B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
18-01-2000
18-01-2000
namiddag
après-midi
HA 50
PLEN 034
HA 50
PLEN 034
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 034
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Dinsdag 18 januari 2000, 14.15 uur
PLEN 034
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
WETSONTWERPEN (VOORTZETTING)
5
Wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen
betreffende de Belgische nationaliteit (292/1 tot 8) (aan-
gelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet)
Wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen
betreffende de Belgische nationaliteit (293/1 tot 5) (aan-
gelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet)
5
hervatting van de algemene bespreking
5
Sprekers : Karel Van Hoorebeke, Bart Laeremans,
Hugo Coveliers, voorzitter van de VLD-fractie, Claude
Eerdekens
, voorzitter van de PS-fractie, Jo Vandeur-
zen
, Guy Hove, Marc Van Peel, voorzitter van de
CVP-fractie, Gerolf Annemans, voorzitter van de
Vlaams Blok-fractie, Charles Michel, Fred Erdman,
Daniel Fe´ret, Tony Van Parys, Simonne Leen, Marie-
The´re`se
Coenen,
Servais
Verherstraeten,
Jan
Mortelmans, Guido Tastenhoye, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
BIJLAGE
37
MEDEDELINGEN
37
REGERING
37
ALGEMENE UITGAVENBEGROTING 1999
37
OPMERKINGEN BETREFFENDE EEN WETSONTWERP
37
Sommaire
Mardi 18 janvier 2000, 14.15 heures
PLEN 034
EXCUSE
´ S
5
PROJETS DE LOI (CONTINUATION)
5
Projet de loi modifiant certaines dispositions relatives a` la
nationalite´ belge (292/1 a` 8) (matie`re vise´e a` l'article 78 de
la Constitution)
Projet de loi modifiant certaines dispositions relatives a` la
nationalite´ belge (293/1 a` 5) (matie`re vise´e a` l'article 77 de
la Constitution)
5
reprise de la discussion ge´ne´rale
5
Orateurs : Karel Van Hoorebeke, Bart Laeremans,
Hugo Coveliers, pre´sident du groupe VLD, Claude
Eerdekens
, pre´sident du groupe PS, Jo Vandeurzen,
Guy Hove, Marc Van Peel, pre´sident du groupe CVP,
Gerolf Annemans, pre´sident du groupe Vlaams Blok,
Charles Michel, Fred Erdman, Daniel Fe´ret, Tony
Van Parys
, Simonne Leen, Marie-The´re`se Coenen,
Servais Verherstraeten, Jan Mortelmans, Guido Tas-
tenhoye
, Marc Verwilghen, ministre de la Justice
ANNEXE
37
COMMUNICATIONS
37
GOUVERNEMENT
37
BUDGET GE
´ NE
´ RAL DES DE
´ PENSES 1999
37
OBSERVATIONS CONCERNANT UN PROJET DE LOI
37
HA 50
PLEN 034
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
MARDI 18 JANVIER 2000
DINSDAG 18 JANUARI 2000
14.15 heures
14.15 uur
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 14.16 heures par M. Herman De
Croo
, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de
minister van de federale regering :
Ministre du gouvernement fe´de´ral pre´sent lors de l'ouver-
ture de la se´ance :
Marc Verwilghen.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Mededelingen moeten ter kennis gebracht worden van
de Kamer. Zij zullen in de bijlage bij de handelingen van
deze vergadering opgenomen worden.
Des communications doivent e^tre porte´es a` la connais-
sance de la Chambre. Elles seront reprises en annexe
des annales de cette se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Jose´ Canon, Jef Valkeniers, Ferdy Willems, wegens
ziekte / pour raison de sante´;
Jaak Van den Broeck, wegens familieaangelegenheden /
pour raisons familiales;
Jacques Lefevre, Patrick Moriau, Paul Timmermans,
Geert Versnick, Interparlementaire Unie / Union interpar-
lementaire.
Wetsontwerpen (voortzetting)
Projets de loi (continuation)
Wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen
betreffende de Belgische nationaliteit (292/1 tot 8)
(aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet)
Wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen
betreffende de Belgische nationaliteit (293/1 tot 5)
(aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de
Grondwet)
Projet de loi modifiant certaines dispositions relati-
ves a` la nationalite´ belge (292/1 a` 8) (matie`re vise´e a`
l'article 78 de la Constitution)
Projet de loi modifiant certaines dispositions relati-
ves a` la nationalite´ belge (293/1 a` 5) (matie`re vise´e a`
l'article 77 de la Constitution)
Nous reprenons la discussion ge´ne´rale.
Wij hervatten de algemene bespreking.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal er geen
doekjes om winden. Dit is een slechte wet, die de
Volksunie onder geen enkel beding kan aanvaarden.
Zoals ik reeds in de commissie aangaf, zijn wij niet tegen
een versoepeling of versnelling van de naturalisatie-
procedure maar zijn wij wel gekant tegen de manier
waarop de wijziging van de naturalisatiewet wordt door-
gevoerd. Wij hadden gehoopt dat de positieve benade-
ring van de Volksunie-fractie in de commissie de meer-
derheid ervan zou hebben overtuigd dat het belangrijk is
een aantal wijzigingen aan dit wetsontwerp aan te bren-
gen. Het gaat om technische aanpassingen maar ook om
wijzigingen die betrekking hebben op de noodzaak tot
integratie. Wij hebben evenwel moeten vaststellen dat
onze inspanningen tevergeefs zijn geweest. Er kwamen
HA 50
PLEN 034
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
heel wat stoere verklaringen, onder meer van de heer
Coveliers, fractieleider van de VLD, maar hij werd snel
- en terecht overigens - teruggefloten door zijn partij-
voorzitter. Sedertdien is de heer Coveliers weggekwijnd
en heeft de meerderheid dit slechte wetsontwerp goed-
gekeurd.
Mijnheer de minister, leden van de meerderheid, u laat
vandaag een belangrijke kans liggen om een begin te
maken met de noodzakelijke integratie van niet-Belgen
die hier reeds enkele tijd verblijven en nu de kans krijgen
landgenoot te worden. Vooral de Vlaamse liberalen - die
hier nu niet aanwezig zijn - betalen een zware tol voor
hun regeringsdeelname en voor de onweerstaanbare
drang van Guy Verhofstadt om een regering tegen de
CVP te vormen. Hoewel dat op zich geen oneerbare
bedoening is, moet men weten in hoeverre men zichzelf
verkoopt. Ik weet dat vele liberalen zich slecht voelen. De
heer Cortois bijvoorbeeld, had het moeilijk toen wij hier
het wetsontwerp inzake de regularisatie van vreemdelin-
gen bespraken, net als vanmorgen, bij de bespreking van
het wetsontwerp inzake de naturalisaties. Daarom zei hij
op een bepaald ogenblik, toen hij probeerde een weer-
woord te vinden op een interventie, dat hij het voor
bekeken hield.
Wellicht zullen de liberalen het nog moeilijker krijgen als
wij het hebben over het onevenwichtige spreidingsplan
dat de heer Vande Lanotte heeft uitgewerkt en waarbij
Vlaanderen voor 75% zal moeten opdraaien voor de
vestiging van de asielcentra.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even de bestaansreden
aanhalen van dit wetsontwerp. Deze bespreking wordt
niet gehouden wegens het feit dat de naturalisatie-
wetgeving was verouderd of omdat technische aanpas-
singen moesten gebeuren, maar wel omdat het voort-
vloeit uit een politiek akkoord.
Dat politiek akkoord is de compromis geworden tussen
de groenen die het gemeentelijk stemrecht wilden en de
socialisten en de liberalen die van gemeentelijk stem-
recht niet wilden horen.
Voor de liberalen was dit totaal onbespreekbaar. Sommi-
gen van de SP namen daaromtrent initiatieven en heb-
ben zich in het verleden reeds geuit in de commissie voor
de Justitie. Voor de socialisten was het in ieder geval in
het kader van het regeerakkoord een onbespreekbare
aangelegenheid.
Dit compromis om een versnelde en versoepelde
naturalisatiewetgeving te realiseren is totstandgekomen
enerzijds, omwille van de eis van de groenen om het
gemeentelijk stemrecht voor migranten in te voeren en
anderzijds, omwille van de houding van de socialisten en
liberalen die daarvan niet wilden weten. Het zou niet
anders zijn geweest met de CVP. Deze partij heeft deze
aangelegenheid uitgesteld tot 2006, omdat zij ook nog
geen overeenstemming hebben bereikt.
Op haar partijcongres in Leuven in 1997 heeft de Volks-
unie reeds duidelijk voor gemeentelijk stemrecht voor
migranten geopteerd, weliswaar gekoppeld aan duide-
lijke voorwaarden. We moeten echter vaststellen dat het
dossier tot op heden nog niet bespreekbaar is. Het was
zeker niet bespreekbaar op het ogenblik dat het regeer-
akkoord is totstandgekomen. Daarom heeft men beslo-
ten om niets te doen aan het gemeentelijk stemrecht,
maar in de versnelde naturalisatieprocedure te voorzien.
Ik richt me nogmaals tot de Vlaamse liberalen. U vergeet
dat aan heel wat niet-Belgen meer toegevingen worden
gedaan door het debat over het gemeentelijk stemrecht
uit de weg te gaan en de versnelde naturalisatie zonder
enige voorwaarde toe te kennen. Dat gemeentelijk stem-
recht zou slechts gaan om een passief stemrecht. Men
zou dus enkel mogen gaan stemmen en op die manier
participeren aan het maatschappelijk en politiek bestel.
Het recht om verkozen te worden zou men nog niet
hebben. Door aan de verkiezingen deel te nemen zou
men echter wel een druk kunnen uitoefenen op bepaalde
partijen.
Door toekenning van de naturalisatie gaat men niet enkel
het passief stemrecht toekennen, maar ook het actief
stemrecht. Men kan dus ook verkozen worden. Alleen al
op dit vlak kent men met de naturalisatie een groter recht
toe dan wat men zou toekennen met het gemeentelijk
stemrecht. Wanneer men genaturaliseerd is en Belg is
geworden, kan men bovendien niet alleen deelnemen
aan de gemeentelijke verkiezing, maar ook, zowel actief
als passief, aan de verkiezingen op provinciaal vlak, op
gewestelijk- en gemeenschapsniveau, op federaal ni-
veau en zelfs op Europees niveau.
Op zich heb ik daarmee geen probleem en ook de
Volksunie niet, maar ik wil er alleen de aandacht op
vestigen van de meerderheidsfracties die het debat over
het gemeentelijk stemrecht uit de weg wilden gaan, dat
zij vandaag een veel grotere toegeving doen en een veel
grotere tolerantie in de wet inbouwen dan het geval zou
zijn geweest indien zij wel over dit gemeentelijk stem-
recht hadden gepraat. Ik hoop dat iedereen dit op cor-
recte wijze zal kunnen inschatten.
Ik heb dit bij wijze van inleiding uiteengezet omdat het
soms belangrijk is de geschiedenis van een bepaalde
wet te schetsen.
In het tweede deel van mijn betoog zal ik toelichten
waarom ik dit een slechte wet vind. Op de praktische
modaliteiten zal ik straks ingaan. Wat vooral ontbreekt in
dit wetsontwerp is het feit dat het toekennen van de
naturalisatie niet verbonden is aan de integratienoodzaak
of -plicht.
6
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Ik begrijp het standpunt van de Vlaamse meerderheid-
spartijen op federaal niveau niet. Ze besteden geen
aandacht aan de integratieplicht. Op die manier geven ze
een instrument uit handen om de inburgering te kunnen
doorvoeren. Met een integratieplicht had men de
Vlaamse regering een wettelijk instrument in handen
kunnen geven om de bepalingen van het Vlaams regeer-
akkoord inzake inburgering en integratie daadwerkelijk te
kunnen uitvoeren. Ik verwijs naar dit regeerakkoord om-
dat er terzake een discrepantie bestaat tussen het stand-
punt van de Vlaamse regering en dat van de federale
regering. Het Vlaams regeerakkoord bepaalt, ik citeer :
Het kan niet ontkend worden dat er samenlevings-
problemen tussen de autochtonen en allochtonen zijn.
Een integraal beleid voor etnisch- culturele minderheden
wordt met concrete doelstellingen en maatregelen op de
verschillende
Vlaamse
bevoegdheidsdomeinen
en
-niveaus gevoerd om de ontvangst en de integratie van
de groepen te bevorderen. Nieuwkomers in onze samen-
leving en allochtonen die hier reeds een tijd verblijven
moeten optimaal deelnemen aan de samenleving. Dit
houdt in dat ze onze taal leren, kennis maken met onze
democratische waarden en zich op de arbeidsmarkt
integreren. Daarvoor is een voldoende aanbod nodig. Er
wordt een systeem van inburgering opgezet met respect
voor de eigenheid van de allochtone medeburgers. Het
proces van inburgering wordt bevorderd via twee spo-
ren : de individuele benadering via een inburgerings-
contract en de dialoog en ontmoeting via overleg en
responsabilisering van de zelforganisaties. Op die ma-
nier gebeurt de inburgering met medewerking van e´n
respect voor de allochtone gemeenschap in Vlaande-
ren
.
Collega's, ik sta volledig achter dit punt van het Vlaams
regeerakkoord. De vraag dringt zich echter op of we op
dit ogenblik niet de kans missen om bepalingen in de wet
op te nemen die de integratie verplichten zodat de
Vlaamse regering de wet kan gebruiken om de inburge-
ring daadwerkelijk uit te voeren.
Mevrouw Talhaoui, tijdens het debat in de bevoegde
commissie hebt u een grote vergissing begaan door de
leden van de CVP en de Volksunie&ID over dezelfde kam
te scheren als het Vlaams Blok. Op die manier hebt u het
debat over integratie in de verkeerde hoek geduwd. Ik
neem aan dat u in de toekomst dergelijke vergissingen
niet meer zult maken. U hebt gezegd dat integratie de
allochtonen denigrerend in de oren klinkt. U hebt verwe-
zen naar uw vader die jaren geleden in ons land in
toegekomen en aan zijn lot werd overgelaten. Op dit punt
hebt u gelijk. In het verleden hebben we de migranten al
te veel aan hun lot overgelaten. Op dit ogenblik beseffen
we maar al te goed dat hierin verandering moet komen
en dat we moeten helpen bij de integratie. Dit is niet
denigrerend optreden ten opzichte van de allochtonen,
maar helpen. We willen de communicatie bevorderen,
onder meer via taalkennis, en de allochtonen de maat-
schappelijke context van het land van verblijf leren ken-
nen zodat een integratie in de arbeidsmarkt vlotter kan
verlopen. Dat we hiertoe middelen ter beschikking willen
stellen en afdwingbaar willen maken, mag niet als deni-
grerend worden aangevoeld.
Ik neem het voorbeeld van Nederland. Ik heb hier de wet
van 9 april 1998 houdende regels met betrekking tot de
inburgering van nieuwkomers in de Nederlandse samen-
leving. Het is goed om die wet eens door te lezen.
Hoofdstuk
II
omvat
het
inburgeringsonderzoek.
Ik lees even de bedoeling van dit onderzoek. Het is
artikel 4 lid 2.
Het inburgeringsonderzoek is een onderzoek naar de
mate waarin de nieuwkomer in Nederland in een maat-
schappelijk achterstandse situatie kan geraken. Het on-
derzoek heeft in ieder geval betrekking op de mate
waarin de nieuwkomer actief en passief de Nederlandse
taal beheerst en kennis van de Nederlandse samenle-
ving en de Nederlandse arbeidsmarkt heeft, alsmede op
de mate waarin hij naar verwachting door het volgen van
een voor hem vast te stellen inburgeringsprogramma
kennis, inzicht en vaardigheden kan verwerven met het
oog op verdere scholing of toegang tot de arbeidsmarkt
.
In Nederland wordt dus een inburgeringsonderzoek ge-
houden om na te gaan wat men nodig heeft om zich te
kunnen inburgeren. In Hoofdstuk III werkt men een
inburgeringsprogramma uit en in Hoofdstuk IV wijdt men
een hele paragraaf aan trajectbegeleiding.
Integratie is dus niet iets dat van hogerhand wordt
opgelegd. Het betekent daarentegen dat men middelen
ter beschikking moet stellen zodat diegenen die uit een
ander land of een andere cultuur komen zich op een
behoorlijke manier kunnen integreren en op een volwaar-
dige manier kunnen deelnemen aan het maatschappe-
lijke leven.
Mijnheer de minister, collega's, Nederland is een pro-
gressief land, voor sommigen a´l te progressief. Als
Nederland in een dergelijke wet met een inburgerings-
contract voorziet, waarom zouden wij als Vlaamse par-
tijen dan niet kunnen aandringen op een duidelijke inte-
gratie ? Ik hoop, collega Talhaoui, dat u begrijpt dat het
uiteindelijk vanuit een positieve context is dat wij hierover
spreken. Wij willen een samenleving hebben waar we
allemaal met elkaar en samen kunnen leven.
Een ander belangrijk punt is de positie van de Vlamingen
in Brussel. Uit de brief van de procureur-generaal, die
hier vanmorgen op de banken is gelegd, blijkt dat min-
stens een derde van alle naturalisatiedossiers wellicht in
Brussel zal worden behandeld.
HA 50
PLEN 034
7
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Mijnheer Laeremans, ik heb meer vertrouwen in de cijfers
van de procureur-generaal, dan in de cijfers die u op
sloganeske manier in het midden gooit zonder dat ze
door enige ernst gestaafd zijn.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik vraag u het woord voor een persoonlijk feit,
want mijn naam is vermeld door collega Van Hoorebeke.
De voorzitter : Hebt u zo een gevoelige huid, mijnheer
Laeremans ?
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : De heer Van
Hoorebeke zegt dat hij meer vertrouwen heeft in de
procureur-generaal dan in wat wij zeggen. Het probleem
is dat de procureur-generaal de exacte cijfers moeilijk
kan hebben omdat de Kamer deze - en onze - cijfers
heeft. Als wij spreken van 46%, komen deze cijfers van
de dienst Naturalisaties van deze Kamer. Het staat zwart
op wit als u het niet gelooft en ik kan u de cijfers
bezorgen. Bijna 50% van de naturalisatiedossiers komen
van
het
gerechtelijk
arrondissement
Brussel-Halle-
Vilvoorde. Het is dus veel meer dan een derde.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, uit de brief van de procureur-generaal blijkt dat
minstens een derde van de naturalisatiedossiers in Brus-
sel zullen behandeld worden. Dat zullen vermoedelijk
allemaal Franstalige dossiers zijn. Dus, minstens een
derde van de aanvragers van de Belgische nationaliteit
zullen Franstaligen worden.
Mijnheer Laeremans, hou uw cijfers alstublieft voor u.
Collega's, als er op zich daar geen probleem mee is,
moeten we toch oog hebben voor de precaire positie van
de Vlamingen zoals ze vandaag al bestaat. Mijnheer de
minister, het is duidelijk dat deze problematiek niet via
deze wet kan worden geregeld. Het zal wel een gevolg
van deze wet zijn. Daarom is het belangrijk om er de
aandacht op te vestigen.
Waarom is het belangrijk dit ook hier te herhalen ? Het is
belangrijk de Vlaamse partijen duidelijk te maken dat
deze problematiek zal moeten worden besproken op het
juiste niveau, met name tijdens de Costa-besprekingen.
Deze aangelegenheid kan blijkbaar niet in de Brusselse
Costa worden besproken omdat het geen deel uitmaakt
van het Brussels regeerakkoord. Dat betekent niet dat
deze problematiek niet aan bod kan komen op de fede-
rale Costa. Het is niet omdat het vandaag nog niet wordt
besproken, dat dit in de toekomst niet kan gebeuren.
Daarom is het belangrijk dat de Vlaamse meerderheid-
spartijen weten dat e´e´n van de gevolgen van de inwer-
kingtreding van deze nieuwe naturalisatiewet een toe-
name zal zijn van de Franstaligen in Brussel. Hierdoor zal
de positie van de Vlamingen nog meer worden bedreigd,
tenzij wanneer wij tot een gewaarborgde vertegenwoor-
diging van de Vlamingen op alle Brusselse niveaus
komen.
Mijnheer Laeremans, dit is toch duidelijk. Ook heb ik er in
de commissie reeds de aandacht op gevestigd. Ik ontzeg
u het recht - trouwens, ik heb ook een brief gekregen van
het Comite´ van de Brusselse Vlamingen, waarnaar u
verwijst - om de Volksuniefractie te feliciteren met de
houding die wij in de Kamer terzake hebben aangeno-
men. Het belangenconflict werd niet ingeroepen in het
Vlaams Parlement omdat men ervan uitgaat dat deze
problematiek op een serene en rustige wijze binnen de
Costa kan worden besproken.
Mijnheer Laeremans, wij kennen uw frustratie omdat u
nergens bij betrokken bent. Dat zal nog jaren duren. Uw
frustratie zal dus nog toenemen. Het is niet omdat deze
problematiek vandaag in de Costa nog niet werd bespro-
ken, dat ze niet aan bod zal komen. Wees dus rustig en
geduldig en aan het einde van de rit zullen wij zien wie in
deze materie uiteindelijk gelijk zal hebben gehaald.
Mijnheer de voorzitter, ik wens nog even enkele techni-
sche aspecten te behandelen. Mijnheer Coveliers, ik wil
nog even terugkomen op artikel 23 van de huidige
naturalisatiewet. Ik hoop dat hierover alle onduidelijk-
heden zijn weggenomen. Uw idee om bij een ernstige
tekortkoming in de integratieplicht de naturalisatie te
herroepen of iemand van zijn naturalisatie te benemen, is
goed geprobeerd. Doch, u bent terecht teruggefloten
door uw partijvoorzitter.
Mijnheer de minister, ik hoop dat de interpretatie die u
geeft aan ernstige tekortkomingen - hiervoor verwijst u
naar professor Closset - niet kan gesteund zijn op
elementen als geslacht, religie of taal. Vandaag is het
duidelijk - laten wij die discussie afronden - dat de
ernstige tekortkoming, zoals in
artikel 23 omschreven, niet als een instrument tot nood-
zakelijke integratie kan worden gebruikt.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
ik stel vast dat ook de heer Van Hoorebeke De Morgen
leest en dus de foute informatie overneemt die daarin
werd gepubliceerd. Wat u zegt heb ik niet gezegd. Er zijn
getuigen in deze zaal die dat kunnen bevestigen. Ik hoef
niet meer te herhalen wat ik gezegd heb. Lees een
andere krant en u zult het weten.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Ik lees onder
meer De Morgen, De Gazet van Antwerpen, De Stan-
daard. Ik zal de krantenartikels nog eens allemaal nakij-
ken, maar soms is het voor sommigen beter te vergeten
wat men heeft gezegd dan zich het te herinneren. Ik stel
voor die discussie echter stop te zetten. Er is in ieder
8
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
geval duidelijkheid. U hebt de verdienste het probleem
duidelijk te hebben geschetst. De minister heeft er een
duidelijk antwoord over uitgebracht. Als de definitie van
professor Closset wordt toegepast, zullen in de toekomst
terzake geen problemen meer rijzen.
