B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
21-12-1999
21-12-1999
voormiddag
matin
HA 50
PLEN 027
HA 50
PLEN 027
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 027
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 21 december 1999, 10.00 uur
PLEN 027
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
BEGROTINGEN (VOORTZETTING)
5
- Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2000
(197/1 tot 5 en 199/1)
ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begro-
tingsjaar 2000 (198/1 tot 28)
5
hervatting van de algemene bespreking
5
Sprekers : Joke Schauvliege, Jean-Jacques Viseur,
Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, minister van So-
ciale Zaken en Pensioenen, Greta D'Hondt, Paul Tim-
mermans, Frieda Brepoels, Daniel Bacquelaine,
voorzitter van de PRL FDF MCC-fractie, Koen Bul-
tinck, Joos Wauters, Filip Anthuenis, Trees Pieters,
Jean-Marc Delize´e, Pierrette Cahay-Andre´, Hans
Bonte, Danny Pieters, Gerolf Annemans, voorzitter
van de Vlaams Blok-fractie, Anne-Marie Descheemae-
ker, Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet, mi-
nister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
BIJLAGE
45
MEDEDELINGEN
45
SENAAT
45
OVERGEZONDEN WETSONTWERP
45
EVOCATIE
45
REGERING
45
VERSLAG
45
ALGEMENE UITGAVENBEGROTING 1999
46
VERZOEKSCHRIFT
46
RESOLUTIE
46
EUROPEES PARLEMENT
46
Sommaire
Mardi 21 de´cembre 1999, 10.00 heures
PLEN 027
EXCUSE
´ S
5
BUDGETS (CONTINUATION)
5
- Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire
2000 (197/1 a` 5 et 199/1)
projet de budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e
budge´taire 2000 (198/1 a` 28)
5
reprise de la discussion ge´ne´rale
5
Orateurs : Joke Schauvliege, Jean-Jacques Viseur,
Luc Goutry, Frank Vandenbroucke, ministre des Af-
faires sociales et des Pensions, Greta D'Hondt, Paul
Timmermans, Frieda Brepoels, Daniel Bacquelaine,
pre´sident du groupe PRL FDF MCC, Koen Bultinck,
Joos Wauters, Filip Anthuenis, Trees Pieters, Jean-
Marc Delize´e, Pierrette Cahay-Andre´, Hans Bonte,
Danny Pieters, Gerolf Annemans, pre´sident du
groupe Vlaams Blok, Anne-Marie Descheemaeker,
Annemie Van de Casteele, Magda Aelvoet, ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´
publique et de l'Environnement
ANNEXE
45
COMMUNICATIONS
45
SE
uNAT
45
PROJET DE LOI TRANSMIS
45
EVOCATION
45
GOUVERNEMENT
45
RAPPORT
45
BUDGET GE
´ NE
´ RAL DES DE
´ PENSES 1999
46
PE
uTITION
46
RE
uSOLUTION
46
PARLEMENT EUROPE
´ EN
46
HA 50
PLEN 027
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
MARDI 21 DE
´ CEMBRE 1999
DINSDAG 21 DECEMBER 1999
10.00 heures
10.00 uur
De vergadering wordt geopend om 10.02 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 10.02 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de
ministers van de federale regering :
Ministres du gouvernement fe´de´ral pre´sents lors de
l'ouverture de la se´ance :
Aelvoet, Reynders.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Mededelingen moeten ter kennis gebracht worden van
de Kamer. Zij zullen in de bijlage bij de handelingen van
deze vergadering opgenomen worden.
Des communications doivent e^tre porte´es a` la connais-
sance de la Chambre. Elles seront reprises en annexe
des annales de cette se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Jose´ Canon, Guy D'haeseleer, Miche`le Gilkinet, Ge´ral-
dine Pelzer-Salandra, Luc Sevenhans, Jef Valkeniers,
wegens ziekte / pour raison de sante´;
Raymond Langendries, wegens familieaangelegenhe-
den / pour raison familiale.
Mme Laurette Onkelinx m'a fait savoir qu'elle serait
absente aujourd'hui pour raison de sante´. Elle sera
remplace´e par la ministre de la Protection de la consom-
mation, de la Sante´ publique et de l'Environnement.
Budgets (continuation)
Begrotingen (voortzetting)
Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire
2000 (197/1 a` 5 et 199/1)
Projet de budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e
budge´taire 2000 (198/1 a` 28)
Rijksmiddelenbegroting
voor
het
begrotingsjaar
2000 (197/1 tot 5 en 199/1)
Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het
begrotingsjaar 2000 (198/1 tot 28)
Nous reprenons la discussion ge´ne´rale.
Wij hervatten de algemene bespreking.
Chers colle`gues, nous aborderons les secteurs Affaires
sociales, Sante´ publique et Environnement, Emploi et
Travail et Pensions.
Collega's, wij vatten de bespreking aan van de sectoren
Sociale
Zaken,
Volksgezondheid
en
Leefmilieu,
Tewerkstelling en Arbeid en Pensioenen.
Etant donne´ que la ministre de l'Emploi est absente pour
cause de maladie, elle sera repre´sente´e par la ministre
de la Protection de la consommation, de la Sante´ publi-
que et de l'Environnement.
Mevrouw Joke Schauvliege (CVP) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, geachte collega's, ik weet dat
het deze regering niet aan inbeeldingsvermogen ont-
breekt. Bij het nalezen van deze begroting dacht ik dat ik
het zevende van de XII Werken van Van Oudenhoven
aan het lezen was. Inderdaad, het zevende werk, want
de regering blijft eigenlijk halfweg steken. Ze komt haar
beloften niet na. Ze gooit met ronkende benamingen en
denkt dat ze de show steelt met de actieve welvaarts-
staat. Ze verzwijgt dat de actieve welvaartsstaat door de
vorige regering werd ingevoerd. Het is de vorige regering
HA 50
PLEN 027
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joke Schauvliege
die deze uitdaging reeds is aangegaan. Verder dan een
kopie van wat de vorige bewindsploeg heeft gedaan, is
deze regering niet gekomen. Ze faalde dus in haar
uitdaging en weigert bovendien een tegenprestatie te
leveren. Meer bepaald laat ze de gezinnen geheel links -
ik zou misschien beter zeggen : rechts - liggen. De notie
gezin is bij deze paarsgroene regering een non issue
geworden. Wat geheel ontbreekt in deze begroting en
dus in de visie van deze regering, zijn maatregelen die
gezin en arbeid beter op mekaar afstemmen. Ik herinner
mij in verband met deze problematiek een mooi prozai¨-
sch stukje in het Agalev-verkiezingsprogramma. Ook de
minister van Sociale Zaken heeft, naar aanleiding van de
prestigieuze lezing-Den Uyl in Amsterdam gezegd dat de
traditionele welvaartsstaat geen antwoord biedt op de
nieuwe behoefte om gezin, arbeid en vorming met elkaar
te combineren.
Alle partijen zijn het erover eens dat er iets moet gebeu-
ren, en toch staat er in deze begroting niets over gezin en
arbeid. De regering plant terzake gewoon niets. In een
tijd waarin werkende moeders en vaders alle moeite van
de wereld hebben om tijdig op het werk te geraken, zich
moeten haasten naar de kinderopvang, geen huishoude-
lijke hulp vinden en bovendien geen tijd meer hebben
voor het gezin, kijkt de paarsgroene regering gewoon de
andere kant uit. Ze geeft forfait voor deze uitdaging van
de volgende eeuw. Ik zou het een fin de sie`cle-syndroom
willen noemen. Nochtans zijn het de gezinnen van van-
daag die dag in, dag uit de uitdaging van de XII werken
moeten aannemen, die zich daarvoor moeten organise-
ren. Het zogenaamde toverwoord - of is het de clowns-
neus van Luc Alloo ? - is arbeidsduurvermindering. Daar-
aan besteedt de regering enkele luttele lijntjes in de
beleidsnota. Ze gelooft eigenlijk nog in sprookjes wan-
neer ze denkt dat arbeidsduurvermindering gekoppeld
wordt aan meer tewerkstelling. Weet u dan niet, mevrouw
de minister, dat bepaalde sectoren schreeuwen om werk-
nemers ? Weet u dan niet dat er arbeidskrachten te kort
zijn ? Een kleine verhoging van de fiscale aftrekbaarheid
van de kosten voor kinderopvang biedt geen soelaas. Er
zijn onthaalmoeders te weinig en bovendien zijn de
kinderdagverblijven niet afgestemd op een flexibele
arbeidssituatie. Dat bewijst weer eens dat de regering-
Verhofstadt de show belangrijker vindt dan de inhoud.
Deze regering kiest voor het korte succes en denkt niet
op lange termijn. Denkt u werkelijk dat gezinnen wakker
liggen van een paar honderd frank belastingvermindering
in de maand ? Gezinnen hebben recht op levenskwaliteit,
tijd voor hun gezin, tijd voor relaties, tijd voor zichzelf en
tijd voor deze maatschappij. Deze regering heeft geen
tijd, geen interesse voor deze belangrijke uitdaging.
Waar zijn, bijvoorbeeld, de maatregelen die de kinderbij-
slag verhogen tot de werkelijke kosten voor ieder kind ?
Waar zijn de maatregelen die de werkgever stimuleren
om de gezinssituatie van zijn werknemer ter harte te
nemen ? Waar zijn de maatregelen die de drang om voor
twee voltijdse inkomens te moeten gaan werken, wegne-
men ? Eigenlijk kan ik het antwoord van de regering al
voorspellen. U zult alles op de hals van de vorige
regering schuiven en u zult ieder concreet antwoord
ontwijken. Vergeet daarbij niet dat er voor het eerst sinds
jaren wat budgettaire ruimte is, dankzij de vorige rege-
ring. Vergeet daarbij niet dat dit nu precies de kans bij
uitstek was om iets voor de gezinnen te gaan doen. U
speelt heel graag Sinterklaas maar ik heb de indruk dat u
hooghartig de kinderen voorbijloopt. Deze begroting laat
de gezinnen in de steek, de vaders en moeders die hun
rol als vader of moeder, echtgenoot en werknemer, willen
combineren op een leefbare manier. Mijn gezinspartij, de
CVP, weigert gezinnen in de kou te laten staan. De CVP
zal snel en efficie¨nt een aantal voorstellen indienen die
gezin en arbeid leefbaarder moeten maken. Indien u ook
voor deze voorstellen als meerderheid opnieuw forfait
laat gaan, zal uw tegenprestatie duur betaald moeten
worden.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
madame la ministre, monsieur le ministre, chers colle`-
gues, mon intervention portera sur quatre points. Je vous
parlerai de l'Etat social actif, de la re´duction des cotisa-
tions sociales dans le secteur marchand, du de´sinte´re^t a`
l'e´gard du secteur non-marchand et enfin du proble`me
des pensions et de la re´serve de´mographique.
En ce qui concerne l'Etat social actif, je ne re´pe´terai pas
toute la discussion qui a eu lieu en commission. Mais en
lisant
Le Soir de ce matin, j'ai de´couvert les premiers
re´sultats de l'enque^te re´alise´e par le Professeur Peers et
son e´quipe. Ils confirment que la situation est bien celle
que nous craignions, a` savoir que l'e´cart s'accroi^t entre
les be´ne´ficiaires de la croissance et ceux qui sont
victimes de l'e´volution de la socie´te´. Cette enque^te fait
apparai^tre un e´le´ment extre^mement lourd de conse´quen-
ces : par rapport a` 1921 et a` 1950, l'e´cart augmente entre
la longe´vite´ des personnes appartenant aux classes les
plus faibles et celle des personnes profitant de la socie´te´
d'abondance. Malgre´ les efforts re´alise´s en matie`re de
se´curite´ sociale, les risques de souffrir de maladie ou de
mourir jeune sont plus importants si l'on dispose de
revenus faibles que si l'on be´ne´ficie de gros revenus, et
cet e´cart augmente au fil des anne´es. De`s lors, je
conside`re que le syste`me de l'Etat social actif ou` tout est
centre´ sur l'activite´ et ou` l'on gomme les ine´galite´s au
nom de cette activite´, n'est pas adapte´ a` nos besoins.
Pour moi, il y a une grande diffe´rence entre l'Etat
providence actif et l'Etat social actif puisque ce dernier se
fonde essentiellement sur la notion d'activite´ et non sur la
lutte contre les ine´galite´s. En entrant dans cette logique
qui a fait tant de mal aux Etats anglo-saxons, vous
6
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
acceptez que l'on passe d'un syste`me social de´mocrate,
que les socialites et les sociaux-chre´tiens ont de´fendu
pendant des anne´es, vers un syste`me a` l'anglaise ou`
l'activite´ e´conomique prend le pas sur les ine´galite´s
sociales.
Je pense que, de cette manie`re, nous nous dirigeons
vers un Etat libe´ral, ce qui fait sans doute plaisir a`
M. Bacquelaine. Pour ma part, je crois que les membres
du gouvernement qui n'aiment pas l'Etat libe´ral se sont
laisse´ pie´ger par un accord de gouvernement qui sacrifie
la se´curite´ sociale, alors qu'il donne l'impression de la
sauvegarder, et abandonne la logique qui a e´te´ de´fendue
pendant des anne´es. Je citerai un exemple d'actualite´ : la
notion qu'a M. Karel De Gucht de l'Etat social actif est
tre`s libe´rale en ce qui concerne l'inte´gration des e´tran-
gers puisqu'il estime que les e´trangers re´gularise´s doi-
vent apporter la preuve de leur inte´gration.
Cette preuve, c'est la connaissance des langues natio-
nales, le suivi de cours de langues ou encore l'adapta-
tion. Ceci est l'illustration parfaite de l'activite´ telle que les
libe´raux l'entendent, c'est-a`-dire une volonte´ de cre´er
une relation contractuelle, et non pas assurantielle, avec
les gens.
Si aujourd'hui, on demande a` l'e´tranger de prouver son
inte´gration a` travers une se´rie d'activite´s, pourquoi ne
demanderait-on pas demain au cho^meur de prouver son
inte´gration en se pre^tant a` toute activite´, quelle que soit
la re´mune´ration qui lui sera alloue´e ? De me^me, pourquoi
ne demanderait-on pas demain aux malades de s'inte´-
grer en faisant une se´rie de de´marches qui limitent leur
liberte´ et qui les ame`nent a` cou^ter moins cher a` la
socie´te´ ?
A travers cette notion d'Etat social actif, je pense que
vous vous inscrivez dans une logique qui corrompt la
notion d'Etat providence actif a` laquelle nous tenons,
c'est-a`-dire ce passage d'une logique d'indemnisation
financie`re de soutien des personnes et de re´ponse aux
ine´galite´s a` une logique d'inte´gration. Vous avez ouvert
la boi^te de Pandore et je crois que, comme dans d'autres
matie`res, il ne faudra pas attendre des anne´es avant
qu'au lieu de combattre l'exclusion, on voie l'Etat renfor-
cer celle-ci au nom de l'activite´ et de la modernite´.
Par ailleurs, dans le concept politique d'activation, il n'y a
pas a` l'e´gard des ine´galite´s l'effort qu'on aurait pu
attendre. On devrait pluto^t poser la question des minima
sociaux qui sont, de l'avis ge´ne´ral, insuffisants pour
re´pondre au minimum vital conforme´ment au prescrit de
l'article 23 de la Constitution. Or, vous disposez de
marges, que vous consacrez a` autre chose. Ce faisant,
vous ne re´pondez pas aux ve´ritables besoins de la
socie´te´.
Je pense, comme vous, que les e´quilibres sociaux sont a`
re´inventer mais cela ne doit pas se faire par la stigmati-
sation des exclus ou par la marchandisation comme base
de re´flexion. Nous assistons a` un syste`me dans lequel la
protection sociale s'affaiblit face a` l'activation. Cela n'est
plus un Etat providence actif, c'est un Etat actif dans
lequel les exclus ne sont plus pris en compte.
La plus belle illustration de ce syste`me, c'est la re´duction
des cotisations sociales. Il e´tait important d'aboutir a` ce
que les cotisations sociales soient re´duites pour de´ve-
lopper l'emploi. Cette politique avait d'ailleurs e´te´ utilise´e
depuis plusieurs anne´es, mais il y avait toujours une
liaison e´vidente entre re´duction de cotisations, diminution
structurelle des charges du travail et emploi. Gra^ce au
coup d'acce´le´rateur du gouvernement (de 64,8 milliards
a` 89,1 milliards), on aurait pu conside´rer que le gouver-
nement allait renforcer les e´le´ments permettant de lier
cette re´duction des cotisations sociales a` une augmen-
tation de l'emploi. Or, ce n'est manifestement pas le but
poursuivi.
D'ailleurs, avant les e´lections, la famille libe´rale - qui e´tait
encore dans l'opposition - insistait toujours sur le fait qu'il
y aurait ce que l'on appelle le fameux effet retour, qui
devait repre´senter un pourcentage de´passant tre`s large-
ment la moitie´ des re´ductions de charges sociales accor-
de´es. Aujourd'hui, on fait brusquement preuve d'une plus
grande prudence et on parle beaucoup moins d'effet
retour. En re´alite´, c'est parce qu'on ne parle plus d'exi-
gence retour. De`s lors qu'il n'y a plus d'exigence retour, il
y aura e´videmment, a` travers cette re´duction de cotisa-
tions sociales dans le secteur marchand, un effet
d'aubaine important. Celui-ci sera d'autant plus important
que la situation e´conomique va s'ame´liorer.
Mais il n'y aura aucune exigence claire de liaison de cette
re´duction supple´mentaire a` la cre´ation d'emplois. Je
pense donc que, sur ce plan-la`, nous pouvons re´ellement
parler d'un cadeau offert par cette amplification de la
re´duction des charges sociales sans exigence compen-
satoire au niveau de la cre´ation d'emplois.
Comme troisie`me e´le´ment de ma re´flexion, j'e´voquerai
un proble`me de´licat a` ge´rer dans notre pays, que je
cernerai en termes de de´sinte´re^t latent pour le secteur
non marchand. Le budget 2000 consacre a` ce secteur
11,2 milliards de francs, ce qui correspond a` 8% du
montant total des re´ductions des cotisations sociales
octroye´es aux secteurs marchand et non marchand
confondus. Or, le pourcentage d'emplois occupe´s dans le
secteur non marchand correspond a` 12,2% de l'emploi
total.
Partant, en ne retenant pas - comme le pre´ce´dent
gouvernement l'avait fait - le chiffre de 12,2% pour le
secteur non marchand, il est manifeste que l'effort n'est
pas comparable et que moins d'efforts sont re´alise´s en
HA 50
PLEN 027
7
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
faveur du secteur non marchand, comparativement a`
ceux entrepris pour le secteur marchand. C'est d'autant
plus paradoxal que nous sommes tous d'accord - et on le
dit et redit a` l'envi - sur le fait que le secteur non
marchand cre´e automatiquement des emplois lorsque
l'on augmente la re´duction de charges et sur le fait que
se produit, a` travers le MARIBEL social, une augmenta-
tion mathe´matique de croissance de l'emploi lie´e a` la
re´duction des charges sociales.
Pourquoi de`s lors ne pas avoir applique´ - comme ce fut le
cas pre´ce´demment pourtant - la me^me cle´ et, me^me,
pourquoi ne pas avoir augmente´ la cle´ en faveur du
secteur non marchand, a` partir du moment ou` se pre´sen-
tent des marges d'un tel ordre ?
L'explication en est tre`s prosai¨que et, en fin de compte,
tre`s belge. Dans l'ensemble du monde occidental, tout le
monde partage la conviction que le secteur non mar-
chand constitue l'un des e´le´ments majeurs, d'une part,
de la cre´ation d'emplois et, d'autres part, de la satisfac-
tion d'un certain nombre de besoins dans le chef des
populations. Quand on e´voque la ne´cessite´ de la restau-
ration du lien social, l'unanimite´ existe pour affirmer que
cette restauration ne pourra se re´aliser ni uniquement par
les pouvoirs publics , ni en premier lieu par le secteur
marchand, mais que c'est le secteur non marchand qui
en est la cle´. Dans les pays voisins - et je pense
notamment a` la France -, l'on trouve a` l'e´gard de ce
secteur non marchand une volonte´ de de´veloppement,
afin de mieux re´pondre aux besoins de leur population.
Pourquoi de`s lors, en Belgique, en arrive-t-on, tout en
proclamant les me^mes ide´es, a` re´duire l'enveloppe du
non-marchand de 12,2% a` 8% ? La re´ponse re´side
simplement dans cette fiction ridicule, mais ne´anmoins
fort implante´e dans la mentalite´ d'un certain nombre de
partis politiques, selon laquelle qui dit secteur non mar-
chand dit pre´dominance du secteur chre´tien et des partis
qui portent un
c dans leur sigle. C'est une fiction. La
question ne consiste pas du tout dans un enjeu de
mainmise par un parti politique sur un secteur. Au
contraire, il y a lieu a` agir en telle manie`re que ce secteur,
pleinement reconnu au sein de la socie´te´, trouve a` se
de´velopper comme il se doit dans l'inte´re^t de cette
dernie`re.
Je crois que la re´ponse tient e´galement au fait que le
secteur non marchand n'a jamais e´te´ la tasse de the´ des
tendances libe´rales. Une fois encore, nous nous trou-
vons dans un domaine ou`, en apparence, les socialistes
ge`rent ces de´partements, mais ou`, en re´alite´, se cache
en filigrane une politique libe´rale - et je vois que
MM. Bacquelaine et Anthuenis se re´jouissent. Pour cari-
caturer la politique du nouveau gouvernement, je repren-
drai le dessin cruel de Royer : cette automobile bleue,
avec un autocollant rouge et un autocollant vert, lesquels
autocollants se dissolvent a` la suite des conditions
me´te´orologiques, pour ne voir demeurer que ce ve´hicule
bleu qui constitue l'essentiel de cette nouvelle politique.
Voila` donc un domaine pour lequel je souhaiterais obtenir
des explications de la part du gouvernement : pourquoi,
en effet, ne sommes-nous me^me pas capables d'appli-
quer au secteur non marchand le me^me taux de re´duc-
tion de cotisations sociales que celui en vigueur pour le
secteur marchand, alors que le secteur non marchand a
sa place dans la socie´te´, alors qu'il cre´e, lui, des emplois
directs ?
Je ne veux pas e^tre cruel en disant que si on appliquait le
taux de re´duction sociale au nombre d'emplois nouveaux
cre´e´s, ce n'est pas 12% mais certainement aux alentours
de 20% que l'on devrait consacrer a` ce secteur non
marchand.
Si je me re´fe`re aux discussions qui se sont de´roule´es au
sein de la commission des Affaires sociales sur le projet
de loi en vue de la promotion de l'emploi, et plus
particulie`rement au tableau e´labore´ par le gouvernement
comparant les avantages accorde´s au secteur marchand
et au secteur non marchand, et ce uniquement pour les
aides Maribel sociales et la re´duction structurelle des
charges sociales, je constate, pour autant que le tableau
soit fiable, qu'il refle`te fide`lement la politique gouverne-
mentale ancienne et actuelle.
En 1999, le secteur non marchand be´ne´ficiait d'avanta-
ges conse´quents : depuis le 1er juillet, 11 600 francs en
moyenne par trimestre pour le secteur non marchand et
6 075 francs pour le secteur marchand; en 2000, nous
alignons nos deux types de re´duction et, a` partir du 1er
juillet 2000, ce sera 11 600 et 13 850 francs pour le
secteur non marchand contre 13 075 pour le secteur
marchand. En tenant compte des diverses autres aides a`
l'emploi dont l'essentiel se situe dans le secteur mar-
chand, l'on ne peut que constater la volonte´ du gouver-
nement actuel de privile´gier l'emploi du secteur mar-
chand en lieu et place de l'emploi dans le secteur des
services, ce qui a des conse´quences, non seulement en
matie`re d'emploi mais aussi en matie`re d'organisation de
la socie´te´. Ce n'est plus du socialisme, ce n'est plus de la
social-de´mocratie, encore une fois c'est du libe´ralisme.
Il vaut mieux dire clairement les choses : ce gouverne-
ment est un gouvernement libe´ral.
J'en arrive au dernier point tout aussi essentiel. Il s'agit
de l'avenir en matie`re de pensions. Les notes qui ont e´te´
de´pose´es ont montre´ le taux de de´pendance, l'e´volution
en la matie`re. A mon avis, dans les dix anne´es a` venir,
nous allons connai^tre un proble`me de couverture de la
situation des personnes les plus a^ge´es. A ce phe´no-
me`ne, aucune re´ponse cohe´rente n'est apporte´e.
8
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Sous le pre´ce´dent gouvernement, deux partis, le SP et le
PSC, insistaient sur la ne´cessite´ de cre´er une re´serve
de´mographique pour faire face au choc pre´vu dans ce
domaine. Nos partenaires au sein du gouvernement ont,
sans nous convaincre, de´fendu l'ide´e que la meilleure
garantie des pensions dans la premie`re de´cennie du
XXIe`me sie`cle serait l'assainissement des finances pu-
bliques et la re´duction de la dette. J'estime que les deux
points de vue sont de´fendables, a` la seule diffe´rence que
la constitution d'une re´serve de´mographique assortie
d'un certain nombre de garanties pour e´viter que cette
re´serve soit de´tourne´e de son objectif, est une assurance
re´elle tandis que la re´duction de la dette et la diminution
des de´penses publiques pre´sentent un inconve´nient, en
ce sens que cette diminution suscite imme´diatement
chez certains le souhait d'en voir une traduction au
travers de re´ductions fiscales.
L'anne´e passe´e, le ministre sue´dois des Finances que
j'interrogeais en la matie`re m'apprenait que la Sue`de ne
connai^t pas seulement un e´quilibre budge´taire mais
e´galement un boni de l'ordre de 2,5%. Quand je lui ai
demande´ a` quoi servait un boni de 2,5% alors qu'il
pourrait re´duire les impo^ts, il m'a signale´ que le maintien
de la fiscalite´ pratique´e en Sue`de ne constitue pas un
handicap pour le de´veloppement e´conomique du pays.
J'aurais aime´ connai^tre le de´veloppement de la Sue`de
durant les trois dernie`res anne´es. La de´monstration est
clairement faite qu'en Europe, il n'y a pas de lien entre
de´veloppement e´conomique et fiscalite´. Le taux de fis-
calite´, quel qu'il soit, n'empe^che pas le de´veloppement
e´conomique.
En refusant la re´serve de´mographique, en l'abandonnant
dans vos pre´occupations, vous placez les futurs gouver-
nements - dans 5 ou 6 ans - dans une situation impos-
sible. Dans les anne´es a` venir, vos partenaires vont
demander, et sans doute obtenir, des re´ductions d'im-
po^ts. Cela va a` l'encontre de l'ide´e selon laquelle l'assai-
nissement des finances publiques peut amener a` la
constitution d'une re´serve suffisante pour couvrir les
pensions. Ce n'est en effet possible qu'en maintenant la
fiscalite´ au taux actuel.
En renonc¸ant a` la constitution d'une re´serve de´mogra-
phique, vous sacrifiez le futur au profit du pre´sent et au
profit d'une satisfaction imme´diate, a` but purement e´lec-
toral. En d'autres termes, vous ne ge´rez pas cet Etat
dans l'inte´re^t de ses citoyens. Vous ne cre´ez pas les
conditions d'un Etat providence actif. Vous risquez
d'avoir demain, non plus une lutte des classes, mais une
lutte des classes d'a^ge. Dans les anne´es 2005 a` 2010, il
va, en effet, falloir faire des arbitrages entre les besoins
des diverses classes d'a^ge et les moyens dont on
disposera.
En conclusion, dans le domaine social, si important pour
notre socie´te´, ce gouvernement sacrifie l'avenir au profit
du pre´sent. Il pre´sente une logique profonde´ment impre´-
gne´e du mode`le anglo-saxon. Je pre´fe´rerais que nous
maintenions un mode`le rhe´nan de qualite´. He´las, je ne
trouve, ni dans les notes de politique ge´ne´rale, ni dans le
budget, la confirmation de cette voie, mais au contraire,
une de´rive dont nous paierons les conse´quences dans
les anne´es a` venir.
De voorzitter : Collega's, door omstandigheden en om-
wille van het gezondheidsprobleem van minister Onke-
linx is minister Vandenbroucke verplicht deze assemblee
te verlaten tussen 10.45 uur en 11.45 uur, om ons daarna
opnieuw te vervoegen.
Mijnheer de minister, ik stel voor dat u zou luisteren naar
de uiteenzettingen en de vragen van de heer Paul
Timmermans, de dames Frieda Brepoels en Greta
D'Hondt en de heer Luc Goutry alvorens de vergadering
te verlaten om na uw terugkomst uw antwoorden te
verstrekken.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, wij
begrijpen weliswaar de verplichtingen van de minister
van Sociale Zaken, maar niettemin is het vervelend om
vast te stellen dat de regering, wetende dat de begroting
in plenaire vergadering wordt besproken tijdens een
welbepaalde week, zich niet kan organiseren om alsdan
voortdurend aanwezig te zijn.
Ik heb over deze materie weinig vragen te stellen, maar
ik wens wel mijn stelling te verdedigen en volgens mij
heeft het weinig zin hiertoe over te gaan als de minister
niet aanwezig is. Hoe kan in dergelijke omstandigheden
een debat worden gevoerd ?
