Commissie voor Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

Woensdag 9 juli 2025

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mercredi 9 juillet 2025

 

Après-midi

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.03 uur en voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.

La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 03 et présidée par M. Peter Buysrogge.

 

De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

De voorzitter : Collega's en mijnheer de minister, ik stel voor dat we overgaan tot het eerste actualiteitsdebat. De collega’s Vander Elst en Aerts hebben mij laten weten dat ze op dit moment nog vastzitten in de commissie voor Binnenlandse Zaken en daarom tijdens het eerste actualiteitsdebat niet aanwezig kunnen zijn. Als ze alsnog binnenvallen, zal ik hen uiteraard het woord verlenen.

 

01 Actualiteitsdebat over het defensiebudget en de NAVO-norm en toegevoegde vragen van

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De Belgische positie t.a.v. de nieuwe NAVO-doelstellingen" (56005589C)

- Annick Ponthier aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De NAVO-norm van 5 %" (56005629C)

- Darya Safai aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De NAVO-norm van 5 %" (56005638C)

- Staf Aerts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het defensiebudget en de NAVO-norm" (56005667C)

- Staf Aerts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De NAVO-top en het Belgische defensiebudget" (56005980C)

- Annick Ponthier aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De nieuwe NAVO-norm voor defensie-uitgaven en de top van 24 juni" (56006040C)

- Koen Van den Heuvel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De NAVO-top" (56006048C)

- Darya Safai aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De beslissingen op de NAVO-top van 24 en 25 juni in Den Haag" (56006120C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De op de NAVO-top goedgekeurde NATO Capability Targets" (56006282C)

- Charlotte Deborsu aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De balans van de NAVO-top in Den Haag" (56006496C)

- Nabil Boukili aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De NAVO-norm en de militaire uitgaven" (56006766C)

- Nabil Boukili aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De strategische visie voor defensie" (56006677C)

- Luc Frank aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De NAVO-norm van 5 %" (56006772C)

- Mathieu Michel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het budget, de strategische visie en de NAVO-top" (56006798C)

01 Débat d’actualité sur le budget de la Défense et la norme de l’OTAN et questions jointes de

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La position belge quant aux nouveaux objectifs de l'OTAN" (56005589C)

- Annick Ponthier à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La norme de 5 % de l'OTAN" (56005629C)

- Darya Safai à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La norme de 5 % de l'OTAN" (56005638C)

- Staf Aerts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le budget de la défense et la norme de l'OTAN" (56005667C)

- Staf Aerts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le sommet de l'OTAN et le budget belge de la défense" (56005980C)

- Annick Ponthier à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La nouvelle norme de l'OTAN pour les dépenses en matière de défense et le sommet du 24 juin" (56006040C)

- Koen Van den Heuvel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le sommet de l'OTAN" (56006048C)

- Darya Safai à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les décisions prises au sommet de l'OTAN organisé à La Haye les 24 et 25 juin" (56006120C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les objectifs capacitaires approuvés lors du sommet de l'OTAN" (56006282C)

- Charlotte Deborsu à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le bilan du sommet de l'OTAN à La Haye" (56006496C)

- Nabil Boukili à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La norme OTAN et les dépenses militaires" (56006766C)

- Nabil Boukili à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La vision stratégique en matière de défense" (56006677C)

- Luc Frank à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La norme de 5 % fixée par l'OTAN" (56006772C)

- Mathieu Michel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le budget, la vision stratégique et le sommet de l’OTAN" (56006798C)

 

01.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, dank om hier aanwezig te willen zijn om de vele openstaande vragen te beantwoorden.

 

Over de NAVO-top en de NAVO-norm van 5 % – of 3 % of 2 %, naargelang wie men spreekt – is al heel veel gezegd en geschreven. Op de top van 24 juni werd de norm uiteindelijk bevestigd. Wat enkele weken voordien nog werd afgedaan als crazy, collectieve hysterie of complete waanzin, werd toen dus afgeklopt: een defensienorm van 5 % van het bbp tegen 2035. Daarbij is een opsplitsing voorzien tussen 3,5 % harde defensie-uitgaven en 1,5 % brede veiligheidsuitgaven.

 

Er werd ook ingezet – u hebt dat intussen twee weken geleden in de plenaire vergadering in antwoord op vragen van tal van collega’s toegelicht – op maximale flexibiliteit, op een langere termijn om de doelstelling te halen en op het vermijden van jaarlijkse tussenstappen van 0,2 %. Het is wat ons betreft uiteraard een positieve zaak dat die maximale flexibiliteit werd binnengehaald. Positief is ook, althans in eerste instantie, dat de regering vasthoudt aan de 2 %-norm voor deze legislatuur. We weten allemaal dat zelfs die 2 %-norm op zich al heel wat inspanningen vergt. Dat wordt op zich al een grote uitdaging, niet het minst wat betreft de financiering, maar ook inzake de invulling, vooral van die 1,5 %, mijnheer de minister.

 

01.02 Minister Theo Francken: (…)

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik stel voor dat mevrouw Dedonder rustig haar filmpje gaat maken, terwijl mevrouw Ponthier het woord heeft.

 

01.03  Annick Ponthier (VB): Alleen kalmte kan u redden, zou ik zeggen. Dat geldt voor iedereen, ook voor de collega's van de PS. Ik heb dat gisteren trouwens ook nog gezegd in een ander debat, aan alle collega’s.

 

Het zijn niet alleen wij, mijnheer de minister, die de onduidelijkheden in het hele verhaal aankaarten. Ook binnen uw eigen regering heerst nogal wat onduidelijkheid ter zake. Dat is niet onlogisch, want een groeipad richting 5 % heeft heel wat verregaande budgettaire implicaties. Ik kom dus tot mijn vragen.

 

U hebt het groeipad in de plenaire vergadering twee weken geleden beknopt toegelicht. De regering zou dus inderdaad op 2 % blijven tot en met 2034, maar dan zou er in principe op één jaar tijd, als we de doelstelling willen halen, moeten worden gesprongen naar 3,5 %.

 

Dat lijkt me moeilijk, zo niet quasi onmogelijk en dus vraag ik u opnieuw wat dat groeipad richting 5 % precies inhoudt.

 

Kunt u nogmaals bevestigen dat die klim inderdaad voorzien is van 2034 tot 2035?

 

De belangrijkste vraag is hoe dat zal worden gefinancierd: voornamelijk via extra belastingen, besparingen, schulden of een mix daarvan? Bij welke departementen en begrotingsposten zult u het geld halen?

 

Zal die 1,5 % aan bredere veiligheidsuitgaven betrekking hebben op alle uitgaven aan cyberveiligheid, alle dual-use-infrastructuur, zoals bruggen en wegen, en uitgaven inzake binnenlandse veiligheid, bijvoorbeeld voor de strijd tegen drugs of terrorisme?

 

Kunt u ook duidelijkheid verschaffen over welke beveiliging van kritieke infrastructuur daaronder valt?

 

Nog een belangrijke vraag die toelichting vereist, is of België eventueel een uitbreiding kan bedingen van de lijst van de NAVO-aanrekenbare uitgaven. Welk aandeel zal afkomstig zijn van de deelstaten? Ook dat is van belang.

 

Een volgende vraag betreft de defensietaks, waarover momenteel onduidelijkheid heerst. Enerzijds is er de visie van minister Clarinval, die stelt dat er geen defensietaks komt. Anderzijds verklaart vicepremier Prévot dat een defensietaks een mogelijke piste vormt. De heer Rousseau stelt dan weer dat de deur openstaat voor een defensietaks. Wat is uw visie hierop?

 

Ten slotte een laatste vraag. Wat met het aangepaste strategische visieplan? In welke mate zullen de eventueel aangepaste capaciteitsdoelstellingen al vervat zijn in uw aangepaste plannen? Wanneer mogen we die plannen verwachten?

 

01.04  Darya Safai (N-VA): De vrede en veiligheid waarop we decennialang hebben vertrouwd, staan onder druk, al blijven sommigen dat nog steeds ontkennen. Het gaat niet langer om een theoretische dreiging, het is nu een harde realiteit geworden: een oorlog op ons continent, hybride aanvallen op onze instellingen, destabilisatie via cyberaanvallen en sociale media en een geopolitiek machtsblok dat er niet langer voor terugdeinst om met geweld onze manier van leven te bedreigen.

 

De vraag is dan ook niet of wij moeten investeren in onze veiligheid, de vraag is of we bereid zijn te doen wat nodig is om onze burgers, onze welvaart, onze vrijheid en onze democratie te beschermen. De N-VA en Arizona zijn daartoe bereid, in het belang van onze burgers. Het is de enige manier waarop we voldoende afschrikking kunnen garanderen. De NAVO-norm van 5 % van het bbp is geen symbool, maar een absolute noodzaak.

 

Vandaag hebben we in België een defensieapparaat geërfd dat structureel ondergefinancierd is, logistiek kwetsbaar en te afhankelijk van externe steun. De NAVO-norm van 5 % – opgedeeld in 3,5 % voor defensieopbouw en 1,5 % voor infrastructuur en cyberveiligheid – is het minimale wat we nodig hebben om geloofwaardige afschrikking te bieden en onze strategische autonomie te herwinnen.

 

Voor wie daaraan twijfelt: defensie is geen luxe, het is een kerntaak van de overheid. Zonder veiligheid geen ziekenhuizen, geen sociale zekerheid, laat staan welvaart die herverdeeld kan worden. Men vergist zich hier in chronologie en in oorzaak en gevolg. Vrede komt eerst en die moet vandaag worden afgedwongen.

 

Mijnheer de minister, op de jongste NAVO-top in Den Haag besprak u de uiteindelijke maatregelen die nodig zijn. Welk standpunt hebt u daar namens de regering verdedigd?

 

01.05  Koen Van den Heuvel (cd&v): De voorbije weken waren heel belangrijk en deze regering kan terugkijken op een heel mooi parcours, waarbij een aantal mijlpalen werden gehaald die ook door onze fractie werden vooropgesteld. Het was voor ons heel belangrijk om de 2 % te vrijwaren tijdens deze legislatuur, wat al een fikse opstap is in vergelijking met de voorbije jaren. Het gaat om ruim 4 miljard extra.

 

We zien dat in een realistisch kader en de minister heeft ondertussen een duidelijke strategische visie ontwikkeld over hoe die extra miljarden kunnen worden besteed. Verder was het ook belangrijk om het tijdpad naar de verhoging te spreiden over verschillende jaren en niet te werken met jaarlijkse verhogingen. Dat is ook nagekomen. Verder is er voldoende flexibiliteit in de 3,5 % en 1,5 %. Dat werk is nog niet helemaal afgerond en ik wil mij aansluiten bij de vraag van de collega's hoe de minister dat ziet.

 

Ook van groot belang is het gewicht en het belang van de deelstaten. Dat moet de volgende jaren worden uitgeklaard, zowel wat betreft innovatie als wat betreft de ondersteuning van de innovatieve defensie-industrie. Tot slot is het ook goed dat er in 2029 een evaluatiemoment komt.

 

Het zou goed zijn mocht de minister ons zijn visie geven over hoe hij de volgende ontwikkelingen ziet en vooral over de rol van de deelstaten, opdat we de opdrachten van ons land mogelijk kunnen maken binnen de NAVO.

 

01.06  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, concernant la vision stratégique, nous n'avons à ce jour pas reçu d'informations officielles, mis à part quelques publications sur les réseaux sociaux. Lors des précédentes réunions de commission, vous aviez pourtant indiqué que la décision finale serait prise vendredi dernier. Aujourd'hui, nous sommes mercredi et il n'y a toujours pas d'accord à l'horizon alors que le temps presse. Avant la fin de cette session et avant les vacances, il serait intéressant d'avoir une idée sur cette vision stratégique. Vous êtes conscient, Monsieur le ministre que 34 milliards d'euros seront dépensés pour l'armement. Cet argent ne sera pas disponible pour d'autres besoins sociaux, notamment pour notre sécurité sociale. À chaque budget, cet engagement sera utilisé pour démanteler pierre par pierre notre sécurité sociale et réduire euro par euro nos pensions. Dans votre discours de vendredi dernier, vous avez également laissé entendre que l'on verra bien si les 2 % de dépenses de défense suffiront ou non pour cette législature.

 

Avez-vous dépassé les 2 % du PIB au cours de cette législature? Envisagez-vous comme option que les 2 % soient dépassés? Quand saurons-nous officiellement ce que vous comptez faire avec les milliards d'euros qui proviennent des contribuables belges? Allez-vous réduire les dépenses de sécurité sociale pour financer l'augmentation des dépenses de défense? Êtes-vous favorable à une taxe OTAN comme proposée par Vooruit? Comment garantissez-vous que les coûts d'entretien de ce matériel que vous allez acquérir ne feront pas dépasser la barre des 2 %?

 

01.07  Luc Frank (Les Engagés): Monsieur le ministre, la déclaration gouvernementale prévoit la création d’un fonds de défense destiné à renforcer le budget de la Défense. Ce fonds sera alimenté notamment par les participations de l’État, que ce soit par la vente de certaines d’entre elles ou par les dividendes annuels. Nous espérons obtenir rapidement des informations sur la finalisation de ce fonds, qui relève davantage des compétences de votre collègue des Finances. Néanmoins, je suis certain que vous participerez activement au débat et que vous vous inspirerez des meilleurs exemples.

 

À cet égard, la réponse danoise à cet enjeu est remarquable. En février 2025, Copenhague a décidé de créer un fonds d’accélération de près de 7 milliards d’euros afin de porter ses dépenses militaires à 3 % du PIB en 2025 et 2026. Avec la nouvelle norme des 5 % du PIB, le Danemark entend se doter des ressources nécessaires pour atteindre cet objectif dans les délais.

 

D’où ma première question: l’exemple du fonds de défense danois est-il actuellement étudié, au même titre que celui du fonds allemand, pour développer le fonds de défense belge?

 

Dégager des moyens ne suffit toutefois pas. Dans ce débat sur la norme OTAN, il ne faut pas se tromper de priorités. Il ne s’agit pas uniquement d’atteindre un chiffre, mais de savoir ce que nous finançons, à quel rythme, et dans quelle perspective d’autonomie stratégique européenne. Cette accélération des dépenses soulève en effet plusieurs défis. Il faut que l’industrie suive. Des crédits débloqués ne suffisent pas à générer immédiatement des capacités. Il faut donc aller au-delà des chiffres, car cette norme pourrait effectivement être atteinte en partie par des techniques comptables, sans que cela ne reflète un véritable développement des capacités.

 

Compte tenu des tensions industrielles, ne serait-il pas plus pertinent de compléter la norme des 5 % par un indicateur d’efficacité ou de disponibilité militaire réelle? Comment les partenaires européens de l’OTAN se concertent-ils pour que toute hausse budgétaire bénéficie également à l’industrie européenne de défense? Je vous remercie.

 

01.08  Mathieu Michel (MR): Monsieur le ministre, le sommet de l'OTAN s'est réuni à La Haye ces derniers jours. Il a mis en évidence l'importance d'atteindre un certain nombre de seuils. Les 5 % ont été évoqués, même si pour la Belgique, nous savons qu'il y aura un certain nombre de milestones à atteindre d'ici le timing prévu.

 

Je voudrais, dans un premier temps, insister sur la satisfaction que j’ai eue à voir reconnaître 1,5 % de dépenses en matière de sécurité, c’est-à-dire des dépenses plus larges que les seules dépenses militaires. C’est un élément essentiel, qui reconnaît enfin que la menace actuelle est bien plus vaste.

 

Quelques jours plus tôt, vous présentiez au Conseil des ministres votre vision stratégique 2026-2034, assortie d'un programme d'investissement de plusieurs dizaines de milliards d'euros, qui visait effectivement à augmenter cette capacité de réponse de notre défense.

 

Ce plan se concentrerait, si j'ai bien compris, sur trois axes principaux: la dissuasion militaire collective au sein de l'OTAN, la protection du territoire contre des frappes aériennes et la guerre hybride, mais aussi – et c'est essentiel, me semble-t-il – l'adaptation des unités à la révolution technologique à laquelle nous sommes confrontés, et qui se manifeste notamment sur le champ de bataille en Ukraine.

 

En mai, comme annoncé, votre note politique générale confirmait une accélération des dépenses militaires vers les 2 % du PIB dès 2025: rehausse des effectifs, création d'une nouvelle brigade, commande de systèmes sol-air, drones MQ-9B SkyGuardian armés, et ainsi de suite. Or, selon les chiffres de l'OTAN, la Belgique n'a consacré qu'environ 1,3 % de son PIB à la défense en 2024. L'atteinte du seuil transitoire de 2 % dès cette année reposerait sur des mesures ponctuelles, recettes exceptionnelles et reclassements comptables.

 

La soutenabilité d'un effort de 2 %, puis du coup à 3,5 %, voire plus, suscite dès lors des légitimes interrogations. Je pense qu'il s'agira d'être effectivement très rigoureux sur ces éléments.

 

Quelques questions, monsieur le ministre. Comment ces milliards d'investissements prévus entre 2026 et 2034 se ventilent-ils entre des crédits budgétaires ordinaires, des fonds extrabudgétaires ou encore des recettes non récurrentes? Quelle est la projection pluriannuelle du ratio défense/PIB jusqu'en 2035?

 

Pouvez-vous confirmer ou infirmer que le secrétaire général a validé l'éligibilité au titre de dépenses de défense des contributions au fond d'innovation du soutien militaire à l'Ukraine ou des investissements d'infrastructures civiles visant la résilience? Sur quels postes budgétaires, effectivement?

 

Pourriez-vous détailler les principaux programmes annoncés (défense aérienne multicouches, troisième frégate, 1500 véhicules de combat, CaMo 2, drones armés, hélicoptères, ce genre de choses)? Quelles mesures statutaires et budgétaires garantissent-elles d'atteindre les objectifs en termes de personnel fixés par la vision stratégique? Quel sera le coût annuel additionnel, notamment?

 

Le budget dédié à la recherche et innovation serait de son côté porté à 3% du budget total de la défense. Pouvez-vous préciser la part du financement réservé à la réindustrialisation militaire ainsi que les mécanismes de compensation industrielle et de transfert de technologies, qui sont très importants?

 

Concernant le cap des 5 %, envisagez-vous la publication d'une trajectoire intermédiaire – à titre d'exemple, 3 % en 2029, 3,5 % en 2031, ce genre de choses – assortie d'indicateurs de performance?

 

Et enfin, quelles adaptations institutionnelles – type comité de suivi, reporting semestriel, audit de performance –  entendez-vous proposer pour associer durablement la Chambre aux décisions d'engagement financier et capacités liées à votre vision stratégique? La commission d'hier, en Achats militaires, mettait en évidence à quel point il était essentiel d'avoir des processus agiles eu égard à l'urgence de la situation.

 

01.09  Kjell Vander Elst (Open Vld): Ik verontschuldig mij omdat ik wat te laat was, maar ik kom van bij de premier en ik moet de hiërarchie respecteren. In die commissie ging het trouwens ook over de NAVO en het was heel interessant.

 

We hebben al verschillende keren gedebatteerd over de NAVO-norm en de NAVO-top. Ik heb nog een aantal vragen omdat ik het opmerkelijk blijf vinden dat die percentagediscussie nu zogezegd beslecht is, maar dat een aantal partijen in uw meerderheid zegt dat die 5 %, of die 3,5 % en 1,5 %, zorgen voor morgen, zorgen voor later zijn. We zien wel, volgende regeringen, volgende generaties, we schuiven het voor ons uit en doen alsof het niet bestaat en dan zullen we het later wel oplossen.

 

Ik vind dat opmerkelijk. U doet dat niet, maar ook u en de premier hebben al een aantal kleren gezegd dat de inspanning naar 2 % heftig, lastig en budgettair zwaar is en dat het daarbij zal blijven tot en met 2029. Dat betekent dat men voor die 1,5 % militaire uitgaven dat verschil zal moeten dichtfietsen tussen 2030 en 2035. Dat is wat u zegt. Bevestigt u dat het plafond voor deze arizonaregering 2 % blijft, tot het einde van de legislatuur in 2029?

 

Mijn tweede vraag betreft de capability targets. We hebben het daar ook al verschillende keren over gehad. U, de defensiestaf en uw kabinet hebben het initiatief genomen dat men dat achter gesloten deuren kan inkijken, wat goed is.

 

De enige vraag die ik me nog stel, is de volgende. In Nederland kan dat al jaren en gebeurt het in openbare zitting. Er worden grondige debatten gevoerd over de capability targets en over de principes, bij elke herziening en telkens in alle openheid in het parlement.

 

Ik blijf me dan ook afvragen waarom dat hier niet mogelijk is. Ik weet dat u niet alle informatie kunt vrijgeven. Daar ben ik me ten volle van bewust. Maar als men in Nederland een debat kan voeren over die capability targets, over de strategische visie en over het aandeel dat Nederland opneemt binnen de NAVO, dan moet dat hier toch ook kunnen. Plant u om dat in de toekomst alsnog te doen?

 

Ik heb nog een laatste vraag in dat verband. De capability targets zijn uiteraard afgesproken tussen alle NAVO-partnerlanden. Tegelijk hebben we allemaal voortdurend de mond vol van Europese samenwerking en van een Europese defensiestrategie. Het is uiteraard goed dat er binnen de NAVO een gezamenlijk schild wordt uitgebouwd en dat elk van de 32 partnerlanden daarin zijn deel opneemt. Plant u initiatieven – iedereen benadrukt immers voortdurend het belang van Europese defensie en samenwerking – om met de Europese lidstaten binnen de NAVO na te gaan welke efficiëntiewinsten daar te boeken vallen?

 

Ik denk dat het al een eerste goede stap zou zijn als men samen met de Europese partnerlanden binnen de NAVO onderzoekt welke zaken zij aankopen en in welke programma’s ze investeren – niet zozeer welke capabilities ze op zich nemen, want dat is vastgelegd binnen de NAVO. Plant u op dat vlak een initiatief om, samen met de Europese lidstaten binnen de NAVO, de Europese pijler in de komende maanden en jaren verder uit te bouwen?

 

01.10  Axel Weydts (Vooruit): We hebben hier al in plenaire zitting over gedebatteerd. Ik wil de minister danken voor het feit dat wij als parlement de capability targets hebben kunnen inkijken, weliswaar met gesloten deuren. Dat laatste respecteer ik ten volle want die targets zijn nu eenmaal geheim.

 

Wat mij wel enorm stoort, is dat er tot op heden maar drie parlementsleden zijn langsgekomen. Al wie die moeite niet heeft gedaan, zou in dit debat beter een toontje lager zingen. Ik kan hen alleen maar aanraden dat alsnog te doen. Je krijgt dan namelijk naast de inzage in die documenten een uitstekende uitleg van een topgeneraal over hoe die targets tot stand komen en hoe het NATO Defence Planning Process tot stand komt. Ik kan u verzekeren dat het voor mij, alhoewel ik door mijn achtergrond al vrij goed op de hoogte was, toch een wake-upcall was.

 

Laten we nu focussen op het werk dat in deze regeerperiode op de plank ligt. Er is afgesproken dat wij versneld 2% in onze defensie zullen investeren, wat een ongeziene inspanning is en een historische investering na decennia van besparingen. Laten we ook met deze commissie werk maken van het bereiken van die 2% en 2,5% tegen 2034. De kloof daarna, collega Vander Elst, is die tussen 2,5 en 3,5, maar dat is een detail. Dat zal een zeer moeilijke opdracht zijn voor het Parlement, de regering en Defensie zelf. Ik kijk er alvast naar uit de komende jaren nog veel te debatteren over hoe en wanneer we die capabilities zullen realiseren, al die mensen zullen rekruteren en ervoor zullen zorgen dat ze ook deftig verloond worden.

 

De voorzitter: Ik was een van die drie parlementsleden. Ik kan me bij uw wijze woorden aansluiten.

 

01.11 Minister Theo Francken: Hoeveel spreektijd heb ik? Vijf minuten? Sommigen willen dat ik gewoon zwijg. Tien minuten is meer dan ik had verhoopt.

 

Goed, een aantal elementen. Wat betreft die 2%, 3,5% en 5%. Binnen de regering is afgesproken dat het 2% wordt tijdens deze legislatuur. Dat is een aanzienlijke extra inspanning, 21 miljard euro. Dat goed buiten krijgen, is op zich al een behoorlijke opdracht. Daar hebben we veel mensen voor nodig om dat op een correcte manier te doen. Alleen dat al wordt een uitdaging. Ik weet dat het tegen 2035 richting 3,5% moet gaan. Dat geeft ons dus nog een aantal extra jaren. Daarover hebben we ook onderhandeld. Men zou kunnen zeggen om naar 2,5% te gaan in 2034, dan zou men er in 2035 eigenlijk nog een procent moeten bij doen. Dat valt juist in een verkiezingsjaar, dat zal niet zo evident zijn. Dat besef ik ook wel, maar het is nog veraf en nog lang.

 

Er is ook afgesproken dat er in 2029 een evaluatie komt van de geopolitieke situatie, van de capabilities die elk land op dat moment zal hebben, van het dreigingsniveau, van wat er nodig zal zijn enzovoort. De NDPP’s, dus de planningsdocumenten, worden ook om de vier jaar opgesteld: 2021, 2025, 2029, 2033. In die zin is er dus ook tijd. Zal de geopolitieke toestand tegen dan beter zijn? Ik hoop het. Ik vrees ervoor. We zullen zien.

 

In die zin denk ik dat de 2% op dit moment voor ons land al een zeer aanzienlijke inspanning is. Na een democratisch proces en de verkiezingen in 2029 zullen we dan ook nagaan hoe we dat verder aanpakken. Dat is democratie. Elke partij heeft daar een mening over en kan zich daarover uitspreken. De kiezer moet dan maar beslissen op wie hij al dan niet stemt in het kader van de internationale veiligheid. Als iemand vindt dat dit niet belangrijk is, dat het belangrijker is om in de sociale zekerheid te investeren en dat er te veel geld naar defensie gaat, dan moet hij stemmen op partijen die dat zeggen. Zo eenvoudig is dat. Ik kan daar niets aan toevoegen.

 

Volgens onze simulaties zitten we bijna aan 1,5%. Dat is belangrijk.

 

Il est, selon moi, réaliste de penser que nous avons la possibilité d’atteindre les 1,5 % de dépenses sécuritaires élargies, cette année ou l’année prochaine. Nous sommes en train d’effectuer les calculs nécessaires et d’examiner, en collaboration avec les Régions, comment y parvenir concrètement. Une réponse devrait sans doute émerger au sein du cabinet du premier ministre dans les semaines ou les mois à venir, avant 2026.

 

Il s'agit d'une bonne nouvelle, surtout que nous aurions déjà atteint 3,5 sur 5, soit 7 sur 10. Quand ma fille revient de l’école avec un 14 sur 20, je suis satisfait. Mais si elle revient avec un 4 sur 10, je le suis beaucoup moins.

 

Het is mentaal natuurlijk een totaal ander debat bij 3,5 op 5 dan bij 2 op 5. Eigenlijk zitten we aan 3,5 op 5, of het scheelt toch niet veel. Dat betekent inderdaad dat we nog inspanningen moeten leveren, dat we nog veiligheidsuitgaven en defensie-uitgaven moeten doen, die natuurlijk zwaarder doorwegen op het budget, dat weet ik ook wel. Het geeft echter wel een heel ander debat. En ik moet zeggen, collega's, ik heb me echt gestoord aan het debat.

 

Collega's, ik heb mij gestoord aan het debat en ook aan de onwaarschijnlijk kinderlijke en populistische manier waarop het gevoerd werd. Het is een zeer vals debat. Men ziet dan slogans, ik heb die vroeger ook al gezien in campagnes. Ik vind het heel jammer dat veiligheid aan de linkerzijde blijkbaar helemaal niet belangrijk is. Internationale solidariteit is het belangrijkste, behalve als het over defensie en de NAVO gaat, dan lijkt die solidariteit plots niet meer te bestaan.

 

Er wordt steeds een valse tegenstelling gecreëerd tussen enerzijds sociale zekerheid en anderzijds defensie, harde veiligheidsuitgaven. Men moet in beide investeren. Niemand hier in de zaal wenst oorlog. Iedereen wenst vrede. Die hebben we al bijna 80 jaar. Ik hoop dat we die nog lang kunnen behouden. Maar om die te kunnen behouden, moeten we ook investeren in onze veiligheid en dus in militaire capaciteiten. Sommigen vinden dat dit niet nodig is, dat men een bloem in elke geweerloop moet steken en moet stoppen met het nucleaire arsenaal, ook al heeft de rest nucleaire wapens. Dat kan een politieke mening zijn, maar het is niet de mijne. Ik denk ook niet dat Europa lang zou standhouden als we dat zouden doen. We zouden redelijk snel overwonnen en ingenomen worden. En er zouden andere machthebbers komen.

 

Dat zijn heel valse tegenstellingen. Ik zie ze ook hier terug. Men ziet nauwelijks het verschil tussen de PS en de PTB-PVDA. Het lijkt bijna een copy-paste. Het is precies één partij geworden. Ik zie het verschil niet, het lettertype is bijna hetzelfde.

 

Dan wordt er het volgende gezegd. Elf F-35's kosten volgens de PS 2 miljard euro. Rafales kosten 2 miljard voor elf stuks. F-35's kosten geen 2 miljard voor elf. No way. Volgens dat verhaal kan men met dat geld 20 scholen bouwen of 4.000 plaatsen in de kinderopvang creëren. Volgens de PTB zijn het zelfs 10.000 plaatsen in de kinderopvang. Bij de PS zijn het er 4.000. Ik weet niet hoe dat komt. En men zegt dat men er een ziekenhuis mee kan bouwen.

 

Beste mensen, dat is bijzonder intellectueel oneerlijk. U weet dat ook. Dat is vals. Zo werkt het natuurlijk niet. Men moet investeren in veiligheid, men moet investeren in defensie, maar ook in onderwijs, zorg, gezondheidszorg en pensioenen. Dat is evident.

 

Laten we dan praten over de verhalen die ik heb gelezen. 6.000 euro per gezin: fake news. Het is gewoon niet waar. Het is ook compleet debunked door mensen die dat in de gaten houden, zij hebben het herberekend, het is niet juist. Die professor is zelf teruggekomen van dat cijfer. De professor die sprak over 6.000 euro heeft zichzelf gecorrigeerd.

 

Le professeur qui a annoncé 6 000 euros a corrigé lui-même son erreur.

 

Hij heeft zichzelf gecorrigeerd. Dat klopt gewoon niet. Toch zie ik dat cijfer voortdurend opduiken. Ik zie voortdurend dat cijfer van 6.000 euro per gezin terugkomen. Dat is fake news. Alstublieft, ik wil u vragen om daarmee te stoppen. Als u daar niet mee stopt, zal ik blijven zeggen dat u de mensen iets aan het voorliegen bent.

 

Ik denk dat we correct moeten zijn. We moeten erkennen dat ook veiligheid iets kost. Ik lees ook analyses en editorialen van mensen die geacht worden verstand van zaken te hebben. Zij schrijven dat de defensie-uitgaven het einde betekenen van de sociale zekerheid. Tjonge jonge.

 

We gaan naar een defensiebudget, pensioenen inbegrepen, van 13 miljard euro. Zonder de pensioenen gaat het om 10 miljard euro. De sociale zekerheidsuitgaven in België bedragen dit jaar 130 miljard euro. Als men daarbij het onderwijs optelt van Vlaanderen en de Franse Gemeenschap en ook de zorg- en welzijnsbudgetten, dan gaat men boven de 200 miljard euro.

 

Het gaat dus om 10 miljard euro tegenover 200 miljard euro. Dan beweert men dat 3,7 miljard euro extra voor defensie het einde van de sociale zekerheid zou betekenen. Alstublieft, arrêtez le sketch. Stop daarmee. Dat is gewoon intellectueel absurd.

 

Ik heb mij de afgelopen weken en maanden aan sommige uitspraken geërgerd, ook aan die van het Vlaams Belang. Het Vlaams Belang zegt dat we geen F-35’s nodig hebben om ons luchtruim te beschermen. Dat is letterlijk wat Tom Van Grieken zei.

 

Vorige keer zei de heer Tonniau hier: “We hebben geen drie fregatten nodig, want we hebben maar 70 kilometer kustlijn”. Oh my god, dat is niet te geloven.

 

Blijkbaar zijn er mensen die hier al vele jaren in het Parlement zitten, ook in de commissie voor Landsverdediging, die denken dat wij alleen materieel aankopen om onze eigen kustlijn van 67 kilometer te verdedigen, alleen om ons eigen luchtruim te beschermen. Sommige mensen denken dat blijkbaar echt. Dat is beschamend. Zo werkt het niet. We maken deel uit van een internationaal bondgenootschap.

 

Gelukkig zijn er ook veel verstandige mensen. Een van die verstandige mensen die we hier hebben gekend, was Paul-Henri Spaak, een bekende Franstalige socialist. Hij was medeoprichter van de NAVO. Hij heeft na zijn toespraak ‘Nous avons peur’ in Brussel het Verdrag van Brussel gesloten. Nadien kwam het Verdrag van Washington, inmiddels 76 jaar geleden.

 

Het ging om een man die geloofde in multilateralisme, die ervan overtuigd was dat België geen eiland is en dat samenwerking ons sterker maakt. Dat zijn de mensen naar wie ik opkijk: visionairen. Ik hoop dat er in dit Parlement nog veel mensen zijn met een langetermijnvisie zoals hij.

 

Het is niet gemakkelijk om de 2 %-norm te halen en nog veel moeilijker om de 3,5 %-norm te halen. Het is echter nodig en we zullen dat stap voor stap realiseren. We zullen daarbij maximaal rekening houden met de bevolking en proberen te luisteren. In die zin, collega's, hebben wij met deze regering de juiste beslissing genomen.

 

Tot slot is er de vraag waaraan het geld wordt besteed. Dat is vorige week zeer uitgebreid toegelicht met de strategische visie. Ik kan daar nu dus niet verder op ingaan, waarvoor mijn excuses.

 

Dit jaar wordt het geld besteed aan munitie. Mijn munitieplan is klaar en wordt volgende week aan de regering voorgelegd. Met 2,3 miljard euro gaat het om de grootste munitie-investering ooit in de geschiedenis van de Belgische krijgsmacht, omdat het nodig is. Die investering komt er niet omdat ik graag geweren, kogels, raketten of missiles koop, maar omdat we er gewoon veel te weinig van hebben. We zijn kwetsbaar, collega’s. Dat is al jaren het pijnpunt van de Belgische defensie: geen luchtverdediging en geen of veel te weinig munitie. Nu zullen we een historische stap zetten met dit munitieplan van 2,3 miljard euro, dat hopelijk volgende week wordt goedgekeurd.

 

01.12  Annick Ponthier (VB): Dank u voor uw antwoorden, mijnheer de minister. U bent op een heel groot aantal van de vragen het antwoord schuldig gebleven, voor alle duidelijkheid. Mijn partij pleit al jaren voor bijkomende investeringen in defensie. Dat weet u en dat staat buiten kijf, zeker in de geopolitieke toestand waarin we momenteel verkeren. Het zijn de voorbije regeringen, over decennia heen, die verantwoordelijk zijn voor de huidige lamentabele toestand van ons defensieapparaat, op alle vlakken. Wat ons betreft gaat het om puur schuldig verzuim.

 

U citeert graag andere partijen en dat mag natuurlijk. Daarvoor zitten we in het Parlement. Dat voedt het debat, maar als u het dan over fake news hebt, moet u ook in eigen boezem kijken. Het Vlaams Belang zegt helemaal niet dat we geen gevechtsvliegtuigen nodig hebben. We stellen wel vragen bij de bestelling van extra gevechtsvliegtuigen op dit moment en wij vinden dat de prioriteiten elders moeten liggen. Dat is wat wij zeggen.

 

Als u wilt citeren, moet u verder kijken dan een krantenkop of de titel van een persartikel. Dan moet u ook de inhoud citeren, maar goed, ik blijf bij wat ik twee weken geleden in de plenaire vergadering heb gezegd. Ons optreden op de NAVO-top in Den Haag was – en ik hoor u dat nu ook weer bevestigen – niet meer of minder dan een operatie van schone schijn.

 

We redden daarmee op dat moment ons gezicht – daar valt iets voor te zeggen, want ik weet dat de diplomatie vele kanten kent – maar onze engagementen echt hard maken, kunnen we niet. Wat de financiering betreft van de verklaringen die daar zijn afgelegd, blijkt opnieuw dat de 2 %-norm, die we dit jaar zullen halen, enkel voor dit jaar is begroot en dan nog met heel veel kunst- en vliegwerk – op Verhofstadt-wijze, zal ik maar zeggen. Over de structurele financiering van de 2 % voor de komende jaren kreeg ik echter weer geen antwoord.

