Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives

 

van

 

Woensdag 2 april 2025

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 2 avril 2025

 

Après-midi

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 21 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

 

De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

De voorzitter: Collega's, het eerste punt op de agenda is een actualiteitsdebat met vragen, die het kabinet samengevoegd heeft, over de strijd tegen drugs. Er zijn verschillende invalshoeken. Alle vragen werden samengevoegd.

 

 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, vous indiquez que le débat a pour thématique la problématique du trafic de drogue mais sa portée est beaucoup plus large, puisque j'ai notamment des questions sur la Protection civile.

 

Le président: Je fais le même constat que vous mais cela relève du choix du cabinet.

 

01 Actualiteitsdebat over de begrotingsaspecten van het regeerakkoord en de bestrijding van drugshandel en toegevoegde vragen van

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De inzet van militairen voor politionele opdrachten" (56002438C)

- Khalil Aouasti aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De oprichting van een begrotingsfonds CrimOrg" (56002449C)

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het Kanaalplan" (56002508C)

- Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het budget voor de geïntegreerde politie" (56002803C)

- Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het budget voor de hulpverleningszones en de Civiele Bescherming" (56002827C)

- Jeroen Bergers aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De schietincidenten in Brussel en de bekogelde treinen" (56002971C)

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De aanhoudende schietincidenten in Brussel" (56002982C)

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De fusie van de Brusselse politiezones" (56002981C)

- François De Smet aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De restcapaciteit van de Brusselse politiezones bij een fusie" (56003239C)

- Ortwin Depoortere aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De oprichting van een federale taskforce in de strijd tegen de drugscriminaliteit" (56003255C)

- Ridouane Chahid aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De door de arizonaregering voorgenomen fusie van de Brusselse politiezones" (56003470C)

- Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het budget voor de FOD Binnenlandse Zaken en de Civiele Veiligheid" (56003602C)

- Ortwin Depoortere aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Drugs(sporen) in het rioolwater van Vlaamse steden en gemeenten" (56003689C)

- Xavier Dubois aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De war on drugs" (56002973C)

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De coördinatie van het veiligheidsbeleid in Brussel" (56002492C)

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De oprichting van een drugsfonds en een fiscale en financiële opsporingsdienst" (56002493C)

01 Débat d’actualité sur les aspects budgétaires de l'accord de gouvernement et la lutte contre le trafic de drogue et questions jointes de

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le recours aux militaires dans le cadre de missions policières" (56002438C)

- Khalil Aouasti à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La création d’un fonds budgétaire CrimOrg" (56002449C)

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le plan Canal" (56002508C)

- Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le budget de la police intégrée" (56002803C)

- Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le budget des zones de secours et de la Protection civile" (56002827C)

- Jeroen Bergers à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les fusillades survenues à Bruxelles et les jets de projectiles sur des trains" (56002971C)

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les fusillades à répétition à Bruxelles" (56002982C)

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La fusion des zones de police bruxelloises" (56002981C)

- François De Smet à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La capacité résiduelle des zones de police bruxelloises en cas de fusion" (56003239C)

- Ortwin Depoortere à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La création d'une task force fédérale dans la lutte contre la narco-criminalité" (56003255C)

- Ridouane Chahid à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La fusion des zones de police bruxelloises voulue par l’Arizona" (56003470C)

- Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le budget du SPF Intérieur et de la Sécurité civile" (56003602C)

- Ortwin Depoortere à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La présence de traces de drogues dans les eaux usées de villes et communes flamandes" (56003689C)

- Xavier Dubois à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La lutte contre la drogue" (56002973C)

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La coordination de la politique de sécurité à Bruxelles" (56002492C)

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La création d'un "fonds drogue" et d'un service de recherche fiscale et financière" (56002493C)

 

01.01  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, door de beleidsverklaring is het een tijdje geleden dat we gewone vragen hebben kunnen stellen in de commissie. Daarom zijn er enkele gebundeld. Mijn eerste vraag gaat over drugsgerelateerd geweld in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

 

Samen met de regering heeft de eerste minister beslist om een federale taskforce op te richten om de strijd tegen de drugscriminaliteit nog te versterken. Ook in het regeerakkoord staat een hele resem maatregelen met hetzelfde doel. Ik ga die niet allemaal opnoemen. Wie meer details wil lezen, verwijs ik naar mijn ingediende vragen.

 

De vragen gaan over verschillende zaken: de schietincidenten, het Kanaalplan, de fusie van de Brusselse politiezones en de oprichting van een drugsfonds.

 

Kunt u iets meer zeggen over de taskforce? Welke maatregelen worden er genomen op korte, middellange en lange termijn? Op welke manier wordt er afgestemd met de Brusselse Veiligheids­raad, de Veiligheidscel en de initiatieven van de lokale besturen? Hoe worden in de strijd tegen de drugscriminaliteit de FGP’s van Antwerpen en Brussel versterkt op het vlak van middelen en mensen? Wat is de huidige federale steun in het algemeen en aan het lokale politiekorps in Brussel-Zuid? Zult u die steun aanhouden?

 

De vraag is ook hoe witwaspraktijken effectiever en efficiënter aangepakt kunnen worden. Hoe gebeurt de handhaving op bestuurlijk en gerechtelijk niveau? Zult u daar ook nieuwe technologie voor inzetten? Hoe kunnen de inbeslagnames verbeterd worden? Kunnen we daarvoor de mosterd halen in bijvoorbeeld Frankrijk en andere Europese landen? Zult u dat bekijken of doet u dat nu al?

 

Kunt u toelichten hoe het Belgische systeem voor de ontneming en confiscatie van vermogens­bestanddelen eruit zal zien? Hoe wordt de aanpak follow the value versterkt en geoptimaliseerd?

 

Voor statische bewakingsopdrachten zouden militairen ingezet worden, zodat er politionele capaciteit vrijkomt en er dus meer blauw op straat komt. Het regeerakkoord is daar zeer duidelijk over.

 

Er zijn een aantal cumulatieve voorwaarden waaraan voldaan moet worden om de mensen van Defensie in te zetten, namelijk bij een OCAD-dreigingsniveau 4, na een risicoanalyse, na een regeringsbeslissing en binnen een duidelijk gedefinieerd juridisch en operationeel kader. Dat kader is er op dit moment nog niet. De territoriale verdedigingsreserve moet eveneens nog gevormd worden.

 

Als de territoriale verdedigingsreserve gevormd is en de nodige kaders uitgewerkt zijn, hoeveel militairen zouden dan volgens u de statische beveiligingsopdracht uitvoeren? Ik wil met die vraag gewoon nagaan hoeveel politiemensen er op die manier zouden vrijkomen om meer veiligheid in onze straten te garanderen. Voor welke taken zou u de vrijgekomen politiecapaciteit gebruiken? In welke specifieke buurten wilt u extra mensen inzetten? Is er nog overleg geweest met de minister van Defensie? Wat is het resultaat van dat overleg? Plant u een dergelijk overleg nog in de komende weken?

 

Naar het Kanaalplan zijn wij heel erg benieuwd, zeker en vast naar het Brusselse gedeelte. Ik weet niet of mijn collega, de heer Bergers, daarover ook nog iets zal vragen. Voor welke steden zal dit Kanaalplan uitgerold worden? Welke ondersteuning zal er voorzien worden? Binnen welke termijn zal het versterkte federale Kanaalplan uitgerold worden? Met welke middelen zal dat gebeuren?

 

Ik kom nu tot de fusie van de politiezones. U weet dat wij zeker en vast grote voorstander van die fusie zijn. Mijn vraag is opgesteld op het moment waarop uw collega Annelies Verlinden gecommuni­ceerd had dat de fusie er op middellange termijn moet komen. Wat is die middellange termijn? Voor ons is de fusie geen project dat op heel korte termijn kan worden uitgevoerd. Voor ons moet van de huidige regering er wel absoluut prioriteit aan geven. U hebt zelf ook aangegeven dat u daar werk van zult maken. Wat is de stand van zaken? Hoe ziet u bijvoorbeeld het verruimde politiecollege en de politieraad? Hebt u daarop al meer zicht?

 

U hebt ook overleg met de negentien burgemeesters. Hebt u ze ondertussen al alle negentien gesproken? Kunt u meer toelichting geven bij de algemene lijnen die op dat overleg zijn besproken? Wat maakt u op uit het overleg? Hebt u ook overleg gehad met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Kunt u hen ook van het belang overtuigen?

 

Welke concrete stappen zult u zetten en wat is het tijdschema, want u kunt wel starten met het wetsontwerp, maar hoe zit het met de rest?

 

De nationale drugscommissaris zou de opdracht hebben gekregen om een drugsfonds uit te werken teneinde misdaadgeld via dat fonds te laten terugvloeien naar bijvoorbeeld hulpverlening, politie en justitie. De regering wil ook een multi­disciplinaire fiscale en financiële opsporingsdienst oprichten. Die dienst moet zich focussen op het opsporen, analyseren en lamleggen van criminele circuits en op de strijd tegen fraude. Kunt u bevestigen dat de nationale drugscommissaris die opdracht heeft gekregen? Wat is de precieze opdracht? Hoe staat het drugsfonds ten opzichte van de op te richten fiscale en financiële opsporingsdienst?

 

Wat zijn de ambities om bij de jaarlijkse begrotingsopmaak de meeropbrengsten in te zetten om de budgettaire noden en investeringen bij de veiligheidsdepartementen Binnenlandse Zaken en Justitie op te vangen? Hoe zullen die middelen worden verdeeld?

 

Dat zijn heel wat vragen, maar we moeten hieraan de nodige aandacht besteden gezien de problematiek en de bezorgdheid bij veel burgers, niet alleen in Brussel maar ook in andere steden en gemeenten, over drugs en drugscriminaliteit.

 

01.02  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre de l'Intérieur, cette question revient effectivement régulièrement, car depuis de très nombreuses années, nous constatons malheureusement une forte augmentation des faits de violences liés au trafic de drogue et aux réseaux nationaux et internationaux.

 

Parallèlement, comme en témoignent les discussions des deux dernières semaines sur les notes d’orientation, la justice et la police fédérale souffrent d'un manque de moyens. Les services de la police judiciaire fédérale et les parquets ont demandé à maintes reprises d'être refinancés et d'avoir davantage de moyens, notamment pour la mise en œuvre du plan DGJ 3.0.

 

Lors de la législature précédente, mon groupe avait déjà déposé une proposition de loi visant à mettre en place un fonds CrimOrg, qui est effectivement une exception budgétaire à la manière dont sont allouées les recettes de l'État, avec la volonté de pouvoir, grâce à ce fonds CrimOrg, avoir une destination précise et refinancer ces départements spécifiques nécessaires notamment à la lutte contre ces narcotrafiquants.

 

Ce fonds avait reçu un accueil assez positif, bien que certains aient suggéré de l’étendre à d'autres services, tels que l’OCAM, qui œuvrent également dans cette chaine complexe de la lutte contre la criminalité organisée. Il avait bénéficié du soutien d’un ministre à l’époque.

 

Monsieur le ministre de l’Intérieur, pourriez-vous nous indiquer votre position quant à cette proposition de créer un fonds CrimOrg notamment mais pas exclusivement au bénéfice de la PJF? Pouvez-vous nous faire le point sur les moyens additionnels qui seront dégagés dans le cadre de la lutte contre le crime organisé pour réaliser et mettre en place ce plan DGJ 3.0? Je vous remercie.

 

01.03  Éric Thiébaut (PS): J'ai quelques questions à poser, ayant essentiellement trait au budget de votre département.

 

Je ferai tout d'abord une petite précision. Lors des débats parlementaires sur la déclaration du gouvernement, votre collègue Vanessa Matz a précisé que les départements liés à la sécurité seraient immunisés contre les économies prévues par l'ensemble du gouvernement. Me le confirmez-vous? En effet, visiblement, ce qui me revient des discussions dans d'autres commissions est que l'immunisation ne concernerait que le budget police, et pas l'ensemble des départements Justice et Intérieur. C'est d'autant plus important qu'hier, nous avons entendu le premier ministre, qui était assis physiquement à votre place. Il était interrogé par rapport à la Chancellerie et il nous a précisé à nouveau que l'objectif était des augmentations structurelles de 1,8 % dans tous les départements. J'aimerais donc savoir si ce 1,8 % va être appliqué aussi à tout ce qui concerne le SPF Intérieur et à la Sécurité civile.

 

Par rapport à la Sécurité civile, j'aimerais savoir si vous progressez dans votre projet, dont vous avez parlé lors de votre précédente présentation, sur l'indexation automatique des dotations fédérales. Vous savez qu'il y a une grosse attente au niveau des zones de secours par rapport à cette disposition qui avait déjà été envisagée lors de la précédente législature. Planifiez-vous également une augmentation des dotations aux zones de secours? L'attente est grande parce que dans la déclaration du gouvernement, il est indiqué que l'on tendra vers le 50/50, ce qui était prévu dans la loi de 2007 qui a créé les de secours, comme vous le savez. Toutes les zones de secours du pays sont donc dans l'attente d'un refinancement.

 

Vous savez que la Protection civile est un domaine qui m'inquiète beaucoup depuis des années. Comptez-vous réinvestir dans ce département-là, qui est en souffrance depuis la réforme du ministre Jambon avec la suppression de quatre casernes sur six?

 

Puis, pour parler de la police, puisque visiblement on est certain que le département sera immunisé des économies qui seront imposées par l'Arizona, avez-vous déjà une idée des budgets qui y seront consacrés? Mon collègue, Khalil Aouasti, a évoqué une partie de la question.

 

On est dans une police structurée à deux niveaux. Il y a donc le refinancement de notre police fédérale avec de gros besoins qui ont été exprimés par différents PJF. Ensuite, il y a évidemment l'attente des zones de police. Dans votre exposé de politique, vous avez parlé de revoir la norme KUL. On en parle depuis longtemps et c'est une très bonne idée. Mais vous avez dit aussi, et je m'en suis réjoui, que cette révision de norme KUL irait de pair avec une augmentation de l'enveloppe.

 

Il est clair que, si on redéfinit la façon de calculer la répartition de cette enveloppe dans les zones du pays, certaines zones auront plus qu'avant mais d'autres auront moins qu'avant. Et cela va clairement vous poser un problème politique.

 

01.04  Bernard Quintin, ministre: Encore un de plus!

 

01.05  Éric Thiébaut (PS): Si j'ai bien compris, votre idée est d'augmenter l'enveloppe. Mais envisagez-vous un système de cliquet, de telle sorte que finalement l'augmentation de l'enveloppe avec le nouveau mode de calcul fera que certaines zones auront plus et que d'autres, peut-être, vont rester au même niveau qu'avant mais ne vont pas perdre, si vous voyez ce que je veux dire? Voilà, en synthèse, monsieur le ministre, l'ensemble de mes questions.

 

01.06  Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat vooral over het Kanaalplan, naar aanleiding van alle schietincidenten in Brussel. Tussen Vilvoorde en Schaarbeek werd ook een trein bekogeld. Het blijft jammer genoeg actueel, want vandaag was er weer een aanslag, deze keer in Antwerpen. Het blijft dus een heel actueel feit. Ik heb hierover al gesproken tijdens het debat over de beleidsverklaring in de plenaire vergadering. U wilt de problematiek aanpakken. Ik ben u daarvoor zeer dankbaar. De N-VA zal u daarin steunen. Het is echter tijd om ook maatregelen te treffen en we mogen niet te veel tijd verliezen met discussies.

 

Hebt u een tijdlijn klaar? Kunt u al wat meer zeggen over de timing voor de uitrol van dat versterkte Kanaalplan? Welke politiezones zullen op extra middelen voor de ondersteuning van dit Kanaalplan kunnen rekenen? Welke middelen voorziet u daarvoor? Op welke manier wil u dit Kanaalplan precies inzetten tegen de drugscriminaliteit?

 

Hebt u al contact gehad met de zones die vroeger onder het Kanaalplan vielen, namelijk de Brusselse politiezones, de luchtvaartpolitie en de politiezone VIMA, over de uitwerking van dit plan? Ik heb gisteren de korpschef van VIMA nog gesproken. Hij wil er ook invliegen, want hij vindt het verschrikkelijk dat hij de problematiek nu moet aanpakken met een tekort van 30 vte's. In de politiezone VIMA zijn momenteel 30 vte's van het kader niet ingevuld en slechts twee mensen in de politiezone kunnen worden ingezet tegen drugscriminaliteit. Zult u ook contact opnemen met de politiezone Zennevallei en/of andere politiezones die ik nog niet vermeld heb?

 

01.07  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, ma question ne porte pas sur le trafic de drogue, même si ce sujet m'intéresse beaucoup, mais sur la fusion des zones. Ceci dit, cela ne m'étonne pas que vous ayez regroupé ces deux thèmes, parce que je sais bien que tout le wording du gouvernement consiste à tenter absolument d'établir un lien entre les deux et de suggérer que si on se tire dessus dans les rues de Bruxelles, c'est parce qu'il y aurait six zones de police. Non, si on se tire dessus, c'est parce qu'il y a du trafic de drogue, que la drogue arrive par l'aéroport de Bierset, ou surtout par le port d'Anvers, et que les polices judiciaires d'Anvers et de Bruxelles manquent de moyens. Au contraire, on peut légitimement se dire que, noyés dans une structure massive et bureaucratique, l'efficacité de terrain des zones de police locale sera compromise.

 

Mais ma question porte davantage sur les modalités de l'accord. L'accord de gouvernement, que nous connaissons par cœur désormais, est assez sobre. Il explique: "Nous fusionnons les zones." Punt aan de lijn. Heureusement, certains de vos collègues sont plus bavards. Jan Jambon a dit, dans la presse, que l'accord de gouvernement prévoyait que chacune des zones de police actuelles pourrait garder 75 % de ses capacités pour les tâches locales, les autres étant mutualisées. Il y a d'autres déclarations, par exemple celle des Engagés – ceux qui veulent défendre la fusion –, qui insiste sur le fait que les 19 bourgmestres garderont leur pouvoir dans la future zone unique.

 

Ce qui m'intrigue un peu, c'est que sauf erreur, je ne trouve nulle part dans un document officiel les deux éléments que je viens de citer. Je ne les trouve ni dans l'accord de gouvernement ni dans votre note d'orientation.

 

Il faut donc se rendre à l'évidence: il semble exister un accord, un document qui traduit de manière plus opérationnelle cette fusion que la seule ligne qui explique dans l'accord de gouvernement le fait de fusionner les zones.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont simples.

 

Existe-t-il un tel accord décrivant les modalités de cette future zone unique? Si oui, il me paraît évident que le Parlement pourrait en avoir connaissance. Par ailleurs, puisque vous êtes un homme ouvert et que vous rencontrez en ce moment les différents acteurs pour les convaincre, êtes-vous aussi ouvert à la possibilité que ce soit eux qui vous convainquent que cette fusion n'est finalement pas une bonne idée?

 

01.08 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik heb zelf ook twee vragen ingediend die eerder drugsgerelateerd zijn.

 

De eerste gaat over de taskforce die is opgericht in de schoot van de regering naar aanleiding van de toch zeer zware incidenten, de aanslagen, in Brussel.

 

Die taskforce valt onder auspiciën van de eerste minister, maar intussen is de oprichting al geleden van 21 februari. We zijn ondertussen meer dan een maand verder. Ik moet eerlijk zeggen, mijnheer de minister, dat ik daar niet veel meer over gehoord heb.

 

Dat kan twee dingen betekenen. Ofwel is er weinig gebeurd en is er weinig te zeggen, ofwel werkt die taskforce in alle stilte aan de strijd tegen drugs.

 

Wellicht zult u mij overtuigen van het tweede, maar ik wil toch de vraag stellen hoe die taskforce in elkaar zit, wat die taskforce van plan is te doen en vooral welke maatregelen er genomen zullen worden. U weet dat de nood zeer hoog is, zowel bij de politiediensten als bij justitie. Ik was eerder voorstander van een Nationale Veiligheidsraad, maar ik hoop dat die taskforce, waarbij andere ministers zich kunnen aansluiten wanneer het nodig is, resultaten zal behalen.

 

Ik hoor de noodkreet van de minister van Justitie. Ook zij heeft een tekort aan middelen om justitie op het juiste spoor te zetten.

 

Wordt dit ook besproken binnen de taskforce? Het gaat inderdaad om een ketenaanpak. Het kan niet dat enkel de politie de strijd tegen drugs aangaat, en dat justitie niet volgt. Omgekeerd geldt uiteraard hetzelfde.

 

Vostaan de huidige budgettaire inspanningen? Zal er in bijkomende middelen worden voorzien? Zo ja, op welke termijn?

 

Mijn tweede vraag die ik aan u wil stellen, mijnheer de minister, is een vraag die intussen al enigszins gedateerd is. 

 

U hebt wellicht gelezen dat het Europees Drugsagentschap (EDA) onderzoek doet naar drugsresidu's in het drinkwater. Men moet spijtig genoeg vaststellen dat Antwerpen de slechtste leerling van de klas is in Europa. Ik ken er zelf wetenschappelijk niet zoveel van, maar ik lees wat ik lees, en ik zie dat daar bijna 200.000 microgram cocaïne per 1.000 inwoners per dag werd aangetroffen.

 

U zult mij wellicht kunnen uitleggen of dat zeer dramatisch of gewoon dramatisch is. Dramatisch is het alleszins als men de slechtste leerling van Europa is. Brussel staat ook in de top tien van Europese steden. Voorts blijkt uit dat onderzoek ook dat er meer wordt aangetroffen in de weekends, van vrijdag tot en met zondag, wat er eigenlijk op wijst dat het recreatieve gebruik stijgt.

 

Mijnheer de minister, heeft de overheid hier een zicht op? Hebt u deze cijfers volledig tot uw beschikking? Welke maatregelen kunt u daartegenover zetten?

 

Er wordt hier en daar luidop geroepen dat men het drugsgebruik strenger moet aanpakken, maar als er vraag is, is er ook aanbod. Als men de vraag kan tegengaan en beteugelen, dan zal het aanbod ook verminderen. Mijnheer de minister, zult u het drugsgebruik aanpakken? Op welke manier zult u dat doen? Zult u strenger bestraffen?

 

Ik vind – dat is de stelling van mij en mijn partij – dat wij als ambtenaren en politici een voorbeeldfunctie hebben, maar misschien hebben ook de publieke instellingen dat. Als er verplichte drugstests van publieke functionarissen zouden worden afgenomen, dan zou ik dat een goede zaak vinden.

 

01.09  Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, je reviens sur la question de la fusion des zones de police. Vous le savez, que ce soit au cours d'auditions à la Chambre ou lors de différentes prises de parole dans la presse, l'ensemble du monde policier et judiciaire bruxellois s'oppose à la fusion de ces zones de police.

 

Une étude de l'Université de Gand – sur laquelle je ne m'étendrai pas – indique clairement qu'il n'y a aucune plus-value en la matière. Comme je l'ai déjà dit, cette fusion répond surtout à des objectifs idéologiques, voire communautaires, et non opérationnels et mettra à mal la police de proximité et le service aux citoyens.

