B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
22-12-1999
22-12-1999
namiddag
après-midi
HA 50
PLEN 030
HA 50
PLEN 030
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 030
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes conférés pour l'Organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement du citoyens pour le changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social-chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie & ID21
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 50 0000/00 : Documents parlementaires de la 50e
DOC 50 0000/00 : Parlementaire documenten van de 50e zittingsperiode +
législature, suivi du n° et dy n° consécutif
het nummer en het volgnummer
QRVA
: Question et Réponses écrites
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
HA
: Annales (Compte Rendu intégral)
HA
: Handelingen (Beknopt Verslag)
CRA
: Compte Rendu Analitique
BV
: Beknopt Verslag
PLEN
: Séance plénière
PLEN
: Plenum vergadering
COM
: Réunion de commission
COM
: Commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officiele publicaties, van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation, 1008 Bruxelles
Natieplein, 1008 Brussel
Fax : 02/549 82 60
Fax : 02/549 81 60
Tél. : 02/549 82 74
Tel. : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 22 december 1999, 14.15 uur
PLEN 030
BERICHTEN VAN VERHINDERING
7
BEGROTINGEN (VOORTZETTING)
7
Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2000
(197/1 tot 6 en 199/1)
Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begro-
tingsjaar 2000 (198/1 tot 28)
7
hervatting van de algemene bespreking
7
Sprekers : Mark Eyskens, Jacques Lefevre, Erik
Derycke
, Daniel Bacquelaine, voorzitter van de PRL
FDF MCC-fractie
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
20
BEGROTINGEN (VOORTZETTING)
21
Sprekers : Francis Van den Eynde, Stef Goris, Pa-
trick Moriau
, Ferdy Willems, Claudine Drion, Marc
Van Peel
, voorzitter van de CVP-fractie, Jef Tavernier,
voorzitter van de AGALEV-ECOLO-fractie, Dirk Van der
Maelen
, voorzitter van de SP-fractie, Alfons Borginon,
Louis Michel, vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken, Eddy Boutmans, staatssecretaris
voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Jose´e
Lejeune,
Guido Tastenhoye, Lode Vanoost, Jean-Pol Henry,
Peter Vanhoutte, Pieter De Crem, Leen Laenens,
Andre´ Flahaut, minister van Landsverdediging, Pierre
Chevalier
, staatssecretaris voor Buitenlandse Handel
bespreking van de artikelen aan van de Rijksmiddelen-
begroting voor het begrotingsjaar 20
56
bespreking van de artikelen aan van het ontwerp van
algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 20
57
BIJLAGE
59
INTERNE BESLUITEN
59
INTERPELLATIEVERZOEKEN
59
INGEKOMEN
59
VOORSTELLEN
59
TOELATING TOT DRUKKEN
59
Sommaire
Mercredi 22 de´cembre 1999, 14.15 heures
PLEN 030
EXCUSE
´ S
7
BUDGETS (CONTINUATION)
7
Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire 2000
(197/1 a` 6 et 199/1)
Projet de budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e
budge´taire 2000 (198/1 a` 28)
7
reprise de la discussion ge´ne´rale
7
Orateurs : Mark Eyskens, Jacques Lefevre, Erik
Derycke
, Daniel Bacquelaine, pre´sident du groupe
PRL FDF MCC
ORDRE DES TRAVAUX
20
BUDGETS (CONTINUATION)
21
Orateurs : Francis Van den Eynde, Stef Goris, Patrick
Moriau
, Ferdy Willems, Claudine Drion, Marc Van
Peel
, pre´sident du groupe CVP, Jef Tavernier, pre´si-
dent du groupe AGALEV-ECOLO, Dirk Van der Mae-
len
, pre´sident du groupe SP, Alfons Borginon, Louis
Michel
, vice-premier ministre et ministre des Affaires
e´trange`res, Eddy Boutmans, secre´taire d'Etat a` la
Coope´ration
au
De´veloppement,
Jose´e
Lejeune,
Guido Tastenhoye, Lode Vanoost, Jean-Pol Henry,
Peter Vanhoutte, Pieter De Crem, Leen Laenens,
Andre´ Flahaut, ministre de la De´fense, Pierre Cheva-
lier
, secre´taire d'Etat au Commerce exte´rieur
discussion des articles du Budget des Voies et Moyens
pour l'anne´e budge´taire 20
56
discussion des articles du projet de budget ge´ne´ral des
de´penses pour l'anne´e budge´taire 20
57
ANNEXE
59
DE
´ CISIONS INTERNES
59
DEMANDES D'INTERPELLATION
59
DEMANDES
59
PROPOSITIONS
59
AUTORISATION D'IMPRESSION
59
HA 50
PLEN 030
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
MEDEDELINGEN
61
REGERING
61
INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE
61
ARBITRAGEHOF
61
PREJUDICIE
¨ LE VRAAG
61
RESOLUTIES
62
EUROPEES PARLEMENT
62
COMMUNICATIONS
61
GOUVERNEMENT
61
CONFE
´ RENCE INTERNATIONALE DU TRAVAIL
61
COUR D'ARBITRAGE
61
QUESTION PRE
´ JUDICIELLE
61
RE
uSOLUTIONS
62
PARLEMENT EUROPE
´ EN
62
4
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
MERCREDI 22 DE
´ CEMBRE 1999
WOENSDAG 22 DECEMBER 1999
14.15 heures
14.15 uur
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 14.33 heures par M. Herman De
Croo
, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de
ministers van de federale regering :
Ministres du gouvernement fe´de´ral pre´sents lors de
l'ouverture de la se´ance :
Andre´ Flahaut, Louis Michel, Johan Vande Lanotte.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Een reeks interne besluiten en mededelingen moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in de
bijlage bij de handelingen van deze vergadering opgeno-
men worden.
Une se´rie de de´cisions internes et de communications
doivent e^tre porte´es a` la connaissance de la Chambre.
Elles seront reprises en annexe des annales de cette
se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Jose´ Canon, Luc Sevenhans, John Spinnewyn, Jef Val-
keniers, Geert Versnick, wegens ziekte / pour raison de
sante´;
Raymond Langendries, wegens familieaangelegenhe-
den / pour raisons familiales.
Budgets (continuation)
Begrotingen (voortzetting)
Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire
2000 (197/1 a` 6 et 199/1)
Projet de budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e
budge´taire 2000 (198/1 a` 28)
Rijksmiddelenbegroting
voor
het
begrotingsjaar
2000 (197/1 tot 6 en 199/1)
Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het
begrotingsjaar 2000 (198/1 tot 28)
Nous reprenons la discussion ge´ne´rale.
Wij hervatten de algemene bespreking.
Chers colle`gues, nous aborderons les secteurs Affaires
e´trange`res et Commerce exte´rieur, Coope´ration interna-
tionale et De´fense nationale.
Collega's, wij vatten de bespreking aan van de sectoren
Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, Internatio-
nale Samenwerking en Landsverdediging.
De heer Mark Eyskens (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
heren ministers, onder overweldigende belangstelling
gaan wij voort met de bespreking van een van de
belangrijkste beleidsdomeinen van het vaderland, met
name het buitenlands beleid. De CVP heeft drie sprekers
afgevaardigd. Ik zal dus kort zijn, mijnheer de voorzitter.
Ik heb slechts twee redeneringen te ontwikkelen. Mijn-
heer de vice-eerste minister en minister van Buiten-
landse Zaken, de eerste heeft te maken met de inschat-
ting van de conclusies van de Topbijeenkomst in Helsinki.
Deze conclusies zijn ongetwijfeld positief wat de geleide-
lijke oprichting van een Europese interventiemacht be-
treft, ofschoon in de tekst uitdrukkelijk staat dat dit niet
HA 50
PLEN 030
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mark Eyskens
betekent dat we naar de oprichting van een Europees
leger gaan. Het is betekenisvol dat men dit zo brutaal
neerschrijft. Dat wijst nogmaals op het expliciete inter-
gouvernementele karakter dat aan de militaire samen-
werking wordt gegeven en er kan dus geen sprake zijn
van supranationale integratie.
Wat ons meer verontrust zijn de conclusies van de Top
van Helsinki in verband met de zo nodige institutionele
hervormingen van de Europese Unie. Uit de verklaringen
van de eerste minister in het raadgevend comite´ voor
Europese Aangelegenheden blijkt dat de Belgische rege-
ring de minimale en minimalistische conclusies nogal
maximalistisch interpreteert. Immers, wat is er uiteindelijk
overgebleven van de nota van de drie wijzen, van de
beleidsnota van de Belgische regering en van de
Benelux-nota ? De agenda van de intergouvernementele
conferentie blijft beperkt tot de
left-overs of de driehoek
van Amsterdam : samenstelling van de Commissie, her-
weging van de stemmen en uitbreiding van de gekwali-
ficeerde meerderheid. Men heeft mooi zeggen dat Belgie¨
punten heeft gescoord door te bekomen dat de agenda
kan worden uitgebreid, maar deze uitbreiding is zo
restrictief dat dit erg theoretisch is. Men kan nieuwe
onderwerpen
op
de
agenda
van
de
inter-
gouvernementele conferentie plaatsen mits en op initia-
tief van het voorzitterschap. In 2000 zullen Portugal en
Frankrijk het voorzitterschap waarnemen. Portugal is een
land dat zich goed heeft aangepast aan de Europese
Unie, maar is nooit een groot aanhanger van integratie
geweest. Het Frankrijk van Chirac is ongetwijfeld minder
geneigd om Europa de supranationale kant te laten
opgaan dan het Frankrijk van Mitterrand.
Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, de uitbrei-
ding van de Europese Unie is niet alleen onvermijdelijk
maar ook nodig. Ze gebeurt versneld, aangezien men nu
spreekt van het jaar 2003 als de tijdshorizon voor de
eerste nieuwe toetredingen.
Hierbij wordt de toegang opengelaten voor Turkije, waar-
bij ik mij kan aansluiten, op voorwaarde evenwel dat
Turkije aan de vereiste voorwaarden voldoet. Terloops, in
een nota omtrent de wijziging van het stemgedrag tijdens
de Ministerraad, verdedigt Belgie¨ een systeem met twee
beurten, waarbij tijdens de tweede stembeurt rekening
zou worden gehouden met de bevolkingscijfers van de
betrokken landen. Als dit systeem wordt doorgevoerd,
wordt al meteen een groot voordeel geboden aan het
dichtbevolkte Polen met zijn 40 miljoen inwoners, maar
dat land moet nog vertrouwd geraken met l'acquis com-
munautaire. Op termijn wordt nog een grote voordeel
geboden aan Turkije dat thans 70 miljoen inwoners telt,
maar binnen 10, 15 of 20 jaar nagenoeg 100 miljoen en
aldus de dichtstbevolkte staat zal worden van de Euro-
pese Unie.
Mijnheer de minister, acht u het niet dringend nodig,
gezien de grote waarschijnlijkheid dat de berg van de
intergouvernementele conferentie een muis baart, dat
gelijkgezinde landen - bijvoorbeeld die landen die lid zijn
van de Europese Monetaire Unie - samen overleggen
over hoe met de 11 aangesloten landen een institutionele
doorbraak kan worden bereikt in de beleidsdomeinen die
harmonisering, samenwerking en integratie vereisen ?
Een groot Europa van 30 lidstaten moet volgens ons
gelijken op de planeet Saturnus, met een dikke kern - de
EMU - en daarrond de ringen die geen definitieve ringen
zijn, maar die concentrisch naar het centrum moeten
evolueren, maar waarop wij absoluut niet kunnen wach-
ten wil men niet het risico lopen dat de Europese Unie
verwatert.
Mijn tweede en laatste beschouwing heeft te maken met
uw ambitie, mijnheer de minister, die wij bijtreden, om het
imago van ons land te verbeteren in het buitenland. In dat
verband zal ik u echter drie voorbeelden geven van hoe
een imago meer wordt beschadigd dan bevorderd.
Eerst wens ik nog even terug te komen op het voorne-
men van de eerste minister om over te gaan tot de
mededeling van de strategische atoomgeheimen aan de
fractievoorzitters. Wij horen daarover momenteel niets
meer zeggen. Nochtans, zes weken geleden, toen dit
een actueel punt was, kon in de pers worden gelezen dat
de Amerikanen zouden beslissen om de atoomwapens
terug te trekken uit Europa en dus ook uit Belgie¨. Dit
bericht werd inmiddels tegengesproken. De media had-
den andermaal van een gerucht een bericht gemaakt,
maar het was helemaal geen bericht en het is zelfs geen
gerucht meer.
Inmiddels blijft het voorstel van de eerste minister wel ter
tafel liggen en wordt de geheimhouding dienaangaande
uitgebreid. Het gaat niet om meer openheid, maar inte-
gendeel, om meer geslotenheid. Het geheim zal niet
meer worden gedeeld door twee of drie ministers, maar
door negen fractievoorzitters en drie ministers. Men moet
echter beseffen dat uitbreiding van geheimhouding geen
eenvoudige zaak is en het ware aangewezen dat de
regering terzake eindelijk klare wijn schenkt.
De voorzitter van deze assemblee zei terecht dat als de
regering dergelijke mededelingen doet, de personen aan
wie deze worden gedaan zich moeten houden aan een
regel zoals deze die van kracht is in het Engelse Parle-
ment - de secrecy act - die parlementsleden verbiedt over
zulke aangelegenheden met een woord te reppen en die
in een sanctiemechanisme voorziet indien zij zich hier-
aan niet houden.
Ik ben groot voorstander van een dergelijk systeem. Men
moet er echter wel rekening mee houden dat de geheim-
houding met dit systeem veel groter wordt. Op dit ogen-
blik kan iedereen allerlei verklaringen afleggen over
6
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mark Eyskens
atoombommen in Kleine Brogel en goochelen met cijfers.
Als de secrecy act wordt toegepast wordt de geheimhou-
ding loodzwaar en hermetisch. Als de eerste minister al
de fractievoorzitters inlicht, inclusief deze van een niet-
democratische partij die niets anders beoogt dan de
instellingen te ondermijnen, zal de NAVO-procedure van
clearance op de fractievoorzitters worden toegepast. Dit
betekent dat de uitverkorenen een biecht moeten spre-
ken. Er wordt een dossier aangelegd. De diensten van de
NAVO zullen informatie inwinnen over het verleden van
de betrokkenen, over hun jeugdzonden en heldhaftige
verklaringen als strijders op linkse fronten.
Mijnheer de minister, u weet even goed als ik dat het
voornemen van de eerste minister in NAVO-kringen de
wenkbrauwen doet fronsen. Zij stellen zich de vraag of
alles niet te maken heeft met de verbinnenlandsing van
onze buitenlandse politiek waarbij men op het nationale
front punten poogt te scoren in een nationale strijd tussen
politieke fracties. Resultaat is echter dat ons imago wordt
beschadigd en de geloofwaardigheid van de NAVO wordt
aangetast.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een tweede
voorbeeld van imagobeschadiging is op dit ogenblik nog
hypothetisch en heeft betrekking op de oprichting van de
onderzoekscommissie die de moord op Lumumba moet
onderzoeken. De CVP heeft geen bezwaar tegen een
dergelijk onderzoek, ook al hebben de gebeurtenissen
zich 40 jaar geleden afgespeeld. De optimale oplossing
is, mijns inziens, een kleine commissie van historici die in
tegenstelling tot de meeste auteurs - ook de heer De
Witte heeft dit nagelaten - al de archieven en documen-
ten raadplegen. Historici moeten heel het dossier uitplui-
zen. Zij kunnen een hearing houden in de bevoegde
commissie die de gepaste conclusies kan trekken. Mis-
schien is dan de tijd rijp voor een onderzoekscommissie.
Op dit ogenblik is de oprichting voorbarig.
Als het voorstel van een commissie van historici niet
wordt aanvaard, schiet een Lumumba-commissie tekort.
Heel het dossier inzake de onafhankelijkheid van Congo
moet worden bestudeerd. Tsjombe´ is in verdachte om-
standigheden verdwenen, de dood van Hammarskjo¨ld is
niet opgehelderd. Als men zich ontfermt over Lumumba
en de lumumbisten, moet men zich eveneens ontfermen
over het lot van de duizenden kolonialen waarvan som-
migen hebben en houden verloren zijn, verwond of
vermoord werden.
Ze blijven immers zitten, niet alleen met hun frustraties
en vragen maar ook met hun claims tot schadeloosstel-
ling. We vinden dan ook dat de Lumumba-commissie een
Congo-commissie moet worden. In het kader van de
verbetering van het imago van Belgie¨ waarvan de minis-
ter voorstander is, weten we dat in die commissie zoda-
nig veel herrie zal ontstaan dat de huidige president van
Congo, Kabila, het ons heel kwalijk zou nemen indien
bijvoorbeeld zou blijken dat Lumumba en de lumumbis-
ten verantwoordelijk zijn voor een grootschalige geno-
cide in het zuiden van Kasai, georganiseerd in 1960-
1961.
Mijn laatste voorbeeld van imagobeschadiging heeft te
maken met de houding van de SP en Agalev inzake de
vervanging van de militaire jachtvliegtuigen F-16. Dit lijkt
me een heel vreemde, voorbarige en gevaarlijke hou-
ding. De SP en Agalev willen deze 72 vliegtuigen niet
vervangen terwijl Nederland bereid is driemaal het
toegangsticket te betalen om de bestelling te krijgen.
Men moet vanuit Vlaams standpunt niet zeggen dat het
om een Waalse aangelegenheid gaat. In de kranten van
vandaag kan men immers lezen dat 20 Vlaamse bedrij-
ven vragen om te worden betrokken bij de technologi-
sche uitbouw van deze vliegtuigen. Als het standpunt van
de Vlaamse socialisten en groenen het haalt, dus wan-
neer de jachtvliegtuigen niet worden vernieuwd en de
F-16 op de schroothoop gaan, betekent dit de afbouw en
op termijn het verdwijnen van onze luchtmacht. Immers,
transportvliegtuigen kan men ook op prive´-basis huren.
Een dergelijke luchtmacht kan worden geprivatiseerd en
ingezet wanneer nodig. Ondertussen moet ze niet wor-
den onderhouden. Dit betekent dus de afbouw van onze
luchtmacht en in grote mate van ons leger. Wat blijft nog
over van ons imago en prestige in het kader van de
NAVO, wanneer u een vloot van transportvliegtuigen
uitbouwt bij operaties die militair moet worden uitge-
bouwd en verdedigd ? Dan krijgen we een schouwspel
van nieuwe aircraft carriers in het Europese luchtruim,
begeleid door Franse, Engelse of Amerikaanse jacht-
vliegtuigen en worden we totaal afhankelijk van de bui-
tenlandse luchtmacht.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, ik wil graag een informatieve vraag stellen. De heer
Eyskens pleit hier voor de vervanging van de F-16 en
zegt dat wij daarvan een Waals dossier maken. Is dit het
standpunt van de CVP of van Mark Eyskens ? Gisteren
zei uw fractieleider in de Kamer dat hij het eens was met
een uitstel van beslissing en het is hij die vervolgens op
de communautaire toer is gegaan, niet de SP.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, er is natuurlijk niets nieuws onder de zon want ook
in de vorige legislatuur was er steeds een tweespalt
tussen wat de commissarissen in de commissie voor de
Landsverdediging vertelden en de verklaringen van de
regering. Mijnheer Eyskens, u zegt dat onze future large
aircrafts begeleid zullen zijn door vreemde bommenwer-
pers en volledig afhankelijk zullen zijn van het buitenland
maar dat is nu ook al het geval. Wanneer onze F-16
HA 50
PLEN 030
7
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
willen opereren op plaatsen of tijdstippen waarmee Ame-
rika het niet eens is, dan bezitten de Amerikanen alle
software en technologie om te maken dat onze
luchtafweersystemen niet functioneren. Dat is dus hele-
maal geen argument.
De heer Mark Eyskens (CVP) : Mijnheer Van der Mae-
len, maakt u zich niet ongerust. Ik pleit voor helemaal
niets. De regering moet haar verantwoordelijkheid opne-
men. Ik wil alleen aantonen dat u zich hebt gemanoeu-
vreerd in een no-winsituatie, wat ook de uitkomst weze.
Of u er een aankoopt of niet of beide aankoopt, u verliest
altijd. Het imago van Belgie¨ is daardoor helemaal ge-
schonden. Als u e´n de F-16's vernieuwt e´n de nieuwe
Aircraft Carrier aankoopt, dan weten wij dat dit een
Belgisch compromis is, schromelijk op kosten van de
belastingbetaler. Het resulteert in een enorme budget-
taire overschrijding, waarvan de volgende regering bin-
nen drie jaar en een half het gelag zal moeten betalen.
Door lichtzinnige verklaringen en het innemen van voor-
barige houdingen, hebt u zich in een totale impasse
gemanoeuvreerd. Dit komt tot uiting in een grote ver-
deeldheid binnen de meerderheid. Wij kunnen het alleen
constateren. Mijn betoog is puur illustratief. Deze hou-
ding is het omgekeerde van de houding die normaliter
moet worden aangenomen indien men poogt het imago
van ons land te verbeteren, wat de bedoeling is van de
minister van Buitenlandse Zaken en waar helaas deze
regering helemaal niet in slaagt. Ik moet dat uitentreuren
en met leedwezen constateren. Wij zijn alvast bereid om
mee te werken aan de verbetering van het imago van
Belgie¨ in het buitenland. Maar, heren van de meerder-
heid, dan moet u ons helpen, wat u tot op heden niet hebt
gedaan.
Le pre´sident : Je vous rappelle que, plus vous prenez de
temps, moins il en reste pour les colle`gues de votre
groupe.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Monsieur le pre´sident,
comme je serai le seul intervenant pour le groupe PSC, je
prendrai un peu plus de temps.
Monsieur le pre´sident, messieurs les ministres et secre´-
taires d'Etat, chers colle`gues, quand j'ai lu la convocation
de la Chambre pour la se´ance ple´nie`re de cet apre`s-midi,
j'ai mieux compris quelle e´tait notre conception des
relations exte´rieures. Nous parlons cet apre`s-midi des
secteurs
Affaires e´trange`res et Commerce exte´rieur -
Coope´ration internationale - De´fense nationale
. Ce re-
groupement des Affaires e´trange`res et du Commerce
exte´rieur a e´te´ fait pour des raisons budge´taires.
Permettez-moi de vous dire que j'aurais pre´fe´re´
Affaires
e´trange`res, Coope´ration au de´veloppement, Commerce
exte´rieur,...
.
Le pre´sident : Monsieur Lefevre, permettez-moi de vous
interrompre un instant. La confe´rence des pre´sidents a
de´cide´ cela. Tous les groupes e´taient d'accord, le vo^tre y
compris.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Je n'e´tais pas a` la Confe´-
rence des pre´sidents. Je ne dis pas cela sur un ton
agressif. Laissez-moi continuer mon de´veloppement !
J'estime que ces divers de´partements forment un tout et
je n'ai nullement envie d'en associer certains pluto^t que
d'autres. Au-dela` des mots, on peut donner a` un de´bat de
socie´te´ une se´mantique et une signification particulie`res.
Puissions-nous unir nos efforts pour contribuer a` un
monde qui s'engage re´solument dans les chemins de la
paix, du respect des droits de l'homme, de la de´mocratie
et du de´veloppement durable dans les pays du Nord
comme dans ceux du Sud.
Monsieur le ministre des Affaires e´trange`res, votre note
de politique ge´ne´rale e´tait attendue avec beaucoup d'im-
patience. Les effets d'annonce dans les me´dias nous
promettaient monts et merveilles. Nous nous attendions,
apre`s cinq mois d'installation du gouvernement, a` une
vision claire et transparente de notre politique de rela-
tions exte´rieures avec des objectifs et des moyens pre´cis
pour y arriver. Les re´sultats ne sont pas tout a` fait a` la
hauteur de nos espe´rances, me^me si nous retrouvons
dans votre note des e´le´ments significatifs qui nous
re´jouissent.
Je vous propose de faire trois lectures de votre note et du
budget qui s'ensuit.
Une premie`re lecture reprendrait les e´le´ments d'informa-
tions cite´s dans les me´dias et qui m'aideront a` faire
passer le message que je souhaite vous transmettre.
Une deuxie`me lecture sera celle que vous auriez sans
doute faite si vous e´tiez toujours le leader de l'opposition.
Une troisie`me lecture enfin sera celle d'un membre d'une
opposition qui se veut constructive.
Si je commence par la lecture de votre note faite par les
me´dias, c'est e´videmment parce qu'ils ont e´te´ informe´s
avant le parlement de son contenu. Il faut bien avouer
que cela n'annonce pas un changement radical par
rapport aux pratiques habituelles de celles et ceux qui
nous gouvernent, ce que j'aurais ose´ espe´rer d'un gou-
vernement qui voulait changer les choses.
Trois jours avant que nous recevions votre note,
La
Libre Belgique
du 4 de´cembre titrait Afrique, le chan-
gement dans la continuite´
. Je ne sais si les journalistes
du
Matin lisent La Libre, mais le 8 de´cembre, il titrait
plus ge´ne´ralement
Louis Michel de´finit la politique e´tran-
ge`re de la Belgique : le changement dans la continuite´
.
8
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
Bref, la nouvelle majorite´ poursuit la politique de l'an-
cienne avec, semble-t-il, le me^me conflit latent entre le
ministre des Affaires e´trange`res et les secre´taire d'Etat a`
la Coope´ration.
Nihil nove sub sole.
Louis Michel se lance a` l'eau ! titrait La Dernie`re
Heure
du 7 de´cembre, jour ou` se tenait le de´bat en
commission des Relations exte´rieures de la Chambre et
ou`
La Libre Belgique titrait Afrique - Des ONG re´agis-
sent a` la note de M. Michel - Tout le monde sait qu'il n'y
a pas de solution miracle, mais on e´tait en droit d'atten-
dre plus de propositions concre`tes
.
Au lendemain de votre expose´ en commission,
Le Soir
titrait
Louis Michel fixe les couleurs de la diplomatie
arc-en-ciel
. Permettez-moi de vous inviter a` me´langer
dans un verre d'eau les couleurs de l'arc-en-ciel. J'en ai
fait l'expe´rience, le re´sultat n'est pas tre`s joli.
Plus d'e´le´ments novateurs y figurent dit l'e´ditorialiste
du
Matin du 8 de´cembre. Il poursuit : La nouvelle
politique e´trange`re belge ne diffe´rerait donc gue`re de
l'ancienne ?
. L'e´ditorial se terminait ainsi : De´sormais,
Louis va devoir mettre ses ide´es a` l'e´preuve des faits et
a` cet e´gard le catalogue d'intentions
- il n'est pas tre`s
aimable, j'aurais dit
de bonnes intentions - pre´sente´
dans son texte de politique ge´ne´rale ne convient qu'a`
moitie´.
Pour
La Dernie`re Heure, du 8 de´cembre, il s'agit de se
re´concilier avec l'Afrique. Pour
L'Echo du me^me jour,
une de nos priorite´s est de ramener la Russie dans le
giron occidental. Pour
La Libre Belgique, votre politique
de coope´ration a des silences troublants. Je cite :
S'il
regorge de grandes de´clarations d'intentions, le volet de
la note de Louis Michel, consacre´ a` l'aide des pays du
sud, se garde bien de trancher les questions de´licates.
.
Elle ajoute quelques titres significatifs :
Une de´rive
affairiste
, Re´e´quilibrer les ONG, motus. Je reviendrai
sur ces diffe´rents sujets.
Le Soir du 11 de´cembre a ose´ dire que vos bonnes
intentions ne font pas recette et que, me^me au sein de la
majorite´ gouvernementale, vos ide´es n'ont pas re´elle-
ment convaincu.
Je terminerai cette revue de presse me´diatique en bon
chre´tien en me re´fe´rant a` l'hebdomadaire
Le Vif du 10
de´cembre qui vous voit dans la position du missionnaire.
C'est bien sympathique et j'espe`re que cela a fait plaisir
aux diffe´rents partenaires. (Interruption sur certains
bancs)
Ceci dit, est-ce que le MCC vous aurait converti ? J'en
doute. En tout cas, vous e^tes rapide puisqu'on apprend
en lisant la fin de cet article que l'accouchement de votre
note s'est faite a` l'aide de forceps. Il aura fallu, dit-on, pas
moins de sept re´unions - il n'a donc pas fallu neuf mois -
entre cabinets ministe´riels pour finaliser votre note.
Le Vif parle d'un parcours sinueux dont les e´tapes ont
laisse´ des traces. Il ajoute que
le document ne contient
aucune he´re´sie significative
. Ce dont je conviens aise´-
ment.
Une premie`re version - continue Le Vif - e´tait
grandiloquente et de´connecte´e des re´alite´s confie l'un de
ceux qui en ont eu connaissance.
Ou` se cache donc le
trai^tre ?
Mais on y rele`ve beaucoup de ge´ne´ralite´s et
quelques incohe´rences de structure.
De´cide´ment, mon-
sieur le vice-premier ministre, me^me quand on
tuyaute
les journalistes, avant les e´lus du peuple, ils ne vous
renvoient pas toujours l'ascenseur. Tant mieux pour la
de´mocratie.
J'en resterai la` en ce qui concerne la lecture me´diatique
de votre note. Avouez que cela est de´ja` suffisamment
significatif pour qu'un simple membre de l'opposition n'en
rajoute pas encore.
La deuxie`me lecture de votre note que je souhaite faire
est celle que vous auriez probablement faite si vous e´tiez
reste´ le leader de l'opposition.
Rappelez-vous, dans le pre´ce´dent gouvernement, vous
aviez coutume de dire que la politique e´trange`re de la
Belgique e´tait aseptise´e, autrement dit, et si on se re´fe`re
au dictionnaire, impersonnelle et sans originalite´.
Qu'auriez-vous dit aujourd'hui, a` la lecture de cette note,
si ce n'est qu'elle parai^t par moment confuse, ine´gale et
mal articule´e. Je ne vous en fais e´videmment pas le
reproche puisqu'il ne s'agit la` que d'une supposition.
Mais je vous imagine aise´ment expliquer aux journalistes
le pourquoi de cette confusion, de cette ine´galite´ de
traitement et de cette mauvaise articulation en tirant
paisiblement sur votre pipe.
Confuse, d'abord, parfois structure´e de manie`re ge´ogra-
phique, parfois de manie`re the´matique me´langeant les
genres en permanence. Il manque a` votre note une
ve´ritable colonne verte´brale ou, si vous pre´fe´rez, un fil
rouge, bleu ou vert.
Ine´gale, ensuite, parce que les ide´es inte´ressantes
comme, par exemple, la ratification de la cour pe´nale
internationale, ou de la convention 182 de l'OIT sur les
pire formes du travail des enfants, les prises de position
contre la peine de mort aux USA, contre les lois Burton-
D'Amato, contre l'embargo en Yougoslavie sont noye´es
dans beaucoup de ge´ne´ralite´s. Certaines ide´es man-
quent de pre´cisions. Il n'y a pas moins de quatre inter-
pre´tations du concept de partenariat.
A lire ou entendre les de´clarations du ministre, on se
demande quel est le ve´ritable agenda.
La Russie annonce´e comme un pivot de nos relations
bilate´rales est expe´die´e en dix-huit lignes sous un angle
presque exclusivement e´conomique.
HA 50
PLEN 030
9
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
L'Asie est cerne´e en deux pages, sans analyse alors que
la grande exportation, notamment vers l'Asie fait l'objet
d'une attention particulie`re de notre Commerce exte´rieur.
On pourrait e´galement s'interroger sur le bien-fonde´ de
certains passages de la note.
La Chine est pre´sente´e, et je cite,
comme pouvant
inspirer un leadership re´gional.
Membre permanent du
conseil de se´curite´, de´tentrice de l'arme nucle´aire, im-
mense marche´ e´conomique, il me semble que la Chine
est un acteur mondial dont l'ambition de´passe largement
le leadership re´gional.
Mal articule´e, enfin. Cette note aurait pu e^tre pre´ce´de´e
d'un cadre d'analyse soulignant l'appre´ciation du gouver-
nement concernant les caracte´ristiques du contexte in-
ternational, de´taillant les grands de´fis mondiaux et de´ter-
minant les enjeux pour la Belgique.
S'appuyant sur une telle analyse, le gouvernement aurait
pu fixer ses objectifs de politique e´trange`re, de´finir les
strate´gies pour les atteindre, identifier les acteurs, de´ter-
miner les instruments ne´cessaires et enfin e´valuer les
moyens ade´quats dans un budget dont nous devons
de´battre. Il aurait encore pu de´terminer la valeur ajoute´e
de l'action diplomatique de notre pays, baliser les e´cueils
a` e´viter et les opportunite´s a` saisir. Sans e^tre purement
acade´mique, une telle analyse aurait permis d'e´tayer le
pourquoi et le comment de la diplomatie belge.
En effet, par exemple - et j'estime que c'est a` juste titre -
pourquoi orientons-nous notre politique e´trange`re vers
l'Afrique des Grands Lacs ? En raison de liens histori-
ques ? Par souci moral ? Par ambition e´conomique ou
politique ? Parce qu'il s'agit du seul endroit ou` la Belgi-
que peut pre´tendre a` une certaine puissance ? Des
questions.
Tant de questions et aussi peu de re´ponses concre`tes,
je vous entends le dire si vous n'e´tiez pas dans la
position que vous occupez aujourd'hui. Mais peut-e^tre,
comme Jeanne d'Arc, entends-je des voix : quand on se
trouve dans la position du missionnaire, d'autres peuvent
entendre des voix.
A vrai dire, je pense que cette note manque e´trangement
d'une certaine modernite´. A sa lecture, qui croirait que
l'OTAN vient de sortir de son premier conflit militaire, que
le continent europe´en e´tait de´chire´ par la guerre en
Yougoslavie, que la question de la souverainete´ natio-
nale absolue est remise en question, que le monde qui se
globalise a besoin a` la fois d'une re´gulation politique et
d'une re´gulation socio-e´conomique, que les institutions
internationales ont pris conscience de l'imperfection de
leurs instruments d'action ? Ou` sont donc aborde´s les
flux migratoires, la pression de´mographique, les proble`-
mes de sante´ internationaux qui non seulement posent
les questions du sous- ou du mal-de´veloppement mais
aussi de la se´curite´ internationale ?
Cette de´cennie fut le te´moin d'une re´volution du droit
international. Des progre`s importants, certes insuffisants,
ont e´te´ accomplis dans la construction d'une socie´te´
internationale re´gule´e par le droit. Progre`s importants qui
se sont traduits par la re´pression des crimes contre
l'humanite´ et le ge´nocide gra^ce aux tribunaux de l'ex-
Yougoslavie et du Rwanda, la cre´ation d'un tribunal pe´nal
international, prochainement, la poursuite contre le ge´-
ne´ral Pinochet.
Ces progre`s sont aussi symbolise´s par les grandes
confe´rences et sommets des Nations unies sur l'environ-
nement (Rio et Kyoto), sur les femmes (Pe´kin), sur la
population mondiale (Le Caire), sur le de´veloppement
social (Copenhague). Soulignons e´galement l'e´mer-
gence de la socie´te´ civile dans les relations internationa-
les, comme on l'a vu a` Seattle, il y a quelques jours.
Progre`s insuffisants parce que la souverainete´ des Etats
sert encore de paravent aux violations massives des
droits de l'homme et aux crimes contre l'humanite´, parce
que les Nations unies ne sont pas toujours capables de
jouer leur ro^le.
Tout cela, je vous entends le dire en e´tant optimiste,
monsieur le vice-premier ministre, mais les re´ponses les
plus novatrices apporte´es par le gouvernement semblent
quelquefois appartenir a` une autre e´poque.
Les synergies annonce´es, souhaite´es entre le Com-
merce exte´rieur et la Coope´ration au de´veloppement
rappellent furieusement les pratiques des anne´es 80, a` la
base des scandales de la Coope´ration au de´veloppe-
ment, de´nonce´s par la commission de suivi de l'AGCD.
Vous parlez de synergies; j'ai entendu votre secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration utiliser d'autres concepts a` la
RTBF, notamment celui de cohe´rence.
Ou encore cette question : faut-il fre´quenter les dicta-
teurs ? Avant de les fre´quenter, il faut bien e´videmment
savoir que leur dire. Le respect des droits de l'homme, de
la de´mocratie et la lutte contre le terrorisme et la corrup-
tion doivent figurer parmi les principes de base.
Mais que sont donc ces principes de base que souhaite
de´fendre le gouvernement, alors que des pays ou des
re´gions reconnus par la communaute´ internationale pour
le viol des droits de l'homme ne sont pratiquement pas
cite´s : l'Afghanistan, la Tche´tche´nie, le Kosovo, le Sud
Liban, le Tibet, la Birmanie, le Kurdistan, la Core´e du
Nord, l'Indone´sie. Nous souhaitons que ces principes ne
soient pas paternalisme, affairisme et dirigisme. Mais
cela ne doit e´videmment pas empe^cher le dialogue pour
10
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
la paix avec des Etats tels que la Russie, la Chine et
l'Irak, ou` des centaines d'enfants meurent chaque jour
parce que nous sommes solidaires d'un embargo, de´cide´
par d'autres et que nous n'avons jamais de´battu dans
notre parlement.
Monsieur Michel, je sais que vous e^tes sensible a` ces
proble`mes et j'espe`re que nous pourrons poursuivre ce
de´bat constructif dans la commission que nous avons
mise en place sur les droits de l'homme, tous partis
de´mocratiques confondus, au sein du groupe belge de
l'union interparlementaire.
Il est e´vident qu'en tant que membres de l'opposition,
nous sommes ouverts a` toute contribution constructive, a`
plus de paix, de de´veloppements durables et de respect
des droits de l'homme la` ou` c'est ne´cessaire.
J'ai parle´, monsieur le vice-premier ministre, de trois
lectures de votre note et de son budget. La premie`re e´tait
la lecture me´diatique; la seconde e´tait celle que vous
auriez pu faire en restant leader de l'opposition; la
troisie`me et dernie`re lecture est celle que nous faisons
en tant que membres de l'opposition constructive.
Je voudrais vous applaudir, monsieur le ministre, avec
quelques be´mols, pour l'axe prioritaire que le gouverne-
ment a choisi en mettant l'Afrique des grands lacs
comme une de ses priorite´s, ainsi que pour le ro^le de
leadership que vous souhaiteriez y jouer en mobilisant
d'importants moyens humains et financiers.
Mais pourquoi n'y a-t-il aucune estimation des moyens
mobilisables ? La politique d'annonce ne peut avoir
comme re´sultat qu'une politique de de´sillusion lorsqu'on
suscite des espoirs de´mesure´s.
A titre d'exemple, l'aide publique au de´veloppement de la
Belgique vers le Zai¨re devenu Congo est passe´e annuel-
lement de 5 milliards de francs belges en 1988 a`
1 milliard en 1995. Dans les anne´es 80, le budget de
l'AGCD e´tait de 4 milliards pour le Zai¨re. Il est e´vident
que les montants ne´cessaires aujourd'hui pour la recons-
truction du Congo sont bien plus conside´rables que jadis.