De voorzitter : Ik ben het met u eens, mijnheer Goutry,
maar het is vooral door de plotse onbeschikbaarheid van
minister Onkelinx dat de zaken worden bemoeilijkt.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
gelieve mij te verontschuldigen voor de moeilijkheden
terzake, maar ik heb een afspraak met minister Onkelinx.
Voorts verzeker ik de sprekers dat minister Aelvoet
alsmede mijn kabinetschef de vragen en uiteenzettingen
zorgvuldig zullen noteren tijdens mijn afwezigheid, om
mij toe te laten hierop te reageren zodra ik terug ben.
De voorzitter : Mijnheer de minister, u zult hoe dan ook
terug zijn om 11.45 uur.
Mevrouw D'Hondt, wenst u bondig uw uiteenzetting te
houden terwijl minister Vandenbroucke nog aanwezig is,
of mag ik het woord geven aan de heer Paul Timmer-
mans en nadien aan mevrouw Frieda Brepoels om hun
vragen te stellen ?
HA 50
PLEN 027
9
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, wij zijn wel flexibel, maar deze gang
van zaken is niet coherent. Immers, vragen maken soms
deel uit van de verdediging van een stelling en dan is het
aangewezen dat de regering aanwezig is.
Het zal zeker niet aan ons liggen als de begroting deze
week niet wordt goedgekeurd.
Mijnheer de minister, naar aanleiding van de bespreking
in de commissie beloofde u in te gaan op een aantal
bedenkingen van het Rekenhof, waarover ook ik vragen
had gesteld. Het gaat om de volgende items : het saldo
van het globaal financieel beheer; de lage lonen en de
alternatieve financiering van de sociale zekerheid, meer
speciaal over het BTW-percentage dat daarvoor wordt
afgestaan; de exogene factoren in de gezondheidszorg;
de kostprijs van de beroepsloopbaanonderbreking en de
compensatie daarvan, al dan niet ten laste van het
algemeen financieel beheer en tot slot de jaarlijkse
vakantie en de verhoogde bijdrage voor werkgevers die
veelvuldig een beroep doen op de economische werk-
loosheid.
Misschien had u inmiddels de gelegenheid uw antwoor-
den hieromtrent voor te bereiden of misschien kunt u
verwijzen naar schriftelijke verslagen in dat verband.
Naar aanleiding van de bespreking van vorige week over
de programmawetten vroeg ik u om, samen met minister
Onkelinx en minister Aelvoet, precieze cijfers omtrent de
loonkostenverlaging naar voren te brengen. Immers, de
cijfers die u liet publiceren in de gemeenschappelijke
persnota wijken af van de cijfergegevens die minister
Onkelinx liet opnemen in het verslag van de bespreking
van de programmawet.
Thans lijkt het mij aangewezen terzake over exacte
cijfers te beschikken. Het zou mij verheugen mochten wij
uiteindelijk kunnen ontsnappen aan deze cijferdans en
mocht degene die verantwoordelijk is voor de verkeerde
gegevens, in de toekomst zijn werk beter verifie¨ren.
M. Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, ma premie`re question s'adresse a` M. Vanden-
broucke. Elle concerne le remboursement des aides
Maribel bis et ter.
Cette question a de´ja` e´te´ pose´e en commission. La
re´ponse ne m'avait pas paru satisfaisante, mais on peut
e´mettre l'hypothe`se que la question ne l'e´tait pas non
plus. Je vais donc tenter d'e^tre plus clair.
La Commission europe´enne a condamne´ ces aides
parce qu'elle conside´rait qu'il s'agissait de concurrence
de´loyale. Elle a saisi la Cour de justice qui aurait du^
rendre un avis rapidement.
J'ai quelque inquie´tude sur l'e´quilibre budge´taire de notre
plan de promotion de l'emploi et j'aimerais savoir com-
ment, monsieur le ministre, vous envisagez le rembour-
sement de ces aides. Les entreprises vont-elles re´elle-
ment les rembourser ? Il semble que la Fe´de´ration des
Entreprises de Belgique conside`re que c'est absolument
impossible. Le gouvernement va-t-il accorder des com-
pensations aux entreprises qui n'ont pas be´ne´ficie´ de ces
aides ? Ou bien le montant va-t-il e^tre de´duit des aides
nouvellement octroye´es ?
Il s'agit d'une somme estime´e entre 21 et 23 milliards et
qui correspond curieusement au montant de l'augmenta-
tion budge´taire en matie`re d'exone´ration de charges
sociales.
Par ailleurs, j'ai quelques remarques a` formuler dans des
domaines ou` les intentions du gouvernement ont e´te´
clairement annonce´es mais ou` les budgets ne semblent
pas e^tre a` la hauteur de ses ambitions. Je souhaiterais
que, lors d'un prochain contro^le budge´taire, nous puis-
sions reme´dier a` cet e´tat de faits.
Trois points me paraissent significatifs.
Le budget consacre´ a` l'e´galite´ des chances entre hom-
mes et femmes. Il s'agit d'un petit budget : 72 millions en
1998, 61 millions pour 2000. Symboliquement, il n'e´tait
pas opportun de le diminuer.
Le conge´ e´ducation. On re´pe`te, d'une manie`re presque
incantatoire, que la formation est la clef d'une promotion
de l'emploi. Or, la part que l'Etat consacre au conge´
e´ducation, dont le budget e´tait de´ja` en mauvaise sante´,
est sensiblement diminue´e. Cela pourrait e^tre pre´judicia-
ble pour la formation des travailleurs.
Le plan d'accompagnement des cho^meurs. Le plan em-
ploi jeunes que nous avons vote´ met l'accent sur les
personnes peu qualifie´es. Celles-ci ont besoin d'un ac-
compagnement important pour e^tre remises sur le
marche´ du travail. Or, je m'aperc¸ois que le budget
consacre´ au plan d'accompagnement des cho^meurs va
en diminuant.
Cela me parai^t e´galement pre´judiciable pour la re´ussite
du plan.
Voila` donc trois points qui me´riteront toute l'attention et la
vigilance des partenaires et des colle`gues.
Nous espe´rons que nous pourrons reme´dier a` ces pro-
ble`mes lors du prochain contro^le budge´taire.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de
terugbetaling van autosondagekatheders bij kinderen
met een gestoorde blaasfunctie. Volgens het RIZIV en
10
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frieda Brepoels
het college van geneesheren-directeurs is de niet-
terugbetaling van deze katheders een leemte in de
ziekteverzekering omdat de behandeling kostenbespa-
rend voor de maatschappij kan zijn.
Op dit ogenblik kunnen de patie¨ntjes een beroep doen op
het Bijzonder Solidariteitsfonds. De procedure is echter
bijzonder omslachtig, de aanvragen moeten steeds her-
nieuwd worden en de uitbetalingstermijnen zijn erg lang.
Mijnheer de minister, ik wens u een aantal vragen te
stellen.
Waarom is de terugbetaling van de autosondagekathe-
ders nog steeds niet opgenomen in de nomenclatuur ?
Wanneer zal dit ten vroegste gebeuren ?
Vindt u het opportuun dat de betrokkenen een beroep
moeten blijven doen op het Bijzonder Solidariteitsfonds
en de daaraan verbonden administratieve rompslomp ?
Naar verluidt worden ongeveer 800 patie¨nten met deze
problematiek geconfronteerd. Kunt u het exacte aantal
dossiers meedelen ?
Hoe lang duurt het gemiddeld vooraleer een dossier is
afgehandeld ?
Aan welke voorwaarden moeten de betrokken patie¨nten
voldoen om te kunnen genieten van de uitkering van
chronisch zieke ?
De voorzitter : Mijnheer de minister, de Kamer verwacht
u binnen een uurtje terug om te antwoorden op de
vragen.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, madame et monsieur le ministre, chers colle`-
gues, lors du de´bat sur les lois-programmes de la se-
maine dernie`re, je suis intervenu sur la proble´matique de
la sante´ et sur le dossier social. Je ne re´pe´terai donc pas
ce que j'ai de´ja` dit. Cependant, je voudrais attirer l'atten-
tion du gouvernement sur certains points qui me sem-
blent importants et qui ont trait a` la politique de sante´
dans ce pays.
Auparavant, je voudrais faire part de mon e´tonnement
lorsque j'ai entendu M. J.J Viseur. Il se re´jouit du libe´ra-
lisme retrouve´.
(Interruption de M. Jean-Jacques Viseur)
Vous ne vous re´jouissez pas mais vous donnez en tout
cas l'impression de regretter le socialisme pur et dur.
Vous dites e^tre contre un Etat social actif. Qu'entendez-
vous par la` ? Etes-vous contre l'Etat ? Etes-vous contre
le social ? Etes vous contre l'actif ? Ou e^tes-vous contre
les trois en me^me temps ?
(Interruption de M. Jean-Jacques Viseur)
J'entends bien. Mais vous dites que vous e^tes contre
l'Etat social actif. Peut-e^tre e^tes-vous contre l'Etat ?
Dans ce cas, permettez-moi de vous dire que vous avez
tort car un Etat est ne´cessaire et me^me le PSC devrait le
comprendre.
Vous e^tes contre le social. Pour notre part, nous sommes
pour le social et nous de´fendons le concept d'Etat social.
Si vous e^tes contre l'actif, c'est que vous e^tes pour le
passif. En ce qui nous concerne, nous combattons le
passif, votre passif ! Je pense d'ailleurs que chacun
conside`re que cela est ne´cessaire.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur Bacque-
laine, vous parlez de passif. Vous oubliez les marges que
le gouvernement pre´ce´dent vous a laisse´es !
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Vous parlez
de la dioxine ou du financement de l'enseignement ?
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Je parle des dizaines
de milliards dont dispose le gouvernement actuel gra^ce a`
la gestion efficace du pre´ce´dent gouvernement.
Je parle e´galement de l'assainissement des finances
publiques et de la re´duction du de´ficit de l'Etat a` moins
d'un pourcent.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Vous e´voquez
la` les anne´es 81-82 !
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Oui. Mais nous y
sommes quand me^me arrive´s. J'estime donc que nous
vous avons le´gue´ beaucoup d'actifs.
Inde´pendamment de cela, les libe´raux ont toujours re-
proche´ a` la socie´te´ sociale de´mocrate et a` l'Etat de lutter
contre les ine´galite´s,
d'alourdir la socie´te´ en l'empe^-
chant de se libe´rer et de se de´velopper.
Je constate, aujourd'hui, que le concept que vous pro-
posez a e´te´ utilise´ dans les pays anglosaxons. Il a abouti
au re´sultat suivant : en Angleterre, en ce qui concerne
l'espe´rance de vie, l'e´cart par rapport a` la moyenne e´tait
moins important en 1921 qu'en 1999. Si c'est la` l'Etat
social actif que vous pre´conisez, je vous re´ponds qu'il
s'agit d'un Etat libe´ral actif, c'est-a`-dire un Etat qui est
contre les plus faibles et qui rejette les exclus de la
socie´te´.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je constate que le PSC est contre l'Etat social
actif, ce qui donne a` s'inquie´ter. A mon sens, le pire serait
un Etat asocial passif : tout le monde devrait s'y opposer.
Mais e^tre contre un Etat, e^tre contre le fait qu'il pro^ne
l'activite´ et qu'il soit lui-me^me actif aux fins de re´duire les
ine´galite´s m'apparai^t comme un faux de´bat ou comme le
sympto^me d'une incompre´hension totale du concept.
HA 50
PLEN 027
11
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Daniel Bacquelaine
Pour ma part, je voudrais re´pe´ter que nous sommes
favorables a` ce concept d'Etat social actif : d'une part,
nous conside´rons que l'Etat a un ro^le a` jouer, indispen-
sable a` la bonne organisation de notre socie´te´, me^me si
nous restons particulie`rement attache´s a` la liberte´ de
l'individu et a` la possibilite´ pour lui de s'exprimer pleine-
ment dans la socie´te´. A cet e´gard, l'Etat a un ro^le a` jouer
pour lui garantir cette possibilite´.
Nous sommes favorables a` un Etat social parce que
nous jugeons inacceptable d'e´voluer vers une socie´te´
duale qui trouverait une classe sociale privile´gie´e et une
classe sociale de plus en plus pauvre. Une e´volution
dans ce sens doit e^tre combattue : c'est la raison de
notre engagement pour un Etat social.
Pour un Etat actif e´galement puisque nous estimons
indispensable de pro^ner l'activite´ dans notre pays. A
de´faut de taux d'activite´ suffisant, il sera de plus en plus
difficile d'assurer la solidarite´ entre les groupes sociaux.
Il nous parai^t pourtant obligatoire de soutenir cette soli-
darite´.
En fait, nous voulons que de plus en plus de personnes
paient des impo^ts, mais que chacun en paie de moins en
moins. Toute autre e´volution, comme celle que nous
connaissions ces dernie`res anne´es, ferait que de moins
en moins de personnes paieraient des impo^ts; sans
doute, en paieraient-elles de plus en plus mais, a` terme,
une telle situation n'est pas durable. To^t ou tard, cela
me`nerait a` une situation dans laquelle, faute de cre´ation
de richesses suffisantes, l'Etat se verrait incapable d'as-
surer la solidarite´.
Au contraire, le concept d'Etat social actif est de pre´co-
niser la cre´ation de richesses pour permettre l'expression
de la solidarite´, indispensable. Quand M. Viseur nous dit
que c'est le secteur non marchand qui cre´e le plus
d'emplois dans ce pays, c'est simplement dro^le et c¸a n'ira
pas plus loin. Il faut en revenir a` certaines re´alite´s
e´conomiques et tenir compte de la ne´cessite´ de recom-
mander un taux d'activite´ suffisant dans notre pays,
favoriser l'activite´ par la diminution des charges sociales,
par l'abolition des pie`ges a` l'emploi et par la promotion de
l'inte´re^t au travail.
Voila` des notions qui, a` mon sens, doivent rassembler le
plus grand nombre pour assurer la ne´cessite´ de prendre
en compte la situation des plus de´favorise´s et une
solidarite´ a` leur e´gard.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
heb het gevoel dat de heer Bacquelaine aan het zwalpen
is. Hij levert kritiek op collega Viseur en ontwikkelt hierbij
een eigen definitie van de actieve welvaartsstaat. Verde-
digt hij het liberale model van de actieve welvaartsstaat
of het regeringsmodel waarover ik minister Vanden-
broucke zeer interessante dingen heb horen vertellen ?
Ik betwijfel of hij het socialistische regeringsmodel ver-
dedigt aangezien hij vroeger een felle tegenstander was
van PWA's, Smet-banen enzovoort. Dit waren nochtans
de voorlopers van de actieve welvaartsstaat.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur
Goutry, ce n'est pas parce qu'un ancien ministre social-
chre´tien de´fend un mode`le socialiste qu'un libe´ral doit
aussi de´fendre un tel mode`le socialiste. En l'occurrence,
il ne s'agit pas de de´fendre un mode`le socialiste, mais un
concept qui a obtenu l'accord du gouvernement et qui
pre´sente un Etat social actif. En effet, il nous semble que
ce concept regroupe une se´rie de priorite´s qui mettent en
oeuvre des recettes libe´rales - je pense a` la cre´ation de
richesses -, mais aussi des recettes pro^ne´es par des
socialistes et par d'autres en matie`re de redistribution de
la richesse produite.
A cet e´gard, je n'ai qu'a` me fe´liciter d'un accord de
gouvernement qui assure au pays une cre´ation de ri-
chesses et une solidarite´ sociale, ce qui correspond
parfaitement au but d'un Etat social actif. Nous devrions
tous opter pour cette ide´e, sauf les dogmatiques, les
sectaires et ceux qui naviguent dans d'e´ternels regrets.
J'en arrive a` quelques points concernant la sante´ publi-
que et, plus particulie`rement, l'e´chelonnement. En cette
matie`re, il conviendrait d'aller plus loin pour re´pondre a`
notre objectif. Il reste certainement des questions a`
poser.
Pour ma part, je me re´jouis de l'accord trouve´ sur le plan
du dossier me´dical. Apre`s avoir longtemps discutaille´ sur
la question, nous en sommes arrive´s a` un concept
inte´ressant puisqu'il diffe´rencie la partie objective du
dossier de sa partie purement subjective et qu'il permet
d'e^tre progressivement e´tendu a` toute la population dans
le cadre d'une accessibilite´ plus grande aux soins de
sante´ et d'une meilleure sante´ publique, en fonction des
besoins du patient. C'est important a` nos yeux.
Il faudra e´galement avancer davantage dans la rede´fini-
tion des relations entre l'intra et l'extra muros quant a`
l'ho^pital. Pour ma part, je soutiens une sortie progressive
de l'hospitalocentrisme : quand on parle de l'organisation
des soins de sante´, on part de l'ho^pital pour gagner
ensuite l'extra muros; or, d'apre`s moi, il conviendrait
d'agir dans le sens inverse.
Certains mots sont symptomatiques. La note de politique
ge´ne´rale du ministre des Affaires sociales reprend la
notion de gestion du de´part de l'ho^pital. Je pre´fe´rerais
que l'on parle de la gestion du retour a` domicile car le
terme
de´part est toujours ambigu. Le retour a` domicile
implique un aspect plus positif. Ge´rer le retour a` domicile
avec le concours du me´decin ge´ne´raliste et de toute
l'e´quipe participant a` l'encadrement du patient a` domicile
me parai^t plus ade´quate que de ge´rer le de´part de
12
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Daniel Bacquelaine
l'ho^pital qui voudrait que l'ho^pital continue a` assurer
l'encadrement du patient en dehors de ses murs. Il y a
encore beaucoup de travail a` faire dans ce domaine. Il
faudrait progresser dans la de´finition du concept d'une
me´decine de premie`re ligne en dehors de l'ho^pital qui
renforcerait les possibilite´s logistiques des me´decins
ge´ne´ralistes, de telle manie`re que l'ho^pital soit de moins
en moins ne´cessaire.
En ce qui concerne la politique du me´dicament, je suis
favorable a` une plus grande accessibilite´ des produits. A
de multiples reprises, j'ai plaide´ pour l'acce´le´ration des
proce´dures d'enregistrement et surtout de la mise a`
disposition des me´dicaments a` l'e´gard des patients. Il est
inacceptable que certains me´dicaments utiles et effica-
ces soient mis a` disposition des patients dans certains
pays europe´ens alors qu'ils ne le sont toujours pas en
Belgique. Cela cre´e en effet une profonde ine´galite´.
Certains patients peuvent se permettre de se procurer
n'importe quel me´dicament dans le monde, mais d'autres
n'ont pas cette possibilite´. Donc le fait de retarder l'en-
registrement de me´dicaments innovants cre´e une pro-
fonde ine´galite´ entre les diffe´rentes couches sociales. Il
me semble que, dans un Etat social actif, il faudrait faire
en sorte que chacun ait la meilleure accessibilite´ aux
me´dicaments.
Il serait aussi urgent de cre´er un groupe de re´flexion en
matie`re d'e´volution de la politique du me´dicament dans
ce pays et ne pas s'en tenir a` une vue purement
budge´taire. Il est vrai que le budget du me´dicament
augmente chaque anne´e, mais il faut resituer le budget
du me´dicament dans le cadre d'un budget ge´ne´ral des
soins de sante´ et voir dans quelle mesure de nouveaux
me´dicaments pourraient ame´liorer la sante´ de la popu-
lation du pays et diminuer les frais dans d'autres sec-
teurs, tout en augmentant le confort du patient. A mon
avis, il est pre´fe´rable de prendre un me´dicament une fois
par jour pour soigner une maladie que de recourir a` la
chirurgie. Le me´dicament devrait perdre l'aspect pe´joratif
du^ a` son implication budge´taire. Le me´dicament peut e^tre
tre`s positif a` partir du moment ou` il est efficace, qu'il
entrai^ne peu d'effets secondaires et permet d'e´viter des
actes plus agressifs. Il faudrait donc en revenir a` une
conception du me´dicament plus positive, tout en veillant
e´videmment a` ce que le prix du me´dicament ne soit pas
prohibitif et que l'usage du produit soit la plus rationnelle
possible.
Au niveau du financement des ho^pitaux, il faudrait revoir
le syste`me actuel et diffe´rencier clairement le prix de
journe´e des honoraires me´dicaux. Il faut e´viter les confu-
sions et la surconsommation des actes techniques en
milieu hospitalier.
Quant a` la re´forme de l'ordre des me´decins, il faut
progresser dans cette voie, madame la ministre. Person-
nellement, je suis favorable a` un rajeunissement des
cadres, a` une distinction entre l'ope´ration de l'instruction
et l'ope´ration du jugement qui ame´liore les droits de la
de´fense, permette la re´habilitation et tienne compte de
certaines incompatibilite´s. Le PRL et le FDF sont bien
d'accord sur ce point.
Nous pensons qu'il est dangereux de s'orienter vers cette
option de ne faire de l'ordre des me´decins qu'un orga-
nisme de´pendant du ministe`re de la Sante´ publique, des
Affaires sociales ou me^me du gouvernement. Pour moi, il
n'y a pas de ne´cessite´ d'ordre dans quelque profession
que ce soit si cet ordre n'est pas l'e´manation de la
profession elle-me^me. Si cet ordre ne fait que re´percuter
des positions officielles, gouvernementales ou adminis-
tratives, il n'a aucune utilite´. Il suffit alors d'appliquer le
droit commun. Un ordre n'a de signification que s'il est
l'e´manation de sa profession et qu'il peut agir en toute
inde´pendance. Notre position a` cet e´gard est extre^me-
ment claire.
L'inde´pendance du praticien est fondamentale. Le jour ou`
il la perd, la sante´ du patient est en danger. Cela peut
me^me e^tre une question de vie et de mort en matie`re de
sante´ publique. La praticien doit disposer d'une liberte´
d'action vis-a`-vis de l'Etat, des administrations, des as-
sureurs et des employeurs. C'est a` cette seule condition
qu'il peut e^tre le meilleur avocat du patient.
Enfin, je pense que le code de de´ontologie est un
instrument qui est insuffisamment utilise´. A l'heure ou` l'on
parle du droit des patients ou de la charte du patient, il
faudrait se poser la question de savoir si le code de
de´ontologie ne pourrait pas avoir, a` l'avenir, force de loi.
En l'analysant finement et comple`tement, on constate
que tout s'y trouve. Bien su^r, il demandera probablement
des changements car comme tout code, il doit force´ment
e^tre e´volutif. Mais la majorite´ du droit du patient, qui est
a` l'ordre du jour dans ce pays depuis un certain nombre
d'anne´es, se retrouve texto dans le code de de´ontologie.
Le code de de´ontologie est le fruit d'une re´flexion tre`s
approfondie, qui e´volue depuis de nombreuses anne´es.
Je pense qu'il serait opportun d'envisager de faire passer
celui-ci dans notre droit. Ce faisant, on pourra assurer
plus efficacement la de´fense des inte´re^ts du patient.
Voila`, monsieur le pre´sident, madame la ministre, quel-
ques questions que je souhaitais poser en comple´ment
de ce que j'ai de´ja` dit la semaine dernie`re lors du de´bat
de la loi-programme.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, vandaag debatteren we
in plenaire vergadering, overigens weer onder zeer ma-
tige belangstelling, over de beleidsbrieven en de begro-
ting voor Sociale Zaken, Volksgezondheid en Pensioe-
nen. In het korte tijdsbestek dat ons is toegemeten, zullen
we trachten een aantal thema's van naderbij te bekijken.
HA 50
PLEN 027
13
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
In de eerste plaats betreuren wij dat ook deze regering er
andermaal niet is in geslaagd om e´e´n minister verant-
woordelijk te maken voor de departementen Sociale
Zaken en Volksgezondheid. Het Vlaams Blok meent dat
dit met het oog op een duidelijk beleid nochtans logisch
zou zijn. Dat binnen het algemeen sociaal beleid wordt
getracht de mensen door het wegwerken van allerlei
werkloosheidsvallen aan te moedigen om te gaan wer-
ken, kan alleen maar worden toegejuicht. Ik meen dat
meerderheid en oppositie het hierover eens zijn.
Ook wordt aangekondigd dat er een beter systeem van
verhoogde kinderbijslagen komt, vooral dan voor gehan-
dicapte kinderen. Uiteraard kan het Vlaams Blok deze
beleidsintentie onderschrijven. Ik grijp dit thema aan om
even te polsen naar de intenties van de regering in het
dossier van de kinderbijslagen. Op dit ogenblik is de
grootte van die bijslagen afhankelijk van de beroeps-
situatie van de ouders. Het Vlaams Blok blijft erbij dat de
grootte van de kinderbijslagen los moet staan van het feit
of het kind wordt geboren in een werknemersgezin of in
een zelfstandigengezin. Ook al vonden we in het regeer-
akkoord en de begroting niets terug over de wegwerking
van de discriminatie met betrekking tot kinderbijslagen
van de zelfstandigen, meenden wij uit eerdere uitspraken
van minister Gabriels te mogen afleiden dat hij in die
richting dacht. Hij liet duidelijk verstaan dat de verhoging
van de laagste pensioenen, waaronder ook die van de
zelfstandigen, voor hem een eerste aanzet was voor een
algemene verbetering van het sociaal statuut van de
zelfstandigen. Daarom vraag ik of de regering in onder-
ling overleg eventueel bereid is de verschillen die nu
bestaan op het vlak van de kinderbijslagen weg te
werken.
Wij vragen ons trouwens af waarom deze regering geen
werk wil maken van een algemene verhoging van de
kinderbijslagen of van de invoering van een opvoeders-
loon voor de thuiswerkende ouder. Het Vlaams Blok staat
met deze eis trouwens op een lijn met de grootste
gezinsbeweging in Vlaanderen, de Bond van Grote en
Jonge Gezinnen.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : De heer
Van Mechelen is niet langer voorzitter van de Bond.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Laten we hopen
dat zijn verdwijnen geen negatieve invloed zal hebben op
de standpunten van de Bond en dat de organisatie de
vooropgestelde lijn consequent verder zal volgen.
Tussendoor wordt ook het statuut van de kunstenaars
vermeld, evenals een sociale regeling van het vrijwilli-
gerswerk. Het Vlaams Blok steunt deze beleidsintenties.
Met betrekking tot de responsabilisering van de sociale
parastatalen moeten we durven toe te geven dat het
parlement nauwelijks nog zicht heeft op wat zich bij het
RIZIV afspeelt. Het RIZIV is een doolhof van tientallen
commissies en subcommissies die elk hun zegje moeten
doen over een bepaald voorstel. Dit werkt niet alleen
vertragend, maar geeft ook vrij spel aan de talrijke
belangengroepen in de ziekteverzekering. Het afsluiten
van een beheersovereenkomst tussen de regering en de
sociale parastatalen gaat in de goede richting, maar is
nog onvoldoende.
Ik verwijs nog even naar het voorbeeld van het RIZIV. Het
moet toch mogelijk zijn het aantal commissies en sub-
commissies te verminderen. Trouwens, de bespreking
van alle adviesorganen van het RIZIV neemt in het zeer
recent actueel geworden rapport-Peers liefst 22 pagina's
in beslag, laat staan dat een gewoon parlementslid nog
zou kunnen weten wat er zich in het RIZIV afspeelt of wat
er daar gebeurt.
Het tweede grote luik dat ter bespreking voorligt is de
sector van de gezondheidszorg. Als wij eerlijk zijn, moe-
ten wij toegeven dat wij vandaag geen ernstige bespre-
king van de begroting voor de Sociale Zaken en Volks-
gezondheid kunnen voeren zonder te verwijzen naar het
rapport van de werkgroep van Jan Peers. Dit rapport
maakt brandhout van het Belgisch gezondheidsbeleid.
Men schrijft onomwonden dat het gezondheidsbeleid
samenhang en visie mist en vooral gaat over de
belangeneisen van de beroepsgroepen. De overheid
poogt alleen het budget onder controle te houden. De
overheid heeft in het verleden diverse maatregelen ge-
nomen om een aantal medische prestaties te doen dalen,
doch dit is niet gelukt. De maatregelen om de prijzen en
tarieven te drukken, brachten op korte termijn wel soe-
laas. Op langere termijn echter werden de prijs-
verminderingen door de zorgverleners gecompenseerd
door de verhoging van het aantal prestaties of door een
verschuiving naar duurdere prestaties. Die verschuiving
bracht mee dat er nu veel meer dure technische presta-
ties worden geleverd. De besparingen uit het verleden
hebben er ook toe geleid dat de kostprijs voor de patie¨nt
uiteindelijk veel hoger is geworden.
Deze opmerkingen uit het rapport-Peers moeten ons
fundamenteel doen nadenken over het gezondheids-
beleid in globo. Namens het Vlaams Blok kan ik zeer
duidelijk vanop deze tribune aandringen op een snelle
parlementaire bespreking van het rapport-Peers. Mis-
schien kan de bespreking hiervan worden gekoppeld aan
de bespreking van het vierde rapport-Jadot, bespreking
die reeds zolang is aangekondigd. Ook dit laatste rapport
zal opnieuw bevestigen dat deze regering het fundamen-
tele probleem in de sector van de gezondheidszorg uit de
weg blijft gaan.
