B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
15-03-2000
15-03-2000
namiddag
après-midi
HA 50
PLEN 047
HA 50
PLEN 047
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 047
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 15 maart 2000, 14.15 uur
PLEN 047
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
5
PARLEMENTAIR ONDERZOEK
5
Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie
belast met een onderzoek van de Belgische vlees-, zuivel-
en eierproductie en naar de politieke verantwoorde-
lijkheden in het licht van de zogenaamde dioxinecrisis
(18/7 en 8)
5
Sprekers : Luc Paque en Peter Vanhoutte, rappor-
teurs,
Charles
Janssens,
voorzitter
van
de
onderzoekscommissie, Paul Tant, Gerolf Annemans,
voorzitter van de Vlaams Blok-fractie, Colette Bur-
geon, Yolande Avontroodt, Robert Denis, Peter Van-
velthoven, Charles Michel, Marc Van Peel, voorzitter
van de CVP-fractie, Annemie Van de Casteele, Andre´
Smets, Hubert Brouns, Martine Dardenne, Pierre
Lano, Magda Aelvoet, minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
- schorsing
6
Motie
74
BIJLAGE
77
INTERNE BESLUITEN
77
COMMISSIES
77
SAMENSTELLING
77
BESLISSINGEN
78
INTERPELLATIEVERZOEKEN
79
INGEKOMEN
79
INGETROKKEN
81
VOORSTELLEN
81
VERZOEKEN OM ADVIES VAN DE RAAD VAN STAAT
81
MEDEDELINGEN
83
COMMISSIES
83
VERSLAGEN
83
REKENHOF
84
BESLISSINGEN VAN DE MINISTERRAAD
84
BUDGETTAIRE AANREKENINGEN
85
Sommaire
Mercredi 15 mars 2000, 14.15 heures
PLEN 047
EXCUSE
´ S
5
ORDRE DES TRAVAUX
5
ENQUE
^ TE PARLEMENTAIRE
5
Rapport de la commission d'enque^te parlementaire
charge´e d'e´tudier l'organisation de la production de
viande, de produits laitiers et d'oeufs en Belgique et de
de´terminer les responsabilite´s politiques dans le cadre de
la crise de la dioxine (18/7 et 8)
5
Orateurs : Luc Paque et Peter Vanhoutte, rapporteurs,
Charles
Janssens,
pre´sident
de
la
commission
d'enque^te, Paul Tant, Gerolf Annemans, pre´sident du
groupe Vlaams Blok, Colette Burgeon, Yolande Avon-
troodt, Robert Denis, Peter Vanvelthoven, Charles
Michel, Marc Van Peel, pre´sident du groupe CVP,
Annemie Van de Casteele, Andre´ Smets, Hubert
Brouns, Martine Dardenne, Pierre Lano, Magda Ae-
lvoet, ministre de la Protection de la consommation, de
la Sante´ publique et de l'Environnement
- suspension
6
Motion
74
ANNEXE
77
DE
´ CISIONS INTERNES
77
COMMISSIONS
77
COMPOSITION
77
DE
´ CISIONS
78
DEMANDES D'INTERPELLATION
79
DEMANDES
79
RETRAIT
81
PROPOSITIONS
81
DEMANDES D'AVIS AU CONSEIL D'ETAT
81
COMMUNICATIONS
83
COMMISSIONS
83
RAPPORTS
83
COUR DES COMPTES
84
DE
´ LIBE
´ RATIONS DU CONSEIL DES MINISTRES
84
IMPUTATIONS BUDGE
´ TAIRES
85
HA 50
PLEN 047
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
JAARVERSLAG
85
CENTRALE DIENST VOOR DE BESTRIJDING VAN DE GEORGANI-
SEERDE ECONOMISCHE EN FINANCIE
¨ LE DELINQUENTIE
85
RESOLUTIES
85
EUROPEES PARLEMENT
85
MOTIES
86
ADVIEZEN
86
RAADGEVEND COMITE
´ VOOR BIO-ETHIEK
86
VARIA
87
OPMERKINGEN BETREFFENDE EEN WETSVOORSTEL
87
RAPPORT ANNUEL
85
OFFICE CENTRAL DE LUTTE CONTRE LA DE
´ LINQUANCE E
´ CONO-
MIQUE ET FINANCIE
` RE ORGANISE
´ E
85
RE
uSOLUTIONS
85
PARLEMENT EUROPE
´ EN
85
MOTIONS
86
AVIS
86
COMITE
´ CONSULTATIF DE BIOE
´ THIQUE
86
DIVERS
87
OBSERVATIONS CONCERNANT UNE PROPOSITION DE LOI
87
4
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
MERCREDI 15 MARS 2000
WOENSDAG 15 MAART 2000
14.15 heures
14.15 uur
De vergadering wordt geopend om 14.19 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 14.19 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Een reeks interne besluiten en mededelingen moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in de
bijlage bij de handelingen van deze vergadering opgeno-
men worden.
Une se´rie de de´cisions internes et de communications
doivent e^tre porte´es a` la connaissance de la Chambre.
Elles seront reprises en annexe des annales de cette
se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Marcel Hendrickx, wegens ambtsplicht / pour obligation
de mandat;
Jose´ Canon, Karel Pinxten, Karel Van Hoorebeke, Els
Van Weert, wegens ziekte / pour raison de sante´;
Dirk Van der Maelen, Stef Goris, NATO / OTAN;
Pierrette Cahay-Andre´, Magda De Meyer, Joke Schau-
vliege, Lode Vanoost, Geert Versnick, buitenslands / a`
l'e´tranger.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van
voorzitters van heden, stel ik u voor op de agenda van de
plenaire vergadering van donderdag 16 maart 2000 het
wetsontwerp tot wijziging van de wetten op de Raad van
State, gecoo¨rdineerd op 12 januari 1973, alsook de wet
van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering
van vreemdelingen (nrs. 441/1 tot 5) in te schrijven.
Conforme´ment a` l'avis de la Confe´rence des pre´sidents
de ce jour, je vous propose d'inscrire a` l'ordre du jour de
la se´ance ple´nie`re du jeudi 16 mars 2000, le projet de loi
modifiant les lois sur le Conseil d'Etat, coordonne´es le
12 janvier 1973 ainsi que la loi du 15 de´cembre 1980 sur
l'acce`s au territoire, le se´jour, l'e´tablissement et l'e´loigne-
ment des e´trangers (n
os
441/1 a` 5).
Geen bezwaar ? (Nee) Aldus zal geschieden.
Pas d'observation ? (Non) Il en sera ainsi.
Parlementair onderzoek
Enque^te parlementaire
Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie
belast met een onderzoek van de Belgische vlees-,
zuivel- en eierproductie en naar de politieke verant-
woordelijkheden in het licht van de zogenaamde
dioxinecrisis (18/7 en 8)
Rapport de la commission d'enque^te parlementaire
charge´e d'e´tudier l'organisation de la production de
viande, de produits laitiers et d'oeufs en Belgique et
de de´terminer les responsabilite´s politiques dans le
cadre de la crise de la dioxine (18/7 et 8)
HA 50
PLEN 047
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Avant d'ouvrir la discussion ge´ne´rale et d'accorder la
parole aux rapporteurs ainsi qu'au pre´sident de la com-
mission, je voudrais vous demander de bien respecter le
temps de parole que nous avons de´termine´ ce matin en
Confe´rence des pre´sidents.
Deze ochtend heeft de Conferentie van voorzitters, op
mijn voorstel, aanvaard dat de grosso modo, u weet - ik
ben geen apotheker - maar als ze het woord van aan-
vaarding doen is dat voor iedereen...
Wie is toch bezig met die GSM ? Ik zou ze in beslag
moeten nemen. Het verstoort de geluidsinstallatie van
deze Kamer. We hebben pictogrammen aangebracht
aan alle ingangen.
M. Jean-Pierre Grafe´ (PSC) : Ne conviendrait-il pas de
reque´rir la pre´sence d'un ministre ?
Le pre´sident : Je n'en suis pas encore la`, monsieur
Grafe´. J'ai des yeux pour voir !
Ik stel voor dat we ons houden aan de afgesproken tijd.
De CVP-fractie heeft met collega Van Peel 40 minuten
gevraagd in totaal. VU&ID vroeg 20 minuten, het Vlaams
Blok vroeg 30 minuten, evenals de VLD.
Il en va de me^me, monsieur Michel, pour le PRL FDF
MCC. Le groupe AGALEV-ECOLO a demande´ 40 minu-
tes et les groupes PS et PSC, 20 minutes.
De SP vroeg 20 minuten.
Wij gaan ons daaraan houden, welke ook de verdeling is
van de ingeschreven sprekers.
Collega's, ik stel vast dat hier geen regering aanwezig is.
De heer Paul Tant (CVP) : Niet enkel weigeren ze
sommige dingen in het verslag te laten opnemen, boven-
dien willen ze zelfs niet luisteren naar het debat.
Lepre´sident : Le gouvernement a e´te´ averti.
La se´ance est suspendue.
De vergadering is geschorst.
- La se´ance est suspendue a` 14.25 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 14.25 uur.
- De vergadering wordt hervat om 15.16 uur.
- La se´ance est reprise a` 15.16 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
Ik betreur dat deze vergadering met een uur vertraging
wordt aangevat. Wellicht was er een misverstand. Een
van de doelstellingen van de commissie was ook om
aanbevelingen te formuleren voor de regering.
Monsieur le ministre, la commission a e´galement comme
but de faire des recommandations. Nous avons la certi-
tude d'avoir averti le gouvernement la semaine dernie`re.
Cela m'a d'ailleurs e´te´ confirme´.
Mijnheer de minister, namens het parlement protesteer ik
tegen deze gang van zaken.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, een
kwartier geleden heb ik van mijn collega van Volksge-
zondheid vernomen dat ik hier aanwezig moest zijn.
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, je me joins
a` vos protestations. Je remercie le ministre de l'Agricul-
ture de s'e^tre de´place´ pour entendre le rapport et les
de´bats pre´vus aujourd'hui. Ne´anmoins, je pense qu'il est
tout aussi important que sa colle`gue de la Sante´ publique
soit e´galement pre´sente. Les recommandations de la
commission d'enque^te portent aussi et surtout sur des
aspects de sante´ publique. Il est donc indispensable que
la ministre soit pre´sente. Il en va aussi de la cre´dibilite´ de
notre commission et du travail qu'elle a fourni pendant
huit mois.
Le pre´sident : Monsieur Paque, le gouvernement est
pre´sent en la personne d'un des ministres responsables.
Je sais que Mme Aelvoet va nous rejoindre dans le
courant de l'apre`s-midi. Je puis comprendre qu'il y ait eu
un malentendu mais je suis ici pour faire respecter les
priorite´s et les privile`ges du parlement. Il en sera ainsi
aussi longtemps que j'occuperai la pre´sidence.
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik wil er
uw aandacht op vestigen dat een lid van dit parlement
minstens het voorstel kan doen om de aanwezigheid van
een minister te vorderen. Als hij dat voorstel aanhoudt,
moet u daarover laten stemmen.
De voorzitter : Ik ken de procedure en pas ze toe. In
afwachting geef ik het woord aan de verslaggever.
De heer Paul Tant (CVP) : Het is een schande.
M. Luc Paque, rapporteur : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, mesdames et messieurs les ministres
absents, chers colle`gues, la crise de la dioxine qui a
secoue´ notre pays l'anne´e dernie`re de´montre que la
surveillance de la se´curite´ alimentaire est une entreprise
complexe. Des accidents apparemment mineurs sont
susceptibles d'avoir des conse´quences dramatiques a` un
autre stade de la chai^ne alimentaire. Et la crise a rappele´
aux de´cideurs politiques et aux consommateurs qu'une
alimentation saine et su^re est une priorite´ absolue.
Le rapport de la commission d'enque^te parlementaire
charge´e d'e´tudier l'organisation de la production de
viande, de produits laitiers et d'oeufs en Belgique et de
6
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
de´terminer les responsabilite´s politiques dans le cadre
de la crise de la dioxine, vise a` contribuer a` la mise en
oeuvre rapide d'une strate´gie nouvelle dont les premie`-
res e´bauches ont e´te´ trace´es au cours des dernie`res
anne´es.
Le 27 mai 1999, le public a e´te´ informe´ du fait que les
aliments avaient e´te´ contamine´s par de la dioxine prove-
nant de la graisse utilise´e dans la pre´paration d'aliments
pour animaux. Un consensus politique s'est rapidement
de´gage´ quant a` la volonte´ de mener une enque^te parle-
mentaire de`s le de´but de la nouvelle le´gislature.
Mesdames, messieurs, chers colle`gues, le rapport qui
vous est pre´sente´ aujourd'hui au nom de la commission
d'enque^te parlementaire comporte quatre parties. Une
partie descriptive, compose´e de quatre chapitres, a` sa-
voir une description des faits, les points de vue des
experts scientifiques, une description des filie`res de
production et des services de contro^le et une synthe`se
des auditions. Une deuxie`me partie est consacre´e aux
constatations et conclusions. Une troisie`me reprend les
responsabilite´s et les manquements et une quatrie`me
concerne les recommandations.
Le document comprend e´galement, en annexe, les chro-
nologies fournies par les ministe`res de l'Agriculture et de
la Sante´ publique. Il comprend e´galement des notes sur
le contro^le des aliments pour le be´tail en Belgique, sur
l'exercice de la me´decine ve´te´rinaire, sur l'obligation
d'information en cas d'inse´curite´ alimentaire, sur l'obliga-
tion d'information des ve´te´rinaires, proprie´taires, fonc-
tionnaires, ainsi que des statistiques et un glossaire.
Pour ce qui me concerne, ma pre´sentation portera sur
quatre points. Tout d'abord, la mise en place des mis-
sions et la me´thode de travail de la commission. Puis,
une description des faits qui ont mene´ a` la crise de la
dioxine. Ensuite, une description des filie`res de produc-
tion et des services de contro^le. Et enfin, les recomman-
dations de la commission. Les autres points seront
de´veloppe´s dans quelques instants par mon corappor-
teur, M. Peter Vanhoutte, que je tiens de`s a` pre´sent a`
remercier pour sa collaboration tout au long des travaux
de cette commission.
Tout d'abord, la mise en place, les missions et les
me´thodes de travail de la commission. La commission a
e´te´ mise en place le 16 juillet 1999. En date du 7
septembre, la commission a de´signe´ deux experts,
charge´s de l'assister au cours de ses travaux, a` savoir
M. Pierre Morlet, premier avocat ge´ne´ral a` la cour d'appel
de Bruxelles, et M. Jan Van Hoof, professeur a` la faculte´
de me´decine de l'universite´ de Gand. Le 16 de´cembre
1999, la se´ance ple´nie`re de la Chambre a prolonge´ le
mandat de la commission jusqu'au 3 mars 2000.
L'article 1er de la proposition visant a` instituer la com-
mission a charge´ cette dernie`re de diffe´rentes missions.
Premie`rement, dresser un inventaire complet des faits
qui ont entrai^ne´ la contamination a` la dioxine. Deuxie`me-
ment, donner une description comple`te de la chai^ne de
production de la viande, des produits laitiers et des oeufs
en Belgique. Troisie`mement, de´crire tous les services et
me´canismes de contro^le existants. Quatrie`mement, exa-
miner l'ensemble des re`gles existantes en matie`re de
production d'oeufs, de produits laitiers et de viande et
formuler toutes les propositions et suggestions possibles
en vue d'ame´liorer les re`gles concerne´es.
La commission devait e´galement se prononcer sur les
responsabilite´s politiques. A cet effet, elle e´tait charge´e,
non seulement, de de´crire pre´cise´ment le traitement
donne´ de`s sa de´couverte au proble`me de la contamina-
tion par la dioxine, mais aussi de dresser la liste de tous
les services qui avaient, de quelque manie`re que ce soit,
pour mission d'intervenir dans la re´solution de cette crise.
La commission se devait e´galement de de´crire l'action
mene´e par tous ces services pour s'acquitter de leur
mission, d'identifier les diffe´rentes responsabilite´s et d'e´-
tablir en fin de compte celles proprement politiques.
Relativement a` la me´thode de travail suivie par la com-
mission d'enque^te, celle-ci a adresse´ le 3 aou^t 1999 - afin
d'avoir un meilleur aperc¸u de la chronologie de la crise -
a` la ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement, ainsi qu'au minis-
tre de l'Agriculture et des Classes moyennes, un courrier
leur demandant notamment de lui transmettre un rapport
administratif concernant le de´roulement de la crise de la
dioxine ainsi qu'un inventaire complet des faits. Le rap-
port du ministe`re de l'Agriculture a e´te´ remis a` la com-
mission en date du 7 septembre 1999, celui du ministe`re
de la Sante´ publique en date du 29 septembre 1999.
A la suite de sa demande, la commission d'enque^te a
e´galement rec¸u une copie de diffe´rentes pie`ces du
dossier judiciaire connu au parquet pre`s le tribunal de
premie`re instance de Gand. Il s'agit de deux proce`s-
verbaux transmis par le ministe`re de l'Agriculture et du
dossier d'assurances.
Conforme´ment a` sa mission, la commission d'enque^te
parlementaire a entendu sous serment un certain nom-
bre de te´moins implique´s d'une manie`re ou d'une autre
dans la contamination - certains ayant e´te´ confronte´s aux
sympto^mes de celle-ci ou a` ses conse´quences, d'autres
ayant e´te´ charge´s en leur qualite´ de fonctionnaire du
contro^le de la chai^ne alimentaire.
Pre´alablement a` ces auditions, la commission a e´gale-
ment entendu un certain nombre d'experts-toxicologues
pour se faire une ide´e de la nature et de l'importance de
la contamination.
HA 50
PLEN 047
7
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
Enfin, apre`s avoir entendu les diffe´rents te´moins, la
commission a en outre proce´de´ a` l'audition de toute une
se´rie d'instances et d'organisations, dans le dessein
principal de formuler des recommandations structurelles.
Aussi, au total, la commission a-t-elle entendu cent huit
te´moins. Dans un seul cas, la contradiction flagrante
entre les te´moignages a incite´ la commission a` ope´rer
une confrontation des te´moins.
La commission a recouru a` trois reprises a` sa faculte´ de
reque´rir le premier pre´sident de la cour d'appel afin de
faire accomplir des devoirs d'instruction, a` savoir le
repe´rage de te´le´communications - appels entrants et
sortants - et la demande de communication de donne´es.
Elle entendait ainsi ve´rifier certains contacts qui avaient
eu lieu par te´le´phone ou par fax entre certains acteurs de
la crise.
En matie`re de communication, les auditions publiques se
sont toujours de´roule´es en pre´sence de journalistes de la
presse audiovisuelle et/ou de la presse e´crite. Une se´rie
d'auditions ont e´te´ en partie retransmises en direct. Les
auditions publiques ont e´te´ enregistre´es sur magne´tos-
cope a` partir du 6 octobre 1999. La documentation
inte´grale de la commission - en ce compris les proce`s-
verbaux et les enregistrements - est conserve´e dans les
archives de la Chambre. Par ailleurs, une copie de
l'ensemble de l'enregistrement vide´o a e´te´ mise a` la
disposition des chai^nes de te´le´vision RTBF, VRT, RTL-
TVI et VTM.
Au total, la commission d'enque^te a consacre´ cent qua-
torze re´unions a` ses travaux. Elle a sie´ge´ deux cent huit
heures et vingt minutes en re´unions publiques et cent
septante-deux heures et trente minutes a` huis clos, soit
un total non ne´gligeable de trois cent quatre-vingts
heures et cinquante minutes. Je laisse les secondes a`
l'appre´ciation de Mme Burgeon.
Relativement au second e´le´ment de mon intervention, le
chapitre consacre´ a` la description des faits ne reprend
pas de manie`re de´taille´e la chronologie de ceux-ci, ni
d'ailleurs diffe´rents services et acteurs qui sont interve-
nus dans la gestion de la crise. Il vise a` de´crire l'origine
de la contamination, sa nature, l'analyse des e´chantillons
et leurs re´sultats, et aborde e´galement l'hypothe`se d'une
seconde source de contamination telle qu'elle fut soup-
c¸onne´e en aou^t 1999.
Partant, pour la description de´taille´e des faits, je vous
renvoie au rapport chronologique e´tabli par les de´parte-
ments de l'Agriculture et de la Sante´, tel que repris en
annexe n°1 dans la forme sous laquelle il a e´te´ transmis
a` la commission d'enque^te.
Sur la base des informations qui lui ont e´te´ communi-
que´es et en tenant compte du degre´ variable de proba-
bilite´ des e´le´ments connus, la commission d'enque^te
formule l'hypothe`se suivante en ce qui concerne les faits
qui ont mene´ a` la crise de la dioxine.
Au moins a` quatre reprises, le fondeur de graisses
Verkest aurait livre´, sous la de´nomination de
graisses
animales
, un me´lange de graisses animales et de
graisses dites
techniques a` deux fabricants d'aliments
pour animaux. Ces graisses
techniques auraient e´te´,
en l'occurrence, des huiles de friture usage´es collecte´es
par la socie´te´ Fogra. Les graisses
techniques compri-
ses dans ces quatre livraisons auraient e´te´ contamine´es
par une quantite´ de 50 a` 100 litres d'huile de transforma-
teur de type ascarelle. Il s'agit d'une huile contenant des
PCB, qui ne peut e^tre distingue´e a` l'oeil nu de l'huile de
friture.
Cette huile de transformateur aurait e´te´ de´verse´e, volon-
tairement ou non, dans un re´cipient contenant des grais-
ses de friture usage´es.
Deux formes de contamination secondaire seraient inter-
venues plus tard.
D'une part, lorsque les carcasses d'animaux intoxique´s
ont e´te´ traite´es dans une entreprise de destruction,
transforme´es en farines animales et re´introduites de la
sorte dans la chai^ne alimentaire.
D'autre part, des aliments contamine´s ont e´te´ recycle´s
dans la fabrication de nouveaux aliments pour animaux.
On soulignera que les contaminants PCB s'accumulent
dans la graisse et ne disparaissent pas lors d'un traite-
ment thermique standard de de´chets d'origine animale a`
haut risque.
L'hypothe`se, formule´e initialement, d'une fuite d'huile
thermique provenant du dispositif de chauffage d'une
citerne contenant de la graisse, a e´te´ ensuite exclue par
les analyses.
En ce qui concerne la nature de la contamination, apre`s
que le nutritionniste de la firme De Brabander ait examine´
successivement diverses hypothe`ses pour de´terminer la
cause des sympto^mes que pre´sentaient les poules re-
productrices nourries avec les aliments fabrique´s par
l'entreprise, il a charge´ le RIKILT, Rijkskwaliteitinstituut
voor Land- en Tuinbouwproducten aux Pays-Bas, de
ve´rifier la pre´sence e´ventuelle de dioxine dans des
e´chantillons d'aliments et de graisses animales.
L'analyse de ces e´chantillons a e´te´ entame´e fin mars-
de´but avril 1999, et les re´sultats ont e´te´ communique´s le
26 avril 1999 a` la firme De Brabander.
Lorsque la crise de la dioxine a e´clate´ en Belgique, un
professeur d'universite´ a de´clare´ publiquement, le 3 juin
1999, qu'il ne s'agissait pas tant d'une contamination a` la
dioxine que d'une contamination par les PCB.
Le Comite´ scientifique belge a formule´, le 6 juin 1999, un
avis au sujet de la corre´lation PCB/dioxine et, le 8 juin,
une norme PCB a e´te´ introduite en Belgique, a` savoir 200
g/kg graisse pour tous les produits sauf le lait.
8
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
Le 12 juin, une norme dioxine a e´te´ de´finie : 5pg TEQ/g
graisse pour tous les produits.
A partir du 9 juillet 1999, l'Union europe´enne a autorise´
les analyses PCB au lieu des analyses dioxine pour le
lait, la volaille et les produits qui en sont de´rive´s. Ces
analyses ont e´te´ autorise´es a` partir du 6 aou^t 1999 pour
les bovins, les porcs et les produits qui en sont de´rive´s.
Les enque^teurs des services exte´rieurs de la DG4 du
ministe`re de l'Agriculture ont pre´leve´, le 24 mars, trois
e´chantillons de graisse dans trois citernes diffe´rentes de
la firme Verkest. Ces e´chantillons ont e´te´ confie´s le jour
me^me au laboratoire de Tervueren en vue d'analyses
classiques. Ces analyses se sont re´ve´le´es ne´gatives.
Ces me^mes e´chantillons ont ensuite e´te´ confie´s, le 28
avril, au RIKILT en vue d'analyses de la concentration en
dioxine. Ces analyses se sont e´galement ave´re´es ne´ga-
tives, a` l'e´poque.
On suspectait ne´anmoins depuis un certain temps de´ja`
que des graisses recycle´es e´taient livre´es ille´galement
comme graisses animales. C'est pourquoi la DG4, en
accord avec l'OVAM du ministe`re de la Re´gion flamande,
a effectue´ une enque^te a` ce sujet aupre`s des fournis-
seurs de graisse de la firme Verkest. L'enque^te a
confirme´ cette hypothe`se et a de´montre´ qu'il e´tait possi-
ble que de la graisse de friture et me^me de l'huile pour
moteur, provenant notamment de parcs a` conteneurs,
soient utilise´s pour la production d'aliments compose´s
pour le be´tail.
Une seconde source possible de contamination a e´gale-
ment e´te´ a` l'ordre du jour de nos travaux. Cette hypo-
the`se a vu le jour a` la suite d'une note du 17 aou^t 1999
qui sugge´rait, en conclusion, l'e´ventualite´ d'une seconde
source de contamination.
Ne´anmoins, se re´fe´rant aux diffe´rents avis scientifiques
formule´s au sujet de cette hypothe`se, le coordinateur de
la commission de validation des re´sultats est moins
convaincu actuellement qu'elle puisse e^tre prouve´e ou
exclue.
Le procureur du Roi de Gand a signale´ a` la commission
qu'a` l'heure actuelle, il n'existe pas de preuve d'une autre
source de contamination.
J'en viens au troisie`me point. Une des missions de la
commission d'enque^te e´tait de de´crire les filie`res de
production des produits laitiers, des oeufs et de la viande
existant en Belgique ainsi que les diffe´rents services de
contro^le actifs dans ces filie`res.
Cet aperc¸u a e´te´ dresse´ en fonction de la crise de la
dioxine qui a fait l'objet des travaux de la commission.
Les compe´tences des services de contro^le qui n'ont
aucun rapport avec cette crise n'ont de`s lors e´te´ exami-
ne´es que superficiellement.
En Belgique, la responsabilite´ de la se´curite´ des denre´es
alimentaires repose a` la fois sur les compe´tences du
ministe`re des Affaires sociales, de la Sante´ publique et
de l'Environnement et du ministe`re de l'Agriculture et des
Classes moyennes. Par ailleurs, le ministre des Affaires
e´conomiques est compe´tent pour les aspects commer-
ciaux des produits alimentaires tandis que le ministre des
Finances exerce une tutelle sur les services des douanes
compe´tents en matie`re d'exportations. Ces compe´tences
n'ont pas e´te´ examine´es plus avant dans le cadre du
pre´sent rapport.
Nous ne nous sommes pas inte´resse´s non plus a` l'ins-
pection de la pharmacie du ministe`re de la Sante´ publi-
que qui exerce certaines compe´tences en matie`re de
me´dicaments ve´te´rinaires.
De manie`re ge´ne´rale, on peut dire que tout ce qui
concerne les animaux vivants rele`ve de l'Agriculture
tandis que la Sante´ publique est compe´tente pour tous
les stades allant de l'abattage a` la livraison des produits
au consommateur final.
Les compe´tences attribue´es a` chacun des deux ministe`-
res pre´cite´s sont a` leur tour re´parties au sein de ceux-ci.
C'est ainsi que deux directions ge´ne´rales se partagent
les compe´tences concerne´es au sein du ministe`re de
l'Agriculture. Au sein de la DG 4, l'Inspection ge´ne´rale
des matie`res premie`res et des produits transforme´s est
plus particulie`rement compe´tente pour l'alimentation ani-
male, tandis qu'au sein de la DG 5, l'Inspection ge´ne´rale
des services ve´te´rinaires et l'Inspection ge´ne´rale de la
qualite´ des produits animaux interviennent dans la
chai^ne alimentaire.
Au sein du ministe`re de la Sante´ publique, l'Inspection
ge´ne´rale des denre´es alimentaires (IGDA) est charge´e
du contro^le de la le´gislation, sauf dans les domaines
e´conomique et ve´te´rinaire, tandis que l'Institut d'exper-
tise ve´te´rinaire (IEV) est responsable de l'inspection de la
viande et des produits a` base de viande, sauf dans le
commerce de de´tail. L'IEV est plus particulie`rement
compe´tent pour la de´tection des re´sidus e´ventuels dans
les denre´es alimentaires d'origine animale a` l'exception
des produits laitiers et des oeufs qui rele`vent de la
compe´tence conjointe de la DG 5 et de l'IGDA.
On observera enfin qu'a` la suite de la re´forme de l'Etat,
certaines compe´tences en matie`re de collecte et de
traitement des de´chets animaux ont e´te´ transfe´re´es aux
re´gions.
En ce qui concerne les diffe´rentes filie`res de production,
le gouvernement a adopte´ le 25 juin 1998 une note
d'orientation pour l'agriculture et a de´cide´ a` cette occa-
sion de cre´er au sein du ministe`re de l'Agriculture et des
Classes moyennes une filie`re par grands secteurs de
production : viande, lait, grandes cultures et horticulture.
HA 50
PLEN 047
9
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
Ik kom thans tot de productieketen zelf. De Inspectie-
Generaal voor de Kwaliteit van de Dierlijke Producten,
die ressorteert onder DG5 en die de activiteiten overnam
van de vroegere Nationale Zuiveldienst, voert het groot-
ste deel van de controle uit op melkproductie, verwerking
en distributie.
Sedert 1990 gebeurt in de melkveesector een monitoring
van de melk, onder meer op de aanwezigheid van onder
meer dioxines. Daartoe wordt per provincie een monster
geanalyseerd dat is samengesteld op basis van de melk
van drie melkophaalwagens. Daarnaast en meer speci-
fiek worden in de zones waar de dioxine-uitstoot in de
lucht het grootst is, namelijk in de buurt van grote
industriee¨n en verbrandingsovens, stalen genomen en
geanalyseerd op bedrijfsniveau. Op 23 juni 1998 werd
een koninklijk besluit uitgevaardigd dat de maximum-
grens voor dioxines in melk vastlegt op 5 picogram
toxische equivalenten per gram botervet. De melk van de
bedrijven die niet voldoet aan voornoemde norm wordt
afzonderlijk opgehaald, behandeld en vernietigd in een
daarvoor geschikte installatie.
Het volgende punt is de productieketen van eieren. De
eiersector is sterk gespecialiseerd en valt uiteen in
verschillende deelsectoren, elk met hun specifieke wer-
king.
Deze sectoren zijn de volgende :
- selectiebedrijven : deze produceren broedeieren en
kuikens bestemd voor vermeerderingsbedrijven;
- vermeerderingsbedrijven : deze produceren broedeie-
ren bestemd voor de legsector en voor de vleeskuikens-
sector;
- broeierijen : dit zijn bedrijven die de broedeieren inleg-
gen met de bedoeling eendagskuikens te produceren;
- opfokbedrijven : deze bedrijven fokken de eendagskui-
kens op tot legpoeljen en tot moederdieren en hanen;
- legbedrijven : deze produceren eieren bestemd voor
consumptie;
- pakstations : verzamelen en verpakken de eieren met
het oog op verdere distributie en consumptie;
- fabrikanten van eierproducten : verwerken de eieren
rechtstreeks afkomstig van legbedrijven en de 2de keus
eieren van de broeierijen en van de pakstations en
brengen eierproducten in de handel.
Zoals inzake de zuivelketen, komt de Inspectie-Generaal
van DG5 van Landbouw
in de nieuwe keten tussen, behalve in de laatste schakel,
met name de detailhandel en de levensmiddelenindustrie
die onder de bevoegdheid van de Algemene Eetwaren-
inspectie vallen en in de eerste schakel, zijnde de
controle op het voeder en de voederfabrikanten, die
onder de bevoegdheid van de Inspectie-Generaal Grond-
stoffen DG4 van Landbouw valt.
Er bestaat een samenwerkingsprotocol tussen DG5 en
de Algemene Eetwareninspectie
wat het toezicht op de fabrikanten van eierproducten
betreft.
Troisie`mement, la filie`re de production
viande.
Les entreprises agricoles constituent le maillon central de
la filie`re, a` savoir l'e´levage bovin, a` l'exception du be´tail
laitier, l'e´levage porcin et l'aviculture, a` l'exception des
poules pondeuses.
Les principaux maillons au niveau de la sous-traitance
sont l'industrie des aliments pour be´tail et l'industrie
pharmaceutique.
En aval se situent les maillons suivants : le commerce du
be´tail, les abattoirs, les ateliers de de´coupe, l'industrie de
transformation de la viande et le secteur de la distribution
qui comporte des commerces de gros et de de´tail.
Les services d'inspection des DG 4 et DG 5 interviennent
essentiellement et exclusivement jusqu'a` l'abattage de
l'animal a` l'abattoir.
A partir de l'abattoir, l'IEV et l'IGDA interviennent succes-
sivement et parfois simultane´ment.
Certains de ces services d'inspection rele`vent du minis-
te`re de l'Agriculture et des Classes moyennes, a` savoir
l'Inspection ge´ne´rale des matie`res premie`res et des
produits transforme´s de la DG 4 qui est charge´e de
l'agre´ment et de l'enregistrement des entreprises inter-
venant dans le secteur de l'alimentation animale ainsi
que des contro^les de la qualite´ des aliments pour ani-
maux.
L'Inspection ge´ne´rale des services ve´te´rinaires de la DG
5 est charge´e, quant a` elle, de la pre´vention, de la
de´tection et de l'e´radication des maladies animales, du
contro^le de l'usage des me´dicaments ve´te´rinaires dans
les exploitations et de la de´tection des re´sidus, notam-
ment hormonaux.
L'Inspection ge´ne´rale de la qualite´ des produits animaux,
relevant e´galement de la DG 5, est charge´e du contro^le
de la qualite´ de la viande au niveau des abattoirs ainsi
que de la surveillance du fonctionnement des associa-
tions d'e´leveurs.
D'autres services, par contre, rele`vent du ministe`re des
Affaires sociales, de la Sante´ publique et de l'Environne-
ment.
10
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
L'Institut d'expertise ve´te´rinaire est charge´ des contro^les
dans les abattoirs, dans l'industrie de transformation de
la viande et au niveau de la distribution de la viande.
L'Inspection ge´ne´rale des denre´es alimentaires est
charge´e du contro^le des denre´es alimentaires au stade
de la transformation et de la distribution.
Intervient e´galement l'Inspection ge´ne´rale de la pharma-
cie au niveau des me´dicaments.
Les re´gions sont e´galement compe´tentes pour certains
aspects du contro^le.
Dans le domaine de l'alimentation animale, les autorite´s
re´gionales sont seulement habilite´es a` contro^ler la col-
lecte des de´chets d'origine animale et leur transformation
en matie`re premie`re entrant dans la composition d'ali-
ments pour animaux.
En ce qui concerne le contro^le des dioxines dans les
aliments, a` la suite de la de´couverte de dioxines dans les
pulpes d'agrumes importe´es du Bre´sil, en 1998, et ce,
dans la plupart des Etats membres, une directive euro-
pe´enne a explicitement fixe´ une norme en la matie`re, au
niveau europe´en bien entendu.
Cette norme est reprise, a` l'heure actuelle, dans l'arre^te´
ministe´riel du 12 fe´vrier 1999. Il s'agit de la seule norme
en matie`re de dioxine pre´vue dans la re´glementation sur
l'alimentation des animaux tant au niveau europe´en que
national.
La norme pour la pulpe d'agrumes a e´te´ e´labore´e a` la
suite d'un accident ponctuel survenu en 1998. La conta-
mination a e´te´ constate´e dans le lait de vaches qui
avaient e´te´ nourries, en autres, avec de la pulpe d'agru-
mes qui contenait de la dioxine.
A l'e´poque, la recherche de l'origine de la contamination
a dure´ quatre mois et la Belgique a e´te´ amene´e a` de´truire
80 000 tonnes de pulpe d'agrumes dans des fours de
cimenterie. Les me´dias n'ont pratiquement pas fait men-
tion de cette crise.
Pour ce qui est du contro^le des dioxines dans la viande,
depuis 1993, l'Institut d'expertise ve´te´rinaire proce`de a`
des e´chantillonnages en matie`re de PCB, notamment
dans le cadre du contro^le des re´sidus impose´ par l'Union
europe´enne.
Un certain nombre de prises d'e´chantillons par espe`ce
animale avaient e´te´ programme´es en 1999. Toutefois,
selon le fonctionnaire dirigeant, fin avril 1999, aucun
e´chantillon n'avait encore e´te´ pre´leve´ sur la chair de
volaille mais bien sur d'autres espe`ces animales, a` savoir
sur les bovins et les porcs et ils s'e´taient tous re´ve´le´s
ne´gatifs.
Le fonctionnaire dirigeant a e´galement de´clare´ qu'il a e´te´
convenu, en fe´vrier 1999, de pre´lever a` l'avenir des
e´chantillons en vue d'effectuer des analyses de dioxines
sans que cela soit impose´ par l'Union europe´enne.
J'en arrive a` pre´sent a` la dernie`re partie de mon expose´,
qui n'est pas la moindre puisqu'il s'agit des recomman-
dations de la commission, recommandations qui ont e´te´
formule´es apre`s, comme je l'ai de´ja` dit, huit mois de
travail, d'auditions et d'analyses de documents divers.
Ces recommandations doivent, bien entendu, avoir une
incidence sur la politique a` mettre en oeuvre par les
autorite´s publiques, et ce, a` trois niveaux :
- au niveau conceptuel, c'est-a`-dire la fixation d'objectifs,
la de´finition d'un concept de re´flexion, l'e´laboration de
principes et de normes de qualite´;
- au niveau structurel, c'est-a`-dire les structures ne´ces-
saires pour re´aliser ces objectifs;
- au niveau fonctionnel de ces structures.
Un volet est e´galement consacre´ aux recommandations
spe´cifiques en rapport avec l'Union europe´enne.
La commission a e´galement confirme´ ses recommanda-
tions provisoires, telles qu'elles figurent dans le docu-
ment du 10 de´cembre 1999, recommandations interme´-
diaires pre´pare´es a` l'occasion de la discussion du projet
de loi portant cre´ation de l'Agence fe´de´rale pour la
se´curite´ de la chai^ne alimentaire.
Tout d'abord, les recommandations conceptuelles qui
correspondent au premier niveau. Le producteur doit
garantir au premier chef la se´curite´ du produit. Il doit en
outre e^tre en mesure de fournir aux autorite´s toutes les
informations utiles permettant d'en contro^ler la se´curite´.
La gestion du risque doit se fonder sur une e´valuation
scientifique et inde´pendante des risques. La me´thodolo-
gie par excellence en matie`re de se´curite´ alimentaire doit
e^tre de mai^triser et de ge´rer les risques, notamment par
la mise en place de me´canismes d'identification et par
l'installation d'un programme de gestion de risques, de
pre´vention et de contro^le. Les autorite´s doivent s'inte´grer
au processus de´cisionnel de mai^trise des risques, des
facteurs sociaux, e´conomiques, politiques et e´thiques.
L'application de cette me´thodologie est guide´e par le
principe de pre´caution. Gestion du risque et principe de
pre´caution constituent les deux e´le´ments essentiels, les
deux fils conducteurs de toute politique en matie`re de
se´curite´ alimentaire.
La politique des pouvoirs publics en matie`re de se´curite´
alimentaire doit e´galement tenir compte des principes
ge´ne´raux suivants :
1. concertation avec les secteurs, les entreprises et les
consommateurs dans l'e´laboration de la politique;
HA 50
PLEN 047
11
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
2. mise en oeuvre de la politique en fonction de l'objectif
de se´curite´ alimentaire et d'une affectation optimale des
moyens humains, mate´riels et financiers;
3. subsidiarite´ entre les services relevant du me^me
niveau de pouvoir et coope´ration fonctionnelle entre
diffe´rents niveaux de pouvoir.
Il est par ailleurs ne´cessaire de mieux coordonner la
le´gislation existante et de mieux harmoniser les diffe´ren-
tes parties de celle-ci.
La commission estime e´galement qu'il convient de re´-
duire le ro^le des ve´te´rinaires qui sont au service des
producteurs d'aliments pour be´tail et de leur assigner un
ro^le purement consultatif, e´tant donne´ qu'il n'est pas
possible de garantir suffisamment leur inde´pendance.
En ce qui concerne la formation des ve´te´rinaires notam-
ment, les programmes d'e´tudes nationaux et europe´ens
peuvent accorder une place plus importante a` la se´curite´
alimentaire. Les pouvoirs publics, a` l'aide des informa-
tions qu'ils ont recueillies a` la suite de la crise de la
dioxine, doivent examiner en de´tail les conse´quences de
cette contamination et continuer a` suivre l'e´volution de
l'e´tat de sante´ des diffe´rents groupes cibles auxquels la
crise pourrait porter pre´judice.
J'en arrive aux recommandations de niveau structurel. La
commission d'enque^te estime souhaitable que l'Agence
fe´de´rale pour la se´curite´ de la chai^ne alimentaire se
compose d'au moins trois de´partements structurels inter-
connecte´s : un de´partement d'inspection, un de´parte-
ment qui donne des avis sur les normes et qui octroie des
agre´ments, et enfin, un de´partement de l'information
charge´ du traitement des e´tudes et des informations.
Par ailleurs, la proble´matique du cumul, souvent e´vo-
que´e durant nos travaux, peut e^tre appre´hende´e sous
l'angle du conflit d'inte´re^ts et de la charge de travail
supportable. Dans le secteur primaire, la mise en oeuvre
d'un syste`me de qualite´ du type
good manufacturing
practices
est un e´le´ment important pour garantir la
qualite´, la se´curite´ et la trac¸abilite´ des produits agricoles.
Pour que puisse fonctionner un syste`me de trac¸age
efficace et rapide, la commission estime ne´cessaire
d'avoir une bonne vue d'ensemble de tous les secteurs
agricoles et de la manie`re dont ils sont organise´s.
La concentration dans le secteur agricole ne peut se
concevoir que dans le respect d'une politique agricole
durable, c'est-a`-dire d'une politique respectueuse de
l'environnement, de la qualite´ des aliments et du bien-
e^tre des animaux. Les compe´tences en matie`re d'agri-
culture et d'environnement sont re´parties entre l'Etat
fe´de´ral et les re´gions. Une clarification de la de´limitation
des compe´tences respectives est indispensable. Il doit
certainement en e^tre ainsi pour la proble´matique des
de´chets.
Troisie`me niveau : les recommandations fonctionnelles.
La commission sugge`re que l'Agence fe´de´rale pour la
se´curite´ de la chai^ne alimentaire joue un ro^le central en
matie`re de communication et qu'elle initie, sous l'autorite´
du ministre de la Sante´ publique, plusieurs protocoles
re´glant :
- les modalite´s de transmission des informations entre
l'Agence et chaque autorite´ publique, nationale et inter-
nationale concerne´e par la se´curite´ alimentaire;
- les modalite´s de transmission de l'information entre
l'Agence et les producteurs. Ces derniers doivent e^tre
conside´re´s comme de ve´ritables partenaires de´fendant
des inte´re^ts objectifs et convergents;
- les modalite´s de transmission de l'information entre
l'Agence et les consommateurs.
La commission estime par ailleurs qu'il convient d'e´ten-
dre l'obligation d'information a` toutes les constatations
anormales susceptibles de porter atteinte a` la se´curite´
alimentaire. Il serait a` cet effet souhaitable de de´finir plus
pre´cise´ment l'obligation d'information dans le chef de
toutes les personnes qui, dans l'exercice de leur mission,
viennent a` disposer d'informations sur des faits pouvant
compromettre la se´curite´ de la chai^ne alimentaire, me^me
si ces faits ne rele`vent pas directement de leur compe´-
tence. A cet effet, les autorite´s doivent envisager l'instal-
lation au niveau fe´de´ral d'un point de contact central. Un
protocole devrait e^tre conclu avec les re´gions afin que ce
point de contact puisse aussi recueillir les informations
transmises par les fonctionnaires et les services re´gio-
naux.
En ce qui concerne la re´alisation d'inspections et de
contro^les effectifs, la commission distingue trois niveaux.
Le premier niveau se situe dans l'entreprise. Le contro^le
des processus de production sur le terrain sera effectue´
au premier chef par l'entreprise me^me, c'est-a`-dire l'auto-
contro^le, selon les proce´dures pre´vues dans un manuel
fixant des normes de qualite´ dont la structure et le
contenu seront de´termine´s par l'Agence.
Le deuxie`me niveau est celui du contro^le de l'autocon-
tro^le.
Le troisie`me niveau se situe au sein de la gestion de
l'Agence fe´de´rale. L'administration de l'Agence doit de´-
velopper a` cet e´gard un programme de gestion des
risques, un syste`me de gestion des informations, une
gestion des moyens afin de garantir une surveillance
optimale de l'ensemble de la chai^ne alimentaire, une
gestion du personnel aussi. Il convient d'e´viter a` cet
e´gard que le contro^le de la chai^ne alimentaire soit divise´
en segments verticaux. Une attention particulie`re devra
e´galement e^tre accorde´e a` la description des fonctions et
a` la de´finition des ta^ches aux diffe´rents niveaux.
12
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
L'Agence doit e´galement de´velopper une proce´dure de
gestion de crise. Il faut e´laborer un sce´nario de crise
contenant pour l'essentiel un protocole pour la ge´rer. Il
faut cre´er un point d'information, une cellule de crise
unique.
Pour ce qui est du trac¸age, la commission charge´e du
suivi des proble`mes en matie`re de fraude dans le secteur
de la viande, mieux connue sous le nom de
commission
Brouns
a formule´ la recommandation suivante : La
politique de trac¸abilite´ doit e^tre de´veloppe´e et mise en
oeuvre en aval en tenant compte de ce qui est faisable et
efficace. Ce syste`me doit s'inscrire dans le prolongement
du syste`me d'ores et de´ja` applique´ au de´but de la chai^ne
de production, c'est-a`-dire Sanitel. Les importations et
les exportations doivent elles aussi y e^tre inte´gre´es au
mieux.
Cette recommandation de la commission relative aux
fraudes dans le secteur de la viande reste fondamentale.
De plus, les matie`res premie`res, les aliments et les
me´dicaments pour animaux doivent eux aussi e^tre inte´-
gre´s au syste`me de trac¸age inte´gral a` mettre en place. Le
syste`me d'enregistrement et de trac¸age doit ainsi couvrir
l'ensemble de la chai^ne alimentaire, des matie`res pre-
mie`res aux denre´es alimentaires. Les producteurs de
denre´es alimentaires doivent disposer de registres effi-
caces, de manie`re a` permettre un trac¸age rapide. Au
niveau des e´leveurs, chaque animal ou lot d'animaux doit
e^tre enregistre´ dans un syste`me analogue au syste`me
Sanitel, permettant le trac¸age, ce qui exclurait en outre la
survie d'e´ventuels circuits paralle`les.
Lorsque des de´chets peuvent e^tre recycle´s dans la
production alimentaire, la commission estime que ce
recyclage doit se faire sur la base d'une liste positive
e´tablie au niveau de l'Union europe´enne et d'une tech-
nique de monitoring.
L'e´tiquetage doit informer le consommateur de manie`re
claire et suffisante sur l'origine et la composition des
produits qu'il ache`te.
Il faut poursuivre l'e´laboration de crite`res concrets au
niveau de l'Union europe´enne.
Wat de Europese Unie betreft, vraagt de commissie
dat de mededeling van de Europese Commissie van
2 februari 2000 met betrekking tot het voorzorgsprincipe,
zo snel mogelijk wordt gei¨mplementeerd in de bestaande
en toekomstige richtlijnen. Het is noodzakelijk om duide-
lijke, sluitende richtlijnen op te stellen inzake het verant-
woord gebruik van dierlijk afval in veevoeder. Het gebruik
van hoogrisico afval zou moeten worden verboden. Meer
aandacht voor de naleving van de wetgeving inzake
grensoverschrijdende en fraudegevoelige afvaltrans-
porten is gewenst. Dit geldt voor vetten, en in het
bijzonder voor frituurvetten en technische vetten in het
algemeen. Een positieve lijst van voor dierenvoeding
toegelaten grondstoffen, zoals die bestond voor de richt-
lijn van 29 april 1996, zou opnieuw moeten worden
ingevoerd. Een grootschalig en uniform monitoringpro-
gramma inzake contaminatie door milieuvreemde stof-
fen, in het bijzonder PCB's en dioxines, is aangewezen
voor de hele voedselketen, en dit in alle lidstaten van de
Europese Unie. Op Europees niveau moet men duide-
lijke tolerantiedrempels voor contaminanten, waaronder
PCB's en dioxines, voor de verschillende fasen uit de
voedselketen vastleggen. De Europese richtlijn met be-
trekking tot de ongewenste stoffen in veevoeders maakt
geen melding van PCB's en dioxines. Tot slot, het stelsel
van verplichte melding door de lidstaten aan de Euro-
pese Unie in geval van contaminatie van veevoeders, is
niet eenduidig. De Europese Commissie moet hierin zo
snel
mogelijk
klaarheid
brengen
en
een
sluitend
meldingssysteem voor de hele voedselketen voorstellen.
Voila`, monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers
colle`gues, les grandes lignes des recommandations qui
ont e´te´ formule´es par la commission d'enque^te parle-
mentaire sur la dioxine. Avant de ce´der la parole a` mon
colle`gue pour la suite de la pre´sentation de ce rapport, je
souhaiterais remercier tre`s chaleureusement l'ensemble
du personnel de la Chambre qui a souvent du^ veiller de
longues heures, tard dans la nuit et parfois jusqu'a`
l'aube. Je pense notamment aux services techniques,
aux huissiers, aux interpre`tes, aux techniciens, et surtout
au secre´tariat de la commission ainsi qu'aux traducteurs.
Ils ont tous fourni un travail remarquable pour que ce
rapport puisse e^tre de´pose´ dans les de´lais qui nous
e´taient impartis. Au risque d'en oublier, merci a` toutes
celles et tous ceux qui, d'une manie`re ou d'une autre, ont
e´te´ implique´s dans nos travaux.
Je remercie aussi le pre´sident de la commission qui a
toujours su, avec tact, calme et courtoisie, maintenir un
climat serein. Tout au long de nos travaux, il a toujours
veille´ a` ce que chaque membre de la commission puisse
s'exprimer, mais aussi a` ce que le te´moin soit traite´ avec
respect et dignite´.
De heer Peter Vanhoutte, rapporteur : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, het vervolg van dit
verslag bestaat uit een drietal delen. Ik ga u eerst even
onderhouden over hetgeen de wetenschap over deze
crisis heeft gezegd. Dat is toch een belangrijk element.
Ten tweede zal ik nader ingaan op de vaststellingen en
conclusies van deze onderzoekscommissie. Ten derde
zal ik even stilstaan bij de verschillende verantwoorde-
lijkheden.
De dioxinecommissie is een onderzoekscommissie van
de feiten. Indien sommigen onder u de indruk zouden
hebben dat de conclusies van deze onderzoeks-
commissie te licht zouden wegen, is dat ten onrechte. Bij
de afbakening van de verantwoordelijkheden, bij de
vaststellingen en bij de aanbevelingen hebben wij ons in
HA 50
PLEN 047
13
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
de eerste plaats laten leiden door hetgeen wij tijdens de
vele hoorzittingen konden vaststellen, door de feiten die
daarbij op tafel kwamen, door de vele documenten die
ons werden aangereikt, door de kritische inbreng van
onze experts en door tal van wetenschappers en derden.
Ik wil deze werkwijze illustreren door nader in te gaan op
de bevindingen van de wetenschap. Wat zegt de weten-
schap over deze crisis ? Hoe erg was de crisis ?
Toen op 27 mei 1999 via de pers bekend werd dat een
deel van het voedsel ernstig besmet was geraakt, werd
als oorzaak uitsluitend naar dioxinen verwezen. In de
weken volgend op het uitlekken van de contaminatie
werd duidelijk dat de bron niet zozeer dioxinen was, maar
wel PCB's of polychloorbifenylen, een product dat eind
de jaren zeventig als thermische olie of koelvloeistof in
transformatoren werd gebruikt. De besmetting is vermoe-
delijk afkomstig van een arochloormengsel met de com-
mercie¨le benaming askarel. Dit hebben de wetenschaps-
lui ons verteld.
Hoeveel van deze stof kwam vorig jaar in de voedselke-
ten terecht en gaf aanleiding tot de dioxinecrisis ?
Algemeen wordt ervan uitgegaan dat een hoeveelheid
van ongeveer 50 kilogram PCB's ongeveer 1 gram
furanen en ongeveer 50 milligram TCDD bevat, het
giftige dioxine dat in 1976 vrijkwam in het Italiaanse
Seveso. Deze PCB-houdende olie belandde via een
lading zogenaamde dierlijke vetten in de voedselketen.
De onderzoekscommissie heeft zich gebogen over de
belangrijke vraag wat PCB's zijn. PCB's zijn organische
verbindingen die niet in de natuur voorkomen maar die
synthetisch door de mens worden aangemaakt. De pro-
ductie van PCB's vond onder meer plaats in de Vere-
nigde Staten, Japan en de Duitse Bondsrepubliek. PCB's
hadden zeer uitzonderlijke eigenschappen : ze waren
bijna onbrandbaar en chemisch bijzonder stabiel. Ze
werden op zeer grote schaal gebruikt als wondermiddel
in alles en nog wat, vooral in elektrische installaties maar
ook als weekmaker in plastics en als additieven in
smeerolie¨n. Een van de bekendste producten is Askarel,
een koelvloeistof voor transformatoren. Op het ogenblik
dat grote hoeveelheden PCB's geproduceerd waren,
ontdekte men dat deze PCB's omwille van hun chemi-
sche stabiliteit nauwelijks in het milieu werden afgebro-
ken. We vinden ze overal terug zelfs tot op de noordpool.
PCB's lossen nauwelijks op in water maar hebben wel
een hoge vetoplosbaarheidsgraad. Hierdoor stapelen ze
zich doorheen de voedselketen op in het vetweefsel van
mens en dier. Of het gaat om vis, ijsberen uit het hoge
noorden of regenwormen uit onze achtertuin, zowat
overal vindt men sporen van PCB's terug. Hoe hoger in
de voedselketen, hoe sterker de opstapeling van de
PCB's.
De verhitting van PCB-olie in de transformatoren bij het
gebruik en de oxidatie van PCB's hadden het ontstaan
van dioxines en furanen tot gevolg. Dioxines en furanen
zijn stoffen die eveneens in de natuur worden gevormd,
niet alleen door menselijk ingrijpen maar ook door onge-
controleerde verbranding en verhitting. Het zijn bijzonder
stabiele, verontreinigende stoffen die zich opstapelen in
de voedselketen en in de mens. Naar gelang het oor-
spronkelijk PCB-mengsel vormen zich zeer specifieke
dioxine-en furanenpatronen. Onze dioxinecrisis wordt
gekenmerkt door een zeer grote hoeveelheid furanen en
nauwelijks dioxines.
Collega's, ik wens kort een overzicht te geven van enkele
belangrijke PCB-ongevallen omdat ze ons meer inzicht
hebben verschaft over de contaminatie in ons land. In de
Verenigde Staten vonden drie belangrijke ongevallen
plaats waardoor vooral het water werd verontreinigd.
Lozingen van twee fabrieken van General Electric ver-
oorzaakten een besmetting van de Hudsonrivier. Het
water werd verontreinigd met 600 ton PCB's. In de
voormalige Sovjetunie is het Baikalmeer zwaar vervuild.
