Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
van Woensdag 12 maart 2025 Namiddag ______ |
du Mercredi 12 mars 2025 Après-midi ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 03 et présidée par M. Denis Ducarme.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.03 uur en voorgezeten door de heer Denis Ducarme.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
De
Pano-reportage van november vorig jaar over de wantoestanden in het OCMW van
Anderlecht heeft heel wat losgeweekt en is momenteel nog steeds het voorwerp
van hoorzittingen zowel in de Kamer als in de GGC.
In een
nieuw stuk op VRT NWS benadrukken de VRT-onderzoekers twee zaken die tot op
heden wat minder aan bod zijn gekomen en die allebei neerkomen op een gebrek
aan slagkracht van de inspectie van de POD MI om te doen wat ze zou moeten
doen.
Ten
eerste wijzen zij op een gebrek aan personeel bij de inspectiediensten van de
POD MI, waardoor de controles die de dienst daarmee kan uitvoeren beperkt
moeten blijven tot zeer fragmentaire steekproeven die bovendien niet de nodige
opvolging krijgen wanneer er op grote schaal onregelmatigheden worden
vastgesteld, zoals in Anderlecht. Volgens de reportagemakers zijn er vandaag
maar 17 inspecteurs en 4 auditeurs in de inspectiedienst actief die 581 OCMW's
moeten controleren op de besteding van 1,6 miljard euro op jaarbasis. Dat is te
weinig om degelijk te kunnen controleren en dat werd naar verluidt ook reeds
aangehaald in een audit van FIA in 2020. Bovendien leidt dit tot jaren
achterstand in de controles.
Ten
tweede wordt gewezen op het gebrek aan sancties, wat deels mee het gevolg is
van het eerste, maar deels ook van de bevoegdheidsverdeling. Buiten het
terugvorderen van geld door de POD op basis van de onregelmatigheid van
dossiers, behoort sanctionering tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. De
versnippering van bevoegdheden is hier dus een belangrijke spelbreker om tot
een efficiënt sanctioneringsmechanisme te komen.
Het
eerste is in alle geval de bevoegdheid van de minister en een
verantwoordelijkheid van de regering.
Wat is
de evolutie van het personeelsbestand van de inspectie de jongste jaren?
Bevestigt
u de stelling van de journalisten en de FIA dat de inspectie te weinig
personeel heeft om haar taak naar behoren uit te kunnen voeren en dat dit tot
jaren achterstand leidt? Hoe heeft u in dat verband gereageerd op de FIA-audit
van 2020?
Bevestigt
u dat de sanctiemogelijkheden van de POD bij vaststelling van structurele of
grootschalige tekortkomingen onvoldoende zijn en dat dit het gevolg is van de
versnippering van de bevoegdheden inzake OCMW's?
01.02 Wouter Raskin (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
Mevrouw
de minister, uit bijkomend onderzoek van de redactie van het VRT-programma Pano
blijkt dat de inspectiedienst van de POD MI te weinig slagkracht heeft om
slecht presterende OCMW's te sanctioneren.
Zo
controleerde de inspectie in 2023 een steekproef van amper 40 dossiers op een
totaal van ruim 8.286 begunstigden om na te gaan of de federale steun correct
werd toegekend volgens de wettelijke vereisten. Als dat niet het geval is, dan
kan de inspectie overgaan tot de terugvordering van de onterecht uitgekeerde
bedragen. In bijna de helft van de gecontroleerde dossiers in Anderlecht
vorderde de inspectie geld terug. Het ging om een bedrag van 10.708 euro op een
totaal van bijna 68 miljoen euro aan federale subsidies die het OCMW in het
gecontroleerde jaar ontving.
Mijn
vragen aan u:
1. De
inspectie van de POD MI klaagt aan dat ze slechts beperkt kan terugvorderen, op
specifieke subsidies. Bent u het met hen eens? Kan u dit verder toelichten?
2. Een
doorlichting in 2020 door de Federale Interne Audit (FIA) stelde eveneens vast
dat het volledig potentieel van de inspectie niet benut wordt, als gevolg van
grijze zones binnen de wetgeving, maar ook van het ontbreken van sanctionerende
bevoegdheden. Kan u ook hierrond wat meer toelichting geven? Om welke grijze
zones gaat het?
3.
Welke concrete aanbevelingen deed de FIA in haar rapport? Welk gevolg heeft de
vorige regering hieraan gegeven?
01.03 Minister Anneleen Van Bossuyt: Geachte leden, ik heb een zeer uitgebreid antwoord op uw vragen. Ik wil starten met de medewerkers van het OCMW van Molenbeek. Daar zal het straks overigens nog over gaan. Bij uitbreiding wil ik alle OCMW-medewerkers een hart onder de riem steken bij de uitoefening van hun taak. Dat in de afgelopen week opnieuw een OCMW-medewerker het slachtoffer geworden is van geweld, is een trieste zaak. OCMW-medewerkers geven elke dag het beste van zichzelf om mensen te helpen. Zij verdienen niet wat er vorige week opnieuw gebeurd is.
De inspectiedienst bestaat nu uit 17 inspecteurs, waarvan 8 Nederlandstaligen en 9 Franstaligen, voor alle OCMW's op het grondgebied. Het aantal inspecteurs is tussen 2014 en 2024 constant gebleven, met een lichte stijging in 2020, en met een tijdelijke versterking met 2 inspecteurs voor de covidcontroles tussen 2021 en 2024. Op dit moment komt dat neer op 15,8 vte's. Voor het auditteam, dat opgericht werd in 2016, waren er gedurende meerdere jaren vacatures bij het Nederlandstalige team. Dat team is sinds september 2022 volledig. Dat betekent vier auditeurs. Op dit moment zijn er 3,8 vte's.
Het managementteam van de dienst werd in 2023 herzien, met de aanstelling van twee adjuncten voor het afdelingshoofd, dat sinds eind 2022 het team alleen leidde, na het vertrek van het Nederlandstalige afdelingshoofd. De dienst heeft ook een halftijdse ondersteuning. Het team wordt gemobiliseerd om de achterstand bij de inspecties in te halen. Elk jaar worden de inspectieprioriteiten vastgelegd op basis van de beschikbare middelen.
Over de controle- en sanctiemogelijkheden wil ik eerst enkele belangrijke elementen verduidelijken die essentieel zijn voor de controle op de OCMW's.
De controle over de middelen van de OCMW's gebeurt via een controleketen, die verschillende onderdelen omvat. Het gaat om automatische controles die via Nova Prima verlopen, een boekhoudcontrole bij de OCMW's en ook controles door de inspectie binnen de OCMW’s zelf. Die keten is gericht op het waarborgen van het juiste gebruik van de federale middelen. De inspectie speelt daarbij een belangrijke rol.
Het is ook belangrijk om het teruggevorderde bedrag bij het OCMW van Anderlecht voor het jaar 2023 te verduidelijken. Er werd een terugvordering van 10.708 euro uitgevoerd vanwege een procedurefout in de gecontroleerde dossiers. Er was ook een terugvordering van 24.148,88 euro op de subsidie gerelateerd aan het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI). Dat betekent 10 % van het bedrag van het leefloon.
Aan die dossiercontroles moeten ook andere soorten controles worden toegevoegd, zoals boekhoudkundige controles, die dan weer gericht zijn op de analyse van alle boekhoudkundige gegevens over het gebruik van de door de Staat toegekende subsidies, evenals het knipperlichtmechanisme.
Wat betreft de financiële sancties, met name voor OCMW's om bepaalde praktijken te verbeteren, is het teruggevorderde bedrag inderdaad relatief laag in vergelijking met de jaarlijkse toegekende subsidies. Momenteel biedt het juridische kader geen mogelijkheid om een OCMW te sanctioneren dat herhaaldelijk niet voldoet aan de wettelijke bepalingen of aan een goede financiële beheersing. Op basis van de wettelijke bepalingen zijn de bevoegdheden van de administratie vandaag dus beperkt, zelfs zeer beperkt. Daarom zal ik in samenwerking met de administratie en met de betrokken diensten de mogelijkheid onderzoeken om de controles te versterken.
Dat hebt u ook kunnen lezen in het regeerakkoord. Daarin staat heel duidelijk dat er een strenger controle- en sanctiekader uitgewerkt wordt. Hierbij zullen door de POD MI stapsgewijs en systematisch meer controles gebeuren op een grotere steekproef en krijgt die meer sanctiemogelijkheden.
Hoe willen we dat aanpakken? Met name door kruisverwijzingen tussen gegevens beter mogelijk te maken, maar ook door binnen het juridische kader in een concreet sanctiemechanisme te voorzien dat meer in verhouding staat tot de jaarlijks toegekende bedragen. Ik gaf eerder immers al aan dat dat vandaag mager is ten opzichte van de ontvangen middelen.
Mevrouw Samyn, het is inderdaad noodzakelijk om de verschillende niveaus beter te coördineren om tot een complementaire en gecoördineerde aanpak te komen. Mijn administratie staat in contact met instanties van de gefedereerde entiteiten en ik zal ervoor zorgen dat die contacten formeel en ook structureel worden om de controlemechanismen verder te ontwikkelen. In zijn rapport van 2020 doet de Federale Interne Audit (FIA) verschillende aanbevelingen om de efficiëntie van de inspecties te verbeteren. Ik wil u graag informeren dat er ook een opvolgaudit is gepland voor de tweede helft van 2025.
De grijze zones waarnaar de FIA verwijst, hebben betrekking op drie gebieden: ten eerste op de toepassingsvoorwaarden voor het recht op maatschappelijke integratie, ten tweede op de boekhoudkundige controle en ten derde op het ontbreken van regels, wetgeving en beleid met betrekking tot de beslissing van de OCMW's rond de niet-vorderbaarheid van onterecht uitgekeerde bedragen.
Bij de toepassingsvoorwaarden voor het recht op maatschappelijke integratie laten criteria als leeftijd, nationaliteit en verblijfplaats weinig ruimte voor interpretatie, maar zijn criteria als werkbereidheid en persoonlijke inspanningen uiteraard wel vatbaar voor interpretatie. Die voorwaarden werden geanalyseerd door de inspecteurs en kunnen het voorwerp zijn van opmerkingen of sancties als de inspecteur van mening is dat er niet voldaan is aan de voorwaarden voor de toekenning van het leefloon. Wat de boekhoudkundige controles betreft, heeft het hele team na de audit een opfriscursus boekhouding gevolgd en werden de controles verfijnd.
Het is niet ongebruikelijk dat tussenrekeningen worden gecontroleerd of dat de inspecteur in andere begrotingsonderdelen moet zoeken om de begrotingstoewijzingen voor overheidssubsidies te identificeren. Voor 2026 is er een herziening van de controlemethodologie gepland om de controle nog efficiënter te maken.
Voor het toezicht door de OCMW's op de terugvordering van onterecht uitbetaalde bedragen is de controle van knipperlichten een belangrijk instrument waarmee ze een overzicht kunnen houden van de lopende terugvorderingen. Ook op dat punt is de methodologie verfijnd om een periodieke controle van de lopende terugvorderingen te behouden en er ook voor te zorgen dat het OCMW de ontvangsten van de begunstigden daadwerkelijk teruggeeft aan de Staat.
De aanbevelingen in het rapport zijn uiteenlopend. De inspectiedienst heeft een aantal aanbevelingen van de Federale Interne Audit al geïmplementeerd. In het regeerakkoord is uitdrukkelijk bepaald dat een strenger controle- en sanctiekader wordt uitgewerkt, zoals ik al eerder heb gezegd. Ik ga verder in overleg met mijn administratie om ook daarvan zo spoedig mogelijk werk te maken. Ik ben ervan overtuigd dat u daarover enkele aanbevelingen zult formuleren.
01.04 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord.
Hopelijk brengt de toekomst beterschap, want de federale inspectiedienst had of heeft nog te weinig slagkracht om bijvoorbeeld slecht functionerende OCMW's te bestraffen. Ik hoop dat Anderlecht het slechtste voorbeeld was. Zeker in de grootstedelijke gebieden zullen de controles goed moeten gebeuren.
Ik heb de passages in de regeerverklaring ook gelezen. Ik verwacht veel van u, namelijk dat zal worden onderzocht hoe die controles kunnen worden versterkt en hoe sanctiemechanismen kunnen worden toegepast, want de toestanden die we hebben vastgesteld, mogen niet blijven aanslepen en mogen zich zeker niet herhalen. Ik zal u daarover af en toe ondervragen. Ik zal allicht ook wat kritisch zijn tijdens de bespreking van de beleidsverklaring, maar daarvoor dient de oppositie.
01.05 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw heel uitgebreide antwoord, dat ik nog eens rustig in detail moet nalezen, wat niet belet dat ik toch een aantal bedenkingen heb.
Er zijn 17 inspecteurs voor alle OCMW's. Het kan een subjectieve interpretatie zijn, maar het management en het auditteam lijken relatief klein. Ik ben ervan overtuigd dat mensen met veel expertise er deel van uitmaken, maar de vraag is of dat volstaat voor de malafide OCMW's. Er zijn heel veel bonafide OCMW's, waarvoor de huidige regeling volstaat.
Helaas hebben we echter moeten vaststellen dat er ook OCMW's zijn die het niet zo nauw nemen met de wetgeving. We moeten ons dus afvragen of dit volstaat. Ik geef u dat mee als bedenking.
Ik hoor natuurlijk zeer graag dat u ziet dat de verhouding tussen het aantal teruggevorderde bedragen en de toegekende subsidies helemaal uit verhouding is. We horen ons daarbij immers op z'n minst vragen te stellen. U koppelt daaraan ook de ambitie die in het regeerakkoord neergeschreven staat. Daarvoor krijgt u natuurlijk alle steun van ons. Het is ook interessant dat de Federale Interne Audit later dit jaar een opvolgaudit zal doen. Ik ben ervan overtuigd dat daaruit nuttige instrumenten zullen komen die u in uw beleid en ook wij in deze commissie zullen kunnen meenemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, werklozen kunnen tijdelijk of definitief hun werkloosheidsuitkering verliezen omdat ze niet of onvoldoende beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Welke impact heeft dit op de aanvraag van het leefloon? Wie een leefloon aanvraagt, moet immers ook werkbereid zijn, tenzij dat niet kan wegens medische of billijkheidsredenen.
In welke mate wordt de reden voor de schorsing van de werkloosheidsuitkering ook meegenomen bij de aanvraag van een leefloon volgend op die schorsing? Wordt er bij de aanvraag van een leefloon soms helemaal geen rekening gehouden met de reden voor de schorsing van de werkloosheidsuitkering?
