Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
van Woensdag 29 januari 2025 Voormiddag ______ |
du Mercredi 29 janvier 2025 Matin ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 10.41 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Oskar Seuntjens.
Le développement des questions commence à 10 h 41. La réunion est présidée par M. Oskar Seuntjens.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Madame la ministre, je reviens sur le Conseil européen des ministres de l'Énergie du 16 décembre 2024 lors duquel la politique énergétique a été abordée dans le cadre du concept de l'union de l'énergie. Et reconnaissons que, face aux défis mondiaux auxquels nous devons faire face, ce concept est plutôt heureux, quoique j'en serai totalement satisfait après avoir eu connaissance de votre vue sur le sujet et de ce qu'on y englobe. On peut effectivement se dire qu'il y a là de l'ambition mais parfois aussi de l'ambiguïté.
Madame la ministre, comment définissez-vous le concept de l'union de l'énergie? Comment la Belgique se positionne-t-elle à l'égard de celui-ci?
Par ailleurs, on ne peut pas parler du futur en termes d'union de l'énergie sans faire un bref bilan du cadre "Fit for 55". De quelle manière liez-vous les deux et quel est le bilan belge de ce programme?
La géothermie a également été évoquée dans le cadre du Conseil. On sait que, chez nous, la géothermie a toujours fait débat entre les Régions et le fédéral. Il me semble qu'aujourd'hui, un arrêt fait la clarté en la matière. À la suite de ce Conseil, comment considérez-vous qu'on peut promouvoir la géothermie en Belgique?
Enfin, pouvez-vous faire le point sur l'envolée des coûts de l'éolien offshore? Ce sujet a-t-il été abordé à la suite du courrier que vous avez adressé à l'Europe avec le premier ministre?
01.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, misschien is dit ook mijn laatste vraag aan u over een Europese Energieraad. Ik heb u de voorbije jaren heel wat vragen gesteld.
Op de agenda van de Energieraad van 16 december stonden de vaststelling van de raadsconclusies over geothermie, een beleidsdebat over de prioriteiten in het werkprogramma van de nieuwe eurocommissaris, zoals de heer Crucke heeft aangehaald, een gedachtewisseling over de kostprijs van het energiebeleid met het oog op een echte energie-unie en de prioriteiten voor de volgende legislatieve cyclus.
In bepaalde verslagen over die Europese Raad heb ik gelezen dat de EU-ministers voor Energie niet op één lijn zouden zitten met betrekking tot de manier om betaalbare energieprijzen te garanderen. Sommigen pleiten voor een rechtvaardige en inclusieve energietransitie, anderen onderstrepen het belang van een geïnterconnecteerde elektriciteitsmarkt.
Kunt u verslag uitbrengen over die Energieraad en over de Belgische positiebepalingen?
Klopt de berichtgeving over de verdeeldheid met betrekking tot de manier waarop het garanderen van betaalbare energieprijzen dient te worden bewerkstelligd?
01.03 Minister Tinne Van der Straeten: Dank u voor uw vragen, heren. Mijn antwoord behelst verschillende elementen.
Allereerst wil ik ingaan op de Energieraad en zijn agenda. Het eerste punt op de agenda betrof de raadsconclusies van het Hongaarse voorzitterschap met betrekking tot geothermische energie.
Pour répondre aux questions de MM. Ravyts et Crucke, la géothermie est une source d’énergie locale qui dépend fortement du potentiel technique déterminé géologiquement dans le sous-sol, mais aussi de la faisabilité économique de tels projets. En Belgique, ce potentiel géologique est limité alors qu’en Hongrie – qui assurait à l’époque la présidence de l’Union européenne –, le potentiel géologique est nettement plus élevé et se traduit par des business cases concrets.
Au niveau de l’Union européenne, il est dès lors primordial que la Belgique soutienne ces États membres qui disposent d’un tel potentiel géothermique dans le cadre de l’objectif de neutralité climatique d’ici à 2050. Dans notre pays, il s’agit principalement d’une compétence régionale, ce qui explique pourquoi j’ai cité plusieurs projets régionaux en cours de déploiement. J’ai également souligné l’importance des pompes à chaleur géothermiques. Ces conclusions ont été soutenues par la Belgique.
Het tweede punt betrof de volgende beleidscyclus en het bereiken van een echte energie-unie. België benadrukte dat het Fit for 55-pakket moet worden geïmplementeerd en heeft technische bijstand van de Europese Commissie gevraagd. Het belang van energie-efficiënte werd onderstreept. Ook de versnelde uitrol van energieopslag en flexibiliteit, hernieuwbare energie en in het bijzonder wind op zee werden voorgesteld.
Wij hebben daar ook de Benelux-aanbeveling van 10 december 2024 voorgesteld voor de export van vervuilende en kankerverwekkende brandstoffen van de EU naar derde landen, in het bijzonder naar West-Afrika. Die werd door heel wat lidstaten gesteund. Er zou dus een overkoepelend Europees initiatief komen. De nieuwe Poolse voorzitter heeft dan ook haar programma toegelicht.
Mijnheer Ravyts, inzake de discussie over de energieprijzen klopt het wat u beschrijft. Er worden inderdaad verschillende invalshoeken in het debat naar voren gebracht. Dat debat is scherper gevoerd dan anders, omdat bepaalde landen in Europa met grote prijsverschillen worden geconfronteerd, met name in het zuidoosten van Europa, namelijk Griekenland, Roemenië en Bulgarije, waar de prijsstijgingen van een totaal andere orde zijn dan aan de andere kant van Europa. Zij roepen de Europese Commissie herhaaldelijk op om daarnaar te kijken en ter zake een initiatief te nemen. Deels is dat te verklaren door een gebrek aan interconnectie van die landen. Niet overzee, maar tussen de landen is er een tekort aan interconnectie, waardoor zij enigszins afgesneden zijn van de uitwisseling van elektriciteit.
In die debatten brengen wij als België systematisch naar voren dat een echte energie-unie van cruciaal belang is om tot convergerende elektriciteitsprijzen tussen de EU-lidstaten te kunnen komen, waarmee ik ook op een vraag van de heer Crucke antwoord. Voor België is de notie van een gelijk speelveld daarin heel belangrijk. Als klein land zijn wij zeer goed geïnterconnecteerd, wat we uiteraard nodig hebben voor onze bevoorradingszekerheid, maar soms hebben we niet dezelfde middelen om op bepaalde zaken te kunnen ageren. Frankrijk heeft voor een stuk nog altijd gereguleerde prijzen, Duitsland heeft bepaalde maatregelen genomen om de prijzen te drukken. Zulke zaken riskeren dat industriële activiteit bij ons weggaat naar die landen. Daarom hameren wij vanuit België steevast op het punt van een gelijk speelveld, met tegelijkertijd een strikte toepassing van het bestaande staatssteunraamwerk.
In die zin hebben wij ook al een aantal keren het idee naar voren gebracht, met de vraag of het wenselijk is, eventueel te bestuderen door de commissiediensten, van de totstandkoming van bijvoorbeeld een Europese elektriciteitsprijs. De dispatching kan daarbij intact gelaten worden, maar voor de elektriciteitsprijs kan misschien wel gekeken worden naar meer eenvormigheid.
Pour les autres questions de M. Crucke, en tout cas, je représente tous les gouvernements belges – le fédéral et les fédérés – au Conseil, et tous prennent des mesures pour atteindre le paquet Fit for 55. Les positions belges ont été convenues au préalable entre ces gouvernements. En ce qui concerne l’union de l’énergie, c’est un concept qui est fort partagé par les entités fédérées car il est vraiment considéré comme un outil très important pour arriver à des prix qui convergent mieux.
Pour clôturer, j’ai en effet profité de la présence du nouveau commissaire Jørgensen – c'était son premier Conseil – pour attirer à deux reprises son attention sur la hausse des prix des composants offshore de l’éolien en mer. J’ai fait référence à notre lettre commune, avec le premier ministre, à la Commission européenne, une fois au cours de la session plénière et une fois de manière bilatérale, dans le cadre du transfert de la présidence du NSEC du Danemark à la Belgique. J’ai attiré son attention sur ce problème, qui sera traité entre ses services et les miens.
01.04 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je prends acte, par rapport à la géothermie, que les conclusions ont été soutenues.
En ce qui concerne le concept d’union de l’énergie, je partage votre point de vue. Je crois effectivement que ce n’est pas seulement crucial en termes d’interconnexion, même si nous pouvons effectivement valoriser notre expérience, ce l’est également en termes d'uniformisation du prix.
Nous ne pouvons pas avoir une Europe sans Europe de l’énergie. Il n’y a pas d’Europe de l’énergie sans qu’on ait, à un moment donné, un level playing field.
Quant au courrier que vous avez adressé, avec le premier ministre, à la Commission européenne, j'entends qu'il fera l'objet d'une étude suivie d'instructions. J'espère que les conclusions seront les plus favorables possible.
01.05 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw toelichting over de Energieraad. U zegt dat de Belgische regering voor de volgende cyclus een onverminderde uitrol van het Fit for 55-pakket ondersteunt. Ik denk wel dat er op Europees niveau wat beweging is. Ik zie dat Donald Tusk, dat was geen EU-vijandige politicus, twijfels heeft en kritische kanttekeningen bij ETS2 plaatst. Ik denk dat het heel interessant wordt. Ik kijk met grote belangstelling uit naar de positionering van de minister in de mogelijke arizonacoalitie op de Europese energieraden.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
02.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Madame la ministre, vous avez certainement pris connaissance de l'interview de M. Sébastien Dossogne, CEO de Carmeuse, que vous connaissez sûrement. Elle est assez intéressante car il y fait le lien entre une réalité qu'il vit dans son entreprise, à savoir la réindustrialisation et la concurrence vis-à-vis de l'extérieur, et les convictions – qui sont les siennes et qu'il ne conteste d'ailleurs pas – en termes de décarbonation. J'ai d'ailleurs eu l'occasion d'en conférer avec lui après la parution de l'article.
Mes questions sont dès lors issues à la fois de l'article et des contacts. En bref, il dit qu'en termes de décarbonation, la technologie ne sera plus un frein. La technologie existe. Par contre, le prix, la viabilité économique, reste une véritable difficulté sur un plan géostratégique. Il indique aussi que le problème de l'électricité verte, c'est qu'elle reste peu abondante et qu'elle n'est pas bon marché en Europe par rapport aux autres joueurs présents sur le marché.
En outre, selon lui, le système d'ajustement des prix aux frontières est en soi intéressant mais il est en train de devenir un suicide institutionnel car il finira par favoriser aussi ceux qui, aujourd'hui, ont intégré l'évolution technologique mais à des prix inférieurs. Dès lors, sans une dose de protection en la matière, on se tirera peut-être une balle dans le pied.
Madame la ministre, mes questions sont simples, davantage que les réponses, j'en suis persuadé. Quelle est votre analyse par rapport à cela? Qu'en est-il par rapport aux objectifs pour 2030? Pour ce qui concerne l'enfouissement du CO2, j'entends les entreprises se demander quand il y aura un cadre stable.
Enfin, sur le dossier Columbus, plus proche des entreprises, un investissement de 300 millions était prévu par Carmeuse et ENGIE, qui y renoncent finalement. Y a-t-il eu des négociations avec vous? Quel a été le suivi? Est-il illusoire de penser qu'une solution privé-public puisse encore intervenir?
02.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Crucke, il est indéniable que les défis auxquels la Belgique est confrontée sont importants. Nous sommes un pays qui concentre sur une superficie relativement réduite une industrie à forte intensité énergétique et une densité de population élevée. Ceci dit, de telles contraintes et limites nous obligent à nous montrer innovants, ce que nos industries ont d'ailleurs toujours prouvé. En dépit de tous ces défis, Arcelor Mittal produit un acier d'une qualité parmi les meilleures en Europe et son site est très efficace. Je suis donc intimement convaincue que nous sommes encore loin d'avoir exploité pleinement notre potentiel pour atteindre les objectifs fixés.
