Commissie voor Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

Woensdag 26 februari 2025

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 26 février 2025

 

Après-midi

 

______

 

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 19 et présidée par M. Ismaël Nuino.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer Ismaël Nuino.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De bestraffing van gedetineerden" (56002328C)

01 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les sanctions à l'égard des détenus" (56002328C)

 

01.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Gedetineerden die zich misdragen in de gevangenissen moeten ernstig worden gestraft, denken we o.m. aan het bezit en dealen van drugs, aan het bezit van verboden voorwerpen zoals een gsm en wapens, aan het posten van filmpjes op sociale media, aan het bezit van alcohol, aan het plegen van gewelddaden,  enzovoort.

 

Dit gebeurt helaas te weinig, zo bleek duidelijk tijdens de hoorzittingen met de vakbonden betreffende de problematiek van de overbevolking in de gevangenissen. En cipiers die verboden voorwerpen opsporen in de cellen, worden hierbij vaak bedreigd.

 

Wanneer dergelijke feiten plaatsvinden wordt er door de cipier een rapport opgesteld maar vaak wordt hieraan niet het nodige gevolg gegeven. En als er al eens streng wordt opgetreden, wordt de gevangenisdirecteur vaak teruggefloten door de Tuchtcommissie.

 

Dit heeft tot gevolg dat cipiers vaak geen rapport meer schrijven omdat er toch geen gevolg aan wordt gegeven maar hun naam wel vermeld staat op het rapport, wat ook het risico inhoudt dat ze moeten vrezen voor vergeldingsmaatregelen in hun private sfeer door de omgeving van de betrokken gedetineerden.

 

Als er geen bestraffing volgt op feiten gepleegd door de gedetineerden, is er geen sprake meer van orde en tucht. Streng en kordaat optreden tegen wangedrag door gedetineerden moet de enige boodschap zijn. Alleen wanneer dit gebeurt kunnen cipiers terug op een veiligere manier werken.

 

Is de minister van deze problematiek op de hoogte? Kan u hierover meer toelichting geven? Welke maatregelen werden er deze legislatuur genomen om het gevangeniswezen te versterken in hun opdracht om streng en kordaat te kunnen optreden tegen iedere vorm van wangedrag door een gedetineerde?

 

Is de minister op de hoogte van het gegeven dat wanneer er dan toch ernstig wordt opgetreden door de gevangenisdirecteur, deze vaak wordt teruggefloten door de Tuchtcommissie? Kan de minister mij een overzicht geven van de gevangenissen waar de Tuchtcommissie dergelijke lakse houding aanneemt?

 

01.02 Minister Annelies Verlinden: Ik zou vooreerst de bewering willen nuanceren dat niet het nodige gevolg zou gegeven worden aan door de penitentiair beambten opgelegde tuchtrapporten. Dat is niet correct. Wel gebeurt het frequent dat gedetineerden beslissingen van de directeur aanvechten voor de klachtencommissies, waaronder ook tuchtbeslissingen.

 

Zowel de tuchtprocedure ten aanzien van de gedetineerden als het klachtenrecht zijn bij wet geregeld in de basiswet van 12 januari 2005. De directie kan tijdens de procedure haar beslissing verdedigen, maar de klachtencommissie en de beroepscommissie beoordelen autonoom de ontvankelijkheid en gegrondheid van de klacht en ook het gevolg dat daaraan moet worden gegeven.

 

Tegen agressie van gedetineerden wordt ook effectief opgetreden. Zo werden al belangrijke inspanningen geleverd om op een efficiënte manier te reageren op ongepast en agressief gedrag, zowel preventief als reactief. Hierna geef ik graag een aantal voorbeelden van dergelijke maatregelen.

 

Het gaat om het meerjarenproject rond het ontwikkelen en bevorderen van een conflictloze cultuur, met zowel programma’s voor agressiebeheersing voor gedetineerden als institutionele interventies met het oog op een conflictarme cultuur; de strafbaarstelling van het overgooien van voorwerpen die ook gevaar kunnen opleveren; de opleiding van de interventieteams en de modules rond conflict- en agressiehantering die in de basisopleiding van het bewakingspersoneel zijn vervat; het aanbod van drughulpverlening in de gevangenissen maar ook toestellen voor drugdetectie; het testen van jamming; het aanwerven van eerstelijns­psychologen voor de medische diensten om reeds bij het onthaal van de gedetineerden eventuele psychische en emotionele problemen te kunnen vaststellen; de uitbreiding van de zorgequipes voor de geïnterneerden die in gevangenissen verblijven in afwachting van hun plaatsing in de extrapenitentiaire forensische zorg.

 

Het spreekt uiteraard voor zich dat deze inspanningen ook deze legislatuur zullen worden verdergezet.

 

01.03  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, de klachten die ik in deze vraag heb geformuleerd, zijn heel duidelijk door verschillende vakbonden geformuleerd tijdens de hoorzittingen van enkele weken geleden naar aanleiding van de overbevolking in de gevangenissen. Zij zeggen dat er aan hun rapporten vaak niet het nodige gevolg wordt gegeven. Feiten gepleegd door de gedetineerden worden te weinig bestraft. Zij hebben aangeklaagd, mevrouw de minister, dat er op die manier geen sprake is van orde en tucht. Het zal u niet verwonderen dat ik hieromtrent ga terugkoppelen, want ik vind het merkwaardig dat u dat vandaag heel erg nuanceert.

 

Ik heb geen antwoord gekregen, mevrouw de minister, op mijn vraag naar het aantal klachten waarbij er wel ernstig is opgetreden door de gevangenisdirecteur, maar waar die teruggefloten is door de tuchtcommissie. Ik begrijp dat u mij daarvan vandaag geen volledig overzicht kan geven. Ik zal een schriftelijke vraag indienen en kom daarop later nog terug.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Samengevoegde vragen en interpellatie van

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De kritiek van de SURB op de noodmaatregelen om de overbevolking van de gevangenissen aan te pakken" (56002329C)

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De wachtlijsten in de gevangenissen voor personen die veroordeeld zijn tot minder dan 5 jaar cel" (56002335C)

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De impact van de noodmaatregelen met betrekking tot het penitentiair verlof" (56002713C)

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De veroordeling van België voor de overbevolking en onmenselijke omstandigheden in de gevangenissen" (56002837C)

- Sarah Schlitz aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De resolutie van de Brusselse balie over de overbevolking van de gevangenissen" (56002898C)

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De (stopzetting van de) uitvoering van de korte gevangenisstraffen" (56000021I)

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De nota met aanbevelingen van de FOD Justitie" (56003121C)

02 Questions jointes et interpellation de

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La critique du TAP concernant les mesures d'urgence dans la lutte contre la surpopulation carcérale" (56002329C)

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les listes d'attente dans les prisons pour les personnes condamnées à une peine de moins de 5 ans" (56002335C)

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'incidence des mesures d'urgence concernant le congé pénitentiaire" (56002713C)

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La condamnation de la Belgique pour la surpopulation et les conditions inhumaines dans les prisons" (56002837C)

- Sarah Schlitz à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La résolution du barreau de Bruxelles sur la surpopulation carcérale" (56002898C)

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "(La fin de) l'exécution des courtes peines de prison" (56000021I)

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La note de recommandations du SPF Justice" (56003121C)

 

Le président: Madame Dillen, je propose, si vous l'acceptez, que vous joigniez toutes vos questions et les posiez en une seule fois. Pour cela, vous disposerez d'une dizaine de minutes. Si cela vous convient aussi, madame De Wit, vous pourrez poser vos deux questions en une seule fois également. (Assentiment)

 

02.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, de FOD Justitie heeft kennelijk op uw verzoek een plan opgemaakt om de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan. Als we de media mogen geloven – vandaag lezen we daarin overigens dat u betreurt dat dit uitgelekt is –, zou de overbevolking volgens de FOD Justitie onmiddellijk gerelateerd zijn aan de uitvoering van celstraffen tot en met drie jaar en zou de uitvoering van de korte gevangenisstraffen weer op de schop moeten. Ik denk dat er belangrijkere oorzaken van de overbevolking in onze gevangenissen zijn, mevrouw de minister, meer bepaald het aantal illegalen, maar dat is een andere discussie.

 

Het was jaren wachten, namelijk tot minister Van Quickenborne, uw voorganger, op een beleid waarbij ook de korte celstraffen zouden worden uitgevoerd, en de uitvoering ervan wordt dan ook nog eens over verschillende jaren gespreid. Nu komt men af met het tegenovergestelde, althans volgens de media, want er zou een plan op tafel liggen om de criminelen die tot relatief korte gevangenissen zijn veroordeeld, te belonen. Daardoor komen de slachtoffers opnieuw in de kou te staan en zal de straffeloosheid weer zegenvieren. Het zal u niet verwonderen wanneer ik zeg dat dat voor onze fractie onaanvaardbaar is.

 

Ik had graag wat meer uitleg gekregen over de inhoud van het advies van de FOD Justitie. Deelt u de mening om korte celstraffen niet meer uit te voeren? In welke mate zal het advies een invloed op de regelgeving hebben? Bent u van plan om in te grijpen in de regeling? Kunt u dat toelichten?

 

Is een eventuele afschaffing of schorsing van de korte gevangenisstraffen eigenlijk geen negatief signaal tegenover de samenleving, waardoor criminaliteit wordt gefaciliteerd en straffeloosheid in de hand wordt gewerkt?

 

Dan heb ik nog een vraag die ik aan uw voorganger wilde stellen, maar hij is een aantal weken niet op vragen komen antwoorden. Daarom staan er vandaag ook zo veel vragen op de agenda.

 

Mevrouw de minister, naar aanleiding van de noodmaatregelen die door uw voorganger werden aangekondigd, trok de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) namelijk aan de alambel. Volgens de SURB vormen de noodmaatregelen een bedreiging voor de veiligheid van de samenleving, inzonderheid die van de slachtoffers, en worden zijn vonnissen ook volledig genegeerd.

 

Wanneer de SURB elektronisch toezicht of een voorwaardelijke invrijheidsstelling weigert vanwege een te hoog risico op herval, krijgt de veroordeelde verlengd penitentiair verlof. Zelfs als het elektronisch toezicht of de invrijheidsstelling wordt herroepen wegens schending van de voorwaarden, toch ook niet onbelangrijk, kent de gevangenisdirectie dat verlof alsnog toe. Daardoor vervallen alle voorwaarden en ontbreekt elke vorm van controle. Dat zijn niet mijn woorden, mevrouw de minister, het is wel de ernstige, maar volgens mij terechte kritiek van de SURB.

 

De SURB klaagde voorts aan dat gevangenis­directeurs verlengd penitentiair verlof vrijwel onbeperkt toekennen met nauwelijks voorwaarden en zonder controle of opvolging, ook wanneer de SURB een voorwaardelijke invrijheidsstelling weigert of heeft herroepen. Dat heeft tot gevolg dat veroordeelden worden vrijgelaten en maanden thuis doorbrengen zonder verplichte begeleiding of zonder verplichte arbeid.

 

Ondertussen zijn verschillende veroordeelden die op verlengd penitentiair verlof waren, opnieuw aangehouden wegens het plegen van nieuwe feiten. Ook dat brengt de belangen van een veilige samenleving en de belangen van de slachtoffers in gevaar.

 

Mevrouw de minister, wat is uw standpunt over die mijns inziens terechte kritiek van de SURB? U bent nog maar een korte periode in uw huidige functie, maar heeft er inmiddels al overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de SURB? Hebt u al initiatieven genomen of zult u initiatieven nemen om te voorkomen dat vonnissen van de SURB volledig worden genegeerd door de gevangenisdirecteurs?

 

Heel belangrijk is een striemende kritiek van de SURB: veroordeelden komen vrij en plegen nieuwe feiten. Kunt u daarover meer cijfers geven? Indien u dat vandaag niet kunt, zal ik ze schriftelijk vragen.

 

Tijdens een hoorzitting over de crisis in de gevangenissen vernamen we dat gedetineerden die een gevangenisstraf lager dan vijf jaar hebben gekregen en niet in voorlopige hechtenis zitten, op een wachtlijst belanden wanneer zij zich moeten aanmelden in de gevangenis. Een van de sprekers stelde zelfs: "Tegenwoordig gaan alle gestraften van minder dan drie jaar daadwerkelijk de gevangenis in, maar de veroordeelden krijgen na enkele dagen of weken penitentiair verlof. Nu, gezien de overbevolking, worden veroordeelden tot minder dan vijf jaar die niet in voorlopige hechtenis zitten, zelfs niet meer opgesloten, maar komen ze op de wachtlijst terecht. Stelt u zich dat eens voor. Dat overboekingsbeleid is ontstaan binnen de penitentiaire instellingen. Deze situatie, die al twee maanden duurt, maakt dat de gevangenisadministratie niet eens meer weet hoeveel veroordeelden er zijn in afwachting van de opsluiting." Bent u daarvan op de hoogte? Graag kreeg ik meer toelichting. Hebt u een idee over welke gevangenissen en over hoeveel gedetineerden het gaat?

 

Zolang de instroom van gedetineerden groter is dan de uitstroom en de gevangeniscapaciteit niet toeneemt, zal het probleem groter worden. Daardoor komt de strafuitvoering nog meer in het gedrang en zal het gevoel van straffeloosheid alleen maar toenemen. Welke waarborgen worden er gegeven dat de op de wachtlijst opgenomen veroordeelden uiteindelijk toch hun gevangenisstraf zullen uitzitten?

 

Mevrouw de minister, het hof van beroep van Brussel veroordeelde de Belgische Staat opnieuw en voor de zoveelste maal voor de overbevolking en onmenselijke omstandigheden in de gevangenissen van Haren en Sint-Gillis, hoewel de gevangenis van Haren anderhalf jaar na de opening nog steeds niet op volledige capaciteit draait.

 

Eind december waren er in Haren al 1.148 mensen opgesloten, op een ogenblik dat Haren wel haar volledige capaciteit had. Ook daar zou al sprake zijn van overbevolking. U zult die wel toelichten.

 

Daarnaast heeft het hof opgemerkt dat het personeel voor de nieuwe gevangenis van Haren niet op tijd aangenomen en opgeleid werd. Het hof van beroep veroordeelt de Belgische Staat nu voor die overbevolking tot een dwangsom van maar liefst 2.000 euro per dag per gevangene die de maximumcapaciteit overschrijdt. Wat is uw reactie op dat arrest van het hof van beroep?

 

Wat zult u op korte tijd ondernemen om ervoor te zorgen dat het probleem in Haren opgelost wordt, zodat de dwangsom, 2.000 euro per gedetineerde per dag, – reken maar uit wat dat op een maand kan kosten – vermeden kan worden?

 

02.02  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan het nu korter houden, omdat mevrouw Dillen al veel zaken heeft aangehaald. Zo sluit ik mij aan bij haar vraag over de noodkreet van de SURB.

 

Ik heb het hier over de nota die afgelopen weekend in de media is verschenen, nadat u vorige donderdag had aangekondigd meer op alternatieve straffen en elektronisch toezicht te zullen inzetten. Mevrouw de minister, wat hebt u geërfd?! De voormalige minister van Justitie, die dan nog het verwijt rondstuurt dat de nieuwe regering de straffeloosheid in de hand zal werken, schoot in dat verband wel de hoofdvogel af. Onze fractie staat volledig achter de maatregel om straffen onder de drie jaar uit te voeren. Ik vind dat een correcte maatregel, maar die is helemaal niet voorbereid. Hoeveel detentiehuizen zijn er? Er zijn er slechts 2, terwijl er 27 beloofd waren. Meer zijn er niet.

 

Uiteindelijk is het wat het is. De strafkorting met zes maanden was bovendien niet eens wettelijk, zo blijkt, met alle problemen van dien. U hebt nu inderdaad een stock aan openstaande straffen, nu straffen tot vijf jaar niet worden uitgevoerd.

 

De vorige minister is dus heel slecht geplaatst om verwijten te maken. Men moet intellectueel altijd eerlijk blijven en vooral consequent met zichzelf. Dat zal ik ook proberen in mijn vraagstelling.

 

In de gelekte nota staat een advies om personen die tot een celstraf van minder dan drie jaar veroordeeld  zijn, niet naar de cel te sturen en een alternatieve straf via een enkelband te geven. Daarmee keren we terug naar de situatie van vroeger. Er wordt ook aanbevolen om het verlengd penitentiair verlof, zoals dat nu bestaat voor de laatste zes maanden, af te voeren, omdat die maatregel onwettig zou zijn. Dat verbaast mij natuurlijk niet.

 

Ik denk, mevrouw de minister – ik ben consequent met mezelf –, dat de uitvoering van de korte straffen niet goed voorbereid is door de vorige minister. Maar op zich is het wel een correcte maatregel. De strafrechter spreekt de straf uit en gaat ervan uit dat die ook wordt uitgevoerd. Zo niet krijgen we een strafinflatie en een opeenstapeling van korte straffen. Keert men terug naar de situatie van vroeger waarbij er alternatieve straffen worden gegeven, dan schuift u de problemen gewoon door naar de deelstaten, terwijl die al ongelooflijk veel hebben bijgedragen aan de oplossing van de overbevolking met de toekenning van 6.700 enkelbanden en de aanzienlijke stijging van het aantal werkstraffen.

 

We moeten erover waken dat we het probleem van de overbevolking in de gevangenissen niet oplossen door problemen buiten de gevangenis­sen te creëren. Het is dus inderdaad nodig dat er conform het regeerakkoord op alle fronten wordt gewerkt en dat wil ook zeggen dat er extra capaciteit wordt gecreëerd, bijvoorbeeld in modulaire constructies.

 

Mevrouw de minister, hebt u de nota al met de stakeholders kunnen bespreken? Hoe werden die aanbevelingen daar onthaald?

 

De niet-uitvoering van de korte straffen strookt niet met de letter en de geest van het regeerakkoord en het probleem wordt deels doorgeschoven naar de deelstaten. Bent u het daarmee eens?

 

In het regeerakkoord staat ook dat er een nulmeting zou gebeuren. We zitten nog in uw eerste weken, maar hebt u daarvoor al bepaalde stappen kunnen zetten? De bestaande capaciteit zou inderdaad objectief in kaart moeten worden gebracht. Zo kunnen we misschien beter spreiden.

 

Hoever staat het met de modulaire constructies? Hoe snel kunnen zulke projecten worden geïmplementeerd?

 

Een volgende niet onbelangrijke vraag gaat over de vele illegale gedetineerden. 30 % van onze gevangenisbevolking is namelijk illegaal in ons land en daarvoor hebben we natuurlijk terugnameakkoorden nodig. We hebben echter ook heel veel Europese gevangenen, mevrouw de minister, waarvoor die akkoorden niet moeten worden gesloten. Zij kunnen hun straf ook in hun thuisland uitzitten. Denk bijvoorbeeld aan de bijna 500 Nederlanders en 250 Fransen. Misschien moeten we ook die piste bekijken. Er stond daarover vandaag trouwens een artikel in de krant. Ik denk dat ik die vraag een paar weken geleden ook heb gesteld.

 

Ten slotte, mevrouw de minister, heb ik nog een vraag over de problematiek in de gevangenissen. Kunt u ons nog wat meer vertellen over het personeelstekort, het aantal zieken en het absenteïsme binnen de gevangenissen, en hoe we daaraan tegemoet kunnen komen? Misschien kan dat door private actoren in de gevangenissen in te schakelen om de ergste noden in het werk, ook van onze penitentiair beambten, te ledigen?

 

02.03  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, à l'occasion de la visite des prisons par l'ensemble des bâtonniers du royaume, le 10 décembre dernier, le conseil de l'Ordre français des avocats du barreau de Bruxelles a adopté une résolution qui appelle les autorités à réviser drastiquement la politique pénitentiaire en Belgique afin de réduire la surpopulation carcérale, d'améliorer les conditions de détention, de repenser les alternatives à l'incarcération et de favoriser la réinsertion des détenus afin de protéger au mieux la société.

 

Par ailleurs, le conseil souligne que la stratégie du tout à la prison ne permet pas de lutter contre la criminalité. Elle coûte cher à l'État et génère de la récidive. Ce n'est pas nouveau. En outre, il rappelle les nombreuses condamnations de l'État belge, tant au niveau national qu'international, pour les conditions de détention considérées comme un traitement inhumain et dégradant au sens de l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme.

 

Manifestement, les négociateurs de l'Arizona n'ont pas reçu cette résolution. Je vous invite donc à la consulter sur leur site. Les mesures proposées visent toutes à lutter contre une aggravation constatée de la situation. Madame la ministre, ce portefeuille ministériel n'est en effet pas un cadeau.

 

Comment allez-vous mettre en œuvre cet accord de majorité, qui est axé sur la répression, tout en agissant contre la surpopulation carcérale? C'est un véritable casse-tête!

 

Une évaluation de la réforme du Code pénal amenée par le gouvernement Vivaldi et initiée par le ministre Koen Geens est-elle prévue? Il me semble en effet prioritaire de d'abord évaluer la réforme précédente – qui n'a même pas encore pu dévoiler tous ses effets – avant d'en réaliser une nouvelle.

 

Enfin, quelles concertations avec les acteurs de terrain prévoyez-vous de mettre en place?

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, u krijgt 10 minuten voor uw antwoord.

 

02.04 Minister Annelies Verlinden: Collega's, dank u wel voor uw vragen, bedenkingen en inzichten bij dit zeer prangende probleem. Drieënhalve week geleden, toen ik mijn mandaat opnam, heb ik inderdaad een heel groot dossier aangetroffen.

 

Ik heb tijdens de hoorzitting van 11 februari in deze commissie al toegelicht dat het probleem van de overbevolking in de gevangenissen weegt op ons hele gerechtelijke systeem. Ik heb toen ook gezegd, en ik zal dat nu herhalen, dat het onmogelijk is dat op te lossen met holle slogans of met grootspraak. Het is niet eenvoudig op te lossen. Overigens, als u met mijn voorgangers spreekt, erkennen zij het probleem.

 

Wat ik wel gezegd heb, is dat ik meteen de handschoen zou opnemen om de situatie te verbeteren, uit respect voor de vele penitentiaire beambten, maar ook voor de andere actoren in het gevangeniswezen, en alle partners, zeker in het licht van een humane detentie voor de gedetineerden.

 

Mevrouw De Wit, ik kan u zeker bijtreden, ik vind ook dat alle gevangenisstraffen moeten worden uitgevoerd. Als we een Strafwetboek opmaken met bepaalde strafmaten erin en als we een heel gerechtelijk systeem optuigen om tot veroordelingen te komen, dan is het niet meer dan logisch dat we die ook uitvoeren. Anders moeten we dat niet doen. Dan moeten we eerlijk zijn met onszelf en andere afspraken maken in het Strafwetboek.

 

In het nieuwe Strafwetboek, dat vanaf het voorjaar van volgend jaar in werking zal treden, mogen wij wel niet van de veronderstelling uitgaan dat een gevangenisstraf de enige oplossing is in geval van een misdrijf. Dat hebben we ook aangeduid. Het zou goed zijn, zeker bij bepaalde misdrijven, niet allemaal, te kijken naar administratieve straffen.

 

Dat is de boodschap die ik heb willen geven in de communicatie waarover ik bevraagd ben in de afgelopen weken. Het gaat er niet zozeer om dat de omzetting van een gevangenisstraf naar een alternatieve straf mijn grote wens is, maar wel dat we bekijken hoe we ook met alternatieve straffen misdrijven kunnen beteugelen.

 

Dat is trouwens geen onlogische veronderstelling, gelet op de detentiegraad in België vergeleken met de detentie­graad in de ons omliggende, en zeker in meer noordelijke, landen, waar die lager is en waar ook feller wordt ingezet op alternatieve straffen.

 

Ik heb wel geschetst dat in de situatie die ik heb aangetroffen er een groot verschil is tussen de theorie en de praktijk. Mevrouw Dillen, daarmee kom ik terug op wat u zei. De wetten die in werking getreden zijn in de vorige legislatuur zijn eigenlijk de logica zelf. Alleen is er vandaag een heel groot verschil tussen enerzijds de theorie van die wetten en wat we ermee beogen, en waar we uiteraard achter staan, en anderzijds de praktijk, waaruit blijkt dat heel veel veroordeelden vandaag uiteindelijk niet naar de gevangenis worden opgeroepen omdat er geen plaats is wegens de overbevolking.

 

Bovendien is er de vaststelling, die mevrouw De Wit ook heeft geduid, dat de verlengde penitentiaire verloven (VPV's) op een bepaalde manier worden toegepast met het oog op de ontlasting van de gevangenissen, maar daarvoor bestaat geen wettelijk kader. Die problematiek moeten we oplossen.

 

Uiteraard moeten we de overbevolking ook oplossen, maar het feit dat een zeer groot aantal veroordeelden vandaag niet naar de gevangenis wordt opgeroepen, alsook dat de VPV's niet volgens het wettelijk voorziene regime verlopen, is een probleem. Dat moeten we nu op korte termijn oplossen. Daarom hebben we uit respect voor alle betrokken actoren de koppen bij elkaar gestoken.

 

Ik heb dus effectief op vrijdag 21 februari 2025 alle actoren samengeroepen, want het is een dringend probleem. Het College van procureurs-generaal kaartte aan dat er procedures worden gevoerd, maar finaal worden er geen oproepingen voor de gevangenissen verstuurd. U weet dat de vorige minister met tijdelijke instructies geprobeerd heeft een antwoord te bieden op die situatie, maar dat is natuurlijk niet houdbaar. We kunnen niet met die tijdelijke instructies blijven werken op de lange termijn. Kennelijk was het lang geleden dat ook de deelstaten waren uitgenodigd voor zo'n overleg. Dus we hebben naast het openbaar ministerie, de rechtbanken en de hoven en de FOD Justitie, in het bijzonder de directie van het gevangeniswezen, ook met de kabinetten en de administraties van de gemeenschappen samengezeten.

 

We hebben daar effectief aan de hand van een vertrouwelijk werkdocument – zo gaat dat als men een  besluitvorming wil voorbereiden – een aantal voorstellen op tafel gelegd en besproken die kunnen bijdragen aan het wegwerken van de onwettige oplossingen die er vandaag zijn voor de aanpak van de overbevolking in de gevangenissen. Dat is het probleem dat ik wil aanpakken, met name die onwettige benadering.

 

Ik heb dan inderdaad betreurd dat dat werkdocument de weg gevonden heeft naar de pers. Ik zou aan de veroor­zakers van dat lek de vraag willen stellen of ze echt een deel willen zijn van de oplossing dan wel liever stokken in de wielen steken van de besluitvorming. Dat heeft geleid tot berichtgeving op televisie en in de online en geschreven pers, waarbij één specifiek aspect onder de aandacht gebracht werd, met name: de uitvoering van de zogenaamde korte straffen.

 

Ik wil u ook zeggen dat de berichtgeving in de pers vaak ongenuanceerd is – ik heb daar zelfs begrip voor, het is een zeer complexe problematiek –, maar volgens mij moeten we hier, in de politieke debatten, proberen de juiste bewoordingen voor die problematiek te vinden.

 

Het gaat niet zozeer over het loslaten van de ambitie om korte straffen niet meer uit te voeren. Integendeel, het gaat wel degelijk over het oplossen van een onwettige situatie en – u hebt dat ook gehoord – over een stock van 2.500 tot 3.000 veroordeelden die niet worden opgeroepen naar de gevangenis, ondanks de wetten die in werking zijn getreden.

 

Los van de vaststelling dat tijdens dat overleg iedereen ons erkentelijk was omdat we het initiatief hebben genomen om voor het eerst alle partijen op die manier samen te brengen, om iedereen ruimschoots de mogelijkheid te hebben geboden zijn of haar visie en overwegingen toe te lichten en om het vertrouwelijke werkdocument van commentaar te voorzien, heb ik ook vooral gemerkt dat iedereen zich bewust is van de verschillende oorzaken van de problematiek en van de fenomenen.

 

Het is natuurlijk mijn opdracht nu – daarom was dat een vertrouwelijk document – om dat verder op het niveau van de federale regering en met de federale beleidsorganen te bespreken, alvorens we daarover definitieve beslissingen kunnen nemen en daarover kunnen communiceren. Het is uiteraard ook mijn wens om hier met u op tijd en stond in gesprek te gaan over de voortgang van het dossier en over de voorstellen die op tafel liggen. Het is nu te vroeg om alles in detail toe te lichten omdat, zoals gezegd, het voorstel nog niet definitief is.

 

Om alle misverstanden te vermijden, geef ik aan het begin van deze legislatuur alvast mijn ambitie mee om met Arizona en het regeerakkoord duidelijk in te zetten op een effectieve strafuitvoering en een adequate opvolging. Iedereen die een straf of een maatregel opgelegd krijgt, moet die straf binnen een aanvaarbare termijn voelen, en dat alvorens er kan worden gekeken naar alternatieven. Als minister van Justitie zal ik op de best mogelijke manier mijn bijdrage leveren aan de uitvoering van dat punt uit het regeerakkoord. Dat betekent dat we inzetten op minder straffeloosheid en meer veiligheid.

 

Veroordeelden die vandaag zelfs niet worden opgeroepen om naar de gevangenis te gaan, is uiteraard ook een vorm van straffeloosheid die niet bijdraagt aan een veiligere samenleving, welke wetten er in theorie ook worden gestemd in dit Parlement. De eerdere beleidsbeslissing uit de vorige legislatuur en de daaruit voortvloeiende genomen maatregelen maken inderdaad dat er vandaag wel degelijk straffeloosheid heerst voor die korte straffen tot drie jaar. Dat moet absoluut anders.

 

Ik vraag u echter voor ogen te houden dat er in de vorige legislatuur geen initiatieven zijn genomen die ertoe hebben geleid dat er vandaag een groot aantal bijkomende gevangenis- en detentie­plaatsen beschikbaar zouden zijn. Eén gevangenis opende haar deuren, maar die stond al sinds een vorige legislatuur in de steigers. Er is effectief een raamovereenkomst in een gunningsprocedure gezet voor de bestelling van modulaire constructies. Dat betekent evenwel niet dat die infrastructuur beschikbaar is, dat daarvoor vergunningen zijn toegekend en dat het hele traject is doorlopen. Ik tref dus geen gevulde pijplijn aan qua detentie- en gevangenisplaatsen. Dat is de situatie waarin we werken.

 

We bedenken dus een aantal maatregelen met het oog op het wegwerken van de straffeloosheid en het zoeken naar oplossingen voor een veiligere samenleving. Morgen krijg ik immers niet de sleutel van nieuwe gevangenisstructuur. In het regeerakkoord staat uiteraard dat we werk willen maken van bijkomende infrastructuur in het buitenland, maar die oplossing is niet meteen voor morgen. De Denen bijvoorbeeld proberen dat al zeer lang te realiseren, maar dat geraakt niet van de ene dag op de andere beslecht.

 

De strafuitvoering is een van de sluitstukken van de strafrechtketen. We willen uiteraard niet dat de talrijke inspanningen van alle actoren leiden tot straffeloosheid, zoals die vandaag voor veel kortgestraften bestaat. Ik wil wel nog even onderstrepen dat die maatregel niet voor alle kortgestraften geldt. Een heel aantal gestraften zitten al in de gevangenis na de voorlopige hechtenis en andere gestraften voor bepaalde misdrijven zullen naar de gevangenis worden gestuurd.