 

Cette fusion qui est annoncée dans votre accord de gouvernement sans concertation est imposée à l'ensemble des acteurs bruxellois et aux bourgmestres. Vous avez fait le tour des 19 bourgmestres de la capitale. Il me revient que vous les avez beaucoup écoutés mais que vous n'avez pas entendu leurs préoccupations, notamment quant aux conséquences négatives de cette fusion. Parmi ces préoccupations, demeure entière la question de l'impact de la fusion sur les politiques de proximité, sur le manque de policiers pour assurer une réelle sécurité au sein des 19 communes bruxelloises ou encore sur les priorités qui diffèrent d'une commune à une autre.

 

Vous n'avez pas évoqué avec eux la question qui fâche, à savoir le budget, l'argent, la quote-part de chaque commune dans le cadre de cette fusion et l'apport financier de votre gouvernement. Vous n'avez pas abordé non plus une question qui revient assez souvent par rapport aux petites communes bruxelloises, à savoir: comment garantirez-vous à ces petites communes qu'elles puissent disposer d'un vrai poids de négociation dans l'élaboration des stratégies RH, d'investissement ou encore sur les orientations politiques au niveau budgétaire? Je rappelle qu'un Collège ou un Conseil de police gère le fonctionnement de la zone, il ne gère pas le maintien de l'ordre public. Comment donc garantirez-vous aux bourgmestres, qui ont, eux, cette prérogative dans la loi, de pouvoir continuer à maintenir et garantir l'ordre public sur leur territoire en disposant des policiers nécessaires pour ce faire?

 

Monsieur le ministre, quel est le calendrier précis de la réforme? Qu'en est-il exactement des concertations que vous avez eues avec les différents acteurs concernés? Quel modèle de gouvernance post-fusion sera-t-il mis en place?

 

Concernant le financement apporté actuellement par les communes, celles-ci continueront-elles à financer la zone de police? Quid de l'apport du fédéral en la matière?

 

Le président: M. Xavier Dubois étant absent, nous passons à la réponse du ministre.

 

01.10  Bernard Quintin, ministre: Mesdames et messieurs les députés, merci pour vos questions, et d'avoir accepté le regroupement de celles-ci selon une certaine logique. Aux questions liées à la drogue et à la fusion, j'ai ajouté celles concernant le budget, car je ne vais pas pouvoir vous dire grand-chose sur ce troisième sujet. En effet, les négociations budgétaires sont en cours, et je vais très bientôt présenter la note de politique générale dans laquelle il y aura davantage d'informations concernant les échéances, le calendrier et les budgets. En rhétorique, il est bon de commencer par les points faibles pour après continuer avec les plus forts.

 

Ik kom nu tot de vragen van mevrouw De Vreese en de heer Bergers over het Kanaalplan. In overeenstemming met het regeerakkoord zal er een nieuw Kanaalplan, een Kanaalplan 2.0, met een nieuwe naam, die nog niet bekend is, worden ingevoerd. Het doel is te komen tot een concreet operationeel plan met het oog op de bestrijding van de verschillende vormen van criminaliteit in en rond Brussel. Het eerste Kanaalplan had voornamelijk terrorisme en extremisme als insteek. We moeten er evenwel voor zorgen dat we wendbaar zijn en dat we kunnen inspelen op andere en opkomende fenomenen.

 

CrimOrg is ons startpunt voor dat nieuwe Kanaalplan. Brussel is ook ons startpunt, maar het plan zal voor heel België moeten gelden, wat een andere aanpak behelst dan het Kanaalplan 2015-2016.

 

Tijdens de presentatie van de beleidsverklaring die binnenkort zal plaatsvinden, als ik me niet vergis op 29 april, zal ik de verschillende aspecten die we in het kader van dat nieuwe Kanaalplan willen aanpakken gedetailleerd uiteenzetten. Ik deel zeker uw bekommernissen en ik zal uw vragen zo snel mogelijk proberen te beantwoorden.

 

Om een goed nieuw plan te kunnen opstellen, hebben wij evenwel een goed beeld van de situatie nodig.

 

J'avais demandé cette image à la police fédérale, qui me l'a fournie vendredi dernier. Je vais donc relire le document. Nous allons organiser un séminaire, un workshop, avec tous les acteurs concernés pour voir comment nous pouvons utiliser cette image qui reflète la situation.

 

Dat was ook nodig om een nuttig, nodig en goed plan te kunnen opbouwen.

 

Mevrouw De Vreese en mijnheer Aouasti, geld is inderdaad de drijvende kracht achter een criminele organisatie. De effectieve bestrijding van de activiteiten van een organisatie vereist daarom een follow-the-money-aanpak, al is dat nu meer een follow-the-value-aanpak geworden.

 

Daarvoor zijn vier zaken nodig. Ten eerste, de identificatie van het criminele vermogen. Ten tweede, een inbeslagname en verbeurdverklaring van het vermogen. Ten derde, een efficiënt beheer van de inbeslaggenomen en/of verbeurdverklaarde goederen, om hun waarde te behouden. Ten vierde, ervoor zorgen dat de criminelen betalen voor de schadeloosstelling van de slachtoffers, voor de versterking van de diensten die deze criminele verschijnselen bestrijden en voor het opbouwen van de veerkracht van de samenleving.

 

Het nationaal drugscommissariaat heeft onder meer als doelstelling voorstellen aan de regering voor te leggen om de follow-the-value-keten in haar geheel te versterken en een systeem te ontwikkelen voor het correct gebruik van het geld en de criminele activa die via deze versterkte follow-the-value-aanpak worden teruggevorderd.

 

Het regeerakkoord maakt eveneens, zoals mevrouw De Vreese aanhaalt, gewag van de oprichting van een multidisciplinaire fiscale en financiële opsporingsdienst. De oprichting hiervan valt evenwel onder de gedeelde bevoegdheid van de minister van Financiën en de minister van Justitie.

 

Les moyens supplémentaires octroyés dans le cadre de la lutte contre la drogue par décision du Conseil des ministres d’octobre 2023 ont déjà permis de financer 22 projets couvrant les différents aspects de la lutte contre ce phénomène: résilience des principaux hubs logistiques, renforcement et professionnalisation du processus de saisie de drogue, outils de détection et d’analyse de données, renforcement des outils pour l’approche "follow-the-value", prise en charge de l’accompagnement des consommateurs, etc.

 

Les crédits octroyés sont en cours d’utilisation par les différents bénéficiaires et un suivi est assuré par le commissariat national aux drogues qui est également chargé d’analyser l’impact des différents projets financés.

 

Pour conclure et pour répondre à votre dernière question, Monsieur Aouasti, comme vous l’avez dit, la police judiciaire a connu une réorganisation majeure en 2014. C’était la DGJ 2.0 avec la réduction des arrondissements judiciaires et la décentralisation de certaines ressources et fonctions. Aujourd’hui, pour accomplir sa mission, elle évolue vers un nouveau cadre: la DGJ 3.0. Elle sera structurée autour de cinq piliers: enquête spécialisée; renseignements; techniques et technologies; coordination; stratégie. Ce gouvernement s’est engagé à renforcer la police fédérale judiciaire pour soutenir la mise en œuvre de cette stratégie.

 

Je pourrais y revenir aussi dans des discussions sur la note de politique générale et aussi sur la question du fonds CrimOrg et son organisation. C’est en effet une possibilité. Cela existe dans différents ministères d’avoir des articles particuliers permettant de déroger au principe de l’unicité du budget de l’État. La commissaire nationale aux drogues doit nous faire une proposition en ce sens.

 

Vervolgens is er de inzet van militairen. Ik wil graag mijn intentie bevestigen om de bepalingen in het regeerakkoord uit te voeren, namelijk het overdragen van bepaalde opdrachten aan Defensie, die momenteel door de politie, de DAB, worden uitgevoerd. Mijn doel is om op dit vlak concrete stappen te zetten door middel van een protocolakkoord met de minister van Defensie. Dit protocol zal ons in staat stellen om snel vooruitgang te boeken bij het hervatten van bewakingsopdrachten op gevoelige sites. Hierbij krijgen kerncentrales de hoogste prioriteit.

 

Er moet worden opgemerkt dat dit protocol voor de overdracht van bevoegdheden geen wetswijzigingen vereist. Het maakt deel uit van hetzelfde kader dat Defensie in staat heeft gesteld om de bewakingsopdrachten tot 1 mei 2024 over te nemen. Deze operatie zal mij in staat stellen om meer dan 200 politiemensen elders in te zetten. Ze zullen onder meer worden ingezet bij de diensten van de hoven en rechtbanken en voor de overbrenging van gevangenen.

 

Ik had het over de DAB. Door het domino-effect zal dit mij in staat stellen om een vergelijkbaar aantal inspecteurs op het terrein aan te stellen. We zullen dit stap voor stap doen. Ik wil graag met de kerncentrales beginnen. Ik kan een 250-tal mensen van de DAB inzetten. Dit zal al een eerste stap in de goede richting zijn.

 

We hebben een voorstel van protocolakkoord aan het kabinet van Defensie bezorgd. Het overleg met de diensten is bezig. We hopen dat we naarmate dit dossier evolueert, in staat zullen zijn om onze politiemensen te heroriënteren naar meer essentiële missies.

 

Monsieur Thiébaut, en ce qui concerne les questions relatives au budget de la police intégrée, ainsi que les autres questions que vous avez posées à ce sujet, sachez que pour le moment nous sommes en train d’analyser tous les éléments pour voir comment opérationnaliser les objectifs de l’accord de gouvernement au sein des services de police.

 

Des discussions budgétaires sont en cours ainsi que la préparation de ma note de politique générale. Ces études me permettent de voir comment on peut réaliser l’indexation et augmenter les dotations des zones de secours dans un contexte plus large de restructurations et de réformes. Je vous garantis que mon intention est bien de réinvestir dans la sécurité civile plus largement et en particulier dans la Protection civile.

 

Pour ce qui concerne les 1,8 % d’économies linéaires, des discussions sont également en cours au sein du gouvernement. La police fédérale est en soi immunisée de ces économies et le SPF est lui aussi en grande partie immunisé mais pas dans toutes ses parties.

 

Ces discussions sont encore en cours au sein du gouvernement autour de la confection du budget. Le concept est d’immuniser autant que possible les départements de sécurité tout en considérant (ce qui est la volonté du gouvernement) qu’il faut mettre de l’ordre dans les finances publiques. Des économies doivent aussi y être faites. Vous connaissez mieux que moi ce genre de discussions: ce n’est pas facile mais nous le faisons de bonne volonté.

 

Wat de taskforce betreft, is het niet zo dat wij niets doen. We zijn bezig en we hebben vanmorgen onze eerste vergadering met de eerste minister, de minister van Justitie, mijzelf en onze teams gehad. Dat betekent niet dat we voor deze vergadering niets gedaan hebben. We hebben die vergadering voorbereid, om zeker te zijn dat we een goed kader hebben.

 

Je rappelle que l'objectif de cette task force n'est pas de créer une nouvelle couche ou un nouveau système, mais bien de nous assurer que la lutte contre le crime organisé, qui figure au cœur de l'accord de gouvernement et qui constitue l'une de mes tâches principales en tant que ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, soit – et vous avez parlé de ketenaanpak – partagée évidemment par tout le monde, chacun à son niveau de responsabilité dans cette approche de la lutte contre le crime organisé. Donc, de ce point de vue, le travail avance.

 

Monsieur le président, je vais parler un peu plus que les douze minutes qui me sont assignées, mais c'est pour aborder la fusion des zones de police à Bruxelles, qui se fera de manière en effet non volontaire – contrairement au reste du pays.

 

Pour sortir de mes notes, je puis vous annoncer avoir rencontré 18 des 19 bourgmestres. Celle de Molenbeek étant malade, je n'ai pu la voir. Malgré deux demandes, on ne m'a pas indiqué une autre personne que je pourrais rencontrer. Cela dit, je reste à disposition et je réintroduirai ma demande. Mon objectif était bien de faire le tour, comme je l'ai dit, pour exposer les éléments à ma disposition relativement à la fusion de ces zones de police, mais aussi, monsieur Chahid, pour écouter. J'ai ainsi écouté très attentivement les 18 bourgmestres. Nos rendez-vous ont chaque fois duré entre une petite heure et une bonne heure pour écouter leurs préoccupations que j'ai bien entendues et que vous avez, du reste, relayées. Ils ont évoqué, et M. De Smet vient d'en parler également, l'importance de la proximité et les questions budgétaires. Pour être très clair, nous travaillons sur ces dernières, comme sur le reste.

 

S'agissant de la police de proximité, monsieur De Smet, il n'y a pas, à ma connaissance, d'accord secret ou d'Atoma. Pour être très honnête, en tout cas, je n'en dispose pas. Par conséquent, je me sens parfaitement libre de conduire cette réforme. J'ai bien entendu également ce que mes collègues du gouvernement ont pu en dire, mais – jusqu'à preuve du contraire – c'est un projet qui est piloté par le ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, pas par le ministre des Finances ni par un autre ministre fédéral. C'est moi qui vais m'en charger. Dans les deux semaines à venir, je présenterai mon plan au premier ministre pour voir si nous sommes sur la même longueur d'onde. J'avance relativement vite. Une fois que j'aurai pu fine-tuner, pour parler en bon français, ce plan avec le premier ministre, je reprendrai langue avec les bourgmestres, probablement avec la Conférence des bourgmestres pour le faire en une fois. Je vous avoue que je ne vais pas recommencer le pèlerinage alors que j'ai déjà établi mon top 3 des plus beaux bureaux de bourgmestre bruxellois. Mais j'ai donc bien l'intention de continuer cette concertation.

 

Ce que je voulais quand même dire, c'est que la zone de police Bruxelles-Ville/Région – je ne sais pas quel nom elle prendra – reste une zone de police locale, au même titre que les autres zones de police locales du Royaume. Cela signifie également que je ferai des propositions en termes d'organisation, mais le rôle du ministre de la Sécurité et de l'Intérieur s'arrête à un certain moment dans ce qui est l'organisation et le fonctionnement des zones de police locales.

 

Je ne suis pas bégueule: c'est une zone de police locale avec 19 communes, ce sera donc clairement la zone de police locale pluri-communale la plus grande du Royaume. Elle devra toutefois continuer à assumer les 7 fonctionnalités de la police locale au même titre que toutes les autres zones de police locale du Royaume tout en faisant face à un certain nombre de spécificités de la ville de Bruxelles.

 

Mes deux mois de fonction comme ministre de la Sécurité et de l'Intérieur me font dire qu'il y a des spécificités tant géographiques, politiques que de sécurité qui doivent être prises en compte pour déterminer ce que cette future zone de Bruxelles-Ville/Région – de nouveau, ce n'est pas à moi à déterminer le nom qu'elle prendra – devra faire. Mais je sais que nous y reviendrons certainement très prochainement.

 

In verband met het cocaïnegebruik is ook een ketenaanpak nodig, du producteur au consommateur. De drugsgebruikers moeten hun verantwoordelijkheid nemen en krijgen. Dat is dus een belangrijk deel van onze aanpak.

 

01.11  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, dat laatste is inderdaad belangrijk. Ook de drugsgebruiker heeft een enorme verantwoordelijkheid. Als er geen gebruikers zijn, zijn er ook geen dealers en zonder dealers is er geen overlast. Daar moet u dus zeker op inzetten, maar er is nog een lange weg te gaan.

 

Coördinatie van de taskforce en overleg zijn natuurlijk belangrijk, maar nog liever zien wij de stappen, de veranderingen die op het terrein waargemaakt worden. Er is sprake van om 200 tot 250 inspecteurs vrij te maken via het domino-effect, door militairen in te zetten. Dat zal inderdaad een belangrijke stap zijn. Ik ben benieuwd wanneer die mensen effectief op straat hun werk zullen kunnen doen.

 

Ik hoor u graag zeggen dat u volop bezig bent met de fusie en dat u daaraan voortwerkt. Natuurlijk blijft er dan een lokale politiezone, met alle bijbehorende verantwoordelijkheden die daarbij te pas komen.

 

We willen graag meedenken over een nieuwe naam voor het Kanaalplan, want u bent daar al een tijdje mee bezig. We willen daar dus gerust mee over brainstormen.

 

01.12  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre brève réponse, et pour l'ouverture que j'ai pu entendre sur la question du fonds CrimOrg.

 

J'entends que les débats budgétaires ne sont pas clos; en effet, on ne sait pas quel périmètre sera concerné, quel périmètre sera ou ne sera pas impacté par les 1,8 %.

 

En tout cas, la proposition de notre groupe est là. Elle est discutable. Elle permet d'offrir une solution concrète de financement à des services essentiels. Je sais et j'entends que Mme la commissaire nationale aux drogues fera également une proposition, vraisemblablement dans les semaines à venir. Je pense qu'il est urgent, dès lors, d'avoir un accord pour financer ces services-là, de se mettre autour de la table avec des textes, qu'il s'agisse du nôtre ou d'autres. Je suis totalement ouvert. Pour moi, le principe est important. La nécessité d'affecter des moyens à ces politiques et à la lutte contre ces criminels est vraiment capitale.

 

Je salue l'ouverture et je vous donne rendez-vous dans au maximum quelques semaines, juste après votre note de politique générale et les budgets qui y correspondent, pour revenir avec notre texte.

 

01.13  Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is heel goed dat u met nagenoeg elke burgemeester in Brussel al hebt gesproken over het Kanaalplan en dat u contact hebt opgenomen met de federale politie om u een stand van zaken te geven.

 

Ik wil een warme oproep doen om ook met de politiezones in de Vlaamse Rand die ik al heb aangehaald samen te zitten, alsook met de luchtvaartpolitie. Voor een plan dat de lokale opvolging van de criminaliteit moet verbeteren, is het belangrijk dat niet alleen de federale politie gehoord wordt maar ook de lokale zones. Daartoe wil ik een warme oproep aan u doen.

 

Ik kan altijd helpen om dat ten minste in mijn eigen zone te faciliteren. U moet echter zeker niet alleen met de politiezone VIMA spreken. Ik sprak al over de zone Zennevallei maar ook over andere zones die heel relevant zijn. U kan die zones ook horen. Ik ben minder goed geplaatst om dat daar te faciliteren.

 

Ten slotte, ik heb het misschien niet goed begrepen, omdat alles op een hoopje wordt gegooid, maar u zei dat u wou beginnen met de uitrol van het Kanaalplan in Brussel en in de omgeving van Brussel en dus de Vlaamse Rand, maar dat het de bedoeling was om via dat plan in het hele land tot een aanpak te komen. Dat lijkt mij zeker nuttig om de drugscriminaliteit in het hele land strenger aan te pakken. Ik was echter enigszins bezorgd over de manier waarop u dat verwoordde. Het Kanaalplan heeft immers de vorige keer extra vte's op het veld gebracht. Ik ben uiteraard voorstander van meer rekruteringen en van het voornemen om in het hele land meer politiemensen te hebben. Wij moeten dat echter ook koppelen aan de realiteit. Wij zullen dit de komende maanden wel nog bekijken, maar ik vroeg mij in dat verband af hoe u dat voornemen concreet zag. Ik wil ook oproepen om echt te focussen op de plaatsen waar de noden het hoogst zijn.

 

01.14  François De Smet (DéFI): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse assez claire.

 

Il n'y a pas de carnet Atoma. Donc lorsqu'un ministre affirme que chacune des six zones pourra conserver 75 % de ses capacités, il se peut qu'il ait inventé cette information. En tout cas, ce n'est pas confirmé. Dont acte.

 

01.15  Bernard Quintin, ministre: Je n'ai pas vu de carnet Atoma.

 

01.16  François De Smet (DéFI): Vous n'en avez pas vu? Sans doute faut-il être croyant et non pratiquant.

 

Et quand Les Engagés nous disent que les 19 bourgmestres pourront garder leurs prérogatives, ce n'est pas non plus confirmé!

 

Vous dites que vous allez présenter votre plan au premier ministre puis à la Conférence des bourgmestres. Nous pourrions nous demander s'ils auront une marge de manœuvre et s'il y aura une vraie discussion. Tant mieux si vous êtes prêt à faire des amendements.

 

Vous dites que "la zone de Bruxelles-Ville/Région reste une zone de police locale". Je trouve cela très intéressant. J'adore cette phrase, mais ne vous prouve-t-elle pas l'absurdité de ce qui s'annonce? Bruxelles est en effet une Région composée 19 communes et de beaucoup de quartiers extrêmement différents. Vous dites que des spécificités géographiques doivent être prises en compte. Nous en sommes bien conscients. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle il y six zones de police, et non une seule.

 

Nous marchons donc sur la tête. Je continue à dire que nous nous retrouvons avec une concession irrationnelle, simplement parce qu'une série de partis flamands et le MR voulaient absolument cette fusion. Les Bruxellois ne la demandent pas.

 

Vous êtes en train, avec beaucoup de consultations et de sympathie, de chercher des arguments pour justifier cette fusion. Vous allez tenter de la réaliser contre l'avis, mais surtout contre l'intérêt des Bruxellois. Je ne désespère pas de vous convaincre avant qu'il ne soit trop tard.

 

01.17  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik blijf wat op mijn honger. Op 21 februari is er een taskforce opgericht en de eerste vergadering gaat door op 2 april. Men heeft dus een maand de tijd nodig gehad om een vergadering voor te bereiden en dat noemt u vooruitgang. Ik hoor echter vooral geen enkele concrete maatregel. Ik hoor niets over wat er op het terrein zal gebeuren. Ik zie of hoor ook niet welke budgetten daarvoor uitgetrokken worden. Het blijft wachten op uw beleidsnota en op de budgetten die daarin hopelijk zullen worden voorgesteld.

 

Uiteraard moeten we die ketenaanpak in acht nemen en de vraagzijde verminderen om het aanbod te doen dalen. Ik heb echter uw visie op ons voorstel niet gehoord, namelijk om verplichte drugstests op te leggen aan ambtenaren en ook politici. Waarom niet? We hebben een voorbeeldfunctie en het Vlaams Belang is daar zeer duidelijk over. We zullen dit voorstel nog voorleggen in het Parlement. Als de regering het niet zelf doet, moeten we het heft in eigen handen nemen en een verplichte drugstest opleggen aan politici, maar ook aan andere beroepscategorieën zoals de magistraten.

 

01.18  Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, vous nous dites que vous avez rencontré 18 des 19 bourgmestres et que vous les avez écoutés. Nous verrons dans la proposition de fusion que vous allez transmettre au Parlement si vous les avez entendus, car là réside notre principale demande: avez-vous entendu les bourgmestres? Je rappelle, comme j'ai déjà eu l'occasion de vous le dire, qu'un bourgmestre a des prérogatives légales avec des conséquences pénales s'il ne les remplit pas. Si vous ne donnez pas les conditions qui lui permettent de remplir ses missions de bourgmestre, la question est de savoir à qui revient la faute, notamment en termes de sécurité.

 

Je rappelle aussi, et vous l'avez dit d'ailleurs dans votre réponse, qu'il y a 19 réalités différentes. Lorsque, demain, une seule zone de police concentrera l'ensemble de ses moyens sur des quartiers plus difficiles que d'autres, comment ferez-vous en sorte que la sécurité soit assurée dans des quartiers où la sécurité se traduit par des réalités hétérogènes, où on parle plus de sécurité routière que de cambriolage ou de trafic de drogue? Par exemple dans une commune comme la mienne, la présence de véhicules garés en double-file dans une rue est plus préoccupante que dans d'autres communes puisque nous n'avons pas les mêmes problèmes de sécurité.