Certes, il y a beaucoup de compétences régionales. L'installation de capacités supplémentaires d'énergies renouvelables onshore telles que l'éolien et le solaire peut encore être fortement accélérée.
Au niveau fédéral, nous avons réalisé un progrès important avec le triplement des capacités éoliennes offshore, même si des défis demeurent, tels que l'augmentation des coûts liés aux technologies de réseau (offshore et onshore). Il y a aussi le mécanisme de rémunération des capacités, avec un fort soutien à tout ce qui concerne les batteries et le demand-side management, ainsi que les trajectoires CO2, pour avoir moins de gaz à effet de serre et faire en sorte que l'énergie non carbonée ait le vent en poupe.
Je vois d'où viennent ces propos. Nous en prenons acte mais il y a une obligation de continuer à travailler pour trouver des solutions. En même temps, la planète brûle. Voyez ce qui se passe aujourd'hui aux États-Unis, et qui s'est aussi passé chez nous en Wallonie. Il faut donc traiter le problème le plus actuel, à savoir que la compétitivité énergétique n'est pas liée à la transition énergétique mais à la dépendance aux combustibles fossiles. Aujourd'hui, le gaz naturel est près de quatre fois plus cher en Europe qu'aux États-Unis par exemple. C'est un chantier très important auquel il faut travailler.
Concernant le projet Columbus, il s'agit tout d'abord d'une compétence qui est régionale. La première partie de ma réponse consiste surtout à voir avec la Région wallonne comment procéder. Deuxièmement, le projet nous est connu. Il faisait aussi partie du projet RRF.
Cette annonce a été diffusée en deux étapes. J'ai ainsi été avertie par ENGIE qu'elle envisageait de renoncer au projet. Je ne me souviens pas exactement du moment, mais c'était bien avant les élections. Ce message avait été relayé auprès de Thomas Dermine, compétent pour les questions de relance économique (Green Deal et covid), et de moi-même. Selon ENGIE, qui jouait un rôle d'intégrateur, le projet était trop innovant, si bien qu'il ne lui convenait pas. Thomas Dermine et moi-même avons fait part de notre déception, puisque le captage de CO2 pour une entreprise telle que Carmeuse est essentiel. Du reste, c'est un projet dont on parle beaucoup et qui représente, bien entendu, un réel défi. Si de tels projets peuvent être développés, c'est au sein d'entreprises comme Carmeuse. C'est donc avec beaucoup de déception que j'ai appris qu'ENGIE, en une annonce quasi définitive, renonçait à ce projet.
Il importe à présent d'examiner cette question tous ensemble, mais ce sont les Régions qui sont à la manœuvre. Il faut aussi voir avec la Commission européenne, qui suit également un trajet CO2, CCS (captage et stockage du CO2), etc., pour identifier les véritables obstacles afin de les surmonter. Dans une économie circulaire, qui permet de réutiliser le CO2 capté, de tels projets doivent trouver un moyen de survivre. Cela dit, il s'agit aussi de mon opinion personnelle, car il n'existe pas vraiment de levier fédéral pour ce projet.
02.03 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses, qui ne sont certes pas des réponses qui requièrent des modifications de la législation mais qui, en matière de potentiel énergétique, posent question. Je vous rejoins dans l'idée que nous devons jouer un rôle de pionniers en innovation, que nous sommes franchement bien placés, mais qu'il est possible de faire encore davantage.
Je dois aussi entendre le point de vue des entreprises en matière de compétitivité économique. C'est comme si on disait qu’on a les meilleures routes et que l'intelligence artificielle a permis de tout sécuriser. Or, si vous traversez la rue en fermant les yeux, vous prenez quand même le risque d'avoir un accident. Voilà la situation dans laquelle se trouvent certaines entreprises. Certes, elles ont un potentiel mais, aujourd'hui, elles doivent faire attention parce que sinon, elles risquent de perdre des marchés, ce qui aura un effet contraire sur l'économie ainsi que sur l'innovation et la technologie.
Ensuite, en ce qui concerne le dossier Columbus, vous avez tout à fait raison. Il s’agit avant tout d’une matière régionale, et je ne vous fais d'ailleurs aucun reproche à ce sujet. Néanmoins, je suis toujours étonné de constater que les entreprises ont besoin d'un relais fédéral, même quand la matière est régionale; le fait de bénéficier d’un soutien fédéral confère une force au dossier et donne confiance.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
03.01 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Madame la ministre, vous venez d'évoquer le coût du gaz et la compétitivité de ce marché entre l'Europe et les États-Unis. La décision est tombée concernant le gaz russe – et je crois qu'on ne peut pas la remettre en cause – depuis le début de l'année 2025. Le fait que le gazoduc Brotherhood, qui relie la Russie à l'Union européenne, a cessé de livrer, rend les choses extrêmement claires. Toutefois, clair ne veut pas dire définitif. Certains affirment que cela n'aura pas d'impact sur la Russie qui exportera ou réexportera via des pays tels que la Turquie.
Vous avez plaidé pour ce dossier et je pense que vous avez bien fait de le faire. Ainsi, l'Europe institue-t-elle un système de suivi et de contrôle. Je voulais avoir votre lecture, vos explications par rapport à la manière dont ce dossier a été abordé par les autres États européens. Où en sommes-nous et comment les choses risquent-elles de se développer?
Par ailleurs, vous savez que le port de Zeebrugge est un point stratégique en termes de transbordement du GNL, y compris celui qui provient de Russie. Comment le gouvernement aborde-t-il ces éventuelles difficultés? Quels sont les chiffres pour 2024? Cela nous permettrait de voir comment les choses peuvent se dérouler à l'avenir.
Enfin, l'arrêt du transit de gaz via le gazoduc aura-t-il un impact sur la sécurité énergétique belge et quel impact? Cela rejoint un débat que nous venons d'avoir tout à l'heure. Dans l'affirmative, quelles sont les solutions alternatives? Comment développer ou renforcer encore les accords avec des pays producteurs de GNL? Je pense au Qatar, à la Norvège ou à d'autres régions. L'idée est de faire le point avec vous sur ce dossier également.
03.02 François De Smet (DéFI): Monsieur le président, madame la ministre, en effet, le contrat qui permet au gaz russe de passer par l’Ukraine pour alimenter l’Europe n’a pas été prolongé et a expiré le 1er janvier 2025.
C’est bien connu, l’approvisionnement énergétique constitue une arme de chantage politique utilisée par le président russe, M. Poutine, vis-à-vis des pays européens. Il n’en demeure pas moins que d’après le think tank énergétique Bruegel, la fin du contrat de transit aura un impact significatif sur l’approvisionnement européen, même si le combustible envoyé par pipeline à travers l’Ukraine ne représente plus qu’environ 5 % des importations européennes.
Les réserves européennes sont ainsi remplies à 75 % aujourd’hui, contre 87 % il y a un an à la même période. Dans notre pays, le taux serait de 74 %.
Malgré ses efforts pour remplacer le gaz russe, l'Union européenne a ressenti les effets de la hausse des coûts de l'énergie, qui a affecté sa compétitivité industrielle par rapport à la concurrence des États-Unis et de la Chine. De nombreux pays ont connu et connaîtront un ralentissement économique, tandis que les taux d'inflation ont grimpé en flèche, aggravant l’augmentation du coût de la vie.
Madame la ministre, mes questions sont assez simples. Quel est l’état de la dépendance actuelle de notre pays par rapport au gaz russe? Quelles sont les conséquences de la fin de la prolongation de ce contrat pour notre pays en termes de sécurité d’approvisionnement?
Quels sont les développements du réseau de remplacement complet du gaz russe entamé par l’Union européenne? Quel rôle entend jouer notre pays au niveau européen en termes de transition énergétique? Je vous remercie.
03.03 Tinne Van der Straeten, ministre: Tout d’abord, merci pour ces questions, et merci surtout à M. Crucke, pour des questions très pertinentes et intéressantes qui nous donnent l’opportunité d’élaborer et d'éclaircir quelque peu la matière sur différents volets.
Je vais commencer avec la sanction qui a été décidée dans le quatorzième paquet de sanctions, dans lequel l’Union européenne a renforcé ses mesures pour limiter les revenus de la Russie issus de son industrie fossile. Ce paquet interdit le transbordement de gaz; uniquement le transbordement de gaz naturel liquéfié russe, dans les ports européens, sauf si une exception est accordée pour des besoins énergétiques spécifiques d’un État membre.
Donc, c'est un règlement qui est directement applicable dans l'Union européenne, mais nous avons élaboré un arrêté royal pour préciser les règles et les procédures nationales, parce que la sanction est complexe en soi. Il s'agit uniquement du transbordement. Cela veut dire que si un transbordement arrive à Zeebrugge, nous devons être capables de voir si c'est un transbordement, donc de savoir si cela va partir par après en Asie par exemple, ou si cela entre, via Zeebrugge, pour aller vers l'Allemagne par exemple. En effet, c'est très facile, par exemple, si on a une installation, un nouveau terminal, de dire que l'on va interdire le gaz russe dans ces nouvelles installations, comme l'Allemagne le fait. Je fais cette référence parce qu'elle est indiquée dans les articles de presse. Mais si l'on a des capacités existantes avec des contrats à long terme, ce n'est pas si facile que cela. Cela veut donc dire qu'en Allemagne, il n'y a pas de nouveau contrat qui amène des quantités de gaz russe en Allemagne, ce qui est une bonne chose en soi. En même temps, il y a toujours, via le transbordement, des quantités de GNL russe qui entrent en Allemagne.
Cela veut donc dire que nous avons acquis l'opportunité, dans notre propre législation nationale déjà, de faire rentrer quelques instruments pour réagir si par après se présentent encore d'autres initiatives provenant de l'Union européenne, et cela pour pouvoir agir contre le GNL russe dans sa totalité.
Dans la mise en œuvre de la sanction au niveau belge, nous avons introduit plusieurs mécanismes. D'abord, il s'agit d'une déclaration d'origine et d'un contrôle. Chaque utilisateur du terminal de GNL doit déclarer l'origine de ses cargaisons au SPF Économie et à la DG Navigation. Ces informations sont vérifiées via un traçage des routes maritimes, en collaboration avec la DG Énergie.
Ensuite, un système de mass balance: Fluxys LNG suit précisément l'origine des cargaisons grâce à un système de comptabilité de masse.
Cela permet de vérifier si les cargaisons respectent les restrictions avec une rigueur supérieure à celle d'autres États membres. C'est notamment sur ce point qu'il y a deux conseils, j'ai demandé le soutien de la Commission européenne pour que ce que nous implémentons en Belgique le soit aussi ailleurs.
Troisième chose, le contrôle des rechargements. Les rechargements de GNL russe nécessitent une attestation d'un État membre confirmant son caractère indispensable à l'approvisionnement énergétique. Quatrième sanction, en cas de fausse déclaration ou d'infraction, la DG Navigation peut interdire l'accès aux ports belges.
Cela signifie qu'à partir de l'implémentation prévue le 27 mars – c'est-à-dire au moment de l'entrée en vigueur du quatorzième train de sanctions –, nous serons capables d'avoir un traçage de tout flux en provenance de Russie. Si la cargaison est un transbordement pur et simple, il ne sera plus possible mais s'il s'agit d'un transbordement ou d'un volume qui arrive sous forme de transbordement pour être ensuite injecté pour des raisons de sécurité d'approvisionnement, comme cela est prévu dans le paquet de sanctions, ce flux sera tracé. Nous connaîtrons donc avec plus de détails à partir du 27 mars les flux, leur niveau, leur direction, etc.
Cela signifie que si, dans une étape ultérieure, la Commission décide de sanctionner le GNL dans sa totalité ou de l'inclure dans le roadmap que le commissaire Jørgensen doit développer, il existe déjà un instrument pour faciliter ce travail. Mes réponses contiennent beaucoup de chiffres, je propose de vous les transmettre pour le rapport. J'ajouterai que les importations de GNL russe diminuent mais qu'il y en a encore. Ils sont toujours là.
