zal de keuze voor Peppol standaard ervoor zorgen dat er een competitieve vrije markt zal zijn, waar bedrijven kunnen overschakelen naar een andere leverancier als hun softwareleverancier niet aan de verwachtingen voldoet. Er werd al een business expert group opgericht, waarin de stakeholders concrete oplossingen vinden, overleg plegen en praktische afspraken maken.
In het koninklijk besluit met de uitvoeringsbepalingen dat in voorbereiding is, zal binnen het kader van de btw-regelgeving maximaal worden gegarandeerd dat belastingplichtigen hun medecontractanten niet louter eenzijdig kunnen verplichten gebruik te maken van een alternatieve vorm.
Voor uw vijfde vraag verwijs ik naar mijn antwoord op parlementaire vraag nr. 1987 van 26 maart 2024 van wijlen de heer Arens.
Zoals ik eerder vermeldde, zal er dit voorjaar een brede nationale informatiecampagne worden gelanceerd. Die campagne is een gezamenlijk project van de FOD Financiën, de FOD Economie en de FOD Beleid en Ondersteuning, dat wordt getrokken door mijn administratie.
Deze nieuwe verplichting vraagt bij veel ondernemingen een aanpassing van hun bedrijfsproces waarvoor zowel investeringen als een zekere flexibiliteit vereist zijn. Daarom hebben we de investeringsaftrek voor de uitbouw van eigen IT-platformen sinds 1 januari verhoogd tot 20 % voor digitale investeringen op het vlak van facturatie, klantenrelatiebeheer, e-commerce en cyberveiligheid. Voor zelfstandigen en kleine ondernemingen, die trouwens niet altijd in staat zijn om eigen platformen uit te bouwen, wordt ook in een fiscale ondersteuning voorzien voor abonnementen of mogelijke advieskosten.
Ik ga zeker en vast akkoord met uw vaststelling dat het van heel wat bedrijven verdere inspanningen zal vergen om die omzetting naar de elektronische facturen te doen. Ik ben ervan overtuigd dat het voor de overheid en zeker na de opstartfase ook voor de bedrijven een win zal zijn. We zullen in de toekomst zeker van een win-win kunnen spreken.
18.03 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt zelf ook dat het een aanpassing is en doorzettingsvermogen van de ondernemingen vergt. In feite moeten we vooral UNIZO dankbaar zijn. Ik heb mezelf ook ingeschreven op 26 februari, want ondanks het feit dat ik in de commissie aanwezig ben, zou ik wellicht niet geweten hebben waar we allemaal aan toe zijn. Het is in die zin spijtig dat u een overgangsperiode of enige vorm van tolerantie voorbarig noemt, terwijl we nu al zien – en u geeft het ook toe – dat het een enorme aanpassing zal zijn.
U verwijst daarbij naar uw collega op basis van het feit dat de overheidsopdrachten betrekking hebben op de belastingplichtigen, die ook de gevolgen ervan dragen. Het is jammer dat u verwijst naar uw collega voor het feit dat de overheidsdiensten zelf niet klaar zijn en dat het wellicht ook zijn weerslag zal hebben op de belastingplichtige, die uiteraard soms ook met zijn facturatie bij die overheidsopdrachten terechtkomt. Het is jammer dat u dat onderdeel doorverwijst, alsook het feit dat het voorbarig zou zijn, want volgens mij is het niet voorbarig.
Ik deel uw mening dat het wellicht vooral voor de FOD Financiën een win-win zal zijn. Ik zal het schriftelijke antwoord op de vraag van mijn collega daartoe nog eens boven water halen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56002065C van de heer Dubois wordt op zijn verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.
19.01 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de minister, tijdens de bespreking van de wijzigingen aan de kaaimantaks eind 2023, bevestigde u het volgende – ik citeer: "De wijzigingen aan de kaaimantaks hebben niet tot doel om te raken aan de bestaande fiscale regels omtrent de certificering, zoals vastgelegd in de certificeringswet of met toepassing van een bestaande administratieve tolerantie.” Dat is onduidelijk voor ons.
