B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
21-12-1999
21-12-1999
namiddag
après-midi
HA 50
PLEN 028
HA 50
PLEN 028
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 028
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 21 december 1999, 14.15 uur
PLEN 028
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
BEGROTINGEN (VOORTZETTING)
5
- Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2000
(197/1 tot 5 en 199/1)
ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begro-
tingsjaar 2000 (198/1 tot 28)
5
hervatting van de algemene bespreking
5
Sprekers : Tony Van Parys, Antoine Duquesne, mi-
nister van Binnenlandse Zaken, Marc Verwilghen, mi-
nister van Justitie, Johan Vande Lanotte, vice-eerste
minister en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie, Geert Bourgeois,
voorzitter van de VU&ID-fractie, Luc Paque, Charles
Michel, Fred Erdman, Willy Cortois, Claude Des-
medt, Bart Laeremans, Hugo Coveliers, voorzitter
van de VLD-fractie, Andre´ Fre´de´ric, Danie¨l Van-
poucke, Bert Schoofs, Andre´ Smets, Guy Hove,
Marcel Hendrickx
BIJLAGE
53
MEDEDELINGEN
53
SENAAT
53
OVERGEZONDEN WETSONTWERP
53
AANGENOMEN WETSONTWERPEN
53
REGERING
55
VERSLAG
55
ARBITRAGEHOF
55
BEROEPEN TOT VERNIETIGING
55
PREJUDICIE
¨ LE VRAGEN
56
Sommaire
Mardi 21 de´cembre 1999, 14.15 heures
PLEN 028
EXCUSE
´ S
5
BUDGETS (CONTINUATION)
5
- Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire
2000 (197/1 a` 5 et 199/1)
projet de budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e
budge´taire 2000 (198/1 a` 28)
5
reprise de la discussion ge´ne´rale
5
Orateurs : Tony Van Parys, Antoine Duquesne, mini-
stre de l'Inte´rieur, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice, Johan Vande Lanotte, vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Inte´gration sociale et de
l'Economie sociale, Geert Bourgeois, pre´sident du
groupe VU&ID, Luc Paque, Charles Michel, Fred
Erdman, Willy Cortois, Claude Desmedt, Bart Laere-
mans, Hugo Coveliers, pre´sident du groupe VLD,
Andre´ Fre´de´ric, Danie¨l Vanpoucke, Bert Schoofs,
Andre´ Smets, Guy Hove, Marcel Hendrickx
ANNEXE
53
COMMUNICATIONS
53
SE
uNAT
53
PROJET DE LOI TRANSMIS
53
PROJETS DE LOI ADOPTE
´ S
53
GOUVERNEMENT
55
RAPPORT
55
COUR D'ARBITRAGE
55
RECOURS EN ANNULATION
55
QUESTIONS PRE
´ JUDICIELLES
56
HA 50
PLEN 028
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
MARDI 21 DE
´ CEMBRE 1999
DINSDAG 21 DECEMBER 1999
14.15 heures
14.15 uur
De vergadering wordt geopend om 14.49 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 14.49 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de
ministers van de federale regering :
Ministres du gouvernement fe´de´ral pre´sents lors de
l'ouverture de la se´ance :
Luc Van den Bossche, Marc Verwilghen.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Mededelingen moeten ter kennis gebracht worden van
de Kamer. Zij zullen in de bijlage bij de handelingen van
deze vergadering opgenomen worden.
Des communications doivent e^tre porte´es a` la connais-
sance de la Chambre. Elles seront reprises en annexe
des annales de cette se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Jose´ Canon, Guy D'haeseleer, Miche`le Gilkinet, Ge´ral-
dine Pelzer-Salandra, Luc Sevenhans, Jef Valkeniers,
wegens ambtsplicht / pour obligation de mandat;
Raymond Langendries, wegens familieaangelegenhe-
den / pour raisons familiales.
Budgets (continuation)
Begrotingen (voortzetting)
Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire
2000 (197/1 a` 5 et 199/1)
Projet de budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e
budge´taire 2000 (198/1 a` 28)
Rijksmiddelenbegroting
voor
het
begrotingsjaar
2000 (197/1 tot 5 en 199/1)
Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het
begrotingsjaar 2000 (198/1 tot 28)
Nous reprenons la discussion ge´ne´rale.
Wij hervatten de algemene bespreking.
Collega's, wij vatten de bespreking aan van de sectoren
Justitie, Binnenlandse Zaken, Algemene Politiesteun-
dienst en Rijkswacht en Ambtenarenzaken.
Chers colle`gues, nous aborderons les secteurs Justice,
Inte´rieur, Service ge´ne´ral d'appui policier et Gendarmerie
et Fonction publique.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
heren ministers, collega's, ik wil in dit korte tijdsbestek
mijn standpunten uiteenzetten in verband met de begro-
ting van Justitie. De heer Vanpoucke zal de sector
Binnenlandse Zaken behandelen.
Inzake Justitie is er een opvallende vaststelling. In deze
begroting is niet voorzien in bijkomende middelen voor
Justitie vergeleken bij de begroting zoals voorbereid door
de vorige regering op basis van het meerjarenplan 1998-
2000. Even opvallend is dat van de 75 miljard frank die
de regering ter beschikking stond en die door haar werd
uitgedeeld, er helemaal niets aan Justitie toevalt. Dit leidt
tot de conclusie dat Justitie voor deze regering blijkbaar
HA 50
PLEN 028
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
geen prioriteit meer is. Er waren bijkomende middelen,
men heeft die kunnen genereren, maar niets hiervan gaat
naar Justitie. Wij betreuren dit bijzonder omdat het justi-
tieel beleid thans in een fase zit waarin de uitvoering van
de Octopusakkoorden zonder enige twijfel bijkomende
investeringen vergt.
Het ontbreken van bijkomende middelen moet normaliter
worden gecompenseerd op andere begrotingsposten. Ik
kom nu tot een fundamentele kritiek van de CVP-fractie.
Men compenseert op de vergoeding die wordt toegekend
voor rechtshulp. Dat is bijzonder erg. Men heeft 100
miljoen frank aan kredieten voor rechtshulp geschrapt en
dit terwijl dit bedrag thans bijzonder noodzakelijk is.
Immers, juist in het jaar 2000 zal de nieuwe wet worden
uitgevoerd die de rechtshulp in dit land moderniseert en
actueel organiseert. Dit is een bijzonder negatief signaal
aan wie rechtzoekend zijn en niet over voldoende mid-
delen beschikken om zich in rechte te voorzien. De
behoefte van de kansarme rechtzoekenden en van de
jonge advocaten die zich voor deze rechtshulp willen
inzetten is in het kader van de nieuwe instrumenten die
de nieuwe wetgeving geeft dermate groot, dat het bijzon-
der spijtig is dat men vandaag 100 miljoen aan kredieten
hiervoor schrapt. Dit gebeurt op het ogenblik dat de
nieuwe wet van kracht wordt.
Mijnheer de minister van Binnenlandse Zaken, ik wil even
verwijzen naar de bespreking die wij hebben gevoerd
inzake de nieuwe wet op de rechtsbijstand. In uw hoe-
danigheid van voorzitter van de commissie voor de
Justitie hebt u toen gezegd dat het bedrag van 1 miljard
frank dat wij in de begroting hadden ingeschreven, veel
te beperkt was en wij eigenlijk over 2,5 miljard frank
zouden moeten beschikken. In plaats van dit miljard toe
te kennen - desgevallend supplementair - schrapt men
nu 100 miljoen van dit miljard, en komt men in de
begroting tot een bedrag van 900 miljoen frank. Dit is een
bijzonder negatief signaal op een ogenblik dat wij, in de
strijd tegen de kansarmoede, mensen die het bijzonder
moeilijk hebben de kans moeten geven om, zowel in de
eerste als in de tweede lijn, over de nodige rechtsbijstand
te kunnen beschikken.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
j'ai en effet dit cela en tant que pre´sident de la commis-
sion de la Justice au ministre de la Justice de l'e´poque,
M. Van Parys, qui a d'ailleurs dispose´ de beaucoup de
temps pour le faire et qui ne l'a pourtant pas fait.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de minister, ik
zou u van antwoord willen dienen. Toen wij de wet inzake
de rechtshulp bespraken in de commissie voor de Justitie
en de toenmalige minister van Justitie aangaf dat hij
daarvoor 1 miljard frank ter beschikking stelde, ant-
woordde u dat dit veel te weinig was en men eigenlijk
over 2,5 miljard frank zou moeten beschikken. Nu u deel
uitmaakt van de regering - weliswaar niet als minister van
Justitie - wordt er 100 miljoen van dit bedrag geschrapt
om hier en daar een cadeautje te kunnen uitdelen, ten
behoeve van bepaalde belangen die men moet dienen
en waarop ik nog zal terugkomen. Ik vind dat bijzonder
jammer.
Mijnheer de minister van Justitie, wij hebben deze wet
goedgekeurd in november van vorig jaar. Morgen zal het
precies een jaar geleden zijn dat deze wet werd gepubli-
ceerd. Tot op heden zijn de uitvoeringsbesluiten van de
wet die de rechtshulp moet organiseren, nog niet ver-
schenen, terwijl hij in werking zal treden op 31 december
1999. Als deze uitvoeringsbesluiten niet zullen verschij-
nen vo´o´r het einde van het jaar, betekent dit concreet dat
wij de eerstelijnszorg inzake juridische bijstand niet zul-
len kunnen organiseren. Het zou bijzonder pijnlijk zijn
mochten wij deze belangrijke hervorming van de rechts-
hulp, die wij hier hebben goedgekeurd, bij gebrek aan
uitvoeringsbesluiten niet in de praktijk kunnen brengen.
Wij zouden dus niet in staat zijn de minvermogenden of
de onvermogenden juridische adviezen of informatie te
geven - waarop ze recht hebben - om hen in staat te
stellen een beetje hun weg te vinden in het bijzonder
ingewikkelde labyrint van wetten, besluiten en reglemen-
ten.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik
wens even te reageren in dezelfde lijn als mijn collega
van Binnenlandse Zaken.
Mijnheer Van Parys, ik ben het met u eens dat de wet
bepaalde dat hij in werking zou treden op 1 januari 2000.
Ik heb evenwel vastgesteld dat de vorige regering dit
thema in de maand april naar de Griekse kalender heeft
verwezen. De twee ministerie¨le en de vier koninklijke
besluiten, waarvan er twee in de Ministerraad dienden te
worden overlegd, werden afgehandeld in de Ministerraad
en zullen eerstdaags worden gepubliceerd in het Bel-
gisch Staatsblad.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de minister van Justitie - ik wik mijn woorden - zegt hier
niet de waarheid.
Mijnheer de minister van Justitie, gedurende 6 maanden
nadat de wet werd goedgekeurd, hebben de medewer-
kers van het kabinet en de administratie heel intens
overleg gepleegd met de balies, teneinde de eerstelijns-
zorg behoorlijk te organiseren.
Ik vernam echter dat de dynamiek om een debat aan te
gaan en snel tot een uitvoering van de wet te komen,
wegviel. Thans komt u beweren dat de vorige regering dit
punt naar de Griekse kalender zond ? U spreekt de
waarheid niet.
6
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
Trouwens, ik daag u uit om ervoor te zorgen dat vanaf 1
januari de minder-vermogenden en de onvermogenden
effectief in staat zijn om in de justitiehuizen of waar dan
ook een beroep te doen op personen die hen bijstand
kunnen verlenen inzake rechtshulp.
Aangezien deze belangrijke hervorming inzake rechts-
hulp door het parlement werd goedgekeurd moesten wij,
de vorige regering, er uitvoering aan geven. Een termijn
van een jaar was voldoende geweest. Mocht het echter
nodig blijken, dan zal ik u bewijzen welke initiatieven de
vorige regering in dat verband had genomen, initiatieven
die evenwel niet werden voortgezet door de huidige
regering.
Hoe dan ook, ik vraag van u het formeel engagement om
vanaf 1 januari tegemoet te komen aan de fundamentele
noden, die ook te maken hebben met de strijd tegen de
kansarmoede.
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, de
vorige regering wordt heel wat verweten, louter en alleen
omdat de huidige regering geen meerwaarde te bieden
heeft.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de vaststelling zou niet zo pijnlijk zijn als het niet ging
over een materie die de meest behoeftigen uit onze
samenleving treft.
Wil
men
de
aanbevelingen
van
parlementaire
onderzoekscommissie ernstig nemen, wil men de toe-
gang tot het gerecht openstellen voor iedereen, zonder
drempels, wil men er een huis van maken waar iedereen
recht kan vinden, dan moet in eerste instantie werk
worden gemaakt van een wetgeving die een belangrijke
sociale dimensie heeft. Ik herinner mij de periode toen de
socialisten dit punt als prioritair beschouwden. Thans is
dat jammer genoeg niet meer het geval en dat is een
bijzonder pijnlijke vaststelling.
Waarvoor worden de middelen aangewend die aan de
sector van de rechtshulp worden ontnomen ? Het is
opvallend, mijnheer de minister van Justitie, hoe snel een
bepaalde post in de begroting 2000 stijgt, namelijk de
post van de georganiseerde vrijzinnigheid, waaraan 28
miljoen meer wordt toebedeeld en waartegenover een
zeer subtiel zinnetje staat in de regeringsverklaring, te
weten dat het nodig zal zijn de post bezoldiging van de
bedienaars van de erediensten door te lichten. Deze
extra betoelaging, ten belope van 28 miljoen frank, van
de georganiseerde vrijzinnigheid steekt volgens mij schril
af tegen het feit dat de islamitische eredienst 20 miljoen
frank ontvangt in plaats van de voorziene 68 miljoen. Dit
is een zeer negatief signaal, en dit terwijl tijdens de vorige
legislatuur een representatief orgaan voor de moslims
van Belgie¨ werd erkend en dat een verkozen orgaan tot
stand kwam, zodanig dat wij een gesprekspartner heb-
ben die bijzonder nuttig kan zijn bij de concretisering van
de integratie van de moslimgemeenschap. Nu wij over
een dergelijk representatief orgaan beschikken moeten
wij in staat zijn het de nodige personen en middelen ter
beschikking te stellen, zodanig dat het concreet gestalte
kan geven aan de representativiteit van de moslims.
Op die manier kunnen we mekaar beter leren kennen en
wordt de integratie van de moslimgemeenschap bevor-
derd. Ik betreur dat de regering daarvoor niet de nodige
middelen ter beschikking stelt en deze kans tot integratie
laat liggen.
Mijnheer de minister, ik wens wat dieper in te gaan op het
snelrecht en de opvolging van de Octopusakkoorden,
twee belangrijke punten van het justitieel beleid.
Ten eerste, het snelrecht.
Snelrecht wordt voorgesteld als het ultieme justitieel
wapen in de aanpak van het hooliganisme, zeker in
verband met Euro 2000. Vooraleer dieper in te gaan op
dit punt, wens ik een parenthesis te maken. Het lot heeft
beslist dat de belangrijke wedstrijd Engeland-Duitsland in
Charleroi plaatsvindt. Charleroi roept onmiddellijk de
herinnering op van de vaststellingen van de Dutroux-
commissie inzake normvervaging en bescherming. De
commissie oordeelde dat een corruptie-onderzoek in-
zake de werking van de politiediensten en de magistra-
tuur noodzakelijk was. Een gewaarschuwd man is er
twee waard. Een risicowedstrijd als Engeland-Duitsland
moet bijzonder goed worden voorbereid.
Mijnheer de minister, het staat reeds vast dat er geen
snelrecht zal bestaan op het ogenblik dat Euro 2000
plaatsvindt omdat de voorliggende begroting geen kre-
dieten heeft vrijgemaakt voor het snelrecht. De regering
wil dit punt oplossen bij de begrotingscontrole. Iedereen
die de procedure van de begrotingscontrole kent, weet
dat Euro 2000 reeds lang voorbij zal zijn als de middelen
worden vrijgemaakt. Dit betekent dat ons land tijdens
Euro 2000 niet over de nodige mensen en middelen zal
beschikken om het snelrecht effectief toe te passen.
Meer nog, als de teksten blijven wat ze zijn, zal het
snelrecht niet efficie¨nt zijn in de strijd tegen voetbal-
geweld. De misdrijven
slagen en verwondingen en
vernielingen van roerende private- of overheids-
eigendommen
, twee klassieke misdrijven van voetbal-
geweld, vallen niet onder het snelrecht.
Mijnheer de minister, ik hou mijn hart vast inzake de
organisatie van Euro 2000. Er zal niet alleen geen
snelrecht zijn, ook het uitstel van de politiehervorming zal
een invloed hebben. De onderhandelingen inzake het
statuut van de politiediensten zullen samenvallen met de
voorbereiding van Euro 2000. Tijdens Euro 2000 zouden
we over zeer gemotiveerde manschappen moeten kun-
nen beschikken. De onderhandelingen over het statuut
zullen echter op kruissnelheid zijn tijdens Euro 2000.
HA 50
PLEN 028
7
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
Indien de regering de politiehervorming met de nodige
omzichtigheid zou hebben aangepakt, zoals dit het geval
was tijdens de vorige regeerperiode onder leiding van
vice-eerste minister Van den Bossche, dan zou dit var-
kentje vandaag reeds zijn gewassen. De discussie zou
reeds van de baan zijn en we zouden reeds beschikken
over personen die weten waar ze aan toe zijn en welk
statuut ze hebben. Ze zouden gemotiveerd zijn om de
zware opdracht die hen wacht uit te voeren.
Minister Johan Vande Lanotte : Mijnheer de voorzitter,
ik zal niet meer aanwezig zijn wanneer de ministers hun
antwoord geven. Ik heb het argument van de heer Van
Parys de laatste weken verschillende keren gehoord. Als
het snelrecht tijdig wordt goedgekeurd, dan zal er geen
probleem zijn met betrekking tot de begrotingsmiddelen.
Dit kan ik u verzekeren. Als er tijdig over gestemd wordt,
zal er geen probleem zijn inzake begrotingsmiddelen.
Daartoe engageer ik mij formeel. Ik heb dit reeds aan de
minister van Justitie gezegd. Omdat de heer Van Parys
misschien niet geneigd is hem te geloven, wil ik dit nog
even stellig herhalen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik neem akte van de woorden van de vice-eerste minister.
Ik begrijp niet dat dit engagement wordt genomen naar
aanleiding van een begrotingsbespreking en dat in de
begroting zelf geen middelen worden ingeschreven. De
vice-eerste minister zegt dat voor de goede uitvoering
van dit snelrecht een formatie van 150 tot 200 magistra-
ten noodzakelijk is. Kan de vice-eerste minister verzeke-
ren dat deze magistraten er zullen zijn op het ogenblik
dat Euro 2000 zal plaatshebben, namelijk juni 2000 ? Er
moeten personen worden aangeworven, wat lang kan
duren. Bij een vooruitziend beleid waren hiervoor in de
begroting middelen vrijgemaakt. Op het ogenblik dat het
probleem echt concreet wordt zal ik de vice-eerste mi-
nister aan zijn woorden herinneren.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik heb akte genomen van de woorden van de
minister van Begroting. In de begroting middelen vast-
leggen is niet genoeg. De middelen moeten echt worden
vrijgemaakt. Het gaat trouwens om meer dan de oprich-
ting van een bijkomende formatie van magistraten. Ook
de dienstverlening in de gevangenissen moet worden
uitgebreid, er moeten griffies komen die in de weekends
open zijn, er moeten bijkomende rijkswachters komen, er
moet een dienstverlening in de gerechtsgebouwen zijn
tijdens de weekends enzovoort. Dit is een terugkomend
probleem. Voor de uitvoering van de wet-Franchimont
was ook geen middelenwet opgesteld. Ook toen had men
kunnen inzien dat bijkomende middelen noodzakelijk
zijn.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het probleem is dus aan de orde gesteld en ik heb akte
genomen van het engagement van de minister van
Begroting. Hij heeft ons echter niet kunnen geruststellen.
Hij zegt dat de nodige middelen ter beschikking zullen
worden gesteld. Aan welke middelen denkt hij ? Over
welke mensen en middelen moet men beschikken om het
snelrecht goed toe te passen ? Wij hebben een bereke-
ning gemaakt en hebben die overhandigd aan de minis-
ter van Justitie. Bij het oprichten van een permanent
aanwezige dienst die zeven dagen op zeven bereikbaar
is, zijn 200 bijkomende magistraten nodig indien we geen
andere magistraten met deze opdrachten willen belas-
ten. Is de minister van Begroting bereid Justitie de
middelen te geven die nodig zijn voor de uitbreiding van
de personeelsformatie met 200 magistraten ?
Minister Johan Vande Lanotte : Mijnheer de voorzitter,
ik heb gezegd wat ik te zeggen had. De heer Van Parys
loopt op de feiten vooruit. De wet is nog niet goedge-
keurd. De nodige middelen zullen er zijn. Ik kan er nu
geen exact cijfer op plakken. U heeft een berekening
gemaakt, mijnheer Van Parys. Wij zullen die controleren.
Het feit dat in de begroting geen bedragen zijn ingeschre-
ven betekent niet dat de middelen er niet zullen zijn. Er
bestaan genoeg begrotingstechnieken om ervoor te zor-
gen dat er geld komt en dat de wet wordt uitgevoerd.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik denk dat het hoogdringend is.
Mijnheer de minister, u zegt dat ik op de feiten vooruit-
loop. Wij zijn eind 1999 en Euro 2000 vindt in juni 2000
plaats. Als u de middelen moet vrijmaken en de nodige
mensen moet aantrekken, dan weet u nog veel beter dan
ikzelf welke ingewikkelde lange procedure daarvoor no-
dig is. Dan treed ik de heer Bourgeois bij die terecht zegt
dat het niet alleen over de mensen gaat, maar ook over
de accommodatie, de lokalen en de penitentiaire opvol-
ging om dit behoorlijk te organiseren. Wij zullen het op de
voet volgen omdat het voor ons land een belangrijk
evenement is. Wanneer wij slagen, kan het imago van
ons land in de Europese Gemeenschap een veel groter
aanzien geven. Wanneer wij hier evenwel zouden falen,
dan vrees ik dat de eerstvolgende parlementaire
onderzoekscommissie de onderzoekscommissie omtrent
Euro 2000 zou kunnen zijn en dat wensen wij zeker niet.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het Octopusakkoord is
het volgend thema dat ik wens aan te snijden.
Mijnheer de minister van Justitie, sinds zes maanden
hebben wij van het Octopusakkoord niets meer gehoord.
Er was een inleidende vergadering, waarop onze partij-
voorzitter aanwezig was. Sindsdien is er volledige wind-
stilte. Dit steekt schril af tegen de dynamiek die was
ontstaan nadat de parlementaire onderzoekscommissie
haar aanbevelingen had ingediend. Wij vergaderden
bijna maandelijks om de opvolging te doen van de
verschillende punten van het Octopusakkoord en infor-
meerden elkaar met tussentijdse documenten en nota's
8
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
over de wetgeving die noodzakelijk was om dit akkoord
rond te krijgen en in te vullen. Een maand is verlopen
sinds de bespreking ervan in de commissie voor de
Justitie. U hebt vo´o´r het einde van de maand november
een studie aangekondigd over de verticaliteit van het
openbaar ministerie en het federaal parket. Vandaag, 21
december, hebben wij dit document nog niet gezien. Wij
vrezen dat op deze wijze een half jaar kostbare tijd
verloren ging, tijd die wij nodig hebben om zeer snel aan
de buitenwereld te tonen dat er op het terrein voelbaar en
tastbaar iets is gewijzigd. Het is juist dat wij de belang-
rijkste Octopuswetten hier hebben goedgekeurd, maar
de buitenwereld wacht op het moment dat deze wetten in
de concrete realiteit worden aangevoeld. De burger
wenst te ondervinden dat de procedures inderdaad snel-
ler en diligenter verlopen en dat de mens centraal staat
bij de behandeling van de dossiers.
Wij wachten met bijzonder veel ongeduld op de eerste
documenten. Wij wachten ook op de eerste initiatieven
rond de magistratenschool. Wij wachten op de zo essen-
tie¨le vorming van de magistraten met het oog op een
kwaliteitsvolle justitie. Wij wachten op de maatregelen
inzake het misbruik van het procesrecht. Tijdens het
beraad over het Octopusakkoord werd het principe goed-
gekeurd. Ook daarover is er tot vandaag geen nieuws.
Hoever staan wij met de vlakke loopbaan, met de refe-
rendarissen die wij de magistraten ter beschikking zou-
den stellen ? Het is een kader van mensen die de
magistraten moeten ondersteunen in de voorbereiding
van de werkzaamheden inzake het spreken van het
recht.
Er werden belangrijke wetten goedgekeurd, maar de
uitvoering ervan wordt tot op vandaag niet gerealiseerd.
Ik stel vast dat het elan, dat over de meerderheid en de
oppositie heen bestond, verdwenen is. Dat is bijzonder
spijtig want het gaat hier om de essentie van de dingen,
met name onze dwingende opdracht om de omstandig-
heden te cree¨ren waarbij de magistraten de motivatie
terugwinnen om met veel overtuiging recht te spreken.
In die omstandigheden zullen wij de amendementen die
wij in de commissie besproken hadden, opnieuw indie-
nen. Het is de bedoeling om met die amendementen een
en ander recht te zetten en om in de nodige kredieten
voor het snelrecht en de rechtshulp te voorzien. Met die
kredieten krijgt ook de moslimgemeenschap een echt
representatief orgaan. Daardoor zullen wij niet alleen de
belofte, maar ook de zekerheid hebben dat de middelen,
die nodig zijn voor een efficie¨nt functioneren van het
gerechtelijk apparaat, er effectief ook zullen zijn. Zo
zullen we er vooral in slagen om eindelijk de geloofwaar-
digheid van de instellingen in het algemeen en van de
justitie in het bijzonder ten aanzien van de publieke
opinie te herstellen. Dit was de gemeenschappelijke
ambitie van de ondertekenaars van de Octopus-
akkoorden. Het is nu onze dwingende plicht om die
gemeenschappelijke ambitie in de praktijk om te zetten,
zodat wij nooit meer het verwijt zullen krijgen dat wij wel
wetten maken, maar ze nooit uitvoeren en dat wij bijge-
volg zelf verantwoordelijk zijn voor bepaalde uitwassen in
de maatschappij.
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, messieurs
les ministres, chers colle`gues, mon intervention va porter
sur deux volets. Le premier sera consacre´ aux trois
budgets Justice, Inte´rieur et Fonction publique et le
deuxie`me portera plus pre´cise´ment sur la politique d'im-
migration et le renouveau politique.
Je commencerai par le budget de la justice.
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`-
gues, nous n'avons pas eu beaucoup l'occasion jusqu'a`
pre´sent de de´battre des options du gouvernement en
matie`re de justice. Au-dela` des de´clarations gouverne-
mentales, seulement deux projets de loi ont e´te´ de´pose´s
jusqu'a` pre´sent par le gouvernement et examine´s en
commission dans la plus grande pre´cipitation : les projets
de loi sur la criminalite´ informatique et sur la nationalite´.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, M. Paque nous informe que nous n'avons pas eu
beaucoup l'occasion de de´battre de la justice.
Je vous avoue que cela me surprend, monsieur Paque.
Je ne vous ai effectivement pas vu dans les nombreuses
re´unions que nous avons tenues et au cours desquelles
nous avons eu l'occasion de de´battre de ces questions.
Fait exceptionnel, semble-t-il, nous avons rec¸u de la part
du ministre de la Justice une note fort comple`te qui
traduit de fac¸on tre`s claire les orientations politiques
pre´cises qui sont prises en termes de justice. Je m'e´-
tonne donc de vos propos.
De heer Fred Erdman (SP) : Voorzitter, enkel voor de
historische waarheid, si j'ai bien compris M. Paque, il
reproche a` la commission d'avoir traite´ les projets a` la
ha^te. Je le renvoie aux agendas de la commission de la
Justice ou` nous avons eu l'occasion de discuter en
profondeur du projet actuellement en discussion. J'ai des
te´moins ici, me^me dans l'opposition, qui savent que le
pre´sident a donne´ toute latitude aux membres de la
commission de de´battre de ce projet conforme´ment aux
intentions parlementaires.
Je proteste contre les termes
dans la plus grande
pre´cipitation
utilise´s par M. Paque.
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, chacun
appre´ciera a` sa juste valeur la signification exacte du
terme
pre´cipitamment ou a` la ha^te. Ha^te-toi lente-
ment, dit le proverbe.
HA 50
PLEN 028
9
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
J'en reviens au contenu de mon intervention.
Le second projet, lui, n'a rien d'urgent si ce n'est sans
doute dans la perspective des prochaines e´lections com-
munales mais il est lie´ politiquement au projet de loi sur
la comparution imme´diate, terme politiquement plus cor-
rect pour la majorite´ que celui de proce´dure acce´le´re´e.
A co^te´ de ces deux projets, nous avons assiste´ a` de
nombreuses de´clarations du ministre de la Justice qui
suscitent des craintes quant a` la politique qu'il va mener :
- l'annonce du lancement d'une recherche sur le lien
entre de´linquance et origine e´trange`re;
- l'annonce pour la fin de cette anne´e - c'est-a`-dire dans
quelques jours - d'une possibilite´ de solution par voie
le´gale a` la situation dramatique du manque de magistrats
dans l'arrondissement de Bruxelles;
- la de´claration critique dans laquelle le ministre de la
Justice met en cause l'essence me^me du fonctionnement
de la cour d'assises;
- la menace de de´mission en cas de modification subs-
tantielle du texte du projet relatif a` la comparution imme´-
diate.
Pour ces diffe´rentes raisons, je ne vous cache pas que
nous attendions avec impatience la pre´sentation du
budget et de la note de politique ge´ne´rale qui l'accom-
pagne, car c'est l'occasion d'en savoir un peu plus sur
l'optique politique, les priorite´s, les choix politiques et les
moyens budge´taires pre´vus par la majorite´.
C'est e´galement l'occasion de ve´rifier si les de´clarations
publiques sont suivies d'effet ou si elles ne constituent
que des effets d'annonce, et de constater si les nombreu-
ses passes d'armes au sein de la coalition auxquelles
nous avons assiste´ ont permis aux uns ou aux autres de
s'affirmer et d'engranger des acquis.
Je ne vous cache pas que mon jugement est tre`s mitige´
par rapport au budget qui nous est pre´sente´, voire me^me
de´c¸u par rapport aux attentes qui ont e´te´ suscite´es.
Je formule trois constats.
Premier constat, le budget pre´sente´ et les lignes politi-
ques qu'il traduit, s'inscrit en grande partie dans la
continuite´ par rapport a` la le´gislature pre´ce´dente. C'est
un hommage appre´ciable a` la politique mene´e par le
pre´ce´dent gouvernement. Il en est ainsi, pour citer des
secteurs tre`s diffe´rents, de la politique pe´nitentiaire, et
plus particulie`rement des mesures judiciaires alternati-
ves dont la promotion ne date pas d'aujourd'hui, de la
simplification et de la modernisation annonce´es de la
le´gislation sur les armes, de la lutte contre le hooliga-
nisme, de la lutte contre la criminalite´ organise´e et la
criminalite´ informatique.
Deuxie`me constat, dans un certain nombre de domaines,
le nouveau gouvernement fait moins bien, en s'e´cartant
de ce qui avait e´te´ pre´vu par le plan pluriannuel. Il faut
citer ici deux exemples, l'aide le´gale et la mise en oeuvre
des mesures judiciaires alternatives. Pour l'aide le´gale, le
ministre propose un budget de 60 millions de francs pour
l'aide juridique de premie`re ligne, et de 900 millions pour
l'aide juridique de seconde ligne, ce qui est infe´rieur de
100 millions au cre´dit inscrit dans le plan pluriannuel.
Par ailleurs, la nouvelle loi sur l'aide juridique doit entrer
en vigueur pour la fin de cette anne´e et, a` ma connais-
sance, aucun arre^te´ royal n'a encore e´te´ publie´ en la
matie`re. Or, des questions cruciales doivent e^tre tran-
che´es comme la re´partition des cre´dits entre arrondisse-
ments judiciaires et la fixation du seuil a` partir duquel les
personnes pourront be´ne´ficier de l'aide gratuite ou par-
tiellement gratuite.
Pour la mise en oeuvre des mesures judiciaires alterna-
tives, le ministre propose une augmentation de 20 mil-
lions pour les subventions a` des organismes qui s'occu-
pent de la mise en oeuvre des mesures judiciaires
alternatives au lieu des 80 millions pre´vus dans le plan
pluriannuel.
Par ailleurs, en ce qui concerne les cultes et la lai¨cite´, il
ressort des chiffres qui nous ont e´te´ pre´sente´s que la
subvention pour la reconnaissance du culte islamique
n'est porte´e que de 17 a` 20 millions alors que leur
demande portait sur un montant de 64 millions. Le
caracte`re limite´ de cette augmentation contraste avec
l'augmentation d'autres postes budge´taires, comme celui
de la lai¨cite´, dont la subvention augmente de 28 millions.
Pour tenter de corriger ces affectations, nous avons
de´pose´, avec des de´pute´s du CVP, des amendements
visant a` augmenter des cre´dits pre´vus par le ministre.
Malheureusement, notre proposition constructive a e´te´
rejete´e par la majorite´.
Troisie`me constat, sur un certain nombre d'aspects es-
sentiels, le projet de budget manque d'audace ou pre´-
sente des vides inquie´tants sur des sujets annonce´s
comme prioritaires.
En termes budge´taires globaux, le ministre annonce
de
plus larges moyens budge´taires que durant l'exercice
pre´ce´dent
, avec une augmentation de 3,5 milliards de
francs. Si l'on y regarde de plus pre`s, on constate que cet
accroissement de´coule en fait en grande partie de me-
sures de´cide´es sous la pre´ce´dente le´gislature, comme
l'exe´cution du plan pluriannuel ou des contraintes macro-
e´conomiques, comme la norme d'inflation. De plus, si
l'on met ce budget en perspective avec les budgets
ante´rieurs, on est amene´ a` relativiser conside´rablement
10
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
les chiffres : de 23,5 milliards en 1988 a` 40,3 milliards en
1998, soit une augmentation de 17 milliards en 10 ans.
Nous sommes tre`s loin des 15 milliards exige´s par le
ministre lorsqu'il e´tait dans l'opposition.
En ce qui concerne les accents nouveaux du ministre,
trois points me´ritent un commentaire spe´cifique : le plan
de se´curite´, la lutte contre l'arrie´re´ judiciaire et la proce´-
dure acce´le´re´e.
Le plan de se´curite´. La note de politique ge´ne´rale ne
nous en apprend pas beaucoup plus sur le contenu de ce
plan, tant attendu, si ce n'est que le ro^le central en la
matie`re du ministre de la Justice est re´affirme´, au de´tri-
ment du ministre de l'Inte´rieur, charge´ notamment de la
se´curite´. J'e´prouve quelques inquie´tudes par rapport au
volet
accords de coope´ration entre entite´s publiques et
prive´es
. Cela signifie-t-il que l'on s'achemine vers une
forme de
privatisation, a` terme, de la se´curite´ ?
La lutte contre l'arrie´re´ judiciaire. Ce the`me devait e^tre un
point central de l'action de la nouvelle majorite´, l'acce´le´-
ration des proce´dures n'e´tant qu'un e´le´ment d'une ap-
proche plus globale. Or, a` la lecture de la note, la lutte
contre l'arrie´re´ semble passe´e au second plan : seuls
quelques paragraphes lui sont consacre´s. Nous pensons
que l'arrie´re´ judiciaire doit e^tre combattu par une appro-
che globale et cohe´rente. C'est pour cela que nous avons
propose´ la pre´paration d'un ve´ritable plan de lutte contre
l'arrie´re´. Isoler des mesures peut e^tre discriminatoire et
contre-productif : discriminatoire car l'on risque d'acce´le´-
rer des proce´dures qui concernent un certain type de
de´linquants, au de´triment d'autres qui sont tout aussi
importantes, voire dramatiques pour les parties; contre-
productif car on pourra imaginer toutes les mesures que
l'on veut, si l'on ne se donne pas les moyens humains et
mate´riels, cela ne servira a` rien.
La proce´dure de comparution imme´diate. Au-dela` des
objections de principe que nous avons a` l'e´gard de ce
projet de loi et que nous de´velopperons en commission,
la note qui nous a e´te´ transmise et qui a e´te´ discute´e, non
seulement ne pre´voit aucun cre´dit comple´mentaire pour
permettre un fonctionnement optimal de la proce´dure
acce´le´re´e existante, mais ne pre´voit rien de structurel en
termes de ressources humaines pour le projet de loi
relatif a` la proce´dure acce´le´re´e, l'optique e´tant re´solu-
ment de travailler avec les effectifs existants. Le risque
est donc grand de mettre en place une proce´dure qui ne
sera pas applicable. De plus, nous courons le risque que
des moyens pre´vus par la re´cente extension de cadre
soient de´tourne´s vers d'autres finalite´s que celles aux-
quelles ils ont e´te´ affecte´s.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je souhaite e´mettre une re´flexion sur la proce´dure
de comparution imme´diate.