Quels sont les moyens que le gouvernement compte
mettre a` la disposition de sa politique africaine ? Nous
notons que la Belgique s'engage a` e´tudier les possibilite´s
d'un moratoire sur les dettes du Congo, du Rwanda et du
Burundi. Or, ces pays sont en guerre. Le gouvernement
doit garantir que son partenariat ne financera pas des
dettes de guerre. Si cette condition est remplie, ne
s'agit-il pas d'examiner la suppression de la dette de ces
pays pluto^t qu'un moratoire ? Le gouvernement britanni-
que vient de de´cider l'annulation de la dette de 46 pays
parmi les moins avance´s au monde.
En ce qui concerne le concept de partenariat, il est
e´vident que copier sur les partenariats de l'Union euro-
pe´enne est se´duisant. Je voudrais cependant vous faire
remarquer deux choses. Premie`rement, l'approche re´-
gionale me semble un peu e´trique´e. La crise des grands
lacs peut-elle e^tre examine´e sous le seul angle Congo-
Rwanda-Burundi ? Ne serait-il pas plus cre´dible de l'ins-
crire dans une approche e´largie a` l'Ouganda, l'Angola,
voire me^me a` l'Afrique du Sud ? Deuxie`mement, il sem-
ble que le gouvernement belge ne soit pas suivi par ses
partenaires europe´ens. Si la Belgique veut jouer un
grand ro^le sur le plan international, la question essen-
tielle est celle de savoir si elle est reconnue comme
leader potentiel, tant par ses partenaires europe´ens
internationaux, que par ses partenaires africains. Les
premiers pas du ministre des Affaires e´trange`res sur la
sce`ne internationale ne nous ont pas tout a` fait convain-
cus de la reconnaissance du potentiel diplomatique de la
Belgique, au contraire. Pourtant, ce potentiel belge existe
bel et bien. La Belgique pourrait utilement servir de levier
d'action au niveau europe´en et international. Le ro^le de la
PESC et de son haut repre´sentant est curieusement
sous-estime´.
Nous apporterons notre soutien critique mais constructif
a` la nouvelle politique africaine car nous conside´rons
qu'il s'agit d'une priorite´ essentielle de la politique e´tran-
ge`re belge.
Trois points nous pre´occupent particulie`rement : les ac-
tions concre`tes face aux situations humanitaires de´gra-
de´es au Congo et au Burundi, ainsi que la lutte contre le
trafic d'armes dans la re´gion des grands lacs. Nous
demandons au gouvernement de prendre des initiatives
imme´diates. Au Burundi, le constat est e´pouvantable.
Entre de´cembre 1998 et octobre 1999, le nombre de
personnes de´place´es a augmente´ de 47% pour passer
de 559 000 a` 820 000, soit 12% de la population au total.
La recrudescence de la violence est effrayante. Selon
Amnesty International, pendant trois semaines en sep-
tembre, l'arme´e a de´place´, contre leur gre´, 320 000
personnes de la province entourant la capitale vers une
cinquantaine de sites temporaires et de camps dont
certains sont toujours inaccessibles aux organisations
humanitaires. Les conditions de vie dans ces camps sont
affligeantes. Beaucoup sont sans eau et sans abri, au
point que des femmes et des enfants sont morts de
de´shydratation.
L'inse´curite´ est totale dans ces camps, me^me pour les
collaborateurs expatrie´s des Nations unies : deux tue´s le
12 octobre dernier du fait de l'arme´e et de ses rebelles
aux alentours. Outre une action diplomatique, la Belgique
doit s'impliquer directement et plaider pour qu'une aide
soit de´bloque´e pour le Burundi via notamment les fonds
STABEX existants.
Le Conseil de se´curite´, conscient de la situation e´cono-
mique et sociale de´sastreuse du Burundi a affirme´, le
12 novembre dernier, qu'il est indispensable que la
HA 50
PLEN 030
11
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
communaute´ des donateurs renforce son aide au pays.
Mais cette aide doit e^tre assortie, a` mon avis, de condi-
tions strictes mais raisonnables : un contro^le efficace
pour que cette aide ne soit pas de´tourne´e vers le budget
de la de´fense et alimente la guerre; un abandon de la
politique de regroupement dans les camps et un de´man-
te`lement de celle-ci. Cette politique des camps a
d'ailleurs de´ja` e´te´ de´nonce´e par les leaders re´gionaux
lors du dernier sommet du 1er de´cembre et par le conseil
de se´curite´ de l'ONU le 12 novembre dernier. Enfin, nous
demandons un acce`s pour les organisations humanitai-
res sous couvert de se´curite´ aux populations regroupe´es
ou en voie de regroupement dans les camps.
Pour le Congo, la situation humanitaire n'a jamais e´te´
plus pre´occupante qu'aujourd'hui. La pauvrete´ absolue
et la disette touchent de larges couches de la population.
Des maladies autrefois e´radique´es ou peu fre´quentes
flambent a` pre´sent. Des dizaines de milliers de person-
nes, surtout des enfants mourront de faim et de maladies
e´vitables dans les prochaines semaines. Plus d'un mil-
lion de personnes ont fui des zones de combats et des
exactions. La pe´nurie alimentaire a atteint des degre´s
jamais e´gale´s dans les centres urbains et le long de la
ligne de cessez-le-feu. Entre de´cembre 1998 et octobre
1999, le nombre de personnes de´place´es a` l'inte´rieur du
Congo a explose´ pour passer de 194 000 a` 826 000 et le
nombre de re´fugie´s de 197 000 a` 270 000. Trois groupes
d'individus souffrent actuellement d'un proble`me de pe´-
nurie alimentaire aigue¨ : une population urbaine qui a vu
s'effondrer son pouvoir d'achat; des groupes ruraux
vivant a` proximite´ des combats, victimes directement de
la guerre et des extorsions par des militaires (plus de
5 millions de personnes); des groupes totalement isole´s
des re´seaux commerciaux (plus de 4 millions de person-
nes). L'approvisionnement de Kinshasa et d'autres cen-
tres urbains comme au Katanga se fait au compte-
gouttes. A Kinshasa, le taux de malnutrition grave aigue¨
des enfants est pire que jamais et de´passe largement les
10%. D'apre`s les Nations unies, la proportion des fa-
milles ne mangeant que deux repas par semaine atteint
plus de la moitie´ de la population kinoise. Des jeunes de
huit ans se prostituent pour se nourrir. La situation
sanitaire s'est conside´rablement de´grade´e dans tout le
pays. L'approvisionnement en me´dicaments est pratique-
ment nul dans de larges zones a` l'inte´rieur du pays. Le
personnel me´dical a fui l'inse´curite´. Le syste`me des soins
de sante´ primaire est exsangue. Les ONG ne se de´pla-
cent que dans des re´gions limite´es. Des e´pide´mies de
chole´ra sont signale´es dans certaines provinces, comme
au nord et au sud du Kivu. La tuberculose et le sida font
des ravages. La maladie du sommeil, autrefois e´radique´e
fait a` nouveau des dizaines de milliers de victimes et a
refait son apparition a` Kinshasa pour la premie`re fois
depuis la fin des anne´es 1950.
Face a` une telle situation humanitaire, une aide d'ur-
gence est impe´rative imme´diatement. C'est un ve´ritable
SOS que nous devons lancer. La confe´rence humanitaire
pre´vue par la communaute´ internationale dans trois mois
a` Gene`ve interviendra, nous le craignons, trop tard pour
beaucoup de Congolais. Pre´vue en aou^t par M. Moreels,
elle a e´te´ dangereusement reporte´e. Si rien n'est fait
entre-temps, des milliers de personnes seront mortes de
faim et de maladie. Les Nations unies viennent de
re´ite´rer et de comple´ter le rappel lance´ il y a six mois pour
une aide humanitaire. Les organisations humanitaires du
syste`me des Nations unies avaient estime´ l'aide d'ur-
gence ne´cessaire de juillet a` de´cembre 1999 a` 60
millions de dollars ame´ricains dont la moitie´ pour l'aide
alimentaire d'urgence. La communaute´ internationale n'a
re´pondu qu'a` hauteur de 15% de cet appel. Sous peine
de ne plus pouvoir enrayer la catastrophe humanitaire
annonce´e, la Belgique et l'UE doivent, a` notre sens,
augmenter leur contribution a` ce fonds. Pour assurer la
se´curite´ des agences humanitaires, des couloirs huma-
nitaires doivent e^tre cre´e´s.
Enfin - et c'est mon troisie`me point sur l'Afrique -, je vous
parlerai du financement de la guerre. A juste titre, le
ministre des Affaires e´trange`res reconnai^t que si l'on veut
s'attaquer aux causes du conflit en Afrique centrale, il
faut s'attacher a` deux aspects prioritaires : la prolife´ration
des armes le´ge`res et la source de financement de la
guerre, principalement le trafic d'armes, d'or, de dia-
mants et d'autres matie`res pre´cieuses.
Le ministre a d'ailleurs reconnu en commission que la
Belgique e´tait une plaque tournante de ces trafics. Nous
soutenons les priorite´s du gouvernement en matie`re de
lutte contre la prolife´ration des armes le´ge`res et la lutte
contre les divers trafics qui servent au financement de
cette guerre. Nous soutiendrons la proposition d'un em-
bargo sur les armes dans l'Afrique des Grands Lacs.
En outre, afin de transformer les paroles en actes, le
nouveau PSC propose la cre´ation d'une commission
d'enque^te charge´e d'examiner le commerce licite et
illicite des armes a` destination de l'Afrique centrale et le
ro^le e´ventuel de la Belgique dans celui-ci. Cette commis-
sion devra examiner les sources de financement de la
guerre en Afrique centrale, notamment le ro^le du trafic du
diamant, de l'or et d'autres matie`res pre´cieuses, ainsi
que du pe´trole, comme sources de revenus pour l'achat
d'armes par les parties en conflit. Cette commission
d'enque^te, a` la lumie`re de ses conclusions, devra exa-
miner les dispositions le´gislatives nationales a` adopter
pour lutter contre ces trafics et faire des recommanda-
tions.
Enfin, monsieur le vice-premier ministre, permettez-moi
d'aborder quelques sujets qui nous tiennent a` coeur et
auxquels nous voudrions aussi apporter notre contribu-
tion.
12
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
1. Les relations bilate´rales. Le second axe prioritaire de
la nouvelle politique e´trange`re, apre`s la politique centre-
africaine, consiste en un renforcement des relations
bilate´rales de la Belgique. Il s'agit, a` notre sens, d'une
excellente initiative que nous soutenons entie`rement,
notamment le renforcement des relations avec les pays
d'Europe centrale et orientale, avec la Russie, avec les
Balkans, avec le Maghreb et le Moyen-Orient. Le choix
des pays-cible, comme le Canada, l'Argentine et la
Core´e du Sud semble inte´ressant. Ensemble de puissan-
ces comparables a` la Belgique, un re´seau de puissances
moyennes permettrait de promouvoir de nouvelles initia-
tives internationales. Deux exemples me viennent a`
l'esprit : la campagne contre les mines antipersonnel
- exemple re´ussi a` l'initiative de moyennes puissances -
ou encore la lutte contre la prolife´ration des armes
le´ge`res, qui a e´te´ lance´e par le ministre Moreels.
2. L'Union europe´enne. Je pense qu'il s'agit aussi d'un
axe positif de la politique gouvernementale, axe classi-
que et consensuel en Belgique, a` quelques nuances
pre`s. Le gouvernement a lance´ une pre´paration active de
la future pre´sidence belge. Nous attendrons d'en connai^-
tre les axes essentiels. Il faut se demander si le chapitre
europe´en de votre note de politique e´trange`re n'e´tait pas
biode´gradable, tant elle e´tait centre´e sur le Sommet
d'Helsinki. Quels sont les projets de la Belgique, une fois
fixe´ l'agenda institutionnel de la future CIG et la mise au
point du processus d'e´largissement en incluant la Tur-
quie ?
Cette note de politique ge´ne´rale aurait pu e^tre l'occasion
de poser des questions essentielles : quel projet politique
pour une Europe e´largie ? Quelles sont les limites de
cette Europe ? Une telle question entrai^ne celle de
l'identite´ europe´enne. Quelle devrait e^tre l'architecture
institutionnelle de l'Europe au-dela` du triangle et des
coope´rations
renforce´es ?
Je
n'ai
personnellement
aucun doute sur votre volonte´ d'e´largir l'Europe au
bassin me´diterrane´en. Je pense ne´anmoins que cela
suppose un grand de´bat au sein de notre parlement.
Relever les de´fis de la mondialisation constitue le qua-
trie`me axe prioritaire de la politique e´trange`re belge.
Je vous cite, monsieur le ministre :
A l'aube du XXIe`me
sie`cle, une mission primordiale du gouvernement est de
mettre en place une architecture de re´gulation efficace
de la nouvelle e´conomie mondiale. Ajoutons que la
dimension sociale doit avoir toute sa place dans cette
re´gulation e´conomique. Nous savons que le gouverne-
ment y est attentif.
La mondialisation est e´galement politique. L'e´mergence
de la socie´te´ civile internationale, gra^ce au de´veloppe-
ment des me´dias et des nouveaux moyens de commu-
nication, a cre´e´ l'embryon d'une opinion publique mon-
diale qui pe`se sur les gouvernements. Il n'est plus
possible de massacrer, de torturer, de violer en toute
impunite´.
Le de´veloppement d'une justice internationale est une
des tendances lourdes de cette de´cennie. Il faut s'inter-
roger sur la ne´cessaire re´gulation politique de ce monde,
qui se globalise.
Le monde a besoin d'un arbitre muni
d'un re`glement
titrait le Financial Times du 20 de´cem-
bre. Le concept a` la base des Nations unies est plus
valide que jamais. Pourtant, le contraste entre ce que
devraient e^tre les Nations unies et ce qu'elles sont
actuellement menacent la le´gitimite´ me^me de l'institution.
Comme organisation, elle est base´e sur des principes du
XIXe`me sie`cle.
Deux volets du plan de l'Organisation des Nations unies
me´ritent, a` notre sens, re´flexion.
1. Un respect excessif de la notion de souverainete´ a
permis le meurtre de populations entie`res par des lea-
ders cruels et non de´mocratiques. Ce n'est plus admis-
sible. Le Kosovo en a e´te´ l'illustration. Pourtant, l'inter-
vention au Kosovo pose autant de questions relatives au
droit international, a` la le´gitimite´, a` la notion de souverai-
nete´. Le gouvernement souhaite-t-il entamer une re´-
flexion sur ces the`mes, dans le cadre des lec¸ons appri-
ses du Kosovo et examiner sur le plan politique et
juridique l'e´mergence d'un devoir d'intervention ? Cela
va plus loin que le devoir d'intervenir humanitairement.
Dans certains cas, c'est me^me un droit d'intervenir.
2. Le second aspect concerne le ro^le des Etats-Unis et
ses relations avec l'ONU. Les Nations unies, symbole de
paix et de justice et les Etats-Unis de´tenteurs de la
puissance re´elle s'affrontent plus souvent qu'ils ne se
soutiennent et agissent de manie`re comple´mentaire. Le
gouvernement a renouvele´ son intention de ne pas
s'inscrire dans le
pre^t-a`-penser ame´ricain, a` l'ONU, a`
l'OTAN et sur la sce`ne mondiale.
Mais, quelles sont les appre´ciations de ce gouvernement
sur la re´gulation politique mondiale ? Le ro^le des Nations
unies et le phe´nome`ne d'hyperpuissance ame´ricaine, la
mondialisation est e´galement humaine. Les questions de
sante´, la de´mographie, l'environnement, le de´veloppe-
ment humain figurent au sommet des agendas politiques
ou devraient l'e^tre. La politique du gouvernement de-
mande encore une re´flexion active sur ces diffe´rents
points. Nous attendons des plans d'action concret.
Je voudrais a` pre´sent aborder le volet relatif a` la coope´-
ration au de´veloppement. Le secre´taire d'Etat a expose´
son budget qui est en augmentation, - un point tre`s positif
a` souligner - et ses premiers principes d'actions. Ses
lignes politiques directrices sont attendues pour le mois
de fe´vrier 2000. Nous nous exprimerons donc a` ce
moment. Remarquons d'emble´e que la nouvelle politique
s'inscrit dans la continuite´ de l'action du gouvernement
pre´ce´dent et dans l'esprit de la loi du 25 mai 1999.
HA 50
PLEN 030
13
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
Toutefois, nous souhaitons insister sur la ne´cessaire
stabilite´ que me´rite ce de´partement, tant au niveau de la
politique que de l'administration. La mobilisation de
moyens importants de coope´ration en cohe´rence avec la
politique e´trange`re semble une bonne ide´e. Il reste
ne´anmoins a` clarifier la re´partition des ro^les de chacun,
question qui ne me semble pas encore re´gle´e au sein de
ce gouvernement.
La synergie entre Commerce exte´rieur et Coope´ration au
de´veloppement rappelle les e´le´phants blancs, si ce´le`bres
dans l'affairisme en Afrique. Le parlement avait pourtant
de´nonce´ cette pratique et formule´ une recommandation
interdisant de telles synergies, recommandation en fa-
veur de laquelle tous les partis du gouvernement actuel
ont vote´.
Je voudrais relever le silence troublant de la note de
politique e´trange`re et de la note de politique ge´ne´rale sur
la coope´ration au de´veloppement a` propos des ONG. Le
mode de subsidiation de celles-ci sera-t-il modifie´ ?
Qu'en est-il de l'intention annonce´e par Louis Michel de
pallier le de´se´quilibre confessionnel et linguistique
e´norme qui re´gnerait dans le monde des ONG ?
Monsieur Michel, vous e^tes au courant des critiques
e´mises par les ONG sous le gouvernement pre´ce´dent.
Vous aviez dit que vous changeriez les choses.
M. Louis Michel, ministre : Monsieur Lefevre, je ne
comprends pas comment un homme juste comme vous
puisse e^tre oppose´ a` ce qu'on soit e´quitable sur le plan
philosophique. A moins que vous ne vouliez prote´ger des
droits acquis ou des avantages injustifie´s. Pour le reste,
vous admettrez qu'il faut e^tre e´quitable.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Je ne veux rien prote´ger.
M. Louis Michel, ministre : Pourquoi vous inquie´tez-
vous ? De quoi avez-vous donc peur, monsieur Lefevre.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Je n'ai peur de rien.
M. Louis Michel, ministre : C'est l'impression que vous
donnez. Mais vous ne devez pas avoir peur de moi.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Je regrette simplement que
n'apparaisse plus dans votre note l'ide´e que vous aviez
lance´e pendant la campagne e´lectorale de re´e´quilibrer
de fac¸on confessionnelle et linguistique les subsidiations
aux ONG.
M. Louis Michel, ministre : Ma note est tre`s claire a` cet
e´gard. Les ONG seront subventionne´es et aide´es en
fonction de la qualite´ du travail qu'elles presteront, sans
tenir compte d'aucun autre e´le´ment.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Voila` un bon crite`re, mon-
sieur le ministre. Je m'en re´jouis.
M. Louis Michel, ministre : Vous n'avez pas d'inquie´tude
a` avoir a` cet e´gard.
M. Jacques Lefevre (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, avant de clo^turer, je voudrais parler
du commerce exte´rieur. Nous pouvons nous fe´liciter de
l'importance accorde´e a` ce de´partement. Il s'agit en effet
de re´parer les de´ga^ts inflige´s par la crise de la dioxine et
de restaurer l'image de marque de la Belgique. La ta^che
est d'envergure, mais je crois que le secre´taire d'Etat a la
carrure suffisante pour y faire face. Il conviendra d'affiner
l'analyse des marche´s cibles de la grande exportation,
notamment l'Asie et l'Ame´rique latine.
La note de politique ge´ne´rale du ministre des Affaires
e´trange`res n'est pas a` une contradiction pre`s. D'une part,
la note annonce le renforcement des instruments fe´de´-
raux en matie`re de commerce exte´rieur tels que l'OBCE,
alors que, d'autre part, le ministre annonce qu'a` l'avenir,
le ro^le et les ta^ches de l'OBCE seront re´duits. Quel e´tait
donc le prix a` payer pour avoir un ministre francophone
aux Affaires e´trange`res ? Deux secre´taires d'Etat ne´er-
landophones ? Renoncer a` la de´fense des inte´re^ts des
francophones ? Abandonner la parite´ linguistique au sein
du conseil d'administration de l'OBCE ?
Le gouvernement envisage - je cite - :
de renforcer la
repre´sentation du secteur prive´ au sein du conseil d'ad-
ministration de l'OBCE en tenant compte du poids res-
pectif des diffe´rentes re´gions.
Pourquoi le ministre
n'annonce-t-il pas clairement qu'il ce`de d'emble´e a` d'an-
ciennes revendications flamandes sur la re´gionalisation
du commerce exte´rieur ?
Je terminerai avec la de´fense nationale et europe´enne.
N'allons-nous pas regretter l'e´cart entre les de´clarations
politiques concernant la de´fense europe´enne et la ne´-
cessite´ d'un plan de convergence des efforts de de´fense,
d'une part, et la re´alite´ financie`re du budget actuel,
d'autre part ? Une fois encore, la part re´serve´e aux
investissements, pourtant essentiels a` la fois a` l'efficacite´
des forces arme´es et a` la se´curite´ du personnel, est loin
de la part ide´ale. Loin de nous la volonte´ de critiquer le
ministre de la De´fense nationale. Nous lui apportons
notre soutien pour essayer d'obtenir des moyens supple´-
mentaires en faveur des investissements.
On ne peut toutefois que regretter que la Belgique
renonce a` jouer un ro^le de premier plan dans les mis-
sions de paix internationales. La politique de l'annonce
remplace la politique de l'action et de la pre´sence. Alors
que la Belgique avait acquis une somme d'expe´riences
en matie`re d'ope´rations de maintien de la paix, une
compe´tence reconnue et une re´putation certaine, le
gouvernement actuel juge que la participation a` des
ope´rations humanitaires a` l'e´tranger sera re´duite a` un
niveau qui correspond davantage a` nos moyens finan-
ciers. Qui croirait que l'auteur du rapport Rwanda base-
14
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jacques Lefevre
rait sa politique de participation a` des ope´rations huma-
nitaires sur des conside´rations financie`res, alors qu'il
pourfendait cette approche dans son rapport ? Le pro-
ble`me de fond n'est pas tranche´. Quelle est l'ambition
internationale de la Belgique et quels sont les moyens y
consacre´s, que cela soit en matie`re d'ope´rations a` l'e´-
tranger ou de construction d'une de´fense europe´enne ?
En conclusion, monsieur le vice-premier ministre, mes-
sieurs les secre´taires d'Etat, il n'y a pas de vent favorable
pour celui qui ne sait ou` il va. Nous voulons contribuer a`
savoir ou` nous allons. Les projets du gouvernement dans
les matie`res qui nous concernent ne nous semblent pas
ouvrir clairement la voie vers le XXIe`me sie`cle.
Nous pensons que vos projets sont fortement teinte´s de
nostalgie. Nostalgie des anne´es 60, avec la commission
d'enque^te sur l'assassinat de M. Lumumba. Certes, je le
conce`de, nous ne pourrons pas faire l'impasse sur tous
les e´ve´nements qui se sont de´roule´s au Congo a` cette
e´poque-la`, y compris ceux de la se´cession katangaise.
Nostalgie des anne´es 80, avec des e´le´phants blancs, de
la coope´ration au de´veloppement.
Bref, la nostalgie constitue peut-e^tre une manie`re d'e^tre.
Mais ce qui nous inte´resse avant tout pour le moment,
nous les sociaux-chre´tiens, c'est la vie de nos conci-
toyens et l'avenir pour nos enfants et nos petits-enfants.
De heer Eric Derycke (SP) : Mijnheer de voorzitter,
heren ministers, dames en heren, het is niet mijn bedoe-
ling om de hele wereld rond te reizen naar aanleiding van
de begroting voor Buitenlandse Zaken. De vorige spre-
kers hebben dat al in grote mate gedaan en de analyses
verschilden weinig van elkaar.
De SP-fractie zal deze begroting goedkeuren. Het is een
goede begroting, ook al zijn niet alle punten volledig
uitgewerkt. Bij het hoofdstuk over Afrika staan bijvoor-
beeld nog vele vraagtekens. Om morele en humanitaire
redenen moeten we daarvoor blijvend aandacht hebben.
Gisteren las ik nog dat de oppositie in Congo zou
besloten hebben hun politiek toch opnieuw te converge-
ren. Dit opent mogelijkheden om uw plan te verwezenlij-
ken, mijnheer de vice-premier, om met de gei¨nteres-
seerde landen zoals de Verenigde Staten en Frankrijk
een soort OVSE-oplossing uit te proberen voor het Grote
Merengebied. Dat zal uiteraard samengaan met een
mensenrechtenprogramma. Wellicht kan men daartoe
binnenkort overgaan.
Ik zou twee thema's willen behandelen : ten eerste, de
nieuwe ontwikkelingen in het mensenrechtenbeleid met
daarbij het totale gebrek aan optreden door de Verenigde
Naties en ten tweede, de militaire problemen, namelijk de
non-profilering en de invloed daarvan op de geopolitieke
situaties. Men kan niet beweren dat er de laatste jaren
geen vooruitgang werd geboekt inzake mensenrechten,
maar we hebben op dat vlak evenzeer zwarte bladzijden
geschreven. Ook Belgie¨ werd hierdoor de laatste jaren
getekend. Ik herinner me de onmacht in Rwanda en de
nog grotere onmacht in Zuid-Kivu. Dat vormde voor mij
e´e´n van de meest catastrofale episodes uit mijn politieke
loopbaan.
Wat echter weinig opvalt, zijn een aantal zaken die zich
nu afspelen en die symptomatisch zouden kunnen zijn
voor de problemen inzake de mensenrechten van de
volgende eeuw.
Dit werd trouwens ook bevestigd door een recente studie
van professor Longuet van de universiteit van Parijs. In
het Institut des Langues orientales werd een zeer uitvoe-
rige studie gewijd aan een probleem dat te zeer wordt
verzwegen, namelijk dat internationale politiek vaak ge-
paard gaat met massamoorden. In de studie wordt
uitgebreid ingegaan op wat er gebeurt in de streek van de
Kaukasus, Centraal-Afrika, dat in onze - en zeker in de
Turkse - achtertuin ligt. Dit brengt voor Turkije en zijn
politiek ten aanzien van de Europese Unie bijzondere
verantwoordelijkheden mee.
In die studie, die enigszins parallel loopt met wat de heer
Brzezinsky reeds twee jaar geleden heeft geschreven,
worden de plaatsen in dat gebied opgesomd waar er
politieke volkerenmoorden werden gepleegd als instru-
ment in de internationale politiek. De vertaling daarvan is
overweldigend. Ik verwijs hierbij naar Nagorno Karabagh,
Noord-Ossetie¨,
Zuid-Ossetie¨,
Daghestan, Tsjetjenie¨,
Tsjerkessie¨, Abchazie¨. Dit houdt een bijzondere uitdaging
in voor onze verhouding met Turkije. Wanneer men in de
commissie voor de Buitenlandse Zaken goed luistert,
weet men dat dit land voortdurend op de proef wordt
gesteld. Er gaat geen week voorbij of er worden interpel-
laties ingediend.
Dit is geen goede politiek voor Belgie¨. We moeten er wel
via het lidmaatschap bij de Organisatie voor Veiligheid en
Samenwerking in Europa, binnen de NAVO en de Euro-
pese politiek voor zorgen dat men zich grondig bezig-
houdt met deze problematiek. De zaken spelen zich te
dicht bij ons af. Het is trouwens gekoppeld aan een
tweede groot probleem dat werd beklonken tijdens de
laatste vergadering van de OVSE in Istanboel, namelijk
dat van de wijze waarop tussen de Verenigde Staten en
Turkije een regeling werd getroffen voor het vervoer van
gas en petroleum uit deze streek. Het probleem is
ongetwijfeld gelinkt aan de wereldhandel en aan de zeer
precaire situatie waarmee we het Russische probleem
moeten taxeren.
Ik wil ook de grote moeilijkheden aankaarten van de
Verenigde Naties. In de internationale politiek was er een
periode dat Europa dacht dat men de problemen in
Centraal-Europa en Centraal-Azie¨ kon oplossen via de
OVSE. De praktijk heeft echter uitgewezen dat dit niet
HA 50
PLEN 030
15
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eric Derycke
werkt. Dat is erg, te meer omdat de Russen de OVSE als
een substituut beschouwen van de Verenigde Naties.
Mijnheer de vice-eerste minister, ik heb tot mijn voldoe-
ning vastgesteld dat u in uw toespraak voor de VN hebt
gezegd dat we op het internationaal vlak orde moeten
scheppen.
In de gegeven omstandigheden en met het oog op de
moeilijkheidsgraad van de internationale politiek in deze
regio, kunnen alleen de versterkte Verenigde Naties orde
op zaken stellen. Ik spoor dan ook de hele regering aan
om op dit vlak verder te gaan. Anders komen we hier niet
uit. Bij het oplossen van dergelijke problemen gaat het
niet alleen om politieke besprekingen tussen grote lan-
den, als klein land hebben wij er alle belang bij dat wij de
Verenigde Naties steunen. Wij moeten hen in een positie
manoeuvreren waarin zij als scheidsrechter kunnen op-
treden en de richting kunnen aangeven voor het oplos-
sen van de grote internationale problemen.
Ik wens ook in te gaan op de problematiek van de
ontwapening, ook op nucleair vlak. Dit dossier staat er
werkelijk bijzonder slecht voor. Naar mijn mening is dat
e´e´n van de grootste problemen voor de volgende jaren.
Hoe groot het probleem van de vervanging van de F-16
voor Belgie¨ ook mag zijn - in de volgende maanden zal dit
waarschijnlijk immers voor lange debatten zorgen -, toch
is het klein in vergelijking met het probleem van de
geblokkeerde
verdragen
met
betrekking
tot
de
ontwapeningspolitiek. In dit opzicht vloeit het ene voort
uit het andere en deze problematiek zal ons ongetwijfeld
enige tijd bezighouden. Ik heb dit probleem reeds aan-
gehaald naar aanleiding van de bespreking van de
begroting in de commissie. Ik heb onze studiedienst dit in
de laatste weken nauwkeurig laten volgen. De evolutie
gaat verrassend snel en eigenlijk is het verbijsterend wat
er de jongste maanden is gebeurd. Dit stemt zeker tot
nadenken.
Eerst en vooral moeten we realistisch zijn. Ik heb voor
mijzelf een overzicht opgesteld van de internationale
ontwapeningsverdragen en er een evaluatie van ge-
maakt. Hierbij stelde ik vast dat geen enkel verdrag in
feite nog werkt, ook de meest recente verdragen niet. Het
verdrag inzake de conventionele strijdkrachten in Eu-
ropa, waaraan op de Top van Istanboel de laatste hand
werd gelegd, is in feite vlak na zijn geboorte al op sterven
na dood. Verder heeft de Amerikaanse Senaat geweigerd
het
nuclear test ban treaty te ondertekenen. Bovendien
wordt het StartII-verdrag niet geratificeerd door de Rus-
sische Doema. Daarbij komt nog dat er van het ABN-
verdrag van 1972 geen sprake meer is. Dat is eigenlijk
nog het grootste probleem. Momenteel blijft er dus zeer
weinig over dat wijst op enige vooruitgang in de anti-
nucleaire politiek, nochtans een essentieel wereld-
probleem.
Ik ga dan nu even in op wat er in de laatste maanden is
gebeurd. Toen wij de begroting bespraken in de commis-
sie, heb ik reeds gewezen op het feit dat de Amerikanen
volop bezig zijn met het ontplooien en verder uitwerken
van de
national missile defense policy. Dat wordt
bevestigd in zeer recente artikels in Defense News,
daterend van 2 en 13 december. De Amerikanen zeggen
nogal
onomwonden
dat
zowel
de
geavanceerde
PatriotIII-raket als het TMD, het theatre missile develop-
ment, dicht bij de productie staan. Men verwijst in dat
verband naar de beslissing die president Clinton volgend
jaar in de zomer moet nemen om deze projecten uit te
voeren.
In het artikel komen ook nog veel meer verontrustende
aspecten aan bod, met name dat tot een
four years
feasability study for a nationwide TMD network
zou zijn
beslist binnen de NAVO. Dit zou de hele discussie over
de F-16 in het niets doen verzinken en zou ook heel de
defensiepolitiek binnen Europa van koers kunnen doen
veranderen. Ik heb de indruk dat de Amerikanen, inzake
strategie, voor de zoveelste keer maanden voorsprong
hebben op de Europeanen. Dat is de les die we daaruit
moeten trekken. Ik heb daarbij een aantal punten van
commentaar die belangrijk zijn voor de Belgische politiek.
Ten eerste, is het doorbreken van het ABN-verdrag zeer
belangrijk. Als men er de teksten van de laatste NAVO-
Raad in Brussel op naleest, merkt men dat er reeds een
aanzet is tot een nieuwe wapenwedloop. Als de Vere-
nigde Staten van oordeel zijn dat zij zich achter een
ruimteschild moeten wegstoppen, stort een deel van de
stelling waarop de nucleaire evenwicht politiek is geba-
seerd, volkomen in elkaar.
Ten tweede, een groot probleem dat daaruit voortvloeit is
Rusland. Kort nadat de Amerikanen een antiraket heb-
ben doen ontploffen, hebben de Russen hetzelfde ge-
daan. Als de Russen in een nieuwe wapenwedloop
zouden worden betrokken belooft dat weinig goeds,
gezien de economische situatie waarin het land verkeert.
Er is ook de positie ten aanzien van China. De Amerika-
nen beweren dat zij nieuwe raketten willen installeren in
Taiwan en in Japan. Dat betekent dat ook China bij de
wapenwedloop zou worden betrokken. Het claimt immers
nog meer dan ooit het territorialiteitsprincipe ten aanzien
van Taiwan.
Ten derde, vraag ik mij af wat de houding van Europa of
van de NAVO zal zijn als de Amerikanen aan de NAVO-
lidstaten vragen het TMD-netwerk te aanvaarden of te
bekostigen. Wij moeten daarover zorgvuldig nadenken.
Ik heb de indruk dat de Belgische regering tijdens het
laatste debat een goede positie heeft ingenomen. Wij
hebben het standpunt van Duitsland gevolgd, dat erin
bestaat alternatieve voorstellen op de agenda te laten
plaatsen. Dat is een handelwijze die ook bij de bespre-
kingen in Gene`ve, aangaande de conventionele wapens,
16
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eric Derycke
succes heeft gehad. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat wij
ons in de gegeven omstandigheden op sleeptouw laten
nemen door de Amerikaanse politiek. Dit zou niet alleen
betekenen dat wij inzake onze militaire afhankelijkheids-
positie de klok jaren terugdraaien, maar ook dat de
Amerikanen een enorme industrie¨le en wetenschappe-
lijke voorsprong krijgen. Ik neem hiermee geen pro- of
anti-Amerikaans standpunt in, maar maak een analyse
van de gegevens waarover de Belgische politiek zich in
de nabije toekomst zal moeten buigen.
M. Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, messieurs les ministres, chers colle`gues, je
souhaiterais aborder rapidement quatre proble´matiques,
en essayant de ne pas user de l'effet de re´pe´tition par
rapport au de´bat de la commission des Affaires e´trange`-
res qui a pre´pare´ cette discussion en se´ance ple´nie`re :
premie`rement, l'Europe; deuxie`mement, la Me´diterra-
ne´e; troisie`mement, l'Afrique centrale; et enfin quatrie`-
mement, la Belgique et son image a` l'e´tranger.
Relativement a` l'Europe, je me re´jouis que notre vice-
premier ministre, ainsi que la majorite´, confirment et
renforcent leur engagement europe´en, notamment a`
l'occasion de tous les de´bats tenus dans le cadre de la
mondialisation et de la pre´paration du sommet de l'OMC
- lequel a abouti a` ce que l'on sait. Nous avons a` cet
e´gard affirme´ notre volonte´ d'inte´grer dans notre politique
europe´enne les pre´occupations sociales, environnemen-
tales et culturelles. Et a` mon sens, cette re´affirmation
e´tait plus que ne´cessaire.
En ce qui concerne l'e´largissement de l'Europe, notre
position me parai^t e^tre la meilleure. Il est utile de renfor-
cer l'Europe vers l'est et vers le sud, ne serait-ce que
pour renforcer la pre´vention des conflits sur notre conti-
nent. Toutefois, ce renforcement de l'Europe ne peut pas
se re´aliser au prix d'une dilution ou d'une ane´mie de
l'Europe actuelle. Il convient de`s lors de re´affirmer notre
volonte´ de renforcer les institutions, d'en arriver a` la
majorite´ qualifie´e au niveau de notre Conseil des minis-
tres et d'accroi^tre le ro^le du Parlement europe´en.
Enfin, mon troisie`me e´le´ment de re´flexion relatif a` l'Eu-
rope porte sur la compatibilite´ de notre engagement
europe´en avec la politique transatlantique, avec les
relations que nous avons de´veloppe´es avec les Etats-
Unis ou avec l'OTAN. A cet e´gard, je crois que nous
devons e^tre tre`s clairs et que, lorsque nous revendiquons
notre souhait de sortir d'une de´pendance trop forte
vis-a`-vis des Ame´ricains, il ne faut pas manier a` ce
moment-la` le paradoxe, lequel consisterait a` vouloir
affirmer notre inde´pendance et notre capacite´ politico-
militaire tout en ne prenant pas les mesures s'imposant
dans notre pays pour moderniser notre e´quipement
militaire et pour nous permettre de remplir nos engage-
ments dans le concert europe´en, au travers d'une politi-
que de de´fense commune.
Nous nous devons e´galement, au regard de cette capa-
cite´ militaire cre´dible, de de´velopper une spe´cificite´ dans
notre pays. Cette spe´cificite´ se trouve d'ailleurs an-
nonce´e dans le rapport de politique e´trange`re du vice-
premier ministre, lorsqu'il e´voque l'ide´e d'une structure
de
casques blancs qui, je le pense, devrait e^tre de´ve-
loppe´e plus avant. De la me^me fac¸on, notre spe´cificite´
devrait se marquer davantage encore dans la pre´vention
des conflits, qui devrait constituer ve´ritablement la politi-
que a` poursuivre en matie`re internationale.
Car, justement, cette pre´vention des conflits peut de´bou-
cher sur la meilleure politique a` mener en matie`re de
de´sarmement. Ce sera ici mon seul mot sur la proble´ma-
tique du de´sarmement, a` propos de laquelle on a beau-
coup glose´ ces temps-ci. A mon sens, nul doute que la
meilleure politique de de´sarmement est celle qui vise a`
pre´venir les conflits : le jour ou` il n'y a plus de conflit, le
de´sarmement est en marche. Nous ne devons ne´an-
moins pas, pour cette cause, perdre toute cre´dibilite´; je
rappelle que ce qui a occasionne´ le plus de tort a` l'image
de marque de notre pays ces dernie`res anne´es re´side
notamment dans le refus signifie´ par la Belgique de livrer
des obus a` l'Angleterre au moment de la guerre du Golfe.
A cet e´gard, il est toujours bon de se souvenir de l'histoire
et du passe´ !
D'accord pour oeuvrer au de´sarmement et a` la de´nucle´a-
risation, c'est important, mais le moyen d'atteindre cet
objectif, c'est d'abord la pre´vention des conflits et donc la
cre´dibilite´ de notre pays et sa capacite´ d'agir efficace-
ment sur la sce`ne internationale, pour participer a` cette
politique.