Op een andere technische bedenking zal ik niet uitvoerig
ingaan omdat collega Vandeurzen dat ook heeft gedaan
en wellicht ook collega Van Parys dat zal doen. Mijnheer
de minister, men moet toch vaststellen dat er binnen dit
wetsontwerp met termijnen gewerkt wordt, die absoluut
niet haalbaar zijn. Een termijn van e´e´n maand voor het
parket om een advies te geven, een termijn van e´e´n
maand voor de dienst vreemdelingenzaken om een
advies te geven, is een utopie. In de brief van advocaat-
generaal De Lentdecker, die namens de procureur-
generaal van het Hof van Beroep te Brussel spreekt,
staat dat de parketten over meer middelen en mankracht
zullen moeten beschikken als ze dat advies binnen de
maand moeten geven. Ze zullen zelfs beroep moeten
doen op contractuele juristen.
Dat betekent, mijnheer de minister, dat de parketten
vandaag de dag niet klaar zijn om dergelijke taak op te
nemen. Wat gaat er gebeuren ? Ofwel kunnen ze hun
advies niet geven binnen de maand en komt er een
positief advies. Ik hoop, mijnheer de minister, dat u een
ernstig advies wil krijgen wanneer u een dergelijke clau-
sule invoegt. Ofwel zullen de parketten andere opdrach-
ten moeten laten varen. Zij zullen dan andere prioriteiten
moeten stellen. Daaromtrent is in de commissie het
voorbeeld aangehaald van parketten die zaken gaan
seponeren en in een brief aan het slachtoffer schrijven
dat de zaak geen prioriteit heeft en dat de betrokkene zelf
stappen moet zetten via dagvaarding of een ander mid-
del. Ik denk, mijnheer de minister, dat dit geen goede
werkwijze is.
Hetzelfde geldt voor de Dienst Vreemdelingenzaken. Wie
een beetje vertrouwd is met deze dienst, weet dat de
toestand daar zeer chaotisch is en dat de chaos nog
toegenomen is nadat de minister van Binnenlandse
Zaken, mijnheer Duquesne, aangekondigd heeft dat hij
de diensten zou reorganiseren en zou onderbrengen in
e´e´n bevoegde vreemdelingendienst. De heer Duquesne
wenst tijd te hebben voor die hervorming. Hij wil dat
grondig en rustig doen en wil dat hem daar de tijd voor
gegeven
wordt.
Dat
betekent
dat
de
Dienst
Vreemdelingenzaken ten vroegste begin volgend jaar
omgevormd en operationeel zal zijn. Dat betekent,
collega's, dat wanneer deze nieuwe wet van toepassing
wordt, noch de parketten noch de dienst vreemdelingen-
zaken binnen de gestelde termijn een ernstig advies
zullen kunnen geven. Ik stel vast - en ik verwijs nogmaals
naar Nederland - dat wij een wet uitvaardigen die op
bepaalde punten onuitvoerbaar zal zijn. Het verschil met
Nederland is dat wanneer men daar een nieuwe wet
bespreekt of aan een nieuwe wet werkt, men terzelfder
tijd de uitvoerbaarheid van de wet toetst. Wat zullen de
gevolgen zijn van de nieuwe wet of de wetswijziging ?
Zullen wij wel over voldoende middelen en personen
beschikken om de wet uit te voeren ? Vandaag, collega's,
vraagt men ons over een wet te stemmen waarvan
iedereen weet dat bepaalde bepalingen ervan totaal
onuitvoerbaar zijn. Dit is de manier waarop wij in dit land
aan wetgevend werk doen in de hoop dat de wet dan ook
zal worden uitgevoerd.
Mijnheer de voorzitter, collega's, de Volksunie is hele-
maal niet gekant tegen een multiculturele samenleving,
integendeel. Vlaanderen kan in deze globaliserende we-
reld geen eiland blijven en kan niet gei¨soleerd blijven ten
opzichte van de rest van de wereld, zoals ook Belgie¨ dit
niet kan en zoals ook andere landen dit niet kunnen. We
waren allemaal blij toen het IJzeren Gordijn viel, het
symbool van de gespleten en de gescheiden werelden.
Vandaag moeten wij vaststellen dat velen dit blijkbaar
betreuren.
Zij zouden liever opnieuw een muur rond Vlaanderen
bouwen. Dat is het Vlaanderen niet dat de Volksunie wil.
Wij willen een open, verdraagzaam Vlaanderen, gericht
op de wereld en solidair met de volkeren die het nodig
hebben. Mijnheer de minister, collega's, wij willen echter
ook een Vlaanderen waarin diegenen die hier komen en
als landgenoot willen blijven functioneren dat op volwaar-
dige wijze kunnen blijven doen. Ee´n van de eerste
voorwaarden daarvoor is dat men zich kan integreren.
Dat kan onder meer via het aanleren van een taal en
bepaalde sociale vaardigheden. Wie in deze maatschap-
pij niet kan communiceren, kan ook niet volwaardig
participeren. Deze wet is niet goed omdat men vandaag
een instrument uit handen geeft dat het ideale middel zou
zijn geweest om aan de Gewesten en Gemeenschappen
de
mogelijkheid
te
bieden
om
via
inburgerings-
programma's en trajectbegeleiding op een positieve ma-
nier te werken aan het inburgeren van die allochtonen en
nieuwkomers die volwaardig Belg willen worden. Mijn-
heer de minister, de Volksuniefractie zal dit wetsontwerp
dan ook niet goedkeuren.
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, le groupe PS est
heureux de l'aboutissement de ce projet de loi. L'ide´e de
penser que notre pays sera, apre`s l'adoption de ce texte,
un des pays les plus progressistes au monde ne peut que
re´jouir les socialistes francophones.
De plus, la re´forme propose´e est l'exe´cution parfaite d'un
e´le´ment prioritaire de l'accord de gouvernement et elle
refle`te incontestablement la nouvelle orientation de la
politique de notre pays envers les e´trangers.
N'oublions pas que ce projet fait partie d'un tout constitue´
non seulement de la proce´dure d'asile qu'il faut adapter,
mais aussi de la re´gularisation des sans-papiers. Cet
HA 50
PLEN 034
9
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
ensemble cohe´rent a pour objectif de favoriser une
socie´te´ belge ouverte, tole´rante, respectant la dignite´
humaine, objectif d'ailleurs toujours de´fendu par notre
parti.
Nous constatons avec plaisir qu'un premier pilier de cet
ensemble a e´te´ re´alise´ avec le vote du texte de loi sur la
re´gularisation des sans-papiers. Cette ope´ration est ac-
tuellement en cours d'exe´cution. Elle constitue un pas
tre`s positif et dans quelques semaines, nous connai^trons
le re´sultat final de l'application du texte vote´ l'anne´e
dernie`re.
Avec le nouveau texte de loi sur la nationalite´ et la
naturalisation, nous re´alisons le second pilier de cette
nouvelle politique et nous estimons important que ces
piliers soient mis en oeuvre rapidement et de fac¸on
concomitante.
Il nous apparai^t aussi tre`s clairement que la nationalite´
est un instrument efficace pour favoriser l'inte´gration des
e´trangers dans notre socie´te´. Il faut encourager et cons-
truire une socie´te´ multiculturelle en Belgique. De`s lors, il
e´tait normal de pre´voir une modification de nos le´gisla-
tions pour atteindre cet objectif d'inte´gration et d'inser-
tion.
Ce texte vise e´galement a` reme´dier a` toute une se´rie de
lourdeurs, de tracasseries qui caracte´risaient jusqu'a`
pre´sent l'acquisition de la nationalite´ belge. Cet objectif
de simplification e´tait d'ailleurs un des points importants
de la de´claration gouvernementale; nous nous re´jouis-
sons que le texte y satisfasse pleinement.
D'un autre co^te´, les possibilite´s d'acque´rir la nationalite´
sont e´largies; les de´lais sont raccourcis tant au niveau de
la proce´dure que sur le plan des avis a` rendre par le
parquet, la Su^rete´ ou l'Office des e´trangers, engendrant
ainsi une acce´le´ration des proce´dures.
Autre e´le´ment extre^mement important : dore´navant, la
proce´dure de naturalisation sera gratuite.
Notons aussi que l'acte de naissance pourra e^tre rem-
place´ par une attestation e´quivalente des autorite´s diplo-
matiques ou consulaires, ou subsidiairement par un acte
de notorie´te´.
De`s lors, ce texte repre´sente, sans le moindre doute, une
re´elle re´volution en regard des pratiques actuelles qui,
malheureusement, imposaient un de´lai encore trop long
en matie`re de naturalisation et limitaient trop strictement
les conditions d'acquisition de la nationalite´ par de´clara-
tion, notamment, puisque la loi actuelle fixe une limite
d'a^ge a` trente ans. Demain, et ce sera beaucoup plus
simple, de`s qu'une personne de plus de dix-huit en fera
la demande, et pour autant qu'elle re´side en Belgique
depuis plus de sept ans, elle deviendra belge sur la base
d'une simple de´claration. Cela se justifie d'autant plus
que, dans une socie´te´ ine´luctablement en voie de globa-
lisation et de mondialisation, la notion me^me de nationa-
lite´ a perdu une grande partie de son sens, d'autant
qu'elle est attache´e a` des frontie`res d'Etat de plus en
plus the´oriques : celles-ci empe^chent encore parfois le
passage des personnes, mais jamais celui des informa-
tions et de la communication.
Le groupe socialiste est satisfait des propositions de
modifications significatives qui sont soumises a` notre
assemble´e.
Je de´sire cependant e´mettre quelques observations, non
pas a` l'e´gard du texte mais en ce qui concerne les
craintes exprime´es par certains lors des de´bats en
commission.
Ma premie`re re´flexion porte sur l'e´largissement des
possibilite´s d'acque´rir la nationalite´ belge. Selon le texte
propose´, la proce´dure de de´claration de nationalite´ sera
dore´navant ouverte a` tout e´tranger de plus de dix-huit
ans qui est ne´ en Belgique et y re´side, ou qui est ne´ a`
l'e´tranger mais a un parent belge au moment de la
de´claration ou encore, qui a sa re´sidence principale en
Belgique depuis sept ans au moins et est admis a` y
se´journer pour une dure´e illimite´e.
D'autre part, la proce´dure de naturalisation sera possible
pour tout e´tranger de plus de 18 ans qui a sa re´sidence
principale en Belgique depuis trois ans au moins.
Soyons re´alistes a` l'e´gard de ceux qui ont des craintes
d'encombrement. Cette modification n'aboutira nulle-
ment a` une invasion d'e´trangers voulant devenir belges.
En effet, en Belgique, environ 90% de la population est
belge et 10% est e´trange`re. De ces 10% d'e´trangers,
60% sont des ressortissants de la Communaute´ euro-
pe´enne. En d'autres termes, seulement 4% de la popu-
lation de notre pays est non europe´enne. Ce sont pro-
bablement ces personnes qui, le plus massivement,
pourraient e^tre inte´resse´es par l'acquisition de la natio-
nalite´. Pour quel motif aurions-nous refuse´ de leur tendre
la main ?
Il est par ailleurs possible - je veux bien le reconnai^tre -
que dans les premiers mois de l'entre´e en vigueur de
cette nouvelle le´gislation, il y ait une affluence de deman-
des. Mais cela devrait e^tre un phe´nome`ne que l'on
pourrait qualifier de
one shot puisque, en de´finitive, ce
seront essentiellement les personnes qui n'ont pas en-
core atteint les cinq ans requis maintenant, mais qui ont
trois ans de pre´sence en Belgique, qui pourraient faire
usage de la de´claration de nationalite´. S'il y avait des
objections, nous pourrions, puisque la Chambre est
l'instance de recours, avoir a` traiter un nombre important
de dossiers, mais cela ne serait que momentane´.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zou de heer Eerdekens een vraag willen stellen. Als hij
de inschatting maakt dat we in de eerste maanden van
10
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
de inwerkingtreding van de nieuwe wet een verhoogd
aantal aanvragen zullen moeten verwerken, als we we-
ten dat de Dienst Vreemdelingenzaken niet in staat is om
zonder reorganisatie behoorlijk te adviseren en als de
parketten nog moeten achterhalen hoeveel mensen ze
nodig hebben, is het dan niet verstandiger om alvast in
de eerste fase de verkorting van de adviestermijn tot e´e´n
maand niet door te voeren ? U geeft juist aan dat het
aantal aanvragen extra groot zal zijn. Is het dan niet
verstandiger om die verkorting uit te stellen tot het
moment dat iedereen met een verminderd aantal aanvra-
gen en een verbeterde omkadering die adviezen kan
geven ?
M. Claude Eerdekens (PS) : Monsieur le pre´sident,
cette re´forme aboutira si tous ceux qui doivent collaborer
a` son exe´cution le font avec beaucoup de loyaute´. Il
s'agit la` d'un devoir collectif et donc bien e´videmment de
la Chambre et de la commission.
Nous serons probablement confronte´s a` un surcroi^t de
travail dans un premier temps, mais je suppose que nous
pourrons compter sur la collaboration de la questure, en
cas de ne´cessite´ de renfort de personnel afin de nous
permettre de travailler correctement.
Si on conside`re la situation de l'Office des e´trangers, ce
dernier dispose d'un de´lai tre`s court. Nous savons que
cette administration est noye´e sous les dossiers. Elle doit
pourtant pouvoir fonctionner correctement et il faut que
les dossiers puissent e^tre traite´s dans un de´lai raisonna-
ble.
En ce qui concerne les parquets, j'ai analyse´, apre`s avoir
entendu les objections e´mises par M. Van Peel ce matin,
le document qui a e´te´ distribue´ sur nos bancs. Je dirai
tre`s honne^tement que les re´serves exprime´es par le
colle`ge des procureurs ge´ne´raux ont trait a` l'intendance.
On demande au ministre de la Justice de mettre du
personnel supple´mentaire a` disposition. Il est clair que
cette demande devrait e^tre rencontre´e tant pour l'Office
des e´trangers que pour les parquets afin de leur permet-
tre de traiter les dossiers dans un de´lai raisonnable.
Cela dit, il y a quand me^me une certaine informatisation.
Les parquets n'expriment des objections en ce qui
concerne l'avis a` e´mettre que lorsqu'il y a des faits
personnels graves. Il me semble donc que les parquets
devront e^tre en mesure de pouvoir re´pondre dans le de´lai
demande´.
Il est e´vident que toute re´forme implique de devoir
bousculer quelque peu les habitudes e´tablies. Il est vrai
que l'on peut conside´rer ce de´lai d'un mois comme
insuffisant. Je peux en convenir. Mais il sera toujours
possible, cela a e´te´ dit par le ministre en commission,
d'appre´cier, au bout de quelques mois, si une difficulte´
majeure se posait. Mais je dois constater qu'en ce qui
concerne le de´lai de quatre mois qui existe actuellement,
on nous avait de´ja` exprime´ dans cette Chambre, lorsque
nous avons vote´ la loi Erdman, puisque ce texte nous
venait du Se´nat, que le de´lai de quatre mois e´tait
insuffisant. Or, vous le savez bien, monsieur Vandeurzen,
on peut dire aujourd'hui que ce de´lai a e´te´ respecte´.
Pourtant, quand on a adopte´ la loi Erdman, on nous a dit
qu'il e´tait impossible de le respecter. Je suis donc relati-
vement optimiste quant a` la capacite´ du pouvoir judiciaire
a` pouvoir respecter ce qui lui est demande´.
En ce qui concerne la Su^rete´ de l'Etat, je n'ai aucune
crainte.
La Su^rete´ de l'Etat n'e´met des avis que dans un nombre
tre`s limite´ de dossiers, pour des personnes dont le
comportement est susceptible de porter atteinte a` la
se´curite´ nationale. Et a` ma connaissance, elle transmet a`
la Chambre, dans un de´lai tre`s rapide, les rapports qui lui
sont demande´s. Ils sont d'ailleurs ge´ne´ralement de
grande qualite´ et sont tre`s pre´cieux pour l'information de
la commission.
Je souhaiterais poursuivre mon intervention en disant
que nous n'avons aucune raison de penser que les
services de l'Etat, l'Office des e´trangers, la Su^rete´ de
l'Etat et le pouvoir judiciaire par l'interme´diaire des par-
quets, ne collaboreront pas.
Je de´sirerais e´galement faire une observation concer-
nant l'objection qui a souvent e´te´ avance´e en ce qui
concerne la suppression, dans le projet de loi, du
contro^le que le parquet devait effectuer quant a` l'inte´gra-
tion de la personne demanderesse de nationalite´ ou de
naturalisation. Cette modification a e´te´ de´crite par cer-
tains comme e´tant une erreur ou un e´le´ment inaccepta-
ble. Je ne pense pas que ce soit le cas. Lorsqu'un
e´tranger effectue une de´marche, entame la proce´dure
pour acque´rir la nationalite´ belge, il y a une sorte de
pre´somption d'inte´gration dans notre socie´te´. Cette pre´-
somption ne peut e^tre renverse´e que par le parquet
lorsque celui-ci est en mesure de donner la preuve de
l'existence de faits personnels graves.
Certains arguments de´veloppe´s en commission par une
certaine formation traduisaient incontestablement un re-
jet des e´trangers. Nous ne pouvons pas suivre ce type de
comportement que nous trouvons inadmissible dans une
socie´te´ de´mocratique. Nous devons conside´rer de fac¸on
e´gale toute personne se trouvant sur le territoire national
et nous ne voyons pas de raison dans un Etat de droit, ou`
la loi est la me^me pour tous, de diffe´rencier les e´trangers
inse´re´s dans notre socie´te´ et qui, par l'effet de l'octroi de
la nationalite´ ou de la naturalisation, obtiennent donc les
me^mes droits mais aussi les me^mes devoirs que les
Belges. Et nous n'avons aucune raison de mettre en
doute la since´rite´ de leur de´marche lorsqu'ils introduisent
soit une de´marche de naturalisation, soit une demande
d'acquisition de la nationalite´.
HA 50
PLEN 034
11
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Eerdekens
Nous sommes e´galement heureux de constater que ce
nouveau texte mettra fin aux freins qui existaient encore
en matie`re de naturalisation. J'espe`re que, comme c'e´tait
souvent le cas dans le passe´ et jusqu'a` pre´sent, les
demandeurs ne se sentiront plus de´courage´s devant la
course d'obstacles que constituait l'octroi de la nationa-
lite´ belge ou de la naturalisation.
Ce texte, de me^me que celui sur les re´gularisations, tend
a` inte´grer de manie`re accrue les personnes d'origine
e´trange`re. Nous pensons que cette politique fait de notre
pays un Etat respectueux de la personne humaine, un
Etat ouvert sur le monde, un Etat ge´ne´reux, un Etat
humaniste, bref, un Etat moderne, un Etat digne de ce
nom. Nos valeurs de tole´rance, de justice sociale et
d'ouverture a` l'autre sont ainsi rencontre´es.
En conse´quence, le groupe socialiste est particulie`re-
ment heureux de voir notre pays prendre une telle
orientation positive.
Enfin, je suis certain que les personnes qui be´ne´ficieront
de ces mesures sauront apporter a` notre pays, par leur
diversite´, leur e´nergie et leurs talents, un enrichissement
qui profitera a` tous, Belges et e´trangers. Je suis certain
que cet apport sera de nature a` enrichir re´ciproquement
l'ensemble des citoyens vivant dans notre pays.
En conclusion, monsieur le pre´sident, monsieur le minis-
tre, chers colle`gues, le groupe socialiste soutient ce
projet de loi avec beaucoup de satisfaction.
De heer Guy Hove (VLD) : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer de minister, collega's, in de eerste helft van de jaren
tachtig is er in belangrijke mate gesleuteld aan het
juridisch statuut van de vreemdelingen in ons land. Na
meer dan 10 jaar discussies en acties, binnen en buiten
het parlement, werd in 1980 de eerste coherente wetge-
ving op de binnenkomst en het verblijf van vreemdelin-
gen goedgekeurd. Zo maakte de wet van 15 december
1980 een einde aan het zeer administratief karakter van
de verblijfswetgeving uit de voorgaande periode. Globaal
genomen verstevigde de nieuwe wet de rechtszekerheid
en de rechtsbescherming van vreemdelingen, in het
bijzonder wat de verblijfszekerheid en het gezins-
herenigingsrecht betreft. De uitbouw van rechtsmiddelen
die de vreemdelingen ter beschikking hadden om te
reageren op beslissingen die tegen hen werden geno-
men, was eveneens betekenisvol. Kort na de totstandko-
ming van dit politiek belangrijk juridisch instrument en in
uitvoering van het regeerakkoord van december 1981,
waarin de bevordering van de integratie van vreemdelin-
gen door naturalisatie en andere vormen van verwerving
van nationaliteit werden vooropgesteld, kwam de wet van
29 juni 1984 betreffende sommige aspecten van de
toestand van de vreemdelingen en de nationaliteits-
verwerving tot stand. Dit wetgevend optreden was drin-
gend nodig. De spanningen die ontstonden na de
immigratiegolf uit de jaren '60 en '70 en de wijzigingen in
de opvattingen en mentaliteit, eisten een grondige her-
werking van de gecoo¨rdineerde wetten van 1932. Toen
zag men in de keuze van de nationaliteit niets anders dan
de uitdrukking van een formele wil van trouw aan Belgie¨.
Die wil impliceerde noodzakelijkerwijs gevoelens en ge-
negenheid voor de instellingen en de gebruiken van de
Belgische volksgemeenschap. Het behoeft geen betoog
dat dergelijke zienswijze niet meer te vereenzelvigen viel
met het groeiend belang van de structurele sociaal-
economische band tussen de enkeling en de Staat.
Daarenboven was het nodig om de Belgische wetgeving
in overeenstemming te brengen met de beginselen die
vervat lagen in een aantal internationale rechtsnormen.
Het wetboek van de Belgische nationaliteit betekende
dan ook een vereenvoudiging en versnelling van de
onderscheiden procedureregelingen en ondersteunde de
integratie van buitenlandse kinderen van de tweede en
derde generatie en de echtgenoten in onze samenleving.
Dit wetboek heeft in de praktijk echter niet het beoogde
resultaat gehad, zodat wijzigingen niet konden uitblijven.
De oorzaken van het beperkte succes waren het blijven
bestaan van administratieve en juridische drempels, als
daar onder meer waren de hoge kosten en de lange duur,
en wellicht ook het ongeloof vanwege de vreemdelingen
dat de verwerving van de Belgische nationaliteit werkelijk
een oplossing zou bieden voor hun precaire maatschap-
pelijke situatie. Daaraan moet worden toegevoegd de
sociale druk die in sommige kringen van niet-Belgen
leefde, zowel tussen landgenoten van verschillende fa-
milies als binnen de eigen familie en zelfs tussen ouders
en kinderen. Dit maakte dat het niet of nauwelijks zou
worden aanvaard indien een landgenoot tot naturalisatie
zou besluiten. Deze realiteit werd nog versterkt doordat
de beleving nationaliteit en religie soms zodanig aan
elkaar waren gekoppeld dat verlies van de oorspronke-
lijke nationaliteit kon worden ervaren als afvalligheid van
het geloof.
