B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
29-06-2000
29-06-2000
namiddag
après-midi
HA 50
PLEN 065
HA 50
PLEN 065
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 065
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Donderdag 29 juni 2000, 14.15 uur
PLEN 065
BERICHTEN VAN VERHINDERING
6
MONDELINGE VRAGEN
6
- Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Luc
Sevenhans en Karel Pinxten aan de eerste minister en
aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse
Zaken over
de geplande aanwezigheid van de minister
van Buitenlandse Zaken op de 40ste verjaardag van de
Congolese onafhankelijkheid
(Het antwoord werd verstrekt door de eerste minister)
6
- Mondelinge vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de eerste minister en aan de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
de verandering
van politiek met betrekking tot Oostenrijk
(Het antwoord werd verstrekt door de eerste minister)
8
- Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de sociale Maribel
9
- Mondelinge vraag van de heer Alfons Borginon aan de
minister van Justitie over
de noodzaak aan juridische
maatregelen om het beschermen en verhandelen van
domeinnamen waarmee de gerechtigde geen ree¨le band
heeft te beperken
10
- Samengevoegde mondelinge vragen van de heren Jos
Ansoms en Luc Sevenhans aan de vice-eerste minister en
minister van Mobiliteit en Vervoer over
het koninklijk
besluit over het telefoongebruik in de wagen
(Het antwoord werd verstrekt door de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling)
11
- Mondelinge vraag van de heer Aime´ Desimpel aan de
minister van Financie¨n over
de faillissementen in de
Belgische transportsector
13
- Mondelinge vraag van de heer Alfons Borginon aan de
minister van Financie¨n over
de financieringswet
14
- Mondelinge vraag van de heer Jean-Pol Poncelet aan de
minister van Binnenlandse Zaken over
de rondzendbrief
van de minister van Binnenlandse Zaken betreffende de
taalwetten
(Het antwoord werd verstrekt door de minister van
Financie¨n)
15
- Mondelinge vraag van de heer Robert Denis aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over
de eventuele
afschaffing
van
de
aan
de
koopjes
voorafgaande
sperperiode
16
Sommaire
Jeudi 29 juin 2000, 14.15 heures
PLEN 065
EXCUSE
´ S
6
QUESTIONS ORALES
6
- Questions orales jointes de MM. Luc Sevenhans et Karel
Pinxten au premier ministre et au vice-premier ministre et
ministre des Affaires e´trange`res sur
la pre´sence pre´vue
du ministre des Affaires e´trange`res a` l'occasion du 40e`me
anniversaire de l'inde´pendance du Congo
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le premier ministre)
6
- Question orale de M. Francis Van den Eynde au premier
ministre et au vice-premier ministre et ministre des Affaires
e´trange`res sur
le changement de politique a` l'e´gard de
l'Autriche
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le premier ministre)
8
- Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
le Maribel social
9
- Question orale de M. Alfons Borginon au ministre de la
Justice sur
la ne´cessite´ de mesures juridiques pour
limiter la protection et le commerce de de´nominations de
sites Internet avec lesquels leur de´tenteur n'a pas de lien
re´el
10
- Questions orales jointes de MM. Jos Ansoms et Luc
Sevenhans a` la vice-premie`re ministre et ministre de la
Mobilite´ et des Transports sur
l'arre^te´ royal relatif a`
l'utilisation du te´le´phone dans la voiture
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le secre´taire d'Etat a`
l'Energie et au De´veloppement durable)
11
- Question orale de M. Aime´ Desimpel au ministre des
Finances sur
les faillites dans le secteur belge du
transport
13
- Question orale de M. Alfons Borginon au ministre des
Finances sur
la loi de financement
14
- Question orale de M. Jean-Pol Poncelet au ministre de
l'Inte´rieur sur
la circulaire du ministre de l'Inte´rieur inter-
pre´tative des lois linguistiques
(La re´ponse a e´te´ donne´e par le ministre des Finances)
15
- Question orale de M. Robert Denis au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´ de la
Politique des grandes villes, sur
la suppression e´ven-
tuelle des 'pre´soldes'
16
HA 50
PLEN 065
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
STAND VAN ZAKEN VAN DE SCHRIFTELIJKE VRAGEN
17
DEBAT
OVER
HET
FEDERAAL
VEILIGHEIDS-
EN
DETENTIEPLAN
19
bespreking
19
Sprekers : Claude Desmedt, rapporteur, Tony Van
Parys, Joe¨lle Milquet
GOEDKEURING VAN DE AGENDA
29
DEBAT OVER HET FEDERAAL VEILIGHEIDS- EN DETENTIE-
PLAN (VOORTZETTING)
30
Sprekers : Bart Laeremans, Karel Van Hoorebeke,
Hugo Coveliers, voorzitter van de VLD-fractie, Tony
Van Parys, Marc Van Peel, voorzitter van de CVP-
fractie, Vincent Decroly, Fred Erdman, Charles Mi-
chel, Fauzaya Talhaoui, Karine Lalieux, Jo Vandeur-
zen, Jean-Pierre Viseur, Danie¨l Vanpoucke, Marie-
The´re`se
Coenen,
Kristien
Grauwels,
Marc
Verwilghen, minister van Justitie
INOVERWEGINGNEMING VAN VOORSTELLEN
65
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
66
Schorsing
66
STEMMINGEN
66
- Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van
mevrouw Greta D'Hondt over
de 'pensioenpijlers' en
meer in het bijzonder de uitbouw van de 'tweede pijler'
(nr. 419)
66
- Wetsontwerp tot wijziging van artikel 2, eerste lid, van de
wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en
de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van
8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de
natuurlijke personen (overgezonden door de Senaat)
(519/4)
67
- Wetsvoorstel van de heer Geert Bourgeois tot wijziging
van artikel 72, 5°, van de nieuwe gemeentewet (652/1)
68
- Wetsvoorstel van de heer Hugo Coveliers tot wijziging
van artikel 1ter van de wet van 6 augustus 1931 houdende
vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen
betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers
van Staat, alsmede de leden en de gewezen leden van de
wetgevende Kamers (665/1)
68
- Voorstel van resolutie van de heer Jef Valkeniers inzake
de landhervormingen in Zimbabwe (643/4)
69
- Voorstel van resolutie van de heer Ferdy Willems betref-
fende de tegen de Koerdische PKK-leider O
¨ calan uitge-
sproken doodstraf (21/8)
69
- Voorstel van resolutie van mevrouw Claudine Drion c.s.
betreffende het standpunt van Belgie¨ in de verhoudingen
tussen de Europese Unie en de Staat Israe¨l (399/1)
69
BILAN DES QUESTIONS E
´ CRITES
17
DE
´ BAT SUR LE PLAN FE
´ DE
´ RAL DE SE
´ CURITE
´ ET DE POLITI-
QUE PE
´ NITENTIAIRE
19
discussion
19
Orateurs : Claude Desmedt, rapporteur, Tony Van
Parys, Joe¨lle Milquet
ADOPTION DE L'ORDRE DU JOUR
29
DE
´ BAT SUR LE PLAN FE
´ DE
´ RAL DE SE
´ CURITE
´ ET DE POLITI-
QUE PE
´ NITENTIAIRE (CONTINUATION)
30
Orateurs : Bart Laeremans, Karel Van Hoorebeke,
Hugo Coveliers, pre´sident du groupe VLD, Tony Van
Parys, Marc Van Peel, pre´sident du groupe CVP,
Vincent Decroly, Fred Erdman, Charles Michel, Fau-
zaya Talhaoui, Karine Lalieux, Jo Vandeurzen, Jean-
Pierre Viseur, Danie¨l Vanpoucke, Marie-The´re`se
Coenen, Kristien Grauwels, Marc Verwilghen, mini-
stre de la Justice
PRISE EN CONSIDE
´ RATION DE PROPOSITIONS
65
ORDRE DES TRAVAUX
66
Suspension
66
VOTES
66
- Motions de´pose´es en conclusion de l'interpellation de
Mme Greta D'Hondt sur
les 'piliers des pensions' et plus
particulie`rement le de´veloppement du 'second pilier'
(n° 419)
66
- Projet de loi modifiant l'article 2, aline´a 1er, de la loi du
19 juillet 1991 relative aux registres de la population et aux
cartes d'identite´ et modifiant la loi du 8 aou^t 1983 organi-
sant un registre national des personnes physiques (trans-
mis par le Se´nat) (519/4)
67
- Proposition de loi de M. Geert Bourgeois modifiant
l'article 72, 5°, de la nouvelle loi communale (652/1)
68
- Proposition de loi de M. Hugo Coveliers modifiant l'article
1er ter de la loi du 6 aou^t 1931 e´tablissant des incompa-
tibilite´s et interdictions concernant les ministres, anciens
ministres et ministres d'Etat, ainsi que les membres et
anciens membres des Chambres le´gislatives (665/1)
68
- Proposition de re´solution de M. Jef Valkeniers relative
aux re´formes agraires au Zimbabwe (643/4)
69
- Proposition de re´solution de M. Ferdy Willems relative a`
la condamnation a` mort prononce´e a` l'encontre du leader
kurde du PKK, M. O
¨ calan (21/8)
69
- Proposition de re´solution de Mme Claudine Drion et
consorts relative a` la position de la Belgique dans les
relations entre l'Union europe´enne et l'Etat d'Israe¨l (399/1)
69
4
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- Voorstel van resolutie van de heer Lode Vanoost betref-
fende Leonard Peltier, strijder voor de mensenrechten van
de Noord-Amerikaanse autochtone volkeren (nieuw op-
schrift) (483/4)
70
- Voorstellen van resolutie ingediend in het kader van het
debat over het federaal veiligheids- en detentieplan
(716/3)
70
1. Voorstel van resolutie van de heren Tony Van Parys,
Servais Verherstraeten en Jo Vandeurzen
70
2. Voorstel van resolutie van de heren Bert Schoofs en
Bart Laeremans
70
3. Voorstel van resolutie van de heren Fred Erdman,
Thierry Giet en Vincent Decroly en mevrouw Karine La-
lieux en de heren Claude Desmedt, Charles Michel en
Hugo Coveliers
71
BIJLAGE
73
STEMMINGEN
73
DETAIL VAN DE NAAMSTEMMINGEN
73
INTERNE BESLUITEN
77
COMMISSIES
77
SAMENSTELLING
77
INTERPELLATIEVERZOEKEN
77
INGEKOMEN
77
VOORSTELLEN
77
INOVERWEGINGNEMING
77
TOELATING TOT DRUKKEN
79
MEDEDELINGEN
80
COMMISSIE
80
VERSLAG
80
ARBITRAGEHOF
80
ARRESTEN
80
VERZOEKSCHRIFT
84
JAARVERSLAG
84
CENTRUM
VOOR
GELIJKHEID
VAN
KANSEN
EN
VOOR
RACISMEBESTRIJDING
84
- Proposition de re´solution de M. Lode Vanoost relative a`
Leonard Peltier, militant des droits de l'homme des peu-
ples autochtones d'Ame´rique du Nord (nouvel intitule´)
(483/4)
70
- Propositions de re´solution de´pose´es dans le cadre du
de´bat sur le plan fe´de´ral de se´curite´ et de politique
pe´nitentiaire (716/3)
70
1. Proposition de re´solution de MM. Tony Van Parys,
Servais Verherstraeten et Jo Vandeurzen
70
2. Proposition de re´solution de MM. Bert Schoofs et Bart
Laeremans
70
3. Proposition de re´solution de MM. Fred Erdman, Thierry
Giet et Vincent Decroly et Mme Karine Lalieux et
MM. Claude Desmedt, Charles Michel et Hugo Coveliers
71
ANNEXE
73
VOTES
73
DETAIL DES VOTES NOMINATIFS
73
DE
´ CISIONS INTERNES
77
COMMISSIONS
77
COMPOSITION
77
DEMANDES D'INTERPELLATION
77
DEMANDES
77
PROPOSITIONS
77
PRISE EN CONSIDE
´ RATION
77
AUTORISATION D'IMPRESSION
79
COMMUNICATIONS
80
COMMISSION
80
RAPPORT
80
COUR D'ARBITRAGE
80
ARRE
^ TS
80
PETITION
84
RAPPORT ANNUEL
84
CENTRE POUR L'E
´ GALITE
´ DES CHANCES ET LA LUTTE CONTRE
LE RACISME
84
HA 50
PLEN 065
5
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
JEUDI 29 JUIN 2000
DONDERDAG 29 JUNI 2000
14.15 heures
14.15 uur
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 14.15 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de
minister van de federale regering :
Ministre du gouvernement fe´de´ral pre´sent lors de l'ouver-
ture de la se´ance :
Guy Verhofstadt.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Een reeks interne besluiten en mededelingen moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in de
bijlage bij de handelingen van deze vergadering opgeno-
men worden.
Une se´rie de de´cisions internes et de communications
doivent e^tre porte´es a` la connaissance de la Chambre.
Elles seront reprises en annexe des annales de cette
se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Geert Bourgeois, Elio Di Rupo, Fred Erdman, Jose´e
Lejeune, wegens ambtsplicht / pour obligation de man-
dat;
Daan Schalck, wegens ziekte / pour raison de sante´;
Alexandra Colen, Fientje Moerman, Marilou Vanden
Poel-Welkenhuysen, wegens familieaangelegenheden /
pour raisons familiales;
Denis D'hondt, NATO / OTAN;
Gerolf Annemans, Georges Clerfayt, Raad van Europa /
Conseil de l'Europe;
Hubert Brouns, Claudine Drion, Stef Goris, Yvon Harme-
gnies, Jean-Pol Henry, Jean-Paul Moerman, Danny Pie-
ters, Peter Vanhoutte, Lode Vanoost, Geert Versnick,
Jean-Jacques Viseur, buitenslands / a` l'e´tranger.