Deuxie`me chapitre, la Me´diterrane´e. Je me re´jouis de la
volonte´ du gouvernement d'oeuvrer au renforcement du
pacte euro-me´diterrane´en. L'Europe e´largie de demain a
certainement pour mission de lier des contacts beaucoup
plus e´troits avec le bassin me´diterrane´en, les pays
d'Afrique du Nord, le Moyen-Orient, de telle sorte que
nous puissions constituer ensemble autour du bassin
me´diterrane´en une force ge´opolitique de poids, qui
compte sur la sce`ne internationale. Nous avons a` pre´pa-
rer ce pacte euro-me´diterrane´en en renforc¸ant nos rela-
tions bilate´rales dans un premier temps avec chacun des
pays du Maghreb, d'Afrique du Nord et du Moyen-Orient.
Il y a la` aussi une marge d'action importante pour la
Belgique au sein de l'Europe.
Troisie`me chapitre, l'Afrique centrale. J'ai entendu M. Le-
fevre disserter longuement sur la situation dramatique de
l'Afrique centrale. Bien entendu, c'est un constat re´el.
Bien entendu, la situation y est catastrophique dans une
se´rie de domaines, notamment sur le plan sanitaire. On
ne peut pas conside´rer que le gouvernement actuel est
responsable de cette situation. Un constat identique
aurait pu e^tre fait l'anne´e dernie`re, comme il y a deux ou
trois ans. Le fait d'avoir ralenti l'aide a` la coope´ration au
HA 50
PLEN 030
17
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Daniel Bacquelaine
de´veloppement durant la fin des anne´es 80 et le de´but
des anne´es 90 est certainement en grande partie res-
ponsable d'une non-action dans ce domaine, d'une cer-
taine passivite´ que nous devons de´noncer aujourd'hui.
Monsieur le secre´taire d'Etat, je me re´jouis de constater
que le budget de la Coope´ration au de´veloppement
s'inscrit dans le bon sens, c'est-a`-dire en croissance, de
telle sorte que nous puissions conside´rer certains as-
pects humanitaires urgents, notamment en Afrique cen-
trale. Je pense a` l'e´pide´mie de sida qui se´vit dans cette
partie du monde. Ma formation me´dicale me pousse a`
conside´rer cet e´le´ment avec toute l'attention qu'il me´rite.
Un drame se de´roule actuellement sous les yeux du
monde dans cette partie de l'Afrique et doit absolument
e^tre pris en conside´ration. Nous ne pouvons e^tre com-
plices de ce fle´au, nous devons y avoir notre part
d'action. Nous ne re´soudrons e´videmment pas seuls ce
proble`me mais nous devons en tout cas y participer, de
telle sorte que notre pays assure la` aussi sa cre´dibilite´.
En ce qui concerne l'Afrique centrale, il convient de lever
toutes les ambigui¨te´s par rapport a` notre ro^le historique,
a` la place de la Belgique dans cette partie du monde.
C'est sans doute dans cet esprit que la cre´ation de la
commission sur l'assassinat de Lumumba a e´te´ pro-
pose´e, pour confirmer ou infirmer d'e´ventuelles respon-
sabilite´s des autorite´s belges de l'e´poque. Cela fait partie
d'un programme de re´investissement dans la politique
africaine. Toujours dans cette optique, il apparai^t que
nous ne re´cupe´rerons jamais une totale cre´dibilite´ dans
cette partie du monde si nous ne prenons pas les
mesures qui s'imposent par rapport a` la libre circulation
dans notre pays de ge´nocidaires rwandais. Je l'ai dit en
commission et je le re´pe`te aujourd'hui fermement. Un
pays qui veut re´ellement se re´investir en Afrique centrale
ne peut pas en me^me temps accepter le se´jour en
Belgique de ge´nocidaires reconnus comme tels, et no-
tamment les engager dans des institutions publiques
belges, c'est-a`-dire aux frais des contribuables belges.
C'est une attitude qui n'est pas compatible avec un
ve´ritable re´investissement en politique africaine. Dans ce
domaine aussi, nous devons mener une action ferme et
volontaire.
Quatrie`me volet, la restauration de l'image de marque de
la Belgique en Europe et dans le monde. Je me re´jouis
qu'un budget soit re´serve´ a` la promotion de la Belgique,
a` la valorisation de notre capitale, a` la pre´paration de la
pre´sidence belge de l'Union europe´enne au second
semestre de 2001.
Ce sont des indices tre`s clairs de notre volonte´ de
re´affirmer l'image de notre pays.
L'image de notre pays ne peut aller sans des lignes
d'action claires en matie`re de politique e´trange`re et je
pense que la note de politique e´trange`re de notre vice-
premier ministre a` cet e´gard re´affirme une clarte´ dans
l'action a` mener. Notre pays doit aussi assumer sa
cre´dibilite´ au niveau interne et c'est cette cre´dibilite´ au
niveau d'une administration efficace, au niveau d'une
se´curite´ alimentaire retrouve´e, au niveau d'une capacite´
interne de dialogue en Belgique qui nous permettra de
retrouver une cre´dibilite´ sur le plan international et a` faire
en sorte que lorsque cette cre´dibilite´ sera assure´e - et en
se rendant a` l'e´tranger, on se rend compte que c'est
chose faite -, elle nous autorisera une re´elle efficacite´ sur
le plan international. Je pense que c'est la` le but d'une
politique e´trange`re de qualite´.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Dames en heren - en ik richt mij in het bijzonder tot de
leden die specifiek inzake Landsverdediging willen inter-
venie¨ren - ik heb de minister van Landsverdediging de
toelating gegeven deze vergadering gedurende onge-
veer een uur te verlaten om een verplichting na te komen.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, al wens ik niet te intervenie¨ren inzake
Landsverdediging, toch is er een probleem, namelijk dat
de commissie voor de Infrastructuur, waarvan ik de
voorzitter ben, momenteel vergadert.
De voorzitter : Mijnheer Goris, de heer Van den Eynde
moet normaal gezien de commissie voor de Infrastruc-
tuur voorzitten, die momenteel vergadert. Dat lijkt mij een
goed argument om hem thans het woord te verlenen.
Mijnheer Van den Eynde, als u mij belooft uw betoog
bondig uiteen te zetten, dan aanvaard ik uw argument en
geef ik u dadelijk het woord.
Si par contre votre discours est long, je serai roule´.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Ik ben
alleen lang in gestalte, mijnheer de voorzitter.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, de interventie van de heer Willems heeft zowel
betrekking op materies inzake Landsverdediging als in-
zake Buitenlandse Zaken.
Het moet mij van het hart dat het in de loop van dit debat
al vaker voorkwam dat verantwoordelijke ministers afwe-
zig zijn, hoewel iedereen weet dat de desbetreffende
debatten thans worden gehouden.
18
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
Maandagnamiddag presteerde de minister van Begroting
het om afwezig te zijn gedurende de algemene bespre-
king omtrent de begroting, omdat hij moest lesgeven in
Gent.
Op andere momenten waren andere ministers afwezig.
In dat verband denk ik bijvoorbeeld aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen die zijn collega van Werk-
gelegenheid moest vervangen.
Nu moeten wij vaststellen dat de minister van Landsver-
dediging verplichtingen heeft die blijkbaar belangrijker
zijn dan de bespreking van zijn begroting door deze
assemblee. Welnu, ik had graag geweten welke uitda-
ging dan zoveel belangrijker is voor de minister van
Landsverdediging.
De voorzitter : Mijnheer Borginon, u weet dat ik nauw-
gezet waak over de aanwezigheden tijdens de plenaire
vergadering. Vanmorgen waren er vijf ministers aanwe-
zig, bijna evenveel ministers als leden op een zeker
ogenblik.
Deze namiddag is de regering voltallig aanwezig.
De minister van Landsverdediging plande al maanden
geleden het bijwonen van een bijzondere oefening die
vandaag om 16 uur aanvangt en hij beloofde mij om
17.15 uur opnieuw aanwezig te zijn.
Daarom stelde ik voor het debat aan te passen zodra de
materie Landsverdediging wordt aangesneden.
Uw opmerking was echter opportuun, mijnheer Borginon
en het parlement heeft het voor het zeggen, dat weet
iedereen.
Mijnheer Van den Eynde ik zal u thans het woord geven
om u, na uw korte uiteenzetting, toe te laten de commis-
sie voor de Infrastructuur voor te zitten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Begrotingen (voortzetting)
Budgets (continuation)
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, heren staatsse-
cretarissen, collega's, het verheugt mij de minister van
Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Ontwik-
kelingssamenwerking tegelijk aanwezig te zien.
Het gebeurt niet dikwijls dat de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Buiten-
landse Zaken samen aanwezig zijn. Soms willen we aan
beiden een vraag stellen. Meestal lukt dit niet omdat een
van beiden ergens ten velde is.
Mijn eerste vraag is voorspelbaar. Wat is er aan van het
protocol tussen Ontwikkelingssamenwerking en Buiten-
landse Zaken met betrekking tot de fondsen waarover de
staatssecretaris beschikt en de minister meent te mogen
beschikken om aan buitenlandse politiek te doen ? Als
we deze vraag aan e´e´n van beiden stellen, horen we
weliswaar op verschillende tijdstippen unisono liefdes-
verklaringen. Een paar dagen later klinkt het wat disso-
nanter. De staatssecretaris heeft interviews weggegeven
waaruit blijkt dat er nog lang geen sprake is van homo-
geniteit in de relatie. Hij beweert te zullen vechten voor
zijn budget en zijn autonomie.
Mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking, e´e´n van de hoofdlijnen van
deze regering zijn de problemen in Afrika. Staatssecre-
taris Chevalier zal me eens te meer erop wijzen dat ik
zout op alle mogelijke communautaire slakken strooi.
Afrika is de rode draad in het buitenlands beleid van de
nieuwe regering zonder problemen. Ik verwijs naar het
communautaire aspect terzake omdat met betrekking tot
Afrika een grote tegenstelling tussen Vlaanderen en
Wallonie¨ kan worden vastgesteld. Het moet mij van het
hart dat de vorige regering op dit domein een meer
Vlaams beleid voerde omdat de minister van Buiten-
landse Zaken een Vlaming was.
U zult zich herinneren dat de Franstalige pers heel vaak
de minister van Buitenlandse Zaken toen onder vuur
nam. Dat had voornamelijk te maken met zijn Afrika-
beleid of zijn gebrek aan Afrika-beleid, aldus de Fransta-
lige pers. Ondertussen is er weer op orde op zaken. De
portefeuille voor Buitenlandse Zaken is opnieuw in Fran-
stalige handen en de megalomanie begint weer. We
voeren opnieuw een Afrika-politiek. We gaan terug naar
Centraal-Afrika om een en ander te regelen, onder het
voorwendsel dat we over de nodige knowhow en ervaring
beschikken. Tot mijn grote spijt moet ik de regering
meedelen dat die knowhow en ervaring de laatste veertig
jaar weinig hebben opgeleverd. Toen in 1959 opstanden
losbraken in het toenmalige Leopoldstad, zijn we begin-
nen blunderen en we zijn sindsdien blijven blunderen in
Centraal-Afrika. Telkens een poging werd ondernomen
tot inmenging in de Centraal-Afrikaanse politiek, liep het
faliekant af. Ik denk dat de Vlamingen gelijk hebben
wanneer ze zich terughoudend opstellen tegenover de
Afrika-politiek. De ervaring heeft immers geleerd dat dit
tot niets leidt. Niettemin besliste de regering, in het
bijzonder de vice-eerste minister en minister van Buiten-
landse zaken, in de naam van ik weet niet welke roeping,
terug te keren naar Afrika. Ik vrees dat dit eens te meer
HA 50
PLEN 030
19
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
faliekant zal aflopen. We hebben in Afrika niets meer te
zoeken, tenzij het gaat om noodhulp of ontwikkelingssa-
menwerking maar dan zonder de buitenlandse politiek
daarbij te betrekken. Alle andere neokoloniale dromen
kunt u beter laten varen. Het ontgoochelt me dat het
zogenaamde progressieve Agalev in die politiek mees-
tapt. Agalev heeft waarschijnlijk niet door dat dit een vrij
reactionaire benadering is van wat in Afrika gebeurt.
In de plaats van uw Afrika-beleid wil ik iets anders
suggereren.
Ik heb het in het bijzonder over de drama's die zich
afspelen in Oost-Europa. We kunnen meewerken aan de
oplossing daarvan. Ik wil u en de hele regering waarschu-
wen voor de houding die het Westen aanneemt tegen-
over het deel van Europa dat zich van het communisme
heeft bevrijd. Sinds ongeveer 1989 hebben we een
houding van pretentie en hoogmoed ontwikkeld tegen-
over dit continent. Ik denk niet dat dit daar onopgemerkt
voorbijgaat. Ik zal een paar voorbeelden geven. Ik zal het
niet hebben over de huidige problemen tussen de voor-
malige DDR-burgers en de zogenoemde Wessies, maar
over de West-Europese politici.
Ik nam veertien dagen geleden in naam van deze as-
semblee deel aan een internationale parlementaire con-
ferentie in Parijs, georganiseerd door de voorzitter van
het Franse Parlement, de heer Fabius. De conferentie
werd bijgewoond door een groot aantal parlementsleden
uit de Balkan en uit Oost-Europa in het algemeen.
Wanneer de heer Fabius in zijn eerste toespraak al
beweert :
Il faut europe´aniser les Balkans, komt dit
enorm pretentieus over. Wanneer dit wordt herhaald en
een ander Frans politicus komt vertellen dat men een
universiteit moet bouwen in het Balkangebied om de
mensen een gevoel voor vreedzame coe¨xistentie bij te
brengen, reageren de Oost-Europese vertegenwoordi-
gers uiteraard met :
Wij hadden universiteiten toen er in
Parijs nog geen waren
. Wanneer dan, met die typische
Duitse arrogantie, de kabinetschef van de huidige bonds-
kanselier het woord neemt en letterlijk zegt dat de Balkan
voor de Europese Unie een oefengebied is, dan hebben
we
nog
weinig
te
vertellen
aan
de
Balkan-
vertegenwoordigers. Die houding is jammer genoeg
geen unicum.
Ik wil de regering hierop attent maken omdat men zich in
West-Europa meestal niet bewust is van dergelijke za-
ken. Men denkt hier om de ene of andere reden dat wij
superieur zijn en dat we, omdat we toevallig rijker zijn en
het geluk hadden na de oorlog niet onder het Sovjetsys-
teem terecht te komen, hen een en ander kunnen leren.
Dit is niet de weg van de vrede in Oost-Europa.
Vroeg of laat keert dit zich tegen ons. Men zal ons
beschouwen als een soort kolonialen die Oost-Europa
steeds proberen te betuttelen in het beste geval en
steeds probeert uit te buiten in het slechtste geval. Zich
met die facetten van Oost-Europa bezighouden is niet
alleen realistischer voor het kleine Belgie¨, maar daaren-
boven dringender wat ons eigen belang betreft.
Indien we ervoor kunnen zorgen dat er tenminste een
vredes- of solidariteitsgevoel bestaat in Europa, maken
we een aanvang met voor eigen deur te vegen. Wie de
wereld wil verbeteren, moet daarmee beginnen. Het
beste dat ik aan de minister van Buitenlandse Zaken kan
toewensen, is dat hij zich in eerste instantie zou beper-
ken tot het vegen voor eigen deur. Daar is al werk genoeg
mee.
De heer Stef Goris (VLD) : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer de minister, heren staatssecretarissen, geachte
collega's, de heer Versnick kan zijn toespraak niet hou-
den wegens ziekte. In zijn naam kan ik wel zeggen dat de
nota inzake het buitenlands beleid en de begroting
terzake de goedkeuring wegdraagt van de VLD-fractie.
Ik zal me toespitsen op de sector Landsverdediging. Ik
neem er nota van dat de bevoegde minister werd weg-
geroepen. Ik heb begrepen dat hij belangrijke besprekin-
gen moet voeren. Ik veronderstel dat hier een aantal
leden van zijn kabinet aanwezig zijn die nota zullen
nemen van wat de verschillende sprekers hebben ge-
zegd.
Collega's, in het regeerakkoord staat er, om het zacht uit
te drukken, weinig over Landsverdediging. Wanneer we
hierover enkele maanden geleden tijdens de regerings-
verklaring vragen stelden, was het standpunt van de
regering dat men vooral inzake Defensie de debatcultuur
wenste te intensiveren. Ik kon me daarmee volledig
akkoord verklaren. Men zou het in dit parlement aanmoe-
digen om het debat over bepaalde thema's die met
Landsverdediging te maken hebben te voeren. Dit is
belangrijk. Landsverdediging is te lang het privilege ge-
weest van de besloten vergaderingen van de Minister-
raad en van de regering. Het parlement en de publieke
opinie werden te weinig betrokken bij die discussies.
Zoals door vorige sprekers werd aangehaald, houdt dit
ook in dat we het over de Luchtmacht en haar toekomst
moeten kunnen hebben. De Luchtmacht is het meest
geldverslindende onderdeel van onze Krijgsmacht omdat
daar veel spitstechnologie moet worden aangewend. We
komen dan automatisch bij het debat dat we gisteren in
de commissie hebben gevoerd en waarnaar men ook nu
heeft verwezen. De discussie gaat erover of we al dan
niet moeten kiezen voor de opvolger van de F-16.
De regering heeft gisteren gezegd dat we daarover een
debat zouden voeren. Ik had die vraag twee jaar geleden
al gesteld, toen ik in de Senaat zetelde. Het dossier is
dus niet nieuw voor mij. Ik zal even citeren uit mijn tekst.
Aan de toenmalige minister van Landsverdediging, de
20
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Stef Goris
heer Poncelet, vroeg ik :
Mijnheer de minister, welke
richting wil Belgie¨ uit met zijn Luchtmacht ? Het lijkt er
sterk op dat de Belgische Luchtmacht het dossier van de
vervanging van de F-16 maar van ver en met lede ogen
volgt. Dit is alleen te begrijpen indien Belgie¨ van plan is
zijn Luchtmacht af te bouwen.
Welke plannen heeft de Belgische regering ? Behouden
wij een volwaardige Luchtmacht of wordt ze afgebouwd ?
Vanwaar de besluiteloosheid van de Belgische rege-
ring ? Wij zijn de laatste Europese NAVO-partner die in
deze aangelegenheid nog geen enkele stap zetten. Wij
voerden zelfs nog geen enkel debat en we lieten evenmin
blijken welke richting wel uit willen
. Ik vroeg toen ook wat
de NAVO-partners van onze besluiteloosheid dachten.
Collega's, ik heb die vragen twee jaar geleden gesteld.
Vandaag staat ook de regering er achter dat dit debat
wordt gevoerd. De vorige regering heeft dit probleem
laten rotten. De huidige regering en de huidige minister
van Landsverdediging worden hierdoor nu met dit pro-
bleem geconfronteerd.
Blijkbaar gaat men het debat nu wel voeren en dat is ook
nodig. Instappen in het Joint Strike Fighter concept kan
op elk ogenblik, zowel over een jaar als over tien jaar. Ik
blijf echter met dezelfde vragen zitten. Wat zal de prijs
hiervoor over enkele jaren zijn ? Als wij toch verplicht
worden om die toestellen te kopen, zullen wij ze dan niet
duurder
on the shelf moeten kopen ? Welk verlies zal
de Vlaamse industrie moeten incasseren ? Ik verwijs
naar de recente mededelingen van de Flash terzake.
Door toedoen van de vorige regering is het dossier
vandaag misschien nog niet rijp. Na het debat in de
Kamer, waar ik volledig achter sta, zal het voor de
industrie - ook de Vlaamse - waarschijnlijk te laat zijn. Ik
vrees dat ik binnen enkele jaren zal moeten citeren uit
deze tussenkomst als ik vaststel dat we voor een duur-
dere aankoop staan en dat Vlaamse high tech-bedrijven
door buitenlandse werden opgeslokt, zoals bijvoorbeeld
MacDonald-Douglas door Boeing werd opgeslokt, omdat
zij niet konden deelnemen aan het project.
Collega's, ik ga nu even in op enkele punten uit de
begroting van Landsverdediging. De defensie- en de
veiligheidspolitiek worden steeds meer op Europees en
internationaal niveau georie¨nteerd via verdragen en ak-
koorden. Onlangs werd de Top van Helsinki gehouden.
Er zal een European Rapid Reaction Corps komen. Wie
weet komt er in een latere fase, dank zij de tussenkom-
sten van de eerste minister, een Europees gei¨ntegreerd
leger. Dat lijkt mij de enige optie te zijn die Europa kan
kiezen, namelijk een integratie van de krijgsmachten. De
opdrachten kunnen dan samen, beter en goedkoper
worden vervuld en met minder middelen. Er komen
steeds meer crises en spanningen, vaak op beperkte
schaal en op verschillende plaatsen tegelijk. Wij stellen
vast dat migraties, vluchtelingenstromen en humanitaire
noodsituaties hiervan de gevolgen zijn, ook in Europa.
Een
gecoo¨rdineerde,
multinationale
en
multi-
institutionele aanpak wordt hierdoor een echte noodzaak.
De verschuiving van de prioriteiten brengt echter met
zich dat er ook een verschuiving van de middelen moet
komen. De nadruk qua materieel en opleiding moet op
vredesoperaties, conflictpreventie en conflictbeheersing
liggen. Het is duidelijk dat de Europese vredesmacht zich
in die zin moet ontwikkelen.
De opdrachten van de Belgische strijdkrachten moeten
uiteraard ook nog steeds gezien worden in het perspec-
tief van de doelen en het strategisch concept van de
NAVO. Na de Top van Washington was ik ontgoocheld
omdat ik had verwacht dat men de klassieke opdrachten
inzake collectieve verdediging van het grondgebied nog
wel zou aanhouden maar ze in elk geval niet meer
prioritair zou stellen. Ik had verwacht dat men meer de
nadruk zou hebben gelegd op de evolutie die ik zojuist
heb geschetst, namelijk op de opdrachten inzake conflict-
preventie en -beheersing. Een bijkomend probleem is de
financiering van de vredesoperaties en de gevolgen
ervan op lange termijn.
Ik meen dat een voortdurende evaluatie zich opdringt op
dit vlak.
In verband met de vredesoperaties verwijs ik naar de
voortdurende en solidaire aanwezigheid van Belgische
troepen in de Balkan. Ik meen dat het Belgisch leger daar
bijzonder goed werk heeft geleverd. Wij hebben daar ook
zeer goede punten gehaald, onder andere met UNTAES
in Oost-Slavonie¨. De vraag is wat er in de toekomst zal
gebeuren. Hoeveel mensen zullen wij daar actief behou-
den ? Wat zijn onze plannen en mogelijkheden om in de
Balkan actief te blijven ?
Bij de recentere Kosovocrisis hebben onze Belgische
militairen ook een pluim gekregen voor hun tomeloze
inzet en dat mag ook wel eens worden gezegd. Onze
piloten zijn inderdaad zeer goed opgeleid, dat is bekend.
Soms moesten zij werken met minderwaardig materieel.
De F-16 is een goed vliegtuig, maar wij waren helaas niet
zo goed uitgerust als onze partners. Ik spreek dan over
de long term pods die ondertussen zijn aangekocht, maar
die toen ontbraken. Onze partners beschikten daar wel
over. Ik heb daar destijds vragen over gesteld. Wij kopen
die dingen nu wel aan, maar het conflict is gelukkig
voorbij.
Inzake de hulpverlening aan derden en aan andere
departementen zal de minister de bestaande wetgeving
hervormen. Zal hij deze hulpverlening aan derden of
andere departementen gedeeltelijk factureren of niet ?
Recent kregen wij antwoorden op vragen betreffende het
gebruik van de vliegtuigen van de Luchtmacht - onder
meer de Falcon - voor de ministers en hun delegaties. Zal
de Krijgsmacht zich elders inzetten en zal daarvoor een
factuur worden aangeboden aan de andere departemen-
ten ?
HA 50
PLEN 030
21
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Stef Goris
De begroting 2000 bevat ongeveer 101 miljard frank,
vermeerderd met bijkomende middelen buiten de begro-
ting van ongeveer 2 600 miljoen frank. Inzake personeel
blijft er een probleem, namelijk een teveel van 3 000
onderofficieren. Er zijn plaatsen in dit land waar 4 stoelen
worden bezet door 7 onderofficieren. Dit overtal moet via
sociaal verantwoorde maatregelen en op vrijwillige basis
worden weggewerkt. Het kader moet worden verjongd en
er moeten jonge soldaten worden aangeworven. Het kan
niet dat onze elitetroepen, de brigade paracommando's,
die deel uitmaken van de Rapid Reaction Force een
gemiddelde leeftijd hebben van 33 jaar. Vroeger, ten tijde
van Paulus en Stanleystad in 1964 was dat ongeveer 20
jaar. Wij hebben ondertussen dus oudere elitetroepen. Ik
zwijg dan nog over de klassieke pantser-infanterie-
eenheden.
De humanitaire operaties stellen ons voor financierings-
problemen. Als het ons wordt gevraagd door de VN om
deel te nemen en dat is humanitair verantwoord, kunnen
wij daar geen probleem mee hebben. Er is wel een
probleem als daarvoor steeds moet worden geput uit
dezelfde enveloppe van Landsverdediging. Dit gaat im-
mers ten koste van operaties en vooral van training van
de manschappen. Daaraan gekoppeld zijn er de inves-
teringen die worden afgebouwd, want personeel moet
uiteraard worden betaald. Het gaat ten koste van de
efficie¨ntie en de effectiviteit van onze troepen indien wij
bodemloos zouden putten uit genoemde enveloppe. Ik
pleit voor een plafond op deze uitgaven en het eventueel
aantrekken van andere middelen buiten budget voor
extra-operaties. Daaronder versta ik ook de afbouw van
de effectieve aanwezigheid in Duitsland van 2 000 naar
1 000 eenheden.
Het plan op middellange termijn zal ons binnenkort
worden voorgelegd. Dat is alleszins wat men vooropstelt.
Ik pleit er reeds langer voor om dit ter discussie voor te
leggen in de bevoegde commissie, die dan ook haar
advies zou kunnen geven.
Het blijft een privilege van de regering om dit plan op te
stellen en uit te voeren. Welnu, het bevat precies al de
investeringen van materieel die richting geven aan onze
krijgsmacht en die gaan bepalen welke haar opdrachten
zouden kunnen zijn in de komende jaren. Ik pleit ervoor
dat wij eerst nauwkeurig zouden omschrijven wat die
bijkomende opdrachten zouden kunnen inhouden en dat
wij pas in een tweede fase zouden nagaan welk materi-
eel nodig is om die opdrachten uit te voeren. Dat moet
voor advies worden voorgelegd en, in een tweede fase,
zelfs ter goedkeuring van het parlement. Het gaat immers
over veel geld van de belastingbetaler en over de richting
die onze krijgsmacht de volgende jaren uitgaat. Ik meen
dat de parlementsleden, als vertegenwoordigers van het
volk, hierin moeten worden betrokken.
De problemen waarmee de krijgsmacht kampt, zijn het
onevenwicht van het budget, de veroudering van het
personeel en de slijtage van het materieel. Hiervoor
moeten wij een oplossing zoeken.
De Belgische Krijgsmacht moet volgens ons een billijk en
kwaliteitsvol aandeel van onze internationale verbintenis-
sen en solidariteit uitmaken. Het is uiteraard ieders
droom om met zo weinig mogelijk middelen de interna-
tionale vrede te handhaven. Ook wij zijn daarvan voor-
stander. Elk weldenkend mens in dit land hoopt dat er op
een dag geen leger meer nodig zal zijn. Wij moeten
echter realistisch zijn. Wij moeten nagaan met welke
problemen wij te kampen hebben, nu en in de toekomst.
Ik herinner mij dat, toen ik zelf mijn legerdienst verrichtte,
mijn toenmalige kolonel bij de tankeenheden mij zei dat
hij hoopte dat men die tanks nooit nodig zou hebben. Dat
was niet uit lafheid, maar uit oprechte bezorgdheid. Ik
ben nooit vergeten dat zelfs militairen, die soms als te
militaristisch worden beschouwd, ervan overtuigd zijn dat
vrede een opperste goed is dat tot elke prijs moet worden
bewaard.
Mijnheer de voorzitter, ik heb enkele opmerkingen inzake
het budget. De bedragen die zijn ingeschreven voor het
jaar 2000 zijn indicatief. Zij sluiten een latere aanpassing
niet uit, teneinde tegemoet te komen aan een visie op
lange termijn en aan de kosten die gepaard gaan met
operaties in het buitenland, waartoe de regering zou
beslissen. Collega's, misschien is het aanbevelenswaar-
dig te weten waarop de minister specifiek de klemtoon
zal leggen en loont het de moeite de slechts indicatieve
bedragen nader te specificeren. Wij stellen vast dat,
behalve de indexatie, er geen verhoging is van het
budget van landsverdediging. De VLD-fractie is het daar-
mee eens. Het leger is evenwel ook een bedrijf in
moeilijkheden geworden en dient, naar onze mening, te
worden gesaneerd. Dat moet gebeuren op een correcte,
sociaal-vriendelijke manier. Wij kunnen op dit ogenblik
slechts 2 000 soldaten per maand op vredesmissie stu-
ren. Niettemin hebben wij meer dan 43 000 manschap-
pen. Ik stel mij soms de vraag waarmee die andere
41 000 manschappen bezig zijn. In dit bedje is niet enkel
Belgie¨ ziek. Alle krijgsmachten in Europa kampen met dit
probleem. Wij moeten de problemen durven aan te
kaarten en trachten op te lossen. Alleszins moeten
oplossingen worden gezocht voor de herstructurering
alvorens roekeloos het budget eenzijdig te verhogen.
Een saneringsoperatie kost evenwel geld. Bijgevolg pleit
ik ervoor dat er eventueel een eenmalige, sociale enve-
loppe zou worden uitgetrokken om de nodige afvloeiin-
gen op een sociale manier te kunnen begeleiden. Dat
heeft niets te maken met de aankoop van materieel, noch
met operaties, maar met de mens achter de soldaat.
Collega's, wij gaan steeds meer naar taakspecialisatie. Ik
heb daarover enkele maanden geleden een nota ge-
maakt. In de toekomst zullen gezamenlijke structuren
22
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Stef Goris
worden opgebouwd, waarin zowel de landmacht, de
marine als de luchtmacht moeten worden gegroepeerd
en beter zullen moeten samenwerken.
Bovendien moet worden gestreefd naar verregaande
synergiee¨n of wat men noemt combined actions met
andere landen. In dat verband denk ik aan de aankoop
van en de operaties met nieuwe schepen en/of vliegtui-
gen door de zeemacht en de luchtmacht, samen met
Nederland, wat trouwens nu reeds in het ABNL-akkoord
met Nederland is opgenomen. Op die manier wordt de
eerste steen gelegd tot een gezamenlijk aankoop- en
operatiebeleid.
Het Belgisch leger moet zich vooral bezighouden met
datgene waarin het uitblinkt. In dat verband denk ik
bijvoorbeeld aan de fregatten, de paracommando's, de
mijnbestrijding op zee. Het zijn precies deze secties die
verder moeten worden uitgebouwd.
In zijn betoog ging het voor de heer Eyskens niet op dat
een C-130 of een FLA - de nieuwe Airbus 400 militaire
versie (A400M) - zouden worden begeleid door Neder-
landse jachtvliegtuigen of door jachtvliegtuigen van een
andere bondgenoot. Ik heb daarmee geen enkel pro-
bleem. Volgens mij moet dat kunnen en zal dat trouwens
ook gebeuren. Dat neemt echter niet weg dat ik eraan
twijfel dat onze partners het ermee eens zullen zijn dat wij
niet meer beschikken over een enkel jachtvliegtuig. Hoe
dan ook, in de toekomst zullen combined actions plaats-
vinden.
Collega's, het doel van de krijgsmacht moet crisis-
preventie en crisisbeheersing zijn. Elke investering die
past in deze nieuwe opdracht van de krijgsmacht, waar-
onder humanitaire opdrachten of internationale vredeso-
peraties, moet worden gedaan, voor zover uiteraard
artikel 5 mede kan worden uitgevoerd. Dergelijke inves-
teringen genieten uiteraard onze voorkeur. In dat ver-
band denk ik aan luchttransport en aan lichte pantser-
voertuigen op wielen in de plaats van zware tanks en
volgens mij moet de zware artillerie niet meer worden
vervangen. Mijn lijst aangaande de herstructureringen is
erg lang en om tijd te besparen zal ik deze in een
schriftelijke nota aan de minister meedelen.
Toch wens ik erop aan te dringen dat de regering de twee
volgende punten als prioritair beschouwt.
Ten eerste, de afschaffing van de militaire rechtbanken in
vredestijd. Het gaat niet op dat soldaten voor een militaire
rechtbank moeten verschijnen als zij misdrijven plegen,
zoals in Bosnie¨ het geval was. Dat werd trouwens ook
opgenomen in de akkoorden die desaangaande werden
gesloten. Ik wacht op de voorstellen van de regering
terzake.
Ten tweede, militairen moeten - dienaangaande diende ik
tijdens de vorige legislatuur reeds een voorstel in -
verkiesbaar
kunnen
worden
gesteld
bij
de
gemeenteraadsverkiezingen, net zoals in verschillende
ons omringende landen. Zij zijn ook Belgische burgers en
genieten dezelfde rechten als de andere burgers. In dat
verband verwacht ik vanwege de regering binnen enkele
weken een initiatief dat kan op een ruime consensus kan
rekenen en dat onze militairen toelaat - onder bepaalde
voorwaarden en mits bepaalde derogaties - zich verkies-
baar
te
stellen
bij
de
volgende
gemeenteraads-
verkiezingen in oktober 2000.
Mijnheer de voorzitter, met deze twee wensen bee¨indig ik
mijn betoog. Zoals ik al zei, zal ik de voorstellen tot
herstructurering van de krijgsmacht, die ons moeten
toelaten ons te orie¨nteren naar nieuwe taken en nieuwe
investeringen terwijl ons budget toch binnen de perken
blijft, schriftelijk aan de minister bezorgen.
M. Patrick Moriau (PS) : Monsieur le pre´sident, mes-
sieurs les ministres, chers colle`gues, dans le cadre de
cette intervention, je vous livrerai les sentiments de mon
groupe en ce qui concerne les Relations exte´rieures, la
Coope´ration au de´veloppement et le Commerce exte´-
rieur.
En ce qui concerne la politique africaine de la Belgique,
je tiens tout de go a` dire que nous sommes globalement
satisfaits de votre approche dans ce domaine, monsieur
le ministre. Il convient effectivement de s'attarder sur la
situation qui pre´vaut actuellement en Afrique centrale et
plus particulie`rement au sein de la Re´publique de´mocra-
tique du Congo. Cette situation est plus que pre´occu-
pante. Les populations civiles, victimes d'exactions de la
part de militaires, touche´es par la violence des combats,
spolie´es des richesses naturelles de leur sol par les
gouvernements voisins et les socie´te´s multinationales,
connaissent mise`re et de´solation.
En conse´quence, le bon accomplissement des accords
de Lusaka semble e^tre une exigence premie`re et le´gi-
time. Pour soutenir ce processus d'application, il serait
souhaitable de proposer une aide par phases successi-
ves en fonction des progre`s re´alise´s par chacun des
acteurs de la crise congolaise. S'il s'agit d'une assistance
conditionne´e, les premiers effets pourraient e^tre imme´-
diatement et significativement be´ne´fiques a` la population
car une telle aide enclencherait une dynamique irre´ver-
sible de paix et de de´veloppement dans la re´gion.
Il faut avant tout insister sur le co^te´ positif des accords de
Lusaka. J'entends par la` que le retrait des troupes
e´trange`res, afin que la re´publique du Congo retrouve son
inte´grite´ territoriale, soit enfin effectif. A cette fin serait
donc lie´ ce partenariat par paliers avec les diffe´rents
acteurs de la crise. Il s'agirait d'une collaboration en deux
HA 50
PLEN 030
23
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Moriau
stades qui trouverait son utilite´ et sa pertinence s'il
advenait par exemple que le Rwanda ou tout autre
protagoniste e´tranger de la guerre congolaise ne se retire
pas. La Belgique n'aborderait alors pas le second stade
de sa collaboration.
Il faut ensuite que le de´veloppement du dialogue interne
en Re´publique de´mocratique du Congo entre toutes les
forces vives du pays, que ce soit les militaires, le
gouvernement et l'opposition de´mocratique, puisse voir
le jour.
Enfin, il semble que la participation de forces e´trange`res
dans la crise congolaise est motive´e bien su^r par les
inte´re^ts e´conomiques, mais peut-e^tre plus encore par
des raisons de politique inte´rieure dans les pays respec-
tifs. Il apparai^t de`s lors que la stabilite´ interne des pays
voisins de la Re´publique du Congo constitue une condi-
tion sine qua non a` la stabilite´ et au retour durable de la
paix dans ce pays.
C'est pour cette raison qu'il est a` notre sens primordial de
promouvoir une vaste confe´rence pour la paix et le
de´veloppement de l'Afrique centrale et de l'Est. Celle-ci
associerait toutes les forces repre´sentatives des pays
concerne´s. Elle se tiendrait sous le parrainage de l'ONU
et de l'OUA. Le processus de dialogue serait e´galement
accompagne´ d'une pre´sence dissuasive de forces ar-
me´es internationales et surtout appuye´e par une aide
e´conomique des pays industrialise´s. Car la paix est
impossible dans un environnement e´conomique aussi
de´grade´ et, dans cette re´gion, on attend beaucoup de
nous.
Par ailleurs, nous voulons e^tre attentifs a` nos relations
avec les pays du bassin me´diterrane´en, et en particulier
ceux du Maghreb, car l'e´largissement de la Communaute´
europe´enne vers les pays de l'Est ne doit pas occulter
l'importance de ces relations, notamment au sein de
l'euro-forum me´diterrane´en, en particulier si l'on veut
s'attaquer vraiment aux proble`mes de drogue, de terro-
risme ou d'immigration clandestine.
En ce qui concerne le Moyen-Orient, je voudrais rappeler
l'importance du soutien accorde´ au processus de paix
israe´lo-palestinien. Face a` cette proble´matique, la politi-
que belge s'est toujours voulue volontariste et coura-
geuse. Cependant, compte tenu des vicissitudes propres
a` ce processus de paix, la Belgique doit rester vigilante
afin que toute convention, tout accord passe´ au niveau
bilate´ral ou multilate´ral avec l'Etat d'Israe¨l soit exe´cute´ de
bonne foi, tant dans le domaine du respect des droits de
l'homme et du dialogue politique que dans des domaines
plus concrets comme l'application territoriale d'un ac-
cord.
Un autre point qui nous tient fort a` coeur - je sais,
monsieur le vice-premier ministre, que vous y e^tes atten-
tif - est la proble´matique de l'embargo sur l'Irak, en
particulier sur les besoins humanitaires. A nouveau, une
attitude a` deux vitesses de la communaute´ internationale
me´rite que la Belgique joue son ro^le de coeur et de raison
dans une perspective humaniste.