 

Je sais que vous avez reçu de la part de bourgmestres un certain nombre de motions, de documents, d'études. J'espère que vous pourrez en tenir compte et revenir sur un certain nombre de choses que j'ai pu lire dans la presse. Je sais aussi que votre préoccupation est que la sécurité soit assurée partout. Nous sommes évidemment d'accord. Sur ce point, nous vous suivrons et serons toujours derrière vous. Il reste à voir les modalités de ce projet de loi.

 

Je vous remercie, en tout cas, des réponses que vous avez apportées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De kerntaken van de politie" (56002283C)

- Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De kerntaken van de politie" (56003934C)

02 Questions jointes de

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les missions essentielles de la police" (56002283C)

- Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les tâches essentielles de la police" (56003934C)

 

02.01  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, de regering zal een bijkomende inspanning doen om nieuw beleid te voeren en te financieren. Natuurlijk moeten er ook extra financiële middelen voor de veiligheids­departementen uitgetrokken worden, zodat die hun kerntaken opnieuw volwaardig kunnen uitvoeren. De politie moet kunnen focussen op haar kerntaken.

 

We moeten dus in de eerste plaats de taak- en bevoegdheidsverdeling van de federale en de lokale politie opnieuw scherpstellen en waar nodig actualiseren. De lokale politie heeft behoefte aan grotere lokale politiezones en meer interzonale samenwerkingsverbanden. Het solidariteits­systeem van de gehypothekeerde capaciteit (HyCap) moet worden herbekeken en de federale politie moet meer kunnen focussen op gespecialiseerde en bovenlokale opdrachten.

 

Mijnheer de minister, die zaken zijn natuurlijk niet nieuw. Ze worden al jaren aangekaart en deze legislatuur hopen we daar echt verandering in te brengen.

 

Tevens dienen we de juridische belemmeringen weg te werken die de uitoefening van bepaalde niet-politionele taken door privéactoren, ter ondersteuning van de politiediensten, momenteel nog in de weg staan. Op die manier willen we inderdaad zoveel mogelijk blauw op straat krijgen.

 

Daarnaast moeten we zorgen voor een optimale benutting van de al bestaande mogelijkheden binnen het huidige wettelijke kader om niet-politionele taken te laten uitvoeren door privéspelers. Bepaalde taken kunnen zeker ook worden overgeheveld naar andere overheidsdiensten, zowel lokaal als federaal.

 

Tot slot heb ik opnieuw een vraag over de financiële middelen voor de politiediensten in de komende legislatuur in dit land. Waarschijnlijk kan ik daar hetzelfde antwoord op verwachten, maar ik stel ze toch maar.

 

Hoe moet de toekomstige taak- en bevoegdheids­verdeling van de federale en de lokale politie eruitzien? Hoe zit het met de kerntaken?

 

Op welke manier wilt u grotere lokale politiezones stimuleren? Welke wijzigingen aan het solidariteits­systeem van de HyCap wilt u doorvoeren? Wat zijn volgens u de gespecialiseerde en bovenlokale opdrachten van de federale politie?

 

Welke mogelijkheden ziet u binnen het huidige wettelijke kader om niet-politionele taken te laten uitvoeren door privéspelers? Welke nieuwe mogelijkheden wilt u creëren?

 

Welke taken kunnen volgens u worden overgeheveld naar andere overheidsdiensten? Kunt u dat in uw antwoord opsplitsen naar het lokale en het federale niveau?

 

02.02 Minister Bernard Quintin: Mevrouw De Vreese, ik begrijp voor een stuk uw visie met betrekking tot het opnieuw toewijzen van essentiële taken aan de politie, evenals het overdragen aan de privésector van bepaalde taken die momenteel door de politie worden uitgevoerd. Ik deel ook uw mening over het belang van het verhogen van de middelen voor de lokale politie en het verbeteren van de solidariteit, met name door middel van het HyCap-model, een solidariteitsmechanisme tussen lokale politiezones.

 

Zoals u weet, ben ik bezig om aan deze zorgen tegemoet te komen door de KUL-norm te herzien en door de taken te bestuderen die aan de privésector zouden kunnen worden overgedragen. Het is echter nog te vroeg om u nu al een precies antwoord te geven. Daarom nodig ik u uit om mij uw vraag opnieuw te stellen zodra onze begroting is opgesteld.

 

Ik deel echter uw bezorgdheid over de verduidelijking van de missies van de politie en de creatie van een goed kader voor het aandeel van de privésector daar. L'État doit rester le seul détenteur de la légitimité de la force. Dat is tezelfder tijd mijn leidraad en mijn rode lijn.

 

02.03  Maaike De Vreese (N-VA): Op het terrein speelt er heel wat op het vlak van de bevoegdheids­verdeling tussen de federale en de lokale politie. Ik heb straks ook nog een vraag in verband met de scheepvaartpolitie en de manier waarop er met de lokale politie moet worden samengewerkt.

 

Er zijn ook heel wat vragen over de spoorwegpolitie in West-Vlaanderen. Wat zijn hun taken en hoe kunnen ze die in godsnaam goed uitvoeren zonder over de daarvoor nodige capaciteit te beschikken? Ik kijk dus enorm uit naar de gesprekken over de begroting en naar de herziening van de KUL-norm. Komt u al voor de zomer met een voorstel daarrond? Aangezien het een bijkomende vraag is, zal ik die misschien later of tijdens de begrotings­besprekingen stellen. Ik volg het alleszins op.

 

De voorzitter: Het antwoord zal in de toekomst duidelijker worden, veronderstel ik.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 56002290C van de heer Troosters wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

03 Vraag van Ortwin Depoortere aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het onrechtmatige gebruik van e-mailadressen van de politiediensten" (56002363C)

03 Question de Ortwin Depoortere à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "L'utilisation abusive d'adresses e-mail des services de police" (56002363C)

 

03.01  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, deze vraag was eigenlijk gericht aan uw voorgangster, mevrouw Verlinden. Ze is dus misschien enigszins gedateerd.

 

Het Comité P heeft agenten berispt omdat ze hun e-mailadres onrechtmatig gebruikt zouden hebben in de privésfeer. Ze zouden een officiële waarschuwing gekregen hebben. Naar aanleiding daarvan hebben heel wat mensen uit de sector, maar ook uit de academische wereld ervoor gepleit om de deontologische code voor politie­ambtenaren te moderniseren, want die is intussen al meer dan 20 jaar oud.

 

Zult u die deontologische code op termijn actualiseren?

 

03.02 Minister Bernard Quintin: Ik wil het besluit van de tuchtoverheid ten volle respecteren. Ik ga ervan uit dat die rekening heeft gehouden met alle elementen van de zaak. Het is niet aan mij om commentaar te leveren op die beslissing.

 

Wat de problematiek van de deontologische code betreft, wijst niets erop dat het gaat om een breder of structureel probleem van illegaal gebruik van politiemiddelen. De deontologische code is op dat punt heel duidelijk. Personeelsleden mogen voor privédoeleinden geen middelen gebruiken die door de politieorganisatie ter beschikking worden gesteld, zoals voertuigen, apparatuur of software.

 

De deontologische commissie is eind 2019 bijeengekomen voor de mogelijke herziening van de deontologische code. Door de covidpandemie werd het werk van de werkgroep opgeschort. De werkzaamheden van de deontologische commissie werden in het najaar van 2024 hervat en worden in 2025 voortgezet. De commissie overweegt om de deontologische code te actualiseren om die zo in lijn te brengen met de huidige maatschappelijke context en de complexiteit van het politiewerk. De herziening van de deontologische code is een delicate oefening, waarbij goede praktijken, in België en internationaal, niet uit het oog mogen worden verloren.

 

Ik kan u nog geen precieze datum geven voor de voltooiing van de herziening, maar de werkgroep zet zijn werk voort. De volgende bijeenkomst is op 27 mei 2025 gepland.

 

03.03  Ortwin Depoortere (VB): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik kan mij daar helemaal bij aansluiten. Ik ben blij dat u en de deontologische commissie daar werk van maken. Ik kijk alvast uit naar het resultaat daarvan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Ortwin Depoortere aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De afpersing van een cameraploeg door gangsterbendes in Molenbeek" (56002364C)

04 Question de Ortwin Depoortere à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le racket d'une équipe de tournage par des bandes de gangsters à Molenbeek" (56002364C)

 

04.01  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, deze vraag is al flink gedateerd, want ik heb die begin dit jaar ingediend. Gemakkelijkheidshalve verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

In de week van 10 januari 2025 raakte bekend dat een filmproducent, regisseurs en hun medewerkers werden afgeperst door gangsterbendes tijdens de opnames van de film 'Rebel' in Molenbeek. “De politie kon ons niet beschermen", klonk het in Het Laatste Nieuws. Men moest uiteindelijk 'beschermingsgeld' betalen om de veiligheid van hun medewerkers te kunnen blijven garanderen. 

 

Een betrokken regisseur – Adil El Arbi – gaf aan dat hij en anderen “connecties" en “familie" hebben in die buurten. Als zelfs zij lastiggevallen en bedreigd worden, is de situatie voor de gemiddelde Vlaming of Brusselaar wellicht nog erger.

 

Dit is meer dan verontrustend. Wanneer onze ordediensten de controle over hele straten, wijken, gemeenten… verliezen, faalt de overheid in de belangrijkste kerntaak: het beschermen van de burgers.

 

1. Hebt u cijfers over de prevalentie van dergelijke afpersings- en maffiapraktijken?

2. Hoe verklaart u dat de politie niet in staat was om de veiligheid te garanderen in Molenbeek?

3. Welke concrete stappen onderneemt u om een herhaling te voorkomen? Om de veiligheid van onze burgers te garanderen?

4. Hoeveel middelen en mankracht worden specifiek vrijgemaakt voor de bestrijding van dergelijke criminele organisaties?

5. Wat is het profiel van deze criminelen; achtergrond, nationaliteit…?

6. Hoe wordt de aanwezigheid van criminele netwerken gemonitord?

7. Vindt u dat dit falen van de overheid het vertrouwen in de rechtsstaat ondermijnt?

8. Welke verantwoordelijkheid draagt u?

 

04.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Depoortere, in verband met de vermeende afpersing van de producent van de film Rebel in de gemeente Sint-Jans-Molenbeek wil ik u erop wijzen dat er op basis van de informatie verstrekt door de betrokken politiezone geen klacht werd ingediend over die feiten, noch een verzoek tot tussenkomst van de politie werd ingediend in verband met die feiten. Voor de politiezone is het dan ook moeilijk om zich uit te spreken over feiten die niet officieel gemeld zijn.

 

Wat uw verzoek om cijfers betreft, nodig ik u uit om die vraag schriftelijk in te dienen, zodat ik ze zo spoedig mogelijk kan beantwoorden.

 

04.03  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De vraag om bijstand van de scheepvaartpolitie in Zeebrugge" (56002373C)

- Franky Demon aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De inzet van de scheepvaartpolitie in Zeebrugge" (56002628C)

05 Questions jointes de

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La demande d'assistance de la police de la navigation de Zeebrugge" (56002373C)

- Franky Demon à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le déploiement de la police de la navigation à Zeebrugge" (56002628C)

 

De voorzitter: De heer Demon is afwezig.

 

05.01  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, in de Brugse gemeenteraad werd op 16 december 2024 het fenomeen van overlast door jongeren in de Zeebrugse woonkern aangekaart. De lokale politie is bereid om de wijkwerking uit te breiden, maar heeft 's nachts geen permanentie in Zeebrugge. De rijtijd van het Brugse politiehuis naar Zeebrugge voor een interventie bedraagt 20 minuten.

 

De Brugse burgemeester was tijdens die gemeenteraadszitting opvallend kritisch over de werking van de scheepvaartpolitie in Zeebrugge: “Er staat daar een zeer uitgebreide en mooie kazerne in Zeebrugge van de scheepvaartpolitie, die dag en nacht beschikbaar is met perfecte voertuigen en manschappen. Maar als de mensen zelf – de buurtbewoners – binnenlopen om te zeggen dat er iets gebeurt, is het antwoord van de scheepvaartpolitie 'Dat is niet onze taak. Wij dienen voor de haven en voor niets anders dan de haven'. Ze hebben een tijdlang rond transmigranten hun deel gedaan, maar er zijn quasi geen transmigranten meer in Zeebrugge, dus dat probleem is van de baan. En in andere zaken komen zij gewoon niet tussen… Die scheepvaartpolitie heeft uiteraard een aantal taken die met de haven te maken hebben, maar die hebben ook wel wat tijd, zeker 's nachts."

 

Ik citeer hem letterlijk omdat ik aangedaan was door de manier waarop de burgemeester van de op twee na grootste stad in Vlaanderen, die op een constructieve manier zou moeten samenwerken met de federale politie, met een zekere minachting over die dienst spreekt. Nochtans is hij vragende partij voor bijstand van de scheepvaartpolitie bij incidenten, in afwachting van de komst ter plaatse van de lokale politie.

 

Ik vind dat de belangrijkste taak van een burgemeester is om ervoor te zorgen dat de veiligheid op zijn grondgebied gegarandeerd is en dat zijn politiediensten op tijd ter plaatse kunnen zijn, waar zij zich ook bevinden. Het grondgebied is misschien iets groter, maar hij moet ervoor zorgen dat de politiemensen op tijd bij de inwoners van Brugge raken. Dat is zijn eerste prioriteit als burgemeester.

 

Mijnheer de minister, hoe is de verstandhouding tussen de verschillende diensten en niveaus met betrekking tot de situatie in Zeebrugge? Wanneer ging er overleg door met de verschillende actoren? Wat was de conclusie van dit overleg?

 

Bent u bereid om te bekijken hoe de samenwerking tussen de scheepvaartpolitie en de lokale politie beter kan, zodat er in moeilijke situaties bijstand kan worden verleend? Wat is de huidige personeelscapaciteit van de Zeebrugse afdeling van de scheepvaartpolitie? In welke mate kan die 24/7 ingrijpen? Zitten zij daar 's nachts inderdaad met hun vingers te draaien of hebben ze iets te doen? Ik vind de toon van de burgemeester namelijk echt niet kunnen.

 

05.02 Minister Bernard Quintin: Mevrouw De Vreese, ik was daar niet, maar ik ben het met u eens. De toon is belangrijk, net als de dienstverlening.

 

Het voorzien in een gelijkwaardige en kwaliteits­volle politiezorg over het volledige grondgebied is al sinds de oprichting, meer dan 20 jaar geleden, een van de kernwaarden van de geïntegreerde politie. Het concept van onze geïntegreerde politie voorziet twee niveaus. De lokale politie is verantwoordelijkheid voor de basispolitiezorg op het grondgebied van de politiezone, terwijl de federale politie met toepassing van de beginselen van subsidiariteit en specialiteit de gespecialiseerde politiezorg en -steun waarborgt.

 

De scheepvaartpolitie is in principe inderdaad alleen actief op de waterwegen en in de havens. De politiezone Brugge is verantwoordelijk voor de politionele dienstverlening op haar territorium. Omwille van de specifieke plaatsgesteldheid in Zeebrugge, waar de woonkern met het havengebied verweven is, heeft de scheep­vaartpolitie echter sinds 1 januari 2002 een samenwerkingsprotocol met de politiezone Brugge, waarin onder meer de territoriale verdeling is opgenomen. Dit protocol werd op 1 januari 2023 nog vernieuwd en wordt regelmatig geëvalueerd. De laatste evaluatie dateert van 8 oktober jongsleden, waarbij werd geconcludeerd dat er geen aanpassingen of bijsturingen nodig waren. De volgende evaluatie van deze structurele samenwerking is voor 20 mei 2025 gepland.

 

Los van dit protocol moet natuurlijk elke politiedienst en elke politieman of -vrouw optreden voor dringende noodhulp, tot en met het moment waarop de relevante diensten ter plaatse kunnen komen. Ook voor het onthaal van hulpzoekende burgers volgt het protocol het geldende juridische kader. Personen die zich met een dringende vraag om hulp bij hun politiepost aanbieden, worden onmiddellijk geholpen. Indien de hulpvraag niet dringend is, wordt de persoon naar de meest adequate dienst doorgestuurd. Bij de volgende evaluatie van het protocol zal die taakverdeling opnieuw kunnen worden besproken indien ze niet naar wens van een of meerdere stakeholders is.

 

05.03  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, als er op 8 oktober 2024 nog overleg geweest is over het protocol en de conclusie van beide partijen daar luidde dat er niets hoeft te worden veranderd, dan vind ik het nog frappanter dat er op 16 december op die manier zo'n sneer wordt uitgedeeld. Als men rond de tafel zit, moeten de problemen op dat moment besproken worden en niet in de gemeenteraad van Brugge.

 

De scheepvaartpolitie staat nog voor grote, nieuwe uitdagingen om controle uit te oefenen op de kritieke infrastructuur en de Russische schepen die in de buurt daarvan varen. Ik hoop dat u die politiemensen volop ondersteunt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Gezichtsherkenning en AI" (56002377C)

06 Question de Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La reconnaissance faciale et l'IA" (56002377C)

 

06.01  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Zoals gebruikelijk bij Europese regelgeving worden artificiële intelligentie en gezichtsherkenning (en andere biometrische gegevens) in theorie aan banden gelegd (verbod). In de praktijk klopt dat natuurlijk niet (uitzonderingen op het verbod). Er kan doorgaans net méér.

 

In België ontbreekt al langer een deftig wettelijk kader voor de toepassing van moderne technologieën zoals biometrische gegevens (waaronder gezichtsherkenning) en AI. In de praktijk botsen ze daar tegenaan. Er dient ook opgemerkt dat die technologieën zowel apart als samen kunnen worden ingezet. Maar België zal de Europese uitzonderingen slechts kunnen gebruiken nadat de lidstaten specifieke nationale wetgeving hebben opgesteld.

 

Daartoe kan de Wet op het Politieambt worden aangepast. Er lopen juridische en operationele analyses bij de politiediensten. Gezichtsherkenningstechnologie kan worden gebruikt om veroordeelden en verdachten van zware misdrijven. De Voetbalwet kan eveneens worden aangepast om biometrisch toegangscontrole in te voeren (zoals in onze havens). Tot slot dienen we een wettelijk kader voor proeftuinen te maken zodat nieuwe operationele toepassingen en nieuwe technologieën kunnen worden getest. In Vlaanderen hebben we daarvoor al een wettelijk kader

 

Hierover heb ik de volgende vragen:

 

Kan u het Europese juridische kader voor de praktische toepassingen van biometrische gegevens (waaronder gezichtsherkenning) en AI toelichten? Wat wordt in de praktijk allemaal mogelijk, zowel als samen?

 

Voor welke praktische toepassingen zal België nationale wetgeving opstellen? Binnen welke termijn?

 

Hoe moet de Wet op het Politieambt worden aangepast? Wat zeggen de juridische en operationele analyses van de politiediensten daarover?

 

Worden nog andere analyses gemaakt door andere veiligheidsdiensten? Met welke resultaten?

 

Hoe zal de Voetbalwet worden aangepast om biometrisch toegangscontrole mogelijk te maken?

 

Hoe kan een wettelijk kader voor proeftuinen eruitzien? Welke lessen kunnen we daarbij trekken uit de reeds bestaande regionale regelgeving?

 

06.02 Minister Bernard Quintin: Mevrouw De Vreese, het belangrijkste Europese wetgevingsinstrument inzake artificiële intelligentie is de AI Act, die op 1 augustus 2024 in werking is getreden. Bepaalde bepalingen treden wel op een latere datum in werking.

 

De AI Act deelt AI-systemen op in risiconiveaus, waarbij realtime biometrische identificatie op afstand in openbare ruimtes voor rechtshandhavingsdoeleinden in principe volgens artikel 5, eerste lid wordt verboden. Er zijn drie uitzonderingen op dat verbod, ten eerste, het gericht zoeken naar specifieke slachtoffers van ontvoering, mensenhandel of seksuele uitbuiting evenals naar vermiste personen, ten tweede, het voorkomen van een specifieke aanzienlijke onmiddellijke dreiging voor leven of fysieke integriteit of een reële en actuele dan wel voorspelbare terroristische aanslag en, ten derde, de lokalisatie of identificatie van verdachten van welbepaalde strafbare feiten, waarvoor een maximumstraf van minstens vier jaar geldt. Bij elk gebruik van dergelijke systemen blijven uiteraard ook de GDPR en de bepaling van de Law Enforcement Directive (LED) volledig van toepassing.

 

Gelet op haar opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, wenst de politie gebruik te maken van de uitzonderingen opgenomen in artikel 5, eerste lid, h en i tot 3i, voor zover het gebruik van biometrische identificatiesystemen strikt noodzakelijk is voor die doeleinden. Daartoe moeten in het Belgisch nationaal recht gedetailleerde regels worden vastgelegd. Die regels moeten ook de voorafgaande toestemming door een gerechtelijke of administratieve instantie waarborgen, zoals vereist in artikel 5, derde en vijfde lid, van de AI Act.

 

Eveneens moet worden bepaald voor welke doeleinden en misdrijven die systemen eventueel kunnen worden ingezet. Het gebruik van AI-systemen met hoog risico vereist daarenboven dat een risicobeheersproces wordt opgezet, uitgevoerd, gedocumenteerd en onderhouden.

 

Ik zal wetgeving voorbereiden die nodig is voor de implementatie van de AI Act in België en meer specifiek om het gebruik van de uitzonderingsbepalingen mogelijk te maken. In dat verband is het aangewezen te onderzoeken of daarvoor een aanpassing van de wet op het politieambt of van het Wetboek van strafvordering noodzakelijk is.

 

Het gebruik van biometrie voor toegang tot voetbalstadions wordt momenteel juridisch en technisch onderzocht. Er is nog geen standpunt ingenomen, aangezien er zowel grondwettelijke en wettelijke als praktische implicaties zijn die zorgvuldig geanalyseerd moeten worden vooraleer implementatie overwogen kan worden.

 

Het wettelijke kader van proeftuinen bij de politie is zeer beperkt. Gezien de aard van AI-systemen, waarbij er een risico op onder andere bias bestaat, kan het wenselijk zijn om ontwikkeling en testen met operationele gegevens onder strikte voorwaarden mogelijk te maken. Dat vergt een duidelijk en juridisch robuust kader dat bij voorkeur eenvoudig is en de fundamentele rechten en vrijheden van burgers waarborgt.

 

06.03  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, het gebruik van artificiële intelligentie evolueert enorm snel. Wij mogen natuurlijk ook niet blijven stilstaan. Daarbij moeten we wel onder andere de GDPR-wetgeving in acht nemen. Het is altijd een kwestie van evenwichten zoeken.

 

Als we mee willen zijn en AI inzetten in de strijd tegen criminaliteit, zal het inderdaad noodzakelijk zijn om flexibel proeftuinen te kunnen opzetten waarmee we dan verder aan de slag kunnen. Ik kijk alvast uit naar uw verder juridisch onderzoek hieromtrent. Ik zal dat zeker opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De stijging van transmigratie in West-Vlaanderen" (56002380C)

07 Question de Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "L'augmentation de la migration de transit en Flandre occidentale" (56002380C)

 

07.01  Maaike De Vreese (N-VA): De gouverneur van West-Vlaanderen communiceerde dat het aantal transmigranten in West-Vlaanderen weer gestegen is. Volgens de gouverneur werden er in 2024 632 transmigranten gevat, in 2023 waren dat er nog minder dan 400. 70 % van alle aangetroffen transmigranten zou volgens de gouverneur in West-Vlaanderen aangehouden zijn.