M. Paque sait-il que, depuis 1994, il existe dans notre
le´gislation un arsenal en la matie`re ? Sait-il que cette
proce´dure acce´le´re´e n'a jamais fonctionne´ et n'a jamais
atteint les objectifs qui lui e´taient assigne´s ? Qu'avez-
vous fait ? Qu'ont fait vos amis pendant si longtemps
pour qu'une telle proce´dure ne fonctionne pas ? Un
nouveau gouvernement est en place depuis quelques
mois et vous nous reprochez de´ja` que cela ne fonctionne
pas alors que le texte n'est pas encore vote´ !
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, je re´pon-
drai a` M. Michel que M. Paque n'a e´videmment rien fait
puisqu'il n'e´tait pas la` avant le 13 juin de cette anne´e.
Le gouvernement disposait de´ja` de textes. Je m'e´tonne
qu'il ne soit pas encore beaucoup plus loin.
En conclusion, monsieur le pre´sident, chers colle`gues, si
sur certains aspects le budget pre´sente´ et les lignes
politiques qu'il traduit, s'inscrivent en grande partie dans
la continuite´ par rapport a` la le´gislature pre´ce´dente, sur
d'autres aspects, le nouveau gouvernement fait moins
bien, en s'e´cartant de ce qui avait e´te´ pre´vu par le plan
pluriannuel.
On peut e´galement relever que sur un certain nombre de
questions essentielles annonce´es comme prioritaires, le
projet de budget manque d'audace ou pre´sente des
vides inquie´tants.
Par ailleurs, si l'on se de´gage des conside´rations concre`-
tes et analytiques, je constate que le ministre se propose
de mettre en oeuvre une politique qui contient les germes
de de´rives se´curitaires, directement inspire´es du
plan
VLD
pour la se´curite´ et stigmatisant l'e´tranger qui vit sur
notre territoire.
Apre`s l'enque^te sur le lien entre de´linquance et origine
e´trange`re, le lien effectue´ au sein de la majorite´ entre le
projet de loi relatif a` la nationalite´ - et les commentaires
publics sur la facilitation de la de´che´ance qui y sont lie´s -
et le projet de loi annonce´ sur la comparution ille´gale, les
masques tombent !
J'en viens ensuite au budget de l'Inte´rieur.
Pour le budget de ce de´partement, je souhaite me
concentrer sur trois aspects : l'exe´cution de la re´forme
Octopus, l'avenir des contrats de se´curite´ et la politique
relative aux demandeurs d'asile.
La poursuite de l'exe´cution de l'Octopus est, sur papier,
une priorite´ de la nouvelle majorite´. La note qui nous a
e´te´ pre´sente´e est plus consacre´e a` la me´thodologie
qu'aux points a` proble`mes. Mais le temps passe et nous
ne voyons pas venir grand-chose. Nous croyons qu'il faut
HA 50
PLEN 028
11
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
avancer et ne pas retarder les e´che´ances inutilement par
des structures trop lourdes : plus courte sera la pe´riode
transitoire, mieux cela sera. En la matie`re, de nombreux
textes ont de´ja` e´te´ pre´pare´s sous la pre´ce´dente le´gisla-
ture.
Sur le fond, nous restons convaincus que la re´ussite de
la mise en place de la nouvelle police de´pendra des
policiers mais surtout de leur e´coute, des perspectives et
des moyens que nous leur donnerons.
Dans notre optique, qui est de mettre la personne au
centre, le nouveau statut des policiers, et notamment
l'insertion des grades, doit respecter les droits acquis, ne
pas cre´er de discrimination entre policiers et permettre
un acce`s maximal aux diffe´rentes fonctions. Cela impli-
que que l'approche qui doit pre´dominer est celle de la
fonction : il faut prendre les fonctions ainsi que les
responsabilite´s exerce´es aujourd'hui par les policiers et,
a` partir de la`, leur donner une place ade´quate dans le
futur statut. De manie`re tre`s concre`te, cela veut dire
notamment que le nouveau statut doit permettre a` tous
les chefs de corps des polices rurales et urbaines, peu
importe la classe et le nombre d'hommes dirige´s, de se
porter candidats, demain, a` des fonctions e´quivalentes
ou analogues a` celles exerce´es aujourd'hui, c'est-a`-dire
de pouvoir postuler notamment a` des fonctions de chefs
zones ou d'adjoints de chefs de zone. A contrario, le
nouveau statut ne peut en aucun cas e´carter a priori des
policiers de la possibilite´ de postuler a` des fonctions
e´quivalentes ou analogues. C'est une condition ne´ces-
saire a` la re´ussite de la re´forme. Cette insertion dans le
cadre officier doit e´galement valoir pour les officiers
brevete´s.
Pour ce qui est de la de´limitation des zones, nous restons
attache´s a` des zones de taille raisonnable, qui soient
ge´rables et praticables, en accord avec les autorite´s
locales. Dans cette perspective, la Re´gion de Bruxelles-
Capitale doit e^tre divise´e en zones, conforme´ment aux
propositions formule´es par les autorite´s locales.
Pour ce qui est de l'organisation de l'unite´ de´centralise´e
de la police fe´de´rale, nous serons vigilants pour que les
inte´re^ts des habitants de la pe´riphe´rie soient respecte´s.
En ce qui concerne le second point relatif aux contrats de
se´curite´, on peut formuler un double constat.
Le premier, c'est que les contrats de se´curite´ et de
socie´te´ deviennent des contrats de se´curite´, ce qui
traduit un coup de barre se´curitaire qui s'inscrit dans la
perspective d'une articulation avec le plan fe´de´ral de
se´curite´.
Le second constat, c'est que la cre´ation d'une fonction de
commissaire charge´
de la politique de la ville entrai^ne une nouvelle re´partition
de compe´tences et, en conse´quence, une se´paration
dans le concept de contrat de socie´te´, qui peut nuire a`
toute approche globale et inte´gre´e en la matie`re.
Je ne perc¸ois pas bien l'articulation de la note du ministre
avec l'activite´ du commissaire charge´ de la politique de la
ville, M. Picque´. En lisant la note d'orientation de ce
dernier, je constate qu'il doit e^tre avise´ d'un certain
nombre de projets et, notamment, de ceux qui portent sur
la se´curite´ et la justice. Le commissaire y parle d'une
ne´cessaire
approche globale de la ville, de la de´finition
de
zones d'intervention et de discrimination, d'une
politique urbaine de partenariat-politique inte´gre´e, de
contractualisation avec les villes, de prise en compte
du parame`tre urbain dans le processus de´cisionnel fe´-
de´ral
et cite, comme un des objectifs de la politique de
la ville
, l'ame´lioration de la se´curite´.
Je crains qu'il soit difficile d'assurer une approche inte´-
gre´e dans cette matie`re et que l'on risque de voir
coexister des
contrats de se´curite´ et des contrats de
ville
, avec la contre-productivite´ que cela implique.
J'en viens, enfin, au budget de la Fonction publique.
En ce qui concerne ce de´partement, la note de politique
ge´ne´rale de´pose´e par le ministre de´c¸oit d'autant plus que
la voie vers le XXIe`me sie`cle e´tait ouverte par un chapitre
ambitieux intitule´
une administration efficace et atten-
tive
.
On y parlait d'une
re´forme profonde des administra-
tions
, qui serait pre´pare´e par un audit externe des
administrations et par une enque^te publique, et dont les
lignes de force seraient soumises
a` la population sous
forme de consultation populaire
; on y parlait e´galement
d'un
pacte de de´politisation, d'une nouvelle relation
entre l'administration et les cabinets ministe´riels
, d'une
simplification administrative et d'une e´valuation de la
le´gislation
, ainsi que d'une administration qui commu-
nique vraiment
.
De ce chapitre ambitieux, on ne retrouve que peu de
choses dans la note de politique ge´ne´rale. Fini l'audit
externe des administrations, finie l'enque^te publique et
surtout finie la consultation populaire.
Qu'est devenu le pacte de de´politisation ? Ou` reste la
nouvelle relation entre l'administration et les cabinets
ministe´riels ? Qu'en est-il de la simplification administra-
tive ?
Tout ce que l'accord de gouvernement pouvait avoir soit
d'original soit d'ambitieux a e´te´ gomme´ pour faire place,
dans la note de politique ge´ne´rale, a` un cours de
management the´orique aux accents tre`s ne´olibe´raux, a`
12
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
un constat sur le caracte`re pre´occupant de la situation
dans laquelle se trouve notre appareil d'Etat et a` la
de´finition d'un certain nombre d'options de base et de
principes sur lesquels tout le monde ne peut que s'ac-
corder.
Sur ces principes, nous sommes largement d'accord, car
ils correspondent dans une tre`s large mesure aux prin-
cipes que le PSC a tente´ de promouvoir lorsqu'il e´tait au
gouvernement ou lorsqu'il participait aux Assises de la
De´mocratie pre´side´es par Raymond Langendries. Les
gouvernements pre´ce´dents n'ont pu re´aliser les objectifs
qu'ils s'e´taient assigne´s en ce qui concerne la re´forme de
la Fonction publique, mais cela ne signifie pas que rien
n'a e´te´ fait, comme le laisse entendre le nouveau ministre
de la Fonction publique, socialiste comme son pre´de´ces-
seur.
Le
re´visionnisme dont fait aussi preuve l'actuel gouver-
nement quant au jugement qu'il porte sur son pre´de´ces-
seur ne cesse pas de nous e´tonner tant il est injurieux
pour sa composante socialiste. La mise en place d'un
bureau d'audit public performant, la re´daction de la
charte de l'utilisateur et celle de l'assure´ social, ainsi que
l'instauration du syste`me des mandats pour les fonction-
naires ge´ne´raux constituent quelques re´formes impor-
tantes parmi beaucoup d'autres. Une re´forme en profon-
deur de la Fonction publique ne peut se passer de la
participation active de ses membres et de la de´finition
d'un calendrier des ope´rations.
Il faut du temps et il faut donc commencer to^t. Or, sur ces
deux plans, le gouvernement est mal parti. D'une part, il
aura fallu cinq mois pour que l'Etat-patron rencontre les
repre´sentants de ses travailleurs et les informe de ses
intentions a` leur e´gard, alors que l'accord de gouverne-
ment semblait porteur de changements de taille et que le
premier ministre se fendait de propos me´prisants a` leur
e´gard lors de visites a` l'e´tranger.
D'autre part, l'Etat-patron fait preuve d'inconstance et de
de´sorganisation. Inconstance d'abord : le nouveau gou-
vernement postpose l'entre´e en vigueur de l'importante
re´forme du mandat pour les fonctionnaires ge´ne´raux,
puis il renonce a` l'audit externe et a` la consultation
populaire annonce´s dans l'accord de gouvernement.
De´sorganisation ensuite : la note de politique ge´ne´rale
consiste en une juxtaposition d'objectifs qui ne semblent
gue`re hie´rarchise´s et pour la mise en oeuvre desquels le
gouvernement ne pre´voit pas de moyens. Aucun lien
n'est envisage´ entre la re´vision des structures, l'investis-
sement dans le personnel et les moyens budge´taires.
Aucune vision globale de l'impact des nouvelles perspec-
tives du ministre n'est budge´te´e. C'est un peu court.
Il n'y a donc malheureusement aucune raison d'espe´rer
que le gouvernement re´ussisse la` ou` ses pre´de´cesseurs
ont e´choue´ puisqu'il n'a ni ordre ni me´thode.
Si le PSC adhe`re a` un certain nombre de principes repris
par le gouvernement - me^me s'il est sceptique quant a`
leur mise en oeuvre -, il e´prouve un certain nombre de
craintes.
Premie`rement, une crainte sur la confusion, tre`s ne´olibe´-
rale, entre les notions de
client et de citoyen ou
d'administration et d'entreprise. La ne´cessite´ absolue
d'ame´liorer la qualite´ du service offert au citoyen ne doit
pas faire perdre de vue que le citoyen est plus qu'un
client, qu'il a non seulement des droits mais e´galement
des devoirs vis-a`-vis de l'administration, laquelle fournit
non seulement des services mais remplit e´galement une
fonction de re´gulation et une fonction d'autorite´, garantie
de l'inte´re^t ge´ne´ral que ne remplit pas une entreprise.
Deuxie`mement, une crainte sur l'utilisation du principe de
subsidiarite´ aux fins de de´manteler par la bande l'admi-
nistration fe´de´rale au profit des administrations commu-
nautaires et re´gionales, ensuite.
Troisie`mement, enfin, une crainte, partage´e par les gou-
vernements Di Rupo, Hasquin et Simonet, sur le de´man-
te`lement des principes ge´ne´raux communs aux fonctions
publiques fe´de´rale, communautaire et re´gionales, qui
avaient e´te´ arrache´s de haute lutte au gouvernement
flamand par Raymond Langendries afin notamment de
maintenir les garanties d'objectivite´ dans les recrute-
ments qu'offre le SPR et l'uniformite´ de la de´ontologie
des fonctionnaires et afin d'e´viter que la multiplication
des statuts ne rende impossible la mobilite´ des fonction-
naires entre les diffe´rents niveaux de pouvoir.
En conclusion, le PSC de´plore que la note de politique
ge´ne´rale du ministre de la Fonction publique ne soit pas
a` la hauteur des attentes suscite´es par l'accord de
gouvernement, que le manque de moyens et de me´thode
ne permette gue`re d'espe´rer que ce qui reste de ces
attentes soit rencontre´ et que des craintes doivent e^tre
exprime´es en raison du caracte`re ne´olibe´ral et peu
fe´de´ral de cette note.
J'en viens a` pre´sent au deuxie`me volet de mon interven-
tion qui portera sur la politique d'immigration et d'asile et
sur le renouveau politique.
A cet e´gard, nous avons eu l'occasion, a` plusieurs
reprises, en commission, d'e´mettre des critiques sur la
politique d'immigration parce qu'elle comportait des inco-
he´rences
et
des
contradictions.
J'en
rappellerai
quelques-unes :
- le rapatriement force´ des Slovaques d'origine tzigane;
- la suspension d'un arre^te´ royal juge´ ille´gal par le
Conseil d'Etat;
- l'annonce de la mise sur pied d'une task force charge´e
d'aider le ministre dans l'exe´cution de sa politique;
HA 50
PLEN 028
13
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
- des difficulte´s pour une majorite´ a` s'entendre sur
l'e´laboration de l'arre^te´ royal relatif au fonctionnement de
la Commission de re´gularisation alors que nous re´cla-
mions avec force que ces principes soient inscrits dans la
loi et non dans un arre^te´ royal qui ne comporte pas les
me^mes garanties.
Au-dela` de ces dysfonctionnements ponctuels, il n'en
reste pas moins une absence de vision globale sur une
politique d'immigration a` la fois re´aliste mais aussi hu-
maine.
En matie`re de re´gularisation, le gouvernement a de´cide´
la mise sur pied tre`s prochaine d'une campagne de
re´gularisation ponctuelle et limite´e dans le temps, mais
n'a pas imagine´, pour la suite, l'inte´gration par la forma-
tion ou le travail des personnes re´gularise´es en leur
permettant, par exemple, d'acce´der a` certaines aides a`
l'emploi. Le gouvernement n'apporte pas de re´ponse
concre`te aux proble`mes qui pourraient survenir par la
suite. A ce sujet, mon colle`gue Jean-Jacques Viseur a
de´pose´ une proposition de loi.
L'accompagnement des communes et des CPAS n'a pas
non plus retenu l'attention du gouvernement sur l'impor-
tant travail administratif auquel elles risquent d'e^tre rapi-
dement confronte´es, ni sur les services sociaux qui
devront faire face a` de nombreuses demandes d'aide
sociale. Il en est de me^me pour la suppression de l'aide
sociale pour les demandeurs d'asile et son remplace-
ment par une aide mate´rielle. Les CPAS ne sont pas en
mesure de fournir cette aide et nous la conside´rons
comme une re´gression dans les droits.
En matie`re de coope´ration et de dimension europe´enne,
le ministre de l'Inte´rieur a indique´ qu'il serait bon qu'une
concertation existe entre les de´partements concerne´s
car une politique d'immigration doit aussi prendre en
conside´ration l'aspect europe´en et une analyse perti-
nente des flux migratoires, mais e´galement des program-
mes de coope´ration au de´veloppement. Pour le gouver-
nement, il n'en est rien. Il n'y a pas de vision globale de
la
politique
d'immigration.
Le
gouvernement
s'est
contente´, jusqu'a` pre´sent, d'aborder les proble`mes en
aval, sans les prendre en amont et poser la question de
savoir pourquoi tant de personnes quittent leur pays
d'origine.
Il convient e´galement de poser la question du retour au
terme d'une proce´dure ne´gative. Quelles sont les mesu-
res concre`tes visant a` faciliter les de´parts volontaires ?
En matie`re de politique d'e´loignement, des de´borde-
ments sans pre´ce´dent sont apparus avec le rapatriement
des Tziganes. Le ministre de l'Inte´rieur a annonce´ la fin
des expulsions force´es, puis leur reprise avec fermete´.
On continue a` expulser alors que la proce´dure de re´gu-
larisation n'a pas encore commence´, et ce, certainement
parce la demande ne re´pond manifestement pas aux
conditions de re´gularisation
.
Toute cette gestion chaotique des expulsions vient du fait
qu'une trop grande marge de manoeuvre est laisse´e aux
services charge´s d'expulser (la gendarmerie et l'Office
des e´trangers). Il n'y a pas de directives claires a`
l'attention des agents. L'usage de la force n'est que tre`s
le´ge`rement limite´. A notre sens, le rapport Vermeersch
doit servir de base au gouvernement pour que certaines
pratiques d'usage de la force soient exclues ou limite´es
par des re`gles claires pour ceux qui doivent proce´der a`
ces rapatriements. Tous les exce`s que l'on a connus sont
inadmissibles pour une de´mocratie. Le gouvernement
devra se pencher tre`s se´rieusement sur cet aspect et
e´viter, a` l'avenir, de ge´rer a` la petite semaine car il s'agit
ici du respect de la personne humaine.
En matie`re de politique a` l'e´gard des mineurs, ou pluto^t
de l'absence de cette politique, le 15 de´cembre dernier,
le de´le´gue´ ge´ne´ral de la Communaute´ franc¸aise aux
droits de l'enfant et le Centre pour l'e´galite´ des chances
pre´sentaient un rapport et des recommandations relatifs
a` la de´tention des mineurs accompagne´s et non-
accompagne´s dans les centres ferme´s pour e´trangers en
situation ille´gale. Selon ce rapport, il y avait, au 5
novembre dernier, plus de 20 mineurs non-accompagne´s
et une quinzaine d'enfants accompagnant leur famille
dans les cinq centres belges. Ces mineurs ne constituent
nullement une menace pour les concitoyens. Ils sont
cependant prive´s de leur liberte´ pour une dure´e qui peut
e^tre supe´rieure a` cinq mois. Or, le rapport confirme ce
que nous savions de´ja`, a` savoir que
ni les infrastructu-
res dans les centres ferme´s, ni leur gestion ne sont
adapte´s aux besoins e´le´mentaires de ces mineurs. Il
n'existe, dans ces centres, aucun programme d'e´duca-
tion et d'animation. L'expe´rience d'e^tre de´tenu sans en
comprendre les raisons suscite chez l'enfant une souf-
france profonde.
Ce rapport est accablant et rappelle ce
que beaucoup ont de´ja` de´nonce´.
Le ministre, pour sa part, s'est contente´, en commission,
de de´clarer que
l'accueil dans les centres ferme´s est la
meilleure solution pour e´viter que ces mineurs soient
victimes de la traite des e^tres humains ou d'une exploi-
tation e´conomique
. Si le ministre maintient ses de´clara-
tions, il serait grand temps qu'il lise attentivement ce
rapport dont l'approche est diame´tralement oppose´e.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur Paque, si
vous l'aviez lu, vous ne diriez pas ce que vous e^tes en
train de dire. Vous pre^tez a` M. Lelie`vre des propos qu'il
ne tient pas dans son rapport. Moi, je l'ai lu !
M. Luc Paque (PSC) : Ce rapport pre´sente, comme nous
l'avions fait lors de la discussion ge´ne´rale, des alternati-
ves a` la de´tention des mineurs telles que l'assignation a`
14
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
re´sidence ou, comme le pre´conise le rapport, ouvrir la
saisine d'un conseiller de l'aide a` la jeunesse. Ils feraient
alors l'objet d'un placement au sein d'un service d'he´ber-
gement ou d'une famille d'accueil, ou encore mettre des
logements a` disposition des familles sous la supervision
d'un responsable, comme cela se fait au Luxembourg. Le
gouvernement peut-il nous dire s'il compte suivre ces
recommandations ? En l'attente d'une le´gislation sur le
statut du mineur, il est urgent de prendre des mesures
provisoires autres que la de´tention qui est en contradic-
tion avec l'article 37 de la Convention des droits de
l'enfant.
Il me reste alors a` de´noncer les renoncements non
seulement par rapport aux programmes e´lectoraux des
partis de la majorite´ mais aussi par rapport a` la de´clara-
tion gouvernementale.
Le simple avis de la commission de re´gularisation est
certainement l'exemple le plus flagrant d'un renoncement
par rapport a` la de´claration gouvernementale qui annon-
c¸ait qu'une commission inde´pendante statuerait. L'alibi
juridique invoque´ par le ministre pour ne pas octroyer une
compe´tence de de´cision a` la commission ne nous satis-
fait pas, d'autant plus que le simple ro^le d'avis est
rapidement conteste´ par le ro^le important des secre´taires
de commission qui pourront e^tre un filtre dans l'appre´cia-
tion des demandes.
Les partenaires de la majorite´ insistaient tous dans leurs
programmes sur la ne´cessite´ de de´velopper la coope´ra-
tion pour envisager le proble`me de l'immigration dans
son ensemble; les seules mesures propose´es par le
gouvernement en trois piliers ne traitent les proble`mes
qu'en aval avec le leitmotiv de cette politique qui est
comment e´loigner l'e´tranger.
Les partenaires insistaient aussi dans la de´claration
gouvernementale et dans leur programme sur le fait que
la Convention de Gene`ve devait e^tre respecte´e et que
ces crite`res devaient e^tre appre´cie´s par un organe inde´-
pendant.
Ou` sont les promesses e´lectorales d'Ecolo qui voulait
une mesure ponctuelle et line´aire et non personnalise´e
de re´gularisation lorsque le gouvernement multiplie di-
vers crite`res obscurs et complexes de re´gularisation qui
ne tiennent absolument pas compte des situations
concre`tes de terrain ?
Nous ne voyons pas non plus surgir un statut de protec-
tion temporaire malgre´ que tous les partis de la majorite´
en re´clamaient l'e´laboration urgente.
J'en viens a` pre´sent au point relatif au renouveau politi-
que. La note de politique ge´ne´rale pre´sente´e par le
ministre de l'Inte´rieur est pour le moins laconique et
partielle.
En matie`re de de´mocratie, elle ne pose que la question
de la suppression de moitie´ de l'effet de´volutif de la case
de te^te, qui n'est de´ja` qu'un compromis boiteux et sur la
practicabilite´ duquel nous nous interrogeons. Le but de
cette proposition, si c'est une suppression totale, est bien
une meilleure lisibilite´ pour l'e´lecteur. Comment le
pourrait-il si on vient encore embrouiller le syste`me par
une suppression partielle ? Cela ne nous semble pas
clarifier les choses.
Le gouvernement espe`re par cette mesure tendre vers
un plus grand e´quilibre homme et femme. C'est aussi un
peu court d'autant plus que des propositions visant a`
instaurer la parite´ homme/femme sont sur la table : pour
nous, me^me si cette parite´ est ne´cessaire, elle ne suffit
pas. Si on veut l'efficacite´ de la mesure, il faut une
alternance homme/femme afin d'assurer une ve´ritable
repre´sentation politique des femmes. Cette seule mesure
propose´e reste bien maigre par rapport d'une part aux
de´clarations faites avant les e´lections du 13 juin et,
d'autre part, par rapport a` l'immense de´fi de rapproche-
ment du citoyen de la politique.
Au terme des assises de la de´mocratie initie´es sous la
pre´ce´dente le´gislature, une se´rie de propositions de loi
ont e´te´ adopte´es : cumul des mandats, conge´s politi-
ques, responsabilite´ civile et pe´nale des bourgmestres,
revalorisation du statut des mandataires...
Cependant, le chemin reste long a` parcourir et le gou-
vernement, malgre´ la pre´sence des e´colos qui se sont
toujours pre´sente´s comme les hommes providentiels en
cette matie`re, ne se pre´occupe gue`re dans les faits et
dans les textes des re`gles qui pourraient mieux faire
fonctionner notre de´mocratie.
Le parti du ministre de l'Inte´rieur s'e´tait lui aussi gonfle´ de
belles de´clarations sur le renouveau politique les laissant
apparemment tomber a` l'arrive´e du pouvoir : qu'en est-il
de l'extension du syste`me de cooptation, de l'e´lection
directe du bourgmestre, de re`gles plus strictes pour le
cumul des mandats ? Est-ce que l'ivresse du pouvoir a
fait oublier a` ces derniers ce qu'hier ils proposaient haut
et fort ?
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, M. Paque va croire que je lui en veux mais je vous
assure que ce n'est pas le cas. Monsieur le pre´sident, je
voudrais rappeler au bon souvenir de M. Paque qu'il a
signe´, ainsi que d'autres nouveaux parlementaires de
cette assemble´e dont moi-me^me, une lettre a` votre
intention par laquelle nous sollicitions la constitution
d'une commission charge´e de poursuivre la re´flexion sur
le renouveau de´mocratique. Cette commission sera tre`s
prochainement mise en oeuvre. Nous avons re´fle´chi,
ensemble, a` toute une se´rie de the`mes qui feront l'objet
des de´bats.
HA 50
PLEN 028
15
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
La de´claration gouvernementale est tre`s claire a` cet
e´gard. A titre personnel, je m'en re´jouis. C'est le parle-
ment qui, dans une perspective de valorisation du travail
parlementaire, me`nera un de´bat public sur ces ques-
tions. De`s lors, il est e´tonnant, monsieur Paque, que
vous reprochiez au gouvernement que des initiatives ne
soient pas encore prises.
Par ailleurs, e^tes-vous en mesure, monsieur Paque, de
nous confirmer que le PSC est favorable a` la suppression
inte´grale de l'effet de´volutif de la case de te^te ? Ce serait
un scoop dont nous prendrions acte.
Le pre´sident : J'ai demande´ aux chefs de groupe de me
fournir le nom des membres de la commission a` laquelle
M. Michel et vous-me^me, ainsi que d'autres membres,
avez fait allusion dans le courrier que vous m'avez
adresse´. Cette commission constituera un forum de
discussions anime´es par ses membres et le gouverne-
ment. Les dispositions le´gales qui en sortiront seront
soumises aux commissions ad hoc ou` elles seront dis-
cute´es en tant que propositions normales.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : De heer Smets had
vorige week de pretentie mij te zeggen dat ik een
juridisch werk niet mocht lezen. Ik verzoek hem dan ook
zijn krant niet te zitten lezen. (Gelach)
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, je re´pon-
drai a` M. Michel que je m'en re´fe`re a` la de´claration
gouvernementale. Ensuite, comme d'autres nouveaux
parlementaires de cette assemble´e, j'ai cosigne´ un cour-
rier adresse´ au pre´sident de la Chambre, demandant que
cette commission soit rapidement mise en place.
Quant a` votre question de savoir si le PSC est favorable
a` la suppression inte´grale de l'effet de´volutif de la case
de te^te, cette suppression figure bien dans le programme
e´lectoral du PSC. Si vous le souhaitez, je vous en
remettrai une copie.
Pour notre part, nous ne nous contenterons pas unique-
ment d'un gadget e´lectoral, mais nous proposerons
notamment des modifications du re´glement d'ordre inte´-
rieur des assemble´es pour arriver a` un meilleur fonction-
nement du parlement. Nous ne pensons pas qu'un
ve´ritable de´bat et contro^le parlementaires puissent
s'exercer lorsque, par exemple, les textes qui doivent
e^tre discute´s arrivent le jour me^me en commission,
lorsque le quorum de pre´sence en commission ne peut
pas e^tre assure´ faute de membres de la majorite´, lorsque
des ministres sont absents pour des questions ou inter-
pellations qui leur sont destine´es... ou encore lorsque
des propositions sont de´pose´es pour supprimer le fait
que des propositions de loi soient jointes au projet
examine´ en commission. Nous en avons encore eu le
triste exemple re´cemment.
Nous voulons aussi ame´liorer la de´mocratie locale et
accorder a` la population une plus grande accessibilite´ a`
la chose publique et c'est par le niveau local qu'il faut
ope´rer car c'est l'e´chelon le plus proche des citoyens.
Mais il s'agit aussi de l'extension des conge´s politiques a`
certaines cate´gories socio-professionnelles un peu ne´gli-
ge´es comme, par exemple, le secteur prive´. Or, notre
de´mocratie a besoin de toutes les couches sociales de la
population.
Nous voulons, par ailleurs, voir un cumul de mandats
beaucoup plus strict qu'actuellement : il n'est pas sain,
pour un homme politique, de se disperser dans plusieurs
mandats, au risque de mettre en pe´ril la fonction qu'il doit
exercer.
Ceci ne constitue bien su^r qu'un exemple parmi d'autres,
mais il te´moigne d'une philosophie que nous voulons
de´fendre.
J'espe`re a` cet e´gard que le travail de la future commis-
sion pour le renouveau politique sera audacieux et
novateur. Le travail accompli lors des Assises de la
de´mocratie e´tait colossal et ambitieux, mais nous devons
aller beaucoup plus loin.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
beperk mijn uiteenzetting tot een paar bedenkingen bij
het beleid van Binnenlandse Zaken. Maar vooreerst : ik
heb de heer Paque nog nooit in de commissie voor de
Binnenlandse Zaken gezien. Ik kom na een commissie-
vergadering in de plenaire vergadering en krijg een hele
bijbel over me heen over al wat in de politiek kan worden
gezegd. Als u het opneemt voor de nieuwe politieke
cultuur, mijnheer Paque, spreekt het vanzelf dat u eerst
uw werk in de commissie volbrengt en vervolgens naar
de plenaire vergadering komt. Ik wacht reeds een twin-
tigtal minuten om hier tussenbeide te komen en vraag me
af wat ik heb geleerd. In ieder geval ging het in de
commissie over de Binnenlandse Zaken over heel an-
dere zaken. Ik raad u aan, als u tenminste aan de
parlementaire herwaardering wil bijdragen, in de com-
missies te komen werken alvorens in plenaire vergade-
ring een nutteloos nummer op te voeren.
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, je voudrais
re´pondre a` notre colle`gue que si je prends la parole ici,
ce n'est pas en mon nom personnel mais au nom du
groupe PSC. Le groupe PSC est repre´sente´ dans toutes
les commissions et il y participe activement.
M. Willy Cortois (VLD) : Monsieur le pre´sident, je ne me
prononce pas sur la qualite´ du groupe PSC. Je dis
simplement que vous n'e^tes pas intervenu en commis-
sion et que vous venez en se´ance ple´nie`re dire tout ce
que vous pensez, a` n'importe quel moment, alors que
nous essayons de mener un de´bat se´rieux.
16
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, chers
colle`gues, je ne pense pas que la prise de parole dans
l'he´micycle sur un sujet de´termine´ soit exclusivement lie´e
au fait d'avoir participe´ ou non a` la re´union de commis-
sion ad hoc.
Le pre´sident : Non, monsieur Paque, mais ne nous
e´garons pas.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter, ik
zal kort zijn.
Mijnheer Vanpoucke, ik zou zoiets nooit tegen u zeggen
want ik bevestig graag dat u een actief lid bent van de
commissie voor de Binnenlandse Zaken. Ere wie ere
toekomt, zelfs als het om een CVP-er gaat. Als boven-
dien minister Van den Bossche het daarmee ook nog
eens is, dan moet men voorzichtig zijn.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister van Binnen-
landse Zaken, ik herhaal kort wat wij reeds in de com-
missie hebben gezegd met name dat wij voor de begro-
ting van dit jaar een aantal prioriteiten gelegd. We
vertrouwen erop, mijnheer de minister, dat u deze priori-
teiten zult opvolgen en kunnen realiseren.
We brengen begrip op, uiteraard geen enthousiasme,
voor het feit dat de timing inzake de politiewet niet wordt
gerespecteerd. De politiehervorming, die reeds vroeger
moest worden gerealiseerd werd eenmalig opgeschoven
naar 1 februari 2002. We hebben begrip voor het feit dat
de aanvankelijke data in de euforie van de Octopus-
akkoorden waren tot stand gekomen. De VLD dringt er
toch op aan die hervorming niet verder uit te stellen.
Vanuit de diverse korpsen en geledingen van de politie
krijgen wij de boodschap dat verder uitstel onmogelijk is.
De boodschap geldt evenzeer voor de minister van
Justitie. De datum van 1 januari 2002 wordt voor de VLD
de definitieve datum.
Mijnheer de minister, in de commissie hebt u beloofd dat
u in de loop van de maand januari een besluit zou nemen
over de afbakening van de interpolitiezones. Wij dringen
erop aan dat deze timing gerespecteerd wordt. Als men
er niet in slaagt om de grenzen van de interpolitiezones
te bepalen, dan zal men het bijzonder moeilijk krijgen om
de betrokkenen ervan te overtuigen dat men veel com-
plexere materies, bijvoorbeeld het statuut, tijdig zal kun-
nen realiseren. Ik wil hier sterk de nadruk op leggen.
Mijnheer de minister, net als iedereen in dit land wensen
wij dat Euro 2000 op een vreedzame manier verloopt. Dit
zal het imago van ons land in Europa en de rest van de
wereld positief bei¨nvloeden. Ik heb u reeds gevraagd of
u hiervoor maximaal politiemensen zult inzetten. Tot nog
toe heb ik hier echter geen antwoord op gekregen. Onder
meer de rijkswacht moet hiervoor worden ingezet. Kunt u
ons verzekeren dat de rijkswacht tijdens Euro 2000 de
engagementen die ze is aangegaan in het kader van de
interpolitiewerking - die zeer belangrijk is met het oog op
de interventie- en onthaalcapaciteit van de zonale lokale
politie - zal kunnen naleven ? Men moet ons dan in maart
of april niet komen vertellen dat de lokale rijkswacht-
brigades worden leeggezogen om te worden ingescha-
keld bij de ordehandhaving voor Euro 2000. Wij moeten
daar een duidelijk antwoord op krijgen. Euro 2000 is
immers voor de rijkswacht en de minister van Binnen-
landse Zaken niet iets dat plots uit de lucht valt. Men kent
dit al verschillende jaren. Mijnheer de minister, zal de
rijkswacht haar essentie¨le zonale taken ook tijdens Euro
2000 kunnen nakomen ? Ik hoor immers dat omwille van
Euro 2000 in bepaalde interpolitiezones de rijkswacht,
die op bepaalde nachten de interventieploeg moet leve-
ren, haar taak niet zal kunnen vervullen.
We gaan natuurlijk trachten te winnen bij het voetbal en
de orde te handhaven, maar tegelijkertijd is het ook voor
uw geloofwaardigheid van groot belang dat u ervoor
zorgt dat een minimale dienstverlening inzake de veilig-
heid van de bevolking in de rest van het land verzekerd
blijft. Ik roep u dan ook op om ervoor te zorgen dat de
hele capaciteit van de rijkswacht niet in Charleroi of
Brussel wordt geconcentreerd. Daarop zou ik zeer graag
een antwoord krijgen.
Mijnheer de minister, de discussie over het immigratie-
en asielbeleid moet nog worden gevoerd. Samen met
andere leden van de Kamer was ik echter onaangenaam
getroffen door de berichtgeving in De Morgen. Daar werd
nog eens aangetoond dat het probleem van de mensen-
handel misschien wel e´e´n van de meest fundamentele
problemen is die ons ook maatschappelijk raken. Ik
verzoek u dan ook om samen met de minister van
Buitenlandse Zaken te trachten de kwaal aan te pakken
waar ze zich in wezen voordoet. Men moet een eind
maken aan toestanden zoals deze waarvan we vorig
weekend via De Morgen kennis konden nemen. Ik heb
hier trouwens lang aan getwijfeld.
Ik spreek mij niet uit over de kwaliteit van de krant,
mijnheer Coveliers, want die is goed, maar de inhoud is
soms minder gelukkig. Ik heb echter persoonlijk lang
getwijfeld, en ik denk vele leden van de Kamer met mij,
aan het verhaal van de georganiseerde bendes die
mensen valse hoop geven. Blijkbaar is het toch wel
steeds meer zo, vooral in Europa, dat inderdaad georga-
niseerde bendes de mensen zeer bewust naar het para-
dijs van het Westen of naar Belgie¨ lokken. Ik dring aan op
ernstig overleg met uw Europese collega's en met de
minister van Buitenlandse Zaken om er werk van te
maken dergelijke netwerken op te rollen. Dat kan alleen
maar gebeuren in samenwerking met de lokale autoritei-
ten. Dat waren de voornaamste punten die ook in de
commissie ter sprake kwamen.