Il y a aussi différents flux via diverses installations. L'Allemagne a indiqué que les flux ne pouvaient plus entrer dans ses nouvelles installations. Il y en a donc plus qui arrivent via la Belgique. C'est un peu logique. Autrement dit, cela signifie que, pour pouvoir limiter les flux dans leur totalité, la Belgique doit disposer d'une sanction ou d'une mesure européenne plus stricte. Ainsi que je l'ai déjà expliqué à plusieurs reprises, des contrats pluriannuels ont été signés, comme c'est le cas aux Pays-Bas.
S'agissant de la dépendance de la Belgique au gaz russe, les données préliminaires pour 2024 montrent une baisse de 6,5 % des importations de GNL russe par rapport à 2023. La consommation belge de gaz naturel a également diminué de 4 % environ. Ces chiffres montrent que notre dépendance au gaz russe est aujourd'hui très limitée. Mais, je le répète, cela ne veut pas dire qu'aucun gaz n'entre chez nous, mais qu'il transite par la suite.
Pour les contrats de transit Russie-Ukraine, l'impact direct de leur expiration sur notre sécurité d'approvisionnement est négligeable, car nous importons peu de gaz russe par pipeline. En revanche, les marchés restent fragilisés par des facteurs externes, notamment une baisse des réserves européennes et une diminution des importations de GNL. Le remplacement du gaz russe dans l'Union européenne implique plusieurs mesures importantes dans le cadre de REPowerEU. Nous constatons ainsi une réduction de 18 % de la consommation de gaz naturel en 2023 par rapport à la moyenne 2017-2021. La Commission européenne va présenter une roadmap, REPowerEU, le 24 février prochain, marquant le troisième anniversaire du début de la guerre en Ukraine. Ce document contiendra des mesures concrètes pour éliminer les derniers flux de gaz russe.
03.04 Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie pour les explications et pour les informations bien précises et utiles que vous avez communiquées. Je crois effectivement qu'avoir une traçabilité parfaite est une obligation si on veut tenir la route. Mais, comme vous l'avez dit aussi, il faut que tout le monde puisse accepter et appliquer les mêmes règles. Je prendrai connaissance des chiffres que vous nous communiquerez qui, j'imagine, pourront fournir l'éclairage supplémentaire par rapport aux explications que vous avez données.
03.05 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour le caractère très détaillé de votre réponse. Nous ne manquerons pas de regarder également les chiffres pour compléter notre propre information.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de bevoorrading van aardgas in Europa voor de volgende winter, eind dit jaar, ziet er niet zo goed uit. We eindigen de winter waarschijnlijk met bijna lege voorraden. In Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn de gasreserves al onder de 40 % gedoken. We zullen dit jaar mogelijk problemen hebben om de gasvoorraden voldoende bij te vullen tegen begin november. Dat is namelijk extra moeilijk geworden door het wegvallen van een deel van de bevoorrading uit Rusland via Oekraïne eind 2024, zonder dat er veel extra lng-capaciteit bij is gekomen. De combinatie van een koude winter met weinig wind en zon, zoals eind 2024, kan resulteren in een tekort aan aardgas.
Een dreiging van een mogelijk tekort volstaat om de prijs te laten stijgen en dat kan eind dit jaar opnieuw leiden tot schaarsteprijzen. Ook de prijzen voor 2026 zijn al weken aan het stijgen. De bijkomende sluiting van 2.000 MW aan kerncentrales in België doet daar wellicht ook geen goed aan. Tegelijkertijd eindigt ook het door u bejubelde mechanisme van het Europese prijsplafond, al is de vraag of dat nooit geactiveerde mechanisme wel ooit enig effect heeft gehad.
Wat zijn de verwachtingen voor de leveringszekerheid van aardgas in de winter van 2025-2026? Als er effectief een tekort wordt vastgesteld, wat zijn dan de gevolgen voor de prijzen voor aardgas in België en Europa?
Hoe kunnen industriële bedrijven competitief blijven, nu de prijs jaar na jaar veel duurder blijft dan die in de Verenigde Staten en landen in het Midden-Oosten?
Wat zult u doen om de bevoorrading van België en de EU te maximaliseren en eventueel vraagbeperkende maatregelen te nemen? Bent u van mening dat het prijsplafond hier een effect op zou kunnen hebben of is dat niet het geval?
Wat zou de impact op de leveringszekerheid en de gasprijs zijn geweest indien de kerncentrales in België en Duitsland niet vervroegd gesloten waren om politieke redenen?
04.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, binnenkort is het plafond op de gasprijzen niet meer van toepassing, omdat de regeling ter zake niet wordt verlengd. Overigens waren de voorwaarden dermate streng dat het plafond de afgelopen twee jaar nooit is bereikt, zelfs niet bij benadering. De Europese Commissie verwijst nu naar het aangekondigde actieplan voor betaalbare energie van de nieuwe Europese commissaris Jørgensen. De gasmarkten reageren zeer zenuwachtig. Zelf ben ik ook ongerust over de leveringszekerheid van aardgas voor volgende winter.
Dreigt er geen tekort aan aardgas voor de hele EU en bijgevolg ook hogere prijzen wegens schaarste voor de consument? Er rijzen bovendien vragen over de stabiliteit van lng-aanvoer, nu de Europese Unie hard bezig is met het definitief onmogelijk maken van invoer van Russisch lng in de Europese Unie. Nochtans werd altijd verdedigd dat men oog moest blijven houden voor de prijzen, maar daarover hoor ik nu minder spreken.
Kunt u meer toelichting geven bij de leveringszekerheid?
Wat is uw visie op de noodzaak aan een meer structurele aanpak in plaats van de tijdelijke noodmaatregel van het Europese plafond?
Hoe zullen consumenten en bedrijven beschermd worden tegen toekomstige gasprijscrisissen? Men zou minder gas kunnen consumeren, maar zo eenvoudig is het niet.
04.03 Minister Tinne Van der Straeten: Of misschien wel!
Mijnheer Wollants, mijnheer Ravyts, voorafgaandelijk wil ik een persoonlijke noot meegeven. De voorspelling van gasprijzen in een vrijgemaakte en vooral ook wereldwijde markt, geconfronteerd met geopolitieke spanningen en weersextremen, is niet zo eenvoudig. Als ik dat zou kunnen, denk ik dat ik geen minister zou zijn, maar wel een duurbetaalde en goed verdienende consultant.
Dat gezegd zijnde, ik wil er absoluut niet vanonder muizen, want in een wereldwijde markt met die spanningen en weersextremen is het als minister absoluut belangrijk om te garanderen dat die markt goed werkt. We hebben noodremmen ingebouwd, die we kunnen activeren, als het nodig is. De bevoorradingszekerheid hebben we zeer sterk gemonitord. Daarnaast staat ook ons crisismanagement voldoende op punt. Aan al die zaken heb ik de afgelopen jaren gewerkt.
Nu ga ik punctueel in op uw vragen. Inzake de bevoorradingszekerheid voor de winter van 2025-2026 legt het wegvallen van de Russische gasstromen via Oekraïne per 1 januari 2025 extra druk op de wereldwijde gasbalans, vooral in het eerste kwartaal van dit jaar. Tegelijkertijd vereist de zomer van 2025 een verhoogde inspanning om de Europese voorraden aan te vullen, zeker nu in de vroege maanden van de winter al relatief veel gas uit de voorraden gehaald werd. Tegelijkertijd is er ook reden tot relativering, in die zin dat de weersomstandigheden wel degelijk binnen normale grenzen vallen, wat betekent dat de vraag naar aardgas minder groot is dan in extreem koude winters. Fluxys maakt altijd inschattingen voor extreme temperaturen en let ook op de mogelijke uitval van bepaalde stromen. Een strenge winter zoals in 2010-2011 zou de vraag naar gas aanzienlijk meer hebben doen toenemen dan wat wij nu verliezen aan Russische leveringen via Oekraïne. Daarnaast zijn er positieve signalen, want aan het eind van 2024 zijn nieuwe lng-projecten, zoals Plaquemines, Corpus Christi Stage 3 en Greater Tortue Ahmeyim, operationeel geworden. Ook komt LNG Canada in 2025 online, wat extra perspectief biedt voor het mondiale aanbod.
Wat zijn de gevolgen voor de gasprijzen? Hoewel de gasbalans momenteel gespannen is, hebben de relatief milde winteromstandigheden een dempend effect op de vraag. De prijzen blijven wel hoog, deels door de perceptie van schaarste en de concurrentie tussen Europa en Azië voor de lng-ladingen. Dat is niet nieuw; diezelfde parameters blijven altijd terugkomen. Die dynamiek zal waarschijnlijk aanhouden tot er meer stabiliteit ontstaat door een nieuwe productiecapaciteit en aanvullende voorraadvullingen.
Met betrekking tot de competitiviteit van de industrie zijn de hoge gasprijzen absoluut een uitdaging voor de Europese industrie, die moet concurreren met regio's als de VS, waar de energieprijzen aanzienlijk lager zijn, denk bijvoorbeeld aan de Henry Hub. Het Europese REPowerEU-plan speelt hierin een sleutelrol. Het richt zich op het verlagen van energiekosten en het versterken van de concurrentiekracht door middel van investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.
Ik kom nu tot het beleid voor de bevoorrading en het vraagbeheer. De Belgische gasmarkt is geliberaliseerd. Private partijen dragen de verantwoordelijkheid voor de bevoorrading. Met de overheid houden we toezicht op strategische elementen, zoals de vulling van de opslag in Loenhout. Tegelijk blijft België in gasbesparing vooroplopen. Sinds april 2024 hebben we een vraagreductie van 21 % gerealiseerd, wat boven de Europese doelstelling van 15 % ligt. Daarnaast bieden nieuwe lng-capaciteiten wereldwijd hoop op extra flexibiliteit, wat kan bijdragen aan de stabilisatie van de markt en de vermindering van de druk op Europese voorraden.
Ik wil hieraan toevoegen dat het voor mij echt absoluut cruciaal blijft om onze bevoorradingspartners meer strategisch te kiezen en dat niet louter technisch te bekijken vanuit de energie, vanuit de lng-terminal, vanuit Fluxys. Ik was nog niet zo lang geleden in Abu Dhabi voor de councel van het International Renewable Energie Agency (IRENA). We kijken vaak naar Qatar, omdat er daarmee contracten zijn gesloten, en naar Saoedi-Arabië, maar we moeten toch rekening houden met de positie van de Verenigde Arabische Emiraten in de Golf.
Het zal de komende jaren van cruciaal belang zijn om naast de strategische benadering door Buitenlandse Zaken, ook perspectieven op het vlak van energie in het beleid mee te nemen en dan heb ik het over de gasbehoefte en de keuze van de partners waarmee men contracten sluit. Kortom, we moeten een antwoord bieden op de vragen met welke landen wij bevoorrechte relaties willen uitbouwen en welke andere elementen meespelen. Zo niet blijven we afhankelijk van regimes die overnight neen kunnen zeggen.
Het is juist dat het prijsplafond nooit werd geactiveerd, omdat de prijzen nadien niet meer die hoogtes bereikten. Dat wil niet zeggen dat het geen impact heeft gehad op de markt of de bevoorradingszekerheid. Dat plafond was belangrijk voor de Europese energieministers om interne marktspelers in Europa ervan te weerhouden tegen elkaar op te bieden en zo artificieel de gasprijs heel hoog te maken. Net dat is hetgeen wij zagen in 2021. Die outbidding is nu ook niet aan de gang en zou in de huidige omstandigheden ook geen impact hebben.
