Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
van Dinsdag 29 april 2025 Voormiddag ______ |
du Mardi 29 avril 2025 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 9.42 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 9 h 42 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Dimitri Legasse (PS): Monsieur le président, au risque de vous dédire, je n'aborderai pas uniquement la question de Bruxelles. En effet, je vais surtout vous parler du Brabant wallon. Du reste, monsieur le ministre est venu à Waterloo pour inaugurer un magnifique commissariat. Si j'ai bien compris la bourgmestre libérale, qui siège à nos côtés, ainsi que son homologue brainois, de la zone monocommunale voisine qui ne bénéficie pas d'un aussi beau commissariat, ils ne partagent pas tout à fait l'avis de M. Quintin quant à la fusion des zones de police. Je dirais même qu'ils y sont tout à fait opposés. Ces deux collègues brabançons libéraux siègent à nos côtés et pourraient donc nous en parler.
Monsieur le ministre, dans l'accord de gouvernement, vous indiquez notamment envisager des zones de police "plus grandes et efficaces". Encore plus grandes, toujours plus grandes et toujours plus éloignées des citoyens. En complément aux questions de mes collègues lors de votre exposé d'orientation politique, pouvez-vous m'indiquer si vous envisagez la fusion des zones de police en Brabant wallon, comme il semble en être question entre Ottignies, Louvain-la-Neuve et Wavre?
Il n'y a qu'une seule zone de secours en Brabant wallon. Envisage-t-on une seule grande zone de police? C'est une question que je vous pose très directement. En effet, la transversalité de notre province n'est pas si évidente que cela, et certainement pas en matière de circulation. Nous pouvons plutôt parler d'immobilisme. Et je ne vous parle pas du carrefour Léonard ni de Zaventem, bien que nous pourrions en discuter, mais ce n'est pas le lieu aujourd'hui. Comptez-vous rencontrer les autorités locales, dont je fais partie, puisque je suis bourgmestre d'une commune située dans la zone Ouest Brabant wallon?
Vous parlez également de financement plus élevé, flexible et transparent. Cela signifie-t-il, par exemple, qu'il viendrait en aide aux communes, qui souffrent déjà d'autres mesures envisagées par le gouvernement? Ce financement plus élevé serait-il conditionné à des fusions de zones?
01.02 Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt in de paasvakantie inderdaad verder gecommuniceerd over uw concrete plannen inzake de fusie van de zes bestaande Brusselse politiezones tot één geïntegreerde politiezone. De wil om te fusioneren stond al in het regeerakkoord, maar nu hebt u uw concrete plannen voorgelegd, aan de pers althans, want in het Parlement hebben we nog geen concrete teksten gezien. Die zullen binnenkort wel volgen, denk ik.
U weet dat wij als N-VA een zeer grote voorstander zijn van de fusie van de politiezones en daar al heel wat jaren voor pleiten. Die hervorming is noodzakelijk voor een verhoogde efficiëntie, betere coördinatie, eenheid van commando en dus ook eenduidige communicatie in crisissituaties.
Verder pleitte u ook voor fusies van politiezones in Vlaanderen en Wallonië. Nu blijken lokale korpsen namelijk vaak niet opgewassen tegen bepaalde vormen van moderne criminaliteit. U hebt de gouverneurs de opdracht gegeven om een rapport op te stellen en u verklaarde ook dat in bepaalde gevallen de regering zou kunnen beslissen om fusies te verplichten. Om fusies aan te moedigen, wil u de schulden van de betrokken politiezones overnemen.
U hebt heel wat gecommuniceerd: over budgettaire zaken, over de KUL-norm, over uw voornemen om de metropolitie in de lokale politie te integreren en over de rol van de gouverneurs.
Wat is de concrete stand van zaken met betrekking tot de geplande fusie van de zes Brusselse politiezones? Zijn er al wetteksten?
Op welke manier worden de Brusselse burgemeesters en lokale korpschefs verder betrokken bij het fusieproces?
Hoe zal de democratische controle op het politiewerk worden georganiseerd binnen de gefuseerde zone?
Hoe zult u ervoor zorgen – dat stond immers wel in het wetsvoorstel van de N-VA – dat ook de vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen wordt gegarandeerd, bijvoorbeeld in de politieraad?
Hoe verloopt de verdere timing van het fusieproject?
U pleit voorts voor verdere fusies in Vlaanderen en Wallonië en wil bij die fusies de schulden van de betrokken politiezones overnemen. Hoeveel budget is daarvoor voorzien? Bent u al gecontacteerd door zones die willen fuseren en welke zijn dat dan?
De gouverneurs moeten met een plan komen. Wat is hun precieze opdracht en tegen wanneer verwacht u hun plan op tafel?
U wil in bepaalde gevallen beslissen om fusies te verplichten. Op basis van welke criteria wil u dat doen en welke zones hebt u daarbij in gedachten?
Ik heb dus toch wel een aantal vragen waarop ik vandaag graag antwoorden zou krijgen.
01.03 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik heb twee vragen ingediend, maar wat collega De Vreese heeft opgesomd, zal ik niet herhalen. We hebben kennis kunnen nemen van uw plannen om de Brusselse politiezones te fuseren. Met het Vlaams Belang zijn we daar grote voorstander van.
Omtrent de concretisering ervan blijven er wel wat vragen hangen. In uw plan voorziet u een overname van de schulden van de Brusselse politiezones door de federale overheid en – niet onbelangrijk – een hervorming van de KUL-norm. Ook is er sprake van de oprichting van een metropolitiekorps onder de nieuwe eengemaakte zone. De negentien Brusselse burgemeesters zouden dan elk een rol krijgen in het politiecollege.
Wat in onze ogen voorlopig ontbreekt in uw plan, is de figuur van een hoofdstedelijke minister van Veiligheid. Daar pleiten wij alleszins voor. Daarnaast vragen we ons af hoe de versterking voor de agenten op het terrein vorm zal krijgen, want daar moet het uiteraard toe leiden. Die fusie moet tot efficiëntie leiden en moet ook ten goede komen aan de gewone politieman en politievrouw in de straat.
Mijnheer de minister, eerst en vooral wil ik u over het tijdspad bevragen. U spreekt van 1 januari 2027 om die fusie gefinaliseerd te krijgen. Is dat realistisch en haalbaar? Zal dat niet leiden tot een halfslachtige hervorming? Als er hervormd wordt, kan dat best meteen grondig gebeuren, niet halfslachtig.
Hoe zal de hervorming van de KUL-norm er in de praktijk uitzien? Dat zal geen gemakkelijke oefening zijn, want het gaat uiteraard niet alleen over de Brusselse politiezones, maar ook over de vele andere politiezones in ons land.
Collega De Vreese heeft al aangehaald dat de tweetaligheid van de politiekorpsen in Brussel gegarandeerd moet blijven en worden. Daarover had ik ook graag wat duidelijkheid.
Mijn tweede vraag gaat over een element dat ik ook al in de plenaire vergadering heb aangehaald tijdens de vragensessie. U krijgt niet alleen de steun van de Nederlandstalige partijen, maar ook van de gewone politieman en politievrouw op de straat. Daarvoor verwijs ik naar de open brief waarin Brusselse agenten expliciet hun steun uitspreken voor de fusie van de Brusselse politiezones.
We lezen echter ook een aantal zorgwekkende waarschuwingen. Zo schrijven de agenten dat ze in sommige zones misbruikt worden voor politieke of persoonlijke doeleinden. Wij hebben dat al meermaals ondervonden, zowel bij activiteiten van mijn partij in Brussel als bij wat men kan bestempelen als rechtsgeoriënteerde conferenties, in sommige gemeenten in Brussel, waar burgemeesters toch wel zeer activistisch te werk gaan. We zijn al naar de Raad van State moeten trekken om ons gelijk te halen. In de brief waarschuwen de agenten dus voor politieke inmenging. We moeten die waarschuwing ernstig nemen; dat moet ons ook zorgen baren.
Hoe zult u de nieuwe eengemaakte zone beschermen tegen politieke inmenging en misbruik? Zullen we dat terugvinden in de wetteksten? Zal in de wetteksten worden bepaald dat de politie in de toekomst niet langer oneigenlijk kan worden ingezet en zich zal kunnen focussen op de echte politionele taken?
Wordt er overwogen om bepaalde elementen van de politiezones gedecentraliseerd te laten? Zo ja, welke?
Zult u een onafhankelijk en grondig onderzoek naar de verschillende opgesomde wanpraktijken bevelen?
01.04 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, onze fractie is ook een grote voorstander van de fusie. We zijn blij dat er stappen vooruit worden gezet. Die fusie biedt heel wat voordelen, maar er zijn ook een aantal valkuilen. Ik heb twee aanbevelingen die ik als vragen heb verpakt.
Ten eerste, op welke manier zal de democratische controle worden georganiseerd? Tot nu toe wordt gesteld dat de burgemeesters daarbij betrokken zullen worden. Het is inderdaad belangrijk om de burgemeesters erbij te betrekken in een soort politiecollege. Omdat er in de huidige structuur van een lokale politiezone een politieraad en een politiecollege zijn, is het belangrijk dat er ruimte wordt gemaakt voor een vorm van politieraad. Ik spreek me niet uit over welke vorm dat moet zijn. Het is belangrijk om niet alleen de burgemeesters te betrekken bij het beleid, maar ook de raadsleden uit de verschillende gemeenteraden van de Brusselse gemeenten te betrekken bij een vorm van politieraad. Vanuit het oogpunt van democratische controle is dat absoluut belangrijk.
Ten tweede is voor mijn fractie de nabijheid heel belangrijk. U hebt al enkele keren verklaard dat nabijheid voor u ook heel belangrijk is. De vraag is dan hoe we dat zullen organiseren. Zullen we nabijheid op niveau van de gemeenten organiseren? Het is perfect mogelijk om voor één politiezone in één post per gemeente te voorzien. Op die manier is de politie gedecentraliseerd aanwezig. Een aantal Brusselse politiezones werken echter nu al veel gedecentraliseerder op het gebied van hun gemeente. De vraag is dan of we die manier van werken overnemen dan wel of we toch richting één ankerpunt per lokaal bestuur gaan.
U voelt aan mijn vraag aan dat ik er nogal voorstander van ben om echt lokaal te werken en de nabijheid maximaal in te vullen en dus niet te reduceren tot één kantoor per gemeente. Dat is een terechte bezorgdheid van veel partners.
01.05 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mijnheer de minister, ik vind het een kwalijke tendens dat iedereen zomaar anoniem brieven naar de pers begint te schrijven, want wie vertegenwoordigen die briefschrijvers? Ik geef geen kritiek op de politieambtenaren in kwestie, wel op de tendens om anoniem naar de pers te stappen en daar allerlei zaken aan de kaak te stellen. Begin er maar aan om daar als minister op te reageren. Ik vind dat een tendens die we niet per se moeten toejuichen. Ik vind dat we in het Parlement misschien ook een beetje afstand van dergelijke praktijken moeten nemen. Daarmee ben ik helemaal aan het afwijken van mijn vraag, mijnheer de minister, waarvoor mijn excuses.
De analyses zijn gekend. Er is een gebrek aan efficiëntie. We missen één kapitein op het schip in de Brusselse politiezones. We weten dat. We weten ook dat het in ons land moeilijk is om effectief te hervormen. U doet dat nu en verdient daarvoor alle krediet. Dat meen ik ook. Het is goed dat we dit debat in het Parlement kunnen voeren.
Ik heb een aantal praktische vragen over het budgettaire tijdpad. U hebt gecommuniceerd dat er een schuldovername zal worden gedaan. De Brusselse politiezones worden al gesubsidieerd door de FOD Binnenlandse Zaken. Wat betekent die schuldovername precies? Hoe zit het met de fusiebonus?
We zullen dezelfde oefening, op een minder verplichtende manier, hopelijk ook in Wallonië en Vlaanderen doen. We zullen ook daar politiezones fuseren. Is daar budgettaire ruimte voor? Hebt u een budgettair kader om te werken aan de KUL-norm, aan de fusie van de politiezones, ook in Vlaanderen? Dat is nodig.
Dat zijn mijn belangrijkste vragen, mijnheer de minister. Ik vroeg dus naar het budgettaire kader voor Brussel. Hoe ziet u de fusies in Vlaanderen? Welke budgetten zijn daarvoor eventueel ter beschikking?
01.06 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, la question de la fusion des zones de police suscite beaucoup de débats au sein même de votre formation politique, puisque deux députés-bourgmestres membres de votre formation politique s'opposent à cette fusion lorsque cela les concerne. Je suis bien curieux de voir si ces deux députés-bourgmestres vont voter la fusion de la zone de police à Bruxelles, alors qu'ils la refusent pour leurs communes. Ce sera drôle de voir si c'est une question de conviction, si la sécurité est une question à deux vitesses au MR ou si c'est un cadeau institutionnel plutôt qu'une réponse opérationnelle.
Vous avez annoncé dans la presse votre plan visant à fusionner les six zones de police, en faisant un grand corps de plus de 7 700 personnes (6 400 opérationnels et plus de 1 300 CALog). Vous avez également plus ou moins dessiné l'architecture institutionnelle de cette future zone de police, avec un chef de corps, des bourgmestres, le ministre-président, etc.
La question qu'on se pose, c'est la question du calendrier. Pourriez-vous être plus précis par rapport au calendrier de cette réforme? Vous avez parlé de janvier 2027, mais quel est exactement le timing de la mise en place de cette nouvelle zone de police?
Vous avez parlé des concertations avec les autorités communales. Je parlerais d’information plutôt que de concertation puisqu'il nous revient qu'un certain nombre de choses n'ont pas été dans un sens de négociation ou de dialogue. Y a-t-il aussi eu une concertation avec les autorités judiciaires? Il y a les communes, il y a évidemment les chefs de corps mais le parquet aussi est partie prenante dans cette fusion des zones de police.
Le modèle de gouvernance que vous prévoyez ne parle pas du Conseil de police. Il est question du grand collège de police. Qu’en est-il du débat démocratique? Nous savons tous que dans les collèges, c'est la majorité qui est représentée. Dans les conseils de police, il y a aussi l'opposition. Quel rôle aura l'opposition dans le débat démocratique de cette zone de police?
Nous avons parlé du budget, du financement. Quid du financement supplémentaire du fédéral pour absorber la dette mais aussi en ce qui concerne le fonctionnement? On l'a dit, la question concerne surtout le fonctionnement de la zone.
Un avis a été rendu sur une proposition de l'Open Vld sous la précédente législature. Le Conseil d'État émet un certain nombre de remarques par rapport à l'autonomie et à la possibilité de toucher à l'autonomie des communes. Avez-vous connaissance de cet avis du Conseil d'État? Avez-vous pu l'examiner? Avez-vous une réponse?
Monsieur le président, j'ai encore une suggestion pour vous. Vous vous rappelez que j'avais fait une demande pour que la commission puisse visiter safe.brussels. J'y reviens car j'ai entendu des collègues parler de la question de la gestion de la crise à Bruxelles et dire "on ne sait pas comment ça se passe", etc. Un organe gère la crise à Bruxelles. Il y a safe.brussels avec une plate-forme. Quatre zones de police ont transféré leurs images et les caméras à safe.brussels. Je pense qu'il serait intéressant que la commission aille sur place pour qu'elle se rende compte qu'en temps de crise, un commandement unique existe déjà à Bruxelles.
De voorzitter: Ik neem de suggestie mee. Mevrouw Maouane is niet aanwezig.
01.07 Xavier Dubois (Les Engagés): Monsieur le ministre, la nouvelle majorité s'est positionnée en faveur de la création d'une zone de police unique à Bruxelles. Vous aviez annoncé, lors de l'examen de votre note d'orientation politique, qu'un projet de loi sur les fusions serait prêt d'ici l'été. Vous vous êtes engagé à rencontrer les acteurs de terrain, les 19 bourgmestres ainsi que les six chefs de zone. C'est une bonne chose. C'est essentiel.
Entre-temps, des voix parmi les policiers des zones concernées se sont exprimées anonymement en faveur de la création de la zone de police unique. À leurs yeux, la fusion des zones de police, je cite, "représente indéniablement une opportunité d'améliorer l'efficacité du travail des policiers et faciliterait notamment l'échange d'informations entre zones". Ces policiers déplorent la posture d'opposition de certains chefs de corps et bourgmestres envers cette fusion.
Monsieur le ministre, la deadline de l'été prochain approche à grands pas, d'autant plus que vous vous êtes engagé également à accompagner cette réforme d'une autre réforme tout aussi importante – si pas plus –, celle de la nouvelle norme de financement des zones de police.
Comment comptez-vous mener à bien simultanément ces deux projets d'ici la fin de l'été? Quel est le planning concret envisagé? Avez-vous entre-temps pu rencontrer tous les acteurs de terrain? Pouvez-vous détailler comment se sont passées ces rencontres? Vu l'opposition ferme à la réforme de certains d'entre eux, comment comptez-vous les faire évoluer dans le sens souhaité?
La presse a relayé l'expression de certains policiers en faveur de la réforme. Avez-vous également d'autres témoignages en ce sens? Quels sont leurs points de vue? Que vous ont-ils partagé?
01.08 François De Smet (DéFI): Je vous plains, monsieur le ministre, car je pense que tant que cette réforme n’aura pas abouti, certains collègues néerlandophones continueront de vous mettre la pression pour que le dossier avance, et certains collègues francophones continueront de vous expliquer pourquoi ce n’est pas une bonne idée.
La dynamique m’inquiète parce qu'au début de la législature – il y a deux mois –, vous disiez que vous prendriez le temps de faire les choses raisonnablement. Or on constate aujourd’hui que vous êtes de plus en plus mis sous pression pour que le dossier avance. Je m’inquiète de l’énergie folle que cette réforme vous prend déjà, et j'espère que cela ne vous distrait pas du reste de votre travail.
Pour le reste, j’ai pu constater l’opposition assez marquée de nos deux collègues députés-bourgmestres – puisque tant le MR que le PS cumulent les mandats en Wallonie et ailleurs – qui ont affirmé qu’ils ne fusionneraient pas. J’aimerais savoir ce que vous en pensez. J’aurais également voulu connaître l’avis de Mme Reuter et M. Scourneau. Car ce qui est insupportable, c’est une fois de plus le caractère contraint. Ces deux bourgmestres-députés MR vont voter pour forcer les Bruxellois à procéder à une fusion qu’eux-mêmes n’accepteront pas en Brabant wallon. Qu’est-ce qui justifie que les Flamands et les Wallons puissent librement décider de fusionner, et que l’on estime visiblement que les édiles bruxellois seraient moins à mêmes de le faire?
Je dois également admettre que je comprends de moins en moins la position du groupe Les Engagés. M. Prévot affirme qu’il s’agit d’une réforme opérationnelle qui ne comporte pas d’aspect communautaire. Le bourgmestre de la commune de Woluwe-Saint-Pierre vient de réaffirmer que la fusion est une très mauvaise idée et qu’il s’y opposera de toutes ses forces. Or, ici, son collègue va dans le sens contraire. Tout part dans tous les sens.
La question du contrôle démocratique, notamment des élus de l’opposition, demeure. Au vu des mécanismes mis en place – un ministre-président, dix-neuf bourgmestres, un kern décisionnel, des chefs de corps –, il me paraît très difficile de concilier la volonté de fusion des partis néerlandophones d’une part, et la volonté de contrôle démocratique des bourgmestres et des chefs de corps bruxellois de l’autre. Je suis curieux de savoir comment vous entendez vous y prendre.
01.09 Bernard Quintin, ministre: Monsieur le président, madame et messieurs les députés, je vous remercie beaucoup pour ce nouveau débat d'actualité. De fait, je pense que ce n'est pas le dernier mais je me réjouis de participer à la vitalité du débat démocratique ici. Cette vitalité du débat démocratique se passe parfois au sein même des partis, ce qui ne me parait pas forcément être une mauvaise chose.
Pour ce qui est de la fusion des zones de police, je voudrais insister sur le fait que – c'est ma vision des choses –c'est un projet destiné à renforcer la sécurité pour tous nos concitoyens, en commençant en effet par Bruxelles.
Ce n'est pas une réforme, mais bien un plan de fusion. Ce n'est pas une réforme au sens où nous ne réformons pas la police intégrée à deux niveaux. D'autres projets sont en cours de ce point de vue-là.
Il s'agit d'un plan de fusion pour toutes les zones de police, commençant par la capitale car la situation l'exige. Pour ce faire, nous instaurerons un commandement unique qui permettra d'avoir une vision de sécurité globale pour l'ensemble de la capitale et de pouvoir agir vite et fort lorsqu'un problème de sécurité se présente.
Il me paraît utile de rappeler le processus de concertation que j'ai lancé dès mon entrée en fonction sur ce dossier. Durant les mois de février et mars, j'ai pris mon bâton de pèlerin et je suis allé à la rencontre de tous les bourgmestres bruxellois afin de les entendre sur leurs priorités, mais aussi, il est vrai, leurs inquiétudes relatives à la fusion des six zones de police. Trois arguments sont revenus systématiquement au cours de ces dix-huit entretiens, d'une vingtaine d'heures au total: la nécessité de maintenir une police de proximité, l'impérieuse nécessité d'opter pour une gouvernance agile et l'indissociabilité d'une réforme structurelle avec la question du financement.
Sur cette base et en concertation avec plusieurs acteurs, j'ai élaboré les contours d'un projet de réforme que j'ai présenté au premier ministre, aux bourgmestres bruxellois, aux six chefs de corps, au directeur de la communication de la police fédérale, à la Commission Permanente de la Police Locale (CPPL) et aux syndicats. Je pense que l'on ne peut pas me prendre en défaut de concertation, de ce point de vue.