 

Over de defensietaks kreeg ik ook opnieuw geen antwoord. Ik heb u die vraag twee weken geleden gesteld en u blijft het antwoord schuldig. U hebt wel heel wat historische plannen om geld uit te geven, maar vooralsnog is er geen plan om de financiering daarvan structureel te duiden aan het Parlement. Zelfs met de maximale flexibiliteit die we in Den Haag ten toon hebben gespreid, dreigt u ons in de toekomst verder in de schulden te steken. U weet dat die schulden – dat hoef ik u niet te vertellen als Vlaams-nationalist – vooral door de Vlamingen zullen worden betaald, want elders valt er weinig te rapen.

 

U mag dan wel veel forse verklaringen afleggen over die plannen, maar financieel hebt u, als ik uw antwoord goed heb gehoord, geen plannen.

 

Op de vragen over de bijdrage van de deelstaten hebt u ook niet geantwoord. Wat het federale niveau tekortkomt, moeten de deelstaten dan maar bijpassen. Dat is de omgekeerde wereld. Ik vind die keuzes en de uitleg die u geeft over de structurele financiering van al die plannen, die op veel vlakken broodnodig zijn, betreurenswaardig en niet afdoend.

 

De voorzitter: De minister wil nog een technische aanvulling geven.

 

01.13 Minister Theo Francken: Mevrouw Ponthier, u hamert terecht op het budget, maar ik heb al verschillende keren gezegd dat het zal worden opgesteld tijdens de begrotingsopmaak 2026. Het budget voor dit jaar is goedgekeurd. U hebt daar ook over gestemd. Dat budget is voorzien, met veel one-shotmaatregelen en geen structurele. Structurele maatregelen en andere one-shotmaatregelen zullen worden genomen bij de begrotingsopmaak 2026, die wordt ingediend vóór 15 oktober. We hebben daar dus nog tijd voor en dat heb ik al verschillende keren gezegd. U weet dat heel goed.

 

Op de vragen over wat de deelstaten doen, heb ik wel geantwoord. Ik heb gezegd dat de deelstaten wel kunnen bijdragen aan de 1,5 %. Dat wordt nu bekeken. Ik denk dat we die heel snel kunnen behalen, misschien zelfs al in 2026. De premier zal daarvan de coördinatie op zich nemen en dit moet worden overlegd met de minister-presidenten van de deelstaten.

 

01.14  Darya Safai (N-VA): Bedankt, mijnheer de minister. Deze regering heeft stappen gezet en komt nu boven de 2 % uit. Wat meer dan tien jaar geleden werd beloofd, realiseren wij nu eindelijk en dat is een goede zaak. Dit is historisch. Uw munitie- en luchtafweerplannen zijn dringend en broodnodig.

 

Sommigen zeggen dat de 5 % onhaalbaar is. Toch is met de juiste visie en politieke wil alles mogelijk, collega's. Wij zullen dit realiseren in een groeipad van zeven tot tien jaar, waarvan een belangrijk deel investeringen in onze eigen industrie zijn, in jobs en innovaties. De helft van deze uitgaven komt ten goede aan onze eigen economie. Investeringen in defensie kunnen duizenden directe en indirecte jobs creëren.

 

Laten we duidelijk zijn, deze 5 % is een verzekering tegen onbetaalbare kosten in de toekomst, want als de Verenigde Staten zich terugplooien, als de NAVO verzwakt, als onze infrastructuur wordt lamgelegd, dan zal de rekening niet langer 5 % bedragen, maar onze volledige soevereiniteit. Wie denkt dat wij veiligheid kunnen kopen met holle retoriek of door op autocratie te vertrouwen, vergist zich. De tijd van vrijblijvendheid is voorbij. Dit zijn geen dogma’s, collega's. Dit is noodzaak. Dit is geen oorlogszucht. Dit is afschrikking. Dit is geen wensdenken. Dit is de realiteit.

 

Vrede is geen toeval. Het is het resultaat van kracht, eensgezindheid en politieke moed. Wij steunen u in uw plannen, mijnheer de minister. Dank u wel.

 

01.15  Koen Van den Heuvel (cd&v): Ik denk dat de minister duidelijke antwoorden heeft gegeven. Voor ons zijn een aantal zaken heel belangrijk, zoals het tijdstraject. Dat heb ik echter daarnet al gezegd. Het is nu onze opdracht om de capability targets van de NAVO in grote mate en zo veel mogelijk te vervullen.

 

Daarnaast zijn er twee aandachtspunten die we niet uit het oog mogen verliezen. We hebben daar de voorbije weken al vaak over gesproken. Het eerste is de efficiëntieoefening. Als we het draagvlak bij onze mensen willen behouden, dan moeten zij ervan overtuigd zijn dat die extra miljarden, ook al heeft de minister dat nu genuanceerd en dat begrijp ik eerlijk gezegd, binnen het totale budget van NV België beheersbaar blijven. Het blijft immers veel geld en het is allemaal extra. Het is dus onze plicht om die miljarden op een efficiënte manier te gebruiken.

 

Ten tweede is er de Europese samenwerking. Er moet minder versnippering en meer standaardisatie komen. Elk land moet niet op zichzelf werken, maar er moet samenwerking komen voor Europese interoperabiliteit. Het klinkt misschien als Cato en zijn ceterum censeo Carthaginem esse delendam, maar ik zal dat hier in dit Parlement blijven herhalen, omdat het zo vanzelfsprekend is. Qua langetermijnvisie, mijnheer de minister, zit dat juist, al maken de praktische gewoonten van de Europese landen het wellicht moeilijk om die visie uit te rollen. U zult mij dat dus de volgende maanden en jaren ongetwijfeld regelmatig horen herhalen. Wees een pionier van die Europese samenwerking. België is misschien beter geplaatst dan de grote Europese landen om daarin het voortouw te nemen. Zoek bondgenoten en maak er echt werk van.

 

Ten slotte wil ik nog dit zeggen. Zoals ook bij de strategische visie bleek, moeten we inzetten op flexibiliteit en innovatiekracht. Dat is echter niet eenvoudig. U moet immers een visie op lange termijn ontwikkelen, maar sinds de oorlog in Oekraïne zijn heel wat tactieken en inzichten veranderd. We moeten daar flexibel op kunnen inspelen, maar ook innovatief met steun van onze Belgische industrie en onze Vlaamse innovatieve kmo’s. Dat is een andere uitdaging die altijd in het oog moet worden gehouden.

 

 

01.16  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Tout d'abord, merci monsieur le ministre de faire de la publicité pour nos visuels. L'objectif de ces visuels est qu’ils circulent. Vous participez à les faire circuler. Je vous en remercie.

 

Deuxième chose, monsieur le ministre, vous parlez de malhonnêteté dans le fait d'opposer les dépenses sociales et les dépenses militaires. Mais je vais reprendre vos propos, monsieur le ministre. Je vous cite: "Retirer quelques milliards d'un budget de 200 milliards, ce n'est tout de même pas inhumain. Cette sécurité sociale est trop grasse." Vous l'avez dit vous-même.

 

Cela signifie que l'argent que vous voulez mettre dans l'armement, vous voulez le prendre dans la sécurité sociale. Vous l'avez dit vous-même.

 

Je ne sais pas qui est malhonnête intellectuellement, quand vous dites qu'il ne faut pas opposer les deux. Vous-même, vous les opposez. Vous dites qu'il faut prendre l'argent dans ces services, qu’il y a trop d'argent dans la "sécurité douce", comme vous l'appelez, et le mettre dans la "sécurité dure".

 

Je ne fais que reprendre vos propos, monsieur le ministre. Vous l'avez dit par le passé.

 

Sur les 6 000 euros, si vous considérez que c'est une fake news, adressez-vous à l'économiste Gert Peersman. Il y a eu un fact checking. Il en avait parlé à l'émission Terzake, et Knack a fait un fact checking là-dessus.

 

Voilà ce que dit Knack: "Dans l'émission Terzake, l'économiste Gert Peersman a déclaré que la nouvelle norme de l'OTAN coûterait 6 000 euros par ménage belge. Ce chiffre est correct, mais il s'agit d'une estimation théorique pour un ménage moyen. Une part importante de ces 5 % est déjà dépensée. Il ne s'agit donc pas d'une hausse de 6 000 euros d'impôts. Cependant, un budget de la défense équivalent à 5 % du PIB entraînerait bien une perte de 6 000 euros de pouvoir d'achat pour un ménage moyen."

 

Si vous considérez que c'est faux, adressez-vous à Knack ou à l'économiste M. Peersman.

 

Je dis que 5 % équivalent à 6 000 euros de perte de pouvoir d'achat pour un ménage moyen. Pourquoi? Parce que pour financer ces 5 %, vous allez puiser dans la sécurité sociale, dans le remboursement des médicaments. Cet argent-là que vous allez prendre, ces médicaments qui ne seront pas remboursés par exemple, les Belges vont les payer avec leur argent.

 

Il s'agit donc d'une perte de pouvoir d'achat de 6 000 euros. Faire passer les dépenses militaires à 5 % équivaut à infliger une perte de pouvoir d'achat de 6 000 euros. Si vous considérez que c'est faux, adressez-vous à l'économiste Gert Peersman et à la rédaction de Knack, qui a confirmé cette déclaration. Vous affirmez qu'il s'agit de fake news alors que je reprends l'étude d'un économiste.

 

01.17  Theo Francken, ministre: Ce qu’il faut comprendre, c’est que c’est un ajout. Nous faisons les calculs selon la définition en vigueur. Nous avons déjà atteint 3,5 % sur 5. Vous voyez ce que je veux dire?

 

De vergiftiging van het debat draaide om de voorstelling dat de maatregel 6.000 euro per gezin extra zou kosten. Dat beeld is bij veel mensen op die manier overgekomen. Professor Peersman heeft dat nadien rechtgezet. Het gaat om het volledige budget, maar van die zogezegde 6.000 euro koopkrachtverlies wordt 4.500 euro al jarenlang geïnvesteerd.

 

Het is dus een belangrijk verschil. De indruk werd gewekt dat de regering iets beslist wat gezinnen 6.000 euro extra kost, terwijl dat niet klopt. Een aanzienlijk deel van dat bedrag wordt al jaren uitgegeven. Dat is de kern van de discussie. Ik vind het dan ook intellectueel oneerlijk. Dat de bijkomende 5 % een extra kost met zich meebrengt, is evident, maar dat komt niet neer op 6.000 euro per gezin extra, aangezien er al jaar en dag fors geïnvesteerd wordt in defensie.

 

01.18  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Là, vous tournez autour du pot, monsieur le ministre. Car 5 % du PIB investis dans la défense équivalent à 6 000 euros de perte de pouvoir d’achat pour les ménages. Vous ne contestez pas cette déclaration, si? C’est une malhonnêteté intellectuelle de dire qu’il s’agit d'une fake news, car c’est une vérité. L’argent que nous dépenserons dans la défense ne tombera pas du ciel, on ne l’inventera pas, il faut aller le chercher quelque part, et vous affirmez vous-même que vous voulez le trouver dans la sécurité sociale.

 

Vous avez également affirmé que nous sommes en paix depuis 80 ans. Je suis désolé, mais nous avons été en guerre en Libye, en Afghanistan. Ce n’est pas parce que les bombes ne tombent pas ici que nous sommes en paix. Nous sommes en guerre avec plusieurs pays. En Afghanistan, il y a eu 20 ans de guerre pour que les Talibans prennent le pouvoir juste après. Je n’appelle pas cela de la paix. Et le fait que vous continuiez dans cette dynamique, dans une politique d’armement, dans des investissements dans la guerre, ne fera que provoquer davantage de guerre. Quand on achète des armes, c’est pour les utiliser.

 

01.19  Luc Frank (Les Engagés): S’il faut vraiment entrer dans ce débat, le calcul est vite fait: la sécurité sociale coûte 18 000 euros par personne en Belgique. Alors franchement, qui paie? Uniquement les travailleurs? C’est une connerie, c’est vraiment une connerie! Je n’ai jamais entendu des conneries pareilles! Vous ne cessez de proférer des mensonges, des choses qui ne sont pas correctes. Venez à nos réunions, venez à nos visites à l’extérieur, discutez avec les gens, vous verrez ce qu’il en est. Et de plus, ce que vous dites est vraiment de l’eau au moulin de Poutine.

 

Arrêtez de dire cela! Nous sommes vraiment dans une situation grave, qu'il faut prendre au sérieux! Il n'y a rien à faire. Si l'on n'a pas de sécurité dure, il n'y a pas de sécurité sociale, parce que c'est la première qui permet aussi de jouir de la liberté, de commercer et d'avoir du bien-être. Arrêtez de dire cela!

 

Cela dit, j'en arrive à mes questions. Monsieur le ministre, j'aimerais bien obtenir quelques précisions parce que le débat était assez général. Je suis ouvert à obtenir plus d'informations sur ce fonds. Je suis d'accord avec vous à propos des 3,5 %.

 

01.20  Theo Francken, ministre: Une précision technique: c'est M. Jambon qui tire le fonds. Celui-ci prendra forme dans les jours et semaines à venir.

 

01.21  Luc Frank (Les Engagés): J'avais bien dit que c'était le ministre des Finances qui s'en occupait.

 

S'agissant des entités fédérées, il ne faut pas oublier non plus d'y associer les provinces et les communes. Je vous remercie.

 

01.22  Mathieu Michel (MR): Avant toute chose, je pense qu'il ne faut pas confondre la guerre et la défense. Celle-ci suppose la capacité de gagner la guerre sans vouloir la faire. C'est ce à quoi nous nous employons. Aujourd'hui, la défense est un concept bien plus vaste que l'achat d'avions et de tanks. C'est en effet un concept militaire, mais également cyber. Il implique aussi des infrastructures critiques de connectivité. C'est la sécurité active et passive. Et c'est ce que je salue dans les négociations qui ont eu lieu: ces 5 % recouvrent en réalité une vision plus vaste. Je tiens donc à vous remercier pour ces négociations.

 

Même aux plus dubitatifs, il importe de toujours rappeler que ce modèle que nous chérissons tous ne peut pas tenir sans sécurité. Sans sécurité, vous n'avez pas de liberté ni d'égalité ou de fraternité. Il ne s'agit certainement pas ici d'opposer sécurité et solidarité. Nous devons garantir les deux.

 

C'est d'ailleurs ce que nous faisons. Nous augmentons effectivement nos dépenses en matière de défense et, en parallèle, comme vient de le rappeler M. Francken, nous augmentons encore beaucoup plus nos dépenses en matière de solidarité et de sécurité sociale. Alors venir dire qu'on retire d'une poche pour mettre dans l'autre, c'est d'une absurdité folle. C'est éventuellement ne pas être en capacité d'augmenter encore plus quelque chose qui augmente beaucoup plus par ailleurs.

 

Aujourd'hui, ce que nous faisons effectivement, c'est garantir tant notre sécurité collective que notre solidarité. C'est un élément essentiel, c'est la préservation de notre modèle social. Alors peut-être que cet élément vous plaît moins qu'à nous, mais c'est aussi défendre nos valeurs, nos valeurs de liberté, nos valeurs de travail, de responsabilité. C'est pour nous essentiel.

 

Je voudrais reprendre l'exemple imagé mais totalement approprié cité par le premier ministre il y a quelques semaines en commission. Il a rappelé – et c'est de circonstance vu que le Tour de France vient de commencer – qu'avec 1,3 % de dépenses militaires en 2024, nous étions déjà très en retard sur le peloton. Or, en l'occurrence, le peloton a accéléré, et donc non seulement nous devons rattraper le peloton, mais nous devons rattraper un peloton qui a accéléré, et c'est là tout l'enjeu.

 

En fait, ce que nous faisons aujourd'hui en matière de défense est en quelque sorte à l'image de ce que nous devons faire de façon plus générale à l'échelon national. De manière générale, nous rattrapons notre retard, et pour ce qui nous concerne au MR, nous nous réjouissons parce que nous préférons être un pays en avance plutôt qu'un pays en retard.

 

01.23  Kjell Vander Elst (Open Vld): Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoorden. Ik ben het met u eens wanneer u zegt dat de simplistische boodschappen van de afgelopen weken en de beelden of pagina's die u getoond hebt van bepaalde oppositiepartijen het draagvalk bij de bevolking op termijn volledig zullen wegwerken.

 

Het gaat over veel geld, over zware investeringen op lange termijn op een moment waarop veel gezinnen het moeilijk hebben en op een moment waarop bijna elk bevoegdheidsdomein in dit land moet besparen. Tegelijkertijd krijgt defensie – terecht – extra middelen. In dat kader helpt sloganpolitiek niet om het draagvlak bij de bevolking te behouden. Ik hoop dan ook dat we dit debat met iets meer ernst kunnen voeren, want de bevolking en ons land hebben een performante defensie nodig.

 

Ten tweede, wat de financiering betreft, het klopt wat collega Weydts zegt: er is inderdaad een traject richting 2,5 % tegen 2034. Dat betekent nog altijd dat we, als er in 2029 niets wijzigt, 1 % op één jaar tijd moeten goedmaken. Ik begrijp dat u stelt dat de 2 % al een serieuze uitdaging vormt, want dat is het ook.

 

We weten immers dat de financiering ervan voor dit jaar grotendeels steunt op eenmalige financiële maatregelen en dat heel die zoektocht in 2026 opnieuw zal moeten beginnen. Ik hoop dan ook dat we snel van gedachten kunnen wisselen over een structurele financiering van de 2 % voor de komende jaren. Alleen wanneer defensie er als organisatie zeker van is dat die middelen jaarlijks structureel worden gefinancierd, kunnen we werk maken van een langetermijnvisie voor defensie.

 

Tot slot, u bent niet echt ingegaan op de Europese pijler binnen de NAVO. Ik weet dat dat een zeer breed debat is, dus ik zal daar later misschien nog op terugkomen.

 

01.24 Minister Theo Francken: Er staan daarover straks nog vragen op de agenda.

 

01.25  Kjell Vander Elst (Open Vld): Dan zal ik mij daarbij aansluiten.

 

01.26  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de minister, wat de Europese pijler betreft, kan ik u zeker aanraden om de capability targets te bekijken. Er staan daar heel veel lijntjes PESCO in. Ik heb mij laten vertellen dat het voor de eerste keer is dat er zoveel wordt verwezen naar de Europese samenwerking binnen de NAVO-norm. Dat is een heel goede zaak en dat is ook een argument om zeker die capability targets te bekijken.

 

Ik ben heel tevreden met dit debat. Ik had gedacht dat het weer zou zijn als bij de vorige debatten, maar het is een goed debat, zoals dat ook hoort in een parlement. Ik ben ook blij dat ik niet meer de enige ben in deze commissie die de leugens van PVDA-PTB moet weerleggen. Doe zo verder, collega's. Samen zullen we erin slagen om de waarheid aan het licht te brengen.

 

Ik wil besluiten met te zeggen dat er heel veel werk aan de winkel is. Laat ons de hand aan de ploeg slaan, over alle fracties heen, om te bereiken wat nodig is, namelijk meer veiligheid garanderen voor de burgers van het Europese continent.

 

De voorzitter: U hebt als ondervoorzitter van deze commissie dit punt op een uitstekende manier afgerond.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Débat d’actualité sur les négociations avec les syndicats militaires et questions jointes de

- Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les négociations avec les syndicats militaires" (56005348C)

- Staf Aerts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'échec de la concertation sociale à la Défense" (56005386C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le plan social pour les militaires et l'impact de la réforme prévue des pensions" (56005402C)

- Charlotte Deborsu à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'état des négociations avec les syndicats militaires" (56005573C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le plan social pour les militaires et l'impact de la réforme prévue des pensions" (56005911C)

- Annick Ponthier à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le plan social pour les militaires" (56006331C)

- Stéphane Lasseaux à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les négociations sociales à la Défense" (56006361C)

- Lydia Mutyebele Ngoi à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les négociations avec les syndicats militaires" (56006471C)

- Koen Van den Heuvel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La concertation sociale" (56006479C)

- Nabil Boukili à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La concertation sociale avec les syndicats militaires" (56006765C)

- Darya Safai à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La concertation sociale à la Défense" (56006804C)

02 Actualiteitsdebat over het sociaal overleg met de militaire vakbonden en toegevoegde vragen van

- Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De onderhandelingen met de legervakbonden" (56005348C)

- Staf Aerts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het afspringen van het sociaal overleg bij Defensie" (56005386C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het sociale plan voor militairen en de impact van de geplande pensioenhervorming" (56005402C)

- Charlotte Deborsu aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De stand van zaken betreffende de onderhandelingen met de legervakbonden" (56005573C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het sociale plan voor militairen en de impact van de geplande pensioenhervorming" (56005911C)

- Annick Ponthier aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het sociaal plan voor de militairen" (56006331C)

- Stéphane Lasseaux aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De sociale onderhandelingen bij Defensie" (56006361C)

- Lydia Mutyebele Ngoi aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De onderhandelingen met de legervakbonden" (56006471C)

- Koen Van den Heuvel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het sociaal overleg" (56006479C)

- Nabil Boukili aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het sociaal overleg met de legervakbonden" (56006765C)

- Darya Safai aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het sociaal overleg bij Defensie" (56006804C)

 

02.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, vous êtes d'accord avec moi pour dire que la ministre Dedonder a fait du bon travail en matière de personnel, vous l'avez d'ailleurs déjà dit. Vous auriez pu vous glisser dans ses baskets et continuer son travail. Pourtant, vous êtes en train de faire tout le contraire. La plus importante des régressions sociales en matière de statut militaire est l'allongement unilatéral de plus de 10 années de leur carrière, en rupture totale avec le contrat social qui les unit avec la société belge.

 

Pourtant les chiffres de l'état-major de la Défense parlent d'eux-mêmes: cette mesure est non seulement injuste sur le plan social, mais elle est aussi une aberration pour l'avenir de notre Défense! On parle d'un surcoût de 4 milliards d'euros selon les chiffres de l'état-major, autant de moyens qui ne pourront pas être utilisés pour réinvestir dans notre armée.

 

Nous avons longuement eu l'occasion d'en parler lors des débats sur votre exposé d'orientation politique et votre note de politique générale. Aujourd'hui, nous apprenons que l'ensemble des syndicats militaires ont quitté prématurément les discussions, que vous aviez péniblement mises en place, où vous deviez leur présenter les mesures prévues. Les syndicats vous reprochent notamment, selon la presse, "un mépris flagrant envers le métier de militaire" et estiment que l'accord de gouvernement menace de saper l'équilibre du statut militaire.

 

Monsieur le ministre, alors que vous annonciez faire de l'humain une priorité, pouvez-vous m'indiquer la teneur de cette réunion ainsi que me communiquer les mesures que vous avez avancées? Quel est le calendrier des négociations? Vous aviez annoncé un accord social. Quelles sont vos intentions et marges de manœuvre?

 

Qui participe aux réunions au cabinet du ministre des Pensions sur la pension des militaires? Y a-t-il quelqu'un de votre cabinet ou quelqu'un de la Défense pour défendre nos militaires? Je pense que les appétits du ministre Jambon en la matière ne sont pas de nature à plaire aux militaires.

 

02.02  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, u onderhandelt al een tijdje met de militaire vakorganisaties over een nieuw sociaal plan voor de militairen. Dat loopt, als ik sommige communicaties mag geloven, niet van een leien dakje. De aanleiding is uiteraard de onrust bij de militairen over de geplande verhoging van de pensioenleeftijd. Ik heb vorige week al aangegeven dat die onrust naar mijn mening deels terecht is. Het pensioen is een soort voorafbetaling op het loon of op de erkenning die zij tijdens hun loopbaan niet hebben gekregen. Dat versnelde pensioen is altijd een vorm van pay-off geweest voor de militairen.

 

Als we daaraan sleutelen – ik ben daar net als mijn partij voorstander van – moeten wij tegelijk ook sleutelen aan de loopbaan en de loonvoorwaarden. U hebt er steeds op gewezen dat u een sociaal plan wilt realiseren waarbij de pensioenhervorming zal doorgaan, maar waarbij ook aan het statuut van de militair grondig zal worden gesleuteld.

 

Daarom heb ik enkele vragen. Ten eerste, wat is voor de pensioenleeftijd de stand van zaken in het dossier van de pensioenhervorming voor militairen? Welke modaliteiten worden momenteel besproken of overwogen? Denk daarbij aan de pensioenleeftijd, het systeem van vervroegde uittreding en de berekeningswijze van het pensioenbedrag.

 

Welke overgangsmaatregelen, waarover ook grote onrust heerst, of overgangsperiodes worden er ingebouwd voor het personeel dat nu actief in dienst is?

 

Hoe verlopen de onderhandelingen over het sociaal plan met de vakorganisaties op dit moment? Zijn er al concrete akkoorden bereikt of belangrijke knelpunten geïdentificeerd?

 

Welke concrete maatregelen bent u van plan te treffen om de loonvoorwaarden binnen defensie te verbeteren?

 

Zal de hervorming van het statuut van de militair worden gekoppeld aan de pensioenhervorming?

 

02.03  Charlotte Deborsu (MR): Monsieur le ministre, fin mai, vous avez rencontré les représentants syndicaux du secteur militaire afin d'aborder la délicate question des pensions. Cette réunion s'est malheureusement soldée par un départ prématuré des syndicats, ce qui témoigne des tensions persistantes sur ce dossier sensible.

 

Parmi les principales préoccupations exprimées, l'augmentation de l'âge de la pension envisagé à 67 ans et la question des heures prestées non rémunérées. Les syndicats vous reprochent aussi de privilégier les investissements dans de nouveaux équipements lourds plutôt que de défendre les intérêts du personnel. Et là, je les cite: "On va avoir une armée avec des F-35 rutilants, des frégates dernier cri, mais plus personne pour piloter ces avions ou barrer ces navires." Les syndicats vous avaient par ailleurs adressé une série de questions en espérant une réponse pour le 6 juin dernier.

 

Monsieur le ministre, dans un esprit constructif, j'aimerais vous poser les questions suivantes. Quel bilan tirez-vous de cette réunion et quelles pistes envisagez-vous pour retisser un dialogue apaisé et efficace avec les partenaires sociaux? Une réponse a-t-elle été apportée aux syndicats à la date du 6 juin comme ils le souhaitaient? Envisagez-vous d'ouvrir certaines marges de négociation, notamment sur l'âge de la pension, afin de trouver un compromis équilibré? Avez-vous prévu un calendrier de discussion ou une nouvelle méthode de concertation pour restaurer la confiance? Enfin, comment conciliez-vous les impératifs liés à la modernisation de notre Défense avec la nécessité d'un soutien fort au personnel qui en est le pilier?

 

02.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, om aan de verwachte negatieve gevolgen van de pensioenhervorming te remediëren, wat absoluut noodzakelijk is, hebt u enige tijd geleden geopperd om een sociaal plan op te stellen.

 

De militaire vakorganisaties die we hier in de commissie gehoord hebben, hebben al veel eerder gewaarschuwd voor een mogelijk hogere uitstroom. De pensioenhervorming is immers onlosmakelijk verbonden met de loopbaan van de militair. De bezorgdheid leeft dat die loopbaan minder aantrekkelijk zou kunnen worden voor eventuele nieuwe rekruten, maar ook voor de mensen die op dit moment al actief en noodzakelijk zijn voor de werking van onze defensie op het terrein.

 

Die onzekerheid op het terrein is vandaag de dag sterk voelbaar. Dat merken we in de contacten met militairen. Het is daarom van groot belang dat men zeer omzichtig omspringt met die pensioenhervorming en met de invulling van het sociaal plan. Het effect op het personeelsbestand moet uiteraard goed worden opgevolgd, want u hebt de doelstelling vooropgesteld om tegen 2030 naar minstens 29.000 personeelsleden bij defensie te evolueren.

 

Zoals ik al eerder zei, is het personeel het grootste kapitaal van ons defensieapparaat. Zonder dat personeel hebben de plannen die u daarnet hebt toegelicht, de bijkomende investeringen en middelen, weinig zin.

 

De militairen voelen zich al maanden te weinig gehoord. We hebben de vakorganisaties hier aan het begin van dit jaar mogen horen. Die hoorzittingen waren voor velen echt een eyeopener. Er werd onder meer gesproken over de werkomstandigheden, over zeven jaar op een volledige loopbaan die niet worden vergoed enzovoort.

 

Mijnheer de minister, hoe ver staat u met de ontwikkeling van dat sociaal plan? Enige tijd geleden is het overleg daarover niet in de beste omstandigheden afgelopen, om het eufemistisch uit te drukken. Wat is de timing om uw plan aan deze commissie voor te leggen? Wat is uw plan om mee te gaan in de koppeling van de pensioenhervorming en de loopbaanhervorming?

 

U hebt in een eerder antwoord gezegd dat het regeerakkoord stipuleert dat we de specificiteit van het militair statuut erkennen en dat we de deelname aan externe missies en operationele eenheden positief willen herwaarderen en in rekening brengen. Wat is daar op dit moment de stand van zaken?

 

Wat zijn de overgangsmaatregelen die u eventueel zult nemen? Hoe bereidt u zich voor op de eventuele lagere instroom en de hogere uitstroom, zeker in de categorie tussen 35 en 40 jaar, die zich dreigt voor te doen? Wat is uw voorbereiding op dat vlak, als de voorziene pensioenhervorming effectief wordt doorgevoerd?

 

02.05  Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Monsieur le ministre, à la fin du mois de mai dernier, les quatre organisations syndicales représentatives des militaires claquaient la porte lors de négociations sociales liées à l'harmonisation des régimes de pension des militaires. Certains vous ont reproché un mépris flagrant envers le métier de militaire, ce qui n'est certainement pas le cas pour ceux qui vous connaissent. Nous en sommes bien conscients. Par contre, nous savons que votre style très direct, que je peux apprécier personnellement, n'est pas toujours aimé par vos interlocuteurs. Néanmoins, nous savons que la décision dans l'accord de gouvernement d'harmoniser ce régime de pension n'est pas une décision aisée à mettre en œuvre. C'est pourquoi l'accord de gouvernement prévoit des dispositions particulières, notamment pour les militaires partis en opération.

 

Au-delà des postures politiques, il est temps de faire le bilan de ce dossier et de pouvoir se rendre compte de l'état des négociations. Pour Les Engagés, une concertation sociale aussi apaisée que possible est essentielle dans toute réforme. Il faut aussi se donner le temps de négocier et de ne pas trop brusquer ses interlocuteurs, spécialement quand les mesures adoptées sont difficiles pour ceux qu'ils représentent.

 

Monsieur le ministre, quelles sont les conditions exactes qui ont été offertes durant la négociation? Avez-vous effectué des simulations sur les éventuelles pertes de revenus que subiraient les futurs militaires pensionnés, et si oui, quels sont les résultats? Quelles mesures d'accompagnement sont-elles envisagées? Allez-vous offrir d'autres avantages sociaux au cours de la carrière qui pourraient adoucir les mesures envisagées? La Défense a-t-elle déjà subi des démissions se justifiant par le changement du régime des pensions? Quand comptez-vous aboutir et nous présenter le résultat de vos négociations?

 

02.06  Koen Van den Heuvel (cd&v): Sociaal overleg is voor mijn partij een heel belangrijke zaak, des te meer gelet op de uitdaging waarvoor we met onze militairen staan.

 

Bij hervormingen is het altijd een uitdaging om mensen mee te krijgen in het verhaal en hen te overtuigen van de noodzaak ervan. We kunnen daar pas in slagen, als we een aantal bezorgdheden en onduidelijkheden zo snel mogelijk wegnemen en hen met respect bij die uitdagingen betrekken.

 

Ik merk in mijn gesprekken met militairen dat zij enerzijds wel begrip tonen voor de situatie. Als iedereen langer moet werken, tot 67, dan begrijpen zij dat pensioen op 56 jaar wellicht niet haalbaar is. Anderzijds willen ze ook respect voor hun situatie en begrip voor hun bijzonder statuut, dat er niet zomaar is gekomen. Dat statuut werd hun verleend, omdat zij op een heel flexibele manier ten dienste van ons land moeten staan, zowel binnen- als buitenlands, en een antwoord moeten bieden op heel specifieke uitdagingen. Daarom is het essentieel dat hervormingen op een respectvolle manier worden doorgevoerd.

 

We hebben onze militairen nodig, willen we een betere paraatheid en willen we een succesvolle hervorming van het leger. Het is niet voldoende om miljarden te investeren in extra materieel. Dat materieel moet namelijk ook kunnen worden gebruikt door militairen, die beter opgeleid moeten zijn.

 

Daarom hadden we graag een stand van zaken gekregen, mijnheer de minister. Er bereiken ons namelijk uiteenlopende signalen.

 

Het is een heel belangrijk dossier en we rekenen erop dat u er met de nodige takt en diplomatie werk van maakt.

 

02.07  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, la note de politique générale en matière de défense indique qu’il est évident que la concertation et l’implication des partenaires sociaux sont essentielles pour assurer une transition dans de bonnes conditions.

 

Pourtant, les syndicats ACMP et ACOD indiquent qu’il n’y a aucune transparence concernant l’accord social. Pouvez-vous donc expliquer quelles démarches concrètes ont été entreprises pour impliquer les partenaires sociaux dans les négociations de cet accord? De quelle manière leurs contributions sont-elles prises en compte?

 

Par ailleurs, la note de politique souligne "la spécificité de la profession militaire, qui implique des obligations et des sacrifices uniques". Les syndicats militaires expriment un tout autre son de cloche: "Ce qui nous a été proposé défie toute forme de respect pour la profession militaire. Sous couvert d’harmonisation, l’exécution de l’accord de gouvernement menace de saper complètement l’équilibre du statut militaire." Ils dénoncent le fait que vous procédez à une harmonisation "vers le bas".

 

Monsieur le ministre, quelle est votre réponse aux critiques des syndicats, qui qualifient votre proposition de "rien de moins que du dumping social: conditions de travail insuffisantes, manque d’attention au bien-être, et un manque structurel de reconnaissance"?

 

Enfin, pouvez-vous clarifier ce que la vision stratégique implique concrètement pour les pensions et les conditions de travail du personnel militaire, compte tenu de leur légitime inquiétude face aux baisses annoncées?

 

02.08  Darya Safai (N-VA): Mijnheer de minister, laat ik beginnen met een diepe erkenning van het werk, de inzet en de opofferingen van onze militairen. Ze vormen het fundament van onze nationale veiligheid, nu meer dan ooit, gezien de veranderende geopolitieke omstandigheden. Ze verdienen respect en structurele garanties, ook op lange termijn.

 

Dat respect houdt ook in dat we een eerlijk beleid voeren en een toekomst uittekenen. Dat hebben voorgaande partijen nagelaten. Precies dat is wat de hervorming beoogt en waarin wij u steunen. Gelet op de demografische realiteit en de budgettaire grenzen, kunnen we het ons niet veroorloven om weg te kijken. Andere sectoren, zoals de politie en de ambtenarij, moeten eveneens worden hervormd. De kosten van de vergrijzing zijn aanzienlijk.

 

De budgettaire situatie is wat ze is en verre van rooskleurig. Het militaire pensioenstelsel bleef tot nu toe grotendeels buiten schot, maar dat is helaas niet langer houdbaar. We begrijpen dat het geleidelijk optrekken van de pensioenleeftijd gevoelig ligt, maar we spreken hier over een modernisering, niet over afbraak. U hebt bovendien aangekondigd dat er een termijn en een perspectief moeten komen. Graag kreeg ik een stand van zaken.

 

02.09  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik had geen vraag ingediend, omdat ik het thema al in plenaire vergadering aankaartte, maar ik sluit mij graag aan bij het debat.

 

Gisteren had ik toevallig nog een een-op-eengesprek met een van onze vakorganisaties. Ik doe dat op regelmatige basis, omdat ik het belangrijk vind om te luisteren naar wat er leeft bij de vakorganisaties en uiteraard bij onze militairen zelf. Het is normaal dat er veel ongerustheid heerst, zeker bij wie aan de vooravond van zijn of haar pensioen staat. Voor mij is het nog veraf, maar wie op twee jaar van zijn pensioen staat, begint plannen te maken. Men kijkt dan vooruit naar een tweede leven, naar meer tijd met gezin, kinderen en kleinkinderen, tijd die er tijdens de loopbaan vaak niet was voor onze militairen.