Het gasplafond werd niet verlengd, omdat het een noodmaatregel was, genomen op basis van speciale procedures in het verdrag. Ik blijf er alleszins van overtuigd dat dergelijke noodmaatregelen structureel ingebed moeten worden in de voorstellen die de Europese Commissie nu uitwerkt, want op die manier kunnen beleidsmakers de marktspelers duidelijk maken dat men niet eender wat zal betalen. Vertegenwoordigers ervan zijn in mijn bureau geweest om mij te vertellen dat de markt werkt. Ja, de markt werkt, maar wat eruit komt, is een onbetaalbare en onwenselijke prijs. Het is aan de politieke overheid, het liefst op Europees niveau, om daaraan sturing te geven. Een dergelijk instrument heeft wel degelijk een impact en is wel degelijk noodzakelijk.
Wat het effect van de kernuitstap op de gasprijzen betreft, het sluiten van de kerncentrales in België en Duitsland leidde tot een hogere vraag naar gas voor elektriciteitsproductie, maar de impact is beperkt. Slechts 27 % van het gas in de EU wordt gebruikt om elektriciteit te produceren. De reductie van de vraag in andere sectoren heeft de stijging grotendeels gecompenseerd.
Het is dus heel belangrijk om te blijven inzetten op een vermindering van het gasgebruik, ook in andere sectoren. Ook bijvoorbeeld voor verwarming moet er overgeschakeld kunnen worden op andere technologieën, die dan natuurlijk ook betaalbaar moeten zijn. Het is al te gemakkelijk om te zeggen dat iedereen moet overschakelen op warmtepompen, want die moeten betaalbaar zijn en er moet een businesscase zijn. Dat is nog niet noodzakelijk het geval.
Inzake het gasplafond heb ik geantwoord dat ik belang hecht aan structurele oplossingen in een breder beleidskader. In die zin is het wachten op en uitkijken naar het actieplan voor betaalbare energie, dat de Commissie voorbereidt. Ik hoop en verwacht dat dat plan niet louter gemakkelijkheidsoplossingen bevat, zoals sociale energietarieven, maar dat er ook structureel naar marktwerking wordt gekeken.
04.04 Bert Wollants (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Er blijven toch wat bezorgdheden spelen op de gasmarkt, zeker omdat de prijzen onder andere door de huidige weersomstandigheden stijgen en de markt zelf op de langere termijn, meer bepaald voor het kalenderjaar 2026, eenzelfde stijging verwacht. Die is sinds februari 2024 toch bepaald fors te noemen. Daar maak ik me zorgen over, des te meer omdat we het gasverbruik in de industrie zien afnemen. Dat zou een geweldig goede zaak kunnen zijn, mocht de reden daarvan zijn dat de industrie volop op nieuwe technologieën overschakelt. In de praktijk is dat niet het geval, want een aantal processen liggen gewoon stil, omdat de gasprijs te hoog wordt.
Ik citeer een federaal minister: "Men kan zijn industrie maar één keer verliezen." Dat het gasverbruik vermindert, kan dus niet zomaar een goede zaak worden genoemd.
Er moet structureel iets gebeuren, want onze gas- en elektriciteitsprijs blijft op een niveau dat niet competitief is met landen aan de andere kant van eender welke oceaan. De lage vullingsgraad van onze gasvoorraden baart mij zorgen. Voor het uitbreken van de energiecrisis zagen we immers een gelijkaardig beeld. We moeten onderzoeken of we daarvoor maatregelen kunnen nemen. U kijkt vooruit naar het actieprogramma dat op Europees vlak uitgerold kan worden. Er is echter werk aan de winkel, want anders zullen we er niet komen en zullen we de industrie inderdaad verliezen. Dat heeft als gevolg dat er heel wat kosten aanvullend op andere sectoren zullen moeten worden afgewenteld en die zullen daar ook niet blij mee zijn. Ik zie het wat pessimistischer in dan u. ik maan iedereen aan de nodige actie te ondernemen.
04.05 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik sluit me aan bij de repliek van collega Wollants. U hebt een aantal zaken in perspectief geplaatst en gerelativeerd. De vraag is echter waaraan die vraagreductie te wijten is. Het antwoord werd daarnet gegeven. Voorts tast ik nog wat in het duister in verband met de leveringszekerheid en het nieuwe lng-aanbod. We zullen zien. Op 24 februari komt de roadmap van REPowerEU. De uitdagingen zijn legio.
04.06 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, ik zou nog één element willen toevoegen, getriggerd door de antwoorden van de parlementsleden.
Ik ben het eens met de observaties in verband met de situatie aan de overkant van de oceanen, inclusief Amerika, maar we mogen ook onze buren niet uit het oog verliezen. Er is in Duitsland van alles gebeurd, wat bijgedragen heeft tot de heel hoge prijzen. We hoeven de geschiedenis hier niet opnieuw te schetsen; wat gebeurd is, is gebeurd. Dat neemt niet weg dat we goed moeten opvolgen welke initiatieven Duitsland al dan niet zal nemen, bijvoorbeeld inzake het al dan niet vullen van zijn voorraden. Dat kan immers een opwaartse druk geven. Wij moeten ter zake de vinger aan de pols houden.
04.07 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uw opmerking is een nuttige aanvulling: wij moeten ook monitoren wat er in Europa zelf gebeurt. Dat geldt niet enkel voor gas, maar ook voor elektriciteit, aangezien er op dat vlak bijna dezelfde problemen rijzen. We moeten alert zijn voor wie wat doet in het licht van de competitiviteit. Op zulke momenten lijkt een eengemaakt Europa net iets te ver weg en kijkt men liever iets dichterbij. Denken we maar aan onze reactie op initiatieven van Duitsland, waarbij we inzetten op de verhoging van de capaciteit van bepaalde gasleidingen om, vanuit lng-oogpunt, extra gas in de richting van Duitsland te kunnen voeren. Het kan soms raar lopen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, naarmate de energietransitie zich voltrekt, komen steeds meer creatieve ideeën naar voren om de nood aan elektrificatie, elektriciteitsproductie en flexibiliteit te kunnen invullen. Innovatie is absoluut aan de orde om deze uitdagingen het hoofd te bieden, maar de vraag is natuurlijk of zowel de mechanismen bij Elia om flexibiliteit te vergoeden als systemen zoals het capaciteitsmechanisme voldoende snel mee evolueren.
In dat opzicht werd mij recent aangeven dat in de industrie wordt nagedacht over het gebruik van het concept van een virtuele batterij. In de praktijk komt dit neer op het flexibiliseren van industriële energie-intensieve of elektriciteitsintensieve processen, zodat energie-intensieve processen beter planbaar worden of uitgesteld kunnen worden door het bufferen van de halffabricaten en het verhogen van de maximale capaciteit van de energie-intensieve processen. Men wil dus met andere woorden minder stroom afnemen wanneer de markt dat nodig heeft en investeren in infrastructuur die dat flexibeler maakt en tegelijk extra afnemen wanneer er veel of zelfs overproductie is op de energiemarkt en dus de investeringen doen in bijkomende capaciteit om dat mogelijk te maken. Dit is innovatief en zou mogelijk een grote meerwaarde in het capaciteitsmechanisme kunnen zijn. Mevrouw de minister, ik veronderstel dat u precies weet waarover ik het heb, want u bent daar ook geweest.
Mevrouw de minister, hoe staat u tegenover dit soort oplossingen voor de energiemarkt?
Ongetwijfeld kent u bedrijven die dit soort van innovatieve oplossingen overwegen. Welke drempels zijn er momenteel om hen te laten deelnemen aan het CRM, en in het bijzonder voor het toepassen van meerjarige capaciteitscontracten die bepaalde investeringen mogelijk zouden maken?
Hoe zou onze industriële sector gestimuleerd kunnen worden om op zoek te gaan naar dit soort van innovatieve oplossingen die ons elektriciteitssysteem zouden kunnen vooruithelpen?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, ik heb nog niet zo lang geleden inderdaad een heel boeiend bezoek gebracht aan de zinksmelterij Nyrstar in Balen. Dat is een heel elektriciteitsintensief bedrijf, een van de grootste elektriciteitsverbruikers van het land, na onder andere de NMBS. Het bedrijf heeft zijn productieproces echter zodanig kunnen flexibiliseren dat het kan meewerken met de elektriciteitsmarkt. Het zou dat heel graag doen omdat het dat ziet als een manier om zijn site te kunnen blijven verankeren in België.
Het is dat soort projecten, maar ook dat innovatief denken, dat we absoluut nodig hebben. Vandaar dat we altijd op vinkenslag moeten liggen om ervoor te zorgen dat het CRM dergelijke innovaties mee ondersteunt. Ondertussen heeft de opslag in België al een boost gekregen via het CRM. We hebben het daarnet al gehad over die 1.000 megawatt aan batterijcapaciteit die al is ontwikkeld of in ontwikkeling is, die 21 sites die gecontracteerd zijn voor een derated capacity van 586 megawatt in het CRM. Dat betekent dat op een beperkt aantal jaren een nominaal vermogen van 1 gigawatt werd ontwikkeld. Ik moet de technologie nog zien die dezelfde resultaten in eenzelfde tijdsspanne kan realiseren.
Die flexibiliteit is absoluut cruciaal in het kader van de energietransitie, dus alle initiatieven met betrekking tot marktflexibiliteit die het netwerk ontlasten, moeten worden aangemoedigd. Dat zal er immers toe leiden dat het net efficiënter kan worden uitgebouwd, maar ook dat we minder capaciteit moeten contracteren in het CRM. Het helpt dus altijd op alle vlakken.
Wat betreft de vragen over de obstakels in het CRM en hoe die projecten meer ondersteund kunnen worden, de huidige criteria voor vraagsturing in het CRM gelden alleen voor contracten voor één jaar. Die bieden echter onvoldoende zekerheid voor kapitaalsintensieve innovaties. Dat heeft Nyrstar mij ook uitgelegd toen ik daar was. Dat is de belangrijkste drempel voor het bedrijf.
Ik heb met de CREG de mogelijkheid besproken om de criteria voor de meerjarige contracten aan te passen. Dat is immers een bevoegdheid van de CREG.
In alle eerlijkheid wil ik u meegeven dat de CREG daar niet zo warm voor loopt. Ik geef jullie dit mee omdat jullie regelmatig uitwisselingen hebben met de CREG en omdat dit zeker een debat is dat via het Parlement met de CREG gevoerd kan worden.
De CREG heeft wel aangegeven dat ze dit zal voorleggen aan de marktpartijen via een publieke consultatie. Dat wil zeggen dat er sowieso een moment van reflectie zal komen, van overleg, van stakeholderconsultaties. Ik kijk heel erg uit naar de resultaten daarvan, die dan de input kunnen zijn voor een verder beleidsdebat.
Zoals ik daarstraks al gezegd heb, is het CRM geen doel op zich. Het is een middel. Als het CRM kan dienen om verschillende belangen samen te brengen, moeten we dat ernstig bekijken. Met verschillende belangen bedoel ik het verankeren van tewerkstelling hier, het verankeren van industriële activiteiten, het zorgen voor het net en het zorgen voor bevoorradingszekerheid. Ik ben het CRM heel erg genegen. Dat men via marktconsultatie wil werken, is een heel belangrijke eerste stap.
Ik wil nog zeggen dat wij ook inzake flexibiliteit tout court gewerkt hebben aan initiatieven, maar dat is u bekend. Het ging daarbij over groothandelsmarktondersteunende diensten, die belangrijk zijn voor virtuele batterijen in de industrie. Bij de afhandeling daarvan is gebleken dat dit een zeer complexe en ook vrij gevoelige kwestie is, wegens de bevoegdheidsverdeling tussen de federale en de gewestelijke overheden.
De Raad van State heeft in zijn advies aangegeven dat de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus wat flexibiliteit betreft het best ondersteund kan worden door een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheden en de gewesten. Ik meen dat het een goede zaak zou zijn om te verduidelijken dat dergelijke projecten, hoewel ze vanuit energieperspectief misschien niet veel geld kosten, vanuit het perspectief van een maakbedrijf wel aanzienlijke financiële middelen vereisen. Het gaat om 100 miljoen euro, meen ik. In de energie-industrie praten we gemakkelijk over miljarden als er investeringen moeten gebeuren, maar voor een maakbedrijf vraagt dit wel een zeer grote investering. Maakbedrijven hebben dus een voorspelbaar kader nodig.
