Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
van Woensdag 28 mei 2025 Voormiddag ______ |
du Mercredi 28 mai 2025 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 9.03 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 9 h 03 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitter: Vraag nr. 56002804C van mevrouw Pas wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
01.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, u weet dat wij al heel lang voorstander zijn van een fusie van de Brusselse politiezones. Het is nodig om meer eenheid van visie en leiding in het Brusselse veiligheids- en politiebeleid te brengen. Toch heb ik een aantal bedenkingen bij de plannen van minister Quintin op dat vlak.
Een gevoelig punt is steeds de vertegenwoordiging van de kleinste taalgroep geweest. De huidige situatie is allesbehalve bevredigend, omdat dit alleen voor de politieraad in beperkte mate verzekerd is, waarbij de keuze van de taalaanhorigheid niet eens waterdicht is. Bij gebrek aan Nederlandstaligen worden er vaak Franstalige vertegenwoordigers aangeduid. In het politiecollege is er absoluut geen gewaarborgde vertegenwoordiging voorzien. In de plannen van minister Quintin zien we dat de enige gewaarborgde deelname van de Brusselse Vlamingen aan het politiegebeuren, in de politieraad dus, volledig verdwijnt.
Een ander punt betreft het toezicht op de taalvoorwaarden. Sinds de fusie van de voormalige gemeentelijke politiekorpsen tot de zes huidige politiezones is er geen controle meer op de tweetaligheid van de politie door de vicegouverneur, hoewel die bij wet is opgelegd. Sindsdien moeten we vaststellen dat de tweetaligheid van de Brusselse politie jaar na jaar achteruitgaat. Ik ondervraag daar elke minister van Binnenlandse Zaken over.
Ten tijde van voormalig minister Jambon bedroeg het tweetaligheidsniveau nog 64 %. Ondertussen is dat blijven dalen tot minder dan de helft van de Brusselse politieambtenaren die een Vlaming in het Nederlands te woord kunnen staan. Dat zou kunnen worden verholpen door de vicegouverneur opnieuw voor dat toezicht bevoegd te maken.
Over die twee elementen in het regeerakkoord met betrekking tot de fusie van de Brusselse politiezones hoor ik graag het standpunt van de regering. Wat is uw standpunt over de vertegenwoordiging van de kleinste taalgroep in de bestuursorganen van de eengemaakte zone? Zullen de aanwervingen opnieuw aan het toezicht van de vicegouverneur worden onderworpen?
Dan heb ik nog een vraag over de politionele bevoegdheden van de Brusselse minister-president en die hoge ambtenaar. Zal er voor die hoge ambtenaar verplichte taalkennis gelden? Die functie is nu uitsluitend Franstalig. Komt er soms een Nederlandstalige adjunct om dat te compenseren?
01.02 Eerste minister Bart De Wever: Ik ben het uiteraard met u eens dat die fusie er moet komen. Wat mij betreft had ze er allang moeten zijn. Er moet een einde worden gemaakt aan de versnippering van het veiligheidsbeleid en eenheid van commando is daarbij cruciaal. Het creëren van de gold commander was een tijdelijke en geen structurele oplossing. Het regeerakkoord voorziet eindelijk in die fusie. Daar zijn we het over eens.
De minister van Binnenlandse Zaken maakt er een prioriteit van. Hij is van plan de fusie tegen 2027 uit te voeren. Dat is uiteraard geen eenvoudige operatie op het terrein. In mijn vergaderingen met hem over deze kwestie moedig ik hem alleen maar aan om die zaak met grote prioriteit te blijven behandelen.
Wat de concrete modaliteiten van de fusie betreft, lopen de gesprekken nog. Die vinden momenteel plaats op IKW-niveau. Daarover kan dus nog niets definitiefs gezegd worden. Het is op dit moment onmogelijk om uitspraken te doen over wat dan ook, aangezien de besprekingen nog lopen. Het spreekt echter voor zich dat het taalaspect een aandachtspunt vormt in die besprekingen. Het regeerakkoord erkent het belang daarvan. Ik verwijs in dat verband naar de passage over de naleving van de taalwetgeving in de Brusselse ziekenhuizen, waar die naleving op bepaalde momenten ook zeer problematisch is. We zullen hier dus nog op moeten terugkomen wanneer ik u meer duidelijkheid kan geven, wat vandaag nog niet het geval is.
01.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, u zegt dat die fusie er allang had moeten zijn. Dat klopt. We hebben hierover in elke legislatuur al een voorstel ingediend, dat telkens door alle meerderheidspartijen en de rest werd weggestemd. Die fusie had er dus al kunnen zijn, laat ik het zo zeggen. Wij voegden daar wel een bepaling aan toe om een minimumvertegenwoordiging van Nederlandstalige leden in de politieraad te voorzien.
Dat zal echter niet in het voorstel van de heer Quintin staan. De reden waarom ik u aan de oren trek, is omdat ik hem daar al vragen over heb gesteld. Hij heeft duidelijk gemaakt dat hij helemaal geen plannen in die richting heeft. U zegt dat u daar nog niets over kunt zeggen en dat u hem aanmoedigt om er een prioriteit van te maken. Ik zou u vooral willen aanmoedigen om het taalaspect niet uit het oog te verliezen, want uit de antwoorden die ik van hem gekregen heb, blijkt dat hij helemaal niet van plan is om daar rekening mee te houden. We komen hier dus zeker nog op terug. Ik kan alleen teleurgesteld zijn over uw nietszeggende antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
02.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, deze regering heeft een herzieningsverklaring van de Grondwet tot een van haar zeldzame institutionele doelstellingen gemaakt. Er staat een copy-paste van het vivaldiregeerakkoord in het huidige regeerakkoord, namelijk: “Bij de aanvang van de regeerperiode zal de eerste minister een voorlopige lijst van grondwetsartikelen opstellen ter herziening. De lijst zal het voorwerp uitmaken van een mededeling in Senaat en Kamer. Deze lijst omvat minstens het artikel 195. Aan het einde van de regeerperiode kan de lijst verder worden vervolledigd met de artikelen die noodzakelijk zijn."
We hebben dit al eens gelezen in de vorige legislatuur. Dat is merkwaardig, want dat maakt dat de volledige grondwet al herzien kan worden tijdens deze legislatuur. Dat impliceert in feite dat men tijdens deze legislatuur daarvan geen of nauwelijks gebruik zal maken en dat het vervolgens vijf verloren jaren zullen zijn.
Tijdens de bespreking van uw beleidsnota hebben we uw timing over de grondwetsartikelen mogen vernemen, maar op de vraag over het specifieke opzet van die voorlopige lijst – met welke doelen of met welke hervormingen voor ogen die zal worden opgesteld – hebben we tijdens de bespreking van de beleidsnota geen antwoord gekregen. Die vraag stel ik u vandaag opnieuw. Wordt die lijst al aan het begin van de regeerperiode goedgekeurd door de regering en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad? Dat nam u trouwens op in uw startnota van augustus 2020 toen u met de heer Magnette onderhandelde over een vorming van een federale regering. Of is dat niet de bedoeling? Kunt u daarover duidelijkheid verschaffen? Want indien niet, wat is dan de juridische waarde van die lijst? Het lijkt me dan een vrijblijvende opinie van de minister. Zo niet, loopt men dan niet het risico – zoals we dat eerder hebben meegemaakt – dat er plots een Marrakeshpact opduikt en er een kink in de kabel komt voor het einde van deze legislatuur en de regering er vroegtijdig de brui aan geeft? Wat doen we dan? Dan zitten we vast, net zoals toen met de beloofde Atomaschriftjes ten tijde van de regering-Michel.
Mijnheer de eerste minister, biedt deze regering ruimte aan om meteen werk te maken van een herziening van de procedure tot grondwetsherziening, iets dat kennelijk circuleerde? Het lijkt me ook een veel te logge procedure. Het zou veel handiger zijn om voortaan alles in een lopende legislatuur te herzien, want dan worden zulke lijstjes overbodig.
02.02 Eerste minister Bart De Wever: Mevrouw Pas, met dat laatste ben ik het eens, maar ik vrees dat dat standpunt niet wordt gedeeld door twee derde van de Kamerleden. Het is dus een opinie die ik persoonlijk deel, maar die ons op korte en wellicht zelfs op iets langere termijn niet zal helpen. Voorlopig moeten we werken met die lijsten.
De bekendmaking van een lijst in het begin heeft natuurlijk vooral een politieke waarde; daarin hebt u gelijk. Het is een statement dat de meerderheid effectief aan de slag wil gaan met de grondwetswijziging in de volgende legislatuur. Van die oefening heb ik het prerogatief om die te mogen leiden, zodat die ook na de verkiezingen relevant zal zijn. Maar het blijft in de eerste plaats een politiek statement. In die zin is dat voor mij belangrijk als mijn persoonlijke opinie. Binnen de regering lopen de besprekingen nog, waardoor ik dus nog geen definitief antwoord kan geven op uw vraag.
Wel kan ik u mijn insteek geven, meer bepaald dat artikel 195 op dit moment cruciaal is. Dat geldt zeker op dit moment in de tijd, omdat artikel 195 the next best thing is voor wat u wilt, namelijk een wijziging van de Grondwet en cours de route. Voor mij is dat dus essentieel. In het regeerakkoord is dat ook als zodanig expressis verbis voorzien.
Op korte termijn is het dan ook de bedoeling om een dergelijke lijst – of een lijst met een verklaring, of een artikel met een verklaring; we zullen nog zien welke vorm het aanneemt – politiek goed te keuren en vervolgens bekend te maken. De publicatie in het Belgisch Staatsblad van de uiteindelijke, definitieve lijst is juridisch pas zinvol aan het einde van de legislatuur, met het oog op de ontbinding van de Kamers. Het regeerakkoord schrijft niet expliciet voor dat de procedure tot grondwetswijziging zal worden aangepast, zoals ik u al heb gezegd. Uiteraard kan dat wel het voorwerp zijn van een gedachtewisseling, zowel binnen als buiten de regering.
02.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt wel dat u het met me eens bent, maar u poogt jammer genoeg niets aan de situatie te doen.
Ik ben het met u eens dat zolang die logge procedure bestaat artikel 195 zeker telkens voor herziening vatbaar verklaard moet worden, maar geknoei via artikel 195 is natuurlijk niet de ideale manier van werken. Ik kan niet anders dan er akte van nemen dat het net als onder Vivaldi niet meer dan een politiek statement is en dat er geen enkele garantie is dat er tegen het einde van de legislatuur überhaupt iets mee zal gebeuren.
U bent ook niet ingegaan op wat er gebeurt als de regering de eindmeet niet haalt. Net zoals we onder de Zweedse regering hebben gezien, zullen we dus ook nu vijf jaar niets kunnen doen met die grondwetsartikelen. Er is geen enkele garantie. Ik stel vast dat identiek dezelfde procedure gebruikt zal worden als onder Vivaldi.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
03.01 Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de eerste minister, de federale taskforce om drugscriminaliteit aan te pakken zal door u geleid worden. Deze taskforce is geen overbodige luxe, want elke week worden hier in de commissie voor Binnenlandse Zaken vragen gesteld over de strijd tegen de drugscriminaliteit. Tot voor kort waren er wekelijks schietpartijen in Brussel, gerelateerd aan drugscriminelen die hun strijd gewoon in het openbaar uitvechten. Het is dus zeer belangrijk om het overzicht te bewaren en de coördinatie in goede handen te houden met betrekking tot alle maatregelen opgenomen in het regeerakkoord. Dat zijn er heel wat.
Het zal voornamelijk ook van belang zijn dat alle verschillende niveaus, de deelstaten en de lokale niveaus, en alle verschillende instanties met elkaar samenwerken om de strijd tegen die criminelen te winnen. Het betreft dus niet alleen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Zij hebben al verslag uitgebracht aan u, mijnheer de eerste minister. Ook de ministers van Financiën en Defensie zullen daarin een belangrijke rol spelen. Ik zal niet alle maatregelen uit het regeerakkoord opsommen, maar zowel nationaal en Europees als internationaal moeten er belangrijke stappen gezet worden.