Vlaanderen is vandaag reeds bevoegd voor een deel van
de gezondheidszorg. Zo zijn de bouw en de uitrusting
van ziekenhuizen een Vlaamse bevoegdheid. De fede-
rale overheid bepaalt hoeveel bedden een ziekenhuis
moet hebben.
14
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
Een dergelijk versplinterd beleid leidt tot inefficie¨ntie,
bevoegdheidsconflicten en kortsluitingen. De Vlaamse
visie op de gezondheidszorg verschilt fundamenteel van
de Franstalige visie. In Vlaanderen gaat meer aandacht
naar thuiszorg en verzorging in dagklinieken. Vlaanderen
doet minder beroep op technische prestaties en wil de
huisarts een centrale rol geven in de gezondheidszorg.
Wallonie¨ daarentegen geeft meer uit aan dure onderzoe-
ken. Meer Walen zitten in rust- en bejaardentehuizen.
Wallonie¨ gelooft veel meer in de specialist dan in de
gewone huisarts.
Deze tegengestelde visies resulteren in een verschillend
uitgavenpatroon en leiden er bovendien toe dat over
niets nog wordt beslist en dat de ziekteverzekering
verouderd geraakt en uiteindelijk op een faillissement
afstevent.
Laten wij duidelijk zijn. Vlaanderen eist alvast de volheid
van bevoegdheid voor de gezondheidszorg op. Het
Vlaams Blok legt zich dus niet neer bij de bestaande
bevoegdheidsverdeling in Belgie¨ met betrekking tot het
volledige volksgezondheidsbeleid.
Een algemene consensus zal er zeker te vinden zijn als
het gaat over een aantal concreet aangekondigde
beleidsmaatregelen. Ik denk bij wijze van voorbeeld
onder andere aan een betere financiering van de onco-
logie of aan de bijkomende 25 miljoen die in de begroting
zijn opgenomen voor een betere terugbetaling van de
neurostimulatoren. Met betrekking tot de palliatieve zorg
stellen wij met tevredenheid vast dat een betere subsidie¨-
ring in het vooruitzicht wordt gesteld. Bijkomend belooft
men de financie¨le ongelijkheden tussen thuiszorg en
opname in een ziekenhuis met betrekking tot palliatieve
zorg weg te werken. Dit is toe te juichen, vermits steeds
meer mensen ervoor opteren om hun levenseinde op een
waardige manier in eigen familiekring thuis te beleven.
Het Vlaams Blok maakte eerder reeds duidelijk dat het
twijfels heeft bij de aangekondigde strikte begrotings-
discipline. Binnen het RIZIV werd onlangs nog afgespro-
ken om een verdere stap in de financie¨le verantwoorde-
lijkheid van de ziekenfondsen uit te stellen omdat een
bepaalde wetenschappelijke studie niet bee¨indigd was.
Tijdens de bespreking van de sociale programmawet
lieten wij reeds onze kritische opmerking acteren over de
aanpassing van de groeinorm van 1,5% tot 2,5%. Het is
dan ook overbodig hier nog op terug te komen.
In de beleidsnota Volksgezondheid is terecht sprake van
de centrale plaats van de huisarts als vertegenwoordiger
van de eerstelijnsgezondheidszorg. Het Vlaams Blok
begrijpt dat men de echelonnering stimuleert zolang de
doorverwijzing door de huisarts niet verplichtend wordt
gemaakt. Gynaecologen vervullen bijvoorbeeld een
eerstelijnsfunctie voor zwangere vrouwen. Die echelon-
nering van de gezondheidszorg moet dus met een ze-
kere soepelheid worden gehanteerd.
Een specifiek aandachtspunt met betrekking tot volksge-
zondheid betreft het groeiend tekort aan verpleegkundi-
gen. Het Vlaams Blok herhaalt haar pleidooi voor de
herwaardering van het beroep van verpleegkundige. Dit
betekent concreet dat er voor deze beroepsgroep betere
weddeschalen moeten komen en dat er maatregelen
moeten komen om de werkdruk in deze sector, die er
effectief te groot is, te verminderen.
Met betrekking tot het globaal medisch dossier stellen we
vast dat er eindelijk een einde gekomen is aan de
Babelse spraakverwarring. Ook hier blijkt duidelijk dat er
een fundamenteel verschil bestaat tussen Vlaanderen en
Franstalig Belgie¨. Dat stond zelfs in de artsenkrant van
vorige vrijdag. Het medisch dossier is vooral in Vlaande-
ren een succes. Dit is voor ons het zoveelste bewijs van
de onmogelijkheid een gezondheidsbeleid op federaal
niveau te voeren.
De betere regeling van de tegemoetkomingen aan chro-
nisch zieken kan op de steun van het Vlaams Blok
rekenen. Zolang men niet gaat in de richting van een
echte federale zorgverzekering, is er voor ons geen
probleem.
Ik wens van het debat van vandaag toch gebruik te
maken om te protesteren tegen het feit dat minister
Onkelinx de Vlaamse zorgverzekering nog steeds kop-
pelt aan het Waalse tabaksdecreet. Zij wil duidelijk niet
dat het Vlaams decreet betreffende de zorgverzekering
er komt. Zolang de federale regering niet naar het
Arbitragehof stapt om op te treden tegen het Vlaamse
decreet wil Onkelinx niet naar het Arbitragehof stappen
om het Waals decreet betreffende de tabaksreclame te
laten vernietigen. Vandaar dat ik minister Aelvoet con-
creet vraag om vanuit haar federale bevoegdheid met het
tabaksdecreet wel degelijk naar het Arbitragehof te trek-
ken.
Het kan voor ons niet dat de Franse gemeenschap
Vlaanderen verhindert een eigen zorgverzekering op
poten te zetten omdat zij zelf niet over de nodige midde-
len beschikt. Hoorden wij de eerste minister hier onlangs
niet iets wauwelen over een nieuwe communautaire
vrede in dit land ? Deze blokkering is het duidelijkste
bewijs dat er nog niets is veranderd en dat er nog altijd
communautaire blokkades bestaan.
Het derde grote hoofdstuk dat wij vandaag bespreken,
betreft de pensioensector. De minister van Pensioenen
gaat terecht uit van de vaststelling dat er een probleem is
van demografische vergrijzing. Vandaar dat het Vlaams
Blok betreurt dat men in deze begroting wel echt moet
zoeken naar gezinsvriendelijke maatregelen die even-
HA 50
PLEN 027
15
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
tueel ook het probleem van de denataliteit kunnen helpen
oplossen. Positief is dat de laagste pensioenen eindelijk
zullen worden opgetrokken. De bedragen zijn nog altijd te
laag, maar we beschouwen dit wel degelijk als een eerste
goede aanzet. Dat ook de pensioenen van de zelfstan-
digen eindelijk worden verhoogd, juichen wij toe. In
bijkomende orde vragen we de minister van Pensioenen
om zijn collega, bevoegd voor Middenstand, op het hart
te drukken om van de twee weken die hem nog overblij-
ven gebruik te maken om zijn beloftes met betrekking tot
de pensioenregeling voor de meewerkende echtgenoten
van zelfstandigen hard te maken.
Ook de modernisering van het stelsel van het gewaar-
borgd inkomen voor bejaarden kan op de steun van het
Vlaams Blok rekenen.
Met betrekking tot de ambtenarenpensioenen moeten wij
vaststellen dat er geen fundamentele wijzigingen worden
aangekondigd. Op dat vlak is het windstil.
Tot slot kan ik zeggen dat het Vlaams blok als sociaal
voelende partij een aantal aangekondigde maatregelen
in de sectoren sociale zaken, volksgezondheid en pen-
sioenen gedeeltelijk kan onderschrijven.
Fundamenteel blijft het voor ons onmogelijk een begro-
ting Sociale Zaken, Volksgezondheid en Pensioenen
goed te keuren, zolang de hele sector van de sociale
zekerheid nog niet is gedefederaliseerd.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de vice-eerste
minister, we zullen deze begroting goedkeuren omdat
een goede basis wordt gelegd voor de actieve welvaarts-
staat. Daarin worden de ecologische, de sociale en de
economische aspecten in evenwicht gebracht. Er valt
nog een hele weg af te leggen, maar het vertrekpunt is
afgebakend. Het sociale en het ecologische vormen de
onlosmakelijke voorwaarden voor het economisch wel-
zijn.
De startbanen, het wegwerken van de werkloosheids-
vallen, de maatregelen in de sector van de ziekteverze-
kering en de gezondheidszorg, deze in de sector van de
pensioenen en deze voor de gehandicapte kinderen
dragen uiteraard onze goedkeuring weg. We hebben
steeds gepleit voor een drastische lastenverlaging. We
zijn tevreden dat de lasten op arbeid, die in de jaren '80
en '90 nog drastisch werden verhoogd, nu worden ver-
laagd. Het betekent een ommekeer in het beleid. De
lastenverlaging maakt niet alleen arbeid aantrekkelijker,
maar brengt eveneens andere productiefactoren in beeld
zoals energie, grondstoffen en kapitaal. Deze waren te
goedkoop in onze samenleving. Hier wordt eveneens
een beter evenwicht nagestreefd.
Lastenverlaging vormt een engagement voor meer te-
werkstelling en wordt de graadmeter van deze maatre-
gel. Als deze lastenverlaging geen bijkomende tewerk-
stelling oplevert, zullen we dit aanklagen en werk maken
van andere maatregelen ter bevordering van de tewerk-
stelling.
In ieder geval kan de vermindering van de sociale
zekerheidsinkomsten niet worden gecompenseerd door
besparingen op zieken, werklozen, gepensioneerden en
gezinnen, zoals we dat de voorbije vier jaar hebben
meegemaakt. Voor ons kan dit niet. De compensatie
moet uit andere financieringsbronnen komen. We weten
dat dit de bezorgdheid is van de regering en we zullen
deze bekommernis dan ook volkomen ondersteunen.
De sociale Maribel is een belangrijk instrument om de
tewerkstelling in de socio-profitsectoren te laten toene-
men. Dit komt de kwaliteit van de zorg en de hulpverle-
ning ten goede. Werknemers en patie¨nten varen er wel
bij. De drie miljard op jaarbasis vormt een forse bevesti-
ging van deze goede maatregel. We wensen echter dat
in de begrotingscontrole wordt nagegaan welke bijko-
mende inspanningen kunnen worden gedaan inzake de
sociale Maribel om beter tegemoet te komen aan de
eisen van de werknemers. Dit is belangrijk. Ik pleit er ook
voor om de sociale Maribel los te koppelen van de
structurele loonlastenverlaging. De sociale Maribel is een
tewerkstellingsmaatregel;
de
structurele
loonlasten-
verlaging is een maatregel die onze concurrentiepositie
moet verbeteren ten opzichte van de ons omringende
landen.
Bij de regeringsverklaring heb ik met aandrang gevraagd
om
de
loonharmonisatie
in
de
verschillende
gezondheidssectoren zoals de ziekenhuizen, de bejaar-
dentehuizen, de RVT's, de thuisgezondheidszorg te rea-
liseren. Ik vraag uitdrukkelijk na te gaan welke opening er
mogelijk is. Kwaliteit van de zorg kan enkel als werkne-
mers in de socio-profitsectoren worden gerespecteerd.
Welzijn wordt niet gecree¨erd op de rug van het onwelzijn
van de werknemers.
Eveneens een belangrijk punt zijn de kinderbijslagen.
Voor mij zijn in de voorgaande periode onnodige bespa-
ringen doorgevoerd. Vooral voor de arme gezinnen is de
kinderbijslag van cruciaal belang. Kinderbijslag voorkomt
de armoedeval. De 7 tot 8% arme gezinnen hebben ook
de opgelegde inleveringen ondergaan. Ten aanzien van
de armen en de armenorganisatie kan een belangrijke
beleidsdaad worden gesteld door deze inleveringen on-
gedaan te maken. Ook daarvoor moeten wij op korte
termijn oplossingen vinden.
Mevrouw de minister, uit de debatten die wij in de
commissie hebben gevoerd, onthoud ik een aantal zeer
belangrijke elementen waarover wij in de komende
maanden
van
gedachten
moeten
wisselen.
Het
16
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joos Wauters
geneesmiddelenbeleid, het rapport-Jadot, de structure-
ring en echelonnering van de gezondheidszorg, de Orde
van geneesheren en de financiering van ziekenhuizen
zijn thema's die door verschillende collega's naar voren
werden gebracht. De verschillende ministers hebben zich
gee¨ngageerd om hierover het debat te voeren. Samen
met mijn collega uit de commissie voor de Volksgezond-
heid zal ik initiatieven nemen om deze debatten daad-
werkelijk te organiseren. Als wij hieruit ook politieke
conclusies trekken - wat de essentie van de zaak is - ben
ik er zeker van dat we niet alleen op het nieuwe millen-
nium zullen kunnen toasten maar ook op bijkomende
sociale maatregelen die in 2000 zullen worden genomen.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, mijnheer de minister, als goede
liberaal zou ik het eerst even willen hebben over het
sociaal statuut van de zelfstandigen. Wat de begroting
voor het sociaal statuut van de zelfstandigen betreft,
verheugt de VLD-fractie zich over de maatregelen die
inzake het pensioen van zelfstandigen werden voorge-
steld. De gemiddelde verhoging van de laagste pensioe-
nen met 1 000 frank per maand en dus 12 000 frank per
jaar is voor het bijzonder lage zelfstandigenpensioen een
belangrijke vooruitgang. In de commissie heb ik vastge-
steld dat de CVP-fractie het hiermee niet altijd eens was.
Ik heb niet goed begrepen waarom dat eigenlijk het geval
was, maar we zullen dat ongetwijfeld straks vernemen.
De weg om tot een volwaardig pensioen te komen, is
uiteraard nog lang. Ik reken dan ook op de minister van
Landbouw en Middenstand en op de minister van Pen-
sioenen, die beiden afwezig zijn, om verder te onderzoe-
ken hoe het pensioen in de toekomst substantieel kan
worden verbeterd. De mogelijkheden inzake aanvullende
verzekeringen, met onder meer de regeling voor aanvul-
lend pensioen in het sociaal statuut van de zelfstandigen,
moeten verder worden gestimuleerd. Vooral inzake de
bekendmaking bij het doelpubliek kan er nog veel gebeu-
ren.
Daarnaast verheugen wij ons in het bijzonder over de
maatregelen inzake het gewaarborgd inkomen voor be-
jaarden. Heel wat zelfstandigen moeten hierop een be-
roep doen omdat hun pensioen lager ligt dan het bedrag
van het bestaansminimum. minister Vandenbroucke
heeft bovendien in de commissie beloofd om tegen 1 juli
2000 werk te maken van het afschaffen van het doorwer-
ken van de 5%-sanctieregeling bij vervroegde pensione-
ring in het stelsel van het gewaarborgd inkomen. Volgens
mij is die maatregel dringend nodig.
Tot slot hopen wij dat deze gelegenheid wordt aangegre-
pen om een aantal andere wijzigingen in de wetgeving op
het gewaarborgd inkomen voor bejaarden te realiseren.
Ik zal in de komende weken een aantal voorstellen
terzake formuleren die van eerder technische aard zijn.
Voorts ben ik verheugd vast te stellen dat de dioxinecrisis
geen noemenswaardige gevolgen heeft gehad op de
resultaten van de begroting van het sociaal statuut van
de zelfstandigen. Dat betekent dat het sociaal statuut nog
steeds een positief saldo vertoont dat zelfs hoger ligt dan
vorig jaar. Toch moeten wij in de komende jaren rekening
houden met een mogelijke daling van de bijdragen en
uiteraard ook met de af te lossen schuldenlast.
Wat de begroting voor pensioenen van werknemers
betreft, geldt inzake de laagste pensioenen natuurlijk
hetzelfde. Mijn fractie staat positief tegenover het verho-
gen van de laagste pensioenen en stelt vast dat deze
maatregel de uitvoering is van wat in het regeerakkoord
werd besloten met betrekking tot deze pensioenen.
Inzake pensioenen lijkt het heetste hangijzer dat van de
solidariteitsinhouding. Dat is hier nog niet ter sprake
gekomen. Deze solidariteitsinhouding remt de uitgaven
af ten belope van 4 300 miljoen frank. Wel rijzen nog
steeds juridische problemen met betrekking tot de in de
periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 gei¨nde
solidariteitsbijdragen. Nog steeds is bij de Raad van
State een vordering hangende tot nietigverklaring van het
koninklijk besluit van 28 oktober 1994 tot inning van de
solidariteitsbijdragen. Eerder al hebben hoven van be-
roep gebruik gemaakt van de exceptie van niet-
toepassing. Indien de Raad van State dezelfde redene-
ring volgt, is deze regering verplicht alle gedane
solidariteitsinhoudingen terug te betalen. De vraag moet
worden gesteld welke houding de regering zal aannemen
als de Raad van State tot nietigverklaring zou overgaan.
Heeft zij met deze mogelijkheid rekening gehouden in de
begroting van de sociale zekerheid ? Of blijft zij, net als
wij allen, hopen op een gunstige afloop ?
- Voorzitter : de heer Jean-Pol Henry, eerste ondervoor-
zitter
Wat de begroting voor gezondheidszorg voor 2000 be-
treft, verwijs ik naar het betoog van de heer Valkeniers bij
de bespreking van de sociale programmawet vorige
week. Daarbij werd het standpunt van de VLD inzake de
problematiek van de groeinormen en van de exogene
factoren verwoord. Ik heb begrepen dat daarover on-
langs nog binnen het RIZIV werd gediscussieerd. Er
moet dringend duidelijkheid worden geschapen over
deze exogene factoren. Ik wil nog ingaan op de ontbre-
kende maatregelen om te komen tot een rationeel ge-
bruik van geneesmiddelen, zoals ook reeds aangestipt
door de heer Bacquelaine. Deze aanbeveling door onze
fractie is geen verwijt aan de minister, want in zijn
beleidsbrief neemt hij een soortgelijke houding aan voor
de toekomst. De VLD voelt al zeer lang de noodzaak aan
om de begroting van de sociale zekerheid anders te
benaderen dan tot nog toe. Tot nu wordt binnen de
gezondheidszorg per sector een bepaald bedrag aan
maximumuitgaven vastgesteld. Veelal spelen efficie¨ntie
HA 50
PLEN 027
17
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Filip Anthuenis
en belang van de drukgroep een grotere rol dan de
werkelijke noden. Dat heeft vooral te maken met het feit
dat wij tot nog toe over onvoldoende gegevens beschik-
ken om een objectief oordeel te kunnen vellen over de
noden in een bepaalde sector. Zo is het bijvoorbeeld
onmogelijk om uit de cijfers af te leiden welk effect
bepaalde nieuwe geneesmiddelen hebben op een sector
als de chirurgie. De nieuwe generatie geneesmiddelen
inzake maagklachten leidt er toe dat veel minder chirur-
gische ingrepen nodig zijn, maar die evolutie is niet
merkbaar in de begrotingscijfers, de verdeling van de
middelen of de uitgaven in de diverse subsectoren bin-
nen het RIZIV. Indien de bewijzen zouden worden gele-
verd, zou het kunnen dat moet worden beslist een deel
van het budget voor de ziekenhuizen toe te wijzen aan de
post geneesmiddelen. Een ander voorbeeld in die reeks
is dat niet kan worden gemeten in welke mate het
dagziekenhuis invloed heeft op de gewone hospitalisa-
ties.
In de gezondheidszorg zijn uiteraard de maatregelen
voor chronisch zieken erg belangrijk. Ook hier vindt de
VLD een aandachtspunt uit het regeerakkoord terug in de
concrete cijfers. De VLD vindt het goed dat verder werk
wordt gemaakt van de maatregelen ten voordele van
chronisch zieken, maar dringt er ook op aan dat een
eerste evaluatie wordt gemaakt van de reeds geldende
maatregelen. Meer specifiek zouden wij willen weten in
welke mate alle chronische patie¨nten worden opgeno-
men in het stelsel, rekening gehouden met de criteria die
werden vastgesteld. Vanuit een aantal hoeken bereiken
ons immers berichten dat een aantal mensen niet kan
genieten van de voordelen, ofschoon het wordt gecon-
fronteerd met zeer hoge gezondheidsuitgaven. Dit wordt
veroorzaakt doordat betrokkenen niet in een van de
categoriee¨n vallen waarin door de wetgeving wordt voor-
zien. Belangrijk hierbij is dat mensen die ondanks hun
chronische ziekte nog enige zelfredzaamheid kennen,
niet worden gediscrimineerd.
Dan is er nog de sector tewerkstelling. Met de goedkeu-
ring van de programmawet vorige week werd hierover
reeds uitgebreid gedebatteerd en ik beperk mij nu tot
enkele opmerkingen. In de eerste plaats verheugen wij
ons natuurlijk over de door de regering aangekondigde
loonkostenverlaging. Het belangrijkste is dat het gaat om
een substantie¨le lastenverlaging, vatbaar voor herhaling
in het derde jaar van de legislatuur.
Een ander middel om bedrijven te stimuleren tot het
cree¨ren van nieuwe jobs is ervoor te zorgen dat de
werknemers beantwoorden aan de vereiste kwalificaties.
Vermits vorming en opleiding regionale materies zijn, is
de rol van de federale overheid terzake beperkt, maar
met het Rosetta-plan wordt bewezen dat de regering, via
samenwerking met de deelgebieden, een belangrijke rol
kan spelen. Via het Rosetta-plan wordt tegemoet-
gekomen aan het probleem van de lage participatiegraad
van jongeren. De participatie van ouderen ligt in Belgie¨
echter een flink stuk onder die van onze buurlanden.
Daarom lijkt het ons fundamenteel iets te ondernemen
om de vervroegde uittreding te ontraden of alleszins
meer te faseren, bijvoorbeeld, via formules van deeltijdse
eindeloopbaanonderbreking. Het is niet langer houdbaar
dat het potentieel en de know how van oude werknemers
verloren gaat op een arbeidsmarkt die, vooral in Vlaan-
deren, steeds meer wordt geconfronteerd met een tekort
aan gekwalificeerde werknemers. De problematiek wordt
overigens ook aangestipt in het recentste evaluatie-
rapport van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid,
waaraan wij in de commissie ongetwijfeld nog een be-
spreking zullen wijden.
Inzake
het
wegwerken
van
de
zogenaamde
werkloosheidsvallen is het positief dat in het sociaal
overleg een consensus werd bereikt over een aantal
remedie¨rende voorstellen. Toch wil ik eraan herinneren
dat de werkloosheidsvallen meer zijn dan een financie¨le
kwestie. Het lijkt ons noodzakelijk dat er voldoende
aandacht wordt besteed aan de niet-financie¨le vallen,
zoals de kinderopvang, de mobiliteit en ook wel de kennis
van de tweede landstaal.
Ik wens het nog even te hebben over de sanering en de
vereenvoudiging van de diverse werkgelegenheids-
maatregelen. Reeds drie jaar geleden circuleerde in de
administratie een nota waarin het probleem werd aange-
klaagd dat de veelvuldigheid van het aantal banen-
plannen werkgevers afschrikt omdat ze door de bomen
het bos niet meer zien. Dergelijke contraproductieve
toestanden moeten worden weggewerkt. Dat kan alleen
indien het aantal maatregelen overzichtelijk blijft en in-
dien deze elkaar niet overlappen. De kwestie is een oud
zeer, dat door ons herhaaldelijk werd aangekaart. De
beterschap die in het verleden in het vooruitzicht werd
gesteld, is er niet of nauwelijks gekomen. Misschien,
mevrouw D'Hondt, zal het helpen indien ook uw fractie,
vanuit de oppositie, blijft vragen om een vereenvoudiging
van het complexe web van banenplannen waarop ze
gedurende zoveel jaren haar ministerie¨le stempel heeft
gedrukt. Een journalist, die u blijkbaar goed gezind is,
heeft gezegd dat het voorstel van u komt, mevrouw
D'Hondt, maar het lijkt mij een beetje eigenaardig dat u
het niet heeft kunnen doordrukken.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik laat het aan de journalisten over om te oordelen wat
belangrijk is.
Mijnheer Anthuenis, ik stel vast dat de journalisten het
juist begrepen hebben en dat u waarschijnlijk de inge-
diende wetsvoorstellen niet hebt gelezen, anders zou u
hebben gemerkt dat wij een achttal weken geleden een
wetsvoorstel hebben ingediend met betrekking tot de
diverse banenplannen. Ik heb er vorige week op gewe-
zen dat wij geen drukproeven ontvangen, omdat alle
18
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
diensten van de Kamer de jongste weken meer dan
100% benomen zijn met het werk voor de regering en
niet voor de parlementsleden. Onze wetsvoorstellen ge-
raken niet gedrukt en kunnen dus ook niet in de commis-
sie worden behandeld. De journalist waarover u het hebt
had gelijk toen hij schreef dat ons wetsvoorstel was
ingediend vooraleer het andere werk werd aangevat. Ik
hoop op uw steun op het ogenblik dat ons voorstel wordt
besproken.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mevrouw D'Hondt, ik
heb daar geen probleem mee en u zult ongetwijfeld op
het gepaste moment onze steun krijgen. Ik wou er alleen
op wijzen dat het probleem al drie jaar aansleept. In
verband met uw wetsvoorstel zullen wij een positief
gesprek voeren in de commissie, maar ik ben van
mening dat het al drie jaar geleden ingediend had kunnen
zijn.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik
wens hier geen welles-nietesspelletje te spelen. Wij
zullen samen proberen het probleem op te lossen.
Uit de begrotingsbesprekingen blijkt dat de regering
ernstig werk probeert te maken van een activerend
werkgelegenheidsbeleid. Hopelijk wordt dit vertaald in
meer tewerkstelling en een breder economisch draag-
vlak.
Vanuit
dit
oogpunt
steunt
de
VLD
het
werkgelegenheidsbeleid.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer Anthuenis, ik
zou even willen reageren op een opmerking die u hebt
gemaakt in het begin van uw betoog inzake het pensioen
van de zelfstandigen.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Ik heb gezegd dat ik het
goed vond dat de minimumpensioenen en het gewaar-
borgd inkomen van de zelfstandigen worden opgetrok-
ken. Uit de uitleg in de commissie had ik begrepen dat u
daarmee bepaalde problemen had, maar ik had niet goed
begrepen wat die problemen zijn. Ik wou beklemtonen
dat de VLD er absoluut voorstander van is dat dienaan-
gaande eindelijk iets wordt gedaan.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Ik heb zowel in de
commissie voor het Bedrijfsleven als in de commissie
voor de Sociale Zaken gezegd dat wij helemaal niet
tegen het verhogen van het pensioen van de zelfstandi-
gen zijn. Wij zijn daarvan 100% voorstander, op voor-
waarde dat de algemene middelen zouden worden aan-
gewend om de 2,2 miljard frank die hiervoor nodig zijn, te
financieren. Wat blijkt echter ? Dit stelsel, dat door de
jaren heen een precair boni heeft opgebouwd ter aflos-
sing van haar schulden, moet nu opdraaien om deze
pensioenverhoging te financieren. Daarmee zijn wij niet
gelukkig.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Het zal de zelfstandigen
worst wezen uit welke kas de verhoging van hun pen-
sioen komt. Ik ken mensen die in deze situatie zitten en
die zeer tevreden zijn met hetgeen deze regering voor
hen heeft verwezenlijkt.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Uw woorden getuigen
van een beperkte visie. De zelfstandige van vandaag is
niet ongelukkig, maar de zelfstandige van de toekomst
zal geen pensioen meer hebben.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Samen met de zelfstan-
digen die 1 000 frank opslag krijgen, hebben wij een
beperkte visie, maar zijn we toch blij.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident,
madame et messieurs les ministres, chers colle`gues, je
souhaiterais essayer d'indiquer en quoi les diffe´rents
secteurs du budget que nous examinons ce matin - a`
savoir l'emploi, les affaires sociales, les pensions, la
sante´ publique - sont nettement moins d'inspiration libe´-
rale que ce que M. Viseur a bien voulu pre´tendre tout a`
l'heure. Je constate qu'il n'est malheureusement plus la`
maintenant pour e´couter mon allocution et je me de-
mande par ailleurs si tous les membres du groupe PSC
se rangent unanimement derrie`re le ton du discours tenu
par M. Viseur ce matin. Je pre´sume que M. Fournaux ou
M. Grafe´ auraient peut-e^tre pu donner d'autres accents a`
leur discours.
Quoi qu'il en soit, je pense que la question n'est pas de
savoir si ce budget est trop bleu, trop rouge, ou trop vert.
Il est le re´sultat d'un accord de gouvernement qualifie´
d'arc-en-ciel, lequel accord est le fruit de ne´gociations
intenses. En conse´quence, je de´fends, pour ma part, ce
budget en tant que tel.
En sus, pour nous, socialistes, ce budget comporte de
nombreux points positifs, ce qui me parai^t avoir de´ja` e´te´
souligne´ la semaine passe´e dans le de´bat relatif aux
lois-programmes sociales et emploi, lesquelles d'ailleurs,
sauf erreur de ma part, n'ont pas e´te´ rejete´es par le
groupe social-chre´tien. Je ne sais plus si le PSC e´tait
pre´sent en commission; par contre, ce dont je suis su^r,
c'est que le CVP s'est abstenu a` cette occasion, parce
qu'indubitablement il y a la` toute une se´rie de mesures
positives et concre`tes pre´vues pour l'an prochain.