 

De huidige situatie is een kwalijke erfenis die in het bijzonder voor de slachtoffers onaanvaardbaar is. Bovendien brengt die situatie de openbare veiligheid in het gedrang, zoals het openbaar ministerie al heeft gezegd. We willen daar samen aan werken.

 

Dat probleem kan trouwens niet alleen door Justitie worden opgelost. Ook Volksgezondheid, Asiel- en Migratie, Ambtenarenzaken, Binnenlandse Zaken, Defensie, Buitenlandse Zaken en de Regie der Gebouwen moeten oplossingen aandragen. Samenwerking met de deelstaten is daarbij eveneens noodzakelijk.

 

Tijdens het overleg van vrijdag heb ik vooral geluisterd naar de bemerkingen van het openbaar ministerie. Ik ken de opmerkingen geformuleerd door de strafuitvoeringsrechtbanken. Het is frustrerend dat men soms speelt op het verlengd penitentiair verlof en liever niet naar de strafuitvoeringsrechtbank gaat om daar dan voorwaarden of modaliteiten opgelegd te krijgen. In bepaalde gevallen gaan de beslissingen voor verlengd penitentiair verlof zelfs in tegen modaliteiten van een strafuitvoeringsrechtbank. Zo wordt het systeem op zijn kop gezet. Ik wil opnieuw het onderscheid maken tussen de theorie en de praktijk in de huidige uitvoering.

 

Dat is zeker iets wat we tegen het licht moeten houden, onder meer in het licht van de scheiding der machten. Zoals u ook al zei, is er voor dat verlengd penitentiair verlof zoals het vandaag wordt gehanteerd evenmin een wettelijk kader voorhanden.

 

Mijnheer de voorzitter, ik besef dat ik over de tijd ga, maar het is natuurlijk een belangrijk dossier.

 

Op basis van de huidige telling in de gevangenissen is er plaats voor 11.040 personen. Op 25 februari, gisteren dus, verbleven er 12.840 personen in de gevangenis, van wie er 178 op de grond slapen. Als er geen VPV-maatregel zou zijn, zoals die vandaag wordt toegepast, zouden er nog eens 704 personen extra opgesloten zijn.

 

Het is duidelijk dat die graad van overbevolking een impact heeft op de manier waarop de taken door de penitentiaire beambten, en door iedereen binnen het gevangeniswezen, worden uitgevoerd. De situatie heeft ook een impact op de werkomstandigheden van de vele medewerkers; er staan straks nog vragen op de agenda over agressie en tucht van gedetineerden. Uiteraard hangt dat allemaal met elkaar samen en is dat iets wat zeker mijn aandacht zal krijgen. Ik heb immers een bezoek gebracht aan de hulpgevangenis van Leuven en er staat een werkbezoek aan de gevangenis van Bergen op mijn programma. Uiteraard zullen andere bezoeken volgen. Ik ontmoet ook de vakorganisaties en heb al heel veel mensen gesproken binnen Justitie. De tijd gaat snel, maar uiteraard zal ik in overleg blijven met de mensen op het terrein.

 

Bovendien, en dat is hier ook al aangehaald, zijn we al veroordeeld voor het schenden van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), recent nog door het hof van beroep in Brussel. Ik heb dat ook gezegd tijdens onze hoorzitting van 11 februari. Dat arrest is gelijkluidend aan een eerder arrest van het hof van beroep van Luik met betrekking tot de gevangenis van Lantin en van de rechtbank van eerste aanleg in Bergen voor de gevangenis van Bergen. Die arresten zijn momenteel nog niet betekend. De uitgesproken dwangsommen bedragen 2.000 euro per dag per gedetineerde in overtal van de capaciteit van de gevangenissen van Haren en Sint-Gillis, en 1.000 euro per vaststelling van een onmenselijke en vernederende behandeling in de gevangenis van Sint-Gillis. Ik geef u voor de volledigheid mee dat de gevangenis van Sint-Gillis momenteel niet overbevolkt is.

 

De huidige capaciteit van de gevangenis van Haren bedraagt 1.035 plaatsen. Daar verblijven momenteel 1.151 gedetineerden. Er wordt door de administratie elke dag een overbrenging uitgevoerd om het aantal te verminderen. Bovendien hebben we dagelijks contact met het openbaar ministerie om de inkomende gedetineer­den te kunnen spreiden, wat een huzarenstuk is, aangezien heel veel penitentiaire instellingen overbevolkt zijn.

 

Ter verduidelijking, er waren die tijdelijke instructies, telkens geldend voor twee weken, van de vorige minister van Justitie. De laatste instructie liep tot 4 februari 2025. Om daarna geen problematiek aan de gevangenispoorten te doen ontstaan, moest ik de maatregelen noodgedwongen verlengen. Dat is gebeurd vanaf 5 februari 2025. Wat wij wel al hebben gedaan voor de veiligheid en uit respect voor eenieder, is de maatregel niet langer van toepassing maken voor veroordeelden tot een gevangenisstraf tussen drie en vijf jaar. Die categorie veroordeelden zit niet langer in de noodmaatregel, waardoor de situatie al is verbeterd.

 

Ik herhaal dat voor een aantal veroordeelden voor zware geweldmisdrijven, feiten van intrafamiliaal geweld, zedenmisdrijven, terroristische misdrijven en zeker ook dossiers waarin de veroordeelde een onmiddellijk gevaar zou betekenen voor de veiligheid van de maatschappij of voor de slachtoffers, die maatregelen ook niet van toepassing zijn.

 

Je voudrais encore répondre à la question  de Mme Schlitz, qui n'est plus parmi nous dans cette salle. Je vais quand même répondre pour le rapport. Dans le nouveau Code pénal qui entrera en vigueur le 8 avril 2026, la peine d'emprisonne­ment est conçue comme le recours ultime et ne pourra être prononcée que lorsque les objectifs de la peine ne peuvent être atteints d'une autre manière. Le nouveau Code énumère explicitement les objectifs de la peine à prendre en compte lors du choix de la peine, parmi lesquels figure le fait de favoriser la réhabilitation et la réinsertion sociale de l'auteur. L'accent est davantage mis sur les sanctions autonomes qui peuvent être prononcées par le juge en alternative aux peines d'emprisonnement et qui peuvent atteindre les objectifs de protection de la société ainsi que ceux de réhabilitation et de réinsertion du délinquant.

 

Le nouveau Code supprime les courtes peines d'emprisonnement pour les infractions les moins graves. Le législateur envoie ainsi un signal clair au juge pénal pour qu'il soit plus économe avec la peine de prison. En élargissant la possibilité pour les juges de fond de prononcer une autre peine que l'emprisonnement, cette nouvelle option permet d'espérer une réduction du recours à la détention et d'avoir un impact sur la diminution de la surpopulation carcérale.

 

De voorzitter: Bedankt, mevrouw de minister, voor uw antwoord.

 

Mevrouw Dillen, u hebt ongeveer vijf minuten om te repliceren.

 

02.05  Marijke Dillen (VB): Ik zal kort zijn, mijnheer de voorzitter.

 

Bedankt voor uw antwoorden, mevrouw de minister.

 

Zoals ik daarnet zei, waren een aantal vragen nog gericht aan uw voorganger. Ik ga ervan uit dat we binnen enkele weken de kans zullen krijgen om hierop uitvoerig in te gaan tijdens de bespreking van uw beleidsnota.

 

Ik erken ook, mevrouw de minister, dat dit niet uw verantwoordelijkheid is. U zit hier immers nog maar enkele weken. De problematiek van de gevangenissen en de overbevolking binnen de gevangenissen is geen eenvoudig dossier. Het is ook niet uitsluitend de schuld van uw beide voorgangers, al is het niet aan mij om hen te verdedigen. Ik zat hier al in 1991 en dat was toen ook al een probleem. U erft dat probleem nu. De bevolking, en zeker de penitentiaire beambten, verwachten echter dat er deze legislatuur eindelijk eens iets fundamenteels zal veranderen.

 

Immers, de overbevolking geeft niet alleen een gevoel van onveiligheid, het zorgt ook effectief voor onveiligheid wanneer door de verschillende noodmaatregelen, zoals dat verlengd penitentiair verlof, honderden veroordeelden hun straf moeten uitzitten buiten de gevangenis. Dat is, mevrouw de minister, in het belang van de slachtoffers absoluut onaanvaardbaar.

 

U hebt daarnet gezegd dat u verplicht was om de maatregelen tijdelijk verder te zetten, maar dat het niet meer geldt voor hen die veroordeeld zijn voor straffen tussen de drie en de vijf jaar. Ik heb deze week echter ter voorbereiding van dit debat mijn oor te luisteren gelegd bij mijn collega-strafpleiters in Antwerpen. Ze hebben mij allemaal bevestigd dat ook veroordeelden boven de vijf jaar momenteel, nadat ze een korte tijd in de gevangenis hebben doorgebracht, voorlopig in vrijheid zijn gesteld. Mevrouw de minister, om veroordeeld te worden tot vijf jaar moet men wel al iets op zijn kerfstok hebben!

 

02.06 Minister Annelies Verlinden: U verwijst naar de VPV, maar dat is een andere silo dan de korte straffen tussen de drie en de vijf jaar waarover ik het had.

 

02.07  Marijke Dillen (VB): Dat klopt, maar het gaat over de totaliteit, ongeacht het systeem waaronder ze vallen. Iemand die een effectieve gevangenisstraf van meer dan vijf jaar krijgt, moet al wat op zijn kerfstof hebben. Zo'n straf is niet voor een of andere kleine vorm van criminaliteit, voor zover 'kleine' al bestaat. Het gaat om zeer zware vormen van criminaliteit. Dat zijn allemaal zaken die de veiligheid van onze samenleving in gevaar brengen. Een straf moet een straf blijven, ik ben blij dat u dat bevestigt. Dat was immers de stoere taal van voormalig minister Van Quickenborne in het begin van zijn mandaat. U hebt gelijk dat de maatregel is genomen op een ogenblik dat hij veel te weinig voorbereid was. Ik kan het standpunt van voormalig minister Van Quickenborne volledig onderschrijven, maar men had dat beter moeten voorbereiden.

 

Mevrouw de minister, u hebt nu vierenhalf jaar om daar iets aan te doen. Ik hoop dat u de koe bij de horens vat. Een aantal oplossingen staan in het regeerakkoord. De terugkeer van illegalen is een van de grote problemen. Van de 12.800 gedetineerden zijn er vandaag 4.038 die niet over een verblijfsrecht beschikken. Hun terugkeer zou al voor een behoorlijke oplossing zorgen.

 

Ik ben heel benieuwd naar uw beleidsverklaring en zal ook dit hoofdstuk met veel interesse kritisch analyseren.

 

02.08  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik bedank u voor uw antwoord.

 

U hebt niet op elke vraag geantwoord, maar we zullen wellicht nog de gelegenheid krijgen om het debat te voeren.

 

U verklaarde dat een gevangenisstraf niet de enige oplossing is, maar dat er ook alternatieven zijn. Dat is vandaag al het geval, ze zijn opgenomen in het nieuwe Strafwetboek. De waaier aan mogelijk­heden waarover een rechter beschikt is vandaag al immens. Daarom is het belangrijk dat, als de rechter oordeelt dat iemand naar de cel moet, dat ook mogelijk is. U zult daarvoor moeten zorgen, samen met de minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen, want we hebben gevangenis­capaciteit nodig.

 

Vlaanderen heeft vandaag nog nooit zoveel alternatieve straffen, enkelbanden en werkstraffen begeleid en uitgevoerd. Door de overbevolking van de gevangenissen blijft het evenwel heel moeilijk om in de gevangenissen begeleiding te organise­ren, wat ook cruciaal is. Dat toont nogmaals het belang van de gevangeniscapaciteit aan.

 

Het is een beetje gemakkelijk om de schuld af te wenden op de regio's, terwijl die al heel veel op zich nemen. Zij nemen niet alleen de enkelbanden en werkstraffen op zich, maar proberen ook nog waar mogelijk in de cel te begeleiden. Dat is in de huidige context niet eenvoudig, zoals u wel kunt begrijpen.

 

Daarom is die extra capaciteit zo belangrijk. Ik ben blij dat u zelf bevestigt dat er de vorige legislatuur geen enkel initiatief is genomen ter wille van extra capaciteit, de twee detentiehuizen terzijde gelaten. Dat is iets dat ik meermaals heb aangekaart en dat werd altijd ontkend, maar het blijkt effectief zo te zijn. De gevangenis die is geopend, is een uitvoering van een plan dat nog door de Zweedse regering in de steigers is gezet. Collega Geens zei altijd dat elke regering een dossier klaarmaakt voor de volgende, maar vandaag ligt er geen nieuw dossier klaar. Het masterplan heeft enorm veel achterstand opgelopen en nochtans is dat heel belangrijk, want de capaciteit is hard nodig. Het is niet sexy om te investeren in gevangenissen, maar onder de Zweedse regering is dat wel gebeurd.

 

Echter, als we de veiligheid willen blijven garanderen, dan is dat cruciaal. Als we onze rechtsstaat niet in gevaar willen brengen, dan is dat cruciaal. Als we de slachtoffers ernstig willen nemen, dan is dat cruciaal. Als we onze rechters en ook de gedetineerden willen helpen, dan moeten we dat doen. Pas met voldoende capaciteit kan er ook binnen de celmuren worden ingezet op reclassering en begeleiding, zoals dat zou moeten zijn.

 

Er wacht u een heel grote uitdaging, mevrouw de minister. Ik hoop dat u die met open vizier tegemoet treedt en het aspect capaciteit, hoe moeilijk ook, niet uit het oog verliest.

 

U hebt niet geantwoord op mijn vraag over de Europese veroordeelden. Dat zijn er heel wat. Ik denk dat we gemakkelijk aan 1.000 personen komen, als er al bijna 500 Nederlanders in onze cellen zitten. Misschien kunt u bekijken of die hun straf niet in eigen land kunnen uitzitten? De uitstroom moet niet altijd gebeuren door bepaalde straffen niet meer uit te voeren of ze om te zetten, het kan ook door Europese gedetineerden hun straf te laten uitzitten in hun thuisland binnen Europa. U hebt daarvoor geen terugname­akkoorden nodig. Bekijk ook die piste, zodat we voor iedereen die hierbij betrokken is, ook voor de mensen die binnen het gevangeniswezen werken, iets kunnen doen aan deze verschrikkelijke situatie.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter:

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen

en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee,

- overwegende dat er in 2006 een wet werd gestemd die de uitvoering van de korte straffen moest garanderen;

- overwegende dat de inwerkingtreding van deze wet maar liefst twaalf keer werd uitgesteld;

- overwegende dat er uiteindelijk werd beslist om de wet in voege te laten treden, weliswaar in twee fases, waarbij in een eerste fase de uitgesproken straffen tussen de twee en de drie jaar zouden worden uitgevoerd (vanaf 1 september 2022) en in een tweede fase de straffen van maximaal twee jaar (vanaf 1 september 2023);

- overwegende dat iets meer dan een jaar na de invoering van die wet er een plan op tafel zou liggen dat ervoor zou zorgen dat er komaf wordt gemaakt met de wet houdende de uitvoering van de korte straffen, minstens dat de uitvoering ervan zou worden beperkt;

- overwegende dat iedere beperking tot uitvoering van de wet waarvan sprake, een bijzonder slecht signaal is aan de maatschappij omdat niet alleen criminelen worden 'beloond' (minder of niet gestraft) voor de door hen gepleegde misdrijven, en bovendien (het gevoel van) straffeloosheid wordt versterkt;

- overwegende dat de invoering van een eventuele beperking aan de wet die de uitvoering van de korte straffen regelt bijzonder nefast is voor de slachtoffers van een misdrijf en de slachtoffers hierdoor in de kou blijven staan, hetgeen diametraal staat op het regeerakkoord, waarbij immers bezwaarlijk kan worden aangenomen dat de 'centrale rol voor alle slachtoffers' waarvan sprake, in die zin zoals voormeld dient geïnterpreteerd te worden;

- overwegende dat elke straf dan ook dient te worden uitgevoerd;

vraagt de regering

- per kerende af te zien van de invoering van de regelgeving die de uitvoering van de korte straffen in het gedrang brengt of zou kunnen brengen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Marijke Dillen

et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord,

- considérant qu'une loi visant à garantir l'exécution des courtes peines a été votée en 2006;

- considérant que l'entrée en vigueur de cette loi a été reportée pas moins de douze fois;

- considérant qu'il a finalement été décidé de faire entrer en vigueur la loi, mais ce en deux phases: dans une première phase, les peines prononcées comprises entre deux et trois ans seraient exécutées (à partir du 1er septembre 2022), et dans une deuxième phase, celles de maximum deux ans (à partir du 1er septembre 2023);

- considérant qu'un peu plus d'un an après l'entrée en vigueur de cette loi, il serait envisagé d'abroger la loi sur l'exécution des courtes peines, ou au moins de limiter sa mise en œuvre;

- considérant que toute limitation de la mise en œuvre de la loi en question constitue un très mauvais signal à l'égard de la société, dès lors qu'elle a non seulement pour effet de "récompenser" les criminels (par un allègement ou une levée de la peine) pour les délits qu'ils ont commis, mais également de renforcer l'impunité (ou le sentiment d'impunité);

- considérant que l'instauration d'une éventuelle restriction à cette loi réglant l'exécution des courtes peines serait particulièrement néfaste pour les victimes d'un délit, qui se verraient ainsi laissées pour compte, ce qui irait diamétralement à l'encontre de l'accord de gouvernement, sachant qu'il est difficilement imaginable que le "rôle central" qu'il prévoit d'accorder à "toutes les victimes" doive être interprété en ce sens;

- considérant que toute peine doit dès lors être exécutée;

demande au gouvernement:

- de renoncer à l'instauration d'une réglementation compromettant ou susceptible de compromettre l'exécution des courtes peines."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Steven Matheï.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Steven Matheï.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De live chat over geweld en drugs door een youtuber in de gevangenis van Lantin" (56002330C)

03 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le chat sur la violence et les drogues initié par un youtubeur à la prison de Lantin" (56002330C)

 

03.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Een Nederlandse YouTuber is verwikkeld in een tuchtprocedure nadat hij via zijn telefoon deelnam aan een live chat vanuit de gevangenis in Lantin waarin hij volgens de media “verhalen over geweld, drugdeals en corruptie deelde". Het volledige gesprek werd nadien door zijn broer op YouTube geplaatst en er verschenen ook fragmenten op TikTok. Zijn beweringen veroorzaakten veel ophef, zowel binnen als buiten de gevangenismuren. Het gevangeniswezen benadrukte dat gedetineerden toegang hebben tot telefoons, waarbij gesprekken niet worden afgeluisterd. “In een privégesprek kan iedereen zeggen wat hij wil. Dat verandert wanneer de inhoud via media wordt verspreid", zo luidde het.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende deze feiten? Werden er onderzoeken gedaan naar de beweringen die in deze live chat werden geformuleerd?

 

Er werd een tuchtprocedure opgestart waarin de gedetineerde zich voor zijn uitspraken moet verantwoorden. Werd deze tuchtprocedure  inmiddels afgerond? Zo ja, wat zijn de resultaten?

 

De Belgische Basiswet uit 2006 verbiedt interviews met gevangenen zonder toestemming.  Maar sociale media, zoals live chats, bestonden toen nog nauwelijks en staan niet in de wet. Daardoor vallen dit soort gesprekken in een grijsgebied. Gaat de minister vooralsnog een initiatief nemen om de Basiswet in die zin aan te passen teneinde deze grijze zone weg te werken en duidelijkheid te creëren?

 

03.02 Minister Annelies Verlinden: De beweringen van de gedetineerde in kwestie tijdens de zogenaamde LiveChat berusten, op basis van de informatie waarover wij beschikken, op geen enkel concreet feit. Hij heeft enkel zaken gemeld die hem werden meegedeeld, zonder daarbij zelf aan de beweerde feiten te hebben deelgenomen.

 

De geijkte procedure voor tucht, zoals bepaald in de basiswet van 2005, werd in deze zaak gevolgd. Ik kan hierover echter geen details verschaffen daar het om een individueel dossier gaat en de privacy van de betrokkene gerespecteerd moet worden. De basiswet bepaalt echter dat een gedetineerde toestemming nodig heeft voor contacten met de pers, diverse media en journalisten. Het is duidelijk dat het live delen van informatie daarmee niet in overeenstemming is. Daarnaast zijn gsm's formeel verboden in de gevangenis, wat de kans op het live delen van dergelijke inhoud verkleint. Weliswaar kan dit niet volledig worden uitgesloten, dat weet u ook, aangezien er vaak gsm's worden binnengesmokkeld in de gevangenis.

 

03.03  Marijke Dillen (VB): Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

Ik heb echter geen antwoord gekregen op het volgende. Ik verwees naar de basiswet van 2005, die heel duidelijk is: interviews met gevangenen zijn zonder toestemming verboden. In die wet is echter geen sprake, logisch voor dat ogenblik, van sociale media als LiveChat; dat bestond toen nog niet. Er bestaat dus een risico dat, wanneer zo'n gesprek aanleiding geeft tot gerechtelijke procedures, er een grijs gebied blijft bestaan. Ik durf erop aan te dringen dat u een initiatief neemt om de basiswet in die zin aan te passen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De onrust in de gevangenis van Wortel" (56002331C)

04 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les troubles au sein de la prison de Wortel" (56002331C)

 

04.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Zondag 26 januari jl. was er onrust in de gevangenis van Wortel. 30 gedetineerden wilden niet terug naar hun cel na de avondwandeling. Ze maakten amok, brachten vernielingen aan en staken textiel in brand. De politie kwam massaal ter plaatse en ging samen met de gevangenisdirectie in gesprek met de gedetineerden waarop de rust terugkeerde.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende dit incident? Wat was de aanleiding van deze onrust?

Wat is de omvang van de schade ? 

Welk gevolg wordt er gegeven aan deze feiten? Zullen de betrokken gedetineerden een sanctie krijgen?

 

04.02 Minister Annelies Verlinden: Op zondagavond 26 januari bleven ongeveer 50 gedetineerden van vleugel A buiten na het einde van de wandeling. Gedetineerden die wensten binnen te komen, werden in eerste instantie tegengehouden door anderen en een aantal gedetineerden beukten met een van de voetbalgoals tegen de draad­omheining, waardoor een kleine opening ontstond in de draad. Er werden ook andere beschadigingen toegebracht aan de draadomheining. Daarnaast werden een zoomcamera en een parlofoon vernield. Er werden vervolgens ook een vuilnisemmer en enkele kledingstukken in brand gestoken. Ten slotte werden ook de sportvloeren en de voetbalgoals beschadigd. De wandeling van vleugel A werd tijdelijk buiten gebruik verklaard. In de andere afdelingen bleef het wel rustig.

 

De lokale politie en de speciale eenheid van Turnhout kwamen ter plaatse om de situatie mee op te volgen. De politie en de technisch-deskundige bewaking (TDB) waren het slachtoffer van ongepaste gedragingen. Nadat een aantal gedetineerden hadden aangegeven naar binnen te willen gaan en na een gesprek met de TDB, de politie en de directie is iedereen rustig naar binnen gegaan.

 

De gedetineerden haalden verschillende beweringen aan om buiten te blijven, met name dat gedetineerden zonder recht op verblijf langer in de gevangenis moeten blijven dan diegenen met recht op verblijf, het vermeende gebrek aan tewerkstelling, een beweerd gebrek aan sociale kantine en te weinig tabak, de beweerde te trage werking van de psychosociale dienst, het beweerde gebrek aan antwoord van de directie op vragen en het beweerde respectloos gedrag van het personeel.

 

Voor de betrokken geïdentificeerde gedetineerden zal een tuchtprocedure worden opgestart. De sanctie zal worden bepaald na het opstellen van een rapport aan de directeur en een tuchtrechtelijke hoorzitting. Daarnaast werd ook een verslag opgesteld door de aanwezige politie met het oog op het opstellen van een proces-verbaal.

 

04.03  Marijke Dillen (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De moeilijkheden die gedetineerden die een opleiding volgen ondervinden door personeelstekorten" (56002332C)

05 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les difficultés rencontrées par les détenus en formation en raison de la pénurie de personnel" (56002332C)

 

05.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Tijdens de hoorzittingen betreffende de crisis in onze gevangenissen ten gevolge van de overbevolking hebben de vakbonden aangekaart dat gedetineerden die een opleiding volgen buiten de gevangenismuren regelmatig niet naar de opleiding kunnen gaan wegens gebrek aan voldoende personeel.

 

Nochtans is het volgen van opleidingen belangrijk in het kader van een zinvolle detentie en de toekomstige re-integratie in de samenleving.

 

1. Is de minister op de hoogte van deze problematiek? Werden er maatregelen genomen om tegemoet te komen aan deze problematiek?

2. Kan de minister mij een overzicht geven van de gevangenissen waar deze problematiek zich stelt?

 

05.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Dillen, wat betreft de opleidingen die buiten de gevangenissen plaatsvinden, is er naar wij begrijpen geen rechtstreekse link vastgesteld tussen personeels­tekorten en de mogelijkheid voor gedetineerden om die externe opleidingen te volgen. De gedetineerden die aan de vereiste voorwaarden voldoen, krijgen immers een uitgaansvergunning voor het volgen van die opleidingen en dat vergt geen begeleide transfer naar de opleidingsplaats. Tot heden zijn mij dus geen moeilijkheden gemeld voor het volgen van die opleidingen ingevolge de personeelsproblemen waarmee de gevangenissen kampen.

 

Aangaande opleidingen binnen de gevangenismuren bestaat er geen precies en volledig overzicht van de penitentiaire inrichtingen waar zich problemen voordoen, maar het komt soms wel voor dat die opleidingen worden geannuleerd of uitgesteld door een gebrek aan personeel. Ook onderbrekingen van een opleiding gelinkt aan specifieke omstandigheden komen occasioneel voor. Het DG EPI erkent dat en de directies doen al het mogelijke om ervoor te zorgen dat activiteiten toch maximaal kunnen plaatsvinden, onder meer door een flexibele invulling van de posten.

 

05.03  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat mij wel enigszins verwondert. Net zoals voor mijn eerste vraag, heb ik voor deze vraag de informatie volledig gehaald uit de aanklachten die de vertegenwoordigers van de vakbonden geformuleerd hebben tijdens hoorzittingen. Ze hebben hier aangekaart dat gedetineerden die een opleiding volgen buiten de gevangenismuren daar regelmatig niet naartoe gaan. Wanneer u het een beetje rustiger krijgt, denk ik dus dat u in een volgend gesprek met de vakbonden eens over dit aspect en ook over mijn eerste vraag moet praten. Ik ga er immers van uit dat de vertegenwoordigers dat hier niet zomaar gratuit beweerd hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De toegang van advocaten tot de DABS" (56002334C)

06 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'accès des avocats à la BAEC" (56002334C)

 

06.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Sinds 1 januari 2025 is de toegang van advocaten tot de Databank voor de Akten van de Burgerlijke Stand (DABS) ingeperkt. Dit is het gevolg van de nieuwe wettelijke bepalingen die een protocol vereisen tussen de ordes en de FOD Justitie. Dat maakt het voor advocaten moeilijker om akten van de burgerlijke stand te verkrijgen. De DABS is sinds begin dit jaar uitsluitend toegankelijk voor overheidsdiensten zoals ambtenaren van de burgerlijke stand. Vroeger konden advocaten op basis van artikel 29 van het oud Burgerlijk Wetboek kopieën of uittreksels opvragen.

 

Maar het nieuwe artikel 29 dat sinds dit jaar geldt, rekent advocaten niet langer tot informatiebegunstigden. Sinds 1 januari 2025 is artikel 78 §3 van het oud Burgerlijk Wetboek van toepassing op advocaten dat bepaalt dat er een protocol moet worden afgesloten overeenkomstig de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen m.b.t. de verwerking van persoonsgegevens.

 

De communautaire ordes hebben de afgelopen maanden herhaaldelijk aangedrongen bij de FOD Justitie maar zonder resultaat.

 

Kan de minister hierover meer toelichting geven? Wat zijn volgens de minister de redenen waarom er nog geen protocol werd afgesloten?

 

Gaat de minister nog een initiatief nemen om tot een oplossing te komen zodat de toegang van advocaten tot de DABS niet langer wordt ingeperkt?

 

06.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Dillen, op 1 januari is er inderdaad een gewijzigde regelgeving over de toegang tot de gegevens in de DABS in werking getreden. Deze regelgeving werd aangepast om in overeenstemming te zijn met de GDPR en met de wet op de gegevensbescherming die hieraan uitvoering geeft.

 

De wet legt een verplichting op om een protocol te sluiten wanneer een federale overheidsdienst persoonsgegevens bezorgt aan een andere overheid of een privé-instantie. Een dergelijk protocol strekt ertoe om de rechtmatigheid van de verdere verwerking aan te tonen. Dit werd bijgevolg ook zo voorzien voor de toegang tot de DABS door de advocaten.

 

Volgens de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) is een protocol noodzakelijk wanneer wordt voldaan aan vijf cumulatieve voorwaarden. Een daarvan is dat de mededeling noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die rust op de verwerkingsverantwoordelijke, zijnde ook de ontvanger van de gegevens. Uit door de ordes van advocaten aangereikte informatie blijkt het bestaan van een dergelijke wettelijke opdracht niet. Alle voorgelegde casussen zijn gebaseerd op de toestemming van hun cliënten.

 

Mijn administratie onderzoekt de mogelijkheid om de toegang tot de DABS voor advocaten op basis van een uitdrukkelijke toestemming van de burger te faciliteren. Dat vergt evenwel een actief beheer van deze mandaten, waarvoor bijkomende investeringen en budgetten noodzakelijk zullen zijn. Idealiter kan dit, zoals ook voorzien in het regeerakkoord, in samenwerking met de FOD BOSA gebeuren. Die kan dat als een generieke service organiseren. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de digitale portefeuille.

 

06.03  Marijke Dillen (VB): U verwijst naar de GDPR. Voor advocaten wordt het moeilijker om aan al die akten van de burgerlijke stand te geraken. In het kader van het afronden van een aantal dossiers zijn die akten toch niet onbelangrijk.

 

U verwijst naar het protocol dat aan vijf voorwaarden moet voldoen, als ik u goed heb begrepen. Ik veronderstel dat u inspanningen zult leveren en dat u initiatieven zult nemen om ervoor te zorgen dat er een oplossing komt en de toegang van advocaten tot de DABS niet langer wordt ingeperkt. Begrijp ik uit uw antwoord dan goed dat iedere advocaat per dossier telkens de toestemming moet krijgen van zijn cliënt, indien men aan een van de voorwaarden van het toekomstige protocol wil beantwoorden?

 

06.04 Minister Annelies Verlinden: Het zit iets anders in elkaar. Ik probeer het te parafraseren. Een protocol is noodzakelijk wanneer er aan een van vijf voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat er in een wettelijke verplichting is voorzien. Hier spreekt men niet echt over een verplichting, maar eerder over een wens van de cliënt. In die zin rijst de vraag of de toegang tot de DABS kan worden geregeld op basis van een uitdrukkelijke toestemming van de cliënt of de burger. Dat is effectief een individuele benadering. We moeten onderzoeken hoe we dat aspect structureler kunnen maken. Dat is vandaag de stand van zaken.