Uw vlijt en uw stiptheid ten opzichte van de Kamer zijn
voorbeeldig, mijnheer de eerste minister. Jammer ge-
noeg is dat niet weerderkerig want de leden die u vragen
willen stellen zijn nog niet aanwezig.
Mondelinge vragen
Questions orales
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Luc Sevenhans en Karel Pinxten aan de eerste mi-
nister en aan de vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken over
de geplande aanwezigheid
van de minister van Buitenlandse Zaken op de 40ste
verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid
(Het antwoord zal worden verstrekt door de eerste
minister)
Questions orales jointes de MM. Luc Sevenhans et
Karel Pinxten au premier ministre et au vice-premier
ministre et ministre des Affaires e´trange`res sur
la
pre´sence pre´vue du ministre des Affaires e´trange`res
a` l'occasion du 40e`me anniversaire de l'inde´pen-
dance du Congo
(La re´ponse sera donne´e par le premier ministre)
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de eerste minister, u kent mijn be-
zorgdheid omtrent de situatie in Congo.
6
HA 50
PLEN 065
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Sevenhans
Ik heb er moeite mee dat ons land thans meedoet aan de
viering naar aanleiding van de 40ste verjaardag van de
Congolese onafhankelijkheid.
Zelf reageerde u terughoudend op de uitnodiging van de
heer Kabila, waarvoor mijn dank, mijnheer de eerste
minister. Het ware echter aangewezen mocht u terzake
eens ernstig overleg plegen met uw collega, minister
Michel, die hierin blijkbaar geen enkel probleem ziet.
Vorige week verscheen er een vernietigend rapport over
de Congolese beleidsvoerders. Hierin staat dat de men-
senrechten geenszins worden gerespecteerd, door geen
enkele politieke partij en evenmin door de partij van
mijnheer Kabila. Deze laatste noem ik nog steeds mijn-
heer Kabila, aangezien hij nog geen president is, al zal hij
dat binnenkort misschien wel worden.
Hoe dan ook, uit de berichten die mij momenteel berei-
ken omtrent de heer Kabila kan ik slechts besluiten dat
wij momenteel beter uit Congo wegblijven. Door onze
handelwijze geven wij hem immers steeds meer legitimi-
teit en daartegen wens ik te protesteren. De heer Kabila
gaf nooit enige blijk van bereidwilligheid om de proble-
men op te lossen, integendeel. In dat verband verwijs ik
onder andere naar het feit dat hij tegenstribbelde inzake
de uitvoering van de Lusaka-akkoorden.
Bovendien stoort die viering mij, omdat zij plaatsvindt op
een ogenblik dat Congo voor de helft wordt bezet en dat
honderdduizenden personen in de grootste ellende le-
ven. Dat doet mij denken aan het liedje :
Tout va bien,
madame la marquise
. Hoe dan ook, ik ben van oordeel
dat Belgie¨ zich zou moeten beperken tot felicitaties, maar
niet mocht worden vertegenwoordigd op die viering; dat
is cynisch en dat is betreurenswaardig. Hopelijk zal zulks
niet meer gebeuren in de toekomst.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, uw regering en meer be-
paald uw minister van Buitenlandse Zaken voeren een
erg logisch beleid. Ik verklaar mij nader.
Enkele weken geleden verklaarde minister Michel in de
marge van een interview dat er belangrijker aangelegen-
heden bestaan dan het respecteren van de mensenrech-
ten in Congo. Dat zei hij uitgerekend op een moment dat
er op zijn bureau een rapport ligt van Amnesty Interna-
tional, waarin bladzijde na bladzijde wordt aangetoond
dat tegenwoordig in Congo continu mensen worden
opgepakt zonder enige vorm van proces, dat zij worden
gemarteld en gefolterd, verkracht en zelfs vermoord.
Hieruit kan ik slechts besluiten dat voor de minister van
Buitenlandse Zaken en voor de regering het respect van
de mensenrechten wel een belangrijke aangelegenheid
is zolang het gaat over Europa en de Europeanen, maar
van geen tel meer is zodra men over zwarte Afrikanen
praat.
De minister van Buitenlandse Zaken is gisteren naar
Congo vertrokken. Morgen zal hij aan de feestdis voor de
veertigste verjaardag plaatsnemen. Waarschijnlijk zal hij
ook hier en daar een schouderklopje uitdelen en daar-
mee een regime legitimeren dat op een stuitende manier
continu de mensenrechten schendt en de laatste tijd
systematisch het akkoord van Lusaka ondergraaft.
Ik zou graag twee dingen van u vernemen, mijnheer de
eerste minister. Ten eerste, is de minister van Buiten-
landse Zaken in samenspraak met zijn collega's uit de
regering naar Congo vertrokken ? Is hij vertrokken in
samenspraak met u en ook met zijn collega's uit Agalev
en de SP ? Ten tweede, welke boodschap zal de heer
Michel morgen aan de feestdis aan de Congolese presi-
dent Kabila meegeven ?
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
wij hebben inderdaad een uitnodiging gekregen om deel
te nemen. Ik heb die uitnodiging zelf gekregen. Ik niet
alleen, mijnheer de voorzitter, u en de voorzitter van de
Senaat zijn ook uitgenodigd. Ik weet niet wie nog alle-
maal, maar ik heb de indruk dat heel wat mensen een
uitnodiging hebben gekregen om deel te nemen aan
deze veertigjarige herdenking van de Congolese onaf-
hankelijkheid.
Naar aanleiding van die uitnodigingen hebben wij op het
niveau van de regering een overleg gehad. Wat doen we
ermee ? De zaken die men hier onderstreept zijn juist. De
mensenrechtensituatie verbetert niet en de uitvoering
van de akkoorden van Lusaka zit in het slop. De inter-
congolese dialoog die in de resolutie van de Veiligheids-
raad werd opgenomen, komt maar niet op gang. Dan
spreek ik nog niet over andere elementen uit de Lusaka-
akkoorden die werkelijk in het slop zitten.
Dus naar aanleiding van de ontvangst van die uitnodi-
ging, hebben wij ons de vraag gesteld of wij al dan niet
naar deze herdenking van de veertigjarige onafhankelijk-
heid moesten gaan. De regering heeft besloten dat ik als
regeringsleider niet zou gaan en Belgie¨ alleen door de
minister van Buitenlandse Zaken zou worden vertegen-
woordigd. Op die manier willen wij aan de machthebbers
in Congo duidelijk maken dat wij ontgoocheld en onte-
vreden zijn over de ontwikkelingen die zich daar de
voorbije weken en maanden hebben afgespeeld. Ik denk
aan de mensenrechtensituatie en de gebrekkige uitvoe-
ring van de akkoorden van Lusaka.
De minister van Buitenlandse Zaken is niet zo maar naar
Congo vertrokken. Hij heeft een boodschap bij. Hij zal de
boodschap brengen die ik hier heb uiteengezet, namelijk
dat wij hoe dan ook wensen dat er ontwikkelingen
gebeuren, dat het democratiseringsproces op gang komt,
dat de mensenrechtensituatie verbetert en dat het proces
van Lusaka uit het slop zou kunnen worden gehaald. Hij
zal dat doen naar aanleiding van die herdenkings-
HA 50
PLEN 065
7
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Verhofstadt
plechtigheid. Daarna zal hij niet in Congo blijven, zoals u
suggereert, maar onmiddellijk - op 1 juli - naar Burundi
doorreizen, waar in Bujumbura de achtendertigste ver-
jaardag van de onafhankelijkheid van Burundi wordt
herdacht.
Mijnheer de voorzitter, men suggereert hier dat de heer
Michel naar Congo zou gaan met de intenties die hem
onder meer door de heer Pinxten worden toegeschreven.
Het is juist het tegenovergestelde.
Ik herinner mij dat de heer Sevenhans en andere
collega's in het kader van mijn reis naar Rwanda hebben
gesuggereerd dat ik dan ook zeker naar Congo moest
gaan bij de veertigjarige onafhankelijkheid. Wij hebben
gezegd dat we dat niet zullen doen. Wij moeten een
duidelijk signaal geven dat de ontwikkelingen in Congo
ons niet zinnen. Dat is de boodschap waarmee de
minister van Buitenlandse Zaken als vertegenwoordiger
van de Belgische regering naar Congo is vertrokken en
die hij daar op 30 juni tot uitdrukking zal brengen.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de eerste minister ik wil geloven dat u
goede intenties hebt. Dit is echter minder het geval voor
de minister van Buitenlandse Zaken. We kunnen niet
negeren dat minister Michel uitdrukkelijk onderstreept
heeft dat mensenrechten ondergeschikt kunnen zijn aan
hogere belangen. Als dat het ethisch beleid van onze
regering is, breekt mijn klomp.
Mijnheer de eerste minister, ik protesteer tegen een
dergelijke houding en dring erop aan dat u uw regering
op een lijn zet en uw minister op zijn rare kronkels in het
buitenlands beleid wijst. Enerzijds, heeft hij er geen enkel
probleem mee om zijn vriend Kabila te bezoeken. Ander-
zijds, speelt hij ten opzichte van Chili en Oostenrijk de
moraalridder. Dit is een zeer eigenaardig buitenlands
beleid.
De heer Karel Pinxten (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, niemand kan ontkennen dat
inzake de mensenrechten en de uitvoering van de ak-
koorden van Lusaka zich een aantal negatieve evoluties
voordoen.
Uitgerekend op zo'n moment spreken u en de regering af
om de minister van Buitenlandse Zaken die tevens
vice-premier is, naar de viering van veertig jaar onafhan-
kelijkheid van Congo te sturen.
Mijnheer de eerste minister, onze aanwezigheid op de
viering zal gei¨nterpreteerd worden als een legitimering
van een regime dat meer en meer in opspraak komt. Dit
is, mijns inziens, in tegenstrijd met de houding van
dezelfde minister van Buitenlandse Zaken in andere,
vooral Europese dossiers zoals Oostenrijk.
Mijnheer de eerste minister, met onze aanwezigheid op
de viering doet u afbreuk aan de voor ons zo belangrijke
neutraliteit in Centraal-Afrika en vermindert u het gezag
van ons land in die regio.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Francis Van den
Eynde aan de eerste minister en aan de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken over
de verandering van politiek met betrekking tot Oos-
tenrijk
(Het antwoord zal worden verstrekt door de eerste
minister)
Question orale de M. Francis Van den Eynde au
premier ministre et au vice-premier ministre et minis-
tre des Affaires e´trange`res sur
le changement de
politique a` l'e´gard de l'Autriche
(La re´ponse sera donne´e par le premier ministre)
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb er
helemaal geen moeite mee dat u zult antwoorden omdat
de eerste minister eveneens verantwoordelijk is voor het
buitenlands beleid van dit land.
Mijnheer de eerste minister, Oostenrijk is in de ogen van
uw regering wellicht veel erger dan Kabila. minister
Michel naar Oostenrijk sturen voor een of andere viering
is - zo vrees ik - nog niet voor morgen.
Ik wens u te herinneren aan twee bemerkingen die ik 14
dagen geleden heb gemaakt naar aanleiding van een
interpellatie waarbij de heer Michel eveneens aanwezig
was. Ik heb niet alleen beklemtoond dat de hetze van
Belgie¨ tegen Oostenrijk ons land belachelijk maakte
maar ook voorspeld dat deze regering bezig was met
zich vast te rijden. Mijn woorden waren amper koud, of
we konden vernemen dat de regering ten opzichte van
Oostenrijk een koerswijziging zal doorvoeren. Men gaat 3
onderzoekers van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens naar Wenen sturen om te onderzoeken of
de mensenrechten in Oostenrijk geschonden worden.
Belgie¨ - hoe grootmoedig - kan zich met dit initiatief
verzoenen.
Mijnheer de eerste minister, dit initiatief vernedert Oos-
tenrijk opnieuw. Men vertrekt immers niet langer van het
vermoeden van onschuld maar van schuld. Het is zon-
neklaar dat men een ontsnappingsroute heeft gezocht
omdat, zoals ik u had voorspeld, ons land zich heeft
vastgereden. Het zal niet lang meer duren of Europa laat
u ook met woorden vallen. Dat weet u.
8
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Francis Van den Eynde
Mijnheer de eerste minister, wanneer zult u eindelijk
stoppen met deze zaak en doodgewoon toegeven dat u
zich hebt vergist. Laat de Oostenrijkers kiezen voor wie
ze willen. Laat de Oostenrijkers leven zoals zij het willen.
Laten we een goede relatie onderhouden met de Alpen-
republiek waar de democratie in tegenstelling tot de
zogenaamde democratische republiek Congo nog steeds
bestaat en leeft.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik kan alleen het standpunt herbevestigen dat de Bel-
gische regering van bij het begin in deze zaak heeft
ingenomen. Wij zijn van oordeel dat de genomen maat-
regelen verder moeten gelden. Deze maatregelen zijn
afgesproken met de 14 lidstaten van de Europese Unie
zonder Oostenrijk.
Ik kan aan de Kamer wel meedelen dat er een initiatief
wordt voorbereid door het Portugese voorzitterschap. Ik
heb daarover gisteren met hen contact gehad. Dit initia-
tief wil in de eerste plaats de maatregelen voortzetten.
Daarnaast wil het de situatie evalueren door de voorzitter
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hij
zou hiervoor drie deskundigen aanduiden. Deze evalua-
tie heeft zowel betrekking op de naleving van de men-
senrechten als op de ontwikkeling van het politieke
karakter van de FPO
¨ als partij.
Op basis van dit verslag dat in de toekomst wordt
uitgebracht, zal men de zaak onderzoeken. Dit wordt
door het Portugese voorzitterschap voorbereid. Toen ik
gisteren met hen contact had, heb ik onmiddellijk de
instemming van de Belgische regering betuigd. Dit stand-
punt gaat immers opnieuw uit van de gezamenlijke
intentie van de 14 lidstaten om door te gaan met de
genomen maatregelen. Ondertussen laten we op het
terrein een evaluatie uitvoeren.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, arme Portugezen. Ze hebben gisteren
niet alleen verloren op Euro 2000, vandaag moeten ze de
vastgereden Belgische buitenlandse politiek inzake Oos-
tenrijk opnieuw lostrekken. Als voorzitter van de EU kan
men leukere opdrachten krijgen.
