Commissie voor Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

Dinsdag 08 juli 2025

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mardi 08 juillet 2025

 

Après-midi

 

______

 

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 17 et présidée par M. Ismaël Nuino.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer Ismaël Nuino.

 

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Samengevoegde vragen en interpellatie van

- Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Het huiselijk geweld in Helchteren door een gedetineerde in penitentiair verlof" (56006674C)

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Het drama in Helchteren en het ernstige risico bij noodmaatregelen door overbevolkte gevangenissen" (56000117I)

- Sophie De Wit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De beoordeling inzake penitentiair verlof en elektronisch toezicht in het licht van huiselijk geweld" (56006739C)

- Ayse Yigit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De poging tot feminicide in Helchteren en de aanpak van feminicides" (56006746C)

01 Questions jointes et interpellation de

- Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les faits de violence conjugale commis à Helchteren par un détenu en congé pénitentiaire" (56006674C)

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le drame de Helchteren et le risque sérieux lié aux mesures d'urgence pour surpopulation carcérale" (56000117I)

- Sophie De Wit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'évaluation du congé pénitentiaire et la surveillance électronique lors de violence intrafamiliale" (56006739C)

- Ayse Yigit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La tentative de féminicide à Helchteren et la lutte contre les féminicides" (56006746C)

 

01.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, Houthalen-Helchteren is een warme, gastvrije gemeente, maar afgelopen donderdag stond de wereld daar even stil. Het was een van de meest ijzingwekkende gebeurtenissen die ik heb meegemaakt in mijn 22 jaar burgemeesterschap, en er gebeurt wel eens wat in onze gemeente.

 

De gruweldaad die werd gepleegd door een voor familiaal geweld veroordeelde gedetineerde, is niet te bevatten. Onze gemeente is die twee dagen in een rollercoaster terechtgekomen. Alle inwoners van Houthalen-Helchteren zijn intens geraakt door de feiten, net als alle inwoners van België. Het heeft diepe wonden geslagen en mijn medeleven gaat vooral uit naar de mama die levensbedreigend verbrand werd en nog steeds in coma ligt. We kunnen alleen maar hopen dat ze niet te veel infecties oploopt.

 

Het was niet alleen een rollercoaster van gebeurtenissen, maar ook een administratieve thriller hoe zoiets kon gebeuren. Ik waag mij niet aan dat onderzoek. Er moeten antwoorden komen op de vragen of alle nodige adviezen waren verleend, of de risico's goed ingecalculeerd waren en of de maatschappelijke onderzoeken goed gevoerd waren, bij elke stap en elk deel van de keten tot aan de feiten. Alleszins was het een brug te ver, a bridge too far.

 

Slachtofferzorg en de noden van slachtoffers zijn voor ons allen belangrijk, ook voor de regering en voor u, mevrouw de minister. Toch kunnen we ons afvragen hoe zoiets kon gebeuren. We kijken met verbijstering tot wat de escalatie heeft geleid. Gelukkig kon die man worden gearresteerd en voorgeleid. Hoe is het mogelijk dat zo'n persoon, met zo'n historiek van recidive zoiets kon doen? Het debat vandaag moet daarover meer duidelijkheid brengen.

 

01.02  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, "Heeft de overbevolking haar eerste slachtoffer buiten de gevangenis geëist?". Dat was een heel duidelijke krantenkop afgelopen weekend – en terecht.

 

De feiten zijn bekend: in Limburg stak een gedetineerde vorige donderdag zijn vrouw in brand. We zijn het er allemaal over eens dat de feiten bijzonder gruwelijk zijn. Ze gebeurden bovendien in aanwezigheid van vijf van hun zes kinderen, van wie de jongste amper twee en de oudste vijftien jaar is. De vrouw werd levensgevaarlijk gewond, maar ook de kinderen waren, zo heb ik begrepen, diep onder de indruk. Ze zullen die vreselijke, traumatische ervaring levenslang moeten meedragen. Ook zij zijn slachtoffer. Onze gedachten gaan uiteraard uit naar die vrouw, maar ook naar haar kinderen.

 

Mevrouw de minister, die man had in de gevangenis moeten zitten. Hij zat daar wegens intrafamiliaal geweld tegen dezelfde vrouw. Hij was veroordeeld tot 37 maanden. Die strafmaat was niet toevallig gekozen door de correctionele rechter, omdat de gedetineerde dan niet onder de toepassing valt van de maatregelen die gelden tot drie jaar gevangenisstraf. Hij was dus veroordeeld tot 37 maanden, maar moest zijn straf niet meer uitzitten. Vergeet ook niet dat die gedetineerde met het plegen van criminele feiten een behoorlijke staat van dienst heeft, een strafblad om u tegen te zeggen, met niet minder dan tien veroordelingen.

 

Het is dan ook totaal onbegrijpelijk dat Justitie toeliet dat die agressieve veelpleger de gevangenis veel vroeger mocht verlaten. Hij mocht de cel verlaten dankzij een noodmaatregel in het kader van de overbevolking. Hij was met verlengd penitentiair verlof. Blijkbaar had hij ook een aanvraag ingediend om de rest van zijn straf thuis uit te zitten onder elektronisch toezicht. In afwachting daarvan had de gevangenisdirecteur blijkbaar al een positief advies gegeven om voorlopig naar huis terug te keren. Dat is onbegrijpelijk, gezien de duidelijke agressieproblematiek van die man en zijn ernstige drugsverslaving.

 

Hij werd blijkbaar ook vrijgelaten zonder voorwaarden ter bescherming van het slachtoffer en de kinderen. De vraag moet dan ook worden gesteld: waarom gold er geen contactverbod? Ook dat is totaal onbegrijpelijk.

 

Terecht wordt dan ook de vraag gesteld of het wel aangewezen is dat iemand in dergelijke omstandigheden de gevangenis mag verlaten en mag terugkeren naar partner en kinderen, om helaas opnieuw toe te slaan tegen hetzelfde slachtoffer.

 

Mevrouw de minister, strafuitvoeringsrechters hebben al herhaaldelijk gewezen op de vele risico’s van de noodmaatregelen. Het verlengd penitentiair verlof brengt de maatschappelijke veiligheid in gevaar, zo waarschuwden ze eind 2024 zeer ondubbelzinnig, waarbij ze letterlijk zeiden: "Er lopen nu mensen vrij rond die wij niet zouden vrijlaten." Ze voegden daar nog aan toe dat al verschillende veroordeelden die dankzij die noodmaatregelen de gevangenis mochten verlaten, opnieuw feiten hebben gepleegd.

 

Mevrouw de minister, die gebeurtenissen zijn bijzonder desastreus voor het imago van justitie. Gevaarlijke gedetineerden worden zomaar vrijgelaten, zonder voorwaarden. Nogmaals, dat is totaal onbegrijpelijk en totaal onaanvaardbaar.

 

Mevrouw de minister, ik heb daarover verschillende vragen.

 

Ten eerste, kunt u meer toelichting geven? Waarom kreeg de betrokkene, die toch een aanzienlijke staat van dienst heeft, met reeds tien veroordelingen voor onder meer verkeersinbreuken, heling, verboden wapens en intrafamiliaal geweld, penitentiair verlof? Op basis van welke elementen heeft de gevangenisdirecteur daarvoor een positief advies gegeven?

 

Ten tweede, waarom mocht de gedetineerde naar huis terugkeren, zonder voorwaarden ter bescherming van het slachtoffer en van de kinderen? Ik doel onder meer op een contactverbod. Uit de media konden we vernemen dat die gedetineerde een ernstige agressieproblematiek heeft en drugsverslaafd was. Is dat geen voldoende reden om een gunstmaatregel wegens overbevolking, want daar gaat het om, te weigeren voor een gedetineerde die voor intrafamiliaal geweld werd veroordeeld?

 

Ten derde, gelet op de zware agressieproblematiek bij de gedetineerde, dient ook te worden gevraagd of en welke therapie die man tijdens zijn verblijf in de gevangenis heeft gekregen. Ook daarover had ik graag meer toelichting gekregen.

 

Ten vierde, ik heb begrepen dat de politie na zijn vrijlating al bij het gezin moest tussenkomen, opnieuw wegens agressief gedrag en intrafamiliaal geweld, waarvoor blijkbaar een proces-verbaal werd opgesteld. Ook daarbij moet de vraag worden gesteld of er niet onmiddellijk had moeten worden ingegrepen. Was de politie eigenlijk op de hoogte van het feit dat die man penitentiair verlof had gekregen? Waarom werd niet afgesproken dat die man bij het plegen van de minste nieuwe feiten onmiddellijk opnieuw naar de gevangenis moest terugkeren?

 

Ten vijfde, dit dossier roept opnieuw vragen op over de nieuwe noodwet tegen overbevolking in de gevangenissen die binnenkort ter stemming wordt voorgelegd. Ook de strafuitvoeringsrechters hebben al herhaaldelijk gewaarschuwd voor de risico’s van die noodmaatregelen. Het probleem van de overbevolking moet structureel worden aangepakt, niet met een noodwet die veel te veel risico’s inhoudt. Wanneer gaat u eindelijk een concreet plan uitwerken om dat probleem structureel aan te pakken?

 

Ten zesde, u hebt aangekondigd werk te maken van een wet die ervoor zal zorgen dat het niet langer mogelijk is dat daders van intrafamiliaal geweld hun elektronisch toezicht kunnen uitzitten op het adres van het slachtoffer. Dat is volledig terecht. Los van de bedenking dat daders van intrafamiliaal geweld überhaupt uitgesloten moeten worden van de gunst van elektronisch toezicht – dat is een ander debat – moet u van die wet dringend werk maken. Wanneer zal die wet er komen?

 

01.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal de feiten niet herhalen, want mijn collega's hebben ze al aangehaald. Deels heb ik dezelfde vragen en die zal ik niet herhalen. Enkel wat voor mij het belangrijkste is, zal ik hernemen.

 

ik denk dat we allen hier hopen dat het goedkomt. Los daarvan staat uitdrukkelijk in het regeerakkoord dat elektronisch toezicht in het kader van intrafamiliaal geweld onmogelijk zou moeten zijn indien dat in de nabijheid van slachtoffers of hun familie zou plaatsvinden. Dat is natuurlijk een belangrijk aspect, waarnaar mevrouw Dillen zonet al verwees. U hebt immers inderdaad een wetgevend initiatief in die zin aangekondigd.

 

Het is belangrijk goed te begrijpen wat er precies is gebeurd en waar het is misgelopen. Het is daarom belangrijk dat u schetst welke beslissingen genomen werden en waarom. Welke positieve of negatieve adviezen werden er gegeven en waarom werd er eventueel van afgeweken? Wat wist de politie over die man? Waren er voorwaarden opgelegd? De krant bericht dat er geen voorwaarden waren opgelegd ter bescherming van de slachtoffers. Waarom is dat dan niet gebeurd? Dat lijkt mij cruciaal. In het regeerakkoord staat ook een zeer belangrijk luik met het oog op de bescherming van slachtoffers. Het is voor deze casus dus cruciaal de synthese te maken van wat er is misgelopen. Alleen zo kunnen we in de toekomst gepaste maatregelen nemen. Aan het verleden kunnen we niets meer veranderen, maar we kunnen uit elke casus wel lessen trekken en bijsturen.

 

Mijn belangrijkste vraag gaat over het aangekondigd wetsontwerp. Vorige week heb ik u tijdens de bespreking van de noodwet inzake de overbevolking van de gevangenissen vragen gesteld over het elektronisch toezicht in het kader van intrafamiliaal geweld en de bescherming van slachtoffers. ik vraag u nogmaals: wanneer kunnen we dat wetsontwerp in de Kamer bespreken? Kunnen we dat eventueel versneld doen? Het heeft immers weinig zin om te sleutelen aan een noodwet als er ondertussen nog steeds een leemte bestaat die ons belet om gepast in te grijpen. We moeten aan de strafuitvoeringsrechters en aan elke dienst binnen Justitie alle nodige instrumenten geven om zulke gebeurtenissen in de toekomst zoveel mogelijk te vermijden. Daarvoor is een dergelijk verbod naar mijn mening absoluut op zijn plaats.

 

01.04  Ayse Yigit (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik ben, zoals mijn collega, de heer Yzermans, afkomstig uit Houthalen-Helchteren en ik deel zijn gevoelens. Onze gemeente werd vorige donderdag opgeschrikt door een bijzonder gruwelijke gebeurtenis: een vrouw werd in aanwezigheid van haar kinderen in brand gestoken door haar partner.

 

Helaas is het geen alleenstaand geval. In België sterft om de 12 dagen een vrouw als gevolg van partnergeweld. Op 10 juni nog werd Wendy, 47 jaar, vermoord door haar ex-man in Erwetegem. Ze leefde met hem samen uit pure financiële noodzaak. Wat die gevallen gemeen hebben, is dat het niet gaat om plots losbarstend geweld, maar het tragische eindpunt van een patroon zijn na escalatie van fysiek, psychisch, seksueel of economisch geweld. Te vaak blijven alarmsignalen onbeantwoord.

 

In het geval van Helchteren komt daar nog het schokkende feit bij dat de dader met penitentiair verlof, ondanks een eerdere veroordeling voor zwaar intrafamiliaal geweld op hetzelfde slachtoffer, was. Volgens getuigen had de politie die dag nog tussenbeide moeten komen. Toch liep hij vrij rond. Hij werd even aangehouden, maar kon opnieuw ontsnappen.

 

Werd er bij de toekenning van het penitentiair verlof een risicotaxatie uitgevoerd?

 

Hoe werd zowel de dader als het slachtoffer en haar kinderen opgevolgd tijdens dat verlof?

 

Hoe kan het dat de man dezelfde dag nog geweld kon plegen, zonder onmiddellijke en effectieve inhechtenisneming?

 

Welke maatregelen zal uw kabinet nemen om de opvolging van daders van intrafamiliaal en seksueel geweld structureel te verbeteren, met het oog op preventie?

 

Hoe wilt u de feminicidewet in de praktijk versterken, zodat vrouwenlevens echt worden beschermd?

 

01.05  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de gebeurtenissen die zich recent afspeelden in Helchteren laten niemand onberoerd. Een vrouw werd op gruwelijke wijze het slachtoffer van extreem partnergeweld, voor de ogen van haar kinderen. Dit is een drama dat afschuw en diepe verontwaardiging oproept bij iedereen. We mogen echter niet in de val trappen om nu al meteen met de vinger te wijzen naar mogelijke schuldigen. Willen we lessen trekken uit wat er is gebeurd - dat moeten we doen - dan moeten we het dossier heel grondig analyseren. Zo kunnen we achterhalen waar het fout is gegaan, wie er verantwoordelijk is en of er structureel iets schort aan het beleid inzake strafuitvoering, de opvolging van risicoprofielen en de bescherming van slachtoffers van partnergeweld.

 

Wat op het eerste gezicht opvalt, is de opeenstapeling van zorgwekkende elementen: een veroordeelde veelpleger die vervroegd de gevangenis mocht verlaten via een uitzonderingsmaatregel, een politiedienst die hem ondanks signalen en feiten liet gaan, een slachtoffer dat ondanks de gespannen situatie en een gekende voorgeschiedenis van geweld niet de nodige bescherming kreeg en uiteindelijk een gruwelijke escalatie die misschien vermeden had kunnen worden.

 

Mevrouw de minister, we hebben hierover heel wat vragen. Ten eerste, wat was de totale uitgesproken gevangenisstraf in dit dossier? Wat was de datum van eventuele vervroegde invrijheidsstelling? Wat is de einddatum van de straf? Waren er op het moment van de toekenning van het verlengd penitentiair verlof nog andere strafzaken hangende?

 

Ten tweede, welke strafuitvoeringsmodaliteiten werden er gedurende de detentieperiode reeds aangevraagd? Ten derde, wanneer werden de aanvragen voor penitentiair verlof officieel ingediend en goedgekeurd? In het kader van de maatschappelijke enquête wordt normaal ook een bezoek gebracht aan het thuismilieu. Is dit gebeurd? Zo ja, wanneer werd dat gedaan en wat was het verslag van de justitieassistent? Wat werd er vastgesteld over de gezinssituatie en de woonomgeving?

 

Ten vierde, hoeveel penitentiaire verloven werden er reeds toegekend in dit dossier? Hoe zijn die geëvalueerd? Werd er bij de uitvoering contact opgenomen met het thuismilieu, met de echtgenote of haar omgeving? Kon de psychosociale dienst rechtstreeks contact hebben met de echtgenote? Wat gaf zij zelf aan?