 

Mijnheer de minister, onze provincie is traditioneel de provincie die door de problematiek van transmigranten getroffen wordt. Als we vergelijken met een aantal jaren geleden, dan zien we dat de cijfers momenteel nog niet van dien aard zijn dat de situatie volledig uit de hand gelopen is. Dat zult u mij vandaag ook niet horen zeggen, zeker en vast aangezien er eigenlijk een veranderde methode is. Door met kleine bootjes te vertrekken aan de Franse kust, worden onze havens veel meer gespaard dan een aantal jaren geleden.

 

De gouverneur zegt in zijn communicatie wel dat hij erbij blijft dat er een gebrek is aan federale steun in de aanpak van de transmigratie en mensensmokkelbendes. Hij pleit ervoor sterk in te zetten op innovatieve technieken om het probleem aan te pakken. In een vorige commissie­vergadering polste ik reeds naar de werking van het transitteam van de federale gerechtelijke politie van West-Vlaanderen en het expertisecentrum grensbeheer om het fenomeen aan te pakken.

 

Kunt u toelichting geven bij de cijfers? Kunt u cijfers geven van het aantal transmigranten dat werd geregistreerd door de politiediensten in 2024 in dit land? Kunt u een overzicht geven van de meest voorkomende nationaliteiten? Kunt u een overzicht geven van de transportmiddelen die deze transmigranten gebruiken? Kunt u een onderscheid maken in locatie? Hoe verklaart u de stijging het laatste jaar? Hoeveel werden er gevat bij inklimming in voertuigen?

 

Welke politionele acties worden ondernomen om het fenomeen van transmigratie aan te pakken? Zet u hierbij in op zowel een bestuurlijke als een gerechtelijke aanpak? In welke mate worden de lokale West-Vlaamse politiezones ondersteund door de Coördinatie- en steundirectie, de CSD van West-Vlaanderen? In hoeverre werd de samenwerking tussen de verschillende diensten en niveaus versterkt?

 

Kunt u toelichting geven over de aanpak van de smokkelbendes? Werd er vooruitgang geboekt? Welke nieuwe innovatieve technieken worden gebruikt? Heeft het transitteam van de FGP West-Vlaanderen resultaten geboekt? Kunt u toelichting geven over de versterking van het expertise­centrum voor grensbeheer en over de uitrol van het nieuwe systeem EES? Hebt u eventueel overlegd met de minister van Asiel en Migratie, die me heeft doorverwezen naar u met deze vraag?

 

07.02 Minister Bernard Quintin: Mevrouw De Vreese, met uw goedvinden, zal ik alleen een inleiding geven en u dan de volgende zeven pagina's overhandigen.

 

De stijging in 2024 wordt vooral verklaard door de historisch lage cijfers in 2023. Voor 2020 werden jaarlijks ongeveer 4.000 transmigranten geïntercepteerd in West-Vlaanderen. Het grootste deel van de transmigranten heeft de Soedanese, Eritrese of Irakese nationaliteit.

 

Er is opnieuw een duidelijke stijging van het aantal inklimmingen in vrachtwagens, vooral in het havengebied, waar 160 voorvallen geregistreerd werden in 2024. Dit lijkt samen te hangen met het aantal transmigranten in Calais en Duinkerke dat de oversteek per small boat waagt.

 

De opties inklimming in vrachtwagens of boottochten werken vaak als communicerende vaten. Transmigranten schakelen tussen de methodes op basis van de slaagkansen, beïnvloed door het weer en door andere praktische factoren. In België vertrekken, op zeldzame uitzonderingen na, geen kleine bootjes. Daardoor blijven de havens de belangrijkste rechtstreekse toevoerroute naar het Verenigd Koninkrijk en een focuspunt voor de betrokken diensten.

 

De federale politie levert dagelijks op diverse domeinen ondersteuning aan de geïntegreerde politiediensten en de verantwoordelijke overheden. Binnen zijn bevoegdheid en inspannings­verantwoordelijkheid stimuleert en coördineert de directeur-coördinator voor de provincie West-Vlaanderen de eerstelijnsdiensten om actie te ondernemen. Hij faciliteert acties met de aanwezige mensen en middelen.

 

Zoals u weet, ben ik een paar weken geleden op bezoek geweest in de lokale politiezone Westkust. Ik heb het heel goede werk gezien dat daar geleverd is. Vorige maandag was ik in Londen voor de Border Immigration Summit, met enkele collega's uit de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, Irak enzovoort.

 

Zoals hier geschreven staat: we weten dat de small boat-problematiek bij ons niet echt acuut is. Dat wil echter niet zeggen dat we die niet goed moeten aanpakken, voor iedereen, ook voor de transmigranten, die groot gevaar lopen in die small boats.

 

Ik geef u de andere zeven pagina's.

 

07.03  Maaike De Vreese (N-VA): Op het vlak van mensensmokkel en de transmigratieproblematiek hebben we al enkele zeer ernstige situaties meegemaakt. Denk maar aan de kleuter Mawda en aan de Vietnamese slachtoffers in Essex. Als land moeten we daar blijvend op inzetten. De cijfers zijn inderdaad enorm gedaald. Waarschijnlijk reizen minder vluchtelingen door langs ons land. Hoe meer controle, hoe hoger evenwel de cijfers, ook langs onze wegen, op parkings en dergelijke meer.

 

De regio’s moeten de handen in elkaar blijven slaan. Vlaanderen investeert in extra controle op de parkings door privéfirma’s. Ik raad aan om dat te blijven doen, want alvorens men het beseft, loopt de situatie opnieuw uit de hand. Dat dient men absoluut te vermijden om te voorkomen dat er nog meer slachtoffers vallen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De bescherming van kritieke infrastructuur" (56002383C)

08 Question de Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La protection des infrastructures critiques" (56002383C)

 

08.01  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, we zien alsmaar meer Russische schepen voor onze West-Vlaamse kust opduiken. Het maritime operations center van de Belgische marine spotte vorig jaar 166 Russische schepen voor onze kust, 50 % meer dan in 2023. Het gaat zowel om vrachtschepen en militaire schepen als zogenaamde onderzoeksschepen uit Rusland. De Belgische marine stuurde vorig jaar 63 keer een van haar patrouillevaartuigen uit om Russische schepen te schaduwen of om ze te escorteren.

 

De situatie in de Oostzee, met de recente beschadigingen aan cruciale kabels door vermoedelijk Russische schepen, roept absoluut op tot waakzaamheid. Door de verschillende sabotageacties heeft de NAVO besloten om zijn militaire aanwezigheid in de Oostzee te versterken. Ook in onze Noordzee heeft Defensie de special forces ingezet om de beveiliging van kritieke infrastructuur op de Noordzee zoals windmolenparken of onderzeese kabels te testen. Rusland stelt zich steeds agressiever op tegenover ons land. We moeten op onze hoede zijn voor de sabotage van kritieke infrastructuur in de Noordzee door Rusland, zoals eerder in de Baltische Zee gebeurde.

 

Op een eerdere parlementaire vraag kreeg ik als antwoord te horen dat het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) het beleid coördineert, het OCAD de dreigingsanalyses uitvoert en de politie de veiligheidsoperaties beheert. Voor dat laatste aspect komt u in the picture. Defensie ontwikkelt samen met het NCCN en andere actoren nationale plannen, zoals het nationaal verdedigingsplan en het weerbaarheidsplan. Defensie heeft een ondersteunende rol en opereert binnen het wettelijke kader met de coördinatie van het maritiem informatiekruispunt en het maritiem operatiecentrum. Dit land implementeert ook de EU-strategieën en ondersteunt de NAVO-inspanningen daaromtrent.

 

Aangezien u als minister van Binnenlandse Zaken medeverantwoordelijk bent voor de bescherming van onze kritieke infrastructuur, heb ik enkele vragen voor u.

 

Hoeveel verdachte incidenten werden er geregistreerd in 2023 en 2024? In hoeveel van die gevallen leidde dat tot schade? Hoeveel van die gevallen werden rechtsreeks gelinkt aan Rusland? Hebt u ook al gegevens van eventuele incidenten in 2025?

 

Welke acties onderneemt u om de kritieke infrastructuur nog beter te beschermen?  Welke stappen zet u om dergelijke incidenten aan te pakken en te voorkomen?

 

Welke acties onderneemt het NCCN? In welke veiligheidsplannen werd de bescherming van onze infrastructuur opgenomen? Hoe bereidt het NCCN ons voor op noodsituaties, indien er kritieke infrastructuur wordt beschadigd?

 

Kunt u de samenwerking met Defensie en andere actoren omtrent het nationaal verdedigingsplan en weerbaarheidsplan toelichten? Ik heb die vraag toegevoegd naar aanleiding van het antwoord dat ik van Defensie ontving.

 

08.02 Minister Bernard Quintin: Mevrouw De Vreese, mijn antwoord, dat ik u nog zal bezorgen, beslaat wel zes pagina's, maar iedereen vindt de bescherming van onze mooie kust nu eenmaal heel belangrijk.

 

Het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) beschikt niet over cijfers van incidenten die als verdacht kunnen worden beschouwd. Het MIK heeft geen informatie van enige schade aan kritieke infrastructuren door militaire schepen of zogenaamde onderzoeksschepen in de Noordzee. Bijgevolg zijn er ook geen bevestigde verbanden met Rusland. We volgen die zaak evenwel met alle diensten op en nemen ze zeer ernstig.

 

We spreken over hybrid threats. Ik heb al gezegd dat we van die term af moeten. Die dekt de lading niet. Het gaat om concrete acties op zee, bijvoorbeeld in de Baltische Zee. We moeten het probleem dus echt serieus nemen en dat doen we ook met alle diensten, onder andere bij de NAVO, de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV), de FOD Mobiliteit en het Nationaal Crisiscentrum. Ik kan u geruststellen dat wij alles op de voet volgen.

 

08.03  Maaike De Vreese (N-VA): Bedankt, mijnheer de minister. Als het zo verder gaat, heb ik tegen het einde van de dag een boek te lezen.

 

Er zijn inderdaad voor verschillende spelers en ministers belangrijke taken weggelegd, als het gaat over onze kritieke infrastructuur. Laten we daarbij niet vergeten dat ook de privésector over bepaalde middelen beschikt. Dan denk ik bijvoorbeeld aan onderwaterdrones die eventueel voor onderzeese kabels ingezet kunnen worden. We moeten out of the box nagaan hoe we onze kritieke infrastructuur zo goed mogelijk kunnen beschermen. Wij blijven de kwestie zeker opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56002448C van de heer Raskin wordt in een schriftelijke vraag omgezet.

 

Aan de orde is vraag nr. 56002585C van de heer Freilich. Hij is niet aanwezig.

 

09 Vraag van Matti Vandemaele aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De scanners en de veiligheid in de haven van Antwerpen" (56002591C)

09 Question de Matti Vandemaele à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les scanners et la sécurité dans le port d'Anvers" (56002591C)

 

09.01  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik had enige tijd geleden een schriftelijke vraag ingediend, die nog door uw voorganger werd beantwoord. Ik polste toen naar het niet-functioneren van de scanners in de haven van Antwerpen. Ik kreeg daar een – ik probeer het proper te omschrijven – nogal ontwijkend antwoord op. Ik was namelijk geïnformeerd, door mensen die het kunnen weten, dat die scanners vaak kapot zijn, niet goed functioneren en dat er heel veel passeert zonder dat die scanners worden ingezet. De mensen die daar moeten scannen, zitten met andere woorden een beetje met de handen in het haar, omdat die toestellen vaak niet goed werken. Omdat mijn schriftelijke vraag niet goed werd beantwoord, wilde ik mijn vraag mondeling stellen om te zien of de antwoorden dan beter zijn.

 

In het schriftelijke antwoord stond dat er een risicoanalyse wordt gemaakt. Wie maakt die risicoanalyse? Wat is de rol van de politie en van de douane? Welk deel van de scanapparatuur is de afgelopen maanden defect geweest? Hoeveel scantunnels zijn er het afgelopen jaar inactief geweest? Ik vraag dit heel expliciet omdat ik daarop de vorige keer geen antwoorden heb gekregen.

 

De scantunnels lopen blijkbaar ook naar het einde van hun levensduur. Ze moeten dus vernieuwd worden. Wanneer moet die vernieuwing gebeuren? Is er daarvoor al een budget vastgelegd? Kunt u mij daar iets over vertellen?

 

Ook de x-ray scansystemen waren nog niet volledig operationeel. Men zat daar in de testfase. Hoe verlopen de testen? Is de testfase nog bezig of gaat men al over tot de echte implementatie? Worden er na die testfase ook extra toestellen in gebruik genomen?

 

Kunt u een overzicht geven van de hoeveelheid drugs die werd onderschept? Welke technieken werden daar gebruikt? Wat is het aandeel van die scanners daarin?

 

09.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, de risicoanalyse en de selectie van de controle van goederen waarmee verdovende middelen naar België zouden worden gesmokkeld vormen een prioritaire taak van de douane. In de haven van Antwerpen werken de federale politie, de scheepvaartpolitie Antwerpen, de federale gerechtelijke politie Antwerpen en de douane volgens een specifiek operationeel samenwerkingsmodel. Het gaat om een operationeel driehoeksmodel.

 

Het is evident dat bij die samenwerking operationele informatie-uitwisseling plaatsvindt, die de diensten versterkt in de uitvoering van hun prioritaire opdrachten.

 

Mijnheer Vandemaele, ik zal u jammer genoeg moeten teleurstellen, maar de andere vragen vallen buiten mijn bevoegdheidsdomein. U kunt die het best aan de minister van Financiën stellen.

 

09.03  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik zal dat doen. In tussentijd lijkt het me echter raadzaam dat u vanuit uw bevoegdheid ook al eens contact opneemt met de minister die bevoegd is voor de douane, omdat de scanners van fundamenteel belang zijn om drugs en andere foute bestanddelen op te sporen die ons land binnenkomen. Als die niet goed werken, vis ik daar niet naar om dan achteraf te kunnen zeggen dat het in Antwerpen grote miserie is, maar wel omdat ik graag zou hebben dat de mensen die met die toestellen moeten werken over goed materiaal beschikken en omdat we op die manier de veiligheid in ons land kunnen verhogen. In afwachting van uw vraag aan de minister zal ik deze kwestie daar ook al agenderen en die minister bevragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56002604C van de heer Metsu wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

Vraag nr. 56002643C van de heer Raskin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De samengevoegde vragen nr. 56002736C van de heer De Smet en nr. 56002925C van mevrouw Maouane worden uitgesteld.

 

10 Vraag van Alain Yzermans aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het politiepersoneel" (56002740C)

10 Question de Alain Yzermans à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le personnel de police" (56002740C)

 

10.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mijnheer de minister, in het kader van de mobiliteitsprocedure is toegang tot het volledige personeelsdossier essentieel voor het waarborgen van de integriteit bij de selectie van politiepersoneel, vooral in situaties waarin er tucht- of gerechtelijke onderzoeken aan de orde zijn. Politiebeambten kunnen tijdens hun loopbaan van werkplaats veranderen. De selectiecommissie heeft alleen toegang tot het mobiliteitsdossier, dat gebaseerd is op elementen uit het persoonlijk dossier, zoals tuchtstraffen. Dit dossier bevat echter enkel uitgesproken straffen en geen lopende zaken, wat soms voor problemen zorgt.

 

Het is cruciaal dat de politiezone die de kandidaat aanwerft inzage heeft in het volledige personeels­dossier. Als er bijvoorbeeld een vooronderzoek inzake tucht loopt tegen een personeelslid, dan zal die informatie niet zichtbaar zijn in het mobiliteitsdossier of het persoonlijk dossier. Pas wanneer een tuchtstraf definitief is, wordt die opgenomen in het gedeelte 'Tuchtstraffen' van het persoonlijk dossier.

 

Een bijzondere situatie doet zich voor wanneer een personeelslid tijdens een lopende tuchtprocedure van werkplek verandert. Dan is er geen informatie over die procedure beschikbaar in het mobiliteits­dossier. Dat betekent dat de selectiecommissie geen kennis kan nemen van die belangrijke informatie zolang het onderzoek loopt. Bovendien kan het dat een al gestart tuchtonderzoek na de mobiliteit van een kandidaat door de nieuwe werkgever moet worden voortgezet.

 

Mijnheer de minister, er zijn voor de verschillende politiediensten verschillende tuchtoverheden. Kunt u de verplichting opleggen dat alle lopende tuchtdossiers worden gecentraliseerd in een databank die raadpleegbaar is voor de tuchtoverheden? Dat zou immers een wezenlijke verbetering zijn van deze mobiliteitsprocedure. Kan er in het belang van de integriteit van kandidaten volledige inzage verkregen worden, waarbij alle lopende tuchtonderzoeken en alle functioneringsnota's bij het mobiliteitsdossier worden gevoegd? Die bevatten immers heel interessante informatie.

 

10.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Yzermans, op dit moment is er geen wettelijke basis om een lopende tuchtzaak in een persoonlijk dossier op te nemen tot het onderzoek is afgerond. Om deze redenen en vanwege wettelijke verplichtingen kan ik als minister een dergelijke maatregel niet opleggen. Mobiliteitsdossiers worden opgesteld in overeenstemming met het statuut, dat voorziet in een zekere mate van discretie met betrekking tot feiten, gebeurtenissen en klachten die eerst moeten worden onderzocht voordat ze aan politiepersoneel kunnen worden toegeschreven en die, indien van toepassing, in een personeelsdossier kunnen worden opgenomen.

 

Zoals u weet, zijn het beginsel van het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging ook van toepassing in tuchtzaken, in overeenstemming met artikel 57 van de tuchtwet van 13 mei 1999.

 

10.03  Alain Yzermans (Vooruit): Ik blijf toch aanklagen dat in bepaalde zones… Het is een specifieke situatie en ik beweer ook niet dat dit in het algemeen een wijdverspreid probleem zou zijn, maar om mobiliteitsdossiers van politiebeambten oordeelkundig te kunnen behandelen, is het belangrijk om over alle informatie te beschikken. Bij gebrek daaraan zou men immers een andere beslissing kunnen nemen. Het is dus belangrijk daarover na te denken en eventueel een wetgevend initiatief daarvoor te nemen. Er wordt daar immers luid en veelvuldig naar gevraagd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Matti Vandemaele aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De toegankelijkheid van stemcomputers bij verkiezingen" (56002778C)

11 Question de Matti Vandemaele à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "L'accessibilité des ordinateurs de vote lors des élections" (56002778C)

 

11.01  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Ook deze vraag gaat al een tijdje mee. Ze werd nog ingediend bij uw voorganger, maar is er blijven liggen. Ik kom dus met de vraag bij u. Ik hoop dan ook dat u mij straks niet antwoordt dat ik voor mijn vraag niet bij u moet zijn.

 

Ik ben gecontacteerd door een aantal organisaties die werken met mensen met een beperking. Ze zijn eerst en vooral heel blij dat er wel degelijk grote inspanningen gebeuren om de verkiezingen zo toegankelijk mogelijk te maken. Laat daarover geen twijfel bestaan. Ze geven echter ook aan dat het met de huidige generatie stemcomputers voor mensen met een auditieve beperking eigenlijk niet mogelijk is om zonder assistentie te stemmen. Dat maakt natuurlijk dat het geheim van de stemming niet gewaarborgd kan worden voor die onderdanen.

 

De huidige generatie stemcomputers laat niet toe dat probleem op te lossen. Dat is geprobeerd. Er komt een nieuwe generatie. Ik hoor dat in 2027 nieuwe stemcomputers zullen worden besteld.

 

Mijn vraag is heel eenvoudig, namelijk of u die bekommernis meeneemt, zodanig dat we er bij de nieuwe generatie stemcomputers voor kunnen zorgen dat ze maximaal toegankelijk zijn voor een zo groot mogelijk deel van de bevolking en heel specifiek voor mensen met een visuele of auditieve beperking.

 

11.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, ik dank u voor uw vraag.

 

De toegankelijkheid van de verkiezingen voor personen met een handicap is een belangrijk onderdeel van onze democratie. Mijn diensten hebben daarom op 9 juni 2024 een pilootproject uitgevoerd in de kantons Namen en Herk-de-Stad waarbij traditionele stembiljetten met braille werden gebruikt. Het project moet grondig worden geëvalueerd.

 

Inzake het elektronisch stemmen met papieren bewijsstuk klopt het inderdaad dat het met het huidige systeem niet mogelijk is om voor kiezers met een visuele beperking een audiomodule te installeren, zonder grote aanpassingen aan de stemcomputers uit te voeren.

 

Het contract voor het gebruik van het huidige elektronische stemsysteem zal trouwens, zoals u opmerkt, in januari 2027 aflopen. In dat verband en zoals bepaald in het regeerakkoord zal de regering gesprekken starten met een panel van gesprekspartners, waaronder de verenigingen die personen met een beperking vertegenwoordigen, om te beslissen welke wijze of wijzen van stemmen bij de volgende verkiezingen zal of zullen worden gebruikt.

 

Daarbij zullen de varianten van de verschillende methodes om het stemmen toegankelijk te maken kunnen worden bestudeerd, bijvoorbeeld verschillende wijzen van stemmen, namelijk per brief, elektronisch of op papier, voor blinden en slechtzienden.

 

Op dit moment kan ik niet vooruitlopen op de beslissingen die zullen worden genomen, maar het spreekt vanzelf dat er veel belang zal worden gehecht aan de toegankelijkheid van de stemwijze in kwestie.

 

11.03  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoord.

 

Ik ben blij dat u het belang erkent van verkiezingen voor iedereen en dat u met de vertegenwoordigers aan de slag wilt gaan. Dan rest ons als assemblee alleen ervoor te zorgen dat er voor 2029 geen nieuwe verkiezingen zijn, zodat het nieuwe materieel tijdig klaar is voor de volgende verkiezingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Matti Vandemaele aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Voorzieningen die oproepingsbrieven niet bezorgen aan hun bewoners" (56002779C)

12 Question de Matti Vandemaele à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les infrastructures ne délivrant pas les convocations électorales à leurs résidents" (56002779C)

 

12.01  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Naar aanleiding van de verkiezingen van 9 juni gaven belangenorganisaties te kennen dat een aantal instellingen voor mensen met een beperking de oproepingsbrieven niet bezorgden aan hun bewoners en soms gewoon in bulk terugstuurden. Een soortgelijk verhaal kwam naar boven in woonzorgcentra, waar blijkbaar met één medisch attest werd aangegeven dat de bewoners niet konden gaan stemmen.

 

Ik vond dat een heel vreemd verhaal. Ik heb bij de betrokken organisaties nogmaals navraag gedaan over die kwestie. Die bevestigden formeel dat dat op verschillende plaatsen zo gebeurd is.

 

Bent u op de hoogte van dat probleem?

 

Ging het om een eenmalige, unieke gebeurtenis op één plaats of is het vaker gebeurd?

 

Werd daar nadien op gereageerd? Ik kan me inbeelden dat men opmerkt dat het niet verlopen is zoals het hoort, als men een dik pak stembrieven met één medisch attest terugkrijgt.