L'actualité récente nous a montré qu'il est essentiel de pouvoir lutter plus rapidement et plus fortement contre les criminels, du plus petit au plus grand. À cet égard, j'ai pour ambition que le projet de fusion des six zones bruxelloises serve d'exemple à l'échelle du royaume. Je pense que nous serons d'accord entre Bruxellois pour penser que Bruxelles pourrait retrouver un rôle d'exemplarité dans le royaume.
Cependant, comme je l'ai déjà indiqué, ce projet de fusion ne concerne pas uniquement notre capitale mais vise également à encourager les fusions à l'échelle nationale, comme le prévoit d'ailleurs l'accord de coalition fédéral. Pour ce faire, j'ai mandaté les gouverneurs afin qu'ils me transmettent deux fois par an une trajectoire de fusion.
À ce stade, je peux vous informer que des principes de gouvernance intègrent la création d'un bureau au sein du Collège de police avec une représentation territoriale équilibrée, un équilibre décisionnel durant les processus de fusion ainsi que la suppression des conseils de police au niveau national au profit d'un contrôle démocratique renforcé par le premier organe démocratique local qui est le conseil communal, dans lequel, il me semble, à moins que je sois mal informé, qu'il y a une majorité et une opposition représentées de manière équilibrée en fonction du résultat des élections communales.
We zullen uiteraard de gelegenheid hebben de modaliteiten te bespreken zodra u de tekst in handen hebt, evenals de fusiecriteria en het mechanisme voor de schuldovername die ik in de wet wil opnemen. Dat mechanisme is geïnspireerd op de decreten van het Vlaams en het Waals Gewest die in een schuldovername voorzien in het kader van de fusies van de gemeenten. Bij de berekening van de schuldovername wordt rekening gehouden met de verhoging van de categorie van de politiezone die fuseert en met het aantal personeelsleden dat door de fusie wordt getroffen.
En outre, le projet de loi révisera la base juridique de la dotation de fusion qui existe actuellement dans la loi et qui doit être révisée sur le plan juridique après avoir été contestée devant le Conseil d'État.
Die dotatie zal op een intelligente manier worden gekoppeld aan het mechanisme voor de schuldovername dat ik voor alle zones voorstel en zal dienen om een deel van de kosten van het fusieproces te dekken, ongeacht of die vrijwillig of opgelegd zijn.
Mevrouw De Vreese, een voorontwerp van wet wordt momenteel afgerond. De verschillende formele raadplegingen gaan volgende week van start, met adviesaanvragen bij onder meer de VCLP, de Raad van burgemeesters, de federale politieraad, de VVSG en de Inspectie van Financiën en uiteraard een budgettaire goedkeuring.
Zodra de adviezen en het akkoord zijn verkregen, moet het voorontwerp vóór 21 juli op de agenda van de ministerraad worden geplaatst, zodat het zo snel mogelijk in de Kamer kan worden behandeld.
Pour répondre aux questions posées sur le calendrier, notamment par M. Chahid, je précise qu'après ce vote, il faudra que le Roi décide par arrêté de créer la zone unifiée et, dans un second temps, via un autre arrêté royal, que le Roi institue la zone nouvellement créée. Il va de soi qu'un délai entre ces trois moments permettra d'opérationnaliser cette fusion. Mon objectif reste à ce jour d'instituer la zone unifiée au 1er janvier 2027.
Par ailleurs, l'opérationnalisation des fusions relève des autorités locales des zones de police concernées. Elles peuvent compter sur le soutien plein et entier de moi-même, de mon cabinet et de mes administrations. Je fais confiance aux gouverneurs, aux bourgmestres et aux chefs de corps qui connaissent parfaitement leur territoire pour accompagner et mettre en œuvre la fusion de manière optimale. J'ai pris connaissance des premières réunions internes qui ont eu lieu à la demande des bourgmestres bruxellois pour d'ores et déjà avancer sur l'opérationnalisation.
J'en profite pour répondre à la question des témoignages anonymes. Je partage ce qui a été dit avec toute la réserve dont l'exécutif doit faire preuve à ce sujet-là. Je signale tout de même que lors de ces auditions au Parlement bruxellois, un chef de corps a dit tout le bien qu'il pensait de cette fusion, et ces propos sont aussi entendus.
01.10 Ridouane Chahid (PS): (…)
01.11 Bernard Quintin, ministre: Si, Bruxelles Nord, cela vous concerne!
01.12 Ridouane Chahid (PS): (…)
01.13 Bernard Quintin, ministre: Moi, j'écoute ce qu'il a dit au Parlement bruxellois.
Het staat vast dat een eengemaakte zone zal leiden tot de harmonisering van de praktijken, zowel op het vlak van de opleiding als op het vlak van de voordelen voor het politiekorps. De aantrekkelijkheid van het beroep staat centraal in mijn huidige reflectie, omdat die de verschillen tussen de personeelsformatie en de werkelijke situatie in de zones gedeeltelijk verklaart.
Mijnheer Van Tigchelt en mijnheer Vandemaele, wat de nabijheid betreft, zou het koninklijk besluit van 12 oktober 2001 dat de organisatie en werkingsnormen van de lokale politie vaststelt teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, kunnen worden herzien om de nabijheid te versterken. Er wordt ook nagedacht over de integratie in de bestuursmechanismen van garanties inzake de toewijzing van het kader om de nabijheid te verzekeren en tegelijkertijd de interventiecapaciteit bij onverwachte gebeurtenissen te versterken.
Le plan de sécurité zonal, qui doit être élaboré et piloté par le Conseil de sécurité zonal, intégrera cette dimension et les spécificités locales. Ce Conseil zonal comprend déjà les autorités judiciaires, et cela ne changera évidemment pas à l'avenir.
Mijnheer Depoortere en mijnheer Dubois, ik wil snel vooruitgang boeken in dit dossier. Zoals al aangegeven, heb ik echter de tijd genomen voor het noodzakelijke overleg et je vais continuer d'ailleurs.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn collega-ministers net zoals ik de noodzaak erkennen om de situatie in de hoofdstad te verbeteren en dat de fusie daarvoor een belangrijk element is. Wat de specifieke kwestie van het gebruik van de talen van de hoge ambtenaar betreft, herinner ik u eraan dat het om een gewestelijk ambtenaar gaat en dat zijn statuut door de gewestelijke overheid wordt bepaald.
Un autre volet, non moins important, est celui de la réforme de la norme KUL, soulevée par certains d'entre vous, qui est également une autre de mes priorités en ce début de législature. Cette réforme sera traduite par un arrêté royal déterminant de nouvelles variables de calcul actualisables, plus simples, plus lisibles et beaucoup plus en phase avec la réalité des zones de police.
Cette réforme vise à une meilleure équité des moyens qui sont alloués, et ce, dans une enveloppe budgétaire que le gouvernement veut voir renforcée. La commission multidisciplinaire que j'ai réactivée se penche sur la question. Les travaux sont en cours, à un rythme soutenu, et je mène de conserve les deux dossiers.
À côté de la question des révisions territoriales des structures que je souhaite lier aux questions de financement, je n'oublie pas un élément fondamental, à savoir l'attractivité de la fonction que je souhaite voir renforcée.
Tot slot wens ik met jullie in de komende maanden vastberaden te debatteren over dit belangrijke project van het federale regeerakkoord, een project dat efficiëntie en doeltreffendheid, overleg en dialoog combineert en dat naar mijn mening beantwoordt aan een dringende noodzaak voor ons land, voor onze hoofdstad en voor onze medeburgers.
Monsieur Legasse, je pense que j'ai répondu à la plupart de vos questions. Je voulais peut-être insister sur le fait qu'il s'agit bien d'un plan de fusion des zones de police au niveau national, avec une première mise en œuvre à Bruxelles. Comme j'aime à le dire, je ne suis pas rousseauiste, donc je ne crois pas que l'homme soit bon par nature. Par contre, je crois en l'intelligence et je suis persuadé qu'en bonne intelligence, nous pourrons mener à bien les réformes qui sont nécessaires pour les questions de sécurité dans le respect, bien entendu, de la majorité et de l'opposition.
01.14 Dimitri Legasse (PS): La suppression des conseils de police est marquée noir sur blanc dans un document envoyé par vos services et présenté aux bourgmestres bruxellois. Les compétences des conseils de police seront transférées au collège de police et certaines décisions seront notifiées aux conseils communaux. Je pense donc que quelqu'un se trompe. Peut-être est-ce moi.
En ce qui concerne "l'agilesse" ou "la soupleté" dont vous faites preuve, elles sont "surprenifiantes" – pardonnez-moi le français un peu détourné, ce sont des mots sympathiques. Cependant, il n'est pas question ici d'agilité mais de fusion pour aller vers une police plus unitaire, plus unique, plus commandée, plus autoritaire. Quand on parle d'anonymat et qu'on considère que les expressions anonymes valent davantage que les expressions au Parlement, qui sont contredites le lendemain, j'avoue que j'ai un peu de mal. Quand on considère que l'on fait confiance aux bourgmestre mais que l'on ne fait pas confiance aux bourgmestres libéraux du Brabant wallon, je n'ai pas moins de mal. Certaines choses sont un peu dérangeantes dans l'expression.
La norme KUL originale, calculée par une université, prévoyait des financements qui n'ont pas été adaptés depuis. Dans ma zone par exemple, on n'a pas tenu compte d'un club de football en Division 2, on n'a pas tenu compte d'une prison nouvellement ouverte, etc. L'injustice a duré 24 ans puisque cela date de 2001. Maintenant, les choses vont être rectifiées, on ne sait pas comment. J'attends de voir. La base est-elle maintenant de 1 000 plutôt que de 150, pour prendre une référence chiffrée en termes de personnel occupé? Autant de questions ouvertes pour lesquelles je n'ai pas de réponse. Vous ne les avez pas encore, j'entends bien. On y travaille ardemment.
M. De Smet disait qu'il vous plaignait. Je vous plains davantage, très sincèrement. Quand il s'agit de concertation, en tous cas au niveau de ma zone, il y a zéro concertation. J'ai envie de dire aussi zéro information. C'est parce que je suis parlementaire que j'ai quelques informations. J'ai donc envie de dire police, zéro, Pâques, zéro, parce que dans les accords de Pâques, il n'y a pas un franc.
01.15 Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, de voorbij weken en maanden konden we vaststellen hoe noodzakelijk het is dat de Brusselse politiezones fuseren. Sommige partijen zitten nog in de ontkenningsfase, maar de brede bevolking en het overgrote deel van de politieagenten steunen die beleidsoptie.
Ik zie dat u stappen doet, vooruitgang boekt en communiceert. Dat is noodzakelijk, opdat de burger geïnformeerd wordt en meestapt in het verdere proces. We wachten nu natuurlijk de teksten af hier in het Parlement.
Voor ons als partij zijn garanties voor de tweetaligheid van de politie alvast heel belangrijk. We moeten dus ook zeker en vast inzetten op de vertegenwoordiging van Nederlandstaligen, zodat de politieke democratische controle gegarandeerd is. Dat beseffen gemeenteraadsleden of bestuurders – de meeste onder ons oefenen dergelijke mandaten uit – maar al te goed. Bij ons in Brugge staat het thema bijvoorbeeld ook op de agenda van de gemeenteraad, zodat men er de nodige vragen over kan stellen. Kortom, er moet een manier worden gevonden, zodat de Brusselse politiek controle kan uitvoeren op wat er bij de politie gebeurt. Daarop kan echter zeker en vast een antwoord worden gevonden.
Ik heb u niets horen zeggen over de integratie van de metropolitie in de lokale politie, een zijsprong in uw communicatie. Het metronet moet inderdaad veilig zijn, inclusief in en buiten de stations, conform trouwens het regeerakkoord, maar het mag geen dubbelop zijn. Op dit moment is er echter onduidelijkheid over wie waar instaat voor de veiligheid.
Tot slot moeten we er ook voor zorgen dat niet een van de 19 burgemeesters in het ene politiecollege de hele boel via een vetorecht kan blokkeren. Ik ben benieuwd naar de manier waarop dat in uw ontwerp omschreven staat. Ik heb er op dit moment geen zicht op. Daarmee heb ik al een paar zeer belangrijke aspecten voor uw ontwerp meegegeven; we zijn in blijde verwachting ervan.
01.16 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik wil u vooreerst bedanken voor uw heldere antwoord.
Het verheugt mij dat er niks op de lange baan wordt geschoven en dat u binnenkort met een wetsontwerp naar het Parlement zult komen. Hopelijk zullen we dat ontwerp in het nieuwe werkjaar vanaf september-oktober 2025 hier in de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken kunnen behandelen. Ik kijk alvast uit, net zoals u, naar het debat daarover. U hebt wel al een tipje van de sluier gelicht. The proof of the pudding is in the eating. De concrete teksten zou ik dus wel even onder ogen willen krijgen.
Mijnheer de minister, u zult in Vlaanderen niet te veel werk hebben om de geesten te kneden. Vlaanderen heeft al de gewoonte om over te gaan tot efficiëntere structuren. U kunt het gerust vergelijken met de fusies van de gemeenten, waarin Vlaanderen veel verder staat dan Wallonië. Ik vrees dat u in Wallonië wel wat werk zult hebben om iedereen te overtuigen van de noodzaak om tot grotere fusies te komen, niet enkel op gemeentelijk vlak, maar zeker ook op politioneel vlak.
Het misverstand dat de nabijheidspolitie zou verdwijnen door een fusie, slaat nergens op. De nabijheidspolitie blijft. Ik ben ook blij dat u dat vandaag onderstreept.
Net zoals voor mevrouw De Vreese is de taalwetgeving voor mijn partij van heel groot belang.
Ten slotte geef ik graag mee dat ik in tegenstelling tot de heer Van Tigchelt wel graag klokkenluiders hoor, ongeacht of ze al dan niet anoniem zijn. Signalen moeten steeds ernstig worden genomen. Politieambtenaren hebben soms ook geen andere manier dan een en ander anoniem via open brieven te melden. Er moet minstens geluisterd worden naar de signalen en ze moeten worden onderzocht. Mijnheer de minister, ik hoop dat u dat zult doen.
01.17 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is een breed gedeelde zorg, zowel hier in commissie als op het terrein – u gaf toe dat dit in al uw gesprekken met lokale politiebestuurders naar voren kwam – dat de politie nabij moet zijn. U argumenteert dat u daartoe het koninklijk besluit zou kunnen herzien. Ik vind dat zeer voorwaardelijk. Voor mijn partij is nabijheid een voorwaarde om tot de fusie te kunnen overgaan. Ik wil u dus oproepen de processen parallel te doen verlopen. We voeren de fusie uit, maar parallel bouwen we een veiligheid in waardoor de nabijheid gegarandeerd is. Dat kunnen we doen door het koninklijk besluit aan te passen, zoals u zelf zei. Nabijheid is een absolute voorwaarde.
Een ander element van mijn vraag betrof de democratische controle. U sust dat er inderdaad plaats is voor de gemeenteraadsleden. Ik vind die keuze zeer belangrijk, want nu al wordt er te vaak tijdens de vergaderingen van de gemeenteraad in dat verband opgeworpen dat men veiligheidsthema's niet kan bespreken, omdat de bevoegdheid ter zake aan de politieraad toekomt. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang de gemeenteraden deftig vertegenwoordigd zijn in die politieraad. Als de democratie op die manier verzekerd is en de oppositie ook daarin een stem krijgt, kan ik daar perfect mee leven.
We kijken alvast uit naar de teksten. We zullen het project steunen, want voor ons gaat het de goede richting uit.
01.18 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De ambitie is duidelijk en u koppelt daar een pak voluntarisme en vooral actiebereidheid aan, wat goed is. U blinkt op dat vlak uit, wat niet kan worden gezegd van al uw collega's in de arizonaregering, waar ik vaak meer twijfel opmerk.
We zullen het dossier goed opvolgen. We hebben in dit land 51.000 politieambtenaren, waarvan meer dan 6.500 in de 6 Brusselse politiezones en we willen die beter inzetten ten dienste van de bevolking. Dat is uw doel en daarvoor verdient u onze steun.
01.19 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, vous n'avez pas répondu à une de mes questions. Il s'agit de la question relative à l'avis du Conseil d'État qui a été rendu sur la proposition de l'Open Vld. Celui-ci indique clairement que le Parlement bruxellois doit se positionner par rapport à un accord, conformément à l'article 50 de la loi spéciale du 12 janvier 1989. Avez-vous pris connaissance de cet avis relatif à la question de la fusion des zones de police? Avez-vous une réponse concernant cet avis qui est clair?
Par ailleurs, j'entends des collègues s'inquiéter de la représentativité garantie des néerlandophones. Dans l'état actuel des choses, les élus néerlandophones bruxellois ne sont pas représentés dans cette fusion des zones de police. Ainsi, aucun élu néerlandophone ne pourra siéger puisque les collèges, comme vous le voulez, sont représentés par des bourgmestres francophones. Il n'y aura donc pas d'élus néerlandophones. La question de la démocratisation et du débat démocratique n'aura pas lieu.
Avec tout le respect que j'ai pour vous, monsieur le ministre, la question de la sécurité, en tout cas à Bruxelles, relève exclusivement du bourgmestre. Il peut donc y avoir un débat au conseil communal mais il n'est pas obligatoire. Le Conseil de police et le Collège de Police sont aujourd'hui les seuls à être en droit d'adopter la note d'orientation de la zone de police sur les questions de sécurité. Le Conseil de police peut interroger les bourgmestres sur les questions et les orientations de sécurité. En tant qu'ancien bourgmestre, je peux vous dire que j'ai déjà refusé des débats de sécurité au conseil communal. En effet, bien que le conseil communal puisse évoquer l'intérêt général, le bourgmestre a le droit de statuer qu'une question doit être évoquée au sein de la zone de police. Si un élu néerlandophone n'est pas représenté à la zone de police, il n'aura pas le droit de regard et il n'aura pas droit à des réponses sur les questions qu'il aura posées.
Finalement, je reste toujours sur ma faim concernant la question des moyens. Vous êtes favorable à la fusion, mais fusionner sans renforcer le cadre et en conservant le même personnel policier n'apportera pas les réponses en matière de sécurité que vous espérez tant.
Je vous remercie, monsieur le ministre.
01.20 Xavier Dubois (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'entends tout le travail qui est déjà mené et qui va encore l'être. Le timing est serré, mais votre ambition est de le tenir. Vous avez mis en avant toutes les initiatives de concertation que vous avez prises. Il faut le noter et le souligner.
Notre position est claire et n'a pas changé: nous souhaitons que cette réforme soit entreprise de manière intelligente et de manière concertée. Elle doit représenter une réelle plus-value pour tous les acteurs de terrain et, surtout, pour tous les citoyens bruxellois, qui attendent fort légitimement davantage de sécurité dans leur vie quotidienne.
Pour répondre au collègue De Smet, il faut entendre avec beaucoup d'humilité ce que disent les policiers de terrain. Quand ils disent eux-mêmes que cette fusion est une occasion à saisir pour améliorer leur travail et faciliter l'échange d'informations entre zones, ils font preuve de réalisme et d'optimisme. Il faut donc y travailler intelligemment et ne pas en faire n'importe quoi. À vous de concrétiser ce projet important, monsieur le ministre, et de répondre aux attentes des policiers et des citoyens. C'est nécessaire.
01.21 Bernard Quintin, ministre: Monsieur le président, comme c'est un débat, débattons!
Ik zal later terugkomen op de metropolitie, aangezien ik uw vraag daarover niet heb beantwoord. We moeten voor de basis naar de spoorwegpolitie (SPC) kijken en daarbij de specifieke kenmerken van het metronet, met name een spoor voor vervoer in de stad, in acht nemen. Nogmaals, de achterliggende idee is efficiëntie. Dat is ons motto.
Concernant les affirmations de M. Legasse, je tiens à souligner ici que je m’insurge et m’inscris en faux par rapport à l’idée que notre ambition est de mettre en place une police autoritaire. Je ne peux pas le laisser dire et j’affirme très clairement que je n’accepte pas ce procès d’intention.
S’agissant des conseils de police et du conseil communal, dès lors que le Conseil de police est supprimé, il reviendra au conseil communal de reprendre les choses en main. Si vous affirmez que le bourgmestre ne peut pas être interrogé sur les questions de police, ce n’est donc pas moi qui mets en place des structures autoritaires, mais d’autres personnes. Il faut un contrôle démocratique, il doit être organisé. Le Conseil de police est l’émanation de conseils communaux, de manière d'ailleurs peu égalitaire. Je souligne toutefois avec satisfaction votre intérêt pour la défense des néerlandophones à Bruxelles. C’est la ligne que je suis également.
Par rapport aux propos de M. Vandemaele et à la proximité, nous allons en effet revoir l’arrêté royal. Il me paraît toutefois important de noter ici que one size does not fit all. Dans les normes que nous établissons, et dans le travail de réforme de la norme KUL, nous cherchons d’ailleurs justement à être flexibles. On pourrait décider d’établir une norme, par exemple de compter un policier pour 2 000 citoyens. Or, la situation à La Panne n’est pas comparable à celle d’Evere ou de Bastogne. Mes équipes et moi-même essayons donc de mettre en place des réformes qui collent le mieux à la réalité, et qui peuvent être adaptées. Car en effet, il y a des évolutions. M. Legasse parlait de stades de football; prenons l’exemple de la Royale Union Saint-Gilloise qui est passée de provinciale en première division ou d’autres clubs qui ont été déclassés. Nous pourrions aussi penser aux grands festivals qui n’existaient pas il y a 25 ans. J’accepte volontiers la contradiction, car c’est là que l’on peut pêcher de bonnes idées. Mais je souligne que nous cherchons à faire une réforme qui colle au mieux à la réalité et qui, surtout, soit évolutive.