 

06.05  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik wil er alleen op aandringen dat u daar spoedig werk van maakt om de taken van de advocaten ter zake te faciliteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het raamcontract voor de aankoop van woonunits voor detentiehuizen" (56002336C)

07 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le contrat-cadre pour l'achat de lieux d'hébergement pour les maisons de détention" (56002336C)

 

07.01  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, in het kader van de aanpak van de overbevolking in de gevangenissen heeft de vorige regering beslist om binnen een termijn van 3 jaar 720 plaatsen in detentiehuizen te creëren. In het regeerakkoord werd ook daarnaar verwezen. De intentie was om minstens één detentiehuis per provincie te openen, maar zover is uw voorganger niet geraakt. Hij slaagde er slechts in om twee detentiehuizen te openen, in Kortrijk en in Vorst. In afwachting van de renovatie, aankoop of bouw van sommige sites, werd op het einde van de vorige legislatuur beslist om voor een deel van de capaciteit tijdelijke modulaire units te plaatsen om zo snel voldoende plaatsen te creëren.

 

Welke initiatieven zijn er de afgelopen drie jaar genomen om geschikte locaties te kiezen? Hoeveel voorstellen werden er gedaan? Welke voorstellen worden er nog onderzocht? Welke voorstellen werden afgewezen en waarom? Op welke manier zullen die modulaire units in de praktijk worden geplaatst en ingericht? Hoeveel bijkomende capaciteit zal daarmee worden gecreëerd?

 

07.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Dillen, de Regie nam op vrijdag 10 januari de beslissing om het raamcontract voor de modulaire woonunits te gunnen aan de groep De Meeuw en DETOO Architects. Voor meer informatie, ook over de financiële aspecten en de kostprijs, verwijs ik u graag door naar collega Matz, die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen.

 

Het is in elk geval de bedoeling dat 600 van de 1.100 plaatsen worden voorbehouden om te dienen als detentiehuis. De verdeling van de overige 500 plaatsen wordt momenteel nog verder onderzocht. In elk geval wordt de voorbereiding van die plaatsen voor detentiehuizen ook voortgezet. Het betreft complexe vergunnings­procedures en dus is die infrastructuur ook niet morgen beschikbaar.

 

Ik geef u graag een stand van zaken met betrekking tot de detentiehuizen. Volgende detentiehuizen bestaande uit units zullen worden geopend. In Jemeppe-sur-Sambre zullen in het nieuwe unitdetentiehuis 40 plaatsen beschikbaar komen tussen nu en begin 2026. Hetzelfde geldt voor Genk, waar eveneens in 40 plaatsen wordt voorzien. In een volgende fase is er een detentiehuis in Antwerpen voorzien, met 40 plaatsen en een in Ninove met 25 plaatsen. Mijn diensten werken nauw samen met de Regie om die in de loop van het jaar 2026 te kunnen openen.

 

Daarnaast wordt in de komende jaren nog de opening van andere detentiehuizen gepland, waaronder dat in Grivegnée, dat 60 bewoners zal kunnen ontvangen, en dat van Doornik met 40 plaatsen. Ook in Oostende zal een detentiehuis komen met ongeveer 20 plaatsen. Eveneens wordt een detentiehuis voorzien in Kortrijk. Voor de detentiehuizen in Oostende en Kortrijk wordt het akkoord van Begroting nog afgewacht.

 

In Grivegnée, Doornik en Oostende gaat het wel om klassieke gebouwen en niet om units. In dat verband kan ook worden verwezen naar het detentiehuis in Olen, het eerste detentiehuis dat dit jaar zal openen. Dat is evenmin een modulaire constructie, maar wel een vast gebouw.

 

Met betrekking tot het noodzakelijke personeel voor de detentiehuizen kan ik meedelen dat voor bepaalde in te vullen functies al mensen zijn aangeworven. Het spreekt voor zich dat andere profielen nog zullen worden gerekruteerd, hetzij via een interne oproep, hetzij via een externe aanwervingsprocedure.

 

07.03  Marijke Dillen (VB): Dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De mogelijke aanslag op een moskee" (56002343C)

08 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'attentat projeté contre une mosquée" (56002343C)

 

08.01  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, in het antwoord op mijn vraag in de plenaire vergadering van 23 januari stelde uw voorganger, minister van Justitie Van Tigchelt, dat een veertienjarige was opgepakt die plannen zou hebben gehad om een aanslag te plegen op een moskee. De heer Van Tigchelt vermeldde er toen bij dat de verdachte, ik citeer, "van rechts-extremistische signatuur" zou zijn. We vernamen ook dat hij in het Brusselse Molenbeek zou wonen en dat er bij een huiszoeking twee messen en een zelfgemaakt document met hakenkruizen zouden zijn aangetroffen. In één krant lazen we nadien dat hij de Oekraïense nationaliteit zou hebben.

 

Mevrouw de minister, klopt die informatie en wat is de stand van zaken? Minstens even belangrijk natuurlijk, welke straf riskeert hij? Kan hem desgevallend zijn Oekraïense nationaliteit worden afgenomen om hem het land uit te zetten?

 

08.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Rooy, op 22 januari kreeg het Brusselse parket inderdaad een melding dat een minderjarige, die bij een extreemrechtse beweging zou zijn aangesloten, van plan was om een aanslag te plegen op een moskee. Op 22 januari werd een onderzoek ingesteld en de volgende dag werd de woning van de verdachte doorzocht. Steekwapens en computerapparatuur werden daarbij in beslag genomen. De jongeman werd aangehouden en voor een verlengbare periode van drie maanden in een openbare instelling voor jeugdbescherming in een gesloten regime geplaatst. Het OM kwalificeerde de feiten als voorbereiding op een terroristische aanslag en het onderzoek is nog aan de gang.

 

Aangezien de jonge verdachte 14 jaar oud is, kunnen indien nodig maatregelen worden genomen op grond van de wetgeving inzake de jeugdbescherming totdat hij meerderjarig wordt. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden kunnen die maatregelen worden verlengd tot zijn twintigste verjaardag.

 

08.03  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik kijk – ik denk samen met u – uit naar de afronding van dat onderzoek.

 

Ik zou toch willen benadrukken dat er voor terrorisme van om het even welke aard in ons land geen plaats is. Het valt dan ook te betreuren dat er terrorisme wordt geïmporteerd. Als immers zou blijken dat die dader inderdaad de Oekraïense nationaliteit heeft, dan is ook dat weer een voorbeeld van iemand die hier niet had moeten zijn. Dat sterkt ons dan weer in onze overtuiging dat het ongecontroleerde beleid van massa-immigratie – ik weet dat het in deze legislatuur niet uw bevoegdheid is – leidt tot ellende, tot geweld en tot terreur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De jihadistische moord op Salwan Momika" (56002344C)

09 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'assassinat de Salwan Momika par des djihadistes" (56002344C)

 

09.01  Sam Van Rooy (VB): We kunnen het niet genoeg in herinnering brengen, maar enkele weken geleden werd in Zweden Salwan Momika vermoord door moslimterroristen. Momika was een Assyrisch-Iraakse christen die nota bene in Irak had gestreden tegen Islamitische Staat, tegen jihadterreur dus, en als vluchteling naar Zweden was gekomen. Daar liet hij zich overtuigend uit tegen de islam, die hij als ervaringsdeskundige natuurlijk zeer goed kende, en was hij voor de vrijheid van meningsuiting. Dat gaat natuurlijk hand in hand. Soms verbrandde hij openlijk een koran om die visie kracht bij te zetten. Hij werd daarvoor juridisch vervolgd, helaas, en hij kreeg, zoals dat dan gaat, talloze doodsbedreigingen uit islamitische hoek. Dat is helaas het nieuwe normaal in West-Europa.

 

Toch werd hij niet door de politie beveiligd. De Zweedse politiechef wilde niet toelichten waarom, maar ik vind het wel frappant dat ze eraan toevoegde dat het "natuurlijk tragisch is dat wij als samenleving deze mensen niet kunnen beschermen". Dat is inderdaad zo. Ook in België ken ik mensen die zich niet meer durven uitspreken over hun afvalligheid van de islam, die hun islamkritiek anders verwoorden of zelfs niet uiten, omdat ze weten dat ze uiteindelijk vogelvrij zijn en ze niet de nodige bescherming zullen genieten.

 

Mevrouw de minister, graag hoor ik uw mening over deze  zorgwekkende stand van zaken. Ik vraag mij af hoe dit eigenlijk in België zit. Mag men in België een exemplaar van de koran of eender welk al dan niet religieus of heilig boek, verbranden? Zou iemand als Salwan Momika in België dan wel door de politie worden beveiligd?

 

09.02 Minister Annelies Verlinden: Ik kan u bevestigen dat dergelijke gebeurtenissen door onze veiligheids- en inlichtingendiensten zeer nauwgezet worden opgevolgd. Er bestaat in ons land geen officiële lijst van beschermde boeken, waarvan bijvoorbeeld de verbranding specifiek wordt beschouwd als aanzetten tot haat. Weliswaar vallen onder meer strafbare haatspraak, haatmisdrijven en discriminatie onder het materiële toepassingsgebied van de antidiscriminatie­wetgeving in ons land. Het zal dus aan de feitenrechter toekomen om op basis van in het bijzonder die wetgeving en het precieze, concrete strafrechtelijk dossier te oordelen. Daarbij kan ik nog toelichten dat de strafmaat voor deze gedragingen herbekeken wordt in het nieuwe Strafwetboek.

 

In ons land worden beveiligingsmaatregelen toegekend op basis van een risicoanalyse die wordt uitgevoerd door de bevoegde veiligheidsdiensten. Factoren zoals de ernst van de bedreiging, het publieke profiel van de persoon en de potentiële impact op de openbare orde worden daarbij onder meer in overweging genomen. Specifiek in de gevallen van terrorisme, gewelddadig extremisme of radicalisering kan het OCAD een dreigingsanalyse uitvoeren. Op basis van die risicoanalyse of die specifieke analyse zal het Nationaal Crisiscentrum al dan niet de nodige operationele beveiligingsmaatregelen voor de betrokken personen opleggen.

 

09.03  Sam Van Rooy (VB): Hoever is het niet gekomen dat dissidenten uit de islamitische wereld, zoals Salwan Momika, ook in West-Europa de facto niet meer veilig zijn? Gemiddeld worden er per dag wereldwijd niet minder dan vijf islamitische aanslagen gepleegd. De islam roept inderdaad letterlijk op tot het vermoorden van diegenen die de islam bespotten of beledigen, van diegenen die de islam verlaten en van diegenen die zich niet aan de islam onderwerpen.

 

Recent nog werd hier in Brussel de boek­voorstelling van een islamkritisch boek geannuleerd na islamitische dreigementen. Censuur en zelfcensuur, mevrouw de minister, nemen al jaren toe. Het aantal moslimfundamen­talisten in dit land blijft stijgen en dus blijft onze samenleving islamiseren en helaas onvrijer worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De steun van een Molenbeekse PS-schepen voor IS-achtige jihadisten" (56002345C)

10 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le soutien apporté par un échevin molenbeekois PS à des djihadistes apparentés à ceux de l'EI" (56002345C)

 

10.01  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, de kersverse Molenbeekse schepen Mohammed Kalandar van de PS postte op sociale media in 2020 het embleem van Hachd al-Chaabi. Dat is een jihadistische beweging vergelijkbaar met Islamitische Staat. Het is eigenlijk de sjiitische versie ervan, die wordt gesteund door de islamitische staat Iran. Enkele landen, zoals de VS en Japan, beschouwen verschillende milities bij Hachd al-Chaabi, als terroristisch. De Molenbeekse burgemeester Moureaux en de PS-partijtop willen niet reageren, maar dat verbaast niet.

 

Mevrouw de minister, wat vindt u hiervan? Ziet u geen problemen met de loyaliteit van Mohammed Kalandar? Is hij geen infiltrant? Wordt onderzocht of Mohammed Kalandar voor ons land eventueel een veiligheidsrisico vormt?

 

10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Rooy, de koepelorganisatie Hachd al-Chaabi is er gekomen na de heractivering van de communautaire milities in Irak ten gevolge van de strijd tegen IS in 2014. In zekere zin waren die koepelorganisatie en de milities die onder de koepel vallen, een partner van de internationale coalitie in de strijd tegen IS.

 

De koepelorganisatie valt sinds 2016 onder de administratieve autoriteit van de Iraakse eerste minister via het officiële overheidsorgaan Populaire Mobilisatiecommissie en groepeert meerdere tientallen Iraakse milities van een zeer gevarieerde achtergrond, namelijk sjiitische, soennitische, christelijke en Turkmeense milities. Ondanks het bestaan van de koepel behouden de individuele milities een grote mate van autonomie. Een aantal daarvan staat dicht bij Iran en ontvangt ook steun van Iran. Er zijn slechts enkele milities die effectief als terroristisch worden gezien door onder meer de Verenigde Staten, de Verenigde Arabische Emiraten en Japan.

 

10.03  Sam Van Rooy (VB): Uw uitleg was heel interessant, mevrouw de minister. Die kende ik zelf ook. U maakt zich dus blijkbaar helemaal geen zorgen over de Molenbeekse schepen Mohammed Kalandar. Ik heb een foto van hem mee, zodat u kunt zien wat voor iemand dat is. Lijkt dat iemand die goed geïntegreerd is in onze samenleving? Lijkt dat iemand die wij kunnen vertrouwen? Ik vind het zeer zorgwekkend dat u daarover niets te zeggen hebt.

 

In Denemarken, bijvoorbeeld, waren er recent heel wat toppolitici die openlijk hun bezorgdheid hebben geuit over de infiltratie in de overheid van burgers met moslimfundamentalistische gedachten, ideeën en doelstellingen. Ik hoop echt dat u de komende jaren die zorg niet alleen zult uiten, maar dat u er zich ook mee bezig zult houden, want het is al vijf na twaalf wat dat betreft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De snelle online radicalisering van jongeren" (56002346C)

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De aanpak van online radicalisering" (56002409C)

11 Questions jointes de

- Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La rapide radicalisation en ligne de jeunes" (56002346C)

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La lutte contre la radicalisation en ligne" (56002409C)

 

11.01  Sam Van Rooy (VB): Een onderzoek van de VRT liet zien hoe snel jongeren, vooral moslimjongeren, online radicaliseren. Ze worden via slechts enkele clicks misleid of verleid tot de islamitische ideologie van Al Qaida, de taliban of Islamitische Staat. Het gaat doorgaans om tieners, soms zelfs van amper 13 jaar. Hiermee werd bevestigd wat ook de Veiligheid van de Staat (VSSE) zegt, namelijk dat het radicaliseringsproces van minderjarigen online plaatsvindt en vaak bijzonder snel gaat. Online betekent concreet grote chatgroepen op Telegram en Discord, met duizenden tot wel tienduizenden piepjonge leden, maar ook YouTube en TikTok spelen een rol.

 

Ik citeer uit het onderzoek van de VRT: "Het gebruik van de soms onschuldig ogende memes blijkt een strategie te zijn van een aantal losse extremistische netwerken. Vaak zijn ze voorzien van opzwepende muziek met Arabische lyrics die telkens herhaald worden. We zien beelden van wat volgens de leden IS-strijders in Syrië zijn. We lezen verschillende berichten die stellen dat ze willen vechten tegen joden. Bij beelden van een slachtoffer van de Hamasaanval op het Nova Festival in Israël op 7 oktober 2023 worden hartjes geplaatst. Er passeren ook heel wat complottheorieën de revue. Zo krijgen we een video te zien waarin iemand waarschuwt voor nepnieuws en beweert dat er een plan is om alle Arabische landen te vernietigen. Ook oorlogsbeelden worden verheerlijkt."

 

In feite gaat dit om het online ronselen van piepjonge jongeren om moslimfundamentalist of jihadist te worden. Ik verneem graag uw reactie hierop. Wat wordt er eigenlijk gedaan om het overgaan tot het gebruik van jihadistisch geweld of terrorisme tegen te gaan, dit – laat mij dat toch benadrukken – zonder te raken aan de vrije meningsuiting?

 

11.02  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, ik wil u eerst en vooral feliciteren met uw benoeming. Ik wens u namens mijn fractie heel veel succes.

 

Ik heb jammer genoeg niet de reflex gehad om mij in te schrijven in het actualiteitsdebat over de gevangenissen, maar mij lijkt dat de grootste uitdaging. Zoals mevrouw Dillen zei, kan na 30 jaar overbevolking alleen een globale aanpak van de strafrechtketen dit oplossen. Ik heb de berekening gemaakt. Met de verlengde penitentiaire verloven voor de langgestraften zitten we samen met de huidige toestand van 12.800 gedetineerden aan meer dan 15.000 gevangenen. Zo hebben we een feitelijke overbevolking van 50 %. Ik denk dat dit de grootste uitdaging wordt.

 

U zei ook dat u het lexicon inzake grondslapers wil uitwissen en evenwicht wil brengen. Ik ben heel verheugd met de ronde die u langs verschillende actoren doet en ik hoop dat we daarop naar aanleiding van de beleidsverklaring diepgaand kunnen ingaan.

 

Voor mijn vraag verwijs ik naar de schriftelijke versie.

 

De digitale wereld biedt jongeren ongekende toegang tot informatie en sociale interactie, maar het onderzoek van VRT NWS onthulde een schokkende keerzijde: de snelle radicalisering van jongeren via online platforms zoals Telegram en Discord. Met slechts enkele klikken kunnen minderjarigen verzeild raken in extremistische groepen, waar ze blootgesteld worden aan gewelddadige ideologieën en aanstichting tot actie. Een recent rapport van Staatsveiligheid versterkt deze waarnemingen en onthult dat tussen 2022 en 2024 bijna één op de drie personen die betrokken waren bij gewelddadige acties in België minderjarig was. Dit probleem, dat vooral jongens onder de 16 jaar treft, roept dringende vragen op over de effectiviteit van de huidige maatregelen en de verantwoordelijkheden van de overheid in de strijd tegen online radicalisering.

 

1. Heeft u kennis van deze onthutsende cijfers? Ziet u een significante stijging van de cijfers de voorbije jaren rond radicalisering bij de jeugd en welke tools worden gehanteerd. Wat is het plan van aanpak tegen de groeiende online radicalisering van jongeren? Wordt er ingezet op dialoog met de internetsector om digitale weerbaarheid te verhogen en wordt er bvb gefocust op het persoonlijk surf- en zoekgedrag van gebruikers?

 

2. Wat zijn de ervaringen van Staatsveiligheid met betrekking tot de jongste aanhoudingen? Hoeveel mensen binnen deze dienst zijn gespecialiseerd in het online gebeuren? Zijn er voldoende middelen hiervoor? 

 

3. Welke rol spelen sociale mediaplatforms in het radicaliseringsproces van jongeren, en wat doet de overheid om deze platforms te monitoren. Welke zijn specifieke programma's of initiatieven om jongeren te ondersteunen en hen bewust te maken van de gevaren van extremistische ideologieën? Worden de LIVC's hierin actief geïnformeerd en betrokken?

 

4. Hoe wordt er specifiek omgegaan met platformen zoals Telegram en Discord, die volgens het onderzoek een sleutelrol spelen in de snelle radicalisering van jongeren? (Worden maatregelen overwogen om algoritmes en moderatiesystemen aan te passen, en hoe zal u hierbij partners zoals scholen, jeugdwerk en ouders betrekken om de digitale weerbaarheid van jongeren onder de 16 jaar te versterken?)

 

Le président: Merci, monsieur Yzermans. J'invite chacun à s'en tenir à la question dont nous parlons, même si j'entends que vous n'avez pas pu vous joindre aux questions qui ont été posées tout à l'heure.

 

11.03 Minister Annelies Verlinden: Collega's, het is algemeen bekend, daarmee zeg ik niks nieuws, dat er socialemediakanalen en onlineplatformen zijn die vandaag fungeren als echokamers voor haatzaaiende uitlatingen. We worden vandaag geconfronteerd met negatieve gevolgen van de technologische vooruitgang die voorheen niet bestonden. Daardoor wordt de toegang tot radicale, salafistische, jihadistische of extreemrechtse inhoud vergemakkelijkt, over de landsgrenzen heen. De algoritmische systemen leiden automatisch naar een steeds radicalere inhoud, zeker op platformen met weinig of geen moderatie.

 

De aanpak van de verspreiding van die propaganda is daarom een taak van vele actoren en diensten, ook van de providers, en vraagt om een grensoverschrijdende aanpak en samen­werking. Ondanks de internationale en nationale inspanningen die worden geleverd om online content te verwijderen, blijft het probleem aanwezig en omvangrijk.

 

In dit verband kan vooreerst worden verwezen naar de federale gerechtelijke politie, in het bijzonder naar de Internet Referral Unit. Die dienst is actief op verschillende platformen, zodat desgevallend de opdracht kan worden gegeven tot het laten verwijderen van content. Ze werken daarvoor nauw samen met Europol en ook met de andere Europese lidstaten. Zo worden geregeld grens­overschrijdende Referral Action Days georganiseerd, waarbij de krachten worden gebundeld om heel doelgericht de terroristische content op een vooraf bepaald platform aan te pakken.

 

Ik verwijs ook naar COL 174/2024, de zogenaamde COL Sociale Media, die de afhandeling regelt van dreigingen met aanslagen die mogelijk gelinkt zijn aan gewelddadig extremisme en terrorisme en die zijn geuit via sociale media en of telefonie. De mechanismen opgenomen in deze COL hebben de bedoeling om zo snel mogelijk de persoon achter een telefoonnummer of socialemedia-account te identificeren en ook te lokaliseren om kordaat en krachtdadig te kunnen ingrijpen.

 

Voor het tegengaan van radicalisme, extremisme en terrorisme, ook online, werken we vanuit de strategie TER met diverse overleg- en opvolgingsplatformen die voorzien in zowel een repressieve als een preventieve opvolging. Als het specifiek gaat om minderjarigen, zal de gebruikte strategie worden aangepast aan de leeftijd, zodat er echt op maat kan worden gewerkt.

 

De Veiligheid van de Staat volgt in het kader van het platform tegen contra-extremisme en contraterrorisme, samen met de partners van de strategie TER, de dreigingsdossiers op en dat voor vermoedelijke imminente terroristische dreigingen. Het kan dan gaan om de voorbereiding van een aanslag, het aantreffen van terropropaganda of het detecteren van mechanismen die inzetten op de financiering van terrorisme.

 

De opvolging en oriëntering van terreurdossiers gebeurt via het JIC-JDC-systeem, veiligheids­georiënteerde platformen met als opdracht het permanent uitwisselen van informatie. Zij beslissen dan samen welke strategie het best kan worden gevolgd wanneer er informatie over terroristische activiteiten beschikbaar is.

 

Specifiek inzake repressieve acties en de veiligheidsaspecten van de opvolging van personen, vormen de lokale taskforces het centrale zenuwstelsel van de strategie TER. Als netwerk van veiligheidsdiensten kunnen zij informatie laten uitwisselen, maar ook persoonsgebonden cases bespreken. In onderlinge afstemming wordt dan beslist hoe personen worden opgevolgd en ook welke veiligheidsmaatregelen in plaats moeten worden gesteld.

 

Wat het preventieve luik betreft, zijn er de lokale integraleveiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC-R), waarin lokale autoriteiten samen met psycho- en welzijnsgeoriënteerde diensten samenzitten. De burgemeester heeft daarvan de leiding. Verder nemen ook de information officer van de lokale politie en de vertegenwoordigers van lokale sociale actoren zoals scholen, de VDAB, de OCMW's en de CAW's eraan deel. Hun aanpak is preventief, moet vooral laagdrempelig zijn en heeft de bedoeling de eigen finaliteiten te ondersteunen. Dat is echt inzetten op begeleiding op maat.

 

Wat ik tot slot in het bijzonder wil onderstrepen, is het belang om bij jongeren in te zetten op bewustwording inzake het veilig gebruik van onder andere sociale media, iets waarvoor samenwerking en inspanningen met en vanuit de jeugd- en de onderwijswereld belangrijk zijn. De schoolomgeving en de jeugdwerking zijn ook belangrijke actoren om tekenen van radicalisering te kunnen herkennen.

 

11.04  Sam Van Rooy (VB): Dank u, mevrouw de minister. In een reactie op dit onderzoek zei radicaliseringsexpert Youcef Naimi van Ceapire: "We hebben jongeren gezien die bekeerd zijn tot de islam en in enkele maanden tijd in een stadium waren beland waarin ze klaar waren om het land te verlaten of om geweld te plegen." Ik geef dit citaat omdat ik vind dat u het in uw antwoord heel erg over het bestuurskundige en technologische hebt. Voor alle duidelijkheid, ik heb er wel alle vertrouwen in dat er op technologisch vlak goed werk wordt geleverd. Ik zie dat trouwens ook bij de politie in Antwerpen. Maar het ideologische aspect, namelijk dat het vooral gaat over de islam en nooit over het boeddhisme of het hindoeïsme, wordt telkens genegeerd. Dat is nog altijd een taboe. Het is politiek incorrect.

 

We zullen dit probleem niet alleen met technologie kunnen oplossen, mevrouw de minister. Het is ook een ideologische strijd van de westerse beschaving, waarbij we onze cultuur, onze normen en waarden, voorop moeten zetten en die tegenover die van de islam stellen. Zolang de regering dat niet onder ogen ziet, zullen we het probleem echt niet oplossen.

 

11.05  Alain Yzermans (Vooruit): Ik zal het zeer kort houden. Ik vind het goed dat op bovenlokaal niveau de terreurdreiging goed wordt onderzocht, op verschillende niveaus. Ik maak deel uit van zo'n LIVC in de politiezone Genk. Samen met onze gemeente Houthalen-Helchteren voeren we al jaren die strijd. We hadden de primeur van de LIVC's, waar zeer effectief wordt gewerkt aan cases. Ik meen dat de lokale aanpak van preventie en remedie inderdaad, in goed overleg met u als minister en met andere departementen, kan leiden tot een betere weerbaarheid van onze jongeren in de strijd voor de beeldvorming en tegen de radicalisering.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het terughalen van Belgische Syrië-jihadisten" (56002347C)

12 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le rapatriement de djihadistes belges partis en Syrie" (56002347C)

 

12.01  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, het OCAD heeft in december gesteld dat het na de val van Assad voor onze eigen veiligheid beter zou kunnen zijn om Belgische Syrië-jihadisten die daar nog in een cel of een kamp zitten, terug te halen. Het OCAD vreest dat ze zouden kunnen vrijkomen en via Turkije naar West-Europa of België terugkeren. Er werd ook gewag gemaakt van 13 mannen die niet allemaal de Belgische nationaliteit hebben, maar wel een link hebben met ons land. In de kampen Al-Hol en Al-Roj zouden nog altijd acht Belgische vrouwen en negen kinderen zitten. Dat kan intussen al veranderd zijn, want deze informatie dateert van december.

 

Ik hoor graag het standpunt van de nieuwe regering, mevrouw de minister. Zijn er plannen om Belgische Syrië-jihadisten terug te halen naar België? En de hamvraag: sluit deze regering uit dat er ooit Syrië-jihadisten kunnen worden teruggehaald naar België?

 

12.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Van Rooy, een gemeenschappelijk front van verschillende rebellengroeperingen onder leiding van Hayat Tahrir al-Sham (HTS) nam in december van vorig jaar de controle over van het gebied dat in Syrië nog in handen was van het Assadregime.

 

De geopolitieke context en de impact ervan op onze buitenlandse veiligheid werden steeds en worden permanent, tot op vandaag, opgevolgd door onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ze zijn waakzaam voor de houding van HTS en de andere actieve terreurorganisaties in de regio, zoals IS. Ook spanningen tussen de Koerden en de Turken in het grensgebied worden aandachtig opgevolgd. We blijven dus de onvoorspelbare situatie ter plaatse van nabij volgen. En dat steeds in overleg met onze diensten, die uiteraard ook in nauw contact staan met de buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

 

De vraag naar het al dan niet terughalen van Syriëstrijders naar ons land is in dit geval niet aan de orde.

 

12.03  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, wat wel aan de orde is, is de vraag of deze nieuwe Belgische regering, deze arizonacoalitie, wil uitsluiten dat er ooit Belgische Syrië-jihadisten worden teruggehaald naar dit land. Het mag duidelijk zijn dat het Vlaams Belang neen zegt. België moet de grenzen sluiten, niet alleen voor asielzoekers, immigranten uit de hele wereld, maar zeker ook voor Syrië-jihadisten. Mochten zij toch worden toegelaten tot ons grondgebied, dan ben ik ervan overtuigd dat zij ervan af zullen komen met een fopstrafje van een aantal jaren, waarna ze op vrije voeten komen en opnieuw een gevaar vormen voor onze samenleving.

 

Mevrouw de minister, luister naar de ervaringen uit het verleden. Sluit onze grenzen, zeker voor jihadisten uit welk land dan ook, zeker ook uit Syrië.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- Alexander Van Hoecke aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het project m.b.t. de begeleiding van kinderen door vertrouwenspersonen bij echtscheidingsprocedures" (56002349C)

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het proefproject dat kinderen een stem wil geven" (56002399C)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het pilootproject met vertrouwenspersonen bij een scheiding" (56002435C)

13 Questions jointes de

- Alexander Van Hoecke à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le projet d'accompagnement des enfants par des personnes de confiance dans les procédures de divorce" (56002349C)

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le projet pilote visant à donner une voix aux enfants" (56002399C)

- Kristien Van Vaerenbergh à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le projet pilote visant à recourir à des personnes de confiance dans le cadre des divorces" (56002435C)

 

13.01  Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Gentse familierechtbank kondigde begin 2024 een project aan om kinderen een luidere stem te geven tijdens het echtscheidingsproces van hun ouders. Met de hulp van een vertrouwenspersoon zou het voor rechters makkelijker worden te achterhalen wat kinderen bij een scheiding willen. Het project kwam tot stand via een samenwerking van familierechters, advocaten en de Universiteit Gent. Ook u in uw hoedanigheid van minister van Justitie en het Kinderrechtencommissariaat waren enthousiast over het project.

 

Advocaten die een vierdaagse opleiding hebben gevolgd, waarin ze onder meer leren te communiceren met kinderen vanaf de kleuterleeftijd en om te gaan met rouw en verlies, kunnen de rol van vertrouwenspersoon op zich nemen. Het arrest van het hof van beroep in Gent oordeelt nu echter dat de aanstelling van een vertrouwenspersoon in een echtscheidingsproces onregelmatig is. Het zou namelijk onduidelijk zijn op welke manier de familierechter ook daadwerkelijk rekening houdt met de visie van het kind. Het is volgens het hof van beroep dan ook onduidelijk of de vertrouwenspersoon nu handelt als vertrouwenspersoon of als advocaat.

 

Op 22 januari 2025 werd gemeld dat het project werd stopgezet in afwachting van een wetgevend kader. Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Ten eerste, mevrouw de minister, wat is uw visie op het arrest van het Gentse hof van beroep?

 

Ten tweede, betekent het arrest het definitieve einde van het pilootproject of zullen initiatieven worden genomen die er in de toekomst voor zullen zorgen dat met de argumentatie van het hof rekening zal worden gehouden? Graag kreeg ik daarbij enige toelichting.

 

Ten derde, welke onverenigbaarheden werden bepaald voor de vertrouwenspersonen?

 

Ten vierde, zijn er nog andere familierechtbanken waar ze met een dergelijke vertrouwenspersoon werken of die interesse hebben betoond voor het project?