 

Het is dus logisch dat daar op dit moment heel veel ongerustheid is. In die zin zou het goed zijn dat er zo snel mogelijk duidelijkheid over die maatregelen komt en er zo snel mogelijk een sociaal akkoord komt. Dit gezegd zijnde, een goed sociaal akkoord is nog altijd beter dan een snel akkoord. Ik begrijp het dus wel dat er tijd genomen wordt, zodat er voldoende met de verschillende vakorganisaties kan worden overlegd. Wie met vakbondsafgevaardigden spreekt, zal al begrepen hebben dat ze wel begrip hebben voor de harmonisatie van de pensioenleeftijd, althans zo luiden de signalen die ik bij de vakorganisaties opving.

 

Daar moet uiteraard wel een compensatie tegenover staan. Dat brengt ons bij het debat over een uur is een uur. In de hoorzittingen hebben we vernomen dat veel militairen eigenlijk zeven jaar presteren, zonder daarvoor vergoed te worden. Daar ligt de sleutel tot succes voor de totstandkoming van een sociaal akkoord. Wie ben ik om u een tip te geven, mijnheer de minister, maar ik doe het toch. Ik heb uit mijn contacten begrepen dat het een goede zaak zou zijn, als er niet alleen een geldelijke vergoeding, maar ook een gedeeltelijke compensatie in tijd van het principe een uur is een uur komt. Als de regering dat overweegt, moet een sociaal akkoord mogelijk zijn.

 

 Ik wens het u en vooral onze militairen toe. Zoals ik immers al zo vaak heb gezegd, wat zijn al die nieuwe capaciteiten waard, als er geen gemotiveerde militairen zijn om die in te vullen?

 

02.10  Theo Francken, ministre: Je vous remercie beaucoup pour toutes vos questions et vos préoccupations concernant le personnel et l’accord social.

 

Je mène actuellement de nombreuses discussions sur l’accord social potentiel. J’ai rencontré les vice-premiers ministres. J’ai partagé un petit-déjeuner avec M. David Clarinval ce matin. Nous avons parlé de beaucoup de choses, dont bien sûr le volet social. J’ai vu M. Vincent Van Peteghem et M. Frank Vandenbroucke hier. J'espère m'entretenir avec M. Maxime Prévot vendredi. Je rencontrerai les syndicats la semaine prochaine. J'espère obtenir un accord le plus vite possible.

 

De voorzitter: U hebt uw spreektijd niet volledig benut, maar dat is niet erg.

 

02.11 Minister Theo Francken: Ik wil over het vorig debat wel nog enkele punten aanhalen.

 

De voorzitter: Zo werkt het niet, mijnheer de minister.

 

02.12  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, là, vous m’étonnez. Vous avez toujours beaucoup de choses à dire, et là, je vous sens en difficulté. Le fait que vous vous taisiez sur un sujet aussi important témoigne du fait que vous n’êtes pas sûr de gagner le défi que vous nous avez annoncé, qui était d’apporter une solution en faveur des militaires.

 

02.13  Theo Francken, ministre: Le silence est d'or.

 

02.14  Christophe Lacroix (PS): Certes, il est vrai que le silence est d’or et la parole, d’argent. Vous avez raison, monsieur le ministre.

 

J’entends qu’il s’agit, selon vous, de manipulations politiques, qui agitent les militaires. Mais, quelque 5 000 militaires ont tout de même manifesté en rue. Vous avez dit vous-même que c’était important, car ils ont dû prendre congé pour le faire. Vous en connaissez beaucoup, des personnes qui prennent congé pour aller manifester dans la rue? S’ils l’ont fait, c’est qu’il vit une grande inquiétude parmi les militaires et les syndicats. Je suis très inquiet qu’il n’y ait pas, dans les réunions avec le ministre des Pensions, de représentants des syndicats ou du secteur de la Défense. À quelle sauce seront-ils mangés? Voilà ce qui m’inquiète.

 

J’ai l’impression que l’on exige des militaires une capitulation sans conditions. Quand j’entends les collègues de la majorité affirmer que les militaires comprennent bien qu’il n’est plus tenable de maintenir les pensions à 57 ans, je me demande si vous avez parlé avec les militaires. Ce n’est pas du tout ce que j’entends!

 

Il y a en outre des choses que je ne comprends pas. D’abord, et il s’agit de bon sens, l’allongement de la carrière coûtera 4 milliards en plus. Donc, budgétairement, il faudra déjà trouver ce montant. Ensuite, on annonce aux militaires qu’ils seront confrontés à des situations plus difficiles, qu’ils devront peut-être même faire la guerre, être beaucoup plus exposés qu’ils ne l’étaient hier, et ce, jusqu’à 67 ans. Comment peut-on tenir un langage pareil alors qu’il faut motiver nos troupes? Alors certes, nous aurons du beau matériel et pourrons bander nos muscles, mais il n’y aura personne pour le faire fonctionner! Car il y aura une hémorragie à un moment donné: le taux d’attrition est connu, ainsi que le manque d’attractivité de la carrière militaire, même temporaire, auprès des jeunes. Il faut à mon sens faire très attention et être très vigilants, parce que nos militaires seront mangés à une sauce qu’ils n’apprécient pas.

 

02.15  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, u neemt het spreekwoord 'spreken is zilver, zwijgen is goud' wel heel letterlijk. Dat ben ik niet van u gewoon, want u spreekt vaak zeer uitvoerig, maar nu dus niet.

 

De voorzitter: Ik stel vast dat de oppositie het er lastig mee heeft.

 

02.16  Kjell Vander Elst (Open Vld): Ja, eigenlijk wel.

 

Mijnheer de minister, ik heb liever meer informatie, maar ik begrijp uiteraard dat u niet uit de biecht klapt. Dergelijke gesprekken gebeuren beter in alle vertrouwelijkheid.

 

Wel is het een feit dat er grote ongerustheid heerst bij de militairen. We kennen allemaal wel militairen, en zeker de vakorganisaties signaleren ernstige bezorgdheid. Enkele militairen staan op dit moment op minder dan twee jaar van hun pensioen, maar ze weten niet eens of hun loopbaan met één, twee of drie jaar zal worden verlengd. Die situatie is niet lang meer houdbaar. Die militairen hebben recht op duidelijkheid. Ze maken plannen voor hun leven na hun militaire loopbaan, met eventueel andere professionele ambities. Er moet dan ook zo snel mogelijk duidelijkheid komen.

 

Ik hoop dat de pensioenhervorming gebeurt in samenspraak met de hervorming van het statuut. Als het sociaal plan allesomvattend is, kan iedereen worden gerustgesteld. Wat we op dit moment echt kunnen missen als kiespijn, is een uitstroom of leegloop van het middenkader. Als dat gebeurt, staan we voor een gigantisch probleem, zowel qua tewerkstelling als voor de opleiding van jonge militairen, die momenteel in groten getale instromen.

 

Dat jongeren zich aangetrokken voelen tot defensie, is uiteraard een positief signaal, maar ze moeten wel kunnen rekenen op ervaren militairen, met de nodige bagage en anciënniteit, die hen kunnen begeleiden en juist opleiden. Het zou geen goed signaal zijn als jonge militairen die nog maar een tot twee jaar in de organisatie actief zijn, wegens een gebrek aan ervaren personeel al andere militairen zouden moeten opleiden. Die situatie moeten we absoluut vermijden. Ik hoop dan ook dat u volgende week kunt landen met een sociaal akkoord, zowel voor de organisatie als voor de militairen, die momenteel nog in het ongewisse verkeren.

 

02.17  Charlotte Deborsu (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse courte mais intense, comme on dit en français.

 

Pour répondre également à M. Lacroix, j'ai la chance de m'endormir avec une militaire tous les soirs. Et je peux vous dire que, petit à petit, ils se font à l'idée de travailler plus longtemps. Mais, comme l'a dit mon collègue, Axel Weydts, cela ne doit effectivement pas se faire sans compensation.

 

Ici, on est à un véritable tournant au niveau de la Défense. C'est sûr. Vous l'avez dit et redit. Il va y avoir des investissements massifs, que nous soutenons à 300 %. Mais, soyons lucides, ce cap ne pourra être atteint qu'à une seule condition, c'est de pouvoir compter sur des militaires qui restent à 100 %, voire 3 000 % motivés et qui se sentent engagés plus que jamais.

 

Pour cela, monsieur le ministre, il faut les embarquer avec vous. Il faut leur parler et les écouter de sorte qu'ils se sentent respectés. Recréer un climat de confiance grâce à un vrai dialogue franc mais constructif, c'est primordial, capital. J'espère dès lors que la prochaine séance avec les syndicats se déroulera mieux que la précédente. En tout cas, nous comptons vraiment sur vous.

 

02.18  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, uw nietszeggend antwoord is bijzonder veelzeggend. Nochtans communiceert u doorgaans snel en veel, dus er klopt iets niet. Dit is nochtans een heel belangrijk debat. We lezen in de media immers heel veel over enorme uitgaven aan materieel, en dat is absoluut nodig, maar over het personeel horen we bijzonder weinig. Dat is frappant, want de motor van onze defensie zijn nog steeds onze militairen zelf, de mensen die op het terrein staan, die altijd al heel veel hebben moeten doen, en dat nog steeds doen, vaak met heel beperkte middelen.

 

Nochtans denk ik dat u in de vakorganisaties constructieve partners kunt vinden wanneer het over het sociaal plan gaat. Zij zijn bereid om voor een stuk mee te gaan in die maatschappelijke evolutie, ondanks alles. Het respect waarover u het in het verleden had, hebben zij echter niet gevoeld tijdens het laatste overleg.

 

Als ik zeg dat die onzekerheid op dit moment voelbaar is, dan is dat concreet meetbaar. Dat weet u als u zich op het terrein begeeft, waarvan ik weet dat u dat doet. Dat uit zich in tal van signalen, onder meer in een stijging van het aantal burn-outs, vooral bij militairen die op de rand van hun pensioenleeftijd staan. Zij weten totaal niet waar ze aan toe zijn. Dat uit zich ook in de zeer hoge uitval bij nieuwe kandidaten. Die uitval is niet nieuw, maar blijft constant. Het pensioendebat kan immers niet los worden gezien van een grondig loopbaandebat.

 

Zoals ik al zei in mijn vraagstelling, u moet echt rekening houden met een verhoogde uitstroom, niet alleen bij de nieuwe rekruten, maar ook in de leeftijdscategorie tussen 35 en 45 jaar, als uw geplande pensioenhervormingen worden doorgevoerd. De drempel om aan te sluiten bij defensie wordt hoger, maar de drempel om bij defensie te blijven wordt eveneens hoger, in plaats van lager, zoals iedereen graag zou willen zien.

 

We staan voor heel veel wat grote uitdagingen op het vlak van personeel, niet het minst bij het vinden van technisch personeel en specifieke profielen, maar ook als het gaat over personeel voor bijvoorbeeld de cybermacht.

 

Ik wil u vragen om de onduidelijkheid op het terrein snel op te heffen en om werk te maken van een grondig sociaal plan, zodat iedereen actief bij defensie, weet waar hij voor staat.

 

02.19  Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Monsieur le ministre, j'avais préparé une page blanche pour noter vos réponses. Je dois dire que mon stylo vous remercie. Plus sérieusement, j'ai bien compris que vous aviez des contacts en cours, puisque vous l'avez précisé. La parole est d'or et il faut en effet retenir vos réponses pour pouvoir en discuter avec vos partenaires et certainement aussi avec les syndicats.

 

Monsieur le ministre, vous êtes le pilote de l'avion Défense, alors embarquez l'ensemble du personnel avec vous, surtout ne vous crashez pas et ayez un atterrissage bien calme et bien tranquille parce que la concertation est un élément essentiel pour nous. Bonne continuation à vous.

 

02.20  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mijnheer de minister, bedankt voor uw kort maar duidelijk antwoord. De collega's hebben de uitdagingen al geschetst. We investeren enorm in materieel, maar we staan ook voor de uitdaging om in de volgende jaren het korps met enkele duizenden leden te zien aangroeien. Daartoe moeten de juiste omstandigheden gecreëerd worden. We hebben immers een krappe arbeidsmarkt.

 

Binnen het leger zijn er bovendien gezochte profielen nodig. Dat betekent dat het statuut voldoende aantrekkelijk moet zijn om kandidaten aan te trekken.

 

Daarnaast moet er duidelijkheid worden gecreëerd over de pensioenuitdaging. We kijken daar dan ook naar uit, want het is absoluut noodzakelijk om daar op zeer korte termijn klaarheid in te scheppen, zodat ook de volgende uitdaging aangepakt kan worden. Die uitdaging bestaat niet alleen uit de aankoop van extra materieel, maar ook uit het aantrekken van voldoende gemotiveerde mensen, om ook op dat vlak een stap voorwaarts te zetten.

 

02.21  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, la seule information que je retiens de votre réponse, c'est que le petit déjeuner est agréable avec M. Clarinval. Je suis content pour vous et je suis ravi que cela soit si agréable. Par contre, je ne sais toujours pas pourquoi les militaires ne se sentent pas respectés. Je ne sais toujours pas pourquoi leurs demandes et leurs revendications ne sont pas prises en considération. Et je ne sais toujours pas pourquoi ils quittent la table des négociations assez tôt, parce qu'ils ne se sentent pas entendus.

 

Nous savons, en tout cas, que dans le cadre de leurs revendications sur la question des pensions, 5 000 militaires ont manifesté parce qu'ils ne sont pas d'accord avec votre politique. Et je ne pense pas que les militaires se feront à l'idée de travailler jusqu'à 67 ans, parce que travailler jusqu'à 67 ans, ce n'est pas juste une idée. Travailler jusqu'à 67 ans, c'est une souffrance quand on a un métier pénible. Travailler jusqu'à 67 ans, c'est une souffrance quand on porte des sacs de 20 kilos avec lesquels on doit sauter dans une Jeep.

 

Travailler jusqu'à 67 ans, c'est une souffrance pour l'ensemble de la classe travailleuse. Et en l'occurrence, même dans le secteur dans lequel vous investissez le plus, à savoir le secteur de la défense, les militaires sont mangés à la même sauce que l'ensemble de la classe travailleuse. Ils sont attaqués sur leurs pensions, sur le calcul de leurs pensions, ils vont perdre des centaines d'euros par mois. Voilà pourquoi ils ne sont pas contents, voilà pourquoi ils se mobilisent et quittent les tables des négociations!

 

Et aujourd'hui, quand on vous pose une question sur le malaise qui règne chez les militaires, votre réponse démontre que ce malaise est également présent au ministère de la Défense, pas seulement chez les militaires.

 

02.22  Darya Safai (N-VA): Bedankt, mijnheer de minister.

 

Wat dat sociaal plan betreft, zijn we blij dat u werkt aan een betere waardering van de operationele inzet. Er komt een herziening van het statuut waar nodig, met oog voor reële taken en belastbaarheid.

 

Mijnheer Boukili, er is geen sprake van een oorlogsverklaring tegenover de vakbonden. Ze werden uitgenodigd, er werd geluisterd, en er zal nog geluisterd worden. Overleg is echter geen eenrichtingsverkeer, ook van hun kant verwacht men werkbare, inhoudelijke voorstellen en openheid voor dialoog. Modernisering en hervormingen zijn nodig, met respect voor onze militairen en hun inzet voor onze veiligheid. We zullen afwachten wat het nieuwe sociaal akkoord brengt en dat blijven opvolgen.

 

02.23  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de minister, veel succes. Dat was nog korter dan uw antwoord.

 

02.24  Staf Aerts (Ecolo-Groen): Mijn excuses. Ik zat nog vast in een andere commissie.

 

De voorzitter: Ik heb dat gemeld.

 

02.25  Staf Aerts (Ecolo-Groen): Dank u wel. Ik heb mijn vragen niet kunnen stellen, maar ik heb begrepen dat dat er ook niet toe doet, want ik heb gezien hoe lang de minister heeft geantwoord en ik ben er heel zeker van dat niet toevallig een van mijn vragen zou zijn beantwoord. Er is zelfs eigenlijk zo goed als niets beantwoord en dat vind ik pijnlijk. Dat is pijnlijk op een moment waarop 11 parlementsleden het nodig vinden om daar vragen over te stellen. U zult wel zien, zegt u.

 

Nochtans is de situatie precair. Het is ook niet van gisteren dat dit aan de gang is. Het is intussen vier maanden geleden dat 5.000 militairen op straat zijn gekomen om te protesteren tegen het afbraakbeleid. Vier maanden geleden. Ondertussen is er een eerste en een tweede overleg geweest met alle vakbonden, maar dat tweede overleg werd door alle vakbonden met slaande deuren verlaten.

 

Nu zijn we opnieuw bijna twee maanden verder en nu wordt er een nieuw overleg gepland, vier maanden na de staking, twee maanden nadat de vakbonden het overleg met slaande deuren hebben verlaten. Voor mij toont dat aan dat u de militairen absoluut niet op de eerste plaats zet, want als u dat wel zou doen, dan zou u dit beter opvolgen en ook antwoorden durven geven of toch op zijn minst een indicatie geven van waar u naartoe wilt om de bezorgdheden van de militairen weg te nemen.

 

De militairen zijn immers bezorgd. Datgene waarover ze spreken, is niet niks: ondermaatse arbeidsvoorwaarden, te weinig aandacht voor welzijn, een schrijnend gebrek aan waardering, niets minder dan sociale dumping. Hoe ongerust kunnen vakbonden zijn? Dat leeft niet alleen bij hen, dat leeft bij een brede basis, want anders zou niet een op vijf militairen op straat komen. Onze militairen verdienen beter dan dat. Ze zijn het kloppend hart van onze defensie. U kunt nog zoveel wapens kopen als u wilt, maar als er niemand is om ze te hanteren, dan gaat dat allemaal teniet.

 

Ik hoop dus, mijnheer de minister, dat er de volgende keer wel antwoorden komen en dat we niet telkens moeten wachten tot na de feiten, wanneer die feiten ook zullen plaatsvinden, want ik heb de indruk dat dat nog zeer lang zal duren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Débat d’actualité sur le projet CAMO et questions jointes de

- Rajae Maouane à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le rapport de la Cour des comptes et la capacité motorisée de la Défense" (56005653C)

- Staf Aerts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la capacité motorisée" (56005664C)

- Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur le projet CaMo" (56005753C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur le projet CaMo" (56005762C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le suivi et la vérification du retour économique du programme CaMo" (56005763C)

- Axel Weydts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les retombées économiques du programme CaMo" (56005791C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La visite en France du ministre de la Défense dans le cadre du rapport sur le projet CaMo" (56005809C)

- Kristien Verbelen à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le suivi du dossier CaMo et les recommandations de la Cour des comptes" (56005888C)

- Luc Frank à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La modernisation des engins du génie dans le cadre du programme CaMo" (56006256C)

- Patrick Prévot à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur la capacité motorisée de la Défense (CaMo)" (56006409C)

- Koen Van den Heuvel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le programme CaMo" (56006478C)

- Charlotte Deborsu à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Une éventuelle capacité motorisée (CaMo) à l'échelle européenne" (56006493C)

- Charlotte Deborsu à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La suite du rapport de la Cour des comptes au sujet du projet CaMo" (56006494C)

- Nabil Boukili à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le projet CaMo" (56006679C)

03 Actualiteitsdebat over het CAMO-project en toegevoegde vragen van

- Rajae Maouane aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het verslag van het Rekenhof en de gemotoriseerde capaciteit van Defensie" (56005653C)

- Staf Aerts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het rapport van het Rekenhof over het CaMo-project" (56005664C)

- Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het verslag van het Rekenhof over het CaMo-aankoopdossier" (56005753C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het rapport van het Rekenhof over het CaMo-aankoopdossier" (56005762C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De opvolging en de verificatie van de economische return binnen het CaMo-programma" (56005763C)

- Axel Weydts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De economische return van het CaMo-programma" (56005791C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het bezoek van de minister van Defensie aan Frankrijk in het kader van het CaMo-rapport" (56005809C)

- Kristien Verbelen aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De opvolging van het CaMo-dossier en de aanbevelingen van het Rekenhof" (56005888C)

- Luc Frank aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De modernisering van het materieel voor de genie in het kader van het CaMo-programma" (56006256C)

- Patrick Prévot aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het rapport van het Rekenhof over de gemotoriseerde capaciteit van Defensie (CaMo)" (56006409C)

- Koen Van den Heuvel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het CaMo-programma" (56006478C)

- Charlotte Deborsu aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Een eventuele gemotoriseerde capaciteit (CaMo) op Europese schaal" (56006493C)

- Charlotte Deborsu aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De follow-up van het rapport van het Rekenhof betreffende het CaMo-project" (56006494C)

- Nabil Boukili aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het CaMo-project" (56006679C)

 

De voorzitter: Mevrouw Maouane is afwezig, dus verleen ik het woord aan collega Aerts.

 

03.01  Staf Aerts (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, we hebben een discussie gehad naar aanleiding van het gelekte rapport van het Rekenhof. Ondertussen heeft het Rekenhof dat rapport toegelicht en daarna hebben we de militairen gehoord.

 

Wat ik voorspeld had, is effectief gebeurd. Vanuit militaire hoek heeft men alle zaken weerlegd die het Rekenhof aanhaalde. Het is jammer dat we dan geen repliek van het Rekenhof konden krijgen, want we hadden dat eigenlijk al vastgesteld in het rapport zelf. De militairen hebben de kans gekregen om te reageren op de kritiek van het Rekenhof en dan vernamen we wat er in het rapport stond. Alleen weerlegde dat rapport heel wat van de kritieken die vooraf werden geformuleerd vanuit Defensie en werd gezegd dat het Rekenhof het daar niet mee eens is en blijft vasthouden aan zijn standpunten.

 

Mijnheer de minister, hoe evalueert u het rapport van het Rekenhof? Kiest u telkens de kant van Defensie? Van welke punten vindt u dat het Rekenhof ze op een goede manier heeft aangehaald? Wat is uw evaluatie van dat rapport?

 

Bent u bereid om voortaan bij grote investeringen een realistische totaalraming voor te leggen, inclusief alle afgeleide kosten? Zult u structurele maatregelen nemen om toekomstige dossiers transparanter, beheersbaarder en controleerbaar te maken? Tot slot, hoe zult u ervoor zorgen dat de engagementen inzake de terugverdieneffecten worden nagekomen?

 

03.02  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, en 2018, le gouvernement de Charles Michel avait décidé d'équiper le pays d'une nouvelle capacité motorisée et d'acheter des véhicules de combat blindés. Cet achat a été conclu dans le cadre d'un partenariat stratégique avec la France. Nous avons appris que cet achat avait finalement coûté dix fois plus cher qu'initialement prévu. De 1,5 milliard d'euros prévus sous le ministre Vandeput, nous sommes passés à quelque 15 milliards d'euros aujourd'hui.

 

Au-delà du débat budgétaire cinglant que nous pourrions avoir, je suis frappé par la tonalité particulièrement critique du rapport de la Cour des comptes quant à la manière dont ce contrat a été conclu sur les aspects relatifs aux retours sociétaux: aucune clause contraignante n'avait été prévue, l'article 346 n'a pas été activé et l'absence d'un organe représentatif conjoint des industriels belges et de la Défense belge a compliqué leur implication au moment de la définition du retour. À l'époque, nous avions largement dénoncé ce qui apparait aujourd'hui comme des constats alors qu'il est trop tard; même si, comme le souligne la Cour, de nombreuses initiatives ont été prises par la ministre qui vous a précédé pour rattraper ce dossier, notamment en vue de la maintenance et de l'assemblage des véhicules  – désormais assurés en Belgique –, mais aussi à travers la mise en œuvre de la DIRS pour en tirer les leçons.

 

Monsieur le ministre, comment expliquez-vous que ni vous ni votre collègue en charge de l'Économie n'ayez répondu aux questions de la Cour? Comment analysez-vous ce rapport cinglant sur la manière dont ce partenariat a été conclu sous le gouvernement de Charles Michel? Comment répondez-vous à la Cour qui met en garde contre un risque d' "éviction budgétaire" du budget de la Défense qui vient s'ajouter au trou budgétaire déjà dénoncé dans le budget à l'horizon 2029? Enfin, comment comptez-vous pleinement intégrer les recommandations en vue de votre future loi de programmation militaire?

 

03.03  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben over het CaMo-programma en het rapport van het Rekenhof al uitvoerig kunnen debatteren, eerst met het Rekenhof, vervolgens met de defensiestaf. Die gedachtewisseling met de defensiestaf was al zeer verhelderend voor veel van de vragen die ik aan u had gericht, maar ik wil u toch nog een aantal politieke vragen stellen.

 

Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de eerste minister en de president van Frankrijk. Op 12 juni vond ook een gesprek plaats tussen u en de Franse minister van Defensie. Er werd gecommuniceerd dat er tegen september een nieuw akkoord tussen België en Frankrijk zou komen om het militaire verbond te lijmen en te verbreden. Hoe zal dat toekomstige akkoord eruitzien? Waarover zal het precies gaan? Betekent dit een uitbreiding van het CaMo-partnerschap? Betekent dit dat er aanpassingen komen aan het huidige contract?

 

We weten immers dat er afspraken gemaakt worden rond economische return. De FOD Economie gaf aan dat daaraan op dit moment nog niet voldoende tegemoetgekomen is voor de Belgische Staat. Gaat het nieuwe akkoord daarover? Of betreft het een uitbreiding van een toekomstig project? Kunt u daar wat meer toelichting over geven?

 

Dan heb ik een vraag over de toekomst. Met het CaMo-project, met dat strategische partnerschap, zijn we een bepaalde richting ingeslagen. Daarover valt veel te zeggen. Zeker op X zijn er heel veel mensen te vinden die het een foute keuze vinden. We zijn die weg nu ingeslagen en we hebben op dit moment geen andere optie meer. Volgende week rolt de eerste van de band. We mogen die dan gaan bekijken.

 

Ik wil het daarom hebben over de toekomst. Als ik uw tweet goed gelezen heb, met een samenvatting van uw strategische visie, die nog niet afgeklopt is, maar waarin we vorige week al een eerste inkijk hebben gekregen, ga ik ervan uit dat u het CaMo-project en het strategische partnerschap met Frankrijk in de toekomst verder wilt uitbreiden.

 

Klopt dat?

 

Ten tweede, we hebben al vaak gediscussieerd over de keuze tussen rupsen en wielen. Welke keuze moeten we nu precies maken? Er valt voor beide systemen iets te zeggen. Als u zegt dat u verdergaat op het pad van dat strategisch partnerschap met Frankrijk, betekent dat dan dat u definitief voor de gemotoriseerde capaciteit kiest? Of is er op middellange termijn nog ruimte om te kijken naar gemechaniseerde capaciteiten?

 

03.04  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de minister, ik wil verdergaan op het laatste punt van collega Vander Elst. Dat is ook gebleken uit het debat en de hoorzittingen die we hier enige tijd geleden met Defensie hebben gehad. Die hoorzittingen vond ik overigens zeer goed. Defensie heeft echt de moeite genomen om op heel wat vragen te antwoorden. Ze hebben ook een inkijk gegeven in hun visie op waarom CaMo een belangrijk project is. Daaruit is duidelijk gebleken dat er bij Defensie zeker een opening is om in de toekomst, wanneer er werk wordt gemaakt van een extra brigade, eventueel na te denken over een gemechaniseerde capaciteit en dus niet alleen met een gemotoriseerde capaciteit te werken. Die opening was er duidelijk.

 

Tijdens de hoorzittingen zijn er heel wat vragen gesteld, zowel aan het Rekenhof als aan Defensie. We hebben daar allemaal veel uit geleerd. Wat mij het meest uit de antwoorden van de defensiestaf is bijgebleven, is dat men daar ook lessen uit trekt. Men heeft ons gegarandeerd dat bij toekomstige grote aankopen die er de komende jaren aankomen, men in de mate van het mogelijke rekening zal houden met de opmerkingen van het Rekenhof. Dat gaat dan bijvoorbeeld over het berekenen van de lifecyclekosten en het transparant rapporteren aan dit Parlement en de regering.

 

Ik heb nog een vraag. Dat is niet zozeer een politieke vraag, maar een vraag die alleen u kunt beantwoorden, mijnheer de minister. Het is hier al gezegd. De premier heeft een gesprek gehad met president Macron. U hebt een gesprek met uw Franse ambtgenoot, minister Lecornu, gehad. Wat was het resultaat daarvan? U hebt daarover al een tipje van de sluier opgelicht op de sociale media, maar kunt u vandaag, in deze commissie, iets meer toelichting geven over de mogelijke verbeteringen op het vlak van de economische return voor dit belangrijke project voor de toekomst van onze landmacht?

-

03.05  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, we weten ondertussen dat het Rekenhof ernstige tekortkomingen heeft blootgelegd in het CaMo-dossier. De totale kostprijs blijkt vele malen hoger dan het oorspronkelijke aankoopbedrag van anderhalf miljard euro. Hoewel bepaalde levensduurkosten wellicht zijn doorgerekend, zijn die allesbehalve transparant en volledig duidelijk gecommuniceerd aan het Parlement en dat is toch wel problematisch.

 

Ook de economische return blijft ver onder de verwachtingen, omdat er geen bindende afspraken zijn met de Franse partner. U bent naar Parijs gereisd voor overleg met uw Franse collega met de ambitie om tegen september een nieuw akkoord te sluiten. Dat akkoord moet niet alleen het militaire partnerschap versterken, maar ook zorgen voor een echt afdwingbare meerwaarde voor onze bedrijven en belastingbetalers.

 

Ik heb daarover enkele vragen.

 

Wat zijn voor u de belangrijkste krachtlijnen en harde garanties die u in dat akkoord met Frankrijk absoluut wil verankeren?

 

Hoe zult u ervoor zorgen dat niet alleen FN Herstal, maar ook andere Belgische en dan vooral Vlaamse defensiebedrijven vanaf het begin maximaal betrokken worden?

 

Wat beschouwt u als een realistische, maar ook noodzakelijke economische return? Liggen daar concrete cijfers of minimumdoelen op tafel die u wil vastleggen?

 

Ten slotte, hoe zult u garanderen dat de aanbevelingen van het Rekenhof deze keer wel allemaal worden meegenomen, zodat we niet bij een volgende keer voor verrassingen komen te staan en zodat de levenscycluskosten en return volledig transparant en controleerbaar zijn?

 

03.06  Luc Frank (Les Engagés): Monsieur le ministre, dans le cadre du programme CaMo, une coopération forte s'est mise en place au niveau des unités de génie, liée à l'acquisition des Griffon "Génie" par la composante terre.

 

Le 19 juin 2024, le commandant de la Composante Terre a signé avec le chef d'état-major de l'armée de Terre française l'objectif d'état-major pour l'acquisition en commun de l'engin du génie de combat (EGC). L'EGC est le moyen d'appui au combat (MAC) du programme Scorpion en France. Pour ce programme, CNIM Systèmes industriels s'est associé à Texelis et à KNDS France pour proposer l'Auroch, un véhicule d'aménagement du terrain de type 8 x 8, capable de fournir un appui à la manœuvre des unités de mêlée.

 

En Belgique, il remplacera partiellement le char Pionnier. Si je comprends bien, ils complèteront également les quatre Armoured Combat Engineer Vehicle (ACEV) de JCB. Les premières livraisons des EGC étaient prévues pour 2030.

 

Au mois de février 2025, l'armée de Terre française a annoncé un programme de modernisation de ces unités de génie comprenant notamment 60 robots d'investigation pour le déminage, qui seront opérés à partir de blindés Griffon, et l'attribution du contrat de l'EGC, 200 exemplaires étant prévus. Ceci s'ajoutait à l'achat de 30 engins de bréchage mécanique de zone minée.

 

Monsieur le ministre, où en est la modernisation de nos unités de génie, qui fournissent un appui essentiel aux autres unités? Le contrat de commande des EGC est-il définitivement conclu avec des dates claires de livraison?

 

D'autres commandes sont-elles envisagées le cadre de cette modernisation? Si oui, pour quel types d'engins?

 

Au-delà des Griffon "Génie" et maintenant de l'EGC, y a-t-il une coopération sur d'autres engins spécialisés dans le cadre de CaMo?

 

03.07  Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, la semaine dernière, la Cour des comptes a été auditionnée en commission sur son rapport concernant le programme CaMo. Un rapport accablant. En 2018, il faut se rappeler que le gouvernement Michel décidait d'un partenariat stratégique avec la France pour moderniser notre capacité motorisée. Le coût annoncé à l'époque était de 1,5 milliard. Le coût réel aujourd'hui s'élève à 14,7 milliards.

 

Dix fois plus, un gouffre, un gouffre laissé par notre collègue M. Vandeput. Mais le scandale, il n'est pas que budgétaire, monsieur le ministre. La Cour dénonce aussi un montage bâclé sur le plan industriel et sociétal. Aucune clause contraignante, pas d'activation de l'article 346, aucun organe représentatif belge associé, ni pour la Défense ni pour nos entreprises. Tout cela a mené malheureusement à une implication belge minimale dans un projet pourtant colossal. À l'époque, mon groupe avait alerté.

 

Aujourd'hui, ce sont malheureusement des constats. Et il est trop tard. La Cour reconnaît également dans ce même rapport des efforts, entre autres de votre prédécesseuse, Ludivine Dedonder, pour rattraper le coup, notamment via la DIRS ou l'assemblage et la maintenance prévus en Belgique. Mais cela reste malheureusement un pansement sur une plaie mal refermée.

 

Monsieur le ministre, pourquoi ni vous ni votre collègue de l'Économie n'avez jugé utile de répondre aux questions de la Cour? Quelle est votre lecture de ces rapports qui pointent de lourdes défaillances dans la gestion du partenariat? Que répondez-vous à l'alerte sur le risque d'éviction budgétaire qui met en péril les équilibres de budget Défense à l'horizon 2029? Et surtout, comment comptez-vous intégrer les recommandations de la Cour dans votre future loi de programmation? Je vous remercie d'avance de vos réponses.

 

03.08  Koen Van den Heuvel (cd&v): We hebben inderdaad interessante hoorzittingen gehad met het Rekenhof en met Defensie. Het CaMo-dossier is belangrijk, omdat het een testcase is voor het draagvlak bij de bevolking voor de extra miljarden defensie-uitgaven en voor de geloofwaardigheid. Daarbij gelden volgende principes: transparantie, efficiënte besteding van de middelen en, wat ons betreft, een versterkte Europese samenwerking. Uit het kritische Rekenhofrapport blijkt dat er ruimte voor verbetering is.

 

Hoe zult u de aanbevelingen van het Rekenhof uitvoeren? Voor Life Cycle is dat al gebeurd en gisteren zagen we in de commissie Legeraankopen in elk dossier niet alleen de investeringskosten, maar ook de onderhoudskosten opgelijst, ook al ging het daarbij om kleinere investeringen. Hoe dan ook is het een stap in de goede richting.

 

Ook moet er van in het begin rekening worden gehouden met de DIRS. Hoe ziet u dat? Moeten er aanpassingen gebeuren, moet de structuur verstevigd worden?

 

Wat de return betreft, u en de eerste minister hadden de voorbije weken contacten met Frankrijk. Hebt u respect en begrip ondervonden of is het kleine België in het grote Parijs toch wat in de hoek gezet?

 

03.09  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le contrat CaMo initial, portant sur l’achat de 442 véhicules blindés en France, ne coûtera pas 1,58 milliard d’euros aux contribuables belges, comme cela avait été annoncé au départ, mais bien plus de 14,7 milliards d’euros. La Cour des comptes a d’ailleurs formulé plusieurs critiques sur cet achat, soulignant des problèmes dans le contrat lui-même ainsi que dans la méthode de calcul du projet.

 

Aujourd’hui, dans le cadre de la vision stratégique, des véhicules blindés supplémentaires seraient acquis dans le cadre du partenariat CaMo avec la France.

 

Nous avons déjà discuté en détail de ce dossier. Je vais donc me concentrer ici sur quelques questions concernant l’extension du projet CaMo.

 

Vu que les montants peuvent se multiplier par 10 "comme par magie", les coûts du cycle de vie des nouveaux véhicules CaMo augmenteront-ils le budget de la Défense au-delà des 2 % du PIB? Existe-t-il une transparence totale vis-à-vis de la Cour des comptes concernant cet achat? Allez-vous utiliser l’article 346 dans le futur contrat afin d’imposer contractuellement des retombées socio-économiques, comme le recommande le SPF Économie? Finalement, puisque tout cela est justifié par la crainte d’une éventuelle attaque de M. Poutine, pourquoi choisit-on d’acheter des véhicules qui sont principalement conçus pour être déployés en Afrique?