Kunt u bevestigen dat de administratieve tolerantie waarover u spreekt, de administratieve beslissing is die ik daarnet citeerde? Of bedoelt u de administratieve voorwaarden voor fiscale transparantie bij certificering van aandelen en vorderingen die de Dienst Voorafgaande Beslissingen in 2006 aanvaardde in de beslissing nr. 600.439?
Wanneer het eerste of het tweede het geval is, of beide, en er wordt aan de voorwaarden voldaan, kunt u dan bevestigen dat het standpunt ingenomen tijdens de bespreking van de programmawet van de kaaimantaks niet van toepassing is op de constructie van een STAK-BM-montage en er vereenzelviging is van het certificaat met het onderliggende aandeel van de maatschap, zodat er bij royering, dus een omzetting van de certificaten van de STAK, fiscaal gezien geen realisatie is van het certificaat en er fiscaal dus ook geen meerwaarde gerealiseerd wordt op het certificaat?
19.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Verkeyn, u hebt hierover dezelfde schriftelijke vraag gesteld; ik zal hetzelfde antwoord geven.
19.03 Charlotte Verkeyn (N-VA): Wat is het antwoord? Is het het eerste of het tweede?
19.04 Minister Vincent Van Peteghem: U hebt een antwoord gekregen. Als u dezelfde vraag opnieuw indient, dan geef ik uiteraard hetzelfde antwoord. Als u een verduidelijking wenst, dan moet u dat in uw vraag vermelden.
19.05 Charlotte Verkeyn (N-VA): De verduidelijking waarnaar ik vraag, is duidelijk. Ik vraag wat u bedoelt. Bedoelt u de administratieve tolerantie in de administratieve beslissing CI.RH.332/457.182 of bedoelt u de administratieve voorwaarden in de voorafgaande beslissing nr. 600.439?
19.06 Minister Vincent Van Peteghem: Ik meende dat het antwoord op uw schriftelijke vraag duidelijk was, maar dat blijkt het niet te zijn voor u. Ik zou graag hebben dat u uw vraag opnieuw indient, zodat ik geen verkeerd antwoord geef dat enorme gevolgen zou kunnen hebben voor het fiscale systeem in ons land.
19.07 Charlotte Verkeyn (N-VA): Ik heb daar alle begrip voor. Ik zal zorgen voor een duidelijke vraag, zodat er een duidelijk antwoord kan komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56002084C van de heer Dubois en vraag nr. 56002086C van de heer Crucke worden op hun verzoek omgezet in schriftelijke vragen.
20.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, cher
monsieur Van Peteghem, à Arlon, la relocalisation du SPF Finances est urgente
en raison de la vente de son bâtiment actuel. La Régie des bâtiments propose
des bureaux préfabriqués temporaires et envisage un nouveau site sur le terrain
de la police fédérale pour les 150 fonctionnaires concernés, sans qu'une
solution claire n'ait été annoncée officiellement jusqu'à présent.
Le projet
de construction d'un nouveau site, qui devrait dépasser les 11 millions
d'euros, n'a cependant pas encore été intégré au plan pluriannuel d'investissements
de la Régie, qui s'étend jusqu'en 2027 mais le fait de cette relocalisation
temporaire doit répondre aux exigences des agents et garantir un environnement
de travail satisfaisant. Il ne faut pas que la province de Luxembourg se trouve
lésée par une mauvaise gestion de cette relocalisation.
Il faut
être attentif pour Marche aussi. Il se dit que les services pourraient être
délocalisés sur Ciney.
Monsieur
le ministre, pourriez-vous m'informer des projets et du futur des SPF Finances
de la Province?
20.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Le SPF Finances a maintenu quatre résidences administratives dans ses plans Infrastructure successifs entre 2018 et 2024 dans la province de Luxembourg, à savoir Marche-en-Famenne, Neufchâteau, Arlon et Libramont.