02.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Raskin, om recht op een leefloon te hebben, moet men voldoen aan zes cumulatieve voorwaarden: werkbereid zijn, tenzij gezondheids- of billijkheidsredenen dat verhinderen, België als hoofdverblijfplaats hebben, meerderjarig of in sommige gevallen minderjarig zijn, Belg zijn of familielid van een burger van de Europese Unie zijn, een erkend politiek vluchteling, een subsidiair beschermde of een staatloze zijn of als vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, te weinig bestaansmiddelen hebben en de andere uitkeringsrechten moeten uitgeput zijn.
Wat betreft het recht op maatschappelijke integratie, wordt de werkbereidheid van de betrokkene nagegaan aan de hand van het sociaal onderzoek. Dit wordt dus niet op dezelfde manier beoordeeld als in de werkloosheidsreglementering. Elk OCMW moet die overweging maken. Dat is hun lokale autonomie.
De werkbereidheid moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete mogelijkheden en ook de persoonlijke inspanningen van de betrokkene. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de betrokkene, de leeftijd, opleiding, gezondheid, opvoeding, familiale situatie enzovoort.
De bereidheid om te werken is niet gericht op het bewijs, bijvoorbeeld een werkgeversattest, maar wel op een actieve houding van de aanvrager. Er moet rekening worden gehouden met de positieve houding ten opzichte van werkaanbiedingen van het OCMW of van de arbeidsbemiddelingsdienst, voor Vlaanderen de VDAB, voor Brussel de BGDA, de deelname aan examens, het volgen van opleidingen enzovoort.
Als de betrokkene een sanctie heeft opgelopen bij de RVA, betekent dat niet dat hij of zij geen recht heeft op een leefloon, noch dat er automatisch wel een recht zou zijn. Het OCMW moet via het sociaal onderzoek de redenen en de motivatie evalueren. Wanneer een OCMW vaststelt dat personen onvoldoende aan hun activering werken en dus niet aan de voorwaarde werkbereidheid voldoen, tenzij om gezondheids- of billijkheidsredenen, dan heeft de betrokkene geen recht op een leefloon.
Het is wel zo dat criteria als werkbereidheid en persoonlijke inspanningen vatbaar zijn voor interpretatie, terwijl dat niet geldt voor criteria als leeftijd, nationaliteit en verblijfplaats. Ik zal er samen met de lokale besturen en mijn administratie voor zorgen dat gelijkaardige hulpvragen ook gelijkaardige steun ontvangen, zonder aan de lokale autonomie te raken, en dat we inactiviteitsvallen te allen tijde vermijden. Dat is immers zeer noodzakelijk. We zijn het er allemaal over eens dat een job de beste garantie is tegen armoede.
Bovendien hebben we in het regeerakkoord voorzien dat de sanctiemogelijkheden voor OCMW's worden versterkt bij fraude of het niet-naleven van afspraken in het GPMI. Daarover hadden wij het ook al kort in het kader van de vorige vraag.
02.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u om nog eens helder de zes voorwaarden toe te lichten. Zeker wat betreft de werkbereidheid is het niet zo evident. U verwijst naar de lokale autonomie, dat begrijp ik heel goed. Dat is niet uw verantwoordelijkheid, voor alle duidelijkheid. Men moet echter steeds zoeken naar een evenwicht tussen het respecteren van de lokale autonomie en de correcte toepassing van de voorwaarden zoals de wetgever die voorzien heeft. Opnieuw merken we dat er een mogelijk knipperlicht is op plaatsen waar er cliëntelisme heerst. We hebben allemaal kunnen zien dat dit niet onbestaande is. Dat is een aandachtspunt, maar niet alleen voor u, aangezien de lokale autonomie niet uw verantwoordelijkheid is. Laten we zeggen dat het ons aller verantwoordelijkheid is om dat samen op te volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, de commissie voor Sociale Zaken heeft zich de voorbije maanden gebogen over wat in Anderlecht is gebeurd en wat aan het licht kwam door een reportage van het VRT-programma Pano. Helaas hebben de getuigenissen tijdens de recente hoorzittingen niet altijd concrete antwoorden opgeleverd, maar het is duidelijk dat er heel wat speelt in Anderlecht.
Zijn er sinds het losbarsten van het schandaal nog bijkomende wanpraktijken aan het licht gekomen of onregelmatigheden aan u gemeld? Zo ja, welke? Hebt u reeds acties gepland naar aanleiding van dit dossier? U hebt daarover daarnet al een tipje van de sluier gelicht met uw antwoord op de eerste vraag.
03.02 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij u te mogen verwelkomen in deze commissie.
Dit is de eerste keer dat we u kunnen horen over het schandaal in Anderlecht, dat u, uw diensten en uw kabinet ongetwijfeld hebben gevolgd. Dankzij de inspanningen van de voorzitter en deze commissie hebben we daarover al heel wat hoorzittingen kunnen organiseren. Ik heb daarover straks nog een aantal andere vragen.
We zijn heel benieuwd naar de houding van de regering, maar ook naar uw houding ten aanzien van wat daar is gebeurd. We hebben intussen gedurende meer dan 60 uur hoorzittingen gehouden en een werkgroep zal de werkzaamheden voortzetten en met aanbevelingen komen voor de commissie voor Sociale Zaken en de regering. Vanuit de oppositie werken we daar graag aan mee.
Ik heb een aantal specifieke en concrete vragen naar aanleiding van het schandaal in Anderlecht. Het zijn er maar vier, maar ik wil er graag een concreet antwoord op krijgen.
Ten eerste, de toenmalige OCMW-voorzitters hebben mensen ontvangen zonder aanwezigheid van een maatschappelijk werker. Kan dat of niet?
Ten tweede, blijkbaar bestond er in Anderlecht een systeem waarbij er hoorzittingen werden georganiseerd nadat het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD) beslissingen had genomen en dat zonder dat er nieuwe elementen waren opgedoken. Kan dat of niet?
Ten derde, kan het dat na de hoorzittingen die werden georganiseerd door het BCSD een beslissing van het BCSD wordt teruggedraaid zonder nieuwe elementen? In een openbare vergadering werd het voorbeeld gegeven van iemand die 28.000 euro aan leefloon moet terugbetalen en waar er uiteindelijk slechts 534 euro is teruggevorderd. Dat is een van de vele voorbeelden die we hebben gehoord.
Ten vierde, kan het dat medewerkers onder druk worden gezet om documenten te ondertekenen waarin ze beschuldigd worden van insuffisance professionelle (professionele onbekwaamheid)? Kan dat of niet?
Dat zijn vier eenvoudige vragen waarop ik hopelijk vier duidelijke antwoorden krijg.
03.03 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
De
OCMW-Anderlecht saga komt maar niet ten einde. Eerst bleek dat er reeds in mei
een stijging van onterecht uitgekeerde steun was. En zelfs in 2021 werd er al
gesuggereerd een anti-fraude cel op te richten. Er was al langer sprake van
mogelijke fraude. “Wel fouten, geen fraude" luidt de verklaring van de
ex-voorzitters van het Anderlechts OCMW. Als er duidelijke signalen komen
vanuit de organisatie dat er belastinggeld onterecht wordt toegekend, en er
wordt geen actie ondernomen, dan is dat verhindering van de oplossing, niet
zomaar 'een fout'. Daarbovenop blijkt dat de ex-voorzitter in de hoorzitting
tegenstrijdige antwoorden gaf die niet kloppen met wat medewerkers en andere
geïnterviewden zeggen. De ex-voorzitter verklaarde dat “er niet de intentie was
te frauderen", waarmee hij enerzijds niet ontkent dat er sprake is van
fraude en anderzijds lijkt te geloven dat je onvrijwillig kan frauderen. Het
verschil tussen een 'technische fout' waarbij je geld stort naar de verkeerde
persoon en 'fraude' is dat het ene per ongeluk is, en het andere moedwillig.
Is het
toegestaan dat de OCMW-voorzitter leefloonaanvragers 1-op-1 ontvangt?
Bestaat
er een controlemechanisme zodat een medewerker of voorzitter niet mag beslissen
over de uitkering aan familie of vrienden?
Welke
stappen kunnen er genomen worden om de interne werking van het OCMW efficiënter
en transparanter te maken, alsook om een verantwoordelijkheidszin in te bouwen
en gepaste sancties bij misbruik?
Neemt
de minister genoegen met het antwoord 'Er was niet de intentie te frauderen'?
Zijn
er responsabiliseringsmechanismen of incentive-structuren die opgezet kunnen
worden om ervoor te zorgen dat de OCMW's en hun voorzitters doelgericht werken
naar het activeren en integreren van leefloners?
Als er
sprake is van fouten door hoge werkdruk, hoe is de situatie zo ver kunnen
komen? M.a.w. hoe komt het dat de werkdruk verhoogd is, door grote instroom, of
door wegvloeien personeel, en waarom is hier eerder niets aan gedaan?
03.04 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Samyn, mijnheer Raskin, mijnheer Van Quickenborne, ik dank u voor de interessante vragen.
Naar aanleiding van de verschillende onthullingen die door de VRT zijn gedaan in de aangehaalde reportage, zijn er aanvullende controles uitgevoerd bij het OCMW van Anderlecht. Ik heb naar aanleiding van uw vragen nogmaals navraag gedaan bij de POD MI, die mij heeft gemeld dat er sindsdien geen bijkomende meldingen zijn geweest.
Ik blijf de evolutie van de situatie vanzelfsprekend van dichtbij volgen. De onthulde wantoestanden omtrent de individuele dossiers en het politieke cliëntelisme bij het OCMW van Anderlecht zijn immers onverantwoord en schandalig. Ik zou nog een hele reeks andere woorden daaraan kunnen toevoegen.
Ik zal daarom werk maken van een duidelijke responsabilisering van de OCMW’s via een bonus-malussysteem waarmee we via in- en outputgerichte financiële prikkels OCMW’s zullen stimuleren maximaal in te zetten op intensieve, aanklampende begeleiding, activering en maatschappelijke integratie van de leefloongerechtigden.
Ik werk ook een strenger controle- en sanctiekader uit, zoals al in de vorige antwoorden is meegegeven. Mijnheer Van Quickenborne, de details in het antwoord op uw vragen zullen in het kader van de verdere uitwerking meer duidelijkheid krijgen.
Een volgende periodieke inspectie zal plaatsvinden tijdens de zomer van 2025. De diensten van de POD MI, met name de inspectie, zijn in regelmatig contact met het OCMW van Anderlecht.
Er komen nog een aantal vragen over de kwestie. Ik ben ervan overtuigd dat zeker niet het laatste woord daarover is verteld. U hebt zelf een werkgroep opgericht, waaruit een aantal zaken onze richting zullen uitkomen. Ik hoop vooral dat we ter zake kunnen samenwerken om dergelijke toestanden in de toekomst te vermijden.
03.05 Wouter Raskin (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Naast het strengere sanctiekader dat u wilt uittekenen, zoals u al antwoordde op de eerste vraag, verwijst u nu naar responsabilisering. Ik denk dat dat nodig is. Het slechte voorbeeld van Anderlecht heeft bewezen dat er op zijn minst één OCMW geresponsabiliseerd moet worden, en wellicht meerdere. Op die manier zullen ze gedwongen worden om correcter met openbare middelen om te springen.
Ik zie ook dat men van plan is om deze zomer opnieuw een grondige inspectie te organiseren in Anderlecht. Dat is een goed idee. Het klopt, mevrouw de minister: de werkgroep die wij gisteren opgericht hebben, zal u niet alleen nogmaals wijzen op de maatregelen die in het regeerakkoord staan, maar zal ook met andere stevige aanbevelingen komen. Daar mag u van op aan. Dank u wel.
03.06 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik begrijp en deel uw verontwaardiging. U verwijst ook naar een aantal zaken uit het regeerakkoord, maar ik heb u vier duidelijke vragen gesteld. Die hangen niet af van wat u al dan niet wilt doen met het regeerakkoord.
Als ik u de vraag stel: "Kan het dat een OCMW-voorzitter mensen ontvangt zonder maatschappelijk werker erbij?", dan hangt het antwoord niet af van een toekomstig sanctiepakket, wel van de vraag of het volgens de wet kan of niet kan. Ik heb dezelfde vraag gesteld over het organiseren van hoorzittingen na een bijzonder comité zonder nieuwe elementen. De heer Van Schuylenbergh – die u misschien kunt consulteren voor uw kabinet – is komen zeggen dat dat eigenlijk niet kan.
Ik zou dus van u willen weten: kan dat of kan dat niet? Het is toch normaal dat een parlementslid die vraag stelt aan een minister, die de wetgeving moet uitvoeren. U antwoordt daar niet op. Het hangt niet af van een strenger sanctiepakket; de vraag is eenvoudigweg: "Kan het of kan het niet?" Hetzelfde geldt voor de vraag over beslissingen die teruggedraaid worden en het feit dat medewerkers onder druk worden gezet. Ik denk dat u zelf ook wel inziet dat uw antwoord gebrekkig is en tekortschiet. Het zijn vier concrete vragen over vier vaststellingen: kan het of kan het niet? Ik blijf die vraag herhalen en ik hoop dat u mij zo meteen antwoordt.
Le président: Madame la ministre, je vous propose de répondre par écrit.
03.07 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik begrijp dat u de antwoorden niet onmiddellijk kunt geven, al komen de vragen niet bepaald uit de lucht vallen, want ik had ze u op voorhand bezorgd. Ze gaan overigens over het wetgevend kader: "Kan het of kan het niet?" Ik zou het dus zeer appreciëren als u mij de antwoorden schriftelijk kunt bezorgen.
Le président: C’est toujours le problème des questions jointes. Ce que je vous propose, madame la ministre, c’est que vous vous engagiez à répondre par écrit précisément aux questions posées.
03.08 Ellen Samyn (VB): Ik zou inderdaad ook graag een schriftelijk antwoord krijgen op een deel van mijn vragen.
Mevrouw de minister, ik begrijp u. U hebt dit dossier geërfd. Indien het een echte erfenis was, had ik ze verworpen, want ik zou er niet blij mee zijn. U zit er echter mee opgezadeld.
Ik hoor in uw antwoord dat er momenteel geen bijkomende meldingen zijn. Waarover ik mij wel nog zorgen maak, is de werksfeer en de werkdruk op die maatschappelijke assistenten. Daaraan is namelijk weinig veranderd.