Mijnheer de eerste minister, de sancties die u en uw
regering tegen Oostenrijk hebben gee¨ist zijn al maanden
oud. Daarom is het eigenaardig dat men nu pas zal
onderzoeken wat er aan de hand is. Als smoes is het niet
helemaal slecht gevonden, maar het is wel veel te laat.
Een veroordeling spreekt men pas uit na een onderzoek.
Dat zou een jurist zoals u tenminste moeten weten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan de
vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over
de sociale Maribel
Question orale de M. Joos Wauters a` la vice-premie`re
ministre et ministre de l'Emploi sur
le Maribel social
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, gelukkig worden de
Fransen na de Portugezen voorzitter. De Fransen heb-
ben gewonnen, dus zullen ze ook wel een goede oplos-
sing vinden voor het vorige probleem.
De sociale Maribel is een tewerkstellingsmaatregel in de
non-profitsectoren. De lastenverlaging die daar wordt
toegekend dient eigenlijk voor bijkomende tewerkstelling,
anders krijgt men geen centen in de instelling. Het is
wettelijk vastgelegd dat men ook bijkomende mensen in
dienst moet nemen. De sociale partners in Vlaanderen -
werkgevers en werknemers - hebben een akkoord geslo-
ten over arbeidsduurvermindering voor bijna alle perso-
neelsleden. Zij willen daarvoor de middelen van de
sociale Maribel gebruiken. Ik neem aan dat dit voor de
compenserende tewerkstelling is.
Omdat het wettelijk niet is geregeld dat er bijkomende
tewerkstelling moet zijn, stel ik volgende vragen. Kan de
sociale Maribel gebruikt worden voor compenserende
aanwervingen
in
het
kader
van
de
arbeidsduur-
vermindering op het niveau van de gemeenschappen e´n
op het federale niveau ? Het akkoord dat u gesloten hebt
met de werkgevers- en werknemersorganisatie voorziet
niet in een bijkomende arbeidsduurvermindering voor
andere groepen dan degene die het lastig hebben, de
zogenaamde zware beroepen.
Is arbeidsduurvermindering daarvoor ook mogelijk ? Ten
slotte, hoe zult u deze lacune wettelijk verhelpen ?
Minister Laurette Onkelinx : Mijnheer de voorzitter, het
meerjarenplan voor de federale non-profitsector werd
goedgekeurd door vertegenwoordigers van werknemers
en werkgevers op 1 maart jongstleden. Het voorziet in
nieuwe maatregelen voor werknemers op het einde van
hun loopbaan, met name de geleidelijke vermindering
van de werktijd voor het voltijds verzorgend personeel
vanaf 45 jaar vanaf oktober 2001.
Daartoe wordt 2,5 miljard vrijgemaakt.
Il est e´galement pre´vu que si cette enveloppe est suffi-
sante, elle puisse servir au financement de cette re´duc-
tion du temps de travail pour les personnes qui effectuent
au moins un mi-temps.
La question est de savoir si on pourrait utiliser le Maribel
social tant pour le personnel qui n'est pas pre´vu dans le
cadre du plan de mars dernier que pour le personnel des
communaute´s et des re´gions (secteur non marchand)
afin de compenser le cou^t des embauches compensatoi-
res en cas de re´duction du temps de travail.
HA 50
PLEN 065
9
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Laurette Onkelinx
Ou` se situe la difficulte´ ?
Trois conditions sont de´finies dans la re´glementation sur
le Maribel social :
1. cre´er des emplois supple´mentaires; c'est le le cas;
2. augmenter le volume global de l'emploi; ce n'est pas le
cas;
3. ame´liorer les conditions de travail.
Pour ma part, je suis favorable a` ce que le Maribel social
puisse permettre d'appuyer les accords non marchands
des communaute´s et des re´gions et d'e´largir le champ de
la ne´gociation du 1er mars au personnel qui n'e´tait pas
concerne´. A cette fin, il est ne´cessaire de modifier la
re´glementation et je suis pre^te a` le faire de`s 2001. Mais
une modification de la le´gislation ne sera pas suffisante,
il faudra e´galement pre´voir ce changement dans le cadre
des diffe´rentes conventions collectives dans les commis-
sions paritaires concerne´es.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mevrouw
de minister, ik herinner u eraan dat inderdaad 2,5 miljard
frank voor de nieuwe maatregelen is ingeschreven, bo-
venop de middelen voor de sociale Maribel.
U zegt dat u voorstander bent van een arbeidsduur-
vermindering voor die categoriee¨n. Uit de pers kregen wij
de indruk dat u al de beslissing had genomen om het
akkoord in de Vlaamse Gemeenschap op federaal ni-
veau over te nemen en het zelfs uit te breiden tot de
categoriee¨n die niet in het akkoord zijn opgenomen. Ik
zag graag dat het niet bij een intentie blijft, maar dat u de
wet aanpast. Immers, het is onontkoombaar dat er over
deze materie CAO's zullen worden gesloten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Dames en heren, de eerste minister heeft het woord
gevraagd.
Eerste minister Guy Verhofstadt : Mijnheer de voorzitter,
ik heb nog even het woord gevraagd omdat ik intussen
de bevestiging heb gekregen dat het standpunt van het
Portugese voorzitterschap dat ik zopas naar aanleiding
van de vraag van de heer Van den Eynde heb verwoord,
nu officieel is. Er is inderdaad zopas een bericht binnen-
gekomen van het Portugese voorzitterschap namens de
14 lidstaten, waarbij bevestigd wordt dat de maatregelen
doorgang vinden. Bovendien wordt er een evaluatie
aangekondigd, zoals ik die in mijn antwoord reeds heb
beschreven.
Ik wou deze mededeling niet aan de Kamer onthouden.
De voorzitter : De heer Van den Eynde zal dit ongetwij-
feld lezen.
Mondelinge vraag van de heer Alfons Borginon aan de
minister van Justitie over
de noodzaak aan juridische
maatregelen om het beschermen en verhandelen van
domeinnamen waarmee de gerechtigde geen ree¨le band
heeft te beperken
Question orale de M. Alfons Borginon au ministre de la
Justice sur
la ne´cessite´ de mesures juridiques pour
limiter la protection et le commerce de de´nominations de
sites Internet avec lesquels leur de´tenteur n'a pas de lien
re´el
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, ik wist niet goed of
ik nu bij u moest zijn, mijnheer Verwilghen, dan wel bij uw
collega Daems of uw collega Picque´, maar ik neem aan
dat u zult antwoorden namens de regering.
Het probleem betreft de domeinnamen op het internet.
Zoals u weet, bestaat de naam van een website uit een
aantal onderdelen, met per topleveldomein een domein-
naam. Voor het.be-topleveldomein kende vroeger de
universiteit de domeinnamen toe, nu is dat een VZW.
Voor de meer bekende algemene.com en.org wordt dit
door Amerikaanse bedrijven gedaan.
Nu blijkt dat er mensen zijn die aan cybersquatting doen.
Dat wil zeggen dat zij tienduizenden namen beschermen,
waarmee zij eigenlijk geen enkele band hebben. Daar
proberen zij dan munt uit te slaan. Zo was er recent het
geval van een Vlaamse arts die wel honderdduizend
namen heeft beschermd.
Het is een oud probleem. De regering heeft er ook reeds
aandacht aan besteed. Ik dacht dat het de heer Demotte
was die in november 1999 een voorontwerp heeft ge-
maakt om daaraan iets te doen. Toch denk ik dat het om
een erg dringend probleem gaat.
Het is ethisch onverantwoord en immoreel dat mensen
zich namen zouden kunnen toe-eigenen. Wanneer ie-
mand mijn naam zou deponeren, zou ik in de onmoge-
lijkheid verkeren hem nog te gebruiken. Dezelfde proble-
matiek
bestaat
onder
meer
bij
merknamen
en
handelsnamen.
Er bestaan nochtans heel wat juridische beschermings-
mechanismen in het kader van de bescherming van
merken en handelsnamen. Zij beletten dat iemand een
recht zou kunnen uitoefenen op een naam waarmee hij
geen enkele band heeft. Wanneer men dus een merk
deponeert dat door iemand anders wordt gebruikt, is men
te kwader trouw en zal het merk niet in aanmerking
worden genomen.
Volgens het Strafwetboek zou men dit soort cybersquat-
ting al kunnen bestraffen als oplichting. In het Strafwet-
boek staan trouwens heel wat bepalingen die een maat-
schappelijk minder schadelijk gedrag bestraffen.
10
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
Mijn vraag aan de regering is : wat doet u eraan ?
De voorzitter : Mijnheer de minister, u antwoordt na-
mens verscheidene collega's, dus kan de tekst van de
nota u misschien van dienst zijn.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, col-
lega Borginon, bescherming van de domeinnamen bete-
kent eigenlijk bescherming van de naam waaronder een
persoon of een vennootschap op de website bekend is.
Bij ons wordt dat geregeld door een compositie be-
staande uit een topleveldomeinnaam en een secondle-
veldomeinnaam.
Mijnheer de voorzitter, ik kan dit illustreren met een
voorbeeld dat u kent : www.dekamer.be. Daarvan is.be
de toplevel die wordt beheerst door de VZW die u
daarstraks hebt genoemd, DNSBE. Bij het andere deel
van de naam, de secondleveldomeinnaam, hebben we
op een bepaald ogenblik vastgesteld dat er misbruiken
zouden kunnen ontstaan.
Hoe kan men zich hiertegen verweren ? Juridisch be-
staan daarvoor reeds twee middelen. Voor een merk-
naam kan men de Benelux-wetgeving op de bescher-
ming van de merknamen inroepen. Afgezien daarvan
wordt ook de handelsnaam, waarop u alludeerde, be-
schermd door de wet van 1991 op de geldige commer-
cie¨le handelspraktijken. Ook deze kan hiervoor worden
ingeroepen.
Een derde mechanisme bestaat erin dat de VZW in
kwestie aan zelfregulering zou kunnen doen en specifiek
erop zou toezien of dergelijke problemen zich voordoen.
Wat dit laatste betreft kan ik u gerust stellen. Dit wordt
bewezen door het feit dat er bijzonder weinig discussie
bestaat over de bescherming van de naam zoals ze door
u wordt ingeroepen. Tot nader order zijn de bestaande
juridische beschermingsmaatregelen dus eigenlijk vol-
doende.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Eigenlijk ben ik het
niet met u eens. Waarschijnlijk zijn er weinig problemen
met de topleveldomeinnaam.be.
Er zijn wel enorm veel problemen met de Amerikaanse
namen.
Mijnheer de minister, iemand moet het initiatief nemen
om op internationaal niveau dit probleem aan te kaarten.
Zolang geen enkel land er werkelijk een zaak van maakt,
zal men dergelijke laakbare praktijken kennen.
Zelfs de eigen bescherming die wij hebben met de
merkenwetgeving is niet voldoende voor mensen die een
bepaald merk nog niet hebben gedeponeerd. Er is wel
een bescherming tegen het deponeren als merk door
iemand anders, maar er is geen bescherming tegen het
gebruik door derden van een website-naam, wanneer
een bepaalde naam niet als merk werd gedeponeerd.
Onze bescherming is terzake niet voldoende gegaran-
deerd. Wetgevend werk dringt zich in deze dan ook op.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, u
beschrijft het fenomeen waarbij bepaalde Amerikaanse
namen circuleren die eventueel aanleiding geven tot
misbruiken. Op het ogenblik worden wij met dergelijke
problemen nog niet geconfronteerd. Ik ben wel bereid om
deze problematiek op het Europese niveau aan te kaar-
ten, want dit probleem geldt niet alleen voor Belgie¨, maar
voor heel de Europese Unie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mme Milquet n'e´tant pas pre´sente, je dois malheureuse-
ment passer sa question.
Samengevoegde mondelinge vragen van de heren
Jos Ansoms en Luc Sevenhans aan de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
het koninklijk besluit over het telefoongebruik in de
wagen
(Het antwoord zal worden verstrekt door de staats-
secretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling)
Questions orales jointes de MM. Jos Ansoms et Luc
Sevenhans a` la vice-premie`re ministre et ministre de
la Mobilite´ et des Transports sur
l'arre^te´ royal relatif
a` l'utilisation du te´le´phone dans la voiture
(La re´ponse sera donne´e par le secre´taire d'Etat a`
l'Energie et au De´veloppement durable)
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
betreur dat de vice-premier, mevrouw Durant, niet zelf
aanwezig is, want ik wenste haar te feliciteren met haar
eerste maatregel. Reeds e´e´n jaar is zij minister en
eindelijk is zij erin geslaagd inzake verkeersveiligheid
een eerste maatregel uit te vaardigen. Ik wenste haar
daarvoor te feliciteren, maar gezien het dringende karak-
ter van deze vraag zal ik ze aan de staatssecretaris
stellen.
Volgens het koninklijk besluit, uitgevaardigd door me-
vrouw Durant, zullen wij vanaf zaterdag in dit land niet
meer al telefonerend mogen autorijden en dat is terecht,
want het is zeer gevaarlijk. Vandaar dat wij reeds jaren
geleden een wetsvoorstel in die zin hebben ingediend.
Nog vorig jaar, tijdens deze legislatuur, hebben wij een
wetsvoorstel ingediend om het telefoneren tijdens het
autorijden te verbieden. Tot mijn spijt heeft de meerder-
heid dit wetsvoorstel enkele maanden geleden hier in
HA 50
PLEN 065
11
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jos Ansoms
deze zaal verworpen, omdat mevrouw Durant zelf de
pluim op haar hoed wou steken. Ik vrees dat het konink-
lijk besluit, dat twee dagen geleden in het Staatsblad is
verschenen, niet zal werken.
