Commissie
voor Justitie |
Commission
de la Justice |
van Woensdag 12 maart 2025 Namiddag ______ |
du Mercredi 12 mars 2025 Après-midi ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 20 et présidée par M. Ismaël Nuino.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer Ismaël Nuino.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, lors de la dernière semaine du mois de janvier, votre prédécesseur aurait dû visiter les différents palais de justice de Nivelles (siège de l’arrondissement judiciaire du même nom).
Hélas, la présidente du tribunal de première instance, le procureur du Roi et le bâtonnier l'ont attendu vainement. Il leur a tout simplement posé un lapin! Cela pourrait prêter à sourire si les infrastructures judiciaires de Nivelles ne nécessitaient pas une rénovation. Un arrêté de fermeture a notamment été notamment pris par le bourgmestre de la ville pour l'une de ces infrastructures et aussi les conditions précaires de travail dans une autre.
Les autorités judiciaires ont présenté pas moins de six demandes allant de l’évacuation des archives dans le cas de la task force à laquelle est associé le SPF Justice, à la réintégration du palais Albert Ier pour le 31 mars 2025, un plan de renforcement du personnel pour résorber l’arriéré.
Il s’agit de mesures et d’un calendrier qui consistent en un engagement clair du SPF Justice envers les autorités judiciaires de l’arrondissement de Nivelles.
Avez-vous entrepris de visiter les autorités judiciaires de Nivelles afin de réparer les carences de votre prédécesseur? Le cas échéant, prévoyez-vous de le faire dans un futur proche?
Les demandes formulées par ces autorités seront-elles en mesure d’être exécutées dans le délai prévu et selon les modalités convenues?
01.02 Annelies Verlinden, ministre: Collègue De Smet, je suis très consciente de la situation désastreuse de Nivelles. Elle reste une priorité pour moi et mes services. Lors de la réunion d’une task force au sein de laquelle sont associées les autorités administratives et judiciaires locales, la Régie des bâtiments et le SPF Justice, l’évacuation des archives a été identifiée comme une des actions à faire en urgence et à laquelle le SPF peut apporter son soutien.
Dans un premier temps, il a été nécessaire de déterminer le type de marché public à engager. La législation relative aux marchés publics impose des délais incompressibles dont le respect est un des points d’attention de la procédure de contrôle budgétaire préalable. Actuellement, les services opérationnels rédigent les documents de l’appel d’offres.
Au-delà de l’évacuation des archives des greniers et des caves exiguës du palais de Justice, il faut revoir le compartimentage de l’immeuble. Plusieurs interventions sont prévues par la Régie des bâtiments: l’installation d’une cloison résistante au feu pour isoler les installations techniques, la pose de clapets coupe-feu sur les canalisations des systèmes d’aération et le chauffage ainsi que le remplacement de portes Rf.
Ces travaux sont entrepris par la Régie des bâtiments et sous sa conduite.
Je confirme mon intention de visiter les autorités judiciaires de Nivelles dans un proche avenir.
01.03 François De Smet (DéFI): Je remercie la ministre pour sa réponse complète.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02.01 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, dames en heren, ik heb deze interpellatie over het toenemende antisemitisme enkele weken geleden ingediend. Ze komt helaas niet te vroeg, want gisteren nog werd de heer Herman Brusselmans vrijgesproken nadat hij had geschreven: "Ik wil iedere jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel rammen."
De afgelopen maanden heb ik in dit Parlement herhaaldelijk aangekaart dat een islamitische prediker op een grote manifestatie tegen Israël in Brussel in het Arabisch had opgeroepen om "de joden te verbranden". Hij wordt daar, voor zover ik weet, niet eens voor vervolgd.
De conclusie is dat virulent antisemitisme in dit land niet wordt bestraft, zeker niet als de dader een geliefde bekende Vlaming of een moslim is. In deze ellendige en zeker voor joden ronduit beangstigende context breng ik hier vandaag deze zorgwekkende brief, mevrouw de minister, van een joodse jongeman, een kennis van me.
"Geachte voorzitter, geachte leden van het federaal Parlement, dames en heren. Ik ben 26 jaar en geboren en getogen in Antwerpen, in een joodse familie die al generaties lang in België woont. Mijn overgrootouders kwamen na de Holocaust uit Polen naar België, op zoek naar een veilige plek om een nieuw leven op te bouwen. Ze geloofden in de waarden van dit land – vrijheid, gelijkheid, broederschap –, maar vandaag kan ik niet anders dan vaststellen dat die waarden voor mij en voor veel joodse Belgen steeds verder afbrokkelen.
Vanaf mijn kindertijd al werd ik geconfronteerd met antisemitisme. Het was altijd aanwezig als een achtergrondgeluid in mijn leven. Op straat werd ik uitgescholden voor 'vuile jood'. Ik hoorde mensen 'Heil Hitler' roepen. In het park escaleerde dit soms tot gevechten met jongeren, maar als kind voelde ik me nooit echt bang. Het was kwetsend, vernederend, maar ik voelde me nog steeds veilig.
Pas later, op een leeftijd waarop je zou verwachten dat volwassenheid en redelijkheid de overhand krijgen, leerde ik hoe gevaarlijk diep antisemitisme in België geworteld is. Mijn ervaringen in het hoger onderwijs waren dan ook niet min. In 2020 begon ik te studeren aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen. Ik maakte vrienden, voelde me geaccepteerd, dacht dat ik gewoon een student kon zijn zoals iedereen, maar in 2021, toen er een conflict uitbrak tussen Israël en Hamas, vielen de maskers af. Mensen die ik als vrienden beschouwde, keerden zich opeens tegen mij, niet wegens iets wat ik had gezegd of gedaan, maar simpelweg omdat ik joods ben. Plotseling was ik een doelwit. In groepsgesprekken werd ik uitgescholden, openlijk veracht en uiteindelijk zelfs uit groepen gezet. Een medestudent ging zo ver dat hij mij bedreigde.
Dat was het moment waarop ik echt besefte hoe diep antisemitisme in België geworteld is, niet alleen op straat, niet alleen bij extremisten, maar overal, zelfs in het hoger onderwijs, waar we zouden moeten leren over respect, kritisch denken en verdraagzaamheid.
Maar het werd nog erger. In oktober 2023 brak opnieuw een oorlog uit in Israël, in het Midden-Oosten en de gevolgen daarvan waren hier in België onmiddellijk merkbaar. De sfeer op school veranderde. Vanaf dat moment voelde ik de haat – de antisemitische haat – in de gangen van de hogeschool. Blikken die me vroeger neutraal aankeken, waren nu vijandig. Soms voelde ik me letterlijk bekeken, alsof ik de vijand was. Ik was niet langer gewoon een student, ik was de jood. Mijn laatste semester, het semester waarin ik moest afstuderen, werd een van de moeilijkste periodes van mijn leven, niet door de academische druk, maar door de antisemitische haat die overal om me heen merkbaar was.
En toen kwam 2024, een jaar waarin ik in mijn eigen stad, in het centrum van Antwerpen, twee keer fysiek werd aangevallen. Twee keer. De eerste keer liep ik nietsvermoedend met een vriend over straat, toen een groep moslims ons plots omsingelde. Ze riepen antisemitische beledigingen, noemden ons Israëlische moordenaars en vuile joden. Voor ik goed en wel kon reageren, voelde ik de eerste klap in mijn gezicht. Mijn bril vloog op de grond, ik wankelde achteruit, ze schopten en sloegen, terwijl ze bleven schreeuwen. Mijn vriend probeerde me te beschermen, maar we waren maar met z'n tweeën tegen een hele groep. Mensen keken toe, maar niemand greep in.
De tweede aanval gebeurde slechts enkele maanden later, opnieuw in het hart van Antwerpen. Dit keer was ik alleen. Een groep van vijf of zes moslimmannen liep op me af. Ik hoorde ze zeggen: kijk, een smerige jood. Voordat ik kon weglopen, voelde ik een harde duw. Ik struikelde en toen kwamen de slagen. Ik werd tegen de grond geduwd en geschopt, mijn hoofd bonsde tegen de stoep. Deze keer eindigde ik in het ziekenhuis. Twee keer deed ik aangifte bij de politie. Twee keer werd er een pv opgesteld en twee keer gebeurde er verder niets.
Ik ben geboren in dit land, in Antwerpen, en ik woon hier al mijn hele leven, maar ik voel me hier niet meer veilig. Dit is niet normaal. Ik ben ook niet de enige. Dit is niet enkel mijn verhaal, dit is het verhaal van honderden, wellicht duizenden Belgische joden die elke dag de groeiende dreiging van antisemitisme voelen, die zich moeten afvragen of ze nog wel een keppel of davidster kunnen dragen op straat, die zich afvragen of hun kinderen wel veilig zijn op school of op de weg daarnaartoe en die zich afvragen of een klacht indienen wegens antisemitisme eigenlijk wel zin heeft. Toch wordt het probleem van antisemitisme in België onderschat. Er wordt te weinig aandacht aan besteed. Word alsjeblieft wakker, want de toestand wordt jaar na jaar erger.
Ik wil ook benadrukken dat dit niet enkel een probleem is voor de joodse gemeenschap. Dit is een probleem voor iedereen in België, want als een deel van de samenleving niet meer veilig is en als een groeiend deel van de samenleving zelfs overweegt om daarom het land te verlaten, dan valt de samenleving als geheel en zal uiteindelijk niemand nog veilig zijn.
Premier De Wever heeft al jaren een goede relatie met de joodse gemeenschap. Hij begrijpt de ernst van dit probleem en heeft zich meermaals uitgesproken tegen antisemitisme. Woorden alleen zijn echter niet genoeg. We hebben actie nodig: strengere handhaving, betere bescherming en de duidelijke, ondubbelzinnige boodschap dat antisemitisme niet getolereerd wordt. Ik vertel mijn eigen verhaal om een wake-upcall te geven. Het toenemend antisemitisme mag niet genegeerd worden. Dit moet stoppen. Ik dank u."
Dames en heren, minister, tot daar dus de noodkreet van een joodse jongeman. Ik zou zeggen, laat het tot u doordringen, herbeluister het. Ik kan u de brief uiteraard ook bezorgen.
Minister, erkent deze regering dat het antisemitisme de pan uit swingt en veel te hoog is? Erkent deze regering dat sinds de dodelijke jihadistische terreuraanslag van Hamas van 7 oktober 2023 in Israël – de grootste slachting op joden sinds de Holocaust – het vaak reeds latente antisemitisme, een extra boost heeft gekregen en dus naar de oppervlakte is gekomen? Beseft deze regering dat steeds meer joden hun joodse identiteit verbergen en bijvoorbeeld geen keppel of davidster meer dragen en dat steeds meer joden zich hier niet meer thuis voelen, zich gewoonweg onveilig voelen in onze samenleving of zelfs overwegen om België te verlaten wegens het toenemende antisemitisme?
Wil de huidige regering antisemitisme niet zomaar onder noemers als racisme en discriminatie scharen, maar het behandelen en aanpakken van antisemitisme als een specifiek hardnekkig fenomeen bestempelen? Wil de huidige regering een specifiek actieplan ontwikkelen om antisemitisme zoveel mogelijk te detecteren en te bestrijden? Het doel is uiteraard het aantal antisemitische incidenten drastisch terug te dringen en ervoor te zorgen dat elke jood zich veilig en thuis voelt in onze samenleving, in ons land en dus niet meer zijn of haar joodse identiteit verbergt en dus niet meer overweegt dit land te verlaten of dat effectief doet.
De voorbije jaren hebben heel wat joden die ik persoonlijk ken, België verlaten, onder andere of specifiek wegens het toenemende antisemitisme.
Mevrouw de minister, ik kijk uit naar uw antwoorden op mijn beklemmende en prangende vragen. Ik dank u alvast.
02.02 Minister Annelies Verlinden: Collega, sta mij, ten eerste, toe erop te wijzen dat ik altijd bewondering heb voor mensen die getuigen uit hun persoonlijke ervaring. Wij moeten daar goed naar luisteren en moeten dat ook meenemen in onze politieke besluitvorming en in ons beleid.
Mijnheer Van Rooy, ik kan u met klem bevestigen dat sinds jaar en dag inspanningen worden geleverd om de joodse gemeenschap in ons land te beveiligen vanuit de verschillende beleidsniveaus en in nauwe samenwerking met de vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap. Dat alles doen wij met de bedoeling om hen, hun instellingen, scholen en synagoges veilig te houden, maar ook om tegemoet te komen aan de gevoelens van angst en vertwijfeling die hen zouden overvallen, niet het minst na de terroristische aanval van Hamas in oktober 2023.
U zult zich allicht nog herinneren dat ik naar aanleiding van die aanval tijdens de vorige regering in mijn hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken verschillende maatregelen heb getroffen op basis van de informatie en inlichtingen die ik heb gekregen van mensen en vertegenwoordigers van leden van de joodse gemeenschap maar ook van de veiligheids- en inlichtingendiensten. De lokale politie van Antwerpen en Brussel werd bijvoorbeeld versterkt. Met bijkomende ondersteuning van de federale politie is werk gemaakt van een uniek aanspreekpunt binnen het Nationaal Crisiscentrum voor eventuele meldingen van incidenten of andere elementen.
Ik heb persoonlijk op tal van momenten verschillende ontmoetingen gehad met vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap om naar hen te luisteren en te bekijken wat wij bijkomend voor hen ter ondersteuning zouden kunnen betekenen. Dat zal ik uiteraard en vanzelfsprekend blijven doen in mijn hoedanigheid en binnen mijn bevoegdheid van minister van Justitie. Die ontmoetingen zal ik ook blijven onderhouden.
Het OCAD voorziet, wat de joodse gemeenschap betreft, in een permanente analyse van de dreiging en het Crisiscentrum bepaalt dan vervolgens op basis van die analyse de te nemen maatregelen, die vervolgens operationeel worden vertaald door de betrokken politiediensten. Er is dus, met andere woorden, een inspanning die 24 op 24 en 7 op 7 wordt geleverd op het terrein, zowel zichtbaar als niet-zichtbaar. Bovendien worden ook inspanningen geleverd achter de schermen, onder meer door de Veiligheid van de Staat, die in deze materie uiteraard ook nauw samenwerkt met diensten uit het buitenland.
Ik begrijp, mijnheer Van Rooy, dat u de situatie al lang van dichtbij opvolgt en dus zijn de dingen die ik vertel en die ik net even oplijst ter herinnering, wellicht niet nieuw voor u. Gezien uw vraag geef ik echter ook nog mee dat vanuit Justitie de dienst Gelijke Kansen als federale entiteit de federale minister bevoegd voor Gelijke Kansen ondersteunt wat betreft het gelijkekansen- en non-discriminatiebeleid met betrekking tot alle beschermde criteria van de antidiscriminatiewet. Bovendien moeten we ook samenwerken met de andere bevoegdheidsniveaus, aangezien zij uiteraard ook betrokken moeten zijn in de preventie van deze problematiek.
Mede met ondersteuning vanuit Justitie werd in november 2022 het nationaal coördinatiemechanisme voor de bestrijding van antisemitisme opgericht ter vervanging van de vroegere zogenaamde waakzaamheidscel. In dat nationaal coördinatiemechanisme zijn ook vertegenwoordigers van de deelstaten aanwezig, zodat alle informatie gedeeld wordt en ook acties gericht kunnen worden uitgerold. In een latere fase zijn inderdaad alle entiteiten opgenomen, waardoor er nu op actieve en structurele wijze overleg wordt gepleegd over de verschillende bevoegdheidsniveaus heen ter vrijwaring van de veiligheid van de joodse gemeenschap.
Het mechanisme overstijgt dus heel duidelijk de rol en de werking van die vroegere zogenaamde waakzaamheidscel, die zich voornamelijk toespitste op aspecten die verband hielden met de politie en Justitie, want ook via preventie, onderwijs en voorlichting moet kunnen worden gewerkt aan de bestrijding van antisemitisme.