 

13.02  Alain Yzermans (Vooruit): Ik sluit mij aan bij de inleiding van de heer Van Hoecke.

 

Er is een grote teleurstelling bij de betrokkenen door de tijdelijke stopzetting van het project, waarbij kinderen als doelgroep belangrijke ervaringen hadden met het heel persoonsgerichte project. In het kader van de bescherming van de kinderen hebben wij vragen daarover.

 

Kunt u toelichten welke juridische onduidelijkheden er zijn? Wat is uw mening over de noodzaak aan een wettelijk kader om de rol van de vertrou­wenspersonen in echtscheidingsprocedures te regelen?

 

Hoe kunnen de rechten en belangen van kinderen in echtscheidingsprocedures beter worden behartigd? Zijn er alternatieven daarvoor? Blijft de stem van de kinderen, die uiteraard belangrijk is, nog altijd van tel?

 

13.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Mevrouw de minister,

 

De rechtbank van eerste aanleg besliste onlangs om het pilootproject in de familierechtbank van Gent stop te zetten dat een vertrouwenspersoon bij kinderen plaatste scheidingsprocedure. Een project dat nochtans positief werd onthaald door alle betrokkenen.

 

Reden hiervoor is een arrest van het hof van beroep (14 januari 2025 van de 11septies-kamer). In dat arrest worden er vragen gesteld bij het aanstellen van de vertrouwenspersoon, dat is volgens het hof van beroep niet afdoende wettelijk verankerd.

 

1/ Acht u het opportuun om het de lacunes in de wetgeving die komen bloot te liggen door het arrest op te vullen, of is eerst verdere evaluatie nodig vooraleer hierin geschakeld kan worden?

 

2/ Ziet u nadelen bij het wettelijk verankeren van de vertrouwenspersoon? Acht u het bijvoorbeeld het praktisch haalbaar om dit breed over alle rechtbanken heen uit te rollen?

 

3/ Indien het wetgevend kader om een vertrouwenspersoon aan te stellen zou versterkt worden, welke inhoudelijke stappen zouden dan genomen moeten worden om dit te doen?

 

4/ Wat is uw mening om de wettelijke hoorplicht van kinderen ouder dan twaalf jaar te hervormen doormiddel van de verankering van een vertrouwenspersoon (bijv. de leeftijd te verlagen, of de het horen te vervangen door een vertrouwenspersoon i.p.v. de familierechter)?

 

Bedankt voor de antwoorden.

 

13.04 Minister Annelies Verlinden: Collega's, de conclusies van een multidisciplinaire werkgroep hebben in 2024 geleid tot de aanpassing van het wettelijke kader met betrekking tot het horen van minderjarigen. Concreet heeft de wet van 27 maart 2024 artikel 1004/1 van het Gerechtelijk Wetboek ingrijpend gewijzigd. Bij die wijziging werd de rol van de vertrouwenspersoon ingevoerd in een nieuwe paragraaf 5/1 van voormeld artikel. Het is belangrijk om te weten dat die wijzigingen van toepassing zijn op alle procedures die de minder­jarigen betreffen en niet alleen bij echtscheidingen. Er is bovendien in een uitzondering voorzien voor verzoeken met betrekking tot onderhouds­verplichtingen en voor zuiver financiële of vermogensrechtelijke verzoeken die niet rechtstreeks het vermogen van de minderjarige betreffen. In die zaken wordt de minderjarige niet gehoord.

 

Tijdens de totstandkoming van die wet werd een proefproject opgestart binnen de familierechtbank in Gent. Ik heb geen weet van andere familie­rechtbanken die met een dergelijke vertrouwens­persoon hebben gewerkt of werken.

 

Het regeerakkoord bepaalt dat het kind binnen een gerechtelijk kader bij voorkeur wordt bijgestaan door een advocaat die daartoe een bijzondere opleiding heeft gevolgd en dat we het proefproject van de familierechtbank in Gent verder zullen uitrollen. Daartoe moet het project weliswaar worden geëvalueerd in het licht van het door u aangehaalde arrest van begin 2025, dat wijst op de wettelijke beperkingen van het proefproject en waarin wordt herinnerd aan een aantal belangrijke principes op dat vlak. Zo voorziet de wet op dit ogenblik bijvoorbeeld niet in de mogelijkheid om de vertrouwenspersoon ambtshalve aan te stellen. Het hof van beroep stelt zich daarnaast vragen bij het ontbreken van de mogelijkheid voor partijen om tegenspraak te kunnen voeren over die beslissing om een advocaat aan te wijzen.

 

Tot slot is het voor het hof van beroep niet duidelijk uit te maken of en op welke manier de familierechter rekening heeft gehouden met de uiteenzetting van de vertrouwenspersoon dan wel met de mening van het kind. Bij een eventuele aanpassing van de wet zal ook rekening moeten worden gehouden met de evaluatie van de familierechtbank, die recent nog werd voorgesteld in deze commissie. In het algemeen heeft de wetgever tot op heden het horen van het kind door de rechter altijd bevorderd en aangemoedigd. Het doel van het horen van de minderjarige is hem of haar in staat te stellen zijn of haar zorgen aan de rechter kenbaar te maken, zodat de meest geschikte oplossing kan worden gevonden en rekening kan worden gehouden met de stem van het kind.

 

Daarbij is de rechter altijd verplicht om het belang van het kind als prioritair te beschouwen. Tot slot zal ook rekening moeten worden gehouden met de budgettaire implicaties van een veralgemeende aanwijzing van een advocaat als vertrouwens­persoon voor minderjarigen in de gerechtelijke procedures die hen aangaan.

 

Al die elementen zullen dus in overweging moeten worden genomen om te bepalen hoe het wettelijk kader in de toekomst, rekening houdend met het arrest van het hof van beroep van begin van dit jaar, moet worden aangepast.

 

13.05  Alexander Van Hoecke (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. We zijn tevreden dat er stappen gezet zullen worden. De opmerkingen van het hof van beroep vind ik soms zeker wel terecht, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat het volgens mij een zeer waardevol proefproject was en is en dat we dat op een of andere manier toch moeten proberen in te kapselen in een wetgevend kader. Ik kijk reikhalzend uit naar verdere stappen daarin.

 

13.06  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat de verdere uitrol op de planning staat, wat zeer positief is. Het belang van het kind moet altijd vooropstaan, gezien de kwetsbaarheid in al zijn vormen. Ik kijk ook uit naar de wetgevende initiatieven die u hebt aangekondigd.

 

13.07  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij daar uiteraard bij aan. We zullen afwachten wat de evaluatie van het proefproject en de verdere uitrol met zich meebrengen. Eventuele wetgevende initiatieven nadien zullen we opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Alexander Van Hoecke aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het rijden onder invloed van lachgas" (56002350C)

14 Question de Alexander Van Hoecke à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La conduite sous l'influence de gaz hilarant" (56002350C)

 

14.01  Alexander Van Hoecke (VB): Mevrouw de minister, vandaag kan iedereen zonder enig probleem een voertuig besturen onder invloed van lachgas, want er zijn geen wettelijke bepalingen die het gebruik van lachgas verbieden achter het stuur. Er zijn dan ook geen testen voorhanden en er is geen limiet of waarde bepaald. Er is wel een verbod op alcohol en drugs achter het stuur. Maar de politie kan natuurlijk niet op uiterlijke kenmerken van een bestuurder oordelen of er sprake is van intoxicatie door lachgas.

 

Wat is uw visie op de problematiek van het gebruik van lachgas achter het stuur?

 

Hebt u daarover al eens samengezeten met de minister van Mobiliteit of plant u dat nog te doen?

 

Is vanuit de parketten al de vraag gekomen om de wet eventueel aan te passen? Is die problematiek al bij u aangekaart?

 

14.02 Minister Annelies Verlinden: We moeten inderdaad blijven inzetten op verkeersveiligheid en als minister van Justitie vind ik het ook belangrijk om daaraan mee te werken. Ik sta dan ook volledig achter de Europese doelstelling van Vision Zero, dus nul verkeersdoden tegen 2050. Dat heeft de regering in het nieuwe regeerakkoord ook onderschreven.

 

Naast snelheid veroorzaakt ook rijden onder invloed van alcohol en drugs nog steeds te veel verkeersslachtoffers en we zien de jongste jaren ook een toename van het gebruik van lachgas in het verkeer. Vias institute maakte in een studie in 2022 bekend dat 8 % van de Belgische bestuurders minstens één keer per maand alsnog een voertuig bestuurt na het gebruik van lachgas. De problematiek, de gewenste aanpak ervan en de daaruit voortvloeiende noodzakelijke wetswijzingen worden besproken in de werkgroep 'Rijden onder invloed' met vertegenwoordigers van Justitie, Mobiliteit en de politie. Ook het nationale drugscommissariaat, Vias en het NICC bogen zich eind vorig jaar nog over de problematiek.

 

In haar nota 'Drugs en het verkeer', die ook is bezorgd aan de minister van Mobiliteit, formuleert de nationale drugscommissaris aanbevelingen, waarmee aan de slag zal worden gegaan. De gevaren zijn bekend. Het is ook om die reden dat ik in de vorige legislatuur als minister van Binnenlandse Zaken met de toenmalige minister van Justitie werk heb gemaakt van een duidelijk wettelijk kader in de strijd tegen lachgas voor de politiediensten en justitie. Het koninklijk besluit, gepubliceerd op 29 maart 2024, verbiedt de verkoop, de aankoop, het aanbieden, de invoer, het vervoer en het bezit van lachgas voor oneigenlijke doeleinden, zowel fysiek als online

 

Bij inbreuken zal de politie een proces-verbaal opstellen. Het lachgas wordt in beslag genomen en het OM kan beslissen om over te gaan tot vervolging. De opsporing van lachgas in het lichaam is vandaag nog niet mogelijk, precies omdat er amper sporen van te vinden zijn. Dat betekent dus ook dat er vandaag nog geen wetgevend kader kan bestaan voor de opsporing van lachgas, zoals dat wel bestaat voor detectie van alcohol of andere drugs.

 

Vias onderzoekt al in samenwerking met de universiteit van Maastricht en het NICC hoe lachgas kan worden opgespoord en dat moet uiteindelijk resulteren in de bepaling van analytische grenswaarden en geteste en concrete procedures. Ook de politie zal bij het testen op het terrein worden betrokken.

 

U begrijpt dat we eerst moeten beschikken over een uniform getest en geijkt detectietoestel, vooraleer we wetgevende initiatieven kunnen nemen. Om die reden is het product distiktof­monoxide momenteel nog niet opgenomen in artikel 37bis van de wegverkeerswet, waarin andere stoffen, andere dan alcohol, worden opgesomd.

 

De weliswaar kortstondige roes die de inname van lachgas met zich brengt, kan wel worden beteugeld op basis van artikel 35 van de wegverkeerswet, wanneer het een soortgelijke staat van dronkenschap veroorzaakt. De toestand duurt slechts enkele minuten, zodat een vaststelling op heterdaad door de politiediensten een absolute noodzaak is, maar allerminst evident.

 

14.03  Alexander Van Hoecke (VB): Mevrouw de minister, de problematiek wordt in het algemeen nog al te vaak onderschat. Overal in Vlaanderen zien we dat lachgas in opmars is en dat jongeren het als iets heel onschuldigs zien. De gevaren zijn volgens mij nog onvoldoende bekend bij het grote publiek. Ik zie dat ook in mijn eigen gemeente. We hebben het er maandag in de gemeenteraad over gehad: overal zijn er lachgasflessen terug te vinden.

 

Het kernprobleem is natuurlijk de detectie. Het stelt mij dan ook heel hoopvol dat Vias de detectie van lachgas aan het onderzoeken is, want dat is noodzakelijk. We moeten eerlijk zijn, dat zal ons ook veel verder brengen dan sensibilisering. Dat men betrapt kan worden en dat lachgas in het verkeer op dezelfde manier zal worden behandeld als drugs, zal het publiek bewuster van het probleem maken. Ik kijk uit naar de resultaten van het onderzoek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: M. De Smet n'est pas présent pour poser sa question n° 56002352C.

 

15 Vraag van Alexander Van Hoecke aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De Moslimraad van België" (56002356C)

15 Question de Alexander Van Hoecke à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le Conseil Musulman de Belgique" (56002356C)

 

15.01  Alexander Van Hoecke (VB): De Moslimraad van België is de opvolger van de zogenaamde Moslimexecutieve. Die laatste verloor tijdens de vorige legislatuur haar erkenning en subsidies na een kritische doorlichting waaruit bleek dat er niet alleen sprake was van een gebrek aan transparantie, maar ook van buitenlandse inmenging vanuit Turkije en Marokko. Daarop werd op 12 juni 2023 de Moslimraad officieel erkend bij koninklijk besluit als voorlopig representatief orgaan van de islamitische eredienst gedurende twee jaar.

 

Meteen na de oprichting volgde er heel wat kritiek, onder meer vanuit de islamitische gemeenschap zelf. De belangrijkste kritiek had betrekking op de representativiteit. De vzw Moslimraad van België werd opgericht door vier personen. Op vlak van transparantie lijkt de huidige Moslimraad het even slecht te doen als de Moslimexecutieve.

 

Mevrouw de minister, over twee maanden loopt de voorlopige erkenning van de Moslimraad af en zal de regering een definitieve beslissing moeten nemen over het voortbestaan van de Moslimraad. Er blijven vandaag echter heel wat vraagtekens bestaan over de Moslimraad.

 

Hoe verloopt het contact tussen de FOD Justitie en de Moslimraad? Heeft de FOD Justitie onder de vorige regering op regelmatige basis contact gehad met de Moslimraad? Zo ja, hoe vaak en met welke vertegenwoordigers precies? Wanneer plant u een eerste keer samen te zitten met de Moslimraad? Indien dat intussen al gebeurd is, hoe is dat verlopen?

 

Hoever staat de Moslimraad in het organiseren van het vernieuwingsproces met het oog op de oprichting van een nieuw definitief representatief orgaan? Gebeurt er een periodieke evaluatie van het proces? Welke parameters worden daarbij gehanteerd? Hoe wordt dit door Justitie opgevolgd?

 

Welke selectiecriteria zijn gebruikt bij de benoeming van de vier leden van de huidige Moslimraad?

 

Is er een grondig achtergrondonderzoek uitgevoerd door de veiligheidsdiensten, gelet op de veelvuldige buitenlandse inmenging die aan het licht kwam bij de Moslimexecutieve?

 

Is de minister bereid om de rapporten van de veiligheidsdiensten over de leden van de Moslimraad vertrouwelijk te delen met het Parlement? Indien niet, waarom niet?

 

Welke waarborgen zijn er om te garanderen dat leden van de Moslimraad geen banden hebben met extremistische netwerken of door het buitenland beïnvloed worden?

 

15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Hoecke, de FOD Justitie houdt regelmatig contact met de Moslimraad, net als met alle represen­tatieve organen van de erkende erediensten. Dat contact bestaat uit het houden van fysieke vergaderingen, telefonisch contact en e-mailverkeer met de voorzitter en met de secretarissen-generaal van de administratie van de Moslimraad zelf. Zelf heb ik nog geen overleg kunnen houden met de Moslimraad sinds ik in functie ben, maar zo'n overleg zal worden gepland.

 

Op 12 juni 2023 is het koninklijk besluit tot erkenning van een voorlopig representatief orgaan voor de islamitische eredienst in België genomen, en dit met het oog op de vernieuwing en de continuïteit van het representatieve orgaan van de islamitische eredienst.

 

Conform artikel 21 van de Grondwet, dat de onafhankelijkheid van de erediensten ten aanzien van de Staat waarborgt, laten mijn diensten de Moslimraad van België deze vernieuwing in alle onafhankelijkheid voorbereiden. We weten dat de eerste fase van de vernieuwing in handen was van een vernieuwingscommissie. De tweede fase is in handen van een begeleidingscommissie die verkiezingen tot stand moet brengen.

 

De Moslimraad van België doet een beroep op financiële middelen die worden toegekend door de FOD Justitie om dit proces tot een goed einde te brengen. De FOD Justitie controleert nauwgezet hoe deze middelen worden uitgegeven.

 

Het koninklijk besluit dat de Moslimraad aanstelt, voorziet niet in een periodieke evaluatie van het vernieuwings­proces. De moslimgemeenschap moet over de nodige ruimte beschikken om intern in dialoog te treden en tot conclusies te komen over hoe het vernieuwingsproces tot stand moet komen.

 

De Moslimraad is benoemd als tijdelijk represen­tatief orgaan voor de islamitische eredienst. Het mandaat geldt voor een periode van twee jaar. In die hoedanigheid is de Moslimraad erkend nadat de toenmalige minister van Justitie werd geïnformeerd over de bereidheid van de Moslimraad om het vernieuwingsproces van het representatieve orgaan op zich te nemen.

 

De Moslimraad heeft aangegeven zich te willen inzetten voor de representativiteit van de Belgische moslim­gemeenschap in haar geheel. De Veiligheid van de Staat werd op verschillende momenten geconsulteerd over de Moslimraad van België en zijn leden, met als doel de minister van Justitie te informeren over de informatie die beschikbaar is bij de Veiligheid van de Staat.

 

Ik beschik op dit moment niet over rapporten van de veiligheidsdiensten die kunnen worden gedeeld.

 

15.03  Alexander Van Hoecke (VB): Mevrouw de minister, ik hoop dat u snel dat overleg zult inplannen, want de tijd dringt.

 

Ik hoor u zeggen dat u de vernieuwingen in alle onafhankelijkheid laat voorbereiden. Dat lijkt mij nu niet het beste idee, eerlijk gezegd. Er is blijkbaar geen enkele evaluatie van het vernieuwingsproces door Justitie, maar u moet straks, over twee maanden, wel gaan oordelen of dat vernieuwingsproces van de Moslimraad geslaagd is en op basis daarvan oordelen wat we met die Moslimraad zullen aanvangen.

 

Ik vraag mij dan oprecht af hoe dat gaat verlopen. Het lijkt erop dat u niets anders zult kunnen doen dan automatisch te verlengen. Of u zult tot de conclusie moeten komen dat u moet afgaan op wat de Moslimraad zelf zegt. U zegt dat de Moslimraad zelf aangeeft zich voor de representativiteit te willen inzetten. Natuurlijk zegt hij dat.

 

Ik heb nog een kleine vraag. U zegt momenteel niet over rapporten van de veiligheidsdiensten te beschikken die u kunt delen. Moet ik daaruit verstaan dat u überhaupt niet over rapporten van de veiligheidsdiensten beschikt of beschikt u niet over rapporten die u kunt delen met het Parlement? Dat is natuurlijk een belangrijk onderscheid. Dat is belangrijke informatie om te weten of we de bestuurders van de Moslimraad kunnen vertrouwen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De betalingen van de vertalers-tolken" (56002381C)

16 Question de Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le paiement des traducteurs-interprètes" (56002381C)

 

16.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, tolken en vertalers keren Justitie stilaan de rug toe vanwege betalingsmoeilijkheden. Deze problematiek werd de voorbije twee jaar al verschillende keren aangekaart. In september 2024 werd een aantal oplossingen gesuggereerd, maar vandaag is er voor de tolken-vertalers opnieuw een probleem en moeten ze weer wachten op hun geld. Hoe gaat u hiermee om?

 

Ook zijn niet alle vacatures bij de taxatiediensten ingevuld. We komen stilaan in een vicieuze cirkel van structurele achterstand terecht. Er zijn gevallen waarin er wordt geweigerd om nog te tolken omdat er niet wordt betaald. Dat is nefast voor de werking van de justitie. Vertalers die in het definitieve register werden opgenomen, betaalden vorig jaar hun lidgeld, maar wachten nog steeds op hun centen.

 

Dit is hier al diverse keren aan bod gekomen, maar wij stellen onze vragen opnieuw. Welke middelen zijn voorzien? Wat doet Justitie om de achterstand weg te werken? Hoeveel tolken kregen sinds vorige zomer hun prestaties nog niet uitgekeerd?

 

16.02 Minister Annelies Verlinden: De FOD Justitie, maar ook ik uiteraard, hecht veel belang aan een tijdige betaling van de gerechtskosten, in het bijzonder de kostenstaten van de tolken, vertalers en vertalers-tolken. Een goede en vlotte rechtsgang verloopt in goede samenwerking met de gerechtsexperts en een goede samenwerking betekent uiteraard ook de tijdige betaling van hun kostennota's en facturen.

 

De FOD Justitie heeft bij de afsluiting van het boekjaar 2024 een grote inhaalbeweging uitgevoerd in de betaling van de kostenstaten van de tolken, vertalers en vertalers-tolken. Alle kostenstaten die op 19 december waren gecontroleerd en gevalideerd, werden op dezelfde datum vereffend. De kostenstaten die eind 2024 werden gecodeerd, maar niet meer konden worden vereffend met het budget voor 2024, werden intussen betaald met het budget voor 2025.

 

Op basis van de gegevens die beschikbaar zijn in de boekhoudkundige toepassing CGAB, zouden vandaag nog 500 kostenstaten van na augustus 2024 geblokkeerd zijn, die ongeveer 260 beëdigde vertalers en/of tolken omvatten. Het betreft kostenstaten die niet correct werden ingevuld, waarbij bewijsstukken ontbreken of die te laat werden ingediend. Deze zijn nog niet betaald, omdat ze niet conform de wettelijke voorwaarden zijn ingediend. Ik heb de FOD Justitie gevraagd om zo snel mogelijk de correctie van deze kostenstaten te vragen, om de afhandeling en correcte betaling ervan te bespoedigen.

 

Er wordt tevens gewerkt aan de versnelling van de afhandeling van de gerechtskosten door de aanwerving van bijkomend personeel in de taxatiebureaus. Van de 96 vacatures zijn er reeds 79 ingevuld. Zij krijgen nu een opleiding. Er zijn nog 17 vacatures in te vullen. Een van de vacatures betreft een Duitstalig personeelslid voor het taxatiebureau van Eupen.

 

Daarnaast zal er worden gewerkt aan een betere digitale ondersteuning van de afhandeling van de gerechtskosten, onder andere door de koppeling van CGAB en Justinvoice. Heel wat gerechtsexperts dienen hun kostenstaten en facturen inderdaad nog in via de oude toepassing CGAB, terwijl de nieuwe toepassing Justinvoice een veel vlottere afhandeling mogelijk maakt. Ik wil dan ook een oproep doen – en ik heb dat ook gedaan ten aanzien van de beroepsvereniging van de tolken en de beëdigd vertalers vorige week vrijdag, maar ook aan de gerechtsexperts – om de kostennota's via Justinvoice, het nieuwe systeem, in te dienen. Dat vergemakkelijkt de codering, de controle en de opvolging, waarna dan bijgevolg een snellere betaling kan volgen.

 

16.03  Alain Yzermans (Vooruit): Het verheugt me dat u de bespoediging nastreeft, ook met een aantal nieuwe technieken die zich vooral op het administratieve vlak afspelen, hoor ik. Ik denk dat het essentieel is dat een tolk zijn werk kan uitvoeren in het belang van de rechtspraak, ook in het belang van de bijstand aan magistraten. Men moet de vicieuze cirkel doorbreken. Een cirkel waarin mensen die niet worden betaald afhaken, is geen goed signaal en pleit niet voor een zorgvuldige justitie.

 

We kijken er dus naar uit en zijn blij. We zullen dit dossier opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De betaalbaarheid van zorgvolmachten" (56002396C)

17 Question de Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le coût des mandats de protection" (56002396C)

 

17.01  Alain Yzermans (Vooruit): Het opmaken van een zorgvolmacht is cruciaal voor personen die niet meer in staat zijn om zelf beslissingen te nemen over hun medische en financiële aangelegenheden. De kosten voor het opstellen van een dergelijke volmacht kunnen evenwel aanzienlijk variëren, met tarieven tussen 200 en 600 euro. Dat roept vragen op over de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van die nieuwbakken regeling. De variatie in tarieven voor het opstellen van zorgvolmachten door notarissen kan een drempel vormen voor veel burgers, vooral voor diegenen met een beperkt inkomen.

 

Mevrouw de minister, bent u bereid om deze problematiek aan te kaarten en te onderzoeken hoe de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van zorgvolmachten kunnen worden verbeterd? Welke maatregelen kunnen er worden genomen om de tarieven te standaardiseren en eventueel te verlagen, gezien de grote prijsvork?

 

Bent u bereid om te pleiten voor een transparant systeem waarin notarissen hun tarieven voor zorgvolmachten duidelijk communiceren, zodat de mensen een duidelijke keuze kunnen maken? Kan men voorzien in sensibilisering en toelichting?

 

17.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Yzermans, ik dank u voor uw interesse in het vraagstuk van de toegankelijk­heid en betaalbaarheid van de zorgvolmacht. Ik kan u alvast meedelen dat er in het regeerakkoord sprake is van een hervorming die het notariaat aanbelangt.

 

Daarbij zal de werking worden herbekeken en in hetzelfde kader zullen onder meer ook de wettelijk geregelde tarieven en de evolutie van de erelonen onder de loep worden genomen. Daartoe zal een nieuw rapport worden besteld bij het Prijzenobservatorium. Ik kan u ook meedelen dat de tarieven voor de zorgvolmacht vorige legislatuur werden gestandaardiseerd in het kader van een bredere oefening om de erelonen en kosten meer actueel en transparant te maken. Het resultaat daarvan is neergelegd in het KB van 22 november 2022, dat de bijlage bij het KB van 16 december 1950 houdende het tarief van de honoraria grondig heeft gewijzigd.

 

Transparantie en de gelijke toegang tot de notaris stonden daarbij centraal. In dat opzicht wens ik ook te verduidelijken dat de wettelijke tarifering berust op een delicate sociale constructie die tot doel heeft de toegang tot de notaris voor iedereen betaalbaar te houden, met name door een lager tarief op te leggen voor de meest courante akten. Dat wordt gecompenseerd door hogere tarieven voor andere akten.

 

De transparantievereiste vertaalt zich ook in de publicatie van het geïndexeerde bedrag van het ereloon voor de zorgvolmacht op een voor het publiek toegankelijke website. Daar wordt ook verduidelijkt met welke bijkomende kosten de burger rekening moet houden. Die duidelijke communicatie kan burgers in staat stellen een geïnformeerde keuze te maken.

 

De zorgvolmacht is een sociale akte en dat moet dan ook worden vertaald in het tarief. Een andere realiteit betreft evenwel de complexiteit van de akten. Daardoor bedraagt het geïndexeerde tarief voor een zorgvolmacht met één lastgever 211 euro, voor een zorgvolmacht met twee lastgevers rekent de notaris een ereloon aan van 319 euro. Bevat de akte daarnaast een verklaring van voorkeur betreffende de aan te stellen bewindvoerder, dan wordt het ereloon verhoogd met 54 euro.

 

Het KB van 22 november 2022 was dus een recente betrachting tot standaardisering en transparantie omtrent de kosten en het ereloon van de notaris. We zijn dan ook benieuwd en zullen zeker bekijken welk licht het rapport van het Prijzenobservatorium hierop zal werpen voor de toekomst.

 

De voorzitter: Dank u, mevrouw de minister. Mag ik u ook vragen een beetje langzamer te spreken bij uw antwoorden, omdat het een beetje moeilijk kan zijn voor onze tolken?

 

17.03  Alain Yzermans (Vooruit): Ik ben een Limburger, ik zal het langzamer doen. (Gelach)

 

Bedankt voor uw duidelijk antwoord, mevrouw de minister. Het is van groot belang dat iedereen ongeacht zijn financiële situatie de mogelijkheid heeft om een zorgvolmacht op te stellen. Daarnaast is transparantie over de tarieven die u hebt gegeven, zodat burgers goed geïnformeerd worden, zeer belangrijk om een keuze te kunnen maken. Mensen moeten een evenwichtige keuze kunnen maken gelet op de betaalbaarheid. We wachten het rapport van het Prijzenobservatorium af.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen en interpellatie van

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Crimineel geld" (56002401C)

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Structurele maatregelen in het kader van de drugsoorlog" (56000016I)

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De oprichting van een drugsfonds" (56002775C)

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het radicale plan ter bestrijding van de misdaad via de confiscatie van crimineel vermogen" (56002858C)

- Pierre Jadoul aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De recente drugsgerelateerde schietpartijen in Brussel en de reactie van het gerecht" (56003051C)

18 Questions et interpellation jointes de

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'argent d'origine criminelle" (56002401C)

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les mesures structurelles dans le cadre de la guerre de la drogue" (56000016I)

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La création d'un fonds drogues" (56002775C)

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le plan radical de lutte contre la criminalité par le biais de la confiscation d'actifs criminels" (56002858C)

- Pierre Jadoul à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les récentes fusillades à Bruxelles liées au narcotrafic et la réponse judiciaire" (56003051C)

 

18.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, de recente prestaties van de federale gerechtelijke politie van Limburg in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit hebben vooral door het opgespoorde recordbedrag van 30,6 miljoen euro crimineel vermogen in 2024 veel aandacht getrokken. Dat is bijna een verdubbeling tegenover 2023 en de trend zet zich door dankzij de inspanningen van een gespecialiseerd plukteam en de groeiende expertise van de onderzoekers. Financiële onderzoeken en de aanpak van witwaspraktijken, fictieve facturaties, beleggingsfraude en fiscale fraude leveren het meeste geld op.

 

Wat was het totale bedrag aan crimineel vermogen dat in België in 2024 werd opgespoord en hoe verhoudt dat zich tot de cijfers van de voorgaande jaren?

 

Zijn er specifieke trends te observeren in de aard van de criminele activiteiten?

 

Hoe wordt de samenwerking tussen de federale en de lokale politiediensten en het nationaal drugscommissariaat versterkt om de efficiëntie van de opsporing van crimineel vermogen te verbeteren volgens het principe van follow the money?

 

Zijn er plannen om extra middelen of investeringen vrij te maken voor de federale gerechtelijke politie op het landelijke niveau, zodat meer plukteams kunnen worden ontwikkeld, gezien de positieve resultaten?

 

Hoe ziet u de toekomst van de strijd tegen crimineel vermogen in ons land en welke prioriteiten stelt u voorop?

 

18.02  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, de drugsoorlog woedt niet langer hoofdzakelijk in Antwerpen, ook in Brussel wordt een ware drugsoorlog uitgevochten tussen criminele bendes, met talrijke schietpartijen en dodelijke slachtoffers. Ook op het terrein dringen onder andere de politie en het parket erop aan dat de aanpak van die problematiek de absolute prioriteit krijgt. Dat vereist alvast veel meer middelen en mankracht.

 

We hebben heel wat namen van potentiële daders, maar we missen een duidelijk overzicht en middelen om actie te ondernemen. We willen elk feit onderzoeken, maar er zijn te weinig mensen om resultaten te boeken. Dat zijn niet mijn woorden, mevrouw de minister, maar dat zijn de woorden van de procureur van Brussel. Volgens hem moet er absolute prioriteit worden gegeven aan structurele maatregelen in de strijd tegen de drugsoorlog. Een van de maatregelen is de in beslag genomen en verbeurdverklaarde gelden en middelen te investeren in politie en justitie voor de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

 

Mevrouw de minister, de opbrengsten van de drugscriminaliteit en de georganiseerde misdaad zijn werkelijk aanzienlijk. Ik verwijs hier naar de hoorzitting in vorige legislatuur met de toenmalige federale procureur Van Leeuw, die dat zeer uitvoerig illustreerde met verschillende filmpjes. Voor de nieuwkomers in de commissie voor Justitie is het zeker de moeite waard om die hoorzitting te herbeluisteren via het archief.