 

Ten vijfde, wat was de motivatie van de gevangenisdirectie om het verlengd penitentiair verlof goed te keuren? Hoe rijmt dat met de eerder geweigerde aanvragen voor elektronisch toezicht, waarbij net werd gekozen voor een stapsgewijze opbouw van re-integratie?

 

Tot slot, ziet u aanwijzingen dat er structureel iets schort aan de opvolging van personen met verlengd penitentiair verlof? Hoe wordt in de praktijk gecontroleerd of zij hun voorwaarden naleven

 

Ik heb heel veel vragen en ik hoop dat ik straks heel veel antwoorden mag krijgen.

 

01.06 Minister Annelies Verlinden: Collega’s, vooreerst sluit ik mij aan bij de blijken van medeleven ten aanzien van het slachtoffer, haar jonge kinderen, de hele familie en de omgeving. Ik hoop dat er snel beter nieuws over haar medische situatie, waarover de burgemeester daarnet nog verslag uitbracht, komt. Ik dank alvast iedereen voor de goede zorg waarmee men het slachtoffer en haar kinderen in deze verschrikkelijke tijden omringt. Het afgrijselijke drama in Houthalen-Helchteren van afgelopen donderdag raakt ons allemaal diep. Niemand heeft dat gewild.

 

De gebeurtenissen raken niet alleen direct het slachtoffer en haar jonge kinderen, maar ook al wie van ver of dichtbij te maken heeft met intrafamiliaal geweld. Er worden dan ook terecht veel vragen gesteld over de precieze oorzaken en omstandigheden. Ik zal trachten die zo precies en helder mogelijk te beantwoorden, binnen mijn bevoegdheid en op basis van de informatie waarover ik vandaag beschik. Ik heb daartoe het nodige onderzoek gevoerd op basis van de stukken in het dossier, zoals aangekondigd. Wat de meer specifieke vragen over de rol en het optreden van de politie betreft, lijkt het mij gepast dat de minister van Binnenlandse Zaken daarover de nodige verduidelijkingen verstrekt.

 

Over het stelsel waardoor de betrokkene buiten de gevangenis kon verblijven, sinds 4 april van dit jaar verbleef hij in verlengd penitentiair verlof, of VPV. Sinds maart 2024 kan een gedetineerde een verlengd penitentiair verlof krijgen, als maatregel tegen de stevige overbevolking in de gevangenissen tijdens de vorige legislatuur. Het verlengd penitentiair verlof is overigens geen nieuw gegeven; het werd in het verleden al toegepast wegens de overbevolking. Zo was er in 2017 een week-om-weeksysteem, net zoals in 2020 naar aanleiding van de coronapandemie.

 

Het verlengd penitentiair verlof bouwt verder op het klassieke penitentiair verlof, zoals ingeschreven in de wet betreffende de externe rechtspositie (WERP). De maatregel kan pas worden toegekend wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan. Ten eerste moeten eerdere verloven waarvoor de gedetineerde in aanmerking kwam, correct zijn verlopen, ten tweede moet er een vaste verblijfplaats zijn en, ten derde, moeten er bestaansmiddelen zijn. Uiteraard komt niet elke gedetineerde voor VPV in aanmerking. Het verlengd penitentiair verlof kan onder de gestelde voorwaarden worden toegekend aan veroordeelden met een totale gevangenisstraf van maximaal vijftien jaar. Personen die veroordeeld zijn voor zedenmisdrijven of voor terroristische misdrijven of die opgenomen zijn op de lijst van het OCAD, zijn ongeacht de strafmaat sowieso uitgesloten van het stelsel.

 

In elk geval zal het stelsel van het VPV worden beëindigd, zodra de noodwet waarover we vorige week debatteerden, wordt goedgekeurd. Er zullen dan geen nieuwe VPV-toekenningen meer kunnen toegestaan. Daarnaast zullen de gedetineerden die vandaag nog onder het stelsel van VPV vallen, prioritair opnieuw worden opgenomen in de gevangenis, behoudens een andere beslissing door de strafuitvoeringsrechtbanken in verband met de strafuitvoeringsmodaliteiten.

 

Laten we ook nog even verduidelijken dat de maatregelen uit de noodwet, waarover we het hadden, in casu niet van toepassing zouden zijn op de betreffende gedetineerde, in de eerste plaats omdat de betrokkene veroordeeld werd voor feiten van intrafamiliaal geweld tot een gevangenisstraf van 37 maanden, dus meer dan drie jaar, en ten tweede omdat zijn totale strafmaat meer dan tien jaar bedraagt. De noodwet beoogt, zoals ik al zei, capaciteit te creëren in de gevangenissen door de meest gevaarlijke gedetineerden opnieuw op te nemen. Ze heeft dus betrekking op andere casussen, wat meteen de ernst van de situatie onderstreept.

 

Opdat een veroordeelde het VPV-stelsel kan blijven genieten, moet hij of zij de algemene voorwaarden naleven die op iedereen van toepassing zijn, zoals onder meer het niet plegen van nieuwe misdrijven. Daarnaast kan de directeur, rekening houdend met eventuele tegenaanwijzingen voor de betrokkene zoals vluchtgevaar, bijzondere, geïndividualiseerde voorwaarden opleggen bij de toekenning van het VPV. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het volgen van een behandeling, het voorbereiden van de reclassering, het verbod om een voertuig te besturen, of het verbod om drankgelegenheden te bezoeken. Het stelsel van VPV kan onmiddellijk worden ingetrokken als de gedetineerde de voorwaarden,  zowel de algemene als de geïndividualiseerde, schendt. Ook wijzigingen in de persoonlijke situatie van de gedetineerde kunnen aanleiding geven tot intrekking van de VPV, bijvoorbeeld een verandering van verblijfplaats. De gevangenis en het parket kunnen daarvan via verschillende kanalen op de hoogte worden gebracht, namelijk de politie, het onthaalmilieu of de psychosociale dienst die de betreffende gedetineerde in het kader van het VPV opvolgt.

 

In casu werd de betrokkene eerder correctioneel veroordeeld voor in totaal tien feiten, namelijk zeven verkeersinbreuken, één feit van slagen en verwondingen in het kader van intrafamiliaal geweld, één feit van heling en één feit van verboden wapendracht. Voor het feit van slagen en verwondingen werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 maanden. De betrokkene verbleef in de gevangenis sinds 28 september 2021. Uit zijn eerdere detentietraject blijkt dat hij op 5 november 2024 tien uitgaansvergunningen heeft gekregen voor het uitwerken van zijn reclassering.

 

Die vergunningen werden onder meer gebruikt om de intakeprocedure voor een begeleidingstraject inzake alcohol- en drugproblemen te doorlopen. De therapie wordt pas opgestart na de detentie, maar hij bereidde dat traject vanuit de detentie voor met behulp van die uitgaansvergunningen. Bovendien kreeg hij op 5 november 2024 één blok van vier keer 36 uur regulier penitentiair verlof, opnieuw om de sociale re-integratie voor te bereiden en de familiale banden te versterken.

 

Door het positieve verloop van dat eerste verlofblok van vier sessies – het is gebruikelijk dat dergelijke verloven onmiddellijk een aantal keer worden toegekend – kreeg hij sinds 14 maart van dit jaar op regelmatige basis penitentiair verlof, opnieuw om aan zijn sociale re-integratie en reclassering te werken. Daaronder viel ook een aaneensluitende verlofperiode van 72 uur, in het kader van een bezoek aan zijn zoon, die toen gehospitaliseerd was wegens medische problemen.

 

Naar aanleiding van zijn aanvraag voor de modaliteit van elektronisch toezicht, waarvoor hij voldeed aan de tijdsvoorwaarden, werd het dossier door de psychosociale dienst nader onderzocht met het oog op een eventuele toekenning van die modaliteit. Zo werd een risicotaxatie uitgevoerd en werd het bevoegde justitiehuis gecontacteerd om een maatschappelijke enquête af te nemen. De recentste maatschappelijke enquête dateert van februari van dit jaar.

 

Op basis van de verschillende elementen, dus het verslag van de psychosociale dienst, de maatschappelijke enquête, het verloop van de eerdere penitentiaire verloven en de uitgaansvergunningen, zijn gedrag in detentie en het reclasseringsplan, heeft de directeur een positief advies gegeven voor de toekenning van elektronisch toezicht. Bijgevolg kwam de betrokkene in aanmerking voor een verlengd penitentiair verlof sinds 4 april van dit jaar.

 

Het adres waar de vreselijke feiten plaatsvonden op donderdag 3 juli was inderdaad het verblijfsadres. Op basis van de beschikbare informatie, het onderzoek door de psychosociale dienst en de herhaald uitgesproken wens tot gezinshereniging werd geconcludeerd dat de betrokkene op dat adres kon verblijven. Dat is echter, zoals we intussen allemaal weten, helemaal fout afgelopen.

 

Het is momenteel, zoals u weet, inderdaad niet uitgesloten om in het kader van penitentiair verlof op het adres van het slachtoffer te verblijven, op voorwaarde dat er voldoende elementen in het dossier aanwezig zijn om dat als veilig in te schatten. Die inschatting betreft een beoordeling van alle elementen in het dossier door alle betrokken instanties, die ik zonet heb overlopen.

 

In casu doorliep de betrokkene, zo blijkt uit de informatie, meerdere penitentiaire verloven die positief werden geëvalueerd. Ook kon worden vastgesteld dat zijn partner op bezoek kwam in de gevangenis. Ook die bezoeken verliepen, op basis van de beschikbare informatie, zonder problemen.

 

Men is dus tot de conclusie gekomen dat het detentietraject, dat sinds 2021 liep, eerder gunstig verliep. We begrijpen ook dat hij probeerde om zijn tijd nuttig te besteden door te werken aan zijn verslavingsproblematiek vanuit de drugsvrije afdeling. Hij kreeg psychologische begeleiding en nam deel aan begeleidings- en opleidingsprogramma’s. Die informatie kunnen we uit het dossier afleiden.

 

Tijdens het stelsel van het verlengd penitentiair verlof, sinds april van dit jaar, werd de betrokkene ook opgevolgd door de psychosociale dienst van de gevangenis. Een laatste periodieke opvolging met het thuismilieu vond plaats op 20 juni en leverde, zo blijkt, tot op dat moment geen tegenindicaties op. Het gevangeniswezen werd – opnieuw, op basis van de informatie waarover wij beschikken – tot op 3 juli niet in kennis gesteld van bijzondere of specifieke feiten of incidenten.

 

Zoals u wellicht hebt vernomen uit de pers, zouden er tot op de dag van het drama vorige week donderdag ook geen tussenkomsten van de politie zijn geweest op het verblijfsadres ten aanzien van de betrokkene. Ik wil wel duidelijk onderstrepen dat dat nog verder moet worden bevestigd aan de hand van informatie die allicht bij andere overheden en diensten kan worden opgevraagd. Wat ik nu meedeel, is wat wij begrijpen op basis van publiek beschikbare informatie.

 

Na kennisname van de dramatische feiten op 3 juli, via het proces-verbaal, werd het verlengd penitentiair verlof uiteraard onmiddellijk ingetrokken. Voor de volledigheid van het dossier wil ik ook meegeven dat de toekenning van een stelsel van verlengd penitentiair verlof wordt geregistreerd in I+Belgium, zodat de politiediensten in voorkomend geval de betrokken gedetineerden in VPV kunnen opvolgen en de naleving van de voorwaarden kunnen controleren. Ik begrijp dat de registratie voor de betrokkene werd doorgevoerd. Minister Quintin kan wellicht specifieke vragen over het optreden van de politie beantwoorden.

 

Op basis van alle informatie waarover ik beschik en die ik zonet heb toegelicht, kan ik besluiten dat het gevangeniswezen en ook de gevangenisdirectie de verschillende stappen hebben doorlopen in het kader van de detentie, op basis van de vigerende wettelijke context. Dat geldt ook voor de beoordeling van de detentie en de toekenning en het behoud van modaliteiten en van het stelsel aan de betrokkenen.

 

Ik geloof wel dat dat dramatisch incident aantoont dat de urgentie om verder te investeren in justitie levensgroot is. De langdurige tekorten aan middelen bij Justitie hebben het werk van onze gevangenisdirecteurs, de medewerkers van DG EPI en van alle medewerkers en betrokken partners binnen de justitiehuizen en de zorg- en opvangdiensten doen verworden tot een steeds complexere opdracht. Vandaag is de puzzel waarmee zij dagelijks worden geconfronteerd uitermate moeilijk te leggen. De verschillende van toepassing zijnde stelsels zijn ook moeilijk op te volgen.

 

Sinds het begin van deze legislatuur is het dan ook mijn grote ambitie om daarin een kentering aan te brengen. Ik beloof niet dat dat snel of eenvoudig zal zijn, maar ik geloof wel dat we onder meer met de noodwet – ik kom zo meteen nog terug op een aantal andere initiatieven die momenteel in behandeling zijn – in staat kunnen zijn om de koers te wijzigen.

 

We hebben daarenboven al werk gemaakt van een multidisciplinair plan voor de aanpak van de overbevolking, waarnaar mevrouw De Wit vroeg. De ministers van Asiel en Migratie, Buitenlandse Zaken en de Regie der Gebouwen zijn daarbij betrokken. We willen meer mensen zonder wettig verblijf uit onze gevangenissen verwijderen naar hun land van herkomst om capaciteit vrij te maken. We gaan werken met modulaire infrastructuur, waarvoor we middelen hebben verkregen. Uiteraard moeten we daarvoor ook personeel rekruteren. We willen de capaciteit vergroten door bestaande infrastructuur open te houden, zoals onder meer in Sint-Gillis en in Antwerpen. We willen ook nieuwe gevangenissen bouwen, onder meer in Vresse-sur-Semois.

 

De toekenning van die middelen, die onder meer wordt vermeld in de IDP Overbevolking en waarover we het al hebben gehad, zal hopelijk snel door de regering worden goedgekeurd, zodat we effectief aan de slag kunnen gaan met die initiatieven. Er ligt uiteraard nog een traject voor ons dat wij de komende maanden en jaren moeten bewandelen, allicht samen met alle collega's. Het plan ligt dus wel degelijk op tafel.

 

Het zal een en-en-en-enverhaal zijn, want er bestaat geen magische oplossing. Dat we eraan moeten werken, is echter mijn vaste overtuiging. Dat zijn wij verschuldigd aan de hele samenleving, in het bijzonder aan de slachtoffers van geweld en intrafamiliaal geweld, maar ook aan de gevangenisdirecties, het gevangenispersoneel en alle partners van Justitie, die zich elke dag inzetten in moeilijke omstandigheden om een zo veilig mogelijke samenleving waar te maken.

 

Tot slot wil ik nog ingaan op een aantal meer punctuele elementen.

 

Mevrouw De Wit, u verwees naar het feit dat wij in het regeerakkoord maar ook in de beleidsverklaring al de ambitie hebben opgenomen om de onmogelijkheid in te voeren dat daders van intrafamiliaal geweld hun gebeurlijk elektronisch toezicht kunnen uitzitten op het adres van het slachtoffer. We hebben niet gewacht op het genoemd incident; maar al werk gemaakt van de teksten. Ik hoop dat we ze samen met de collega's deze week of volgende week op de ministerraad kunnen bespreken, zodat we het ontwerp van wet, samen met u bekende bepalingen over het doorknippen van de enkelband, het ontsnappen uit de gevangenis en drugstests, na het parlementair reces in de commissie voor Justitie kunnen bespreken en goedkeuren. Daardoor verkrijgen we een wettelijke basis om in gevallen van intrafamiliaal geweld de standaardoptie niet te laten zijn dat elektronisch toezicht plaatsvindt op het adres van het slachtoffer, maar wel elders. Ook de situatie waarvan sprake toont immers aan dat we niet voorzichtig genoeg kunnen zijn.

 

Mevrouw Yigit, over de werkzaamheden rond een uniform risicotaxatie- en risicobeheersingsinstrument ter preventie van intrafamiliaal geweld en feminicide kan ik u mededelen dat in het kader van de wet van 13 juli 2023 betreffende de preventie en bestrijding van feminicides en gendergerelateerde dodingen mijn diensten samen met het openbaar ministerie en de politie hebben deelgenomen aan een werkgroep met het oog op de uitwerking van al de aanbevelingen en soms ook verplichtingen die in de bedoelde wet zijn opgenomen, onder de coördinatie van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Binnen die werkgroep werd een wetenschappelijk onderzoek gevoerd. In september zullen we het eindresultaat daarvan kunnen bespreken en bekijken hoe we de vaststellingen en aanbevelingen nader kunnen implementeren.

