Commissie
voor Landsverdediging |
Commission de la Défense nationale |
van Woensdag 29 januari 2025 Voormiddag ______ |
du Mercredi 29 janvier 2025 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.35 uur en voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 35 et présidée par M. Peter Buysrogge.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitter: De heer Francken is verontschuldigd voor de hele vergadering; hij kan zijn vragen nrs. 56001545C, 56002205C, 56002204C, 56002144C en 56002212C dus niet stellen.
01.01 Kristien Verbelen (VB): Mevrouw de minister, de beschadiging van een glasvezelkabel in de Oostzee door het Chinese vrachtschip Yi Peng 3, vermoedelijk aangestuurd door Russische inlichtingendiensten, toont nogmaals aan hoe kwetsbaar onze kritieke infrastructuur is voor hybride oorlogsvoering. Zulke incidenten, gecombineerd met de toename van het aantal Russische schepen die voor onze kust opereren, en van het aantal drones die militaire bases verkennen, maken duidelijk dat de dreiging almaar concreter wordt. België is bovendien met zowel het NAVO- als het EU-hoofdkwartier een strategisch doelwit. Tegen de achtergrond van de versnippering van bevoegdheden in ons land en de toename van de bedreigingen heb ik de volgende vragen.
Welke stappen heeft Defensie al gezet om onze kritieke infrastructuur op zee, zoals onderzeese datakabels, energievoorzieningen en haveninstallaties, beter te beschermen tegen sabotage en spionage?
Hoe evalueert u de samenwerking tussen Defensie en andere actoren zoals Binnenlandse Zaken, Energie, Noordzee en private bedrijven, om tot een efficiënte coördinatie te komen? Wordt er gewerkt aan gezamenlijke voorschriften of detectiesystemen om verdachte activiteiten sneller te identificeren?
België neemt deel aan de missie Baltic Sentry en is betrokken bij het NorthSeal-platform. Hoe dragen die initiatieven bij aan onze eigen beveiliging? Wil België zich sterker positioneren in NAVO-verband om afschrikkingscapaciteit op te bouwen?
Onze kustwacht en mijnbestrijdingsvaartuigen spelen een cruciale rol in de bescherming van onze Noordzee. Hoe worden die middelen momenteel ingezet en welke mogelijkheden ziet u om hun rol uit te breiden?
01.02 Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, aangezien de actualiteit mij vorige week heeft ingehaald, heb ik in de plenaire vergadering een vraag gesteld over dit onderwerp. Daarom verwijs ik grotendeels naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Sinds
Poetin een oorlog startte in Europa door Oekraïne binnen te vallen, komt deze
oorlog steeds dichterbij. Als je wil weten hoeveel risico wij lopen op de
Noordzee hoef je maar naar de Oostzee te kijken. Incidenten in de Oostzee tonen
aan dat kritische infrastructuur steeds vaker wordt geviseerd. Onlangs
waarschuwde Finland dat een recent incident op een ramp had kunnen uitdraaien
indien er niet tijdig was ingegrepen. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen
hebben de NAVO-landen rond de Oostzee de missie Baltic Sentry aangekondigd,
waaraan België in beperkte mate zal deelnemen.
Ook in
onze eigen Noordzee worden Russische schepen gespot die energiekabels,
datakabels en andere kritische infrastructuur lijken te onderzoeken. Bovendien
is er een toename van bedreigingen vanuit de lucht, zoals de recente melding
uit Duitsland over drones die militaire bases verkennen. Dit zijn duidelijke
signalen dat onze veiligheid niet vanzelfsprekend is.
Daarbovenop
wordt onze bevolking dagelijks geconfronteerd met desinformatiecampagnes via
sociale media.
België
is een bijzonder strategisch doelwit door de aanwezigheid van zowel het
militair als civiel NAVO-hoofdkwartier en de vele Europese instellingen.
Daarom wil ik u vragen wat ons land bijkomend zal doen om weerbaarder te zijn bij deze talrijke dreigingen vanuit zowel land, lucht, zee als cyber.
Mevrouw de minister, ik heb wel nog een bijkomende vraag.
Gisteren communiceerde de Nederlandse marine dat zij in samenwerking met haar burgerpartner Fugro de Nederlandse kritieke infrastructuur in de Nederlandse territoriale wateren in de Noordzee volledig in kaart heeft gebracht. Ze hebben daarvoor onbemande en op afstand bestuurbare vaartuigen ingezet. Dat heeft hun zeer veel informatie opgeleverd.
Bent u eventueel van plan om voor de Belgische Defensie ook een burgerbedrijf in te schakelen om de kritieke infrastructuur haarfijn in kaart te brengen? Is die informatie soms al bekend?
01.03 Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, we kunnen bijna dagelijks lezen over het grote gevaar dat schuilt in het feit dat onze kritieke infrastructuur door de Russen in beeld wordt gebracht. Zij zetten daar effectief heel wat schepen voor in. Collega Weydts, de cijfers verschenen zeer recent in de pers: 166 Russische schepen voor onze kust. Dat is 50 % meer dan in 2023. We horen minister Van Tigchelt daarop ook reageren en zien dat Defensie door inzet van de special forces de beveiliging van onze kritieke infrastructuur op de Noordzee, zoals onze windmolenparken of onderzeese kabels, heeft getest.
Het is niet de bedoeling dat u allerlei details vrijgeeft, maar misschien kunt u daarover toch iets meer zeggen? Is het de bedoeling om het verder op te volgen? We krijgen immers enkel informatie via de pers. Kunt u meedelen wat mogelijk is? Kunt u een update geven, want de situatie wijzigt voortdurend?
Voor ons is het ook belangrijk om te weten wie wat doet. Bijvoorbeeld de ADIV en de Veiligheid van de Staat, op welke manier verloopt de samenwerking? Verloopt die samenwerking vlot? Wat betreft de samenwerking tussen de private sector en Defensie, kunnen zij daarin een grotere rol spelen?
Welke protocollen gelden er momenteel inzake vermoedelijke sabotage en spionage in onze Noordzee? Hoe heeft Defensie in het verleden gereageerd op die verdachte incidenten?
Zijn er werkelijk al incidenten geweest waarbij Defensie heeft ingegrepen?
Ik las dat minister Van Tigchelt zei dat er wel degelijk een mogelijkheid is om op te treden en om die boten te betreden. Is dat in het verleden al gebeurd of niet? Hoe ziet u dat voor de toekomst?
Op welke manier en in welke mate kunnen onze coastal patrol vessels en mine countermeasures vessels worden gebruikt om onze zeebodem te beschermen en onze kritieke infrastructuur zee te versterken?
01.04 Minister Ludivine Dedonder: Geachte leden, België volgt de wet van 1 juli 2011 en de EU-regelgeving voor de bescherming van kritieke infrastructuur, zoals datakabels, energievoorziening en havens. De uitbaters van deze infrastructuur zijn verantwoordelijk voor beveiligingsplannen, die worden gecontroleerd door de sectorale overheden. Het NCCN coördineert het beleid, het OCAD voert dreigingsanalyses uit en de politiediensten beheren de veiligheidsoperaties.
Defensie heeft een ondersteunende rol en opereert binnen een wettelijk kader, met coördinatie via het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) en het Maritiem Operatiecentrum (MOC). Samenwerking met andere departementen en private uitbaters wordt georganiseerd via nationale en internationale protocollen. België heeft zijn kwetsbare infrastructuur veiliger gemaakt door implementatie van EU-strategieën, zoals de EU Maritime Security Strategy, en het oprichten van monitoring aan coördinatiestructuren, zoals MIK en MOC. De vooruitgang wordt voortdurend geëvalueerd, in samenwerking met nationale en internationale partners.
België ondersteunt NAVO-inspanningen en deelname aan initiatieven zoals het Maritime Centre for Security of Critical Undersea Infrastructure. Innovatieve PESCO-projecten als Maritime Autonomous Systems for Mine Countermeasures en Critical Seabed Infrastructure Protection bevoordelen capaciteitsontwikkeling. België pleit actief voor een gecoördineerd en zichtbaar antwoord binnen de NAVO, inclusief versterking van afschrikking tegen hybride dreigingen.
Defensie ontwikkelt samen met het NCCN en andere actoren nationale plannen, zoals het Nationaal Verdedigingsplan en het Weerbaarheidsplan. Deze plannen versterken de veiligheid op land, op zee, in de lucht, op het vlak van cyber en in de ruimte.
Defensie mag autonoom optreden tegen sabotage of spionage, in overeenstemming met het internationaal recht. Patrouilleschepen en mijnenbestrijdingsvaartuigen worden ingezet voor toezicht en zeebodembescherming. Nationale samenwerking en internationale oefeningen verbeteren de response.
Door een combinatie van de nationale verantwoordelijkheid en internationale samenwerking wordt de kritieke infrastructuur beschermd. Proactieve planning en coördinatie versterken de nationale weerbaarheid en dragen bij aan de collectieve veiligheid van de NAVO en de EU.
De voorzitter: Collega's, ik geef nog mee dat werd afgesproken om een hoorzitting te organiseren over dit thema. Het MIK zal waarschijnlijk op 12 februari naar hier komen.
01.05 Kristien Verbelen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Gezien de berichtgeving van de laatste maanden is het inderdaad belangrijk om dit goed te blijven opvolgen. Ook wat betreft internationale en nationale samenwerking zullen we nog meer antwoorden krijgen in de hoorzitting.
01.06 Axel Weydts (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
We zouden het in de hoorzitting best nog eens hebben over het in kaart brengen van onze kritieke infrastructuur. Ik heb niet echt een antwoord gekregen op mijn vraag daarover, maar we zullen dat de komende maanden zeker en vast nog opnemen in onze verdere werkzaamheden, die ongetwijfeld heel interessant zullen zijn.
01.07 Maaike De Vreese (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het kan inderdaad interessant zijn om met deze commissie een plaatsbezoek te organiseren. Het grote aantal Russische schepen toont immers aan dat dit geen ver-van-mijn-bedshow meer is. Die zaken zijn nu aan het gebeuren op onze zee. We daar wakker van liggen en het hier blijven opvolgen.
De voorzitter: Ik kan ook nog meegeven dat vorige week werd afgesproken om in eerste instantie die hoorzitting te organiseren en daarna te bekijken welke verdere stappen we nog zouden kunnen zetten, maar ik denk dat een plaatsbezoek zeker zinvol kan zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, ook al dateert mijn vraag van 18 december 2024, is ze nog steeds pertinent.
Er is al heel wat gezegd en geschreven over de scheurtjes in de Piranha’s. Het belangrijkste dat ik daaruit onthoud, is dat volgens Defensie de operationaliteit van het grootste deel van de pantservoertuigen niet in het gedrang komt. Er is weliswaar sprake van heel wat scheurtjes. In mijn vraag heb ik het over een derde van de vloot, maar nadat ik wat informatie had ingewonnen, blijkt het over veel meer dan een derde te gaan.
Wat is de oorzaak
van de scheurtjes, los van het feit dat slijtage wellicht een grote rol speelt?
Kunnen die scheurtjes nog hersteld worden? Zo ja, op welke termijn en tegen
welke kostprijs?
Op welke manier
wordt er vervanging gezocht als ze niet hersteld kunnen worden?
Hoe vaak vinden
onderhoudsinspecties plaats?
Wat is de stand
van zaken voor andere voertuigen van de Landcomponent?
Tot slot – misschien
wel de belangrijkste vraag –, zijn wij op het moment voldoende
operationeel om de periode tot eind 2026 te overbruggen, wanneer de opvolger
van de Piranha bij de Landcomponent arriveert?
02.02 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, als er morgen oorlog uitbreekt, dan kunnen we misschien enkele dagen met stenen gooien, zoals vicestafchef Marc Thys het een tijd geleden uitdrukte, maar hebben we uiteindelijk geen enkel gepantserd voertuig met kanon meer over om onze troepen te beschermen. Zo luidt de pijnlijke conclusie nu er scheurtjes in het chassis van onze 127 Piranha’s zijn ontdekt.