 

Het regeerakkoord voorziet in de mogelijkheid om de aangeslagen verbeurdverklaarde vermogens­bestanddelen prioritair in te zetten om de budgettaire noden en investeringen bij de veiligheidsdepartementen Binnenlandse Zaken en Justitie op te vangen. Dat is volledig terecht. Het Vlaams Belang heeft daar in de voorbije legislatuur al herhaaldelijk voor gepleit. Dat pleidooi is ook regelmatig teruggekomen in de mercuriales van verschillende procureurs-generaal. De nationale drugcommissaris werd een mandaat gegeven om een vermogensrecuperatieprocedure uit te werken en om de opbrengsten van het criminele vermogen te investeren in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

 

Welke opdracht werd er juist gegeven? Is het de bedoeling om de middelen bij prioriteit in te zetten voor politie en justitie, die ze zeer goed zullen kunnen gebruiken? Ik was wel een beetje verbaasd over de verklaring van de nationale drugs­commissaris dat ze er voorstander van is om die middelen te investeren in samenlevingsopbouw en preventie, twee bevoegdheden die hoofdzakelijk gemeenschapsbevoegdheden zijn. Daarover had ik graag uw standpunt gehoord.

 

Sommige procureurs-generaal en de voormalige federale procureur hielden een pleidooi om al die middelen in een afzonderlijk drugsfonds onder te brengen en om die dus exclusief aan te wenden om de slagkracht van politie en justitie te versterken. Ik hoop dat u dat standpunt mee wilt verdedigen.

 

Ten slotte, procureur-generaal Van Leeuw pleit voor een onmiddellijke versterking van de federale gerechtelijke politie. Om zicht te krijgen op de structuur van de bendes, kan verder onderzoek van de gekraakte Sky ECC-telefoons helpen. Die info ligt daar, mevrouw de minister. We moeten dan wel met andere middelen en andere profielen te werk gaan. Er moeten andere profielen worden aangeworven bij de FGP, zoals analisten, die al die gegevens kunnen kruisen en een correct beeld kunnen geven, aldus de heer Van Leeuw. Dergelijke onderzoeken kosten zeer veel geld, om nog maar te zwijgen van de specialisten, die dure vogels zijn. Bent u bereid om gevolg te geven aan de toch wel duidelijke oproep van de procureur-generaal en ook op dat vlak een initiatief te nemen?

 

18.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik was een beetje verrast toen ik in het begin van de maand vernam dat de nationale drugscommissaris de opdracht had gekregen om een zogenaamd drugsfonds uit te werken, zodat in beslag genomen misdaadgeld via het fonds naar de hulpverlening, politie en justitie terug zou kunnen vloeien. In het regeerakkoord is er namelijk sprake van een andere denkpiste, weliswaar met dezelfde finaliteit. Men wil namelijk een multidisciplinaire fiscale en financiële opsporingsdienst oprichten, die zich moet focussen op het opsporen, analyseren en lamleggen van criminele circuits. Bijzondere aandacht zou daarbij gaan naar de recuperatie van criminele vermogens van die organisaties, follow the value.

 

Daarmee wil men beletten dat crimineel geld kan worden witgewassen. De opsporingsdienst zal eveneens focussen op de strijd tegen fraude. De meeropbrengsten, die meer efficiënte vervolgingen teweeg zullen brengen, zullen bij de jaarlijkse begrotingsopmaak worden ingezet om de budgettaire noden en de investeringen in de veiligheidsdepartementen, Binnenlandse Zaken en Justitie, op te vangen.

 

Kortom, dat zijn twee manieren om achter het criminele geld aan te gaan. Mevrouw de minister, bevestigt u dat de drugscommissaris de opdracht heeft gekregen een dergelijk drugsfonds uit te werken? Kunt u de opdracht nader toelichten?

 

Hoe zal het drugsfonds zich verhouden ten opzichte van de fiscale en financiële opsporings­dienst die volgens het regeerakkoord zou moeten worden opgericht?

 

Mevrouw de minister, misschien is het nog te vroeg en kan een en ander pas ter sprake komen bij de bespreking van de beleidsnota’s.

 

Wat zijn echter de concrete ambities en projecties inzake de meeropbrengsten om die bij de jaarlijkse begrotingsopmaak in te zetten om de budgettaire noden en investeringen in de veiligheids­departementen Binnenlandse Zaken en Justitie op te vangen? Hoe zullen ze kunnen worden verdeeld?

 

Wat is de timing voor de oprichting van de multidisciplinaire fiscale en financiële opsporingsdienst?

 

Wat is, aansluitend daarbij, de timing voor de hervorming van het huidige Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en Verbeurdverklaring (COIV) tot een volwaardig federaal incassobureau?

 

Le président: M. Jadoul m'a indiqué qu'il ne pouvait être présent et qu'il s'excusait de son absence.

 

18.04 Minister Annelies Verlinden: Geachte Kamerleden, het klopt inderdaad dat we in het arizonaregeerakkoord de strijd tegen de drugscriminaliteit willen voortzetten en absoluut willen inzetten op alle mogelijke middelen die daarvoor te onzer beschikking staan of nog ontwikkeld moeten worden. Een daarvan is dat we nog meer dan vroeger willen inzetten op het blootleggen van de criminele geldstromen, zodat de criminele gelden en andere vermogens­voordelen in beslag genomen kunnen worden. Op die manier kunnen we het verdienmodel doorbreken, waardoor de drijfveer van die criminele organisaties wordt weggenomen en de aantrekkelijkheid van hun activiteiten, zeker ook ten aanzien van jongeren, zoveel mogelijk wordt verminderd. Maandag laatstleden heeft de federale politie in mijn aanwezigheid haar jaarverslag voorgesteld. Daarbij werd nog toegelicht dat in 2024 bijna 232 miljoen euro aan crimineel vermogen door de federale gerechtelijke politie in beslag genomen werd. De gerapporteerde contra-indicatieve waarden bedragen voor 2024 in totaal 249.081.941 euro. Dat is 2 miljoen meer dan in 2023. Het gaat natuurlijk om enorme cijfers.

 

Ook is het de bedoeling van de arizonaregering om een systeem uit te werken om meeropbrengsten uit financiële strafsancties rechtstreeks toe te wijzen aan de veiligheidsdepartementen. Daardoor zal ook een band tussen de misdaadbestrijding en de resultaten zichtbaar worden in de statistieken, iets wat vandaag nog niet het geval is. De minister van Binnenlandse Zaken en ikzelf hebben op de ministerraad vorige week vrijdag aan de regering voorgesteld om de nationale drugscommissaris te belasten met het voorbereiden en het uittekenen van dat proces, wat wel belangrijk is om te onderstrepen, mevrouw De Wit. We kunnen een wetgevend kader voorzien over hoe we die criminele geldstromen nog meer kunnen blootleggen. Dat is de opdracht die aan de nationale drugscommissaris zal worden gegeven. Het zal verder worden besproken in de schoot van de regering. Ter inspiratie voor het uittekenen van dat model en van dat proces kunnen we een beroep doen op buitenlandse voorbeelden waar die methode al veel langer bestaat, zoals in Frankrijk en in Italië. Ook in Canada en in de Verenigde Staten bestaat al heel wat expertise.

 

Ook voorziet het arizonaregeerakkoord in de oprichting van een multidisciplinaire fiscale en financiële opsporingsdienst. Het is de bedoeling dat die onder de voogdij van de minister van Financiën en de minister van Justitie zal vallen. Met die bijzondere opsporingsdienst, en in het bijzonder de doorgedreven specialisatie van de leden die van die dienst deel zullen uitmaken, doelen we op het realiseren van meeropbrengsten door het recupereren van criminele vermogens.

 

Om het verdienmodel te doorbreken, moeten we dus niet alleen kunnen rekenen op het werk van politie en parket, en op termijn op de multidisciplinaire fiscale en financiële opsporings­dienst. Ook vanuit bestuurlijke invalshoek moet daarop worden ingezet. We hebben vanochtend nog gehoord dat de politie in Anderlecht is binnengevallen in een aantal handelszaken en dat er tot arrestaties werd overgegaan. Welnu, dat heeft ook te maken met die bestuurlijke aanpak.

 

Ik wil graag verwijzen naar de wet betreffende de bestuurlijke handhaving, waartoe ik in de vorige legislatuur de nodige wetgevende en operationele initiatieven heb genomen, omdat die wet toelaat om de strijd aan te gaan tegen ondermijnende criminaliteit en zo ook tegen oneerlijke concurrentie in de winkelstraten. Het is uiteraard duidelijk dat die criminaliteit, die zo georganiseerd is, een grote impact heeft op onze economie en dat vaak handelszaken worden gebruikt om geld wit te wassen. Daarom zijn de lokale besturen ook een belangrijke schakel in onze strijd. Ze weten immers als geen ander waar de criminaliteit zich schuilhoudt. Met de wet betreffende de bestuurlijke handhaving kunnen burgemeesters daadkrachtig, effectief, maar ook preventief optreden tegen malafide handelszaken in onze winkelstraten.

 

Het is duidelijk dat hier ook een belangrijke rol is weggelegd voor de ARIEC's, die vanuit hun expertise en adviesfunctie nog meer kunnen inzetten op de kruisbestuiving tussen de gerechtelijke en de bestuurlijke aanpak. Het zou dan ook goed zijn, mochten vele lokale besturen gebruikmaken van de wet.

 

Als we specifiek kijken naar aspecten inzake fraude, dan zien we in het kader van de georganiseerde criminaliteit vooral socialezekerheids­fraude, maar ook fraude met inkomsten en belastingen, verschillende soorten van internetfraude, frauduleuze faillissementen en georganiseerde btw-fraude. Het komt de procureur des Konings toe om binnen zijn of haar ambtsgebied de prioriteiten te bepalen en van daaruit de nodige instructies te geven aan de federale gerechtelijke politie of de recherchedienst van een lokaal politiekorps. Logischerwijs worden dan de vervolgingsstrategieën bepaald op basis van die prioriteiten en wordt een lokaal beeld gemaakt van de verschillende aanwezige fenomenen.

 

Wat het inzetten op die fenomenen betreft, dus het voeren van onderzoeken, weten we dat die meer en meer de inzet van nieuwe technologieën vereisen. Onder meer in het Sky ECC-onderzoek is dat exemplarisch tot uiting gekomen. Onderzoeken zijn steeds meer gebaseerd op complexe analyses van grote hoeveelheden data uit verschillende bronnen. De hoeveelheid neemt exponentieel toe, wat de onderzoekers voor enorme uitdagingen plaatst op het gebied van het verzamelen, maar ook het opslaan en het verwerken van informatie. Daarnaast stellen we vast dat onderzoeken datagedreven zijn. Technologieën en tools kunnen immers een snelle identificatie van verbanden tussen informatie toelaten.

 

Dat draagt bij aan een beter beeld van de criminaliteitsfenomenen die met elkaar verband houden. Druggerelateerd geweld is daar een duidelijk voorbeeld van, want er is bijvoorbeeld een link tussen druggeweld en illegale wapenhandel.

 

Sinds Sky ECC werden maatregelen genomen en is binnen de federale gerechtelijke politie een inhaalbeweging begonnen voor wat betreft de nodige capaciteit aan specifieke profielen voor een datagedreven en intelligencegestuurde werking.

 

Wat de rol en de bevoegdheden van het nationaal drugscommissariaat betreft, is het duidelijk dat het commissariaat niet tussenkomt in lopende onderzoeken die worden gevoerd door de politiediensten en door de parketten. Het drugscommissariaat is een neutrale partner voor alle actoren en diensten over de bevoegdheids­domeinen en de niveaus heen die inzetten op de strijd tegen drugs. Daartoe deelt het best practices en verleent het adviezen aan de verschillende beleidsniveaus. Ook faciliteert het drugscommissariaat de contacten tussen de verschillende diensten, publiek en privaat, die misschien zonder die aansporing minder of zelfs niet met elkaar in contact zouden treden in het kader van de misdaadbestrijding.

 

We nemen, collega's, met Arizona dus heel duidelijke maatregelen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit.

 

We hebben wel degelijk ook inhoudelijke realiteitszin en realiteitszin op het vlak van communicatie nodig. Ik steun de premier dus wanneer hij vorige week stelde dat men niet kan beloven dat het drugsgeweld op korte termijn volledig kan worden gestopt. Wat we weliswaar niet mogen doen – dat heb ik nooit gedaan en dat zal ik ook niet doen – is ons bij de situatie neerleggen. Met elke aanhouding, elke veroordeling, elke inbeslagname van crimineel geld of andere vermogensvoordelen, elke witwashandel die wordt gesloten, elk ton cocaïne of drugs die wordt onderschept, destabiliseren we namelijk criminele activiteiten en dat zullen we blijven doen. We zullen dus ook blijvend investeren in die strijd. Zo staat het ook in het regeerakkoord en zo is het ook afgesproken binnen de arizonaregering.

 

18.05  Alain Yzermans (Vooruit): Het verheugt me dat u het follow-, use- en take-the-moneyprincipe volop zult hanteren en zult laten uitwerken door het nationaal drugscommissariaat, om daarrond goede wetgeving te maken. Dat zal leiden tot een nieuwe rechercheaanpak voor het zoeken naar crimineel geld. Die moet ook leiden tot kleine en misschien grotere overwinningen.

 

Alleszins zullen de criminele syndicaten en netwerken ons altijd een stapje voor blijven. Het is dus de kunst om doorgedreven te blijven investeren. Zij maken ook gebruik van versleutelde boodschappen. Sky ECC heeft evenwel bewezen dat we hier en daar een doorbraak kunnen forceren.

 

Soms behalen we resultaten, met vallen en opstaan, maar de initiatieven die door de arizonaregering worden genomen, kunnen daarin grote stappen vooruit betekenen. Een kleine 230 miljoen, dat is niet niets, maar laten we hefbomen zoeken om dat te versterken en te vergroten.

 

Zoals u zegt, moeten de investeringen inderdaad gericht zijn op het verder verfijnen van innovatieve IT en politionele technologie die nodig is om ook technologisch aanklampend te kunnen blijven werken. Een geïntegreerde aanpak tussen de politiediensten, zowel op nationaal als op lokaal vlak, moet steeds voorop worden gesteld. Specialisatie, en zeker fiscale spitstechnologie, is noodzakelijk, net zoals internationale samenwerking om best practices uit te wisselen.

 

De bestuurlijke aanpak die op veel plaatsen ingang vindt, moet een reflex worden, zowel binnen de ARIEC's op regionaal niveau als binnen de GIEC's op gemeentelijk niveau. Die kunnen belangrijke stappen zetten in het uitwisselen van informatie, omdat het hoge principe daar ook geldt, namelijk dat ambtenaren op de werkvloer links zien tussen bepaalde dossiers. Dat moet leiden tot betere informatie, wat gecentraliseerd binnen de totale technologie ook zal leiden tot nog meer successen.

 

Ik hoorde veel positivisme in uw betoog.

 

18.06  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Over de drugsstrijd zal in deze commissie en ook in de plenaire vergadering het laatste woord nog niet zijn gezegd. Het is heel belangrijk dat deze regering verhoogde inspanningen levert om criminele geldstromen bloot te leggen en het criminele verdienmodel te doorbreken. Nogmaals, dat kost heel veel geld. Het pleidooi van de procureur om meer gespecialiseerde profielen in te schakelen is een terecht pleidooi, maar u weet evengoed, en waarschijnlijk nog beter dan ik, dat dat soort profielen bijzonder hoge eisen stellen. Zij worden in de privésector tewerkgesteld en verdienen daar heel veel geld, dus het moet voor hen ook aantrekkelijk zijn om voor de overheid te komen werken.

 

Er is iets dat ik mis in uw antwoord, mevrouw de minister. De grote mannen zitten niet in Antwerpen of Brussel, maar elders. Hun namen zijn ook bekend; ze staan op de lijst van gerechtelijke onderzoeken in Antwerpen en Brussel. Het lijkt me ook van belang om verhoogde inspanningen te doen om hen terug naar ons land te halen en zo een einde te maken aan het luxeleven dat zij in het buitenland op dit ogenblik nog altijd vrij gerust kunnen leiden.

 

Het grote verdrag van oud-minister Van Quickenborne dateert immers van 2021. Dat werd toen door de minister met heel veel poeha voorgesteld, maar we zijn ondertussen meer dan drie jaar verder en er zijn welgeteld twee mensen uitgeleverd aan ons land. 

 

Ik had nog een vraag over het mandaat dat gegeven is aan de nationale drugscommissaris. U zei dat dat al besproken werd in de ministerraad en dat de opdracht zou worden gegeven. Ik neem aan dat die opdracht, in tegenstelling tot wat in de media is verschenen, nog niet effectief is gegeven en dat dat iets is voor de toekomst.

 

Ik heb ook geen antwoord gekregen op een andere vraag, mevrouw de minister. In de gerechtelijke wereld, onder andere bij de procureurs-generaal, is altijd een pleidooi gehouden om de opbrengsten te investeren in de veiligheidsdepartementen, meer bepaald Binnenlandse Zaken en Justitie.

 

De drugscommissaris vindt echter dat die besteding veel ruimer moet zijn en dat dat geld ook onder meer naar preventie moet gaan. Nogmaals, dat is geen federale bevoegdheid. Ik had daarover graag uw standpunt gekregen, maar ik denk – daarmee rond ik af – dat we tijdens de bespreking van uw beleidsnota misschien meer informatie zullen krijgen en dat we dan ook de gelegenheid zullen hebben om over dat thema een uitvoerig debat te voeren.

 

18.07  Sophie De Wit (N-VA): Dank u voor uw antwoorden, mevrouw de minister.

 

Aangezien er verschillende vragen zijn samengevoegd, heb ik niet op alles een antwoord gekregen, maar dat is niet erg. Ik heb echter goed begrepen dat het niet zozeer gaat over de ontwikkeling van een drugsfonds, maar dat de drugscommissaris het kader en het proces moet uitwerken. Zo heb ik het toch goed begrepen? Dat neemt mijn verbazing en de contradicties tussen beide al voor een stuk weg.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het gebruik van DABS" (56002431C)

19 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'utilisation de la BAEC" (56002431C)

 

19.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Naar verluidt kunnen rechtbanken zelf rechtstreeks de benodigde documenten ophalen uit de DABS (Databank voor Akten van de Burgerlijke Stand). Dit lijkt sinds kort de praktijk te zijn bij de familierechtbank in Antwerpen. Digitalisering biedt de griffies voortaan die mogelijkheid.

 

Het grote voordeel hiervan is dat partijen en hun advocaten niet langer zelf deze stukken hoeven op te vragen, waardoor deze stap kan worden overgeslagen bij het indienen van verzoekschriften.

 

Bovendien rekenen steden steeds vaker kosten aan voor het opvragen van dergelijke gegevens, wat een extra financiële last vormt voor partijen en advocaten. Door deze stap te elimineren, worden niet alleen de kosten verlaagd, maar wordt ook de procedure aanzienlijk vereenvoudigd.

 

Hierbij heb ik de volgende vragen,

 

Is deze praktijk gekend op de griffies?

Wordt deze vereenvoudiging intussen in alle arrondissementen toegepast? Kan u toelichten waar dit wel het geval is en tegen wanneer zal dit overal zal worden toegepast?

 

19.02 Minister Annelies Verlinden: Sinds 31 maart 2019 is het wettelijk bepaald dat de griffies toegang hebben tot de DABS. De griffiers zijn in het kader van een echtscheidings- of adoptieprocedure zelfs wettelijk verplicht om na te gaan of de nodige documenten beschikbaar zijn in de DABS. Bij het ontbreken van bepaalde stukken moet de griffier de ambtenaar van de burgerlijke stand verzoeken tot opname ervan in de DABS, voor zover ze in België werden opgesteld of overgeschreven voor de inwerkingtreding en ze dus nog op papier staan. Dat werd ingevoerd met het oog op de administratieve vereenvoudiging voor de burger. Voor familiezaken kunnen de griffies opzoekingen doen in de DABS voor de personen die bij de procedure betrokken zijn en dit op basis van hun rijksregisternummer.

 

Door het College van hoven en rechtbanken werd mij meegedeeld dat in de meeste arrondissementen de mogelijkheid om zelf de nodige documenten uit de DABS op te halen, gekend is en dit ook in de praktijk wordt toegepast. In het geval dat in België opgestelde of overgeschreven akten nog niet in de DABS werden opgenomen, verzoeken de griffies, zoals wettelijk bepaald, de ambtenaar van de burgerlijke stand tot opname ervan in de DABS. Indien het gaat om een buitenlandse akte worden de partijen verzocht om hiervan een Belgische akte te laten opmaken bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

 

In een aantal rechtbanken is het nog wel de gewoonte dat de partijen of de advocaten de stukken zelf aanleveren. Hiermee wordt enerzijds een goedkopere afhandeling van de procedure beoogd, aangezien burgers vandaag makkelijk en kosteloos zelf hun documenten uit de DABS kunnen ophalen. Anderzijds kan het ook leiden tot een snellere afhandeling van de procedure. Bij gebrek aan de beschikbaarheid van alle nodige documenten in de DABS moeten de partijen toch nog worden opgeroepen om de stukken zelf bij te dragen.

 

19.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u voor die verduidelijking. Ik wist inderdaad dat in de wet was ingeschreven dat de griffies dat konden doen, maar bij mijn weten bleef die praktijk grotendeels dode letter. Het leek mij ook wel efficiënt als dat vanuit de griffie kon gebeuren, maar blijkbaar gebeurt het toch ook in andere rechtbanken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56002432C van mevrouw Van Vaerenbergh wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

20 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De lange doorlooptijden binnen het Belgische gerechtelijke apparaat" (56002433C)

20 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les longs délais de traitement au sein de l'appareil judiciaire belge" (56002433C)

 

20.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Geachte mevrouw de minister,

 

De doorlooptijden binnen de Belgische justitie variëren aanzienlijk, afhankelijk van het type zaak en de locatie. Volgens een analyse van 54.586 zaken die tussen 2011 en 2015 door de Belgische correctionele rechtbanken werden behandeld, bedroeg de gemiddelde doorlooptijd ongeveer 2,5 jaar. Er zijn echter significante regionale verschillen. In 2022 overschreed de gemiddelde doorlooptijd in Brussel de 1.000 dagen, terwijl deze in Antwerpen ‘slechts’ 213 dagen bedroeg.

 

De lange doorlooptijden blijven aldus een grote uitdaging, aangezien deze leiden tot vertraging in rechtshandhaving, frustratie bij burgers, en de geloofwaardigheid van ons rechtssysteem ernstig ondermijnen. Immers, “justice delayed is justice denied”.

 

Ik had u hieromtrent graag de volgende vragen gesteld.

 

Hoe wordt omgegaan met de grote regionale verschillen in doorlooptijden? Zijn er specifieke strategieën om deze ongelijkheden aan te pakken?

 

Zijn er voldoende middelen en personeel beschikbaar in de Belgische rechtbanken om de werkdruk te verlichten en processen efficiënter te maken?

 

Welke rol speelt digitalisering en het gebruik van moderne technologie in het verkorten van doorlooptijden? Zijn er plannen om de digitalisering van gerechtelijke procedures te versnellen?

 

In welke mate wordt er samengewerkt met andere actoren in het rechtssysteem, zoals advocaten en parketten, om knelpunten in het proces aan te pakken?

 

Bedankt voor uw antwoorden.

 

20.02 Minister Annelies Verlinden: Wat de doorlooptijden betreft, is het van belang dat men zich bewust is van de talloze aangelegenheden waarover onze hoven en rechtbanken zich buigen. Waar het gaat om regionale verschillen, is het een lastige opgave om één aangelegenheid naar het voorplan te halen ten opzichte van een andere. Dat maakt het ingewikkeld om een correct en precies antwoord op uw vraag te geven.

 

Daarom wil ik veeleer dan een algemeen antwoord te formuleren, graag een overzicht geven van de acties die onder meer door het College van de hoven en rechtbanken op dat vlak zijn ondernomen. Zo is er het project  Doorlooptijden. Dat bevat het instellen van een nulmeting van de gerechtelijke achterstand op basis van een eenvormige nationale en objectieve definitie, waardoor het mogelijk wordt om de omvang van het probleem van de doorlooptijden in het kader van de gerechtelijke achterstand met kennis van zaken te omschrijven. Dat gebeurt in samenwerking met de verschillende actoren in het veld. Daarnaast is er het project AMAI, dat de berekening van de werklast inhoudt. Voorts is er nog het project Cleaning Stock tussen 2022 en 2023. De dienst Statistiek van het College heeft een project uitgezet met het oog op de opschoning van hangende nog vatbaar zijnde zaken die nog niet waren afgesloten of weggelaten via een specifieke codering door het personeel van de verschillende entiteiten. De bedoeling was om een zuivering door te voeren in zaken die waren opgenomen in de berekende stocks, en de bijhorende duur.

 

Tegelijkertijd is uiteraard reeds actie ondernomen op het terrein. Zo stelde het hof van beroep te Brussel een actieplan op, stuurden arbeidshoven in de rest van het land bijkomende magistraten naar het arbeidshof van Brussel en ondernemen de rechtbanken zelf dagelijks acties.

 

Ik stel ook vast dat de begroting en het personeelsbestand van de rechterlijke orde is toegenomen. Uit een werklastmeting van 2022-2023 is een duidelijk tekort gebleken van personele middelen, zowel voor de magistratuur als voor de griffie, om de werklast te kunnen verwerken en de werkdruk te verlichten.

 

Er werden recent verschillende nieuwe stappen gezet om Justitie verder te digitaliseren, al blijft het belangrijk om de nodige uitvoeringsmaatregelen te nemen, zodat de wetgeving ter zake volledig kan worden geïmplementeerd. Zo werd de mogelijkheid om stukken in een bestaande zaak elektronisch over te leggen of om op elektronische wijze een nieuwe zaak aanhangig te maken door elektronische indiening van een verzoekschrift definitief verankerd in de regelgeving, evenals de elektronische gerechtelijke communicatie naar de betrokken partijen.

 

Er werd daarnaast een wettelijk kader gecreëerd voor het centrale beheer van digitale dossiers, alsook het authentieke digitaal dossier van de rechtspleging in strafzaken. Voorts werd het gebruik van videoconferentie in gerechtelijke procedures wettelijk verankerd, zodat een efficiënter beheer van de zittingsagenda mogelijk is geworden. Er wordt dus verder werk gemaakt van de digitalisering van de gerechtelijke procedure, wat een belangrijke schakel is in de weg naar een efficiëntere en snellere justitie.

 

Tot slot voorziet het regeerakkoord ook in een evaluatie van de procedureregels om na te gaan waar het efficiënter en sneller kan, opdat de duur van de procedures nog kan worden ingekort. Daarnaast zal en moet er ook worden ingezet op alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures.

 

20.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, ook al geeft u veeleer een algemeen antwoord. Er worden wel stappen gezet, maar het is toch opvallend dat er heel veel regionale verschillen zijn met betrekking tot de doorlooptijd. In 2022 bedroeg de gemiddelde doorlooptijd in Brussel 1.000 dagen, terwijl dat in Antwerpen slechts 213 dagen was. Dat grote verschil bewijst dat het mogelijk moet zijn om de doorlooptijden naar omlaag te halen. Men moet in Brussel toch wel een tandje bijsteken.

 

Wij volgen de kwestie op en ik hoop dat er verder wordt gewerkt aan de digitalisering, meer uniforme processen en uitwisseling van best practices tussen de verschillende rechtbanken. De lange duurtijden voor justitie frustreren heel veel rechtzoekenden. Dat is geen goede justitie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De procedures voor vzw's, de publicatie van vzw-documenten en JustAct" (56002434C)

21 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les procédures à suivre par les ASBL, la publication des documents et JustAct" (56002434C)

 

21.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ook voor deze vraag zal ik verwijzen naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Mevrouw de minister,

 

De aanvraagformulieren die men gebruikt voor de oprichting van een vzw zijn allesbehalve gebruiksvriendelijk en niet meer van deze tijd. Elke griffie hanteert (licht) verschillende procedures (bv. In opvragen van identiteitsgegevens) die als lang en omslachtig worden gezien. De trend is om steeds meer zaken op te vragen (bv. Kopies van identiteitskaarten van bestuurders). Digitalisering van deze praktijken worden wel aangekondigd, maar telkens uitgesteld.

 

Wat wel al digitaal kan, is niet afgestemd met de sector en zijn gebruikers. Dat blijkt uit getuigenissen van het gebruik van JustAct. De digitale toepassing waarbij je een vennootschap of een vzw kan oprichten.

 

De aanvragen door vzw's vertonen nog vele problemen. Er lijkt weinig diepgaande controle plaats te vinden (bv. Minderjarigen die bestuurslid zijn) en er vindt geen koppeling plaats met het strafregister. Door de relatief hoge kost (zeker voor de kleinere organisaties) worden aanvragen zoals wijzigingen in de bestuursorganisatie 'opgespaard' en vervolgens uitgesteld omdat ze deze kost maar eenmaal willen maken. Het op de lange baan schuiven leidt tot uitstel en andere problemen. Hierbij enkele vragen:

 

Bent u op de hoogte van het hanteren van verschillende procedures door griffies?

Acht u het verspreiden van duidelijke richtlijnen om uniformiteit te bekomen onder griffies opportuun?

Wie zorgt er voor de digitalisering van vzw documenten en welk budget werd ervoor uitgetrokken? Vanwaar de vertraging in het digitaal functioneren van dit project?

Enkele vragen over de gebruikersproblemen die JustAct vertoond, m.n.:

Hoe vindt de controle op het opstarten van vzw's plaats? Hoe kan deze beter plaatsvinden?

Aan welke databanken is de applicatie JustAct gekoppeld om controle uit te oefenen? Is een koppeling met andere databanken (bv. Strafregister of JustBan) daarbij mogelijk en opportuun?

Wanneer zullen wijzigingen ook digitaal kunnen worden doorgegeven zodat de kost voor de organisatie wordt vermeden?

Kan een verdere digitalisering ertoe leiden dat neerleggingen goedkoper worden?

 

Alvast bedankt voor uw antwoorden.​​

 

21.02 Minister Annelies Verlinden: Op 23 oktober 2023 werd de geactualiseerde omzendbrief betreffende de openbaarmaking van akten en stukken van vennootschappen, verenigingen en stichtingen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het komt de griffies van de ondernemingsrechtbanken toe om die richtlijnen op uniforme wijze toe te passen.

 

Zoals mijn voorganger al heeft meegedeeld, maakt het elektronisch indienen van onderhandse wijzigingsakten deel uit van een omvangrijk project, waarbij de verschillende deelaspecten door de FOD Justitie gefaseerd worden opgeleverd. Sinds september 2023 kan via Just-on-web een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een vzw online worden opgericht. De applicatie laat ook toe om onderhandse akten en statuten aan te maken voor vzw’s op basis van voorgestelde modellen van oprichtingsakten en statuten.

 

Dat levert niet alleen tijdswinst op voor de burger, de functionaliteit is ook belangrijk bij de oprichting van kleine vzw’s, waarbij de burger zonder veel juridische kennis aan de hand van een intuïtief stappenplan en praktijkvoorbeelden een vzw kan oprichten.