In 1968 werd in Japan de Yusho-ziekte vastgesteld, een
rijstolieziekte. De oorzaak bleek een lek te zijn waardoor
PCB's en furanen in rijstolie terechtkwamen. Duizenden
mensen overleden aan de gevolgen van een ernstige
vergiftiging met chlooracne, vermoeidheid, hoofdpijn,
zwellingen en pijn in de ledematen als symptomen. In
Taiwan deed zich een gelijkaardig probleem voor, de
Yu-cheng ziekte. Wetenschappers hebben frequent naar
deze ziekten verwezen. Een ander voorbeeld van een
PCB-ongeval zijn de talrijke transformatorbranden, onder
meer in het Luikse en in de Verenigde Staten. Hier
werden uitgebreide veiligheidsmaatregelen genomen en
werden de gebouwen hermetisch afgesloten in afwach-
ting van sanering.
Het voorlaatste element is Seveso. Bij een ontploffing in
1976 kwam daar ongeveer anderhalve kilo dioxine vrij.
De gevolgen van de blootstelling aan deze dioxines
worden na 23 nog altijd nauwkeurig opgevolgd.
Ten slotte is er het beruchte ontbladeringsmiddel Agent
Orange dat in de tweede wereldoorlog werd ontwikkeld
en met name in Vietnam uitgebreid werd ingezet. Het is
een mengsel van een aantal stoffen waaronder 2,4-D,
ook gekend als ontmossingsmiddel in onze tuin. Bij de
productie van dit ontbladeringsmiddel worden dioxines
gevormd als bijproduct. Vooral Vietnamese soldaten en
soldaten uit de Verenigde Staten werden daaraan bloot-
gesteld. Er zijn echter inwoners die er nog steeds mee af
te rekenen hebben.
Wat de blootstelling aan dioxines betreft : in Belgie¨ is
90 tot 95% van de dioxines die wij dagelijks opnemen
volgens wetenschappers afkomstig uit onze voeding. In
Belgie¨ is deze bijdrage voornamelijk afkomstig van run-
14
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
derproducten als melk en vlees en in mindere mate van
gevogelte en vis. De meest gecontamineerde producten
zijn echter de vissen. Vis vertoont dikwijls een dioxine-
gehalte dat aanmerkelijk hoger ligt dan de norm die ons
land toepast voor de melk.
Overigens werd er door de Wereldgezondheidsorganisa-
tie voor PCB's, dioxines en furanen een zogenaamde
aanvaardbare dagelijkse opname berekend, namelijk de
ADI, de acceptable daily intake. Het gaat hierbij om een
dosis die over het leven verspreid niet zou mogen leiden
tot enige overschrijding van het gezondheidsrisico. Vol-
gens bepaalde wetenschappers zou een tijdelijke over-
schrijding van deze norm geen gezondheidsrisico met
zich meebrengen zolang de totale dosis onder de hoe-
veelheid blijft die gedurende een heel leven kan worden
getolereerd. Volgens deze wetenschappers is het dan
ook geen probleem dat een zuigeling tijdens de periode
van de borstvoeding de ADI met een factor van 50 tot
100 zou overschrijden. Dat wordt gerecupereerd ver-
derop in zijn leven.
Dat dioxines en PCB's bijzonder toxisch zijn, daarover
bestaat geen twijfel. Onderzoeksgegevens bij dieren
inzake dioxines tonen aan dat dioxines de afweer onder-
drukken, dat ze de ontwikkeling van de foetus kunnen
bei¨nvloeden, dat ze giftig zijn voor zenuwstelsel en lever,
dat ze kankerverwekkende eigenschappen vertonen en
endocriene stoornissen van het voortplantingsstelsel
kunnen veroorzaken. De vraag die ons hier bezighoudt is
of dit ook voor de mens geldt ? Geldt dit ook bij de
opname van relatief lage dosissen ? Bestaat er zoiets als
een veilige dosis of moeten we streven naar een nul-
norm ?
Daarover lopen de meningen van de wetenschappers die
in de onderzoekscommissie de revue zijn gepasseerd,
uiteen. Sommigen menen dat de risico's eerder verwaar-
loosbaar zijn. Anderen zijn van oordeel dat er betekenis-
volle uitgestelde effecten zullen optreden, waaronder
aandoeningen
van
het
zenuwstelsel,
gedrags-
veranderingen vooral bij kinderen, endometriose en kan-
ker.
Daarmee belanden we bij de problematiek van de risico-
analyse. Een goede risicoanalyse bestaat in de eerste
plaats uit een evaluatie van de risico's. We stellen vast
dat de identificatie van de gevaren die aan PCB's en
dioxines verbonden zijn, gebeurd is.
Een tweede stap is een evaluatie van de reactie. Hoe
reageert een mens daar op. Daar is al heel wat werk rond
verzet, maar dat is nog altijd niet even eenduidig.
Een derde element is de bepaling van de blootstelling.
Hiervoor is het noodzakelijk dat we weten wat we eten
om een mogelijke belasting te kunnen bepalen. Verschil-
lende wetenschappers wijzen er overigens op dat de
overheid onvoldoende middelen inzet om dit te bereke-
nen.
Een tweede grote lijn in de risicoanalyse is de typering
van het risico zelf. Dit is de waarschijnlijkheid van het
optreden van een negatief gezondheidseffect bij bloot-
stelling in dit geval aan PCB's en dioxines. Ook deze
denkoefening kan in ons land nog niet worden uitge-
voerd.
Tot slot dient de overheid een evaluatie te maken van de
incidentie en de ernst van het effect dat een deel van de
bevolking zou kunnen treffen. Dit dient dan weer als
basis voor een goed risicobeheer. Een beslissingsproce-
dure die rekening houdt met politieke, sociale, economi-
sche, technische en ethische gegevens moet leiden tot
wetgevende opties en een gepaste reactie op het gevaar.
Een goede risicocommunicatie is eveneens onmisbaar.
Belgie¨ bevindt zich in een unieke situatie en bezit een
schat aan gegevens. Het is belangrijk dat wij deze
gegevens niet verloren laten gaan, maar dat wij ook met
het oog op de toekomst de nodige onderzoeken laten
uitvoeren om uit te maken wat de mogelijke gevolgen van
de crisis zijn en hoe ernstig deze gevolgen kunnen zijn.
De meeste wetenschappers wezen er dan ook op dat de
internationale gemeenschap in ieder geval van ons ver-
wacht dat wij dergelijk wetenschappelijk onderzoek uit-
voeren en dat het opvolgen van de gezondheidsevolutie
de reputatie van ons land internationaal ook kan opkrik-
ken.
Zo kom ik tot het tweede luik van het verhaal. Wat stelde
de onderzoekscommissie vast en welke conclusies kun-
nen wij daaruit trekken ? Op het niveau van de
veevoederproducenten werden de eerste problemen be-
gin februari vastgesteld. Veevoederbedrijf De Brabander
zocht een verklaring voor symptomen die leken samen te
hangen met het voeder. Op 9 februari werd de verzeke-
ringsmaatschappij ingelicht. De veevoederproducent
nam zelf het initiatief om alle eendagskuikens van de
probleembedrijven, voor zoverre die gekend waren, te
laten vernietigen. Dit geschiedde in de periode van
18 februari tot 1 april.
Vervolgens kom ik tot de oorzaak. Op 17 maart stelde de
voedingsdeskundige van het veevoederbedrijf vast dat
het vermoedelijk om een lading verontreinigd vet ging,
afkomstig van vetsmelterij Verkest. De ergste vervuiling,
zo bleek achteraf, was inderdaad afkomstig van een
lading vet die op 17 januari door het bedrijf Fogra, in
opdracht van Verkest, werd geleverd.
Op 18 maart werd Landbouw, en met name de Directie-
generaal kwaliteit van de grondstoffen en plantaardige
sector (DG4) voor het eerst op de hoogte gebracht van
de dioxinehypothese. Op 21 april, een maand later, wordt
die hypothese bevestigd door het RIKILT, een lab dat
belast is met de analyse van twee gecontamineerde
stalen die werden aangeleverd door veevoederproducent
De Brabander. Het ging om een staal veevoer en kippen-
vet.
HA 50
PLEN 047
15
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
Op 28 april vindt een eerste overleg plaats op Landbouw,
op initiatief van het kabinet van Landbouw. Voor het eerst
zijn daar DG4 en DG5, dat instaat voor de veterinaire
inspectie,
vertegenwoordigd.
Ook
de
voedings-
deskundige van De Brabander is daar gedurende een
periode aanwezig.
Het is dan al duidelijk dat de contaminatie enkel aan het
licht is gekomen omdat kippen functioneren als biologi-
sche verklikker. Indien de besmetting zich had beperkt tot
varkens, dan zou er wellicht nooit iets aan het licht zijn
gekomen, omdat varkens veel minder gevoelig zijn dan
kippen. Wat de besmetting van melk betreft, werd nooit
iets vastgesteld, ondanks geregelde monitoring op dioxi-
nes. Wel werd later geconstateerd dat ook runderen in
beperkte mate met dioxines waren gecontamineerd.
De besmetting is wellicht enkel aan het licht gekomen
omdat veevoederproducent De Brabander beschikte
over een GMP-erkenning, good manufacturing practices.
Dergelijke procedure heeft onder andere tot gevolg dat
afwijkingen van de normale gang van zaken nauwlettend
worden gevolgd. Het bezitten van een GMP-erkenning
bood echter geen sluitende garanties inzake controles op
grondstoffen. Er bestond op dat moment ook geen wet-
telijke norm of controleplicht voor dioxines of PCB's in
grondstoffen voor veevoeders. De gangbare controles
beperkten zich dan ook tot de kwaliteitscontroles.
De onderzoekscommissie stelde ook een aantal proble-
men vast bij het gebruik van hoog- en laagrisicoafval bij
de productie van mengvoeders. Hoogrisicoafval - afval
afkomstig van kadavers uit bedrijven, van gezelschaps-
dieren en van afgekeurd afval uit slachthuizen - mag wel
worden gebruikt bij de productie van mengvoeders en
komt dus via de dieren uiteindelijk in de menselijke
voeding terecht. Voor de productie van petfood, het
voedsel voor gezelschapsdieren, daarentegen wordt uit-
sluitend gebruikgemaakt van laagrisicoafval, met name
afval afkomstig uit slachthuizen en uitsnijderijen, goed-
gekeurd voor menselijke consumptie.
Op het niveau van de pluimveeslachthuizen werd bij de
keuringen op geen enkel moment iets abnormaals vast-
gesteld. Zo er al afwijkingen waren, werd dat geweten
aan het feit dat de kippen in de stallen overdag werden
gepakt in plaats van 's nachts of dat de temperatuur
tijdens het transport onvoldoende onder controle was. De
analyse van het statistisch materiaal wees achteraf wel
uit dat er afwijkingen konden worden vastgesteld. Ook op
het niveau van het destructiebedrijf Rendac kon uit het
statistisch materiaal worden vastgesteld dat op een be-
paald moment tijdens de crisis er een duidelijk verhoogde
afvoer van kadavers was.
Wat het departement Landbouw betreft, stellen wij vast
dat de diensten van DG4 in het begin weinig geloof
hechtten aan de hypothese van een dioxinebesmetting
zodat er niet onmiddellijk alarm werd geslagen. De
melding van het bedrijf De Brabander werd overigens
slecht begrepen en onvoldoende nauwkeurig opgevolgd.
Zo werd in deze fase ook DG5, dat instaat voor de
veterinaire en diergeneeskundige controle van de bedrij-
ven, niet ingelicht, hoewel er sprake was van problemen
bij een aantal kippenkwekers en dit tot de bevoegdheid
van DG5 behoort. Het informeren van DG5 gebeurde pas
op 28 april. Indien DG5 eerder was gei¨nformeerd had dit
in een vroeg stadium kunnen leiden tot het blokkeren van
een aantal probleembedrijven.
DG4 informeerde ook niet de Algemene Eetwaren-
inspectie noch het IVK, naar men later verklaarde omdat
men er van uitging dat die diensten door IVK-kringhoofd
Destickere waren ingelicht. Het was dokter Destickere
die als verzekeringsexpert het dossier vanaf 3 maart
opvolgde.
De onderzoekscommissie acht het argument dat door
DG4 werd aangehaald weinig plausibel en heeft de
indruk dat het veeleer om een argument a posteriori gaat.
DG4 bleek ook niet op de hoogte van het feit dat voor de
aanmaak van veevoeders ook containerparkvetten wer-
den gebruikt. Een onderzoek dat op 24 maart werd
gestart wees dit al spoedig uit. Het proces-verbaal dat
hierover werd opgemaakt vermeldde niet dat het ging om
mogelijke contaminatie met dioxines, waardoor het par-
ket dat het proces-verbaal op 14 april ontving, de zaak
niet met de hoogste prioriteit behandelde. Een sterfte van
kippen door een levering van vet van slechte kwaliteit is
nu eenmaal iets anders dan een ernstige besmetting met
dioxines.
Tot slot blijkt de terughoudendheid van DG4 om zelf
dioxine-analyses te laten uitvoeren ook ingegeven door
de kostprijs van deze analyses : 50 000 frank per stuk is
uiteraard niet niets.
De dag nadat DG4 door de firma De Brabander op de
hoogte werd gebracht van de analyseresultaten van het
RIKILT, op 22 april, bezorgde dokter Destickere zijn
gedeeltelijk rapport voor de verzekeringsmaatschappij
aan een inspecteur van DG4.
DG5 zat ook niet stil. Op 30 april faxten zij de inspecteurs
van de buitendienst over het probleem. De voorgestelde
aanpak gebeurde naar analogie van de bestrijding van
de varkenspest : traceren en blokkeren van kippen, eie-
ren en kuikens. Dit verliep niet van een leien dakje gezien
men niet over voldoende adequate lijsten beschikte.
In de loop van de maand mei - in ieder geval voor 26 mei
- werd een beperkt aantal bedrijven geblokkeerd en het is
pas op 26 mei, wanneer de resultaten van de eigen
overheidsstaalnames binnenliepen, dat men overging tot
grootschalige inbeslagnames van alle mogelijke gecon-
tamineerde bedrijven.
16
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
In het kader van DG5 dient de meldingsplicht ter sprake
te komen. In het kader van het koninklijk besluit van
15 maart 1926, intussen vervangen door een nieuw
koninklijk besluit van 3 mei 1999, zijn de erkende dieren-
artsen meldingsplichtig. De formulering van het koninklijk
besluit liet echter aan duidelijkheid te wensen over.
Bovendien leken bijzonder weinig dierenartsen op de
hoogte te zijn van het bestaan van het koninklijk besluit of
van de exacte draagwijdte ervan. Overigens werd in de
aanvangsperiode van de besmetting ook een opstoot van
ORT vastgesteld, een ziekte waarvoor in Nederland in
die periode een waarschuwing werd uitgestuurd. Deze
waarschuwing werd in ons land niet nagevolgd, hoewel
er ook in ons land gevallen zouden zijn voorgekomen.
Niet
alleen
de
dierenartsen,
ook
de
veevoeder-
producenten zijn meldingsplichtig aan het ministerie van
Landbouw en dit op basis van het koninklijk besluit van
18 januari 1984. Het gaat hier om een zeer ruime
meldingsplicht die werd opgelegd aan eenieder die via
zijn beroepsactiviteit weet heeft van een partij veevoer of
grondstoffen voor veevoer die ongeschikt zijn voor ge-
bruik in dierenvoer. Het is duidelijk dat dit tijdig werd
gemeld door de firma De Brabander.
De controle op de vetsmelters en -ophalers is onvol-
doende eenduidig en behoorlijk complex. Het is deels
een bevoegdheid van DG4, deels een bevoegdheid van
het IVK en inzake vergunningen en erkenningen is het
een bevoegdheid van de gewesten.
Voor het ophalen van afgewerkte frituurvetten in de
horeca zijn tot op vandaag geen vergunningen vereist.
Ik kom dan bij het IVK en het departement Volksgezond-
heid. Dokter Destickere, die op 3 maart door een verze-
keringsmaatschappij werd aangewezen als deskundige
om een aantal problemen bij kippenkwekers te bekijken,
bezorgde zijn hie¨rarchische oversten en de bevoegde
minister pas op 27 en 28 april een nota. Deze nota
bevatte een zeer gedetailleerd overzicht van de proble-
men in de sector en hun omvang. Op basis van deze nota
werd door het IVK een strategie uitgewerkt. Deze be-
stond erin om met behulp van lijsten van mogelijk gecon-
tamineerde bedrijven, te leveren door Landbouw, met de
mobiele equipes op het niveau van de slachthuizen en de
uitsnijderijen partijen mogelijk gecontamineerd vlees op
te sporen en te blokkeren. Uiteindelijk bleek deze strate-
gie niet de beste. Kringhoofden en keurders maakten er
herhaaldelijk hun beklag over dat zij, die instonden voor
de eerstelijnskeuring, niet vo´o´r het uitbreken van de crisis
gei¨nformeerd werden zodat ze niet nauwlettender kon-
den toezien op mogelijke afwijkingen en ziektes bij de
dieren die in het slachthuis aankwamen. Overigens werd
de gehanteerde strategie ook door de minister goedge-
keurd.
Vervolgens is er de Eetwareninspectie of AEWI van het
departement Volksgezondheid. Het niet tijdig informeren
van de operationele diensten van de AEWI had tot gevolg
dat een mogelijkheid om sneller op het spoor van de
PCB's te komen, die gelieerd zijn met de dioxine-
problematiek, niet werd benut. Indien men sneller tot
PCB-analyses had kunnen overgaan, zou dit ongetwijfeld
tot gevolg hebben gehad dat veel sneller en doortasten-
der kon worden opgetreden dan nu het geval was met de
dure en trage dioxine-analyses. De Eetwareninspectie
kwam uiteindelijk pas op 28 mei in actie, de dag na het
uitlekken van de besmetting in de pers. Die dag werd
onmiddellijk ook een RAS-melding uitgestuurd. Hoewel
de Eetwareninspectie dit sneller had kunnen doen als de
dienst eerder gei¨nformeerd was geweest, werd Belgie¨
niet in gebreke gesteld door de Europese Commissie
voor het laattijdige uitsturen van deze melding.
Ik wil ook even stilstaan bij dokter Destickere omdat hij
een cruciale rol heeft gespeeld in het hele verhaal.
Dokter Destickere kreeg van de directieraad van het IVK
op 21 februari 1994 een gunstig advies tot cumulatie voor
verzekeringsexpertises. Dat advies werd nooit door een
minister bekrachtigd of vernietigd. Hij ging er dus vanuit
dat hij als verzekeringsdeskundige dit soort expertises
mocht uitvoeren. De voorwaarden van deze cumul wer-
den echter geschonden door het uitvoeren van experti-
ses in de eigen keurkring en op dieren die ter slachting
konden worden aangeboden. Bovendien beoefende de
deskundige de diergeneeskunde in de ruime zin bij het
uitvoeren van zijn expertise-opdrachten, wat expliciet
verboden was. Tot slot stelde hij ook handelingen die tot
de bevoegdheid van Landbouw behoren. Als dierenarts
viel hij voor zijn activiteiten buiten het IVK onder de
reglementering van Landbouw en de tuchtregels van de
Orde der Dierenartsen. De onderzoekscommissie tilt met
name zwaar aan het feit dat dokter Destickere op 21 april
aan een besmet bedrijf de toelating gaf om dieren te
slachten. Op een ander moment gaf hij de toelating om
een aantal gecontamineerde eieren verder uit te broe-
den. Er was bij dokter Destickere ook sprake van een
zeer duidelijk belangenconflict tussen enerzijds, zijn
functie als ambtenaar en de daaraan verbonden mel-
dingsplicht in het kader van de volksgezondheid en
anderzijds,
de
discretie
die
hij
als
verzekerings-
deskundige diende te eerbiedigen. Ten gronde blijkt de
verleende cumul ook strijdig met artikel 5 §1 van de wet
van 13 juli 1981 tot oprichting van een Instituut voor
Veterinaire Keuring. Op vraag van de bevoegde minister
werd de cumulregeling op 12 mei vorig jaar herzien.
Nog even een kort woordje over de topambtenaren die
een belangrijke rol hadden kunnen spelen in de crisis. De
onderzoekscommissie stelt vast dat een aantal top-
HA 50
PLEN 047
17
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
ambtenaren van de betrokken departementen onvol-
doende gemotiveerd zijn en dat hun taakomschrijving
onvoldoende duidelijk is afgebakend, nauwelijks wordt
gee¨valueerd en zeker niet past in een modern manage-
ment.
De kabinetschef van Landbouw werd door een directeur
van DG4 gei¨nformeerd op 22 april 1999, in de marge van
een jaarvergadering van de vereniging BEMEFA, de
belangenvereniging van mengvoederfabrikanten. Pas op
27 april 1999 wordt echter gevraagd om een nota aan de
minister van Landbouw op te stellen, op het moment dat
de officie¨le analyseresultaten van het RIKILT ook in detail
bekend zijn. Op 28 april 1999 wordt een spoedoverleg
georganiseerd tussen het kabinet en de betrokken dien-
sten van Landbouw en de voedingsdeskundige van De
Brabander. Op deze bijeenkomst werd beslist alle ver-
dachte bedrijven te blokkeren, mogelijk besmette dieren
stroomopwaarts en stroomafwaarts te traceren en
20 000 moederdieren die besmet waren in beslag te
nemen. Er werden geen maatregelen voorgesteld om de
consument te vrijwaren van de consumptie van mogelijk
besmette dieren. Hoewel men op 28 april 1999 eveneens
vaststelde dat de verticale overdracht van dioxines een
grote onbekende was, werden niet onmiddellijk weten-
schappers ingeschakeld om hierin klaarheid te schep-
pen. Op 29 april 1999 werd de minister van Landbouw
gei¨nformeerd. Op 26 mei 1999 werd een persbericht
opgesteld op basis van een synthesenota die op dat
ogenblik bij Landbouw beschikbaar was. In dit persbe-
richt is alleen sprake van een besmetting van veevoer.
Het persbericht werd uitgestuurd op 27 mei 1999, na
overleg met het kabinet van Volksgezondheid.
Het feit dat de minister in zijn eigen communicatie de
eerste dagen na het uitbreken van de crisis en na het
uitlekken ervan in de pers, volhield dat het ging om een
contaminatie van veevoer, gaf redenen te over om te
vermoeden dat er sprake kon zijn van een doelbewuste
poging om de crisis te minimaliseren. Het kabinet was
immers al veel eerder op de hoogte van het feit dat ook
producten voor de menselijke voeding gecontamineerd
waren. De kabinetschef nam echter persoonlijk de ver-
antwoordelijkheid op zich voor deze onzorgvuldigheid in
de communicatie.
De coo¨rdinatie op het kabinet van Volksgezondheid liet te
wensen over. Bovendien nam een ambtenaar, die fun-
geerde als verbindingsman tussen het IVK en het kabi-
net, het dioxinedossier onmiddellijk na de aankomst van
de nota-Destickere onder zijn hoede. Zijn dubbele functie
gaf aanleiding tot onduidelijkheid bij de verdere opvol-
ging, meer bepaald bij zijn visie dat het hier uitsluitend
een zaak voor het IVK betrof. De minister in kwestie
vertrouwde volledig op de verbindingsman gezien zijn
grote technische kennis. Behalve de minister en de
verbindingsman was er op het kabinet niemand op de
hoogte van de exacte omvang van de contaminatie.
Het in scherpe bewoordingen opgestelde antwoord op
een schriftelijke vraag om uitleg van de minister van
Volksgezondheid aan de minister van Landbouw geeft de
indruk dat de verstandhouding tussen de beide ministers
in dit dossier op zijn minst niet uitstekend was.
De onderzoekscommissie stelde vast dat geen van de
artsen die aan het kabinet verbonden waren, werd gei¨n-
formeerd. Indien dit wel tijdig gebeurd was, had men
ongetwijfeld de mogelijke gezondheidseffecten beter
kunnen inschatten en de bevolking beter kunnen infor-
meren. De minister nam ook geen enkel initiatief om
nadere toelichting te krijgen van de auteur van de nota-
Destickere.
Bij het uitlekken van de contaminatie deelde de minister,
in tegenstelling tot zijn collega van Landbouw, wel on-
middellijk mee dat er problemen waren met kippenvlees
en eieren. Hierna volgde ook zeer snel een reeks maat-
regelen om een aantal producten uit de rekken te nemen.
De minister nam voor de onderzoekscommissie zelf de
politieke verantwoordelijkheid op zich voor het niet tijdig
en snel genoeg behandelen van de informatie door de
Eetwareninspectie.
Deze
informatie
bereikte
de
Eetwareninspectie via een leidende ambtenaar en via het
kabinet zelf.
Gewezen eerste minister Dehaene verliet een Europese
topconferentie zodra hij van de crisis op de hoogte werd
gebracht. Dit liet bij de overige leden van de Europese
Commissie de indruk na dat er zich in Belgie¨ een
bijzonder ernstige crisis afspeelde. Vervolgens nam de
voormalige eerste minister een aantal persoonlijke initia-
tieven waarmee hij de werkzaamheden van de betrokken
administraties doorkruiste en impliciet erkende dat deze
niet naar behoren hadden gefunctioneerd. Deze per-
soonlijke initiatieven wekten sterk de indruk dat de eerste
minister panikeerde met de komende verkiezingen in het
zicht.
De onderzoekscommissie stelt vast dat voormalig sena-
tor Verhofstadt een exemplaar van de nota-Destickere in
zijn bezit kreeg via een voormalige associe´. Hij overhan-
digde het op correcte wijze eerst aan eerste minister
Dehaene en informeerde hem over de inhoud van de
kwestie, vooraleer de nota uitlekte aan de pers.
Volgens de commissie werd de heer Verhofstadt daarbij
niet gedreven door louter electorale belangen maar aan-
vaardde hij de crisis als bijzonder erg voor het algemeen
belang van het land.
Wat het ontslag van beide ministers betreft, kan worden
gezegd dat beide ministers zelf ontslag namen al lijdt het
weinig twijfel dat dit ontslag mede het gevolg was van de
demarche van de heer Verhofstadt bij de heer Dehaene.
Het ontslag van beide ministers had een duidelijke in-
18
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
vloed op de verdere afwikkeling van de crisis. Het ontslag
bevestigde dat het om een ernstig probleem ging waar-
voor beide ministers duidelijk de politieke verantwoorde-
lijkheid op zich hebben genomen.
Het derde luik van mijn verslag handelt over de verant-
woordelijkheden. Het beheer van de dioxinecontaminatie
door de overheid liet te wensen over omwille van een
aantal redenen. Ten eerste, het type en de omvang van
de crisis was zonder voorgaande. Ten tweede, de admi-
nistraties waren niet aangepast om dit soort crisissen op
een efficie¨nte manier te behandelen. Ten derde, er be-
stond geen goede methodologie inzake risico-analyse.
Ten vierde, er bestond op dat moment geen wetgevend
kader noch algemene normen - in Belgie¨, noch in Europa
- met betrekking tot dioxines in de voedselketen. Ten
vijfde, bepaalde overheden hebben duidelijk nagelaten
de maatregelen te nemen die dringend nodig waren. De
commissie wenst zich niet uit te spreken over eventuele
strafrechtelijke en/of burgerlijke aansprakelijkheden.
Ik zal vlug even het rijtje overlopen van de verschillende
verantwoordelijken. Wat de prive´-sector betreft, is er in
de eerste plaats de sector van de vetsmelters. De firma
Verkest leverde of liet samengestelde vetten, afkomstig
van de firma Fogra, leveren aan zijn klanten - de
veevoederproducenten - onder de benaming
dierlijke
vetten
. In werkelijkheid ging het om een mengeling van
vetten van verschillende herkomst waaronder vetten die
afkomstig bleken te zijn van containerparken.
Wat de veevoedersector betreft, stellen wij vast de
belangenvereniging BEMEFA heeft nagelaten haar leden
tijdig op de hoogte te stellen van de crisis. Ze had dit
nochtans kunnen doen op haar jaarvergadering van
21 april.
Wat de bedrijfsdierenartsen betreft, stellen wij vast dat zij
verzuimd hebben hun regionale inspectiediensten op de
hoogte te brengen van een verhoogde sterfte die in een
aantal bedrijven werd vastgesteld. Bedrijfsdierenartsen
zijn nochtans wettelijk verplicht dit te melden. De com-
missie stelde eveneens enkele tekortkomingen vast bij
het gebruik van de sinds 1 maart 1999 verplichte
begeleidingsdocumenten die de dieren moeten vergezel-
len naar het slachthuis.
Op het niveau van de slachthuizen stelde de commissie
vast dat in sommige slachthuizen werd geslacht zonder
de vereiste begeleidingsdocumenten wat eigenlijk verbo-
den was.
Op het niveau van de administraties stellen wij vast dat
de gevolgde werkwijze te ambtelijk, volgens een klassiek
bureaucratisch model, te hie¨rarchisch en vaak te forma-
listisch verliep. Het gebrek aan modern management had
tevens voor gevolg dat er te weinig openheid en samen-
werking was tussen de verschillende diensten. De ver-
antwoordelijkheid hiervoor ligt in grote mate bij de
ambtenaren-generaal.
Wat landbouw betreft, wil ik het eerst hebben over DG4.
DG4 had bij het vernemen van de dioxinehypothese
onmiddellijk DG5 moeten informeren en de eigen buiten-
diensten
moeten
inschakelen.
DG4
heeft
een
inschattingsfout gemaakt door zelf vanaf 19 maart geen
stalen te nemen en deze te laten testen op de aanwe-
zigheid van dioxines.
Op het niveau van DG5 stellen wij vast dat het ontbreken
van werkbare lijsten van bedrijven die betrokken waren
bij de crisis een aanzienlijke vertraging heeft veroorzaakt.
Wij menen als onderzoekscommissie dat een dienst die
instaat voor de controles van een sector steeds dient te
beschikken over een gedetailleerd identificatie- en
registratiesysteem. DG5 heeft ook nagelaten de Euro-
pese Commissie tijdig op zijn minst informeel in te
lichten.
Vervolgens is er op het niveau van het departement
Volksgezondheid het IVK. Het IVK was op 28 april op de
hoogte. De gekozen strategie heeft echter pas op 20 mei
tot concrete acties geleid. Het IVK heeft nagelaten on-
middellijk de Europese instellingen en de overige lidsta-
ten op zijn minst informeel in te lichten.
De beschikbare statistische informatie bleek ook onbruik-
baar, omdat zij niet systematisch en nauwgezet werd
verwerkt. De cumul die door de directieraad van het IVK
werd verleend aan Dr. Destickere was onwettig. Boven-
dien werd niet nagegaan of Dr. Destickere de hem
opgelegde cumulvoorwaarden wel naleefde.
De adviseur-generaal van de Eetwareninspectie liet na
zijn diensten te informeren, waardoor deze uiteraard
geen proactieve maatregelen kon treffen. De twee lei-
dende ambtenaren van de Eetwareninspectie die op de
hoogte waren van de nota van Dr. Destickere meenden,
na het overleg met het IVK, dat deze zaak uitsluitend
onder de bevoegdheid van het IVK viel. Dit was een
verkeerde inschatting. De Eetwareninspectie werd daar-
door ten onrechte niet tijdig ingeschakeld.
De onderzoekscommissie stelt vast dat Dr. Destickere
ernstig te kort geschoten is op volgende punten.
Door zijn hie¨rarchische chefs voor 27 april niet te infor-
meren heeft hij in de eerste plaats gehandeld als verze-
keringsexpert, gebonden door de discretieplicht en niet
als ambtenaar belast met het naleven van en het toezicht
op de volksgezondheid. Terwijl hij sinds 3 maart 1999
wist dat er iets ernstigs aan de hand was, heeft hij als
kringhoofd geen enkel initiatief genomen. Hij heeft de
economische belangen duidelijk laten primeren op het
HA 50
PLEN 047
19
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
belang van de volksgezondheid. Door het toestaan van
het afslachten van kippen op 21 april 1999 en het
verlenen van de toelating om de eieren verder te laten
uitbroeden, ging hij zijn bevoegdheid als IVK-ambtenaar
te buiten. Daarbij trad hij in zijn hoedanigheid van expert
gelijktijdig op als rechter en partij. Na het doorzenden van
zijn nota aan de heer Colla, heeft Dr. Destickere geen
contact opgenomen met de minister, noch met zijn kabi-
net.
Dr. Destickere heeft manifest de aan de uitoefening van
zijn cumul gestelde voorwaarden niet nageleefd.
Het kabinet van Landbouw beging een voorlichtingsfout
door in het persbericht van 27 mei 1999 geen melding te
maken van de contaminatie van kippen. De kabinetschef
nam hiervoor de verantwoordelijkheid op zich. De minis-
ter beging eenzelfde fout in de eerste dagen van de
crisis. De informatie van de consumenten kwam te laat
op gang en bood onvoldoende houvast, wat de ongerust-
heid bij de consumenten enkel aanwakkerde.
Het kabinet van Landbouw is volledig verantwoordelijk
voor de keuze van een strategie die onvermijdelijk tot
gevolg had dat de betrokken sectoren veel te laat werden
gei¨nformeerd. De communicatie tussen de kabinetten
van Landbouw en Volksgezondheid verliep slecht, wat
een efficie¨nte aanpak van de crisis bemoeilijkte. Het is de
minister - dat geldt duidelijk ook voor Volksgezondheid -,
die de politieke verantwoordelijkheid draagt voor de
tekortkomingen vastgesteld bij zijn kabinet en bij zijn
administratie.
Ook het kabinet van Volksgezondheid beging een
beoordelingsfout door in het persbericht van 27 mei 1999
geen melding te maken van de contaminatie van kippen.
Dit persbericht werd bij gezamenlijk overleg tussen de
twee kabinetten opgesteld. De communicatie tussen de
kabinetten van Landbouw en Volksgezondheid kwam
slechts tot stand na een vraag tot informatie vanwege
Volksgezondheid.
Deze
gebrekkige
communicatie
vormde een belangrijke hinderpaal bij de vlotte afwerking
en aanpak van de crisis. Het kabinet draagt ten dele de
verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van de door
het IVK voorgestelde strategie die erin bestond het
beheer van de crisis toe te vertrouwen aan de mobiele
ploegen en niet aan de keurders die actief te velde
waren. Het kabinet heeft na de ontvangst van de nota
Destickere nagelaten de vereiste wetenschappelijke in-
lichtingen in te winnen om de nota goed te kunnen
duiden. Geen van de artsen die aan het kabinet verbon-
den waren, werd ingelicht noch om advies gevraagd. Het
kabinet heeft de consumenten onvoldoende over de
gevolgen van de crisis ingelicht. Ook de Eetwaren-
inspectie en het IVK dragen hier een deel van de
verantwoordelijkheid.
Tenslotte en daarmee wil ik afronden, biedt de Europese
Unie geen normerend referentiekader inzake de samen-
stelling van veevoeders en inzake contaminanten, strak
genoeg om dit soort crisissen op een efficie¨nte en vlotte
manier aan te pakken. De regelgeving inzake meldings-
plicht aan de Europese autoriteiten is onvoldoende. Door
de wijze waarop zij de crisis heeft behandeld, versterkte
zij in ons land de chaotische ontwikkeling van de crisis.
Vooraleer af te sluiten wens ik heel in het bijzonder mijn
collega mede-verslaggever, de heer Paque, te danken
voor de goede samenwerking tijdens de voorbije maan-
den. Ik wil ook alle commissieleden en in het bijzonder de
voorzitter van de commissie danken voor de talloze uren
die wij samen hebben doorgebracht en tijdens dewelke
wij op een ernstige en diepgaande manier serieus werk
hebben geleverd. Het rapport zoals het is mag er zijn :
het is een goed en een verdedigbaar rapport. Zeker
inzake het voorkomen van vergelijkbare crisissen in de
toekomst bevat het een aantal belangrijke punten die
lezenswaard zijn, ook voor deze regering.
De voorzitter : Ik dank de verslaggevers. Onze twee
collega's hebben terecht gedurende bijna anderhalf uur
hun verslag toegelicht.
M. Charles Janssens, pre´sident de la commission d'en-
que^te : Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers
colle`gues, la divulgation par les me´dias au printemps
dernier de ce que l'on a appele´ la crise de la dioxine a eu
dans notre pays l'effet d'une ve´ritable bombe.
Pour quelques litres d'huile de transformateur Askarel de
50 a` 100 litres contenant des PCB de´verse´s, peut-e^tre
accidentellement, dans des huiles de friture usage´es,
elles-me^mes me´lange´es a` des graisses animales et
livre´es comme telles a` deux fabricants d'aliments pour
animaux, c'est en quelques jours, en quelques semaines,
l'ensemble de notre agriculture, de notre industrie agro-
alimentaire qui fut e´branle´e et regarde´e comme pestife´-
re´e. C'est la confiance des consommateurs en la qualite´
de nos aliments qui fut plus que battue en bre`che. C'est
l'image de marque de notre pays a` l'e´tranger qui fut quasi
re´duite a` ne´ant. Les conse´quences humaines, sociales,
e´conomiques, psychologiques furent conside´rables.
A l'e´poque, on n'aurait pu trouver un citoyen, un obser-
vateur, un acteur me^me de notre vie politique, que ce soit
de la majorite´ ou de l'opposition, qui ne re´clamait la mise
sur pied dans les plus brefs de´lais d'une commission
d'enque^te parlementaire charge´e de faire toute la lumie`re
sur les circonstances, la gene`se, la gestion ou la non-
gestion de cette crise.
D'ailleurs, de`s la constitution du gouvernement issu des
e´lections du 13 juin, la Chambre posait, a` la mi-juillet, le
premier acte politique significatif de cette le´gislature en
instituant en son sein une commission d'enque^te a` qui
20
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Janssens
elle confiait la mission notamment de faire l'inventaire
complet des faits qui avaient entrai^ne´ la contamination a`
la dioxine, de donner une description comple`te de la
chai^ne de production de la viande, des produits laitiers et
des oeufs en Belgique, de de´crire les me´canismes des
services de contro^le existants, de formuler des proposi-
tions et suggestions afin de les ame´liorer, mais surtout,
du moins pour une grande part de l'opinion publique et de
certains me´dias, de de´crire la fac¸on dont cette contami-
nation avait e´te´ traite´e de`s sa de´couverte, de de´crire la
manie`re dont les services qui avaient pour mission
d'intervenir l'avaient fait, d'identifier les diffe´rentes res-
ponsabilite´s et d'e´tablir les responsabilite´s politiques.
Cette ha^te de trouver la ve´rite´ eut pour conse´quence
qu'on a peut-e^tre confondu de`s le de´part urgence et
pre´cipitation. En re´alite´, mettre sur pied une commission
d'enque^te a` la mi-juillet, dans une pe´riode ou` la plupart
des administrations et des institutions universitaires sont
quasi de´serte´es pour cause de vacances, et donner a`
cette commission un de´lai de six mois pour rendre son
rapport e´quivalaient d'emble´e a` lui donner un handicap
d'un bon mois et demi et a` la forcer ine´luctablement a`
envisager, de`s ses premie`res auditions, a` demander un
de´lai supple´mentaire, ce qui fut fait d'ailleurs au mois de
janvier. Pour nous, parlementaires, c'est une premie`re
lec¸on a` retenir.
Cette difficulte´ a` faire de´marrer la machine, ne serait-ce
que les balbutiements pour trouver les experts, alimente´e
par les supputations gratuites de certains qui voyaient
influences occultes et pressions la` ou` il n'y avait que
proble`mes mate´riels dus a` la pe´riode estivale et incom-
patibilite´ professionnelle, a influence´ ne´gativement le
climat qui pre´sidait au de´but de nos travaux.
A la mi-janvier, six mois plus tard, une prolongation fut
donc demande´e. Elle ne correspondait en re´alite´ qu'a`
nous permettre de compenser le temps perdu au de´mar-
rage. Elle fut, bien entendu, accepte´e. Ne´anmoins, six
mois plus tard, la jeune marie´e ou le jeune marie´ est
probablement moins attirant(e).
L'enthousiasme de ceux qui, en juin et juillet 1999,
e´taient les premiers a` re´clamer cette commission d'en-
que^te e´tait singulie`rement retombe´, car combien de fois
ne me suis-je pas vu signifier, et de tous les horizons
politiques, lorsque j'e´voquais l'e´ventuelle difficulte´ d'en
avoir termine´ pour le 3 mars, que le 3 mars e´tait la
date-butoir 3 mars et qu'il n'e´tait pas question d'aller
au-dela` de cette date ?
Ma premie`re satisfaction est donc simplement, d'avoir
pu, dans le temps imparti et impose´, mener a` bien la
mission qui nous e´tait de´volue, puisque le 3 mars a`
17 heures 10, le vote final intervenait en commission
avec le re´sultat que viennent de vous communiquer les
rapporteurs.
Pour arriver a` ces 315 pages, plus 132 pages annexes,
nous avons consacre´ 380 heures et 50 minutes, pendant
lesquelles nous avons entendu 108 te´moins, sans comp-
ter les 150 heures consacre´es a` la re´daction du rapport.
Incontestablement, le rythme fut donc soutenu : les jour-
ne´es, les soire´es, les nuits parfois furent difficiles et si
nous, parlementaires, n'avons pas a` nous plaindre, car
en de´finitive, ce rythme, c'est nous qui nous l'imposions,
je porte a` mon cre´dit les gausseries de ceux qui ironi-
saient sur mon souci de respecter, notamment par des
pauses, le travail de tout le personnel : secre´taires,
huissiers, traducteurs, personnel technique et autre, qui
nous a accompagne´s, et toujours avec le sourire, pen-
dant des heures durant nos longues re´unions.
S'il est une chose d'ailleurs, qu'il me plairait de voir porter
au cre´dit de cette commission, c'est qu'on lui recon-
naisse au moins le sens du respect, notamment du
respect des te´moins que j'ai tente´ de lui imposer. Cela a
peut-e^tre terni pour certains son image me´diatique. Le
co^te´ spectaculaire y a probablement perdu, mais n'en
de´plaise a` d'aucuns, le ro^le d'une commission d'enque^te
n'est pas de faire du spectacle. Il est de tenter d'e´tablir la
ve´rite´. Et le souci de l'image, le de´sir de se´duire ne peut,
a` mes yeux, jamais pre´valoir sur le sens de l'e´thique.
Jamais, nous n'avons eu devant nous des suspects,
voire des pre´sume´s coupables. Ce sont des te´moins que
nous avons auditionne´s.
Et si me^me pour certains, la fac¸on dont ils avaient
accompli les ta^ches qui leur avaient e´te´ confie´es a`
l'e´poque des faits n'avait pas e´te´ des plus exemplaires,
aucune allusion, aucune ironie qui eu^t e´te´ une atteinte a`
leur dignite´ n'aurait e´te´ pour moi justifiable.
Le ro^le d'une commission d'enque^te s'apparente a` celui
d'un juge d'instruction. Elle en a parfois les pouvoirs, elle
doit aussi en avoir les devoirs. Une commission d'en-
que^te, contrairement a` certaines d'entre elles, peut-e^tre
par le passe´, inconsciemment me semble-t-il, dans le
chef de certains de leurs membres, en ce´dant a` la
pression me´diatique, n'est pas un tribunal.Elle n'est pas
une instance disciplinaire. Elle instruit a` charge et a`
de´charge. Elle appre´cie des faits et tire des conclusions.
Mes chers colle`gues, un commissaire n'est ni un inqui-
siteur, ni un checkiste, ni un gestapiste. Je parlais tout a`
l'heure de la dignite´ des te´moins. Il en va aussi de la
propre dignite´ d'une commission d'enque^te et de ses
membres de ne pas se comporter comme tels. Mais,
c'est vrai que cette commission eut parfois des difficulte´s
a` faire passer son image. Le respect que je voulais a`
l'e´gard des te´moins, je l'ai voulu aussi, bien entendu, a`
l'e´gard des commissaires, auxquels j'ai laisse´ toute li-
berte´ de poser les questions qu'ils souhaitaient poser en
toute impartialite´.
HA 50
PLEN 047
21
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Janssens
Cela a parfois rendu confuses certaines auditions. J'en
suis conscient et j'assume.
Mais parfois aussi, certains d'entre nous n'ont-ils pas
oublie´ la neutralite´ dont ils auraient du^ faire preuve, se
laissant aller au gre´ des diffe´rents te´moins auditionne´s a`
se comporter tanto^t comme un avocat de la de´fense,
tanto^t comme un avocat ge´ne´ral. Envers les uns, venant
de certains bancs, certaines questions ressemblaient
singulie`rement a` des chausse-trappes. Envers d'autres,
venant des me^mes bancs, les interrogations semblaient
n'avoir pour but que de donner au te´moin l'occasion
d'exposer sa version justificative des faits. Cette ge´ome´-
trie variable dans le ton et dans le fond des questions
pose´es par certains commissaires a, a` certains mo-
ments, donne´ l'impression qu'a` la diffe´rence d'autres
commissions d'enque^te ou` chacun, du moins au de´part,
recherchait incontestablement la ve´rite´, des commissai-
res recherchaient, au travers l'audition de certains te´-
moins, leur ve´rite´.
L'absolue ne´cessite´ de de´montrer une the`se nuit incon-
testablement a` la cre´dibilite´ d'une commission d'enque^te.
C'est regrettable. Mais n'est-ce pas compre´hensible ?
Cela ne de´montre-t-il pas aussi les limites d'une commis-
sion d'enque^te parlementaire ayant pour mission d'inves-
tiguer dans une matie`re a` haute teneur politique ? Cela
me´ritera incontestablement notre re´flexion ulte´rieure.
Dans cette maison, on fait de la politique. Et il n'y a
aucune honte a` cela. C'est son essence-me^me. Est-il
pensable que l'on puisse faire abstraction, ne fu^t-ce que
pendant six ou sept mois, de toute arrie`re-pense´e parti-
sane ou pour le moins ide´ologique ? Since`rement, je l'ai
cru, presque jusqu'a` la fin. Les synthe`ses des auditions,
les recommandations : deux parties essentielles de notre
rapport, dont parlera tout a` l'heure ma colle`gue Colette
Burgeon, ont e´te´ vote´es a` l'unanimite´. Certes, chaque
ligne a e´te´ pese´e. Mais je ne pense pas que ce volet soit
particulie`rement mie`vre. Le texte des recommandations
est dense. Il constituera demain un outil essentiel pour
assurer dans notre pays une chai^ne alimentaire plus
su^re, plus e´prouve´e et plus e´quitable. C'est une mission
fondamentale de l'Etat.
J'ai cru presque jusqu'a` la fin pouvoir obtenir le me^me
consensus respectable, honorable pour chacun, dans
l'e´laboration objective des responsabilite´s et des man-
quements. Since`rement, je ne pense pas que l'on me
reprochera un manque d'efforts en ce sens. J'y ai mis
beaucoup de mon e´nergie et ce fut probablement un
moment de nai¨vete´. A onze heures du terme, la dernie`re
nuit, apre`s avoir obtenu le consensus sur les responsa-
bilite´s imputables au secteur prive´ et aux administrations,
il est apparu comme e´vident qu'il e´tait impossible de
concilier, dans le volet politique, les the`ses de ceux qui
voulaient raboter les responsabilite´s du pre´ce´dent gou-
vernement en chargeant de tous les pe´che´s d'Israe¨l les
responsables actuels et celles de ceux qui voulaient faire
pre´valoir l'objectivite´ historique des faits, me^me nuance´e,
me^me difficile a` admettre. Le prix de ce consensus eu^t
e´te´ celui du consensus mou : un texte e´dulcore´, neutre,
sans grande signification. Le texte de ce chapitre, quand
on prend la peine de le lire attentivement en paralle`le
avec le chapitre
constations - conclusions, ne l'est
certainement pas.
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, mes chers
colle`gues, nous venons de vivre six mois de travail
intensif avec les difficulte´s que je viens d'e´voquer, mais
aussi avec d'autres que je ne peux passer sous silence
car je les regrette : le retard avec lequel certains docu-
ments demande´s nous sont parvenus. Je pense aux
chronologies et je vous renvoie, peut-e^tre a` titre d'excu-
ses, a` la pe´riode estivale dont j'ai parle´ tout a` l'heure. Je
pense au screening, obtenu au corps de´fendant de notre
magistrat instructeur, que je remercie d'ailleurs.
Je pense aux fuites, volontaires ou non, vers les me´dias
inhe´rentes - he´las ! - a` toute commission d'enque^te, ainsi
qu'aux rumeurs sur les personnes. Toutefois, ces six
mois de travail intensif auront quand me^me permis, au
travers du rapport qui vous est pre´sente´ aujourd'hui, de
sortir de l'ombre quelques ve´rite´s dont nous devrons
nous inspirer a` l'avenir, me^me si la modestie doit nous
inspirer en la matie`re et me^me si quelques interrogations
demeurent ine´vitablement. Au sujet de ces dernie`res,
devions-nous, pour plaire, inventer des re´ponses la` ou`
aucun fait n'e´clairait nos questions ?
La crise que nous avons ve´cue relevait manifestement,
pour l'essentiel, d'un dysfonctionnement collectif du sys-
te`me de la chai^ne alimentaire. Elle a e´te´ probablement
amplifie´e par le syste`me d'agriculture privile´gie´ dans une
partie du pays. Dore´navant, nous disposons d'armes
supple´mentaires ou, a` tout le moins, nous pouvons, si
nous en avons la volonte´, - les pires fautes ne sont-elles
pas celles que l'on ne corrige jamais ? - nous doter
d'armes supple´mentaires pour y reme´dier.
Je voudrais en tout cas remercier toutes celles et tous
ceux qui ont permis d'apporter cette pierre a` l'e´difice : les
commissaires, bien su^r, pour leur assiduite´, le travail
qu'ils ont abattu et la courtoisie dont ils ont fait preuve
entre eux a` l'exception de quelques moments de tension;
les vice-pre´sidentes pour l'assistance pre´cieuse qu'elles
m'ont fournie; les rapporteurs pour leur disponibilite´ et
leur patience; les experts - M. Van Hoof et M. Morlet -
pour leurs conseils judicieux et les e´clairages qu'ils ont
apporte´s a` des de´bats souvent fort techniques; les
secre´taires de la commission, me´moire vivante et sou-
riante de nos travaux; et tout le personnel (Annales
parlementaires, traduction, huissiers, se´curite´, cafe´te´ria,
etc) qui a veille´ avec nous souvent bien tard et sans qui
notre vie aurait e´te´ encore bien plus difficile qu'elle ne l'a
parfois e´te´.
22
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Janssens
La crise de la dioxine appartient dore´navant au passe´,
me^me si certaines se´quelles tardent a` gue´rir. En chinois,
deux ide´ogrammes composent le mot
crise : celui de
danger et celui d' opportunite´. Voila` une ambivalence
riche de sens. Puissions-nous, mes chers colle`gues, en
tirer les lec¸ons pour l'avenir.
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer de minister, collega's, sta mij toe eerst even lucht te
geven aan mijn verontwaardiging over het feit dat wij hier
een uur hebben moeten wachten alvorens een minister in
ons gezelschap te hebben. Weliswaar is de regering niet
meer totaal fysiek afwezig, maar zij is bijna integraal
mentaal afwezig. Het zou toch wel prettig zijn voor de
rapporteurs, de voorzitter van de commissie en even-
tuele andere sprekers als de ministers minstens de
indruk zouden geven aandacht te hebben voor wat hier
wordt gezegd. Maar goed, de commissie heeft het hoofd
neergelegd. Over de doden niets dan goed, maar mis-
schien is het nog beter erover te zwijgen. Dat is althans
het gevoel dat ik heb. (Applaus van de heer Gerolf
Annemans)
Mijnheer de voorzitter, reeds voor de verkiezingen be-
stond er grote eensgezindheid om snel na de verkiezin-
gen over te gaan tot de oprichting van een onderzoeks-
commissie. Ik herinner mij dat toenmalig oppositieleider
Verhofstadt stelde dat de onderzoekscommissie deze
keer tot op het bot moest gaan. Zijn afwezigheid hier en
die van andere ministers staan wel in schril contrast tot
dit vermetel voornemen en de beslistheid waarvan hij
toen blijk gaf. De oprichting van de commissie vond
plaats op 16 juli 1999. Diezelfde dag werd de commissie
samengesteld en werden de leden van het bureau en de
rapporteurs aangeduid, zonder enige poging tot consen-
sus. Wij zijn dus eigenlijk om te beginnen al slecht
gestart, vooral dan als ik vergelijk met vroegere
onderzoekscommissies die onder een veel slechtere
regering werden gei¨nstalleerd. Achteraf bleek het trou-
wens om een valse start te gaan, met dien verstande dat
de commissie haar eigenlijke werkzaamheden slechts
startte twee maanden later, namelijk half september
1999. De basisdossiers bereikten ons op 7 september
1999 wat Landbouw betrof, maar wat Volksgezondheid
aangaat moesten wij wachten tot 29 september 1999. Dit
gaf het gevoel - ik druk het sentiment van vele collega's
uit - dat er een zekere selectie in de informatie moest
gebeuren en dat de waarheid slechts mondjesmaat
mocht worden toegediend. Het ging tenslotte over een
dioxinebesmetting.
Ondertussen, dus in september 1999, bleek de gretig-
heid waarmee tot de oprichting van de commissie was
beslist, grotendeels verdwenen. De verkiezingen waren
achter de rug, de nieuwe regering was samengesteld en
dus was de druk van de ketel. Ik herinner mij nog
levendig dat commissieleden van de meerderheid, luister
goed, toen reeds aankondigden dat zij de zaak low profile
wilden spelen en dat geen enkele politieke familie onge-
rust hoefde te zijn over het resultaat, evenwel op voor-
waarde dat de nieuwe regering uit de wind zou worden
gezet. Het is dus niet waar dat de berg een muis heeft
gebaard, zoals sommige commentaarschrijvers op pa-
pier hebben gezet. De berg stond namelijk in verhouding
tot de muis en het stond op voorhand vast dat de muis
niet mocht evolueren tot, bijvoorbeeld, een paard. In die
zin is de conclusie niet de juiste.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer Tant,
om de traditie van het vragen stellen voort te zetten, wil ik
u vragen over wie u het hebt als u mensen citeert die
dergelijke uitspraken zouden hebben gedaan ?
De heer Paul Tant (CVP) : Welke uitspraken bedoelt u,
mevrouw ?
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : De uitspraken als
zouden wij low profile moeten werken.
De heer Paul Tant (CVP) : Mevrouw, dat moet u heel
eenvoudig sommige collega's maar eens vragen.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Altijd die insinua-
ties, mijnheer Tant. Ik denk dat u dan beter open en bloot
de kaarten op tafel legt.
De heer Paul Tant (CVP) : Dat is geen insinuatie. Ik kan
hier gerust een paar collega's ten getuige roepen, me-
vrouw, maar het is niet mijn gewoonte iemand die ronduit
voor zijn mening uitkomt van op deze plaats daartoe te
verplichten. Ik nodig iedereen die zich aldus heeft uitge-
laten uit om dit ook luidop te zeggen. Maar het gaat over
mensen van uw politieke familie, mevrouw.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Ach ja ?
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, j'imagine que nous sommes
confronte´s ici a` la premie`re insinuation de M. Tant et
j'imagine aussi que ce ne sera pas la dernie`re de sa part.
En conse´quence, vous me permettrez de re´agir ici et je
m'abstiendrai de tout autre commentaire supple´mentaire
par la suite. Je conside`re en effet, avec Mme Avontroodt,
qu'est relativement grave le fait de laisser sous-entendre
- comme le fait M. Tant - que certains au sein du VLD
auraient formule´ des de´clarations de ce type. J'aurais
de`s lors e´te´ heureux, en tant que membre de cette
assemble´e ainsi que de la commission parlementaire, de
savoir pre´cise´ment a` quoi et a` qui M. Tant faisait allusion.
Je crains encore une fois que M. Tant ne recoure a` une
me´thode qui ne soit pas justifie´e et qui ne fasse pas
l'honneur du parlement.