We kunnen dus werken binnen het CRM, maar daarnaast is het belangrijk dat de federale overheid en de gewesten overkoepelend werken op het gebied van flexibiliteit en samenwerking, en onderling bepalen wie wat doet.
05.03 Bert Wollants (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister. Het project zoals het werd voorgesteld, charmeerde mij wel en biedt een aantal mogelijkheden die er vandaag, met de klassieke opslagsystemen, nog veel minder zijn. Vooral het feit dat het tijdens langere periodes kan worden geactiveerd, maakt het interessant als we over een langere periode een groot aanbod van hernieuwbare energie hebben. Met een klassieke batterij, die nu nog een opslagduur van vier of vijf uur heeft, kan men wel iets aanvangen, maar projecten die opslag van veel langere duur bieden zijn natuurlijk nog nuttiger.
Ik zie dus mogelijkheden en het verheugt mij dat u die visie deelt. Nu zal via het beleid bekeken moeten worden op welke manier ook de energieregulator warm kan worden gemaakt voor dat idee. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat we er, als we in de toekomst nog veel grotere hoeveelheden hernieuwbare energie op ons net krijgen, absoluut behoefte aan zullen hebben om bepaalde capaciteiten met een veel hogere intensiteit te benutten. Zo zullen we de extra stroom nuttig kunnen gebruiken. Dergelijke projecten kunnen daar absoluut aan bijdragen, net zo goed als in de omgekeerde situatie.
We moeten dit zeker opvolgen en we kijken uit naar de visie van de volgende minister van Energie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, onlangs vernam ik dat de verschillende instrumenten die Elia heeft voor netevenwicht niet altijd goed op elkaar zijn afgestemd. Ik geef een voorbeeld. Het deelnemen aan het automatische frequentieherstelproces, het vroegere R2, soms wordt beperkt omdat bedrijven de vrees hebben dat ze in het kader van de transmissienettarieven hun jaarpiek op sommige momenten zouden opdrijven.
In dat kader is de vraag of bepaalde acties op de energiemarkt, zoals het verhogen van het verbruik in het belang van de markt via de verschillende mechanismen, onder andere ook de R3, wel zouden moeten meetellen om een dergelijke maandpiek of jaarpiek te berekenen. Tegelijk is er ook de vraag of die time of use niet meer in de transmissienettarieven moet worden ingebracht. Deels gebeurt dit wel, maar het aanvoelen is dat er nog veel meer mogelijk moet zijn als we ook de flexibiliteit maximaal willen aanboren.
Uiteraard weten we dat de tariefmethodologie een bevoegdheid van de regulator is, maar dat neemt niet weg dat ook het beleid richting kan geven via instrumenten die daarvoor bestaan. Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de mogelijke tegenstellingen op dit vlak? Welke initiatieven zijn nodig om hieraan te verhelpen?
Op welke manier denkt u dat het inbrengen van time of use meer kan worden geïntegreerd in de tariefmethodologie? Wat wilt u op dat vlak meegeven aan de bevoegde regulator en de wetgevende macht?
06.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, zoals u zelf al zegt, is dit een bevoegdheid van de regulator. Mijn time of use bij het voorbereiden van dit antwoord bestond erin om aan de CREG en Elia te vragen om hun input te geven. U kunt zich voorstellen dat dit altijd zeer interessant is en dat die input niet altijd overeenkomt. Men kan zich de vraag naar de waarde van die time of use stellen.
U maakt zich zorgen over de impact van de aFFR en de mFFR op de piektarieven, die in de huidige tariefmethodologie zijn opgenomen.
Er worden correcties doorgevoerd, zodat de activaties van die flexibiliteitsdiensten geen nadelige effecten hebben op jaar- of maandpieken.
Over time of use-tarieven vindt de CREG dat ze vaak niet het gewenste effect hebben en dat expliciete flexibiliteitsmarkten, waarop gebruikers actief hun flexibiliteit kunnen aanbieden, efficiënter en goedkoper zijn. Dat sluit ook beter aan bij het Europese regelgevende kader. Elia, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering, plant om tijdens die tariefperiode extra gegevens te verzamelen en met de sector te overleggen. Dat moet leiden tot een beter afgestemd voorstel voor de volgende tariefperiode vanaf 2028.
U hebt misschien geanticipeerd op mijn antwoord. Gezien de input is uw vraag zeker pertinent. Wat geven wij mee aan de regulator? De tariefbevoegdheid is immers een kernbevoegdheid van de regulator, maar de beleidsrichtsnoeren worden door het beleid bepaald. Ik ben ervan overtuigd dat we die beleidsrichtsnoeren eens tegen het licht moeten houden. Ze zijn in de wet ingeschreven naar aanleiding van de omzetting van het derde energiepakket. Dat dateert dus van 2012. Er zit 13 jaar tussen 2012 en 2025. In die periode zijn heel belangrijke initiatieven genomen en zijn geopolitieke en andere omstandigheden gewijzigd. Misschien moeten we de uitdagingen nog eens helder aanduiden. Zo is er de flexibiliteit. Uw vorige vraag ging daar ook over. Ik heb daar en passant gezegd dat de CREG daar niet echt warm voor loopt.
Ik denk aan een uitgezoomd debat waarbij wij als politieke overheid, wetgevende macht en uitvoerende macht, proberen klaarheid te scheppen over waar we naartoe willen, maar vooral over wat onze finaliteit is en wat we verwachten dat een regulator en een netbeheerder voorleggen met een bepaalde doelstelling voor ogen. Enige scherpstelling zou nuttig zijn.
Technische keuzes zijn nooit waardevrij. Een element in een model kan technisch optimaal zijn, maar daarom niet noodzakelijk maatschappelijk of politiek optimaal. We hebben suboptimaal of absoluut optimaal. De wisselwerking tussen een uitgezette lijn en de technische vertaling ervan is cruciaal. De discussie die we voeren over het energie-eiland, over de opgeleverde rapporten gaat over datzelfde aspect. Welke lijn wordt uitgezet, hoe verloopt de technische uitwerking ervan en wat zijn daarvan de gevolgen? Ligt dat alles nog in lijn met de doelstelling die we hebben vastgelegd?
Flexibiliteit is daarin volgens mij een cruciaal topic. Misschien zijn wij daarin in België al wat verder gevorderd dan andere lidstaten, omdat wij Nyrstar en nog enkele andere zaken hebben en omdat onze netbeheerder innovatief is. Het debat moet echter zeker meer uitgespit worden. Dergelijke discussies, zoals over de toolbox, kunnen daarin volledig geparkeerd worden, maar dat mag voor de regulator of de netbeheerder geen vrijgeleide zijn om enkele zaken in het ijle te bespreken.
06.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ben het met u eens dat we daarin vanuit het beleid een stap moeten zetten en moeten bekijken op welke manier wij de zaak willen organiseren. We moeten ons wel enigszins wapenen tegen een te hypertechnische discussie, waardoor mogelijk maar weinig vooruitgang te boeken valt. Voor een aantal bedrijven is de ratio van de flexibiliteitsmarkten soms net te ver van hun bed om mee aan de slag te gaan, terwijl een time of use misschien veel helderder is om in te passen in een bedrijfsvoering.
In de dagelijkse markt, als wij kijken hoe elektriciteit wordt verbruikt en hoe de prijzen doorheen de dag evolueren, valt volgens mij wel wat te vinden om ervoor te zorgen dat wij die net iets toegankelijker maken. Die discussie wil ik zeker met veel plezier met vertegenwoordigers van Elia en de CREG aangaan om te bespreken waar we kunnen landen. Misschien is dat een van de projecten om in de komende tijd aan te pakken, om te zien hoe we daarmee in de toekomst omgaan.
We moeten daarmee dus aan de slag. Ik moet namelijk vaststellen dat bepaalde mechanismen met betrekking tot de maandpiek en jaarpiek vertaald zijn in de tariefmethodologie en dergelijke. Als echter bedrijven die worden gerekend tot het korte selecte lijstje van 1 terawattuurklanten en als vaste activiteit het opvolgen van hun verbruik hebben, daarvan niet op de hoogte zijn, dan loopt er ergens iets mis. Daaraan moeten we aandacht geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, het register voor hernieuwbare energie in transport bestaat ondertussen ruim een jaar. Dat maakt dat een eerste evaluatie mogelijk zou moeten zijn.
De tool moest het voor oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige brandstoffen mogelijk maken om door te geven hoeveel hernieuwbare energie zij 'tot verbruik uitslaan', zoals dat archaïsch heet. Het systeem moest het ook mogelijk maken dat exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom voor weg- en spoorverkeer hun energie-eenheden zouden kunnen registeren.
Dat leidt tot een aantal vragen.
Ten eerste, wat zijn de eerste vaststellingen met het register? Werd de oproep om te registeren voldoende opgevolgd door de gebruikers van de vroegere werkwijze?
Ten tweede, in welke mate werd het platform ook gebruikt door exploitanten van laadpalen en dergelijke?
Ten derde, welke conclusies kunnen worden getrokken na een jaar gebruik van het mechanisme? Is er nood aan bijsturing of bijkomende sensibilisering? In welke zin is een dergelijke bijsturing aan de orde?
07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Het register voor hernieuwbare energie bestaat ondertussen inderdaad een jaar. We kunnen dus effectief een aantal voorlopige conclusies trekken. Voor definitieve conclusies moeten we nog even wachten, omdat de oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige brandstoffen nog tot eind april 2025 hebben om voldoende energie-eenheden in te leveren, teneinde aan hun verplichtingen te voldoen. Wij kunnen dus eind april 2025 tot meer definitieve conclusies komen.
De eerste vaststellingen vandaag zijn positief. Alle gebruikers van de vroegere werkwijze, met name de oliemaatschappijen, hebben zich geregistreerd. Bij de gebruikers die voor de publicatie van de wet van 31 juli 2023 geen verplichtingen hadden, zijnde de leveranciers van gasvormige brandstoffen, liep dat moeilijker. Het was immers niet altijd duidelijk welk bedrijf effectief het bedrijf was dat gasvormige brandstof tot verbruik uitsloeg. Echter, een constructieve en intense dialoog tussen mijn administratie en de sector heeft gemaakt dat daarover meer duidelijkheid is gebracht. Iedereen heeft daardoor ook de kans gekregen de nodige rapporteringen te doen.
Momenteel zijn er 55 actieve gebruikers van het register in het systeem. Daarvan zijn er 39 exploitant van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom voor weg- en spoorverkeer, waarvan 33 exclusief als CPO optreden, dus zonder verplichtingen als oliemaatschappij of leverancier van gasvormige brandstof. Na het derde kwartaal behoorde 8 % van alle energie-eenheden tot categorie F, zijnde elektriciteit. Dat wil zeggen dat het platform zo een extra verdienmodel oplevert voor exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom voor weg- en spoorverkeer – dat zijn veel woorden om te zeggen dat het gaat over laadpalen. Wij zien elk kwartaal een toename van het aantal gebruikers. Dat is positief, want daarvoor was het ook bedoeld.
Dit betekent dus dat de voornaamste doelen van het register bereikt zijn. Het betreft dan het creëren van een duurzame omgeving voor het opvolgen van de doelen voor hernieuwbare energie in de transportsector, die toekomstige veranderingen op het vlak van targets en sectoruitbreidingen aankan. Ook werd de mogelijkheid gecreëerd om hernieuwbare elektrische stroom die aan de transportsector geleverd werd, mee in rekening te brengen.
Een grondige bijsturing lijkt dus niet aan de orde, maar dat wil niet zeggen dat er geen continue verbetering nodig is betreffende verduidelijkingen en verbeteringen van het gebruiksgemak. Er is echter ook de RED III. Die zal moeten worden omgezet en dit zal wel grondige aanpassingen met zich meebrengen, omdat er natuurlijk ook nieuwe concepten zullen worden geïntroduceerd. Met name kan er hier gekeken worden naar het inzetten van de refinery route, dus het gebruik van waterstof in onze raffinage.