Kunt u verslag geven van wat de twee ministers tijdens de ministerraad over die strijd tegen het drugsgeweld in Anderlecht hebben toegelicht? Zit daar ook evolutie in?
Wat is de taak van die taskforce? Hoe zal die concreet werken? Is die al samengekomen? Wat is de regelmaat van samenkomst? Op welke manier zal die verslag uitbrengen?
Op welke manier zult u die strijd tot een Europese prioriteit maken? Welke maatregelen mogen we daar nog verwachten? Op welke manier kunt u daar nog meer de aandacht op vestigen?
Welke maatregelen uit het regeerakkoord zullen op korte, middellange en lange termijn worden uitgevoerd? Kunt u tevens meedelen welke middelen voor welke maatregelen zijn voorbehouden?
03.02 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de eerste minister, enkele maanden geleden heb ik u naar aanleiding van de afrekeningen en schietpartijen in Brussel ondervraagd tijdens de plenaire vergadering. Toen hebt u inderdaad de oprichting van een taskforce openbaar gemaakt. We zijn intussen enkele weken en maanden verder, maar het blijft stil rond die taskforce. Ik heb daar sindsdien niets meer over vernomen. Ook de heer Quintin, die ik hierover bevraagd heb tijdens de bespreking van zijn beleidsnota, heeft er niet veel meer over gezegd.
Dat kan twee dingen betekenen: ofwel werkt men in alle stilte verder met die taskforce en gebeurt het achter de schermen, ofwel is er nog niets mee gebeurd. Ik hoop dat de eerste optie klopt. Als dat zo is, dan zijn er toch wel een aantal vragen die dringend moeten worden beantwoord, opdat er opheldering zou komen.
Ik herhaal de vragen van mevrouw De Vreese. De situatie is bijzonder ernstig, niet alleen in Brussel. Ik verwijs ook naar de noodkreet uit uw stad, Antwerpen, waar enkele dagen geleden op klaarlichte dag een moord is gepleegd. Buurtbewoners getuigen daarover dat ook daar een grote drugsproblematiek heerst. Drugsbendes zijn er actief. Het zijn allemaal tikkende tijdbommen.
Dat stemt niet alleen ongerust, het noopt ook tot concrete maatregelen. Dat is dan ook wat ik van deze regering verwacht. Ik wil een verschil zien met de vivaldiregering. Ik wil dat de woorden van de N-VA van tijdens de vorige regeerperiode nu eindelijk in daden worden omgezet. Daarom heb ik enkele concrete vragen.
Wat is de concrete meerwaarde van deze taskforce? Werden er al maatregelen genomen? Zijn er budgettaire inspanningen voorzien om die drugsproblematiek – of eigenlijk de georganiseerde criminaliteit – op ons grondgebied definitief uit te schakelen?
03.03 François De Smet (DéFI): Monsieur le premier ministre, le fait que le gouvernement fasse de la lutte contre le narcotrafic une priorité est positif et essentiel. Nous vous soutiendrons dans cette lutte. Le narcotrafic est sans doute l'une des plus grandes menaces qui pèse aujourd'hui sur nos démocraties, et je pèse mes mots. Cette criminalité ronge nos villes, concerne tous les milieux, a des conséquences en chaîne en santé, en justice, en sécurité. Les exemples à l'étranger nous le montrent: une fois que le narcotrafic a pris possession d'un territoire, il est très difficile de l'en extirper.
L'accord de gouvernement mentionne en effet cette task force, avec un certain nombre de composantes et de priorités. Après trois mois, il me semble intéressant de savoir où nous en sommes et si les travaux ont débuté. Cette task force a-t-elle bien été mise en place? Sinon, le sera-t-elle bientôt? Va-t-elle, comme prévu, associer des acteurs du monde judiciaire, essentiels à bien des égards? Je pense à l'activisme bienvenu du nouveau procureur du Roi. Dans quels délais votre gouvernement s'engage-t-il à obtenir des résultats?
Enfin, deux points me paraissent nécessaires pour bien mener cette lutte: l'augmentation des mesures de contrôle humain et technique dans les zones portuaires et aéroportuaires en vue de la détection de stupéfiants, et puis les mesures de protection à proposer aux dockers et au personnel administratif du port d'Anvers, qui sont approchés et menacés par les membres d'organisations criminelles.
03.04 Bart De Wever, premier ministre: Cela fait maintenant plusieurs mois que cette task force a été mise en place. Son objectif principal est de coordonner la mise en œuvre des mesures prévues dans l'accord de gouvernement. Il s'agit entre autres de mesures que vous avez mentionnées, monsieur De Smet, pour protéger les gens qui travaillent dans le port et qui sont approchés par la criminalité organisée.
L'accord de gouvernement contenait en effet de nombreux éléments visant à lutter contre cette problématique et à protéger notre sécurité intérieure en général. Citons par exemple l'approche intégrée en matière de criminalité organisée, le renforcement des départements de sécurité, la relance du Plan Canal, l'élaboration du Stroomplan 2.0, etc. La task force veillera en outre à une collaboration plus intense et à une approche approfondie entre les différentes compétences.
Wij zijn er net als u allen van overtuigd dat dit echt wel nodig is. Wij zullen de krachten moeten bundelen en in verenigde slagorde gecoördineerd moeten optreden. Het regeerakkoord zit op het vlak van de geplande hervormingen goed in elkaar en is ambitieus. Alles moet echter nog doorgevoerd kunnen worden.
Het belang dat wij daaraan hechten, mag ook blijken uit het feit dat ik als eerste minister heb gevraagd om de taskforce zelf te mogen voorzitten. Dat is toch een signaal van het belang dat de huidige regering en zeker ikzelf aan de drugscriminaliteit hechten.
Hoe werken wij? De taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende kabinetten. Dat is in de kern BiZa of Binnenlandse Zaken, Justitie en de eerste minister. Die vertegenwoordigers zitten elke twee weken samen om op te volgen hoe het regeerakkoord in actie moet worden omgezet. Op vrijdag 23 mei 2025 zijn zij voor de derde keer bijeengekomen. Ad hoc kunnen ook nog andere kabinetten aansluiten of uitgenodigd worden. Vorige vrijdag zat het kabinet Financiën mee aan tafel. Wellicht zal dat kabinet nog een heel tijdje of zelfs permanent aan tafel blijven. We hebben het immers voor heel veel zaken nodig. Dat is evident.
De taskforce volgt elke hervorming op die in het regeerakkoord is beschreven. De bedoeling is uiteraard om tot een uitrol te komen en op tijd te detecteren indien en waarom dat niet lukt, te remediëren en indien nodig te escaleren naar de stuurgroep. Wie is de stuurgroep? Dat ben ikzelf samen met de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken. Wij zien elkaar elke drie maand. Dat hebben wij op die manier afgesproken. Mocht het nodig zijn, dan kan de groep uiteraard altijd samenkomen. Volgende keer zullen wij elkaar op 16 juli 2025 in principe voor het eerst na drie maanden werken zien, teneinde op te lijsten waar wij staan met de uitvoering van het regeerakkoord, na te gaan op welke punten het vlot of niet vlot loopt en te bekijken hoe dat komt. Dat zal op die manier worden gerapporteerd.
Over het gecoördineerde aspect van de hervormingen heb ik het al gehad. Uiteraard kan de stuurgroep ook rapporteren over de vooruitgang, de knelpunten en de moeilijkheden.
Naar mijn smaak verloopt de samenwerking vooralsnog constructief. Het is van uitermate groot belang dat wij op korte termijn de timing voor het uitrollen van de maatregelen uit het regeerakkoord kunnen bepalen en dat wij er bij de opmaak van de begroting over waken dat de nodige budgetten altijd zijn voorzien. Ik reken op de medewerking van mijn collega-ministers, die dankzij de interdepartementale provisie ook middelen zullen helpen vrijmaken.
Tot zover het antwoord. Ik wil daar nog iets aan toevoegen, omdat u dit altijd zo concreet aan het straatgeweld koppelt, wat ik begrijp. Dit is immers bijzonder verontrustend en ontwrichtend in steden zoals Brussel, waar men vaak terreinoorlogen ziet, en Antwerpen, waar het vaak gaat om geweld tussen criminelen onderling, niet op het niveau van de straatdealers, maar wel bij de groothandelaars. Dat is natuurlijk slechts de laatste schakel in het geheel van de georganiseerde criminaliteit waarop de taskforce zich richt. Ik denk dat het belangrijk is dat die taskforce in de diepte doorwerkt op de structuren van de criminele organisaties die, wanneer men die ongemoeid laat, zich jaren later vertalen in gewelddelicten die op straat worden gepleegd.
Het voorbeeld van Nederland spreekt boekdelen. Het feuilleton dat men daar heeft gezien, speelt zich met enige vertraging ook bij ons af. Ik vind het wel belangrijk om niet de misvatting te laten ontstaan dat de taskforce alleen bijeenkomt wanneer er zich een incident voordoet. Zo werkt het uiteraard niet. De taskforce moet vooral in de diepte aan de georganiseerde criminaliteit werken. Dat staat ondertussen niet in de weg dat de minister van Binnenlandse Zaken en zeker ook de lokale verantwoordelijken, zoals de burgemeesters, alles moeten en kunnen doen om de openbare orde te waarborgen. Zij verdienen daarbij uiteraard ook alle steun.
Ik wil niet de misvatting laten groeien dat er voor elk incident op straat onmiddellijk een vergadering van de taskforce of een stuurgroep zou worden bijeengeroepen om zich daar specifiek mee bezig te houden. Het is slechts een onderdeel van een veel groter geheel.
03.05 Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik ben blij dat u dat ook op Europees niveau op de kaart zet. Dat dit van de eerste minister komt, is een fors signaal. Ik vermoed dat heel wat landen van de Europese Unie met dezelfde problemen te kampen hebben.
Het is belangrijk dat we die structuren vanop het federale niveau diepgaand aanpakken, maar ook het bestuurlijke en het gerechtelijke niveau moeten deze problematiek samen aanpakken. Ik vind de wet betreffende de bestuurlijke handhaving in dat kader heel belangrijk. Geef de lokale besturen de nodige handvatten. Die zitten immers vaak met de handen in het haar als ze initiatieven willen nemen in bepaalde zaken waarvan ze weten dat die niet in orde zijn, terwijl ze niet weten hoe ze die moeten aanpakken. Het is dus wenselijk om daarop te focussen. Het Parlement kan dan via die stuurgroep extra informatie krijgen wanneer het dat noodzakelijk acht.
03.06 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de verduidelijking.
Die taskforce gaat wellicht veel breder, dieper en coördinerend, veel verder dan de steekvlampolitiek die wij gewoon zijn. Daarover zal ik u dus niet bekritiseren. Iets waar ik wel wat problemen mee heb, is dat er op het terrein zelf te weinig wordt gedaan. Dat is wat de burger aanvoelt en te zien krijgt in zijn wijk, in zijn straat. Daar laat men steken vallen.
U verwijst terecht naar het feit dat de lokale burgemeesters ook een verantwoordelijkheid hebben. Dat is zeker waar, maar u weet evengoed dat de aanpak van de georganiseerde criminaliteit ook een federale component heeft. Ik verwijs naar de federale gerechtelijke politie, die deze taak op zich zou moeten nemen, maar die, zoals u weet, onderbemand en ondergefinancierd is. Daarom heb ik u deze vraag gesteld. Neem daarvoor de noodzakelijke budgetten op in uw begroting. Versterk de FGP. Schaf de antennes van de FGP niet af, maar versterk ze, zowel in Antwerpen als in Brussel, waar de nood het hoogst is.
Deze commissie heeft de commissaris-generaal van de federale politie uitgenodigd voor een hoorzitting. Ik hoop dat de heer Snoeck grote kuis zal houden binnen zijn diensten en eindelijk eens de puntjes op de i zal zetten. De situatie is ernstig en moet op een ernstige manier worden aangepakt.