En ce qui concerne les relations avec le Maghreb, et
toujours a` propos du bassin me´diterrane´en, en fonction
de l'e´volution de´mocratique re´cente, a` des degre´s divers,
des pays du Maghreb, ainsi qu'au regard de l'importante
communaute´ maghre´bine e´tablie en Belgique, il convient
d'affiner notre intention a` l'e´gard de l'e´volution politique,
e´conomique et sociale des pays de cette re´gion.
Il importe que les questions lie´es au respect de droits de
l'homme et des liberte´s les plus fondamentales attirent
toute notre attention.
Nous nous devons de soutenir toutes les forces vives qui
militent dans cette re´gion du globe pour l'ave`nement de
re´formes politiques et sociales. Ainsi, la Belgique doit
re´affirmer son soutien au de´veloppement d'une de´mo-
cratie ve´ritablement pluraliste en Tunisie.
Dans la me^me optique, nous ne pouvons que nous
satisfaire du processus de´mocratique qui s'e´labore au
Maroc, comme en te´moignent les actes et dispositions
prises par le nouveau souverain Mohamed VI dans la
droite ligne du climat d'ouverture initie´ depuis le gouver-
nement d'alternance de M. Yousoufi.
Gageons e´galement que la question du Sahara occiden-
tal pourra enfin e^tre re´gle´e de manie`re consensuelle en
parfaite ade´quation avec la libre expression et aspiration
des populations concerne´es.
Par ailleurs, re´soudre la situation critique en Alge´rie doit
constituer un souci principal pour la communaute´ inter-
nationale. La Belgique doit poursuivre sa politique de
condamnation du terrorisme, des violations des droits de
l'homme tout en oeuvrant a` la re´conciliation nationale et
a` l'e´mergence d'un ve´ritable processus de de´mocratisa-
tion.
Mes chers colle`gues, notre image dans ces trois pays est
particulie`rement positive et leur de´sir de collaboration est
tout aussi ardent. Il convient donc de saisir cette oppor-
tunite´ de collaboration privile´gie´e. Ainsi que le proclamait
re´cemment le pre´sident Bouteflica a` Monaco, les petits
pays ont un grand ro^le a` jouer dans cette re´gion du
monde.
A propos de la Tche´che´nie, si le Parti socialiste
condamne avec e´nergie le terrorisme sur toutes ses
formes, qu'il reconnai^t aux Etats le droit de se de´fendre
contre ce fle´au, il ne reste e´videmment pas insensible au
de´nouement de la crise tche´tche`ne.
24
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Moriau
Nous ne pouvons accepter les me´thodes utilise´es par
l'arme´e russe, qui apparaissent comme disproportion-
ne´es et principalement motive´es par des conside´rations
politiques inte´rieures lie´es aux re´centes e´lections.
Pour ces raisons, nous soutenons le gouvernement
belge de´sireux de prendre une position ferme a` l'e´gard
de la Russie afin que celle-ci se ressaisisse, conforme´-
ment aux recommandations faites lors du sommet d'Is-
tanbul, de l'OSCE et au regard des dispositions prises
par la pre´sidence du Conseil europe´en d'HeIsinki, et que
les autorite´s de Moscou tendent de re´gler la crise par la
voie politique.
Monsieur le pre´sident, chers colle`gues, s'il est clair que
l'image de notre pays est particulie`rement importante
dans le cadre des relations internationales, il est plus que
ne´cessaire de re´habiliter, aujourd'hui, aux yeux de nos
concitoyens, et plus particulie`rement des plus jeunes
d'entre eux, l'inte´re^t des relations exte´rieures. Et ce a
fortiori, a` quelques mois de la pre´sidence europe´enne,
quand on connai^t le manque de connaissance de nos
concitoyens des enjeux de la Communaute´ europe´enne
et bien su^r mondiaux. Plus que jamais, il est effective-
ment ne´cessaire que nos populations aboutissent a` cette
prise de conscience europe´enne mais aussi a` une prise
de conscience interplane´taire, a` l'heure de la mondiali-
sation.
Le comportement des citoyens des pays du Nord influe
directement sur la vie, voire sur la survie de millions
d'e^tres dans les pays du Sud.
A ce titre, je rappellerai les travaux sur le label social.
L'ide´e avait rencontre´ un consensus de tous les groupes
parlementaires sous la pre´ce´dente le´gislature. Nous sou-
haitons remettre en oeuvre cette proposition avec le
ministre de l'Inte´gration et de l'Economie sociales,
M. Vande Lanotte, et le ministre de l'Economie, M. De-
motte, car cette ide´e reve^t aujourd'hui une importance
cruciale.
Le chapitre consacre´ a` la Coope´ration au de´veloppement
est certes inte´ressant mais ne demeure toutefois, jusqu'a`
pre´sent, qu'une note d'orientation ge´ne´rale. Nous espe´-
rons bien e´videmment qu'elle sera suivie d'un pro-
gramme plus pre´cis et de´taille´ car le budget se´pare´
important que repre´sente ce secteur me´rite une attention
toute aussi forte que celui des Affaires e´trange`res.
Toutefois, le parti socialiste regrette qu'aucune allusion
ne soit faite a` propos de la coope´ration de´centralise´e. Il
nous apparai^t pourtant essentiel de favoriser l'e´mer-
gence d'un tel type de partenariat entre les communes du
Nord et du Sud, et ce pour au moins trois raisons
principales.
La premie`re, c'est qu'il permet d'accentuer l'efficacite´ de
l'aide puisque ce partenariat tient compte des re´alite´s
locales et des besoins de la population.
La deuxie`me est que la coope´ration de´centralise´e est
l'instrument ide´al pour accroi^tre une sensibilisation de
l'opinion publique occidentale a` la proble´matique du
sous-de´veloppement.
Enfin, une multitude de domaines sont touche´s par ce
type de partenariat, que ce soit la coope´ration culturelle,
l'aide humanitaire d'urgence, l'e´ducation et le de´velop-
pement de coope´ratives et de PME.
Bien qu'actuellement, il existe de´ja` certaines expe´riences
assimile´es ou presque, celles-ci se font a` l'e´chelle com-
munale et sur la base de fonds propres sans une aide
ve´ritable du pouvoir fe´de´ral. Il conviendrait d'inscrire ce
genre de projet dans un cadre de´fini selon des modalite´s
pre´cises, afin de placer toutes les parties sur pied
d'e´galite´, dans la transparence et la le´galite´. A cette fin,
ce type de partenariat doit pouvoir e^tre garanti par des
dispositions le´gales et e^tre pre´vu, voire impose´ par les
accords bilate´raux entre les Etats.
C'est la` un outil de coope´ration base´ sur le be´ne´fice, sur
l'inte´re^t mutuels. Par exemple, la notion de jumelage
de´mocratique est certainement un concept - et surtout
une action - a` de´velopper.
Par ailleurs, il est re´jouissant de constater l'intention des
autorite´s belges d'oeuvrer pour la re´alisation d'une poli-
tique des droits de l'homme a` la fois cohe´rente et re´aliste.
Les valeurs humanistes et e´galitaires sont certes des
re´alite´s en Belgique, mais il convient de rester modeste
et de ne pas trop se targuer d'un attachement ancestral
au respect de la protection des droits de l'homme, surtout
si cette perspective s'inscrit sur un sie`cle et demi et si l'on
s'en re´fe`re a` notre passe´ colonial.
N'oublions pas que la notion de droits de l'homme a
e´volue´ avec le temps et ce, quelles qu'aient e´te´ les
grandes proclamations de la fin du 18e sie`cle. L'asser-
vissement de l'homme par l'homme ainsi que l'e´tablisse-
ment de discriminations conside´re´es aujourd'hui comme
intole´rables ont jalonne´ diverses entreprises politiques et
e´conomiques qui de´finissent notre histoire.
Bien entendu, cela ne peut permettre d'accepter l'innom-
mable, l'inacceptable. Mais la notion de droits de
l'homme ne peut masquer une forme d'occidentalo-
centrisme permettant des politiques a` ge´ome´trie varia-
ble, avec souvent un laisser-faire au nom de grands
principes qui ne font, he´las, que renforcer ceux qui ne
s'embarrassent gue`re des re´actions de la communaute´
internationale.
Enfin, a` propos du commerce exte´rieur, je me permets,
au nom du groupe socialiste, d'e´mettre deux remarques.
La premie`re concerne les instruments publics de finan-
HA 50
PLEN 030
25
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Patrick Moriau
cement des exportations. Les intentions de M. le ministre
a` ce sujet semblent e^tre triples : d'abord, faciliter l'acce`s
des PME a` ces instruments, ensuite, re´fle´chir a` une
simplification des proce´dures, enfin, re´examiner certains
crite`res pour l'octroi des pre^ts d'Etat.
Je tiens simplement a` signaler que les socialistes ne
voudraient pas que le ro^le de l'Etat soit re´duit a` celui de
simple bailleur de fonds. Nous ne voulons pas que les
pouvoirs publics soient prive´s du contro^le de la destina-
tion des fonds qu'ils tiennent a` disposition des entrepri-
ses.
Ma deuxie`me remarque concerne le Millenium Round.
Nous savons que les Etats membres de l'Organisation
internationale du commerce n'ont pas pu s'accorder sur
le lancement d'un nouveau cycle de ne´gociations. Cer-
tes, on peut de´clarer qu'il peut s'agir d'une victoire
citoyenne. Mais il faut reconnai^tre en un sens qu'il s'agit
aussi d'un e´chec, ne serait-ce simplement que parce que
l'Union europe´enne rate ici une occasion de promouvoir
ses valeurs.
Cependant, de`s janvier, les membres de l'OMC commen-
ceront a` ne´gocier a` Gene`ve sur l'agriculture et les
services, ainsi que nous y obligent les conclusions de
l'Uruguay Round. Nous souhaitons e^tre tenus informe´s et
pouvoir nous prononcer sur l'e´volution de ces nouvelles
ne´gociations, d'autant qu'a` coup su^r, elles seront moins
me´diatise´es que la confe´rence interministe´rielle de
Seattle. En tout e´tat de cause, ces nouvelles ne´gocia-
tions ne doivent pas e^tre l'occasion d'un renoncement a`
nos valeurs. Nous y serons particulie`rement attentifs.
Enfin, pour conclure, monsieur le pre´sident, monsieur le
vice-premier ministre, chers colle`gues, je tiens a` me
re´jouir de l'esprit de coope´ration qui existe entre le
gouvernement et le parlement dans ces matie`res, peut-
e^tre moins me´diatiques dans notre pays que dans
d'autres, mais o^ combien importantes quant a` l'esprit
humaniste pour lequel nous entendons oeuvrer, tous, en
tant que repre´sentants des partis de´mocratiques.
De heer Ferdy Willems (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
heren ministers, collega's, dit halfrond lijkt op een com-
missie voor de Buitenlandse Betrekkingen, meer volk is
er niet. Ik verheug me dat drie van de vier ministers
bevoegd voor de domeinen die ik volg, aanwezig zijn.
In mijn maidenspeech heb ik beloofd een positieve
oppositie te zullen voeren. Waarden als verdraagzaam-
heid, respect voor de waarden van anderen, luister-
bereidheid en pacifisme - een Vlaamse traditie - zal de
VU&ID hoog houden. Mijn fractie vindt het niet nodig de
anderen eerst als onnozel af te schilderen om daarna
proberen gelijk te krijgen.
De VU&ID zal het beleid dat de betrokken ministers de
voorbije maanden hebben gevoerd en zoals het zich
weerspiegelt in de begroting van 2000 objectief evalue-
ren. Meer nog, mochten we de begroting per hoofdstuk
kunnen goedkeuren zoals dat in de gemeenteraad het
geval is, zou de VU&ID een aantal hoofdstukken goed-
keuren.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het moet me van het
hart dat de aanwezigheidsgraad in de commissies een
zwak punt is. In de commissie voor de Landsverdediging
heb ik als oppositielid het quorum moeten helpen berei-
ken.
Ik doe dit niet uit politieke nai¨viteit maar omdat ik ervan
overtuigd ben dat obstructiepolitiek en procedure-
spelletjes zinloos zijn. De VU&ID is soms zelf het slacht-
offer van dit soort spelletjes. Een aantal weken geleden
werd een goed onderbouwd en redelijk voorstel over
amnestie niet eens in overweging genomen. Op een
aantal banken kon ik zelfs een tergend applaus horen.
In de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen
werd reeds een aantal keer het quorum niet bereikt.
Vanmorgen werd een motie van de heer Tastenhoye van
het Vlaams Blok dat ik niet in mijn hart draag, voor de
derde maal geagendeerd. Deze handelwijze kan niet
door de beugel. Een stemming wekenlang onmogelijk
maken, is unfair, ook ten opzichte van tegenstanders. Op
die manier maakt men de tegenstander alleen maar
sterker. Ik herhaal een uitspraak van Amnesty Internatio-
nal :
Alhoewel ik je standpunten niet deel, ik zal ervoor
vechten dat je ze kunt zeggen
. Ik zeg dit tegen een partij
die ik politiek niet in het hart draag.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wens wat dieper in te
gaan op het beleid van de minister van Landsverdedi-
ging. Bij de vakbonden is de minister graag gezien
omwille van zijn openheid. Wat moet dat vroeger zijn
geweest ! In de commissie blinkt de minister uit door
magere nietszeggende antwoorden. Over Kleine Brogel
kregen we geen antwoord. We krijgen geen recht op
bezoek aan de basis. Men schermt een onwettelijke
situatie af. Het Internationaal gerechtshof in Den Haag
zou dit zeker veroordelen.
Een ander punt is de geheimhouding. Als men bereid is
informatie over Kleine Brogel vrij te geven, moeten we
eerst weten of we deze informatie moeten geheimhou-
den. Op die manier kunnen we beslissen of we de
informatie willen. Het is best mogelijk dat we niet bereid
zijn de geheimhouding te respecteren.
Mijnheer de minister, het dossier van de F-16 is bedroe-
vend. U hebt helemaal niets geantwoord. De heer De
Crem en ikzelf hebben Kamervoorzitter De Croo hierover
aangeschreven. De klucht die terzake werd opgevoerd,
is vermeldenswaardig.
26
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
Ik heb daarover gisteren een motie van aanbeveling
ingediend. De bedoeling is dat er geen beslissingen
worden genomen zolang er op Europees vlak geen
consensus bestaat. Nog dezelfde dag zeggen de heer
De Gucht en de eerste minister precies hetzelfde. Ik
vrees dat dit een heel pijnlijk punt zal worden voor deze
meerderheid.
Op dit ogenblik heb ik drie interpellaties over het nucle-
aire en militaire aspect die zijn omgezet in een debat. Dit
bewijst dat het thema nog niet zo slecht is gekozen. Het
eerste
gaat
over
ontwikkelingssamenwerking.
Het
tweede debat dat in januari zal worden gevoerd, gaat
over de nucleaire strategie van de NATO. De huidige
positie van de heer Flahaut is dermate dat de
meerderheidspartijen hierover een vernietigend oordeel
vellen. De heer Vanoost zegt in een krantenartikel :
Voorlopig is de houding van de heer Flahaut voor ons
nog geen breekpunt.
In een ander persartikel lees ik dat
de SP en Agalev zeer teleurgesteld zijn over de slaafs-
heid van de heer Flahaut.
Een ander dossier dat in januari via een interpellatie tot
een debat zal leiden is het nieuw strategisch concept,
dus de uitbreiding van de bevoegdheden van de NATO.
Dit is zo belangrijk dat het hier in het parlement moet
worden besproken. Ook de heer Goris heeft hierover
vandaag, namens de meerderheid, een aantal opmerkin-
gen geformuleerd. In die zin voelen we ons dan ook
gesteund.
Wat onze defensieprincipes betreft, zijn we absolute
voorstanders van pacifisme. We weigeren te aanvaarden
dat het wapen van de afschrikking blijft behouden. Dit is
het principe van de NATO dat we echter niet kunnen
steunen. Nog nooit in de geschiedenis heeft men echt
geprobeerd pacifisme te bewerkstelligen. De wapenwed-
loop blijft een waanzin waartegen geen enkele regering
tot nu toe is ingegaan. De wereld is nog nooit zo bedreigd
geweest als vandaag. Het wordt dan ook tijd dat men
probeert daar iets aan te doen. We blijven het principe
afkeuren dat al eeuwen wordt gehanteerd : Als je de
vrede wilt, bereid dan de oorlog voor. Dit heeft de vorige
millennia geleid tot talloze oorlogen en in de twintigste
eeuw tot de twee wereldoorlogen met honderd miljoen
doden. Vorig weekend nog zei de heer Tindemans dat
het hoog tijd wordt deze waanzin te stoppen. Deze
vredeswil is geen nai¨viteit. Heel wat groten der aarde
hebben zich deze wens eigen gemaakt. Dit betekent niet
dat we geen begrip hebben voor een ander standpunt.
Wanneer de heer Goris zegt dat hij wel gelooft in de
afschrikking, dan betekent dit niet noodzakelijkerwijze
dat hij voorstander is van oorlog. Er kunnen inderdaad
meerdere waarheden bestaan. We geloven, om het in
het Duits te zeggen, dat der Ander auch etwas Recht hat.
We steunen trouwens de voorstellen van de heer Goris
om de militaire rechtbanken af te schaffen en militairen
stemrecht te geven.
Een ander aspect van het budget van Defensie is wat de
heer Van der Maelen zo treffend heeft geformuleerd als
de budgettaire tijdbom. Er staan inderdaad tal van ver-
nieuwingen op het getouw bij de landmacht, de zeemacht
en de luchtmacht. Hij hanteert daarbij de slogan van de
drie S'en : specialisatie, samenwerking en spaarzaam-
heid.
Reeds bij het investituurdebat op 16 juli hebben we
gezegd dat we absolute tegenstanders waren van een
verhoging van het defensiebudget. We hebben toen
reeds gewaarschuwd voor de heer Solana toen hij tijdens
de Conferentie van Keulen 3 percent meer vroeg voor
defensie. We menen echter dat militaire uitgaven geen
problemen oplossen. Hooguit kan men met geweld en
dwang tijdelijk vrede cree¨ren. Blijvende vrede is nooit of
zelden het geval na een militaire interventie. Bovendien
is een militaire interventie duurder en minder efficie¨nt.
Voorbeelden daarvan zijn er te over : Kosovo, Tsjetsje-
nie¨, Koerdistan, Indonesie¨, Centraal-Afrika en Tibet. Had
men voor elk van deze gevallen veel efficie¨nter gewerkt,
men had veel minder kosten gehad. Men had veel beter
op voorhand gei¨nvesteerd in de civiele maatschappij in
plaats van er met bruut geweld in te vliegen. Voorkomen
blijft nog altijd beter dan genezen. Ik steun mij hiervoor op
de studie van professor King van The Institute of Strate-
gic Studies die kort en duidelijk stelt dat
geen enkele
interventie van de laatste jaren leidde tot de duurzame
oplossing van een conflict
. Beter kan ik het niet gezegd
krijgen.
Vanuit mijn situatie als volksvertegenwoordiger van een
Vlaams-nationale partij wil ik nog even dieper ingaan op
het communautaire aspect van deze zaak. Ook volgens
de pers heeft de vervanging van de F-16 een com-
munautair staartje, omdat men daardoor de Waalse
wapenindustrie wil bevoordelen. Ons antwoord daarop is
heel eenvoudig. Wij weten dat ook Vlaanderen een
wapenindustrie heeft. Het zou hypocriet zijn ons alleen
tegen de Waalse wapenindustrie te keren en niet tegen
de Vlaamse. Terloops, de vredesbeweging heeft inder-
daad een sterk Vlaamse kleur. Dat ondervinden wij op
het terrein. Wij hebben het deze morgen nog kunnen
ondervinden tijdens het debat in de commissie, waar
geen enkel Franstalige interventie kon worden waarge-
nomen.
Wij zijn van mening dat door een eerlijke behandeling
van onzentwege en niet onnodig de communautaire toer
op te gaan, wij de Franstaligen misschien wel tot andere
inzichten zouden kunnen krijgen.
Ik verzoek de minister van Defensie zijn nota eindelijk
bekend te maken. Hij heeft ze gisteren aangekondigd in
de commissie voor de Defensie. Wij wachten er met
HA 50
PLEN 030
27
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
ongeduld op. Wij wachten ook - en dat is een wettelijke
verplichting - op de nota over de taalverhoudingen in het
leger. De laatste nota die wij terzake kregen dateert van
november 1998 en handelt over de situatie van 1997.
Over de begroting zelf werden ons hooguit enkele blad-
zijden als toelichting bezorgd. De tekst is vaag en spreekt
niet over overleg op Europees niveau. De discussie van
de F-16 heeft ten overvloede aangetoond hoezeer dit
noodzakelijk is. Wij vinden in die enkele bladzijden niet
welke specialisaties Belgie¨ gaat opnemen. Wij vernemen
niet via welk kanaal Belgie¨ gaat optreden bij conflicten,
want er zijn kanalen te over : de UNO, de NAVO, Europa,
de WEU en het OVSE.
Wij vernemen nog veel minder welke criteria Belgie¨
hanteert bij zijn interventies op humanitair vlak. Over de
mensenrechten zelf heb ik grote twijfels als ik zie hoe de
facto de Belgische interventies klantgebonden zijn. Dit
betekent dan men tussenbeide komt daar waar men
weinig of geen risico's loopt of waar men durft tussen-
beide te komen. Ik som een paar voorbeelden op :
Rusland waar Tsjetsjenie¨ wordt uitgemoord, China waar
Tibet wordt kapotgemaakt, Turkije - ook een vriend van
Amerika - waar Koerdistan wordt aangevallen, Israe¨l dat
tegenover de Palestijnen een allesbehalve correcte hou-
ding aanneemt.
De bedragen verhogen heeft volgens ons geen zin.
Ondanks de grote onzekerheid over de F-16, over het
beleid van Defensie en de NAVO-politiek in het alge-
meen, zullen de groenen deze begroting allicht wel
goedkeuren.
Het beleid van Defensie vertoont helemaal geen trans-
parantie. Er is een overlapping. Zowel Defensie, Buiten-
landse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking hebben
met Defensie te maken. Volgens die nota krijgt de
krijgsmacht vier taken toebedeeld : verdediging van het
grondgebied - dat is trouwens een Europese taak -,
vredesacties, ontwikkelingssamenwerking en hulp aan
de natie. Er is dus een bewuste of onbewuste camou-
flage om alles dooreen te mengen. Op die manier tracht
men het leger een vrij positief vredesimago te geven.
Ook de begroting van Defensie heeft plotseling te maken
met Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwer-
king. De posten zijn trouwens vermengd. Ook de NAVO
en de WEU zullen een verhoging van 3,5% krijgen
toebedeeld.
Kortom, wat de toekomst van onze defensiepolitiek be-
treft is er voor de rol van het leger geen visie op lange
termijn. Er is ook allesbehalve eensgezindheid in de
meerderheid. Onze appreciatie van de defensiepolitiek is
dan ook vrij negatief.
Ik kan betere berichten brengen over de minister van
Buitenlandse Zaken. Ik stel vast dat hij onze vragen wel
ernstig neemt en daarop ook ernstige antwoorden geeft.
We zullen de concretisering van zijn antwoorden trou-
wens opvolgen. Ik geef een paar voorbeelden van bevre-
digende antwoorden : conventie 169 over de inheemse
volkeren en de new agenda coalition, waar de minister de
moed had om tegen de commissievoorzitter in te stellen
dat dit thema wel een interpellatie waard was en de
urgentie wel verdiende. Mijnheer de minister, uw ant-
woord in verband met Machu Picchu was bevredigend,
uw houding tegenover Turkije draagt onze goedkeuring
weg evenals het idee voor een onderzoekscommissie
naar de moord op Lumumba, waarvoor ik vragende partij
was. We zien geen tegenspraak in het oprichten van een
parlementaire onderzoekscommissie en historici die de
zaak onderzoeken. We verzetten ons wel tegen het
verdrinken van de vis : als men de zaak Lumumba mengt
met talloze andere moorden, krijgen we geen ernstig
werk meer. Dat zou de ideale manier zijn om de zaak van
de baan te ruimen.
Mijnheer de minister, we hebben een gunstig vooroordeel
tegenover uw Afrikabeleid. We hebben plichten in Afrika.
Belgie¨ heeft in Congo een aantal zaken totaal verkeerd
aangepakt; de tijd is gekomen om die goed te maken.
Belgie¨ heeft in Congo ook goede zaken gedaan en die
kunnen we misschien voortzetten. U moet zich beperken
tot enkele situaties, thema's, regio's. Een klein land kan
niet op alle slakken zout leggen. Een schitterend voor-
beeld daarvan is Rwanda.
We gaan akkoord met uw beleid, mits de door uzelf
aangebrachte restricties, meer bepaald, voorzichtigheid
in verband met Congo, geen stellingname in de oorlog en
geen militaire interventie. Ik voeg daar nog e´e´n voor-
waarde aan toe : we mogen geen enkel Belgisch belang
laten primeren op de Afrikaanse. Ander positieve punten
in uw beleid zijn dat u toont geen slaaf te zijn van de
Verenigde Staten, dat u mensenrechten en preventie-
politiek belangrijk vindt, hoewel de intentie van de rege-
ring om de financie¨le middelen voor de OVSE in te
krimpen daar haaks tegenover staat.
Minder gunstige appreciatie krijgt uw beleidsnota omdat
we de nota over Afrika, die we al maanden vragen, nog
niet hebben gekregen. Het is ook een nogal ongelukkige
zaak dat ik als nieuw parlementslid uw nota over Buiten-
landse Zaken pas net voor de bespreking ontving. Dat
had eigenlijk geen enkele zin.
Eenzelfde gebrek aan transparantie als bij Defensie is
hier en daar in uw nota merkbaar. Een algemeen negatief
punt is dat u nog geen afspraken hebt gemaakt met
Ontwikkelingssamenwerking. Ik weet dat er in dit land
traditioneel bevoegdheidsconflicten ontstaan omtrent dat
domein, maar ik zie dat het thans ernstig is. Een tijdje
28
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ferdy Willems
geleden heeft de heer Van der Maelen nog gezegd dat dit
de goede werking van Ontwikkelingssamenwerking ver-
hindert, de heer De Belder heeft dat bevestigd en de heer
Boutmans heeft al meerdere keren in scherpe interview
gezegd dat dit conflict de goede werking van Ontwikke-
lingssamenwerking hindert en vertraagt. Deze gang van
zaken verheugt ons niet - dat zou goedkoop zijn - omdat
het slecht is voor de derde wereld.
Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, ik zou u
nog twee zorgenkinderen willen toevertrouwen. Het eer-
ste is het overwicht van de Verenigde Staten in de NATO.
De VS gaat gewoon haar weg, legt haar wil op, voert
zaken uit die eigenlijk niet kunnen. Ik zou u willen vragen
- nu u de moed hebt gehad om dat openlijk te doen - om
daar te blijven tegen ingaan.
Een tweede zorgenkind is een andere grootmacht, na-
melijk Rusland. Rusland vormt een gevaar. Het is geen
democratie. In het verleden heeft het Westen er al
enorme blunders begaan. Ik verwijs hierbij naar Tsjetsje-
nie¨, waar een volkerenmoord aan de gang is, en Kosovo.
Mijnheer de minister, ik zou u willen suggereren een
andere vorm van diplomatie te voeren. Ik bedoel hiermee
de Griekse of Byzantijnse diplomatie. Rusland heeft
immers een eigen aanvoelen van de politiek. Het Westen
heeft in het verleden reeds voldoende blunders begaan
bij het benaderen van conflicten. In het Westen voelt men
niet genoeg de Russische gevoeligheid, het Russisch
eergevoel aan.
Inzake buitenlandse handel kan ik kort zijn. Mijnheer de
staatssecretaris, uw inspanningen voor de Wereld-
Handelsorganisatie worden geapprecieerd. U hebt de
verschillende fracties daarbij betrokken. In Seattle hebt u
de belangen van de derde wereld goed behartigd. U hebt
het zelfs aangedurfd om de dierenrechten ter sprake te
brengen. Onze accenten terzake zijn de aandacht voor
de regio's en de minderheden in Europa, voor de in-
heemse volkeren, voor de concertatie met de gewesten,
geen bevoogding, wel coo¨rdinatie. Wat de wapenhandel
betreft, wachten we met ongeduld op een trendbreuk die
u hebt aangekondigd. In de commissie hebben we het
daarover uitvoerig gehad.
De ontwikkelingssamenwerking ligt me bijzonder na aan
het hart. Van de staatssecretaris hebben we ernstige
antwoorden gekregen. Hij was zelfs de enige die nadien
heeft gezegd welk gevolg hij gaf aan onze vragen. Dat is
bijvoorbeeld gebeurd met de vraag over de koffieprijzen.
Voor ons is het positief dat er enkel aandacht wordt
geschonken aan de kwaliteit, het belang van de derde
wereld, het niet-communautariseren van de ontwikke-
lingssamenwerking. We zitten wat dat betreft op dezelfde
lijn. Vandaag heeft hij in De Standaard nog gezegd dat hij
er niet is om de Belgische belangen te verdedigen.
Daarin krijgt hij ook onze steun.
Minister Boutmans, uw visie om aan ontwikkelingssa-
menwerking te doen via cultuur is bijzonder positief. We
trachten dat in Dendermonde ook te doen. Via cultuur
wordt de derde wereld een volwaardige partner. Een
andere goede zaak is de prioriteit die u schenkt aan aids.
Dit vormt inderdaad het wereldprobleem nummer 1 van
de 21ste eeuw. Minder goed nieuws is dat de nota pas in
voorbereiding is. Ook de discussies met minister Michel
beoordelen we negatief, net zoals de debatten over de
eigenheid van de ontwikkelingssamenwerking, en last
but not least, de norm van 0,7% die men bij de regerings-
verklaring in het vooruitzicht heeft gesteld. Wat dit laatste
betreft, heeft men een zeer kleine stap in die richting
gezet.
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, monsieur le secre´taire
d'Etat, chers colle`gues, je vais re´agir en quelques points
aux diffe´rentes notes que nous avons eu l'occasion
d'e´tudier durant l'examen du budget.
Par rapport a` l'Union europe´enne et aussi dans le cadre
de la pre´paration de la confe´rence d'Helsinki, nous avons
mis en e´vidence la ne´cessite´ pour la Belgique d'appuyer
la suggestion qui a e´te´ faite de re´e´crire les traite´s en deux
parties : un traite´ de base de´cide´ a` l'unanimite´ et des
textes ope´rationnels de´cide´s a` la majorite´ qualifie´e.
La note que nous avons discute´e en commission nous
permet d'agir dans cette direction. En tant que parlemen-
taires, mon groupe et moi-me^me suivrons vraiment de
pre`s les initiatives que la Belgique prendra en ce sens. Il
nous semble en effet que cela permettra une re´elle
re´forme institutionnelle qui aboutira a` des re´sultats avant
qu'un e´largissement trop important ne nous ame`ne a` des
complications institutionnelles.
Pour l'Union europe´enne, nous avons e´voque´ un souhait
dans le cadre de la pre´paration de la pre´sidence belge.
Bien que celle-ci ne sera effective que dans un an et
demi, il n'est jamais trop to^t pour bien faire. Je sugge´re-
rais que le gouvernement belge mette sur pied des
confe´rences citoyennes pour que l'Europe soit vraiment
un e´ve´nement auquel tous les citoyens et toutes les
citoyennes s'inte´ressent. Pour cela, nous pouvons pren-
dre une initiative a` laquelle tous les citoyens de ce pays
pourront s'associer et dans laquelle ils pourront trouver
un inte´re^t leur permettant de comprendre cette Europe
qui, parfois, leur apparai^t lointaine. La note de politique
e´trange`re contient des accents allant dans ce sens.
Par rapport a` l'Afrique centrale, je me re´jouis qu'une
diplomatie nouvelle se mette en place et que des initia-
tives soient annonce´es pour le de´but de l'anne´e 2000.
Evidemment, nous continuerons a` suivre cela de pre`s. Je
me re´jouis aussi que des moyens substantiels soient
accorde´s a` l'Afrique en ge´ne´ral puisque 62% du budget
consacre´ a` la coope´ration bilate´rale sont attribue´s a`
HA 50
PLEN 030
29
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claudine Drion
l'Afrique. C'est un signe clair que beaucoup de nos
partenaires africains attendaient. J'en ai encore discute´
la semaine dernie`re avec des Congolais et des Congo-
laises qui se re´jouissaient de ce nouveau positionne-
ment.
Je regrette cependant la mise en place d'e´coles belges
qui me semble un peu passe´iste mais que la note
mentionne cependant. Au niveau de la faisabilite´, cela ne
pourra pas vraiment se mettre en place et je n'y crois
d'ailleurs pas trop. Nous verrons cependant si cela se
fera et nous en rediscuterons.
Par rapport a` l'Ame´rique latine, comme je l'ai dit en
commission, la note est tre`s faible dans la mesure ou` elle
ne fait e´tat que d'inte´re^ts commerciaux. M. Michel a dit
qu'il me suivait un peu dans l'ide´e selon laquelle il
faudrait que la Belgique et l'Union europe´enne prennent
vraiment une initiative en termes ge´opolitiques. Un po^le
Ame´rique latine-Union europe´enne au niveau ge´ostra-
te´gique est important afin de faire face a` la pre´dominance
des Etats-Unis.
Comme je le disais en boutade tout en rappelant des
propos que j'avais entendus au Que´bec l'an dernier,
la
province du Que´bec souhaite se soustraire a` l'accord de
libre e´change nord-ame´ricain pour faire partie de l'Union
europe´enne
. Cette boutade est pourtant significative de
ce que l'Europe repre´sente par rapport a` l'Ame´rique du
Nord et par rapport a` l'Ame´rique du Sud. Beaucoup de
pays attendent en effet que l'Europe leur propose un
autre mode`le. Je souhaite donc que la note des affaires
e´trange`res sur l'Ame´rique latine soit approfondie a` ce
sujet.
Je me re´jouis aussi que l'on parle de la ne´cessite´
d'acce´le´rer les ratifications de diffe´rentes conventions
internationales. Amnesty International nous a interpelle´s
dans ce sens. Je me re´jouis donc de voir arriver ces
questions sur les bancs du parlement.
En ce qui concerne le Commerce exte´rieur, je n'e´pingle-
rai qu'une chose car mes colle`gues Ecolo-Agalev inter-
viendront dans le de´bat par la suite. Nous nous trouvons
dans une impasse par rapport a` l'OMC et je souhaiterais
que la Belgique participe a` la reprise d'une initiative
europe´enne pour e´largir le champ. Nous ne devons pas
nous contenter de l'apre`s Marrakech, c'est-a`-dire d'une
discussion sur l'agriculture et sur les services. En faisant
alliance avec les acteurs des pays du sud et en sachant
que des choses ont de´ja` e´te´ mises sur pied a` Seattle,
nous pourrions a` nouveau prendre une initiative lors de la
pre´sidence franc¸aise et ensuite lors de la pre´sidence
belge ou d'abord portugaise, comme vous le soulignez
tre`s justement, monsieur le ministre.
Le pre´sident : Les Portugais viennent avant les Franc¸ais
et pre´ce`dent les Belges, puis ce sont les Sue´dois.
Mme Claudine Drion (AGALEV-ECOLO) : J'en viens a`
la coope´ration au de´veloppement. Pour ceux qui me
connaissent, c'est un sujet qui me tient fort a` coeur. Je
me re´jouis que ce secteur obtienne l'augmentation la
plus significative, si j'ai bien lu les nombreuses pages du
budget. Le budget de la coope´ration est en effet aug-
mente´ de 7% et passe donc de 22,2 a` 24,4 milliards.
C'est trop peu encore, comme M. Willems l'a dit, mais
nous sommes dans la bonne direction et j'en suis heu-
reuse. Tout le groupe Ecolo-Agalev s'en re´jouit et l'opi-
nion publique aussi, si l'on fait re´fe´rence aux diffe´rentes
enque^tes d'opinion publique re´gulie`rement publie´es, que
ce soit au niveau belge ou europe´en. La coope´ration au
de´veloppement, gouvernementale ou non gouvernemen-
tale, recueille une grande confiance aupre`s de l'opinion
publique. Dans notre budget, les ONG repre´sentent 3
milliards 49 millions et ce chiffre est vraiment significatif.
Cela augure d'un mode`le de coope´ration dans lequel la
population du sud, me^me dans la coope´ration bilate´rale,
sera conside´re´e comme partenaire a` part entie`re. Cet
inte´re^t de l'opinion publique se traduit dans l'existence de
deux budgets se´pare´s, qui correspondent a` ce que
pre´voit la loi du 25 mai 1999 et a` la de´finition de l'aide
publique au de´veloppement donne´e par l'OCDE, M. Mo-
riau en a parle´ tout a` l'heure.
Je suis tre`s satisfaite car je retrouve dans la note une
se´rie d'accents mis sur le de´veloppement durable, sur la
lutte contre la pauvrete´, sur la pre´vention des conflits, sur
l'e´galite´ entre les femmes et les hommes, sur la lutte
contre le sida qui me parai^t fort importante pour avancer
dans un de´veloppement e´quitable pour le sud et qui nous
sera e´galement profitable.
Je rele`ve encore deux choses dans la note de coope´ra-
tion au de´veloppement et dans le budget qui y est lie´.
Premie`rement, ce sont les 310 millions attribue´s au
Global Environment Found qui repre´sentent une part de
l'engagement pris par la Belgique lors de la confe´rence
de Rio en 1992. Il faut approfondir ce travail en collabo-
ration avec d'autres de´partements et je pense a` celui du
secre´taire d'Etat a` l'Energie et au De´veloppement dura-
ble. La Belgique ne peut pas se soustraire a` ses enga-
gements financiers et politiques dans ce domaine.
Deuxie`mement, une augmentation est accorde´e aux
moyens attribue´s a` la re´duction de la dette des pays les
plus pauvres. Nous le savons, toute aide publique au
de´veloppement ne peut absolument pas e^tre efficace si,
par ailleurs, des me´canismes aussi destructeurs que la
dette continuent a` re´gner. Je me re´jouis qu'une initiative
- a` mon sens insuffisante mais nous sommes dans la
bonne direction - ait e´te´ prise pour augmenter ces
moyens.
30
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claudine Drion
J'attends avec impatience la note politique sur le contenu
de la coope´ration internationale que M. le secre´taire
d'Etat nous a promise pour le mois de fe´vrier. Je me
re´jouis de´ja` du de´bat que nous aurons en commission et
dont nous ferons e´tat en se´ance ple´nie`re.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
leden van de regering, collega's, ik wens even een paar
punten te berde te brengen in dit debat. De bevoegde
minister is nog niet aanwezig, maar ik wil toch even
ingaan op het probleem in verband met de vervanging
van de F-16.
We worden - volgens de eerste minister vroegtijdig -
gevat door een politiek profileringsdebat. De SP, met
haar pacifistische Karel Van Miert-profileringsdrang,
grijpt terug naar het verleden en zeg dat dit niet mag of
kan. De VLD is haar natuur getrouw en wil het militair-
industrieel complex zowel aan Vlaamse als aan Waalse
kant steunen. Ook onze vrienden van de PS en PRL
steunen dit.
Mijnheer de vice-eerste minister, bepaalde sprekers heb-
ben namens u het woord genomen en anderen hebben
namens alle Franstalige partijen het woord genomen. Ik
neem echter aan dat u niet toestaat dat men in uw naam
spreekt. Ik zal vanaf deze tribune herhalen wat ik daar
ook in de media over heb gezegd.