 

Monsieur le ministre, je suis impatient d’entendre vos réponses.

 

03.10  Koen Metsu (N-VA): Iedereen is het er wel over eens dat het rapport van het Rekenhof een heel waardevol document is. We moeten vaststellen dat het CaMo-project initieel in een volledig ander tijdperk, in een volledig andere context, tot stand gekomen is. Als we dan een paar jaar overslaan, komen we bij het NATO Defence Planning Proces, Vilnius, 2023, proces waarin nog eens duidelijk gestaafd werd dat we een gemotoriseerde brigade en ook een lichte brigade nodig hebben. Een bilaterale samenwerking met Frankrijk is welgekomen. Kan het beter? Ik meen inderdaad dat het veel beter kan.

 

Wat ik alvast merk, is dat, nadat we het debat destijds met getrokken messen zijn gestart en de woorden niet scherp genoeg konden zijn, we nu min of meer op dezelfde lijn aan het komen zijn, zelfs over meerderheid en oppositie heen. Ja, we moeten transparanter zijn, ja, we moeten het dossier kritisch bekijken. De experts hebben intussen wel duidelijk gemaakt dat er absoluut geen sprake meer is van bodemloze putten, gelukkig.

 

Mijnheer de minister, ik had het over Vilnius, 2023. Dan was dus ten tijde van de vivaldiregering. Ik vind het heel jammer dat uw voorgangster, mevrouw Dedonder, hier nu niet bij de discussie aanwezig is – ze is hier vandaag vijf minuten geweest en haar verwijt dat u te weinig aanwezig bent, terwijl u niet zeer toegankelijk en zelfs oproepbaar bent, is dus wel wat cynisch. Waarom had ik mevrouw Dedonder graag in het debat gehoord, en niet haar collega's, die nu de kastanjes uit het vuur moeten halen? Dat is omdat over CaMo2 en CaMo3 natuurlijk ook heel wat te zeggen valt.

 

Mijnheer de minister, we kijken naar de toekomst. Het verleden ligt achter ons. CaMo4 zal volledig uw verantwoordelijkheid worden. We hebben onze lessen geleerd. Hoe gaat u ermee om?

 

03.11  Theo Francken, ministre: Je vous remercie pour les questions. Nous avons déjà eu à plusieurs reprises des discussions sur le projet CaMo.

 

Laten we beginnen bij het begin. Persoonlijk ben ik van oordeel dat de keuze voor het CaMo-partnerschap zeker te verantwoorden was.

 

Wanneer we het over Europese defensie hebben, spreken we altijd over samenwerking op Europees niveau, over Europese defensieprogramma's. Op verschillende domeinen werken we reeds samen, bijvoorbeeld met de marine bij de aankoop van onze mijnenbestrijdingsvaartuigen. Ook met onze fregatten nemen we deel aan Europese projecten. Daarnaast zijn we betrokken bij het European Sky Shield Initiative en nog tal van andere Europese initiatieven. We zijn ook observator in het SCAF-programma. De lijst is lang.

 

Destijds heeft de regering, waar ik deel van uitmaakte, weliswaar bevoegd voor migratie en niet voor defensie, toen er over de aankoop van 34 Amerikaanse F-35's, waar niet iedereen enthousiast over was – de oppositie was zelfs faliekant tegen – geoordeeld dat er minstens een Europees samenwerkingsproject in het licht van een Europese defensie moet komen. Dat werd dus CaMo, het gemotoriseerde Scorpionverhaal met Frankrijk. Dat is de politieke geschiedenis van dat dossier. Men kan het al dan niet goedkeuren, maar zo is het verlopen. Het was ook niet onlogisch. Eigenlijk voeren we nu dezelfde discussie: als we nog F-35's aankopen, dan moeten we misschien ook des te meer inzetten op Europese defensiesamenwerking, zeker gezien de bedenkingen bij de huidige Amerikaanse president.

 

Ook vandaag wordt er sterk ingezet op Europese defensiesamenwerking. Ten bewijze, wanneer men oplijst wat in de strategische visie Amerikaans dan wel Europees materiaal is, dan blijkt dat 80 à 85 % Europees is. De perceptie is vaak het omgekeerde, maar dat stemt niet overeen met de realiteit. Veel wapensystemen, waarover we nauwelijks spreken, zijn Europees. De Amerikaanse systemen daarentegen domineren het debat. In die zin ontstaat er soms een verkeerd beeld bij het publiek. De werkelijkheid is echter duidelijk. Ik begrijp daarom de gemaakte keuze. We bevonden ons op dat moment niet in een full-fletched war in Oekraïne. We hadden wel operaties in Afrika en hadden dus nood aan die voertuigen.

 

We waren actief in Benin en Niger, betrokken bij de opleiding van soldaten in Burkina Faso en zeer actief in West-Afrika en in de regio van de Grote Meren.

 

Comme Koen Metsu l'a dit, il faut toujours revenir sur le contexte quand on parle d'une décision prise en 2018.

 

Wat het verdere proces betreft, ten eerste, persoonlijk ben ik van mening dat de discussie over de life-cycle costs overdreven is. Ze zouden tien keer duurder zijn. Dat is niet waar. Dat budget is volledig voorzien in het STAR-plan van mevrouw Dedonder. Dat budget ligt vast. Het is dus niet dat wij ineens boven 2 % gaan, zoals sommigen hier beweren. Dat slaat nergens op. Die budgetten zijn voorzien.

 

Het Rekenhof heeft wel terecht opgemerkt dat, als de totale life-cycle costs worden berekend, het resultaat een veel hoger bedrag is dan het initiële aankoopbudget. In die zin is dat inderdaad een veel grotere kostenpost. Dat geldt toch ook als iemand een wagen koopt? Als iemand een wagen koopt van 40.000 of 50.000 euro, dan is de totale kostprijs over een periode van tien of twintig jaar toch veel hoger dan enkel de aankoopprijs van het systeem of van die wagen? Het is in mijn ogen een heel vreemde discussie.

 

Het enige wat volgens mij terecht is, is het volgende.

 

Je suis convaincu qu'il faut prendre une décision. Faut-il, oui ou non, appliquer un total life cycle cost à l'ensemble de nos projets d'achat? Voilà qui est pertinent et intéressant. Il ne s'agit effectivement pas de comparer des pommes et des poires. Ce serait absurde.

 

Een tweede terechte opmerking betreft natuurlijk de economische return. Het ging in 2018 om een partnerschap in ontwikkeling, er moest nog veel ontwikkeld worden voor het project en het was nog niet helemaal duidelijk wat het aan economische return zou opleveren. Artikel 346 is toen niet ingeroepen, omdat dat toen niet de logica was. Het ging om een Europese defensiesamenwerking, een partnerschap.

 

Nu, enkele jaren later, zijn onze verwachtingen niet ingelost. We zitten in een vendor lock-in, ook qua munitie. Die prijzen zijn hoog. We moeten daarover spreken. Daarom ben ik dat gesprek aangegaan met mijn collega. Ook de eerste minister heeft de president van Frankrijk daarover gesproken. We hebben nu de afspraak gemaakt om een government-to-government agreement te maken. Ik denk dat dat het enige is wat we kunnen doen: government to government een duidelijk akkoord op papier zetten over de economische return voor defensieprojecten met Frankrijk. We zijn daarmee bezig, maar het is nog niet afgerond.

 

Ik had de heer Lecornu uitgenodigd voor het defilé. Helaas kan hij niet aanwezig zijn, anders hadden we daar nog over kunnen spreken. Ik hoop dat we in september of oktober kunnen landen met een tekst en dan zal ik dat hier voorstellen, zodat daarover in commissie van gedachten kan worden gewisseld.

 

Zullen er extra CaMo-bestellingen komen? Ja, die zullen er komen. Dat staat in de strategische visie, die hier is toegelicht. Dat is evident. Voor mij is het heel duidelijk dat men niet halfweg op een traject stopt om dan terug te keren. Dan heeft men alle kosten gemaakt en bereikt men niets. Dat kan gewoon niet.

 

Men kan zeggen dat de vroegere beslissing om F-35’s te kopen waanzin was, dat men dat nooit had mogen doen, maar het zou evenzeer waanzin zijn om dan over te schakelen naar Rafales, nu we extra vliegtuigen nodig hebben. Sorry, dat kan men niet maken. Als men een leger van 200.000 soldaten en een budget van 100 miljard heeft, dan kan men twee platformen nemen. Dan heeft men die luxe. Als men echter een leger heeft van 20.000 man met een budget van 10 miljard, dan gaat dat niet.

 

Il faut être réaliste. Je crois qu'il est nécessaire de rester dans le CaMo. C'est une décision que je soutiens à 100 %. Je sais que de nombreux officiers et experts militaires sur X et d'autres plateformes sont absolument contre. Ils sont d'ailleurs en train de nous suivre.

 

We blijven dus bij het CaMo-project. Make your choices, love your choices. We zullen dat verder ontwikkelen en een goed akkoord met de Fransen sluiten. We zullen het in de toekomst ook beter aanpakken.

 

Monsieur Frank, les véhicules du génie seront repris dans la vision stratégique et seront achetés en 2032. Ce thème pourra être abordé lors du débat sur la loi de programmation militaire qui doit encore avoir lieu.

 

Wat de lichte en de gemechaniseerde brigade betreft, ook daarover wordt er eindeloos gediscussieerd. Wat wordt er van ons gevraagd? Er wordt van ons geen gemechaniseerde brigade gevraagd. De NAVO, de Europese Unie vragen in het NATO Defence Planning Process (NDPP) een tweede brigade, maar wel een lichte brigade. Een lichte brigade kost aanzienlijk minder dan een gemechaniseerde brigade. Ik begrijp de heimwee en bepaalde strategische ideeën en overtuigingen om voor een gemechaniseerde brigade te opteren, maar, beste collega’s, ik deel die overtuiging niet. Ik weet niet wat de legerstaf precies gezegd heeft tijdens de hoorzitting, want ik heb die niet bijgewoond. Ik heb de informatie via via vernomen en zou de hoorzitting dus moeten beluisteren om te weten hoe de legerstaf het exact geformuleerd heeft.

 

Voor mij is een lichte brigade geen tankbrigade. We moeten doen wat in het regeerakkoord staat en wat de NAVO van ons vraagt op het vlak van capability targets. Waarom zouden we dan een tweede brigade oprichten die ettelijke keren duurder is? Als we de 2 %-norm halen, betekent dat niet dat ineens alles mogelijk is. We zullen ook op onze centjes letten, om die capaciteiten te halen.

 

C'est mon opinion. Dans la vision stratégique, il est question d'une deuxième brigade légère.

 

Het hoofdcommando bevindt zich in Leopoldsburg. Het eerste commando, de eerste brigade, heeft het hoofdcommando in Marche-en-Famenne.

 

In de strategische visie staat dat er in 2028 een evaluatiemoment over de juiste aankopen zal komen. Ik denk niet dat dat evaluatiemoment bedoeld zal zijn om te besluiten dat we toch tanks moeten kopen. Voor mij zal dat evaluatiemoment veeleer dienen om te bekijken hoe de oorlog in Oekraïne evolueert, wat we daaruit kunnen leren en of we bijvoorbeeld niet nog veel meer op drones moeten inzetten. Ik denk dat dat het debat van de toekomst is. Gaan we naar een echt gevechtsbataljon met drones? Wat doen we met dronetechnologie, met elektronische oorlogsvoering, met antidrones? Dat is voor mij het debat van de toekomst. Daarover wil ik graag met u verder praten.

 

Ik heb niet op alle opmerkingen kunnen ingaan. Ik heb hier 25 bladzijden bij me. Ik zou dat allemaal kunnen voorlezen, maar dat zal ik toch maar niet doen.

 

03.12  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, vous aviez un texte de 25 pages. J'aurais été très intéressé de les avoir et d'en entendre le contenu. Vous n'avez quand même pas répondu à beaucoup de questions. Vous avez tiré un bilan. Je sais que parler d'un de ses prédécesseurs, c'est toujours délicat à partir du moment où il appartient au même parti. Mais franchement, vous avez beau expliquer que ce partenariat était à l'époque un peu différent, qu'on ne pouvait pas invoquer l'article 346, etc., vous couvrez votre prédécesseur – et c'est tout à votre honneur, cela étant dit. Mais je ne reviens pas sur le partenariat. Je suis comme vous. Je pense que la capacité motorisée était nécessaire. C'est sur la gouvernance du projet, comment il  a été monté, que j'ai beaucoup de reproches à faire. En effet, on paie maintenant ce manque de vision. Justement, vous n'avez pas répondu à ma question qui visait à savoir comment on allait répondre au problème d'éviction budgétaire alors qu'on a déjà un manque de financement actuel pour la capacité militaire telle que vous la voyez.

 

Deuxièmement, je ne vous ai pas entendu parler de la manière dont vous allez procéder pour mettre en œuvre correctement les recommandations de la Cour des comptes dans votre future loi de programmation. Ce serait quand même intéressant. Je reviendrai lorsque vous viendrez présenter votre loi de programmation militaire de manière à voir si la gouvernance est bien assurée.

 

Pour le reste, vous me parlez d'une évaluation. J'ai cru comprendre que vous parliez d'une évaluation en 2028 pour voir s'il fallait effectivement acheter plus de drones, et d'anti-drones. On peut parler aussi de missiles. Vous en avez déjà parlé d'ailleurs. Je ne comprends pas pourquoi vous voulez vous précipiter aussi vite pour les F-35. Pourquoi n'attendez-vous pas un peu plus de temps pour avoir une évaluation? Vous savez comme moi, parce que vous connaissez bien le sujet, que les F-35 sont de bons transporteurs et de bons bombardiers, notamment, qui peuvent transporter des charges nucléaires, mais ils n'ont pas non plus la polyvalence que d'autres avions pourraient offrir. On peut très bien se mettre ensemble au niveau de l'Union européenne pour acheter autre chose que les F-35 et compléter respectivement nos flottes avec un accord global au sein de l'Union européenne. Je trouve qu'on va beaucoup trop vite, indépendamment du fait qu'on achète américain. Mais résumer le débat à cela, comme vous l'avez dit, ce n'est bien entendu pas suffisant.

 

03.13  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik kijk uit naar dat government-to-government agreement, want dat is echt wel de kern van dat project. De economische return voor ons land moet opnieuw worden opgetrokken.

 

We hebben vaak de mond vol over Europese samenwerking; dat zou daarvan een voorbeeld moeten zijn. Wanneer men in een partnerschap met een bevriende natie, een buurland, geen bindende clausules inschrijft, maar vervolgens vaststelt dat er aan afspraken ook geen gevolg wordt gegeven, is dat toch wel een probleem. We moeten dus met eender welke partner goede, bindende afspraken maken, zodat er voldoende economische return is voor onze economie, voor ons land en voor onze defensie-industrie.

 

Wat betreft uw visie op de toekomst en de tweede lichte brigade, zal ik u zeggen wat de defensiestaf daarover in het Parlement verklaard heeft, al ga ik ervan uit dat u dat weet. De staf sluit de deur niet voor een gemechaniseerde capaciteit. Meer heeft ze niet gezegd. Welnu, ik zou die deur ook niet sluiten, ik zou daarmee nog wachten. U zegt dat u naar de toekomst wilt kijken. Het klopt dat drones en dronetechnologie steeds meer deel zullen uitmaken van onze defensie. Ook voor die gemechaniseerde capaciteit zou ik de deur echter niet sluiten. Ook Nederland heeft die bocht immers deels ingezet. Ik zeg niet dat we Nederland altijd moeten volgen, maar op bepaalde vlakken is dat toch een gidsland waar we af en toe eens naar moeten kijken.

 

In de eerste plaats kijk ik vooral uit naar dat akkoord met Frankrijk, zodat onze Belgische bedrijven en ondernemers er opnieuw beter van worden.

 

03.14  Axel Weydts (Vooruit): Ik zal dezelfde repliek hanteren als bij de hoorzittingen met de defensiestaf. U hebt het zelf ook al aangehaald: make your choices, love your choices. Daar wil ik echt voor pleiten. Die keuzes zijn destijds gemaakt. Er kan veel over worden gediscussieerd, maar ze zijn gemaakt en nu moeten we daarmee verder.

 

Generaal Baugnée, de commandant van de landmacht, heeft in het debat over de tanks heel duidelijk verwezen naar Zelensky: Zelensky vraagt geen tanks, hij vraagt drones. Hij wil drones, drones en nog drones.

 

Dat is inderdaad de toekomst. We moeten echt werk maken van een geïntegreerde dronecapaciteit in onze brigades en bataljons, zodat we mee zijn met de nieuwste technologieën en we de meest performante middelen op het terrein kunnen inzetten.

 

In die zin wens ik ook de nieuwe drone-officier, generaal Van Strythem, veel succes met zijn belangrijk project om die nieuwe capaciteiten en innovaties te implementeren in de structuren van onze defensie. Ik kijk net als alle collega's uit naar het Gov2Gov-akkoord dat u met de Franse collega's zult sluiten. Laat ons hopen dat er voor onze Belgische economie iets uit de brand kan worden gesleept en dat er verbeteringen kunnen worden aangebracht aan wat tot nu toe werd gerealiseerd.

 

03.15  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik hoor dat er stappen worden gezet voor bindende engagementen. Toch blijf ik wat op mijn honger zitten wat betreft afdwingbare afspraken en garanties voor de structurele betrokkenheid van bedrijven, ook kmo’s. De komende jaren worden er miljarden euro's geïnvesteerd, maar dat zal alleen mogelijk zijn als er transparantie en een sterke economische return is en als de strategische autonomie gegarandeerd wordt.

 

Ik reken erop dat het Parlement daarbij op de voet zal worden betrokken en dat de fouten uit het CaMo-dossier zich niet meer herhalen. In september of oktober zullen we daarover hopelijk meer vernemen.

 

03.16  Luc Frank (Les Engagés): Je souhaite seulement remercier le ministre pour sa réponse.

 

03.17  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik zei het daarnet al, het is een mooi, exemplarisch project, waarin een aantal bekommernissen samenkomen. Die moeten bewaakt worden en we rekenen erop dat u dat doet. We hopen ook dat we tot een verbeterd akkoord met de Fransen kunnen komen, met voldoende return voor onze industrie toe.

 

Nog belangrijker vind ik dat dit een voorbeeld is om de Europese interoperabiliteit te verstevigen. Ik hoop dat die bilaterale samenwerking als voorbeeld kan dienen voor andere Europese landen, om eventueel toe te treden en zo de Europese interoperabiliteit te vergroten.

 

Ik kan u alleen maar succes wensen om als pionier dat netwerk uit te breiden en zo de geloofwaardigheid van de Europese samenwerking te optimaliseren.

 

03.18  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, votre réponse me laisse quelque peu sur ma faim quant à la garantie que cet achat supplémentaire ne nous fera pas dépasser les 2 % du PIB. Vous dites que vous allez présenter un accord à la rentrée, mais vous pouvez comprendre qu'on ne vous fasse pas confiance sur parole, vu les dégâts causés par votre prédécesseur lors de l'achat de 2018. Et d'ailleurs, lors de cet achat en 2018, comme vous l'avez dit, il y avait un contexte.

 

On peut être d'accord ou pas sur l'analyse de ce contexte-là, mais je me demande quel est aujourd'hui le contexte qui vous incite à acheter davantage. En effet, vous dites que c'est à cause de Poutine, alors que ces véhicules sont utilisés en Afrique. À moins que le Mali ou le Niger ne menacent notre sécurité au point de nous inciter à investir des milliards dans des véhicules que nous utiliserons en Afrique plutôt que contre Poutine? Je fais le même constat pour ce qui concerne les drones SkyGuardian, qui ne sont pas opérables en Ukraine, mais dans lesquels nous investissons malgré tout.

 

Nous devons rester cohérents. Sommes-nous aujourd'hui en train de mettre sur pied une politique de défense contre Poutine en achetant des armes que nous allons utiliser en Afrique, au Sahel? Je ne comprends pas la logique. Est-ce là la raison pour laquelle nous démantelons aujourd'hui notre sécurité sociale? Soi-disant pour nous défendre, alors qu'en réalité nous accroissons notre capacité d'agression et d'attaque, comme nous l'avons déjà fait par le passé dans le Sahel, en Libye ou ailleurs?

 

Je crois que les choses commencent à s'éclaircir petit à petit et que nous nous rendons compte aujourd'hui que cette politique de défense n'est pas uniquement une politique de défense mais aussi une politique qui entre dans une logique d'agression, d'offensive, un constat qui se confirme d'ailleurs par les armes dont nous parlons aujourd'hui.

 

03.19  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik wil u bedanken voor de zeer duidelijke antwoorden, maar ook voor de motivatie en de gedrevenheid om van die CaMo 4 iets te maken. De enige manier om effectief tot economische rendabiliteit te komen of een win-winsituatie te creëren is die gov-to-govhouding. U zei: make your choices, love your choices and adapt these choices. Daar bent u volop mee bezig, met die derde pijler. U zei heel duidelijk dat u het doet opdat de toekomst er beter zou uitzien. Sta mij toe u daarbij alle succes te wensen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega's, dan is meteen ook het derde actualiteitsdebat afgerond. We beginnen nu aan een reeks vragen. Daarnet ben ik niet bijzonder streng geweest in de toepassing van de spreektijd. Ik stel voor om dat nu wel te doen, als de vergadering daarmee akkoord gaat. Dat betekent dat ik u zal onderbreken zodra de toegemeten tijd verstreken is, als de vergadering zich daarin kan vinden.

 

Ik wil u er ook aan herinneren dat u kunt verwijzen naar de ingediende vraag. Misschien kunnen we op die manier wat meer vaart maken. Het is niet noodzakelijk, maar het staat u vrij dat te doen.

 

04 Question de Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La Brussels Pride et la lutte contre les discriminations" (56005158C)

04 Vraag van Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De Brussels Pride en de strijd tegen discriminatie" (56005158C)

 

04.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, je vais poser ma question oralement parce que M. le ministre n'avait pas répondu dans les délais à ma question écrite. Par conséquent, je vais prendre un peu la parole. La question date du 27 mars, et nous sommes au mois de juillet.

 

Monsieur le ministre, la lutte contre toutes les formes de discriminations au sein de la Défense est une priorité absolue. Elle s'impose afin que la Défense constitue un environnement de travail où chacune et chacun puissent s'épanouir, mais aussi pour répondre aux impératifs en termes de recrutement et de lutte contre l'attrition.

 

La Belgian Pride a eu lieu dans les rues de Bruxelles le 17 mai dernier. Cet événement a véhiculé, comme d'habitude, son message de tolérance et a rappelé, surtout, l'importance des droits des personnes LGBTQIA+ dans l'ensemble de notre société. De même, il a rappelé que leur accorder des droits n'en ôte aucun à personne.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer si, comme en 2024, la Défense a été représentée au sein du Rainbow Village? Le cas échéant, sous quelle forme et avec quels moyens? Pouvez-vous m'indiquer les nouvelles initiatives éventuelles que vous avez prises au sein de la Défense afin de lutter contre les discriminations visant spécifiquement les personnes LGBTQIA+, mais aussi afin de soutenir les associations internes telles que la Belgian Defence Rainbow Community (BELDEFRAC), qui sont actives au sein de la communauté LGBTQIA+ de la Défense?

 

D'autres participations de la Défense à des évènements de lutte contre les discriminations visant les personnes LGBTQIA+ organisées par des autorités publiques, coupoles, réseaux ou associations dans les différentes Régions, Communautés et provinces de notre pays sont-elles envisagées?

 

04.02  Theo Francken, ministre: Monsieur Lacroix, merci beaucoup pour votre question.

 

L'ASBL BELDEFRAC est reconnue comme le partenaire représentatif et l'interlocuteur privilégié de la Défense en ce qui concerne les personnes LGBTQIA+. La Défense met à sa disposition un budget de fonctionnement depuis 2024, plus des salles de réunions, et permet, si nécessaire, le déploiement du personnel pendant les heures de service. Par ailleurs, BELDEFRAC est autorisée à utiliser les canaux de communication de la Défense pour diffuser des informations relatives à ses activités.

 

Au-delà de sa politique de diversité au sens large, la Défense dispose également d'une politique spécifiquement consacrée aux personnes LGBTQIA+ et à l'orientation sexuelle, conformément à la politique de diversité mise à jour en 2021.

 

Elle comprend notamment les domaines d'action visés, les instruments et acteurs impliqués pour leur mise en œuvre, ainsi que la procédure de plainte. Début 2025, un expert de la thématique diversité et inclusion a également été recruté pour coordonner la plateforme inclusion, développer au sein de celle-ci une politique d'inclusion et soutenir les associations internes telles que l'ASBL.

 

La Défense a été représentée par l'ASBL à la Belgian Pride et le sera à nouveau à l'Antwerp Pride. Elle a également tenu un stand au Rainbow Village à Bruxelles. De façon générale, la Défense est ouverte à la participation à d'autres événements sur la base d'une analyse au cas par cas de ceux-ci et dans la mesure des moyens et des ressources disponibles.

 

Chaque année, autour du 17 mai – la Journée mondiale contre l'homophobie, la transphobie et la biphobie –, le drapeau arc-en-ciel est hissé devant le quartier général d'Evere en signe de soutien au personnel LGBTQIA+ de la Défense. Une note a été diffusée au sein de la Défense autorisant les unités à hisser le drapeau arc-en-ciel dans le quartier militaire entre le 12 et le 18 mai 2025.

 

04.03  Christophe Lacroix (PS): Merci monsieur le ministre pour ces informations. Merci pour votre soutien à la politique qui a été effectivement menée par vos prédécesseurs et qui a été accentuée par Mme Dedonder.

 

Je vous remercie également pour l'information selon laquelle la Défense sera présente à l'Antwerp Pride, qui aura bien lieu le 9 août. Je ne pourrai pas y aller parce que je serai en vacances à l'étranger. Si vous êtes au pays, je vous invite à vous rendre à Anvers, qui est une ville que vous connaissez bien et dont le premier ministre a été le bourgmestre. Je suis sûr que des collègues ici présents pourront en être les ambassadeurs, vous introduire dans l'Antwerp Pride et vous servir effectivement de facilitateur dans les contacts avec les personnes LGBTQIA+.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Philippe Courard à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L’aide à la nation" (56005179C)

05 Vraag van Philippe Courard aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De hulp aan de natie" (56005179C)

 

05.01  Philippe Courard (PS): Monsieur le ministre, vous savez parfaitement que les missions d'aide à la nation sont évidemment essentielles pour mon groupe lorsque les capacités civiles sont dépassées pour faire face à certains événements. Ces missions sont d'autant plus essentielles au regard des modifications qui ont été enregistrées à l'époque du ministre Jambon, puisqu'il a réformé la protection civile en fermant des centres à des endroits stratégiques. Si je prends l'exemple de ma province, on avait un centre à Libramont. Ce centre a été fermé et maintenant nous dépendons d'un centre situé au-delà de Liège. C'est peu de dire qu'en cas de difficulté, les secours n'arrivent pas à temps et à heure.

 

Je voulais aborder ce sujet avec vous, puisque malheureusement nous devons nous attendre à une multiplication des crises, en raison des modifications climatiques. Nous devons nous attendre à des périodes de sécheresse mais aussi des inondations. Je sais que vous connaissez bien ma commune, qui est traversée par l'Ourthe comme une colonne vertébrale, sur ses 5 000 habitants, 700 maisons sont touchées par les inondations. Il faut réagir, parfois vite, et j'ai souvent pu compter sur l'aide de la Défense.

 

Auparavant c'était assez facile: un coup de fil à la caserne – on est jumelé avec une compagnie – et grâce aux camions et aux militaires, on faisait des sacs de sable mais surtout, on allait secourir dans les campings et les résidences des personnes qui n'étaient plus atteignables autrement qu'en bateau ou en camion militaire, car les camions communaux ne pouvaient pas emprunter des voies inondées. Les militaires sont des personnes entraînées, des personnes de qualité, qui n'ont pas froid aux yeux et qui rendent des services extraordinaires.

 

Je souhaite vous demander votre sentiment à ce sujet. Nous en avons déjà parlé en privé mais je souhaitais officialiser un petit peu les choses. Sera-t-il encore possible à l'avenir – si oui, dans quelles conditions –  d'avoir recours à l'armée pour des problèmes de ce genre? Ayant pris des contacts avec des militaires sur le terrain, on me dit à Marche que ce n'est pas à eux qu'il faut s'adresser, mais au commandant de province. Contacté, le commandant de province répond qu'il doit auparavant avoir l'autorisation d'Evere. On me dit qu'il faut l'autorisation du ministre. Rien de cela ne constitue en soi un problème pour moi, sauf qu'évidemment ça requiert du temps dont parfois on ne dispose pas, et dans des situations critiques, une heure ou deux heures de perdues engendrent une catastrophe supplémentaire.

 

Pour résumer mon propos, comment voyez-vous le rôle de la Défense, de la compagnie Proter, dans ces missions d'aide à la nation?

 

05.02  Theo Francken, ministre: Monsieur Courard, je suis aussi bourgmestre d'une commune. Je partage vos émotions et vos raisons. Nous devrions sûrement avoir une procédure assez légère, pas comme maintenant.

 

Étant donné que les missions d'aide à la nation ne font pas partie des tâches quotidiennes ou essentielles de la Défense, la Défense n'est pas un premier intervenant. Il est normal que, lorsque les militaires sont déployés sur le territoire national, ils disposent de lignes directrices claires qui garantissent également leur sécurité.

 

Les délais de déploiement existants garantissent ainsi que les ordres donnés soient en adéquation avec les risques associés à la mission. Les délais d'intervention de la compagnie Proter sont néanmoins très courts. Un élément de commandement ainsi qu'un premier groupe de 40 soldats peuvent rejoindre leurs quartiers dans un délai de quatre heures. Le reste de la compagnie peut se déployer sur la zone d'intervention dans les 24 heures.

 

Les moyens de la compagnie Proter peuvent être déployés sur demande des autorités civiles et en cas d'urgence, selon le cadre légal applicable pour le déploiement de moyens militaires sur le territoire belge. Cette demande doit respecter le principe de subsidiarité, c'est-à-dire que les ressources locales et civiles doivent avoir été épuisées avant qu'il ne soit fait appel à la Défense.

 

La compagnie Proter peut donc être déployée en appui, comme élément de réserve fédérale géré par le NCCN. Le commandement militaire de la province assure, en tant qu'officier de liaison au sein de la structure provinciale de crise, le lien entre le détachement militaire et l'état-major de la Défense. Le gouverneur peut donc compter sur son expertise et ses connaissances en cas de gestion de crise.

 

Au-delà de la réponse préparée, je veux vous dire que, comme vous m'aviez déjà parlé de cette question, j'en ai parlé avec le CHOD. Nous sommes en train de trouver un équilibre.

 

Je vous rejoins sur le fait qu’il doit être possible, en tant que bourgmestre, de contacter une caserne en cas d’urgence réelle. Il faut respecter les lois, les directives et les règles, mais un peu de souplesse doit être possible.

 

05.03  Philippe Courard (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre, et je vous sais sincère. Je connais votre approche du terrain et je sais que vous ferez au mieux. J’y serai évidemment attentif. Il y a certes des règles à respecter, et on ne peut pas faire tout et n’importe quoi, mais il faut véritablement une procédure plus souple. Cela se faisait humainement et de manière plus souple précédemment. J’ai confiance dans le fait que vous reviendrez avec des propositions qui tiennent la route et qui permettront de servir l’ensemble des communes qui seront touchées par des inondations.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Philippe Courard à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le Belgica II" (56005180C)

- Kristien Verbelen à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le recours à la Défense pour reprendre le rôle de l'exploitant du navire de recherche Belgica" (56005804C)

- Maaike De Vreese à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'état du navire de recherche Belgica" (56006799C)

06 Samengevoegde vragen van

- Philippe Courard aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De Belgica II" (56005180C)

- Kristien Verbelen aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De inzet van Defensie om de rol van de exploitant van het onderzoeksschip Belgica op te nemen" (56005804C)

- Maaike De Vreese aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De status van het onderzoeksschip Belgica" (56006799C)

 

06.01  Philippe Courard (PS): Monsieur le ministre sait qu'ayant été secrétaire d'État à la Politique scientifique, je suis très sensible à la problématique du Belgica, ce bateau fabuleux qui rend des services extraordinaires en mer du Nord et qui est sur tous les fronts – scientifique et autres –, autrement dit un fleuron pour l'ensemble du pays.

 

Vous savez comme moi que malheureusement, nous avons connu énormément de difficultés avec la compagnie française Genavir, qui a résilié le contrat en 2024. L'affaire a été portée devant les tribunaux, à la suite de quoi le navire est resté à quai pendant des mois. Cette situation ne peut perdurer et une des options serait que la Défense belge augmente son soutien technique à la mise en œuvre de ce navire au profit des missions scientifiques cruciales qu'il remplit.

 

Je rappelle qu'il s'agit d'un navire civil mais avec un équipage composé de militaires et de scientifiques. J'ai eu l'occasion de les rencontrer à de nombreuses reprises pendant mon mandat et j'ai senti un dynamisme, une réelle volonté de répondre aux questions de nombreuses universités belges et de servir le pays. Dès lors, j'espère que monsieur le ministre, en qui j'ai confiance, optera pour une approche qui facilitera les choses, puisque nous déplorons malgré tout un défaut d'action de la politique scientifique en la matière. Merci, monsieur le ministre, de me faire part de votre point de vue à ce sujet.

 

06.02  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, de Belgica II, ons vlaggenschip voor oceanografisch onderzoek, ligt intussen al meer dan een jaar werkloos aan de kade in Zeebrugge, dat terwijl het schip gebouwd is om 250 tot 300 dagen per jaar ingezet te worden voor cruciaal wetenschappelijk onderzoek en voor onze geopolitieke aanwezigheid op zee.

 

Het dispuut met exploitant Genavir heeft niet alleen geleid tot een juridische impasse, maar ook tot gemiste kansen voor onderzoekers en tot reputatieschade. Intussen vernemen we dat Defensie als neutrale bemiddelaar optreedt. Het is positief dat Defensie haar gewicht in de schaal werpt, maar tegelijk bestaat er grote bezorgdheid over de traagheid van dit dossier.

 

Daarnaast lees ik dat er wordt nagedacht over een nauwere, structurele samenwerking. Dit zou niet alleen een doorstart van het wetenschappelijk segment mogelijk maken, maar ook onze maritieme aanwezigheid in de Noordzee versterken, iets wat gezien de actuele geopolitieke spanningen geen overbodige luxe is.

 

Mijnheer de minister, kunt u toelichten wat de huidige stand van zaken is van de gesprekken die door Defensie worden geleid? Zijn er al concrete afspraken of doorbraken?

 

Welke bijkomende stappen plant u om te vermijden dat de Belgica II nog langer werkloos blijft? Wat is, realistisch gezien, de vroegste timing waarop het schip opnieuw operationeel zou kunnen zijn?

 

Hoe ziet u de rol van Defensie in een toekomstig beheer? Welke mogelijkheden ziet u om de Belgica II bijkomend in te zetten voor maritieme bewakingsopdrachten, bijvoorbeeld voor het beschermen van onze kritieke infrastructuur in de Noordzee?

 

Mijnheer de minister, de Belgica II hoort op zee, niet aan de kade. Ik hoop dat u werk maakt van een geloofwaardig en snel hersteltraject, zodat ons land zijn rol als voortrekker in marien onderzoek en maritieme veiligheid opnieuw kan waarmaken.

 

06.03  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, ik had u een tijd geleden een schriftelijke vraag gesteld in verband met de Belgica, een schip van wereldklasse, dat zoals de collega’s al schetsten niet vaart, maar aan de kade ligt. We hebben er 54 miljoen voor betaald. Het vaart niet uit door een juridisch geschil.

 

Ik was blij van u te vernemen dat Defensie daar als bemiddelaar werk van probeert te maken. Het is niet alleen een onderzoeksschip, maar ook een marine hulpschip. Het kan dus ook een meerwaarde betekenen voor monitoring op onze Noordzee, die wij in West-Vlaanderen onze elfde provincie noemen. Het is belangrijk om daar onze kritieke infrastructuur te beschermen en er voldoende aanwezig te zijn, gezien de geopolitieke context.