Ik heb nog een bedenking, afkomstig van een medewer-
ker, maar ten volle door mij onderschreven. Ik zou het
vaderschap van deze bedenking voor de minister van
HA 50
PLEN 028
17
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Willy Cortois
Ambtenarenzaken niet willen opeisen, maar nu zij van
iemand anders stamt, durf ik ze toch wel herhalen :
Voor
het departement Ambtenarenzaken stellen wij voor om
de beleidsnota in het vervolg door de regeringscommis-
saris voor de administratieve vereenvoudiging te laten
vertalen, zodanig dat zij ook leesbaar wordt voor een
doorsnee volksvertegenwoordiger, waarvan niet moet
verondersteld worden dat hij de laatste mode volgt
inzake newspeak-lingui¨stiek. Indien de regering beter,
meer en eenvoudiger wil communiceren met de bevol-
king, kan zij het niet maken om die communicatie met de
verkozenen des volks in techno-Chinees te voeren
. Ik
wilde u deze opmerking niet onthouden.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter,
de medewerker van de heer Cortois heeft blijkbaar in die
zin gelijk dat de heer Paque er niets van had verstaan.
De voorzitter : Hij heeft niet geluisterd.
De heer Willy Cortois (VLD) : Mijnheer de voorzitter, wij
begrijpen dat de regering met de aanstelling van een
informatie- en technologiemanager ernstig werk wil ma-
ken van een meer gei¨ntegreerd en gecoo¨rdineerd fede-
raal informaticabeleid. Het is de hoogste tijd om een
einde te maken aan de versnippering in de diverse
departementen. Wij vragen ons wel af of de aanstelling
van een manager wel voldoende is als niet ook wordt
gesleuteld aan de mechanismen die tot deze versnip-
perde aanpak aanleiding hebben gegeven. Ik stip nog
aan dat de VLD nauwgezet zal toezien op de realisatie
van de punten in het regeerakkoord betreffende de
administratieve vereenvoudiging en de externe evaluatie
van het federale overheidsapparaat.
Tot slot kan ik de betrokken ministers zeggen dat zij
zonder aarzelen het vertrouwen van de VLD-fractie krij-
gen.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer de voorzitter,
heren ministers, collega's, ik denk dat er toch een
evaluatie van dit debat zal worden gemaakt, alle oproe-
pen tot een actief debat ten spijt. Ik bewonder het geduld
van de ministers die waarschijnlijk heel veel horen wat zij
reeds in de commissie hebben gehoord. Ik had het woord
willen richten tot de minister van Justitie, maar die is
thans niet in de zaal.
De voorzitter : Mijnheer Erdman, ik zal hem laten zoe-
ken.
De heer Fred Erdman (SP) : Ik heb de indruk dat de
minister alleen maar wil luisteren naar de oppositie.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Ik heb de minister
van Justitie in zaal 3 gezien. Hij is een interview aan het
geven.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik zal niet in herhaling vallen. Ik heb
daarnet gezegd dat ik uw lijdensweg om telkens opnieuw
de zaken te moeten aanhoren die in commissie werden
gezegd, niet zal voortzetten. Daarvoor dienen de versla-
gen. Ik dank trouwens de verslaggever voor zijn werk-
zaamheden in de commissie voor de Justitie. Ik zal mijn
betoog beperken tot drie hoofdstukken, namelijk midde-
len, mentaliteit en vertrouwen.
Wat het budgettaire aspect betreft, had collega Van
Parys herhaaldelijk vragen over bepaalde posten in uw
begroting. Ik herinner u eraan dat hij, en ook collega
Paque, blijkbaar aanstoot namen aan het feit dat de
vrijzinnigheid de enige post was die naar hun zeggen is
verhoogd en u - terecht - te kennen hebt gegeven dat er
een nieuw ontwerp zal moeten komen in uitvoering van
het grondwetsartikel 117. Ik reken erop dat dit slechts
een aanzet is en er op dat punt geen discussie kan zijn.
Ik zou van u de bevestiging willen horen dat er inzake de
rechtshulp geen hiaat is en dat op dat vlak al het nodige
wordt gedaan. The role of the opposition is to oppose,
maar men moet redelijk blijven.
Als ik het heb over middelen, spreek ik over budgettaire
middelen, mensen, infrastructuur en logistiek. Ik heb de
indruk dat men nogal snel voorbijgaat aan het feit dat,
door de jaren heen, het budget van Justitie misschien het
enige is geweest dat is gestegen. Budgetten van be-
paalde sectoren werden jaar na jaar afgebouwd, terwijl
dat van Justitie gestadig steeg. Daarnet werd u het
verwijt gemaakt dat u het meerjarenplan voor Justitie
hebt overgenomen, maar dat houdt ook een stijging in.
Ik moet toegeven dat wij ons te laat bewust zijn geworden
van het feit dat wij het altijd op een lineaire manier over
middelen en mensen hebben gehad. Wij hebben altijd
gedacht, misschien te goeder trouw, dat het apparaat
zoals het was uitgebouwd meer mankracht nodig had en
daardoor de problemen zouden zijn opgelost. Dat is
uiteraard fundamenteel fout in een snel veranderende
maatschappij, die moet worden aangepast volgens de
noden ervan. Meer en meer komen wij tot de vaststelling
dat er veel beter werk zou worden gemaakt van infra-
structuur en logistiek. minister Gol zei indertijd dat de
zaligmakende formule van de alleenzetelende rechter
alles zou oplossen. Welnu, men stelde vast dat, bijvoor-
beeld in Gent, waar er een kamer van drie rechters
zetelde van 9 tot 12 uur, er nadien drie kamers zetelden,
maar dan van 9 tot 10 uur, van 10 tot 11 uur en van 11 tot
12 uur omdat er maar e´e´n zittingzaal was.
Het probleem is een gebrek aan logistieke ondersteu-
ning. Er werden weliswaar inspanningen geleverd, maar
het ware beter geweest het gerecht op dat ogenblik
volledig en globaal te informatiseren, want tegenwoordig
wordt men nog steeds geconfronteerd met de incompa-
tibiliteit van de verschillende systemen.
18
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
Voorts moet er uiteraard een belangrijke hoeveelheid
informatie worden verwerkt. Mijnheer de minister, ik zal u
niet vragen mij de lijsten te bezorgen van alle adviesco-
mite´s en van alle mogelijke commissies die u advies
moeten verstrekken over deze of gene afzonderlijke
thema's, want ik vermoed dat zulks u onmogelijk is. Wel
maak ik u erop attent dat u in dat euvel verviel toen u,
speciaal voor de Brusselse situatie, een specifieke com-
missie oprichtte.
De adviesverstrekking moet deel uitmaken van een glo-
baal project zodat men, vertrekkend van een geglobali-
seerde adviesstructuur, deeladviezen kan bekomen,
eventueel aangevuld door bepaalde deskundigen op
bepaalde terreinen. Momenteel ontvangt u, omwille van
het gebrek aan overleg, diverse en soms tegenstrijdige
echo's, met alle gevolgen van dien wat de doelmatigheid
ervan betreft.
Op het vlak van het statistisch materiaal - dat zich
evenwel nog in het beginstadium bevindt - is er een
kleine verbetering zichtbaar. Op dat gebied werd door uw
voorgangers ook al een zekere inspanning geleverd.
Immers, iedereen herinnert zich wellicht de tijd toen de
statistische gegevens van de rechtbanken vijf of zes jaar
op zich lieten wachten alvorens zij konden worden be-
oordeeld en dan waren zij niet eens allemaal vergelijk-
baar.
Er is ook de constante evaluatie van al wat er gebeurt op
het terrein. Er bestaat thans een wetgeving met betrek-
king tot de evaluatie van de wetgeving, maar nu moet de
doelmatigheid van de wetten nog kunnen worden gee¨va-
lueerd. In dat verband hoorden wij nieuwe ideee¨n en
persoonlijk ben ik zeer gevoelig voor het idee dat onder-
zoeksrechter Vandermeersch vandaag via de pers lan-
ceerde, met name om een Angelsaksische benadering te
overwegen, in die zin dat wanneer een persoon beken-
tenissen aflegt, alleen nog korte debatten worden gehou-
den over de sanctie. Wellicht zou dit een groot deel van
de gerechtelijke achterstand kunnen oplossen.
Ik stel voor die nieuwe ideee¨n uit te testen en creatief te
zijn. Volgens sommigen zal dit moeilijk juridisch worden
ingekleed, maar is het werkelijk ondenkbaar om be-
paalde ideee¨n aan de realiteit te toetsen, na bepaalde
afspraken en eventueel zelfs met het akkoord van be-
trokkenen, om alzo de degelijke nieuwe aanpak uit te
bouwen waaraan wij dringend nood hebben ?
Ik kom thans tot het tweede thema van mijn betoog, meer
bepaald de mentaliteit. Mijnheer de minister, op een
gegeven ogenblik lanceerden uw voorgangers de idee
om de actoren inzake Justitie rond de tafel te plaatsen. Er
vonden inderdaad conferenties plaats, maar zonder veel
gevolg. Blijkbaar was het voor de betrokkenen zelfs
ongewoon om met elkaar te praten.
Waarom wordt de nieuwe mentaliteit niet gevolgd ? Men
moet niet steeds voorhouden
als zou de wil tot hervorming in het Justitiehuis ontbre-
ken. Sommige magistraten, griffiers, advocaten zijn im-
mers wel degelijk bereid om een nieuw concept aan te
nemen. Dat moet niet telkens gepaard gaan met meer en
nieuwe middelen, maar met een nieuwe aanpak en een
nieuwe mentaliteit. Het zijn in de eerste plaats wij die de
nieuwe mentaliteit optimaal moeten stimuleren.
De politieke wereld moet terzake een voortrekkersrol
spelen. Ik verwijs naar de Octopusonderhandelingen. De
toenmalige oppositie heeft erop gewezen dat de onder-
handelingen slechts mogelijk werden na een dramati-
sche gebeurtenis. De politieke wereld heeft nood aan
een brede consensus. De SP is bereid mee te werken
aan de mentaliteitswijziging op voorwaarde dat de basis-
principes van een rechtsstaat gevrijwaard blijven. De SP
zal niet aanvaarden dat afstand wordt gedaan van basis-
principes zoals de rechten van de mens, de rechten van
de verdediging en het vermoeden van onschuld, ook niet
om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke omstandighe-
den.
Mijnheer de minister, de SP is bereid mee te werken aan
het drieluik waarvan de preventie het eerste punt is.
U wilt de preventie uitwerken in samenwerking met het
departement van Binnenlandse Zaken dat terzake een
belangrijke rol zal spelen bij de uitwerking van de con-
tracten met steden en gemeenten. Preventie zal even-
eens een aandachtspunt van de regeringscommissaris
Picque´ moeten zijn. De Gemeenschappen en Gewesten
moeten
betrokken
worden
bij
de
uitwerking
van
preventiemaatregelen. Repressie kan slechts worden
toegepast als de andere middelen gefaald hebben.
Mijnheer de voorzitter, collega's, niet alleen de politiek
moet een mentaliteitswijziging doormaken, ook op het
terrein moet het roer worden omgegooid. Men moet
afstappen van een negatieve houding ten opzichte van
elke nieuwe aanpak. Heel wat mensen willen meewerken
aan vernieuwing en verandering. Het is jammer dat
alleen negatieve reacties uitgebreid ter sprake komen.
De positieve houding van velen zal moeten worden
gestimuleerd.
Een positieve houding geldt eveneens voor de media en
de relatie van Justitie met de media. Ik zal de conclusies
van het colloquium dat in de Senaat werd georganiseerd
over media en justitie niet herhalen.
Mijnheer de minister, Justitie moet transparanter worden.
De woordvoerders van rechtbanken, parketten en van uw
departement kunnen hierin een belangrijke rol spelen.
HA 50
PLEN 028
19
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
De media moeten de bevolking echter duidelijk maken
dat oplossingen niet in e´e´n dag kunnen gerealiseerd
worden. Een ontwerp van de regering is nog geen
beslissing. Na de behandeling en de goedkeuring in het
parlement moet de nieuwe wet worden uitgevoerd.
Laten we dit klaar en duidelijk stellen. Ik doe een beroep
op de minister van Justitie en zijn departement om bij de
goedkeuring van een wet in het parlement een tekst klaar
te hebben waarin deze wet in een voor de bevolking
verstaanbare taal wordt uitgelegd. Spijtig genoeg hante-
ren wij een juridisch jargon dat de burger niet noodzake-
lijkerwijze
begrijpt,
hoewel
de
burger
de
rechts-
onderhorige is die de wetten moet naleven. Vroeger
reeds werd naar aanleiding van bepaalde initiatieven een
dergelijke tekst opgesteld, maar misschien was die toch
nog te ingewikkeld. Laten we de moderne technologie
gebruiken om de burger te informeren zodat hij duidelijk
weet waarover het gaat.
Een laatste punt is het gebrek aan vertrouwen. Dit is
geen nieuw probleem. Het is ons lot om hier nu te
debatteren, maar misschien zouden we beter in Parijs de
tentoonstelling van Daumier bezoeken zodat we kunnen
vaststellen dat Justitie niet alleen vandaag onder schot
ligt. Ik heb een tekst van Rabelais bij me waarin de
Justitie op een afgrijselijke wijze wordt afgekraakt. Ik
beperk mij tot een uitspraak van professor Tunc :
La
justice est me´prise´e par les riches et conspue´e par les
pauvres
. Dat is haar lot, maar toch is in het najaar van
1996 iets fundamenteel verandert. Tot dan werd Justitie
misprezen en eventueel aangevallen, maar een uit-
spraak van de rechter werd aanvaard, weliswaar soms
tegen de zin in van degene in wiens nadeel ze uitviel. Dit
vertrouwen is na de afgrijselijke zaak die ons in het
najaar van 1996 heeft getroffen, weggee¨bd. Deze pole-
miek duurt tot op de dag van vandaag in de dag- en
weekbladen voort. Rechterlijke beslissingen geven aan-
leiding tot polemieken, zelfs als ertegen beroep wordt
aangetekend en ze worden herroepen. Die polemieken
gaan niet zozeer over de motivering, die nochtans door
de rechter moet worden gegeven, maar wel over de
uitspraak zelf. Niet alleen de betrokkenen, maar ook de
publieke opinie is in kampen verdeeld. Ik meen dat de
minister de taak heeft om met de middelen waarover hij
beschikt werk te maken van het herstel van dit vertrou-
wen. Dit vertrouwen zal in de eerste plaats alleen kunnen
worden hersteld wanneer het gerechtelijk apparaat be-
hoorlijk werkt. Er is echter meer. De heer Verwilghen is
minister van Justitie, in het Frans la Justice. In het
Nederlands is het justitie, het justitieapparaat. La justice
betekent echter ook gerechtigheid. We moeten de bevol-
king het gevoel geven dat dit apparaat weer garant staat
voor het brengen van gerechtigheid in de samenleving.
M. Claude Desmedt (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, messieurs les ministres, chers colle`gues, dans
le cadre de la discussion du budget du ministe`re de la
Justice pour l'anne´e 2000, je me permettrai d'e´voquer
quelques sujets qui me paraissent prioritaires.
Il me semble toujours indispensable de rappeler le pro-
ble`me de l'arrie´re´ judiciaire qui a pris, depuis quelques
anne´es, une telle ampleur qu'il sape re´ellement la
confiance des citoyens dans la justice, dont l'organisation
repre´sente cependant une mission essentielle de l'Etat.
Cette situation concerne tous les secteurs de l'organisa-
tion judiciaire, mais surtout les litiges d'ordre civil devant
les tribunaux de premie`re instance et les cours d'appel. Il
est vrai que les causes de cet arrie´re´ sont diverses. Le
citoyen fait de plus en plus appel aux tribunaux pour
trancher des litiges dont ils n'auraient jamais e´te´ saisis
ante´rieurement. L'on demande me^me aujourd'hui a` un
tribunal de pouvoir e^tre admis dans un e´tablissement
scolaire. Mais cette situation existe bel et bien et les
pouvoirs publics doivent en conse´quence organiser la
justice de fac¸on a` re´pondre a` ces nouveaux besoins.
Il est vrai aussi que les acteurs du proce`s - magistrats et
avocats - portent parfois aussi une part de responsabilite´
dans ces retards.
Mais il est incontestable que le manque d'effectifs en est
la raison essentielle. En effet, si des causes attendent
des anne´es pour e^tre juge´es, c'est bien en raison de
l'encombrement des ro^les. La loi du 20 juillet 1998 a
voulu apporter une solution a` ce proble`me en pre´voyant
la cre´ation de 238 nouveaux postes de magistrats.
Cependant, ces cre´ations devaient s'e´taler sur deux ans
et pourtant, aujourd'hui, 284 postes ne sont pas encore
pourvus, ce qui signifie en clair que nous sommes en fait
au-dessous du cadre ante´rieur a` la loi de 1998.
Pourquoi de`s lors la magistrature ne fait-elle pas re-
cette ? Il est manifeste que, tenant compte de la pression
fiscale, nos magistrats sont parmi les moins re´mune´re´s
des pays de l'Union europe´enne. D'autre part, les ma-
gistrats du parquet ne me`nent pas une vie facile, tant au
niveau de leur charge de travail que de leurs horaires.
Par ailleurs, il faut admettre que malgre´ les nombreuses
re´formes, les proce´dures de nomination restent trop
longues : des sie`ges demeurent parfois vacants pendant
des mois, alors que la date de la mise a` la retraite du
titulaire e´tait connue depuis longtemps.
La re´sorption de l'arrie´re´ judiciaire est un de´fi majeur, qui
conditionne d'ailleurs la re´ussite de toutes les re´formes a`
entreprendre.
En tant que parlementaire bruxellois, je voudrais ajouter
que la situation est encore plus pre´occupante a` Bruxelles
qu'ailleurs, comme les chiffres le de´montrent. Ainsi
manque-t-il a` Bruxelles 32 juges au tribunal de premie`re
20
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Desmedt
instance, contre 11 a` Anvers et 10 a` Lie`ge. Pour les
substituts, les chiffres sont respectivement de 17 a`
Bruxelles, 18 a` Anvers et 6 a` Lie`ge. La proble´matique
linguistique en constitue un e´le´ment essentiel. En effet,
re´gimes linguistiques confondus, il y a eu a` l'examen
linguistique 15 re´ussites sur 77 en mars 1998, 23 sur 85
en octobre 1998, et 10 sur 61 en mars 1999. Ce sont des
chiffres que je tire d'une re´ponse a` une question parle-
mentaire.
J'attends donc avec impatience, monsieur le ministre, les
solutions que vous proposerez dans les prochaines
semaines pour Bruxelles. Il est e´vident que l'objectif est
d'obtenir des magistrats compe´tents et en nombre suffi-
sant pour rendre la justice dans des de´lais raisonnables,
pluto^t que de s'attacher a` des exigences excessives de
bilinguisme pour des magistrats qui ne peuvent de toute
fac¸on sie´ger que dans la langue de leur diplo^me.
Ce jeudi, le Se´nat proce´dera a` l'e´lection des membres
externes du Conseil supe´rieur de la justice. J'espe`re que
cette nouvelle instance capitale pourra rapidement, mon-
sieur le ministre, e^tre ope´rationnelle, notamment dans le
cadre des promotions et des nominations de magistrats.
Elle permettra peut-e^tre d'acce´le´rer les proce´dures.
Vous me permettrez a` pre´sent d'e´voquer rapidement
quelques proble`mes concernant le droit et la proce´dure
pe´nale. Me^me si vous aviez a` cet e´gard, monsieur le
ministre, quelques re´ticences, l'on peut conside´rer que la
commission pour la re´forme de la proce´dure pe´nale,
pre´side´e par M. Franchimont, a fait du bon travail et
qu'elle doit l'achever. Je crois pouvoir de´duire des de´bats
tenus en commission que vous partagez e´galement ce
sentiment, mais j'aimerais tout de me^me que vous puis-
siez le confirmer ici.
Vous avez, lors des de´bats en commission, souleve´ le
proble`me de l'incompressibilite´ des peines. C'est une
formule que je n'aime gue`re, mais nous ne devons pas
nous enfermer dans des questions de vocabulaire. En
fait, cette incompressibilite´ existe de´ja` dans le cadre de la
loi Lejeune qui fixe un seuil, au tiers ou aux deux tiers
selon les cas, en-dec¸a` duquel on ne peut pas e^tre libe´re´.
Vous souhaitez que ce seuil soit fixe´ par le juge de fond
et puisse e^tre modifie´ par la suite selon les circonstances
et le comportement du condamne´. Cela a l'avantage
d'individualiser la possibilite´ de libe´ration anticipe´e et je
pourrais souscrire a` cette formule pour autant qu'un
chiffre maximum soit fixe´ a` cette partie incompressible de
la peine, car dire a` un condamne´ qu'il ne pourra pas e^tre
libe´re´ avant 18 ou 20 ans, c'est le pousser au de´sespoir
et ne pas permettre son e´ventuel amendement.
Il est e´vident que dans le cadre de cette proble´matique,
monsieur le ministre, nous sommes particulie`rement
satisfaits de votre intention de cre´er un ve´ritable tribunal
d'application des peines qui se substituera aux commis-
sions de libe´ration conditionnelle. Durant la le´gislature
pre´ce´dente, nous avions vainement plaide´ pour la cre´a-
tion de ce tribunal.
La surpopulation des prisons constitue e´galement un
phe´nome`ne pre´occupant. Il y a actuellement 8 270 de´te-
nus pour 7 680 places. Dans les prochaines anne´es,
1 404 places nouvelles seront cre´e´es. Mais nous savons
que cela ne re´soudra pas le proble`me puisque cela
ame`nera sans doute a` incarce´rer davantage et pour plus
longtemps. A cet e´gard, et sans anticiper sur un de´bat
que nous aurons dans quelques semaines, on peut
s'interroger sur l'influence qu'aura la loi sur la comparu-
tion imme´diate sur le nombre de de´tenus. Il est e´vident
qu'il y a actuellement trop de personnes arre^te´es dans le
cadre de la de´tention pre´ventive et que la loi de 1990 a
e´te´ un e´chec. Il faut donc de´velopper les mesures
alternatives a` la prison.
La lutte contre la criminalite´ organise´e constitue une des
priorite´s du gouvernement. Il faut donc rapidement, et en
suivant en cela les conclusions de la commission d'en-
que^te du Se´nat, le´gife´rer a` propos de la recherche
proactive, des techniques spe´ciales d'enque^te et du sort
des repentis, car ces questions sont en chantier depuis
des anne´es.
De me^me, en ce qui concerne le droit pe´nal s'appliquant
aux mineurs, les commissions re´unies de la Chambre et
du Se´nat ont discute´, en mars 1996 - il y a donc pre`s de
4 ans - des conclusions de la commission Corne´lis et
depuis, aucun texte ne nous a e´te´ soumis.
Vous n'e^tes e´videmment pas responsable de cette situa-
tion, monsieur le ministre, mais a` pre´sent, il y a urgence.
Les accords Octopus pre´voient la suppression des juri-
dictions militaires. Un groupe de travail a examine´ cette
proble´matique durant la le´gislature pre´ce´dente. Pourriez-
vous, monsieur le ministre, pre´ciser vos intentions a` cet
e´gard ? Je sais qu'il ne s'agit pas la` d'un point prioritaire
ou essentiel mais un accord a e´te´ conclu sur cette
question et je souhaiterais que nous puissions progres-
ser en la matie`re.
Enfin, je voudrais soulever, monsieur le ministre, le
proble`me de l'application de l'article 181 de la Constitu-
tion pre´voyant la prise en charge par l'Etat du traitement
des de´le´gue´s des morales non confessionnelles.
Depuis plusieurs anne´es, cette disposition constitution-
nelle ne trouve pas son application. Le gouvernement
pre´ce´dent avait de´pose´ un projet de loi en ce sens le
5 fe´vrier dernier. Ce projet n'a pu e^tre discute´ faute de
temps et, apparemment, vous ne semblez pas vouloir le
HA 50
PLEN 028
21
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Desmedt
reprendre a` votre compte. De`s lors, je vous remercie de
nous pre´ciser quand un nouveau projet pourra e^tre
pre´sente´, car il est inadmissible que la volonte´ du cons-
tituant ne soit pas respecte´e.
Voila` donc monsieur le ministre, les quelques proble`mes
que je souhaitais e´voquer. Je l'ai fait rapidement mais
notre temps de parole est limite´.
Je tiens, en tout cas, monsieur le ministre, a` vous
exprimer notre confiance car nous sommes certains que
vous pourrez re´soudre ces proble`mes.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik
denk niet dat ik veel toehoorders zal verbazen als ik zeg
dat het Vlaams Blok ervan uitging dat alvast inzake
justitie er minder oppositiewerk zou moeten worden
gevoerd, dat het met de zo beloftevolle Verwilghen
moeilijk anders kon dan beter gaan, sterker nog, dat er
een dag zou komen dat wij u zouden moeten feliciteren
voor de ommekeer.
Na vijf maanden Verwilghen op Justitie moeten wij echter
vaststellen dat de nieuwe minister van Justitie zwaar
ontgoochelt en dat er van enige ommekeer geen sprake
is. Integendeel, het nieuwe justitiebeleid sluit naadloos
aan bij het vorige. Dit is het eerste en daarom ook
belangrijkste begrotingsdebat van deze regering. Het is
nu dat de bakens moeten worden uitgezet. Het is nu dat
deze regering had moeten aangeven welke richting het
zou uitgaan. Welnu, met deze begroting worden er geen
nieuwe perspectieven geboden op beterschap. Met deze
beleidsnota wordt het duidelijk dat de situatie op essen-
tie¨le terreinen - ik denk hierbij vooral aan het strafbeleid,
het gevangenisbeleid, het jeugdstrafbeleid, de werking
van de parketten - helemaal verkeerd dreigt te lopen
omdat de hoop en de verwachting die de VLD met zijn
veiligheidsplan had geschapen helemaal niet wordt inge-
willigd en omdat deze beleidsnota overduidelijk geschre-
ven werd met de groene inkt van het laksisme.
Laten wij beginnen met de begrotingscijfers zelf. Waar is
de tijd dat Marc Verwilghen als kamerlid en als voorzitter
van de commissie-Dutroux eiste dat het justitiebudget
zou verdubbelen en zei dat er een grote inhaaloperatie
nodig was. Kamerlid Verwilghen had overschot van ge-
lijk. Vandaag moeten wij vaststellen dat deze begroting
gewoon de voortzetting is van het huidige meerjarenplan
van de vorige regering en helemaal niet de grote sprong
voorwaarts inhoudt die was verhoopt. Het is zo erg dat
zelfs de heer Van Parys, uw voorganger, die het meerja-
renplan mee vorm had gegeven en in het verleden zelf
veel te weinig had gedaan voor het justitiebudget, ver-
ontwaardigd is. De pot verwijt nu de ketel dat deze
regering geen prioriteit maakt van justitie. De minister
antwoordt daarop dat de extra inkomsten pas worden
verwacht met de privatisering en dat wij gebonden zijn
door het beleid van de vorige regering. Vanaf volgend
jaar zou alles echter veranderen, dan zullen de vele
miljarden komen.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat er wel degelijk extra
inkomsten zijn. Deze regering verdeelt in 2000 tientallen
miljarden meer, maar die middelen gaan niet naar Justi-
tie. Deze regering had wel degelijk in 2000 prioriteit
kunnen geven aan dit departement, maar dit gebeurt niet.
Tijdens de begrotingsbesprekingen wist u nagenoeg
niets uit de brand te slepen. De sommen die u voor 2001
en de volgende jaren voorhoudt - daarmee zitten wij al in
de helft van deze legislatuur - zijn dan ook niet meer dan
zoethouders en worden niet hardgemaakt door concrete
projecten of een concreet meerjarenplan. Als ik vaststel
dat zelfs voor het snelrecht geen voldoende middelen
worden binnengerijfd en dat uw regeringspartners u het
er zelfs bijzonder moeilijk mee maken, dan vrees ik dat u
een groot deel van de miljarden waarmee u in de
commissie hebt gegoocheld, op uw buik kunt schrijven.
Zo kom ik tot de inhoud van uw beleidsnota. Hoe kan het
ook anders, maar ik zal mij toespitsen op het strafbeleid
sensu lato dat inderdaad een belangrijk deel uitmaakt
van uw beleidsnota. Mede omdat het Vlaams Blok al
jaren van de harde aanpak van de criminaliteit een thema
heeft gemaakt, met het evidente applaus bij de bevolking
hiervoor, begon de VLD uiteindelijk ook aandacht te
besteden aan het veiligheidsthema, stelde een eigen
veiligheidsplan op en beloofde aan de kiezer een kordate
aanpak. In de praktijk zien wij dat het tegenovergestelde
gebeurt, dat het beleid van het extreme laksisme van de
vorige regeringen wordt voortgezet en zo mogelijk nog
wordt verscherpt en dat er zeker geen perspectief wordt
geschapen voor me´e´r veiligheid.
Ik wens dit thema op te splitsen in vier korte onderdelen.
Ten eerste, het straftoemetingsbeleid en de alternatieve
straffen; ten tweede, het gevangenisbeleid; ten derde, de
voorlopige hechtenis en het snelrecht; ten vierde, het
jeugdsanctierecht.
Laat mij wat dat betreft een zin uit de beleidsnota citeren,
namelijk de volgende :
Van de gevangenisstraf zou
enkel gebruik mogen worden gemaakt indien de delin-
quent een ernstige bedreiging vormt voor de fysieke
integriteit van de burgers of als bijkomende leed-
toevoeging in het kader van het herstelrecht. In alle
andere gevallen dient gebruik gemaakt te worden van
alternatieve maatregelen en straffen.
De gevangenis moet dus in uw optie de grote uitzonde-
ring worden en mag alleen nog dienen voor de zeer
zware gevallen. De alternatieve straf moet de regel
worden. Elders staat dat ook de strafbepalingen moeten
worden aangepast en dat de alternatieve straffen in het
22
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Strafwetboek moeten worden ingeschreven. Binnenkort
zullen we dus iets te lezen krijgen in de zin van :
Hij die
waardepapieren vervalst, zal worden gestraft met mini-
mum 15 en maximaal 60 uren keukenhulp in het bejaar-
denhuis van Dadizele. Hij die diefstal pleegt met geweld,
zal worden gestraft met het planten van radijzen voor de
Sint-Blasiuskliniek van Dentergem.
Wij zijn niet gekant tegen alternatieve straffen omdat die
nuttig kunnen zijn, namelijk voor iemand die voor de
eerste keer met het gerecht in aanraking komt, en
wanneer die alternatieve straffen door de delinquent
opgevat worden als een laatste waarschuwing want dat
er anders nog een veel zwaardere straf te wachten staat.
Wanneer de alternatieve straffen de regel worden en
wanneer het openbaar ministerie veel meer gaat vragen
om alternatieve straffen uit te spreken, ook voor recidi-
visten, wat nu wettelijk al mogelijk is, en zeker wanneer u
van deze alternatieve straffen de norm maakt, verdwijnt
het afschrikkend karakter van onze strafwetgeving. Dan
ridiculiseert u ons strafrecht. Nu reeds beschikt de straf-
rechter met de opschorting, het uitstel en de probatie
over nuttige instrumenten om gevangenisstraf te vermij-
den. Nu al wordt er via seponering en strafbemiddeling
alles voor gedaan om zo weinig mogelijk mensen een
effectieve gevangenisstraf te geven. Wanneer criminelen
dan toch een gevangenisstraf krijgen, is die doorgaans
dubbel en dik verdiend. Dan nog wordt het onmogelijke
gedaan om die straf in te korten en te verzachten zodat
er nauwelijks nog iets van overblijft. Via allerlei kunstgre-
pen en volstrekt illegale vrijlatingsbepalingen, zoals de
vrijlating met het oog op genade, is de ondergrens al lang
bereikt. Het is bijgevolg immoreel om de beslissingen en
de positie van de strafrechter nog verder te ondermijnen.
Op die manier zal geen enkele crimineel ons strafbeleid
nog ernstig nemen.
Echt vernieuwend daarentegen zou zijn geweest dat de
permanente noodmaatregelen en afvloeiingstechnieken
voor de gevangenissen zouden worden stopgezet en dat
de uitgesproken straffen opnieuw zouden worden uitge-
voerd. Dat zou een duidelijk signaal in de goede richting
zijn geweest. Dan zouden er enkele duizenden bijko-
mende cellen moeten worden ingericht, zoals bijvoor-
beeld in het overigens zo tolerante Nederland, dat dubbel
zoveel gevangeniscapaciteit heeft en niet zo dwaas is het
strafuitvoeringsbeleid te laten bepalen door een wet-
Lejeune.
Daarmee belanden we bij het tweede onderdeel, het
gevangenisbeleid. Ook daarvoor verwijs ik naar de
beleidsnota van de minister waarin het volgende staat :
Men mag niet verwachten dat een gedetineerde die
jarenlang functioneert in een systeem van gunsten en
verstoken blijft van formeel afdwingbare rechten en die in
moeilijke omstandigheden moet leven, zich bij zijn invrij-
heidstelling plots normconform zal gedragen en zich in
zijn relatie tot de maatschappij en zijn medemens zal
laten leiden door de principes van de rechtsstaat.
Wat een onzin, mijnheer de minister. Wat een blamage
voor de tienduizenden mensen die ooit in de gevangenis
hebben gezeten en zich nadien we´l herpakt hebben en
zich we´l hebben laten leiden door de principes van de
rechtsstaat. Het kan dus wel degelijk en vele mensen
bewijzen dit. Dit zinnetje typeert heel het sfeertje dat
deze regering rond het gevangeniswezen cree¨ert. Een
gevangenis is per definitie slecht en men kan er alleen
maar slechter uitkomen, dus mogen die straffen enkel
worden gegeven aan personen die een fysieke bedrei-
ging vormen voor de samenleving.
Natuurlijk moet aan het gevangeniswezen veel worden
verbeterd. Natuurlijk is het een schande dat in dit land
geen beginselenwet bestaat die het gevangeniswezen
regelt.
De wereldvreemde KUL-professor Dupont gaat echter
veel te ver. Hij wil de gevangene zodanig vertroetelen,
zodanig veel comfort bieden en zodanig behoeden voor
de zogenaamde detentieschade dat de gevangenissen
het karakter dreigen aan te nemen van kuurhotels.
Na de debatten in de commissie, blijft mijn verwijt dat uw
beleidsnota getuigt van een zeer eenzijdige visie op het
strafrecht. Natuurlijk zijn er een aantal positieve aspec-
ten. Natuurlijk valt het toe te juichen dat men de daders
wil stimuleren om de slachtoffers te vergoeden. Deze
gedachte is geen innovatie. Ze bestaat al lang. Natuurlijk
ook moeten er veel meer mensen en middelen komen
om gedetineerden na hun straf te begeleiden en te
controleren. We zeggen het reeds lang.
Maar door de verzorging van de gevangene volledig
centraal te stellen, wordt de voorbeeldfunctie van de
gevangenisstraf en het ontradend karakter ervan hele-
maal naar de achtergrond gedrukt.
Over snelrecht en voorlopige hechtenis werden reeds
een aantal zaken gezegd. Een van de enige punten uit
uw programma die op de agenda werden geplaatst, is het
snelrecht voor stadscriminelen. Precies op dat punt ligt u
zwaar onder vuur en is het allesbehalve zeker dat uw
regeringspartners uw plannen zullen ondersteunen. Ge-
tuige daarvan zijn de krampachtige pogingen van VLD-
fractieleider Coveliers om dit dossier aan de versoepeling
van de toekenning van de nationaliteit te koppelen.
Tot nu toe ontbreken alle middelen om dit snelrecht te
realiseren. Het ziet er niet naar uit dat er tijdig voldoende
rechters zullen worden aangewezen, zeker niet voor
Euro 2000. Indien men dit snelrecht op een consequente
wijze wil doorvoeren, zal men bovendien bijkomende
celcapaciteit moeten cree¨ren en ook daarin wordt niet in
voldoende mate voorzien.
HA 50
PLEN 028
23
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Ik vrees e´e´n zaak - we werden erop attent gemaakt door
niemand minder dan de vorige minister van Justitie, de
heer Tony Van Parys - en dat is dat men absoluut iets in
handen
wilde
hebben
voor
de
gemeenteraads-
verkiezingen, waarmee de straatcriminaliteit kon worden
bestreden. Hij wees erop dat men weerwerk wilde bieden
aan het Vlaams Blok. In Gent heeft hij er terecht electo-
rale nachtmerries aan overgehouden.
Ik vrees dat het snelrecht niet meer wordt dan een fetisj,
een fopspeen om het traditionele CVP- en VLD-publiek in
de schaapsstal te houden. In de praktijk zal op het terrein
door het gebrek aan mensen en middelen weinig veran-
deren.