 

Inzake de controle op het opstarten van een vzw moet de indiener via het platform van Just-on-web inloggen op de applicatie JustAct via eID, itsme of eIDAS. De indiener moet vervolgens de rijksregisternummers vermelden van alle personen die in een functie worden benoemd.

 

Zoals artikel 13 van de wet van 4 mei 2023 betreffende het Centraal register van bestuursverboden bepaalt, wordt de rechtmatigheid van een benoeming gecontroleerd via JustBan, ook voor een indiening via JustAct. De FOD Justitie werkt aan een koppeling voor de applicatie JustBan, waardoor het onmogelijk zal worden voor een persoon met een bestuursverbod om via JustAct een nieuwe functie openbaar te maken of een nieuwe vennootschap op te richten.

 

De implementatie van de wijzigingsakten van onder meer vzw’s en andere onderhands op te richten rechtspersonen is opgenomen in deel 2 van het programma rechtspersonen. Op dit ogenblik kan ik u daarvoor geen precieze datum meegeven, aangezien het dossier zich nog in de bestelfase bevindt. Ik kan wel bevestigen dat de voortzetting van de digitalisering van justitie in lijn met het regeerakkoord een prioriteit is van de huidige regering.

 

Tot slot is de prijszetting inderdaad niet onbelang­rijk. Daarbij kan bijvoorbeeld het goedkoper maken van een elektronische indiening van wijzigingsakten ten opzichte van papieren indieningen worden onderzocht, teneinde die laatste wijze van indiening te ontraden en meer naar een digitale indiening te evolueren.

 

21.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik had deze vraag inderdaad aan de vorige minister gericht.

 

Ik heb gelezen dat JustAct ook specifiek in het regeerakkoord is opgenomen. De koppeling met JustBan en misschien ook het strafregister van de indieners is zeker nodig. Dat de oprichting nu efficiënter kan dankzij de digitalisering, mag er niet toe leiden dat zoiets makkelijker zou worden gemaakt voor mensen die geen vennootschap of een vzw horen op te richten omdat ze niet de juiste doeleinden beogen.

 

Ik weet dat de oprichting van vzw's en firma's al digitaal kan, maar ik hoop dat de wijzigingsakten in de toekomst ook snel digitaal kunnen worden ingediend. Alle griffies werken op dit ogenblik ook op een andere manier. Dat maakt het voor vzw's niet altijd even simpel om die wijzigingen door te voeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De vervolging van de relschoppers tijdens oudjaar" (56002436C)

22 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les poursuites contre les émeutiers de la Saint-Sylvestre" (56002436C)

 

22.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Mevrouw de minister, op mijn vraag hierover een aantal weken geleden antwoordde uw voorganger dat er de voorbije jaren geïnvesteerd werd in een snelle justitie om dit soort van crapuleuze feiten accuraat te kunnen aanpakken. U verwees naar de investering in en veralgemening van de snelrechtkamers, de herinvoering van het snelrecht met aanhouding, de versterking van het parket van Brussel, en de verstrengde richtlijnen inzake de vervolging van daders van geweld tegen de politie.

 

De stevige woorden worden helaas tegengesproken door de feiten en de naakte cijfers. In de hoofdstad was er zo sprake van 140 bestuurlijke aanhoudingen maar er amper 7 verdachten effectief vervolgd worden. Hij nuanceerde dat er nog verschillende onderzoeken ter identificatie van daders gaande waren, en verzekerde ons dat geïdentificeerde verdachten van brandstichting of van geweld tegen politieambtenaren of geweld tegen brandweer of ambulanciers streng gerechtelijk vervolgd zou worden.

 

Graag had ik hieromtrent volgende vragen gesteld.

 

Hoeveel verdachten werden intussen meer dan een maand na de feiten geïdentificeerd en aangehouden? Hoeveel daarvan zijn minderjarig?

 

Hoeveel processen-verbaal werden opgesteld en voor welke feiten? Hoeveel personen worden effectief gerechtelijk vervolgd?

 

Werd de snelrechtprocedure hierbij toegepast? Zo ja, hoe vaak? Zo neen, waarom niet?

 

Hebben de betrokken overheden en politiezones zich burgerlijke partij gesteld?

 

22.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw van Vaerenbergh, ik kan u volgende cijfers meedelen. 7 personen werden geïdentificeerd in het kader van het gebruik van vuurwerk en in totaal werden 6 personen voor verschillende gerechtelijke feiten aangehouden, onder wie 3 minderjarigen. 18 gerechtelijke pv's werden opgesteld voor de volgende feiten: vuurwerk, brandstichting, drugs en bedreigingen. 22 personen werden bestuurlijk aangehouden, onder wie 16 minderjarigen. Voor hen werd een GAS-proces-verbaal opgesteld. Voor elke minderjarige die alleen een GAS-proces-verbaal heeft gekregen, werd een pv ter attentie van de jeugdrechter opgesteld.

 

Over het aantal vervolgingen en toepassingen van de snelrechtprocedure werd het parket bevraagd, maar mijn diensten mochten nog geen antwoord ontvangen.

 

De politiezone Brussel HOOFDSTAD Elsene stelt zich systematisch benadeeld persoon. Wanneer de procureur des Konings beslist om te vervolgen, stelt men zich vervolgens burgerlijke partij. Zoals u weet, kan dat tot op de zitting.

 

22.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Heb ik goed begrepen dat het op het vlak van personen die gerechtelijk werden aangehouden gaat over 6 personen?

 

22.04 Minister Annelies Verlinden: Ja.

 

22.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dat is opvallend, want toen ik uw voorganger ondervroeg, kort na de feiten, stelde hij dat er misschien nog wel zaken zouden gebeuren. De cijfers leken mij op dat ogenblik al zeer laag, maar er is dus niet veel veranderd.

 

Met betrekking tot het aantal vervolgingen via de nieuwe snelrechtprocedure vind ik het toch wel opvallend dat er geen gegevens ter beschikking zijn. Ik heb mijn vraag al heel lang geleden ingediend. Ik denk dat het niet moeilijk is om dat na te gaan, gelet op het geringe aantal personen dat gerechtelijk werd aangehouden. Dat is heel betreurenswaardig als men weet dat die snelrechtprocedure net in het leven werd geroepen om relschoppers op een correcte, krachtdadige en snelle manier aan te pakken.

 

We zullen die nieuwe procedure dus inderdaad onder de loep moeten nemen en zullen moeten bekijken op welke manier we die efficiënter en beter toepasbaar kunnen maken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het gebruik van zware vuurwapens in de Brusselse straten" (56002441C)

23 Question de Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'utilisation d'armes à feu lourdes dans les rues de Bruxelles" (56002441C)

 

23.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ook dit is een oude vraag, dus ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Geachte Minister,

 

De eerste week van februari culmineerde het drugsgeweld in de Brusselse straten: bijna dagelijks was er sprake van gewelddadige incidenten, inclusief het gebruik van zware vuurwapens zoals Kalasjnikovs, met een zwaargewond en een dodelijk slachtoffer tot gevolg. De gevolgen hadden overigens veel erger kunnen zijn, want een van de schietpartijen vond plaats in volle ochtendspits aan een metrostation waar kinderen naar school vertrokken.

 

Deze escalatie in het druggeweld vormt een ernstige bedreiging voor de veiligheid van zowel de Brusselse bevolking alsook de ordediensten. Het hotspot-beleid van de ontslagnemende Brusselse regering lijkt te falen: de drugscriminelen voelen zich onaantastbaar en gaan steeds driester te werk. De Brusselse procureur des Konings is het Brussels laksisme alvast beu en pleit voor meer politieoperaties in criminele kringen en een verhoogde repressie.

 

Ik had u graag de volgende vragen gesteld. 

 

1. Werden er intussen al verdachten opgepakt voor de verschillende schietpartijen?

 

2. Welke maatregelen zal u nemen om de import en het gebruik van zware vuurwapens door criminele netwerken tegen te gaan? Is er enig zicht op de netwerken van illegale wapenhandel en de link met de georganiseerde misdaad?

 

3. Is er zicht op de criminelen netwerken die onze hoofdstad teisteren? Over welke netwerken gaat het? Is er in deze sprake van Europese en internationale samenwerking?

 

4. Hoeveel personen werden sinds de aanstelling van de nieuwe Brusselse procureur al gearresteerd voor druggerelateerde feiten? Welk gevolg werd verleend aan deze arrestaties?

 

5. In welke mate wordt ten slotte door het Brusselse parket ingezet op de terugvordering van crimineel geld? Hoeveel crimineel vermogen werd al in beslag genomen?

 

Bedankt voor uw antwoorden.

 

23.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw De Wit, het parket werkt actief aan de identificatie van de daders van de schietpartijen. Zo konden sinds januari 2024 36 daders worden geïdentificeerd en onder aanhoudingsbevel geplaatst. Intussen wordt onderzoek gevoerd naar de import en het gebruik van zware vuurwapens die worden gebruikt tijdens de schietincidenten. De FGP Brussel neemt daarbij verschillende maatregelen om de import en het gebruik van die zware vuurwapens door criminele netwerken tegen te gaan. Die maatregelen omvatten onder meer het actieplan Wapens van de FGP Brussel en het actieplan Ballistiek, waarvoor de FGP Brussel samenwerkt met het NICC.

 

Uiteraard worden de criminele netwerken die de hoofdstad teisteren in kaart gebracht. De FGP Brussel besteedt daarbij veel aandacht aan het verzamelen van informatie en het creëren van een duidelijk beeld van de criminele fenomenen door middel van tactische analyses, targeting, wekelijkse veiligheidsscans en dagelijkse rapporten over markante feiten. Er wordt gewerkt op drie assen: ten eerste, plaatsen, zijnde de identificatie van hotspots; ten tweede, personen, de identificatie van dadergroepen en netwerken; en ten derde, activiteiten, wat over de identificatie van fenomenen gaat.

 

De procureur des Konings heeft op 17 januari een arrondissementeel rechercheoverleg bijeengeroepen en heeft een gerechtelijke taskforce opgezet die net bedoeld is om een volledig exhaustief beeld te krijgen van de criminele groepen die actief zijn in Brussel. De taskforce is samengesteld uit alle zones van de lokale politie en de federale gerechtelijke politie. Sinds 1 januari werden 1.347 door de politie aangehouden personen ter beschikking gesteld van het parket en werden er 328 onder aanhoudingsbevel geplaatst. Voor 222 onder hen werd het snelrecht toegepast en van de arrestaties werden 8 dossiers geseponeerd, 310 personen werden ter beschikking gesteld van het parket voor feiten van drugsverkoop en 91 werden onder aanhoudingsbevel geplaatst.

 

Het beheersplan van de procureur des Konings van Brussel voorziet in de invoering van een nieuwe afdeling Asset Recovery. Vijf voltijdse magistraten werden door hem aangesteld en worden met die opdracht belast. Het beheersplan voorziet ook in de oprichting van een monitoring om de in beslag genomen en verbeurdverklaarde gelden te kwantificeren.

 

23.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De sterke banden van de Hind Rajab Foundation met Hezbollah" (56002469C)

24 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les liens étroits entre la Hind Rajab Foundation et le Hezbollah" (56002469C)

 

24.01  Sam Van Rooy (VB): Asielbedrieger, Hezbollah-aanhanger en notoir antisemiet Dyab Abou Jahjah, die nota bene verklaard heeft dat hij militair getraind is door Hezbollah, richtte in Brussel de Hind Rajab Foundation op. Hij viseert daarmee IDF-soldaten (Israel Defense Forces) en ook Israëlische politici die in het buitenland op familiebezoek of vakantie zijn. De facto worden Israëlische militairen en politici geïntimideerd en bedreigd en reizen wordt hen onmogelijk gemaakt.

 

Zo werden ook Israëlische militairen die op vakantie waren in Nederland en België opgejaagd. De Hind Rajab Foundation probeert rechtbanken in het Westen te misbruiken om Israëlische militairen te onttrekken aan het onafhankelijke Israëlische rechtssysteem. Die organisatie doxt de gegevens van IDF-militairen en zorgt ervoor dat Israëlische soldaten en politici in het buitenland, ook bij ons, niet meer veilig zijn.

 

De secretaris van de Hind Rajab Foundation is Karim Hassoun, een antisemiet en verheerlijker van jihadistische terreur, die in Willebroek op de kartellijst stond van onder andere uw partij, cd&v. Nu blijkt bovendien, niet verrassend natuurlijk, dat de Hind Rajab Foundation zeer sterke banden heeft met de antisemitische terreurorganisatie Hezbollah. Dat blijkt uit bevindingen via het systeem know your customer. Het gaat om een uitgebreid netwerk van aan Hezbollah gelinkte actoren en bedrijven op vier continenten.

 

Mevrouw de minister, wat vindt u ervan dat zo’n organisatie op ons grondgebied opereert? Vindt u dat de acties van de Hind Rajab Foundation, met name ook doxing, geoorloofd zijn? Kan er worden onderzocht of de Hind Rajab Foundation inderdaad banden heeft met terreurorganisatie Hezbollah? Vindt u dat de organisatie, het voornemen van deze regering indachtig om Samidoun te verbieden, eveneens zou moeten worden verboden in België? Zo neen, dan hoor ik graag waarom niet.

 

24.02 Minister Annelies Verlinden: De Veiligheid van de Staat beschikt op dit moment niet over concrete informatie die de Hind Rajab Foundation kan linken aan dreigingen in de zin van de artikelen 7 en 8 van de organieke wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 1998. Het OCAD beschikt niet over elementen waaruit blijkt dat er sprake zou zijn van enig extremisme in hoofde van deze organisatie of de erbij betrokken actoren.

 

Ik zal mijn antwoord op uw vragen dan ook daartoe moeten beperken.

 

24.03  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Gideon Sa'ar, is op dit moment in Brussel. Ik hoop maar dat hij veilig is, want eerder annuleerde de Israëlische minister van Diaspora, Amichai Chikli, zijn bezoek aan België omdat hij hier mogelijk gearresteerd zou worden als gevolg van een actie van Abou Jahjahs Hind Rajab Foundation. Dat gebeurde nota bene op de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust.

 

U zegt dat u geen signalen of voldoende aanwijzingen hebt. Welnu, mevrouw de minister, ik heb hier een onderzoeksdocument bij me dat getiteld is "The Hind Rajab Foundation, Pro-Palestinian NGO Linked to Extremism, Terrorism and Questionable Financial Activities."

 

Ik zal het u dadelijk bezorgen. Lees het alstublieft, en verbied de Hind Rajab Foundation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Samengevoegde vragen van

- Anja Vanrobaeys aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het bijkomende onderzoek naar de Bende van Nijvel" (56002542C)

- Alexander Van Hoecke aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De heropening van het dossier over de Bende van Nijvel" (56002549C)

- Stefaan Van Hecke aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De nieuwe onderzoeksdaden in het dossier van de Bende van Nijvel" (56002589C)

25 Questions jointes de

- Anja Vanrobaeys à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'enquête complémentaire sur les tueurs du Brabant" (56002542C)

- Alexander Van Hoecke à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La réouverture du dossier relatif aux tueurs du Brabant" (56002549C)

- Stefaan Van Hecke à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les nouveaux devoirs d'enquête dans le dossier des tueurs du Brabant" (56002589C)

 

25.01  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, bijna 40 jaar na de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel moeten slachtoffers en nabestaanden nog altijd blijven strijden voor de waarheid. Vorig jaar liet het federaal parket weten dat het onderzoek zou worden stopgezet. De minister heeft bevestigd dat al het mogelijke gedaan was en dat alle pistes onderzocht waren.

 

Toch heeft een van de slachtoffers een bijkomend onderzoek verkregen naar een auto die mogelijk van een van de daders is. Een verdachte nummerplaat, genoteerd door getuigen vlak voor de aanslag in Delhaize in Aalst, is nooit nagetrokken, hoewel die onmiddellijk na de aanslag is doorgegeven. De getuigen werden nooit ondervraagd. Er is nooit contact opgenomen met de firma op wiens naam de nummerplaat stond. Er is nooit uitgezocht wie er mogelijk met die auto reed. Alleen dankzij de volharding van een slachtoffer wordt nu een bijkomend onderzoek gevoerd. Dat roept opnieuw vragen op over de aanpak van het onderzoek.

 

Hoe is het mogelijk dat dergelijke essentiële elementen jarenlang over het hoofd werden gezien?

 

Wat betekent dat? Zijn er nog andere pistes die nog uit de kast kunnen vallen en nog nooit onderzocht zijn?

 

Hoeveel onderzoekers zijn nu bezig met dat dossier?

 

Noch ik noch u weet wat het resultaat van dat onderzoek zal zijn. Ik ben zelf van Aalst. De aanslag van de Bende van Nijvel is een litteken op onze ziel. Voor mij is de waarheid belangrijk. Wat denkt u ervan dat een groep wetenschappers toegang zou krijgen tot het hele onderzoek, de maatschappelijke context zou nagaan en de zoektocht naar de waarheid kan voortzetten?

 

25.02  Alexander Van Hoecke (VB): In 2024 gaf het federaal parket inderdaad aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel afgerond was. De slachtoffers konden echter wel nog een bijkomend onderzoek vragen. Een van die slachtoffers stapte daarom inderdaad naar de rechter en verkrijgt dat bijkomend onderzoek nu ook.

 

De aanleiding is een toch wel heel opvallend spoor dat nooit onderzocht werd. Het gaat om twee jonge broers van zeven en negen jaar, die de vermoedelijke daders op de dag van die beruchte aanval op de Delhaize in Aalst gespot zouden hebben en hun nummerplaten hebben genoteerd. Een van die nummerplaten werd getraceerd en bleek ook op naam van een firma te staan, maar die werd nooit gecontacteerd.

 

Ik heb daarom drie vragen voor u, mevrouw de minister. Hoe verklaart u als minister van Justitie dat een 40 jaar durend onderzoek afgesloten wordt zonder dat opgemerkt wordt dat een belangrijk spoor, met name een nummerplaat van een vermoedelijke dader, niet werd onderzocht?

 

Wat betekent dit concreet voor het dossier over de Bende van Nijvel? Hoe zal het parket te werk gaan? Zullen er opnieuw speurders op de zaak gezet worden?

 

Was dit de enige vraag naar bijkomende onderzoeksdaden of werden er nog gevraagd? Zo ja, wanneer werden die bijkomende onderzoeks­daden gevraagd en over welke specifieke piste werden die gevraagd?

 

25.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): De meeste informatie is gegeven. Inderdaad, op een vorige vraag heeft de minister geantwoord dat het federaal parket al het mogelijke had gedaan. Niets werd aan het toeval overgelaten. Er waren 1.131 processen-verbaal, DNA-onderzoek, analyse van camerabeelden enzovoort. Vervolgens gaat er een advocaat door het dossier, die vaststelt dat een belangrijk spoor niet verder is onderzocht.

 

Hij vraagt bijkomende onderzoeksdaden en men zegt terecht dat die ook gesteld zullen worden. Niemand van de politie, niemand van de onderzoeksrechters, ook niet het federaal parket, heeft in die 40 jaar gezien dat dat spoor niet was onderzocht. Eerlijk gezegd, ik begrijp dat niet.

 

Mevrouw de minister, hoe kan het dat zo'n belangrijk spoor niet werd onderzocht, terwijl het federaal parket aangeeft niets aan het toeval te hebben overgelaten? Ik had zelf ook heel veel vertrouwen in het federaal parket toen dat het dossier kreeg.

 

Hoeveel onderzoekers zijn nu nog actief bezig met het onderzoek naar die nieuwe pistes? Hoeveel tijd zal er ongeveer nodig zijn om de nieuwe onderzoeksdaden uit te voeren?

 

Wat is uw mening over het idee van de taskforce waarbij historici en criminologen toegang krijgen tot het dossier, zoals historicus Emmanuel Gerard dat voorstelde. Ik kijk uit naar uw antwoorden.

 

25.04 Minister Annelies Verlinden: Geachte collega's, uw vragen gaan inderdaad over een zeer belangwekkend dossier. Ik begrijp dat de elementen waarnaar jullie in de vraagstellingen verwijzen tijdens het onderzoek wel degelijk werden beoordeeld en verder werden geverifieerd op verschillende punten. De KI heeft desal­niettemin geoordeeld dat een aantal bijkomende onderzoekshandelingen dient te worden gesteld. Dat onderzoek is op dit moment lopende en zal, zo begrijp ik, eerstdaags kunnen worden afgerond. Op dat moment zal het onder­zoek aan het strafdossier worden toegevoegd.

 

Daarnaast is op dit ogenblik nog één verzoekschrift tot bijkomend onderzoek hangende. Zowel de onderzoeksrechter als het federaal parket hebben daarover negatief geadviseerd. Eind maart wordt daarover een debat gehouden voor de KI, die finaal zal oordelen of dat gevorderd bijkomend onderzoek al dan niet moet worden uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat ik in het licht van het geheim van het onderzoek niet nader kan ingaan op de inhoud van dat verzoekschrift. Op dit moment werken twee onderzoekers daar actief aan.

 

Het voorstel van de eminente historicus Emmanuel Gerard om voor dit dossier een taskforce op te richten, samengesteld uit historici en criminologen, genoot en geniet mijn bijzondere interesse en zal nog verder worden bekeken, dus daarover kunnen we later verder van gedachten wisselen.

 

25.05  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mevrouw de minister, alleszins bedankt voor uw antwoord. Ik kijk in ieder geval uit, als het eerstdaags afgerond wordt, naar het resultaat van het onderzoek.

 

Al bij al blijf ik het wel choquerend vinden, echt choquerend. Dat dossier is de grootste schandvlek in de geschiedenis van justitie. Meerdere mensen erkennen dat ook. Een hele tijd lang leefde er hoop onder de slachtoffers en hadden zij vertrouwen in het federaal parket. Ook werd de verjaringstermijn verlengd. De slachtoffers hoopten op de waarheid. Ze hoopten ook dat de daders eindelijk toch voor de rechtbank zouden verschijnen. Die hoop is aan diggelen geslagen toen het federaal parket aankondigde het onderzoek te zullen stopzetten. Nu blijkt dat er nog niet-onderzochte elementen zijn, is dat een extra slag in hun gezicht.

 

Het feit dat bijkomend onderzoek wordt verricht, is alleen maar te danken aan de veerkracht van de slachtoffers. Die veerkracht is na 40 jaar eigenlijk ongelooflijk, want die aanslagen hebben hun levens echt overhoop gehaald. Hun levens zijn nooit meer dezelfde geworden. Zij dragen daar nog altijd de gevolgen van. Daarom gaat dat er bij mij echt niet in.

 

Ook voor mij is het achterhalen van de waarheid bijzonder belangrijk. Niet alleen de slachtoffers hebben belang bij de waarheid, ook de hele samenleving, want daardoor wordt het vertrouwen in justitie nog maar eens geschonden.

 

Ik ben wel tevreden dat u zegt dat u meer historisch onderzoek en onderzoek door criminologen in een taskforce nader wilt bekijken. Ik hoop dat u dat echt ter harte neemt, want volgens mij kan daar een piste in zitten om de waarheid aan het licht te brengen.

 

25.06  Alexander Van Hoecke (VB): Mevrouw de minister, ik ben niet heel veel wijzer geworden uit uw antwoord.

 

Dat onderzoek zal eerstdaags kunnen worden afgerond. Het ging inderdaad snel en ik vermoed dat we er weinig hoop uit moeten putten, gezien de snelheid waarmee het bijkomende onderzoek werd afgerond. Er zal dus weinig nieuws uit komen.

 

Ik blijf toch met heel wat vragen zitten. Na 40 jaar wordt zo'n dossier afgesloten. Dan komt er zo'n opmerkelijke tip naar boven, die al 40 jaar bekend was. We hadden misschien een heel ander verhaal kunnen schrijven, mocht dat indertijd wel goed bekeken zijn. We kijken uit naar wat het bijkomende onderzoek opgeleverd heeft. Als u zegt dat het eerstdaags afgesloten zal worden, dan mogen we dat heel letterlijk nemen en neem ik aan dat die communicatie daarover ook zal volgen. We volgen het alleszins op.

 

25.07  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Als er vandaag weinig of geen geloof is in de werking van justitie of de politiek, dan heeft dat ook te maken met dossiers zoals dit. De mensen vertrouwen het immers niet en vragen zich terecht af hoe het komt dat zo'n dossier niet tot een goed einde kan worden gebracht. Als dan zo’n element opduikt na 40 jaar, dat blijkbaar niet of onvoldoende onderzocht zou zijn, dan stelt men zich daar heel veel vragen bij. In ieder geval kijk ik ook uit naar de resultaten van het bijkomende onderzoek, die we dus eerstdaags mogen verwachten.

 

Ik ben zelf ook wel tevreden dat u interesse toont in de piste van de taskforce. Als het dossier uiteindelijk niet voor de rechtbank komt, zal de enige mogelijkheid waarschijnlijk zijn om op basis van historisch en chronologisch onderzoek misschien toch nog de waarheid te achterhalen, zoals dat ook gebeurd is in de zaak-Lahaut. De academici hebben aangetoond dat zij waardevol werk kunnen doen om ook de waarheid aan het licht te brengen. We volgen het verder op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Samengevoegde vragen van

- Pierre Jadoul aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De verjaringstermijn voor de herroeping van het probatie-uitstel" (56002553C)

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De eenjarige verjaringstermijn van de vordering tot herroeping van het probatie-uitstel" (56002714C)

26 Questions jointes de

- Pierre Jadoul à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le délai de prescription pour la révocation des sursis probatoires" (56002553C)

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le délai de prescription d'un an à l'action en révocation d'un sursis probatoire" (56002714C)

 

Le président: M. Jadoul n'est pas présent.

 

26.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Mevrouw de minister, op 18 december 2024 heeft het Hof van Cassatie een kort maar krachtig arrest geveld, waarbij het geoordeeld heeft dat de wetsbepaling, die stelt dat de verjaring van de strafvordering ophoudt te lopen vanaf de aanhangigmaking bij het vonnisgerecht, niet van toepassing is op de vordering tot herroeping van het probatie-uitstel. Dit arrest lijkt misschien nogal technisch van aard maar het kan enorm verregaande gevolgen hebben in de praktijk, met name voor de toepassing van het probatie-uitstel.

 

In casu werd de beklaagde op 3 september 2021 door de correctionele rechtbank van Henegouwen veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een geldboete van vijftig euro, met een probatie-uitstel voor drie jaar. Op vordering tot herroeping van het probatie-uitstel, ingesteld door het parket, werd de opschorting van de straf herroepen bij verstekvonnis van 13 december 2023 wegens niet-naleving van de aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden. In hoger beroep werd evenwel geoordeeld dat de vordering tot herroeping van het probatie-uitstel reeds was verjaard. 

 

Het Hof van Cassatie volgt de argumentatie van het beroepshof: artikel 60 van de wet van 9 april 2024 heeft artikel 22 van de Voorafgaande Titel bij het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalde dat de verjaring wordt gestuit door onderzoeks- of vervolgingshandelingen die binnen de oorspronkelijke termijn worden verricht, opgeheven. Bijgevolg is de vordering tot herroeping van het probatie-uitstel volgens het Hof van Cassatie inderdaad verjaard. De vordering werd immers op 14 juni 2023 bij de rechtbank ingesteld en sindsdien is reeds 1 jaar verstreken zonder dat deze termijn is gestuit en zonder dat er gronden voor schorsing werden aangevoerd.

 

Graag had ik hieromtrent volgende vragen gesteld.

 

1. Wat is uw reactie op dit arrest van het Hof van Cassatie en de bezorgdheid die dit arrest teweegbrengt bij verschillende magistraten?

 

2. Welke impact zal dit arrest volgens u hebben op de toepassing van het probatie-uitstel (wetende dat een procedure tot herroeping zeer ingeperkt wordt)?

 

3. Kan u bevestigen dat dit arrest potentieel tot gevolg heeft dat er meer effectieve gevangenisstraffen worden opgelegd, wat u precies wil vermijden gelet op de overbevolking aldaar?

 

4. Welke maatregelen kunnen er vanuit de federale overheid genomen worden om deze ongewenste inperking van een herroeping van het probatie-uitstel aan te pakken?​​​

 

26.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw De Wit, de artikelen 13, § 6, tweede lid, en 14, § 3, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie regelen aan de hand van een dubbele termijn de verjaring van de vordering tot herroeping van respectievelijk de probatieopschorting en het probatie-uitstel van de uitspraak wegens de niet-naleving van de opgelegde voorwaarden.

 

Enerzijds dient de vordering te worden ingesteld uiterlijk binnen het jaar na het verstrijken van de proeftijd, anderzijds verjaart de vordering een jaar nadat ze bij het bevoegde gerecht werd ingesteld. Een dergelijke vordering maakt deel uit van de strafvordering, aangezien ze ertoe strekt een straf te doen uitspreken. De verjaring ervan kan dan ook onderhevig zijn aan schorsing of stuiting.

 

Overeenkomstig de vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie zijn de artikelen 22 tot 25 en 28 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wel degelijk van toepassing op dergelijke vorderingen tot herroeping, hoewel dat niet expliciet in de wettekst noch in de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 29 juni 1964 wordt gepreciseerd.

 

26.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het is belangrijk dat we aan dit euvel tegemoetkomen, omdat er nu eigenlijk een inperking van de herroeping van het probatie-uitstel is, wat er misschien toe zou kunnen leiden dat men het risico niet meer zal nemen om nog probatie-uitstel te geven tout court, terwijl dat in sommige gevallen wel nuttig kan zijn en men zich zal moeten beperken tot een effectieve straf. Het is dus echt belangrijk dat wij daarvoor wetgevingstechnisch een oplossing vinden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 56002554C de M. Jadoul est reportée à sa demande.

 

27 Samengevoegde vragen van

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De voortdurende problemen in de gevangenis van Haren" (56002559C)

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De overbrenging van gedetineerden vanuit Haren naar het Justitiepaleis te Brussel" (56002637C)

27 Questions jointes de

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les problèmes persistants à la prison de Haren" (56002559C)

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le transfèrement de détenus depuis Haren vers le Palais de Justice de Bruxelles" (56002637C)

 

27.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Uit berichten blijkt dat er administratief in de gevangenis van Haren een aantal zaken fundamenteel mislopen. Gedetineerden die niet of te laat worden overgebracht naar het Brusselse justitiepaleis, met als gevolg tijdverlies, lege hoorzittingen en stijgende gerechtelijke achterstand, gedetineerden die verwisseld worden, aangehoudenen die maanden aan een stuk geen rechter te zien krijgen en zelfs gedetineerden die ten onrechte worden vrijgelaten, het zijn maar enkele voorbeelden. 

 

Al sinds de opening is er kritiek. Volgens de Toezichtraad zijn personeelsleden niet voldoende opgeleid en is de opening er overhaast gekomen.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende deze problemen?

Klopt het dat op de administratieve dienst van deze gevangenis er maar 44 man als administratieve kracht werken, wat een tekort is van 27? Wat is hiervan de oorzaak?

Welke initiatieven zullen er op korte termijn worden genomen om dit tekort weg te werken?

Door dit gebrek aan personeel worden er administratieve fouten gemaakt. Vrijwel iedere advocaat aan de Brusselse Balie heeft cliënten die zijn vrijgelaten door een administratieve fout, zo melden strafpleiters. Kan de minister mij mededelen hoeveel gedetineerden er sinds de opening ten onrechte zijn vrijgelaten omwille van administratieve fouten? Graag een overzicht op jaarbasis.