Onze enige zware gepantserde en bewapende voertuigen, die ook veilig en snel troepen op het terrein kunnen vervoeren, zouden staan roesten in het onderhoudscentrum in Rocourt. Deels is dat het gevolg van een miskoop van uw voorganger en partijgenoot André Flahaut. In weerwil van het advies van Defensie en van de Inspectie van Financiën bestelde die destijds 90 mm-kanonnen bij een bevriend bedrijf in zijn thuisstad Nijvel, waarmee de voertuigen werden uitgerust. Het stond in de sterren geschreven dat daar op termijn ellende van zou komen. De kanonnen waren immers te zwaar voor de voertuigen. Après nous le déluge was toen blijkbaar het adagium en nu plukken we de zure vruchten van dat beleid. Als gevolg daarvan is de gemotoriseerde brigade twee jaar vleugellam, zowel op het vlak van logistiek als op het vlak van vuurkracht. De bestelde jaguars kunnen immers pas eind volgend jaar worden geleverd. Dat zal ongetwijfeld nog meer schade toebrengen aan wat nog rest van onze internationale reputatie en onze waarde als NAVO-partner. Defensie heeft aangegeven dat het de voertuigen zal herstellen, maar heeft daarvoor geen tijdslijn vooropgesteld.
Kunnen alle beschadigde Piranha's worden hersteld? Zo ja, binnen welk tijdsbestek en wat bedraagt de kostprijs hiervan voor Defensie? Wat kan de fabrikant, Cockerill, betekenen voor het herstel? Zijn destijds onderhouds- en herstellingsafspraken en bijhorende prijzen onderhandeld?
Wat zijn de gevolgen voor de mobiliteit en de vuurkracht voor onze gemotoriseerde brigade? Welke lopende en geplande operaties en trainingen zullen hier rechtstreeks onder lijden? Hoe zal men de impact opvangen?
Zal men de oude Unimogvrachtwagens opnieuw van stal moeten halen om troepen en materieel te vervoeren over land? Zal men terugvallen op de Dingo's die we overhebben? Of zal men beide gebruiken? Wat zal hiervan de impact zijn op de veiligheid van onze troepen, aangezien de Unimogs verouderd zijn en de Dingo's minder snel en wendbaar zijn en minder bescherming bieden?
02.03 Axel Weydts (Vooruit): Mevrouw de minister, er is al veel gezegd en vooral geschreven over het dossier. De waarheid verschijnt echter niet altijd in de media. Ik heb me goed geïnformeerd over het dossier en ik heb er nog herinneringen aan van in mijn tijd als militair.
Meerdere bronnen bevestigen mij dat niet per se het gewicht van het kanon aan de basis ligt van de scheurtjes in de Piranha’s. Het heeft te maken met het feit dat er destijds te weinig Piranha’s besteld zijn, waardoor de eenheden die van die voertuigen gebruikmaken via het zogenaamde poolingsysteem onderling constant moeten wisselen, met als resultaat dat de voertuigen na verloop van tijd zijn versleten door het intensieve gebruik ervan; zo melden mij althans verschillende bronnen. Hoe dan ook, dat pleit de vorige regeringen, die te weinig hebben geïnvesteerd in Defensie, zeker niet vrij. Door onvoldoende voertuigen aan te kopen, kwam de operationaliteit van de eenheden in het gedrang, tenzij er voortdurend werd geroteerd, met alle gevolgen van dien.
Laat me echter naar de toekomst kijken, dat is het belangrijkste. Wat is de stand van zaken? Zijn de voertuigen al dan niet herstelbaar? Welke termijn kleeft u of kleven uw diensten daarop, zodat u opnieuw over de capaciteit van de voertuigen beschikt? Het is immers helaas ook nog even wachten op de nieuwe voertuigen van het CaMo-project.
Hoe ziet u de zaken, mevrouw de minister?
02.04 Minister Ludivine Dedonder: Geachte leden, tijdens de geplande onderhoudsactiviteiten, voorgeschreven in de onderhoudshandleiding van de constructeur, gaande van jaarlijks tot tienjaarlijks, werden scheuren vastgesteld in het chassis van de Piranhavloot. Na onderzoek door de constructeur van het voertuig, General Dynamics European Land Systems Mowag, bleken alle versies van de Piranhavoertuigen scheuren te vertonen, dus ook de voertuigen zonder 90 mm-kanon.
Ongeveer een derde van de vloot werd relatief snel vrijgegeven zonder beperkingen, omdat de vastgestelde scheuren binnen de normen van de constructeur vallen. Voor de andere voertuigen heeft de constructeur een herstelprocedure gekwalificeerd en heeft hij voorgesteld de betrokken voertuigen tegen de zomer van 2025 in onze installaties te herstellen zonder kosten voor Defensie.
Het operationele engagement van Defensie blijft onveranderd, zowel qua mobiliteit als qua vuurkracht. Defensie beschikt namelijk over een vloot van beschermde en niet-beschermde voertuigen, die het mogelijk maken een breed scala van operaties uit te voeren. De geplande operationele inzet in 2025 met Piranhavoertuigen zal evenwel met Dingovoertuigen worden uitgevoerd. Dat garandeert de stabiliteit tijdens de voorbereiding en de uitvoering van de operaties. Aangezien de Dingo en de Piranha een gelijkwaardige beschermingsgraad bieden, is er geen impact op de veiligheid van de troepen. De transformatie van de Landcomponent, met de introductie van de nieuwe CaMo-voertuigen, komt daardoor niet in het gedrang. De andere voertuigen van de Landcomponent vertonen geen gelijkaardige problemen.
02.05 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw beknopt maar zeer duidelijk antwoord.
Dat alle 127 pantservoertuigen, met of zonder kanon, scheurtjes vertonen, bewijst dat de persberichten met vingerwijzingen naar een of andere voorgaande minister van Defensie allemaal wat uit de lucht gegrepen zijn. Het gaat over slijtage. Ik treed collega Weydts erin bij dat de slijtage ontstaat doordat we te lang met te weinig materieel hebben moeten werken. Dat is een fout van het verleden, een fout van bijna elke partij die in de afgelopen vijfentwintig jaar bestuurd heeft. Daar zit het probleem en dat moet in de toekomst worden verholpen.
Ik noteer ook dat de herstellingen geen bijkomende kosten voor Defensie zullen opleveren, als ik dat juist begrepen heb. Dat is goed nieuws, want we zullen de centen nog voor andere zaken nodig hebben. De operationele inzet voor 2025 wordt opgevangen door andere voertuigen. Daarmee is heel wat opgeklaard en ik kan u dan ook alleen maar danken voor uw antwoord.
02.06 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor de verduidelijking.
De fout ligt in het verleden; dat spreekt nogal voor zich. Wat ook de reden was van dat beleid, het blijkt dat het beleid niet genoeg heeft geïnvesteerd in Defensie, op welke manier dan ook. Ik laat voor de rest in het midden wie daarvoor de verantwoordelijken waren. Ik denk dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid was van veel partijen hier in de commissiezaal aanwezig.
U zegt dat de mankementen, de scheuren, in alle voertuigen voorkomen, dus ook in de voertuigen zonder 90 mm-kanon. Dat maakt het natuurlijk nog veel erger in globo.
Het is goed dat de genomen maatregelen geen extra kosten betekenen voor Defensie. Dat is één positief onderdeel aan heel het verhaal.
U zegt ook dat de operationaliteit onveranderd blijft. De vraag is wel of dat volstaat, aangezien u wel degelijk vertrouwt op onze Dingo's. In mijn vraagstelling heb ik al gezegd dat de beschermingsgraad dan wel gelijklopend kan zijn met andere voertuigen, de Dingo's zijn echter minder snel en minder wendbaar. Dat wordt door Defensie zelf bevestigd. Uw stelling dat de operationaliteit onveranderd blijft, moet daarom volgens mij genuanceerd worden. Het is duidelijk dat onveranderde operationaliteit en veiligheid van onze troepen, wat ons betreft althans, voorop moeten blijven staan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Annick Ponthier (VB): Enkele weken geleden kwam dit thema al aan bod.
België kreeg onlangs een oorvijg van de hoogste NAVO-militair, admiraal Rob Bauer, en van secretaris-generaal Mark Rutte. Dat is niets nieuws: we hebben de afgelopen weken al vaker te horen gekregen dat we onze capability targets in het verleden niet gehaald hebben, dat de nieuwe targets veel strenger zullen zijn en dat België nog steeds achterophinkt bij de andere bondgenoten. Volgens Bauer vormt België het ontbrekende puzzelstukje in de collectieve verdediging en het begrip daarvoor zou in NAVO-kringen volledig verdwenen zijn. We zullen ons dus niet langer kunnen verschuilen achter onze hoge uitgaven voor sociale zekerheid en onze moeilijke budgettaire situatie. Het geduld van de partners lijkt op te zijn. We moeten het nodige geld snel vinden.
Mevrouw de minister, wat is uw reactie op de verklaringen van admiraal Bauer? Waar staan we op dit moment in ons groeitraject naar de 2 %-norm, zonder de hulp aan Oekraïne mee te rekenen? Ik heb die vraag al vaak gesteld, maar ik stel ze inderdaad opnieuw. Welke grote geplande bestellingen uit de voormalige militaire programmawet worden nog uitgesteld? Wat zal de impact van de pensioenhervorming zijn op de berekening van onze algemene defensie-inspanning? Zullen we inzake de bescherming van onze kritieke infrastructuur tegen sabotage de NAVO-doelstellingen halen?
03.02 Minister Ludivine Dedonder: Mevrouw Ponthier, de uitspraken van admiraal Bauer weerspiegelen het gemeenschappelijk engagement van de NAVO-landen om de minimale normen van 2 % van het bbp aan defensie-uitgaven te halen en te behouden.
In de afgelopen legislatuur is de defensie-inspanning gegroeid van 1,07 % van het bbp in 2020 naar 1,31 % van het bbp in 2024. Vertaald naar het defensiebudget betekent dat een groei van 3,2 miljard euro in 2020 naar 6,1 miljard euro in 2024. Dat is bijna een verdubbeling van het defensiebudget.
In februari 2022 heeft de regering een budgettair traject goedgekeurd. Op basis van de toen geldende economische prognoses zou dat traject tot een defensie-inspanning van 1,54 % van het bbp tegen 2030 leiden.
Het is de bedoeling om in 2025 door te gaan met de grote investeringen waarin het STAR-plan en de wet houdende de militaire programmering voorzien. In sommige gevallen worden programma's later gerealiseerd dan voorzien, doordat het materieel nog niet beschikbaar is, omdat de behoefte gewijzigd is of omdat de procedures voor de aankoop meer tijd in beslag nemen dan initieel werd gepland. De programmeringswet zal hoe dan ook op basis van de actualisering van het STAR-plan moeten worden aangepast, dat door de volgende regering zal moeten worden uitgevoerd.
Ik kan u in dit stadium geen informatie geven over de eventuele bijkomende middelen voor Defensie. Niettemin zal de druk op ons land om de 2 % van het bbp te bereiken blijven aanhouden. De geopolitieke situatie is sinds de opstelling van het STAR-plan sterk gewijzigd.
De voorgestelde hervorming van het pensioenstelsel voor militairen moet rekening houden met de specificiteit van Defensie en de militairen. Bij een pensioenhervorming waarbij de pensioenleeftijd van de militairen wordt verhoogd, zal Defensie een groter aandeel van het budget aan personeelsuitgaven voor oudere militairen moeten besteden. Dat zijn natuurlijk middelen die niet kunnen worden gebruikt om de paraatheid te verhogen, om nieuwe investeringen in materieel en infrastructuur te doen of om aan te werven.