De voorzitter: U mag zeker nog repliceren, mijnheer Chahid.
01.22 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, sur le dernier élément, personne ne vous enlèvera que vous essayez de trouver des solutions. Nous ne sommes pas d'accord sur la question de la fusion de zones de police mais je peux vous rejoindre sur un certain nombre d'éléments, tels les inspecteurs de quartiers, repris par ailleurs dans votre note d'orientation.
Quand on a créé les zones de police et qu'on a transféré la question de la sécurité des conseils communaux aux conseils de police, c'est justement pour que le débat ait lieu dans ces instances.
En supprimant le Conseil de police, vous faites en sorte qu'il n'y ait plus de débat démocratique entre l'opposition et la majorité. Aujourd'hui, seule la majorité pourra diriger les questions de sécurité sans avoir un contre-pouvoir qui est l'opposition démocratique. Et je vous donne un petit exemple. À la suite des élections communales, dans ma zone de police, il n'y avait pas de conseiller de police néerlandophone dans le Conseil de police. Nous avons dû, comme la loi le permet, voter et coopter des conseillers communaux néerlandophones dans le Conseil de police, de façon à ce qu'il puisse y avoir cette représentativité et cette garantie linguistique.
Alors, je vous répète qu'on est contre la fusion des polices. La question n'est pas là. Mais, si vous allez vraiment dans cette direction-là, la garantie de la minorité à Bruxelles, telle qu'on l'a voulue depuis la création de la Région bruxelloise, est existentielle et vous ne pouvez pas faire en sorte que tant l'opposition que l'autre régime linguistique ne soient pas représentés dans les instances qui vont décider du budget de la zone de police, de la note d'orientation de la zone de police et des effectifs qui seront dispatchés dans les différentes communes à Bruxelles.
De voorzitter:
Zijn er nog leden die het woord wensen voor een repliek? (Nee)
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
02.01 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, le 7 février dernier, la bourgmestre de Waterloo a fait annuler pour raisons de sécurité la conférence intitulée L'Europe et la Palestine, responsabilité historique et engagement rhétorique par le professeur émérite Bichara Khader, qui devait se tenir dans sa commune, au motif que les autorités communales auraient reçu des protestations quant à la tenue de cette conférence. On n'est pas dans le contexte de l'annulation qui a eu lieu fin 2024 d'une conférence de presse à la FNAC de Woluwe-Saint-Lambert autour du livre Allah n'a rien à faire dans ma classe, à propos de laquelle des menaces claires avaient été proférées à l'égard des auteurs.
Je trouve cette annulation choquante en termes de liberté d'expression. Outre le fait que le professeur Khader soit bien connu pour sa grande rigueur scientifique et reconnu comme un artisan de la paix dans le cadre de ses conférences, je déplore surtout que, ce faisant, la liberté d'expression soit ainsi galvaudée dès lors que nous n'étions pas dans un contexte ou un cadre où des craintes réelles pour la sécurité existaient. Et, semble-t-il, on était davantage face à des protestations, vives sans doute, mais pas de nature à faire annuler une conférence. Je reconnais le caractère sensible du sujet, mais il peut peut-être faire l'objet de communications nuancées.
Je crois même que ce serait une meilleure idée d'aider et de soutenir les communications nuancées. Et cela semblait être le cas du professeur Khader qui a publiquement condamné les agressions et la violence de tous côtés, tant palestiniennes qu'israéliennes, qui ont conduit à tant de victimes civiles depuis la résurgence du conflit.
Monsieur le ministre, avez-vous été informé par la bourgmestre de Waterloo de cette annulation, même si cela ressortit en premier lieu à des compétences locales? L'OCAM, qui est sous tutelle conjointe de votre autorité et de celle de la ministre de la Justice, a-t-il recueilli des informations plus approfondies sur de potentiels incidents liés à cette conférence?
02.02 Xavier Dubois (Les Engagés): Je me joins à mon collègue par rapport à cette problématique sur la conférence du professeur de l'UCL Bichara Khader prévue à Waterloo et annulée suite à des pressions, des inquiétudes exprimées quant à la sécurité publique.
Cette conférence était dénuée de caractère militant. Elle visait à expliquer avec des éléments objectifs, comme le professeur Khader l'a déjà fait à plusieurs reprises, les éléments qui ont trait à ce conflit qui est bien entendu très complexe et malheureusement de forte actualité.
Mes questions portent sur les outils qui sont à disposition des autorités communales par rapport à ce type de situation. Y a-t-il des outils permettant d'évaluer de manière objective les risques en matière de sécurité liés à ce type d'événement?
Les communes disposent-elles de canaux d'information fiables et officiels leur permettant, ainsi qu'à leur police locale, d'évaluer en toute indépendance et sur base de données objectives si la tenue d'un événement présente un risque pour l'ordre public?
L'OCAM peut-il être sollicité par les autorités communales dans de tels cas? Quelles sont les procédures qui permettent aux communes de bénéficier d'un appui fédéral voire régional lorsqu'elles sont confrontées à ce type de décision sensible?
02.03 Bernard Quintin, ministre: Messieurs les députés, selon les informations que j'ai pu recueillir, c'est à la suite d'une concertation entre le professeur Bichara Khader, la bourgmestre de Waterloo et le chef de corps de la zone de Waterloo qu'il a été convenu d'annuler la conférence.
Comme vous le savez, je suis particulièrement vigilant quant au respect de nos droits fondamentaux. À cet égard, je tiens à vous rassurer. Selon les informations fournies par la zone de police concernée, à savoir la zone de police de Waterloo, aucun acte n'a été introduit conformément aux articles 135, § 2 et 130 de la nouvelle loi communale.
L'OCAM me signale également n'avoir été saisi d'aucune demande de transmission d'informations concernant des protestations ou une quelconque menace exprimée.
Il convient également de préciser qu'en cas de désaccord avec une décision administrative, il est possible de saisir le Conseil d'État pour en contester la légalité. Toutefois, comme indiqué, dans le cas présent, cela ne s'applique pas car aucune demande n'a été introduite.
J’ajoute que cela ne dit évidemment rien, certainement rien de négatif, sur la qualité du professeur Khader que nous connaissons bien par ailleurs.
02.04 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse, qui m'étonne quelque peu. M. Khader a en effet été mis devant le fait accompli. Il s'est exprimé dans la presse au lendemain de cette annulation et a très clairement dit combien il en avait été atterré. Selon lui, la bourgmestre considérait que cela pouvait poser un problème de sécurité. Or la conférence devait se dérouler dans une salle communale, où la police pouvait donc garantir la sécurité. La conférence n'a pas été annulée avec l'accord de Bichara Khader, puisqu'il a été mis devant le fait accompli. Je trouve assez fort de café qu'une commune, gérée de surcroît par une majorité absolue libérale, annule une conférence en raison de pressions qui étaient tout à fait gérables.
Donc, je prends acte de vos réponses à mes questions, mais je regrette tout de même le précédent et j'espère que nous n'allons pas entrer dans un cycle où l'on n'ose plus tenir des conférences avec des figures on ne peut plus modérées et constructives, quelles que soient les majorités communales en place.
02.05 Xavier Dubois (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
J'entends que l'OCAM n'a pas été interpellé. C'est justement interpellant! Cette conférence a été annulée malgré l'absence d'éléments objectifs. C'est préoccupant.
Je n'ai pas obtenu non plus de réponses très concrètes quant aux leviers dont disposent les autorités communales pour se faire orienter et conseiller en ce domaine. Il serait donc judicieux de rappeler certains principes et, le cas échéant, via une communication bien précise. Cela peut arriver dans n'importe quelle commune. Il faut donc être outillé à cet égard. Si ce n'est pas le cas, la communication doit être renforcée pour éviter un tel problème à l'avenir. En l'état, cette conférence était tout à fait objective et avait le mérite d'être proposée. Il est donc évidemment malheureux qu'elle n'ait pu se tenir.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag al enkele weken geleden ingediend. Ik verwijs dus naar de schriftelijke versie ervan.
Ondertussen hebt u ook al enkele verklaringen over het thema afgelegd. Ik vermoed dus dat ik de teneur van uw antwoord al een beetje ken, maar toch ben ik benieuwd.
Steeds
meer steden en gemeenten investeren in de opleiding van gemeenschapswachten en
andere ambtenaren om GAS 4-boetes uit te schrijven. Dit past binnen een bredere
strategie om overlast effectiever aan te pakken en de leefbaarheid in onze
steden en gemeenten te verbeteren. We weten echter dat handhaving op het
terrein niet altijd zonder risico's verloopt. Net zoals parkeerwachters en
verkeerspolitie regelmatig geconfronteerd worden met verbaal en fysiek geweld,
zien we dat ook GAS-ambtenaren steeds vaker te maken krijgen met agressie.
Uit
signalen die mij bereiken vanuit verschillende lokale besturen, blijkt dat deze
agressie een groeiend probleem is en dat het niet alleen de werkomstandigheden
van de betrokken ambtenaren bemoeilijkt, maar ook leidt tot een aanzienlijke
uitval. Dit zorgt ervoor dat handhaving onder druk komt te staan en dat sommige
lokale besturen aarzelen om nog meer in te zetten op de toepassing van GAS
4-boetes, uit vrees voor de veiligheid van hun medewerkers.
Als
gewezen minister van Justitie weet ik hoe belangrijk het is om mensen die
instaan voor de handhaving van wet- en regelgeving de nodige bescherming en
ondersteuning te bieden. In andere sectoren, zoals de politie en het openbaar
vervoer, wordt het gebruik van bodycams steeds vaker toegepast als een preventief
instrument om niet alleen de veiligheid van de handhavers te verhogen, maar ook
om incidenten objectief te registreren en zo de-escalerend te werken. Bodycams
kunnen een belangrijke rol spelen in het ontmoedigen van agressief gedrag en
tegelijkertijd waardevol bewijsmateriaal opleveren bij incidenten.
Minister,
acht u het aangewezen om het gebruik van bodycams ook voor GAS-ambtenaren te
overwegen als een bijkomend beschermingsmiddel? Bent u bereid om hierover in
overleg te gaan met de lokale besturen en na te gaan in welke mate dit
instrument op een doordachte manier kan worden ingezet om zowel de veiligheid
van de betrokken ambtenaren te verbeteren als de handhaving van overlastboetes
efficiënter te maken?
03.02 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, wij zijn voorstander van het gebruik van bodycams. Die hebben hun nut bewezen bij de politieambtenaren. Het zou een mogelijkheid zijn om ook andere gezagdragers bij de overheid daarmee uit te rusten, al was het maar ter bescherming van zichzelf.
Ik verwijs graag naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Het
gebrek aan respect en geweld tegen onze politiediensten en hulpverleners is een
gekend probleem. Daarom pleiten we er reeds lang voor om hen uit te rusten met
bodycams.
Maar
ook andere gezagsdragers krijgen het steeds lastiger. Denk hierbij aan
GAS-ambtenaren die lokaal optreden tegen bijvoorbeeld overlast of sluikstort.
Vanop het terrein klinkt vaker en vaker dat men te maken krijgt met gevaarlijke
confrontaties en agressie.
Als
preventief middel hebben bodycams hun nut reeds bewezen, vooral bij de politie.
Het opnemen van incidenten helpt eveneens bij het opvolgen van incidenten en
vervolgen van daders, waar bodycambeelden belangrijk bewijsmateriaal kunnen
zijn. Daarnaast kan aan de hand van die beelden een duidelijk daderprofiel
opgesteld worden. Heel wat voordelen dus.
Wat is
uw mening omtrent de inzet van bodycams bij gezagdragers van de overheid in het
algemeen, en GAS-ambtenaren in het bijzonder?
Overweegt
u de uitrol hiervan in samenspraak met lokale besturen? Zult u hiervoor
budgettaire middelen vrijmaken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Welke
andere maatregelen of alternatieven overweegt u om GAS-ambtenaren te beschermen?
03.03 Bernard Quintin, ministre: Nous allons voir si je dis la même chose!
Beste heren, het is inderdaad belangrijk dat de overheid bij de uitvoering van haar taken waakt over de bescherming en veiligheid van haar gezagsdragers. Het gebruik van bodycams kan in bepaalde situaties bijdragen aan de-escalatie, transparantie en de bescherming van zowel de ambtenaren als de burgers.
Mijn rol bestaat erin een duidelijk wettelijk kader te voorzien dat het gebruik van bodycams door gezagsdragers regelt, met respect voor de fundamentele rechten, waaronder het recht op privacy en gegevensbescherming. Dat kader moet zorgen voor een evenwichtige regeling van de toepassingsvoorwaarden, de gebruiksmodaliteiten, de bewaring en verwerking van de beelden en de rechten van betrokkenen. Het behoort vervolgens tot de verantwoordelijkheid van alle betrokken korpsen of bevoegde gezagsniveaus om binnen dat wettelijk kader te beslissen of zij hun personeelsleden uitrusten met bodycams in functie van de specifieke noden van het beroep, de risicoanalyse en de beschikbare middelen.
De federale regering blijft in overleg met de andere bevoegde overheden om na te gaan op welke manier de veiligheid van de GAS-ambtenaren het best kan worden gewaarborgd. In dat kader kan het gebruik van bodycams worden overwogen als een van de mogelijke pistes, naast andere maatregelen, zoals opleiding in conflicthantering, het versterken van de samenwerking met de politie of andere beschermingsmaatregelen. Een grondige analyse en de afweging van de verschillende opties is daarbij noodzakelijk.
Kortom, ik zal in eerste instantie zorgen voor het noodzakelijke wettelijke kader, waarbij de praktische uitrol en de financiering afhangen van de keuzes die door de betrokken gezagsniveaus zelf worden gemaakt, met inachtneming van hun eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
03.04 Paul Van Tigchelt (Open Vld): Dank u wel, mijnheer de minister. Dat was vrij duidelijk en het antwoord dat ik verwachtte.
In eerste instantie mogen we niet aanvaarden en blijft het choquerend dat gezagsdragers, waaronder GAS-ambtenaren, hoe langer hoe meer worden bespuwd, beledigd en aangevallen. Het is niet alleen een taak voor justitie en politie om daarmee om te gaan. Het is wel een feit dat het gebeurt.
U hebt terecht gezegd dat bodycams voor een de-escalatie kunnen zorgen en dus een zinvol middel kunnen zijn. Het is goed dat u dat wettelijk kader ontwikkelt. We zullen dat in dit Parlement, in deze commissie, op zijn merites beoordelen.
Het klopt ook dat het finaal aan de bevoegde instanties is om al dan niet bodycams aan te schaffen. Daar zal sowieso een budgettair kostenplaatje tegen overstaan. We zijn er dus nog niet. Het is nog niet voor morgen dat de GAS-ambtenaren daadwerkelijk met bodycams uitgerust zullen zijn.
03.05 Ortwin Depoortere (VB): Ik dank u op mijn beurt, mijnheer de minister, voor uw antwoord, dat duidelijk en helder is.
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van Tigchelt. Het is vooral een maatschappelijk probleem geworden, dat we niet alleen kunnen oplossen met politie. We moeten GAS-ambtenaren en andere gezagsdragers ook kunnen beschermen. Dat is de taak en de rol van de overheid en ook de verantwoordelijkheid van de verschillende bevoegdheidsniveaus. U hebt daarnaar verwezen. Ik hoop dat u inderdaad het wettelijk kader schept, zodat iedereen het nodige kan doen.
Ik dank u alvast voor uw inspanningen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56004009C van de heer Seuntjes, die er niet is, is zonder voorwerp.
04.01 Brent Meuleman (Vooruit): Mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat dat de regering overweegt de bevoegdheden van privébewakingsdiensten op openbaar terrein uit te breiden. Het wettelijk kader zou daarvoor aangepast worden, zodat de gemeenten via een politiereglement bepaalde zones in uitgaansbuurten onder het toezicht van die diensten kunnen plaatsen.
Het is natuurlijk essentieel dat die bewakingsagenten goed opgeleid zijn. Uw voorgangster, minister Verlinden, zou normaal het initiatief nemen om het competentieprofiel van 'bewakingsagent uitgaansmilieu' te versterken. De focus lag vooral op het herkennen van en het reageren op grensoverschrijdend gedrag – seksueel grensoverschrijdend gedrag in het bijzonder – en op de opvang en doorverwijzing van slachtoffers. Het opleidingsprogramma zou op dit nieuwe profiel gebaseerd zijn en daaraan aangepast worden. Gelet op de recente meldingen van spiking heb ik volgende vragen voor u.
Ten eerste, is het nieuwe competentieprofiel al van kracht en zijn de opleidingen al aangepast?
Ten tweede, bent u van plan dat profiel nog aan te passen?
Ten derde, lijkt het u niet nuttig om de opleidingen uit te breiden met bovengenoemde competenties, zeker gelet op de geplande uitbreiding van de bevoegdheden van private bewakingsdiensten?
Ten vierde en tot slot, ziet u een rol weggelegd voor de privébewakingsdiensten om spiking tegen te gaan?
04.02 Caroline Désir (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir accepté que ma question soit jointe, parce qu'elle porte effectivement sur le même sujet.
Les beaux jours annoncent l'arrivée prochaine de la saison des festivals dans notre pays, mais, hélas, comme cela a été le cas pour de nombreux autres événements, les festivals ont aussi été dans notre pays le théâtre de plusieurs agressions sexuelles par le passé. Ce sont des faits graves qui soulèvent une nouvelle fois la question de la prise en charge des victimes de violences sexuelles en milieu festif.
Face à des faits à ce point inacceptables, plusieurs initiatives ont déjà été prises, notamment au niveau des forces de police mais aussi du grand public et du secteur horeca en matière de sensibilisation. En décembre 2021, et suite au mouvement "Balance ton bar", ma collègue Chanelle Bonaventure avait pris l'initiative de déposer, avec mon groupe, une proposition de loi visant à introduire une formation contre le harcèlement et les violences sexuelles pour les agents de gardiennage qui travaillent dans le milieu des sorties. Sur la base de cette proposition et des auditions qui avaient eu lieu à l'époque, votre prédécesseur avait annoncé une réforme globale menée avec le secteur pour intégrer ces nouvelles compétences dans les matières actuelles de manière transversale, tant pour les futurs agents que pour les anciens, au travers de la formation continue.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous faire le point sur l'adaptation de la formation des agents de gardiennage dans ce sens? Par ailleurs, et dans une approche plus globale et transversale, pouvez-vous nous indiquer les autres initiatives que vous avez prises, en concertation avec vos collègues tant du niveau fédéral que régional, afin de mieux lutter contre les violences sexuelles dans le milieu des sorties et assurer l'accompagnement et le dépôt de plainte des victimes? Enfin, en concertation avec le secteur, une réflexion est-elle menée afin de mieux enregistrer ces faits dans le milieu des sorties et d'améliorer la situation qui prévaut actuellement?
04.03 Minister Bernard Quintin: Collega's, we bereiden momenteel een koninklijk besluit voor waarin een wijziging van het competentieprofiel voor bewakingsagenten in het uitgaansmilieu is voorzien. De vereiste adviezen werden reeds ingewonnen en we bekijken nog de laatste elementen om meteen eventuele specifieke verbeteringen aan het koninklijk besluit te kunnen aanbrengen.
In de beoogde wijziging is voorzien dat een bewakingsagent in het uitgaansmilieu een situatie specifiek voor het uitgaansmilieu moet kunnen beoordelen, een veiligheidsrisico kan inschatten, risicovolle plaatsen kan bepalen, grensoverschrijdend gedrag kan herkennen, gepast kan reageren, slachtoffers correct kan opvangen en doorverwijzen en ten slotte proactief kan optreden in geval van signalen van grensoverschrijdend gedrag.
Elke nieuwe bewakingsagent die in het uitgaansmilieu wenst te werken, zal daarover in de verplicht voorafgaande opleiding gevolgd worden. Voor de personen die in het verleden een opleiding volgden om als bewakingsagent in het uitgaansmilieu te werken en voor wie nu actief is in die sector, is voorzien dat zij een verplichte bijscholing zullen moeten volgen met betrekking tot dat thema.
Spiking is vaak een voorafgaande handeling die seksueel misbruik of grensoverschrijdend gedrag mogelijk maakt of vergemakkelijkt. Door bewakingsagenten op te leiden om signalen van grensoverschrijdend gedrag te herkennen, vergroten we hun vermogen om snel en adequaat in te grijpen bij verdachte situaties, slachtoffers beter te beschermen en daders te ontmoedigen of op heterdaad te betrappen.
Dans une approche plus globale et transversale, en concertation avec mes collègues tant au niveau fédéral que régional, pour mieux lutter contre les violences sexuelles dans le milieu des sorties et assurer l'accompagnement et le dépôt de plainte des victimes, nous avons développé un guide numérique de lutte contre le sexisme et les violences sexuelles.
La Direction générale Sécurité et Prévention du SPF Intérieur a élaboré un guide d'inspiration pour la prévention des violences sexuelles et sexistes dans l'espace public, disponible sur le site besafe.be. Ce guide approfondit les différents phénomènes ventilés par lieu et rassemble diverses actions que les villes, les communes, les zones de police, les ASBL et les organisations développent en leur sein pour endiguer le phénomène. Il met également l'accent sur les ateliers et formations qui peuvent être donnés pour sensibiliser à cette problématique.