03.07 François De Smet (DéFI): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Il est exact que les échanges de tirs entre bandes armées ne constituent que l'écume des choses. D'une certaine façon, c'est le bout de la chaîne. De plus, il est vrai que l'on ne résoudra pas ce problème uniquement avec du bleu dans les rues, mais également – comme je le dis souvent – avec du bleu derrière les écrans. Je pense à une proposition en particulier, qui figure dans votre accord, et je vous invite à aller beaucoup plus loin et plus rapidement en ce domaine, à savoir tout ce qui touche le portefeuille de ces trafiquants. Comme nous le savons, vu les profits vertigineux engendrés par ces trafics et le pouvoir financier et de corruption extraordinaire qui est ainsi conféré à leurs bénéficiaires, il n'y a que cette méthode qui fonctionne. Par conséquent, parmi toutes les mesures que vous êtes en train de prendre, toutes celles qui concernent stop, take and use the money sont, à mon avis, les plus efficaces. Nous vous soutiendrons en ce sens.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
04.01 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le premier
ministre, le bicentenaire de notre Royaume sera un moment important et
structurant pour nos institutions scientifiques, muséales et culturelles
fédérales.
Pour
atteindre ces objectifs, le précédent gouvernement a adopté un masterplan à 160 millions
pour le pôle Cinquantenaire.
À la
lecture de l'accord de gouvernement Arizona, je m'inquiète cependant quant à
ces préparatifs. On peut en effet lire: "La célébration du bicentenaire de
la Belgique et du 50e anniversaire du fédéralisme sera organisée sous la
supervision du premier ministre, en collaboration avec les entités fédérées. Un
projet de revitalisation du Cinquantenaire sera mis en œuvre. L'opportunité de
préserver l'ASBL Horizon 50-200 sera vérifiée."
Monsieur
le premier ministre, pouvez-vous me faire le point sur les préparatifs du
bicentenaire et sur vos ambitions en la matière? Selon quels budgets et quel
agenda sera-t-il préparé? Qu'en sera-t-il du projet de revitalisation du
Cinquantenaire et de l'avenir de l'ASBL? Le tableau budgétaire fourni à la
Chambre prévoit une diminution importante du budget pour lesdits "projets
prestigieux". Quelles seront ces coupes et quels projets seront-ils
impactés?
04.02 Bart De Wever, premier ministre: Monsieur Aouasti, c'est un sujet d'une importance majeure puisque vous m'interrogez à ce sujet chaque semaine ou chaque mois. C'est encore loin. On a encore du temps mais l'accord de gouvernement est clair.
(…): (…)
04.03 Eerste minister Bart De Wever: Ik zal daar niet op ingaan. Ik kan alleen spreken namens de regering.
04.04 Khalil Aouasti (PS): Je propose au président de faire un débat d'actualité, tant qu'on y est.
04.05 Bart De Wever, premier ministre: Un débat d'actualité me semble pertinent.
L'accord stipule que les célébrations du bicentenaire de la Belgique et du cinquantième anniversaire du fédéralisme seront préparées sous ma supervision, et je m'en réjouis. Il mentionne également explicitement la coopération avec les entités fédérées qui sera organisée dans ce cadre.
Je prendrai les contacts nécessaires à cet effet. J'en ai déjà parlé avec les deux ministres-présidents qui sont déjà en fonction. Ma cellule stratégique travaille actuellement au concept et sur les modalités selon lesquelles ces commémorations et célébrations pourraient se dérouler.
Je ne suis donc pas en mesure de vous fournir une réponse définitive à ce sujet, mais il reste encore du temps pour examiner la façon dont tout cela va se dérouler. Je tiens également à rappeler que le bicentenaire aura lieu après la fin de ma législature. Toutefois, je vous rassure, il y aura bien des célébrations et des commémorations. Je respecte les opinions de chacun et chacune et en tant que premier ministre de ce pays, je préparerai ces célébrations comme le prévoit l'accord de gouvernement.
Concernant le budget, aucun moyen supplémentaire ne sera prévu cette année. Mais, je le répète, il y a encore du temps. L'accord de gouvernement prévoit d'examiner l'opportunité de maintenir l'ASBL Horizon 50-200. Par ailleurs, un projet de revitalisation du parc du Cinquantenaire sera réalisé.
Le gouvernement veillera scrupuleusement à ce que les moyens soient utilisés de manière efficace. En ce qui concerne le parc du Cinquantenaire, je vous donne un extrait de la notification budgétaire du 14 février: "Le budget consacré au projet de rénovation du parc du Cinquantenaire sera réorienté en fonction des dépenses nécessaires pour garantir l'accessibilité et la sécurité du site." C'est une économie de 90 millions d'euros qui sera réalisée sur l'ensemble de la législature, ventilée en tranches de 30 millions en 2027, 2028 et 2029. Mais il reste assez de moyens dans le budget pour réaliser le projet.
04.06 Khalil Aouasti (PS): Je vous remercie, monsieur le premier ministre, pour votre réponse qui témoigne d'un immense enthousiasme à l'idée d'organiser – et c'est peu dire – le bicentenaire de la Belgique.
Nous comprenons que, comme vous l'avez dit, vous n'envisagez peut-être même pas d'être encore premier ministre de la Belgique au moment de la célébration, mais peut-être premier ministre d'autre chose.
Ce qui est malgré tout dommage, même si vous affirmez que nous avons encore du temps, c’est qu’il est tout de même nécessaire de préparer les choses dès maintenant. En effet, 2030, que vous soyez ou non encore aux commandes, ne pourra pas être organisé à partir de juin 2029.
Il est donc effectivement nécessaire de pouvoir le faire en y mettant les moyens. Je remarque que, déjà maintenant, des économies de 30 millions d'euros par an sont programmées pour réaliser le financement de ce bicentenaire de la Belgique. J'en suis totalement navré.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
05.01 Caroline Désir (PS): Monsieur le premier ministre, voilà à nouveau une question que nous vous posons régulièrement, parce qu’elle est aussi importante.
Comme vous le savez, il y a 35 ans, la loi dépénalisant partiellement l'IVG a été adoptée. Même si à l’époque, cette dépénalisation était partielle, même si un délai dit "de réflexion" était imposé aux femmes, la loi Lallemand-Michielsens a représenté une grande avancée pour le droit des femmes à disposer de leur corps et pour la liberté des femmes de choisir de recourir à l'avortement.
Depuis lors, la loi a très peu évolué malgré de nombreuses propositions pour renforcer le droit à l'IVG et pour améliorer son accessibilité.
On le sait, ces questions ont malheureusement toujours fait l'objet de marchandages politiques. C'est à nouveau le cas avec votre gouvernement Arizona, qui a décidé de mettre cet important dossier au frigo.
Pourquoi vous interpellons-nous souvent là-dessus? Parce que nous trouvons cette mise au frigo inacceptable.
Depuis 2023, nous disposons d’un rapport scientifique d'envergure qui dit notamment que nous devons étendre le délai permettant le recours à l’IVG à 18 semaines, qu'il faut supprimer toutes les sanctions pour les femmes, qu'il faut supprimer les 6 jours d'attente entre la première visite et l'IVG, et que l'IVG doit être inscrite dans les législations relatives aux soins de santé.
Voilà pourquoi nous considérons que ce nouveau blocage est dramatique et inacceptable, parce que, malgré ce rapport scientifique d’envergure qui a fait le consensus entre les scientifiques des différentes universités du pays, plusieurs centaines de femmes chaque année devront continuer à se rendre aux Pays-Bas quand elles ont dépassé le délai légal pour pouvoir recourir à une IVG, et elles continueront à être considérées comme des criminelles dans notre pays.
On sait par ailleurs que les difficultés pour les femmes de pouvoir recourir dans les délais actuels à une IVG dans notre pays sont bien réelles, vu la pénurie de médecins qui pratiquent aujourd'hui des IVG.
Enfin, un reportage diffusé sur la RTBF le 19 mars dernier montrait à quel point les mouvements pro-life exercent un lobbying de plus en plus fort au niveau européen, en particulier à Bruxelles, soit dans l'ombre, par le biais d'organisations secrètes comme Agenda Europe, soit à visage découvert.
Monsieur le premier ministre, comment pouvons-nous contrer les discours des mouvements anti-choix et permettre aux citoyennes et aux citoyens de disposer des informations exactes concernant le droit à l'IVG dans notre pays? Envisagez-vous la mise sur pied d'un site internet fédéral ou de campagnes d'information à ce sujet? Quand on voit les coups de boutoir portés au droit à l'IVG à l'étranger ces dernières années, l'accès à l'IVG dans notre pays doit être protégé, garanti et amélioré. Alors que vous prévoyez d'associer le Parlement sur toute une série d'autres sujets éthiques comme on l'a lu dans votre accord de gouvernement, comptez-vous réellement empêcher les discussions sur la modernisation du droit à l'IVG au sein de notre assemblée?
05.02 Bart De Wever, premier ministre: Je pense que le débat sur l'avortement, comme chaque débat sur des thèmes bioéthiques, doit être mené avec sérénité et dans le respect des opinions de chacun. Il s'agit d'une question délicate sur laquelle beaucoup se sont sans doute forgé leur propre opinion, chacun selon son cadre éthique et/ou son expérience de vie personnelle.
En tant que premier ministre, je pense que ce débat doit être mené sereinement, mais surtout qu'il doit amener au consensus le plus large possible. Il est inutile à ce stade de se prononcer fermement sur le sujet parce que le débat sera mené au sein du gouvernement.
Concernant une campagne d'information, il est extrêmement important de disposer d'informations correctes et fiables en matière de soins de santé, mais de telles campagnes relèvent de la compétence du département de la Santé publique et du ministre Vandenbroucke. Je n'oserai jamais m'aventurer sur son terrain; je ne vais donc pas m'exprimer sur ce sujet.
Comme je l'ai déjà déclaré en séance plénière, personne au sein du gouvernement ne remet en cause le principe de l'interruption volontaire de grossesse. La tendance politique dans notre pays ne va donc pas dans le sens d'une restriction du délai d'avortement, au contraire. Le Parlement reste bien sûr libre de mener le débat. L'accord de gouvernement est clair à cet égard, nous allons poursuivre le débat sur la base du rapport du comité d'experts. Une fois qu'un consensus sera trouvé entre les partis de la majorité, la législation sur l'avortement pourra être modifiée.
05.03 Caroline Désir (PS): Merci monsieur le premier ministre.
Évidemment, votre réponse ne me satisfait pas du tout parce que le débat a déjà été mené sereinement lors de la dernière législature. Le rapport du comité d'experts est extrêmement complet et a été rédigé par un ensemble d'experts de différentes obédiences provenant des différentes universités du pays. Il fait l'objet d'un consensus scientifique, c'est-à-dire que certains considéraient qu'il fallait aller au-delà des 18 semaines.
C'est donc bien un consensus qui est aujourd'hui déjà sur la table. Je n'ai pas l'impression que les membres du gouvernement vont pouvoir être plus éclairés sur la question que l'ensemble de ces experts qui s'y sont penchés pendant des mois, d'autant plus que votre gouvernement, comme on a l'habitude de le rappeler, est très majoritairement composé d'hommes et pas de femmes sur ce débat qui les concerne. Je pense que confisquer ce débat au Parlement est une mauvaise idée.
Je comprends très bien que vous vouliez respecter les opinions de chacun. Mais ce qui a été possible à l'époque de l'adoption de la loi Lallemand-Michielsens devrait être possible ici, à savoir laisser chaque parlementaire décider en son âme et conscience ce qu'il souhaite voter sur cette question.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
06.01 Barbara Pas (VB): We hebben gisteren in de Franstalige media vernomen dat uw favoriete coalitiepartner Vooruit met nog vijf andere linkse partijen, PS, Ecolo, PTB, Groen en Team Fouad Ahidar, zal samenzitten om een linkse coalitie op de been te krijgen in Brussel, waar de regeringsvorming nog steeds in het slop zit. Als dat doorgaat, dan is de boodschap duidelijk dat niet de Nederlandstalige kiezer, maar wel de PS beslist en bepaalt hoe de VGC wordt geleid.
Wat is het standpunt van de federale regering daaromtrent? Zult u iets ondernemen, indien die linkse coalitie wordt gevormd? Zult u op zijn minst iets ondernemen wanneer het communautaire evenwicht in Brussel op die manier onderuit wordt gehaald?