 

Dat gaat ook over preventie, omkadering, begeleiding van slachtoffers, het helpen van slachtoffers om hun leven te hernemen en het doorgeven van informatie tussen hulpdiensten en andere diensten. We hebben het dan over vluchthuizen, veilige huizen en vormingen van politie en magistraten – die worden nu al georganiseerd – om ervoor te zorgen dat iedereen die een schakel in die keten kan zijn, daar maximaal bij wordt betrokken, conform de aanbevelingen van het gezamenlijk rapport dat vorig jaar werd voorgesteld onder leiding van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, met alle verschillende partnerorganisaties en op verschillende domeinen. Gezien de aard van de afspraken in de wet van 2023 en de noodzakelijke partners overstijgt een en ander dus zeker het domein van Justitie sensu stricto.

 

Bovendien wil ik meegeven dat de bespreking met betrekking tot de actualisering van de samenwerkingsakkoorden met de gemeenschappen en gewesten over de begeleiding en de behandeling van daders van seksueel misbruik, inzonderheid in verband met de samenwerking met het Universitair Forensisch Centrum, lopende zijn. We willen die besprekingen zo snel mogelijk afronden, nadat nog enkele punten zijn uitgeklaard.

 

Zowel het regeerakkoord als mijn beleidsverklaring van maart van dit jaar toont duidelijk aan dat we de strijd tegen intrafamiliaal geweld zeer ernstig nemen en volop inzetten op maatregelen die dat maatschappelijk probleem helpen bestrijden. Intrafamiliaal geweld eist nog veel te veel slachtoffers en een heleboel blijven nog steeds onder de radar.

 

Het nieuwe Strafwetboek omvat nieuwe strafbaarstellingen en strafverzwaringen voor intrafamiliaal geweld en seksueel geweld. We willen ook de aangiftebereidheid vergroten, onder meer door anonieme aangifte van fysiek geweld mogelijk te maken, net als onlineaangifte via Police on Web.

 

Niet al die elementen zijn sensu stricto van toepassing op de casus; de problematiek gaat nu eenmaal breder. Ik wil voorts het mobiel stalkingalarm optimaliseren. Ik verwijs naar de besprekingen in dat verband hier in commissie. In dat licht moet er ook worden overlegd met de gefedereerde entiteiten, zodat het alarm over het hele grondgebied kan worden toegepast.

 

Daarnaast willen we, binnen de budgettaire mogelijkheden, de rechterlijke orde versterken door te investeren in voldoende parketcriminologen om de werking van de veilige huizen te faciliteren. We hadden al ad-hocinitiatieven genomen om te vermijden dat de werking wordt onderbroken en die moeten we nog versterken.

 

Samen met de ministers bevoegd voor veiligheid en volksgezondheid onderzoeken we wat we nog meer kunnen ondernemen tegen gedwongen huwelijken, genitale verminking en eergerelateerd geweld. Bij de rechtbanken richten we kamers op voor problematieken zoals intrafamiliaal en seksueel geweld. Om het probleem van de wachtlijsten aan te pakken, willen we de hulpverlening nauwer betrekken. We onderzoeken ook een verplichte inschakeling van de Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO) bij intrafamiliaal geweld om de inning van alimentatie te waarborgen en economisch geweld te bestrijden. Mevrouw Yigit verwees ernaar dat sommige partners, vaak vrouwen, zich niet vrij voelen om andere beslissingen te nemen wegens hun financiële mogelijkheden. Dat is dus een belangrijke stap vooruit. We willen er bovendien voor zorgen dat het beroepsgeheim de bescherming van slachtoffers niet in de weg staat. Daarom moeten we het wettelijk kader evalueren met het oog op het engagement van burgers en maatschappelijk werkers.

 

Collega’s, samenvattend, het is mijn grote ambitie om de samenleving veiliger te maken, zeker ook in de familiale context. We hebben al enkele stappen gezet en voeren we stelselmatig de initiatieven in de pijplijn uit. Uiteraard bespreek ik graag verder met u welke extra initiatieven we op korte termijn kunnen nemen. Intussen hoop ik samen met u op snel beter nieuws over de medische toestand van het slachtoffer van het drama voor haar kinderen.

 

01.07  Alain Yzermans (Vooruit): Dank u, mevrouw de minister, voor de omstandige uitleg waarbij u de wonden hebt blootgelegd en de manier om ze te remediëren, hebt uiteengezet. We moeten collectief vaststellen dat overbevolking tot uitwassen leidt, zoals het voorbije drama, en dat we samen met veelomvattende maatregelen daar komaf mee moeten maken. Als we de vicieuze cirkel doorbreken, kan een klassiek, humaan gevangenisbeleid resulteren in een uitgebalanceerde aanpak waarbij dergelijke uitwassen kunnen worden vermeden.

 

Het slachtoffer in Helchteren zal door extreem partnergeweld blijven verminkt zijn of misschien zelfs overlijden. We moeten alles op alles moeten zetten om slachtoffers van familiaal geweld te beschermen. Elektronisch toezicht moet absoluut verboden worden voor veelplegers van intrafamiliaal geweld, want zo kunnen zij nog steeds dicht bij hun slachtoffers komen. Hopelijk wordt dat verbod dankzij de goedkeuring van ontwerp ter zake met uw aller ja-stem mogelijk.

 

Er is ook meer aandacht voor het slachtoffer in het algemeen nodig, bij elke enquête en bij elke stap in de gerechtsketen. Slachtoffers zijn geen cijfers, het zijn mensen. Het zijn levens die we samen moeten trachten te redden. Op die manier kunnen we een bijdrage leveren aan een humane samenleving.

 

01.08  Marijke Dillen (VB): Dank u, mevrouw de minister, voor uw bijzonder uitvoerig antwoord. Ik heb begrepen dat de totale strafmaat van die man meer dan 10 jaar was. Dan moet de gevangenisdirecteur daar toch van op de hoogte geweest zijn? Die man was ook veroordeeld voor feiten van intrafamiliaal geweld. Ik begrijp absoluut niet dat hij opnieuw kansen kon krijgen. Wat moet een crimineel in dit land nog doen om geen gunstmaatregelen meer te krijgen, mevrouw de minister? Dat is niet alleen een vraag van mij of mij fractie, maar een van zeer veel burger. Kijk maar naar de sociale media.

 

Ik blijf het totaal onbegrijpelijk vinden dat Justitie het heeft toegelaten dat een dergelijke agressieve veelpleger de gevangenis veel vroeger mocht verlaten.

 

Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat de inschatting van de risico’s goed zou zijn gebeurd. Ik blijf dat betwisten. Het gaat om een recidivist op het vlak van intrafamiliaal geweld, terwijl recidive op zich al alle alarmbellen zou moeten doen afgaan.

 

Wat de politie betreft, ik heb begrepen dat in het systeem van de politie vermeld stond dat het ging om iemand die onder VPV was geregistreerd. De politie had het dus eigenlijk moeten weten. Ik begrijp niet – en dat is geen verwijt aan de politiediensten, want zij kunnen die maatregelen niet nemen – dat het systeem niet voorziet dat bij de minste feiten van agressie of intrafamiliaal geweld, hoe klein ook, iemand die VPV geniet onmiddellijk terug naar de gevangenis moet.

 

Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat u een grote ambitie hebt om de samenleving veiliger te maken. U hebt heel wat aankondigingen gedaan, die hoofdzakelijk ook terug te vinden zijn in uw beleidsbrief en beleidsverklaring. Veel van de punten die u hebt opgesomd, zullen we, zoals ik trouwens al meermaals heb bevestigd, steunen.

 

Wat de overbevolking van de gevangenissen betreft, het cruciale punt in dit dossier, mag het echter niet bij aankondigingen blijven. U spreekt over containers, over gevangenissen in het buitenland en over het terugsturen van buitenlandse en illegale gedetineerden naar hun land van herkomst. Dat is allemaal heel goed, maar maak daar werk van, niet louter aankondigingen, maar een heel concreet plan van aanpak. Wanneer mogen we dat verwachten? Uiteraard moet dat gekoppeld zijn aan de nodige financiering, want anders heeft het geen zin.

 

Mevrouw de minister, u mag niet wachten met een wet die verhindert dat daders van intrafamiliaal geweld hun elektronisch toezicht uitzitten op het adres van het slachtoffer. Die wet moet u nu doorvoeren. U zegt dat u daar na het reces werk van zult maken, maar in afwachting blijft er een lacune bestaan. Ik heb daar trouwens vorige week, bij de bespreking van de noodwet over de overbevolking in de gevangenissen, al voor gewaarschuwd.

 

Het is nog niet te laat. De noodwet moet zelfs hier in onze commissie voor Justitie nog worden goedgekeurd. Dien in de commissie een amendement in. U hoeft nog niet de volledige problematiek van het elektronisch toezicht aan te pakken, onder meer het doorknippen van enkelbanden, maar wel specifiek het uitzitten van een straf wegens intrafamiliaal geweld op het adres van het slachtoffer. Maak daar alstublieft de volgende dagen werk van. Ik denk dat dat amendement in de commissie voor Justitie unaniem zal worden gesteund.

 

Net zoals de strafuitvoeringsrechters blijf ik waarschuwen voor de ernstige risico’s van al die noodmaatregelen. De strafuitvoeringsrechters zeggen zeer duidelijk dat er nu mensen rondlopen die zij niet zouden vrijlaten. Zij hebben ervaring en spreken met kennis van zaken. Probeer toch eens naar hen te luisteren. Zij kennen het dossier perfect en weten waarover ze spreken.

 

Mevrouw de minister, tot besluit, dit dossier is werkelijk een blamage voor justitie.

 

Mijnheer de voorzitter, ik dien daarom een motie in.

 

01.09  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, uw toelichting schetst een beeld dat niet tot vreugde stemt. Er is immers een slachtoffer gevallen. Het toont wel aan hoe complex de strafuitvoering is, zeker in de huidige context. Dat is trouwens al lang het geval, dat is niet nieuw. De strafuitvoering werd lange tijd stiefmoederlijk behandeld en er ligt nog heel wat werk op de plank. Het is jammer genoeg nooit waterdicht. Deze casus toont ook aan dat alternatieve straffen, waarvan men vaak de mond vol heeft, soms kunnen werken, maar ook kunnen falen.

 

Mevrouw de minister, we mogen  de ambitie van het regeerakkoord en de daarin opgenomen maatregelen, die ook in uw beleidsnota staan, niet loslaten. De slachtoffers en het voorzorgsprincipe moeten onze leidraad zijn. In geval van onzekerheid mogen de samenleving en de overheid geen risico’s nemen. Een verbod op elektronisch toezicht in het kader van intrafamiliaal geweld is voor mij een must. Het is ook noodzakelijk om dat zo snel mogelijk in te voeren. Timmeren we daarmee alle risico's dicht? Laten we ons geen illusies maken. Zulke gebeurtenissen kunnen immers ook na het strafeinde plaatsvinden. We moeten echter elke mogelijke stap zetten en wel zo snel mogelijk. Volgende week vindt de tweede lezing van de noodwet plaats. Ik ben bereid om een amendement op te stellen om zo toch al enkele mazen in de wet te dichten. Ik denk dat we vanuit dit gremium zo snel mogelijk elke stap daartoe moeten proberen te zetten. Ik reken uiteraard op de steun van iedereen daarbij.

 

01.10  Ayse Yigit (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, het debat naar aanleiding van de misdaad in Helchteren mag niet beperkt blijven tot een over de problemen in onze gevangenissen, hoe urgent die ook zijn. De aanpak van geweld tegen vrouwen vereist veel meer, die vereist een brede aanpak op alle fronten, van de versterking van de hulpverlening, over de intensieve begeleiding van daders, tot het wegwerken van de financiële onzekerheid waarin veel vrouwen leven.

 

Het geval in Helchteren toont pijnlijk aan hoe gevaarlijk het is om risico’s te onderschatten. Wat is er misgelopen? Wie heeft gefaald? En vooral, wat zal er nu veranderen, opdat een dergelijk feit niet herhaald wordt? Het Parlement en de regering dragen hier een collectieve verantwoordelijkheid. Slachtoffers hebben recht op bescherming, niet op laattijdig medeleven.

 

We kijken dus uit naar de bespreking en de verdere uitvoering van de feminicidewet in september en naar andere bijkomende stappen.

 

01.11  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bij de bespreking van de noodwet vorige week merkte ik al op dat het hier gaat over een complexe problematiek, die nog complexer wordt. We moeten daarvoor echt aandacht hebben.

 

Uw uitleg doet bij mij de vraag rijzen wie het drama had kunnen voorzien. U gaf onder andere een opsomming van de vele positieve adviezen van de PSD en de gevangenisdirectie en er was een detentieplan in uitvoering. Op een bepaald moment heeft iemand een beslissing genomen, in dit geval de gevangenisdirecteur. Achteraf is het misgelopen. Waren er dan echt geen aanwijzingen dat het fout kon lopen? Het blijft natuurlijk mensenwerk, dat mogen we niet vergeten.

 

Sommigen zullen het drama aangrijpen om een veel strenger beleid te eisen. Laten we het even in het extreme doortrekken. Stel dat iedereen zijn straf volledig moet uitzitten – nu doet meer dan 50 % dat –, zal de samenleving dan veiliger zijn? Zal het veiliger zijn, als gedetineerden niet de kans kregen om voorafgaandelijk voorwaardelijk vrijgesteld te worden, de kans kregen op elektronisch toezicht, de kans kregen om zich te re-integreren?

 

Het is gruwelijk wat er gebeurd is, maar we moeten goed opletten dat onze reactie op langere termijn niet tot nog onveiligere situaties leidt. Dat is bijzonder moeilijk. Als we het allemaal op voorhand zouden weten en het risico heel goed zouden kunnen inschatten en voorspellen, dan zou het gemakkelijk zijn.

 

Er blijven dus veel vragen; het dossier is bijzonder complex. Ik ben blij dat ik een tweede lezing van de noodwet heb gevraagd, zodat we op een aantal punten dieper kunnen ingaan.

 

01.12  Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vooreerst, het is vreselijk wat daar is gebeurd. Daarom past hier ook een woord van appreciatie voor burgemeester en collega-parlementslid Yzermans, die de feiten van dichtbij beleefde, voor de manier waarop hij hier de gebeurtenissen schetst, heel genuanceerd, heel rationeel en heel gematigd. Dat pleit voor hem en is niet vanzelfsprekend voor iemand die de feiten van zo dichtbij heeft beleefd.

 

Mevrouw de minister, ik dank ook u voor uw tijdlijn en uw antwoorden. Er blijven weliswaar een aantal losse eindjes, waarvoor u naar minister Quintin verwijst. Het is belangrijk dat ook op die losse eindjes de juiste antwoorden komen.

 

Ik noteerde dat de gedetineerde een gevangenisstraf van in totaal meer dan tien jaar moest uitzittn. Het is mij echter niet volledig duidelijk op basis van welke veroordelingen hij tot meer dan tien jaar gevangenisstraf kwam. Dat zou immers betekenen dat, als hij sinds september 2021 vastzat, zijn strafeinde ergens in 2031 of 2032 zou vallen.

 

Voor mij persoonlijk doen de feiten denken aan 29 mei 2018. Dat is al even geleden, maar dat was de dag waarop een persoon met penitentiair verlof, met name Benjamin Herman, drie mensen – nadien bleek zelfs vier – ombracht. Dat was toen het slechtst denkbare scenario. Wanneer wij hier alles samenleggen, kunnen wij niet anders dan tot het besluit komen dat wat daar in Houthalen is gebeurd, opnieuw het slechtst denkbare scenario is.

 

Collega’s, ik ben het eens met de woorden van de heer Van Hecke dat het onze plicht is om voor nulrisico te ijveren, maar dat dat niet bestaat, tenzij wij inderdaad willen dat iedereen zonder pardon tot het einde van zijn straf blijft zitten. Zelfs dan is het nog maar de vraag of wij op termijn een veiligere samenleving hebben. Ik denk dat de vraag stellen ze beantwoorden is.

 

Er zijn twee aspecten aan het debat vandaag. Ten eerste, mevrouw de minister, er is de kwestie van de overbevolking en het plaatstekort. Daar zou het ontwerp van wet, dat we vorige week bespraken, een oplossing moeten bieden. Maar die wettekst vormt slechts een eerste stap of stapje. U hebt gesproken over het multidisciplinair plan waarnaar wij uitkijken. Ik herhaal dat wij op korte termijn moeten zoeken naar extra capaciteit via unitbouw. Wij kunnen niet anders.