De afgelopen maanden heb ik mijn administratie de opdracht gegeven om die omzetting voor te bereiden. Ik weet immers uit ervaring dat het echt niet leuk is als men als nieuwe minister geen informatie krijgt. Daarom heb ik er bij mijn administratie op aangedrongen verder te werken aan die voorbereiding, ook al komt het mij niet toe om nog initiatieven te nemen, want dat is nieuw beleid. Op die manier moet de volgende minister voor die omzetting niet van een wit blad vertrekken. Mijn administratie heeft dus een voorbereiding gemaakt, waarop de volgende minister zich kan baseren. Dat dossier zal in de overdrachtsdocumenten aan de nieuwe regering zitten.
07.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Er is al een en ander duidelijk geworden over de manier waarop dit vandaag door de sector wordt gebruikt. Wat minder duidelijk is, is of we een grote stap voorwaarts kunnen zetten door extra CPO's in dat systeem op te nemen. Het is niet duidelijk hoe groot het potentieel is om nog verdere stappen te kunnen zetten; dat is misschien een vraag voor een volgende minister.
Ik denk dat we dit goed moeten blijven opvolgen, zodat we die doelstelling kunnen behalen en zien hoe dat verdienmodel evolueert voor die specifieke sector. Er zijn immers heel wat uitdagingen, ook met betrekking tot de prijzen die vandaag aan de verschillende laadpalen worden betaald. Een extra verdienmodel is een bijkomende factor die niet noodzakelijk zomaar moet leiden tot extra inkomsten zonder dat er voor de gebruikers een voordeel is. Dat zullen we verder moeten bekijken.
07.04 Minister Tinne Van der Straeten: Ik wil dat volmondig ondersteunen. Als de definitieve evaluatie er komt, kan dit punt expliciet worden opgenomen. Ik zal aan mijn administratie vragen om dat ook al voor te bereiden. Als wij zoiets installeren, moet de eindgebruiker daarvan kunnen profiteren. Voor het tanken van fossiele brandstoffen is er een programma-akkoord met maximumprijzen, transparantieverplichtingen enzovoort. Voor laadpalen geldt dat niet. Wij hebben inderdaad een incentive ingevoerd. In de evaluatie kan worden bekeken of dit ook aan de eindconsument ten goede komt.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
08.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, dat u in 2019 een van de grootste verdedigers was van de uitbreiding van offshore energie, daar twijfelt niemand aan. Dat uw partij de grootste verdediger is van de sluiting van het grootste deel van de kerncentrales, daarvan zijn we ook zeker. De geplande vervanging door offshore energie lijkt echter minder evident.
U hebt vijf jaar lang vooral ingezet op de ontwikkeling van de Prinses Elisabethzone. Intussen loopt de veiling van de eerste zone, maar er zijn nog structurele risico’s. Wat gebeurt er als Ventilus niet op tijd klaar is? In de veilingvoorwaarden zou een harde datum opgenomen zijn waarop het park operationeel moet zijn, zelfs als Ventilus en Boucle du Hainaut nog niet gereed zijn. We weten dat die projecten grotendeels onder gewestelijke bevoegdheden vallen, maar u hebt er federaal wel een harde voorwaarde van gemaakt dat ze worden opgenomen.
Verder vrezen de kandidaat-investeerders in de nieuwe offshore energie dat Elia de stijging van de netkosten, niet het minst door een dure HVDC-verbinding, wordt doorgerekend aan de offshore windparken in plaats van vooral aan de afnemers. Die beide risico’s worden vertaald in kosten en risicopremies die de biedprijs verhogen, waardoor het project voor de belastingbetaler minstens duurder wordt of waardoor de veiling mislukt omdat de door u ingestelde maximumprijs overschreden wordt. Als de offshore energie van de Prinses Elisabethzone er pas later komt, produceert de federale overheid minder hernieuwbare energie dan in de intra-Belgische lastenverdeling beloofd was.
Daarom heb ik een aantal vragen.
Wat zijn de gevolgen voor de investeerder als de veiling lukt, maar als daarna blijkt dat Ventilus en Boucle du Hainaut ernstige vertraging oplopen?
Wat zijn de gevolgen als de biedprijs bij voorbeeld 5 euro per megawattuur hoger is dan in de studies van de Algemene Directie Energie? Hoeveel bedragen dan de mogelijke meerkosten? En aan wie worden die meerkosten dan aangerekend?
Overweegt u de maximale biedprijs te verhogen of is het uw aanvoelen dat dit vandaag niet aan de orde is?
Zult u de CREG vragen naast het precedent van batterijen een specifiek laag tarief voor offshore te overwegen?
Tot slot, hoeveel kan het de federale overheid per jaar kosten als de Prinses Elisabethzone later dan voorzien operationeel is?
08.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, ik hoop inderdaad – samen met u, veronderstel ik – dat de onderhandelende partijen Energie zien als een bevoegdheid waarvoor een minister nodig is.
U spreekt over de afgelopen vijf jaar, maar het gaat eigenlijk over 3,5 jaar in volheid van bevoegdheid, want de vivaldiregering is laat begonnen met zowel ervoor als erna een regering in lopende zaken. Die 3,5 jaar hebben we bijna integraal nodig gehad voor de voorbereiding van de tender. Die tender is indertijd begonnen met een advies aan de CREG, onder andere met vragen over het te opteren mechanisme. Het kende een lang voortraject met de publicatie van het tenderdesign in het Belgisch Staatsblad met als enige ambitie een open en eerlijke competitie om een zo laag mogelijke strike price te bekomen.
We hebben dat willen realiseren door voor een aantal belangrijke aspecten te derisken en door een level playing field te creëren voor alle deelnemers. In het tenderdesign hebben we er erg over gewaakt dat elke potentiële deelnemer het ook effectief zou kunnen doen. Bij het CRM was het ook zo. Herinner u, op een bepaald moment, tijdens de discussie over de investeringsdrempels, is er beslist, vanuit het oogpunt van mededinging, om die toch anders in te stellen dan de CREG had geadviseerd. Zo werd het mogelijk om meerdere spelers te laten meedoen, namelijk zij die nood hadden aan projectfinanciering, vooral omdat we ervan overtuigd zijn dat een betere competitie in fine zal leiden tot lagere prijzen. We hebben dat ook gezien bij de eerste CRM-veiling, die zat ver onder het maximum. Ik hoop ook voor de Prinses Elisabethzone dat we uitkomen op een strike price die onder het maximum zit.
Als u mij toestaat, mijnheer Wollants, wil ik u zeggen dat al uw vragen pertinent zijn, maar ik kan ze niet allemaal beantwoorden aangezien we in een lopende tenderprocedure zijn. Ik wil zeker geen marktsignalen geven over bijvoorbeeld de biedprijs, de maximale strike price en of we die al dan niet moeten verhogen. Vandaag ga ik ervan uit dat we daaronder zullen zitten door de mededinging die speelt. Er heerst zeer veel zenuwachtigheid in de sector. Elke dag komen er vragen binnen via het Q&A-platform. Ik ben ervan overtuigd dat enige terughoudendheid in mijn uitspraken daarover gepast is om een toename van de zenuwachtigheid te vermijden.
De vergunningstrajecten voor Ventilus en Boucle du Hainaut zijn inderdaad cruciaal. Die zullen stabiliserend zijn voor de biedingen. Ik begrijp dat de gewesten daar hard aan verder werken. Er zijn sowieso mechanismes ingebouwd in de tender waarmee er, indien nodig, op meerdere momenten vertraagd of gepauzeerd kan worden om gelijke tred te houden met de netversterking aan land.
Dat biedt ook een antwoord op een aantal andere vragen van u, over de mogelijke hogere strike price, over een vertraagde vergunning en over een eventuele langere duur van de bouw. We hebben in de tender opvangmechanismes voorzien. De tender kan worden verlengd en indien nodig zelfs gepauzeerd of onderbroken. Er is ook een vergoedingsmechanisme uitgewerkt indien het net op zee te laat operationeel of in panne is. Er is ook in mechanismes voorzien om de inflatie op te vangen.
We kunnen uiteraard niet alle risico’s indekken. De Europese Commissie vond immers dat er al stevig gederisked werd. Naar mijn aanvoelen is er momenteel een robuust proces met stevige veiligheidsmechanismen. Het is nu van cruciaal belang dat die tenderprocedure zo goed mogelijk verloopt opdat de sector de biedingen goed kan voorbereiden. De aansluiting is daarbij een cruciaal element, aangezien die een grote impact daarop kan hebben.
Het is vooral belangrijk is dat er voldoende concurrentiële biedingen komen opdat men tot een gunning kan overgaan. Het zal dan belangrijk zijn om dan even de tijd te nemen voor een goede evaluatie alvorens het volgende lot in de markt wordt gezet. Dat geldt ook voor een aantal andere aspecten, zoals de PPA’s. Wij hebben er enorm op ingezet om dat systeem operationeel krijgen. Komen die PPA’s er? Werken ze? Wat zijn de bevindingen, niet alleen voor België, maar ook op Europees niveau, waar ook heel sterk op die PPA’s is ingezet?
Ik denk dat u een aantal van uw vragen het best opnieuw kunt stellen na het afsluiten van de biedingen en voor het lanceren van de nieuwe veilingen.
08.03 Bert Wollants (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister.
Het is niet mijn bedoeling de uitslag van de tender te beïnvloeden, althans niet in de verkeerde zin. Het lijkt me aangewezen een aantal dingen goed te bekijken na het afsluiten van de eerste tender, temeer omdat er nog een of twee zullen volgen, naargelang het scenario van Elia. De bezorgdheden leven wel degelijk. Ik zou willen vermijden dat we een te hoge risicopremie betalen door de onzekerheid op de markt. Die risicopremie komt uiteindelijk altijd terecht bij de belastingbetaler of de elektriciteitsverbruiker.
We blijven de zaken opvolgen. Het is duidelijk geen gelopen race. We zijn er nog niet en mogelijk moeten we wat bijsturen in het licht van toekomstige biedingen en tenders.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, we kunnen alvast stellen dat het geen gelopen race is met de netinvesteringen. Nadat de CREG hier eind vorig jaar hier haar beleidsnota had voorgesteld en ze een whitepaper rond de financiering van strategische investeringen in energienetten in heel Europa had aangekondigd, heeft ze 15 Europese experts samengezet.
De problematiek is bekend: er moeten in Europa miljarden in energie-infrastructuur worden geïnvesteerd, omdat men nu eenmaal heeft gekozen voor een transitie. Welnu, de door de CREG geraadpleegde experts bevelen aan om overinvesteringen te vermijden door eerst de bestaande infrastructuur beter te gebruiken en meer met andere Europese landen af te stemmen. Men pleit ook voor transparantere studies over welke netinvesteringen er precies nodig zijn. Dat brengt ons opnieuw bij de discussie over de nauwe betrokkenheid van onze transmissienetbeheerder bij het opstellen van investeringsplannen en de terechte eis van de CREG voor meer inspraak in de beoordeling van de investeringen.
Vergeten we evenmin dat de input van Elia in het bij ministerieel besluit goedgekeurd federaal ontwikkelingsplan zwaar doorweegt. Met die kritiek staan wij overigens niet alleen. En dan had ik het nog niet over de boodschap van de VREG gisteren dat er door ons energie-eiland en de netinvesteringen op Vlaams niveau van de distributienetbeheerder de komende jaren nog prijsstijgingen aan zitten te komen.
Overigens, mijnheer de voorzitter, het witboek van de CREG bevat verschillende aanbevelingen, die we in de context van de vragen niet volledig kunnen behandelen, maar het is misschien een idee om die hier nog eens te laten toelichten door de CREG.
Mevrouw de minister, hoe beoordeelt u de aanbevelingen in het witboek?