Je rejoins, par contre, un trait souleve´ par plusieurs
intervenants, a` savoir le fait que, si ce budget contient
aujourd'hui des points positifs et favorables, c'est assu-
re´ment du^ aussi aux politiques mene´es dans les anne´es
ante´rieures pour permettre des marges de manoeuvres
plus grandes et un assainissement des finances publi-
ques. Cela est tout a` fait exact : nous nous trouvons cette
anne´e davantage dans un contexte favorable et propice
a` l'e´laboration d'un budget que ce ne fut le cas au cours
des anne´es ante´rieures.
HA 50
PLEN 027
19
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Cela e´tant dit, l'emploi constitue, avec raison, une priorite´
absolue pour le gouvernement. Plus de 24 milliards
supple´mentaires sont alloue´s pour l'an prochain a` une
re´duction structurelle des charges patronales. Tout le
monde est conscient de la difficulte´ de mener une
politique de l'emploi comprenant une re´duction du cou^t
du travail, sans que l'impact brut de cette mesure ne se
trouve d'une manie`re ou d'une autre diminue´, au niveau
de l'emploi global, par certains effets d'aubaine.
Je voudrais souligner le fait que l'accord interprofession-
nel est clair : si le niveau des cotisations sociales doit e^tre
ramene´, d'ici a` 2005, a` celui de la moyenne de nos trois
pays voisins, il en va de me^me pour la formation perma-
nente et l'emploi. Les partenaires sociaux s'y sont en-
gage´s et nous serons particulie`rement vigilants quant
aux re´sultats de cet engagement re´ellement audacieux.
L'accord du gouvernement se montrait e´galement formel
a` un autre e´gard : d'une part, la programmation plurian-
nuelle de la re´duction des charges est lie´e a` la cre´ation
de nouveaux emplois et, d'autre part, les moyens finan-
ciers de la se´curite´ sociale devront e^tre garantis non
seulement pour les besoins actuels, mais aussi pour de
nouvelles initiatives, comme l'ame´lioration de la situation
des malades chroniques ou encore la revalorisation des
pensions les plus modestes.
Notre taux de cho^mage de longue dure´e, particulie`re-
ment chez les jeunes, a suffisamment e´te´ mis en e´vi-
dence ces derniers mois, pour que chacun puisse mesu-
rer l'importance de notre handicap par rapport a` nos
partenaires europe´ens. A cet e´gard, nous sommes
convaincus qu'il est indispensable de tourner le dos a`
une politique consistant a` disperser les efforts sur une
multitude de mesures de
reme´diation, avec l'effet de´-
sastreux de rendre la politique de l'emploi totalement
illisible pour les acteurs concerne´s. Il est d'ailleurs signi-
ficatif que la Commission europe´enne conside`re notre
plan d'accompagnement des cho^meurs comme non
conforme aux crite`res retenus par l'Europe pour s'atta-
quer aux taux d'entre´es dans le cho^mage de longue
dure´e. Je rappelle aussi que l'introduction d'un premier
emploi pour les jeunes, dans les six mois de leur sortie de
l'e´cole est la premie`re des sept mesures actives que la
voie vers le vingt et unie`me sie`cle avait l'ambition de
mettre sur pied. Pour un jeune, avoir un travail reste la cle´
d'acce`s a` la citoyennete´, c'est pouvoir se regarder dans
un miroir sans honte, c'est donner un sens a` sa vie et a`
ses anne´es d'e´tudes.
Inversement, e^tre re´duit a` trai^ner dans des files de
cho^mage ou du CPAS signifie un long et profond de´sarroi
moral, une tendance a` la marginalite´ et a` la de´brouille.
Avoir toute la vie devant soi, mais ne trouver qu'un tunnel
obstine´ment bouche´ et un ciel plombe´, c'est un ve´ritable
de´fi pour notre de´mocratie et pour notre Etat social actif.
Le faible succe`s du stage des jeunes a conduit le
gouvernement a` imaginer une formule alternative et de
grande ampleur dont l'objectif est de briser le cercle
vicieux conduisant beaucoup trop de jeunes a` se soucier
davantage - sans doute en toute le´gitimite´ d'ailleurs - de
la perception d'une allocation que de l'acquisition d'une
premie`re expe´rience professionnelle. C'est donc une
strate´gie de pre´vention contre l'enlisement des jeunes
dans le cho^mage de longue dure´e qui s'est impose´e
puisque le projet de loi a e´te´ adopte´ la semaine dernie`re.
Faut-il rappeler aussi que l'emploi ne se de´cre`te pas ? A
l'instar du
contrat d'avenir pour la Wallonie, la conven-
tion de premier emploi ne sera un succe`s que si toutes
les forces vives, en ce compris les jeunes, trouvent dans
le cadre cre´e´ par le gouvernement les outils approprie´s
pour relever le de´fi.
Autre atout et non des moindres, le plan Rosetta se
de´marque des plans et contre-plans qui ont ponctue´ les
politiques de ces dernie`res anne´es. C'est bien une
politique inte´gre´e qui est amorce´e ici, une politique qui ne
superpose plus des mesures disparates, qu'elles soient
fe´de´rales ou re´gionales, mais qui les coordonne dans
une suite logique et les simplifie au maximum.
Par ailleurs, les employeurs doivent e^tre sensibilise´s a` un
type d'entreprise ou` l'accent est mis sur une utilisation
optimale du capital humain. Trop souvent, en effet, on
assiste a` une surqualification a` l'embauche dont le revers
est la sous-utilisation des capacite´s des personnes en-
gage´es et le rejet permanent des moins qualifie´s dans la
file de pointage. C'est un aspect qui a e´galement e´te´
souligne´ dans le de´bat en commission, tant cette se-
maine que les semaines ante´rieures.
Au regard des exigences actuelles d'adaptation et de
mobilite´ de la main-d'oeuvre, il serait vain de tout miser
sur une stricte ade´quation entre formation et emploi, en
d'autres termes sur la seule bonne qualification a` l'em-
bauche. Certes, une bonne qualification reste un facteur
de´terminant pour l'obtention d'un emploi, mais c'est
surtout pour la qualite´ et la continuite´ des carrie`res une
politique de formation permanente et de recyclage qui
sera rentable a` long terme.
Dans cette optique, il faut que chaque jeune ait l'oppor-
tunite´ de construire sa propre compe´tence sur le terrain.
C'est un point de de´part car, on ne le dira jamais assez,
la meilleure formation est celle qui se construit au fil des
expe´riences professionnelles.
Le me^me proble`me se pose en ce qui concerne notre
taux d'emploi des personnes a^ge´es de plus de 55 ans,
qui est le plus faible d'Europe. Les relations a^ge/travail
sont des relations dynamiques appele´es a` e´voluer dans
le temps. Auparavant, le recours massif aux pre´pensions
se justifiait dans une optique conjoncturelle de lutte
contre le cho^mage des jeunes. Aujourd'hui, alors que ce
20
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
sont des classes d'a^ge en nette diminution qui arrivent
sur le marche´ du travail, le recours a` cette forme de
pre´-retraite ne peut devenir un mode de re´gulation struc-
turelle du marche´ du travail. Cette tendance, heureuse-
ment a` la baisse, laisse toutefois apparai^tre un autre
phe´nome`ne inquie´tant, a` savoir l'augmentation sensible
du nombre de cho^meurs a^ge´s.
Ce constat ne´cessite de reconside´rer d'urgence le profil
des carrie`res en de´veloppant, entre autres, des formes
plus audacieuses d'ame´nagement et de re´duction du
temps de travail, afin que les entreprises n'e´liminent plus
de leurs rangs un capital d'expe´rience et de savoir-faire
fondamental au profit de jeunes a` moindre cou^t et, il faut
bien le dire, aussi partiellement aux frais de la collectivite´.
Nous avons aussi aborde´ souvent dans les de´bats, en
commission ou en se´ance ple´nie`re, la question des
pie`ges a` l'emploi dont le plus visible sera progressive-
ment de´samorce´ a` partir du 1er janvier de l'an prochain,
donc tre`s biento^t, par l'augmentation du salaire poche
d'un certain nombre de travailleurs. C'est un premier pas
mais nous sommes bien conscients qu'il reste beaucoup
a` faire en la matie`re.
Une se´rie de mesures concre`tes et positives ont e´te´
propose´es dans le cadre de l'accord interprofessionnel
1999-2000 : frais de garde d'enfants, allocations familia-
les majore´es, en passant par les saisies pour dettes et
les primes de reprise. Les partenaires sociaux ont donc
fait des propositions. Il s'agira maintenant de traduire tout
cela sur le terrain.
D'autre part, n'oublions pas que l'Etat social actif, c'est
aussi la volonte´ de de´monter les multiples me´canismes
internes de la re´glementation du cho^mage qui enferment
les cho^meurs dans leur statut. Nous demandons que
cette situation pe´nalisante, sous plusieurs formes, qui
re´sulte de l'acceptation d'un travail a` temps partiel, soit
e´galement combattue.
Pour terminer ce volet emploi, je rappellerai que les
politiques de l'emploi ne sont pas des choix techniques
mais avant tout des choix de socie´te´. Notre mode`le social
est le produit d'une longue concertation avec les parte-
naires sociaux, concertation dont les enjeux ne sont pas
circonscrits a` des seules questions de partage de gain de
productivite´. C'est pourquoi il est primordial que les
interlocuteurs sociaux continuent a` e^tre partie prenante
dans l'exploration des pistes pour l'emploi.
J'en viens a` la se´curite´ sociale. Chaque anne´e, la
de´termination des besoins en matie`re de soins de sante´
dans le cadre des budgets fait l'objet de confrontations
de chiffres parfois les plus divers. Cet exercice e´tait
nettement plus pe´rilleux qu'aujourd'hui dans les anne´es
pre´ce´dentes. Il donnait lieu a` des arbitrages de´licats,
souvent douloureux. Ce de´bat continue cependant de
nous interpeller.
Notre mode`le de soins de sante´ concilie de fac¸on remar-
quable les principes de solidarite´, de qualite´ et de liberte´
de choix, tout en maintenant un cou^t global qui doit rester
dans des proportions raisonnables par rapport a` la
richesse nationale et par rapport aux autres pays euro-
pe´ens.
Notre syste`me de sante´ est a` la croise´e des chemins. Il
est confronte´ a` un environnement en mutation rapide et
profonde. A la fois sur les plans de´mographique, techno-
logique et socio-e´conomique, une se´rie de tendances
lourdes se pre´cisent. Elles affectent d'ailleurs l'ensemble
de notre protection sociale et pe`sent sur les e´quilibres
budge´taires. Nous devons bien su^r relever ces de´fis,
mais surtout assurer la pe´rennite´ du syste`me - c'est bien
l'objectif que nous poursuivons - qui, toutes les e´tudes
l'attestent, a de´montre´ son efficacite´.
Dans ce contexte, la responsabilite´ premie`re de l'Etat est
de fixer un budget suffisant qui assure au citoyen l'acce`s
a` une couverture sante´ re´pondant a` ses attentes. Le
repli, l'effacement devant cette responsabilite´ reviendrait
a` laisser une initiative au marche´; ce serait la porte
ouverte a` la logique commerciale base´e sur la se´lection
des risques et la segmentation.
Si l'option du groupe socialiste e´tait de re´viser la norme
de croissance sur base d'un mode`le pre´visionnel de
l'e´volution des besoins, il constate toutefois qu'il y a un
net progre`s puisque le rele`vement a` 2,5% correspond a`
l'e´volution de la croissance e´conomique a` long terme.
Avec un financement additionnel de 24,5 milliards pour
l'an 2000, il s'agit incontestablement d'un budget plus
re´aliste qui colle davantage a` une dynamique largement
naturelle de l'e´volution des cou^ts et des besoins sociaux.
Le groupe socialiste tient a` re´pe´ter, a` l'occasion de ce
de´bat budge´taire, que toute contrainte normative ne peut
e^tre socialement acceptable que si les efforts demande´s
sont indolores pour le patient et s'ils participent a` l'e´difi-
cation d'un mode`le plus performant, mais aussi plus
solidaire.
La mai^trise des de´penses est une exigence qui s'impose
avec d'autant plus d'acuite´ que nous serons toujours
amene´s a` concilier augmentation graduelle des de´pen-
ses de sante´ et croissance mode´re´e des ressources
publiques. C'est donc une ne´cessite´ e´conomique, mais
aussi une obligation sociale qui interpelle la responsabi-
lite´ et le consensus de tous les acteurs de l'assurance.
En effet, on ne peut pas croire que l'on va pouvoir mener
a` terme une re´forme qui soit couronne´e de succe`s si l'un
des acteurs a le sentiment qu'elle se joue contre lui.
Pour une allocation plus efficiente des moyens en fonc-
tion des besoins re´els, plusieurs pistes sont possibles. La
loi sociale que nous avons vote´e la semaine dernie`re en
concre´tise de´ja` un certain nombre, comme par exemple
le de´veloppement des activite´s du conseil scientifique de
l'INAMI.
HA 50
PLEN 027
21
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Les syste`mes de financement sur base forfaitaire, en
tenant compte des besoins et de la qualite´ des soins,
doivent e^tre favorise´s. En sortant de la rigidite´ curative de
la nomenclature, le forfait permet de travailler plus en
fonction d'objectifs a` atteindre en termes d'utilite´ et
d'efficacite´ qu'en termes de production.
C'est donc surtout une prise en charge inte´gre´e de la
sante´ du patient qui permettra ce type de financement.
Des progre`s sensibles ont de´ja` e´te´ obtenus, notamment
dans la biologie clinique et l'imagerie me´dicale. Il faut
poursuivre ces efforts.
Enfin, si la loi sociale tend a` renforcer l'efficacite´ des
proce´dures de correction budge´taire, il ne faudrait pas
perdre de vue qu'un de´cloisonnement des secteurs serait
aussi un facteur de responsabilisation.
Dans le secteur des me´dicaments, l'instauration d'une
politique cohe´rente de fixation des prix des me´dicaments
est un e´le´ment fondamental de la mai^trise des cou^ts.
Des me´canismes comme les contrats prix-volume, la
re´duction du prix des me´dicaments, dont les cou^ts de
fabrication et de recherche ont e´te´ amortis, ou encore la
fixation des prix et tarifs de remboursement en compa-
raison avec des produits identiques ou comparables
doivent e^tre renforce´s.
Nous savons que l'industrie pharmaceutique menace de
de´localiser et accuse parfois le politique de monter des
budgets irre´alistes cre´ant chaque anne´e un rituel infernal
de de´passements et de nouvelles e´conomies.
Il est grand temps de responsabiliser davantage un
secteur qui, trop souvent, ambitionne des objectifs mer-
cantiles au de´triment du patient et de la se´curite´ sociale.
Nous attendons, de`s lors, que ce secteur fasse preuve
de maturite´ et qu'il limite se´rieusement ses de´penses. Si
l'effet budge´taire n'est pas obtenu, nous plaidons pour
des mesures structurelles sur le plan fiscal de manie`re a`
re´duire a` la fois la consommation des me´dicaments et le
prix de ces derniers.
Stimuler l'utilisation des me´dicaments ge´ne´riques peut
e´galement contribuer a` la re´alisation d'e´conomies impor-
tantes dans un pays ou` leur qualite´ et leur homologie
sont garanties.
Ces conditions sont re´unies chez nous ou`, faut-il le
rappeler, les me´dicaments originaux et ge´ne´riques sont
soumis aux me^mes proce´dures d'enregistrement et de
contro^le qui comptent parmi les plus se´ve`res au monde.
Nous pensons, toutefois, qu'une simple sensibilisation
des me´decins et du grand public a` l'utilisation de ce type
de produits blancs, si on peut les appeler ainsi, ne sera
pas ne´cessairement suffisante. Il faut tout d'abord stimu-
ler la perce´e de ces produits sur le marche´.
Dans cette perspective, le droit de substitution devrait
se´rieusement e^tre envisage´ avec, bien entendu, des
garanties se´rieuses sur le plan des alternatives bio-
e´quivalentes comme, par exemple, l'e´laboration de listes
de produits de substitution homologue´s officiellement.
Une autre manie`re plus large d'atteindre cet objectif
serait d'instaurer la prescription ge´ne´rique ou encore
d'autoriser le pharmacien a` de´livrer le me´dicament le
moins cher correspondant a` la mole´cule et au dosage
prescrits par le me´decin.
Pour terminer cette intervention, je voudrais ajouter quel-
ques mots sur les pensions.
Dans le droit fil de l'accord de gouvernement, notre
ministre des Affaires sociales a annonce´ que le revenu
mensuel d'environ 450 000 seniors sera augmente´, de`s
le 1er juillet de l'an prochain, et nous nous en re´jouis-
sons.
A part une revalorisation re´elle des pensions au de´but
des anne´es 90, et une petite adaptation se´lective au
bien-e^tre en 1999, nous devons bien constater que les
pensions ont rarement e´te´ adapte´es aux salaires au
cours de la dernie`re de´cennie. Ainsi, pour illustrer ce
propos, me basant sur les chiffres de 1997, il apparai^t
que les re´mune´rations brutes des travailleurs salarie´s,
pour les e´quivalents temps-plein, sont passe´es d'un
indice 100, en 1990, a` un indice 134, en 1997, l'indexa-
tion des salaires, n'intervenant pas pour la moitie´ dans
cette augmentation.
Il va donc de soi que l'e´volution des pensions n'a pas
suivi la me^me progression.
Poursuivre dans une telle voie, signifierait que l'on aban-
donne aux re´gimes comple´mentaire de retraite, le soin
de compenser la diminution en termes relatifs des pen-
sions le´gales. C'est e´videmment un enjeu essentiel. Une
telle vision n'est pas, selon nous, acceptable.
La garantie d'une pension le´gale a` part entie`re est
absolument prioritaire. Les deuxie`me et troisie`me piliers
doivent garder leur caracte`re supple´tif et ne peuvent en
aucun cas devenir des supple´ments indispensables a`
une pension le´gale re´duite progressivement a` un mini-
mum identique pour tous. C'est la raison pour laquelle le
groupe socialiste francophone est partisan du re´tablisse-
ment de la liaison automatique des pensions a` la courbe
des salaires de la me^me manie`re que le plafond de
re´mune´ration est adapte´ tous les deux ans sur base de la
norme salariale.
Pour conclure sur ce point, je dirai que le budget 2000
e´claire davantage le concept d'Etat social actif. Evidem-
ment, ma lecture n'est pas la me^me que celle de notre
22
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
colle`gue M. J.J Viseur, a` laquelle j'ai fait re´fe´rence au
de´but de mon intervention. Vous n'e´tiez pas pre´sent,
dans cet he´micycle a` ce moment-la`, monsieur Viseur,
mais vous pourrez lire les annales pour prendre connais-
sance de mes propos.
Vous nous avez taquine´s sur ce plan et je vous ai
re´pondu, monsieur Viseur.
Je pense donc que le budget 2000 e´claire encore davan-
tage ce concept d'Etat social actif. Certains peuvent y
voir une sorte d'Etat providence e´cule´ auquel quelques
additifs auraient e´te´ ajoute´s. Cette vue des choses est
passe´iste.
Au contraire, nous pensons qu'il s'agit d'un Etat beau-
coup plus volontaire qui a le souci d'ame´liorer la qualite´
de vie et donc aussi le bien-e^tre de tous les individus. Il
ne s'agit plus de ge´rer l'adversite´ morale et mate´rielle,
mais bien de la pre´venir activement en plac¸ant l'homme
au centre de l'e´conomie pour qu'il puisse acce´der au
rang de citoyen a` part entie`re. N'oublions pas que, si le
travail est source de revenus et de se´curite´, il est surtout
le ciment de la valeur sociale par excellence.
Dans le domaine des soins de sante´, l'assurance sociale
active replace aussi le citoyen aux commandes de sa
propre sante´ et le patient au centre des pre´occupations.
Il de´finit un cadre et des conditions favorables permettant
aux professionnels de la sante´ de se de´passer et d'e´va-
luer la valeur de leur activite´. Il responsabilise aussi tous
les acteurs, sans oublier les mutualite´s, les organismes
assureurs dont les missions doivent se poursuivre dans
un esprit de pre´voyance, d'assistance mutuelle et de
solidarite´.
Pour terminer, monsieur le pre´sident, messieurs les
ministres, chers colle`gues, j'en arrive a` la troisie`me et
dernie`re partie de mon intervention relative a` la sante´
publique, l'environnement et l'inte´gration sociale. Etant
donne´ le peu de temps qui m'est imparti, je me limiterai a`
e´pingler brie`vement quelques priorite´s de´ja` e´voque´es
par le groupe socialiste dans les de´bats ante´rieurs.
Tout d'abord, nous nous re´jouissons que la politique de
sante´ publique reste centre´e sur le patient. Cette place
privile´gie´e suppose une modification du ro^le des autori-
te´s, des dispensateurs de soins, des professions para-
me´dicales; c'est e´vident. Le moment est venu de mettre
l'accent plus fortement sur les soins de sante´ de pre-
mie`re ligne. Le ro^le du ge´ne´raliste et des autres presta-
taires de soins devra faire l'objet d'une e´valuation in-
terne,
comple´te´e
par
les
informations
objectives
recueillies gra^ce au syste`me du
peer review.
Nous avons e´galement souligne´ en commission combien
la mise au point d'un code de sante´ publique serait de
nature a` de´velopper une strate´gie cohe´rente comprenant
les droits du patient, les droits des travailleurs sociaux et
de la sante´, les principes fondamentaux des infrastruc-
tures de soins, les me´dicaments et l'ensemble sang-
organes-tissus. Nous saluons cette initiative et nous
espe´rons qu'elle devienne rapidement effective. Il va de
me^me en ce qui concerne le milliard promis pour les
maladies chroniques.
Enfin, nous insistons a` nouveau sur la ne´cessite´ de
mai^triser le volume de l'offre en ce qui concerne les soins
intra muros afin d'e´viter tout de´rapage budge´taire.
Peut-e^tre me permettrai-je d'e´mettre quelques regrets
par rapport a` certaines lacunes de la note de politique
ge´ne´rale. Les questions bioe´thiques n'ont pas suffisam-
ment e´te´ aborde´es, me semble-t-il. Il en va de me^me a`
propos de la politique en matie`re de toxicomanie ou de la
dispensation de soins de sante´ aux demandeurs d'asile.
Enfin, comme l'a sugge´re´ une de nos colle`gues, une
re´flexion s'impose sur la ne´cessite´ de pre´voir une
concertation entre ge´ne´ralistes et ho^pitaux pour mettre
en place un accueil d'urgence pour les patients les plus
pre´carise´s. A cet e´gard, nous conside´rons positivement
la future concertation pre´vue avec les organisations
repre´sentatives des indigents et les projets concernant la
me´diation interculturelle.
En matie`re environnementale, nous voulons e´galement
insister sur la ne´cessite´ de poursuivre une politique de
produits oriente´e vers des modes de consommation et de
production durables, ainsi que la concre´tisation de nos
engagements internationaux, contracte´s dans le cadre
du protocole de Kyoto, notamment en matie`re d'abaisse-
ment des e´missions de CO2.
Je terminerai par le volet relatif a` l'inte´gration sociale.
Notre groupe s'est re´joui de l'activation du minimum de
moyens d'existence en termes de cre´ation d'emplois.
Nous plaidons aussi pour une harmonisation des taux de
remboursement entre minimex et aide sociale dans les
communes, en fonction de crite`res sociaux. En outre,
nous prenons bonne note, suite aux remarques formu-
le´es, de ce que le souci est de garantir aux candidats
re´fugie´s un accueil correct et humain dans les centres
ouverts. L'aide mate´rielle qu'il pre´voit ne vise que les
candidats re´fugie´s qui se trouvent dans la premie`re
phase d'examen de la recevabilite´ de leur demande.
Cette aide mate´rielle sera prise en charge par l'Etat. Ceci
me´ritait, a` notre sens, d'e^tre e´clairci.
Enfin, nous nous fe´licitons aussi de ce que la notion de
culture ait e´te´ inte´gre´e dans la note. De toute e´vidence,
la pauvrete´ n'est pas qu'un proble`me financier mais c'est
aussi un proble`me d'acce`s a` la culture. La confe´rence
interministe´rielle sur la pauvrete´ qui aura lieu en janvier
2000 devra se pencher sur ce proble`me ainsi que sur la
politique a` mener ou a` corriger face au proble`me de plus
en plus aigu de l'endettement.
HA 50
PLEN 027
23
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Monsieur le pre´sident, chers colle`gues, voila` les priorite´s
du groupe socialiste que nous souhaitions re´affirmer a`
l'occasion de ce de´bat. Les mesures propose´es sont
courageuses et me´ritent d'e^tre soutenues. Nous aime-
rions maintenant qu'elles deviennent rapidement une
re´alite´ dans la vie quotidienne de tous nos concitoyens.
Mme Pierrette Cahay-Andre´ (PRL FDF MCC) : Mon-
sieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues,
en tre`s peu de temps, le gouvernement s'est attache´ a`
concre´tiser les diffe´rentes pistes retenues dans son
accord :
- nous avons de´ja` adopte´ le projet de loi concernant les
bas salaires;
- nous avons approuve´ le projet de loi de promotion de
l'emploi;
- dans le projet contenant des dispositions sociales et
diverses, nous trouvons aussi une se´rie de mesures
incitatives : mesures d'alle´gement de charges sociales,
de simplification administrative;
- dans le projet contenant des dispositions fiscales, nous
avons approuve´ e´galement des mesures qui seront
favorables a` la relance de notre e´conomie.
Nous sommes donc bien entre´s de plein pied dans l'Etat
social actif.
Mon intention n'est pas de reprendre comme dans un
catalogue les diffe´rentes mesures le´gislatives et re´gle-
mentaires, mais de relever quelques points qui ont retenu
notre attention :
- sortir les jeunes du statut
professionnel de cho^meur et
leur permettre a` la fois une insertion sur le marche´ du
travail et une formation qualifiante. C'est un pari difficile;
- les pie`ges a` l'emploi seront combattus. Les mesures
concernant les bas salaires et l'octroi d'allocations fami-
liales majore´es pendant un de´lai qui ne s'interrompt pas
par la reprise d'un travail, voila` qui rendra le travail plus
attractif;
- la mise a` la pension a` mi-temps, c'est-a`-dire plus
flexible;
- un statut social pour les artistes qui est attendu depuis
de nombreuses anne´es et dont nos deux ministres, Mme
Onkelinx et M. Vandenbroucke se pre´occupent active-
ment;
- les allocations familiales majore´es pour les enfants
handicape´s seront aligne´es aux besoins de la famille.
Il serait important, a` mon sens, que les allocations
familiales majore´es servent ve´ritablement a` sortir le plus
possible l'enfant de son handicap et le faire acce´der a`
l'autonomie; il ne faut pas de´courager les parents de faire
un effort en diminuant les allocations familiales si l'e´tat de
sante´ de l'enfant s'ame´liore gra^ce aux traitements suivis.
La charte de l'assure´ social est un instrument qu'il faudra
faire connai^tre dans le grand public par les moyens les
mieux adapte´s. Comme je vis dans une re´gion de
ce´le`bres
be´de´istes, pourquoi ne pas utiliser aussi le
vecteur de la bande dessine´e ?
L'interruption de carrie`re a` temps plein ou a` temps partiel
reste une mesure inte´ressante car elle permet au tra-
vailleur ou a` la travailleuse de re´inte´grer son milieu de
travail. On me dira que ce sont surtout les femmes qui
l'utilisent comme d'ailleurs le temps partiel, mais on peut
imaginer que de plus en plus l'e´quilibre homme/femme
s'e´tablira.
Dans ce domaine-la`, comme dans le domaine politique
d'ailleurs, on peut l'espe´rer.
Nous avons aussi aborde´ la proble´matique du be´ne´volat.
Je ne pense pas, comme certains l'ont exprime´, que ce
service prend la place d'un emploi re´mune´re´ car les
services rendus par les be´ne´voles, que ce soit dans le
domaine social, culturel, sportif, seraient impossibles a`
financer par les pouvoirs publics ou par le prive´. Les
be´ne´voles satisfont les besoins non rencontre´s de la
socie´te´, renforc¸ant les liens de solidarite´, brisant la
solitude de personnes isole´es. Que feraient nos clubs
sportifs sans cet apport ? Le nombre de personnes qui
entourent notamment les e´quipes de football, surtout les
jeunes, est impressionnant. Le secteur culturel associatif
en ge´ne´ral s'appuie souvent sur le be´ne´volat.
Je voudrais aussi faire une bre`ve re´flexion sur les
pensions : nous sommes dans la ligne du programme
puisque les petites pensions seront revalorise´es. Deux
cate´gories doivent attirer notre attention : les pensions
pour les carrie`res a` temps partiel et celles des inde´pen-
dants. J'ai eu l'e´coute favorable du ministre lorsque j'ai
fait remarquer en commission que certains petits inde´-
pendants connaissaient de grandes difficulte´s : s'ils ont
du^ cesser leur activite´ anticipativement, parfois pour
raison de sante´ - je pense particulie`rement a` ceux qui
travaillent la terre -, leur pension, contrairement a`
d'autres re´gimes, est toujours ampute´e de 5% par anne´e
d'anticipation, et ce sur des montants de´ja` tre`s faibles.