Van de straatcriminaliteit is het geen grote overstap naar
de jeugddelinkwentie. Mijnheer de minister, ik citeer
opnieuw uit uw beleidsnota. Geen gesloten detentie-
centrum voor minderjarigen zal in gebruik kunnen wor-
den genomen zolang er geen wetsontwerp is aanvaard
betreffende de interne en externe positie van de minder-
jarige gedetineerden.
Dit is zelfs geen voortzetting meer van het lamentabele
beleid van uw voorgangers. De heer Van Parys was op
het einde van zijn ministerschap na 27 aanmaningen
eindelijk tot het besef gekomen dat uw departement wel
degelijk bevoegd is en had de oprichting van jeugdge-
vangenissen in het vooruitzicht gesteld.
U gaat nu op de rem staan en stelt dit voor onbeperkte
tijd uit tot er ooit werk zal zijn gemaakt van het jeugd-
detentierecht of het jeugdsanctierecht.
Met andere woorden, de eerste gesloten detentiecentra
van Justitie komen er ten vroegste tegen het einde van
deze legislatuur, tenzij de groenen weer dwarsliggen.
Mijnheer de minister, ik heb het reeds vaak gezegd en zal
het blijven herhalen : de parketten en de stadsbesturen
schreeuwen om gesloten centra, omdat de jeugdbendes,
de bendes van jonge vreemdelingen, steeds grotere
delen van de steden en soms de hele binnenstad - denk
maar aan Mechelen - totaal onleefbaar maken.
Het jeugdparket van Brussel schreeuwt om een gesloten
instelling omdat het met de minderjarige prostituees geen
blijf weet. Het voorbeeld van de 8 illegale jonge Albanese
prostituees haalde recent nog het nieuws. Een van de 8
heeft men kunnen plaatsen; de andere 7 heeft men laten
gaan omdat nergens opvang mogelijk was.
Door de zaken op zijn beloop te laten is Justitie zelf
verantwoordelijk voor de toenemende jeugddelinquentie.
Door het bewuste beleid van straffeloosheid moedigt
Justitie de jeugdcriminaliteit verder aan. Mijnheer de
minister, u bent hierdoor in feite medeplichtig. Ik geef
even een voorbeeld. Onlangs was ik in debat met pater
Leman, een man die op dit terrein een onverdachte bron
is. Hij kloeg zelf aan dat het met de vreemdelingendelin-
quentie in Brussel de spuigaten uitloopt en dat dit in grote
mate het gevolg is van het lamentabele justitiebeleid. Hij
vroeg het publiek of men wist hoeveel keer men in
Brussel gepakt moet worden bij het stelen van een
handtas van een dame vooraleer men voor de jeugdrech-
ter verschijnt, laat staan veroordeeld wordt ? Men moet
zeven keer aangehouden worden vooraleer men uitein-
delijk voor de jeugdrechter wordt gebracht. Dat zijn de
statistieken. Het verbaasde mij zelfs. Blijkbaar is dit
echter de praktijk in Brussel.
Hoe wilt u dat jonge criminelen in een dergelijke situatie
nog enig respect opbrengen voor onze normen en wet-
ten ? Als er e´e´n reden is waarom politieagenten uit
Brussel wegvluchten, dan is het omdat zij door de
disfuncties van de justitie uitgelachen en bespot worden
en omdat zij de pispaal zijn geworden van twaalf-,
dertien- en veertienjarige vreemdelingen die zich onge-
naakbaar voelen en daarbij nog eens onophoudelijk
vertroeteld worden door het regime.
Mijnheer de minister, de centrale boodschap voor de
criminelen is duidelijk in deze beleidsnota. Er komt
helemaal geen verstrenging van het strafbeleid, integen-
deel zelfs. We hebben vandaag reeds het meest dader-
vriendelijke strafrecht in Europa. Op dat vlak hebben we
trouwens zelfs een internationale reputatie gekregen.
Met uw beleid wordt het voor misdadigers allemaal nog
een stuk aantrekkelijker. Deze beleidsnota is met opval-
lend veel groene inkt geschreven. De minister van Jus-
titie ontpopt zich meer dan ooit als een man met fluwelen
handschoenen voor de criminelen. Als u met deze
beleidsnota de almaar stijgende criminaliteit te lijf wil
gaan - u wou de cijfers van de criminaliteit immers
procentueel omlaag halen - dan maakt u zichzelf en de
bevolking wat wijs. Het zal de komende jaren alleen maar
erger worden.
In deze beleidsnota staat overigens nauwelijks iets te
lezen over de werking van de parketten die toch centraal
zouden moeten staan in de bestrijding van de criminali-
teit. Het onvermogen van deze samenleving om het
hoofd te bieden aan de misdaad heeft veel minder te
maken met de moeilijkheden bij de politiediensten dan
met het onvermogen van de parketten om de werklast de
baas te kunnen en met het ontstellend gebrek aan
geschoolde en gekwalificeerde mensen die de georgani-
seerde misdaad te lijf kunnen gaan. Zowel qua huisves-
ting als personeel en middelen is het met onze parketten
abominabel gesteld. Niets wijst erop dat er snel verbete-
ring zal komen. Integendeel, door de verticale integratie
van de parketten zal de werkoverlast en de chaos binnen
afzienbare tijd nog toenemen.
Mijnheer de minister, tot slot is er het communautaire luik.
Ik reken hier uitdrukkelijk niet het dossier van de Natio-
nale Orde van Advocaten bij. Het zou immers verkeerd
24
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
zijn het zo voor te stellen alsof de Vlamingen hier eisende
partij zijn. De Franstaligen zijn dit even goed want de
Nationale Orde is dood. Het enige dat u hier moet doen
is notaris spelen en de erfenis van de orde verdelen
onder de Vlamingen en de Franstaligen. Dit is dus in
wezen geen echt communautair dossier.
Wat zeker wel een communautair dossier is waarin de
eisen van Vlamingen en Walen zeer sterk verschillen, is
de problematiek van het gerecht in Brussel. Mijnheer de
minister, het zou volstrekt onaanvaardbaar zijn als u zou
ingaan op de Franstalige eis om de taalwet te wijzigen
zolang de rechtbank en het parket in Brussel e´e´n blijven
waardoor de Vlamingen in Halle-Vilvoorde in de kou
worden gelaten. Het gaat hier om een institutioneel debat
dat thuishoort in de Costa. Ik kan mij niet inbeelden dat u
de hefboom om het gerechtelijk arrondissement te split-
sen uit handen zou geven door nu eenzijdig de Fransta-
ligen ter wille te zijn. Nadien is het immers te laat en
wordt het veel moeilijker om de noodzakelijke splitsing
van dit arrondissement door te voeren. Ik stel vast dat de
Franstaligen er tot nu toe zeer goed in geslaagd zijn om
de dossiers waarin zij vragende partij zijn buiten de Costa
te houden en ze ingewilligd te zien. Ik neem hier het
voorbeeld van de financiering van het onderwijs maar
ook de versoepelde naturalisatiewetgeving was een
Franstalige eis.
De Vlamingen blijven ondertussen met lege handen in de
Costa achter. Het wordt bijna meewarig om de Costa-
gangers bezig te zien. Wanneer wij nu ook in het dossier
van het gerecht in Brussel aan de Franstaligen alles
cadeau doen, wordt meteen duidelijk dat de Vlamingen in
deze meerderheid in feite niets te zeggen hebben.
Mijnheer de minister, Ivan De Vadder gebruikte vorige
zondag een sprekend beeld voor deze regering toen hij
haar vergeleek met een groene wagen met een blauwe
zelfklever achterop. Gisterenavond kreeg dit beeld extra
kleur door de uitspraken van Elio Di Rupo in verband met
de capriolen van De Gucht inzake de inburgering. Hij zei
op Actueel al genoeg te hebben toegegeven aan de VLD,
want die mag toch de eerste minister leveren. Dit typeert
de huidige regering : de coryfeee¨n zijn VLD'ers als
Verhofstadt en u, maar het beleid van deze regering is
roodgroen en Franstalig, ook inzake Justitie. De zo
onkreukbare Verwilghen heeft blijk gegeven van een
plooibaarheid die niemand voor mogelijk had gehouden.
Niemand had gedacht dat Verwilghen de eigen stand-
punten zo zou verloochenen en dat hij de Brusselse
Vlamingen zo het mes in de rug zou steken. Ik denk
daarbij natuurlijk in de eerste plaats aan de problematiek
van het naturalisatiedossier. Uw kiezers hadden meer
ruggengraat van u verwacht, mijnheer de minister.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer Laeremans,
dat blijkt in elk geval niet uit de recente opiniepeilingen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Als u voortgaat
op opiniepeilingen, dan denk ik dat de VLD daar bijzon-
der slecht voor geplaatst is : de VLD heeft daaraan reeds
een zeer zwaar trauma overgehouden.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, heren ministers, beste collega's, de beleidsnota
van de minister van Justitie roept bij de VU-fractie
gemengde reacties op. Zij bevat heel wat goede ideee¨n
en voornemens, die soms zo uit ons programma hadden
kunnen komen. U legt heel wat goede klemtonen, ook in
het strafrecht. Ik denk dan aan het herstelrecht, alterna-
tieve straffen, enzovoort.
Ik vind evenwel dat uw nota mank loopt en wel door de
overbeklemtoning
van
het
strafrechtelijke
en
het
veiligheidsaspect, maar dat is niet nieuw. Ik heb de indruk
dat sinds de Bende van Nijvel en de zaak-Dutroux alleen
hieraan nog aandacht wordt besteed, terwijl er toch nog
heel wat dringende hervormingen nodig zijn. Eens te
meer wordt het burgerlijk recht stiefmoederlijk behan-
deld, net als het gerechtelijk privaatrecht en het handels-
recht.
Als beleidsinstrument oogt uw nota vrij degelijk. Er werd
vooruitgang geboekt. Het is een vrij omvattende nota en
u maakt ruimte voor een aantal aspecten die vooral voor
de toekomst veelbelovend zijn. Ik denk aan wets-
evaluaties en hoop dat die zaken terugkomen, dat er
meetinstrumenten komen en dat kwantitatieve en kwali-
tatieve toetsing mogelijk wordt. Toch verwijs ik gewoon-
tegetrouw naar de beleidsnota's van Justitie in Neder-
land, om aan te tonen hoe u nog achterop hinkt met uw
beleidsnota's. Naar mijn mening zijn die onvoldoende
bruikbaar als beleidsinstrument. Uw nota is op een aantal
punten te vrijblijvend en ook onduidelijk.
Ik stel mij de vraag wat nu uw precieze bedoelingen zijn
inzake de coherente rechtshulp, het misbruik van proce-
dure, de strijd tegen de nietigheden en tegen de vorm-
fouten. U beperkt zich ertoe te zeggen dat deze thema's
zullen worden bestudeerd. Het zou mij helemaal niet
verwonderen dat dit te maken heeft met de dubbele
rechtscultuur in dit land, die steeds meer tot uiting komt.
Wij hebben daarover herhaaldelijk van gedachten gewis-
seld en hebben daarbij geconstateerd dat precies op
deze vlakken nogal wat tegenstrijdigheden zijn tussen
Vlamingen en Franstaligen.
Mijnheer de minister, het is mij ook niet duidelijk wat uw
bedoelingen zijn met de commissie-Franchimont. U hebt
in een stout interview in De Morgen op een bepaald
moment gezegd dat u die commissie zou opdoeken. U
zei dat hetgeen Franchimont had voortgebracht, enkel tot
vertraging leidde. Toen volstond blijkbaar een interpella-
tie van Franstalige zijde om u op uw stappen te doen
terugkeren. Nu zegt u dat er in elk geval deelaspecten
zullen
worden
behandeld
zoals
de
bijzondere
HA 50
PLEN 028
25
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
opsporingstechnieken, de pro-actieve recherche, de re-
geling van de getuigen, de spijtoptanten en de informan-
ten. Toch is het mij niet duidelijk of die commissie nu
wordt opgedoekt of haar werkzaamheden voortzet en zo
ja, met welke opdracht. Wanneer zal over de hoofdlijnen
van die hervormingen een tussentijds debat kunnen
worden gevoerd ?
U besteedt enorm veel aandacht aan het veiligheids-
probleem. Na de verkiezingscampagne en het plan-
Verwilghen is dat niet verwonderlijk. Dat komt ook tot
uiting in uw beleidsnota : pagina's 14 tot 26 zijn volledig
gewijd aan de veiligheidsaspecten. Ik heb het dan nog
niet over de andere thema's van het strafrechtelijk beleid
zoals het gevangeniswezen. Wij vinden daarin enkele
goede doelstellingen terug. Uw plan - dat uiteraard nog
moet worden geconcretiseerd en beoordeeld - waarin u
pleit voor een systematische aanpak van de veiligheids-
problematiek en waarin u een aantal welomlijnde doel-
stellingen formuleert, geven wij het voordeel van de
twijfel. Wel vrees ik dat het een incoherentie bevat tussen
uw optie om de gevangenissen niet uit te breiden,
enerzijds en een pleidooi voor de niet samendrukbare
straffen en het invoeren van het snelrecht, anderzijds. Ik
weet niet of dit stoelt op ree¨le gegevens of eerder een
algemene beleidsintentie weergeeft. Ik herhaal dat wij uw
doelstellingen inzake alternatieve straffen en het herstel-
gerecht ondersteunen.
Wij constateren evenwel dat wanneer de zaken concreet
worden, het wat moeilijker gaat in deze coalitie. Eigenlijk
is er nog maar e´e´n concreet project dat ter tafel ligt, met
name het wetsontwerp inzake snelrecht. U weet dat wij
daarvan voorstander zijn en zelf een voorstel terzake
hadden ingediend. Wij zijn verheugd dat u onze ideee¨n
hebt overgenomen. Dit ontwerp heeft evenwel een lange
lijdensweg afgelegd, en het ligt nog niet eens ter bespre-
king voor in de commissie. U hebt moeten dreigen uw
portefeuille op tafel te gooien. De fractieleider van de
VLD heeft er de nationaliteitswetgeving aan gekoppeld.
Daarover is heel wat heisa geweest in de regering.
Bijgevolg houd ik mijn hart vast voor het ogenblik dat uw
hele beleidsnota, waarin heel wat angeltjes zitten, hier
zal worden ingediend in de vorm van concrete wetsont-
werpen.
Ik heb de indruk dat het ontwerp inzake snelrecht zoals
het nu voorligt, nog altijd moet worden verbeterd, al zijn
er reeds bepaalde aangebracht. Ik had terzake een
aantal suggesties gedaan en ik constateer dat u daarop
deels bent ingegaan. Onder meer de aanvankelijke mis-
kleun om het snelrecht toe te vertrouwen aan een kamer
met drie rechters is nu verdwenen. Dat is een goede
zaak. Het zou niet operationeel zijn geweest en staat ook
haaks op de doelstellingen van het snelrecht om eenvou-
dige zaken, waarover geen grote discussies zijn, te
behandelen.
Niettemin denk ik dat uw ontwerp nog tekortschiet op het
vlak van de bestrijding van klein vandalisme. Collega Van
Parys heeft er ook al terecht op gewezen dat er daaren-
tegen en ten onrechte aanvankelijk geen enkele boven-
grens was aan de misdrijven die het voorwerp konden
zijn van snelrecht. Theoretisch kon men zelfs verkrach-
tingen met de snelrechtprocedure behandelen.
Het tweede punt van mijn betoog betreft de middelen die
gepaard gaan met dit ontwerp. Wellicht zal het ontwerp
niet operationeel zijn voor de eerste aangelegenheid
waarvoor het is opgesteld, met name het voetbaltornooi.
Het zal echter helemaal een fiasco worden wanneer de
nodige middelen niet tijdig ter beschikking zijn.
De fout die in Belgie¨ steeds wordt gemaakt - en op dat
vlak kunnen wij een en ander leren van Nederland - is dat
pas nadat een wet tot stand komt, naar de middelen
wordt gevraagd die ermee gepaard gaan. Dat was trou-
wens ook het probleem bij het ontwerp van de wet-
Franchimont, dat reeds was ingeleid toen men zich
realiseerde dat een en ander mocht gebeuren op het
niveau van de Kamers van Inbeschuldigingstelling, van
het aantal onderzoeksrechters, enzovoort.
Bij elke hervorming moet worden nagegaan of de mid-
delen al dan niet moeten worden aangepast. Dat bete-
kent niet noodzakelijk dat er bijvoorbeeld meer personeel
moet worden aangeworven. Soms is het voldoende de
bestaande middelen efficie¨nter in te zetten of te zorgen
voor meer logistiek bijvoorbeeld.
Mijnheer de minister, ik hoop dat dit ontwerp kan worden
geamendeerd. U zei dat het parlement terzake beslis-
singsrecht heeft. De fameuze laatste zin van het vorige
regeerakkoord, met name dat een ontwerp geen wet kan
worden zonder te zijn goedgekeurd door alle fracties van
de meerderheid, werd niet overgenomen in het huidig
regeerakkoord. Gelet op de heisa rond dit ontwerp bin-
nen de meerderheid, ben ik echter wat sceptisch.
Hoe dan ook, dit zal een eerste test zijn om na te gaan in
hoever de huidige meerderheid openstaat voor zinvolle
alternatieven en amendementen vanwege de oppositie.
Mijnheer de minister, uw strafwettelijk beleid houdt zin-
volle elementen en goede opties in, zoals alternatieve
straffen, herstelrecht, en dergelijke. Niettemin mag u niet
vergeten dat aan bestraffing ook andere aspecten ver-
bonden zijn en in dat verband denk ik aan de beveiliging
van de samenleving, aan de voorbeeldfunctie van de
sanctie en aan de vergeldingsfunctie ervan. Bovendien
mag u niet uit het oog verliezen dat u weliswaar een
beleid kunt bepalen en nieuwe wetten kunt laten uitvaar-
digen, maar dat er toch steeds een rechterlijke vrijheid
zal bestaan, in die zin dat het de rechter is die beslist en
die de straf uitspreekt. Wat ik bedoel, mijnheer Erdman,
is dat men geen al te grote verwachtingen mag cree¨ren
via het opstellen van zeer voluntaristische beleidsnota's.
26
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
Dit brengt mij tot het preventiebeleid, waarop ook u de
klemtoon legde, mijnheer Erdman. Ik weet wel dat wij ons
op dat vlak bevinden op het terrein van de Gemeen-
schappen, maar precies daarin situeert zich de grote
uitdaging. Immers, een veiligheidsplan, een nieuw straf-
rechtelijk beleid kunnen uiteraard slechts slagen mits het
bestaan van een integratie-beleid van de Gemeenschap
die terzake bevoegd is. Daarom meen ik dat de regering
op dat vlak snel een andere richting moet kiezen, want
zowel inzake de regularisatiewetgeving als inzake de
nationaliteitswetgeving
ontbrak
onder
andere
dat
integratie-element. Het volstaat niet wetten te maken en
personen uit de illegaliteit te halen indien zij nadien niet
worden opgenomen in de samenleving.
Precies hetzelfde principe geldt voor de misdaad-
bestrijding : deze begint met een samenleving waarin
niet alleen rechten bestaan, maar waar ook verantwoor-
delijkheid moet worden opgenomen ten opzichte van de
gemeenschap en waarin het integratie-element aanwe-
zig is.
Als u hiervan niet onmiddellijk werk maakt, mijnheer de
minister, zal uw plan, hoe mooi en hoe voluntaristisch het
ook is, gedoemd zijn te mislukken, precies omwille van
het ontbreken van de essentie¨le voorafgaande schakel
van de integratie. Dat kan ik niet genoeg beklemtonen.
De VLD haalt vaak de mosterd in Nederland, welnu,
meer bepaald op dit terrein kunt u heel wat opsteken van
de Nederlanders.
Mijnheer de minister, u besteedt veel aandacht aan
strafrecht, gevangeniswezen, herstelrecht en alterna-
tieve straffen. Deze regering heeft echter te weinig oog
voor de hervorming van het burgerlijk recht, het proces-
recht, het mediarecht en het economisch-en handels-
recht. Ons Burgerlijk Wetboek dateert van 1804. Andere
landen hebben reeds moderniseringen terzake doorge-
voerd.
Ik wens een aantal punten te behandelen die in uw
beleidsnota ontbreken.
Ten eerste, ons land heeft veel te veel bijzondere wetten
die buiten het Burgerlijk Wetboek vallen. Ik verwijs naar
de Duitse Gescha¨ftsbedingungen die ook in Nederland in
het burgerlijk wetboek opgenomen zijn. In ons land staat
dit buiten het Burgerlijk Wetboek.
Ten tweede, er is het archai¨sch systeem van organisatie
van kadaster, registratie en hypotheken. Er moet drin-
gend werk worden gemaakt van een modern systeem
van grondboekhouding. Vlaanderen beschikt reeds over
een informaticasysteem dat een dergelijke boekhouding
toelaat. Ik begrijp niet dat u geen aandacht besteedt aan
deze problematiek.
Een derde uitdaging is het kooprecht. De Europese
richtlijn inzake consumentenkoop is vastgesteld. Neder-
land heeft het Europees koopverdrag gei¨mplementeerd
in de binnenlandse wetgeving. Ik dring erop aan een
groep experts in opdracht van het parlement aan het
werk te zetten om ons kooprecht te moderniseren zodat
ons land deze Europese trein niet mist.
Een ander punt is het echtscheidingsrecht. De heer
Erdman heeft een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt
de termijn van echtscheiding op grond van feitelijke
scheiding te verlagen. In de ons omringende landen heeft
men
de
schuldvraag
losgekoppeld
van
het
echtscheidingsrecht. De regering moet dringend initiatie-
ven nemen inzake deze belangrijke problematiek. Er
moet een debat komen over de schuldvraag bij echt-
scheiding. Verkijk u niet te veel op het strafrecht. 85%
van de processen hebben immers geen betrekking op
strafrecht maar op het burgerlijk recht.
Ik verwijs eveneens naar het beslagrecht. Professor
Verbeke heeft terzake een aantal boeiende artikels ge-
schreven. De gerechtsdeurwaarders zijn voorstander
van de invoering van een vermogensverklaring die ener-
zijds, het recht op privacy inzake het vermogen waar-
borgt en anderzijds, de schuldeiser het recht geeft kennis
te hebben van het vermogen waarop beslag kan worden
gelegd.
Een ander teer punt is de bewijskracht van de nieuwe en
moderne communicatiemiddelen zoals de fax. Ik heb
terzake een wetsvoorstel ingediend. De verjarings-
problematiek werd gedeeltelijk opgelost ten gevolge van
een arrest van het Arbitragehof. De nieuwe wetgeving
moet worden gee¨valueerd omdat ze nog een aantal
incoherenties bevat. Een breed debat over een eenvou-
dig en consistent verjaringsbeleid werd tot op heden nog
niet gevoerd.
Ik zal mijn wetsvoorstel aanpassen en hoop dat we de
gelegenheid krijgen erover te debatteren.
Een achtste punt is de medische aansprakelijkheid, nog
een boeiend thema dat volop in de belangstelling staat.
Ook zijn er de regels inzake de borgtocht. In Belgie¨
moeten we grotendeels terugvallen op rechtspraak en is
de wetgeving nog steeds niet gemoderniseerd. Tenslotte
is er de voorrechtenproblematiek. Wij hebben veel te veel
voorrechten en het systeem is incoherent en inefficie¨nt
geworden. Dit zijn losweg een tiental punten uit het
burgerlijk recht waarop ik de aandacht van de minister wil
vestigen. Ik roep op om van deze regeerperiode gebruik
te maken om ook op dit vlak baanbrekend werk te
verrichten en grondige hervormingen te doen.
Tot mijn grote ontgoocheling vind ik in de beleidsnota niet
veel terug over de aanpak van de gerechtelijke achter-
stand. Ik heb reeds gezegd hoeveel bladzijden aan het
veiligheidsbeleid zijn gewijd. Aan de gerechtelijke achter-
HA 50
PLEN 028
27
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
stand wordt minder dan e´e´n bladzijde gewijd; bovendien
zijn de voorstellen nog veel te vaag. Ik vind geen
gedurfde opties terug. Ik vraag om dit te herzien en
alsnog op dit terrein gedurfde initiatieven te nemen. De
heer Erdman had het over het vertrouwen in Justitie. Dit
vertrouwen hangt van vele factoren af, zoals goede en
duidelijke rechtspraak, de motivering enzovoort. Vertrou-
wen heeft echter ook te maken met de gerechtelijke
achterstand. Dit wordt in Belgie¨ toch wel een schandaal.
Ik gebruik niet graag grote woorden, maar in feite is dit
een levensgroot probleem, waarin ondanks alle maatre-
gelen die worden genomen nauwelijks vooruitgang wordt
geboekt. De minister doet in dit verband een aantal
suggesties. Ik denk dat we de moed moeten hebben om
artikelen 730 en volgende van de wet-Wathelet met
betrekking tot de procesgang te hervormen. We moeten
streven naar een andere procesgang. De rechter moet
een actievere rol spelen bij de begeleiding van de
procesgang, bij het vaststellen van de conclusietermijnen
en de pleitdata enzovoort. In andere landen is dit wel
mogelijk. Ik stel trouwens vast dat bepaalde voorzitters
van rechtbanken dit op eigen initiatief doen, soms in
samenwerking met de balies. Nu reeds zeggen voorzit-
ters dat ze op de inleidingszitting willen weten waar ze
aan toe zijn. Ze leggen conclusietermijnen vast en bepa-
len of het een zaak van korte debatten is. Er worden dus
initiatieven genomen aan de basis. De wet laat dit ook
toe. Het is echter geen algemeen gebruik. De wet werkt
echter discriminerend omdat zulke regeling op bepaalde
plaatsen helemaal niet mogelijk is. Er bestaat dus een
ongelijke behandeling van de rechtzoekenden. Ik pleit
voor een actievere rol van de rechter bij de procesgang
en bij de bemiddeling. Ik verwijs nogmaals naar het
Nederlandse voorbeeld : de verschijning na een eerste
verweer leidt er daar toe dat in ongeveer 40% van de
zaken wordt opgeroepen tot een minnelijke schikking en
dat op de helft van die oproepen, in totaal dus 20% van
de zaken, wordt ingegaan. Deze vorm van afhandeling is
veel efficie¨nter : verdere conclusies, pleidooien, beroe-
pen, beroepen in cassatie enzovoort worden vermeden.
Ik vraag me af of we echt steeds meer magistraten nodig
hebben. Ook hierover moet worden gedebatteerd. Ik
verwijs nogmaals naar Nederland waar men met minder
magistraten toch komt tot een efficie¨nter procesverloop.
Ik meen dat deze stelling met feiten kan worden ge-
staafd. De omkadering van de rechters en de parket-
magistraten is daar helemaal anders. Ik meen dat we bij
de hervorming van de griffies een kans hebben gemist.
We hebben een heel schuchtere aanzet gegeven, maar
eigenlijk zou de minister de moed moeten hebben om te
zeggen dat in de toekomst de griffiers allen licentiaten in
de rechten moeten zijn, met een overgangsbepaling. De
griffier moet een andere taak krijgen. We leven niet
langer in een tijd waarin met de ganzenveer wordt
geschreven en evenmin in een tijd waarin de rechter een
vonnis uitschrijft dat door de griffier moet worden uitge-
tikt. We leven in een gei¨nformatiseerde samenleving en
de taak van de griffier is totaal anders. Moderne griffiers
zijn de facto een soort referendarissen, vonnisvoorberei-
ders, documentalisten enzovoort.
Ook al duurt het nog jaren voor dit gei¨mplementeerd is,
eens moet men de moed hebben ermee te starten en
moet men, met respect voor de rechten van alle huidige
griffiers en diensten, de moed hebben om voorop te
stellen dat het einddoel is dat de griffier een nieuwe rol
moet hebben.
Uit uw antwoord op mijn recente schriftelijke vraag blijkt
dat er momenteel meer dan 280 vacatures zijn in de
rechterlijke macht. Straks hebt u nog meer mensen nodig
voor het snelrecht. Wij kennen de lijdensweg van de
fiscale rechtbanken en de onderbezetting van de parket-
ten. Wij moeten toch eens de moed hebben om het werk
van die mensen te analyseren. Parketmagistraten zeg-
gen mij dat het overgrote deel van hun werk bestaat uit
administratieve taken. In Nederland heeft een procureur
twee juristen en bijkomend personeel in dienst. Bij ons
heeft een parket een secretaris, niet eens de procureur,
laat staan de substituten. Laten wij dit kader doorbreken
zodat die mensen met hun core business bezig kunnen
zijn. Dan kunnen wij misschien tot een efficie¨ntere rechts-
gang komen, door misschien minder, maar beter be-
taalde en beter omkaderde magistraten.
Ik zie geen enkele optie voor de arrondissementsrecht-
bank. Ik weet dat het een heikel communautair punt is. Ik
dacht nochtans dat de PRL van de minister van Binnen-
landse Zaken erin meeging. Tot mijn verwondering zie ik
dat die optie niet wordt genomen, model dat in Nederland
en Duitsland nochtans werkelijk performant is. Het zal
wel weer te maken hebben met de verschillende rechts-
cultuur.
Zo kom ik tot de wetsevaluatie. U wijdt gelukkig een
onderdeel aan de wetsevaluatie, alhoewel ik er voorstan-
der van ben het op een veel uitgebreidere manier te
doen, met het voeren van een wetgevingskwaliteitsbeleid
op alle terreinen. Er zijn een aantal aanzetten toe ge-
weest. U weet dat ik er ook voorstellen voor heb. De
bestaande opties zijn mijns inziens nog te schuchter. Ze
gaan volgens mij nog niet ver genoeg. Als ik het regeer-
akkoord lees, heb ik het gevoelen - ik hoop dat ik mij
vergis - dat er al te veel van wordt uitgegaan dat er een
deregulering moet komen, dat het een kwantificeerbare
terugbrenging moet zijn van het aantal wetten, van het
aantal normen en het aantal administratieve verplichtin-
gen. Sta mij toe u te zeggen dat ik daarbij enige scepsis
heb. Wij leven in een zeer ingewikkelde maatschappij. Ik
vrees dat wij die maatschappij niet echt kunnen deregu-
leren, dat wij altijd met heel veel wetgeving zullen blijven
zitten. Wat we nodig hebben, is rechtszekerheid. Een
duidelijke en klare wetgeving biedt deze. Een duidelijke
en klare wetgeving maakt het mogelijk dat als ik mijn
28
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
gedrag afstem op die wetgeving, ik ook de zekerheid heb
dat als ik die handeling stel, ik conform de wet handel en
dus weet waaraan ik toe ben. Een duidelijke en klare
wetgeving vertoont ook stabiliteit. Rechtszekerheid, wat
te maken heeft met de kwaliteit van de wet, is uiteindelijk
belangrijker dan ons te gaan toespitsen op het terugdrin-
gen van het aantal normen, ook al weet ik - ik ben er
trouwens voorstander van - dat het aantal wetten en
rechtsregels kan en moet worden teruggedrongen. Laten
wij ons in de eerste plaats toespitsen op de kwaliteit van
de wetgeving, op de rechtszekerheid.
Mijnheer de minister, na de tussenkomst van de heer
Desmedt, wil ik nog even blijven stilstaan bij de com-
munautaire aspecten van het justitie¨le beleid. Ik hoor
herhaaldelijk en thans opnieuw op het spreekgestoelte,
dat de Franstaligen inbeuken op de taalwetgeving in
gerechtszaken. Ik hoef u niet meer te zeggen dat dit voor
de Vlamingen niet aanvaardbaar is. Er kan geen sprake
van zijn. Ik heb nog niet het geluk gehad het tussentijds
verslag van de commissie voor de Gerechtelijke Achter-
stand voor Brussel te lezen. U hebt inderdaad bevestigd
dat een mogelijk voorstel is de taalwetgeving tijdelijk uit
te schakelen. Wij weten allemaal wat tijdelijk betekent in
ons land. Daarvan kan geen sprake zijn. De Franstaligen
moeten dit weten. Er kan niet aan worden getornd. Er is
maar e´e´n oplossing en dat is de splitsing van het
gerechtelijk arrondissement. Dan zal het in bepaalde
mate mogelijk zijn om het aantal tweetalige magistraten
terug te dringen. Ten behoeve van de Franstaligen kan ik
meedelen dat in 1935 die tweetaligheid niet algemeen
werd ingevoerd, precies omdat er onvoldoende magis-
traten waren met een Nederlandstalig diploma. De Ne-
derlandstalige diploma's werden toen pas afgeleverd.
Denk aan de vernederlandsing van de Nederlandse
universiteiten in 1930. Die tweetaligheid is essentieel.
M. Claude Desmedt (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je voudrais dire a` M. Bourgeois que je ne
conside`re pas cela comme un proble`me communautaire
au sens strict du terme. Il s'agit pluto^t d'un proble`me de
bon fonctionnement de la justice a` Bruxelles, qui a des
implications linguistiques.
Monsieur Bourgeois, je ne comprends par tre`s bien votre
point de vue. Les Flamands ont toujours souhaite´ que les
magistrats ne puissent juger des litiges que dans la
langue de leur diplo^me. En tout cas, ce sont eux qui ont
demande´ que l'on le´gife`re en ce sens. Puisqu'un magis-
trat ne peut sie´ger que dans la langue de son diplo^me,
pourquoi cette exigence de bilinguisme pour les deux
tiers des magistrats ? Je suis d'accord pour qu'il y ait un
certain nombre de magistrats bilingues mais faut-il que
ce soit le cas pour deux tiers d'entre eux alors qu'en fait,
je le re´pe`te encore une fois, officiellement, ils ne peuvent
sie´ger que dans la langue de leur diplo^me ? Il y a la` une
contradiction.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer Desmedt,
u zegt eerst en vooral dat dit geen communautair dossier
is. U hebt nochtans met enig genoegen het aantal
vacatures in Brussel geciteerd, een cijfer dat u kon halen
uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van enkele
weken geleden. U hebt dat natuurlijk op een eenzijdige
manier gedaan. Het probleem van de openstaande va-
catures geldt voor het hele land, maar u hebt de cijfers
van de hoven van beroep niet geciteerd. Het hof van
beroep in Antwerpen en het hof van beroep in Luik staan
er veel slechter voor dan Brussel. Ik kan mij niet van de
indruk ontdoen dat er in Brussel zelfs een beetje een
probleem gecree¨erd wordt door de erg vlugge doorstro-
ming naar het hof van beroep waardoor het aantal
vacatures bij de rechtbank van eerste aanleg nog groter
wordt. Ik weet natuurlijk ook niet hoeveel geslaagden, tot
mijn verrassing zijn er toch vrij veel mensen voor het
examen tweede taal geslaagd, ook effectief solliciteren.
Van twee zaken een, ofwel blijft er daar een unitaire
rechtbank en die strekt zich nu ten onrechte uit over
Halle-Vilvoorde en dan moet er een tweetaligheid blijven,
ofwel komt er een splitsing. Het argument voor die
tweetaligheid van de magistraten heeft niet alleen te
maken met het taalgebruik of de taal van het proces. Het
heeft ook te maken met het taalgemengd karakter van
heel wat dossiers. Die dossiers bevatten, vooral in Brus-
sel, heel wat stukken in een andere taal en vaak moeten
er getuigen worden gehoord die een andere taal spreken.
U moet toch eens begrijpen dat het niet opgaat dat elk
dossier waarin de Franstaligen eisende partij zijn of zich
tot een eisende partij opkloppen, bij voorrang en eenzij-
dig behandeld wordt en dat alle dossiers waarin de
Vlamingen sinds jaren vragende partij zijn, onbehandeld
blijven.
Waarom wordt de pariteit in het Hof van Cassatie niet
doorbroken ? Welke verantwoording is er om de Neder-
landstalige magistraten daar een werklast op te leggen
die de helft groter is dan die van de Franstalige magis-
traten ? Er kan perfect een algemene vergadering zijn die
wel nog paritair is samengesteld. Waarom moet de
Nederlandstalige rechtzoekende zoveel langer wachten
op zijn arresten in cassatie ? Hetzelfde kan gezegd
worden voor de Raad van State. Als u vasthoudt aan de
federale logica, moet u daar toch eens heel ernstig over
nadenken.
Wij wachten met ongeduld op het antwoord van de
minister met betrekking tot de splitsing van de Orde van
Advocaten. Hij heeft gezegd dat hij wacht op uitsluitsel
vanwege de Orde van Advocaten. Die Orde is geblok-
keerd en werkt niet meer. Er is een vereniging van
Vlaamse balies die modern en efficie¨nt is. Waarop wach-
ten wij nog om die splitsing door te voeren, niet om te
splitsen, maar om een efficie¨nte werking toe te laten ?
Waarop
wacht
de
minister
met
subcollegen
van
procureurs-generaal ?