Sur ce site, on trouve un cadre théorique ainsi que toutes les initiatives répertoriées. Ce guide a été alimenté régulièrement durant plusieurs semaines. Une section dédiée aux actions entreprises dans le milieu festif répertorie des initiatives menées un peu partout en Belgique.
Par ailleurs, dans une approche plus globale et transversale, plusieurs initiatives sont actuellement déployées en concertation avec mes collègues tant au niveau fédéral que dans les entités fédérées pour renforcer la lutte contre les violences sexuelles, notamment dans le milieu festif. Je vais vous en citer quelques-unes.
Au niveau fédéral, les Centres de Prise en charge des Violences Sexuelles (CPVS) financés par l'État fédéral restent l'instrument central. Leur mission est d'assurer un accueil pluridisciplinaire – médical, psychologique et judiciaire – des victimes dans un cadre sécurisé. La finalisation de l'arrêté royal – sous la houlette de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes – relatif au financement de la contribution policière à ces centres est en préparation.
En Flandre, le réseau des anciens Family Justice Centers, désormais appelés Veilig Huis, est en cours de structuration dans le cadre d'une approche de chaîne coordonnée contre les violences intrafamiliales, avec la présence de policiers de liaison. Le SPF Intérieur participe désormais aux travaux de l'Intersectorale Stuurgroep Veilig Huis, dont la prochaine réunion aura lieu le 9 mai prochain.
En Wallonie, un dispositif similaire existe sous le nom de DIViCo (Dispositif Interdisciplinaire de lutte contre les Violences dans le Couple) en collaboration avec les zones de police locale.
Enfin, à Bruxelles, les cellules EVA (Emergency Victim Assistance) ont été mises en place dans cinq des six zones de police, avec le soutien de la Région bruxelloise, pour assurer une prise en charge spécialisée des violences intrafamiliales et sexuelles.
04.04 Brent Meuleman (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Veilig op stap kunnen gaan, zou de normaalste zaak van de wereld moeten zijn. Ik ben dan ook verheugd te horen dat u onmiddellijk werk maakt van een koninklijk besluit ter zake. Opleiding zal – zoals ik al zei – heel belangrijk zijn.
Ik kan u ook nog meegeven dat u in de strijd tegen geweld, in het bijzonder tegen seksueel geweld, in Vooruit altijd een partner zult vinden.
04.05 Caroline Désir (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie parce que vous semblez prendre cette thématique vraiment à cœur. Je crois que c'est absolument nécessaire. Il suffit d'interroger des jeunes filles autour de soi pour se rendre compte que, malheureusement, tant les cas de harcèlement que de spiking sont ultra-fréquents. On se doit de protéger nos jeunes filles et de leur permettre de sortir en toute liberté, à l'instar des jeunes hommes. Nous resterons évidemment attentifs à la situation, à son évolution, à l'arrêté royal que vous nous annoncez. J'irai voir également le guide numérique dont vous nous avez parlé sur besafe.be. Je pense vraiment que nous devons continuer à agir à tous les niveaux, tant en prévention qu'en matière de prise en charge des victimes.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
05.01 Caroline Désir (PS): Monsieur le ministre, en 2019, un arrêt de la Cour constitutionnelle a établi que l'absence de reconnaissance des personnes non binaires dans le cadre de la loi transgenre constituait une violation du droit à l'autodétermination, à l'égalité et à la non-discrimination, droits essentiels garantis par notre Constitution en ses articles 10 et 11.
Dans le cadre de son exposé d’orientation politique, j'ai déjà eu l'occasion d’interroger votre collègue Rob Beenders, en charge de l’Égalité des chances, sur les mesures envisagées. Il m’avait alors répondu que les discussions étaient en cours.
Mais il semble que le dossier soit déjà tranché puisque vous avez d'ores et déjà indiqué que les personnes non binaires pourraient choisir, sur demande expresse et formelle, de supprimer la mention de leur genre de leur carte d'identité. Vous avez par ailleurs confirmé que la troisième option, c'est-à-dire le "X" pour les personnes non binaires, ne sera pas introduite et qu'il n'y avait par ailleurs pas non plus d'accord pour supprimer le genre sur la carte d'identité par défaut.
D’après cette réponse que vous avez faite, la Belgique semble donc opter pour deux types de cartes d'identité, avec ou sans référence du genre.
Monsieur le ministre, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes estime que cette solution est loin d'être idéale. Selon l’Institut, "les gens seront toujours catalogués comme homme ou femme par le biais de systèmes sous-jacents, comme l'acte de naissance".
Pour la société civile et les associations, cette solution crée une distinction injustifiée entre les personnes, puisque la mise en place de deux types de cartes d'identité revient à instaurer une différence visible entre les individus, et oblige les personnes non binaires à effectuer systématiquement une démarche spécifique pour obtenir une carte sans mention de genre. Cela les contraint à un coming out administratif. Cela les expose et cela les soumet possiblement à un risque accru de discrimination.
Le monde associatif regrette qu’une telle réforme n’ait pas fait l’objet de plus de concertation avec les acteurs et actrices de terrain.
Monsieur le ministre, confirmez-vous que cette décision a déjà été validée au sein du gouvernement? Avez-vous mené des concertations avec le terrain dans ce cadre? N’estimez-vous pas utile de chercher une solution qui réponde pleinement à l’arrêt de 2019 et qui garantisse une prise en considération réelle des expériences et des besoins des personnes concernées ainsi que des besoins administratifs du pays?
05.02 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, België heeft na jaren debat en een duidelijke uitspraak van het Grondwettelijk Hof in 2019 een beslissing genomen over de vermelding van het geslacht op de identiteitskaart. De gekozen oplossing, waarbij non-binaire personen op uitdrukkelijk verzoek het geslacht van hun kaart kunnen laten verwijderen, oogst wel wat kritiek. Middenveldorganisaties zoals Çavaria en Wel Jong noemen het geen echte vooruitgang. Ze stellen dat we de derde oplossing, met name de vermelding X, blijven uitsluiten en dat er dus in feite niets fundamenteels verandert voor non-binaire personen. Ook internationaal zien we dat heel wat landen, zoals Duitsland, Canada en Nepal, wel kiezen voor die optie. België blijft dus een beetje achter.
Waarom is er niet gekozen voor de derde optie, namelijk de vermelding van X, ondanks het duidelijke signaal van het Grondwettelijk Hof en de internationale voorbeelden? Hoe rijmt u het idee dat geslacht een essentieel identificatiegegeven is met het feit dat men er wel voor kan kiezen het niet meer op de identiteitskaart te laten staan? Het is het een of het ander.
Wanneer zal de nieuwe regeling in werking treden? Hoe zult u ervoor zorgen dat dat vlot zal verlopen? Men vreest immers dat het een administratieve en bureaucratische mallemolen zal worden.
05.03 Minister Bernard Quintin: Laat ik om te beginnen het debat in zijn juridische en politieke context plaatsen. Zoals het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 2019 heeft beklemtoond, wordt de beperking van de registratie van de geslachtsvermelding tot M en V als ongrondwettelijk beschouwd. Dat is duidelijk.
Daarnaast heeft het Hof onderstreept dat het niet redelijk te verantwoorden is dat, in tegenstelling tot personen met een binaire genderidentiteit, personen met een niet-binaire genderidentiteit genoegen zouden moeten nemen met een vermelding in hun geboorteakte die niet overeenkomt met hun genderidentiteit. Die vaststelling is fundamenteel, maar het is belangrijk te herinneren dat de bevoegdheid inzake geboorteakten bij de minister van Justitie ligt.
Cela souligne aussi l'importance d'une approche coordonnée entre les différents ministres compétents: la ministre de la Justice pour les actes d'état civil; le ministre des Affaires étrangères concernant les passeports et moi-même en tant que ministre en charge des cartes d'identité. La coordination transversale sur cette matière, avec une attention particulière portée à l'égalité des chances est assurée par le ministre Rob Beenders.
Ce que certains articles de presse ont relayé récemment ne constitue – je le souligne – en aucun cas une décision définitive. Il s'agissait d'une des hypothèses explorées en interne, parmi d'autres encore à l'étude, sur des éléments techniques, parce que nous devons ici lier des éléments juridiques autant que des éléments de société, auxquels je suis particulièrement attentif. Il faut qu'on fasse tout cela ensemble, de la meilleure manière possible.
Je suis conscient et je comprends que cette hypothèse ait pu créer de l'émoi. Je tiens toutefois à rassurer: aucune mesure ne sera prise à la légère, et certainement pas sans un travail de fond, dans le respect du cadre légal national et international, des possibilités techniques, des sensibilités en présence et des compétences de chacun. Il va de soi que ce dossier requiert un dialogue structuré avec les associations concernées.
Ce dialogue sera pleinement intégré dans le cadre plus large de la concertation, coordonnée à l'initiative de mon collègue le ministre Beenders. Notre objectif est, dans le respect de l'accord de gouvernement, de garantir un traitement équitable de toutes les personnes, qu'elles fassent partie de majorités ou de minorités, tout en assurant la cohérence juridique et administrative de l'ensemble du système d'identification. Je suis persuadé qu'il existe des solutions qui tiennent compte de ces contingences dans le respect de chacun.
Mais pour ce faire, il faut laisser le temps de la concertation au sein du gouvernement, avec les membres concernés. Cette concertation sera ensuite poursuivie avec les associations concernées. Tant le ministre de l'Égalité des chances que moi-même en sommes demandeurs. Donc, si j'ose, je demande l'indulgence du jury sur ce qui a été plus une question de communication que de fond.
05.04 Caroline Désir (PS):
Merci monsieur le ministre pour votre réponse complète. Je suis rassurée.
Effectivement, cela nécessite un travail de fond pour toutes les raisons que
vous avez indiquées. Mais je suis surtout rassurée d'entendre que vous avez
l'intention de mener un dialogue structuré avec les associations concernées,
dans le respect de chacun. Nous
suivrons donc votre travail avec attention.
05.05 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik ben blij dat er nog geen definitieve beslissing is. We kunnen het probleem oplossen op een manier die voor iedereen aanvaardbaar is. U zegt dat collega Beenders een consultatie zal opzetten met het middenveld. Dat is een heel goede zaak. Misschien kunnen we ook inspiratie halen bij landen waar de vermelding X al een optie is.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
06.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, il y a presque six ans, je défendais une proposition de loi qui fut ensuite adoptée par la Chambre en vue de modifier la mention "divorcé(e)" dans les actes d'état civil rédigés par les communes. Quand vous êtes citoyen de ce pays, vous êtes soit célibataire, soit marié, soit divorcé, soit veuf. Or, lorsque vous vous mariez une première fois, vous ne pouvez plus jamais redevenir célibataire. Cela m'est arrivé, à vous aussi sans doute, il y a très longtemps. J'ai ensuite divorcé. Puis, durant des années, je le suis resté. Donc, pour retrouver une certaine virginité administrative, il fallait que je me remarie. Ce que je n'ai toujours pas fait pour l'instant. En soi, je trouve que c'est un peu stigmatisant pour un citoyen divorcé de porter cette étiquette de quelqu'un qui a subi une forme d'échec personnel, retracé dans tous ses documents administratifs, sans jamais pouvoir s'en défaire. C'est pourquoi j'avais porté cette proposition de loi qui a été votée. Le problème est que son application a été freinée. Je ne comprends pas pourquoi. En effet, le texte n'est pas contraignant: celui qui veut garder son étiquette de divorcé peut la garder. Il s'agit simplement d'offrir la faculté à un citoyen divorcé de récupérer son statut de célibataire, puisqu'il n'y a aucune raison qu'il conserve son étiquette de divorcé jusqu'à la fin de sa vie s'il ne se remarie pas.
C'est pourquoi, monsieur le ministre, j'aimerais connaître votre éclairage. Après le vote de cette proposition de loi, plusieurs arrêtés d'application n'ont pas été pris. J'avais interrogé Mme Verlinden à plusieurs reprises, mais j'ai bien vu que son parti n'était pas fort branché sur la question. Je ne sais pas pourquoi, peut-être en raison d'un certain conservatisme… Toujours est-il que j'aimerais bien que l'on puisse aboutir au résultat qui était l'essence même de cette proposition de loi votée il y a déjà quelques années dans cet hémicycle.
Je vous remercie.
06.02 Bernard Quintin, ministre: À l’instar de mes prédécesseurs, je suis peux vous dire que j’estime que la loi du 2 mai 2019 ne peut être mise en œuvre, et ce, pour la raison suivante: en effet, sont visés par la loi du 2 mai 2019 tous les actes et documents émis par les départements, administrations et services fédéraux sur lesquels figure la mention de l’état civil. Or, dès qu’est réalisé un traitement de données à caractère personnel, en ce compris lorsqu’il s’agit de mentionner l’état civil d’une personne sur un acte ou un document la concernant, il y a lieu d’appliquer, en tout état de cause, le principe de minimisation tel qu’érigé par l’article 5.1, c) du règlement général sur la protection des données (RGPD). Ceci implique que la mention de l’état civil ne peut figurer sur un acte ou un document administratif que si cette mention est légalement et strictement nécessaire par rapport à la finalité du document en question. A contrario, si la mention de l’état civil n’est pas strictement nécessaire, si elle n’est pas adéquate, pertinente et limitée par rapport à la finalité poursuivie, elle doit tout simplement être omise. Il relève dès lors de la compétence de chaque département, administration ou service d’évaluer s’il est opportun de mentionner l’état civil, et ce, selon sa propre législation et dans sa sphère de compétences. Auquel cas, il convient de mentionner l’état civil exact, tel que cette notion est définie par le Code civil, à savoir: célibataire, marié(e), divorcé(e) ou veuf/veuve, étant entendu qu’une personne physique reste célibataire jusqu’au jour de son premier mariage, et qu’ensuite son état civil correspondra soit à marié(e), divorcé(e) ou veuf/veuve, une personne ayant été mariée ne pouvant être considérée comme étant célibataire qu’après l’annulation du mariage – qui ne vaut pas son annihilation – dont les effets sont rétroactifs, conformément au principe d’exactitude érigé par l’art. 5.1, d) du RGPD.
Voici la réponse technique, administrative et légale que je soutiens. Je soutiens toutefois aussi votre point de vue; il est en effet temps de sortir d’une forme de conservatisme qui considère qu’une personne est soit célibataire, soit mariée et qu’après avoir été mariée, elle ne peut être que cela. J’ai moi-même connu cette situation et trouvais extrêmement désagréable de toujours être qualifié de divorcé. Or il me semble que dans notre société, on est célibataire pour indiquer que l’on peut se marier, car on ne peut se marier si on l’est déjà. Donc, soit on est célibataire, soit on ne l’est pas. Pour les veufs et les veuves aussi, je ne suis pas sûr que toutes les personnes qui perdent leur partenaire, après parfois 50 ans de vie commune, soient heureuses de se le voir rappeler tous les jours, dans tout document administratif. Sur une note plus intime, si ma grand-mère aimait se faire appeler Mme veuve, ma marraine, décédée récemment, trouvait cela très désagréable.
Je ne sais pas si c'est autorisé d'être un peu plus personnel dans une commission, mais c'est un élément qui me pousse à vous inviter – si tant est que l'exécutif puisse inviter le législateur à faire quelque chose – à poursuivre dans cette voie-là. Au niveau de l'exécutif, vous avez en tous cas un allié dans cette voie.
06.03 Éric Thiébaut (PS): Je relève que j'ai eu deux avis, un avis technique de votre administration, que je connais depuis quelques années déjà, et un avis personnel qui correspond plus à mes aspirations, finalement. Je pense donc qu'il serait vraiment utile de creuser un peu au niveau de la mécanique d'application de cette disposition. En tout cas, on comprend bien l'esprit de la loi. J'ai donc encore beaucoup de mal aujourd'hui à comprendre pourquoi nos administrations, dont plusieurs sont concernées, mettent des freins pareils à une application somme toute très simple de ce qui est demandé, à savoir récupérer son statut de célibataire. Vous l'avez plaidé encore mieux que moi, avec des exemples personnels. Je ne sais pas si depuis vous avez récupéré votre statut. J'entends que vous êtes remarié. Vous avez donc trouvé une solution. Il paraît que pour refaire sa vie, monsieur le ministre, il est mieux d'apparaître comme veuf que comme divorcé. C'est plus attractif. Mais c'est un peu plus personnel. Merci beaucoup. En tout cas, je vais creuser la question, vous l'avez compris. J'ai compris aussi que l'on pourrait obtenir un soutien de votre part.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Jeroen Bergers (N-VA): Beste minister, beste mijnheer Quintin, in het regeerakkoord staat dat er een groeipad ter verhoging van de federale dotaties voor de brandweerzones zal worden uitgewerkt, waardoor een meer evenwichtige 50-50-verdeling tussen de financieringsbijdragen van de federale overheid en de lokale besturen tot stand zal komen. Dat is eigenlijk al bij wet bepaald, maar dat gebeurt in de praktijk nog niet.
Het is goed dat er ook aandacht is voor de brandweerzones. Daarover gaat het in deze commissie minder vaak dan over de politie en over migratie, maar dat is ook een zeer belangrijk thema. In heel wat gemeenten zijn we nu bezig met de opmaak van het meerjarenplan. Hier zit ook een schepen van Financiën, die soms met de handen in het haar zit om te zien waar hij welke budgetten kan vinden.
Het is belangrijk om duidelijkheid en perspectief aan onze lokale besturen te bieden, als we hen in staat willen stellen om goed werk te leveren voor de brandweerkorpsen en de veiligheid in ons land.
Mijnheer de minister, welke middelen zult u
vrijmaken om de brandweerkorpsen te versterken? Wanneer kunnen de
brandweerzones de eerste middelen verwachten? Is dat aan het begin van de
legislatuur, in het midden of op het einde? Hoe ziet u dat groeipad?
07.02 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, comme vous le savez certainement, je suis aussi président d'une zone de secours. Et, dans cette commission, on parle souvent des pompiers. Mon collègue est plus nouveau, mais, au cours de la législature, il aura à mon avis l'occasion de voir qu'on va souvent parler des pompiers dans les mois et dans les années qui viennent.
Personnellement, je suis très attaché au financement fédéral des zones. Je vous ai déjà interrogé plusieurs fois sur la question. J'y reviens encore et continuerai à le faire jusqu'au moment où vous me donnerez les chiffres. Vous l'avez bien compris.
Les budgets des zones, dans la plupart des zones du pays, ont été votés pour 2025 sur la base des dotations prévues pour 2024. Nous n'avons donc pas encore les projections des dotations fédérales pour l'exercice 2025, alors que nous sommes maintenant pratiquement au mois de mai 2025. Il me semble dès lors important que vous nous fournissiez les informations sur ces projections de financement fédéral pour les zones de secours.
En attendant, ce sont les pouvoirs locaux qui ont pris les responsabilités et mis l'argent, de même que pas mal de provinces en Wallonie. L'attente est forte de la part des gestionnaires des zones de secours pour savoir exactement ce sur quoi ils peuvent compter.
Et puis, je glisserai aussi encore la suggestion d'avancer sur votre projet de loi pour l'indexation automatique de ces dotations, comme pour les zones de police.
07.03 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Bergers, mijnheer Thiébaut, in maart 2024 werd de verhouding tussen de gemeentelijke en federale bijdrage voor alle hulpverleningszones berekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 juni 2022 tot vaststelling van de verhouding op 31 december 2007 tussen de middelen van de gemeenten en de federale overheid, alsook de inkomsten- en uitgavenposten die in aanmerking worden genomen om die verhouding te berekenen.
Uit die oefening volgt dat het om een gemiddelde verhouding gaat van 71,50 % aan gemeentelijke bijdragen tegenover 28,50 % aan federale bijdragen. Er dient te worden opgemerkt dat slechts 8 van de 34 zones een federale bijdrage genieten die lager is dan 28,50 % en dat 6 zones een federale bijdrage genieten die hoger is dan 40 %. Op basis van die elementen heb ik de opdracht gegeven om de verschillende opties voor het groeipad uit te werken en de eventueel bijkomende federale kredieten die nodig zijn om dat uit te voeren, te bestuderen.
Il n'est pas prévu de réaliser des économies linéaires sur les dotations des zones de secours. Au contraire, les textes sont prêts pour augmenter le budget disponible. Cela permettra d'intégrer les pompiers de Bruxelles dans le système de dotation régulier, sans impact financier pour les zones de secours.
Ces mêmes textes seront utilisés pour introduire l'indexation des dotations pour les zones de secours. Cela garantira ainsi la valeur des dotations à l'avenir. Mon administration a reçu l'instruction de finaliser les textes pour cette adaptation. Le processus de mise en œuvre pourra alors commencer via la Chambre. Nous utilisons la concertation structurelle entre l'administration, mon cabinet et l'organe des pompiers pour suivre les progrès.
Comme indiqué précédemment, l'intégration des pompiers de Bruxelles dans le système de dotation sera réalisée en priorité. J'ai également lancé le processus pour inscrire l'indexation des dotations dans la loi. Je ne peux que prendre date pour les prochaines questions, car je ne suis pas en capacité de répondre aujourd'hui sur le timing précis et les montants impliqués.
Cependant, je réitère l'engagement de ce gouvernement et mon engagement personnel à faire en sorte que les zones de secours soient convenablement dotées. Cela leur permettra d'exercer les importantes missions qui sont les leurs, et dont nous nous rappellerons à l'occasion du jour des pompiers qui a lieu ce week-end.