 

Als u bevestigt dat het zo gebeurt, wat kunnen wij dan doen om dat te verhinderen? Het is belangrijk dat mensen individueel kunnen oordelen of ze al dan niet fysiek of mentaal in staat zijn om te stemmen. Wanneer men een oproepingsbrief krijgt, betekent dat toch dat men mag stemmen? Ik kan me niet inbeelden dat een diensthoofd of een arts in een woonzorgcentrum iemand dat recht kan afnemen, enkel en alleen omdat die in een woonzorgcentrum zit.

 

12.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, in toepassing van artikel 207 van het Kieswetboek mogen kiezers die onmogelijk aan de stemming kunnen deelnemen de redenen van hun onthouding met de nodige verantwoording aan de vrederechter kenbaar maken. Het terugsturen van de oproepingsbrieven met een medisch attest moet echter wel degelijk een beslissing en handeling van de kiezer zelf zijn.

 

Ik werd in dat verband niet op de hoogte gebracht van systematische terugzendingen van oproepingsbrieven door instellingen die personen met een handicap opvangen of door woonzorgcentra. Dat punt werd trouwens niet ter sprake gebracht tijdens de evaluatievergaderingen van mijn diensten met verschillende partners.

 

Het is echter niet aanvaardbaar dat dergelijke praktijken plaatsvinden. Mijn diensten zullen er dus op toezien dat de nodig analyses worden uitgevoerd, in samenwerking met de verenigingen die personen met een handicap vertegenwoor­digen, teneinde een einde te stellen aan dergelijke praktijken, met het oog op de verkiezingen van 2029.

 

Ik kan u verzekeren, gelet op mijn eerdere carrière, dat ik veel belang hecht aan het stemrecht. Ik zal dus mijn best doen dit te vermijden.

 

12.03  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw antwoord.

 

Het contact dat ik gehad heb met de betrokken organisaties zit al ver in mijn hoofd, maar ik meen me wel te herinneren dat ze zeiden dat ze het gemeld hadden aan de diensten. Ik zal het nog eens navragen en als het zo is, zal ik uw kabinet op de hoogte brengen opdat de nodige stappen gezet kunnen worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56002793C van de heer Troosters is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

13 Vraag van Brent Meuleman aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Naloxon" (56002833C)

13 Question de Brent Meuleman à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La naloxone" (56002833C)

 

13.01  Brent Meuleman (Vooruit): Mijnheer de minister, de douane doet, samen met onder andere de politie en het FAVV, vaak acties in de sorteercentra van onder andere bpost en DHL. Ze gaan op zoek naar drugs en illegale producten in pakjes. Er was hun toegezegd dat ze een veiligheidsdosis naloxon zouden krijgen voor het geval dat ze in contact komen met bijvoorbeeld fentanyl of andere opioïden. Het valt namelijk niet uit te sluiten dat er bij het openen van een pakje wat poeder vrijkomt.

 

Is er een wettelijk kader op komst, zodat naloxon ter beschikking kan worden gesteld aan bijvoorbeeld politie- en douanepersoneel? Wanneer worden dergelijke dosissen dan beschikbaar gesteld voor politie en douane die in nauw contact kunnen komen met de meest diverse drugs?

 

13.02 Minister Bernard Quintin: Bij drugs van welke aard ook is het belangrijk om het voorzorgprincipe toe te passen bij de uitwerking van operationele procedures om zo de veiligheid van de agenten te garanderen. Dat krijgt vorm in maatregelen zoals het gebruik van nitrilhandschoenen, het onmiddellijk in een zak stoppen en verzegelen van in beslag genomen stoffen en het veilig vervoeren van monsters tot aan het laboratorium voor onderzoek of identificatie. De behandeling van pakjes, zakken en enveloppen kan, net zoals het fouilleren van personen, schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de agenten. Verzorgend personeel, ambulanciers, politieambtenaren en brandweerleden kunnen immers ook per ongeluk te maken krijgen met een overdosis opioïden.

 

Op basis van informatie verkregen bij Volksgezondheid, kan ik u alvast het volgende meedelen. Het koninklijk besluit dat de lijst van activiteiten van het dagelijks leven (ADL) bepaalt, vult de regelgeving over bekwame helpers aan. In de lijst van activiteiten die tot het dagelijks leven behoren, wordt de toediening van opioïden tot op heden uitgesloten. Naloxon is namelijk een vorm van opioïde, zo heeft het FAGG bevestigd. Naloxon wordt wel gebruikt wanneer het nodig is om snel hulp te bieden aan een persoon in gevaar, een activiteit die buiten het dagelijkse leven valt. Wanneer een persoon in ernstig en dreigend gevaar verkeert, moet hulp bieden altijd de voorkeursoptie zijn.

 

Voor meer toelichting verwijs ik u graag door naar mijn collega, de minister van Volksgezondheid.

 

13.03  Brent Meuleman (Vooruit): Ik dank u voor het antwoord, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- Koen Metsu aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De digitale pamfletten waarin wordt opgeroepen tot het plegen van terreuraanslagen" (56002851C)

- Sam Van Rooy aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Online oproepen om islamitische terreuraanslagen te plegen in Antwerpen en Brussel" (56002885C)

14 Questions jointes de

- Koen Metsu à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Des tracts numériques appelant à commettre des attentats terroristes" (56002851C)

- Sam Van Rooy à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les appels en ligne incitant à commettre des attentats islamistes à Anvers et à Bruxelles" (56002885C)

 

14.01  Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, jihadistische pamfletten roepen online op tot het plegen van islamitische terreuraanslagen in Antwerpen en Brussel. Het OCAD minimaliseerde de terreurdreiging. Ik citeer: "Meestal wordt aan een dergelijke oproep tot het plegen van jihadterreur geen gehoor gegeven." 'Meestal', dat woord vind ik zeer frappant, want zoals wij ondertussen toch zouden moeten weten, is één Allahoe akbar-schreeuwer die wel gehoor geeft aan een dergelijke jihadistische oproep genoeg om heel veel ellende aan te richten en dodelijke slachtoffers te maken.

 

Mijn vraag is dus evident, mijnheer de minister. Wat is de stand van zaken? Welke extra veiligheidsmaatregelen werden of worden desgevallend genomen?

 

Ik heb deze vraag ook gesteld aan de burgemeester van Antwerpen, maar ik kreeg helaas geen antwoord. Ik hoop dat van u wel te krijgen, want in het toch wel beperkte rijtje van steden dat werd genoemd in dat jihadistische pamflet om islamitische aanslagen te plegen, staan dus niet minder dan twee steden van dit land, namelijk Brussel en Antwerpen.

 

Mijnheer de minister, hoe verklaart u dat België blijkbaar zo'n gegeerd doelwit is voor islamitische terreur, voor jihadaanslagen? Heeft dat vooral te maken met de centrale ligging van België in Europa? Heeft het te maken met de internationale politieke instellingen die zich hier bevinden? Wordt het getriggerd door een bepaalde politiek die België voert? Of zou het ook te maken kunnen hebben met het feit dat jihadisten en moslimterroristen wereldwijd weten dat er in dit land veel orthodoxe moslims wonen, die potentieel gehoor zouden kunnen geven aan zo'n jihadistische oproep om een terreuraanslag te plegen?

 

Ik ben heel benieuwd naar uw antwoord, mijnheer de minister.

 

14.02 Minister Bernard Quintin: Dank u voor uw vraag, mijnheer Van Rooy. De inlichtingendiensten en het OCAD waren op de hoogte van de propaganda en de pamfletten. Het OCAD minimaliseert dergelijke dreigingsberichten niet.

 

Elke melding wordt op basis van de beschikbare informatie geanalyseerd. Als er geen concrete dreigingsinfo is, dan moeten we het hoofd koel houden en niet meegaan in het spel van terroristische propaganda, dat net als doel heeft het onveiligheidsgevoel te verhogen.

 

Het dreigingsniveau bedraagt drie op een schaal van vier. Dat betekent dat de dreiging ernstig is. De maatregelen worden door het Nationaal Crisiscentrum en de politie bepaald, afhankelijk van de plaats, de persoon en de aard van het evenement. Dat is een ernstig werk.

 

De inhoud van de propaganda is soms een recyclage van oude boodschappen, soms ook nieuw, en speelt vaak in op de internationale actualiteit. Niet zelden gaat het om boodschappen die door zogenaamde fanboys worden gemaakt en verspreid en dan hun weg vinden naar allerhande officieuze IS-kanalen.

 

Vanwege hun verspreiding op het internet en het gebruik van versleutelde applicaties, is het niet altijd gemakkelijk om te bepalen van wie of uit welk land een dreiging afkomstig is. De gebruikte verspreidingskanalen zijn onder andere Telegram, X, TikTok en Discord.

 

Ik kan niet zeggen dat de situatie van België en het feit dat wij bepaalde internationale instellingen op ons grondgebied hebben geen rol spelen, maar ik kan u verzekeren dat de diensten, het OCAD en andere, dit ernstig nemen.

 

14.03  Sam Van Rooy (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U zegt het zelf, het terreurdreigingsniveau in dit land is onverminderd hoog, namelijk drie op een schaal van vier. Dat betekent dat de terreurdreiging ernstig is.

 

Na 60 jaar politiek correct beleid van ongecon­troleerde massa-immigratie en islamgepamper, is een ernstige terreurdreiging in dit land helaas het nieuwe normaal geworden. Volgens onderzoek heeft een op de vijf moslims in Vlaanderen begrip voor de dodelijke jihadterreur van Islamitische Staat. Alleen al in Antwerpen, de stad waar ik woon, gaat het over zo'n 27.000 potentieel gevaarlijke moslims. Als dit soort vergoelijkers van dodelijke islamterreur niet het land wordt uitgezet – via remigratie –, dan zal de terreurdreiging in dit land alleen maar toenemen. Het wordt hoog tijd dat u en deze regering dat onder ogen zien.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Marie Meunier à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le financement des zones de police et des CPVS" (56002733C)

15 Vraag van Marie Meunier aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De financiering van de politiezones en de ZSG's" (56002733C)

 

15.01  Marie Meunier (PS): Monsieur le ministre, les Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles (CPVS), désormais inscrits dans la loi, sont un pilier essentiel pour soutenir les victimes de violences sexuelles en leur offrant une approche pluridisciplinaire et adaptée. Avec 10 CPVS opérationnels et un budget prévu pour trois centres supplémentaires, il apparaît que l'extension de ce réseau soit sur la bonne voie, ce qui est très positif et que je tiens à saluer.

 

Dans le cadre de la création de trois nouveaux centres, l'un d'eux sera créé à Mons et j'ai récemment rencontré les responsables de la zone de police Mons-Quévy qui sont déjà sous pression et qui m'ont fait part de leurs difficultés et de leurs inquiétudes concernant la prise en charge des victimes de violences sexuelles. Il faut savoir qu'un CPVS implique une collaboration étroite avec la police pour assurer les gardes, l'accueil et l'accompagnement des victimes vers les CPVS, et cela 24 heures sur 24. Cela représente une charge de travail non négligeable et un besoin en effectifs de police assez conséquent.

 

Comme beaucoup de zones de police locales, la zone de police Mons-Quévy est déjà sous pression en raison de la délégation croissante des missions fédérales sans augmentation en parallèle de moyens. C'est en tout cas ce qu'ont pu me dire les représentants que j'ai eu l'occasion de rencontrer. Votre prédécesseuse nous avait répondu que la prise en charge des victimes faisait partie des missions des agents de police mais, en réalité, c'est une charge conséquente qu'ils doivent supporter en plus de leurs missions de base.

 

J'ai eu l'occasion de visiter le CPVS de Charleroi et c'est aussi ce qui nous revenait du terrain. C'est encore plus vrai pour les petites zones de police qui ne disposent que parfois de deux policiers pour une garde, sachant que la prise en charge d'une victime nécessite d'office deux agents.

 

Monsieur le ministre, dans le cadre de l'ouverture des trois nouveaux CPVS, notamment celui de Mons, et le renouvellement des CPVS existants, quels moyens additionnels sont prévus pour soutenir les zones de police et leur permettre d'assurer ces missions supplémentaires sans porter préjudice à leurs missions de base et sans augmenter la pression et la charge de travail de nos policiers?

 

15.02  Bernard Quintin, ministre: Merci pour votre question.

 

Comme vous l'avez dit, les CPVS assurent une permanence 24 heures sur 24 et sept jours sur sept, et les services de police y sont intégrés. L'assistance des victimes est assurée par des inspecteurs spécialisés et, pour remplir cette mission et garantir une permanence quotidienne, le service comprend deux inspecteurs spécialisés en matière de violences sexuelles. Cette garde est assurée par la police locale avec le soutien de la police fédérale. Je ne me prononcerai pas sur le fait qu'il y a des missions supplémentaires ou pas qui sont confiées aux zones de police locales. À cet égard, les inspecteurs exerçant dans ces CPVS sont spécialisés en violence.

 

Ces structures sont financées, d'une part, par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes et, d'autre part, par le service d'assistance aux victimes. Pour ce qui est de la situation de Mons-Quévy, il existe effectivement un projet d'un centre CPVS au niveau de l'arrondissement judiciaire de Mons-Tournai qui, avec deux autres, nous permettra de compléter le maillage de ces CPVS sur l'ensemble du territoire.

 

15.03  Marie Meunier (PS): Merci monsieur le ministre pour vos réponses.

 

J'entends qu'il n'y a pas actuellement de volonté de financer les zones de police de manière complémentaire pour ce projet spécifique. Voilà ce que je peux en conclure.

 

Je vais vous donner un exemple concret. Aujourd'hui, il existe pour la province de Hainaut un CPVS à Charleroi. Lorsqu'une victime arrive à Mons, c'est la zone de police de Mons qui doit accompagner cette victime à Charleroi. Demain, ce sera la même chose si ça arrive à Mons. La victime devant être accompagnée, deux agents de police doivent être détachés de la zone de police de Mons vers le CPVS qui se situe à Charleroi. Par conséquent, c'est toujours la police de Mons-Quévy qui doit s'occuper de la victime et qui doit assurer le suivi.

 

Dès lors, si j'entends bien, il n'y a pas de volonté de consacrer des moyens financiers à l'engagement de deux policiers supplémentaires. Voilà la réponse à ma question.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de Marie Meunier à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le dispositif légal d’interdiction de lieu" (56002801C)

16 Vraag van Marie Meunier aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De wettelijke plaatsverbodsregeling" (56002801C)

 

16.01  Marie Meunier (PS): Monsieur le ministre, le dispositif légal actuel d'interdiction de lieu ne prévoit pas de sanction en cas de non-respect par les personnes concernées, ce qui peut avoir un impact sur l'efficacité des autorités locales dans la gestion de certaines situations troublant l'ordre public. Une modification du cadre légal est prévue dans l'accord de gouvernement. Monsieur le ministre, quelles mesures comptez-vous mettre en place précisément concernant ce sujet? Selon quels garde-fous, prévoyez-vous de renforcer ledit dispositif et selon quelle concertation avec les autorités locales?

 

16.02  Bernard Quintin, ministre: Chère madame Meunier, dans le cadre des prérogatives du ou de la bourgmestre, ces derniers peuvent par une mesure de police administrative, interdire temporairement l'accès à un lieu à une personne. Cette mesure peut être prise en cas de trouble à l'ordre public, causé par un comportement individuel ou collectif.

 

Elle s'applique également en cas d'infractions répétées aux règlements ou ordonnances du Conseil communal commises dans un même lieu ou à l'occasion d'événements similaires impliquant un trouble à l'ordre public ou des incivilités. Je tiens à rappeler que cette interdiction s'inscrit dans le cadre de la police administrative: une mesure à portée limitée.

 

Par ailleurs, bien qu'aucune sanction spécifique ne soit prévue dans le cadre actuel de l'interdiction de lieu, celle-ci peut s'intégrer dans le cadre des sanctions administratives prévues par la loi du 24 juin 2013 et infligées par les fonctionnaires sanctionnateurs conformément aux procédures relatives aux sanctions administratives communales.

 

Lorsque cette mesure est appliquée, la personne concernée sera dûment avertie et entendue en respect avec son droit à la défense. Mon souhait est d'aller plus loin en renforçant l'interdiction légale de fréquentation de certains lieux pour les auteurs de troubles. Cette mesure mérite d'être adaptée et renforcée pour mieux répondre aux réalités du terrain. Il est essentiel que ceux qui compromettent la sécurité et la tranquillité publiques ne puissent plus agir en toute impunité. Une telle évolution permettra d'exclure plus efficacement celles et ceux qui transforment l'espace public en un lieu d'incivilité et de désordre.

 

De plus, les sanctions administratives seront pleinement mobilisées pour sanctionner toute personne perturbant l'ordre public dans ou aux abords des gares. Ces sanctions permettront une réaction rapide et efficace face à des comportements inappropriés. Avant toute réforme structurelle, la loi des sanctions administratives communales (loi SAC) fera l'objet d'une évaluation approfondie d'ici la fin de cette année. Sur la base de celle-ci, nous étudierons les mesures à prendre pour optimiser le cadre juridique et améliorer la lutte contre les incivilités.

 

16.03  Marie Meunier (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie vraiment pour vos différentes réponses.

 

Car, actuellement, la situation des bourgmestres face à ces interdictions de lieu est quand même assez complexe. Pour la population, ils prennent, à un moment donné, un acte, que les citoyens sont, normalement, censés respecter. Le fait que ce ne soit pas toujours suivi d’effet est assez problématique. J’entends que vous voulez rendre cela un peu plus drastique.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het rapport van het FANC i.v.m. de veiligheidsvereisten voor nucleaire installaties" (56002886C)

- Steven Coenegrachts aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Het nieuwe rapport van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC)" (56003928C)

17 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le rapport de l'AFCN relatif aux impératifs de sécurité imposés aux installations nucléaires" (56002886C)

- Steven Coenegrachts à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le nouveau rapport de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN)" (56003928C)

 

17.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, even een tussendoortje, we gaan van de politionele veiligheid naar de nucleaire veiligheid.

 

Gisteren was een heuglijke dag. Gisteren werd eindelijk, althans in eerste lezing, het artikel geschrapt dat de kernuitstap in dit land regelt. Het wordt nu mogelijk – mogelijk zeg ik wel – om andere levensduurverlengingen dan de lopende levensduurverlengingen te organiseren.

 

U zei in uw beleidsverklaring dat tegen 31 maart, op vraag van de regering, het FANC met een analyse zou komen, een benchmark zoals dat in het wetstratees heet, over hoe de veiligheidsvereisten voor onze nucleaire installaties zich verhouden tot die in landen met een vergelijkbare technologie.

 

Het antwoord werd eigenlijk gisteren al gegeven, maar ik ben een beleefde jongen en ik wil het u laten vertellen. Het FANC is gisteren al met de samenvatting van het rapport op de proppen gekomen. Mij valt het besluit op. Als een verdere uitbating na 2025 van Doel 1 en 2 en/of Tihange 1 – dat zijn er drie die nog in aanmerking zouden kunnen komen voor een levensduurverlenging – gewenst zou zijn, dan is het uitvoeren van een periodic safety review, een tienjaarlijkse veiligheidsherziening vereist. Alleen met zo'n periodic safety review kan het FANC bepalen of een eventuele uitbating na 2025 op veiligheidsvlak toelaatbaar is. Uw collega Bihet heeft dus veel werk. Hij moet in gesprek gaan met de exploitanten als ze dat zouden willen doen. Ik geef u hier echter de kans om toch iets meer over het rapport te vertellen.

 

Een belangrijke vraag die ik heb is of u het rapport aan de commissie wilt bezorgen. Het betreft een officiële opdracht aan het FANC vanwege de regering. Is het mogelijk om het rapport, de benchmark, aan de commissie te bezorgen? Ik en de heer Van Rooy zijn beiden trouwens ook lid van de subcommissie voor de Nucleaire Veiligheid. De commissieleden zullen ook daar die vraag aan u richten.

 

17.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Ravyts, in overeenstemming met het regeerakkoord heb ik het FANC formeel gevraagd om in zijn hoedanigheid van toezichthouder en onafhankelijke veiligheidsautoriteit tegen 31 maart 2025 een rapport voor te leggen waarin de veiligheidsvereisten in België met die van landen met vergelijkbare technologie worden vergeleken. Het is cruciaal dat nucleaire veiligheid en beveiliging centraal staan in alle toekomstige projecten en ontwikkelingen, zodat de bescherming van de Belgische bevolking, de werknemers en het milieu gegarandeerd blijven.

 

Hierbij bevestig ik dat ik het rapport heb ontvangen, maar het is te voorbarig om hierop inhoudelijk in te gaan, aangezien mijn diensten pas onlangs het rapport van het FANC hebben gekregen en ze dat momenteel bestuderen. U verwijst naar het persbericht van het FANC, wetend dat het FANC zijn verslag de komende dagen zal publiceren.

 

Overigens is het voor u perfect mogelijk om een hoorzitting met het FANC aan te vragen in de subcommissie voor de Nucleaire Veiligheid, waarvan uw collega Coenegrachts lid is.

 

17.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, zoals dat in het leven vaak het geval is, ben ik weer wat te vroeg. Mijnheer Vandemaele, ik kom altijd te vroeg aan.

 

Mijnheer de minister, er is bij het FANC al een samenvatting beschikbaar. U zegt dat het FANC het volledige rapport in de toekomst zou publiceren. Ik zal als plaatsvervangend lid – of anders de heer Van Rooy – aan de voorzitter vragen om zo snel mogelijk een hoorzitting met het FANC over dit belangrijke rapport te organiseren, omdat het van cruciaal belang is, ook voor minister Bihet, om zo snel mogelijk gesprekken met uitbater ENGIE Electrabel of andere geïnteresseerde uitbaters te kunnen organiseren over de kerncentrales die, jammer genoeg, nog maar enkele maanden openblijven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de Marie Meunier à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "L'accueil et l'accompagnement des victimes de violences sexuelles par la police" (56002912C)

18 Vraag van Marie Meunier aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De opvang en de begeleiding van slachtoffers van seksueel geweld door de politie" (56002912C)

 

18.01  Marie Meunier (PS): Monsieur le ministre, vous aurez compris aisément aujourd'hui que je porte une attention toute particulière aux Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles (CPVS). Je ne reviendrai pas sur l'importance de ces centres, ni sur leur implication étroite avec la police.

 

Par contre, il me revient du terrain que, dans l'état actuel des choses, les victimes qui se présentent dans un commissariat ne seraient accompagnées par la police vers un CPVS que si elles signalent les faits dans un délai de sept jours. Cela signifie que passé ce délai, elles ne peuvent plus bénéficier de cet accompagnement et doivent se rendre par leurs propres moyens dans un CPVS, ce qui peut constituer un frein supplémentaire à leur prise en charge.

 

Il semble que si une victime se rend directement dans un CPVS mais que les faits ont été commis il y a plus de sept jours, la police ne se déplace pas non plus jusqu'au CPVS pour prendre la plainte de la victime sur place. La victime doit à la fois s’adresser au CPVS et retourner à la police pour porter plainte.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me confirmer que cette limitation à sept jours est aujourd'hui une réalité et que, en pratique, la police n'accompagne plus les victimes au-delà de ce délai et ne se déplace plus pour enregistrer les plaintes? Si tel est le cas, envisagez-vous une adaptation de la loi afin de permettre un accompagnement par la police vers les CPVS au-delà des sept jours, dans l'intérêt des victimes? Dans la négative, prévoyez-vous une évaluation de la législation actuelle, en concertation avec les acteurs de terrain, afin d'examiner l'impact de cette règle et d'éventuelles autres améliorations à y apporter?