S'ils demandent le comple´ment de revenu garanti, on
prend en compte pour le calcul la pension fictive et non
re´elle. Il en re´sulte que si les inde´pendants ce`dent a` leurs
enfants des terres de culture ou des biens pour continuer
l'activite´ professionnelle, le revenu garanti leur est alors
refuse´. Le ministre est tre`s conscient du proble`me et a
promis d'y reme´dier. Je retiens votre phrase, monsieur le
ministre :
Il ne peut pas y avoir de gens pauvres dans
une socie´te´ riche
.
24
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierrette Cahay-Andre´
J'en arrive aux ALE. Elles ont prouve´ leur utilite´. Les
objectifs de´finis e´taient de mettre en blanc ce qui e´tait
noir. Il ne faut pas e^tre expert-comptable pour savoir que
des travaux me´nagers ne peuvent e^tre finance´s unique-
ment par les personnes qui ont besoin de personnel
d'entretien. Il s'agit souvent d'ailleurs de personnes
a^ge´es, de´pendantes et des familles.
Deuxie`me objectif : re´pondre a` une demande de service
de proximite´ qui n'e´tait pas rencontre´e suffisamment.
Troisie`me objectif : remettre les personne au cho^mage
depuis un certain temps dans le circuit du travail. Cela les
valorise et leur donne un peu plus de pouvoir d'achat. Je
ne citerai pas tous les services qui peuvent e^tre preste´s :
garde d'enfants, agents de pre´vention et de se´curite´, etc.
Si l'on peut envisager un changement de statut pour les
ALE, je pense qu'il faut leur conserver une certaine
souplesse et ne pas alourdir les formalite´s administrati-
ves et les contraintes.
Le cou^t de la prestation devra rester abordable. L'e´quili-
bre doit e^tre trouve´. Par ailleurs, nous devrons aussi
nous pencher sur la proble´matique des che`ques-service.
J'en viens a` l'e´conomie sociale. Les contours sont parfois
impre´cis, mais je pense qu'il faut e^tre tre`s attentif au
de´veloppement de ce secteur. Un exemple me vient a`
l'esprit, sans doute parce qu'il s'agit d'une entreprise de
ma re´gion. Je veux parler de
Terre qui emploie 280
personnes difficiles a` placer, cho^meurs de longue dure´e
ou personnes tre`s pre´carise´es. L'activite´ est, entre
autres, de re´cupe´rer papiers, cartons, ve^tements, etc. et
de les recycler. Tout ce qui est collecte´ alle`ge les
communes d'un pourcentage important de de´chets. En
outre, cette activite´ n'entre pas en concurrence avec
l'entreprise prive´e. Au contraire, elle en est pluto^t un
partenaire. Au fond, il s'agit d'un partenariat a` quatre : les
communes, les intercommunales de gestion des de´-
chets, le secteur prive´ et l'entreprise d'e´conomie sociale
Terre. Ce que je souhaitais mettre en e´vidence, c'est a`
la fois mon souci de voir bien traite´ ce secteur de
l'e´conomie sociale, tout en veillant a` ne pas cre´er de
distorsion de concurrence.
Quant au non-marchand, il faut bien su^r en tenir compte.
Ce concept recouvre d'ailleurs un champ d'activite´ im-
portant. Cela va du secteur associatif a` divers domaines :
de l'enseignement aux ho^pitaux, en passant par des
services de proximite´, des initiatives de formation, d'e´du-
cation permanente, et autres. Mme Onkelinx a d'ailleurs
re´serve´ a` ce secteur un re´gime plus favorable puisqu'elle
l'a assimile´ au secteur public dans son plan pour l'emploi
que nous avons adopte´ la semaine passe´e. Je veux
parler de l'obligation d'engager 3% du personnel en plus.
En conclusion, monsieur le pre´sident, je voudrais insister
sur le fait que notre travail n'est pas termine´ avec ces
projets. D'autres sont en chantier. Ce n'est qu'un de´but,
mais c'est un bon de´but. Nous approuverons donc le
budget qui nous est soumis.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's,
mijn bondig betoog zal vooral handelen over het
werkgelegenheidsbeleid, aangezien andere sprekers het
meer
in
het
bijzonder
zullen
hebben
over
het
gezondheidsbeleid.
Bij de aanhef van de beleidsbrief die ons werd voorge-
legd in de commissie, is gestipuleerd dat wij ons mogen
verwachten
aan
nieuwe
accenten
inzake
het
werkgelegenheidsbeleid 2000.
Na lezing van de beleidsbrief en na bespreking ervan in
de commissie, heb ik nog steeds evenveel vragen om-
trent die nieuwe accenten, niet in verband met de ge-
dachten en de principes die aan de basis ervan liggen,
maar wel aangaande de concrete uitwerking ervan.
Gelukkig werden het geen Rosetta-banen maar, dankzij
het realisme van de sociale partners, startbanen. Zoals ik
vorige week reeds aanhaalde naar aanleiding van de
bespreking van de programmawetten, blijf ik erbij dat
startbanen, ondanks de positieve elementen die zij in-
houden, eigenlijk afgestofte stages zijn, maar die wel 4
miljard kosten. Voor die prijs kan er veel worden afge-
stoft.
Na de startbanen werd het op het tewerkstellingfront
oorverdovend stil. De uitdrukking
oorverdovend stil
wordt gebruikt na hels lawaai. En er was hels lawaai,
vooral in de media, maar daarna viel er plots een grote
stilte, een oorverdovende stilte.
In de plaats van, zoals aangekondigd, nieuwe accenten
in het werkgelegenheidsbeleid te leggen, onderstreept
deze beleidsnota de stilte. De beleidsnota bevestigt en
beklemtoont het nut van bestaande maatregelen : het
voordeelbaanplan,
de
doorstromingscontracten,
de
dienstenbanen en zelfs het succes van de PWA's. Zo
slecht was het beleid tijdens de vorige legislatuur dus
toch ook weer niet.
In de beleidsnota wordt vooropgesteld dat er verbeterin-
gen moeten worden aangebracht aan het systeem van
de dienstencheques. En hier breekt mijn klomp. Het gaat
om aanpassingen aan het stelsel van de diensten-
cheques, dat door dezelfde minister Onkelinx werd lam-
gelegd.
De regering zou zich moeten herinneren wat ik reeds bij
vorige gelegenheden naar voren heb gebracht, onder
andere tijdens het vragenuurtje in plenaire vergadering,
met name dat zij zich op onwettelijk terrein bevindt.
Misschien was het verstandig geweest het tijdens deze
HA 50
PLEN 027
25
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
begrotingsbespreking te hebben over het aanleggen van
provisies om de regering toe te laten zich in te dekken
voor het geval zij schadevergoedingen moet betalen
ingevolge haar onwettelijk handelen en wanneer de helft
van de bevolking hun dienstencheques opvragen.
Voor andere punten die wezenlijke onderdelen zouden
moeten zijn van een toekomstgericht tewerkstellings-
beleid - onder andere de vorming van werkenden en
werklozen - beperkt de beleidsbrief zich tot principes en
volzinnen. Concrete maatregelen vindt men er niet in
terug.
Inzake de werkloosheidsverzekering blijft het in de
beleidsbrief bij intenties, inzake het gelijke kansenbeleid
blijft de inhoud vaag en inzake de administratieve ver-
eenvoudiging nog vager.
Het is choquerend vast te stellen dat inzake democratie
in de ondernemingen - voor de meeste partijen van de
meerderheid zowel als voor ons toch wel een belangrijk
punt - beperkt de regering zich tot de vaststelling dat het
in 2000 sociale verkiezingen zijn.
Zijn dat werkelijk alle nieuwe elementen die kunnen
worden voorgesteld voor een degelijk tewerkstellings-
beleid ?
Voorts vermeldt de beleidsbrief helemaal niets over de
combinatie van gezin en arbeid of, anders uitgedrukt,
over de noodzakelijke harmonie die wij moeten trachten
te vinden tussen de flexibiliteit gevraagd door de onder-
nemingen en de flexibiliteit op maat van de werknemers.
De beleidsbrief vermeldt evenmin iets over het statuut
van de onthaalmoeders of de onthaalgezinnen.
Belangrijke dossiers werden niet ten onrechte doorver-
wezen naar de sociale partners. Zij hebben hun huiswerk
gemaakt.
Mevrouw de minister, mijnheer de minister, zal de rege-
ring de door de sociale partners ingediende voorstellen
integraal toepassen ? Zal minister Onkelinx bereid zijn de
resultaten van het sociaal overleg voor te leggen aan de
commissie voor de Sociale Zaken ?
Alhoewel ik niet wil vooruitlopen op dit debat, wens ik te
beklemtonen dat de beleidsnota van de regering en de
voorstellen van de sociale partners inzake de oudere
werknemers bijna uitsluitend financie¨le prikkels bevatten.
Alles draait rond maatregelen om oudere werklozen
opnieuw aan werk te helpen. U hoort me niet zeggen dat
deze maatregelen niet noodzakelijk zijn. Voor de CVP
staat het echter buiten kijf dat een preventief beleid meer
aarde aan de dijk kan brengen.
In de voorliggende ontwerpen vind ik geen concrete
voorstellen om te voorkomen dat werknemers op iets
oudere leeftijd - bij vrouwen gebeurt dit reeds vrij vroeg -
worden ontslagen. Dit jaar kwamen er meer dan 10 000
oudere werklozen bij. Dit moet worden vermeden. Als de
regering veeleer preventieve maatregelen zou uitwerken,
moet ze achteraf geen financie¨le middelen vrijmaken om
degenen die eerst werden ontslagen opnieuw aan een
job te helpen.
De loonkostenverlaging is slagroom op de taart van het
tewerkstellingsbeleid.
Voor de non-profitsector is het zure room geworden. De
beleidsbrief Tewerkstelling bepaalt terzake, ik citeer :
De
bedrijven van de social profitsector nemen volop deel
aan de groei en de economische ontwikkeling. Het is in
dit opzicht dat de social profitsector moet worden be-
schouwd als een onontbeerlijke groeisector en al onze
aandacht verdient inzake werkgelegenheidsbeleid
.
Mijnheer de minister, ik had het niet mooier kunnen
zeggen. Ik zou het wel beter hebben uitgewerkt. De
beslissing van de regering inzake loonlastenverlaging
voor de non-profitsector heeft veel weg van
luister naar
mijn woorden maar kijk niet naar mijn daden
.
Stop met het cijfergegoochel ! Wees concreet ! De uitleg
van meer van minder of minder van meer steekt ons
tegen.
Mijnheer de minister, uit uw correct en eerlijk antwoord
dat u vorige week hebt gegeven, onthoud ik dat de
regering inzake de non-profitsector terugkomt op de
bewuste politieke keuze die de vorige regering had
genomen om de non-profitsector niet hetzelfde maar
meer te geven dan de commercie¨le sector. Deze regering
beslist de non-profitsector hetzelfde te geven. Dat is
minder dan meer. Mijnheer de minister, heb de moed om
klare taal te spreken. Voor heel de zorg- en verzorgende
sector is uw beslissing geen slagroom maar zure room.
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter, ook ik
wil het hebben over het werkgelegenheidsbeleid en de
beleidsbrief van vice-eerste minister Onkelinx. Het gaat
goed met de werkgelegenheid; nog nooit waren er zoveel
mensen aan het werk. Tijdens de voorbije jaren hebben
we een versnelling gezien in de jobcreatie en ook de
vooruitzichten op de arbeidsmarkt zijn goed. Dit is in
essentie het gevolg van een goede economische groei,
waaraan we relatief weinig kunnen doen. Ik wil echter de
aandacht vestigen op de grote continui¨teit in het beleid.
Die was gebaseerd op een verantwoordelijk budgettair
beleid dat werd aangevuld met een geheel van maatre-
gelen die konden bogen op een brede consensus tussen
de sociale partners, enerzijds en de overheid en de
regering, anderzijds. De afgelopen jaren hebben we ook
in dit land iets als het akkoord van Wassenaar zien
ontstaan waarbij de belangrijkste actoren op de arbeids-
markt elkaar min of meer hebben gevonden.
26
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hans Bonte
De SP is dan ook verheugd dat de begroting en de
beleidsintenties van de minister van Werkgelegenheid
geen fundamentele breuk in het werkgelegenheidsbeleid
met zich brengen. Een aantal maatregelen met betrek-
king tot de arbeidsmarkt wordt versterkt. De loonmatiging
en de vermindering van de lasten op arbeid via een
versnelde lastenverlaging zullen worden voortgezet. Er
worden specifieke maatregelen genomen om een aantal
risicogroepen op de arbeidsmarkt betere kansen op werk
te geven. Er wordt voorzichtig werk gemaakt van de
arbeidsherverdeling, er worden openingen gemaakt voor
de creatie van nieuwe diensten en voor de ontplooiing
van nieuwe activiteiten. Ik denk dat deze mix van maat-
regelen, die in het verleden heeft bewezen vruchten te
kunnen afwerpen, met de budgettaire versterking die er
nu wordt aan gegeven, nog meer jobs kan opleveren.
Deze goede vooruitzichten mogen ons echter niet blind
maken voor een aantal structurele problemen, waarvan
ik er drie van naderbij zal bekijken omdat ze in de
beleidsbrief onvoldoende ter sprake komen. In de eerste
plaats blijven we vaststellen dat de groei van de werkge-
legenheid voor een groot deel voorbijgaat aan een aantal
zwakke groepen op de arbeidsmarkt. Traditioneel kijken
we dan naar scholingsgraden. Ik meen dat we ook eens
een andere bril moeten opzetten en nagaan of er inder-
daad geen fundamentele discriminatie op de arbeids-
markt bestaat waardoor migrantenjongeren, oudere
werknemers, alleenstaande vrouwen en gehandicapten
aan de kant blijven staan. Deze groepen profiteren te
weinig van de economische heropleving en de groei in de
tewerkstelling.
Rapporten wijzen erop dat er inderdaad fundamentele
discriminaties bestaan in de ondernemingen, bij de aan-
wervingen, in het personeelsbeleid enzovoort. Hierdoor
dreigen deze groepen aan de kant te blijven staan. Een
regering die de uitbouw van een actieve welvaartsstaat
centraal stelt, moet dan ook hefbomen ontwikkelen om
discriminaties weg te werken. De maatregelen die door
vice-eerste minister Onkelinx en minister Vandenbroucke
worden aangekondigd om de werkloosheidsvallen en de
invaliditeitsvallen weg te werken, zijn fundamenteel en
noodzakelijk. Het doel moet zijn dat elke groep in ver-
houding tot de grootte in de samenleving moet kunnen
worden teruggevonden in de actieve bevolking op de
arbeidsmarkt.
De SP zal tijdens de komende weken een wetsvoorstel
indienen om de discriminatoire processen in de onder-
nemingen weg te werken.
Een tweede belangrijk element dat wij te weinig terugvin-
den in de beleidsbrief van de minister is de aanpak van
een belangrijke en hardnekkige discriminatie op de ar-
beidsmarkt. Vandaag leven wij in een economie waarbij
duidelijk de ene werknemer de andere niet is. Daarmee
verwijs ik naar de zwakke bescherming die arbeiders
hebben in vergelijking met bedienden op onze arbeids-
markt. De Belgische arbeiders behoren tot de zwakst
beschermden van de Europese Unie. Wij lezen in het
regeerakkoord dat dit strakke onderscheid een erfenis is
van de industrie¨le samenleving waaruit wij komen. De
Belgische Staat is veroordeeld omdat wij het strakke
onderscheid blijven behouden. Het verheugt ons dan ook
dat de sociale gesprekspartners zich de voorbije weken
over dit probleem hebben gebogen. Zij doen de regering
een aantal concrete suggesties om daarvan werk te
maken.
Wij hebben vernomen dat op 19 januari de regering haar
positie zal bekendmaken ten aanzien van de voorstellen
van de sociale gesprekspartners. Wij willen vandaag al
duidelijk zijn : het voorakkoord dat de sociale gespreks-
partners hebben bereikt inzake de opzegtermijnen van
arbeiders en bedienden is ontoereikend. Het blijft een
magere stap voorwaarts, waarbij een groot deel van de
arbeiders zelfs niet zullen kunnen profiteren van de
bijkomende CAO.
Het is duidelijk dat de regering niet zomaar de door de
sociale gesprekspartners voorgestelde CAO kan overne-
men en dan doen alsof dat punt uit het regeerakkoord is
ingelost. Wij moeten ambitieuzer zijn. Wij moeten stap-
pen voorwaarts zetten. Aan de vooravond van het nieuwe
millennium moet een perspectief worden gecree¨erd om
tot een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden
te komen.
Terzake doen wij twee concrete voorstellen. Wij verzoe-
ken de voorzitter van de commissie voor de Sociale
Zaken het wetsvoorstel over de opzegtermijnen voor
arbeiders en het wetsvoorstel waarmee wij de carenzdag
wensen af te schaffen op de agenda te plaatsen. Het
gaat verder dan het resultaat dat de sociale gespreks-
partners hebben bereikt. Het is een stap voorwaarts naar
het eenheidsstatuut waarvan wij alvast dromen.
Een derde element waarop ik met het oog op het
toekomstig werkgelegenheidsbeleid zeker de nadruk wil
leggen is de strijd tegen de stress. Dit is wellicht de
grootste uitdaging van het toekomstig werkgelegenheids-
beleid. Het heeft te maken met het zich verder doorzetten
van het tweeverdienersgezin, met de toename van de
productiviteit van de economie, met het mobiliteits-
vraagstuk. Stress kan worden gedefinieerd als een mo-
derne epidemie die zich pijlsnel uitbreidt. Er bestaan
geen toverformules om dit in te dijken. Men moet optre-
den inzake mobiliteit en de kinderopvangmogelijkheden
moeten verder worden uitgebouwd. Er moet een aanpak
komen van het mobiliteitsprobleem. Ik kijk zeer benieuwd
uit naar het voorstel dat mevrouw Durant heeft beloofd
voor de bedrijfsvervoerplannen. Ik heb goed genoteerd
dat wij in de loop van januari hierover een wetsvoorstel
HA 50
PLEN 027
27
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hans Bonte
van de regering kunnen verwachten. Wij hebben terzake
een wetsvoorstel ingediend. Het zou goed zijn mochten
wij ook daarover snel de discussie in dit parlement
kunnen aanvangen.
Inzake de strijd tegen de stress wens ik bijzonder de
nadruk te leggen op het belang van de arbeids-
herverdeling.
Gisteren heeft de heer Van Rompuy zich nogal afgezet
tegen het beleid van mevrouw Smet dienaangaande. Hij
zegt dat arbeidsherverdeling en werktijdverkorting nog
tot meer stress leiden, terwijl ik mij zeer goed herinner dat
wij dit in het verleden tijdens discussies over deeltijdse
arbeid en loopbaanonderbreking juist zagen als een
bijdrage tot het harmonieuze samenspel tussen gezins-
en arbeidstaken.
Ik blijf verdedigen dat de arbeidsherverdeling en de
arbeidsduurverkorting belangrijke instrumenten zijn in de
strijd tegen de stress. Ik meen dat deeltijdse arbeid via
loopbaanonderbreking nog verder moet gaan. Wij hech-
ten echter ook enorm veel belang aan de vierdaagse
werkweek omdat dit volgens ons het model is dat de
meest gezinsvriendelijke arbeidsorganisatie tot gevolg
zou kunnen hebben. De regering moet dus snel werk
maken van de beloftes die zij in het regeerakkoord heeft
ingeschreven. De SP heeft alvast niet stilgezeten en zal
binnenkort een concreet initiatief indienen.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
vandaag kunnen wij ons voor de derde keer uitspreken
over de intenties van deze regering, meer specifiek over
sociale zaken.
De eerste keer gebeurde dat naar aanleiding van de
regeringsverklaring, de tweede keer bij de bespreking
van de State of the Union en vandaag tijdens het debat
over de algemene uitgavenbegroting.
De tijdspanne is nu wel korter, namelijk het jaar 2000. Het
gevaar om in herhaling te vallen is echter groot. Ik zal
trachten dit te voorkomen, alhoewel er op sommige
nagels meer dan eens moet worden geklopt alvorens de
boodschap duidelijk wordt. Waar nodig, zal ik dat dan ook
doen.
Dat deze regering de actieve welvaartsstaat hoog in zijn
vaandel draagt, is reeds voldoende bekend. Welke con-
crete invulling wordt daaraan nu gegeven ? De aanhef
van de algemene beleidslijnen van de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen lijkt een begin van ant-
woord te bieden. Daarin lezen we immers :
De aspiraties
van de actieve welvaartsstaat veronderstellen een pro-
actief beleid, met een grotere klemtoon op sociale inves-
teringen,
individueel
maatwerk
en
decentralisatie
.
Voorts staat er dat de
minister zich engageert tot
administratieve vereenvoudiging en modernisering van
het bestuur van onze samenleving
. We kunnen deze
intenties onderschrijven, maar daarmee komt er nog niet
veel van in huis. De regering is immers veel minder
duidelijk en radicaal in het nastreven van deze doelstel-
lingen dan verwacht zou mogen worden van een beleids-
ploeg die een nieuwe wind doorheen Belgie¨ wil laten
waaien. Vooral op sociaal vlak zou deze regering wel
eens te intern verdeeld kunnen blijken.
Het door de bewindsploeg gevraagde rapport van de
heer Jadot lijkt al voor een dergelijke tegenstrijdigheid te
zorgen. Waar mevrouw Onkelinx, minister van de Waalse
socialisten waarvan de heer Jadot ook prominent deel
uitmaakt, dit rapport hier vorige week nog als zeer
verrijkend verwelkomde, rapporteren de media ons al-
vast een heel andere en zeer negatieve houding van de
Vlaamse socialistische minister Vande Lanotte.
Jadot bekritiseerde de veelheid aan baanplannen die de
werkloosheid niet structureel aanpakken. Hij vermeldde
de schizofrene houding ten opzichte van de uitstoot of
het behoud van oudere werknemers op de arbeidsmarkt
en vermeldde de nood om iets te doen voor de
werkloosheidsvallen.
Wat dit laatste betreft, suggereerde hij zelfs de noodzaak
niet slechts de minimumlonen op te trekken, maar ook de
uitkering naar beneden toe aan te passen teneinde het
werken meer aantrekkelijk te maken. Stemt de regering
met dit denkpad in ? Ik lees daar niets over, maar ik had
dit graag geweten. De beleidsnota is alvast wel duidelijk
over de intentie om de verhoogde kinderbijslag voor
langdurig werklozen of arbeidsongeschikten een tijdje
aan te houden wanneer deze mensen toch weer aan de
arbeid gaan. Dit zou ook weer een middel zijn om een
werkloosheidsval te dichten. Zou het echter niet veel
wijzer zijn een einde te maken aan de verhoging van de
kinderbijslag voor langdurig werklozen en arbeidsonge-
schikten en eventueel verhogingen in te voeren op basis
van de inkomenssituatie van het gezin, welke de arbeids-
situaties van de ouders ook mogen zijn.
Dit lijkt me veel beter te beantwoorden aan de noden en
het doet tevens iets aan de werkloosheidsval.
Deze regering, inzonderheid de socialistische bewind-
voerders op vlak van sociale zaken, namelijk de ministers
Vandenbroucke, Vande Lanotte en Onkelinx, houden
ervan de sociale bescherming groepje per groepje aan te
pakken.
In de sector van de ziekteverzekering - een collega zal
hierop dieper ingaan - is deze neiging wellicht nog het
meest zichtbaar. Voor elk soort patie¨nt heeft men een
eigen regeling. Het lijkt allemaal zeer sociaal en leidt tot
de nodige publiciteit voor de betrokken bewindvoerders.
De vraag is of dit voor alle leden van de samenleving,
vooral voor de zwaksten, de best mogelijke benadering
is.
28
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danny Pieters
Modernisering en vereenvoudiging van ons sociaal
beschermingsstelsel brengt een dergelijk ad hoc beleid
niet. De grootste slachtoffers zijn de zwaksten, want zij
hebben de grootste moeite om de weg te vinden naar de
juiste sociale prestatie. Dat we op dit vlak bij goede
intenties blijven steken, blijkt uit het hoofdstuk van de
beleidsnota over het Handvest van de sociaal verze-
kerde, dat uitmunt in nietszeggendheid.
De groep-per-groep-benadering leidt ook tot het uitwer-
ken van een statuut voor de kunstenaar. Hiervoor kunnen
goede redenen bestaan en ook bij onze partij wordt de
mening gedeeld dat de specifieke situatie waarin som-
mige kunstenaars zich bevinden een gee¨igende benade-
ring vraagt. Ik wens dienaangaande echter enkele be-
merkingen te formuleren die bij de bespreking van de
regeringsinitiatieven terzake opnieuw naar voren zullen
komen.
Ten eerste, het doorvoeren van e´e´n eenvormige aanpas-
sing van ons sociaal zekerheidsstelsel voor alle kunste-
naars, betekent dat men even ver zal staan van een aan
de specifieke situatie van de zeer verscheiden groepen
kunstenaars aangepaste sociale beschermingsregeling
als vandaag.
Ten tweede, de regeling die voor kunstenaars wordt
uitgewerkt, mag hen niet onttrekken aan de solidariteit
met de overige werkenden en de overige burgers. Indien
voor hen speciale en gunstiger regelingen worden uitge-
werkt, moet daartegenover een eigen financieringswijze
staan.
Ten derde, naast de kunstenaars zijn er nog tal van
andere werkenden die zich niet laten vatten in het
traditionele keurslijf van het arbeidspatroon van 50 jaar
geleden. Een meer algemene aanpak is het overwegen
waard.
De regering zegt de actieve welvaartsstaat via een grote
decentralisatie te willen bewerkstelligen. Wat moet hier-
onder worden verstaan ? Blijkbaar niet iets dat evident is.
Vlaanderen en Wallonie¨ kennen vandaag immers een
andere economische en sociale realiteit en het sociaal
beleid moet op deze diverse aspecten worden afge-
stemd.
Een Rosetta-plan heeft geen zin in Vlaanderen. Plannen
om oudere werknemers opnieuw in de arbeidsmarkt te
integreren, slaan wellicht niet aan in de andere regio
waar grote werkloosheid heerst. Wanneer zal men dit
inzien ? Men moet zeker niet het argument gebruiken dat
met de trekkingsrechten die worden gecree¨erd ten laste
van de federale Staat en ten gunste van de Gewesten,
hieraan juist wel wordt tegemoetgekomen. Nergens
wordt gewaarborgd dat deze trekkingsrechten effectief
zullen worden gebruikt om de werkloosheid te drukken.
In feite heeft men een nieuwe vrijbrief voor de Noord-
Zuidtransfers gecree¨erd.
Ik stel mij trouwens de vraag wanneer de regering
eindelijk eens ernstig werk zal maken van het opheffen
van de niet gerechtvaardigde transfers tussen het noor-
den en het zuiden ? De fameuze rapporten-Jadot dienen
meer om de werkelijkheid te verdoezelen dan om mis-
toestanden te verhelpen. Zij laten evenmin een verbete-
ring ontwaren. Of bestaan er geen transfers meer omdat
we ze niet meer willen zien ? De Belgische modelstaat
oblige. Misschien moet het Belgische staatswapen beter
worden aangepast en moet de Leo Belgicus worden
vervangen door een struisvogel.
Mijnheer de minister, bent u van plan iets te ondernemen
tegen de ongelegitimeerde transfers in de loop van de
volgende jaren ? Ik vraag me af wat de SP en AGALEV,
maar in de eerste plaats de VLD op dit vlak zullen doen.
Wellicht slapen.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, wat gebeurt er met de VLD in de discussie
over de niet gerechtvaardigde transfers ? Het antwoord
is simpel. De VLD hoeft niets te doen. Zij wordt bijvoor-
beeld in de Vlaamse regering niet voldoende onder druk
gezet door de Volksunie om er iets aan te doen. Alles
wordt verwezen naar de Costa, waar een agenda, noch
een timing bestaat om hieraan iets te doen. Ik zou
zeggen dat de Volksunie de sleutel in de hand heeft en er
niets mee doet.
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
overigens hoorde ik graag eens ondubbelzinnig uit de
mond van de regeringsleden dat de verschuldigde so-
ciale zekerheidsachterstallen van het Waalse Gewest en
de Franse Gemeenschap ook daadwerkelijk zullen wor-
den gei¨nd. U kunt zich niet blijven verschuilen achter het
feit dat u een verrotte situatie zou hebben gee¨rfd van uw
voorgangers of dat de zaak juridisch niet uitgeklaard zou
zijn. Als u niet kunt bevestigen dat deze miljarden daad-
werkelijk zullen worden gei¨nd in 2000, zie ik niet in hoe u
een zelfstandige, een werkgever of zelfs een zwartwer-
ker het verwijt zou durven te maken dat zij hun sociale
zekerheidsbijdragen niet voldoen. Ik herhaal wat ik reeds
eerder onderstreepte : in Noord, noch in Zuid kan het niet
innen van de verschuldigde bijdrage worden verdedigd.