09.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, uiteraard hebben wij de whitepaper van de CREG met veel aandacht gelezen, omdat het extreem belangrijk is om de energietransitie uit te voeren. Netinvesteringen zijn een globaal thema waarover tal van studies zijn uitgevoerd. Het belang van een gezamenlijke planning voor cross-border grids staat bovendien ook hoog op de politieke agenda in Europa.
In het voorjaar van 2024 hebben wij een nieuw KB uitgevaardigd, waarin de regels voor de procedures van opstelling, goedkeuring en publicatie van het ontwikkelingsplan worden bepaald. We hebben het daarover al een aantal keren in de commissie gehad. Ik heb ook al een aantal keren gezegd dat ik in de aanpassing van de procedures graag verder was gegaan om ook de stappen die voorafgaan aan het opmaken van het netontwikkelingsplan beter af te stemmen op de huidige context en de noden in het kader van de energietransitie, met name met een meer sturende rol van de overheid. Er was daarover geen akkoord in de regering, maar ik heb de indruk dat de geesten aan het evolueren zijn.
De whitepaper van de CREG beklemtoont dezelfde uitdagingen als dewelke ik heb willen aanpakken, zowel met ons ontwerp als met ons KB. We moeten inderdaad zowel op Europees als op Belgisch niveau blijven werken aan de verbetering en de dynamisering van de processen, zodat iedereen hierin de juiste rol kan spelen.
Ik voeg daaraan toe dat met elke rol ook verantwoordelijkheid komt. Het Prinses Elisabetheiland is een casevoorbeeld hoe een en ander praktisch te benaderen. De CREG zal een aantal zaken scherpstellen met betrekking tot haar rol om de investeringen te beoordelen. Ik ben het er absoluut mee eens dat het dossier heel erg aan de netbeheerder werd overgelaten. Ik vind dat men dat niet alleen aan de netbeheerder kan verwijten. Men heeft dat laten gebeuren. Het betekent dat een politieke overheid het dossier niet heeft opgenomen, omdat die oordeelde dat, aangezien het een technische kwestie betrof, die aan de netbeheerder toekwam. Ik was trouwens de eerste minister die bij de goedkeuring van het netontwikkelingsplan opmerkingen heeft gegeven, wat bij de netbeheerder niet in goede aarde is gevallen.
Ik ben er sterk van overtuigd dat de driehoek van regulator, netbeheerder en overheid goed moet werken. Elk heeft daarin zijn te spelen: de overheid moet waken over de bevoorradingszekerheid, de regulator moet zorgen voor zo laag mogelijke kosten en de netbeheerder voor een netwerk dat zo goed mogelijk werkt. Die drie moeten op elkaar afgestemd worden. Men kan resoluut gaan voor de laagste kosten, maar dan neemt men wel risico's op het vlak van de werking van het net. Anderzijds hoeft een netwerk van rollsroycekwaliteit voor de bevoorradingszekerheid niet per se. De verschillende belangen moeten wel in evenwicht zijn.
Ik vind dus dat de CREG daar wel degelijk meer bij betrokken moet worden, maar niet dat ze het eindoordeel moet krijgen. De vraag welk risico we als samenleving willen lopen en welke kostprijs we daarvoor willen betalen, is een politieke afweging, die gedragen moet worden door iemand die politiek verantwoordelijk is en daar politiek op kan worden afgerekend. We moeten weer een gezonde balans vinden tussen technische kwaliteit, kostenreductie en risico’s. De slinger is te veel doorgeslagen naar één kant en er moet worden bijgestuurd.
09.03 Kurt Ravyts (VB): Wat dat laatste betreft, ben ik het met u eens. Ik hoop dat de volgende regering ook die werf, die uitdaging ter harte zal nemen.
Ik ontken niet dat u een en ander in beweging hebt gezet, ik denk aan het KB van mei 2024 en het Federaal Ontwikkelingsplan voor het net. Ter overweging, misschien is het aangewezen de CREG ook daarover toelichting te laten geven.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
10.01 Mathieu
Bihet (MR): Madame
la ministre, il a été rapporté dans la presse que des turboréacteurs anciens et
très polluants ont été utilisés à plusieurs reprises cette année pour alimenter
le réseau électrique, notamment en raison de la défaillance récente de
Tihange 1.
Ces
réacteurs, initialement conçus pour des avions tels que le Boeing 707,
fonctionnent au kérosène, une énergie fossile particulièrement polluante. Bien
qu'ils permettent une production rapide d'électricité, leur utilisation reste
coûteuse, inefficace et nocive pour l'environnement.
Au vu de
ces éléments, je souhaite vous poser les questions suivantes.
Comment
justifiez-vous qu'en dépit des investissements dans les énergies renouvelables,
le réseau se trouve encore dans une telle situation de vulnérabilité, au point
de devoir recourir à des solutions aussi polluantes?
Ne
pensez-vous pas que ce type de recours ressemble en tout point, à un échec de
la stratégie énergétique actuelle?
Convenez-vous
qu'il est urgent d'accélérer la mise en place de solutions structurelles
– et j'entends par là, avec l'aide de l'énergie nucléaire – capables
de répondre aux pics de demande sans sacrifier nos objectifs climatiques?
10.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Bihet, en réponse à votre question, que les collègues n'ont pas entendue, je tiens à dire que votre assertion mérite d'être corrigée car elle ne tient pas compte des réalités techniques et économiques du fonctionnement d'un réseau électrique moderne.
L'arrêt imprévu, totalement inopiné, d'une centrale nucléaire de 900 MW, comme celle de Tihange, n'est pas un événement anodin. Cela représente un défi systémique pour la stabilité du réseau électrique. Pourtant, grâce à des mécanismes éprouvés de flexibilité, en l'occurrence les turboréacteurs, cette situation a été gérée efficacement.
Qualifier ces moyens de coûteux ou inefficaces revient à ignorer leur rôle stratégique. Ils sont conçus comme une solution de dernier recours, mobilisée uniquement en cas d'urgence. Contrairement à ce que vous affirmez, si le pic a atteint jusqu'à 2 450 euros/MWh ce jour-là, ce n'est pas à cause de leur coût d'exploitation mais c'est bien le prix d'équilibrage du réseau. Ce tarif reflète le prix à payer pendant quelques minutes pour permettre aux acteurs du marché de corriger rapidement un déséquilibre causé par l'arrêt inopiné d'une centrale nucléaire.
D'ailleurs, laissez-moi vous rappeler que les turboréacteurs sont déjà amortis depuis belle lurette. Ce ne sont pas des investissements récents mais des unités en fin de cycle de vie activées pour de courtes périodes, comme ce fut le cas le 20 janvier dernier où leur fonctionnement n'a duré que quelques quarts d'heure.
Ce qui est regrettable, ce n'est pas l'activation ponctuelle de ces moyens mais le fait qu'ils soient encore des solutions fossiles et polluantes. C'est le résultat d'un manque d'investissement structurel dans des alternatives propres, héritage d'un passé où la transition énergétique n'a pas été suffisamment priorisée. Ceci soulève également la question de savoir pourquoi Electrabel, malgré l'exploitation prolongée et rentable de ses centrales nucléaires, n'a pas jugé nécessaire de réinvestir ses bénéfices dans des technologies plus modernes et moins polluantes.
De plus, ce gouvernement a corrigé cela. Grâce au CRM, nous encourageons la mise en place de solutions décarbonées comme les batteries qui, d'après les dernières estimations, fourniront jusqu'à 1 GW de capacité flexible d'ici 2027.
Grâce également au CRM, les capacités très polluantes, comme les turboréacteurs, vont être amenées à disparaître car nous avons intégré des normes de CO2 très strictes, qui le sont encore plus que les normes européennes, afin de privilégier les technologies propres telles que les parcs de batterie. Vous vous souviendrez que j'ai dû argumenter en ce sens devant la Commission européenne pour nous trouver en capacité d'introduire ces normes plus strictes en matière de CO2.
L'arrêt temporaire de Tihange 1 a démontré la robustesse de notre système électrique. Malgré cette défaillance d'un réacteur nucléaire, le réseau a pu maintenir son équilibre grâce à des moyens flexibles prévus à cet effet tels que les turbojets, le pompage-turbinage de Coo et l'importation depuis d'autres pays. Ces solutions ont permis de garantir la stabilité du réseau sans recourir à une surproduction d'autres centrales nucléaires, qui fonctionnent déjà à plein régime en Belgique et en France.
Ces mécanismes démontrent que notre système est conçu pour résister à des incidents imprévus, mais ils soulignent également la nécessité de rendre ces solutions flexibles moins polluantes. Les turbojets et autres moyens flexibles ne sont pas utilisés pour la production de base, mais bien comme des filets de sécurité activés uniquement en cas d'urgence. Leur rôle ponctuel ne reflète pas une vulnérabilité du réseau mais, au contraire, sa capacité à réagir rapidement à des événements imprévus comme l'arrêt d'une centrale nucléaire ou des fluctuations dans les énergies renouvelables.
Le véritable défi actuel réside dans la décarbonation de ces moyens flexibles en remplaçant progressivement les solutions fossiles telles que les turbojets par des technologies modernes et durables comme les batteries ou les unités de stockage avancées. C'est précisément l'objectif poursuivi via le mécanisme de rémunération de capacité que nous venons d'amender pour encore mieux intégrer ces solutions bas carbone.
Les centrales nucléaires comme Tihange 1 fournissent une production de base. En effet, elles ne sont pas conçues pour répondre rapidement à des variations soudaines de la demande ou compenser des défaillances. Ce rôle revient aux moyens flexibles, qui peuvent réagir en quelques secondes ou minutes, tels que les batteries, les systèmes de gestion de la demande, par exemple NewStart, ou, à court terme, des solutions comme les turbojets.
La réduction des émissions est perceptible. Les données disponibles montrent que l'intensité carbone de notre production électrique n'a pas significativement augmenté à la suite de l'arrêt de Tihange 1.
Selon les données de CO2 Grid, elle est passée de 231 g/kWh à 243 g/kWh entre le 19 et le 20 janvier. C'est une variation modeste malgré l’utilisation ponctuelle de turbojets.
De plus, la part des énergies renouvelables a continué d’augmenter sur cette période, ce qui démontre que la transition énergétique progresse.
10.03 Mathieu Bihet (MR): Merci, madame la ministre. Vous le savez, nous avons quand même été moqués à l’échelle de toute l’Europe pour avoir eu recours à ce procédé qui est onéreux, polluant et peu efficace. Ce n’est pas moi qui le dis.
Mais nous sommes tous convaincus, et je pense qu’on peut se rejoindre là-dessus, sur la nécessité d’investir dans des sources de production d’énergie décarbonée. Nous voulons un mix décarboné, avec un approvisionnement assuré, mais aussi à un prix soutenable pour les consommateurs et pour les entreprises – tout ce que ne sont pas les turbojets.
Nous veillerons, au cours de la prochaine législature, et en tout cas sous le prochain gouvernement Arizona – dont nous espérons qu’il adviendra –, à abandonner ces sources de production d’énergie qui ne sont pas décarbonées.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 56002117C, 5600118C en 56002119C van de heer Crucke worden omgezet in schriftelijke vragen.
11.01 Kurt Ravyts (VB): Maandag hebben de commissieleden een schrijven ontvangen van Elia, gericht aan de heer De Croo, en ook aan u, over het advies van de nieuwe CEO van Elia. Die adviseert de raad van bestuur van Elia dat na een interne doorrekening blijkt dat het toch beter zou zijn de contracten met de leveranciers van gelijkstroominfrastructuur nog niet te ondertekenen. We weten hoe ver het daarmee staat. We hebben het referentiescenario, dat u nog altijd steunt. We hebben ook het alternatieve design, dat in de brief trouwens wordt geschetst. De CEO zegt dat het in de huidige omstandigheden niet mogelijk is de keuze op korte termijn te maken en de nodige wijzigingen in de regelgeving door te voeren. Dat is natuurlijk een waarheid als een koe. De regering is in lopende zaken. U kunt het referentieontwerp van het eiland niet bevestigen.