07.04 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor uw duidelijke engagement om daarvan werk te maken. Het doet vele lokale besturen plezier dat u de maatregel zult treffen.
Ik begrijp dat het moeilijk is om nu al een concreet pad en concrete budgetten te geven, aangezien de gesprekken nog lopende zijn. Toch zou ik willen aanstippen dat het hier om een nuttig dossier gaat waarin zo vroeg mogelijk duidelijkheid dient te worden gegeven, zelfs wanneer nog maar een heel grove schatting kan worden gemaakt van de termijn waarop iets kan worden verwacht. Op die manier kunnen de lokale besturen daarmee ook rekening houden wanneer ze zelf hun financieel plan voor de komende jaren opstellen.
Ik heb er alle vertrouwen in dat u de maatregel grondig zult uitvoeren.
07.05 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.
Vous avez réitéré votre intention de défendre une augmentation des dotations, mais vous n’avez toujours pas les chiffres. Vous comprendrez donc que je suis encore un peu frustré pour l’instant. Je suis vraiment impatient de les obtenir. J’espère qu’ils arriveront dans les semaines qui viennent. Je pense que vous êtes également impatient de les avoir. Je vois cela à votre façon de répondre et à votre langage non-verbal. Tant que je n'aurai pas reçu ces chiffres, je continuerai à vous interroger.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56004131C van de heer Jeroen Bergers is omgezet in een schriftelijke vraag.
08.01 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, tweetaligheid ligt mij zeer na aan het hart en is zeer belangrijk voor de bevolking in Brussel, de Brusselse Rand en langs de taalgrens, in heel het land.
Gelukkig schuift het regeerakkoord enkele duidelijke principes omtrent de taalwetgeving naar voren, onder meer de functionele tweetaligheid voor managementfuncties in federale overheidsdiensten en de noodzaak van Nederlandstalige hulpverlening in de Brusselse ziekenhuizen, gelet op het feit dat het vaak over levensbedreigende situaties gaat. Gebrekkige kennis van het Nederlands in de hulpverlening leidt tot schrijnende situaties, waarover we in de plenaire vergadering hebben gesproken, om nog maar te zwijgen over zorgcentra na seksueel geweld waar slachtoffers niet werden geholpen, omdat de hulpverlener hen gewoonweg niet begreep, lezen we in krantenberichten.
Kortom, voor onze fractie behoeft het geen uitleg waarom het cruciaal is dat ook Nederlandstaligen in onze hoofdstad de gepaste hulp in hun taal kunnen krijgen.
Een gebrek aan respect voor de verschillende taalgroepen haalt de funderingen van dit land onderuit. Voor wie dit land en zijn fundamenten dierbaar zijn, is het eens te meer een reden om aan de taalwetgeving aandacht te schenken. Bij de bespreking van de beleidsverklaring bleef ik daaromtrent eerlijk gezegd een beetje op mijn honger. Ik begrijp echter dat het een drukke periode was. Om die reden heb ik een vraag ingediend.
Mijnheer de minister, welke maatregelen zult u nemen, opdat de taalwetgeving beter wordt nageleefd en gehandhaafd conform het regeerakkoord?
Welke maatregelen zult u nemen om de tweetaligheid in Brussel te versterken? Welke ministers, zowel uit de federale regering als uit andere regeringen, wenst u daarbij te betrekken?
08.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Bergers, bedankt voor uw vragen over dat belangrijk onderwerp.
Ten eerste bevestig ik dat de taalwetgeving betrekking heeft op de openbare orde. Als gevolg daarvan is elke administratie en elke instelling die onder die wetgeving valt, verplicht om die nauwgezegd na te leven en de nodige maatregelen te nemen.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht is wettelijk verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving via het verslag van de vicegouverneur van Brussel en de klachten die de commissie ontvangt.
Ten tweede, het is ook essentieel om het probleem bij de wortel aan te pakken, dat betekent dus op het niveau van het onderricht van onze nationale talen, in scholen, universiteiten, administraties en andere instanties waar beheersing van onze nationale talen cruciaal is. Ik nodig u dan ook uit om contact op te nemen met de ministers van Onderwijs, Ambtenarenzaken en Volksgezondheid.
Daarnaast moeten we erover waken dat alle administraties en instanties waarop de wetgeving van toepassing is, de vereisten op het vlak van taalcertificaten strikt toepassen voor de verschillende types van in te vullen functies. Meer in het algemeen vestig ik uw aandacht erop dat het daarbij gaat om taalcertificaten op verschillende niveaus, afhankelijk van het soort werk, en niet over tweetaligheid in de strikte zin van het woord. Het doel is dat alle burgers zich kunnen uitdrukken en ontvangen worden in de nationale taal van hun keuze.
Ten derde, uit mijn antwoord op uw eerste twee vragen hebt u ongetwijfeld begrepen dat ik in contact sta met mijn collega's, zowel federale ministers als ministers van de gefedereerde entiteiten, om ervoor te zorgen dat de wetgeving inzake het gebruik van de talen zo goed mogelijk wordt toegepast in hun respectieve bevoegdheidsdomeinen.
08.03 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb mijn vraag ook gericht aan de minister van Volksgezondheid. Ik zal ze zeker ook nog richten aan de minister van Ambtenarenzaken. Het is wel belangrijk dat elke federale minister de opdracht heel serieus neemt voor zijn of haar diensten, omdat die mensenlevens zeer ernstig raakt. Dat hebt u trouwens beaamd, toen we daarover in plenum debatteerden.
We moeten wel meer doen. Er kunnen volgens mij wel degelijk nog stappen vooruit worden gezet die niet zo moeilijk zijn op het vlak van de functionele tweetaligheid, zodat men minstens diensten in het Nederlands in Brussel kan aanbieden. Ik geef een voorbeeld. Ik herinner mij nog heel goed dat wij, toen er naar de politie werd gebeld, omdat iemand in het Nederlands wilde geholpen worden en men niet wist wat men met die persoon moest aanvangen, in het testdorp in de buurt van Merode in Brussel ten tijde van de coronacrisis, EHBNO (Eerste Hulp bij Nederlandstalige Onkunde) met een aantal basisvertalingen van het Frans in het Nederlands hebben uitgedeeld en dat de medewerkers daarover tot mijn persoonlijke verbazing dolenthousiast waren en zich zelfs afvroegen waarom ze geen eenvoudig boekje met Nederlandse vertalingen van veelgebruikte zinnen in hun werkcontext van de overheid kregen, omdat ze zo de taal functioneel konden leren.
Waarom moeten zorgverleners en politiemensen in hun opleidingen leren om over het weer te kunnen praten, maar niet over jobgerelateerde zaken? De N-VA-fractie vraagt om initiatieven te nemen om specifiek materiaal te voorzien om Nederlands te leren. Er zijn immers zeer grote en belangrijke uitdagingen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, enige tijd geleden hadden we in de commissie een hoorzitting over de rellen in Brussel op oudejaarsavond. Dat was een heel hallucinante hoorzitting. Toen ik Immers de cijfers van safe.brussels citeerde over het gestegen aantal incidenten en dus ook interventies van de veiligheids- en hulpdiensten en het daarentegen gedaalde aantal arrestaties – die twee verhoudingen zijn minstens heel raar – werden ze op gehoon onthaald door de burgemeesters Close en Cumps. Zij opperden dat de cijfers die safe.brussels in de zevende Flash Paper publiceerde, niet overeenkwamen met wat in realiteit was gebeurd en met de cijfers die zij van hun korpsen kregen. Op mijn vraag welke cijfers zij dan van hun korpsen hadden gekregen, kwam er geen antwoord. Ook de aanwezige directeur van safe.brussels vertelde daarna niets meer.
Mijnheer de minister, volgens mij heeft het geen nut om hoorzittingen te organiseren als het Parlement foutief en onvolledig wordt geïnformeerd. Het is heel kwalijk dat de burgemeesters Close en Cumps dat naar mijn aanvoelen behoorlijk bewust hebben gedaan.
Na de ravage die op oudejaarsavond nog maar eens werd aangericht in onze hoofdstad, is het duidelijk tijd voor een andere strengere aanpak en voor een correcte weergave van de feiten en de gebeurtenissen tijdens de rellen. Als men niet over correcte feiten beschikt, hoe kunnen er dan correcte maatregelen worden getroffen?
Mijn eerste vraag is eigenlijk pro forma, namelijk of u het belangrijk vindt dat het Parlement correct wordt geïnformeerd. Ik ga ervan uit dat dat het geval is.
Meer inhoudelijk heb ik nog enkele vragen. Klopt het dat de cijfers die safe.brussels heeft gepubliceerd niet overeenkomen met het rapport dat door de korpsen van de politiezones werd opgesteld? Als de cijfers effectief verschillen, kunt u ons dan de cijfers van de politiezones bezorgen?
Zijn de cijfers van safe.brussels volgens u correct? Als ze correct zijn, hebben de heren Cumps en Close hier in de commissie dan onwaarheden verteld?
De situatie geeft minstens aan dat door de versnippering van de zones in Brussel de informatiedoorstroming heel slecht verloopt en dat een overheidsdienst blijkbaar andere cijfers heeft dan de burgemeesters. Zult u naast de heel belangrijke fusie van de Brusselse politiezones nog andere maatregelen nemen om voor een betere informatiedoorstroming te zorgen?
09.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Bergers, ik wil eerst benadrukken dat ik onze democratie zeer hoog in het vaandel draag en dat ik dan ook veel belang hecht aan de rol van het Parlement en aan het feit dat de parlementsleden grondig geïnformeerd worden en antwoord krijgen op hun vragen.
Wat echter uw vraag betreft over de cijfers en het aantal veiligheidsincidenten en de vaststelling van mogelijke verschillen tussen de gegevens van de betrokken politiezones en die gepubliceerd door safe.brussels, verzoek ik u mij uw vraag schriftelijk te bezorgen. Zo kan ik u de precieze en volledige cijfers bezorgen. We hebben de cijfers al opgevraagd.
09.03 Jeroen Bergers (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister. Dat zullen we zeker doen.
Ik had gehoopt dat u al kon bevestigen of de cijfers correct waren of niet. Ik weet dat het niet uw verantwoordelijkheid is wat de burgemeesters in het Parlement hebben gezegd. We zullen minstens een van die burgemeesters binnenkort opnieuw horen in de commissie naar aanleiding van een ander incident dat toch wel zeer ernstig is, namelijk de anonieme brief waarin politiemensen aan de alarmbel trekken.
Mijnheer de voorzitter, ik zou u alvast willen verzoeken om de heer Cumps mee te geven dat hij de cijfers die hij zogezegd heeft en die niet overeenkomen met die van safe.brussels moet meenemen naar die tweede hoorzitting in de commissie. Als hij in een commissie dan toch wil lachen met rellen die hebben plaatsgevonden in onze hoofdstad, als hij dan toch amok wil maken, dan kan hij evengoed laten zien op welke cijfers hij zich baseert en tonen aan de commissie dat er ofwel een duidelijke fout is in de informatiedoorstroming binnen de Brusselse politiezones, ofwel dat wat hij zei en wat hij blijkbaar heel grappig vond over de rellen op oudejaarsavond, niet correct is. Daarvoor zal hij dan hopelijk zijn excuses aanbieden, al verwacht ik niet te veel.
De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Bergers, ik neem uw suggestie mee.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, de Randpremie is heel belangrijk voor de veiligheid in de Vlaamse Rand, maar evengoed in onze hoofdstad aangezien heel veel criminaliteit met elkaar verbonden is. De politiekorpsen in de Rand rekenen op de Randpremie om de tekorten aldaar aan te pakken. Het is een heel goede zaak dat in het regeerakkoord duidelijk is opgenomen dat we daarvan werk zullen maken.
Vandaag verdienen de politieagenten in de Rand van Brussel vaak heel wat minder dan hun collega's, terwijl ze, zeker in mijn politiezone, met dezelfde criminaliteit en problemen worden geconfronteerd en vaak meerdere talen – en zeker niet alleen de landstalen – moeten gebruiken om hun werk correct te kunnen doen, aangezien er in Vilvoorde heel veel verschillende talen worden gesproken.
Arizona zal werk maken van een Randpremie voor de politiezones uit de Vlaamse Rand om hun aantrekkelijkheid te vergroten en de bestaande capaciteitsproblemen op te lossen. Die Randpremie is een cruciaal element in de strijd tegen de georganiseerde misdaad in de regio en in de hoofdstad. In uw beleidsverklaring kondigde u aan daarvoor een studie te willen uitvoeren om de Randpremie correct te kunnen invoeren.
Wanneer zal die studie worden opgestart? Wie zal ze uitvoeren? Welke parameters wilt u specifiek bestuderen? Tegen wanneer moet het studiebureau de studie opleveren, zodat we dan de juiste vragen kunnen stellen in het Parlement? Tot slot, wanneer wilt u de resultaten van die studie omzetten in beleid en de Randpremie invoeren?
10.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Bergers, ik kan u bevestigen dat het regeerakkoord inderdaad voorziet in een premie voor de lokale politie actief in de randgemeenten rond Brussel. Zoals u weet, hecht ik er bijzonder veel belang aan dat alle aspecten van dat akkoord worden nageleefd.
We starten heel binnenkort het overleg met de betrokken actoren, waaronder de lokale politiezones. We zullen objectieve criteria gebruiken, zoals criminele verschijnselen die specifiek zijn voor de regio en de eventuele toename van het aantal opdrachten als gevolg van de nabijheid van Brussel. Ik hoop u binnenkort te kunnen meedelen wanneer de premie zal worden ingevoerd en zal naar het Parlement komen met de resultaten van de studie, zodat we dan een goed overleg kunnen hebben.
10.03 Jeroen Bergers (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister.
Is de overheidsopdracht voor die studie al uitgeschreven? Of wilt u eerst met de lokale zones overleggen en daarna pas de overheidsopdracht voor de studie uitschrijven?
10.04 Minister Bernard Quintin: Ik overleg liever eerst met de lokale politiezones, die toch de eerste actoren op het terrein zijn. Dan zullen we zien of een studie nodig is of niet. Ik ben een man van het overleg. Ik zal dus eerst met de de mensen van de politiezones en de gemeenteautoriteiten praten.
10.05 Jeroen Bergers (N-VA): Dank u, mijnheer de minister.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 56004151C de Mme Schlitz est transformée en question écrite.
11.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb mijn vraag ingediend kort na het incident in Charleroi, waar een telegeleide rookbom in het bezoekersvak werd geplaatst. Dat is geen alleenstaand feit. Bij de bespreking van de beleidsverklaring heb ik ook al vermeld dat ik elke veertien dagen met mijn kinderen naar het voetbalstadion ga. Daar zijn telkens weer incidenten met pyrotechnisch materiaal. Ik heb het gevoel dat de Pro League en de clubs, waarnaar u vorige keer in eerste instantie verwees, de situatie niet onder controle krijgen en dus niet in staat zijn om te doen wat ze zouden moeten doen, namelijk de veiligheid in hun stadions bewaren.
Als ik zie hou ik zelf gefouilleerd word, dan kan ik elke veertien dagen om het even wat in het stadion binnenbrengen. Ik zie er natuurlijk braaf uit en men denkt uiteraard ik geen pyrotechnisch materiaal bij me heb. Als we dat probleem echt willen aanpakken, dan zal het ook de verantwoordelijkheid van de clubs zijn om stappen vooruit te zetten.
Daarnaast wordt steeds meer illegaal vuurwerk gebruikt. Het wordt online of in het buitenland aangekocht en is eigenlijk niet meer veilig.
Die twee problemen samen brengen me tot een aantal vragen. Kunt u een beeld geven van hoeveel incidenten met pyrotechnisch materiaal er dit seizoen zijn geweest?
U verklaarde zonet nog dat u een man van overleg bent. Is er overleg geweest tussen u, de Pro League en eventueel de clubs over hoe we dat probleem effectiever kunnen aanpakken? Moet de voetbalwet eventueel bijgestuurd worden, zodat we dat probleem onder controle krijgen?
Het idee bestaat om een soort van gereguleerde zones te maken in de stadions. Men geeft dan aan een bepaalde supportsclub de toelating om op een bepaalde plaats op een bepaald tijdstip vooraf gecontroleerde pyrotechnische activiteiten te verrichten. Misschien is dat een veel intelligenter systeem. Wat is uw zienswijze?
Hoe kan het probleem worden ingedijkt van illegaal vuurwerk dat online wordt gekocht? Moet dat op Europees niveau worden aangepakt? Zo ja, welke stappen zult u daar zelf voor zetten?
11.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, naar aanleiding van voetbalwedstrijden in de hoogste twee competities werden in het seizoen 2024-2025 tot nu toe 293 incidenten gerelateerd aan pyrotechnisch materiaal geregistreerd in de politionele systemen.
In onze overlegstructuren wordt dat probleem regelmatig besproken. Ik ontmoet regelmatig professionele voetbalautoriteiten, terwijl mijn administratie de samenwerking aangaat met de Stichting Brandwonden om zowel het aantal als de aard van de opgelopen verwondingen door illegaal pyrotechnisch gebruik in kaart te brengen. De verzamelde gegevens zijn gebruikt als basis voor gesprekken met de Pro League en zijn tevens gedeeld met de clubs.
Ook is er beslist om een sensibiliseringscampagne te lanceren die breed voorlichting geeft over de risico's en die echte slachtoffers belicht, zodat de bewustwording onder het grote publiek toeneemt en verdere escalatie voorkomen wordt.
De clubs zelf zijn de eerstelijnsverantwoordelijken voor de veiligheid in de voetbalstadions De organisatie van een efficiënte toegangscontrole is essentieel. Daarnaast zijn uitvoerige sweepings voor de wedstrijden essentieel. Er moet gekeken worden naar mogelijkheden om het probleem aan te pakken, bijvoorbeeld door versterkte sweepings en via preventieve maatregelen, zodat de veiligheid in de stadions gewaarborgd blijft.
De gegevens van de Stichting Brandwonden tonen duidelijk aan dat de inzet van pyrotechniek op die wijze niet zonder gevaar is. Denk hierbij aan de risico's van hitte, ontploffingen en grote rookwolken die kunnen zorgen voor paniek en ademhalingsproblemen op de tribunes.
De huidige Voetbalwet voorziet al in mogelijkheden voor een gecontroleerde en professionele inzet van pyrotechniek door de clubs in een beperkte daartoe ingerichte zone. Het feit dat illegaal zwaar pyrotechnisch materiaal via buitenlandse websites met enkele muisklikken beschikbaar is, baart ernstige zorgen. Het probleem is onderdeel van een bredere uitdaging op het gebied van onlinehandel en grensoverschrijdende criminaliteit. Dat benadrukt de noodzaak van een nauwere samenwerking, zowel nationaal als Europees, om die illegale praktijk structureel en effectief tegen te gaan.
11.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, er zijn dus bijna 300 incidenten met pyrotechnisch materiaal geweest in de afgelopen periode, wat bijzonder veel is. Inzake sensibilisering vermoed ik dat 99,9 % van de aanwezigen in een voetbalstadion weten dat men daar geen vuurwerk moet afsteken. De personen die dat wel nog doen, kan dat niet worden afgeraden door middel van affiches en gadgets. Zij zijn hardleers en menen dat ze het recht hebben om dat te doen en te blijven doen. Er zal op dat vlak dus een sterker politioneel optreden nodig zijn.
Een versterking van de sweepings voor een match zou worden overwogen. Zouden die door de politie of door de clubs worden uitgevoerd? De clubs verdienen immers bakken geld. Het lijkt me daarom niet logisch dat we zouden moeten opdraaien voor de kosten van extra politie om hun stadions volledig te sweepen, terwijl dat hun verantwoordelijkheid is.
Ik wil op twee zaken aandringen. Ten eerste vraag ik u om bij een volgend contact met de Pro League en de voetbalclubs duidelijk te maken dat de problematiek storend is en dat zij een oplossing moeten vinden, niet in de vorm van nog eens een affichecampagne. Ten tweede stelt de onlinehandel, ongeacht het om drugs, vuurwerk of ander onveilig materiaal betreft, een probleem, zoals u zelf ook hebt erkend. Dat is een bredere problematiek en daarin moeten stappen vooruit worden gezet. Ik doe daarom de suggestie aan de regering om dat punt hoog op de Europese agenda te plaatsen. In Bierset komen er 600.000 pakjes per dag binnen. De douane kan zulke hoeveelheden onmogelijk allemaal controleren. We zullen naar een structureel andere oplossing moeten zoeken, anders zal dat materiaal België blijven binnenkomen.
11.04 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, ik wil nog twee elementen toevoegen. We moeten duidelijk zien waar de verantwoordelijkheid ligt. Met de verantwoordelijkheid komen immers ook de acties en wordt er duidelijk wie er moet betalen. Dat is voor mij heel duidelijk. Ik zit op dezelfde lijn.
Ik wil ook nog iets zeggen over de sensibilisering. Sensibiliseren draait immers niet alleen rond zeggen wat goed, niet goed en gevaarlijk of niet gevaarlijk is. Voor mij houdt dat ook in mensen te zeggen wat de straffen zijn. Sensibilisering kan zacht zijn, maar moet ook duidelijk zijn: men mag het niet doen en als men het wel doet, zijn dat de mogelijke straffen.