De bescherming van de kritieke infrastructuur is een nationale verantwoordelijkheid en niet enkel een taak van Defensie; het is duidelijk een soevereine verantwoordelijkheid van ons land. Alle bestuursniveaus, alsook de hele samenleving, moeten deelnemen aan de inspanning om de kritieke infrastructuur te beschermen en de weerbaarheid van ons land te verhogen. Naast Defensie hebben verschillende andere departementen expliciete verplichtingen om te investeren en bij te dragen.
03.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, mijn reactie zal kort zijn. U had het over 1,31 %, waarin de hulp voor Oekraïne vervat zit. Kunt u dat bevestigen? Ik vroeg u namelijk de cijfers zonder de bijdrage voor de hulp aan Oekraïne.
03.04 Minister Ludivine Dedonder: Zonder de hulp aan Oekraïne hebben we een defensiebudget van 5,1 miljard euro.
Il est difficile d'évaluer toutes les dépenses pour l'Ukraine mais il s'agit d'un budget d'environ cinq milliards.
03.05 Annick Ponthier (VB): In het algemeen kunnen we stellen dat we, ondanks alle oproepen in het verleden, intussen de 2 %-norm die de NAVO ons al een decennium oplegt, kunnen verlaten. Er is nu een NAVO-secretaris-generaal die spreekt over 3,5 %. Ik denk dat het een open deur intrappen is als ik zeg dat België op dat vlak schromelijk achterwege blijft.
Ik benadruk nogmaals dat we in de toekomst snel moeten schakelen om de defensiebudgetten stevig op te trekken, zodat we onze internationale engagementen kunnen blijven nakomen, maar dat is natuurlijk niet meer uw verantwoordelijkheid; dat begrijp ik.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, Nordic Warden is de naam van het nieuwste hulpmiddel dat wordt ingezet om mogelijke sabotage van kritieke infrastructuur op zee door Rusland te voorkomen. Dit systeem wordt gebruikt door de Joint Expeditionary Force, een samenwerkingsverband van tien Noord-Europese landen, onder andere het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noorwegen en ook Nederland. Het is een zeer technologisch instrument, het maakt gebruikt van artificiële intelligentie, om de monitoring van schepen te verbeteren.
Momenteel maakt België geen deel uit van de Joint Expeditionary Force, vandaar enkele vragen.
Gebruikt onze marine ook dergelijke technologieën? Zo ja, op welke manier? Zo niet, waarom nog niet?
De Joint Expeditionary Force is een samenwerkingsverband tussen die tien Noord-Europese landen. Kan het voor ons land interessant zijn om daarbij aan te sluiten of minstens te bekijken hoe die samenwerking verloopt en welke technologieën zij gebruiken? Is dat volgens u haalbaar op korte of middellange termijn? Zo ja, hoe zult u dit reeds voorbereiden?
04.02 Minister Ludivine Dedonder: De marine gebruikt binnen het Maritiem Informatiekruispunt soortgelijke technologieën, die verschillende databronnen integreren. Op basis daarvan kan de marine op de Noordzee doorlopend toezicht houden en desgewenst een patrouillevaartuig uitsturen.
Op Belgisch initiatief kwamen daarnaast in 2023 verschillende landen bijeen op de Noordzeetop te Oostende, in het kader van de beveiliging van onderzeese energie- en telecommunicatie-infrastructuur. Naar aanleiding van de top werd besloten om NorthSeal op te richten. Dit beveiligd platform laat toe om informatie over incidenten en verdachte bewegingen op zee uit te wisselen. De NAVO maakt deel uit van de partners die via dit platform informatie uitwisselen.
De marine maakt momenteel reeds deel uit van diverse samenwerkingsverbanden die instrumenteel zijn om haar opdracht in het Belgische gedeelte van de Noordzee te vervullen. De informatie verzameld via Nordic Warden wordt tevens gedeeld met alle NAVO-lidstaten. België heeft dus toegang tot deze informatie. Indien opportuun, zal toenadering tot of aansluiting bij de Joint Expeditionary Force onderzocht worden.
04.03 Kjell Vander Elst (Open Vld): Dank u wel voor uw antwoord. Ook die vraag is wat voorbijgestreefd.
Het klopt dat België naar aanleiding van de Noordzeetop initiatieven heeft genomen. NorthSeal werd onlangs aangekondigd en recent in gebruik genomen. Volgens mij betreft het een soortgelijk project, waarbij vooral wordt ingezet op informatiedoorstroming. Wanneer er verdachte bewegingen plaatsvinden op de Noordzee, kunnen die immers gedeeld worden met alle landen die daarbij betrokken zijn. Dat is een goede zaak. NorthSeal is dus een project vergelijkbaar met Nordic Warden.
U zegt dat de informatie wordt gedeeld. Het is zeer belangrijk dat zaken die in de Oostzee gebeuren gemeld worden aan de Noordzeelanden en omgekeerd. Ik doe een oproep om na te gaan hoe beide systemen los van elkaar werken, maar ook of er in de toekomst nog mogelijke synergieën verwezenlijkt kunnen worden. Elk land bij de Noordzee of de Oostzee heeft er immers baat bij dat informatie voldoende doorstroomt om spionage- en sabotageopdrachten in kaart te brengen, en dat informatie vooral ook efficiënt met elkaar wordt gedeeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Eind
mei 2024 sloot u met uw Franse ambtsgenoot een strategisch partnerschap af rond
kleinkalibermunitie. Een belangrijke overeenkomst om onze defensie-industrie te
versterken en uit te breiden. Het akkoord omvat twee hoofdcomponenten. Ten
eerste koopt Frankrijk kleinkalibermunitie van FN Herstal, die niet alleen
wordt ingezet door het Franse leger maar ook door andere diensten zoals de
politie en de douane. Ten tweede voorziet het akkoord in de oprichting van een
productielijn voor deze munitie op Frans grondgebied, waarbij de expertise van
FN Herstal een centrale rol speelt.
Wat is
de stand van zaken van dit partnerschap? In welke fase zit men? Zijn er nog
stappen nodig om dit partnerschap volledig uit te rollen?
Zijn
er op dit moment gesprekken met andere landen waar een dergelijk partnerschap
mee zou afgesloten kunnen worden?
Hoe
draagt dit akkoord concreet bij aan de strategische autonomie van België en
Europa?
Welke
volgende stappen ziet u noodzakelijk voor België en Europa om de
afhankelijkheid van niet-Europese leveranciers te verminderen?
05.02 Ludivine Dedonder, ministre: Je tiens tout de même à préciser que, si des questions ont été posées il y a un certain temps, j’ai toujours répondu favorablement à l’invitation de venir y répondre ici en commission. Je sais qu’il y a eu des échanges à ce sujet mais, en ce qui me concerne, au niveau de mon cabinet, chaque fois que ma présence a été requise pour répondre aux questions, j’ai toujours répondu positivement aux invitations.
Même si les agendas étaient compliqués en raison des auditions menées en commission, cela ne m’a jamais empêchée de répondre aux questions et je suis toujours restée jusqu’à la fin des commissions pour répondre à toutes les questions inscrites à l’ordre du jour. Je constate qu’on m’impute le retard de certaines questions au motif que je ne serais plus assez disponible, mais je suis comme les scouts, toujours prête pour défendre ce département et répondre à vos questions légitimes.
In 2024 sloten de Belgische Defensie en de firma FN Herstal een multinationaal strategisch partnerschap voor lichte wapensystemen en de bijhorende munitie. Deze samenwerking heeft een dubbele doelstelling: enerzijds het garanderen van de operationaliteit dankzij bevoorradingszekerheid en anderzijds het behoud van de strategische autonomie door zowel kwantitatief als kwalitatief te voldoen aan toekomstige behoeften op het gebied van lichte bewapening en munitie voor de komende 20 jaar.
Een partnerschap op lange termijn combineert de voordelen van stabiliteit in de tijd en flexibiliteit ten aanzien van evoluerende behoeftes. Naast het feit dat een dergelijk breed partnerschap leidt tot een performanter beheer en administratieve en financiële vereenvoudiging, kan er tevens gerekend worden op een brede knowhow.
Naast de belofte van duurzaamheid en de versterking van de technologische en industriële defensiebasis in ons land, heeft dit partnerschap een multinationale focus. Alle lidstaten van de Europese Unie en/of de NAVO kunnen aansluiten bij dit partnerschap. Het multinationaal strategisch partnerschap met FN Herstal versterkt onder andere onze interoperabiliteit te velde, consolideert de integratie van de Europese legers, verstevigt onze nationale industrie en bijhorende autonomie en versterkt bijgevolg onze Europese veerkracht.
Dit partnerschap werd intussen al voorgesteld aan enkele van onze directe buren met wie Defensie actieve samenwerkingen heeft, waaronder Nederland, Luxemburg en ook Frankrijk in het kader van het CaMo-project. Ook met Malta zijn momenteel gesprekken lopende voor toetreding tot dit partnerschap. De wens tot toetreding van die landen wordt in een eerste tijd uitgedrukt in een intentieverklaring op politiek niveau. De effectieve toetreding tot dit multinationaal strategisch partnerschap met FN Herstal dient nadien te worden geformaliseerd via een memorandum of understanding. Initiatieven die vergelijkbaar zijn met dit partnerschap met FN Herstal zullen nodig zijn om de afhankelijkheid van niet-Europese leveranciers verder af te bouwen.
05.03 Kjell Vander Elst (Open Vld): Bedankt, mevrouw de minister.
U hebt gelijk als u zegt dat het een belangrijk partnerschap is. Ik ben ook blij te horen dat het partnerschap al is voorgesteld aan andere landen, zoals Nederland en Luxemburg, en dat ook Malta geïnteresseerd is. Strategische autonomie zal namelijk de komende jaren een thema zijn binnen Europa, maar ook binnen België. Het is dus belangrijk dat we onze bedrijven en de expertise die we op bepaalde domeinen hebben opgebouwd kunnen benutten.
Ook voor de defensie-industrie is dit een belangrijk partnerschapsakkoord. Het is goed voor de economie en het levert jobs op, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Het is dus een zeer goede zaak dat dit partnerschapsakkoord bestaat en dat er verder aan wordt gewerkt. Ik hoop maar dat dit in de toekomst nog uitgebreid kan worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Peter Buysrogge (N-VA): Collega’s, staat u mij toe dat ik mijn vraag vanop de voorzittersstoel stel? (Instemming)
06.02 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, dit is geen gedateerde vraag, de Oostzee blijft immers heel actueel. Elke dag kunnen wij nieuwe vragen stellen over de incidenten en de ontwikkelingen in de Oostzee.
Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Naar
aanleiding van verschillende incidenten met Russische schepen in de Oostzee (oa
mogelijke sabotage van onderzeese kabels) heeft de secretaris-generaal van de
NAVO aangekondigd dat de aanwezigheid van het bondgenootschap in de regio
zullen verhogen. De NAVO-top van 14 januari 2025 in Helsinki resulteerde in een
nieuwe militaire operatie in de Baltische zee, genaamd 'Baltic Sentry'.
Bent u
al formeel op de hoogte gebracht van de militaire operatie 'Baltic Sentry'
Welke specifieke bijdragen levert België aan de versterkte NAVO-aanwezigheid in
de Oostzee?
Welke
– andere - initiatieven worden genomen op Europees niveau om het sabotage
gedrag te ontmoedigen? Ik denk bijvoorbeeld aan het slepen van ankers over de
zeebodem strafbaar te maken.
Zijn
er nog andere initiatieven die er op niveau van de NAVO, Europa en België
genomen worden om deze sabotageacties te ontmoedigen?
In de Noordzee ligt ook zeer kritieke infrastructuur. Kan een verhoogde aanwezigheid van de NAVO in de Oostzee leiden tot verschuivingen van de sabotageacties richting de Noordzee? Welke maatregelen kunnen genomen worden om dit gevaar tegen te gaan? Hoe schat U deze situatie in?