Via de media heb ik rechtstreeks en onrechtstreeks van
de eerste minister gehoord dat de these van de regering
is dat we eerst moeten weten welke taken het Belgische
leger heeft. Eerst moeten we nagaan wat we zelf willen
en wat we in NAVO-verband nodig hebben. Pas dan kan
er worden beslist over de optie die we nemen. Ik ben het
daar helemaal mee eens. De CVP heeft dezelfde stelling
verdedigd. Het verbaasde mij dan ook dat we gisteren in
de commissie een groot debat kregen tussen de
meerderheidspartijen. De
declips kwam weliswaar van
de oppositie, namelijk van de heren Willems en De Crem.
Het debat speelde zich echter vooral af op de
meerderheidsbanken. De heer Goris, daarin voorafge-
gaan door partijvoorzitter De Gucht, verdedigde ten volle
de optie om nu in de JSF te stappen. Daartegenover zei
de heer Van der Maelen in alle duidelijkheid zei :
No
pasaran
. Bij monde van de heer De Crem hebben wij
zoals steeds het verstandige standpunt verdedigd. Men
moet namelijk eerst weten waar men heen wil met het
Belgisch leger vooraleer men dit soort belangrijke beslis-
singen neemt. Ik stel alleen vast dat zowel de SP als de
VLD een voorschot namen op de beslissing. Zij drongen
er beiden op aan, zij het in tegengestelde zin, dat er nu
zou worden beslist.
Wat dat betreft is er dus geen probleem : de CVP staat op
het standpunt dat wij eerst moeten weten waarheen wij
willen met ons leger, vooraleer standpunten in te nemen.
Ik heb uit een persmededeling van de eerste minister
begrepen dat wij dit standpunt met hem delen. Hierin zijn
wij dus bondgenoten. Het zou voor u natuurlijk handiger
zijn moesten uw meerderheidspartners SP en VLD hierin
uw bondgenoten zijn.
Mijn volgende bemerking heeft ook met onze defensie-
politiek te maken, of toch met de discussie daarover. De
eerste minister heeft contact met mij opgenomen. Con-
form zijn belofte wil hij de fractievoorzitters of hun verte-
genwoordigers inlichten over de toestand in Kleine Bro-
gel. Wat ligt daar of wat niet ? Wie kan wanneer op de
knop drukken ? Het siert de eerste minister dat hij zich
aan zijn woord houdt. Hij houdt zich aan zijn engagement
en ik verwijt hem dus niets. Wel zou ik graag willen weten
of hij de informatie die hij ons wil geven, ook zal geven
aan alle democratische fracties in dit parlement, dus ook
aan de meerderheidsfracties. Ik zou niet graag belanden
in een situatie waarin een aantal fracties via hun verte-
genwoordigers worden ingelicht over een aantal militaire
geheimen van dit land, waarover zij dus niet meer mogen
spreken. Dat geldt toch voor degenen die worden inge-
licht. Ik heb begrepen dat ik een screening of clearance
moet ondergaan. Ik wil dat wel doen, op voorwaarde dat
dit dan voor iedereen geldt.
Dit is eigenlijk geen vraag aan de regering, maar aan het
parlement. Tijdens de kerstdagen kan hierover worden
nagedacht. Als ik hiervoor naar de eerste minister ga, zal
dat dan zijn om te worden gei¨nformeerd met alle
collega's van de meerderheid ? Het lijkt mij aangewezen
dat de Kamer dit zou bespreken. Mijn logisch verstand -
al zeg ik het zelf - zegt mij immers dat als alle kamerleden
zouden zijn gei¨nformeerd over de mogelijke militaire
geheimen van Kleine Brogel, dit het ideale middel zou
zijn om elk politiek debat hierover voor eeuwig ongedaan
te maken. Ik heb dit geleerd uit een TV-debat waaraan
ook de heer Van der Maelen deelnam en daar deze
stelling verkondigde. Ik viel daar eigenlijk van achterover,
want ik dacht dat dit netjes was afgesproken binnen de
meerderheid. Dat bleek niet zo te zijn. De logica van het
verhaal is dat men de mensen informeert en hen dus
zwijgplicht oplegt zolang zij politiek actief zijn. Ofwel
worden de mensen niet gei¨nformeerd en mogen zij
hierover blijven debatteren. Ik houd mij aanbevolen voor
een gesprek met de eerste minister hierover, maar ik zou
graag weten of dit al dan niet met zijn allen zal zijn. Dit is
dus ook een vraag aan de Kamer.
De heer Jef Tavernier (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
Van Peel, het is toch mooi van de eerste minister dat hij
u blijkbaar eerst heeft gecontacteerd. U bent blijkbaar het
best op de hoogte van hetgeen er gaat gebeuren. Wij
moeten ons afvragen of het krijgen van meer informatie
niet betekent dat er minder debat is. Parlementsleden
moeten over de elementen beschikken die belangrijk zijn
voor het voeren van een politiek debat en voor het nemen
van politieke beslissingen.
HA 50
PLEN 030
31
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, daarstraks was het aandoenlijk om collega Van
Peel te horen vaststellen dat er iets moois bloeide tussen
de CVP-fractie en de regering. Met betrekking tot de
vervanging van de F-16 zei hij dat de CVP op dezelfde
lijn zit als de eerste minister. Welnu, mijnheer Van Peel,
ik wil u even het standpunt dat de heer De Crem
gisterenmorgen heeft ingenomen, in herinnering bren-
gen. Dat is immers niet het standpunt dat u daarnet
uitlegde. Collega, wat mij het meest verheugt, is dat er
iets moois bloeit tussen ons. Hetgeen u daarnet zei op de
tribune, met name dat wij eerst moeten weten in welke
richting het leger moet evolueren vooraleer wij tot belang-
rijke wapenaankopen beslissen, was net wat ik gisteren-
morgen heb gezegd. Ik stel dus vast dat wij op dit punt op
dezelfde lijn zitten. Niet alleen op dit punt bloeit er iets
moois tussen ons, maar ook wat het aanbod van de
eerste minister betreft om ons te informeren over kern-
wapens in Kleine Brogel. Ik heb van bij de aanvang
gezegd dat wij als parlementsleden een gevaarlijk pad
betraden. Ik stel vandaag vast dat u opnieuw in de
richting gaat die door mijzelf en door mijn fractie werd
uitgetekend. Het is dus voor het ogenblik 2-1 : tweemaal
bloeit er iets moois tussen de CVP- en de SP-fractie en
eenmaal tussen de CVP en de regering-Verhofstadt.
De voorzitter : Wij zijn een parlement in een rozentuin.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik wou nog iets zeggen aangaande de clearance,
een begrip dat plotseling is opgedoken en eigenlijk niet
zo evident is als het hier wordt voorgesteld. Ik heb in dat
verband een vraag aan de regering. In welke mate oefent
de NAVO een zekere vorm van controle uit, in de vorm
van een clearance, op de ministers van de Belgische
regering die weet zouden kunnen hebben van militaire
geheimen ? Moet ik concluderen dat vooraleer men in dit
land minister kan worden, de NAVO haar zegen moet
geven ? Als dat niet het geval is, wil ik de collega's erop
wijzen dat er zoiets bestaat als de gelijkheid tussen het
parlement en de regering. Ofwel geldt dat voor de
ministers - en dan zou men kunnen argumenteren dat het
ook voor de parlementsleden geldt - ofwel geldt het niet
voor de ministers, maar dan lijkt het mij vanuit parlemen-
tair standpunt onaanvaardbaar dat de NAVO zou beslis-
sen welke parlementsleden wel voldoende te vertrouwen
zijn en welke niet. Ik had dienaangaande graag een
concreet antwoord gekregen.
M. Louis Michel, ministre : Monsieur le pre´sident, j'inter-
viens car je souhaiterais qu'il n'y ait pas de malentendu
sur les informations qui ont e´te´ promises par le Premier
ministre. La promesse sera bien entendu tenue, mais je
rappellerai un e´le´ment. Pour accorder la
clearance,
c'est-a`-dire l'autorisation pour certaines personnalite´s
d'e^tre informe´es, un certain nombre de conditions doi-
vent e^tre remplies. L'autorite´ de se´curite´ doit, avant
d'accorder cette
clearance, proce´der a` un certain nom-
bre de ve´rifications concernant ces personnes. Me^me un
ministre en fonction ne la rec¸oit pas automatiquement. Il
doit se soumettre a` une enque^te et remplir un formulaire.
En outre, il faut aussi prendre un engagement. Si cet
engagement n'est pas respecte´, l'OTAN peut prendre
des sanctions. Mais, contrairement a` ce que je viens
d'entendre, ce n'est pas l'OTAN qui accorde la
clea-
rance
. C'est une autorite´ nationale.
Ce n'est que si les crite`res d'octroi de la
clearance sont
respecte´s que les informations seront donne´es a` la
personne inte´resse´e. Ceux qui demandent cette
clea-
rance
s'engagent, par la me^me occasion, a` respecter la
confidentialite´ sur les informations qu'ils recevront. Si
nous sommes d'accord sur ce point, le Premier ministre,
avec l'accord du gouvernement, respectera la promesse
donne´e. Le fait de be´ne´ficier d'une
clearance ne per-
met e´videmment pas de se de´partir de l'engagement de
confidentialite´ qui a e´te´ pris.
De voorzitter : Mijnheer Van Peel, in de commissie voor
het Reglement - en u zijt hiermee ook geassocieerd -
worden een aantal voorontwerpen uitgewerkt ter afdek-
king van geheimhoudingen, verklaringen en bekendma-
kingen in verband met de onderzoekscommissies.
Eind januari zal ik het parlement maatregelen voorleggen
en voorstellen doen, eerst aan de commissie en nadien
in plenaire vergadering.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
sta mij toe eerst een antwoord te verstrekken aan de heer
Van der Maelen omtrent de vervanging van de F-16.
De heer De Crem zei in de commissie net hetzelfde als
wat ik daarnet zei, maar dat is geenszins wat de leden
van de SP en van de VLD terzake zeggen.
Volgens de SP zou er nooit sprake zijn van in te stappen
in de JSF en volgens de VLD zou het goed zijn voor het
beleid inzake Landsverdediging voor het defensiebeleid
en voor de Belgische industrie. U moet er maar de
handelingen van de commissievergadering op nahou-
den.
Ik stel alleen maar voor eerst een sereen debat te voeren
over de richting die wij willen uitgaan met het Belgisch
leger in plaats van profilerende discussies te voeren.
Wat Kleine Brogel betreft, ben ik het helemaal eens met
de interpretatie van de vice-eerste minister. Trouwens,
was het niet bij monde van Mark Eyskens dat wij op deze
banken steeds verkondigden geen vragende partij te zijn
om deelgenoot te worden gemaakt van militaire gehei-
men ?
32
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
Het is het initiatief van de eerste minister om, op basis
van een discussie in de meerderheid, aan te kondigen
dat hij e´e´n kamerlid per fractie deelgenoot wil maken van
bepaalde geheimen, op voorwaarde dat - en daarmee
ben ik het volledig eens - hij er niet mee naar buiten komt.
Het is uiteraard ook onze thesis dat dergelijke geheimen
niet mogen worden verspreid.
Aldus belanden wij in de merkwaardige paradox dat het
lid van deze assemblee dat wordt gei¨nformeerd - en op
dat vlak geef ik de heer Van der Maelen gelijk - mond-
dood wordt gemaakt tijdens het debat.
Collega's, ofwel wordt e´e´n persoon per fractie gei¨nfor-
meerd, maar dan kan die persoon nooit meer deelnemen
aan het debat, zelfs niet na zijn mandaat, ofwel blijft het
een militair geheim waarvan men niet weet of het al dan
niet juist is, en wordt er door het parlement een volwaar-
dig debat over gevoerd.
Hoe dan ook, terzake moet een gezamenlijke afspraak
worden bereikt. Het is geenszins mijn bedoeling in de
aanval te gaan tegen de eerste minister, maar het lijkt mij
toch niet aangewezen dat verschillende parlementsle-
den, omwille van de hun medegedeelde geheimen, wor-
den uitgesloten van het betrokken debat en dat niet-
gei¨nformeerde parlementsleden wel mogen debatteren.
Dat lijkt mij verkeerd.
Mij lijkt de oorspronkelijke positie waarbij een aantal
geheimen per definitie niet openbaar worden gemaakt,
veel verstandiger. Immers, in het andere geval zal het
debat over dat concreet onderwerp elders dan in het
parlement moeten worden gevoerd. Vandaar mijn vraag
ons grondig te bezinnen over deze aangelegenheid
omdat wij dreigen in een eigenaardige paradoxale situa-
tie te belanden.
Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, mijnheer
de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, ik
zal niet dieper ingaan op het protocol en de verstandhou-
ding tussen u beiden.
Belangrijk punt is, mijns inziens, de kaderinvulling van de
BTC en het Directoraat voor Internationale Samenwer-
king. Er bereiken ons terzake allerlei onheilspellende
berichten.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb uw interview in De
Standaard gelezen. A bon entendeur demi mot suffit. U
beklaagt zich erover dat de samenwerking met Buiten-
landse Zaken niet zo vlot verloopt als u het zou wensen.
Ik wens niet dieper in te gaan op de grote punten van het
beleid zoals de gebonden of ongebonden hulp.
De concrete invulling van de kaders van de BTC en het
DGIS is ontzettend belangrijk.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, collega's, ik beklemtoon dat de wet op de BTC
bepaalt dat de personeelsbezetting een exclusieve be-
voegdheid van het overheidsbedrijf zelf is.
De groenen hebben deze wet niet goedgekeurd. Het is
niet onze hervorming ! De administratieve hervorming
werd in de vorige legislatuur goedgekeurd maar wordt
loyaal uitgevoerd. Als de personeelsbezetting voor pro-
blemen zorgt, moet u zich tot de directie wenden.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de staatsse-
cretaris, naar verluidt is er heel veel personeel omdat de
affectatie bij het DGIS niet gebeurt.
Twee weken geleden heeft de commissie de bijzondere
evaluator gehoord. Er werden kritische vragen gesteld
over zijn taken. Ik heb vastgesteld dat hij op een aantal
punten, onder meer de interne evaluatie, niet meer deed
dan een soort brandweerfunctie. Hij wees op de proble-
men inzake bezetting van de kaders van de BTC en het
DGIS omwille van de loopgravenoorlog tussen de ver-
antwoordelijke beleidvoerders.
Mijnheer de staatssecretaris, uit uw verklaringen kan ik
niet anders dan smeulende disputen vaststellen tussen u
en minister Michel inzake de bezetting van de kaders en
de affectatiebesluiten.
Ik roep u op de loopgraven te verlaten.
Mme Jose´e Lejeune (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, messieurs les ministres, je serai probablement
plus positive que certains de mes colle`gues.
Lors de la pre´sentation de la note de politique ge´ne´rale
de la De´fense nationale pour l'anne´e budge´taire 2000,
M. le ministre a fait allusion a` la continuite´ de la politique
au sein de certains de´partements.
Toutefois, nous tenons a` souligner que c'est la deuxie`me
fois, depuis 1993, qu'une augmentation est constate´e au
niveau du budget de la De´fense nationale. De plus, le
gouvernement a accepte´ le retour au principe d'indexa-
tion pour l'ensemble de la le´gislature. En effet, notre
fe´de´ration a toujours estime´ que la de´fense devait dis-
poser d'une dotation budge´taire de base de 100 milliards
indexe´s et de moyens pour assurer le renouvellement
des mate´riels et favoriser le de´gagement du personnel
exce´dentaire.
Nous constatons que la note pre´sente´e respecte bien
l'estimation qu'avait re´alise´e notre fe´de´ration avant le
13 juin. Nous constatons avec satisfaction que des
efforts conside´rables seront entrepris par le gouverne-
ment dans le but d'accroi^tre notre coope´ration internatio-
nale qui, d'ailleurs, sera souvent mene´e de concert avec
le vice-premier ministre et ministre des Affaires e´trange`-
res.
HA 50
PLEN 030
33
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jose´e Lejeune
Une collaboration accrue entre les diffe´rents de´parte-
ments ministe´riels est essentielle pour mener a` bien,
avec la plus grande efficience possible, les missions qui
nous sont assigne´es. Notre fe´de´ration ne peut que
s'ouvrir a` une plus grande inte´gration europe´enne pour la
mise en place d'une politique commune de de´fense et de
se´curite´ en fonction des nouveaux risques encourus dus
au nouveau contexte ge´opolitique de plus en plus com-
plexe.
Nous sommes conscients du cou^t financier et humain,
induit par cette politique volontariste qui transparai^t dans
cette note. La Belgique doit e^tre un des maillons impor-
tants au niveau de l'OTAN. C'est pourquoi nous pensons
e´galement qu'un juste e´quilibre a e´te´ trouve´ pour que ces
de´penses n'affectent en aucune manie`re le maintien et
me^me la modernisation de notre arme´e, afin que cette
dernie`re nous assure une de´fense de qualite´.
L'ouverture des Forces arme´es vers la socie´te´ civile n'a
pas non plus e´te´ oublie´e, notamment pour des presta-
tions servant a` aider la Belgique lors d'e´ve´nements
exceptionnels, comme des catastrophes naturelles.
En outre, d'un point de vue me´thodologique, nous sous-
crivons entie`rement a` la mise sur pied d'une e´valuation
pre´cise des diffe´rentes missions auxquelles notre arme´e
a participe´.
De fac¸on plus ge´ne´rale, la vue adopte´e par le gouverne-
ment est globale, a` long terme et montre e´galement un
inte´re^t particulier au sort des militaires et a` leur avenir.
Les Forces arme´es sont donc place´es dans une optique
de collaboration, d'une efficacite´ accrue et surtout, avec
un volet social souvent oublie´ jusqu'a` pre´sent.
Je voudrais m'attarder quelques instants sur la proble´-
matique pose´e par le remplacement du mate´riel des
Forces arme´es. Il n'est pas superflu de profiter du de´bat
budge´taire pour re´affirmer la ne´cessite´ de re´pondre aux
exigences de qualite´ qui s'imposent en matie`re d'e´qui-
pement militaire. En effet, il serait irresponsable de ne
pas aborder les proble`mes pose´s actuellement par la
ve´tuste´ de certains mate´riels.
L'absence de politique a` long terme durant les dernie`res
le´gislatures a eu des conse´quences ne´fastes pour le
niveau qualitatif de notre mate´riel militaire. C'est donc
avec beaucoup de satisfaction que nous constatons une
volonte´ de changement de ton, d'optique dans l'approche
de l'actuel ministre de la De´fense nationale. Qu'il
s'agisse des avions de combat ou de transport, des chars
ou des navires dragueurs de mines, le proble`me du
renouvellement se pose et se posera a` court et a` moyen
terme.
La plupart des mate´riels arrivera en bout de course dans
les cinq ans : ve´hicules chenilles CVRT, les chars Le´o-
pards et j'en passe. Il est donc ne´cessaire d'entreprendre
une re´flexion globale vis-a`-vis de ces dossiers. Nous
savons que le ministre y est tre`s attentif et nous l'encou-
rageons.
Dans le cadre de ce renouvellement de mate´riel,
n'oublions pas les remarques faites a` propos du niveau
belge en matie`re d'investissements par l'OTAN depuis
ces dernie`res anne´es. Elles doivent nous pousser aussi
a` e^tre soucieux de cet aspect de notre politique de
de´fense. Nous ne pouvons e^tre perpe´tuellement a` la
trai^ne de l'Alliance et donner a` nos allie´s une image
ne´gative de notre pays. Face a` cela e´galement, un
renversement de tendance est ne´cessaire.
Enfin - et ce n'est pas le moins important -, nous
voudrions attirer l'attention sur le danger potentiel que
repre´sente le fait d'envoyer en missions dans des milieux
hostiles des militaires qui ne disposent pas d'un e´quipe-
ment se´curisant, de qualite´ et adapte´ a` la situation. Il
parai^t donc essentiel que tout soit fait afin de permettre
de de´gager les marges ade´quates pour faire face aux
de´fis a` venir en la matie`re.
Nous pensons que le gouvernement en est capable. Par
conse´quent, nous soutenons, nous soutiendrons ferme-
ment le gouvernement et par cette de´claration, nous
tenons a` vous assurer que nous participerons activement
a` l'e´laboration de solutions concre`tes et aux de´fis qui
nous attendent.
Le pre´sident : Je tiens a` vous fe´liciter, madame Lejeune,
car c'e´tait votre maiden speech. (Applaudissements sur
tous les bancs)
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Mijnheer de voor-
zitter, heren ministers, collega's, mijn betoog beperkt zich
tot ontwikkelingssamenwerking. Daarin zal ik twee pun-
ten uitdiepen : ten eerste, de schuldverlichting en ten
tweede, de integratie van ontwikkelingssamenwerking in
Buitenlandse Zaken.
Ten eerste, het verheugt de SP-fractie dat in de begroting
2000 de regering haar inspanningen heeft opgedreven
tot 800 miljoen frank om tot schuldverlichting te komen.
Voor de leningen van Staat tot Staat hebben volgens mijn
informatie de ontwikkelingslanden een schuld van
9,4 miljard frank. Bij de Delcrederediensten hebben zij
een schuld van 75,3 miljard frank uitstaan.
Is het niet mogelijk dat Belgie¨ iets meer zou doen, naar
het voorbeeld dat Frankrijk en Groot-Brittannie¨ hebben
bekendgemaakt en op voorwaarde dat de inspanningen
die door het rijke Noorden worden geleverd in sociale
investeringen worden vertaald. Als ik mij goed herinner,
heeft de vorige regering beslist om die 9,4 miljard af te
bouwen gedurende een periode van 40 jaar. Is het niet
34
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Dirk Van der Maelen
mogelijk hetzelfde bedrag op een kortere termijn kwijt te
schelden, zeker voor de landen Bolivia, Tanzania, Kenia,
Kameroen, Vietnam, Ghana en Guinee ? Volgens een
eerste evaluatie die wij hebben opgemaakt zijn dit landen
die daarvoor zeker in aanmerking kunnen komen.
Ten tweede, wat de integratie van ontwikkelingssamen-
werking - het ABOS - in het departement Buitenlandse
Zaken en Buitenlandse Handel betreft verduidelijk ik
even de filosofie waarin wij daarin zijn meegestapt. Aan
de hand van e´e´n voorbeeld kan ik het belang aantonen
van een samenhangend gei¨ntegreerd beleid vanwege de
Belgische regering voor het Zuiden.
Voor ontwikkelingssamenwerking brengt het rijke Noor-
den jaarlijks 50 miljard bijeen. Mocht de tariefbarrie`re
inzake landbouw en textiel wegvallen, dan zou dit voor de
landen van het Zuiden een voordeel betekenen van
125 miljard dollar. Dit toont aan dat een goed georgani-
seerd beleid van Buitenlandse Handel van een rijk
exportland als het onze, dat rekening houdt met de
belangen van het Zuiden, een veel belangrijker hefboom
is voor de ontwikkeling van het Zuiden. De politieke
knowhow die in Belgie¨ aanwezig is, zowel bij Buiten-
landse Zaken als bij Buitenlandse Handel en Ontwikke-
lingssamenwerking, moet worden samengebracht. Op
die manier kunnen wij tot een beter beleid komen.
Wij zijn ons bewust van de risico's die aan dergelijke
operatie verbonden zijn. Tijdens de debatten in de vorige
legislatuur hebben wij altijd voorgehouden dat er een
brandgang moet blijven tussen enerzijds, Ontwikkelings-
samenwerking en anderzijds, Buitenlandse Handel en
Buitenlandse Zaken. Ik denk dat wij die brandgang
hebben gecree¨erd. Er moeten dus duidelijke beleids-
doelstellingen zijn inzake Ontwikkelingssamenwerking.
Dit was een van de kwalen die onze vroegere ontwikke-
lingssamenwerking
had.
Wij
hadden
21
beleids-
doelstellingen
met
ontwikkelingssamenwerking.
Een
klein land als Belgie¨ kan dat niet invullen. Wij hebben
mee een beleidsnota goedgekeurd. Nu wachten wij op de
beleidsnota van de minister die hij heeft aangekondigd
voor begin 2000.
We denken dat het de plicht is van regering en parlement
om duidelijke beleidsdoelstellingen af te spreken, zodat
we degenen die ervan willen afwijken, kunnen terugflui-
ten. Eveneens een brandgang is een beleidsnota per
land, per sector en per thema. Als we vooraf afspraken
maken over wat we waar willen doen en hoe we dat
willen doen, kan men de ontwikkelingssamenwerking niet
meer uithollen. Selectieve ontbinding is een volgende
brandgang, net zoals transparante besluitvorming zodat
ook controle mogelijk is. Een voorwaarde voor een
effectieve brandgang is een slagvaardige interne con-
trole. De heer Van Peel wees al op het huidige gebrek
daaraan. Last but not least vraagt een brandgang om een
onafhankelijke evaluatie met publieke verslaggeving. Als
dat mogelijk is, kunnen gei¨nteresseerde parlementsle-
den waken over de specificiteit Ontwikkelingssamenwer-
king.
Tot slot, wil ik de signalen uit de sector aanhalen. Ik zou
de minister en de staatssecretaris willen vragen om
tekorten bij te sturen zodat dit niet uitdraait op demotiva-
tie en desorganisatie bij het vroegere ABOS-personeel.
Men vroeg me hoever u staat met de integratiebesluiten,
de structuur en de benoeming van het personeel. De
NGO's stellen zich vragen bij de uitbetalingsorganisatie.
Zelf vraag ik me af wie de leidinggevende ambtenaar van
DGIS wordt. Het samenvoegen van de administratie van
Buitenlandse Zaken en het vroegere ABOS moet met het
nodige psychologische inzicht gebeuren. Deze departe-
menten hebben een eigen cultuur. De leidinggevende
ambtenaar zou het best banden hebben met Ontwikke-
lingssamenwerking. Een laatste vraag komt van de eva-
luator. Hij zou een beroep kunnen doen op drie experts,
die zo snel mogelijk ter beschikking moeten worden
gesteld.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Toen de heer Van der
Maelen het had over de leidend ambtenaar, dacht ik dat
de vice-premier non-verbaal negatieve signalen gaf.
Klopt dat, mijnheer de vice-eerste minister ?
M. Louis Michel, ministre : Les arre^te´s d'affectation et
les arre^te´s de structure seront signe´s incessamment.
De heer Dirk Van der Maelen (SP) : Ik dank de minister
daarvoor. Het is een goede beslissing. Ik hoop dat we zo
snel mogelijk van start kunnen gaan.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik
wens van de begrotingsbesprekingen gebruik te maken
om op de Top van Helsinki terug te komen. De beslissing
van 10 en 11 december 1999 om Turkije het kandidaat-
lidmaatschap aan te bieden van de Europese Unie, is
een fatale, collectieve dwaling. Het is evenzeer een
dramatische misrekening om nu reeds onderhandelingen
aan te vatten met 10 Oost-Europese landen, aangevuld
met Malta en Cyprus, zonder daarvoor extra begelei-
dende maatregelen te treffen.
Een terugblik in de geschiedenis van Turkije kan leerrijk
zijn. In 1683 stonden de legers van het Ottomaanse rijk
voor de poorten van Wenen en belegerden de moslims
de stad. Ze hadden dit al een eerste maal gedaan in
1527. Gelukkig konden de troepen van de West-
Europese mogendheden de Turken uiteindelijk terugdrin-
gen. Tot vandaag treffen we de dramatische gevolgen
aan van de vroegere Turkse aanwezigheid in de Balkan.
De trieste voorbeelden hiervan zijn Bosnie¨ en Kosovo.
HA 50
PLEN 030
35
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
Binnenkort gaan de 65 miljoen Turken het gemakkelijker
krijgen om West-Europa te overspoelen. Ze zullen niet
meer moeten vechten zoals destijds. Neen, de Turken
krijgen Europa op een gouden schaaltje aangeboden.
Jarenlang hebben de landen van de Europese Unie de
boot afgehouden voor de Turkse verzoeken tot aanslui-
ting. Zo was de gewezen Duitse kanselier Helmut Kohl
altijd een hevig tegenstander van de EU-kandidatuur van
Turkije. Bij ons stelde een staatsman als Leo Tindemans
zijn veto. Dit deden trouwens de meeste Europese
politici.
Op de Europese Top van december 1997 werden de
Turken nog gewogen maar te licht - of moet ik zeggen te
zwaar - bevonden. De Turken zijn inderdaad zware
jongens. Ze hebben door de eeuwen heen een bar-
slechte internationale reputatie opgebouwd op het vlak
van de mensenrechten. Deze reputatie duurt helaas tot
op vandaag voort. Men kan in dit opzicht verwijzen naar
de verschrikkelijke volkerenmoord op het Armeense volk
in 1915. Naar schatting werden hierbij 1,5 miljoen Armen-
ie¨rs uitgeroeid. De Turkse staat heeft voor deze genocide
nooit zijn verontschuldigingen aangeboden.
Van recentere datum is de bloedige en onmenselijke
onderdrukking van het Koerdische volk die gepaard gaat
met moorden, verkrachtingen en het systematisch plat-
branden van dorpen. Dit gebeurt op grote schaal door het
Turkse leger en onder de ogen van een passief toekij-
kend Westen.
De Koerdische leider O
¨ calan wacht de strop. Ook tegen
eigen Turkse ingezetenen die het niet eens zijn met het
door de militairen gedomineerde beleid wordt hard opge-
treden. Vrije meningsuiting is in de politiestaat Turkije een
overbodige luxe. De kerkers waar gemarteld en gefolterd
wordt, puilen uit van de politieke gevangenen. Niet het
Vlaams Blok zegt dat, wel rapporten van Amnesty Inter-
national en de Raad van Europa.
Alsof dat nog niet genoeg is, bezet Turkije sedert 1974
een deel van het Griekse eiland Cyprus. De fascisten-
benden van de Turkse Grijze Wolven zaaien er nog altijd
terreur. De Verenigde Naties, waaronder Belgie¨, hebben
de annexatie van een deel van Cyprus door Turkije nooit
erkend. Met de Grieken bestaan er verder nog steeds
grensconflicten over een paar eilanden in de Egei¨sche
Zee.
Turkije, waarvan 97% van het grondgebied in Azie¨ ligt,
behoort geografisch, cultureel, noch historisch tot Eu-
ropa. Het Vlaams Blok staat heus niet alleen met dit
standpunt. Het is ook altijd de stelling geweest van de
meeste Europese politici. Een meerderheid van de EVP-
fractie denkt er nu nog steeds zo over, getuige het debat
van vorige week in Straatsburg.
Toch beslisten de Europese staats- en regeringsleiders
op de Top van Helsinki op 10 en 11 december 1999
Turkije het statuut van kandidaat-lidstaat te verlenen, de
eerste stap naar het volwaardig lidmaatschap. Zelfs de
Grieken lieten hun bezwaren vallen en gingen door de
kniee¨n. De grote verliezer is Cyprus. De Turken zijn
immers niet van plan hun deel van het eiland op te geven.
De mogelijkheid bieden, zoals de Europese Unie nu doet,
dat een gedeeld Cyprus lid kan zijn van de Europese
Unie, neemt de druk op de Turken weg om tot een
oplossing voor Cyprus te komen. Het is onbegrijpelijk dat
al die geleerde diplomaten zich zo in het ootje lieten
nemen.
Ondervraagd over zoveel bochtenwerk en toegeeflijkheid
zei eerste minister Verhofstadt, volledig in tegenstelling
tot de vroegere standpunten van de VLD - wat we
intussen wel gewoon zijn geworden - dat de Turken een
Europese roeping hebben en dat we ze niet mogen laten
afglijden in de richting van het moslimfundamentalisme.
Onzin natuurlijk. Gaat Europa er dan soms ook alle
Centraal-Aziatische republieken bij nemen waar het fun-
damentalisme in opmars is ? Waarom dan ook niet
Pakistan of Afghanistan ? De waarheid is eenvoudig.
Turkije moet bij Europa omdat de Amerikanen dat zo
willen. Zo was president Clinton enkele weken voor de
Europese Top nog in Ankara waar hij een pleidooi hield
voor een snel en volwaardig Europees lidmaatschap voor
Turkije. Amerika oefende zware druk uit op Europa
omwille van geopolitieke en geostrategische redenen.
Turkije is lid van de NAVO en Amerika heeft de militaire
basis in Turks Koerdistan nodig om Irak te kunnen
bestoken en de hele regio te controleren. De Turkse
premier Ec¸evit die ijlings naar Helsinki vloog triomfeerde.
Ik citeer :
Het zal geen jaren duren voor Turkije voldoet
aan de criteria voor toetreding maar slechts enkele
maanden
. Dat zei Ec¸evit zelfverzekerd bij zijn terug-
komst in Ankara. De Turken die naar Europa willen
komen, zullen niet langer hun heil moeten zoeken in
gearrangeerde huwelijken, gezinshereniging, de proce-
dures voor asiel of de illegaliteit. Neen, binnen afzienbare
tijd worden zij volwaardige Europese staatsburgers en
kunnen zij zich met hun 65 miljoen vrij bewegen en zich
waar dan ook in de Europese Unie vestigen. Na drie jaar
verblijf kunnen ze hier het Belgische staatsburgerschap
gratis en voor niets verkrijgen, met alle materie¨le en
financie¨le voordelen van dien. Nu al wonen er anderhalf
tot twee miljoen Turken in Duitsland. Verwacht u aan
honderdduizenden, misschien wel miljoenen Turken die
naar het Westen zullen trekken.
Europa loopt het risico te worden gedestabiliseerd. Het
Vlaams Blok bood als enige fractie weerwerk aan het
Turkse lidmaatschap, namelijk door alle hoger ver-
noemde argumenten in een resolutie te gieten. De an-
dere partijen wilden niet weten van een hoogdringende
behandeling hiervan nog voor de Europese Top, zodat
36
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guido Tastenhoye
hierover pas in januari 2000 zal kunnen worden gestemd.
De andere partijen, en in het bijzonder de VLD, zullen
hier dan maar kleur moeten bekennen. Wij maken ons
echter geen illusies : zij zullen als schapen die naar de
slachtbank worden geleid het multiculturele weg-met-
ons-principe huldigen en de opname van Turkije in
Europa goedkeuren.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat de
resolutie van de heer Tastenhoye is weggestemd en om
goede redenen ook. Dit is een racistische tekst en zegt
meer over u en uw partij dan over Turkije, een land, volk
en cultuur waarvoor ik het grootste respect heb.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer
Vanoost, dat is complete onzin ! Als democratische volks-
nationalist kom ik op voor het zelfbeschikkingsrecht der
volkeren, waar ook ter wereld.
Mijnheer de voorzitter, het zal u interesseren te verne-
men dat het Vlaams Blok bij de komende verkiezingen de
VLD-kiezers zal laten weten dat Turkije bij Europa komt
en de Turken naar hier dank zij de VLD.
In
Helsinki
werd
ook
beslist
om
toetredings-
onderhandelingen te beginnen met tien Oost-Europese
landen waaronder ontwikkelingslanden als Roemenie¨ en
Bulgarije. Na 10 jaar Duitse hereniging is Oost-Duitsland
er nog altijd niet bovenop, ondanks massale hulp. Die
Duitse hereniging is echter klein bier, vergeleken met de
toetreding van die Oost-Europese landen tot de EU. Het
kan best zijn dat de EU dit niet overleeft. Het Vlaams Blok
is niet tegen de uitbreiding naar Oost-Europa, maar dan
wel strikt begeleid en gecontroleerd. Zo pleiten wij onder
meer voor een Marshall-plan voor Oost-Europa, om die
landen sneller tot een behoorlijk welvaartspeil te bren-
gen, vooraleer zij kunnen aansluiten bij de EU. Wij willen
ook dat het principe van de vrije vestiging voor die
nieuwe landen slechts kan gelden vanaf het ogenblik dat
zij de armste van de huidige 15 lidstaten economisch
hebben bijgebeend, dit om al te grote migratiestromen
naar het Westen te vermijden.
In Oost-Europa wonen miljoenen zigeuners en andere
minderheden die wachten op het signaal om naar het
Westen te trekken, daarin trouwens aangemoedigd door
de Oost-Europese landen die hen liever kwijt dan rijk zijn.
De Belgische regering kon zich dus de moeite besparen
om puur voor de show 74 Slowaakse zigeuners op een
vliegtuig te zetten naar hun thuisland. Als Oost-Europa lid
wordt van de EU en dit zonder beperkingen, zal niets of
niemand de stroom geluk- en fortuinzoekers naar het
Westen nog kunnen tegenhouden. Dit wordt de´ grote
exodus naar het Westen, met alle rampzalige gevolgen
van dien. Maar wat baten kaars en bril, als den uil niet
zien en wil ?
Mijnheer de voorzitter, op de Top in Helsinki had de
Belgische regering haar veto moeten stellen tegen Tur-
kije en had zij de Oost-Europese kandidaat-landen extra
begeleidende maatregelen moeten opleggen. Dat dit niet
is gebeurd, betreuren wij. Het is de voorbode van een
krachtige orkaan die ons dreigt weg te blazen, mede in
de hand gewerkt door een nefast beleid van regularisa-
ties en naturalisaties, dat het aanzuigeffect alleen maar
zal vergroten. Mee om deze redenen zullen wij deze
rampzalige regering die onze belangen en onze toe-
komst te grabbel gooit, met de grootste hardnekkigheid
blijven bekampen.
M. Jean-Pol Henry (PS) : Monsieur le pre´sident, mes-
sieurs les ministres, chers colle`gues, en commenc¸ant
cette intervention, je voudrais d'abord rappeler le fait qu'il
ne faut pas renier, parce que nous nous trouvons dans
une nouvelle majorite´ gouvernementale, la politique qui a
e´te´ mene´e par la De´fense nationale sous les pre´ce´dents
gouvernements. Et je pense que l'action du ministre et du
parlement fut par le passe´ de´ja` largement positive en
cette matie`re, me^me si un gouvernement et des ministres
nouveaux permettent bien entendu d'apporter de nou-
veaux accents en De´fense nationale, que ce soit sur le
plan budge´taire ou - et c'est la` une nouveaute´ - sur le
plan europe´en.
Je souhaite donc remercier le ministre pour sa volonte´ de
dialogue et d'ouverture. Le fait qu'il associe tous les
parlementaires de la commission de la De´fense nationale
aux activite´s de son de´partement se doit d'e^tre signale´
ici. En outre, sa volonte´ d'inscrire la De´fense nationale et
notre arme´e dans le contexte de la nation est tout a` fait
louable.
Monsieur le ministre, nous ne pouvons que nous fe´liciter
des intentions et des moyens, dont la De´fense nationale
jouira au cours de l'exercice a` venir. Le budget de la
De´fense augmente pour la seconde fois depuis 1993,
pour atteindre aujourd'hui la somme d'un milliard vingt
millions de francs consacre´e a` des de´penses de person-
nel, de fonctionnement et d'investissements.
Par cette politique budge´taire, les forces arme´es belges
disposeront de moyens supple´mentaires pour de´finir de
manie`re judicieuse leurs dimensions nationale et inter-
nationale, afin que notre contribution soit la plus efficace
et de la meilleure qualite´ pour la se´curite´ de nos hommes
et celle de nos allie´s. A ce titre, il est re´jouissant de
constater le caracte`re de´mocratique lie´ a` cette institution.