HA 50
PLEN 047
23
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, kort en
goed : als de heer Michel wat regelmatiger aanwezig was
geweest in de commissie en wat minder de pers te woord
zou hebben gestaan ondertussen, dan zou hij meer
hebben geweten wat er in de commissie tijdens onder-
brekingen en op andere momenten werd gezegd. Maar u
moet het niet ver zoeken, collega, zoek het in uw eigen
omgeving. Voor u met anderen afrekent, probeer u liever
op een lijn te zetten met, op de eerste plaats, uw collega
uit uw eigen fractie. Of ik dat ook nog moet verduidelij-
ken, is dan toch nog maar de vraag.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even wijzen op een
misverstand, als ik het zo mag noemen, dat ons heel de
duur van de commissie heeft achtervolgd. Van bij het
begin heeft de meerderheid in de commissie de be-
voegdheid van de commissie ratione temporis of dus wat
de beschouwde periode betreft, willen fnuiken. Hoewel
daarover in het oprichtingsbesluit dat hier in de Kamer tot
stand kwam, niets werd bepaald, moest en zou deze
bevoegdheid slechts de periode betreffen tot 13 juni
1999. Ik herhaal : hoewel hierover niets in het besluit zelf
werd bepaald. Het meningsverschil dat hierover bestond
tussen meerderheid en oppositie werd jammer genoeg
nooit uitgeklaard. Weliswaar konden sommige van de
huidige ministers worden gehoord. Uit de conclusies
mocht dit evenwel niet blijken, met het gekende gevolg.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik hoor de heer Tant hier weer verwijten uiten aan de
meerderheid.
De heer Paul Tant (CVP) : Het is iets te weinig genuan-
ceerd, toegegeven.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : In dit verband,
mijnheer Tant, hebt u het over de tijdslimiet die de
commissie zich zou hebben opgelegd. Ook dat zou weer
een dictaat van de meerderheid zijn. U zult zich toch wel
herinneren dat ik herhaaldelijk heb verklaard, ook op
werkvergaderingen, dat dit voor mij niet het geval zou
zijn. Als u met de meerderheid bedoelt dat ik dit ook heb
gedaan, dan vergist u zich. Ik zou graag hebben dat u dit
rechtzet.
De heer Paul Tant (CVP) : Ik ben blij met deze correctie
die ik trouwens zelf zal herhalen in de loop van mijn
betoog, wees gerust. Ik vermeld hier een enigszins
generaliserende uitlating, daar ben ik mij van bewust,
maar ik ben daar ook toe verplicht als ik, zoals gewoon-
lijk, beknopt wil zijn. Overigens is de klassieke verhou-
ding meerderheid-oppositie nooit ver weg geweest in de
commissie. Ook dat is een generalisering, maar die lijkt
op haar plaats. Naast het nooit aangesneden menings-
verschil over de periode die door de commissie mocht of
moest worden bestreken, was er ook af en toe een
stemming over wie wanneer waarover mocht worden
gehoord. Men kan dit niet ontkennen. Voor alle duidelijk-
heid, wij hebben alle voorstellen die terzake werden
gedaan, mee gesteund. Het omgekeerde was echter niet
altijd het geval. Men heeft ons het horen van sommige
personen onmogelijk gemaakt, het moment daarvoor
opgedrongen en zo meer. Dat gebeurde volgens het
klassieke stramien meerderheid versus oppositie.
Verder was er ook nog de ontijdige indiening van het
wetsontwerp
op
het
agentschap
inzake
voedsel-
veiligheid, dat ik de gedwongen geboorte met de ijzers
wil noemen. Ik weet niet of de jongeren dit fenomeen nog
kennen.
De voorzitter : Mijnheer Tant, de voorzitter van de com-
missie vraagt even het woord.
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik zou
toch willen dat men mij af en toe ook op mijn elan laat
doorgaan.
De voorzitter : Mijnheer Tant, ik bevestig dat u dit kunt
doen na deze onderbreking.
M. Charles Janssens (PS) : Il n'est pas dans mes
habitudes
de
vous
interrompre,
monsieur
Tant.
Rassurez-vous, je ne le ferai probablement plus
aujourd'hui car je commence a` me lasser d'entendre ce
discours.
Je voudrais simplement vous faire une remarque. Vous
parlez du choix des te´moins et du moment ou` ils ont e´te´
programme´s. J'ai nettement l'impression que chaque
groupe politique a eu satisfaction au sujet de la liste qu'il
m'a transmise des te´moins qu'il souhaitait auditionner.
Que ce ne soit pas le jour souhaite´ ou que certains
n'aient peut-e^tre pas e´te´ entendus, vous devrez recon-
nai^tre, en toute objectivite´, que c'e´tait probablement
parce qu'ils n'avaient rien a` dire et qu'ils nous l'ont dit
eux-me^mes.
Les te´moins, notamment les personnalite´s politiques que
plusieurs groupes souhaitaient entendre, ont tous e´te´
auditionne´s, quel que soit leur groupe politique.
Je crois que vous avez une obsession, monsieur Tant.
Depuis le de´but, j'ai l'impression que vous essayez par
tous les moyens de nous prouver que la crise qui a e´te´
de´couverte fin mai rele`ve de la responsabilite´ des per-
sonnes qui sont devenues ministres au mois de juillet.
C'est pour le moins surre´aliste ! Lorsque la cre´ation de
cette commission d'enque^te a e´te´ de´cide´e, c'e´tait dans
l'e´motion du moment, en mai-juin, et personne ne se
pre´occupait de savoir comment la crise allait continuer a`
e^tre ge´re´e. Notre commission d'enque^te n'e´tait pas la`
pour contro^ler un gouvernement en place. C'est le ro^le
des commissions permanentes. Personne ne pouvait
24
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Janssens
vous interdire d'interpeller ou` et quand vous le vouliez le
ministre actuel de l'Agriculture ou de la Sante´ publique.
Notre commission d'enque^te avait pour mission de faire
la lumie`re sur ce qui s'e´tait passe´.
Cette obsession, je peux la comprendre et je n'ironise
pas mais un adage dit, monsieur Tant, que le pouvoir
use. Je remarque de plus en plus que le pouvoir use
surtout quand on ne l'exerce plus !
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) :... dat alle
getuigen die ooit door een commissielid zijn verzocht om
te mogen gehoord worden, allemaal zouden gehoord
zijn. Een simpel voorbeeld volstaat. Ik heb bij het begin
van de werkzaamheden van de Commissie een brief
geschreven met een lijst van betrokken journalisten die ik
graag had gehoord, onder meer mevrouw Vander Don-
ckt. Zij heeft nadien de Commissie zelfs aangeschreven
bij een gelegenheid die we misschien straks nog kunnen
bespreken. Zij heeft meermaals de bereidheid getoond
om door de commissie gehoord te worden, maar de
Commissie weigerde dit steeds. Dit is slechts een voor-
beeld om u op dit punt tegen te spreken. Ik ben niet aan
mijn trekken gekomen over het horen van de getuigen en
de lijst die ik toen heb gegeven.
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik kan
het concreter maken door te zeggen dat er voorstellen
waren om firma's te horen - vermits het over prive´-
slachthuizen gaat zal ik hier de namen niet vermelden -
om sommige zaken bij de heer Destickere te verifie¨ren.
Wij hebben voorgesteld om de heer Decraemere van
DG5 en een communicatiedeskundige te horen. Wij
gingen uiteindelijk akkoord om dat opnieuw te overwegen
bij het finaliseren van het verslag, maar toen is alles
tussen de plooien van de overhaasting gevallen.
We hadden er in de commissie oorspronkelijk voor
gekozen om de politici opeenvolgend en op het einde te
zien, maar er moest een uitzondering worden gemaakt.
Dit zijn allemaal aangelegenheden die met meerderheid
tegen minderheid werden beslist. Ik kan daar ook een
zeker begrip voor opbrengen. U haalt de reden daarvoor
niet direct aan, tenzij misschien op het einde, maar dan
beperkt u zich tot een loutere insinuatie en daar kunt u
niet van meespreken. Immers, de PS draagt de mede-
verantwoordelijkheid onder de vorige regering en geeft
de indruk herboren te zijn en van een nieuwe beleidsvisie
aan te hangen, waar ik nog niet veel van merkte. Ik kom
daar straks nog op terug. Ik zou de kritiek op anderen wat
matigen mocht ik in uw plaats zijn, mijnheer de voorzitter
van de commissie.
De voorzitter : Mijnheer Tant, al degenen die tot nu toe
een onderbreking hebben gevraagd zijn ook ingeschre-
ven in het debat. Houdt dus nog iets over voor straks.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Dit zal mijn uit-
eenzetting van straks met een minuut inkorten.
Mijnheer de voorzitter, als we het lijstje dat de heer Tant
nu voorlegt effectief nog hadden moeten afwerken, dan
hadden we nog minder dan 10% van onze tijd kunnen
besteden aan de aanbevelingen en aan het rapport. Dit
was immers een essentieel element van onze opdracht.
We hebben nu reeds 90% van onze tijd besteed aan
hoorzittingen.
De heer Paul Tant (CVP) : Mevrouw, ik was noch voor-
zitter, noch ondervoorzitter, noch lid van het bureau. Ik
was dus niet verantwoordelijk voor de organisatie van
heel het gebeuren. Ik zal u daarover straks nog meer
zeggen. Dat er zoveel mensen gehoord zijn, daar had ik
ook mijn vragen bij, maar daarover gaat het momenteel
niet !
Het enige wat ik zeg is dat een aantal beslissingen
genomen zijn met meerderheid tegen minderheid. Dat
kunt u niet ontkennen. Ik kan u de lijst geven van
aangelegenheden waarop de beslissingen betrekking
hadden op dat moment.
Als u de waarheid geen geweld aandoet, dan zult u
moeten erkennen dat wij van de minderheid elk voorstel
om instanties of personen te horen, mee steunden. Het
omgekeerde was af en toe niet het geval. Ik denk dat dit
niets dan de waarheid is.
Mijnheer de voorzitter, naast de beslissing over wie
wanneer mocht worden gehoord was er de sterke poli-
tieke inkleuring van heel het gebeuren door de ontijdige
indiening
van
het
wetsontwerp
op
het
voedsel-
agentschap. Zoals dat voor elk wetsontwerp het geval is
werd ook hier een memorie van toelichting ingediend.
Daarbij had men liefst gebruikgemaakt van de conclusies
uit de onderzoekscommissie. Zij hebben elkaar in de
behandeling doorkruist. De leden van de meerderheid
van de onderzoekscommissie konden niet anders dan de
motivatie van het wetsontwerp tot de hunne maken, en
daarop hun tussentijdse conclusies richten. Dat heeft
uiteraard de leden van de oppositie in hun traditionele rol
teruggedrongen. Alleen waren wij niet de indieners van
het wetsontwerp. Dat is het grote verschil.
De eindstemming was dus eigenlijk de consecratie van
de rode draad die gedurende de werkzaamheden van de
commissie aanwezig was.
Wie het gedeelte
vaststellingen van het verslag inte-
graal leest, meer bepaald de tekst onder de nummers
51 en vooral 52, kan zelf vaststellen dat dit gedeelte van
het verslag niets meer is dan een platte verheerlijking van
het optreden van de heer Verhofstadt en de zijnen. Dit
dient niet de geloofwaardigheid van het verslag, dat
nochtans beter verdient.
HA 50
PLEN 047
25
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Paul Tant
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik heb ook enkele
woorden van waardering voor het verslag. Het feitenre-
laas zoals het uit de opeenvolgende getuigenissen naar
voren komt is verhelderend, zowel voor het verloop van
de crisis als voor de aanpak ervan. De daaruit gedistil-
leerde
vaststellingen en conclusies zijn echter, voorna-
melijk op het einde, een ten behoeve van de meerderheid
gecharmeerde synthese van de feiten.
De verantwoordelijkheden worden voldoende duidelijk
omschreven, ten minste wat de diensten en ambtenaren
betreft. Dit staat volkomen haaks op de totale onwil van
de meerderheid om ook het crisisbeheer van de huidige
regering enigszins te laten evalueren. Kleinzerigheid
heeft dus zwaarder gewogen dan klaar inzicht.
Bovendien heeft men van de daaruit voortvloeiende
breuk in de consensus binnen de commissie gebruik-
gemaakt om nog vlug even met modder te gooien naar
gewezen ministers, vooral naar degenen wier partijen
niet meer tot de meerderheid behoren.
Wat bijvoorbeeld Jean-Luc Dehaene betreft legt men op
een belachelijke wijze een causaal verband tussen het
verlaten van de Europese top en de omvang die de crisis
heeft genomen. Een gulden regel in de oude logica
luidde : post hoc, non erga propter hoc.
Ter verduidelijking : het is niet omdat iets nadien komt dat
het erbij komt. Klaarblijkelijk bleek er al snel een oorza-
kelijk verband te zijn - in de tijd althans - dat echter
nergens op sloeg. De toepassing van deze spreuk geldt
zeker in dit geval.
Wat de heer Pinxten aangaat, was in de eerste ontwerp-
tekst betreffende de verantwoordelijkheid alleen sprake
van de onvolledigheid van een eerste persmededeling. In
de uiteindelijke tekst die men te elfder ure opstelde, bij
nacht en ontij en slechts in aanwezigheid van leden van
de meerderheid, voegde men er op een vrij achterbakse
wijze nog snel een reeks overwegingen aan toe.
Het is duidelijk dat wij ons van een dergelijke werkwijze
en nog meer van de inhoud van dergelijke toevoegingen
distantie¨ren, omdat zij louter en alleen neerkomen op een
partijpolitieke afrekening in een duister achterkamertje.
De aanbevelingen daarentegen zullen bij een afdoende
implementatie ervan ook leiden tot grote waarborgen qua
voedselveiligheid, via een meer aangepaste organisatie
en een betere informatie-uitwisseling tussen diensten,
verantwoordelijken en consumenten.
Het rapport vertoont evenwel een aantal hiaten en onvol-
komenheden die mede het gevolg zijn de volgende
oorzaken die volgens mij leidden tot het gekende resul-
taat, en die ik later nader zal toelichten.
Ten eerste, het indekken van meningsverschillen tussen
meerderheidsfracties.
Ten tweede, de vaak onvoldoende organisatie en voor-
bereiding van de werkzaamheden van de commissie,
vooral in de beginfase.
Ten derde, het onvoldoende beroep doen op deskundig-
heid, voornamelijk bij het finaliseren van het verslag,
waardoor heel wat informatie en suggesties jammer
genoeg onbenut bleven.
Ten vierde, de overhaast, waarmee de laatste dagen en
uren van het bestaan van de commissie moest worden
gewerkt. Ter illustratie : vaak had ik het gevoel dat de
vijftien aanwezige betweters ter plaatse nog moesten
overgaan tot de redactie van het verslag, zelfs al betrof
het cruciale elementen. Dat kost uiteraard heel wat tijd,
spanning en energie.
Tot slot, het gebrek aan moed, waarnaar de heer Anne-
mans daarnet verwees, om sommige aspecten te belich-
ten, zoals de rol van de media. Op dat vlak drongen wij
een aantal keren aan.
Dienvolgens werd nooit een echte poging ondernomen
om
klaarheid
te
scheppen
over
de
werkelijke
gezondheidsrisico's voor de bevolking ingevolge de
dioxine- en PCB-besmettingen. De commissie be-
steedde heel wat tijd aan het horen van professoren en
deskundige wetenschapslui. Alles beperkte zich evenwel
tot het naast elkaar formuleren van inzichten zonder
enige poging tot synthese of conclusie.
Analoog met de Dutroux-commissie bleken ook in deze
believers en non-believers tegenover elkaar te staan.
AGALEV en ECOLO maximaliseerden voortdurend het
gezondheidsrisico, terwijl voornamelijk de PRL het om-
gekeerde deed. Dit fundamenteel meningsverschil tus-
sen twee meerderheidsfracties heeft blijkbaar zelfs de wil
gefnuikt om tot een eenheidsvisie te komen.
De burger, die hoopte dat de commissie duidelijkheid zou
brengen over het risico dat hij liep, blijft zonder meer op
zijn honger.
Het opmaken van de lijsten van getuigen, het voorberei-
den van vragen en het al dan niet komen tot conclusies,
gebeurde, vooral in een eerste periode, op grond van een
elk-wat-wils-principe dan vanuit een gemeenschappelijk
geformuleerde doelstelling en strategie.
Hoewel de commissiewerkzaamheden op zeer veel vlak-
ken een fundamenteel informatie- en communicatie-
probleem reveleerden - dat hebben de media ondertus-
sen ook ontdekt -, wordt hierbij in de aanbevelingen
nauwelijks stilgestaan. Nochtans werden er in de loop
van de commissiebesprekingen geregeld suggesties ge-
daan in verband met de gezamenlijk gevoerde en geza-
menlijk
beheerde
wetenschappelijke
en
praktische
26
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Paul Tant
informatiebestanden die erg nuttig zouden kunnen zijn.
Die bestaan voorlopig niet. Iedereen zei nochtans dat dit
e´e´n van de aanbevelingen van de commissie moest
worden. We hebben dit door de overhaasting over het
hoofd gezien.
Ik denk ook aan de suggesties voor een beter en vooral
geloofwaardiger communicatiebeleid. De verwijzing naar
het agentschap, dat in de aanbevelingen van het verslag
voorkomt, lijkt ons alleen maar terecht in de mate dat het
snel over de vereiste geloofwaardigheid kan beschikken.
Daar zal nog wel wat tijd overheen gaan.
De overhaasting waarmee op het einde werd te werk
gegaan en het onvoldoende benutten van de deskundig-
heid die de Kamer in huis heeft als het op rapportering en
besluitvorming aankomt, heeft gemaakt dat sommige
besluiten niet werden genomen. Al te veel werkte men op
basis van de hersenspinsels van de rapporteur. Ik mag
de meervoudsvorm niet gebruiken, want het moest tel-
kens de ontwerptekst van e´e´n rapporteur zijn die als
basis diende. Men heeft zich al te weinig laten leiden en
inspireren door de deskundigen. Dat heeft ons veel tijd
en kwaliteit gekost. Wat het agentschap betreft, mijnheer
de minister, zou het misschien nuttig zijn om ons te
vertellen waarom al die haast nodig was. Men heeft ons
gezegd dat het rapport nu moest worden ingediend. Ik
hoor daar nu niets meer over. Men zal dat ei wel in stilte
aan het uitbroeden zijn, maar toch verbaast die stilte mij
een beetje. Het zou nuttig zijn dat u ons vertelt waarvoor
die overhaasting nodig was.
Ten slotte kan worden betreurd dat niet werd ingegaan op
onze herhaalde suggestie om ook de rol van de media in
het verloop van de crisis van naderbij te bekijken. Klaar-
blijkelijk ontbrak de moed om ook dit aspect uit de
doeken te doen. Of vreesde men dat ook daar enige
enscenering aan het licht zou komen ? Een door ons in
extremis gedaan voorstel om deskundigen terzake te
horen, viel tussen de plooien van de overhaasting.
Collega's, het feitelijk verloop en de aanpak van de
dioxinecrisis voor 13 juni wordt vrij duidelijk beschreven
en gee¨valueerd. Evenwel wordt geen of een zeer onvol-
ledig antwoord gegeven op de vraag die in de eerste
plaats bij de burger leefde, namelijk hoe deze crisis kon
uitgroeien tot de omvang die hij uiteindelijk kreeg ? Dit
was de opdracht van deze commissie en vele mensen
verwachtten hierop een antwoord.
Ongetwijfeld werd de crisis in de eerste periode door
bijna iedereen onderschat. Bij de verantwoordelijken
leefde de overtuiging dat zowat alles op automatische
piloot kon worden opgevangen en opgelost. Men was
vertrouwd met het fenomeen dioxine; men had de
dioxinevergiftiging van de citruspulp immers behoorlijk
aangepakt. Men beschikte over goed gemotiveerd, des-
kundig personeel dat korte tijd voordien in Nederland was
te hulp geroepen voor de tracering van besmettingen.
Men dacht dat men dit probleem vrij snel onder controle
zou kunnen krijgen.
Klaarblijkelijk wou men de tracering en blokkering van
besmette bedrijven en dieren achter de rug hebben vo´o´r
het ruimere publiek op de hoogte te stellen. Bedoelde
communicatie was voorbereid en gepland. Zij werd ech-
ter doorkruist door de berichtgeving zelf, enkele dagen
vo´o´r de geplande officie¨le mededeling.
De eerste mededeling miste daardoor grondigheid en
samenhang. De gevolgen voor de volksgezondheid wa-
ren onduidelijk, wat de ongerustheid alleen maar aan-
wakkerde.
Door het ontslag van de beide ministers dat rechtstreeks
werd uitgelokt door de grotendeels gee¨nsceneerde over-
handiging door Verhofstadt van het verslag-Destickere
aan Dehaene evolueerde de crisis van een onduidelijk
volksgezondheidsprobleem evenwel vrij snel tot een po-
litieke crisis. Dat dit gebeurde onder het oog van de
media versterkte het drama-effect.
Alhoewel de meerderheid met uitzondering van de SP
gepoogd heeft dit punt onder de mat te vegen, hebben de
ondervragingen
van
getuigen
samen
met
andere
onderzoeksgegevens verscheidene leden van de com-
missie ervan overtuigd dat het initiatief om het verslag-
Destickere in handen te krijgen niet uitging van Destic-
kere, maar van toenmalig senator Verhofstadt zelf. Hoe
kan anders worden verklaard dat Verhofstadt reeds een
etmaal vo´o´r hij het rapport kreeg, informeerde naar wat
en wie de heer Destickere eigenlijk was. Dit kan louter
toeval zijn. Ik ben echter van het tegendeel overtuigd.
Overduidelijk blijkt ook dat na de ontvangst van het
verslag het verdere verloop van de feiten grondig werd
overlegd met de reclameadviseur van de VLD om het
optimaal electoraal te gebruiken. Niemand zal hierover
verrast zijn. De enige vergissing die men beging, was dit
krampachtig te willen verbergen achter verzonnen ver-
halen over het feitelijk verloop van de overhandiging van
het verslag.
Dan waren er de opeenvolgende verhalen van Verhof-
stadt over het ogenblik waarop en de mate waarin
Slangen bij het beheer van dit dossier werd betrokken.
Verhofstadt poogde daarbij de rol van Slangen zoveel als
mogelijk te minimaliseren om zijn eigen zorg voor de
volksgezondheid geloofwaardiger te maken. In diverse
interviews en in zijn getuigenis voor de commissie kon
Slangen evenwel niet nalaten de eigen rol te onderstre-
pen. Dit leverde ons een aantal tegenstrijdigheden op en
voedde de argwaan over de geloofwaardigheid van het
hele verhaal.
HA 50
PLEN 047
27
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Paul Tant
Het is precies de vrees om op dit soort tegenstrijdigheden
te worden betrapt die het totaal onaanvaardbare maar
door de eerste minister goedgeprate gedrag verklaart
van de heer Slangen in de onderzoekscommissie toen hij
weigerde op precieze vragen terzake te antwoorden. Een
nog duidelijker bewijs van het electorale gebruik van dit
dossier is heel de enscenering rond de overhandiging
ervan door Verhofstadt aan Dehaene. Verhofstadt be-
weerde voor de commissie dat het zijn bedoeling was het
verslag te overhandigen op maandagavond 31 mei. Hij
had het verslag zondag ontvangen en liet het kabinet van
de eerste minister opbellen om een afspraak voor
maandagavond vast te leggen. Daartegenover staat de
verklaring van Slangen voor de commissie waar hij zegt
dat reeds 's middags was uitgemaakt dat dit pas zou
gebeuren op dinsdagmorgen.
Zogenaamd toevallig werd Verhofstadt de hele dinsdag
gevolgd door VTM, een gedroomde kans dus om als een
heus staatsman, het rapport onder de arm, wars van elke
electorale berekening, naar Dehaene te stappen.
Het dramatiserende effect kan niet worden ontkend. Dit
loochenen is het licht van de zon loochenen. Ons besluit
hierover staat dan ook vast.
Ten eerste, er kan niet worden aan getwijfeld dat het
rapport-Destickere electoraal strategisch werd gebruikt
en dat dit gebeurde in overleg tussen Slangen en Ver-
hofstadt.
Ten tweede, het hiertoe georganiseerde scenario moest
klaarblijkelijk, zo is het ook verteld geweest, de ministers
tot ontslag dwingen en Verhofstadt toelaten op te treden
als redder des Vaderlands, wars van elke electorale
bijbedoeling.
Ten derde, om dit laatste geloofwaardig te maken moest
de rol van Slangen zoveel mogelijk geminimaliseerd en
aan het gezicht onttrokken worden. Dat is de reden van
de kregeligheid wanneer vragen werden gesteld die de
rol van Slangen konden reveleren. Ongetwijfeld is dit ook
het motief voor het arrogante en ontoelaatbare optreden
van Slangen in de commissie waar hij zich niet alleen
weigerachtig toonde om de precieze vragen te beant-
woorden maar waar brutaliteit vaak een vluchtweg moest
bieden.
Ten vierde, het feit dat wellicht begrip kan worden opge-
bracht voor het electoraal aanwenden van dit dossier in
die periode ontslaat ons niet van de vaststelling dat het
verloop van de crisis aldus mee werd bei¨nvloed en dat de
dramatisering van de toestand de sociaal-economische
gevolgen ervan minstens veeleer heeft versterkt. Het is
wat ons betreft onaanvaardbaar - en wij staan daarin
klaarblijkelijk niet alleen - hieraan in het verslag en de
conclusies bewust voorbij te gaan.
Ten vijfde, een aantal vragen blijft tot op vandaag on-
beantwoord. Evenwel werden geen sluitende bewijzen
gevonden van een significante voorkennis van dit dos-
sier. Echt misbruik kan tot hiertoe niet worden aange-
toond. Gebruik ervan kan niet worden ontkend. Dit niet
krampachtig verbergen had heel wat misverstanden en
onder andere het kleineren van het parlement en de
parlementsleden kunnen voorkomen.
Ook de rol van de ministers Gabriels en Aelvoet in het
verloop van de crisis kan niet worden ontkend. De
warrige communicatie over een eventuele tweede
contaminatiebron - u herinnert zich de afgeleide besmet-
ting door de verwerking van de besmette kadavers - heeft
de Europese Commissie doen twijfelen aan het eenmalig
karakter van de contaminatie en heeft haar gestrengheid
nog versterkt.
Mijnheer Gabriels, u knikt van nee, maar als u uw
tijdschrift gelezen hebt, zou u het verslag eens even
moeten lezen, met name het verhoor van de heer Pou-
delet, ambtenaar van de Europese Commissie. Hij ver-
klaart woordelijk dat dit het effect was van de communi-
catie in die periode. Een en ander lag trouwens mee aan
de basis van de veralgemening van PCB-tests op alle
uitvoerproducten. Het heeft dus wel degelijk een invloed
gehad op het verloop van de dioxinecrisis. Dit in het
verslag verzwijgen of verdoezelen is het parlement en de
mensen een deel van het dioxineverhaal onthouden. Dat
is de verantwoordelijkheid van de meerderheid in deze
commissie. Wij wensen die niet tot de onze te maken.
Nochtans werden in de commissie de ministers Verhof-
stadt, Gabriels en Aelvoet gehoord. Nochtans werden
wel degelijk amendementen ingediend bij het verslag die
die rol moesten reveleren. Zij werden echter schaamte-
loos door de meerderheid van de tafel geveegd, zo´
vakkundig en grondig zelfs dat er in het verslag zelfs
geen melding van werd gemaakt.
Ik kom tot mijn algemeen besluit.
De commissie is jammer genoeg laattijdig uit de start-
blokken gekomen. Heel veel tijd werd besteed aan een
indrukwekkende reeks getuigenissen, die meestal ver-
helderend waren. Doch, het gebrek aan doelgerichtheid
en organisatie, voornamelijk in de eerste periode, maakte
dat zij soms onredelijk lang uitvielen. In elk geval werd
onvoldoende tijd uitgetrokken voor de conclusies, de
aanbevelingen, de verantwoordelijkheden. Vanuit de
meerderheid werd op de duur botweg de wet gedicteerd,
klaarblijkelijk vanuit een vooraf afgesproken scenario.
De onwil van de meerderheid om de crisisperiode inte-
graal te overschouwen heeft aan een deel van de vast-
stellingen
en
verantwoordelijkheden
een
exclusief
meerderheidskarakter gegeven. Ik heb daarvoor geen
motivatie aan te reiken. De lezing ervan zal iedereen
overtuigen. De kleinzerigheid van sommige hoofdrolspe-
28
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Paul Tant
lers in het laatste gedeelte van de crisis heeft de
consensuswil vroegtijdig afgebroken. De huidige meer-
derheid moet klaarblijkelijk nog leren omgaan met kritiek.
Ook veel journalisten kunnen hierover meepraten. In elk
geval lag deze kortzichtigheid mee aan de basis van
onze tegenstem in de commissie. Het is ongetwijfeld een
illusie aan te nemen dat de meerderheid alsnog bereid
zou zijn haar evaluatie wat bij te sturen en vooral uit te
breiden. Ik vrees dat dit er ons toe zal nopen ons
stemgedrag ook bij de eindstemming aan te houden.
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, monsieur
le ministre, chers colle`gues, lorsque l'historien e´pingle un
fait appartenant au passe´, il le choisit parce qu'il pressent
qu'il est porteur de sens pour ses contemporains. Tout en
re´coltant les documents les plus pertinents, les plus
significatifs, il tente, dans la masse des informations qu'il
de´couvre au fur et a` mesure de son enque^te, de se faire
une ide´e toujours plus pre´cise de l'e´ve´nement, d'en
synthe´tiser les causes et d'en cerner les conse´quences
imme´diates sur le ve´cu des personnes et de la socie´te´
dans son ensemble.
L'historien poursuit un objectif fondamental, celui d'infor-
mer ses contemporains des lec¸ons de l'histoire, de le
sensibiliser aux re´ponses qui ont e´te´ donne´es en s'ap-
puyant sur une de´marche marque´e du sceau de l'objec-
tivite´.
Lorsque le juge d'instruction proce`de a` une enque^te, il
poursuit la ta^che d'instruire a` charge et a` de´charge; de la
me^me fac¸on que l'historien, il tente de trouver des
te´moignages e´crits ou oraux lui permettant de corroborer
ou d'infirmer le caracte`re re´pre´hensible d'un fait qui a e´te´
juge´ comme tel par au moins un de ses contemporains.
L'historien et le juge d'instruction usent d'une me´thode
assez similaire et y recourent pour mieux saisir la re´alite´.
Ne´anmoins, la finalite´ de leur exercice d'objectivite´ est
divergent. Si le premier re´e´crit l'histoire, c'est notamment
pour susciter aupre`s de ses contemporains une re´flexion
plus approfondie de ce qui devrait e^tre le pre´sent et le
futur; si le second s'inte´resse aux arcanes non e´lucide´es
du passe´, c'est principalement dans le but de de´terminer
les responsabilite´s par rapport a` un fait pose´.
Et nous ? En tant que politiques travaillant au sein d'une
commission d'enque^te ? Quelle devrait e^tre notre de´mar-
che ? Quels devraient e^tre nos objectifs ?
En ce qui concerne notre me´thode de travail, c'est
l'objectivite´ par rapport aux documents que nous rece-
vons, c'est l'objectivite´ par rapport aux propos de´clare´s
sous serment qui devraient guider nos analyses et nos
synthe`ses.
De me^me, a` l'instar de l'historien et du juge d'instruction,
nous devrions poursuivre comme buts ceux de re´fle´chir a`
une nouvelle me´thode de gestion politique et de consa-
crer les responsabilite´s des faits et des actes qui ont e´te´
pose´s.
Mais, sommes-nous suffisamment inde´pendants pour
juger, avec toute l'objectivite´ requise, l'e´pisode de la crise
de la dioxine quand cette contamination a eu des conse´-
quences aussi de´terminantes sur le plan politique ? C'est
la question que je me permets aujourd'hui de vous poser,
chers colle`gues, apre`s plus de huit mois de travail
continu sur la gestion de cette crise.
Si nos investigations et notre me´thode sont, en the´orie,
proches de celles de l'historien et du juge d'instruction,
force est de constater que nous avons une e´norme
faiblesse par rapport a` ces acteurs : nous ne sommes, en
aucun cas, la tierce personne capable d'objectiver en
toute since´rite´.
Nous devons admettre qu'en enque^tant sur la pertinence
des actes pose´s par nos pairs, les interrogations au
cours des auditions et les discussions qui s'en suivirent
sont inde´niablement partisanes et inte´resse´es.
Et comment cela aurait-il pu e^tre autrement ? Y a-t-il un
seul de nos concitoyens qui a pu croire un seul instant
que l'examen de la crise alimentaire serait empreinte de
l'objectivite´ ne´cessaire et que les responsabilite´s lie´es a`
l'examen de cette crise seraient politiquement correc-
tes ?
La re´ve´lation de la contamination de la chai^ne alimen-
taire par la dioxine e´tait en soi un fait politique de haute
importance parce qu'elle concernait tous nos conci-
toyens sans exception et les conscientisait plus profon-
de´ment encore aux questions lie´es a` la qualite´ de
l'alimentation et a` la se´curite´ alimentaire. Cette commu-
nication e´tait absolument ne´cessaire.
Mais la campagne e´lectorale - et l'e´mulation qu'elle
suscitait - n'a nullement aide´ a` la compre´hension politi-
que du dossier et a pris des allures partisanes et politi-
ciennes, que d'aucuns ont tente´ de maintenir tout au long
de nos travaux.
Comment parvenir aux conclusions consensuelles les
plus objectives qui soient lorsque l'opposition libe´rale et
e´cologiste d'hier est actuellement aux re^nes du pouvoir
et que les acteurs politiques d'hier sont soit dans l'oppo-
sition soit au sein d'un gouvernement plus bleu que
rouge ?
La recomposition politique et l'inversion des ro^les qu'elle
a entrai^ne´e s'est de´veloppe´e sur fond de gestion de la
crise de la
dioxine. En est-elle la cause directe, en
HA 50
PLEN 047
29
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
est-elle la cause indirecte ? Si, a` juste titre, l'e´lecteur a
e´te´ sensibilise´ par le de´sastre alimentaire qu'il a manque´
d'encourir, la classe politique belge a, quant a` elle, utilise´
cette crise comme pre´texte au changement.
Guy Verhofstadt, alors chef de file de l'opposition libe´rale
flamande, pourrait en e^tre le symbole. En remettant au
premier ministre un document utile pour la connaissance
de la crise, il devenait l'autre chevalier blanc -ou pluto^t
chevalier bleu- de nos concitoyens, alors que cette note
ne pre´sentait aucun autre e´le´ment scientifique pertinent
justifiant un surcroi^t de me´fiance au sein de la population.
De`s lors qu'il intervenait comme acteur politique de cette
crise, celle-ci a pris des allures partisanes, de´passant le
de´bat pourtant fondamental de la se´curite´ alimentaire.
Je suis convaincu que l'examen de la crise de la dioxine
a e´te´ et reste biaise´e. La crise de la dioxine a d'abord e´te´
une crise alimentaire. Mais tre`s rapidement, elle s'est
me´tamorphose´e en un sce´nario politique, sce´nario dont
la commission d'enque^te a e´te´, en quelque sorte, le
prolongement. Elle a re´ve´le´ les instincts tribaux des plus
inte´resse´s par les conse´quences politiques de la crise
alors que son ro^le e´tait tout d'abord celui d'analyser avec
le plus d'objectivite´ des faits et des dires de chacun. Ces
interpre´tations douteuses m'ont profonde´ment de´plu. El-
les ont justifie´ mon abstention pour l'ensemble des
chapitres
constatation et responsabilite´.
Sans vouloir pole´miquer, je crois que notre ta^che aurait
e´te´ plus saine si nous avions re´ellement instruit a` charge
et a` de´charge. J'ai malheureusement la tre`s nette im-
pression qu'il y a eu, dans la de´termination des respon-
sabilite´s, une volonte´ de la majorite´ actuelle de s'assurer
les voix de certains de ses partenaires politiques. Ce type
de concession n'est pas acceptable et de´cre´dibilise
l'objectivite´ de ces rapports.
Si l'objectivite´ ne semblait pas e^tre l'apanage de certains
commissaires, tant de la majorite´ que de l'opposition, il
faut constater que l'appre´ciation faite par le gouverne-
ment de la gestion de la crise est pour le moins surpre-
nante. Je dois vous avouer qu'en entendant les ministres
actuels de l'Agriculture et de la Sante´ publique, je n'ai pu
m'empe^cher de les comparer au dieu primitif de l'Anti-
quite´ romaine, Janus.
Cela, en soi, pourrait e^tre honorable, mais, en ce qui les
concerne, la comparaison aurait pluto^t des accents ne´-
gatifs. Je m'en explique. Janus, s'il a laisse´ fort honora-
blement son nom au premier mois de l'anne´e, est avant
tout le dieu des portes de la cite´. Les Romains le
repre´sentaient sous les traits d'un personnage a` double
visage : l'un e´tait tourne´ vers la cite´, l'autre vers le monde
exte´rieur.
Ce double visage est en toute ve´rite´ celui du gouverne-
ment actuel. Suite a` diffe´rentes auditions, il s'est ave´re´
qu'en matie`re d'appre´ciation de la gestion de la crise de
la dioxine, les propos tenus par les membres de ce
gouvernement e´taient radicalement diffe´rents selon la
qualite´ de son interlocuteur.
Il est e´vident que, sur un plan strictement politique, la
majorite´ gouvernementale avait inte´re^t a` entretenir l'ide´e,
aupre`s de la population belge, que l'ancienne coalition
n'avait pas e´te´ apte a` ge´rer la crise de la dioxine. Mais
quelle est re´ellement la cre´dibilite´ de ces propos, lorsque
le me^me gouvernement de´fend aupre`s des instances
europe´ennes, en octobre 1999, la fac¸on dont cette crise
a e´te´ ge´re´e avant les e´lections de juin 1999 ?
Permettez-moi, chers colle`gues, de citer certains extraits
de la re´ponse re´dige´e par la Belgique, en octobre 1999,
a` la suite de l'avis motive´ de la Commission europe´enne.
Cette re´ponse, signe´e de la main des ministres actuels
de l'Agriculture et de la Sante´ publique, est l'expression
du double visage de la majorite´ actuelle. Elle est exem-
plaire du climat d'hypocrisie dans lequel nous baignons
depuis le de´but de cette le´gislature.
Que peut-on par exemple y lire ? Je n'ai que l'embarras
du choix.
A partir du 19 mars 1999 e´crivent les ministres Gabriels
et Aelvoet,
la Belgique a ge´re´ la crise en bon pe`re de
famille. Elle a pris toute une se´rie de mesures qui
permettaient de circonscrire la contamination a` la
dioxine
.
Et le gouvernement de justifier cette affirmation en insis-
tant sur le fait qu'
apre`s avoir rec¸u les re´sultats des
analyses non officielles (de la firme De Brabander), le 26
avril, les autorite´s belges ont pris des mesures pour
circonscrire ce qui e´tait vraisemblablement une contami-
nation par la dioxine et pour pre´server la sante´ publique
.
Et la Belgique de conclure de manie`re particulie`rement
radicale :
Il apparai^t que tous les efforts ont e´te´ faits
pour mai^triser la crise.
Le gouvernement va me^me plus
loin dans son argumentation en insistant sur le fait que
tout a e´te´ mis en oeuvre pour ge´rer la crise, pour la
pre´venir, pour pre´server la sante´ publique
.
La majorite´ actuelle reconnai^t et admet que le principe de
pre´caution a e´te´ bel et bien la ligne de conduite des
autorite´s belges.
Mais le plus hypocrite dans toute cette histoire, c'est qu'il
n'y a qu'une fraction de la majorite´, en l'occurrence le
gouvernement, qui admette l'ensemble de ces points. Il
peut l'admettre puisque ce document n'a pas le caracte`re
30
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
public d'un rapport d'une commission d'enque^te. Par
contre, sur le plan parlementaire, il nous faut batailler
pour que l'un ou l'autre de ces principes soit, pour le
moins, pris en conside´ration.
L'hypocrisie est on ne peut plus e´vidente lorsqu'il a e´te´
demande´ aux ministres actuels de s'exprimer sur ce
double langage. Leur argumentation ne tient absolument
pas la route. Il y aurait selon leurs dires deux re´alite´s : la
re´alite´ factuelle et la re´alite´ juridique. C'est faux, absolu-
ment faux : il n'y a qu'une re´alite´, les faits, et le droit est
la` pour en donner une interpre´tation et un sens juridique.
De`s lors que le gouvernement admet que les autorite´s
belges ont agi
en bon pe`re de famille, il ne peut le
justifier qu'en se basant sur des faits. Et ces faits, le
gouvernement les admet et les mentionne dans sa
re´ponse a` l'Europe. Il y est contraint s'il veut que son
argumentation soit admise.
Monsieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`-
gues, il faut ne´anmoins admettre qu'il y a eu des retards
dans la transmission des informations : la communication
aurait pu e^tre plus rapide entre le secteur prive´ concerne´
et l'administration, entre les diffe´rents de´partements mi-
niste´riels et les cabinets; il est tout aussi vrai que le suivi
au sein des administrations et des cabinets n'a pas
toujours e´te´ optimal; il aurait e´te´ pre´fe´rable que l'admi-
nistration exige que les re´sultats des analyses de dioxine
soient effectue´s le plus rapidement possible, il aurait e´te´
pre´fe´rable de ve´rifier que les de´partements susceptibles
d'e^tre informe´s l'e´taient bel et bien pluto^t que de le
supputer seulement.
Peut-on en toute objectivite´ faire porter le poids de la
fac¸on dont la crise de la dioxine a e´te´ ge´re´e a` l'un ou
l'autre acteur en particulier ? C'est, a` mon avis, une
somme de manquements individuels, lie´s a` un manque
de re´flexe de collaboration et d'anticipation, qui a donne´
lieu au sentiment de retard, sentiment que d'aucuns
auraient voulu justifier, a` tort, par la the´orie de l'e´touffoir.
Ce qui m'importe le plus maintenant, c'est moins le passe´
que l'avenir. Le travail que notre commission a fourni est
important et vient, en certains points, pre´ciser les recom-
mandations de´ja` formule´es dans le cadre de la commis-
sion du suivi
fraudes de la viande. En cela, le travail
parlementaire se justifie pleinement.
L'impact qui me semble le plus profitable est celui
provoque´ aupre`s de l'ensemble de la population; la
publicite´ qui a e´te´ donne´e, pendant plus de huit mois, par
les me´dias a` notre travail d'audition aura permis d'accroi^-
tre la sensibilisation et la conscientisation de l'ensemble
des citoyens a` la se´curite´ et a` la qualite´ de l'alimentation
tout au long du processus de la chai^ne alimentaire. Cette
focalisation est essentielle si l'on veut re´ellement cre´er
des automatismes d'alimentation correcte, tant chez le
producteur que chez le consommateur.
Ne´anmoins, il faut regretter que les conclusions du travail
d'enque^te que nous avons mene´ n'aient pas directement
servi dans le de´bat sur le projet de loi portant cre´ation de
l'Agence fe´de´rale pour la se´curite´ de la chai^ne alimen-
taire.
La Chambre des repre´sentants nous avait investis de la
ta^che de nous prononcer sur toutes les adaptations
ne´cessaires en ce qui concerne l'organisation et le
contro^le des secteurs concerne´s. Nous n'avons pu me-
ner ce travail correctement du fait de la de´termination
purement arbitraire de la majorite´ du 1er janvier 2000
pour la cre´ation en Belgique d'une Agence fe´de´rale pour
la se´curite´ de la chai^ne alimentaire. A quoi cette date
servait-elle ? L'Agence n'est toujours pas mise en place.
En inscrivant cette donne´e dans les accords de la
mi-juillet, le gouvernement a force´ au travail en paralle`le
et a parfaitement nie´ le travail de synthe`se que pouvait lui
offrir la commission d'enque^te. Il est inadmissible que,
pour une simple question de date, le gouvernement ait
ainsi contraint la commission d'enque^te a` formuler des
recommandations interme´diaires. Ces recommandations
ne pouvaient qu'e^tre imparfaites, ne fu^t-ce que parce que
l'ensemble des secteurs n'avait pas encore e´te´ entendu
et que nous ne pouvions avoir qu'une opinion partielle de
nos recommandations structurelles.
Il faut admette que la commission a e´te´ doublement
influence´e dans ses conclusions. Non seulement elle a
e´te´ influence´e par l'action pre´alable du gouvernement
qu'elle a du^ conside´rer comme base de travail, mais elle
l'a e´te´ aussi par la publication, au niveau europe´en, de
deux documents essentiels pour la se´curite´ de l'alimen-
tation : le livre blanc sur la se´curite´ alimentaire qui
de´termine la cre´ation, l'organisation et les fonctions de la
future Agence europe´enne pour la se´curite´ alimentaire et
une communication de la Commission sur l'application
du principe de pre´caution.
Il est clair que ces initiatives traduisent la ne´cessite´
politique de reconside´rer, a` chaque niveau de pouvoir,
des questions aussi fondamentales que celles du
contro^le de la se´curite´ alimentaire et de l'information des
consommateurs. Est-ce a` dire que certaines recomman-
dations viennent trop tard ? Oui, d'une certaine manie`re,
puisqu'elles se font la confirmation de prises de position
politiques ante´rieures.
En ce qui me concerne, la notion de principe de pre´cau-
tion est primordiale. S'il fallait ne retenir qu'un e´le´ment de
nos travaux, c'est celui-la` que j'e´pinglerais parce qu'il
de´termine clairement la manie`re dont il faut appre´hender
le risque. Il en est la clef de vou^te.
Le principe de pre´caution doit e^tre pre´sent a` chaque
e´tape de l'analyse du risque. De`s que des effets poten-
tiellement dangereux d'un phe´nome`ne sont identifie´s
HA 50
PLEN 047
31
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Paque
mais que l'e´valuation scientifique ne permet pas de
de´terminer le risque avec suffisamment de certitude, il
faut y recourir parce que ce qui importe par dessus tout,
c'est le respect de la sante´ du consommateur.
Adopter le principe de pre´caution, ce n'est pas appliquer
un sche´ma rigide, de´coulant d'un protocole type de
gestion de crise. Toute la difficulte´ d'appliquer le principe
de pre´caution re´side dans le fait qu'il s'agit d'abord d'une
me´thode dont il faut absolument de´finir les crite`res.
L'Europe, il est vrai, s'y attelle. Mais il est essentiel que la
Belgique soit offensive dans ce de´bat. Nous avons ve´cu
l'expe´rience de la dioxine. Cette crise est tout a` fait
symptomatique de la difficulte´ d'appre´cier, tout simple-
ment parce que cette crise e´tait neuve et que la de´ter-
mination des seuils de tole´rance e´tait totalement inexis-
tante.
L'administration, les secteurs ont re´agi malgre´ l'incerti-
tude scientifique. Notre expe´rience en la matie`re doit
nourrir les de´bats au niveau europe´en. Je ne compren-
drais pas que la Belgique ne puisse pas faire profiter de
son expe´rience et ne joue pas un ro^le moteur au niveau
europe´en pour de´finir, au travers de textes plus contrai-
gnants qu'une simple communication, les crite`res lie´s a`
l'application du principe de pre´caution en matie`re de
se´curite´ alimentaire.
Chers colle`gues, enque^ter sur le passe´, c'est pre´parer
avant tout l'avenir.
L'erreur de certains a e´te´ de transformer cette commis-
sion en un proce`s politique. La rapidite´ avec laquelle
nous avons discute´ le rapport n'a nullement aide´ a`
l'analyse objective des responsabilite´s, plusieurs com-
missaires se contentant d'instruire a` charge. L'enque^te
s'est malheureusement me´tamorphose´e en un proce`s
politique.
C'est une erreur strate´gique car notre travail pour l'avenir
a perdu de sa visibilite´ et la pre´cision de nos recomman-
dations s'en est ressentie.
Ne´anmoins, je suis d'un naturel positif. Et, me^me si
certaines de ces recommandations s'ave`rent ge´ne´rales,
je me battrai pour qu'elles soient entendues et concre´-
tise´es par respect pour le milieu de l'agriculture et par
respect pour la sante´ de nos concitoyens.
Le pre´sident : Chers colle`gues, je vous rappelle que
douze orateurs sont encore inscrits.
Wij hebben afgesproken een zekere zelfdiscipline in acht
te nemen.
Monsieur Smets, techniquement, vous diposez encore
de cinq minutes pour intervenir, votre colle`gue et ami
politique ayant pris les deux tiers du temps imparti a`
chaque groupe.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, collega's, de dag nadat wij ons rapport hadden
afgerond konden wij in de krant een kort citaat van de
heer Destickere lezen. Het luidde, helemaal in de stijl van
de heer Destickere :
Het dioxinerapport laat mij koud.
Ik denk dat hij daarmee, op zijn manier en vanuit zijn
invalshoek, de juiste toon heeft gevat. Immers, de slot-
fase van de dioxinecommissie is eigenlijk verlopen in een
sfeer van nutteloosheid die volledig, om niet te zeggen
uitsluitend, het gevolg was van het feit dat wij met deze
commissie aan de essentie van het geheel zijn voorbij-
gegaan. Zolang ik in de commissie zetelde heb ik erop
aangedrongen dat wij naar die essentie op zoek zouden
gaan en in de schijnwerpers zouden plaatsen. Ook uit de
fameuze nota Destickere vloeit namelijk voort dat wij van
een dioxinecrisis naar een politieke crisis zijn gegaan.
Wij zouden hier niet hebben gezeten als dit geen poli-
tieke crisis was geweest. Het is de heer Destickere zelf
die, in zijn fameuze nota van 27 april 1999, de spankracht
van dit probleem tot uiting brengt. Hij schrijft namelijk en
ik citeer :
Vastgesteld werd dat bij de besmette moeder-
dieren de leg pas thans op het normale niveau is
teruggekeerd, van de uitkipping kan hetzelfde worden
gezegd. Dit om u mee te delen dat thans het ergste
achter de rug is. Ik meen dat dit gegeven dan ook ernstig
moet in overweging worden genomen en dat bij het
opleggen van maatregelen hiermede rekening moet wor-
den gehouden
.
De man van Volksgezondheid schrijft in zijn nota, die
nadien de val veroorzaakte van twee ministers en de
verplettering van de CVP wat leidde tot het aantreden
van Verhofstadt, dus letterlijk :
Hou het stil, het is
allemaal achter de rug en houd er rekening mee in de
toekomst, want nu hebben maatregelen geen zin meer
.
Hoe kon het dan toch gebeuren dat de dioxinecrisis zo
ver is uitgedeind en een dergelijke economische en
sociale impact heeft gekregen terwijl degene die aan de
oorsprong lag van deze crisis - door de enen de
whistle
blower
genoemd en door de anderen verguisd - ver-
klaarde dat het sop de kool niet waard was ?
Het kon enkel gebeuren omdat de zaak is opengespat
veertien dagen voor wat toen werd genoemd - u herinnert
het zich nog wel -
de moeder van alle verkiezingen. Het
was een verkiezing die alle politieke leiders van het land
heel wat angst inboezemde, en ook alle potentie¨le leiders
van dat ogenblik, waarvan de meesten ondertussen ook
daadwerkelijk leider zijn geworden van het land.
Men is in deze onderzoekscommissie, vanuit de coalitie,
maar vooral vanuit de VLD, annex in min of meerdere
mate de rest van de coalitiepartners, systematisch voor-
bijgegaan aan de politieke vraag, aan de politieke con-
text, aan de politieke achtergrond van het ontstaan van
deze
crisis.
Hierdoor
heeft
men
de
onderzoeks-
32
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
commissie gepolitiseerd. Dit is de paradox. Het voorbij-
gaan aan de politieke aspecten van het onderzoeksob-
ject heeft de politisering van de onderzoekscommissie
met zich gebracht. Dit althans is mijn uitgangspunt.
Dat is mijn uitgangspunt en tevens de reden waarom ik
niet verbaasd ben dat de hele onderzoekscommissie in
de afgelopen weken eigenlijk een non-event geworden
is, iets dat zonder landingsgestel op zijn buik op de grond
terecht komt zonder dat er een haan - laat staan een kip -
naar kraait. Deze commissie moest er komen omdat
Jean-Luc Dehaene in de paniek tijdens de eerste dagen
van juni nu eenmaal een onderzoekscommissie had
beloofd. Het was hem uit de afgelopen legislatuur bijge-
bleven dat men bij een ernstige crisis een onderzoeks-
commissie aankondigt. Hoewel hij dacht dat hij zo wat
stoom kon afblazen in deze zaak heeft hij de crisis
daardoor niet gemilderd, integendeel zelfs. Hij heeft de
zaak juist onder stoom gebracht. De veronderstelling dat
er een crisis bestond waarvoor een onderzoeks-
commissie moest worden opgericht, gaf immers duidelijk
te kennen dat het een ernstige crisis was. Als hij de crisis
wou minimaliseren moest hij dus geen onderzoeks-
commissie aankondigen. Het was nu echter eenmaal zo.
Nadien kondigden ook Verhofstadt en vele anderen aan
dat er een onderzoekscommissie moest komen en die
kwam er dan ook. Verhofstadt, die intussen eerste minis-
ter was geworden, voelde intussen helemaal geen be-
hoefte meer aan een onderzoekscommissie. Als die
onderzoekscommissie haar gangen had kunnen gaan en
dezelfde dynamiek had kunnen ontwikkelen als de
commissie-Dutroux, dan was zij zeker uitgekomen bij de
eerder onfrisse rol die Verhofstadt in de dioxinecrisis
heeft gespeeld. Hij gaf er dus eigenlijk niet om als er
geen onderzoekscommissie zou komen. Die commissie
moest er nu echter eenmaal komen en ze kwam er dan
ook. Wat dat betreft sluit ik mij aan bij de voorzichtige
formuleringen van de heer Tant. Als ik hem goed begre-
pen heb, stelde hij dat er uiteindelijk dan toch een
onderzoekscommissie gekomen is met een stevige
handrem erop. Die handrem is de mentaliteit waarmee
de leden van de coalitie in die onderzoekscommissie
iedere afwijking van het rechte dioxinepad hebben be-
lemmerd. Iedere afwijking in de richting van een onder-
zoek naar de politieke achtergronden van deze zaak
hebben zij belemmerd. Als zij die afwijking niet konden
verhinderen, dan was er altijd nog Slangen om een rel te
cree¨ren rond het Vlaams Blok of rond Oostenrijk en de
democratie en dergelijke. Er werd dus systematisch
verhinderd dat er verder onderzoek werd gedaan naar de
pijnpunten waarmee de VLD ontegensprekelijk in de
dioxinecrisis blijft zitten.
Er moest een onderzoekscommissie komen omdat in de
laatste dagen voor de verkiezingen de politieke druk
moest worden weggenomen. Dehaene heeft toen naar
mijn oordeel twee vergissingen gemaakt. Ten eerste
kondigde hij een onderzoekscommissie aan en ten
tweede accepteerde hij het ontslag van de twee ministers
of dwong hij het af. Daarom is deze crisis, meer dan een
dioxinecrisis, een politieke crisis. Dat zal ik steeds blijven
zeggen. We keren nu terug naar het uitgangspunt. De
link met de dioxinecrisis is het feit dat de politisering van
de crisis en het politiek gebruik dat men van het dioxine-
dossier heeft gemaakt er mee voor hebben gezorgd dat
de schade zo groot is geworden. De dimensies van deze
crisis hadden alles te maken met de politisering ervan.
De dimensies van deze crisis hadden alles te maken met
het feit dat we vlak voor de moeder van alle verkiezingen
stonden. Zo ook hebben de dimensies van deze crisis
alles te maken met wat Verhofstadt heeft gedaan in de
laatste dagen van mei en de eerste dagen van juni.