Een reeks hervormingen werd vanaf dan doorgevoerd. In
de eerste plaats keurden de federale Kamers in het begin
van 1991 twee grondwetswijzigingen goed, die de af-
schaffing van het onderscheid tussen grote en kleine
naturalisatie op het oog hadden. De wet van 13 juni 1991
maakte het de tweede en derde generatie migranten
gemakkelijk om de Belgische nationaliteit te verwerven,
terwijl de wet van 6 augustus 1993 juridische duidelijk-
heid schiep na de constitutionele opheffing van de twee
soorten naturalisatie. De wet van 13 april 1995 verrichtte
een aanpassing van de procedure tot het verkrijgen van
de naturalisatie, zodat de behandeling ervan niet langer
meer dan een jaar zou mogen duren. Met de meest
recente wetswijziging, met name deze van 22 december
1998, beoogde de wetgever een drieledig doel : het
opnieuw verduidelijken op welke gronden juist de Bel-
gische nationaliteit kan worden aangevraagd, het gelijk-
12
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
schakelen van de wijze waarop de parketten advies
verlenen
en
het
doorzichtiger
maken
van
de
naturalisatieprocedure. Zo werd de procedure van de
nationaliteitskeuze met deze van de nationaliteits-
verklaring geharmoniseerd door voor beide in een vrijwel
identieke procedure te voorzien.
Het ter bespreking en stemming voorliggende ontwerp
wenst de integratie van vreemdelingen in onze samen-
leving verder te vergemakkelijken door de toegang tot de
procedures inzake nationaliteitsverklaring en naturalis-
atie gevoelig te wijzigen, waardoor onder meer het
verloop ervan kan worden bespoedigd. In dit laatste
verband is dan ook de herdefinie¨ring van de rol van het
parket gesitueerd dat binnen een termijn van e´e´n maand
een advies omtrent de eventuele aanwezigheid van
zware persoonlijke feiten vanwege de aanvrager dient uit
te brengen, terwijl dit thans twee maanden is voor de
nationaliteitsverklaring
en
vier
maanden
voor
de
nationaliteitskeuze en de naturalisatie. Verder worden de
procedures tot verkrijging van de Belgische nationaliteit
door de keuze van de vreemde echtgenoot van een Belg,
wegens het bezit van de staat van Belg en de procedure
tot herkrijging van de Belgische nationaliteit aangepast
aan de nieuwe regeling inzake nationaliteitskeuze, waar-
naar uitdrukkelijk wordt verwezen. Ook de met de hand
geschreven vermelding die sedert 1 september 1999
moet voorafgaan aan de handtekening van de aanvrager
op het formulier van naturalisatieverzoek wordt in die zin
gewijzigd dat daaraan een verklaring wordt toegevoegd,
waarbij de aanvrager zich evenzeer uitdrukkelijk onder-
werpt aan het verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden. Tot slot, en
niet minder belangrijk, is er de kosteloosheid van de
procedure.
In tegenstelling tot de jongste wetswijziging, die niets
veranderde aan de grondvoorwaarden - deze kunnen na
goedkeuring van dit ontwerp eveneens het onderwerp
zijn van een negatief advies van de procureur des
Konings - en enkel de procedure vatte en de eenloket-
regeling invoerde, reiken de ambities van onderhavig
ontwerp veel verder. Niet alleen wordt het verkrijgen van
de Belgische nationaliteit als ree¨le factor van integratie
beschouwd en geconcipieerd, maar wordt er ook een
consequente lijn in de nationaliteitswetgeving bewerk-
stelligd, waardoor de bestaande zekere dubbelzinnigheid
in de achterliggende filosofie met betrekking tot de rol die
de verwerving van onze nationaliteit speelt in het
integratiebeleid wordt weggewerkt. Enerzijds, is er de
nationaliteit als middel bij uitstek om tot een juridische
integratie te komen maar anderzijds, worden er nog
steeds verschillende drempels gehanteerd, die in meer-
dere of mindere mate afhankelijk zijn van de graad van
sociale integratie van de betrokkene in de samenleving.
Het verwerven van de nationaliteit dient dan ook niet
langer meer als het sluitstuk van integratie te worden
beschouwd, maar wel als een motor ertoe. De juridische
en sociale gelijkstelling met de onderdanen dienen cen-
traal te staan.
In het Europese en in het internationale recht bestaat de
tendens om bij de bepaling van de rechtspositie van
personen, het belang van de nationaliteit terug te drin-
gen. De vrijheid van staten om inhoud te geven aan een
apart statuut voor vreemdelingen, wordt beperkt.
Het globale beeld dat de bevolking krijgt van het begrip
nationaliteit is dan ook verwarrend, met vele en soms
tegenstrijdige signalen. Het versterken van het belang
van de nationaliteit, terug te vinden in de instrumentalis-
tische visie, staat tegenover een gestage internationali-
sering van het juridisch statuut van personen, waarbij de
juridische betekenis van nationaliteit hoe langer hoe
meer wordt uitgehold.
De regels voor verwerving van de nationaliteit in het
buitenland en de tendens tot objectivering in eigen land,
stellen de zin van een verdere tussenkomst van de
Kamer in deze aangelegenheid in vraag. De verkrijging
van de Belgische nationaliteit is een subjectief recht voor
wie de voorgeschreven voorwaarden vervult. In geval er
betwisting rijst over het bestaan van dat recht, wordt die
betwisting beslecht door de hoven en rechtbanken.
De voorzitter : Mijnheer Hove, de heer Van Peel wenst u
kort te onderbreken.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer Hove, u
verwijst naar andere landen en de grotere harmonisatie
bij de regels voor verwerving van een nationaliteit. Ik
begrijp niet goed hoe het komt dat Belgie¨ door deze
wetgeving het land wordt waar men, naar Europese
maatstaven gemeten, het gemakkelijkst de nationaliteit
verwerft. Als ik zie welke voorwaarden er in Duitsland,
Frankrijk, Groot-Brittannie¨ en Nederland bestaan, gaan
wij helemaal niet naar een harmonisatie, maar stevenen
wij af op een verregaande uitzonderingspositie voor
Belgie¨ bij het verwerven van de nationaliteit. Hoe rijmt u
dit met wat u daarnet zei ?
De heer Guy Hove (VLD) : Ik dacht dat ik daarop reeds
had geantwoord en dat ik duidelijk heb gezegd dat er
komaf zal worden gemaakt met de dubbelzinnige filosofie
die er vroeger werd toegepast. Enerzijds, sprak men van
een versoepeling van regels en anderzijds, werden er
voortdurend drempels ingebouwd, waardoor de proce-
dure werd bemoeilijkt.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Ik herinner
mij met heimwee de VLD-toespraken van uw gee¨erde
collega Dewael, die met veel meer vuur over naturalisatie
HA 50
PLEN 034
13
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
sprak. Wat u nu zegt, komt erop neer dat de VLD
voorstander is geworden van het opheffen van alle
dubbelzinnigheden, waarbij zij alle drempels tot het ver-
krijgen van de Belgische nationaliteit wil opheffen.
In tegenstelling met wat de gepassioneerde uiteenzettin-
gen van de heer Dewael destijds suggereerden, stel ik
mij de vraag waarom de VLD nu alle drempels wil
wegnemen ? Dit is de eeuwige vraag en u geeft daarop
nu het antwoord :
Wij moeten naar een ondubbelzinnige
situatie gaan, waarbij alle drempels om Belg te worden,
worden
weggenomen
. Dat is het huidige VLD-
standpunt.
De heer Guy Hove (VLD) : Dat heb ik niet gezegd,
mijnheer Annemans. De verkrijging van de Belgische
nationaliteit is een subjectief recht voor wie de voorge-
schreven voorwaarden vervult. In geval een betwisting
rijst over het bestaan van dat recht, wordt die betwisting
beslecht door de hoven en rechtbanken. Wanneer het
daarentegen gaat om de verkrijging van de Belgische
nationaliteit door naturalisatie, ontstaat er voor de be-
langhebbende geen enkel recht. De Kamer beslist sou-
verein over het toekennen aan de belanghebbende van
de gevraagde gunst. Deze beslissing kan dus niet wor-
den getoetst door hoven en rechtbanken.
In deze context kan het legaliteitsbeginsel niet ten volle
gelden en wordt ook de naleving van het gelijkheids-
principe in zekere zin, zo niet getemperd dan wel uitge-
sloten. Ik treed de these van professor Veaers bij dat
deze negentiende eeuwse opvatting in onze tijd nog
moeilijk kan worden verantwoord.
Zij laat immers willekeur toe. De wetgevende macht zou
zich moeten beperken tot het concipie¨ren van de
naturalisatiewet. De uitvoerende macht dient deze wet
onder controle van de Raad van State en van de rech-
terlijke macht toe te passen, of zoals professor Rimanque
het formuleert :
De vrees voor een nieuwe en rechterlijk
niet gecontroleerde Willem I zou stilaan moeten geweken
zijn.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Collega Hove,
in tegenstelling tot vorig jaar, toen voormalig fractieleider
Patrick Dewael hieromtrent het woord voerde, heb ik in
uw betoog niets gehoord over de enorme weerslag die de
versoepeling van de naturalisatiewet op de situatie van
de Brusselse Vlamingen zal hebben. Zij zullen bij de
komende gemeenteraadsverkiezingen worden wegge-
vaagd. Gaat uw partij iets ondernemen om voor de
gemeenteraadsverkiezingen het lot van de Brusselse
Vlamingen in de gemeenteraden te verbeteren ?
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Ik zou er willen op
wijzen dat de materie die de heer Laeremans al jaren te
berde brengt, niets te maken heeft met deze zaak. Wij
zullen trachten ervoor te zorgen dat de democratische
rechten van de Vlamingen in Brussel worden gevrij-
waard, zoals overal elders in dit land.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, c'est un point
important de la de´claration gouvernementale dont nous
de´battons aujourd'hui. La volonte´ affiche´e par la coalition
arc-en-ciel de tendre vers une socie´te´ plus ouverte et
plus tole´rante constitue l'un des piliers importants de
l'accord du gouvernement. L'inte´gration des e´trangers
est un des trois axes, avec la lutte contre le racisme et
avec une politique d'asile re´aliste et humaine, choisis par
le gouvernement pour tendre vers cet objectif.
Je veux d'emble´e vous dire la satisfaction du groupe
libe´ral de ce que la vision humaniste consistant a` accep-
ter et a` accueillir l'autre au-dela` des diffe´rences ait e´te´
inte´gre´e dans le projet dont nous de´battons aujourd'hui.
Je me re´jouis qu'une majorite´ parlementaire se dessine
dans ce pays pour parier sur la volonte´ d'inte´gration de
celles et de ceux qui, apre`s avoir re´side´ trois ans ou sept
ans dans notre pays, font la de´marche de solliciter
l'acce`s a` notre nationalite´.
La nationalite´, mes chers colle`gues, est un lien de
rattachement presque affectif a` un pays. Elle engendre
pour celui qui en be´ne´ficie, des droits et aussi des
devoirs. De´terminer les conditions d'acce`s a` la nationa-
lite´ est l'une des missions qui rele`ve bien entendu de la
souverainete´ essentielle d'un Etat. C'est un de´bat qui est
donc extre^mement important. Je veux de´plorer pour ma
part l'attitude de ceux qui, notamment lors des travaux en
commission, ont pre´fe´re´ exprime´ ici ou bien des visions
simplistes ou bien des raccourcis intellectuels. Je re-
grette encore l'attitude de ceux qui camouflent derrie`re
de faux pre´textes, un sentiment de racisme ou de xe´no-
phobie.
Monsieur le pre´sident, qu'il me soit permis de formuler
brie`vement quelques re´flexions par rapport aux e´le´ments
importants de ce projet de loi. Ainsi, il sera dore´navant
permis a` un e´tranger qui be´ne´ficie d'une autorisation de
se´jour illimite´, d'effectuer une de´claration de nationalite´
de`s lors qu'il est a^ge´ de 18 ans accomplis et qu'il a
se´journe´ depuis au moins 7 ans dans notre pays. Il rele`ve
me semble-t-il d'une e´vidence, qu'une femme ou un
homme qui, depuis sept anne´es, a e´tabli sa re´sidence
principale en Belgique et y a se´journe´ sur base d'une
autorisation illimite´e de se´jour a ne´cessairement de´ve-
loppe´ avec notre pays des liens de rattachement signifi-
catifs. Il y a la`, je crois, une forte pre´somption naturelle.
Je veux e´galement me re´jouir de ce que cet acce`s a` la
nationalite´ permettra bien entendu a` celui qui en be´ne´fi-
ciera le plein exercice des droits politiques, en ce compris
la faculte´ de prendre part aux de´bats publics de notre
pays, en ce compris la faculte´ de s'engager dans le cadre
de l'exercice de fonctions repre´sentatives. C'est une
re´ponse a` l'intervention de Mme Milquet qui de´plorait que
l'on n'ait pas e´te´ plus loin dans le cadre du de´bat relatif
14
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
au droit de vote des e´trangers non europe´ens. Il y a la`
une de´marche qui va plus loin que le simple octroi du
droit de vote puisqu'il y a cette faculte´ d'e^tre e´ligible et cet
e´le´ment me parai^t substantiel.
Monsieur le pre´sident, de la me^me fac¸on que nous avons
exprime´ des e´le´ments par rapport a` cette de´claration de
nationalite´, la Chambre aura e´galement la faculte´ d'oc-
troyer la naturalisation a` tout e´tranger a^ge´ de 18 ans qui
aura re´side´ en Belgique depuis trois ans, deux dans
certains cas. Je veux souligner l'importance qu'il y a a`
faire re´fe´rence a` la Constitution, aux lois du peuple belge
et aussi a` la convention europe´enne de sauvegarde des
droits de l'homme. Il s'agit la` d'un e´le´ment particulie`re-
ment important parce que ce sont des textes fondateurs
tout a` fait essentiels. Les valeurs humanistes exprime´es
dans le cadre de ces textes doivent e^tre re´affirme´es avec
vigueur.
Je conc¸ois aise´ment que certains membres de l'assem-
ble´e e´prouvent parfois des difficulte´s a` propos de textes
qui se situent aux antipodes de leurs discours ou de leurs
actes.
Je dois d'ailleurs vous faire part, monsieur le pre´sident,
du sentiment de´sagre´able que j'ai ressenti lors des
travaux en commission a` l'e´gard de la tendance mani-
feste´e par certains partis politiques a` aligner leurs dis-
cours sur celui du Vlaams Blok.
Le jeune parlementaire que je suis a e´te´ frappe´ de voir a`
quel point l'influence d'un parti extre´miste peut orienter
l'attitude d'autres partis politiques. Je crois qu'il s'agit
d'un pe´ril grave contre lequel je voudrais fermement
mettre en garde celles et ceux qui sont attire´s par cette
forme d'expression, dans le cadre de l'examen de ce
dossier particulier comme dans celui de bon nombre
d'autres proble`mes e´voque´s par notre assemble´e.
Ce de´bat re´ve`le un net clivage entre ceux qui parient sur
la volonte´ des hommes et des femmes de s'inte´grer pour
participer a` la vie de notre socie´te´ et les tenants du repli
sur soi qui craignent les diffe´rences.
Le texte soumis a` notre approbation permettra d'acce´le´-
rer le processus d'acquisition de la nationalite´. Je ne
reviendrai pas sur l'ensemble de la proble´matique. Je me
bornerai a` me re´jouir du principe de gratuite´, arre^te´ a`
l'issue de vifs de´bats, et sur les dispositions en matie`re
de simplifications administratives, lesquelles mate´riali-
sent les engagements pris par le gouvernement dans le
cadre de la re´forme et de la simplification des proce´dures
administratives.
Monsieur le pre´sident, je conside`re que ce projet est
incontestablement un des plus progressistes d'Europe.
L'accord de gouvernement a affiche´ son ambition de
tracer la voie vers un vingt et unie`me sie`cle ouvert et
tole´rant. Nous soutenons le projet du ministre dans la
mesure ou` il tend indubitablement vers cet objectif.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, laten we zeer duidelijk
zijn. Sommigen zeiden dat het een slechte wet is, omdat
het natuurlijk niet in overeenstemming is met hun bena-
dering van het probleem. Zij vinden dit een slechte wet;
anderen vinden dit een vooruitgang op een weg die al
genomen was sinds 1991.
Soms vergeten we dat we in de eerste plaats de Grond-
wet hebben gewijzigd. We hebben het onderscheid tus-
sen grote en kleine naturalisatie weggevaagd. In 1991
versoepelden we de procedure voor de tweede en derde
generatie en in 1995 - ik ben daarover nog altijd fier - heb
ik het initiatief genomen om de zaken te vereenvoudigen
en uitsluitend naar de Kamer te brengen. Deze oud-
senator wou in geen geval de Senaat nog zien betrokken
worden in de naturalisatieprocedures. Mijnheer de voor-
zitter, ik herinner me trouwens de reactie van uw admi-
nistratie op dat ogenblik die dit niet in dank afnam. Het
ging voor haar een overlast betekenen.
In 1998 kregen we een nieuwe versoepeling. Ik moet wel
onderstrepen dat in 1995 en 1998 er geen wijzigingen
aan de grondvoorwaarden werden ingebouwd. Het was
procedureel. Vandaag is er een politiek akkoord waarbij
wel aan de grondvoorwaarden wordt geraakt. Zo wordt
onder meer niet meer als voorwaarde de integratiewil
naar voren gebracht en wordt er naast andere wijzigin-
gen, een versnelling ingebouwd door de termijnen te
verkorten die opgelegd zijn aan de verscheiden diensten
om advies uit te brengen.
Als we vertrekken van deze gegevens, moeten we vast-
stellen dat het begrip nationaliteit ook een enorme weg
heeft afgelegd. Als ik de oude auteurs erop nasla, dan
lees ik dat nationaliteit iets was dat een verbondenheid
betekende ten overstaan van het vaderland. In het kader
van het Europa van vandaag, een multiculturele gemeen-
schap, hebben deze begrippen een evolutie meege-
maakt die mogelijkerwijze zelfs niet is aangevoeld. Laten
we niet vergeten dat de nationaliteit oorspronkelijk gere-
geld was in het burgerlijk wetboek. We hebben er een
afzonderlijke codex van gemaakt en vandaag staan we
ten overstaan van een eengemaakt Europa te discussie¨-
ren wie of wat wordt erkend om daadwerkelijk alle
politieke en burgerlijke rechten te genieten die in een
bepaald land gelden voor de burger. Daarover gaat het.
Het gaat niet over Belg zijn in het kader van die oude
benaming. Het gaat over waardig zijn om te genieten van
alle politieke en burgerlijke rechten die dit land aan zijn
ingezetenen toekent.
Ik zou bijna durven te zeggen dat we vandaag de neiging
hebben om aan eenieder die lange tijd in Belgie¨ woont de
politieke en burgerlijke rechten toe te kennen, met inacht-
neming van zijn eigen recht op prive´-leven en culturele
HA 50
PLEN 034
15
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
benadering - dit geldt gelukkig ook voor niet-allochtonen -
onverminderd het feit dat hij natuurlijk de wetten die hier
gangbaar zijn, moet naleven en eerbiedigen. Ik zie niet in
wat daar zo revolutionair aan is.
Ik zie het revolutionaire element ervan niet in.
Dit wetsontwerp bevat twee nieuwe gegevens. Mijnheer
de voorzitter, ik wens te verwijzen naar mijn initiatief van
1994 waarmee ik de autonomie van de Kamer inzake
naturalisaties heb erkend. Ik had aan de Kamer geen
enkele voorwaarde opgelegd. De Grondwet bepaalt dat
de Kamer naturalisaties toekent. Men kan zich de vraag
stellen of de wetgever die Kamer voorwaarden kan
opleggen inzake de toekenning van de naturalisatie. Mijn
initiatief van 1994 stuitte op verweer van CVP-senatoren
die voorwaarden wensten in te bouwen onder meer
inzake het inwinnen van inlichtingen bij de bevoegde
autoriteiten, meer bepaald bij de parketten.
Als de commissie voor de Naturalisaties in haar regle-
ment zou bepalen aan niemand informatie te vragen en
alleen op basis van het dossier te oordelen, kan men
daartegen op grondwettelijk vlak niets inbrengen. Men
zou zelfs de nieuwe wet niet kunnen inroepen om de
commissie tot de orde te roepen.
De heftige reacties inzake de vermindering van de ter-
mijnen waren voorspelbaar.
Het is begrijpelijk dat een instelling die vroeger 4 maan-
den de tijd kreeg om een advies uit te brengen en na de
goedkeuring van de nieuwe wet het werk binnen de
maand moet klaren, negatief reageert. Het is voorspel-
baar dat deze instellingen meer middelen en mensen
eisen om hun werk te kunnen uitvoeren. De minister van
Binnenlandse Zaken en de parketten hebben hierop
reeds aangedrongen. Er werd geopperd de termijn in een
eerste fase te verlengen om het hoofd te kunnen bieden
aan de te verwachten enorme stijging van het aantal
aanvragen.
Mijnheer de minister, u bent terzake verantwoordelijk. De
wijzigingen van de wet door de ontwerpen worden
slechts van kracht na publicatie in het Belgisch Staats-
blad en na de vermelde termijn. Op het ogenblik dat de
nieuwe wet in het Belgisch Staatsblad verschijnt, weet u
perfect wanneer de middelen moeten zijn vrijgemaakt om
de uitvoering van de wet concreet mogelijk te maken. Op
dat ogenblik weet u perfect hoeveel mensen er zullen
moeten worden ingezet. Op dat ogenblik weet u perfect
of de termijn haalbaar is.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Als voorzitter van de
commissie hebt u de minister toch al horen verklaren dat
het haalbaar is. Dat heeft hij nu al gezegd.
De heer Fred Erdman (SP) : Dat is zijn verantwoorde-
lijkheid.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Ik ben het eens met uw
wijze oproep, maar ik heb de minister andere dingen
horen zeggen.
De heer Fred Erdman (SP) : U zult de minister straks
horen reageren op mijn oproep. Daarnaast heeft de
minister zijn verantwoordelijkheid al genomen door te
zeggen dat het in de huidige stand al mogelijk is. Dat zal
hij dus moeten toelichten.
Rekening houdend met de laatste bepalingen in de twee
wetten, zeg ik dat ze pas van kracht worden op het
ogenblik van publicatie en een bepaalde termijn erna. Op
dat ogenblik zal de minister perfect moeten weten met
hoeveel mensen hij bepaalde parketten zal moeten ver-
meerderen om te bereiken wat mogelijk is.
Ik heb nog een bijkomende bedenking, mijnheer de
voorzitter. Het is tenslotte de Kamer en de kamercom-
missie die wat de naturalisatie betreft, haar procedure
gaat vastleggen. Het zal de kamercommissie zijn die
haar verantwoordelijk zal nemen in het kader van de
waarschuwingen die hier terecht of ten onrechte zijn
gegeven. Sommigen hebben hierbij misschien nog altijd
vragen bij de garanties die de minister vandaag geeft.
Het zal dus de kamercommissie zijn die zichzelf de
ruimte en de discipline zal moeten opleggen, alvorens
over te gaan tot het toekennen van de naturalisatie.