Ik hoor ook dat er een periodieke inspectie zal plaatsvinden in de zomer van 2025. Ik ben echter niet zo opgetogen over de werkgroep. Ik hoop dat die zoden aan de dijk zal brengen, maar ik sta er eerder wat sceptisch tegenover. Ik zal mij echter zeker inzetten en hoop dat we goede aanbevelingen zullen kunnen formuleren.
Wat ik echter zeker hoop, is dat de aanbevelingen van de commissie echt zullen worden uitgevoerd en effectief zullen leiden tot een positief resultaat. We moeten immers niet alleen naar de cliënten kijken, maar ook naar degenen die daar werken. U kunt zich namelijk niet voorstellen in welke sfeer die mensen moeten werken.
Ik hoop dus dat heel die stal wordt uitgemest en dat er opnieuw kan worden begonnen met een propere lei. Ik hoop eveneens dat zoiets in de toekomst niet meer kan gebeuren, niet in Anderlecht en ook niet in de andere Brusselse OCMW's of elders. Hopelijk haalt het dus ook iets uit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
De
minister van Maatschappelijke Integratie is verantwoordelijk voor het Openbare
Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), de werking ervan en de
medewerkers. Het aantal agressiegevallen naar medewerkers van de OCMW's is
ernstig. Vandaag legden medewerkers van het Molenbeekse OCMW het werk neer
nadat een collega op straat werd gevolgd door een misnoegde leefloonaanvrager,
ze kreeg azijn over zich heen en werd uitgescholden, aldus de VRT. De mensen
die bij het OCMW werken proberen mensen te helpen in moeilijke situaties, ze
zetten zich in voor diegenen die minder hebben of kunnen in deze maatschappij.
Zij verdienen niet alleen een veilige werkomgeving maar ook respect. De
mogelijkheid bestaat dat de plannen van de federale regering om te besparen op
uitkeringen nog een verdere stijging in het aantal geweldplegingen naar
OCMW-personeel kan teweegbrengen.
Acht
de minister het werkbaar dat de OCMW-medewerkers in zulke werkomstandigheden
moeten werken?
Heeft
de minister plannen om de veiligheid van OCMW-kantoren te verhogen door het
inzetten van (private) veiligheidspersoneel?
Zal de
minister budgetten vrijmaken om de veiligheid en werksituatie van
OCMW-medewerkers te versterken?
Welke
maatregelen zal de minister nemen ter preventie van een stijging van geweld
tegenover het OCMW-personeel?
Welke
gevolgen en sanctionering kunnen de OCMW's opleggen aan klanten die geweld
plegen, of disruptief zijn?
04.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Samyn, net als u ben ik getroffen door het geweld dat de medewerkers van het OCMW van Molenbeek hebben moeten ondergaan. Nu ging het over één specifiek zwaar geval daar. Dit soort incidenten zijn absoluut onaanvaardbaar. Geweld tegen medewerkers die zich dagelijks hard inzetten is nooit gerechtvaardigd. Mijn medeleven gaat dan ook uit naar het slachtoffer en de naasten.
De regering neemt deze problematiek ernstig en heeft in het regeerakkoord ook maatregelen opgenomen om de veiligheid van het overheidspersoneel en van de maatschappelijke werkers te versterken en misbruik en agressie tegen hulpverleners tegen te gaan. U kunt gerust mijn collega die hiervoor bevoegd is ondervragen, want dit valt niet onder mijn bevoegdheid.
Agressie tegen medewerkers van OCMW's dient niet aan mijn administratie te worden gemeld, aangezien de werking van het OCMW, inclusief het beheersen van agressie tegen het personeel van het OCMW, een aangelegenheid is die tot de bevoegdheid van de respectieve gemeenschappen behoort.
Ik heb alle begrip voor uw vraag en voor uw bezorgdheid en ik deel die ook, maar ik raad u aan om de vragen aan de bevoegde gemeenschapsministers te stellen.
04.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw duidelijke antwoord. Ik zal dat zeker doen, als er vanmiddag al geen plenaire vragen in het Vlaams Parlement over zijn gesteld.
Zeker in een omgeving waar men mensen helpt, zou men veilig moeten zijn. Dit is niet het eerste incident en het zal helaas ook niet het laatste incident zijn. Ik hoop dat bij de gemeenschappen ook wordt bekeken hoe we die OCMW-medewerkers het best kunnen beschermen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag is al wat gedateerd, maar op de website van de POD MI zijn de jaarverslagen van de inspectiediensten nog steeds slechts tot en met het jaar 2020 terug te vinden. Ik heb het net nog even nagekeken. Dat komt overeen met het jaar waarin uw voorganger bevoegd werd voor Maatschappelijke Integratie.
Werd er intussen ook al een jaarverslag opgemaakt voor de jaren 2021, 2022 en 2023? Zo ja, kunt u mij die via schriftelijke weg bezorgen? Zo niet, waarom werden die jaarverslagen nog niet opgemaakt?
Voorzitter:
Vincent Van Quickenborne.
Président: Vincent Van Quickenborne.
05.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Raskin, de dienst Inspectie heeft in overleg met het directiecomité beslist om vanaf 2020 geen jaarverslagen meer op te maken, maar om de rapportering aan te passen naar een financiële en operationele rapportering aan het directiecomité. Daarnaast geeft de dienst jaarlijks feedback over de vaststellingen op het terrein in de stafvergadering van de POD Maatschappelijke Integratie, alsook tijdens het maandelijkse overleg met de federatie van OCMW's, waar het kabinet aanwezig is.
De aanpassing van de rapportering betreft een operationele beslissing van de POD MI. De minister van Maatschappelijke Integratie heeft daar in de vorige legislatuur geen rol in gespeeld. Ik bekijk nu, samen met mijn administratie, wat opportuun is in het kader van transparantie.
05.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik vind het slot van uw antwoord heel erg belangrijk. We hebben nood aan transparantie. Er is het schoolvoorbeeld van een OCMW waar dingen gebeuren die eigenlijk onder geen enkel beding mogen gebeuren. Transparantie is in die zin superbelangrijk.
U merkt op dat de aanpassing ons minstens de vraag moet doen stellen of dat een goede operationele beslissing was of niet. Dat is een goede zaak. Ik zal samen met u opvolgen of dat het best opnieuw transparanter kan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, opnieuw verwijs ik naar uw voorganger, aan wie ik destijds een schriftelijke vraag had gesteld om te vernemen wat het openstaande bedrag is van ten onrechte uitbetaalde uitkeringen, steunmaatregelen ten laste van de POD MI. Via deze vraag had ik graag wat bijkomende informatie.
Mevrouw de minister, hoe neemt u de openstaande terugvorderingen op in de begroting van de POD MI? Boekt u die als inkomsten? Zo ja, doet men dat omdat de OCMW’s sowieso de ten onrechte uitbetaalde bedragen en premies moeten terugbetalen? Zijn er ook situaties waarin de OCMW's die terugvorderbare uitkeringen en premies niet moeten terugbetalen aan de POD MI? Indien dat laatste het geval is, kunt u dat toelichten? Over welke grootteorde van bedragen gaat het op jaarbasis? Worden die niet-teruggevorderde uitkeringen en premies desgevallend ook afgeboekt in de begroting?
06.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Raskin, de terugvordering van de opgelegde bedragen in het kader van de wet van 1965, dus de boekhouding en facturen met betrekking tot medische kosten, en voor het recht op maatschappelijke integratie, dus dossiers, boekhouding en knipperlichten, gebeurt door het corrigeren van de formulieren in Nova Prima. Het is een negatieve verrichting op een toekomstige toelage voor het OCMW, overeenkomstig artikel 2.44.3 van de vernoemde wet houdende de algemene uitgavenbegroting. De correcties zijn zichtbaar voor de OCMW's via hun mandaatstaten. Voor de MediPrimadossiers worden de terugvorderingen uitgevoerd via een vastgesteld recht voor het OCMW en ook een betaling op een specifiek inkomstenartikel van de POD MI.
De teruggevorderde bedragen worden teruggestort in de schatkist. Een toelage kan immers niet worden verrekend, aangezien de financiering van de HZIV komt in naam van, maar ook voor rekening van de POD MI, die de zorginstelling heeft terugbetaald. Het OCMW garandeert dat de persoon in aanmerking komt voor een terugbetaling door de Staat. Het OCMW heeft het geld niet voorgeschoten, zoals bij andere financieringen. Het is geen verrekening van een toelage die de POD MI zou hebben toegekend. Voert het OCMW zijn opdracht in het kader van het sociaal onderzoek niet naar behoren uit, dan wordt het zelf gestraft.
Er is geen verrekening in geval van vaststelling van een te ontvangen bedrag door het OCMW. Het OCMW moet zelf stappen zetten om de toelagen te innen waar het eventueel recht op zou hebben. Zodra de inspectie een dossier bestraft met een terugvordering, wordt het bedrag teruggevorderd.
06.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw duidelijk antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Collega's, ik wil even vermelden dat er voor het stellen van mondelinge vragen nieuwe spelregels zijn. Ik verneem het net van de medewerker. Ik had daar een vraag over gesteld in de Conferentie van voorzitters, net voor de krokusvakantie.
De regels zijn nu als volgt. Voor een mondelinge vraag hebt u nu maximaal 2,5 minuten. De minister kan repliceren gedurende 2,5 minuten, en dan krijgt het parlementslid een repliek van maximaal 2 minuten. Stel dat 2 vragen van uzelf samengevoegd zijn met vragen van iemand anders, dan hebt u per vraag recht op 2 minuten. Dat wordt interessant.
Maar goed, ik zie dat die tijd hier niet vaak volledig wordt benut. Dat is goed. Hoe korter de vraag, hoe korter het antwoord af en toe, hoe beter.
07.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal bondig zijn. Elk jaar in januari moeten de OCMW’s een uniek jaarverslag indienen.
Voeren alle gemeenten die gegevens jaarlijks in? Zo niet, zijn daar bepaalde redenen voor? Bestaan er sancties voor gemeenten die niets invoeren? Waarom worden de gegevens niet gepubliceerd onder de statistieken? Bent u bereid om de unieke jaarverslagen van de afgelopen vijf jaar met ons te delen?
07.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: De extra anderhalve minuut van de heer Raskin kan ik gebruiken voor het antwoord.
De voorzitter: Dat is altijd interessant, mevrouw de minister. U mag dat zeker doen.
07.03 Minister Anneleen Van Bossuyt: Ik probeer in elk geval binnen de toegestane 2,5 minuten te blijven.
Collega Raskin, elke OCMW dient inderdaad jaarlijks zijn jaarverslag in orde te maken voor de afgesproken datum waarop de coderingen in het uniek jaarverslag worden afgesloten. Als een OCMW niets rapporteert voor een specifiek gebruik, een subsidie bijvoorbeeld, dan vraagt de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid een bevestiging van het niet-gebruik van subsidiegeld om na te gaan of er zich geen technisch probleem heeft voorgedaan bij het opslaan van de gegevens. Ook een OCMW dat geen uitgaven op een subsidie wenst in te voeren, wordt geacht om het uniek jaarverslag in te vullen, maar dan zonder uitgaven, en te ondertekenen als bewijs dat het een specifieke steun niet heeft gebruikt. De finale rapportage dient ook ondertekend te zijn door de verantwoordelijken binnen het OCMW.
Het jaarrapport moet worden ondertekend door alle OCMW’s voor sluiting. Soms wordt de specifieke deadline kort verlengd, maar elk OCMW tekent. Indien een OCMW het uniek jaarrapport niet zou invullen, dan zou het geen recht hebben op de betrokken subsidies, aangezien de uitgaven niet gerechtvaardigd worden. Dit is volgens de POD Maatschappelijke Integratie nog nooit gebeurd.
Het uniek jaarrapport dient niet voor de opmaak van statistieken, het is een budgettaire verantwoording. De keuze werd gemaakt om voor de statistieken te werken met een aparte subsite die wordt gevoed met gegevens vanuit het infocentrum van de POD. Het uniek jaarrapport zit daar – nog – niet in. Ik bekijk nu met mijn administratie de mogelijkheid om op termijn een aantal gegevens uit dat unieke rapport te integreren als die een significante betekenis hebben en als ze structureel zijn.
De term uniek jaarverslag is evenwel een beetje misleidend. Het gaat hier niet om een echt verslag, maar wel om een applicatie ter controle van de uitgaven van de OCMW rond facultatieve subsidies
Het gaat hier dus slechts om data over de rechtvaardiging van uitgaven die on desk worden gecontroleerd. Indien u specifieke vragen hebt over bepaalde subsidies, dan ben ik bereid om specifieke data in statistische vorm aan te leveren. Dit werd in het verleden reeds meerdere keren gedaan voor specifieke vragen over bepaalde subsidies.
07.04 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het aanbod dat u doet bij het beantwoorden van de laatste subvraag. De term unieke jaarverslagen was inderdaad ietwat misleidend.
De voorzitter: Dan kunnen we misschien de titel van de jaarverslagen wijzigen, zodat duidelijk wordt waarvoor ze dienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, het gebeurt regelmatig dat een OCMW de ziekenfondsbijdrage van steunaanvragers terugbetaalt. Nochtans kunnen die personen gratis aansluiten bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Die aansluiting garandeert de aansluiting bij de verplichte ziekteverzekering.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de mogelijkheid voor OCMW’s om de ziekenfondsbijdrage van steunaanvragers terug te betalen? Vindt u het logisch dat OCMW’s die bijdrage terugbetalen, terwijl de betrokkenen gratis toegang hebben tot de terugbetaling van de medische verzorging die voor iedereen verplicht is?
De voorzitter: Dat is een boeiende vraag.
08.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Hier worden alleen maar boeiende vragen gesteld, mijnheer de voorzitter.
Mijnheer Raskin, er dient te worden opgemerkt dat het OCMW de kosten van de ziekenfondsbijdrage niet terugbetaalt, want als de persoon in staat was om die zelf te betalen, dan was hij of zij op dat moment misschien niet behoeftig. In de praktijk zal het OCMW, als het tussenkomt in de ziekenfondsbijdrage, de bijdragekosten rechtstreeks aan het ziekenfonds betalen, in naam van de betrokkene.
Het OCMW komt tussen in de kosten van de ziekenfondsbijdrage wanneer, na het sociaal onderzoek, de staat van behoeftigheid is aangetoond en ook de tussenkomst in de ziekenfondskosten het meest geschikte middel is om de betrokkene te helpen. Deze regel is van toepassing, ongeacht of het OCMW stappen heeft ondernomen om een persoon aan te sluiten bij het ziekenfonds van zijn keuze, zoals bepaald in artikel 60, § 5, van de wet, of dat de persoon reeds bij het ziekenfonds is aangesloten.