06.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, de voorbije jaren is er her en der in de Oostzee veel gebeurd, zoals het opblazen van Nord Stream 2 en een aantal sabotageacties in de loop van 2023. De voorbije maanden zien we echter een enorme toename van de incidenten. Zo waren er in het late najaar, dus november en december 2024, allerlei sabotages. Ook in januari 2025 zien wij dat er allerlei zaken gaande zijn. Het is belangrijk dat wij daaraan de nodige aandacht schenken.
Daarom is het goed dat ook de NAVO een operatie is gestart, namelijk Baltic Sentry, waaraan ook België deelneemt. Daarover hebben we vanmorgen al een en ander gehoord, zoals de heer Vander Elst aangaf. We vernemen dat zowel de Louise-Marie als de Lobelia aan de operatie zouden deelnemen.
Daarom heb ik de hiernavolgende concrete vragen over de precieze inhoud van die inzet.
Ten eerste, België zal met de marine bijdragen via de inzet van de Lobelia en de Louise-Marie. Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de rol die de Belgische eenheden binnen de operatie zullen spelen?
Ten tweede, de Oostzee is, zoals ik al aangaf, de voorbije jaren uitgegroeid tot een strategisch spanningsgebied, mede door de geopolitieke ontwikkelingen en de toenemende activiteit van Rusland en zijn bondgenoten. Hoe beoordeelt u de mogelijke impact en strategische betekenis van Baltric Sentry?
Ten derde, kunnen er, gezien de eerder gemelde problemen met de Louise-Marie met betrekking tot het optrekken van een gelaagde verdediging tegen drones en raketten, bijkomende aanpassingen of proeven worden verwacht vooraleer het schip richting de Oostzee vertrekt of is het schip vol operationeel?
Ten slotte, zal België vooral gebruikmaken van de huidige middelen van de mijnenbestrijdingsvloot of wenst Defensie de operatie ook aan te grijpen om technologische ontwikkelingen en innovaties, die er zijn bij onze industrie en bij Defensie, te testen en in te zetten?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
06.04 Minister Ludivine Dedonder: Op 14 januari startte de NAVO-operatie Baltic Sentry als reactie op de incidenten bij kritieke onderwaterinfrastructuur in de Baltische Zee. De operatie heeft tot doel toezicht te houden op die infrastructuur om zo bij te dragen tot een verbeterde situational awareness, afschrikking en/of gerichte acties tegen agressie. De operatie wordt geleid door het NATO Maritime Command in Northwood. Het NATO Maritime Centre for Security of Critical Undersea Infrastructure ondersteunt de operatie door een snelle informatie-uitwisseling tussen NAVO-lidstaten, partners en de private sector.
Op dit moment dragen zowel de Standing NATO Maritime Group One, onder Nederlands commando, als de Standing NATO Mine Countermeasures Group One, onder Belgisch commando, met een Belgische staf aan boord van het Nederlandse commandoschip Luymes, met schepen van meerdere NAVO-landen bij tot een verhoogde aanwezigheid in de Baltische Zee.
Zoals de procedure voorziet heeft de Belgische commandant Defensie daarvan op de hoogte gebracht. Daarnaast dragen veel landen buiten het kader van Baltic Sentry met diverse middelen zoals schepen, vliegtuigen, drones en uitwisseling van informatie bij tot een continue aanwezigheid in en toezicht op de Baltische Zee.
In het kader van onze NAVO-bijdrage is in 2025 nog de deelname voorzien van de mijnenjager Lobelia aan de Standing NATO Mine Countermeasures Group One en van het fregat Louise-Marie aan de Standing NATO Maritime Group One.
Elke deelname aan oefeningen of operaties wordt vooraf geanalyseerd en de middelen, inclusief innovatieve ideeën of noodzakelijke extra uitrusting, worden daarop afgestemd. De Louise-Marie zal dus met afdoende afweermiddelen aan de opdracht deelnemen. De Lobelia zal beschikken over alle huidig beschikbare sensoren en wapensystemen om efficiënt te kunnen opereren.
Pour plus de détails, rendez-vous à huis clos en commission Suivi des opérations militaires.
06.05 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
Het is goed dat België betrokken is bij Baltic Sentry. Het is belangrijk dat onze marine ziet wat zich daar afspeelt en dat wij daar ons steentje kunnen bijdragen in NAVO-verband. Het enige waar ik mij nog steeds wat zorgen over maak, is de focus op de Oostzee. We moeten opletten dat het probleem niet verschuift naar de Noordzee.
Ik besef dat de incidenten talrijker zijn in de Oostzee. Die ligt ook dichter bij Oekraïne en Rusland. Maar we moeten toch ook waakzaam blijven in de Noordzee. Volgens de meest recente cijfers zijn meer dan 160 Russische vaartuigen gespot in de Noordzee. Dat is een ernstig aantal en een enorme stijging.
Er worden wel initiatieven genomen, zoals het NorthSeal-platform, om alles in kaart te brengen en om de waakzaamheid te verhogen, maar ik doe toch nogmaals een oproep. Het is goed dat België betrokken is bij Baltic Sentry, maar we mogen de Noordzee niet uit het oog verliezen. We moeten opletten dat het probleem niet verschuift.
06.06 Peter Buysrogge (N-VA): Mevrouw de minister, ik deel de constructieve houding van collega Vander Elst, in die zin dat het goed is dat wij aan die operatie deelnemen, zowel nu in de commandofunctie als, in de vervolgfase, met de Lobelia en de Louise-Marie.
Het is geruststellend dat u zegt dat de Louise-Marie (LoMa) voldoende afweermiddelen heeft en dat die operationeel kan zijn. Het is ook positief dat u bevestigt dat een aantal innovatieve onderwaterdrones kunnen worden uitgetest.
Collega Vander Elst waarschuwt en vraagt voldoende aandacht voor de Noordzee. Het is belangrijk dat wij, door in de Oostzee operationeel te zijn, lessen kunnen trekken om die in onze eigen wateren te kunnen toepassen. In die zin wil ik de lijn niet zo strak trekken. Maar het is inderdaad wel van belang voldoende aandacht te blijven hebben voor de Noordzee. We hebben dat in het vorige debat al even besproken. We kunnen daarover ook in de volgende weken verder nog in dialoog gaan om te zien hoe we de nodige garanties kunnen krijgen.
Alleszins wens ik de militairen die daar actief zijn of zullen zijn het allerbeste toe. Ik ben ervan overtuigd dat wij daar ons steentje kunnen bijdragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Axel Weydts (Vooruit): Mevrouw de minister, de Pandur is een oud voertuig dat al sinds 1998 in dienst is bij Defensie en daarmee hebben we veel gezegd. Het voertuig wordt al meer dan 25 jaar gebruikt door Defensie en het werd destijds aangekocht als transportvoertuig voor peacekeeping operations. Het werd later omgevormd tot een verkenningsvoertuig met tal van modificaties en kreeg, in 2019, een grote midlife update. De huidige problemen zijn, vermoed ik, daar ontstaan.
Collega’s, het is weer een goedbedoelde poging van Defensie om met beperkte middelen toch de hen toegewezen opdrachten te blijven uitvoeren. Men heeft de Pandurs onder andere stelselmatig verbeterd, andere technieken toegepast, beter beveiligd en beschermd voor het personeel. De verbeteringen zijn een gevolg van het feit dat er niet genoeg werd geïnvesteerd en dat het de enige manier was voor Defensie om met de toen beschikbare middelen operationeel te blijven functioneren.
Mevrouw de
minister, ik wil naar de toekomst kijken en ik hoop dat dit een van de laatste
keren is dat de Pandur in de commissie besproken wordt. Dit voertuig is immers
in tal van andere vergaderingen van de commissie voor Landsverdediging, met uw
voorgangers, verschillende keren ter sprake gekomen. Ik hoop dat dit een van de
laatste keren is en dat we kunnen uitkijken naar de levering van onze nieuwe
voertuigen in het kader van het CaMo-project.
Klopt het dat het probleem zich vooral situeert bij het tekort aan technisch personeel om dat voertuig up-to-date te houden? Zullen de Pandurs straks inzetbaar zijn? Wanneer zal dat het geval zijn?
07.02 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, collega Weydts heeft de situatie goed geschetst, dus ik zal dat niet opnieuw doen.
Als ik de artikelen mag geloven, is het grootste probleem ontstaan na de upgrade. Het is logisch dat er een upgrade gebeurt van een voertuig van een dergelijke leeftijd. Die update heeft in 2019 plaatsgevonden, maar daarna zijn een aantal problemen ontstaan. Ik krijg dus graag een verduidelijking van wat die problemen precies zijn.
Wat het onderhoud van de Pandur-voertuigen betreft, lezen we ook dat dit heel tijdrovend is, maar ook dat er een tekort aan onderhoudspersoneel is. Klopt het dat er te weinig personeel is? Kunnen we dat intussen opvangen?
In het artikel wordt beweerd dat door de extra bepantsering die aan de Pandur werd toegevoegd het voor de bemanningsleden heel oncomfortabel zitten is, zeker voor bemanningsleden die groter zijn dan 170 cm. Het is voor hen heel moeilijk en lastig om te functioneren. Kloppen al deze beweringen?
Gezien de huidige beperkingen van de Pandur-voertuigen, wat is de impact op de operationele capaciteit van het bataljon Jagers te Paard? Wordt dit sterk beïnvloed? Kan dat worden opgevangen tot de vervanger er is?
07.03 Annick Ponthier (VB): Ik kan mij wat dat betreft bij mijn voorganger aansluiten. Dat zou voor mij vermoedelijk weinig problemen creëren.
Ik treed ook collega Weydts bij. Het betreft inderdaad oude toestellen die al enige tijd meedraaien. Na de laatste update van 2019 zijn er inderdaad wel wat problemen opgedoken, die ik hier niet allemaal zal herhalen. De collega’s hebben het onderwerp reeds ingeleid. Ik vraag de minister wel om bijkomende toelichting te geven over de gebruiksonvriendelijkheid die ontstaan zou zijn na de zoveelste update.
Voor het overige verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Na de
saga rond de Piranha's steekt het volgende probleem bij onze landmacht de kop
op. Zo bevestigde een bron bij Defensie aan de pers dat ook onze gepantserde
Pandur-voertuigen quasi allemaal onbruikbaar zijn door moeizaam onderhoud en
een tekort aan onderhoudspersoneel.
De
Pandurs dateren uit 1998, ze zijn dus zeer oud. Er zijn dan ook verschillende
updates gebeurd, de laatste daterend uit 2019. Het opzet was om de voertuigen
uit te rusten met betere ballistische bescherming, een nieuwe motor en nieuw
wapensysteem. Verder kregen ze ook een nieuwe airco en dikkere vloerplaat. Het
is tijdens deze update, dat klaarblijkelijk heel wat is fout gelopen.
Defensiebronnen
verklaren namelijk dat sinds die werken de Pandurs zeer gebruiksonvriendelijk
zijn geworden. Men zou het hele voertuig moeten demonteren om onderhoudswerken
te doen. In 2023 was trouwens al bekend dat door de upgrade vanaf 2019 het
voertuig onbedienbaar werd door de crew. De chauffeur moest met open benen
rijden om het stuur te bedienen en de crewleden mochten niet groter zijn dan 1
meter 70.
Duidelijk
is nu dat onze landmacht wat mobiliteit en logistiek betreft, zo goed als niet
operationeel is. We hebben gewoon géén gepantserde voertuigen meer die onze
troepen over terrein kunnen vervoeren.
Ik
stel u graag volgende vragen:
Hoe
kan het zo fout gelopen zijn bij die upgrade in 2019? Wat zijn volgens u daar
de oorzaken van en wie zijn de verantwoordelijken? Is de fabrikant
(mede)verantwoordelijk of andere bedrijven?
Wat
zijn de financiële implicaties van de onderhoudswerken die nodig zijn om de
Pandurs weer operationeel te maken?
Binnen
welk tijdsbestek zal Defensie de Pandurs weer operationeel krijgen?