HA 50
PLEN 028
29
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Geert Bourgeois
Om te eindigen vraag ik bijzondere aandacht voor de
Hoge Raad voor de Justitie. Wij worden thans geconfron-
teerd met een partijpolitieke benoemingsprocedure in de
Senaat voor de externe leden van de Hoge Raad voor de
Justitie. Mijn partij was voorstander van een andere
aanwijzing van die externe leden. Ik heb dat destijds
trouwens op een open congres van de VLD, onder luide
toejuiching, bepleit. Wij hebben dat bij de Octopus-
onderhandelingen niet gehaald. Er is toen op alle banken
gezworen dat er een objectief systeem zou komen, dat
die externe leden zouden worden aangewezen op basis
van hun titels en verdiensten. De realiteit is echter dat er
bij die aanwijzing een partijpolitieke dosering als criterium
wordt genomen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer Bour-
geois, ik vind uw opmerking toch wel mosterd na de
maaltijd. Wij hebben tijdens de debatten nooit anders
gezegd en hiervoor gewaarschuwd. Wij hebben aange-
kondigd dat de partijpolitiek zou gaan spelen indien de
Senaat die leden moest aanwijzen. Het blijkt nu dat wij
gelijk hadden.
U hebt dat Octopusakkoord mee verdedigd, dus ook de
samenstelling van die Hoge Raad voor de Justitie. U bent
dus mee schuldig aan deze zaak. Ik vind het een beetje
gemakkelijk om nu vandaag te komen verklaren dat u
bedrogen bent. U hebt die Raad mee gei¨nstalleerd.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer Laere-
mans, de Hoge Raad voor de Justitie is een instelling die
we blijven verdedigen, alsook de formulering van artikel
151 van de Grondwet. Onder meer door de inbreng van
onze partij bevat die bepalingen die toelaten dat we op dit
punt tot een goed rechtstatelijk geheel komen. Ik raad u
aan om deze teksten nog eens te lezen. U was trouwens
bij die onderhandelingen niet betrokken en u bent zeer
slecht geplaatst om opmerkingen te maken. U hebt zelfs
geen gesprekspartner aan Nederlandstalige kant, laat
staan dat u gesprekspartners aan Franstalige kant zou
hebben. Meer nog, u hebt een vertegenwoordigster in de
Senaat en die heeft stilzwijgend met deze procedure
ingestemd, telkens onze vertegenwoordiger opmerkin-
gen maakte. Ik weet dat u dit niet graag hoort, maar dat
is de realiteit.
Bij de Hoge Raad willen we de platte partijpolitieke
verdeling niet aanvaarden. De geest van Octopus wordt
hierdoor geschonden.
Verder is er het ontwerp inzake snelrecht dat een zaak is
geworden van de meerderheid hoewel het behoort tot het
derde luik van het Octopus-akkoord. Ik kijk uit of er kan
worden geamendeerd. Ik constateer dat de Octopus-
gesprekken worden voortgezet, niet meer onder de par-
tijen, maar tussen de minister en de oppositiepartijen. Ik
vind dit een afwijking van wat werd overeengekomen.
Na Octopus werd consequent verder vergaderd met alle
Octopuspartijen over alle mogelijke ontwerpen.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer Bourgeois, u
hebt de vertegenwoordigster van het Vlaams Blok ten
onrechte onrecht aangedaan. Uw vriend, de heer Van
Quickenborne, heeft enkel gezegd hoe de zaken ervoor
stonden voor de mensen van de Volksunie. Hij heeft
geen opmerkingen gemaakt over de bekwaamheid van
de voorgestelde personen.
Aangezien u de mensen die werden voorgesteld kent, is
mijn vraag dat u zou zeggen of deze mensen al dan niet
bekwaam zijn.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik meen dat de heer Bourgeois het probleem in zijn juiste
context stelt. We weten hoe belangrijk de Hoge Raad
voor de Justitie is. Het is een orgaan dat verantwoordelijk
is voor enerzijds, de externe controle en anderzijds, de
objectivering van de benoemingen en de bevorderingen.
We weten ook dat dit orgaan volledig onafhankelijk zal
functioneren. Er is geen controle op dit orgaan, niet
vanwege de uitvoerende macht, maar ook niet vanwege
de rechterlijke macht en evenmin vanwege het parle-
ment. Dit betekent dat dit orgaan moet bestaan uit
hoogstaande mensen die onafhankelijk staan ten op-
zichte van om het even welk belang.
Willen de hervormingen inzake Justitie enige kans op
succes krijgen, moet er een stap verder worden gezet
dan de voorstellen die ik in de krant heb gelezen in
verband met de voordracht voor de Hoge Raad. Ik meen
dat dit eigenlijk niet het uitgangspunt was van de partners
in het Octopusakkoord.
We moeten er eveneens over waken - ik hoop dat de
senatoren dit begrijpen - dat een al te grote politieke
aanhankelijkheid, minstens het vermoeden zal opwekken
van de politisering van dit orgaan. Nochtans ben ik het
eens met het standpunt dat het niet is omdat men aan
politiek doet, dat men geen kwaliteiten zou hebben. Ik
meen dat die oefening onvoldoende werd gedaan.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, het debat wordt zeer interessant nu een voor-
malig minister van Justitie daarover dergelijke uitlatingen
doet. Er werd door verschillende mensen gevraagd om
hoorzittingen te houden. Als u zelf zegt dat het de
verkeerde richting uitgaat, kan ik dit dan begrijpen als
een signaal van de heer Van Parys om alles in de Senaat
te herbekijken ?
Ik steun dit onmiddellijk en volledig. Als de CVP zegt alles
te willen herbekijken in de Senaat, heeft ze de steun van
de Volksunie en van het Vlaams Blok.
30
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik besluit. Ik wens te zeggen aan de heer Coveliers
dat ik geen enkele reden heb om hem eerder te geloven
dan mijn partijgenoot. Ik ken de beginselvastheid van de
heer Coveliers. Ik sta er dan ook sceptisch tegenover.
Voor het overige sluit ik me aan bij hetgeen collega Van
Parys hierover zegt. Mijnheer de minister, als de partij-
politieke benoemingstrein van de externe leden van de
Hoge Raad inderdaad doorgaat, wensen we niet te
dienen als schaamlapje voor het nieuwe beleid, voor het
zogezegde beleid van het algemeen belang, voor het
zogezegde beleid van de depolitisering waarvan u een
groot voorstander bent en waaraan wij gezamenlijk heb-
ben gewerkt. In dat geval willen wij onze samenwerking
met de Octopuspartners stopzetten.
M. Andre´ Fre´de´ric (PS) : Monsieur le pre´sident, mes-
sieurs les ministres, chers colle`gues, conforme´ment a`
notre intervention en commission, je vais tenter de bros-
ser a` larges traits le sentiment du groupe socialiste a`
l'e´gard des budgets successivement de la Justice, de
l'Inte´rieur et de la Fonction publique.
Pour la Justice, en 2000, c'est avec plaisir que nous
constatons une augmentation de 3.5 milliards du budget
global pour atteindre les 46.3 milliards de francs. Voila`
qui re´pond a` une attente de la population qui souhaitait
un effort particulier en ce domaine. Il est e´vident que
nous ne pouvions pas la de´cevoir et pre´voir les moyens
ade´quats pour aboutir a` une re´forme de la Justice
efficace e´tait donc fondamental.
Nous avons e´galement pu constater que le gouverne-
ment e´tait conscient de cette situation et a mis de ce fait
une dynamique en mouvement pour atteindre les objec-
tifs poursuivis. A ce titre, nous devons souligner le
respect et la poursuite de la mise en oeuvre des recom-
mandations de la commission parlementaire Dutroux,
mais e´galement de l'accord Octopus.
Par ailleurs, les cre´dits pour le personnel statutaire
augmentent fortement afin de pouvoir notamment e´ten-
dre le cadre. Cette extension e´tait attendue et permettra
assure´ment de re´sorber, du moins nous l'espe´rons, les
difficulte´s lie´es a` l'arrie´re´ dans certains arrondissements
judiciaires.
Cependant, je voudrais tout particulie`rement attirer votre
attention sur un fait qui a de´ja` e´te´ souleve´ a` cette
tribune : il ne s'agit pas de privile´gier uniquement l'aspect
re´pressif ou se´curitaire. Le volet pre´ventif ne doit pas e^tre
oublie´ pour re´aliser une politique en matie`re de justice
efficace et lisible. Bien au contraire, il doit sans cesse
rester a` l'esprit et re´sider en priorite´ dans la recherche
des solutions.
Il est e´galement ne´cessaire de prendre l'homme dans sa
totalite´ et de respecter ses droits fondamentaux.
N'oublions jamais que le non-respect absolu des droits
de l'homme peut mettre en danger notre de´mocratie. Ne
laissons surtout pas la porte ouverte a` certaines ide´olo-
gies totalitaires et racistes. L'histoire ne doit pas se
re´pe´ter.
Permettons aussi a` tous nos citoyens d'avoir acce`s a` la
justice, principe toujours de´fendu par notre groupe. No-
tons que, lors des ne´gociations gouvernementales, notre
parti a obtenu l'insertion du principe de la mutualisation
ou la prise en charge des frais de de´fense et de justice.
Nous espe´rons d'ailleurs que les de´marches ne´cessaires
pour re´aliser ce point de l'accord gouvernemental soit
rapidement traduites dans les faits.
Un accent particulier a e´te´ mis sur l'aide aux victimes.
C'est une bonne chose, car manifestement notre sys-
te`me actuel n'est pas satisfaisant et ne re´tablit pas dans
le chef des victimes un apaisement ou un sentiment de
re´paration. Pour obtenir ce sentiment de re´paration, il ne
conviendrait pas de restreindre la politique en faveur des
mesures et peines alternatives qui, pour de nombreux
de´linquants, ont des re´sultats nettement plus efficaces
qu'une peine de prison.
Ce sentiment de re´paration passe e´galement par une
meilleure e´coute. Une justice dans des de´lais raisonna-
bles refle`te assure´ment le sentiment de re´paration et de
justice. Cela est vrai tant dans le domaine pe´nal que
dans les autres.
Notre groupe attend avec impatience les mesures qui
seront propose´es. Et si les extensions de cadre sont
certes un e´le´ment important, ce n'est pas l'unique re´-
ponse.
Si vous le permettez, je vous livrerai le sentiment du
groupe socialiste en ce qui concerne l'Inte´rieur, la Fonc-
tion publique et le Service ge´ne´ral d'appui policier
(SGAP) et la gendarmerie pour l'anne´e budge´taire 2000.
D'abord l'Inte´rieur : est-ce utile de rappeler qu'au prin-
temps 1998, huit partis de´mocratiques de´passaient les
traditionnels clivages pour mettre en chantier une re´-
forme approfondie de la police et de la justice ? Le but
e´tait clair : ne pas laisser le pays s'enliser dans une crise
d'autorite´ politique et morale grave.
L'accord de gouvernement est e´loquent en cette ma-
tie`re : il faut mener a` bien la re´alisation des accords
Octopus; ils doivent e^tre inte´gralement respecte´s suivant
le calendrier de travail pre´cis. L'objectif de cette re´forme
est la concre´tisation d'une structure policie`re inte´gre´e a`
deux niveaux, permettant une collaboration e´troite des
HA 50
PLEN 028
31
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Fre´de´ric
diffe´rents corps de police et garantissant la se´curite´ de
tout un chacun. C'est la raison pour laquelle nous som-
mes heureux de constater que la re´forme des polices
constitue une priorite´ du gouvernement pour l'anne´e
2000.
Par ailleurs, nous le savons, cette importante entreprise
sera complexe dans la mesure ou` elle devra e^tre rapide
et e´quilibre´e, en garantissant les inte´re^ts de quelque
40 000 membres du personnel vise´s par la re´forme et
l'inte´re^t ge´ne´ral qui suppose une ame´lioration du sys-
te`me policier. Dans cette optique, mon groupe se re´jouit
de l'engagement a` ne pas imposer la re´forme sans
s'adjoindre les conseils et avis des municipalistes et des
chefs de corps qui nous paraissent e^tre de bons baro-
me`tres des re´alite´s de terrain.
De me^me, nous constatons la pertinence de la mise en
oeuvre simultane´e de la police fe´de´rale et des corps de
police locale, ce qui aura le me´rite de pre´venir des
difficulte´s lie´es a` des re´gimes diffe´rents. Nous sommes
assure´s d'y gagner en cohe´rence et en efficacite´.
Cependant, l'accomplissement d'une socie´te´ su^re n'est
pas une ta^che qui incombe exclusivement aux services
de police. Ainsi, il est e´vident que ceux-ci auront un ro^le
a` jouer dans la bonne organisation de l'Euro 2000. La
responsabilite´ des organisateurs notamment ne sera pas
a` exclure. C'est en paralle`le a` cette responsabilisation de
toute une se´rie d'acteurs que viendra se greffer une
coope´ration policie`re nationale et binationale visant a`
offrir aux millions de te´le´spectateurs qui suivront l'e´ve´ne-
ment, l'image d'une organisation sans faille qui, nous
nous en fe´licitons, ne peut que ve´hiculer une image
positive de notre pays, tant a` l'inte´rieur qu'a` l'exte´rieur de
nos frontie`res.
Nous sommes e´galement particulie`rement satisfaits de
constater que des accords sociaux existent en matie`re
de politique de se´curite´. Cela sera de nature a` rappro-
cher cette politique du citoyen. Il nous parai^t e´galement
important d'implanter cette politique dans un contexte
social plus large. Les contrats de se´curite´ sont sans
doute un des moyens permettant cette implantation. Ils
sont des e´manations d'une politique de se´curite´ locale
inte´gre´e, soutenue et coordonne´e par les autorite´s fe´de´-
rales qui libe`rent des fonds pour activer des services de
police, mais aussi - et cela nous parai^t capital -, pour plus
de mesures pre´ventives. C'est sans doute un des points
que mon groupe avait le plus a` coeur et sur lequel le
gouvernement a donne´ des apaisements. En effet, nous
avons obtenu des assurances quant au financement des
deux volets de contrat de se´curite´, c'est-a`-dire tant le
volet social et pre´ventif que le volet re´pressif et policier.
Nous nous re´jouissons de cette orientation visant a`
appre´hender les proble`mes dans leur totalite´ avec des
moyens d'intervention e´quilibre´s.
Par ailleurs, nous nous fe´licitons e´galement du respect
des accords de gouvernement en matie`re de de´mocratie
citoyenne. La volonte´ de replacer le citoyen au centre du
processus en lui confe´rant davantage d'emprise sur la
politique semble se confirmer par la mise en chantier de
certaines re´formes le´gislatives. On pense e´videmment a`
la re´duction de moitie´ de l'effet de´volutif de la case de
te^te, a` la suppression de la distinction entre candidat
titulaire et candidat supple´ant, a` l'assouplissement du
droit de vote des Belges re´sidant a` l'e´tranger, ou encore
au meilleur contro^le des syste`mes de vote automatise´s,
pour autant que ces syste`mes doivent e^tre maintenus.
Enfin, la politique responsable en matie`re de migration
rencontre de manie`re e´vidente nos pre´occupations : po-
litique alliant humanisme et re´alisme, avec d'une part,
une vaste campagne de re´gularisation qui permettra a`
des milliers d'ille´gaux de s'inte´grer ouvertement a` notre
socie´te´, qui re´duira les effets ne´gatifs, notamment sur
notre e´conomie, de cette forte pre´sence d'ille´gaux sur
notre territoire; et d'autre part, la poursuite des e´loigne-
ments qui se feront avec humanite´. Ainsi, l'accent doit-il
e^tre mis sur l'accompagnement psychologique, social et
me´dical des demandeurs de´boute´s. Nous resterons par-
ticulie`rement attentifs a` ces e´loignements et nous ne
pourrions cautionner, le cas e´che´ant, des renvois qui ne
respecteraient pas la dignite´ humaine. Mais pour l'heure,
le gouvernement dispose de notre pleine confiance en
cette matie`re.
Je terminerai, monsieur le pre´sident, par le volet de la
fonction publique. La ne´cessite´ de restaurer le cre´dit des
pouvoirs publics nous parai^t e´vidente. Il est inde´niable
que notre pays a subi, ces dernie`res anne´es, des e´ve´-
nements regrettables qui ont fortement e´branle´ la
confiance de la population en nos institutions. Re´cem-
ment encore, la crise qui a touche´ le secteur agro-
alimentaire, les entreprises, les agriculteurs et tous les
consommateurs, a re´ve´le´ certains manquements dans le
fonctionnement de l'Etat. C'est pourquoi nous pensons
que la Belgique doit redevenir le mode`le qu'elle e´tait. A
nouveau, le citoyen doit pouvoir e^tre fier de son pays et
cela passe immanquablement par le re´tablissement de
l'autorite´ des pouvoirs publics. Nous pensons que le
contexte social, en mutation permanente, dans lequel
s'inscrit l'action des pouvoirs publics, impose certains
ajustements. Ainsi la philosophie du gouvernement ten-
dant a` insister sur une ame´lioration de l'organisation, sur
le renouvellement du management, sur un accroisse-
ment de la qualite´ en matie`re de gestion du personnel, et
sur la ne´cessite´ d'un remodelage statutaire, semble
adapte´e aux re´alite´s actuelles. Nous cautionnons e´gale-
ment les de´fis de responsabilisation, de de´le´gation, de
communication active, d'efficacite´ et de de´re´gulation
avec, par ailleurs, des garanties re´elles offertes aux
individus faisant profession de fonctionnaires.
32
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Fre´de´ric
Enque^tes de satisfaction, souplesse, guichets e´lectroni-
ques des pouvoirs publics, re´sorption du fosse´ se´parant
administration et administre´s et attractivite´ des emplois
dans la fonction publique sont e´galement des the`mes qui
nous sont chers. De`s lors, nous ne pouvons qu'y sous-
crire.
Nous sommes e´galement heureux de constater l'inte´gra-
tion des nouvelles technologies comme leviers de la
modernisation des services publics, d'autant plus que
nous avons rec¸u des assurances quant a` la mise en
place harmonieuse, coordonne´e et horizontale d'un in-
tranet reliant les diffe´rentes entite´s politiques entre elles,
qui serait e´galement ouvert vers l'exte´rieur, vers la po-
pulation et vers les entreprises. Nous verrions mal en
effet, le pouvoir politique insuffler ce vent de coordination
et d'e´changes en ne l'appliquant pas ou de manie`re
de´cousue via des re´seaux se´pare´s.
Convaincus que cette modernisation par le biais de
nouvelles technologies est un de´fi e´norme, nous ne le
sommes pas moins pour conside´rer qu'il s'agit ne´an-
moins d'une ope´ration indispensable. Nos concitoyens
attendent et exigent un service souple, convivial, effectif
et abordable. Nous avons le devoir de re´pondre a` cette
aspiration le´gitime.
Je termine brie`vement avec le service ge´ne´ral d'appui
policier. Nous voulons surtout insister sur la pertinence
de la politique volontariste visant a` avoir un meilleur suivi
de l'e´volution de la gendarmerie via une pre´sence accrue
de l'inspection ge´ne´rale. Cela permettra aux autorite´s de
prendre des mesures approprie´es. De plus, cette colla-
boration plus e´troite, allie´e a` un e´change d'informations
entre instruction ge´ne´rale et commandement devrait
initier une augmentation continue du niveau de qualite´.
En conclusion, monsieur le pre´sident, chers colle`gues, le
budget 2000 semble re´pondre a` de nombreuses aspira-
tions citoyennes. Nous y voyons une re´action tangible,
volontariste et ferme aux nombreuses inquie´tudes qui ont
traverse´ notre population durant les dernie`res anne´es.
Nous pensons que des choses devraient e^tre re´alise´es
pour restaurer la confiance en nos institutions. La volonte´
gouvernementale parai^t claire en cette matie`re : tant au
niveau des services de police qu'au niveau des pouvoirs
publics, nous sommes persuade´s qu'il s'agit la` d'un e´lan
de re´forme qui ne peut qu'e^tre favorable au pays tout
entier, a` ses institutions et a` l'image que nous donnons
de nous-me^mes. De plus, les accents sociaux sont
pre´sents ce qui, sans nul doute, est pour nous un
impe´ratif. Je confirme donc la confiance du groupe
socialiste.
De voorzitter : Mijnheer Vanpoucke, de heer Van Parys
heeft reeds een groot deel van de spreektijd van uw
fractie gebruikt. Er blijft nog een kwartier over voor u en
uw collega's.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, de heer Van Parys werd dikwijls onderbroken.
De voorzitter : Ik heb moeite om de horloges te volgen,
maar ik verzoek u om u tot ongeveer tien minuten te
beperken.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, heren ministers, collega's, zoals de heer Van Parys
aankondigde zal ik ingaan op de politionele veiligheid. De
minister van Binnenlandse Zaken merkte in zijn beleids-
nota terecht op dat er twee prioriteiten zijn in het luik
politionele veiligheid. Enerzijds dringt een implementatie
van de wet van 7 december 1998 inzake de gei¨nte-
greerde politie gestructureerd op twee niveaus zich op.
Anderzijds vereist het voetbalkampioenschap in de zo-
mer van 2000 de nodige veiligheidsmaatregelen.
De eerste prioriteit is dus de politiehervorming. Namens
de CVP-fractie heb ik reeds herhaaldelijk onze bezorgd-
heid geuit over de timing die de regering vooropstelt voor
het realiseren van de nieuwe politiestructuur. Ik stel
trouwens
vandaag
vast
dat
ook
leden
van
de
meerderheidspartijen dat doen, onder meer de heer
Cortois.
Op 23 mei 1998 bereikte de vorige regering een akkoord
over de algemene beginselen van de politiehervorming.
Het betrof een historisch akkoord, onder meer omdat het
een oplossing biedt voor de onveiligheidsproblematiek
en de problemen tussen de politiediensten onderling en
omdat het volledig aansluit bij de aanbevelingen van de
commissie Dutroux. Verder is het een akkoord dat over
de grenzen van meerderheid en oppositie heen werd
bereikt. Ook de vier toenmalige oppositiepartijen, waar-
onder die van de huidige minister, werkten eraan mee.
Mijnheer de minister, uw partij en anderen waren het
helemaal eens met dit akkoord. Meer nog, alles verliep
veel te traag en er werd voortdurend op gehamerd dat de
uitvoering er veel vlugger moest komen, snel en efficie¨nt.
De CVP-fractie betreurt het uitstel dan ook en vraagt de
minister met aandrang om vandaag nog signalen te
geven die aanduiden dat hij zinnens is zich aan de
nieuwe data te houden. Voor het opstellen van reglemen-
taire teksten gaat het dan om 31 maart 2001 en voor de
implementatie op het terrein om 1 januari 2002. Wij
betreuren het uitstel maar hopen dat tenminste deze data
gehaald worden. De snelle uitvoering van het Octopus-
akkoord inzake de hervorming van het politielandschap is
immers noodzakelijk. Door het verder uitblijven van dui-
delijkheid over het nieuwe statuut en door het verlies van
kostbare tijd zullen er ongetwijfeld problemen rijzen. Hoe
zal deze regering de politiegeledingen verder in toom
kunnen houden ? De minister stelt echter dat wij ons
nodeloos zorgen maken. Van enige onrust onder de
politiemensen is volgens de minister niets te merken. De
gesprekken met de vertegenwoordigers van de politie-
HA 50
PLEN 028
33
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
diensten verlopen volgens de minister goed. Blijkbaar
werd vandaag vruchtbaar gewerkt aan de topic selectie,
opleiding en vorming van het personeel. Ik geloof de
minister graag als hij stelt dat de werkgroep inzake
selectie, vorming en opleiding al heel wat werk heeft
verzet. Het is mij echter nog steeds niet duidelijk hoe
deze werkgroep succesvol kan onderhandelen zonder
het minste zicht op het nieuwe statuut van de poliebe-
ambte. Mijns inziens is het voorhanden zijn van een
nieuw statuut noodzakelijk en zelfs een conditio sine qua
non om de overige bepalingen van de Octopuswet te
kunnen uitvoeren. In dit verband wens ik te verwijzen
naar de alarmbel die door de directeurs van verschillende
politiescholen wordt geluid. Zij stellen immers vast dat
steeds minder burgers zich geroepen voelen om een
professionele loopbaan bij de politie uit te stippelen.
Bovendien blijken de kandidaten die zich dan toch ge-
roepen voelen om de rangen van de politie te vervoegen,
heel vaak niet aan de nodige vereisten te voldoen. Heel
wat directeurs verklaren dit gebrek aan interesse vanuit
een dubbele invalshoek. Enerzijds, beleven wij een pe-
riode van economische hoogconjunctuur en in dergelijke
periodes is het politie-ambt blijkbaar niet aantrekkelijk
maar anderzijds, zou ook de onzekerheid omtrent de
toekomstige politiestructuur en vooral omtrent het toe-
komstige statuut de stap naar de politiediensten bemoei-
lijken. Ook al wordt nu in een goede selectie, opleiding en
vorming voorzien voor de nieuwe politie-ambtenaar, de
vraag naar het toekomstige statuut zal steeds primeren.
Mensen stappen niet zo maar in een beroep zonder
enige kennis te hebben van het statuut waarin zij zullen
belanden.
Net als de heer Van Parys hoop ik dat de minister blijvend
de manschappen zal kunnen motiveren, ook voor Euro
2000. Uit het oog mag immers niet worden verloren dat
gedurende deze periode uitermate hoge eisen worden
gesteld aan het politiepersoneel : verloven worden inge-
trokken; er moeten risico's worden genomen; er is onze-
kerheid over het verloop van de voetbalwedstrijden en
dergelijke. Het blijven uitstellen van communicatie met de
politie-ambtenaar omtrent de krachtlijnen van het nieuwe
statuut, zal in elk geval niet bemoedigend zijn om deze
hoge prestaties te kunnen leveren in de zomer van 2000.
Net als de heer Van Parys houd ik hiervoor mijn hart vast.
Ik kom terug op de implementatie van de politie-
hervorming. Is de werkgroep telematica ondertussen
bemand ? Heeft deze groep haar werkzaamheden reeds
gestart ? Werd de werkgroep Structuur en werking van
de lokale en federale en gei¨ntegreerde werking van de
twee niveaus betrokken bij de voorbereiding van het
nieuwe plan tot indeling van het grondgebied in inter-
politiezones ? Is er reeds overleg geweest met de minis-
ter van Justitie die een federaal veiligheidsplan zou
uitwerken en de minister van Binnenlandse Zaken over
de redactie van een nationaal veiligheidsplan ? Hoever is
deze werkgroep gevorderd met haar werkzaamheden ?
Ten slotte wil ik nog een woord zeggen over het Octopus-
overleg inzake de hervorming van het politielandschap.
De CVP heeft reeds driemaal deelgenomen aan het
Octopusoverleg en wil constructief meewerken aan de
uitvoering van dit belangrijk akkoord, maar eist dan ook
dat van start kan worden gegaan met het onderhandelen
over concrete teksten. Pas wanneer ons degelijk gestof-
feerde discussieteksten worden bezorgd, kunnen wij
gefundeerd oordelen over de energie die deze regering
wil stoppen in de verdere uitwerking van het Octopus-
akkoord. Wij herinneren de minister eraan dat hij samen
met de regering de politieke verantwoordelijkheid draagt
voor de uitvoering van dit akkoord.
De tweede prioriteit is Euro 2000. Om een voetbal-
gebeuren van dit formaat in goede banen te kunnen
leiden, is in eerste instantie informatie over hooligans van
cruciaal belang. De harde kernen moeten worden opge-
spoord en er moet worden nagegaan of er banden
bestaan tussen de verschillende kernen. Tevens moet nu
reeds worden onderzocht of er daadwerkelijk tussen de
hooligans afspraken worden gemaakt om een en ander
te ondernemen tijdens het voetbalspektakel zomer 2000.
Ik zou graag weten of deze gevoelige informatie reeds
wordt verzameld. Meer in het bijzonder stel ik vast dat de
zogenaamde harde kernen met elkaar in contact komen
via moderne technieken als internet. Wordt dit systema-
tisch onderzocht ?
In de commissie beklemtoonde de minister dat alle
verantwoordelijken voor Euro 2000 zich in een construc-
tieve sfeer inzetten om van voetbal opnieuw een waar
feest te kunnen maken. Toch verneem ik dat onder
dezelfde verantwoordelijken heel wat vragen rijzen. Zo
wordt onder meer gewezen op het nijpend tekort aan
materiaal als gepaste veiligheidsuitrusting, voertuigen-
park, opname-apparatuur en zo meer.
Wat zal de minister hieraan doen ? Beschikken alle
deelnemers die kunnen worden ingezet, over deze mid-
delen ? In welke mate zullen de lokale autoriteiten, ook
van de niet-spelende steden, een beroep kunnen doen
op deze middelen ? Wie bepaalt de prioriteiten en de
criteria ? Collega's, het wordt tijd dat er duidelijkheid
komt omtrent de organisatie van de ordediensten tijdens
Euro 2000. Onze fractie is van oordeel dat zo goed
mogelijk moet worden tegemoetgekomen aan de behoef-
ten die heersen bij de ordediensten. Het is immers van
cruciaal belang dat de betrokkenen zelf aan het woord
komen en voorstellen kunnen formuleren inzake de ga-
rantie van de veiligheid in de zomer van 2000. Daarom
vraagt de CVP-fractie opnieuw dat hoorzittingen met de
34
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
verantwoordelijken zouden worden georganiseerd met
betrekking tot de veiligheid in het kader van Euro 2000.
Mijnheer de minister, ik reken op een positief antwoord
terzake.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, messieurs les ministres, chers colle`gues, les en-
jeux de socie´te´ dont nous de´battons aujourd'hui rele`vent
des missions fondamentales des services publics. Ga-
rantir la se´curite´ de nos concitoyens est une priorite´
essentielle et, de la me^me fac¸on, assurer la justice dans
un de´lai raisonnable reve^t, a` mes yeux, une dimension
capitale.
Il serait sans doute aise´, en tant que membre de la
majorite´, de commencer mon intervention en me lamen-
tant sur l'he´ritage du passe´. Je pre´fe`re regarder vers
l'avant. Le budget et les notes ge´ne´rales qui y sont lie´es
et qui sont relatives a` la justice et a` la se´curite´ pre´sen-
tent, selon nous, une ambition re´elle a` laquelle nous
souscrivons pleinement. Sans e^tre exhaustif, je veux
souligner un certain nombre de points qui me paraissent
essentiels.
D'abord, l'exe´cution des accords Octopus. Il s'agit d'un
accord important qui a recueilli un large assentiment
politique. Il s'agit maintenant de l'exe´cuter. Nous savons
que ce sera un chantier difficile. Un vote important aura
lieu dans quelques jours a` cet e´gard. Il portera sur la
constitution du Conseil supe´rieur de la Justice. J'ose
espe´rer que le vote qui interviendra jeudi au Se´nat sur ce
point se de´roulera de manie`re non partisane. Au cours
des prochains mois, j'ai la conviction que le parlement
veillera a` l'exe´cution de tous les points contenus dans les
accords convenus.
Le deuxie`me point que je veux e´voquer, monsieur le
pre´sident, est important car il traduit une perception
nouvelle de la se´curite´ et de la justice. Je veux parler du
plan de se´curite´ fe´de´rale. Le passe´ re´cent a de´montre´
que la proble´matique de la se´curite´ ne pouvait e^tre
appre´hende´e que de manie`re globale. L'ame´lioration de
la magistrature, la viabilite´ dans les grandes villes, la lutte
contre la toxicomanie, les politiques urbanistiques, la
lutte pour la proprete´ sont autant d'aspects qui doivent
e^tre lie´s au concept de gestion inte´gre´e de la se´curite´. De
toute e´vidence, la se´curite´ ne rele`ve pas exclusivement
du niveau de pouvoir fe´de´ral. D'autres niveaux de pou-
voir ont des compe´tences tout a` fait importantes. Je
pense notamment aux entite´s fe´de´re´es, aux provinces et
aux communes. Le ro^le qui a e´te´ confie´ au ministre de la
Justice de coordonner l'action en la matie`re est capital.
Votre responsabilite´ de ce point de vue, monsieur le
ministre, est importante. Le seul objectif qui doit nous
guider dans ce contexte-la` est la re´duction de la crimi-
nalite´ et l'augmentation du taux d'e´lucidation.
J'ajoute que la me´thode suivie dans le plan de se´curite´
qui consiste a` inte´grer trois maillons successifs, a` savoir
le maillon pre´ventif, le maillon re´pressif et le maillon du
suivi, suscite e´galement une large adhe´sion de notre
part. C'est une fac¸on cohe´rente d'appre´hender le phe´no-
me`ne de la se´curite´.
Je me re´jouis e´galement des choix politiques tre`s clairs
qui ont e´te´ ope´re´s. Il y a en effet une tre`s grande
transparence dans les priorite´s. Ces priorite´s sont au
nombre de neuf. Elles traduisent des choix politiques que
la majorite´ assume sans difficulte´. C'est un e´le´ment
important.
Parmi les moyens d'action du plan de se´curite´, vous avez
e´voque´ en commission, monsieur le ministre, deux d'en-
tre eux qui sont effectivement fondamentaux et sur
lesquels je formulerai quelques brefs commentaires.
D'abord, le projet de comparution imme´diate. Il est trop
to^t pour en de´battre ici. Je resterai donc bref sur ce point.
Mais il s'agit d'un e´le´ment important de votre plan de
se´curite´. Il sera soumis a` un de´bat dans les semaines qui
viennent. Par rapport aux objectifs de ce projet, j'e´mettrai
quelques remarques.
Monsieur le ministre, vous avez tout a` fait raison de
conside´rer que la situation de la de´linquance urbaine
engendre a` la fois un sentiment d'impunite´ dans le chef
des de´linquants et un sentiment d'injustice dans le chef
des victimes. Cette situation est non seulement inaccep-
table, mais, en outre, elle contribue fortement a` ternir
l'image de la justice et du service public en ge´ne´ral. Il
e´tait donc important de mettre au point des textes qui
permettent d'acce´le´rer le cours des choses. J'attire votre
attention sur l'inte´re^t qu'il y a a` e´valuer ce qui existe de´ja`
en la matie`re. Je pense plus particulie`rement a` la loi de
1994 sur la proce´dure acce´le´re´e.
Autre e´le´ment : il faudra accorder les moyens indispen-
sables a` la mise en oeuvre de ce projet de loi. Le ro^le de
tous les acteurs du monde judiciaire - les avocats et les
magistrats en te^te - est primordial a` cet e´gard. Il est
important que les politiques - vous en l'occurrence -
puissent, le cas e´che´ant, faire preuve de l'autorite´ ne´ces-
saire.
Le deuxie`me point important de ce plan de se´curite´ est la
lutte contre le crime organise´. De plus en plus, la
criminalite´ s'internationalise. Des rapports, des e´tudes
laissent penser que la Belgique et certaines grandes
villes de notre pays en particulier, constituent une plaque
tournante pour la criminalite´ sur le plan international, que
ce soit au niveau du trafic des e^tres humains, des
voitures vole´es ou de la drogue. Il faut se re´jouir des
diffe´rents projets annonce´s, que ce soit en matie`re de
techniques de recherche particulie`res, de repentis, d'en-
HA 50
PLEN 028
35
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
couragement et de facilite´s de te´moignage, ainsi qu'en
matie`re de renversement, voire de re´partition de la
charge de la preuve. Ce sont la` des outils indispensables
que nous devrons utiliser pour lutter efficacement contre
ce type de criminalite´.
Quelques mots maintenant sur l'Euro 2000. Je suis
convaincu que chacun mesure a` quel point l'organisation
d'un e´ve´nement a` porte´e internationale tel que l'Euro
2000 constitue une chance, mais aussi un danger pour
notre pays. C'est une chance parce que cet e´ve´nement
nous permettra de mettre en valeur les qualite´s de notre
pays. C'est aussi un danger parce que la pre´sence sur
notre territoire, et en particulier dans certaines grandes
villes, d'un nombre extre^mement e´leve´ de supporters
peut malheureusement engendrer de se´rieuses difficul-
te´s. L'actualite´ re´cente l'a tristement de´montre´.
Nous savons que le gouvernement est conscient de
l'ampleur de l'enjeu de l'Euro 2000. Ainsi, nous devons
nous re´jouir de l'attitude pre´ventive, et me^me pro-active,
affiche´e dans la gestion de ce dossier. Les nombreuses
concertations pre´alables permettront - souhaitons-le de
tout coeur - d'e´viter tout de´rapage.
Je ne reviendrai pas sur la proble´matique essentielle de
la Justice qu'est l'arrie´re´ judiciaire car ce the`me a de´ja`
e´te´ e´voque´ par M. Desmedt. Je rejoins d'ailleurs totale-
ment l'analyse qu'il a faite a` cet e´gard. Comme lui, je suis
conscient de l'importance de cet enjeu.
Monsieur le ministre de la Justice, je voudrais toutefois
vous soumettre une demande de pre´cision sur l'exis-
tence de la commission Franchimont et sur les textes qui
ont e´te´ fournis. Je rejoins a` cet e´gard la demande
formule´e par M. Desmedt.
Monsieur le pre´sident, en guise de conclusion, je veux
exprimer devant vous un sentiment de satisfaction, et ce
pour plusieurs motifs.