Het OCMW bepaalt volledig autonoom, door middel van zijn sociaal onderzoek, of een persoon al dat niet in staat is om een menswaardig leven te leiden en hoe het zal tussenkomen in de ziekenfondsbijdragen. Afhankelijk van de staat van behoeftigheid kan het OCMW beslissen om slechts in een deel van de kosten van de ziekenfondsbijdragen tussen te komen.
Aangezien de keuze van het ziekenfonds in België gewaarborgd is en de ziekenfondsen, met uitzondering van de hulpkas die u vermeldde, altijd de betaling van aanvullende bijdragen vereisen, zal het OCMW de kosten van die aanvullende bijdragen ten laste nemen als de staat van behoeftigheid bewezen is. Daarnaast zal het OCMW nooit de andere facultatieve verzekeringen ten laste nemen, zoals een hospitalisatieverzekering.
Het lijkt me inderdaad opportuun dat een OCMW de aanvrager altijd informeert dat er in België een openbaar ziekenfonds bestaat dat geen betaling van aanvullende bijdragen vereist, maar ook geen extra voordelen biedt.
08.03 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u om de regelgeving duidelijk te schetsen. Ik ben blij dat de waarnemend voorzitter dit een boeiende vraag vindt. Ik denk dat het thema boeiend genoeg is om grondig van gedachten te wisselen. Gezien de beperkte middelen en de budgettaire toestand waarin dit land verzeild is geraakt en de nood aan het efficiënt inzetten van de beperkte middelen is het nodig die regelgeving te herzien of daarover op zijn minst grondig van gedachten te wisselen. Ik weet dat het soms veel gemakkelijker is om te denken aan een wetsaanpassing. Dat is allemaal goed bedoeld, maar dat kan nog heel wat gevolgen hebben, dus ik pleit er hier zeker niet voor om als een olifant door de porseleinwinkel te lopen. Aangezien er een instantie is waar mensen gratis kunnen aansluiten, denk ik dat dit een thema is waar op zijn minst over mag worden doorgeboomd.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
09.01 Marie Meunier (PS): Madame la ministre, au sein de l'accord présenté aux membres de la Chambre des représentants, le gouvernement prévoit une réforme fiscale et une réforme du marché du travail et des pensions. Ces réformes entraîneront des charges supplémentaires pour les pouvoirs locaux. Le tableau budgétaire qui a été transmis aux membres de la Chambre reprend d'ailleurs une ligne en dépenses concernant le "soutien aux administrations locales: compensation des réformes du marché du travail et des pensions" avec un impact de 527 millions en 2029. Une compensation qui semble bien faible au regard des charges qui vont peser sur les finances locales et plus singulièrement sur les charges liées au RIS dans les CPAS.
Madame la ministre, que recouvre la ligne budgétaire "Soutien aux administrations locales", qui est reprise dans le tableau budgétaire transmis aux membres? Cette ligne budgétaire intègre-t-elle une compensation pour les CPAS qui devront faire face à une augmentation des demandes à la suite de la limitation dans le temps des allocations de chômage? Si oui, à quelle hauteur? Si une partie de l'enveloppe est destinée aux CPAS, une compensation est-elle prévue pour l'augmentation des frais de gestion qui sont liés à l'augmentation du nombre de dossiers à traiter? Si oui, à quelle hauteur? Un budget est-il prévu afin de relever le taux de remboursement du RIS par le fédéral? Si oui, à quelle hauteur? Ce relèvement concernera-t-il l'ensemble des RIS ou certaines catégories de bénéficiaires en particulier?
09.02 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn vragen gaan in dezelfde richting.
U weet als geen ander dat het regeerakkoord bepaalt dat de werkloosheidsuitkeringen na twee jaar stoppen en dat mensen dan desgevallend naar het OCMW worden verwezen. Uit statistieken blijkt dat toen wij met de regering-Di Rupo hadden beslist om de wachtuitkering voor jongeren in de tijd te beperken, een derde van de jongeren naar het OCMW stapte, een derde aan de slag ging en een derde uit de statistieken verdween.
Ik heb een aantal vragen in dezelfde zin.
Ten eerste, hoeveel extra middelen worden er van 2025 tot en met 2029 precies voorzien voor de OCMW's om de instroom op te vangen van de ex-werklozen die na twee jaar zonder uitkering vallen?
Ten tweede, hoe komt men concreet tot die bedragen? Welke berekeningen en parameters zijn daarbij gebruikt?
Ten derde, werd er rekening gehouden met de regionale verschillen in de impact op OCMW's, gezien de variërende werkloosheidsgraad per gewest?
Zal de financiering structureel of tijdelijk zijn? Wordt er voorzien in een automatische aanpassing indien de instroom hoger blijkt dan verwacht? Met andere woorden, als de bedragen onvoldoende zijn om de werklozen op te vangen die naar het leefloon doorschuiven, worden die bedragen dan aangepast of houdt u daaraan vast?
09.03 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Van Quickenborne, u sprak over de beperking van de inschakelingsuitkering in de tijd. Daarop kom ik terug in de laatste vraag, van de heer Tonniau.
Madame Meunier, monsieur Van Quickenborne, la Belgique était un des derniers pays au monde où les allocations de chômage étaient versées de manière illimitée dans le temps. Le fait que ce gouvernement mette fin à cette situation est une avancée positive.
De impact van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd op een extra instroom van leefloongerechtigden wordt voor de OCMW's gecompenseerd via een verhoging van het gedeelte van de financiering van het leefloon vanuit de federale overheid. Die verhoogde financiering zal afhankelijk zijn van het afsluiten van een GPMI en van de resultaten inzake de uitstroom van leefloongerechtigden naar duurzame tewerkstelling. De bedragen zullen dan ook in functie daarvan worden aangepast. U begrijpt dat ik daarop nu geen concreet bedrag kan plakken. Tot nog toe werden nog geen concrete maatregelen en werkwijze uitgewerkt.
La ligne budgétaire soutient les autorités locales dans la compensation des réformes du marché du travail et des pensions, et couvre en partie la compensation prévue pour les CPAS et en partie la facture de responsabilité pour les autorités locales, de manière à faire face à la hausse des dépenses de pension. Il est encore trop tôt pour entrer dans les détails de cette mesure.
Voorzitter: Denis Ducarme.
Président:
Denis Ducarme.
09.04 Marie Meunier (PS): Merci, madame la ministre, mais vous vous doutez bien que je suis assez déçue parce que je n'ai pas vraiment obtenu de réponse à mes questions. Au contraire, mes interrogations subsistent.
J'entends que le futur financement des CPAS est conditionné à la remise au travail. En d'autres termes, on va demander aux CPAS de faire un travail qui, à la base, n'est pas le leur, c'est-à-dire remettre à l'emploi des bénéficiaires parfois très éloignés de l'emploi. Cette mesure ne me semble pas être de bon augure, mais j'imagine que nous aurons l'occasion d'en reparler lors de votre présentation de note politique.
09.05 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, u verwijst naar de cijfers die in de budgettaire tabel staan, maar u zegt dat u daarover eigenlijk niets meer kunt zeggen. Sta mij toe dat toch zeer vreemd te vinden. Ofwel heeft men dus darts gespeeld tijdens de opmaak van het regeerakkoord en heeft men gewoon wat cijfers ingeschreven, ofwel zijn de cijfers onderbouwd. Blijkbaar is er echter geen onderbouwing. U zegt immers dat u niet op de details kunt ingaan. Blijkbaar weet u dus niet wat er precies achter die cijfers schuilgaat.
Dat is bedroevend en bewijst opnieuw dat het budgettaire werk dat de regerering plant niet bijzonder ernstig is, net als de terugverdieneffecten en dergelijke meer.
Er zijn 133.000 werklozen die al langer dan twee jaar zonder baan zitten. Dat blijkt uit de jongste statistieken van de RVA. Stel dat een derde daarvan naar het OCMW gaat – wat ongeveer de inschatting is, zoals ik daarnet heb verteld – dan zouden 44.000 mensen bij het OCMW aanbellen. Ik heb de statistieken opgevraagd van de aantallen alleenstaanden, samenwonenden en mensen met een gezinslast, maar de RVA kan mij die op dit ogenblik niet geven. De schriftelijke vraag is echter onderweg naar de juiste minister. Als we stellen dat die mensen gemiddeld ongeveer 15.000 euro per persoon per jaar kosten, dan zou de totale factuur voor de OCMW's 700 miljoen euro bedragen. 700 miljoen euro!
Ik begrijp dat u niet kunt antwoorden op de vragen over de cijfers, want de cijfers zijn bedroevend. Eigenlijk kan ik alleen concluderen dat de OCMW's een bijkomende factuur zullen krijgen, die groter is dan wat de federale overheid voorziet. Ik vind dat bedroevend en teleurstellend. Ik hoop dat de VVSG goed meeluistert, want dat is niet wat de steden en gemeenten verwachten, zeker niet in Antwerpen, maar zelfs niet in Gent. Dat zal echter misschien minder een zorg zijn.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
10.01 Marie Meunier (PS): Madame la ministre, dans le budget présenté par votre gouvernement, vous annoncez une économie par l'harmonisation du paiement après dépassement de l'indice pivot.
Au total, ce sont 956 millions d'effort budgétaire annoncés sur l'ensemble de la législature. La presse a évoqué à ce sujet un "mini saut d'index", qui repousserait de trois mois l'indexation des allocations et des salaires, fonctionnaires et salariés confondus.
Pourriez-vous détailler la façon dont vous avez chiffré cette mesure d'économie, ainsi que sa progression par année?
Quelle est la part spécifique de l'effort supportée par les bénéficiaires du revenu d'intégration sociale (RIS), de l'allocation de remplacement de revenus (ARR) et de la garantie de revenus aux personnes âgées (GRAPA)?
10.02 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik feliciteer u van harte met uw aanstelling. Ik heb u sindsdien nog niet gesproken, maar ik benijd u uw positie niet. U bent immers verantwoordelijk voor de OCMW's en ik vrees dat de armoede in onze samenleving aanzienlijk zal toenemen. Er komt een zeer grote werklast af op de OCMW's, specifiek op de lokale besturen.
In het kader van de begroting die de arizonaregering heeft voorgesteld, wordt een harmonisatie van de spilindex voorgesteld, zodra die wordt overschreden. Die maatregel zal volgens La Libre over de hele legislatuur een totale budgettaire inspanning vragen van 956 miljoen euro. In de praktijk komt het neer op een indexsprong voor bepaalde doelgroepen, vooral voor de doelgroepen die steun nodig hebben, namelijk mensen die leven van een uitkering of van bijvoorbeeld een inkomensgarantie voor ouderen. Het betreft werknemers in zowel de openbare als de private sector en leidt tot tijdelijk verlies van koopkracht.
Vakbonden en armoedeorganisaties hebben al scherpe kritiek geuit op deze tijdelijke vermindering van de koopkracht, die vooral de meest kwetsbare gezinnen raakt. Hoewel deze hervorming de begrotingslast van de indexering verlicht, heeft ze directe gevolgen voor de portemonnee van de burgers, in het bijzonder voor die van wie zich al in een precaire situatie bevindt.
In dat verband zou ik graag verduidelijking krijgen over enkele punten. Welke methodologie wordt gebruikt om deze besparing te berekenen? Hoe wordt ze jaarlijks verdeeld?
Wat zijn de concrete gevolgen van deze maatregel voor de meest kwetsbare burgers, zoals de ontvangers van een leefloon, een IGO of een inkomensvervangende tegemoetkoming?
Zullen die groepen die nu al onder de armoededrempel leven nog verder in de problemen komen door het uitstel van indexering? Zijn er compenserende maatregelen voorzien om hun koopkracht te beschermen?
10.03 Minister Anneleen Van Bossuyt: Dank u wel, mijnheer Tonniau, voor uw gelukwensen.
Ter info, we hebben van u één korte vraag doorgekregen, maar wat u hier allemaal opgesomd hebt, hebben we niet ontvangen als vragen. Gelieve me dus te verontschuldigen dat ik daar niet meteen op kan antwoorden. Misschien kan dat in het vervolg anders, dan kunnen we concreter antwoorden.
Madame Meunier, monsieur Tonniau, le gouvernement travaille en collaboration avec les partenaires sociaux sur une norme de prestations qui veillera à l'avenir à ce que les allocations des personnes en âge de travailler, mais qui ne sont pas actives alors qu'elles en ont la capacité, n'augmentent pas plus vite que les salaires. Cela doit permettre d'accentuer la différence entre travailler et ne pas travailler. De plus, nous avons décidé que les prestations sociales seront désormais indexées trois mois après le dépassement de l'indice pivot. Cela permettra de réaliser des économies nécessaires sur le budget, tout en maintenant le mécanisme d'indexation.
In het kader van mijn bevoegdheid Maatschappelijke Integratie ben ik betrokken bij dit proces. De exacte berekeningen en de jaarlijkse impact worden momenteel geanalyseerd door mijn administratie en kabinet op basis van de voorspellingen van het Federaal Planbureau.
10.04 Marie Meunier (PS): Merci madame la ministre. C'est donc bien cela: le fait de postposer de trois mois, c'est effectuer une économie. C'est donc bien ce que je disais: ce sont des mini sauts d'index, même si c'est exprimé différemment.
Je n'ai en revanche pas reçu de réponse quant à la part qui sera supportée par les bénéficiaires du RIS, des allocations de remplacement et des garanties de revenus pour les personnes âgées.
Tout comme pour la question précédente, je trouve que les réponses qui sont fournies, contrairement à ce que disait M. Raskin tout à l'heure, sont assez floues.
10.05 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, althans op onze ene vraag.
Het is duidelijk, deze regering kiest ervoor
om het geld te halen bij de zwaksten in onze samenleving. De
werkloosheidsvergoeding wordt beperkt in de tijd. Er zullen extra mensen bij de
OCMW’s terechtkomen, die bovendien hun uitkering niet geïndexeerd zullen zien,
ook al is dat maar tijdelijk. Niettemin zal dat aan de koopkracht knagen van de
betrokkenen, die vandaag al onder de armoededrempel leven. Dat is bijzonder triestig.
10.06 Anneleen Van Bossuyt, ministre: Je voulais simplement ajouter, madame Meunier, que je n'ai pas répondu à la question sur la garantie de revenus aux personnes âgées parce qu'elle relève de la compétence de monsieur Jambon, qui est chargé des Pensions.