Er is een probleem dat we niet uit de weg mogen gaan en
waarop we attent moeten zijn. Wanneer de procedure
niet via de Kamer verloopt, maar berust op verklaringen
van de ambtenaren van de burgerlijke stand, is het
duidelijk dat de ambtenaren daadwerkelijk moeten in-
schrijven eens de termijn verlopen is. Zij moeten dus de
nationaliteitskeuze acteren. Zij nemen als ambtenaar de
verantwoordelijkheid en zijn gebonden aan de termijn.
Mijnheer de minister, ik wil er u in overleg met uw collega
van Binnenlandse Zaken op wijzen dat men daar oplos-
singen moet aanreiken. Ik weet wel dat voor die mensen
de wijze van benadering door omzendbrieven kan wor-
den opgeklaard.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer Erd-
man, als een advies niet is binnengekomen binnen de
gestelde termijn, zou de commissie twee of drie maan-
den kunnen wachten tot wanneer het advies er is. Als ik
uw redenering goed begrijp, zou de commissie dit perfect
kunnen doen.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Van Hoorebeke,
we gaan even concreet zijn in de theoretische benade-
ring. Denkt u dat als een commissielid, rechtstreeks of
onrechtstreeks, inlichtingen zou hebben in het bepaald
dossier door het gepubliceerde relaas van een rechts-
16
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
zaak, de commissie zonder meer zou zeggen dat ze
daarover stappen omdat ze geen antwoord van het
Openbaar ministerie hebben ? Denkt u dat onze
collega's deze zaak zo behandelen ?
Ik wil aannemen dat het wettelijk carcan zoals het hier
wordt uitgetekend, kan worden gebruikt maar niet nood-
zakelijkerwijze is opgelegd. De Kamer blijft soeverein
door haar commissie al of niet een dossier te laten
beoordelen en de naturalisatie toe te kennen. Iedere
auteur zegt u dat de naturalisatie bij wetgevende akte,
waarop geen controle, sanctie of uitleg moet worden
verstrekt, wordt toegekend door de Kamer. De Kamer is
dus vrij in het beoordelen van haar procedure.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Dit is een interessant
debat. U geeft voorbeelden waarbij de leden van de
commissie voor de Naturalisatie op enigerlei manier
persoonlijk kennis hebben gekregen van een of ander
dossier. U zult het met mij eens zijn dat dit over een grote
uitzondering gaat in de massa van de te behandelen
dossiers. U kunt er dus onmogelijk een algemene regel
van maken. Ik tracht u goed te begrijpen. Volgens uw
stelling zou het dus kunnen dat de commissie voor de
Naturalisaties in haar wijsheid en met haar constitutio-
nele bevoegdheden vaststelt dat de wetgever, in casu de
meerderheid die deze wet zal goedkeuren, zich heeft
vergist over de adviesperiode van e´e´n maand. Zij kan
voorstellen voor het grootste gedeelte van de dossiers de
adviesperiode opnieuw op twee of drie maanden te
brengen.
Ik meen begrepen te hebben dat dit volgens u perfect
mogelijk is. Dan rijst de vraag waarom niet in de wet kan
worden ingeschreven dat deze wijze maatregel meteen
wordt genomen. Het betekent dat wij ons overleveren
aan de wijsheid - die onder verschillende legislaturen
anders kan zijn - van de toevallige leden van de commis-
sie voor de Naturalisatie.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Van Peel, ik heb
gezegd dat er een politiek akkoord was om de termijnen
te verkorten. Ik heb u ook gezegd dat het mijn rotsvaste
overtuiging is dat de Kamer constitutioneel over alle
vrijheid beschikt om een eigen procedure te bepalen. Wij
hebben ook de voorzitter van de commissie gehoord.
Volgens hem zijn in sommige gevallen die vier maanden
al voorbij op het ogenblik dat wordt beraadslaagd. Waar
is de angel ? Indien de commissie strikt wettelijk zou
reageren handelt zij nog binnen haar eigen constitutio-
nele verantwoordelijkheid.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer Erdman, u zegt
herhaaldelijk dat het gaat over een politiek akkoord. Het
is een beleefde manier om mij duidelijk te maken dat u
deze wet niet echt graag goedkeurt, maar dat de politiek
zijn wetmatigheden kent. U hoopt deze poort te kunnen
openen door in de commissie voor de Naturalisaties de
facto nog een consensus te bekomen of een meerder-
heid te bewegen om de termijn te verlengen. Zo begrijp ik
u. U moet dan ook begrijpen dat voor het al dan niet
werken van die ontsnappingsroute, u evengoed afhanke-
lijk bent van de meerderheid en de partners waarmee u
samenwerkt. De politieke realiteit verandert in wezen
niet.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Van Peel, het
reglement dat die commissie heeft goedgekeurd over de
te volgen procedure is gestoeld op de huidige wetgeving.
Kijk dat maar na. Er zijn zaken in vermeld die niet in de
wet zijn opgenomen. In sommige gevallen heeft de
commissie zaken toegevoegd, in andere gevallen gecor-
rigeerd. Die commissie heeft in het verleden haar eigen
procedure uitgetekend.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Het is bijna een fetisj
geworden van het ontwerp. Het lijkt mij dan toch twijfel-
achtig dat die fetisj in de commissie ongedaan zal
worden gemaakt.
De heer Fred Erdman (SP) : Ik zeg niet dat ze ongedaan
zal worden gemaakt. Ik zeg alleen dat het aan de
commissie behoort individuele aanvragen dossier per
dossier te behandelen, in het licht van alle gegevens
waarover zij beschikt. In sommige omstandigheden, en
op basis van de voorhanden zijnde documenten, zal men
het advies van het Openbaar ministerie niet nodig heb-
ben omdat er voldoende elementen zijn om onmiddellijk
te oordelen. In andere gevallen zal de commissie, op
basis van gegevens die een lid of anderen haar zouden
hebben toegespeeld, voorzichtig willen zijn en willen
wachten. Men kan in de wet de beste bepalingen inschrij-
ven, die commissie blijft soeverein werken in de beoor-
deling van ieder individueel dossier. Zo niet wordt ge-
tornd aan het constitutionele principe dat de Kamer de
naturalisatie toekent.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer Erd-
man, ik volg uw redenering. Het is jammer dat we dit
debat niet in de commissie hebben kunnen voeren.
De voorzitter : Waarom mag er in de plenaire vergade-
ring geen debat worden gehouden dat enigszins verschilt
van dat in de commissie ?
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Dat zal het
debat vandaag misschien verlengen, mijnheer de voor-
zitter. U moet misschien even aan uw planning denken. Ik
vind de benadering goed, maar vraag mij samen met
collega Van Peel af waarom er dan een termijn wordt
vastgelegd in de wet die om diverse redenen door de
commissie naast zich kan neergelegd worden. Nu gaat u
een termijn inbouwen waarvan de parketten en de Dienst
Vreemdelingenzaken weten dat het een soort vervalter-
HA 50
PLEN 034
17
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
mijn was. Als er binnen die termijn geen advies komt,
wordt het geacht een positief advies te zijn. Ik denk dat
het beter is om dat uit te wet te laten schrappen en in de
gevallen waarin een advies nodig is, aan de parketten en
de dienst vreemdelingenzaken te vragen dit zo snel
mogelijk af te handelen. Ik ben het eens met uw redene-
ring, maar vraag me af waarom die termijnen nog in de
wet gehandhaafd worden.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Van Hoorebeke, u
vertrekt van het feit dat er nu geen termijn instaat en dat
klopt niet. De termijn wordt alleen verkort. Dat heb ik in
het begin reeds gezegd omdat de heer Van Peel een
eigen interpretatie hanteert. Ik heb duidelijk gezegd dat
het akkoord, zoals het nu uitgevoerd wordt in het kader
van deze herziening van de nationaliteitswetgeving, in-
houdt dat de termijnen worden verkort en dat er geen
voorwaarde van integratie wordt gesteld. Dat is het
politieke akkoord dat nu uitgevoerd wordt.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer Erdman, het
akkoord is dus de enige reden waarom u nog houdt aan
die termijn van e´e´n maand. Ondertussen staat vast dat
deze termijn niet haalbaar is.
De heer Fred Erdman (SP) : Dat zegt u.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Ik ga volledig akkoord
met uw redenering. Wij kunnen die termijn laten vallen en
de commissie voor de Naturalisaties van de Kamer de
termijn laten bepalen over dewelke het parket en de
Dienst Vreemdelingenzaken beschikken om een advies
te verstrekken zodanig dat de Kamer degelijk is ingelicht.
Ik ga volledig akkoord met uw redenering. Laten we dus
het zinloze van het akkoord inzien, wetende dat die
termijn van een maand gekkenwerk is en gewoon niet
haalbaar is. Dat is het enige dat wij op dit ogenblik vragen
en dan hebben we een wet die haalbaar is en dan zullen
we, wanneer we tot naturalisatie overgaan, weten of
iemand al of niet lid is van een terroristische organisatie
of vervolgd wordt voor zwaarwichtige feiten. Dat is het
probleem. Zijn wij binnen die termijn voldoende gedocu-
menteerd en gei¨nformeerd om met kennis van zaken de
nationaliteit uit te spreken ? Ik deel uw mening. Laten wij
dit overlaten aan de Kamer. Laat de Kamer haar wijsheid
in elk individueel dossier gelden, zodanig dat wij die
zinloze termijn van een maand vergeten.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, de termijn van een maand is niet zinloos. Hij is
niet ingebouwd omdat hij bepaalt hoeveel tijd men nodig
heeft om te onderzoeken of het om een crimineel gaat,
maar omdat het politiek akkoord inhoudt dat na een
termijn van een maand het dossier automatisch goedge-
keurd wordt. Daarvoor is de termijn nodig. Niet om te
kijken of er iets aan de hand is, maar om te kunnen
zorgen dat het automatisch gebeurt. Dat is het idee van
mijnheer Eerdekens. Hij speelt er al jaren mee en nu is
het politiek akkoord dat de termijn van een maand dient
om het dossier automatisch te behandelen. Het heeft
geen enkel belang of men in die tijd kan nakijken of het
om een crimineel gaat. Het is een politiek dossier en ik
vind het antwoord in dat verband eerlijk en open.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Van Parys, ik vind
dat de wijsheid wat laat komt, want had u me gesteund in
1994, hadden we vandaag niet gediscussieerd over de
termijnen en had u geen inlichtingen moeten vragen. Dan
had de Kamer soeverein kunnen oordelen over ieder
dossier.
Mag ik nog een andere bemerking maken ? Gelukkig
heeft men het onder uw verantwoordelijkheid nog kunnen
rechtzetten, maar zelfs met de termijn van vier maanden
was bijna iemand die lid was van een terroristische
organisatie genaturaliseerd.
U zegt dat deze termijn niet haalbaar is. De minister heeft
zich in de commissie daartoe verbonden. Het antwoord,
dat hij ook nu heeft verstrekt, was dat zij dit aankonden
als hij hen de middelen zou geven. De minister zal dus
zijn verantwoordelijkheid nemen en de nodige middelen
ter beschikking stellen van de diensten die daarom
verzoeken om de termijn te kunnen halen.
Het tweede gedeelte handelt over het wegvallen van de
integratievoorwaarde. Ik wil even terugkomen op het
oprechte betoog van de heer Van Hoorebeke, die naar
het Vlaams regeerakkoord verwijst. Wij moeten nu ein-
delijk eens toegeven dat we een bepaalde terminologie
als een fetisj blijven gebruiken. Wat is integratiewil juist ?
Hoe interpreteert men dit en op welke concrete feiten kan
dit gestoeld worden ? Ik weet wel dat sommigen in dit
land alleen de aanhorigheid langs het ius sanguinus
blijven verdedigen en dat het alleen de zuiverheid van het
ras is die op dat ogenblik zou spelen. Wanneer men
echter intellectueel eerlijk een analyse wil maken met
betrekking tot integratiewil, dan stelt men vast dat dit veel
verder gaat dan het afleveren van een document waar-
door men bepaalde politieke en burgerlijke rechten krijgt.
Denkt u werkelijk dat men in onze maatschappij al dan
niet de volheid van zijn rechten kan doen gelden afhan-
kelijk van het feit of men een Belgische identiteitskaart
dan wel een andere op zak heeft ? Denkt u dat die
rechten gelijk zijn aan die van Belgen of niet ? Daar zit
het element van integratie in, onze eigen maatschappij
moet zichzelf integreren. Onze eigen maatschappij moet
leren de erkenning van eenieders eigenheid op te ne-
men. Ik blijf voorstander van het programma van de
Vlaamse Gemeenschap omdat ik er rotsvast van over-
tuigd ben dat hier geen nationaliteitsvoorwaarde aan
moet worden verbonden. Er moet geen voorwaarde a
priori verbonden worden aan het verlenen van
gunsten.
18
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
Het is de essentie van de gemeenschap om in het kader
van haar eigenheid en haar voortbestaan de discrimina-
ties weg te werken. Onder het mom van de wil of onwil
om te integreren blijven er immers te veel verkapte
discriminaties bestaan.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer Erd-
man, in tegenstelling tot de vorige spreker - van de VLD
- bent u al wat meer ervaren in de politiek. U was
voorzitter van de SP net op het ogenblik dat hier de
vorige versoepeling via het Eurostemrecht is goedge-
keurd. U weet van de heren Vandenbussche en Dela-
thouwer in Brussel wel ongeveer dat er daar een pro-
bleem bestaat en dat deze wetgeving wel eens zware
gevolgen zou kunnen hebben voor de Brusselse Vlamin-
gen. Toch heeft uw partij, ondanks het feit dat dit in de
vorige debatten zo belangrijk was, helemaal geen inte-
resse meer voor het lot van de Brusselse Vlamingen en
voor de gewaarborgde vertegenwoordiging in de ge-
meenteraden. U laat heel dit thema blijkbaar vallen. Deze
wetgeving zal er nochtans voor zorgen dat de Vlamingen
bij de komende verkiezingen in de gemeenteraden van
de kaart zullen worden geveegd. Bent u bereid om nog
voor de gemeenteraadsverkiezingen te zorgen voor de
gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vlamingen in
Brussel ?
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer Erd-
man, u hebt gelijk wanneer u stelt dat het niet van een
document kan afhangen of men een betere staatsburger
is dan iemand anders. Men kan als Belg veel slechter zijn
dan een niet-Belg die zich beter gedraagt en beter de
normen van het land respecteert. Ik ga er ook mee
akkoord dat de tests om de integratievoorwaarden inzake
de nationaliteitsverwerving te controleren, die vandaag
nog bestaan, denigrerend en onaanvaardbaar zijn. Bo-
vendien moet men vaststellen dat er momenteel proble-
men bestaan en dat we er niet in slagen om ze op een
vrijblijvende wijze op te lossen. Daarom moeten we een
systeem ontwikkelen waarbij die integratie niet vrijblij-
vend is. Hoewel het via de nationaliteitsverwerving mis-
schien niet de ideale manier is, vind ik een wettelijke
verplichting op een inburgeringscontract, een traject-
begeleiding zoals in Nederland, een goede manier om op
een positieve wijze bij te dragen tot de oplossing voor de
samenlevingsproblemen die vandaag bestaan. We moe-
ten die problemen toch onderkennen. Vanuit die posi-
tieve benadering willen wij de integratieplicht invoeren.
Het is misschien niet ideaal om dat via de nationaliteit te
doen, maar het is vandaag de enige mogelijkheid om het
op een meer afdwingbare wijze op te leggen.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer Erdman herin-
nert zich misschien nog dat ik in de commissie even bij
het Nederlands systeem ben blijven stilstaan.
De heer Fred Erdman (SP) : En of !
De heer Marc Van Peel (CVP) : In Nederland is de
integratiewil wel degelijk vervat in de nationaliteits-
verwerving enerzijds en in de inburgeringsvoorziening
anderzijds. Die twee spelen op elkaar in. Ik volg uw
filosofie, maar als dit in het open, tolerante en progres-
sieve Nederland kan, waarom hebben wij er dan zo een
schrik voor ?
De heer Fred Erdman (SP) : De heer Van Peel kan ik
een uitspraak van hemzelf in herinnering brengen. U hebt
ooit gezegd, mijnheer Van Peel, dat we niet alles van de
Nederlanders moeten kopie¨ren. Dat betrek ik ook op
bepaalde situaties. Laten we de Moerdijk nog altijd als
grens beschouwen.
Mijnheer Laeremans, we zullen de Brusselse Vlamingen
nooit aan u overleveren. Daar zullen we zelf wel zorg
voor dragen. De garanties voor de Brusselse Vlamingen
liggen niet in uw handen.
Mijnheer Van Hoorebeke, wat de integratie betreft, mag
ik al wat u hebt gezegd transponeren naar de ongeluk-
kigen die zonder have en goed in de Brusselse straten
liggen ? Mag ik dat transponeren naar de ongeschoolde
arbeiders die op dit ogenblik in sommige sectoren geen
kans maken ? Sociale integratie is meer dan de oor-
sprong van iemand te nemen en te zeggen dat hij zich
moet aanpassen, terwijl anderen uit onze eigen maat-
schappij zich niet kunnen aanpassen. Mag ik eindigen
met een citaat, mijnheer de voorzitter ? Men kan het dan
voor zich trachten te analyseren, want een citaat van Luc
Huyse is misschien niet zo eenvoudig te analyseren. Ik
ben goed geplaatst om dat te weten. Luc Huyse schrijft,
en ik citeer :
Angst is net als woede een slechte raad-
gever
. Ik heb hier veel angst gehoord. Mensen kruipen
weg of zoeken een zondebok. Dat lokt morele veront-
waardiging uit.
Dan vallen termen als het nieuwe egoi¨sme, het ieder
voor zich, het ik eerst. Of men het nu heeft over verloe-
dering van zeden, of men de oorsprong van het probleem
niet zozeer in het hoofd dan wel het hart van de mensen
zoekt, het is de samenleving die verandert.
Degenen die
dat niet willen inzien, willen inderdaad een andere sa-
menleving dan degene die de SP ook met deze wetge-
ving nastreeft.
De voorzitter : Ik hoop dat, als wij na het reces op elke
bank onze eigen microfoon zullen hebben, zich hier
misschien een tikje debatcultuur - rustig en goed geleid -
kan ontwikkelen.
M. Daniel Fe´ret (FN) : Monsieur le pre´sident, monsieur
le ministre, chers colle`gues, dans les six cents pages du
dernier programme e´lectoral des libe´raux francophones,
je n'ai pas trouve´ une seule ligne concernant les natura-
lisations. Peut-e^tre, a` l'e´poque, M. Michel m'a-t-il envoye´
une e´dition expurge´e.
HA 50
PLEN 034
19
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Daniel Fe´ret
Il n'en reste pas moins que de grandes personnalite´s
libe´rales francophones de ce pays ont tenu, en ce qui
concerne les naturalisations acce´le´re´es, des propos a`
co^te´ desquels les propositions du Vlaams Blok semblent
extre^mement mode´re´es.
Dans leur dernier programme e´lectoral, les libe´raux
flamands estimaient que
face aux conflits existant entre
autochtones et allochtones, un assouplissement de la loi
relative a` l'acquisition de la nationalite´ belge n'apporterait
aucune solution mais uniquement une illusion de solu-
tion
.
Ces me^mes libe´raux repoussaient la perspective que
l'octroi de la nationalite´ belge devienne une simple
formalite´ administrative pluto^t qu'un engagement a` la
citoyennete´.
Fide`les a` une tradition se´culaire, les libe´raux de`s qu'ils
sont au pouvoir s'empressent de tromper leurs e´lecteurs
en espe´rant, sans doute, qu'ils auront la me´moire courte
et qu'a` la veille du prochain scrutin, ils auront oublie´ les
trahisons libe´rales dont ils sont re´gulie`rement victimes.
Notre pays, dont la le´gislation en matie`re d'acquisition de
la nationalite´ est de´ja` particulie`rement ge´ne´reuse, se voit
imposer une nouvelle re´forme qui fait de notre loi la
re´glementation la plus laxiste d'Europe au me´pris de la
volonte´ d'une large majorite´ de citoyens belges qui
re´clament l'adoption de mesures plus restrictives.
Pour e´viter sans doute le risque d'une trop grande prise
de conscience par la population autochtone, le gouver-
nement requiert l'urgence alors que, dans une matie`re
aussi grave et aussi de´terminante pour l'avenir de notre
pays, il eu^t e´te´ indique´ de prendre le temps de la
re´flexion, de se donner le temps de de´battre ouverte-
ment, sans tabous, sans anathe`mes, sans proce`s d'in-
tention.
Pourquoi, par exemple, ne pas se donner la peine
d'examiner avec attention les le´gislations en vigueur
chez nos voisins partenaires dans la construction euro-
pe´enne ?
En France, la qualite´ de Franc¸ais ne peut e^tre accorde´e
qu'a` des e´trangers qui se´journent depuis plus de cinq
ans dans le pays et qui apportent la preuve de leur
volonte´ d'inte´gration au moins par l'apprentissage de la
langue franc¸aise.
En Allemagne, l'e´tranger briguant la naturalisation doit
pouvoir de´montrer qu'il y vit depuis huit ans au moins,
qu'il jouit d'un logement et de moyens de subsistance,
posse`de une bonne connaissance de la langue alle-
mande et a adopte´ le mode de vie des autochtones.
Au Grand-Duche´ du Luxembourg, dix ans de se´jour sont
exige´s du demandeur dont cinq sans interruption avant la
demande, une re´elle inte´gration et le renoncement a` la
nationalite´ d'origine.
Aux Pays-Bas, cinq ans de pre´sence sur le territoire sont
ne´cessaires ainsi qu'une bonne connaissance du ne´er-
landais comme premier signe d'inte´gration.
Dans la nouvelle loi qui vous est propose´e, aucune
allusion n'est faite a` une quelconque inte´gration de
l'e´tranger. Il semblerait me^me que l'inte´gration soit de´-
conseille´e puisque priorite´ est donne´e a` la transformation
de la socie´te´ belge en socie´te´ multiculturelle. Cette
transformation est en re´alite´ une bombe a` retardement
qui menace les e´quilibres sociaux et politiques.
L'effondrement de l'URSS ou de la Yougoslavie montre a`
quel point la cohabitation est difficile entre des popula-
tions aux traditions diffe´rentes. L'histoire nous apprend ici
que les socie´te´s multiculturelles sont le plus souvent des
socie´te´s multiconflictuelles.
Ce projet de loi bricole´ a` la ha^te dont nous avons a`
de´battre, fait l'impasse sur toute enque^te de police locale
concernant l'e´tranger demandeur de naturalisation et le
parquet, comme la Su^rete´ et l'Office des e´trangers, ne
be´ne´ficie plus que d'un de´lai extre^mement raccourci - un
mois comme on l'a de´ja` dit - pour se prononcer.
Connaissant l'encombrement des parquets par un nom-
bre croissant d'affaires a` traiter et tenant compte du
manque d'effectifs tant a` la Su^rete´ qu'a` l'Office des
e´trangers, nous savons que ce de´lai est ridicule et que
dans la grande majorite´ des cas, aucun avis ne sera
rendu. Celui-ci sera donc re´pute´ positif en application de
la loi.