Welnu, doe er dan snel wat aan. Anders ligt uw geloof-
waardigheid en de illusie van de Belgische inter-
persoonlijke solidariteit volledig aan diggelen. Ik betreur
alvast het stilzwijgen van uw beleidsnota over de
transferproblematiek. Ik kan niet begrijpen dat de inning
van voor vijf miljard frank achterstallige bijdragen er niet
eens in voorkomt. Ik laak ten slotte het gegeven dat de
Gemeenschappen en de Gewesten in de federale
beleidsnota blijkbaar worden gezien als ondergeschikte
besturen die uit te voeren hebben wat op federaal vlak
HA 50
PLEN 027
29
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danny Pieters
wordt besloten. Soms is zelfs dit laatste niet het geval en
gaat men volledig voorbij aan het feit dat wij in een
federale Staat leven. Zo wordt een hoofdstuk gewijd aan
het vrijwilligerswerk zonder eenmaal de Gemeenschap-
pen te vermelden.
Wij hebben bij de investituur reeds aangekondigd dat wij
voorstellen zouden formuleren inzake maatregelen ten-
einde de tegemoetkomingen aan gehandicapten niet
langer te korten op basis van inkomsten van de partner
van de gehandicapte. Uiteraard is het jammer dat onze
voorstellen nog niet behandeld werden en dat de begro-
ting voor 2000 daartoe nog in geen reserve voorziet. Ik
meen echter te mogen hopen dat ook de meerderheid de
zin van deze beperkte individualiseringsoperatie inziet en
daarvoor vanaf de volgende begroting middelen zal
vrijmaken.
Mijnheer de minister, het zal u tot slot ook niet verwon-
deren dat ik nog eens terugkom op ons gemeenschap-
pelijk interesseveld, te weten het sociaal beleid van de
Europese Unie en de rol die ons land daarin kan en moet
spelen. U kent mijn kritiek op de desbetreffende bepalin-
gen van de sociale programmawet. Ik zal niet terugko-
men op de terugvordering van Maribel bis en ter, ook al
denk ik dat we ons daarmee in 2000 wel zullen moeten
bezighouden in het parlement als u een onvoldoende op
uw rapport aan de Commissie krijgt. Wel wil ik u eraan
herinneren dat u toezegde werk te zullen maken van de
uitspraak in de zaak-Kohl en Decker.
De huidige houding van Belgie¨ is zonder twijfel te restric-
tief. Buitenlands genoten ambulante zorg slechts tot
enkele tientallen euro terugbetalen, zoals het RIZIV
voorschrijft, mist elke grond. Dat weet u. Doe er dus wat
aan.
U wees er eerder reeds op de gehele coo¨rdinatie-
problematiek te willen herbekijken en Belgie¨ een
voortrekkersrol te willen geven in de hervorming van de
coo¨rdinatie. We zullen u daarin in de mate van onze
beperkte mogelijkheden graag steunen. De huidige coo¨r-
dinatie gaat immers steeds meer voorbij aan de Euro-
pese migratierealiteit. Het is jammer dat uw mondelinge
toezeggingen geen neerslag kregen in de beleidsnota.
Daarvoor was het waarschijnlijk te laat. Het is ook
jammer dat we in het hoofdstuk
Europees engagement
slechts een aantal wollige goede intenties over uitwisse-
ling van informatie, beste praktijken en het invoeren van
een sociale beschermingsrapportering vinden. Uiteraard
zijn wij daar niet tegen. Laten wij echter duidelijk zijn : de
Europese
economische
integratie
gaat
aan
HST-
snelheid, razend op de eigen bedding van harde Euro-
pese normen terwijl de sociale integratie wel een stoom-
locomotief uit de westerns lijkt die door de prairie hobbelt,
af en toe aangevallen door WTO- of andere indianen en
kampend met onderbroken bruggen tussen de diverse
nationale gevoeligheden. Als economische en sociale
integratie elkaar ontmoeten, dan moet ervoor worden
gezorgd dat het sociale niet systematisch het onderspit
delft zoals dat nu vaak het geval lijkt te zijn.
Daar zouden uw prioriteiten voor een pro-actief Europees
beleid moeten liggen, eerder dan in het aanmaken van
nieuwe wollige statements.
Mijnheer de minister, ik ben vandaag negatiever geweest
dan bij het aantreden van het kabinet of bij de regerings-
verklaring. Dat heeft wellicht veel te maken met wat ik
toen reeds heb gezegd. De VU kan zich achter heel wat
idealen van uw sociaal beleid scharen, maar wij willen
zien hoe een en ander in de praktijk wordt omgezet. Daar
zien wij nu echter nog niet veel meer klaar in. De vrees
groeit dat wij inzake sociale zekerheid ook niet veel
gerealiseerd zullen zien van de nieuwe politiek die deze
regering voorstaat, maar wij staan net als u open voor
een constructieve dialoog.
Mevrouw
Anne-Marie
Descheemaeker
(AGALEV-
ECOLO) : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister,
mijnheer de minister, collega's, de vergrijzing van de
bevolking, enerzijds en de beperking van de opnameduur
in de ziekenhuizen, anderzijds zijn twee factoren die
ontegensprekelijk hun weerslag hebben op de thuis-
verzorging.
Er ontstaat dus een afgetekende verschuiving van de
intramurale naar de extramurale zorg. Steeds meer pa-
tie¨nten doen een beroep op professionele thuiszorg.
Deze nood aan thuiszorg vindt men trouwens niet alleen
in de somatische zorg; ook de psychiatrische sector is
vragende partij voor voorzieningen terzake. Een bijzon-
dere aandacht voor de thuiszorg en de palliatieve zorg is
dan ook dringend nodig en moet worden vertaald in
budgettaire termen. Het mag immers niet zo zijn dat
thuisverzorging te duur wordt voor de patie¨nt, terwijl dit
zo veel goedkoper is voor de gemeenschap dan een
opname. Men schijnt te vergeten dat een ziekenhuisbed
in een algemeen ziekenhuis het RIZIV al vlug 10 000
frank per dag kost, plus honoraria en forfaits, exclusief de
eigen bijdrage van de patie¨nt of het remgeld. Zonder
afbreuk te doen aan het belang van kwalitatieve en
multidisciplinaire samenwerking in de eerste lijn, wil ik
toch mijn grote bezorgdheid uitdrukken over het respec-
teren van de vrije keuze van de patie¨nt wat zijn zorgver-
leners betreft. De continui¨teit en de kwaliteit van de zorg
zijn uiteraard slechts mogelijk als er voldoende en goed
opgeleide zorgverleners zijn. Ik vraag de minister van
Volksgezondheid dan ook om met de respectieve minis-
ters van Onderwijs overleg te plegen in verband met
mogelijke maatregelen om de opleiding van verpleegkun-
digen te stimuleren en om het beroep ook financieel op te
waarderen. Mijn fractie staat achter het voornemen van
30
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Anne-Marie Descheemaeker
de minister van Volksgezondheid om in samenspraak
met de minister van Sociale Zaken een sereen debat te
voeren over gezondheidsbeleid, ten einde elke patie¨nt de
beste zorg aan te bieden op de best geschikte plaats en
de meest efficie¨nte wijze.
Echelonnering van de zorg vertrekkend vanuit de be-
hoefte van de patie¨nt lijkt hiervoor een aangewezen
manier. Wij verwachten dat aldus de basis kan worden
gelegd voor de realisatie van een toegankelijke, kwalita-
tieve en beheersbare gezondheidszorg.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's,
mijn betoog over deze belangrijke beleidsmaterie zal
noodgedwongen kort zijn. Ik moet niet voor de eerste
keer zeggen dat een breed en diepgaand debat dringend
nodig is. Per brief van 7 september 1999 heb ik de
Kamervoorzitter gevraagd een parlementair debat te
organiseren over de belangrijke toekomstige keuzes die
in de gezondheidszorg moeten worden gemaakt. Ik
achtte dat tijdstip toen goed gekozen omdat de kalender
nog niet was ingevuld, maar nu rond nieuwjaar blijkt dat
nog steeds niet te hebben gekund. Daarom herhaal ik nu
deze vraag ter attentie van de heer De Croo, aan wie dit
wel zal worden meegedeeld. Ik vraag om dit niet op de
lange baan te schuiven.
Collega's, een debat over de begroting van Sociale
Zaken en Volksgezondheid is geen fait divers dat men
aan een rustig kabbelend tempo afwerkt. Het is boven-
dien de eerste keer dat wij het regeringsbeleid op basis
van concrete voorstellen kunnen beoordelen. De rege-
ringsverklaring stond inderdaad vol voorstellen, waarvan
er echter nog geen enkel kon worden getoetst.
Wij
hadden
grote
verwachtingen
gesteld
in
dit
begrotingsdebat, niet in het minst in de commissie, maar
tot onze spijt en ontgoocheling hebben wij moeten vast-
stellen dat in de commissie nooit een ernstig debat
tussen de verschillende politieke partijen tot stand is
gekomen. Weliswaar heeft minister Vandenbroucke ons
overtuigd van zijn dossierkennis. Ik heb met belangstel-
ling geluisterd naar zijn uiteenzetting over het model van
de actieve welvaartsstaat zoals hij het ziet. De heer
Bacquelaine heeft daarover andere zaken verteld, maar
ik
veronderstel
dat
minister
Vandenbroucke
het
regeringsstandpunt verdedigt. Wij hebben onze positieve
medewerking aan de onderhandelingen toegezegd. On-
danks de uitdaging die het nieuwe model van de minister
betekent, hebben onze collega's van de meerderheid
weinig of niet in hun kaarten laten kijken. Niemand heeft
zijn mening duidelijk naar voren gebracht. De houding
van de meerderheid getuigt van krampachtigheid. Wij
hadden zelfs het gevoel dat de meerderheid had afge-
sproken zo weinig mogelijk te zeggen in het debat en te
hopen dat de bespreking snel voorbij was. De oppositie
had graag wat meer aandacht gezien.
De grote krachtlijnen, die begin oktober door de eerste
minister werden gelanceerd, bevatten twee sleutelwoor-
den : snel en efficie¨nt. Wij hadden bijwijlen de indruk dat
de meerderheid de begroting snel wilde afhandelen, niet
te veel vragen stelde en zich bij de beslissingen van de
regering neerlegde.
Of hier efficie¨nt werk is geleverd, laat ik in het midden.
Daarover zullen wij later beter kunnen oordelen. Omdat
ik deze gang van zaken merkwaardig vind, wens ik een
opiniestuk in een Vlaamse krant van gisteren te citeren :
De VLD is aan het zwalpen. Dat zou voor een deel
komen door de manier waarop de liberale regeringsleden
omgaan met hun eigen meerderheid. Ze zitten er bij voor
spek en bonen. Ze krijgen de wetsontwerpen van de
regering doorgaans pas te zien als de inhoud al in de
kranten staat, laat staan dat ze geraadpleegd worden
.
Wat verder lees ik :
Ook ten opzichte van het parlement
in zijn geheel en van de oppositie lijken de dagen van de
Octopusakkoorden zeer veraf
. Verder : Ze tonen op
een luttele uitzondering na weinig respect voor het par-
lement. Voorstellen van de oppositie worden systema-
tisch weggestemd, alsof van enige politieke vernieuwing
nooit sprake is geweest. Om kort te zijn, het is tijd voor
een grondige bezinning
. Dat zijn niet mijn woorden,
maar de mening van een vooraanstaand Wetstraat-
kenner, de hoofdredacteur van een krant waarvan men
dit niet zou verwachten, mijnheer Anthuenis.
Een andere bedenking. Er is reeds lange tijd gewezen op
de noodzaak van een dringende homogenisering van de
bevoegdheden inzake het gezondheidsbeleid. Ik was
tijdens de vorige legislatuur voorzitter van de werkgroep
van mijn fractie, die in 1996 een niet onopgemerkt
standpunt heeft geformuleerd in verband met de sociale
zekerheid. Toen hebben wij duidelijk geopteerd voor een
federalisering van de gezondheidszorg. Dit is de logica
zelve.
Ten eerste, het stond toen niet in het regeerakkoord. Ten
tweede, als meerderheid hadden wij daarvoor toen niet
de bevoegdheid. Er werd aangekondigd dat na de ver-
kiezingen van 1999 daaraan verder zou worden gewerkt.
We hadden dit trouwens duidelijk in ons verkiezingspro-
gramma opgenomen. Wij kunnen het niet helpen dat men
ons niet heeft gevraagd om dit programma mee te helpen
uitvoeren. Ik betreur dat, evenals u wellicht.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Collega Goutry, eigen-
lijk zegt u nu dat u er voor twee jaar ook voor spek en
bonen bij zat.
De heer Luc Goutry (CVP) : Helemaal niet. Wij hadden
als parlementsleden toen een duidelijk standpunt. Wij
mochten onze mening kenbaar maken, wat weliswaar
niet betekende dat wij al onze voorstellen konden reali-
seren. Een van de vijf punten waarmee de CVP naar de
verkiezingen is gegaan, was dat inzake de staats-
HA 50
PLEN 027
31
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
hervorming stappen moesten worden gezet. Wij dachten
dat dit het moment zou zijn. Wij kunnen evenwel enkel
vaststellen dat alles even onduidelijk blijft. De normering,
de reglementering, de erkenning en de kwaliteitscontrole
zitten op een ander niveau dan de financiering. Er moet
een homogenisering komen, niet opdat deze materie
Vlaams zou worden maar opdat de bevoegdheden ten
minste op e´e´n niveau zouden terechtkomen.
Collega's, wij vrezen dat dit dossier in de Costa zal
blijven dobberen en misschien zelfs schipbreuk zal lei-
den. Wij kunnen alleen vaststellen dat terzake geen
enkele vooruitgang werd geboekt en dat hieromtrent ook
geen enkele aankondiging voor de toekomst werd ge-
daan. Integendeel, wij waren ervan overtuigd dat Sociale
Zaken en Volksgezondheid een departement zouden
worden met e´e´n minister. Niets is minder waar. Alles is bij
het oude gebleven.
Ten derde, de begroting Sociale Zaken bedraagt 1 500
miljard frank. Niettegenstaande het feit dat dit een enorm
bedrag is, hebben wij daarover niet veel te zeggen. Wij
hebben inspraak inzake de staatstussenkomst - 200
miljard frank - en de alternatieve financiering. Voor het
overige worden de centen verzameld door werkgevers
en werknemers en derhalve ook op de gekende paritaire
manier beheerd. Nochtans heeft de minister van Sociale
Zaken de voogdij over twee derde van dit budget, voor
pensioenen en gezondheidszorg, samen meer dan 1 000
miljard frank. Dat is een indrukwekkend bedrag. Hoewel
het beheer van deze enorme massa middelen aan de
actoren zelf werd toevertrouwd, gaan steeds meer stem-
men op om de zaak politiek te herijken. Het komt de
democratisch verkozenen toe om het maatschappelijke
debat hieromtrent op gang te trekken, het te sturen en de
grote lijnen van het beleid, ook voor de toekomst, vast te
leggen. Ik verwijs in dit verband naar het recente rapport-
Peers, waarin voor de zoveelste keer wordt gewezen op
de ondoorzichtigheid en de complexiteit van de RIZIV-
structuren. Wij hebben daarvoor gewaarschuwd in 1994,
bij de bespreking van de wet-Moureaux. Voor de burger
is de hele begroting inzake het RIZIV eigenlijk een
ver-van-mijn-bed-show. Wie weet in godsnaam wat daar
wordt beslist, waar het geld vandaan komt en waarvoor
het moet dienen ? Het corporatisme speelt een nadruk-
kelijke rol in die besluitvorming. Dit zegt meer over het
groepsbelang dan over het algemene belang. Dokter
Peers zegt hierover :
Door een overtal aan beslissers
zijn er zelfs geen beslissingen.
Hij doelt ongetwijfeld op
een gebrek aan politieke beslissingen, die steunen op
keuzes en beleidsvisies. Dat is in elk geval onze plicht en
verantwoordelijkheid, collega's. Dezer dagen horen wij
iedereen herhalen, ook in de beleidsbrieven van onder
meer minister Aelvoet, dat er een maatschappelijk debat
moet worden gevoerd over keuzes die inzake gezond-
heidszorg moeten worden gemaakt. Wij zijn hiervoor in
elk geval vragende partij.
Ten vierde, wij vertrekken van de uitgangspunten die
wellicht door iedereen worden aanvaard. De gezond-
heidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn. Dat be-
tekent in eerste instantie dat ze betaalbaar moet zijn. Dat
is zeer belangrijk voor het beleidsdomein van minister
Vande Lanotte. Ik denk met name aan het armoede-
rapport en de betaalbaarheid, ook voor de meest arme
mensen, van de gezondheidszorg. Ik heb ondertussen
vernomen dat het achtste rapport is verschenen.
Wij vragen nogmaals hiervan dringend kennis te kunnen
nemen.
Het is toch niet verwonderlijk dat wij aandringen op dat
vlak. Immers, onlangs nog las ik over een zaak in
Groot-Brittannie¨, waarbij het negen maanden duurde
alvorens een patie¨nt een niet-dringende medische in-
greep kon laten uitvoeren; hij stond op een wachtlijst van
negen maanden alvorens te worden behandeld.
Ik meen dat wij inzake gezondheidszorg over het beste
systeem ter wereld beschikken, maar wij moeten het
instandhouden. De discussie dienaangaande is absoluut
aan de orde. De zaken keren soms sneller dan men
denkt.
Erg belangrijk in dit hoofdstuk is de planning : opnieuw
oog hebben voor de eigenlijke behoeften van de patie¨n-
ten en deze naast het aanbod van de hulpverleners
plaatsen, maar niet omgekeerd.
Het tweede punt is de evaluatie van de kwaliteit van de
geboekte resultaten. Recent las ik in dat verband een
interessant artikel waarin werd gezegd dat er steeds
wordt gediscussieerd over de nodige middelen en dat er
een begroting wordt opgesteld, maar dat op het einde
van het jaar nooit wordt nagegaan waarvoor de middelen
werden aangewend en welke resultaten werden geboekt.
Welnu, ik vraag mij af over welke aanwijzingen,
kwaliteitsmeningen en controles wij beschikken om te
weten of men op de goede weg is. Of vloeien de
middelen zonder meer naar wie erom vraagt, terwijl men
ervan uitgaat dat alles naar best vermogen verloopt ?
Het derde punt is de responsabilisering, waarover de
minister trouwens een zeer moedig standpunt inneemt, in
de zin dat hij zinnens is vastberaden met de hulpverle-
ners om te springen en elkeen te dwingen zijn verant-
woordelijkheid te nemen. Welnu, volgens mij zal dat
inderdaad noodzakelijk zijn, wil men niet blijven dobbe-
ren wat het overigens zeer moeilijk maakt door de lobby's
te dringen om elkeen op zijn verantwoordelijkheid te
wijzen.
Voorts wens ik nog even in te gaan op het budget van
500 miljard waarin werd voorzien voor de gezondheids-
zorg voor het jaar 2000. Het probleem in dat verband is
niet de omvang van de middelen die worden besteed aan
gezondheidszorg, maar wel het veel te snelle groei-
32
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
tempo. In vergelijking met andere Europese landen ge-
ven wij gemiddeld hetzelfde uit, maar bij ons is de groei
abnormaal hoog. Wij kenden groeicijfers van 11% en
12% in het begin van de jaren negentig. Toen echter
werden de lineaire maatregelen voorgesteld, de klinische
biologie, de radiologie en dergelijke, maar de voorbije
tien jaar is de gemiddelde ree¨le groei in de gezondheids-
zorg nog steeds boven de 5% gesitueerd, wat veel hoger
is dan de groei van het BNP.
Mijnheer de minister, u zei dat logischerwijze de groei-
norm de economische groei moet volgen en daarmee
ben ik het eens, maar u kunt toch niet ontkennen dat de
groei van de gezondheidszorg deze ver overstijgt. Wij
zitten al ver boven de normen en er zal structureel en
selectief moeten worden ingegrepen.
Er was heel wat te doen over de groeinorm, maar in feite
is het een kunstmatige norm. Hierover wordt een virtuele
discussie gevoerd, want tenslotte zijn de verzekeringsin-
stellingen en de hulpverleners nog niet tevreden. De
besparingen ten belope van 7 miljard zijn louter van
lineaire aard en gelet op onze ervaring in het verleden
zullen daarover twijfels blijven bestaan. Bovendien kwam
de groeinorm van 2,5% tot stand zonder voorafgaande
fundamentele discussie. Dat cijfer werd in het regeerak-
koord opgenomen en men was van plan later de wet in
die zin aan te passen. Maar eigenlijk weet niemand
waarom precies de norm van 2,5% werd vooropgesteld
- en niet 2,4% of 2,6% - noch op welke basis hij werd
berekend, maar iedereen is tevreden want er is een
aanpassing gebeurd. Eigenlijk is de groeinorm een
spooknorm : onzichtbaar en dus angstaanjagend.
Het probleem in de gezondheidszorg is dat het aanbod te
groot is. De voorbije twintig jaar steeg het aantal kine-
sisten met 150%, het aantal huisartsen met 50%, het
aantal specialisten met 60%. Dit houdt in dat een plan-
ning noodzakelijk wordt.
Als de groei niet gekoppeld wordt aan een doorlichting
van de behoeften laten we mensen een diploma behalen
zonder veel toekomstperspectieven.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het is niet normaal dat
de uitgaven voor geneesmiddelen op tien jaar tijd zijn
verdubbeld. In de vorige legislatuur hebben de CVP en
de Volksunie heel wat vragen gesteld inzake Pharmanet.
De CVP was voorstander van de invoering van dit
systeem. De eerlijkheid gebiedt me eraan toe te voegen
dat de Christelijke Mutualiteiten op dit punt zeer per-
formant zijn en reeds lang over de nodige gegevens
beschikken om aan een dergelijk systeem mee te wer-
ken.
Andere grote ziekenfondsen gingen duidelijk op de rem
staan. Hun vertegenwoordigers maken deel uit van de
huidige meerderheid. Een grote ommezwaai zal nodig
zijn om mee te werken aan het systeem van Pharmanet
dat ons in staat moet stellen de oorzaken van het sterk
toegenomen verbruik van geneesmiddelen op te sporen.
Collega's, ik beklemtoon dat het parlement slechts een
voogdijbevoegdheid heeft inzake het RIZIV. De begroting
van het RIZIV wordt niet in het parlement besproken. Ik
dring aan op een ernstig debat. Er werden tweemaal
meer geneesmiddelen verbruikt. Beweren dat de men-
sen tweemaal zo ziek zijn geworden, is pure nonsens.
Voor de verkiezingen heeft een health summit plaatsge-
vonden met al de actoren uit de gezondheidssector. De
betrokken actoren geven toe dat een oplossing alleen
mogelijk is als er voldoende overleg wordt gepleegd.
De verslagen Peers en Jadot moeten in het parlement
worden besproken. Ik hoop dat de meerderheid actief
aan het debat zal deelnemen en dat de SP haar model
inzake gezondheidszorg zal toelichten.
Mevrouw Magda De Meyer (SP) : Mijnheer Goutry, u
was niet aanwezig op het ogenblik dat ik mijn betoog heb
gehouden.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mevrouw De Meyer, ik heb
uw betoog wel gehoord. Ik herinner u eraan dat ik de
enige toehoorder was bij uw betoog over de maatschap-
pelijke emancipatie. Uw eigen minister Vande Lanotte
was aan het kletsen. Hij luisterde niet eens.
Ik nodig de SP uit actief deel te nemen aan het debat
over de verslagen-Peers en Jadot. Op dat ogenblik moet
de problematiek van de scheeftrekkingen opnieuw ter
sprake komen. Het verslag-Peers kan niet in de Costa
worden behandeld omdat het geen communautaire pro-
blematiek behandelt.
Ik wens nog even stil te staan bij een paar kleinere
punten. Een van de sleutelpunten is de betrokkenheid en
de responsabilisering van de actoren in de gezondheids-
zorg. Diverse collega's hebben gesproken over de reor-
ganisatie van de eerstelijnszorg. Dit is een sector waar
velen in de pot zitten te roeren, maar waar slechts
weinigen nog weten waarover het gaat. Ik meen dat er
vooral behoefte is aan samenwerking en coo¨rdinatie. De
laatste tijd is op het terrein een dynamiek op gang
gekomen : er wordt meer overlegd, de LOKS, de peer
reviews en de samenwerkingsverbanden komen stilaan
van de grond. Wanneer mensen op het terrein beginnen
samen te werken, hebben we garanties dat de toestand
zal verbeteren.
Dit sluit nauw aan bij onze visie op het ziekenhuisbeleid.
De tijd dat het ziekenhuis een instelling was waar de
patie¨nt buitenkomt zonder enige vorm van overleg of
communicatie, is voorbij. Het ziekenhuis kan alleen een
stap in een behandelingsproces zijn en moet vooraf en
achteraf voortdurend communiceren met de andere act-
HA 50
PLEN 027
33
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
oren zoals de thuisverpleging en anderen. Ze moeten
elkaar aanvullen en ervoor zorgen dat de patie¨nt, en niet
de instelling centraal staat. Ziekenhuizen hebben zich al
te vaak een centrale positie in een regio toegemeten
waarbij patie¨nten zonder enige vorm van overleg worden
opgenomen, teruggestuurd, enzovoort. Soms nemen ze
een hooghartige houding aan waarbij ze ervan uitgaan
dat zij de specialisten zijn, die alles beter weten. Ze kijken
met een zeker misprijzen neer op de eerstelijnshulp.
Toen de thuiszorg tien jaar geleden eindelijk wat vorm
begon te krijgen in de samenwerkingsverbanden voelden
heel wat huisartsen zich helemaal niet aangesproken om
samen met een maatschappelijk assistent of een gezins-
helpster met een patie¨nt te gaan spreken. We moeten
dus een normale evolutie doormaken.
Ik heb nog een suggestie in verband met de herstructu-
rering van de eerstelijnshulp. Ik meen dat in de psychia-
trie een interessant model wordt gehanteerd. Sinds de
reconversie van 1990 heeft men daar zeer ingrijpende
hervormingen gedaan. Instellingen beheren een bepaald
budget en zodra men aan het geld zit, voelen ze zich
ongemakkelijk. In de psychiatrie heeft men de oprichting
van een zorgvernieuwingsfonds beloofd waarin het geld
dat niet onmiddellijk moet worden gebruikt kan worden
gestort. Het geld kan worden aangesproken als grens-
overschrijdende samenwerkingsverbanden kunnen wor-
den opgericht. Het geld gaat dus niet verloren. Zieken-
huizen trachten zoveel mogelijk patie¨nten op te nemen
want anders krijgen ze het volgende jaar veel minder
middelen. Ze proberen historische forfaits vast te leggen.
Dit is een slechte manier van werken. Men moet de
mensen op het terrein rustig laten werken. Men moet
ervoor zorgen dat de instellingen niet onmiddellijk hun
middelen verliezen als minder patie¨nten worden opgeno-
men.
Ik heb nog twee suggestie voor de ministers.
De voorzitter : Mijnheer Goutry, wat u zegt, is zeer
interessant, maar ik moet u vragen af te ronden.
De heer Luc Goutry (CVP) : Ik heb nog opmerkingen
over de chronisch zieken en de palliatieve zorg.
Mijnheer de minister, u hebt daarstraks de Raad voor de
chronisch zieken gei¨nstalleerd. Dit is inderdaad belang-
rijk. De start was niet rimpelloos verlopen. De situatie
was tot een concurrentie uitgegroeid. In 1997 hield
Ziekenzorg van de Christelijke Mutualiteiten een grote
betoging over de chronisch zieken. Er werd een aantal
maatregelen en voorstellen geformuleerd. De parle-
mentsleden hebben toen gesprekken gevoerd over een
eventuele oplossing voor de chronisch zieken. Een lijst
van soorten pathologie opstellen werd als niet nuttig
beschouwd, want op die manier zou een hele discussie
worden aangezwengeld. Frankrijk heeft het loos gepro-
beerd. Neem parameters, kostenstructuren, de lange
tijdsduur van een ziekte, de graad van de kosten voor de
verzorging en probeer daarvoor criteria te vinden. Tijdens
de vorige legislatuur was er hiertoe een aanzet met de
zorgforfait en het incontinentieforfait. Misschien moet in
die richting verder worden gewerkt. Men moet dan wel
opletten met uitspraken zoals met het chronisch
vermoeidheidssyndroom.
Mijnheer de minister, ik heb vorige week nog mensen van
de groep van het chronisch vermoeidheidssyndroom
gesproken. Men is er toch in een valse verwachting
terechtgekomen. Zij dachten dat zij eindelijk de erken-
ning van hun aandoening hadden bereikt. Niets is minder
waar. Waarop zou dit steunen ? Zij dachten eindelijk au
se´rieux te worden genomen. De chronisch vermoeiden
hebben een omstreden ziektebeeld. Zij dachten eindelijk
een minister te hebben getroffen die zich om hun ziekte
bekommert. Nu blijkt dat zij op hun honger blijven.
Dergelijke zaken moeten absoluut worden vermeden.
Woorden en daden moeten goed worden gebundeld. Dit
is tere materie. Het mag toch niet de bedoeling zijn op de
kap van deze patie¨nten mekaar vliegen af te vangen.