Ik wil hierbij ook nog Unia vermelden, dat discriminatie bestrijdt en gelijkheid bevordert, en uiteraard verwijs ik ook naar het belang van het lokaal aanspreekpunt, zowel in de schoot van de joodse gemeenschap als in de schoot van de lokale politie en de lokale besturen. Ik weet, en dat zullen we ook blijven garanderen, dat daar een zeer grote beschikbaarheid, samenwerking en opvolging is en dat iedereen de juiste en nodige inspanningen levert om tegemoet te komen aan en een antwoord te kunnen bieden op de vele vragen en zorgen die er zijn. Uiteraard, wanneer meldingen van die aard zijn dat ze mogelijk een misdrijf vormen, zal de lokale politie daarvan een proces-verbaal opstellen, zodat ook het parket aan de slag kan met de feiten. Dat is natuurlijk ook altijd een vraag of alle feiten of alle incidenten of alle vaststellingen wel degelijk gemeld worden, waardoor er ook opvolging aan kan worden gegeven.
Ik kan dus bevestigen, collega Van Rooy, dat antisemitisme hoog op de agenda staat, niet alleen op de mijne, maar ook op die van de collega's. Het staat dus hoog op de politieke agenda, maar ook op de agenda van al onze diensten, waaronder in het bijzonder de veiligheids- en inlichtingendiensten en de politiediensten, die bijzondere bewaking en ondersteuning bieden met betrekking tot de bescherming van de veiligheid van de joodse belangen. Het staat eveneens hoog op de agenda van het openbaar ministerie wat betreft de feiten en incidenten die gemeld werden.
02.03 Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, bedankt om aandachtig te luisteren. Dat is zeer belangrijk als hier een brief van een ervaringsdeskundige wordt gebracht. Dat werd mij expliciet gevraagd.
Het is een noodkreet. Ik hoop dat u dat echt beseft. Ik hoop ook dat u echt inziet, mevrouw de minister, dat dit, zoals de briefschrijver terecht schreef, slechts een van de talloze verhalen is. Deze man heeft zich echter de moeite getroost om dat volledig uit te schrijven in een brief.
De vraag is natuurlijk welke lessen hieruit effectief worden getrokken. U hebt een aantal dingen opgesomd die ik uiteraard ook wel wist, maar ik stel natuurlijk vast dat die niet volstaan, minister. Als ik dan het regeerakkoord lees, ik heb dat ook gezegd bij de bespreking ervan, waarin de term antisemitisme is geschrapt uit de passage over het interfederaal actieplan tegen discriminatie, dan zetten we geen stappen vooruit maar achteruit. Waarom is die term daaruit geschrapt? Ik heb die vraag toen ook opgeworpen. Ik begrijp dat niet. Die term stond wel in een eerdere versie van het regeerakkoord, maar nu staat hij er niet meer in.
Daarom heb ik ook expliciet aan u gevraagd – u hebt daar eigenlijk niet op geantwoord – of deze regering erkent dat antisemitisme een specifiek fenomeen is dat los moet worden gezien van termen zoals racisme en discriminatie. Dat is iets wat op zichzelf staat. Het is niet alleen eeuwenoud en komt altijd terug, maar het komt ook steeds terug in verschillende vormen en gedaanten. De laatste jaren en decennia is de situatie nog verslechterd. U zit al langer in de politiek dan ik, dus u hebt dat toch gezien? Daarvoor had u deze brief toch niet nodig?
Als minister zou ik dan denken dat we ergens falen, we iets verkeerds doen. Maar als ik u al die dingen hoor opsommen, dan raakt u volgens mij nergens de kern van het probleem aan. Ik hoor dat er in zovele gevallen eigenlijk niks gebeurt. Klachten worden ingediend, meldingen worden gedaan, maar als de dader al gevat wordt, dat is natuurlijk nog maar de vraag, dan komt hij er zeer goedkoop van af. Als er al een straf wordt gegeven, dan is dat een belachelijk fopstrafje. Zo zal er niets verbeteren.
Ten tweede over de cijfers, en ik baseer mij dan op politionele cijfers die een zeer groot dark number verbergen, zoals ook de Antwerpse burgemeester Bart De Wever zelf heeft toegegeven. Voor elk antisemitisch incident dat tot bij de politie geraakt, zijn er meerdere, misschien wel tien per aangegeven incident, waar nooit aangifte van wordt gedaan. Die cijfers komen niet in de statistieken, omdat die joodse mensen zich afvragen waarom ze aangifte zouden doen aangezien het toch niets oplevert.
Dat is de essentie van het probleem. Er is eigenlijk geen serieuze strafmaat voor mensen die zich bezondigen aan antisemitisme. Denk aan de vrijspraak van Herman Brusselmans, denk aan de oproep in het Arabisch hier in Brussel om joden te verbranden. Hoe zit het daarmee? Is die man opgespoord? Wordt die man vervolgd? Niemand die het weet, maar ik denk het niet, anders zouden we het wel weten.
Tot slot is het natuurlijk zo dat elke dag opnieuw antisemitisme wordt geïmporteerd. Dat heb ik ook al ettelijke malen aangekaart, maar dat is natuurlijk niet uw bevoegdheid. Kijk eens naar de landen van herkomst van het gros van de asielzoekers: Syrië, Afghanistan, de Palestijnse gebieden, Turkije. U weet, mevrouw de minister, dat daar het antisemitisme met de paplepel wordt ingegeven door de media, door het onderwijs, door het regime.
Het antisemitisme zal alleen maar erger worden als de pakkans en de strafmaat niet verhogen, en ook niet als onze grenzen blijven openstaan voor het antisemitisme uit het Midden-Oosten en bij uitbreiding uit de hele islamitische wereld. Ik zal dat blijven aankaarten.
Motions
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Sam Van Rooy en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van de heer Sam Van Rooy en het antwoord van de minister van
Justitie, belast met de Noordzee
- gelet op het feit dat zowel uit onderzoek als uit de meldingen, klachten en politionele vaststellingen, evenals uit talloze verhalen (in de pers en op sociale media), blijkt dat het antisemitisme toeneemt;
- overwegende dat sinds de dodelijk jihadistische terreuraanslag van Hamas van 7 oktober 2023 in Israël (de grootste slachting op Joden sinds de Holocaust) het vaak reeds latent aanwezige antisemitisme een extra boost heeft gekregen en naar de oppervlakte is gekomen;
- gelet op het feit dat dit antisemitisme zowel onlineberichten met haat en bedreigingen als intimidatie op straat, verbale scheldpartijen en fysiek geweld betreft;
- overwegende dat steeds meer Joden in dit land (met name in Antwerpen en Brussel) zich door het toenemende antisemitisme steeds minder thuis voelen in onze samenleving, zich onveilig voelen, zichzelf censureren door hun keppel of davidster te verbergen en/of zelfs overwegen om België te verlaten;
vraagt de regering
- antisemitisme niet zomaar onder noemers als 'racisme' en 'discriminatie' te scharen, maar het te beschouwen en te behandelen als een specifiek hardnekkig fenomeen;
- te erkennen dat antisemitisme dus ook een specifieke aanpak vereist;
- te erkennen dat het antisemitisme in onze samenleving problematisch hoog is;
- een specifiek actieplan te ontwikkelen in overleg met de Joodse gemeenschap om antisemitisme zoveel mogelijk te detecteren en te bestrijden, met als doel het aantal antisemitische incidenten sterk terug te dringen en ervoor te zorgen dat elke Jood in onze samenleving zich veilig én thuis voelt (en dus niet meer zijn of haar Joodse identiteit verbergt, en dus niet meer overweegt om dit land te verlaten)."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Sam Van Rooy et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Sam Van Rooy
et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord,
- eu égard au fait qu'il ressort à la fois d'enquêtes et de signalements, de plaintes et de constatations policières, ainsi que de nombreux récits (dans la presse et sur les médias sociaux) qu'une montée de l'antisémitisme est observée;
- considérant que depuis l'attentat terroriste jihadiste meurtrier perpétré par le Hamas le 7 octobre 2023 en Israël (le plus grand massacre de Juifs depuis l'Holocauste), l'antisémitisme souvent déjà latent a reçu une impulsion supplémentaire et est remonté à la surface;
- eu égard au fait que cet antisémitisme s'exprime tant par des menaces et des messages de haine en ligne que par des intimidations dans la rue, par des attaques verbales et par des violences physiques;
- considérant qu'en raison de la montée de l'antisémitisme, de plus en plus de Juifs dans notre pays (notamment à Anvers et à Bruxelles) se sentent toujours plus déphasés dans notre société, éprouvent un sentiment d'insécurité, s'autocensurent en dissimulant leur kippa ou leur étoile de David et/ou envisagent même de quitter la Belgique;
demande au gouvernement:
- de ne pas simplement ranger l'antisémitisme sous des catégories telles que "le racisme" et "la discrimination", mais de le considérer comme un phénomène spécifique persistant et de le traiter comme tel;
- d'admettre que l'antisémitisme requiert dès lors également une approche spécifique;
- de reconnaître que le problème de l'antisémitisme est particulièrement aigu dans notre société;
- d'élaborer un plan d'action spécifique en concertation avec la communauté juive, afin d'identifier et de combattre au maximum l'antisémitisme, et ce dans le but de réduire significativement le nombre d'incidents antisémites et de faire en sorte que chaque Juif se sente en sécurité et à sa place dans notre société (et par conséquent qu'il ne dissimule plus son identité juive et n'envisage plus de quitter notre pays)."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Steven Matheï.
Une motion pure et simple a été déposée par M. Steven
Matheï.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Pour votre information, à l’avenir, si l’auteur de la question n’est pas présent, je remettrai la question à la fin de l’ordre du jour, pour ne pas modifier l’ensemble de l’ordre du jour.
03.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): De deontologie van de magistraat vereist verschillende kwaliteiten en waarden. Vandaag zou er niet ten volle kunnen worden nagegaan of kandidaat-magistraten daaraan volledig voldoen, omdat er te weinig info voorhanden is over het tucht- en strafrechtelijke verleden. Dat verleden kan nochtans een belangrijk onderdeel zijn bij de beoordeling of iemand al dan niet geschikt is om magistraat te worden. Bij andere beroepsgroepen, bijvoorbeeld bij kandidaat-politieagenten, vindt er op voorhand ook een uitgebreide screening plaats en zelfs een vorm van moraliteitsonderzoek. Ze hebben daartoe toegang tot de ANG-databank. Er wordt geopperd om een uitgebreidere toegang toe te laten voor kandidaat-magistraten, om zo de beoordeling volledig te kunnen doen.
Mevrouw de minister, hebt u een vraag gekregen van de Hoge Raad voor de Justitie om een uitgebreidere screening te kunnen doen en toegang te hebben tot databanken in functie van de volledige bevraging? In concreto gaat het dus over toegang tot de ANG-databank of de MaCH-databank. Wat is uw mening over deze verruimde toegang in het kader van het proces om magistraat te worden? Welke wijzigingen dienen daarvoor dan te gebeuren?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Van Vaerenbergh, mijn diensten hebben bij mijn weten en behoudens vergissing geen recente vragen gekregen van de Hoge Raad voor de Justitie in verband met een uitgebreide toegang tot bepaalde databanken met het oog op de benoeming van kandidaat-magistraten.
Voor de benoemingsvoorwaarden moet een onderscheid worden gemaakt tussen de magistraten in opleiding enerzijds en de kandidaat-magistraten anderzijds. De organisatie van het vergelijkende toegangsexamen tot de gerechtelijke stage gebeurt door de Hoge Raad, maar de benoeming van de magistraten in opleiding gebeurt door de minister van Justitie.
Op basis van artikel 287quinquies, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek kan een laureaat van het examen slechts worden benoemd wanneer hij blijk geeft van een gedrag dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking en wanneer hij de burgerlijke en politieke rechten geniet. De voorwaarde met betrekking tot het gedrag wordt bewezen door middel van een uittreksel uit het strafregister waaruit blijkt dat de kandidaat niet werd veroordeeld, zelfs niet met uitstel, bij een in kracht van gewijsde gaande veroordeling tot enige correctionele of criminele straf, tenzij hij in eer en rechten hersteld is. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet dat op het einde van de gerechtelijke stage de magistraat in opleiding die de stage met vrucht heeft voltooid ambtshalve wordt benoemd tot kandidaat-magistraat. Aangezien de wetgever hier heeft voorzien in een ambtshalve benoeming, kan de Koning of de minister die niet weigeren of afhankelijk maken van een wettelijke bepaling die niet in het Gerechtelijk Wetboek is voorzien. Bij kandidaatstelling op vacante betrekkingen tot magistraat wordt eveneens telkenmale de kandidatuur getoetst aan het voormelde artikel 287quinquies en wordt een uittreksel van het strafregister gevoegd aan het dossier dat aan de Hoge Raad wordt voorgelegd.
Een verruimde achtergrondcheck van de magistraten in opleiding of van de kandidaat-magistraten lijkt mij vandaag binnen het bestaande wettelijk kader dan ook niet mogelijk. Een dergelijke evolutie zou mijns inziens kunnen plaatsvinden in het bredere debat omtrent, enerzijds, een actualisatie van de algemene benoemingsvoorwaarden voor zowel magistraten als gerechtspersoneel en, anderzijds, een eventuele veiligheidsscreening van de leden en personeelsleden van de rechterlijke orde, voorafgaand aan de indiensttreding. Een mogelijke actualisatie van de algemene benoemingsvoorwaarden voor zowel magistraten als gerechtspersoneel of de invoering van een veiligheidsscreening dient in elk geval, zoals gezegd, bij wet te worden vastgelegd, en die zal uiteraard rekening moeten houden met alle relevante aspecten, met inbegrip van het respect voor het privéleven.
03.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, uiteraard kan een verruimde screening niet worden ingevoerd zonder een wetswijziging. Mijn vraag was ingegeven door het feit dat niet elk antecedent tot een strafrechtelijke veroordeling leidt die te traceren is op een strafblad. Uiteraard moeten magistraten onfeilbaar en volledig onbesproken zijn.
Wij volgen het verder op en bekijken of een eventuele aanpassing in de toekomst nodig is.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
04.01 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, il m’est revenu que la Direction générale des Établissements pénitentiaires (EPI), Direction Soutien logistique, refuserait désormais toute nouvelle autorisation d’accès aux prisons dans le cadre de recherches scientifiques ou de recherches en vue d’un mémoire. Cette mesure serait justifiée par la nécessité de donner la priorité aux besoins opérationnels essentiels pour gérer les effets de la surpopulation carcérale.
Je ne disconviens pas que la situation actuelle dans nos prisons est difficile mais il est dommageable que des établissements pénitentiaires ne puissent plus faire l’objet d’accès pour toutes celles et tous ceux qui souhaiteraient en étudier le fonctionnement et l’enjeu sociétal qu’ils constituent.
Madame la ministre, cette interdiction est-elle réelle? Celle-ci est-elle valable pour toute la durée de la législature? Des exceptions existent-elles? Si oui, de quel ordre?
04.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur De Smet, il convient de souligner qu'il ne s'agit pas d'une interdiction générale mais d'une restriction. Toutes les demandes de recherche ne sont donc pas refusées. Un filtre plus strict est utilisé pour les demandes de recherche. Ainsi, l'approbation n'est accordée que si cela ajoute réellement de la valeur à l'organisation et/ou si cela est lié à des subventions. Une recherche peut également se poursuivre à la demande de l'établissement pénitentiaire si cela correspond à sa charge de travail. Cette mesure entrera en vigueur en 2025 et sera évaluée en fin d'année.