L'assouplissement de la loi sur les naturalisations cons-
tituera un incitant de plus a` l'arrive´e massive d'e´trangers
dans notre pays, d'e´trangers qui ne s'inte´greront jamais,
parce qu'ils sont trop diffe´rents et trop nombreux et parce
qu'ils n'en e´prouvent pas le de´sir.
Au contraire, la volonte´ de garder son identite´, voire de
nous l'imposer a e´te´, maintes fois, clairement exprime´e
par le groupe d'e´trangers maintenant le plus important,
puisqu'il s'agit de la communaute´ islamique installe´e
dans notre pays.
Re´cemment, le Parlement europe´en a eu a` de´battre du
rapport pre´sente´ par un eurode´pute´ espagnol, Abdel
Khader Mohammed Ali. A cette occasion se sont longue-
ment exprime´es plusieurs personnalite´s du monde mu-
sulman vivant en Belgique, personnalite´s re´pute´es mo-
de´re´es. Leurs revendications ont le me´rite d'e^tre claires
et pre´cises : instauration d'une dizaine de nouveaux
jours fe´rie´s le´gaux correspondant aux fe^tes religieuses
islamiques, e´rection d'un nombre de mosque´es e´quiva-
lant a` celui des e´glises catholiques et des temples
20
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Daniel Fe´ret
protestants, enseignement obligatoire de la langue arabe
dans nos e´coles, sans parler d'une se´rie de dispositions
qui repre´sentent un grave danger pour le respect des
droits de la femme, droits qu'aucun d'entre nous - je
l'espe`re - n'oserait remettre en cause.
Monsieur le ministre, cette nouvelle loi sur les naturali-
sations, concocte´e au cours d'une gestation anormale-
ment e´courte´e, est terriblement dangereuse pour notre
pays. Dans les Etats voisins les plus proches, pourtant
conside´re´s comme laxistes par une partie importante de
leur population, le le´gislateur a fait preuve d'une e´le´men-
taire prudence.
Monsieur le ministre, chers colle`gues, la tole´rance ne
peut justifier l'imprudence, l'humanisme ne peut tole´rer
l'inte´grisme. Cette loi porte en elle le germe de la
discorde nationale et de futures guerres civiles. Nos
enfants, un jour, se souviendront, mais avant cela vos
e´lectrices et vos e´lecteurs. Comme pour la re´gularisation
des sans-papiers, je serai sans doute le seul franco-
phone de l'assemble´e a` m'opposer a` ce projet de loi.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de heer Vandeurzen
heeft reeds gesproken namens de CVP-fractie en ik zal
mij dus beperken tot de essentie.
Ik wil een aantal klemtonen leggen in het debat, die naar
mijn aanvoelen belangrijk zijn. Ik wil starten met het
uitgangspunt van de CVP-fractie in dit debat. Ik wil daar
even ingaan op wat de heer Michel heeft gesuggereerd,
namelijk dat onze invalshoek vergelijkbaar zou zijn met
die van het Vlaams Blok. Ik wil dit heel uitdrukkelijk
bestrijden omdat wij altijd hebben gezegd dat het uit-
gangspunt voor de CVP bij de behandeling van
naturalisatiedossiers en bij de behandeling van de
nationaliteitswetgeving precies is dat de nationaliteits-
wetgeveving een instrument moet zijn om te komen tot
een open en verdraagzame samenleving. Dat is altijd het
uitgangspunt geweest. Vandaar dat wij ook in de wet van
1998 als leidraad hebben genomen dat deze wet mensen
moet aanzetten om zich inderdaad te integreren in de
samenleving, zich te laten opnemen en zich te engage-
ren in de omgeving. Dit was precies het sterke punt van
de wet van 1998 : de logica van die wet luidde dat in de
mate dat men zich integreerde en in de mate dat men
zich inschreef in de omgeving, de kansen stegen en
meer mogelijkheden werden gecree¨erd om de Belgische
nationaliteit te verwerven. Ik geloof dat er geen enkel
ethisch bezwaar kan bestaan tegen een uitgangspunt
waarbij wij de nationaliteitswetgeving gebruiken als in-
strument om mensen beter te doen samenleven in een
gemeenschap, in een omgeving, met name in dit land :
Belgie¨. Is het niet bijna evident, collega's, dat wij de
nationaliteit, het bekomen van de nationaliteit, afhankelijk
stellen van het gegeven dat wij elkaar begrijpen, dat wij
elkaars taal spreken, dat wij samen gee¨ngageerd zijn in
een omgeving, in een buurt, in een wijk, in een school, op
een werk of waar dan ook ? Is dit geen edel uitgangspunt
om dan uiteindelijk inderdaad die nationaliteit te verwer-
ven ?
Bovendien is dit geen uniek gegeven. Wij hebben er nog
eens de wetgeving van de ons omringende landen op
nageslagen. In Nederland is de inburgering een voor-
waarde om de Nederlandse nationaliteit te verwerven, is
het een voorwaarde de Nederlandse taal voldoende te
kunnen spreken, is het een voorwaarde om opgenomen
te worden in de Nederlandse omgeving, in de Neder-
landse samenleving. Dit is een voorwaarde om de Ne-
derlandse nationaliteit te verkrijgen. In Luxemburg geldt
hetzelfde : de Luxemburgse wetgeving zegt dat men blijk
moet geven van voldoende assimilatie. In Frankrijk moet
men aangepast zijn aan de Franse gemeenschap, wat
onder meer moet blijken uit een voldoende kennis van de
Franse taal. In Duitsland is een van de voorwaarden
kennis van het Duits en de aanpassing aan de Duitse
levenswijze.
Ik meen dat dit een elementair ethisch uitgangspunt is.
Een nationaliteitswetgeving dient een instrument te zijn
tot inburgering, om zodoende tot een mooie, coherente,
open en verdraagzame samenleving te komen.
Het is daarom bijzonder spijtig, en dat is onze fundamen-
tele kritiek, dat in deze wetgeving geen spoor terug te
vinden is van een aanmoediging tot integratie. De kans
tot het geven van een positieve aanzet, die de mensen
ertoe kon helpen om de stap te zetten, gaat zo verloren.
Dit betreuren wij, veeleer dan het wegvallen van het
formalisme. Uiteraard begrijp ik de reactie niet van de
VLD-fractie, die, bij de opmaak van de vorige wetgeving,
daaraan zoveel aandacht had besteed. Tijdens het wet-
gevend werk van december 1998, had zij uitdrukkelijk
gee¨ist dat de integratiewil veel strikter zou worden ge-
toetst en werden er in die zin talrijke amendementen
ingediend.
Ik wil toch nog even verwijzen naar het VLD-programma
van de laatste parlementsverkiezingen en ik citeer :
Een
soepele nationaliteitswetgeving geeft een verkeerd sig-
naal aan de hier verblijvende vreemdelingen. In plaats
van hen duidelijk te maken dat zij er belang bij hebben
om zich in te burgeren, wordt het Belgische burgerschap
een loutere formaliteit, een papier waar zij vaak zelf niet
om gevraagd hebben en dat zij in sommige gevallen niet
wensen te ontvangen
. Het VLD-programma zegt ver-
der :
Voor de VLD kan een vreemdeling slechts Belg
worden als hij op drie essentie¨le domeinen het bewijs van
zijn inburgering levert. Het betreft de kennis van de taal of
de talen van het gebied van het hoofdverblijf, zijn
arbeidsbereidheid, zijn inzicht in de democratische rech-
HA 50
PLEN 034
21
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
ten en vrijheden van Belgie¨
. Nog geen zes maanden
later is dit een holle slogan geworden, die zelfs niet meer
terug te vinden is in de voorwaarden om de Belgische
nationaliteit te verwerven.
Op deze wijze zal Belgie¨ op Europees vlak de meest
soepele wetgeving kennen voor het verkrijgen van de
nationaliteit. Mijnheer de minister, u moet beseffen en wij
moeten ons ervan bewust zijn dat dit niet zonder gevol-
gen zal blijven. Er zullen nieuwe migratiestromen tot-
standkomen. Sommigen zullen misbruik maken van de
verkrijging van de Belgische nationaliteit om op deze
wijze in dit land de georganiseerde criminaliteit nog meer
mogelijkheden te geven. Ik ga er natuurlijk niet van uit dat
de meeste mensen malafide zouden zijn, maar wanneer
wij deze wetgeving goedkeuren, moeten wij beseffen dat
sommigen er gebruik en misbruik van zullen maken.
Wanneer Belgie¨, in vergelijking met de andere Europese
landen, de gemakkelijkste weg aanbiedt tot het verwer-
ven van de nationaliteit, omdat men geen blijk moet
geven van enige aanzet of wil tot integratie, betekent dit
dat, eens men die Belgische nationaliteit heeft, Belgie¨ de
toegangspoort wordt voor degenen die via de verwerving
van de Belgische nationaliteit de malafide bedoeling
hebben om hier allerlei activiteiten te ontplooien die niet
in het belang zijn van dit land of van de Europese
Gemeenschap.
Wanneer wij de pretentie hebben om vandaag over een
Belgische nationaliteitswetgeving te stemmen die de
meest soepele is van Europa, moeten wij ons er bewust
van zijn dat er een aanzuigkracht zal van uitgaan die op
dit ogenblik moeilijk is in te schatten.
Het is vandaag al duidelijk ter sprake gekomen dat deze
wet niet uitvoerbaar is.
Deze wetgeving is onuitvoerbaar, mijnheer de minister
van Justitie, omdat de termijnen die worden vooropge-
steld reeds vandaag blijken niet haalbaar te zijn.
Ik betreur ten zeerste dat wij in de commissie voor de
Justitie daaromtrent niet de juiste informatie hebben
gekregen. Het verslag van deze vergadering zegt uit-
drukkelijk :
De minister verduidelijkt dat vooraf een
gesprek met de procureurs-generaal heeft plaatsgevon-
den om te peilen naar de haalbaarheid van de termijn van
1 maand. Deze bleek, niettegenstaande het feit dat 1/3
van de naturalisatiedossiers wordt ingediend bij het par-
ket te Brussel, haalbaar.
Collega's, vandaag is gebleken
dat het college van procureurs-generaal daaromtrent nog
niet was geraadpleegd en - erger nog - dat deze termijn
niet haalbaar is. De commissie was dus niet juist inge-
licht. Dat kan het parlement niet aanvaarden, maar wij
kunnen nog minder aanvaarden dat wij een wetgeving
goedkeuren op basis van informatie die achteraf niet
correct blijkt te zijn. Uit de brief van advocaat-generaal
De Lentdecker blijkt dat het college nog geen standpunt
heeft ingenomen. Men wacht op informatie van de par-
ketten van de procureurs des Konings. Bovendien zal
men deze termijn slechts kunnen respecteren als er
bijkomende administratieve ondersteuning komt.
Ik heb aandachtig geluisterd naar het betoog van collega
Erdman, voorzitter van de commissie voor de Justitie. Hij
zei zeer duidelijk dat de minister van Justitie politiek
verantwoordelijk is voor deze aangelegenheid. Als de
minister zegt dat de termijn van een maand toereikend is
om gegarandeerd over de nodige informatie te beschik-
ken inzake vervolgingen of onderzoeken met betrekking
tot soms zware misdrijven of het lidmaatschap van
terroristische organisaties, is hij ervoor verantwoordelijk
dat die termijn wordt gerespecteerd.
Mijnheer de minister van Justitie, er zijn twee mogelijk-
heden. Als u zich houdt aan de termijn die vandaag wordt
vooropgesteld zullen wij u politiek verantwoordelijk stel-
len als iemand wordt genaturaliseerd die blootstaat aan
een vervolging of lid is van een of andere terroristische
organisatie. Wij kunnen vandaag ook samen vaststellen
dat deze termijn niet haalbaar is, zoals de advocaat-
generaal het uitdrukkelijk zegt. Wat belet ons dan om
deze termijn vandaag niet te handhaven en hem pas in
de wetgeving op te nemen op het ogenblik dat wij de
zekerheid hebben dat hij haalbaar is, met name als de
nodige administratieve ondersteuning voorhanden zal
zijn ? Mijnheer de minister, neem deze politieke verant-
woordelijkheid niet op als u weet dat deze termijn niet
haalbaar is. Ik begrijp werkelijk niet waarom u hieraan
halsstarrig vasthoudt. Wil men willens en wetens, heel
snel en zonder discussie, deze wet laten goedkeuren en
in werking doen treden ?
Ik wil u daar heel uitdrukkelijk op uw politieke verantwoor-
delijkheid wijzen. De heer Erdman deed dit reeds op een
iets sluwere manier, vanuit zijn situatie in de meerderheid
en op een andere wijze verwoord.
Ik wens nog even te wijzen op het gebrek aan dialoog dat
we hadden in verband met deze belangrijke wetgeving.
Op de uiteenzetting van de heer Erdman na hadden we
geen enkele uitwisseling van argumenten in dit zo be-
langrijke ontwerp, waar het erover gaat op welke wijze
we ervoor kunnen zorgen dat we via het bekomen van de
Belgische nationaliteit mensen kunnen aansporen om
zich te engageren in onze samenleving. Op welke wijze
kunnen we heel concreet ten aanzien van mensen die
het moeilijk hebben om zich te integreren, die gesprek-
ken organiseren ? We hebben de kans gemist om dit zo
essentie¨le debat, op een cruciaal moment in de verhou-
dingen tussen autochtonen en allochtonen, fundamen-
teel en ten gronde te voeren.
22
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
Het is bijzonder spijtig omdat we hoopten dat, zoals
aangekondigd, vanaf de nieuwe coalitie een nieuwe
debatcultuur zou ontstaan. Dit is helemaal niet het geval,
in tegenstelling tot de wijze waarop wij in het verleden in
de commissie voor de Justitie belangrijke ontwerpen
hebben besproken.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen - die me bijzonder
onbehaaglijk maakt - dat de meerderheid deze wet door
het parlement wil laten goedkeuren omwille van het feit
dat sommigen een aantal potentie¨le kiezers op het oog
hebben. Dit laat bij mij een bijzonder wrange nasmaak
achter.
Mevrouw Simonne Leen (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de Agalev-
Ecolo-fractie steunt dit wetsontwerp.
Het is een stelling uit het regeerakkoord dat door de
meerderheid verwezenlijkt wordt. Het is een goed wets-
ontwerp dat de integratie bevordert. Er is een wil vanuit
deze meerderheid om van Belgie¨ een open en meer
verdraagzame samenleving te maken. Ee´n van de drie
pijlers is de betere integratie van allochtonen door ver-
soepeling van de naturalisatie. De wereld verandert
voortdurend en de mobiliteit op onze aardbol is zeer
groot. Mensen van verschillende rassen en standen
ontmoeten elkaar en gaan relaties aan. Mijn buurman
huwt een Braziliaanse, een dochter heeft Marokkaanse
vrienden, een nicht woont samen met een Congolees. Dit
geeft geen problemen omdat ze elkaar waarderen, pro-
beren te begrijpen en voor elkaars cultuur open staan. Dit
is het leven in een kleine kring.
De meerderheid wil door haar beleid en door de versoe-
peling van het wetsontwerp inzake de naturalisatie inspe-
len op deze veranderingen. De eerste stap zetten, een
hand reiken naar zij die hier al lang legaal zijn en de kans
om op eenvoudiger wijze genaturaliseerd te worden
zodat deze mensen zich Belg kunnen voelen en Belg
kunnen zijn. Het is door deze mensen positief te bena-
deren dat de integratie gemakkelijker zal verlopen.
Een stap zetten naar Belgie¨ is niet gemakkelijk, het is een
beetje je oude cultuur verlaten. Je stapt over de drempel
van je nieuwe huis, je nieuwe thuis.
Door deze stap te zetten, accepteert u de hele Belgische
wetgeving met al haar rechten en plichten. Door deze
stap te zetten, accepteert u de scheiding tussen kerk en
staat, iets wat voor ons evident is maar voor heel wat
mensen een grote stap betekent. Deze stap zetten,
moedigt u aan omdat dit land u de mogelijkheid biedt
over politieke rechten te beschikken, volop te participe-
ren aan het maatschappelijk leven en vanuit uw eigen
cultuur een inbreng te doen. Op die manier komt een
wisselwerking tot stand en een wederzijdse verrijking.
Het groeiend aantal interacties tussen de verschillende
culturen is een onafwendbaar gegeven. Men kan hierop
op twee manieren reageren. De eerste reactie is er een
van angst, een muur, een ijzeren gordijn optrekken.
Locking in or locking out, what's the difference ? De
tweede reactie is er een van leren omgaan met allocht-
onen en een beleid terzake voeren.
Met haar beleid probeert deze meerderheid in haar
omgang met allochtonen duidelijk te zijn, correct en open
zoals dat van een beschaafde staat mag verwacht wor-
den. Deze houding cree¨ert een nieuwe vertrouwensrela-
tie tussen de allochtonen, de burgers en de overheden.
Samen met de andere maatregelen geeft deze wet een
duidelijk omlijnd kader om de vertrouwensrelatie te her-
stellen. Als mensen hun rechten en plichten kennen,
positief benaderd worden en voor hun eigenheid gewaar-
deerd worden, zullen ze zich integreren en de taal leren
omdat ze kansen krijgen en fier zijn op hun nieuwe
nationaliteit.
We wensen de nieuwe Belgen veel geluk !
De voorzitter : Ik wens mevrouw Leen veel geluk met
haar maidenspeech.
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : Mon-
sieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues,
ce projet de loi concernant la re´forme des dispositions
relatives a` la nationalite´ belge s'inscrit, selon moi, dans
un long processus. Et peut-e^tre serait-il important de
recentrer ce de´bat dans cette perspective. Ce projet
apparai^t comme une e´tape dans notre histoire, comme
un stade dans la prise en conside´ration des modifications
de l'e´volution de notre socie´te´. Je souhaiterais de`s lors, a`
cette tribune, partager avec vous les re´flexions qu'il
m'inspire.
Tout d'abord, certaines voix s'e´le`vent pour affirmer que
ce projet de loi est radical, voire me^me re´volutionnaire.
Je voudrais quand me^me vous rappeler que dans notre
histoire, ce n'est pas la premie`re fois que l'on accorde la
nationalite´ sur la base d'un crite`re de re´sidence, et plus
spe´cifiquement de dure´e de re´sidence. Ainsi, en 1830
de´ja`, les e´trangers re´sidant en Belgique depuis plus de
quinze ans ont pu devenir belges sur simple de´claration
aupre`s de l'administration communale. Vous pouvez de
la sorte constater que notre le´gendaire pragmatisme
trouve parfois des solutions en re´ponse a` des situations
particulie`res.
Plus se´rieusement, les de´bats que suscite ce projet de loi
m'interpellent. Car de qui parle-t-on ? Qui sont ces
e´trangers qui seront en droit d'obtenir si facilement la
nationalite´ ? J'ai l'impression que beaucoup les conside`-
rent comme des individus abstraits, auxquels ils pre^tent
toutes les intentions, surtout les plus mauvaises. Ainsi les
voient-ils comme pouvant de´barquer de n'importe ou` afin
HA 50
PLEN 034
23
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marie-The´re`se Coenen
de profiter de cette le´gislation ge´ne´reuse. Il me semble
que je ne vis pas dans la me^me socie´te´ que les person-
nes qui pensent cela ou alors elles vivent dans une bulle.
Partant, je souhaiterais vous dire :
Ayez confiance,
n'ayez pas peur !
, me^me s'il ne me revient pas de vous
faire la lec¸on.
Qui sont ces e´trangers, disais-je ? Pour moi, ce sont
d'abord des hommes et des femmes qui sont arrive´s
dans notre pays par vagues successives, de leur propre
volonte´, et afin de re´pondre a` un appel de main-d'oeuvre.
On les appelle les
primo-arrivants. Leurs parents e´mi-
grant, certains sont arrive´s ici en bas a^ge, d'autres sont
ne´s en Belgique, d'autres encore appartiennent a` la
troisie`me ge´ne´ration sans avoir pu be´ne´ficier toutefois
de l'acquisition de la nationalite´ par option parce qu'ils ne
remplissaient pas certains crite`res stipule´s.
Contrairement a` ce qui fut e´voque´ dans certains de´bats,
l'immigration ne commence pas en 1946 avec la
bataille
du charbon
: en re´alite´, elle remonte de´ja` a` l'entre-deux-
guerres, si ce n'est pas me^me au de´but de ce sie`cle.
Certains sont donc chez nous depuis cinquante,
soixante, septante voire me^me quatre-vingts ans. Ils sont
venus en Belgique parce que notre e´conomie l'exigeait,
ou parce qu'ils ont du^ quitter leur pays d'origine a` la suite
d'un e´ve´nement particulier dans leur histoire nationale,
ou parce qu'ils ont rejoint un pe`re, une me`re, un parent.
Ils participent donc a` notre histoire nationale, re´gionale,
locale. Ils sont polonais, hongrois, tche`ques, italiens,
espagnols, grecs, turcs, yougoslaves, marocains. Cer-
tains ont acquis la citoyennete´ europe´enne parce que
leur pays d'origine a rejoint l'Union europe´enne. Tous
vivent en tout cas avec nous depuis des anne´es.
Beaucoup se sont installe´s et ont cre´e´ des liens durables.
Pourtant, jusqu'a` pre´sent, ils sont conside´re´s par notre
socie´te´ comme citoyens de seconde zone, bien qu'ils
soient implique´s et engage´s dans nos quartiers, dans la
vie de nos associations et de nos syndicats, au niveau
desquels on ne leur pose pas de condition de nationalite´.
Pour tous ceux-la`, ce projet de loi constitue une recon-
naissance. Reconnaissance de ce qu'ils sont chez nous,
en Belgique, depuis des anne´es. Reconnaissance de ce
qu'ils sont d'ici. Reconnaissance de ce qu'ils oeuvrent en
tant que citoyens et acteurs, a` travers leur travail, leur
engagement social et leur pre´sence en divers lieux de la
citoyennete´, a` la construction d'une socie´te´ moderne,
ouverte et multiculturelle.
A mon sens, ce projet de loi travaille a` renouer la socie´te´
au monde politique, et je dois vous avouer qu'en l'es-
pe`ce, c'est pluto^t le politique - soit nous autres - qui
pre´sente une longueur de retard sur la re´alite´ sociale.
Monsieur le ministre, parce que vous cherchez a` reme´-
dier a` cette situation, je vous remercie pour votre initia-
tive. Il est grand temps en effet d'assumer ce type de
responsabilite´s politiques.
Par ailleurs, le terme d'inte´gration revient e´galement
souvent sur les le`vres. Mais que veut-on signifier par ce
mot ?
Feu Jean Gol pre´cisait en 1984, a` une question pose´e
par un se´nateur, ce qu'il entendait par l'inte´gration :
Je
ne sais pas ce que c'est mais je sais ce que ce n'est pas
.
C'est dire l'objectivite´ des crite`res a` retenir pour mesurer
l'inte´gration d'un homme ou d'une femme ! C'est d'autant
plus pervers comme de´bat que dans certains domaines,
on ne se pose me^me pas la question de la nationalite´
comme crite`re pour faire appliquer la loi.
Faut-il e^tre inte´gre´ pour payer sa redevance commu-
nale ? Faut-il e^tre inte´gre´ pour payer ses cotisations
sociales ? Est-ce que le fisc se pre´occupe de savoir si un
e´tranger est inte´gre´ pour savoir s'il paye ou non ses
impo^ts ?