 

Ten tweede is er de aanpak van intrafamiliaal geweld en feminicide. Dat was en is een prioriteit voor de overheden in dit land: mobiele stalkingalarmen, uithuiszettingen, risicotaxaties, veilige huizen, strengere straffen en samenwerking tussen verschillende diensten, zowel veiligheidsdiensten als sociopreventieve diensten. We moeten echter in dit moment van zelfreflectie – dat is geen kwestie van oppositie of meerderheid, maar van gezonde zelfkritiek – vaststellen aan de hand van de cijfers dat die aanpak blijkbaar niet volstaat. Het is onze plicht over de grenzen van meerderheid en oppositie heen – ik herhaal dat – om te kijken waar wij beter kunnen doen.

 

Ik dank u alleszins voor de antwoorden die u nu al hebt gegeven.

 

01.13  Steven Matheï (cd&v): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Namens onze fractie wil ik zeggen dat onze gedachten bij het slachtoffer van dat extreem partnergeweld zijn. Gruwelijk en dramatisch zijn de juiste woorden om dat te omschrijven. Het laat niemand onberoerd, noch in Helchteren en omstreken, noch in heel Vlaanderen en België.

 

U gaf een omschrijving van wat er gebeurd is, al is nog niet alles duidelijk. Een aantal antwoorden moeten we bijvoorbeeld nog via de politie krijgen. De feiten houden wel verband met het verlengd penitentiair verlof, een maatregel die we op de huidige manier natuurlijk het liefst beëindigd zien. Daarvoor is echter capaciteit nodig, en dat brengt ons bij wat u terecht het en-enverhaal noemt, de noodwet met 41 heel concrete artikelen om de capaciteit te verhogen, die volgende week in het Parlement voorligt. Tegelijk moet die wet de nodige garanties bieden, zodat gevallen als het genoemde daar niet in passen. De wet die moet vermijden dat daders van intrafamiliaal geweld nog elektronisch toezicht kunnen krijgen bij hun slachtoffer, zal daarnaast een belangrijk aspect zijn.

 

Dat alles moet uiteraard gecombineerd worden met structurele maatregelen. Daarvan gaf u terecht aan dat ook anderen daarbij betrokken moeten worden. Daarom zijn die taskforces opgericht met zowel met uw collega’s in de federale regering als die bij de deelstaten. Het zal een collectieve verantwoordelijkheid zijn en een collectief antwoord op het drama dat zich vorige week heeft voltrokken.

 

Wij zullen dat alleszins op alle mogelijke manieren ondersteunen, zodat de nodige maatregelen kunnen worden genomen.

 

Mijnheer de voorzitter, daarnaast dienen wij een eenvoudige motie in.

 

01.14  Ismaël Nuino (Les Engagés): Je me permets de me joindre rapidement à la discussion. Jusqu’ici, nous avons pu avoir l’impression que cette affaire n’avait touché "que la Flandre". Il est vrai que le débat a pu donner cette impression.

 

Je pense que nous devons tous être conscients du fait que cela aurait pu toucher n’importe qui n’importe où en Belgique. Toutes les parties de la Belgique doivent aujourd'hui être solidaires avec les victimes – la mère de famille et les enfants qui ont assisté à cela – et avec les autorités locales qui ont à gérer cela. Cela doit être particulièrement complexe.

 

Je salue la réponse de madame la ministre, complète, précise, qui a un petit peu dépassé le temps imparti.

 

La loi d'urgence est évidemment urgente. Elle va devoir être votée et sera votée rapidement, je l'espère. Nous allons devoir mener des débats plus larges pour voir comment sortir de cette surpopulation carcérale, avec quelles modalités pour garantir la sécurité, particulièrement pour les délits et les faits de mœurs, qui sont de plus en plus observés dans la société et qui, fort heureusement, sont de moins en moins acceptés.

 

Je vous rappelle notre soutien plein et entier dans ce travail. Il n’y a pas que la Flandre qui est avec les victimes. C’est le cas de l'ensemble de ceux qui se sentent touchés par ces faits.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen

en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee,

- overwegende dat een gedetineerde die penitentiair verlof had gekregen zich donderdag jl. schuldig heeft gemaakt aan bijzonder gruwelijke feiten van intrafamiliaal geweld tegen zijn partner, waarbij hij deze vrouw in brand stak en levensgevaarlijk verwondde, en dit in aanwezigheid van vijf van hun kinderen, van wie de jongste nog maar 2 jaar is en de oudste 15 jaar, die deze bijzonder traumatische ervaring levenslang zullen meedragen;

- overwegende dat deze gedetineerde was veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van 37 maanden wegens zwaar intrafamiliaal geweld tegen hetzelfde slachtoffer;

- overwegende dat Justitie toeliet dat deze agressieve veelpleger verlengd penitentiair verlof kreeg en dus veel vroeger de gevangenis mocht verlaten door een zogenaamde noodmaatregel in het kader van de strijd tegen de overbevolking;

- overwegende dat hij een aanvraag had ingediend om de rest van zijn straf thuis uit te zitten onder elektronisch toezicht;

- overwegende dat in afwachting daarvan de gevangenisdirecteur blijkbaar een positief advies had gegeven om voorlopig al terug te keren naar huis, wat onbegrijpelijk is gezien de duidelijke agressieproblematiek in combinatie met een drugsverslaving;

- overwegende dat strafuitvoeringsrechters al herhaaldelijk hebben gewaarschuwd dat het verlengd penitentiair verlof de maatschappelijke veiligheid in gevaar brengt en duidelijk stelden: "Er lopen nu mensen vrij rond die wij niet zouden vrijlaten", waarbij duidelijk werd gesteld dat er toen al verschillende veroordeelden die dankzij de noodmaatregelen de gevangenis hadden mogen verlaten nieuwe feiten hadden gepleegd;

- overwegende dat de gebeurtenissen in Helchteren werkelijk desastreus zijn voor het imago van Justitie gezien gevaarlijke gedetineerden zomaar worden vrijgelaten en opnieuw kunnen toeslaan;

vraagt de regering:

eindelijk werk te maken van een structureel plan van aanpak om de overbevolking in de gevangenissen ten gronde aan te pakken, gekoppeld aan voldoende financiële middelen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Marijke Dillen

et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord,

- considérant qu'un détenu qui avait bénéficié d'un congé pénitentiaire s'est rendu coupable jeudi dernier de faits particulièrement atroces de violence intrafamiliale à l'encontre de sa partenaire, ayant immolé cette femme par le feu et l'ayant dangereusement blessée, et ce en présence de cinq de leurs enfants, dont le cadet n'a encore que deux ans et l'aîné a 15 ans, qui devront subir à vie les conséquences de cette expérience extrêmement traumatisante;

- considérant que ce détenu était condamné à une peine d'emprisonnement effectif de 37 mois, et ce pour violence intrafamiliale grave à l'encontre de la même victime;

- considérant que la Justice a permis que ce multirécidiviste agressif bénéficie d'un congé pénitentiaire prolongé et qu'il puisse donc quitter la prison beaucoup plus tôt grâce à une mesure d'urgence prise dans le cadre de la lutte contre la surpopulation carcérale;

- considérant qu'il avait introduit une demande visant à purger le reste de sa peine à son domicile avec un bracelet électronique;

- considérant qu’en attendant, le directeur de la prison avait apparemment remis un avis positif concernant son retour provisoire à domicile, ce qui est incompréhensible, compte tenu de son problème évident d'agression, combiné à une accoutumance à la drogue;

- considérant que les juges de l'application des peines ont déjà mis en garde à plusieurs reprises contre le fait que le congé pénitentiaire prolongé met en danger la sécurité de la société et qu'ils ont clairement indiqué que des personnes qu'ils ne libéreraient pas circulaient alors en toute liberté, précisant clairement qu'à l'époque, plusieurs condamnés ayant pu quitter la prison grâce aux mesures d'urgence avaient commis de nouveaux faits;

- considérant que les événements qui se sont produits à Helchteren sont vraiment désastreux pour l'image de la Justice, compte tenu du fait que de dangereux détenus sont tout simplement libérés et peuvent récidiver;

demande au gouvernement:

d'élaborer enfin un plan structurel visant à s'attaquer en profondeur à la surpopulation carcérale, assorti de moyens financiers suffisants."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Steven Matheï.

Une motion pure et simple a été déposée par M. Steven Matheï.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

02 Vraag van Meyrem Almaci aan Jan Jambon (VEM Financiën, Pensioenen, belast met de Nationale Loterij en Federale Culturele Instellingen) over "Frauduleuze faillissementen" (56005751C)

02 Question de Meyrem Almaci à Jan Jambon (VPM Finances, Pensions, chargé de la Loterie Nationale et Institutions culturelles fédérales) sur "Les faillites frauduleuses" (56005751C)

 

02.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, deze vraag heeft een omweg gemaakt. Ik had ze oorspronkelijk gesteld aan de ministers van Werk en Financiën, maar uiteindelijk is ze bij Justitie terechtgekomen.

 

Enkele maanden geleden verscheen er een artikel in het Brusselse magazine BRUZZ, waarin meester Deryckere, een specialist ter zake, aanklaagt dat er in ons land nauwelijks opvolging is van frauduleuze faillissementen. Ze worden zelden aangepakt. Door de Brusselse context –  de aanzienlijke achterstanden bij de rechtbanken – zien we daarenboven dat malafide ondernemingen uit het hele land hun maatschappelijke zetel naar Brussel verhuizen, vaak vlak voor een faillissement of voordat de eerste jaarrekening wordt neergelegd. Dat is uiteraard geen toeval.

 

Het gaat om duidelijke misdrijven waarvan in de eerste plaats gewone burgers het slachtoffer zijn. Zij blijven achter met onafgewerkte bouwwerven en verliezen hun zuurverdiende spaargeld dat ze gespaard hadden voor verbouwingen of andere aannemingen. Daarnaast loopt de overheid aanzienlijke belastinginkomsten mis. Het betreft hier dus niet alleen oplichting en concurrentievervalsing, maar soms ook regelrechte dekmantels voor drugshandel. Dat zou dus echt een prioriteit moeten zijn voor onze overheden.

 

We worden hier helaas al jaren mee geconfronteerd. Uw voorganger, de heer Koen Geens, heeft zich daar destijds ook over uitgesproken. Het blijft echter wraakroepend dat het overgrote deel van de frauduleuze faillissementen zonder gevolg blijft. Dat werkt natuurlijk aanmoedigend voor wie zich aan zulke praktijken wil bezondigen.

 

Mevrouw de minister, hebt u dat artikel toevallig gelezen of heeft minister Jambon het u bezorgd? Deelt u de analyse van meester Deryckere?

 

Kunt u mij ook een beeld schetsen van de omvang van de problematiek van frauduleuze faillissementen in de voorbije 10 jaar, hetzij voor de drie gewesten afzonderlijk, hetzij voor het hele land? Hoeveel van die faillissementen bleven in die periode zonder gerechtelijk gevolg? Hoeveel werden er succesvol vervolgd?

 

Plant u maatregelen om deze problematiek aan te pakken, bijvoorbeeld de oplossingen die in het artikel worden gesuggereerd, of het voorstel om als wetgever de kosten van een aansprakelijkheidsprocedure voor te schieten?

 

02.02 Minister Annelies Verlinden: Het artikel is mij inderdaad bekend en ik heb het ook voorgelegd aan de diensten. De erin geschetste problematiek verdient mijns inziens verder onderzoek, maar ook een diepgaandere analyse van wat we precies kunnen doen. Ik zou u willen vragen om een schriftelijke vraag in te dienen voor het exacte cijfermatige aspect van uw vraag.

 

Het insolventierecht ondergaat voortdurend ontwikkelingen, zodat het kan inspelen op de noden van de maatschappij en op de bescherming van individuele burgers die slachtoffer worden van frauduleuze faillissementen. De voorbije jaren en maanden zijn er diverse wetswijzigingen en zelfs hervormingen doorgevoerd onder impuls van zowel nationale als Europese initiatieven. Vandaag staat de verdere Europese harmonisering van bepaalde aspecten van het insolventierecht hoog op de agenda, ook binnen de Europese Raden waar we dat bespreken.

 

Het is evident dat het in ieders belang is dat fraude in het algemeen en zeker ook binnen het insolventierecht wordt aangepakt. Dat sluit aan bij het recente wetgevende initiatief om faillissementsrechters meer mogelijkheden te geven om een beroepsverbod op te leggen. De publieke databank JustBan maakt het bovendien mogelijk om de effectiviteit van die beroepsverboden te verifiëren. De diensten van de FOD Justitie staan daarom zoveel mogelijk in rechtstreeks contact met mensen uit de praktijk - de rechtbanken, de parketten, de beroepsgroepen en dergelijke meer - om de aangekaarte problemen te verhelpen. Daarbij wordt steeds getracht een evenwicht te bewaren tussen de verschillende belangen. De in het artikel voorgestelde oplossingen zullen grondig worden bestudeerd door de diensten van de FOD Justitie, met uiteraard aandacht voor de afweging tussen de mogelijkheden en belangen, ook in het kader van andere regelgeving en rechten die we in ons land omarmen.

 

02.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, kunt u mij iets meer inzicht geven in wat u bedoelt met verdere analyse en dan vooral wat betreft de timing? Het betreft een problematiek waarvoor aan de alarmbel wordt getrokken. Het is geen nieuwe problematiek. In 2018 heeft de toenmalige minister Koen Geens hierover nog samengezeten met de procureurs-generaal, naar aanleiding van de reportage ‘Aannemer of oplichter’ van Pano? We weten ondertussen dat er zeker sinds de Brexit ook bedrijven zijn die hier failliet gaan en dan het beroepsverbod omzeilen door in Groot-Brittannië een nieuw bedrijf op te richten en vervolgens hier actief te blijven. Zo ver is dat fysiek niet, dus zo moeilijk is dat allemaal niet. Er zijn dus ook op andere vlakken wel wat evoluties. Die oplichters zitten zelf natuurlijk niet stil.

 

Ik had gehoopt op iets meer voluntarisme, zeker omdat men in het regeerakkoord spreekt over de ambitieuze aanpak van fiscale en sociale fraude. Dit is een heel duidelijke vorm van fraude. Ondanks die jarenlange problematiek hoop ik dat we niet opnieuw het warm water moeten uitvinden.

 

In het artikel is een heel concreet voorstel geformuleerd over het voorschieten van de kosten voor een aansprakelijkheidsprocedure door de overheid, omdat die investering zich in veelvoud zou terugbetalen. Ik had gehoopt dat u uw licht daarop zou laten schijnen. In ieder geval hoop ik dat dit snel wordt vastgepakt. Ik wil van u ook graag een indicatie van de timing krijgen.

 

Daarnaast zou ik graag willen weten hoeveel van de capaciteit voor fraudebestrijding die in het regeerakkoord werd voorzien hiervoor zou worden ingezet. De parketten moeten op dat vlak immers worden versterkt. Als u daarin een inzicht zou kunnen geven, zou ik u alvast dankbaar zijn, want anders heb ik hoegenaamd geen antwoord gekregen op een bijzonder grote en prangende problematiek.

 

De voorzitter: L'incident est clos.

 

02.04  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, u zegt: l'incident est clos, maar ik heb nog enkele bijkomende vragen gesteld.

 

Le président: Vous avez posé votre question. Le ministre a répondu. Vous avez droit à une réponse. Le ministre n'est évidemment pas obligé de répondre, donc l'incident est clos.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De jihadistische terreurdreiging vanuit Iran" (56006122C)

03 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La menace de terrorisme djihadiste depuis l'Iran" (56006122C)

 

03.01  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, nu de Verenigde Staten het nucleair programma van het jihadistisch terreurregime in Iran wellicht de genadeslag hebben toegebracht, of dat toch enkele jaren hebben achteruitgeslagen, is het helaas aannemelijk om te verwachten dat dat regime jihadistische terreuraanslagen wil laten plegen in het Westen, ook in Europa. België staat daarbij zeker ook op de radar. Mogelijke doelwitten zijn Iraanse dissidenten, joodse burgers en Amerikanen, evenals Israëlische en Amerikaanse instellingen. Die doelwitten bevinden zich vooral in steden als Antwerpen en Brussel.

 

Het zou bovendien niet de eerste keer zijn dat het Iraans-islamitische terreurregime aanslagen pleegt op Europees grondgebied. Dat gebeurde al 102 keer, waarvan maar liefst de helft in de afgelopen vier jaar. In 2018 werd in het Antwerpse Wilrijk een Iraans koppel opgepakt dat op weg was om een terreuraanslag te plegen. De IRGC, het jihadistisch terreurleger van Iran, is hier immers reeds diep verankerd. De jihadistische ayatollahs rekruteren ook steeds vaker leden van criminele bendes om in het Westen jihadistische moorden of terreuraanslagen te plegen, zoals, zo vernemen wij, via de Foxtrotbende uit Zweden.