Concernant Arlon, la propriétaire a donné son renon au bail, avec prise d'effet au 31 décembre 2025. La Régie des Bâtiments doit trouver une solution de relogement en urgence pour les 150 agents du SPF Finances qui travaillent à Arlon. L'intention du SPF Finances n'est pas de quitter Arlon. Le SPF Finances analyse actuellement les propositions formulées par la Régie des Bâtiments, qui consistent en un déménagement temporaire vers Neufchâteau dans l'attente d'une solution d'hébergement à Arlon, à savoir dans des préfabriqués ou dans un bâtiment à construire rue de Neufchâteau.
De la même manière, le SPF Finances a l'intention de rester à Marche-en-Famenne. Le bail du bâtiment a été prolongé jusqu'à la fin de 2027. La Régie des Bâtiments doit trouver une solution d'hébergement dans ce délai, afin de répondre aux besoins du SPF Finances.
20.03 Benoît Piedboeuf (MR): Merci, monsieur le ministre. Je vois que vous vous préoccupez des zones rurales et c'est une bonne chose. Je sais que si notre ami Josy Arens avait été là, il aurait abondé dans ce sens. À sa mémoire, je suis content.
Het incident
is gesloten.
L'incident est
clos.
21.01 Steven Matheï (cd&v): Mijn vraag gaat over vzw's die actief zijn in de welzijnssector en verschillende activiteiten doen en erkend zijn voor het uitreiken van fiscale attesten voor giften. Mijn vraag is in de eerste plaats of de circulaire van 2006 nog altijd van toepassing is. Die circulaire zegt dat een instelling in aanmerking komt voor erkenning wanneer minstens 70 % van de activiteiten te maken heeft met domeinen die erkend kunnen worden.
Vaak wordt door de administratie gesteld dat elke individuele activiteit in aanmerking moet komen voor erkenning, terwijl in de wettelijke basis, in artikel 145/33, § 3, van het WIB 1992, staat dat het gaat over de combinatie van meerdere kwalificerende activiteiten. Is het mogelijk een transparante, analytische boekhouding of een controle van de revisor te gebruiken om de verschillende bestedingswijzen van de giften aan te tonen?
21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Uit de wettelijke bepalingen waarnaar u verwees, blijkt dat een vereniging of instelling die meerdere gekwalificeerde activiteiten uitoefent, voor elk van die activiteiten moet voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden erkend. De circulaire van 2006 preciseert daarbij dat kan worden aanvaard dat een instelling activiteiten verricht op verschillende domeinen wanneer deze activiteiten overwegend te maken hebben met domeinen die afzonderlijk voor een erkenning in aanmerking komen. Met 'overwegend' wordt bedoeld dat, zoals u stelde, het aandeel van de erkenbare activiteiten minstens 70 % moet bedragen van het geheel van de activiteiten van de instelling.
Wat de andere activiteiten betreft, stelt diezelfde circulaire dat een instelling ook activiteiten mag verrichten die niet te maken hebben met die domeinen, maar enkel in bijkomende orde en voor zover die activiteiten in het verlengde van de hoofdactiviteiten liggen. De bijkomende activiteiten worden beschouwd als in het verlengde van de hoofdactiviteiten indien ze relevant zijn voor de hoofdactiviteiten.
Die principes zijn nog steeds van toepassing. Een analytische boekhouding of revisorale controle volstaan op zich niet noodzakelijk, maar kunnen wel degelijk deel uitmaken van de gehele beoordeling. Ook moet worden gecontroleerd of de middelen daadwerkelijk zijn gebruikt voor het goede doel van de instelling. Elk dossier wordt daarbij afzonderlijk beoordeeld.
21.03 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp dat vooral het in het verlengde liggen een belangrijk element is. Ik neem aan dat dat in de context van bijvoorbeeld inclusie en dergelijke geïnterpreteerd kan worden. Maar goed, dat zal de toekomst uitwijzen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
22.01 Steven Matheï (cd&v): Eind 2023 werd de patrimoniumtaks grondig hervormd. Er werd voorzien in een progressief tarief. Er kwam ook een vrijstelling van aangifte voor vzw's die de drempel van 50.000 euro niet overschrijden. Het blijft echter belangrijk om ook de aangifte eenvoudig te maken. Momenteel gebeurt dit nog via de formulieren die ook van toepassing zijn voor de erfbelasting en de successierechten. Er is reeds lang sprake van een digitalisering daarvan.