Et la liste, je peux l'allonger presque a` l'infini, pour
e´nume´rer les nombreux domaines ou` cette question est
non avenue.
La crainte de certains concernant la connaissance de la
langue ne´erlandaise me semble relativement de´mesure´e
par rapport a` la re´alite´ sociale. Et c'est peut-e^tre le cas
pour la premie`re ge´ne´ration dite des
primo-arrivants.
C'est peut-e^tre encore essentiellement le cas pour ceux
et surtout pour celles qui n'ont pas e´te´ inte´gre´s par le
milieu du travail. Il s'agit des me`res, il s'agit des e´pouses
qui ne mai^trisent pas la langue de la re´gion. Mais bien
souvent, ces personnes sont elles-me^mes aujourd'hui
a^ge´es et ont eu une tre`s faible scolarite´.
Devons-nous leur faire porter le poids d'un manque de
politique d'accueil de la Belgique a` travers l'histoire ?
On a appele´ des bras, des forces jeunes, capables de
redresser notre e´conomie, ou de participer a` notre enri-
chissement, capables aussi de redresser la courbe de´-
mographique et de renverser le phe´nome`ne de vieillis-
sement de la population.
Ils sont venus, des hommes et des femmes, avec leurs
familles, avec un projet de re´ussite sociale. Pendant
toutes ces anne´es ou` la croissance e´tait positive, on ne
s'est pas pre´occupe´ de mener des politiques sociales,
des politiques culturelles, des politiques d'e´galite´, des
politiques d'inte´gration.
Ce n'est donc pas aujourd'hui, en l'an 2000, qu'il faut
faire porter a` ces groupes-la`, ce manque de politiques et
de clairvoyance politique.
Pour les autres groupes, je dirais que, finalement, vous
e^tes tre`s peu confiants dans le travail re´alise´ sur le terrain
par la scolarisation, par les acteurs de l'e´cole, par le
travail des associations et par les politiques de´veloppe´es
aux niveaux communautaire et re´gional.
24
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marie-The´re`se Coenen
Comme Bruxelloise francophone, habitante de quartiers
que certains appellent des
ghettos, comme ex-
travailleuse du social, du secteur socioculturel me^me, je
trouve que vous me´connaissez, en tant que politiques, le
travail qui a e´te´ fait tant en Flandre qu'a` Bruxelles par les
ONG flamandes, pour ne parler que de celles-la`, puisque
c'est de la` que viennent e´videmment les plus grandes
craintes.
Ces associations ont cre´e´ des lieux de coope´ration, des
lieux d'insertion sociale et professionnelle avec ces po-
pulations. Et je pourrais vous citer de nombreux exem-
ples re´ussis. Ce travail est remarquable tant par sa
qualite´ que par la quantite´ de personnes touche´es. Je
crois qu'il est temps de reconnai^tre ces projets, le travail
de ces associations sur le terrain bruxellois. Je serais
donc beaucoup plus fie`re de ce travail et beaucoup plus
confiante dans les re´sultats tangibles qu'il peut amener
dans le long terme. Non pas depuis hier, mais depuis de
longues anne´es.
La question de l'obtention de la nationalite´ par simple
de´claration apre`s une dure´e de re´sidence ne re´soudra
pas tous les proble`mes. Ce n'est qu'une e´tape, mais sa
charge symbolique est tre`s forte.
Pour illustrer cette question, je me re´fe`re au te´moignage
d'un ouvrier mineur, Stanislas Bruce. Te´moignage que
j'ai recueilli moi-me^me il y a une dizaine d'anne´es, mais
Stanislas est toujours en vie.
Voila ce qu'il dit et je lui donne donc la parole :
Je suis ne´
le 28 de´cembre 1929 en Belgique, a` Genk. Mon pe`re a
quitte´ la Pologne a` la libe´ration de la Pologne apre`s la
Premie`re Guerre mondiale. Il est d'abord alle´ en Hongrie
puis en Allemagne et de la`, au Limbourg en 1926. Et de
la`, ils sont alle´s, en 1936, a` Montegne´e dans la re´gion
lie´geoise. En Wallonie, j'e´tais doublement e´tranger : fla-
mand et polonais. J'avais un accent et un pre´nom
- Stanislas - qui e´taient tre`s polonais. Maintenant, j'ai
change´ d'avis. Je suis fier d'avoir ce pre´nom. C'est un
signe d'une identite´ diffe´rente. Quand les autres sont
arrive´s, les Italiens, les Alge´riens, les Marocains, on a
oublie´ que les Italiens et les Polonais e´taient des e´tran-
gers. Je suis la` depuis soixante ans, mais je suis toujours
un e´tranger. J'ai besoin que l'on me reconnaisse. Dans
mon cas, j'ai ma maison ici. Pour moi, apre`s un certain
temps, il faudrait donner la double nationalite´. Ce serait
tellement plus simple.
Il est vrai que le pays d'origine reste un e´le´ment fort dans
la construction de son identite´ et de sa personnalite´. Il est
vrai que l'on ne peut que faire sienne cette position de
Stanislas Bruce. L'ide´al serait de garder la double natio-
nalite´. On est a` la fois d'ici et d'ailleurs, et on ne veut pas
se couper de ses origines et de ses racines, me^me si
elles sont culturelles et symboliques, un lien a` travers la
filie`re familiale. Cette solution existe dans certains pays,
me^me au sein de l'Union europe´enne. Le Portugal, par
exemple, accepte la double nationalite´.
Cela pourrait donc e^tre une piste a` creuser pour que
chacun et chacune, dont les chemins de vie ame`nent a`
re´sider dans un Etat ou dans un autre, puisse garder ou
recouvrer aise´ment sa nationalite´ d'origine.
Cette double nationalite´ continuera a` subsister d'ailleurs
dans le coeur de chacun, dans son identite´, dans son
e^tre, au-dela` de la simple inscription de la nationalite´ sur
la carte d'identite´. Et je vous renvoie ici au texte de Amin
Maalouf, dans son ouvrage sur les identite´s meurtrie`res,
qui plaide pour le droit a` l'appartenance multiple.
Ce pas-la` reste encore a` accomplir au sein de l'Europe
pour que l'on puisse e^tre a` la fois espagnol et belge,
italien et belge, belge et italien.
Enfin, je voudrais pour terminer rappeler combien ce
projet de loi s'inscrit dans une politique a` long terme. Le
commissaire royal a` la politique des immigre´s Paula
D'Hondt donnait de´ja` comme piste a` privile´gier en 1989
la simplification de la proce´dure d'obtention de la natio-
nalite´. Elle disait dans son rapport :
L'accession a` la
nationalite´ est un moyen important mais insuffisant a` lui
seul pour aboutir a` l'inte´gration. Et ce ne sera jamais le
couronnement d'un processus.
Ce projet du droit a` la nationalite´ va donc concerner un
tre`s grand nombre de personnes installe´es chez nous
depuis longtemps. Sept ans, dit le projet, mais j'affirme
qu'il s'agit d'une dure´e minimum et que ce projet concer-
nera dans un premier temps des gens qui sont la` depuis
beaucoup plus longtemps, si ce n'est depuis toujours.
Ces hommes et ces femmes obtiennent ainsi tous les
droits lie´s a` la citoyennete´. Ils en avaient de´ja` tous les
devoirs, ou presque.
Mais j'ajouterai pour rassurer le PSC que cela ne vide
pas la question de son sens. Cela n'e´limine en tout cas
pas la revendication de l'octroi du droit de vote aux
e´lections communales pour les e´trangers ayant plus de
cinq ans de re´sidence et n'ayant pas la citoyennete´
europe´enne. La possibilite´ reste ouverte de changer la loi
e´lectorale d'ici 2006. Ne soyons pas presse´s, chaque
chose en son temps. La re´vision du Code de la nationa-
lite´ n'est qu'une e´tape, il reste une deuxie`me voie qu'il
faut creuser.
Je voudrais aussi dire aux donneurs de lec¸ons et a` ceux
qui nous renvoient sans arre^t a` notre programme que,
depuis 1979, et surtout depuis 1994, nous avons de´ja` eu
souvent l'occasion dans cette assemble´e de faire avan-
HA 50
PLEN 034
25
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marie-The´re`se Coenen
cer cette proble´matique sur le droit a` la citoyennete´. Je
sais bien que ce n'est pas une excuse pour ne rien faire,
mais nous n'acceptons pas les accusations de laxisme
ou de renoncement. Pour les Verts, ce point reste inscrit
au programme.
Je voudrais donner le dernier mot a` Pierre Zorica, autre
mineur de la re´gion de Seraing, qui me disait en 1988,
dans l'une des 50 interviews que j'ai re´alise´es :
Quand
ces e´trangers travaillent ici, ils vont a` l'e´cole ici, ils
acquie`rent la culture d'ici et de´pensent leur argent ici, ils
paient leurs contributions ici, et sans doute ils vont mourir
ici. Je ne parle pas de l'e´tranger qui dit qu'il n'aime pas
ici, mais de l'e´tranger qui est stable, qui reste en Belgique
pour toute sa vie. Je crois qu'il faut aider les e´trangers a`
devenir belges au bout de dix ans
, disait-il, pour
le´galiser la situation de ceux-ci. Je ne comprends pas
que des gens restent e´trangers apre`s une, deux, trois
ge´ne´rations.
Voila`, selon moi, un te´moignage plein de bon sens qui
nous rame`ne a` la re´alite´ du de´bat.
En ma qualite´ de de´pute´e, je suis tre`s fie`re de pouvoir
voter ce projet de loi qui, a` mes yeux, est le garant d'une
socie´te´ ouverte et tole´rante, respectueuse de chacun.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, een vraag die
bij de bespreking van deze wet rijst, is wat vandaag een
Belgische nationaliteit nog waard is in een internationale
samenleving. Dient deze wetgeving niet te evolueren in
het vooruitzicht van een steeds kleiner wordende samen-
leving ? Ik denk dat we daarop bevestigend moeten
antwoorden. Een nationaliteitswetgeving dient zich aan
te passen aan wijzigende omstandigheden die zich ook
buiten Belgie¨ voordoen. We hebben daar als fractie ook
geen bezwaar tegen.
Deze voormiddag heeft collega Cortois ons gewezen op
het verleden. De huidige meerderheid spreekt graag over
het verleden. Welnu, het verleden spreekt voor zich. Wij
hebben die wetgeving aangepast aan internationaal ge-
wijzigde omstandigheden. Collega Erdman heeft ze
daarnet nog aangehaald. Er zijn aanpassingen geweest
in 1991, 1993, 1995 en 1998. Er was wel consistentie in
die wijzigingen en daar zit de breuk met de huidige
wetgeving. Van 1991 tot 1998 is het principe van de
integratiewil blijven bestaan, maar het ontbreekt bij het
huidige wetsontwerp. De wet die we nu zouden moeten
stemmen - we maken ons geen illusies met betrekking tot
het resultaat van deze stemming - zal een breuk zijn met
de vroegere wetgeving. Het zal ook een breuk zijn met de
rechtspraak die de commissie voor Naturalisaties in het
verleden heeft gehanteerd. Die rechtspraak was una-
niem, ook bij hen die nu andere principes zullen stem-
men. Wij enten ons terzake op buurlanden.
Wij moeten consistent en gerust handelen en daarom
niet met tegenstrijdige verklaringen voor de dag komen,
zoals
wij
het
in
de
maand
december
van
een
meerderheidspartij hebben gehoord. Dat had te maken
met het feit dat deze partij de vroeger aanwezige consis-
tentie heeft moeten afgooien om tot de meerderheid te
kunnen behoren.
Wij vrezen niet voor een open samenleving, wij zijn voor
integratie. Als men het principe van de integratie niet
hoog in het vaandel draagt en als men eist dat de
Belgische nationaliteit zo maar kan worden bekomen
- wat quasi het gevolg zal zijn van deze wetgeving -, dan
vrees ik dat we op een gevaarlijk pad zitten.
Eigenlijk heeft professor Elchardus het recent ook ge-
zegd. Wanneer voelen mensen zich veilig ? Wanneer
gaan mensen respect hebben voor onze democratie,
voor onze instellingen ? Als ze open leven en zich in de
maatschappij kunnen bewegen. Als zij dus niet uitgeno-
digd worden en gestimuleerd worden om zich open in de
maatschappij te bewegen en zich te integreren, vrees ik
dat het respect voor onze instellingen en onze democra-
tie gering zal zijn.
Mijnheer de minister, e´e´n van onze fundamentele en
beperkte kritieken op deze wet was dat het bekomen van
de Belgische nationaliteit via valse documenten, proble-
men zou opleveren. Dit zou versterkt worden in het licht
van de fundamentele verkorting van de termijnen. U heeft
daar toen op geantwoord, het principe fraus omnia
corrumpit. Dit is via de nota die u in de commissie hebt
ingediend een beetje genuanceerd geworden door het
gegeven dat het een gunst is en geen recht. Het kan ook
geen vernietiging van die gunst teweegbrengen. Via het
beruchte artikel 23, collega Coveliers, kunnen we tot een
vervallenverklaring komen.
Allereerst is het zo dat die vervallenverklaringen zeer
beperkt zijn togepast in de rechtspraak en dat ze te
maken hadden met landverraad.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Voor de historische
juistheid kan ik u meedelen dat het zogenaamde land-
verraad na de Tweede Wereldoorlog niet werd uitgespro-
ken op basis van deze tekst, maar op basis van de
besluitwet van 6 mei 1944.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Dat is juist, maar
als wij de rechtspraak bekijken overeenkomstig artikel
23, zult u onder meer lezen dat het te maken had met de
nationale veiligheid.
Belangrijker is het feit dat het verkrijgen van de Belgische
nationaliteit of de eventuele vervallenverklaring ervan
slechts in zeer beperkte gevallen toepasselijk is. Ze is
onder meer niet van toepassing in het geval van artikel
11. Daar hebben wij het onder meer over de tweede en
derde generatie Belgen en dat is het gros van de
26
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
gevallen. Na de wetswijziging van 1991 waren er 40 000
gevallen, veel meer dan voor de andere artikels het geval
was. Met andere woorden, het gegeven van de valse
documentatie om op basis daarvan een vervallen-
verklaring toe te passen, is zeer gering.
Mijnheer de minister, er is natuurlijk ook het probleem
van de termijnen. Uw stilzwijgen tot op heden terzake
spreekt boekdelen. Wij kijken reikhalzend uit naar uw
antwoord. In de commissie hebt u duidelijk gezegd dat u
voorafgaand overleg hebt gepleegd met het college van
procureurs-generaal, dat er geen problemen waren ge-
rezen en dat u zich erover zou beraden of u de docu-
mentatie zou voorleggen. U hebt de documentatie voor-
gelegd. Uit de documenten blijkt geenszins, in de mate
dat er voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden, dat het
haalbaar is. Integendeel, in antwoord op een brief van u
van vorige week zegt het college dat bijkomende midde-
len nodig zijn.
Mijnheer de minister, wanneer vond dat voorafgaand
overleg plaats ? Wat werd er concreet op geantwoord ?
Werden bijkomende middelen gevraagd ? Waar gaat u
die bijkomende middelen en personeel halen ? Dit geldt
niet alleen voor Justitie, maar ook voor Binnenlandse
Zaken. De dienst Vreemdelingenzaken heeft op dit ogen-
blik 8 maanden nodig. Nu legt u hen op om het binnen
e´e´n maand te doen. De minister van Binnenlandse
Zaken heeft ook bijkomend personeel gevraagd. Het
volstaat
niet
te
antwoorden
hoe
u
de
dienst
Vreemdelingenzaken zult reorganiseren. Ook de minister
van Binnenlandse Zaken heeft om bijkomend personeel
gevraagd. Die brief hebt u aan de commissie overhan-
digd.
Volgens deze meerderheid worden er te veel en slechte
wetten gemaakt. Het regeerakkoord bepaalt dat de wet-
ten moeten worden gee¨valueerd en getoetst op hun
effectiviteit en werking. De huidige wet is pas gewijzigd in
september 1999. Voldoet het feit dat een drietal maanden
later die wet opnieuw fundamenteel wordt gewijzigd aan
dat principe van het regeerakkoord ?
Zo kom ik tot de zeer interessante uiteenzetting van de
voorzitter van de commissie voor de Justitie, de heer
Erdman. Mijnheer Erdman, ik betreur dat wij de discussie
niet konden voeren in de commissie voor de Justitie zelf.
De voorzitter : Mijnheer Verherstraeten, meermaals
wordt gezegd dat de plenaire vergadering geen herhaling
mag zijn van wat in de commissie is besproken. Deze
keer hebt u de kans gekregen.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Ik ga toch van de
gelegenheid gebruik maken.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Verherstraeten, ik
wil er u alleen maar attent op maken dat het ook mijn taak
is aandachtig het verslag in zijn geheel te lezen en dat ik
bij analyse van de verschillende standpunten tot die
conclusie ben gekomen. U herinnert zich dat ik zeer kort
moest zijn, maar toch ook punctueel ben tussenbeide
gekomen in het debat in de commissie.
Een commissievoorzitter moet een zekere neutraliteit
bewaren, die hij niet noodzakelijk in het openbaar debat
moet bewaren. Ik ben misschien iets verder gegaan in de
analyse, volledig gedocumenteerd met de uiteenzettin-
gen - ik heb ze in het verslag gelezen - van de heren Van
Peel, Van Parys, Vandeurzen, Verherstraeten, enzo-
voort.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Beschouw het
zeker niet als een verwijt. Ik wil, op risico van improvisa-
tie, wat dieper ingaan op wat u zegt. U zegt dat het
parlement soeverein is bij het beoordelen en zich niet
moet houden aan de wetgeving. U zegt dus dat het
parlement rechtspraak kan ontwikkelen die tegen haar
eigen wetgeving zou ingaan. Dit is volgens uw stelling
strikt theoretisch misschien mogelijk, maar in de praktijk
is dit volstrekt onmogelijk.
We hebben natuurlijk de nationaliteitskeuze en de
nationaliteitsverklaring en die vallen onder artikel 8 van
de Grondwet. Artikel 8 van de Grondwet zegt uitdrukkelijk
dat de wetgever hiervoor bevoegd is en dat dit bij wet
dient te worden geregeld. In deze twee gevallen is uw
theorie dus niet toepasselijk.
Wat de naturalisaties betreft, artikel 9 van de Grondwet,
rijst de vraag of men een wetgeving terzake kan maken
en of men bijgevolg de soevereiniteit van de Kamer kan
beperken. Ik heb zeer snel wat gegrasduind in de
rechtsleer. Ik moest wel. Ik heb onder meer het boek van
uw minister, professor Vande Lanotte, doorgenomen. De
discussie in de commissie heeft aangetoond dat het
soms aangenaam is collega's te confronteren met hun
wetenschappelijk verleden. In elk geval is het zo dat de
interpretatie van de Grondwet en het eventueel opleggen
van beperkingen van de soevereiniteit van de Kamer,
toekomt aan de wetgever zelf. Er is inderdaad een
jarenlange praktijk waarin we wetgeving hebben ge-
maakt en in overeenstemming ermee hebben gehandeld.
Er is dus de grondwettelijke basis.
Daarnaast is er in dit land - weze het genuanceerd - geen
hie¨rarchie van de normen. U weet dat beter dan ik. Wij
kunnen als wetgever zelfs wetten goedkeuren die tegen
de Grondwet zouden ingaan. We kunnen daarvoor niet
worden gestraft tenzij in zeer beperkte mate door het
Arbitragehof. Het Arbitragehof heeft echter ook maar
beperkte bevoegdheden, onder meer met betrekking tot
de rechten en de vrijheden - de artikelen 10 en 11. Via
haar eigen rechtspraak kan ze zeggen dat we via de
artikelen 10 en 11 terug op artikel 9 moeten komen,
omdat er gelijkheidsbeginselen zouden worden geschon-
HA 50
PLEN 034
27
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Servais Verherstraeten
den. Maar het Arbitragehof heeft zich terzake al uitge-
sproken, in het bijzonder op 24 juni 1998. Men heeft
daarin aangehaald dat men het omwille van de soeve-
reiniteit niet kan toetsen en niet kan controleren.
Ik zal nu besluiten, mijnheer de voorzitter. Kan de wet-
gever de rechten en vrijheden zoals in de Grondwet
bepaald - en waar de naturalisaties er een van is -
beperken ? Professor Vande Lanotte zegt onder meer
dat dit kan en dat rechten en vrijheden niet absoluut zijn.
Alleen de wetgever kan bijgevolg beperkingen invoeren
en regelende maatregelen treffen. Dit betekent dat de
Grondwet en de soevereiniteit die de Kamer krachtens
de Grondwet heeft gekregen slechts a posteriori aan een
beperkingsmechanisme kunnen worden onderworpen. In
die zin en in het licht van die commentaren meen ik dan
ook dat de wetgeving die ons vandaag wordt opgelegd
en die de huidige meerderheid omwille van een politiek
akkoord, niet uit hun hart, zal goedkeuren de leidraad zal
zijn voor de toekomstige rechtspraak. Wat de meerder-
heid ook naar voren brengt, in het licht van het feit dat
deze wet in de praktijk totaal onuitvoerbaar zal zijn
omwille van de veel te korte termijnen zal ze een
verkeerd signaal geven en nefaste gevolgen hebben, dit
ten koste van de integratie die ook wij beogen. Op dat
punt verschillen wij duidelijk van mening met het Vlaams
Blok.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Verherstraeten, ik
verontschuldig mij dat ik u heb verplicht tot grasduinen.
Maak echter even uw redenering af. Ik zal professor
Vande Lanotte niet tegenspreken zoals ik dat af en toe
wel doe met minister Vande Lanotte. In principe heeft hij
gelijk. Ik heb zojuist uiteengezet wat de sanctie zal zijn.
De commissie van de Kamer stelt vast dat er een wet is
goedgekeurd die de voorwaarden opsomt. Ik zou zelfs
verder durven gaan en stellen dat de wet de voorwaar-
den bepaalt voor het introduceren van een dossier. Wij,
commissie, vinden echter dat dit dossier zo belangrijk is,
dat we de voorwaarden te buiten gaan. Welke sanctie is
er als de Kamer dit in het kader van de naturalisatie zou
stellen ? Er is geen enkele sanctie voorzien.
Ten tweede is er in hoofde van de betrokkene die dit
aanvraagt geen recht om te stellen dat hij aan de
voorwaarden voldoet en dat hij dus de naturalisatie moet
krijgen. Ik meen dat mijn theorie juist is.
De voorzitter : Mijnheer Erdman, dit is een mooi debat.
De Kamer zou het naar de commissie terug kunnen
sturen als men zegt dat men niet voldoende gei¨nfor-
meerd is. Dat is technisch mogelijk maar ik wil dit debat
niet aangaan. Het loont de moeite dit eens grondig te
bekijken.
De heer Servais Verherstraeten (CVP) : Mijnheer Erd-
man, er zijn inderdaad geen sancties voorzien als deze
Kamer een gunst verleent aan wie dan ook. Ik moet
echter vaststellen dat men in de praktijk momenteel geen
gunsten meer verleent tegen onze wetgeving in, wat ook
absurd zou zijn.