11.05 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Bedankt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb het voorbije weekend het Vlaams Defensieplan doorgenomen en daarin stonden toch een aantal bijzonderheden. Een van die bijzonderheden is dat de Vlaamse regering een overleg met de federale regering wil opstarten om te onderzoeken of en hoe de politiescholen kunnen worden overgeheveld van het federale niveau naar het niveau van de deelstaten, inclusief de bijbehorende financiering. Ik vroeg mij af vanwaar dat idee plots komt, want dat had ik in het regeerakkoord gemist. Volgens mij staat dat noch in het Vlaams, noch in het federaal regeerakkoord. Wie heeft dat konijn uit zijn of haar hoed getoverd? Ik hoorde u hier nochtans eerder bij de bespreking van de beleidsverklaring verklaren dat het uw ambitie is om het politieonderwijs te aligneren op het hoger onderwijs in ons land.
Mijnheer de minister, was u daarvan op voorhand op de hoogte? Hebt u daarover op voorhand overleg gehad? Of bent u net als ik geschrokken toen u in uw vrije tijd kennisnam van de betreffende passage in het Vlaams Defensieplan?
Acht u het een goede suggestie om het politieonderwijs van het federale niveau naar de deelstaten over te hevelen? Hoe bekijkt u dat? Was er al overleg? Komt er een overleg over die ambitie van de Vlaamse regering? Hoe ziet u de rol van de federale overheid in het politieonderwijs?
12.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, het klopt dat ik tijdens mijn beleidsverklaring heb beklemtoond dat politieopleidingen een prioriteit zijn en dat die zullen evolueren. In de periode 2023-2024 hebben enkele politiescholen deelgenomen aan het pilootproject om de samenwerking tussen politieopleidingen en het hoger onderwijs te testen, in samenwerking met de gemeenschappen, die verantwoordelijk zijn voor onderwijs.
Het doel is natuurlijk om de kwaliteit van de politieopleiding te verbeteren, zodat we beter kunnen inspelen op de grote uitdagingen voor onze samenleving waarmee politiemensen dagelijks te maken krijgen.
Ik kan u verzekeren dat het pilootproject een succes is. We zullen die samenwerking met de instellingen voor hoger onderwijs voortzetten in overleg met de bevoegde overheden.
Wat uw vraag over mogelijk overleg met de Vlaamse Gemeenschap over de overdracht van bevoegdheden betreft, kan ik bevestigen dat de enige samenwerking met de gemeenschappen tot nu toe betrekking heeft op de kwestie van beroepsbekwaamheid door middel van een systeem van erkenning van onderwijsprogramma's. In het licht van de rationalisering en de verbetering van de kwaliteit van de opleidingen, zijn we bereid alle mogelijkheden die een positieve bijdrage kunnen leveren aan die doelstellingen, te onderzoeken.
Ten slotte, de federale regering zal ook in de toekomst een centrale rol in de organisatie en het aanbieden van politieopleidingen blijven spelen. Uiteraard zullen wijzigingen steeds in overleg met de verschillende actoren, waaronder de vakbonden, worden aangebracht.
Voor het overige heb ik geen vrije tijd. (Gelach)
12.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Het is jammer dat u geen vrije tijd hebt, mijnheer de minister, en u zult dus niet kunnen ingaan op mijn uitnodiging om snel eens samen naar een voetbalwedstrijd met KV Kortrijk te gaan, zolang de club nog in eerste klasse speelt.
Mijnheer de minister, ik hoor u spreken over de verbetering van de kwaliteit, in samenwerking met het hoger onderwijs. Dat lijkt mij allemaal logisch en ik veronderstel dat niemand daartegen kan zijn.
Wel stel ik vast dat wat in het Vlaams Defensieplan staat, gebakken lucht is. Er wordt daarin stoer aangekondigd dat de politieopleiding wordt overgeheveld, maar daarover heeft geen overleg plaatsgevonden, er zijn geen intenties geuit en het federaal niveau heeft ook niet de intentie om daarop in te gaan. Als diplomaat hebt u mijn vraag mooi en braaf beantwoord, maar de realiteit is dat het gebakken lucht is, meer niet. Dat moet u aan uw Vlaamse collega's misschien eens doorgeven, mijnheer Bergers, want er komt geen overheveling van het politieonderwijs naar het Vlaamse niveau. Dat is in ieder geval een duidelijk antwoord, waarvoor dank, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56004350C van de heer Depoortere wordt ingetrokken en verwezen naar de minister van Mobiliteit.
13.01 François De Smet (DéFI): Monsieur le président, je renvoie à la version écrite de ma question.
Monsieur
le ministre, j’ai
été interpellé par un collectif représentant des membres de différents corps de
police au sujet de l’organisation d’élections sociales au sein des syndicats
policiers.
La loi du
24 mars 1999 organisant les relations entre les autorités publiques
et les organisations syndicales du personnel des services de police, actuellement,
ne déroge pas au droit commun du secteur public en la matière à savoir la loi
du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités
publiques et les syndicats des agents relevant desdites autorités.
À cet
égard, il n’existe toujours pas d’élections sociales au sein du secteur public.
L’accord
de coalition fédérale par ailleurs adopte une posture assez défensive voire
hostile aux syndicats.
Votre
prédécesseur, Mme Verlinden, avait considéré qu’en la matière une
proposition visant à introduire des élections sociales pour les services de
police ne pouvait être envisagée que dans un cadre global relatif au droit
commun syndical au sein du secteur public.
En
conséquence, M. le ministre peut-il me faire savoir s'il a pris
connaissance de ce dossier? Dans l’affirmative, une réflexion peut-elle être
menée sous la présente législature concernant l’organisation d’élections
sociales dans le secteur public, via une réforme de la loi de 1974 et, plus
particulièrement, au niveau des services de police?
13.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur De Smet, je vous remercie pour votre question sur l'organisation d'élections sociales au sein des syndicats de services de police.
Je vous confirme que je suis bien informé de ce dossier. Cette question a été initialement soulevée par le collectif Police Unifying Movement (PUM), qui demande l'adaptation du statut syndical au sein des services de police en vue d'organiser des élections sociales. Ma prédécesseure a d'ailleurs répondu à cette demande dans une communication en date du 16 décembre 2022.
Conformément à la volonté initiale du législateur, il a été décidé d'opter pour une conformité maximale de la réglementation syndicale au sein des services de police avec le droit commun applicable au secteur public.
En conséquence, je me vois contraint de souscrire à la position exprimée par ma prédécesseure, à savoir que la proposition d'introduire des élections sociales dans les services de police ne peut être envisagée sans un débat global sur le droit syndical commun dans le secteur public.
13.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse qui, à défaut d'être satisfaisante, est très claire.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
14.01 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, le 8 avril dernier, un journaliste et vidéaste, M. Thomas Haulotte, qui couvrait une action de collage d'affiches contre l'extrême droite dans le quartier européen de Bruxelles, a fait l'objet d'une arrestation administrative par la police de la zone Bruxelles-Capitale-Ixelles. Selon la porte-parole de la police, les personnes concernées ont été privées de liberté "en raison d'indices laissant supposer une organisation structurée en vue de commettre des infractions dans l'espace public". Et le journaliste aurait été appréhendé parce qu'aucun élément concret ne permettait de confirmer l'exercice effectif d'une mission journalistique au moment des faits et qu'aucune demande de tournage n'avait été préalablement envoyée.
L'Association des journalistes professionnels (AJP) s'est émue de cette arrestation qu'elle estime à caractère arbitraire, d'autant que le journaliste était parfaitement identifiable au regard de sa carte de presse et couvrait ce qui constitue certes un acte de désobéissance civile, mais qui n'était pas violent et qui n'occasionnait aucune dégradation à l'espace public. L'AJP a saisi le Comité P et s'est constituée partie civile dans le cadre d'une plainte déposée.
Monsieur le ministre, quelle est votre appréciation par rapport à cette arrestation administrative? Entendez-vous solliciter un rapport sur cet incident auprès de la zone de police concernée?
14.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur De Smet, comme vous le savez, tant par conviction que par expérience professionnelle, j'attache un intérêt tout particulier au respect des droits fondamentaux, en ce compris le droit à l'information. En ce sens, j'ai demandé directement des éclaircissements à mes services quant à l'intervention à laquelle vous faites référence, en particulier en ce qui concerne la détention administrative.
Selon la zone de police de Bruxelles-Capitale-Ixelles, où les faits se sont déroulés, il m'a été indiqué qu'une arrestation administrative de six personnes avait eu lieu dans le cadre d'une intervention relative à des faits de collage d'affiches dans le quartier européen, conformément à l'article 31 de la loi sur la fonction de police. Les policiers sur place ont constaté qu'un groupe de six personnes, vêtues de la même manière, s'apprêtaient à coller des affiches et à commettre des dégradations dans le cadre d'une action de désobéissance civile. Pendant l'intervention, une des personnes s'est identifiée en tant que journaliste et a déclenché sa caméra.
Ni l'enregistrement, ni le tournage n'ont par ailleurs été entravés. Cependant, après vérification, il a été constaté que la même personne détenait dans son sac du matériel susceptible de causer des dommages. En conséquence, l'arrestation administrative de cette personne a été confirmée, motivée par les circonstances et par les éléments en sa possession.
La zone de police citée précise que sa décision a été prise sur la base d'une approche uniforme envers un groupe engagé dans une action de désobéissance civile, sans distinction de la qualité des individus, et que la présence d'un journaliste ne confère en aucun cas une forme d'immunité.
Concernant l'éventualité d'une enquête, j'ai été informé qu'une plainte a été déposée auprès du comité compétent, afin de dénoncer le caractère éventuellement arbitraire de cette arrestation. Dans ce cadre, la zone de police et moi-même nous tenons à la disposition des autorités pour faire toute la lumière sur les circonstances de cet incident.
14.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse ainsi que pour avoir pris les renseignements nécessaires auprès de la zone de police.
Je ne peux qu'observer qu'il y a une forte divergence d'interprétation des faits entre la zone de police et le journaliste concerné. Je suppose que l'examen de la plainte en cours finira par établir les faits, ce qui est notre plus grande attention à vous comme à moi. Par ailleurs, je suis heureux de vous entendre dire que pour vous, même si je n'en doutais pas, la liberté de manifester ne doit pas être entravée d'une manière ou d'une autre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56004416C van de heer Raskin en de vragen nrs. 56004434C en 56004435C van mevrouw Pas worden in schriftelijke vragen omgezet.
15.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, we konden in de media lezen dat militairen vanaf juni de kerncentrales van Doel en Tihange zullen beveiligen. Daarover zou er tegen begin mei een 'passend juridisch kader' moeten zijn. Dat stond al in het regeerakkoord, evenwel zonder timing. Nu is die er dus wel.
Ik heb die woorden echter naast de uitspraken gelegd van de heer Francken tijdens zijn beleidsverklaring. Hij zei toen namelijk dat er alleen onder speciale voorwaarden en op niet-structurele wijze interne veiligheidsopdrachten kunnen worden uitgevoerd. Er was ook sprake van de op te richten territoriale reserve in functie van die statische binnenlandse bewakingsopdrachten. Tijdens de bespreking van de beleidsverklaring zei hij ook nog: "Er zijn twee zaken noodzakelijk, een territoriale reserve – een zogenaamde homeguard, en die hebben we momenteel niet – en een helder juridisch kader waarbinnen zij opereren – en dat is er ook nog niet."
Ik stel dus vast dat de twee voorwaarden die de heer Francken enkele weken geleden in de commissie voor Landsverdediging heeft aangehaald niet vervuld zijn. Ik lees wel dat we de militairen vanaf juni al zullen inzetten. Ik hoorde de heer Francken ook zeggen dat hij die territoriale reserve wil opbouwen tot 3.000 mensen tegen 2029. Hij zou daar zo snel mogelijk aan beginnen, zeker vanaf september 2026. Het is nu april 2025, er zit dus wat ruis op de timings en verklaringen van de verschillende ministers.
Wat is de juiste timing? Wanneer zullen de militairen er zijn en onder welk statuut zullen ze opereren?
Wat is volgens u de timing voor de uitbouw van de territoriale reserve?
Wanneer wordt het juridische kader afgeklopt? Welke vorm zal dat kader aannemen? Wordt dat een wet, een instructie, een ministerieel besluit of misschien een koninklijk besluit? Zal het Parlement daarover nog iets kunnen zeggen? Wat voor statuut zal dat worden?
15.02 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik ben geen tegenstander om alle veiligheidsdiensten in ons land efficiënter te laten werken en te laten samenwerken. In dat opzicht kan ik begrip opbrengen voor uw plannen daaromtrent, met betrekking tot de DAB en de inzet van militairen bij statische bewakingsopdrachten. Uiteraard moet er een wettelijk kader zijn, anders staat men nergens.
Mijn vraag gaat veeleer over de manier waarop die plannen naar buiten worden gebracht. De relatie van de vivaldiregering met de politievakbonden begon niet goed en eindigde ook niet goed. Ik hoop dat deze regering niet in dezelfde valkuilen zal trappen.
Er moet dus sociaal overleg plaatsvinden. Volgens mij, op basis van de verklaringen die ik daarover kon lezen, is dat niet gebeurd. Anders zouden de representatieve vakbonden, het VSOA en het NSPV geen stakingsaanzegging naar aanleiding ervan hebben ingediend. Ze vragen zich af waarom er geen voorafgaand overleg is geweest.
Los van de plannen – waarvan ik voor alle duidelijkheid geen tegenstander ben – zult u het vertrouwen met de politievakbonden, met de mensen op het terrein, terug opbouwen, u als man van het overleg, die graag op het terrein staat? Zult u de dialoog terug opstarten met de politievakbonden? Is er plaats voor een overlegcultuur?
Zal men eventueel tegemoetkomen aan de eisen om die DAB-medewerkers te herscholen, een andere invulling te geven? Het betreft dan werkzekerheid, omscholing of verdere sociale begeleiding.
15.03 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, je renvoie à la version écrite de ma question.
Monsieur le Ministre,
Une
nouvelle fois, la spécialisation de la Police fédéral et de ses agents est mise
à mal. Une nouvelle fois, c'est le retour du « militaire bon à tout faire » que
nous avions connu sous le gouvernement MR-NVA. On apprend en effet que les
militaires reprendront prochainement en charge de manière durable la sécurité
statique des centrales nucléaires afin, officiellement, de « libérer » les
policiers de la DAB actuellement chargés de cette mission. Une mission qui
revient pour des raisons évidentes de spécialisation à cette direction de la
police fédérale.
Selon la
décision du Kern, votre SPF et le Ministère de la Défense doivent désormais
finaliser d'ici le 1er mai un protocole qui permettra d'assurer ce déploiement.
Nous ne
sommes pas dupes. L'objectif véritable de cette mesure est de combler le
déficit en personnel de la police fédérale notamment pour le transfèrement des
détenus qui est également une compétence de la DAB. On parle de 1350 emplois
pourvus sur un cadre de 1690 prévus.
Les
conséquences du retrait de la DAB se situent à plusieurs niveaux:
Sur le
plan humain, plus de 200 policiers vont se voir réaffectés vers d'autres unités
partout en Belgique et ce en perdant plusieurs centaines d'euros;
Sur le
plan qualitatif, la DAB est une unité spécialisée contrairement à la Défense
qui ne dispose d'aucune compétence policière telles que l'arrestation, la
fouille, le contrôle d'identité, l'identification de véhicule, etc.
Sur le
plan local avec, une nouvelle fois, un report de charge pour les zones
concernées.
Monsieur
le Ministre,
Comment
expliquez-vous le recours à des militaires plutôt qu'à la DAB pour assurer la
sécurité de nos centrales nucléaires ? Quel sera le coût pour le SPF Intérieur?
Selon
quelle concertation avec les syndicats policiers cette décision a été prise?
Quelles
garanties offrez-vous pour préserver les conditions de travail et la rémunération
des agents de la DAB?
Quelle
est votre vision à long terme pour la sécurisation de nos sites nucléaires ?
Quelle concertation avez-vous menée avec les autorités locales concernées?
Ce
transfert de missions vers la Défense doit-elle également s'étendre à d'autres sites
et d'autres missions de la DAB et si oui selon quel calendrier?
Je vous
remercie d'avance pour vos réponses.
15.04 Bernard Quintin, ministre: Mijnheer de voorzitter, messieurs les députés, merci beaucoup pour vos questions qui me permettent de faire rapidement le point sur ce sujet.
D’abord, pour répondre à un certain nombre de questions, je rappelle que le remplacement des agents de sécurisation de la DAB présents sur les sites nucléaires par du personnel de la Défense n’est pas une nouveauté. Ce sujet a déjà été abordé à plusieurs reprises, tant lors de ma première intervention en commission que par la suite.
Je note que ma lecture de l’accord de gouvernement, sur les différents phasages et les différents endroits où les militaires doivent remplacer la police pour un certain nombre de missions de surveillance statique, a été renforcée par ce qu’on a appelé "l’accord de Pâques".
Zoals ik al heb toegelicht, zal de geleidelijke reaffectatie van het DAB-personeel een domino-effect hebben, waardoor politie-inspecteurs vrijkomen die vervolgens worden ingezet voor taken die verband houden met de criminele fenomenen waarmee we worden geconfronteerd en voor andere prioriteiten.
Les concertations syndicales sont en cours.
Het overleg is volop bezig. Ik heb ook
gelezen dat er geen overleg is. Dat is niet waar. Er is overleg.
Mes collaborateurs et moi-même poursuivons activement les échanges avec les organisations syndicales en fonction de nos agendas respectifs, dans un esprit de dialogue constructif et dans l'intérêt commun de garantir la sécurité, tant des citoyens que des policiers. Ensemble, nous envisageons les différentes mesures qui peuvent être prises.
Op dit moment is er nog geen concrete of vastgelegde kalender voor de vervanging van het personeel. Ik kan u dan ook geen datum geven, maar ik kan u zeggen dat het in de praktijk zo vlug mogelijk zal zijn, ook volgens het overleg dat we met de syndicaten hebben. Ik kan u ook verzekeren dat we ons volledig bewust zijn van de wettelijke kaders voor de interventie van Defensie en dat het bevoegde kabinet daar actief aan werkt.
15.05 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoord.
Het is een bijzonder antwoord. Het is uiteraard goed dat er overleg is. Ik had van u niks anders verwacht, maar u kunt dus geen kalender geven. Er was nochtans wel al een kalender. In de commissie voor Landsverdediging is een kalender voorgesteld. In de media heb ik een andere kalender gelezen. Nu zegt u dat er geen kalender is. De conclusie is dus dat er in juni geen militairen aan onze kerncentrales zullen staan. Dat is duidelijk.
Op mijn tweede vraag over hoe we ervoor zullen zorgen dat een passend juridisch kader afgeklopt wordt, heb ik eigenlijk ook geen antwoord gekregen. Ik wil u dus bedanken voor de uitgesproken woorden, al kan ik het niet echt een antwoord noemen. We zullen dat zeker opvolgen. Het is duidelijk dat er nog geen doorbraak is in dit dossier.
15.06 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoord.
Ik zou zelfs meer zeggen dan collega Vandemaele: er is geen doorbraak in het dossier en er wordt ook enorm slecht gecommuniceerd. We lezen van alles in de media en blijkbaar klopt het verhaal niet. Er is geen kalender. De vakbonden zeggen dat er geen overleg is, terwijl u vandaag verklaart dat er wel overleg is. Misschien hangen die twee ook wel wat samen. Dat zou me niet verwonderen, maar ik zou alleszins willen oproepen om minder te communiceren via de media als de zaak nog niet afgeklopt is. Dat is een oproep aan iedereen.
We staan allemaal achter hetzelfde doel. Ik denk dat het beter is om rustig, achter de schermen, en inderdaad in overleg, met de politievakbonden te werken. Ik hoop dat die boodschap tot u is doorgedrongen. Het vertrouwen van de politievakbonden, dat toch zeer noodzakelijk is, moet worden hersteld en in stand gehouden de komende vier à vijf jaar.
15.07 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je dois dire que je suis quand même assez surpris par la démarche. Il faut revenir à la genèse de cette DAB. Au départ, nous avions des militaires dans la rue, chargés de sécuriser plusieurs sites sensibles dans un contexte de risque terroriste. C'est en effet à ce moment-là qu'on a fait descendre nos militaires dans la rue. Et puis, c'est le ministre de l'Intérieur de l'époque, Jan Jambon, qui a eu l'idée de créer la DAB, à savoir un service spécialisé dans la sécurisation des sites sensibles et des palais de justice. À cette fin, on a lancé un appel pour recruter des militaires ayant envie de devenir policiers. La DAB a été chargée de protéger les sites nucléaires. À présent, on annonce qu'on va remettre des militaires à la place de la DAB. Ce n'est donc pas logique envers le personnel de terrain.
Nous avons des policiers qui se sont inscrits dans une logique institutionnelle suivant laquelle ils travaillent à la DAB et organisent leur vie en ce sens. Vous savez bien comment cela va: les enfants sont à l'école, on déménage pour habiter tout près de son travail, etc. Et puis, on dit à ces policiers qu'ils ne travailleront plus là, puisqu'on va les remplacer par des militaires. Il faut se mettre à la place des travailleurs. Nous pouvons comprendre votre démarche: vous souhaitez ainsi récupérer de la capacité. Certes, mais ce sont seulement des chiffres. Derrière ceux-ci, il y a des hommes et des femmes qui travaillent sur le terrain et auxquels on doit un certain respect lorsqu'on prend des décisions politiques. Je vous invite par conséquent à prêter attention à toutes ces considérations.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 56004527C van de heer Bergers wordt op zijn verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.