04.03 François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je reviendrai peut-être avec une autre question pour en savoir plus sur les critères. J'entends bien les critères que vous mentionnez quant à la plus-value sur l'organisation ou au lien avec des subventions mais il y a peut-être d'autres motifs pour faire des études universitaires, par exemple, sur les droits fondamentaux des détenus. Nous veillerons sur ce dossier à l'avenir et essaierons d'avoir plus de précisions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, radicalisering en extremisme is een thema vandaag, en dat in alle richtingen; we hebben het daarnet ook gehoord. Toch maak ik me ook wat zorgen over het toenemende extremisme bij jongeren en het toenemende radicalisme in de richting van het extreemrechtse gedachtegoed.
In het licht van het recente vonnis tegen iemand uit Diepenbeek die lid was van een online extreemrechtse organisatie, vraag ik me af hoe we daarmee moeten omgaan en wat het aandeel is van dit soort organisaties in het geheel van extremisme. Enerzijds is er het toenemende fenomeen waarbij vooral jongeren worden gerekruteerd en aandacht krijgen in polariserende debatten. Anderzijds gaat het meer en meer om het gebruik van online instrumentalisering. Er moet een belangrijk onderzoek gebeuren naar allerlei vormen van extremisme, maar zeker naar het extreemrechtse gedachtegoed, dat hoe langer hoe meer aanleiding geeft tot dreiging en oproepen tot aanslagen.
Hebt u zicht op dit soort extremistische activiteiten? Bestaat daarvan een overzicht?
Bestaat er daarvoor een samenwerkingsverband tussen buitenlandse veiligheidsdiensten en de Veiligheid van de Staat? Die spitsen zich namelijk toe op dit soort onderzoeken, zoals we ook hebben gehoord in de hoorzitting rond de staatsveiligheid.
Zijn er specifieke programma's? We weten dat lokale besturen daarrond hard werken.
Dit soort ideologieën is nefast voor stabiele samenlevingen. We moeten daarop werken.
05.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Yzermans, de Veiligheid van de Staat voert onderzoek naar rechts-extremisme aan de hand van een inlichtingendossier. Het onderzoekswerk dient in de eerste plaats om het bestaan van een dreiging te objectiveren en desgevallend om de omvang van de dreiging te bepalen. Sommige dossiers worden na een kort onderzoek afgesloten wanneer blijkt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zich een dreiging zal manifesteren. Andere dossiers lopen over een langere periode. De Veiligheid van de Staat communiceert evident niet over concrete, lopende inlichtingendossiers.
Tussen 2022 en 2024 bleek bijna een op de drie personen die gewelddadige acties overwogen in België jonger dan 18 jaar te zijn. Een kwart van die groep had overtuigingen die gelinkt zijn aan rechts-extremisme of haat tegen het establishment. Hoewel het type dreigingen dat werd onderzocht in de betreffende dossiers veel verschillen vertoont, hadden bijna alle dossiers betrekking op onlineactiviteiten van minderjarigen. Die activiteiten bestonden hoofdzakelijk uit communicatie in gesloten en open online communicatieplatformen waar problematische narratieven werden gedeeld en rechts-extremistische propaganda werd verspreid. In enkele ernstige gevallen ging het om het uiten van intenties tot het plegen van geweld als veruitwendiging van hun ideologie.
Binnen het kader van haar wettelijke opdrachten wisselt de Veiligheid van de Staat continu en structureel inlichtingen uit met andere inlichtingen- en veiligheidsdiensten op nationaal, maar ook op internationaal niveau. Met name voor de opvolging van onlineactiviteiten van rechts-extremistische actoren is die internationale samenwerking essentieel, gezien het wereldwijde karakter van dat fenomeen.
Wat betreft de specifieke programma's of initiatieven ten aanzien van de ouders, zijn de deelstaten bevoegd. Een van de maatregelen van de strategie-TER waarnaar in dit verband nog kan worden verwezen, is de oprichting van een LIVC-R. Het is essentieel om duidelijk te maken dat de LIVC-R niet uitsluitend gericht is op de begeleiding van een persoon die al betrokken is in een proces van radicalisering, maar ook op de ontwikkeling van projecten voor secundaire of zelfs primaire preventie en initiatieven op gemeentelijk niveau.
Qua politionele maatregelen tracht de centrale directie DJSOC in samenwerking met Europol en verschillende lidstaten te werken op de verschillende platformen teneinde de verspreiding zo goed mogelijk te laten verwijderen. Wanneer profielen, content of groepen worden aangetroffen met een link naar ons land, wordt een pv opgesteld om vervolgens het profiel te identificeren en een onderzoek op te starten. Via Europol kan steeds worden gevraagd om met bepaalde platformen in dialoog te gaan, bijvoorbeeld wanneer een stijging van propaganda wordt vastgesteld.
05.03 Alain Yzermans (Vooruit): Ik ben tevreden dat er initiatieven worden genomen. De aandacht voor dergelijke fenomenen moet blijvend zijn. Eender welke vorm van extremisme die aanleiding geeft tot oproepen tot geweld of het plegen van aanslagen destabiliseert onze samenleving. Waarden als gelijkwaardigheid, tolerantie en vrijheid van denken moeten we blijven bepleiten. Dat is altijd een moeilijke oefening, want het gaat in alle richtingen, maar polariserende oproepen die leiden tot geweld kunnen nooit ondersteunend zijn voor een maatschappij die predikt om bewogen te zijn en iedereen gelijke kansen te geven. Zoals ik al zei, moeten we daar blijvende aandacht voor hebben, het fenomeen op sociale media blijven opvolgen en alle wapens daartegen blijven ondersteunen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Alain Yzermans (Vooruit): De overbevolking in onze Belgische gevangenissen is een prangend probleem. Die plaat wordt grijsgedraaid in deze commissie, maar dat betekent niet dat we hieraan geen blijvende aandacht moeten geven. We moeten blijven onderstrepen dat hiervoor oplossingen moeten worden gezocht.
In de toelichting die u enkele weken geleden gaf, viel me een getal op. Het grote aantal mensen van buitenlandse afkomst speelt ons namelijk parten in de globale oefening om onze gevangenissen te ontlasten. De cijfers waarover ik vandaag beschik, gaan zelfs nog verder. Zo is 44 % van de gedetineerden in onze gevangenissen afkomstig uit het buitenland en heeft 31,5 % van de totale populatie zelfs geen geldige verblijfsvergunning.
Die onwettigheid vertaalt zich dan ook bij de gevangenen die worden vrijgelaten. Ongeveer twee derde van de gevangenen die worden vrijgelaten, verdwijnt spoorloos en een derde wordt teruggestuurd. Dat zijn verontrustende cijfers voor een stabiele en evenwichtige samenleving. U hebt daaraan aandacht besteed in het regeerakkoord, waaruit ik een aantal passages heb gelezen.
Mevrouw de minister, welke specifieke maatregelen zult u nemen om de sans-papiers in de gevangenissen in kaart te brengen? Ik pleit voor een en-en-enoplossing, maar we zullen al die fenomenen goed in kaart moeten brengen, de samenwerkingsovereenkomsten goed moeten onderzoeken en nagaan welke er werken en welke niet en waar we nog kunnen uitbreiden. Dat alles samen kan immers leiden tot evenwichtigere populatie in onze gevangenissen.
06.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Yzermans, voor uw eerste vraag verwijs ik u graag door naar mijn collega Van Bossuyt.
Verder is het van belang om een onderscheid te maken tussen de terugkeer vanuit de gevangenis, die mogelijk is vanaf zes maanden voor het strafeinde, waarvoor we samenwerken met de Dienst Vreemdelingenzaken, en de tussenstaatse overbrenging, waarbij een gedetineerde de rest van zijn straf uitzit in een derde land, doorgaans het land van herkomst.
België is het enige land ter wereld dat een verdrag met Marokko heeft gesloten dat een tussenstaatse overbrenging zonder instemming van de betrokkene toelaat. Dit verdrag legt echter ook zeer strikte voorwaarden op voor een overbrenging zonder instemming, waardoor niet alle gedetineerden met de Marokkaanse nationaliteit in aanmerking komen voor een overbrenging.
Daarnaast werkt de FOD Justitie samen met de Dienst Vreemdelingenzaken aan de terugkeer vanuit de gevangenissen. Die is mogelijk vanaf zes maanden voor strafeinde. Door de heropstart van de relatie met Marokko in 2024 konden vorig jaar 232 mensen zonder recht op verblijf worden teruggestuurd, waarvan 132 vanuit de gevangenissen. Op die weg moeten we mijns inziens verder blijven gaan. Door de versterking van de samenwerking met Marokko, die niet alleen justitie maar ook asiel en migratie aanbelangt en ook een ketenaanpak vraagt, moeten we de terugkeer van Marokkanen in onwettig verblijf vanuit onze gevangenissen nog verder kunnen verhogen.
Samen met mijn collega bevoegd voor Asiel en Migratie, zal ik ook bekijken of de DVZ de identificatie en de voorbereiding van de terugkeer nog vroeger zou kunnen opstarten, zodat een snellere terugkeer wordt verwezenlijkt en we op die manier ook de druk op onze gevangenissen kunnen verlichten.
U vroeg mij ten slotte ook naar de terugkeer van mensen met een Europese nationaliteit vanuit onze gevangenissen. Eerst en vooral wil ik onderstrepen dat België sinds 2013 in de top vijf staat op het vlak van het aantal uitgaande overbrengingen naar andere Europese lidstaten en daarmee zelfs landen als Duitsland, Frankrijk en Spanje voorafgaat. Dit gezegd zijnde moeten we ook vaststellen dat niet alle Europese onderdanen in onze gevangenissen in aanmerking komen voor een tussenstaatse overbrenging. Velen onder hen hebben weliswaar een andere nationaliteit, maar hebben bijvoorbeeld wel recht op verblijf, zijn in België geboren, hebben hier een sterke familiale binding of komen niet in aanmerking omdat de doorlooptijd om een overbrenging te realiseren te kort is.
Daarnaast komen Europese burgers in onwettig verblijf in onze gevangenissen eveneens in aanmerking voor vrijwillige of gedwongen terugkeer. Ook daarvoor zal ik uiteraard samenwerken met mijn collega voor Asiel en Migratie en de DVZ, die verantwoordelijk zijn voor de terugkeer van mensen in onwettig verblijf.
06.03 Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
07.01 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le président, je vous remercie pour avoir inversé les questions, ce qui m'a permis d'arriver.
Madame la ministre, nous apprenions dans le journal Le Soir que un courriel sur 10 qui entrait ou sortait de la Sûreté de l'État aurait été détourné entre 2021 et 2023 par un groupe de hackers lié à la Chine et qui exploitait la faille d'un logiciel de sécurité de la firme américaine Barracuda. Il s'agirait du plus grave incident de sécurité qu'ait connu le service civil de renseignement.
Si les données classifiées ne seraient pas concernées – j'emploie le conditionnel –, ce hacking est inquiétant car il a touché vraisemblablement des données à tout le moins sensibles. L'enquête interne ne permettrait pas, à notre connaissance, de savoir avec précision quels courriels ont été siphonnés, et donc quelles identités du personnel de la Sûreté ont potentiellement été compromises.
Par ailleurs, nous apprenons que la Sûreté de l'État a porté plainte et que le Comité R a pour sa part produit un rapport dont le contenu est classifié, en ce compris pour la commission d'accompagnement dont je fais partie.
Madame la ministre, tout en garantissant éventuellement la confidentialité qui s'impose, pouvez-vous me communiquer les informations en votre possession concernant cette attaque informatique, ses impacts potentiels sur nos services et leur personnel? Les questions indirectes sont importantes. Quelles mesures ont-elles été prises pour remédier à ces failles et à leurs conséquences? Concernant les auteurs de cette attaque, quelles mesures sont-elles prises, tant sur le plan judiciaire et sécuritaire que diplomatique, le cas échéant?
07.02 Alexander Van Hoecke (VB): Mijnheer de voorzitter, de omstandigheden zijn al uitvoerig geschetst dus ik zal het heel kort houden.
Tussen 2021 en 2023 werden gegevens van de Veiligheid van de Staat gestolen. Naar alle waarschijnlijkheid is dat gebeurd door een hackerscollectief dat spioneert voor de Chinese overheid. De hackers slaagden erin om in die tijdsperiode een op tien e-mails bij de Veiligheid van de Staat te onderscheppen. Het zou gaan om het zwaarste veiligheidsincident binnen de Veiligheid van de Staat ooit.
Wanneer werd die datadiefstal precies ontdekt en hoe? Was u daarvan als minister al langer op de hoogte? Of was een van uw voorgangers op de hoogte?
Wat heeft de Veiligheid van de Staat ondertussen ondernomen om de cybersecurity te verbeteren? Ik begrijp dat u daarover niet al te zeer in detail kunt gaan, maar het zou wel interessant zijn om te weten in welke richting er stappen ondernomen zijn om ervoor te zorgen dat dit niet opnieuw kan gebeuren.
Zijn er de afgelopen jaren nog andere pogingen tot datadiefstal geweest bij de Veiligheid van de Staat? Zo ja, uit welke hoek kwamen die pogingen dan? Hebben we daarover vermoedens of weten we het zeker? Waren die pogingen succesvol of niet?
De Chinese ambassade reageerde eerst niet op de berichtgeving. Vervolgens ontkende ze dat ze achter de hacking zat. Hebt u de ambassadeur persoonlijk om uitleg gevraagd over het incident? Zo niet, zult u dat nog doen? Zo ja, wat leverde het gesprek precies op?
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Recent
is aan het licht gekomen dat vermoedelijke Chinese hackers tussen 2021 en 2023
gevoelige gegevens van de Staatsveiligheid hebben gestolen. Via een kwetsbaarheid
in de beveiligingssoftware van het Amerikaanse softwarebedrijf Barracuda kregen
de hackers toegang tot zowat 10 % van de inkomende en uitgaande e-mails
van de VSSE.
Deze
diefstal van gevoelige informatie, waaronder persoonlijke gegevens van personeelsleden,
is bijzonder zorgwekkend, ook gezien eerdere incidenten waarbij Chinese hackers
Belgische overheidsdiensten hebben geviseerd. Er werd een klacht ingediend bij
het federaal parket maar intussen ontkent de Volksrepubliek China in alle toonaarden
en spreekt ze van “valse informatie over zogenaamde Chinese hackers en de
vermeende dreiging vanuit China”.
Kan u
bevestigen dat er inderdaad gevoelige informatie, waaronder persoonlijke
gegevens van personeelsleden, buitgemaakt werd door de hackers?
Welke
stappen werden sinds de ontdekking van de cyberaanval ondernomen om de schade
te beperken en verdere datalekken te voorkomen?
Zijn
er specifieke maatregelen genomen om de beveiliging van de communicatie en
gegevens binnen de VSSE te versterken?
In
welke mate is het Amerikaanse bedrijf Barracuda medeverantwoordelijk voor deze
hacking? Werd de ‘kwetsbaarheid’ in het systeem intussen verholpen en hoe wordt
het systeem verder geoptimaliseerd?
Werden
al mogelijke diplomatieke stappen besproken binnen de regering ten aanzien van
de Chinese Volksrepubliek, in reactie op deze en eerdere cyberaanvallen op
Belgische overheidsdiensten?
07.04 Annelies Verlinden, ministre: Chers collègues, fin mai 2023, la Sûreté de l'État a découvert la présence d'une vulnérabilité dans le système de sécurité des e-mails de Barracuda qu'elle utilisait. Cette faille active du 4 février 2021 au 31 mai 2023 aurait pu permettre un accès non autorisé aux communications traitées par ce système. Il importe de souligner que les données classifiées ne transitent pas par ce canal, limitant ainsi l'impact potentiel sur la sécurité de nos services.