Alvorens die zes partijen gingen samenzitten, formuleerde een andere coalitiepartner, de MR, al wat suggesties tot oplossingen. Eén suggestie was om een Brusselse minderheidsregering te vormen. Meent u dat die suggestie de geldende regels respecteert en mogelijk is? Is dat een werkbare formule? Ondergraaft een dergelijke piste niet evenzeer de zuivere confederatie waarnaar u in uw vorige antwoord op mijn vraag hierover hebt verwezen? Ondergraaft ze niet evenzeer het bestuur op voet van gelijkheid van de beide gemeenschappen in Brussel? Kan die piste in de toekomst niet als een precedent tegen een Vlaamse minderheid worden gebruikt?
Vervolgens, wat is de institutionele rol van de regeringscommissaris in het licht van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot die Brusselse instellingen, meer bepaald zijn positie in de schoot van de Brusselse regering en zijn inbreng in het besluitvormingsproces?
Over welke juridische handvatten beschikt de federale regering om het andere voorstel van de MR-voorzitter waar te maken, met name de voogdij die hij overweegt op te leggen aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Hoe ver kan die voogdij reiken? Hebt u daaromtrent al voorbereidende initiatieven genomen? Is dat besproken? Bestaat daarover consensus? Hebt u al nagedacht over een hervorming van dat Brusselse institutionele model? Zo ja, met welk resultaat?
06.02 Eerste minister Bart De Wever: Mevrouw Pas, de regeringsvorming in Brussel, ja, dat is wel wat. Ik kan mij moeilijk uitspreken over de politieke ambities. Ik heb nu ook gelezen dat men daar eens een poging zal doen om een volksfrontregering in het leven te roepen. Politiek heb ik daar mijn opinies over, maar ik kan u enkel antwoorden als eerste minister.
Ik denk dat iedereen het met mij eens zal zijn dat die situatie bijzonder zorgwekkend is en met de dag zorgwekkender wordt. Het is immers niet zo dat het gewest geen dringende problemen heeft op te lossen of over riante budgettaire middelen beschikt die toelaten om dat soort circus nog heel lang vol te houden. Ik kan uiteraard alleen maar oproepen tot de vorming van een Brusselse regering, welteverstaan een regering die de institutionele spelregels respecteert en de grote uitdagingen in de hoofdstad aanpakt.
Mijn heel persoonlijke opinie – ik permitteer me dit even – is dat het Brusselse Gewest ook aantoont dat de institutionele spelregels in dit land aan de grond zijn gelopen en dat dit land wat dat betreft echt wel een grote hervorming kan gebruiken. Daarmee antwoord ik eigenlijk op uw vorige vraag, dus daar zal ik verder niet op ingaan. De case bewijst wel dat de huidige regels niet leiden tot het vlot functioneren van alle bestuursniveaus.
U stelt de vraag of een minderheidskabinet een goed idee is. Mij lijkt dat een bijzonder moeilijk idee en zeker geen stabiele oplossing. Het gaat nu om een voorstel aan Franstalige zijde, maar zoals gezegd, als men die deur openzet, krijgt men ze morgen niet meer dicht. Is dat verstandig? Kan dat functioneren? Ik denk dat het ondertussen eigenlijk niet meer aan de orde is.
Ik zal mijn antwoord herhalen, namelijk dat er in Brussel eigenlijk een confederale logica is. Ik weet dat dat een moeilijk woord is, maar dat is wel de situatie. Elke taalgroep vormt daar zijn meerderheid. De optelsom daarvan, dat is confederalisme. Als men die meerderheden optelt, heeft men een regering. Eigenlijk was dat gebeurd, dat was klaar, totdat één bewuste partij gezegd heeft dat spel niet meer mee te spelen. Goed, dat is politiek. Die keuze moeten we respecteren, of althans, we moeten er akte van nemen.
Sindsdien neem ik, net als u, kennis van allerlei mogelijke oplossingen voor het probleem, maar die hebben tot op heden geen vrucht gedragen. Ik kan alleen hopen dat er uiteindelijk een project komt dat wel gesteund wordt en dat focust op een grondige sanering van de financiën en een daadkrachtige aanpak van de veiligheidsproblematiek, waarover we daarnet nog gesproken hebben. We hebben de gemeenten en het federale niveau in aanmerking genomen, maar ook het gewest zou ter zake een nuttige rol kunnen spelen. Hetzelfde geldt voor de netheidsproblematiek in Brussel. Ik ben gisteren nog eens gaan joggen in het park. In elke grote stad zijn er weliswaar problemen, maar in Brussel lijkt het mij een van de zaken te zijn die nopen tot het boeken van dringende vooruitgang.
Heeft de federale overheid de mogelijkheid om in te grijpen? In de bijzondere wet op Brussel kan men allerlei zaken lezen, maar een handvat om tot een echte voogdij te komen, staat daar niet in. De wet is voor een stuk ook geschreven vanuit de hypothese dat er een regering is die er een potje van maakt, zodat men dan kan zeggen: tot hier en niet verder. In de huidige situatie is er echter geen regering. We kunnen niet in de plaats treden van iets onbestaands. Wat natuurlijk wel tot de mogelijkheden behoort – ook dat is al becommentarieerd –, is dat de financiële problemen van Brussel op korte termijn een zeer acute situatie kunnen veroorzaken.
Ik ga wat over mijn tijdslimiet, mijnheer de voorzitter, maar ik probeer zo snel mogelijk af te ronden. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de ratingbureaus met een gunstig oog kijken naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met elk nieuw bericht dat naar buiten komt, bijvoorbeeld over een zogenaamde volksfrontregering. Ik kan me voorstellen dat de financiële markten een dergelijk scenario niet bepaald gunstig inschatten.
Het zou dus kunnen dat er zich effectief financieringsproblemen voordoen en dat men zich dan tot andere bestuursniveaus moet wenden – in voorkomend geval de federale overheid – om uit de problemen te geraken. In dat geval denk ik – voor alle duidelijkheid, dit is een hypothese – dat wij ons als federale overheid een beetje zouden moeten opstellen als het Internationaal Monetair Fonds wanneer een overheid aanklopt die niet langer solvabel is. Hoe dat er dan uitziet en of dat zich werkelijk zal voordoen, weet ik niet. Het is te voorbarig om daar nu op in te gaan. Dat zou echter mijn houding zijn, mocht het zover komen.
Er is echter een veel eenvoudigere oplossing. Dat hoeft allemaal niet te gebeuren. Die oplossing is dat sommige mensen – en ik zeg dit misschien beter in het Frans – hun verantwoordelijkheid opnemen binnen de institutionele spelregels, de regels van fair play, met respect voor beide gemeenschappen en met een minieme normale houding tegenover de wederzijdse democratie. Ik vraag dus niet te veel. Als ze dat zouden doen en morgen een regering vormen, zou dat wellicht de beste oplossing zijn.
06.03 Barbara Pas (VB): Bedankt voor uw antwoord.
U hebt gelijk wanneer u zegt dat de situatie zorgwekkend is en met de dag zorgwekkender wordt. Het klopt echter niet dat u dan enkel de Brusselse partijen kunt oproepen om er een einde aan te maken. U hebt er zelf naar verwezen, er zijn wel degelijk een aantal hefbomen voorzien binnen de bijzondere financieringswet en de Brusselwet, waarmee u als gevolg van de precaire financiële situatie de druk kunt opvoeren.
Ik heb u helaas niet horen zeggen dat u enig initiatief zou nemen indien het communautaire evenwicht volledig overhoop wordt gehaald. U hebt gelijk dat er een grote hervorming nodig is, maar u zult die niet realiseren. Ik zou zeggen, maak er dan ook werk van. Een hervorming van het Brusselse institutionele model is nodig, maar u laat het blijkbaar gewoon verder verrotten. U neemt geen enkel initiatief. Integendeel, u zegt letterlijk: ik hoop op een project dat gedragen is. Ik wil daar wel mee op hopen, maar ik kan ook hopen dat de echte Sinterklaas langskomt op 6 december. Ik schat die kans hoger in dan de kans dat hier een wonderbaarlijke oplossing uit de lucht zal vallen.
De conclusie is dat een grote institutionele hervorming nodig is. Maak er dan ook werk van. Het was uw belofte: confederalisme of niets. U hebt voor Brussel nog eens gewezen op het confederale model, maar met deze regering is het helaas niets geworden.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
De voorzitter: Alleen de heer Aouasti is aanwezig.
07.01 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le président, je suis en effet présent par respect pour le Parlement et pour M. le premier ministre qui donne de son temps. Il est permis de s'interroger sur la pertinence de cette question, dès lors que des interpellations ont déjà été développées à ce sujet en séance plénière et que M. le premier ministre y a répondu. Je n'étais pas satisfait de sa réponse, mais il a répondu. Je ne sais pas si sa réponse sera la même ce matin ou s'il a évolué depuis lors.
07.02 Bart De Wever, premier ministre: (…)
07.03 Khalil Aouasti (PS): Je suis présent parce que je me devais de l'être et que je pense qu'il est nécessaire de l'être dès lors que tout le monde a été invité et convoqué et que cela témoigne d'un minimum de respect pour les services. En tout cas, je considère que ce débat est daté, à moins que M. le premier ministre ne nous annonce qu'il entend désormais respecter l'arrêt de la CPI si jamais son homologue israélien devait atterrir en Belgique ou traverser le ciel belge.
07.04 Bart De Wever, premier ministre: Non, monsieur le président, je n'ai pas d'annonce à faire. C'est exactement le même texte. La seule chose à relever est qu'il s'agit d'un cas très hypothétique.
Pour le reste, ma réponse est identique à celle que j'ai apportée en séance plénière voici quelques semaines.
07.05 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le premier ministre, si votre réponse reste la même, j'ai envie de dire que ma réplique et mon indignation resteront identiques. Selon moi, on élabore des règles pour des situations hypothétiques qui deviennent factuelles. Donc, toute règle qui est édictée l'est sur la base d'hypothèses qui ont la probabilité ou non de se matérialiser, y compris dans le cas présent. À partir du moment où des règles sont édictées et que l'hypothèse qui sous-tend cette règle se vérifie, il convient d'appliquer la règle. Dire qu'on ne l'appliquera pas ou que l'hypothèse est peu probable, à mon sens, ce n'est pas suffisant. J'attends de vous que vous indiquiez que toute hypothèse induite par une règle doit pouvoir conduire à son application.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs. 56004138C en 56005273C van de heer Mertens en mevrouw Verkeyn worden op hun verzoek uitgesteld.
08.01 Werner Somers (VB): Mijnheer de eerste minister, zoals u weet bepaalt artikel 2 van de Belgische Grondwet dat er drie gemeenschappen bestaan: de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Artikel 3 bepaalt dat er ook drie gewesten zijn.
In 2011 besloot de Franse Gemeenschap eenzijdig om de benaming Franse Gemeenschap te laten varen en die te vervangen door Fédération Wallonie-Bruxelles. Dat is volstrekt ongrondwettig. Bovendien wekt die benaming de indruk dat de Federatie Wallonië-Brussel de optelsom zou zijn van de gewesten Brussel en Wallonië en dat die federatie een eentalig Franstalige entiteit vormt.
Ik heb hierover een schriftelijke vraag gesteld waarop u, terecht, hebt geantwoord dat de federale overheid in haar documenten en communicatie uitsluitend de benaming Franse Gemeenschap mag gebruiken en niet Federatie Wallonië-Brussel. Er blijken echter geen richtlijnen over deze aangelegenheid te bestaan. U deelde mee dat de FOD Kanselarij, via COMMnetKern, het netwerk van communicatieverantwoordelijken binnen de federale overheid, daarover zou informeren.
Mijnheer de eerste minister, zullen er alsnog richtlijnen worden uitgevaardigd met betrekking tot de ongrondwettigheid van de benaming Fédération Wallonie-Bruxelles en het feit dat deze niet mag worden gebruikt door diensten van de federale overheid? Op welke manier zal COMMnetKern daarover worden geïnformeerd en binnen welk tijdsbestek zal dat gebeuren?