Premie`rement, des orientations politiques tre`s claires
sont traduites dans ce budget. Elles sont exprime´es dans
les notes relatives a` la Justice et a` l'Inte´rieur.
Deuxie`mement, il e´tait important de concevoir la proble´-
matique de la se´curite´ dans une perspective globale.
Troisie`mement, nous pouvons enfin avoir le sentiment
qu'un gouvernement tient compte des recommandations
des commissions d'enque^te parlementaire.
Quatrie`mement, les recommandations et les projets qui
sont e´voque´s sont des re´formes de structure, de profon-
deur, qui concernent les personnes dans leur quotidien.
C'est la` un e´le´ment tout a` fait fondamental, qu'il faut
souligner et louer. Le monde politique a enfin compris,
me semble-t-il, que la justice et la se´curite´ sont des
enjeux capitaux, parce que garantir la se´curite´ des
personnes permet avant tout de garantir leurs liberte´s.
Nous adhe´rons donc a` votre projet, messieurs les minis-
tres.
De heer Bert Schoofs (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, heren ministers, collega's, het zal u wellicht
niet verbazen dat de begroting voor Binnenlandse Zaken
werd gewikt en gewogen en door het Vlaams Blok te licht
werd bevonden.
Onze aandacht ging vooral uit naar de rubriek inzake de
migraties en meer bepaald naar de financie¨le beleidslij-
nen die de regering heeft uitgestippeld, of liever gezegd,
die de regering had moeten uitstippelen naar aanleiding
van de aangekondigde regularisaties en de daaropvol-
gende golf van naturalisaties, deze laatste momenteel
nog de lege ferenda.
Merkwaardig genoeg verbindt de federale overheid blijk-
baar geen significante gevolgen aan de impact van de
nakende massale regularisaties en de waarschijnlijke
naturalisaties op de binnenlandse openbare financie¨n.
Gelet op het feit dat de werkloosheidsgraad bij Turkse en
Marokkaanse jongeren, nota bene van de derde genera-
tie, een veelvoud is van de werkloosheidsgraad van
jonge Belgen, zou men kunnen verwachten dat de rege-
ring in de begroting voldoende ruimte laat om de toekom-
stige massale regularisaties op te vangen.
Begrijp mij niet verkeerd, collega's, ik wil de toch al zware
fiscale en parafiscale druk op onze bevolking niet verho-
gen, zeker niet ten voordele van die personen die niet
bijdroegen tot onze sociale zekerheid, tot onze belastin-
gen, tot het delgen van onze staatsschuld, kortom tot
onze welvaart, opdat de aanstaande geregulariseerden
zich, na enkele pennentrekken, voorgoed in ons land
mogen vestigen en bovendien zelfs een identiteitskaart
naar het hoofd geslingerd krijgen. Nietwaar, mijnheer de
minister van Justitie ?
Het staat echter vast dat, net zoals bij de Turkse en
Marokkaanse jongeren van de derde generatie, velen
onder de aanstaande geregulariseerden te weinig bindin-
gen hebben met onze cultuur, te weinig onze taal spre-
ken en te weinig gei¨ntegreerd zullen blijken om in onze
samenleving op de arbeidsmarkt terecht te komen.
Daarom zullen zij vaak leven van een of andere sociale
uitkering.
De begroting maakt inderdaad duidelijk dat de regering
de gevolgen van haar eigen opendeurpolitiek schromelijk
onderschat. De kosten die de operatie regularisatie,
gevolgd door de operatie naturalisatie, op administratief
vlak met zich zullen brengen, zijn vermoedelijk slechts
een
peulenschil
in
vergelijking
met
de
sociaal-
economische impact van tienduizenden personen die
plots van al onze voorzieningen zullen kunnen genieten,
zonder dat zij hiervoor een enkele tegenprestatie moeten
leveren.
36
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bert Schoofs
Het Vlaams Blok maakt zich terzake geen illusies : de
operatie regularisatie betekent op maatschappelijk vlak
de eenvoudige officialisering van een leger van werklo-
zen en steuntrekkers, afkomstig uit den vreemde, zonder
dat hiermee rekening wordt gehouden op sociaal-
economisch vlak. Ik betreur dan ook ten zeerste dat,
gezien de aangekondigde maatregelen, wordt nagelaten
een kosten-batenanalyse te maken met betrekking tot de
aanwezigheid van vreemdelingen in ons land.
Het recent voorstel van resolutie van de heer Filip De
Man werd in de plenaire vergadering van 16 december
laatstleden met veel poeha en misplaatste verklaringen
afgewezen; het werd zelfs niet in overweging genomen,
wat overigens een droevige breuk betekende met de
tradities van dit parlement. Het is precies op dit ogenblik,
collega's, nu wij voor de drempel staan van massale
regularisaties, dat een dergelijke studie meer dan nood-
zakelijk is, onder meer om de weerslag van de aange-
kondigde operaties na te gaan, zowel op korte, middel-
lange, als lange termijn.
In Nederland bleek het wel mogelijk een nuchtere studie
te verrichten, gevolgd door een rationeel debat. Daar is
het wel mogelijk om de sociaal-economische gevolgen
van immigratie in cijfers te vatten om er nadien rekening
mee te houden in begrotingen en meerjarenplannen. In
dat verband verwijs ik naar de Nederlandse auteur
Lakeman.
Bij ons geeft een dergelijk voorstel onmiddellijk aanlei-
ding tot emotioneel gezwets, louter en alleen met de
bedoeling om de indiener - in casu het Vlaams Blok - tot
boosdoener te bombarderen. Het was dan ook aandoen-
lijk om vorige donderdag te horen en te zien hoe de
partijen van het cordon sanitaire zich zij aan zij schaar-
den om een paar emotionele verklaringen af te leggen,
totaal misplaatst, waarbij het voorstel doelbewust uit zijn
context werd gerukt en werd geplaatst in een tijdperk van
meer dan een halve eeuw geleden.
De uitspraak van de heer Erdman over ons voorstel tot
resolutie dat het Vlaams Blok mensen als boekhoudkun-
dige gegevens beschouwt, is intellectueel niet correct.
Laat het duidelijk zijn dat de waardigheid van de mense-
lijke persoon en de onschatbare waarde van een men-
senleven niet in cijfers kunnen of mogen worden uitge-
drukt. Het voorstel is heel wat anders dan het sociaal-
economische effect van immigratie onderzoeken. In
Nederland kon dit wel.
Als men de redenering van de heer Erdman overal en
altijd toepast, moet bijvoorbeeld elke studie van het
Vlaams Economisch Verbond worden verboden of ge-
censureerd als de transfers tussen Vlaanderen en Wal-
lonie¨ worden blootgelegd. Meer nog, deze begroting zou
niet door de beugel kunnen omdat de regering bedragen
plakt op de gedwongen repatrie¨ring van illegalen. Hier
kraait echter geen haan naar. Dit past wel in het politiek
correcte jargon.
Het verhaal krijgt zijn klassieke wending. Men heeft angst
dat de door het Vlaams Blok voorgestelde studie bewijst
dat massale immigratie niet alleen leidt tot culturele
verschraling maar eveneens tot sociaal-economische
verarming. Het Vlaams Blok zal zijn eis inzake het
voorstel van resolutie blijven herhalen opdat een weten-
schappelijke studie wordt uitgevoerd inzake de economi-
sche gevolgen van de grote toeloop van vreemdelingen
naar ons land. Als de resultaten van de studie bekend
zijn, kan eenieder met kennis van zaken conclusies
trekken. Deze kunnen verschillen naargelang de filosofi-
sche overtuiging. Een dergelijke studie zou een sluitende
begroting mogelijk maken, ook inzake de regularisaties.
De regering doet terzake geen inspanning.
Ik blijf erbij dat de federale regering het probleem niet
correct inschat en bijkomende problemen veroorzaakt.
Men blijft ziende blind voor de gevolgen. We zijn mijlen
ver verwijderd van het principe
gouverner, c'est pre´voir.
De vorige eerste minister beschikte zijns inziens over de
minimale capaciteit om problemen op te lossen als ze
zich voordeden. eerste minister Verhofstadt heeft de
onweerstaanbare drang om problemen te scheppen die
zich anders nooit zouden voordoen. Dit laatste dreigt te
gebeuren. Zonder te willen voorspellen dat de begroting
over kop zal gaan, wil ik beklemtonen dat de belasting-
betaler snel zal merken dat hij meer en meer middelen
moet ophoesten voor mensen die niet hebben bijgedra-
gen aan onze welvaart. De regering ziet dit punt te
gemakkelijk over het hoofd.
Het Vlaams Blok plaatst eveneens vraagtekens bij de
politiek van uitwijzingen die de regering zegt te zullen
doorvoeren. Onze fractie gelooft niets van deze belofte.
Integendeel, de naakte begrotingscijfers bevestigen ons
vermoeden. Ik maak een rekensommetje. De regering
schrijft een bedrag van 1 miljard frank in voor repatrie¨-
ringen. Personeel en werkingskosten slokken 300 mil-
joen frank op, de wegwerking van de achterstand kost
300 a` 500 miljoen frank. Dit betekent dat er slechts 200 a`
400 miljoen frank overblijft voor repatrie¨ring van afgewe-
zen asielzoekers. Eerlijkheidshalve voeg ik eraan toe dat
reeds eerder een bedrag van 159 miljoen frank was
ingeschreven. In totaal betekent dit in de meest gunstige
hypothese als de personeelskosten voor de wegwerking
van de achterstand niet uit de pan swingen, 559 miljoen
frank. De minister heeft verklaard dat de kostprijs van
een repatrie¨ring gemiddeld 22 500 frank bedraagt. Dit
betekent dat de regering jaarlijks 20 000 tot 25 000
illegalen kan repatrie¨ren.
Op papier zegt de regering dat ze wat de repatrie¨ring van
de illegalen betreft het Vlaams-Blokprogramma grosso
modo zal uitvoeren. We stellen echter vast dat deze
beloften niet realistisch zijn. In de eerste plaats wordt de
kostprijs van de uitwijzing van e´e´n asielzoeker met
22 500 frank schromelijk onderschat. Ik weet niet op
HA 50
PLEN 028
37
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bert Schoofs
welke gegevens dit bedrag is gebaseerd, het doet ook
niet terzake; op een vraag van collega De Crem is in de
commissie gebleken dat een vluchtuur van e´e´n airbus
198 000 frank kost. Hiertegen zinkt het bedrag van
22 500 frank per afgewezen asielzoeker in het niets. Ik
vraag me dan ook af waarvoor die 22 500 frank moet
dienen. Misschien is het wel de geldsom die in allerijl aan
een Slowaakse asielzoeker wordt gegeven om hem te
overtuigen het land te verlaten. Met dat geld koopt hij in
Slowakije onmiddellijk een aftands vehikel of een trein-
kaartje waarmee hij naar Belgie¨ terugkeert. Wie kan het
hem kwalijk nemen ?
Het bedrag van 22 500 voor de repatrie¨ring van een
asielzoeker is dus onrealistisch. Zelfs indien er inderdaad
25 000 asielzoekers zouden worden uitgewezen, alhoe-
wel het duidelijk is dat de vastgelegde 400 tot 600 miljoen
hiervoor niet volstaan, dan zal dit aantal uitgewezenen
niet volstaan om de jaarlijkse toestroom van meer dan
30 000 nieuwe inwijkelingen te dekken. De ongeloof-
waardigheid van dit punt van de begroting wordt gestaafd
door het concrete uitwijzingsbeleid van de regering. Nu
eens worden 74 Slowaken, dan weer 16 Nigerianen en
een enkele keer een Sierra-Leonees daadwerkelijk uit-
gewezen, onder luid en dreigend protest van de groenen,
waarvan we ook in de toekomst kunnen verwachten dat
ze het uitwijzingsbeleid willen saboteren en de regerings-
partners op dit vlak zullen chanteren. We zijn dus nog ver
af van de honderden asielzoekers die maandelijks zou-
den moeten worden gerepatrieerd indien de logica en de
berekeningen van de minister en de begroting worden
gevolgd. De regering beweert ten onrechte dat de nodige
middelen beschikbaar zijn om massale repatrie¨ringen te
betalen. Ik vermoed echter dat er op het einde van de rit
zelfs nog een overschot zal zijn vanwege de lakse en al
te sporadische repatrie¨ring van illegalen. Misschien doet
men tijdens de rit de trukendoos weer eens open en
zullen enkele tientallen miljoenen uit het budget voor de
repatrie¨ringen via een bestemmingswijziging worden in-
geschreven op de post voor Euro 2000 of iets dergelijks.
Het is duidelijk dat de regering niet zinnens is een ernstig
asielbeleid te voeren.
Men kan er dan ook op rekenen dat het Vlaams Blok de
evolutie van de post repatrie¨ringen in de begroting met
argusogen zal volgen. We wensen bij deze vooral de
VLD te waarschuwen. Als de rekening aan het einde van
de rit niet klopt, dan zal de partij die rekening op
electoraal vlak dubbel en dik terugbetalen aan het
Vlaams Blok. Deze begroting bewijst dat heel het zoge-
naamde uitwijzingsbeleid een zeepbel is die werd opge-
blazen om de hele Vlaamse bevolking, waarvan bijna
twee derde op 13 juni op rechtse partijen heeft gestemd,
te sussen. De rechtgeaarde, of beter gezegd de rechts-
geaarde VLD-er, moet worden gesust. Verhofstadt is dus
duidelijk gezwicht voor de druk van de groenen en de
Franstaligen. Daardoor zet hij zijn eigen kiezers in de
wind en voert hij een mooi staaltje komedie op met
betrekking tot de repatrie¨ringen. Much ado about nothing.
Om die reden moeten we vaststellen dat de vergelijking
van het schaamlapje op het vlak van uitwijzingen voor-
bijgestreefd is. Een andere metafoor dringt zich op : de
uitwijzingspolitiek die er geen is, is in werkelijkheid een
luier, een pamper om de politieke incontinentie van de
VLD te verbergen. De VLD doet het in haar broek als de
groenen een vinger opsteken, waarvoor ik de groenen wil
feliciteren. Ik bee¨indig mijn toespraak dan ook met de
korte, pertinente vraag :
Quo vadis, VLD ?
Le pre´sident : Monsieur Smets, je vous ai fait une petite
note, dont vous connaissez le contenu, auquel, j'espe`re,
vous vous conformerez.
M. Andre´ Smets (PSC) : Monsieur le pre´sident, je l'ai
apporte´e avec moi pour ta^cher de m'y conformer. Mes-
sieurs les ministres, chers colle`gues, je vous dirai hum-
blement que sur un plan purement budge´taire, pour moi
et pour nous, les comparaisons sont parfois difficiles,
puisque nous ne posse´dons pas suffisamment d'expe´-
rience au parlement pour nous permettre de comparer et
nous n'avons aucune raison de croire que votre ambition
ne serait pas positive ni re´aliste d'une certaine manie`re.
Je voudrais dire aussi que l'information dont nous dispo-
sons est une information de terrain, tire´e de notre expe´-
rience quotidienne, car, comme l'a d'ailleurs rappele´ un
orateur pre´ce´dent,... Je suis un peu trouble´, monsieur le
pre´sident, parce que M. Coveliers semble ne pas vouloir
m'e´couter.
Le pre´sident : Eh bien, cela raccourcira votre discours.
M. Andre´ Smets (PSC) : Je disais donc que les matie`res
de police et de se´curite´ sont avant tout, a` mon sens, des
proble`mes de terrain et de partenariat entre responsa-
bles des niveaux fe´de´ral, re´gional, communautaire et
communal.
Le premier aspect sur lequel je voudrais mettre l'accent,
c'est celui de la pre´vention. Pre´vention au niveau de la
formation, dans le cadre scolaire, parascolaire et dans le
cadre de la formation en alternance. Ce sont des voies
capitales a` approfondir absolument, me semble-t-il, en
partenariat avec les re´gions et les communaute´s. Pre´-
vention aussi au niveau de la formation dans des plans
d'emploi, avec l'ide´e - a` laquelle je souscris - de passer
par un Etat social actif mettant les personnes en mouve-
ment. Il vaut mieux en effet que les jeunes et les moins
jeunes puissent e^tre en mouvement que de rester de´-
soeuvre´s. Pre´vention encore par le biais d'une politique
de loisirs de qualite´. Et je me demande a` cet e´gard,
messieurs les ministres, si l'on ne pourrait pas aller
jusqu'a` imaginer des de´ductibilite´s fiscales pour des
affiliations dans des clubs, a` concurrence d'un montant
maximal.
38
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Smets
Je pense que ce sont la` des pistes a` approfondir. Car, a`
la fois dans le cadre de la pre´vention de la violence, et
dans ceux de l'inte´gration et des e´changes multiculturels,
le sport a un ro^le tout a` fait irremplac¸able.
Je me permets encore d'attirer l'attention sur le ro^le
important des CPAS et sur les moyens financiers et
mate´riels a` de´gager. Je le re´pe´terai encore et toujours, le
CPAS est pour moi une des cre´ations sociales les plus
importantes de ce XXe`me sie`cle, comme le partenariat
avec les entreprises en faveur de l'emploi, mais aussi le
monde associatif et le non-marchand en ge´ne´ral qui joue
un ro^le capital.
Il y a aussi la politique de la ville. Il me plai^t d'entendre
rappeler ce point. Je crois que nous devons effective-
ment nous engager re´solument dans une voie de re´duc-
tions fiscales en faveur de ceux qui vivent au coeur des
villes, et qui sont plus souvent victimes de menaces, de
violence, de la salete´ mais aussi de difficulte´s dans le
domaine de l'immobilier car les travaux d'entretien et de
restauration cou^tent souvent plus cher, ne serait-ce qu'a`
cause des difficulte´s d'acce`s. Je plaide donc pour des
re´ductions fiscales importantes en faveur des personnes
qui habitent au coeur des villes.
Un autre point que je voudrais aborder en ma qualite´ de
municipaliste est l'avenir des zones interpolices. Mon-
sieur le ministre, il est important que nous soyons fixe´s
d'une fac¸on tre`s claire sur les dates a` respecter, sur les
zones ge´ographiques. J'ai e´te´ e´tonne´ quand on nous a
propose´ des zones alternatives. Je ne dis pas qu'il ne
faut pas les envisager mais on risque peut-e^tre de
retarder les choses. Ne le prenez pas comme une
critique. Il y a aussi le proble`me des normes de cadre du
personnel, de statut, sans mesurer l'impact financier.
J'aimerais pouvoir re´pondre a` mes hommes comment les
choses vont se passer, ne serait-ce que dans le cadre du
paiement des gens. De plus en plus de policiers et
gendarmes m'interrogent a` ce sujet. Sera-ce l'Etat qui va
payer, avec participation des communes ? Ou les com-
munes seront-elles directement responsables ? J'aime-
rais le savoir.
J'en arrive au volet justice. Il a e´te´ longuement question
de l'arrie´re´ judiciaire. Je n'y reviendrai pas. Au-dela`
me^me du proble`me des proce´dures acce´le´re´es, il y a
parfois des petites mesures plus importantes qu'il n'y
parai^t a` premie`re vue, ne serait-ce que lors des violences
du samedi soir. Si des mesures pouvaient e^tre prises
rapidement de mise en quarantaine pour deux, quatre ou
me^me huit week-ends a` l'encontre des casseurs dans les
stades de football, dans les soire´es dansantes ou sur
l'espace public, elles auraient un effet extre^mement
pre´ventif et plus dissuasif qu'on ne pense, sans devoir
ne´cessairement prendre des mesures de´finitives comme
l'ouverture d'un casier judiciaire.
J'ai beaucoup appre´cie´ diverses interventions, notam-
ment celle de M. Erdman qui a aussi parle´ d'e´valuation.
Je suis frappe´ de constater que les lois ne sont pas
toujours suivies d'e´valuation. Dans le cadre de la justice,
et plus spe´cialement de la police, nous devrions avoir
l'humilite´ et la simplicite´ d'e´valuer les mesures prises et,
en tout cas, de les aborder avec une mentalite´ positive et
dans un esprit de confiance par rapport aux lois pro-
pose´es et sur le terrain en ge´ne´ral.
J'en viens au volet de l'immigration. Je le dis d'emble´e,
monsieur le ministre, je ne donnerai jamais de lec¸ons en
cette matie`re. J'ai annonce´ la couleur imme´diatement
apre`s la de´claration gouvernementale. C'est un domaine
extre^mement complexe puisqu'il couvre a` la fois l'accueil
et l'expulsion. Les cas sont extre^mement de´licats et je
m'imposerai toujours une e´norme re´serve a` cet e´gard. Il
s'agit de personnes appartenant a` des groupes ethni-
ques diffe´rents. Il faut aussi essayer de comprendre les
interrogations le´gitimes du citoyen belge. Tout en e´tant
accueillant, il faut parfois aussi oser de´cider d'expulser
dans certains cas. Je le re´pe`te, c'est une matie`re extre^-
mement de´licate.
Monsieur le ministre, vous ne m'avez pas encore en-
tendu intervenir sur cette question. Je vous confirme qu'a`
titre personnel, je ferai toujours preuve d'une tre`s grande
re´serve en la matie`re parce que nous connaissons aussi
dans nos communes des cas extre^mement difficiles.
Je voudrais aborder rapidement un dernier the`me, celui
des services d'incendie. J'aimerais savoir comment a
e´volue´, e´volue et va e´voluer le financement de ces
services. Je suis tre`s inquiet a` ce sujet. Il y a un de´calage
entre la ne´cessite´ de, non seulement agir pre´ventive-
ment, mais aussi et surtout de mai^triser les catastrophes
importantes, et les mate´riels dont les services d'incendie
disposent. L'anne´e dernie`re - la coalition au pouvoir a` ce
moment-la` n'a aucune importance -, en province de
Lie`ge, 35 millions e´taient pre´vus en mate´riel. Je trouve
cette somme intole´rablement insuffisante. Je tiens a`
de´clarer a` cette tribune qu'on n'a pas donne´ aux services
d'incendie les moyens financiers et techniques suffi-
sants. Nous risquons d'e^tre de´pourvus - nous l'avons
d'ailleurs de´ja` e´te´ - en cas de catastrophe importante. Je
ne suis pas obse´de´ par le bug. Je suis surtout impres-
sionne´ par la ne´cessite´ de couvrir des territoires impor-
tants avec des moyens qui ne sont pas toujours suffisam-
ment mis a` disposition par le fe´de´ral et trop souvent a`
charge des villes et des communes.
En conclusion, monsieur le pre´sident, j'en appelle a` un
partenariat entre l'Etat central et les re´gions, les villes et
les communes pour que la police, la justice, les proble`-
mes inte´rieurs, les proble`mes de la fonction publique en
ge´ne´ral soient l'affaire de tous, chacun prenant ses
responsabilite´s.
HA 50
PLEN 028
39
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Guy Hove (VLD) : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer de minister, geachte collega's, wat ons bij de
algemene bespreking van deze beleidsnota Justitie, be-
groting 2000 het meest opvalt, is dat deze nota zeer
uitvoerig en ook zeer gedetailleerd is. Niet zozeer wordt
de nadruk gelegd op de cijfers om de cijfers; ze geeft
duidelijk blijk van een visie, een structurele, functionele
en inhoudelijke kijk op het gehele departement en vooral
op de functie en de taak van de justitie.
In de begroting is in een bedrag voorzien van 46,3 miljard
frank, hetzij een stijging van 3,5 miljard. Dit is zeer
gedetailleerd, omdat duidelijk werd weergegeven welke
initiatieven de minister wil nemen. De prioriteiten werden
duidelijk omschreven, zowel naar tijd als naar ruimte. Het
plan geeft blijk van visie en sluit tevens aan bij de
meerjarenplannen Justitie. Het komt tegemoet aan de
aanbevelingen en de conclusies van vroegere parlemen-
taire commissies.
Wij stellen met genoegen vast dat inzake de investerin-
gen de inspanningen waarmee reeds vroeger een aan-
vang werd genomen, thans worden voortgezet en nog
worden uitgebreid. Belangrijk hierbij is de vaststelling van
de globale kaderuitbreiding van de magistratuur, de
griffiers en de daarbij niet te veronachtzamen geldelijke
revalorisatie van de magistraten op het niveau van eerste
aanleg.
Zoals ik reeds aanhaalde, laat dit plan niets aan duide-
lijkheid te wensen over. De prioriteiten worden vermeld.
Als zodanig past het volkomen in de open politiek van de
huidige meerderheid. Ook voor het veiligheidsplan op
lange termijn wordt een aantal prioriteiten uitgestippeld.
Deze prioriteiten geven blijk van een duidelijke politieke
keuze. Ik citeer de belangrijkste : het terugschroeven van
gewelddelicten, het in kaart brengen, het bestrijden en
het beter opsporen en doen dalen van de witteboorden-
criminaliteit, de bestrijding van de mensenhandel, de
voorkoming van seksuele misdrijven, jeugddelinquentie,
hooliganisme, enzovoort.
De prioriteiten die op korte termijn worden vooropgesteld
betreffen ten eerste, wapenbezit en ten tweede, publiek-
private samenwerkingsverbanden, waarbij de nadruk kan
liggen op lokale projecten binnen het veiligheidsfonds,
wat zou kunnen leiden tot bijvoorbeeld projecten van
drugspreventie, in overleg tussen magistratuur en lokale
overheden die, voor zover ze tot mijn persoonlijke erva-
ring strekken, zeer functioneel en gedegen werk leveren.
De prioriteiten betreffen ten derde, het hooliganisme en
de daarmee samenhangende procedure voor onmiddel-
lijke verschijning en ten vierde, wordt de nadruk gelegd
op het wetenschappelijk onderzoek.
Met deze prioriteiten zijn wij het volkomen eens, ook al
lijkt de keuze a fortiori beperkt.
In het bijzonder vermeld ik de bijzondere aandacht die
wordt besteed aan de gezinsdelinquentie en het hooliga-
nisme. Wat de actiemiddelen betreft, verdient het snel-
recht of de procedure van onmiddellijke verschijning,
althans minstens als principe, alle steun. Wij hopen dan
ook dat hierover ten spoedigste een beslissing wordt
genomen, uiteraard rekening houdend met de fundamen-
tele principes, zoals het recht van verdediging en het
vermoeden van onschuld.
De beleidsnota is op vele vlakken zeer concreet en
gedetailleerd, met de bedoeling vlug effect te verkrijgen,
zodat ten spoedigste kan worden nagegaan tot welke
resultaten de genomen initiatieven leiden. Het maakt het
ook mogelijk onmiddellijk te kunnen bijsturen en wat op
het vlak van justitie toch zeer belangrijk is, ook kort op de
bal te spelen.
Ook belangrijk is de andere aanpak die aan duidelijkheid
niets te wensen overlaat en die openlijk zegt welke de
prioriteiten en de doelstellingen zijn, wat getuigt van de
openheid van deze aanpak.
Zoals ik in de aanhef reeds naar voren bracht, geeft de
beleidsnota duidelijk blijk van een visie, zowel inhoude-
lijk, structureel als functioneel. Hierbij werd in gelijke
mate aandacht besteed aan de volledige keten van de
justitie en niet aan bepaalde deelaspecten.
Hierbij wordt uitgegaan van een totale aanpak om maat-
schappelijk een adequaat antwoord te kunnen bieden op
de criminaliteit. Het is als het ware een keten die betere
resultaten zou moeten opleveren in de bestrijding van die
criminaliteit.
Het is daarbij evident dat een veilige samenleving niet
alleen een zaak is van het departement van Justitie,
maar ook van alle beleidsinstanties. Belangrijk en zelfs
nieuw is dat het departement niet louter een repressief
apparaat wordt, maar dat er een trendbreuk komt waarbij
wordt afgestapt van een systeem waar de vergelding en
bestraffing door opsluiting het laatste is en enkel als een
ultiem middel wordt beschouwd. Er wordt immers over-
gegaan naar een systeem waarbij het herstel van de
schade de belangrijkste pijler wordt. De zorg voor het
slachtoffer en het herstel van het leed dat zowel aan de
slachtoffers als aan de maatschappij werd berokkend,
staan hierbij centraal. Straffen met vrijheidsberoving als
het moet, alternatieve straffen waar het kan, zoals de
minister zegt.
Dit beleidsplan getuigt eveneens van een totale visie op
verschillende maatschappelijke fenomenen. Ik verwijs
hierbij naar de fenomenen die door de burger individueel
worden ervaren, zoals het gevoel van onveiligheid. Denk
maar aan de problematiek van het wapenbezit en het
geweld in het openbaar vervoer.
40
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Het federaal veiligheidsplan geeft hierop een antwoord.
Hierbij zal het departement optreden als regisseur en als
katalysator tussen de verschillende beleidsinstanties. Ik
denk in de tweede plaats aan de fenomenen die de
democratie ontwrichten zoals de corruptie en de georga-
niseerde misdaad. Ook dit wordt een prioriteit.
De klemtoon ligt niet alleen op het strafrechtelijke aspect.
Er is in de beleidsnota ook aandacht voor zaken die de
burger onmiddellijk raken zoals het bestrijden van de
gerechtelijke achterstand, vooral in de hoven van beroep,
door een snelle en humane rechtsbedeling en aanpas-
singen in het Gerechtelijk Wetboek.
Dit betekent ook een drempelverlaging voor de Justitie
door de invoering van de justitiehuizen, wat verder gaat
dan de akkoorden die destijds waren gemaakt. Voorts
worden
er
wetswijzigingen
op
burgerrechtelijk
en
handelsrechtelijk vlak in het vooruitzicht gesteld, hervor-
mingen inzake de voogdij over minderjarigen, de adoptie,
de toepassing van de wet op het samenwonen, enzo-
voort. Men overweegt aanpassingen aan de wetgeving
met betrekking tot de faillissementen en ik neem aan dat
de problematiek van de verschoonbaarheid hierbij prio-
riteit moet krijgen. Ook de wet op het handelsregister
komt aan de beurt.
Er wordt aandacht besteed aan de structuren. Centraal
staat de verdere realisering van de Octopusakkoorden.
Bijzondere aandacht gaat naar het operationeel maken
van de Hoge Raad voor de Justitie. Daarnaast wordt
rekening gehouden met de aanbevelingen van de di-
verse parlementaire onderzoekscommissies. We hebben
vastgesteld dat er initiatieven zullen worden genomen
voor de uitwerking van een federaal parket en de verti-
cale integratie van het openbaar ministerie. Daardoor zal
er op korte termijn een evaluatie van de aanpassingen
kunnen worden gemaakt. In dat opzicht is een herdenken
en hertekenen van het Wetboek van Strafvordering dan
ook volkomen noodzakelijk. Het jeugdsanctierecht komt
ter sprake. Hierbij wordt de klemtoon gelegd op de
constructieve sancties met herstelrechtelijke dimensie, in
het kader van de visie waarin herstel op de voorgrond
treedt.
Wij stellen met genoegen vast dat men werk wil maken
van het opnieuw dynamisch maken van de administratie
door deze te betrekken bij de beleidsdoelstellingen en
door het in het vooruitzicht stellen van de komst van een
informatie-ambtenaar en regelmatige wetsevaluatie. Dit
beleidsplan is volgens ons duidelijk, stoutmoedig en
gedurfd en het kan rekenen op de steun van de VLD-
fractie.
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik zal zeer bondig zijn. en bovendien een aspect
behandelen dat vanmiddag nog niet ter sprake kwam,
met name de niet-politionele veiligheid. We menen dat
deze regering hiervoor weinig of geen belangstelling
heeft.
Ik zou dit kunnen koppelen aan een aantal thema's zoals
bijvoorbeeld de veiligheids- en preventiecontracten, de
civiele bescherming of de derde discipline, te weten de
dringende geneeskundige hulpverlening. Dit zijn allemaal
aspecten die niet voldoende worden ontwikkeld in de
beleidsnota van de minister.
Ik wil vandaag vooral stilstaan bij een ander aspect,
namelijk het schrijnend tekort aan belangstelling voor de
brandweer. In ons land zijn er ongeveer 17 000 brand-
weerlieden, allemaal mensen die herhaaldelijk hun leven
op het spel zetten bij het blussen van branden en bij het
redden van mensenlevens. Deze mensen moeten erg
teleurgesteld zijn toen de regering-Verhofstadt haar re-
geringsverklaring aflegde, snel en efficie¨nt zoals dat
heette. Blijkbaar gebeurde dit zo snel dat er niet werd aan
gedacht dat er naast de politionele veiligheid, tal van
andere veiligheidsaspecten bestaan, zoals onder meer
de brandweer. In de regeringsverklaring was daarover
geen woord terug te vinden.
Dit had kunnen worden rechtgetrokken door de beleids-
verklaring van de minister van Binnenlandse Zaken. Ook
deze maal was de teleurstelling erg groot, zowel bij de
brandweer als bij degenen die op gemeentelijk vlak met
veiligheid zijn begaan.
Immers, deze beleidsverklaring bewijst heel duidelijk dat
de regering niet is begaan met de organisatie van de
brandweer, laat staan zich de moeite getroost om het
dossier brandweer ernstig te bekijken.
De klap op de vuurpijl waren twee uitspraken van de
minister in de commissie voor de Binnenlandse Zaken.
Het summiere karakter in uw beleidsnota verantwoordde
u door te zeggen dat en ik citeer :
niet-politionele
veiligheid de belangstelling niet geniet van het publiek
.
Vervolgens verklaarde u en dit is nog erger :
het is niet
zo gemediatiseerd als de politie
.
Het is bedenkelijk dat een regering haar veiligheidsbeleid
afstemt op wat er in de media wordt gevolgd.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
je ne peux pas laisser M. Hendrickx dire n'importe quoi.
Monsieur Hendrickx, quand on fait une citation, on doit la
faire comple`tement. Contrairement a` ce que vous avez
dit, j'ai indique´ que, malgre´ l'apparent moins grand inte´re^t
de la population pour ces services et la moins grande
me´diatisation, il s'agissait de matie`res essentielles.
HA 50
PLEN 028
41
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Marcel Hendrickx (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, dames en heren, in het hoofdstuk met betrekking tot
de brandweerdiensten is de minister bijzonder vaag over
de komende zonevorming. Hij geeft geen enkel inzicht in
de financiering hiervan. Toch zullen binnenkort alle ge-
meenteraden in Belgie¨ hierover een beslissing moeten
nemen.
Bovendien weet iedereen dat het op dit ogenblik bijna
onmogelijk is om nog vrijwillige brandweerlieden te vin-
den, enerzijds door gewijzigde beroepsbezigheden die
de beschikbaarheid bemoeilijken en anderzijds vooral
door het onaantrekkelijke statuut van deze mensen. De
vrijwilligers vragen al jaren een degelijk statuut. In de
beleidsverklaring lezen we en ik citeer :
In dat verband
zal een grondige studie van die aangelegenheden over-
wogen worden
.
Daarnaast weet deze regering blijkbaar niet dat er ook
nog beroepsbrandweerlieden bestaan voor wie een aan-
passing van het statuut noodzakelijk is. In de hele nota
staat geen woord over de beroepsbrandweerlieden. De
personeelskaders bij de beroepsbrandweerlieden en de
minimale uitrusting van brandweerkorpsen worden in dit
land nog steeds geregeld door een totaal voorbijge-
streefd koninklijk besluit van 1967. Iedereen die bij deze
zaak betrokken is, vraagt al sinds jaren de herziening
ervan. Ook hierover vinden we echter geen woord terug.
Ergerlijk wordt het als in de beleidsverklaring over pre-
ventie wordt gesproken. We vinden hierover slechts twee
zinnetjes met een enkele vaststelling, namelijk dat het
koninklijk besluit inzake liften en verwarmingslokalen
moet worden aangepast. Dat er dringend nood is aan het
opstellen van interventieplannen waarbij preventief wordt
bepaald hoe bij bepaalde calamiteiten in bedrijven, scho-
len, ziekenhuizen en andere risicogebouwen dient te
worden opgetreden en dat hiervoor in iedere zone een
preventiecel met geschoold personeel moet worden ge-
vormd, wordt gewoon genegeerd. De achterstand inzake
preventieve werking en zelfs kortweg inzake organisatie
van de brandweer is zeer groot. Blijkbaar wordt hier niets
aan gedaan. De brandweer is immers niet zo belangrijk.
Is er dan een nieuwe Innovation- of Switelramp nodig om
deze stiefmoederlijke behandeling van de brandweer te
doen ophouden ? Tijdens het voorbije weekend werd
nogmaals het gevaar van brand bewezen. Mensen ver-
loren het leven en werknemers raakten werkloos. Zonder
voldoende kennis van de omstandigheden zal ik in
verband met deze branden zeker niemand met de vinger
wijzen, maar het is een argument te meer om de onver-
schilligheid tegenover de brandweer aan te klagen.