 

Defensie kan daar zeker een rol in spelen. Het speelt nu de rol van neutrale bemiddelaar tussen de betrokken partijen, Belspo en Genavir, maar kunt u nog meer toelichting geven over de timing? U liet in antwoord op mijn schriftelijke vraag weten dat het schip weer zou kunnen varen na de zomer. Er is sprake van 300 mankementen. Zullen die allemaal opgelost zijn? Het wetenschappelijk onderzoek zou volgens u kunnen starten in 2026. Welke stappen zet u daarvoor? Is dat tijdschema haalbaar? Op welke manier kan de Belgica dan worden ingezet om onze maritieme aanwezigheid en bescherming te versterken?

 

06.04  Theo Francken, ministre: Merci beaucoup pour vos questions.

 

Des contacts ont eu lieu à différents niveaux entre la Défense et la Politique scientifique fédérale (BELSPO), ainsi que d'autres partenaires fédéraux, en vue d'une solution durable et juridiquement solide pour l'utilisation du navire de recherche océanographique Belgica II.

 

Defensie heeft hierbij aangegeven bereid te zijn om indien nodig en binnen het bestaande protocolakkoord bijstand te verlenen en een bemiddelende rol op te nemen. Een formeel besluit of een engagement inzake het opnemen van een operationele rol werd nog niet genomen. Een eventuele rol voor Defensie is juridisch en organisatorisch echter niet vanzelfsprekend. Elke inzet moet passen binnen het wettelijke mandaat van Defensie en mag de uitvoering van haar kerntaken niet ondermijnen. In uitzonderlijke gevallen kan Defensie tijdelijk tussenkomen, mits er duidelijke afspraken zijn gemaakt en binnen de krijtlijnen van het bestaande protocolakkoord.

 

Daarnaast wordt er actief nagedacht over alternatieve pistes om de continuïteit van het oceanografisch onderzoek te garanderen, waarbij het belang van een structureel juridisch robuuste en budgettair haalbare oplossing centraal staat.

 

Un calendrier indicatif prévoit une planification d'ici la fin de l'année, en vue d'une éventuelle réactivation du navire en 2026. Cette planification dépend, entre autres, des procédures judiciaires en cours et de la poursuite de la coordination entre les partenaires concernés.

 

De Belgica moet opnieuw varen, zo snel mogelijk, als het van mij afhangt. Ik heb daar niet de lead in, dat zit bij Belspo. We willen heel hard helpen om dat schip opnieuw te water te krijgen. Ik ben daar persoonlijk vrij optimistisch over.

 

06.05  Philippe Courard (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse qui me rassure quelque peu, même s'il reste encore du chemin à faire.

 

Je voudrais simplement vous dire que je suis content que vous preniez la mesure de ces difficultés. Par ailleurs, je ne veux pas non plus que le Belgica II devienne un navire militaire. En effet, il me semble que l'aspect scientifique doit prévaloir. BELSPO doit donc aussi prendre ses responsabilités. J'ai envie de dire que ce doit être un choix de gouvernement. Ce n'est pas uniquement le ministre de la Défense qui doit apporter la réponse et engager tous les moyens pour faire fonctionner le Belgica. C'est un choix politique. À mon avis, il s'impose, car ce Belgica doit pouvoir fonctionner. En tout cas, je vous soutiens dans votre démarche. J'espère qu'il y aura une prise de conscience de l'ensemble du gouvernement pour engager les moyens nécessaires.

 

À l'époque, j'ai mesuré à quel point ce bateau rendait d'énormes services aux étudiants et aux professeurs d'université. Vous savez comme moi que Liège, qui n'est pas une ville côtière, même si la Meuse y passe, bénéficie d'un département océanographique très performant et mondialement reconnu. En outre, grâce au Belgica, il a pu bénéficier de pas mal de réponses ou d'études. Du reste, lorsqu'une baleine s'échoue, par exemple, ce département est appelé. Bref, il s'agit d'un outil indispensable. Je parle de Liège, parce que je connais cette ville, mais c'est le cas d'autres universités. Et puis, sur le plan de la pollution et du climat, on réalise des analyses extraordinaires. Cet outil est donc nécessaire. Je compte sur vous et vous en remercie par avance.

 

06.06  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar u begrijpt mijn aanhoudende bezorgdheid.

 

Wij hebben hier een schip van wereldklasse dat aan de kade ligt te roesten, terwijl de wetenschappers en Defensie het keihard nodig hebben. Intussen verliezen we niet alleen wetenschappelijke kansen, maar ook geopolitieke slagkracht in de Noordzee. Ik hoop dat deze bemiddeling niet zal verzanden in eindeloze procedures en dat er een duidelijk plan met een deadline komt, zodat de Belgica II zo snel mogelijk weer vaart kan maken, zowel voor de onderzoekers als voor de bescherming van onze kritieke maritieme infrastructuur.

 

06.07  Maaike De Vreese (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Dit is inderdaad een gedeelde verantwoordelijkheid en er zijn ook gedeelde belangrijke belangen. Ik weet niet of iemand van de collega's de reportage van Terzake over de Belgica II heeft gezien. Daarin kon men zien hoe belangrijk dat is voor onze onderzoekers en hoe enorm de reputatieschade is die onze universiteiten en onze universitaire onderzoekers nu lijden. Ik spreek dan voor Vlaanderen. Die reputatieschade is aanzienlijk en de onderzoekers en professoren worden daar zelfs emotioneel over. Er zijn veel meer aanvragen voor onderzoek dan er dagen zijn, dus elke dag dat dat schip niet vaart, is er schade voor ons. Ook de marine en Defensie hebben er alle belang bij dat het schip zo snel mogelijk opnieuw vaart.

 

Collega's, ik zie eindelijk vooruitgang in dit dossier en ik ben daar heel blij mee. Ik blijf dit opvolgen, want de Belgica II moet zo snel mogelijk opnieuw uitvaren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Je pense que c'est la commission Courard, car la prochaine question est encore de M. Courard.

 

07 Question de Philippe Courard à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La politique spatiale belge" (56005182C)

07 Vraag van Philippe Courard aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het Belgische ruimtevaartbeleid" (56005182C)

 

07.01  Philippe Courard (PS): Monsieur le président, vous savez que je vous aime bien et que j'aime bien M. le ministre. C'est pour cela que je pose beaucoup de questions.

 

Comme j'ai pu l'indiquer lors des débats budgétaires, vous annonciez que désormais la Force aérienne aurait également en charge l'espace. Cependant, paradoxalement, ce gouvernement va mettre la Politique scientifique fédérale à genoux, notamment en diminuant drastiquement la contribution à l'Agence Spatiale Européenne (ESA).

 

Je pense que vous en êtes conscient, monsieur le ministre, l'ESA est une agence extraordinaire, performante; et la Belgique en a toujours été un contributeur privilégié, le sixième, je pense. Elle a pu tirer profit de sa contribution puisque nous disposons dans notre pays d'entreprises qui sont parmi les plus performantes d'Europe en la matière.

 

Pour un euro investi dans l'ESA, c'est un retour fois quatre. Réduire cet investissement est évidemment catastrophique. Peut-être plus encore pour la Wallonie que pour la Flandre, car il y a en Wallonie énormément d'entreprises performantes en la matière. On a développé ce secteur du côté de Charleroi, de Liège. Et je crois que ce serait dommage de freiner cet investissement, et cela ne correspondrait pas au discours politique du premier ministre. Je le lui ai dit il y a quelques instants en commission de l'Intérieur.

 

On dit qu'il faut développer l'emploi en Wallonie. Ici, ce sont des secteurs qui sont porteurs, qui permettent de développer l'emploi de manière importante dans les prochaines années, et on va donner un coup de frein en devenant un partenaire moins intéressant au niveau européen dans le cadre de la politique spatiale. Nous savons pourtant que nous en avons besoin dans la situation conflictuelle qu'on vit avec la géopolitique, mais nous savons aussi que tout le travail fait dans le domaine spatial peut avoir des retombées économiques. S'il n'y avait pas le spatial ni les satellites, il n'y aurait pas les GPS, etc.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous faire le point sur ce que la Défense veut injecter en 2025? Comment voyez-vous votre participation à l'ESA? Trouvez-vous normal que ce soit la Défense qui doive compenser le tout? Quelle est la politique du gouvernement en la matière? La Défense va-t-elle prendre le "lead" sur la Politique scientifique fédérale sur la matière de l'ESA?

 

07.02  Theo Francken, ministre: Merci beaucoup, monsieur Courard. Depuis avril 2024, la Défense a conclu un protocole d'accord avec le Service public fédéral de programmation de la Politique scientifique, relatif au cofinancement par la Défense de la contribution belge à certains programmes et activités de l'Agence spatiale européenne (ESA). Ce protocole fait suite à la décision du Conseil des ministres du 18 novembre 2022, approuvant le cofinancement à hauteur de 100 millions d'euros par la Défense de certaines activités de recherche de l'ESA prévues sur la période 2023-2027 dans le cadre de ses programmes R&D et DIRS. Je compte honorer ce protocole.

 

Avec l'approbation du plan de Défense, par lequel nous atteignons enfin la norme OTAN de 2 % de l'effort de Défense à laquelle notre pays a souscrit en 2014, je me suis engagé à accélérer le calendrier de liquidations prévu dans ce protocole. C'est dans cette optique que, cette année, j'accélérerai le règlement de 32 millions d'euros initialement prévu au-delà de cette législature. Lors de la rencontre entre le gouvernement fédéral et le gouvernement wallon relative au développement d'une industrie de défense, plusieurs synergies possibles ont été discutées – dont des synergies avec CyberCommand – sans toutefois entrer dans les détails d'une éventuelle coopération spécifique.

 

Oui, le spatial reste une priorité. Le budget DIRS augmentera fortement dans les années à venir, dans le cadre de la vision stratégique. À l’horizon 2026, un tiers de ce budget sera consacré au cyber et au spatial. Cette année, nous y consacrons 50 millions d'euros. L'an prochain, ce sera un peu plus de 350 millions d'euros.

 

Ce tiers représentera un effort considérable, géré par le DIRS, toujours avec une finalité de défense. Ce n’est pas exclusivement civil: le domaine spatial se caractérise par de nombreux usages à double finalité, civile et militaire, dans un continuum.

 

07.03  Philippe Courard (PS): Je remercie M. le ministre pour sa réponse intéressante, ainsi que pour les efforts qu’il fait en faveur du domaine spatial. Je pense qu’il a pleinement pris conscience de l’enjeu.

 

Je regrette toutefois que le gouvernement ne porte pas une vision suffisamment ambitieuse de l’intérêt qu’il y a à investir dans l’ESA, en y consacrant les moyens nécessaires pour rester un bon contributeur, et ainsi bénéficier en retour d’une politique industrielle adéquate.

 

Nous disposons, dans l’ensemble du pays, d’entreprises extrêmement performantes dans le secteur spatial. J’ai donc un petit peu peur que ce désinvestissement dans l’ESA ne nous coûte cher en matière d’emplois dans les années à venir.

 

07.04  Theo Francken, ministre: (…)

 

07.05  Philippe Courard (PS): C'est une bonne nouvelle.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'aide humanitaire à Gaza" (56005188C)

08 Vraag van Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De humanitaire hulp in Gaza" (56005188C)

 

08.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur ministre, cela fait maintenant des mois que mon groupe demande au gouvernement de prendre des initiatives pour qu'enfin l'aide humanitaire soit acheminée à Gaza tant la situation sur place issue du blocus israélien est inacceptable, inhumaine et dénoncée par l'ONU et de nombreuses ONG.

 

Sous le précédent gouvernement, la Belgique a assumé son rôle via des largages aériens à Gaza grâce aux A400M de la Défense.

 

Après plusieurs mois de tergiversation, le gouvernement De Wever a enfin trouvé un accord sur la situation à Gaza. Cet accord porte notamment sur l'action humanitaire en faveur de la population civile. Les différents départements belges compétents sont chargés de travailler sur la possibilité d'aides supplémentaires, y compris un pont aérien et la prise en charge d'enfants malades ou blessés.

 

Monsieur le ministre, concrètement, quelles initiatives va prendre la Défense pour rendre possible une telle action humanitaire ? Selon quel calendrier? Vous avez d'ores et déjà indiqué qu'obtenir l'autorisation d'Israël ne sera pas évident. Des possibilités notamment via la mer ou la frontière égyptienne sont-elles étudiées? Comptez-vous prendre l'initiative d'une coalition internationale pour débloquer la situation?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

08.02  Theo Francken, ministre: Monsieur Lacroix, la Défense étudie en ce moment la faisabilité d'effectuer, comme en 2024, des largages humanitaires à l'aide de A400M. Or, en ce moment, l'accès à la zone n'est pas garanti et les conditions pour effectuer une telle opération sans danger pour la population ne sont pas remplies.

 

En outre, la Défense se tient également prête à apporter une contribution dans le cadre de B-FAST si le dispositif devait être activé.

 

Dans un passé récent, la solution du ravitaillement par la mer a connu un succès mitigé malgré des moyens colossaux engagés par les États-Unis. Les options terrestres ne sont pas du ressort de la Défense. La frontière égyptienne est également sous contrôle strict.

 

La mise en place d'une coalition internationale est un effort gouvernemental international au travers du ministère des Affaires étrangères. La Défense y joue un rôle d'appui et éventuellement d'exécution mais n'a pas d'initiative.

 

Pour être clair, pour les droppings, nous sommes prêts à en faire en cas de demande des Affaires étrangères.

 

08.03  Christophe Lacroix (PS): Merci, monsieur le ministre. Vos réponses sont claires. Si je vous pose cette question, c'est parce que nous avons encore eu récemment des informations d'une association qui travaille sur place en matière de coopération au développement et d'assistance humanitaire.

 

L'association MA’AN nous dit que la crise humanitaire est aggravée par l'arrêt complet de l'entrée de nourriture et de fournitures essentielles par les forces d'occupation israélienne, l'imposition du fameux mécanisme d'entrée de l'aide humanitaire par le biais de la soi-disant "fondation humanitaire de Gaza" contrôlée par les États-Unis et les forces d'occupation israéliennes, qui n'a permis qu'un afflux dérisoire d'aide, mais causant jusqu'à hier la mort de 450 personnes et blessant plus de 3 500 autres personnes qui vont chercher de l'aide humanitaire. C'est vraiment devenu un piège mortel.

 

Les marchés sont vides. Les rares denrées alimentaires sont vendues à des prix exorbitants, après avoir été pillées et revendues. Par exemple, deux kilos de tomates – quand on en trouve à Gaza – se vendent 30,63 euros.

 

Je suis allé faire mes courses au Delhaize à 500 mètres de chez moi. Le prix du kilo de tomates varie entre 1,99 euro à 3,19 euros du kilo si vous achetez bio. Rendez-vous compte ce que cela coûte là-bas, tellement il y a peu de nourriture et quand des petits agriculteurs arrivent à en produire. Des marchés vides, des prix exorbitants lorsqu'il y a des denrées et une grave pénurie d'argent liquide avec des commissions pouvant atteindre 45 %, rien que pour accéder à la monnaie physique, je crois donc qu'il y a vraiment urgence.

 

Je note que la coalition volontaire relève de la responsabilité du ministre des Affaires étrangères. Je ne lâcherai pas la pression et j'interrogerai évidemment le ministre Prévot sur ses intentions en la matière, ou en tout cas sur les initiatives.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- Anthony Dufrane à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les recrutements pour la Défense dans les centres commerciaux" (56005395C)

- Darya Safai à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'évaluation du pop-up store de la Défense" (56006792C)

09 Samengevoegde vragen van

- Anthony Dufrane aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De rekrutering voor Defensie in winkelcentra" (56005395C)

- Darya Safai aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De evaluatie van de pop-upstore van Defensie" (56006792C)

 

09.01  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le président, je me réfère à la question telle que déposée par écrit.

 

Monsieur le ministre, depuis maintenant quelques années, la Défense recrute en louant des cellules vides dans des centres commerciaux partout en Belgique. Cette pratique permet d'utiliser ces lieux de passage pour être au plus proche du citoyen afin qu'ils puissent rencontrer des militaires de carrière.

 

La Défense tend à accroître sa stratégie de recrutement et il semble que cette technique porte ses fruits si l'on se base sur les locations répétées dans le temps. De plus, étant donné les nouveaux investissements dans la Défense au vu de l'actualité internationale, ces campagnes permettent de recruter plus de gens afin de répondre aux besoins en personnel de la Défense.

 

Il est donc pertinent de se demander combien de recrues sont issues de ces campagnes dans les centres commerciaux en comparaison aux autres moyens de recrutements afin de voir quels sont les techniques de recrutements à favoriser selon le public cible.

 

Mes questions, monsieur le ministre, sont:

 

Combien de cellules dans les centres commerciaux avez-vous loué ces 12 derniers mois?

Dans quelles régions?

Ciblez-vous certaines régions ou centres commerciaux en particulier?

Sur quels critères (fréquentation, types de population prix)?

Combien coutent annuellement ces locations dans le budget de la Défense?

Quels sont les autres techniques de recrutements mises en place?

Quelles sont les techniques les plus efficaces et lesquelles sont les moins efficaces?

 

09.02  Darya Safai (N-VA): Defensie is steeds op zoek naar nieuwe talenten, harde werkers, en mensen die op zoek zijn naar een uitdaging. Pop-ups op openbare, drukbezochte plaatsen vergroten de zichtbaarheid en zijn gemakkelijk toegankelijk. Medio mei werd er in Leuven door Defensie een nieuwe pop-upstore geopend. De ruimte moest studenten en passanten overtuigen om de bijna 5.000 openstaande vacatures in te vullen.

 

Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken van de werking van deze pop-upstore? Hoeveel inschrijvingen werden er via deze pop-upstore gedaan? Welke profielen werden aangetrokken? Welke voorlopige conclusies kunt u trekken aangaande het al dan niet succesvol opzetten van dit initiatief?

 

09.03  Theo Francken, ministre: La politique de la Défense en matière de recrutement repose sur un stratégie de visibilité étendue dans l’ensemble de la société. L’objectif n’est pas de privilégier une méthode unique, mais bien d’atteindre un public aussi large et diversifié que possible. C’est pourquoi la Défense est représentée à des grand salons, comme Batibouw, qu’elle collabore avec des écoles, qu’elle organise ses propres journées d’information et que, depuis peu, elle teste également le concept de magasin éphémère (pop-up store) dans les centres commerciaux.

 

Ce concept s’inscrit dans une logique de proximité et d’accessibilité. Il permet de toucher directement notre public cible dans des lieux de passage fréquentés, proches de centres de formation, d’universités et de quartiers étudiants. Au cours des 12 derniers mois, deux pop-up stores ont été ouverts: à Louvain-la-Neuve, dans le centre commercial L’Esplanade, du 1er au 29 mars, et à Louvain, dans un local situé sur la Bondgenotenlaan, en activité depuis mai.

 

Ces deux emplacements sont été sélectionnés stratégiquement en fonction de leur proximité avec des écoles, des universités et des centres techniques. Ils garantissent un bon équilibre régional. Le coût de location s’élève à 4 000 euros pour Louvain-la-Neuve et à 6 000 euros pour Louvain. Le pop-up store de Louvain-la-Neuve permettait aux passants de poser toutes leurs questions sur les carrières militaires, civiles, ou de réserve.

 

Le bilan est le suivant: 1 150 personnes ont été informées sur place, 50 personnes ont sollicité une séance d’information par internet, 35 sessions d’information ont été données spontanément par les recruteurs sur place. Au total, 56 personnes se sont effectivement inscrites à une ou plusieurs offres d’emploi pour la Défense, et nous avons reçu une première date pour une épreuve de sélection. Il me semble que 56 personnes sur un mois témoigne d’un grand succès. Le public se composait principalement d’étudiants en bachelor ou master. Certaines organisations, comme le PMS, sont également venues se renseigner.

 

Mevrouw Safai, in Leuven is het infopunt momenteel drie dagen per week geopend, van woensdag tot vrijdag, telkens van 10 tot 17 uur. Er zijn steeds een burger, een militair en een reservist aanwezig om de verschillende carrièremogelijkheden binnen Defensie toe te lichten.

 

Er werden in totaal al 78 infosessies geregistreerd. Daarnaast komen ook veel mensen spontaan binnen, zonder afspraak, met gerichte vragen of uit nieuwsgierigheid. Het relatief beperkte aantal infosessies wordt verklaard door de examenperiode. Het hadden er dus meer kunnen zijn, maar het is nu eenmaal geen ideale periode. Bovendien zijn er momenteel minder vacatures beschikbaar. Vanaf september, bij de heropstart van het rekruteringsjaar, wordt een stijging van het aantal infosessies verwacht. Deze rustigere periode werd bewust benut om nieuwe rekruteerders op te leiden, gezien de complexiteit van de informatie die ze moeten overbrengen.

 

Vooral mensen met interesse in een functie als soldaat of reservist hebben zich aangemeld. Er is ook veel belangstelling voor de mogelijkheden om te studeren binnen Defensie. Vanaf september, wanneer er vacatures openstaan voor profielen met een bachelor- of masterdiploma, wordt een breder publiek verwacht in een studentenstad als Leuven. Dat komt er dus zeker aan in september.

 

De voorlopige conclusie is positief. De evaluatie van het initiatief is gunstig. Het project heeft nog groeimarge, maar de locatie is uitstekend. Het is de bedoeling om het informatiecentrum in Leuven zeker een jaar te behouden.

 

Er wordt overwogen om het aantal openingsdagen op termijn uit te breiden, afhankelijk van de beschikbare personeelscapaciteit. Helaas kan het huidige pand niet behouden blijven na 2026, aangezien de eigenaar – Het Depot, bekend als de beste fuifzaal ter wereld – andere plannen heeft met de ruimte. Daarom wordt er gezocht naar een nieuwe locatie in Leuven.

 

Deze initiatieven passen binnen de strategie van maximale zichtbaarheid. Het is niet de bedoeling om methodes met elkaar te vergelijken, maar om het aantal contactkanalen te vergroten. Defensie zal deze aanpak in 2026 voortzetten, met nieuwe pop-upstores op locaties en tijdstippen die bepaald worden op basis van de beschikbare kansen.

 

Chers collègues, c'est un succès. S'il y a des idées pour les pop-up stores chez vous. Donnez-en moi beaucoup.

 

09.04  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, je tiens à vous remercier pour vos réponses claires, et pour tous ces chiffres. Je vous félicite, ainsi que vos services, pour cette chouette initiative qui vise la proximité et l'accessibilité du recrutement pour les jeunes et pour des publics plu larges. Je vous félicite pour ces excellents chiffres. Je vous encourage à continuer de la sorte et je ne manquerai pas, vu que avez tendu une perche, de vous proposer des sites, notamment dans la région de Charleroi. Nous avons aussi un quartier de la Défense en préparation. Merci.

 

09.05  Darya Safai (N-VA): Bedankt voor uw antwoorden, mijnheer de minister. Het is een zeer goed initiatief, omdat we zo heel veel jonge mensen kunnen bereiken. Veel succes ermee!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De fysieke klachten bij F-35-piloten" (56005403C)

- Axel Weydts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De fysiekegezondheidsklachten bij F-35-piloten" (56005572C)

10 Questions jointes de

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les plaintes physiques chez les pilotes de F-35" (56005403C)

- Axel Weydts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les problèmes de santé physique éprouvés par les pilotes des F-35" (56005572C)

 

10.01  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, de Nederlandse luchtmacht heeft een studie uitgevoerd bij gevechtspiloten. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft van de piloten kampt met rugklachten en ongeveer de helft met nekklachten. Die percentages liggen aanzienlijk hoger dan bij de F-16-piloten. Nochtans zijn F-35-piloten overwegend jonge militairen met minder vlieguren op de teller. De klachten worden vooral gelinkt aan de hoek van de zetel, het gewicht en de samenstelling van de uitrusting en bepaalde manoeuvres.

 

De gevolgen zijn niet min, want de gevechtspiloten geven aan dat hun prestaties dalen, dat de vliegveiligheid mogelijk in het gedrang komt en dat sommigen zelfs vluchten moeten annuleren of ziekteverlof moeten nemen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat dit structureel kan wegen op de operationele inzetbaarheid van de Nederlandse luchtmacht.  Intussen zijn de eerste F-35's al in ontvangst genomen en worden de eerste piloten opgeleid in de Verenigde Staten. Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Bent u op de hoogte van die Nederlandse bevindingen? Hebt u hierover al klachten ontvangen van onze piloten die momenteel worden opgeleid in de Verenigde Staten? Wordt binnen Defensie momenteel onderzoek verricht of gepland naar de fysieke belasting en eventuele ergonomische risico's voor onze Belgische F-35-piloten? Zijn er nu al maatregelen voorzien of gepland om preventief in te grijpen, bijvoorbeeld via aangepaste trainingsschema’s, medische opvolging of ergonomische bijsturingen?

 

10.02  Axel Weydts (Vooruit): Recente studies, waaronder een Nederlandse bevraging onder gevechtspiloten, tonen aan dat 46% van de F-35-piloten regelmatig kampt met rugklachten, en 51% met nekklachten. Deze percentages liggen aanzienlijk hoger dan bij F-16-piloten. De klachten worden toegeschreven aan factoren zoals de ergonomie van de cockpit, de zithoek van 18°, het gewicht van de uitrusting en het uitvoeren van specifieke manoeuvres zoals het ‘check six’-manoeuvre.

 

Daarnaast blijkt uit gegevens van de Nederlandse 'Onafhankelijke Defensiebond' dat deze fysieke klachten niet alleen het welzijn van de piloten aantasten, maar ook een negatieve impact hebben op hun vliegprestaties en zelfs de vliegveiligheid in gevaar kunnen brengen.

 

Mijn vragen aan u zijn als volgt:

Bent u op de hoogte van deze gezondheidsklachten bij F-35-piloten, en zijn er vergelijkbare klachten gemeld door onze piloten die momenteel trainen met de F-35 in de VS?

Welke maatregelen heeft Defensie genomen of plant zij te nemen om deze ergonomische problemen aan te pakken?

Is er binnen Defensie een systematisch monitoringsysteem opgezet om de fysieke gezondheid van piloten te volgen, en worden er preventieve acties ondernomen om dergelijke klachten te verminderen?

 

10.03 Minister Theo Francken: Collega’s, uit ervaring in onze buurlanden blijkt dat de instelhoek van de F-35-cockpitstoel vergelijkbaar is met die van legacysystemen zoals de Eurofighter, Rafale, Mirage, Gripen of Alpha Jet. De aard van rug- en nekklachten komt grotendeels overeen met wat men ook bij deze toestellen ziet. Tot op heden zijn er vanuit Luke Air Force Base in de Verenigde Staten nog geen specifieke nek- of rugproblemen gemeld in verband met het vliegen met de F-35-toestellen. Dit wordt evenwel blijvend en nauwgezet opgevolgd, zodat indien nodig kan worden ingegrepen.

 

Het is belangrijk op te merken dat dergelijke klachten ook voorkomen bij F-16-piloten, vooral tijdens lange vluchten met nachtzichtapparatuur, wat een extra belasting van de wervelkolom betekent. Om die reden worden piloten aangemoedigd wervelkolomversterkende oefeningen te doen onder begeleiding van een kinesitherapeut gespecialiseerd in deze problematiek. Deze aanbeveling blijven we ook voor de F-35 onverminderd ondersteunen.

 

België heeft reeds in 2016 het Aircrew Performance Enhancement Program (APEP) opgestart voor leerlingpiloten in Beauvechain. Een centraal onderdeel daarvan is het programma Fit for Pilot, dat mikt op preventie van nek- en rugproblemen, via gerichte kracht- en stabilisatietraining, het goed hydrateren van het lichaam met water en het werken aan mentale veerkracht en herstel. Sinds 2021 kunnen de F-16-piloten van Kleine-Brogel en Florennes vrijwillig instappen in dit APEP. Hetzelfde programma zal worden aangeboden aan de toekomstige F-35-piloten.

 

In 2025 werd bovendien een PhD-project ingediend om Fit for Pilot verder wetenschappelijk te optimaliseren, met daarbij ook aandacht voor de specifieke belasting die gepaard gaat met het vliegen van de F-35. We zijn er dus volop mee bezig. Voorlopig zijn er geen klachten gemeld, maar er bestaan programma’s om klachten te voorkomen en maximaal te ondervangen.

 

10.04  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, in bier zit ook zeer veel water, maar dat terzijde.

 

Het is goed dat er nog geen meldingen zijn bij onze piloten, maar de cijfers in Nederland liegen niet. We moeten dit goed opvolgen. Ik had nog niet gehoord van het programma Fit for Pilot, maar misschien kunnen wij zo Nederland iets leren, misschien hebben zij het nog niet. Op die manier kunnen we dan ook eens iets terugdoen, want we pikken vaak ideeën van de Nederlanders. Misschien kunnen zij dit idee voor hun piloten overnemen.

 

10.05  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik heb er zelf geen ervaring mee, maar het schijnt dat bij het verbruik van te veel alcohol en een kater de dag nadien 100 % zuurstof in de F-16 of de F-35 blijkbaar helpt tegen een kater, maar dat is een gerucht dat ik niet kan bevestigen.

 

Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat het heel belangrijk is dat dit verder wordt opgevolgd, in de eerste plaats natuurlijk voor het welzijn van onze piloten zelf, maar uiteraard ook voor hun vliegprestaties en dus ook onze capaciteit op dat vlak. Het is goed dat dit wordt opgevolgd, dat men daarop toeziet en dat men preventieve maatregelen neemt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Question de Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le partenariat avec la France pour la production de munitions" (56005486C)

11 Vraag van Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het partnerschap met Frankrijk voor de productie van munitie" (56005486C)

 

11.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, faute de réponse à ma question écrite dans les délais impartis, je me permets de vous la soumettre en question orale.

 

En mai 2024, une lettre d'intention a été signée entre notre pays et la France pour l'établissement d'un partenariat stratégique prévoyant la création en France d'une ligne de production de munitions de petit calibre avec l'aide de la FN Browning ainsi que l'achat direct de munitions auprès de la société belge. Cependant, la presse française s'est faite l'écho de l'information selon laquelle le Ministère français des Armées aurait changé d'avis quant à la relance d'une filière de petite munition et souhaiterait désormais passer par un appel d'offres et non plus via le partenariat noué.

 

1. Pouvez-vous donner les informations en votre possession quant aux intentions de la France concernant ce partenariat et l'appel d'offres lancé?

2. Avez-vous déjà eu un échange à ce sujet avec votre collègue français ou un contact a-t-il été pris par les administrations de nos deux pays?

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

11.02  Theo Francken, ministre: En 2022, la Défense belge a élaboré l'idée d'un partenariat multinational avec la FN Herstal pour la fourniture d'armements de petit calibre et de munitions associées. Nos pays partenaires, y compris la France, ont été invités à y participer. Le contrat 23-SP-001 entre la Défense belge et la FN Herstal a été signé le 28 juin 2024.

 

Le 24 avril 2023, la France a répondu officiellement par une proposition de collaboration par le biais d'un accord à déterminer ultérieurement. Cette réponse a conduit à la signature, en 2024, d'une lettre d'intention entre la ministre Dedonder et son homologue français, le ministre Lecornu, confirmant l'intérêt français pour une collaboration industrielle dans le domaine des armes de petit calibre et de munitions dans le but de développer les capacités de défense industrielles des deux pays afin d'assurer une souveraineté de livraison renforcée. Les modalités de mise en œuvre devaient encore être précisées.

 

Le mois dernier, la France a lancé une compétition ouverte pour la réalisation d'une capacité de production souveraine pour la munition de petit calibre en France. Cette initiative n'est pas en contradiction avec la lettre d'intention signée le 21 mai 2024. La France laissant une porte ouverte à la fabrication de pièces en dehors de la France, la FN Herstal est très bien placée pour participer avec succès à cette compétition.

 

Nous comprenons néanmoins le mécontentement en raison de cette occasion manquée. Nous continuons à œuvrer en faveur de l'élargissement de notre partenariat actuel avec la FN Herstal, par l'implication de nouveaux pays qui reconnaissent la valeur ajoutée d'une production conjointe dans l'un des secteurs où notre pays excelle. Je ne manquerai pas de réaffirmer ce message dans mes échanges avec la France. J'en ai d'ailleurs discuté avec M. Lecornu et j'ai bon espoir à ce sujet.

 

11.03  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces précisions qui sont rassurantes, mais vous parlez quand même d' "espoir". Le dialogue avec la France et, en l'occurrence, avec M. Lecornu, doit être maintenu et poursuivi. Comme vous l'avez dit vous-même lors de vos récentes visites en France, notamment à l'occasion du Salon du Bourget, les partenariats avec la France, mais également avec d'autres partenaires européens, sont essentiels pour nos capacités de défense, mais le sont également en matière de production dans notre pays.

 

Ici, je parlais de la FN Herstal, mais il est clair que toutes les entreprises belges – flamandes, wallonnes et bruxelloises, le cas échéant – qui sont spécialisées dans tout ce qui concerne la défense doivent être traitées avec beaucoup d'intérêt. En tout cas, je suis convaincu que vous y réserverez toute l'importance requise. Je vous remercie. 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

-  Kristien Verbelen aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De Belgische fregatten" (56005494C)

-Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De capaciteitsproblemen bij de Belgische marine" (56005504C)

- Axel Weydts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het capaciteitstekort van de fregattenvloot" (56005598C)

12 Questions jointes de

- Kristien Verbelen à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les frégates belges" (56005494C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les problèmes de capacité au sein de la marine belge" (56005504C)

- Axel Weydts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le déficit de capacité de la flotte de frégates" (56005598C)

 

12.01  Kristien Verbelen (VB): De uitspraken van admiraal Botman maken helder dat onze Marine potentieel op een capaciteitsvacuüm afstevent. België riskeert binnenkort een volledig jaar zonder operationeel fregat te zitten, terwijl we met vitale havens, energie-infrastructuur en scheepvaartroutes in de Noordzee bijzonder kwetsbaar zijn voor die hybride dreigingen.

 

Zoals de admiraal aangeeft, zijn fregatten het hart van onze maritieme slagkracht. Toch blijkt dat het contract voor dat derde fregat, dat in het regeerakkoord is aangekondigd, nog niet helemaal concreet is, terwijl één schip in groot onderhoud zit en het andere zijn levensduur overschrijdt.

 

Hoever staat het contract voor dat derde fregat en wanneer zal dat definitief zijn afgerond?

 

Acht u het verantwoord dat we als NAVO-lidstaat tijdelijk geen fregat operationeel zouden hebben, met alle gevolgen voor onze energiebevoorrading, handelsroutes en internationale geloofwaardigheid?

 

Met welke concrete, onmiddellijke maatregelen zult u deze leemte opvangen, zoals versnelde onderhoudsplannen, leasing, samenwerking met buurlanden of andere?

 

Kunt u garanderen dat ons land de komende jaren niet opnieuw in zo’n strategisch vacuüm belandt?

 

12.02  Kjell Vander Elst (Open Vld): We hebben het vaak over het feit dat Rusland niet zo snel met tanks op de Grote Markt van Brussel zal staan. Twee andere bedreigingen zijn echter al wel actueel in ons land. Naast de cyberdreiging uit Rusland gaat het om de dreiging in onze Noordzee en in onze wateren. Als ik dan in een artikel lees dat de Belgische Marine binnenkort een jaar lang geen enkel fregat beschikbaar dreigt te hebben, maak ik mij daar zorgen over, zeker voor de kwetsbaarheid van onze nationale verdediging, met name in onze wateren en dan niet alleen voor onze kust, maar in de volledige Noordzee en zelfs richting de Oostzee. De huidige fregatten zijn veertig jaar oud en hun vervanging laat nog enkele jaren op zich wachten.

 

Ik heb daarover een aantal concrete vragen.

 

Kunt u bevestigen of het risico reëel is? Voor welk jaar zou het dan zijn dat wij zonder fregat moeten opereren? Welke maatregelen treft u op korte termijn om de capaciteitskloof enigszins op te vangen?

 

Wij hebben het daarnet gehad over de Belgica. Ik weet dat dat geen vervanger is voor een fregat, maar misschien kan dat schip wel een aantal taken overnemen op de Noordzee, zoals patrouilletaken.

 

Wanneer zult u overgaan tot de aankoop van een derde fregat? Ik weet dat dat nog niet officieel is beslist. Zal dat echter een van de prioriteiten zijn in uw strategische visie? Zal dat dus een van de eerste aankopen zijn die u doet?

 

Plant u eventueel ook alternatieve inzetmogelijkheden, bijvoorbeeld via samenwerking met buurlanden als Nederland, om de lacune op te vangen, mocht ze er dreigen aan te komen?