Eerst en vooral staat er een zeer grote fout in en ten
tweede, zal al vlug blijken dat het onuitvoerbaar is. Wat
lezen wij in dit koninklijk besluit ?
Behalve wanneer zijn
voertuig stilstaat of geparkeerd is, mag de bestuurder
geen gebruik maken van een draagbare telefoon die hij in
de hand houdt
. Betekent dit, mijnheer de staatssecreta-
ris, dat wanneer men in een auto rijdt met een vaste
telefoon, een zogenaamde autotelefoon, zoals men die
aantreft in de meeste ministerie¨le auto's en directie-
wagens, dat men dan rustig verder mag telefoneren en
autorijden ? Er staat hier namelijk dat een draagbare
telefoon niet mag. Is dat zo ? Ik kan mij niet voorstellen
dat het de bedoeling was van mevrouw Durant om voor
deze wagens een uitzondering te maken.
Ten tweede, de veiligheidsdiensten hebben reeds laten
weten dat zij niet staan te trappelen om de handhaving
van dit koninklijk besluit naar zich toe te halen. Zij hebben
wel wat anders te doen, zeggen zij, maar ik vind wel dat
het belangrijk is, vooral omdat iedereen weet dat het
aantal alternatieve, handvrije toestellen even groot is als
het aantal merken. Vele van deze toestellen zijn veel
gevaarlijker in het gebruik, dan het telefoneren terwijl
men met de auto rijdt. De minister heeft dit ingezien en
zegt nu dat zij een werkgroep zal installeren om de
technische vereisten vast te leggen. Dit is ongehoord.
Eerst wordt een koninklijk besluit uitgevaardigd, waaraan
zware straffen worden verbonden en dan wil men een
werkgroep samenstellen om de technische voorwaarden
voor de handvrije kits uit te werken. Kunt u mij de
waarborg geven dat deze werkgroep op zeer korte
termijn een resultaat zal boeken en dat er inderdaad een
uniform, goedkoop en veilig alternatief zal ter beschikking
zijn ?
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik onderschrijf
volledig dat autorijden en telefoneren niet samengaan.
Dat was ook de bedoeling van het koninklijk besluit,
neem ik aan. De bedoeling was zeer goed, maar de
praktijk wordt helemaal anders. Collega Ansoms heeft
reeds op de onvolmaaktheden gewezen. Het was uiter-
aard een zeer ongelukkige samenloop van omstandighe-
den dat op het ogenblik dat het koninklijk besluit ver-
scheen, een studie van de Verenigde Naties werd
gepubliceerd waarin erop wordt gewezen dat alle vormen
van telefoneren in de auto zeer gevaarlijk zijn. Men heeft
nu een koninklijk besluit uitgevaardigd voor e´e´n bepaalde
vorm van telefoneren in de auto. Ik ben deze week
proefondervindelijk te werk gegaan, want ook ikzelf ben
op zoek om een nieuw systeem in mijn wagen te instal-
leren. Ik heb in een dure wagen, een Jaguar, plaats-
genomen en ik heb kunnen vaststellen dat het vormen
van een nummer in een wagen met vast systeem pas
echt gevaarlijk is en nog veel gevaarlijker dan met een
gewoon mobieltje in de hand.
Het koninklijk besluit hangt met haken en ogen aan
elkaar. Ik vraag mij ook af wat de juridische waarde ervan
is, want vanaf 1 juli wordt men strafbaar. Deze bood-
schap zal ook zo bij de politiediensten zijn aangekomen.
Zij hebben reeds zoveel rond hun oren dat zij zeker geen
boeten zullen uitschrijven, want de kans is groot dat ze
naderhand toch zal moeten worden geseponeerd. Ik
betreur dat wij hier een kans hebben gemist om iets voor
de verkeersveiligheid te doen. Ik ben dan ook benieuwd
naar de mogelijkheden die wij nog hebben en hoop dat
dit koninklijk besluit snel wordt ingetrokken.
Staatssecretaris Olivier Deleuze : Mijnheer de voorzitter,
collega's, het koninklijk besluit van minister Durant voert
een complementair artikel in het verkeersreglement in.
Het bepaalt dat de bestuurder geen gebruik mag maken
van een draagbare telefoon die hij in de hand houdt,
behalve als het voertuig geparkeerd staat. Bovendien
bepaalt artikel 8.3 van het verkeersreglement dat elke
chauffeur in staat moet zijn te sturen. Hij moet steeds in
staat zijn alle nodige rijbewegingen uit te voeren en
voortdurend zijn voertuig goed in de hand hebben. Dit is
in alle omstandigheden zo en deze regel is dus ook van
toepassing op de vast gei¨nstalleerde autotelefoons.
Het expliciteren van de regeling voor de draagbare
telefoons werd in de verkeersreglementering ingeschre-
ven om de bestuurders te sensibiliseren. minister Durant
heeft deze maatregel onmiddellijk genomen toen zowel
binnen- als buitenlandse studies een verhoogd risico
aantoonden. Vanaf 1 juli 2000 zal vooral informerend en
sensibiliserend gewerkt worden via verschillende kana-
len, folders, het BIVV, de politiediensten en de leveran-
ciers. Er is gevraagd aan de providers om al hun klanten
te informeren. De campagnes met betrekking tot het
GSM-gebruik in de wagen, waar een onderdeel verkeer-
stoezicht aan wordt gekoppeld, zullen in de campagne-
planning van het BIVV voor 2001 worden ingeschreven.
De regeling staat met het nieuwe koninklijk besluit in het
verkeersreglement. Bij een overtreding kunnen de poli-
tiediensten optreden. Het koninklijk besluit werd overi-
gens in nauwe samenwerking met de verbindingsofficier
van de rijkswacht opgesteld. De rijkswacht is bijgevolg op
de hoogte van alle aspecten. Wij zullen samen met de
rijkswacht evalueren of dit een prioriteit moet worden en
of er dus eventueel gerichte controles moeten komen.
Omwille van het succes van de draagbare telefoon was
het immers aangewezen om onmiddellijk actie te onder-
nemen. Langer wachten zou alleen tot gevolg hebben
gehad dat het gevaarlijk gedrag ingeburgerd raakte.
Deze maatregel wordt ook genomen in Italie¨ en Portugal.
12
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Olivier Deleuze
Met de sector van importeurs-fabrikanten van telefoon-
toestellen is van gedachten gewisseld over het al dan
niet opnemen van autotelefoons in het nieuwe koninklijk
besluit. Er werd ons echter verzekerd dat de GSM de
autotelefoon vrijwel volledig van de markt heeft verdron-
gen. Autotelefoons bieden nog alleen een voordeel in
gebieden die buiten GSM-bereik vallen. De nieuwe ge-
neratie autotelefoons is eveneens handenvrij.
Ten slotte is er niet zozeer sprake van een uniforme kit
maar wel van verbindingskabels tussen de car kit en de
GSM. Momenteel zijn er car kits in de handel waarop
verschillende types GSM-toestellen kunnen worden aan-
gesloten door een simpele vervanging van de verbinding-
skabel. In de toekomst zal de verbinding tussen de GSM
en de car kit draadloos verlopen via de blue 2-techniek,
de internationale standaard voor afstandsbediening. De
werkgroep zal deze evolutie op de voet volgen. Er zal ook
voor gezorgd worden dat er goedkope systemen worden
opgenomen.
De heer Jos Ansoms (CVP) : Mijnheer de voorzitter, het
koninklijk besluit is maar twee regels lang maar de
staatssecretaris heeft twee bladzijden nodig gehad om te
proberen een aanvaardbare uitleg te geven die mij echter
niet overtuigd heeft. De eerste persoon die een proces-
verbaal krijgt op basis van dit koninklijk besluit en zich tot
het Arbitragehof wendt, zal er onmiddellijk voor zorgen
dat dit koninklijk besluit vernietigd wordt omdat het
gelijkheidsbeginsel geschonden is. Er wordt immers een
uitzondering gemaakt voor diegene die telefoneert met
een vast toestel. Dat zal vrij vlug gebeuren.
Ten tweede zegt u dat er technische vereisten zullen
worden uitgewerkt in de werkgroep. Op basis van het
verkeersreglement kunt u echter geen technische vereis-
ten opleggen aan een auto.
De voorzitter weet dat uit een vorig leven. Hiervoor moet
u zich op de technische voertuigenwet baseren en deze
wet moet daarvoor worden gewijzigd. Dat was precies de
bedoeling van mijn wetsvoorstel, dat de meerderheid
heeft verworpen om de pluim op de hoed van minister
Durant te kunnen steken. Dit koninklijk besluit zal grote
moeilijkheden veroorzaken en de verkeersveiligheid zal
er spijtig genoeg geen voordeel bij hebben.
De heer Luc Sevenhans (Vlaams Blok) : Ik kan alleen
vaststellen dat het koninklijk besluit kunst- en vliegwerk is
geworden. Het levert geen essentie¨le bijdrage tot de
verkeersveiligheid, wat uiteindelijk de bedoeling zou
moeten geweest zijn.
Als men het probleem werkelijk wil aanpakken, moet men
drastische en geen halve maatregelen nemen. Deze
halve maatregelen zetten de zwaktes en de wetteloos-
heid van het hele systeem in de verf. Ik vraag mij af wat
wij zaterdag 1 juli 2000 zullen meemaken en welke agent
zich zal geroepen voelen om op te treden ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Aime´ Desimpel aan de
minister van Financie¨n over
de faillissementen in de
Belgische transportsector
Question orale de M. Aime´ Desimpel au ministre des
Finances sur
les faillites dans le secteur belge du
transport
De heer Aime´ Desimpel (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de Belgische transport-
sector gaat zienderogen achteruit en wordt bijna dage-
lijks met nieuwe faillissementen geconfronteerd. De oor-
zaak is uiteraard niet alleen de moordende concurrentie
uit het buitenland maar ook de prijs van de diesel, die
gisteren, 28 juli 2000, naar 32 frank is gestegen.
Deze sector is voor onze economie nochtans van zeer
groot belang. Hij heeft een omzet van ongeveer 200
miljard frank op jaarbasis en verschaft aan meer dan
50 000 mensen werk. Hij brengt elk jaar ongeveer 50
miljard frank in de Belgische staatskas. Iedere vrachtwa-
gen in de Belgische transportsector die verdwijnt, bete-
kent een verlies voor de staatskas van 1.5 miljoen frank.
Mijnheer de minister, ik wens over deze problematiek een
aantal vragen te stellen.
Ten eerste, zou de Belgische transportsector niet beter
als een sector in moeilijkheden, dus in crisis, worden
beschouwd ?
Ten tweede, zou deze sector niet beter in diverse com-
missies worden gehoord, uiteraard in onze commissie
voor de Financie¨n, maar misschien ook in de commissie
voor het Verkeer en de commissie voor de Sociale
Zaken ?
Ten derde, ik heb vernomen dat in Nederland maatrege-
len voor de transportsector inzake de prijs van de diesel
werden genomen. Er kunnen natuurlijk nog veel maatre-
gelen worden genomen, zoals onder meer tegen het
zwart werk. Mijnheer de minister, wat is uw visie ter-
zake ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer de voorzitter, mijn-
heer Desimpel, mijn antwoord zal drieledig zijn.
Ten eerste, ik ben een beetje laat omdat ik een vergade-
ring had met de transportsector. Dat is dus een positieve
zaak. Ik had een rondetafelvergadering met mijn collega
bevoegd voor transport, minister Durant en de vertegen-
HA 50
PLEN 065
13
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Didier Reynders
woordigers van de werkgevers en werknemers van de
transportsector. Wij hebben met de sector een pro-
gramma opgesteld dat vergaderingen tot en met septem-
ber 2000 plant en een globale aanpak van deze proble-
matiek beoogt.
Ten tweede, het is inderdaad perfect mogelijk om een
hoorzitting inzake deze problematiek met de commissie
voor de Financie¨n te beleggen met eventueel andere
commissies in de Kamer. Ik heb reeds een dergelijk
voorstel voor de horecasector ingediend, dat een kwestie
in de bouwsector betrof. Het is mijn bedoeling om inzake
de transportsector eenzelfde werkwijze te volgen. Het is
perfect mogelijk om een gezamenlijke vergadering met
meerdere commissies te beleggen.
Ten derde, het is inderdaad mogelijk een aantal fiscale
maatregelen te nemen. Er zijn op dit vlak een drietal
mogelijkheden. Ten eerste, we kunnen overwegen een
maandelijkse betaling van de verkeersbelasting in te
voeren. Dit is reeds mogelijk voor het Eurovignet en
eenzelfde wetsontwerp kan misschien worden uitgewerkt
voor de verkeersbelasting. Ten tweede, we zijn bereid
een aantal maatregelen te nemen inzake milieu-
vriendelijker producten. Ik denk bijvoorbeeld aan benzine
maar ook aan diesel met minder zwavel. Het is perfect
mogelijk een vermindering van accijnzen door te voeren
voor dergelijke producten. Ten derde, het is misschien
mogelijk een terugbetaling van accijnzen door te voeren
voor vrachtvervoerders, publieke maatschappijen als De
Lijn en taxiondernemingen. Een dergelijk stelsel bestaat
reeds in Nederland en Frankrijk. Misschien kunnen wij
een gelijkaardig stelsel ook in Belgie¨ invoeren. Dit is
echter een heel dure maatregel : het toekennen van een
vermindering van accijnzen van 1 frank per liter kost de
Schatkist, op een verbruik van meer dan 5 miljard liter
diesel per jaar, meer dan 5 miljard Belgische frank. Er zijn
misschien andere en betere oplossingen. We zouden
bijvoorbeeld ook kunnen denken aan een bijkomende
verlaging van de werkgeversbijdragen. U weet dat de
lonen meer dan 40% bedragen in de kosten van een
transportonderneming terwijl de brandstofkosten slechts
15 tot 20% bedragen. Vandaag vond trouwens een
eerste vergadering plaats met mevrouw Durant en de
vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers uit
de sector.