Ook de palliatieve zorgverlening is een belangrijk onder-
werp. Ik vind een VLD-resolutie die werd ondertekend
door de heer Coveliers, toch een van de gangmakers
rond het euthanasiedebat en de geneesheren Avontroodt
en De Block. Zij weten toch waarover zij praten. Ik
interpreteer deze VLD-resolutie als een schaamlapje
voor het euthanasiedebat. Wellicht wil de liberale fractie
hier een bepaalde positie innemen om te vermijden de
kritiek te krijgen ook iets te moeten doen voor de pallia-
tieve zorgverlening. Zij hebben dus e´e´n grote resolutie
opgesteld, waarin staat vermeld
de palliatieve functie in
rust- en verzorgingstehuizen moet eindelijk gefinancierd
worden.
Ik stel echter vast dat de 500 miljoen die voor
de palliatieve functie in de rust- en verzorgingstehuizen
werd uitgetrokken werd geschrapt. Wellicht is dit een
daad van de minister, maar het is niet mijn taak om de
verantwoordelijken hiervan te zoeken. Ik stel alleen vast
dat de 500 miljoen waarop de betrokkenen uit de sector
wachten, uit de begroting is verdwenen. Is dit misschien
de zoveelste aflevering van het mekaar niet verstaan,
van het niet weten wat de ene fractie zegt en de andere
doet ? Wat wij de laatste dagen zien, wijst alleen op een
complete verwarring. Iedereen werkt aan zijn eigen pro-
gramma, zodat het resultaat er niet goed uitkomt.
Mijnheer de voorzitter, dit zou voor ons al een reden zijn
om de begroting niet goed te keuren. Tijdens de vorige
legislatuur werd voor deze uitkering de wettelijke basis
gelegd. Nu legt men dit naast zich neer en men kent het
niet toe. De VLD slikt het zonder probleem door. Ik
begrijp natuurlijk dat er erger problemen zijn dan dit.
Ik kom tot mijn besluit. Ik hoop in mijn betoog toch enkele
accenten van onze visie te hebben verduidelijkt. De
problematiek van de bejaardenzorg, toch een belangrijk
onderwerp, is zelfs niet ter sprake kunnen komen.
34
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
We hebben de tijd niet gehad om te spreken over de
psychiatrie, de revalidatiecentra, daghospitalisatie, thuis-
zorg, het sociaal statuut van de kunstenaars. Ik kan niet
anders dan het Reglement respecteren, maar ik hoop dat
wij spoedig en in betere omstandigheden, niet met e´e´n
oog op de klok, de gelegenheid zullen krijgen om hier-
over met elkaar te discussie¨ren.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, na de heer Goutry die de materie van de
gezondheidszorg en de ziekteverzekering voor zijn partij
nauwkeurig heeft gevolgd en met kennis van zaken heeft
gesproken, zal ik dezelfde thema's aansnijden. Ik doe dit
in aansluiting op wat de heer Danny Pieters namens mijn
partij over de sociale zekerheid naar voren heeft ge-
bracht.
Aangezien wij in de commissie al een gedachtewisseling
hebben gehad, zal ik niet te veel in details treden. Ik kan
echter niet anders dan vandaag te herhalen dat de
beleidsnota's van beide ministers ons enigszins ontgoo-
chelen. Voor ons mochten de ambities iets groter zijn. Er
zijn misschien wel verzachtende omstandigheden en ik
reken erop dat wij over enkele materies nog diepgaande
debatten zullen kunnen hebben.
Deze regering heeft te weinig geprofiteerd van de nieuwe
politieke meerderheid om de analyse van de uitdagingen
en behoeften als uitgangspunt te nemen en om de
beleidsnota's daarop te baseren.
Inmiddels is er een studie verschenen van de hand van
de heer Peers. Daarop is al heel wat kritiek geformuleerd
en er zal waarschijnlijk nog meer kritiek komen bij de
eigenlijke bespreking van de studie. Ik heb de indruk dat
de heer Goutry al over deze studie beschikt, want hij
heeft eruit geciteerd, tenzij dat uit de kranten komt. Dat
zou niet onlogisch zijn want de heer Peers heeft zijn
opdracht van de heer Dehaene gekregen en misschien is
die studie langs een officieuze weg bij hem vroeger
terechtgekomen dan bij het parlement.
Volgens de commentaren in de pers stelt de heer Peers
dat de groei in de sector van de gezondheidszorg de
economische groei fel overstijgt. Dat is correct. Boven-
dien zou er haast geen controle zijn op de kwaliteit,
zouden de kosten voor de patie¨nten zijn gestegen - wij
hebben daarop in het verleden trouwens vaak gewezen -
en zou er in het verleden geen echt beleid zijn gevoerd.
Men deed alleen aan kostenbeheersing. Indien de CVP
nog in de meerderheid zou zitten, zou ze na al deze
vaststellingen ruimschoots de gelegenheid hebben ge-
kregen om haar leven te beteren.
Er zijn in het verleden te weinig vragen gesteld bij het
waarom van de uitgaven en er is te veel aandacht
besteed aan de omvang van de middelen. Inzake kosten-
beheersing kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat de
minister grotendeels op dezelfde lijn voortgaat. Men
probeert het aantal prestaties en de prijzen onder con-
trole te houden.
Mijnheer Peers heeft aangetoond dat, als de prijzen
onder controle worden gehouden via onder meer de
tarieven, men automatisch verschuivingen krijgt. We
zullen dit in de toekomst grondig moeten bestuderen.
Deze regering gaat verder met een budgettair beleid. De
groeinorm is verhoogd van 1,5 tot 2,5%, maar het blijft
een budgettaire norm. Door het feit dat er twee bevoegde
ministers zijn, een voor de kwaliteit en een voor het
budget, wordt de indruk gewekt dat het budgettaire beleid
wordt voortgezet en dat te weinig inspanning wordt
geleverd om aan de fundamentele problemen iets te
doen. Er is bijvoorbeeld de verzuiling. Er worden te veel
structuren gefinancierd in plaats van zorgen. Ik vraag me
af of deze regering hier iets zal aan wijzigen.
Er zijn de verschillen tussen de Gemeenschappen. Daar
is door de heer Goutry reeds op gewezen en er zal
uiteindelijk iets moeten worden ondernomen. We hopen
dat het rapport van de heer Jadot ons daartoe materiaal
zal geven.
Er is de macht van de lobby's en de bevoegdheids-
versnippering, niet enkel tussen de verschillende ni-
veaus, ook tussen de ministers.
Er is de belangenverdediging, of corporatisme volgens
de heer Goutry. Hij vergeet dat de verzuiling in het
verleden zeker evenveel heeft meegespeeld als het
corporatisme van de zorgverleners. Artsensyndicaten en
ziekenfondsen hebben hand in hand hun budget verde-
digd.
Er zijn meer fundamentele hervormingen nodig dan wat
de regering in de beleidsnota's naar voren schuift.
Het is tijd voor een defederalisering van de gezondheids-
zorg. Een aantal fundamentele problemen zullen pas dan
beter worden opgevangen. Vlaanderen moet zelf kunnen
beslissen om de betaalbaarheid te verzekeren. De hui-
dige financiering, niet enkel van de sociale zekerheid
maar zeker van de sector gezondheidszorg, is arbeids-
vernietigend.
Deze regering tracht iets te doen aan de loonkosten,
maar dit zal het probleem van de betaalbaarheid van de
gezondheidszorg in de toekomst niet oplossen. De meest
logische stap zou de invoering van het tweepijlers-
systeem zijn, waarvan alle Vlaamse partijen in het verle-
den zeiden voorstander te zijn. Ook mevrouw De Galan
beaamde dit en zelfs vanuit vakbondsmiddens was er
HA 50
PLEN 027
35
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
instemming. Maar toen de defederalisering aan de orde
kwam, heeft men beiden aan mekaar gekoppeld en heeft
men uit schrik voor de effecten van een tweepijlers-
systeem de financiering uit algemene middelen gewei-
gerd.
We botsten op het neen van de Franstalige partijen.
Deze regering zal opnieuw, mijnheer Anthuenis, botsen
op de weigering van de Franstalige partijen om daarvan
werk te maken. Wij zullen alles in het werk stellen om
zowel op het Vlaamse niveau als op het federale duidelijk
te maken dat dit een logische en noodzakelijke stap is.
We zijn ervan overtuigd dat dit de toegankelijkheid van
de gezondheidssector zal vergroten.
Alle mensen, ongeacht hun sociale, economische en
professionele status, moeten immers recht hebben op
een kostenvergoeding in de gezondheidszorg. Dat moet
met algemene middelen worden gefinancierd en ieder-
een ten goede komen, zonder onderscheid.
Wij vinden ook dat Vlaanderen zelf moet kunnen beslis-
sen om het beheer te democratiseren. Het huidige be-
heer hangt samen met de financiering. De besteding van
de middelen ontsnapt compleet aan onze democratische
controle. Het beheer zit vastgeroest in de bestaande
verzuilde structuren. Wij zijn ervan overtuigd dat als de
financiering verandert, ook het beheer moet veranderen.
Wij moeten het parlement en de politiek dan veel meer
inspraak geven.
Ik meen dat wij zowat de enige partij zijn die nog vragen
durft te stellen bij de doorgeeffunctie van de ziekenfond-
sen. Natuurlijk moeten degenen die actief zijn binnen de
sector blijvend bij de voorbereiding van het beleid worden
betrokken.
Bovendien moeten wij zelf kunnen beslissen om de
broodnodige vereenvoudiging tot stand te brengen. Wij
hebben er in verschillende commissies op gewezen dat
de administratieve formaliteiten maar ook de reglement-
eringen zelf van die aard zijn dat de zwakste gebruikers
bij wijze van spreken in hun rechten geschaad worden.
De weg tussen aanvraag en toekenning van een sociaal
voordeel moet zo kort mogelijk zijn. Wij dringen er dan
ook bij de regering op aan om daarvoor oog te hebben. In
de plaats van bijkomende commissies en raden te cree¨-
ren en de reglementering uit te breiden zou men moeten
proberen het geheel eenvoudiger en transparanter te
maken.
Ik sluit mij aan bij wat de heer Pieters heeft gezegd over
de grotere doelmatigheid. In de sector van de gezond-
heidszorg en de ziekteverzekering is men tot een steeds
sterker versnipperd doelgroepenbeleid gekomen. Men
ontdekt dat er probleemgevallen zijn en gaat daar dan
iets aan doen, terwijl het fundament eigenlijk zou moeten
zijn dat ziekte voor iedereen een risico is dat door de
ziekteverzekering op een doelmatige manier moet wor-
den opgevangen. Iedereen kan immers ziek worden. Nu
gaat men steeds weer de brandjes blussen als ze
ontstaan. Wij kunnen alleen vaststellen dat momenteel
de kosten voor de patie¨nt te hoog zijn geworden. Dat is
het fundamentele probleem dat moet worden opgelost in
de plaats van steeds weer nieuwe middelen te zoeken en
nieuwe doelgroepen iets toe te schuiven.
Zo is er het voorbeeld van het voorkeurstatuut dat wordt
toegekend aan langdurig werklozen. Ik zal de laatste zijn
om te zeggen dat het geen zwaar probleem is als
langdurig werklozen ziek worden en veel kosten hebben,
maar ook daar heeft men weer een inactiviteitsval ge-
cree¨erd, waarvoor de regering achteraf opnieuw een
oplossing moet zoeken. Het voordeel moet dan bijvoor-
beeld blijven voortbestaan als zij een job aanvaarden. Op
die manier komen wij in een uitzichtloze spiraal terecht.
Wij vinden dat de Gemeenschappen de bevoegdheid
terzake moeten krijgen. Zo krijgen we meer coherentie
aangezien preventie en curatieve gezondheidszorg dan
op hetzelfde niveau zitten. Dat zou veel efficie¨nter zijn.
Het is bovendien de beste kans om de Gemeenschappen
te responsabiliseren en de kosten te drukken.
Mevrouw de minister, ik heb u in de commissie al gezegd
dat uw beleidsnota heel veel mooie woorden bevat. De
patie¨nt moet centraal staan en de gezondheidszorg moet
kwalitatief hoogstaander worden. Wij zij het eens met
veel van uw bezorgdheden. De vraag is echter hoe dit op
het terrein zal worden uitgevoerd. Intenties alleen zijn
immers niet voldoende. Als men het bijvoorbeeld heeft
over echelonnering, dan zal men ook in stimuli moeten
voorzien om dit mogelijk te maken.
Als men het heeft over de praktijk die moet verbeteren,
moeten daartegenover middelen worden gesteld. De
intenties zijn dus goed, maar de onduidelijkheid op het
terrein is nog veel te groot.
De geneesmiddelensector blijft duidelijk de moeilijkste
sector in heel de ziekteverzekering. Ik blijf vragende partij
voor responsabilisering van alle actoren : de farmaceu-
tische
industrie,
de
ziekenhuizen,
de
artsen-
voorschrijvers, de apothekers en de patie¨nten. Het lijkt
mij nodig iedereen rond de tafel te krijgen voor overleg
over de te verwachten evoluties, de problemen in de
sector, de verantwoordelijkheid van elk van de actoren,
hoe ervoor kan worden gezorgd dat de flink gestegen
uitgaven in deze sector in bedwang kunnen worden
gehouden en hoe tegelijkertijd kwalitatieve geneesmid-
delen in ieders bereik kunnen blijven. De heer Goutry
heeft er reeds op gewezen dat Pharmanet hieraan een
bijdrage kan leveren. Men weet immers welke middelen
worden voorgeschreven en dat kan worden aangewend
voor een rationeel gebruik van geneesmiddelen. Toch
zaten wij in het verleden op een andere golflengte inzake
de mogelijkheden voor de ziekenfondsen om met Phar-
36
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
manet om te springen. Wij willen helemaal niet dat
Pharmanet zou kunnen worden gebruikt voor risico-
selectie van de ziekenfondsen inzake patie¨nten. Immers,
via deze weg kan men op de duur bepalen welke groep
patie¨nten het meest kost aan geneesmiddelen. Voor ons
kan dergelijke risicoselectie geenszins. Ik heb daarover
trouwens een vraag gesteld om te weten hoe wij dat
kunnen voorkomen en welke garanties kunnen worden
ingebouwd.
Er wordt meer geld uitgegeven aan geneesmiddelen,
maar volgens de gegevens van Pharmanet stijgt het
volume aan geneesmiddelen de laatste jaren niet meer.
Het is vooral de kostprijs van geneesmiddelen die stijgt
en wij moeten dan ook dringend kosteneffectiviteits-
studies doen. Men heeft inderdaad de neiging te zoeken
naar wat het voordeligst is voor de patie¨nt. Als artsen
voorschrijven, is dat hun voornaamste bekommernis. Zij
staan niet stil bij de kostprijs voor de gemeenschap of de
ziekteverzekering, maar wel bij wat hun patie¨nt moet
betalen. Recente studies over het vergelijken van niet-
steroi¨de anti-inflammatoire geneesmiddelen ten opzichte
van paracetamol maken duidelijk dat dit laatste in som-
mige gevallen een volwaardig en veel goedkoper alter-
natief kan zijn, maar de ziekteverzekering komt daar niet
in tussen; voor de eerste categorie doet zij dat wel. In
sommige gevallen heeft het geen enkele zin deze mid-
delen te gebruiken in plaats van een onschuldiger middel
als paracetamol. Dergelijke denkoefening moet men voor
heel wat van de duurdere geneesmiddelen kunnen ma-
ken. Men moet de afweging durven maken. Omwille van
de meeropbrengst van de duurdere geneesmiddelen
heeft de farmaceutische sector de neiging de artsen af te
raden goedkopere maar even effectieve geneesmiddelen
voor te schrijven. Deze regering zal toch wel een aantal
keuzes moeten maken, ook inzake geneesmiddelen-
beleid. Neem nu de substituties. Men kiest voor gene-
rieken, maar voert dit niet logisch door. Deze discussie
moet hoe dan ook worden gevoerd, want substitutie kan
in sommige gevallen toch wel een oplossing bieden.
Wij hebben in het verleden al veel discussies gehouden
over
de
magistrale
bereidingen
en
de
prijs-
volumecontracten.
Ook de ziekenhuisfinanciering zal ernstig moeten worden
aangepakt en de nomenclatuur moet dringend worden
aangepast. Dat heeft ook de minister aangekondigd. Een
grondige bespreking op dat vlak is dringend nodig.
Mevrouw de minister, ik wens even terug te komen op het
Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Ik
heb nog geen antwoord gekregen op de vraag of de
Eetwareninspectie zal kunnen rekenen op de administra-
tieve ondersteuning. U zult allicht ook hebben vernomen,
mevrouw de minister, dat gisteren in de dioxine-
commissie enige kritiek werd geuit over de verdere
afwikkeling van het dossier in verband met dit agent-
schap. De heer Vanthemsche heeft zijn ontslag aange-
boden. Hebt u reeds contact opgenomen met uw collega
van Landbouw om te weten of het ontslag aanvaard zal
worden ? Bij het aankondigen van zijn ontslag was het
duidelijk dat de heer Vanthemsche misnoegd was over
de ontwikkeling in verband met dat agentschap. Ik denk,
mevrouw de minister, dat u beter op de hoogte bent van
de frustratie van de heer Vanthemsche. Vraagt hij zich af
welke richting het agentschap zal uitgaan, of zijn er
indicaties dat de heer Vanthemsche persoonlijke ambi-
ties had in dat agentschap, die niet worden ingevuld ?
Voor ons is het niet helemaal duidelijk wat de inspiratie
van de heer Vanthemsche is geweest, maar misschien
kunt u enig licht op de zaak werpen. Ik kan er alleen maar
op wijzen dat ook ik er vorige week voor gepleit heb dat
de invulling van het agentschap zou gebeuren in overleg
met de verschillende administraties, omdat wij weten dat
in de administraties bijna met geslepen messen strijd
wordt gevoerd. De activiteiten van de dioxinecommissie
dragen misschien bij tot de gespannen sfeer. Wij moeten
er in elk geval voor zorgen dat het agentschap niet
opnieuw een gepolitiseerde instelling wordt.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, wij hebben deze week niet de mogelijkheid om
mondelinge vragen te stellen in de plenaire vergadering.
Ik wens een vraag te stellen naar aanleiding van de
uitlatingen van de voorzitter van een belangrijke coalitie-
partij. Hij kondigde aan dat in het kader van de integratie
van migranten er inhoudingen zouden zijn van de sociale
uitkeringen. Hij noemde zelf onder meer werkloosheids-
uitkeringen. Ik ben geen begrotingsspecialist, maar ik
weet wel dat een begroting de neerslag is van een beleid.
Mijnheer de minister, ik neem aan dat u extra middelen
verwacht uit de toevloed van ingehouden sociale uitke-
ringen. Ik heb niet de indruk dat u in uw begroting
rekening hebt gehouden met de mogelijkheid dat het
inburgeringscontract de sociale uitkeringen zal doen in-
houden. De heer De Gucht is ondertussen bij het
Vlaamse regeerakkoord beland, waarin eigenlijk alleen
maar staat dat het proces van inburgering bevorderd zal
worden via twee sporen, namelijk de individuele benade-
ring via het contract en de dialoog en de ontmoeting via
overleg.
Over het inhouden van sociale uitkeringen kan ik niets
terugvinden, noch in het Vlaams regeerakkoord, noch in
uw begroting, tenzij ik mij vergis. Mijnheer de minister,
misschien kunt u mij informeren waar u die extra midde-
len hebt ingeschreven in uw begroting.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer Annemans heeft de vraag aan de orde gesteld
en het antwoord zelf gegeven. De begroting voorziet niet
in maatregelen waardoor bepaalde mensen uitkeringen
worden ontnomen omdat ze niet goed ingeburgerd zijn.
HA 50
PLEN 027
37
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Minister Magda Aelvoet : Mijnheer de voorzitter, ik heb
mijn antwoord gegroepeerd in een achttal punten omdat
zij in het debat door diverse sprekers zeer terecht aan de
orde zijn gesteld. Een eerste punt dat door verscheidene
sprekers werd aangekaart is de echelonnering. Onder
meer de heer Bacquelaine heeft uitdrukkelijk de wens
geuit dat men aangaande de vormgeving daarvan, zeer
duidelijk zou zijn. In mijn eigen beleidsnota heb ik veel
aandacht besteed aan echelonnering, uiteraard vertrek-
kende van de eerstelijnszorg, waarbij ik wijs op de
noodzaak om ze op een goede manier te organiseren en
te structureren.
Zowel mevrouw Descheemaecker als de heer Bultinck
hebben gezegd dat men ervoor moet zorgen dat dit op
een voldoende flexibele manier gebeurt. Men wijst bij-
voorbeeld op het ree¨le feit dat een groot aantal gynae-
cologen kan worden ingedeeld bij de eerstelijnszorg,
zeker wat bevallingen betreft. Een heel grote groep
huisartsen voert immers geen bevallingen meer uit om-
dat zij zelf menen op dat vlak te weinig praktijkervaring te
hebben. De invalshoek die ik heb trachten te ontwikkelen
en die verder zal worden besproken, zowel met de
Gemeenschappen en de Gewesten als met de betrokken
sectoren, bestaat erin om de aangelegenheid in een juist
perspectief te plaatsen. Diverse sprekers, onder meer de
heer Goutry, hebben er in dit debat de aandacht op
gevestigd dat men voor de gezondheidszorg te lang
vertrokken is van het principe dat het ziekenhuis, en de
specialisten die eraan zijn verbonden, het belangrijkste
instrument is, terwijl het in het kader van de echelon-
nering evident is dat het vertrekpunt de eerstelijnszorg
moet zijn, waarop de tweede- en de derdelijnszorg
moeten worden aangesloten. Vandaar dat ik, samen met
collega Vandenbroucke, het initiatief heb genomen om
op een zo kort mogelijke tijd een concrete vormgeving
van het fameuze medische dossier uit te werken. Ik denk
dat wij daarin aardig zijn geslaagd. Onze gemeenschap-
pelijke brief wordt op dit ogenblik behandeld op de
Medicomut. De reacties die wij dienaangaande opvan-
gen zijn positief te noemen. Wij vinden dus een uitweg uit
dat hele gevecht tussen sociale zaken en volksgezond-
heid.
Ik kaart de thematiek van het medische dossier aan
omdat het duidelijk is dat precies in de vormgeving van
een eerstelijnszorg en van de organisatie van een goede
samenwerking tussen de eerste-, de tweede- en de
derdelijnszorg, het medische dossier een heel belang-
rijke rol kan spelen.
Vandaar dat, inzake het medisch dossier, een bijko-
mende ruimte in de begroting 2000 werd gecree¨erd, waar
in supplementaire middelen wordt voorzien, voornamelijk
ten opzichte van de 75-plussers en de chronische patie¨n-
ten, teneinde deze groepen van betere tarieven voor de
thuisbezoeken te laten genieten.
Volgens mij zal deze piste kunnen worden gevolgd met
de Gemeenschappen en de Gewesten en daarvoor
baseer ik mij op het overleg dat vorige maandag plaats-
vond met alle ministers van Volksgezondheid, waarbij
afspraken werden gemaakt omtrent de eerstelijns-
gezondheidszorgen. Niet alleen in Vlaanderen maar ook
op andere plaatsen in dit land wordt deze materie be-
schouwd als een prioritair beleidspunt.
Voorts werd ook heel wat aandacht besteed aan de
aanpassing van het aanbod aan de gee¨valueerde be-
hoeften, in plaats van het omgekeerde. In die context
werd verwezen naar problemen over transfers en over
het verschil in appreciaties omtrent de organisatie van
volksgezondheid in de verschillende landsgedeelten.
Dankzij de jarenlange inspanningen van de personeels-
leden van het ministerie van Volksgezondheid - velen
onder hen verdienen een pluimpje en ik denk bijvoor-
beeld aan de heer Decoster - omtrent de informatie-
vergaring
van
zowel
minimale
klinische-,
verpleegkundige- als financie¨le gegevens, die thans ter
beschikking worden gesteld, kan terzake objectiviteit aan
de dag worden gelegd. Het is belangrijk de verschillende
gegevens met kennis van zaken onderling te kunnen
verbinden om een goed inzicht te hebben op de wijze
waarop de zorgverlening in werkelijkheid verloopt en hoe
zorgenprogramma's al dan niet vorm krijgen.
Minister Vandenbroucke zal hierop nog wel dieper in-
gaan, maar er werd reeds voorzien in een wettelijke
vormgeving om de verschillende gegevens met elkaar in
verbinding te brengen, uiteraard op het niveau van de
hospitalisatie, mits het in acht nemen van alle nodige
voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de privacy
van de patie¨nten. Dit zal aan de grondslag liggen van een
beleid dat berust op ree¨le objectieve gegevens. De
instrumenten waarover wij in dat verband beschikken zijn
zo ver ontwikkeld dat ongetwijfeld kan worden gesproken
van een grote stap voorwaarts.
Een derde punt dat verschillende malen aan bod kwam,
is het geneesmiddelenbeleid. Sta mij toe wat dat betreft
een kleine rechtzetting te doen, want in twee betogen
werd de indruk gewekt als zouden innoverende genees-
middelen slechts zeer laat op de Belgische markt ver-
schijnen. Welnu, in feite worden de meeste innoverende
medicamenten in de EMEA te Londen aan een
registratieprocedure onderworpen. Een dergelijke proce-
dure moet normaal gezien binnen de 210 kalenderdagen
zijn doorlopen, waarna het product beschikbaar is op de
Belgische markt. Het schoentje knelt echter omtrent de
tijd die vaak nodig is voor de vaststelling van de
terugbetalingstarieven. Zolang de terugbetaling niet is
geregeld, kan een bepaald product erg duur zijn.
Hoe dan ook, en om in te gaan op de vraag van de heer
Bacquelaine, volgens mij is het aangewezen het
geneesmiddelenbeleid in het algemeen verder onder de
38
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
loep te nemen. Daaraan kunnen verschillende elementen
worden gekoppeld, zoals het element waarover ik het
daarnet had, of het element dat mevrouw Van de Cas-
teele aanhaalde, met name of beperkte substitutie ter-
zake geen betere formule zou zijn. In de commissie liet ik
geen twijfel bestaan over de precieze afspraak binnen de
regering op dit ogenblik, met name niet werken via
substitutie, maar via het systeem van hogere terugbeta-
ling van de generische geneesmiddelen.
Ik geef grif toe dat de regering nog geen antwoord heeft
op de grote uitdaging die dit probleem altijd opnieuw
vormt. De regering vraagt een inspanning van de farma-
ceutische industrie en van de ziekenhuizen door een
verlaging van de ristorno's. Dit zijn aanzetten voor een
verdere responsabilisering van de verschillende actoren.
Een aantal leden hebben het te grote gebruik van ge-
neesmiddelen beklemtoond. Ik ga ermee akkoord dat
innoverende geneesmiddelen zo snel als mogelijk moe-
ten worden erkend en terugbetaald. We mogen echter
niet blind zijn voor het te hoge geneesmiddelengebruik in
Belgie¨. We kunnen dit verhelpen door onder meer een
betere informatieverstrekking. Er worden extra middelen
vrijgemaakt voor het Belgisch Centrum voor de farma-
therapeutische informatie. Bijkomende initiatieven zijn
echter nodig.
Er werden vragen gesteld over de Orde van geneeshe-
ren. Een meerderheid van de geneesheren gaat akkoord
met een verandering. De heer Bacquelaine heeft aange-
drongen op verjonging en vernieuwing. Het parlement zal
een open debat terzake moeten voeren.
De twee pijnpunten die moeten onderzocht worden heb-
ben betrekking op de tuchtrechtelijke procedure en de
wijze waarop met de klachten van de patie¨nt wordt
omgegaan. Professor Amy stelt in een vrije tribune dat
een Orde primordiaal moet gericht zijn op het welzijn en
de bescherming van de patie¨nten. Men stelt echter vast
dat klachten van patie¨nten minder gemakkelijk ter sprake
komen. Het debat moet uitmonden in een herziening van
de wet.
Een aantal leden heeft aangedrongen om de belangrijke
verslagen-Peers en Jadot in de Kamer te kunnen bespre-
ken. De regering heeft hier niets op tegen. De voorzitters
van de bevoegde commissies zullen een planning moe-
ten uitwerken.
Wat de opvolging van de eisen van de gezondheids-
sector betreft, kan ik meedelen dat de drie betrokken
ministers van de regering een onderhandelingsmandaat
hebben gekregen om begin januari de sector te ontmoe-
ten.
In de eerste weken van januari zullen wij hierover over-
leggen met de vertegenwoordigers van de sector, in een
eerste fase de vakbonden en later ook de werkgevers. In
plenaire vergadering heb ik reeds gezegd dat we de
eisenbundel hadden ontvangen en dat we bereid zijn bij
de begrotingscontrole in februari in alle openheid na te
gaan welke geleidelijke bijsturingen kunnen worden ge-
daan om aan de eisen tegemoet te komen.