Ten tweede zijn onze onderzoeksmogelijkheden strikt
theoretisch. Wij kunnen niet op het terrein gaan onder-
zoeken en aanvragers horen. Strikt theoretisch gezien
zou dit kunnen maar in de praktijk is het onmogelijk. Dit
betekent dat in de praktijk ons toetsingsrecht eerder
marginaal is, op basis van het dossier dat ons wordt
voorgelegd. Ik meen dan ook dat uw zeer interessante
theorie zich in de praktijk weinig relevant zal tonen.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, als in de Gazet
van Antwerpen een artikel verschijnt over de op stapel
staande nationaliteitswetgeving en daarin te lezen is dat
Belgie¨ de soepelste nationaliteitswetgeving ter wereld
krijgt als dit wetsontwerp wordt goedgekeurd, dan denk ik
dat het nuttig is deze uitspraak te toetsen aan de huidige
nationaliteitswetgeving van een aantal landen en het
resultaat te vergelijken met onze wetgeving. Een eerste
vaststelling is dat de nationaliteitswetgeving sterk van
land tot land verschilt en nauw samenhangt met de
nationale geschiedenis.
Zo kan men op een zeer soepele wijze de Ierse nationa-
liteit verwerven. Nationaliteitsverwerving hangt natuurlijk
nauw samen met het feit dat Ierland nooit een immigratie-
probleem gekend heeft, wel een emigratieprobleem. In
Belgie¨ kan men de nationaliteit nog soepeler verwerven,
na drie jaar terwijl het in Ierland na vijf jaar is. Traditionele
immigratielanden zoals Australie¨, de VS en Canada,
hechten veel belang aan de geboorte op hun grondge-
bied. Ook in de Verenigde Staten hecht men daar veel
belang aan. Dat blijkt duidelijk uit de Amerikaanse wet-
geving. Ook Canada hecht er veel belang aan; de
verwerving van de nationaliteit gebeurt er van rechts-
wege door geboorte in Canada of afstamming van een
Canadees staatsburger. Er zijn nog andere voorbeelden.
In sommige landen lijken de naturalisatievoorwaarden
niet erg streng, maar worden ze wel gekoppeld aan een
verblijfsvergunning die men onder zeer specifieke voor-
waarden kan bekomen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte
collega's, een van de aspecten om tot een geslaagd
integratieproces te komen is uiteraard de taalkennis. Die
kennis is in bijna alle landen een uitdrukkelijke vereiste
voor de naturalisatie. Enkele landen maken hierop een
uitzondering, maar dit wordt dan gecompenseerd door de
vereiste van een langdurig voorafgaandelijk verblijf. In
Griekenland moet men acht jaar verbleven hebben, in
Italie¨ en Luxemburg tien jaar en Noorwegen zeven jaar.
In Italie¨, Griekenland en Noorwegen, landen zonder
28
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Mortelmans
taalmoeilijkheden, kan men zich moeilijk inbeelden dat dit
verblijf niet tot een elementaire kennis van de taal zou
leiden. Voor Luxemburg ligt de zaak anders. Daar moet
men naar het advies van de gemeenteraad luisteren,
waardoor een lokale integratie via deze weg wordt ver-
zekerd. De korte verblijfsduur die in Belgie¨ als voor-
waarde voor naturalisatie wordt gesteld, is gecombineerd
met de afwezigheid van enige toetsing van de kennis van
de spreektaal. Dit systeem kent men in geen enkel land
ter wereld. De taalkennis, die via afname van een
burgerschapsproef kan worden onderzocht, is een ele-
ment om tot een geslaagd integratieproces te komen. Het
is een belangrijk element. Mijn ervaringen in de commis-
sie voor de Naturalisaties leren mij dat enkel het aspect
verblijfsduur onvoldoende is om tot een geslaagde inte-
gratie in onze maatschappij te komen. De taalkennis
moet een belangrijke vereiste blijven. Men kan het zich
misschien moeilijk voorstellen, maar er worden dikwijls
naturalisatiedossiers ingediend door mensen die 20 of 30
jaar in dit land verblijven en een van de drie landstalen
absoluut niet machtig zijn.
Daarmee komen we bij het aspect van de verblijfs-
vereiste in de buitenlandse nationaliteitswetgevingen.
Ook dit varieert sterk van land tot land : twee jaar in
Australie¨, drie jaar in Canada en Israe¨l, vijf jaar in
Finland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, enzovoort. In
Denemarken en Noorwegen moet men zeven jaar heb-
ben verbleven alvorens men voor naturalisatie in aan-
merking komt. In Duitsland en Griekenland spreken we al
over acht jaar en tien jaar wat Italie¨, Luxemburg, Oosten-
rijk en een aantal andere landen betreft.
Het aspect geboorte geeft in de meeste gevallen aanlei-
ding tot een meer soepele regeling voor de naturalisatie-
procedure. In Zwitserland en de vier Scandinavische
landen heeft de geboorte geen enkele relevantie. Tot
voor kort was dat ook in Duitsland het geval. Het ius solie
gold daar evenmin. In dit verband kan ik nog verwijzen
naar een studie van het Beierse ministerie van Binnen-
landse Zaken, waarin men een classificatie maakt van de
landen naargelang men volgens het ius solie-principe of
het afstammingsbeginsel werkt. Deze studie werd voor
de Duitse wetswijziging van mei 1999 gemaakt. Ze heeft
op alle Europese landen betrekking. We leren dat de
meeste Europeanen onderdanen zijn van landen waar
het ius sanguinie domineert en het ius solie slechts wordt
toegepast om staatloosheid te vermijden. Als het van het
Vlaams Blok afhangt zal ook het onafhankelijke Vlaan-
deren tot dit type behoren. 19,3% van de Europeanen is
onderworpen aan een nationaliteitswetgeving die uitslui-
tend op het afstammingsprincipe is gebaseerd. Daartoe
mogen de IJslanders, de Denen, de Zweden, de Noren
en de Zwitsers zich rekenen. Een half procent van de
Europeanen is ingezetene van een land waar het
territorialiteitsprincipe primeert en slechts een aanvul-
lende rol voor het ius sanguinie geldt. Dit is het geval in
Ierland. 23% Van de Europeanen is staatsburger van een
land waar het ius sanguinie domineert met een aanzien-
lijke aanvullende rol voor het territorialiteitsprincipe wat
de vreemdelingen van de tweede en derde generatie
betreft.
Het huidige type nationaliteitswetgeving van Belgie¨ is dus
niet de regel, maar veeleer de uitzondering. Daarom is
het ook niet juist te beweren dat wij in Europa alleen
zouden komen te staan wanneer wij zouden beslissen
om onze wetgeving te verstrakken.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
opmerkelijk in de studie van de buitenlandse wetgevin-
gen inzake nationaliteit is het feit dat traditionele
immigratielanden als Australie¨, Canada en de VS nieuw-
komers slechts toelaten tot de nationaliteit na het slagen
in een burgerschapsproef of een grondig interview,
waarin wordt gepeild naar de schriftelijke en mondelinge
kennis van de taal, de kennis van de geschiedenis van
het betrokken land en de rechten en plichten die met het
staatsburgerschap verbonden zijn. Ook in andere landen
worden uitvoerige interviews afgenomen.
Een volgend aspect dat van belang is als wij spreken
over de nationaliteitswetgeving is de vaststelling dat in
zeer veel landen bipatridie een uitdrukkelijk beletsel is
om de nationaliteit te verwerven. Het Beierse ministerie
van Binnenlandse Zaken heeft eveneens nagegaan in
welke Europese staten het verlies van de oorspronkelijke
nationaliteit een vereiste is voor de verwerving van het
staatsburgerschap of, met andere woorden, in welke
Europese staten de dubbele nationaliteit een beletsel
vormt voor het verlenen van het staatsburgerschap aan
vreemdelingen. De dubbele nationaliteit vormt een belet-
sel voor de verwerving van het staatsburgerschap in
IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Rusland en nog
vele andere Europese en Oost-Europese landen. 67%
van de wereldbevolking is staatsburger van een staat
waar de dubbele nationaliteit een beletsel vormt voor de
verwerving van het staatsburgerschap. De verhouding
tussen de landen die, wat de verwerving van het staats-
burgerschap door vreemdelingen betreft, bipatridie toe-
staan respectievelijk afwijzen, bedraagt ongeveer drie
tegen zeven. Ook wat de meervoudige nationaliteit be-
treft, bevindt Belgie¨ zich in het kamp van de minderheid.
Het vermelden waard is nog dat de uitgebreide discussie
die hierover in Duitsland werd gevoerd, opmerkelijk kan
worden genoemd. Het was aanvankelijk de bedoeling
van groenen en socialisten om de dubbele nationaliteit
onbeperkt mogelijk te maken, maar na felle oppositie van
CDU en CSU werd dit sterk teruggeschroefd. Jongeren
wier ouders acht jaar in Duitsland verblijven krijgen
automatisch de Duitse nationaliteit, maar moeten tussen
hun achttiende en driee¨ntwintigste afstand doen van hun
oorspronkelijke nationaliteit, zo niet verliezen zij de
Duitse. Een dergelijke keuze voor e´e´n enkele nationaliteit
HA 50
PLEN 034
29
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Mortelmans
wordt in Belgie¨ op geen enkel ogenblik gee¨ist. Bovendien
wordt in Duitsland de dubbele nationaliteit alleen, en dan
nog tijdelijk, aanvaard voor minderjarigen die zich nog
niet bewust zijn van de draagwijdte van de keuze voor
een bepaalde nationaliteit. In Belgie¨ is de dubbele natio-
naliteit echter toegestaan bij alle manieren van verwer-
ving van de nationaliteit, zowel door minderjarigen als
door meerderjarigen, en is zij onbeperkt in de tijd.
Mijnheer de voorzitter, het moet duidelijk zijn dat de
nationaliteit nergens cadeau wordt gegeven louter op
grond van iemands verblijf in een bepaald land. Meestal
komen daar strenge bijkomende criteria aan te pas. Het
is dus correct te stellen dat Belgie¨ op dit vlak de meest
soepele nationaliteitswetgeving van alle onderzochte lan-
den zal hebben. De vaststelling die iedereen heeft kun-
nen maken in de commissie is dat 45% van de ver-
dagingen en bijna 30% van de verwerpingen van de
naturalisatiedossiers te maken hebben met de gebrek-
kige integratie. Uit de cijfers blijkt onomstotelijk dat veel
indieners van een naturalisatiedossier helemaal niet de
wil hebben om zich te integreren. Met e´e´n pennentrek
wordt nu de veronderstelling van de integratiewil inge-
bouwd. Dat geldt trouwens ook voor de taalkennis, een
eis die ook volledig komt te vervallen. Iemand die dus
alleen Engels spreekt, of Arabisch, of Chinees, stuit op
geen enkel beletsel om genaturaliseerd te kunnen wor-
den. Het louter indienen van een aanvraag geldt als
bewijs dat men per definitie e´e´n van de drie landstalen
spreekt.
Ondertussen
heb
ik
meer
dan
1 000
naturalisatiedossiers behandeld en ik heb vastgesteld
dat het in vele dossiers gaat om personen die hier meer
dan 20, 25 of zelfs 30 jaar verblijven en die er niet in
geslaagd zijn op die termijn zelfs maar e´e´n van de drie
landstalen te leren. Ik vraag mij dan af waar wij mee
bezig zijn.
Het loslaten van het criterium van de integratiebereidheid
is nog erger dan het reduceren van de verblijfsduur. Er is
geen wetmatigheid die zegt dat een bepaalde verblijfs-
duur op zichzelf garant staat voor een geslaagde inte-
gratie. Integratie is immers een kwalitatief en geen kwan-
titatief begrip. Als de regering ervan uitgaat dat de
indiening van een naturalisatieaanvraag reeds wijst op
integratie, kan het voor de betrokkene geen onoverko-
melijk probleem zijn om een burgerschapsproef af te
leggen, met gunstig resultaat tot gevolg.
Als blijkt dat zij niet slagen in een dergelijke proef, dan
moet toch erkend worden dat de veronderstelling van
integratiewil, opgenomen in het wetsontwerp, niet klopt.
Mijnheer de voorzitter, de commissie voor de Naturalis-
aties volgt het Reglement van de Kamer met betrekking
tot de werking van de commissies, niet op. Er wordt niet
gestemd over de totaliteit van de dossiers. Het voorstel
van naturalisatiewetten, voorgelegd door de commissie
voor de Naturalisaties aan de Kamer op 23 december
1999, is dus niet het werk van de commissie in haar
geheel, maar integendeel van negen afzonderlijke com-
missarissen.
Gezamenlijke
commissievergaderingen
worden slechts uitzonderlijk georganiseerd en dan nog
worden er slechts technische besprekingen gevoerd.
Het onderzoek van de naturalisatiedossiers gebeurt niet
in een voltallige commissievergadering. Elk commissielid
komt wanneer het hem of haar past. Op dat vlak bestaat
er dus een probleem.
Het is begrijpelijk dat duizenden naturalisatiedossiers
niet door alle commissarissen kunnen worden bekeken,
maar op basis van een huishoudelijk reglement zouden
hierover wel afspraken kunnen worden gemaakt. Een
huishoudelijk reglement ontbreekt echter. Collega Hove
heeft mijns inziens terecht deze problematiek in de
commissie aangekaart. Het is onbegrijpelijk dat deze
commissie, die over zo een specifieke bevoegdheid
beschikt, decennialang heeft gewerkt zonder dat er van
enig huishoudelijk reglement sprake was. Dit reglement
zou nochtans kunnen voorzien in afspraken omtrent
werkverdeling, stem- en andere procedures. De rol van
de voorzitter van de commissie voor de Naturalisaties
zou in een huishoudelijk reglement kunnen worden vast-
gelegd.
Mijnheer de voorzitter, collega's, in de vergadering van
de commissie voor de Naturalisaties van 24 juni 1997,
gebeurde er een merkwaardig incident. Er werd beslist
dat, wanneer het advies van de dienst voor Naturalisaties
verschilt van dat van de heer Geraerts, een andere
Nederlandstalige collega wordt gevraagd om de knoop
door te hakken. Dit komt er dus in feite op neer dat de
adviezen van de dienst voor Naturalisaties en van de
heer Eerdekens steeds moet worden opgevolgd, noch
meer, noch minder. Toen ik bij het begin van de parle-
mentaire werkzaamheden van de nieuwe legislatuur
werd ondervraagd over mijn houding in de commissie,
heb ik de heer Eerdekens gezegd dat alle dossiers geval
per geval zouden worden bekeken, en dat naar best
vermogen een oordeel zou worden geveld.
Ondertussen heeft de heer Eerdekens eenzijdig besloten
om ook mijn dossiers, waarvan het advies afwijkt van dat
van de dienst voor de Naturalisaties, ter beoordeling door
te geven aan een ander Nederlandstalig lid, mevrouw
Schauvliege, in dit geval.
Voorzitter Eerdekens heeft deze beslissing in geen en-
kele vergadering voorgelegd en ondergetekende werd
hierin niet gekend. Trouwens, mevrouw Schauvliege
heeft het ook niet nodig gevonden om hierover met mij
contact te nemen. De voorzitter van de commissie eigent
zich verder het recht toe de dossiers die verworpen
worden opnieuw in te kijken om zo eventueel het advies
30
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Mortelmans
van de betrokken commissaris te wijzigen. Het is ondui-
delijk op basis waarvan de voorzitter zich dit recht
toe-eigent. Het is trouwens absoluut onduidelijk of de
voorzitter dit doet in overleg met de betrokken commis-
sarissen.
Het mag duidelijk zijn dat de commissie voor de Natura-
lisaties in volle autonomie moet kunnen beslissen. Daar-
bij moet het tot de mogelijkheden behoren dat er kan
worden afgeweken van de adviezen verstrekt door de
dienst voor de Naturalisaties. In de praktijk wordt het de
commissarissen echter onmogelijk gemaakt minder gun-
stige beslissingen te nemen dan die, geadviseerd door
de dienst voor de Naturalisaties. Een verwerping kan
gemakkelijk in een goedkeuring worden omgezet. Wan-
neer de dienst voor de Naturalisaties een verdaging van
e´e´n jaar plus een bijkomend onderzoek voorstelt, be-
hoort een verdaging van twee jaar plus een bijkomend
onderzoek in de praktijk niet tot de mogelijkheden. De
voorzitter speelt hierin een cruciale, maar nergens gede-
finieerde rol.
Het komt erop neer dat, in de huidige omstandigheden,
de commissieleden de duur betaalde medewerkers zijn
van de voorzitter van de commissie, enkel goed om een
handtekening te zetten onder een document, zodat het
administratief in orde is. Wat het onderzoek van de
dossiers betreft, stellen wij vast dat het merendeel van de
dossiers uit het gerechtelijk arrondissement Brussel
komt.
Nochtans is het duidelijk dat, waar het enigszins kan, de
commissarissen de dossiers uit hun regio toebedeeld
krijgen. Dit kan tot bei¨nvloeding en tot politiek dienstbe-
toon leiden.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, u hoort hier samen met ons op welk een
schandelijke wijze in deze commissie over de dossiers
wordt beslist. Er bestaat geen huishoudelijk reglement en
de heer Eerdekens gaat tekeer als een kleine tiran.
De voorzitter : Mijnheer Tastenhoye, ik hoor deze woor-
den niet graag. De heer Eerdekens is er op dit ogenblik
niet en ik ben ook niet doof, als u mij begrijpt.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : De heer
Eerdekens zou aanwezig moeten zijn.
De voorzitter : Indien iedereen hier zou moeten zijn,
zouden wij veel talrijker zijn.
De heer Guido Tastenhoye (Vlaams Blok) : Mijn vraag is
tot u gericht, mijnheer de voorzitter. Zou u misschien een
initiatief kunnen nemen om in die commissie grote kuis te
houden, want het zijn daar toch nogal een toestanden.
De voorzitter : De
grote kuis is u blijkbaar meer
bekend dan mij.
De heer Jan Mortelmans (Vlaams Blok) : Commissaris-
sen worden soms trouwens benaderd door advocaten of
door de betrokkenen zelf. Ze trekken die dossiers dan
naar zich toe. Ook parlementsleden, medewerkers van
OCMW's, burgemeesters en schepenen intervenie¨ren bij
de dienst voor de Naturalisaties.
Tot besluit kunnen op z'n zachtst gezegd vragen worden
gesteld
bij
de
rechtsgrond
op
basis
waarvan
naturalisatiedocumenten tot stand komen. Het ontbreken
van een huishoudelijk reglement kan allerlei wantoestan-
den teweegbrengen, zoals bei¨nvloeding, interventies en
vriendendiensten. De bevoegdheden van de voorzitter
van de commissie voor de Naturalisaties moet trouwens
grondig worden uitgeplozen en nauwkeurig omschreven.
De rechtspraak, die voor het Vlaams Blok slechts een
minimum minimorum is, moet in ere worden hersteld.
Tegen alle adviezen in toch naturaliseren moet onmoge-
lijk worden gemaakt. Het resultaat zal zijn dat de parket-
ten en de dienst Vreemdelingenzaken zich niet meer
terdege van hun taak zullen kunnen kwijten omdat met
hun adviezen toch geen rekening wordt gehouden. In-
dien er geen verandering komt in de werkwijze van de
commissie zal zij een farce blijven, ook na de goedkeu-
ring van de nieuwe wet op de nationaliteit. De commissie
voor de Naturalisaties verwordt dan tot een soort van
brievenbus ten bate van de traditionele partijen. De
commissieleden mogen daarbij in bepaalde gevallen
zelfs geen postbode meer spelen. Het Vlaams Blok zal
dat blijven aanklagen.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
collega's, allereerst wil ik de rapporteurs danken omdat
de voorstelling die zij van onze werkzaamheden hebben
gegeven, dicht bij de realiteit van het debat aansluit.
Niettemin heb ik moeten vaststellen dat, hoewel het
debat in deze plenaire vergadering serener en beheers-
ter is verlopen dan in de commissie voor de Justitie,
bepaalde gevoeligheden terug zijn aangewakkerd. Zij
hebben betrekking op een gebrek aan vertrouwen in
onze eigen instellingen zoals de Kamer, de rechterlijke
macht of onze parketten. Er is het diaboliseren van de
kandidaat-Belgen en van degenen die in het verleden
werden genaturaliseerd of een nationaliteitsverklaring
hebben afgelegd. Ook bepaalde vooroordelen kwamen
vandaag opnieuw op de voorgrond, bijvoorbeeld dat de
onveiligheid in belangrijke mate zal toenemen, dat er
meer criminaliteit zal zijn of zelfs dat de immigratie-
stromen plotseling volkomen onbeheersbaar zullen wor-
den door de voorliggende wetsontwerpen.
De wetsontwerpen tot wijziging van de Belgische natio-
naliteit passen in de maatschappelijke visie die in het
regeerakkoord van 7 juli 1999 is weergegeven. Het is een
HA 50
PLEN 034
31
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
visie die de klemtoon legt op een positieve instelling,
waarbij slechts corrigerend wordt opgetreden tegen hen
die misbruik maken van de positieve verwachtingen. De
regering meent dat de jeugd anno 2000 zich beweegt in
een sfeer van wereldburgerschap en ze, in tegenstelling
tot oudere generaties, de verscheidenheid van culturen
als een meerwaarde in deze maatschappij ervaart. Ik sta
met deze benadering niet alleen. Ook andere sprekers,
bijvoorbeeld mevrouw Leen, hebben verwezen naar het
standpunt dat daaromtrent werd geformuleerd, onder
meer door mevrouw D'Hondt.
Ik zal mij dus niet bezighouden met de letterlijke citering
van wat in het regeerakkoord staat, behoudens de aan-
hef die ik toch wel even opnieuw wil onderstrepen :
La
Belgique doit e^tre une socie´te´ ouverte et tole´rante. Ceux
qui y re´sident doivent se conformer aux lois et re`gle-
ments en vigueur. L'insertion dans la socie´te´ doit e^tre le
point de de´part de l'inte´gration. De me^me, toute forme de
racisme, d'intole´rance et de discrimination doit e^tre com-
battue re´solument.
Dit is juist het uitgangspunt geweest van de regering,
omdat ze van mening is dat het verkrijgen van de
Belgische nationaliteit de beste garantie inhoudt voor de
integratie in de samenleving. Daartoe hebben we een
reeks van voorstellen gedaan die zowel de naturalisatie
als de nationaliteitsverklaring voor ogen hebben. Ik moet
u zeggen dat de regering daar op het einde ook een
belangrijke passus heeft aan toegevoegd waar men
nogal gemakkelijk over kijkt, namelijk dat de regering de
desbetreffende ontwerpen die ze zou indienen onmiddel-
lijk na het zomerreces, en die ze dus als prioriteit aanzag,
in elk geval qua werking na een jaar zou beoordelen.
Nu zou ik willen uitweiden over de principes die terzake in
acht moeten worden genomen. Deze principes zijn van-
daag ten overvloede aangeraakt door een aantal spre-
kers. Ik denk dat ik even mag verwijzen naar de voorzitter
van de commissie voor de Justitie, die duidelijk het
onderscheid maakte tussen de naturalisatie en de
nationaliteitsverklaring. Dit was ook het uitgangspunt van
de regering.