Le ministre de la De´fense a entame´ un large tour de
consultation au sein de l'ensemble des forces arme´es,
afin de de´terminer une se´rie de propositions concre`tes
qui, en synergie avec d'autres de´partements non militai-
res, consacreront ine´vitablement l'ouverture de la De´-
fense nationale sur la socie´te´ civile, permettant ainsi un
raffermissement du lien arme´e-nation.
HA 50
PLEN 030
37
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Henry
Face a` un contexte ge´opolitique changeant, notre politi-
que de de´fense et de se´curite´ se de´finit et se de´finira de
plus en plus aux niveaux europe´en et international. Le
de´veloppement de la dimension multinationale de certai-
nes activite´s de l'arme´e doit nous inciter a` devenir
pionnier dans la de´finition, l'e´laboration et la mise en
oeuvre d'une ve´ritable politique europe´enne de de´fense.
Dans cette optique, il est souhaitable de tendre vers une
inte´gration progressive des forces arme´es, en harmoni-
sant, tant au niveau national qu'au niveau international,
les moyens et les commandements. Ainsi, sur le plan
europe´en, l'on retiendra surtout la notion d'organisation
d'une force d'intervention rapide. Nous devons rester
attentifs a` l'organisation du travail europe´en en cette
matie`re, notamment au regard de l'e´che´ance 2002 et de
la future pre´sidence belge.
L'accord sur la politique europe´enne de de´fense et de
se´curite´ est e´videmment tre`s positif. Il est temps de
pallier les de´ficits europe´ens dans ce domaine. L'Europe
doit se munir des instruments adapte´s pour faire face aux
de´fis et risques futurs, a` savoir l'instabilite´ et les dangers
de surpopulation a` ses frontie`res, les catastrophes hu-
manitaires, l'afflux de re´fugie´s sur son territoire et le
danger potentiel provenant d'armes de destruction mas-
sive. Il faudra bien entendu veiller a` ce que l'identite´
europe´enne de de´fense et de se´curite´, que nous som-
mes en train de construire, ne vienne compromettre le
nouveau concept strate´gique de l'OTAN; un lien transat-
lantique solide assure notre se´curite´ et nous prote`ge
contre les dangers de la 'renationalisation' des efforts de
de´fense.
Notre identite´ et notre capacite´ europe´enne en la matie`re
devront prioritairement se faire jour en toute transpa-
rence au sein de l'OTAN. On peut e´galement se fe´liciter
de l'aspect relatif a` la gestion et a` la pre´vention des
conflits. Il est essentiel que l'Europe affirme clairement
sur la sce`ne internationale sa volonte´ de donner une tre`s
nette priorite´ a` la pre´vention des conflits.
C'est pour cette raison que nous sommes particulie`re-
ment satisfaits de certaines dispositions prises par le
sommet d'Helsinki, notamment celle relative a` l'e´labora-
tion d'un me´canisme pour la gestion militaire des crises
afin de coordonner et d'utiliser plus efficacement les
divers moyens et ressources civils, paralle`lement aux
moyens et ressources militaires dont disposent l'Union et
les Etats membres.
Enfin, nous souhaitons une continuite´ et un approfondis-
sement de tout de´bat constructif sur le de´sarmement
nucle´aire. Il est important que la Belgique s'emploie a`
e´tendre son implication dans le processus de de´nucle´a-
risation. Il est ne´cessaire qu'un certain nombre de pays
membres de l'OTAN envoient un signal net et e´nergique
a` destination des puissances nucle´aires. Ainsi, tout doit
e^tre mis en oeuvre pour un de´sarmement nucle´aire
effectif, a` condition qu'il se fasse hors de toute anarchie
et a` la suite de ne´gociations et d'accords e´tablis dans un
cadre multilate´ral.
Monsieur le ministre, hier, il y avait beaucoup plus de
came´ras et beaucoup plus de monde pour assister aux
interpellations de certains de nos colle`gues. En ma
qualite´ de pre´sident de se´ance, il m'e´tait difficile d'aban-
donner mon sie`ge et de re´agir aux propos importants qui
ont e´te´ tenus a` l'occasion de ces interpellations.
Si chacun peut espe´rer que l'e´mergence d'une de´fense
europe´enne va incontestablement conduire a` une plus
grande inte´gration, voire a` une certaine spe´cialisation, je
crois que c'est seulement a` long terme que cela conduira
probablement a` des e´conomies et, sur le plan europe´en,
a` disposer d'une arme´e plus efficace et plus ope´ration-
nelle.
En cette matie`re, connaissant suffisamment les grandes
puissances qui sont nos allie´es comme la France, l'An-
gleterre et la Grande-Bretagne, il ne faut ni empresse-
ment ni optimisme exage´re´. Je ne crois pas qu'il appar-
tient a` un petit pays comme le no^tre de de´terminer seul
quel sera demain le ro^le de ses forces arme´es, ni a` l'un
ou l'autre parti de de´terminer seul demain ou aujourd'hui
quel serait le ro^le des forces arme´es belges.
Il convient d'abord, j'espe`re que chacun en conviendra,
de tenir compte de nos obligations internationales, no-
tamment vis-a`-vis de l'OTAN. On semble oublier souvent
le tre`s important article 5 dans le traite´ de l'OTAN, qui
vise a` assurer a` notre pays sa de´fense et sa se´curite´.
Enfin, il nous appartient de dessiner, en partenariat avec
les autres pays europe´ens, les objectifs et les moyens de
la de´fense europe´enne. Certains semblent vite oublier,
me semble-t-il, le vote quasi unanime que nous avons
e´mis dans cette assemble´e, apre`s le de´bat que nous
avons eu pendant presque deux ans sur le ro^le des
forces arme´es. Le parlement s'est exprime´ sur la ma-
nie`re dont il envisageait le ro^le des forces arme´es en
Belgique. Et certains souhaiteraient nai¨vement tirer jus-
qu'a` l'ivresse les dividendes de la paix.
En confinant l'arme´e belge - je vais peut-e^tre sche´mati-
ser ici la pense´e de certains - uniquement dans des
missions humanitaires et dans la coope´ration au de´ve-
loppement, en la re´duisant, comme le re^vent certains,
aux missions de transport de troupes, terrestre, ae´rien ou
naval, ou au service de sante´ et, comme par hasard
- parce qu'il n'y avait, parai^t-il, aucune allusion commu-
nautaire en la matie`re - au re´e´quipement de la force
navale en dragueurs de mines voire me^me de re´gates, je
pense que nous n'allons pas dans la bonne direction.
38
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Henry
M. Vanoost - je suis heureux de vous voir, monsieur
Vanoost, car vous vous exprimez souvent dans les
me´dias, mais tre`s peu en commission; enfin, vous e^tes la`
aujourd'hui - a rappele´, a` juste titre, que dans les anne´es
70 ou 80, personne ne croyait en la chute du mur de
Berlin, ni en l'effondrement du communisme.
Personne non plus ne croyait, a` la fin de la premie`re
guerre mondiale et me^me dans les anne´es trente, aux
terribles e´ve´nements qui ont de´vaste´ l'Europe de l'ouest
et particulie`rement notre pays.
A l'e´poque, les me^mes discours que les vo^tres sur la
politique que vous pro^nez e´taient tenus par les grands
partis de gauche et me^me par les partis socialistes qu'ils
soient francophones ou flamands.
Notre position doit e^tre claire en la matie`re. Le citoyen a
le droit a` la se´curite´ tant sur le plan inte´rieur que sur le
plan exte´rieur. Nous l'avons dit dans le grand de´bat : un
petit pays comme le no^tre ne peut assurer cette mission
de se´curite´ exte´rieure seul. Il faut donc s'inscrire dans
une alliance, a` moins que vous ne souhaitiez la de´non-
cer. Mais alors il faut e^tre tre`s clair. L'OTAN a apporte´
50 ans de paix, je pense que vous ne le contesterez pas
et, dans l'Europe de l'ouest, des ge´ne´rations entie`res ont
pu vivre dans un cadre pacifique. L'OTAN a e´galement
amene´ des effets positifs dans ce pays. Ce n'est quand
me^me pas par hasard que le SHAPE soit installe´ en
Belgique et que le Secre´tariat ge´ne´ral de l'OTAN soit
installe´ a` Evere. Il semble d'ailleurs que nous allons faire
un effort financier substantiel pour que l'OTAN puisse
e^tre installe´ correctement dans notre pays. Si nous avons
tire´ des be´ne´fices importants a` la fois sur les plans de la
paix et sur les plans e´conomique, diplomatique et politi-
que de la pre´sence de l'OTAN et de notre participation a`
l'OTAN, il ne faudrait pas oublier que nous avons des
obligations a` la fois politiques et militaires vis-a`-vis de
cette institution.
Enfin, je vais revenir sur les interpellations qui ont eu lieu
hier, plus pre´cise´ment sur le remplacement du F-16 et
sur ce que j'ai pu voir ou entendre dans les me´dias. Y
aurait-il dans ce pays des francophones bellicistes et des
Flamands pacifistes ? C'est un peu comme cela que le
Standaard re´sumait les de´bats d'hier. Y aurait-il des
Verts moins pacifistes en France et en Allemagne qu'en
Belgique ou en Flandre ? Y aurait-il des socialistes moins
pacifistes en France, en Hollande et en Grande-Bretagne
qu'en Flandre ou en Belgique ?
Je crois qu'en cette matie`re, tous les partis de´mocrati-
ques souhaitent la paix; encore faut-il se donner les
moyens de la construire et de la pre´server.
Je vais rappeler a` certains colle`gues que la de´cision de
participer ou de payer le ticket d'entre´e pour le pro-
pramme JSF avait de´ja` e´te´ prise au sein du pre´ce´dent
gouvernement, dans lequel nous participions avec nos
colle`gues socialistes du nord et je ne vois pas ce qui a
fondamentalement change´.
De heer Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO) : Collega's,
dat is belangrijke en interessante informatie. Als de
vorige regering die beslissing zou hebben genomen lijkt
het mij interessant te weten op welke wijze het parlement
daarover werd gei¨nformeerd. Collega Henry, ik stel die
vraag uiteraard niet aan u.
M. Jean-Pol Henry (PS) : Je ne peux pas re´pondre pour
l'ancien gouvernement ! Je peux me^me admettre qu'un
nouveau gouvernement puisse changer d'avis. Mais la
de´cision de principe avait bien e´te´ prise.
Le pre´sident : M. Flahaut, qui fut membre des deux
derniers gouvernements peut peut-e^tre vous e´clairer.
M. Andre´ Flahaut, ministre : Monsieur le pre´sident, la
de´cision a e´te´ notifie´e comme le sont toutes les de´cisions
du gouvernement. Je suis persuade´ que le parlement a la
possibilite´ de prendre connaissance de ces notifications.
Celles-ci circulent partout et elles sont largement re´per-
cute´es par la presse, mieux sans doute que notre de´bat
de cet apre`s-midi.
Le pre´sident : En ge´ne´ral, les parlementaires rec¸oivent
le communique´ de presse du conseil des ministres.
M. Jean-Pol Henry (PS) : Monsieur le pre´sident, je
voudrais dire a` mes colle`gues et amis de la commission
de la De´fense nationale qu'il ne faut pas avoir fait l'e´cole
militaire ni rencontre´ les experts du Pentagone mais, le
Kosovo l'a de´montre´, que toute ope´ration militaire repose
sur un syste`me d'information performant. L'Europe est en
retard dans ce domaine. A part un centre satellitaire dans
le Sud de l'Europe, nous sommes encore tre`s de´pen-
dants.
Par ailleurs, toute ope´ration militaire de´pend toujours,
quel que soit son type, de la supe´riorite´ des forces
ae´riennes. Le Kosovo l'a aussi clairement de´montre´.
Avec nos amis et allie´s hollandais, la force ae´rienne
belge a fait ses preuves et son action a e´te´ unanimement
appre´cie´e par nos partenaires de l'OTAN.
Si nous avons syste`me d'information et une force ae´-
rienne performants, il faudra aussi une force terrestre
mobile et performante. C'est peut-e^tre la` que le handicap
est le plus grand pour beaucoup de forces arme´es
europe´ennes, sauf peut-e^tre pour les forces britanniques
qui ont de´ja` fait en la matie`re des re´formes structurelles
fort importantes.
HA 50
PLEN 030
39
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Henry
Je ne vois donc pas pourquoi nos partenaires n'exige-
raient pas de nous de participer a` une force ae´rienne
performante. Sinon, notre action se limiterait a` des
missions de transport. Si nous voulons garder une cer-
taine inde´pendance en la matie`re - je rejoins sur ce point
M. Eyskens - comment pourrions-nous envoyer des
avions de transport belges dans des missions dangereu-
ses sans leur assurer une certaine protection ou une
certaine escorte ?
J'ajoute que c'est une faute politique de ne pas s'inscrire
dans des programmes militaires. Avant de faire de la
politique, j'ai e´te´ enseignant et syndicaliste. Lorsque
j'e´tais enseignant, je me demandais pourquoi on allait
encore acheter des F-16 alors qu'on ferait mieux d'inves-
tir ces milliards la` dans l'enseignement et dans la culture.
A cette e´poque, je n'avais pas une vision globale des
choses et je n'avais pas encore eu l'occasion de rencon-
trer mes amis syndicalistes (de la FGTB ou de la CSC)
ou les ouvriers de la SONACA, de la SABCA ou d'autres
entreprises de la re´gion.
Ces programmes militaires ont eu et auront encore des
retombe´es importantes sur les plans e´conomique, tech-
nologique et social. Cela peut choquer les socialistes,
mais c'est la re´alite´ e´conomique.
Sous la pre´ce´dente le´gislature, chers colle`gues, j'ai
organise´ des visites d'entreprises au Nord comme au
Sud a` l'intention de tous les membres de la commission.
Monsieur Vanoost, j'aurais bien aime´ que vous soyez
pre´sent. J'ai insiste´ pour que vous veniez, j'ai insiste´ pour
que les socialistes flamands viennent visiter Barco, la
SONACA ou la SABCA.
Je regrette que la presse ne soit pas pre´sente parce que
c'est ici que le de´bat parlementaire a lieu.
Le pre´sident : Monsieur Henry, la presse vous e´coute
mieux que vous ne le croyez.
M. Jean-Pol Henry (PS) : Je voudrais savoir si, hier,
vous vous e^tes exprime´ au nom du groupe Ecolo-Agalev
ou si vous l'avez fait a` titre personnel. J'espe`re avoir
l'avis des Ecolos en cette matie`re.
J'appre´cie mes
copains de Charleroi. Nous sommes
membres de la me^me commission. Mais des explications
s'imposent quand on prend des responsabilite´s en la
matie`re.
Monsieur Vanoost, vous aviez l'occasion de participer a`
ces visites. Qu'ont-elles de´montre´ ?
1. Que les commandes militaires, dans certains secteurs,
ont permis, a` un moment donne´, de maintenir l'activite´
industrielle e´conomique et donc l'emploi.
Je connais bien cette re´gion, a` une certaine e´poque, s'il
n'y avait pas eu les commandes militaires, elle aurait
connu de grosses difficulte´s. Si SABCA et SONACA
n'avaient pas eu des commandes de F 16 ou si elles
n'avaient pas du^ assurer l'entretien de ces appareils,
elles auraient disparu de la carte ge´ographique et e´co-
nomique.
2. Gra^ce a` ces commandes militaires, elles ont be´ne´ficie´
de l'ouverture des marche´s e´trangers. Nous nous som-
mes rendus sur place. Je puis dire qu'elles ont eu acce`s
au marche´ ame´ricain. Cette carte de visite leur a permis
une diversification, en faveur de laquelle vous plaidez
d'ailleurs toujours.
3. La SONACA a vu son marche´ militaire nettement
diminuer tandis que son marche´ civil a augmente´ de
manie`re fort importante.
Nous ne serions sans doute pas pre´sents, comme c'est
le cas aujourd'hui, et aussi performants dans les pro-
grammes Airbus et Ariane si nous n'avions pas maintenu
et de´veloppe´, gra^ce a` des programmes militaires, des
entreprises performantes dans le secteur ae´ronautique.
Et ce que je viens de dire au sujet de ce secteur se ve´rifie
e´galement pour d'autres secteurs.
Ma position en cette matie`re n'est pas agressive. (Inter-
ruption de M. Lode Vanoost)
Je vous e´coute. Il n'est pas ne´cessaire de convoquer la
VRT et VTM pour s'exprimer devant les micros.
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`-
gues, ma ge´ne´ration et plus encore celle de mes enfants
avons eu la chance extraordinaire - fait unique dans
l'histoire de l'Europe occidentale - de connai^tre cinquante
anne´es sans conflit. Il ne faut pas croire qu'il n'existe plus
aucun danger. Notre objectif commun, je l'espe`re, est la
paix non seulement en Belgique, en Europe mais aussi
sur ce village que nous appelons
terre.
Donnons-nous, ensemble, les moyens d'atteindre cet
objectif.
De
heer
Peter
Vanhoutte
(AGALEV-ECOLO) :
Collega's, heren ministers, Defensie staat blijkbaar dag
in dag uit in de belangstelling.
Mijnheer de minister van Defensie, ik kan mij indenken
dat de boodschappenlijst met gewenste legeraankopen
op uw bureau ongetwijfeld een bijzondere omvang heeft
aangenomen. Wij hebben daarnet al een aantal van de
gewenste aankopen horen opsommen, net als de verde-
diging ervan. Ik zal daarbij straks een aantal kantteke-
ningen maken. Wij hebben namelijk ons eigen bood-
schappenlijstje opgesteld, dat duidelijk een aantal andere
accenten legt. Ik wil het even hebben over de uitgangs-
punten die wij graag zouden hanteren voor deze
boodschappenlijst.
40
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
Het eerste uitgangspunt is : hoe minder hoe beter. Mijn-
heer Henry, wij zitten daarmee duidelijk niet in uw vaar-
water. Wij stellen vast dat om het aantal moorden en
gevallen van doodslag te beperken, men best gebruik
maakt van een zo streng mogelijke wapenwet. Ook de
experts uit de sector en specialisten inzake strafrecht zijn
het daarover eens. Ik zou de zaak willen omkeren. Hoe
meer wapens wij opstellen bij wijze van afschrikking, hoe
groter de kans is dat wij die op een dag ook effectief
zullen gebruiken.
Het tweede uitgangspunt voor het boodschappenlijstje
betreft de conflictpreventie. Mijn collega Leen Laenens
zal daarop straks verder ingaan. Voor ons is dat in elk
geval de voornaamste pijler van een actueel en toe-
komstgericht defensiebeleid.
Het derde uitgangspunt betreft de aanwezigheid van
kernwapens. Wij zijn tegenstander van de opstelling, de
aanwezigheid van en de dreiging met kernwapens. Wat
de situatie in Belgie¨ betreft, stellen wij vast dat het vrij
algemeen aanvaard is, ook in militaire kringen, dat kern-
wapens misschien nog wel een vaag politiek doel dienen,
maar in elk geval niet meer een duidelijk strategisch doel.
Bovendien, mijnheer Henry, zijn de slachtoffers van
dergelijke wapens, indien ze ooit zouden worden ge-
bruikt, de bevolking van de dorpen en de steden, waar de
mensen in vrede hebben kunnen samenleven. Het zullen
niet de militairen zijn die uiteindelijk ten strijde zullen
trekken. Het inzetten van dit soort wapens vormt een
ernstige schending van het humanitaire recht. Zelfs de
dreiging ermee vinden wij niet acceptabel. Wij stellen
bovendien vast dat het afschieten van het nucleair test-
off-verdrag en de problemen inzake het MBM-verdrag de
komende jaren meer dan waarschijnlijk aanleiding zullen
geven tot een nieuwe wapenwedloop. Dat is het allerlaat-
ste wat wij wensen voor deze samenleving, tenzij wij de
volgende eeuw willen bee¨indigen met een pop-poll waar-
uit blijkt dat op de eerste plaatsen van de twintig alle
mogelijke wapenfeiten en -misdrijven de plak zwaaien.
Ik zal thans overgaan tot de boodschappenlijst in se.
Mijnheer de minister, ons eerste verzoek is een open,
transparant parlementair debat over Landsverdediging.
Landsverdediging moet onder democratische controle
vallen en de beslissingen in dat verband mogen niet
meer louter in militaire kringen worden genomen, noch
onder dictaat van de NAVO of andere organen die
ontsnappen aan iedere democratische inmenging.
Dit is het forum waar moet worden beslist welk soort
leger gewenst is, welk soort defensie wij voor ogen
hebben en welke richting in de toekomst moet worden
uitgegaan. Het debat moet tot doel hebben een duidelijk
maatschappelijk draagvlak uit te bouwen inzake defen-
sie, een draagvlak dat het jaar 2000 overschrijdt. Hierbij
moeten politieke maar geen militaire beleidskeuzen wor-
den gemaakt.
De plannen van de eerste minister omtrent de kernwa-
pens zijn wat ze zijn. In dat verband kan ik slechts
herhalen dat wij duidelijke, objectieve en volledige infor-
matie wensen. Wij wensen geen debat te voeren over de
wapens die mogelijks in dit land zijn opgesteld en over de
plaats waar zij zich mogelijks bevinden. Wij willen een
debat voeren op basis van concrete feiten. Het interes-
seert ons niet welke richting deze wapens uitwijzen, noch
in welke bunker welke wapens precies aanwezig zijn. Wij
willen zonder meer weten of de wapens al dan niet
aanwezig zijn. Dat is de cruciale vraag om een degelijk
debat te kunnen voeren, mijnheer de minister van Bui-
tenlandse Zaken.
Voorts wensen wij een duidelijk debat over de legaliteit
van de actuele opslag, zo die er is. Vermoedelijk zullen
de wapens wel aanwezig zijn, anders zie ik werkelijk de
zin niet in van geheime verklaringen. Tot nu toe vonden
wij geen enkele rechtsgeldige grondslag op basis waar-
van de opstelling van de tuigen op ons grondgebied kan
worden verantwoord.
Vervolgens wensen wij een debat te voeren over de
strategie die moet worden gevolgd om de wapens waar-
van sprake zo snel mogelijk te verwijderen. Het is geen
schande om Europa om te vormen tot een kernwapen-
vrije zone. Dat zou het signaal zijn dat wij begaan zijn met
een duurzame vrede en dat wij niet willen voortgaan op
het elan naar de koude oorlog, dat inmiddels al een tijdje
voorbij is.
Mijnheer de minister, wij zijn evenmin opgetogen over het
gevolg dat werd gegeven aan ons verzoek om een
parlementair bezoek te brengen aan de basis van Kleine
Brogel. Het is blijkbaar niet meer mogelijk een demarche
te ondernemen zoals ten tijde van de kruisraketten, toen
een aantal parlementsleden wel werd toegelaten de
basis van Florennes te bezoeken. Toen konden wij onze
rechtmatige eis op democratische controle wel uitoefe-
nen, terwijl dit thans niet meer mogelijk blijkt te zijn.
Hieruit kan ik slechts afleiden dat er zich een probleem
voordoet op democratisch vlak.
Betreffende het initiatief van de eerste minister waar-
schuw ik voor de privatisering van het parlementaire
debat. Het lijkt mij niet verstandig twee groepen parle-
mentsleden op te richten, waarvan slechts een groep
geprivilegieerden, en petit comite´, in de salons van de
Kamer of van de voorzitter vergaderen over de aanwe-
zigheid van kernwapens. Mij lijkt het aangewezen dat in
dit halfrond een duidelijk debat wordt gevoerd, in alle
ernst en sereniteit.
Omtrent de toekomstige structuren van defensie stellen
wij een groeiende tendens vast om te streven naar een
Europese defensie met een eigen wapenindustrie. Mijn
eerste bedenking is dat het kostenplaatje hiervoor zeer
hoog zal uitvallen. Voorts hebben wij vragen bij de
HA 50
PLEN 030
41
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
toekomst van de defensie-industrie. Volgens ons moet de
defensie-industrie zowel in Wallonie¨ als in Vlaanderen,
leren roeien met de riemen waarover zij beschikt. Dat
betekent dat wij geen voorstander zijn van bijkomende
staatstussenkomst om dit soort industrie langer overeind
te houden.
Mijnheer Henry, ik wens te wijzen op een pervers effect.
Men motiveert zijn medewerking aan de ontwikkeling van
nieuwe wapens omwille van de compensaties en de
spin-off. De groenen zijn geen voorstander van een
wapenindustrie die de motor is van de economische
ontwikkeling.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wens eveneens te
waarschuwen voor de risico's die zijn verbonden aan de
uitbouw van een Europese defensie. Dit zal leiden tot een
nieuw
blokdenken en een nieuwe wapenwedloop. Ui-
teraard zal vooral de wapenindustrie daar goed bij varen.
De groenen zijn geen tegenstander van Petersberg-
taken zoals peace keeping en peace enforcement. De
uitbouw van een Europese militaire arm is echter niet de
oplossing voor een stabiele toekomst in onze regio.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
heren ministers, collega's, ik wens dit debat in alle
sereniteit te voeren en sluit me aan bij de analyse van de
heer Henry inzake de algemene lijnen van het defensie-
beleid in de 21ste eeuw. Een land als Belgie¨ moet kiezen
voor een strategisch defensief beleid. Het is normaal dat
de CVP zich aansluit bij de analyse omdat de christen-
democraten in de vorige legislatuur de aanbevelingen
van de commissie hebben goedgekeurd.
Mijnheer de minister, de CVP heeft zich bij de stemming
over de begroting van Landsverdediging in de commissie
onthouden omdat mijn fractie een aantal bemerkingen
had. De beleidsnota heeft ons ontgoocheld. We hadden
niet anders verwacht. Het regeerakkoord bepaalt dat het
Belgisch defensiebeleid zal passen in het beleid van de
internationale instellingen waarvan ons land lid is. Dit is
een kool-en-geitsparende verklaring.
De minister heeft de moed gehad een beleidsnota uit te
werken met betrekking tot de toekomstige initiatieven
inzake defensie. Al te dikwijls werd gezegd dat de
minister het beleid van zijn voorgangers zal voortzetten.
De CVP twijfelt hieraan omdat de minister enerzijds,
nalaat een aantal concrete beslissingen te nemen inzake
de toekomst van ons leger en anderzijds, niet gehaast is
om de aanbevelingen te implementeren van het grote
legerdebat dat in de vorige legislatuur werd gevoerd.
Er is onduidelijkheid over de doelstellingen en de inves-
teringen. De budgetten worden vastgelegd zonder dui-
delijk te weten waarvoor ze bij de investeringen zullen
dienen. Dat is onze opmerking. Wij hebben die ook
gemaakt in de commissie, en ze is ook het Rekenhof niet
ontgaan. Ik citeer het Rekenhof :
Op die manier zou de
Kamer van Volksvertegenwoordigers zich moeten uit-
spreken over een globaal bedrag van een enveloppe,
waarvan het exacte gebruik slechts later zal gekend zijn.
Mijnheer de minister, wij moeten dus een blanco cheque
tekenen, zonder invulling, een cheque au porteur.
Mijnheer de minister, tijdens de eerste zes maanden van
de legislatuur hebben wij gevraagd naar de concrete
invulling ervan. Ons geduld, hoewel het groot is, raakt
opgebruikt. Wij zouden toch graag hebben dat u een
aantal zaken duidelijk maakt, liefst iets duidelijker dan het
antwoord dat u ons gisteren gaf. Wij hebben natuurlijk
achteraf kunnen vaststellen door welk strategisch gege-
ven dat antwoord was ingegeven.
Volgens uw beleidsnota wordt de PMT actueel herzien. Ik
hoop dat het over een lapsus gaat, want de tekst die dat
moet ondersteunen wil ik onder uw aandacht brengen.
Herzien is een intentieverklaring. Als men spreekt over
de ontwikkeling van de defensiepolitiek op lange termijn,
zouden wij daarvan toch een neerslag krijgen. Het is een
grote onduidelijkheid, die volgens mij voortspruit uit de
grote onduidelijkheid die ontstond bij het schrijven van
het regeerakkoord. Ondertussen maakt u wel gewag van
een aanpassing van de begroting. In welke richting
gebeurt die aanpassing, in de richting van een verlaging
of van een verhoging ? Als wij de woorden van de heer
Vanhoutte horen, menen wij dat er geen twijfel over
bestaat dat het een drastische verlaging betreft. Als wij
de woorden van de heer Goris horen, dan moet het wel
een drastische verhoging zijn.
Ik herinner even aan de standpunten van de andere
coalitiepartners. Agalev was initieel tegen de verhoging
van het defensiebudget. De vertegenwoordiger van
Agalev-Ecolo tijdens de vorige legislatuur heeft node
ingestemd met het denkpatroon van de indexatie. De
VLD vond tijdens dat groot legerdebat dat de indexatie de
maximuminspanning was die de regering kon doen. De
SP liet weten enkel een indexering te zullen aanvaarden.
Tegelijkertijd maakt de minister de intentie bekend om
zich te houden aan internationale verplichtingen in het
kader van de NAVO, de WEU, de OVSE. Het gevolg
daarvan was en ik citeer uit de beleidsnota geschreven
door de minister :
Het is duidelijk dat in het kader van
een progressief convergerende politiek, een kwalitatieve
en
kwantitatieve
opvoering
van
de
defensie-
inspanningen zich opdringen en er wellicht een inhaal-
beweging zal worden verwacht van Belgie¨
. Dat is sibil-
lijns, verhullend taalgebruik voor een heel duidelijke
beleidsoptie die zegt dat een inhaalbeweging enkel zal
kunnen slaan op een verhoging van het budget. Ik kan
dat niet anders interpreteren.
Welke landen plaatsen de fameuze convergentiecriteria
op de agenda ? Als Belgie¨ dit doet, wijst dit enkel en
alleen op het feit dat u voorstander bent van een bepaald
42
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pieter De Crem
percentage van het bruto nationaal product dat u wilt
besteden aan defensie en dat verhoudingsgewijs verge-
lijkbaar is met de inspanningen van andere NAVO-
partners. Dit betekent dat een verhoging van het
defensiebudget dringend nodig is. Hoe wordt dat stand-
punt met de coalitiepartners gerijmd ? De extra middelen
die door de indexatie zijn vrijgekomen, zullen niet vol-
staan om de engagementen die van Belgie¨ worden
gevraagd aan te gaan. Ze zullen hooguit kunnen dienen
om verbintenissen uit het verleden af te betalen. Geen
middelen meer zullen beschikbaar zijn voor investerin-
gen of voor de wederuitrusting. De wederuitrusting dient
om te blijven zweven als satellieten rondom het budget
van defensie.
Het probleem kan niet worden opgelost door enkel nog
geld voor onderhoud te geven. Dan schuift men het
probleem alleen maar vooruit. Misschien kan dit enkele
jaren worden volgehouden, maar het zal zeker geen lang
leven zijn beschoren. Op het einde van de legislatuur zult
u, met schaamte ten aanzien van de NAVO-partners,
moeten terugkijken op een schroothoop die u hebt ach-
tergelaten. Ik weet wel dat het niet uw persoonlijke
verantwoordelijkheid is, maar wel deze van de regering.
Dan is er nog het geld van de PMT-schijf van 1999 dat
nog niet is opgebruikt, zelfs nog niet is toegewezen. Toch
blijkt er een order te kunnen worden geplaatst voor twee
hyperluxueuze corporate jets, omgebouwde transport-
airbussen met gouden kranen. De vorige regering vond
het niet nodig om dat luxepaardje aan te kopen, het was
niet our cup of tea. Ik zie dat dit denkspoor verlaten is.
M. Andre´ Flahaut, ministre : Ce n'est pas correct. Le
gouvernement pre´ce´dent pensait de´ja` a` l'acquisition d'un
deuxie`me Falcon. Je peux vous l'affirmer en connais-
sance de cause.
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de minister, ik
heb het niet over de tweede Falcon. De Falcon-aankoop
is afgevoerd en nu wil men met de PMT-schijf en de
overboeking van het krediet twee luxueuze corporate jets
kopen. Daarvoor is er blijkbaar wel geld. Het gaat toch
over 3 miljard per vliegtuig en dat vinden wij overdreven.
Er is geen akkoord over het defensiedossier, noch over
de toekomst van ons leger. Dat vinden we toch verwon-
derlijk. We vragen ons - collega Henry is hier niet meer -
af waarom de SP en de VLD nu plots een groot debat
over de toekomst van het leger willen. Ik vraag mij af
waar de SP was tijdens de vorige coalitie. Ze zijn nu niet
aanwezig, maar SP-parlementslid en voormalig minister
van Buitenlandse Zaken Derycke was in Washington
toen het nieuw strategisch concept werd uitgetekend en
onderhandeld. Hij heeft daarvoor, namens de Belgische
regering, zijn engagement betekend. In de vorige legis-
latuur hebben we met alle partijen gedebatteerd en met
alle betrokkenen de bakens voor onze krijgsmacht uitge-
zet. Het was een bijzonder belangrijk document. De heer
Moerman van de PRL was verslaggever. De huidige
regeringspartners moeten zich dat toch kunnen herinne-
ren. Wij hebben ons heel duidelijk uitgesproken over de
opdrachten van het Belgische leger en de deelname aan
de verdediging zoals ze wordt uitgestippeld door de
NAVO-lidstaten en het bevorderen van onze gemeen-
schappelijke veiligheid was daarin een bottomline. Vre-
deshandhaving beschouwde de commissie als een
hoofdopdracht.
Dit wordt nu door velen op de helling gezet. Als we de
discussie opnieuw moeten voeren, hebben we in het
verleden onze tijd verspeeld. Er was toen al sprake van
een Europese defensiestrategie. Men kan dus niet doen
alsof SD een nieuw gegeven zou zijn. We staan achter dit
concept om het Belgische leger in te schrijven in een
Europees geheel.
De voorzitter : Mijnheer De Crem, mag ik u vragen om af
te ronden ?
De heer Pieter De Crem (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik rond mijn betoog af. Heren ministers, Belgie¨ is een
klein land, maar moet een trouwe NAVO-partner blijven.
We hebben ons ingeschreven in dit nieuwe strategische
concept en we hebben daarin een belangrijke rol te
vervullen. Artikel 5 is voor ons bijzonder belangrijk en de
NAVO zal ons daar ook aan herinneren. De basisopties
hebben we vastgelegd tijdens dat grote legerdebat, de
concretisering zal in een Europese context moeten ge-
beuren en ook daar is Belgie¨ altijd een van de pioniers
geweest. Het PNP 2000-2005 moet absoluut snel wor-
den vastgelegd. Er moeten keuzes worden gemaakt om
te bepalen wat met het budget moet gebeuren.
Ik zie het scenario al voor mij. Er zit een ongelooflijke
parallel tussen deze situatie rond JSF en de wapenwet
van 1991. Een eerste minister zal, naar analogie met een
andere premier, zijn regeringspartner rondjes laten lo-
pen. De SP zal aan borstklopperij doen, maar zal door de
kniee¨n gaan en zich neerleggen bij een optie genomen
door een regeringstop. Ze zal zich met de dood in het
hart moeten inschrijven in de optie voor JSF. De conclu-
sie van het verhaal wordt door de VLD bij monde van de
heer Goris en door Agalev bij monde van de heren
Vanoost en Vanhoutte, gegeven. Ze hebben toegegeven
dat er tijdens de regeringsonderhandelingen over defen-
sie geen akkoord kon worden bereikt. Daar komen nog
eens de verklaringen van de heer Van der Maelen bij,
waarop die van de heer Henry zijn gee¨nt, een belangrijk
persoon in dit dossier, en dan weten we dat de uitlatingen
van de heer Goris kloppen, namelijk dat het defensie-
dossier de tijdbom is onder deze regering. Door de
goedkeuring van dit budget wordt het ontstekings-
mechanisme in gang gezet.
HA 50
PLEN 030
43
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De parlementsleden vragen vaak terecht
de aanwezigheid van de ministers. Het zou evenzeer
nuttig en aangewezen zijn als de leden aanwezig zijn
wanneer de minister antwoordt.
(Onderbreking door een lid)
Ici, moi, je suis le perpe´tuel.
We hebben vier begrotingen behandeld.
Quatre budgets en quatre heures et quelques, avec
18 interventions. Les ministres, exception faite pour une
obligation professionnelle du ministre de la De´fense
nationale, sont reste´s pre´sents a` leur banc; je les remer-
cie, car j'appre´cie.
C'est pourquoi j'aimerais que certains colle`gues ayant
pose´ des questions et ayant initie´ des de´bats aient aussi
la politesse d'e´couter la re´ponse.
Mevrouw Leen Laenens (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, heren ministers, heren staatssecretarissen,
ik kan me volledig aansluiten bij de opmerking van de
voorzitter. Ik feliciteer u met uw hardnekkige aanwezig-
heid.
Ik ben een nieuw parlementslid en een groot voorstander
van nieuwe politieke cultuur. Een open debat vind ik
daarbij essentieel, ook tussen de meerderheidspartijen.
Misschien moeten we in het kader van de nieuwe poli-
tieke cultuur de toepassing van ons Reglement eens
bekijken.
We keuren de nota over het buitenlands beleid en de
respectieve budgetten goed. Laat daarover geen twijfel
bestaan. Het zal de vice-premier niet verwonderen dat de
fractie Agalev-Ecolo vooral het aspect veiligheid in brede
zin als ankerpunt inzake het integrale buitenlands beleid
wil beklemtonen. In het geheel van veiligheid heeft
defensie haar plaats. In onze visie vormt die echter de
top van een piramide. Mijn collega de heer Vanhoutte
heeft het aspect defensie uitgebreid toegelicht. Voor ons
is de basis van deze piramide van een evenwichtige
veiligheidsarchitectuur echter veel belangrijker.
Vorige sprekers hebben reeds aangehaald dat het gron-
dige debat, waarin u hebt toegestemd, eerst moet wor-
den gevoerd vooraleer er definitieve keuzes worden
gemaakt. Uiteraard past dit Belgisch veiligheidsbeleid in
de uitbouw van het Europees gemeenschappelijk buiten-
lands en veiligheidsbeleid. Vandaag hebben we het
echter over het budget. Wanneer we gaan naar een
eventuele autonomie in Europa, moeten we ook gelijklo-
pend de budgettaire consequenties daarvan kennen. Op
dit ogenblik is dat lang niet het geval. Wij wachten op het
debat !
De brede basis wordt gevormd door een duurzame en
economische ontwikkeling, en door conflictpreventie. Zo-
als zo dikwijls verliest een begrip aan waarde wanneer
het te pas en te onpas wordt gebruikt. Daarom zal ik een
correcte omschrijving geven van de term. Volgens de
heer Doom betekent conflictpreventie dat de actoren die
verantwoordelijk zijn onder druk worden gezet en niet de
slachtoffers. Het is een preventiestrategie die ten dienste
staat van de bevolking en niet moet worden gezien in het
kader van de stabilisatie van een regime of een staats-
ordening. Zoals professor Ruyvers aanhaalt, betekent
conflictpreventie het voorkomen van onnodig geweld.