De heer Aime´ Desimpel (VLD) : Mijnheer de minister, ik
heb vorige week een gesprek gevoerd met de drie meest
representatieve organisaties. Ze hebben zopas een
werkstuk afgeleverd waarin niet minder dan 42 maatre-
gelen zijn opgesomd. Ik weet niet of dit document reeds
heeft ontvangen. Zo niet kan ik het u per Taxipost laten
bezorgen. Ik dank u in elk geval voor uw belangstelling.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
wil enkel opmerken dat ik uit het antwoord van minister
Reynders heb begrepen dat mevrouw Durant ook in
vergadering was met de transportsector. De heer Reyn-
ders doet de moeite om te komen antwoorden op vragen
van parlementsleden. Ik vind het niet correct dat me-
vrouw Durant haar antwoord laat voorlezen door staats-
secretaris Deleuze. U hebt zelf reeds meermaals gewe-
zen op het feit dat de ministers hier horen te zijn.
Mijnheer de voorzitter, een vergadering met vertegen-
woordigers van de transportsector mag volgens mij geen
voorrang hebben op het antwoorden op vragen van
parlementsleden.
De voorzitter : Mijnheer Van Peel, u hebt gelijk. Ge-
woonlijk laat ik mij inlichten over de reden waarom een
minister afwezig is. Ik was niet op de hoogte van de
afwezigheid van mevrouw Durant. Ik verneem ze samen
met u. Ik zal haar dit laten opmerken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mondelinge vraag van de heer Alfons Borginon aan
de minister van Financie¨n over
de financieringswet
Question orale de M. Alfons Borginon au ministre
des Finances sur
la loi de financement
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, mijnheer de minister, collega's, ik zou eerst een
kort historisch overzicht willen geven.
De Vlaamse regering had een plan om een korting ten
belope van 3,2 miljard Belgisch frank toe te kennen op de
personenbelasting. In de marge van de discussies over
het Sint-Elooiakkoord werd een overlegcomite´ opgericht
waarin men tot het besluit kwam dat een dergelijke
verlaging niet in strijd is met de financieringswet.
Enkele maanden geleden hebt u op interpellaties geant-
woord dat een belastingkorting van 20 tot 30 miljard frank
volgens u niet in strijd is met de economische en mone-
taire unie. De Vlaamse regering heeft vervolgens een
nieuw, aangepast voorstel opgesteld waarin 10 miljard
frank afcentiemen worden goedgekeurd. Zowel de PS als
de Waalse regering schreeuwen nu moord en brand. Zij
eisen overleg terzake en u stelt een ontwerp van konink-
lijk besluit voor waarin u de marges bepaalt.
Welnu, ik heb geen problemen met enig overleg, want
dat is in de financieringswet opgenomen. Men moet
echter goed beseffen dat overleg iets anders is dan een
akkoord. Meer moeite heb ik met uw plan tot ontwerp van
een koninklijk besluit. Ten eerste bent u niet verplicht dit
te doen : dit is slechts als mogelijkheid in de wet opge-
nomen. Ten tweede stel ik mij de vraag hoe u in het
nieuwe eurotijdperk nog kunt spreken over divergenties
die van aard zijn om de economische en monetaire unie
op te blazen : een verschil tussen Wallonie¨ en Vlaande-
14
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Alfons Borginon
ren dat kleiner is dan een verschil in fiscaal systeem
tussen Belgie¨ en Nederland, kan niet van aard zijn om de
EMU op te blazen. Ten derde vind ik het bijzonder
inopportuun om nu dergelijk ontwerp van koninklijk be-
sluit te maken, vermits dit voorafgaat aan de discussie
rond de herziening van de financieringswet, die toch in
het verlengde ligt van de discussie over de onderwijs-
financiering die einde 2001 rond zou moeten zijn.
Mijn eerste vraag is dus concreet wat er in dat ontwerp
van koninklijk besluit staat. Hoe ver staat men daarmee ?
Bestaat daarover een politiek akkoord ? Bent u het ten
tweede met mij eens dat, in afwachting van de herziening
van de financieringswet, het niet opportuun is dat ont-
werp van koninklijk besluit ook werkelijk uit te vaardi-
gen ?
Minister Didier Reynders : Mijnheer Borginon, u stelt mij
twee vragen : het overleg en de marges via een koninklijk
besluit. Ten eerste is er het overleg. Wij hebben allen
eerst overlegd in december 1999. Nu is er een beslissing
van het overlegcomite´ voor een vermindering van de
personenbelasting in Vlaanderen voor een bedrag van
3,2 miljard frank en met een lineair of forfaitair stelsel. Dit
is de enige beslissing tot nog toe. Ik heb vernomen dat
een gewestregering om overleg vraagt, dus zal ik overleg
houden met de gewestregeringen. Dat wordt trouwens
bepaald in de wet. Er moet nog overleg worden ge-
pleegd. Tot nog toe heb ik dus een ontwerp van decreet
en ik wacht nu op het advies van de Raad van State. Dan
zullen we zien. Het is perfect mogelijk om overleg te
plegen en ik zal een voorstel doen aan de Ministerraad
en aan de regering.
Ten tweede zijn er de marges. U hebt gelijk : dit is een
kwestie van opportuniteit. Ik zal een ontwerp van konink-
lijk besluit voorleggen aan de Ministerraad, want die moet
de beslissing nemen. Het is ook een opportuniteit die in
de wet is opgenomen. Het is perfect mogelijk om de twee
wegen te bewandelen, namelijk overleg met het Vlaams
Gewest wat de belastingvermindering betreft en een
ontwerp van koninklijk besluit in uitvoering van de bijzon-
dere wetten wat de marges betreft. Ik zal de twee sporen
volgen.
De heer Alfons Borginon (VU&ID) : Mijnheer de minis-
ter, ik vrees dat u bewust alles op een hoopje gooit.
Indien de Vlaamse regering een korting toe wil kennen,
kan zij dat zonder toestemming van het overlegcomite´.
Men moet daarover overleggen, maar als er geen ak-
koord is, dan is er geen akkoord. Ik zie echter een
politieke koehandel ontstaan wanneer men het akkoord
met de vermindering van 10 miljard frank aan belastingen
van de Vlaamse regering gaat afkopen met een koninklijk
besluit dat dan voor de toekomst de marges zal bepalen.
Ik kijk nu naar de VLD-banken, want het is toch wel
belangrijk dat ook zij daarvan op de hoogte zijn. Ik vind
het onaanvaardbaar dat men een onderdeel van de
herziening van de financieringswet, ook al is dat dan een
koninklijk besluit dat nadien bij wet moet worden goed-
gekeurd, daaruit zou wegnemen en buiten de grotere
discussie zou houden. Ik vind dat een gevaarlijke evolutie
en wil de Vlaamse federale meerderheidspartijen erop
wijzen dat zij hiervoor op hun hoede moeten zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Question orale de M. Jean-Pol Poncelet au ministre
de l'Inte´rieur sur
la circulaire du ministre de l'Inte´-
rieur interpre´tative des lois linguistiques
(La re´ponse sera donne´e par le ministre des Finan-
ces)
Mondelinge vraag van de heer Jean-Pol Poncelet aan
de minister van Binnenlandse Zaken over
de rond-
zendbrief van de minister van Binnenlandse Zaken
betreffende de taalwetten
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Financie¨n)
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, j'avais, en effet, l'intention de poser
une question tre`s pre´cise au ministre de l'Inte´rieur.
Un certain nombre de proble`mes se posent dans la
pe´riphe´rie.
Des de´crets ont e´te´ mis en cause devant le Conseil
d'Etat et l'auditeur ge´ne´ral a remis un rapport qui
confirme la the`se des francophones.
Il y a quelques mois, j'ai demande´ au ministre de
l'Inte´rieur s'il avait l'intention de concre´tiser sans tarder le
rapport de l'auditeur ge´ne´ral. Il m'a re´pondu qu'il pre´fe´rait
attendre l'arre^t imminent du Conseil d'Etat avant de
prendre une de´cision.
Trois mois se sont e´coule´s et je ne vois toujours rien
venir.
Comme sans doute plusieurs d'entre nous, j'ai eu des
contacts avec des mandataires de la pe´riphe´rie qui
confirment la de´gradation tre`s nette de la situation de leur
travail de mandataire.
Vous allez sans doute me dire que ces propos sont ceux
d'un membre de l'opposition et que je noircis la situation.
J'ai pourtant e´te´ tre`s surpris de constater, en de´but de
semaine, que des pre´sidents de parti, et non des moin-
dres puisqu'il s'agit des pre´sidents du PRL et du FDF,
emboi^taient le pas. Ainsi, M. Ducarme, dans une espe`ce
de grande virilite´ retrouve´e, a exige´ un certain nombre de
HA 50
PLEN 065
15
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
choses parmi lesquelles l'adoption, par le ministre de
l'Inte´rieur, d'une circulaire interpre´tative - nous voila` donc
revenus a` la question pose´e il y a quelques mois - qui irait
dans le sens du rapport de l'auditeur ge´ne´ral et qui
annulerait les effets des circulaires en question.
Le ministre de l'Inte´rieur a-t-il l'intention de re´pondre aux
exigences de son pre´sident de parti et de proce´der, dans
les meilleurs de´lais, a` la publication d'une telle circu-
laire ?
M. Didier Reynders, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, c'est toujours un plaisir de re´pondre a`
vos questions, que ce soit pour mon de´partement ou en
lieu et place d'un de mes colle`gues.
Je ne me permettrais pas de dire que c'est en raison de
votre pre´sence dans l'opposition que vous noircissez le
tableau. Nous y sommes reste´s un certain nombre
d'anne´es, mais nous ne l'avons jamais fait. Ce n'est donc
pas ne´cessairement une pratique de l'opposition de
noircir le tableau.
Je n'ai pas connaissance de demandes particulie`res du
pre´sident du PRL. Mais cela ne m'e´tonne pas car je
n'avais pas connaissance non plus de sa perte de virilite´
que vous avez e´voque´e.
En ce qui concerne le fond du proble`me, la position du
ministre de l'Inte´rieur n'a pas change´. Il s'agit d'attendre
la de´cision du Conseil d'Etat, en toute se´re´nite´ et en
ayant confiance dans une institution qui rend des de´ci-
sions dans un grand nombre d'autres domaines. Il est
entendu que sa de´cision devrait intervenir dans un de´lai
que je n'oserais qualifier de raisonnable, sinon cela ferait
allusion a` des avis ante´rieurs de la me^me institution. De`s
que cette de´cision interviendra, elle devra bien entendu
e^tre applique´e. Pour l'instant, la position du ministre de
l'Inte´rieur est d'attendre, en toute se´re´nite´, la de´cision
d'une haute juridiction administrative dans laquelle nous
devons placer notre confiance.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident, j'ai
bien entendu la re´ponse du ministre. Je ferai d'abord une
remarque sur la forme : la semaine dernie`re, on parlait de
poissons qui ne se noyaient pas; aujourd'hui, on parle
de la virilite´ du M. Ducarme. Cela devient dangereux.
Quant au fond, je vous transmettrai, monsieur le ministre,
une copie des de´clarations de M. Ducarme. Il a exige´ une
circulaire. Je constate donc la duplicite´ de l'attitude
politique des libe´raux qui, d'un co^te´, re´clament quelque
chose parce que cela fait bonne impression en pe´riode
e´lectorale, mais, de l'autre, savent tre`s bien que le
gouvernement ne prendra aucune initiative dans ce sens.
Au contraire, il a place´ la zone de police de Wemmel
dans une zone flamande. Un certain nombre d'e´ve´ne-
ments du me^me genre se sont produits. Je pense que les
e´lecteurs comprendront clairement la duplicite´ de l'atti-
tude politique adopte´e en cette matie`re.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Question orale de M. Robert Denis au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique, charge´
de la Politique des grandes villes, sur
la suppres-
sion e´ventuelle des 'pre´soldes'
Mondelinge vraag van de heer Robert Denis aan de
minister van Economie en Wetenschappelijk Onder-
zoek, belast met het Grootstedenbeleid, over
de
eventuele afschaffing van de aan de koopjes vooraf-
gaande sperperiode
M. Robert Denis (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, les journaux
de ce matin relancent le de´bat sur la proble´matique des
pratiques du commerce, et en particulier les soldes. Face
a` cette proble´matique, plusieurs prises de position sont
possibles. La premie`re est celle de la fe´de´ration de la
grande distribution, a` laquelle se joint d'ailleurs Test-
Achats. Elle pre´conise la suppression pure et simple des
soldes et des pre´soldes.
La deuxie`me position est celle de l'Union des classes
moyennes qui, elle, veut le maintien de pre´soldes car
elles constitueraient le dernier rempart des petits com-
merc¸ants face a` la grande distribution.
Enfin, il y a la position adopte´e par un membre de votre
cabinet qui a de´clare´ qu'en septembre, un projet de loi
serait de´pose´ visant a` re´former substantiellement la loi
sur les pratiques du commerce.
Comme il n'appartient pas, monsieur le pre´sident, a` un
membre du parlement d'interroger le ministre sur ses
intentions, je demanderai simplement au ministre des
Affaires e´conomiques de me faire connai^tre sa re´action
et ses commentaires face a` l'effet d'annonce d'un mem-
bre de son cabinet.
M. Charles Picque´, ministre : Monsieur le pre´sident,
chers colle`gues, les pre´soldes sont un sujet qui a l'air
simple mais qui est bien plus complexe qu'on le pense.