Dès la détection de la faille, plusieurs mesures correctives ont été mises en œuvre. Le système de passerelle de sécurité e-mail vulnérable a été entièrement remplacé par une autre solution. En outre, la Sûreté de l'État a appliqué strictement les recommandations de son data protection officer et de l'Autorité de protection des données (APD).
De verantwoordelijkheid blijkt inderdaad mede te liggen bij het Amerikaanse bedrijf Barracuda, waarvan de Veiligheid van de Staat klant was. Het Barracudasysteem wordt intussen niet meer gebruikt. De vorige minister van Justitie en het Comité I werden in 2023 meteen geïnformeerd door de Veiligheid van de Staat, die geen andere poging tot datadiefstal heeft vastgesteld. De attributie aan een Chinese hackersgroep komt van de beveiligingsfirma Mandiant, die spreekt van “suspected links to China”. De Veiligheid van de Staat heeft zelf geen sluitende attributie kunnen doen.
Het gerechtelijk onderzoek naar dit alles is lopende en u zult daarom willen begrijpen dat ik daarover geen verdere uitspraken kan doen.
07.05 Khalil Aouasti (PS): Je vous remercie, madame la ministre, pour les réponses.
J'entends que plusieurs volets sont classifiés et suis rassuré d'apprendre que nous n'utilisons plus ce système mais bien un autre système. J'ose espérer que le nouveau système ne comporte pas de porte dérobée qui nous rend susceptible de revivre les mêmes choses.
Au-delà des informations classifiées, nous savons que dans les incidents de sécurité, la question du personnel est primordiale. À partir du moment où des identités de personnel ont pu être dévoilées, il s'agit de voir et de s'assurer que, dans la gestion de ces incidents de sécurité et dans la protection de notre personnel et des pressions potentielles pouvant s'exercer sur lui indirectement pour obtenir certaines informations classifiées, tout soit mis en œuvre pour éviter ce genre d'incident. À cet égard, la sécurité est vraiment capitale.
Pour votre information, madame la ministre, j'ai été étonné ce matin de recevoir un courriel de l'ambassade de Chine qui était apparemment informée de la question que j'allais poser aujourd'hui et qui m'a envoyé un plaidoyer m'indiquant qu'elle était elle-même victime de ces tentatives de piratage et qu'elle vous encourageait à combattre ce phénomène avec nous.
07.06 Alexander Van Hoecke (VB): Ik heb hetzelfde mailtje van de Chinese ambassade in mijn mailbox ontvangen.
Mevrouw de minister, het was mij niet duidelijk of u al dan niet overleg hebt gehad met de Chinese ambassadeur. (Nee) Ik vraag het gewoon voor de duidelijkheid.
Het is enigszins geruststellend dat de impact beperkt is. Er is het mailtje dat ik heb gekregen, waarin de Chinese ambassade stelt totaal niet achter de zaak te zitten en zegt dat zij zoiets nooit zou doen. Laten we onszelf echter niets wijsmaken, zelfs al zou de ambassade met die zaak niets te maken hebben, dan nog weten we hoe die praktijken in hun werk gaan of waar het probleem ligt. We weten dat de dreiging reëel is en we dragen de verantwoordelijkheid om daarover te waken. In uw hoedanigheid van minister van Justitie draagt u mee de verantwoordelijkheid om daarover te waken.
Ik zou u daarom willen oproepen om de cyberbeveiliging van nabij op te volgen en regelmatig met de Veiligheid van de Staat samen te zitten om de specifieke cyberdreiging te bespreken. Implementeer ook aanbevelingen zoals de aanbevelingen van het Centrum voor Cybersecurity.
Eerste minister De Wever verklaarde twee weken geleden nog dat er blijkbaar een aanbeveling van het Centrum voor Cybersecurity is geweest om Chinese apps zoals Temu niet te installeren op apparaten van het overheidspersoneel. Leg dat op tafel binnen de regering en implementeer die maatregel minstens binnen Justitie. Dat lijkt mij een kwestie van gezond verstand te zijn en vooral ook laaghangend fruit voor de beveiliging van onze data.
07.07 Sophie De Wit (N-VA): Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Ik zal mijn mailbox toch eens dubbelchecken op mails van de ambassade. Dat is misschien bij de spamberichten terechtgekomen.
Alle gekheid op een stokje, de les die men daaruit moet leren is dat men heel voorzichtig moet zijn en alles in het werk moet stellen om te voorkomen dat vertrouwelijke gegevens en gegevens over veiligheid zomaar te grabbel zouden kunnen worden gegooid. Daarover moeten we waken, ongeacht wie het zou zijn geweest. Dat is de belangrijkste les die we uit dergelijke zaken moeten trekken. Het zal niet de eerste keer zijn dat zoiets gebeurt en ik vrees ook niet de laatste keer.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
08.01 Anthony Dufrane (MR): Madame la ministre, je vais commencer par envoyer quelques félicitations aux services de la Justice et de la Police parce qu'ils ont démantelé tout récemment un réseau criminel albanais impliqué dans un immense trafic de drogue en Belgique. Cependant, la présence de ces organisations bien structurées reste une menace pour la sécurité intérieure et nécessite une réponse adaptée des autorités judiciaires et policières.
Je vais aller directement aux questions. Des mesures spécifiques sont-elles prévues pour empêcher le retour et la reconstruction, reconstitution des réseaux criminels albanais en Belgique après leur démantèlement? La Belgique renforce-t-elle sa coopération judiciaire et policière avec l'Albanie et d'autres pays européens pour une lutte plus efficace contre ces organisations? Et enfin, des moyens supplémentaires sont-ils prévus ou à l'étude pour le département de la Justice afin d'intensifier la lutte contre ces réseaux?
08.02 Minister Annelies Verlinden:
Merci collègue Dufrane pour votre question.
La lutte contre
les réseaux criminels organisés, y compris ceux impliqués dans le trafic de
drogue, constitue une priorité absolue pour les autorités judiciaires et
policières belges. Les organisations criminelles albanaises, souvent très
structurées et internationalement actives, nécessitent une approche stratégique
combinant une répression efficace et une coopération transfrontalière
renforcée. La Belgique reste pleinement engagée dans la lutte contre les
réseaux criminels organisés par la mise en place de mesures nationales
efficaces et par une coopération étroite avec ses partenaires européens et
internationaux.
Notre pays entend
démanteler ces organisations tout en prévenant leur reconstruction. Le
renforcement des moyens humains, financiers et technologiques constitue un
élément-clé pour une réponse judiciaire et policière adaptée aux nouvelles
réalités criminelles. Au sein de la police judiciaire fédérale, un centre
d'expertises spécialisé en criminalité organisée albanophone effectue un suivi
constant des groupes criminels albanais. Celui-ci centralise les données et
fournit une vue d'ensemble nationale pour détecter les signes de
réorganisation.
Concernant le renforcement de la coopération judiciaire et policière avec l'Albanie et d'autres pays européens, la lutte contre les organisations criminelles albanaises en Belgique passe inévitablement par une collaboration étroite avec les autorités albanaises et européennes. Une initiative clé est déjà la collaboration active de la Belgique avec EuroJust, Europol et Interpol qui permet une coordination judiciaire optimale ainsi qu'un partage efficace des renseignements sur ces réseaux criminels albanais. Il s'agit notamment d'un protocole conclu par le parquet fédéral en 2000. Une coopération bilatérale avec l'Albanie a été renforcée. Il s'agit notamment d'un protocole conclu par le parquet fédéral en 2011, mis à jour en 2024 dans le cadre de la lutte contre les bandes itinérantes et la traite des êtres humains. Le parquet fédéral a également conclu un protocole de coopération avec le SPAK (Special Structure against Corruption and Organized Crime) en 2021. Celui-ci a permis de développer une coopération judiciaire étroite et fructueuse qui s'est encore renforcée à la suite du dossier Sky ECC. Cela a permis l'ouverture de plusieurs dossiers qui ont donné suite à plusieurs interventions et arrestations.
Nous renforçons également notre présence dans les pays d'origine et de transit de la cocaïne en Amérique du Sud, où les réseaux criminels albanais sont de plus en plus impliqués dans l'organisation d'expédition de drogue vers notre pays. Plus tôt nous pourrons empêcher les drogues d'entrer dans ces pays, ce que l'on appelle l’Upstream disruption, mieux, nous pourrons tenter de freiner le flux de cocaïne et la violence qui l'accompagne en Belgique.
08.03 Anthony Dufrane (MR): Je tiens à remercier Mme la ministre pour cette réponse plus que complète et surtout rassurante et encourageante pour la suite.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
09.01 Anthony Dufrane (MR): Madame la ministre, même si l’unité Disaster Victim Identification (DVI) dépend du SPF Intérieur, elle travaille plus particulièrement avec le département de la Justice dans le cadre de crimes non élucidés. En 2024, elle a permis d’identifier 118 corps en Belgique, mais son travail repose sur des moyens techniques et humains qui doivent suivre l’évolution des besoins et des nouvelles technologies.
Le gouvernement prévoit-il de renforcer les moyens alloués à cette unité essentielle pour l’identification des victimes de catastrophes?
La DVI dispose-t-elle des ressources humaines et matérielles suffisantes pour mener à bien ses missions? Des collaborations internationales sont-elles en place pour améliorer les capacités d’identification des victimes? Le gouvernement envisage-t-il d’investir dans la modernisation des outils technologiques utilisés par la DVI?
09.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, le tableau organique de la police fédérale prévoit que l'unité DVI est composée d'un commissaire de police et de six inspecteurs principaux de police. À l'heure actuelle, cette unité ne compte que quatre personnes. Il est cependant prévu d'augmenter le nombre de membres pour atteindre huit personnes. Afin de pouvoir faire face notamment à des catastrophes de grande envergure, un pool de 90 personnes provenant de la police intégrée a été constitué pour pouvoir venir en appui de l'unité DVI fixe.
Cette unité est en mesure d'assurer ses missions. En effet, ses activités sont généralement menées avec le soutien d'autres services tels que la Protection civile. Il existe une unité DVI au niveau d'Interpol, qui est appuyée par un groupe de travail restreint. La Belgique faisant partie de ce comité restreint participe à deux réunions par an. Ces réunions permettent des échanges d'expériences et de bonnes pratiques en matière de gestion d'identification lors de catastrophes, ainsi que du partage d'informations sur de nouvelles possibilités d'identification et de nouvelles technologies pouvant venir en appui.
Ces deux dernières années, la DVI belge a également renforcé sa collaboration avec les Pays-Bas et le Luxembourg. Dans un premier temps, les membres de l'unité belge ont participé à des formations aux Pays-Bas et au Grand-Duché du Luxembourg. Dans un deuxième temps, les trois pays ont commencé à analyser la possibilité d'organiser un exercice DVI dans le cadre de la mise en œuvre du traité Benelux. Cet exercice pourrait permettre aux trois pays de tester leurs possibilités d'entraide mutuelle en la matière. L'arrivée prochaine du système Automated Biometric Identification System au sein de la police fédérale devrait permettre d'augmenter les possibilités d'identification grâce à l'intégration d'un système de comparaison faciale.
09.03 Anthony Dufrane (MR): Je vous remercie, madame la ministre.
Je félicite le gouvernement qui a décidé de renforcer ses collaborations et surtout le pool, en le doublant. Je suis satisfait de vos réponses, madame la ministre.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mevrouw
de minister, donderdag 27 februari jl. is een man die veroordeeld werd tot een
effectieve gevangenisstraf van 3 jaar in een dossier rond mensenhandel en
uitbuiting van prostituées waarbij het Openbaar Ministerie zijn onmiddellijke
aanhouding vroeg en de Rechtbank daarop inging, erin geslaagd meteen na de veroordeling
te vluchten. Blijkbaar was er geen Politie in de zittingszaal aanwezig om de
veroordeelde meteen in de boeien te slaan.
Dat
leidde onmiddellijk tot een zoekactie in het Brusselse Justitiepaleis waarbij
de Politie het ganse gebouw doorzocht maar de man werd niet gevonden. Hij werd
onmiddellijk geseind.
Kan de
Minister meer toelichting geven betreffende deze feiten?
Waarom
was er geen Politie in de zittingszaal? Dit is nochtans gebruikelijk teneinde
een veroordeelde tegen wie de onmiddellijke aanhouding wordt bevolen in de
boeien te kunnen slaan.
Werd de veroordeelde crimineel inmiddels terug gevat? En zo ja, werd hij onmiddellijk naar een gevangenis gebracht?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Dillen, de Franstalige correctionele rechtbank van Brussel heeft op 27 februari 2025 een gevangenisstraf van drie jaar met onmiddellijke aanhouding opgelegd wegens feiten van mensenhandel, prostitutie en uitbuiting, gepleegd in 2019. Teneinde de beslissing van de rechtbank uit te voeren, werd de Directie beveiliging (DAB) van de federale politie opgeroepen. De DAB werd evenwel vooraf niet op de hoogte gebracht van de mogelijke onmiddellijke aanhouding, waardoor ze had kunnen anticiperen op de aanhouding en voor politieaanwezigheid in de zittingszaal zorgen op het ogenblik van de uitspraak.
Normaal gezien wacht de rechter tot er politiepersoneel in de zittingszaal aanwezig is alvorens een vonnis uit te spreken. De betrokkene heeft van de situatie gebruikgemaakt om de zittingszaal en het gerechtsgebouw te verlaten. Hij wordt nog steeds opgespoord en zal worden opgesloten zodra hij gevat wordt.
10.03 Marijke Dillen (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
Eerst een bedenking die niet op de vraag zelf slaat. Begrijp ik goed dat het gaat over feiten van 2019? Het is toch betreurenswaardig dat het zes jaar duurt vooraleer een dergelijk zwaar dossier kan worden behandeld en gevonnist, maar dit terzijde.
Ik betreur dat er geen politie aanwezig was. Het is toch gebruikelijk dat vonnissen in correctionele zaken bij het begin van de zitting worden uitgesproken. Bij zware zaken weet men van tevoren dat de kans groot is dat de procureur de onmiddellijke aanhouding vraagt en dat de rechtbank dat ook bevestigt. Nu is de veroordeelde met de noorderzon verdwenen, begrijp ik uit uw antwoord. Ik hoop in elk geval dat de nodige inspanningen worden geleverd opdat hij zo spoedig mogelijk kan worden aangehouden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, over risicotaxatie is al heel veel gezegd, maar eigenlijk wordt er niet genoeg mee gedaan. Het is een essentieel instrument in het strafproces om de kans op recidive te kunnen beoordelen en zo de veiligheid van de samenleving te waarborgen. Tegelijkertijd maakt het een gepersonaliseerde aanpak van daders mogelijk. De re-integratie van veroordeelde daders kan daardoor bijvoorbeeld verbeterd worden.
In België wordt risicotaxatie vandaag beperkt ingezet, vooral in bepaalde fases van het strafproces, zoals bij de voorwaardelijke invrijheidstelling. Er is eigenlijk nog geen echte uniforme aanpak en geen algemene uitrol om het te doen in alle andere fases van de strafprocedure. Ik denk dan aan voorlopige hechtenis, de strafuitvoering zelf of maatregelen tot reclassering. Een rechter, onderzoeksrechter of strafuitvoeringsrechter heeft expertise en zal wel proberen, maar men heeft het instrument nodig en een uniforme aanpak.
Kunt u toelichting geven over hoe risicotaxatie vandaag wordt toegepast in de verschillende fases van de strafprocedure? Welke instrumenten worden gebruikt? Hoe worden deze afgestemd op de specifieke noden van elke fase?
Is er een gestandaardiseerd kader of protocol voor de toepassing ervan? Zo niet, is dat in de maak? Of is het inderdaad zo dat vandaag alles verschilt per arrondissement of zelfs per instelling?
Hoe wordt de betrouwbaarheid en wetenschappelijke onderbouwing van de risicotaxatie gewaarborgd?
Zijn er voldoende deskundigen beschikbaar om een kwalitatieve risicotaxatie af te leveren? Over hoeveel deskundigen gaat het?