Een
zevende
punt
is
de
vaststelling
dat
het
volksgezondheidsbeleid in Belgie¨ zeer sterk is gedomi-
neerd door belangengroepen die het financie¨le laken zo
sterk naar zich hebben toegetrokken dat er weinig ruimte
was voor inbreng vanuit de bredere samenleving. Som-
migen werpen op dat het rapport-Peers moet worden
bestudeerd. Dit rapport is enerzijds alleszins vernietigend
voor het gezondheidsbeleid, alhoewel anderzijds hier
vandaag wordt beweerd dat Belgie¨ ongeveer het beste
gezondheidssysteem heeft in de wereld. We moeten
maar eens nagaan hoe dit te rijmen valt. Ik heb gemerkt
dat zeer veel collega's bij een theoretische aanpak
benadrukken dat moet worden vertrokken vanuit de
behoeften en in functie daarvan een programmatie moet
worden opgesteld. De problemen beginnen wanneer
men de programmatie concreet vorm tracht te geven. Er
wordt dan gevraagd om af te wijken of om met bepaalde
punten rekening te houden. Dit is het probleem. Het is
niet voldoende om de behoeften correct in te schatten,
het komt erop aan dit in correcte programma's te gieten
die dan ook nog moeten worden uitgevoerd. Daar knelt
het
schoentje.
Als
we
de
gespecialiseerde
spoedgevallendiensten beperkingen gaan opleggen, wat
ongetwijfeld zal moeten gebeuren, dan zullen veel leden
een andere mening verkondigen dan in het theoretische
debat. Hetzelfde zal het geval zijn in het debat over de
oncologische centra voor kinderen. Ik zal in de mate van
het mogelijke politieke beleidsruimte trachten te cree¨ren
zodat de programmatie en de uitvoering van de program-
matie zo nauw mogelijk aansluiten bij de behoeften. Ik
meen dat de zeer intensieve samenwerking tussen de
kabinetten van Volksgezondheid en Sociale Zaken in dit
verband echt een vernieuwing is. Dit leidt ertoe dat
gezamenlijk dossiers worden voorbereid en aangepakt.
Ik ben niet alleen
mevrouw kwaliteit, maar ook me-
vrouw met e´e´n vierde van het geld
. Ik kan altijd de zaak
blokkeren, als ik dat wil. Dit helpt de zaak echter niet
vooruit. Ten gronde zou het zo moeten zijn dat e´e´n
persoon verantwoordelijk is voor het RIZIV, ziekte- en
invaliditeitsverzekering, en Volksgezondheid. Mijn col-
lega en ik doen ons best, wat vruchten afwerpt, maar
men mag dit niet als een evidentie beschouwen. Ik hoop
dat dit in de toekomst vanzelfsprekend zal zijn.
Over de palliatieve tekst wordt niet alleen in resolutie-
teksten gesproken. In de begroting 2000 worden meer
middelen voor deze zorgen vrijgemaakt. Het gaat niet op
om te zeggen dat in dit verband een nummertje wordt
uitgevoerd in de marge van het euthanasiedebat. Derge-
lijke uitspraken over het belang van de palliatieve zorg,
het intensiveren van de contacten met alle betrokkenen,
HA 50
PLEN 027
39
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
dus ook de thuiszorg, en het inschrijven van financie¨le
middelen kloppen niet. We zijn hier reeds lang mee
bezig, van vo´o´r de debatten hierover in de Senaat zijn
gestart. We zetten een stapje vooruit en in de toekomst
zullen er nog meer moeten volgen.
Mijn allerlaatste punt is het antwoord op de vraag van
mevrouw Van de Casteele. Ik heb het nagevraagd en er
schijnt inderdaad een algemeen gebrek aan administra-
tieve ondersteuning te zijn bij de buitendiensten van
Eetwareninspectie. Het is niet zo dat Wallonie¨ rijkelijk zou
zijn voorzien en Vlaanderen niet. Inzake de administra-
tieve ondersteuning is op dit ogenblik Vlaanderen wel
zwakker voorzien dan Wallonie¨. Daartoe zullen de no-
dige maatregelen worden genomen.
Tenslotte, mevrouw Van de Casteele, las ik met verba-
zing een artikel van de VU&ID inzake de Octopus-
akkoorden. Mijn partij, die niet bij de Octopusakkoorden
was betrokken, heeft steeds gewaarschuwd voor het
systeem dat, als men een uitspraak wil met een twee-
derde meerderheid, het noodzakelijk tot voorbesprekin-
gen moet leiden, zo niet komt men er niet. Ik vind het dan
wel straf dat uitgerekend die partij, die wel aan de
Octopusakkoorden heeft meegewerkt en wel de twee-
derde regel mee heeft goedgekeurd, nu van haar oren
komt maken. Ik vind dat geen correcte houding.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
geachte collega's, ik krijg een beetje te doen met me-
vrouw Van de Casteele. Mevrouw Van de Casteele, ik
denk dat u in uw leven veel ontgoochelingen oploopt,
want telkens u het woord neemt zegt u ontgoocheld te
zijn. Dat is nu al jaren zo. Het wordt stilaan pijnlijk.
Het debat in de commissie was volgens mij een bijzonder
goed debat, zowel in Sociale Zaken als in Volksgezond-
heid. In de commissie voor de Sociale Zaken werd
trouwens zeer uitvoerig gedebatteerd, eerst over de
beleidsnota en daarna over de programmawet. Ik begrijp
wel dat u het debat steeds dieper wilt uitspitten, maar wij
doen aan concrete politiek.
Mijnheer de voorzitter, zonder bijbedoelingen en zonder
tweedracht te willen zaaien in de VU-fractie, wil ik eerst
antwoorden op de vraag van mevrouw Brepoels over de
autosondagecatheters. De vraag is een goed voorbeeld
van de soort discussie die wij nodig hebben.
Een ontwerp van koninklijk besluit werd opgesteld tot
vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkerin-
gen tegemoetkomt in de kosten van autosondage bij de
patie¨nt thuis. Dat ontwerp van koninklijk besluit heeft de
adviesprocedure bij de Raad van State doorlopen en
kan, mits enkele aanpassingen, worden ondertekend. Ik
verwacht de publicatie van het koninklijk besluit in januari
2000. Het koninklijk besluit omschrijft wat autosondage is
en bepaalt de voorwaarden waaronder een vergoeding
binnen de nomenclatuur kan worden toegestaan. Het
bepaalt ook welke soorten pathologie al dan niet in
aanmerking worden genomen voor vergoeding en vol-
gens welke procedureregels die vergoeding wordt ver-
leend. Er wordt ook een bedrag vastgesteld van 14 frank
per sonde, al dan niet voorzien van een glijmiddel en voor
maximaal drie sondes per dag. Dat is een tussenkomst
van 15 000 frank per jaar.
Dat besluit werd opgemaakt na ondervraging van urolo-
gen, na raadpleging van wetenschappelijke literatuur. De
ervaring die wij hebben opgedaan in het Bijzonder
Solidariteitsfonds speelde daarin mee.
Het brengt mij bij een essentieel punt uit de algemene
politiek. Wij zullen steeds meer moeten werken met
experimenten, waarbij men op een voorlopige basis
bepaalde tegemoetkomingen doet en in nauw overleg
met de wetenschappelijke wereld nagaat onder welke
voorwaarden die tegemoetkomingen kunnen worden ge-
daan om ze vervolgens op te nemen in de nomenclatuur.
Doch, de wijze waarop wij vandaag maatwerk proberen
af te leveren en de wijze waarop wij gaten in de nomen-
clatuur proberen op te vangen, is niet zo bevredigend.
Het Bijzonder Solidariteitsfonds is een zeer bureaucrati-
sche instelling. De programmawet, maar ook een aantal
besluiten die ik buiten de programmawet zal nemen,
moeten daaraan verhelpen. Wij hebben er in de commis-
sie grondig over gediscussieerd.
Voor deze patie¨nten zal de lange en zware procedure,
die ze tot nu toe bij het bijzonder solidariteitsfonds
moesten volgen, tot het verleden behoren. Er is nog altijd
een selectiviteit ingebouwd, maar dat zal in de toekomst
steeds meer een kenmerk van de ziekteverzekering zijn.
Dat sondagemateriaal moet eerst door een geneesheer-
specialist worden voorgeschreven met een kennisgeving
aan de adviserend-geneesheer van het ziekenfonds en
dan wordt de machtiging voor de terugbetaling gegeven,
voor een periode van twaalf maanden. Tijdens die twaalf
maanden kan de huisarts het voorschrift geven. Die
machtiging kan na een gespecialiseerde evaluatie na-
tuurlijk worden verlengd.
Er zijn vragen gesteld over het aantal dossiers bij het
bijzonder solidariteitsfonds. Tussen 1 januari en 30 juni
van dit jaar heeft het bijzonder solidariteitsfonds 38
dossiers behandeld van patie¨nten jonger dan 18 jaar.
Over de incontinentie- en zorgforfaits zal ik het iets
uitgebreider hebben omdat daarover verschillende vra-
gen werden gesteld.
Er is een jaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming van
10 000 frank, die een compensatie inhoudt voor de
kosten van incontinentiemateriaal en die wordt toege-
kend wanneer aan een aantal voorwaarden wordt vol-
daan.
40
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Iemand moet gedurende ten minste vier maanden in
aanmerking komen voor de verpleegforfaits B of C en
een score 3 of 4 vertonen voor het incontinentiecriterium
op de Katz-schaal en die persoon mag niet in een
verzorgingsinstelling verblijven. Dat is een typische zorg-
afhankelijkheidsvoorwaarde. Dan is er nog het zorgforfait
van 10 000 frank. Dit forfait wordt toegekend aan een
chronisch zieke. De definitie van een chronisch zieke is
anders. Voor ons is dat iemand waarvoor het totaal van
de persoonlijke aandelen die door de rechthebbenden
ten laste zijn genomen, gedurende twee jaar 10 000
frank bereikt of gedurende twee jaar 15 000 frank voor
een gezin. Die heeft een financie¨le last, die zich in de
loop van het kalenderjaar moet bevinden in e´e´n van de
situaties van afhankelijkheid en in het verpleegforfait B of
C, verhoogde terugbetaling kinesitherapie in het kader
van de E-pathologie, verhoogde kinderbijslag wegens
een
handicap,
grote
tot
zware
zelfredzaamheids-
problemen bij gehandicapten of zich bevinden in het
stelsel van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden,
behoefte aan andermans hulp als invalide gezinshoofd.
Dat zijn zes sleutels waarmee de afhankelijkheid wordt
gedefinieerd. Dit was alleszins een nuttige vraag, want
ook andere personen vroegen meer uitleg over de chro-
nisch zieken.
De heer Anthuenis vroeg of dit begrip niet eens moet
worden gee¨valueerd. Ik antwoord daarop bevestigend.
Dit moet zeker gebeuren. Ik heb zo-even de afdeling
chronisch zieken van de wetenschappelijke raad voor de
ziekteverzekering gei¨nstalleerd. Die afdeling moet eerst
de definitie van chronisch zieke herbekijken en nagaan of
de relevante groep van chronisch zieken wel op de juiste
manier wordt bereikt. Die criteria zijn heel selectief, wat
goed is, maar we vragen ons af of ze niet te selectief zijn.
Moeten we niet een beetje soepeler optreden ? Na die
evaluatie rijst de vraag of we niet wat meer moeten
geven. Uit de enque^tes blijkt immers dat de patie¨nten die
onder die criteria vallen, zoveel persoonlijke uitgaven
hebben dat 10 000 frank niet voldoende is. Er is daar dus
heel wat werk aan de winkel. Ik beklemtoon echter dat we
bij chronisch zieken niet alleen over financie¨n spreken. Ik
heb de afdeling chronisch zieken vanmorgen de opdracht
gegeven om in de eerste plaats een benadering te
ontwikkelen met betrekking tot de kwaliteit van de zorg.
Daarbij, ik wend mij hier even tot de heer Goutry, zal ik
voorstellen te beginnen met een lijst, samengesteld op
basis van objectieve criteria, van de pathologiee¨n die
prioriteit moeten krijgen. Ik zal zelf zeker nooit bepalen
welke pathologiee¨n voorrang moeten krijgen, maar ik zal
de wetenschappelijke raad eerst om advies vragen.
Wat moeten we met ieder van deze pathologiee¨n doen
om de kwaliteit van de verzorging te verbeteren ? Daar-
naast vraag ik advies omtrent de financie¨le aspecten.
Ik heb geenszins valse verwachtingen geschapen in
verband met het chronisch vermoeidheidssyndroom. Er
bestaat geen medische consensus over. Er is opdracht
gegeven aan de Hoge Gezondheidsraad om aan deze
consensus te werken. Ik heb een rapport gevraagd tegen
half februari. Op basis daarvan wil ik een onderzoek
voeren om bijvoorbeeld met behulp van de referentie-
centra, te werken aan expertise-en deskundigheids-
vorming. Dit ziektebeeld kan niet samen worden gezien
met de rest van de chronisch zieken omdat de consensus
ontbreekt en vooral hieraan in de eerste plaats moet
worden gewerkt.
De heer Anthuenis vroeg me of ik inzake de 5% vermin-
derde tegemoetkoming per jaar voor zelfstandigen die
vervroegd op pensioen gaan, zou stoppen met het fictief
niet in rekening brengen van die vermindering bij het
gewaarborgd inkomen. Ik ben dit inderdaad van plan. Het
is niet fair tegenover zelfstandigen.
Wat de voorstellen van de sociale partners betreft, heb-
ben mevrouw Onkelinx en ikzelf de opdracht gekregen
om deze te onderzoeken. We zullen in januari met de
sociale partners over die voorstellen spreken, zeker over
de zogenaamde werkloosheidsvallen en de loopbaan-
problematiek en deze gesprekken zullen als uitgangs-
punt dienen.
Wat de non-profitsector betreft, wil ik vo´o´r 15 januari een
afspraak met de betrokkenen uit de sector. Mevrouw
Onkelinx en ikzelf bereiden dit voor en wensen dit dossier
te bespoedigen.
Ik sta verbaasd over de manier waarop men oordelen
velt. Mocht mevrouw D'Hondt het woord hebben gevoerd
in 1998, dan zou ze moord en brand hebben ge-
schreeuwd over het feit dat de non-profit werd achterge-
steld. Toen zette de profitsector een enorme stap voor-
waarts. In 1999 was het de beurt aan de non-profitsector.
In 2000 zet de profitsector weer een wat grotere stap. Het
resultaat is dat de non-profit, qua feitelijke subsidie¨ring in
de loonlast, iets beter scoort dan de profit, maar dit is
voor mij geen eindpunt. Het is geen wet van Meden en
van Perzen. De lat ligt ongeveer gelijk. Ik kan niet
spreken van benadeling. Ik herhaal dat we overleggen,
evalueren en bereid zijn om bij de begrotingscontrole
opnieuw op bepaalde noden in te gaan.
Door verschillende leden werd het gebrek aan gezins-
politiek aangeklaagd. Ik begrijp dit enkel als een soort
zweepslag in de richting van de regering en aanvaard dit
dankbaar. De recente maatregelen spreken voor zich. De
fiscale aftrek voor het belastingkrediet voor kinderopvang
wordt verhoogd tot 16 000 frank. De aftrekbare kosten bij
kinderopvang worden eveneens verhoogd. We nemen
concrete maatregelen ten gunste van mensen die geld
moeten uitgeven om gezinstaken en professionele taken
op zich te nemen.
HA 50
PLEN 027
41
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Daarnaast staat in het regeerakkoord dat we bijvoorbeeld
een vierdaagse werkweek willen mogelijk maken als een
recht. Dit om toe te laten op een soepele manier verant-
woordelijkheden buiten en binnen het professionele le-
ven te combineren. Er ligt zelfs een voorstel ter studie
voor een vrije woensdagnamiddag. Dit ligt nog niet vast
in een wet of een besluit.
Ik kan uw ongeduld begrijpen, maar ik vraag u even uit te
kijken naar wat wij gaan doen. De regering vindt de
samenhang tussen gezin en werk heel belangrijk. Dat
blijkt ook uit wat mevrouw Onkelinx doet.
De heer Pieters heeft twee thema's aangehaald, namelijk
Europa en het probleem van de uniforme behandeling
tussen Gewesten en Gemeenschappen in dit land. Mijn-
heer Pieters, ik zal niet in detail treden, maar ik kan u
zeggen dat ik in de dossiers die u hebt aangehaald om te
beginnen het principe van de legaliteit zal hanteren. Dat
is niet zo eenvoudig aangezien dit impliceert dat we
juridisch zeer goed moeten kijken waar we staan in een
aantal betwistingen. Het zal u echter plezier doen dat wij
in de eerste plaats juridisch zullen redeneren. Wij zullen
nagaan wat het sociaal recht te zeggen heeft over een
aantal situaties en vervolgens zullen we de politieke
conclusies trekken. Ik ben bezig de dossiers in die zin te
bestuderen.
U hebt ook het rapport-Jadot aangehaald. Ik heb deze
week elders al laten blijken dat wij dat zeker ernstig
zullen bekijken.
Wat Europa betreft, onderstreep ik wat u zegt. U hebt
terecht gezegd dat de beleidsnota inzake Europa eerder
summier was. In de beleidsnota heb ik echter e´e´n
element in de etalage gezet, namelijk dat Europa een
soort derde weg moet bewandelen om de sociale dimen-
sie verder te ontwikkelen. Met een derde weg bedoel ik
hier echter een derde institutionele weg die het midden
houdt tussen Europees wetgevend werk enerzijds en
zeer algemene plechtige verklaringen van raden en
topministers anderzijds. Wat hier tussen ligt, noemt men
bench marking. Dit betekent doelstellingen vastleggen en
op Europees niveau met elkaar afspreken wat de doel-
stellingen zijn. Vervolgens worden dan de praktijken die
men in de verschillende lidstaten gebruikt om deze
doelstellingen te bereiken systematisch vergeleken. Het
gaat dus om een soort peer review op Europees vlak. Er
is een sterk en overtuigend precedent, namelijk het
proces van Luxemburg rond werkgelegenheid. In het
begin was ik daar wat sceptisch over, maar nu denk ik dat
het een sterk precedent is. Nu moeten we dat ook op
sociaal vlak kunnen doorvoeren. In de Raad van minis-
ters van 29 november heeft men principieel afgesproken
een dergelijke procedure te gebruiken inzake de sociale
bescherming. Een week geleden heb ik daar in Amster-
dam uitvoerig over gesproken. Ook vanuit de Belgische
regering moeten wij dat nu volledig steunen. Ik wens dat
de komende top van Lissabon op dat vlak echt een
spoorslag geeft.
Daarnaast is er natuurlijk ook het eigenlijke wetgevende
werk op Europees vlak. Dat aspect ontbreekt inderdaad
enigszins in mijn beleidsnota. Met name in de coo¨rdinatie
moeten we stappen vooruit zetten. Er is dringend ver-
eenvoudiging en uitbreiding nodig van het coo¨rdinatie-
principe van de sociale zekerheid in Europa, bijvoorbeeld
met betrekking tot mensen uit derde landen. Het gaat hier
om een moeilijke en politiek gevoelige problematiek. Ik
hoop dat we daar later nog eens over kunnen discussie¨-
ren. U hebt gelijk dat u dit onderstreept. Het staat niet in
de beleidsnota maar ik ben daar toch mee bezig.
Avant de conclure, je re´pondrai a` M. Timmermans au
sujet du syste`me Maribel. Je vais faire un bref rappel des
faits. Le 4 de´cembre 1996, la Commission europe´enne a
condamne´ la Belgique a` re´cupe´rer l'aide accorde´e aux
entreprises dans le cadre de la re´duction forfaitaire des
cotisations de se´curite´ sociale pre´vue aux plans Maribel
bis et Maribel ter. La cour de justice a confirme´ cette
de´cision le 17 juin 1999. C'est la raison pour laquelle
nous avons le´gife´re´ ces dernie`res semaines.
La loi contenant les dispositions sociales et diverses, que
nous avons vote´e re´cemment, applique les modalite´s
fixe´es par la Commission europe´enne concernant la
re´cupe´ration de ces aides aupre`s des employeurs qui ont
be´ne´ficie´ du Maribel bis et du Maribel ter au cours de la
pe´riode allant du troisie`me trimestre 1993 jusque et y
compris le deuxie`me trimestre 1997.
Afin de ne pas prolonger les de´bats, je propose de ne pas
entrer dans des de´tails techniques.
Votre question concernait le lien entre les re´ductions et la
re´cupe´ration des sommes. Les montants a` rembourser
par les entreprises ne seront pas de´duits du montant des
aides futures structurelles auxquelles les entreprises ont
droit. Les remboursements seront dus a` l'office national
de se´curite´ sociale a` partir du 1er avril 2000. L'employeur
aura le choix entre le remboursement du montant total en
une seule fois au 1er avril 2000 et le remboursement
trimestriel en douze tranches, la pe´riode de rembourse-
ment se terminant alors le 1er avril 2003.
Je crois que vous de´siriez savoir pourquoi cela ne se
faisait pas d'un seul coup. En fait, cela n'est pas possible,
principalement pour trois raisons.
Primo, le remboursement est calcule´ par l'ONSS et la
diminution des cotisations est calcule´e par l'employeur
lui-me^me en fonction du volume de cotisations. Il y a
donc un mouvement en sens inverse en termes de
calculs et de donne´es.
42
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Secundo, lors d'un remboursement, on pratique l'arrondi
et le remboursement peut e^tre e´tale´ sur plusieurs mois.
Par contre, lorsqu'on parle de diminution structurelle des
cotisations sociales, il faut raisonner en trimestres. Il y a
donc un proble`me d'incompatibilite´ des calendriers.
Tertio, il y a des entreprises qui ont diminue´ le nombre de
leurs ouvriers et d'employe´s et pour lesquelles le rem-
boursement est calcule´ sur une assiette diffe´rente.
Cela de´montre a` quel point ce serait complique´ de faire
cela d'un seul coup. Je sais que la FEB s'en trouve
irrite´e, mais l'on ne peut pas agir autrement.
Pour le surplus, je vous renvoie aux discussions que
nous avons eues en commission, ainsi qu'au texte de la
loi.
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog eens genoteerd dat de
heer Goutry verlangt dat wij het fundamentele debat
voeren. U weet dat ik heel graag debatteer in de com-
missie. Een grondig debat kan bovendien lang duren.
Men vraagt hier al lang om fundamentele debatten. Ik
meen dat we met minister Aelvoet moeten afspreken
welke thema's we willen aansnijden en wanneer we ze
zullen behandelen. Voor mij zijn evidente thema's het
rapport-Jadot, het rationeel gebruik van geneesmiddelen
en de ziekenhuisfinanciering. Op het laatste thema moe-
ten we liefst met beide betrokken commissies ingaan. Er
zijn bovendien nog andere thema's. Laat ons dit eens
bekijken en een kalender opstellen.
U hoeft niet ongerust te zijn over de beschikbaarheid van
documenten. Het rapport-Peers zult u zeker krijgen. Ik
kon het vorige week nog niet officieel verspreiden.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
minister, verschillende collega's hebben over die debat-
ten gesproken. Ik heb zelf, vanop de tribune, gezegd dat
wij, met mevrouw Avontroodt, een programma zullen
opstellen voor het komend voorjaar. Dat was het enga-
gement van de voorzitters van de commissies. Het
verheugt mij vast te stellen dat wij op dezelfde golflengte
zitten.
De voorzitter : De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 14.32 uur. Volgende
plenaire
vergadering
dinsdag
21
december
1999
om 14.45 uur.
- La se´ance est leve´e a` 14.32 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re mardi 21 de´cembre 1999 a` 14.45 heures.
HA 50
PLEN 027
43
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
44
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DINSDAG 21 DECEMBER 1999
MARDI 21 DE
uCEMBRE 1999
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
SENAAT
Overgezonden wetsontwerp
Bij brief van 16 december 1999 zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, het niet-
geamendeerde wetsontwerp betreffende de regularisatie
van het verblijf van bepaalde categoriee¨n van vreemde-
lingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk
(nr.234/8).
Ter kennisgeving
Evocatie
Bij brieven van 16 december 1999 deelt de Senaat mee
dat donderdag 16 december 1999, met toepassing van
artikel 78 van de Grondwet, tot evocatie is overgegaan
van de volgende wetsontwerpen :
- wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen
(nr.296/8);
- wetsontwerp tot bevordering van de werkgelegenheid
(nr. 286/6);
- wetsontwerp houdende sociale en diverse bepalingen
(nr. 297/14).
Bij brief van 17 december 1999 deelt de Senaat mee dat
vrijdag 17 december 1999, met toepassing van artikel 78
van de Grondwet, tot evocatie is overgegaan van het
wetsontwerp houdende oprichting van het Federaal
Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
(nr. 232/6).
Ter kennisgeving
REGERING
Verslag
Bij brief van 17 december 1999 zendt de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd
aan de minister van Mobiliteit en Vervoer, het verslag en
de aanbevelingen van de werkgroep van experten inzake
de liberalisering van de elektriciteitsector over.
SE
´ NAT
Projet de loi transmis
Par message du 16 de´cembre 1999, le Se´nat transmet,
en vue de la sanction royale, le projet de loi relatif a` la
re´gularisation de se´jour de certaines cate´gories d'e´tran-
gers se´journant sur le territoire du Royaume, le Se´nat ne
l'ayant pas amende´ (n°234/8).
Pour information
Evocation
Par messages du 16 de´cembre 1999, le Se´nat informe
de la mise en oeuvre, en application de l'article 78 de la
Constitution, le jeudi 16 de´cembre 1999, de l'e´vocation
des projets de loi suivants :
- projet de loi portant des dispositions fiscales et diverses
(n° 296/8);
- projet de loi en vue de la promotion de l'emploi
(n°286/6);
- projet de loi portant des dispositions sociales et diver-
ses (n° 297/14).
Par message du 17 de´cembre 1999, le Se´nat informe de
la mise en oeuvre, en application de l'article 78 de la
Constitution, le vendredi 17 de´cembre 1999, de l'e´voca-
tion du projet de loi relatif a` la cre´ation d'une Agence
fe´de´rale pour la se´curite´ de la chai^ne alimentaire
(n° 232/6).
Pour information
GOUVERNEMENT
Rapport
Par lettre du 17 de´cembre 1999, le secre´taire d'Etat a`
l'Energie et au De´veloppement durable, adjoint au mini-
stre de la Mobilite´ et des Transports, transmet le rapport
et les recommandations du groupe de travail d'experts en
matie`re de libe´ralisation du secteur de l'e´lectricite´.
HA 50
PLEN 027
45
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetens-
chappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en
de Landbouw
Algemene uitgavenbegroting 1999
In uitvoering van artikel 15 van de gecoo¨rdineerde wetten
op de Rijkscomptabiliteit zendt de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie :
- bij brief van 10 december 1999, een lijst van herverde-
lingen der basisallocaties betreffende het ministerie van
Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel;
- bij brieven van 15 december 1999, twee lijsten van
herverdelingen der basisallocaties betreffende het minis-
terie van Ambtenarenzaken;
- bij brieven van 15 en 16 december 1999, twee lijsten
van herverdelingen der basisallocaties betreffende het
ministerie van Economische Zaken.
Verzonden naar de commissie voor de Financie¨n en de
Begroting
VERZOEKSCHRIFT
Een verzoekschrift voor het afschaffen van de geauto-
matiseerde
stemming
werd
aan
de
Kamer
overgezonden.
Verzonden naar de commissie voor de Verzoekschriften
RESOLUTIE
Europees Parlement
Bij brief van 13 december 1999 zendt de secretaris-
generaal van het Europees Parlement de tekst over van
de resolutie aangenomen door deze vergadering over
het verslag van de Commissie aan de Raad over de duur
van de overgangsperiode voor de invoering van de euro.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor het Bedrijfsleven,
het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale we-
tenschappelijke en culturele Instellingen, de Middens-
tand en de Landbouw, naar de commissie voor de
Financie¨n en de Begroting en naar het Adviescomite´ voor
de Europese Aangelegenheden
Renvoi a` la commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques
et culturelles nationales, des Classes moyennes et de
l'Agriculture
Budget ge´ne´ral des de´penses 1999
En exe´cution de l'article 15 des lois coordonne´es sur la
comptabilite´ de l'Etat, le vice-premier ministre et ministre
du Budget, de l'Inte´gration sociale et de l'Economie
sociale transmet :
- par lettre du 10 de´cembre 1999, un bulletin de redistri-
butions d'allocations de base concernant le ministe`re des
Affaires e´trange`res et du Commerce exte´rieur;
- par lettres du 15 de´cembre 1999, deux bulletins de
redistributions d'allocations de base concernant le minis-
te`re de la Fonction publique;
- par lettres des 15 et 16 de´cembre 1999, deux bulletins
de redistributions d'allocations de base concernant le
ministe`re des Affaires e´conomiques.
Renvoi a` la commission des Finances et du Budget
PE
´ TITION
Une pe´tition pour l'abandon du vote automatise´ a e´te´
transmise a` la Chambre.
Renvoi a` la commission des Pe´titions
RE
´ SOLUTION
Parlement europe´en
Par lettre du 13 de´cembre 1999, le secre´taire ge´ne´ral du
Parlement europe´en transmet le texte de la re´solution,
adopte´e par cette assemble´e, sur le rapport de la Com-
mission au Conseil sur la dure´e de la pe´riode transitoire
relative a` l'introduction de l'euro.
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission de l'Economie, de la Politique scientifique,
de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture, a`
la commission des Finances et du Budget et au Comite´
d'avis charge´ de Questions europe´ennes
46
HA 50
PLEN 027
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000