Hoe zal erop worden toegezien dat federale overheidsdiensten de ongrondwettige benaming Federatie Wallonië-Brussel niet langer gebruiken? Zullen diensten en instellingen die in gebreke blijven de correcte benaming Franse Gemeenschap te gebruiken, worden aangemaand om de ongrondwettige benaming achterwege te laten?
Zult u contact opnemen met de regering van de Franse Gemeenschap met de vraag af te zien van het gebruik van de ongrondwettige benaming Federatie Wallonië-Brussel? Zult u die aangelegenheid eventueel ter sprake brengen op het Overlegcomité?
Zal briefwisseling en mailverkeer waarin diensten of instellingen van de Franse Gemeenschap de ongrondwettige benaming Federatie Wallonië-Brussel hanteren, voortaan straal worden genegeerd om die diensten en instellingen ertoe te bewegen zich uitsluitend te bedienen van de correcte benaming Franse Gemeenschap?
08.02 Eerste minister Bart De Wever: Ik wilde in mijn antwoord eerst duiden wat de COMMnetKern precies is, maar ik leid uit uw vraagstelling af dat u daarvan prima op de hoogte bent. En dus beperk ik mij tot de mededeling dat die kwestie werd besproken op de vergadering van de COMMnetKern van 24 april 2025. De leden van dat orgaan zijn de communicatiedirecteurs van alle FOD's en alle POD's. Zij werden daarover geïnformeerd.
Er werd afgesproken dat de voorzitter van de Kanselarij van de Eerste Minister een brief zal sturen naar de toepasselijke diensten en instellingen om hen aan te manen de term Franse Gemeenschap te gebruiken in alle officiële communicatie. De instellingen van de overheid die geen FOD, POD, ION, dus instelling van openbaar nut, of openbare instelling van de sociale zekerheid zijn, bijvoorbeeld het Rekenhof, zullen we een gelijkaardige brief met die richtlijn toesturen vanuit mijn kabinet, geadresseerd aan de leidend ambtenaar.
Die brieven worden momenteel verstuurd. Een eerste batch is buitengegaan op 20 mei door de FOD Kanselarij. Ik heb de exacte lijst bij van wie hem allemaal gekregen heeft en een kortere lijst, van ongeveer 10 organen die hem nog moeten krijgen. Vanzelfsprekend is elke leidend ambtenaar die daarvan in kennis wordt gesteld, ook verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat het wordt opgevolgd en dat de correcte benaming wordt gebruikt.
08.03 Werner Somers (VB): Mijnheer de eerste minister, het stelt mij tevreden dat u er actief mee bezig bent, dat de communicatieverantwoordelijken geïnformeerd zijn en dat er brieven worden verstuurd naar de verschillende federale diensten en instellingen. U blijft mij echter wel het antwoord schuldig op een aantal essentiële vragen.
Om te beginnen, op welke manier zullen de instellingen die dus niet de correcte benaming gebruiken, worden aangemaand om het gebruik van die ongrondwettige benaming achterwege te laten?
Niet minder belangrijk en ik zou dit graag weten, zult u contact opnemen met de regering van de Franse Gemeenschap om eindelijk eens het gebruik van die ongrondwettige benaming Fédération Wallonie-Bruxelles achterwege te laten? Zult u briefwisseling en mailverkeer waarin diensten van de Franse Gemeenschap die ongrondwettige benaming hanteren, voortaan negeren, zodat die diensten eindelijk zich conformeren aan de Grondwet en de correcte benaming Franse Gemeenschap gebruiken?
Anders is er morgen misschien een Gewest dat zichzelf omdoopt tot Groot-Germaans Gemenebest of iets dergelijks. Als iedereen een eigen benaming aan zijn gewest geeft, is het einde zoek. Een Vlaams-Brussels Gemenebest kan ook.
08.04 Eerste minister Bart De Wever: U spreekt over de Groot-Germaanse Gemeenschap. Dat ga ik toch even opschrijven.
Ik ga ervan uit dat de richtlijn wordt opgevolgd. Als dat niet het geval is, dan zullen we uiteraard bekijken wat de volgende stappen zijn. Men moet echter ook niet de kar voor het paard zetten. De richtlijn is nu gegeven Ze wordt op dit moment nog verstuurd naar een tiental bestemmelingen, die ze nog moeten krijgen. Daarna zullen we verder zien.
08.05 Werner Somers (VB): Al van 2011 gebruikt de Franse Gemeenschap die ongrondwettelijke benaming. Er is dus genoeg tijd verstreken. Daartegen moet eindelijk kordaat worden opgetreden.
Het incident
is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 56004317C van de heer Dubois. Hij is niet aanwezig. Mevrouw Demesmaeker had drie vragen ingediend, nrs. 56004523C, 56004935C en 56005082C. Zij trekt die drie vragen in. De heer Lutgen had vraag nr. 56004531C ingediend. Hij is echter niet aanwezig. Vraag nr. 56004583C van mevrouw Pas is omgezet in een schriftelijke vraag.
La question n° 56004609C de Mme Schlitz est transformée en question écrite.
Ik dank iedereen voor de souplesse.
09.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik weet dat dit al ter sprake is gekomen tijdens de bespreking van de beleidsnota, maar gelet op het feit dat het al bijna juni is en dat 11 juli heel snel nadert, wil ik graag nog een antwoord krijgen op een aantal vragen met betrekking tot de timing.
Het initiatief om van de deelstaatfeestdagen wettelijke feestdagen te maken hebben we onder de vorige regering al mogen vernemen. De ontwerpteksten waren al opgesteld en de koninklijke besluiten waren al zo goed als klaar, maar daar is uiteindelijk niets van in huis gekomen door een boycot vanuit Franstalige hoek.
Al die elementen liggen dus al enige tijd op tafel. Er moet alleen nog een beslissing over genomen worden. Het voornaamste punt, maar dat hebt u ook in de beleidsnota gezegd, is dat dit logischerwijs aan de gemeenschappen moet worden gekoppeld en niet aan de gewesten. De Vlaamse regering is daar trouwens ook voorstander van.
Als men kiest voor de gewesten – want zo ziet het ernaar uit –, welke oplossing zult u dan uitwerken voor de Brusselse Vlamingen die in Brussel werken en die natuurlijk veel liever een betaalde feestdag zouden krijgen op 11 juli? Er moeten eigenlijk alleen nog wat praktische aangelegenheden geregeld worden. Eens deze beslissingen genomen zijn, moeten die nog worden uitgevoerd, maar in theorie zou het allemaal heel snel kunnen gaan. Het staat immers in het regeerakkoord en u hebt gezegd dat u er werk van zou maken. Zal dat nog lukken voor 11 juli 2025? Zo ja, welke regeling zal er dan concreet worden voorzien?
09.02 Eerste minister Bart De Wever: Wat de bicentenaire is voor de ene, is 11 juli voor de andere. Het kan allemaal niet snel genoeg gaan. Het is zoals u zegt, in theorie kan alles snel gaan. Theorie is het prerogatief van de oppositie, praktijk is het noodlot van de meerderheid. In de feiten gaat er niets snel in dit land, mevrouw Pas. Dat zal u wel al zijn opgevallen. Mocht het ooit uw noodlot zijn om het land te besturen, wat ik u niet toewens, dan zult u dat zelf vaststellen.
Het is niet wenselijk om dat al op 11 juli van dit jaar te doen vanwege de praktische organisatie, de repercussies voor het bedrijfsleven, voor de burgers en voor de overheidsadministraties, die natuurlijk niet op enkele weken hun planning maken en hun werkroosters vastleggen. Dat is niet te overzien.
Dat is een maatregel die wij in het regeerakkoord hebben opgenomen. Daar zijn uiteraard, zoals bij alles in België, grote moeilijkheden mee verbonden door de realiteit van Brussel, de gewesten met het werkplaatsprincipe of de persoonsgebonden principes. De persoonsgebonden principes zijn uiteraard zeer ingewikkeld. Het gewestelijke werkplaatsprincipe is eenvoudiger in doorvoering, maar onvolkomen. U wijst er zelf op. Ook al werken veel Vlamingen in Brussel in overheidsadministraties die vandaag 11 juli al vieren, het blijft bijzonder complex.
Het regeerakkoord voorziet in die mogelijkheid, maar koppelt daaraan ook aan bepaalde voorwaarden. De competitiviteit mag niet worden aangetast. Dat is niet zo eenvoudig. Dat is iets wat wij zullen doorvoeren vanuit het regeerakkoord, maar alle kwesties die ik zonet heb geschetst, moeten ook nog een oplossing krijgen. Daarover zal nog gepraat moeten worden. Dat zal dus niet voor volgende week zijn. U mag mij elke maand die vraag stellen, maar de komende maanden zal het antwoord telkens hetzelfde zijn. De bedoeling is uiteraard om dat venster open te krijgen, om Vlaanderen de kans te geven om de eigen feestdag vrij te stellen voor alle Vlamingen, als ze dat wensen.
09.03 Barbara Pas (VB): Dank u wel, mijnheer de eerste minister, voor uw duidelijke antwoord.
Het is niet haalbaar en niet wenselijk voor 11 juli 2025. U spreekt zich niet uit over een datum die dan wel haalbaar is. Wordt het dan 2026? Wordt het eerder het einde van de legislatuur? Wordt het soms helemaal niets, zoals bij de vivaldiregering? Ook daar stond het immers in het regeerakkoord. Dat zullen we moeten afwachten.
Het zal u niet verbazen dat ik u regelmatig naar een stand van zaken zal vragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56004679C van mevrouw Pas wordt in een schriftelijke vraag omgezet. Vraag nr. 56004757C van mevrouw Demesmaeker wordt ingetrokken. Vraag nr. 56004849C van de heer Van Rooy wordt op zijn verzoek uitgesteld. We komen dan tot de samengevoegde vragen nr. 56004884C van mevrouw Merckx, nr. 56004885C van de heer Hedebouw en nr. 56004929C van de heer Vermeersch. Mevrouw Merckx en de heer Hedebouw zijn afwezig en de heer Vermeersch laat zijn vraag omzetten in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 56004902C van mevrouw Samyn wordt in een schriftelijke vraag omgezet.
10.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je croyais vraiment que nous serions plus nombreux vu l'ordre du jour. Certains manifestement ne se sont pas déplacés pour écouter votre réponse. Seraient-ils découragés finalement de la faible action de votre gouvernement? C'est peut-être une question qu'il faudrait leur poser.
Je vais un peu sortir du canevas de ma question qui a été déposée fin avril pour faire état de la situation actuelle qui ne fait qu'empirer de jour en jour. Et, pour ce qui est de l'aide humanitaire octroyée par les États-Unis via une firme privée, on voit à quel point c'est le chaos quand c'est désorganisé et que ce n'est pas conçu par une puissance et une coalition internationale.
Ma question portait sur la reconnaissance de l'État de Palestine. Je vous ai entendu à plusieurs reprises, comme votre ministre des Affaires étrangères, dire que ce n'était pas le moment, que ce n'était pas l'urgence mais que, sans doute, il faudra aller vers une reconnaissance mutuelle des deux États. Une reconnaissance mutuelle des deux États, on sait très bien que c'est tuer le processus dans l'œuf, que c'est le reporter à beaucoup plus tard.
Vous espérez beaucoup, votre gouvernement espère beaucoup de l'initiative du président Macron. Mais il n'y a pas que le président Macron qui a pris des initiatives. En l'occurrence, ce sont plus de 140 membres de l'Organisation des Nations Unies (ONU) qui reconnaissent déjà aujourd'hui la Palestine. Et des États européens, dont l'Espagne, ont reconnu l'indépendance et l'État de Palestine.
Même Élie Barnavi, ancien ambassadeur israélien en France, disait déjà en juin 2024, voici pratiquement un an, que c'était nécessaire et que c'était dans le droit fil des accords d'Oslo des années 1990, entre Israéliens, l'OLP et Bill Clinton, ainsi que des accords d'Abraham menés à l'époque par un Trump un peu moins fou qu'il ne l'est aujourd'hui avec certains États arabes. Élie Barnavi disait que la reconnaissance était de facto dans la ligne directe et cohérente de ces différents accords, et qu'il suffisait de l'acter car le processus est en fait déjà déterminé.