Hoe wordt ervoor gezorgd dat risicotaxatie niet alleen repressief wordt ingezet, maar ook als een hulpmiddel voor re-integratie en herstelgerichte rechtspraak?
11.02 Minister Annelies Verlinden: Collega De Wit, zoals u wellicht weet, zorgen de verschillende fases van de strafrechtketen ervoor dat de risicotaxatie steeds een verschillend doel dient, afhankelijk van de fase waarin de strafrechtspleging zich bevindt.
Bij de fase van de opsporing en vervolging is dat een correcte inschatting van het gevaar en de veiligheid voor de potentiële slachtoffers en de maatschappij bij de keuze van bepaalde onderzoekshandelingen en maatregelen. In de fase van de straftoemeting helpt een gedegen risico-inschatting bij de keuze van de straf, zodat we kunnen straffen op maat, rekening houdend met de verschillende strafdoeleinden. Bij de fase van de strafuitvoering kan een risicotaxatie helpen bij een correcte inschatting van een herintegratie van de veroordeelde in de maatschappij, zonder in te boeten op de veiligheid van slachtoffers en maatschappij. Ook dienen we secundaire victimisatie daarbij nooit uit het oog te verliezen. In de fase van de opsporing en vervolging is er het risicotaxatie-instrument van de rondzendbrief COL 15/2020 'Tool voor de risico-evaluatie – Richtlijnen van het College betreffende de veralgemening van het gebruik door de politiediensten en het parket van een tool voor de eerstelijnsrisico-evaluatie inzake partnergeweld'.
Er is ook de wet van 13 juli 2023 voor de preventie en de bestrijding van feminicides en gendergerelateerde dodingen, dat in artikel 16 een risicotaxatie-instrument in het kader van de preventie van vrouwenmoorden vooropstelt.
Op dit moment is een werkgroep lopende, gecoördineerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, waarin mijn diensten samen met het College en de politie vertegenwoordigd zijn. Samen wordt bekeken hoe er in dit kader naar een uniform risicotaxatie-instrument in de strijd tegen feminicide en intrafamiliaal geweld kan worden toegewerkt.
Wat het inroepen van deskundigen betreft, geldt dat we worden geconfronteerd met de moeilijkheid om opgeleide en beschikbare deskundigen te vinden, of het nu gaat om strafrechtelijke of burgerrechtelijke procedures, die ook van cruciaal belang zijn in de strijd tegen intrafamiliaal geweld.
Risicotaxatie wordt door de psychosociale dienst gebruikt tijdens de strafuitvoering, met het oog op de voorbereiding van de reclassering, het inschatten van de contra-indicaties en het inschatten van de nood aan behandeling en begeleiding bij strafuitvoeringsmodaliteiten. In elk dossier maakt de PSD deze afwegingen. Naargelang de aard van de feiten, de duur van de straf en de persoonlijkheid van de gedetineerde wordt een specifiek instrumentarium ingezet om de klinische inschatting die gemaakt wordt aan te vullen.
De inzet van risicotaxatie als een hulpmiddel voor re-integratie en herstelgerichte rechtspraak, zit verwerkt in de methodologie en is wat EPI betreft vooral gekoppeld aan de evaluatie van de reclasseringsperspectieven en de nood aan opvolging, behandeling en begeleiding met het oog op strafuitvoeringsmodaliteiten. Mits de nodige omkadering sluit een problematische risicotaxatie niet automatisch de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten uit. Alles zal finaal afhangen van de omkaderende maatregelen waarop kan worden ingezet.
11.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het regeerakkoord voorziet dat daarvan verder werk zal worden gemaakt en dat het verder wordt uitgebouwd. Ik hoop dat we binnenkort de concretisering van die plannen kunnen vernemen en zien.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
Geachte
minister, het recent gepubliceerde en in de commissie Justitie voorgestelde Intelligence
Report 2024 van de Staatsveiligheid schetst een verontrustend beeld van de
veiligheidsuitdagingen waarmee ons land wordt geconfronteerd. Het rapport wijst
op de toenemende dreiging van hybride aanvallen door buitenlandse mogendheden,
de aanhoudende terroristische dreiging, met name onder jongeren, en de invloed
van buitenlandse inmenging in het Belgische politieke landschap.
Graag
had ik hieromtrent de volgende vragen gesteld.
Hoe
beoordeelt u de toename van hybride dreigingen, zoals sabotage en spionage, en
welke concrete maatregelen worden genomen om vitale infrastructuur en nationale
belangen beter te beschermen?
Wat
zal deze regering concreet ondernemen om radicalisering, met name bij
minderjarigen, doortastend aan te pakken?
De
Staatsveiligheid meldde een aantal gevallen van buitenlandse inmenging in de
Belgische politiek. Hoe worden politieke partijen, mandatarissen en
instellingen beschermd tegen dergelijke invloeden?
Beschikt
de Staatsveiligheid volgens u over voldoende middelen en personeel om deze
complexe dreigingen aan te pakken? Zijn er voldoende medewerkers die
bijvoorbeeld de Chinese, Russische of Arabische taal beheersen?
Hoe
verloopt de samenwerking met zowel Europese als internationale partners om
grensoverschrijdende veiligheidsdreigingen, zoals spionage en terrorisme,
efficiënt aan te pakken?
12.02 Minister Annelies Verlinden: Collega De Wit, zoals u hebt kunnen lezen in het Intelligence Report, worden de ontwikkelingen van de situatie sinds het uitbreken van het conflict in Oekraïne nauwgezet opgevolgd. Door de hybride aanpak via moeilijk definieerbare daders is het niet eenvoudig om dergelijke acties met zekerheid ook toe te wijzen. Dat is immers het doel van die hybride dreiging: het lanceren van activiteiten die schade veroorzaken zonder veel risico op een reactie. Er zijn veel aanwijzingen dat Rusland het voorbije jaar zijn hybride acties in Europa heeft opgeschaald. Het vermoedelijke doel van Rusland is daarbij niet alleen om onze steun aan Oekraïne te dwarsbomen, maar ook om de westerse samenlevingen te destabiliseren.
Elke actor heeft op het terrein een rol te spelen. In België werkt de Veiligheid van de Staat op dit vlak nauw samen met het Crisiscentrum, ADIV, de federale politie, OCAD en het CCB, maar ook met bedrijven uit de privésector.
Bovendien hebben sinds de grootschalige invasie in Oekraïne honderden klassieke Russische inlichtingenofficieren de Europese Unie en partnerlanden als het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen moeten verlaten. Deze inlichtingenofficieren hadden doorgaans een officieel statuut als diplomaat bij de Russische vertegenwoordigingen. In België waren dat de Russische ambassade en de missie bij de Europese Unie in Brussel, alsook het consulaat-generaal in Antwerpen. De uitwijzingen in 2022 en 2023 gebeurden grotendeels door hen persona non grata te verklaren. Ons land zorgde er zo voor dat tientallen Russische inlichtingenofficieren gedwongen werden om naar Moskou terug te keren. Op die manier werd de capaciteit en bewegingsvrijheid van Russische inlichtingendiensten op Europese bodem ernstig beperkt.
Wat betreft uw vraag inzake radicalisering bij minderjarigen, is de vaststelling dat dat een veelzijdig fenomeen is waarop de antwoorden divers zijn en gecoördineerd moeten worden. Geweld door minderjarigen dat religieus of ideologisch gemotiveerd is, vereist een ketenaanpak niet alleen tussen de inlichtingendiensten of gerechtelijke instanties, maar ook in samenwerking met domeinen zoals geestelijke gezondheid, onderwijs en nieuwe technologieën, en dus over de verschillende bevoegdheidsniveaus heen. In bredere zin moet de impact van sociale netwerken actiever worden aangepakt. Het debat concentreert zich vaak uitsluitend op het modereren van gewelddadige inhoud, maar er moet een bredere reflectie plaatsvinden, met name over hoe de algoritmen van deze platformen bijdragen aan blootstelling aan radicale inhoud.
In het kader van haar opdracht om inmengingsactiviteiten in en rond het Parlement te helpen voorkomen, hanteert de Veiligheid van de Staat zowel een victim-based als een actor-based approach. Victim-based impliceert dat de Veiligheid van de Staat briefings geeft over waakzaamheid voor contraspionage, actor-based impliceert dat de Veiligheid van de Staat statelijke actoren en hun agenten in België opvolgt. In dat verband gaven de Veiligheid van de Staat en ADIV recent, op 10 december vorig jaar, nog een briefing aan het federaal Parlement met als doel awareness te creëren met betrekking tot buitenlandse spionage en inmenging ten aanzien van Belgische parlementsleden.
Recente aanwervingen bij de Veiligheid van de Staat hebben ervoor gezorgd dat bepaalde afdelingen binnen de inlichtingketen versterkt zijn met profielen die over specifieke taalvaardigheden beschikken, met name op het gebied van bestrijding van spionageactiviteiten en van inmenging.
De Veiligheid van de Staat is geïntegreerd in verschillende bilaterale en multilaterale internationale partnerschapecosystemen binnen haar bevoegdheden. Ze geniet daar een reputatie als een betrouwbare en efficiënte partner waarmee dagelijks inlichtingen worden uitgewisseld. Dit netwerk draagt zo volledig bij aan de veiligheid van België alsook aan de inwoners en de belangen van ons land.
12.03 Sophie De Wit (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister.
U zei onder meer dat er recente aanwervingen zijn gebeurd. Misschien is mijn vraag voorbarig aangezien u nog maar net deze moeilijke functie hebt opgenomen, maar denkt u dat er nood is aan nog meer aanwervingen? De uitdagingen zullen immers steeds groter worden, dus ik denk dat het nodig is om te bekijken of er wel voldoende middelen en medewerkers zijn om alles te kunnen beheersen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
Geachte
minister, de verdwijning van Heidi De Schepper, een (destijds) 26-jarige vrouw
uit Balen, is 15 jaar lang een onopgelost mysterie gebleven. De moeder van twee
kinderen verdween in 2010 onder mysterieuze omstandigheden. Het is opmerkelijk
dat er destijds geen officiële aangifte van haar verdwijning werd gedaan, maar
ze wel al in november 2010 ambtshalve uit het bevolkingsregister werd
geschrapt. Blijkbaar was haar afwezigheid toen niet verontrustend want er werd
geen extra onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de schrapping.
Om
alsnog een doorbraak te forceren, vaardigde de politie onlangs een
opsporingsbericht uit om nieuwe informatie over haar verdwijning te verkrijgen.
En met resultaat: intussen werden drie verdachten aangehouden: de toenmalige
partner en twee vrienden van de man.
Ik had
u hieromtrent graag de volgende vragen gesteld.
1. Hoe
is het mogelijk dat de betrokkene destijds zonder grondig onderzoek geschrapt
werd uit het bevolkingsregister?
2.
Welke procedure wordt gehanteerd bij het ambtshalve schrappen van personen uit
het bevolkingsregister? Is het bij een dergelijke schrapping niet de regel om
een onderzoek te voeren naar het welzijn van de betrokken persoon?
3.
Welke protocollen zijn van toepassing voor het melden en onderzoeken van
verdwijningen? En hoe verloopt de communicatie tussen gemeentelijke
administraties en gerechtelijke instanties bij langdurige afwezigheid of
verdwijning van personen?
4. Hoe
verklaart u dat er pas op vandaag, 15 jaar na de verdwijning/moord, eindelijk
een doorbraak is in het dossier? Kunt u een overzicht geven van de politionele
en gerechtelijke inspanningen, inclusief de onderzoeksdaden, die sinds haar
verdwijning/moord in 2010 zijn verricht?
5. Hoe
wordt de familie van Heidi De Schepper ten slotte op de hoogte gehouden van de
voortgang in het dossier?
Alvast
bedankt voor uw antwoorden.
13.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw De Wit, inzake de ambtshalve schrapping uit het bevolkingsregister wil ik verwijzen naar mijn collega van Binnenlandse Zaken, aangezien hij bevoegd is voor de algemene directie Identiteit en Burgerzaken.
Wat betreft de richtlijnen in geval van verdwijning, bestaat de gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en van het College inzake de opsporing van vermiste personen, zoals die laatst werd bijgewerkt op 19 mei 2022, waaromtrent het personeel van de GPI de nodige instructies ontvangt via de verschillende opleidingen in de politieacademies.
Wat betreft het genoemd onderzoek is het gerechtelijk onderzoek door het parket van Antwerpen geopend op 15 december 2023 na melding via de school bij de politiezone Balen-Dessel-Mol, met moord als kwalificatie. De onderzoeksrechter leidde vanaf dan het verdere onderzoek, dat werd uitgevoerd door de FGP Antwerpen en door de recherche van de politiezone Balen-Dessel-Mol.
Op 26 januari is een opsporingsbericht verschenen waarin een oproep naar het grote publiek werd gedaan rond de verdwijning van Heidi De Schepper. Daarvoor werd conform de ministeriële richtlijn samengewerkt met Farouk van DPG Media. Dat leverde de speurders bijna zestig tips op die werden onderzocht. Intussen werd op 27 februari een 33-jarige man opgepakt tijdens een huiszoeking, alsook twee mogelijke medeverdachten. De onderzoeksrechter heeft de drie mannen onder aanhoudingsmandaat geplaatst. De raadkamer in Turnhout heeft de aanhouding van de drie verdachten op dinsdag 4 maart bevestigd. Op basis van elementen uit afgelegde verklaringen is de zoekactie naar het lichaam van Heidi De Schepper op 28 februari van start gegaan.
Conform artikel 46 van de wet op het politieambt en de omzendbrief GPI 58 van 2007 werden hulp en bijstand aan de familie en de nabestaanden geleverd door de maatschappelijke assistenten van de diensten van de DirCo. De nabestaanden en familieleden die aanspraak maakten op slachtofferbejegening worden continu op de hoogte gehouden van de vooruitgang in het onderzoek en kunnen uiteraard ook steeds specifieke vragen stellen.
De familie van Heidi De Schepper werd vóór het verspreiden van het opsporingsbericht op de hoogte gebracht door de maatschappelijk assistenten van de federale politie en door slachtofferbejegenaars van de politiezone. Deze professionals houden hen verder op de hoogte, in samenspraak met de onderzoeksrechter en het parket, onder meer over de beslissingen van de raadkamer en over het verloop van de zoekactie. De betrokken familieleden worden steeds eerst op de hoogte gebracht, alvorens er updates in de media verschijnen. Daarvoor werden ook afspraken gemaakt met de communicatiecel van het parket Antwerpen.
De dienst Slachtofferonthaal van het parket zal in de toekomst de slachtofferzorg overnemen, na een warme overdracht tussen de twee diensten.
13.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb niet de gewoonte om over particuliere dossiers vragen te stellen, maar dit is een dossier dat mij intrigeert. De eerste twee vragen, en die gaan over wat mij het meest intrigeert, zal ik richten aan uw collega van Binnenlandse Zaken. Die betreffen natuurlijk het strafste element.
Ik moet wel zeggen dat de speurders, sinds het een en ander in gang is gezet, ongelooflijk snel en hard gewerkt hebben. Ze hebben ook al resultaten geboekt. Mijn vragen mogen zeker niet worden geïnterpreteerd in die zin dat ik zou vinden dat ze te lang hebben stilgezeten. Sinds ze kennis hebben van de feiten is er hard gewerkt in dit dossier.
Dat de verdwijning van iemand zo lang onder de radar kan blijven, is iets dat ons allemaal toch wel zorgen moet baren. Maar die vragen zal ik verder stellen aan uw collega van Binnenlandse Zaken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, er komt maar geen eind aan. Opnieuw is een cipier het slachtoffer geworden van ernstig geweld en bedreigingen in de privésfeer. Vorige week donderdag werd een molotovcocktail naar binnen gegooid in de woning van een vrouwelijke cipier die werkt in de gevangenis van Haren. We kunnen het er allemaal over eens zijn dat dit werkelijk onaanvaardbaar is.