De naturalisatie is een gunst die onze grondwetgever
uitzonderlijk toekent aan een welbepaalde instelling, na-
melijk aan deze Kamer, en zodoende de Kamer ook
verantwoordelijk maakt voor de wijze waarop die gunst
zal worden verleend. De Kamer bepaalt ook welke de
basisvoorwaarden zijn waaraan zal moeten worden vol-
daan en in welke omstandigheden deze gunst kan wor-
den aangevraagd. Dat behoort tot haar volledige be-
voegdheid en verantwoordelijkheid. De grondwetgever
heeft het zo gewild en de regering respecteert dit.
De nationaliteitsverklaring daarentegen is een recht. Dat
wil zeggen dat wanneer men aan de voorwaarden vol-
doet, men op een bepaald ogenblik ook zal kunnen
overgaan tot het afdwingen van dit recht, tenzij men het
aanvraagt bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. In
geval het niet wordt toegekend en dienaangaande een
betwisting rijst, kan men de procedure voeren voor de
rechterlijke macht. Door aldus te handelen denk ik dat de
regering zich conformeert aan een eerdere uitspraak,
een arrest van het Arbitragehof van 1998, waarin dit
principe nogmaals duidelijk werd onderstreept. Tegelij-
kertijd conformeert de regering zich ook aan de adviezen
die de Raad van State in de maanden oktober en
november van vorig jaar heeft verleend met betrekking
tot de voorliggende documenten.
Er is nog een principe dat ik even wil aanraken vooraleer
op een reeks van vragen, die vandaag nog zijn terugge-
keerd, te antwoorden.
De regering gaat uit van het principe dat de goede trouw
aan de basis ligt van het menselijk verkeer in de samen-
leving. Ik denk dat, door dit principe duidelijk te stellen,
wij niet alleen een humaan engagement hebben geno-
men, maar eigenlijk ook vertrokken zijn van een vermoe-
den dat het enig mogelijke gezonde vermoeden is.
Ik begrijp dat een aantal sprekers naar dit punt verwijzen
wanneer het erop aankomt dit principe van de
aanvraag
te goeder trouw
te beoordelen in het licht van een
eventuele inburgering of het zich willen inschrijven in de
maatschappij. Minder evident voor mij waren de verwij-
zingen die ik vandaag heb gehoord naar de verplichting
dat men de taal zou moeten hanteren die van toepassing
is in de streek waar men zich wenst te vestigen.
Om de redenen die ik heb aangehaald inzake de
vervallenverklaring van de nationaliteit ben ik inzake de
kennis en het gebruik van de streektaal meer terughou-
dend. Ik verwijs opnieuw naar het werk van de heer
Closset. De meeste aanwezigen voelen zich immers
aangesproken door zijn standpunten. Ik wens niet dieper
in te gaan op zijn definitie inzake de vervallenverklaring.
Ee´n zin van de heer Closset heeft mijn aandacht weer-
houden. Anderen zoals Depage, Mac¸on en Standaerd
hanteren in de rechtspraak dezelfde definitie. Wat de
vervallenverklaring en de aanvraag betreft, schrijft Clos-
set, ik citeer :
Il ne peut e^tre question de censurer les
liberte´s constitutionelles, notamment la liberte´ de pense´e
et d'opinion. De plus, les conside´rations relatives a` la
race, la religion ou a` la langue...
.
Collega's, de rechtsleer is terzake zeer duidelijk : de taal
kan moeilijk als bewijs van integratie worden gebruikt. De
realiteit gebiedt me te getuigen dat de kennis en het
gebruik van de taal niet als een determinerende factor
kan worden beschouwd bij heel wat mensen die ik heb
ontmoet en die in het verleden de Belgische nationaliteit
hebben verkregen hetzij door naturalisatie hetzij door
nationaliteitsverklaring. In de besloten huiskring spreken
deze mensen wellicht de taal die voor hen de meest voor
32
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
de hand liggende is. Als er e´e´n vrijheid bestaat, is het,
mijns inziens, de vrijheid zich in prive´-gesprekken uit te
drukken in de taal die men verkiest. Dit geldt niet voor het
taalgebruik in administratieve plichtplegingen of rechte-
lijke handelingen.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik kom terug op een
aantal vragen die in het debat opnieuw aan de orde
waren.
De eerste vraag heeft betrekking op de bevoegdheid en
de mogelijkheid van de Kamer om naturalisaties toe te
kennen. Ik geloof in de kracht van deze instelling. Het
advies van de voorzitter van de commissie voor de
Naturalisaties is duidelijk. De Kamer zal haar Reglement
moeten aanpassen. Men moet er zich rekenschap van
geven dat de beslissing de verantwoordelijkheid inzake
naturalisaties bij de Kamer te leggen in de tijd aan
evolutie onderhevig kan zijn. Er kunnen soepele samen-
stellingen van de Kamer zijn, er kunnen echter ook
samenstellingen voorkomen die de wetgeving terzake
bijzonder streng zullen toepassen. Deze wil van de
grondwetgever moet gerespecteerd worden.
De tweede vraag, met betrekking tot het advies van het
parket, heeft deze morgen aanleiding gegeven tot een
incident. Het verwondert me dat men beweert dat ik de
commissie voor de Justitie zou hebben voorgelogen.
Op het college van procureurs-generaal van 23 septem-
ber 1999 waren zij die het woord voorgelogen hebben
gebruikt - waaronder de heer Van Peel -, niet aanwezig.
Ik was wel aanwezig. Naar aanleiding van de bespreking
van de ministerie¨le rondzendbrief met betrekking tot de
wet van 1998, is er ook gesproken over het probleem dat
zich zou stellen ingevolge de regeringsverklaringen en
de wil van de regering om zowel voor de nationaliteits-
verklaring als voor de naturalisatie een termijn vast te
leggen. Deze termijn werd voor de naturalisatie herleid
van vier maanden naar een maand en voor de
nationaliteitsverklaring van twee maanden naar een
maand.
De vraag die ik in de commissie dikwijls heb moeten
beantwoorden, ging over de haalbaarheid van de termijn
van een maand. De haalbaarheid van die termijn is door
het college nooit in discussie gesteld. Het college heeft er
alleen op gewezen dat het debat zich diende toe te
spitsen op de middelen. Als u de motivering naleest, zal
u vaststellen dat de termijn op geen enkel ogenblik in
twijfel wordt gesteld. Men vraagt echter wel om middelen.
Deze middelen waren toegespitst op Brussel. Ee´n derde
van de naturalisatiedossiers wordt - volgens het college
van procureurs-generaal - immers in Brussel afgehan-
deld. Mij lijkt het evident dat er op dat ogenblik rekening
werd gehouden met de omvang van het advies dat moest
worden verstrekt.
Het college van procureurs-generaal is er zich perfect
van bewust dat het advies dat in de nieuwe wet verleend
zal moeten worden, niet hetzelfde is als in het verleden.
In die omstandigheden heeft de taak niet de uitgebreid-
heid die er tot op dat ogenblik is geweest.
In het verslag heb ik op de pagina's 7, 8, 46, 99, 100, 124
en 125 gelezen dat, telkens men mij de vraag heeft
gesteld, ik gewezen heb op de dubbele problematiek die
zich aandiende, namelijk de Dienst Vreemdelingenzaken
langs de ene kant en de problematiek van de middelen
die zich voornamelijk op Brussel concentreren aan de
andere kant.
Dat het college van procureurs-generaal een algemene
bevraging heeft gedaan, blijkt uit de notulering. Ik heb dat
trouwens ook gezegd. Ik verwijs immers naar het infor-
mele Bureau van de procureurs des Konings, die door
het college van procureurs-generaal in deze operatie
werden betrokken.
Ik heb eraan toegevoegd dat er verantwoordelijkheden
zullen moeten opgenomen worden. Ze zullen zowel
moeten opgenomen worden door de minister van Justitie
als door de minister van Binnenlandse Zaken. In mijn
ogen engageert dit essentieel punt ook de verantwoor-
delijkheid van de regering. De regering zal alles in het
werk moeten stellen om de adviezen binnen de maand te
kunnen verlenen.
Op het ogenblik dat de wet in werking treedt, zal wat het
advies van het Openbaar ministerie en de verantwoor-
delijkheid van de minister van Justitie betreft, de politieke
verantwoordelijkheid gee¨ngageerd zijn.
De voorzitter : Mijnheer de minister, ik laat de heer Van
Peel even kort onderbreken omdat hij niet in het debat is
ingeschreven. (Protest van het Vlaams Blok)
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
wil even terugkomen op het incident van vanmorgen.
Volgens het verslag van de commissie zegt u :
De
minister verduidelijkt dat vooraf een gesprek met de
procureurs-generaal heeft plaatsgevonden om te peilen
naar de haalbaarheid van de termijn van een maand.
Deze bleek, niettegenstaande Brussel, haalbaar
.
De minister verwijst nu naar het verslag van het college
van procureurs-generaal, waarin wordt vermeld dat hen
wordt gevraagd na te gaan of de termijn van 1 maand
mogelijk is. Zoals de collega's hebben betoogd, laten zij
per brief weten dat zij daarover het onderzoek nog
moeten instellen. Op basis van uw informatie bleek in de
commissie voor de Justitie dat de termijn van 1 maand
HA 50
PLEN 034
33
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
haalbaar is. Dit blijkt nu niet te kunnen voor de dienst
Vreemdelingenzaken. De procureurs-generaal zeggen
dat zij het nog niet weten, maar dat voor Brussel de
tijdsspanne wel zeer kort is, wat een beleefde manier is
om te zeggen dat het niet zal gaan. Op basis van de
informatie die u toen in de commissie hebt gegeven,
heeft deze meerderheid beslist dat een termijn van 1
maand haalbaar is. Nu zegt u dat het haalbaar zou
kunnen worden als de nodige bijkomende middelen er
komen, als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en
als heel de regering zich achter u schaart. Dat zijn
volgens mij twee totaal verschillende versies van de
realiteit.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb u vandaag per brief verzocht om don-
derdag te laten stemmen over de terugzending van deze
zaak naar de commissie. De basisvoorwaarden van de
discussie zijn volledig veranderd.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, de
hoofdvraag was altijd de vraag naar de haalbaarheid van
de termijn van 1 maand. Indien het college van
procureurs-generaal zou zeggen dat dit niet haalbaar is,
dan zou dat toch het eerste zijn dat men mij zou laten
weten. Nee, integendeel. Zij zeggen dat zij het onderzoek
zullen doen naar de bijkomende middelen die zij daar-
voor nodig hebben en zij wijzen op het probleem Brussel.
Brussel is voor hen een probleem omwille van de grote
toevloed van het aantal zaken.
U moet toch toegeven dat ik geen schroom had om in de
volledige openbaarheid te treden. Het is bij mijn weten de
eerste keer dat de notulen uit het college van de
procureurs-generaal werden meegedeeld. De notulen
zijn ondertekend door de advocaat-generaal namens het
college van procureurs-generaal. Bij de lezing van de
aanhef van deze brief zou u de indruk kunnen krijgen dat
het zou gaan om een manoeuvre waarbij ik met een
telefoonoproep op 12 januari en een brief op 14 januari
heb verzocht een antwoord te krijgen op 17 januari. De
notulen van het onderzoek dateren van 23 september. Ik
heb dat onmiddellijk herhaald - ik heb er de brieven van
bij - op het ogenblik dat wij in de Kamer de bespreking
hebben afgerond, ogenblik ook waarop het verzoek
kwam van de heer Van Parys.
De heer Marc Van Peel (CVP) : U verwijst naar een brief
van 12 januari, waarin u blijkbaar een advies hebt
gevraagd. Tussen september en januari liggen er toch
een heel aantal maanden.
Minister Marc Verwilghen : Ik verwijs naar twee bijko-
mende elementen die vandaag klaarblijkelijk geen onder-
werp van betwisting meer uitmaken, maar die volgens mij
toch de moeite lonen om even te beklemtonen.
Le premier moyen est la possibilite´ de remplacer l'acte de
naissance par un acte de notorie´te´, qui est maintenant
pre´vue dans la loi de la me^me fac¸on que cette possibilite´
existe pour le mariage.
Nous avons e´galement retenu que la demande devait
e^tre accompagne´e d'une re´fe´rence aux droits fondamen-
taux de l'homme et a` ses liberte´s.
Enfin, la proce´dure de naturalisation doit e^tre gratuite.
Ce matin, des intervenants ont retenu ces e´le´ments. Lors
de la discussion en commission de la Justice, il y avait
encore beaucoup de re´ticences sur ces points. Je cons-
tate qu'aujourd'hui, ils ne font plus autant l'objet de
discussions.
In die omstandigheden, mijnheer de voorzitter, vraag ik
dat dit akkoord, dat zich via het regeerakkoord in de
wetsontwerpen heeft vertaald, ook door deze Kamer zou
worden aangenomen.
De voorzitter : Dank u, mijnheer de minister. Het debat
verloopt correct en ik dank de leden daarvoor. We
hebben 15 sprekers, de twee verslaggevers en de minis-
ter gehoord. Degenen die in het debat het woord hebben
genomen, kunnen kort repliceren. Ik noteer de heren
Vandeurzen, Laeremans, en Van Hoorebeke.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, we hebben met spanning
geluisterd naar het antwoord van de minister op de
talrijke vragen. Ik ga op slechts twee elementen replice-
ren. Het is natuurlijk niet correct dat de Kamer alle
vrijheid heeft om te doen of te laten wat ze wil, tenzij wat
de naturalisaties betreft. Dat was trouwens ook niet de
bedoeling van de regering, want in het eerste ontwerp dat
ze heeft ingediend, heeft ze precies in een wet willen
vastleggen dat de wetgever automatisch de nationaliteit
moest toekennen aan wie een positief advies kreeg in de
commissie voor de Naturalisaties. De heer Erdman
haalde dit al aan. Hiermee blijkt ook wat voor ingesteld-
heid er tegenover het parlement was.
De wetgever ontneemt ons - met het stemmen van deze
wet - elk elementair middel om de informatie te verzame-
len die de houding en de rechtspraak van de commissie
zou kunnen ondersteunen. Dit is dus niet correct. We
beschikken niet meer over de inlichtingen die de
integratiebereidheid moeten toetsen. Dit is dus voor ons
niet mogelijk. De beslissingen die wij op het einde van
vorig jaar hier nog met grote meerderheid hebben geno-
men, zal dezelfde meerderheid niet meer kunnen nemen
in de volgende periode.
34
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
Wat het advies van het Openbaar ministerie betreft, blijkt
uit de brief van de advocaat-generaal dat het probleem
zich niet alleen in Brussel voordoet. Hij zegt dat alle
parketten zullen moeten beschikken over contractuele
juristen om dit werk te kunnen verrichten. Ik vraag mij af
of het college van procureurs-generaal zich wel bewust is
geweest van het feit dat zij ook in die maand vanuit -
meestal - het parket van Brussel in het buitenland die
inlichtingen zullen moeten gaan opvragen. Ik heb dat
element niet gezien in de vraagstelling noch in het
antwoord. Ik maak mij sterk dat, als het college op de
hoogte zou zijn van de draagwijdte van deze wet, zij
zeker zouden antwoorden dat dit voor deze dossiers niet
gegarandeerd kan worden.
Bovendien heeft iedereen, onder meer de heer Eer-
dekens, gezegd dat de eerste maanden zouden gepaard
gaan met een toevloed van dossiers. De eerste maanden
is er een hausse te verwachten van het aantal aanvra-
gen, ook voor de naturalisatie. Laten we die eerste
maanden deze termijn van een maand niet handhaven.
Laten wij de verkorting van de adviestermijn uitstellen tot
de piekmomenten voorbij zijn. De regering wenst daarop
niet in te gaan, ondanks de vrees van de voorzitter van
de naturalisatiecommissie.
Ik zou tenslotte de minister van Justitie willen uitnodigen
om de veldwerkers, tegen wie iedereen zegt dat justitie te
traag reageert en dat justitie niet de juiste mensen
opspoort, te zeggen dat wij nieuw personeel zullen
engageren, niet om meer misdrijven op te sporen en te
vervolgen, niet om meer slachtoffers te begeleiden, niet
om te zorgen dat er alternatieve straffen zijn, maar om de
wil van de wetgevers om de termijn van het advies op
een maand te brengen voor de aanvragen van de
Belgische nationaliteit, te kunnen waarmaken. Dat is de
prioriteit in termen van bijkomend personeel, die deze
regering stelt. Ik nodig u uit om dit eens van man tot man
aan de mensen van dit land te gaan vertellen. Ik heb nog
altijd niet gehoord waarom deze termijn een maand moet
worden. Ik zal het ook niet horen want het antwoord ligt
bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord was in feite
bijzonder verhelderend. Als eerste VLD'er hebt u zo
openlijk gezegd waar het in wezen om gaat. Het grote
debat gaat immers niet over de termijnen voor het parket,
dat is slechts een deel van het verhaal en bovendien een
technische aangelegenheid. In essentie gaat het echter
om het afschaffen van de wil tot integratie als een
criterium om de nationaliteit te kunnen verwerven. Dat is
revolutionair aangezien het nergens ter wereld bestaat,
zeker niet in Europa. U hebt er nog aan toegevoegd dat
integratie wel nuttig kan zijn maar dat het taalaspect
daarin in elk geval geen rol kan spelen. Het taalaspect
heeft met integratie niets te maken omdat men ook kan
integreren zonder de taal te kennen. Welke taal men
thuis spreekt, dat is niet relevant en daarmee heeft
niemand iets te maken.
Mijnheer de minister, de taal die men thuis spreekt is nog
altijd iets heel anders dan de taal die men in het
openbaar spreekt en die men kent. Als er e´e´n elemen-
taire zaak is om zich in te passen in de samenleving, dan
is dat toch wel de kennis van de taal. Ik spreek dan niet
alleen onze taal maar ook die van Coveliers, Dewael en
het VLD-verkiezingsprogramma waarin de taalvereiste
als essentieel naar voren werd geschoven voor het
verwerven van de nationaliteit. Dat criterium moest nog
strenger worden toegepast. U zegt echter vandaag hon-
derd procent het tegenovergestelde. Uw partij bedriegt
momenteel de groene kiezers.
Als de taal u niet interesseert, neem ik ook aan dat de
situatie van de Brusselse Vlamingen u niet interesseert.
De helft van mijn toespraak heb ik daaraan besteed
omdat dit debat zo lang onder de mat is geveegd en
omdat heel de problematiek van de verdrukking van de
Vlamingen in Brussel een essentieel gevolg is van de
versoepelde naturalisatiewetgeving. Dat zal meer dan
ooit het geval zijn bij de komende gemeenteraads-
verkiezingen.
Welnu, u hebt hierover tot op heden op geen enkel
moment in de commissie, noch hier een woord gespro-
ken. Blijkbaar laten de Vlamingen in Brussel u steenkoud
en bent u totaal niet meer bekommerd om wat daar aan
het gebeuren is. Ik vind dat indroevig voor iemand van de
VLD, de Vlaamse liberalen en democraten. De V zou zo
snel mogelijk moeten verdwijnen uit uw naam.
Wat de problematiek van het gerecht en het college van
procureurs-generaal betreft, hebt u in de commissie
inderdaad gezegd dat de parketten in staat zouden zijn
om de dossiers in e´e´n maand te onderzoeken. Uit de
notulen en uit de brief van de heer De Lentdecker is nu
overduidelijk gebleken dat dit absoluut niet het geval is,
zeker niet in Brussel waar het al zo moeilijk gaat bij het
parket. Wij hebben in de commissie gevraagd dat het
parket van Brussel zou worden gehoord en dat iemand
van het parket van Brussel zou worden ontboden om zijn
uitleg te doen. Zo konden we vaststellen of het mogelijk
zou zijn om het crimineel verleden en het strafregister te
onderzoeken. Dit werd weggehoond en weggelachen.
Zelfs de CVP heeft tegen het ontbieden van het Brussels
parket om uitleg te geven over de haalbaarheid van de
termijn van e´e´n maand gestemd. Vandaag moet u samen
met ons vaststellen dat dit absoluut niet haalbaar is. Een
periode van e´e´n maand is hoe dan ook veel te kort.
Donderdag zullen wij bij de stemmingen vragen dat het
hele dossier opnieuw naar de commissie wordt verzon-
den om de parketten hierover grondig te ondervragen.
HA 50
PLEN 034
35
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : De algemene bespreking is gesloten.
La discussion ge´ne´rale est close.
Collega's, zoals afgesproken zal in de plenaire vergade-
ring van morgen de bespreking van de amendementen
worden aangevat.
Nous discuterons les amendements demain a` 14.15
heures. Je voudrais aussi que vous fassiez un effort afin
de bien cerner ce de´bat.
De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 17.48 uur. Volgende
plenaire
vergadering
woensdag
19
januari
2000
om 14.15 uur.
- La se´ance est leve´e a` 17.48 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re mercredi 19 janvier 2000 a` 14.15 heures.
36
HA 50
PLEN 034
18-01-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DINSDAG 18 JANUARI 2000
MARDI 18 JANVIER 2000
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
REGERING
Algemene uitgavenbegroting 1999
In uitvoering van artikel 15 van de gecoo¨rdineerde wetten
op de Rijkscomptabiliteit zendt de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie :
- bij brief van 13 januari 2000, een lijst van herverdelin-
gen der basisallocaties betreffende het ministerie van
Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu;
- bij brief van 14 januari 2000, een lijst van herverdelin-
gen der basisallocaties betreffende de administratie der
pensioenen.
Verzonden naar de commissie voor de Financie¨n en de
Begroting
Opmerkingen betreffende een wetsontwerp
Bij brief van 17 januari 2000 zendt de minister van
Justitie, gevolg gevend aan het verzoek van de heer Tony
Van Parys, de opmerkingen over van het parket bij het
hof van beroep te Brussel betreffende het wetsontwerp
tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de
Belgische nationaliteit (nrs. 292/1 tot 8) waarover op
donderdag 20 januari 2000 gestemd zou worden.
Bij de Kamer ter tafel gelegd
GOUVERNEMENT
Budget ge´ne´ral des de´penses 1999
En exe´cution de l'article 15 des lois coordonne´es sur la
comptabilite´ de l'Etat, le vice-premier ministre et ministre
du Budget, de l'Inte´gration sociale et de l'Economie
sociale transmet :
- par lettre du 13 janvier 2000, un bulletin de redistribu-
tions d'allocations de base concernant le ministe`re des
Affaires
sociales,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement;
- par lettre du 14 janvier 2000, un bulletin de redistribu-
tions d'allocations de base concernant l'administration
des pensions.
Renvoi a` la commission des Finances et du Budget
Observations concernant un projet de loi
Par lettre du 17 janvier 2000, le ministre de la Justice
transmet les observations e´mises par le parquet pre`s la
cour d'appel de Bruxelles, suite a` la demande de M.
Tony Van Parys, concernant le projet de loi modifiant
certaines dispositions relatives a` la nationalite´ belge
(n
os
292/1 a` 8) dont le vote est pre´vu le jeudi 20 janvier
2000.
De´po^t sur le bureau de la Chambre
HA 50
PLEN 034
37
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000