10.07 Marie Meunier (PS): J'ai posé exactement la même question à M. Jambon, qui m'a renvoyée vers vous.
Le président: Madame la ministre, il faudrait que vous communiquiez avec M. Jambon dans ce cas. Il serait intéressant que vous reveniez vers Mme Meunier pour lui indiquer de qui, effectivement, elle peut attendre une réponse plus précise.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, volgens het regeerakkoord zal er een centraal register met alle sociale bijstand en voordelen worden bijgehouden, met het oog op de berekening van het geheel aan sociale bijstand en voordelen. Dat register zal raadpleegbaar zijn en moet ingevuld en aangevuld worden door alle instanties die deze bijstand en voordelen toekennen.
Welke uitkeringen en vrijstellingen zullen worden opgenomen? Zal aan de deelstaten, de steden en gemeenten ook gevraagd worden om dat register te gebruiken? Door welke instanties zal dat register daarna geconsulteerd kunnen worden? Hebt u eventueel ook al een zicht op wat federaal afgetopt zou kunnen worden?
11.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Raskin, het regeerakkoord voorziet inderdaad in de oprichting van een centraal register waarin alle sociale bijstand en voordelen zullen worden opgenomen. Dat moet ons in staat stellen om bij de berekening van het totale pakket aan sociale bijstand en voordelen rekening te houden met alle relevante gegevens. Het is de bedoeling dat het register kan worden gebruikt om excessen te vermijden en om het geheel aan sociale bijstand en voordelen te plafonneren. Op die manier willen we inactiviteitsvallen voorkomen. We zien vandaag dat het nog vaak weinig aantrekkelijk is om te gaan werken.
Onze prioriteit is om het verschil tussen werken en niet werken aanzienlijk te vergroten met als doel een kloof van minstens 500 euro netto per maand te bereiken. Dit betekent dan ook dat de sociale voordelen vanuit de deelstaten zullen moeten worden opgenomen in dit register. Dat is onze ambitie, maar ik wil erop wijzen dat een dergelijk register nog niet bestaat en dat de modaliteiten en de inhoud hiervan nog afgestemd moeten worden binnen de regering.
Op federaal vlak moet de sociale bijstand evenwel ruim worden geïnterpreteerd. Het betreft alle steun in het kader van de sociale zekerheid en de sociale bescherming, met uitzondering van de voordelen in het kader van de ziekteverzekering. We bekijken nader welke steun concreet kan worden opgenomen in het centraal register en wat opportuun en haalbaar is.
Voor steun die algemeen wordt toegekend op basis van dezelfde parameters, zoals de hoogte van het inkomen of de gezins- of leefsituatie, is dat natuurlijk eenvoudiger dan voor individuele steun die een persoon krijgt op basis van zijn zeer specifieke situatie. Lokaal bestaan er specifieke maatregelen die van gemeente tot gemeente sterk verschillen, zoals de korting op het inschrijvingsgeld bij een sportclub. Uiteraard zal ik hierover overleggen met mijn collega-ministers binnen de federale regering en de regio’s, alsook met de lokale besturen.
De toegang tot het register moet in ieder geval worden verzekerd voor diegenen die gemachtigd zijn om steun of sociale voordelen toe te kennen of voor diegenen die die steun of sociale voordelen al dan niet gedeeltelijk ten laste nemen.
Wat de plafonnering van de sociale bijstand en de sociale voordelen betreft, zien we dat niet los van de geplande hervorming van de bijstand waarbij we over de verschillende stelsels heen enerzijds de middelentoets en berekeningswijzen optimaliseren en harmoniseren en anderzijds het begrip gezins- of leefsituatie herbekijken. Het is de bedoeling om excessen of scheeftrekkingen aan te pakken en finaal ervoor te zorgen dat werken altijd aantrekkelijker is dan niet werken.
11.03 Wouter Raskin (N-VA): Ik ondersteun wat er in het regeerakkoord is opgenomen. U zegt dat het een heel complexe oefening zal zijn. Dat is ook zo, men kan die zaak niet eensklaps realiseren. De regering is nog maar net uit de startblokken geschoten. Het lijkt me vanzelfsprekend dat de regering nog moet spreken over de modaliteiten, de juiste inhoud en de afstemming. Ondanks de grote uitdaging en de complexe oefening die u te wachten staan, ben ik het volledig met u eens. Indien wij onze sociale zekerheid en de sociale bijstand overeind willen houden, indien wij ook het draagvlak daarvoor willen behouden, dan moeten we excessen vermijden en inactiviteit voorkomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, in het regeerakkoord staat een zin die eerder administratief lijkt, maar toch belangrijk is voor de stads- en gemeentebesturen, met name dat de deelstaten de mogelijkheid krijgen om het bestuurlijk landschap te vereenvoudigen door een aanpassing van de wetgeving betreffende de OCMW's. Een tijd geleden heeft Vlaanderen beslist om steden en gemeenten toe te laten om OCMW's en de stad of de gemeente te fusioneren. Artikel 2 van de OCMW-wet is evenwel nog steeds van kracht en stelt uitdrukkelijk dat het OCMW beschikt over een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid. Het gevolg is dat activa behorend tot de OCMW's op dit ogenblik nog niet tot de steden en de gemeenten toebehoren. Soms leidt dat tot interessante lokale politieke discussies, of tot opbrengsten, aangezien verkopen door het OCMW kunnen worden aangewend voor stedelijke doeleinden. Bepaalde partijen interpreteren dat alsof activa die eigendom zijn van het OCMW, alleen kunnen worden gebruikt voor OCMW-doeleinden.
In het regeerakkoord staat dus dat de regering die wet zou willen aanpassen, maar de bepaling van artikel 2 van die wet ligt ook vast in de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Om een volledige integratie van OCMW's en gemeenten mogelijk te maken, is dus een wijziging van die wet nodig en dat moet op federaal niveau gebeuren, meer bepaald door u, mevrouw de minister. In bepaalde gevallen, met name waar de wijzigingen aan de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling raken, zal daarvoor een tweederdemeerderheid nodig zijn.
Mevrouw de minister, gaat u akkoord met mijn bewering dat voor bepaalde wijzigingen een tweederdemeerderheid nodig zal zijn? Hoe denkt u aan die tweederdemeerderheid te geraken? Ik wil alvast duidelijk maken dat wij bereid zijn om die tweederdemeerderheid te leveren, zonder verpinken, maar ik kijk eerst uit naar uw antwoord.
12.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Van Quickenborne, u gaf een lange inleiding gevolgd door twee korte vragen.
Omwille van de faciliteitengemeenten zou er inderdaad een bijzondere meerderheid nodig zijn. Die regeling is opgenomen in de pacificatiewet. We zullen het nu verder onderzoeken en bekijken. Het betreft een institutionele hervorming. Het is belangrijk om die hervorming goed voor te bereiden, in samenwerking met de deelstaten. We hebben alvast goed genoteerd dat uw fractie bereid zou zijn om daaraan mee te werken.
12.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, u bevestigt dat er wel degelijk een tweederdemeerderheid nodig is. Het staat in het regeerakkoord ook vermeld onder het institutionele hoofdstuk. Zeker in Vlaanderen is men daarvoor vragende partij. Ik vermoed dat in Wallonië de fusieoefening tussen stad en OCMW nog niet is gebeurd. In Vlaanderen is dat natuurlijk wel al het geval. Het zou dus inderdaad goed zijn mocht de federale wetgeving zo worden georganiseerd dat die volledige fusie mogelijk wordt gemaakt.
Nogmaals, wij zijn bereid daartoe de nodige stemmen te leveren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, u weet dat wij hoorzittingen hebben georganiseerd naar aanleiding van de gebeurtenissen in het OCMW van Anderlecht. Mevrouw Marjolijn De Wilde was een van onze gasten. Mevrouw Marjolijn De Wilde is professor aan de KU Leuven. Naar mijn persoonlijke mening was dat een heel interessante dame, die een uiteenzetting kwam geven over het OCMW-beleid, niet alleen over de problematiek van Anderlecht maar ook over een bredere kijk op de dossiers.
Zij kaartte drie fundamentele problemen aan waarmee OCMW’s worden geconfronteerd, ten eerste de overbelasting van maatschappelijk werkers, een fenomeen dat niet alleen in Anderlecht opduikt maar op vele plaatsen. Er is ten tweede wat zij de onhoudbaarheid van het maatwerksysteem voor het leefloon noemt. Er is ten derde de politieke inmenging in individuele dossiers.
Ik heb voor u een vijftal vragen.
Ten eerste, de hoge werkdruk bij maatschappelijk werkers is er volgens mevrouw De Wilde omdat maatschappelijk werkers te veel dossiers moeten behandelen en vaak enkel brandjes moeten blussen. Voor trajectbegeleiding is er nauwelijks tijd. Hoe wilt u ervoor zorgen dat de maatschappelijk werkers zich vooral met begeleiding kunnen bezighouden en minder met de administratieve afhandeling?
Ten tweede, over het maatwerksysteem gaf ze in een interessante beschouwing mee dat het huidige leefloonstelsel oorspronkelijk voor een kleine groep mensen was bedoeld. Toen het stelsel decennia geleden werd ingevoerd, ging het over een kleine groep mensen. Vandaag gaat het echter over ongeveer 176.000 mensen die een leefloon genieten. Het kunnen er ook meer zijn. Volgens haar is een aanpak op maat daardoor onhoudbaar geworden. Zij pleit dan ook voor meer administratieve verwerking van dossiers, teneinde tijd vrij te maken voor de moeilijkste gevallen. Steunt u dat voorstel? Hoe zou u dat willen aanpakken?
Ten derde, er was ook een heel interessant debat over de mogelijke politieke inmenging in socialesteundossiers. U weet dat het bijzonder comité voor de sociale dienst is samengesteld door politici. Zij stelde voor dat af te schaffen en een ander systeem in te voeren. Nederland werkt blijkbaar met een systeem met ambtenaren. Ik moet echter bekennen dat die vraag veeleer een vraag voor de deelstaten is en niet voor u, maar misschien hebt u daarover een beschouwing. Ik zie u twijfelen. Dat wordt dus interessant.
Ten vierde, mevrouw De Wilde pleit ook voor enige vereenvoudiging. Bijvoorbeeld, een dossier voor een aanvullend leefloon moet vandaag verplicht maandelijks worden voorgelegd aan het bijzonder comité. Zij geeft aan dat mocht worden bepaald dat in dergelijke dossiers een princiepsbeslissing zou kunnen worden genomen en dat de inkomsten na een bepaalde tijd zouden worden verrekend, dit een pak minder rompslomp zou betekenen. Wat is uw mening daarover?
Ten slotte, mevrouw De Wilde pleit ook voor minder huisbezoeken. Ze zegt dat een huisbezoek niet meer verplicht zou worden voorgeschreven voorafgaand aan de beslissing over de aanvraag, maar enkel afhankelijk wordt van de inschatting van de maatschappelijk werker. Uiteraard zou een jaarlijks huisbezoek nog steeds verplicht zijn. Wat vindt u van dit voorstel?
13.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Van Quickenborne, het klopt dat de werkdruk voor maatschappelijk werkers hoog is. We hebben het daarover al gehad bij het begin van deze vergadering. Situaties zoals bij het OCMW van Anderlecht, waar maatschappelijk werkers soms elk 200 dossiers behandelen, zijn niet houdbaar. Door de administratieve vereenvoudiging verder te zetten, wil ik ervoor zorgen dat er kostbare tijd wordt gewonnen, die dan kan worden gebruikt voor de begeleiding van de begunstigden van het OCMW.
Ik zal bijzondere aandacht hebben voor de maatschappelijk werkers en in overleg gaan met de deelstaten wat betreft de diplomavoorwaarden voor hen. Dat zal ook gepaard gaan met een betere toegang tot gegevens die noodzakelijk zijn voor het sociaal onderzoek. Het is immers noodzakelijk dat de OCMW's toegang hebben tot de verschillende gegevens, meer bepaald in het kader van de Only Once-wet.
Wat betreft de hervorming van het maatwerksysteem, begeleiding op maat is essentieel. Zo vind ik het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI), dat een persoonlijk begeleidingstraject is, een goed instrument. Het moet OCMW-gerechtigden activeren, hen helpen volwaardig deel te nemen aan de samenleving en hen begeleiden naar werk. Daarom zal ik het GPMI dan ook uitbreiden naar alle begunstigden die een leefloon of een equivalent ontvangen, met uitzondering van degenen die niet kunnen werken om billijkheids- of gezondheidsredenen.
Ik begrijp dat er vragen rijzen over de rol van lokale politici in individuele steundossiers, zeker gezien de wantoestanden bij het OCMW van Anderlecht, waar er sprake is van cliëntelisme. Nogmaals, dat is onaanvaardbaar. Natuurlijk roept deze situatie vragen op over de politieke vertegenwoordiging in het BCSD, maar laten we het kind niet met het badwater weggooien. Er zetelen ook heel wat competente en alerte mensen in die bijzondere comités, ongetwijfeld ook van uw partij.
Het zou niet correct zijn om hen over dezelfde kam te scheren.
Die politieke vertegenwoordiging zorgt er eveneens voor dat de lokale gemeenschap via haar politieke vertegenwoordigers betrokken blijft bij de sociale hulpverlening. Hierdoor wordt vermeden dat de sociale steun verder gebureaucratiseerd wordt, terwijl er tegelijk toch een democratische legitimatie blijft bestaan.
Ik pleit ook voor administratieve vereenvoudiging. Die brengt ook een snellere digitale verwerking met zich mee, maar begeleiding op maat blijft essentieel.
U had ook een vraag over huisbezoeken. Het huisbezoek maakt deel uit van het sociaal onderzoek. Het is een essentieel element om een inschatting te kunnen maken van de behoeftigheid van de hulpaanvrager. Via een huisbezoek kan het OCMW een totaalbeeld krijgen van de situatie van de hulpaanvrager en zijn verklaring toetsen aan de realiteit, teneinde te kunnen beslissen over de meest geschikte maatschappelijke dienstverlening.
Het huisbezoek wordt uitgevoerd bij de opening van het sociaal dossier en daarna telkens wanneer het OCMW dat nodig acht, maar ten minste eenmaal per jaar.
13.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het is wel opvallend dat men in vele OCMW's vandaag heel moeilijk een antwoord krijgt als men als lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst vragen stelt, bijvoorbeeld over statistieken. Dat is natuurlijk een lokale verantwoordelijkheid, maar ik wil erop wijzen dat er in veel OCMW's voor dossiers en dossierbehandeling nog altijd maar weinig gedigitaliseerd is. Als men vandaag wil weten hoe de zaken evolueren, is men vaak aangewezen op handmatige tellingen. Dat heb ik vernomen van onze leden van het bijzonder comité. De voormalige voorzitter van het OCMW van Kortrijk, de heer De Coene van Vooruit, zal dat ook kunnen bevestigen.