Daarom ben ik in de onderzoekscommissie steeds blij-
ven aandringen naar een onderzoek in die richting. Men
kan immers niet verklaren waarom een onderzoeks-
commissie heeft gewerkt zonder dat men besefte dat het
ging om een politieke crisis. Wie later als historicus dit
schitterende rapport zal analyseren, die zal net als het
publiek vaststellen dat dit de meest nutteloze parlemen-
taire
onderzoekscommissie
is
geweest
van
alle
onderzoekscommissies van de afgelopen jaren. Dat is de
correspondentie tussen de toekomst en de publieke
opinie. De onderzoekscommissie is systematisch om de
harde maar ree¨le waarheid van de politieke aspecten van
dit dossier heen gewandeld.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik zou even een verduidelijking willen van de heer
Annemans.
Mijnheer Annemans, u zegt dat de politisering van de
crisis de zwaarte van de crisis vergroot heeft. U leidt die
politisering onder meer af uit het ontslag van de twee
ministers. Als ik me niet vergis, hebt u destijds toch zelf
hard geroepen om het ontslag van de twee ministers ?
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Absoluut.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Met andere woor-
den, u hebt zelf aangedrongen op een politisering van de
crisis. Nu verwijt u het iemand anders die toen opposi-
tieleider was.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Absoluut
niet. We moeten elkaar toch geen Liesbeth noemen. U
moet niet doen alsof u dit hier onthult. Ik heb ook in de
commissie meermaals gezegd dat wij op dat ogenblik,
als oppositiepartij die de nota-Destickere niet had en die
het hele schouwspel zat te bekijken, met de informatie
waarover wij toen beschikten inderdaad niets anders
konden doen dan wat de publieke opinie deed. Wij
stelden namelijk vast dat, als Dehaene twee ministers
ontslaat en vraagt om een parlementaire onderzoeks-
commissie, er politiek stront aan de knikker was.
HA 50
PLEN 047
33
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
Ik kan u echter verzekeren dat, indien ik toen had
geweten wat ik nu weet, en indien ik toen de nota-
Destickere had gehad, ik de zaak helemaal anders zou
hebben bekeken en anders zou hebben behandeld. Ik
blijf beweren - ik kom daar straks nog op terug - dat de rol
van de VLD in deze veel belangrijker en bedenkelijker is
dan de VLD in dit rapport heeft kunnen doen uitschijnen.
Zij hebben ervoor gezorgd dat dit rapport niet laat uit-
schijnen welke bedenkelijke rol zij in de dioxinecrisis
hebben gespeeld. Het is niet omdat het Vlaams Blok het
ontslag van de ministers vroeg, dat de ministers ontslag
genomen hebben. Ik neem aan, mijnheer Vanvelthoven,
dat u het wat dat betreft met mij eens zult zijn. Het is
omwille van de nota-Destickere, die door Verhofstadt bij
Dehaene gebracht is, en omwille van de manier waarop
de media dat hebben verslagen, dat de ministers ontslag
hebben moeten nemen. Ik zal straks Dehaene daarover
citeren uit de ondervraging die wij hebben gevoerd.
Ik herhaal dat wij steeds terugkeren naar het ontstaan
van de crisis dat plaatsvond einde mei, begin juni.
Betekent dit dat het Vlaams Blok niet gei¨nteresseerd is in
dit schitterende rapport en alle bevindingen en aanbeve-
lingen die wij gemaakt hebben ? Natuurlijk niet. Betekent
dit dat het Vlaams Blok niet gei¨nteresseerd is in de
Europese tolerantiedrempels voor contaminanten of in
PCB-contaminaties of in de wijze waarop PCB's correle-
ren tot dioxines ? Betekent dit dat het Vlaams Blok niet
gei¨nteresseerd is of niet vierkant staat achter alle aan-
bevelingen over de informatieuitwisseling van gegevens
op de verschillende besluitvormingsniveaus en over de
wijze waarop wij met Europa moeten corresponderen in
dit soort zaken ? Betekent dit dat wij geen voorstander
zijn van de kwaliteitsprocedures in de voedselsector ? Of
dat wij het niet belangrijk vinden dat een systeem van
politieke benoemingen en bevorderingen vervangen
wordt door een systeem van sluipende competentie-
garanties, zoals zo mooi staat in het rapport ? Betekent
dit dat wij ons niet willen bezighouden met de invoering
van mechanismen tot identificatie enerzijds van schade-
lijke chemische, biologische of fysische agentia, en an-
derzijds van risicofactoren ? Neen, natuurlijk niet. Wij zijn
daar allemaal voor. Wij staan daar allemaal achter. Maar
ik kan u verzekeren - als u een beetje objectief bent - dat
het niet voor dit soort zaken is dat wij een parlementaire
onderzoekscommissie hebben opgericht.
Of wij een parlementaire onderzoekscommissie nodig
hadden en of de publieke opinie belangstelling toonde
voor deze parlementaire onderzoekscommissie, dat is
wel degelijk iets anders. Daarvoor hebben wij hier niet
gezeten. Indien het dus geen politieke crisis zou geweest
zijn,
zouden
wij
helemaal
geen
parlementaire
onderzoekscommissie gehad hebben. We zouden ze
dan trouwens ook niet nodig gehad hebben. Karikaturaal
gesproken, zijn al onze aanbevelingen iets wat de rege-
ring in haar eentje, of met twee experts tijdens hun vrije
uren, zelf had kunnen uitvinden. Daarvoor hadden zij
heel deze parlementaire onderzoekscommissie niet no-
dig.
Dat was geen ontgoocheling. Mijn waarschuwing en ons
protest zijn echter geweest dat wij, wat de essentie van
de crisis betreft, om de waarheid heen zijn gewandeld. Ik
blijf het herhalen. Hoe is het zover kunnen komen ? Hoe
is die politieke crisis ontstaan ? Samengevat hadden we
daarvoor vier hoofdrolspelers : Dehaene, Verhofstadt,
met annex-Slangen als een kleine appendix, Destickere
zelf natuurlijk en het fameuze perslek een week voor de
crisis uitbarstte.
Er is het perslek waarnaar we steeds hebben gezocht. Ik
deel niet helemaal de mening van de heer Tant voor wie
dit uiteraard iets gevoeliger ligt. Volgens hem hebben de
media een nefaste rol gespeeld. De media hebben
volgens mij gewoon hun rol gespeeld. Ik heb nooit de
behoefte gehad om de rol van de media te onderzoeken.
Ik heb wel steeds een behoefte gehad om via een
onderzoek bij journalisten, die op dat ogenblik actor
waren in het theaterstuk, de waarheid te achterhalen in
verband met degenen die heel de zaak wel degelijk
hebben gepolitiseerd.
De eerste actor in heel de politieke crisis is Jean-Luc
Dehaene. Volgens mij is hij niet verantwoordelijk voor de
crisis en ik vind dan ook dat hij de tragische figuur is in
heel dit verhaal. Hij is het centrum geweest van het
accelereren van de politieke crisis doordat hij de crisis
heeft vergroot via het ontslag van zijn beide ministers. In
een zekere
self-fulfilling prophecy heeft hij er op die
manier voor gezorgd dat iedereen wel moest denken dat
er iets ernstigs aan de hand was.
Zijn redeneerfout bestond erin dat hij dacht de zaak te
kunnen oplossen door het ontslag van de ministers zoals
dit gebeurde bij de ontsnapping van Dutroux door het
ontslag van Vande Lanotte en De Clerck. Deze redeneer-
fout van Dehaene is toch van wezenlijk belang want het
ontslag van Vande Lanotte en De Clerck is absoluut niet
te vergelijken met het ontslag van Pinxten en Colla. Van
De Clerck en Vande Lanotte wist men dat zij Dutroux niet
hadden losgelaten. De persoonlijke fout of persoonlijke
betrokkenheid van Pinxten en Colla werd wel degelijk in
het gedrang gebracht op het moment dat zij ontslag
namen en alle vermoedens van schuld en doofpot-
operatie werden daardoor nog versterkt.
Ik heb Jean-Luc Dehaene daarover langdurig onder-
vraagd. Zij die de hoorzittingen hebben meegemaakt,
zullen zich dit ongetwijfeld herinneren. Aanvankelijk wou
hij enkel zeggen dat hij met Verhofstadt enkel had
gesproken over de manier waarop men het Vlaams Blok
moest bestrijden. Als hij daarover heeft gesproken, was
dit trouwens louter tijdverlies. Uit zijn antwoorden kon ik
34
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
toch afleiden dat hij met Verhofstadt niet alleen over de
nota-Destickere had gesproken. Ik heb getracht heel
deze gebeurtenis te reconstrueren. Wie is daar aanwezig
geweest ? Is Colla daar geweest ? Is Pinxten daar ge-
weest ? Waar vond die ontmoeting plaats ? Vond die
plaats in de ambtswoning van de eerste minister ? Naar-
mate die ondervraging vorderde, komt er een moment
waarop Dehaene zegt, ik citeer :
Mijnheer Annemans,
het belangrijkste van die dag was het feit dat ik ervan
overtuigd was dat we door de nota-Destickere in een
enorme polemiek verzeild zouden raken. Polemiek heeft
echter niets te maken met fout of niet fout, wel met
sfeerschepping. Ik heb dit rustig bekeken met de minis-
ters en de betrokken partijen
. Ik heb toen gevraagd :
Dan moeten we niet meer op de details ingaan ?
Jean-Luc Dehaene antwoordt :
Ik heb dat met hen rustig
bekeken. Ik zeg duidelijk dat er op geen enkel ogenblik in
termen van fouten werd gesproken. Na discussies met
ons zijn de ministers tot de conclusie gekomen dat het in
die omstandigheden best was om ontslag te nemen om
een sereen klimaat te scheppen en het probleem ten
gronde te kunnen aanpakken. Zij hebben beiden een
brief geschreven om hun ontslag te geven. In termen van
dioxinecrisis
zijn
dit
de
elementen
die
voor
de
onderzoekscommissie van belang zijn
.
Ik ben daar verder op ingegaan en ik heb hem gevraagd
hoe het nu precies zat met die nota ? Ik vroeg hem of hij
dan niet verbaasd was over die nota. Ging het in dat
gesprek alleen maar over sfeerschepping ? Ging het
alleen maar over de wijze waarop hij de crisis verder kon
behandelen ? Was hij dan niet geschrokken van die
nota-Destickere want dat is wat Verhofstadt beweert ?
Op de vraag in verband met de sfeerschepping ant-
woordde Dehaene, ik citeer :
Grotendeels, gezien de
periode waarin wij zaten.
Vraag :
Ja, natuurlijk, maar na de analyse van de inhoud
van de nota had u nu en toen eventueel kunnen zeggen
dat het allemaal wel meeviel en had u de heer Verhof-
stadt de vraag kunnen stellen waar hij mee bezig was.
De heer Dehaene antwoordt :
Laten wij zeggen dat ik
toen inderdaad meer heb gereageerd en gee¨valueerd
vanuit de toen actuele problematiek.
Hij bedoelt de
verkiezingssfeer.
Vraag :
Maandag wast u twee ministers wit, of erkent u
dat zij kunnen voortwerken, nadat u de verslagen had
gekregen. Voor u was het in orde. Ga een persconferen-
tie geven en ga heen in vrede. De dag nadien, tegen de
middag, is het niet meer zo. U verklaart dat het verschil
was dat het toen duidelijk was dat de nota-Destickere zou
worden bekendgemaakt. Het ging niet om de inhoud van
de nota-Destickere, maar wel om het feit dat hij bekend
zou worden gemaakt. Daardoor, door de bekendmaking
ervan, zou hij negatief worden besproken in one-liners, in
contrasten, waarbij men niet verder naar de ree¨le bete-
kenis zou zoeken. Men zou dus hopeloos in een welles-
nietes polemiek geraken, waardoor elke nuchtere aan-
pak van de crisis onmogelijk zou worden.
Vraag :
Wilt u daarmee zeggen dat u ze maandag niet
witgewassen zou hebben, als u zou geweten hebben dat
nadien de nota-Destickere zou worden bekendge-
maakt ? Dat slaat toch nergens op !
Neen, zegt de
heer Dehaene.
Vraag :
Omdat u ze maar kon witwassen zolang de nota
Destickere geheim bleef ?
De heer Dehaene : Neen, ik
zeg duidelijk dat ik over het opnemen van de verantwoor-
delijkheid van een minister dinsdag exact hetzelfde zeg
als maandag. U moet dus niet komen zeggen dat ik wat
dat betreft de situatie anders beoordeel.
Daarop vraagt iedereen zich af waarom de heer De-
haene binnen de 24 uur eerst de ministers laat zitten en
vervolgens ontslaat.
Mijn mening is ten gronde niet
veranderd
, zegt de heer Dehaene. Wij hebben er met
hen een bespreking over gehad en hun een aantal
argumenten gegeven, die Pinxten blijkbaar hebben over-
tuigd
.
Vraag :
Hetgeen Pinxten daarover zegt, kunt u groten-
deels bevestigen ?
De heer Dehaene :
Ja.
Vraag :
Ook als hij suggereert dat de eerste minister op
dat ogenblik meer met de kiescampagne in zijn hoofd zat
dan de CVP ?
De heer Dehaene :
Dat was hij ook.
Vraag :
Er werd dus helemaal niet geoordeeld op basis
van de inhoud van het dossier of van de nota-
Destickere ?
. De heer Dehaene, en hij sluit af : Daar
ging het niet over
.
Inderdaad, de heer Dehaene erkent dat het daar niet
over ging. De leugens zijn dezelfde als de leugens die de
Volksunie moet slikken in het dossier over de financiering
van het onderwijs. Het zijn dezelfde leugens die de
Vlamingen nu al meer dan een half jaar van Verhofstadt
moeten dulden. De leugens van Verhofstadt slaan ner-
gens op. De heer Verhofstadt als de grote paus van de
volksgezondheid, het slaat nergens op. De heer Verhof-
stadt is een man die ook op dat beslissende politieke
moment... Heb ik al een half uur gesproken, mijnheer de
voorzitter ?
De voorzitter : Doet u maar voort.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Goed, ik was
uit mijn lood geslagen. Het is bijna onmogelijk om te
spreken wanneer dat rood lampje brandt ! Het is een
psychologische kwestie.
HA 50
PLEN 047
35
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Sommigen kunnen daaraan weerstaan !
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Ik niet.
Verhofstadt komt uit de ondervraging van Dehaene naar
voren als iemand die op dat beslissende politieke mo-
ment, politiek heeft gehandeld. Wij zouden hier nooit een
bezwaar tegen hebben gehad indien de heer Verhofstadt
daar openlijk voor zou zijn uitgekomen.
Zo is de heer Verhofstadt echter niet. De heer Verhof-
stadt heeft als een inquisitoriale pater iedereen vervolgd
en zijn meerderheid in de commissie gemobiliseerd,
zodra de commissie in de richting ging van de rol die hij
had gespeeld. Hij heeft geprobeerd de regering omver te
halen en hij wou niet de volksgezondheid of wat dan ook
dienen. Wij hebben inderdaad aanwijzingen gevonden
en niet weinig - collega Tant heeft de vele telefonische
contacten grondig uitgevlooid - die erop duiden dat de
heer Verhofstadt op zoek is gegaan naar de heer Destic-
kere. Verhofstadt is zelf de nota-Destickere gaan zoeken
en hij heeft die uiteindelijk ook gekregen. Het is niet
zozeer de frustatie van dokter Destickere die hiertoe de
aanleiding vormde. Maar goed, dat speelt eigenlijk niet
zo'n rol. Zeker is in ieder geval dat de heer Slangen een
volledig tegenstrijdige mening heeft over de rol die Ver-
hofstadt daar heeft gespeeld.
Slangen vervult natuurlijk zijn rol. Dat de man een
psychiatrisch probleem heeft, heeft hij nadien kunnen
aantonen in onze commissie. Hij heeft in ieder geval een
ernstig probleem met het in bedwang houden van zijn
ijdelheid. Verhofstadt probeerde de wereld wijs te maken
dat hijzelf op zondag als door de hemel geschonken de
aan Destickeres brein ontsproten nota kreeg, die las, niet
goed wist wat daarmee gedaan maar ze toch bleef lezen,
vervolgens 's maandags afwachtte of Colla en Pinxten de
nota bekend zouden maken, dan na het nieuws gehoord
te hebben zou hebben vastgesteld dat Dehaene geen
zicht had op de nota Destickere en uiteindelijk de nota
naar Dehaene zou hebben gebracht. Hoewel Verhofstadt
dit model vooropstelt, ligt het model-Slangen wellicht
dichter bij de waarheid.
Het model-Slangen is dat van de man die 's zondags
Verhofstadt afremt en stelt dat het inlichten van Dehaene
niet zo dringend is, maar dat men die nota moet gebrui-
ken op een of andere manier. Dat is wat Slangen in
enkele interviews uit en ook wat op een gegeven ogen-
blik in Knack verschijnt, in een artikel van de heer Pauli :
Alle partijen bereiden die cruciale stoelendans - voor de
VLD was dat op maandag - dit als cruciaal ingeschatte
media-optreden tot in de puntjes voor, ook de VLD. In
samenspraak met media-deskundige Noe¨l Slangen
wordt besloten dat Dehaene even kan wachten. Als
Verhofstadt dinsdagochtend naar de eerste minister ver-
trekt, speelt VTM opnieuw stoorzender
. Daar wordt dan
het verhaal verteld van die fameuze dinsdagochtend.
Wat is er gebeurd ? Zodra wij dat niet alleen bij Pauli,
maar ook in de interviews met Slangen lazen, en de
contradictie opmerkten met de verklaringen onder ede
van de heer Verhofstadt in de commissie, die had gesteld
dat Slangen absoluut nooit iets met deze zaak te maken
had, zaten wij dicht bij de waarheid.
De waarheid is dat de VLD dit politiek manoeuvre handig,
zeer professioneel en zeer weloverwogen in elkaar heeft
gestoken met het oog op het onderuit halen van de heer
Dehaene, niet het dienen van de volksgezondheid. Wat
gebeurt er als wij die contradictie zien en de heer
Slangen daarover ondervragen ? U kent het verhaal
allemaal, ik hoef het niet te herhalen. Bij de heer Slangen
slaan enkele stoppen door, hij gaat helemaal door het lint
en begint over democratie te kwaken en is niet meer
bereid - en ook niet genoodzaakt - om op die vraag te
antwoorden. Waarom zijn die vragen lastig ? Omdat wij
zouden kunnen onthullen dat er op het laatste politieke
spelletjes zijn gespeeld, veertien dagen voor de verkie-
zingen, met de dioxine in de handen ? Nee, want dat zou
niemand Verhofstadt kwalijk hebben genomen. Wat zich
daar voordoet is de mentaliteit van Verhofstadt die niet
wil dat de waarheid over deze zaak bekend zou worden,
die zich heeft voorgenomen om tot elke prijs en dus ook
desnoods ten koste van de reputatie, de daadkracht en
de dynamiek van een onderzoekscommissie, ervoor te
zorgen dat hij er blijft uit komen als degene die heeft
gehandeld uit bezorgdheid om de volksgezondheid. Hij
wijkt niet meer van dat pad, hij is niet meer van die
waanidee af te brengen : alles moet daarvoor wijken. Dat
is zijn mentaliteit, daarvoor gaat hij over het lijk van de
waarheid, daarvoor gaat hij a` la limite over het lijk van
deze hele onderzoekscommissie die nadien virtueel en
mentaal is onthoofd.
Derde hoofdpersoon : Destickere. Daar hoef ik het niet
lang over te hebben. Voor mij was het voldoende dat hij
de dag na zijn verklaringen en waarop hij na confrontatie
met Cobbaert uitdrukkelijk en uitvoerig bleef vasthouden
aan zijn mening die onveranderlijk de juiste was, ons 's
nachts een fax deed toekomen waarin hij stelde alles nog
eens te hebben bekeken en overdacht en het in feite
allemaal te hebben uitgevonden. Het feit dat hij onder
ede de ene dag a en de andere dag b kan verklaren
zonder dat de commissie daar zwaar aan heeft getild of
veel mee heeft gedaan, was voor mij eigenlijk al vol-
doende. Een ding is voor mij toch altijd overeind geble-
ven. Ik heb hem daarover ook ondervraagd. Het was
eigenlijk een toeval. Niet alle mensen in Vlaanderen zijn
democraat. Nu en dan zijn er al eens mensen, zelfs in de
landbouwsector, die zich tot het Vlaams Blok richten.
Er zijn landbouwers naar ons gekomen, onder meer
iemand uit Kieldrecht die zei dat hij de heer Destickere
als verzekeringsexpert op bezoek had gekregen en dat
deze reeds eind maart, begin april waarschuwde voor
een reuzecrisis. Hij zei dat er iets zou komen waardoor
36
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
de varkensprijs ineen zou storten. Hij plakte daar zelfs
bedragen op van prijzen zoals die gangbaar waren op het
einde van de jaren '50. Het beroepsgeheim liet hem
echter niet toe daarover iets meer te zeggen.
Eind maart, begin april, loopt de heer Destickere, in de
stijl die we hier van hem hebben gezien, te babbelkousen
over een enorme crisis waarover hij, gezien zijn beroeps-
geheim, niet veel kan zeggen. Hij verkondigt dit op een
boerderij in Kieldrecht en op boerderijen in de rest van
het Waasland en er zijn zelfs besprekingen over die
incidenten op vergaderingen van het ABS. Dat wordt
allemaal genegeerd. De heer Destickere, die dus een
ambtenaar is van Volksgezondheid, gaat dit overal ver-
kondigen, behalve daar waar hij dat moet doen, namelijk
bij Volksgezondheid. Hij wist toen dat het over dioxine
ging. Hij hing dus wel de grote jan uit bij de kleine man
maar niet bij Volksgezondheid wat zijn plicht was ge-
weest. Dit overtuigde mij ervan dat ook die man in een
heel complexe verhouding met het politiek aspect van
deze zaak is geraakt. Op het ogenblik dat de heer Colla
zijn cumulverbod bevestigde was de heer Destickere
bereid om verklaringen af te leggen in de pers.
Reeds eind maart, begin april deden deze zaken zich
voor. Nadien is noch de heer Destickere, noch een
ambtenaar van Volksgezondheid bereid gevonden om
Volksgezondheid op een deftige manier in te lichten. Ik
heb dit nooit begrepen, tenzij omwille van het politieke
aspect aan het eind van het dossier en tenzij de veron-
derstelling die door sommigen, maar niet door mij, geop-
perd is dat het hele lek naar de pers en naar de heer
Verhofstadt enkel georganiseerd werd om de zaak uit het
mandje van de verzekering te wippen in de richting van
de politiek want het begon een miljardenkwestie te
worden.
Dit zou kunnen overeenkomen met het feit dat de heer
Destickere na afloop zijn onderhandelingen met de heer
Colla en dergelijke als uurloon aan de verzekering heeft
aangerekend die dat ook kritiekloos betaalde.
Voor de verzekering was het alleszins een goede zaak
dat hij het op die manier in het bedje van de politiek heeft
gewipt.
Over het vierde element, namelijk de perslekken, zal ik
niet veel zeggen. De lekken in de week van 24 mei
krijgen een ernstige politieke betekenis wanneer men ze
stelt in het warrige licht van de heer Destickere. Wellicht
zijn die lekken de frustratie geweest van wat de heer
Draulans nadien schrijft in Knack. Ik citeer :
De ironie wil
dat uitgerekend iemand van de hormonencel van het IVK
waarvan de equipes in het grootste geheim op pad waren
gestuurd om stalen te nemen voor dioxineonderzoek op
24 mei een rapport van de heer Destickere naar de VRT
faxten. Weliswaar een rapport van 19 maart voor het
departement Landbouw, want Volksgezondheid moest
buiten schot blijven
.
Dezelfde man van SP-signatuur verzamelde ook infor-
matie over de dubbelzinnigheid van Destickeres rol
. Er
was dus wellicht een lek tegen Destickere. Destickere
organiseerde nadien een lek naar Verhofstadt met zijn
nota van 27 april om weer een ander soort van frustratie
te luchten. De combinatie van al deze frustraties en van
de lekken naar allerlei persorganen waardoor er verwar-
ring ontstond en er druk op de politieke ketel kwam, 14
dagen voor de moeder van alle verkiezingen, verhindert
tot de conclusie te komen dat alles zo eenvoudig is als de
heer Verhofstadt het is blijven voorstellen. Het leek alsof
hij op een roze wolk zat en hij met alle middelen die hem
eigen waren probeerde de volksgezondheid te redden,
terwijl eigenlijk een dossier met een geurtje aan het
ontstaan was.
De vragen die door Colla en Pinxten werden gesteld
waren de juiste vragen. De eerste vraag was of zij op dat
ogenblik de rekken moesten leeghalen op basis van een
prive´-test. De tweede vraag was of zij mochten wachten
met het informeren van de publieke opinie om zeker te
zijn dat de dieren niet naar het buitenland zouden gaan.
Op die essentie¨le vragen heeft de commissie geen
antwoord verschaft. De commissie gaat voorbij aan de
kern van al die politieke kwesties en geeft geen aanwij-
zingen over de manier waarop de zaken in de toekomst
moeten worden geregeld. Wel werden allerlei politieke
handeltjes gesloten. Het was voor mij een politieke les. Ik
heb kunnen zien hoe de verhoudingen in deze
onderzoekscommissie evolueerden. De twee ministers
die hier aanwezig zijn werden beschermd door hun
coalitie. De SP reageerde in het dossier van de volksge-
zondheid iets gevoeliger dan in het dossier van de
landbouw. De CVP reageerde nogal gevoelig als het over
landbouw ging. De VLD werd bijna hysterisch als het
over Verhofstadt of over Slangen ging. De heer Michel
werd bijna een fanaat van het Boerenbonddossier, niet
helemaal toevallig want het was zijn vader die op 1 juni,
toen Verhofstadt de nota-Destickere pas had afgeleverd
en Dehaene nog volop aan het onderhandelen was over
het ontslag van Pinxten, samen met zijn vriend Busquin
die nadien ook werd beloond, in het middagjournaal
verklaarde dat het allemaal de schuld van de Boeren-
bond was. De VLD bracht de zaak aan gang en de CVP
kreeg het nekschot met het codewoord
Boerenbond.
Voor iemand die geen enkele binding heeft is dat bijzon-
der interessant om volgen. Ik heb veel bijgeleerd. Ik dank
mijn collega's zeer hartelijk omdat zij mij schaamteloos
hebben getoond hoe de politiek achter de schermen
functioneert.
Het is voor ons in ieder geval geen reden geweest om
een positief eindoordeel over die commissie te vellen. Ik
maak de vergelijking met foto's in het Sovjet-tijdperk. Als
HA 50
PLEN 047
37
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Gerolf Annemans
men iemand politiek elimineerde door hem ook fysiek uit
te schakelen en een nekschot te geven, werd hij op foto's
die nadien werden gepubliceerd, weggeretoucheerd. De
onderzoekscommissie doet mij daaraan een beetje den-
ken.
Wij formuleerden prachtige besluiten over dioxine- en
PCB-besmetting, over informatienetwerken en door-
stromingen naar de Europese Unie, over voorbije, hui-
dige en toekomstige normen, maar aan de essentie van
de materie raakten wij niet.
Als het erop aankwam werd de essentie zodanig
geretoucheerd door de leden van de meerderheid, dat
het
werd
herleid
tot
een
roze
wolk,
de
roze
volksgezondheidswolk van Verhofstadt.
Andermaal gingen wij voorbij aan de essentie¨le reden
waarom deze onderzoekscommissie werd opgericht. Het
politieke luik terzake werd niet aangesneden.
Er wordt weliswaar een prachtig technisch rapport voor-
gesteld met de nieuwe leiders, maar er wordt in alle talen
gezwegen over wat de bevolking precies interesseert.
Dat is de manier waarop het parlement de dioxinecrisis
afhandelt, een crisis die normaal gezien voer voor politi-
cologen moest zijn, wordt gereduceerd tot een berg
papier met technische aanbevelingen over de wijze
waarop dioxines kunnen ingrijpen op onze samenleving.
De verkiezingen werden gemanipuleerd, in de eerste
plaats door de VLD. De verkiezingsresultaten werden
vervalst en dit rapport zegt daarover niets.
Zelfs over het feit of dit rapport een handleiding voor
dioxinecrisisbeheer zou kunnen zijn, kan worden gedis-
cussieerd.
De manier waarop de meerderheid op fanatieke wijze
mevrouw Van de Casteele ervan verhinderde een on-
schuldig paragraafje op te nemen in het verslag, omtrent
de ministers Gabriels en Aelvoet, meer bepaald over het
feit dat zij bij hun aantreden evenmin een toonbeeld
waren van extreme efficie¨ntie, toont aan dat het gestuntel
zich in dezelfde mate voortzet als weleer.
Wij hebben geen enkel probleem met de aanbevelingen
die in het rapport zijn opgenomen, maar wij hebben
evenmin enige reden om ons achter de teneur ervan te
scharen. En al wens ik mij aan te sluiten bij al degenen
die hulde brachten aan de wijze waarop de werkzaam-
heden van de commissie werden georganiseerd, toch
wens ik duidelijk te zeggen dat wij enkel en alleen een
probleem hebben met de manier waarop de boodschap
en het profiel van deze commissie uiteindelijk deze
bleken te zijn van Guy Verhofstadt en van niemand
anders.
Mme Colette Burgeon (PS) : Monsieur le pre´sident,
madame, monsieur les ministres, chers colle`gues, de´ja`
dans le cadre de la discussion sur la cre´ation de l'agence
fe´de´rale de la se´curite´ de la chai^ne alimentaire, j'avais
stigmatise´ ce qui m'apparaissait comme une e´vidence, a`
l'e´poque, a` savoir qu'au de´but de la crise de la dioxine,
plusieurs fonctionnaires se sont contente´s de faire leur
travail d'une fac¸on me´canique et l'accumulation de cer-
taines faiblesses a laisse´ l'impression ge´ne´rale d'une
e´norme insouciance, voire d'une irresponsabilite´ face a`
l'impe´ratif de protection de la sante´ publique.
Cette intuition, pluto^t qu'une e´vidence, s'est vue concre´-
tise´e dans les deux parties primordiales de cet important
rapport : les responsabilite´s/manquements et les recom-
mandations.
Je commenterai, dans ces deux parties, quelques e´le´-
ments qui m'apparaissent comme de´terminants pour
qu'une crise d'une telle ampleur ne se reproduise plus, a`
l'avenir.
Au chapitre responsabilite´s/manquements, il faut confir-
mer que la faute n'est pas a` mettre sur le dos d'un
individu pluto^t qu'un autre. C'est un dysfonctionnement
collectif dans la chai^ne alimentaire auquel nous avons
assiste´. Outre les manquements du secteur prive´, surtout
dans les fondoirs et les abattoirs de volailles, il est
manifeste qu'une lourde responsabilite´ est a` imputer a`
l'administration.
La DG4, tout d'abord, qui n'a pas pre´venu la DG5 ni
me^me ses propres services exte´rieurs au moment ou`
l'hypothe`se
dioxine a e´te´ e´mise. Pas d'e´valuation des
risques de transmission verticale non plus, ni de prise
d'e´chantillons aux fins d'analyse
dioxine.
Pour la DG5, il n'existait pas de syste`me d'identification
ou d'enregistrement fiable. Elle a omis d'informer, ne
fu^t-ce qu'informellement, la commission europe´enne, fin
avril.
L'Institut d'expertise ve´te´rinaire n'est pas e´pargne´ non
plus :
- mauvaise strate´gie en n'impliquant que les e´quipes
mobiles;
- manque d'information aux institutions europe´ennes et
aux autres Etats membres;
- et surtout ille´galite´ dans l'autorisation du cumul ac-
corde´e au docteur Destickere.
Enfin, l'IGDA, qui a pense´ que cette affaire relevait
exclusivement de la compe´tence de l'IEV, a commis une
erreur de jugement.
Que penser du fonctionnement de ces diverses adminis-
trations ? La re´ponse est amorce´e dans l'introduction de
ce chapitre : les fonctionnaires ont adopte´, par moments,
38
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Colette Burgeon
des me´thodes trop bureaucratiques et trop formalistes
qui ne facilitaient pas la communication entre de´parte-
ments. Absence de communication entre l'Agriculture et
la Sante´ publique mais aussi absence de communication
interne dans les de´partements ou` il n'existe que peu de
proce´dures formelles d'information, tout e´tant laisse´ a` la
libre appre´ciation des individus.
Dans ce petit jeu d'irresponsabilite´, chacun a pu se
retrancher derrie`re la compe´tence limite´e que la loi lui
attribuait ou derrie`re la re´alite´ du terrain et ses contin-
gences.
Mais ces manquements individuels n'expliquent pas tout.
C'est tout un syste`me empreint d'une certaine lourdeur et
d'un manque de transparence qui a provoque´ cette
lenteur et cette gestion erratique de la crise.
Je pense que, maintenant, ce sont ces e´tats d'esprit et
ces comportements passifs qu'il faut se re´soudre a`
me´tamorphoser. Cela ne se re´alisera pas a` coups de lois
et d'arre^te´s royaux, c'est toute une culture administrative
trop replie´e sur elle-me^me, tout un management archai¨-
que qui sont a` reconside´rer.
Le rapport e´pingle, a` juste titre, me semble-t-il, un
personnage capital dans toute cette question : le docteur
Destickere.
S'il est vrai que, sans lui, la crise ne serait peut-e^tre
jamais parvenue a` nos oreilles, on doit constater a` regret
qu'il n'a averti ses supe´rieurs hie´rarchiques que le
27 avril, qu'il n'a pris aucune initiative en sa qualite´ de
chef de cercle, qu'il a permis l'abattage de poulets le
21 avril encore, qu'il n'a pas pris contact avec le ministre
Colla apre`s lui avoir transmis sa note, qu'il n'a pas
respecte´ les re`gles impose´es a` son cumul, mais surtout
qu'il a subordonne´ les inte´re^ts de la sante´ publique a`
ceux du prive´, et cela constitue une faute inacceptable !
Notre commission, a` dessein, a pointe´ les responsabi-
lite´s politiques sous l'angle des deux cabinets ministe´-
riels concerne´s. Certains ont de´plore´ cette pudibonderie
politique, comme l'ont rappele´ quelques-uns de nos
colle`gues. La commission mammouth aurait accouche´
d'une souris, comme j'ai pu le lire dans la presse de la
semaine passe´e. Rien n'est moins su^r car, en filigrane,
les indications sont claires et les messages intelligibles.
Les cabinets de l'Agriculture et de la Sante´ publique
portent une responsabilite´ majeure dans la gestion de la
crise. Et si le cabinet Pinxten est peut-e^tre plus vise´, c'est
parce qu'il est apparu plus clairement a` plusieurs d'entre
nous que les pressions exerce´es, peut-e^tre indirecte-
ment, par le puissant lobby du Boerenbond ne sont pas
e´trange`res a` certaines re´actions tardives du ministe`re.
Certes, nous n'avons pas pu identifier pre´cise´ment ces
pressions mais nous ne pouvons nous de´faire du senti-
ment diffus que la ne´buleuse e´conomique qu'il constitue
et l'influence conside´rable qu'il a sur toute une certaine
agriculture productiviste du Nord du pays - rappelons-
nous le ro^le de son Comite´ politique ou` sie`gent des
parlementaires CVP et cette e´tonnante, voire stupe´fiante
absence de PV au mois de mars, le seul manquant de
l'anne´e 1999 -, ces ramifications et ces pressions sur tout
un pan de notre e´conomie n'ont fait qu'accentuer les
querelles de de´partements et privile´gier certaines collu-
sions d'inte´re^ts.
Bien e´videmment, cette the`se n'est pas de´fendue par
tous les commissaires, mais il est symptomatique de
constater qu'elle se voit encore renforce´e par la recom-
mandation 2.5.2 du rapport ou` il est mentionne´ que
la
concertation dans le secteur agricole ne peut se conce-
voir que dans le respect d'une politique agricole durable,
c'est-a`-dire d'une politique respectueuse de l'environne-
ment, de la qualite´ des aliments et du bien-e^tre des
animaux
.
Il faut avoir le courage de le dire : c'est bien du mode`le de
l'agriculture et de l'e´levage intensifs, accule´s a` une
course aveugle au rendement, dont il s'agit ici. Avec
toutes ses conse´quences : de´gradation de l'environne-
ment (pesticides, nitrates et lisier) ou disparition des
petits e´leveurs au be´ne´fice de grosses exploitations le
plus souvent hors sol, comme les porcs ou les poulets en
batterie, etc.
A titre d'exemple, dans l'agro-alimentaire, les e´leveurs
wallons tente´s de se reconvertir dans le secteur de la
volaille se retrouvent le plus souvent lie´s financie`rement
par des socie´te´s, essentiellement du Nord du pays, qui
les ravalent pratiquement au statut de simples employe´s.
Elles leur fournissent les poussins, les aliments, le ma-
te´riel, etc. et, au terme d'une pe´riode d'engraissement
raccourcie a` son minimum, puisqu'il s'agit de 7 semaines
au lieu de 12 a` 14, le poulet est rachete´ et abattu par le
me^me groupe en vertu d'un contrat; puis, enfin, trans-
forme´ et commercialise´.
L'e´leveur n'a pas le choix de l'aliment fourni a` sa volaille,
ni la faculte´ de le contro^ler. Pour acce´le´rer l'engraisse-
ment, il se de´tourne de plus en plus des ce´re´ales au profit
de farines ve´ge´tales ou animales, auxquelles sont rajou-
te´es diffe´rentes graisses.
Et a` cette inte´gration dite
verticale s'ajoute un autre
type de concentration, les petites exploitations disparais-
sent ou sont rachete´es par des groupes aux ramifications
internationales.
Il en de´coule une e´norme fragilite´ pour toute la filie`re,
lorsqu'un proble`me quelconque surgit.
On est, en tout cas, tre`s loin des filie`res courtes, ou` le
producteur se sent et est responsable envers le consom-
mateur. D'ou` le recours de plus en plus marque´ aux
produits
labellise´s, a` l'agriculture biologique, me^me si
cela ne constitue pas un alternative miracle.
HA 50
PLEN 047
39
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Colette Burgeon
En effet, il ne faut pas aboutir a` cre´er une consommation
alimentaire a` deux vitesses : des produits labellise´s et
plus chers pour ceux qui peuvent se le permettre et
n'importe quoi pour les autres. C'est l'alimentation de
base qui doit e^tre de qualite´.
En outre, les pouvoirs publics perdent aussi le contro^le
du syste`me : la fameuse trac¸abilite´ du be´tail s'arre^te aux
portes des abattoirs. Le consommateur lui ne sait rien : ni
d'ou` vient le produit ni quand il a e´te´ fabrique´. Ce manque
de transparence favorise naturellement les fraudeurs.
La future Agence fe´de´rale est appele´e a` jouer un ro^le
essentiel a` cet e´gard puisqu'elle sera charge´e du
contro^le inte´gral de la chai^ne alimentaire. Mais outre la
responsabilisation des producteurs, il convient dore´na-
vant, comme le soulignent les recommandations, que la
me´thodologie par excellence soit de mai^triser et de ge´rer
les risques. Et ce en tenant compte de l'ensemble des
facteurs sociaux, e´conomiques, politiques et e´thiques.
L'application de cette me´thodologie doit e^tre guide´e par
le principe de pre´caution tel que de´fini re´cemment par les
autorite´s europe´ennes. Nous espe´rons que cette de´fini-
tion sera rapidement inte´gre´e dans notre le´gislation.
M. Andre´ Smets (PSC) : Madame Burgeon, vous n'en-
couragez pas l'agriculture intensive. De`s lors, comment
expliquez-vous qu'a` Chapelle-Lez-Herlaimont, contre les
avis des milieux agricoles et para-agricoles, on va de´ve-
lopper un e´levage d'un million de poulets ?
Mme
Colette
Burgeon
(PS) :
Monsieur
Smets,
Chapelle-Lez-Herlaimont n'est pas loin de chez moi et il
existe en effet un projet en ce sens. Il existe cependant
des divergences de vue et nous devons attendre que le
dossier soit complet avant de faire le point.
M. Andre´ Smets (PSC) : Apparemment, ce projet ne
rencontre pas votre objectif.
Mme Colette Burgeon (PS) : A titre personnel et me^me
au nom du groupe socialiste, j'affirme que la qualite´ des
aliments doit e^tre maintenue et je le de´fendrai toujours.
Monsieur le pre´sident, madame la ministre, chers colle`-
gues, le scandale des poulets a` la dioxine n'est pas un
accident. C'est le re´sultat d'une politique agricole com-
mune qui a entrai^ne´ les agriculteurs a` produire toujours
plus au de´triment de la qualite´. Mais aujourd'hui, la
qualite´ doit primer sur la quantite´.
Et si l'on anticipe quelque peu l'avenir, il faut porter nos
espoirs sur l'Union europe´enne pour qu'une telle crise ne
se re´pe`te plus. Comme l'a propose´ le Parlement euro-
pe´en, il conviendrait d'instaurer un label de qualite´ UE
pour rassurer les consommateurs sur la qualite´ des
aliments, un syste`me commun de contro^le des aliments
dans chaque Etat membre, l'e´largissement des compe´-
tences de la commission en matie`re de contro^le.
Celle-ci devrait e´laborer une le´gislation alimentaire visant
a` prote´ger la sante´ des consommateurs. Elle devrait fixer
des normes minimales en matie`re de qualite´ applicables
aux produits destine´s a` l'alimentation du be´tail et e´tablir
une liste des substances interdites potentiellement dan-
gereuses pour la sante´, a` de´faut d'une liste positive telle
que le recommande la Commission. Elle doit aussi
renforcer les contro^les de routine des aliments pour
be´tail. Elle doit intensifier la recherche et e´tablir des
me´thodes fiables de ve´rification et d'identification des
substances toxiques pre´sentes dans l'environnement et
dans la chai^ne alimentaire.
La sante´ publique, l'inte´re^t re´el et a` long terme du
consommateur doivent donc primer de´sormais sur toute
autre conside´ration. Il est donc urgent de re´tablir une
logique qui voudrait que les assurances scientifiques,
l'inte´grite´ physique des citoyens et la se´curite´ pour
l'environnement soient garanties de fac¸on maximale -
bien que le risque ze´ro n'existe pas - avant la mise sur le
marche´ d'un aliment. Il faudra donc re´nover le syste`me et
l'orienter vers une agriculture et un environnement de
qualite´. Mais il faudra aussi que les gens s'habituent a`
l'ide´e qu'une agriculture de qualite´ a un cou^t. Nous
sommes en effet tous responsables a` ce niveau.
En conclusion, monsieur le pre´sident, madame la minis-
tre, chers colle`gues, je formulerai le voeu - et c'est pour
moi l'essentiel - que les recommandations importantes
de ce rapport soient suivies d'effets et mises en applica-
tion rapidement. Avec mon groupe politique, j'y veillerai
tout particulie`rement. Je me joins maintenant aux ora-
teurs pre´ce´dents qui ont remercie´ tous les services et
tous les acteurs qui ont permis que cette commission
arrive a` son terme. Je vous remercie de votre attention.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb mij een
beetje moeten inhouden op uw vraag om de heer Tant te
repliceren. Vandaar dat ik aangenaam verrast ben dat u
terug op uw bank zit, mijnheer Tant.
Er zijn hier al veel klassiekers geciteerd.
Finis coronat
opus
. Dit zou de bekroning van het werk moeten zijn dat
u als eminent lid hebt geleverd. Tot mijn spijt is dit niet het
geval. Uw collega Brouns heeft een heel document
voorbereid. Ik denk dat dit van een andere kwaliteit is.
Mijnheer Tant, ik heb een heel sterk praecoxgevoel
gehad. Ik weet niet of u dat kent. Wellicht niet. Ik blijf bij
de klassiekers. Het praecoxgevoel is een begrip. Ik zal
het u uitleggen. Het is een begrip dat psychiaters gebrui-
ken als ze een vervreemding ervaren bij hun patie¨nten of
als ze een zeer sterke vervreemding merken en zich niet
kunnen invoelen in de woorden van de patie¨nt. Mijnheer
Tant, ik heb dit gehad bij u. Ik heb dat niet bij de heer
Annemans gehad. Bij hem had ik het verwacht. Zijn
40
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
discours komt overeen met de lijn die hij van in het begin
heeft doorgetrokken. Bij u is dat niet het geval. Daarom
herken ik u niet in het discours en het eenzijdige tunnel-
zicht waarmee u uw verhaal hebt gebracht.
Ik heb er drie elementen uitgehaald. Ten eerste, u stelt
zich volledig negatief op ten opzichte van het eindrap-
port. U schiet in uw eigen voeten. Waarom hebben de
heer Brouns en u in een vrij constructieve sfeer meege-
werkt tot we aan het punt 3.2 kwamen ? Het gaat over de
elementaire objectiviteit waarmee we de verantwoorde-
lijkheid van een van de diensten hebben bepaald. We
hadden het met name over de aanwezigheid van een
communicatieprobleem, waarover iedereen het toch
eens kan zijn. Ten tweede, hadden er testen moeten
gebeuren door de overheid zelf. Daarop hebben jullie
afgehaakt, op die minimale verantwoordelijkheid. Mijn-
heer Tant, ik weet dat zeer goed. Ik denk dat er velen dat
hier kunnen getuigen. De pers was er uiteraard niet bij.
Dat klopt. Het gebeurde immers tijdens een gesloten
zitting. Jullie hebben afgehaakt toen we durfden vaststel-
len dat de testen eigenlijk door de administratie zelf
hadden moeten gebeuren. Op dat moment is de CVP
afgehaakt en was het, zoals de heer Annemans zegt, de
politiek die haar intrede heeft gedaan.
U zegt dat u niet meekunt omdat er meerderheid tegen
oppositie werd gewerkt en omdat het verhaal en de
verantwoordelijkheid van de ministers Gabriels en Ael-
voet niet werd in aanmerking genomen. Daarom hebt u
niet meegedaan, omdat dat meerderheid tegen oppositie
zou zijn. Wie doet er dan aan politiek ? Dat vraag ik mij
af. Wie heeft de politiek van in het begin in de commissie
gebracht ? Wij hebben minister Gabriels en minister
Aelvoet ondervraagd. eerste minister Verhofstadt werd
ook in de commissie ondervraagd. Maar, ondanks al uw
detectivepogingen hebt u niet kunnen aantonen wat u zo
graag had willen aantonen.
Daarom vindt u dat het een maat voor niets is geweest.
Dat is de realiteit !
De heer Paul Tant (CVP) : Mijnheer de voorzitter, me-
vrouw Avontroodt, ik wens dieper in te gaan op de reden
waarom de CVP haar medewerking op een bepaald
ogenblik heeft stopgezet. U vergist zich, mevrouw, als u
beweert dat de CVP niet langer heeft willen meewerken
op het ogenblik dat de verantwoordelijkheden van be-
paalde administraties van het departement van Land-
bouw ter sprake kwamen. We hebben dit punt eenparig
goedgekeurd. Ik neem u uw vergissing niet kwalijk. Ze
werd genomen bij nacht en ontij. U kunt het opzoeken. Al
de commissieleden gingen na een lang debat akkoord.
Een ander punt had betrekking op de verantwoordelijk-
heid van het kabinet en van de minister van Landbouw.
De eerste ontwerptekst stelde dat de minister van Land-
bouw verantwoordelijk was voor het eerste communique´.
De CVP heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt
om twee, ons inziens
zachte, amendementen in te
dienen die ertoe strekten de verantwoordelijkheid van de
huidige ministers aan te kaarten. Men heeft de amende-
menten niet eens willen bespreken. Toen verscheen de
tweede ontwerptekst inzake de verantwoordelijkheden.
Er werd met geen woord over onze amendementen
gerept, maar de verantwoordelijkheden van de toenma-
lige ministers waren sterk uitgebreid. Men was ervan
overtuigd geraakt dat de CVP en anderen dit verslag niet
zouden goedkeuren als de finale verantwoordelijkheid in
het verloop van de dioxinecrisis niet werd aangekaart. Op
dat ogenblik is men begonnen met de wagen vol te laden.
Sta mij toe even onvriendelijk te zijn, mevrouw. Op dat
ogenblik hebt u van de gelegenheid gebruik gemaakt om
snel de verantwoordelijkheid bij anderen te leggen !
Wat de verantwoordelijkheid van de toenmalige minister
van Landbouw betreft, wens ik te beklemtonen dat de
CVP akkoord ging met het eerste punt; op het tweede
punt hebben de christen-democraten zich onthouden;
met het derde punt ging onze fractie akkoord; op het
vierde punt hebben we ons onthouden. Wat het vijfde
punt betreft, konden we ons in de eerste lezing scharen
achter de tekst van de heer Goris. In de tweede lezing
was de tekst sterk gewijzigd. De waarheid heeft haar
rechten. De waarheid is dat u van het gebrek aan
consensus gebruik hebt gemaakt om snel de wagen te
overladen. Dat is de enige waarheid.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, ik kan deze discussie besluiten met de simpele
vraag of de CVP het punt inzake de verantwoordelijkheid
van DG4 heeft goedgekeurd zoals het in het voorliggend
verslag staat vermeld. Wat zegt het verslag terzake ? Het
verslag stipt fouten aan van het lab, de gebrekkige
communicatie en informatie en een onvoldoende weten-
schappelijke inschatting van de risico's. Dat heeft de
CVP niet willen goedkeuren. Ik ben geen ruziemaker,
mijnheer Tant, maar als u op deze manier de waarheid zo
veel geweld aandoet om alleen uw eigen gelijk te bewij-
zen, is de objectiviteit ver zoek.
Mijnheer de voorzitter, collega's, deze voedselcrisis was
een merkwaardige crisis, niet alleen omwille van het
tijdstip waarop ze ontstond. De behandeling ervan in de
media, de chaotische communicatie tijdens de eerste
dagen en weken en de exorbitante maatregelen die
werden genomen, maakten deze crisis tot wat ze uitein-
delijk was.
Het was een pijnlijk feit in de Belgische geschiedenis
waarbij de economische gevolgen niet in verhouding
stonden tot de risico's voor de volksgezondheid. Een-
ieder is het erover eens, er had geen dioxinecontaminatie
mogen gebeuren en er had zeker geen dioxinecrisis uit
mogen ontstaan.
HA 50
PLEN 047
41
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
Over de rol van de media en het tijdstip waarop de crisis
ontstond, is iedereen het eens. De media hebben een rol
gespeeld in het ontstaan van de crisis, uiteraard niet in
het ontstaan van de contaminatie. De eerste reacties
hebben dat beeld ingeprent op het netvlies van de
verbruiker en de publieke opinie. De eerste communica-
tie daarover leidde tot minimalisering en relativering. Dat
men daaruit wellicht ten onrechte besloot dat er een
doofpotoperatie op touw gezet was, is de logische con-
clusie geweest van het gebrek aan een goede commu-
nicatie.
Mijnheer Tant, u zegt over crisiscommunicatie dat het niet
in de aanbeveling staat. Het spijt me, maar ook hier hebt
u weer selectief gelezen. U zegt het zelf :
Een van de
elementen in de aanbevelingen waar we geen antwoord
op hebben, is het element van de crisiscommunicatie en
het crisismanagement
.
De heer Paul Tant (CVP) : Ik heb daar geen woord over
gezegd.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Dan moet u uw
tekst eens even nakijken.
De voorzitter : Morgen kan u de tekst in extenso lezen in
de
groene blaadjes.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : We zitten hier
niet meer in de onderzoekscommissie. Ik wil dit alleen
zeggen omdat het nu over communicatie gaat, mijnheer
Tant. In de commissie heb ik ook dikwijls gezegd dat men
dit in het bedrijfsleven kent. Men erkent het belang van
een goede communicatie. Men moet, ten eerste, de
waarheid zeggen. Een leugen achterhaalt men altijd. Ten
tweede, moet men snel communiceren. Ten derde, moet
men als er een crisis dreigt, een onafhankelijke en dus
geloofwaardige communicatie organiseren.
Van deze drie elementen, die algemene principes zijn in
de bedrijfswereld, kan men zeggen dat ze er niet zijn
geweest en dat men ze niet heeft toegepast. Dit is een
van de basiselementen die hebben geleid tot wat wij nu
hebben gekend.
Waarom heeft men geen onafhankelijke communicatie
opgezet ? Omdat Volksgezondheid noch Landbouw be-
roep hebben gedaan op een comite´ van experts. Er was
geen wetenschappelijk comite´, er zijn geen experts ge-
consulteerd. Men kon daarrond dus ook geen communi-
catie opzetten. Het was slechts minister Van den Bos-
sche die na het ontslag van de vorige ministers een
comite´ in het leven geroepen heeft waaruit uiteindelijk
een juiste strategie ontwikkeld is.
Er was echter meer dan een communicatieprobleem. Er
was het fundamentele, structurele probleem bij de admi-
nistraties, zowel van Volksgezondheid als van Land-
bouw. Dat structurele probleem was al jaren aanwezig.
Daar zijn studies, audits, parlementaire subcommissies
en aanbevelingen aan gewijd. Dat structurele probleem
is misschien het meest fundamentele dat aan de basis
gelegen heeft van de gebrekkige voedselketenbewaking.
De heersende cultuur dat er geen modern management
was en geen openheid, dat hebben de collega's ook al
aangeduid. Het klassiek bureaucratisch model hebben
we uitentreuren moeten ervaren.
Ik zeg niet dat ik het werk van de onderzoekscommissie
graag zou willen overdoen, maar, mochten wij nu de-
zelfde mensen kunnen ondervragen met de wetenschap
die wij nu hebben opgebouwd, het verhaal zou er anders
uitzien. De lessen die een onderzoekscommissie moet
kunnen trekken, is dat men zich niet te strikt aan een
vooropgesteld schema moet houden. Mijnheer de voor-
zitter, 90% hoorzittingen tegen 10% voor het uiteindelijke
huiswerk is een wanverhouding. Wij hadden meer tijd
moeten kunnen uittrekken om onze conclusies in de
diepte te formuleren. Wat dat betreft ga ik zeker akkoord
met de heer Tant.
Ik wil enkele voorbeelden van disfuncties binnen de
administratie aanhalen. Het spijt me dat ik het moet
zeggen, maar ik heb de meest relevante eruit gehaald bij
het IVK. Het IVK was toch een van de pijnpunten in de
administratie. Het was jaren het voorwerp van kritiek.
Tijdens de vorige legislatuur werd een wetsontwerp
goedgekeurd om de huidige leiding te vervangen door
een fulltimebegeleiding. Dit wetsontwerp werd nooit in de
praktijk uitgevoerd. Met de oprichting van het federaal
agentschap krijgen wij een ander verhaal.
Er is toch een structureel gegeven geweest. Er waren de
aanbevelingen vanuit de vleesfraudecommissie, de com-
missie Brouns. Ook aan die aanbevelingen werd geen
uitvoering gegeven. Uit een Knack-artikel rond Gery
Germonprez is nogmaals gebleken dat het fundamenteel
fout is gelopen. Dit is een van de meest pijnlijke illustra-
ties van een administratie die niet functioneert en die
geleid heeft tot een enorm menselijk leed, dat op zich ook
een onderzoek waard is.
Zo is er de aparte problematiek van de DMO's. De VLD
wil niet meestappen in het scenario dat het systeem van
de DMO's wil afschaffen. Uiteraard blijven al de garanties
die in de aanbevelingen inzake cumul en belangen-
vermenging zijn ingebouwd, onverkort bestaan. Wij zijn
geen voorstander van het afschaffen van de DMO's. De
aanbevelingen van de subcommissie voor de vlees-
fraude, waarin de rechten en de plichten van de DMO's
worden bepaald, moeten blijven bestaan.