16.01 Anthony Dufrane (MR): Depuis des années, les agents de gardiennage prennent une place importante dans notre société, que ce soit pour sécuriser des entreprises, des manifestations, etc. Les agents de gardiennage peuvent ainsi remplir des fonctions précises et reconnues sans que l’on ait recours à la police, qui peut alors être mobilisée ailleurs.
Pour être reconnu, l’agent de gardiennage doit avoir une carte fédérale attribuée par le ministre de l’Intérieur. Cependant, lorsqu’un agent part travailler pour une entreprise concurrente, il doit obtenir une nouvelle carte fédérale. La carte, qui atteste que l’agent a suivi une formation adéquate, est liée à l’employeur, d’où la nécessité d’en obtenir une nouvelle à chaque changement.
Il nous revient que les délais pour obtenir une carte peuvent être anormalement longs – plus de quatre mois dans certains cas. Cette attente est un frein à l’emploi, elle pourrait décourager l’agent et freiner sa mobilité professionnelle. Sans sa carte, l’agent demeure coincé au chômage ou pourrait s’orienter vers une autre activité.
Monsieur le ministre, confirmez-vous ces délais d’attente pour l’obtention d’une carte d’identification fédérale? Dans l’affirmative, comment les expliquez-vous? Comptez-vous réformer ce système et le simplifier avec une carte unique avec un délai de validité? Combien de personnes s’occupent de l’octroi de ces cartes? Comptez-vous en recruter d’autres? Combien de cartes sont délivrées annuellement? Le métier d’agent de gardiennage séduit-il toujours autant?
16.02 Bernard Quintin, ministre: Les personnes souhaitant exercer des activités dans le secteur de la sécurité privée et particulière doivent en effet être en possession d’une carte d’identification légalement requise. Cette carte d’identification n’est délivrée qu’après vérification des conditions réglementaires, qui comprennent entre autres une enquête de sécurité, la vérification des incompatibilités et l’obligation de formation.
En moyenne, l’administration compétente traite plus de 12 000 demandes de carte d’identification par an. Le nombre de demandes de carte semble démontrer que la profession d'agent de gardiennage reste attractive, puisqu’on en dénombrait un peu plus de 13 000 en 2022, 11 800 en 2023 et 12 800 en 2024.
Le traitement des demandes d’autorisation personnelle pour l’ensemble des secteurs de la sécurité privée et particulière est assurée par 4,8 équivalents temps plein. La création de cartes d’identification pour les agents de gardiennage dont le dossier est complet et correct est actuellement réalisée dans un délai de quatre semaines à compter de la réception de la demande. L’irrecevabilité du dossier de demande en raison de données ou de documents manquants, erronés ou incomplets d’une part, et la conduite d’une enquête sur les conditions de sécurité d’autre part, ont une incidence significative sur l’allongement du délai de traitement.
Dans ce dernier cas, le délai peut augmenter de manière significative. La durée d'une enquête sur les conditions de sécurité diffère d'une personne à l'autre et dépend entièrement des faits à la base de ladite enquête. Cette enquête doit tenir compte de renseignements de nature judiciaire et administrative ainsi que de données en matière de déontologie professionnelle. La collecte de ces données peut prendre un certain temps, étant donné la dépendance d'instances externes comme les parquets, les juges d'instruction et les services de police.
Toutefois, la réglementation prévoit la délivrance d'une nouvelle carte d'identification lors du renouvellement, si la durée de cette enquête dépasse la durée de validité de la carte d'identification en processus de renouvellement. De cette manière, il n'y a pas d'interruption dans la possibilité d'effectuer des activités de gardiennage. À l'issue de l'enquête, la carte sera retirée si cela se justifie.
Pour les reprises de contrats où les agents passent d'une entreprise de gardiennage à une autre, une procédure de duplicata est prévue. Cette procédure vise également à accélérer la délivrance de la carte d'identification afin que les agents ne subissent pas d'interruption dans l'exercice de leurs activités, en raison du transfert de contrats commerciaux entre entreprises de gardiennage.
Des initiatives sont en cours pour simplifier et affiner encore la procédure, mais il n'y a pas d'initiative pour revenir à l'ancien système dans lequel l'agent ne disposait que d'une seule carte d'identification, même s'il était employé par plusieurs entreprises ou services.
16.03 Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses détaillées et précises.
J'entends bien que vous prenez actuellement certaines initiatives pour simplifier des procédures, principalement celles du duplicata et du renouvellement.
Je ne manquerai pas de rester attentif à ce dossier. Je vous questionnerai éventuellement dans quelques mois ou quelques années.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Freilich is afwezig. Zijn vraag nr. 56004565C is zonder voorwerp.
17.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Donderdagochtend
17 april 2025, rond 2.30 uur 's nachts vond opnieuw een schietpartij plaats nabij
de metrohalte Clemenceau in de Brusselse gemeente Anderlecht. Twee personen
liepen verwondingen op, waarvan een met levensgevaarlijke verwondingen werd
afgevoerd. De avond van de vorige dag, woensdag, werd in Anderlecht ook een man
neergestoken met een mes.
De
burgemeester, de heer Cumps, gaf aan u om een verlenging van de federale
politiebijstand te vragen.
De
federale regering kondigde eerder dit jaar ook andere maatregelen aan. Namelijk
de oprichting van een taskforce tegen drugsgeweld, onder leiding van de
premier. Sinds de oprichting hebben we de premier hierover niet meer gehoord.
Ook sinds de eerste golf van schietpartijen begin dit jaar is er weinig
veranderd op het terrein. Deze zoveelste schietpartij is daarvan het voorbeeld.
Hoeveel
schietpartijen vonden er ondertussen plaats sinds 1 januari 2025?
Kunt u
een stand van zaken geven over de federale taskforce van de premier?
Wat
voerde dit taskforce al uit? Waar is de premier in deze?
Welke
maatregelen op het terrein werden genomen om onze burgers te beschermen?
Wat is
ondernomen om georganiseerde drugsmisdaad en deze drugsoorlog een halt toe te
roepen?
17.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Depoortere, sinds 1 januari 2025 werden er 23 schietpartijen geregistreerd in de hoofdstad, waarvan 20 in de zone Brussel Zuid. De oprichting van een federale taskforce onder leiding van de eerste minister is inderdaad een van de belangrijkste initiatieven om de situatie globaal aan te pakken. De taskforce coördineert de inspanningen van verschillende ministeries, waaronder Binnenlandse Zaken, Justitie, en Financiën, om concrete en snelle maatregelen te nemen.
Tegelijkertijd heb ik bij mijn aantreden maatregelen genomen om de politiezone te ondersteunen, gelet op de gebeurtenissen en de algemene situatie. De ondersteuning van de federale politie voor de politiezone wordt regelmatig geëvalueerd op basis van de evolutie van de criminaliteit. In dat verband kan ik u meedelen dat ik de ondersteuning aan de politiezone verlengd heb.
Naast de zichtbare aanwezigheid op het terrein door beveiligingspatrouilles zijn er nog andere vormen van ondersteuning. Zo werd er een gezamenlijk onderzoeksteam opgezet, een joint investigation team, van de verschillende politiezones en de federale gerechtelijke politie van Brussel, onder leiding van de procureur des konings. Dat initiatief heeft tot doel de samenwerking te versterken om de criminaliteit op een meer gestructureerde manier te bestrijden.
In die geest heb ik ook de capaciteit van de FGP van Brussel met een dertigtal mensen versterkt om de onderzoeken te versnellen. We hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen: de criminaliteit op een efficiënte en duurzame manier bestrijden.
17.03 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
18.01 Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, la semaine dernière, une habitation, située dans le quartier Valaardreef dans le district anversois de Wilrijk, a été la cible d'une attaque à l'explosif dans la nuit. La porte d'entrée a été fortement endommagée mais, heureusement, aucun blessé n'est à déplorer. Il s'agit d'un nouveau fait grave qui vient s'ajouter aux nombreuses violences liées vraisemblablement au trafic de drogue qui touche les grandes villes de notre pays, principalement Anvers.
La police s'est lancée à la recherche d'éventuels auteurs, mais en vain. Un fait interpellant, c'est que ce sont des habitants du quartier qui ont poursuivi et appréhendé un jeune homme. La police a alors interpellé la personne en question.
Sans vouloir déborder sur l'enquête en cours, monsieur le ministre, quelles informations pouvez-vous nous communiquer concernant ces faits graves et les suites à donner? Comment expliquez-vous que ce soient des citoyens qui aient dû appréhender un des auteurs présumés au lieu de la police locale? Quels sont les contacts entre la police fédérale et la zone d'Anvers et les moyens mis en œuvre dans la lutte transversale contre la violence liée à la drogue? Quelles sont les actions de la police de proximité afin de préserver les habitants de ce genre de violences graves? Avez-vous eu un contact avec la bourgmestre ou la gouverneure d'Anvers à ce sujet? Avez-vous l'intention d'élargir le plan d'action déjà mis en place pour Bruxelles pour assurer et ramener la sécurité dans les quartiers d'Anvers?
18.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur Chahid, en introduction à ma réponse, je rappelle, pour autant que de besoin, que les questions de sécurité sont évidemment au cœur de mon agenda où que ce soit au sein de notre royaume, en ce compris à Anvers qui, on le constate tous les jours, fait face à des expressions de criminalité assez particulières par rapport à d'autres endroits du royaume.
Comme vous l'avez dit vous-même, une enquête est en cours. Je ne vais donc pas me prononcer ou donner des éléments par rapport à l'enquête qui se poursuit. Le dossier est entre les mains de la justice et nous espérons évidemment tous que les auteurs pourront être appréhendés.
En revanche, concernant vos autres questions, je peux vous confirmer qu'il existe une étroite coopération entre la police judiciaire fédérale d'Anvers et la police locale d'Anvers, notamment dans l'approche de la violence liée au trafic de drogue, une coopération qui s'inscrit pleinement dans le Stroomplan qui est lui-même sous la direction du procureur du Roi d'Anvers. Je suis également en contact avec les autorités anversoises, que ce soit au niveau de la ville d'Anvers ou du gouvernorat.
Pour ce qui concerne votre dernière question, je vous confirme que les services de police travaillent en synergie afin de lutter efficacement contre les phénomènes de trafic de drogue, tant au sein du port d'Anvers que dans la région anversoise, avec les spécificités liées au port d'Anvers et au trafic de drogue qui est lui-même lié au port d'Anvers et qui déteint sur toute la région anversoise.
De plus, plusieurs projets internationaux sont actuellement menés au sein de la police intégrée dans le but de mieux comprendre les réseaux à l'origine de la violence liée au trafic de drogue à Anvers et ailleurs.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
19.01 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je voulais vous interroger sur les répercussions des choix du fédéral sur la sécurité à Charleroi.
Comme vous le savez, le 16 avril dernier, un fait divers faisait la une de l'édition de SudPresse à Charleroi: "Une bande terrorise la ville haute à l'aide de machettes! Les habitants et les commerçants ont l'impression d'être abandonnés à leur triste sort malgré tous les efforts de la police locale."
C’est vrai que, à l'instar d'autres grandes villes du Royaume, ce contexte est aggravé par un manque d'effectifs policiers chronique. Selon mes informations, plusieurs facteurs contribuent à ce déficit, notamment le fait que Charleroi n'a pas bénéficié de renforts fédéraux significatifs depuis les patrouilles de sécurisation de 2001-2002. Cela date quand même. La PJF Charleroi est régulièrement sollicitée pour soutenir Bruxelles, notamment pour le trafic de drogues, tandis que les unités spécialisées sont également détachées vers Bruxelles, à l'inverse des PJF flamandes, me dit-on. La réserve fédérale est systématiquement engagée à Anvers et à Bruxelles, mais pas à Charleroi, malgré les répercussions du trafic anversois sur la plus grande ville wallonne.
Vous le savez aussi, le plan Oxygène en Région wallonne restreint la capacité de recrutement et de paiement des heures supplémentaires de nos policiers, ce qui exacerbe évidemment ce problème. Enfin, les primes pour les nouvelles recrues ont été supprimées, rendant la carrière policière un peu moins attractive.
Monsieur le ministre, ces constats m'amènent à vous poser plusieurs questions. Avez-vous décidé d'abandonner les autres phénomènes criminels relevant également du niveau fédéral et tout aussi importants que le trafic de drogue par manque de moyens?
Quelle est votre approche spécifique pour épauler les grandes villes du pays face à leurs réalités propres? Comptez-vous demander d'engager la réserve fédérale à Charleroi? Comptez-vous y rétablir les patrouilles de sécurisation? Comptez-vous répondre à ce problème de sous-effectif chronique?
Je vous remercie pour vos réponses, monsieur le ministre.
19.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur le député, cher monsieur Bayet, je tiens d'abord à vous rassurer: je n'ai en aucun cas abandonné Charleroi, ni aucune autre ville du pays, au profit de Bruxelles, d'Anvers ou d'autres villes ou villages de notre beau Royaume. Pour lutter efficacement contre la criminalité dans notre pays, il est essentiel que notre attention soit portée sur toutes les villes.
Je l'ai dit tout à l'heure en débat d'actualité, la révision de la norme KUL est prévue et c'est dans ce cadre que j'adopte mon approche pour soutenir en particulier les grandes villes du pays.
Concernant la réserve de la police fédérale, et conformément aux dispositions de la police intégrée, la police fédérale est un soutien à la police locale. Dans ce contexte, c'est à l'autorité administrative, et tout d'abord à la police locale, d'en faire la demande et non l'inverse.
En ce qui concerne les patrouilles de sécurisation, je me permets de vous informer que le CIKNO apporte un appui ponctuel à la zone de police lors des opérations ou sur demande de patrouilles de sécurisation. À ce titre, le bourgmestre et son chef de corps peuvent toujours solliciter l'intervention du CIK et organiser des opérations. Il y a d'ailleurs des mécanismes de concertation qui existent entre la police locale et la police fédérale.
Pour ce qui concerne le sous-effectif chronique, il faut s'adresser à la zone de police concernée, car c'est cette dernière qui détermine sa politique de recrutement. Par rapport à votre question sur la police fédérale, c'est vrai qu'un système de solidarité est mis en œuvre en fonction des nécessités, pour les polices judiciaires fédérales. Quand il s'agit de renforcer une zone, tout cela est mis en place par le commissaire général et ses équipes sur la base d'éléments d'analyse. L'objectif n'est évidemment pas de déforcer certaines zones pour en renforcer d'autres, mais de pouvoir agir en fonction des nécessités.
Je ferai un dernier point pour vous dire un mot sur le recrutement. Vous n'étiez pas encore là quand j'en débattais. La question de l'attractivité de la fonction de police est aussi au cœur de mon mandat. Nous conviendrons tous que ce n'est pas un débat facile et un sujet qui doit être simplement isolé sur les questions de police ou de sécurité. C'est en tout cas une question beaucoup plus globale qui touche toute notre société: l'attractivité de l'emploi, la relation entre la vie privée et la vie professionnelle, la mobilité. Toutes ces questions, qui sont de vraies questions de société, que j'essaie d'appréhender et de comprendre le mieux possible, touchent aussi les services de sécurité, et singulièrement la police.
19.03 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, merci beaucoup.
Je suis très heureux de constater que vous n'abandonnez pas Charleroi. Cela me rassure. Pour le reste, je vous laisse évidemment le bénéfice du doute. Nous reviendrons donc attentivement sur les propositions que vous nous soumettrez, que ce soit la révision de la norme KUL ou l'attrait du métier de policier chez les plus jeunes.
Je remarque cependant que, s'agissant des transferts de la réserve fédérale, vous nous dites que c'est le commissaire général qui décide sur la base de certaines analyses. Il serait judicieux que celles-ci soient davantage partagées. De la sorte, nous pourrions comprendre la raison de ces mouvements. Or, à l'heure actuelle – et je le dis sous toute réserve –, ces analyses n'étant pas connues, nous ne comprenons pas toujours l'intérêt de certains déplacements. Cela mériterait donc d'être fait.
Pour le CIK, je vérifierai les informations que vous m'avez apportées et verrai s'il y est bien fait appel. En tout cas, comme vous l'avez dit, la sécurité est l'une de vos priorités. C'est une préoccupation que nous partageons, monsieur le ministre. Je vous le dis avec un peu d'humour. Nous sommes au moins d'accord sur quelque chose. Pour une fois que le PS est d'accord pour avoir un peu plus de bleu dans les rues, n'hésitez pas, monsieur le ministre. Faites-le. Nous serons à vos côtés. En tout cas, il faut trouver des solutions pour l'ensemble des grandes villes et, plus généralement, pour la sécurité partout en Belgique.
Je vous remercie.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
20.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, zowel in Charleroi als in Zaventem liepen nogal wat vluchten vertragingen op. In Zaventem stonden reizigers soms meer dan een uur aan de grenscontrole. Blijkbaar kan onze federale politie de toestroom niet bolwerken met de huidige middelen en personeelsinzet. We moeten proberen om dergelijke toestanden te vermijden gezien de drukte die de komende zomer wellicht op ons afkomt.
Ik hierover enkele vragen. Kunt u op korte termijn concrete maatregelen treffen om het probleem op te lossen? Kunt u meegeven of er extra agenten zullen worden aangeworven bij de luchthavenpolitie en wanneer zij operationeel zullen zijn? Is er overleg met de luchthavens en de vluchtoperatoren om de piekmomenten beter te spreiden? Overweegt u een screening uit te voeren van de veiligheidsprotocollen op de luchthavens om te bekijken of ze efficiënt verlopen?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
20.02 Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, de luchthaven van Zaventem heeft uitbreidingsplannen. Er zal voor het project 500 miljoen euro worden geïnvesteerd in de capaciteit en de kwaliteit van de infrastructuur, zowel voor de reizigers als voor de medewerkers. Dat is een enorm goede zaak. De luchthaven van Zaventem is namelijk de op een na grootste motor van ons land en zorgt voor enorm veel jobs. In het kader daarvan is het belangrijk dat ook de veiligheid van de passagiers en de medewerkers wordt gegarandeerd.
We weten dat er een aantal problemen zijn die aandacht verdienen. Tijdens de paasvakantie bleek dat er voor de zoveelste keer te weinig politie aanwezig was voor een efficiënte controle van passagiers uit niet-Schengenlanden, waardoor ze meer dan een uur moesten aanschuiven. Ook in het verleden waren er vaak problemen, met enorm lange wachtrijen door een gebrekkige capaciteit voor controles.
Op de luchthaven van Zaventem zijn ook geregeld problemen met daklozen die, meestal onder invloed van alcohol of drugs, medewerkers en passagiers lastigvallen.
Ten slotte bleek vorige maand op de RTBF – want ik volg ook het Franstalig nieuws – dat er problemen zijn met de detectie van explosieven, zowel op de luchthaven van Zaventem als op die van Charleroi, al zie ik dat de collega van de PS intussen vertrokken is. Zo werden ongeveer de helft van de testexplosieven tijdens de controles niet opgemerkt. Die veiligheidsproblemen zorgen niet alleen voor overlast en mogelijk heel dramatische situaties, ze zorgen er ook voor dat de eerste kennismaking van buitenlandse reizigers met ons land heel gebrekkig is en kunnen zo ook de economie afremmen.
Hebt u contact gehad met de luchthaven van Zaventem over de huidige veiligheidsnoden en de uitgebreide noden die de extra investering teweeg zal brengen?
Welke maatregelen zult u nemen voor een efficiëntere paspoortcontrole op de luchthaven?
Op welke manier wilt u de luchtvaartpolitie versterken deze legislatuur? Waar ligt voor u de focus? Welke rol speelt het nieuwe Kanaalplan daarin?
Wilt u ook maatregelen nemen om de rol die private veiligheidsactoren op de luchthaven spelen, bijvoorbeeld bij de controle op explosieven, te versterken?
20.03 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Bergers, de recente lange wachttijden in Charleroi waren te wijten aan een tekort aan beveiligingsagenten die instaan voor de veiligheidsscreening op beide luchthavens. Die screening gebeurt immers door een privéfirma en niet door de politie. Desalniettemin zal de luchtvaartpolitie (LPA) weer een beroep doen op de personeelsleden van de regionale luchthavens van Bierset, Deurne, Oostende en Wevelgem om de grenscontroles in Brussel Nationaal te versterken.
Daarenboven heeft de LPA nog extra opleidingssessies voor grenscontroleur georganiseerd voor de zomermaanden. Op die manier kan het personeel maximaal worden ingezet. Desnoods zal ook een beroep worden gedaan op andere eenheden om de LPA te versterken op de meest cruciale momenten.
De LPA vraagt al jaren om de vluchten beter te spreiden, zeker tijdens de ochtendpiek in Brussel Nationaal, maar dat blijft moeilijk. De tijdssloten zijn immers wereldwijd bepaald in functie van de verschillende allianties van luchtvaartmaatschappijen en de aansluitende vluchten.
De screening van de passagiers behoort tot de bevoegdheden van het Directoraat-Generaal Luchtvaart (DGLV), dat onder de minister van Mobiliteit ressorteert. Ik verzoek u dus om uw vragen te richten aan mijn collega bevoegd voor Mobiliteit.
Ik ben momenteel niet van plan om bijstand te vragen van Defensie om de veiligheid in de luchthavens van Brussel Nationaal en Charleroi te verzekeren. Wij hebben in andere antwoorden al gehoord dat het op andere plaatsen ook moeilijk is. Ik wil eraan toevoegen dat ik alle luchthavens heb bezocht, waaronder Brussels Airport. Ik zal op 9 mei de LPA bezoeken om haar werk beter te kunnen begrijpen.