Wat
zijn de modaliteiten van de vorming voor onderhoudstechnici die u wil
inrichten? Binnen welk tijdsbestek zal dit plaatsvinden?
Wat is
de impact van dit alles op de operationele inzet van onze landmacht bij de
lopende en geplande operaties en trainingen van onze defensie?
07.04 Minister Ludivine Dedonder: Met de Strategische Visie van 2016 werd besloten om de beschermingsgraad van de Pandur naar het niveau van de andere gevechtsvoertuigen van de Landcomponent te brengen. Tevens werd van het momentum gebruikgemaakt om een technische midlife upgrade uit te voeren, waardoor naast de verhoogde bescherming ook de mobiliteit en de vuurkracht aanzienlijk verbeterd werden.
De initiële afmetingen van het voertuig kunnen echter niet gewijzigd worden, waardoor een compromis met de beschikbare ruimte en de ergonomie steeds noodzakelijk is. De definitieve versie van de gemoderniseerde Pandur, de aanpassing van de procedures en de opleiding van het personeel hebben die problemen verholpen. De upgrade is uitgevoerd zoals voorzien en de testen hebben aangetoond dat personen tot 1,83 m zonder beperkingen op de Pandur kunnen werken. De situatie voor de wijziging legde beperkingen op tot 1,78 m.
De Pandur is operationeel inzetbaar en werd in 2024 nog ingezet in het kader van de Forward Land Forces in Litouwen. Het bataljon Jagers te Paard beschikt naast de Pandur nog over andere operationele voertuigen zoals de Dingo en de Falcon. De operationele engagementen van dat bataljon zullen in 2025 zoals gepland met de Falcon gebeuren.
Voor de Pandurs die in de planning tot 2035 in gebruik zullen blijven binnen de Landcomponent, is er in de huidige programmatiewet in geen vervangingsproject voorzien, ten gevolge van die midlife upgrade die enerzijds de bescherming van het personeel en anderzijds de prestaties van het voertuig aanzienlijk vergrootte, waardoor er meer tijd nodig is om de onderhoudsactiviteiten uit te voeren.
De combinatie van de midlife upgrade van de Pandur, de lange leveringstermijnen van sommige wisselstukken, het tekort aan technisch personeel en de prioriteiten in het kader van de operationele kalender van het bataljon Jagers te Paard, zorgt momenteel voor een lage operationaliteitsgraad van de Pandur.
Teneinde het probleem van het tekort aan technisch personeel op te vangen, is er momenteel een vorming lopende om zes bijkomende technici op te leiden in samenwerking met de industrie. Een van die technici is specifiek gerekruteerd door Defensie om in de toekomst als lesgever te fungeren voor zijn nieuwe collega's.
07.05 Axel Weydts (Vooruit): Mevrouw de minister, bedankt voor uw verhelderend antwoord. Heb ik goed begrepen dat voorzien is dat de Pandur-voertuigen nog operationeel blijven tot 2035? Dat lijkt mij namelijk heel lang. U bevestigt dat het klopt; ik heb dat dus wel degelijk goed begrepen.
07.06 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik noteer dat de lage operationaliteit vooral te wijten is aan de lange levertermijnen en het tekort aan technisch personeel. Ook verneem ik dat een vorming of opleiding gestart is; dat is goed nieuws.
Nogmaals onderschrijf ik dat het belangrijk is om te blijven rekruteren, niet alleen voor operationele militairen, maar voor allerlei soorten personeelsleden die Defensie nodig heeft. Ik roep de toekomstige regering dan ook op om geen beslissingen te nemen die impliciet negatieve gevolgen kunnen hebben voor de rekrutering bij Defensie, want die is broodnodig, zoals ook blijkt uit dit antwoord.
07.07 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
2035 is nog lang. Hopelijk verloopt dat zonder kleer- of andere scheuren. U hebt de lagere operationaliteitsgraad bevestigd. Dat is toch een zorgwekkend onderdeel van heel het dossier.
Uiteraard is het goed dat bijkomend technici worden aangetrokken. U bevestigt dat het om zes personen gaat, van wie één als lesgever zou fungeren. Dat is positief in heel het verhaal.
Ik hoop dat de operationaliteit niet verder in het gedrang komt, maar dat wij blijvend meer zullen investeren in Defensie, zodat dergelijke problemen voorkomen kunnen worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vorige week werd afgesproken om hierover een juridische nota te laten opstellen door de diensten. We hebben die gisteren ontvangen en die werd rondgestuurd.
08.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, we hebben die juridische nota ontvangen. Daar kwam weinig tot niets uit voort, aangezien de diensten van de Kamer niet bevoegd zijn met betrekking tot dit thema.
Mevrouw de minister, ik heb u hierover vorige week ook ondervraagd in de plenaire vergadering. Militairen kunnen geen gebruikmaken van het stakingsrecht, zoals men dat in andere sectoren wel kan. Dit is grondwettelijk bepaald. Enerzijds is het is dus begrijpelijk dat zij op een andere manier hun stem willen laten horen en hun bezorgdheden rond de pensioenhervorming willen uiten. Die zijn ook meer dan terecht als u het ons vraagt. Anderzijds, dat u als minister op eenzijdige wijze het personeel van uw departement tracht te politiseren tegen de plannen van een volgende regering, lijkt ons eerder een politieke stunt dan een inhoudelijk verhaal. Het is ook niet vrijblijvend. U bevestigde dat er een kostenplaatje aan vasthangt. Men spreekt over 6 miljoen euro, als men alle kosten in beschouwing neemt. Het lijkt onverantwoord in deze geopolitiek uitdagende tijden om een groot deel van Defensie een dag stil te leggen, zoals u toen voorstelde.
Ik zal mijn vragen van vorige week uiteraard niet herhalen.
Wat is de totale kostprijs indien deze dienstontheffing doorgang vindt? Kunt u dat nog eens bevestigen in deze commissie?
Waar zult u de minimumdienstverlening situeren? Hoe zult u die laten invullen?
Over het stakingsrecht zullen we het natuurlijk niet hebben, maar ik wil het wel hebben over het advies dat u vorige week meegaf in uw antwoord op de vragen in plenum. U verwees toen naar een advies van Defensie. Wie heeft u dat advies bezorgd? Wanneer werd het u bezorgd? Wat hield het advies concreet in? Was de CHOD daarbij betrokken? Welke diensten waren daarbij betrokken? Kunt u daar iets dieper op ingaan?
08.02 Minister Ludivine Dedonder: Mevrouw Ponthier, de dienstontheffing geeft elk personeelslid de mogelijkheid om een vrije dag te nemen. Dat geeft hen de vrijheid om zelf te kiezen en, indien gewenst, zijn of haar mening te laten horen zonder te staken.
Met betrekking tot de lopende zaken verwijs ik naar het advies van de juridische diensten van de Kamer, dat door deze commissie werd gevraagd.
De hiernavolgende activiteiten gaan gewoon door: de operaties, de oefeningen en prestaties in een internationaal organisme in binnen- en buitenland, de dienstreizen in het buitenland, de vormingen, de commissies, de activiteiten buiten Defensie, alle steun aan externen en externe activiteiten, de ploegendiensten, de permanentie, DOVO, SAR, Proter, het operatiecentrum, de wachtprestaties en alle steun aan interne activiteiten in het kader van de steun aan Oekraïne.
De militairen hebben niet het recht om te staken. Een staking wordt gekenmerkt door het feit dat werknemers zich niet houden aan de verplichting om arbeid uit te voeren. Door het verlenen van een dienstontheffing wordt de werknemer de toestemming verleend om gedurende een bepaalde periode afwezig te zijn tijdens de werkuren. De verplichting om arbeid uit te voeren komt daarmee te vervallen. Een herziening van het verbod op staken voor militairen is niet aan de orde.
Vooraleer een beslissing te nemen, heb ik mij bevraagd bij de DG HR om na te gaan of ik in mijn hoedanigheid van minister van Defensie een dienstontheffing kon toestaan. Het advies was dat dit mogelijk was op basis van het arbeidsreglement.
Inzake de kosten kan ik meegeven dat het bij een dienstontheffing niet mogelijk is om a priori een kostprijs te berekenen, aangezien wij niet juist weten wie de dienst niet zal uitvoeren.
08.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor een heel beknopt antwoord op een heel uitgebreid plan, dat u vorige week uitgebreid in de media hebt laten verspreiden.
Ik merk op dat u het nu over een dienstontheffing hebt in plaats van over de initiële dienstvrijstelling. Dat is dus enigszins genuanceerder ten opzichte van vorige week.
Uiteraard heeft iedere militair het recht zijn of haar mening te uiten over welke plannen dan ook met betrekking tot het defensieapparaat tout court, zeker met betrekking tot de pensioenhervormingsplannen van de eventuele volgende regering. Hun bezorgdheid daarover is terecht.
Mevrouw de minister, u verwijst naar een advies van de DG HR dat de mogelijkheid van zo’n dienstontheffing zou voorzien op basis van het arbeidsreglement. Mijnheer de voorzitter, kunnen wij dat advies opvragen? Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op de vraag wanneer men u dat advies heeft bezorgd.
08.04 Ludivine Dedonder, ministre: Il s’agissait d’un questionnement oral auprès de la DG HR afin de déterminer si j’avais l’autorisation.
08.05 Annick Ponthier (VB): Dat is dus gebaseerd op een mondelinge vraag van u aan de DG HR?
08.06 Ludivine Dedonder, ministre: Dans un premier temps, il s’agissait d’un questionnement oral. Par la suite, au vu de toutes les questions prévues, nous nous sommes conformés, comme je vous l’ai dit, au règlement de travail. Tout est parfaitement en ordre. Preuve en est que votre questionnement auprès des services juridiques de la Chambre ne vous a pas donné raison.
08.07 Annick Ponthier (VB): Dat is een heel ander verhaal dan wat u vorige week in de plenaire vergadering hebt gezegd.
U zou eerst hebben gepolst of het wel mogelijk was. Er werd u dan mondeling bevestigd dat dit het geval was. Pas na de vele vragen die u daarover ontving, hebt u zich blijkbaar grondig bevraagd. Dat verduidelijkt meteen de chronologie van een en ander.
U hebt verklaard dat uw beslissing gebaseerd was op een zorgvuldige evaluatie van de impact. In de plenaire vergadering van vorige week zei u dat het onderbouwd was door een "gedetailleerd advies van Defensie."
Ik vraag u nogmaals om dat schriftelijk gedetailleerd advies te bekomen. Dat stelt enkele vragen scherp met betrekking tot de toepassing van de door u aangekondigde algemene dienstvrijstelling. Ik weet niet hoe de ministerraad daarop heeft gereageerd. Ik vermoed dat er wel enige nuance in het verhaal zal worden gebracht.
Ik volg dit verder op. Ik vraag nogmaals om ons dat advies te bezorgen.
De voorzitter: Mevrouw de minister, is het mogelijk om dat advies te ontvangen?
08.08 Ludivine Dedonder, ministre: J’ai répondu au premier ministre sur la base d’un avis juridique. À l’heure actuelle, je réserve cette réponse au premier ministre. Je n’ai en rien modifié ma version, je ne suis pas passée d’une dispense à un retrait, tout comme je n’ai pas moi-même évoqué les coûts – c’est la presse qui en a parlé sur la base d’une estimation faite par un de vos collègues.
Pour ce qui concerne l’avis, les choses sont
très simples: le règlement de travail m’autorise, en ma qualité de ministre de
la Défense, à octroyer une dispense de service. Telle est la base qu’il convient de vérifier.
De voorzitter: De vraag is gewoon wanneer dat advies binnenkwam. U zei daarnet in antwoord op de bijkomende vragen van mevrouw Ponthier dat u mondeling van DG HR vernam dat het op basis van het arbeidsreglement kon, dat u vervolgens de beslissing nam en dat u dan in het kader van vragen in het Parlement een schriftelijk onderbouwd advies kreeg. Zo zegt u het toch, als ik de chronologie goed heb?