 

12.03  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens sommigen in de commissie voor Landsverdediging is een derde fregat absoluut niet noodzakelijk, gezien onze kustlijn van slechts 67 kilometer. Dat bewijst eigenlijk gewoon dat de persoon in kwestie niets afweet van onze marinecapaciteiten en van de opdrachten die onze marine uitvoert.

 

De uitspraken van admiraal Botman, commandant van onze Marine, hebben pijnlijk aangetoond dat drie fregatten een minimum zijn om te allen tijde één fregat ter beschikking te hebben. Ik heb dan ook dezelfde vragen als de andere vraagstellers.

 

Kunnen wij remediëren aan de dreigende capaciteitskloof die zich aandient via samenwerking met Nederland of door de inzet van andere schepen, zeker met het oog op de bewaking van onze kritieke infrastructuur in de Noordzee?

 

Kunt u al iets meer vertellen over de eventuele aankoop van een derde fregat? Is daar al iets concreets over te melden?

 

Ik weet uiteraard dat de strategische visie nog niet is afgerond, maar in de communicatie die wij daarover reeds ontvingen, staat die aankoop wel degelijk vermeld. Ik ben trouwens ook heel tevreden dat wij niet alleen een derde fregat zullen aankopen, maar ook een logistiek steunschip. Dat is heel erg verstandig.

 

12.04 Minister Theo Francken: Collega's, het onderhoud van de fregatten, die dateren van de jaren negentig, vergt steeds meer middelen en tijd. Daardoor ontstaat het risico op een tijdelijke vermindering van de inzetbaarheid. Een situatie waarbij beide fregatten gelijktijdig buiten dienst zijn – bijvoorbeeld ten gevolge van overlappend groot onderhoud of onvoorziene technische beperkingen – kan zich in theorie dus voordoen. De Marine werkt momenteel intensief aan operationele mitigatiemaatregelen. Die omvatten een zo doordacht mogelijke planning van de inzetbare capaciteit, met bijzondere aandacht voor de verplichtingen in NAVO-verband en de bescherming van de nationale belangen.

 

Daarnaast wordt samengewerkt met bondgenoten om bepaalde taken tijdelijk op te vangen, onder meer via gezamenlijke patrouilles en trainingen. Ook wordt overwogen om alternatieve middelen, zoals patrouilleschepen en drones, in te zetten om onze maritieme aanwezigheid te verzekeren. De aankoop van twee nieuwe fregatten werd reeds bekrachtigd. Die fregatten worden samen met Nederland ontwikkeld en zullen vanaf 2030 worden geleverd. De aankoop van een derde fregat is voorzien in het regeerakkoord en opgenomen in de strategische visie – een visie waarover weliswaar een akkoord bestaat, maar die nog niet volledig is uitgewerkt.

 

Een derde fregat kan worden geïntegreerd in het bestaande bouwprogramma, waardoor indienststelling rond 2033 haalbaar blijft. Defensie heeft herhaaldelijk het strategisch belang en de noodzaak van een derde fregat benadrukt. Zo wordt niet alleen een capaciteitsvacuüm vermeden, maar wordt ook onze geloofwaardige aanwezigheid binnen de NAVO verzekerd, evenals de verdediging van maritieme infrastructuur, waaronder de toegang tot de havens van Antwerpen en Zeebrugge.

 

België is en blijft een loyale partner binnen de NAVO. Zo voerde de Belgische Marine dit jaar nog het bevel over de NAVO-ontmijningseskader SNMCMG1, met inzet in de Baltische Zee. België is bovendien een maritieme natie. Om onze nationale en internationale engagementen te kunnen nakomen, blijft de Marine een essentieel onderdeel van onze defensie-inspanning. Het is onze verantwoordelijkheid om zowel de huidige paraatheid als de toekomstige slagkracht ervan te verzekeren.

 

12.05  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, ik hoor uw engagement, dat ook broodnodig zal zijn. Het gaat immers over de veiligheid van ons grondgebied en de bescherming van onze vitale infrastructuur in de Noordzee, de havens, gasterminals en pijpleidingen.

 

Zonder voldoende schepen en middelen worden wij onnodig blootgesteld aan risico's, dus ik hoop dat er niet alleen op lange termijn structureel wordt versterkt, maar dat er ook op korte termijn concrete maatregelen worden genomen om onze kritieke infrastructuur maximaal te beschermen.

 

12.06  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb goed begrepen dat u aan alternatieve inzet denkt als we tijdelijk geen fregat ter beschikking zouden hebben. Dat is goed. Ook op lange termijn is dat derde fregat broodnodig en dat stond ook in het regeerakkoord. Dat aspect van het regeerakkoord is ook iets dat onze fractie zal steunen.

 

Dit is een capaciteitsprobleem waar we niet licht over mogen gaan. Er ligt bijzonder veel kritische infrastructuur in de Noordzee, zoals data- en energiekabels. We moeten hier heel omzichtig mee omspringen, de oproep van de admiraal zeker ernstig nemen en ervoor zorgen dat, wanneer beide fregatten in onderhoud zouden zijn of aan de kade zouden liggen, we meteen kunnen schakelen en voor alternatieven kunnen zorgen.

 

12.07  Axel Weydts (Vooruit): Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Questions jointes de

- Charlotte Deborsu à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le retrait d'hélicoptères NH90" (56005542C)

- Anthony Dufrane à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La gestion de la flotte d'hélicoptères NH90" (56006162C)

- Peter Buysrogge à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La mise hors service des NH90" (56006793C)

13 Samengevoegde vragen van

- Charlotte Deborsu aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De buitendienststelling van een aantal NH90-helikopters" (56005542C)

- Anthony Dufrane aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het beheer van de NH90-helikoptervloot" (56006162C)

- Peter Buysrogge aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De uitfasering van NH90's" (56006793C)

 

13.01  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, il était annoncé que 4 des 8 hélicoptères NH90, ceux destinés au transport tactique (TTH) allaient être mis à l'arrêt pour le mois de septembre. Or, la signature, au Salon du Bourget, d'un contrat logistique et de maintenance de ces derniers en partenariat avec la France et l'Allemagne, soulève un certain nombre de questions sur la stratégie actuelle de gestion de cette flotte.

 

Ce nouvel accord logistique mutualisé sur cinq ans renouvelable s'inscrit dans une volonté d'optimisation européenne de la chaîne d'approvisionnement et de soutien technique, mais il intervient alors même que ces appareils étaient considérés comme trop coûteux et peu utilisés par nos forces armées après seulement 10 ans de service.

 

Il est légitime de se demander si cette décision est pertinente. En effet, dans un contexte de modernisation capacitaire important, avec notamment l'acquisition de 15 nouveaux H145M d'Airbus en 2027, la question d'un double usage ou d'une flotte surdimensionnée interpelle. Même si cela permet de faire des investissements dans le cadre de la Défense comme demandé par l'OTAN.

 

Monsieur le ministre, la signature de ce contrat signifie-t-elle un changement d'orientation dans la stratégie de retrait des NH90 TTH? Ces hélicoptères seront-ils remis en activité, modernisés, ou simplement entretenus en vue d'une revente? Autrement dit, quels sont les objectifs opérationnels de la Belgique dans ce contrat européen? La Défense prévoit-elle de réintégrer pleinement ces appareils dans les plans de déploiement ou de formation? Quel est le coût estimé de ce contrat pour la Belgique, et quelles économies ou gains d'efficacité sont attendus via cette mutualisation avec la France et l'Allemagne? Quelle est la perspective d'évolution de cette flotte dans le cadre plus large de la stratégie aérienne de la Défense belge à l'horizon 2030–2040, et comment ce contrat s'intègre-t-il dans cette vision?

Ces hélicoptères seront-ils dédiés à des missions différentes que les H145M ou pourront-ils être utilisés conjointement? Quid des coûts liés à l'entretien et à la formation des techniciens et des pilotes sur deux types d'hélicoptères différents?

 

13.02  Peter Buysrogge (N-VA): Defensie maakt op dit moment gebruik van de NH90 maar een uitfasering wordt al een tijd in berichtgeving gesuggereerd. Noorwegen en Australië hebben al belist om hun toestellen vroegtijdig uit te faseren. De NH90 TTH werd gebouwd door NHIndustries, werd in 2012 aan de Belgische vloot toegevoegd. Zij moesten om te voorzien in tactisch luchttransport – denk aan het snel verplaatsen van troepen, materieel en medische evacuaties en moest de welbekende SeaKing helicopter vervangen. Graag vraag ik de status op van dit dossier.

 

Mijn vragen voor de minister:

 

Wat is de huidige status van de vloot NH90?

Hoe evalueert u de afgelopen inzet en onderhoudskosten van de NH90?

Er wordt aangenomen dat ter vervanging Airbus H145M-helikopters worden voorzien. Kan u dit bevestigen?

 

13.03  Theo Francken, ministre: Cher collègue, le plan STAR prévoyait le remplacement des hélicoptères A109 et des NH90 Tactical Transport Helicopter (TTH) par les Light Utility Helicopter (LUH). Étant donné que les Light Utility Helicopter seront livrés en 2026 et que la conversion des pilotes et du personnel technique débutera en septembre 2025, les opérations des NH90 TTH prendront fin à partir de septembre 2025.

 

La principale limite rencontrée avec la version TTH du NH90 réside dans le nombre restreint d'appareils ainsi que dans l'absence de certains systèmes de mission essentiels, permettant une pleine capacité opérationnelle. De plus, la disponibilité est insuffisante et le coût est élevé. Ces leçons importantes ont été pleinement prises en compte dans le cadre de l'achat d'une capacité Light Utility Helicopter. Un nombre suffisant d'appareils a été commandé.

 

Chacun est équipé de kits de mission complets afin de disposer d'une capacité robuste et pleinement autonome. L'état-major de la Défense regarde principalement les pays partenaires pour reprendre ce patrimoine à terme. Les premières discussions sont encore à un stade exploratoire afin d'examiner les modalités d'une telle intégration et il est donc prématuré de communiquer davantage à ce sujet à ce stade. Il est également trop tôt pour chiffrer un coût global d'une mise hors service anticipée des NH90 TTH, d'autant plus que l'option d'intégration au sein d'un partenaire OTAN modifierait fondamentalement le scénario de retrait. Le coût lié aux futurs H145M, Light Utility Helicopter, n'est pas encore définitivement arrêté. Plusieurs contrats clés, dont notamment le contrat de maintenance, sont encore en cours de négociations.

 

Le contrat logistique, récemment signé lors du salon du Bourget, ne constitue dès lors pas une réorientation stratégique du retrait des NH90 TTH mais bien le remplacement d'un contrat de maintenance existant. Il s'agit d'un accord multinational d'une durée de cinq ans auquel la Belgique a adhéré en tant late joiner à partir de la quatrième année.

 

Voor ons land is het contract met terugwerkende kracht in werking getreden vanaf 1 april 2025 en loopt het af in april 2027. Het nieuwe contractuele kader heeft betrekking op de twee Belgische versies van de NH90, de fregathelikopters en de tactische transporthelikopters en zorgt voor de minimale logistieke en technische ondersteuning die nodig is voor de NH90. Meer in het bijzonder met betrekking tot de NH90 tactische transporthelikopter of TTH garandeert dit contractuele kader het onderhoud, totdat ze uiteindelijk worden overgenomen door een andere gebruiker.

 

Par ailleurs, il est important de souligner que les quatre hélicoptères NH90 NATO Frigate Helicopter (NFH) resteront pleinement opérationnels. Leur emploi demeure essentiel pour les missions maritimes et les opérations de recherche et sauvetage.

 

Geschat wordt dat de toetreding van België tot dit contract het mogelijk zal maken om in 2025 een besparing van ongeveer 2 miljoen euro te realiseren.

 

Ik denk dat u het nog niet weet, maar in september wordt een TTH uit gebruik genomen. Er zijn er vier in totaal. De NH90 bestaat uit twee types: de NFH en de TTH. De TTH wordt dus uit gebruik genomen in september. De NFH blijft wel vliegen, onder meer vanaf de fregatten en voor search and rescue.

 

De nieuwe light utility helicopters, de H145M, worden normaal gezien volgend jaar geleverd. De piloten zullen daarvoor worden omgeschoold.

 

De NH90 TTH is geen groot succesverhaal gebleken. Dat is algemeen geweten. We hebben daar veel problemen mee gehad: hoge kosten, meer herstellingen dan voorzien, lange wachttijden voor wisselstukken enzovoort. Het was niet de beste aankoop, al gaat het natuurlijk ook over een Europees programma. Ik zal zwijgen.

 

13.04  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour toutes vos réponses, même si vous ne disposez pas encore de tous les éléments. Je ne manquerai pas de vous réinterroger sur le sujet dans les mois à venir. Je note la création de partenariats avec d’autres pays. Je suis certain que nous continuerons à travailler à la question de ces hélicoptères et qu’un repreneur sera trouvé au terme du contrat de coopération. 

 

13.05  Peter Buysrogge (N-VA): Het is inderdaad zo dat het hele NH90-verhaal al een hele tijd aansleept. We weten dat dat een probleem is. De onderhoudskosten en verbruikskosten zijn bijzonder duur. Daarnaast zijn er ook een aantal technische mankementen in het recente verleden opgedoken. Het is dus geen positief verhaal, maar ik denk dat het wel van belang is om nu vooruit te kijken.

 

Ik denk dat de oplossing die u hier vandaag voorstelt, namelijk het uit dienst nemen van het TTH-model vanaf september, de enig logische is. Ik hoop dat Defensie lessen trekt uit deze procedures en dat de volgende aankopen gunstiger en efficiënter zullen zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Questions jointes de

- Stéphane Lasseaux à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le nouveau quartier de la Défense à Charleroi et la pollution présumée du terrain" (56005544C)

- Anthony Dufrane à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le projet de Quartier militaire du Futur à Charleroi" (56006050C)

- Hugues Bayet à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le quartier du futur à Charleroi" (56006644C)

14 Samengevoegde vragen van

- Stéphane Lasseaux aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het nieuwe kwartier van Defensie in Charleroi en de vermeende vervuiling van het terrein" (56005544C)

- Anthony Dufrane aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De plannen voor het militaire Kwartier van de Toekomst in Charleroi" (56006050C)

- Hugues Bayet aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het kwartier van de toekomst in Charleroi" (56006644C)

 

14.01  Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Monsieur le ministre, j'aimerais attirer votre attention sur le projet de construction d'une nouvelle caserne à Charleroi qui, selon certaines sources, serait implanté sur un ancien site industriel désaffecté. Ces mêmes sources annoncent qu’un des éléments qui a participé au choix de ce site serait, outre une meilleure mobilité pour l’avenir, un niveau de pollution présumé plus faible, ce qui permettrait une implantation plus rapide.

 

Le projet a pour objectifs de permettre à la Défense d’assurer une meilleure couverture stratégique, d’accroitre son attractivité, et de permettre aux 1 000 militaires attendus sur le site de travailler plus près de leur domicile. Mais le prix à payer serait-il un risque pour la santé de ces citoyens qui donnent leur vie pour notre sécurité, compte tenu d’une éventuelle pollution?

 

Monsieur le ministre, étant donné les préoccupations légitimes concernant la pollution potentielle de ce terrain, pourriez-vous me préciser de quel site il s’agit exactement? Avez-vous des informations sur l'état de ce site? Est-il sain ou présente-t-il des signes de pollution? Si ce site est effectivement pollué, avez-vous prévu de procéder à des tests pour évaluer l'ampleur de cette pollution? Dans le cas où des mesures de dépollution seraient nécessaires, avez-vous une estimation des coûts supplémentaires que cela pourrait engendrer? Enfin, pourriez-vous me donner le calendrier prévu pour la réalisation de ces travaux et me confirmer que ces opérations ne retarderont pas le projet en raison d’une éventuelle dépollution?

 

14.02  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, le lancement du projet de quartier militaire à Charleroi, avec un investissement annoncé de plus de 550 millions d'euros, s'inscrit dans une dynamique de modernisation ambitieuse des infrastructures de la Défense. La reconversion des friches industrielles en un quartier flambant neuf répond au besoin de modernisation du patrimoine immobilier de la Défense.

 

Ce projet vise à accueillir 1 500 emplois directs, dont une composante cyber, et doit intégrer à la fois des infrastructures d'entraînement, de soins, de maintenance, d'hébergement et même une crèche. Ce chantier d'envergure représente un levier potentiel de développement pour la région carolo, tant en matière d'emploi que de dynamisme économique.

 

Comme évoqué dans l'accord de gouvernement, et pour répondre aux attentes de l'OTAN, ces investissements vont accroître la partie liée à la Défense dans le PIB. Ils répondent aussi aux objectifs d'augmentation des effectifs militaires et de rattrapage en matière d'infrastructure, tels que définis dans votre feuille de route.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous détailler les étapes et le calendrier prévu pour la mise en œuvre du projet DBM à Charleroi et les garanties en matière de délais et de transparence dans la passation des marchés publics?

 

Quelles dispositions concrètes sont-elles prévues pour favoriser l'implication des entreprises wallonnes, et en particulier carolos, dans les différentes phases du chantier (construction, équipement, services)?

 

Le cahier des charges intègre-t-il des critères en matière de durabilité environnementale, d'efficacité énergétique et de qualité de vie pour les personnels militaires et civils logés sur place? Ce projet intègre-t-il une infrastructure médicale de première ligne?

 

Comment ce projet pilote servira-t-il de modèle pour les autres casernes en mutation, notamment en matière de reconversion de friches industrielles? Autrement dit, quelles parties des investissements nécessaires pour atteindre les 5 % du PIB seront-ils alloués au patrimoine immobilier de la Défense?

 

Le président: Monsieur Bayet, je suis content de vous voir!

 

14.03  Hugues Bayet (PS): J'allais le dire, monsieur le président! Je suis très heureux de vous retrouver dans cette commission, ainsi que M. le ministre, qui en a été membre également, mais qui a bénéficié d'une solide promotion! (Rires)

 

Monsieur le ministre, comme cela a été dit, il s'agit d'un projet qui avait été développé sous la précédente législature. Vous étiez alors membre de la commission de la Défense. L'objectif est de permettre le redéploiement de la Défense à travers le pays, au moyen de ce que l'on appelle les "Quartiers du Futur": un en Flandre et un en Wallonie.

 

Voici quelques semaines, nous avons appris que celui de Charleroi avançait à grand pas, en bonne collaboration avec les autorités communales. Il s'étalera sur 27 hectares. Ceux-ci pourront s'ouvrir dès 2027 dans une zone désaffectée.

 

L'avis de marché vient d'être publié. Je pense que l'objectif de la Défense est d'aller aller un peu plus loin et de créer un lieu ouvert sur la ville en y intégrant des espaces dédiés au sport et à la santé, mais tout en concluant également des partenariats avec des entreprises spécialisées dans la technologie ou la cybersécurité. Des zones seront ouvertes aux activités civiles, tandis que d'autres, réservées à la Défense, seront évidemment fermées.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous faire le point sur l'avancée de ce projet de Quartier du Futur à Charleroi, tant en termes d'agenda que de budget? Pour quand l'ouverture est-elle prévue? Quels sont vos objectifs avec ce quartier, notamment afin de répondre aux objectifs ambitieux de la Défense en matière de recrutements? Sait-on déjà combien de militaires et de civils pourront y loger?

 

La Défense cherche, m'a-t-on dit, à nouer des partenariats avec plusieurs infrastructures externes – par exemple, pour l'entraînement de nos militaires – et des acteurs locaux. Où en est cette partie du projet? Des collaborations sont-elles déjà nouées?

 

14.04  Theo Francken, ministre: Chers collègues, le Quartier du Futur-Sud sera réalisé sur un site situé à la porte ouest de Charleroi, autrefois partiellement exploité par Duferco Wallonie. Ce site présente une pollution de sol, et le processus global d'assainissement est réalisé conformément au décret de la Région wallonne relatif à la gestion et à l'assainissement des sols.

 

La Défense n'intervient pas dans ce processus mais est néanmoins tenue informée de son déroulement. La dépollution relève de la responsabilité du vendeur, de sorte qu'il n'est pas prévu de faire intervenir le budget de la Défense dans ce processus. Actuellement, la Défense prépare le marché public pour l'étude et la réalisation des travaux de ce Quartier du Futur.

 

Selon le calendrier actuel, l'attribution de ce marché public est prévue en 2027, le début des travaux en 2028 et leur achèvement en 2032, avec une ouverture progressive du quartier par l'arrivée de premiers éléments à partir de 2030. En fonction de l'évolution de l'exécution du projet, des ajustements éventuels seront envisagés. Ce marché sera attribué conformément à la législation en vigueur relative aux marchés publics. Le projet respecte la réglementation sur la performance énergétique des bâtiments et les référentiels GRO.

 

Actuellement, la Défense ne prévoit pas de nouveaux quartiers basés sur la reconversion d'une friche industrielle.

 

Sur le plan budgétaire, la Défense veillera à maîtriser au mieux les coûts non compris dans l'estimation actuelle, tels que les éventuels coûts imprévus qui pourraient survenir en cours de réalisation, ainsi que le coût des terrains pour les zones d'entraînement qui devront être achetés séparément.

 

Le concept du Quartier du Futur dépasse le cadre d’une simple modernisation d'infrastructures ou de la seule implémentation d’équipements à vocation non militaire sur le site. Il constitue une approche globale et intégrée, pensée pour répondre aux défis contemporains de la Défense en matière de recrutement, de mobilité, d'infrastructures, de technologies ou encore d'ancrage sociétal. L’ambition est de faire de ce site un pôle d’attractivité moderne, capable d’accueillir à terme jusqu’à 1 500 personnes, civiles et militaires, dans un cadre de vie et de travail tourné vers l’avenir.

 

Au regard des infrastructures mutualisées – y compris dans le domaine médical –, des discussions sont en cours pour évaluer les possibilités de conclure des partenariats publics et privés efficaces. L’intérêt des partenaires pour collaborer avec la Défense reste bien réel.

 

Pour ma part, j’étais censé me rendre à Charleroi il y a quelques semaines dans le cadre d’une visite bilatérale. Cette visite a dû être reportée, notamment en raison d’un déplacement en France de mon colonel. J'espère pouvoir me rendre à Charleroi début septembre, afin de visiter le site concerné ainsi que plusieurs entreprises actives dans le domaine de la défense, le tout en compagnie des bourgmestres et des échevins.

 

14.05  Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les réponses apportées. Vous indiquez qu'il n'y aura pas de coûts supplémentaires de dépollution pour la Défense, puisque le propriétaire devra s'en charger. Cela me rassure qu’un terrain sain sera retrouvé, afin que les personnes qui y travailleront y soient en toute sécurité. J'entends aussi que les échéances seront respectées.

 

14.06  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, je tiens à vous remercier pour vos réponses et pour ce calendrier précis. Ce sont de bonnes nouvelles. Attribution du marché en 2027, pose de la première pierre en 2028. J'espère que nous aurons peut-être la chance d'être à vos côtés pour cette inauguration en 2028, avec les différents collègues de la commission. J’ai entendu que vous irez prochainement à Charleroi. Nous serions vraiment ravis de fêter cet événement avec vous en 2028.

 

Une caserne opérationnelle en 2032, c’est une très bonne nouvelle pour notre Région wallonne, et principalement pour la redynamisation de la région de Charleroi.

 

14.07  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Étant de Charleroi et ayant participé un peu aux différentes réunions avec la Défense, je voudrais souligner la qualité des équipes de la Défense autour de ce projet. La Ville de Charleroi, IGRETEC et les différents partenaires se sont évidemment occupés du terrain, qui sera prêt et dépollué, comme la législation le prévoit.

 

Je trouve que c'est une approche globale et intégrée qui est à l'essence même de la construction de ce projet. C'est la Défense dans la ville, pour la ville, pour ses citoyens. C'est quelque chose de nouveau qu'on doit mettre en exergue. Et j'espère que vous pourrez faire la même chose du côté de la Flandre puisqu'il y a son pendant de l'autre côté aussi.

 

Par ailleurs, je me réjouis de ce que vous venez de nous dire, notamment sur les créations de partenariats. Ce n'est pas parce que je viens de Charleroi; tout le monde sait qu'il y a un deuxième aéroport national maintenant à Charleroi depuis que Zaventem est devenu régional. Avec plus de 10 millions de passagers, et toute une série de pistes aux alentours, de terrains qui peuvent être exploités, de nombreuses entreprises aéroportuaires mais aussi en matière de défense, etc. Développer un projet qui s'intègre dans son tissu socioéconomique est essentiel. Je remercie vraiment les équipes de la Défense pour tout le travail qu'elles ont fait à ce niveau-là.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Axel Weydts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De verhuis van het bataljon 1C/1Gr naar Lombardsijde, de infrastructuur en het oefenterrein" (56005595C)

15 Question de Axel Weydts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le déménagement du bataillon 1C/1Gr à Lombardsijde, les infrastructures et le terrain d'entraînement" (56005595C)

 

15.01  Axel Weydts (Vooruit): ‘Karpatten’ is gemakkelijker uit te spreken dan '1C/1Gr', een van onze infanteriebataljons dat verhuist naar West-Vlaanderen. Dat is een goede zaak. De geografische spreiding van militaire capaciteiten is immers niet alleen strategisch positief, maar ook gunstig voor het welzijn van het personeel en voor de rekrutering.

 

Vroeger, als men als jonge gast fighter wilde worden, was men immers aangewezen op Limburg. Tenzij men als West-Vlaming zeebenen had. Dan kon men uiteraard bij de Marine terecht. Wanneer men echter, zoals ik, geen zeebenen had, werd men toegewezen aan Limburg. Bijna alle gevechtscapaciteit van onze Landmacht was namelijk in Leopoldsburg gevestigd. Het is dus goed dat er nu een geografische spreiding komt en dat er ook in West-Vlaanderen een gevechtseenheid zal worden gehuisvest.

 

Ik ken de kazerne, het kwartier van Lombardsijde, vrij goed. Ik ben er in het verleden namelijk vaak geweest. Ik ben er ook onlangs nog geweest voor een van mijn wederoproepingsdagen als reserveofficier. De staat waarin ik het kwartier heb teruggezien na een aantal jaren was echter nauwelijks veranderd. Het was nog altijd even afgeleefd als destijds. Er zal dus moeten worden geïnvesteerd in dat kwartier om het deftig te maken voor het personeel, maar ook voor de ontvangst van het nieuwe materiaal in het kader van het CaMo-project, dat ook in het kwartier van Lombardsijde zal worden gehuisvest.

 

Mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig. Zijn die plannen er al? Zijn er al concrete cijfers over de investeringen die in het kwartier van Lombardsijde zullen gebeuren?

 

Ik had ook een specifieke vraag over een oefenterrein. Het voordeel van Leopoldsburg is natuurlijk dat er een aantal geconcentreerde eenheden zitten op het plateau van Leopoldsburg en dat er ook een kamp is, het kamp van Beverlo, dat zich in de onmiddellijke nabijheid bevindt en intensief kan worden gebruikt om te oefenen. In de omgeving van Lombardsijde is zo'n oefenterrein echter niet aanwezig.

 

Misschien is Koksijde een optie, maar daarover kunt u wellicht meer toelichting geven. Waar zullen de Karpatten in de toekomst in de nabijheid van hun kwartier kunnen oefenen?

 

15.02 Minister Theo Francken: De Karpatten zitten inderdaad in Limburg, maar ook in Tielen zijn er gevechtseenheden, net als in Heverlee, waar uitstekende gevechtseenheden gevestigd zijn. Niet alles buiten West-Vlaanderen is Limburg. Het is niet zo dat men in Aalter meteen in Limburg staat en dat Limburg zich uitstrekt tot aan de Duitse grens. Zo is het gelukkig niet, of helaas, dat laat ik in het midden, het zijn in elk geval sympathieke mensen.

 

Defensie investeert volop in haar infrastructuur om het voorziene groeipad inzake personeel en capaciteiten te kunnen opvangen. Ook het kamp van Lombardsijde wordt de komende vijf jaar stelselmatig gerenoveerd en uitgebreid, ten voordele van alle eenheden van het kwartier. Specifiek voor de Karpatten werden in 2024 reeds drie administratieve gebouwen met bureauruimte en kleedkamers gerenoveerd. De renovatie van een vierde administratief gebouw is gepland voor 2026. Ook de renovatie van een logementsgebouw voor kamperende troepen is momenteel aan de gang. Defensie heeft tijdelijk containercomplexen geïnstalleerd voor logement en sanitaire behoeften en werkt samen met CDSCA om te voldoen aan de bijkomende nood aan logement.

 

De aanbesteding voor de bouw van een bijkomend logementsgebouw is gepland voor 2030. Op het vlak van logistieke infrastructuur wordt dit jaar de procedure voor een overheidsopdracht opgestart voor nieuwe infrastructuur voor het onderhoud en het stallen van de nieuwe gevechtsvoertuigen van de CaMo fase 2. De oplevering daarvan is voorzien in 2029-2030. Binnen het logistieke domein is eveneens de aanbesteding van nieuwe opslagfaciliteiten gepland tussen 2027 en 2031.

 

De bouw van een nieuw wachtlokaal zal aanvangen in september. Andere geplande investeringen betreffen een nieuwe hindernispiste en een nieuw sportcomplex, met een geplande aanbesteding in respectievelijk 2028 en 2031. Gemeenschappelijke faciliteiten zoals garages, horeca en het wapenmagazijn zijn momenteel voldoende voor de aanwezige eenheden in het kwartier. Afhankelijk van het verdere groeiplan voor het kamp van Lombardsijde, in het kader van het nieuwe kwartierplan van Defensie, is het mogelijk dat dit type infrastructuur later ook wordt uitgebreid.

 

De studie van dit nieuwe kwartierplan omvat tevens het plan voor de uitbreiding van andere militaire kwartieren en houdt rekening met de globale behoeften van Defensie voor elk van haar machten. Het definitieve plan zal ook een antwoord bieden op de bredere vraag naar beschikbaarheid van oefenterreinen zoals de mogelijkheden in Koksijde.

 

Mijnheer Weydts, voor CaMo Lombardsijde wordt de investering op 71 miljoen euro geschat tussen 2026 en 2030. De Griffon wordt in 2028 in Lombardsijde verwacht. Het cijfer is dus een inschatting, het dossier is in opmaak. Er zal dus veel geld naar Lombardsijde vloeien om het kwartier te renoveren en in orde te brengen.

 

15.03  Axel Weydts (Vooruit): Mijnheer de minister, dank u wel. Ik ben heel blij met dit antwoord. Het is goed dat er wordt geïnvesteerd, ook in West-Vlaanderen, om tal van redenen. Ik bedank u voor uw antwoord en kijk met veel ongeduld uit naar de nieuwe investeringen in het kwartier van Lombardsijde.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van Axel Weydts aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De nieuwe uniformen voor het marinepersoneel" (56005599C)

16 Question de Axel Weydts à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les nouveaux uniformes du personnel de la marine" (56005599C)

 

16.01  Axel Weydts (Vooruit): De Belgische Marine draagt momenteel een nieuw uniform – het zogenaamde "seablue" tenue – dat enkele jaren geleden werd ingevoerd als vervanging van de verouderde operationele kledij. Dit uniform is slechts een tijdelijke oplossing in afwachting van de volledige invoering van het nieuwe Nederlandse 'Defensie Operationeel Kledij Systeem (DOKS)'.

 

Kunt u toelichten:

Wanneer de Marine overschakelt op het definitieve uniform?

In welke mate het nieuwe uniform een verbetering zal zijn tav het huidige.

 

16.02 Minister Theo Francken: De fase van het operationeel testen van het nieuwe uniform is afgerond in het voorjaar van 2025. De resultaten van een testpanel, bestaande uit een representatieve groep van personeel van zowel de Belgische als de Nederlandse marine worden op het moment geanalyseerd en gebundeld door het Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO,) een onafhankelijk Nederlands onderzoeksinstituut dat onder andere gespecialiseerd is in militaire innovatie en ergonomie.

 

Op basis van de aanbevelingen zijn er nog aanpassingen aan het uniform mogelijk tijdens de zomer van 2025, nu dus. België is in het project afhankelijk van de Nederlandse defensie. Volgens de huidige planning zullen de eerste leveringen voor de Belgische marine plaatsvinden in het najaar van 2026. De uitrol van het nieuwe uniform naar het personeel zal vanaf dan beginnen en zou voltooid moeten zijn tegen eind 2026 of begin 2027.

 

Het project DOKS is naar analogie van het BDCS gebaseerd op een systeembenadering van de operationele kledij. Het betekent dat de samenstelling van de verschillende kledinglagen worden afgestemd op het operationele scenario, de klimaatomstandigheden en de dreigingen waarmee het militaire personeel, in dit geval de Belgische marine, geconfronteerd wordt. Op basis van vroegere testcampagnes werd een modulair en kwalitatief geheel ontwikkeld dat voldoet aan strenge eisen op het vlak van comfort, mobiliteit, fysiologische belasting, uniformiteit, duurzaamheid, bescherming, camouflage en andere relevante factoren.

 

Het nieuwe uniform vormt een aanzienlijke vooruitgang ten opzichte van het huidige tijdelijke seabluetenue, zowel inzake functionaliteit als inzake inzetbaarheid in verschillende operationele contexten. Het betekent onder andere dat er in de toekomst heel wat meer lagen beschikbaar zullen zijn voor het nieuwe uniform, die bescherming bieden tegen koude, wind, en regen. Uit de feedback van de deelnemers van de Belgische marine aan het testpanel dat de eerste modellen mocht uittesten in het voorjaar van 2025, kwam in het algemeen naar voren dat het nieuwe tenue als een grote verbetering werd ervaren.

 

16.03  Axel Weydts (Vooruit): Dank u, mijnheer de minister. Als het DOKS-uniform van dezelfde kwaliteit zal zijn als het BDCS-uniform, zal het zeker en vast goed zijn. Ik heb het zelf mogen ervaren. Het BDCS-tenue was een zeer grote verbetering ten opzichte van wat we vroeger kenden. Ik hoop dat ook het nieuwe uniform een steentje kan bijdragen tot het welzijn van ons personeel, net zoals fatsoenlijk materiaal en een goede uitrusting om een opdracht optimaal te kunnen uitvoeren. Dat is het minimum minimorum.

 

Ik hoop dat de verdeling even vlot verloopt als die van het BDCS. Ik hoor daar heel veel positieve zaken over. Ook de manier van bestellen met de nieuwe BEMILSHOP is fantastisch, echt een grote verbetering tegenover destijds. That is the way to go.

 

De voorzitter: Dat klopt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- Darya Safai aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het Resistance Festival in Sint-Gillis" (56005699C)

- Annick Ponthier aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het gebruik van het militaire uniform tijdens de haatperformance van Samidoun in Sint-Gillis" (56005745C)

17 Questions jointes de

- Darya Safai à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le festival Résistance à Saint-Gilles" (56005699C)

- Annick Ponthier à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le port d'un uniforme militaire lors de la mise en scène haineuse de Samidoun à Saint-Gilles" (56005745C)

 

17.01  Darya Safai (N-VA): Mijnheer de minister, over een pro-Palestijnse performance die op zondag 8 juni 2025 tijdens het Resistance Festival in Sint-Gillis in Brussel werd opgevoerd, is ophef ontstaan.

 

Het evenement stond dit jaar in het teken van het Palestijnse verzet. Op beelden die nadien op sociale media circuleerden, is de kreet from the river to the sea te horen. Dat is een omstreden leuze die oproept tot de vernietiging van de staat Israël. Het gaat om de verheerlijking van Hamas en van 7 oktober 2023, op klaarlichte dag. Het gaat om een verheerlijking van terreur en moord onder het mom van een strijd voor vrijheid. Het gaat om de verspreiding van haat, geweld en antisemitisme in het kloppende hart van Europa.

 

Een van de deelnemers aan de performance droeg een Belgische gevechtsuitrusting in een specifieke camouflageprint. Ook dat baart ons zorgen. Hoe is hij aan dat uniform gekomen? Zijn er eventuele banden met defensie? U verklaarde toen dat daarover een onderzoek geopend was. Weet u al meer over het uniform?

 

17.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, de feiten rond het jihad en terreur verheerlijkende Resistance Festival van pro-Palestijnse organisatie Samidoun in Sint-Gillis zijn intussen bekend. De demonstranten dweepten duidelijk met de islamitische terreuraanslag op 7 oktober 2023 tegen Israëlische burgers. Ze scandeerden de leuze from the river to the sea, die verwijst naar de vernietiging van de staat Israël. Dat een dergelijke betoging in onze hoofdstad kan doorgaan is wat ons betreft een schandvlek.