 

18.02  Bernard Quintin, ministre: Madame Meunier, merci pour vos questions sur un sujet qui me paraît absolument fondamental.

 

Comme vous le savez, la loi du 26 avril 2024 relative aux CPVS est une réelle et très importante avancée pour les victimes. C'est un accueil multidisciplinaire au sein duquel les services de police ont une part importante à prendre – et c'est bien le cas sur le terrain – aux côtés des professionnels de la santé et du ministère public. Encore très concrètement cette année, on le voit avec les récentes formations qui sont en cours pour l'ensemble des policiers et les inspecteurs des mœurs.

 

Pour répondre précisément à votre question, les dispositifs de la loi ont fait l'objet de longues réflexions et d'échanges entre professionnels et experts de ces violences basées sur le genre. Il en est ressorti une articulation spécifique, faisant des distinctions importantes en fonction de la situation et du degré d'urgence de celle-ci. En effet, la loi s'articule autour de la différence voulue par le législateur entre les victimes de violences sexuelles qui, au moment de l'admission au sein de la structure CPVS, ont eu lieu il y a sept jours ou moins, dite phase aiguë. Je m'excuse d'emblée pour la terminologie, mais c'est celle-là. Je comprends que du côté des victimes, elle soit plus difficile à entendre, mais c'est le vocabulaire agréé. Entre huit et trente jours après, c’est la phase post-aiguë. Après trente jours, c’est la phase non aiguë.

 

Le fait que la police n'accompagne pas, dans le cadre des CPVS, les victimes de violences sexuelles au-delà d'un délai de sept jours, c'est-à-dire les victimes de violences sexuelles en phase post-aiguë et non aiguë, est la conséquence directe de ce travail préparatoire législatif, et donc de l'application de la loi.

 

En effet, la loi citée prévoit en son article 11 que si une victime de violences sexuelles en phase aigüe se présente aux services de police et n'est pas en mesure de se rendre par elle-même à la structure CPVS, les services de police l'accompagnent dès que possible à la structure en question. L'article 12 de la loi prévoit, quant à lui, que les services de police assurent l'audition des victimes de violences sexuelles en phase aigüe au sein du CPVS.

 

En résumé, il ressort expressément de la loi que les services de police n'accompagnent à la structure CPVS et n'auditionnent dans une telle structure que les seules victimes de violences sexuelles en phase aigüe. Pour les victimes de violences sexuelles en phase post-aigüe et non aigüe qui se présentent auprès d'une structure CPVS, les services de police assurent la coordination et l'organisation d'une assistance policière en dehors de ladite structure. Une victime de violences sexuelles en phase post-aiguë et non aigüe est toujours informée de la possibilité de déposer une plainte. Par ailleurs, je rappelle que l'ensemble des policiers reçoivent des formations et ont accès à des outils d'information et de sensibilisation sur les violences liées au genre.

 

Certes, il convient de poursuivre les efforts en interne mais cela va clairement dans le bon sens. Nous poursuivrons donc nos efforts afin d'assurer systématiquement un accueil toujours meilleur de la victime de telles violences par les services de police, que l'on se trouve au sein d'un CPVS ou d'un commissariat ou encore en intervention policière.

 

Il me semble important d'indiquer qu'une évaluation scientifique effectuée par l'International Centre for Reproductive Health Belgium de l'Université de Gand confirmait déjà en 2018 que le modèle CPVS comme prévu à ce jour présente une valeur ajoutée significative pour la prise en charge de victimes de violences sexuelles.

 

Enfin, pour ce qui est de l'évaluation, vous aurez certainement vu dans la loi que cette mission est coordonnée et assurée par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes. Les services de police y participeront le cas échéant.

 

18.03  Marie Meunier (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Lorsque j'ai déposé mes questions, je ne savais pas que je devrais les poser les unes derrière les autres. Mais la problématique que je vous explique ici dépend aussi du financement.

 

Effectivement, comme vous l'avez indiqué, il existe différentes phases. Aujourd'hui, dans les faits, même si un détachement complémentaire est prévu dans la phase post-aigüe, la police n'intervient plus dans les CPVS parce qu'elle n'a plus les moyens d'y détacher du personnel complémentaire. Elle s'en tient stricto sensu à ce qui est écrit dans la loi.

 

Un travail est à effectuer pour augmenter ce délai dans l'intérêt des victimes. Nous avons maintenant le recul nécessaire lié à l'élaboration des CPVS. On sait que 80 % des victimes qui passent leurs portes déposent plainte. Un suivi de leur agression est fait. Ces outils permettent aux victimes de s'en sortir et sont positifs.

 

Il faut donner l'ensemble de ces moyens aux victimes pour qu'elles puissent déposer plainte et être suivies dans leur parcours. Vous vous en doutez, je serai fort attentive à la suite et je ne manquerai pas de vous revenir.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56002913C van mevrouw Dedonder is omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 56002985C van mevrouw De Vreese is eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.

 

La question n° 56003042C de M. Patrick Prévot est sans objet car il est absent. Les questions jointes nos 56003079C et 56003080C de M. Hervé Cornillie sont sans objet car il est absent également.

 

19 Questions jointes de

- Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les feux de forêt" (56003204C)

- Simon Dethier à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La préparation et les équipements des secours face à l’augmentation du risque d’incendies de forêt" (56003583C)

19 Samengevoegde vragen van

- Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Natuurbranden" (56003204C)

- Simon Dethier aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De voorbereiding en uitrusting v.d. hulpdiensten in het licht van het stijgende risico op bosbranden" (56003583C)

 

19.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, sous la précédente législature, j'ai interrogé à de nombreuses reprises votre prédécesseuse concernant la préparation de nos services de secours et de la Protection civile à faire face aux catastrophes naturelles et, notamment, aux feux de forêt.

 

Si plusieurs investissements étaient planifiés dont l'achat d'hélicoptères, force est de constater que nos moyens semblent insuffisants face à un risque qui deviendra toujours plus critique sous l'effet du dérèglement climatique.

 

Mes inquiétudes sont confirmées par un rapport du Centre d'analyse des risques climatiques (Cerac) dont Le Soir s'est fait l'écho.

 

Les conséquences d'un incendie de forêt vont bien au-delà de la végétation, des biens ou des infrastructures affectés ou détruits par les flammes, rappelle le Cerac. Ce rapport constate par ailleurs que de nombreux services de pompiers ne sont pas équipés pour lutter contre un ou plusieurs incendies de forêt sur de longues périodes, tout en devant continuer à assurer les autres services.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me faire le point sur l'appui fédéral pouvant potentiellement être donné aux zones de secours pour faire face aux feux de forêt?

 

Pouvez-vous me faire le point sur les initiatives que vous allez prendre au niveau de vos services, des pompiers et de la Protection civile pour renforcer nos capacités à mieux faire face aux feux de forêt qui constituent une évolution particulièrement inquiétante?

 

Pouvez-vous enfin m'indiquer les initiatives de solidarité européenne développées en la matière et auxquelles notre pays participe?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

19.02  Bernard Quintin, ministre: Les zones de secours sont des entités autonomes et les décisions, notamment budgétaires, sont prises par les conseils de zone. Cela étant, entre 2017 et 2022, un marché public fédéral relatif à l'acquisition d'autopompes "feux de forêts" a été exécuté. Par cette entremise, au moins neuf zones de secours ont fait l'acquisition d'au moins un camion-citerne dédié aux feux de forêt.

 

L'accord de gouvernement prévoit que les zones de secours doivent être complémentaires et doivent davantage collaborer en appui et en renforcement les unes des autres en fonction de la situation et des besoins. Je serai dès lors attentif à ce qu'un réel effort de coordination et de mutualisation de moyens soit entrepris. Pour m'en assurer, j'ai chargé l'organe national représentatif des zones de secours et la Direction générale de la Sécurité civile d'opérationnaliser la gestion des risques, c'est-à-dire identifier concrètement où se trouvent sur notre territoire national nos principales vulnérabilités en matière de sécurité civile et d'inventorier les moyens pour répondre et atténuer ces vulnérabilités. C'est un point de départ pour organiser les moyens disponibles, déterminer les moyens développés et répartir intelligemment le matériel d'intervention pour un déploiement efficace. Autant de points qui figurent également dans l'accord de gouvernement et que j'ai à cœur de mettre en œuvre.

 

Les zones de secours doivent travailler en commun et la Protection civile doit de son côté assumer son rôle de soutien opérationnel et logistique. Dans le cadre de la lutte contre les incendies de forêt, la mission principale de la Protection civile est de contribuer à la pérennité de la chaîne hydraulique, soit veiller à aider les zones de secours à assurer la permanence de l'eau d'extinction. Pour ce faire, la Protection civile dispose de plusieurs camions-citernes. Elle assure également le support logistique lorsqu'un appui aérien est déployé; elle veille notamment à alimenter un bassin pour les opérations de largage d'eau par hélicoptère. Une collaboration structurée entre le fédéral et les Régions existe et est en cours.

 

Les services régionaux en charge de la gestion des milieux naturels travaillent à un plan de résilience et les services de la sécurité civile participent aux discussions. Concernant les moyens aériens, il existe une bonne collaboration entre la police fédérale, le service DAFA (Appui aérien) – que j'ai pu visiter il y a quelques semaines – et les zones de secours ainsi que la Protection civile.

 

Nous bénéficions également d'une bonne collaboration avec des pays voisins. La Belgique peut ainsi faire appel à l'aide internationale via le mécanisme de Protection civile de l'Union européenne. Si le mécanisme européen ne devait pas suffire ou répondre à la demande, on peut user d'un accord bilatéral avec les Pays-Bas.     

 

Un investissement dans des moyens aériens spécifiques de la sécurité civile serait non seulement fort coûteux, mais son maintien, l'entretien du matériel et la formation des pilotes représentent une dépense récurrente considérable. Le risque de feu de forêt n'est certainement pas négligeable mais il ne justifie pas à lui seul de capter tant de moyens budgétaires que ceux-ci hypothéqueraient la capacité de répondre aux autres risques.

 

Le Québec, par exemple, qui est bien plus exposé que nous aux risques que nous évoquons, dispose de dizaines d'appareils, hélicoptères et aéronefs. La majorité de cette flotte est sous contrat avec différentes compagnies privées.

 

L'outsourcing pourrait dès lors être une solution à étudier en fonction de l'impact réel du risque à traiter. L'organe national et la Direction générale, en fonction du résultat de l'opérationnalisation des risques que j'évoquais plus avant, pourraient aussi étudier cette piste.

 

J'ajoute que cette piste de voir comment on peut mieux utiliser des moyens du secteur privé est étudiée très sérieusement par le Grand-Duché de Luxembourg. Je vais donc examiner précisément comment cela fonctionne.

 

J'ai pu visiter la DAFA et les hélicoptères. C'est extrêmement efficace!

 

Sur un territoire comme le nôtre, il est essentiel de voir comment on peut mutualiser et coordonner au maximum les moyens afin de garantir une efficacité dans la protection de nos concitoyens.

 

19.03  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir donné autant de détails dans votre réponse, avec des éléments qui sont très intéressants.

 

Par ailleurs, vous savez certainement que j'ai la chance de présider la plus grosse zone de secours de Wallonie. Je confirme donc que les collaborations entre les zones sont nécessaires. Vous les souhaitez mais elles sont déjà effectives. Par exemple, ma zone de secours s'est constituée en centrale d'achat pour d'autres zones de secours.

 

Par ailleurs, cela ne doit pas non plus remplacer le soutien du fédéral. Par exemple, en matière de police, lorsqu'il est nécessaire de commander un nouveau combi, cela passe par un marché fédéral. Au cours des dernières années, il est apparu que le SPF Intérieur ne lançait plus de marchés fédéraux, faute de moyens et de personnel pour s'en occuper. C'est quand même dommage, pour des tenues de feu ou des autopompes il n'existe pas de marché fédéral, obligeant chaque zone de secours à élaborer son propre cahier des charges!

 

Nous sentons très bien qu'il y a quelque chose à faire au niveau fédéral.

 

Par ailleurs, vous parlez de la Protection civile en disant qu'il y a là un rôle à jouer pour la mise à disposition de réserves d'eau. J'en profite pour revenir ici avec le leitmotiv du redéploiement de la Protection civile sur le territoire, car, en matière de feu, plus les moyens d'extinction sont loin, plus le feu risque de s'étendre. Il serait vraiment nécessaire que vous vous penchiez sur ce redéploiement.

 

Je vous remercie pour vos éléments de réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Ortwin Depoortere aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De integriteit van de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie (CDBC)" (56003278C)

20 Question de Ortwin Depoortere à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "L'intégrité de l'Office central pour la répression de la corruption (OCRC)" (56003278C)

 

20.01  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Minstens sinds de zomer van 2024 heerst er onvrede binnen de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie (CDBC). De speurders trekken er aan de alarmbel over mogelijke inmenging in hun onderzoeken door hiërarchische oversten en zelfs eventueel de politiek. Ze voelen zich ook niet gesteund om druk op te vangen die ze zouden ervaren rond gevoelige onderzoeken, zoals naar corrupte socialisten in 'Qatar-gate'.

 

Er is nu ook een verplichting geldend vanuit de directie, die speurders opdraagt om politieverslagen eerst ter controle voor te leggen aan hogere bestuursniveaus.

 

Volgens de pers ligt de oorsprong van de problematiek bij een dossier rond de invloed die het Marokkaanse regime in ons land probeert uit te oefenen, daterend van december 2023. De feiten die toen aan het licht kwamen vielen “erg slecht in regeringskringen", rapporteert de pers.

 

Nu ligt deze kwestie ook bij Comité P. Dit vereist een dringende reactie.

 

Hoe verklaart de minister dat er boze reacties kwamen vanuit de Belgische regering na de opening van een onderzoek naar Marokkaanse inmenging? Heeft de (toenmalige) regering druk gezet op de politie- of CDBC-hiërarchie om dit onderzoek te temperen? Kan u garanderen dat er geen politieke druk is uitgeoefend, door eender welke regering, om onderzoeken te beïnvloeden of zelfs stop te zetten?

 

Hoe staat u tegenover de omstreden nota die interne controle van politieverslagen verplicht? Kan u garanderen dat deze nieuwe procedure niet wordt misbruikt om gevoelige corruptiedossiers tegen te houden? Wordt meer actie ondernomen om onze speurders te beschermen? Welke maatregelen neemt u om de onafhankelijkheid van de speurders te waarborgen?

 

20.02 Minister Bernard Quintin: Ik onderschrijf het fundamentele belang van een onafhankelijke en integere bestrijding van corruptie. De Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie (CDBC) vervult hierin een cruciale rol en verdient onze volle steun in zijn opdrachten. Uw vragen raken de kern van de rechtsstaat: de onafhankelijkheid van het gerechtelijk onderzoek, de bescherming van speurders en de afwezigheid van politieke inmenging.

 

Het toezicht op de werking van de politiediensten wordt dan ook uitgevoerd door het Comité P, een onafhankelijk controleorgaan dat onder de bevoegdheid van het Parlement valt. Als minister van Binnenlandse Zaken kan en mag ik mij op geen enkele manier mengen in de onderzoeken of het werk van dit Comité. Het is aan hen om klaarheid te scheppen over de situatie binnen de CDBC. Ik wacht hun conclusie af. Ik herinner u ook graag aan het feit dat de CDBC onder specifiek toezicht staat van een federaal magistraat en dat hierover gerapporteerd wordt aan het Parlement.

 

Ik spreek mij niet uit over het handelen van vorige regeringen of ministers. Tot bewijs van het tegendeel respecteer ik hun integriteit. Met volle overtuiging zeg ik wel dat ik persoonlijk nooit enige druk heb uitgeoefend op politieonderzoeken en dat ik mij vanzelfsprekend onthoud van elke inmenging in lopende gerechtelijke onderzoeken. Dat is niet alleen een kwestie van ethiek, maar ook een wettelijke en institutionele plicht. De interne instructie over de controle van politieverslagen waarnaar u verwijst, is intussen het onderwerp van een analyse door het bevoegde toezichtsorgaan. Indien zou blijken dat dergelijke maatregelen voor andere doeleinden dan de controle op de rechtmatige proportionaliteit, subsidiariteit en kwaliteit worden aangewend, dan is dat volstrekt onaanvaardbaar. Maar opnieuw, het is aan het Comité P om de feiten objectief vast te stellen.

 

Tenslotte benadruk ik dat de bescherming van onze speurders tegen druk, intimidatie of vergelding een prioriteit moet zijn. Elke ambtenaar in dienst van de rechtsstaat moet zijn werk kunnen doen in volledige onafhankelijkheid en veiligheid.

 

20.03  Ortwin Depoortere (VB): Ik onderschrijf volledig uw stelling dat de speurders in dergelijke diensten ten volle door ons moeten worden beschermd. Het zijn leden van de CBCD die zelf naar buiten zijn gekomen met hun onvrede, omdat ze aan hun oversten rapporten moeten voorleggen. Het is meer dan gepast dat het bevoegde Comité P daar een onderzoek naar voert. Ik wacht samen met u die resultaten af.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Samengevoegde vragen van

- Greet Daems aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De discriminerende inschrijvingspraktijken in Aalter" (56003634C)

- Ayse Yigit aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De discriminerende inschrijvingspraktijken in Aalter" (56003635C)

- Matti Vandemaele aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De klachten in Aalter en het contact met het Agentschap Binnenlands Bestuur" (56003765C)

- Khalil Aouasti aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De domiciliëringen in Aalter" (56003964C)

21 Questions jointes de

- Greet Daems à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les pratiques discriminatoires en matière d'inscription dans le registre de la population d'Aalter" (56003634C)

- Ayse Yigit à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les pratiques discriminatoires en matière d'inscription dans le registre de la population d'Aalter" (56003635C)

- Matti Vandemaele à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les plaintes déposées dans la commune de Aalter et le contact avec l'agence flamande de l'Intérieur" (56003765C)

- Khalil Aouasti à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les domiciliations à Aalter" (56003964C)

 

21.01  Ayse Yigit (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijn collega Greet Daems trekt haar vraag terug.

 

Mijnheer de minister, recent bracht een Pano-reportage een schrijnende vorm van discriminatie aan het licht in de Oost-Vlaamse gemeente Aalter. Burgers met een buitenlandse naam moeten er tot negen keer langer wachten op een inschrijving in het bevolkingsregister dan wie een Vlaamse naam heeft. De reden is de volgende. De gemeente koppelt de inschrijving systematisch aan woonkwaliteitscontroles, die vrijwel uitsluitend worden toegepast bij mensen met een migratieachtergrond en die maanden aanslepen. Zonder inschrijving raken mensen niet gedomicilieerd, wat zware gevolgen heeft voor hun toegang tot basisrechten.

 

Deze praktijk is niet alleen onwettig, maar neigt ook naar een doelbewuste ontradingscampagne tegen mensen met een andere afkomst. Er zijn zelfs mensen die hun inschrijving moeten rechtvaar­digen met een motivatiebrief. Dat is ronduit schandalig.

 

Binnenlandse Zaken ontving vorig jaar 110 klachten. Ingrijpen blijft uit.

 

De Vlaamse minister voor Binnenlands Bestuur liet intussen weten de klachten te bekijken. Het parket is een onderzoek gestart.

 

Wat is uw reactie op de onthullingen in de Pano-reportage?

 

Wat heeft uw administratie gedaan met de meer dan honderd klachten? De FOD Binnenlandse Zaken en het Vlaamse Agentschap Binnenlands Bestuur spreken elkaar tegen over wie moet optreden. Heeft de FOD hierover overleg gehad met het Vlaamse Agentschap? Hoe verklaart u de tegenstrijdige standpunten? Wie heeft nu uiteindelijk de bevoegdheid om op te treden wanneer een gemeente de wet systematisch miskent?

 

Ten slotte, hoe zult u ervoor zorgen dat mensen die het slachtoffer zijn van deze praktijken alsnog snel en correct worden ingeschreven en dat hun rechten hersteld worden?

 

21.02  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mevrouw Yigit, u hebt mijn vraag uit de plenaire vergadering goed gerecycleerd.

 

Als ecologist ben ik voor recyclage. Ik meen dat we dat punt al hebben besproken in de plenaire vergadering, maar goed.

 

Ik ga wel verder op het antwoord dat u in de plenaire vergadering hebt gegeven en op wat er in het Vlaams Parlement gezegd is. Het Agentschap Binnenlands Bestuur stelt dat het door de FOD Binnenlandse Zaken nooit op de hoogte werd gebracht van de klachten en problemen. Het verklaart ook nooit op de hoogte te zijn gebracht van het feit dat de FOD Binnenlandse Zaken ter plaatse is gegaan om in gesprek te gaan met de gemeente Aalter. Het is hier dus een beetje een kip-of-eivraag.

 

Wie is er nu verantwoordelijk? Het is perfect mogelijk dat Vlaanderen de toezichthoudende overheid is, maar als Vlaanderen geen informatie krijgt van de FOD Binnenlandse Zaken, dan kan het uiteraard nooit of te nimmer stappen zetten, aangezien het niet eens weet dat er een probleem is.

 

Is er ondertussen al duidelijkheid over of het nu de kip of het ei is? Wie is er verantwoordelijk? Hoe pakken we dat verder aan? Zijn er al contacten geweest? Wat is de bestaande procedure voor dit soort problemen? Is het normaal dat er geen communicatie is tussen het federale en het Vlaamse niveau, als die dan toch de toezicht­houder zijn? Waarom werd er in dit specifieke geval geen contact opgenomen?

 

Er is natuurlijk ook de vraag van één miljoen. Waren mevrouw de Moor en mevrouw Verlinden op de hoogte van de problemen in Aalter? Indien zij op de hoogte waren, dan hadden zij iets moeten doen.

 

21.03 Minister Bernard Quintin: Mevrouw Yigit, mijnheer Vandemaele, de Pano-reportage bracht een lokaal disfunctioneren bij de toepassing van de inschrijvingsprocedure in het bevolkingsregister in Aalter aan het licht. Uit de getuigenissen blijkt dat de gemeente op basis van beslissingen van het college van burgemeester en schepenen bepaalde praktijken heeft toegepast die niet in overeen­stemming zijn met de wetgeving. Sommige burgers ondervonden ongebruikelijke moeilijkheden, terwijl andere gemeenten de procedure wel correct toepassen.

 

De ondervraagde deskundigen bevestigen wat mijn administratie altijd heeft benadrukt. Wanneer een burger een adreswijziging aangeeft, moet de gemeente een woonstcontrole uitvoeren. Indien die controle de werkelijke verblijfplaats van de burger bevestigt, moet hij worden ingeschreven, ook voorlopig, als de woning niet permanent bewoond mag worden om redenen van veiligheid, volksgezondheid of ruimtelijke ordening.

 

Een zorgwekkend punt dat in de reportage naar voren komt, is het discriminerende karakter van de procedure die in Aalter wordt toegepast. Indien deze feiten door het parket worden bevestigd, zou dit een ernstige schending van het gelijkheidsbeginsel inhouden.