Wat betreft de politieke vertegenwoordiging, zegt u dat we het kind niet met het badwater mogen weggooien, maar het is toch opvallend dat vandaag bijna uitsluitend politici zetelen in het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Ik heb in 2018 voor mijn partij iemand afgevaardigd die geen politicus was, een professor bestuursrecht uit Gent. Hij heeft op basis van zijn ervaringen in het bijzonder comité trouwens een aantal interessante artikels geschreven in het tijdschrift Lokaal.
Ik denk dat een goede mix van politici en niet-politici, van politici en experts op het vlak van maatschappelijke integratie en armoedebestrijding, veel beter zou zijn dan de nu vaak voorkomende samenstelling van – excusez le mot – gebuisde politici die net niet verkozen zijn in de gemeenteraad en die dan een plaatsje krijgen in die bijzondere comités. Ik wil ze natuurlijk niet allemaal over dezelfde kam scheren, maar het zou goed zijn als u samen met de collega’s voor de deelstaten voor een goede mix zou pleiten, opdat de expertise in die bijzondere comités toeneemt. Dat zal de leefloners zeker ten goede komen.
13.04 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Van Quickenborne, ik vermoed dat uw interpretatie van het begrip politicus beperkt is. U bedoelt met politici waarschijnlijk mensen die zowel in de gemeenteraad als in het BCSD zitten. Dat hoeft echter niet zo te zijn.
In Gent heeft de N-VA bijvoorbeeld ook geen gemeenteraadsleden in het BCSD. Namens de N-VA zetelen er een persoon die twee hotels heeft in Gent en iemand die in de sociale sector werkt. Dat wordt mijns inziens dus al zeer vaak op die manier gedaan.
13.05 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Politici zijn voor mij mensen die weliswaar aan de gemeenteraadsverkiezingen hebben deelgenomen, maar die niet verkozen zijn. Politici zijn voor mij een breder begrip dan enkel gemeenteraadsleden. Ik spreek dus over mensen die niet aan een politieke partij verbonden zijn, maar die over een bepaalde expertise beschikken.
Dat kan dan bijvoorbeeld iemand met veel kennis van armoede en armoedebestrijding zijn. Men zou bijvoorbeeld de helft van de leden van zulk bijzonder comité uit experts kunnen laten bestaan, naar analogie van het Grondwettelijk Hof, waar de ene helft van het Hof uit voormalige politici bestaat en de andere helft uit mensen met een juridische achtergrond. Door een verdeling in een helft politici en een helft experts vergroot men het draagvlak. Het is vergelijkbaar met onafhankelijke bestuurders in een raad van bestuur. Die onafhankelijke bestuurders zijn vaak interessanter dan de bestuurders zelf. Dat zou volgens mij het debat in een bijzonder comité veel interessanter maken dan nu het geval is. Het is maar een suggestie. Piet Van Schuylenbergh en mevrouw De Wilde hebben die suggestie ook gedaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, tijdens de fameuze hoorzittingen, waar we veel geleerd hebben – maar ik vind dat interessant en ik leer graag bij –, verklaarde mevrouw De Wilde dat het thema cumulatie van leefloon met andere steun een interessant thema is. Ze heeft ook gezegd dat het waarschijnlijk om een beperkte groep van begunstigden gaat. Bij het OCMW van onze stad, Kortrijk, zijn er ook gevallen bekend van mensen die 5.000 à 6.000 euro per maand krijgen. Het gaat weliswaar om een gezinshoofd met tien kinderen. Dat bestaat, al zijn daarover veel vragen te stellen. Uw idee om daar iets tegen te doen, is heel goed en steunen we zeker.
Ik wil een specifiek aspect aankaarten, met name dat mevrouw De Wilde op een vraag van mij heeft geantwoord dat het leefloon van inwonende meerderjarige kinderen naar beneden kan worden bijgesteld, maar dat er dan ook gekeken moet worden naar het tarief voor leefloongerechtigden met minderjarige kinderen. Die krijgen vandaag allemaal hetzelfde bedrag, of ze nu alleenstaand zijn of niet en of ze nu een dan wel meerdere kinderen hebben. Dat was de stelling van mevrouw De Wilde. Ik vind het een heel interessant debat.
Wat vindt u van die stelling? Wilt u het leefloon van meerderjarigen die inwonen bij hun ouders effectief verminderen of misschien zelfs afschaffen? Wilt u het leefloon van leefloongerechtigden met minderjarige kinderen aanpassen naargelang het aantal kinderen? Dat zijn de stellingen van mevrouw De Wilde en ik ben benieuwd wat u daar zelf van vindt.
Daarnaast pleit mevrouw De Wilde voor een aanpassing inzake de financiering van het leefloon. Vandaag worden de leeflonen voor 55 % betaald door de federale overheid en in een aantal gemeenten is dat 70 %. Dat percentage zou volgens haar moeten stijgen. Ze wordt daarin gesteund door onder meer de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Is de regering van plan dat percentage aan te passen of niet?
14.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Van Quickenborne, u weet dat wij in een cumulplafond voor samenwonende leefloongerechtigden zullen voorzien. Dat is onze ambitie, die opgenomen is in het regeerakkoord. Ook de huidige Vlaamse regering streeft een dergelijke ambitie na. In haar regeerakkoord staat namelijk dat het groeipakket van personen die een leefloon genieten en tegelijkertijd nog inwonen bij de ouders ingehouden zal worden. Momenteel kunnen OCMW's bestaansmiddelen van de ouders of kinderen van de leefloonaanvrager deels in rekening brengen bij het leefloon van een samenwonende aanvrager. Ik zal de toepassing daarvan strikter maken via een wijziging van het koninklijk besluit. Het is niet logisch dat inkomsten uit arbeid volledig meetellen, terwijl een leefloon van een samenwonend familielid buiten beschouwing blijft. Een eerlijke berekening voorkomt inactiviteit en misbruik.
Over de concrete modaliteiten kan ik nu nog niet in detail treden, maar wat de financiering van het leefloon en concrete staatstoelagen betreft, klopt het dat die momenteel 55 % bedraagt van het bedrag van het op regelmatige wijze toegekende leefloon en dat die kan worden verhoogd tot 70 % in bepaalde gevallen. Ik voer een bonus-malussysteem in, waarbij OCMW's financiële prikkels ontvangen op basis van hun prestaties in begeleiding, activering en integratie van leefloongerechtigden. OCMW's die aantoonbaar werk maken van integratie en activering zullen worden beloond, terwijl er sancties volgen voor de OCMW's die tekortschieten. Die sanctie kan een boete zijn en de federale toelagen kunnen herbekeken worden. Daarnaast werk ik een strenger controle- en sanctiekader uit – daarop ben ik al ingegaan in antwoord op vragen van mevrouw Samyn en de heer Raskin – waarbij de POD MI systematisch en stapsgewijs meer controle zal uitvoeren op een bredere steekproef. De POD MI zelf krijgt ook ruimere sanctiemogelijkheden om effectief te kunnen optreden tegen misbruik en nalatigheid.
14.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp dat de 55-70 %-regel blijft behouden, maar dat daarvan via een bonus-malussysteem desgevallend kan worden afgeweken. Dat betekent dat de 55 % lager of hoger kan worden, evenals de 70 %, naargelang het gedrag van het OCMW. Op zich is dat interessant.
Het KB voorziet er inderdaad in dat inkomsten uit arbeid deels meetellen bij de berekening van het leefloon van de samenwonende aanvrager. U zegt dat u dat desgevallend wilt aanpassen en dat u ook rekening wilt houden met het leefloon van een samenwonend familielid. Dat is interessant. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat het leefloon voor een meerderjarige die inwoont bij zijn ouders zou kunnen verminderen. Dat is een goede zaak. Persoonlijk vind ik situaties waarbij meerderjarige kinderen inwonen bij hun ouders en leeflonen met leeflonen worden gecombineerd, zeer verregaand.
Dank voor uw antwoord. We kijken uit naar de aanpassingen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, mevrouw Marjolijn De Wilde en de heer Piet Van Schuylenbergh van de VVSG – een heel boeiende man, die onlangs in het tijdschrift Lokaal een opiniestuk over het OCMW van Anderlecht heeft geschreven dat u zeker eens moet lezen – zijn voor onze commissie verschenen.
De heer Van Schuylenbergh had een aantal interessante opmerkingen over de werking van onze OCMW's. Hij zei iets zeer frappants. U weet dat OCMW's verplicht zijn om binnen de maand een beslissing te nemen, maar gemiddeld 23 % van de dossiers van OCMW's betreffen voorschotten op werkloosheidsuitkeringen en ziekte-uitkeringen. Dat betekent dat 75 % van de OCMW-dossiers echte OCMW-dossiers zijn en afgerond 25 % van de dossiers voorschotten betreffen, omdat de werkloosheids- en ziekte-uitkeringen te lang op zich laten wachten. Hij zei dat het beter zou zijn dat die instanties zelf voorschotten zouden uitkeren in plaats van daarvoor een beroep te doen op het OCMW.
Wat vindt u van dat voorstel, mevrouw de minister? Vandaag moet het OCMW – de lokale overheid en de maatschappelijk werkers – immers in een kwart van de dossiers handelingen stellen die eigenlijk de verantwoordelijkheid zijn van de werkloosheids- of ziekte-uitkering. Ik vond dat zeer frappant en ben zeer benieuwd of u bereid bent om dat, samen met uw collega-ministers, aan te passen.
De heer Van Schuylenbergh zei ook dat er een gebrek is aan systematische controle op de werking van de OCMW's en dat fraude enkel via sporadische audits wordt opgespoord. Bent u bereid een strikter controlesysteem uit te werken om systematisch na te gaan of OCMW’s de wetgeving correct naleven?
15.02 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, mensen kloppen steeds vaker aan bij het OCMW omdat de uitbetaling van hun werkloosheidsuitkering of hun ziekte-uitkering te lang op zich laat wachten. Als oplossing geven OCMW’s dan een voorschot via het leefloon. Volgens de VVSG is inderdaad meer dan een op de vijf leefloondossiers een steunaanvraag in afwachting van een werkloosheidsuitkering – die via de vakbond, mutualiteit of Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen werd aangevraagd – of een voorschot op een ziekte-uitkering. Meestal moeten OCMW's dat voorschot gedurende maanden uitbetalen. De percentages verschillen wat. Er zijn zelfs OCMW's waar dat nog hoger ligt. In Balen gaat het bijvoorbeeld over 35 % van de dossiers.
Dat is problematisch, want mensen die jarenlang aan de sociale zekerheid hebben bijgedragen en die met pech worden geconfronteerd, bijvoorbeeld ziekte of werkloosheid, kunnen dan niet terugvallen op de uitkering waarop ze recht hebben en moeten bijna gaan bedelen bij het OCMW. Dat geeft hun het gevoel dat ze nergens terechtkunnen en dat de overheid niet goed functioneert. Die instanties zijn immers uiteindelijk wel het gezicht van onze samenleving.
Burgers geven ook aan dat het gebrek aan toegankelijkheid van bepaalde diensten een probleem vormt. Men komt vaak terecht op een onlineklantendienst waar men nummertjes moet intoetsen, maar dat is niet hetzelfde als een echte persoon aan een loket. Ook dat is vaak een probleem en daarom is het goed dat in het regeerakkoord staat dat de fysieke dienstverlening gegarandeerd moet worden.
Mevrouw de minister, op deze manier zien we dus dat de OCMW's steeds meer de toegangspoort tot de sociale zekerheid worden in plaats van een laatste vangnet, hun initiële doel. Daar moet absoluut iets aan gedaan worden, temeer omdat door de hervorming van de werkloosheidsuitkering binnenkort nog veel meer mensen bij het OCMW zullen aankloppen.
Hebt u al overleg gepleegd met minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke over die voorschotbetalingen? Het zou immers geregeld moeten worden bij de ziekte-uitkering en bij de RVA-uitkeringen. Zijn de drempels daarvoor in kaart gebracht? Hebt u enig idee in welke mate voorschotten op een ziekte-uitkering of een werkloosheidsuitkering al dan niet worden terugbetaald aan het OCMW? Steeds vaker ziet men dat bepaalde OCMW’s geen leefloon meer geven, maar meteen financiële steun. Aan de klant die dan voor hen zit, wordt gevraagd om een soort van afbetalingsplan aan te gaan. Die klant moet die steun terugbetalen, terwijl dat eigenlijk niet de bedoeling is.
Volgens de VVSG kan men de situatie enkel structureel aanpakken door ervoor te zorgen dat men die vorm van instroom niet heeft en dat het OCMW opnieuw wordt herleid tot dat waarvoor het echt is bedoeld, met name als allerlaatste vangnet voor mensen die geen recht hebben op een werkloosheidsuitkering of op een ziekte-uitkering.
Welke structurele maatregelen wilt u samen met uw collega Vandenbroucke nemen om dat probleem aan te pakken?
15.03 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Lanjri, mijnheer Van Quickenborne, wat het transparante controlemechanisme op de werking van de OCMW's betreft, heeft de POD Maatschappelijke Integratie 387 audits en 175 opvolgaudits uitgevoerd in de OCMW's. De administratie werkt momenteel aan een verdere verfijning van haar methodologie om de opvolging van de audits te verzekeren en de interne procedures binnen de OCMW's te verbeteren. Daarnaast worden er contacten gelegd met andere instanties, waaronder Audit Vlaanderen, om de mogelijkheden van complementariteit tussen de verschillende bestuursniveaus te onderzoeken. Dat werk is aan de gang en zal verder worden versterkt.
Zoals ik eerder in deze commissie zei, in antwoord op de vragen van de heer Raskin en mevrouw Samyn, biedt het juridische kader vandaag geen mogelijkheid om een OCMW te sanctioneren als dat herhaaldelijk niet voldoet aan de wettelijke bepalingen of geen goed financieel beheer voert. Op basis van de wettelijke bepalingen zijn de bevoegdheden van de administratie dus beperkt. Daarom zal ik in samenwerking met de administratie en de betrokken diensten de mogelijkheid onderzoeken om de controles te versterken, zoals dat ook opgenomen is in het regeerakkoord. Nogmaals, er wordt een strenger controle- en sanctiekader uitgewerkt. Daarbij zal de POD Maatschappelijke Integratie stapsgewijs en systematisch meer controles uitvoeren met een grotere steekproef en krijgt hij meer sanctiemogelijkheden.