De deadline om aangifte voor de patrimoniumtaks in te dienen is 31 maart. Zal dat dit jaar digitaal mogelijk zijn? Zo ja, hoe zal dat werken? Zo niet, voor wanneer is dat wel voorzien?
22.02 Minister Vincent Van Peteghem: Sedert begin 2024 kunnen vzw's en private stichtingen hun jaarlijkse aangifte van de patrimoniumtaks inderdaad indienen via de applicatie MyMinfin. Voor meer informatie verwijs ik graag naar de gespecialiseerde informatie die terug te vinden is op de website.
Het op voorhand linken van gegevens wordt door de FOD Financiën geëvalueerd, maar er zijn uiteraard ook andere prioriteiten, onder andere de digitaliseringsprojecten met betrekking tot de btw-ketting en Tax-on-web 2.0, waaraan wij hard werken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
23.01 Steven Matheï (cd&v): Ik trap een open deur in als ik stel dat wij een heel rijk verenigingsleven hebben en dat festivals deel uitmaken van ons erfgoed in vele steden en gemeenten. Op het terrein zien we echter een toenemende tendens om controles uit te voeren en om de vzw’s in plaats van aan de rechtspersonenbelasting aan de vennootschapsbelasting te onderwerpen.
De criteria die daarvoor worden gebruikt, zijn de criteria die in het Wetboek van de inkomstenbelastingen staan. Ze zijn ingevoerd in 1962 en in 1976. Een van de criteria gaat over het voeren van handelsactiviteiten. In de praktijk stellen we nu vast dat die handelsactiviteiten wel heel snel bereikt worden. Immers, elk moment waarop professioneel wordt gewerkt, bijvoorbeeld via elektronische ticketverkoop of door het inschakelen van een professionele bewakingsfirma, wordt gezien als een veruitwendiging van de professionele handelsactiviteiten. Dat is een heel snelle invulling van het begrip, dat al tientallen jaren oud is.
Mijnheer de minister, meent u dat die interpretatie stand moet houden of moet er ter zake een aanpassing gebeuren?
Hoe staat u meer algemeen tegenover het idee om naar een nieuw systeem te gaan, waarin er bijvoorbeeld een combinatie kan worden opgenomen van kwalitatieve criteria, zoals in de btw-wetgeving, met een kwantitatieve drempel?
23.02 Minister Vincent Van Peteghem: Sinds de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen zijn de voor een vzw toegelaten activiteiten gevoelig toegenomen. Daarbij is vennootschapsrechtelijk de klemtoon komen te liggen op een uitkeringsverbod in plaats van op het klassieke verbod op het verrichten van handels- of nijverheidsdaden.
Dat heeft logischerwijs een verhoogde aandacht tot gevolg bij de beoordeling of een vzw al dan niet terecht aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen. De criteria die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van het uitvoeren van verrichtingen volgens handelsmethodes, wordt besproken in een administratieve commentaar bij artikel 182 van het WIB 92.
Gezien de evolutie van de handelsmethodes is de aanwezigheid op sociale netwerken of het bestaan van een website van een vzw een element waarmee ter zake rekening wordt gehouden. Voor de beoordeling van de bedoelde criteria is het niet relevant dat de activiteiten door vrijwilligers worden uitgevoerd.
Bepaalde sectoren zijn momenteel reeds expliciet uitgesloten van de vennootschapsbelasting. Ik ben van mening dat de festivalsector te divers is om ook die sector integraal uit te sluiten van de vennootschapsbelasting. Werken met een inkomensdrempel lijkt me moeilijk te rijmen met het gelijkheidsbeginsel. Ik zal mijn administratie wel de opdracht geven te onderzoeken of het opportuun is om de huidige regels die bepalen of een vzw aan de vennootschapsbelasting wordt onderworpen, te wijzigen of waar nodig te nuanceren.