08.09 Ludivine Dedonder, ministre: C'est ce que je viens de dire.
D'abord, il convient de s'assurer que je suis autorisée à le faire. C'est la raison pour laquelle, dans un premier temps, on passe un appel disant: "J'ai reçu une demande des organisations syndicales, comment puis-je y répondre? Est-ce que je peux faire ça?"; "Oui, vous pouvez."
Ensuite, en ce qui concerne les différents éléments figurant dans la lettre du premier ministre, il y a un complément juridique pour y répondre. C'est la raison pour laquelle je vous dis que j'ai réservé cette réponse au premier ministre aujourd'hui.
08.10 Annick Ponthier (VB): Los van het politiek-deontologische aspect van uw aankondiging in de media blijven we na uw antwoord op onze honger wat betreft de timing en de inhoud van dat gedetailleerd advies. U zegt zich in de ministerraad te hebben verantwoord op basis van juridisch advies. U hebt het dan over het juridisch advies van de Kamerdiensten? Dat is immers het enige advies wat we hebben gekregen.
08.11 Ludivine Dedonder, ministre: (…)
08.12 Annick Ponthier (VB): Dat is dus niet het advies waarnaar ik heb gevraagd. Ik vraag nogmaals om het gedetailleerd advies te mogen inzien dat u van de diensten van Defensie heeft gekregen.
De voorzitter: Ik meen dat de minister net heeft gezegd dat ze dat besluit voorbehoudt aan de premier.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
09.01 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, au début de l’année 2025, le premier ministre ukrainien Denys Chmyhal a annoncé que son gouvernement visait à lever plus d’un milliard de dollars pour développer le modèle danois de financement de la production d’équipements en Ukraine.
Pour rappel, le Danemark a été le premier État à proposer de donner à l’Ukraine des armes qu’il achèterait directement à l’industrie ukrainienne, renforçant ainsi les commandes venant du budget ukrainien. En effet, ce budget ne permet pas d’utiliser toutes les capacités de production de l’industrie ukrainienne.
Ce modèle permet de renforcer les forces armées ukrainiennes par une production souvent plus rapide et moins chère, renforçant ainsi la masse nécessaire à la défense de l’Ukraine. De plus, il est aussi un investissement dans la base industrielle et technologique de défense européenne, vu le statut de candidat de l’Ukraine.
Le Danemark n’est pas le seul État à utiliser ce modèle. La Norvège, la Suède, la Lituanie et les Pays-Bas entendent également agir ainsi.
Madame la ministre, existe-t-il une coordination européenne ou au sein de l’OTAN pour approfondir ce modèle? La Belgique considère-t-elle qu'il est important de le soutenir? Avez-vous des projets concrets que le futur gouvernement pourra mettre en œuvre?
09.02 Ludivine Dedonder, ministre: Le modèle danois de financement de l’aide à l’Ukraine est basé sur une initiative individuelle du Danemark. Un approfondissement de ce modèle au niveau européen ou dans le cadre de l’OTAN n’est pour l’instant pas envisagé.
Il n’y a pas, à ce stade, d’initiative prévue par la Défense pour appliquer le modèle danois. La priorité est donnée à l’intensification des coopérations industrielles entre des entreprises belges et ukrainiennes, ayant pour objectif la production de matériel militaire en Ukraine. Nous soutenons toute initiative destinée à renforcer l’aide en Ukraine, que ce soit par ce biais ou par ailleurs.
09.03 Luc Frank (Les Engagés): Merci beaucoup. Personnellement, je pense que c’est quand même une piste qu’il faudra étudier. Lorsque j’ai assisté à la dernière assemblée de l’OTAN entre l'Ukraine et des parlementaires de l’OTAN, cette question-là a justement été abordée. Les membres du Parlement ukrainien ont soulevé des problèmes par rapport à la production de munitions notamment. Je pense que c’est peut-être une piste à utiliser ou à considérer via un partenariat avec d’autres pays.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10.01 Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Madame la ministre, le nouveau commissaire européen à la Défense Andrius Kubilius a pris l’engagement de présenter un livre blanc sur la Défense dans les 100 jours de son entrée en fonction. Ce livre blanc devrait être présenté le 19 mars 2025, soit avec quelques jours de retard, mais ce n’est certainement pas un drame.
Selon le commissaire européen Andrius Kubilius, ce livre blanc devrait contribuer à préparer l’Union européenne à l’éventualité militaire la plus extrême, à savoir une guerre. Il devrait notamment souligner les besoins des armées européennes pour être préparées à la guerre; expliquer comment les États membres peuvent acheter conjointement plus de fournitures afin de garantir une sécurité à plus long terme pour les producteurs; explorer les possibilités de financement.
Dans cette logique, les services de la Commission européenne et d’autres institutions européennes doivent certainement travailler d'arrache-pied. À cette fin, ils ont également enclenché des processus de consultation avec les États membres.
Madame la ministre, quelles sont les priorités que la Belgique a transmises à l’Union européenne dans le cadre de l’élaboration de ce livre blanc et notamment des trois points évoqués par le commissaire Kubilius? Avez-vous pu vous concerter avec les pouvoirs régionaux, notamment pour ce qui relève des aspects industriels? Avez-vous pu consulter les États membres ou, de manière bilatérale, d'autres ministres de la Défense?
10.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Lasseaux, le 16 janvier dernier, les États membres étaient invités à exposer leur point de vue dans le cadre d'un atelier informel organisé par la Commission européenne. Les positions ont été formulées autour de deux questions principales. Tout d'abord, il s'agissait de savoir comment, à court terme, combler d'urgence les lacunes critiques dont souffrent les capacités des États membres, y compris en mobilisant les capacités industrielles nécessaires pour garantir le maintien du soutien militaire de l'Union européenne à l'Ukraine. Ensuite, nous nous sommes demandé comment développer conjointement, à moyen et à long termes, des capacités stratégiques à travers des projets à grande échelle et renforcer la compétitivité et la résilience de la European Defence Technological and Industrial Base: en investissant dans l'innovation et en développant davantage le marché intérieur des produits et services de défense.
Pour résumer la position de la Défense, en vue de répondre aux besoins en capacités à court terme, il convient d'accorder la priorité à la mise à niveau des stocks de munitions, à l'accentuation des efforts en matière de guerre sous-marine et de fonds marins pour protéger les réseaux critiques d'énergie et de communication. Il est également essentiel de soutenir les capacités à double usage où l'Union européenne apporte une valeur ajoutée.
Pour les besoins à moyen et à long termes, l'accent doit être placé sur les initiatives de collaboration prioritaire de défense européenne. Je pense, par exemple, à des domaines tels que la défense intégrée contre les aéronefs et les missiles, la guerre électronique, les munitions rôdeuses, la résilience des infrastructures critiques et la cybersécurité.
En termes de financement, ces efforts pourraient être soutenus par un instrument extrabudgétaire appelé EU Defence Facility. Il servirait à encourager les achats de défense conjoints, à grande échelle, pour mettre en œuvre les objectifs de capacités convenus par l'Union européenne et l'OTAN. Les efforts doivent également se concentrer sur la suppression des obstacles au transfert de défenses intra-Union européenne. Les acquisitions transfrontalières et la coopération industrielle doivent aussi être renforcées.
Enfin, il est essentiel de maintenir un équilibre entre l'offre et la concurrence. L'agrégation de la demande et de l'offre pour des projets stratégiques à grande échelle peut permettre de réaliser des économies d'échelle, tout en maintenant la concurrence entre les consortiums industriels européens. Cette approche favorisera l'innovation tout en garantissant un niveau d'ordre suffisant et durable.
En vue de l'atelier informel du 16 janvier, des représentants des Régions et le directeur adjoint de l'armement national se sont réunis de manière informelle à la Représentation permanente de la Belgique auprès de l'Union européenne le 9 janvier pour une présentation suivie d'une discussion ouverte afin d'échanger des points de vue sur les défis et les opportunités pour la Belgique et son industrie de la défense, dans le contexte du livre blanc sur l'avenir de la Défense.
Aucune consultation interministérielle n'a eu lieu avant l'atelier. Toutefois, les États membres se sont consultés au niveau stratégique militaire, dans le cadre de l'European Union Military Committee.
10.03 Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Merci, madame la ministre, pour cette réponse très précise. Il est clair que nous devons être très attentifs à tout ce qui vient d'être évoqué et insister sur le fait de prendre langue encore une fois avec les différentes Régions, pour justement renforcer les industries afin qu'elles puissent être sensibilisées aux risques qui sont malheureusement devant nous, et afin qu'elles puissent également s'y préparer.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
11.01 Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Madame la ministre, la semaine dernière, nous avons eu l’occasion, avec les membres de notre commission, de visiter le Cyber Command. Nous avons ainsi pu nous rendre compte du professionnalisme dont fait preuve l’ensemble de son personnel. Comme précisé sur le site de la Défense, cet organe contribue au quotidien à la cybersécurité du pays, en partenariat avec divers acteurs nationaux et internationaux ainsi qu’avec le monde académique, industriel et associatif.
Compte tenu de l’évolution de la situation géopolitique et des risques accrus de cybercriminalité, notamment en provenance de certains pays tels que la Russie, nous observons aujourd’hui une cybermenace croissante. Le Centre pour la Cybersécurité Belgique (CCB) a déjà lancé des initiatives dans le cadre du référentiel Cyberfundamentals, afin de renforcer la cybersécurité dans les secteurs public et privé, en accordant une attention particulière aux PME.
En outre, la transposition de la directive européenne NIS2 en droit belge, par la loi du 26 avril 2024, impose des obligations accrues en matière de cybersécurité aux entités fournissant des services essentiels, autrement dit les hôpitaux, les écoles et certains services publics.
Madame la ministre, étant donné que les cyberattaques peuvent avoir des répercussions non négligeables sur l’ensemble de la société, des actions supplémentaires sont-elles envisagées par la Défense pour sensibiliser, informer et protéger l’ensemble des acteurs?
Quelles mesures spécifiques sont-elles prévues pour informer et protéger non seulement les grandes entreprises, mais aussi les petites et moyennes entreprises, les hôpitaux, les écoles, ainsi que les services de police et de pompiers en Belgique?
Avez-vous envisagé de mener une réflexion stratégique avec les services du CCB?
11.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Lasseaux, la sécurité de notre population, des services essentiels et des infrastructures critiques est une priorité absolue pour la Belgique. Face aux menaces croissantes dans le cyberespace, nous prenons des mesures ciblées pour accroître notre résilience, tant à l’échelle nationale qu’en coopération avec nos alliés.
En ce qui concerne le cyberspace, vous n’ignorez pas que nous sommes confrontés à des menaces hybrides en constante évolution, à des campagnes de désinformation ainsi qu’à des cyberattaques. Dans ce contexte, nous devons non seulement nous montrer réactifs mais aussi proactifs. Plus que jamais, nous devons protéger nos citoyens. Cette tâche ne peut être accomplie qu’au travers d’une coopération sans faille entre les différents départements et entre les nations, ainsi que par une coopération civilo-militaire renforcée.
Le Cyber Command de la Défense contribue à la stratégie nationale de cybersécurité en étroite collaboration avec les autres acteurs fédéraux qui sont, en matière de cybercriminalité, le Centre pour la Cybersécurité Belgique, la police judiciaire et le parquet fédéral.
Toute entreprise ou prestataire de services est fortement invité à appliquer les recommandations du CCB, qui sera l'acteur de première ligne en cas d'accident. La Défense appuie le CCB pour les incidents et crises au niveau national, les entreprises du secteur de la défense, et dans tous les cas de suspicion d'action engagée par des acteurs étatiques étrangers.
Notre nouveau Cyber Command est à l'avant-garde de cette vision, combinant les efforts de défense nationale avec ceux de l'Union européenne pour former un cyberbouclier. Le Cyber Command est également constamment opérationnel et assure une surveillance constante de nos systèmes. C'est pourquoi je pense que la notion de capacité double, duale est essentielle.