Dit is het zoveelste gewelddadig incident en voor een tweede keer werd er daarbij gebruikgemaakt van een molotovcocktail. Eerder werd er ook al een brandbom gegooid in de wagen van een cipier en werd de wagen van een andere cipier in brand gestoken. Het gaat om een verontrustende trend, zo stelde de woordvoerder van het gevangeniswezen duidelijk. De situatie is totaal ontspoord.
Gevangenisbewakers kunnen veel te gemakkelijk getraceerd worden, onder meer aan de hand van de badge die ze moeten dragen, maar criminelen gaan verder dan alleen maar wat opsporingswerk op sociale media. Zo werden er in de gevangenissen van Antwerpen en Beveren al trackers geplaatst onder de wagens van gevangenispersoneel.
Cipiers kunnen die extra bedreiging er absoluut niet meer bij hebben. Ze worden binnen de gevangenismuren al bijzonder zwaar beproefd door de moeilijke werkomstandigheden, en dat in combinatie met de tot agressie leidende overbevolking door het nijpende personeelstekort, waardoor ze geen vakantiedagen kunnen opnemen, en de aftandse ondermaatse infrastructuur. Dit zijn maar enkele redenen, maar u zult daarop volgende week wel een aantal antwoorden geven in uw beleidsverklaring.
De cipiers hebben het 'advies' gekregen om niet meer in uniform naar het werk te komen. Dat is de zogenaamde goede raad om geweld te voorkomen. We moeten er niet flauw over doen, de cipiers worden niet lastiggevallen door toevallige voorbijgangers op straat, het gevaar komt van de criminele bendes en van een aantal criminelen dat opgesloten zit.
Welke efficiënte en concrete maatregelen zult u bij hoogdringendheid nemen ter bescherming van de cipiers, om eindelijk een halt toe te roepen aan die onaanvaardbare bedreigingen en het geweld? Bent u bereid om daarvoor de nodige budgetten vrij te maken?
14.02 Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, zijn er acties gepland met betrekking tot het gebruik van drugs en de daaraan gelinkte netwerken? Zijn er voldoende politieacties gepland? De vakbonden vragen dat. Zijn er sweeps? Dat is in het verleden getest. Zijn er gemotiveerde fouilles? Dat zijn allerlei instrumenten die kunnen worden ingezet om meer greep en zicht te krijgen op het fenomeen in de gevangenissen.
14.03 Sophie De Wit (N-VA): Aangezien mevrouw Dillen de context al ruim geschetst heeft, verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Geachte
minister, de veiligheid van ons gevangenispersoneel komt steeds vaker onder
druk te staan. Recente incidenten, waarbij zelfs molotovcocktails werden
gebruikt, tonen aan dat het geweld tegen penitentiaire beambten ook steeds
ernstigere vormen aanneemt. Deze aanvallen en bedreigingen, die vaak
gerelateerd zijn aan georganiseerde misdaad en drugshandel binnen de
gevangenismuren, hebben een ernstige impact op de veiligheid, het welzijn en de
werkomstandigheden van ons gevangenispersoneel.
Vakbonden
en personeelsorganisaties hebben al herhaaldelijk gewezen op het toenemend
geweld binnen maar ook buiten de gevangenissen en roepen op tot betere
bescherming alsook strengere maatregelen tegen daders van dergelijke
bedreigingen.
Ik had
u graag de volgende vragen gesteld.
1. Wat
is uw reactie op deze aanvallen in de privésfeer van ons gevangenispersoneel?
Werden er al daders geïdentificeerd en vervolgd? Zo ja, hoeveel en voor welke
feiten?
2. Wat
zijn de recente cijfers van geweld en agressie tegenover penitentiair beambten?
Hoe vaak vinden deze plaats buiten de gevangenismuren?
3.
Welke maatregelen worden genomen om het gevangenispersoneel beter te beschermen
tegen geweld en intimidatie, zowel binnen als buiten de gevangenis?
4.
Worden er extra veiligheidsmaatregelen voorzien in onze gevangenissen, zoals
een verhoogde screening op gsm’s en drugs?
5.
Welke stappen onderneemt de regering om te voorkomen dat men uit angst het
beroep verlaat?
14.04 Minister Annelies Verlinden: Geachte leden, de toename van geweld en bedreigingen tegen medewerkers van de gevangenissen, ook in hun privésfeer, is een zeer grote bezorgdheid, die ik met u deel. Ik heb de zaak vanochtend nog benoemd en besproken op mijn kabinet tijdens een overleg met de vakorganisaties van de penitentiaire beambten. Laat het dus duidelijk zijn dat we ook deze regeerperiode maximaal willen inzetten op betere werkomstandigheden voor het gevangenispersoneel en bijdragen aan een zo veilig mogelijke werkomgeving. Daarom zullen we verder onderzoeken welke bestaande maatregelen kunnen worden geïntensiveerd of bijgesteld en welke bijkomende maatregelen of acties we kunnen nemen.
Daartoe zullen we de beveiligingsmaatregelen voor het gevangenispersoneel versterken, onder meer door hun traceerbaarheid te beperken. Zo zal de zichtbare persoonsinformatie op identificatiebadges worden beperkt, waarbij het evenwicht behouden blijft tussen anonimiteit en noodzakelijke identificatie. Daarnaast intensiveren we de veiligheidscontroles door de bestaande procedures strikt toe te passen en gerichte controles rond de penitentiaire instellingen op te voeren. We bekijken of er nieuwe technologieën kunnen worden ingezet, zoals mobiele detectie- en geavanceerde bewakingssystemen, om de toegangscontroles tot de gevangenissen te versterken.
Preventie en nazorg in het geval van gerichte aanvallen blijven een topprioriteit. Elke penitentiaire instelling zal beschikken over een goed opgeleide medewerker, die snel zal kunnen optreden bij ernstige feiten.
De bescherming van het personeel buiten de gevangenismuren zal worden verbeterd door een nauwere samenwerking met de politiediensten en de gerechtelijke autoriteiten om bedreigingen tegen penitentiaire beambten te detecteren, waar mogelijk te voorkomen en bij vaststelling van feiten alle beschikbare informatie samen te brengen zodat politie en parket de nodige opsporingen kunnen doen. Een strikte incidentopvolging zal ervoor zorgen dat fenomenen kunnen worden geanalyseerd, zodat we daarop beter kunnen anticiperen.
Daarnaast zullen we ook nagaan hoe onze buurlanden omgaan met geweldsfeiten en de bescherming van medewerkers. Daartoe zullen we best practices delen met Frankrijk, maar ook met Nederland.
Tegelijkertijd intensiveren we de strijd tegen agressie en criminaliteit binnen de gevangenismuren. De bedoeling is om de veiligheidscellen in verschillende gevangenissen in te richten en om een specifieke afdeling op te richten voor de meest agressieve gedetineerden, waar ze onder begeleiding kunnen staan van speciaal opgeleid personeel.
De strijd tegen smokkel- en drugshandel in de gevangenis zal eveneens worden opgevoerd met verscherpte controles op de aanwezigheid van mobiele telefoons, de inzet van jammers en drugshonden, maar ook de inzet en de vorming van ICT-speurhonden, wat tot een betere drugsdetectie en ICT-detectie moet leiden.
Daarnaast zal het personeel extra trainingen krijgen in conflictbeheer en communicatietechnieken om crisissituaties beter het hoofd te bieden. Voor alle agressie-incidenten worden de politie en het parket op de hoogte gebracht en worden de nodige onderzoeken gevoerd. Over de inhoud van lopende onderzoeken kan ik geen informatie geven.
Laat ons duidelijk zijn, collega's, dat we samen moeten inzetten op die geïntegreerde aanpak van preventie, nazorg en repressie, met de bedoeling zo veilig mogelijke werkomstandigheden te creëren voor alle medewerkers, in het bijzonder penitentiair beambten.
Mevrouw De Wit, in 2024 waren er ten aanzien van het personeel meer dan 70 gevallen van agressie met een arbeidsongeschiktheid tot gevolg. Voor gedetailleerdere cijfers kunt u een schriftelijke vraag stellen.
Mijnheer Yzermans, voor uw vraag inzake het verstoren van de communicatie tussen gedetineerden en de buitenwereld verwijs ik graag naar mijn antwoord op de samengevoegde vragen nrs. 56003328C en 56003377C van uzelf en mevrouw Dillen.
14.05 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord.
Ik denk dat het inderdaad een grote bezorgdheid is die iedereen deelt.
Ik heb begrepen dat u vanochtend met de vakorganisaties hebt samengezeten om in te zetten op betere werkomstandigheden binnen de gevangenis. Dat is heel belangrijk en daar zullen wij u in steunen. Dat weet u, maar dat lost natuurlijk niks op in deze zeer ernstige problematiek. Wat dit aspect betreft – nogmaals, inzake de werkomstandigheden zal ik u steunen – is het van bijzonder belang om ervoor te zorgen dat de traceerbaarheid en de identificatie zo minimaal mogelijk worden. Eigenlijk moeten we ons de vraag stellen of die niet volledig kunnen worden uitgesloten.
Wat mij betreft, mevrouw de minister, is het nergens voor nodig dat cipiers op dit ogenblik een badge dragen, zeker niet met hun naam erop. Men kan daar misschien een fictieve naam op zetten zodat, als er problemen of discussies zouden zijn met gedetineerden, de cipier met badgenaam A, maar die eigenlijk de naam B heeft, door de gevangenisdirectie zou kunnen worden geïdentificeerd. De gedetineerden moeten daar echter niet van op de hoogte zijn.
U zegt dat u nieuwe technologieën zult inzetten om de toegang beter te controleren, maar ook daar zit volgens mij het probleem niet, wat dit aspect betreft. Het probleem is te situeren bij de zware criminelen die binnen zitten, ofwel bij hun netwerk in de samenleving. Ik ben heel benieuwd naar de best practices die u wilt opdoen in Nederland en Frankrijk.
Wanneer de daders van deze gruwelijke feiten – het gaat over 370 gevallen, wat veel te veel is – gepakt worden, geldt er maar één antwoord en dat is zeer, zeer strenge repressie.
14.06 Alain Yzermans (Vooruit): Het verheugt me deze concrete batterij aan maatregelen te horen. We hebben die vraag hier de voorbije maanden al verschillende keren gesteld en het is de eerste keer dat er een zeer uitgebreid pakket wordt opgesteld. De best practices interesseren mij ook, want geweld is maatschappelijk niet wenselijk en destabiliserend. We kijken uit naar de uitvoering en we zullen dat consciëntieus opvolgen.
14.07 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het is eigenlijk huilen met de pet op. Het is een heel grote uitdaging. Meer dan 370 gevallen op een jaar tijd, dat is meer dan een per dag en dus meer dan een per dag te veel. Er is dus jammer genoeg werk aan de winkel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15.01 Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, ik hou het bij de schriftelijke versie van mijn ingediende vraag. Daarop is deels geantwoord, maar ik wil de volledige opsomming van de maatregelen.
Ook
binnen de muren van de gevangenis lijkt de Brusselse drugsoorlog te worden
aangestuurd. Recente berichten suggereren dat criminelen in detentie hun
activiteiten voortzetten door middel van mobiele telefoons die illegaal de
gevangenis binnenkomen. U kondigde recent een batterij aan maatregelen aan om
de nefaste situatie aan te pakken, waaronder het inzetten van jammers en
ICT-honden. Deze initiatieven zouden moeten helpen om de communicatie van
criminelen te verstoren en de drugsoorlog effectiever te bestrijden.
Vragen
voor Minister van Justitie Annelies Verlinden:
1.
Kunt u meer uitleg geven over de specifieke maatregelen die u wilt nemen om de
communicatie van criminelen in de gevangenis te verstoren? Kunt u ons meer
vertellen over het pilootproject met kleinere jammers en wanneer we de uitrol
naar andere gevangenissen kunnen verwachten?
2. Hoe
effectief zijn de ICT-honden tot nu toe gebleken in het opsporen van
ICT-materiaal, en hoeveel honden zijn er nodig om het probleem adequaat aan te
pakken?
3. Hoeveel gedetineerden zijn reeds geïsoleerd in het kader van drugsgerelateerde criminele activiteiten? Staan hier nog andere tuchtsancties tegenover?
15.02 Marijke Dillen (VB): Ik verwijs ook naar de schriftelijke versie van vraag en begrijp dat de minister alleen nog antwoord geeft op de vragen die daarnet bij de vorige vraag niet beantwoord zijn.
Er
zijn sterke aanwijzingen dat de drugsoorlog in Brussel ook mee wordt
aangestuurd door criminelen die in de gevangenis zitten. Ze gebruiken hun
mobiele telefoons die binnengesmokkeld worden om hun criminele activiteiten
verder te zetten. Dit is geen nieuw probleem en is niet beperkt tot de
drugsoorlog in Brussel. Dringende maatregelen zijn nodig om hieraan paal en
perk te stellen. De minister heeft aangekondigd een plan klaar te hebben met
verschillende maatregelen.
Kan u
meer toelichting geven betreffende dit plan van aanpak? Werd dit reeds door de
regering goedgekeurd?
Zal
dit plan beperkt blijven tot criminele feiten die druggerelateerd zijn of wordt
dit van toepassing op alle criminele activiteiten die gestuurd worden vanuit de
gevangenissen?
Zal
dit plan van aanpak worden uitgerold in alle gevangenissen in dit land?
Wat
zijn de financiële gevolgen en worden er hiervoor de nodige bijkomende
budgetten vrijgemaakt?
De
minister heeft aangekondigd initiatieven de zullen nemen om gsm's gericht te
blokkeren. Zo zullen er o.a. jammers worden ingezet die mobiele communicatie
verstoren. In het verleden is dit ook reeds gebeurd maar dit zorgde voor een
verstoring van de bredere communicatie van hulp- en veiligheidsdiensten. Thans
is er blijkbaar een pilootproject met kleinere jammers. Kan de minister
hierover meer toelichting geven?
Wanneer
zal dit breed uitgerold kunnen worden?
Ook
zal er worden ingezet op speurhonden die ICT-materiaal kunnen opsporen. De
federale politie heeft zulke honden maar het inzetten van deze honden in
gevangenissen vraagt bijkomende opleiding en vergt dus tijd. Kan de minister
hierover meer toelichting geven? Binnen welke periode kunnen deze honden ook
daadwerkelijk worden ingezet?
Het isoleren of overplaatsen van bepaalde gevangenen waarvan blijkt dat ze hun criminele activiteiten verderzetten binnen de gevangenismuren al dan niet met behulp van andere gevangenen of bezoekers is ook een mogelijke oplossing. Wat is hier het standpunt van de minister? Werden er ter zake al initiatieven genomen?
15.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Yzermans, mevrouw Dillen, om de context te schetsen, gedetineerden die kunnen worden gelinkt aan georganiseerde misdaad en drugsgerelateerd geweld vormen een dreiging, ook in de gevangenis. Het kan gaan om corruptie, vluchtgevaar, gebruik van medegedetineerden of nog de voortzetting van hun criminele activiteiten, zowel binnen als buiten de inrichtingen.
In eerste instantie is het belangrijk om goed af te stemmen met alle veiligheidspartners om duidelijk te identificeren wie moet worden opgevolgd binnen de gevangenissen. Daarvoor worden de nodige overlegstructuren opgezet. De analyse en opvolging van die profielen hebben betrekking op zowel het juridisch en veiligheids- als psychosociaal vlak. Er moet ook een nationale monitoring worden opgezet van die risicoprofielen.