23.03 Steven Matheï (cd&v): Dank u wel. Ik zou toch willen oproepen om de interpretatie op een moderne manier in te vullen, zodat organisaties die zich aan de hedendaagse wettelijke bepalingen houden niet direct onmiddellijk als professioneel in de zin van het Wetboek van de inkomstenbelastingen worden aanzien. Maar ook daaromtrent kijken we uit naar de verdere stappen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
24.01 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, sinds 2024 kan een particulier via MyMinfin een mandaat geven aan andere particulier. Dat is op zich een goede ontwikkeling, want zo wordt vermeden dat men bijvoorbeeld identiteitskaarten moet doorgeven wanneer iemand moet worden geholpen met de aangifte via Tax-on-web.
Hoe evalueert u het nieuwe systeem? Is het een succes? Wordt ervan gebruikgemaakt? Zijn daarover cijfergegevens beschikbaar?
Stel dat er toch een fout wordt gemaakt, wie wordt dan aangesproken, de belastingplichtige of de door de belastingplichtige gemandateerde?
24.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, sinds de introductie van het mandaat Belastingaangifte Burger is er een positieve respons geweest van de gebruikers. Het systeem biedt een handige oplossing voor particulieren die een belastingaangifte willen laten indienen door een vertrouwde persoon, zonder dat die de identiteitskaart van de mandaatgever nodig heeft. Dat verhoogt de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van de belastingaangifte, vooral voor ouderen of mensen met een beperkte mobiliteit.
Hoewel specifieke cijfers over het gebruik van het mandaat Belastingaangifte Burger door verschillende leeftijdsgroepen en personen met een handicap nog niet volledig beschikbaar zijn, is er een duidelijke trend zichtbaar. Veel ouderen, vooral in de leeftijdsgroepen 65-plus, 70-plus en 80-plus, maken van die mogelijkheid gebruik om hun belastingaangifte te laten indienen door een vertrouwde persoon.
Daarnaast is er een aanzienlijke groep personen met een handicap die van die dienst gebruikmaakt, wat wijst op de behoefte aan ondersteuning bij de indiening van belastingaangiften. Indien u daarover meer specifieke informatie wenst te verkrijgen, stel ik voor dat u een schriftelijke vraag indient.
De verantwoordelijkheid om correct te voldoen aan de fiscale verplichtingen, blijft uiteraard bij de belastingplichtige zelf liggen. Of er bij een eventuele overtreding een sanctie wordt opgelegd, zal geval per geval worden geëvalueerd.
24.03 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, het mandaat Belastingaangifte Burger is uiteraard een voorbeeld van een eenvoudige maatregel die in de praktijk veel kan betekenen om met de digitalisering, die ter zake noodzakelijk is, om te gaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
25.01 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, u vond het de afgelopen jaren belangrijk dat de mensen bij het invullen van hun belastingaangifte werden geholpen. Daarom werden er bij verschillende lokale besturen zitdagen georganiseerd.
Blijft dit systeem in 2025 behouden? Wanneer start de oproep aan de lokale besturen? Verandert er iets aan de werkwijze? Hoeveel gemeenten maakten in 2024 gebruik van dit aanbod?
25.02 Minister Vincent Van Peteghem: De FOD Financiën draagt dienstbaarheid hoog in het vaandel en biedt op meerdere manieren hulp bij het invullen van de aangiften aan. Het is belangrijk op te merken dat vanaf de volgende aangifteperiode ook Tax-on-web 2.0 zal worden uitgerold, waarbij we evolueren naar een veel meer ondersteuningsgerichte manier om online de aangifte zelf in te vullen.