Het is dan ook zorgwekkend dat er in internationaal
verband geen sterke institutie is die deze conflict- of
geweldpreventie kan omkaderen. Dit is de grote opdracht
van de OVSE. Onze bijdrage daarin bedraagt met moeite
e´e´n derde van ons defensiebudget. Deze voormiddag
werd de vice-premier gevraagd waarom dat budget werd
verlaagd. Zijn - misschien terechte - verklaring was dat
eerst de verdeelsleutel moet worden herzien. Hij heeft
echter ook gezegd dat in het kader van de uitbreiding van
de taken ook de hiermee gepaard gaande budgettaire
gevolgen opnieuw moeten worden bekeken. We hebben
dus nog hoop.
Ik deel ook de bezorgdheid van de heer Derycke over het
gewicht van de VN en VN-interventies op het einde van
deze eeuw. Het argument dat conflictpreventie niet tot de
gewenste resultaten zou leiden, houdt geen steek zolang
we hierin niet actief investeren, zowel in Belgie¨ als
internationaal. We moeten daartoe aangepaste instru-
menten ontwikkelen en in aangepaste middelen voor-
zien.
De hele oorlog in Kosovo zou bijvoorbeeld 200 miljard
frank hebben gekost. Dat is een veelvoud van wat de
OVSE in haar hele geschiedenis heeft gekregen. We
moeten dus eerst de inhoudelijke keuze verduidelijken en
dan de budgettaire discussie aangaan zodat er een
herorie¨ntering gebeurt van een gelijkblijvend defensie-
budget.
Naast veiligheid vormen mensenrechten een ander be-
langrijk aspect. Ze zijn niet in geld uit te drukken. Men
kan de weerslag daarvan dus niet terugvinden in een
budgettaire omschrijving. Ze vormen wel de fundamen-
tele basis van deze buitenlandse beleidsnota. Dat ver-
heugt ons. We rekenen dan ook op een gelijkwaardige
behandeling van de mensenrechten, en dit wereldwijd.
Ook de solidariteit moet in dit geheel worden bekeken.
Deze solidariteit zal voor een groot deel worden gecon-
cretiseerd in het beleid en de daaraan gekoppelde instru-
menten en het autonome budget van de staatssecretaris
van Ontwikkelingssamenwerking.
Daar is ree¨el partnerschap een kernbegrip. In Afrika zijn
we de grootste donor en we moeten dan ook de nodige
instrumenten ontwikkelen om het besteden van de mid-
delen daar nog te verbeteren.
44
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Leen Laenens
Ik wil staatssecretaris Chevalier steunen inzake het post-
Seattle debat. Over Seattle zelf zijn we snel uitgepraat.
Wij moeten ons in Belgie¨ en Europa beraden over de
vraag hoe wij ons verder gaan opstellen bij de komende
onderhandelingen. Zoals ik in de commissie al zei, kan
buitenlandse handel een hefboom zijn voor ontwikkeling.
Uiteraard moet dit dan in nauw overleg met de staatsse-
cretaris voor Ontwikkelingssamenwerking gebeuren.
Wat het specifieke budget voor het buitenlands beleid
betreft, steunen wij de minister als hij uitdrukkelijk vraagt
om een verhoging van de substantie¨le middelen. Tot slot
wil ik zowel aan de vice-eerste minister als aan de
minister van Landsverdediging en de staatssecretarissen
van Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Han-
del uitdrukkelijk vragen om ons veiligheidsbeleid in te
vullen zoals het gedefinieerd wordt door de UNDP, een
onbesproken VN-instelling. Zij zeggen dat veiligheid de
bescherming van de mens in zijn directe omgeving is en
geen bescherming van de Staat op basis van militaire
ontplooiing. Het gaat dan om bescherming tegen ar-
moede, honger, ziekte, milieuvervuiling, persoonlijke on-
veiligheid en om veiligheid vanwege de gemeenschap en
de Staat. Met andere woorden, het gaat om duurzame
ontwikkeling.
De voorzitter : Mevrouw Laenens, dank u voor deze
tweede maidenspeech van de dag.
Minister Louis Michel : Mijnheer de voorzitter, dames en
heren volksvertegenwoordigers, bij het voorstellen van
de begroting van ons departement aan de Kamer van
Volksvertegenwoordigers stond ik erop de traditionele
algemene beleidsnota vooraf ook aan de Ministerraad
voor te leggen teneinde bij de aanvang van de legislatuur
een basis van consensus te leggen voor het buitenlands
beleid van ons land. Het gaat mij er om dat ons optreden
in het buitenland gegrondvest is op een echte globale
visie en op doordachte keuzes. Ik wil tevens dat ons
buitenlands beleid samenhangend is en dat de daartoe
vereiste innige samenwerking zowel op federaal niveau
als in de nauwe samenwerking tussen de federale over-
heid en de Gemeenschappen en de Gewesten wordt
nagestreefd. De regering hecht er het grootste belang
aan om met het parlement te debatteren over de grote
opties van ons beleid.
Wat mij betreft, wil ik u de voornaamste prioriteiten
voorstellen voor de verschillende domeinen van ons
optreden in het buitenland. Verder wil ik enkele beden-
kingen maken over de internationale context. Zo kan ik
antwoorden op een reeks vragen die mij werden gesteld.
Ons land is er in het verleden vaak in geslaagd op het
internationale toneel een krachtiger optreden ten toon te
spreiden dan dat men, gelet op zijn gewicht en omvang,
zou durven te hopen. Ik ben ervan overtuigd dat we
moeten steunen op de capaciteiten die steeds onze
eigenheid zijn geweest. Het gaat hier om de kracht van
onze ideee¨n en argumenten, onze zin voor compromis,
het respect voor ons onverzettelijk engagement en onze
actieve aanwezigheid.
Een eerste uitdaging die moet worden aangegaan is de
globalisatie en toename van de handel. Ik meen dat de
heer Lefevre hierover heeft gesproken. De integratie van
de financie¨le markten, de vooruitgang op het vlak van
transport, de ontwikkeling van de informatiemaatschappij
en het grensoverschrijdende karakter van de grote be-
drijven hebben aanleiding gegeven tot een omwenteling
van onze maatschappij die kan worden vergeleken met
de veranderingen van de industrie¨le revolutie in de
negentiende eeuw.
Onze landen moeten zich aanpassen, maar er zijn ver-
schillende antwoorden voorhanden. De globalisatie zon-
der regels en zonder bescherming zal neerkomen op een
machteloos politiek gezag in een verzwakte democratie.
Zoals de Franse minister van Buitenlandse Zaken het
onlangs uitdrukte, gaat het er om de globalisatie te
beschaven.
Aan de vooravond van de eenentwintigste eeuw is het
een fundamentele opdracht van de regeringen om een
doeltreffend regelsysteem voor de nieuwe wereldecono-
mie op te zetten. Voor het ogenblik dienen de OVN en de
gespecialiseerde instellingen als het IMF, de Wereldbank
en de WHO hun samenwerking en de samenhang van
hun werkzaamheden te versterken. De EU als grootste
economische, commercie¨le en technologische macht, en
tevens ook als democratisch model, kan een sleutelrol
spelen bij de regeling van de wereldeconomie, in samen-
werking met haar belangrijkste Noord-Amerikaanse en
Aziatische partners. Belgie¨ heeft met name bijgedragen
tot de grotere inzet van de EU opdat de WHO oog zou
hebben voor de erkenning van de fundamentele sociale
normen van de internationale arbeidsorganisatie, voor
het vrijwaren van de wetgevende autonomie van de
staten op het vlak van milieu, voor het respect voor de
culturele diversiteit en voor de handhaving van de capa-
citeit van staten om die via een gepast beleid te onder-
steunen.
De EU moet niet enkel de sociale, ecologische en
culturele bekommeringen tot een globaal niveau bren-
gen, maar moet tevens een model aanbieden dat is
gebaseerd op ethische overwegingen, dat de markt en
solidariteit met elkaar in verband brengt en dat een echte
Europese eigenheid is. De EU die ongetwijfeld het meest
geregelde gebied ter wereld is, wordt nu met haar
verdieping naar een economische en monetaire unie
voor nieuwe keuzes geplaatst. De euro mag geen middel
zijn om de globalisatie binnen de Unie te versnellen,
maar moet de mogelijkheid bieden om het Europese
model te vernieuwen. De economische en sociale sa-
HA 50
PLEN 030
45
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
menhang moet een centrale dimensie van de Europese
constructie blijven. Daarom zal de regering in het kader
van de volgende IGC over de institutionele hervormingen
de noodzaak verdedigen om de ontwikkeling en goede
werking van de eenheidsmarkt en van de EMU te garan-
deren. Zij zal tevens voor de beleidsdomeinen die daarop
rechtstreeks betrekking hebben, in het bijzonder het
sociale, fiscale en milieubeleid, de overgang van de
besluitvorming met unanimiteit naar gekwalificeerde
meerderheid door de raad van ministers voorstellen.
L'objectif existentiel de la construction europe´enne a e´te´
la paix fonde´e sur la re´conciliation franco-allemande. Ce
but a e´te´ si pleinement atteint que le rappeler parai^t
relever de l'historien tant la guerre a heureusement
disparu de l'horizon inte´rieur des peuples de l'Union
europe´enne, en particulier, comme le disait M. Henry,
des jeunes ge´ne´rations. Ce progre`s, qui pourrait e^tre
qualifie´ de civilisationnel, la construction europe´enne l'a
conquis par une me´thode qui est une ve´ritable novation
politique. En effet, en travaillant ensemble, les hommes
et les femmes d'Europe vont prendre conscience de ce
qui les unit, partager un destin commun et ainsi, de´pas-
ser les anciens clivages et conflits nationaux pour ancrer
la paix mieux que n'a jamais pu le faire la recherche des
e´quilibres diplomatiques depuis le XIXe sie`cle. La cons-
truction europe´enne a ainsi ouvert la voie a` la mise en
place volontaire et pacifique d'une de´mocratie qui
compte aujourd'hui 370 millions de citoyens.
C'est aussi dans ce contexte que le gouvernement
appuie l'e´laboration, au niveau de l'Union europe´enne,
d'une charte des droits fondamentaux et qu'il est pre^t a`
soutenir, dans le cadre de la confe´rence intergouverne-
mentale sur les re´formes institutionnelles, une re´organi-
sation des textes des traite´s, comme propose´ par le
groupe des sages cre´e´ a` l'initiative de la Commission
europe´enne et pre´side´ par l'ancien premier ministre
Jean-Luc Dehaene. Le regroupement sugge´re´ dans un
traite´ de base de dispositions relatives aux objectifs, aux
principes, aux orientations politiques ge´ne´rales, aux
droits des citoyens et aux institutions peut en effet
pre´figurer la reconnaissance d'une ve´ritable constitution
europe´enne, ce qui renforcerait le sentiment d'apparte-
nance a` l'Union europe´enne autour d'une identite´ de´mo-
cratique commune. Je re´ponds ainsi en partie a` monsieur
Eyskens.
Malgre´ la fin de l'antagonisme Est-Ouest, l'Union euro-
pe´enne ne peut ignorer qu'elle est situe´e a` un point de
convergence de plusieurs zones parmi les plus instables
de la plane`te. Pour e^tre en mesure d'assumer ses
responsabilite´s, l'Union europe´enne ne peut se limiter a`
e^tre un grand marche´, ni non plus la premie`re puissance
commerciale et pas davantage la puissance mone´taire
qu'elle peut devenir. Il nous faut aussi acce´der a` la
puissance politique et disposer d'une capacite´ militaire
cre´dible de manie`re a` pouvoir faire jeu e´gal avec nos plus
grands partenaires, en particulier avec les Etats-Unis. La
demande de
plus d'Europe a` cet e´gard est forte chez
les Europe´ens - son impuissance en ex-Yougoslavie a
fortement abi^me´ l'image de l'Union -, mais aussi a`
l'exte´rieur ou` on y voit la perspective d'un monde plus
e´quilibre´.
Il ne s'agit pas de pre´coniser un quelconque retour
- Monsieur Vanhoutte - a` une politique de puissance,
mais plus sobrement, de faire en sorte que nous, Euro-
pe´ens, soyons en mesure de prolonger en acte nos
de´clarations d'intention.
C'est pourquoi le gouvernement soutient la mise en
oeuvre des nouveaux instruments pre´vus par le Traite´
d'Amsterdam, en particulier le haut repre´sentant pour la
politique e´trange`re et de se´curite´ commune. C'est aussi
la raison pour laquelle le gouvernement appuie, sur le
plan militaire, le de´veloppement des capacite´s ope´ration-
nelles ne´cessaires.
Cela e´tant, le gouvernement - et j'y suis pour ma part tre`s
attache´ - encourage aussi le renforcement et la coordi-
nation des instruments non-militaires de re´ponse aux
crises. J'ai pre´conise´ la cre´ation d'une structure com-
mune de casques blancs.
Enfin, une politique active de soutien aux initiatives de
pre´vention de conflit dans les enceintes europe´ennes
internationales sera poursuivie. Cette ambition euro-
pe´enne doit, pour nous, ne´cessairement e^tre compatible
avec le lien transatlantique. M. Henry a raison : ce lien
est fonde´ sur des valeurs communes et solidement
ancre´es depuis un demi sie`cle entre l'Europe et ses allie´s
nord-ame´ricains et demeure, bien e´videmment, essen-
tiel. Le gouvernement y est particulie`rement attache´. Ce
lien est principalement incarne´ par l'OTAN qui continuera
a` jouer un ro^le important dans la de´fense de nos inte´re^ts
essentiels communs. L'OTAN sert e´galement de forum
de consultation unique entre l'Europe et les Etats-Unis
dans le domaine de la se´curite´ et de la de´fense. Il
convient que cette fonction si ne´cessaire a` la compre´-
hension re´ciproque des positions nationales soit mainte-
nue et renforce´e. Mais ce lien irremplac¸able doit aussi
respecter l'e´mergence ne´cessaire d'une politique euro-
pe´enne de de´fense, qui est en fait la prolongation natu-
relle de son identite´ politique. Cette nouvelle dimension
de l'identite´ europe´enne est d'ailleurs ne´cessaire a` la
pe´rennite´ de l'alliance atlantique. Je vais mettre en garde
ceux qui, sous le couvert d'un ange´lisme pacifique,
rompraient nos engagements avec l'OTAN.
Informer, oui, mais dans les limites de ces engagements.
M. le premier ministre a propose´ une information aux
chefs des groupes, des partis de´mocratiques en tout cas.
Cela devra se faire, bien entendu, mais en respectant
scrupuleusement les re`gles d'engagement, y compris de
confidentialite´, qui nous lient a` l'OTAN, ni plus ni moins.
46
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
La se´curite´ passe aussi par le contro^le des armements.
Le gouvernement poursuivra ses efforts et initiatives en
vue de contribuer au de´sarmement. Notre pays est
favorable a` une re´duction progressive des armements
nucle´aires et encouragera les puissances nucle´aires
dans ce sens, notamment dans les enceintes multilate´-
rales approprie´es. De plus, nous poursuivrons une poli-
tique active dans ce domaine a` l'OTAN, en concertation
avec nos allie´s. Le gouvernement prendra les initiatives
ne´cessaires pour contribuer a` une entre´e en vigueur
rapide des traite´s d'interdiction des essais nucle´aires,
des armes biologiques et toxiques et des armes chimi-
ques. Il continuera a` oeuvrer pour une e´limination totale
des mines antipersonnel. Dans le domaine des arme-
ments conventionnels, le gouvernement soutiendra au
sein de l'UE, l'adoption du code de conduite de 1998
comme un instrument contraignant.
Ik kom nu tot de interventie van de heer Derycke. Er moet
een verschil worden gemaakt tussen de intercontinen-
tale ? ballistische raketten, die tot het ABN-verdrag be-
horen, waarvan Belgie¨ een trouwe aanhanger is en dat
niet mag worden geschonden door de National Ballistic
Missile Defense, een Amerikaans programma dat door
nagenoeg alle Europese landen werd veroordeeld, en de
theatre ballistic missiles, die deel uitmaken van een
NAVO-programma,
goedgekeurd
door
alle
NAVO-
lidstaten. Het geeft een soepele verdediging tegen bal-
listic missiles op korte afstand, met name met een
draagwijdte van ongeveer 2 000 kilometer. Dit soort
raketten wordt al ontwikkeld in Iran, Libie¨ of Irak en kan
geallieerden treffen. Het is dus essentieel over een
antirakettensysteem te beschikken.
Op de vragen van de heer Eyskens kan ik antwoorden
dat inzake de informatiepolitiek van de regering ten
aanzien van de nucleaire doctrine en de ontplooiing van
de NAVO-strijdkrachten, Belgie¨ zijn verplichtingen tegen-
over de NAVO en de geallieerden zal eerbiedigen, zowel
wat de voorziene procedures als de inhoud van deze
informatie betreft. Dat staat evenwel een nieuwe
informatiepolitiek ten aanzien van het parlement niet in
de weg. Het gaat inderdaad over essentie¨le Belgische
belangen, niet alleen op NAVO-gebied, in onze bilaterale
relaties
met
de
NAVO-nucleaire
machten
Groot-
Brittannie¨ en de Verenigde Staten, maar ook in onze
relaties met andere Europese landen die zich in gelijk-
aardige posities als Belgie¨ bevinden, zoals bijvoorbeeld
Duitsland, Italie¨, Nederland en Griekenland. Daarom is
het belangrijk dat de parlementsleden hun zwijgplicht
eerbiedigen om lekken te vermijden. Dat zou immers
nadelige gevolgen hebben voor Belgie¨ en zijn belangrijk-
ste partners.
Het grote bouwwerk van de Europese Unie zal in het
komende decennium blijven bijdragen tot de constructie
van een ruimte van democratie en vrede, van economi-
sche groei en handel in het oosten en het zuiden van het
continent. Naar het oosten toe bevindt de Europese Unie
zich in een uitbreidingsproces dat haar veel verder brengt
dan haar grondleggers oorspronkelijk hadden gepland.
De regering is er ten volle van overtuigd dat de uitbrei-
ding, als ze goed wordt uitgevoerd, een bron van verrij-
king en wederzijdse mogelijkheden zal zijn. Dit veronder-
stelt in het bijzonder dat de institutionele hervorming voor
de uitbreiding tot een goed einde wordt gebracht. Dat is
in het belang van de Unie en haar huidige lidstaten,
teneinde grote veranderingen in de doeltreffendheid van
de instellingen en in het gemeenschappelijk beleid te
voorkomen. Het is ook in het belang van de toekomstige
lidstaten, die niets te winnen hebben bij de toetreding tot
een Unie die uiteenvalt en niet in staat is haar plannen en
beleid uit te voeren. Met het oog op de beslissingen van
de Europese Raad van Helsinki is de regering van
mening dat de onderhandelingen over uitbreiding met
alle kandidaat-landen moeten worden geopend. Aldus
bevestigt ze het inclusieve karakter van het proces dat
twee jaar geleden in Luxemburg werd gestart. Ze denkt
tevens dat afstand moet worden gedaan van het onder-
scheid tussen twee categoriee¨n van kandidaten. Elk land
moet worden beoordeeld op zijn eigen verdiensten.
Wat de uitbreiding van de Europese Unie betreft, ga ik
akkoord met de heer Eyskens dat men zeker niet te
optimistisch moet zijn inzake de conclusies van de Top
van Helsinki. Het is waar dat de tekst grotendeels een
verwijzing is naar de conclusies van Keulen, de drie
left-overs van Amsterdam. Toch hebben wij in Helsinki
kunnen verkrijgen dat er ruimte wordt geschapen om
andere thema's te verdedigen. Ik denk in het bijzonder
aan het aspect van de versterkte samenwerking. Niets is
natuurlijk verworven, maar ook niets is verloren. Wij
staan aan het begin van een nieuwe onderhandelings-
fase. Zij zal hopelijk haar eigen dynamiek hebben. Ter
gelegenheid van de voorstelling van het programma van
het Portugese voorzitterschap heeft bijvoorbeeld mijn
collega Gamma verklaard geen problemen te hebben
met de opname in de agenda van de versterkte samen-
werking. Indien wij een onvoldoende resultaat bereiken
kan een versterkte samenwerking binnen het kader van
Euro-11 een alternatief bieden, zoals gezegd door de
heer Eyskens.
Sinds haar bestaan neemt de Europese constructie op
natuurlijke wijze een plaats in in het buitenlands beleid
van ons land en dat zal in het bijzonder tijdens deze
legislatuur het geval zijn, omdat Belgie¨ tijdens het tweede
semester van 2001 het voorzitterschap van de Raad van
Ministers van de Europese Unie zal waarnemen. Daartoe
zal een actieplan worden voorbereid. Er wordt voorge-
steld een bedrag van 120 miljoen frank uit te trekken op
de begroting 2000 voor de voorbereiding van het voor-
zitterschap in de loop van volgend jaar.
HA 50
PLEN 030
47
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
In die grote wereld, die getekend wordt door de globali-
sering van de Europese Unie waar wij op af stevenen, is
het van essentieel belang om het bestaan van ons land te
bevestigen. Zoals in de regeringsverklaring werd be-
paald, behoort het tot een van onze essentie¨le taken het
imago van ons land te herstellen. Er wordt voorgesteld in
een bedrag van 100 miljoen frank te voorzien in de
begroting 2000 om de promotie hiervan te verzekeren.
Een interministerieel en federaal comite´ dat ressorteert
onder mijn verantwoordelijkheid, zal worden opgericht
met als doel de acties te coo¨rdineren en de opvolging
ervan te verzekeren. In diezelfde context wil ik bij spe-
ciale gelegenheden of voor specifieke onderwerpen,
vertegenwoordigingsmissies van de Staat toewijzen aan
persoonlijkheden met een erkende deskundigheid en die
kunnen beogen op een ontegensprekelijke uitstraling.
Vooral Brussel, hoofdstad van Europa en zetel van de
NAVO en verschillende openbare instellingen en prive´-
organen, zal nog meer worden opgewaardeerd. Een
bijzondere inspanning zal worden geleverd voor de op-
vang in Belgie¨ van buitenlandse journalisten, persoonlijk-
heden en besluitvormers. In die zin worden de oprichting
van een nieuw internationaal perscentrum en de hervor-
ming van de federale informatiedienst onderzocht.
Onze medeburgers in het buitenland dragen ook bij tot
het imago van ons land. De regering is van plan een
aantal maatregelen te nemen om hun nationaal gevoel te
versterken. Het gaat er in de eerste plaats om het
stemrecht van de Belgen in het buitenland effectief
mogelijk te maken door in het bijzonder ervoor te zorgen
dat zulks kosteloos is.
Dans le monde actuel, plus complexe et plus intercon-
necte´ que jamais, la diplomatie est d'autant moins un
luxe, mais une ne´cessite´. Tout en reconnaissant les
contraintes budge´taires de ces dernie`res anne´es, il n'en
reste pas moins que l'e´rosion constante des ressources
mises a` la disposition du ministe`re des Affaires e´trange`-
res a eu pour effet qu'il n'e´tait plus en mesure d'exercer
correctement l'ensemble de ses missions. La part de ce
budget, dans le budget global de l'Etat, n'a cesse´ de
baisser. Elle est aujourd'hui nettement infe´rieure a` celle
que lui re´servent d'autres pays de taille comparable. Le
projet de budget 2000 est une premie`re e´tape qui vise a`
inverser cette tendance.
Il importe que notre pays puisse s'acquitter comple`te-
ment de ses responsabilite´s de pre´sident de l'Union
europe´enne durant le second semestre 2001. Mais l'ef-
fort de notre part devra se poursuivre au-dela` de cette
pe´riode. Ceci est d'autant plus justifie´ que notre pays
veut renforcer son action bilate´rale. De solides relations
avec nos principaux partenaires sont essentielles pour
nos inte´re^ts et pour l'efficacite´ me^me de notre action
dans les institutions multilate´rales. Une attention particu-
lie`re doit e^tre re´serve´e aux pays d'Europe centrale et
orientale, dont beaucoup sont engage´s dans le proces-
sus d'e´largissement de l'Union europe´enne, ainsi qu'aux
pays d'Afrique du nord et du Moyen-Orient, notamment
dans le contexte du partenariat euro-me´diterrane´en. La
Russie, le Canada, l'Argentine et la Core´e du sud ont e´te´
retenus comme pays-cible, impliquant un programme
d'action dans une large gamme de domaines politiques,
e´conomiques et humains notamment.
Inutile de rappeler que l'Afrique constitue un axe tout a`
fait prioritaire. L'Afrique subsaharienne a connu une
e´volution contraste´e au cours des dernie`res anne´es.
Dans certains pays, des politiques de re´forme et une
de´mocratisation significative ont e´te´ engage´es. D'autres
sont caracte´rise´s par une instabilite´ structurelle et des
conflits violents. C'est particulie`rement le cas en Afrique
centrale et dans la re´gion des Grands Lacs.
Compte tenu de certains liens qu'elle a avec le Congo, le
Burundi et le Rwanda, la Belgique proposera un pacte de
partenariat, de manie`re a` redonner l'espoir aux peuples
de la re´gion et a` leur offrir une perspective. Il s'agira
d'une initiative en deux phases. Je l'ai de´ja` dit, mais je
vais encore pre´ciser ce point car j'ai l'impression que
d'aucuns n'ont pas voulu lire ma note. Je pre´cise donc
ces deux phases : - a` court terme, un partenariat vers la
paix et la stabilite´ structurelle sera propose´;
- dans la deuxie`me e´tape, qui est marque´e par la mise en
oeuvre du processus de paix, nous offrirons un partena-
riat dans la paix et la stabilite´ structurelle.
Cette monte´e en puissance du partenariat ouvrirait ainsi
la voie a` une normalisation de la coope´ration bilate´rale
avec les autorite´s des pays concerne´s, ainsi qu'a` une
mobilisation de l'assistance de la communaute´ interna-
tionale.
C'est dans ce contexte que j'ai e´te´ mandate´ par le
gouvernement pour mener une action diplomatique dans
la re´gion. Il est e´galement essentiel que notre pays
puisse saisir les opportunite´s du moment de manie`re
flexible. C'est pourquoi il est propose´ que le budget de
l'aide au de´veloppement destine´ a` la re´gion soit inten-
tionnellement augmente´ afin de pouvoir intervenir imme´-
diatement si les conditions le permettent.
Je ferai remarquer a` ceux qui ont dit que je ne m'occu-
pais que des trois pays, que ce n'est e´videmment pas
vrai. J'ai de´ja` re´pe´te´ a` plusieurs reprises qu'il n'y a pas de
solution pour ces trois pays et en Afrique centrale sans
avoir au pre´alable une solution re´gionale. Cela va de soi,
monsieur Lefevre. C'est donc bien dans ce cadre-la` que
nous travaillons.
En matie`re de trafic d'armes - je re´ponds toujours a`
M. Lefevre -, le gouvernement n'a accorde´, pour ce qui
concerne l'Afrique centrale, aucune licence d'armes de-
48
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Louis Michel
puis sa prise de fonction. C'e´tait d'ailleurs de´ja` le cas en
1998, comme le de´montre le rapport sur les mouvements
d'armes que j'ai pre´sente´ ce matin. La Belgique applique
strictement le moratoire du Mali qui s'applique aux pays
du Golfe de Guine´e et d'Afrique de l'ouest.
Par ailleurs, notre pays suit de pre`s les embargos
de´cre´te´s par l'ONU ou l'Union europe´enne, qui couvrent
la Re´publique de´mocratique du Congo, le Burundi, l'An-
gola, le Soudan. De plus, nous e´tendons cette approche
au Rwanda et au Congo-Brazzaville qui sont e´galement
frappe´s par de graves troubles internes.
Enfin, la Belgique soutient le programme d'action relatif
aux transferts ille´gaux d'armes pour l'Afrique australe. Il a
e´te´ ratifie´ en novembre 1998 a` Vienne, lors de la
confe´rence Union europe´enne -
Southern Africa Deve-
lopment
.
Monsieur le pre´sident, mesdames, messieurs, il y a dix
ans, l'histoire s'est remise en mouvement sur notre
continent. Nous venons de comme´morer la chute, en
1989, du mur. La fin de l'ordre issu de Yalta paraissait
ouvrir des perspectives exaltantes de paix, de liberte´, de
de´mocratie et de prospe´rite´. Pourtant, un peu partout se
re´pandent des attitude et prennent forme des mouve-
ments populistes, nationalistes, xe´nophobes. Sur notre
continent, c'est dans les Balkans que des nationalismes
exacerbe´s, des replis identitaires ont de´bouche´ sur la
premie`re guerre europe´enne depuis 1945. Ailleurs aussi
se sont de´veloppe´es les de´rives meurtrie`res d'inte´grisme
fanatique, de fondamentalisme sectaire, d'identite´ exclu-
sive et de nationalisme de´chai^ne´. Le cas de l'Afrique
centrale nous est particulie`rement sensible. Est-ce a` dire
que nous entrerions dans une nouvelle phase historique,
qui serait, dore´navant, marque´e par le choc des civilisa-
tions ? Ce n'est pas ma conviction. Je crois, au contraire,
qu'il faut oeuvrer pour un vrai dialogue des cultures. Ceci
nous concerne aussi tre`s directement.
Ainsi, l'Union europe´enne doit se constituer une identite´
plus explicite, mais le faire de manie`re conflictuelle,
ferme´e, ne´gative vis-a`-vis de l'autre ne pourrait mener
qu'a` une impasse, ne fu^t-ce que parce qu'elle serait en
contradiction avec la re´alite´ sociale et culturelle de´ja`
diverse de nos pays.
En de´pit de sa complexite´, la construction europe´enne a
permis la paix, la de´mocratie et la prospe´rite´. Elle est un
effet re´ussi de cohabitation entre nations aux vieilles
identite´s.
A ce titre, l'Union europe´enne concentre en elle-me^me
un savoir et une pratique, qui peuvent valoir comme
pre´curseur et comme inspirateur de me´thodes et de
solutions similaires pouvant e^tre e´tendues a` une e´chelle
plus large. C'est clairement l'objectif de l'e´largissement
aux pays de l'Europe centrale et orientale. Tel est aussi
l'objectif du pacte de stabilite´ pour les Balkans. C'est
pareillement
l'approche
du
partenariat
euro-
me´diterrane´en. Le partenariat que nous proposons aux
pays d'Afrique centrale participe lui aussi de la me^me
approche.
En conclusion, je dirai simplement que la discussion de
cette note de politique ge´ne´rale demeure e´videment
ouverte. Je suis conscient que ce n'est pas en un
apre`s-midi que l'on peut de´battre de tous les sujets que
nous avons aborde´s aujourd'hui. Sans doute, n'ai-je pas
re´pondu a` toutes les questions, de manie`re tre`s pre´cise,
parce qu'elles e´taient tre`s nombreuses et tre`s inte´res-
santes. Je propose que ce de´bat soit poursuivi dans les
semaines et les mois a` venir.
La politique e´trange`re est, par de´finition, une matie`re
mouvante. Aussi, arre^ter une fois pour toutes un pro-
gramme en matie`re de politique e´trange`re est extre^me-
ment difficile. Par conse´quent, un tel dossier ne´cessite
un espace de mobilite´. Je compte vraiment faire partici-
per le parlement a` ce de´bat de manie`re tre`s ouverte.
Certains, dont je suis, sont tre`s attentifs a` ce qui touche
au commerce des armes.
Une discussion tre`s inte´ressante a e´te´ amorce´e ce matin.
Il a e´te´ re´pondu positivement a` des propositions de
plusieurs parlementaires de constituer un groupe techni-
que, en vue d'examiner ensemble comment assurer la
transparence et peut-e^tre aussi la rapidite´ de la re´daction
du rapport pour l'an prochain. Il est bon de critiquer une
politique et de tenter d'y participer pour prendre chacun
nos responsabilite´s. C'est a` cela que je vous invite.
M. Andre´ Flahaut, ministre : Monsieur le pre´sident,
mesdames, messieurs, tout d'abord, je tiens a` vous
remercier de m'avoir permis de me rendre a` la re´union
importante a` laquelle je devais assister cet apre`s-midi.
Celle-ci avait un lien direct avec la pre´paration de la
soire´e du 31 de´cembre, c'est-a`-dire avec le bogue de l'an
2000.
Il est exact que la de´claration gouvernementale e´tait
assez laconique en ce qui concerne la politique de
de´fense que nous entendons mener. Mais comme cela a
e´te´ souligne´ lors de la discussion de cette de´claration, ce
secteur est tellement sensible qu'il n'e´tait pas souhaita-
ble de provoquer des ruptures. Il fallait donc, dans un
premier temps en tous cas, mener une politique de
continuite´ et de stabilite´.
J'ai entendu a` plusieurs reprises que l'on attendait des
pre´cisions sur la note de politique ge´ne´rale dans ce
secteur. Comme j'ai eu l'occasion de le dire hier en
commission, j'ai pre´fe´re´ ne pas improviser dans une
matie`re aussi importante et suis alle´ me rendre compte
des re´alite´s sur le terrain, tant au niveau du personnel,
des infrastructures, que des e´quipements. Puis, il y a eu
HA 50
PLEN 030
49
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Flahaut
aussi ce de´bat qui s'est tenu au niveau europe´en. Les
conclusions du sommet d'Helsinki tracent un contour
nouveau pour la de´fense europe´enne, qui nous obligera
a` revoir certains de nos choix en matie`re d'e´quipements.
C'est donc sans pre´cipitation, avec se´re´nite´, loin du
tumulte ambiant que je mets la dernie`re main a` une note
de politique ge´ne´rale en matie`re de de´fense. Comme le
veut la re`gle, cette note sera discute´e entre les diffe´rents
partis constituant la majorite´ avant de vous e^tre pre´sen-
te´e.
Il y a un temps pour chaque chose et la pre´cipitation n'est
jamais bonne conseille`re. C'est la raison pour laquelle j'ai
pris un certain temps pour re´diger cette note. Mais
rassurez-vous, je n'ai pas e´te´ distrait.
J'en viens maintenant aux interventions de cet apre`s-
midi. M. Eyskens a, parmi d'autres, parle´ de la proble´-
matique des JSF. Je n'entrerai pas dans ce de´bat. Je
dirai simplement que ce dossier n'a pas de dimension
communautaire. J'ai rencontre´ l'ensemble des industries
du secteur. Des demandes sont effectivement exprime´es
de fac¸on globale.
Monsieur Lefevre, je vous remercie pour votre soutien.
J'en aurai sans doute bien besoin.
Notre participation a` l'exte´rieur sera en effet re´duite.
Nous rame`nerons a` 1 000 le nombre de nos hommes a`
l'e´tranger, notamment au Kosovo. Il s'agira donc de
quitter la Bosnie pour concentrer nos efforts sur le
Kosovo. Cette politique n'est pas dicte´e exclusivement
par des pre´occupations budge´taires, mais e´galement par
notre souci de se´curite´ pour nos hommes.
La Belgique est un petit pays, nous devons avoir la
modestie de le reconnai^tre et en avoir conscience. Nous
pouvons avoir de grandes ambitions, certes, mais il faut
avoir conscience de la limite de nos moyens et avoir la
modestie et le courage de le reconnai^tre.
Nous pouvons jouer un ro^le dans l'Europe qui se cons-
truit.
En e´tant pre´sent uniquement au Kosovo, je crois que
nous offrons de meilleures garanties de se´curite´ a` la fois
pour nos allie´s et pour nos hommes pre´sents sur le
terrain. De`s lors, l'une de mes premie`res pre´occupations
consiste a` assurer la se´curite´ des militaires qui se
trouvent en ope´ration. Par conse´quent, je n'accepterai
nullement des missions avec des hommes sous-e´quipe´s,
ni des missions en grand nombre, si celles-ci n'ont que
pour seul but de donner l'impression que les forces
arme´es belges sont pre´sentes quelque part. Ainsi, lors-
que nous accepterons une mission, notre engagement
sera se´rieux. En revanche, si les garanties de se´curite´ se
re´ve`lent insuffisantes, je plaiderai pour que le gouverne-
ment ne prenne pas pareils engagements ou qu'a` tout le
moins, ceux-ci soient re´duits sensiblement a` l'exte´rieur.
Il a e´te´ dit et re´pe´te´ - et monsieur le vice-premier ministre
vient encore de le confirmer a` l'instant - qu'il n'entre
certainement pas dans nos intentions de revoir en quel-
que sorte les solidarite´s internationales et les engage-
ments qui nous lient a` la fois au sein de l'OTAN, de l'UE
et demain dans le nouveau concept tel que de´fini par
l'Union europe´enne.
De heer Goris heeft erop aangedrongen het parlement te
betrekken in de discussies over belangrijke punten en het
PNP. Ik ben bereid hierop in te gaan.
Vous le savez maintenant suffisamment bien, je veux
travailler en toute transparence avec l'ensemble des
membres de cette assemble´e. Et comme le dit l'adage, le
monde ne s'est pas fait en un jour et j'ai la faiblesse - ou
plus exactement la force - de croire que, depuis la mise
en place du nouveau gouvernement il y a cinq mois,
beaucoup plus de contacts ont e´te´ pris et beaucoup plus
de re´unions ont e´te´ tenues; et, partant, l'on peut consta-
ter une plus grande transparence dans ce dossier De´-
fense, sans nul autre pareille durant ces dernie`res an-
ne´es.
Er wordt een studie gemaakt inzake de prestaties van de
krijgsmacht voor derden. Men streeft een zo groot mo-
gelijke flexibiliteit en synergie na.
C'est aussi la question 3 de M. Goris.
En ce qui concerne nos engagements exte´rieurs, je viens
de re´pondre a` M. Lefevre relativement au Kosovo et a` la
Bosnie.
Pour les questions 5 et 6 de M. Goris portant sur les
propositions de loi qui sont de´pose´es aujourd'hui, je peux
vous dire qu'une concertation sera re´alise´e avec les
auteurs de ces propositions de loi, afin que l'on puisse les
inscrire dans le cadre de la politique ge´ne´rale que nous
souhaitons mener pour la prochaine le´gislature. Je pense
particulie`rement a` la proposition de loi concernant l'e´ligi-
bilite´ des militaires, a` celle de M. Bonte relative aux
relations entre la De´fense et la formation des jeunes - je
suis favorable a` ce genre d'initiatives car il faut que
l'arme´e s'ouvre vers l'exte´rieur et offre les opportunite´s
ne´cessaires aux jeunes - et a` celle de M. Moerman
portant sur la cre´ation d'un comite´ interministe´riel qui
exige une re´elle re´flexion sur le plan institutionnel.
De heer Willems heeft vragen gesteld over het nieuw
strategisch concept van de NAVO. Begin 1999 werd in de
gemengde commissie voor de Buitenlandse Betrekkin-
gen en Landsverdediging een debat gevoerd als voorbe-
reiding op de goedkeuring van het concept op de NAVO-
top van 25 april 1999 in Washington. Dit betekent echter
niet dat de nieuwe opdrachten van de NAVO niet aan bod
kunnen komen in de discussie over het Europees defen-
siebeleid en de Petersberg-taken.
50
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Flahaut
En ce qui concerne les questions portant sur les lignes de
force politiques, je vous renvoie a` la re´ponse que j'ai
donne´e hier en commission.
Comme j'ai de´ja` eu l'occasion de vous le dire, monsieur
le pre´sident, on me pose souvent les me^mes questions
dans des enceintes diffe´rentes. J'ai parfois la fa^cheuse
impression de re´pe´ter la me^me chose et de dire la me^me
messe, ce que j'ai horreur de faire. Je renvoie donc a` la
re´ponse que j'ai faite hier.