Ook op infrastructureel vlak moet er worden ingegrepen. Onze cellen zullen moeten worden aangepast aan die risicoprofielen. We zullen ook verder inzetten, zoals ik inderdaad in antwoord op de vorige vraag al zei, op de jamming van gsm's. Daarvoor is een pilootproject lopende, waarbij de effectiviteit van de technologie, maar ook de eventuele impact ervan op de communicatie van buurtbewoners en hulp- en veiligheidsdiensten wordt getest. De eerste evaluaties zijn wel positief en we bekijken de uitbreiding ervan om die communicatie te blokkeren.
We moeten eveneens investeren in gerichte controles op gsm-bezit. Dat doen we door meer gsm-detectietoestellen in te zetten. Eind 2024 werden 20 extra toestellen aangekocht. Ook kan, zoals ik daarnet al zei, de inzet van ICT-honden van de federale politie nuttig zijn. We bekijken samen met de politie hoe die optimaal kunnen worden ingezet. We onderzoeken verder ook de mogelijkheid om dronedetectie te implementeren, om de perimeter van de gevangenissen nog beter te beveiligen.
Het is niet realistisch en ook niet noodzakelijk om de verhoogde veiligheidsmaatregelen in elke gevangenis in te voeren. Daarom zal het plaatsings- en transferbeleid voor die profielen worden bepaald in samenspraak met de veiligheidspartners. Het isoleren van bepaalde gevangenen van wie blijkt dat ze hun criminele activiteiten voortzetten binnen de gevangenismuren gaat gepaard met een strikter detentieregime en dat wordt vandaag ook al toegepast. We zullen onderzoeken of er nog aanpassingen nodig zijn op basis van die best practices.
Verder zullen we in de opleiding van medewerkers ook meer aandacht schenken aan preventieve aspecten. Het kan dan gaan over hoe er moet worden omgegaan met profielen of hoe er correct moet worden gebruikgemaakt van nieuwe detectietechnologieën. Uiteraard gaat dat hand in hand met de maatregelen die zullen worden ingezet voor een betere bescherming van medewerkers die worden bedreigd, maar ook de strijd tegen corruptie bijvoorbeeld.
Het is evident dat er financiële gevolgen verbonden zijn aan dit plan, onder meer op het vlak van het informaticasysteem voor de monitoring, de vorming van de medewerkers, de infrastructurele aanpassingen, de middelen voor jamming en dronedetectie of nog de nieuwe technologieën voor de perimeterbewaking. Dat zal dus eerst nauwkeurig in kaart moeten worden gebracht.
Mijnheer Yzermans, wij kunnen om veiligheidsredenen geen precieze cijfers geven over het aantal gedetineerden dat geïsoleerd is vanwege drugsgerelateerde activiteiten, maar het gebeurt vandaag wel al.
15.04 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ik heb twee kleine opmerkingen.
Ten eerste, u hebt aangekondigd dat u zult inzetten op speurhonden die ICT-materiaal kunnen opsporen. Dat is een positief initiatief, maar ik heb wel gelezen in de commentaren van de politie dat die honden daarvoor moeten worden opgeleid. Ik begrijp heel goed dat dit niet van vandaag op morgen kan. Die maatregel kan in de toekomst misschien interessant zijn, als er voldoende medewerking is bij de politie, maar dat is dus geen oplossing voor morgen.
Ten tweede, u zult heel veel verschillende nieuwe technologieën inzetten; zo blijkt duidelijk uit uw antwoord. U zei ook dat het prijskaartje bijzonder hoog zal zijn. U moet dat zelfs nog in kaart brengen. We weten dat uw middelen jammer genoeg beperkt zijn, dus ik hoop dat u er bij de begrotingsbesprekingen in slaagt uw collega-ministers te overtuigen hiervoor bij prioriteit financiële middelen vrij te maken boven op uw budget. Het zal boven op uw budget moeten zijn, want uw ambities, die ik in het regeerakkoord heb gelezen, zijn heel groot. Dat is terecht en ik heb u daarin grotendeels gesteund tijdens de bespreking in de plenaire vergadering, weliswaar kritisch.
Uw ambities zijn heel groot, maar uw middelen zijn beperkt. Voor dit soort zaken zult u om bijkomende budgetten moeten vragen en ik hoop dat uw collega's daartoe bereid zullen zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16.01 Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb een opmerkelijk interview gelezen van de Antwerpse procureur, waarin hij een alarmerende toestand schetst over het explosieve cocaïnegebruik in de stad en de problematische gevolgen ervan: het toenemende geweld – het aantal geweldsdelicten is het voorbije jaar op ongeveer 654 getaxeerd –, de stijgende cocaïneverslaving met alle gezondheidsrisico's van dien, de druk op de hulpverleningsorganisaties, de sociale onrust en maatschappelijke verstoring, het milieuafval, uiteraard ook het negatieve marketingaspect voor de stad en de impact en de dominantie van het criminaliteitsnetwerk. Dat zijn fenomenen die wegen en die ook angst veroorzaken. Daaraan moeten we werken, vind ik.
Ik was ook onder de indruk van en gecharmeerd door zijn holistische benadering. Hij heeft het enerzijds over repressie, maar anderzijds ook over een totaalaanpak, door te focussen op het preventieve, het proactieve en het maatschappelijke aspect.
Mevrouw de minister, deelt u deze visie? Hoe ziet u dat? Op welke manier kunnen hier acties worden ondernomen?
16.02 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, de procureur van Antwerpen heeft vorig weekend aan de alarmbel getrokken, dit ten gevolge van de maatschappelijke problemen die door het gebruik van cocaïne exploderen, en die zijn zeer uitgebreid. Zijn vaststellingen zal ik niet citeren; ik neem aan dat u dat interview gelezen hebt. Zijn vaststellingen zijn werkelijk hallucinant en hebben – terecht – een zeer ruime mediabelangstelling gehaald. Cocaïnegebruik is niet alleen in Antwerpen, maar in het hele land ingeburgerd in heel veel middens. Spijtig genoeg wordt het als iets normaals gezien, terwijl er paal en perk aan moet worden gesteld.
Wat is uw visie over de verschillende aanklachten van de Antwerpse procureur? De procureur was duidelijk in zijn standpunt betreffende het pleidooi van sommige advocaten om grote drugscriminelen hun straf te laten afkopen. Ik citeer: “Ik denk niet dat het ethisch is om Justitie te gebruiken als een soort incassobureau om het gat in de begroting te helpen dichten. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat een van die verdachten aan zijn zwembad in Dubai ligt en zijn advocaat met een zak geld naar Antwerpen stuurt om te komen onderhandelen." En verder: "Als we een systeem willen waarbij grote drugscriminelen ook hun straf vooraf kunnen afspreken en gedeeltelijk afkopen, moet daar eerst een maatschappelijk debat over komen. Niet zoals bij de verruimde minnelijke schikking waar dat debat pas achteraf is gevoerd."
Wat is uw standpunt ter zake? Zult u initiatieven nemen om hierover een maatschappelijk debat te voeren?
16.03 Minister Annelies Verlinden: Inderdaad, collega's, net als u heb ik kennisgenomen van de verschillende interviews die over de drugsproblematiek werden gegeven. De geschetste problematiek is helaas geen nieuwe problematiek, geen nieuw gegeven, maar dat neemt niet weg dat de drugscriminaliteit en vooral ook de maatschappelijk ontwrichtende effecten daarvan onze hoogste prioriteit zullen blijven.
De PK van Antwerpen stelt terecht dat de strijd tegen de georganiseerde drugscriminaliteit geen strijd is van politie en Justitie alleen, maar van de hele samenleving. Ik deel zijn analyse en zijn stelling. We staan daarin niet alleen. Zo is er het Nationaal Drugscommissariaat om een brede coördinatie uit te voeren, met verschillende departementen en bij voorkeur ook over de verschillende beleidsniveaus heen bevoegd voor preventie, onderwijs, armoedebestrijding, maar ook met lokale besturen en met de private sector.
Ook in het regeerakkoord staat expliciet geschreven dat een Whole-of-Government Approach, een holistische, multidisciplinaire aanpak, wordt vooropgesteld. De alarmbel naar aanleiding van de incidenten in Anderlecht en in Brussel werd intussen goed gehoord. De eerste minister heeft een taskforce opgericht ter uitvoering van het regeerakkoord, waaraan Justitie uiteraard haar volledige medewerking zal verlenen.
De geschetste problematiek is uiteraard niet beperkt tot de regio van Antwerpen of Brussel, maar is een nationaal, een Europees en zelfs een internationaal gegeven. Ook op het Europese en internationale toneel staat men voor een holistische aanpak die inzet op repressie, preventie en weerbaarheid. Het belang van die aanpak zit hem in het vermijden van waterbedeffecten. Als bevoegde minister ondersteun ik die aanpak en onderzoek ik bijkomend met de partners binnen het gevangeniswezen hoe we kunnen vermijden dat criminelen hun activiteiten voortzetten en dat er recidive is, zoals ik ook heb toegelicht in het kader van andere mondelinge vragen.
Het regeerakkoord voorziet in het principe dat de meeropbrengsten uit de witwasdossiers prioritair dienen te worden ingezet in de veiligheidsdepartementen van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het gaat hier om crimineel vermogen dat door speurders in kaart gebracht werd en vervolgens door magistraten in beslag genomen en verbeurdverklaard werd. Hiervan dient spoedig werk te worden gemaakt. Het is de bedoeling om de bestaande grote noden bij politie en Justitie in te vullen, zodat ze die strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en de drugscriminaliteit kunnen voeren. Het gaat over de aankoop van licenties en over de aankoop van bepaalde technologieën om ervoor te zorgen dat die strijd kan worden voortgezet. Wegens de grote gelden die daarmee gepaard gaan, wordt gedacht aan die methode.
16.04 Alain Yzermans (Vooruit): Dank u voor uw antwoord.
16.05 Marijke Dillen (VB): Dank u.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
17.01 Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, le 18 février dernier, la cour d’appel de Bruxelles a prononcé un arrêt définitif qui reconnaît deux éléments importants: la responsabilité de l’État belge dans la surpopulation carcérale dans les prisons de Haren et de Saint-Gilles et l’existence de traitements inhumains et dégradants au sein de la prison de Saint-Gilles.
Les manquements qui constituent les traitements inhumains et dégradants ont été relevés en 2022, 2023 et 2024. C'était effectivement avant votre prise de fonction et vous êtes maintenant chargée de gérer ces avatars.
Au cours des années précédentes, j’ai dénoncé à de nombreuses reprises, sans aucune action ni du SPF Justice ni de la Régie des Bâtiments, les conditions de détention à la prison de Saint-Gilles. Or, pour reprendre les termes contenus dans l’arrêt, il est question de "cellules sans chauffage, fenêtres cassées, cellules sans chaise, sans fenêtre ou sans cloison pour les WC, absence de douche pendant 10 jours, humidité, insalubrité, toilettes des préaux inutilisables, cuisines fermées plusieurs semaines car ne répondant plus aux normes AFSCA". Et ce n'est plus Khalil Aouasti qui le dit. C'est le contenu de l'arrêt de la cour d'appel de Bruxelles.
Ces éléments, il ne faut pas le cacher, sont liés à l’absence d’investissements de la prison de Saint-Gilles qui devait fermer le 31 décembre 2024. Vous me disiez avant les vacances de Carnaval que les investissements devaient être à charge de la Régie des Bâtiments. Hier, j'ai interrogé votre collègue, Mme Matz, pour savoir quels seraient les investissements sur le budget de la Justice. Elle m'a indiqué qu'au regard des restrictions budgétaires annoncées dans le cadre des tableaux budgétaires, elle dispose des budgets pour réaliser ce qui a été prévu mais pas pour réaliser le surplus, ce qui signifie qu'il n'y a pas de moyens pour rénover l'urgent et rénover notamment la prison de Saint-Gilles.
Madame la ministre, mes questions sont simples. Quel plan concret pour réduire à court terme la surpopulation carcérale à Haren? Dès lors que la prison de Saint-Gilles ne sera pas rénovée – il faut arrêter de prétendre le contraire – et qu'on ne peut pas tolérer que, sur notre territoire, des personnes détenues subissent des traitements inhumains et dégradants, quand fermerons-nous définitivement cette prison?
17.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue, pour maîtriser la surpopulation à Haren mais également dans d'autres prisons, mon administration pénitentiaire a mis en place une politique de transferts visant à optimiser la répartition des détenus afin que chaque cellule puisse être occupée au maximum.
Concrètement, pour la prison de Haren, cela signifie que des détenus ont été transférés à Saint-Gilles. Depuis le 15 août 2024, les détenus condamnés à une peine de trois ans sont de nouveau incarcérés à Saint-Gilles. Il s'agit de respecter l'obligation de confinement de la maison d'arrêt de Haren et de poursuivre les préparatifs en vue du transfert progressif de l’annexe psychiatrique de Saint-Gilles à Haren. En outre, les détenus condamnés sont également transférés vers les prisons wallonnes car la plupart des dossiers sont en français.
Des travaux de rénovation mineurs ont toujours été réalisés dans la prison de Saint-Gilles. Des travaux de sécurité auront également lieu. Toutefois, pour l'état d'avancement des plus grands travaux de rénovation, je dois vous renvoyer au ministre chargé de la gestion des bâtiments.
Pour l'instant, aucune décision définitive n’a été prise concernant la date de fermeture de la prison de Saint-Gilles. Une chose est sûre, la population carcérale actuelle ne permet pas de fermer la prison à court terme.
17.03 Khalil Aouasti (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses, mais je ne peux pas m'en satisfaire, je suis désolé.
Je comprends qu'il y a de la surpopulation carcérale, mais on ne peut pas mettre des personnes qui subissent des traitements inhumains et dégradants dans des prisons. La Belgique a été condamnée par la cour d'appel de Liège il y a moins de trois mois. Aujourd'hui, vous avez reçu un commandement pour 81 millions d'euros d'astreinte. Elle a aussi été condamnée par la cour d'appel de Bruxelles pour des traitements inhumains et dégradants. Un arrêt est attendu demain ou après-demain à la cour d'appel de Mons, qui vraisemblablement va confirmer à nouveau des traitements inhumains et dégradants. Et vous me dites que la gestion de cette surpopulation est plus importante que les conditions de dignité humaine. Je suis désolé, mais c'est inadmissible d'entendre cela!
Madame la ministre, le nombre de lits au sol, d’après les statistiques récentes que vous avez reçues, est passé de 132 il y a un mois à 233 aujourd'hui. La surpopulation carcérale dans chaque prison, au nord comme au sud du pays, explose. Nous sommes à près de 13 000 détenus!
Il n'est plus temps de se rejeter la responsabilité. Mme Matz l'a dit, elle n'a pas les moyens pour rénover. Il faut donc fermer la prison de Saint-Gilles. Peu importe la situation de surpopulation carcérale.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18.01 Sophie De Wit (N-VA): Ik verwijs opnieuw naar de schriftelijke versie van mijn vraag. Ik hoop wel dat mijn collega's het me niet kwalijk zullen nemen als ik binnenkort nog eens een vraag live zal stellen.
Recente
cijfers wijzen op een significante toename van het gebruik en de doorverkoop
van ketamine. Onderzoek toont aan dat er in het Vlaamse rioolwater 7 tot 11
keer meer ketamine zit dan 10 jaar geleden. In onze luchthavens werd dit jaar
al 56,8 kilogram in beslag genomen, vorig jaar ging het in totaal over zowat
168 kilogram.
Ketamine
is allesbehalve onschuldig: het gebruik ervan brengt ernstige risico’s met zich
mee, zoals verslaving, psychische schade en lichamelijke gezondheidsproblemen.
De stijging van de beschikbaarheid roept bijgevolg heel wat vragen op over de
effectiviteit van het huidige beleid en de handhaving van de bestaande
wetgeving.
Wat is
de recente evolutie van het aantal inbeslagnames en gerechtelijke dossiers rond
ketaminegebruik en -handel in België? Kan u de recente cijfers bezorgen?