De CVP kan zich dan ook niet vinden in het beleid voor
de brandweer en eist dat de regering meer middelen ter
beschikking stelt voor een betere uitbouw van de brand-
weer, zowel wat de vrijwilligers betreft als wat een betere
bescherming van de bevolking via verdere samenwer-
king tussen beroeps- en vrijwilligerskorpsen betreft. Wij
dienen dan ook een amendement in om meer middelen
te voorzien voor preventie. Dit is duidelijk een materie die
de gemeenten overstijgt en waarvan de last dus door de
federale overheid moet worden gedragen. Dit is voor ons
een prioritaire eis aangezien dit rechtstreeks met de
veiligheid van de burgers te maken heeft. Wij willen hier
echter meteen aankondigen dat we daarnaast de ineffi-
cie¨nte en ondeskundige benadering van de brandweer
door deze regering sterk zullen aanvechten.
De voorzitter : Collega's, ik wil de heer Marcel Hendrickx
feliciteren met zijn maidenspeech. (Algemeen applaus)
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, voor de volledigheid van het verslag wil ik er op
wijzen dat ook de heer Bert Schoofs zojuist zijn maiden-
speech heeft gehouden.
De voorzitter : Mijnheer Schoofs, ik was u vergeten. Ik
vind dat ook u een applaus verdient. Vandaag hebben we
dus drie maidenspeeches gehoord.
Nous avons entendu tous les orateurs.
Je n'ai pas l'intention de suspendre la se´ance. Si la faim
vous tenaille, je vous informe que le buffet sera ouvert a`
partir de 19 heures.
M. Antoine Duquesne, ministre : Monsieur le pre´sident,
madame, messieurs les parlementaires, je voudrais tout
d'abord vous remercier de l'inte´re^t que vous te´moignez
au budget du ministe`re de l'Inte´rieur. C'est une matie`re
importante puisqu'elle concerne la se´curite´ des citoyens
et qu'il s'agit d'un proble`me de socie´te´ qui devrait
de´passer
les
re`gles
parfois
ste´riles
du
clivage
majorite´/opposition.
Apre`s ce que notre pays a connu et les e´preuves
endure´es par les responsables des services de se´curite´
qui ont souvent fait l'objet de traitements ou, en tout cas,
de jugements injustes, le moment est venu de re´concilier
ces derniers avec les citoyens et d'assurer la promotion
de ces services.
La re´forme des polices est une belle occasion pour
engager dans ces corps, qui sont essentiels au bon
fonctionnement de l'Etat, les meilleurs e´le´ments pour
qu'ils assurent la se´curite´.
Comme je l'ai dit, les parlementaires se sont beaucoup
inte´resse´s a` mon budget. Certains ont me^me fait preuve
de ze`le puisque, et c'est peut-e^tre la loi du genre, ils
m'ont pose´ un certain nombre de fois les me^mes ques-
tions, questions qui ont d'ailleurs donne´ lieu aux me^mes
re´ponses. C'est e´videmment en particulier le cas des
parlementaires de l'opposition dont je sais aujourd'hui
que s'ils m'e´coutent, ils ne m'entendent pas et que, quoi
que je fasse, mes re´ponses ne les convaincront pas.
42
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Ce budget - on ne s'en rend pas toujours compte quand
on constate les inte´re^ts des uns et des autres - est un
budget de transition. J'ai poursuivi la politique qui avait
e´te´ entame´e par le pre´ce´dent gouvernement. Des enga-
gements avaient e´te´ pris. Il fallait e^tre correct et aller
jusqu'au bout de ces engagements. C'est le cas, par
exemple, en ce qui concerne les contrats de se´curite´ qui
n'ont pas change´ de nature. J'ai entendu, tout a` l'heure,
l'un des vo^tres pre´tendre que j'en avais modifie´ la
de´nomination et donc le contenu alors que je poursuis
purement et simplement la politique qui avait e´te´ enga-
ge´e. Cependant, il est vrai que le moment est venu de
proce´der a` l'e´valuation de l'efficacite´ de ces contrats et il
est probable qu'a` l'occasion du prochain budget, nous
proce´derons a` un certain nombre de re´orientations.
Le commissaire a` la ville n'empie`te d'aucune manie`re sur
les compe´tences qui sont les miennes en la matie`re. Il
apporte des suggestions fort inte´ressantes car il est vrai
que le proble`me de la se´curite´ dans les villes est de
nature diffe´rente et requiert, a` certains e´gards, des
solutions spe´cifiques. Mais, s'il n'empie`te pas sur les
compe´tences du ministe`re de l'Inte´rieur, il enrichit certai-
nement le de´bat.
Il en va de me^me en ce qui concerne les plans de
se´curite´. En effet, aucune difficulte´ ne se pose entre le
ministre de la justice et le ministre de l'Inte´rieur. Les
compe´tences de l'un et de l'autre sont bien connues mais
il est vrai qu'une coordination est souhaitable dans ces
domaines.
Le proble`me n'est pas celui des compe´tences de l'un et
de l'autre, mais bien celui d'une efficacite´ accrue, pour
les citoyens, dans l'organisation de la se´curite´.
Mais si ce budget est transitoire, il contient quand me^me
un certain nombre de marques importantes. Je fais
re´fe´rence au cre´dit provisionnel d'un milliard qui a e´te´
consacre´ a` l'ope´ration de re´gularisation, a` la lutte contre
l'arrie´re´ en matie`re d'asile ainsi qu'a` l'e´loignement. Je
pourrais e´galement faire re´fe´rence au cre´dit provisionnel
inscrit pour le budget de l'Euro 2000, ainsi qu'aux pre-
miers montants inscrits pour la re´forme des polices, mais
celle-ci n'aura un cou^t budge´taire qu'a` partir du moment
ou` elle deviendra ope´rationnelle, c'est-a`-dire dans le
cadre du budget 2001, et tre`s certainement dans le cadre
du budget 2002.
En ce qui concerne les sujets importants qui ont e´te´
aborde´s, il y a tout d'abord celui de l'Euro 2000. Je suis
tre`s e´tonne´ par l'attitude de M. Van Parys. Alors que l'on
est a` six mois de cette manifestation qui sera importante
pour notre pays, pour l'image que nous allons en donner,
qui sera une grande satisfaction pour tous les amateurs
de football, qui va drainer chez nous 1 250 000 suppor-
ters, qui va e^tre vue a` la te´le´vision par 7 milliards de
te´le´spectateurs, on a l'impression que M. Van Parys,
probablement plus grand amateur des commissions
d'enque^te que des matches de football, se re´jouit a` l'ide´e
qu'un grand drame pourrait se produire dans notre pays.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het is zonder meer duidelijk dat de minister van Binnen-
landse Zaken mij niet kent. Ik ben van in mijn jeugd een
hevig supporter van de Gantoise of AA Gent, de Buffalo's.
Wat dat betreft vergist u zich wel degelijk, mijnheer de
minister. U moet echter begrijpen dat het de opdracht is
van de oppositie te verwittigen wanneer er signalen
komen dat er problemen zouden kunnen ontstaan. Het is
natuurlijk helemaal niet zo dat wij ons zouden verheugen
over een eventuele mislukking van dit belangrijke evene-
ment in het land. Wanneer wij beschikken over elemen-
ten die er op wijzen dat het zou kunnen mislopen, is dat
iets anders. Wij lopen rond met open ogen : een aantal
mensen melden ons dat er reden is tot ongerustheid en
het is dan de opdracht van een parlementslid om dit hier
te zeggen. U moet hetgeen wij gezegd hebben in die
context begrijpen en niet in de zin dat wij zouden hopen
dat het verkeerd afloopt, wel integendeel. U kent de heer
Vanpoucke en mij voldoende om te weten dat dit hele-
maal niet de intentie is van de CVP-fractie.
M. Antoine Duquesne, ministre : Sachez, monsieur Van
Parys, que j'e´tais vigilant et attentif bien avant votre
intervention. Soyez tout a` fait rassure´. Allez assister au
match des Buffalos. Je m'en occupe e´galement pendant
le championnat. Tout est tranquille et vous pouvez y aller
sans aucune crainte.
De la me^me manie`re, j'ai l'impression que je fais plus
confiance que vous au sens des responsabilite´s des
forces de police. Si j'ai bien compris ce que vous disiez,
on a tout a` fait l'impression que ces services de police
pourraient e^tre tente´s par je ne sais quelle de´rive vu la
re´forme en cours. J'ai une totale confiance en eux. Ils
savent qu'il s'agit d'une manifestation importante pour
notre pays. Leur premie`re pre´occupation est la se´curite´
des gens, donc de tous ceux qui seront dans notre pays
a` ce moment.
Nous avons pre´vu des moyens budge´taires, pre`s de
300 millions constituant un cre´dit provisionnel, car cette
ope´ration sera cou^teuse. Il y aura bien entendu des
retombe´es importantes. De plus, le gouvernement fe´de´-
ral entend faire un effort, non seulement en faveur des
services de gendarmerie qui seront tre`s sollicite´s a` cette
occasion, mais e´galement vis-a`-vis des services de
police communale.
A cet e´gard, je voudrais rassurer tout le monde. La
gendarmerie mobilisera la totalite´ de ses effectifs en
supprimant les conge´s pendant cette pe´riode. Cela signi-
fie que la capacite´ de la gendarmerie sera augmente´e
- cela varie un peu selon les moments - de 25 a` 33%.
HA 50
PLEN 028
43
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Ainsi, sur base de la planification qui a e´te´ faite, me^me en
mobilisant tous les effectifs ne´cessaires pour l'ope´ration
Euro 2000, il y aura un accroissement des capacite´s
dans toutes les brigades. La se´curite´ ordinaire, celle
ne´cessaire en dehors de l'Euro 2000, sera donc assure´e,
d'autant que les autres communes proce´deront de la
me^me manie`re et que j'ai rendu l'ensemble des commu-
nes attentives a` cette proble´matique, notamment a` l'oc-
casion d'un se´minaire qui s'est de´roule´ hier en re´gion
bruxelloise.
Toutes les mesures sont prises pour que soit assure´e
non seulement la se´curite´ des matches Euro 2000 mais
e´galement tout ce qui peut de´couler de l'arrive´e sur notre
territoire d'un nombre conside´rable de personnes, sans
pour autant ne´gliger les proble`mes de se´curite´ ordinai-
res. Les moyens sont pre´vus et tout est pre´pare´ depuis
longtemps de manie`re tre`s minutieuse, notamment par
mon honorable pre´de´cesseur. Les plans sont pre^ts de-
puis 1996. J'ai moi-me^me eu de tre`s nombreux contacts
avec mon colle`gue hollandais. J'ai organise´ des concer-
tations avec les bourgmestres des villes ho^tes, avec les
gouverneurs des provinces. Sous ma pre´sidence, j'ai eu
des re´unions avec les commissaires en chef et les
commandants de brigade. Un syste`me de commande-
ment inte´gre´ a e´te´ mis en place et me^me les hypothe`ses
les plus difficiles sont examine´es en ce qui concerne
l'organisation de plans de secours e´ventuels. Un maxi-
mum de pre´cautions sont prises et, avec mon colle`gue
hollandais, de`s l'anne´e prochaine nous nous rendrons
dans les diffe´rentes capitales pour demander la collabo-
ration des autorite´s de ces pays mais e´galement des
fe´de´rations de football. Si des billets ne sont pas vendus
a` des hooligans, les conditions de la se´curite´ en seront
d'autant facilite´es. Il est vrai que tout le volet pre´ventif est
un volet essentiel et que l'observation policie`re est extre^-
mement de´veloppe´e a` cet e´gard. L'e´change d'informa-
tions existe de´ja` de`s a` pre´sent et sera renforce´ au fur et
a` mesure que l'on se rapproche du mois de juin de
l'anne´e prochaine. Si des hooligans se de´placent, ils
seront accompagne´s. Vous savez qu'avec mon colle`gue
hollandais, nous proce´derons aux contro^les ne´cessaires
aux frontie`res, sur base des informations rec¸ues. Nous
aurons la possibilite´ d'interdire l'acce`s s'il le faut, mais
e´galement d'expulser tous ceux qui troubleraient l'ordre
public sur notre territoire. Je crois donc qu'il ne faut
absolument pas paniquer. Au contraire, il faut e^tre
convaincu que des mesures sont prises, des mesures
pre´voyantes qui doivent supprimer l'inquie´tude dans le
chef de certains.
En ce qui concerne la re´forme des polices, j'ai entendu
M. Paque dire :
On ne voit rien venir. Il est vrai,
monsieur Paque, que, si je devais attendre les re´ponses
que je sollicite, notamment de votre pre´sidente de parti
quant a` la suite de la proce´dure, je perdrais beaucoup de
temps. Je donnerai un exemple : j'attendais une re´ponse
pour hier en ce qui concerne le conseil consultatif des
bourgmestres; j'attends toujours la re´ponse. Cela ne
m'empe^chera pas d'aller de l'avant : j'irai devant le
gouvernement de`s jeudi avec la proposition. En effet,
aucun retard n'a e´te´ pris et je suis tout a` fait de´termine´ a`
aller de l'avant.
Je voudrais dire a` tous ceux qui m'ont interroge´ que je
veillerai a` ce que le timing pre´vu par la loi soit respecte´ et
je ferai en sorte que les engagements qui avaient e´te´ pris
par le pre´ce´dent gouvernement soient ame´liore´s puisqu'il
e´tait pre´vu que la fin de la mise en place des polices
locales se terminerait en 2004. Mon intention est que
l'ensemble des services de police inte´gre´e entrent en
fonction, soient ope´rationnels, en collaboration avec le
ministre de la Justice, pour le 1er janvier 2002. Il est en
effet souhaitable que l'on essaie que ces services entrent
en service au me^me moment, de manie`re a` indiquer tre`s
clairement qu'il n'existe aucune pre´e´minence de l'un sur
l'autre.
Le timing que j'ai e´tabli est tout a` fait respecte´ et les
choses avancent bien. J'ai de´ja` pris le premier arre^te´ qui
met en vigueur un certain nombre de dispositions de la
loi. Je pourrai prendre biento^t celui qui concerne le
conseil consultatif des bourgmestres qui est tre`s impor-
tant puisque c'est devant ce conseil que l'on devra
pre´senter un certain nombre de projets de dispositions
re´glementaires.
En ce qui concerne les zones, il y en a de´ja` pre`s de
160 pour lesquelles il n'y a aucune difficulte´. Il en existe
une cinquantaine dont on peut penser qu'elles pourraient
e^tre pre´caires, c'est-a`-dire qu'elles seraient incapables
d'assumer la totalite´ des fonctionnalite´s dont elles seront
charge´es demain. J'ai demande´ au gouverneur d'avoir
des consultations avec les bourgmestres. Je me re´jouis
du re´sultat de ces concertations puisque les gouverneurs
m'ont fait savoir qu'en effet, un certain nombre de
propositions e´taient formule´es de manie`re a` ame´liorer la
situation. Pour ces propositions, je pourrai engager les
consultations officielles de`s le de´but de l'anne´e pro-
chaine et demander au gouvernement de trancher au
cours du premier trimestre de l'anne´e prochaine.
De la me^me manie`re, en ce qui concerne les statuts, les
choses avancent bien. J'ai proce´de´ a` e´norme´ment de
consultations. J'ai rencontre´ plusieurs fois les organisa-
tions syndicales. La semaine dernie`re encore, nous
avons mis au point un calendrier de travail. Je puis vous
confirmer que, de`s le mois de janvier, nous examinerons
un certain nombre de projets d'arre^te´s re´glementaires.
Mais nous aborderons aussi la question difficile qui est
celle de l'insertion. J'ai bien l'intention d'entreprendre tout
ce qui est possible car la re´forme des polices ne sera une
re´ussite que dans la mesure ou` l'on aura la collaboration
des hommes de terrain. Pendant la pe´riode transitoire, il
faudra tenir compte d'un certain nombre de re´alite´s, de
44
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
cultures diffe´rentes, de grades diffe´rents. Il faudra trouver
des formules pour ame´nager la situation et faire en sorte
que chacun se trouve bien dans le cadre de cette
re´forme. Apre`s les conversations que j'ai eues, tout cela
me parai^t possible.
La re´forme des polices avance bien. Je souhaite qu'elle
soit poursuivie dans l'esprit des accords Octopus. Pour la
re´forme des polices, il y a une diffe´rence car il ne s'agit
plus ici de pre´parer des dispositions le´gales, mais bien
des arre^te´s royaux qui rele`vent de la compe´tence des
ministres ou du gouvernement. C'est la raison pour
laquelle, e´tant donne´ que la majorite´ fait confiance au
gouvernement, la proce´dure a e´te´ quelque peu change´e
puisque c'est le gouvernement qui repre´sente la majorite´.
Il faut que l'on aille de l'avant. J'ai pose´ un certain
nombre de questions, mais je n'ai pas encore obtenu de
re´ponses claires de la part du CVP et du PSC. Par
contre, la Volksunie a donne´ une re´ponse qui ne conte-
nait aucune ambiguite´.
A co^te´ de la re´forme des polices, d'autres re´formes
importantes devront e^tre re´alise´es. Vous avez tout a` fait
raison de le dire, monsieur Hendrickx. Il faudra notam-
ment proce´der a` la re´forme des services d'incendie qui
ont e´te´ conc¸us a` une autre e´poque, pour une autre
e´poque. En la matie`re, il y a encore beaucoup a` faire.
Nous y travaillons au niveau des consultations que nous
avons avec les inte´resse´s. En attendant, un certain
nombre d'initiatives sont entreprises de manie`re a` ame´-
liorer le statut des pompiers, qu'il s'agisse des pompiers
professionnels ou volontaires. J'ai rec¸u les dossiers en
ce qui concerne la fixation des zones. Il y a une difficulte´
technique pour deux d'entre elles. Mais, pour le surplus,
il n'y a pas de proble`me. Je pourrai tre`s rapidement
prendre les arre^te´s ne´cessaires.
Mais il faut e´galement re´fle´chir au proble`me des ent-
reprises de gardiennage et des transports de fonds. En
ce qui concerne la gestion des catastrophes, il faut
ame´liorer la coordination. C'est un e´le´ment essentiel de
la re´ussite de ces ope´rations. Sachez que nous nous y
attelons. Pour nous, il s'agit bien de proble`mes essen-
tiels.
En ce qui concerne la ville et l'immigration, je vous ai
entendu parler, monsieur Paque, d'incohe´rence et de
retard. Cela est probablement du^ au fait que vous n'e^tes
jamais venu en commission de l'Inte´rieur pour voir ce qui
s'y passait. La politique mise en oeuvre comporte trois
piliers essentiels.
Tout d'abord, il y a la ne´cessite´ impe´rieuse de re´former la
le´gislation sur les e´trangers. Nous y travaillons tre`s
activement. J'espe`re pouvoir vous pre´senter un projet
sur cette matie`re difficile au moment des vacances de
Pa^ques. Et j'espe`re que ce projet retiendra l'attention du
parlement, car il concerne une matie`re dans laquelle il
faut faire preuve de beaucoup de prudence.
En attendant, les e´loignements ont repris. Il s'agit d'une
dimension essentielle de la politique. Vous devez savoir
que dans le courant du mois de novembre, il y a eu pre`s
de 700 e´loignements, dont 48 avec escorte. En ce qui
concerne ces escortes, les choses s'ame´liorent : pre`s de
90% d'entre elles re´ussissent. De plus, on constate une
e´volution de l'atmosphe`re dans les centres parce qu'on
se rend compte de la de´termination du gouvernement.
Les de´parts volontaires sont de plus en plus nombreux.
Et il y en aura toujours plus.
Il est toutefois pre´occupant de constater que nous conti-
nuons a` connai^tre des afflux importants de re´fugie´s en
provenance des pays de l'ancienne URSS. Cette situa-
tion nous pre´occupe d'autant plus qu'il a e´te´ e´tabli que
certaines agences de voyage a` l'e´tranger font de la
publicite´ pour notre pays en matie`re d'asile. Il faut donc
envoyer des signaux clairs. Bien su^r, nous accueillons
tous ceux qui risquent d'e^tre perse´cute´s. C'est notre
dignite´. Nous allons me^me plus avant en acceptant l'ide´e
de la re´gularisation. Mais il n'est pas admissible de
conside´rer que notre pays est une ve´ritable passoire et
qu'il suffit d'y mettre le pied pour y rester et be´ne´ficier
d'un certain nombre d'avantages lie´s a` l'aide sociale.
A cet e´gard, j'ai informe´ le gouvernement de ma de´ter-
mination en la matie`re. J'ai, aujourd'hui-me^me, donne´
des instructions au commandant de la gendarmerie pour
que l'on renforce les contro^les. En effet, ces personnes
arrivent chez nous en suivant une ve´ritable filie`re de
traite d'e^tres humains. D'autres mesures seront e´gale-
ment prises. J'ai pre´side´ un groupe de travail visant a`
renforcer l'ensemble des dispositifs policiers et judiciai-
res pour lutter contre la traite des e^tres humains via une
plus grande collaboration entre les services. Il faut aussi
une collaboration avec les pays d'origine de ces deman-
deurs d'asile. Une action sur le plan diplomatique devrait
permettre de mieux re´primer ces activite´s intole´rables.
J'ai demande´ e´galement que pour ceux qui arrivent
massivement pour l'instant, on acce´le`re au maximum
l'examen des dossiers en vertu du principe
last in / first
out
. Ainsi, tre`s rapidement, on e´met un signal vis-a`-vis
de l'e´tranger qui saura que s'il n'est pas dans les
conditions de l'asile, il n'a aucune chance de pouvoir
rester en Belgique.
De me^me, nous allons constituer une espe`ce de forma-
tion spe´cialise´e pour les personnes envoye´es dans les
principaux pays de provenance. Il s'agira d'une sorte
d'organisation syste´matique d'officiers a` l'immigration.
J'ai demande´, pour ce faire, la collaboration du ministre
des Affaires e´trange`res pour que tous les contacts diplo-
matiques soient pris. Il est en effet souhaitable que ces
personnes ne quittent pas leur pays avec l'espoir falla-
cieux de pouvoir rester en Belgique car il est beaucoup
plus malaise´ de devoir, par la suite, proce´der a` des
e´loignements.
HA 50
PLEN 028
45
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Antoine Duquesne
Ainsi, lorsque les de´cisions seront prises, se poursuivront
des renvois, des e´loignements, y compris collectifs, vers
les pays de l'Est.
Concernant la re´gularisation, c'est fait, monsieur Paque !
On en a beaucoup parle´ dans le passe´; c'est vote´ par la
Chambre et le Se´nat; le gouvernement a approuve´
l'arre^te´ royal d'exe´cution, lequel a e´te´ envoye´ depuis lors
au Conseil d'Etat. Et je recevrai d'ailleurs de`s demain
l'avis de celui-ci. Les circulaires d'information vont e^tre
envoye´es dans les communes. Et je confirme que
l'ope´ration de re´gularisation commencera a` partir du
10 janvier prochain, sur la base de l'avis d'une commis-
sion, que je n'aurai pas de raison de ne pas suivre. En
effet, un maximum de pre´cautions sont prises afin de
garantir le se´rieux de cette commission. Celle-ci se
composera entre autres d'un avocat, d'un magistrat et
d'un repre´sentant des associations de de´fense des droits
de l'homme. Et si le gouvernement - et ce sera le cas -
fait preuve de se´rieux dans le choix de ceux qui y
sie´geront, c'est-a`-dire s'il veille a` en garantir l'inde´pen-
dance absolue et l'objectivite´, membres desquels l'on
exigera qu'ils formulent et justifient leurs avis sur la base
d'un dossier et non pas de conside´rations a priori, je ne
vois pas pourquoi je ne suivrais pas les avis e´mis.
Et puis, a` co^te´ de cela, nos ne´gociations, nos contacts se
poursuivent avec les compagnies ae´riennes, et notam-
ment avec la SABENA, de manie`re a` ame´liorer les
contro^les. J'envoie re´gulie`rement des officiers de l'immi-
gration dans toute une se´rie de pays. Nous voulons
ame´liorer la situation dans les centres ferme´s, en nous
inspirant d'un certain nombre de suggestions formule´es
par M. Lelie`vre. Et ce que vous dites a` ce sujet est tout a`
fait inexact. En effet, il existe de`s a` pre´sent des dispositifs
dans les centres ferme´s afin d'ame´liorer la situation des
familles avec des enfants. Vous devez savoir que parler
d'e´ducation est excessif, lorsque l'on sait que ceux qui se
trouvent dans les centres ferme´s le sont justement en
vue de l'e´loignement et qu'ils pourraient retrouver leur
liberte´ sur l'heure s'ils acceptaient la de´cision rendue par
des instances inde´pendantes dans ce pays, instances
qui ont indique´ qu'il y avait lieu a` proce´der a` leur
rapatriement.
Nous voulons e´galement de´velopper la collaboration
avec les organisations spe´cialise´es pour les retours
volontaires. C'est le cas notamment de l'IOM.
Vous le voyez, de nombreuses initiatives ont e´te´ prises et
sont mises en oeuvre progressivement. Il faut un mini-
mum de temps pour re´aliser tout cela se´rieusement.
Ainsi, ai-je du^ attendre deux mois pour que les deux
chambres du parlement se prononcent sur la re´gularisa-
tion, ce qui est en soi normal pour garantir un de´bat
de´mocratique et se´rieux, lequel m'a d'ailleurs permis de
clarifier un certain nombre d'aspects. Il ne suffit donc pas
dans toutes ces matie`res de claquer des doigts.
A l'occasion de cette discussion budge´taire, je puis donc
vous dire que les projets sont en bonne voie d'avance-
ment - que ce soit pour l'Euro 2000, pour la re´forme des
polices, pour la politique d'asile ou pour les pre´occupa-
tions de type non policier.
Monsieur le pre´sident, je vous vois sourire. Vous pourrez
constater que j'en ai termine´ avant que la petite lampe
rouge ne clignote. Je vous remercie pour votre attention.
Le pre´sident : Monsieur le ministre, vous prenez d'ex-
cellentes habitudes, pour lesquelles je vous remercie au
nom de la Chambre.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, da-
mes en heren, ik zal trachten te antwoorden op de vragen
die tijdens de diverse uiteenzettingen nog naar voren
kwamen en die de politieke gevoeligheden van het debat
blijven voeden.
Tijdens de regeringsonderhandelingen werden inzake
justitie vier pijlers in aanmerking genomen, die ons
handenvol werk bezorgen. Ten eerste, is er de uitvoering
van de Octopusakkoorden en de aanbevelingen van de
diverse parlementaire onderzoekscommissies. Ik stel
vast dat op dat vlak weinig spanningsvelden bestaan,
behalve met betrekking tot het voortzetten van de werk-
zaamheden inzake de Octopusakkoorden en de Hoge
Raad voor de Justitie. Ten tweede, gaat het om het
veiligheidsplan dat wel een aantal vragen oproept, die ik
zal trachten te beantwoorden. Een derde pijler is een
snelle en humane rechtsbedeling. Ten vierde, gaat het
om een strafuitvoeringsbeleid waaraan we een peniten-
tiair plan hebben toegevoegd.
Ik zal in de discussie niet de opmerking uit de weg gaan
die ik vandaag een aantal keren heb gehoord, met name
dat men het normaal vindt dat er continui¨teit in het beleid
is. Mijns inziens is dat niet altijd normaal, maar wel ten
aanzien van justitie. Deze materie wordt nu eenmaal
gekenmerkt door een vrij open geest. Ook in de commis-
sie voor de Justitie heerst deze mentaliteit, wat zich vaak
vertaalt in het gemakkelijker aanvaarden van wat het
algemeen belang is. Het is een discussie die de partijpo-
litieke grenzen overstijgt.
Er is vandaag een aantal keren gebleken dat de vernieu-
wing die is voorgeschreven niet altijd wordt geaccepteerd
en onvoorwaardelijk als slecht wordt afgedaan. Wellicht
is dat eigen aan het politieke debat zoals wij dat in deze
Kamer kennen.
Collega Van Parys, ik zal met u in debat treden. Ik
verheel niet dat het niet mijn bedoeling is mij te verschui-
len achter een ongeschreven regel die zegt dat aftre-
dende ministers zich in de eerste zes maanden niet met
hun materie inlaten. Integendeel, een aantal aspecten
die u hebt aangekaart houden wellicht iedereen bezig.
Het lijkt mij bijgevolg normaal dat daarop even wordt
46
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
ingegaan. Het is voor mij een verrassing te moeten
vaststellen dat u zegt dat er een nulgroei is en men
eigenlijk de vraag moet durven te stellen of justitie voor
deze regering nog wel een prioriteit is. U weet dat wij,
sinds de aanvang van deze regeerperiode, niet anders
hebben gedaan dan de nulgroei in acht te nemen. De
nulgroei houdt in dat de budgettering, zoals ze door de
vorige regering waarvan u deel uitmaakte, was voorop-
gesteld, wordt gerespecteerd. Wij roeien dus deels met
de riemen die wij van de vorige regering hebben gekre-
gen. Wat dat betreft, stel ik vast dat er een verhoging is
met 3,5 miljard frank, wat trouwens door een aantal
sprekers hier werd opgemerkt.
De intellectuele eerlijkheid gebiedt mij in te gaan tegen
de door u aangevoerde stelling dat de regering her en der
75 miljard frank kon spenderen, waarvan 3,5 miljard frank
voor justitie was bestemd. Die 75 miljard frank is evenwel
de globale stijging, van 1999 naar 2000, van alle Bel-
gische begrotingen samen, dus zowel de primaire uitga-
ven van de Staat, de sociale zekerheid van werknemers
en zelfstandigen als de begrotingen van de Gemeen-
schappen en de Gewesten. Wij moeten dat cijfer dus
relativeren.
Ik kom nu tot de beperkte marges waarbinnen het beleid
moest worden gewijzigd. U hebt aangestipt dat de pro-
blematiek van de rechtshulp u bijzonder nauw aan het
hart ligt. Enerzijds, wijst u op de rechtszoekenden, die
kansarm zijn en moeilijk hun recht kunnen laten gelden
omwille van financie¨le redenen;
anderzijds, geeft u aan dat jonge advocaten daar eigen-
lijk de voedingsbodem vinden voor een eventuele car-
rie`re, wat ik toch even wil relativeren. In 1998 werd
hiervoor in een bedrag van 500 miljard voorzien, in 1999
in 758 miljard en voor 2000 was aanvankelijk een bedrag
van 1 800 miljard vooropgesteld, terwijl het resultaat
slechts 908 miljoen is. Dit houdt dus een stijging in met
150 miljoen, die weliswaar 100 miljoen minder bedraagt
dan het oorspronkelijk vooropgetelde bedrag.
Ik weet dat dit cijfer op forfaitaire wijze totstandkwam en
dat uit de brief van het Rekenhof naar het ministerie van
Justitie blijkt dat de doorzichtigheid ervan in vraag wordt
gesteld. Een globale evaluatie van het stelsel is noodza-
kelijk.
Of wij het nu graag deden of niet, wij hebben op dit vlak
gesnoeid, ervan uitgaand dat het systeem hoe dan ook
moet worden herzien met alle nodige bijsturingen van
dien. Aangezien het systeem dat wij willen ontwikkelen
precies aan de kansarmen de mogelijkheid moet bieden
een advocaat van hun keuze te nemen, vervalt volgens
mij het argument over de carrie`remogelijkheid van jonge
advocaten.
Vervolgens kwam de tegenstelling tussen lai¨citeit en
islamitische eredienst ter sprake en eigenlijk betreur ik
dat. Volgens mij werd lai¨citeit in het verleden altijd
behandeld als het vijfde wiel aan de wagen. Men doet
alsof beide geloofsovertuigingen tegenover elkaar staan,
terwijl wij precies een tolerante maatschappij willen cree¨-
ren, waarin de geloofsovertuiging behoort tot het prive´-
leven van elkeen en met de garantie dat elk individu het
geloof belijdt dat hem het meest aanspreekt. U weet
wellicht dat wij opteerden voor de doorlichting van alle
erkende erediensten en wellicht zal deze keuze ons
leiden tot een meer evenwichtige verdeling van de mid-
delen voor de erediensten en de lai¨citeit.
IK kom thans tot de kritiek in verband met het snelrecht.
Wij beschouwen het snelrecht als een van de drie peilers
in de strijd tegen de misdadigheid, de witteboorden-
criminaliteit en de corruptiebestrijding. Voorts biedt het
een snel antwoord, voornamelijk op de stadscriminaliteit.
U merkt dus dat wij het snelrecht niet alleen willen
koppelen aan het hooliganisme, hoewel dit laatste onge-
twijfeld ook onder het snelrecht zou kunnen vallen.
Trouwens, vanaf het ogenblik dat het snelrecht een
instrument wordt, zal het verschil met het verleden erin
bestaan dat aan het openbaar ministerie een middel
meer wordt geboden om ook de structurele oorzaken van
de criminaliteit aan te pakken.
Op dat vlak meen ik zeer duidelijk te zijn geweest.
In verband met het Octopusakkoord zou het elan zijn
gebroken. Sta mij toe dit tegen te spreken. Alle partijen
die aan het Octopusakkoord meewerkten startten met
dezelfde bedoelingen aan de onderhandelingen. Het zou
jammer zijn mocht thans afbreuk worden gedaan aan de
inspanningen die toen werden geleverd, zelfs al lag een
drama aan de oorsprong hiervan.
Om u aan te tonen dat het elan geenszins is gebroken,
zette ik uw werkwijze voort door aan de drie werkgroepen
van de heren Morlet, Marette, en Flore te vragen hun
werkzaamheden af te ronden. Zij beloofden mij tegen
eind november klaar te zijn, maar het toeval wou dat ik op
13 december de nota ontving van de heer Morlet, op 17
december deze van de heer Flore en vandaag deze van
de heer Marette.
Zodra ik de documenten in mijn bezit had, heb ik de
verschillende partijvoorzitters aangeschreven. Ik zal het
overleg niet beperken tot de minister versus de opposi-
tiepartijen. Iedereen die heeft deelgenomen aan het
overleg, met uitbreiding van de groenen, moet zijn werk-
zaamheden in het kader van dat overleg kunnen voort-
zetten. Ik heb als datum voor de verdere bespreking
17 januari 2000 vastgelegd. Ik hoop dat we dan de
werkzaamheden ook effectief kunnen hervatten. Dit is
HA 50
PLEN 028
47
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
trouwens niet onbelangrijk omdat een aantal technische
problemen zich voordoen. Ik denk onder meer aan de
verticale integratie van het parket met betrekking tot de
federale parketten en de adviesraad in de Hoge Raad
voor Justitie.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, ik hoor u zeggen dat de groenen ook worden
betrokken. Wordt het dan niet te gek dat alle partijen op
e´e´n na gaan vergaderen, buiten de gebruikelijke werk-
wijze in het parlement ?
Is het niet zinvoller dat u deze documenten aan alle
partijen kenbaar maakt ? Alle partijen en parlementsle-
den hebben daar recht op. Ik stel voor dat u in het
parlement met alle fracties een overleg organiseert ofwel
tussen Kamer en Senaat, ofwel binnen de commissie
voor de Justitie en de Binnenlandse zaken samen. Het is
nogal logisch dat het niet kan dat 600 000 Vlamingen
worden uitgesloten van heel dit debat. In de vorige fase
had u een tweederde meerderheid nodig en hebt u de
meerderheid uitgebreid met de liberalen. Nu zitten we in
een andere situatie waarin e´e´n partij wordt uitgesloten
van het debat. Dit is al te gortig. Er zijn alternatieven.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer Laeremans, eens
de werkzaamheden afgerond, is er een wetsvoorstel dat
niet alleen in de betrokken commissie maar ook in het
parlementair halfrond zal worden besproken. Men zal
dus de normale parlementaire procedure volgen. Aange-
zien het overleg waarvan sprake in het verleden vruchten
heeft opgeleverd, zie ik niet in waarom de regering hierop
zou terugkomen.
Il est exact que vous e^tes nouveau et bienvenu,
d'ailleurs, ici au parlement. Certaines de vos interven-
tions et surtout de vos constatations me font penser qu'il
est ne´cessaire que je vous rafrai^chisse quelque peu la
me´moire, ce que j'aurais pu faire plus to^t en commission
de la Justice si je vous y avais vu, une fois ou l'autre.
Si je me souviens bien, votre famille politique a de´tenu le
de´partement de la Justice pendant les douze dernie`res
anne´es. Malheureusement pour moi, je n'ai eu que cinq
mois jusqu'a` pre´sent pour faire bouger les choses au
de´partement de la Justice. Entre douze ans et cinq mois,
il y a un monde, vous en conviendrez.
Vous avez e´galement dit que la continuation de la
politique du pre´ce´dent gouvernement vous semblait nor-
male mais qu'il e´tait inacceptable d'innover. Je trouve ce
raisonnement un peu trop facile.
Je ne suis pas du tout d'accord sur vos remarques au
sujet du plan de se´curite´. Je vous rappelle que c'est un
plan de se´curite´ et non un plan se´curitaire. Il n'entre
nullement dans mes intentions de privatiser la se´curite´.
Ce que j'ai demande´, c'est une coope´ration, organise´e
ou non, entre les institutions et l'Etat, d'une part, et le
citoyen, d'autre part. Il faut d'ailleurs constater que les
pays qui travaillent de cette fac¸on ont conside´rablement
avance´ dans ce domaine.