Mijnheer Bergers, ik ben het volledig met u eens dat het een kwestie van gemak is, maar ook van belang is voor het imago van België. Aangezien ik voor mijn ministerschap diplomaat was, begrijpt u dat ik daar veel belang aan hecht.
20.04 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik stel een zekere wil vast om iets aan de situatie te doen, zeker wat uw bevoegdheid voor de LPA betreft. Diensten van de LPA zouden naar Zaventem en Charleroi worden verschoven. Er zouden nieuwe opleidingen voor de zomermaanden komen. Verder zouden er eventueel andere federale eenheden kunnen worden ingeschakeld. Ik heb echter niet gehoord over hoeveel manschappen het nu gaat en hoeveel er effectief nodig zijn om die lange wachtrijen te voorkomen. Misschien wacht u daarmee tot u het terrein bezocht hebt. We zijn het erover eens dat die lange wachtrijen in onze luchthavens voor imagoschade zorgen.
20.05 Jeroen Bergers (N-VA): Ik dank u voor het antwoord, mijnheer de minister.
De problemen met de controles van paspoorten, de problemen met mensen onder invloed, daklozen onder invloed, die reizigers en medewerkers lastigvallen en de problemen met de detectie van explosieven zijn gevaarlijk. Ze verdienen onze aandacht, zoals u zelf ook zegt. Dat is niet alleen schadelijk voor het imago van ons land, maar ook voor de manier waarop we toeristen aantrekken en ook bedrijfsleiders en economische actoren om in ons land te investeren. Dat is dus gevaarlijk.
We moeten echt voor oplossingen zorgen, zeker na het goede nieuws dat er een gigantische investering in de luchthaven van Zaventem zal gebeuren. Die zal voor extra jobs in alle regio's van ons land zorgen. Het is belangrijk dat we er met het federaal Parlement en de federale regering mee voor zorgen dat de luchthaven zo efficiënt en zo veilig mogelijk kan functioneren. Dat zal jobs met zich meebrengen, de luchthaven versterken en de economie in ons land welvarender maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56004642C van mezelf wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
21.01 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, le 22 avril dernier, des pavés de la mémoire situés dans le quartier du Sablon à Bruxelles ont été tagués d'une mention "Gaza". La Ville de Bruxelles a réagi en déclarant les nettoyer rapidement et en soulignant que c'était un acte honteux et dégradant, qui dessert d'ailleurs la cause palestinienne. Je suis d'accord et il est urgent de dire avec force qu'il faut refuser à tout prix l'importation de ce conflit – quoi qu'on pense de la guerre actuelle entre Israël et le Hamas et de ses trop nombreuses victimes civiles.
Les pavés de la mémoire n'ont rien à voir avec ce conflit. Il faut rappeler que ces pavés sont le symbole de la mémoire des victimes juives du nazisme et qu'ils sont disséminés dans les rues bruxelloises.
En dehors de toute polémique inutile et conscient du caractère très sensible du dossier israélo-palestinien, je crois que cet incident doit être pris au sérieux car il a déjà eu lieu en février dernier – si mes informations sont bonnes – et peut être le signe d'une recrudescence de l'antisémitisme, que nous constatons tous par ailleurs.
Monsieur le ministre, ce genre d'incident fera-t-il l'objet d'une vigilance accrue des services de police? Avez-vous eu l'occasion de rencontrer les représentants de la communauté juive à cet égard, puisque je les sais très légitimement inquiets?
21.02 Bernard Quintin, ministre: Monsieur De Smet, je partage pleinement votre préoccupation quant au message véhiculé par cet acte de vandalisme.
J'ai pris l'initiative d'interpeller la zone de police concernée directement et je peux vous confirmer que celle-ci était également plus que consciente de la problématique. En réponse, elle a demandé la mise en place de patrouilles régulières autour des sites identifiés comme sensibles.
En ce qui concerne une rencontre avec les représentants de la communauté juive, elle est planifiée pour les prochaines semaines. Je peux d'ailleurs ajouter qu'au-delà des échanges réguliers que j'ai avec de nombreux citoyens sur la question, je souhaite mener un dialogue constructif et structuré avec les représentants de la communauté juive.
Je suis d'accord avec vous, les conflits internationaux ne devraient pas être importés en interne. Il faut dialoguer et nous devons toutes et tous contribuer à ce que j'ose appeler une société apaisée.
21.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très claire.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag 56004673C van de heer Jeroen Bergers is omgezet in een schriftelijke vraag.
22.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op
VRT.NWS konden we lezen een verhaal van een journalist die met een lokfiets en
een tracker wou onderzoeken hoe hij zijn fiets zou kunnen terugkrijgen en wat
de gevolgen voor de dief zouden zijn.
Het
moet gezegd: de fiets werd vlot getraceerd en de journalist kreeg zijn fiets
terug dankzij de tracker en het optreden van de politiediensten. Helaas verliep
niet alles volgens het boekje.
We
lezen het volgend in het artikel:
De
politie geeft ons de fiets weer mee. Wij blij, ook met het voorbeeldige werk
van de politie. Althans, dat denken we. Want achteraf blijkt dat de politie
niet volgens het boekje heeft gehandeld.
Uit
navraag blijkt namelijk dat bellen naar het noodnummer niet geldt als een
aangifte. En zonder een officiële aangifte had de politie me niet zomaar mogen
helpen, ook al was een snelle actie aangewezen.
De
interventieploeg wist niet dat er geen officiële aangifte was en niemand had
ons erop gewezen of gevraagd om dat te doen. We mochten dus blij zijn dat we
onze fiets terughadden. Want eigenlijk had de politie de fiets niet mogen
teruggeven zonder dat er iets op papier stond.
Bovendien
werd de dief niet meteen vervolgd omdat er geen aangifte werd gedaan en er geen
proces-verbaal werd opgesteld door de politie. Het kan wel zijn dat de politie
hun interventie beschouwt als 'zachte informatie' en dat de recherche nadien
nog verder op de zaak heeft gewerkt.
Dat
brengt mij bij volgende vragen:
- Is
dit een éénmalig probleem of is er sprake van een constructiefout? Indien er
sprake is van een constructiefout, wat moet er dan gebeuren om dit in het
vervolg niet opnieuw mee te maken?
- Er
zijn steeds meer dure (elektrische) fietsen die gebruikt worden en die staan
regelmatig op het openbaar domein. In Brussel zijn er steeds meer
fietsdienstallen staat ook in het artikel. Is diezelfde stijgende trend ook in
andere gewesten merkbaar? Zo ja, heeft u daarover cijfers?
-
Welke acties voorziet u om de komende jaren in te zetten op (het stijgende
aantal) fietsdiefstallen?
22.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, het optreden van de politie naar aanleiding van een fietsdiefstal dient idealiter te gebeuren op basis van een aangifte. Wat de door de politie geregistreerde fietsdiefstalen betreft, blijven de cijfers voor 2023 in alle regio's stabiel ten opzichte van 2022. Indien u dat wenst, kan ik u de tabel met de cijfers per regio bezorgen.
Om fietsdiefstallen doeltreffender te bestrijden, werd eind april 2023 het nationale platform mybike officieel gelanceerd. Op dat platform kunnen burgers hun fiets registreren en identificeren met een gratis sticker. Vooral de sticker heeft een afschrikkend effect op dieven. De politie heeft toegang tot de gegevens van dat platform, wat het terugvinden van gestolen fietsen vergemakkelijkt.
Om het stijgende aantal diefstalen tegen te gaan, is aanhoudende actie vereist. Preventie is een gedeelde verantwoordelijkheid en elke actor is een belangrijke schakel in de aanpak van het fenomeen: de fietsers, de gemeenschapswachten, getuigen, de lokale politie, privéactoren, enzovoort.
Eind april werd op de BeSafe-website extra aandacht besteed aan de rol van eenieder, bijvoorbeeld wat burgers meteen kunnen doen als ze getuige zijn van een fietsdiefstal of welke bijkomende maatregelen fietsers kunnen nemen in de preventie van fietsdiefstal en bij wie ze terechtkunnen op preventief vlak of wanneer ze het slachtoffer zijn van een fietsdiefstal.
Sinds vorig jaar bestaat het nationale fietsregistratiesysteem mybike, onder de coördinatie van de minister van Mobiliteit. Via onze kanalen richting de politie- en preventiediensten zullen we vanuit Binnenlandse Zaken het gebruik van dat fietsregistratiesysteem stimuleren. Bovendien kunnen lokale besturen lokale preventieacties organiseren, waarvoor ze kunnen rekenen op de ondersteuning vanuit mijn diensten. Een aantal gemeenten kan daarvoor een beroep doen op subsidies in het kader van de strategische veiligheids- en preventieplannen.
22.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het zou fijn zijn, mocht u die tabel kunnen bezorgen.
Het is belangrijk dat we onze politiediensten sensibiliseren voor dat thema. Er worden namelijk steeds meer dure, soms erg dure, fietsen gebruikt voor het woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer. Het is belangrijk dat de politie daaraan de nodige aandacht besteedt, temeer daar dit de manier is waarop veel burgers straffeloosheid het concreetst ervaren. Straffeloosheid is een begrip dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Straffeloosheid bij fietsdiefstallen is echter de concreetste vorm van straffeloosheid die burgers in ons land ervaren. Het is dus belangrijk om daarop verder in te zetten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
23.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op 4
April stelde de Vlaamse regering haar 'Vlaams defensieplan' voor. Daarin wordt
een aantal keer verwezen naar de Federale bevoegdheden waar u als minister van
Binnenlandse Zaken bevoegd bent.
Zo
lezen we in het hoofdstukje 'crisisparaatheid en weerbaarheid' o.a. het
volgende: "we gaan hiertoe in overleg met de federale bevoegde entiteiten
zodat we als volwaardige partner mee aan tafel zitten bij de opmaak en
uitvoering van veiligheids- en weerbaarheidsstrategieën en -plannen".
Enkele
vragen:
Welke
rol nam Vlaanderen op bij de opmaak van de vorige veiligheids- en
weerbaarheidsstrategieën en -plannen? Zal hier iets aan veranderen?
En hoe
voorkomen we dat Vlaanderen de opmaak vertraagd en/of bemoeilijkt? Hebben de
andere deelstaten eenzelfde wens geuit?
Verder
lezen we ook: We richten een Vlaams burgerlijk weerbaarheidsprogramma op, in
afstemming met de federale overheid, waarvan de lokale overheden de coördinatie
opnemen.
Hier
zijn mijn vragen:
Kan u
meer toelichting geven over het Burgerlijk weerbaarheidsprogramma? Werd het
federale niveau vooraf gecontacteerd en is deze actie een gezamenlijk
initiatief?
Wat is
de relatie met de uitdagingen waar de civiele bescherming staat?
23.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, bij de opmaak van nationale noodplannen is het al een gewoonte om de gefedereerde entiteiten te betrekken. Zo werd bijvoorbeeld in het koninklijk besluit van 26 april 2024 tot vaststelling van het nationaal noodplan meermaals opgenomen dat de gefedereerde entiteiten worden uitgenodigd in het kader van de vergaderstructuur van noodplanning en crisisbeheer. In de federale regelgeving is het niet mogelijk om verplichtingen op te leggen aan gefedereerde entiteiten, vandaar de term 'uitnodigen'. We zien in de praktijk dat de gewestelijke crisiscentra effectief zeer regelmatig ingaan op die uitnodigingen, wat de uitwerking van de plannen ten goede komt.
Voor de weerbaarheidsplannen werken we momenteel aan de eerste iteratie en implementatie van het Belgisch Nationaal Weerbaarheidsplan. De deelstaten worden reeds betrokken in de werkzaamheden en de overlegstructuren ter zake. Die betrokkenheid wordt in april 2024 formeel verankerd via een beslissing van het Overlegcomité. In de verdere uitwerking van de plannen is het de uitdrukkelijke bedoeling om de deelstaten verder structureel en actief te blijven betrekken. Er is vanuit de gewesten een duidelijke bereidheid om constructief mee te werken. Die positieve houding biedt een solide basis voor een versterkte samenwerking in de toekomst.
Wat uw vragen over burgerweerbaarheid betreft, kan ik stellen dat ook het federale regeerakkoord voorziet in initiatieven. De federale regering zal de lokale autoriteiten immers aanmoedigen hun inwoners uit te nodigen om zich aan te sluiten bij een lokaal vrijwilligerskorps. Dat lokale korps kan de lokale besturen en operationele diensten van de civiele veiligheid, met name de brandweer en de civiele bescherming, bijstaan bij het beheer van bepaalde incidenten, zoals overstromingen.
Ik heb mijn administratie opgedragen de mogelijkheden te onderzoeken voor de organisatie en mobilisatie van de vrijwilligerskorpsen in het kader van de meer eenvormige operationele logistiek en ondersteunende taken, geïnspireerd door buitenlandse modellen en goede praktijken. Mijn administratie zal in dat verband nadere initiatieven nemen, omdat dergelijke vrijwilligerskorpsen verschillende voordelen bieden die we moeten consolideren en uitbreiden, namelijk een betere voorbereiding van de bevolking bij grote incidenten, een betere coördinatie van de solidariteit en een sterkere band tussen de bevolking en de hulp- en interventiediensten. We denken bijvoorbeeld aan opleiding en oefeningen.
Het Vlaams burgerlijk weerbaarheidsprogramma wordt een initiatief van Vlaamse kant. Ik sta achter het initiatief dat al werd genomen om de weerbaarheidsacties en mogelijke samenwerking binnen dat programma te bespreken tussen het Crisiscentrum van de Vlaamse overheid en het Nationaal Crisiscentrum, net zoals dat waar nodig het geval zal zijn voor samenwerking met de andere gefedereerde entiteiten.
23.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Ik dank u voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 56004717C en 56004718C van mevrouw Delcourt worden uitgesteld. Vraag nr. 56004731C van de heer Van Rooy wordt eveneens uitgesteld.
La question n° 56004746C de Mme Maouane est reportée.
24.01 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb u al eerder een aantal schriftelijke vragen gesteld over de ANPR-databank. Het probleem is omvangrijk. Ik werd de afgelopen dagen gecontacteerd door verschillende politiemensen, zowel van de federale als de lokale politie. Zij geven aan dat het federale systeem met veel technische problemen kampt.
In uw schriftelijk antwoord had u het over een vijftiental dagen per jaar, maar ik hoor toch dat het systeem verschillende keren per week een aantal uren onbruikbaar is. Vaak worden ook de beelden die op dat moment gemaakt zijn, achteraf niet in het systeem ingevoerd. Dat betekent dat men een onvolledig beeld krijgt wanneer men de databank raadpleegt, wat zeker in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit problematisch kan zijn.
Daarnaast zet de politiezone Antwerpen een eigen systeem op. De wet op het politieambt laat dat inderdaad toe. De politiezone Antwerpen zegt dat hun model kostendekkend is. Kostendekkend, what's in a name, houdt in dat men voor een jaar alle kosten optelt en die verdeelt over het aantal partners dat deelneemt, terwijl er nu met abonnementsformules wordt gewerkt. Dat is zoals bij een telecomoperator die de eerste 100 abonnementen nodig heeft om te functioneren, maar vanaf het 100ste abonnement winst maakt. Ik krijg van veel kanten alleszins het signaal dat het geen kostendekkend model is, maar eerder een winstgevend model.
In uw eerste antwoord op mijn schriftelijke vraag zei u dat de uitbreiding mogelijk moet zijn tegen het eerste kwartaal van 2025, zodat er weer nieuwe zones kunnen aansluiten, en moeten de technische problemen opgelost zijn. In uw tweede antwoord klonk het al dat u het probleem binnen de twee jaar zou oplossen. Ik ben fan van timings, dus ik ben benieuwd wanneer we de technische problemen zullen oplossen. Nu zijn 70 van de bijna 180 politiezones aangesloten. Wanneer kunnen de resterende politiezones aansluiten?
De VCLP zei gisteren dat de oplossing voor de hand ligt: zij wil de federale databank afvoeren en op federaal vlak met de databank van Antwerpen werken. Wat vindt u van die suggestie?
24.02 Minister Bernard Quintin: Mijnheer Vandemaele, bij mijn aantreden heb ik inderdaad vastgesteld dat de situatie van het federaal ANPR-netwerk niet optimaal is. Dat is het understatement van de dag. Het systeem kampt sinds jaren met structurele stabiliteitsproblemen en een beperkte verwerkingscapaciteit. Met het oog op de actuele veiligheidscontext geef ik de aansluiting van de camera's van de Brusselse politiezones absolute prioriteit. Die camera's zijn essentieel voor de effectieve ondersteuning van de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in onze hoofdstad.
Mijn doel is om de aansluiting zo snel mogelijk operationeel te maken. Om dat mogelijk te maken, is het noodzakelijk om de technische fundamenten van het systeem te versterken. Daarom werd beslist om via het Verkeersveiligheidsfonds (VVF) bijkomende servers aan te kopen. Die investeringen zijn noodzakelijk om de capaciteit uit te breiden, om de verwerkingskracht te verhogen en om zo de stabiliteit van het ANPR-managementsysteem te verbeteren. Een bijkomende piste die momenteel wordt onderzocht, is de scheiding van de query's die worden uitgevoerd in het verkeershandhavingskader, en de query's in het gerechtelijk kader, elk in een specifiek technisch milieu. Dat zou kunnen bijdragen aan een grotere stabiliteit en performantie van het systeem.
Daarna zijn de volgende operationele stappen noodzakelijk: de configuratie van de nieuwe servers, de controle van de communicatielijnen, de bevestiging dat de lijnen tussen de camera's en het ANPR-managementsysteem (AMS) betrouwbaar werken en de controle van de compatibiliteit van de camera's. Niet alle camera's zijn automatisch compatibel met het AMS. We moeten daarom die compatibiliteit verzekeren. Er wordt daarvan momenteel een inventaris gemaakt, met prioriteit voor de situatie in Brussel. Dat zorgt niet alleen voor een betere leesbaarheid, maar ook voor een significante vermindering van de administratieve lasten voor de politiediensten.
Het systeem blijft kwetsbaar, zolang het nog niet volledig gestabiliseerd is en de capaciteit niet is uitgebreid. Het risicobeheer bij de performantie van grote aantallen camera's, bij de overgang naar nieuwe softwareversies en bij de verdere schaalbaarheid blijft daarom een prioriteit in het uit te werken technisch plan dat ik heb gevraagd.
De politiezones kunnen niet ingrijpen in de stabiliteit of de technische werking van de nationale infrastructuur zelf. Waar wel potentieel ligt, is in het proces van cocreatie van de softwaretools die lokaal worden gebruikt om de gegevens uit het ANPR-netwerk efficiënt te benutten, vooral voor de verwerking en analyses van gerechtelijke dossiers.
De rode draad blijft dat de ANPR-databank, een van de grootste nationale databanken met persoonsgegevens, onder de controle van de federale politie blijft. Dat sluit niet uit dat er ruimte is voor een cocreatieproces met de lokale partners. Ik zal in de komende weken een dialoog opstarten met een politiezone die bereid is om in een cocreatietraject te stappen om samen te bekijken hoe we innovatieve oplossingen kunnen ontwikkelen, met respect voor de nodige waarborgen inzake gegevensbescherming en regie door de federale politie.
24.03 Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de situatie is inderdaad niet optimaal. Met die uitspraak doet u een gooi naar een medaille op het wereldkampioenschap Understatements.
Er is een nieuw element, zegt u. De aansluiting van de Brusselse camera's krijgt voorrang. Ik kan me daar iets bij voorstellen, maar ik zie in Antwerpen ook problemen. Waarom begint u met met Brussel, terwijl er in Antwerpen ook echt wel uitdagingen zijn?
U kondigt aan te zullen investeren via het Verkeersveiligheidsfonds, maar ik had begrepen uit uw eerder antwoord dat u middelen uit het Verkeersveiligheidsfonds vrij zou maken om te investeren. Dat is dus niets nieuws. Nu zegt u dat u dat zo snel mogelijk zult doen, maar u geeft geen timing meer. Veel politiemensen vragen om echt zeer snel te gaan.
Inzake de samenwerking met de politiezone Antwerpen – die u niet bij naam noemde – zou het te gek zijn om de expertise die daar werd opgebouwd, niet te gebruiken. Politiediensten moeten samenwerken en niet elkaar tegenwerken. Ik ben daar alleen maar voorstander van. Als men daar vandaag een stabiel functionerend systeem heeft, kan het toch niet zo moeilijk zijn op korte termijn tot oplossingen te komen. Daarmee wil ik absoluut niet gezegd hebben voorstander te zijn van het scenario van de VCLP. Ik vind dat de databank inderdaad bij de federale politie moet blijven. Dat moet dan de hoofddatabank zijn, die goed functioneert. Dat neemt niet weg dat we op korte termijn samen met de politiezone Antwerpen een grote stap vooruit moeten kunnen doen om dat belangrijke instrument in de strijd tegen de georganiseerde misdaad zo snel mogelijk up and running te krijgen.
Ik hoop dat de ambitie is om het zo snel mogelijk – nog voor de zomer bijvoorbeeld – in orde te krijgen, en niet om het twee of drie jaar uit te stellen. Hoe langer we een en ander immers uitstellen, hoe meer problemen er zullen komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nr. 56004759C van de heer Van Rooy en nr. 56004763C van de heer Bergers worden uitgesteld. Mijn vraag nr. 56004779C wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 56004792C van de heer Bergers wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 56004823C van mevrouw De Vreese wordt uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.54 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 54.