 

Wat ons nog het meest trof, was dat minstens één van de deelnemers een militair uniform van defensie droeg. U hebt destijds op X gereageerd dat het gebruik van symbolen van ons leger om aan terroristische propaganda te doen een ernstige grensoverschrijding is. Er zou een onderzoek aan de gang zijn om te controleren of deelnemers aan de demonstratie van Samidoun links hebben met ons leger. Een en ander zou niet zonder gevolgen blijven, stelde u.


Wat is de stand van zaken van het onderzoek? Waren militairen of ander defensiepersoneel op een of andere manier betrokken bij deze demonstratie? Zo ja, welke concrete gevolgen zult u daaraan geven? Volgt daarop slechts een tuchtsanctie of zal men overgaan tot ontslag? Welke strafrechtelijke gevolgen kan dit hebben? Als zou blijken dat militairen hier effectief bij betrokken waren, welke gevolgen heeft dat dan volgens u voor onze screeningsmechanismen en ons deradicaliseringsbeleid bij defensie?

 

17.03 Minister Theo Francken: Zoals u weet maak ik mij ernstig zorgen over Samidoun. Tot heden zijn er geen aanwijzingen dat militairen deel zouden uitmaken van de organisaties achter het Resistance Festival. Evenmin staat het vast dat het bij de camouflagekledij om uniformen van defensie zou gaan. Dergelijke kledij is immers vrij verkrijgbaar via het internet, zij het in andere modellen dan het officiële uniform van het Belgisch leger. De eventuele betrokkenheid van personeel van defensie wordt verder onderzocht.

 

Het dragen van het militaire uniform is uitvoerig geregeld in interne richtlijnen. Die bepalen dat een militair uniform steeds op een waardige en correcte wijze dient te worden gedragen. Het is bovendien ten strengste verboden om het militaire uniform te dragen bij openbare of privévergaderingen van politieke aard. Misbruiken kunnen aanleiding geven tot tucht- of zelfs strafrechtelijke sancties.

 

De ADIV onderzoekt het gedrag van personeel van defensie dat strijdig zou kunnen zijn met de normen en waarden van defensie of een gevaar kan vormen voor de uitvoering van haar opdrachten. Dat betekent dat elke vorm van extremisme moet worden nagegaan en zo nodig gesanctioneerd. Op dit moment wordt dat verder bekeken, net zoals het hele gebeuren rond Samidoun.

 

17.04  Darya Safai (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij moeten inderdaad zorgvuldig omgaan met de uniformen van onze militairen. Deze uniformen symboliseren immers het Belgisch leger. Onze militairen zorgen voor onze veiligheid en die uniformen mogen op geen enkele manier terechtkomen bij islamisten die geweld verheerlijken en terreur zaaien.

 

17.05  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U stelt dat de veiligheid te allen tijde gegarandeerd moet worden. Het spreekt voor zich dat onrechtmatig gebruik van militaire uniformen steeds vermeden moet worden. Dat is een richtlijn die wij mee onderschrijven. U zegt ook dat er geen aanwijzingen zijn dat er militairen betrokken waren bij de bewuste betoging en dat de feiten verder worden onderzocht. U hebt echter niet gezegd wanneer u de resultaten van dat onderzoek verwacht.

 

17.06 Minister Theo Francken: De komende weken.

 

17.07  Annick Ponthier (VB): Wordt vervolgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De inzet van vrachtschepen voor Russische spionage in de Noordzee" (56005750C)

18 Question de Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'utilisation de cargos en mer du Nord par les services d'espionnage russes" (56005750C)

 

18.01  Kjell Vander Elst (Open Vld): Volgens een recent bericht in Het Laatste Nieuws zouden Russische inlichtingendiensten mogelijk civiele vrachtschepen hebben ingezet om drones te lanceren voor spionageactiviteiten boven de Noordzee. Er zouden aanwijzingen zijn dat dit gebeurt in internationale wateren, met het oog op het observeren of zelfs saboteren van kritieke infrastructuur zoals windmolenparken, internetkabels en militaire installaties.

 

Gelet op het toenemende belang van de Noordzee voor onze energiebevoorrading, dataverbindingen en NAVO-operaties, en gelet op het feit dat dergelijke activiteiten een ernstige bedreiging vormen voor onze nationale veiligheid, wens ik u hierover de volgende vragen te stellen:

 

Is Defensie op de hoogte van deze praktijken en/of heeft België zelf aanwijzingen van mogelijke Russische spionage-activiteiten via vrachtschepen in of nabij de Noordzee?

Werd dit thema besproken binnen NAVO-verband of tijdens bilaterale contacten met buurlanden zoals Nederland en het Verenigd Koninkrijk? Wat was de Belgische inbreng in deze gesprekken?

Over welke middelen beschikt de Belgische Defensie momenteel om dergelijke dreigingen op zee te detecteren en te counteren? Is er bijvoorbeeld radarcapaciteit, drone-detectie of samenwerking met maritieme inlichtingendiensten?

Welke specifieke bescherming wordt geboden aan kritieke maritieme infrastructuur zoals offshore windparken, energieplatformen of datakabels op de Noordzee?

Worden er bijkomende maatregelen overwogen naar aanleiding van deze informatie?

Worden er op korte termijn oefeningen of simulaties georganiseerd om sabotage- of spionagescenario's op zee te testen, en wordt daarbij ook de civiele scheepvaart betrokken?​

 

18.02 Minister Theo Francken: Mijnheer Vander Elst, defensie beschikt momenteel niet over concrete aanwijzingen van Russische spionageactiviteiten via civiele vrachtschepen in of nabij onze territoriale wateren. De evolutie van die dreiging wordt echter zeer nauwgezet opgevolgd, in samenwerking met internationale partners en inlichtingendiensten. Dat thema wordt besproken binnen NAVO-verband en komt ook regelmatig aan bod tijdens bilaterale contacten met onze buurlanden. België levert daarin een actieve bijdrage, onder meer via informatie-uitwisseling en maritieme monitoring.

 

De marine maakt gebruik van haar standaardboordsystemen en beschikt over diverse sensoren en radarsystemen. De huidige systemen zijn echter niet specifiek ontworpen voor het detecteren van alle types drones op alle vlieghoogtes. De detectiecapaciteit is bijgevolg beperkt.

 

Daarnaast wordt informatie verzameld via samenwerking met civiele diensten en internationale partners. De bescherming van kritieke infrastructuur in België is geregeld via de wet van 1 juli 2011. Die wet legt aan eigenaars en uitbaters specifieke verplichtingen op inzake veiligheid, waaronder risicoanalyses, beveiligingsplannen en incidentpreventie. Defensie draagt bij via maritieme aanwezigheid en monitoring onder coördinatie van het Maritiem Informatiekruispunt, het u bekende MIK. De dreiging van hybride acties op zee is reëel en evoluerend. Dat vereist een continue evaluatie van de bestaande beschermingsmaatregelen. Op basis van inlichtingen en analyse en de inschatting van de dreiging kunnen bijkomende beveiligingsmaatregelen worden geactiveerd in overleg met andere bevoegde overheden.

 

Er hebben recent oefeningen en zogenoemde tabletop-oefeningen plaatsgevonden, waarin spionage en sabotage op zee werden gesimuleerd. Nieuwe oefeningen zijn in voorbereiding, onder meer in samenwerking met civiele actoren, met als doel het testen en eventueel bijsturen van bestaande procedures en coördinatie–mechanismen.

 

De veiligheid van de maritieme infrastructuur is een prioriteit voor Defensie en de regering. In een tijd van toenemende geopolitieke spanningen en hybride dreigingen zijn continue waakzaamheid en samenwerking erg belangrijk, zowel op nationaal als op internationaal niveau. België speelt daarin een proactieve rol.

 

Er is dus heel wat Russische activiteit in de Noordzee, maar voor specifieke spionageactiviteiten via civiele vrachtschepen in onze territoriale wateren zijn er voorlopig geen directe aanwijzingen. We blijven echter zeer alert.

 

18.03  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Het belangrijkste is het laatste: we zijn zeer alert. Dat is noodzakelijk. Een en ander hangt ook samen met de vraag die werd gesteld naar aanleiding van het artikel van admiraal Botman. Alertheid gaat gepaard met capaciteit. We moeten er dus over waken dat we voldoende capaciteit hebben om onze Noordzee te beveiligen en te bewaken. Ik ben dan ook blij dat er actief wordt deelgenomen aan tabletop-oefeningen, ook met civiele actoren, zodat we alles goed kunnen monitoren. We moeten immers preventief te werk gaan en niet wachten tot er iets gebeurt. Dat is de way to go.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Questions jointes de

- Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La surveillance des sites nucléaires" (56005754C)

- Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le déploiement de militaires pour la surveillance de centrales nucléaires" (56005910C)

- Christophe Lacroix à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La surveillance des centrales nucléaires" (56006542C)

19 Samengevoegde vragen van

- Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De bewaking van nucleaire sites" (56005754C)

- Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De inzet van militairen voor de bewaking van kerncentrales" (56005910C)

- Christophe Lacroix aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De bewaking van de kerncentrales" (56006542C)

 

19.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, depuis quelque temps, les militaires ont commencé à reprendre en charge de manière durable la sécurité statique des centrales nucléaires afin, officiellement, de libérer les policier de la DAB actuellement chargés de cette mission. Cette mission revenait pour des raisons évidentes de spécialisation à cette direction de la police fédérale. Avec mes collègues de la commission de l'Intérieur, nous vous avons interpellé à de nombreuses reprises face à cette solution qui n'en est vraiment pas une.

 

Sur le plan humain, pour la police, plus de 200 policiers vont se voir réaffectés vers d'autres unités partout en Belgique, en perdant plusieurs centaines d'euros, sans parler des conséquences sur les trajets domicile-travail. Sur le plan humain, pour la Défense, c'est le retour des militaires "bons à tout faire" de l'époque où votre prédécesseur Vandeput chargeait des militaires de missions qui ne sont pas les leurs et pour lesquelles aucun cadre légal n'existe.

 

Sur le plan qualitatif, la DAB est une unité spécialisée, contrairement à la Défense, qui ne dispose d'aucune compétence policière telle que l'arrestation, la fouille, le contrôle d'identité, l'identification de véhicules, etc. Sur le plan local, nous avons une nouvelle fois un report de charges pour les zones concernées.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous faire le point sur la reprise des missions de la DAB par la Défense? Qu'en est-il des conséquences opérationnelles pour les militaires concernés? Qu'en est-il de leur logement et du support logistique?

 

J'ai pu lire également dans la presse locale les inquiétudes du chef de corps de la police de Huy. D'ailleurs, Huy est près de chez moi et je sais que vous vous y êtes rendu. Quand vous passez dans la région, n'hésitez pas à me faire signe, je vous accueillerez dans ma belle commune!

 

(…): (…)

 

19.02  Christophe Lacroix (PS): Oui! À Wanze. Je sais que vous avez bonne mémoire!

 

La zone de police de Huy a exprimé son inquiétude, car elle s’attend à une charge de travail accrue pour assurer certaines missions que les militaires ne pourront pas exercer. Ces derniers, par ailleurs, connaîtront moins bien le terrain et les spécificités locales que les agents de la DAB.

 

Je sais que vous avez rencontré les autorités locales. Dès lors, quelle concertation avez-vous eue avec elles, notamment avec le chef de zone – sachant que les zones qui entourent la zone de police de Huy sont également concernées par ces aspects?

 

Enfin, vous aviez annoncé un codex, qui devait être négocié avec le ministre de l’Intérieur. Où en est ce processus?

 

19.03  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u weet dat ik en mijn fractie geen voorstander zijn van het opnieuw laten uitvoeren van bewakingsopdrachten door de militairen. We hebben reeds een OVG gehad. Die heeft aangetoond dat dit zeer negatieve gevolgen had voor de militairen: demotivatie, langdurige aanwezigheid op straat zonder te mogen ingrijpen want daarvoor moesten ze naar de politie bellen. Er was geen wettelijk kader. Ik dacht dat we daaruit geleerd hadden om een dergelijke OVG niet meer op die manier te organiseren.

 

Dat was ook uw intentie vermoed ik na het lezen van het regeerakkoord en de beleidsverklaring. Er moest aan twee specifieke voorwaarden voldaan worden. De eerste voorwaarde betrof een duidelijk juridisch kader, de tweede een territoriale reserve. Geen van beide is gerealiseerd. Er is geen wettelijk kader en geen territoriale reserve. En dus zitten we eigenlijk met een OVG 2.0, wat een bijzonder slechte zaak is voor de militairen. Ik vrees dat dit ook een impact zal hebben - misschien beperkt, maar toch - op de operationele capaciteit van ons leger.

 

Mijn vragen zijn misschien wat gedateerd, maar ik stel ze toch.

 

Wanneer zal het wettelijk of juridisch kader klaar zijn?

 

Wanneer zullen militairen, wanneer ze op straat zijn en in operatie, daadwerkelijk iets kunnen doen in plaats van alleen maar toekijken?

 

Vindt u dat statische bewakingsopdrachten een toekomstige of vanaf nu reeds een kerntaak van de Belgische Defensie moeten worden?

 

Wordt dit dus onderdeel van het vaste takenpakket van de militair?

 

Wordt er op geregelde tijdstippen een parlementaire rapportering of een evaluatierapport voorzien?

 

19.04  Theo Francken, ministre: Dans le cadre de la collaboration entre la Défense et le SPF Intérieur, la Défense s'est vu confier la mission de remplacer du personnel de la DAB sur six sites nucléaires entre le 1er juillet 2025 et avril 2026. L'appui qu'apporte la Défense permet de transférer temporairement des effectifs de la DAB vers la mission "cours et tribunaux" afin que la police fédérale puisse libérer davantage de moyens pour lutter contre la criminalité.

 

L'état-major a déployé des détachements militaires sur les sites de Doel et Tihange depuis le 1er juillet. Plusieurs reconnaissances en collaboration avec la police fédérale et ENGIE ont eu lieu en vue de coordonner le plan de transition. La préparation de la mission avec des équipes de la DAB garantit une bonne connaissance des sites. La police locale jouera son rôle en cas d'incident, conformément au cadre légal.

 

Les militaires concernés logent dans une caserne des environs, d'où leur appui logistique est organisé. Une deuxième phase de planification commencera ensuite pour les sites de Mol, Geel et Dessel, planifiés pour être repris par la Défense en fin d'année 2025. Le site de Fleurus sera repris en avril 2026. À ce stade, la mission est limitée aux sites déjà mentionnés.

 

De inzet van militairen in het kader van de beveiligingsopdracht van nucleaire sites is gebaseerd op artikel 111 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Overeenkomstig die bepaling kunnen de politiediensten voor de handhaving van de openbare orde, wanneer de middelen van de federale politie ontoereikend blijken, bijstand vorderen van de krijgsmacht, wanneer die als enige over de daartoe noodzakelijke technische en menselijke middelen beschikt.

 

Het protocolakkoord verwijst bovendien naar artikel 7/5 van de wet op het politieambt, waarin wordt verduidelijkt dat en hoe de politie de leiding heeft over de operaties. Bij de uitvoering van die opdracht beschikt het personeel van Defensie evenwel niet over eigen politiebevoegdheden, zoals identiteitscontrole, fouillering of arrestatie.

 

Het is dus belangrijk om in de toekomst over een specifiek wettelijk kader te beschikken. Daarbij moet rekening worden gehouden met de tijd die nodig is om dergelijke wetgevende initiatieven concreet uit te werken.

 

Dans un premier temps, en attendant un cadre juridique et de déploiement adapté ainsi que l'opérationnalisation de la réserve territoriale, cette mission sera assurée par des militaires actifs réguliers, sur la base d'un système de rotation et à partir d'un statut opérationnel, comme c'était le cas à l'époque de l'OSG.

 

Les modalités exactes de déploiement relatives au nombre de militaires par site et à leurs équipements de préparation spécifique sont considérées comme sensibles et peuvent, si c'est souhaité, être discutées à huis clos au sein de la Commission de Suivi des opérations.

 

Het eerste deel van het toekomstige wetsontwerp Defensiecodex werd opgesteld door de defensiestaf en zal zo snel mogelijk bij het Parlement worden ingediend. Ik krijg daarover nog een laatste briefing, waarna het dossier naar de Kamer komt. Voor uw vraag over welke andere civiele alternatieven werden onderzocht, verwijs ik naar de minister van Binnenlandse Zaken.

 

Militairen mogen geweld gebruiken in het kader van wettelijke verdediging. Daarnaast kunnen zij op grond van artikel 7/5, hun vuurwapens gebruiken op instructie van de politie, overeenkomstig artikel 38, 3° van dezelfde wet, wanneer in het geval van volstrekte noodzakelijkheid, de aan hun ter bescherming toevertrouwde personen, posten, vervoer van gevaarlijke goederen of plaatsen op geen andere wijze kunnen worden verdedigd. In dat geval mogen vuurwapens enkel worden gebruikt overeenkomstig de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van de bestuurlijke politie.

 

De inzet van militair personeel voor de bewaking van nucleaire sites gebeurt binnen het kader van een specifiek protocolakkoord. Het betreft thans geen kerntaak van Defensie, maar een ondersteunende operatie ten behoeve van de politie.

 

Vu qu'il s'agit d'une mission opérationnelle à part entière, et conformément à la loi syndicale en vigueur à la Défense, elle n'est, à ce titre, pas soumise à la concertation.

 

Een aanpassing van de taken van Defensie in deze context, zoals vermeld in het regeerakkoord, is afhankelijk van een aangepast wettelijk kader en de effectieve oprichting en operationalisering van een territoriale reserve. Zoals gebruikelijk wordt de commissie voor de Opvolging van de militaire missies over deze operatie geïnformeerd, zoals intussen door kolonel Comhair gebeurd is.

 

19.05  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir fait le point sur la situation. Je reste néanmoins inquiet. Je comprends que l'accord vise à pallier l'absence de moyens suffisants de la police, de la police fédérale en particulier. Je veux bien mais qui étaient les ministres de l'Intérieur auparavant? Ils n'appartenaient pas au Parti Socialiste. Voilà, il faut un peu pointer les responsabilités des uns et des autres en la matière.

 

Par ailleurs, vous confirmez qu'il n'y a pas de compétence des militaires pour l'arrestation, pour toute une série de fouilles, de contrôles d'identité. Cela reste quand même problématique. En effet, en l'absence de codex, comment ces militaires sont-ils couverts si jamais il y a un incident? C'est une grande question que je me pose. Sont-ils couverts par la hiérarchie? Sont-ils couverts par leur statut? Que se passe-t-il en cas de problème?

 

Et puis, vous me répondez que la police locale jouera le rôle qu'elle avait précédemment, sauf que, non, la police locale avait un rôle de support le cas échéant et que la police fédérale, à travers les DAB, remplissait déjà toute une série de missions que la police locale n'avait pas à remplir. Finalement, c'est donc un sparadrap qui est collé sur une situation tout à fait improbable et qui n'est pas de la bonne gestion.

 

Je sais que, dans votre chef, ce n'était pas ce que vous vouliez au départ et que tout cela résulte finalement d'un compromis. Mais, moi, je vous rends attentif au fait qu'effectivement, non seulement des militaires peuvent connaître des situations particulières qui pourraient être dangereuses – je ne comprends d'ailleurs pas pourquoi on n'a pas choisi des MP pour faire ces missions, ce qui aurait été peut-être plus logique  – et qu'en outre, la police locale, qui est déjà confrontée à de gros problèmes en termes de services de proximité à la population, est à nouveau mise sur le grill. On lui demande de réaliser des missions qu'elle n'avait pas l'habitude de réaliser auparavant.

 

19.06  Kjell Vander Elst (Open Vld): Uw antwoord overtuigt mij niet. Wat collega Lacroix zegt, is correct. We hebben OVG gehad in een tijd van crisis, in uitzonderlijke omstandigheden en we hebben parallel de DAB opgericht, de directie Beveiliging, met een kader van 1.200 mensen. Volgens de cijfers die ik heb opgevraagd, zitten daar ongeveer 1.000 personeelsleden. Terwijl de DAB dus is opgericht om die statische bewakingsopdrachten uit te voeren, wil Defensie die nu opnieuw op zich nemen. We weten nochtans goed dat we OVG in uitzonderlijke omstandigheden hebben moeten ontplooien en toen al snel hebben gezien dat dat tot praktische problemen leidde, onder meer omdat militairen niet kunnen ingrijpen. Bovendien zijn zulke opdrachten demotiverend voor operationeel personeel bij Defensie. Zeker jonge mensen gaan niet bij Defensie om een statische bewakingsopdracht bij een nucleaire site uit te voeren.

 

Een tweede punt is dat militairen als goedkope werkkracht worden gezien, als een goedkope vervanger van een beveiligingsagent. Het is een financieel voordeel voor de politie. Ik weet natuurlijk dat er een tekort aan politiecapaciteit in dit land is en dat er agenten bij moeten komen, maar we moeten af van de mentaliteit om militairen in te schakelen als de politie het niet meer kan oplossen. Defensie is altijd een laatste toevlucht geweest, ook financieel. We hebben geen geld, we zullen nog wat op Defensie beknibbelen.

 

Die mindshift op financieel vlak is de vorige legislatuur al omgekeerd, wat een goede zaak is, maar laat ons ook de mindshift ten aanzien van het militair personeel maken. Het militair personeel verdient beter dan een goedkope bewakingsvervanger van de politie te zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

-  Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De belemmeringen voor de Belgische defensie-industrie" (56005761C)

-  Koen Van den Heuvel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De kmo's in de defensie-industrie" (56006481C)

-  Luc Frank aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "de intensivering van de industriële samenwerking binnen de NAVO na de top in Den Haag" (56006482C)

20 Questions jointes de

-  Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les obstacles pour l'industrie belge de la défense" (56005761C)

-  Koen Van den Heuvel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les PME dans l'industrie de la défense" (56006481C)

-  Luc Frank à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le renforcement de la coopération industrielle au sein de l'OTAN après La Haye" (56006482C)

 

20.01  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, uit recente berichtgeving in De Tijd en een onderzoek van Agoria blijkt dat minstens 195 Belgische bedrijven hopen om van de toekomstige investeringsgolf in defensie te kunnen meegenieten.

 

Het is cruciaal dat de historische investeringen ook de eigen industrie structureel versterken, innovatie stimuleren en jobs creëren. Ik ga daarmee voort op wat in het debat over het CaMo-project zonet met betrekking tot economische return werd bepleit. Het is ook voor toekomstige projecten en investeringen bijzonder belangrijk dat onze kmo's en technologiebedrijven daarvan kunnen profiteren en dat de overheid hen daarin goed kan begeleiden.

 

De focus ligt terecht op onze technologische knowhow. We hebben heel wat kmo's die heel ver staan op het vlak van technologie en innovatie en die, zeker als het over dual-use gaat, grote stappen vooruit kunnen zetten en dus ook kunnen profiteren van de defensie-investeringen. Bij heel wat ondernemers leeft de bezorgdheid dat de toegang tot contracten vandaag veel te complex is, dat er onvoldoende transparantie is in de toewijzingsprocedures en dat de exportregels nog veel te complex zijn, met bijvoorbeeld gold-plating door de gewesten.

 

Hoe garandeert u dat Belgische bedrijven, zeker onze innovatieve kmo's, daadwerkelijk toegang krijgen tot de "grote" op stapel staande defensieopdrachten? Zult u de belemmeringen en obstakels waarmee de ondernemers worden geconfronteerd, in kaart brengen en welke maatregelen zult u daartegen nemen?

 

Zal Defensie samenwerken met andere federale en regionale agentschappen om onze bedrijven beter te positioneren in het Europese defensie-ecosysteem? Hoe verloopt die samenwerking? Zijn er bijvoorbeeld gesprekken lopende met de ministers bevoegd voor economie en werk om onze Belgische kmo's goed te begeleiden, zodat zij zoveel mogelijk van die defensieopdrachten binnen kunnen halen?

 

20.02  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mijnheer de minister, uit een onderzoek van Agoria blijkt dat bijna 200 Belgische bedrijven in de defensiesector actief willen worden. Dat heeft natuurlijk te maken met de extra miljarden die de volgende jaren kunnen worden besteed. Het gaat naast de grote defensiebedrijven zoals FN en John Cockerill ook om kmo’s die zich specialiseren in nieuwe technologieën zoals drones, cybersecurity en artificiële intelligentie, zowel in het noorden als het zuiden van het land.

 

Die jonge hightech-kmo’s worden jammer genoeg met heel wat hinderpalen geconfronteerd. Ze vinden de defensiesector complex. Er moeten heel wat procedures worden nageleefd. Ook de toegang tot financiering is moeilijk. Daarom is het erg belangrijk dat de overheid daar begrip voor toont en zowel Vlaamse als Waalse kmo’s begeleidt, zodat zij hun graantje kunnen meepikken en hun inspanningen om te innoveren, kunnen laten opbrengen.

 

In ons voorstel van resolutie over defensie-innovatie en de versterking van ons ondersteuningsmechanisme voor de Belgische defensie-industrie, dat later in het Parlement ook werd goedgekeurd, pleit de cd&v-fractie voor de oprichting van een interfederaal overlegorgaan. Voorts dringen wij erop aan om de oproepen van bijvoorbeeld het Europees Defensiefonds (EDF) mee te ondersteunen en om extra budgetten voor innovatie vrij te maken. Dat laatste wordt alvast geconcretiseerd in de strategische visie.

 

Mijnheer de minister, ten eerste, hoe kunnen kmo’s die gespecialiseerd zijn in defensie en hightech, volgens uw visie beter in het defensieverhaal worden ingeschakeld?

 

Ten tweede, hoe ver staat het met de oprichting van het interfederaal overlegorgaan om de innovatie en de Belgische defensie-industrie beter te ondersteunen?

 

20.03  Luc Frank (Les Engagés): Monsieur le ministre, le récent sommet de l’OTAN à La Haye, et en particulier le Forum de l’industrie de défense qui s’y est tenu, a marqué un tournant dans l’ambition collective des Alliés en matière de production, d’innovation et de résilience industrielles. À travers l’appel à "faire plus, mieux et ensemble", le Secrétaire général a mis en évidence l’urgence de renforcer le lien transatlantique, d’accroître les capacités industrielles de défense et d’intégrer les innovations issues tant du secteur spatial que des technologies émergentes – notamment les drones, domaine dans lequel l’Ukraine est devenue un acteur de premier plan.

 

Dans ce contexte, et alors que l’OTAN publie son plan d’action pour la production de défense, j’aimerais vous poser les questions suivantes:

 

1. Quel est l’engagement concret de la Belgique dans la mise en œuvre du plan d’action de l’OTAN pour la production de défense? Disposez-vous déjà d’un plan national de coordination avec les industriels belges? Quel crédit est réservé à ce plan d’action?

 

2. Quelles initiatives la Belgique soutient-elle pour améliorer l’interopérabilité des capacités de défense au sein de l’OTAN, notamment en lien avec les programmes européens et transatlantiques existants? En effet, cela ne ressort pas assez des conclusions du Sommet mais pour "faire plus, mieux et ensemble", nous devons investir intelligemment et veiller à que tous les États veillent à l’interopérabilité de leurs investissements.

 

3. Quelles initiatives supplémentaires la Belgique compte-t-elle appuyer pour une coopération accrue avec l’industrie de défense ukrainienne, notamment sur les technologies du futur comme les drones? Avez-vous eu des échanges à ce sujet avec vos homologues ou avec des représentants ukrainiens lors du sommet?

 

4. Enfin, Monsieur le Ministre, une coopération plus fluide entre les industries de défense des deux côtés de l’Atlantique ne risque-t-elle pas de freiner la coopération européenne? Comment comptez-vous gérer cette contradiction?

 

Merci d’avance pour vos réponses, et pour votre engagement à ancrer notre pays dans cette dynamique de résilience stratégique partagée.

 

20.04 Minister Theo Francken: Collega's, het is duidelijk dat de Belgische industrie sterk geëngageerd is om een actieve rol te spelen in de versterking van onze nationale defensiecapaciteit. Dat minstens 195 bedrijven hebben aangegeven te willen bijdragen aan deze historische investeringsgolf, is een belangrijk signaal dat we ernstig moeten nemen.

 

Het is dan ook van essentieel belang dat deze investeringen niet alleen leiden tot een moderne en slaagkrachtige defensie, maar ook bijdragen aan de structurele versterking van onze technologische industriële basis, innovatie stimuleren en duurzame werkgelegenheid creëren.

 

Om deel te kunnen nemen aan grote investeringsprogramma's voor complexe wapensystemen, dienen onze bedrijven zich goed te positioneren in de waardeketens van grote marktspelers. Het is alvast de doelstelling van de Defence, Industry and Research Strategy (DIRS)  om dit mee te ondersteunen.

 

Beleidsmaatregelen die dit mogelijk moeten maken, bevinden zich op het bevoegdheidsniveau van zowel de federale overheid als de deelstaten. De uitwerking en realisatie van een volwaardige DIRS, ondersteund door een specifiek flankerend beleid, vereisen dan ook een optimale samenwerking tussen alle betrokken overheden. Defensie en de FOD Economie werken hiervoor nauw samen met sociaal-economische actoren, onderzoekscentra, kennis- en onderwijsinstellingen en vormingscentra in België.

 

Zoals ik al zei heb ik deze ochtend ontbeten met David Clarinval. Ik ga straks ook naar Tikehau Capital in TheMerode, een groot investeringsfonds. Het kruim van de grote investeerders en hedgefondsen van België komt daar samen en ik ga daar spreken.

 

Samenwerkingen met federale en regionale agentschappen, zoals FIT, Awex of hub.brussels zijn in dit verband essentieel.

 

Ten slotte is het van groot belang dat alle deelstaten zich betrokken voelen bij deze gezamenlijke ambitie. Ik ben ervan overtuigd dat ze zich sterk willen engageren, gelet op de bij hen vaak aanwezige belangrijke industriële actoren.

 

La Belgique appuie pleinement le plan d'action de l'OTAN en matière de protection de défense. Le plan stratégique belge est en cours de finalisation. À ce stade, aucun plan national formel n'a encore été adopté, mais des travaux sont en cours en cohérence avec la Defence, Industry and Research Strategy (DIRS).

 

La question du financement fait également l’objet d’une analyse, notamment via le fonds d’investissement pour la défense. La Défense applique une politique selon laquelle les acquisitions de capacités militaires, tel l’achat conjoint envisagé des systèmes NASAMS (Norwegian Advanced Surface-to-Air Missile System) avec les Pays-Bas, doivent respecter les standards de l’OTAN. La Belgique participe activement à des initiatives multilatérales qui favorisent l’harmonisation des pratiques opérationnelles.

 

Toutefois, la Défense reconnaît qu’une meilleure coordination entre les investissements européens et transatlantiques reste indispensable pour atteindre un niveau d’interopérabilité pleinement satisfaisant.

 

Trois protocoles d’accord ont récemment été conclus entre des entreprises belges et ukrainiennes, notamment dans le secteur des drones et des systèmes anti-drones. Ces partenariats s’inscrivent dans une volonté de co-développement et de coproduction. Une visite officielle à Kiev a permis de consolider ces liens industriels. Le sommet de La Haye a également été l’occasion de renforcer le dialogue avec les représentants ukrainiens.

 

La Belgique ne perçoit pas de contradiction entre le renforcement du lien transatlantique et le développement de la coopération industrielle européenne. L’autonomie stratégique européenne reste ouverte et pleinement intégrée dans les objectifs de l’OTAN. Une bonne coordination entre l’Union européenne et l’OTAN permet d’optimiser les ressources et d’éviter les doublons en assurant la cohérence des initiatives industrielles.

 

20.05  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, dank u voor het uitgebreide antwoord. Het is goed dat we heel veel aandacht hebben voor onze defensie-industrie. U doet dat ook. Ik heb onlangs het rapport van het Agentschap voor Buitenlandse Handel over de Belgische Defensie gelezen. Dat zit zeer goed in elkaar, dus een dikke pluim voor het agentschap op dat vlak. Het is positief dat er een goede samenwerking is met FIT en met AWEX.

 

We moeten die kmo’s niet bij het handje nemen. Die bedrijven weten goed genoeg wat ze moeten doen, maar voor vele van hen gaat er wel een nieuwe wereld open. Het gaat over zeer veel geld, over Europese programma’s. De overheid moet hen toch enigszins begeleiden richting die programma’s en ervoor zorgen dat onze Belgische ondernemingen er zo goed mogelijk van kunnen profiteren en er wel bij varen, zodat de economische return van de Belgische defensie-investeringen zo hoog mogelijk is. Succes.

 

20.06  Koen Van den Heuvel (cd&v): Ik wil u danken voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het is inderdaad van strategisch belang dat we ook goede defensiebedrijven hebben. Als we allemaal pleiten voor investeringen die terugvloeien naar de Belgische economie en voor voldoende return, dan is het natuurlijk absoluut nodig dat we sterke, gezonde, innovatieve bedrijven hebben, want anders is het heel moeilijk om die return ook effectief te kunnen valoriseren. Zoals collega Vander Elst zegt, moeten die bedrijven niet bij het handje worden genomen, maar het is wel belangrijk dat het juiste kader wordt geboden, zodat ze kunnen meedingen naar de uitdagingen binnen de Europese defensie-industrie en ook effectief ondersteund worden om de nodige innovatie-investeringen te doen.

 

20.07  Luc Frank (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les réponses et les précisions.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Youssef Handichi à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La coopération économique entre la Belgique et le Maroc" (56005768C)

21 Vraag van Youssef Handichi aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De economische samenwerking van België met Marokko" (56005768C)

 

21.01  Youssef Handichi (MR): Monsieur le ministre, la Belgique et le Royaume du Maroc entretiennent depuis plusieurs décennies des relations fortes, une histoire forte, une histoire d’immigration. Dans les années 1960, la Belgique avait fait appel au Maroc pour apporter une main-d’œuvre qui était nécessaire et importante. Je suis quelque part le fruit de cette histoire.

 

Des relations économiques solides, aussi. Aujourd'hui, le Maroc est un champion économique, un hub économique tant pour l’Afrique que pour l'Europe. C’est dans ce cadre, monsieur le ministre, que je voudrais vous interpeller.

 

Aujourd'hui, de nombreuses grandes entreprises belges investissent au Maroc. Je pense à John Cockerill qui produit de l’énergie verte, à la Sabca, à Aerospace, dans le Sahara marocain, pour n'en citer que quelques-unes. Il y a aussi de grands noms français comme Airbus. Le Maroc devient vraiment un pôle économique important.

 

En outre, de plus en plus de petites et moyennes entreprises, très dynamiques, à Bruxelles et dans les autres Régions de Belgique, veulent exporter notre savoir-faire belge et investir au Maroc. Et au niveau marocain, il y a aussi une demande et un accueil de toutes ces énergies.

 

Monsieur le ministre, prévoyez-vous de renforcer la coopération économique bilatérale entre la Belgique et le Maroc? Y a-t-il des initiatives, des missions commerciales ciblées, des dispositifs incitatifs ou des partenariats public-privé dans différents secteurs, notamment le durable, l’énergie verte?

 

Allez-vous accompagner toute cette énergie entrepreneuriale belge au Maroc? Existe-t-il des programmes, des initiatives actuelles dans les différentes Régions, en Wallonie mais aussi en Flandre et à Bruxelles, via Flanders Investment & Trade (FIT), l’Agence wallonne à l'Exportation et aux Investissements étrangers (AWEX) et hub.brussels? Avez-vous une vue par rapport à cela? Avez-vous un calendrier?

 

21.02  Theo Francken, ministre: Monsieur Handichi, il n'y a pas vraiment de question spécifique sur le thème de la défense. Je peux seulement dire que j'ai vu l'ambassadeur marocain voici quelques jours. Ce fut, comme toujours avec M. Ameur, un entretien très agréable. Normalement, une visite au Maroc aura lieu en septembre avec le premier ministre et de nombreux ministres de notre gouvernement. L'industrie de la défense est effectivement un thème prioritaire.

 

21.03  Youssef Handichi (MR): Monsieur le ministre, c'est en soi déjà une belle nouvelle de savoir que notre premier ministre et plusieurs ministres belges se rendront au Maroc pour discuter essentiellement de la défense. Toutefois, j'espère véritablement que d'autres entreprises pourront y être actives prochainement pour rattraper notre retard car nous voyons que d'autres grands acteurs européens y sont déjà.