Vervolgens wil ik het hebben over de bescherming tegen politieke inmenging. De wantoestanden die aan het licht zijn gekomen bij het OCMW van Anderlecht zijn schrijnend. Het cliëntelisme dat aan de dag wordt gelegd, is onaanvaardbaar en doet ook afbreuk aan de vele OCMW's die wel correct werken en goede resultaten boeken. Het is ook mede daarom dat ik een bonus-malussysteem voor de OCMW's invoer, alsook een strenger controle- en sanctiekader, waar ik al enkele keren naar heb verwezen.
Bij vermoeden van misbruik kan een OCMW onderworpen worden aan een audit, die bij ernstige tekortkomingen kan leiden tot een tijdelijke ondercuratelestelling. Het wettelijk kader is ook duidelijk. Zowel bij sociale bijstand als bij het leefloon moet een toekenningsbeslissing voorafgegaan worden door een sociaal onderzoek, uitgevoerd door een maatschappelijk werker. Dat onderzoek moet resulteren in een precieze diagnose van de behoeften en een voorstel van beslissing.
Op basis daarvan neemt het bevoegde orgaan een beslissing die zowel juridisch als feitelijk gemotiveerd moet worden op basis van die diagnose.
De VVSG heeft inderdaad ook aan de alarmbel getrokken in verband met het leefloon als voorschot op de uitkering. Momenteel zou meer dan een op de vijf leefloondossiers een voorschot op een werkloosheidsuitkering of een ziektevergoeding betreffen, terwijl dat eigenlijk niet onder de verantwoordelijkheid van de OCMW’s valt, zoals u ook hebt vermeld. Ik deel oprecht uw bezorgdheid dat hierdoor de druk op de OCMW’s groter wordt en dat maatschappelijk werkers kostbare tijd verliezen om te focussen op de begeleiding van hun cliënten.
Ik zal dat dossier met mijn administratie nader bekijken in het kader van de verlichting van de werklast van de maatschappelijk werkers. Momenteel loopt er daarnaast ook een studie binnen BELSPO in opdracht van de POD MI over de werkdruk van maatschappelijk werkers. Die studie heeft tot doel pragmatische oplossingen te vinden met het oog op de verlichting van de administratieve lasten en op de realisatie van efficiëntiewinsten.
15.04 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, we kaarten die situatie aan omdat die ons na aan het hart ligt. Het kan niet dat mensen die jarenlang hebben gewerkt en bijgedragen en dan een tegenslag meemaken en ziek worden, niet worden geholpen als zij aankloppen voor een ziekte-uitkering of een werkloosheidsuitkering waarop ze recht hebben. Daar knelt het schoentje. Ze worden niet geholpen of toch niet snel genoeg, waardoor ze in financiële problemen belanden en bij het OCMW moeten aankloppen.
Die situatie zal niet verholpen worden door enkel de werkdruk van de maatschappelijk werkers bij het OCMW aan te pakken, hoewel dat nodig is. Dan zou men immers aangeven dat zoveel voorschotten toekennen oké is. Ik vind dat niet oké.
Dat moet in een ultiem geval kunnen, maar niet in een op de vijf dossiers. Dat is nooit de bedoeling geweest van de leeflonen van het OCMW. Het probleem moet dus ook worden aangepakt waar het zit, bij de uitkeringen voor ziekte en bij de uitkeringen voor werkloosheid.
Ik vraag u ook om er bij uw collega-minister Frank Vandenbroucke op aan te dringen om samen een oplossing te zoeken, zodat mensen niet naar het OCMW moeten gaan. Mensen gaan immers het liefst niet naar het OCMW. Ze willen gewoon datgene krijgen waarop ze recht hebben. Ze hebben jarenlang gewerkt. Dan zijn ze een tijd ziek. Waarom moeten ze dan naar het OCMW? Daarvoor bestaat de ziekte-uitkering en die moet dus beter functioneren. Los het dus alstublieft samen met uw collega op. Ik hoop dat we dat binnenkort nog verder kunnen bespreken.
15.05 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): In uw antwoord in verband met de inspecties verwijst u naar Audit Vlaanderen. Ik kan getuigen dat Audit Vlaanderen een zeer goede organisatie is, die helaas alleen in Vlaanderen actief is. Ze is ook bij ons in de stad actief, weliswaar niet voor het OCMW, maar voor andere dossiers. Een goede samenwerking tussen Audit Vlaanderen en de POD MI is dus ook voor OCMW's en controles op OCMW's een zeer aan te raden piste. Ik wens u daar veel succes mee.
In verband met het probleem dat we aangekaart hebben, waarnaar mevrouw Lanjri ook verwijst, ben ik iets positiever dan mevrouw Lanjri. Ik hoor uw bereidheid om daar zeker iets aan te doen en ik denk dat er inderdaad een structurele oplossing kan bestaan: doen wat vandaag OCMW's moeten doen. Vandaag zijn OCMW's verplicht om binnen de maand een beslissing te nemen. Mocht er voor die andere instanties, namelijk de werkloosheid en ziekte-uitkering, ook een vaste termijn zijn om beslissingen te nemen, dan kunnen we daar uit raken.
Wat er met andere woorden van u wordt verwacht, is dat u in overleg gaat met de heer Vandenbroucke voor de ziekte-uitkering en met de heer Clarinval voor de werkloosheidsuitkering en dat u met hen een structurele oplossing uitwerkt, waardoor die dossiers blijven bij die instanties die ze veroorzaken.
Als u dat doet, dan zult u in één klap de werkdruk van alle maatschappelijk werkers verlichten. De cijfers zijn spectaculair, namelijk meer dan een op de vijf dossiers. Als u dat doet, zult u waarschijnlijk de geschiedenis ingaan als de minister die voor de OCMW’s het meest heeft gedaan. Ik wens u veel succes met die opdracht. Uiteraard zullen wij binnenkort nog eens op de zaak terugkomen. Als ik dat zeg, dan volgen wij dat op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16.01 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, in het federale regeerakkoord is bepaald dat de REMI-tool over heel België wordt uitgerold. Dat is goed, want met die onlinetool kan een OCMW berekenen wat de behoeftigheid is van een gezin en dat op een objectieve manier in kaart brengen. Met de tool wordt een vergelijking gemaakt tussen de inkomsten van een gezin en wat dat gezin nodig heeft om deftig rond te komen en een menswaardig leven te leiden. Dat bedrag kan uiteraard verschillen van gemeente tot gemeente, omdat de huurprijzen enorm kunnen verschillen naargelang de gemeente.
Vorige legislatuur trok uw voorgangster, mevrouw Lalieux, 34,5 miljoen euro uit om lokale besturen en OCMW's te ondersteunen op dat vlak. Daarmee werd de licentie van die REMI-tool bekostigd. De subsidies werden deels ook gebruikt om de OCMW's toe te laten om extra middelen te geven aan mensen met een leefloon.
De subsidieperiode liep af op 31 december 2024. De REMI-contracten lopen nog door tot eind april. Intussen zouden de OCMW's die met die tool werken, ook allemaal een brief hebben gekregen met de vraag of ze vanaf 1 mei nog gebruik willen maken van de REMI-tool.
Bij vele OCMW's rijst nu de vraag of er opnieuw subsidies zullen komen om het project voort te zetten en hopelijk ook structureel te maken. Wat zijn de voorwaarden daarvoor? Zullen er middelen zijn om die tool verder te kunnen gebruiken? Zal er een budget zijn voor de licentie? Zullen er middelen zijn om leefloners extra budget te kunnen geven, boven op hun leefloon?
Zolang die middelen er niet zijn, zijn OCMW's terughoudend om met de tool te starten, terwijl die REMI-tool echt een heel mooi instrument is om mee te werken. Dat blijkt ook uit de rapporten van de KUL. Het gebruik van die REMI-tool werd positief geëvalueerd.
Wat zijn uw plannen ten aanzien van het gebruik van de REMI-tool? Zult u zorgen voor een continuering, zodat OCMW's die tool kunnen blijven gebruiken en hopelijk ook meer OCMW's dat kunnen doen? Zal dat zowel voor de licentie zijn als voor de bijkomende financiële steun? Hebt u al zicht op de voorwaarden die u daaraan wilt koppelen of blijven dat de huidige?
16.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Lanjri, we hebben de evaluatie van de REMI-tool opgenomen in het regeerakkoord, specifiek om inactiviteitsvallen te vermijden. Ik zal die evaluatie dan ook laten uitvoeren.
In januari 2023 werd de REMI-tool voor alle OCMW's beschikbaar gesteld. Zoals u aangaf, werden de kosten voor het softwareprogramma, de licentie dus, gedekt en werd er een subsidie voorzien voor de financiële steun die via REMI wordt toegekend voor de jaren 2023 en 2024. De subsidieperiode liep tot 31 december 2024 en de REMI-licentie loopt nog tot eind april 2025. Elke beslissing voor aanvullende financiële steun die voor eind december 2024 is goedgekeurd, geeft nog recht op subsidie.
U hebt in uw vraag verwezen naar de REMI-evaluatiestudie. Die studie leverde al interessante conclusies op. Zo blijkt dat de belangrijkste reden voor OCMW's om REMI te gebruiken de financiële prikkel is die de federale overheid bood. Het bedrag dat de REMI-tool op basis van de berekening voorstelt voor een gezin is eerder hoog. In de studie las ik dat de meeste OCMW's wel steun toekennen die onder dat voorgestelde bedrag blijft omwille van interne afspraken binnen het OCMW of omdat ze het niet verantwoord vinden dergelijke grote bedragen toe te kennen aan sommige gezinnen.
Het debat over de terugkerende spanning tussen lokale autonomie en de rol van de federale overheid in het beleid inzake aanvullende sociale hulp is interessant. De federale regering heeft eigenlijk geen beslissingsrecht wat dat laatste betreft, maar de evaluatie van de REMI-tool komt eraan.
16.03 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, ik begrijp dat we moeten evalueren voordat we verdere stappen nemen, maar ook het rapport van de KUL brengt een aantal zaken aan het licht. Het klopt ook dat een aantal OCMW's zelfs nog minder geven dan de REMI-tool zou toestaan, ook omdat ze schrik hadden dat het bedrag dat toegekend was per gemeente niet zou volstaan.
U zegt dat er een evaluatie volgt, maar de tijd dringt. Er is in februari een brief verstuurd vanuit de administratie met de vraag om de projecten te willen voortzetten. Op dat moment was u al minister. Dat betekent toch dat de OCMW's die graag daarop intekenen, dat moeten kunnen doen. Alles loopt af vanaf 1 mei. Zal er dus voor 1 mei duidelijkheid komen over de continuering? Dat blijft voor mij en vooral voor de OCMW's een groot vraagteken, zeker voor die die er nu al mee bezig zijn.
Ik begrijp dat nieuwe OCMW's eventueel een maand of twee langer kunnen wachten, maar die die vandaag al bijkomende middelen krijgen om een aantal mensen een extra financieel duwtje in de rug te geven, weten niet of dat na 1 mei nog mogelijk zal zijn. Dat is niet duidelijk.
16.04 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Lanjri, het spreekt voor zich dat er voor 30 april een beslissing zal worden genomen.
16.05 Nahima Lanjri (cd&v): Dan zal ik u volgende maand een nieuwe vraag stellen. De OCMW's wensen immers zo snel mogelijk duidelijkheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, soms is het regeerakkoord zeer vaag, zoals in het geval van de meerwaardebelasting, met allerlei mogelijke interpretaties. Andere keren is het regeerakkoord zeer duidelijk. In het regeerakkoord wordt verwezen naar een artikel uit een koninklijk besluit van 11 juli 2002, ondertekend door een van uw voorgangers, de heer Vande Lanotte. Het regeerakkoord stelt dat de regeling in artikel 34, § 2, van het KB strikt zal worden toegepast.
Collega’s, u wordt geacht de wetgeving te kennen. Mijnheer Tonniau, wat staat er in artikel 34, § 2? Als iemand die samenwoont met iemand van rechtstreekse afstamming, dus ouders, grootouders, kinderen of kleinkinderen, een leefloon aanvraagt, dan kan het OCMW een deel van het inkomen van die familieleden meetellen voor de berekening van het leefloon. Als iemand het leefloon aanvraagt en in een gezin met verwanten in de eerste graad woont, dan zal men dus kijken naar het inkomen van die familieleden.
Mevrouw de minister, de wetgeving zegt dat het OCMW dat in rekening kan nemen. In het regeerakkoord staat dat de regels strikt moeten worden toegepast, wat in een circulaire zal worden verduidelijkt. Hoe verzoent u de formulering ‘moeten’ in het regeerakkoord met die van ‘kunnen’ in de wet? Zullen met andere woorden de OCMW’s geen beoordelingsmarge meer krijgen?
De vermelding van die regeling in het regeerakkoord moet een reden hebben. U hebt waarschijnlijk gezegd dat dat probleem aangepakt moest worden. Zijn er concrete voorbeelden waaruit blijkt dat OCMW’s slordig met die regeling omspringen? Zo niet, dan zou die formulering niet in het regeerakkoord staan. Welke sancties of maatregelen overweegt u indien OCMW’s die regel niet strikt toepassen?
Als u meent dat de wetgeving niet goed wordt toegepast, waarom past u dan de wetgeving niet aan? Waarom moet de regel in een circulaire worden verduidelijkt? U bent de minister, u maakt deel uit van de regering, pas de wet aan. Pas dat KB uit 2002 van de heer Vande Lanotte aan. Vermeld niet dat OCMW’s kunnen, maar dat ze moeten.
Ik ben benieuwd naar uw antwoorden.
17.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Van Quickenborne, ik dank u voor uw vragen. Ik heb ze in het kader van het antwoord op uw vraag nr. 56003349C al deels beantwoord. U vond het heel interessant wat ik toen vertelde. Toen heb ik dus al deels op uw vragen geantwoord.
U vroeg nu ook of er OCMW’s zijn die slordig met die regels omspringen. U gaf in het kader van uw vraag nr. 56003349C al aan dat er ook in uw stad gevallen zijn of dat iedereen wel gevallen kent van gezinnen die 4.000 euro leefloon of meer ontvangen. Bij ons in Gent is dat het geval. Iedereen kent wel dergelijke gevallen. Het klopt dus dat er dergelijke gevallen zijn.