Comme vous le savez - mais certains ne le savent
peut-e^tre pas -, il s'agit de la pe´riode qui pre´ce`de celle
des soldes et qui repre´sente douze semaines puisqu'il
s'agit de deux pe´riodes de six semaines. Pendant ce laps
de temps, il y a interdiction de faire de la promotion
commerciale en annonc¸ant des re´ductions de prix.
16
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Picque´
Il est tre`s important de pre´ciser sur quoi porte cette
de´finition des pre´soldes. Pourquoi a-t-on voulu cette
pe´riode des pre´soldes ? Parce qu'elle permettait d'e´viter
une promotion commerciale pouvant s'apparenter aux
soldes et que le consommateur ne soit en mesure de
comparer la diffe´rence entre ce qui e´tait pratique´ pendant
la pe´riode pre´soldes et pendant la pe´riode de soldes.
Je tiens a` signaler que cela n'empe^che nullement un
commerc¸ant de diminuer ses prix pendant la pe´riode de
pre´soldes. Il s'agit du principe de la promotion commer-
ciale.
Certaines voix, auxquelles je suis sensible, se font en-
tendre pour faire remarquer que :
1. cette interdiction a des effets sur le soutien de la vente,
parce que la pe´riode pendant laquelle il n'y a aucune
promotion commerciale, correspond a` une pe´riode d'at-
tente : les consommateurs attendent les soldes pour faire
leurs achats;
2. ce syste`me est nuisible a` la concurrence : il est
de´favorable aux consommateurs, e´tant donne´ l'absence
de promotion commerciale a` ce moment-la`;
3. en e´tablissant une comparaison avec les le´gislations
en vigueur a` l'e´tranger, nous constatons qu'en ce do-
maine, notre pays est le plus directif et le plus contrai-
gnant. Et au moment ou` on circule aussi facilement,
empe^cher une promotion commerciale pendant cette
pe´riode en Belgique peut e´videmment e^tre pre´judiciable
au commerce belge e´galement;
4. selon l'avis de mon inspection e´conomique, tout cela
est extre^mement complique´ et la cre´dibilite´ me^me de ce
contro^le est se´rieusement engage´e.
De`s lors, il importe de re´fle´chir, en effet, sans hypocrisie
aucune, a` l'utilite´ de cette pe´riode de pre´soldes pour des
raisons qui tiennent a` la protection du consommateur, a`
la re`gle de concurrence, etc.
Je ne me prononcerai pas de´finitivement aujourd'hui. Je
peux toutefois vous avouer que je m'interroge sur l'utilite´
de cette pe´riode de pre´soldes et cela m'engage a` repren-
dre ce de´bat quand il conviendra.
M. Robert Denis (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie le ministre pour la pre´cision de sa
re´ponse. Je suis su^r, lorsqu'il e´laborera un projet de loi,
qu'il veillera a` l'inte´re^t tant des petits commerc¸ants que
de la grande distribution.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Bilan des questions e´crites
Stand van zaken van de schriftelijke vragen
Chers colle`gues, je voudrais, avant d'entamer la de´bat a`
l'ordre du jour de notre se´ance, vous communiquer l'e´tat
des questions e´crites auxquelles il a e´te´ re´pondu dans
les de´lais ou non.
De Conferentie van voorzitters heeft mij gevraagd deze
tabel geregeld bij te houden. Ik heb het anders opgesteld
omdat de minister van Financie¨n het grootste aantal
gestelde vragen heeft. Ik heb hier het detail van de
situatie op 29 juni 2000.
Je rappelle aux membres du gouvernement que l'article
86, 2, de notre Re`glement donne vingt jours ouvrables
aux ministres pour re´pondre aux questions. Jamais ce
de´lai ne fut conteste´. Cela fait donc l'objet d'un contro^le
tout a` fait normal et re´gulier de la part de nos colle`gues.
De ene vraag is de andere niet. De tabel die ik liet
opstellen toont aan dat sommige ministers 441 vragen
hebben gekregen en andere 17. Het verschil is dus
enorm.
Mijnheer Reynders, u leverde een inspanning om het
percentage onbeantwoorde vragen sterk te laten dalen.
De vragen zijn heel verschillend. De twee collega's die
daarmee het meest worden geplaagd, zijn hier aanwezig.
Nous devons e´videmment tenir compte du fait que les
re´ponses a` certaines questions, notamment d'ordre fiscal
ou juridique, sont de´licates. En effet, fort souvent, la
re´ponse donne´e est utilise´e pour donner une solution a`
des litiges, qu'ils soient d'ordre fiscal ou juridique. Nous
comprenons cela. Mais il est e´galement de mon devoir
de veiller a` ce que les re´ponses interviennent dans un
de´lai convenable.
Sans vouloir entrer dans le de´tail, voici les chiffres que je
tiens a` vous soumettre :
HA 50
PLEN 065
17
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Ministre
--
Minister
Nombre de questions pose´es
--
Aantal gestelde vragen
Sans re´ponse dans les de´lais fixe´s
--
Aantal niet tijdig beantwoord
Pourcentage
--
Percentage
Reynders
411
122
29,6 %
Verwilghen
233
46
19,7 %
Aelvoet
232
5
2,1 %
Durant
230
34
14,7 %
Duquesne
215
28
13 %
Vandenbroucke
196
26
13,2 %
Daems
151
0
Picque´
135
19
14 %
Onkelinx
118
1
0,8 %
Flahaut
80
3
3,7 %
Vande Lanotte
78
4
5,1 %
Gabrie¨ls
72
1
1,3 %
Michel
68
0
Vandenbossche
68
0
Verhofstadt
47
0
Deleuze
30
0
Boutmans
29
0
Chevalier
17
0
Chers colle`gues, je ne ferai pas cet exercice tous les
deux mois.
Mais le Bulletin des questions et re´ponses est ce qu'il est.
Il y a des e´le`ves tre`s me´ritants, dont la cote s'ame´liore.
Ik dring er bij de kabinetten en de administraties op aan
deze vorm van controle te respecteren, ondanks het
grote aantal vragen. Dit kan trouwens als verontschuldi-
ging gelden voor de twee ministers die hier aanwezig
zijn.
De vragen die niet tijdig werden beantwoord, komen
trouwens terug in de vorm van mondelinge vragen wat de
zaken alleen maar bemoeilijkt.
Mevrouw Frieda Brepoels (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, het verheugt mij dat u deze problematiek vandaag
aankaart omdat wij toevallig vanmorgen in de fractie
hebben afgesproken dat wij een stand van zaken zouden
opmaken van de onbeantwoorde vragen.
Toch wil ik opmerken dat u wel de cijfers citeert, maar
daarmee geen overzicht geeft van de vragen die on-
beantwoord blijven sinds het begin van de legislatuur. Er
zijn vragen bij van oktober, november en december vorig
jaar. Op deze manier kunt u de indruk geven dat er
gewoon een achterstand is van een of twee maanden. Ik
wil u vragen daarvan een overzicht te maken en een
aantal maatregelen voor te stellen. Weliswaar zegt u dat
de collega's de kans hebben een mondelinge vraag te
stellen, maar ik denk niet dat dat de bedoeling is. Wij
hebben een voorstel van wijziging ingediend bij de com-
missie voor het Reglement om op termijn in een vorm van
sanctie te voorzien voor de betrokken ministers.
Uiteraard wil ik ook abstractie maken van het argument
dat sommige departementen zeer veel vragen moeten
verwerken en van de moeilijkheidsgraad van de vragen.
Ook namens mijn collega's wil ik uitdrukkelijk vragen dat
vragen die nog uit 1999 dateren zouden worden beant-
woord voor het zomerreces. Zo niet verzoek ik u als
voorzitter van de Kamer maatregelen te nemen.
De voorzitter : Mevrouw, als ik dit overzicht heb gegeven
was het met de bedoeling dat het zou worden opgeno-
men in het Beknopt Verslag en in de Handelingen.
Uiteraard kan ik ook een overzicht opmaken van de duur
van de vertraging. Ik zal dat overmaken aan de fractie-
leiders van de Kamer of aan de Conferentie van voorzit-
ters.
18
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De´bat sur le plan fe´de´ral de se´curite´
et de politique pe´nitentiaire
Debat over het federaal veiligheids-
en detentieplan
Nous passons au de´bat sur le plan fe´de´ral de se´curite´ et
de politique pe´nitentiaire.
Wij gaan over tot het debat over het federaal veiligheids-
en detentieplan. (716/1 tot 3)
In de Conferentie van voorzitters hebben wij gisteren een
timing afgesproken. Ik zou willen dat iedereen zich aan
de maximale spreektijd houdt. De oppositie neemt -
terecht - het leeuwendeel van de spreektijd voor zijn
rekening. De CVP en het Vlaams Blok hebben mij 60
minuten
gevraagd,
ECOLO-AGALEV
40
minuten,
VU&ID, VLD, PRL, SP en PSC 30 minuten en de PS 20
minuten.
Je demande a` tout le monde de bien vouloir faire un
effort, sinon, nous en aurons pour 5 heures de de´bat, et
nous avons de´ja` consacre´ beaucoup de temps a` cela en
commission.
Mijnheer Van Peel, wij moeten geen 5 uur debat houden.
Wij hebben alleen een benadering gemaakt van de
spreektijd van de diverse sprekers.
De bespreking is geopend.
La discussion est ouverte.
M. Claude Desmedt, rapporteur : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, l'accord de gou-
vernement conclu en juillet 1999 a pre´vu l'e´laboration
d'un plan fe´de´ral de se´curite´. Ce plan s'inscrit dans
l'action ge´ne´rale du gouvernement. La se´curite´ est en
effet un droit fondamental auquel peuvent pre´tendre les
citoyens. Il s'agit d'un point prioritaire.
De`s lors le gouvernement a de´cide´, dans les limites de
ses compe´tences et en respectant celles des Commu-
naute´s et Re´gions, de confier au ministre de la Justice
l'e´laboration de ce plan. Celui-ci concerne e´galement la
politique pe´nitentiaire.
Le ministre de la Justice a donc pre´sente´ ce plan au
parlement en soulignant que la lutte contre l'inse´curite´
passe par une plus grande efficacite´ de l'appareil judi-
ciaire et policier.
L'avis de nombreuses instances concerne´es a e´te´ solli-
cite´ dans le cadre de la pre´paration de ce plan.
Citons le colle`ge des procureurs ge´ne´raux, le service de
la politique criminelle, l'Etat-major ge´ne´ral de la gendar-
merie, le Commissariat ge´ne´ral de la police judiciaire, la
Su^rete´ de l'e´tat, la Police ge´ne´rale du royaume, et bien
d'autres encore.
Le plan de´gage un certain nombre de priorite´s qu'il est
utile de citer :
- diminuer le nombre de de´lits avec violence;
- circonscrire et combattre la criminalite´ organise´e;
- mieux de´pister et re´primer la criminalite´ en col blanc;
- lutter contre la traite des e^tres humains et des autres
formes d'exploitation - pre´venir au maximum les de´lits
sexuels;
- combattre la de´linquance des jeunes;
- endiguer le hooliganisme;
- limiter les troubles et la criminalite´ lie´s a` la drogue;
- re´duire les accidents de la circulation entrai^nant des
dommages corporels.
Pour chacune de ces priorite´s, le plan pre´voit comme
mode`le me´thodologique des instruments spe´cifiques et
des moyens d'action.
Le plan de´finit la se´curite´ comme un droit fondamental et
une condition ne´cessaire au maintien de l'Etat de droit.
Il pre´voit une gestion inte´grale et ne´cessaire de la
se´curite´ en trois stades : la pre´vention, la re´pression et le
suivi aussi bien de la victime que des auteurs.
Cette gestion inte´grale de la se´curite´ doit se concevoir a`
deux niveaux : fe´de´ral et local et doit impliquer le citoyen.
Le plan fe´de´ral s'appuie de fac¸on importante sur des
apports scientifiques. Il est structure´ en fonction des
priorite´s retenues.
En termes de programme le plan pre´voit un ensemble de
92 projets dont certains contiennent des sous-projets.
Les re´alisations devront s'e´chelonner a` court, moyen et
long terme. La plupart de ces projets rele`vent effective-
ment de la compe´tence de l'Etat Fe´de´ral mais certains
e´galement d'autres niveaux de pouvoir.
Dans son expose´ introductif, le ministre a rappele´ que sa
politique doit e^tre conside´re´e comme une politique de
gestion inte´grante de la se´curite´.
Les objectifs du gouvernement sont de diminuer le taux
global de criminalite´ et d'augmenter le taux d'e´lucidation
des crimes et de´lits.
Pour cela, il faut ame´liorer l'administration de la justice
notamment quant aux aspects suivants :
- rendre plus efficace l'assistance judiciaire : deux pistes
peuvent e^tre envisage´es, la mutualisation ou l'assu-
rance;
- ame´liorer l'accueil dans les palais de justice;
HA 50
PLEN 065
19
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Desmedt
- re´sorber l'arrie´re´ judiciaire en collaboration avec le
conseil supe´rieur de la justice;
- mettre au point des modes non juridictionnels pour
re´gler les conflits;
- re´former l'expertise judiciaire.
Le ministre a rappele´ que le plan fe´de´ral s'articule autour
des trois axes : pre´vention, re´pression et suivi.
En ce qui concerne le suivi, il faut assurer l'e´quilibre entre
trois objectifs : l'inte´re^t de la victime, des auteurs et de la
socie´te´.
Pour bien assurer les trois axes du plan de se´curite´, il
faut une police forme´e et efficace, ainsi qu'une adapta-
tion de notre le´gislation. A cet e´gard, le ministre plaide
pour des peines alternatives autonomes.
Le ministre a e´galement rappele´ qu'un volet du plan
concerne la de´tention. Sur ce point, un avant-projet de loi
de principes pe´nitentiaires est en cours d'e´laboration et
vise a` re´gler le statut juridique interne des de´tenus.