Ook zijn er blijkbaar dossiers verdwenen van gedetineerden zodat de betrokken advocaten niet te weten komen hoe lang hun cliënten nog moeten zitten. Over hoeveel dossiers gaat dit?

De voorzitter van de commissie Strafrecht van de Franstalige balie pleit ervoor om de gevangenis van Sint-Gillis die momenteel gebruikt wordt voor kortgestraften, te gebruiken als arresthuis voor mensen die nog niet veroordeeld zijn. Dit betekent een grote tijdswinst, want zij moeten het vaakst worden overgebracht. Wat is hier het standpunt van de minister? Is de minister bereid hier een initiatief te nemen?

Ondanks de open brief, geschreven zes maanden geleden door magistraten, griffiers en advocaten van de Franstalige balie te Brussel waarin de problemen aan de kaak werden gesteld, is er weinig of niets veranderd op het terrein. Kan de minister mij een overzicht geven van de initiatieven die sinds deze open brief werden genomen? Graag een gedetailleerde toelichting.

 

27.02  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Op 11 februari verschenen in het weekblad Humo allerlei schrijnende anekdotes over dagelijkse chaos in het justitiepaleis, die het gevolg is van het feit dat men er blijkbaar vanuit de gevangenis te Haren niet in slaagt om dagelijks zowat 80 gedetineerden correct en tijdig te verzamelen en over te brengen naar het Brusselse justitiepaleis. Ofwel dagen de gedetineerden niet of pas laattijdig op, ofwel worden de foute gedetineerden overgebracht naar het justitiepaleis. In het artikel wordt gesteld dat vrijwel elke advocaat aan de Brusselse balie cliënten heeft die zijn vrijgelaten omwille van een administratieve fout.

 

De directeur van de gevangenis van Haren erkent de problemen bij de overbrenging. Hij stelt dat het, met de middelen die hij ter beschikking heeft, mathematisch onmogelijk is om 80 gedetineerden tegen 9 uur in het justitiepaleis te krijgen. Zo telt de administratieve dienst van de gevangenis, die instaat voor het verzamelen van de gedetineerden die naar de rechtszaal moeten, maar 4 van de 25 personeelsleden. Er zouden volgens het artikel ook maar 2 groene bestelwagens beschikbaar zijn voor gevangenentransport, waardoor er constant heen en weer moet worden gereden.

 

Ik had u graag de volgende vragen gesteld. 

 

1. Kan u de problemen bij de overbrenging van gedetineerden vanuit Haren, en de impact daarvan op de rechtspraak in het justitiepaleis, bevestigen?

 

2. Waarom worden de zittingszalen, die in de gevangenis van Haren voorzien zijn, niet gebruikt? Werkt u hiervoor aan een oplossing?

 

3. Hoe komt het dat het personeelsbestand in de gevangenis, bijv. bij de administratieve dienst, niet ingevuld wordt? Is dit omwille van financiële redenen of is er een andere verklaring?

 

4. Zijn er effectief slechts 2 bestelwagens beschikbaar voor gevangenentransport?

 

5. Welke maatregelen zal u nemen om de organisatorische en veiligheidsproblemen in de gevangenis van Haren aan te pakken?

 

27.03 Minister Annelies Verlinden: Collega's, de overbrenging van gedetineerden naar het Justitiepaleis vanuit de gevangenis van Haren verloopt inderdaad moeizaam. Het parket van Brussel verwacht iedereen ofwel om 9.00 uur ofwel om 14.00 uur op het paleis. Praktisch blijkt het echter zeer moeilijk om 80 gedetineerden op het Poelaertplein te krijgen tegen 9.00 uur.

 

De Dienst beveiliging (DAB), die instaat voor de overbrengingen, kampt net als de gevangenis van Haren met personeelstekorten. Voor meer toelichting betreffende de problematiek kunt u zich richten tot de minister van Binnenlandse Zaken. Vanuit de directie van de gevangenis van Haren vernemen we dat er momenteel slechts twee vervoersmiddelen operationeel zijn om de gevangenen te vervoeren.

 

De gevangenis van Haren beschikt inderdaad over vijf rechtszalen, die voldoen aan de normen. De magistraten stellen zich echter vrij terughoudend op tegenover zetelen in de gevangenis zelf. De rechtszalen bevinden zich net buiten de gevangenisperimeter. Sommige magistraten gaan op afroep naar de raadszaal waar ze hun zaak behandelen en keren vervolgens terug naar hun respectieve kantoren in het gerechtsgebouw. Hierbij preciseer ik graag dat de gevangenis van Haren naast de rechtszalen ook over de nodige ruimte beschikt waar griffiers, magistraten en advocaten kunnen werken in afwachting van de zitting. Uiteraard moet ook rekening worden gehouden met de rechten en de positie van slachtoffers en benadeelden en burgerlijke partijen voor het houden van zittingen in de nabijheid van de gevangenis.

 

Omwille van een voor alle betrokkenen haalbare en aanvaardbare werkwijze lijkt het mij in elk geval nuttig dat we in dialoog gaan, zodat de problematiek en de mogelijke oplossingen kunnen worden besproken. Dat is overigens ook in lijn met het regeerakkoord, waarin is ingeschreven dat zittingen voor de raadkamer en de KI, die vaak slechts enkele minuten duren, in de praktijk maximaal moeten plaatsvinden in faciliteiten bij de detentieplaatsen en/of via videoconferentie.

 

De regering uit in het regeerakkoord ook de ambitie om gedetineerden zo min mogelijk te verplaatsen. Uitzonderingen hierop dienen te worden gemotiveerd en de ingeroepen omstandigheden moeten verband houden met de rechten van verdediging of het ontbreken van gepaste infrastructuur.

 

Voorts zal de DAB op korte termijn over kantoren, een eigen vestiaireruimte en eigen parkeerplaatsen beschikken in de gevangenis van Haren. Dat betekent concreet dat de DAB-agenten die belast zijn met de overbrengingen, hun dienst niet langer zullen aanvangen op het Poelaertplein maar in de gevangenis. Dat zal zonder twijfel leiden tot efficiëntere overbrengingen naar het Justitiepaleis.

 

Met betrekking tot uw vraag inzake het personeels­bestand, de sollicitatiegesprekken voor bijkomend Nederlandstalig en Franstalig administratief personeel voor de gevangenis van Haren zijn lopende. Zodra de aanwervingsprocedure is afgesloten, doen we het nodige voor een snelle indiensttreding.

 

Het is in dat verband relevant dat de gevangenis van Sint-Gillis nog steeds operationeel is. Heel wat ervaren personeelsleden hebben ervoor gekozen om daar te blijven werken. Daarom moest men voor Haren op zoek gaan naar nieuwe medewerkers die doorgaans geen of te weinig ervaring hebben.

 

Mevrouw Dillen, sinds juni 2024 zijn er in Haren leidinggevenden aangesteld en werd de griffie heringericht en gereorganiseerd. Sindsdien valt er een verbetering vast te stellen in het dossierbeheer. Mijn administratie beschikt in elk geval niet over cijfers over vrijlatingen ten gevolge van administratieve fouten. Als er al fouten zijn gemaakt, zal het om hoogst uitzonderlijke gevallen gaan. Evenmin kan men bevestigen dat volledige dossiers zijn verdwenen. Hoewel het papieren dossier door de grootschalige verhuizing van gedetineerden en eventuele transfers van gedetineerden misschien niet altijd volledig op de griffie ter beschikking was, bleef het digitale dossier wel steeds voorhanden.

 

27.04  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, opnieuw, ik vind dit bizar. Ik zei dat al in verband met twee vorige vragen: nadat de vakbonden hier een kwestie komen aankaarten, wint u daarover informatie in op het terrein – u kunt niet alles weten – en blijkt er niets aan de hand te zijn. Ik doe nogmaals een oproep om de problematiek grondig te bespreken met de vakbonden en na te gaan wat er al dan niet waar is. Als het wel waar is, moet het worden verholpen.

 

27.05  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoorden. Niet alles is me even duidelijk, maar ik zal daarop in een volgend debat terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Samengevoegde vragen van

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De oprichting van een herstelfonds voor slachtoffers van seksueel misbruik" (56002565C)

- Greet Daems aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Operatie Kelk" (56002708C)

28 Questions jointes de

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La création d'un fonds de réparation pour les victimes d'abus sexuels" (56002565C)

- Greet Daems à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'opération Calice" (56002708C)

 

28.01  Sophie De Wit (N-VA): Dit is echt belangrijk en dus wil ik het kort toelichten, excuses aan de collega’s. Vorig jaar was er een onderzoeks­commissie naar seksueel misbruik. In het rapport hebben we een aanbeveling geformuleerd over de oprichting van een herstelfonds voor slachtoffers. Het gaat om een deelstatelijk herstelfonds, dat zou gefinancierd worden door de dader en/of de instelling waar het seksueel geweld plaatsvond. We willen dat die mogelijkheid wordt onderzocht.

 

Waarom hebben we dat opengetrokken? Omdat er niet alleen slachtoffers zijn binnen de kerk, maar ook binnen de sport, in de jeugdbeweging enzovoort. De bedoeling zou zijn dat slachtoffers in functie van het opgelopen trauma een beroep kunnen doen op het fonds voor psychologisch en fysiek herstel, maar ook voor therapiekosten voor zover die niet vergoed worden door de sociale zekerheid, het slachtofferfonds of de ziekteverzekering.

 

Mevrouw de minister, dit is een heel belangrijke stap voor de erkenning van het leed van slachtoffers. Het kan bijdragen tot hun herstel, zowel financieel als psychologisch. Er wordt ook heel uitdrukkelijk naar gevraagd door de werkgroep Mensenrechten in de Kerk. De aanbeveling in ons rapport ging ruimer. Er staat ook uitdrukkelijk in dat we aan de regering zouden vragen om de mogelijke oprichting te onderzoeken.

 

Bent u van plan om werk te maken van de oprichting van zo’n herstelfonds? Binnen welke termijn zou dat kunnen? Hebt u al zicht op de modaliteiten om slachtoffers snel en efficiënt toegang te geven tot een financiële ondersteuning via dit fonds? Hoe zal het kunnen gefinancierd worden? Welke instellingen of sectoren moeten een bijdrage leveren? Hoe zal worden verzekerd dat slachtoffers, ongeacht de aard van de feiten of omstandigheden, toegang krijgen tot een gelijkwaardige compensatie?

 

28.02 Minister Annelies Verlinden: De raadkamer heeft een beschikking uitgevaardigd op 7 februari ter verval van de strafvordering. De termijnen voor een mogelijk hoger beroep tegen deze beschikking zijn nog niet verstreken, waardoor de zaak ook nog niet definitief is afgesloten.

 

De omgang met slachtoffers wordt intussen op beleidsniveau verder bekeken en gekoppeld aan ons voornemen om aan alle slachtoffers de correcte en zorgvuldige bejegening te geven die ze verdienen. Het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de aanpak van seksueel misbruik, in de Kerk en daarbuiten, met inbegrip van de gerechtelijke behandeling, en de gevolgen op vandaag voor slachtoffers en samenleving, dateert inderdaad van 3 mei 2024 en het rapport van de Hoge Raad voor de Justitie van 15 april 2024.

 

Het rapport van de Hoge Raad betreffende Operatie Kelk werd vrij laat, net voor het verstrijken van de werkzaamheden van de parlementaire onderzoekscommissie bezorgd, waardoor beslist werd om na de verkiezingen van 9 juni 2024 en het aantreden van een nieuw Parlement een nieuwe POC te installeren, die zich dan dieper zou kunnen buigen over het rapport van de Hoge Raad en Operatie Kelk.

 

Deze parlementaire onderzoekscommissie is, zoals u weet, nog lopende en er worden diverse hoorzittingen georganiseerd. Zodra mijn diensten beschikken over een nieuw rapport dat zich meer in het bijzonder buigt over Operatie Kelk, zullen zij de analyse verder kunnen zetten en nagaan welke concrete acties in de eerste plaats vanuit Justitie kunnen worden ondernomen om een antwoord te bieden op de aanbevelingen die uit het rapport zullen blijken.

 

Overigens is het regeerakkoord hierover ook zeer duidelijk. Aanbeveling 18 van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie van 2024 stelt inderdaad de mogelijkheid voor tot oprichting van een deelstatelijk herstelfonds, gefinancierd door de dader en/of de inrichtende instelling in wier kader het seksueel geweld plaatsvond. Deze mogelijkheid dient te worden onderzocht opdat slachtoffers in functie van het opgelopen trauma een beroep kunnen doen op het fonds voor psychologisch herstel, fysiek herstel alsook voor therapiekosten voor zover deze al niet worden vergoed door de sociale zekerheid, het slachtofferfonds, de ziekteverzekering of andere initiatieven.

 

Daarnaast stelt het regeerakkoord dat we de mogelijkheid onderzoeken om de bedragen inzake morele schadevergoedingen te verhogen. Aangezien de regering slechts enkele weken geleden de eed aflegde, konden wij nog geen concrete acties op dit vlak ondernemen. We kunnen hierbij wel al wijzen op het bestaan van een Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, die hierin een belangrijke partner zal zijn.

 

Ten slotte zal het, volledig in de geest van het regeerakkoord, van belang zijn dat we in dit proces ook een stem geven aan de slachtoffers zelf, die in mij, en ik geloof ook in u en in ons, steeds een partner zullen vinden.

 

28.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil twee zaken met u bespreken.

 

Ten eerste, voor de aanbevelingen in het rapport dat in mei is goedgekeurd, hoeft niemand, en dus ook niet de regering, te wachten op het rapport van de huidige onderzoekscommissie. Dat is immers maar één deel. We hadden in 2024 een heel ruime taak, enkel Operatie Kelk hebben we niet verder kunnen uitspitten. Maar alle andere aanbevelingen gaan over heel andere zaken, bijvoorbeeld over aanpassing van wetgeving en hoe we omgaan met slachtoffers. Dat staat eigenlijk los van Operatie Kelk. Dus, de regering hoeft echt niet op het nieuwe rapport te wachten om al te onderzoeken hoe de aanbevelingen van het vorige rapport kunnen worden uitgevoerd. Ik ga er zelf ook niet op wachten. Ik ben volop wetsvoorstellen aan het maken om te kijken waar hier en daar kleine ingrepen mogelijk zijn. Dus, wat het herstelfonds betreft, staat dat ook los van Operatie Kelk.

 

We hebben natuurlijk slachtoffers in het kader van het seksueel misbruik binnen de kerk, maar ook daarbuiten. Ik besef ook heel goed dat mijn vraag heel snel komt. Maar dat is natuurlijk ook omdat we de druk voelen van de slachtoffers die ook met wetsvoorstellen komen, die echter beperkt zijn tot slachtoffers binnen de kerk. In onze aanbeveling hebben we de belofte gemaakt om het ruimer te trekken. Dus ik zou echt graag hebben dat u daar niet mee wacht tot het nieuwe rapport.

 

Er moet dus echt al werk van gemaakt worden om een en ander te bekijken in het overleg met de deelstaten. Wat kan er en wat kan er niet? En op welke manier?

 

Dat u dat nu nog niet helemaal klaar heeft, dat begrijp ik. U bent net begonnen, mevrouw de minister, maar voor een goed begrip, het herstelfonds staat helemaal los van de huidige onderzoekscommissie rond Operatie Kelk. Het ene hoeft het andere niet te vertragen, wel integendeel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

29 Samengevoegde vragen van

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Een nieuw geval van zware agressie in de gevangenis van Hasselt" (56002590C)

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De recente incidenten in de gevangenissen van Haren en Hasselt" (56002597C)

- François De Smet aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De zorgwekkende onveiligheid in de gevangenis van Haren" (56002630C)

29 Questions jointes de

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Un nouveau cas d'agression grave à la prison de Hasselt" (56002590C)

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les récents incidents survenus dans les prisons de Haren et Hasselt" (56002597C)

- François De Smet à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'insécurité préoccupante au sein de la prison de Haren" (56002630C)

 

29.01  Marijke Dillen (VB): Op 9 februari vond opnieuw een ernstig geval van agressie plaats in de gevangenis van Hasselt, gepleegd door een gedetineerde en gericht tegen drie cipiers die helaas gewond raakten. Een van die cipiers was zelfs zwaargewond en is naar het ziekenhuis moeten gaan. De vakbonden zijn zeer duidelijk en ik citeer: ʺDe huidige maatregelen wegen niet genoeg door. De straffen na agressie zijn minder waard. Sommige gedetineerden laat het koud dat ze zes maanden extra cel krijgen. Als ze kijken hoeveel celstraf ze al hebben, kan dat er nog wel bij. (…) Als we gewoon blijven verder doen, schiet er over vijf jaar niet veel meer over van de gevangenissen.ʺ De vakbonden dringen dus aan op strengere en andere maatregelen.

 

Mevrouw de minister, kunt u meer toelichting geven over de toestand van de drie cipiers? Kunt u ook meer toelichting geven over hun verwondingen? Welke sanctie hebben de betrokken gedetineerden gekregen?

 

De vakbonden vragen andere maatregelen die wel een impact hebben. Ze stellen dat ze al jaren voorstellen doen om de zaken anders aan te pakken. Zo wordt er bijvoorbeeld verwezen naar de vervroegde invrijheidstelling en wordt de vraag gesteld of die niet kan wegvallen als men niet met de handen van het personeel kan blijven. Gedetineerden zouden dan misschien twee keer nadenken vooraleer ze tot daden overgaan.

 

Bent u bereid om initiatieven te nemen met het oog op strengere maatregelen voor gedetineerden die zich schuldig maken aan zware agressie tegen cipiers?

 

29.02  Alain Yzermans (Vooruit): Het geweld binnen en zelfs buiten de muren van de gevangenissen is schering en inslag. Er zijn netwerken actief. De directie neemt soms een bepaalde houding aan die niet altijd bevorderlijk is om het vertrouwen van het personeel te herwinnen. Men moet overgaan tot een aantal actiemaatregelen. De vakbonden hebben daarover voorstellen.

 

In uw inleiding zei u dat u tijdens uw overleg met de vakbonden contact zult hebben naar aanleiding van de overbevolking. Het is belangrijk dat de vakbonden echt worden gehoord. Zij hebben een aantal pertinente vragen en kunnen goede voorstellen doen om het geweld uit de gevangenis te krijgen. Het geweld verplaatst zich nu naar buiten. Wanneer mensen worden belaagd, verliezen ze hun motivatie om te gaan werken. De werkomstandigheden worden desastreus. Families worden buiten soms ook nog bedreigd.

 

Er dreigt een groot personeelstekort te ontstaan. Het statuut moet dan ook worden verbeterd. Dat zal altijd aanleiding geven tot stakingen en dan komen we in een vicieuze cirkel terecht. De druk op het personeel en de druk op de gedetineerden zelf zijn communicerende vaten. Dat heeft allemaal te maken met de overbevolking. Er zijn echte maatregelen nodig. De vakbonden hebben goede voorstellen. De oplossing is te vinden in de driehoek personeel, gedetineerden en een humaan beleid, uiteraard ook met de directies. We moeten naar de noodkreet van de vakbonden luisteren.

 

Welke maatregelen zult u treffen? Wat is de stand van zaken van de incidenten met het personeel?

 

29.03 Minister Annelies Verlinden: Collega's, ik ben het met u eens dat agressie ten aanzien van personeel onaanvaardbaar is. Zoals in het regeerakkoord bepaald is, zullen we het nultolerantiebeleid verder aanscherpen en daarvoor de nodige maatregelen nemen.

 

Bij het geval van agressie in Hasselt vertoonde de betrokken gedetineerde fysiek agressief gedrag ten aanzien van de eerste beambte. Een tweede beambte en de ploegchef die tussenbeide wilden komen, liepen eveneens verwondingen op. Om redenen van privacy kan ik geen verdere details geven over de verwondingen van de personeelsleden. Ik kan wel meedelen dat ze enige tijd arbeidsongeschikt waren. De betrokken personeelsleden kunnen een beroep doen op psychologische ondersteuning. Er werd intussen ook een tuchtprocedure opgestart en de betrokken gedetineerde kreeg een tuchtsanctie. De gedetineerde werd ook uit de gevangenis van Hasselt verwijderd.

 

Wanneer gedetineerden zich schuldig maken aan strafbare feiten in de gevangeniscontext, wordt die informatie ook altijd aan het parket overgemaakt. Op basis daarvan kan worden vervolgd en kunnen bijkomende gevangenisstraffen of andere straffen worden uitgesproken.

 

In samenspraak met de vakbonden werd een standaardprocedure na een kritiek incident ontwikkeld. Die procedure zorgt voor een uniforme afhandeling van de kritieke incidenten en houdt ook voldoende ondersteuning en aandacht voor het slachtoffer en de andere betrokken personeelsleden in. Die procedure werd toegepast bij de incidenten in Haren en Hasselt en heeft goed gewerkt: het informeren van de vakbonden, de overbrenging van gedetineerden naar een andere gevangenis, de opvang en ondersteuning van slachtoffers en de opstart van een tuchtprocedure.

 

29.04  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Nultolerantie moet nultolerantie zijn, zonder enige uitzondering. Het is heel belangrijk om alle vormen van agressie, zowel kleine agressie – in de mate waarin die bestaat, omdat voor mij agressie agressie is – als heel zware vormen van agressie aan te pakken.

 

Dat moet niet enkel gebeuren met een tuchtsanctie. Ik hoorde immers in de kritiek van de vakbonden dat de gedetineerden en criminelen absoluut niet voor een tuchtsanctie terugdeinzen. Het is heel belangrijk dat elke vorm van agressie tegen cipiers niet alleen met een strafsanctie wordt gesanctioneerd, maar dat ze ook leidt tot een correctionele vervolging. De parketten moeten daaraan voorrang geven.

 

29.05  Alain Yzermans (Vooruit): Ik sluit mij aan bij de oproep tot nultolerantie, wat een heel complex begrip is en niet gemakkelijk te handhaven. Het is echter een heel goede norm die kan worden gesteld. Nultolerantie moet natuurlijk vertaald worden in de wijze waarop ze wordt meegenomen als sanctie en straf. Men moet veel strikter zijn, ook vanuit de directie, om personeelsleden daarin als belangrijke werknemers te zien die recht hebben op die bescherming in al haar vormen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

30 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De beslissing van de NORB over de bewaring van stukken" (56002617C)

30 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La décision prise par le NORB en ce qui concerne la conservation des pièces" (56002617C)

 

30.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

De Griffie van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel (NORB) kampt blijkbaar met een groeiend plaatstekort. Eén van de oorzaken is blijkbaar de stukken die door advocaten niet worden opgehaald. Dat leidt tot logistieke uitdagingen en een tekort aan opslagruimte op de griffie. Het directiecomité van de Rechtbank heeft daarom een nieuwe maatregel ingevoerd. Achtergelaten stukken zullen voortaan slechts zes maanden beschikbaar blijven. Na het verstrijken van deze termijn worden ze verwijderd.

 

Dit is een gevaarlijk precedent. In neergelegde dossiers voor de NORB zitten vaak originele stukken die ook na het beëindigen van de procedure van groot belang kunnen zijn.

 

Ook wanneer nadien hoger beroep wordt aangetekend, hebben deze stukken een zeer grote belangrijkheid.

 

Kan de minister mij meer toelichting geven betreffende het plaatstekort bij de griffie van de  NORB? Wat zijn hiervan de oorzaken? Is de minister op de hoogte van deze problematiek? Werd deze problematiek door de NORB aangekaart? Zo ja, werden er in het verleden initiatieven genomen om hierop een antwoord te bieden?

Op welke wijze worden advocaten op de hoogte gebracht van deze maatregel? Zijn er hierover officiële richtlijnen die de griffie van de NORB dient na te leven? Op welke wijze werden deze ter kennis gebracht van alle advocaten en niet alleen van advocaten die een procedure hangende hebben voor de NORB? Het antwoord op deze vraag is niet onbelangrijk gezien de aansprakelijkheid van advocaten betreffende het bewaren van hun dossier in het algemeen en de stukken in het bijzonder.

De stukken worden na een termijn van zes maanden verwijderd. Kan de minister hierover meer toelichting geven? Wat dient te worden verstaan onder “verwijderd"? Zullen deze stukken worden vernietigd of op een andere plaats worden bewaard?

Het antwoord hierop is belangrijk gezien de risico's van het laten verdwijnen van originele stukken.

Het verwijderen van stukken na een termijn van zes maanden is een drastische beslissing. Waarom kunnen deze stukken niet per post worden terugbezorgd aan de advocaten wat gebruikelijk is in andere rechtbanken?

 

30.02 Minister Annelies Verlinden: Met betrekking tot het plaatstekort bij de griffie van de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank in Brussel kan ik u meedelen dat deze rechtbank haar archieven met de Franstalige ondernemings­rechtbank in Brussel deelt. Door de hervorming van het gerechtelijk arrondissement werden twee rechtbanken gecreëerd, maar de archieven van beide rechtbanken voor zaken die werden ingeleid voor 1 april 2014 bleven gemeenschappelijk. Aangezien beide rechtbanken in hetzelfde gebouw zijn ondergebracht, dienen ze naast het gemeenschappelijke archief ook hun eigen archief vanaf 2014 te beheren. Hierdoor is er nood aan voldoende opslagruimte.

 

De ondernemingsrechtbanken beschikken nog niet over een digitaal dossier. Alle dossiers worden fysiek bijgehouden, wat de nood aan voldoende archiefruimte nog versterkt. Ik begrijp dat een deel van de archieven naar het Rijksarchief zou worden overgeheveld, waardoor er opnieuw ruimte kan worden gewonnen, maar dat men tot op heden nog niet is kunnen starten met de selectie van de dossiers die kunnen worden overgebracht.

 

Voor de kennisgeving aan advocaten geldt dat, indien een vonnis in een zaak wordt uitgesproken, de griffie per mail contact opneemt met de partijen met de vraag om de neergelegde stukken terug in ontvangst te nemen. Indien het gaat om stukken van beperkte omvang, minder dan 2,5 kilo, stuurt de griffie deze automatisch terug via de post. Wanneer het stukken van grotere omvang betreft, blijkt echter vaak dat advocaten deze stukken niet komen afhalen. Deze stukken, vaak documenten maar ook voorwerpen, kunnen afhankelijk van de aard en de complexiteit van de zaak aanzienlijk in omvang zijn.

 

Indien de advocaten niet reageren op de mail, worden zij na enige tijd vaak ook meermaals telefonisch gecontacteerd. Al die tijd blijven de stukken op de griffie bewaard. Na afloop van de zaak stelt de rechtbank overigens vaak vast dat er een zekere desinteresse is bij de partijen om deze documenten terug in ontvangst te nemen, vermits ze nog maar van weinig nut zijn, gelet op het eindvonnis, wat des te meer geldt als er geen hoger beroep wordt aangetekend.

 

Na contactname met andere burgerlijke griffies blijken ook zij met hetzelfde probleem te kampen en eveneens naar een oplossing te zoeken om de stukken na het eindvonnis terug aan de partijen te bezorgen. Tijdens het directiecomité van de rechtbank van 23 december werd daarom de beslissing genomen om de stukken te verwijderen, indien ze niet worden afgehaald binnen de zes maanden na de uitspraak van het vonnis. Hiervoor werd ook een communicatie verspreid aan de balies. De voorzitter van de rechtbank heeft dit ook vooraf besproken in een gezamenlijk overleg met de Brusselse stafhouder. De vraag om stukken opnieuw in bezit te nemen, zal ook standaard worden opgenomen in de oproepingsbrieven die de rechtbank aan de partijen verstuurt.

 

Voor alle duidelijkheid, tot op heden werden geen stukken verwijderd. De wijze waarop deze stukken zullen worden verwijderd, dient ook nog te worden onderzocht. Daartoe wordt beoogd nog eerst te overleggen met de andere ondernemings­rechtbanken en te bekijken hoe deze verwijdering in de praktijk zou kunnen worden uitgevoerd.

 

30.03  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Als ik het goed begrijp, wordt dat op dit ogenblik nog niet uitgevoerd en wordt er onderzocht of er een mogelijkheid is om een en ander over te hevelen naar het Rijksarchief.

 

U zegt dat er mails worden gestuurd naar advocaten die hun dossier niet komen ophalen en dat zij telefonisch worden gecontacteerd, maar het dan nog vertikken om dat dossier te komen afhalen, terwijl zij, zoals u weet, verplicht zijn om dossiers zelf vijf jaar bij te houden. Dan moeten wij toch eens bekijken, in overleg met de Orde van Vlaamse Balies, of het niet mogelijk is om een tuchtsanctie op te leggen aan advocaten die het vertikken om gevolg te geven aan schriftelijke en telefonische meldingen van de griffie.

 

Dat getuigt immers van een absoluut gebrek aan respect voor de griffiers die zoveel moeite doen. Ik denk dat u het met mij eens bent. Ik weet niet hoe het aan andere balies gaat, maar als men in Antwerpen op al die jaren zelfs nog maar één puntje te kort heeft in de bijscholingen, moet men het al komen uitleggen bij de stafhouder. Dan denk ik dat u over deze materie zeker in overleg moet gaan met de Orde van Vlaamse Balies om te bekijken of dat niet tuchtrechtelijk kan worden aangepakt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

31 Samengevoegde vragen van

- Steven Matheï aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het proefproject inzake de beveiligde cellen" (56002635C)

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De agressie tegenover het gevangenispersoneel" (56002693C)

31 Questions jointes de

- Steven Matheï à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le projet pilote relatif aux cellules de sécurité" (56002635C)

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les agressions contre le personnel pénitentiaire" (56002693C)

 

De voorzitter: De heer Matheï is verontschuldigd.

 

31.01  Alain Yzermans (Vooruit): Ik denk dat ik opnieuw hetzelfde betoog kan houden, mevrouw de minister, maar ik ga dat niet doen. Ik was ook wel geïnteresseerd in de gespecialiseerde cellen die zijn aangekondigd.

 

Ook heeft de voormalige minister enkele maanden voor zijn vertrek aangekondigd dat 5 miljoen euro in het gevangeniswezen zou worden geïnvesteerd, voornamelijk in de camerabeveiliging van de gevangenis van Hasselt. Het lijkt mij interessant om daarop in te gaan. DE FOD Justitie zou ook 200.000 euro extra investeren in het herstel en het onderhoud. Hoever staat het met die plannen?

 

Er was ook sprake van een actieplan tegen het geweld tegen cipiers. Hoever staat men daarmee? Het zal wel een gelijkaardig antwoord zijn. Vooral de vragen over die investering en die cellen interesseren mij wel.

 

31.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Yzermans, ik begrijp inderdaad dat uw vraag gaat over de extra beveiligde cellen. Er is een proefproject opgestart in vier pilootgevangenissen waar beveiligde cellen worden uitgebouwd. We onderzoeken nog in welke pilootgevangenissen dat project zal worden uitgerold, en vervolgens zal de infrastructuur van de geselecteerde cellen worden aangepast.

 

Ook de invulling van de cellen en de modaliteiten worden nog bestudeerd. Niet alle elementen daarvan werden bepaald. Het gaat hierbij onder meer over verankerde meubelen en vandaal­bestendige elementen. Behalve naar de infrastructuur wordt ook gekeken naar de noodzakelijke procedures en regimes. De gedetineerden zullen worden ingedeeld in deze cellen aan de hand van criteria die eveneens nog nader te bepalen zijn.