Elia overweegt nu de geselecteerde leverancier voor de realisatie van de DC-convertors te informeren dat het contract niet binnen de door hem voorgestelde datum, 15 februari, ondertekend kan worden. Elia wenst verder te onderhandelen met de leverancier over een verlenging van de aangeboden voorwaarden voor enkele maanden, met eventuele prijsaanpassingen, voor er een definitieve beslissing genomen wordt. Blijkbaar moet u als minister wel iets zeggen als u daarover door de pers gecontacteerd wordt. Ik begrijp dat. U zegt dat de leverancier een buitensporige en onaanvaardbare risicopremie toepast. We wisten dat u die mening bent toegedaan. U hebt ter zake de gepaste initiatieven genomen, onder andere op Europees niveau.
Maar u zei ook dat u kennisgenomen hebt van het feit dat meer dan 1 miljard euro in de offerte die Elia ontving voor het gelijkstroomgedeelte niet op een transparante manier gerechtvaardigd kan worden. U eist dat Elia de aanbestedingsprocedure dus overdoet om de concurrentie en kostenefficiëntie te garanderen. Ook deed u een oproep aan de Europese Commissie inzake de mogelijk marktverstorende werking. Er is hier dus van alles gaande in de commissie, gedachtewisselingen met Febeliec en uiteraard ook met de CREG en Elia.
Er is een gebrek aan transparantie en er is een aankondiging van wetgevende initiatieven vanuit het Parlement om de CREG toe te laten de zaken in een juridisch meer comfortabele omgeving toe te lichten. Vervolgens zegt u dat u kennis hebt genomen van het feit dat het om meer dan 1 miljard euro gaat. Ik vond dat een beetje raar. Wat hebt u dan gekregen waarvan wij – ik althans – geen kennis hebben?
11.02 Marie Meunier (PS): Madame la ministre, c'est un fait, le coût de l'île énergétique dans son design initial a explosé. Cette augmentation des coûts, ce sont les épaules des citoyens qui devront la supporter.
Je tiens à rappeler que la priorité du PS est avant tout d'assurer une transition juste, qui soit abordable pour les citoyens comme pour les entreprises Il nous semble dès lors que nous devons envisager les alternatives qui se présentent à nous sans vouloir s'entêter, malgré les évolutions.
Le choix technologique de la troisième connexion en courant continu suscite une forte opposition de la part des entreprises grosses consommatrices d'énergie, représentées notamment par Febeliec. Elles dénoncent un projet trop coûteux qui sera inévitablement répercuté sur les consommateurs d'énergie. Même le management d'Elia semble désormais enclin à mettre ce volet du projet sur pause. Dans une lettre adressée au premier ministre la semaine dernière, Elia annonce son intention de ne pas signer les contrats avec le fournisseur pour la partie DC, et de tenter d'obtenir un nouveau délai qui permettrait au prochain gouvernement de prendre une décision.
Madame la ministre, que pensez-vous de ces différents avis contraires, qui semblent s'opposer à vos intentions exprimées au Parlement et remettent en cause les choix technologiques effectués?
Ce dossier pose également la question de notre capacité en tant que députés à effectuer notre travail. La CREG a produit un rapport sur le projet. Nous devrions avoir accès à celui-ci prochainement lors d'une audition au Parlement, mais il semble que cela pourrait exposer le régulateur à des poursuites pénales en cas de fuite d'informations sensibles en raison d'une disposition dans la loi électricité. Cette situation pose de sérieuses questions sur la transparence du dossier et la possibilité pour le Parlement d'exercer pleinement son contrôle démocratique. Que pensez-vous de cette situation? Avez-vous eu des échos sur ce rapport?
11.03 Minister Tinne Van der Straeten: Ik heb van meet af aan niet stilgezeten. Zo hoef ik u niet te herinneren aan mijn vraag aan de CREG en Elia om een en ander te onderzoeken. Parallel besloot de raad van bestuur van Elia een auditrapport te laten uitvoeren door KPMG. In de voorbije tijd ben ik uiteraard in gesprek gebleven met zowel Elia als de CREG over de voortgang van hun werk.
Daarover heb ik twee opmerkingen. Elia heeft de inhoud van het auditrapport zowel voor mij als voor de eigen raad van bestuur toegelicht. De auditor geeft daarin aan dat hij een gedeelte van de prijsstijging, met name voor het HVDC-gedeelte, dus het gelijkstroomgedeelte, voor de aansluiting van het derde lot en de interconnectie, ten belope van 1,8 miljard euro, bijna 2 miljard, niet aan specifieke onderliggende kostenposten kan toewijzen. Men wijt dat aan het schaarste-effect: een onvoldoende concurrentie met drie leveranciers die onder andere volle orderboeken hebben. Uw vraag is wat ik weet en hoe ik het weet. Ik antwoord op uw vraag. Wij hebben dat rapport kunnen bespreken met de CREG afgelopen vrijdag, maar die signaleerde ons dat ze het ons niet kon bezorgen.
Het moet mij van het hart dat ik niet goed begrijp waarom de CREG, wanneer ik als minister om technische specificaties vraag, eerst met Elia moet overleggen welke vertrouwelijke elementen in het rapport staan. Vervolgens meldt de CREG mij dat ze het omstandige rapport, waarop ze zeer trots is en waarvoor ze met een externe consultant heeft samengewerkt, niet kan overhandigen.
Volgens mijn lectuur van de hogere verordeningen, die bij ons zijn omgezet in de nationale wet – wij zijn immers niet de enige lidstaat met die strafrechtelijke bepaling in de elektriciteitswet –, moet de regulator in staat zijn om die informatie te delen. Ik kan die informatie uiteraard ook enkel gebruiken voor het doel waarvoor ze gevraagd werd. De CREG meldt me nu dat ze de informatie niet aan mij kan bezorgen ingevolge de bepaling in de wet. We hebben de afgelopen drieënhalf jaar nochtans erg intensief samengewerkt met de CREG rond talloze andere confidentiële thema's. Ik denk onder andere aan het dossier van de belastingen op de overwinsten.
Toen werd er ook heel wat confidentiële informatie uitgewisseld tussen mijn team en de teams van de CREG over de contracten, over wie wat had genomineerd en tegen welke prijs. Hetzelfde geldt voor de ENGIE-deal. Er loopt momenteel een tender voor de aanstelling van een partij voor de joint-venture die de door de twee kerncentrales geproduceerde elektriciteit zal vermarkten. Dat gaat over trading en orderboeken. Dat zijn zaken die ook uitgewisseld worden. Ik deel een beetje mijn frustratie, maar ik weet dat u dezelfde frustratie hebt. Het is heel moeilijk. Ik vraag aan de CREG en Elia om een aantal zaken te onderzoeken, zodat ik ook op uw vragen kan antwoorden. U wilt weten of ik bij mijn idee blijf dat het ontwerp het beste is, dan wel of er aanpassingen moeten gebeuren. Hoe wilt u dat ik op uw vraag antwoord, als ik de rapporten niet ter beschikking heb?
Dat is echt een issue. Ook al heb ik begrip voor het standpunt van de CREG, we moeten mijns inziens een benchmark uitvoeren en nagaan hoe dat in andere lidstaten wordt geregeld en of andere lidstaten dezelfde problemen met hun regulator hebben. Het komt er namelijk op neer dat de CREG de minister en het Parlement ervan verdenkt het rapport op de straatstenen te zullen gooien, waardoor de CREG het risico loopt dat aan de strafrechter te moeten uitleggen, kortom, dat de CREG noch de minister, noch het Parlement vertrouwt.
In een dossier met een totale investering van 7 miljard euro voor 9 terawattuur elektriciteit aan ons land weten we dus niet welke richting we moeten uitgaan en varen we vandaag wat blind. Ik betreur dat. Misschien zal de soep niet zo heet worden gegeten, want we geven iedereen het voordeel van de twijfel. Op dit moment is het rapport aan Elia bezorgd, die de confidentiële passages zal aanduiden. Misschien komt dat rapport gewoon terug met een aantal black lines, maar is het perfect leesbaar en is de hele discussie hier voor het verslag van het Parlement en blijkt er dat we perfect kunnen voortwerken.
Mijnheer Ravyts, toen ik bij de uitwisseling van informatie ervan kennis kreeg dat het ging om 2 miljard euro, heb ik geoordeeld dat ik met die informatie iets moest doen en heb ik de Europese Commissie een brief geschreven. Morgen ga ik bij de Europees Commissaris langs om specifiek dat punt te bespreken en mijn vraag te herhalen dat de Europese Commissie voor dat geval van marktwerking betreffende de HVDC-technologie in Europa de nodige initiatieven zou nemen, want wij zijn daarvan niet het enige slachtoffer.
Dat Elia aankondigt het order op dit moment niet te zullen plaatsen noch te gunnen, lijkt mij evident en is een gezonde beslissing. Ik heb ook altijd verklaard dat ik me pas definitief kan uitspreken als ik over alle informatie beschik en dat is vandaag niet het geval. Ik betreur wel dat we dan ook de daarmee samenhangende debatten niet ten gronde kunnen voeren, met name over de alternatieve oplossingen voor het eiland. Het zou voor België niet wenselijk zijn om het laatste lot van 1,5 gigawatt niet te gunnen. Het is noodzakelijk om alles wat we aan elektriciteit kunnen produceren, dus de volledige 3,5 gigawatt, ook daadwerkelijk produceren. Het is ook noodzakelijk dat we kunnen intappen op interconnecties met onze buurlanden.
Het is daarom belangrijk dat die rapporten in volle transparantie kunnen worden gedeeld en besproken, zodat ook andere stakeholders van het debat daarrond kennis kunnen nemen. Zo niet zullen er verhalen van zelfverklaarde energie-experts over wat er nu goedkoper is en hoe we een en ander moeten aanpakken de ronde blijven doen. Het is belangrijk dat er een kader is, dat er een marsrichting is. Ik ben er ook absoluut van overtuigd dat een regering met volledige bevoegdheden daartoe zal bijdragen en op dat vlak meer stabiliteit brengen.
11.04 Kurt Ravyts (VB): Dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoord. De politieke context van lopende zaken zorgt natuurlijk voor een schemerzone. Elia en de regulator maken daar natuurlijk gebruik van en wachten op een gebeurlijk initiatief van de nieuwe meerderheid.
Het kan dat de soep niet zo heet gegeten wordt; dat zullen we de volgende dagen en weken zien. Ik verneem dat het auditrapport van Elia al een tijdje klaar is.
11.05 Minister Tinne Van der Straeten: Dat is nog niet definitief klaar.
11.06 Kurt Ravyts (VB): Nog altijd niet definitief?
11.07 Minister Tinne Van der Straeten: Dat denk ik niet. Het is op basis van een voorlopige versie. Sorry, dat had ik erbij moeten zeggen.
11.08 Kurt Ravyts (VB): Dus moeten we met enige voorzichtigheid spreken. Maar ik hoop dat er echt snel duidelijkheid komt. Zo kunnen we als parlementsleden met wat meer vel over de buik spreken.
11.09 Marie Meunier (PS): Merci, madame la ministre, pour vos différentes réponses, qui m'ont à la fois rassurée et inquiétée. D'une part, je suis rassurée de voir que vous ne vous entêtez pas sur des choix précédemment effectués et que vous attendez d'y voir plus clair pour prendre des décisions. Certes, il ne reste que peu de temps mais, quoi qu’il en soit, vous attendez de pouvoir disposer de l'ensemble des documents.
D’autre part, je suis inquiète parce que votre réponse rejoint les discussions que nous avons pu avoir lors des deux précédentes commissions sur le manque d’accès à cette analyse de la CREG. Dès lors, je réitère ma demande et je me tourne vers le président afin que nous puissions organiser cette réunion, éventuellement à huis clos, et que nous ayons accès à ces documents pour pouvoir effectuer notre travail parlementaire et, vous, votre travail en tant que ministre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 42.