Voor het hoofdstuk van de rol van de verbindingsman
richt ik mij in het bijzonder tot de heer Vanvelthoven, want
elk commissielid had toch zo zijn stokpaardje. De functie
van een verbindingsman is vis noch vlees te noemen en
dat is geen gezonde situatie. De rol van de heer Cornelis
42
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
- ik moet er toch geen doekjes om winden - was op zijn
zachtst uitgedrukt onduidelijk en onfris. Ik twijfel in deze
niet aan de expertise van dokter Cornelis. Hij heeft de
verantwoordelijkheid
op
zich
genomen
om
zowel
verbindingsman te zijn als de persoon die op het kabinet
alle verantwoordelijkheid van het dossier op zich nam. Dit
ging ook met de nodige nalatigheden gepaard. Zo was er
het feit dat hij niemand consulteerde en alleen ver-
trouwde op zijn eigen kennis en deskundigheid. Hij liet
nooit de meetresultaten van de analyse interpreteren
door onafhankelijke wetenschappers. Dit heeft zeker
bijgedragen tot een vertraging van de juiste strategie of
heeft misschien wel bijgedragen tot het niet bereiken van
de juiste strategie.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mevrouw Avon-
troodt, u daagt mij natuurlijk uit door te zeggen dat ik
hierover in de commissie herhaaldelijk tussenbeide ben
gekomen. Men moet weten wat men wil. De huidige
regering pleit voor het afslanken van de kabinetten en
samenwerking met de administratie. Een minister uit de
vorige regering heeft dat gedaan. Voor Volksgezondheid
had hij geen specifieke kabinetsmedewerker, maar
werkte hij rechtstreeks samen met de administratie, met
name met het IVK. Er werd een verbindingsman aange-
duid in samenspraak tussen de minister en de leiding van
het IVK. Deze verbindingsman had geen onduidelijke of
onfrisse taakomschrijving, ze was duidelijk afgebakend.
Hij kreeg een opdracht van de leiding van het IVK en
besprak die met de minister. Als men dan vandaag stelt
dat de verbindingsman weinig correct werkte, dan is dat
een redenering die ik echt niet kan volgen. Ik dacht dat
wij daar in de commissie uitgebreid over gesproken
hadden en dat het verslag de mening van de hele
commissie weergaf, tenminste van diegenen die het
hebben goedgekeurd. Nu hoor ik hier vandaag zeggen
dat die verbindingsman mee de oorzaak was van de
crisis. Ik ben het daar fundamenteel oneens mee.
Mevrouw Avontroodt, ik wil van de gelegenheid gebruik
maken om te stellen dat ik eveneens wat ontgoocheld
ben over uw tussenkomst van zo-even. U slaagde er
opnieuw in, net als anderen voor u, om hier vandaag in
het midden te laten dat er misschien toch een doofpot-
operatie geweest is. U hebt zojuist gezegd dat dit niet
uitgemaakt is. Uit de verhoren is echter duidelijk geble-
ken dat er niet de minste aanleiding bestaat om te
geloven in een doofpotoperatie.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer Vanvelt-
hoven, ik heb gezegd dat het in het netvlies van het
publiek geprent is dat er een doofpotoperatie opgezet
zou zijn.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Daarna hebt u in het
midden gelaten of dit wel helemaal werd uitgeklaard in de
commissie. Dat werd echter wel degelijk helemaal uitge-
klaard.
De heer Paul Tant (CVP) : Het grote probleem is dat we
het daarover unaniem eens waren in de commissie, maar
dat de laatste versie van het verslag opnieuw mist spuit.
Dat is jammer.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer Vanvelt-
hoven, ik herhaal dat, indien er aanleiding was om tot de
conclusie te komen dat het om een doofpotoperatie zou
hebben gegaan, dit te wijten was aan de ongelukkige of
onhandige communicatie. Kan ik het nog zachter uitdruk-
ken ?
U hebt mij ook op het punt van de verbindingsman
onderbroken. Ik blijf erbij dat de taak en de verantwoor-
delijkheid die de verbindingsman toen op zich heeft
genomen ruimer was dan vervat in uw functiebeschrijving
als boodschapper. Hij heeft dat zelf bevestigd in de
commissie. Hij verklaarde dat hij diegene was die uitein-
delijk de minister adviseerde. De minister zei dat het de
verbindingsman was die heel het dossier beheerde. De
andere leden van het kabinet waren hier niet bij betrok-
ken, zelfs de kabinetschef niet. Het is het ene of het
andere. Men kan die zaak nu niet minder duidelijk meer
maken. Als e´e´n zaak duidelijk gebleken is uit de getui-
genissen van minister Colla, de heer Cornelis en de
kabinetschef, dan is het wel dat de verbindingsman het
dossier alleen beheerde. U hebt daar trouwens bij het
vastleggen van de verantwoordelijkheden heel loyaal en
objectief mee ingestemd.
Ik kom dan bij het vierde punt. Uiteraard moeten er
aanbevelingen komen en moet dit veranderen. Ik durf het
bijna niet te zeggen maar ik heb dit in mijn uiteenzetting
fundamenten voor verandering durven noemen. Mijns
inziens moeten er om twee redenen fundamentele ver-
anderingen komen. De eerste daarvan is de vaststelling
dat bepaalde schakels in de voedselketen niet gecontro-
leerd worden. Zo eenvoudig is het.
De tweede vaststelling is de bevestiging tot in den treure
van de disfunctie van de verschillende inspectiediensten
en het gebrek aan samenwerking. Dat waren twee zaken
die bekend waren, maar het belangrijkste is misschien
wel het eerste punt : er zijn schakels in de voedselketen
die ontsnappen aan controle. Dit is iets dat niet meer kan.
Mevrouw de minister, inzake het Federaal agentschap
richt ik mij tot u met de uitnodiging het totaalconcept,
zoals het in de aanbevelingen werd uitgetekend, met
aandacht uit te voeren. De heer Tant heeft ook het verwijt
gemaakt dat het zo lang duurt voor het agentschap is
opgericht. Dit is niet mijn verwijt. Ik denk, mevrouw de
minister, dat het goed is dat men daar zijn tijd voor neemt,
omdat het een fundamentele en ingrijpende verandering
met zich brengt.
Mijnheer Brouns, ik geef u mijn mening en ik pleit hier
voor een efficie¨nte en doordachte uitwerking met een
visie, met een totaalconcept van het agentschap. De
HA 50
PLEN 047
43
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
driedelige aanbevelingen, conceptueel, structureel en
functioneel, zal ik hier niet meer herhalen, u vindt ze heel
duidelijk geformuleerd in het rapport.
Toch wil ik even stilstaan bij een nieuw en niet onbelang-
rijk element in de autocontrole. Het gaat maar over e´e´n
zinnetje, mevrouw de minister, met name het oprichten
van externe organismen. Dit heeft onder meer te maken
met het professionaliseren van de landbouw en van de
voedselproductie. Dit heeft niets te maken met de gei¨n-
tegreerde landbouw die wij nu kennen en waar dat reeds
voorhanden is. Uit het onderzoek weten wij dat ook in de
gei¨ntegreerde landbouw vaak zeer hoge kwaliteitseisen
worden gesteld. Daarvoor zijn er procedures die zelfs
gemakkelijker op te leggen zijn aan de zogenaamde
industrie¨le of gei¨ntegreerde landbouw. Omwille van de
onbetaalbare kost ontbreekt dat professionaliseren vaak
bij de kleinere bedrijven.
Vandaar dat de mogelijkheid om externe controle-
organismen te laten erkennen door het agentschap en te
laten accrediteren door Belcert in de aanbeveling staat.
Het is een klein zinnetje, maar met een zeer grote impact
op de agroindustrie. Het is een van de meest fundamen-
tele elementen om een integrale ketenbewaking mogelijk
te maken.
De goede ontwikkeling van een risicobeheer moet een
van de fundamentele taken zijn van het agentschap, met
een informatiemanagementsysteem, een middelen- en
een personeelsmanagement. Die elementen zijn volgens
mij zeer goed uitgewerkt in de aanbeveling. Dit is het
resultaat van het werk van de hele commissie.
Ook een crisisdraaiboek wordt vermeld. De verslaggever
heeft reeds stilgestaan bij de meldingsplicht die moet
worden uitgebreid. Ik wil hier nog wel de kanttekening bij
maken dat dit niet mag leiden tot een heksenjacht. Die
discussie werd ook gevoerd. Men moet daar zeer om-
zichtig mee omgaan. Dat wil echter niet zeggen dat wij
niet achter de meldingsplicht zouden staan. Het zal zoals
steeds met gezond verstand moeten gebeuren.
Wat de volksgezondheid betreft, heb ik reeds gezegd dat
de economische schade groter is dan de schade aan de
volksgezondheid.
De rapporteur heeft dit inderdaad herhaald. Hij heeft de
verslagen van de experts onder de loep genomen en er
zijn inderdaad contradicties. Ondanks alle contradicties
kan men er evenwel niet omheen dat de analyses tot op
vandaag kunnen bevestigen dat deze crisis een zeer
beperkte impact op de volksgezondheid heeft gehad.
Mijnheer de rapporteur, u hebt correct verwezen naar het
feit dat 90% van alle dioxines via de voeding worden
opgenomen en niet via inhalatie.
Op het vlak van de volksgezondheid is er volgens mij nog
nood aan een epidemiologische studie op Europees vlak
en het besteden van de nodige aandacht aan de vorming
van toxicologen. Wie even terugkeert naar de periode
waarin de dioxinecrisis in het nieuws kwam, kan vaststel-
len dat de uitspraken van de professoren te wensen
overlaten.
We hebben gediscussieerd over de agro-industrie en dit
was een verrijking. Het zero-risicoprincipe bestaat niet.
Er werd gesproken over de intensieve landbouw en over
het feit dat dit leidt tot een grotere crisis als er zich een
besmetting voordoet. De kans op schade is inderdaad
groter omdat de impact veel ruimer is. De manier om de
controle te verhogen is echter ook zeer duidelijk en is
mogelijk mits een aangepaste procedure en strategie.
We kunnen er niet omheen dat vooral in Vlaanderen aan
intensieve landbouw wordt gedaan alhoewel Europa zich
uitspreekt voor extensieve, natuurlijke landbouw. De re-
den hiervoor is dat er in Vlaanderen plaatsgebrek is en
bovendien is het voor de land- en tuinbouwers ook een
vorm van economisch behoud. De meest betrokken
subsectoren zijn overigens niet Europees verordend en
werken vrij marktconform. Ze kunnen niet of slechts
minimaal terugvallen op Europese subsidies. We mogen
echter niet vergeten dat de intensieve land- en tuinbouw
ertoe heeft geleid dat Vlaanderen 75% van de eindpro-
ductiewaarde van de Belgische landbouw voor zijn reke-
ning neemt en verantwoordelijk is voor een belangrijk
deel van de export. In het kader van deze crisis mag er
overigens op worden gewezen dat bepaalde sectoren
van intensieve veehouderij, meer bepaald de kalversec-
tor, als eerste het initiatief hebben genomen om een
systeem van autocontrole op het getouw te zetten. Ook in
de sector van de tomatenteelt heeft men het kwaliteits-
element steeds gebruikt als verkoopsargument in de
concurrentiestrijd. Volgens mij is dit een juist argument.
Een van de elementen waaraan we volgens mij weinig
aandacht hebben besteed en waarover slechts een zin is
terug te vinden in de aanbevelingen is het aspect van de
verzekeringen. Ik heb reeds gezegd dat het zero-risico
niet bestaat. Er moet met andere woorden een soort
financieel vangnet bestaan zodat een calamiteit ter
hoogte van e´e´n schakel uit de voedselketen niet leidt tot
faillissementen van bedrijven die machteloos moeten
toekijken hoe zij het slachtoffer worden van de situatie.
Mevrouw de minister, er zijn op dat vlak geen wettelijke
verplichtingen als het gaat om dergelijke verzekeringen.
Een logisch gevolg daarvan is dat, wegens de soms hoge
premies, slechts een klein aantal bedrijven een verzeke-
ring heeft die hen afdoende beschermt tegen dergelijke
voorvallen. Er zijn lacunes. Zo vermeldt de Europese
richtlijn van 1985 over de productaansprakelijkheid dat,
als een product om een of andere reden niet geconsu-
meerd kan worden zoals bedoeld, dit al voldoende is om
44
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
vergoed te worden. Alle lidstaten hebben een lijst goed-
gekeurd met producten die in hun land onder deze regel
vallen. In ons land staan de niet-verwerkte landbouwpro-
ducten er echter niet bij. Eieren, kippen, runderen en
varkens kunnen niet vergoed worden, terwijl bijvoorbeeld
mayonaise of lasagna, bereid met eieren, wel vergoed
zou kunnen worden. De lidstaten worden verplicht om
tegen 2001 een nationale wetgeving te hebben die de
productverzekering voor niet-verwerkte landbouwpro-
ducten mogelijk maakt. Ik denk dat er hier werk aan de
winkel is voor de regering of voor het parlement. De lijst
zou ondertussen herzien zijn, maar het opnemen in de
Belgische wetgeving is te laat om in aanmerking te
komen voor de schade veroorzaakt door dioxinecrisis.
Daarom is het mijn inziens nodig om een behoorlijk
verzekeringsstelsel uit te werken dat zich specifiek richt
op de risico's die bedrijven lopen ten gevolge van crisis-
sen waar zij geen vat op hebben, maar waarvan zij wel
het slachtoffer zijn.
Tenslotte, mijnheer de voorzitter, zou ik nog eventjes
willen verwijzen naar de nieuwe aanpak. Wij hebben hier
zoveel negatiefs gehoord, maar de nieuwe aanpak heeft
alleszins reeds tot resultaten geleid. Ik denk hierbij aan
de samenwerking tussen Volksgezondheid en Landbouw
en verwijs naar het Consum-programma, waar men niet
denigrerend moet over doen, wel integendeel. Er worden
behoorlijk wat middelen in gei¨nvesteerd en dit zal ons
leiden naar, als mijn informatie juist is, tot 16 000 testen,
waarvan Landbouw er 12 000 voor zijn rekening neemt
en Volksgezondheid 4 000. Zo werd een eerste funda-
mentele stap gezet, naast een betere bewaking van de
voedselketen. De dioxinecrisis heeft ons veel geleerd.
Niet alleen zijn wij ons bewust geworden van de praktij-
ken die soms worden gehanteerd, tevens is de kwets-
baarheid van de voedselketen tot uiting gekomen.
De gevolgen voor de Volksgezondheid zullen mijn in-
ziens niet zo ernstig zijn. Er zijn heel wat aanbevelingen
opgenomen, zodanig dat de kans op het ontstaan van
een crisis verkleint. Over de verantwoordelijkheden is al
heel veel gezegd en de besluiten terzake zijn zeker niet
lichtzinnig genomen. Wij gingen niet over een nacht ijs. Ik
betreur dan ook de reactie van de heer Pinxten die
verbolgen was over de toewijzing van een verantwoor-
delijkheid die hij als minister terzake wel moest dragen. Ik
betreur eveneens de houding van al degenen die vinden
dat het rapport te mild is. Er werden nalatigheden,
tekortkomingen en fouten vastgesteld en zoals onze
voorzitters en rapporteurs hebben gesteld, moet men
hierbij absoluut de objectiviteit nastreven. De objectiviteit
moet daarin de enige leidraad zijn. Dat de politiek de
slotpagina's heeft gekleurd, was blijkbaar onvermijdelijk
en ik betreur dat. De oprichting van de dioxinecommissie
werd door alle partijen gevraagd. De aanbevelingen
werden unaniem goedgekeurd, de verwachtingen rond
diabolisering van bepaalde overheden en van de dioxine-
besmetting werden niet ingewilligd. Dit was echter, mijn-
heer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, niet
onze opdracht. Wij hebben, een rechtvaardig rapport en
ik besluit met de klassiekers, namelijk een gezegde van
Julius Caesar, dat hier van toepassing zou kunnen zijn.
Parcere subjectis et debeleare superbos. Ik wist niet
dat ook de heer Tant een Latijnse spreuk ging citeren,
maar wat wil dit zeggen ? Dit wil eigenlijk zeggen :
Spaar de deemoedigen - ik denk dat wij dat gedaan
hebben -
en versla de trotsen. Wie goed leest, zal dit in
het rapport ook herkennen.
De voorzitter : Dank u, mevrouw Avontroodt. Ik signa-
leer het geachte gezelschap van de Kamer dat wij acht
sprekers hebben gehad en er nog negen komen.
Nous nous trouvons donc a` mi-chemin dans la liste des
orateurs. Toutefois, j'ai l'impression que la seconde
moitie´ sera d'une brie`vete´ exemplaire.
M. Robert Denis (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, madame la ministre, chers colle`gues, maintenant
que la commission
Dioxine a termine´ ses travaux et
de´pose´ son rapport, on peut se demander si le re´sultat
de l'enque^te vaut bien toute l'e´nergie de´pense´e par les
commissaires et les services de la Chambre.
La vraie re´ponse a` cette question ne pourra e^tre donne´e
que lorsque les conclusions auront enfin abouti a` une
re´organisation du secteur et des services de l'Etat qui se
sont tous montre´s incapables de re´agir avec rapidite´ et
efficacite´ a` une pollution subite et inattendue de la chai^ne
alimentaire.
Car s'il est important de savoir comment les choses ont
pu arriver, comment le secteur a agi, quelles erreurs et
quelles fautes ont e´te´ commises par les industriels,
comment les services de contro^le ont re´agi, quelles ont
pu e^tre les responsabilite´s administratives et politiques, il
est bien plus important encore que le travail effectue´
nous permette de de´cider ce qu'il faut faire pour que des
crises comme celles que nous avons connues avec
toutes les conse´quences qu'elles peuvent avoir sur la
sante´ publique et sur l'e´conomie ne puissent plus se
reproduire a` l'avenir. Et ce n'est que si le gouvernement,
arme´ maintenant d'une loi-cadre qui lui confe`re de
grands pouvoirs de de´cision, arrive a` mettre en place une
Agence fe´de´rale pour la se´curite´ alimentaire efficace que
l'on pourra dire que la commission
Dioxine aura servi a`
quelque chose. Dans le cas contraire, tout le travail,
l'e´nergie et les moyens de´pense´s l'auront e´te´ en vain.
Inde´pendamment de l'aspect
dioxine lui-me^me, car ce
qui est arrive´ aurait pu se produire avec n'importe quel
autre polluant - et Dieu sait s'il y en a dans l'environne-
ment actuel -, la principale constatation de la commission
est que la crise que nous avons connue est celle :
HA 50
PLEN 047
45
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Robert Denis
- de la recherche perpe´tuelle du gain excessif de la part
de certains;
- du manque de trac¸abilite´ industrielle;
- du manque de rigueur de la chai^ne de production;
- du manque de transparence des politiques;
- du manque de l'indispensable cloisonnement entre les
cabinets ministe´riels et l'administration;
- du manque de communication et de collaboration entre
les administrations;
- du manque d'information des me´dias et des consom-
mateurs;
- de la confusion d'inte´re^ts;
- de l'absence d'une politique re´fle´chie des de´chets;
- du manque d'efficacite´ de l'Etat.
Que faut-il faire pour qu'a` l'avenir, la se´curite´ du consom-
mateur et aussi celle des industriels de la chai^ne alimen-
taire puissent e^tre assure´es ?
Il faut bien su^r re´former ce qui ne fonctionne pas et cette
re´forme est d'ores et de´ja` en route parce que le gouver-
nement s'est dote´ de la loi portant cre´ation de l'Agence
fe´de´rale pour la se´curite´ de la chai^ne alimentaire.
Mais comment faut-il re´former ? Deux grandes pistes se
pre´sentent a` nous, entre lesquelles il peut y avoir un
chemin interme´diaire. Ces deux grandes pistes devront
faire l'objet d'une re´flexion de base qui de´bordera large-
ment des cabinets ministe´riels puisqu'elle impliquera
aussi :
- la filie`re et tous les secteurs concerne´s;
- le monde scientifique;
- les administrations publiques.
La mise en place d'une Agence fe´de´rale pour la se´curite´
de la chai^ne alimentaire qui ferait abstraction de l'avis de
ceux qui savent re´ellement de quoi il s'agit serait, de`s le
de´part, voue´e a` l'e´chec.
Mais venons-en, madame la ministre, a` ces deux gran-
des pistes.
La premie`re consisterait a` casser tout ce qui existe et a`
cre´er une grande institution nouvelle, qui inte´grerait
d'office tout ce qui a trait de pre`s ou de loin a` la se´curite´
alimentaire.
Une telle re´forme cou^terait tre`s cher. Elle serait lente a` se
mettre en place et renoncerait au savoir-faire et a` l'ex-
pe´rience des services actuellement concerne´s.
La seconde piste, diame´tralement oppose´e a` la pre-
mie`re, consisterait a` garder, dans un premier temps, les
services existants :
- en les mettant sous l'autorite´ du seul ministre de la
Sante´ publique, ce qui signifierait que les services de
l'Agriculture travailleraient en sous-traitance pour la
Sante´ publique;
- en les re´formant, de manie`re a` leur confe´rer la sou-
plesse et l'efficacite´ qu'ils ne posse`dent manifestement
pas aujourd'hui;
- en les renforc¸ant par une structure nouvelle qui serait
un organe qui e´tablirait des normes, assurerait la coor-
dination des services existants, se chargerait de la
communication interne, verticale et horizontale et de
l'information vers l'exte´rieur, tant vers les consomma-
teurs que vers les me´dias.
Cette structure nouvelle aurait aussi pour mission de
ve´rifier si le contro^le de la chai^ne alimentaire, tant par les
services de l'Etat que par les entreprises elles-me^mes se
fait conforme´ment aux re`gles et en vue du seul but final,
a` savoir la se´curite´ du consommateur.
C'est probablement la piste interme´diaire qui serait la
meilleure. Elle consisterait :
- a` garder, dans un premier temps, les services existants
en les ame´liorant;
- a` doter ceux-ci de l'organe nouveau, qui coordonnerait,
e´tablirait les normes, assurerait la communication et
l'information et qui s'assurerait de l'efficacite´ du contro^le
de la chai^ne alimentaire;
- a` inte´grer au fil du temps, et surtout en y consacrant le
temps de la re´flexion ne´cessaire, les diffe´rents services
au sein d'une seule et me^me institution de´pendant du
ministre de la Sante´ publique.
Le gouvernement a obtenu la loi-cadre qu'il nous a
propose´e. Celle-ci lui donne e´norme´ment de pouvoir
mais aussi beaucoup de responsabilite´s dans la re´forme.
Pour re´ussir cette re´forme, il faudra avant tout du bon
sens, mais aussi la force de re´sister a` ceux qui, par la
mise en place d'une re´forme totale, instantane´e, irre´fle´-
chie et ruineuse, nous condamneraient, pendant le
temps tre`s long de la mise en route de l'institution
nouvelle, a` moins d'efficacite´ et par conse´quent a` moins
de se´curite´ que par le passe´.
Enfin, madame la ministre, je voudrais avant de terminer
mon intervention attirer votre attention sur le danger qui
serait lie´ a` la poursuite inconside´re´e et irre´fle´chie de trois
concepts a` la mode.
1. La trac¸abilite´ indispensable devra re´pondre aux seules
conditions ne´cessaires et suffisantes pour permettre aux
services de contro^le de remonter a` tout moment a` la
46
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Robert Denis
cause des proble`mes que nous pourrions connai^tre.
Suivre ceux qui pre´tendent que le consommateur doit
savoir de quelle ferme, voire de quelle vache provient le
steak qu'il mange, serait imposer au secteur des
contraintes aussi insupportables qu'inutiles.
2. L'autocontro^le par les entreprises ne peut e^tre mis en
place aujourd'hui sans une pre´paration du secteur,
auquel il faudra d'abord insuffler une nouvelle culture. La
meilleure preuve en est que si le secteur e´tait pre^t a`
assumer l'autocontro^le dont on le pre´tend capable, il
aurait lui-me^me pre´venu la crise qui nous re´unit
aujourd'hui.
3. La se´curite´ totale, quant a` elle, n'existe qu'en the´orie.
Elle ne peut exister en pratique parce qu'elle serait
irre´alisable techniquement et impayable. Or, nous som-
mes aujourd'hui confronte´s a` des re`glements europe´ens
de plus en plus irre´alistes, du fait que les eurocrates
perdent de plus en plus le contact avec la re´alite´ du
terrain. La se´curite´ restera toujours la re´sultante d'un
compromis entre la diminution du risque et le maintien de
la faisabilite´. En l'oubliant, nous continuerions a` soumet-
tre nos entreprises a` de nouvelles pressions, alors qu'on
leur impose de´ja` aujourd'hui certaines re`gles excessives
qui re´sultent plus de conside´rations the´oriques que de
conside´rations pragmatiques.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik moet vaststellen dat wij hier in plenaire vergadering
nog minder talrijk zijn dan destijds tijdens de vergaderin-
gen van de onderzoekscommissie.
De voorzitter : Het zijn dezelfden !
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Alleen de voorzitter
is een beetje veranderd, zie ik. Collega's, begin juni vorig
jaar werd door bijna iedereen hard geroepen om de
installatie van een onderzoekscommissie. Wij hebben
moeten vaststellen dat enkele maanden later, na de
verkiezingen, na de installatie van een nieuwe regering,
nadat ook stilaan de chronologie duidelijk werd, de
onderzoekscommissie werd verguisd. Was dat werkelijk
zoals in de pers tot uiting kwam omdat de voorzitter niet
tweetalig was, of omdat de commissieleden volgens een
aantal mensen niet of onvoldoende waren voorbereid, of
ligt de echte reden misschien in het feit dat iedereen
stilaan begon te beseffen dat er eigenlijk geen spectacu-
laire onthullingen te verwachten waren ? Werd het dui-
delijk dat de destijds door sommigen in het leven geroe-
pen
doofpottheorie
uiteindelijk
niet
zou
worden
bevestigd ?
Persoonlijk voelde ik het aan alsof wij evolueerden
naar een soort waarheidscommissie, eerder dan een
onderzoekscommissie. Die waarheidscommissie zou
toelaten dat wij achteraf de hele crisis dag voor dag
zouden kunnen reconstrueren, nagaan wie de crisis
beheerde, nagaan wie dat deed of, in sommige gevallen,
te weinig deed. Stilaan kwam heel het verhaal aan de
oppervlakte. Ik denk dat een aantal mensen daar dank-
baar voor moeten zijn. Ik denk dat de gewezen ministers
daar dankbaar voor moeten zijn : via de zo verguisde
commissie hebben zij uiteindelijk toch hun publiek recht
van antwoord gekregen, waarop zij zo lang hebben
moeten wachten. Dat recht van antwoord zouden zij niet
gekregen hebben, vrees ik, wanneer die onderzoeks-
commissie er niet was geweest.
Achteraf, na de stemmingen, heb ik eigenlijk moeten
vaststellen dat ook de waarheidscommissie zoals ik die
zag, niet echt is geslaagd, precies omwille van de
verdeelde stemming die er is geweest. Daardoor is
duidelijk geworden dat het parlement er zelfs niet eens-
gezind in is geslaagd achter de waarheid te komen. Dat
betreur ik bijzonder.
Enige zelfkritiek mag ons niet vreemd zijn. De enkele
punten die ik zou willen aanhalen, beginnen al bij de
installatie van het bureau. Tot mijn verbazing zie ik dat
drie oppositiepartijen hier nu afwezig zijn, mijnheer de
voorzitter. Daarstraks kregen wij hier de commentaar van
de oppositie dat de regering zelfs niet het respect had om
te luisteren naar de leden van de commissie. Ik stel
hetzelfde gebrek aan respect vast bij de drie afwezige
oppositiepartijen. Ik vind dat weinig ernstig.
De voorzitter : Ik wijs erop dat de heer Paque aanwezig
is.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Ik heb het over de
CVP, het Vlaams Blok en de Volksunie. De heer Paque is
een aandachtig luisteraar
De voorzitter : Hij zal het hen zeggen.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Wij kregen onmid-
dellijk het verwijt van de CVP dat het bureau werd
samengesteld zonder dat zij daar een vertegenwoordiger
in hadden. Dat werd toen beschouwd als een dictaat van
de meerderheid, zei de CVP. Twee belangrijke posten in
dat bureau werden nochtans bekleed door leden van de
oppositie. Een van de verslaggevers is lid van de oppo-
sitie en de eerste ondervoorzitster, mevrouw Van de
Casteele, is lid van de oppositie. Dat verwijt was de
voorbode van die politisering van de onderzoeks-
commissie die we meemaakten.
Het tweede feit dat mij stoorde - ik kijk naar de andere
verslaggever - is dat wij op een mooie septembermorgen
werden wakker geschud met de zware beschuldigingen
aan het adres van een van de ex-ministers, namelijk de
heer Colla. Volgens de informatie van de verslaggever
zou hij vrienden van de loge hebben ingeschakeld om
bezwarende documenten bij het IVK te doen verdwijnen.
De verslaggever wilde toen de bron van die informatie
HA 50
PLEN 047
47
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanvelthoven
niet vrijgeven, maar hij liet wel uitschijnen dat de nodige
getuigen zouden worden opgeroepen en dat dit wel zou
worden bevestigd in de commissie. Ik heb die getuigen
niet gezien. De pers schreef toen dat verontschuldigin-
gen op hun plaats zouden zijn mochten die beschuldigin-
gen niet hard worden gemaakt. Dit is de laatste dag van
onze werkzaamheden, het is dus nog niet te laat.
Tussendoor werden wij geregeld hard aangepakt door de
pers, niet altijd ten onrechte. Een aantal getuigen voelde
zich soms veeleer in het beschuldigdenbankje en dat kan
men hen niet kwalijk nemen. Soms werden zij tijdens hun
verhoor beschuldigd van een aantal fouten. Sommige
nog te horen getuigen werden al op voorhand bepaalde
fouten in de schoenen geschoven. Zoals de voorzitter
daarnet zei, was het stellen van vragen aan de getuigen
niet steeds bedoeld om antwoorden te krijgen maar wel
om de eigen opvattingen nogmaals te vertolken. Ook die
tekortkomingen die we in de eigen commissie konden
vaststellen moeten we durven te erkennen.
De jammerlijke apotheose was dan het einde van onze
werkzaamheden en dan vooral wat er gebeurde na de
persconferentie die we hebben gegeven. Ik kon goed
samenwerken met een aantal leden van de CVP, maar
hun uitleg na de persconferentie was niet correct. Me-
vrouw Avontroodt had het er daarnet ook over. Men heeft
het in de pers doen uitschijnen alsof men het rapport niet
wou goedkeuren omdat er een hoofdstuk Verhofstadt zou
ontbreken. Het tegenstemmen van de CVP begon reeds
eerder, bij het hoofdstuk landbouw. Ik stelde de wijziging
bij de CVP vast op het ogenblik dat wij erin schreven dat
de politieke verantwoordelijkheid uiteraard bij de minister
van Landbouw lag wat de tekortkomingen op het kabinet
en de administratie Landbouw betreft. Hetzelfde geldt
voor de minister van Volksgezondheid. Dat is naar mijn
gevoel een breekpunt geweest. Men begon tegen te
stemmen en schoof achteraf de schuld op de meerder-
heid die Verhofstadt niet wou blameren. Dat is weinig
correct.
Ook de reactie van de eveneens afwezige VU ontgoo-
chelde mij. Ik heb collega Van de Casteele zeer weten
waarderen in de commissie. Ze werkte hard mee aan de
hoorzittingen, was steeds goed voorbereid en heeft het
rapport volledig goedgekeurd. Bij de slotstemming ont-
hield zij zich uiteindelijk met als reden dat een hoofd-
stukje Aelvoet en Gabriels er niet in was terug te vinden.
Ik vraag mij af of de afwezigheid van dat ene hoofdstuk
voor de Volksunie zo belangrijk is dat zij de rest van het
rapport niet wil goedkeuren.
Ik neem ook aanstoot aan de houding van minister
Gabriels. In de week van onze eindspurt verklaarde hij in
het openbaar dat de commissie slecht werk heeft gele-
verd en niet diep genoeg heeft gegraven. Hij verwijst
naar een zogenaamd belangrijk rapport dat hij in zijn
bezit zou hebben. Het feit dat hij dit rapport niet aan de
VLD-commissieleden heeft overhandigd, zal de VLD-
collega's ongetwijfeld stof tot nadenken geven. Het feit
dat hij dit rapport niet aan de onderzoekscommissie heeft
willen geven, roept vragen op over de mentaliteit van de
betrokken minister en zijn gebrek aan respect voor het
parlement en de onderzoekscommissie. Als hij die vol-
gens hem belangrijke informatie bewust heeft achterhou-
den voor de onderzoekscommissie - hij is tenslotte
ondervraagd als getuige - heeft hij de eed die hij heeft
afgelegd om de gehele waarheid te zeggen, niet nage-
leefd.
Ik betreur al deze tekortkomingen. Ik weiger evenwel te
zeggen dat de commissie niet goed heeft gewerkt. Zij
heeft geen ondermaats rapport afgeleverd, zoals sommi-
gen suggereren. Ik denk oprecht dat de commissie erin is
geslaagd een evenwichtig rapport op te stellen, waarin
een duidelijke en gedetailleerde reconstructie van de
feiten en het beheer van de crisis is opgenomen. Het
bevat een omvangrijk aantal aanbevelingen voor het
overheidsbeleid inzake voedselveiligheid. Er wordt een
belangrijke poging gedaan om de verantwoordelijkheden
en de tekortkomingen af te lijnen. Ik deel dus geenszins
de mening van degenen die zeggen dat de commissie
slecht werk heeft geleverd. Ik betreur alleen dat in de
commissie soms te veel aan politiek werd gedaan.
Ik zou enkele accenten willen leggen met betrekking tot
de conclusies van de commissie. Een eerste punt betreft
de oorzaak van de crisis. De discussie gaat, ook vandaag
nog, over de verantwoordelijkheden van de ministers.
Dat mag ons evenwel niet doen vergeten dat de dioxine-
of PCB-besmetting is ontstaan door het al dan niet gewild
optreden van de prive´-sector. Het vermengen van gecon-
tamineerd vet met veevoeder was de oorzaak van de
crisis. Wij hebben onderzocht hoe de overheid daarmee
had moeten omgaan en hoe zij had moeten proberen de
risico's van de besmetting te beperken. Wij hebben ook
nagegaan hoe men in de toekomst dergelijke calamitei-
ten kan vermijden. Daar lag het zwaartepunt van ons
onderzoek. Dat mag ons echter niet doen afwijken van de
werkelijke oorzaak van de crisis, die niet bij de overheid
ligt.
Een tweede punt waarover ik het kort wil hebben is de
strategie waarvoor wij uiteindelijk hebben gekozen en,
daarmee samenhangend, het onderscheid tussen offi-
cieuze en officie¨le analyses.
Nadien kan uiteraard worden gediscussieerd over het feit
of op een bepaald ogenblik al dan niet voor de juiste
strategie werd geopteerd en over de eventuele toepas-
sing van andere strategiee¨n.
Er kan echter niet worden gediscussieerd over het feit dat
de overheid destijds - eind april-begin mei - wel degelijk
een bepaalde strategie heeft ontwikkeld, wat op een
48
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanvelthoven
bepaald ogenblik door sommigen ook werd ontkend.
Sommigen, waaronder de heer Verhofstadt, beweerden
in de commissie dat Volksgezondheid, meer bepaald via
de dienst voor de Eetwareninspectie, eind april reeds de
maatregelen had moeten nemen die pas eind mei wer-
den genomen, met name het uit de rekken halen van
bepaalde eetwaren. Merkwaardig genoeg zijn de verkla-
ringen van de heren Verhofstadt en Destickere precies
op dat punt tegenstrijdig, aangezien de heer Destickere
in de commissie verklaarde dat Volksgezondheid eind
april nog niets kon ondernemen.
Deze stelling raakt echter kant noch wal omdat men eind
april slechts beschikte over de resultaten van drie analy-
ses. De analyses waren uitgevoerd in opdracht van een
prive´-firma en zij hadden betrekking op veevoeder en op
de moederdieren bij mestkippen. Op dat ogenblik waren
er geen analyses beschikbaar in verband met leghennen
en eieren bestemd voor consumptie. Op basis van de
beperkte gegevens waarover men beschikte kon men
onmogelijk de eetwaren uit de rekken halen.
Wel werden op basis van voornoemde beperkte analy-
ses, bijkomende analyses aangevraagd met betrekking
tot leghennen en eieren bestemd voor consumptie. Uit de
nota van de heer Destickere en uit informatie vanwege
het departement van Landbouw blijkt bovendien dat op
dat ogenblik werd overgegaan tot het blokkeren van
verdachte bedrijven, het traceren van verdacht vlees en
het in beslag nemen ervan.
Men kan aldus moeilijk voorhouden dat niets zou zijn
ondernomen in afwachting van de resultaten van de
officie¨le analyses.
Achteraf rijst uiteraard de vraag of het aangewezen was
om bij het uitwerken van de volgende strategie zich
volledig te baseren op de door Landbouw te bezorgen
lijsten van besmette bedrijven. Ik ben ervan overtuigd dat
de diensten van het departement Landbouw, op basis
van de destijds voorhanden zijnde gegevens, verwacht-
ten snel volledige lijsten te kunnen samenstellen en
overmaken aan het departement Volksgezondheid. Na-
dien bleek dit echter niet mogelijk te zijn. De lijsten
kwamen traag binnen en bovendien bleken zij vaak
onvolledig of niet correct te zijn. Daardoor werd vertra-
ging opgelopen bij de uitvoering van de daaropvolgende
strategie.
Eind mei werd de strategie aangepast. Precies omwille
van de problemen inzake de traceringsoperaties gaat
Landbouw over tot het blokkeren van niet-besmette
bedrijven, de zogenaamde risicobedrijven. Op dat ogen-
blik ontvangt Volksgezondheid de officie¨le analyse-
resultaten waaruit blijkt dat ook eieren bestemd voor
consumptie en leghennen zijn besmet. Landbouw ont-
vangt gegevens waaruit blijkt dat het aantal verdachte
bedrijven veel groter is. Eind mei beslist Volksgezond-
heid kippen en eieren uit de handel te halen.
Via deze chronologische schets, collega's, tracht ik te
weerleggen wat sommigen beweren, te weten dat de
overheid tijdens de maand mei van vorig jaar niets
ondernam. De overheid opteerde wel degelijk voor een
welbepaalde strategie op grond van destijds waardevolle
overwegingen en argumenten.
Hierover kan achteraf misschien worden gediscussieerd.
De overheid heeft inderdaad voor een bepaalde strategie
gekozen waaraan ze consequent heeft doorgewerkt. Ik
maak me geen illusies. Indien men een andere strategie
had gekozen, en ik vraag me nog steeds af welke
strategie dat zou moeten geweest zijn, dan hadden wij
hier vandaag wellicht de tekortkomingen van die strate-
gie besproken. Iedereen is er immers van overtuigd dat
de crisis is versneld en gee¨xplodeerd onder meer omwille
van de verkiezingsdatum van 13 juni.
Mijnheer de voorzitter, ik wil ook even de rol van de heer
Verhofstadt aankaarten. Zijn rol is hier al uitvoerig toege-
licht. Wat mij betreft is het duidelijk dat de hele operatie
van het overhandigen van de nota-Destickere aan eerste
minister Dehaene op basis van politieke motieven is
gebeurd. Dat is niet een louter aanvoelen.
De voorzitter : Mag mevrouw Avontroodt u onderbreken,
mijnheer Vanvelthoven ? Mevrouw Avontroodt heeft het
woord.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, de heer Vanvelthoven zegt dat ik hem heb uitge-
daagd. Nu daagt hij mij uit.
Mijnheer Vanvelthoven, de rol van de heer Verhofstadt
reduceren tot een zuivere politieke rol is manifest on-
waar. We hebben die discussie al gevoerd. We hebben
zelfs samen naar de objectiviteit gezocht. Waar ligt het
verschil tussen de nota-Destickere en de nota van minis-
ter Colla en minister Pinxten die ze aan minister Dehaene
hebben bezorgd ? We hebben die punten opgesomd.
U bent het best geplaatst om te bevestigen dat minister
Colla, op het moment dat hij de nota-Destickere onder
ogen kreeg op 28 april, een leek in deze materie was. De
heer Verhofstadt was dat in dat bewuste weekeinde ook.
Een leek leert daaruit het volgende : Ten eerste, het gaat
over een besmetting die 1500 maal groter is dan de
normale waarde. Ten tweede, het is een zeer ernstige
vorm van contaminatie. Ten derde, het is een probleem
van de ganse veeteeltsector. Als die drie elementen, die
noch in de media noch in de individuele communicaties
van de minister aan bod zijn gekomen, worden vermeld,
daag ik u uit om als leek die nota te lezen. De heer
Verhofstadt noemde ze bloedstollend. Zelfs ik als arts, en
het is de eerste keer dat ik dat woord in de mond neem,
HA 50
PLEN 047
49
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Yolande Avontroodt
moest op een stoel gaan zitten toen ik de nota en de
meetresultaten voor de eerste keer zag. Deze nota riep
automatisch de connotatie dioxinen en accumulatie op.
Dan moet men onmiddellijk reageren.
U besluit nu, na de feiten, dat het eerste motief van de
heer Verhofstadt politiek geweest is. Ik zal dat blijven
ontkennen en weerleggen. Ik nodig u uit om de oefening
als leek te doen. Als u de nota met deze drie elementen
- een zeer toxisch product, 1500 X de normale waarde, in
gans de veeteeltsector - leest en u merkt dat dit niet aan
de publieke opinie wordt meegedeeld, dan denk ik dat
iemand die verantwoordelijkheidszin heeft een actie zal
ondernemen.
Iemand die zijn verantwoordelijkheid opneemt, laat dit
niet blauwblauw en overhandigt de nota. Op dat ogenblik
hebben de heer Verhofstadt, noch de VLD de publieke
opinie hierover ingelicht.
U zegt dat dit een politiek manoeuvre was. Ik kan dit
alleen ontkennen en weerleggen. Niemand zal er mij toe
bewegen om ooit uw stelling te bevestigen. U beschikt
zelfs niet over bewijzen. De heer Tant heeft er zes
maanden over gedaan om te proberen dit te bewijzen en
is van een kale reis teruggekomen.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mevrouw, ik was van
plan mijn standpunt toe te lichten. U hebt me echter de
pas afgesneden.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik ga akkoord met mevrouw Avontroodt als ze zegt dat de
heer Verhofstadt een leek was in deze problematiek op
het ogenblik dat hij geconfronteerd werd met het verslag-
Destickere.
Mevrouw Avontroodt, ik herinner me dat de heer Verhof-
stadt in de commissie getuigd heeft dat hij zich heeft
laten bijstaan door een deskundig lid van de latere
onderzoekscommissie. Tot op heden weten we nog
steeds niet wie dat lid is. Het zou niet oninteressant zijn
te weten wie dat lid is.
De voorzitter : Dit is een debat tussen twee leden.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer de voor-
zitter, de heer Verhofstadt is terzake zeer duidelijk ge-
weest. Als het u kan geruststellen, mijnheer Brouns, hij
heeft de toelichting maar in de loop van de week nadien
gekregen. Dit feit werd onderzocht. Ik kan u verzekeren
dat men heel wat pogingen heeft ondernomen om de
waarheid terzake te achterhalen. Dat is gelukt.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, collega's, de reden waarom ik tot het besluit kom dat
politieke motieven hebben meegespeeld is bijzonder
eenvoudig. In de commissie heb ik het getuigenis van de
heer Destickere en van de heer Verhofstadt gehoord. De
motieven die ze beiden geven, blijken niet te kloppen. Ik
verklaar me nader.
De heer Destickere verklaart in de commissie dat hij zijn
verslag aan de heer Verhofstadt via een tussenpersoon
heeft bezorgd omdat hij woedend was over de verklarin-
gen op de radio van minister Colla. Hij beperkt zich tot
Colla, Pinxten interesseert hem niet. Volgens Destickere
had Colla alleen gesproken over veevoeder. Destickere
vond dit een grove leugen. Hij vond het schandalig dat de
minister bewust de bevolking had voorgelogen.
De onderzoekscommissie heeft dit onderzocht. We heb-
ben de teksten van de eerste verklaringen van Colla
bestudeerd. Colla verklaart nergens dat het alleen vee-
voeder betreft. Reeds in de eerste mededeling heeft
Colla het over kippen en eieren.
Het was bijzonder snel duidelijk dat de verklaring van
Destickere inzake het motief om de nota aan Verhofstadt
te overhandigen niet klopte.
De commissie heeft eerste minister Verhofstadt gehoord.
Hij geeft twee redenen voor de overhandiging van de
nota-Destickere aan toenmalig eerste minister Dehaene.
Een eerste reden heeft opnieuw betrekking op Colla. Ook
Verhofstadt spreekt alleen over Colla. Volgens Verhof-
stadt had Colla alleen over veevoeder gesproken. We
hebben dit punt uitgevlooid en zijn tot het besluit geko-
men dat dit niet correct is. Op het ogenblik dat toenmalig
oppositieleider Verhofstadt de nota-Destickere in handen
kreeg, was de beslissing om kippen en eieren uit de
rekken te halen reeds genomen. Dat argument houdt
geen steek.
De tweede reden die Verhofstadt aanhaalt om zijn ma-
noeuvre te verklaren heeft betrekking op de belangrijke
verschillen tussen de nota-Destickere en de nota van
Colla aan Dehaene. Dat was volgens Verhofstadt de
reden om de nota te overhandigen aan Dehaene. We
stellen echter vast dat de twee nota's inhoudelijk over-
eenstemmen. Het enige verschil zit in de laatste ander-
halve bladzijde waarin Destickere een aantal persoon-
lijke beschouwingen geeft. Kabinetschef Vanthemsche,
de betrokken ministers en gewezen eerste minister De-
haene zijn formeel : de twee documenten stemden in-
houdelijk overeen.
Verhofstadt was evenwel op het moment dat hij de
afspraak maakte om naar Dehaene te gaan, nog niet op
de hoogte van de nota-Colla. Hij heeft die pas achteraf
ontvangen. Dat heeft hij zelf verklaard. De reden die hij in
de commissie aanhaalt, kan niet de echte reden geweest
zijn. Destickere geeft een reden die niet blijkt te kloppen
en Verhofstadt geeft een reden die niet blijkt te kloppen.
Dan kan ik daar alleen uit afleiden dat men de werkelijke
reden wil verbergen.
Voor mij is de werkelijke reden dat men hoopte daar
misschien politiek garen uit te spinnen. U heeft daar
misschien een andere mening over omdat u destijds
dichter bij Verhofstadt stond. Verschillende andere getui-
50
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanvelthoven
gen, waaronder de ministers die ontslag hebben moeten
nemen, hebben bevestigd dat zij wellicht hetzelfde had-
den gedaan. Ik heb de heer Annemans hier hetzelfde
horen verklaren. Het gaat mij hier over het feit dat het
eigenlijke motief - dat leid ik af uit de tegenstrijdige
verklaringen - de hoop was om hier iets bij te winnen.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Tre`s brie`vement,
monsieur le pre´sident. Je ne conteste en aucun cas votre
droit, tout a` fait le´gitime d'ailleurs, monsieur Vanveltho-
ven, d'e´prouver le sentiment que ce sont bien des motifs
politiques qui ont conduit Guy Verhofstadt a` se rendre
chez Jean-Luc Dehaene.
Toutefois, en entendant votre raisonnement, je ne peux
que constater que vous faites l'impasse sur un e´le´ment
essentiel : le ministre Colla a lui-me^me admis devant
notre commission qu'il aurait du^ se rendre plus to^t chez
M. Dehaene pour lui faire part de la situation et le mettre
au courant du contenu de cette note, et souligner aussi -
c'est la` une divergence fondamentale - l'intensite´ avec
laquelle la note Destickere est pre´sente´e alors que -
chacun s'en est rendu compte en commission - le rapport
au ministre Dehaene a e´te´ fait avec beaucoup moins
d'insistance. Je n'entends pas cet e´le´ment dans votre
raisonnement. J'imagine que c'est un oubli.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Nogmaals, mijnheer
de voorzitter, de heer Verhofstadt had de nota-Colla aan
Dehaene niet op het moment dat hij de afspraak maakte
met Dehaene. De verschillen waar door u en mevrouw
Avontroodt op gewezen wordt, zijn verschillen die daar
instaan. Die hebben op dat moment echter niet gespeeld
om de afspraak met Dehaene te maken. Dat argument
heeft niet gespeeld. U moet het daar niet voortdurend
over hebben.
De vraag is natuurlijk of de overhandiging van de nota-
Destickere door Verhofstadt aan Dehaene de eigenlijke
crisis heeft verzwaard. Dat is de vraag die we moeten
stellen. Daar ben ik niet zo van overtuigd. Ik zal mij ook
hier nader verklaren.
De beide ex-ministers hebben voor de commissie ver-
klaard dat tussen 31 mei en 1 juni, de dag van hun
ontslag, er maar e´e´n nieuw element was. Dat nieuw
element was de nota-Destickere. We weten dat die nota
ondertussen gelekt was naar het weekblad Knack. Knack
zou dezelfde week met die nota uitpakken. Als het die
nota-Destickere is geweest die heeft geleid tot het ont-
slag van de ministers en die heeft geleid tot de politieke
crisis, dan is het van ondergeschikt belang of die nota op
1 juni bij Dehaene terechtkwam door toedoen van Ver-
hofstadt of op 2 juni door toedoen van Knack.
Ik heb daarom mijn indruk willen meedelen die geba-
seerd is op verklaringen en vaststellingen die ik heb
kunnen doen. Destijds hebben er politieke motieven
gespeeld bij huidig eerste minister Verhofstadt om naar
Dehaene te stappen. Niemand heeft hem trouwens dat
recht ontzegd.
Het is alleen een beetje eigenaardig dat hij dat zelf niet
zegt.
Die politieke daad heeft uiteindelijk geen grote invloed
gehad op het beheer van de crisis zelf. Het beste bewijs
daarvan is dat het verdere beheer van de crisis gebeurd
is op basis van de strategie die door de ontslagnemende
ministers is vastgesteld. Die strategie werd ook na hun
ontslag door de ministers voortgezet.
De voorzitter : Geachte collega's, het weze mij vergeven
het volgende te zeggen. Zij die beweren dat dit debat een
herkauwen is van het debat in de commissie hebben
ongelijk. Dit zijn de beschouwingen van leden over het
werk dat in de commissie is gebeurd.
Je tiens a` le faire remarquer tre`s gentiment a` ceux qui
n'en sont pas convaincus et qui croient que les me^mes
personnes re´pe`tent ici ce qui a de´ja` e´te´ dit au cours des
de´bats en commission.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, neuf mois d'auditions de te´moins,
neuf mois de travail intense, plusieurs centaines d'heures
d'auditions de te´moins privile´gie´s. Des dizaines d'heures
de re´unions de travail a` huis clos et, aujourd'hui, un
rapport de 350 pages, soumis au de´bat, aux commentai-
res, aux critiques, positives ou ne´gatives, de notre as-
semble´e.
Le membre de la commission d'enque^te parlementaire
que je suis e´prouve aujourd'hui un double sentiment.
D'abord le sentiment du travail accompli, mais ce senti-
ment est tempe´re´ par un autre, celui d'une le´ge`re amer-
tume.
Le travail accompli d'abord. J'ai la conviction que nous
avons re´ussi a` retracer une chronologie objective des
e´ve´nements tels qu'ils se sont produits, qui correspond
presque a` la re´alite´. Presque a` la re´alite´, parce que nous
nous sommes aperc¸us au cours des travaux que cette
ta^che qui, au de´part, pouvait parai^tre simple ou banale, a
re´ve´le´ une tre`s grande complexite´.
Les contradictions auxquelles nous avons e´te´ confron-
te´s, les sentiments aussi parfois de non-dits voire me^me
de mensonges par omission peuvent laisser dans la
bouche de certains commissaires un gou^t amer. Il n'em-
pe^che qu'aujourd'hui la chronologie pre´sente´e a le me´rite
d'exister et de coller autant que possible a` la ve´rite´
objective.
HA 50
PLEN 047
51
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
Sentiment du devoir accompli aussi parce que la com-
mission d'enque^te a pris acte des divergences entre les
spe´cialistes scientifiques sur la question de la toxicite´ de
la dioxine. A cet e´gard, qu'il me soit permis de vous dire,
mes chers colle`gues, qu'a` aucun moment la commission
d'enque^te parlementaire n'a eu la pre´tention ni l'ambition
de s'e´riger en arbitre scientifique.
Il n'appartient pas aux parlementaires que nous sommes
de nous substituer aux professeurs d'universite´ et aux
experts sur cette question. Il nous appartenait cepen-
dant, en auditionnant lesdits experts et scientifiques, de
dresser l'e´tat de la question sur ce point particulie`rement
important.
La sante´ des gens a-t-elle, oui ou non, e´te´ mise en pe´ril ?
La commission n'apporte pas de re´ponse pre´cise a` cette
question parce que cela ne relevait pas de notre mission.
Toutefois, nous avons incontestablement aujourd'hui le
sentiment que le climat de psychose qui s'est de´veloppe´
pendant la pe´riode de crise e´tait sans doute largement
injustifie´.
Je veux maintenant aborder le point essentiel, le point
capital de nos travaux, celui qui porte sur les recomman-
dations.
Tirer les lec¸ons de la crise pour e´viter qu'une telle crise
puisse se reproduire ou, a` tout le moins, que la crise soit
imme´diatement circonscrite et ge´re´e de la fac¸on la plus
optimale par les autorite´s publiques. Voila` une mission
capitale. Sur ce point, la conviction qui est la mienne est
que
les
recommandations
que
nous
adressons
aujourd'hui a` l'ensemble de la Chambre pre´sente une
grande cohe´rence et aussi, c'est important, une intense
densite´. Je suis convaincu qu'il faudra tenir compte des
recommandations de la commission.
Sur ce point, je constate avec plaisir que notre commis-
sion a re´ussi a` mettre en avant un concept neuf et
e´minemment moderne, celui de la gestion inte´gre´e du
risque.
De quoi s'agit-il ? Le risque ze´ro n'existe pas. Il e´tait
important de ne pas donner l'illusion aux gens que
l'absence totale de risque pouvait exister. Cependant, le
concept de gestion du risque, tel qu'on l'a de´fini dans nos
recommandations, permettra, s'il est applique´ a` l'avenir,
de mai^triser la survenance potentielle d'une crise alimen-
taire par la prise en compte de divers facteurs.
S'il est incontestable que le principe de pre´caution, tel
que de´fini par la Communaute´ europe´enne, doit e´gale-
ment guider l'action des autorite´s compe´tentes dans ce
domaine, il n'en reste pas moins que le re´alisme impose
e´galement de prendre en compte des crite`res e´conomi-
ques et sociaux.
Un autre e´le´ment digne d'inte´re^t dans nos recommanda-
tions me semble e^tre notre suggestion tre`s ferme d'e´viter
toute situation de conflit d'inte´re^t ou me^me de conflit
d'inte´re^t potentiel dans le chef des fonctionnaires.
Il est incontestable que la confusion d'inte´re^t, qui a existe´
dans le chef d'un directeur de cercle de l'IEV - qui
exerc¸ait par ailleurs des missions d'expertises pour une
compagnie d'assurance - a engendre´ un retard indiscu-
table dans l'appre´hension de la gestion de la crise par les
autorite´s publiques. Cette situation n'est pas admissible.
Il e´tait donc important que la commission le dise avec
force et clarte´.
Je veux e´galement vous dire ma satisfaction de ce que la
loi sur l'Agence fe´de´rale pour la se´curite´ alimentaire ait
de´ja` inte´gre´ cette ne´cessite´ d'interdire tout conflit d'in-
te´re^t par le biais d'un me´canisme inte´ressant, qui impli-
que la de´claration du conflit d'inte´re^t potentiel et l'obliga-
tion pour l'autorite´ de statuer sur ledit conflit d'inte´re^t.
J'en arrive enfin a` la troisie`me et dernie`re recommanda-
tion que je veux e´voquer. Il s'agit de l'obligation d'infor-
mation des autorite´s publiques, qui existe de´ja` dans le
chef de tous les ve´te´rinaires agre´e´s. Cette obligation doit
cependant e^tre pre´cise´e, e´claircie et e´tendue a` toutes les
situations anormales qui concernent la sante´ publique.
Nous nous sommes aperc¸us dans le cadre de nos
travaux que cette obligation le´gale e´tait souvent peu
claire et mal connue. Cela a e´galement eu un impact sur
la prise de connaissance de la contamination par les
autorite´s.