Burgers die dat wensen kunnen ook in 2025 op verschillende manieren hun aangifte op afspraak door een ambtenaar van de FOD Financiën laten invullen. De FOD Financiën contacteert daarvoor binnenkort proactief de burgers die vorig jaar hun aangifte telefonisch hebben laten invullen door een ambtenaar, om hun opnieuw een afspraak in 2025 aan te bieden. Daarnaast kunnen burgers zelf bellen naar de afspraaklijn van de FOD Financiën om hun aangifte door een ambtenaar te laten invullen, of ze kunnen bellen naar het contactcenter van de FOD Financiën met vragen over hun aangifte of fiscaal dossier.
Deze hulp wordt reeds sinds 2020 georganiseerd en wordt enorm gewaardeerd. Burgers hoeven zich immers niet te verplaatsen of op de wachtlijst te staan om hulp te ontvangen.
Drie van de vier afspraken voor invulhulp verlopen tegenwoordig telefonisch. Voor zij die dat verkiezen, blijft fysieke hulp ook beschikbaar. In eerste instantie kan dat in de kantoren van de FOD Financiën op vraag van de burger. Daarnaast werkt de FOD Financiën elk jaar ook samen met de lokale besturen om op die manier de belastingaangifte zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de burger te laten invullen. De FOD Financiën organiseert in samenwerking met de deelnemende gemeenten zitdagen in de lokalen van de gemeenten. De fiscale experts van de FOD Financiën komen dan ter plaatse om de aangiftes van de inwoners in te vullen.
Ook biedt de FOD Financiën de lokale besturen de mogelijkheid om een afspraak te maken voor hun inwoners of de contactgegevens van hun inwoners door te geven. Er wordt dan telefonisch contact opgenomen. In februari volgt een vergadering tussen de FOD Financiën en de federaties van steden en gemeenten om die samenwerking rond de aangifteperiode 2025 ook te concretiseren.
Het aantal gemeenten specifiek voor Limburg. In 2024 zijn 377 gemeenten ingegaan op het aanbod om zitdagen te organiseren, 37 daarvan vallen onder het centrum particulieren Hasselt, met als belangrijkste ongetwijfeld de gemeente Peer.
De voorzitter: De stad Peer.
(Minister Van Peteghem lacht verontschuldigend)
25.03 Steven Matheï (cd&v): Dat is een goede gang van zaken: een nieuwe Tax-on-web 2.0, telefonische afspraken, het mandaat waarover we daarnet hebben gesproken en inzetten op de fysieke bereikbaarheid. Het is een voorbeeld van een toegankelijke fiscus zoals het zou moeten zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
26.01 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, de afgelopen weken was er veel te doen over het opleggen van een belastingverhoging indien bij een controle blijkt dat er een fout in de aangifte is gebeurd.
Wordt de belastingverhoging van 10 % vaak toegepast op ingediende belastingaangiften?
26.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Matheï, uw vraag wordt momenteel nog onderzocht door de bevoegde diensten van de FOD Financiën. Ik stel voor dat u uw vraag ook schriftelijk indient, zodat wij een uitgebreid antwoord kunnen formuleren en u het gevraagde cijfermateriaal kunnen bezorgen.
26.03 Steven Matheï (cd&v): Waarvoor dank.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
De voorzitter: De heer Daerden geeft verstek.
27.01 Jan Bertels (Vooruit): Mijnheer de minister, in de begroting van 2024 werd een verwachte opbrengst van 624 miljoen euro ingeschreven voor de minimumbelasting voor multinationals. Die maatregel maakt deel uit van de implementatie van de Pillar 2-regels in Europa, regels die een minimumbelasting van 15 % opleggen aan multinationale ondernemingen met een jaarlijkse omzet van meer dan 750 miljoen euro. Die regels, die sinds vorig jaar van kracht zijn, moeten zorgen voor meer fiscale rechtvaardigheid – een stokpaardje van Vooruit – en stabiliteit door belastingontwijking tegen te gaan en de race to the bottom tussen landen te stoppen. De verwachte opbrengst is gebaseerd op voorafbetalingen van de betrokken ondernemingen.