 

Mevrouw de minister, kunt u toelichten hoe en in hoeverre de IRGC in België voet aan de grond heeft en is geïnfiltreerd? Hoe wordt in België de huidige dreiging ingeschat na de indrukwekkende operatie Rising Lion? Wordt er door onze veiligheidsdiensten een lijst opgesteld met mogelijke doelwitten, zodat die desgevallend beveiligd of extra beveiligd kunnen worden? Welke maatregelen worden genomen om mogelijke doelwitten van het jihadistisch terreurregime van Iran, met inbegrip van Iraanse dissidenten op ons grondgebied, te beveiligen?

 

03.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Rooy, met betrekking tot de aanwezigheid of infiltratie van de IRGC in België, de Staatsveiligheid is bevoegd voor de opvolging van de aanwezigheid en activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten in België. Dat geldt ook voor degene die in verband staan met de Islamitische Republiek Iran, waaronder de inlichtingenorganisatie die verbonden is aan de Islamitische Revolutionaire Garde.

 

Er zijn momenteel weliswaar geen indicaties dat de IRGC in institutionele zin een formele aanwezigheid heeft op Belgisch grondgebied. Onze diensten beschikken momenteel niet over informatie over daadwerkelijke infiltratie van de IRGC, maar de dreiging die ervan kan uitgaan vormt uiteraard een reëel en voortdurend aandachtspunt.

 

De impact van de situatie in het Midden-Oosten wordt voortdurend gemonitord en geëvalueerd. Het algemeen dreigingsniveau bevindt zich sinds oktober 2023 op niveau 3 op een schaal van 4. Dat is tot op heden ongewijzigd gebleven.

 

In reactie op de dreiging die uitgaat van de Iraanse inlichtingendiensten heeft de VSSE haar focus en capaciteiten stelselmatig aangepast. De VSSE volgt de dreiging nauwgezet op, waarbij zowel geopolitieke als operationele ontwikkelingen systematisch worden gemonitord.

 

Momenteel situeert de potentiële Iraanse dreiging zich voornamelijk op het vlak van intimidatie en mogelijke fysieke dreiging ten aanzien van tegenstanders van het Iraans regime en van Israëlische en joodse belangen in ons land.

 

Met betrekking tot specifieke doelwitten kan ik uiteraard geen details geven, maar ook in dat verband vinden monitoring en evaluatie plaats met dezelfde consistentie, rekening houdend met de beschikbare informatie en inlichtingen. Op basis daarvan worden vervolgens de gepaste maatregelen genomen.

 

03.03  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, wist u dat heel wat seculiere Iraniërs op ons grondgebied bang zijn en zelfs niet opdagen op demonstraties tegen het regime, omdat ze angst hebben voor infiltranten van de IRGC, van het Iraans-islamitisch regime, dat hen in de gaten houdt? Het jihadistisch shariaregime van Iran heeft een apocalyptische wereldvisie en is dus levensgevaarlijk. Het heeft als heilig islamitisch doel de export van de sjiitische islamitische revolutie naar de rest van de wereld, ook naar ons.

 

De Iraanse ayatollahs zeggen letterlijk dat ze ons willen vernietigen. Daarvoor gebruiken ze alle middelen: liegen, bedriegen, bedreigen, geweld, criminaliteit, terreur en, last but not least, immigratie. Nu al zijn Iraanse dissidenten op ons grondgebied vaak niet veilig, want deze regering laat nog altijd, naast onderdrukten, ook hun onderdrukkers gewoon dit land binnenkomen. Mevrouw de minister, laat het duidelijk zijn dat dat moet stoppen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Zorgvolmachten" (56006466C)

04 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les mandats de protection" (56006466C)

 

04.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, via de zorgvolmacht kan iemand die op zijn eventuele toekomstige wilsonbekwaamheid wil anticiperen, de bevoegdheid toekennen aan een of meerdere personen om namens hem of haar specifieke of algemene handelingen te stellen met betrekking tot zijn of haar vermogen en zelfs met betrekking tot zijn of haar persoon.

 

Artsen en ander medisch personeel moeten vaak rekening houden met wat in de zorgvolmacht staat, vooraleer ze bepaalde beslissingen kunnen of mogen nemen, bijvoorbeeld wanneer in de zorgvolmacht een vertegenwoordiger of vertrouwenspersoon werd aangesteld conform de wet op de patiëntenrechten, met de mogelijkheid voor die persoon om inzage te krijgen in het medisch dossier en om bepaalde beslissingen te nemen over behandelingen of onderzoeken wanneer die enkel een levensverlengend doel hebben.

 

Ten tweede, wanneer een persoon in een zorgvolmacht als lasthebber vaak enkel voor een welbepaalde handeling wordt aangesteld en het betreft geen familiale lasthebber, zal die binnenkort aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen als een professionele bewindvoerder. Dat houdt onder meer in dat hij of zij moet zijn ingeschreven in het nationaal register van professionele bewindvoerders, met alle vereisten van dien. Het is nochtans van belang te beklemtonen dat een professionele lasthebber, die louter contractueel wordt aangesteld, fundamenteel verschilt van een professionele bewindvoerder. De inwerkingtreding van het nationaal register wordt nu, via het wetsvoorstel van 5 juni 2025, dat we hier net hebben goedgekeurd, uitgesteld, aangezien de databank niet tijdig operationeel kan zijn. Het uitstel biedt ons de gelegenheid om de ongelijkheid zoals ik hier heb geschetst, te evalueren.

 

Mevrouw de minister, ziet u, ten eerste, een mogelijkheid om artsen en ander medisch personeel gemakkelijker toegang te geven tot de databank, waarin de gegevens van zorgvolmachten worden bijgehouden, met name wat de wilsverklaringen van medische aard betreft? Dat werd ook als aanbeveling opgenomen in een evaluatierapport van Justitie van 2024 van de wet van 17 maart 2013.

 

Ten tweede, kan worden overwogen om een onderscheid te maken tussen professionele lasthebbers, aangesteld in een zorgvolmacht, en professionele bewindvoerders, zodat de eerste niet aan de voorwaarde moeten voldoen van registratie in de databank?

 

04.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Van Vaerenbergh, ik herhaal graag dat het Centraal Register van Lastgevingsovereenkomsten als doel heeft informatie te verstrekken over het bestaan van een buitengerechtelijk beschermingsmandaat, eventuele wijzigingen of de beëindiging ervan. Aangezien lastgevingsovereenkomsten gevoelige persoonsgegevens bevatten, werd de toegang tot het Centraal Register van Lastgevingsovereenkomsten beperkt bij koninklijk besluit. Het is niet bedoeld voor publieke raadpleging, maar vormt een instrument om de geldigheid en de traceerbaarheid van buitengerechtelijke mandaten te waarborgen.

 

Het klopt dat het register werd opgesteld toen het buitengerechtelijk beschermingsmandaat nog beperkt was tot vermogensrechtelijke handelingen van de lastgever. Nu de zorgvolmacht ook openstaat voor persoonsgebonden aangelegenheden en handelingen, onder meer op het vlak van gezondheid, zou kunnen worden overwogen om het doel van dat register te herzien. Daarbij moet weliswaar worden nagegaan of het Centraal Register van Lastgevingsovereenkomsten het beste kanaal is om dat soort informatie te verspreiden. Het evaluatierapport over de wet van 17 maart 2023 suggereert immers ook om het bestaan van een zorgvolmacht te vermelden in het medisch dossier van de patiënt.

 

In elk geval moet de toegang tot de persoonsgegevens steeds in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Zo heeft een arts geen belang bij inzage in de volledige overeenkomst, maar enkel in de richtlijnen over de patiëntenrechten, die daarin werden opgenomen. Het is dus noodzakelijk om bij het opmaken of herzien van dat register in voldoende waarborgen te voorzien om de proportionaliteit tussen de finaliteit en de gedeelde gegevens te kunnen garanderen.

 

Wat uw tweede vraag betreft, licht ik graag toe dat de wetgever in 2023 professionele lasthebbers geenszins wilde verplichten om zich in te schrijven in het Centraal Register Beschermde Personen om hun functie te kunnen uitoefenen. Op grond van het toekomstige artikel 555/23 van het Gerechtelijk Wetboek is de inschrijving dan ook enkel vereist voor professionele bewindvoerders en niet voor professionele lasthebbers. Het is bijgevolg mogelijk een professionele lasthebber aan te stellen die geen professioneel bewindvoerder is, zonder dat die zich moet inschrijven in het register.

 

Personen die zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke beschermingsdossiers beheren, zijn daarentegen wel verplicht zich in het register in te schrijven overeenkomstig artikel 490/1 van het oude Burgerlijk Wetboek. Uit de parlementaire voorbereidingen bij de wijziging van dat artikel blijkt dat het niet kan worden toegestaan dat een bewindvoerder die na een tuchtstraf wegens zware fouten uit het register is geschrapt, alsnog de belangen van een lastgever blijft behartigen. In dat geval moet een lopende zorgvolmacht worden omgezet in een gerechtelijke beschermingsmaatregel.

 

04.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Uiteraard moet heel voorzichtig worden omgegaan met gegevens die zo privacygevoelig zijn, maar ik begrijp alvast dat u, zeker wat het eerste punt betreft, nader zult bekijken of er eventuele oplossingen zijn. U hebt twee pistes aangereikt. We volgen het verder op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Pour rappel, selon l'agenda, Mme la ministre doit nous quitter à 16 h 15. Elle est disposée à rester un petit peu plus longtemps si nécessaire pour essayer de terminer ce qui est à l'ordre du jour. Je vous invite à renvoyer à vos questions telles que déposées par écrit.

 

04.04  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, is dit de laatste vergadering met mondelinge vragen vóór het reces?

 

Le président: Cela dépend du Parlement. A priori, nous essayerons d'en avoir une dernière mais elle n'est pas encore tout à fait confirmée. Mme la ministre est disposée à terminer les points de l'agenda aujourd'hui. Si nous pouvons gagner un tout petit peu de temps, alors essayons de le faire, mais il n'y a pas d'obligation.

 

04.05  Marijke Dillen (VB): Mevrouw de minister, ter informatie, een commissievergadering met enkel mondelinge vragen, zonder wetgevend werk, kan op hetzelfde moment van de plenaire vergadering plaatsvinden.

 

Le président: Nous avons déjà dû nous arranger avec la Conférence des présidents pour pouvoir fixer à demain l'audition de la Cour de cassation alors qu'une séance plénière était prévue. Je ne sais donc pas à quel point cela sera possible. La décision ne m'appartient pas pleinement.

 

05 Question de Julien Ribaudo à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L’incendie à la prison de Lantin" (56006475C)

05 Vraag van Julien Ribaudo aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De brand in de gevangenis van Lantin" (56006475C)

 

05.01  Julien Ribaudo (PVDA-PTB): Madame la ministre, le 4 juin dernier, je vous interrogeais sur l’incendie à la prison de Lantin, en évoquant notamment le rapport du major Charbon. Ce rapport recommandait plusieurs mesures pour renforcer la sécurité incendie, dont l’installation d’un système de sprinklers. Dans votre réponse, vous m’avez déclaré: "Concernant les travaux réalisés dans le but de garantir le bon fonctionnement des processus et d'assurer la sécurité incendie dans les établissements pénitentiaires, je vous renvoie à la Régie des Bâtiments."

 

J'ai donc interrogé la ministre Matz, le 12 juin. Et, là, sa réponse est très claire: "La définition des normes applicables relève des compétences du SPF Justice. C’est donc lui qui indique à la Régie ce dont il a besoin pour que, par exemple, le bâtiment soit sûr." Elle a aussi mentionné un rapport du service régional d’incendie de 2018. Je cite à nouveau: "Un sprinklage est abordé dans les mesures à prévoir si un désenfumage est techniquement impossible à enclencher. Cette évaluation de la charge calorifique ne peut être réalisée que par l’occupant, c’est-à-dire le SPF Justice. À ce stade, la Régie n’a pas reçu de demande d’installation d’un système de sprinklage ou de désenfumage."

 

Alors, aujourd’hui, ce n’est plus une question de procédure, mais de responsabilité. Et j’ai le sentiment, comme je l'ai dit à Mme Matz, qu’on assiste à un match de ping-pong entre ministres, sauf qu’ici, on parle de sécurité et pas de sport.

 

Madame la ministre, le SPF Justice a-t-il demandé les travaux nécessaires à la Régie des Bâtiments pour la prison de Lantin? Vos services ont-ils pris connaissance du rapport de 2018? L’évaluation de la charge calorifique, dont parlait Mme Matz, a-t-elle été réalisée? Sinon, pourquoi? Enfin, une évaluation des dispositifs incendie est-elle prévue pour l’ensemble des prisons du pays?

 

05.02  Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Ribaudo, avant de répondre à vos questions, je souhaite une nouvelle fois rendre hommage au pompier décédé lors de l'incendie à Lantin, ainsi qu'à ses collègues, dont plusieurs ont été grièvement blessés. C'est avec stupeur et une profonde tristesse que nous avons appris ce drame il y a quelques semaines.

 

La passion et l'engagement de ces pompiers dans l'exercice de leurs fonctions forcent le respect. Mes pensées sont avec eux, et également avec tous les collègues qui, chaque jour, s'engagent au service de la justice dans notre pays, souvent dans des conditions difficiles. La société leur est profondément redevable.

 

Face à des événements aussi tragiques, nous devons veiller à ne pas tirer de conclusions hâtives, mais au contraire à unir nos forces et à tout mettre en œuvre ensemble pour éviter que de tels drames ne se reproduisent.

 

En ce qui concerne l'exécution des travaux, je peux vous dire que le SPF Justice a demandé les travaux nécessaires à la Régie des Bâtiments. Le déménagement de la buanderie vers le lieu actuel a été demandé il y a une dizaine d'années déjà. Des travaux ont été effectués par la Régie des Bâtiments.

 

Les aspects liés à la conformité aux normes incendie et électricité relèvent la responsabilité du propriétaire. Il n'appartient pas à l'occupant, en l'occurrence le SPF Justice, d'adresser au propriétaire des demandes pour la mise en conformité aux normes incendie des bâtiments qu'il met à disposition de ses clients.

 

C'est d'ailleurs le propriétaire qui reçoit et détient les rapports des pompiers concernant ces bâtiments et qui connaît donc mieux que quiconque leur état ainsi que leur conformité aux normes en vigueur. Les différents rapports reçus sont toujours analysés dans le but d'y apporter des réponses. Les travaux nécessaires sont demandés.

 

Un plan de mise en conformité incendie est en cours de réalisation à Lantin. Il s'agit cependant d'un bâtiment ancien, alors que les normes évoluent constamment. Des adaptations constantes sont donc nécessaires et requièrent parfois des travaux de grande envergure. La demande de travaux est renvoyée vers la Régie des Bâtiments, qui établit son plan d'action.

 

Les rapports des pompiers sont transmis à la Régie des Bâtiments en sa qualité de propriétaire ainsi qu'au SPF Justice en tant que service occupant. Cela vaut également pour le rapport de 2018. Le SPF Justice a encodé le rapport dans l'application Desk afin que la Régie des Bâtiments réalise les travaux qu'elle estime devoir exécuter. Cette application permet aux clients de la Régie des Bâtiments d'introduire leurs demandes de travaux.

 

L'occupant a également transmis à la Régie des Bâtiments l'ensemble des informations concernant le matériel stocké dans ce lieu ainsi que les quantités et un plan d'implantation. Ces données permettent à la Régie des Bâtiments de calculer la charge calorifique.

 

En ce qui concerne votre dernière question, l'administration centrale attire régulièrement l'attention des directions locales sur la nécessité de tenir à jour les plans d'urgence et d'intervention. Dans ce cadre, toutes les prisons font l'objet d'une visite périodique des pompiers qui remettent un rapport. Ces rapports donnent ensuite lieu à un suivi. Les éventuelles remarques sont soumises à la concertation avec le propriétaire afin de déterminer quel service y donnera suite.

 

05.03  Julien Ribaudo (PVDA-PTB): Merci pour votre réponse, madame la ministre. Loin de moi l'idée de tirer des conclusions hâtives, on parle ici de sécurité.

 

Cette question est légitime dans le sens où ce sont les acteurs de terrain qui viennent vers nous en nous disant que l'événement dramatique que nous avons connu trouve son origine dans un élément qui a été signalé voici plusieurs années et pour lequel rien n'a été fait. Il s'agissait d'installer un simple système de sprinklage.