Chers colle`gues, voila` les trois exemples de recomman-
dations que je voulais pointer devant vous. Je vous
disais, en guise d'introduction, le sentiment partage´ que
j'e´prouvais, et plus pre´cise´ment le sentiment d'amertume
qui m'animait aujourd'hui dans le cadre de ce de´bat.
Cette le´ge`re amertume porte sur la manie`re dont les
travaux se sont de´roule´s en ce qui concerne les respon-
sabilite´s politiques. J'e´prouve quelques regrets quant a` la
pudeur, voire la pudibonderie avec laquelle certains
colle`gues de notre commission ont cru devoir aborder ce
chapitre.
J'estime, en effet, que l'essence me^me de la responsa-
bilite´ politique implique que celui qui se laisse porter a`
une des plus hautes fonctions de l'Etat, celle de ministre
en l'occurrence, assume pleinement et entie`rement la
responsabilite´ politique pour les manquements commis
par son administration et par les membres de son
cabinet. Cette e´vidence dans le syste`me de de´mocratie
parlementaire que nous connaissons n'a pas pu e^tre
inscrite clairement dans notre rapport, a` la suite de
de´marches, voire me^me de basses strate´gies de certains
de nos colle`gues. La cre´dibilite´ de notre commission n'y
a pas gagne´ et je le de´plore.
52
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
Cette conclusion qui coulait pourtant de source, de`s lors
que le chapitre Responsabilite´s avait fait sur tous les
points l'objet d'un large consensus, sauf sur celui de la
responsabilite´ du cabinet de l'Agriculture, aurait incon-
testablement permis de renforcer le cre´dit dont notre
commission aurait pu be´ne´ficier. Sans entrer ici dans le
de´tail de ces manquements, il me plai^t de rappeler celui
qui, dans le chef de l'administration de l'Agriculture, me
parai^t un des plus importants.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
wat de politieke verantwoordelijkheden betreft gaat het
ons om het volgende. Zowel de ministers Colla als
Pinxten hebben hun verantwoordelijkheid genomen door
ontslag te nemen. De heer Tant maakte de merkwaardige
vaststelling dat het op geen enkele manier mocht gaan
over het onderzoek naar het feit of het gedrag van andere
nieuwe ministers het land al dan niet economische
schade heeft berokkend. Precies dat meten met twee
maten zit ons vooral dwars.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Cher colle`gue,
vous me faites plaisir. Vous me renforcez dans mon
incompre´hension : de`s lors que les ministres avaient
assume´ leurs responsabilite´s en pre´sentant leur de´mis-
sion, je comprends mal comment les parlementaires
CVP pre´sents dans le cadre de cette commission d'en-
que^te se soient, eux, oppose´s avec beaucoup de convic-
tion et d'enthousiasme a` ce que l'on puisse simplement
inclure cette toute petite phrase qui disait :
Le ministre
de l'Agriculture et le ministre de la Sante´ publique
assument la responsabilite´ politique pour les manque-
ments commis par leur administration et leur cabinet
.
Cette toute petite phrase n'a pas pu e^tre incluse du fait de
l'opposition des mandataires CVP. J'ai a` le de´plorer
d'autant plus que vous avez dit vous-me^me que les
ministres avaient tire´ les conse´quences du principe de la
responsabilite´ politique.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Collega, u vergeet te
repliceren op het tweede deel van mijn argumentatie. Het
eerste wat ik heb gedaan was gewoon vaststellen dat de
twee ministers ontslag hebben genomen. Het tweede
deel van mijn argumentatie ging over de complete one-
venwichtigheid in het rapport. Nooit is er door onze
collega's sprake van geweest dat de nieuw aangetreden
ministers ontslag zouden moeten nemen. Wat het onder-
scheiden van fouten in de communicatie betreft, mocht in
het rapport bijvoorbeeld over de tweede besmettingsbron
met geen woord worden gerept. Integendeel, in de fase
rond 1 juni moest er door de eerste minister met een
groot wierookvat worden gezwaaid.
Wat mij bekommert in het instrument dat de parlemen-
taire onderzoekscommissie ter beschikking staat, is dat
het uiteindelijk wordt gereduceerd tot een spel tussen
meerderheid en oppositie. Wij komen uit een tijd waarin
leden van de oppositie voorzitter waren van een
onderzoekscommissie, zoals de heer Verwilghen, en
rapporten met unanimiteit konden worden goedgekeurd
omdat men zich objectief opstelde. Hier is 13 juni een
cesuur gebleken, ook in het serene werk van de com-
missie.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil er toch nog aan toevoegen dat de zaken te
eenvoudig worden voorgesteld. Het is alsof wij alleen
maar zouden gestruikeld zijn over het feit dat wij die
tekortkomingen niet wilden toeschrijven onder het hoofd-
stuk politieke verantwoordelijkheden van de respectieve-
lijke ministers. Wij waren het over die punten volkomen
eens op basis van een tekst die de heer Goris had
uitgeschreven. Staande de vergadering had de heer
Goris een tekst geschreven. Doch, u hebt de tekst van de
heer Goris niet aanvaard. U hebt op de tekst van de heer
Goris een amendement ingediend tot invoering van een
vernieuwde zin. Pas dan hebben wij kenbaar gemaakt
dat dit voor ons niet kon. Wij geven eerst ons akkoord
over een aantal punten die de heer Goris in een tekst had
neergeschreven, maar u weigert er de laatste zin van.
Dan is de breuk er gekomen en hebben wij ons standpunt
aangehouden dat wij er niet mee akkoord gaan.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, chers colle`gues, je crains que la re´alite´ soit plus
sordide que cela. Ce qui s'est passe´ durant les dernie`res
heures, lorsque nous avons aborde´ la ligne finale de nos
travaux, c'est qu'un certain nombre de de´marches et de
contacts ont e´te´ e´tablis par un membre de notre com-
mission d'enque^te, parlementaire CVP, absent malheu-
reusement, pour convaincre les membres de la majorite´
de ce que des re´unions de groupe avaient eu lieu au CVP
et de ce que le groupe CVP e´tait pre^t a` voter le rapport
avec force, ce qui permettait de lui donner un cre´dit
important et une large adhe´sion, inte´ressante pour un tel
rapport parlementaire.
Je crois que la majorite´ a e´te´ abuse´e par la de´marche
strate´gique du CVP qui a consiste´ a` la persuader de
mettre un peu de lait dans son vin, notamment en ce qui
concerne le cas du ministre de l'Agriculture. Vous avez
tente´ cette de´marche; nous avons e´te´ abuse´s et nous
avons atte´nue´ la porte´e de nos recommandations et de
nos responsabilite´s. En de´finitive, nous avons e´te´ roule´s
dans la farine de`s lors que vous aviez de´cide´ de voter
contre l'ensemble du rapport.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik was normaal niet zinnens om nog tussenbeide te
komen. Nu hoor ik de heer Michel hier echter beweren
dat wij hen zouden hebben misleid. Ik roep de getuigenis
in van de twee rapporteurs. Wij hebben tot donderdag
gewerkt aan een tekst over de politieke verantwoordelijk-
heden, samengesteld door de heren Vanhoutte en Pa-
HA 50
PLEN 047
53
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
que. Het was een zeer evenwichtige tekst waarin e´e´n
passage stond over de verantwoordelijkheden van de
minister van Landbouw. Plots kwam men in de vergade-
ring met een nieuwe tekst op de proppen waarin vijf
elementen over die verantwoordelijkheid stonden. Zon-
der enige uitleg moesten wij toen verder over die tekst
gaan discussie¨ren. Men heeft ons misleid. Van maandag
tot donderdag heeft men ons met de eerste tekst laten
rondlopen in de waan dat het de definitieve tekst zou zijn.
Ik roep de heren Paque en Vanhoutte hier op als getui-
gen. Het is niet correct te zeggen dat wij u misleid
hebben, u hebt ons misleid. U had al een andere tekst
klaar, gedrukt en in twee talen. Nu moet u mij eens
zeggen of die staande de vergadering kan zijn opgesteld.
Dat is onmogelijk.
Ik geef nog een bijkomend element. Dezelfde tekst die
toen ter tafel is gekomen werd reeds door de heer
Gabriels gebruikt bij de VRT en TV-Limburg. Wij hebben
die teksten opgevraagd. Hij had die tekst reeds in handen
toen wij die nog niet kenden. En dan praat u van
misleiding.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je maintiens sans la moindre he´sitation les de´cla-
rations que j'ai faites sur ce point. Je crois ve´ritablement
que la majorite´ - et d'autres au sein de cette majorite´ ont
e´prouve´ ce sentiment - a e´te´ roule´e par cette attitude
politicienne qui a consiste´ en une se´rie de colloques
singuliers qui ont eu lieu, pas a` votre initiative, monsieur
Brouns, mais a` l'initiative de votre colle`gue. Il m'a sollicite´
moi-me^me et d'autres membres de la commission pour
tenter de nous faire croire que le CVP pourrait voter ce
rapport et que ce rapport allait be´ne´ficier d'un consensus
large. La condition e´tait d'atte´nuer autant que possible la
responsabilite´ du ministre Pinxten. De`s ce constat pose´,
il est e´vident que nous devions en tirer les conclusions.
Je crois par conse´quent que malgre´ toutes les de´mar-
ches, tous les efforts entrepris par le pre´sident de la
commission, Charles Janssens, pour tenter jusqu'au
bout de faire croire en la possibilite´ d'un consensus,
malgre´ cela, vous aviez de´cide´, peut-e^tre bien avant la fin
de nos travaux, qu'il n'e´tait pas possible.
Il est vrai, monsieur Brouns, que le proble`me, la difficulte´
de votre parti re´sulte notamment des rapports e´troits
avec un certain nombre d'organisations qui pre´sentaient
des liens extre^mement ambigus et troubles avec la crise
telle qu'elle s'est produite. J'y viendrai dans un instant.
Monsieur le pre´sident, cette le´ge`re amertume que j'e´vo-
quais tout a` l'heure subsiste aussi parce que les ques-
tions fondamentales pose´es n'ont pas trouve´ de re´pon-
ses. Les entourages ministe´riels ont-ils oui ou non voulu
cacher la ve´rite´, compte tenu de la proximite´ de l'e´-
che´ance e´lectorale ? La question e´tait importante et
pouvait le´gitimement e^tre pose´e. Il est ici incontestable,
comme le disait M. Brouns, que la commission n'a pas pu
de´montrer formellement que tel fut le cas. J'ai cependant
le sentiment que cette question n'a pas non plus trouve´
de re´ponse satisfaisante.
J'ajoute que le cafouillage en termes de communication
au moment de la re´ve´lation par la presse de la contami-
nation a` la dioxine laisse des questions pendantes. La
question de savoir si oui ou non un communique´ de
presse avait e´te´ re´dige´ plusieurs jours avant cette re´ve´-
lation n'a pas non plus trouve´ re´ponse.
Ces questions subsistent donc.
Enfin, un e´le´ment extre^mement troublant a` mes yeux,
c'est la dernie`re question sur laquelle la commission s'est
sans doute montre´e le´ge`rement frileuse, a` savoir les
relations ambigue¨s entre l'ensemble du de´partement de
l'Agriculture, d'une part, et l'organisation syndicale du
Boerenbond, d'autre part.
Monsieur Brouns, il est vrai que c'e´tait apre`s quelque
perse´ve´rance et apre`s avoir demande´ une deuxie`me
audition du chef de cabinet du ministre Pinxten, que la
commission a de´couvert que le 11 mars, soit un mois et
demi avant l'information officielle des ministres compe´-
tents, une re´union du comite´ politique du Boerenbond
re´unissait des hauts dirigeants de cette organisation, des
parlementaires dont l'un e´tait membre de notre commis-
sion d'enque^te, et des membres du cabinet ministe´riel
dont le chef de cabinet du ministre Pinxten.
A l'ordre du jour figurait un point :
question d'actualite´ :
difficulte´s dans le secteur du porc
. A-t-on parle´ ce jour-la`
de constatations anormales dans les secteurs qui se sont
re´ve´le´s ulte´rieurement touche´s par la crise ? Cette ques-
tion n'a pas non plus trouve´ re´ponse. On sait cependant
qu'e´tait invite´ mais nous ne savons pas s'il e´tait pre´sent,
un dirigeant de l'entreprise AVV qui mai^trise environ 20%
du marche´ de la production d'aliments pour be´tail. Il e´tait
donc cense´ e^tre informe´ de ce qui se passait dans le
secteur qui le concernait. Cette question n'a pas trouve´
de re´ponse.
J'ajoute que les doutes subsistant a` la suite de cette
question sont naturellement attise´s par le fait que,
contrairement aux habitudes - et je suis presque tente´ de
dire : comme par hasard -, aucun proce`s-verbal de cette
re´union n'aurait e´te´ re´dige´ en raison, nous a-t-on dit, de
son caracte`re confus. Soit ! Je vous l'accorde, aucune
preuve n'a e´te´ apporte´e ni dans un sens, ni dans un
autre.
De manie`re plus ge´ne´rale, la commission n'a pas ose´ se
pencher sur les liens e´troits et troubles entre le Boeren-
bond, organisation syndicale, d'une part; d'autre part
entre les holdings financiers qui pre´sentent des liens
directs avec le Boerenbond et qui de´fendent des inte´re^ts
e´conomiques et un parti politique cense´ de´fendre aussi
ses propres inte´re^ts.
54
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
Cette convergence puissante d'inte´re^ts sociaux, e´cono-
miques, financiers et politiques peut soulever des inter-
rogations dans un syste`me de´mocratique. Cette ques-
tion, ne vous en de´plaise, reste aussi pose´e. Les inte´re^ts
e´conomiques de´fendus par le Boerenbond ont-ils pre´valu
sur la sante´ publique ? Nous ne pouvons que re´pondre
peut-e^tre que oui, peut-e^tre que non...
Monsieur le pre´sident, chers colle`gues, je vous ai dit le
sentiment le´ger d'amertume qui m'animait mais aussi et
surtout le sentiment du travail accompli avec rigueur,
conscience, acharnement parfois : un rapport de 350
pages, des recommandations de qualite´ et c'est la` l'es-
sentiel. J'ose dire que, sous re´serve de quelques nuan-
ces, nous avons tente´ de tirer les lec¸ons de cette crise
aux conse´quences e´conomiques de´sastreuses. Mettre la
se´curite´ alimentaire au centre de nos pre´occupations
politiques, voila` quel e´tait aussi l'enjeu de notre commis-
sion. Le rapport que nous proposons aujourd'hui a incon-
testablement atteint cet objectif-la`. Je vous remercie de
votre attention.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik ben blij
dat ik bevrijd ben van mijn rol als verslaggever zodat ik nu
kan zeggen wat ik zelf denk.
Ik wil u nog even kort herinneren aan enkele punten. Het
rapport en de aanbevelingen die hier aan de orde zijn,
zijn goed en waardevol. Ze bevatten heel wat nuttige tips
en suggesties om dit soort crisissen in de toekomst te
voorkomen en om garanties te krijgen dat er in de
toekomst een transparanter en efficie¨nter beleid wordt
gevoerd, zowel op het niveau van de administratie als op
dat van het kabinet en Europa. Op Europees niveau
bestaan er immers nog een aantal hete hangijzers die
niet opgelost raakten. Ik hoop dat men er ook op dat
niveau werk van zal maken. In een apart hoofdstuk
hebben wij dan ook een aantal aanbevelingen aan Eu-
ropa gedaan.
Ik wil eerst even ingaan op de werking van onderzoeks-
commissies zoals de dioxinecommissie. Voor mij als
nieuw parlementslid was het de eerste keer dat ik kon
deelnemen aan de werking van een onderzoeks-
commissie. De voorzitter leerde ons van bij het begin dat
het ons doel was de waarheid te achterhalen. Welnu, ik
moet vaststellen dat wij dat in de mate van het mogelijke
geprobeerd hebben maar dat wij daar niet steeds even
goed in geslaagd zijn. Op een aantal punten zijn we daar
zelfs helemaal niet in geslaagd. Het achterhalen van de
waarheid, schijnbaar een eeuw na de feiten en met de
camera's er elk moment van de dag boven op, is een
zeer moeilijke en ingewikkelde klus. Het parlement moet
zich er over bezinnen of dit soort opdrachten op die
manier nog waarde hebben. Is het wel zinvol om in de
toekomst nog onderzoekscommissies op deze wijze te
organiseren ?
De heer Vanvelthoven heeft zo-even opgemerkt dat de
dioxinecommissie misschien als een soort waarheids-
commissie gefunctioneerd heeft en dat ze een louterend
effect heeft gehad. In dat geval vraag ik mij af of het nodig
is om als onderzoekscommissie acht maanden te werken
om alleen dit resultaat te bereiken. Als het alleen gaat om
het louterend effect zijn er misschien wel efficie¨ntere
systemen denkbaar om dat op kortere termijn te berei-
ken.
In dat verband blijf ik met een aantal vragen zitten en ik
vind dat we daarover in de toekomst eens moeten
nadenken. Er zijn nog enkele andere punten die ik te
berde wil brengen, enkele vragen en elementen die mij
na aan het hart liggen en die ik nogmaals wil opwerpen.
Ten eerste, ligt aan de basis van de dioxinecrisis een
milieufraude. Iemand heeft de PCB's al dan niet met
opzet ergens gedumpt.
Vervolgens zijn zij in het circuit terchtgekomen, waar men
die producten op frauduleuze wijze opnieuw naar de
veevoedersector heeft doorgesluisd. Het waren zoge-
zegd dierlijke vetten die op een verantwoorde manier
bestemd zijn en die van pas kunnen komen om veevoe-
ders te produceren.
Dit soort van milieufraude wordt, hoe men het ook draait
of keert, steeds ingegeven door winstbejag. Men zou
kunnen zeggen dat het tweemaal kassa is. Enerzijds kan
men zich gemakkelijk ontdoen van producten waarvoor
het anders veel zou kosten om ze op een milieu-
verantwoorde manier te verwerken, en anderzijds ont-
vangt men opnieuw geld omdat het recycleren van vetten
een nieuwe economische waarde tot stand brengt. Het is
een element waarvan ik denk dat het in de commissie
een beetje werd onderschat.
Een tweede element, eigenlijk in het verlengde daarvan,
betreft de problematiek van de zwarte circuits of, op een
nettere manier gezegd, de parallelle circuits. Op verschil-
lende hoorzittingen hebben we moeten vaststellen dat
die wel degelijk bestaan in de landbouw. Het is geen
waanbeeld, het is iets dat regelmatig opduikt en wel echt
blijkt te bestaan. Aan de basis van dit soort circuits ligt
natuurlijk weer winstbejag. Ik stel ook vast dat de finan-
cie¨le structuur die daarmee samenhangt, het forfaitaire
systeem in de landbouw, dit soort systemen mee in stand
houdt en zelfs bevordert. Het is toch wel belangrijk dat
landbouwers - en zeker grotere landbouwers - in de
toekomst verplicht worden tot een transparante boekhou-
ding die voor iedereen duidelijk is. Het is niet goed om in
dit verband het forfaitair systeem te handhaven.
Ook wat het grensoverschrijdend transport betreft stellen
wij vast er heel wat problemen zijn. Er zijn onvoldoende
controles. De in- en uitvoer van dit soort afvalproducten is
duidelijk een federale bevoegdheid. Dat moet toch eens
HA 50
PLEN 047
55
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
van nabij bekeken worden. Ik stel vast dat er op het
terrein heel wat mensen van goede wil zijn, maar het is
moeilijk om met beperkte middelen en mogelijkheden
antwoorden te verzinnen op de gesofistikeerde middelen
van de tegenpartij.
In dat verband wil ik ook even wijzen op het feit dat PCB's
niet alleen, al dan niet per ongeluk, werden gerecycleerd
in het veevoer, maar dat ze blijkbaar ook op grote schaal
worden gerecycleerd in andere sectoren. Ik verwijs hier
naar het gebruik van vermengde PCB's in zware stook-
olie voor het stoken en verwarmen van serres. Dit is niet
direct een federale bevoegdheid, maar ik denk dat het
toch belangrijk is erop te wijzen dat het PCB-verhaal nog
niet bee¨indigd is, ook niet in ons land. We moeten er toch
goed over waken dat we wat dat betreft de deur definitief
proberen te sluiten.
Ik wil het ook nog hebben over de zogenaamde fraude-
gevoelige sectoren. In ons land bestaat er een dienst bij
het CBO van de rijkswacht die zich buigt over dit soort
problemen. Deze dienst houdt zich bezig met het regel-
matig doorlichten van dit soort systemen. Het is belang-
rijk dat deze dienst de ruimte krijgt om fraudegevoelige
sectoren, zoals de sector van de vetsmelters en de
vetophalers, ten gronde door te lichten. Ik denk dan aan
een financie¨le doorlichting en een doorlichting van de
transporten en van het gerommel met afvalstoffen in die
sector. Het is belangrijk dat dit ten gronde wordt bekeken,
zodat het plaatje volledig wordt.
Het derde element waar ik het over wil hebben betreft de
agro-industrie. Vanuit de contacten die we met de sector
hebben gehad, stel ik vast dat de agro-industrie in haar
geheel wel vaart bij de crisis. Mede ten gevolge van de
crisis is er, in plaats van een afnemende, sprake van een
toenemende concentratie bij de agro-industrie. In dit
verband wil ik erop wijzen dat er een aantal nadelen
verbonden zijn aan de agro-industrie. In de analyse van
de statistieken van het IVK hebben we bijvoorbeeld een
vergelijking van de sterfte van kippen tussen de verschil-
lende slachthuizen gezien. Met name in Vlaanderen is de
sterfte van kippen bij aankomst in het slachthuis veel
hoger dan de sterfte van gelijkaardige ladingen kippen bij
aankomst in het slachthuis in Wallonie¨.
Dit heeft alles te maken met de kwaliteit van de kippen -
de meer extensieve manier waarop daar kippen worden
gekweekt - en misschien met de meer zorgvuldige ma-
nier waarop de kippen daar worden getransporteerd.
Ik vind dat we ook rekening moeten houden met een
aantal elementen. Zo moeten we bijvoorbeeld niet alleen
oog hebben voor het welzijn van de dieren maar ook voor
de kwaliteit van de dieren. Het feit dat in Vlaanderen een
zo hoog percentage dood bij het slachthuis aankwam,
moest toch aan het denken zetten.
Het lijkt mij ook belangrijk dat er duidelijkheid komt over
de afhankelijkheid van gewone landbouwers van de
agro-industrie. We hebben daarover een aantal concrete
vragen gesteld. Antwoorden hebben we daarop echter
nooit gekregen. Ik herinner mij dat het bedrijf De Braban-
der in een reactie op een dergelijke vraag liet weten dat
zij daarop geen zicht hadden omdat het over twee
volledig gescheiden boekhoudingen gaat. Blijkbaar krijgt
ook de overheid moeilijk vat op de manier waarop de
sector is georganiseerd. Het lijkt mij nochtans noodzake-
lijk om greep te krijgen op deze sector zodat controle-
systemen kunnen worden gei¨mplementeerd.
Een laatste element van de agro-industrie betreft de
afhankelijkheid van de bedrijfsdierenartsen. We hebben
vastgesteld dat heel wat dierenartsen verbonden zijn aan
individuele landbouwbedrijven maar ook een aantal ag-
robedrijven zoals veevoederproducenten. Het lijkt mij
eigenlijk niet raadzaam dat die mensen daarnaast nog
een dierenartspraktijk hebben en de kwaliteit van de
dieren dan ook controleren overeenkomstig het econo-
mische belang van hun opdrachtgever. Dierenartsen
moeten steeds in alle onafhankelijkheid kunnen opere-
ren. Het lijkt mij niet wenselijk dat zij dergelijke activiteiten
ontplooien als zij in dienst zijn van dergelijke bedrijven.
De heer Michel is daarjuist uitgebreid ingegaan op het
volgende punt van mijn betoog. Ik stel mij vragen bij de
rol die organisaties in het verleden speelden bij de
uitbouw van de agrarische sector. Er is daarover reeds
heel wat inkt gevloeid. Ik ben en blijf evenwel bijzonder
verbaasd over het feit dat een kabinetschef geregeld
werd uitgenodigd voor bepaalde bijeenkomsten van het
politieke comite´ van de Boerenbond. Ik heb geen moeite
met het feit dat de Boerenbond als belangenorganisatie
de belangen van de landbouwers behartigt maar wel met
het feit dat de Boerenbond naast deze belangen-
behartiging zich ook toelegt op een aantal industrie¨le
activiteiten. Het is daarbij dan ook niet altijd duidelijk wie
men vertegenwoordigt.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Ik denk dat de heer
Vanhoutte dit eens moet vragen aan de huidige minister
van Landbouw want die gaat nog een aantal stappen
verder. Hij heeft een syndicaal verantwoordelijke van het
ABS als adjunct-kabinetschef. U vindt dit normaal ?
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Ik heb mij
daarover nog niet uitgelaten maar ik vind dat we de
huidige minister niet moeten ondervragen naar aanlei-
ding van een debat over de aanbevelingen van de
onderzoekscommissie. Volgens mij is de daarvoor be-
voegde kamercommissie daarvoor de aangewezen
plaats.
Ik wil u evenwel een antwoord geven op uw vraag. Ik wijs
er net op dat er volgens mij een duidelijk verschil is in
structuur. Ik stel enkel vast dat de industrie¨le belangen
56
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Peter Vanhoutte
van de Boerenbond voor een totaal ander verhaal zorgen
dan wanneer de Boerenbond louter als belangenorgani-
satie zou opereren. Persoonlijk ben ik het met u eens. Ik
blijf voorstander van het zoveel mogelijk gescheiden
houden van belangen. Daarnaast kan ik mij niet van de
indruk ontdoen dat het in deze sector niet gemakkelijk is
een expert te vinden, tenzij men hem bij de Boerenbond
gaat zoeken.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Volgens mij moet u zich
eens de moeite getroosten het weekblad van die grote
organisatie te lezen. Ik heb het dan ook en vooral over
uitgaven die dateren van vo´o´r 13 juni 1999. Als u alleen
al de titels zult bekijken, zult u kunnen vaststellen hoe
zeer zij dat kabinet genegen waren.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Collega
Brouns, ik ben blij dat u mij zo hoog inschat, maar ik moet
u tot mijn spijt meedelen dat ik geen lid ben van die
organisatie.
De heer Hubert Brouns (CVP) : U kunt dat weekblad in
alle bibliotheken vinden, ook hier in onze bibliotheek.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Ik zal dat
weekblad bij gelegenheid met aandacht lezen. Wij heb-
ben dat in het kader van de onderzoekscommissie voor-
alsnog niet gedaan.
Mevrouw de minister, ik wil het nu hebben over het vijfde
punt, de opvolging van de commissie en ik richt mij
daarbij tot u in het bijzonder. Wij hebben op dit ogenblik
een overvloed aan gegevens. Het is belangrijk dat wij
proberen in te schatten welk effect deze crisis op de
gezondheid heeft gehad en dat wij er over waken dat er
in alle geval een goede opvolging gebeurt.
Er werden een aantal goede initiatieven genomen. Ik
denk onder meer aan het body-burden, waar het een en
ander op gang is gebracht. Dit is een eerste zeer
belangrijke stap. Het is ook zeer belangrijk de dioxines en
PCB's te onderwerpen aan een duidelijke risicoanalyse,
zodat de overheid uiteindelijk een risicobeheer kan orga-
niseren. Wij zullen deze evolutie de komende jaren
opvolgen en wij zouden er moeten toe komen om, zoals
mevrouw Avontroodt heeft gesuggereerd, op Europees
vlak een duidelijke epidemiologische studie op te starten.
Misschien is dat een van de opdrachten die wij volgend
jaar, wanneer Belgie¨ de Europese Unie voorzit, ter harte
kunnen nemen.
Ik wil nog even een drietal elementen te berde brengen.
Ik zie dat de heer Vanvelthoven terug is.
Wetenschap is net als politiek niet waardevrij. Collega
Tant heeft daarnet gemord en gezegd dat hij het uit
wetenschappelijk oogpunt problematisch vindt dat er
geen risicoanalyse is gebeurd en dat de onderzoeks-
commissie hierin tekort is geschoten. Ik betreur het dat
de wetenschapslui er niet in zijn geslaagd om een
kant-en-klare risicoanalyse op te stellen en de risico's
duidelijk in kaart te brengen, maar ik heb u daarstraks als
rapporteur duidelijk uitgelegd hoe dit in zijn werk is
gegaan. Ik stel met spijt in het hart vast dat de volgende
jaren nog veel bijkomend onderzoek nodig zal zijn alvo-
rens wij een duidelijke analyse zullen kunnen maken over
wat er nu eigenlijk is gebeurd en welke de effectieve
risico's waren.
Het voorlaatste element dat ik wil behandelen gaat over
het opvolgen van de aanbevelingen. Het is belangrijk, en
de ervaringen uit het verleden wijzen daar op, dat met
deze aanbevelingen deze keer ook effectief iets wordt
gedaan. Ik heb heel dikwijls de klacht moeten aanhoren
dat de aanbevelingen van voorgaande onderzoeks-
commissies of van voorgaande doorlichtingen niet zijn
opgevolgd en dat zij gewoon in de kast belandden. Het is
belangrijk dat wij deze klachten ter harte nemen, maar ik
heb goede hoop. De oprichting van het agentschap is in
alle geval een zeer grote stap in de goede richting, die
bevestigt dat de aanbevelingen zullen worden opge-
volgd. Daarnaast is het ook de taak van het parlement
om erop toe te zien dat de belangrijke aanbevelingen die
het rapport bevat, in de toekomst zullen worden gebruikt.
Ik wil nu afronden, mijnheer de voorzitter. Mijnheer
Vanvelthoven, u hebt mij daarstraks even met de vinger
gewezen. Inderdaad, ik heb er geen moeite mee om mijn
excuses aan te bieden en ik zal u uitleggen waarom. De
onderzoekscommissie heeft zich in de eerste plaats tot
taak gesteld om zich te beperken tot de feiten en niets
dan de feiten. Ik stel vast dat wij tijd, noch moeite hebben
getroost om de geruchtenstroom rond de loge naar
boven te spitten. De reden daarvoor is duidelijk. Een
onderzoekscommissie moet zich beperken tot haar kern-
opdracht. Ik heb tijdens de eerste maanden geleerd dat
het beter is alle
petites histoires opzij te schuiven,
anders geraakt men niet rond en hadden wij dit rapport
vandaag niet kunnen presenteren. Maar goed, ik bied u
hieromtrent duidelijk mijn verontschuldigingen aan.
U had het over de waarheid. Uw bedenkingen rond
voormalig senator Verhofstadt, uw bedenkingen rond de
politieke impact en het politiek spel dat er misschien zou
kunnen zijn gespeeld, maken deel uit van een mening
zoals er zovele werden geuit. Als onderzoekscommissie
moeten wij er eerlijk voor uitkomen dat wij blijven gaan
voor de feiten, de objectiviteit en niets dan de feiten en al
het andere is
Spielerei. Wij kunnen heel veel dingen
denken en vermoeden en er zijn veel elementen, waar-
van er vandaag veel ter sprake zijn gekomen, die wij
jammer genoeg niet hebben kunnen hard maken. Dat wil
ook zeggen dat wij nu de deur moeten sluiten, of wij dat
nu graag willen of niet, dat is mijn standpunt.
HA 50
PLEN 047
57
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik stel vast
dat wij de bespreking van dit verslag beter in de commis-
sie hadden georganiseerd, dan was er waarschijnlijk
meer volk geweest.
De voorzitter : Mevrouw Van de Casteele, dit is geen
herkauwen geweest van het werk van de commissie,
maar het meedelen van specifieke visies van leden op
een globaal werk.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, ik heb het niet over de inhoud van de
debatten hier, maar over het feit dat wij in een gewone
commissievergadering met meer waren dan nu hier.
De voorzitter : De zaal is natuurlijk groot.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Ook met
een grotere zaal valt het nog op dat wij zelfs niet in aantal
zijn met de leden van de commissie. Buiten de
commissieleden is er ook geen kat te bespeuren, of toch
nog een, met name de heer Smets die hier nog het woord
moet voeren.
De voorzitter : En de voorzitter.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : En de
voorzitter, ja. Mijnheer de voorzitter, het eerste wat ik wil
doen is de mensen danken die hebben bijgedragen tot de
werkzaamheden van de commissie : de voorzitter, de
verslaggevers, de experts, de leden en hun medewer-
kers, de secretarissen en vooral ook het personeel van
de Kamer dat inderdaad ook zware uren heeft moeten
kloppen. Uiteraard dank ik ook de pers die ondertussen
ook bijna volledig is verdwenen. Ik wil in elk geval vooral
degenen danken die de moeite hebben gedaan om de
vele hoorzittingen te volgen en daarvan toch een objec-
tief beeld te brengen.
Zoals hier reeds werd gezegd, wilde iedere partij zonder
uitzondering acht maanden geleden de oprichting van
een onderzoekscommissie. Van bij de start was echter
duidelijk dat een aantal handicaps ons zwaar parten
zouden spelen. Zo was er de immer boven ons hangende
schaduw van onze grote voorganger waarmee wij con-
stant werden vergeleken. Zo waren er ook mollen in het
spel : niet een, maar verschillende. Door sommige
commissieleden werd er reeds op gewezen dat er ver-
schillende invalshoeken waren. Sommige commissie-
leden zochten vooral naar wat fout is gegaan en probeer-
den aanbevelingen te doen om herhaling te voorkomen,
anderen hielden zich vooral en alleen bezig met de
politieke verantwoordelijkheden en gevolgen, daarin ge-
stimuleerd door de grotere mediabelangstelling voor dat
aspect van de commissie. Iedereen die de hoorzittingen
heeft gevolgd, heeft kunnen vaststellen dat inderdaad de
objectiviteit van een aantal commissieleden vaak zoek
was en dat sommige commissieleden bij bepaalde getui-
gen erg mild en zwijgzaam waren, terwijl zij bij anderen
bijna van hun stoel sprongen van opwinding.
Het animo voor de commissie is snel onder het vriespunt
gezakt toen de huidige regering besefte dat ook zij de
crisis niet in twee tellen zou kunnen oplossen en vooral
toen zij vreesde dat de reeds gespannen communicatie
met Europa door onze werkzaamheden zou worden
doorkruist. Eigenlijk had een aantal mensen ons liefst
omwille van het staatsbelang onmiddellijk opgedoekt. Er
was dus altijd wel iemand die de neiging had de werk-
zaamheden te saboteren, tot en met de laatste dag. Het
ultieme verhoor van de heer Pinxten, de eenzijdige
amendementenslag van onze PRL-collega en de uitspra-
ken van minister Gabriels hebben in elk geval de sere-
niteit niet vergroot. Het blijft dan ook de vraag of de CVP
een verslag zou hebben goedgekeurd waarin minister
Pinxten niet uitdrukkelijk werd vrijgepleit, zoals hij zelf
had gehoopt. U hoefde uiteindelijk, mijnheer Brouns,
geen kleur te bekennen. Dat Verhofstadt geen enkele
verantwoordelijkheid draagt volgens het verslag en dat
de ministers Aelvoet en Gabriels in het verslag zelfs niet
worden vernoemd, is anderzijds te danken aan de blauw-
groene mol.
De hoorzitting met mevrouw Aelvoet en de heer Gabriels
moest blijkbaar dienen als een zoethoudertje om dege-
nen die ernaar vroegen genoegdoening te geven, maar
er mocht niets van in het verslag staan. Begrijpe wie
begrijpen kan.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Ik zou
toch even een bemerking willen maken. In dat verslag
staat wel degelijk iets van het verhoor van mevrouw
Aelvoet en de heer Gabriels.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Het zou
er nog aan mankeren dat er geen samenvatting van die
hoorzitting zou inkomen. U zult toch moeten toegeven
dat bij de verantwoordelijkheden, noch bij de vaststellin-
gen daarover ook maar een woord is opgenomen. We
hebben daar discussies over gevoerd, mijnheer Van-
houtte, en ik wil daar even op terugkomen. Een aantal
leden zeiden dat er eigenlijk geen enkele verantwoorde-
lijkheid is vastgesteld, terwijl uit de getuigenissen van de
heer Poudelet inderdaad wel duidelijk is gebleken dat de
communicatieproblemen in het begin van deze legisla-
tuur voor verwarring hadden gezorgd in Europa, maar dat
mocht er niet in, ook niet in de brave bewoordingen van
mijn amendement.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mevrouw Van de
Casteele, eigenlijk volhardt u toch wel in de boosheid.
Waarover hebt u het ? Het amendement dat u indiende,
hebben wij allemaal goedgekeurd.
58
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : U hebt
tegen gestemd.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Laat mij uitspre-
ken. Er is over gestemd en wij hebben inderdaad tegen
gestemd, maar dat is gemotiveerd. Mevrouw Aelvoet
heeft dat zelf verklaard, herhaaldelijk zelfs, voor de
commissie, in de onderzoekscommissie en ook tijdens
de interpellaties die daarrond gehouden zijn in het begin
van deze legislatuur. De politieke verantwoordelijkheid,
wat onze opdracht is, is terdege voorgelegd aan het
parlement. Het parlement heeft hierin volledig zijn rol
kunnen spelen. Er is over gei¨nterpelleerd, er is zelfs een
motie over ingediend. De politieke verantwoordelijkheid
is dus volledig opgenomen.
Het tweede punt, waarin u zegt dat dit voor Europa
gevolgen heeft gehad, klopt. Niemand zal dat ontkennen.
De heer Poudelet heeft dat inderdaad gezegd. Het is
evenzeer juist dat dit precies heeft geleid tot de oplossing
van de crisis. Dit zorgde voor een ommekeer van de
strategiee¨n en tot de positieve testen, waardoor deze
regering deze crisis heeft kunnen oplossen. Ik vind het al
te gortig dat men dit steeds blijft herhalen.
De onderzoekscommissie is opgericht om na te gaan wat
de oorzaken waren van het ontstaan van de crisis en wij
hebben ons nooit verzet tegen het feit dat de huidige
ministers ondervraagd zijn. U zei het zelf, mevrouw Van
de Casteele, dat dit elementen zou kunnen aanreiken
waardoor we meer begrip zouden kunnen opbrengen
voor wat de impact geweest is van die dioxine-
contaminatie. We hebben die resultaten kunnen nakijken
en die analyses kunnen doen. Telkens opnieuw de
verantwoordelijkheid willen schuiven in de schoenen van
deze regering, is toch een loopje nemen met de waar-
heid. Ik kan mij daar niet mee verzoenen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
Aelvoet volhardt evengoed in de boosheid als ik. Ik
probeerde reeds verschillende malen uit te leggen dat dit,
als wij een objectief verslag wilden maken, daar ook best
in opgenomen werd. Bij alle argumenten die u heeft
opgesomd, hoorde ik geen enkel argument dat valabel is
om te zeggen dat dit niet in het verslag kon worden
opgenomen. Niet alleen de oorzaak van de crisis moest
worden onderzocht door de commissie, maar ook de
aanpak van de crisis. Dit was een gedeelde verantwoor-
delijkheid, in verschillende stappen en van verschillende
mensen. Voor de objectiviteit van het verslag moest dat
ook in het verslag worden opgenomen. De verantwoor-
delijkheid van de huidige ministers was ook een argu-
ment a` de´charge voor de anderen die daar wel in worden
genoemd.
Uiteindelijk moest men vaststellen dat de problemen
verankerd zitten in administraties en procedures en dat
de huidige ministers daar even goed mee te maken
hebben gehad. Naast de getuigenis van de heer Poude-
let hebben wij ook de verslagen van het ministerie van
Landbouw gekregen. Helaas hebben wij niet de tijd
gehad om alle documenten even grondig te bekijken,
maar ik heb deze verslagen vorige week gelezen. Ze
dateren van 30 juli. Men zegt erin, ik citeer :
Lors de la re´union du 29 juillet, le comite´ ve´te´rinaire
permanent a regrette´ le manque de transparence des
autorite´s belges et a fait part de ses doutes et interroga-
tions par rapport a` notre gestion du dossier
Dioxine.
Dat is wat de ambtenaren zeggen. Er liep dus wel
degelijk iets verkeerd in die periode. Het is goed dat men
zich daarvan bewust was. Het zou een goede zaak zijn
geweest mocht dit in het verslag opgenomen zijn. Dat
men dat niet heeft gewild, heeft de politisering van de
commissie in de hand gewerkt. Ik betreur dat. Daardoor
waren wij gedoemd om te mislukken van in het begin.
Daardoor zijn wij er niet in geslaagd een eensgezind
verslag uit te brengen. De mollen kwamen van alle
kanten. Meteen werd de discussie beperkt tot dat ge-
deelte van ons verslag. Daarop hebben de media gefo-
cust.
Collega's, ondertussen is de publieke belangstelling al
lang weggee¨bd. Er wordt al lang weer volop kip gegeten
en gebarbecued. Alleen de bedrijven lijden nog onder de
gevolgen van de crisis. Ook zij wachten niet zozeer op
onze aanbevelingen, noch op de vastgestelde veran-
twoordelijkheden. Zij wachten vooral op de schadever-
goedingen die dreigende faillissementen moeten voorko-
men. Wij hebben allen noodkreten gekregen van de
bedrijven, ook nog de jongste dagen. Ik wil er bij de
minister op aandringen dat men daarnaar oor zou heb-
ben en men deze zaak snel zou afhandelen. Zij blijven de
getuigen van een crisis die vooral op economisch en
politiek vlak sporen heeft nagelaten.
De vraag is of er dan geen probleem was voor de
volksgezondheid. Ik ben blij dat collega Vanhoutte dit
aspect in het verslag heeft aangeraakt. Daarover doen
immers de meest wilde verhalen de ronde. Men zegt dat
er helemaal niets aan de hand was. Het is waar dat er
geen directe slachtoffers zijn gevallen. Het is waar dat de
Europese Commissie heeft gezegd dat
la contamination
de la chai^ne alimentaire par la dioxine survenue re´cem-
ment en Belgique ne constitue tre`s probablement pas un
proble`me significatif de sante´ publique pour la population
en ge´ne´ral
. Wij kunnen deze uitspraken niet negeren,
maar over de gevolgen op lange termijn blijven de
wetenschappers elkaar tegenspreken. Daarom moet in
elk geval verder wetenschappelijk onderzoek worden
gestimuleerd, ook naar de eventuele verstoringen in het
hormonale systeem en eventuele vruchtbaarheidsstoor-
nissen die soms pas bij de volgende generaties tot uiting
komen.
HA 50
PLEN 047
59
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
Mevrouw de minister, Belgie¨ heeft ondertussen een schat
aan informatie verzameld. Eigenlijk is het doodjammer
dat een aantal onderzoeken niet werd uitgevoerd. Som-
mige kunnen niet meer worden uitgevoerd, onder meer
op zwangere vrouwen, want zij zijn ondertussen al lang
bevallen. Nochtans had een aantal wetenschappers bij
het begin van onze werkzaamheden erop aangedrongen
om dat te doen. Sommigen zeggen dat het bij gebrek aan
centen is, volgens anderen is het bij gebrek aan interesse
en sommige kwatongen durven ook zeggen dat men
liever niet weet wat er aan de hand was. In elk geval
hebben ook de meest optimistische experts gezegd dat
dioxines en PCB's onrechtstreeks kankerverwekkend
zijn en dat zij bij de nooit eerder gevonden concentraties
zelf ook de beslissing zouden hebben genomen om de
kippen uit de consumptie te laten nemen. Het blijft
onvergeeflijk dat de bevolking eind mei niet op een
objectieve manier kon worden voorgelicht en dat alle
tegenstrijdige signalen die zij heeft gekregen, soms on-
nodige paniekreacties hebben veroorzaakt.
Naast de gezondheidsaspecten kunnen de naakte cijfers
van de economische schade veroorzaakt door de crisis
door niemand worden ontkend. Deze schade die uitein-
delijk wordt afgewenteld op de belastingbetaler, zorgde in
een aantal sectoren voor een vertrouwensbreuk die nog
steeds doorweegt. Daarom ook was de vraag tot de
oprichting van een onderzoekscommissie die de oorza-
ken en de aanpak van de crisis moest achterhalen,
terecht.
In eerste instantie heeft een aantal structurele oorzaken
tot de dioxinebesmetting geleid. Al werd dit reeds gezegd
tijdens het debat over het Voedselagentschap, toch lijkt
het mij goed er nogmaals op te wijzen dat de almaar
groter wordende afstand tussen producent en consument
steeds vaker leidt tot pijnpunten in de voedselketen. De
agro-industrie en de steeds toenemende druk om als-
maar
goedkoper
te
produceren,
drijft
veevoeder-
fabrikanten naar goedkopere, maar minderwaardige
grondstoffen, verplicht meer en meer vetmesters tot
integratie, zet aan tot het totstandkomen van een parallel
circuit dat aan alle controle ontsnapt. Intensieve teelten
brengen meer risico's, meer besmettingsgevaar, en het
gebruik van meer antibiotica en meer hormonen met zich
mee. Slachterijen werken met dermate kleine winstmar-
ges dat de gezondheid van de consument niet meer de
eerste prioriteit is.
Was dit incident, naast de problemen die wij kenden
omtrent de citruspulp en de kaolietklei, het eerste en het
enige in ons land ? Het feit bijvoorbeeld dat professor
Sandra verwees naar hoge dosissen motorolie in eieren
die hij onderzocht, wijst erop dat in het verleden mis-
schien wel andere dergelijke incidenten plaatsvonden.
Daarover vonden wij echter geen uitsluitsel.
Wie uiteindelijk schuld treft inzake de dioxinebesmetting
moet het gerecht uitmaken. Dat werd ook zo in het
verslag bepaald.
Voor ons is het in elk geval duidelijk dat er een afvalmaffia
bestaat die geld vraagt voor de opruiming van transfor-
matoren, het koper verkoopt en de olie dumpt in de plaats
van ze aan een hoge kostprijs te verbranden in gespe-
cialiseerde ovens. Tevens moest worden vastgesteld dat
sommige vetsmelters het niet zo nauw nemen met de
volksgezondheid en minderwaardige grondstoffen lever-
den om meer winsten te maken.
De aanpak van de crisis liep al evenmin van een leien
dakje. Reageerden de overheidsdiensten efficie¨nt om de
crisis te beheren ? Was er sprake van menselijke fouten,
organisatieproblemen, mismanagement ? Het antwoord
hierop was bij wijlen ontluisterend. Het was ontluisterend
voor enkele topambtenaren, ontluisterend vooral voor de
jarenlang gepolitiseerde benoemingen en bevorderingen
in de administratie, met ongeschikte, afwezige, gedemo-
tiveerde ambtenaren, met weinig soepelheid en met zo
goed als geen management als gevolg. Mede daardoor
was de administratie niet voorbereid op een crisis zoals
wij die hebben meegemaakt.
Ondanks de vele signalen en waarschuwingen in het
verleden, zowel vanwege de prive´-sector als vanwege
het parlement en ondanks de studies terzake, liet de
vorige regering na werk te maken van een eengemaakte
controledienst op de voedselketen. Dit woog zeer zwaar
op de aanpak van de dioxinecrisis. De gekozen strategie
was eigenlijk het gevolg van het ontbreken van dat ene
instrument.
Landbouw handelde zoals het dat steeds heeft gedaan in
het verleden. Men ging op zoek naar de oorzaken van de
problemen bij de bedrijven, zonder zich in eerste instan-
tie te bekommeren om de mogelijke risico's voor de
consument en zonder zelf snel stalen te laten analyse-
ren. Nadien heeft men erg lang moeten wachten op de
resultaten van de analyses.
Het IVK schakelde zich in deze strategie in door vooral
via mobiele equipes besmette producten op te sporen
met alle vertragingen van dien.
Niemand heeft tijdig de Europese instanties verwittigd.
Deze laattijdige, moeilijke communicatie en de chaoti-
sche aanpak waarbij men er niet in slaagde om sluitende
lijsten van gecontamineerde bedrijven voor te leggen,
heeft bij Europa, deels terecht, strenge reacties uitgelokt.
Toch gaan de Europese overheden niet vrijuit. Zij slagen
er ook niet altijd in om proactief op te treden. Ze laten
door hun beslissingsmechanismen vaak economische
belangen voorgaan. De VU-parlementsleden in het Eu-
ropees Parlement hebben zich trouwens in augustus al
uitgesproken tegen de al te eenzijdige maatregelen die
60
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
Belgie¨ werden opgelegd omdat, ik citeer :
iedereen die
het landbouwdossier in Europa van nabij volgt, moet
toegeven dat de gebeurtenissen die zich in Belgie¨ voor-
deden evengoed in andere lidstaten kunnen gebeuren.
Het is immers het logische gevolg van een foutlopend
gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat in de jaren zes-
tig in de steigers werd gezet en voornamelijk was gericht
op steeds meer en steeds goedkopere productie.
Had men kunnen voorkomen dat besmette producten
werden geconsumeerd ? Heeft men de economische
schade groter gemaakt dan nodig ? Is de overheid mee
verantwoordelijk voor de omvang van de crisis ? Voor
velen was dit het belangrijkste luik van ons werk. Som-
migen verwachtten een soort
beschuldigde sta op,
liefst met e´e´n, twee of drie duidelijk gei¨dentificeerde
daders. Het is een veel moeilijker en minder sensationeel
verhaal over gedeelde verantwoordelijkheid geworden.
Dit heeft geleid tot de opmerking van sommige mensen
dat wij een mild verslag hebben gemaakt. Wie het echter
goed leest, de voorzitter heeft het gezegd, weet dat in de
vaststellingen en in de verantwoordelijkheden een aantal
dingen zwaar aankomen. Ik geef toe dat we geen com-
plot hebben kunnen ontmaskeren. We hebben niemand
kunnen doen toegeven dat ze de potjes liever gedekt
wilden houden of dat er een doofpotoperatie was. Vele
getuigen hebben het achterste van hun tong niet laten
zien. Bij sommige getuigen kreeg men stellig de indruk
dat ze de crisis niet hadden beleefd, maar nadien hebben
ingestudeerd. Hun motieven waren vaak niet achterhaal-
baar. De vele uren ondervraging hebben over een aantal
zaken geen uitsluitsel gebracht en een onderzoeks-
commissie moet zich aan de feiten houden. Evenmin
heeft iemand mij ervan kunnen overtuigen dat De Bra-
bander omwille van de volksgezondheid naar de admini-
stratie stapte, dat Landbouw omwille van de volksge-
zondheid zo lang mogelijk discretie wilde bewaren, dat
Destickere omwille van de volksgezondheid zijn rapport
aan Verhofstadt overmaakte of dat Verhofstadt enkel en
alleen omwille van de volksgezondheid naar Dehaene
ging. Wellicht hebben vele mensen uit de administraties
en de kabinetten stilletjes gehoopt dat de officie¨le stalen
negatief zouden zijn en dat het incident ondertussen
vanzelf zou zijn opgelost. We zaten tenslotte volop in de
verkiezingsperiode. Daarom zeg ik dat de vorige regering
door een schuldig verzuim er mee voor heeft gezorgd dat
de schade groter was dan noodzakelijk. De PS, de SP, de
CVP en de PSC zijn politiek verantwoordelijk voor het
falen van administraties en kabinetten. Zij hebben men-
sen jarenlang vooral omwille van hun politieke kleur
benoemd of bevorderd. De CVP heeft een verpletterende
verantwoordelijkheid omdat zij heeft geduld dat het de-
partement
Landbouw
bij
wijze
van
spreken
een
Boerenbond-departement was, waar die lobby zwaar
doorwoog op het beleid. Hun belangen waren een beetje
ingebakken in de mentaliteit van de ambtenaren.
Het duurde al te lang vooraleer beide ministers vroegere
waarschuwingen ernstig namen en werk maakten van
een betere en gecoo¨rdineerde controle-instantie op de
voedselveiligheid. En de ministers Colla en Pinxten dra-
gen verantwoordelijkheid voor de vastgestelde tekortko-
mingen en beoordelingsfouten van hun administraties en
kabinetten en voor de keuzes zelf tijdens de crisis.
Eerlijkheidshalve voeg ik eraan toe dat ik het ook eens
ben met het standpunt van de heer Huyse in zijn boek
De opmars van de calimero's dat door een verschui-
ving van de macht problemen soms niet te vermijden zijn
en dikwijls onbeheersbaar worden en dat politici niet met
al de zonden alleen kunnen worden beladen omdat ze de
enige aanspreekbare macht zijn. Er is behoefte aan een
herverkaveling van de verantwoordelijkheden in de poli-
tiek.
Ik kom tot de vraag of de huidige regering het allemaal
beter zal doen. Ee´n knoop is alvast doorgehakt. Er
bestaat een federaal voedselagentschap, althans op
papier. Tussen groen en blauw loopt het echter niet altijd
van een leien dakje om het federaal voedselagentschap
te concretiseren. Terzake is het departement van Land-
bouw verdeeld tussen minimalisten en maximalisten. De
eerste willen liefst zo weinig mogelijk ambtenaren laten
overstappen naar het agentschap. Hangt het gewicht van
een minister af van het aantal ambtenaren van zijn
departement of het budget dat hij beheert ? De belangen
van de landbouwers worden niet langer door de Boeren-
bond maar door het ABS in de gaten gehouden. Op beide
kabinetten heeft de veeartsenlobby opnieuw een dikke
vinger in de pap.
Ook wat de regering de voorbije maanden heeft laten
zien inzake benoemingen voorspelt weinig goeds. Dat de
PS niet plots de maagd zou spelen, hadden we kunnen
inschatten. Dat de liberale familie een inhaalbeweging
zou uitvoeren, hadden we gevreesd. Dat het zo schaam-
teloos zou gebeuren, hadden we niet verwacht. Dat de
groene partijen lustig meedoen, ontgoochelt ons.
Van een betere communicatie hebben we tot op heden
weinig gezien. We hebben het reeds gehad over de
flaters van de eerste maanden. Ondertussen zijn er een
reeks kleinere en grotere incidenten geweest die erop
wijzen dat een aantal politici niets hebben bijgeleerd.
Deze
regering
doet
veeleer
aan
communicatie-
beheersing in de plaats van aan risicobeheersing. Sinds
haar aantreden moeten we het vooral stellen met een
goedenieuwsshow. Op het ogenblik dat de eerste minis-
ter aan de pers wou meedelen dat de crisis onder
controle
was,
kregen
we
het
Aelvoet-in-de-tuin-
nummertje. Toen een maand later een journalist weet
had van de nota-Depoorter en hierover uitleg vroeg op
het kabinet van de eerste minister, werd hij met nood-
grepen de mond gesnoerd. Toen een Nederlandse krant
het bestaan van die nota alsnog in de openbaarheid
HA 50
PLEN 047
61
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Annemie Van de Casteele
bracht, slaagde Verhofstadt er zelfs in vanuit Scandinavie¨
een aantal redacties via de kabinetschef te benaderen
om dit bericht dood te zwijgen. Als dat niet lukt, krijgen
ambtenaren plots een spreekverbod. Openbaarheid van
bestuur, zegt men. Transparantie zegt men. Uiteindelijk
werd Slangen onder de arm genomen om ons de waar-
heid van de regering te verkopen.
Collega's, ik wens wat dieper in te gaan op de rol van de
media. Ook in deze crisis werd het duidelijk dat de media
een rol spelen die hen medeverantwoordelijk maken. Zij
bepalen wat de mensen weten en wanneer ze het weten.
Zij bei¨nvloeden ontegensprekelijk de reacties. Hopelijk
zet dit verslag hen ertoe aan na te denken over hun
steeds toenemende macht en de toenemende risico's die
daar onvermijdelijk aan verbonden zijn.
Laat het ook duidelijk zijn. Het staatsbelang, mijnheer
Lano, kan nooit worden ingeroepen om de media te
controleren, te reguleren of te beperken.