 

De agressie en de kans op agressief gedrag worden uiteraard mee in rekening genomen. Er wordt bekeken wanneer deze personen in de beveiligde cellen kunnen worden geplaatst, maar ook op basis van welke criteria er een beweging ‘out’ zal plaatsvinden.

 

De testfase en de duurtijd ervan zullen worden bepaald zodra de voormelde elementen vastliggen. Voor enige evaluatie is het in dit stadium dan ook te vroeg.

 

In uw vraag linkt u de beveiligde cellen ook aan het onderhoud van de gevangenissen. De beveiligde cellen zijn weliswaar niet inbegrepen in dit onderhoud, en evenmin in het budget voor het onderhoud.

 

Inzake het actieplan tegen agressie kan ik u tot slot toelichten dat er overleg met de vakbonden is. Dit project is gericht tegen geweld tegen het bewakend personeel en bij uitbreiding tegen elk personeelslid dat in contact komt met de gedetineerden.

 

31.03  Alain Yzermans (Vooruit): Ik blijf een beetje op mijn honger zitten wat betreft de camera­bewakings­systemen die niet functioneerden in de gevangenis van Hasselt. Wellicht kan ik die vraag opnieuw stellen via een schriftelijke vraag.

 

Alleszins ben ik blij met uw zeer concreet antwoord over de volgende stappen die opgestart worden inzake de beveiligde cellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56002666C van de heer Coenegrachts wordt op zijn verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.

 

32 Vraag van Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De verhoogde toepassing van het elektronisch toezicht en werkstraffen" (56002712C)

32 Question de Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le recours accru à la surveillance électronique et aux peines de travail" (56002712C)

 

32.01  Sophie De Wit (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Geachte Minister,

 

In de media hebt u verklaard dat u (nog) meer wil inzetten op alternatieve straffen, met name het elektronisch toezicht en werkstraffen. Dat sluit aan bij het principe van de gevangenisstraf als ultieme remedie.

 

In Vlaanderen is er de afgelopen jaren al een duidelijke toename in de toepassing van alternatieve straffen, met in 2023 zowat 5.500 werkstraffen en 6.800 enkelbanden.  Daartoe werden door de Vlaamse regering  extra budgetten vrijgemaakt, werd geïnvesteerd in materiaal en in extra personeel om deze alternatieve straffen op te volgen en de betrokkenen te begeleiden. Meteen hebben de deelstaten zo de overbevolking in de gevangenis trachten te verlichten.

 

Er zijn echter ook grenzen en nadelen aan het gebruik van alternatieve straffen. Enerzijds zijn de plaatsen en middelen beperkt. Anderzijds kunnen slachtoffers hierdoor al snel opnieuw geconfronteerd worden met daders. Bovendien kunnen bepaalde daders met een enkelband ook gewoon hun criminele activiteiten tijdens hun elektronisch toezicht voortzetten. 

 

In het regeerakkoord is daarom onder meer volgende passage terug te vinden: “We voeren het elektronisch toezicht tijdens de voorlopige hechtenis met voorwaarden in. We compenseren ten aanzien van de deelstaten de financiële implicaties van deze nieuwe regeling.”

 

Ik had u graag de volgende vragen gesteld.

 

1. Waar ziet u zelf nog groeimarge voor het toepassen van alternatieve straffen?

 

2. Zal u hierover (snel) in overleg gaan met de deelstaten?

 

3. Zal u snel (wetgevend) werk maken van de koppeling van voorwaarden aan het elektronisch toezicht tijdens de voorlopige hechtenis?

 

4. Welke financiële middelen zal u vrijmaken voor de deelstaten voor de uitvoering van alternatieve straffen én voor het elektronisch toezicht met voorwaarden tijdens de voorlopige hechtenis​

 

Bedankt voor uw antwoorden.

 

32.02 Minister Annelies Verlinden:  Collega De Wit, een gevangenisstraf moet inderdaad de ultieme remedie zijn. Dat werd uitdrukkelijk opgenomen in het regeerakkoord en dat is ook duidelijk het opzet van het nieuwe Strafwetboek, waarvan de inwerkingtreding in april volgend jaar volop wordt voorbereid. Een gediversifieerd straffenpalet van zowel hoofdstraffen als bijkomende straffen zal dan ook mogelijk zijn. Het is ook in die context dat de groeimarge van de zogenaamde alternatieve straffen moet worden gezien. Ik verwijs in dat verband naar artikel 27 van het nieuwe Strafwetboek, dat de strafdoelen omschrijft waarnaar de strafrechter moet streven bij de keuze van de straf en bij het bepalen van de strafmaat. Dat artikel stelt ook duidelijk dat de gevangenisstraf de laatst te overwegen straf is, die pas kan worden uitgesproken wanneer de strafdoelen niet worden bereikt met een van de andere straffen of maatregelen waarin de wet voorziet. Onderhavig artikel stelt ook dat indien de rechter een straf van niveau 2 gepast acht om het misdrijf te bestraffen en binnen dat strafniveau 2 voor de gevangenis­straf kiest, hij bovendien moet motiveren waarom de doelstellingen van de straf niet door een van de andere straffen van hetzelfde niveau 2 kunnen worden bereikt. Uiteindelijk zal het adjectief “alternatief” niet meer nodig zijn om dat soort straffen te beschrijven, aangezien ze de regel moeten worden.

 

Ik ben het met u eens, mevrouw De Wit: we moeten realistisch zijn. Men kan niet oneindig veel tewerkstellingsplaatsen creëren, enkelbanden aankopen of probatievoorwaarden zoals het volgen van een opleiding of therapie opleggen als er niet genoeg plaatsen zijn in het hulpverlenings- of vormingsaanbod. Niet elke alternatieve straf zal een gepaste straf zijn voor de persoon, die bovendien ook moet instemmen ingeval een werkstraf of autonome probatiestraf wordt voorgesteld.

 

Het nieuwe Strafwetboek voorziet echter door een verregaand gediversifieerd straffenpalet in nieuwe mogelijkheden. Het is vanzelfsprekend mijn intentie om verder in overleg te gaan met de deelstaten – ik ontving vertegenwoordigers ervan al trouwens vorige week op mijn kabinet –, aangezien zij een onmisbare partner zijn voor de uitvoering van die straffen. Wat de gevangenisstraf als ultimum remedium betreft, staan zij op dezelfde lijn en dat constructieve overleg moet worden voortgezet.

 

U vraagt of ik de clausule in het regeerakkoord dat elektronisch toezicht moet worden gekoppeld aan voorwaarden in het kader van een voorlopige hechtenis, snel in wetgevend werk zal omzetten. Mijn administratie zal zo snel mogelijk de kwestie bestuderen, met input van en in overleg met alle relevante stakeholders. Uiteraard is het een punt van het overleg met de deelstaten hoe en welke financiële middelen er zullen worden vrijgemaakt.

 

32.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, volgens u is er dus nog een groeimarge. In Vlaanderen worden er 5.500 werkstraffen uitgevoerd en dragen 6.800 personen enkel­banden. Vlaanderen heeft daarvoor extra budgetten vrijgemaakt, maar bereikt stilaan zijn limieten. We moeten goed bekijken hoe we een en ander zullen aanpakken en overleg zal daarvoor cruciaal zijn, alsook de financiële middelen. In de regio’s heeft men hard getracht om de overbevolking in de gevangenissen te verlichten, maar zij zijn natuurlijk niet de zaligmakende oplossing. Het is dus belangrijk dat hiervoor overlegd zal worden.

 

Vanuit het Parlement kunnen wij steeds helpen met het wetgevend werk. Soms zijn kleine wetgevende ingrepen sneller gerealiseerd met een wetsvoorstel en ik ben er graag toe bereid om er een in te dienen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

33 Question de Khalil Aouasti à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le respect des décisions de justice dans l'affaire Trabelsi" (56002766C)

33 Vraag van Khalil Aouasti aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De naleving van de rechterlijke uitspraken in de zaak-Trabelsi" (56002766C)

 

33.01  Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, à travers le cas emblématique et singulier de l'affaire Trabelsi, c'est une double question qui interroge notre État. Une question diplomatique permet-elle de s'asseoir sur une décision de justice? Une question d'opportunité politique permet-elle de s'asseoir sur des décisions de justice? La cour d'appel de Bruxelles a une nouvelle fois rendu un arrêt cinglant à l'endroit de l'État belge.

 

Malgré l'acquittement de M. Trabelsi en 2023 aux États-Unis, malgré les conditions de sa détention, malgré la détérioration de son état de santé, malgré les décisions de justice qui l'imposent, la Belgique refuse toujours, en réalité pour une question d'opportunité politique, de respecter les décisions de justice et a été une fois encore condamnée au niveau de la cour d'appel de Bruxelles.

 

Alors, derrière tout cela, il semblerait qu'il y ait un double discours. Il y a une espèce de coopération judiciaire qui cacherait en réalité un sabotage diplomatique.

 

Madame la ministre, entend-on respecter les arrêts et singulièrement, dans ce cas-ci, l'arrêt de janvier 2025 de la cour d'appel de Bruxelles? L'État va-t-il continuer à ne pas respecter les décisions de sa propre justice? Va-t-on à nouveau respecter nos engagements internationaux et les arrêts de la Cour européenne des droits de l'homme?

 

33.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Aouasti, j'ai lu l'arrêt de la cour d'appel de Bruxelles avec grande attention. Il faut noter que l'exécution de l'arrêt implique une concertation au sein du gouvernement car elle relève des compétences qui dépassent le seul cadre du département de la Justice. Il est essentiel que cette question soit abordée de manière coordonnée entre les différentes autorités concernées.

 

Par ailleurs, d'autres éléments externes doivent également être pris en considération, notamment les procédures en cours aux États-Unis qui influencent directement le cadre juridique et diplomatique de cette affaire.

 

Je ne peux ni ne suis autorisée, pour des raisons de sécurité, à m'étendre sur les rapports concernant le comportement de M. Trabelsi. Il n'existe aucun élément indiquant qu'il s'est déradicalisé. En tant que gouvernement, nous ne pouvons donc pas prendre à la légère un retour en Belgique. En plus, M. Trabelsi ne dispose d'aucun droit de séjour ici.

 

Après une concertation avec le premier ministre et les ministres concernés, notamment les ministres de l'Asile et de la Migration, des Affaires étrangères et de l'Intérieur, j'ai demandé à mes services de préparer un recours en cassation.

 

33.03  Khalil Aouasti (PS): Je vous remercie, madame la ministre, pour votre réponse.

 

Moi, je ne parle pas de M. Trabelsi et je n'ai pas spécialement de sympathie pour ce qu'il a fait par le passé. Par contre, je parle de l'exécution des arrêts qui ont été prononcés à plusieurs reprises par notre État, la Belgique, et qui, depuis plusieurs années, ne sont pas respectés. C'est cela qui m'inquiète, madame la ministre de la Justice.

 

Maintenant, vous endossez de nouvelles fonctions et, effectivement, les questions de sécurité et d'ordre public sont importantes. Mais les questions d'État de droit le sont tout autant. J'ai envie de dire qu'elles ont en réalité une primauté sur les questions contingentes. Votre nouveau rôle aujourd'hui, comme ministre de la Justice, est de faire en sorte que l'État de droit qui s'applique à tous et toutes indistinctement puisse être respecté en Belgique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 56002771C de Mme Van Vaerenbergh est reportée à sa demande. L'interpellation n° 56000017I de M. Van Rooy est reportée à sa demande. La question n° 56002865C de M. Aouasti sera adressée à la commission de la Mobilité.

 

34 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De centrale databank van vonnissen en arresten" (56002906C)

34 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La banque de données centrale des jugements et arrêts" (56002906C)

 

34.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Ondanks ronkende aankondigingen tijdens de voorbije legislatuur is de centrale databank van vonnissen en arresten nog steeds niet gerealiseerd.  Deze databank heeft nochtans zeer veel voordelen.

 

Wat is hier de stand van zaken ?

Welke initiatieven gaat de minister nemen om hiervan bij prioriteit werk te maken?

Er loopt een pilootproject. Kan de minister hierover meer toelichting geven? Wat is hier de stand van zaken? Welke financiële middelen werden hieraan tot op heden besteed?

Wanneer denkt de minister dat de databank een feit zal zijn?

 

34.02 Minister Annelies Verlinden: Sinds 2022 is bijna de helft van alle vonnissen die jaarlijks door de rechtbanken worden uitgesproken digitaal beschikbaar voor de betrokken partijen, wat neerkomt op meer dan 460.000 vonnissen per jaar. Het gaat hierbij om vonnissen van de politierechtbanken en vredegerechten, die toegankelijk zijn via Just-on-web. Daarnaast wordt een selectie van gepseudonimiseerde vonnissen en arresten van onder meer het Hof van Cassatie, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State ter beschikking gesteld voor het grote publiek, via Juportal.

 

Om alle vonnissen en arresten digitaal te beheren en ter beschikking te stellen aan burgers en experts, werken we aan een centrale databank, in een applicatie JustJudgment. De lancering van deze databank heeft de voorbije maanden evenwel vertraging opgelopen, zoals door mijn voorganger ook al aan u werd meegedeeld.

 

Sinds 30 januari van dit jaar is de centrale databank officieel operationeel op twee pilootsites van de politierechtbanken van Luik en Turnhout. Op 17 februari zijn opnieuw zes pilootsites bij de vredegerechten van start gegaan, namelijk te Nijvel, Tienen, Willebroek, Sint-Pieters-Woluwe, Charleroi 1 en 2 en Kortrijk 1 en 2.

 

Voor de verdere uitrol van de applicatie wordt gefaseerd gewerkt. We ontsluiten eerst de rechtbanken die gebruikmaken van MaCH, vervolgens zullen de andere hoven en rechtbanken opstarten. Er werden inmiddels al 2.360 vonnissen opgeladen vanuit MaCH naar JustJudgment. In afwachting van een finale digitale onderteken­oplossing wordt voorzien in een tussenoplossing om gekwalificeerd te kunnen ondertekenen.

 

Daarnaast werken we stap voor stap verder aan enkele belangrijke verbeteringen, zoals de koppeling met de FOD Financiën en, op iets langere termijn, de mogelijkheid voor iedereen om via Just-on-web gepseudonimiseerde vonnissen van alle rechtbanken te raadplegen.

 

Op 30 januari heeft het Grondwettelijk Hof bovendien een belangrijk arrest geveld, waarbij het Hof de wet van 16 oktober 2022 op één specifiek punt heeft vernietigd, namelijk dat rechters momenteel kunnen beslissen om de publicatie van een gepseudonimiseerde beslissing op Just-on-web te verbieden of bepaalde delen van de motivering weg te laten zonder dat een alternatieve manier van openbaarmaking is voorzien. Alle overige bezwaren werden verworpen door het Hof. Wij onderzoeken momenteel of en hoe de wetgeving moet worden aangepast in het licht van dit arrest.

 

Zoals duidelijk in het regeerakkoord staat, zal de verdere ontwikkeling van deze centrale databank een prioriteit blijven.

 

34.03  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw duidelijk en uitvoerig antwoord. Verder wil ik u hartelijk danken voor uw bereidheid om de vragenlijst toch af te werken, in tegenstelling tot wat eerder gezegd was. Sommige vragen liggen al zo lang te wachten op een antwoord dat het goed is dat we eindelijk dat antwoord krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

35 Vraag van Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De lokale aanpak van de drugscriminaliteit" (56002928C)

35 Question de Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'approche locale face à la criminalité liée à la drogue" (56002928C)

 

35.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

De recente uitspraken van de politiezone Carma over hun voorbereiding op een mogelijke drugsoorlog hebben de aandacht gevestigd op de noodzaak van een gecoördineerde aanpak in de strijd tegen drugscriminaliteit. De leiding benadrukt de effectiviteit van hun methoden, waaronder frequente controles en nauwe samenwerking met lokale besturen. Dit roept enkele belangrijke vragen op over de globale rol en de doeltreffendheid van bestaande strategieën met betrekking tot de "war on drugs".

 

Vragen aan de minister;

 

1. De regering spreekt van grotere betrokkenheid van lokale besturen in de “war on drugs”. Is er volgens u behoefte aan een globaal plan dat de succesvolle aanpak in politiezones, zoals politiezone Carma, kan implementeren in andere regio's?

 

2. Hoe evalueert u de huidige samenwerking tussen de lokale politie, gemeentelijke diensten en de federale overheid, inclusief het nationaal drugscommissariaat, in de strijd tegen drugscriminaliteit?

 

3. Wat zijn de belangrijkste obstakels die u ziet in de implementatie van een uniforme aanpak tegen drugscriminaliteit in heel België?

 

4. Hoe denkt u dat de lokale politie effectiever kan worden ondersteund in hun preventieve controles om de kans op druggerelateerde geweldsincidenten te verkleinen?

 

5. Zijn er aanvullende middelen of strategieën die u overweegt om de effectiviteit van de strijd tegen drugsgebruik en -handel in cafés en andere handelszaken te verbeteren? Of in het kader van een bestuurlijke aanpak (cfr ARIEC ) ?

 

35.02 Minister Annelies Verlinden: De politiezone CARMA, een van de lokale politiezones binnen de provincie Limburg, is mede door de ligging – grenzend aan Nederland – inderdaad vertrouwd met de drugsproblematiek. Het korps zet al jarenlang in op de strijd tegen drugs en doet dit op een heel succesvolle manier. Ik ben hen dan ook dankbaar voor de vele volgehouden inspanningen. Ook de FGP Limburg wijdt heel wat capaciteit aan de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. Ook worden aan de grote grensovergangen op regelmatige basis controleacties georganiseerd door de federale wegpolitie. Dat gebeurt vaak samen met de Nederlandse politiediensten.

 

De actualiteit en het extreme geweld maken dat vooral Antwerpen en Brussel in verband worden gebracht met drugscriminaliteit, maar ik weet heel goed, ook uit mijn ervaring als minister van Binnenlandse Zaken, dat de drugsproblematiek een nationale en internationale problematiek is. Het is dan ook niet voor niets dat er mede onder mijn impuls in de vorige legislatuur maar liefst 500 miljoen euro extra werd geïnvesteerd in Binnenlandse Zaken. Met die extra middelen hebben we ook werk gemaakt van een nationaal drugscommissariaat.

 

Niet enkel politie en justitie hebben een rol te spelen. Er zijn ook de preventieve aspecten, grootstedelijke thema's en volksgezondheid. Er moet vooral worden samengewerkt, met alle neuzen in dezelfde richting. Juist daarom hebben we de nationale drugscommissaris de opdracht gegeven om samenwerking te bevorderen tussen de betrokken diensten van de deelentiteiten, de federale en de lokale overheden en de private partners, alsook de internationale partners.

 

U had het eveneens over de ARIEC's. Laat me van de gelegenheid gebruikmaken om het ARIEC Limburg te benoemen. Het is al actief sinds 2017 en daardoor een van de voorlopers op vlak van ondersteuning van de lokale besturen in de detectie van criminele fenomenen die ook vanuit de bestuurlijke handhaving kunnen worden aangepakt. Hun expertise is baanbrekend. Ik vond het dan ook belangrijk om eindelijk, na vele verwoede en telkens gestrande pogingen, in de vorige legislatuur werk te kunnen maken van de wet inzake bestuurlijke handhaving. Dat gebeurde met de bedoeling de lokale besturen en de ARIEC's te ondersteunen. Het misdaadmilieu gebruikt immers handelszaken als dekmantel om geldsommen van criminele herkomst wit te wassen en deze zo in het legale circuit te brengen. Dat ontwricht ook onze gemeenschap en economie.

 

De handelszaken die daarvoor worden opgericht of gebruikt, zijn daarenboven al lang een doorn in het oog van vele steden en gemeenten. Met het wettelijke kader dat ik heb gecreëerd, kan hiertegen daadkrachtig worden opgetreden. Bovendien heeft dat ervoor gezorgd dat in heel het land ARIEC's worden opgericht, zodat die informatie en expertise nu landsbreed beschikbaar is. Door samenwerking en coördinatie kunnen we elke dag het verschil maken, zo ook door de dagelijkse inzet van de politiemedewerkers van de politiezone CARMA.

 

35.03  Alain Yzermans (Vooruit): Ik kan het alleen maar toejuichen. Ik zou misschien al exemplarisch spreken dat wij als trendzetters daarin, zeker binnen de politiezone CARMA, voortgang zouden krijgen en ook een aantal voorbeelden kunnen brengen in een hoorzitting of in een commissie. Het is belangrijk dat ook de aanpak van de motorbendes in dat verband wordt onderstreept, net als de voorbije successen rond Sky ECC.

 

Het is nodig om die samenwerking te versterken. De wet inzake bestuurlijke handhaving geeft ons daartoe alle kansen. Laat ons met dit voorbeeld verdergaan op de ingeslagen weg.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

36 Vraag van Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De nieuwbouw van detentiehuizen" (56002929C)

36 Question de Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les nouvelles constructions de maisons de détention" (56002929C)

 

36.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb een specifieke Limburgse vraag over twee dossiers die al enkele jaren lopen, met name de nieuwbouwplannen voor de straf- en detentiehuizen in Leopoldsburg en Genk. Ik heb daarnet al iets vernomen over de situatie van de stad Genk, maar misschien kunt u hierop toch nog een antwoord geven.

 

36.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Yzermans, met betrekking tot de detentiehuizen heeft het aanbestedingsdossier voor de modulaire wooneenheden inderdaad vertraging opgelopen door juridische procedures. Inmiddels werd een opdrachtnemer aangesteld en wordt de opdracht volop uitgevoerd.

 

De eerste locaties waar de werkzaamheden van start gaan, zijn Genk en Jemeppe-sur-Sambre, met als doel een operationele ingebruikname begin 2026. Tegelijkertijd zullen ook andere locaties, zoals Antwerpen, gefaseerd worden opgestart en in de loop van 2026 worden opgeleverd.

 

Het dossier over de nieuwe gevangenis van Leopoldsburg werd opgestart. De selectie van kandidaten vond plaats en een eerste analyse van de eerste offertes werd uitgevoerd. Momenteel staat het vervolg van het dossier on hold door de juridische procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Ik begrijp dat de provincie Limburg momenteel bezig is met het opstellen van een aangepast provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP). De Regie der Gebouwen beoogt het dossier een doorstart te geven zodra groen licht volgt met betrekking tot het PRUP. Pas op dat moment kan een nieuwe en realistische timing worden opgesteld. Voor meer gedetailleerde cijfers inzake de uitvoering van de nieuwbouwprojecten wil ik u vriendelijk verzoeken om een schriftelijke vraag in te dienen.

 

36.03  Alain Yzermans (Vooruit): Ik kan dat alleen maar toejuichen. Enkel investeren in infrastructuur is niet het volledige antwoord in het beleid dat u vooropstelt met het ultimum remedium. Een gedifferentieerde aanpak is zeer belangrijk. Dergelijke initiatieven, zeker dat in Genk, dragen hiertoe bij.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 56002938C de M. De Smet est reportée à sa demande, ainsi que sa question n° 56002352C.

 

37 Questions jointes de

- Khalil Aouasti à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'augmentation du budget de la Justice" (56002991C)

- François De Smet à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le refinancement de la justice" (56003109C)

37 Samengevoegde vragen van

- Khalil Aouasti aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De verhoging van de begroting voor Justitie" (56002991C)

- François De Smet aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "De herfinanciering van de justitie" (56003109C)

 

37.01  Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, l'accord de gouvernement prévoit une augmentation du budget du département de la Justice de 200 millions d'euros à l'horizon 2029. Cet accord contient aussi de très nombreux engagements. Le collègue Yzermans vient d'en parler à propos des maisons de détention. Pourriez-vous, dès lors, me donner les grandes lignes de l'affectation de ces 200 millions?

 

En particulier, j'aimerais avoir des objectifs chiffrés. Combien de magistrats au siège, de magistrats au parquet, de greffiers, d'agents pénitentiaires allez-vous recruter? Votre intention est-elle bien de remplir les cadres à 100 %?

 

Me confirmez-vous que les investissements en matière immobilière – les prisons, les palais de justice – relèveront bien du budget de la Justice ou d'un autre budget? Je voudrais connaître le détail de ces 200 millions pour pouvoir mettre une ligne budgétaire spécifique derrière chaque engagement pris dans le cadre de la déclaration de politique générale.

 

37.02  Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, les défis de la Justice sont, en effet, nombreux, aussi bien sur le plan du personnel que des investissements dans les technologies de l'information et de la communication et les bâtiments. La note de politique générale relèvera les plans d'action que j'aimerais entamer pendant les années à venir. Il est clair que la Justice a besoin d'un budget conséquent afin de faire évoluer l'administration, les établissements pénitentiaires et l'ordre judiciaire vers des organisations modernes et prêtes pour l'avenir.

 

Je vous fais remarquer que le logement des services des administrations fédérales relève de la compétence et donc du budget de la Régie des Bâtiments. La rénovation des palais de justice et autres infrastructures immobilières fera l'objet d'un travail commun entre les représentants des autorités judiciaires, qui préciseront leurs besoins: la Régie des Bâtiments qui gère les moyens budgétaires du parc immobilier et les coûts de rénovation, et l'administration du SPF Justice, qui prendra en charge le suivi administratif de ces travaux.

 

En outre, j'attire votre attention sur le fait que l'accord de gouvernement fait indirectement référence au projet de loi "autonomie", qui a été élaboré par mon prédécesseur avec les représentants des trois piliers du pouvoir judiciaire. Comme l'indique l'accord de gouvernement, nous réexaminerons cette question. En effet, de tels changements majeurs ne peuvent réussir que s'ils sont réalisés ensemble, en toute transparence et confiance avec nos partenaires du système judiciaire. Je souhaite donc avoir une relation de confiance forte avec le pouvoir judiciaire.

 

Nous sommes aujourd'hui confrontés à plusieurs défis, comme le demandent de plus en plus de magistrats, la surpopulation des prisons, la digitalisation, etc., qui nécessitent tous un refinancement. Nous examinerons donc les priorités qui peuvent être fixées et la meilleure façon de répartir le refinancement selon les besoins.

 

37.03  Khalil Aouasti (PS): Merci, madame la ministre, pour votre réponse. Vous me renvoyez au débat en note de politique générale pour que je puisse obtenir des réponses à mes questions. En tout cas, il y a une question à laquelle vous répondez déjà, c'est que vous soustrayez, notamment, les bureaux liés à l'administration de la Justice et certains départements à la Régie des Bâtiments – où, dans les tableaux budgétaires que vous nous avez communiqués, vous supprimez 250 millions d'euros en linéaire – et qui sera vraisemblablement dans l'incapacité de réaliser les investissements que vous préconisez puisqu'elle est elle-même définancée d'un montant plus important que le montant de refinancement du département de la Justice à lui seul à l'horizon 2029. C'est donc extrêmement inquiétant.

 

Je vais donc attendre les débats en note de politique générale pour obtenir cette ventilation que j'appelle de mes vœux et pour avoir aussi la transparence la plus grande, puisque, comme vous l'avez dit, les enjeux sont importants et qu'il s'agit de faire la clarté sur les enjeux prioritaires.

 

En conclusion de ma réplique, je voudrais simplement vous remercier. La critique est facile, mais je tiens également à remercier Mme la ministre d'être restée jusqu'au bout des questions orales. Il était important de le dire. J'ai exprimé en commission tout à l'heure mon souhait de voir cet engagement respecté. Vous le faites, il faut pouvoir le souligner ici aussi. Merci madame la ministre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 56003108C de M. Ribaudo est transformée en question écrite. Sa question n° 56003110C est, quant à elle, reportée.

 

38 Question de Sarah Schlitz à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'arrêt de la procédure Istanbul" (56003131C)

38 Vraag van Sarah Schlitz aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met Noordzee) over "Het niet langer toepassen van het Istanbul Protocol" (56003131C)

 

38.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le parquet de Bruxelles a mis en place depuis quelques années une "procédure Istanbul", par laquelle une procédure particulière est lancée pour détecter d'éventuelles violences policières lorsque des suspects présentent des traces de coups et blessures. D'après les retours qui me viennent du terrain, il semblerait que ce projet soit actuellement à l'arrêt.

 

Madame la ministre, pourriez-vous nous donner des précisions sur la véracité de ces faits? Cette procédure a-t-elle bien été stoppée? Quel bilan tirez-vous de cette procédure Istanbul jusqu'à présent? Pour quelle raison a-t-elle été suspendue, si tel est le cas? Que comptez-vous mettre en place pour lutter contre le phénomène qui était visé par celle-ci?

 

38.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Schlitz, le plan de gestion du nouveau procureur du Roi de Bruxelles prévoit la mise en place d'un projet de lutte contre les violences appelé RSV (réponse systématique à la violence). La volonté du procureur du Roi de Bruxelles est de concentrer les efforts sur les phénomènes criminels violents.

 

Le droit à l'intégrité physique et psychique avec le droit à la vie sont les droits les plus fondamentaux consacrés par la Convention européenne des droits de l'homme. Le parquet y réserve une attention de tous les instants.

 

La priorité du parquet de Bruxelles sera donc double. Il y a bien entendu les violences liées aux stupéfiants, mais également les atteintes aux personnes, en ce compris les abus de faiblesse au préjudice des personnes âgées et vulnérables.

 

Un protocole de travail est en cours d'élaboration par le comité de direction, en concertation avec les polices locales, la police fédérale, la police des chemins de fer et les maisons de justice. Plus spécifiquement, le procureur du Roi de Bruxelles a prévu trois magistrats supplémentaires pour la section dite "affaires spéciales" qui traite notamment des violences policières. Le projet Istanbul sera donc remplacé par un nouveau projet qui doit encore être mis en place.

 

Pour rappel, le nouveau procureur du Roi de Bruxelles n'est en fonction que depuis le 9 janvier. C'est précisément parce que le projet Istanbul n'apportait pas de résultat suffisamment probant que le procureur du Roi souhaite mettre en place, en concertation avec le Barreau et la police, un nouveau projet.

 

38.03  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour ces précisions.

 

Je serais intéressée d'avoir les éléments d'évaluation qui ont conduit à la suppression du projet Istanbul. Il est un peu dommage de supprimer un projet dans l'attente d'en mettre en place un nouveau. S'il y avait sans doute des améliorations à apporter, pour moi, ce projet non seulement répondait à une nécessité sociétale, mais créait aussi du dialogue et de la justice dans notre société. J'insiste vraiment sur la nécessité de continuer à agir contre ce phénomène, ce qui est important pour redonner un sentiment de justice à certaines populations, tant à Bruxelles qu'à d'autres endroits. C'était justement un projet pilote exemplaire. Il est essentiel de continuer à faire des efforts en la matière. Je reviendrai donc pour avoir plus d'informations sur les nouveaux projets qui remplaceront le projet Istanbul.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Nous avons épuisé l'ordre du jour. La question n° 56002723C de M. Cornillie est, en application de l'article 127.10, considérée comme retirée car son auteur n'a pas donné de nouvelles. Voilà qui met fin à notre séance de questions.

 

Madame la ministre, je vous remercie d'être restée jusqu'au bout et d'avoir répondu à toutes les questions. Je vous souhaite à tous et à toutes une bonne soirée.

 

La réunion publique de commission est levée à 18 h 12.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.12 uur.