 

Encore aujourd'hui, madame la ministre, je ne comprends pas – et j'ignore comment le grand public peut comprendre – pourquoi on parle d'occupant, de locataire et de propriétaire, alors qu'il s'agit de l'État belge. C'est nous qui sommes responsables, avec de l'argent public, de la sécurité des gens qui sont à l'intérieur et qui y travaillent.

 

Or, à nouveau, vous nous dites qu'on l'a encodé et que c'est à la Régie des Bâtiments de savoir si elle doit faire ou pas cette étude de charge calorifique. Ça a l'air d'être un détail, mais on voit que c'est pire que Kafka. Je veux dire par-là qu'on ne sait même plus qui est responsable de quoi. En fait, plus personne n'est responsable de rien. Et, aujourd'hui encore, vous n'avez pas réussi à me dire ce qu'il en est. Mme Matz me dit que c'est à vous de répondre, et, vous, vous me dites que c'est à elle.

 

Bien entendu, nous déplorons aussi la mort de pompiers, de personnes qui veulent faire leur travail et garantir la sécurité. Mais si on ne veut pas que cela reste des mots – et on sait que vous avez fait beaucoup lorsque l'incendie est survenu –, il faut qu'on puisse prendre notre responsabilité, que vous puissiez prendre votre responsabilité avec la ministre Matz pour savoir où cela a dysfonctionné et faire mieux la prochaine fois.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Paul Van Tigchelt aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Het voorstel van minister Simonet omtrent het systematisch erkennen van criminelen als zelfstandigen" (56006476C)

- Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De plannen van minister Simonet om criminelen als zelfstandigen te erkennen" (56006537C)

06 Questions jointes de

- Paul Van Tigchelt à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La proposition de Mme Simonet de considérer systématiquement les criminels comme des indépendants" (56006476C)

- Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le projet de la ministre Simonet de considérer les criminels comme des indépendants" (56006537C)

 

06.01  Paul Van Tigchelt (Open Vld): Mevrouw de minister, uw collega Simonet dacht out of the box. Mijn collega Alexia Bertrand zal hierover een vraag stellen aan uw collega Simonet en ik stel de vraag aan u.

 

Wat is de status van dit voorstel? Is het een ballonnetje of werd het al doorgesproken in de regering? Is het al besproken met het College van procureurs-generaal, bijvoorbeeld? Wat behelst het voorstel concreet voor u en wat kunt u daarover zeggen?

 

06.02  Marijke Dillen (VB): Minister van Zelfstandigen Eléonore Simonet heeft een toch wel heel controversieel plan aangekondigd waarbij ze criminelen systematisch wil laten erkennen als zelfstandigen. Dit niet om hun illegale activiteiten te legaliseren en faciliteren maar wel om hen financieel te straffen en sociale voordelen af te pakken. Zo wil ze personen die illegale activiteiten uitoefenen zoals de handel in drugs, automatisch laten aansluiten bij het RSVZ waardoor criminelen het statuut van zelfstandigen krijgen waar een hoop financiële verplichtingen en gevolgen aan vasthangen, zoals o.m. het betalen van sociale bijdragen waarbij de minister achterstallige bijdragen tot 5 jaar terug wil laten betalen. Op het inkomen dat deze criminelen de voorbije jaren gegenereerd hebben, zouden ze in één klap 20,5% belastingen moeten betalen. Dit alles op basis van schattingen.

 

Ook betekent dit dat deze criminelen toegang verliezen tot tal van sociale voordelen. Als ze een werkloosheidsvergoeding of leefloon krijgen, wordt die steun geschrapt. Een studietoelage of huisvesting zullen ze ook verliezen. De minister wil deze gekregen steun ook retroactief terugvorderen. Los van de vraag of deze maatregel veel effect zal hebben, moet toch de bedenking worden geformuleerd dat vele criminelen vandaag zogezegd al een onderneming hebben en ingeschreven zijn als zelfstandigen om zo hun geld wit te wassen. Omdat ze al zelfstandige zijn, kan de RSVZ niet opnieuw bij hen aankloppen omdat ze hun bijdragen al hebben betaald, weliswaar op een veel lager inkomen.

 

Wat is het standpunt van de minister? Werden deze plannen, die niet in het regeerakkoord staan, met de minister besproken?

Volgens minister Simonet moet de regering geen akkoord geven omdat er reeds een juridische basis zou zijn en dit voorstel een systematische toepassing van bestaande regels zou betreffen. Kan de minister hierover meer toelichting geven?

Om te bepalen wie illegale activiteiten uitvoert, wil minister Simonet dat vonnissen/arresten over zaken zoals drugsdelicten systematisch worden doorgestuurd naar de RSVZ. Dit betekent opnieuw een bijkomende werklast voor de griffies. Wat is hier het standpunt van de minister? Werd dit overlegd?

 

06.03 Minister Annelies Verlinden: Collega's, laat me heel duidelijk zijn, elk initiatief dat een verschil kan maken in de strijd tegen drugscriminaliteit en georganiseerde criminaliteit moeten we bekijken, zeker wanneer het gaat over het breken van de vermogensvoordelen van die criminelen. Die strijd is en blijft een prioriteit voor de regering. Dat is ook de reden waarom Justitie inzet op initiatieven daaromtrent, onder meer de "follow the value"-aanpak. We bekijken bijvoorbeeld ook hoe gedetineerden kunnen bijdragen aan hun detentiekosten.

 

Het initiatief waarnaar u verwijst in uw vragen werd aangekondigd door de minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO’s. Ik kan daarover geen verdere uitspraken doen, aangezien het tot haar bevoegdheden behoort. Net als u heb ik via de media kennisgenomen van de krijtlijnen. Collega Van Tigchelt, ik vermoed dat collega Simonet ongetwijfeld de nodige toelichting zal geven bij haar plannen aan collega Bertrand. Ik kijk daar samen met u naar uit.

 

Het is goed dat we inzetten op al die initiatieven. We moeten wel bekijken hoe die initiatieven passen binnen het bredere plan van aanpak en moeten ervoor zorgen dat alles volgens de wettelijke spelregels verloopt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de uitwisseling van informatie tussen politie, Justitie en andere diensten en ook voor het in kaart brengen van vermogens. Ik wil onderstrepen dat in de eerste plaats de slachtoffers vergoed moeten kunnen worden met de financiële voordelen die bij misdrijven worden verkregen. Hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt, zullen we ongetwijfeld vernemen bij de toelichting van de plannen.

 

06.04  Paul Van Tigchelt (Open Vld): Dit is dus nog niet besproken met u of met de diensten van Justitie. Als men hiermee verdergaat, zal dat echter zeker nog moeten gebeuren. Dan zal ook moeten worden bekeken of er niet alleen voordelen zijn, maar ook nadelen. Als men mensen als zelfstandige erkent, kan ik me inbeelden dat dat ook bepaalde rechten met zich meebrengt. Dat zijn dan neveneffecten wanneer het gaat over zelfstandige criminelen. Dat zal dus allemaal grondig moeten worden bekeken. Bedankt voor uw antwoord.

 

06.05  Marijke Dillen (VB): Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister. Via de media heb ik begrepen dat minister Simonet stelt dat de regering hiervoor geen akkoord moet geven omdat er al een juridische basis zou bestaan om de systematische toepassing hiervan mogelijk te maken. Ik moet zeggen, mevrouw de minister, ik ben geen specialist in sociaal en arbeidsrecht, maar ik heb geluisterd naar collega-advocaten die dat wel zijn en zij hebben daar toch ernstige twijfels over. Dit moet een juridische basis krijgen. Het moet dus ook langs de ministerraad passeren.

 

Volgens de media zou de vraag van de minister zijn dat alle vonnissen en arresten met betrekking tot drugsdelicten systematisch worden doorgestuurd naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Daar heb ik toch mijn twijfels bij. Dat betekent opnieuw een aanzienlijke verhoging van de werklast voor de griffies.

 

Daarnaast heb ik een bedenking bij de toepassing. De kleine garnalen, de kleine drugdealers, hebben vaak al een zaak: kappers, telefoonkaartshops of cafés waar amper iemand over de vloer komt. Zo kunnen ze hun geld witwassen en zijn ze al zelfstandig en aangesloten bij de RSVZ. Dat zijn die kleine garnalen die hier actief zijn. De echte grote vissen, mevrouw de minister, zitten echter niet in ons land. Die bevinden zich elders in de wereld en zullen ook aan dit systeem ontsnappen. Dit zal echter zeker worden opgevolgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Victoria Vandeberg aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Het gerechtsgebouw van Verviers" (56006509C)

07 Question de Victoria Vandeberg à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le palais de justice de Verviers" (56006509C)

 

07.01  Victoria Vandeberg (MR): Madame la ministre, le palais de justice de Verviers est depuis plusieurs années dans une situation transitoire en attendant une réfection générale. Ainsi, une aile du bâtiment est condamnée et des bureaux et des salles d’audience ne sont plus accessibles. Ceci génère une grande complexité dans le travail des différents acteurs du monde judiciaire, qui se sont adaptés afin que le travail puisse continuer et que justice puisse être rendue à Verviers. Néanmoins, ces conditions quotidiennes sont compliquées, tant pour les personnes qui y travaillent que pour les visiteurs qui attendent un accueil digne au sein de nos services publics. Le bâtiment renvoie une triste image de la justice belge et, plus largement, compromet l’image de l’État fédéral et de la gestion de celui-ci.

 

Madame la ministre, avez-vous rencontré les acteurs du monde judiciaire de l’arrondissement de Verviers ou envisagez-vous de visiter prochainement ce palais de justice? Comptez-vous mettre en place des mesures pour débloquer la situation? Quelles sont les prochaines étapes dans ce dossier de rénovation?

 

07.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Vandeberg, depuis mon entrée en fonction comme ministre de la Justice, j’ai pu me rendre compte de l’état des bâtiments judiciaires et des besoins qui existent depuis longtemps. Mes services sont en contact étroit avec la Régie des Bâtiments afin d’analyser ces besoins et de formuler des propositions ciblées pour y remédier. À ce sujet, je suis en contact régulier avec ma collègue ministre Vanessa Matz, qui est notamment chargée de la gestion immobilière de l’État. Il en va de même pour la réfection du palais de justice de Verviers, qui relève de la compétence de la Régie des Bâtiments. Dans les limites des moyens disponibles pour les bâtiments judiciaires, des interventions pourraient également être réalisées dans le cadre des missions de mes services. Ma collègue la ministre Matz et moi-même travaillons dans l’intervalle avec nos services à un plan d’amélioration de l’état des bâtiments judiciaires dans tout le pays.

 

07.03  Victoria Vandeberg (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse et j’attends la suite de ce dossier avec impatience. Il est évident que vous devez travailler en collaboration avec la ministre Matz à ce sujet, mais au-delà d’un renvoi de balle, nous attendons de cette collaboration des avancées concrètes, tant pour Verviers spécifiquement, que pour d’autres bâtiment publics du monde de la Justice.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07.04  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb net bericht gekregen dat er volgende week woensdag een commissie met mondelinge vragen staat geagendeerd. Misschien is het zinvol om de volgende samengevoegde vragen over het hefboomplan uit te stellen naar volgende week, dan kan collega Aouasti ook deelnemen. De collega's Jadoul en Van Tigchelt gaan daarmee akkoord.

 

Le président: Chacun des collègues est-il d'accord? (Oui)

 

Comme tous les collègues sont d'accord, je propose de reporter les questions jointes concernant le Plan tremplin à la semaine prochaine. Les questions jointes no 56006514C de M. Aouasti, no 56006618C de Mme Dillen, no 56006646C de M. Jadoul et no 56006753C de M. Van Tigchelt sont reportées.

 

08 Vraag van Alain Yzermans aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De verhoogde telefoontarieven in detentie" (56006544C)

08 Question de Alain Yzermans à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'augmentation des tarifs téléphoniques dans les prisons" (56006544C)

 

08.01  Alain Yzermans (Vooruit): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

Recentelijk heeft Telio, het bedrijf dat de telefonie op de cellen verzorgt, een aanzienlijke verhoging van de telefoontarieven doorgevoerd. Vanaf 1 juli zal de prijs voor gesprekken binnen België stijgen van 0,11 euro naar 0,12 euro per minuut, terwijl gesprekken naar het buitenland, zoals naar Oekraïne, van 0,30 euro naar 0,60 euro per minuut zullen gaan. In sommige gevallen, zoals gesprekken naar Tunesië, kan het tarief zelfs oplopen tot 1,40 euro per minuut. Deze prijsstijgingen zullen het voor gedetineerden nog moeilijker maken om contact te onderhouden met hun naasten, wat vragen oproept over de impact op hun sociale welzijn en emotionele omstandigheden binnen de gevangenismuren, een situatie die al onder zware druk staat. Deze bezorgdheden van alle inrichtingshoofden zijn overgemaakt aan de Directrice-Generaal, maar een oplossing is nog niet in zicht en de verhoogde tarieven worden voorlopig aangerekend.

 

Vragen aan minister Verlinden:

1. Kunt u toelichten waarom de overheid geen invloed kan uitoefenen op de prijsstelling van Telio, ondanks de negatieve gevolgen voor gedetineerden en hun families? Zijn er alternatieven?

2. Bent u bereid om in overleg te treden met Telio om de gevolgen van deze prijsverhogingen te bespreken en te zoeken naar een voor beide partijen aanvaardbare oplossing?

3. Vreest u niet dat dit de nefaste gsm-trafiek (met alle gevolgen van dien) alleen maar verder in de hand werkt?

 

08.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Yzermans, aangezien de procedure voor de aankoop van een nieuw telefoniecontract in de cel voor gedetineerden nog niet is afgerond, moet het aan Telio toegekende contract voorlopig met een jaar worden verlengd. Telio kon de financiële voorwaarden van het oorspronkelijke contract niet behouden, omdat het er voor een looptijd van slechts een jaar niet in is geslaagd om met zijn eigen leveranciers dezelfde voorwaarden te onderhandelen. Bovendien zal Telio investeringen moeten doen die het binnen een jaar moet afschrijven. Dat verklaart de prijsstijgingen. De administratie zal uiteraard in overleg gaan met Telio om de gevolgen van deze prijsverhogingen te bespreken en te zoeken naar een voor beide partijen aanvaardbare oplossing.

 

Illegaal gsm-gebruik binnen penitentiaire inrichtingen is een structureel probleem dat al geruime tijd bestaat. Ik denk niet dat een kleine prijsverhoging de aanleiding zal zijn voor een verdere escalatie van dat probleem. Ik verneem van gevangenisdirecteurs dat, ondanks het aanbieden van telefonie op cel of van gratis videobellen, er altijd gedetineerden zijn die ervoor kiezen om illegale gsm's binnen te smokkelen. Ik wens het veronderstelde verband tussen het gsm-gebruik in de gevangenissen en de prijs van telefonie dan ook te nuanceren. Uiteraard maken we werk van de strijd tegen illegale toestellen in de gevangenissen. Er zijn daarvoor recentelijk ook politieacties geweest en ik denk dat we die lijn moeten blijven volgen.

 

08.03  Alain Yzermans (Vooruit): Het is belangrijk dat gedetineerden, zeker Oekraïners, ook naar het buitenland kunnen bellen. De prijs daarvoor is nu verhoogd. Ik denk dat het belangrijk is dat mensen in moeilijke omstandigheden toch contact met hun familie kunnen houden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: M. Van Hecke est retenu dans une autre commission. Il a demandé le report de sa question n° 56006595C.

 

09 Vraag van Sam Van Rooy aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De toevoeging van Samidoun aan de OCAD-lijst" (56006622C)

09 Question de Sam Van Rooy à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'ajout de Samidoun à la liste de l'OCAM" (56006622C)

 

09.01  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, herhaalde malen heb ik de afgelopen maanden de regering op de rooster gelegd over Samidoun, een antisemitische organisatie die jihadterreur verheerlijkt en die vooralsnog vrij op ons grondgebied kan opereren, wat ze ook volop doet.

 

Naar verluidt zou Samidoun nu worden toegevoegd aan de OCAD-lijst. Klopt dat? Zo ja, vanaf wanneer? Wat betekent dat concreet voor Samidoun als organisatie? Kan Samidoun op ons grondgebied blijven opereren? Kan Samidoun in ons land demonstraties, lezingen en andere activiteiten blijven organiseren? Wat betekent dat concreet voor de leiding, kopstukken, bestuurders en leden van Samidoun? Wat betekent dat concreet voor Europees Samidoun-coördinator Mohammed Khatib?