Le Cyber Command doit non seulement être doté de moyens de pointe, mais ses ressources doivent également être opérationnelles tant dans des environnements militaires que civils. Nous devons avoir les capacités nécessaires pour soutenir le gouvernement en cas de crise nationale, par exemple en cas de cyberattaque contre des infrastructures critiques. Récemment, le Cyber Command a participé à un exercice de sommet national avec d'autres acteurs fédéraux, régionaux et civils, tels qu'Elia et Infrabel, afin de mieux armer nos infrastructures critiques nationales contre de futures intrusions potentielles dans le domaine virtuel.
Le Cyber Command est également impliqué dans de nombreux projets, tels que 5G, Mission Critical Security & Cyber Factory, pour favoriser l'optimisation et la résilience de nos entreprises et de nos institutions.
11.03 Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Merci, madame la ministre, pour les réponses apportées. Il me semble essentiel que la Défense fasse part de son expérience, en tout cas de l'information qu'elle peut communiquer auprès du CCB, et sensibilise les PME. Je dis les PME, car dans le cadre de l'industrie, notamment de l'armement, énormément de PME sont des acteurs essentiels; dès lors, elles sont susceptibles de subir une cyberattaque. J'ai entendu, et c'est très bien, que cela a été fait au niveau des grandes entreprises, mais n'oublions certainement pas l'ensemble du secteur économique. Par ailleurs, les jeunes insistent sur le fait que les militaires ont une autre sensibilité, une autre approche, et qu'il serait donc important de leur communiquer ce qu'ils peuvent faire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, uit cijfers die het persagentschap Belga opvroeg bij Defensie, bleek dat u dit jaar 615 reservisten hebt aangeworven. Dat lijkt weinig, wetende dat de lat op 1.050 reservisten lag. De versterking van het reservekader was een voorname beleidsdoelstelling, broodnodig voor de versterking van het personeelsbestand van Defensie.
Een en ander zou
het gevolg zijn van de selectieprocedures, waar veel kandidaat-reservisten niet
door raken. Aan het aantal kandidaten lag het niet, want er waren 2.141
sollicitanten. Blijkbaar loopt er ergens iets mis en is er een mismatch tussen
veel kandidaten en de kwalificaties voor de vacatures.
Waarom raken zo
weinig kandidaten door de selectieprocedures? Kunt u een overzicht geven van de
aantallen, met de bijbehorende criteria waarop men niet slaagt?
Hebt u al een
evaluatie gemaakt van de selectieprocedures? Moeten die volgens u herzien
worden? Ligt het probleem bij de pr en de communicatie over de vereisten in de
vacatures of zijn er andere oorzaken?
12.02 Minister Ludivine Dedonder: Elke militair start zijn carrière door zich in te schrijven als sollicitant en de selectieprocedure te doorlopen. Die procedure moet ervoor zorgen dat de juiste kandidaat op de juiste plaats terechtkomt. Militairen, zowel van het actieve kader als van het reservekader, voeren hun job uit in veelal moeilijke en soms gevaarlijke omstandigheden. De selectiecriteria zijn er dan ook op gericht om, uit de grote groep van sollicitanten, die kandidaten te filteren van wie Defensie inschat dat ze de veeleisende jobs het best kunnen uitvoeren.
Een reservist kan zij aan zij staan met een militair van het actieve kader. Het is dus logisch dat zij op basis van dezelfde criteria geselecteerd worden. Met 615 aangeworven reservisten op een totaal van 2.141 kandidaten komen we aan een slaagpercentage tijdens de selectie van ongeveer 30 %. Dat percentage is ongeveer hetzelfde als voor het actieve kader.
De drie belangrijkste redenen, samen goed voor 96 % van de uitval tijdens de selectie, zijn de medische geschiktheidscriteria, de evaluatie van het intellectueel potentieel en de evaluatie van de karakteriële hoedanigheden.
De basis van een doeltreffende selectieprocedure is een competentieanalyse die moet zorgen voor een match tussen een sollicitant en een potentiële functie. Het proces wordt permanent geëvalueerd om de voorspellende kwaliteiten van de selectietests, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, zo groot mogelijk te maken.
Op het vlak van communicatie wordt hard gewerkt aan de rekruteringscampagnes voor de reserve. Verder worden ook initiatieven genomen om het beroep van reservist aantrekkelijker te maken, vooreerst voor de militairen zelf, door een verbetering van het statuut, en daarnaast voor de werkgevers, door een betere ondersteuning aan te bieden.
Dat iemand op een bepaald moment niet geselecteerd wordt, betekent nog niet dat hij geen toekomst heeft bij Defensie. De resultaten van de selectietests blijven geldig tot 31 december van het jaar nadien. Op die manier kan er mogelijk wel een match gevonden worden op een later tijdstip.
Voor geïnteresseerde kandidaten is het ook altijd mogelijk om spontaan te solliciteren. Op basis van het cv wordt dan bekeken of er binnen Defensie een behoefte bestaat die overeenstemt met het profiel van de sollicitant.
12.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw verduidelijking van de selectieprocedures en van de redenen waarom iemand al dan niet als kandidaat wordt weerhouden.
Ik denk dat het belangrijk is om te blijven inzetten op de communicatie, zodat de kandidaten een realistisch verwachtingspatroon hebben. Daarnaast denk ik dat de aantrekkelijkheid, waarover u sprak, stevig uitgebreid mag worden, zowel voor de kandidaten als voor de privéwerkgevers met reservisten onder hun personeelsleden. Als de aantrekkelijkheid vergroot, komt dat de wisselwerking ten goede. Op dit moment verloopt dat in dit land volgens mij nog allerminst optimaal.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
13.01 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, la Haute représentante de l'Union européenne pour les Affaires étrangères et la sécurité a mis en évidence, lors d’une récente réunion de l’Agence européenne de défense à Bruxelles, un rapport des services de renseignement européens sur la probabilité d'une attaque russe dans les prochaines années, et le fait que la Russie en tant que puissance militaire constitue une menace réelle et non simplement hypothétique pour l’Europe. Voilà qui aurait pu nous faire sourire il y a quelques années mais, au vu de la vitesse à laquelle le monde évolue, il va sans dire qu’il y a lieu de prendre ce constat au sérieux.
La Haute représentante a également relevé que les pays européens au sein de l’OTAN devaient consacrer un budget national accru à la Défense – la moyenne européenne étant de 1,9 % du produit intérieur brut (PIB) – considérant que "l'échec de l'Europe à investir dans les capacités militaires envoie un signal dangereux à l'agresseur. La faiblesse invite à l'action." Selon les statistiques de juillet 2024, notre pays a dépensé 7,9 milliards d’euros en dépenses militaires, soit 1,3 % du PIB.
Madame la ministre, que pensez-vous de ce rapport? À votre connaissance, une inflexion de la stratégie militaire européenne est-elle prévue eu égard à ce rapport inquiétant? Enfin, cela modifie-t-il votre point de vue quant à la hausse du budget de la Défense?
13.02 Ludivine Dedonder, ministre: Plusieurs agences de renseignement européennes ont récemment publié des rapports mettant en garde contre une menace militaire réelle de la Russie à l’égard de l'Europe. Dans le concept stratégique de l'OTAN, la Russie est d'ailleurs désignée comme la principale menace pour la sécurité européenne.
L'OTAN assure la défense collective de l'Alliance et, partant, de l'Europe.
Les plans régionaux dans le cadre de la dissuasion et défense de la zone euro-atlantique définissent la réponse militaire de l'OTAN en Europe face à la menace militaire que représente la Russie. L'OTAN, l'Union européenne et les États membres des deux organisations ont le devoir non seulement de contribuer à la défense collective et à la dissuasion, mais aussi d'assurer la défense de leur territoire et leur résilience nationale.
Dans son rapport présenté en octobre dernier, l'ancien président finlandais recommande l'élaboration d'une nouvelle stratégie européenne de sécurité et de défense et souligne la nécessité pour l'Union européenne de renforcer sa préparation civile et militaire.
La présidente de la Commission européenne a désigné, pour la première fois dans l'histoire de cette institution, un commissaire chargé de la Défense et de l'Espace en la personne de M. Kubilius. Avec la Haute représentante, Mme Kallas, ce dernier va publier dans les 100 premiers jours de leur mandat un livre blanc sur l'avenir de la défense européenne. Ce document a pour but de présenter une stratégie globale visant à renforcer l'Union européenne de la Défense.
Les principaux domaines d’action sont l’amélioration des capacités de production de défense; la stimulation de l’innovation; le renforcement de la mobilité militaire; le traitement des lacunes en matière de capacité stratégique et la mise en place de mécanismes de financement efficaces pour la défense européenne.
Une fois publié, le livre blanc devrait affiner et développer ces initiatives et fournir un cadre clair pour la mise à jour en 2025 de la stratégie de défense de l’Union européenne.
C’est dans cette optique qu’un pilier de défense européen fort au sein de l’OTAN est nécessaire, raison pour laquelle les pays européens doivent accentuer leur contribution à l’effort collectif.
Au travers de la vision stratégique et du plan STAR que nous avons mis en place, des efforts ont déjà été entrepris pour renforcer notre Défense. La dégradation de l’environnement géopolitique s’est toutefois accélérée, affaiblissant l’ensemble des dispositifs de défense européens et otaniens. Il appartiendra donc au prochain gouvernement de prévoir les moyens nécessaires visant à honorer nos engagements et à augmenter notre effort de défense en conséquence.
13.03 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
14.01 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, l'échange de renseignements entre les services européens est essentiel pour assurer notre sécurité. Ainsi, des attentats terroristes peuvent être déjoués, des menaces d'espionnage contrées et des opérations de désinformation dévoilées. Cette coopération doit être tous les jours renforcée.
La Russie constitue actuellement une des principales menaces envers notre sécurité. Si nous ne nous considérons pas en guerre contre elle, le régime de Vladimir Poutine nous voit comme une menace existentielle et déploie de nombreuses opérations qualifiées d'hybrides contre l'OTAN, l'Union européenne et leurs États membres. Pour les contrer, la coopération entre les services de renseignement est indispensable. Or, certains gouvernements comme ceux de la Hongrie et de la Slovaquie expriment des sympathies ou une compréhension pour la Russie. En Autriche, nous risquons d'avoir un gouvernement dirigé par le FPÖ qui ne cache pas qu'il est proche de la Russie de Poutine. C'est d'autant plus inquiétant que des scandales d'espionnage russe ont surgi dans ces pays: en 2022 en Slovaquie et en 2024 en Autriche, dont le service de renseignement était déjà considéré comme largement infiltré par les services russes. Il faut en plus ajouter que la Hongrie elle-même a espionné certains fonctionnaires européens de l'Office européen de lutte antifraude (OLAF).
Madame la ministre, des mesures sont-elles prises pour limiter la coopération entre le Service Général du Renseignement et de la Sécurité (SGRS) et les services de ces gouvernements? Existe-t-il des directives ou des lignes de conduite à suivre, décidées au sein de l'Union européenne ou de l'OTAN? La Belgique s'est-elle concertée sur ce sujet avec d'autres États membres de l'Union européenne ou de l'OTAN?
14.02 Ludivine Dedonder, ministre: Monsieur Frank, conformément à la loi organique des services de renseignement et de sécurité du 30 novembre 1998, le SGRS veille à assurer une coopération avec les services de renseignement et de sécurité étrangers. Ceci se fait de manière systématique par une évaluation permanente des risques et opportunités, quel que soit le service étranger concerné, afin de garantir au mieux les intérêts de la Belgique tout en assurant une position d'information du SGRS.
Tant en Belgique qu'à l'étranger, la mission et le fonctionnement des services de renseignement et de sécurité sont une prérogative exclusivement nationale et ne sont donc pas débattus en dehors de la sphère nationale.