Hoeveel voorafbetalingen voor het kalenderjaar 2024 werden inmiddels ontvangen? Bestaat er een apart rekeningnummer voor die betalingen? De uiterste datum voor de voorafbetalingen was 20 december 2024, dus ik hoop dat u me nu al cijfers kunt geven.
De kersverse president van de Verenigde Staten heeft jammer genoeg aangegeven zich eventueel terug te trekken uit het mondiale belastingakkoord van de OESO. Ik heb enkele vragen over de impact hiervan op België in het licht van de Pillar 2-regels.
Zal dat de verwachte belastinginkomsten beïnvloeden? Heeft de situatie volgens u een invloed op de lopende onderhandelingen over het belasten van digitale multinationals zoals Amazon, Google en Meta, die onder het OESO-akkoord vallen? Wat zijn volgens u de gevolgen van het besluit voor de Europese Unie en België, die streven naar een eerlijke belasting van digitale giganten?
27.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Bertels, ik heb vorige week reeds een antwoord gegeven op een gelijkaardige vraag. Wij mogen ons niet laten afschrikken door de dreigementen van president Trump. Onze regels van minimumbelasting zijn op een zeer robuuste wijze vormgegeven, waarbij ook rekening werd gehouden met eerdere internationale afspraken. De Verenigde Staten passen al soortgelijke principes toe, die Trump tijdens zijn vorige regeerperiode heeft ingevoerd.
Zelfs zonder de Verenigde Staten zullen wij in staat zijn om rechtvaardige fiscaliteit van toepassing te maken en te combineren met een competitieve economie. Het is aan ons om daarin stappen te zetten. Willen we onze concurrentiepositie versterken, dan moeten we ervoor zorgen dat er minder regels zijn en de kosten met betrekking tot energie verminderen terwijl de fiscaliteit tegelijk rechtvaardig is conform de Pillar 2-regels.
Voorts kan ik nog geen definitief antwoord geven over de voorafbetalingen, hoe graag u ook cijfers zou krijgen. We zijn momenteel die cijfers aan het bekijken, omdat die samen uitgevoerd worden met die voor de vennootschapsbelastingen. We moeten een onderscheid kunnen maken tussen die twee stromen, maar ze worden wel samen binnengebracht. Dat moet nog wat worden uitgezuiverd. Zodra er duidelijkheid is, zullen we de cijfers zeker en vast meedelen.
Inzake de digitaksonderhandelingen op het OESO-niveau weet u dat ze momenteel geblokkeerd zijn. We zullen moeten bekijken of op Europees niveau en op termijn zelfs op Belgisch niveau de nodige stappen worden ondernomen.
27.03 Jan Bertels (Vooruit): Mijnheer de minister, ik heb nog drie punten, die in lijn liggen met uw antwoord.
Ten eerste, in de Vooruitfractie Zult u altijd een medestander vinden voor fiscale rechtvaardigheid en voor de nadere uitwerking van Pillar 2. We moeten daar inderdaad zelf aan blijven trekken en ons niet laten afschrikken door wat u "dreigementen" hebt genoemd. We kunnen ook zonder die andere zaken verder. We moeten daar ook verder in gaan binnen de OESO. U hebt gelijk dat u verwijst naar de regels die al bestaan binnen de USA en die gelijkaardig zijn.
Ten tweede, ik neem er akte van dat u spontaan de cijfers van de voorafbetalingen, die op een aparte rekening staan, zult meedelen aan de vraagstellers. Ik neem aan dat u dat ook gestand zult doen.
Ten derde, inzake de zogenaamde digitaks kan ik meegeven dat ook op dat punt de Vooruitfractie een medestander zal zijn om die taks op Europees niveau en indien nodig ook op Belgisch niveau nader onder de aandacht te brengen en in werking te stellen. Ook op dat vlak hebben we immers nood aan fiscale rechtvaardigheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De heer Daerden vraagt om zijn vraag nr. 56002176C om te zetten in een schriftelijke vraag. De heer Matheï vraagt zijn om vragen nr. 56002111C en nr. 56002157C om te zetten in schriftelijke vragen.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.12 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 12.