Le pre´sident : Monsieur le ministre, en ge´ne´ral, les
messes se ressemblent !
M. Andre´ Flahaut, ministre : Vous devez savoir qu'il y a
toujours la premie`re et la deuxie`me...
Quant a` la question de M. Willems sur la spe´cialisation
de l'arme´e belge dans le cadre de la nouvelle Europe, je
crois qu'il est vraiment trop to^t pour y re´pondre dans la
mesure ou` l'Europe est en train de poser les premie`res
pierres de cette construction d'une arme´e europe´enne.
Qui va faire quoi et dans quelle mesure ? Ce sont des
questions qui devront e^tre pose´es dans les prochaines
re´unions europe´ennes pour essayer de de´finir le plus
rapidement et le plus concre`tement possible les ta^ches
de chacun.
En ce qui concerne la re´partition linguistique au sein des
forces
arme´es,
question
pose´e
e´galement
par
M. Willems, ce n'est pas une obligation le´gale. Le rapport
60/40 au sein des cadres et 50/50 pour les ge´ne´raux est
base´
sur
la
coutume
qui
reproduit
le
rapport
ne´erlandophones/francophones de la population belge.
C'e´tait d'autant plus vrai lorsque le service militaire e´tait
d'application.
Dans la Fonction publique, mon ministe`re pre´ce´dent,
c'e´tait effectivement une obligation le´gale.
Un rapport annuel est e´tabli par la De´fense sur la
re´partition entre ne´erlandophones et francophones et par
grades. Ce rapport repose e´galement sur une obligation
le´gale. Le rapport pour l'anne´e 1998 sera de´pose´ au
de´but du mois de janvier. J'ai signe´ hier a` l'intention des
pre´sidents de la Chambre et du Se´nat la lettre leur
pre´sentant ce rapport.
M. Michel a re´pondu aux questions concernant Kleine
Brogel, je n'y reviendrai donc pas. Je me tiens a` la re`gle
actuellement en vigueur au sein des instances de
l'OTAN.
Je voudrais e´galement revenir sur les propos de
M. Henry et le remercier au passage pour la pre´sidence
qu'il exerce au sein de la commission. Je tiens a` le
rassurer ainsi que les membres de la commission De´-
fense qui, majorite´ et opposition confondues, ont parti-
cipe´ a` ce grand de´bat national, en leur disant qu'on ne va
pas, parce qu'on a change´ de gouvernement et parce
que les gens ont change´ de fonction, biffer d'un seul trait
tout le travail qui a e´te´ re´alise´. Il doit constituer une base
pour l'e´laboration de la note de politique ge´ne´rale en
matie`re de de´fense. Nous ne reprendrons e´videmment
pas texto les conclusions de ce de´bat mais vous convien-
drez sans doute avec moi qu'on ne peut sans cesse
rouvrir un nouveau de´bat national sur la politique de
de´fense. Sinon, on n'arre^tera plus de de´battre et on ne
posera jamais d'actes concrets.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de minister, ik meen wel dat er voldoende frequent wordt
gedebatteerd en heb respect voor wat in het verleden
reeds werd besproken. Wij stellen alleen vast dat het
voorbije half jaar de defensiepolitiek wat de Europese
accenten betreft in een duidelijke stroomversnelling is
gekomen. Wellicht is dit onder meer het gevolg van wat
er in Kosovo is gebeurd en onze ervaring daaromtrent. Ik
vind het belangrijk dat rond dit soort aspecten de ko-
mende maanden in dit parlement een grondig debat
wordt gevoerd.
M. Andre´ Flahaut, ministre : Cette question ne s'adresse
pas uniquement au ministre de la De´fense mais a`
l'ensemble des commissions ayant des compe´tences
exte´rieures. Ni M. Michel, ni M. Chevalier, ni M. Bout-
mans, ni moi-me^me ne refuserons que l'on ouvre une
discussion au sein d'une commission sur telle ou telle
attitude que nous adoptons a` l'exte´rieur.
Il faut inte´grer le fait qu'il existe une volonte´ re´elle dans le
chef de chaque ministre d'avoir le dialogue le plus ouvert
et le plus permanent possible avec les membres du
parlement. Mais on ne peut re´pe´ter les me^mes choses
toutes les semaines.
Une fois que les de´cisions ont e´te´ prises et exe´cute´es, on
peut faire le point sur celles-ci mais on ne peut revenir
sans cesse sur la gene`se de celles-ci ou sur les politi-
ques mene´es. Elles sont le fruit d'un de´bat, des de´cisions
ont e´te´ prises. Un cadre europe´en et un cadre interna-
tional existent. Il ne convient pas sans arre^t de discuter
de l'action de´cide´e.
Pour conclure, je dirai que nous aurons encore tre`s
souvent l'occasion de de´battre de ces questions. Dans le
courant du mois de janvier ou au de´but du mois de
fe´vrier, la note de politique ge´ne´rale sera pre´sente´e. Je
suppose qu'alors, en commission de la De´fense, nous
aurons un large de´bat d'ide´es que nous essaierons de
pre´parer le mieux possible.
Staatssecretaris Pierre Chevalier : Mijnheer de voorzit-
ter, ik ben blij dat de meeste parlementsleden, zelfs deze
behorend tot de oppositie, mijnheer Lefevre incluis, zich
kunnen aansluiten bij de nota die de minister van Buiten-
HA 50
PLEN 030
51
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
landse Zaken en ikzelf hebben ingediend en die in de
bevoegde Kamercommissie werd besproken. Ik zou op
een aantal opmerkingen die door collega's werden naar
voren gebracht willen terugkomen, omdat zij nogmaals
de aandacht verdienen.
Monsieur Lefevre, vous avez vu une certaine contradic-
tion entre les termes
renforcer l'OBCE et re´duire le
ro^le de l'OBCE
. Vous avez accuse´ le ministre des
Affaires e´trange`res et moi-me^me de ce´der devant les
anciennes revendications flamandes.
Loin de moi l'intention d'entamer un de´bat communau-
taire. Cette matie`re pourra e^tre e´voque´e lorsque l'on
discutera du projet de loi relatif a` la re´forme de l'OBCE.
En re´alite´, il n'y a pas de contradiction. L'on souhaite se
concentrer sur le ro^le spe´cifique de l'OBCE, tout en
respectant une certaine coordination en vue de la pro-
motion de l'exportation sans s'immiscer dans les affaires
des Re´gions.
C'est donc le contraire de vos propos.
Ik wil nog even terugkomen op de discussie over de
gebondenheid. De heer Van der Maelen heeft gesproken
over brandgangen tussen Buitenlandse Handel en Ont-
wikkelingssamenwerking. De bedoeling van brandgan-
gen moet zijn - ik ben geen pyromaan en heb er ook geen
in mijn partij - dat er geen overslag is van brand van de
ene kant naar de andere kant. De vergelijking is ietwat
ongelukkig gekozen, maar eenieder zal ervan overtuigd
zijn dat er wel degelijk een samenwerking moet bestaan
tussen Buitenlandse Handel enerzijds en Ontwikkelings-
samenwerking anderzijds. Mevrouw Laenens heeft zeer
terecht gezegd dat buitenlandse handel, export, een
hefboom kan zijn om ontwikkelingssamenwerking, ont-
wikkelingshulp, de ontwikkeling van een land tot stand te
brengen. Niet ik heb de organisatie The United Nations
Conference on Trade and Development in het leven
geroepen, conferentie die in februari 2000 zal vergade-
ren in Bangkok. Het was de bedoeling, ook van de
Verenigde Naties, om tussen die twee domeinen een
samenwerking tot stand te brengen. Ook binnen de
Wereldhandelsorganisatie stellen wij vast dat de ontwik-
kelingslanden, die een zeer grote rol spelen in dat
organisme, ook om technische bijstand vragen van de
ontwikkelde landen om volop te kunnen deelnemen aan
het proces van de vrijhandel.
Als wij spreken over samenwerking tussen Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, dan heb ik het
over het aanwenden van ontwikkelingsgelden voor oplei-
ding. Hierover werd ik verkeerd geciteerd in bepaalde
kranten en tijdschriften. In de commissie voor de Buiten-
landse Zaken heb ik op een vraag van de heer Eyskens
die het voorbeeld had gegeven van het bedrijf Union
minie`re geantwoord dat hij verwijst naar een bedrijf dat
zijn partij allicht goed kent. Ik heb nooit gezegd dat aan
bepaalde bedrijven rechtstreeks hulp zou moeten wor-
den geboden. Ik heb altijd gezegd dat wij in opleidings-
programma's, in overdracht van technologie en kennis
moeten voorzien en dat ontwikkeling en buitenlandse
handel samen moeten kunnen gaan.
Ik denk evenzeer - ik moet daarover met de heer
Boutmans nog een gesprek hebben - aan de problema-
tiek van de schuldvorderingen die bijvoorbeeld de Natio-
nale Delcrederedienst heeft ten opzichte van ontwikke-
lingslanden. Wij zitten daar in een vicieuze cirkel, in die
zin dat de Nationale Delcrederedienst weigert om kredie-
ten toe te kennen of exportverzekering te geven aan die
landen die aan schuldherschikking toe zijn of waarin een
proces van schuldherschikking gebeurt. Het is een vi-
cieuze cirkel. Op het ogenblik dat die landen opnieuw in
aanmerking willen komen voor import en export, kunnen
zij het niet, precies omdat zij een schuldherschikking
hebben aangevraagd. Daarover spreken wij en niet over
een scheiding tussen de twee sectoren. In die zin moet
het document van de regering begrepen worden.
Pour terminer, monsieur le pre´sident, je voudrais revenir
sur le processus OMC. Je remercie tout d'abord tous les
colle`gues qui ont dit avoir appre´cie´ le de´bat qui a eu lieu
et qui continue a` exister entre le gouvernement et le
parlement dans ce domaine. J'ai l'intention de poursuivre
ce de´bat.
J'ai entendu M. Moriau dire qu'on peut conside´rer l'e´chec
de Seattle comme une victoire citoyenne. Je pense au
contraire que cela a e´te´ un e´chec pour tout le monde.
M. Julliard a e´crit dans Le Nouvel Observateur qu'il y
avait beaucoup de contradictions. Il a e´crit :
Les contra-
dictions e´taient partout, traversaient tous les camps et
parfois les individus eux-me^mes. Il n'y avait rien de
commun entre les agriculteurs europe´ens hostiles a` la
re´duction des aides et les repre´sentants du tiers monde
inquiets de nouvelles normes sociales et e´cologiques qui
freineraient leurs exportations, pas davantage entre les
de´fenseurs des animaux et les exportateurs de viande
bovine, entre les de´tracteurs de la
malbouffe et les
de´nonciateurs de la
non bouffe. Jose´ Bovez, le fameux
agriculteur, e´tait libre e´changiste en matie`re de Roquefort
et protectionniste en matie`re de mai¨s transge´nique. On
pourrait continuer. Qu'il fu^t dans la rue ou dans la salle,
chacun e´tait libe´ral quand il s'agissait de ses exportations
et protectionniste quand il s'agissait de celles des autres.
C'est la loi du genre dans ce type de ne´gociations.
Et il
poursuit :
Il y a pourtant un point qui, paradoxalement,
est en train de faire la quasi unanimite´ quand il s'agit
d'e´changes exte´rieurs : la ne´cessite´ de re`gles minimales.
En ce sens, les contestataires tendaient non pas a` moins
d'OMC mais a` plus d'OMC en me^me temps qu'a` mieux
d'OMC. Le libre e´change, pour ne pas e^tre la loi de la
jungle, suppose plus de concertation que de protection-
nisme qui se cantonne a` chacun pour soi. Voila` ce qu'on
52
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Chevalier
est en train de de´couvrir. Les anne´es 80, celles du
reagano-tatcherisme, avaient pour mot d'ordre de´re´-
gulation
. Les anne´es 00 du nouveau sie`cle auront au
contraire pour mot d'ordre
re´gulation. Il termine en
disant :
On attend du commerce international, qui est
facteur de prospe´rite´ et de paix, qu'il devienne aussi
facteur de justice.
C'est dans cette logique que je
m'inscris totalement.
M. Patrick Moriau (PS) : Monsieur le pre´sident, je vou-
drais dire a` M. Chevalier que je le remercie d'avoir
pre´cise´ ma pense´e. En effet, si j'ai mis en e´vidence ce
que certains de´clarent comme une victoire citoyenne,
c'e´tait pour faire remarquer que l'organisation de la
confe´rence de Seattle avait e´te´ un e´chec. Je le remercie
d'autant plus qu'il se souvient certainement des de´bats
que nous avons eus en commission. Je lui ai toujours dit
qu'il finirait par e^tre plus socialiste que moi.
Staatssecretaris Eddy Boutmans : Mijnheer de voorzit-
ter, ik zal het als laatste spreker kort houden, maar toch
ingaan op de diverse punten die ter sprake kwamen. Ik
dank de sprekers die het belangrijkste element van deze
begroting hebben toegejuicht, namelijk de aanzienlijke
stijging met 7,5%.
Dit komt duidelijk tegemoet aan het beleidsdoel van het
regeerakkoord om de middelen voor Ontwikkelingssa-
menwerking op te trekken teneinde geleidelijk te voldoen
aan die dertig jaar oude belofte, dat de welvarende
landen 0,7% van hun BNP uit solidariteit zouden afstaan
aan de ontwikkelingslanden. Dit is een belangrijk signaal
omdat zelfs de rijkste donorlanden dit niet evident vinden
en hun budget verminderen. In het algemeen is in de
laatste jaren de internationale solidariteit veeleer afgeno-
men dan gegroeid. Ik hoop en denk dat onze beslissing
om die begroting te verhogen en daarvan een aanhou-
dende trend te maken, een internationale weerklank zal
vinden.
Er kwam een dringende noodkreet van de heer Lefevre.
Monsieur Lefevre, j'ai bien entendu votre appel pour une
aide humanitaire au Congo. Je tiens quand me^me a` vous
informer que la Belgique a e´te´, en de´pit de nombreuses
difficulte´s, le plus important acteur dans la coope´ration
au de´veloppement de ce pays. Elle a e´galement e´te´ fort
active en matie`re d'aide humanitaire puisqu'elle a de´ja`
consenti un effort de 90 millions auxquels viennent
s'ajouter 57 millions, somme en cours de traitement.
Ces montants rele`vent du budget de l'anne´e dernie`re.
Monsieur Lefevre, le proble`me se situe dans le fait que,
vu la situation actuelle d'inse´curite´, d'instabilite´, de
guerre ou de
mini-guerre, apre`s les accords de Lusaka,
il est tre`s difficile de faire oeuvre utile de coope´ration au
Congo. Parfois, il est me^me extre^mement malaise´
d'acheminer l'aide humanitaire vers les populations qui
en ont le plus besoin. Comme vous l'avez dit, plusieurs
re´gions sont inaccessibles pour les organisations d'aide.
Pour ces raisons est ne´e l'ide´e d'une confe´rence huma-
nitaire au sein de l'ONU, dont l'initiative a e´te´ lance´e par
mon pre´de´cesseur et que j'ai reprise. Il y a quelques
semaines, a` l'occasion d'un
appel consolide´ des diver-
ses agences des organisations des Nations unies, je me
suis rendu compte que les demandes sont e´normes,
quasiment illimite´es. Cette confe´rence fut pour moi l'oc-
casion d'entretiens avec M. Kofi Annan et Mme Ogata,
ainsi que Mme Mc Askie de l'Office for the Coordination
of Humanitarian Affairs (OCHA), entre autres.
De ces divers entretiens, il est ressorti que cette confe´-
rence humanitaire se tiendrait effectivement, normale-
ment a` Gene`ve sous les auspices de l'ONU, et que la
Belgique financerait les frais de voyage et d'organisation
pour un montant de 3,6 millions, c'est-a`-dire le montant
demande´.
Donc le calendrier fixe´ en fe´vrier-mars est celui propose´
par les organisations de l'ONU; il ne s'agit pas d'un refus
de notre part de l'organiser avant cette date : c'est le
timing qui apparai^t mate´riellement envisageable. De
plus, il reste a` convaincre de participer a` cette confe´r-
ence tous les acteurs du post-conflit, puisqu'il est n'est
plus question officiellement d'un conflit. Ce sont eux qui
doivent garantir l'acce`s des organisations humanitaires,
qui doivent permettre que les re´fugie´s retournent dans
leur re´gion d'origine et que les personnes de´place´es a`
l'inte´rieur du Congo puissent regagner leurs villages.
Ainsi on pourra relancer l'e´conomie locale, l'agriculture
locale et, de la`, l'approvisionnement des villes dont vous
avez a` raison signale´ que la situation s'est fortement
de´te´riore´e, spe´cialement durant ces derniers mois.
Je puis donc vous assurer que nous faisons tout ce qui
est en notre pouvoir et que nous continuerons a` agir dans
ce sens pour poursuivre l'aide humanitaire envers les
populations du Congo.
Enkele sprekers hebben het aidsprobleem aangekaart. Ik
ben daar bij andere gelegenheden al uitgebreid op
ingegaan. In een aantal Afrikaanse en Aziatische landen
is aids inderdaad niet langer louter een probleem van
Volksgezondheid. Het is een ontwikkelingsprobleem ge-
worden. In een aantal Afrikaanse landen is tussen 20 en
30% van de actieve bevolking besmet, in sommige
regio's zelfs nog meer. Zeer vaak behoort het grootste
deel daarvan tot de geschoolde bevolking. Dat veroor-
zaakt catastrofale gevolgen voor de levensverwachting
en voor de daling van het BNP. Vooral kinderen en
bejaarden blijven achter. Een aantal Afrikaanse regerin-
gen onderschatte dit ernstig, maar nu groeit gelukkig het
besef dat dit rampzalig is. In enkele Afrikaanse landen
pakt men de ziekte zeer direct aan.
HA 50
PLEN 030
53
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Eddy Boutmans
Ik was begin deze maand aanwezig op een conferentie in
New York over het partnerschap ter bestrijding van aids
in Afrika. Een hele reeks Afrikaanse regeringen was wel
degelijk vertegenwoordigd. Alle UNO-agentschappen
waren aanwezig, het Rode Kruis, de prive´-sector en een
aantal donorlanden. Ik was evenwel het enige regerings-
lid van een donorland.
In New York is onder meer afgesproken met UNAIDS, de
gespecialiseerde organisatie die geleid wordt door de
Belg Peter Piot - die ons aller waardering en bewonde-
ring verdient voor het enthousiasme, het engagement en
de deskundigheid waarmee hij de strijd tegen aids leidt -,
dat de Afrikaanse landen zelf, ieder op hun territorium, de
leiding moeten nemen van de aidsbestrijding. Deze is
niet alleen een probleem van gezondheidszorg, maar
ook een kwestie van politieke wil om het probleem op de
agenda te zetten. Daarnaast is het ook een educatief
probleem, een onderwijsprobleem en een aangelegen-
heid die vereist dat men de preventieve en curatieve
gezondheidszorg op de agenda plaatst. Hierin moet men
ook de rol van de vrouw waarderen. Het is dus een
probleem met vele facetten.
Ik denk dat we op de goede weg zijn, wat niet wil zeggen
dat het probleem over vijf of zes jaar is opgelost.
Binnen die context zal Belgie¨ bereid zijn om meer bij te
dragen dan tot hiertoe is gedaan.
Ik wil nu ingaan op de kwestie van de bijzondere evalua-
tor, gesignaleerd door de heer Van der Maelen. Er is wat
onduidelijkheid over wat men precies van hem verwacht.
Het koninklijk besluit waarbij hij benoemd is en waarin
zijn opdracht is omschreven, maakt geen onderscheid
tussen externe en interne evaluatie.
Ik deel de mening van de heer Van der Maelen omtrent
zijn taak, namelijk dat hij de gehele Ontwikkelingssamen-
werking - met inbegrip van Financie¨n en de Delcredere-
dienst -, van buitenaf moet bekijken en daarover het
parlement en de bevolking informeren. Zo duidelijk is zijn
taak niet omschreven.
In de ontwerpen van structuurbesluit die werden geno-
men zowel vooraleer deze regering was gevormd als
nadien, wordt geen rekening meer gehouden met een
interne evaluatiedienst. De vraag is of dit de beste
oplossing is en of men een dienst wenst die intern
evalueert. De oplossing ligt meer in het geleidelijk uitbou-
wen van een cultuur, in overleg met de bijzondere
externe evaluator, waarbij de evaluatie in iedere fase van
de uitvoering van een ontwikkelingsproject, -prestatie of
-programma wordt ingebouwd. Onder meer de BTC doet
dit. Op die manier moeten we uit de problemen geraken.
Uiteraard is er een overgangsprobleem dat in overleg
met de heer De Belder moet worden opgelost.
Ik wens ook nog even in te gaan op de schuld-
verlichtingsproblematiek. Men heeft hier reeds gesigna-
leerd dat de regering voor volgend jaar 800 miljoen frank
heeft toegezegd, bovenop de begroting voor Ontwikke-
lingssamenwerking en bovenop de in het verleden ge-
dane inspanningen. Dat verloopt niet via onze begroting
maar wel via deze van Financie¨n. De afspraak is duidelijk
dat het bedrag op een ontwikkelingsrelevante manier
moet worden besteed. De concrete wijze waarop dit zal
gebeuren, moet nog worden afgesproken. Ik neem ech-
ter aan dat men zal inspelen op multilaterale en interna-
tionale initiatieven.
Via de afkoop van schuldvorderingen van de Delcrede-
redienst, besteedt DGIS jaarlijks volgens een oude af-
spraak 550 miljoen frank aan schuldverlichting. In bila-
teraal verband en inspelend op multilaterale afspraken,
zoals de Special Programs for Africa, verleent men ook
schuldkwijtscheldingen, die steeds zijn gebonden aan
sociale projecten. Dit gebeurde onlangs nog met Guinea,
waarbij de kwijtschelding werd gekoppeld aan de
subsidie¨ring van een ziekenfonds in de hoofdstad.
Ik ben voorstander van de schuldverlichting. Wanneer we
schuldverlichting of -kwijtschelding toestaan, gebeurt dat
in de vorm van ontwikkelingssamenwerking. Het is een
vorm van budgethulp. Als zodanig is dit niet noodzakelijk
beter of slechter dan een andere vorm van ontwikkelings-
samenwerking. Indien het een verschuiving inhoudt van
een bestaand budget, moet men afwegen of dit wel de
beste manier is. Indien het bedrag bovenop een budget
komt, zoals het met de reeds aangehaalde 800 miljoen
frank het geval is, dan houdt dit natuurlijk een verbetering
in. Dit wil echter niet zeggen dat dit niet op een aange-
paste en goed geordende manier moet gebeuren.
Mijnheer de voorzitter, de kwantiteit van ontwikkelingssa-
menwerking wordt opgevoerd en zal nog verder verho-
gen. Dat is een goede zaak. Ik zal ook mijn best doen om
de kwaliteit op te voeren.
De voorzitter : De algemene bespreking is gesloten.
La discussion ge´ne´rale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van de
Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2000.
Nous passons a` la discussion des articles du Budget des
Voies et Moyens pour l'anne´e budge´taire 2000. (197/1)
Le texte adopte´ par la commission sert de base a` la
discussion des articles. (Rgt 66,4)
De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking van de artikelen. (Rgt 66,4) (197/1)
- Les articles 1 a` 16 sont adopte´s article par article.
- De artikelen 1 tot 16 worden artikel per artikel aange-
nomen.
54
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
- Le tableau annexe´ est adopte´ sans observations.
- De tabel in bijlage wordt zonder opmerkingen aange-
nomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensem-
ble du Budget des Voies et Moyens pour l'anne´e budge´-
taire 2000 aura lieu ulte´rieurement.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten. Over het ge-
heel van de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotings-
jaar 2000 zal later worden gestemd.
Nous passons a` la discussion des articles du projet de
budget ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e budge´taire
2000.
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het
ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het be-
grotingsjaar 2000. (198/1)
- L'article 1.01.1 est adopte´.
- Artikel 1.01.1 wordt aangenomen.
A l'article 1.01.2 les amendements suivants, portant sur
les tableaux y annexe´s, ont e´te´ de´pose´s :
Op de bij artikel 1.01.2 gevoegde wetstabellen werden de
volgende amendementen ingediend :
n° 21 de M. Hagen Goyvaerts;
nr. 21 van de heer Hagen Goyvaerts (198/24);
n° 5 de MM. Tony Van Parys et Servais Verherstraeten;
nr. 5 van de heren Tony Van Parys en Servais Verher-
straeten (198/6);
n° 2 de MM. Tony Van Parys et Servais Verherstraeten;
nr. 2 van de heren Tony Van Parys en Servais Verher-
straeten (198/6);
n° 6 de M. Tony Van Parys;
nr. 6 van de heer Tony Van Parys (198/6);
n° 20 de MM. Marcel Hendrickx, Danie¨l Vanpoucke et
Pieter De Crem;
nr. 20 van de heren Marcel Hendrickx, Danie¨l Vanpoucke
en Pieter De Crem (198/21);
n° 17 de MM. John Spinnewyn et Luc Sevenhans;
nr. 17 van de heren John Spinnewyn en Luc Sevenhans
(198/21);
n° 4 de MM. Tony Van Parys et Servais Verherstraeten;
nr. 4 van de heren Tony Van Parys en Servais Verher-
straeten (198/6);
n° 16 de MM. John Spinnewyn et Luc Sevenhans;
nr. 16 van de heren John Spinnewyn en Luc Sevenhans
(198/21);
n° 27 de MM. Jos Ansoms et Jozef Van Eetvelt;
nr. 27 van de heren Jos Ansoms en Jozef Van Eetvelt
(198/28);
n° 26 de MM. Jos Ansoms et Jozef Van Eetvelt;
nr. 26 van de heren Jos Ansoms en Jozef Van Eetvelt
(198/28);
n° 14 de MM. Luc Sevenhans, Jan Mortelmans et Francis
Van den Eynde;
nr. 14 van de heren Luc Sevenhans, Jan Mortelmans en
Francis Van den Eynde (198/20);
n° 23 de MM. Luc Sevenhans, Jan Mortelmans et Francis
Van den Eynde;
nr. 23 van de heren Luc Sevenhans, Jan Mortelmans en
Francis Van den Eynde (198/27);
n° 3 de M. Tony Van Parys;
nr. 3 van de heer Tony Van Parys(198/6).
Quelqu'un demande-t-il la parole ? (Non)
Vraagt iemand het woord ? (Nee)
Le vote sur les amendements, les tableaux annexe´s et
l'article 1.01.2 est re´serve´.
De stemming over de amendementen, de tabellen in
bijlage en het artikel 1.01.2 wordt aangehouden.
- Les articles 1.01.3 a` 1.01.9, 2.11.1 a` 2.11.15, 2.12.1 a`
2.12.7, 2.13.1 a` 2.13.6, 2.14.1 a` 2.14.10, 2.15.1 a`
2.15.10, 2.16.1 a` 2.16.25, 2.17.1 a` 2.17.11, 2.18.1 a`
2.18.11, 2.19.1 a` 2.19.21, 2.21.1 a` 2.21.7, 2.23.1 a`
2.23.8, 2.26.1 a` 2.26.14, 2.31.1 a` 2.31.12, 2.32.1 a`
2.32.4, 2.33.1 a` 2.33.5, 2.51.1 a` 2.51.8, 2.52.1, 3.01.1 et
3.01.2, 4.01.1 a` 4.01.4 et 5.01.1 a` 5.01.4 sont adopte´s
article par article.
- De artikelen 1.01.3 tot 1.01.9, 2.11.1 tot 2.11.15, 2.12.1
tot 2.12.7, 2.13.1 tot 2.13.6, 2.14.1 tot 2.14.10, 2.15.1 tot
2.15.10, 2.16.1 tot 2.16.25, 2.17.1 tot 2.17.11, 2.18.1 tot
2.18.11, 2.19.1 tot 2.19.21, 2.21.1 tot 2.21.7, 2.23.1 tot
2.23.8, 2.26.1 tot 2.26.14, 2.31.1 tot 2.31.12, 2.32.1 tot
2.32.4, 2.33.1 tot 2.33.5, 2.51.1 tot 2.51.8, 2.52.1, 3.01.1
en 3.01.2, 4.01.1 tot 4.01.4 en 5.01.1 tot 5.01.4 worden
artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur les
amendements, les tableaux annexe´s et l'article 1.01.2
re´serve´s ainsi que sur l'ensemble du projet de budget
ge´ne´ral des de´penses pour l'anne´e budge´taire 2000 aura
lieu ulte´rieurement.
HA 50
PLEN 030
55
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
De artikelsgewijze bespreking is gesloten. Over de aan-
gehouden amendementen, de tabellen in bijlage en het
artikel 1.01.2 en over het geheel van het ontwerp van
algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar
2000 zal later worden gestemd.
La se´ance est leve´e.
De vergadering is gesloten.
- La se´ance est leve´e a` 20.35 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re jeudi 23 de´cembre 1999 a` 14.15 heures.
- De vergadering wordt gesloten om 20.35 uur. Volgende
plenaire vergadering donderdag 23 december 1999
om 14.15 uur.
56
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
WOENSDAG 22 DECEMBER 1999
MERCREDI 22 DE
uCEMBRE 1999
INTERNE BESLUITEN
DE
uCISIONS INTERNES
INTERPELLATIEVERZOEKEN
Ingekomen
1. de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over
de
nieuwe
afvloeiingsmaatregel
voor
gevangenen
.
(nr. 204 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
2. de heer Ferdy Willems tot de minister van Landsver-
dediging over
de eventuele deelname van de Belgische
regering aan het Joint Strike Fighter programma
.
(nr. 205 - verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
VOORSTELLEN
Toelating tot drukken
Rgt art 64-2
1. Wetsvoorstel (mevrouw Colette Burgeon c.s.) tot aan-
vulling van artikel 113 van het Wetboek van de inkoms-
tenbelastingen 1992, nr.323/1.
2. Wetsvoorstel (de heer Servais Verherstraeten en
mevrouw Simonne Creyf) tot wijziging van artikel 393bis
van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992,
nr.324/1.
3. Wetsvoorstel (de heren Servais Verherstraeten, Tony
Van Parys, Jo Vandeurzen en Stefaan De Clerck) betref-
fende het recht van antwoord en het recht van informatie
en tot wijziging van artikel587 van het Gerechtelijk Wet-
boek, nr. 325/1.
4. Wetsvoorstel (mevrouw Greta D'Hondt en de heer Luc
Goutry) tot wijziging van de gecoo¨rdineerde wet van 14
juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor ge-
neeskundige verzorging en uitkeringen, wat de eenvor-
mige toepassing van de wetgeving in heel het land
betreft, nr.326/1.
DEMANDES D'INTERPELLATION
Demandes
1. M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
la
nouvelle mesure d'e´largissement de de´tenus
.
(n° 204 - renvoi a` la commission de la Justice)
2. M. Ferdy Willems au ministre de la De´fense nationale
sur
la participation e´ventuelle du gouvernement belge
au programme Joint Strike Fighter
.
(n° 205 - renvoi a` la commission de la De´fense nationale)
PROPOSITIONS
Autorisation d'impression
Rgt art 64-2
1. Proposition de loi (Mme Colette Burgeon et consorts)
comple´tant l'article 113 du Code des impo^ts sur les
revenus 1992, n° 323/1.
2. Proposition de loi (M. Servais Verherstraeten et Mme
Simonne Creyf) modifiant l'article 393bis du Code des
impo^ts sur les revenus 1992, n° 324/1.
3. Proposition de loi (MM. Servais Verherstraeten, Tony
Van Parys, Jo Vandeurzen et Stefaan De Clerck) relative
au droit de re´ponse et au droit d'information et modifiant
l'article 587 du Code judiciaire, n° 325/1.
4. Proposition de loi (Mme Greta D'Hondt et M.
Luc
Goutry) modifiant la loi relative a` l'assurance obligatoire
soins de sante´ et indemnite´s, coordonne´e le 14 juillet
1994, en ce qui concerne l'application uniforme de la
le´gislation dans tout le pays, n°326/1.
HA 50
PLEN 030
57
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
5. Wetsvoorstel (mevrouw Annemie Van de Casteele) tot
wijziging, wat de Hoofdstedelijke Dienst voor brandweer
en dringende medische hulp betreft, van artikel 32 van de
wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele
hervormingen, nr. 329/1.
6. Wetsvoorstel (mevrouw Annemie Van de Casteele) tot
wijziging, wat de toewijzing van de betrekkingen in de
Hoofdstedelijke Diensten aan de verschillende taalka-
ders betreft, van artikel 32 van de wet van 16 juni 1989
houdende diverse institutionele hervormingen, nr.330/1.
7. Wetsvoorstel (de heer Aime´ Desimpel) tot wijziging
van artikelen 1ter en 1quater van het koninklijk besluit
nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van
de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling
van de goederen en de diensten bij die tarieven, nr.
331/1.
5. Proposition de loi (Mme Annemie Van de Casteele)
modifiant l'article 32 de la loi du 16juin1989 portant
diverses re´formes institutionnelles en ce qui concerne le
Service d'incendie et d'aide me´dicale urgente de la
Re´gion de Bruxelles-Capitale, n° 329/1.
6. Proposition de loi (Mme Annemie Van de Casteele)
modifiant l'article 32 de la loi du 16juin1989 portant
diverses re´formes institutionnelles en ce qui concerne
l'attribution des emplois dans les Services de la Re´gion
de Bruxelles-Capitale aux diffe´rents cadres linguistiques,
n°330/1.
7. Proposition de loi (M. Aime´ Desimpel) modifiant les
articles 1erter et 1erquater de l'arre^te´ royal n° 20 du 20
juillet 1970 fixant le taux de la taxe sur la valeur ajoute´e
et de´terminant la re´partition des biens et des services
selon ces taux, n° 331/1.
58
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
WOENSDAG 22 DECEMBER 1999
MERCREDI 22 DE´CEMBRE 1999
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
REGERING
Internationale Arbeidsconferentie
Bij brief van 20 december 1999 zendt de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid en van het
gelijke kansenbeleid de teksten van drie verdragen en
van drie aanbevelingen aangenomen door de Internatio-
nale Arbeidsconferentie :
- in haar achtenzeventigste vergadering : verdrag
nr. 172 en aanbeveling nr. 179 betreffende de arbeids-
voorwaarden en -omstandigheden in hotels, restaurants
en soortgelijke instellingen;
- in haar negenenzeventigste vergadering : verdrag nr.
173 en aanbeveling nr. 180 betreffende de bescherming
der werknemersvorderingen in geval van betalingson-
macht van hun werkgever;
- in haar eenentachtigste vergadering : verdrag nr. 175
en aanbeveling nr. 182 betreffende de deeltijdse arbeid.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken
ARBITRAGEHOF
Prejudicie¨le vraag
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier van het
Arbitragehof kennis van de prejudicie¨le vraag betreffende
artikel 45 van de wet van 27 december 1961 houdende
statuut van de onderofficieren van het actief kader der
land-, lucht- en zeemacht, gesteld door de rechtbank van
eerste aanleg te Luik bij vonnis van 19november1999, in-
zake R. Doumont tegen de Belgische Staat.
(rolnummer : 1818)
Ter kennisgeving
GOUVERNEMENT
Confe´rence internationale du Travail
Par lettre du 20 de´cembre 1999, la vice-premie`re mini-
stre et ministre de l'Emploi et de la Politique de l'e´galite´
des chances transmet les textes de trois conventions et
de trois recommandations adopte´es par la Confe´rence
internationale du Travail :
- lors de sa septante-huitie`me session : convention n°
172 et recommandation n° 179 concernant les conditions
de travail dans les ho^tels, restaurants et e´tablissements
similaires;
- lors de sa septante-neuvie`me session : convention n°
173 et recommandation n° 180 concernant la protection
des cre´ances des travailleurs en cas d'insolvabilite´ de
leur employeur;
- lors de sa quatre-vingt-unie`me session : convention n°
175 et recommandation n° 182 concernant le travail a`
temps partiel.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales
COUR D'ARBITRAGE
Question pre´judicielle
En application de l'article 77 de la loi spe´ciale du 6 janvier
1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la Cour
d'arbitrage notifie la question pre´judicielle portant sur
l'article 45 de la loi du 27de´cembre1961 portant statut
des sous-officiers du cadre actif des forces terrestre,
ae´rienne et navale, pose´e par le tribunal de premie`re
instance de Lie`ge par jugement du 19 novembre 1999,
en cause de R. Doumont contre l'Etat belge.
(n° du ro^le : 1818)
Pour information
HA 50
PLEN 030
59
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
RESOLUTIES
Europees Parlement
Bij brief van 15 december 1999 zendt de secretaris-
generaal van het Europees Parlement de tekst over van
drie resoluties aangenomen door deze vergadering :
1. resolutie over de toestand op Oost-Timor;
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar het Adviescomite´ voor de Euro-
pese Aangelegenheden
2. resolutie over de mededeling van de Commissie aan
de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Econo-
misch en Sociaal Comite´ en aan het Comite´ van de
regio's betreffende een actieplan van de Europese Unie
inzake drugsbestrijding (2000-2004);
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Justitie, naar
de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de Maatschappelijke Hernieuwing en naar het Advies-
comite´ voor de Europese Aangelegenheden
3. resolutie over de mededeling van de Commissie aan
de Raad en het Europees Parlement over de benadering
van de WTO-millenniumronde door de EU.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor het Bedrijfsleven,
het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale we-
tenschappelijke en culturele Instellingen, de Middens-
tand en de Landbouw, naar de commissie voor de
Sociale Zaken, naar de commissie voor de Volksgezond-
heid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Her-
nieuwing, naar de commissie voor de Financie¨n en de
Begroting, naar de commissie voor de Infrastructuur, het
Verkeer en de Overheidsbedrijven en naar het Adviesco-
mite´ voor de Europese Aangelegenheden
RE
´ SOLUTIONS
Parlement europe´en
Par lettre du 15 de´cembre 1999, le secre´taire ge´ne´ral du
Parlement europe´en transmet le texte de trois re´solutions
adopte´es par cette assemble´e :
1. re´solution sur le Timor oriental;
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures et au
Comite´ d'avis charge´ de Questions europe´ennes
2. re´solution sur la communication de la Commission au
Conseil, au Parlement europe´en, au Comite´ e´conomique
et social et au Comite´ des re´gions concernant un Plan
d'Action de l'Union europe´enne en matie`re de lutte
contre la drogue (2000-2004);
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission de la Justice, a` la commission de la Sante´
publique, de l'Environnement et du Renouveau de la
Socie´te´ et au Comite´ d'avis charge´ de Questions
europe´ennes
3. re´solution sur la communication de la Commission au
Conseil et au Parlement europe´en sur l'approche de l'UE
en vue du cycle du mille´naire de l'OMC.
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission de l'Economie, de la Politique scientifique,
de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture, a`
la commission des Affaires sociales, a` la commission de
la Sante´ publique, de l'Environnement et du Renouveau
de la Socie´te´, a` la commission des Finances et du
Budget, a` la commission de l'Infrastructure, des Commu-
nications et des Entreprises publiques et au Comite´
d'avis charge´ de Questions europe´ennes
60
HA 50
PLEN 030
22-12-1999
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000