Heel specifiek in antwoord op uw andere vragen herhaal ik dat ik in een cumulplafond voorzie voor samenwonende leefloongerechtigden. Momenteel kunnen OCMW’s de bestaansmiddelen van de ouders of kinderen van de leefloonaanvrager deels in rekening brengen voor het leefloon van een samenwonende aanvrager. Dat is vandaag een mogelijkheid maar geen verplichting. Ik zal de toepassing van die maatregel strikter maken via een wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 en dus niet via een circulaire. De verdere modaliteiten van de wijziging moeten natuurlijk nog worden uitgewerkt. De striktere toepassing komt er echter aan via een koninklijk besluit.
17.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, eigenlijk zegt u dat wat in het
regeerakkoord staat niet volledig juist is. U wil gewoon het koninklijk besluit
aanpassen. Dat is heel goed en positief. Er komt met andere woorden geen of
minder beoordelingsmarge voor de OCMW’s en er komen duidelijke regels die
bepalen wat zij wel en niet kunnen doen.
Mevrouw de minister, het is interessant wat u daarover vertelt. Bij de voorbeelden die ik gaf over het OCMW in Kortrijk is die 5.000 à 6.000 euro voor alle duidelijkheid de optelsom van het leefloon maar ook van het kindergeld. Het bedrag van 5.000 à 6.000 euro betreft in Kortrijk niet alleen het leefloon maar ook alle sommen die de betrokkenen krijgen, inclusief voor alle duidelijkheid het kindergeld of de gezinstoeslag of -bijslag, zoals dat heet.
Het klopt inderdaad dat ik in het contact met ons OCMW van Kortrijk hoorde dat er verschillende regels waren naargelang het OCMW. Sommige deden het wel en andere niet.
Sommige kleven daar ook bepaalde tarieven op. Het bedrag van het leefloon voor een meerderjarige die bij zijn of haar ouders inwoont verschilt bijvoorbeeld tussen een aantal gemeenten en steden. Ik vond dat zeer eigenaardig, want ik geloof natuurlijk heel sterk in de lokale autonomie, maar voor federale middelen moeten er mijns inziens wel duidelijke regels worden vastgelegd. Die aanpassing via het KB zelf en niet via een omzendbrief is dus een goede zaak. We kijken dus uit naar die toepassingen.
Weet u al wanneer dat KB zal worden aangepast?
17.04 Minister Anneleen Van Bossuyt: We zijn druk aan het werk op het kabinet.
17.05 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat verwondert mij niet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18.01 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd loopt een beetje als een rode draad door deze vragensessie.
Eigenlijk weten we al uit wetenschappelijk onderzoek, internationale studies, maar ook vergelijkingen binnen Europa, dat die maatregel allesbehalve doeltreffend is. Ze is puur ideologisch. Stampen we naar beneden of stampen we naar boven? U hebt ervoor gekozen om naar beneden te stampen. De beperking van die uitkeringen in de tijd zal de armoede en de werkdruk en de lasten bij de OCMW's verhogen. Dat weten we nu al zeker en ik ben daarover zeer bezorgd.
De helft van de Belgische werkzoekenden met een uitkering moet vandaag al rondkomen met een inkomen onder de armoedegrens. Uit eerdere beleidsmaatregelen, zoals de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkering, blijkt bovendien dat werkzoekenden hierdoor vaak doorstromen naar andere bijstandsstelsels met een nog lagere uitkering of zelfs volledig uit de sociale bescherming verdwijnen. Volgens een studie van de RVA was dat effect duidelijk zichtbaar.
Hebt u een raming van het aantal personen dat als gevolg van deze beperkingen in de tijd een beroep zal moeten doen op het OCMW? Het ABVV berekende alvast dat een dergelijke maatregel de instroom naar het leefloon kan doen stijgen met maar liefst 90.000 extra personen voor heel België. Kunt u deze cijfers of tenminste de grootteorde ervan bevestigen?
Beschikt u over gegevens of onderzoek waarmee u kunt inschatten wat de impact hiervan zal zijn op het inkomen en bijgevolg het armoederisico van de betrokken werkzoekenden? Voor velen zal deze kille beperking in de tijd immers niet zomaar een job opleveren. Zou het daarom niet aangewezen zijn om een grondige armoedetoets uit te voeren met wetenschappelijke onderbouwing en inspraak van verenigingen waar armen het woord nemen? Welke maatregelen voorziet u om de OCMW's te ondersteunen bij de onverwachte toename van aanvragen? Worden er extra financiële middelen voorzien? Zo ja, op basis van welke criteria worden die dan berekend?
Er komt een specifieke ondersteuning voor de begeleiding van personen die na twee jaar werkloosheid extra hulp nodig hebben om opnieuw toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Zeker kleinere OCMW’s beschikken vaak niet over de nodige budgetten, expertise of personeelscapaciteit om daarin voldoende te voorzien.
Ten slotte wil ik ook nog uw mening vragen over
het voorstel van uw N-VA-collega Axel Ronse, die werkweigeraars nog sneller wil
kunnen uitsluiten van OCMW's. Hoe staat u daartegenover?
18.02 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, les estimations de Brulocalis sont sans appel: la limitation des allocations de chômage après deux ans pour les travailleurs de moins de 55 ans pourrait provoquer un afflux massif vers les CPAS bruxellois avec une augmentation de 27 000 bénéficiaires du revenu d'intégration sociale (RIS). Ce report va entraîner des coûts supplémentaires qui sont estimés à près de 100 millions d'euros par an pour les CPAS, et c'est sans compter les coûts et les besoins en personnel supplémentaire pour gérer cette explosion des demandes. Or, à ce stade, aucune garantie de compensation budgétaire n'a été clairement annoncée.
De plus, le financement des CPAS, selon l'accord de majorité Arizona, sera conditionné à un plan de retour à l'emploi marquant un changement profond de logique. Les CPAS qui sont traditionnellement liés à une obligation de moyens, devront désormais atteindre des résultats en matière de réintégration socioprofessionnelle. Pourtant, la Région bruxelloise compte une part importante de demandeurs d'emploi de longue durée, dont beaucoup sont éloignés du marché du travail depuis plus de cinq ans. Ce nouveau cadre risque donc de fragiliser encore davantage ce public, tout en mettant sous pression les CPAS, contraints d'assurer un double rôle d'accompagnement social d'une part, et de se faire un nouveau métier de l'insertion socioprofessionnelle, d'autre part.
Alors, madame la ministre, quelles garanties pouvez-vous donner quant au financement structurel des CPAS afin qu'ils puissent faire face à cette hausse des demandes d'aide sociale? Quelles mesures seront mises en place pour leur permettre de remplir leur nouvelle mission d'insertion socioprofessionnelle alors même que ce rôle dépasse largement leur cadre actuel de compétences? Enfin, comment le gouvernement entend-il assurer une concertation avec les CPAS et les pouvoirs locaux afin d'anticiper l'impact de cette réforme et d'éviter un engorgement du dispositif d'aide sociale? Comment allez-vous concrètement mettre en place ce soutien aux CPAS? Comptez-vous externaliser la gestion des dossiers ou bien va-t-on renforcer les équipes? Va-t-on pousser les murs dans les CPAS pour installer le nouveau personnel dans ces locaux? Voilà, c'est vraiment très compliqué de se projeter dans ce changement de paradigme. Pouvez-vous nous éclairer sur la façon dont cela va se dérouler?
18.03 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Schlitz, mijnheer Tonniau, België is het enige land ter wereld waar een werkloosheidsuitkering onbeperkt in de tijd bestaat. Ik ben heel blij dat wij met deze regering daaraan eindelijk een einde zullen maken.
Mijnheer Tonniau, u verwijst naar de beperking van de inschakelingsuitkering in de tijd en naar de studie van de RVA die daaromtrent werd gevoerd. U haalt er een bepaald stukje uit, maar uit diezelfde studie blijkt dat de beperking in de tijd van die inschakelingsuitkering tot gevolg had dat 54 % doorstroomde naar werk. U weet evengoed als ik dat een job hebben de beste garantie is tegen armoede. Het is dus meer dan dubbel zoveel als voor de beperking in de tijd, meer dan dubbel zoveel mensen waren aan het werk als voor de beperking in de tijd. Toen stroomde slechts 24 % door naar werk. Slechts 13 % stroomt door naar het leefloon en in Vlaanderen is dat zelfs slechts 3 %. Het is dus een goede maatregel.
Uit eerdere studies blijkt – de heer Van Quickenborne verwees er daarnet naar – dat een derde een beroep zou moeten doen op het OCMW, dat een derde geen recht heeft op leefloon en dat een derde richting werk gaat. Dat zijn natuurlijk ramingen, we zullen moeten zien in de praktijk hoe het zal uitdraaien.
De impact van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd op een extra instroom van leefloongerechtigden wordt voor de OCMW's gecompenseerd vanaf 2027 via een verhoging van de financiering van het leefloon vanuit de federale overheid. De bedragen zullen evenwel afhankelijk zijn van het afsluiten van een GPMI, van de reële instroom en van de mate van uitstroom naar een duurzame tewerkstelling. Ze zullen dan ook in functie daarvan worden aangepast. Hiertoe werden echter nog geen concrete maatregelen en werkwijze uitgewerkt. Het spreekt voor zich dat we daarmee bezig zijn.
Les modalités concrètes doivent encore être élaborées, madame Schlitz. Je vais en discuter avec les CPAS et avec les autorités locales.
Aujourd'hui, nous constatons qu’il est encore souvent peu attrayant de travailler. Notre priorité est de faire en sorte que le travail soit toujours plus attrayant que l’absence de travail. C’est dans cette optique que cette mesure a été proposée.
Mijnheer Tonniau, u vraagt naar mijn mening over het voorstel om werkweigeraars te kunnen uitsluiten. Ik wil erop wijzen dat de werkbereidheid vandaag een van de zes cumulatieve voorwaarden is om recht op een leefloon te hebben, tenzij gezondheids- of billijkheidsredenen dat verhinderen. Wat het recht op maatschappelijke integratie betreft, wordt de werkbereidheid van de betrokkene nagegaan aan de hand van het sociaal onderzoek.
18.04 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
We moeten niet per se de werklozen aanpakken, maar wel de werkloosheid. De begeleiding naar werk is primordiaal.
We weten ook, als ik over Vlaanderen mag spreken, dat de werking van de VDAB veel beter kan. De VDAB moet evenwel besparen. Begeleidingstrajecten worden geprivatiseerd. Dat is een slechte zaak.
We zullen de werkloosheid niet oplossen door de uitkeringen na twee jaar te stoppen. Mensen komen dan bij een OCMW terecht en dan stopt de begeleiding naar werk. Mensen moeten al kenbaar maken dat ze werkbereid zijn vooraleer ze recht op een leefloon hebben.
Als we naar de individuele gevallen kijken, zien we vaak een grote sociale ongelijkheid qua opleiding of qua gezondheidstoestand. Soms zijn er verslavingen in het spel. Dat is een heel complex dossier waarmee de maatschappelijke werkers aan de slag moeten. Het is echt niet zo simpel om gewoon de dop af te nemen en hen te verplichten om aan het werk gaan. We zien in het buitenland dat dat niet leidt tot meer werkbereidheid. We moeten die mensen naar werk begeleiden, stap voor stap, met respect voor hen.
18.05 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci pour vos réponses, madame la ministre.
Franchement, nous dire que parce qu'on serait le dernier pays d'Europe, c'est une bonne mesure, cela a vraiment ses limites. Ce n'est pas parce que certains pays font des choses qu'on doit forcément faire la même chose et parfois, on peut être exemplaire sur des politiques sans que d'autres les fassent pour autant. Je trouve que c'est vraiment un argument qui n'en est pas un.
Par contre, ce qui est très problématique en Belgique, c'est l'explosion de la pauvreté. Les inégalités explosent: 1 % des plus riches possède désormais un quart des richesses ici en Belgique. C'est là qu'il faut aller chercher de l'argent. Aujourd'hui, il existe déjà un écart de 500 euros entre ceux qui travaillent et ceux qui ne travaillent pas. Par contre, pousser dans la grande précarité des individus, des parents, des enfants, ce sont des coûts cachés dont vous ne tenez pas compte aujourd'hui dans vos politiques. En effet, quand vous devez aider des personnes à retrouver un logement quand elles se trouvent dans la rue, il faut déployer beaucoup plus d'énergie que quand on doit soutenir une personne qui bénéficie d'une allocation. En fait, ce dont elles ont besoin, c'est qu'on leur donne confiance en elles, qu'on les accompagne, comme c'est le cas dans d'autres pays.
Si la politique comparée vous intéresse, je vous encourage à regarder ce qui se fait à l'étranger, notamment en matière de remise à l'emploi de personnes qui sont en totale perte de confiance en elles. Elles ont besoin qu'on croie en elles, qu'on leur redonne confiance, qu'on leur propose une formation pas trop loin de chez elles correspondant à leurs envies. Là, on va pouvoir reconstruire des choses. Mais ce n'est pas en continuant à sanctionner, en engorgeant les CPAS et en mettant une charge de travail immense sur le dos des travailleurs qui n'en peuvent déjà plus que nous allons réussir à résoudre le problème de la grande pauvreté en Belgique.
18.06 Anneleen Van Bossuyt, ministre: Vous évoquez le risque de pauvreté. Les chiffres démontrent que le risque de pauvreté est de 32 % pour les gens qui ne travaillent pas et qu'il est de 5,5 % pour les gens qui travaillent. Je pense que les chiffres sont clairs. C'est pourquoi on veut aider les gens à travailler.
18.07 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): En effet. Mais ce n'est pas en poussant les gens dans le retranchement, dans la grande précarité qu'on va les aider à travailler. Comment voulez-vous trouver un boulot quand vous n'avez pas de quoi vous acheter un vêtement convenable, quand vous n'avez pas un toit sur la tête, quand vous ne savez pas ce que vous allez manger à midi ou le soir ni comment vous allez faire pour nourrir vos enfants? Il faut donner des conditions matérielles convenables aux gens pour qu'ils puissent avoir confiance en eux et trouver du boulot. Ce n'est pas en les acculant qu'on va y arriver.
Ce n'est pas en demandant aux CPAS, dont ce n'est pas le métier, de tout à coup se réinventer pour aider des personnes qu'on va y arriver. L'insertion socioprofessionnelle n'a jamais été le métier des CPAS. Ils ne sont pas en capacité de le faire. Écoutez les travailleurs sociaux! On l'entend à longueur de journée en commission des Affaires sociales. On se trompe. Si vous voulez vraiment aider les personnes qui ne travaillent pas à retrouver un boulot, ce ne sont pas les bonnes solutions.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 13.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.13 uur.