À son niveau, le SGRS a des échanges fréquents avec un nombre important de services des autres États membres de l'Union européenne et de l'OTAN. Le contenu de ces échanges n'est pas dévoilé, vous l'aurez compris, de manière publique.
14.03 Luc Frank (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie.
En tout cas, il est clair qu'il y a une certaine sensibilité. Je crois qu'il faut faire attention à ce qu'il n'y ait pas de taupe parmi les alliés. D'après ce que je lis dans les journaux, allemands notamment, il y a déjà une certaine réserve par rapport à l'Autriche. Cela avait déjà été le cas lorsque le gouvernement de Sebastian Kurz avait formé une coalition avec le FPÖ; à l'époque, il y avait une certaine réticence à partager les informations en possession des services de renseignement allemands.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De heer Dufrane is afwezig, zijn vraag nr. 56002190C vervalt.
15.01 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens de vorige vragensessie heb ik u al ondervraagd over het onderpresteren van de F35-gevechtsvliegtuigen, specifiek over de lage beschikbaarheid van de toestellen. Contractueel zouden ze 65 % van de tijd inzetbaar moeten zijn. In de praktijk halen zij dat cijfer niet en gaat het veeleer richting 50 %. Ik ben benieuwd hoeveel dat cijfer nog zal zakken, aangezien de betrouwbaarheid meestal afneemt met de jaren.
De F-35 is niet alleen vaak buiten dienst, maar de kostprijs per vlieguur is ook veel hoger dan beloofd door de producent en dan geraamd door Defensie voor de aankoop. Uit een rapport van de US Government Accountability Office, een onafhankelijk overheidsorgaan dat aan het Amerikaanse Congres rapporteert, blijkt dat een uur vliegen met de F-35A 40.000 euro kost. De kostprijs per vlieguur voor een F-16 bedraagt ongeveer 20.000 euro. De F-35 is dus dubbel zo duur in gebruik als een F-16. Defensie had de kostprijs per uur van de F-35 eerder al geraamd op 30.058 euro. Dat hebt u zelf nog geantwoord op een schriftelijke vraag van mevrouw Melissa Depraetere.
Doordat de werkelijke kostprijs per uur van de F-35 dubbel zo hoog ligt tegenover de kostprijs van de F-16, is het zelfs voor de Verenigde Staten ondenkbaar geworden om hun hele vloot F-16’s te vervangen door F-35’s. De operationele kosten van de F-35 waren immers oorspronkelijk bedoeld om gelijk te zijn aan de kosten van de F-16.
Onze vragen zijn dan ook de volgende.
Hoeveel kost een uur vliegen met een F-16 van het Belgisch leger in vergelijking met een F-35 van ons leger? Nu de eerste testvluchten achter de rug zijn, moet daarop al een concreet zicht zijn. Hoeveel heeft België origineel begroot voor het onderhoud en de kosten voor een uur vliegen met een F-35? Hoe worden de oplopende kosten voor de F-35 betaald? Krijgt de Belgische Defensie een korting op de kosten, doordat het vliegtuig de vaak beloofde doelen niet bereikt? Ten slotte, is het verstandig nog extra F-35’s aan te kopen, gezien alle bestaande problemen en oplopende kosten?
15.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer Tonniau, voor een F-16 komt de gemiddelde kostprijs op 22.000 euro per vlieguur. De gemiddelde kostprijs per vlieguur voor een F-35 werd geschat op 30.000 euro.
De initiële exploitatiekosten op het vlak van onderhoud en vlieguren zitten vervat in het aankoopcontract van deze nieuwe capaciteit. De exploitatiekosten zullen worden gebudgetteerd bij de opmaak van de desbetreffende jaarlijkse begroting.
Met betrekking tot de vertraging in de levering van de vliegtuigen, het contract tussen de Amerikaanse overheid en Lockheed Martin bevat een boeteclausule die voorziet in het toekennen van compensatie via winstderving.
De eventuele aankoop van bijkomende F-35-vliegtuigen is momenteel niet gepland en zou een actualisatie van het investeringsplan voor Defensie vergen.
15.03 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, Defensie heeft de vlieguurkost voor een F-35 begroot op 30.000 euro. In de realiteit zien wij echter dat het 40.000 euro is. Ik begrijp niet waarom die 30.000 wordt behouden, het zal 40.000 worden.
Als ik een nieuwe wagen zou bestellen en daarop vijf jaar langer dan voorzien moet wachten, waardoor ik mij eigenlijk diep in de schulden steek en die blijkt dan geen 5 liter benzine maar 10 liter benzine te verbruiken per 100 kilometer, dan zou ik mij bedrogen voelen door de verkoper en zou ik die boeteclausule activeren. Dan wil ik vergoed worden voor de schade.
De F-35 is verschrikkelijk duur in aankoop. Hij wordt jaren te laat geleverd. Er zijn ook kwaliteitsproblemen. Gisteren stortte nog een F-35 neer in Alaska. Gelukkig heeft de piloot het overleefd. De reden was een storing. Er is een gebrek aan reserveonderdelen. De toestellen zorgen voor extra geluidsoverlast. Ze zijn slechts de helft van de tijd inzetbaar en ze zijn dan ook nog eens een derde duurder in gebruik dan beloofd en begroot.
Dit is een financiële ramp voor Defensie. De F-35 zal zoveel geld opslorpen dat Arizona hem als excuus zal gebruiken om de pensioenkassen van Defensie leeg te halen. Het zou inderdaad dwaas zijn om nog extra F-35-toestellen te bestellen.
De voorzitter: Ik behoud mijn neutraliteit en sluit het incident.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16.01 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Op 13 oktober 1983 vond de grootste betoging ooit plaats in België, de antirakettenbetoging. Ik was er niet bij, maar 400.000 andere mensen kwamen op straat om te protesteren tegen de plaatsing van kernwapens op Kleine-Brogel en Florennes. In 1985 en 1987 volgden nog twee grote betogingen, telkens met 200.000 vredesactivisten. De Amerikaanse kernwapens in Florennes werden gelukkig al verwijderd en ontmanteld na de ondertekening van het INF-verdrag door de VS en de Sovjetunie. Het INF-verdrag werd als een mijlpaal in de internationale betrekkingen beschouwd. Het was het eerste verdrag dat de hele categorie wapens elimineerde en het was een belangrijk symbool van de betere relaties tussen het Oosten en het Westen. Het verdrag verbood de ontwikkeling, de productie en de inzet van grondgelanceerde kernraketten en conventionele raketten met een bereik tussen 5 en 5.500 kilometer. Het verdrag hielp ook de militaire spanningen in Europa te verminderen, aangezien veel van deze raketten in Europese landen werden gestationeerd.
In 2019 heeft Donals Trump dat verdrag echter opgezegd. Het is nu 2025 en de Doomsday Clock staat met 89 seconden voor middernacht dichter dan ooit bij middernacht. Deze symbolische klok, beheerd door Bulletin of the Atomic Scientists, geeft de nabijheid van een wereldwijde catastrofe aan. Men vreest namelijk de inzet van nucleaire wapens bij een conflict. Ook in ons klein land liggen er nog steeds Amerikaanse kernwapens opgeslagen. In plaats van die kernwapens op Kleine-Brogel te verwijderen en te vernietigen zoals in Florennes, werden ze gemoderniseerd.
Mevrouw de minister, zijn de Amerikaanse kernwapens in Kleine-Brogel effectief gemoderniseerd? Zo ja, wie heeft die beslissing genomen? Heeft deze regering daarvoor haar akkoord gegeven? Was is uw persoonlijke mening over het bewaren van Amerikaanse kernwapens in België? Waarom heeft België zich niet aangesloten bij het verdrag inzake het verbod op kernwapens, terwijl 94 andere landen dit wel hebben gedaan?
16.02 Minister Ludivine Dedonder: Mijnheer Tonniau, de NAVO stelt een afschrikkings- en verdedigingsstrategie voorop die berust op een mix van nucleaire en conventionele capaciteit. Het fundamentele doel van de nucleaire capaciteit van de NAVO is de vrede te bewaren, dwang te voorkomen en agressie af te schrikken.
Omwille van veiligheidsredenen en om de veiligheid en beveiliging van nucleaire wapens niet in het gedrang te brengen, geeft de NAVO geen informatie vrij over de aanwezigheid, aantallen of locaties van dergelijke wapens op het Europese grondgebied. België respecteert de verplichtingen die het is aangegaan in het kader van de alliantie en haar gemeenschappelijke defensiepolitiek. De Verenigde Staten zijn verantwoordelijk voor het operationele onderhoud van de Amerikaanse kernwapens die ten behoeve van de NAVO in Europa gestationeerd worden. Zij beslissen over de timing van het onderhoud en de vervanging en over de informatie die ze daaromtrent meedelen.
De nuclear sharing arrangements die de voorwaarts ontplooide wapens van de Verenigde Staten regelen zijn volledig in lijn met het non-proliferatieverdrag. Het nuclear sharing system heeft drie doelstellingen: de non-proliferatie van nucleaire wapens in Europa, omdat de multilaterale nucleaire paraplu van de VS voldoende bescherming biedt aan de alliantie; de politieke cohesie tussen de bondgenoten bewerkstelligen; en de strategische flexibiliteit van de alliantie verzekeren teneinde een nucleaire escalatie te vermijden.
De voorwaarts ontplooide wapens zijn te allen tijde onder de volledige controle van de Verenigde Staten, conform de artikelen 1 en 2 van het NPV. Zolang er kernwapens bestaan, zal de NAVO een nucleaire alliantie blijven. De NAVO streeft echter naar een veiligheidsomgeving voor een wereld zonder kernwapens. België zet het vinden van een antwoord op de dreiging die uitgaat van nucleaire wapens bovenaan de veiligheidsagenda. Via diplomatieke weg en samenwerking met NAVO- en EU-partnerlanden en op basis van de wederkerigheid streeft ons land naar een wereld zonder nucleaire wapens.
Binnen de NAVO is België voorstander van een dual-track approach van afschrikking en dialoog. Om die redenen onderschrijft het een geloofwaardige afschrikkingspolitiek. In combinatie met de inspanningen die België levert inzake nucleaire ontwapening en non-proliferatie, draagt deze houding concreet bij tot een stabielere wereld.
16.03 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Van die stabiele wereld, de wereldvrede, staan we veraf. We hebben namelijk ook kernwapens op ons grondgebied. U zegt dat de Amerikaanse kernwapens op ons grondgebied helpen om de vrede te bewaren en om onze veiligheid te waarborgen, maar ik voel mij niet veiliger met kernwapens in Kleine-Brogel. Veel liever heb ik die kernwapens weg. Om die reden zijn al die mensen in het verleden ook op straat gekomen en dat zullen ze blijven doen.
We krijgen geen informatie. De VS beslist, bepaalt en legt ons verplichtingen op, ook in verband met de F-35. De aankoop van de F-35's was namelijk vooral gericht op het mogelijk vervoer en het afvuren van de B61-bommen, de Amerikaanse kernwapens. De VS bepaalt dus eigenlijk alles, heel onze strategie.
U zegt dat België binnen de NAVO een houding aanneemt van het nastreven van een kernwapenvrije wereld, maar daar merk ik heel weinig van. We hebben altijd al kernwapens gehad op ons grondgebied en we hebben er niets over te zeggen. Ik voel mij daar op die manier allesbehalve veilig bij.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Collega's, alle vragen op de agenda zijn afgehandeld. Bedankt voor uw aanwezigheid.
Mevrouw de minister, in het bijzonder bedank ik u ervoor om alle vragen nog te kunnen behandelen. Of we elkaar bij een volgende gelegenheid nog in deze setting zien, weten we niet. Een volgende vragensessie is voorzien, maar of die effectief zal plaatsvinden, bepalen anderen. Alleszins bedank ik u voor het verschaffen van alle antwoorden.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.28 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 28.