 

09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Rooy, samen met de minister van Binnenlandse Zaken heb ik aan het OCAD gevraagd om de bepalingen van de wet betreffende de GGB T.E.R. strikt toe te passen. Die vraag heeft specifiek betrekking op de opname van groeperingen in de GGB T.E.R., overeenkomstig de geldende wettelijke criteria. Het is immers van essentieel belang dat de in de wet vastgelegde criteria worden nageleefd, zowel om de juridische zekerheid van de beslissingen te waarborgen als om de doeltreffendheid van ons beleid inzake preventie en bestrijding van extremisme en terrorisme te garanderen.

 

Het OCAD zal daarom een plan van aanpak ontwikkelen voor de opname van groeperingen in de GGB T.E.R. Tot nog toe is de aanpak voor opname gericht op individuen en geeft die aanleiding tot een geïndividualiseerde opvolging door de platformen van de Strategie T.E.R. Die laatste persoonsgerichte aanpak blijft prioritair toegepast, wat logisch is in het kader van de individuele radicaliseringsprocessen.

 

Het OCAD heeft inmiddels zijn partnerdiensten gecontacteerd om dat plan van aanpak voor opname van groepen op een coherente en gecoördineerde manier uit te werken.

 

Ten slotte, zoals voorzien in het regeerakkoord werk ik, in samenwerking met de collega van Binnenlandse Zaken, aan het opstellen van een juridisch kader op basis waarvan het mogelijk wordt om een verbod in te stellen op rechtspersonen of feitelijke verenigingen die op ernstige wijze schade toebrengen aan de openbare orde, de nationale veiligheid of de democratische en grondwettelijke orde, en dat op basis van informatie die al beschikbaar is in een Europese context.

 

09.03  Sam Van Rooy (VB): Mevrouw de minister, aangezien u op vrijwel geen enkele van mijn vragen antwoordt, ga ik ervan uit dat het enige wat deze regering nu doet, is: Samidoun op een lijst zetten. Dat zal in de praktijk dus niets veranderen. Die jihadisten zullen hun gif, hun antisemitisme, hun verheerlijking van dodelijke jihadterreur, hier dus kunnen blijven spuien.

 

Mocht Samidoun geen Palestijnse importorganisatie zijn, maar wel een even antisemitische en terreurverheerlijkende organisatie van eigen bodem, dan was ze allicht allang verboden. Daar kunnen we zeker van zijn. Dat komt dus door een giftige cocktail in dit land, en in deze regering, van oikofobie, laksheid en lafheid. Het is die dubbele moraal die onze samenleving kapotmaakt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: M. Pierre Jadoul a demandé le report de sa question n° 56006647C. Il en sera de même pour les questions jointes n° 56006681C de M. Pierre Jadoul et n° 56006727C de Mme Marijke Dillen.

 

De heer Jeroen Bergers is afwezig voor zijn vraag n° 56006664C.

 

10 Question de Rajae Maouane à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le rapport de l'ONU sur le racisme systémique en Belgique" (56006714C)

10 Vraag van Rajae Maouane aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Het VN-rapport over systemisch racisme in België" (56006714C)

 

10.01  Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Madame la ministre, un rapport du Mécanisme d’experts de l’ONU chargé de promouvoir la justice et l’égalité raciales dans le contexte du maintien de l’ordre a récemment épinglé la Belgique pour l’existence d’un racisme systémique et généralisé, présent dans tous les secteurs de la société, y compris au sein du système judiciaire et de l’appareil carcéral.

 

Le rapport pointe notamment la surpopulation carcérale, les discriminations dans les procédures judiciaires, et l’absence de recours efficaces pour les victimes de profilage racial ou de violences policières. Il appelle à des réformes structurelles et à un véritable plan d’action coordonné, axé sur la justice et la réparation.

 

Dans ce contexte, quelles mesures concrètes le SPF Justice entend-il mettre en œuvre pour répondre aux constats du rapport de l’ONU, en particulier en matière de discriminations systémiques dans l’accès à la justice et dans les décisions judiciaires? Quels leviers comptez-vous mobiliser pour lutter contre la surpopulation carcérale, qui touche de manière disproportionnée certaines communautés? Quelle collaboration existe ou pourrait être renforcée avec le ministère de l’Intérieur, afin de garantir un véritable contrôle indépendant des violences policières et un accès effectif à la justice pour toutes les victimes?Je vous remercie pour vos réponses.

 

10.02  Annelies Verlinden, ministre: Chère collègue Maouane, nous avons eu l'honneur d'accueillir, du 2 au 11 juin, le Mécanisme onusien d'experts chargés de promouvoir la justice et l'égalité raciale dans le contexte du maintien de l'ordre. Lors de sa visite en Belgique, le Mécanisme a notamment pu se pencher sur le volet Justice et a eu l'occasion d'effectuer des rencontres techniques avec différents services du SPF Justice, des représentants de l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie (INCC), ainsi que du Conseil supérieur de la Justice (CSJ). Il a également effectué une visite de terrain à la prison de Namur et a échangé avec mon cabinet.

 

Nous avons présenté l'ensemble des initiatives et dispositifs déjà en vigueur. Nous attachons une grande importance au travail réalisé par le Mécanisme et attendons la transmission du rapport complet afin d'en examiner attentivement les conclusions et d'y apporter une réponse appropriée.

 

En ce qui concerne les mesures concrètes de lutte contre la discrimination, la COL 13/2013 est un instrument de politique criminelle visant à uniformiser la lutte judiciaire contre les discriminations, y compris les infractions de haine, le négationnisme et les discriminations fondées sur le genre. Cette circulaire a été modifiée en avril 2024 pour tenir compte de l'évolution des infractions, notamment la cyberhaine, ainsi que des critères protégés. Elle est conçue comme un outil évolutif, avec une révision prévue tous les trois ans. Nous ne manquerons pas, à cette occasion, d'analyser toute recommandation qui nous sera transmise.

 

L'Institut de Formation Judiciaire (IFJ) organise chaque année une formation obligatoire de deux jours intitulée "Lutte contre les délits de haine et discrimination", destinée aux magistrats en deuxième année de formation et ouverte à d'autres professionnels du secteur judiciaire. Dispensée en français et en néerlandais, cette formation, suivie par 410 participants depuis 2018, est animée par des experts et coordonnée avec Unia. Elle combine l’analyse de cas concrets et des ateliers interactifs en petits groupes. Elle vise à sensibiliser aux mécanismes de la discrimination et des crimes de haine, à renforcer l'application du cadre juridique ainsi qu'à encourager la réflexion éthique, les échanges de bonnes pratiques et la mise à jour des connaissances professionnelles.

 

Je termine en abordant la question relative à la surpopulation carcérale. Outre les nombreuses mesures temporaires prises par l'administration pénitentiaire depuis mars 2024 pour lutter contre la surpopulation carcérale – et le problème des personnes dormant sur des matelas au sol dans certaines prisons –, plusieurs mesures d'urgence ont été intégrées dans un projet de loi actuellement en cours d'examen par cette commission. Cette loi d'urgence vise notamment à mettre en place une procédure simplifiée et donc plus rapide pour l'octroi des modalités d'exécution de la peine aux condamnés dont la peine totale est inférieure ou égale à trois ans par les juges d'application des peines.

 

Ces mesures d'urgence s'appliquent à tous les détenus dont la peine totale est inférieure ou égale à trois ans, à l'exception des délinquants sexuels et des personnes condamnées pour terrorisme. Elles ne font de distinction qu'en fonction des critères objectifs inscrits dans la loi, concernant notamment les conditions temporelles et d'octroi, les motifs d'exclusion à examiner, la composition du dossier, la consultation, et les conditions générales et particulières à imposer.

 

10.03  Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour vos réponses. Pour information, j'avais posé la même question au ministre Beenders et au ministre Quintin.

 

Malheureusement, aujourd'hui, on constate que le racisme n'est pas un fantasme. C'est une réalité en Belgique, dans des institutions publiques censées protéger les citoyennes et les citoyens.

 

En termes d'actions concrètes, je n'ai pas vraiment reçu de réponse que je trouve convaincante. Il est question de formations. Pourquoi ne pas les rendre obligatoires?

 

Sur la collaboration avec les autres SPF, ce n'est pas forcément clair. Cependant, j'ai noté une clause de rendez-vous dans votre réponse. Vous avez parlé d'un rapport intermédiaire, et donc d'une étape supplémentaire. Je vous adresserai une prochaine question à ce propos dans les meilleurs délais.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Sarah Schlitz à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'installation de caillebottis devant les fenêtres des prisons" (56006728C)

11 Vraag van Sarah Schlitz aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De plaatsing van roosters voor gevangenisvensters" (56006728C)

 

11.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, j’ai été alertée du fait que des caillebottis seraient actuellement installés devant fenêtres des prisons, restreignant encore davantage la luminosité dans les cellules.

 

Est-il prévu d'en installer dans toutes les prisons? Pour quel motif ces dispositifs sont-ils installés et pour quel montant? Au vu de l’impact sur la luminosité, et donc la qualité de vie dans les cellules, cette mesure est-elle proportionnée?

 

11.02  Annelies Verlinden, ministre: L’installation de caillebottis a déjà été réalisée dans de nombreuses prisons, à l’exception de certains établissements qui ont demandé de ne pas en installer et d’autres cas particuliers, comme les prisons ouvertes. Des chantiers sont également en cours ou prévus pour le remplacement des caillebottis en raison de leur détérioration.

 

Les établissements pénitentiaires sont confrontés à un enjeu majeur de sécurité. Les caillebottis ainsi que les systèmes de sécurité en général constituent des outils essentiels pour faire face à ces problématiques. Nous devons donc proposer des solutions aussi fiables que possible en prenant en considération tous les aspects, qu’ils soient positifs ou négatifs. Ces mesures sont indispensables pour répondre au risque quotidien que constitue l’utilisation sans cesse croissante de drones pour acheminer des stupéfiants et des téléphones portables ainsi qu’à la nécessité de limiter au maximum les échanges interdits entre cellules. Les caillebottis jouent par conséquent un rôle clé dans la sécurité des établissements pénitentiaires. La question de la propreté est également prise en considération, notamment pour éviter que les déchets soient jetés par les fenêtres. Les budgets relèvent de la compétence de la Régie des Bâtiments.

 

Enfin, il est vrai que les caillebottis assombrissent davantage les cellules. Toutefois, la priorité a été donnée à la sécurité des établissements où cela s’avérait nécessaire, quitte à accepter une réduction modérée de la luminosité plutôt qu’une augmentation du risque pour le personnel pénitentiaire et les détenus. Il s’agit d’un choix délibéré qui n’est envisagé qu’en cas de nécessité.

 

11.03  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Au vu de la situation dans nos prisons et des nombreuses condamnation dont la Belgique fait déjà l’objet par rapport au traitement inhumain et dégradant que nous faisons subir aux prisonniers incarcérés dans nos prisons, la pose de caillebottis ne fait qu’aggraver notre cas. Des solutions alternatives qui n’obstruent pas à ce point la luminosité dans cellules pourraient être envisagées.

 

Par ailleurs, j’entends dans votre réponse qu’il s’agit à nouveau d’une fuite en avant, d’une escalade. Quand ce ne seront pas les caillebotis, que va-t-on va faire s'il y a à nouveau des tentatives de faire circuler certaines choses. Il est grand temps de réfléchir à toutes les problématiques auxquelles vous êtes confrontée. Cela ne signifie pas plus de prisons. Mais plutôt comment faire de la prévention? Comment agir efficacement pour trouver des alternatives à la prison? Comment accompagner les personnes qui sont en prison dans le cadre de leur réinsertion pour éviter la récidive? De tout cela, on entend beaucoup trop peu parler face à cette escalade d'investissements massifs dans les structures carcérales qui en fait ne produisent pas les effets escomptés. Vous n'atteignez donc pas vos objectifs. Je vous remercie tout de même, madame la ministre, pour votre réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Sarah Schlitz à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Les saisies fiscales sur les comptes communs et les violences économiques dans le couple" (56006729C)

12 Vraag van Sarah Schlitz aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "Beslag op de gemeenschappelijke rekening door de fiscus en economisch partnergeweld" (56006729C)

 

12.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Je m'en réfère au texte de ma question. Il s'agit d'une question que j'avais déjà adressée à votre collègue Jambon, qui m'a renvoyée vers vous, madame la ministre.

 

Madame la ministre, le droit fiscal belge n’offre actuellement pas de solution satisfaisante aux personnes co-titulaires d’un compte bancaire visé par une saisie fiscale, lorsque celles-ci ne sont ni redevables de la dette fiscale ni codébiteurs.

 

Plusieurs témoignages font état de situations où le SPF Finances procède à une saisie sur un compte commun, souvent dans le contexte d’une séparation ou d’un conflit conjugal, sans distinguer la part des avoirs appartenant à la personne non concernée par la dette. Cette pratique peut entraîner de lourdes conséquences pour ces personnes: impossibilité de protéger leurs revenus, absence de voie de recours ou de conciliation, et blocage de leur accès à des fonds.

 

Pour renforcer la justice fiscale et prévenir les violences économiques, il me semble essentiel d’apporter une réponse structurelle à cette faille juridique.

 

Cette situation soulève donc une série de questions fondamentales:

Quelles garanties existent aujourd’hui pour protéger les droits des co-titulaires non débiteurs d’un compte bancaire saisi fiscalement?

Existe-t-il des dispositifs permettant de contester ou de limiter une saisie dans le cas d’un compte indivis ou conjoint?

C’est le Code judiciaire qui détermine quels biens et montants ne peuvent pas être saisis, en ce compris les montants crédités sur un compte à vue, prévoyez-vous de modifier afin de prévenir ce type de situation?

Envisagez-vous une réforme législative pour clarifier les droits des co-titulaires non concernés par une dette fiscale, et leur donner accès à une procédure de contestation équitable?

 

​​​

12.02  Annelies Verlinden, ministre: Madame Schlitz, comme précédemment indiqué par le ministre des Finances, lorsqu'un créancier pratique une saisie à l'encontre de l'un des titulaires d'un compte commun, cette saisie porte sur l'intégralité du solde disponible à ce moment. La banque doit alors bloquer tous les avoirs. Dans sa déclaration, elle doit indiquer le montant total et préciser la nature du compte. Elle doit informer les autres ayants droit de la saisie afin qu'ils puissent faire valoir leurs droits. Le propriétaire des montants saisis à tort peut s'opposer à la saisie et revendiquer sa part. Ainsi, si la part des co-bénéficiaires qui ne sont pas débiteurs peut être fixée, la saisie ne produira d'effet qu'à l'égard de la quote-part du débiteur.

 

Il faut noter que le régime matrimonial choisi par les conjoints et le type de dettes pour lesquelles la saisie est effectuée sont, en principe, déterminants. En effet, lorsque les époux optent pour le régime matrimonial légal, les dettes propres ne pourront être poursuivies que sur le patrimoine propre à l'époux débiteur, sauf si le patrimoine commun s'est enrichi par absorption des biens propres à l'un des époux, que la dette provient de l'exercice d'une profession interdite à l'un des époux, ou d'une condamnation pénale pour un fait délictuel ou quasi délictuel commis par l'un des deux.

 

Dans le régime légal, les dettes contractées par les deux époux, et les dettes communes en vertu de l'article 2.3.25 du Code civil, peuvent être poursuivies à la fois sur chacun des patrimoines propres des deux époux et sur leur patrimoine commun. Dans le cas d'un régime de séparation de biens, l'article 2.3.62 du Code civil est toutefois applicable. Celui-ci consacre le principe selon lequel la preuve de la propriété d'un bien ou d'une créance se fait tant entre époux que vis-à-vis des tiers. Les biens meubles, dont la propriété dans le chef d'un seul des époux n'est pas établie, sont considérés comme indivis entre eux.

 

Par ailleurs, l'article 2.3.78 du Code civil permet à l'un des deux époux de demander la séparation de biens lorsqu'il apparaît que, par le désordre des affaires de son conjoint, sa mauvaise gestion ou la dissipation de ses revenus, le maintien du régime existant met en péril les intérêts de l'époux demandeur.

 

Ces informations peuvent toutefois être complétées par les informations déjà transmises par le ministre des Finances en ce qui concerne les dispositions particulières qui s'appliquent aux couples effectivement séparés dans le cadre du recouvrement amiable ou forcé de créances fiscales.