 

Je ne doute pas que vous-même, ainsi que tout le gouvernement, ferez le nécessaire pour marquer une présence forte politique, diplomatique mais aussi économique pour nos entreprises et pour que ce soit un win-win dans les deux sens. Je vous remercie, monsieur le ministre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Op verzoek van collega Courard wordt zijn vraag nr. 56005779C omgezet in een schriftelijke vraag.

 

22 Question de Nabil Boukili à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Le rapport de l'ICAN" (56005847C)

22 Vraag van Nabil Boukili aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het ICAN-rapport" (56005847C)

 

22.01  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, d’après le récent rapport de la Campagne internationale pour l’abolition des armes nucléaires (ICAN), les dépenses mondiales en armement nucléaire ont augmenté de 47 % au cours des cinq dernières années, atteignant près de 100 milliards de dollars en 2024. La Belgique, qui accueille des armes nucléaires américaines sur son territoire dans le cadre du parapluie nucléaire de l’OTAN, dissimule également les coûts réels de cette présence à ses citoyens et à son Parlement, selon ICAN.

 

La Belgique contribue-t-elle indirectement au financement des armes nucléaires?

Êtes-vous prêt à engager un débat sur la présence et les coûts de ces armes nucléaires?

 

L’accord du gouvernement affirme en outre que le Traité sur la non-prolifération des armes nucléaires (TNP) est la pierre angulaire de notre politique de désarmement nucléaire. Or, en autorisant la présence d’armes nucléaires américaines sur le territoire belge, et en prévoyant la possibilité de les installer sur nos avions de chasse F-35, la Belgique enfreint l’article 2 du TNP. Comment la présence d’armes nucléaires américaines sur le sol belge peut-elle être compatible avec les obligations juridiques de la Belgique au titre du TNP, qui interdit explicitement d’accepter le contrôle direct ou indirect d’armes nucléaires?

 

22.02  Theo Francken, ministre: Dans le contexte géopolitique actuel, caractérisé par la volatilité, l’incertitude, la complexité et l’ambiguïté, la stabilité stratégique est soumise à de fortes pressions dans le monde entier. Dans cet environnement instable, la Belgique continue de se présenter comme un allié fiable et prévisible au sein de l’OTAN. L’OTAN a une stratégie claire de dissuasion et de défense, basée sur une combinaison de capacité conventionnelle et nucléaire. L’objectif fondamental de la composante nucléaire est de préserver la paix, de prévenir la coercition et de dissuader les agressions. Pour des raisons de sécurité, le gouvernement belge ne peut ni confirmer ni démentir la présence éventuelle d’armes nucléaires sur le territoire belge. Les nuclear sharing agreements, qui régissent la présence des armes nucléaires déployées en Europe, sont pleinement conformes au Traité sur la non-prolifération des armes nucléaires (TNP), ces armes restant tout le temps sous le contrôle exclusif des États-Unis, conformément aux articles 1 et 2 du TNP.

 

Les pays européens ne contribuent pas financièrement à ces armes nucléaires, même de manière indirecte. La politique belge répond par une approche équilibrée: d'une part, un engagement fort en faveur de la défense collective dans le cadre de l'OTAN, d'autre part, une volonté constante de promouvoir le désarmement, le contrôle des armements et la non-prolifération. La Belgique dispose d'une tradition parlementaire claire sur les questions nucléaires. En 2019, un débat approfondi a eu lieu au sein de la commission de la Défense nationale, délimitant les contours de la position nationale.

 

22.03  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Merci, monsieur le ministre. D'habitude, on dit "merci, monsieur le ministre pour vos réponses" mais ici, je n'ai pas réponse à mes questions sur le coût de ce nucléaire. On peut être d'accord ou pas d'accord de rentrer dans la logique de l'OTAN vis-à-vis du nucléaire et ainsi de suite; ceci est un débat politique. Mais le minimum vis-à-vis des citoyens belges est d'avoir une transparence sur cette question. A-t-on oui ou non des armes nucléaires sur le territoire? On dit qu'on ne peut pas le dire pour des raisons de sécurité mais tout le monde sait qu'il y a des armes nucléaires américaines sur le sol belge. Des enquêtes l'ont prouvé. Mais surtout, combien est-ce que cela coûte au contribuable? Les Belges ont le droit de savoir combien cela leur coûte. Que paient-ils de leur poche pour ces armes nucléaires?

 

Quand vous dites que c'est conforme au Traité de non-prolifération , ce n'est pas vrai. Cela constitue bien une violation de l'article 2 car cela implique une forme indirecte de contrôle ou de préparation. Selon l'ICAN, qui est spécialiste dans le domaine, et d'autres critiques, la politique de partage nucléaire de l'OTAN et la formation de pilotes belges aux F-35 dotés d'une capacité nucléaire équivalent à conférer un contrôle indirect à la Belgique, et cela impliquerait une violation par la Belgique de l'article 2 du Traité de non-prolifération nucléaire.

 

Pour les deux questions, je suis désolé, monsieur le ministre, mais vos réponses sont à côté. Tant que ces réponses ne seront pas claires, je reviendrai avec ces questions jusqu'à ce qu'il y ait une transparence vis-à-vis du contribuable belge qui, lui, paie pour ces armes nucléaires américaines contraires au Traité de non-prolifération.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega's, de minister heeft nog een overleg op zijn agenda staan.

 

22.04 Minister Theo Francken: Mijnheer de voorzitter, ik kan tot 20.30 uur blijven. Zo kunnen er nog wat vragen behandeld worden.

 

De voorzitter: Mocht collega Lacroix niet aanwezig zijn, dan stel ik voor om zijn vraag nr. 56005942C uit te stellen en niet te schrappen, omdat ik al aangekondigd had dat we wellicht iets vroeger zouden stoppen.

 

22.05 Minister Theo Francken: Ik zou graag de vraag van mevrouw Dedonder behandeld zien, maar volgens mij is zij al lang ribbedebie. Het is spijtig als die vraag niet aan bod kan komen. Ze maakt van haar tak, maar vervolgens komt ze haar vraag niet stellen. Ik blijf aanwezig tot die vraag aan de orde is.

 

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Vander Elst.

 

23 Vraag van Kjell Vander Elst aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het incident met de M940 Oostende" (56005908C)

23 Question de Kjell Vander Elst à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'incident survenu avec le M940 Oostende" (56005908C)

 

23.01  Kjell Vander Elst (Open Vld): Ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

 

De voorzitter: Ik merk dat ook u snel tot die ene vraag wilt komen.

 

23.02  Kjell Vander Elst (Open Vld): De Belgische mijnenjager M940 OOSTENDE heeft eind mei schade opgelopen bij een incident in de Franse havenstad Lorient. Het incident zou plaatsgevonden hebben tijdens een integratietest. Bij het ontmeren raakte het schip een drijvend ponton en USV (unmanned surface vehicle) dat op dat moment aan de kade lag. Het schip zou toch zichtbare schade hebben. Gelukkig vielen er geen gewonden.

 

Mijn vragen aan u:

 

1)     Kan u bevestigen wat er precies is misgelopen in de haven van Lorient? Kan u het incident met de M940 toelichten?

 

2)     Kan u de opgelopen schade toelichten? Zijn er structurele componenten geraakt zoals de sonar, navigatie-instrumenten of andere kritieke systemen?

 

3)     Heeft dit gevolgen voor de planning, meer bepaald voor de voorziene oplevering deze zomer 2025 en de beoogde operationele inzet van het schip?

 

4)     Er zou een onderzoek worden verricht naar de exacte oorzaak van het voorval. Heeft men hier concreet zicht op? Hoelang zou dit onderzoek duren? Heeft het onderzoek impact op de levertermijn van het schip?

 

23.03 Minister Theo Francken: Op 26 mei rond 10.00 uur heeft de M940 Oostende bij het verlaten van de kade te Lorient een drijvende pont geraakt met de bulb, het voorste deel van het schip. Een USV, Unmanned Service Vehicle, dat was afgemeerd aan de ponton, is tijdens dat manoeuvre eveneens geraakt door het platform.

 

Het schip valt momenteel nog steeds onder de volledige verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer. Het scheepsmanoeuvre werd uitgevoerd door de civiele scheepsbemanning, ingehuurd door de opdrachtnemer, in aanwezigheid van een scheepsloods.

 

De bulb van het schip is gemaakt van composietmateriaal en dient onder andere om de sonar van het schip te beschermen. Die bulb, die tijdens het manoeuvre is beschadigd, zal tijdens een voorziene droogdokperiode worden vervangen vóór de oplevering van het schip.

 

Hoewel er nog een aantal testen moet plaatsvinden, lijken er op het eerste gezicht geen kritieke systemen zoals de sonar van het platform beschadigd te zijn. Het USV is gedeeltelijk beschadigd. De nodige reparaties zullen worden gepland zodra de analyse van de opdrachtnemer is afgerond.

 

Het incident zal spijtig genoeg gevolgen hebben voor het leveringsschema. Aangezien de analyse van de opdrachtnemer nog niet afgerond is en aangezien er momenteel nog gesprekken lopen tussen de administratie en de opdrachtnemer over dat punt, zal er pas duidelijkheid zijn wanneer die afgerond zijn. Hoewel de eerste analyses wijzen op een menselijke fout tijdens het ontmeermanoeuvre van het schip, zal de opdrachtnemer de exacte oorzaak uitzoeken. Die analyse zal geen extra vertraging tot gevolg hebben.

 

23.04  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, die analyse zal geen extra vertraging opleveren, maar er is wel vertraging voor de planning met het oog op de oplevering in de zomer van 2025. Dat is een jammerlijke zaak. Menselijke fouten kunnen altijd gebeuren. Ik kijk wel uit naar het onderzoek. Ik volg dat op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vraag nr. 56005942C van de heer Lacroix wordt uitgesteld.

 

24 Samengevoegde vragen van

- Tinne Van der Straeten aan Mathieu Bihet (Energie) over "De defensieuitgaven, de algemene weerbaarheid en de link met energie" (56005949C)

- Koen Van den Heuvel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De strategische percelen naast militaire installaties en kritieke infrastructuur" (56006205C)

- Annick Ponthier aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het meenemen van de energieweerbaarheid in onze defensie-inspanning" (56006649C)

24 Questions jointes de

- Tinne Van der Straeten à Mathieu Bihet (Énergie) sur "Les dépenses en matière de défense, la résilience globale et le lien avec l'énergie" (56005949C)

- Koen Van den Heuvel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "Les parcelles stratégiques jouxtant les installations militaires et les infrastructures critiques" (56006205C)

- Annick Ponthier à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La prise en compte de la résilience énergétique dans nos efforts en matière de défense" (56006649C)

 

24.01  Koen Van den Heuvel (cd&v): Enkele maanden geleden ontstond er in de Verenigde Staten ophef over de aankoop van gronden en andere strategisch gelegen percelen door buitenlandse partijen in de nabijheid van militaire installaties en kazernes. Uit onderzoek bleek dat er wellicht een verband was met China. In Kansas heeft dat zelfs geleid tot initiatieven van de gouverneur om dergelijke praktijken tegen te gaan.

 

Mijn vragen hierover zijn kort. Wat is de situatie in ons land? Wordt er toezicht gehouden op het eigendom van gronden in de buurt van militaire domeinen en kritieke infrastructuur? Bestaan er concrete beleidslijnen ter zake? Als dat niet het geval is, overweegt u dan als minister van Defensie initiatieven in die richting?

 

24.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, tijdens een recente vergadering van de commissie voor Energie verklaarde de minister van Energie, de heer Bihet, dat alle investeringen in energieweerbaarheid en energieonafhankelijkheid ten opzichte van landen als Rusland zouden moeten meetellen in onze defensie-inspanning. Die investeringen zouden mee op het conto komen voor de berekening van de 1,5 % aan ruimere veiligheidsuitgaven, bijvoorbeeld in infrastructuur die de weerbaarheid van België versterkt.

 

Minister Bihet had het in dit geval niet over de beveiliging van onze energie-infrastructuur op zich, maar over geplande investeringen in productie-eenheden die onze afhankelijkheid van olie en gas moeten verminderen. Voorbeelden hiervan zijn de levensduurverlenging van Doel 4 en Tihange 3, de uitgaven voor het energie-eiland, de versterking van het hoogspanningsnet, windmolenparken op zee en batterijparken.

 

De redenering is logisch. Onze strategische energieafhankelijkheid van Rusland maakt ons uiteraard zeer kwetsbaar voor economische chantage en hybride oorlogsvoering. We herinneren ons allemaal hoe president Poetin in het verleden de gaskraan volledig dichtdraaide, waardoor de energieprijzen door het dak gingen. Toch roepen de uitspraken van minister Bihet enkele vragen op.

 

Hoe staat u tegenover die uitspraken? Deelt u de mening van minister Bihet dat niet alleen de beveiliging van, maar ook de investeringen in de genoemde energie-infrastructuur moeten meetellen als defensie-inspanning? Welke specifieke investeringen zouden hieronder kunnen vallen?

 

Zijn dergelijke investeringen en opbrengsten niet te afhankelijk van de evolutie van de elektriciteitsprijs, waardoor het bedrag dat de overheid kan inbrengen verschilt van jaar tot jaar?

 

Is dat dan wel een structurele defensie-uitgave? Kunt u al ramen hoe groot dat aandeel precies zou kunnen worden binnen die 1,5 % van het bruto binnenlands product?

 

Wat doet u met het grote risico dat het meetellen van energie-investeringen in groene energie met zich meebrengt? Dreigen wij ons energiebeleid daardoor onder het mom van veiligheid niet nog verder richting die onbetaalbare en wisselvallig renderende groene energie te sturen?

 

Wat doet u met de hoge afhankelijkheid van landen als China op het vlak van zonne- en windenergie? Valt China ook onder de noemer ‘landen zoals Rusland’ waartegen minister Bihet onze weerbaarheid wil verhogen?

 

24.03 Minister Theo Francken: Defensie wordt niet betrokken bij eigenaarswissels van vastgoed. Defensie kan wel de eigenaarsgegevens opzoeken.

 

A priori bestaat er momenteel geen specifieke wetgeving die buitenlandse investeringen in vastgoed rechtstreeks verbiedt of beperkt. Defensie wordt in de regel wel betrokken bij de stedenbouwkundige adviesaanvragen in het kader van omgevingsvergunningen of permis uniques en geeft dan advies over de realisatie van bouwwerken in de onmiddellijke nabijheid van militaire domeinen of kwartieren. Dat is logisch. Het gaat dan vooral over de beoordeling van de werken, bijvoorbeeld inzake onverenigbaarheid met de militaire activiteiten of de luchtverkeersleiding. Vaak wordt daarbij opgemerkt dat rechtstreekse inkijk vermeden of onmogelijk gemaakt moet worden. De eindbeslissing over het al dan niet afleveren van een vergunning ligt uiteraard niet bij Defensie maar doorgaans bij de gemeente of provincie.

 

Bovendien bestaat er een permanente monitoring van de kritieke infrastructuur in België door de bevoegde veiligheidsinstanties, waaronder Defensie.

 

Gezien de huidige geopolitieke verschuiving binnen België en Europa worden ook de dreigingsanalyses in die zin aangepast, teneinde een adequaat antwoord te kunnen bieden. Indien de context vereist dat Defensie een prominente rol zal spelen, moet er daartoe ook de bereidheid zijn.

 

De uitgaven die in aanmerking kunnen worden genomen voor de tweede korf, zullen voor het eerst formeel aan de NAVO worden gerapporteerd in juni 2026. Het gaat onder meer om uitgaven in het kader van NAVO- of nationale defensieplannen, ongeacht of ze civiel-militair of puur civiel van aard zijn, uitgaven voor de ontwikkeling van de defensie-industrie ter bevordering van de productiecapaciteit, uitgaven voor het vergroten van de voorraden van kritiek materieel dat essentieel is voor de productie enzovoort. Dat is een hele definitie. Ik zal ze u bezorgen. De definitie van die 1,5 % kan iedereen dan eens rustig nalezen, want anders moet ik drie bladzijden voorlezen.

 

De vraag of alle investeringen in energieweerbaarheid en energieonafhankelijkheid van landen als Rusland zouden moeten meetellen in onze defensie-inspanning, is direct verbonden met de bepaling van de uitgaven die voor de tweede korf in aanmerking kunnen worden genomen. Bepaalde energie-investeringen versterken de veerkracht van de defensie-infrastructuur en kunnen in die hoedanigheid worden beschouwd als een indirecte bijdrage aan de nationale veiligheid. Het gaat daarbij om ramingen van geplande investeringen in productie-eenheden die onze afhankelijkheid van olie en gas verminderen. Het precieze aandeel daarvan binnen de 1,5 % van het bbp moet verder worden geanalyseerd.

 

Hernieuwbare energie die deel uitmaakt van een goed gebalanceerd productiepark, kan wel degelijk bijdragen aan de energieonafhankelijkheid en de veiligheid van het land. De invoering van hernieuwbare-energietechnologieën vereist wereldwijde toeleveringsketens. Europa, en België in het bijzonder, is nog steeds deels afhankelijk van buitenlandse leveranciers. Leveranciers uit bijvoorbeeld Rusland en China moeten worden geweerd voor de toelevering van bepaalde kritieke componenten, zoals omvormers van zonne-installaties.

 

We zullen de nota die de 1,5 % definieert, bezorgen aan de commissie.

 

24.04  Koen Van den Heuvel (cd&v): Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoord.

 

24.05  Annick Ponthier (VB): Ik wil de minister ook bedanken voor zijn antwoord en voor het bezorgen van het gedetailleerde overzicht van die 1,5 %. Ik denk dat het heel nuttig is om dat eens duidelijk uitgeklaard te zien.

 

Ik heb in uw antwoord ook gehoord dat u inderdaad openstaat voor de bemerkingen of de uitlatingen die minister Bihet heeft gedaan in de commissie voor Energie. Het klopt dat ook energie van toepassing kan zijn als het gaat over het versterken van de weerbaarheid van onze samenleving tout court en dus ook van onze defensiecapaciteit.

 

Over de afhankelijkheid heb ik u ook horen zeggen dat we die maximaal moeten afbouwen of toch tegenhouden.

 

Ik dank u voor uw antwoord. Dat verhaal wordt zeker nog vervolgd in de toekomst.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Question de Anthony Dufrane à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La détection des risques d'espionnage dans les rangs de l'armée belge" (56006051C)

25 Vraag van Anthony Dufrane aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De detectie van spionagerisico's bij het Belgische leger" (56006051C)

 

25.01  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, l'actualité récente a mis en lumière le cas d'un haut-gradé soupçonné d'espionnage au profit de la Chine. Bien que cette enquête se soit soldée par un non-lieu, elle révèle les risques bien réels de compromission d'informations sensibles au sein de nos forces armées, et ce, dans un contexte géopolitique tendu.

 

La multiplication des cyberattaques, des tentatives d'ingérence étrangère et des actions hybrides confirme que les armées occidentales font aujourd'hui face à des stratégies d'infiltration beaucoup plus subtiles qu'auparavant.

 

Il ne faut pas tendre vers une paranoïa mais il est pertinent de surveiller si des agissements étranges ressortent de la part des personnes ayant accès aux informations classées ou sensibles.

 

Mes questions, monsieur le ministre, sont:

Quels sont aujourd'hui les dispositifs de sécurité mis en place pour détecter en amont les comportements à risque ou les liens suspects avec des puissances étrangères au sein des forces armées, en particulier dans les fonctions sensibles?

Existe-t-il un protocole de signalement ou de contrôle interne lorsque des soupçons d'espionnage, même non encore étayés, sont portés à la connaissance des autorités militaires? Qui en assure la gestion et selon quelle procédure?

La Défense collabore-t-elle de manière systématique avec la Sûreté de l'État pour le screening des personnels sensibles ou promus à des fonctions à accès classifié?

Un audit ou une mise à jour des processus de contrôle de sécurité est-il envisagé afin de renforcer les procédures internes de nos institutions militaires?

Envisagez-vous de mettre en place des modules de sensibilisation à la sécurité informationnelle et au contre-espionnage pour les cadres de l'armée?

Avez-vous connaissance de faits avérés d'espionnages au sein de la Défense?

Si oui, ont-ils été causés par des militaires belges?

Allez-vous vous assurer qu'aucun matériel d'espionnage ne soit installé durant la construction des nouveaux bâtiments de la Défense (comme le nouveau quartier à Charleroi)?

 

25.02  Theo Francken, ministre: Monsieur Dufrane, tout candidat à un poste à la Défense doit d'abord accepter une vérification de sécurité. Si l'accès à des informations classifiées est requis, une habilitation de sécurité est nécessaire et est octroyée après enquête du Service général du Renseignement et de la Sécurité (SGRS), et ce pour une durée de cinq ans. Cette habilitation dépend du niveau d'accès demandé et du besoin d'en connaître. L'enquête consiste à évaluer la discrétion, la loyauté et l'intégrité de la personne. Le personnel de la Défense est régulièrement informé des menaces et peut signaler toute anomalie au moyen d'un formulaire en ligne.

 

Le SGRS analyse chaque signalement et alerte, si nécessaire, les autorités militaires. Il existe une coopération entre le SGRS et la Sûreté de l'État. Des directives nationales sont fixées par l'Autorité nationale de Sécurité et le Conseil national de Sécurité qui définissent notamment l'ampleur des enquêtes. Les séances de sensibilisation à l'espionnage et à l'ingérence, notamment sur le plan cybernétique, sont organisées régulièrement pour le personnel de la Défense, y compris dans le cadre des formations à l'École Royale Militaire. Enfin, la sécurité est prise en considération dès la conception des projets. Le risque d'espionnage est élevé durant les phases de chantier, ce qui nécessite des mesures de prévention spécifiques. Le SGRS contrôle la mise en œuvre de ces mesures et informe les autorités en cas de non-application, qui risque de compromettre la sécurité globale de la Défense.

 

25.03  Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la qualité de votre réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Vraag van Kristien Verbelen aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De samenwerking met Nederland op het vlak van defensie" (56006124C)

26 Question de Kristien Verbelen à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La coopération avec les Pays-Bas en matière de défense" (56006124C)

 

26.01  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, u kondigde recentelijk samen met uw Nederlandse collega, Ruben Brekelmans, een versterking aan van de bilaterale defensiesamenwerking tussen België en Nederland, met een intentieverklaring die mikt op samenwerking op strategisch, operationeel, en tactisch niveau. Dat klinkt als een ambitieus en positief signaal, zeker gezien de uitdagingen waar Defensie nu voor staat, maar het blijft vrij vaag en algemeen. In uw eigen woorden stelde u dat we wel de meest geïntegreerde marine ter wereld hebben, maar dat er nog veel mogelijk is, ook op het vlak van gezamenlijke projecten in de defensie-industrie.

 

Welke projecten ziet u op korte termijn als prioritair bij die versterkte samenwerking? Wordt er bijvoorbeeld al werk gemaakt van gezamenlijke aankopen of ontwikkelingstrajecten?

 

U beklemtoonde het belang van een goede industriële return. Hoe garandeert u dat de samenwerking tastbare voordelen oplevert voor onze Belgische defensiebedrijven, zodat de werkgelegenheid en de technologische knowhow hier verankerd kunnen blijven?

 

Bestaat volgens u het risico dat België vooral afnemer wordt van Nederlandse technologie, bijvoorbeeld op het vlak van drones, zonder dat er een evenwichtige compensatie komt vanuit Nederland, bijvoorbeeld via gezamenlijke productie of kennisoverdracht?

 

Tot slot, op welke manier zal het Parlement in de toekomst betrokken worden bij de concretisering van de samenwerking? Worden er regelmatige infomomenten gepland?

 

26.02 Minister Theo Francken: Naast de huidige samenwerking op het vlak van marine, de bewaking van het luchtruim, en de tactische drones zijn er studies in uitvoering om verdere samenwerkingen te onderzoeken in meerdere domeinen, zoals integrated air missile defence en een aantal PESCO-projecten.

 

Garanties inzake return naar de Belgische industrie en de industriële samenwerking worden verzekerd via de contracten met de oorspronkelijke fabrikant van het materieel. Dat valt onder de bevoegdheid van de FOD Economie.

 

Nederland heeft bovendien zijn kandidatuur ingediend om lid te worden van OCAR, dat de industriële samenwerking binnen de grote bewapeningsprogramma's nog zal verdiepen. Het risico dat België aan autonomie verliest, wordt enerzijds beperkt door de versterking van de Belgische industrie in die vorm van samenwerking, en door DIRS en de diversificatie van de toeleveringsbronnen, indien de markt dat toelaat.

 

Indien de samenwerking met Nederland aanleiding geeft tot overheidsopdrachten, zal Defensie de geldende regelgeving toepassen en het Parlement via de parlementaire commissie voor Legeraankopen informeren.

 

26.03  Kristien Verbelen (VB): Ik dank u voor uw antwoorden. Ik noteer dat er ingezet wordt op concrete projecten en op industriële return. Ik hoop dat er daardoor hier werkgelegenheid en technologische meerwaarde wordt gecreëerd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Huybrechts is afwezig. Haar vraag nr. 56006168C wordt bijgevolg geschrapt.

 

27 Vraag van Kristien Verbelen aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De Belgische deelname aan het Europese SAFE-instrument" (56006190C)

27 Question de Kristien Verbelen à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La participation de la Belgique à l'instrument européen SAFE" (56006190C)

 

27.01  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.

 

De Europese Commissie stelt via het SAFE-instrument 150 miljard euro aan leningen ter beschikking voor lidstaten die gezamenlijk wapenorders willen plaatsen. De deadline voor het indienen van projecten is eind juli.

 

In dat kader had ik graag volgende vragen voor u:

 

Heeft de Belgische regering concrete projecten ingediend of in voorbereiding binnen het kader van het SAFE-instrument?

Zo ja, over welke projecten gaat het en met welke landen wordt er samengewerkt?

Hoeveel middelen of leningscapaciteit zouden in dat geval concreet voor België gereserveerd of beschikbaar zijn? Is daar al zicht op?

Zo neen, waarom niet? En wordt alsnog overwogen om voor de deadline projecten in te dienen?

Hoe ziet u de rol van België binnen dit Europese initiatief in de bredere context van interoperabiliteit en schaalvergroting?

 

27.02 Minister Theo Francken: Mevrouw Verbelen, voor de implementatie van het SAFE-instrument vraagt de Europese Commissie in een eerste fase aan lidstaten die van het instrument gebruik willen maken, om uiterlijk op 29 juli op niet-bindende wijze hun interesse kenbaar te maken, vergezeld van een raming van het gewenste leningsbedrag.

 

Defensie onderzoekt momenteel welke geplande of toekomstige projecten in aanmerking komen voor SAFE en zal op basis daarvan een voorstel uitwerken voor de gewenste leningen. Vervolgens zal in overleg met mijn bevoegde collega’s een intentieverklaring aan de Commissie worden bezorgd. Na 29 juli zal de Commissie een voorlopige toewijzing van het leningsbudget bekendmaken.

 

De officiële aanvragen voor leningen moeten uiterlijk op 30 november worden ingediend. Als voorstander van Europese samenwerking op het gebied van defensie is België gebaat bij een deelname aan de gemeenschappelijke aankopen via SAFE, die op korte termijn de Europese defensie-industrie zullen versterken en zo ook de interoperabiliteit bevorderen.

 

27.03  Kristien Verbelen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat we snel meer duidelijkheid krijgen over de projecten en de budgettaire impact voor ons land.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Vraag van Koen Van den Heuvel aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "Het gesprek van minister Francken met de Chinese ambassadeur" (56006206C)

28 Question de Koen Van den Heuvel à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "La conversation entre le ministre Francken et l'ambassadeur chinois" (56006206C)

 

28.01  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mijnheer de minister, we hebben via Instagram vernomen dat u de Chinese ambassadeur hebt ontmoet. Het ging daarbij over de vrijhandelssituatie en Oekraïne. De afgelopen dagen hebben we nog gehoord dat de samenwerking tussen Rusland en China zeker niet is afgenomen, integendeel. Dat onderwerp kwam immers recent nog in de actualiteit.

 

Wat is uw inschatting van de situatie op het vlak van vrijhandel en vooral van de Chinese steun aan Rusland in Oekraïne.

 

28.02 Minister Theo Francken: Op 3 juni had ik, op verzoek van zijn excellentie de heer Fei Shengchao, ambassadeur van China in België, een onderhoud op het kabinet Defensie. Tijdens dat gesprek heb ik onderstreept dat België streeft naar het behoud van een open dialoog met China, met aandacht voor de complexiteit en de gevoeligheden die onze bilaterale relatie kenmerken. Ik heb gewezen op het strategisch belang van economische banden tussen België en China, maar ook beklemtoond dat die relatie evenwichtig moet zijn, met eerlijke en transparante concurrentie als uitgangspunten. In dat kader heb ik de Belgische steun bevestigd aan het handelsbeleid van de Europese Commissie, dat gericht is op wederkerigheid en op de bescherming van de Europese economische belangen.

 

Voorts heb ik namens de Belgische regering onze volledige steun aan Oekraïne herbevestigd, zowel op politiek als op militair vlak. België beschouwt de oorlog in Oekraïne als een rechtstreekse bedreiging voor de Europese veiligheid en de internationale rechtsorde. In dat verband heb ik ook het belang van een mogelijke diplomatieke oplossing van het conflict aangestipt, terwijl ik tegelijk duidelijk maakte dat België zijn militaire steun aan Oekraïne zal aanhouden, zolang de Russische agressie voortduurt, in nauwe samenwerking met de Europese en trans-Atlantische partners.

 

In het kader van het conflict in Oekraïne heb ik aan de Chinese ambassadeur gevraagd of de Volksrepubliek China bereid is om via haar goede banden met Moskou een positieve rol te spelen in het beëindigen van de Russische agressie. Het antwoord daarop bleef ontwijkend. De ambassadeur bevestigde dat China de soevereiniteit van Oekraïne erkent, maar verwees daarbij naar het beleid van niet-interventie, dat Peking hanteert. Daarnaast werd de strategische relatie tussen China en Rusland benadrukt en verwees de ambassadeur naar de uitbreiding van de NAVO als een van de factoren die ten grondslag van het conflict zouden liggen.

 

Tot slot bracht de ambassadeur het belang van de One-China policy onder de aandacht, waarbij werd gewaarschuwd dat afwijking van dat principe door westerse landen zou kunnen leiden tot moeilijke keuzes inzake Taiwan. Daarnaast was er bezorgdheid over wat hij noemde Amerikaanse desinformatie rond Chinese investeringen in Europa en de negatieve impact die dat volgens hem heeft op de bilaterale economische relaties tussen België en China. Het was een boeiend gesprek.

 

28.03  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mijnheer de minister, ik dank u voor de korte samenvatting.

 

Het gesprek heeft u ongetwijfeld niet van uw stoel doen vallen, het heeft alleen bevestigd wat we allemaal aanvoelen. Dat kunnen we betreuren en we moeten de situatie zeker in het oog houden. De voorbije dagen is gebleken dat de Chinese ondersteuning van Rusland zeker niet is afgenomen, integendeel. Dat zou ons moeten aanmoedigen om de Europese steun aan Oekraïne zeker op peil te houden en eventueel zelfs te versterken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

29 Question de Stéphane Lasseaux à Theo Francken (Défense, chargé du Commerce extérieur) sur "L'insuffisance de certains équipements individuels de nos militaires en opération" (56006271C)

29 Vraag van Stéphane Lasseaux aan Theo Francken (Defensie, belast met Buitenlandse Handel) over "De tekortkomingen van de persoonlijke uitrusting van onze militairen op missie" (56006271C)

 

29.01  Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Monsieur le ministre, je me réfère au texte écrit de ma question pour ne pas infliger une lecture rapide à notre cher interprète.

 

Monsieur le ministre, la visite en Roumanie que la Défense a organisé pour les membres de cette Commission a été extrêmement intéressante. Je remercie les services de la Défense pour l'excellent déroulement de cette mission. En discutant avec les militaires sur place, certains problèmes avec les équipements individuels ont retenu mon attention. Par exemple:

 

1° Les nouvelles bottines de l'armée ne seraient pas adaptées et ne répondraient pas au besoin. L'expérience sur le terrain montre des semelles trop dures et des tendinites à répétition. Certains militaires regrettent ne pas avoir été associés à l'évaluation ou au moins, de ne pas avoir été consultés alors que nombre d'entre eux avaient procédé à l'achat de leurs propres bottines correspondant mieux à leurs besoins.

 

2° On ne fournit que trois exemplaires de battledress aux militaires. C'est peu quand ils sont en opération pour de long mois ou en cas d'exercices. De plus, s'ils sont abîmés, il appartient à chaque militaire de payer un remplacement.

 

3° Les vestes de pluie ne sont pas adaptées non plus : elles sont trop légères, trop fragiles. Ici aussi, si elles sont abîmées, ils doivent les remplacer à leurs frais.

 

4° Il n'y a pas assez de trousses de soin individuelles, ce qui conduit à une limitation des entraînements. Les militaires sont donc inquiets sur l'efficacité de la réaction de leur binôme, en cas d'accident ou en opération.

 

5° Ils n'ont jamais tiré avec une vraie "grenade anti-chars" lors des entraînements. Ils s'inquiètent de l'efficacité de leur action en cas d'utilisation en opérations.

 

Monsieur le ministre, ces quelques exemples démontrent que l'absence des moyens accordés à notre armée entraînait des frustrations et de sérieuses inquiétudes chez les militaires. J'aurai donc plusieurs questions:

 

Au niveau des équipements individuels, existe-t-il un retour sur expérience et éventuellement une remise en question des choix opérés si les équipements s'avèrent inadaptés?

Comment est-ce que les hommes de rang, ceux qui utilisent les équipements au jour le jour sont consultés ou participent au choix de ces équipements basiques?

Comptez-vous augmenter la dotation de chaque militaire pour ces équipements individuels, spécialement si vous augmentez les exercices et les opérations?

Dans le cadre de l'augmentation de la readiness, allez-vous rendre les exercices plus réalistes, y compris en utilisant une plus grande quantité de "consommables" comme les munitions et les trousses de secours?

 

29.02  Theo Francken, ministre: Monsieur Lasseaux, le gestionnaire de matériel de l'équipement individuel maintient un contact permanent avec les militaires, que ce soit en garnison ou en opération. Les retours qu'il reçoit sont systématiquement analysés avec le fournisseur afin d'adapter l'équipement aux besoins concrets des militaires dans toutes les situations.

 

Avant la mise en œuvre de l'accord-cadre Belgian Defence Clothing System (BDCS), en vigueur depuis 2022 pour une durée de quinze ans, des tests en laboratoire et sur le terrain ont été réalisés. L'accord est conçu pour permettre des adaptations régulières de l'équipement et l'introduction de nouveaux articles. Il s'agit donc d'un système évolutif. Le gestionnaire implique les militaires dans l'évaluation des nouveaux équipements pour chaque nouveau marché. Grâce à l'accord BDCS, les militaires peuvent également soumettre leurs remarques via une application en ligne après usage opérationnel. Durant la phase préparatoire du BDCS, le volume d'équipement par soldat a été soigneusement étudié selon l'intensité d'engagement. La composition et la qualité évoluent constamment pour répondre aux besoins.

 

Un militaire déployé en opération dispose actuellement de trois uniformes de base et d'équipements complémentaires: chemises de combat, pantalons et vestes tactiques, etc. Un marché public séparé est en cours pour l'achat de bottines et de chaussettes, également précédé de tests rigoureux. Le service de blanchisserie, militaire ou civil, reste un élément essentiel au bien-être du soldat. Tout article du trousseau, y compris les équipements de pluie et du BDCS, peut être échangé gratuitement en cas de perte ou de dommage, sauf négligence, évalué au cas par cas par le commandement. Cela me semble normal. Les niveaux de stocks consommables (munitions, carburant, rations, équipement, etc.) seront augmentés progressivement pour se conformer aux standards de l'OTAN. Cela implique d'importantes adaptations logistiques. Le passage à 2 % du PIB pour le budget de la Défense est crucial pour soutenir cette évolution.

 

29.03  Stéphane Lasseaux (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très précise et complète. Merci aussi de m'avoir informé de l'existence d'une concertation avec les militaires puisque ce sont eux qui doivent porter ces uniformes. Je trouve important que cette concertation puisse avoir lieu. En effet, nous savons que leurs conditions de travail sont parfois difficiles. Merci beaucoup!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Dank u voor de volgehouden aandacht, collega's. We zijn goed opgeschoten met onze agenda. Dat was ook nodig. We zien elkaar volgende week.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 20.32 uur.

La réunion publique de commission est levée à 20 h 32.