De heer Pierre Lano (VLD) : Dat vind ik toch wel grof. Ik
heb wel onderstreept dat men rekening moest houden
met het staatsbelang en dat men niet aan nestbevuiling
moet doen. Dat heb ik gezegd mevrouw. Ik herhaal dat
de beste stuurlui aan wal staan.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
Lano, ik wil helemaal niet zeggen dat u dat aan de pers
heeft gezegd. U bent het die in de commissie geregeld op
het staatsbelang heeft gewezen. Vandaar dat ik er uw
naam even bij vermeld.
De heer Pierre Lano (VLD) : Ik zou het mij niet permit-
teren om dat te zeggen. Wij mogen toch de belangen van
onze mensen verdedigen, mevrouw.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Natuur-
lijk.
De heer Pierre Lano (VLD) : We mogen dat toch op een
eerlijke manier doen. We moeten daarvoor niets verzwij-
gen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Staats-
belang kan nooit een vorm van censuur van de pers
verantwoorden. U mag gescandaliseerd zijn. U mag daar
straks tijdens uw betoog op terugkomen.
Collega's, de samenleving van vandaag kent steeds
nieuwe risico's. Die risico's zien, horen, ruiken, voelen of
smaken we niet altijd onmiddellijk. We kunnen ze daarom
ook moeilijk tijdig inschatten en beheren. De aanbevelin-
gen die de commissie heeft gedaan, moeten ertoe leiden
dat dit beter kan gebeuren. Risico-analyse met als lei-
draad het voorzorgsprincipe. Betere kwaliteitszorg, tra-
ceerbaarheid en meldingsplicht zijn onze sleutelwoor-
den.
Vooral
in
crisissituaties
moet
er
een
open
communicatie zijn met alle actoren : overheden, produ-
centen en consumenten.
Met die opdracht moet het voedselagentschap nu zo snel
mogelijk operationeel worden. We zijn ook vragende
partij voor een grondig debat op Europees niveau over
het landbouwbeleid en de recyclage-industrie. Daarbij
moet voor eens en altijd worden vastgelegd wat afval is
dat nooit in de voedselketen mag terechtkomen, wat
recycleerbaar is en wat mits nodige voorwaarden en
controles in voeder mag worden verwerkt.
Ook een betere bevoegdheidsafbakening en coo¨rdinatie
tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus behoort
tot onze prioriteiten. We hebben er over gediscussieerd,
mevrouw de minister, maar in het verslag is er weinig van
te merken. Als Landbouw zou worden overgeheveld naar
de gewesten, wat de bedoeling is van de Costa, dan
zullen er sluitende samenwerkingsakkoorden moeten
worden gesloten om de controle van de voedselketen te
garanderen.
Boerenorganisaties en veevoederbedrijven hebben tot
nu toe hun verantwoordelijkheid kunnen minimaliseren.
Ze zijn er elke keer in geslaagd de overheid financieel te
doen bijspringen, trouwens terecht in dit dossier. Het
wordt echter wel tijd dat ook deze sector een stuk mee
verantwoordelijkheid kan dragen voor de eigen produc-
tie. We moeten daar zorgen voor systemen van ver-
plichte kwaliteitscontrole, gecontroleerde kwaliteitscon-
trole en een betere productaansprakelijkheid.
Ook de aanbeveling om alsnog onderzoek te doen is
voor mij heel belangrijk en wil ik hier nog even onderstre-
pen. We hebben uit een antwoord op een schriftelijke
vraag van collega Vanhoutte kunnen opmaken dat men
daarvoor geen grote budgetten beschikbaar heeft of wil
hebben. Men doet heel selectief een aantal onderzoe-
ken. Men heeft kostbare tijd laten voorbijgaan om onder-
zoeken te doen die men nu niet meer kan doen.
Minister Magda Aelvoet : Mevrouw Van de Casteele, in
september reeds werd de opdracht gegeven voor twee
onderzoeken, die op dit ogenblik aan de gang zijn.
Mochten wij zijn ingegaan op alle aanbiedingen die men
op dergelijk ogenblik krijgt van alle mogelijke universitei-
ten voor diverse onderzoeken, dan hadden wij een
panoplie gehad die daarom niet noodzakelijk zoveel
meerwaarde biedt. In overleg met het Wetenschappelijk
Instituut voor de Volksgezondheid werden de belangrijk-
ste elementen aangeduid die moesten worden onder-
zocht. In het licht daarvan werd een keuze gemaakt. Ik
ben ervan overtuigd dat het resultaat ons verder zal
62
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
leiden. Ik zal er alles voor doen om, zodra het onderzoek
is afgesloten, het parlement er correct over in te lichten.
Trouwens, heel de bevolking heeft het recht te weten hoe
de vork nu precies aan de steel zit.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mevrouw
de minister, ik ben inderdaad ervan overtuigd dat een
aantal wetenschappers zullen proberen hun onderzoe-
ken te
verkopen. Men moet daar inderdaad selectief in
zijn. Ik heb er alleen naar verwezen dat het onderzoek
naar zwangere vrouwen nu niet meer kan gebeuren en ik
betreur dat, want het zou een belangrijk onderzoek zijn
geweest.
Minister Magda Aelvoet : Er waren zeer goede redenen
voor om dat niet te doen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Graag
zou die ik dan op een ander tijdstip vernemen. Mij leek
het een zinvol onderzoek, omdat het de enige groep was
waarbij een aantal vaststellingen kon worden gemaakt.
Trouwens, tot deze groep werden een aantal waarschu-
wingen gericht.
Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, laat het duide-
lijk zijn. Ik heb verwezen naar een aantal structurele
oorzaken. Ook daarvan moet werk worden gemaakt.
Andere actoren zullen mee hun verantwoordelijkheid
moeten opnemen. Een mentaliteitswijziging is hoogst
noodzakelijk. Wij moeten die nu afdwingen nu producen-
ten, vetsmelters en politici er zich van bewust zijn dat een
politiek van kortzichtige economische belangen uiteinde-
lijk op langere termijn heel veel kan kosten.
Geachte collega's, volgens sommigen was de commissie
tijdverlies. Alles zal afhangen van wat de regering met
deze aanbevelingen doet. Wij zullen er in elk geval
nauwlettend op toezien dat de aanbevelingen waar wij
eensgezind allemaal achterstaan integraal worden uitge-
voerd.
Mevrouw de minister, ik verzoek u tenslotte er ook op toe
te zien dat in de administraties de nodige maatregelen
worden genomen, mocht dat nodig zijn, ten opzichte van
individuele ambtenaren.
Le pre´sident : Je me re´jouis que le Re`glement de la
Chambre ait pre´vu de limiter le temps de parole des
orateurs, sans quoi la discussion risquerait d'e^tre tre`s
longue.
Bij de aanvang van de bespreking hadden wij een
akkoord gemaakt over een beperking van de spreektijd.
M. Andre´ Smets (PSC) : Monsieur le pre´sident, madame
la ministre, chers colle`gues, nous sommes face a` un
gouvernement qui, dans sa de´claration gouvernemen-
tale, oublie de saluer l'effort d'assainissement des finan-
ces publiques re´alise´ par le gouvernement Dehaene-Di
Rupo-Maystadt, un gouvernement qui oublie de recon-
nai^tre qu'a` la fin 1998, la Belgique occupait la cinquie`me
place de l'indice humain de de´veloppement sur 180 pays,
un gouvernement qui aujourd'hui, a` 14 heures 15, e´tait
absent puisque M. le ministre Gabriels s'est pre´sente´ a`
15 heures 10 et Mme la ministre Aelvoet a` 18 heures 15,
moment auquel le ministre de l'Agriculture s'est sauve´,
un gouvernement donc totalement absent au de´but de la
se´ance. Quel manque de correction et de respect vis-
a`-vis du monde agricole ! Des agriculteurs, des entrepri-
ses et des familles ont e´te´ les premie`res victimes de la
crise de la dioxine. Ils ont passe´ durant l'e´te´ des semai-
nes cruelles, craignant pour le devenir de leur profession
et de leur famille. Les entreprises e´galement ont connu
des drames et en tout cas les affres des marche´s
bloque´s a` l'exportation.
Je salue la qualite´ du travail fourni par les parlementaires
qui ont fait partie de la commission d'enque^te sur la
dioxine. Je remercie plus particulie`rement le pre´sident,
les rapporteurs, les experts et le personnel de la Cham-
bre qui ont consacre´ des centaines d'heures pour e´cou-
ter ceux et celles qui ont ve´cu cette crise de la dioxine.
Me´pris pour le secteur de la sante´ publique et pourtant,
on nous avait annonce´ que dore´navant,
le souci de la
sante´ serait place´ au me^me niveau que le souci e´cono-
mique.
Monsieur le pre´sident, que de fois n'a-t-on pas entendu
des parlementaires accuser l'ancien gouvernement de
dysfonctionnements ? Aujourd'hui, va-t-on se vanter
de
l'image de la Belgique a` l'e´tranger
, alors que le gouver-
nement n'avait pas daigne´ se de´placer pour entendre ce
rapport sur la crise de la dioxine ?
Absence du gouvernement et donc e´galement dysfonc-
tionnement, manque de cohe´rence, en tout cas de cohe´-
sion, et c'est bien ce qui m'inquie`te le plus. Aussi veut-on
faire croire que la cre´ation de l'Agence fe´de´rale pour la
se´curite´ de la chai^ne alimentaire va tout pre´venir, tout
coordonner, tout assurer pour garantir a` la fois des
communications, des coordinations, des trac¸abilite´s de
qualite´.
En tout cas, plus que jamais, l'enque^te suscite´e par la
crise de la dioxine devrait nous permettre de mieux
anticiper les proble`mes futurs, de mieux pre´venir les
crises, du moins les ge´rer. Je constate que dans les
milieux spe´cialise´s, proches du monde agricole et de la
sante´ publique, nombreux sont les techniciens qui s'in-
terrogent sur la fiabilite´, la praticabilite´ et la souplesse
ne´cessaire de cette agence alimentaire qui doit donc
encore se mettre en place, une agence fe´de´rale qui, aux
dires de beaucoup, risque de devenir un gros
machin,
au fonctionnement lourd et donc incapable de re´agir
rapidement et efficacement.
HA 50
PLEN 047
63
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Andre´ Smets
Tout a` l'heure, M. Denis m'a, une fois de plus, convaincu
dans ses re´flexions. Dans ce cas, cet e´norme travail de la
commission
dioxine n'a gue`re servi a` l'essentiel, a`
savoir la se´curite´ alimentaire et la sante´ publique, d'une
part, et un profond respect du travail des agriculteurs et
des entreprises du secteur alimentaire, d'autre part.
Ne´anmoins, je formule le voeu que dore´navant, toute loi
ou arre^te´ royal ne soit adopte´ qu'apre`s large concertation
avec les secteurs concerne´s pour de´cider, en connais-
sance de cause, de la praticabilite´ des de´cisions; en
outre, qu'une loi s'accompagne dans sa praticabilite´
d'une e´valuation a` la fois permanente et contradictoire.
Une e´valuation indiscutable de´gagera chaque fois les
impacts re´els, tant au niveau du consommateur et de la
sante´ publique que dans le cadre de l'activite´ profession-
nelle agro-alimentaire, et, bien su^r aussi, des implications
socio-e´conomiques.
De voorzitter : Mijnheer Brouns, u weet dat uw fractie
haar spreektijd bijna heeft uitgeput. Ik had een afspraak
met uw fractieleider dat u bondig zou spreken.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zal trachten mij aan die afspraak te houden, ook
omwille van het gevorderde uur. Bovendien had ik mij
deze uiteenzetting vooraf heel anders voorgesteld, zeker
qua tijd. Ik heb een nota opgesteld waarin ik mijn eigen
chronologie van de feiten neergeschreven heb en de
impact van de genomen beslissingen analyseer, evalu-
eer en bekritiseer. Ik ga dus ook in op de vastgestelde
tekortkomingen. Tot slot heb ik nog een stukje over de
aanbevelingen. Mijnheer de voorzitter, met uw goedkeu-
ren wil ik de collega's mijn hele toespraak bezorgen via
de diensten van de Kamer.
De voorzitter : Mijnheer Brouns, ik zal uw collega's dit
document bezorgen. Ik kan het niet bij de Handelingen of
het Beknopt Verslag voegen omdat het daar geen deel
van uitmaakt. Er is echter geen enkel bezwaar om dit te
versturen naar de collega's.
De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
Brouns, ik vind het een zeer goed initiatief van u om ons
uw tekst ter beschikking te stellen. Ik heb de zeer
correcte manier waarop u in de onderzoekscommissie
uw zaak bepleit hebt en bepaalde standpunten kenbaar
hebt gemaakt steeds bijzonder op prijs gesteld. Zoiets
kan ook vanuit de meerderheid geapprecieerd worden.
De voorzitter : Mijn bemerking ligt enigszins in die lijn.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Ik zal niet in detail
ingaan op de chronologie van de feiten die ik in een
aantal fasen onderverdeel. Alleen bij de twee laatste
fasen wil ik even stilstaan. Zij hebben namelijk een heel
bijzondere betekenis gehad in de crisis.
Het gaat met name om wat ik in mijn rapport fase vier
noem, de tussenkomst van de Europese Commissie.
Deze fase begint op 1 juni. Wij zijn het er allen over eens
dat de wijze waarop de Europese Commissie eind mei-
begin juni tussenbeide kwam om een aantal ingrijpende
maatregelen te nemen ten aanzien van zowel de
rundvee-, de varkens- als de pluimveesector een aantal
bedenkingen oproept. Ik citeer mijn persoonlijke beden-
kingen ten aanzien van deze Europese maatregelen. Ik
meen te mogen stellen dat enkel Belgie¨ op dat ogenblik
door Europa werd geviseerd hoewel ook Nederlandse en
Franse bedrijven verdacht vet geleverd kregen. We mo-
gen ook zeggen dat de Europese maatregelen zeer
verstrekkend waren. Naar aanleiding van die vaststelling
heeft de huidige regering trouwens op 5 augustus een
klacht ingediend. De Europese maatregelen zijn boven-
dien, tegen de spelregels in, zonder overleg met Belgie¨
tot stand gekomen en zelfs zonder consultatie van het
Permanent Veterinair Comite´. Tot slot kunnen we stellen
dat de maatregelen zeer langzaam genormaliseerd wer-
den, wat ook zijn repercussies op de totale aanpak heeft
gehad. We zoeken naar redenen waarom Europa zich zo
heeft opgesteld. Die zijn ook in de commissie aan bod
gekomen. Toch vind ik ze te weinig terug. Ik geef ze nog
even weer zoals we ze gehoord hebben, zij het mis-
schien niet zo formeel als in het verslag opgenomen. De
BSE-crisis was nog steeds niet verwerkt door Europa. De
administratie en de Europese Commissie zaten nog met
een aantal frustraties.
Ik denk dat de Europese Commissie wellicht de houding
van Belgie¨ ten opzichte van de BSE-aanpak, om het
zacht uit te drukken, mee in overweging genomen heeft.
We mogen ook niet vergeten dat op dat ogenblik de
commissie ontslagnemend was. Een aantal leden had
zeker de ambitie om in de commissie terug te keren. Dat
heeft ook meegespeeld. Er waren op dat moment trou-
wens ook Europese verkiezingen. Ik verwijs naar een van
de kandidaten, commissaris Bonino. Wij weten dat zij in
die periode de crisis in ons land gebruikte in haar
campagne in Italie¨.
Wij weten ook dat de samenwerking tussen een aantal
Europese diensten niet van die aard was om een vlotte
afhandeling te verzekeren. Wij hebben bijvoorbeeld vast-
gesteld dat DG6 van Landbouw op een bepaald ogenblik
wel op de hoogte was, terwijl DG24 niet op de hoogte
was. Dat doet ons besluiten dat de communicatie tussen
die diensten niet goed verliep. Alleen Belgie¨ legt men
strenge, op dat moment zelfs zeer strenge, normen op.
Later zullen we ze waarschijnlijk aanvaardbaar vinden,
zeker wanneer ze sterker wetenschappelijk ondersteund
worden, maar op dat moment kwamen ze zeer streng
over. Eerlijkheidshalve mogen wij ook zeggen dat er toen
een aantal nationalistische, economische reflexen wa-
ren. Het eigen economisch belang van een aantal lidsta-
64
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
ten ging voor op het algemeen belang, en zeker het
belang van de volksgezondheid. Dit zijn een aantal
overwegingen die we moeten maken wanneer we de
Europese maatregelen beoordelen.
In fase 5 van mijn chronologie heb ik het over de
naweee¨n. Daarmee bedoel ik het feit dat de crisis uiter-
aard niet gestopt is op 13 juni 1999, en ook niet op 12 juli
1999, wanneer de nieuwe regering werd gei¨nstalleerd.
Toch zal men in het rapport na de onderzoekscommissie
met moeite iets terugvinden over deze periode. Van de
belangrijke bijsturing van het beleid op 6 augustus 1999
en de redenen van die bijsturing vinden we dus niets
terug in de tekortkomingen. Sinds 6 augustus 1999 is er
een vrijgave voor de consumptie gebeurd, niet meer
zoals voorheen op basis van lijsten, maar alleen op basis
van de PCB-testen. Over het feit dat er communicatief-
outen bij de aanzet van de nieuwe regering geweest zijn,
zoals ook reeds gezegd door andere sprekers, vinden we
ook niets terug in het rapport. Toch was de getuige van
de Europese Commissie, de heer Poudelet, hierover
duidelijk : de verwarring die in juli door de Belgische
regering gesticht werd over een mogelijke tweede con-
taminatie, heeft zeker meegespeeld in de beslissing om
het systeem van de lijsten niet langer te aanvaarden.
Er is echter nog iets dat we spijtig genoeg niet hebben
kunnen opnemen. De Belgische regering heeft op dat
moment zelf beslist om het systeem van de lijsten de
laten vallen. Men heeft deze bijsturing voorgesteld als
een vernieuwing en een verbetering van het oude ver-
keerde beleid. Het oude beleid was een slechte aanpak
van de crisis, het nieuwe beleid zou een betere aanpak
betekenen. Men heeft echter niet alles verteld. Op 6
augustus 1999 werd inderdaad het lijstensysteem afge-
schaft, maar niet voor de Belgische consument, alleen
voor de uitvoer. Voor de Belgische consument werd het
lijstensysteem pas afgeschaft op 20 september 1999. We
hebben dus nog een hele tijd het systeem van de
PCB-testen niet voor onze eigen consumenten toege-
past. Het werd alleen gebruikt voor de uitvoer.
Een belangrijk item dat volgens mij te weinig aandacht
krijgt in het rapport is een objectieve analyse van de
beslissingen. Wij zullen wellicht nooit de exacte gevolgen
van deze dioxinecrisis op de volksgezondheid kunnen
inschatten. Daarvoor zijn er immers te veel onbekende
factoren. Een aantal elementen zal wellicht nog aan het
licht worden gebracht en de wetenschap zal op termijn
ongetwijfeld een poging doen om deze inschatting con-
creet te maken maar op dit moment is dit nog onmogelijk.
Er blijven nog tal van vragen onbeantwoord om het effect
van deze crisis op de volksgezondheid te kunnen in-
schatten. Dit brengt met zich dat de beoordeling van de
doeltreffendheid van de genomen maatregelen ten op-
zichte van het beschermen van de volksgezondheid ook
niet eenvoudig is.
Ik zou toch een aantal cijfers willen citeren uit onderzoe-
ken die in de periode na 13 juni werden uitgevoerd. Vanaf
9 juni heeft de Eetwareninspectie gedurende een tiental
weken in de kleinhandel 466 stalen genomen van eind-
producten. Er werd voor de analyses een norm van
200 nanogram per gram vet gehanteerd. Van alle stalen
die in de kleinhandel werden genomen, was 96 procent
negatief. 4 procent, of 18 stalen, waren positief. Slechts
3 stalen gingen boven de 1 000 PBB wat de oorspron-
kelijke norm was. Geen enkel staal ging boven de 3 000
PBB. Nochtans is die 3 000 PBB nog steeds de VS-norm.
Daarnaast werden ook stalen genomen in melk en zuivel.
Deze resultaten waren allemaal negatief.
De conclusie is dan ook dat de maatregelen die sinds juni
door de Belgische regering werden genomen toch wel
een effect hadden. Na eind mei heeft de consument met
andere woorden geen gezondheidsrisico meer gelopen.
Er werden ook een aantal steekproeven genomen in
enkele filie`res. Het is misschien goed ook deze uitslagen
eens te bekijken om te kunnen vaststellen dat de maat-
regelen wel degelijk een effect hebben gehad. Het gaat
hier om stalen bij eieren - zowel consumptie- als
broedeieren - die op 1 en 2 juni werden genomen in acht
bedrijven - Versele Laga, Derco, De Brabandere, Huys,
Hendrix, Algoets, Huys en De Brabander. We stellen
daarbij vast dat de norm nergens werd overschreden
behalve bij de veevoederbedrijven Huys en De Braban-
der. Daaruit blijkt dat men op dat moment wel degelijk
een juiste keuze gemaakt had door zich vooral op die
twee filie`res te concentreren.
De blokkering van de bedrijven is een van de maatrege-
len die destijds werden genomen. In de pluimveesector
werden in totaal 509 bedrijven geblokkeerd. Bij slechts
76 bedrijven werden positieve PCB of dioxineresultaten
gevonden. Bij slechts 8 procent van de bedrijven werd de
oorspronkelijke norm van 1 000 PBB overschreden.
Met andere woorden, bij 85% van de geblokkeerde
pluimveebedrijven werd achteraf helemaal geen pro-
bleem vastgesteld en slechts bij 8% van de geblokkeerde
bedrijven bleek het probleem ernstig te zijn. In de
varkenssector werden in totaal 1621 bedrijven geblok-
keerd en bij 504 bedrijven werden positieve PCB- of
dioxineresultaten vastgesteld. Bij 17% van de bedrijven
werd de oorspronkelijke norm van 1000 ppb overschre-
den. Dit wil zeggen dat bij 69% van de geblokkeerde
varkensbedrijven achteraf helemaal geen probleem werd
vastgesteld. De omschrijving van de verdachte bedrijven
was dus zeer behoedzaam. Wat mogen wij daaruit
besluiten ? Ik denk dat wij in alle objectiviteit mogen
zeggen dat de aanpak voorzichtig is geweest en dat er
veel meer bedrijven dan nodig - al was het maar uit
voorzichtigheid en voorzorg -, werden geblokkeerd. De
HA 50
PLEN 047
65
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
vermelde cijfers laten dus toe te besluiten dat de nood-
zakelijke maatregelen wel degelijk werden genomen en
dat deze maatregelen uiteraard in eerste instantie wer-
den genomen om de volksgezondheid te beschermen.
Mijnheer de voorzitter, collega's, een belangrijk deel van
mijn nota is gewijd aan een aantal vaststellingen en
tekortkomingen. Wij hebben, zeker tijdens de eerste
besprekingen, lang gediscussieerd over een aantal punc-
tuele vaststellingen en een aantal objectieve omschrijvin-
gen van deze vaststellingen. Ik ga u daar vanavond niet
meer mee belasten, maar ik stel voor dat degenen die
gei¨nteresseerd zijn - en ik hoop dat u dat allen bent -,
deze bedenkingen, deze evaluatie, deze kritische beden-
kingen op de vaststellingen nog eens zullen nalezen. U
zult dan met mij in alle objectiviteit kunnen vaststellen dat
er wellicht betere omschrijvingen zouden moesten zijn
opgenomen, zeker bij de vaststellingen. Het is uiteindelijk
toch op basis van die vaststellingen dat wij onze aanbe-
velingen hebben opgemaakt, maar ook de verantwoor-
delijkheden hebben vastgelegd ?
In het laatste deel van dit rapport ga ik in op enkele
aanbevelingen die wij samen hebben goedgekeurd, wat
op zichzelf ook heel belangrijk is. De lijst van aanbeve-
lingen is uiteindelijk het instrument dat door de huidige
regering - hopelijk - zal worden gebruikt. Daar gaan wij
toch vanuit. Hopelijk houdt de regering rekening met alle
elementen die in deze lijst van aanbevelingen staan.
Nochtans, en het zal u niet vreemd zijn wanneer ik dat
zeg, zitten bij deze aanbevelingen elementen die ik nog
veel scherper had willen formuleren en ik weet waarom ik
dat wilde doen. Ik ben daarin niet geslaagd, maar ik heb
mij uiteindelijk bij de consensus neergelegd. Ik denk
hierbij aan de moeilijke oefening die wij in de vorige
legislatuur ook hebben moeten maken om de aanbeve-
lingen van de vleesfraudecommissie in consensus te
formuleren.
In het ontwerp inzake de aanbevelingen - zij zijn niet
overeind gebleven - hadden wij minstens tot streefdoel
gesteld dat al hetgeen normerend was zou worden
gescheiden van de controlerende structuren of van de
controlerende instanties die nog moeten worden opge-
bouwd. Wij wilden zeer duidelijk alle controlediensten
overhevelen en onder e´e´n bevoegdheid brengen. Con-
creet gesproken hield dit geen opsplitsing in van DG4 en
DG5. Met heel veel goede wil vinden wij dat terug in de
aanbevelingen, maar ik vind het nog veel te zwak om-
schreven.
Ik denk dat als mevrouw de minister dit zou kunnen uiten
- het is daarvoor nu niet het geschikte ogenblik - zij nu
reeds ervaart bij het cree¨ren van een nieuwe structuur
voor het voedselagentschap hoe moeilijk het is om
diensten te overtuigen zich niet op te splitsen, maar als
geheel over te gaan naar en opgenomen te worden in de
nieuwe controlestructuur. Dan heb ik het zeer specifiek
over diensten als DG4 en DG5. Daarvoor hebben wij
uiteraard bij het wetsontwerp inzake het voedsel-
agentschap heel wat argumenten aangebracht om te
bepleiten dat de diensten niet zouden worden opgesplitst
maar ze volledig onder een bevoegdheid te brengen. Dat
is dan de bevoegdheid van de controle van de voedsel-
keten. Los daarvan dient men ervoor te zorgen dat er een
instantie komt die onafhankelijk en wetenschappelijk
goed onderbouwd de normen bepaalt. Kortom wat de
aanbevelingen aangaat, daarmee gaan wij akkoord : wij
hebben ze onderschreven.
Het laatste luik van mijn rapport is een korte beschrijving
van een aantal elementen die in de toekomst zeker mee
moeten worden opgenomen in het beleid. Het zijn ele-
menten die dus ook terugkomen bij de vaststellingen en
die vaak in grotere mate oorzaak zijn geweest van de
crisis. Ik heb het hier over de tracering. Wij omschrijven
dit aspect ook in de aanbevelingen. Ik denk dat wij
daarover nog te weinig hebben geschreven. Wij hebben
vastgesteld dat het niet zo vanzelfsprekend is een dienst
op te leggen op relatief korte termijn bedrijven en pro-
ducten te traceren en heel de door het veevoeder afge-
legde weg terug samen te stellen. Ik heb het ook over het
crisismanagement, in de toekomst zal dit een heel be-
langrijk onderdeel van de aanpak zijn. Op dit moment
hebben wij geen crisisdraaiboek. Dat zou ook een van de
opdrachten moeten zijn voor het nieuwe departement dat
het voedselagentschap krijgt toegewezen : het moet een
crisisdraaiboek samenstellen met daarin alle elementen
die moeten worden gehanteerd in geval van een crisis in
de voedselsector. Die aanbeveling staat er wel in, maar ik
heb ze nog wat verder uitgeschreven in mijn rapport.
Over de structuur heb ik het al gehad. U kent mijn
uitgangspunten om tot een goed federaal agentschap te
komen. Ik hoop dat wij, eenmaal er wat zicht is op de
nieuwe structuur, ook deze elementen in zullen terugvin-
den.
Dan is er nog de vraag waarom wij de werkzaamheden
hebben bee¨indigd zoals gebeurde, dus zonder onze
goedkeuring te verlenen aan het laatste en volgens
sommigen belangrijkste luik van ons werk : de politieke
verantwoordelijkheden. Wij hebben het daar in de dis-
cussie met de heer Michel reeds over gehad. Ik ga daar
niet meer in detail op in, want dat brengt weinig bij. De
dingen zijn verlopen zoals zij zijn verlopen en ik vind dat
spijtig. Ik vind het ook spijtig dat de heer Paque hier niet
meer is, maar ik kan het getuigenis van de heer Van-
houtte inroepen, want die heeft het wel meegemaakt.
Maandag of dinsdag kregen wij de voorlopige lijst met
politieke verantwoordelijkheden, een document dat blijk-
baar werd opgesteld door de verslaggevers, de heren
Vanhoutte en Paque.
66
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
Mijn reactie was, zowel naar de heer Vanhoutte als naar
de heer Paque, dat ik dit een zeer evenwichtig document
vond en dat ik persoonlijk met geen enkele omschrijving,
zelfs niet met de omschrijving ten opzichte van de heer
Dehaene, moeite had.
Als ik dan moet vaststellen dat, sinds woensdag, dit niet
meer het document is waarop men voortwerkt en dat een
ander document buiten dit huis circuleert, en zelfs ge-
bruikt wordt op een regionale zender in Limburg terwijl wij
daar zelfs nog geen kennis van hadden, was het voor mij
duidelijk dat men politieke spelletjes speelde. Ik vond dat
zeer spijtig. Ik vernam dat de huidige minister van
Landbouw reeds de vijf elementen citeerden, die hij te
zwak vond, waar wij zelfs geen kennis van hadden.
Wij hadden toen een document met politieke verantwoor-
delijkheden
waarin
het
louter
ging
over
een
communicatiefout. Op basis van dit document hebben wij
gewerkt. In de loop van woensdag en donderdag-
voormiddag werd ons duidelijk dat er een tweede docu-
ment was dat uitgebreider was en dat blijkbaar door de
meerderheid of door een gedeeltelijke ervan werd opge-
steld.
We waren zeer ver in de consensus, op basis van een
aanpassing van vijf factoren die men aanbracht onder de
verantwoordelijkheid van minister Pinxten en op basis
van de tekstaanpassingen die onder andere door collega
Goris werden voorgesteld, maar uiteindelijk bleek dat op
dat moment bij de meerderheid geen bereidheid was om
ook ten opzichte van de huidige regering een aantal
verantwoordelijkheden te omschrijven.
Dat is de juiste situatie waarin wij ons bevonden toen wij
donderdagnacht uiteindelijk moesten beslissen of wij
deze lijst met politieke verantwoordelijkheden gingen
goedkeuren. Men moest zich correct gehouden hebben
aan de eerste tekst. Doen alsof wij op die tekst moesten
gaan werken terwijl er een andere tekst circuleerde, dat
was teveel.
De heer Peter Vanvelthoven (SP) : Mijnheer de voorzit-
ter, ik kan niet goed volgen. Wij houden toch een tweede
lezing met de bedoeling om de eerste tekst aan te
passen aan de opmerkingen die in de commissie ge-
maakt worden. Ik kan me nog herinneren dat ik zelf een
aantal punten had waarvan ik vond dat die ook thuishoor-
den onder het hoofdstuk Landbouw. Achteraf vond ik die
in de tweede tekst terug.
Als ik inhoudelijk de punten bekijk die eraan toegevoegd
zijn, kan u daar weinig problemen mee hebben. Ik had op
een bepaald moment het gevoel dat u overstag bent
gegaan toen we die discussie hadden over de formule-
ring van de zin
dat de ministers respectievelijk verant-
woordelijk zijn voor de fouten en de tekortkomingen van
hun administratie en kabinet
. De heer Michel wilde een
bepaald amendement in de tekst voegen dat uiteindelijk
niet werd goedgekeurd. Er is een andere tekst goedge-
keurd die door de heer Goris en de heer Vanhoutte
samen werd opgesteld.
Wij zijn vertrokken van de ontwerptekst-Vanhoutte,
waarin het slechts ging over e´e´n element, met name de
communicatiefout. Tijdens de bespreking werd daar ui-
teraard een aantal elementen aan toegevoegd, waarmee
wij grosso modo akkoord gingen. Toen wij de definitieve
tekst kregen waren de omschrijvingen van die aard dat
wij hebben gevraagd ze aan te passen. De heer Goris
heeft een inspanning gedaan om dat te doen. Intussen
werd het duidelijk dat onder meer de heer Michel daar-
mee niet akkoord ging. Dan ontstond die verwarrende
situatie, waarbij men niet meer wist wat al was goedge-
keurd. Tot en met punt 3 was alles afgehandeld. Toen is
alles geblokkeerd.
De voorzitter : Dit debat is reeds gevoerd. Mevrouw
Avontroodt, mag ik u vragen kort te zijn ?
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Ik ben verwon-
derd over het konijn dat u nu weer uit uw hoed tovert. Wij
hebben alleen gediscussieerd over de teksten die wij in
de commissie hebben gekregen. Nu zegt u dat er een
tekst circuleerde op TV-Limburg, waarin andere zaken
stonden. Als u over dat document beschikte op dat
moment, waarom hebt u het dan niet voorgelegd aan de
commissie ? U ging akkoord met de tekst, en nu hebt u
het plotseling over een ander document.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Mevrouw, u moet de
zaken niet door elkaar halen. Wij gingen akkoord met een
groot deel van de tweede versie van de ontwerptekst.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Inderdaad, tot
aan DG4.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Het feit dat die tekst ook
buiten de commissie circuleerde, hebben wij pas in de
loop van de avond vastgesteld.
Mevrouw Yolande Avontroodt (VLD) : Mijnheer Brouns,
u zei daarnet dat u zich wou aansluiten bij de tekst, tot u
weet had van de andere tekst.
De heer Hubert Brouns (CVP) : Wij waren ervan over-
tuigd dat men de teksten in de vorm dat zij zouden
worden goedgekeurd, al klaar had en men niet van plan
was om daaraan nog iets te wijzigen.
De voorzitter : Mijnheer Brouns, wilt u besluiten ?
De heer Hubert Brouns (CVP) : Wij hebben gedurende
acht maanden samen een hele weg afgelegd. Persoonlijk
denk ik dat dit werk niet voor niets is geweest. Het is
HA 50
PLEN 047
67
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hubert Brouns
spijtig voor de commissie wat zich die laatste twee dagen
heeft voorgedaan. Ik had het mij ook anders voorgesteld.
Ik heb in de commissie hopelijk niet de indruk nagelaten
dat ik het politieke belang van de eigen groep liet
primeren op het algemeen belang. Degenen die gehoord
hebben wat ik publiekelijk heb verklaard net na het
uitbreken van de crisis, weten beter. Ik heb altijd gepro-
beerd mij objectief op te stellen. Ik hoop dat ons werk niet
voor niets is geweest en wij er zeker iets mee gaan doen.
Daarom ben ik blij dat althans de aanbevelingen unaniem
zijn goedgekeurd.
Over de politieke verantwoordelijkheid zal men wellicht
nooit zijn uitgepraat, aangezien iedereen zijn gelijk wil
halen en dat is jammer. Gelukkig werd een unaniem
standpunt ingenomen omtrent de aanbevelingen inzake
de nieuwe structuren voor een efficie¨nte controle van de
voedselketen.
Hopelijk mogen wij van de minister in de loop van de
komende maanden vernemen dat op relatief korte termijn
die nieuwe structuren duidelijk kunnen worden toegelicht.
Aanvankelijk zou het Voedselagentschap werkzaam zijn
op 1 januari 2000. Hoewel reeds stappen werden gezet
om het door het parlement goedgekeurd te krijgen, blijkt
men nog niet voorbij de voorbereidingsfase te zijn. Ik
hoop dan ook op een spoedige toelichting omtrent deze
structuren die een efficie¨nte controle op de voedselketen
moeten toelaten. Wij zullen deze aangelegenheid in elk
geval op de voet volgen.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Monsieur
le pre´sident, madame la ministre, chers rares - donc
pre´cieux - colle`gues, je voudrais commencer en fe´licitant
moi aussi les rapporteurs et l'ensemble des services de
la Chambre pour le travail conside´rable qui a e´te´ re´alise´
et qui nous a permis de de´poser un excellent rapport,
me^me si l'on peut, peut-e^tre a` titre personnel, e^tre plus
ou moins satisfait des conclusions auxquelles nous
avons abouti. En effet, un rapport de commission d'en-
que^te est toujours le fruit d'un travail collectif, qui est
cense´ recueillir l'assentiment le plus large possible. Je ne
veux ici ni refaire l'historique de la crise, ni redire ce que
le rapport dit mieux que moi et certainement d'une
manie`re plus comple`te que je ne pourrai le faire ici.
Je voudrais donc me centrer sur des e´le´ments qui sont
fondamentaux et dont j'estime qu'ils n'ont pas e´te´ suffi-
samment e´voque´s. Certains, et non des moindres, ont
de´clare´ que la crise de la dioxine e´tait d'abord une crise
politique; crise due, a` les entendre, bien plus a` la
proximite´ des e´lections qu'a` la dispersion d'un polluant
dans la chai^ne alimentaire.
Je pense, quant a` moi, que nous avons passe´ pas mal de
temps, pour ne pas dire perdu beaucoup de temps et
d'e´nergie, a` discuter des inte´re^ts e´lectoraux, voire e´lec-
toralistes, des uns et des autres dans la crise.
Evidemment, cette crise, comme d'autres, est aussi
politique, mais au sens non politicien du terme. Les
ministres qui e´taient alors en charge du dossier l'ont
d'ailleurs assume´ comme tel puisqu'ils ont de´missionne´
face a` des e´ve´nements dont leurs de´partements n'ont
pas su ou pu assurer la mai^trise.
Mais que l'on revienne syste´matiquement sur ce genre
de propos au sein de la commission d'enque^te me parai^t
relever encore et toujours d'une volonte´ de minimiser les
faits, a` de´faut de pouvoir les taire. Or, on se rend compte
que cette attitude a joue´ comme un facteur aggravant
dans la crise, a` la fois face aux consommateurs, com-
ple`tement de´boussole´s par une se´rie d'informations
contradictoires et souvent peu cre´dibles, et face a` l'Union
europe´enne qui a pu penser, sans doute a` juste titre, que
l'on voulait e´viter de l'informer. Que l'on prolonge cette
volonte´ de minimiser les faits au sein-me^me de la com-
mission d'enque^te ne me rassure pas sur la gestion de la
crise, mise en place au moment des e´ve´nements. Cette
attitude m'ame`ne pluto^t a` penser qu'en effet, on a voulu
minimiser les faits, ou en tous cas les taire le plus
longtemps possible, a` de´faut de les passer de´finitivement
sous silence.
Pour moi, cette crise, qu'il faut aussi remettre en pers-
pective avec d'autres qui frappent le me^me secteur
agro-alimentaire, est d'une extre^me importance et a un
sens encore plus fondamental que ce qu'on veut bien lui
donner. Cette crise est une des expressions de l'impasse
ou` nous me`ne la course forcene´e vers une e´conomie
mondialise´e, qui soumet le vivant aux conditions de
l'industrie et aux pires contraintes du productivisme.
Elle remet en cause les syste`mes actuels de production
dans le secteur de l'e´levage ainsi que l'organisation de
l'ensemble de la filie`re agro-alimentaire. Le de´veloppe-
ment d'une agriculture intensive, non lie´e au sol et
devenue une ve´ritable industrie, ge´ne`re une production
largement exce´dentaire qu'il faut e´couler au prix du
marche´ mondial.
Pour s'en convaincre, il suffit d'examiner les taux d'auto-
approvisionnement des productions en question : pour
les porcs, 224%; pour la volaille, 158%; pour les oeufs,
137%. La ne´cessite´ d'exporter est donc particulie`rement
impe´rieuse.
Dans ce contexte, la rentabilite´ du produit ne peut e^tre
atteinte qu'en jouant soit sur la longueur du cycle de
production, soit sur le cou^t de l'alimentation destine´e aux
animaux.
Le cycle de production ayant e´te´ raccourci au maximum,
il ne reste qu'une possibilite´ : la diminution du prix des
matie`res premie`res entrant dans la composition des
68
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
aliments pour animaux, en utilisant notamment des ma-
tie`res premie`res dites secondaires qui proviennent du
recyclage, le´gal d'ailleurs, de certains de´chets, notam-
ment animaux, dont on contro^le peu ou mal la composi-
tion.
Par ailleurs, la tentation est grande d'introduire fraudu-
leusement dans l'alimentation animale des de´chets pour
l'e´vacuation desquels une compensation financie`re est
conce´de´e.
On le constate, c'est le mode de production lui-me^me qui
ge´ne`re soit des pratiques peu fiables, soit des pratiques
frauduleuses, toutes deux peu compatibles avec la se´-
curite´ alimentaire.
C'est donc bien sur ces modes de production qu'il faudra
re´fle´chir, tant au niveau belge qu'au niveau europe´en car,
a` l'avenir, la logique purement financie`re sera soumise a`
diverses contraintes, on peut l'espe´rer en tout cas,
contraintes qui sont le respect de l'environnement, le
bien-e^tre animal, la trac¸abilite´ de la production, le
contro^le du caracte`re sain des produits. Ce sera notam-
ment la ta^che de l'Agence fe´de´rale pour la se´curite´
alimentaire.
On ne peut en aucun cas se contenter de solutions
consistant seulement a` ame´liorer le syste`me des contro^-
les ou a` les renforcer, me^me si l'on ne peut nier qu'il faut
le faire. Renforcer les contro^les, les ame´liorer, est certes
ne´cessaire, mais c'est loin d'e^tre suffisant.
Si la question du choix des modes de production doit e^tre
pose´e, je l'ai de´ja` dit, la question des matie`res premie`res
entrant dans l'alimentation animale, directement lie´e au
mode de production, doit e´galement e^tre pose´e, et
rapidement.
Est-il, en effet, concevable que l'alimentation animale
devienne une filie`re d'e´vacuation pour toute une se´rie de
de´chets, notamment d'animaux, et transforme le cheptel
en un vaste digesteur, non bio malheureusement, capa-
ble d'assimiler des substances dont on ne sait plus quoi
faire vu leur quantite´, ou dont le cou^t d'e´vacuation par un
autre mode s'ave`re trop e´leve´.
Nous sommes entre´s dans le re`gne d'une socie´te´ auto-
phage qui donne a` manger a` ses animaux leurs propres
cadavres, en oubliant que tout ce qui passe dans l'ali-
mentation animale se retrouve dans l'alimentation hu-
maine. C'est bien ce me´canisme qui est a` la base de la
crise de la dioxine et qui a fait que nous nous sommes
retrouve´s face a` une contamination ge´ne´ralise´e de la
chai^ne alimentaire.
Je n'e´voquerai donc pas ici les questions e´thiques que
pose ce genre de pratique, mais je me contenterai de
signaler qu'en termes de sante´ publique, nous allons e^tre
confronte´s a` de plus en plus de questions. Nous avons
de´ja` eu la question de la vache folle, celle de la dioxine et
celle des antibiotiques nous pend au nez. Qu'attendons-
nous encore pour poser les bonnes questions, celles qui
permettent en tout cas de donner des re´ponses correc-
tes ?
Faut-il encore tole´rer dans l'alimentation animale les
farines animales qui recyclent pratiquement tout ce qui
passe a` l'e´quarrissage, y compris les animaux malades
ou les animaux euthanasie´s, sachant que, pour les
matie`res dites a` haut risque, le traitement thermique
utilise´ n'e´limine absolument pas les contaminations ?
Faut-il encore tole´rer dans l'alimentation animale des
graisses animales qui concentrent les divers polluants
chimiques qui sont he´las aujourd'hui des constituants
banals de notre environnement ? A preuve de cette
concentration le fait qu'une contamination de´rive´e ou
secondaire ait pu se produire lorsque les poulets morts
ont e´te´ recycle´s par Rendac en farine animale.
Faut-il encore accepter dans l'alimentation animale des
graisses recycle´es dont on garantit difficilement la com-
position ?
Pour moi, la re´ponse est non si l'on conside`re en tout cas
qu'en bout de course c'est d'abord la sante´ humaine et
non certains inte´re^ts e´conomiques qui compte.
La re´flexion ne´cessaire sur la question des matie`res
premie`res est pour moi la meilleure condition du contro^le
de celles-ci, contro^le qui doit se situer a priori le plus en
amont possible dans la chai^ne alimentaire. C'est seule-
ment de cette manie`re que l'on pourra re´ellement pren-
dre en conside´ration le principe de pre´caution et qu'on
l'appliquera a` la chai^ne alimentaire.
Le me´canisme de contamination de la chai^ne alimentaire
par la dioxine a aussi montre´ les limites d'une gestion de
ce type de crise par les moyens habituels. On ne ge`re
pas ce type de contamination comme on a ge´re´ la peste
porcine. C'est peut-e^tre la`, monsieur Brouns, qu'il faut
trouver, pluto^t que dans les changements de gouverne-
ment, la raison me^me du changement de strate´gie et de
la position des analyses pluto^t que de la trac¸abilite´.
Les phe´nome`nes sont de natures diffe´rentes : d'un co^te´,
une maladie connue, aux sympto^mes clairs et au mode
de contagion connu qui frappe des sujets identifiables, de
l'autre co^te´ une contamination diffuse d'un polluant qui se
transmet verticalement (de la me`re a` l'enfant), qui se
bio-accumule et se concentre tout au long des paliers de
la chai^ne alimentaire et qui finit par se retrouver partout,
sans que soient ne´cessairement pre´sents des sympto^-
mes visibles et des effets imme´diats. Il est donc beau-
coup plus difficilement identifiable une fois que l'on a
laisse´ ce polluant s'introduire dans la chai^ne.
HA 50
PLEN 047
69
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
Je pense que les administrations ont donc manque´ de la
culture du risque lie´ aux polluants chimiques, et ce pour
diffe´rentes raisons qui ne leur sont pas ne´cessairement
imputables. Le contexte ambiant est a` la me´connais-
sance de ce type de me´canisme, a` la fois parce que les
quantite´s rela^che´es ou les re´sidus paraissent infimes,
mais la toxicite´ de ces re´sidus se mesure aussi en termes
infimes (par exemple en picogrammes) et aussi parce
que la pre´sence de ce type de produit dans notre
environnement parai^t de plus en plus banale.
Ainsi, lorsque le nutritionniste Van Ginderachter a
e´voque´ l'hypothe`se dioxine, apre`s avoir fait le tour de
toutes les autres hypothe`ses et apre`s les avoir e´limine´es
les unes apre`s les autres, aucun membre de l'adminis-
tration ne l'a vraiment pris au se´rieux. Cette hypothe`se
paraissait, en effet, peu vraisemblable.
Pourtant, sachant qu'il e´tait question de graisses et de
dioxine, on aurait du^ agir. En effet, la dioxine se fixe et
s'accumule particulie`rement dans les graisses.
A ce moment-la`, on n'a pas eu le re´flexe de demander
des analyses officielles doublant celles du prive´.
Selon moi, s'il y a eu un moment dans la crise ou` on
aurait pu gagner du temps et aller plus vite, c'est bien
celui-la`. Cela est de la responsabilite´ du ministe`re de
l'Agriculture.
Je voudrais encore dire quelques mots a` propos de la
dioxine. En effet, on a pu observer a` ce propos une se´rie
de me´canismes de minimisation. L'opinion publique a
surtout entendu les experts qui convenaient le mieux, qui
assuraient haut et fort qu'il ne pouvait y avoir de risques
pour la sante´ e´tant donne´ le niveau de contamination et
qui se permettaient de dire :
Apre`s tout cela n'est pas
aussi grave que cela en a l'air
, sous-entendu : Ne nous
posons pas trop de questions et surtout pas des ques-
tions fondamentales qui pourraient remettre en cause
des choix, notamment e´conomiques.
J'aimerais attirer l'attention sur trois e´le´ments.
1. La Belgique est un des pays ou` la contamination en
dioxine et PCB est la plus e´leve´e au monde. Je me re´fe`re
ici a` un rapport europe´en de 1999 qui pointe du doigt
singulie`rement la Flandre. Le lait maternel, en Belgique,
est aussi l'un des plus contamine´s au monde. Je crois
d'ailleurs qu'il de´tient un record mondial. Tout cela cons-
titue ce que l'on appelle le background de contamination
et on peut dire qu'il est de´ja` e´leve´. Il est donc clair que
tout ajout de dioxine est a` e´viter.
2. La signification des chiffres
se´curisants qui sont
avance´s. Si un gramme seulement de dioxine s'est
retrouve´ dans la graisse animale destine´e a` la consom-
mation -ce qui peut sembler minime- cela signifie qu'en
moyenne, chaque citoyen belge est susceptible d'avoir
absorbe´ 100 000 picogrammes.
Si la dose journalie`re admissible est de 1 a` 4 picogram-
mes de poids corporel pour un individu moyen de 70 kg,
cela signifie que la dose journalie`re maximale est de
280 picogrammes. Une quantite´ de 100 000 picogram-
mes repre´sente l'e´quivalent de plus de deux fois l'ab-
sorption de la dose journalie`re admissible pendant un an,
cela sans tenir compte du fond ambiant.
On peut constater e´galement que, dans ce calcul, on n'a
pas ne´cessairement pris en compte toute la quantite´ de
PCB pre´sente. Je vous renvoie a` la rubrique
Carte
blanche
parue, ce lundi dans Le Soir, re´dige´e par deux
scientifiques.
Je voudrais dire a` M. Paque que ce calcul est e´videm-
ment the´orique, qu'il est le me^me que celui utilise´ pour
de´finir ce que l'on appelle, les
no effect level, c'est-a`-
dire les effets a` partir desquels, il n'y a pas de risque. Je
re´pe`te que l'on utilise le me^me genre de calcul, les
me^mes moyennes.
3. La convergence de plus en plus d'e´tudes scientifiques
montre que les dioxines sont des perturbateurs hormo-
naux qui agissent sur le syste`me endocrinien, soit en se
substituant a` une hormone, soit en l'empe^chant d'agir.
M. Luc Paque (PSC) : Monsieur le pre´sident, je suis
d'accord avec vous, madame, quand vous dites que les
me^mes types de calculs sont utilise´s pour les
no level
effect
. Je peux tre`s bien le comprendre vu qu'on prend
la contamination maximale qu'une personne peut absor-
ber pour fixer les niveaux les plus bas. Voila` qui me parai^t
tout a` fait normal.
Mais lorsqu'on donne un chiffre du type
Chaque Belge a
ou aurait pu, en moyenne, absorber 100 000 picogram-
mes de dioxine
, cela est vrai aussi pour autant que l'on
se limite exclusivement aux chiffres; bien entendu, cela
signifie que tous les aliments qui auraient pu e^tre conta-
mine´s par la dioxine auraient e´te´ consomme´s dans leur
entie`rete´ et ce, exclusivement en Belgique.
Je suis d'accord de prendre ce type de calcul pour fixer
un seuil, mais de la` a` utiliser ce calcul pour une donne´e
absolue de contamination possible de la population, il y a
une marge au-dela` de laquelle je ne peux vous suivre.
Nous ne serons jamais d'accord sur ce point de vue.
Mme Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO) : Oui, mais
je vous signale quand me^me que, pour fixer les seuils, on
utilise aussi des coefficients de se´curite´ qui compensent
ce que vous dites quant a` ce qui n'a e´ventuellement pas
e´te´ consomme´ en Belgique. Peu importe.
Je voulais simplement montrer par un calcul que les
quantite´s ne sont pas aussi insignifiantes que l'on veut
bien le dire par rapport aux doses journalie`res habituel-
lement admises.
70
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Martine Dardenne
Ma troisie`me remarque concerne la convergence d'e´tu-
des scientifiques montrant que les dioxines sont des
perturbateurs hormonaux, qui agissent sur le syste`me
endocrinien, soit en se substituant a` une hormone, soit
en l'empe^chant d'agir. Cela signifie qu'il n'y a pas d'effet
de seuil et que le polluant agit a` l'ordre de la mole´cule.
Les effets induits sont des effets diffe´re´s a` tre`s long
terme. Ils ne sont pas ne´cessairement de l'ordre du
cancer, mais ils provoquent aussi des effets de de´fi-
cience immunitaire, des troubles de reproduction et de
comportement. A cet e´gard, la communication du
Dr Pluygers pour le rapport de la commission est e´clai-
rante; je vous invite a` la lire.
Au terme de ces trois remarques que je viens de formu-
ler, il me parai^t, madame la ministre, qu'il faille effective-
ment attacher plus d'attention a` la re´alisation d'e´tudes
scientifiques sur le sujet dioxine, notamment parce qu'en
Belgique, nous disposons de donne´es. Me^me d'un sim-
ple point de vue scientifique, il serait dommage de laisser
perdre ce capital qui consisterait en une perte importante
pour la sante´ publique.
Enfin, je terminerai en lisant un petit extrait d'un livre bien
mene´, puisqu'il s'intitule
Les Poules pre´fe`rent les ca-
ges
.
Mais, comme tout l'annonce ou le confirme, s'ils s'obs-
tinent a` ste´riliser la terre, a` empoisonner les e´le´ments et
a` contraindre les vivants, il ne faudra pas qu'ils s'e´ton-
nent de survivre dans un monde ou` les fleurs se faneront
sans avoir e´clos, ou` les de´charges s'e´taleront jusque sur
des rivages de goudron baigne´s par des mers mortes
-c'est d'actualite´-, ou` l'on cherchera dans les images et
dans les textes a` quoi pouvait ressembler un matin clair
du temps ou` les oiseaux chantaient, ni de trouver enfin
re´unis, mais par une e´gale mise`re et dans le me^me
opprobre, ceux qui auront cause´ cette violence aussi
bien que ceux qui l'auront subie et qui auront ainsi
contribue´ a` la laisser s'exercer. Peut-e^tre s'en trouvera-
t-il en effet parmi eux de plus inge´nus, de plus stupides
ou de plus cyniques pour s'e´tonner quand me^me de ce
qui leur arrive.
Mais personne ne pourra dire qu'il n'avait pas e´te´ pre´-
venu.
De heer Pierre Lano (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, ik ben geen doemdenker en - ik
richt mij meer speciaal tot mevrouw Dardenne - ik houd
er geen apocalyptische visie op na wat onze maatschap-
pij betreft.
Mijnheer de voorzitter, ik wens niet in herhaling te vallen
noch oude wonden open te rijten; daarvoor zorgden
andere sprekers tijdens deze vergadering al. Ik wens
alleen enkele opmerkingen te formuleren.
Hoewel sommige uitspraken in de loop van deze verga-
dering twijfels en vragen verrieden omtrent de werking en
het nut van de onderzoekscommissie, vonden alle
commissieleden het in het algemeen toch een verrij-
kende ervaring en waren zij tevreden ervan deel te
hebben uitgemaakt.
Ik heb mij inderdaad spontaan aangemeld bij de vorming
van deze onderzoekscommissie, omdat ik tijdens de
vorige legislatuur ondervoorzitter was van de commissie
voor het Bedrijfsleven, waartoe Landbouw behoort, en
ook omdat bijna de helft van de schade in mijn provincie
is gesitueerd.
Het lijdt geen twijfel dat zekerheid inzake de voedselke-
ten en de volksgezondheid van primordiaal belang is. In
een economische omgeving bestaat dit echter niet en dat
is een belangrijk gegeven.
Sommige personen hebben de crisis vooral politiek willen
bekijken. Dat is hun recht, maar als ondernemer heb ik
mij niet laten meeslepen in deze politieke spelletjes.
Mevrouw Van de Casteele had het over staatsbelangen.
Het gaat inderdaad over belangen. De agro-industrie
vertegenwoordigt 5% van ons BNP. De sector realiseert
11% van onze totale export; dat is 717 miljard per jaar. Tot
nu toe heeft niemand dat vermeld. Ze staat bovendien op
de vierde plaats in de Europese Unie, na Nederland,
Frankrijk en Duitsland. Ons handelssaldo is positief met
65 miljard en wij exporteren bijna 10% meer voedsel dan
we importeren. Die surplussen vinden we vooral in vier
soorten producten terug : vlees en vleeswaren, meel- en
melkbereidingen, cacaobereidingen - denk aan onze
pralines - en voedingsbereidingen. Zo weten we tenmin-
ste wat op spel stond gedurende deze crisis. Uiteraard
mag men naast het aspect volksgezondheid ook het
economisch belang niet onderschatten.