Et, pour moi, c'est la meilleure réponse à donner aux terroristes du Hamas. Quand vous reconnaîtrez la Palestine, vous mettrez hors de champ, hors de contexte et hors d'état de nuire le Hamas car l'attentat horrible du 7 octobre perpétré par le Hamas visait notamment à nuire au processus de reconnaissance de l'État palestinien et de son indépendance.
Quand reconnaîtrez-vous dès lors l'État de Palestine?
Monsieur le président, je vous remercie pour les dix secondes de temps de parole supplémentaires.
Le président: Aucun problème, monsieur Lacroix.
La parole est maintenant à M. Somers.
10.02 Werner Somers (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, de Franse president, Emmanuel Macron, wil nog dit jaar een Palestijnse Staat erkennen. Hij wil een doorbraak forceren op de VN-conferentie die zal plaatsvinden van 2 tot en met 4 juni in New York, een conferentie over de tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. De arizonaregering is eerder verdeeld over de vraag of Palestina als staat moet worden erkend.
De MR en, tot voor kort, ook de N-VA stonden op de rem, terwijl cd&v, Les Engagés en Vooruit uitgesproken voorstander zijn van de erkenning van een Palestijnse Staat. U hebt zich inmiddels aarzelend achter de plannen van president Macron geschaard om op termijn te komen tot die erkenning. Er heeft inmiddels meerderheidsoverleg plaatsgevonden en als ik me niet vergis, ligt er deze namiddag een resolutie ter stemming voor over de Israëlisch-Palestijnse kwestie en een mogelijke oplossing voor dat lang aanslepende conflict.
Mijn eerste vraag is in zekere zin al ingehaald door de gebeurtenissen van de laatste weken. Is er inmiddels een meerderheidsstandpunt over die kwestie? Zal de regering Palestina op korte termijn daadwerkelijk erkennen als Staat?
Mijn tweede vraag is volgens mij nog steeds actueel. Voldoet Palestina momenteel, volgens de eerste minister, aan de volkenrechtelijke criteria om als staat te kunnen worden beschouwd? Wat is dan het grondgebied van die Palestijnse Staat die de regering eventueel wil erkennen? Wordt dat grondgebied effectief gecontroleerd door een Palestijnse regering? Zo ja, welke regering is dat dan?
Ten slotte, indien de regering overweegt om Palestina te erkennen als staat, zou het dan niet billijk zijn om ook Taiwan, dat duidelijk voldoet aan alle criteria om als staat te worden beschouwd, te erkennen of kan de regering op zijn minst expliciet het standpunt innemen dat Taiwan geen deel uitmaakt van de Volksrepubliek China?
10.03 Bart De Wever, premier ministre: Je pense que la position générale de notre gouvernement sur le conflit est clairement définie dans l'accord de gouvernement. En substance, elle est la suivante: dans le conflit israélo-palestinien, nous choisissons toujours le camp de la paix; en outre, nous soulignons l'importance d'une paix durable et la nécessité de poursuivre les efforts dans le processus de paix au Moyen-Orient.
Ce processus s'inscrit dans le droit international. La reconnaissance de la Palestine – ce que vous demandez de réaliser immédiatement – fait partie de ce processus qui mène finalement à la solution à deux États. La reconnaissance de la Palestine fait partie de ce processus de deux États avec toutes les garanties et réserves liées à cette solution prévue dans le droit international.
Je pense que l'initiative du président Macron
est intéressante parce qu'elle se situe dans ce cadre. Nous verrons avec le
gouvernement si cela mènera à une solution et si nous pouvons la soutenir. J'ai
discuté à ce sujet avec le président Macron à Paris. Cela me semble être une
initiative que nous pourrions soutenir. Nous verrons.
Ik meen dat dit eigenlijk het belangrijkste is van het antwoord dat ik kan geven.
Over Taiwan hebben we in het regeerakkoord geen afspraken gemaakt. Het is ook nog nooit bediscussieerd binnen de kern. Ik kan u wat dat betreft dus geen antwoord geven. Het ene is in mijn hoofd totaal niet gebonden aan het andere.
Voor mij is de humanitaire situatie op dit moment de meest dringende zaak. Men kan lang discussiëren over het internationaal recht en over de erkenning van Palestina. Een aantal landen heeft Palestina onmiddellijk erkend, maar dat roept de vraag op of het meer was dan symboliek. Dat een volk uiteraard erkend moet worden, zal ik zeker niet tegenspreken, en ik hoop dat niemand dat doet. Als die erkenning echter vragen oproept over welke overheid er is, welke autoriteit er is, binnen welke grenzen, of de nodige garanties er zijn voor de veiligheid van Israël, voor de ontmanteling van Hamas, voor de vrijlating van de gijzelaars…
Dat zijn toch geen details? Maar dat zijn geen zaken die we van vandaag op morgen geregeld zullen zien. Spijtig genoeg.
Het is dus misschien belangrijker – en dat heb ik totaal gemist in uw vraagstelling; niet dat u het niet belangrijk vindt – oog te hebben voor de huidige humanitaire situatie. Daar ligt het meest acute probleem gebonden.
Wat dat betreft, zijn we heel duidelijk voluntaristisch. We zeggen heel duidelijk dat de huidige humanitaire situatie in Gaza onaanvaardbaar is. We zouden heel graag de toestemming krijgen mee te helpen, bijvoorbeeld door de hervatting van het droppen van humanitaire hulp, waar het Belgische leger zeer goed in is. Dat wordt internationaal erkend. We willen de acute noden, die effectief niet om aan te zien zijn, helpen lenigen.
De oplossing voor het conflict zelf, inclusief de erkenning van Palestina, vergt echter een volgehouden diplomatieke inspanning, in bijzonder moeilijke omstandigheden, die elke dag moeilijker lijken te worden en waarin ons land helaas het verschil niet kan maken. Als er echter nuttige initiatieven zijn, bijvoorbeeld dat van Macron, die ook met de Arabische landen samenwerkt – dat is interessant –, om tot die voorwaarden te komen, dan willen we die wel ondersteunen. Dat hebben we duidelijk gezegd.
Dat, meen ik, is op dit moment het belangrijkste.
10.04 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le premier ministre, suite à votre réponse, j'ai envie de réagir en plusieurs temps.
Voici le premier. Vous rappelez sempiternellement l'accord de gouvernement. Celui-ci date d'une époque X et nous sommes aujourd'hui à un moment Z. Et bientôt, nous serons à un moment où l'irréparable sera commis. Il n'y aura même plus de Palestine à reconnaître. Et les Palestiniens seront morts. Ils n'auront même plus le temps de partir et d'évacuer. Nous assistons à des déportations de masse. Des accusations de génocide sont relevées, en ce compris par votre ministre des Affaires étrangères à titre personnel. Vous avez rappelé les initiatives prises par les présidents du cd&v et de Vooruit. Si ce n'est pas vous, c'est quelqu'un d'autre. Manifestement, dans votre majorité, il y a un problème.
Deuxièmement, vous êtes le premier ministre. Soit vous occupez une fonction de type notarial, soit vous êtes le leader charismatique que vous étiez en Flandre, et vous l'incarnez également en Belgique. Et vous imposez une vision, et pas la vision du suiveur d'Emmanuel Macron, mais celle de celui qui va, à l'instar de votre prédécesseur, semer les cailloux qui vont permettre une reconnaissance de la Palestine. Vous dites que c'est compliqué – et c'est vrai –, mais il n'en reste pas moins vrai que le processus de reconnaissance de la Palestine, qui a été négocié et déjà entamé dès 1937, prévoit toute une série de négociations, de conditions, notamment sur l'Autorité palestinienne, sur les discussions des frontières, etc.
Je vous ai connu, comme bourgmestre d'Anvers et président de la N-VA, beaucoup plus frontalement offensif quand il s'agissait de reconnaître l'indépendance de la Flandre ou l'indépendance de la Catalogne. Manifestement, quand il s'agit de reconnaître l'indépendance de la Palestine, vous faites marche arrière toute. Vous octroyez des conditions particulières à certains peuples et vous en refusez à d'autres; ce n'est pas normal.
10.05 Werner Somers (VB): Wij zullen de resolutie van de regering deze namiddag steunen. We vinden immers dat het om een evenwichtige tekst gaat.
Wij zijn uiteraard voor het zelfbeschikkingsrecht der volkeren en we zijn heel verheugd dat de N-VA dat principe herontdekt heeft. We zouden echter graag zien dat u ook het zelfbeschikkingsrecht van de Vlamingen wat meer ondersteunt en niet alleen dat van de Palestijnen.
Het is zeker niet zo – en misschien is daarover een verkeerde indruk ontstaan – dat mijn vraagstelling zou impliceren dat wij niet wakker liggen van de humanitaire situatie. Humanitaire hulp moet altijd mogelijk blijven. Mijn vragen zijn echter ingegeven door een zekere bezorgdheid, men kan namelijk niet iets erkennen wat niet bestaat. Er is op dit moment geen Palestijnse Staat. De tweestatenoplossing moet er komen, maar het is niet door een entiteit die de facto niet bestaat te erkennen, dat die realiteit tot stand komt. Wij zijn van mening dat er een andere weg gevolgd moet worden om tot die tweestatenoplossing te komen.
Omgekeerd is het niet zo dat, wanneer men een entiteit die wel degelijk een staat is niet erkent, die entiteit daardoor geen staat is. Erkenning is iets puur declaratoirs en heeft geen constitutief karakter. De piste van de onmiddellijke erkenning van een Palestijnse Staat ondersteunen wij dan ook niet. Dat is immers louter symboolpolitiek. Op dat vlak zitten we op dezelfde golflengte. Dergelijke hersenspinsels dragen niets bij aan een duurzame vrede, noch aan de realisatie van de tweestatenoplossing, waarvan wij allen een groot voorstander zijn.
Daarvoor zijn er echter duidelijke grenzen nodig. Momenteel wordt een groot deel van de Palestijnse Staat in wording effectief bezet door een andere overheid. Een staat kan bovendien slechts één regering hebben – twee regeringen zijn volkenrechtelijk onmogelijk. Wie dus schermt met het internationaal recht, moet erkennen dat de erkenning van een Palestijnse Staat op dit moment niet aan de orde is.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs. 56004932C en 56005285C van mevrouw Demesmaeker werden ingetrokken.
11.01 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de premier, ik denk dat u soms met een zekere angst de persoverzichten doorneemt. Over Defensie schieten die immers alle richtingen uit. Veel regeringsleden hebben uiteenlopende boodschappen over Defensie, die vaak haaks op elkaar staan, naar buiten gebracht. De minister van Defensie is zeer uitgesproken en wil erg ver gaan. De cd&v-voorzitter maakte van de 2 %-doelstelling ineens een plafond, omdat het allemaal te veel zou zijn en we nergens zouden kunnen besparen. Daarna kwam uw vice-eersteminister, de heer Prévot, die een coalition of the unwilling op de been wou brengen om ervoor te zorgen dat we als land niet te ver zouden gaan. We mogen immers niet zomaar meelopen in de wapenwedloop. Ondertussen is hij daar in De Zondag al deels op teruggekomen. Hij gaf aan dat hij misschien wat te voortvarend was geweest en dat 2,5 % of 3 % op langere termijn wellicht wel haalbaar is.
Mijnheer de premier, het wordt echt een kakofonie. Het beoogde percentage en het gegoochel met miljarden mogen geen doel op zich zijn, maar dit geeft alleszins een bijzonder slecht beeld van onze visie op Defensie en van het uiteindelijke resultaat. Om de bevolking mee te krijgen, is het belangrijk een duidelijk verhaal met de precieze investeringen in Defensie op te bouwen. Daar gaat het immers uiteindelijk om en niet om het voortdurende pingpongspel met cijfers in de media door uw regeringspartijen.