 

Il convient de noter à cet égard que l'article 10 du Code de recouvrement amiable et forcé des créances fiscales et non fiscales consacre la règle selon laquelle l'impôt sur les revenus et les précomptes et taxes assimilées à l'impôt sur les revenus peuvent être recouvrés sur les biens propres et sur les biens communs des deux conjoints, peu importe le régime matrimonial, sauf exceptions citées dans cet article. Ce Code ne relevant toutefois pas de ma compétence, je laisse le soin au ministre des Finances d'examiner cette problématique, comme indiqué dans sa réponse à vos questions sur ce thème.

 

En ce qui concerne les règles sur les biens et montants qui ne peuvent être saisis, l'accord de gouvernement prévoit d'ores et déjà une évaluation des règles relatives aux revenus insaisissables, avec une attention particulière à ne jamais mettre en péril le droit à un revenu décent.

 

12.03  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour tous ces éléments. Néanmoins, vu les situations qui m'ont été rapportées, j'ai l'impression qu'il y a un travail législatif à entamer pour mieux protéger ces personnes de ce type spécifique de violences économiques qui se produisent encore dans notre pays. Visiblement, la législation ne permet pas de les protéger comme il le faudrait.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van Marijke Dillen aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De agressie in de nieuwe gevangenis van Dendermonde" (56006732C)

13 Question de Marijke Dillen à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "L'agression commise dans la nouvelle prison de Termonde" (56006732C)

 

13.01  Marijke Dillen (VB): Opnieuw een geval van zware agressie tegen cipiers, ditmaal in de nieuwe gevangenis van Dendermonde. Donderdag 3 juli raakten twee cipiers ernstig gewond door een gedetineerde, met werkonbekwaamheid tot gevolg. Toen ze de gedetineerde uit zijn cel wilde halen omdat die onophoudelijk op de deur zat te kloppen, wat bijzonder storend was voor de medegedetineerden, werd deze gedetineerde onmiddellijk agressief en sloeg de cipiers in hun gezicht. Het betrof een gedetineerde die bekend stond om agressieproblemen zowel binnen als buiten de gevangenismuren. Het Gevangeniswezen heeft aan Politie en Parket gevraagd een onderzoek te starten.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende deze feiten? Hoe is het gesteld met de gezondheidstoestand van beide cipiers?

Het gaat om een gedetineerde die bekend staat om agressieproblemen, ook binnen de gevangenismuren. Zijn er nog andere gevallen van agressie bekend binnen de gevangenis, zowel tegen cipiers als tegen andere gedetineerden? Zo ja, welke gevolg werd hieraan gegeven?

Werden er inmiddels tuchtmaatregelen genomen lastens deze gedetineerde? Graag toelichting.

 

13.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Dillen, vorige week donderdag heeft zich inderdaad een kritiek incident voorgedaan in Nieuw Dendermonde, waarbij twee vleugelverantwoordelijken fysiek zijn aangevallen door een gedetineerde.

 

Die gedetineerde, die eerder werd veroordeeld voor opzettelijke slagen en verwondingen tegen een ministerieel ambtenaar, bleef die avond de rust en orde verstoren door herhaaldelijk op zijn celdeur te bonken. Daarop gingen de twee aanwezige vleugelverantwoordelijken poolshoogte nemen. De betrokken gedetineerde stelde zich verbaal agressief op en duwde een personeelslid tegen de borstkas. Ondanks herhaalde inspanningen van het personeel om hem te kalmeren, ging de gedetineerde uiteindelijk over tot ernstige fysieke agressie. Twee personeelsleden werden hierbij aangevallen.

 

Eén personeelslid kreeg een slag tegen de oogkas en liep een schouderletsel op. Het andere personeelslid werd in het aangezicht geraakt en raakte gewond aan de knie en de elleboog. De gedetineerde werd door het bijstandsteam overmeesterd en overgebracht naar de veiligheidscel, waar hij verbleef in afwachting van de tuchtprocedure.

 

Na het incident zijn beide personeelsleden overgebracht naar het ziekenhuis. De ene beambte heeft de dag nadien de dienst hervat. Het andere personeelslid was vier dagen afwezig door het arbeidsongeval.

 

De feiten hebben aanleiding gegeven tot het opstarten van een tuchtprocedure tegen de betrokken gedetineerde. In gevallen van fysieke agressie wordt, conform de basiswet van 2005, altijd een tuchtprocedure opgestart. Indien er tevens sprake is van strafbare feiten, zoals in dit geval het toebrengen van slagen en verwondingen aan een overheidsambtenaar, wordt het parket daarvan in kennis gesteld met het oog op een eventuele strafrechtelijke vervolging. Na afloop van de tuchtprocedure zal de betrokken gedetineerde worden overgebracht naar een andere gevangenis.

 

13.03  Marijke Dillen (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik stel vast dat er al een tuchtonderzoek lopende is. Dat is positief. Het dossier is, begrijp ik, ook overgemaakt aan het parket voor een eventuele strafvervolging. Ik hoop dat het niet bij een eventuele strafvervolging blijft, maar dat deze ook daadwerkelijk in de praktijk zal worden ingesteld. Elke vorm van agressie dient immers zeer zwaar te worden aangepakt en ook strafrechtelijk vervolgd, naast het tuchtrechtelijk onderzoek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Ayse Yigit aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De verlenging v.h. mandaat van de MRB en de institutionele onduidelijkheid rond representativiteit" (56006744C)

14 Question de Ayse Yigit à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "La prolongation du mandat du CMB et le flou institutionnel entourant la représentativité" (56006744C)

 

14.01  Ayse Yigit (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, na afloop van de tweejarige voorlopige erkenningsperiode van de Moslimraad van België verklaarde u publiekelijk dat het verloop van dit proces onvoldoende transparant is geweest en dat de ingestelde vernieuwingscommissie representatief tekortschiet. Ik deel uw kritische analyse.

 

Toch heeft de Moslimraad, een orgaan dat in 2023 door uw voorganger werd aangesteld met een tijdelijk mandaat van twee jaar, zichzelf gemachtigd om zijn statuten te wijzigen en nieuwe leden te benoemen. De werking van de Moslimraad stuitte tijdens die twee jaar nochtans op brede kritiek vanwege het gebrek aan transparantie, het ontbreken van maatschappelijk draagvlak binnen de moslimgemeenschap en het uitblijven van daadwerkelijke raadpleging of steun van het veld. Het is dan ook zorgwekkend dat dit tijdelijk en betwist orgaan eveneens belast werd met de voorbereiding van de toekomstige structuur van de islamitische eredienst in België.

 

Op 25 juni 2025 werd een koninklijk besluit gepubliceerd dat het mandaat van de Moslimraad met één jaar verlengt. Dit roept vragen op. Heeft deze verlenging alleen betrekking op de vier leden die officieel zijn benoemd of worden hiermee ook de tien intern toegevoegde leden, die werden toegevoegd via een betwiste procedure, gelegitimeerd?

 

Wat zal de positie van uw kabinet zijn als deze statutenwijziging effectief gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad?

 

Welke stappen zal uw kabinet zetten om deze onduidelijkheden weg te nemen en koers te zetten naar een transparant, representatief en democratisch hervormingsproces dat recht doet aan de pluraliteit en grondwettelijke rechten van deze gemeenschap?

 

14.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Yigit, ik wil in de eerste plaats verwijzen naar mijn antwoord van vorige week op de vragen en interpellatie van collega's Van Hoecke, Yzermans en uzelf over hetzelfde onderwerp. Het koninklijk besluit van 26 juni 2025 voorziet expliciet in de verlenging van het mandaat van de vzw Moslimraad als voorlopig representatief orgaan. De verlenging heeft geen betrekking op individuele leden maar wel op de vzw, zoals dat overigens ook in het koninklijk besluit van 12 juni 2023 het geval was.

 

De verlenging van het mandaat van de Moslimraad moet ertoe leiden dat het proces dat leidt tot de erkenning van een nieuw definitief representatief orgaan van de islamitische eredienst verder wordt voorbereid en uitgevoerd. Hierbij ligt de nadruk op de bevordering van de representativiteitsgraad en de transparantie van het representatief orgaan. Die criteria zullen doorslaggevend zijn voor een beslissing tot toekenning van de eventuele definitieve erkenning van het representatief orgaan van de islamitische eredienst.

 

Conform het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is een statutenwijziging van een vzw slechts tegenwerpelijk aan derden nadat de wijziging is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Hetzelfde geldt voor de samenstelling van de raad van bestuur. Krachtens artikel 21 van de Grondwet geldt het beginsel van interne autonomie van elke eredienst. Het hernieuwingsproces van het representatief orgaan van de islamitische eredienst is daarom een proces dat door de leden en vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap in autonomie wordt bewerkstelligd.

 

De verlenging van het mandaat als voorlopig representatief orgaan biedt de moslimgemeenschap een bijkomende periode om verder intern in dialoog te gaan en om het proces dat kan leiden tot de erkenning van een definitief orgaan van de islamitische eredienst verder te zetten. Hierbij ligt de nadruk dus op de bevordering van de representativiteit, de transparantie en de openheid van het orgaan.

 

Alle initiatieven en voorstellen binnen de moslimgemeenschap die kunnen leiden tot de erkenning van een dergelijk definitief orgaan kunnen binnen dat proces aan bod komen. Ik heb de MRB gevraagd om hierover regelmatig verslag uit te brengen.

 

Intussen zou men een algemene vergadering hebben samengesteld die 39 leden telt en een raad van bestuur die 10 leden telt. Er zou ook worden gewerkt aan nieuwe statuten. De vzw heeft daarvoor eigen procedures om nieuwe leden aan te duiden en bestuursorganen mee vorm te geven. Het komt mij voor dat men zich over die procedures kan beraden tijdens het hernieuwingsproces.

 

Ik herhaal dat het van wezenlijk belang is voor de definitieve erkenning dat zoveel mogelijk moskeeën en leden van de moslimgemeenschap in België zich vertegenwoordigd voelen. Gedurende de verlenging van het mandaat als voorlopig orgaan met één jaar zal de Moslimraad een beroep kunnen doen op de ondersteuning van mijn diensten, die de ondernomen stappen mee zullen kunnen opvolgen.

 

14.03  Ayse Yigit (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden. Toch blijf ik bezorgd over de manier waarop dat proces verloopt, want het gaat hier over iets fundamenteels, namelijk de erkenning, de vertegenwoordiging en het vertrouwen van een brede en diverse geloofsgemeenschap in onze samenleving. Transparantie is belangrijk, maar zonder echte inspraak van het veld blijft het een hol begrip.

 

Wat vandaag ontbreekt, is een breed gedragen traject waarin de gemeenschap niet alleen geïnformeerd wordt, maar ook actief mee kan beslissen. Ik roep u dan ook op om daadwerkelijk werk te maken van een hervorming die pluralistisch, democratisch en grondwettelijk verankerd is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Greet Daems aan Annelies Verlinden (Justitie, belast met de Noordzee) over "De opvolging van de oprichting van een herstelfonds voor slachtoffers van seksueel misbruik" (56006750C)

15 Question de Greet Daems à Annelies Verlinden (Justice, chargée de la Mer du Nord) sur "Le suivi de la création d'un fonds de réparation pour les victimes d'abus sexuels" (56006750C)

 

15.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik kom graag terug op het voornemen van de regering om alle aanbevelingen van de federale parlementaire onderzoekscommissie Seksueel Misbruik op te volgen en daadwerkelijk uit te voeren, zoals ook beschreven staat in het regeerakkoord.

 

Aangezien we naast dat goede voornemen tot dusver nog niet zoveel beweging hebben gezien, heb ik in een eerdere parlementaire vraag al gepolst naar de stand van zaken van een cruciale aanbeveling uit dat rapport, meer bepaald de oprichting van een herstelfonds voor de slachtoffers van seksueel misbruik. Zij kampen, naast emotionele en fysieke schade, vaak ook met enorme financiële schade door de nood aan zorg en het omgaan met trauma.

 

Uw schriftelijke antwoord op die vraag vormt eigenlijk de basis voor mijn vraag van vandaag. U schrijft daarin dat de oprichting van een herstelfonds en de uitwerking van de uitvoeringsmodaliteiten ervan een zorgvuldige voorbereiding vragen en dat dat enige tijd kan vergen, maar dat de slachtoffers wel een correcte en goed doordachte oplossing verdienen.

 

Ik vraag me af wat de stand van zaken is. Hoever staat u met de voorbereidingen? Welke stappen zijn er al gezet? Welke zijn er gepland en welke tussentijdse en finale deadlines voorziet u?

 

U geeft ook aan dat dit alles dient te gebeuren in samenspraak met verschillende partners, zowel vanuit de deelstaten als vanuit andere bevoegdheidsdomeinen. Wat is de stand van zaken daarvan? Met wie werd al gesproken? Met welke partners is overleg gepland? Wanneer, met welk doel en met welke uitkomst?

 

15.02 Minister Annelies Verlinden: Als minister van Justitie – dat heb ik al herhaaldelijk gezegd – liggen slachtoffers mij na aan het hart. Ik hecht ook bijzonder veel belang aan een gepaste slachtofferhulp. Dat vereist ook een gecoördineerde en multidisciplinaire benadering.

 

Zoals eerder aangekondigd, analyseren we de aanbevelingen van de federale parlementaire onderzoekscommissie Seksueel Misbruik, in het bijzonder met betrekking tot de oprichting van een herstelfonds. Daarbij is een zorgvuldige voorbereiding belangrijk en wordt niet alleen het bestaande nationale kader maar ook het Europese kader bestudeerd.

 

Wat het nationale kader betreft, moet voor de niet-verjaarde feiten rekening worden gehouden met de mogelijkheid van een burgerlijke vordering bij de strafrechter of via de burgerrechtelijke weg. Het is daarbij ook mogelijk dat bepaalde verzekeringen een rol spelen. Daarnaast is er het bestaande fonds voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders.

 

Op Europees niveau moet bovendien rekening worden gehouden met twee belangrijke richtlijnen inzake financiële tegemoetkoming aan slachtoffers: richtlijn 2004/80 van 29 april 2004 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven en richtlijn 2012/29 van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten. Momenteel wordt de slachtofferrichtlijn geactualiseerd.

 

Tot slot is het ook belangrijk te wijzen op de actualisering van richtlijn 2011/93 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie en ter vervanging van kaderbesluit 2004/68 van de Raad. Ook hierin wordt compensatie voor het slachtoffer meegenomen in de besprekingen.

 

De genoemde procedures en ontwikkelingen op Europees niveau moeten worden meegenomen bij de oprichting van een herstelfonds. Eerstdaags zal daarvoor een werkgroep worden opgericht waarin belangrijke aspecten, zoals de subsidiariteit van de maatregel, de diversiteit van de impact op slachtoffers en een daarop afgestemd financieel zorgsysteem, zullen worden uitgewerkt. De verschillende stakeholders zullen bij deze werkgroep worden betrokken.

 

Het is van belang te onderstrepen dat de oprichting van een dergelijk herstelfonds tijd vraagt, juist om te kunnen voldoen aan de noden en vragen tot compensatie van de slachtoffers.

 

15.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, één element ontbreekt in uw antwoord, namelijk de deadline. Welke deadline hebt u voor ogen? Wanneer wilt u landen met dat herstelfonds?

 

Ik wil u er nog eens aan herinneren, alle aanbevelingen over de aanpak van seksueel misbruik, en dus ook de oprichting van een herstelfonds, werden unaniem goedgekeurd. Na een jaar is er echter nog steeds geen definitief initiatief genomen om de slachtoffers op financieel vlak te helpen. Ik ga ermee akkoord dat een oplossing correct en goed doordacht moet zijn, maar zonder concreet plan blijven dat loze woorden.

 

Mevrouw de minister, ik hoop echt dat u er vaart achter zult zetten en met concrete plannen zult komen. Om dit proces te versnellen hebben we alvast een wetsvoorstel klaar, dat we binnenkort zullen indienen. We hopen uiteraard op brede steun daarvoor, want het is niet meer of niet minder dan wat de slachtoffers beloofd werd in het kader van de besluiten van de onderzoekscommissie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Voilà qui nous amène à la fin de notre ordre du jour. Pour votre parfaite information, la question n° 56006751C de Mme Catherine Delcourt est transformée en question écrite. N'ayant pas eu de nouvelles quant aux questions n° 56006664C de M. Jeroen Bergers et n° 56006741C de M. Denis Ducarme, en application de l'article 127.10 du Règlement, je les considère comme retirées.

 

Nous en avons donc terminé pour cet après-midi. Chers collègues, madame la ministre, je vous remercie. De même, je remercie les services pour leur travail et vous souhaite une bonne fin de journée.

 

La réunion publique de commission est levée à 16 h 26.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.26 uur.