 

De wetgeving bepaalt dat een burger terechtkan bij de FOD Binnenlandse Zaken in geval van betwisting van een weigering tot inschrijving binnen een termijn van 30 dagen na de kennisgeving van het gemeentelijk besluit. Echter, in Aalter is er geen formeel weigeringsbesluit genomen. In plaats daarvan spreekt de gemeente van een uitstel van de inschrijving in afwachting van een onderzoek naar de kwaliteit van de woning. Die werkwijze roept vragen op.

 

90 % van de problematische dossiers die mijn administratie ontvangt, komt van de Dienst Vreemdelingenzaken. Om de situatie te verduidelijken, organiseerde mijn administratie in mei 2024 een overleg met de lokale autoriteiten van Aalter in aanwezigheid van de algemeen directeur en de schepen van Burgerzaken. Tijdens die vergadering werd benadrukt dat beslissingen over inschrijvingen in overeenstemming moeten zijn met de geldende wetgeving.

 

De reportage suggereert een tegenstrijdigheid tussen de FOD Binnenlandse Zaken en het Vlaamse Agentschap Binnenlands Bestuur over wie moet optreden. In werkelijkheid gaat het om een verdeling van bevoegdheden. De FOD Binnenlandse Zaken ziet erop toe dat de bevolkingsregisters correct worden bijgehouden en dat de wet wordt nageleefd. Het Vlaamse Agentschap kan na analyse corrigerende maatregelen opleggen aan de lokale overheden en zo nodig sancties opleggen. In het geval van Aalter zou een systematische toepassing van de procedure tegen vreemdelingen een strengere aanpak kunnen rechtvaardigen, inclusief mogelijke sancties tegen de verantwoordelijke bestuurders.

 

Er loopt overleg met het Vlaamse Agentschap Binnenlands Bestuur om gecoördineerde maatregelen te nemen. Het doel is ervoor te zorgen dat iedereen die wettelijk recht heeft op inschrijving, correct en zonder onnodige vertraging wordt geregistreerd. Een belangrijke oorzaak van de verwarring in Aalter is de beperkende en onjuiste interpretatie van de regels rond voorlopige inschrijving van personen die in niet-conforme woningen verblijven. Nochtans is de wetgeving duidelijk. Gemeenten moeten een persoon inschrijven op zijn werkelijke verblijfplaats, zelfs als de woning niet in overeenstemming is met de stedenbouwkundige voorschriften. Die inschrijving kan voorlopig zijn, totdat de situatie geregulariseerd is of de persoon de woning verlaat. Die principes zijn vastgelegd in de rondzendbrief van 22 december 2015, waarin wordt benadrukt dat stedenbouwkundige overtredingen een gewestelijke bevoegdheid zijn, maar geen reden voor een gemeente om een inschrijving te weigeren.

 

Tot slot heeft mijn administratie vastgelegd dat, ondanks de initiële blokkeringen, de gemeente Aalter uiteindelijk de datum van de aanvraag als wettelijke referentie hanteert, zodat de rechten van de betrokken burgers worden gerespecteerd vanaf de aangifte van adreswijziging. Het is echter essentieel dat die praktijken definitief worden stopgezet en dat de lokale autoriteiten de wet strikt toepassen, zonder discriminatie of belemmering van wettelijke procedures.

 

21.04  Ayse Yigit (PVDA-PTB): Dank u voor uw uitleg, mijnheer de minister.

 

U schept wel een beetje klaarheid over de bevoegdheden, maar ik wilde vooral een antwoord horen op de vraag wat u concreet zult doen en hoe u ervoor zult zorgen dat de mensen die slachtoffer zijn geworden op een snelle manier geholpen kunnen worden en correct ingeschreven kunnen worden. Hoe zult u ervoor zorgen dat hun rechten hersteld worden? Daarop heb ik geen concreet antwoord gekregen.

 

Er zijn ook maatregelen nodig om daadkrachtiger op te treden indien dit soort praktijken zich opnieuw voordoet. Nog belangrijker, er zijn maatregelen nodig om te voorkomen dat dit soort praktijken zich nog voordoet in de toekomst.

 

21.05  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Normaal zeg ik: mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik heb echter op geen enkele van mijn vragen een antwoord gekregen. Ik heb een zekere sympathie voor u als minister omdat u doorgaans antwoordt op onze vragen. Maar dat u nu niet antwoordt, doet me vermoeden dat er stront aan de knikker is en dat er dus het een en ander gebeurd is dat niet correct is.

 

Mijn vraag was: waarom is er geen contact geweest tussen de FOD BiZa en het Vlaamse ABB? Daar hebt u niet op geantwoord. Ik heb gevraagd: wat is de vaste procedure? Daarop hebt u niet geantwoord.

 

U hebt gezegd: er is nu contact. Na de reportage is er dus contact opgenomen. In een normaal werkend systeem lijkt het me echter logisch dat, wanneer er 110 klachten zijn over één casus, men contact opneemt met de voogdijoverheid, met de toezichthoudende overheid.

 

Dat is niet gebeurd. Waarom is dat niet gebeurd? Kan het zijn dat minister Verlinden of staatssecretaris de Moor op de hoogte was? Ze zijn van dezelfde partij als de burgemeester in Aalter. Kan dat? Ik weet het niet, want ook op de vraag of de kabinetten van mevrouw de Moor en mevrouw Verlinden op de hoogte waren, hebt u eigenlijk niet geantwoord.

 

Ik kan concluderen dat ik op geen enkele van mijn gestelde vragen een antwoord heb gekregen, dus ik zal mijn werk moeten voortzetten. Ik heb over de contactmomenten een schriftelijke vraag aan u ingediend, in de hoop daarover alvast duidelijkheid te krijgen.

 

Ter afsluiting, wat me nog het meest stoort, is dat we een probleem vaststellen, een systeemfout, want er komen veel klachten binnen, terwijl daar niets mee gebeurt. Ik hoop dat men bij de FOD Binnenlandse Zaken goed nadenkt over wat er in de toekomst dient te gebeuren als er over een lokaal bestuur tientallen klachten binnenkomen en hoe die worden doorgegeven aan het ABB, dat toezicht houdt op de lokale besturen. Ik hoop dat daar op zijn minst een oplossing voor komt, los van dit dossier.

 

21.06  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je suis désolé d'être arrivé juste un peu trop tard pour poser ma question. Je vous ai malgré tout écouté dans vos réponses.

 

Je me réjouis de vous avoir entendu affirmer que les communes doivent respecter la loi.

 

Nous nous retrouvons face à une situation problématique, où nous savons que la question de la résidence est une question factuelle, et où les communes n'ont d'autre choix que d'inscrire les personnes. Cependant, en matière de registre de la population, de registre des étrangers, de registre d'attente, il n'y a pas de compétence partagée. C'est une compétence exclusive fédérale, celle du SPF Intérieur.

 

Vous héritez d'un dossier et de ses avatars, mais vous devez aussi savoir que la loi de 1991 offre une capacité d'inspection aux services du SPF Intérieur. Il ne s'agit pas uniquement de contacter la commune pour examiner les dispositifs et décisions envisagées. Il est également possible d'envoyer l'inspection du SPF Intérieur afin de vérifier la tenue des registres et la mise en œuvre des décisions.

 

Le problème ici, c'est que non seulement les personnes attendent plusieurs mois, mais qu'il arrive parfois qu'aucune décision ne soit prise. Le citoyen n'a même pas la possibilité d'avoir ne fût-ce qu'une décision négative que pour pouvoir la contester. C'est un no-man's land juridique qui est absolument inacceptable.

 

Monsieur le ministre de l'Intérieur, dès lors que vous êtes saisi d'un problème qui a l'air plus que réel, j'aimerais que vous demandiez à l'inspection du SPF Intérieur d'aller sur place, à Aalter, de faire son travail, de mener cette inspection de manière unilatérale. Elle en a les pouvoirs, comme cela s'est déjà fait dans d'autres communes, pour identifier les dysfonctionnements, rédiger un rapport et veiller à ce qu'il soit suivi d'actions concrètes. De plus, comme dans d'autres communes, des inspections annuelles pourraient être réalisées suite à la découverte de ces dysfonctionnements.

 

Je vous remercie.

 

21.07  Bernard Quintin, ministre: Si vous me le permettez, je souhaiterais y revenir à un autre moment. Je ne doute pas que vous pourriez reposer la question à ce moment-là.

 

Je pense qu'il s'agit ici également d'une question de chronologie. J'entends bien vos propos concernant la loi de 1991 mais dans cette situation spécifique, depuis le moment où j'ai pris mes fonctions, la situation a évolué et n'est plus la même. Je ne suis plus exactement dans la même position.

 

Dat wil ik duidelijk stellen.

 

Mijnheer Vandemaele, ook uw schriftelijke vragen over de contacten die al dan niet hebben plaatsgevonden, zal ik beantwoorden.

 

Comme je pense l'avoir dit dans ma réponse, je ne veux laisser aucun doute non seulement sur le fait que la loi doit être respectée – cela me semble être le minimum – mais aussi sur le fait que la discrimination n'est en aucun cas acceptable.

 

De voorzitter: Het laatste woord komt de parlementsleden toe.

 

21.08  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Daarvan wil ik zeker gebruikmaken.

 

Mijnheer de minister, u zette zonet de algemene principes uiteen en uiteraard zijn we het daarover eens. De vraag gaat echter over de systeemfout die we vaststellen. Honderd keer komt er een klacht binnen over een lokaal bestuur. Als u stelt dat eventuele sancties onder de verantwoordelijkheid van het Vlaamse niveau vallen, dan kan ik u in die redenering zelfs volgen, maar dat houdt natuurlijk wel in dat Vlaanderen op de hoogte gebracht moet worden. Op een of andere manier moet het federale niveau aan het ABB laten weten dat er zich een probleem voordoet. Als dat niet gebeurt, dan zitten we in een cirkelredenering. Dat probleem kaart ik aan, maar ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag hoe u dat in de toekomst zult vermijden.

 

Le président: Voulez-vous répliquer, monsieur Aouasti?

 

21.09  Khalil Aouasti (PS): Je comprends la ligne du temps, mais rien n'empêche d'envoyer l'inspection. Cela me paraît nécessaire lorsqu'on fait face à un tel dysfonctionnement. Je ne doute pas, vu la fermeté dont vous souhaitez faire preuve, que cette chose vous tient à cœur et qu'elle sera poursuivie de manière adéquate pour que cela ne se reproduise plus, ni à Aalter, ni ailleurs en Belgique.

 

De voorzitter: Ik stel voor dat we deze vraag afsluiten. (Instemming)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56003662C van mevrouw De Vreese is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

22 Vraag van Ortwin Depoortere aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het falen van de luchthavens bij de detectie van explosieven" (56003690C)

22 Question de Ortwin Depoortere à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les défaillances des aéroports en matière de détection d'explosifs" (56003690C)

 

22.01  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, uit dit jaar gehouden inspecties door de federale luchtvaartdienst bleek dat amper de helft van de nepexplosieven op de luchthavens van Zaventem en Charleroi werd gevonden. Zelfs indien men de inspecties aankondigde, werd slechts iets meer dan de helft opgemerkt in Charleroi. Uiteraard begint dan het pingpongspel. Men begint met de vinger te wijzen. Wie draagt de grootste verantwoordelijkheid, de beveiligingsfirma's, de luchthavens zelf of de politiek? Dat laatste brengt me uiteraard bij u.

 

Mijnheer de minister, welke maatregelen kunt u nemen om de beveiliging van onze luchthavens te verbeteren? Ziet u daartoe een specifieke rol weggelegd voor private beveiligingsfirma's? Ziet u eventueel ook een rol weggelegd voor de luchtvaartpolitie en, zo ja, welke? Ook binnen de luchtvaartpolitie kreunt men onder de last van een ondercapaciteit, waardoor ik vrees dat ook daar bijkomende budgetten nodig zullen zijn.

 

22.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Depoortere, net als u heb ik de informatie over die controles op de twee luchthavens kunnen inzien. U weet dat de politiediensten niet verantwoordelijk zijn voor die controles. Meer bepaald zijn het Directoraat-generaal Luchtvaart en BSCA Security, voor de luchthaven van Charleroi, bevoegd en verantwoordelijk voor de veiligheid. Voor verdere vragen verwijs ik u dan ook graag door naar de minister van Mobiliteit. Wel kan ik u verzekeren dat wij omtrent al die kwesties samenwerken binnen de regering.

 

22.03  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u die laatste zin aan uw antwoord toevoegt, want bijna had ik opgemerkt dat enig overleg wel op zijn plaats zou zijn. Het gaat immers over de beveiliging van de toegangspoorten tot ons land. Het lijkt me dat daarvoor een gemeenschappelijke inspanning dient te worden geleverd. Ik zal de vraag inderdaad ook stellen aan de minister van Mobiliteit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Brent Meuleman aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De Gentse Feesten" (56003707C)

23 Question de Brent Meuleman à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les Fêtes de Gand" (56003707C)

 

23.01  Brent Meuleman (Vooruit): Mijnheer de minister, naar aanleiding van de Gentsche Fieste, zoals we inderdaad in Gent zeggen, zijn er verschillende vzw's die elk jaar gebruik wensen te maken van het uitzonderingsregime zoals voorzien in artikel 24 van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. Op die manier kunnen die vzw's hun budgetten ontlasten, zonder in te boeten op de veiligheid van het evenement.

 

De wettelijke bevoegdheid om de aanvragen te beoordelen en te valideren, ligt wettelijk gezien bij de burgemeester en de bevoegde stadsdiensten en niet bij het team Inspecties, verbonden aan de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken. Niettemin ontvangt de stad Gent naar aanleiding van voormelde aanvragen vaak een tegenstrijdige inschatting of advies over de toepasbaarheid van het uitzonderingsregime van datzelfde team Inspecties, hoewel de wetgeving ter zake daarin eigenlijk helemaal niet voorziet.

 

Het gevolg daarvan is dat voor de editie van 2023 verschillende bonafide pleinorganisatoren geverbaliseerd werden wegens de vermeende schending van de voorwaarden met betrekking tot het doel van de vereniging, zoals bepaald in artikel 24 en volgende van de wet op de private veiligheid. Bovendien hebben ze dat slechts enkele dagen voor aanvang van de editie van 2024 te horen gekregen.

 

Mijnheer de minister, wat is uw standpunt aangaande het optreden van het team Inspecties in het kader van de aanvragen tot toepassing van het uitzonderingsregime in het kader van artikel 24 van de wet, waarnaar ik net heb verwezen? Kunt u het standpunt van uw voorganger, minister Verlinden, bijtreden dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de burgemeester ligt, zodat diens toelating rechtszekerheid biedt ten aanzien van de organisatoren dat zij wel degelijk in lijn zijn met de regelgeving? Kunt u bevestigen dat het niet-wettelijk voorziene advies van de FOD Binnenlandse Zaken als leidraad kan dienen, maar geenszins het advies van de burgemeester kan overrulen? Kunt u meedelen of er ook voor de editie van 2024 van de Gentse Feesten dergelijke processen-verbaal werden opgesteld lastens organisaties binnen de Gentse Feesten die over een goedkeuring van de burgemeester beschikten?

 

23.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Meuleman, u vraagt naar mijn mening over het optreden van het team Inspecties van de FOD Binnenlandse Zaken op de Gentsche Fieste.

 

Om een beroep te kunnen doen op het uitzonderingsregime van artikel 24 van de wet op de private veiligheid dient de organisator de toestemming van de burgemeester te bekomen. De burgemeester moet daarbij het advies van de korpschef inwinnen. Dat advies bevat onder meer een risicoanalyse met betrekking tot de inzet van niet-professionele actoren voor de veiligheid van het evenement en een toetsing van de wettelijke voorwaarden verbonden aan de inzet van eigen leden of personen met een aantoonbare band met de organiserende vereniging voor bewakings­activiteiten.

 

Het team Inspecties van de FOD Binnenlandse Zaken speelt daarbij een ondersteunende rol. De lokale overheid kan ook rechtstreeks contact opnemen met de FOD Binnenlandse Zaken voor bijkomende informatie over de toepassing van artikel 24 en de daaraan verbonden voorwaarden. In het geval van de Gentse Feesten werd mijn administratie specifiek door de Gentse politiediensten verzocht om een analyse te maken over de vraag of de organisatoren voldeden aan de wettelijke voorwaarden. Er werd in dat kader dan ook een antwoord geformuleerd.

 

U vraagt verder of ik het standpunt van mijn voorganger, minister Verlinden, volg dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de burgemeester ligt. Het is inderdaad de burgemeester die beslist of de bewaking mag worden uitgevoerd door eigen leden of door personen met een aantoonbare band met de vereniging. Hij moet daarbij twee essentiële controles uitvoeren: nagaan of aan alle wettelijke toepassingsvoorwaarden van het uitzonderingsregime is voldaan en evalueren of de inzet van eigen niet-professionele leden aanvaardbaar is in het licht van de lokale risicoanalyse van het evenement.

 

De burgemeester mag geen toestemming geven indien niet aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan. Op dat punt heeft hij een gebonden bevoegdheid. Zijn die voorwaarden wel vervuld, dan beschikt de burgemeester over de discretionaire bevoegdheid om op basis van de risicoanalyse en het advies van de lokale politie te beslissen over de toepassing van het uitzonderings­regime. Indien aan die voorwaarden voldaan is, biedt de beslissing van de burgemeester rechtszekerheid voor de organisatoren.

 

Dat doet evenwel geen afbreuk aan het feit dat het inspectieteam van de FOD Binnenlandse Zaken steeds zijn controlebevoegdheid behoudt, ook nadat een toestemming werd verleend door de burgemeester. De inspectie kan dus controleren of de wet wordt nageleefd.

 

Zoals reeds is gezegd, speelt mijn inspectiedienst een ondersteunende rol bij de adviesverlening. Het beantwoorden van een vraag van een lokale overheid kan moeilijk worden beschouwd als het overrulen van de burgemeester, aangezien het advies wordt verstrekt vóór de burgemeester zijn of haar beslissing neemt. De FOD heeft wel een controlebevoegdheid om na te gaan of de wet ook effectief correct wordt toegepast.

 

Voor de editie 2024 van de Gentsche Fieste zijn geen processen-verbaal opgesteld tegen organisatoren die beschikten over een toestemming van de burgemeester. Het inspectieteam heeft tijdens die editie geen controles uitgevoerd.

 

23.03  Brent Meuleman (Vooruit): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik wil u feliciteren met uw eerste woordjes Gents. U hebt dat goed gedaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 56003710C en 56003711C van de heer Van der Donckt zijn omgezet in schriftelijke vragen.

 

24 Question de Ridouane Chahid à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les plans stratégiques de sécurité et de prévention" (56003732C)

24 Vraag van Ridouane Chahid aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De strategische veiligheids- en preventieplannen" (56003732C)

 

24.01  Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, en juillet 2024, votre prédécesseuse a fait approuver par le Conseil des Ministres un projet d'arrêté royal qui visait à prolonger pour un an les Plans stratégiques de sécurité et de prévention 2023-2024 jusqu'au 31 décembre 2025. Ces Plans jouent un rôle particulièrement important notamment pour les autorités locales.

 

Dans l'attente d'une réforme de la politique de subventionnement de la prévention, cette prolongation avait pour but de permettre de garantir la continuité sur le terrain, ainsi qu'un impact minimal sur la charge de travail administrative tant pour les autorités locales que pour l'administration.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer quelles sont vos intentions concernant les Plans stratégiques de sécurité et de prévention au-delà du 31 décembre de cette année? Avez-vous lancé une initiative quant à la réforme de ceux-ci? Si oui, selon quel calendrier? Quelle est la concertation avec les autorités locales? Quels budgets comptez-vous y consacrer?

 

24.02  Bernard Quintin, ministre: Monsieur Chahid, comme indiqué dans l'accord de gouvernement et dans ma déclaration de politique, je souhaite m'engager en faveur d'un soutien financier plus durable et ciblé aux pouvoirs locaux dans le cadre de leur rôle de régisseur de la politique de sécurité locale.

 

Nous devons abandonner la politique de financement fragmenté actuelle et évoluer vers plus de transparence et d'objectivisation, ainsi que vers la promotion de la coopération au sein d'entités de sécurité plus grandes. Pour une politique de financement efficace, stimulante et innovante, il faut donc miser sur un instrument qui soutient le développement d'une politique de sécurité intégrale et durable.

 

Les plans stratégiques de sécurité et de prévention (PSSP) courent jusqu'à fin décembre 2025. En 2025, les lignes directrices de la proposition de réforme devront donc être élaborées. Une période de préparation et un éventuel phasing out doivent être intégrés pour permettre aux communes bénéficiaires actuelles de revoir leur planification budgétaire et de réorienter, si nécessaire, le personnel, les projets financés et/ou de rechercher des sources de financement alternatives.

 

Je prévois donc 2026 comme année de transition pour ensuite conclure, à partir de 2027, de nouveaux accords pluriannuels avec les administrations locales afin de les soutenir dans le développement d'une politique locale de sécurité et de prévention où la coopération, au-delà des frontières communales, et les initiatives innovantes concernant les phénomènes criminels prioritaires sont encouragées.

 

Je poursuivrai la concertation en cours avec les associations des villes et communes et recueillerai également les informations nécessaires sur le terrain.

 

Outre la concertation avec les communes qui disposent actuellement d'un PSSP, je souhaite également entendre les pouvoirs locaux qui ne bénéficient pas actuellement de la subvention mais qui sont confrontés à des phénomènes criminels similaires à ceux des communes contractantes.

 

Le président: M. Chahid ne souhaite pas répliquer.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Questions jointes de

- Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les agressions contre les accompagnateurs de train" (56003783C)

- Maaike De Vreese à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La sécurité dans les gares" (56003793C)

25 Samengevoegde vragen van

- Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De agressie tegen treinbegeleiders" (56003783C)

- Maaike De Vreese aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De veiligheid in de stations" (56003793C)

 

25.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, les agressions contre le personnel des transports publics, tant dans les trains, les bus ou les trams, sont malheureusement très fréquentes.

 

Tout récemment, en gare de Mons, dans la nuit du 25 mars 2025, un accompagnateur a été violemment agressé par un voyageur. Ces faits sont évidemment inacceptables. L'accompagna­teur s'est retrouvé avec des lésions physiques au visage, au cou, au dos, aux poignets et aux genoux et a été contraint de suivre un accompagnement psychologique.

 

Bien qu'interpellé par la police, l'agresseur a été aussitôt relâché, provoquant la colère des accompagnateurs du dépôt de Mons. 

 

Face à ces situations qui se multiplient (2 298 agressions en 2023), une réponse forte doit être apportée pour mieux les protéger. C'est une des raisons pour laquelle, au cours de la précédente législature, j'avais déposé et fait adopter à l'unanimité une proposition de résolution pour renforcer la police des chemins de fer.

 

Monsieur le ministre, face à la recrudescence d'agressions contre le personnel des transports en commun, plus spécifiquement à la suite de celle intervenue en gare de Mons, un renforcement des effectifs de Securail et de la police des chemins de fer est-il prévu? L'accord de gouvernement prévoit que vous repreniez la tutelle de Securail. Quelles sont vos priorités en la matière et comment s'organisera la collaboration avec la police des chemins de fer? Plus généralement, envisagez-vous une collaboration avec votre collègue chargée de la Justice, afin de renforcer le cadre pénal pour poursuivre les auteurs d'agressions sur le personnel des transports publics?