Quant a` l'arrie´re´ judiciaire, bien que ce soit un des quatre
piliers sur lesquels se fonde notre politique en matie`re de
justice, vous semblez avoir perdu de vue la proce´dure
civile. C'est dans le cadre de la proce´dure civile que nous
voulons ame´nager les articles 730 et suivants du Code
judiciaire. Nous pensons qu'une re´vision de ces articles
permettra de donner un ro^le beaucoup plus actif qu'a`
pre´sent aux juges.
Au sujet de la proce´dure de comparution imme´diate de
1994, si c'e´tait a` refaire dans le chef de M. Wathelet,
ministre de la Justice de l'e´poque, je suis persuade´ qu'il
aurait aime´ aboutir au point ou` nous voulons arriver
aujourd'hui avec la proce´dure de comparution imme´diate
qui e´tait pre´vue dans son projet, mais en quoi il n'a pas
e´te´ suivi par les autres groupes politiques.
Enfin, vous avez parle´ du plan pluriannuel. Je vais
peut-e^tre vous rafrai^chir la me´moire en vous rappelant
que M. Wathelet, comme M. De Clerck d'ailleurs, a utilise´
le syste`me du plan pluriannuel. Je trouve que c'est une
bonne me´thode de travail mais il a fallu deux ans a` l'un
comme a` l'autre de mes deux pre´de´cesseurs avant de
pouvoir introduire ce plan pluriannuel. En effet, pour y
arriver, il faut une pe´riode d'e´tude beaucoup plus longue
que les cinq mois qui m'ont e´te´ attribue´s jusqu'a` pre´sent.
Ik ga akkoord met de standpunten die de heer Erdman
heeft verdedigd. Hij heeft erop aangedrongen de proble-
men van Justitie niet langer op een te lineaire manier te
koppelen aan mankracht. De heer Bourgeois heeft be-
klemtoond dat we de problemen van Justitie niet alleen
kunnen oplossen door het aantal magistraten te verho-
gen. Er is meer nodig dan het kader. We moeten Justitie
ondersteunen met middelen en mensen. Ik hoop dat de
Hoge Raad voor de Justitie een constante evaluatie en
bijsturing op het terrein kan waarmaken zodat Justitie de
ondersteuning krijgt die ze verdient.
De heer Erdman heeft eveneens beklemtoond dat de
publieke opinie opnieuw vertrouwen moet stellen in de
derde macht. Het woordje
macht is er reeds te veel
aan. Een performante Justitie moet de publieke opinie
ervan overtuigen dat ze in staat is recht en rechtvaardig-
heid binnen aanvaardbare termijnen af te leveren. Men
spreekt beter van derde gezag. Gezag verdient men. De
Grondwet bevat terzake voldoende elementen. Magistra-
ten krijgen een levenslange benoeming, ze zijn financieel
onafhankelijk, ze zetelen in het openbaar en moeten hun
vonnissen en uitspraken motiveren. De controle op de
rechterlijke macht is voorhanden. De twee andere mach-
48
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
ten moeten ervoor zorgen dat het gerecht op een cor-
recte manier kan werken. Dan zal de rechterlijke macht
opnieuw haar gezag kunnen verwerven. Ik hoop dat men
bereid is de loopgraven te verlaten die in het verleden
werden ingenomen.
Monsieur Desmedt, l'arrie´re´ judiciaire, et plus particulie`-
rement la situation a` Bruxelles, pre´occupe le monde
politique et surtout la magistrature bruxelloise. Je vou-
drais pouvoir re´agir comme ma colle`gue franc¸aise, Mme
Guigou, mais celle-ci a l'avantage de ne pas connai^tre la
complexite´ de la socie´te´ belge. Elle a dit, parlant des
grandes re´formes qu'elle met actuellement en place et
pour lesquelles elle passe un examen en janvier 2000
devant la chambre constituante du parlement franc¸ais :
Mes re´formes, je les ai faites pour les justiciables, pas
pour les magistrats ni pour les avocats
. Je voudrais
pouvoir dire la me^me chose pour ce qui concerne la
situation dans notre pays et plus particulie`rement a`
Bruxelles. Mais le justiciable bruxellois peut appartenir au
ro^le linguistique ne´erlandophone ou au ro^le linguistique
francophone.
J'espe`re que, suite aux e´le´ments que j'ai rec¸us de la
commission, nous pourrons avoir une discussion au sein
du gouvernement et entamer un de´bat au parlement.
Nous pourrons ainsi combler la carence actuelle dans le
cadre bruxellois, qui est a` la base d'un certain de´ni de
justice faute de magistrats aussi bien du parquet que du
sie`ge.
Vous m'avez e´galement, ainsi que d'autres intervenants,
pose´ une question sur la commission Franchimont. Je le
re´pe`te, le travail effectue´ par cette commission ne doit
pas e^tre jete´ a` la poubelle, loin s'en faut. Une premie`re
re´forme a e´te´ re´alise´e, mais le travail n'est pas termine´
sur quatre the`mes. J'ai retenu ceux-ci dans ma note de
politique ge´ne´rale. J'ai demande´ a` des professeurs, dont
la plupart appartiennent a` la commission Franchimont,
de poursuivre le travail. J'ai promis a` M. Franchimont de
l'informer de la composition de ces
e´quipes de`s que les
contrats seront signe´s. Entre-temps, la commission est
mise en veilleuse. Mais il va de soi que la globalite´ du
travail doit e^tre re´alise´e au sein de la commission de la
Justice. J'espe`re que la re´daction de cette grande re´-
forme sera termine´e dans le courant de l'anne´e 2000, ou
au plus tard en 2001.
Dit neemt niet weg dat een aantal essentie¨le punten die
tijdens
de
werkzaamheden
van
de
commissie-
Franchimont naar boven zijn gekomen, moet worden
opgelost, wat in het verleden moge zijn beweerd. Een
ervan is het formalisme dat moest worden gerespec-
teerd; ik denk hierbij vooral aan de nietigheden en de
invloed van de nietigheden op de procedure. We moeten
op dit vlak nog belangrijke beslissingen nemen, wat
overigens in de derde pijler van het Octopusakkoord was
bepaald.
De heer Laeremans onderstreepte dat de aanpak met
betrekking tot justitie te zacht was. Hij gebruikte de term
fluwelen handschoen; ik herinner mij dat hij deze term
in de commissie voor de Justitie vaak heeft gebruikt. Ik
zal het maar niet hebben over het andere middel waar-
mee men de handen kan bedekken. Ik ben het echter
absoluut niet met hem eens, zeker niet wanneer hij
beweert dat ik veel te zacht ben aangezien de alterna-
tieve straf de regel is en de gevangenisstraf de uitzon-
dering. Dit is niet juist. De regel is dat in de eerste plaats
moet worden voorkomen. We hebben gekozen voor
preventie en het verlenen van e´e´n kans aan een delin-
quent door middel van een alternatieve straf. Wij verkie-
zen dit boven het onmiddellijk opleggen van een vergel-
dende straf. Ik heb de indruk dat de partij van de heer
Laeremans maar al te graag hoort praten over de repres-
sieve aanpak. Mijn veiligheidsplan is opgebouwd uit drie
opeenvolgende schakels. In de eerste plaats is er de
preventie. Pas als de preventie faalt, zal men kunnen
grijpen naar wat de ultieme remedie wordt genoemd, de
repressie.
Ook bij de repressie moet een onderscheid worden
gemaakt. Door middel van alternatieve straffen kan veel
worden voorkomen. Pas in laatste instantie grijpt men
naar de gevangenisstraf. Laat hierover geen misverstand
bestaan.
Wat het gevangenisbeleid betreft, weet ik dat de heer
Laeremans niet veel ziet in de standpunten van de
wereldvreemde professor Dupont. Ik weet dat hij een
beginselenwet opstelt waarvan iedereen die zich met
deze problemen bezighoudt, ook buiten de academische
wereld, meent dat het de moeite waard is. Eens de
beginselenwet er is, kunnen we de herstelgedachte vorm
geven en kunnen we beginnen met de oprichting van
strafuitvoeringsrechtbanken. Alle elementen voor de
noodzakelijke aanpak zijn dan voorhanden : de herstel-
gedachte tegenover de maatschappij, het slachtoffer en
zelfs tegenover de dader. Dit kan de problemen alleen
maar oplossen.
Ik neem er akte van dat u medewerking zult verlenen aan
het snelrecht. Ik wil daar toch nog e´e´n woord over kwijt.
Voor de verkiezingen had ik de indruk dat dit een koud
kunstje was, want iedereen was voorstander van een
snelrechtprocedure. Nu ligt dit enigszins anders, hoewel
ik meen dat hier een evenwichtig ontwerp voorligt, waar-
over wij effectief in het parlement zullen kunnen debat-
teren. Als het kan bijdragen tot de verbetering van de
wettekst, heb ik er geen moeite mee om de amendemen-
ten die zullen worden ingediend niet alleen te bespreken
maar ook in aanmerking te nemen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, u zegt dat iedereen vindt dat de nota van
professor Dupont goed is. Welnu, de laatsten die daar-
HA 50
PLEN 028
49
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
mee zullen worden geconfronteerd, zullen jammer ge-
noeg de leden van dit parlement zijn. En het zijn juist zij
die er eigenlijk als eerste recht op hebben, al was het
maar om het debat te kunnen sturen.
Ik heb u al eerder gevraagd, mijnheer de minister, of u
bereid bent om de reeds beschikbare teksten zo snel
mogelijk ter bespreking in de commissie voor te leggen.
Wij mogen niet voor voldongen feiten worden gesteld; er
is een debat nodig. De nota is zeer belangrijk. Ik vrees
dat wij achteraf alleen nog maar kleine verbeteringen
zullen kunnen aanbrengen en dat de grote lijnen reeds
defintief zijn vastgelegd.
Minister Marc Verwilghen : Collega Laeremans, eens
het studiewerk van professor Dupont zal zijn bee¨indigd
en de documenten in mijn bezit zijn, zullen ze onmiddel-
lijk aan de leden worden bezorgd. Op dat ogenblik en
vooraleer een definitieve beslissing zal worden geno-
men, zal daaraan een bespreking worden gewijd. Wil
men echter enige vooruitgang boeken op het vlak van het
detentiebeleid, dan heeft men een beginselwet nodig.
Zonder beginselwet kan een strafuitvoeringsrechtbank
niet functioneren.
Uw laatste opmerking had betrekking op de jeugddelin-
quentie. Dit is een residuaire bevoegdheid. U zegt met
grote stelligheid dat ik mij daarover geen zorgen moet
maken omdat ik daarin het alleenrecht heb en de beslis-
singen kan nemen die noodzakelijk zijn. Indien dit inder-
daad zo zou zijn, zouden de problemen zeer snel opge-
lost zijn, ook door mijn voorgangers die evenzeer de wil
hadden om de nodige maatregelen dienaangaande te
nemen. Met de nodige maatregelen bedoel ik dat men
effectief moet kunnen beschikken over - ik heb het nu niet
over jeugdgevangenissen - gesloten instellingen waar
jeugdigen kunnen worden opgenomen wanneer er zich
een crisissituatie voordoet en wanneer men moet kunnen
intervenie¨ren. Er is inderdaad een lacune, maar een die
ook tot het omgekeerde heeft geleid. Ik heb gezien dat
men een minderjarige, die eigenlijk in een gesloten
instelling had moeten worden opgesloten, heeft opgeslo-
ten in een gevangenis, met als gevolg dat de jonge man
van 15 jaar zich van het leven heeft beroofd.
Ik betwist de nood niet; ik heb dat ook nooit gedaan. Ik
denk ook niet dat iemand die nood betwist. De voorwaar-
den daarvoor moeten echter zijn vervuld en dat hangt
niet alleen van de minister van Justitie af. Moest dat zo
zijn, dan hadden ook mijn voorgangers met een vinger-
knip een en ander kunnen oplossen. Dat is toen ook niet
onmiddellijk gelukt.
Wij geven het echter niet op.
Mijnheer Bourgeois, u had een aantal gemengde reac-
ties. Ik neem in dank de positieve bemerkingen af. Ik
noteer ook enkele negatieve reacties. Ik ben het met u
eens als u zegt dat veel te veel de klemtoon werd gelegd
op strafrecht en veiligheid. Dat is een tendens die ik de
laatste jaren vaak heb moeten vaststellen. Met de her-
vormingen van artikel 730 en volgende van het Gerech-
telijk Wetboek werden de principes vermeld. Ik wil naar
de actieve rechter. Ik denk dat ook de balies meer
verantwoordelijkheid moeten krijgen. Ik wil de voorbeel-
den uit de praktijk volgen, waar ik effectief de tussen-
komst van actieve rechters heb kunnen vaststellen. Daar
ontstaat klaarblijkelijk geen achterstand. Ik ken de voor-
beelden van Hasselt en Dendermonde. Elk gerechtelijk
arrondissement kan zo wel een aantal voorbeelden cite-
ren.
Voor de aanpassingen van het burgerlijk recht en het
handelsrecht heb ik enkele thema's uitgestippeld. Er
staan ook een aantal wetsontwerpen op stapel, wetsont-
werpen waaraan soms zeer lang door de administratie
werd gewerkt en waar beroep werd gedaan op uitste-
kende academici die deze materie als geen ander be-
heersen. Het is ook mijn bedoeling in de mate van het
mogelijke dit werk te laten renderen.
Dat neemt niet weg dat u nog een aantal andere punten
hebt aangeraakt, waarmee u wel problemen hebt. Het is
de bedoeling een federaal veiligheidsplan in te dienen
dat beantwoordt aan de notie zoals we ze in de andere
landen hebben zien ontstaan. Het Nederlandse voor-
beeld was voor mij altijd inspirerend. De werkzaamheden
rond dat veiligheidsplan zijn klaar. Ieder blijft zijn be-
voegdheden behouden. De invulling van het concept
integrale
veiligheidszorg
en
de
keten
preventie-
repressie-nazorg in de praktijk omzetten zal horizontaal
moeten gebeuren tussen de verschillende departemen-
ten en verticaal tussen de verschillende niveaus, gaande
van het lokale niveau tot en met het federale en zelfs
internationale niveau.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik begrijp dat u zegt dat dit plan verder moet worden
uitgevoerd en dat het op het lokale niveau moet worden
besproken. Is dit al gebeurd ? Zijn er daarvoor al contac-
ten gelegd ? Worden de gemeenten daarbij betrokken ?
Onlangs heb ik daar in mijn gemeente vragen over
gesteld, maar de burgemeester viel bij wijze van spreken,
al dan niet terecht, uit de lucht. Ik had in ieder geval niet
de indruk dat hij al enige instructie had gekregen. Vanuit
preventief oogpunt vind ik dit overleg nochtans bijzonder
belangrijk voor de Gemeenschappen. Het gaat eigenlijk
niet om het sluitstuk, maar om het begin van alles.
Minister Marc Verwilghen : Ik deel uw mening, mijnheer
Bourgeois. De essentie¨le schakel is natuurlijk de verta-
ling op lokaal niveau omdat de wisselwerking tussen de
bevolking, de politiediensten en de justitie of de andere
departementen die erbij betrokken zijn, gemakkelijker op
het lokale niveau kan worden geregeld dan op het
50
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
federale niveau. Ik kan u zeggen dat de contacten met de
diverse niveaus via de werkgroepen werden gelegd. De
praktische invulling in iedere lokale entiteit kan maar
gebeuren wanneer het canvas daarvoor gemaakt is. Er is
in ieder geval voldoende ruimte om die invulling te
realiseren op maat van iedere locatie die een lokaal
veiligheidsplan vereist.
Ik wil ook de opmerking over de Hoge Raad voor de
Justitie niet uit de weg gaan. De heer Bourgeois dreigde
ermee zijn samenwerking met betrekking tot de Octopus-
akkoorden te koppelen aan de houding van de Senaat.
De Senaat is een onafhankelijk huis. Het is een consti-
tutioneel orgaan, een deel van de wetgevende macht. De
wetgever heeft gewild dat de Senaat de externe leden
van de Hoge Raad voor de Justitie zou aanwijzen. Ik kan
alleen maar hopen dat de partijpolitieke overwegingen
hier niet de bovenhand zullen halen en dat de kwaliteit
voorop zal staan. Een minister van Justitie heeft echter
geen impact op de manier waarop die aanwijzing zal
gebeuren. Ik vraag alleen dat die Hoge Raad voor de
Justitie op korte termijn in werking zal kunnen treden
zodat er terecht kan worden gesproken over de innovatie
die de Octopusakkoorden moesten realiseren.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, dit is een essentieel aspect. De minister verschuilt
zich in zijn antwoord toch een beetje achter het formeel
argument dat constitutioneel correct is. Het is evident dat
de Senaat de externe leden van deze Raad aanwijst.
Mijnheer de minister, ik heb u echter ook aangesproken
als eminent lid van de VLD die toch de ruggengraat van
deze meerderheid vormt. Uit uw antwoord heb ik begre-
pen dat alles nog niet verloren is, en ik hoop dat we het
er nog altijd over eens zijn dat die Hoge Raad het
sluitstuk is van de eerste golf van hervormingen die na de
dramatische gebeurtenissen van 1996 uit het Octopus-
overleg zijn gekomen. Dit moest een antwoord zijn op de
vertrouwensbreuk bij de bevolking. Het was de bedoeling
om het vertrouwen in het gerecht te herstellen. Als de
leden van die Hoge Raad, die advies moeten geven over
de benoemingen en bevorderingen, zelf op partijpolitieke
basis benoemd zijn, geeft u de bevolking een slecht
signaal. Ik leid uit uw woorden af dat u alsnog bereid bent
om hierover in extremis met de partijen te praten. Ik hoop
dat de Senaat terugkomt op de afspraken die nu gemaakt
zijn en dat er in de plaats daarvan een afweging wordt
gemaakt van de titels, verdiensten en bekwaamheden
van de kandidaten. Alleen op die grond mogen de leden
worden aangewezen.
M. Marc Verwilghen, ministre : Monsieur le pre´sident,
avant de terminer mon intervention, je voudrais dire a`
M. Fre´deric, que dans la conception de la se´curite´
inte´gre´e, nous n'avons pas perdu de vue les trois princi-
pes essentiels, le premier e´tant, selon moi, le plus
important puisqu'il a trait a` la pre´vention, pie`ce mai^tresse
de la se´curite´ inte´gre´e.
Je voudrais e´galement faire remarquer que la notion de
se´curite´ est diffe´rente de celle de se´curitaire. Il ne
s'agit donc nullement d'installer un Etat de police dans
notre pays. Notre conception est plus large et plus
souple, le but e´tant d'offrir le plus d'avantages possibles.
M. Michel a, a` juste titre, fait allusion a` plusieurs e´le´ments
du plan de se´curite´ et, notamment a` la comparution
imme´diate, a` la lutte contre le crime organise´ - e´le´ment
particulie`rement important -, aux moyens techniques qui
doivent e^tre de´veloppe´s et au cadre le´gal indispensable.
Je peux vous garantir que le travail que j'ai confie´ aux
quatre groupes de travail charge´s de la re´forme de la
proce´dure pe´nale ont pour mission de re´pondre a` ces
questions.
Tot slot wil ik even ingaan op de uiteenzetting van collega
Hove. Hij heeft een voorbeeld uit de praktijk van zijn
gerechtelijk arrondissement, namelijk dat van Ouden-
aarde, geplukt. De preventie van drugsmisbruik wordt er
met succes toegepast. In concertatie met de magistra-
tuur, de politiediensten en de betrokkenen komt men
effectief tot afdoende resultaten. Dit is een voorbeeld van
wat voor de toekomst nodig is.
Ik besluit met de uitnodiging de begroting voor de Justitie
goed te keuren. Ik kan evenwel begrip opbrengen voor
de geformuleerde opmerkingen en de amendementen
die werden ingediend en die meer dan een louter sym-
bolische waarde hebben.
Ik vraag dat men rekening houdt met het engagement dat
ik zal waarmaken. Zodra de regering over de middelen
beschikt, zal ze het bewijs moeten leveren dat Justitie
voor haar wel degelijk een prioriteit is.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wens nog drie korte opmerkingen en een bedenking te
formuleren.
Mijnheer de minister van Justitie, ik heb inderdaad een
procedurefout gemaakt, in die zin dat ik de termijn van
zes maanden niet heb gerespecteerd, maar enkel vijf en
een halve maand in acht heb genomen. Vermits dit niet
op straffe van nietigheid werd voorgeschreven, dacht ik
dat ik dit risico wel kon nemen. Er waren namelijk een
aantal fundamentele bedenkingen te maken.
Dit zijn dan de drie punten waar ik wens op terug te
komen.
Ten eerste, de problematiek van de rechtshulp ligt de
CVP-fractie zeer na aan het hart omdat de basis van dit
initiatief een wetsvoorstel was van collega Vandeurzen
en omdat de problematiek maatschappelijk belangrijk is.
Het feit dat die 100 miljoen frank werd geschrapt is een
heel negatief signaal.
HA 50
PLEN 028
51
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
Ik ben nog steeds niet gerustgesteld in verband met de
uitvoeringsbesluiten.
Als die er niet zijn voor het einde van het jaar, zal deze
wet niet van kracht kunnen worden. Hierdoor komen
zowel de eerstelijns- als de tweedelijnsrechtshulp in het
gedrang.
Ten tweede is het een geluk dat er een begrotingsdebat
is omdat we op die manier een aantal dingen kunnen
afdwingen. Ik denk met name aan de belofte van de
minister van Justitie om ons de documenten in verband
met de verticalisatie en het federaal parket ter beschik-
king te stellen en de uitnodiging om op 17 januari
hieromtrent rond de tafel te gaan zitten.
Ik wil de minister toch wijzen op een aantal andere
elementen uit het Octopusakkoord, namelijk de derde
pijler, de magistratenschool en het procesrechtmisbruik.
Ook daarvan moet dringend werk worden gemaakt. Het
moet onze rol zijn om de druk op de ketel te houden.
Ik heb nog een bedenking naar aanleiding van de uiteen-
zetting van de heer Erdman en de reactie van de
minister. Men zegt dat wij voor een omkadering moeten
zorgen voor de magistratuur. Wij hebben echter reeds
een wet goedgekeurd die dat mogelijk maakt, namelijk de
wet op de referendarissen. Laat ons deze wet zo snel
mogelijk uitvoeren zodat de magistraten over het kader
van referendarissen kunnen beschikken.
De voorzitter : Ik meen dat het debat hiermee kan
worden afgerond. We hebben vandaag meer dan vijftien
sprekers gehoord en er waren de hele duur van het debat
twee ministers aanwezig.
De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 20.02 uur. Volgende
plenaire vergadering woensdag 22 december 1999
om 10.00 uur.
- La se´ance est leve´e a` 20.02 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re mercredi 22 de´cembre 1999 a` 10.00 heures.
52
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DINSDAG 21 DECEMBER 1999
MARDI 21 DE
uCEMBRE 1999
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
SENAAT
Overgezonden wetsontwerp
Bij brief van 16 december 1999 zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, het niet-
geamendeerde wetsontwerp houdende opheffing van het
verval van sommige wetsontwerpen die een aangelegen-
heid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet
(nr.186/6).
Ter kennisgeving
Aangenomen wetsontwerpen
Bij brieven van 16 december 1999 zendt de Senaat de
volgende wetsontwerpen over, zoals hij ze in vergadering
van die datum heeft aangenomen :
- wetsontwerp houdende instemming met de Overeen-
komst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische
Unie en de Verenigde Mexicaanse Staten inzake de
wederzijdse bevordering en bescherming van investerin-
gen, ondertekend te Mexico op 27 augustus 1998
(nr. 332/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de Overeen-
komst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische
Unie en de Republiek Zuid-Afrika inzake de wederzijdse
bevordering en bescherming van investeringen, onderte-
kend te Pretoria op 14 augustus 1998 (nr.333/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de Overeen-
komst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische
Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Oez-
bekistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering
en bescherming van investeringen, gedaan te Tashkent
op 17 april 1998 (nr. 334/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de Europese
Overeenkomst betreffende personen die deelnemen aan
procedures voor het Europees Hof voor de rechten van
de mens, gedaan te Straatsburg op 5 maart 1996
(nr.335/1);
- wetsontwerp houdende instemming met het zesde
aanvullend Protocol bij het algemeen Verdrag nopens de
voorrechten en immuniteiten van de Raad van Europa,
gedaan te Straatsburg op 5maart1996 (nr.336/1);
SE
´ NAT
Projet de loi transmis
Par message du 16 de´cembre 1999, le Se´nat transmet,
en vue de la sanction royale, le projet de loi relevant de
caducite´ certains projets de loi re´glant une matie`re vise´e
a` l'article 78 de la Constitution, le Se´nat ne l'ayant pas
amende´ (n° 186/6).
Pour information
Projets de loi adopte´s
Par messages du 16 de´cembre 1999, le Se´nat transmet,
tels qu'il les a adopte´s en se´ance de cette date, les
projets de loi suivants :
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord entre
l'Union
e´conomique
belgo-luxembourgeoise
et
les Etats-Unis du Mexique concernant l'encouragement
et la protection re´ciproques des investissements, signe´ a`
Mexico le 27 aou^t 1998 (n°332/1);
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord entre l'Union
e´conomique belgo-luxembourgeoise et la Re´publique
d'Afrique du Sud concernant l'encouragement et la pro-
tection re´ciproques des investissements, signe´ a` Pretoria
le 14 aou^t 1998 (n° 333/1);
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord entre l'Union
e´conomique belgo-luxembourgeoise, d'une part, et le
Gouvernement de la Re´publique d'Ouzbe´kistan, d'autre
part, concernant l'encouragement et la protection re´ci-
proques des investissements, fait a` Tachkent le 17 avril
1998 (n°334/1);
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord europe´en
concernant les personnes participant aux proce´dures
devant la Cour europe´enne des droits de l'homme, fait a`
Strasbourg le 5 mars 1996 (n°335/1);
- projet de loi portant assentiment au sixie`me Protocole
additionnel a` l'Accord ge´ne´ral sur les privile`ges et immu-
nite´s du Conseil de l'Europe, fait a` Strasbourg le
5mars 1996 (n° 336/1);
HA 50
PLEN 028
53
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- wetsontwerp houdende instemming met de Overeen-
komst tussen de Regering van het Koninkrijk Belgie¨ en
de Regering van de Slovaakse Republiek tot het vermi-
jden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het
ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inko-
men en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op
15 januari 1997 (nr.337/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de Overeen-
komst tussen het Koninkrijk Belgie¨ en de Republiek
Kazachstan tot het vermijden van dubbele belasting en
tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake
belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en
het Protocol, ondertekend te Almaty op 16 april 1998 (nr.
338/1);
- wetsontwerp houdende instemming met het aanvullend
Protocol tussen de Regering van het Koninkrijk Belgie¨ en
de Regering van de Volksrepubliek China, ondertekend
te Beijing op 27november1996, tot wijziging van de
Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belastingen
en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting
inzake belastingen naar het inkomen en het Protocol,
ondertekend te Beijing op 18 april 1985 (nr. 339/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de Overeen-
komst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische
Unie en de Regering van de Federatieve Republiek
Brazilie¨ inzake de wederzijdse bevordering en bescher-
ming van investeringen, gedaan te Brasilia op 6 januari
1999 (nr. 340/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de Euro-
mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot
stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeens-
chappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch
Koninkrijk Jordanie¨, anderzijds, de Bijlagen I tot en met
VII, de Protocollen 1 tot en met 4, en de Slotakte, gedaan
te Brussel op 24november 1997 (nr. 341/1);
-
wetsontwerp
houdende
instemming
met
de
Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen
de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, ener-
zijds, en Turkmenistan, anderzijds, de Bijlagen I, II, III, IV
en V, het Protocol betreffende wederzijdse administra-
tieve bijstand in douanezaken, en de Slotakte, gedaan te
Brussel op 25 mei 1998 (nr.342/1);
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
- wetsontwerp betreffende het definitieve verbod op
antipersoonsmijnen (nr.343/1), waarover de Kamer een
beslissing moet nemen binnen een termijn die 60 dagen
niet te boven mag gaan overeenkomstig artikel 81 van de
Grondwet.
Verzonden naar de commissie voor de Landsverdediging
- projet de loi portant assentiment a` la Convention entre
le Gouvernement du Royaume de Belgique et le Gouver-
nement de la Re´publique slovaque tendant a` e´viter les
doubles impositions et a` pre´venir l'e´vasion fiscale en
matie`re d'impo^ts sur le revenu et sur la fortune, signe´e a`
Bruxelles le 15 janvier 1997 (n° 337/1);
- projet de loi portant assentiment a` la Convention entre
le Royaume de Belgique et la Re´publique du Kazakhstan
tendant a` e´viter les doubles impositions et a` pre´venir
l'e´vasion fiscale en matie`re d'impo^ts sur le revenu et sur
la fortune, et le Protocole, signe´s a` Almaty le 16 avril
1998 (n°338/1);
- projet de loi portant assentiment au Protocole addition-
nel entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et le
Gouvernement de la Re´publique populaire de Chine,
signe´ a` Beijing le 27novembre1996, amendant la Con-
vention en vue d'e´viter les doubles impositions et de
pre´venir l'e´vasion fiscale en matie`re d'impo^ts sur le
revenu et le Protocole, signe´s a` Beijing le 18avril 1985
(n°339/1);
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord entre l'Union
e´conomique belgo-luxembourgeoise et le Gouvernement
de la Re´publique fe´de´rative du Bre´sil concernant
l'encouragement et la protection re´ciproques des inves-
tissements, fait a` Brasilia le 6 janvier 1999 (n°340/1);
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord euro-
me´diterrane´en e´tablissant une association entre les
Communaute´s europe´ennes et leurs Etats membres,
d'une part, et le Royaume hache´mite de Jordanie, d'autre
part, les Annexes I a` VII, les Protocoles 1 a` 4, et l'Acte
final, faits a` Bruxelles le 24 novembre 1997 (n° 341/1);
- projet de loi portant assentiment a` l'Accord de partena-
riat et de coope´ration e´tablissant un partenariat entre les
Communaute´s europe´ennes et leurs Etats membres,
d'une part, et le Turkme´nistan, d'autre part, les Annexes
I, II, III, IV et V, le Protocole concernant l'assistance
administrative mutuelle en matie`re douanie`re, et l'Acte
final, faits a` Bruxelles le 25 mai 1998 (n°342/1);
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures
- projet de loi relatif a` l'interdiction de´finitive des mines
antipersonnel(n°343/1) sur lequel la Chambre doit se
prononcer dans un de´lai ne pouvant de´passer 60 jours
conforme´ment a` l'article 81 de la Constitution.
Renvoi a` la commission de la De´fense nationale
54
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
REGERING
Verslag
Bij brief van 17 december 1999 zendt de staatssecretaris
voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de
minister van Buitenlandse Zaken, overeenkomstig de
aanbevelingen van de bijzondere commissie belast met
de Opvolging van de problemen van het algemeen
Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking, het verslag
aan het parlement van de dienst Inspectie en Controle
voor het jaar 1998 over (nr. 328/1).
Rondgedeeld en verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen
ARBITRAGEHOF
Beroepen tot vernietiging
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier van het
Arbitragehof kennis van :
- de beroepen tot vernietiging van :
. de artikelen 24, 47, 91, 92, 93, 94 en 97, negende lid,
van de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting
van fisale geschillen;
. het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van
de procedure voor de gouverneur of voor het college van
burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift
tegen een provincie- of een gemeentebelasting;
ingesteld door de gemeente Herstal, B. Claus, de ge-
meente Elsene en de stad Brussel; de beschikking tot
samenvoeging van de zaken met rolnummers 1770,
1774, 1775 en 1776 met de zaken met rolnummers 1682
en 1766;
(rolnummers : 1682, 1766, 1770, 1774, 1775 en 1776)
- het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van
de artikelen 4 en 6 van de wet van 11april1999 tot
wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling
van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbon-
den van haar personeel, ingesteld door de
Groupe
d'Etude et de Re´forme de la Fonction administrative
;
(rolnummer : 1797)
- de beroepen tot vernietiging :
. van artikel 147 van de wet van 25 januari 1999
houdende sociale bepalingen (betreffende de heffing op
het omzetcijfer van geneesmiddelen);
. van de artikelen 10 en 11 van de wet van 4 mei 1999
houdende fiscale en andere bepalingen (betreffende de
aanvullende
heffing
op
het
omzetcijfer
van
geneesmiddelen);
GOUVERNEMENT
Rapport
Par lettre du 17 de´cembre 1999, le secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration au de´veloppement, adjoint au ministre des
Affaires e´trange`res, transmet, conforme´ment aux recom-
mandations de la commission spe´ciale charge´e du Suivi
des proble`mes de l'Administration ge´ne´rale de la Coo-
pe´ration au de´veloppement, le rapport au parlement du
service Inspection et Controle pour l'anne´e 1998
(n°328/1).
Distribution et renvoi a` la commission des Relations
exte´rieures
COUR D'ARBITRAGE
Recours en annulation
En application de l'article 76 de la loi spe´ciale du 6 janvier
1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la Cour
d'arbitrage notifie :
- les recours en annulation :
. des articles 24, 47, 91, 92, 93, 94 et 97, aline´a 9, de la
loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matie`re
fiscale;
. de l'arre^te´ royal du 12 avril 1999 de´terminant la proce´-
dure a` suivre par le gouverneur ou le colle`ge des
bourgmestre et e´chevins en cas de re´clamation relative a`
une taxe provinciale ou communale;
introduits par la commune de Herstal, B. Claus, la
commune d'Ixelles et la ville de Bruxelles; l'ordonnance
de jonction des affaires portant les nume´ros 1770, 1774,
1775 et 1776 du ro^le avec les affaires de´ja` inscrites aux
nume´ros 1682 et 1766 du ro^le;
(n
os
du ro^le : 1682, 1766, 1770, 1774, 1775 et 1776)
- le recours en annulation totale ou partielle des articles
4 et 6 de la loi du 11 avril 1999 modifiant la loi du
19 de´cembre 1974 organisant les relations entre les
autorite´s publiques et les syndicats des agents relevant
de ces autorite´s, introduit par le Groupe d'Etude et de
Re´forme de la Fonction administrative;
(n° du ro^le : 1797)
- les recours en annulation :
. de l'article 147 de la loi du 25 janvier 1999 portant des
dispositions sociales (concernant la cotisation sur le
chiffre d'affaires des produits pharmaceutiques);
. des articles 10 et 11 de la loi du 4 mai 1999 portant des
dispositions fiscales et autres (concernant la cotisation
comple´mentaire sur le chiffre d'affaires des produits
pharmaceutiques);
HA 50
PLEN 028
55
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
ingesteld door de vennootschap naar Nederlands recht
Merck Sharp & Dohme BV en de NV Janssen-Cilag; de
beschikking tot samenvoeging van de zaken met rolnum-
mers 1829 en 1830 en de reeds samengevoegde zaken
met rolnummers 1734, 1749 en 1762.
(rolnummers : 1734, 1749, 1762, 1829 en 1830)
Ter kennisgeving
Prejudicie¨le vragen
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier van het
Arbitragehof kennis van de prejudicie¨le vragen over
artikel 42, § 1, van de wetten betreffende de kinderbijslag
voor loonarbeiders, gecoo¨rdineerd op 19 december
1939, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 april
1997 dat bekrachtigd werd bij wet van 12decem-
ber1997, gesteld door de arbeidsrechtbank te Dender-
monde bij vonnis van 9november1999, inzake N. Helle-
broeck tegen de VZW Algemene Compensatiekas voor
werknemers; de beschikking tot samenvoeging van deze
zaak met de zaak met rolnummer 1688.
(rolnummers : 1688 en 1810)
Ter kennisgeving
introduits par la socie´te´ de droit ne´erlandais Merck Sharp
& Dohme BV et la SA Janssen-Cilag; l'ordonnance de
jonction des affaires portant les nume´ros 1829 et 1830 du
ro^le et les affaires de´ja` jointes portant les nume´ros 1734,
1749 et 1762 du ro^le.
(n
os
du ro^le : 1734, 1749, 1762, 1829 et 1830)
Pour information
Questions pre´judicielles
En application de l'article 77 de la loi spe´ciale du 6 janvier
1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la Cour
d'arbitrage notifie les questions pre´judicielles concernant
l'article 42, § 1er, des lois relatives aux allocations
familiales pour travailleurs salarie´s, coordonne´es le 19
de´cembre 1939, tel que modifie´ par l'arre^te´ royal du 21
avril 1997, qui a e´te´ confirme´ par la loi du 12 de´cembre
1997, pose´es par le tribunal du travail de Termonde par
jugement du 9 novembre 1999, en cause de N.Helle-
broeck contre l'ASBL
Algemene Compensatiekas voor
werknemers
; l'ordonnance de jonction de cette affaire
avec l'affaire de´ja` inscrite au nume´ro 1688 du ro^le.
(n
os
du ro^le : 1688 et 1810)
Pour information
56
HA 50
PLEN 028
21-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000