Hoe hebben onze bondgenoten gereageerd op de poging van minister Prévot om een coalition of the unwilling op te richten? Hoe rijmt u dat met de ambitie uit uw regeerakkoord om opnieuw een modelbondgenoot van de NAVO te worden? Om een modelbondgenoot te zijn, moet men minstens tot het peloton behoren wat de uitgaven betreft. Zelfs met een defensiebudget van 2 % zullen we binnen enkele jaren niet in dat peloton zitten, maar nog steeds achteraan bengelen. Welk budgettair traject voorziet u met Arizona? Met welke boodschap gaat u naar de NAVO-top in Den Haag?
11.02 Eerste minister Bart De Wever: Op zich is het niet abnormaal dat er binnen een coalitie verschillende opinies tot uiting komen wanneer er heel pertinente en belangrijke problemen opduiken. Ik weet wel dat dat nooit gebeurde onder de vivaldicoalitie die uw partij heeft geleid, maar ik kan dat echt niet uitsluiten. Dit is nog altijd België, met veel partijen in de regering en twee gemeenschappen. Er zullen weleens verschillende accenten zijn wanneer er heel prangende problemen opduiken. Tot zolang binnen één partij de ene niet zegt dat defensie hem helemaal niet interesseert en we daar niets aan zullen uitgeven, terwijl het voor de andere niet snel genoeg kan gaan, kunnen we nog vrij gerust zijn.
Wat is de stand van zaken? Er is geen coalition of the unwilling. Onze minister van Buitenlandse Zaken heeft in Antalya gewoon de waarheid gezegd, namelijk dat ons land het heel moeilijk zal hebben om het voorstel van de secretaris-generaal te realiseren om binnen 7 jaar 5 % van ons bbp uit te geven aan defensie en veiligheid, als dat de consensus binnen de NAVO zou worden. Op dit moment hebben we geen concreet plan en is er niemand in deze vergadering – en anders mag u mij dat gerust zeggen en het zelfs overnemen – die een plan heeft om dat te realiseren zonder dramatische maatschappelijke en budgettaire gevolgen. Dat is een waarheid als een koe.
Wij staan daar niet bepaald alleen in. Heel wat landen en regeringsleiders benaderen mij en vragen mij of we dat kunnen, hoe we dat zullen aanpakken en hoe dat in elkaar zit. Dat behoort tot de traditionele ruis vooraleer men naar een beslissingsmoment gaat over hoe het eruit zal zien, wat uiteindelijk de eindmeet is, hoeveel procent het zal worden, hoe de split van die 5 % in veiligheid en defensie in elkaar zit, met welke comptabiliteit, periode en budgettair traject dat verbonden zal worden en welke eisen men precies zal stellen.
Daarover wordt op dit moment internationaal ernstig van gedachten gewisseld. Ik heb vanochtend vernomen dat Canada heeft gezegd de 2 % te zullen halen tegen 2030. We zijn dus niet het buitenbeentje binnen de NAVO als we zeggen dat het budgettair niet eenvoudig is, los van de politieke wil om defensie herop te bouwen, die er wel degelijk is.
Dat gezegd zijnde, deze regering heeft van meet af aan gezegd dat ze de NAVO-norm van 2 % zal halen. We hadden uiteraard gehoopt op een geopolitieke context die het mogelijk zou maken om dat pas in 2029 te realiseren, want er zijn ons al voldoende budgettaire problemen nagelaten, maar dat zult u wel weten, mijnheer Vander Elst. Die context is ons echter niet gegeven, dus realiseren we die 2 % dit jaar al. Dat brengt uiteraard buitengewone budgettaire moeilijkheden met zich mee, boven op de bestaande, maar we doen het wel.
Binnen de regering hebben we beslist om die 2 % nu te realiseren. Ik begrijp dat sommige partijvoorzitters dat al moeilijk genoeg vinden en dat zij het daar liefst bij willen laten. Daar heb ik alle begrip voor. We hebben echter ook afgesproken dat we na de NAVO-top zullen samenzitten om kennis te nemen van de daar gemaakte afspraken, uiteraard met de uitdrukkelijke bedoeling om te voldoen aan wat de NAVO ons dan zal vragen. Aangezien we daarover nog geen informatie hebben, willen we op die beslissing niet vooruitlopen. Dit jaar zal 2 % sowieso het maximum zijn dat we kunnen realiseren. Op het moment dat we kennis hebben van het jaartal, het traject, de split, alle condities en de aanrekenbaarheid, zullen we daarover moeten beraadslagen om dat in werkelijkheid om te zetten. Dat zal niet eenvoudig zijn, maar dat weet u ook wel. U mag ervan uitgaan dat het niet bij 2 % zal blijven, het zal meer zijn. Voorlopig is het dus afwachten. Uiteraard nemen we aan het diplomatiek verkeer deel, maar u begrijpt dat daarover momenteel geen openheid van zaken gegeven kan worden. Er wordt heel wat heen en weer gebeld om te beslissen waar we uiteindelijk zullen eindigen, maar het zal meer dan 2 % zijn.
Ik overschrijd de toegestane spreektijd, maar het is wel een ongelooflijk belangrijk debat, dus ik dank u om mij dat even toe te staan, mijnheer de voorzitter.
Zelfs nog los van
de pressie vanuit de Verenigde Staten zien we dat ook binnen Europa een
spanning aan het groeien is tussen landen die dicht bij Rusland liggen en nu al
voorbij de 3 % zitten – Polen schuift al richting 5 %, net als onder
meer de Baltische staten – en verder gelegen landen, met een publieke opinie
die ook letterlijk verder van de problematiek staat, zoals Spanje en Italië. Er
is een verschil in militaire uitgaven aan het groeien dat niet vol te houden
is.
Zelfs los van de pressie vanuit Amerika is dit een debat waar Europa vooruit zal moeten. Vooruit zal betekenen – ik maak mij op dat vlak geen enkele illusie – dat 2 % niet zal volstaan binnen de NAVO. Wij zullen eind juni dus huiswerk krijgen en moeten bekijken tegen wanneer we hoe ver zullen moeten geraken en met welke budgettaire trajecten we rekening zullen moeten houden. Zal het met een gestage groei kunnen? Zal het moeten gebeuren door middel van de hockeystick die men in Wales heeft toegestaan? Daarmee heeft men natuurlijk slechte ervaringen, zeker in dit land. Het is dan uiteindelijk niet gerealiseerd.
Dat zijn allemaal open vragen. Ik kan u daarop niet antwoorden, dat is geen slechte wil, ik weet het gewoon niet. We zullen het weten eind juni en dan zullen we er ongetwijfeld opnieuw over spreken.
11.03 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de premier, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord.
Het is inderdaad een belangrijk onderwerp, maar het is wel zo dat de minister van Defensie in bijna elke commissie gezegd heeft dat er met een standpunt naar de NAVO-top zal getrokken worden. Ik verneem nu van u dat u de NAVO-resultaten zult afwachten en het vervolgens zult bespreken met de regering. Toch heb ik het gevoel dat de minister van Defensie verklaarde dat er binnen de regering bepaald zal worden wat dat standpunt is, om dan vervolgens plaats te nemen aan de NAVO-tafel en te proberen daaraan te voldoen. U verklaart nu dat u naar de NAVO-top zult gaan en het daarna zult bekijken. Dat hebt u zonet verklaard.
11.04 Eerste minister Bart De Wever: Neen, mijnheer Vander Elst, men bepaalt uiteraard een standpunt. Zoals ik al zei, er loopt heel wat diplomatiek verkeer, dus is het niet verstandig om zomaar te zeggen wat ons standpunt is. We kunnen dat het best afstemmen met anderen die kunnen helpen gewicht aan dat standpunt te geven. Dat is niet tegenstrijdig met het feit dat men niet weet wat het gewogen gemiddelde binnen de NAVO-familie zal zijn, om daarvan vervolgens kennis te nemen na de top. Dat lijkt me de logica zelve.
Ik herhaal, want het is begrijpelijk dat u daarover klaarheid wilt, dat er op dit moment zeer intensief diplomatiek verkeer is op het niveau van de regeringsleiders om na te gaan waar we zouden kunnen landen, welke standpunten we zouden kunnen innemen en waarop we zouden kunnen mikken om resultaten te bereiken. Het ergst denkbare op dit moment, geopolitiek gezien, is dat de NAVO er niet uitkomt. U begrijpt ook wel dat ons land, als founding father van de NAVO en de Europese Unie, de internationale consensus niet zal blokkeren. Dat lijkt mij evident. We zullen moeten doen wat we kunnen en voor een stuk zullen we het spel moeten ondergaan. Zo gaat het altijd.
11.05 Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de premier, ik heb helemaal geen probleem met het diplomatieke verkeer op het niveau van de regeringsleiders. Ik heb er zelfs alle begrip voor dat het achter gesloten deuren moet verlopen en dat u daarover op voorhand niet te veel communiceert. Uw regering volgt echter niet. Ik lees in de pers voortdurend het gegoochel met percentages. Wat u op uw niveau doet, is een zeer goede zaak, maar in uw regering schiet het momenteel alle kanten uit. Ik vind dat geen goede zaak.
U hebt gesproken over de publieke opinie. Ik denk dat de publieke opinie ervan overtuigd is dat er meer in defensie geïnvesteerd moet worden, omdat dat uiteindelijk ook onze veiligheid ten goede komt. Van wollige high-leveldiscussies en pingpongspelletjes in de media over percentages en miljarden wordt echter niemand beter. We moeten snel strategische keuzes maken.
Ik doe dus toch nog een oproep om onderling af te stemmen binnen uw regering, ook met het oog op de komende NAVO-top. Dat zal uw diplomatiek overleg met de regeringsleiders ten goede komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
12.01 Barbara Pas (VB): De vorige spreker zegt dat het bij uw regering alle kanten op schiet. Hij kan het weten, want dat is momenteel bij zijn eigen partij ook het geval, maar hij heeft wel een punt, mijnheer de eerste minister. Het heeft nadelen om een bijzonder vaag regeerakkoord op te stellen. Dan krijgt men vaak het antwoord, zoals we vandaag herhaaldelijk hebben gehoord: daarover moet nog verder worden onderhandeld, daarover kan ik nog niets zeggen. Een tweede nadeel is dat de vage passages door verschillende ministers verschillend geïnterpreteerd worden.
Een van die vele vage passages in uw regeerakkoord is die over derde landen, namelijk een omvattende regeringsaanpak ten aanzien van derde landen, de zogenaamde whole-of-government approach. Zo staat het letterlijk in uw regeerakkoord, maar die passage wordt door uw ministers totaal verschillend geïnterpreteerd.
Bij de bespreking van de beleidsverklaring hebben wij aan de minister van Migratie, Anneleen Van Bossuyt, gevraagd of ontwikkelingssamenwerking in die derde landen zal worden ingezet om hun bereidheid tot terugname te vergroten. Het antwoord daarop was volmondig ja.
Toen we dezelfde vraag stelden aan de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Prévot, luidde het even duidelijke antwoord: neen, dat gaan we niet koppelen. Toen we de minister van Asiel en Migratie daarmee confronteerden, zei zij: ja, ik ga daarover zeker spreken met de minister van Buitenlandse Zaken.
Het resultaat daarvan konden we zien in de beleidsnota’s. Terwijl minister Van Bossuyt bij de bespreking van haar beleidsnota volhoudt dat het wel degelijk zal worden gekoppeld, schrijft minister Prévot zwart op wit in zijn beleidsnota dat het níet zal worden gekoppeld.
Ik weet het niet meer, mijnheer de eerste minister. Wie van beide ministers heeft gelijk? Wat is het regeringsstandpunt in dezen? Valt ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelingshulp onder die zogenaamde whole-of-government approach of niet? Ik hoop dat ik daarover vandaag wel enige duidelijkheid krijg.
12.02 Eerste minister Bart De Wever: Het is duidelijk dat het regeerakkoord, dat u vaag noemt, bijzonder concreet is. Ik zou dat akkoord eens willen vergelijken met het gemiddelde van de Europese Unie. Dat staat los van het feit dat in de vorige vraag al aan bod is gekomen dat België een traditie heeft van coalities met veel partners en er dus altijd ruis op de lijn kan komen, ongeacht hoe gedetailleerd het akkoord ook is.