 

25.02  Bernard Quintin, ministre: Monsieur Thiébaut, je vous remercie pour votre question. Permettez-moi d'abord d'exprimer toute ma solidarité à cet accompagnateur de train spécifique, mais je dirais à travers lui aussi aux autres victimes. Comme vous l'avez cité vous-même, il y a eu en 2023 2 298 cas rapportés, de gravité évidemment différente. Mais, qu'il n'y ait pas de doute, et je l'ai répété à plusieurs reprises, c'est non seulement inacceptable mais il est dans mes intentions de mettre en œuvre une politique de tolérance zéro par rapport aux agressions envers les policiers, les pompiers, les ambulanciers, les accompagnateurs de train et toutes les personnes qui sont au service de la communauté. Cela figure d'ailleurs dans l'accord de gouvernement. Il faudra donc apporter une réponse forte à la hauteur des enjeux.

 

Plusieurs initiatives concrètes sont en cours ou en préparation pour renforcer la sécurité dans les transports publics et, plus particulièrement, dans les gares.

 

Premièrement, nous finalisons actuellement la mise en œuvre de l'accès en temps réel des services de police aux images de vidéosurveillance de la SNCB. Cet accès permettra à la police d'agir plus rapidement et efficacement lors d'incidents car elle aura directement accès aux images relatant les faits. Nous prenons également les initiatives nécessaires pour élargir cet accès en temps réel aux images des autres sociétés de transport en commun comme De Lijn, la STIB et le TEC.

 

Deuxièmement, je cherche à réviser la circulaire ministérielle du 15 avril 2002. Cette révision visera à clarifier et optimiser la répartition des tâches entre la police locale, la police des chemins de fer et Securail. Il s'agit de mieux coordonner les efforts, de renforcer les synergies et d'utiliser au mieux les capacités disponibles pour garantir la sécurité des voyageurs et du personnel.

 

Comme vous le savez, je fais le tour de tous les services qui dépendent de moi. J'avais déjà rencontré la police des chemins de fer pour avoir renforcé la présence dans le métro bruxellois. Je pense que, là, il faut s'autoriser à sortir des schémas habituels pour effectuer des révisions. Pour plusieurs questions, j'aurais pu répondre que des projets de réforme de la police fédérale sont en cours.

 

Pour répondre à votre question sur Securail, je suis en contact avec mon collègue Jean-Luc Crucke, dont ce service dépend encore. Comme j'ai eu l'occasion de le dire en commission il faut privilégier le pragmatisme au dogmatisme. Voyons comment organiser, de la manière la plus pragmatique et surtout la plus efficace possible, la coopération entre l'ensemble de ces services.

 

Pour renforcer l'efficacité des poursuites, je compte évidemment sur ma collègue chargée de la Justice qui est compétente en la matière. Cela fait partie de cette chaîne de la sécurité dont nous avons déjà parlé.

 

À Bruxelles, nous prévoyons d'installer en 2025 un mur vidéo au Centre d'Information et de Communication (CIC) de Bruxelles pour améliorer le suivi en direct de la situation dans les gares bruxelloises et réagir plus rapidement. Cela s'étend bien sûr en termes d'attention, sinon en termes de technologie, à toutes les gares, y compris celle de Mons.

 

Toutes ces mesures traduisent ma volonté d'agir avec fermeté et pragmatisme pour protéger celles et ceux qui assurent un service public essentiel au quotidien. Je répète que je ne veux laisser aucun doute sur ma volonté de faire en sorte que ces personnes puissent travailler dans un environnement apaisé.

 

25.03  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

La question de la police des chemins de fer me préoccupe depuis déjà plusieurs années, et même plusieurs législatures, puisque c'est le ministre Jambon qui avait entrepris une réforme qui n'a pas été abandonnée par la ministre Verlinden. En clair, il est prévu de recentrer la police des chemins de fer en certains endroits. Ainsi, en province de Hainaut, on la supprime à Mons pour recentrer tout le monde à Charleroi. À mon sens, cela pose de gros problèmes. En effet, comme pour la Protection civile, l'éloignement provoque des désagréments. Quand un incident se produira en gare de Tournai, s'il faut venir de Charleroi pour y remédier, il est bien évident que ce seront les policiers de la zone de Tournai qui interviendront bien avant ceux des chemins de fer.

 

Vous allez me rétorquer: "Bon, ce sont quand même des policiers." Oui, mais il ne faut pas oublier une chose, qu'on ne vous a peut-être pas encore dite, à savoir que les agents de la police des chemins de fer reçoivent une formation spécifique relativement au risque d'intervention dans ce milieu bien particulier, par exemple quand il faut courir après quelqu'un sur des lignes ferroviaires en tenant compte de l'électrification, avec aussi le risque d'être percuté par un train. Ce sont des gens qui sont formés pour intervenir sur les voies et dans les gares. Il ne faut donc pas le perdre de vue ni partir sur un nouveau transfert de charges vers les zones locales, qui est déjà en cours depuis quelques années. Par conséquent, je vous demande d'y rester attentif.

 

En tout cas, il est bon d'envisager d'ores et déjà les concertations entre Securail, la police des chemins de fer et les zones.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Vraag van Matti Vandemaele aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Spiking in Kortrijk" (56003792C)

26 Question de Matti Vandemaele à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les cas de soumission chimique à Courtrai" (56003792C)

 

26.01  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Ik stel deze vraag in navolging van de vragen in de plenaire vergadering van vorige week. Toen ik mijn vraag indiende, waren er 41 gevallen, maar ondertussen zijn het er al meer dan 50, volgens de media. Het lijkt het topje van de ijsberg.

 

Ik zal u geen vragen stellen over de situatie in Kortrijk, want daar loopt momenteel een gerechtelijk onderzoek. Er zijn echter wel een aantal elementen opgedoken waarover ik mij vragen stel. Een van de deeloplossingen zou bijvoorbeeld de mogelijkheid kunnen zijn om anoniem aangifte te doen. Hoe kijkt u daarnaar? Hebt u ambitie in die richting? Zo ja, op welke termijn zal dat mogelijk zijn? Ook onlineaangiftes kunnen een oplossing bieden. Ziet u daar brood in? Zo ja, binnen welke termijn?

 

Ik ben een Kortrijkzaan en er doen bij ons wel wat verhalen de ronde over het eerste onthaal van een aantal slachtoffers. Ik heb die niet geverifieerd bij de politie. Ik wil dus heel duidelijk zeggen dat dat verhalen zijn die de ronde doen. Een van die verhalen gaat echter over mensen die weggestuurd werden.

 

U zei tijdens de plenaire vergadering dat er vorming voorzien is. De vraag is echter of vorming voldoende is wanneer dat eerste contact niet vlot verloopt. Als dat verhaal dus waar zou zijn, wat kunnen we dan nog meer doen om onze politiemensen heel attent te maken op een goed onthaal van de slachtoffers?

 

Dat hangt echter ook samen met het feit dat het meeste bewijsmateriaal vrij snel uit het bloed verdwijnt. Het is dus heel belangrijk dat de politie snel ageert. De politie weet dat, maar slachtoffers weten dat niet. We moeten dus op een of andere manier ook duidelijk maken aan de brede bevolking dat heel snel contact opnemen met de politie zeer belangrijk is wanneer zoiets gebeurt, omdat bewijsmateriaal anders verloren dreigt te gaan. Hebt u daarvoor specifieke acties in gedachten of is dat iets voor de lokale besturen?

 

Mijn volgende vraag hangt daarmee samen. Veilig uitgaan is een recht voor alle jongens, meisjes, mannen en vrouwen in ons land. Plant u extra acties zodat we met een gerust hart onze kinderen kunnen laten uitgaan, zonder dat we moeten bang zijn voor dat soort spikingzaken. Ik kijk alvast uit naar uw antwoorden.

 

26.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, om op uw eerste twee vragen te antwoorden, ga ik ervan uit dat u verwijst naar het Police-on-webplatform, waarmee men bepaalde incidenten online kan melden. Op dit moment laat het Police-on-webplatform anonieme meldingen niet toe. De mogelijkheid om feiten van spiking online te melden, maakt nog geen deel uit van de huidige roadmap van de Police-on-webapplicatie. Er moeten momenteel nog juridische en operationele obstakels worden weggewerkt.

 

Met betrekking tot uw vraag over de onthaalopleiding van het personeel binnen de lokale politiezones, wil ik benadrukken dat dit precies onder de bevoegdheid van het lokale niveau valt, dat afhankelijk van de specifieke context beslist over de meest geschikte manier om indien nodig een adequaat en aangepast initiatief te nemen. Ik beschik echter niet over een globaal overzicht van wat er binnen de lokale politiezones van het land wordt georganiseerd. Op mijn niveau heb ik wel een vorming georganiseerd.

 

Wat uw laatste vragen betreft, zoals u wellicht weet, zijn drugspreventie en preventie een gemeenschapsbevoegdheid. Niettemin worden via de verschillende strategische en veiligheids­plannen ook middelen toegekend aan de lokale overheden om initiatieven uit te werken in het kader van de drugsproblematiek. Daarnaast vertrok vanuit Binnenlandse Zaken, met name het Crisiscentrum, bij de start van de festivals en evenementen en in het kader van de noodplanning in juni 2022 een communicatie naar de organisatoren van evenementen en de lokale en supralokale overheden met informatie, advies en sensibilisering inzake spiking. Gezien de recente feiten, moeten we dat zeker herhalen.

 

26.03  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Wat de anonieme meldingen betreft, ik vind het belangrijk dat u die mogelijkheid laat onderzoeken. Een aantal van de slachtoffers heeft behoorlijk veel schaamte. Verschillende slachtoffers zijn ook nog jong, wonen nog thuis en durven daarover maar moeilijk te communiceren met hun ouders. Mij lijkt het belangrijk dat we die doelgroep minstens de kans geven om tot politionele actie over te gaan. Dat moet u misschien toch eens bekijken.

 

Een tweede punt gaat over het onthaal. In de politiezone VLAS, waartoe Kortrijk behoort, werd het onthaal enkele jaren geleden uitbesteed aan een private firma. Concreet betekent dit dat het onthaal bij de lokale politie niet meer gedaan werd door lokale politiemensen, maar door medewerkers van een private firma. Omdat dat niet meer toegelaten is, werd die werkwijze stopgezet. Dat is een aandachtspunt, zeker in zo'n gevoelige materie.

 

Als u ervoor kiest om taken te privatiseren en toelaat dat lokale politiezones het onthaal niet meer zelf uitvoeren en als lokale politiezones het onthaal dan uitbesteden aan private firma's, zoals in het verleden al gebeurd is en wat de politiezone VLAS – net als vermoedelijk vele andere – onmiddellijk opnieuw zal doen als het toegelaten wordt, dan moet men er wel voor zorgen dat onthaal­medewerkers van een private firma voldoende gevormd zijn om zeer snel en zeer goed te handelen in geval van zulke delicate zaken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 56003794C van mevrouw De Vreese is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

27 Questions jointes de

- Nabil Boukili à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "L'incident avec des policiers violents lors de la manifestation du 13 janvier à Bruxelles" (56003838C)

- Greet Daems à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les violences policières commises durant la manifestation du 13 janvier à Bruxelles" (56003839C)

- Rajae Maouane à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les révélations de la CGSP Police à propos des violences policières" (56003855C)

27 Samengevoegde vragen van

- Nabil Boukili aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het incident met politiegeweld tijdens de betoging van 13 januari in Brussel" (56003838C)

- Greet Daems aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "Het incident met gewelddadige politieagenten tijdens de betoging van 13 januari in Brussel" (56003839C)

- Rajae Maouane aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De onthullingen van ACOD Politie met betrekking tot het politiegeweld" (56003855C)

 

27.01  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, comme vous le savez, la confiance des citoyens envers nos forces de l'ordre est indispensable et très importante pour une cohésion sociale et pour une relation sereine et saine entre la population et la police.

 

Malheureusement, cette confiance est mise à mal par des comportements inacceptables au sein de la police de Bruxelles et du service INT. Une minorité d'individus salit l'image de l'ensemble du corps policier en multipliant des agressions, comme l'a révélé Le Soir dans son article. Je cite: "La CGSP Police dénonce des violences policières récurrentes à Bruxelles". La CGSP Police, ce sont des policiers qui dénoncent eux-mêmes des violences commises par d'autres policiers.

 

Le plus choquant, c'est que ces policiers ne se limitent pas à des violences contre la population. Ils ont également agressé leurs propres collègues en civil. Pire encore, la réponse de l'autorité policière à la demande des syndicats est édifiante car selon elle, la seule raison de cette agression serait que le policier en civil ne portait pas son brassard.

 

On se demande où on va, monsieur le ministre. D'un côté, l'autorité reconnaît les faits, et de l'autre, elle semble légitimer ces violences en donnant carte blanche à cette catégorie de policiers pour frapper ceux qui ne portent pas de brassard. Faut-il être policier pour ne pas être frappé par le service INT?

 

Monsieur le ministre, cette impunité est inaccep­table. Quelles mesures immédiates comptez-vous prendre pour identifier et sanctionner ces agents qui abusent de leur autorité, y compris contre leurs propres collègues?

 

Comment expliquez-vous que l'autorité policière ne condamne pas fermement ces agissements, mais semble au contraire les justifier? Quelles garanties pouvez-vous donner pour mettre fin à cette impunité et assurer un contrôle rigoureux des comportements déviants au sein de la police?

 

27.02  Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, nous avons appris dans la presse des événements extrêmement graves. Ce n'est pas une ONG, ce n'est pas une association militante, ce n'est même pas un comité de quartier ou de citoyens, c'est la CGSP Police elle-même, un syndicat de policiers, qui dénonce des violences policières récurrentes, en particulier lors des manifestations du 13 janvier et du 26 février derniers.

 

Quand une partie du corps policier accuse une autre partie "d'avoir déshonoré l'uniforme", je pense que cela appelle une réponse politique immédiate et sérieuse. La CGSP parle de brutalité injustifiée, de mauvaise gestion du maintien de l'ordre, de policiers non identifiables qui retirent leur brassard pour échapper à toute forme de traçabilité, de collègues travaillant en civil dans le même peloton que les forces en uniforme, et de blessés parmi les pompiers –  qui ne sont pas des manifestants mais qui sont des agents publics. À ce niveau-là, ce n'est plus une bavure mais c'est une crise de commandement et de confiance.

 

Pire encore, certains éléments de ce peloton, le service INT, auraient récidivé à plusieurs reprises ces dernières années sans aucune sanction.

 

Monsieur le ministre, quelles suites allez-vous donner aux accusations de la CGSP Police? Une enquête interne a-t-elle été lancée? Si oui, a-t-elle été confiée à une autorité indépendante ou reste-t-elle dans les mains de ces mêmes hiérarchies policières qui sont déjà mises en cause? Confirmez-vous que des policiers ont retiré volontairement leur brassard d'identification en intervention? Si ce fait est avéré, quelles sanctions seront prises à l'encontre de ces agents et de leurs supérieurs?

 

On sait que le service INT est pointé du doigt régulièrement depuis plusieurs années pour un usage excessif de la force et de la dissimulation de ses membres. Allez-vous faire un audit externe sur ses pratiques, sa formation ou ses modalités d'engagement? Allez-vous mettre en œuvre des mesures claires de traçabilité, d'identification obligatoire pour tous les agents engagés en maintien de l'ordre, y compris ceux en civil? Nous avons déjà eu le débat sur la question de la respectabilité de la police. Pour que la police soit respectée, il faut qu'elle soit absolument respectable. Je vous vois opiner du chef.

 

27.03  Bernard Quintin, ministre: Madame Maouane, j'opinais sur le fait que tout le monde doit être respectable. Cela me paraît d'une telle évidence, mais il faut parfois la rappeler.

 

Madame Maouane, monsieur Boukili, merci pour vos interventions et questions sur ce sujet. J'ai pris pleinement connaissance des déclarations du syndicat policier CGSP que la presse a rapportées. À ce sujet, j'ai sollicité les informations nécessaires auprès de la zone de police concernée. Il ressort qu'une enquête a été menée par les services de contrôle interne de la zone de police dans un cadre impartial tel que fixé par la loi. Cette enquête n'a révélé aucune mauvaise gestion au cours de cette manifestation ni de comportements répréhensibles de la part de policiers. Je souligne que les plaignants disposent évidemment de la possibilité de saisir le Comité P et la justice s'ils estiment disposer de nouveaux éléments susceptibles de corroborer les déclarations de la CGSP.

 

À la suite de l'enquête effectuée par la zone de police et selon les informations qui m'ont été transmises, je puis vous informer qu'aucun brassard n'a été volontairement retiré afin d'échapper à une identification lors des interventions des policiers en civil.

 

Cela dit, je souhaite conclure en étant parfaitement clair. Comme je l'ai déjà dit à plusieurs reprises, c'est mon intention d'appliquer une politique de tolérance zéro. Et cela s'applique évidemment à tout le monde et, en premier lieux, à celles et ceux qui doivent assurer l'ordre. Donc, je ne tolérerai aucun cas de violence, bien sûr si elles sont commises contre les forces de l'ordre, mais aussi si elles viennent de celles-ci. Nous avons des cadres légaux et disciplinaires pour gérer ces situations. Je puis vous assurer que je reste vigilant et que j'applique cette politique de tolérance zéro en ce qui relève de mes compétences.

 

27.04  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Vous affirmez qu'une enquête a été menée en interne. D'après les informations dont nous disposons, l'enquête a été refusée en interne. Je crains donc que l'on vous ait menti. Mais peut-être avez-vous des éléments matériels prouvant l'existence de l'enquête? Selon les éléments qui nous ont été fournis notamment par les syndicalistes, il n'y a pas eu d'enquête. C'est la raison pour laquelle la CGSP a recouru à la presse pour dénoncer ce fait et demander une enquête du Comité P.

 

Au-delà du fait de couvrir des collègues et de refuser de mener une enquête indépendante et sérieuse, on vous ment à vous, monsieur le ministre de l'Intérieur. C'est très grave. La réponse que vous donnez ne correspond pas à la réalité. Ce n'est pas de votre faute, mais c'est la version que l'on vous a donnée. Vous devez demander des éclaircissements car ce n'est pas normal.

 

Monsieur le ministre, plus généralement, si l'on veut que la police soit respectée, il faut qu'elle soit intransigeante avec ce genre de comportements. Si l'on ne veut pas entendre parler de violences policières, il faut que les policiers violents soient sanctionnés. De tels comportements ne peuvent passer inaperçus et rester sans sanction, que ce soit au niveau de la police ou de celui des politiques.

 

Une enquête indépendante est nécessaire, même si elle doit être menée en interne, notamment par le Comité P. J'espère que vos services feront tout pour élucider cette situation. En l'occurrence, on parle d'un collègue qui n'a pas repris le travail et qui est toujours en incapacité de travail. C'est lui qui est à la base de la dénonciation. C'est très grave, monsieur le ministre!

 

27.05  Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Ce que vous dites sur l'enquête de police ne correspond pas aux informations que nous avons lues et que nous détenons. Vous parlez d'une enquête de police interne impartiale. Peut-être… En tout cas, l'enquête ne peut pas être menée par les personnes qui sont mises en cause. Je ne sais pas si on peut parler d'impartialité. Il y a un dysfonctionnement sévère, qui a conduit la CGSP à dénoncer les faits publiquement. Nous savons que l'esprit de corps est très présent. Trop souvent des dérives sont tolérées derrière une espèce de flou hiérarchique ou derrière un silence institutionnel. Je vous invite peut-être à revoir et à réclamer des informations sur le sujet car nous ne disposons pas des mêmes informations.

 

Je suis rassurée sur le fait que vous parlez de tolérance zéro. Je suis aussi partisane de ce concept. Tolérance zéro pour les personnes qui commettent des violences envers la police, mais aussi tolérance zéro envers les agents des forces de l'ordre qui commettent des violences. Sur ce sujet, nous devons absolument être intransigeants, puisque nous sommes face à des représentants de l'État et de la force publique.

 

Je reste un peu sur ma faim car cette réponse ne correspond pas aux informations que nous détenons.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

28 Question de Éric Thiébaut à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "La cellule Art et Antiquités de la police fédérale" (56003936C)

28 Vraag van Éric Thiébaut aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De cel Kunst en Antiek bij de federale politie" (56003936C)

 

28.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, sous la précédente législature, à plusieurs reprises, mon collègue Jean-Marc Delizée a interrogé votre prédécesseuse sur le sort de la cellule art et antiquités de la Police fédérale.

 

Celle-ci avait notamment assuré que le processus opérationnel, notamment judiciaire, restait bien assuré par les services de police locale ou fédérale. Pour ce type de crimes, elle a également assuré que les capacités d'analyse et d'enquête au sein de la police intégrée étaient maintenues.

 

Pour mon Groupe, le besoin d'une véritable cellule spécialisée au niveau de la Police fédérale n'est pourtant plus à démontrer. La lutte contre ce trafic demande une véritable spécialisation et expertise notamment dans la lutte contre la criminalité organisée et le blanchiment d'argent. Si l'on peut saluer le travail des autres SPF – dont le SPF Economie – dans la lutte contre les trafics notamment d'art, ceux-ci ont besoin du bras armé de la PJF. La Belgique doit également respecter ses obligations européennes et internationales en la matière de manière centralisée.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous m'indiquer ce qu'il en est réellement des moyens humains, budgétaires, matériels et informatiques destinées à cette cellule à l'heure actuelle depuis nos précédentes questions et surtout les moyens prévus au niveau de la police fédérale – dont c'est la tâche – à l'avenir ainsi que les mesures que vous comptez prendre? Quelles sont vos ambitions en la matière?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

28.02  Bernard Quintin, ministre: Merci, monsieur Thiébaut, pour votre question sur la cellule Art et Antiquités de la police fédérale.

 

Il existe effectivement une cellule au sein de la Direction centrale de lutte contre la criminalité organisée (DJSOC), spécialisée dans les biens culturels et la gestion des bases de données spécialisées, tant au niveau national, avec la base de données "artistes", qu'international, en collaboration avec Interpol.

 

Cette cellule est composée de deux experts spécialisés dans ce domaine. Elle soutient les enquêtes en apportant son expertise, mais elle peut également mener ses propres missions opérationnelles dans ce secteur. C'est un sujet que j'ai abordé avec le secrétaire général d'Interpol quand je l'ai reçu dans mon bureau il y a une dizaine de jours.

 

En termes de moyens, la cellule ne dispose pas de ressources propres, étant intégrée au service DJSOC. Toutefois, elle bénéficie de l'infrastructure de la police fédérale dans son ensemble, tout en ayant accès à des outils spécifiques tels que la base de données "artistes" dédiée à l'enregistre­ment des biens culturels volés en Belgique.

 

Quant aux futurs moyens budgétaires alloués à cette cellule, je vous invite à revenir vers moi une fois le budget établi.

 

28.03  Éric Thiébaut (PS): Merci, monsieur le ministre.

 

Le trafic d'œuvres d'art peut représenter pas mal d'argent et je crois qu'on devrait vraiment se pencher sur cette problématique. Mon prédéces­seur sur cette question, Jean-Marc Delizée, n'a pas été réélu à la Chambre. Il souhaitait proposer de créer un service spécifique pour le trafic des œuvres d'art. Ma question concernait donc les moyens alloués à cette cellule, mais aussi la création d'un tel service, étant donné l'utilité que cela pourrait avoir quant à la circulation d'argent sale.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17 h 48.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.48 uur.