In
welke mate wordt ketamine als een aandachtspunt beschouwd binnen het huidige
drugsbeleid en hoe wordt het gebruik en de verkoop/distributie ervan
gecontroleerd?
Zijn
er plannen om de wetgeving rond ketaminegebruik en -handel te verstrengen,
bijvoorbeeld door striktere regulering van de toegang tot farmaceutische
ketamine?
Hoe
verloopt de samenwerking tussen Justitie, politie en Volksgezondheid om de
preventie, opsporing en aanpak van ketaminegebruik en -handel te verbeteren?
Hoe kan deze samenwerking nog verbeterd worden?
Ketamine
is in slechts zes EU-lidstaten gereglementeerd als verdovend middel – zal u
deze problematiek ook aankaarten op Europees niveau?
18.02 Minister Annelies Verlinden: Collega De Wit, dank voor uw flexibiliteit.
Wat uw eerste vraag betreft, stel ik voor dat u een schriftelijke vraag indient. U vraagt immers cijfers op.
Ketamine wordt als een synthetische drug beschouwd en valt om die reden onder een van de prioriteiten van het Nationaal Veiligheidsplan 2022-2025. Het strafrechtelijk beleid inzake drugs wordt bepaald door omzendbrief COL 15/2015. De regelgeving rond de legale verkoop en distributie als geneesmiddel en de controle daarop valt onder de bevoegdheid van het FAGG. Het overleg met de andere betrokken actoren verloopt sedert enkele jaren via een periodiek multidisciplinair netwerkoverleg.
Naast het NICC neemt ook de federale politie daaraan deel, evenals Sciensano, de douane, het FAGG en sinds kort ook de lokale politie en de nationale drugscommissaris. Tijdens de periodieke netwerkoverlegmomenten worden onder meer specifieke drugsfenomenen zoals ketamine besproken. Beeldvorming en de opvolging van de problematiek komen daarbij aan bod. Informatie, waaronder analyseresultaten, wordt uitgewisseld. Elke partner kijkt binnen de eigen bevoegdheden welke stappen verder kunnen of dienen te worden gezet.
Ketamine is op vraag van de WHO en met steun van België internationaal niet opgelijst. De reden daarvoor is dat in veel landen geen goede alternatieven zijn voor ketamine als verdovend middel. Alle Europese landen hebben de vrijheid om zelf te bepalen of ze ketamine al dan niet reglementeren. Voor België is DJSOC Centrex Drugs van de federale politie action leader binnen Europol EMPACT Synthetic Drugs and New Psychoactive Substances van het operational action plan (ketamine).
In nauwe samenwerking met het European Union Drug Agency (EUDA) heeft het operational action plan tot doel om een Europees rapport op te stellen over de ketamineproblematiek en aanvullend aanbevelingen te formuleren aan de Europese Commissie om de regelgeving binnen de Europese Unie aan te passen opdat dezelfde regelgeving in alle Europese lidstaten kan worden gehanteerd.
18.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dank u wel.
Er ligt hier een werf, omdat uit het rioolwater is gebleken dat ketamine veel meer wordt gebruikt dan vroeger, namelijk zeven tot elf keer meer dan tien jaar geleden. Ketamine is dus geweldig in opmars en heeft nefaste gevolgen, los van de verslaving: psychische schade, lichamelijke gezondheidsproblemen en dergelijke.
Het feit dat ketamine zo makkelijk beschikbaar is, roept vragen op. Onze wetgeving en ons beleid moeten daarop inspelen om de problematiek aan te pakken. Anders hollen we van het een naar het andere. Het is een uitdaging en een werf waarop moet worden gewerkt. Ik weet dat het niet overal kan worden aangepakt, omdat er geen alternatieven zijn als verdovend middel. Gezien de grote impact op de gezondheid en het misbruik van vandaag moeten we proberen daar paal en perk aan te stellen.
Ik heb zelf vier kinderen en maak me enorm grote zorgen daarover. Ik woon in de Antwerpse regio en weet dat de war on drugs altijd als repressief wordt geschetst, maar het is veel meer dan dat. Er wordt ook preventief gewerkt, ook door de parketten en de lokale overheden. Ik ben dus oprecht bezorgd. We moeten onze toekomst daarin vrijwaren.
Op basis van de informatie die we deze week hebben gehoord, de oproep van de procureur en de mogelijke criminele impact van personen die onder invloed zijn van welke drugs dan ook, moeten we goed oppassen vooraleer we nog maar eens een discussie starten over het legaliseren van drugs.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, omdat het de laatste vraag voor vandaag is, zal ik verwijzen naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.
Geachte
minister, het Hof van Beroep te Brussel heeft aangekondigd dat het, vanwege
structurele onderbemanning, genoodzaakt is bepaalde zittingen op te schorten.
De correctionele dossiers van de 14e Franstalige kamer blijven al sinds
november 2024 in de kast liggen. Deze situatie is zorgwekkend en heeft aanzienlijke
gevolgen voor de rechtsgang en het vertrouwen van burgers in het rechtssysteem.
Het
hof zelf spreekt van een “perfecte storm”. Deze storm is wel één van heel lange
duur: al meer dan 20 jaar zijn er klachten over de extreme achterstand bij dit
beroepshof. Er werden verschillende audits en evaluaties uitgevoerd om de
werking van het Hof van Beroep te evalueren maar blijkbaar worden de
aanbevelingen niet of amper opgevolgd door het hof.
Ik had
u graag de volgende vragen gesteld.
1. Wat
is de huidige stand van zaken met betrekking tot de personeelsbezetting bij het
Hof van Beroep in Brussel? Hoe verhoudt deze zich tot het wettelijk voorziene
kader?
2.
Welke concrete stappen en maatregelen werden reeds ondernomen om de
onderbezetting bij het Hof van Beroep in Brussel aan te pakken en de
gerechtelijke achterstand te verminderen?
3. Wat
is het gevolg van deze opschorting van zittingen? Wordt er hierbij een gedegen
risicoanalyse gemaakt zodat er geen gevaar is voor de openbare orde en
veiligheid?
4.
Hoeveel audits werden al uitgevoerd met betrekking tot de werking van het
Brusselse Hof van Beroep en welke concrete maatregelen zijn sinds de audits
genomen om de efficiëntie en werking te verbeteren?
5.
Worden er gesprekken gevoerd met het beroepshof over de uitvoering van de in
deze audits geformuleerde aanbevelingen? Wordt dit concreet opgevolgd?
Bedankt
voor uw antwoorden.
19.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Van Vaerenbergh, de situatie in het hof van beroep in Brussel is uiteraard bijzonder moeilijk, om niet te zeggen schrijnend. Ze sleept ook al heel lang aan.
Gezien de specifieke positie van de rechterlijke organisatie in onze samenleving wil ik u een antwoord geven dat vanuit mijn positie van minister van Justitie mogelijk is.
Over de personeelsbezetting kan ik meedelen dat er op een kader van 83 magistraten 82 magistraten zijn tewerkgesteld binnen het hof. Er zijn drie vertrekkers op korte termijn. De benoemingsprocedures voor de vervangingen zijn reeds lopende. Bovendien zijn er 43 griffiers tewerkgesteld op een kader van 46 griffiers. Er zijn ook 16 referendarissen bij het hof.
Mijn voorganger heeft met de extra middelen ter versterking van Justitie tijdens de vorige legislatuur heel wat middelen ingezet voor de versterking van het hof van beroep met het oog op het wegwerken van de achterstand. Die versterking was significant, het gaat om 9 magistraten, 11 griffiers en 8 assistenten.
Door de jaren heen, met name de voorbije 20 jaar, werd voorzien in tijdelijke kaderuitbreidingen voor het Brusselse hof van beroep. Alle tijdelijke uitbreidingen werden definitief verankerd door de wet van 15 mei 2024 houdende bepalingen inzake de taalvereisten met betrekking tot de korpschefs, hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen te Brussel en de aanwijzing van de procureur des Konings te Brussel, de arbeidsauditeurs te Brussel, de adjunct-procureurs des Konings te Brussel en de adjunct-arbeidsauditeurs te Brussel. Het gaat daarbij om een toevoeging van 18 magistraten en 9 griffiers aan het wettelijke kader. De voorbije twee jaar werd bovendien voorzien in een tijdelijke gerichte versterking door de toevoeging van 5 juristen. Voor twee van hen liep de opdracht door tot eind 2024. Zij hebben als taak onder meer het in kaart brengen van de gerechtelijke achterstand.
Collega, u weet ook dat de Hoge Raad voor de Justitie zich al meermaals heeft gebogen over de toestand binnen het Brusselse hof. Dat onderzoek heeft geresulteerd in twee rapporten, gepubliceerd in juni 2022 en in juni 2024. Er werd ook een aanvullend verslag gepubliceerd in december 2024. In dat aanvullend verslag lijst de Hoge Raad voor de Justitie een aantal heel concrete pistes op voor productiviteitsverbetering. Het gaat om voorstellen die bijvoorbeeld door ingrepen in de procedure, de interne werking of de organisatie moet toelaten om op jaarbasis meer zaken te kunnen behandelen en af te handelen. Die ingrepen hebben weinig budgettaire impact, maar kunnen wel degelijk een groot verschil maken in het inhalen van de achterstand.
Ik heb begrepen dat het aanvullend verslag van december 2024 werd geagendeerd tijdens de laatste vergadering van het College van de hoven en rechtbanken en dat werd besloten dat de Conferentie van eerste voorzitters ook tijdens hun volgend overlegmoment het verslag zal bespreken. Het zal ook belangrijk zijn om hun conclusies ter zake te kennen.
Ik wil uw derde en uw vijfde vraag samen behandelen. Wat betreft de gevolgen van de schorsing wil ik in de eerste plaats doorverwijzen naar de eerste voorzitter van het hof. We werden, net als u, via de pers geïnformeerd over de beslissing om kamers te sluiten. We zijn er niet van op de hoogte of daartoe een risicoanalyse heeft plaatsgevonden. De eerste voorzitter staat samen met het directiecomité in voor het beheer van het hof. Gezien de onafhankelijkheid van de rechterlijke organisatie heb ik geen bevoegdheid om tussen te komen in het beheer van de rechtsmacht.
Ik heb overigens al een ontmoeting laten inplannen met de eerste voorzitter van het hof van beroep die ergens in de loop van de komende weken plaatsvindt, want uiteraard zal ik ook ingaan op de uitnodiging om te luisteren naar hun bezorgdheden en behoeften.
Ik dank u.
19.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoord.
Het is inderdaad een schrijnende situatie dat zaken zomaar niet meer behandeld worden en dat zittingen blijkbaar al worden opgeschort sinds november. Dat is onaanvaardbaar.
Ik hoop inderdaad dat er een risicoanalyse is gebeurd. We kennen het schrijnend voorval dat is gebeurd in Antwerpen. Dat moet absoluut worden vermeden. Zomaar kamers sluiten, is eigenlijk triestig. U hebt cijfers gegeven met betrekking tot het kader en het aantal ingevulde magistraten. Het kader is bijna helemaal ingevuld, dus daar ligt het niet aan. Er zijn al versterkingen gebeurd tijdens de vorige legislatuur en toch blijft het hof van beroep van Brussel maar een probleem. Dat is onaanvaardbaar.
Er moet echt wel goed worden gekeken naar het laatste rapport. Ik kijk ook uit naar de conclusies die zullen worden getrokken bij het College van de hoven en rechtbanken, want middelen zijn natuurlijk één zaak, maar het kan niet zijn dat er bijkomend en bijkomend en bijkomend middelen moeten worden vrijgemaakt. Het lijkt een beetje alsof de slechtste leerlingen van de klas altijd worden beloond met extra middelen, maar in de praktijk verandert er niets. Het is bijzonder ondermijnend voor het vertrouwen in justitie dat dergelijke zaken gebeuren.
Ik zal misschien een schriftelijke vraag stellen over de gerechtelijke achterstand die blijkbaar door een aantal mensen in kaart is gebracht naar aanleiding van de problemen.
Ik hoop echter dat er eindelijk een keer orde op zaken wordt gesteld in dat hof van beroep in Brussel. We hebben gisteren trouwens in onze commissie nog de procureur des Konings van Brussel gehoord en hij had het er ook over. Je zal maar slachtoffer zijn van een misdrijf en dan zien dat je zaak gewoonweg niet behandeld wordt wegens de personeelsbezetting en vaststellen hoe er met de rechtsgang wordt omgegaan.
Dank u wel.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
20.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il me revient que des dossiers concernant des prévenus sans titre de séjour seraient cités devant les chambres néerlandophones du tribunal correctionnel de Bruxelles alors que ces personnes ont été auditionnées en français et n'ont pas demandé le changement de langue. Cette pratique, si elle est avérée, constitue une violation flagrante de la loi du 15 juin 1935 sur l'emploi des langues en matière judiciaire.
Madame la ministre, êtes-vous en mesure de me confirmer que la recherche d'efficacité au sein du parquet de Bruxelles ne s'appuie pas sur de telles pratiques et ne se fait pas au détriment des garanties légales en matière d'emploi des langues et des droits de la défense des justiciables?
20.02 Annelies Verlinden, ministre: Madame Schlitz, le procureur du Roi de Bruxelles a pris le 9 janvier 2025 une circulaire interne visant à régler l'emploi des langues dans la procédure pénale sur le territoire des communes de l'agglomération bruxelloise. Je peux vous assurer que cette circulaire est conforme à la loi sur l'emploi des langues.
Le régime actuel de la législation linguistique pour les prévenus de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles a été modifié par la loi du 19 juillet 2012 après la division de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles. C’était un texte de compromis.
Dans son arrêt n° 96/2014, la Cour constitutionnelle a examiné ce régime. Un certain nombre d'ajustements ont été apportés par les articles 177 et 178 de la loi du 25 avril 2014 accentuant l'unilinguisme institutionnel et facilitant le renvoi.
Depuis lors, la loi du 15 juin 1935 sur l'emploi des langues en matière judiciaire prévoit à l'article 16, premier paragraphe, que dans les tribunaux correctionnels de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles, si le prévenu est domicilié dans l'agglomération bruxelloise, la langue de la procédure est le français ou le néerlandais, selon que le prévenu a fait usage à l'instruction ou, à défaut de celle-ci, à l'information, de l'une ou de l'autre de ces langues pour ses déclarations.
Dans tous les autres cas, il est fait usage du français ou du néerlandais selon les nécessités de la cause. Il ne peut en principe, dans ce cas de figure, être dérogé à cette règle que si une demande est faite en vertu de l'article 16, paragraphe 2, alinéas 1 à 3 de la loi du 15 juin 1935 pour transmettre l'affaire au tribunal correctionnel de Bruxelles de l'autre rôle linguistique.
Si l’inculpé ne comprend pas la langue dont il demande l’emploi dans la procédure, le fait est constaté au procès-verbal du magistrat instructeur ou par le plumitif de l’audience et la procédure aura lieu dans l’autre langue.
Ce n’est que lorsque le suspect ne parle ni français ni néerlandais que le parquet de Bruxelles apprécie, en fonction des besoins de la cause, la langue de la procédure. La loi permet au parquet le choix de la langue de la procédure. Dans cette hypothèse, la circulaire du parquet prévoit de contacter le magistrat de garde.
Le siège hérite des dossiers et chaque magistrat statue sur le fond et quant au respect de la procédure, y compris quant à l’emploi des langues.
20.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour ce rappel de la loi. Néanmoins, j’ai des témoignages de prévenus qui ont été entendus en français et qui sont poursuivis en néerlandais.
C’est donc un cas de violation de la législation d’après ce que j’entends. J’espère que des contacts seront pris avec Bruxelles pour s’assurer que cette pratique n'est pas de mise. Je compte sur vous.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 21.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.21 uur.