Onmiskenbaar is de whole-of-government-benadering in het buitenlandse beleid heel duidelijk verankerd in het regeerakkoord. U verwijst naar de beleidsnota van minister Prévot, waarin de minister duidelijk aangeeft dat hij in samenwerking met het kabinet Asiel en Migratie zal optreden inzake de coördinatie van het standpunt op Europees vlak om het migratiebeleid van de regering vorm te geven. Minister Prévot stelt daarenboven dat wij via een whole-of-government-benadering werken aan duurzame oplossingen in de regio’s van herkomst en aan een gecontroleerd migratiebeleid. Dat lijkt mij de essentie van de zaak te zijn.
Ook in de beleidsverklaring van minister Prévot vinden wij de whole-of-government-benadering terug, met een focus op de internationale samenwerking met landen die bereid zijn aan terugkeer te werken, onder meer via de versterking van de externe dimensie van het migratiebeleid via samenwerking met herkomst- en doorvoerlanden. Ik citeer letterlijk: “een transversaal thema in de ontwikkelingssamenwerking en een wezenlijk onderdeel van de bilaterale betrekkingen van België en de EU met de landen van herkomst en transit.” Dat lijkt mij toch vrij duidelijk.
Diezelfde benadering lezen we in de beleidsnota Asiel en Migratie, waarin minister Van Bossuyt de whole-of-government approach heel expliciet vermeldt en stelt dat de externe dimensie van het migratiebeleid moet worden versterkt. Zij verwijst daarbij naar een nauwere en meer gediversifieerde samenwerking met de landen van herkomst, verschillende beleidsinstrumenten, zoals bilaterale hulp, inreisvisa, samenwerking inzake veiligheid en defensie en samenwerking inzake handel en economie, als elementen die kunnen bijdragen tot het sluiten van terugkeerakkoorden en effectieve re-admissie van onderdanen van derde landen.
De beleidsverklaringen en de beleidsnota's van de ministers zijn dus een emanatie van de doelstellingen in het regeerakkoord – zo lees ik het – waarin de whole-of-government-benadering een centrale rol speelt. Ik zal de desbetreffende passage uit het regeerakkoord niet voorlezen, want de tijd is om, maar ik wil ze in herinnering brengen. Dan is het ook duidelijk dat ontwikkelingssamenwerking een onderdeel is van die whole-of-government approach.
12.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het was niet nodig om al die passages voor te lezen. U had gewoon met ja of met neen kunnen antwoorden. Maakt ontwikkelingshulp er deel van uit, ja of neen?
Ik had wel heel wat passages kunnen voorlezen uit de bespreking van de beleidsnota van de minister van Buitenlandse Zaken, die tot vandaag nog steeds herhaalt dat ontwikkelingssamenwerking niet mag worden ingezet tegen landen die niet bereid zijn om mee te werken aan terugnames.
Wij hebben dat uiteraard wel nodig, als stok achter de deur. Zaken als ontwikkelingshulp zijn nodig om die terugnames af te dwingen als die landen weigeren mee te werken.
Bedankt voor de duidelijkheid. Blijft over: al de rest om tot een fatsoenlijk terugkeerbeleid te komen. Ik denk dan aan actieve opsporing van illegalen en aan de toelating van woonstbetredingen met het oog daarop. Ik denk ook aan de mogelijkheid om gezinnen op te sluiten met het oog op hun terugkeer. Het verbod daarop wordt nu nog gehandhaafd. Dat zijn allemaal zaken die niet in uw regeerakkoord staan, maar die voor een goed terugkeerbeleid wel essentieel zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56005276C van mevrouw De Vreese wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
13.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, j'ai été heureuse de voir que vous vous promettiez de vous attaquer à la fraude fiscale dans votre accord de gouvernement. Cette fraude représente un manque à gagner annuel d'environ 30 milliards pour le budget de l'État. Vous annonciez ainsi le recrutement de 300 nouveaux inspecteurs afin de faire rentrer 600 millions d'euros par an d'ici 2029. Cependant, aucune information concrète n'a encore été donnée quant au calendrier de ces recrutements ni sur les services concernés. Pire encore, selon plusieurs sources, ces engagements pourraient se limiter à une compensation partielle des départs à la retraite.
Dans le même temps, la Cour des comptes dénonce l'absence totale de calculs ou de modélisations sérieuses pour justifier vos objectifs budgétaires. Les moyens alloués à l'Inspection spéciale des impôts (ISI) sont, eux, en baisse sur l'ensemble de la législature de 9 millions d'ici 2029.
Nous ne comprenons plus rien, monsieur le premier ministre. Alors que la fraude fiscale coûte 30 milliards d'euros par an à la collectivité et qu'un inspecteur de l'ISI rapporte en moyenne dix fois plus que ce qu'il coûte, comment justifiez-vous ce double discours, entre promesses ambitieuses faites il y a quelques semaines et l'affaiblissement des moyens au moment du budget? Quand ces 300 agents seront-ils recrutés? Dans quels services? Avec quels objectifs mesurables?
Par ailleurs, dans ce contexte, pourquoi offrir une nouvelle amnistie fiscale permettant à des fraudeurs de blanchir leurs pratiques sans conséquences pénales alors que les citoyennes et citoyens honnêtes paient chaque jour pour les cadeaux que vous offrez à ces personnes?
13.02 Bart De Wever, premier ministre: Concernant le recrutement des 300 inspecteurs, il n'y a pas encore d'accord au sein du gouvernement sur la manière dont ces 300 inspecteurs seront répartis entre les différentes administrations. Cela sera déterminé plus tard.
Mais la lutte contre la fraude sociale et fiscale reste une priorité pour le gouvernement. À partir de 2026, des recettes supplémentaires sont d'ailleurs inscrites dans le budget. Les ministres compétents présenteront au gouvernement leur plan pour mener cette lutte d'ici l'automne.
La régularisation fiscale que vous mentionnez n'est absolument pas un cadeau fait aux riches. Dans la mesure où aucune enquête fiscale ou pénale n'est en cours, un contribuable peut régulariser spontanément des revenus.
Pour les capitaux fiscalement prescrits, un prélèvement de 45 % devra être payé. L'administration fiscale ne peut donc plus taxer ces capitaux, mais le contribuable devra tout de même payer 45 % pour obtenir l'immunité pénale. Je pense que ce n'est pas un cadeau.
Pour les revenus non prescrits fiscalement, l'imposition normale devra être payée, majorée de 30 %. Ce tarif est plus élevé que lors des précédentes opérations de régularisation. Si un précompte mobilier de 30 % aurait dû être payé, après régularisation, il faudra payer 30 % plus 30 %, soit 60 %. Cela représente une augmentation de 100 %. Je pense que ce n'est pas un cadeau.
Ces amendes et majorations sont légitimement très élevées et ne peuvent absolument pas être considérées comme des cadeaux, bien au contraire.
13.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le premier ministre, pour le partage de votre vision en matière de régularisation des malversations de certains.
Vous évitez, comme votre ministre des Finances, l'épineuse question du fameux recrutement des 300 inspecteurs. Comment allez-vous parvenir, sans avancer rapidement sur ces recrutements, à faire rentrer les moyens que vous avez pourtant inscrits dans votre budget pour qu'il soit à l'équilibre? C'est incompréhensible!
Au moment de la présentation de votre accord de majorité, vous avez déclaré que nous étions dans une situation difficile et que tout le monde devra contribuer à l'effort. Cependant, nous constatons aujourd'hui, monsieur le premier ministre, que vous avancez très rapidement pour faire payer les malades, les travailleurs licenciés qui toucheront des préavis moins élevés qu'auparavant, les travailleurs de nuit qui n'auront plus de sursalaire quand ils travaillent jusque minuit, les pensionnés qui vont voir leur pension rabotée. Tous ceux-là vont passer à la caisse. Par contre, les fraudeurs, les plus riches ne vont pas contribuer à la hauteur de leurs moyens à l'effort collectif, et c'est un scandale!
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
14.01 Barbara Pas (VB): Gisteren konden we via de media vernemen dat de Spaanse regering ernstig lobbyt om het Catalaans, het Baskisch en het Galicisch als officiële EU-talen te laten erkennen. Naar verluidt zou die Spaanse vraag alvast de steun krijgen van u en van dit land, wat ik als volksnationalist alleen kan toejuichen, mijnheer de eerste minister.
Dat herinnerde mij echter aan het Vlaamse regeerakkoord, waarin een duidelijke passage staat. Ik citeer: "Voor deelstaten die op een democratische en legitieme manier onafhankelijk worden van bestaande EU-lidstaten, vragen we een vereenvoudigde en versnelde toetredingsprocedure voor inbreiding."
Daarom luidt mijn vraag of u even enthousiast zult reageren op deze passage als op het gelobby van Spanje? Zult u deze vraag van de Vlaamse regering steunen in de EU-instellingen waar u als vertegenwoordiger zetelt? Zult u daarvoor lobbyen, net zoals de Spaanse staat dat momenteel doet voor de erkenning van het Catalaans, het Baskisch en het Galicisch? Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord.
14.02 Eerste minister Bart De Wever: Ik denk dat ik eerst en vooral moet onderstrepen dat dit land als federale staat bijzonder goed begrijpt hoe belangrijk taal en culturele identiteit precies zijn. Dat zou toch moeten. Ook dit land kent de gevoeligheden die verschillende taalgemeenschappen met zich meebrengen. We respecteren dan ook ten volle de inspanningen die sommige lidstaten leveren om hun interne talen en culturen op het Europese niveau erkend te krijgen. Dat geldt bij uitstek voor de vraag van de Spaanse regering die nu wordt gesteld met betrekking tot het Catalaans, het Baskisch en het Galicisch. We volgen dat met aandacht. Ik had zeer toevallig de gelegenheid om daarover te spreken met de heer Puigdemont, die ik bij toeval ontmoette op een begrafenis. Hij legde mij nog uit hoe belangrijk dit voor hen is. Dat begrijp ik uiteraard ten volle, ook op menselijk vlak. Ik kan dat dan ook een plaats geven als onderdaan van dit koninkrijk.
Wat het citaat uit het Vlaamse regeerakkoord betreft, spreekt het voor zich dat elke regering haar eigen accenten legt en dat die passage een uitdrukking is van de consensus die op Vlaams niveau werd bereikt. Ik kan u niet zeggen dat er op het federale regeringsniveau eenzelfde consensus bestaat. Ik wou dat ik dat kon zeggen, maar ik kan u dat niet zeggen. Die bestaat niet. Er is geen regeringsstandpunt over een eventuele inbreidingsprocedure. Dat gaat uiteraard verder dan louter de erkenning van talen.
Wel heeft de federale regering het engagement opgenomen om de dialoog aan te gaan wanneer gewesten of gemeenschappen suggesties hebben inzake buitenlands beleid of Europese standpunten die zij belangrijk vinden of die verankerd zijn in hun regeerakkoord. In een tijd waarin legitimiteit en nabijheid van bestuur cruciale thema's zijn, kan het verkennen van een transparante en ordentelijke inbreidingsprocedure bijdragen tot de relevantie van de Europese Unie als politiek project. Door open te staan voor zulke reflecties zou de Unie tonen dat ze niet alleen een economische ruimte is, maar ook een dynamisch politiek verband dat oog heeft voor de democratische evoluties binnen haar grenzen. Dat is alleszins mijn persoonlijke benadering van deze problematiek.
14.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de eerste minister, we botsen hier natuurlijk op de grenzen van de structuren. De Vlaamse regering kan haar eigen regeerakkoord niet zelf in alle EU-instellingen gaan verdedigen, ze kan daar niet zelf voor gaan lobbyen, omdat de federale regering daar nu eenmaal de vertegenwoordigers levert. Ze kan dat niet zelf doen.
U bent het duidelijk ook niet van plan, want u zegt dat er geen consensus over is in de federale regering. Het is heel duidelijk dat de federale regering niet actief zal lobbyen, laat staan een standpunt zal innemen.
U moet nog over heel veel verder onderhandelen. Ik stel voor dat u het ook eens op tafel legt.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.49 uur.
La réunion publique de commission est levée à 10 h 49.