En ce qui concerne le financement du plan, le ministre en
a estime´ le cou^t, pour son de´partement, a` 15 milliards de
francs e´tale´s sur plusieurs anne´es; toutefois, ce montant
ne comprend pas les cou^ts pour les autres de´partements
concerne´s.
Le plan a e´te´ longuement de´battu en commission de la
Justice durant trois se´ances et douze de´pute´s se sont
exprime´s au cours de cette discussion.
M. Van Parys a conside´re´ que le plan marquait un recul
par rapport a` la premie`re version rendue publique il y a
quelques mois. Il s'est interroge´ sur son financement. Il a
e´galement estime´ que le plan reprenait effectivement les
conclusions des diffe´rentes commissions parlementaires
d'enque^tes, mais qu'il de´cevait quant aux solutions a`
mettre en oeuvre. Il y a trop de priorite´s et pas assez
d'engagements pre´cis; il y a loin de la parole aux actes et
il a rappele´ que, depuis plusieurs mois, l'on attendait la
nomination d'un magistrat national.
Sur le plan politique, M. Van Parys a estime´ qu'un parti
francophone de la majorite´ avait pese´ de tout son poids
pour modifier le plan initial dans un sens moins re´pressif.
Il a regrette´ le fait qu'aucun projet ne soit de´pose´
relativement au statut des repentis, aux te´moins anony-
mes et a` la protection des te´moins. Enfin, M. Van Parys
s'est inquie´te´ du retard accuse´ dans l'instauration du
Conseil supe´rieur de la Justice et dans la re´organisation
du ministe`re public.
M. Laeremans a estime´, quant a` lui, que le plan est
l'expression d'une justice trop peu re´pressive et ineffi-
cace; les poursuites sont trop peu nombreuses. Par
ailleurs, selon lui, les forces de police sont suffisamment
fournies en moyens de communication mais non la
magistrature. Ne´anmoins, M. Laeremans de´plore le fait
que la police demeure non informe´e du suivi judiciaire de
ses interventions.
En outre, M. Laeremans a de´clare´ que le plan fait preuve
de trop de laxisme a` l'e´gard de la de´linquance des jeunes
et a plaide´ pour la multiplication des centres ferme´s.
Enfin, il a constate´ qu'il n'est plus fait mention de la
de´linquance des allochtones.
M. Van Hoorebeke a estime´ que les premie`res priorite´s
n'e´taient pas suffisamment de´termine´es. Pour lui, trop
peu d'attention est accorde´e aux infractions au Code de
la route. Il estime e´galement que le ministre de l'Inte´rieur
aurait du^ e^tre implique´ dans ce plan, e´tant donne´ l'impor-
tance d'une bonne organisation policie`re.
M. Van Hoorebeke conside`re toutefois que le plan com-
porte des e´le´ments positifs et approuve l'e´quilibre entre
les trois piliers
Pre´vention - Re´pression - Suivi. Enfin,
M. Van Hoorebeke a estime´ que le plan pe´chait par
l'absence d'un ve´ritable e´che´ancier.
M. Erdman a affirme´ que ce plan constituait un ve´ritable
choix de socie´te´. Le proble`me est en effet de savoir dans
quelle socie´te´ nous souhaitons vivre. Il se re´jouit que les
malentendus suscite´s par la premie`re version du plan
aient e´te´ dissipe´s. Selon lui, le triptyque
Pre´vention -
Re´pression - Suivi
exprime mieux la comple´mentarite´
de ces diffe´rents aspects de la politique de se´curite´.
M. Erdman constate en outre que les points qui auraient
pu donner lieu a` des de´rives de type raciste ont disparu.
Selon lui, il faut clairement de´finir la coope´ration entre
l'Etat et les Re´gions et Communaute´s. A cet e´gard,
M. Erdman rele`ve deux options possibles : soit de´limiter
la compe´tence de chacun sur la base des lois existantes;
soit confe´rer des missions spe´cifiques aux entite´s fe´de´-
re´es avec un financement ade´quat.
Enfin, M. Erdman a souligne´ le de´se´quilibre des moyens
entre les pouvoirs publics et les organisations criminelles
et a insiste´ sur la ne´cessite´ de la collaboration interna-
tionale dans la lutte contre la criminalite´ organise´e.
M. Decroly s'est, pour sa part, de´clare´ satisfait de la prise
en conside´ration dans le plan des aspects sociaux de la
de´linquance - laquelle est, en effet, souvent lie´e a` la
situation socio-e´conomique. A cet e´gard, il note une
ame´lioration sensible par rapport a` la premie`re version.
Quant a` la collaboration avec le secteur prive´, M. Decroly
estime qu'il faut s'en tenir au cadre le´gal existant et
qu'elle pre´sente surtout un inte´re^t pour la re´insertion
professionnelle des anciens de´tenus. Relativement a` la
de´linquance des jeunes, il a mis en e´vidence l'impor-
tance de l'aspect e´ducatif et re´habilitant des mesures a`
prendre.
20
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Desmedt
Par ailleurs, M. Decroly souhaite que la pre´sence poli-
cie`re sur le terrain favorise les contacts et ne de´bouche
pas sur des actions spectaculaires. En conclusion, il a
marque´ sa satisfaction sur le contenu de ce plan de
se´curite´ et a insiste´ sur l'importance du ro^le du parle-
ment.
M. Charles Michel a souligne´, lui, l'importance politique
du plan et notamment du projet pre´voyant la re´forme du
droit pe´nal. Selon lui, il est ne´cessaire d'impliquer le
parlement dans cette re´forme. En outre, il a sugge´re´ la
mise en place a` cet effet d'un groupe de travail au sein de
notre assemble´e.
M. Vandeurzen a souligne´ l'importance de la lutte contre
la corruption. Il s'est interroge´ sur la concre´tisation de la
verticalisation des parquets et a insiste´ sur l'implication
des Communaute´s et Re´gions dans l'exe´cution des
diffe´rents projets.
Le rapporteur a constate´ que la version remanie´e du plan
pre´sentait un meilleur e´quilibre entre les aspects pre´ven-
tifs et re´pressifs. Il a cependant regrette´ que le trop grand
nombre de priorite´s retenues fait qu'il risque de ne plus y
avoir de re´elles priorite´s.
Par ailleurs, rien de pre´cis n'est envisage´ pour re´sorber
l'arrie´re´ judiciaire. Il serait urgent de le´gife´rer sur les
techniques spe´ciales d'enque^tes et les repentis. Suffi-
samment d'e´tudes ont e´te´ consacre´es a` ces questions. Il
faut, a` pre´sent, aller de l'avant.
M. Jean-Pierre Viseur a traite´ de la lutte contre la
criminalite´ organise´e et contre la criminalite´ en col blanc.
Selon lui, davantage de moyens humains et financiers
devraient y e^tre consacre´s. Il faudrait le´gife´rer sur la
saisie des patrimoines d'origine de´lictueuse et lutter
davantage contre la grande escroquerie fiscale.
M. Hove a souligne´ l'inte´re^t du plan qui reprend les lignes
de force du plan de se´curite´ e´tabli par sa formation
politique.
Mme Lalieux a constate´ que le plan avait e´volue´ positi-
vement par rapport a` sa premie`re version. On a supprime´
les dispositions qui auraient pu mener a` des privatisa-
tions de certaines missions qui doivent relever des
autorite´s publiques. Les peines alternatives sont pre´sen-
te´es comme des peines autonomes et la me´diation
pe´nale sera de´veloppe´e.
Mme Lalieux s'est cependant interroge´e : Ne cible-t-on
pas trop certains types de de´lits, certains groupes so-
ciaux, certains quartiers ?
En matie`re de violence familiale, il faudrait e´viter de trop
judiciariser certaines situations et faire confiance aux
acteurs psycho-sociaux.
Enfin, Mme Lalieux a regrette´ qu'aucune re´elle solution
n'apparaisse concernant l'arrie´re´ judiciaire a` Bruxelles.
M. Coveliers, a souligne´ la diffe´rence entre la criminalite´
en col blanc et la criminalite´ organise´e. Cette distinction
est importante, a` la fois pour la pre´vention et la re´pres-
sion. Pour lutter efficacement contre la fraude financie`re,
il faut mettre sur pied un service spe´cial de recherche
pour trouver et saisir les profits illicites. Une collaboration
internationale est e´videmment ne´cessaire sur ce plan.
Dans ses re´pliques, le ministre a souligne´ que l'e´labora-
tion de ce plan est une innovation politique. Le gouver-
nement pre´ce´dent l'avait annonce´ en 1995 mais il n'a
jamais vu le jour.
La priorite´ sera de cre´er un parquet fe´de´ral charge´ de la
lutte contre les organisations criminelles. Il faut poursui-
vre la concre´tisation des accords Octopus, notamment
sur la verticalisation des parquets.
Les Communaute´s et Re´gions ont e´te´ largement consul-
te´es pour l'e´laboration du plan et des accords de coope´-
ration devront e^tre conclus pour le suivi. Chaque anne´e,
un plan annuel de se´curite´ sera e´tabli avec des e´che´an-
ces.
En ce qui concerne la de´linquance des jeunes, le ministre
a confirme´ qu'il entendait privile´gier les aspects protec-
tionnels par rapport aux aspects re´pressifs. Les diffe´rents
de´lais d'exe´cution seront pre´vus dans le cadre du budget
de 2001.
Enfin, le ministre a estime´ ne´cessaire d'affiner les e´tudes
concernant le proble`me des repentis et de l'e´ventuel
renversement de la charge de la preuve concernant la
criminalite´ organise´e.
Comme vous pouvez le constater, les de´bats en com-
mission ont e´te´ denses et les opinions exprime´es fort
diverses.
En conclusion de ces de´bats, trois motions ont e´te´
de´pose´es en commission.
Une premie`re motion, de´pose´e par le Vlaams Blok,
rejette cate´goriquement le plan et en appelle a` une
politique re´pressive.
Une deuxie`me motion, e´manant du CVP, insiste sur
l'impact financier du plan, demande la priorite´ pour la
poursuite de l'exe´cution des accords Octopus et rappelle
la ne´cessite´ d'informer le parlement des stades d'exe´cu-
tion, et de re´gler par des accords de coope´ration les
implications financie`res des Communaute´s et Re´gions.
Enfin, les groupes de la majorite´ ont de´pose´ une troi-
sie`me motion exprimant leur satisfaction du fait de l'exis-
tence de ce plan, souscrivant a` ses priorite´s, insistant sur
la ne´cessite´ de la re´forme du droit pe´nal et sur la
ne´cessite´ d'une e´valuation annuelle de l'exe´cution du
plan.
HA 50
PLEN 065
21
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Claude Desmedt
La commission a estime´ qu'elle n'avait pas a` se pronon-
cer elle-me^me sur ces diffe´rentes motions et qu'il e´tait
pre´fe´rable de les soumettre a` l'ensemble de notre as-
semble´e. C'est cette proce´dure qui a e´te´ choisie.
C'est donc sur ces motions que nous aurons a` nous
prononcer ainsi que sur une quatrie`me, de´pose´e unique-
ment en se´ance ple´nie`re par le groupe PSC.
Le pre´sident : J'ai e´tabli la liste des orateurs en donnant
la priorite´ a` l'opposition et en tenant compte du re´gime
linguistique des inscrits.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, aangezien dit thema
reeds uitvoerig aan bod kwam in de commissie zal mijn
betoog kort zijn.
Thans komt het erop aan in deze plenaire vergadering
een aantal stellingen met elkaar te confronteren. In dat
verband zullen ook de heren Vandeurzen en Vanpoucke
het woord nemen. Om te beginnen wens ik de rapporteur,
de heer Desmedt, te danken voor zijn uitstekend verslag
dat, zoals steeds, getuigt van veel inzicht. Een dergelijke
samenvatting van de commissievergadering is erg nuttig.
De tweede versie van het Veiligheidsplan is een verdien-
stelijk document, in die zin dat een inventaris werd
opgesteld van allerlei bestaande initiatieven en voorstel-
len inzake veiligheid en detentie en dat een duidelijke lijn
werd gevolgd ten opzichte van de eerste versie.
Dit plan ligt volkomen in de lijn van initiatieven en
voorstellen opgenomen in de aanbevelingen van de
parlementaire onderzoekscommissies, in de jaarversla-
gen inzake het strafrechtelijk beleid van het college van
procureurs-generaal, in het actieplan omtrent de georga-
niseerde criminaliteit en in een reeks ontwerpen en
voorstellen die thans tot een geheel werden gebundeld.
Het is geen babbelbox meer, zoals professor De Ruy-
ver ooit zei. Al kan deze kwalificatie dus niet meer worden
gehandhaafd wat het huidige document betreft, toch was
zij destijds meer dan terecht, mijnheer de minister, toen
het geheel bestond uit allerlei ideee¨n en ideetjes. En wie
kon zich in dat verband beter uitdrukken dan professor
De Ruyver, de expert der experts in deze materie ?
Dit basisdocument zal ons in staat stellen op geregelde
tijdstippen het beleid van de minister van Justitie en van
de minister van Binnenlandse Zaken te toetsen. Dat is
een positief element inzake de parlementaire controle.
De CVP-fractie zal de realisatie van het plan nauwgezet
volgen.
Hoewel de CVP-fractie dit document beschouwt als een
verdienstelijke poging, toch voeg ik er meteen aan toe
dat in het plan enig engagement ontbreekt. Ik zal dit
illustreren aan de hand van een drietal elementen.
Ten eerste, er worden geen prioriteiten gesteld. Eigenlijk
wordt alles als prioritair beschouwd. In dat verband,
mijnheer de minister, herinner ik u aan de prioritaire
punten die u zelf naar voren bracht : het terugschroeven
van de gewelddelicten, de aanpak van de georgani-
seerde criminaliteit en van de witteboordencriminaliteit,
de bestrijding van de mensenhandel, de voorkoming van
seksuele misdrijven, de aanpak van de jeugddelinquen-
tie, het indijken van het hooliganisme, de inperking van
de drugsoverlast en van de drugscriminaliteit en tot slot,
de beperking van verkeersongevallen met een persoon-
lijk letsel.