Op iedere vergadering hebben we dezelfde vragen ge-
steld. Hoe is het mogelijk dat enkele ketels Askarel, die
onrechtmatig werden vermengd in een lading vetten,
zoveel schade konden berokkenen ? Moest dat zoveel
kosten aan de gemeenschap ? De sector draagt uiter-
aard een grote verantwoordelijkheid. Dat staat vast.
Werd de meerderheid van de bedrijven echter niet ge-
straft door onachtzaamheid van een kleine minderheid ?
Ik blijf me in dit verband een aantal vragen stellen. Is het
omdat de agrosector niet populair is bij de bevolking dat
de dioxinecrisis geen blijvende verontwaardiging heeft
uitgelokt ? Is het daarom dat op dit moment de smeek-
beden van bepaalde slachtoffers nog altijd niet au se´-
rieux worden genomen ? Men discuteert nog altijd over
de terugbetaling van bepaalde analysekosten. Is het
daarom dat men sommige geblokkeerde of terug-
gestuurde voedingswaren niet terugbetaald ? Willen de
gewesten zich daarom niet verder engageren ? Ze stel-
len enkel voorschotten en overbruggingskredieten ter
HA 50
PLEN 047
71
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Lano
beschikking van de sector. De gewesten hebben hun
taak niet vervuld, mevrouw de minister. Deze vragen
behoren niet tot de opdracht van deze commissie, maar
ze mogen toch weleens worden gesteld.
Als men spreekt over een materie die zowel Landbouw
als Volksgezondheid aanbelangt, stelt men vaak dat
Landbouw onder druk van de agrolobby al te veel oog
heeft voor de economische belangen en te weinig voor
het aspect volksgezondheid. Welnu, niets is minder waar.
De crisis heeft eens te meer bewezen dat ook Landbouw
er alle belang bij heeft dat de normen inzake volksge-
zondheid worden gerespecteerd. Men moet hierbij de lat
hoog leggen.
De agro-industrie heeft niet het minste belang bij een
zoveelste voedselcrisis. Er zijn er reeds veel te veel
geweest in Europa. Het consumentenvertrouwen mag
niet verder worden aangetast. Landbouw heeft er alle
belang bij mee te werken aan een voorkomingsbeleid
onder meer via zelfcontrole en de uitbouw van een
kwaliteitbewakingssysteem. Het vastleggen van normen
impliceert eveneens dat er wordt toegezien op de nale-
ving ervan door een sluitende controle met dito inspectie.
Problemen zullen altijd blijven bestaan omdat er altijd
enkelen zullen zijn die niet verder kijken dan hun neus
lang is.
Ik hoop dat de omvang van de crisis en de enorme
impact ervan op iedereen een catharsis, een fundamen-
tele verandering in de mentaliteit kan teweegbrengen.
Als deze commissie erin slaagt al de elementen aan te
brengen om het onmogelijk te maken dat een besmetting
in de toekomst nog zo'n dimensie kan aannemen, is zij in
haar opzet geslaagd.
Het verslag van de commissie mag er zijn. Vooral tijdens
de laatste werkzaamheden van de commissie hebben we
echter een aantal kansen laten liggen. Alhoewel het niet
per se nodig was een consensus te bereiken inzake de
verantwoordelijkheden, hadden we beter een pauze in-
gelast zodat we ons werk beter hadden kunnen vol-
tooien. De relatieve depolitisering bij de oplossing van de
crisis ontbrak, mijn inziens, tijdens de laatste werkzaam-
heden van de commissie. Commissievoorzitter Janssens
zal zich wellicht herinneren dat ik verscheidene malen
heb aangedrongen de krokusvakantie te gebruiken om
het 350 bladzijden tellend verslag rustig door te nemen
vooraleer het definitieve verslag op te stellen. Ik heb
eveneens een lans gebroken voor een korte verlenging
van ons mandaat.
Een verlenging was onmogelijk omwille van enerzijds de
collectieve paranoia van de politieke klasse ten opzichte
van de commissie, gevoed door denigrerende berichten
in de media en, anderzijds door de individuele allergie
van leden van de huidige en de vorige meerderheid om te
verschijnen voor de onderzoekscommissie. De eindspurt
van de 102 uren had, mijn inziens, vermeden moeten
worden.
Mijnheer de voorzitter, ik dring erop aan het Reglement
van de Kamer te wijzigen. Schors al de vergaderingen
tussen middernacht en 8 uur 's morgens. Bevries de tijd.
Het resultaat van overuren en nachtwerk is zelden goed.
Schaf het nachtcircus af.
Ik herhaal dat het verslag er mag zijn. De kritiek van
sommige leden mag er zijn, maar moet gerelativeerd
worden. Deze criticasters hebben waarschijnlijk zelf voor
veel politieke vertraging in de werking gezorgd. Men ging
misschien geen 50 dagen vergaderen, maar het werk
klaren in 40 dagen. We hebben er allemaal met veel
plezier onze tijd in gestoken.
Uiteraard begint men soms te koken nadat men enkele
persartikels heeft gelezen of reacties heeft aanhoord. De
redenen die tot vele denigrerende commentaren hebben
geleid, zijn van complexe aard. Soms had ik de indruk dat
er twee commissies aan het werk waren, een zoals die
gepresenteerd werd in bepaalde media en daarnaast de
ree¨le commissie die erg goed werk geleverd heeft en zich
serieus met de problematiek heeft beziggehouden.
Mijnheer de voorzitter, tijdens de vorige legislatuur was ik
lid van de onderzoekscommissie inzake de mensen-
handel. Deze commissie heeft gedurende een jaar ver-
gaderd en heeft nauwelijks de pers gehaald, zelfs niet
toen het rapport behandeld werd in plenaire vergadering.
Vandaag heeft men tenminste vermeld dat de minister
niet aanwezig was. Deze onderzoekscommissie kende
nochtans ook een aantal onvolkomenheden en niet alle
bevindingen overstegen de evidentie. Er was echter
geen mens die daarop lette. Het thema was plotseling
geen onderwerp meer van collectieve opwinding. Dat is
momenteel het geval voor onze commissie.
Wat men nu meemaakt is van een heel andere aard en
dimensie. Informatie, duiding en opinie¨ring lopen tegen-
woordig geheel door elkaar. De grote verandering is dat
sommige opiniemakers zich bijna rechtstreeks hebben
uitgeroepen tot spreekbuis van de achterban.
Heeft deze commissie dan toch een muis gebaard ? Ik
denk van niet. Over de aanbevelingen van het verslag
werd geschreven dat ze in de lijn van de verwachtingen
lagen. We hebben het warm water uitgevonden,
collega's. Als het warm water in de aanbevelingskruik
eens echt warm gaat worden, zullen de verschillende
beleidsniveaus het dan ook danig warm krijgen ? Denk
maar aan de meldingsplicht voor alle natuurlijke perso-
72
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pierre Lano
nen of rechtspersonen die bij de uitoefening van hun
opdracht weet kregen van feiten die de veiligheid van de
voedselketen in het gedrang kunnen brengen, zelfs al
vallen die feiten niet rechtstreeks onder hun bevoegd-
heid.
Dat is hier een duidelijk verschil tussen de regel en de
retoriek, enerzijds, en de praktijk op het terrein, ander-
zijds. Het zal automatisch verkleinen. De conclusies
zullen ook niet echt opvallend zijn. Het staat vol van
gemeenplaatsen die niemand engageren. Het is een
maat voor niets. De meest nutteloze commissie ter
wereld.
Het is de meest nutteloze commissie ter wereld. Ja zeg.
Stel dat naar analogie van de conclusies over bepaalde
topambtenaren de directie van een krant tot het besluit
komt dat enkele medewerkers onvoldoende gemotiveerd
zijn - de pers is hier niet meer aanwezig - en niet past in
een modern management, wat denkt u dat er met die
mensen zal gebeuren ? Hoelang zullen zij nog in die
dienst werken ?
Er is nog het beruchte deel van het verslag waarin een
poging wordt gedaan om verantwoordelijkheden en te-
kortkomingen vast te stellen. Alleen de veearts die de
bloedstollende nota heeft opgesteld is de kop van jut.
Hoe moet men dokter Destickere anders noemen, zeker
nu men weet hoe hij onlangs nog in de pers publiekelijk
reageerde op de conclusies van deze commissie ? Stel
dat die dokter Destickere in een prive´-onderneming
werkt. Hoelang zou het duren vooraleer hij de plaat zou
poetsen ?
Mevrouw de minister, ik vertel u dat in feite niet graag. Ik
behoor niet tot degenen die erop uit zijn om het conflict
op te zoeken. Is het al niet voldoende dat twee ministers
hun portefeuille hebben ingeleverd en de respectievelijke
partijen verlies leden ? Naschoppen hoeft niet meer.
Pootje haken kan niet meer. Het is natuurlijk niet zo
denderend als er genuanceerde oordelen worden geveld
in de plaats van onbarmhartige en spectaculaire conclu-
sies. Piet Vanthemsche had het waarschijnlijk bij het
rechte eind toen hij heel de dioxinesaga omschreef als
een opeenvolging van honderden minicrisissen, als een
opeenvolging van honderden vergissingen.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil beslui-
ten met drie extra aanbevelingen die niet in het rapport
zijn vermeld.
Ten eerste, verplicht het agentschap een jaarlijkse brief
voor te leggen aan het parlement, waarin wordt opge-
somd hoe het staat met de uitvoering van de gedane
aanbevelingen.
Ten tweede, crisissen kan men niet volledig uitbannen,
maar men kan er zich op voorbereiden. Een ramp in de
voedselketen kan men natuurlijk niet ensceneren zoals
gisteren een rampoefening in de IJzer. Bij crisissen
worden massapsychologische factoren steeds belangrij-
ker. Bereid het agentschap daarop voor.
Ten derde, depolitiseer het agentschap. Iedereen weet
dat het politiseren van het IVK finaal haar geloofwaardig-
heid aantast. Iedereen weet dat bepaalde ambtenaren
het IVK veel kwaad hebben gedaan. Sommigen mogen
worden vermeld, zoals de heer Cobbaut, die nooit zelf
voor de commissie werd opgeroepen. Trek alle registers
open, niet alleen inzake benoemingen en bevorderingen,
maar ook inzake denkpatroon en ideologische reflexen.
Mevrouw de minister, in dit verband heb ik een klein
doordenkertje voor u in de lijn van een van de laatste
denkpatronen van de heer Vanhoutte. Ik weet niet of u
het bedrijf Altram kent.
Altram is de absolute Europese leider voor raad en
technologische innovatie. Er werken 8 000 burgerlijk
ingenieurs. Altram heeft in 1996 een stichting opgericht
die technologische verspreiding als missie heeft. Altram
deelt ieder jaar een prijs van 1 miljoen Euro uit, toege-
kend op basis van een dossier door een top notch
internationale jury. De originaliteit van Altram bestaat erin
dat er elk jaar een nieuw thema wordt gekozen. Het
thema voor het jaar 2000 is de kwaliteit en de zekerheid
van de voedselketen. Er zijn reeds meer dan honderd
innovatieprojecten ingediend maar de voorzitter liet on-
langs uitschijnen dat de prijs waarschijnlijk naar een on
line supersnelle identificatie- en controlemethode voor de
voedselgrond- en hulpstoffen zal gaan. On the spot kan
men zien of de grondstoffen en de hulpstoffen aan de
norm voldoen. Nu vraagt u zich waarschijnlijk af waarom
men deze keuze gaat maken. Welnu, als het voorzorgs-
principe algemeen zou worden toegepast, dan werkt dat
sterk penaliserend voor de kleinere bedrijven. De voor-
zitter voegt eraan toe :
In deze sector, waar geruchten
enorme gevolgen kunnen hebben en waar men stroom-
afwaarts voedsel uit de markt haalt als voorzorg, hebben
alleen grote ondernemingen een kans om te overleven
.
Ik meen dat dit niet is wat de commissie wenst. Mevrouw
de minister, ik deel u dit laatste mee omdat als we de
mal bouffe of de industrieel geaffecteerde voeding
samen met potentie¨le contaminatie uit de voedselketen
willen weren we de kleine, niet gei¨ntegreerde bedrijven
niet mogen laten verdwijnen. Ik zou niet willen dat dit het
resultaat is van het slecht lezen van de aanbevelingen.
Minister
Magda
Aelvoet :
Mijnheer
de
voorzitter,
collega's, rekening houdende met het late uur zou ik
slechts twee zaken willen zeggen.
Ten eerste, wat de aanbevelingen betreft heb ik zodra het
rapport is uitgekomen, aan iemand van het kabinet de
opdracht gegeven om het te gaan halen in de Kamer,
HA 50
PLEN 047
73
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Magda Aelvoet
zodat de aanbevelingen van de commissie onmiddellijk
ter beschikking zouden worden gesteld van de task-
force, die iedere week samenkomt met de departemen-
ten die betrokken zijn bij het integratieproces dat moet
plaatsvinden in het federaal agentschap. Dat heb ik
verleden week al gedaan. Ik zou graag hebben dat men
dat weet, omdat men veronderstelt dat men daaraan
geen aandacht zal besteden, of dat men dat afleidt uit het
feit dat er geen expliciete uitnodiging was om hier van-
daag te zijn. Ik was dan ook niet hier. Ik moest in
Antwerpen op de Dag van de Consument zijn. De vraag
om hier aanwezig te zijn was niet op mijn kabinet
aangekomen. Interpreteer dat dus niet alsof ik geen
aandacht zou hebben voor het werk. Daar is al veel
aandacht aan besteed en er zal nog aandacht aan
worden besteed.
Ten tweede, ik wou nog ingaan op de opmerking van de
heer Lano in verband met de noodzaak om snel over te
gaan tot de uitbetaling van de vergoedingen. Daarover
heb ik twee opmerkingen.
Ik heb vastgesteld dat er effectief weer bottlenecks waren
op het vlak van communicatie, binnen een sector. Zij
hebben er weer toe geleid dat sommige zaken te lang
geduurd hebben. Dit is intussen structureel opgelost. De
laatste dagen is er voor meer dan vierhonderd miljoen
uitbetaald.
Ik wil er ook de aandacht op vestigen - en dat doe ik niet
met plezier - dat een belangrijk deel van de vertragingen
te maken heeft met het feit dat er zoveel pogingen zijn,
het gaat zelfs om een meerderheid, om zaken te doen
vergoeden die niet onder de toepassing van de genomen
besluiten vallen. Zo probeert men oud vlees te verkopen,
zaken die er niets mee te maken hebben en wordt er
gewerkt met valse etiketten. Ik kan u verzekeren dat het
niet over enkele procenten gaat. Bepaalde praktijken zijn
daar in ruime mate verspreid. Men zou mij zeer zware
verwijten maken, indien wij ten onrechte vergoedingen
zouden uitbetalen voor zaken die niets met de dioxine-
crisis te maken hebben.
Ten slotte, wil ik er nog de aandacht op vestigen dat ik op
9 maart 2000 een e-mail heb ontvangen van FENAVIAN,
de grote coo¨rdinator van de vleesverwerkende nijver-
heid. Zij hebben een e-mail gestuurd naar een medewer-
ker van het kabinet die zich heeft ingespannen om
bepaalde zaken te doen opschieten. Hij luidt als volgt :
In de eerste plaats wil ik u danken voor uw snelle reactie
op bovenvernoemde fax. Het doet plezier vast te stellen
dat voor de eerste keer sedert de aanvang van mijn
activiteiten bij FENAVIAN, waar ik lang werk, er bij
Volksgezondheid mensen zijn die bezig zijn met hun
zaak en die binnen de grenzen van de correctheid en het
redelijke al het mogelijke doen om de dossiers op een
professionele manier te managen.
Dit komt vanuit de sector en niet vanuit de eigen admi-
nistratie. Het lijkt mij wel een indicatie te geven van het
feit dat men zich inzet om de vergoedingen zo vlug
mogelijk uit te betalen. Ik verbind mij ertoe dit verder op
de voet te volgen. De bedrijven hebben inderdaad nood
aan de steun waarop ze recht hebben, maar dan alleen
die waarop ze recht hebben.
De voorzitter : Vooraleer ik de ingediende motie zal
voorlezen, wil ik de rapporteurs, de voorzitter van de
onderzoekscommissie en de andere sprekers danken
voor dit geanimeerde debat dat zowat acht uur heeft
geduurd. Ik moet u zeggen dat ik er geen woord van
gemist heb.
En conclusion de cette discussion, une motion a e´te´
de´pose´e.
Tot besluit van deze bespreking werd volgende motie
ingediend.
Une motion a e´te´ de´pose´e par Mmes Colette Burgeon,
Martine Dardenne et Yolande Avontroodt et MM. Peter
Vanvelthoven, Peter Vanhoutte, Charles Michel et Char-
les Janssens et est libelle´e comme suit :
La Chambre, ayant pris connaissance du rapport de la
commission d'enque^te parlementaire sur l'organisation
de la production de viande, de produits laitiers et d'oeufs
en Belgique et sur les responsabilite´s politiques dans le
cadre de la crise de la dioxine, apre`s en avoir de´libe´re´ :
1. approuve les constatations/conclusions, les responsa-
bilite´s et manquements et les recommandations conte-
nus dans ce rapport;
2. insiste aupre`s du gouvernement pour que les recom-
mandations contenues dans ce rapport soient mises
rapidement en application.
Een motie werd ingediend door de dames Colette Bur-
geon, Martine Dardenne en Yolande Avontroodt en de
heren Peter Vanvelthoven, Peter Vanhoutte, Charles
Michel en Charles Janssens en luidt als volgt :
De Kamer, na kennis te hebben genomen van het
verslag van de parlementaire onderzoekscommissie
naar de Belgische vlees-, zuivel- en eierproductie en
naar de politieke verantwoordelijkheden in het licht van
de zogenaamde dioxinecrisis, na erover te hebben be-
raadslaagd :
1. keurt de vaststellingen/besluiten, verantwoordelijkhe-
den en tekortkomingen en de aanbevelingen die in het
verslag zijn opgenomen goed;
74
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
2. dringt er bij de regering op aan opdat de aanbevelin-
gen die in het verslag zijn opgenomen snel ten uitvoer
worden gelegd.
Le vote sur la motion aura lieu ulte´rieurement. La discus-
sion est close.
Over de motie zal later worden gestemd. De bespreking
is gesloten.
De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 22.57 uur. Volgende
plenaire
vergadering
donderdag
16
maart
2000
om 14.15 uur.
- La se´ance est leve´e a` 22.57 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re jeudi 16 mars 2000 a` 14.15 heures.
HA 50
PLEN 047
75
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
76
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
WOENSDAG 15 MAART 2000
MERCREDI 15 MARS 2000
INTERNE BESLUITEN
DE
uCISIONS INTERNES
COMMISSIES
Samenstelling
Volgende toevoeging en wijzigingen werden door de
SP-fractie voorgesteld :
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIE
¨ N EN DE
B
EGROTING
Plaatsvervangers
De heer Daan Schalck vervangen door de heer Ludwig
Vandenhove.
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
A
LGEMENE
Z
AKEN
EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
Plaatsvervangers
De heer Marcel Bartholomeeussen vervangen door de
heer Ludwig Vandenhove.
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE
M
AATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
Plaatsvervangers
De heer Peter Vanvelthoven vervangen door de heer Jan
Peeters.
C
OMMISSIE VOOR DE
V
ERZOEKSCHRIFTEN
Vaste leden
De heer Patrick Lansens vervangen door mevrouw Ma-
gda De Meyer.
Plaatsvervangers
Mevrouw Magda De Meyer vervangen door de heer
Daan Schalck.
B
IJZONDERE COMMISSIE VOOR HET
R
EGLEMENT EN VOOR DE
H
ER
-
VORMING VAN DE PARLEMENTAIRE WERKZAAMHEDEN
Plaatsvervangers
De heer Fred Erdman toevoegen.
COMMISSIONS
Composition
L'ajout et les modifications suivants
ont e´te´ propose´s par le groupe SP :
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
Membres supple´ants
Remplacer
M.
Daan
Schalck
par
M.
Ludwig
Vandenhove.
C
OMMISSION DE L
'I
NTE
´ RIEUR
,
DES
A
FFAIRES GE
´ NE
´ RALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
Membres supple´ants
Remplacer
M.
Marcel
Bartholomeeussen
par
M. Ludwig Vandenhove.
C
OMMISSION DE LA
S
ANTE
´ PUBLIQUE
,
DE L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIE
´ TE
´
Membres supple´ants
Remplacer M. Peter Vanvelthoven par M. Jan Peeters.
C
OMMISSION DES
P
E
´ TITIONS
Membres effectifs
Remplacer M.
Patrick Lansens par Mme Magda
DeMeyer.
Membres supple´ants
Remplacer Mme Magda De Meyer par M. Daan Schalck.
C
OMMISSION SPE
´ CIALE DU
R
E
` GLEMENT ET DE LA
R
E
´ FORME DU
TRAVAIL PARLEMENTAIRE
Membres supple´ants
Ajouter M. Fred Erdman.
HA 50
PLEN 047
77
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Beslissingen
Overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de wet van
6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire
overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet
en tot wijziging van de gecoo¨rdineerde wetten op de
Raad van State, heeft de parlementaire overlegcommis-
sie in haar vergadering van 2 maart 2000 de volgende
beslissingen genomen :
- overeenkomstig de artikelen 2, 2°, en 12, § 1, van de
wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parle-
mentaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de
Grondwet en tot wijziging van de gecoo¨rdineerde wetten
op de Raad van State, heeft de commissie de termijnen
verlengd waarbinnen de Senaat zich moet uitspreken
over de volgende wetsontwerpen :
a) voor het wetsontwerp tot invoering van een getuigs-
chrift van bekwaamheid en geschiktheid om te adopteren
(stuk Senaat nr.278/1-1999/2000) : de commissie heeft
beslist de onderzoekstermijn met 38 dagen te verlengen;
b) voor het wetsontwerp tot invoeging van een artikel
21ter in de voorafgaande titel van het Wetboek
van strafvordering (stuk Senaat nr.279/1-1999/2000) :
de commissie heeft beslist de onderzoekstermijn met
38 dagen te verlengen;
c) voor het wetsontwerp betreffende de strafrechtelijke
bescherming van minderjarigen (stuk Senaat nr.280/1-
1999/2000) : de commissie heeft beslist de onderzoeks-
termijn met 34 dagen te verlengen;
d) voor het wetsontwerp houdende oprichting van een
centraal bestand van berichten van beslag, delegatie,
overdracht en collectieve schuldenregelingen, alsook tot
wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk
Wetboek (stuk Senaat nr. 281/1-1999/2000) : de com-
missie heeft beslist de onderzoekstermijn met 33 dagen
te verlengen;
e) voor het wetsontwerp tot wijziging van de wet van
27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder wins-
tgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut
rechtspersoonlijkheid
wordt
verleend
(stuk
Senaat
nr. 283/1-1999/2000) : de commissie heeft beslist de
onderzoekstermijn met 38 dagen te verlengen;
f) voor het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 34,
§ 1, en 39 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992 (stuk Senaat nr.286/1-1999/2000) : de commissie
heeft beslist de onderzoekstermijn met 38 dagen te
verlengen;
- overeenkomstig de artikelen 2, 2°, en 12, § 1, van de
wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parle-
mentaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de
Grondwet en tot wijziging van de gecoo¨rdineerde wetten
op de Raad van State, heeft de commissie de termijnen
verlengd waarbinnen de Kamer zich moet uitspreken
over het wetsontwerp tot wijziging van artikel 7, §2bis, 3°,
De´cisions
Conforme´ment a` l'article 14, aline´a 1er, de la loi du 6 avril
1995 organisant la commission parlementaire de con-
certation pre´vue a` l'article 82 de la Constitution et modi-
fiant les lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat, la com-
mission parlementaire de concertation a pris les
de´cisions suivantes en sa re´union du 2 mars 2000 :
- conforme´ment aux articles 2, 2°, et 12, § 1er, de la loi du
6 avril 1995 organisant la commission parlementaire de
concertation pre´vue a` l'article 82 de la Constitution et
modifiant les lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat, la
commission a prolonge´ les de´lais dans lesquels le Se´nat
aura a` se prononcer sur les projets de loi suivants :
a) pour le projet de loi instaurant un certificat de capacite´
et
d'aptitude
a`
adopter
(doc.
Se´nat
n°278/1-
1999/2000) : la commission a de´cide´ de prolonger le
de´lai d'examen de 38 jours;
b) pour le projet de loi inse´rant un article 21ter dans le
titre pre´liminaire du Code de proce´dure pe´nale (doc.
Se´nat n° 279/1-1999/2000) : la commission a de´cide´ de
prolonger le de´lai d'examen de 38 jours;
c) pour le projet de loi relatif a` la protection pe´nale des
mineurs (doc. Se´nat n° 280/1-1999/2000) : la commis-
sion a de´cide´ de prolonger le de´lai d'examen de 34 jours;
d) pour le projet de loi portant cre´ation d'un fichier central
des avis de saisie, de de´le´gation, de cession et de
re`glement collectif de dettes et modifiant certaines dis-
positions du Code judiciaire (doc. Se´nat n°281/1-
1999/2000) : la commission a de´cide´ de prolonger le
de´lai d'examen de 33jours;
e) pour le projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921
accordant la personnalite´ civile aux associations sans but
lucratif et aux e´tablissements d'utilite´ publique (doc.
Se´nat n°283/1-1999/2000) : la commission a de´cide´ de
prolonger le de´lai d'examen de 38 jours;
f) pour le projet de loi visant a` modifier les articles 34,
§ 1er, et 39 du Code des impo^ts sur les revenus 1992
(doc. Se´nat n°286/1-1999/2000) : la commission a de´-
cide´ de prolonger le de´lai d'examen de 38 jours;
- conforme´ment aux articles 2, 2°, et 12, § 1er, de la loi du
6 avril 1995 organisant la commission parlementaire de
concertation pre´vue a` l'article 82 de la Constitution et
modifiant les lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat, la
commission a prolonge´ les de´lais dans lesquels la Cham-
bre aura a` se prononcer sur le projet de loi modifiant
l'article 7, § 2bis, 3°, de la loi du 24janvier1977 relative a`
78
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescher-
ming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk
van de voedingsmiddelen en andere producten, inge-
voegd door de wet van 10 december 1997 houdende
verbod
op
de
reclame
voor
tabaksproducten
(nrs.384/1 en 2-1999/2000) : de commissie heeft beslist
de onderzoekstermijn met 60 dagen te verlengen;
- met toepassing van artikel 10, § 1, 3°, van de wet van
6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire
overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet
en tot wijziging van de gecoo¨rdineerde wetten op de
Raad van State, heeft de commissie de periodes geno-
teerd tijdens de welke de termijnen geschorst worden,
van 4 tot en met 12 maart 2000 en van 8 tot en met
24april2000.
Ter kennisgeving
INTERPELLATIEVERZOEKEN
Ingekomen
1. de heer Hagen Goyvaerts tot de minister van Binnen-
landse Zaken over
het falen van het nationaal meetnet
voor radioactiviteit
.
(nr. 295 - verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
2. mevrouw Magda De Meyer tot de minister van Justitie
over
de billijke vergoeding.
(nr. 296 - omgewerkt in mondelinge vraag)
3. de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over
de nieuwe omzendbrief over de vervroegde vrijla-
tingen en zijn voornemen om de 'input' in de gevange-
nissen te beheersen, onder meer via het opleggen van
regionale quota's
.
(nr. 297 - omgewerkt in mondelinge vraag)
4. mevrouw Frieda Brepoels tot de eerste minister over
de beslissing van de Ministerraad van 2maart2000 rond
een grootschalige imagocampagne voor Belgie¨
.
(nr. 298 - verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
5. de heer Jean-Pol Poncelet tot de minister van Justitie
over
de gevolgen van de vernietiging door de Raad van
State van de benoeming van mevrouw Reynders wegens
kennelijke onwettigheid
.
(nr. 299 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
6. mevrouw Frieda Brepoels tot de minister van Econo-
mie en Wetenschappelijk Onderzoek over
de personeel-
somkadering van het Rijksarchief
.
la protection de la sante´ des consommateurs en ce qui
concerne les denre´es alimentaires et les autres produits,
inse´re´ par la loi du 10 de´cembre 1997 interdisant la
publicite´ pour les produits du tabac (n
os
384/1 et
2-1999/2000) : la commission a de´cide´ de prolonger le
de´lai d'examen de 60 jours;
- en application de l'article 10, § 1, 3°, de la loi du 6 avril
1995 organisant la commission parlementaire de con-
certation pre´vue a` l'article 82 de la Constitution et modi-
fiant les lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat, la com-
mission a pris acte des pe´riodes pendant lesquelles les
de´lais sont suspendus, c'est-a`-dire du 4 au 12 mars 2000
et du 8 au 24 avril 2000.
Pour information
DEMANDES D'INTERPELLATION
Demandes
1. M.
Hagen Goyvaerts au ministre de l'Inte´rieur sur
l'e´chec du re´seau national de mesure de la
radioactivite´
.
(n° 295 - renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des
Affaires ge´ne´rales et de la Fonction publique)
2. Mme Magda De Meyer au ministre de la Justice sur
les droits e´quitables.
(n° 296 - transforme´e en question orale)
3. M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
la
nouvelle circulaire concernant les libe´rations anticipe´es
et
sur
son
intention
de
mai^triser
le
nombre
d'incarce´rations, notamment en imposant des quotas
re´gionaux
.
(n° 297 - transforme´e en question orale)
4. Mme Frieda Brepoels au premier ministre sur
la
de´cision du Conseil des ministres du 2mars2000 de
lancer une campagne de grande envergure visant a`
promouvoir l'image de la Belgique
.
(n° 298 - renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des
Affaires ge´ne´rales et de la Fonction publique)
5. M. Jean-Pol Poncelet au ministre de la Justice sur
les
suites de l'annulation de la nomination de Mme Reynders
par le Conseil d'Etat pour ille´galite´ manifeste
.
(n° 299 - renvoi a` la commission de la Justice)
6. Mme Frieda Brepoels au ministre de l'Economie et de
la Recherche scientifique sur
le cadre du personnel des
Archives du Royaume
.
HA 50
PLEN 047
79
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
(nr. 300 - verzonden naar de commissie voor het Bedri-
jfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de na-
tionale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw)
7. de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over
de vernietiging van de benoeming van mevrouw
Reynders tot voorzitter van de rechtbank van eerste
aanleg te Luik
.
(nr. 301 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
8. mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
het tewerkstellings-
beleid en de startbanen
.
(nr. 302 - verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken)
9. de heer Geert Bourgeois tot de eerste minister over
de samenstelling van de acht kamers van de commissie
voor regularisatie
.
(nr. 303 - verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
10. de heer Gerolf Annemans tot de minister van Binnen-
landse Zaken over
de partijpolitieke samenstelling van
de te vormen kamers van de commissie voor de
regularisatie
.
(nr. 304 - verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
11. de heer Tony Van Parys tot de minister van Binnen-
landse Zaken en tot de minister van Justitie over
de
benoeming van de leden van de kamers van de
regularisatiecommissie
.
(nr. 305 - verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
12. de heer Tony Van Parys tot de minister van Justitie
over
de vernietiging door de Raad van State van de
benoeming van mevrouw D. Reynders tot voorzitter van
de rechtbank van eerste aanleg te Luik
.
(nr. 306 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
13. de heer Francis Van den Eynde tot de eerste minister
over
de aanstelling van taalinspecteurs voor de Frans-
talige scholen in de Vlaamse randgemeenten
.
(nr. 307 - verzonden naar de commissie voor het Bedri-
jfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de na-
tionale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw)
(n° 300 - renvoi a` la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture)
7. M.
Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
l'annulation de la nomination de Mme Reynders en
qualite´ de pre´sidente du tribunal de premie`re instance de
Lie`ge
.
(n° 301 - renvoi a` la commission de la Justice)
8. Mme Greta D'Hondt a` la vice-premie`re ministre et
ministre de l'Emploi sur
la politique de l'emploi et les
emplois d'insertion professionnelle
.
(n° 302 - renvoi a` la commission des Affaires sociales)
9. M.
Geert Bourgeois au premier ministre sur
la
composition des huit chambres de la commission de
re´gularisation
.
(n° 303 - renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des
Affaires ge´ne´rales et de la Fonction publique)
10. M. Gerolf Annemans au ministre de l'Inte´rieur sur
la
composition politique des futures chambres de la com-
mission de re´gularisation
.
(n° 304 - renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des
Affaires ge´ne´rales et de la Fonction publique)
11. M. Tony Van Parys au ministre de l'Inte´rieur et au
ministre de la Justice sur
la nomination des membres
des chambres de la commission de re´gularisation
.
(n° 305 - renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des
Affaires ge´ne´rales et de la Fonction publique)
12. M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
l'annulation par le Conseil d'Etat de la nomination de
Mme D. Reynders a` la fonction de pre´sidente du tribunal
de premie`re instance de Lie`ge
.
(n° 306 - renvoi a` la commission de la Justice)
13. M. Francis Van den Eynde au premier ministre sur
la
de´signation d'inspecteurs linguistiques pour les e´coles
francophones des communes flamandes de la pe´riphe´rie
de Bruxelles
.
(n° 307 - renvoi a` la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture)
80
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
14. de heer Guido Tastenhoye tot de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken en tot de staatsse-
cretaris voor Buitenlandse Handel, toegevoegd aan de
minister van Buitenlandse Zaken, over
de ontoelaatbare
internationale hetze tegen de Antwerpse diamantsector
.
(nr. 308 - verzonden naar de commissie voor de Buiten-
landse Betrekkingen)
15. de heer Hans Bonte tot de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over
het onderscheid
tussen het arbeiders- en bediendestatuut
.
(nr. 309 - verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken)
16. de heer Pieter De Crem tot de minister van Lands-
verdediging over
de deelname van Belgie¨ aan de
nieuwe Europese defensiestructuur
.
(nr. 310 - verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
17. de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie
over
de aanpak van de jeugdcriminaliteit en het uitbli-
jven van ieder initiatief vanwege de regering terzake
.
(nr. 311 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
18. de heer Francis Van den Eynde tot de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participa-
ties over
de ronddeling van publicaties door De Post.
(nr. 312 - verzonden naar de commissie voor de Infras-
tructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)
19. de heer Joos Wauters tot de minister van Landsver-
dediging over
de gezondheidssituatie van militairen met
een buitenlandse opdracht
.
(nr. 313 - verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
Ingetrokken
Bij brief van 13 maart 2000 deelt de heer Filip De Man
mee dat hij zijn interpellatie over
de massale regularisa-
ties van illegale vreemdelingen
(nr. 294) intrekt.
Ter kennisgeving
VOORSTELLEN
Verzoeken om advies van de Raad van Staat
Bij brief van 15 maart 2000 heeft de voorzitter van de
Kamer het advies van de Raad van State gevraagd over
de volgende wetsvoorstellen :
- het wetsvoorstel van mevrouw Colette Burgeon
tot oprichting en organisatie, bij het ministerie van Justi-
tie,
van
een
Fonds
voor
alimentatievorderingen
(nr.19/1-1999);
14. M.
Guido Tastenhoye au vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res et au secre´taire d'Etat au
Commerce exte´rieur, adjoint au ministre des Affaires
e´trange`res, sur
la cabale internationale inadmissible
contre le secteur du diamant anversois
.
(n° 308 - renvoi a` la commission des Relations
exte´rieures)
15. M. Hans Bonte a` la vice-premie`re ministre et ministre
de l'Emploi sur
la distinction entre le statut d'ouvrier et le
statut d'employe´
.
(n° 309 - renvoi a` la commission des Affaires sociales)
16. M.
Pieter De Crem au ministre de la De´fense
nationale sur
la participation de la Belgique a` la nouvelle
structure de de´fense europe´enne
.
(n° 310 - renvoi a` la commission de la De´fense nationale)
17. M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
la
re´pression de la criminalite´ des jeunes et l'absence
d'initiative du gouvernement en la matie`re
.
(n° 311 - renvoi a` la commission de la Justice)
18. M. Francis Van den Eynde au ministre des Te´le´com-
munications et des Entreprises et Participations publi-
ques sur
la distribution de publications par La Poste.
(n° 312 - renvoi a` la commission de l'Infrastructure, des
Communications et des Entreprises publiques)
19. M. Joos Wauters au ministre de la De´fense nationale
sur
l'e´tat de sante´ des militaires en mission a` l'e´tranger.
(n° 313 - renvoi a` la commission de la De´fense nationale)
Retrait
Par lettre du 13 mars 2000, M. Filip De Man fait savoir
qu'il retire son interpellation sur
les re´gularisations mas-
sives d'e´trangers en se´jour ille´gal
(n° 294).
Pour information
PROPOSITIONS
Demandes d'avis au Conseil d'Etat
Par lettre du 15 mars 2000, le pre´sident de la Chambre a
demande´ l'avis du Conseil d'Etat sur les propositions de
loi suivantes :
- la proposition de loi de Mme Colette Burgeon relative a`
la cre´ation et a` l'organisation au sein du ministe`re de la
Justice
d'un
Fonds
des
cre´ances
alimentaires
(n°19/1-1999);
HA 50
PLEN 047
81
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- het wetsvoorstel van mevrouw Joe¨lle Milquet en de heer
Jean-Jacques Viseur tot regeling van de alimentatievor-
deringen door bemiddeling van een Rijksbureau voor
alimentatievorderingen (nr.206/1-1999/2000);
- het wetsvoorstel van de dames Jacqueline Herzet en
Pierrette Cahay-Andre´ tot wijziging van de voorschotten
op en invorderingen van onderhoudsgelden georga-
niseerd bij de organieke wet van 8juli1976 betreffende de
openbare
centra
voor
maatschappelijk
welzijn
(nr.264/1-1999/2000);
- het wetsvoorstel van de heer Servais Verherstraeten en
mevrouw Trees Pieters tot wijziging van de organieke
OCMW-wet, inzake de voorschotten op en invordering
van onderhoudsgelden (nrs.460/1 en 2-1999/2000).
Ter kennisgeving
- la proposition de loi de Mme Joe¨lle Milquet et
M.
Jean-Jacques Viseur organisant le re`glement des
cre´ances alimentaires par l'interme´diaire d'un Office na-
tional des cre´ances alimentaires (n°206/1-1999/2000);
- la proposition de loi de Mmes Jacqueline Herzet et
Pierrette Cahay-Andre´ modifiant les avances sur pen-
sions alimentaires et le recouvrement de ces pensions
organise´s par la loi du 8juillet1976 organique des centres
publics d'aide sociale (n° 264/1-1999/2000);
- la proposition de loi de M. Servais Verherstraeten et
Mme Trees Pieters modifiant la loi organique des centres
publics d'aide sociale en ce qui concerne les avances et
le recouvrement des pensions alimentaires (n
os
460/1 et
2-1999/2000).
Pour information
82
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
WOENSDAG 15 MAART 2000
MERCREDI 15 MARS 2000
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
COMMISSIES
Verslagen
Volgende verslagen werden ingediend :
namens de parlementaire onderzoekscommissie belast
met een onderzoek van de Belgische vlees-, zuivel- en
eierproductie en naar de politieke verantwoordelijkheden
in het licht van de zogenaamde dioxinecrisis,
- door de heren Peter Vanhoutte en Luc Paque (nr. 18/7);
namens de commissie voor de Justitie,
- door de heer Claude Desmedt, over het wetsvoorstel
van de heer Fred Erdman tot wijziging van artikel 232 van
het Burgerlijk Wetboek en van artikel 1270bis van het
Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot echtscheiding
op grond van feitelijke scheiding (nr.94/7);
- door de heer Geert Bourgeois, over :
. het wetsontwerp tot wijziging van het bijvoegsel bij het
Gerechtelijk Wetboek (overgezonden door de Senaat)
(nr.371/3);
. het wetsvoorstel van de heer Bart Laeremans tot
wijziging van de artikelen 46 en 53, § 5, van de wet van
15 juni 1935 houdende het gebruik der talen in gerechts-
zaken (nr. 368/2);
. het wetsvoorstel van mevrouw Simonne Creyf tot wijzi-
ging van de artikelen 46 en 53, § 5, van de wet van
15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
(nr.369/3);
. het wetsvoorstel van mevrouw Annemie Van de Cas-
teele tot wijziging van de artikelen 46 en 53, §5, van de
wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechts-
zaken (nr.386/2);
namens de commissie voor de Landsverdediging,
- door mevrouw Jose´e Lejeune, over :
. het wetsontwerp tot instelling van de vrijwillige ar-
beidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van
de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen
en tot wijziging van het statuut van de militairen met het
oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing
wegens loopbaanonderbreking (nr.375/3);
. het wetsontwerp betreffende de personeelsenveloppe
van militairen (nr. 376/2);
COMMISSIONS
Rapports
Les rapports suivants ont e´te´ de´pose´s :
au nom de la commission d'enque^te parlementaire
charge´e d'e´tudier l'organisation de la production de
viande, de produits laitiers et d'oeufs en Belgique et de
de´terminer les responsabilite´s politiques dans le cadre
de la crise de la dioxine,
- par MM. Peter Vanhoutte et Luc Paque (n°18/7);
au nom de la commission de la Justice,
- par M. Claude Desmedt, sur la proposition de loi de M.
Fred Erdman modifiant l'article 232 du Code civil et
l'article 1270bis du Code judiciaire, en ce qui concerne le
divorce pour cause de se´paration de fait (n° 94/7);
- par M. Geert Bourgeois, sur :
. le projet de loi modifiant l'annexe au Code judiciaire
(transmis par le Se´nat) (n° 371/3);
. la proposition de loi de M. Bart Laeremans modifiant les
articles 46 et 53, § 5, de la loi du 15juin1935 concernant
l'emploi des langues en matie`re judiciaire (n° 368/2);
. la proposition de loi de Mme Simonne Creyf modifiant
les articles 46 et 53, § 5, de la loi du 15juin1935 concer-
nant l'emploi des langues en matie`re judiciaire (n° 369/3);
. la proposition de loi de Mme Annemie Van de Casteele
modifiant les articles 46 et 53, § 5, de la loi du 15 juin
1935 concernant l'emploi des langues en matie`re judi-
ciaire (n° 386/2);
au nom de la commission de la De´fense nationale,
- par Mme Jose´e Lejeune, sur :
. le projet de loi instaurant le re´gime volontaire de travail
de la semaine de quatre jours et le re´gime du de´part
anticipe´ a` mi-temps pour certains militaires et modifiant le
statut des militaires en vue d'instaurer le retrait tempo-
raire d'emploi par interruption de carrie`re (n° 375/3);
. le projet de loi relatif a` l'enveloppe en personnel militaire
(n°376/2);
HA 50
PLEN 047
83
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
. het wetsontwerp betreffende het indisponibiliteitstellen
van bepaalde militairen van het actief kader van de
krijgsmacht (nr.377/3);
namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt,
- door de heer Claude Desmedt, over het wetsvoorstel
van de heer Alfons Borginon c.s. tot wijziging van artikel
345 van de nieuwe gemeentewet (nr. 393/2);
- door de heer Tony Smets, over het wetsontwerp tot
wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoo¨r-
dineerd op 12 januari 1973, alsook de wet van
15 december 1980 betreffende de toegang tot het grond-
gebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (nr.441/4).
REKENHOF
Beslissingen van de Ministerraad
Bij brieven van 8 maart 2000 zendt het Rekenhof, ter
uitvoering van de artikelen 14 en 17 van de organieke
wet van 29 oktober 1846, een uiteenzetting alsmede een
afschrift van :
- de beslissing nr. 297 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van mevrouw
Annette Cantiniau, gewezen lerares technische vakken
in het vrij gesubsidieerd lager secundair onderwijs;
- de beslissing nr. 298 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van mevrouw
Jeanne Gillot, gewezen bijzondere leermeesteres licha-
melijke opvoeding in het lager onderwijs van de Franse
Gemeenschap;
- de beslissing nr. 299 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van mevrouw
Marie-Jeanne Elen, gewezen lerares algemene vakken
in het hoger secundair onderwijs van de Franse
Gemeenschap;
- de beslissing nr. 300 die op 21 januari 2000 door de
Ministerraad werd genomen naar aanleiding van een
geschil tussen zijn college en de minister van Pensioe-
nen in verband met het rustpensioen van de heer Etienne
Delferie`re, gewezen onderwijzer in het lager onderwijs
van de Franse Gemeenschap.
Verzonden naar de commissie voor de Financie¨n en de
Begroting
. le projet de loi relatif a` la mise en disponibilite´ de
certains militaires du cadre actif des forces arme´es
(n°377/3);
au nom de la commission de l'Inte´rieur, des Affaires
ge´ne´rales et de la Fonction publique,
- par M. Claude Desmedt, sur la proposition de loi de M.
Alfons Borginon et consorts modifiant l'article 345 de la
nouvelle loi communale (n°393/2);
- par M. Tony Smets, sur le projet de loi modifiant les lois
sur le Conseil d'Etat, coordonne´es le 12janvier1973 ainsi
que la loi du 15 de´cembre 1980 sur l'acce`s au territoire,
le se´jour, l'e´tablissement et l'e´loignement des e´trangers
(n° 441/4).
COUR DES COMPTES
De´libe´rations du Conseil des ministres
Par lettres du 8 mars 2000, la Cour des comptes trans-
met, en exe´cution des articles 14 et 17 de la loi organique
du 29 octobre 1846, un expose´ ainsi qu'une ampliation
de :
- la de´libe´ration n° 297 prise par le Conseil des ministres
le 21 janvier 2000, au sujet du diffe´rend survenu entre
son colle`ge et le ministre des Pensions concernant la
pension de retraite de MmeAnnetteCantiniau, ancien
professeur de cours techniques dans l'enseignement
libre subventionne´ secondaire du degre´ infe´rieur;
- la de´libe´ration n° 298 prise par le Conseil des ministres
le 21 janvier 2000, au sujet du diffe´rend survenu entre
son colle`ge et le ministre des Pensions concernant la
pension de retraite de MmeJeanneGillot, ancienne
mai^tresse
spe´ciale
d'e´ducation
physique
dans
l'enseignement primaire de la Communaute´ franc¸aise;
- la de´libe´ration n° 299 prise par le Conseil des ministres
le 21 janvier 2000, au sujet du diffe´rend survenu entre
son colle`ge et le ministre des Pensions concernant la
pension de retraite de MmeMarie-JeanneElen, ancien
professeur de cours ge´ne´raux dans l'enseignement se-
condaire du degre´ supe´rieur de la Communaute´
franc¸aise;
- la de´libe´ration n° 300 prise par le Conseil des ministres
le 21 janvier 2000, au sujet du diffe´rend survenu entre
son colle`ge et le ministre des Pensions concernant la
pension de retraite de M. EtienneDelferie`re, ancien insti-
tuteur dans l'enseignement primaire de la Communaute´
franc¸aise.
Renvoi a` la commission des Finances et du Budget
84
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Budgettaire aanrekeningen
Bij brief van 6 maart 2000 zendt de eerste voorzitter van
het Rekenhof de lijst over van de budgettaire aanreke-
ningen die in de loop van de maand februari op de
begroting van het Rekenhof zijn uitgevoerd voor de jaren
1999 en 2000.
Ingediend ter griffie en verzonden naar de commissie
voor de Comptabiliteit
JAARVERSLAG
Centrale Dienst voor de bestrijding
van de georganiseerde economische
en financie¨le delinquentie
Bij brief van 2 maart 2000 zendt de directeur van de
Centrale Dienst voor de bestrijding van de georga-
niseerde economische en financie¨le delinquentie het
activiteitenverslag 1997-1998 van de Centrale Dienst
voor de bestrijding van de georganiseerde economische
en financie¨le delinquentie over.
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
RESOLUTIES
Europees Parlement
Bij brief van 1 maart 2000 zendt de secretaris-generaal
van het Europees Parlement de teksten over van zes
resoluties aangenomen door deze vergadering :
1. resolutie over de vorderingen van 1999 in de verwe-
zenlijking van een ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid volgens artikel 2, vierde streepje, van
het Verdrag betreffende de Europese Unie;
2. resolutie over de samenhang in het ontwikkelingsbe-
leid van de Unie;
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar het Adviescomite´ voor de Euro-
pese Aangelegenheden
3. wetgevingsresolutie over het voorstel voor een besluit
van de Raad houdende goedkeuring namens de Euro-
pese Gemeenschap van het WIPO-Verdrag inzake het
auteursrecht en het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen
en fonogrammen;
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Justitie en naar
het Adviescomite´ voor de Europese Aangelegenheden
Imputations budge´taires
Par lettre du 6 mars 2000, le premier pre´sident de la Cour
des comptes transmet le releve´ des imputations budge´-
taires re´alise´es au cours du mois de fe´vrier sur le budget
de la Cour des comptes pour les anne´es 1999 et 2000.
De´po^t au greffe et renvoi a` la commission de la
Comptabilite´
RAPPORT ANNUEL
Office central de lutte contre la de´linquance
e´conomique et financie`re organise´e
Par lettre du 2 mars 2000, le directeur de l'Office central
de lutte contre la de´linquance e´conomique et financie`re
organise´e transmet le rapport d'activite´s 1997-1998 de
l'Office central de lutte contre la de´linquance e´conomique
et financie`re organise´e.
Renvoi a` la commission de la Justice
RE
´ SOLUTIONS
Parlement europe´en
Par lettre du 1er mars 2000, le secre´taire ge´ne´ral du
Parlement europe´en transmet le texte de six re´solutions
adopte´es par cette assemble´e :
1. re´solution sur les progre`s re´alise´s en 1999 dans la
mise en oeuvre de l'espace de liberte´, de se´curite´ et de
justice pre´vu a` l'article 2, quatrie`me tiret, du traite´ sur
l'Union europe´enne;
2. re´solution sur la cohe´rence des diffe´rentes politiques;
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures et au
Comite´ d'avis charge´ de Questions europe´ennes
3. re´solution le´gislative sur la proposition de de´cision du
Conseil relative a` l'approbation, au nom de la Com-
munaute´ europe´enne, du traite´ de l'OMPI sur le droit
d'auteur et du traite´ de l'OMPI sur les interpre´tations et
exe´cutions et sur les phonogrammes;
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission de la Justice et au Comite´ d'avis charge´ de
Questions europe´ennes
HA 50
PLEN 047
85
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4. resolutie over de herstructurering van de Europese
industrie, in het bijzonder in verband met de sluiting van
Goodyear in Italie¨ en de problemen van ABB-Alstom;
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Sociale Zaken
en
naar
het
Adviescomite´
voor
de
Europese
Aangelegenheden
5. resolutie over de ontwerpmededeling van de Commis-
sie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren
voor het communautaire initiatief voor plattelandsontwik-
keling (LEADER+);
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor het Bedrijfsleven,
het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale we-
tenschappelijke en culturele Instellingen, de Middens-
tand en de Landbouw en naar het Adviescomite´ voor de
Europese Aangelegenheden
6. resolutie over Europese postdiensten.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Infrastructuur,
het Verkeer en de Overheidsbedrijven en naar het Ad-
viescomite´ voor de Europese Aangelegenheden
MOTIES
De voorzitter van de Italiaanse Kamer van volksver-
tegenwoordigers zendt een afschrift over van de op
16 februari 2000 door de Kamer van volksvertegenwoor-
digers aangenomen moties met betrekking tot de initia-
tieven die de Italiaanse regering en de Europese Unie ten
opzichte van de Oostenrijkse regering en naar aanleiding
van het eventuele bezoek van Jo¨rg Haider aan de Risiera
di San Sabba hebben genomen.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
Bij brief van 2 maart 2000 zendt de burgemeester van de
gemeente Momignies een door de gemeenteraad aan-
genomen motie over ter ondersteuning van de door de
regeringsleden genomen initiatieven naar aanleiding van
de regeringsdeelname van een extreem-rechtse partij in
Oostenrijk.
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
ADVIEZEN
Raadgevend Comite´ voor Bio-ethiek
Bij brief van 6 maart 2000 zendt de voorzitter van het
Raadgevend Comite´ voor Bio-ethiek, overeenkomstig de
artikelen 8 en 10 van het Samenwerkingsakkoord van
15 januari 1993 houdende oprichting van een Raadge-
vend Comite´ voor Bio-ethiek, de volgende adviezen
over :
4. re´solution sur la restructuration des entreprises en
Europe, en accordant une attention particulie`re a` la
fermeture de Goodyear en Italie et aux proble`mes
d'ABB-Alstom;
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission des Affaires sociales et au Comite´ d'avis
charge´ de Questions europe´ennes
5. re´solution sur le projet de communication de la Com-
mission aux Etats membres fixant les orientations pour
l'initiative communautaire concernant le de´veloppement
rural (LEADER+);
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission de l'Economie, de la Politique scientifique,
de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture et
au Comite´ d'avis charge´ de Questions europe´ennes
6. re´solution sur les services postaux europe´ens.
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures, a` la
commission de l'Infrastructure, des Communications et
des Entreprises publiques et au Comite´ d'avis charge´ de
Questions europe´ennes
MOTIONS
Le pre´sident de la Chambre des de´pute´s italienne trans-
met la copie des motions approuve´es par la Chambre
des de´pute´s le 16 fe´vrier 2000 concernant les initiatives
du gouvernement italien et de l'Union europe´enne a`
l'e´gard du nouveau gouvernement autrichien et a` propos
de la visite e´ventuelle de Jo¨rg Haider a` la Risiera di San
Sabba.
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures
Par lettre du 2 mars 2000, le bourgmestre de la com-
mune de Momignies transmet une motion, adopte´e par le
conseil communal, soutenant les actions mene´es par les
membres du gouvernement suite a` l'arrive´e d'un parti
d'extre^me droite au gouvernement autrichien.
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures
AVIS
Comite´ consultatif de Bioe´thique
Par lettre du 6 mars 2000, le pre´sident du Comite´
consultatif de Bioe´thique transmet, conforme´ment aux
articles 8 et 10 de l'Accord de coope´ration du 15 janvier
1993 portant cre´ation d'un Comite´ consultatif de Bioe´thi-
que, les avis suivants :
86
HA 50
PLEN 047
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- advies nr. 11 van 20 december 1999 betreffende het
wegnemen van organen en weefsels bij gezonde le-
vende personen met het oog op transplantatie;
- advies nr. 12 van 10 januari 2000 inzake de juridische
bescherming van biotechnologische uitvindingen.
Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden naar
de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de Maatschappelijke Hernieuwing en naar de com-
missie voor de Justitie
VARIA
Opmerkingen betreffende een wetsvoorstel
Bij brief van 7 maart 2000 zendt de voorzitter van de
Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen het
advies van het bureau van de Raad over betreffende het
wetsvoorstel van de heer Philippe Mahoux c.s. ter bes-
trijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van
15februari1993 tot oprichting van een Centrum voor
gelijkheid
van
kansen
en
voor
racismebestrijding
(Stuk Senaat nr. 12/1).
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
- avis n° 11 du 20 de´cembre 1999 relatif au pre´le`vement
d'organes et de tissus chez des sujets sains vivants en
vue de transplantation;
- avis n° 12 du 10 janvier 2000 relatif a` la protection
juridique des inventions biotechnologiques.
De´po^t au greffe, a` la bibliothe`que et renvoi a` la commis-
sion de la Sante´ publique, de l'Environnement et du
Renouveau de la Socie´te´ et a` la commission de la Justice
DIVERS
Observations concernant une proposition de loi
Par lettre du 7 mars 2000, la pre´sidente du Conseil de
l'e´galite´ des chances entre hommes et femmes transmet
l'avis du bureau du Conseil relatif a` la proposition de loi
de M.
Philippe Mahoux et consorts tendant a` lutter
contre la discrimination et modifiant la loi du 15 fe´vrier
1993 cre´ant un Centre pour l'e´galite´ des chances et la
lutte contre le racisme (Doc. Se´nat n° 12/1).
Renvoi a` la commission de la Justice
HA 50
PLEN 047
87
15-03-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000