Door daarin geen keuzes te maken, mijnheer de minister,
zal alles prioritair worden en als alles prioritair is, wordt er
op het terrein nauwelijks iets gerealiseerd. Wij hadden
gehoopt dat u zou doorgaan op de concrete prioriteiten
die u in dit plan hebt gelegd toen we in deze Kamer het
minidebat hebben gevoerd. Toen hebt u de nadruk
gelegd op de prioriteit van de strijd tegen de straat-
criminaliteit, de gewelddelicten en de stadscriminaliteit.
Onze fractie ging daarmee akkoord. Wij hebben u toen
gesteund. In het nieuwe document zijn deze prioriteiten
niet meer terug te vinden en worden ze opgeslorpt in het
geheel van voorstellen die worden geformuleerd.
Mijnheer de voorzitter, collega's, indien de strijd tegen de
straat- en stadscriminaliteit werkelijk een eerste beleids-
punt van deze regering zou zijn, moeten wij toch vast-
stellen dat ze met het instrument van het snelrecht faalt.
Dit instrument had men precies gecree¨erd om die straat-
criminaliteit aan te pakken. Ik moet opnieuw professor De
Ruyver citeren, die deze week in de pers uitdrukkelijk
heeft gezegd dat de regering met een kater zit na de
eerste toepassingen van het snelrecht. Nogmaals, wie
kon het beter formuleren dan professor De Ruyver, de
expert der experts ?
Ik wil even doorgaan op het gebrek aan engagement in
dit veiligheidsplan. In het document dat aan de Kamer
werd uitgedeeld, staat geen enkele resultaatsverbintenis.
Daarom wijkt dit plan fundamenteel af van het VLD-plan
dat naar aanleiding van de parlementsverkiezingen werd
voorgesteld, maar ook ten opzichte van het eerste
veiligheidsplan. In het zogenaamde V-plan ging u een
heel concreet engagement aan. Men verklaarde dat
binnen de vier jaar de criminaliteit met een bepaald
percentage zou afnemen. Men stelde een resultaat in het
vooruitzicht. Men heeft dit voor een stuk overgenomen in
het eerste veiligheidsplan, mijnheer de minister, waarin u
ten aanzien van de verschillende projecten telkens be-
paalde wat op korte, middellange en lange termijn zou
worden gerealiseerd. Welnu, in het plan dat vandaag
voorligt is geen sprake meer van enige verbintenis om
resultaten te bereiken. Men zou bijvoorbeeld kunnen
zeggen dat tegen het einde van de legislatuur deze of
22
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
gene vorm van criminaliteit met een bepaald percentage
zal afnemen. Naar aanleiding van de verkiezingen had u
dat nochtans vooropgesteld. Wij vinden dit niet terug in
dit veiligheidsplan.
Dat dit plan geen concrete perspectieven en geen enga-
gement vertoont is vertaald in de middelen. Mijnheer de
minister, de CVP-fractie koesterde enige hoop op het
ogenblik dat de eerste minister deze materie naar zich
toe heeft getrokken, nadat er heel wat kritiek op het
eerste veiligheidsplan was gekomen. Hij heeft toen pro-
fessor De Ruyver als expert aangesteld. Wij hoopten dat
de regering zich ook zou engageren wat de middelen
betreft. Het is immers evident dat wanneer de eerste
minister deze materie ter harte neemt, hij ook met
autoriteit ten aanzien van de regering het probleem van
de middelen kan regelen.
Reeds vanaf het begin was de ontgoocheling uitermate
groot. Op het ogenblik dat de regering dit veiligheidsplan
heeft voorgesteld, heeft de eerste minister, bijgestaan
door de minister van Justitie, gezegd dat er geen bijko-
mende financie¨le middelen ter beschikking zullen worden
gesteld. Dit is een spijtig en pijnlijk signaal. Tijdens de
bespreking in de commissie voor de Justitie verklaarde u,
mijnheer de minister, dat u de uitgaven met betrekking tot
de realisatie van dit plan op 15 miljard frank raamt. Er is
echter geen enkel engagement van de regering dat dit
budget ook werkelijk beschikbaar zal worden gesteld. We
praten over een veiligheidsplan dat 15 miljard frank zal
kosten, maar waarvoor de eerste minister helemaal geen
engagement neemt om de middelen ter beschikking te
stellen.
Mijnheer de voorzitter, collega's, dit is een cruciaal mo-
ment voor het regeerbeleid inzake justitie en veiligheid.
Zijn justitie en veiligheid nog prioriteiten voor deze rege-
ring ? Deze test kan de regering maar goed doorstaan op
voorwaarde dat de middelen ervoor beschikbaar zijn. Dat
is niet het geval. De regering beperkt zich tot een
kostenraming van 15 miljard frank. Dit legt een bijzonder
zware hypotheek op het veiligheidsplan dat mooi oogt
maar in de praktijk omwille van het gebrek aan concrete
engagementen inzake timing en middelen geen oplos-
sing biedt voor het veiligheidsprobleem.
Collega's, ik wil deze situatie vergelijken met het vorig
regeerakkoord. Tijdens de bespreking in de commissie
heeft de minister hierop allusie gemaakt en gezegd dat
de vorige regering geen veiligheidsplan had. De CVP
heeft hierop gerepliceerd. Het vorig regeerakkoord was
een geheel van concrete ontwerpen en voorstellen, een
heel concreet engagement voor structurele hervormin-
gen. Ik beklemtoon dat deze hervormingen ook werden
gerealiseerd. Denken we maar aan het ontwerp-
Franchimont, het ontwerp betreffende de strafrechtelijke
aansprakelijkheid van rechtspersonen, het ontwerp op de
inlichtingen- en de veiligheidsdiensten, het ontwerp in-
zake de criminele organisaties, het ontwerp betreffende
het notariaat, de afschaffing van de doodstraf, de oprich-
ting van het college van procureurs-generaal, de aanstel-
ling van de nationale magistraten en de Octopus-wetten.
Dit was het concrete engagement van de vorige regering
dat daadwerkelijk werd uitgevoerd.
Vandaag ligt een mooi ogend theoretisch plan voor
zonder enig engagement van de regering inzake de
concrete toepassing.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil dit plan toetsen
aan een problematiek die onlangs pijnlijk actueel is
geworden, de macabere vondst van de slachtoffers van
de mensensmokkel in Dover. Tijdens het debat terzake
heeft iedereen, ook onze fractievoorzitter Van Peel erop
gewezen dat de strijd tegen de georganiseerde crimina-
liteit en de strijd tegen de mensenhandel en -smokkel
een prioriteit moet zijn. Er werd terecht gezegd dat de
internationale gerechtelijke en politionele samenwerking
faalt. Er werd even terecht op gewezen dat Groot-
Brittannie¨ bijzonder slecht geplaatst is om ons terzake de
les te lezen omdat zij inzake internationale gerechtelijke
en politionele samenwerking om allerlei redenen weige-
ren samen te werken en een eigen koers varen. Er werd
terecht aandacht besteed aan de internationale context
van de problematiek. We hebben echter niet de oefening
gemaakt om te onderzoeken wat deze regering zelf kon
doen. Ik doe deze oefening vandaag om het onderscheid
te maken tussen het mooie theoretische geheel en de
concrete realiteit die ons verplicht vast te stellen dat men
niet heeft gedaan wat mogelijk was om de georgani-
seerde criminaliteit efficie¨nt aan te pakken.
Op 18 november 1999 heeft de Kamer de toenmalige
nationaal magistraat Vandoren aangesteld als voorzitter
van het vernieuwde Comite´ P. Tot op heden is deze
nationaal magistraat nog steeds niet vervangen. De
nationaal magistraat is de persoon bij uitstek die de
gecoo¨rdineerde aanpak van de georganiseerde crimina-
liteit kan uitvoeren. Op dit ogenblik zitten we zonder een
opvolger voor Andre´ Vandoren. De minister van Justitie
heeft uitdrukkelijk gesteld dat het niet de bedoeling is een
derde nationaal magistraat aan te stellen. Op die manier
missen we een bijzonder belangrijk instrument dat een
aanspreekpunt kan zijn in de internationale context in-
zake de coo¨rdinatie van belangrijke gerechtelijke dos-
siers.
Een tweede belangrijk instrument dat dit parlement heeft
gecree¨erd is het federaal parket.
Dit federaal parket moet de strijd tegen de georgani-
seerde criminaliteit in het vervolgingsbeleid beheersen.
Collega's, wij hebben vandaag nog steeds geen wets-
voorstel of wetsontwerp houdende de oprichting van dit
federaal parket. Een jaar nadat zij in het parlement is
goedgekeurd, is de Octopus-wet terzake nog altijd niet in
HA 50
PLEN 065
23
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
uitvoering. Dit betekent concreet dat niet alleen de natio-
nale magistraat niet is vervangen, maar dat het orgaan
dat de nationale magistraten moest bundelen in de strijd
tegen de georganiseerde criminaliteit, er slechts zal
kunnen zijn tegen uiterlijk eind 2002. De wet moet
namelijk nog worden behandeld in Kamer en Senaat.
Bovendien bestaat er een feitelijke benoemingsstop om-
wille van de Hoge Raad voor de Justitie. Wij zullen dus
ten vroegste tegen eind 2002 over een federaal parket
kunnen beschikken. In de loop van deze legislatuur
zullen wij dus geen nuttig en efficie¨nt instrument hebben
in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. Het
beleid van de huidige meerderheid en regering faalt toch
wel in deze materie.
Wat de georganiseerde criminaliteit betreft, was het
gebruik van spijtoptanten, een pentitiregeling, volgens de
aanbeveling
van
de
verschillende
onderzoeks-
commissies een bijzonder belangrijk element om de
criminaliteit in het algemeen en de georganiseerde crimi-
naliteit in het bijzonder aan te pakken. In het Veiligheids-
plan van de minister van Justitie zien wij echter dat de
regeling inzake spijtoptanten naar de Griekse kalender
verwezen wordt. De minister van Justitie zegt dat hij een
studie heeft besteld en we weten allemaal wat dit eigen-
lijk betekent.
Dit is een bijzonder pijnlijk gegeven. Wij ontnemen ons-
zelf het middel om effectief en efficie¨nt tegen de georga-
niseerde criminaliteit in te gaan. Dit moet toch de wil en
de absolute bezieling zijn van iedereen die met veiligheid
en Justitie te maken heeft. Ik kan het lijstje voortzetten
om aan te tonen dat het deze regering aan instrumenten
ontbreekt om hier de basis te leggen van een efficie¨nte
strijd tegen de criminaliteit.
Mijnheer de minister van Justitie, we hebben geen
uitvoeringswet inzake de DNA-wetgeving. De DNA-
analyse kan dus op dit ogenblik niet in dit land. Mijnheer
Coveliers, wij kunnen het DNA dat wij aantreffen en
opsporen niet vergelijken met het DNA in databanken
omwille van het feit dat de wet van 22 maart 1999 op dit
ogenblik nog steeds geen uitvoeringsbesluiten heeft ge-
kregen. Ook dit was een belangrijke aanbeveling van de
parlementaire onderzoekscommissies en ook dit is van-
daag niet uitgevoerd of in uitvoering.
Ik kan eveneens spreken over het Nationaal Instituut
voor de Criminologie en de Criminalistiek. Mijnheer de
minister, deze instelling wordt afgebouwd, hoewel de
onderzoekscommissies heel uitdrukkelijk gezegd hebben
dat wij nood hebben aan een wetenschappelijk instituut
zoals het bijvoorbeeld in Groot-Brittannie¨ bestaat. In de
plaats van een wetenschappelijk instituut uit te bouwen,
gaat men het in dit land afbouwen en zal men het
Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek
herleiden tot een beheerder van databanken. Het is
werkelijk bijzonder jammer dat wij op deze wijze de kans
missen om op het elan door te gaan dat we samen
hadden ingezet en dat zo belangrijk was om de geloof-
waardigheid van de mensen in het Justitie- en politie-
apparaat te herstellen.
Hetzelfde geldt voor het politiebeleid. Om de georgani-
seerde criminaliteit aan te pakken, moet men beschikken
over voldoende politiemensen voor gerechtelijke op-
drachten.
Tijdens
de
discussies
over
de
politie-
hervorming blijkt alvast dat de klemtoon vooral ligt op de
handhaving van de openbare orde. Daarin wordt in
eerste instantie gei¨nvesteerd en daarvoor wordt in vol-
doende capaciteit voorzien. Veel minder aandacht gaat
er naar de gerechtelijke opdrachten. Binnenlandse Za-
ken domineert eigenlijk geheel Justitie. Dat werd trou-
wens pijnlijk duidelijk naar aanleiding van het incident in
Dover. De rijkswachters in Zeebrugge werden inderdaad
weggeroepen om de openbare orde te handhaven, waar-
door niemand nog de overtredingen die er ongetwijfeld
zijn begaan, kon vaststellen. De instrumenten waarover
men beschikt en die in een met
kamerbrede meerder-
heid aangenomen wet zijn opgenomen, wendt men dus
niet aan.
Mijnheer de voorzitter, ik rond mijn uiteenzetting af met
de volgende opmerking. De apotheose van dit debat zou
de resolutie moeten zijn waarin het parlement zijn stand-
punt over het veiligheidsplan verwoordt. Wanneer wij de
resolutie analyseren, dan moeten wij echter concluderen
dat ze een anticlimax vormt, bijna vernederend voor het
parlement. Ik verklaar mij nader. Overigens heb ik dit
reeds in commissie opgemerkt; men zal straks dus niet
kunnen zeggen dat men het niet wist.
De meerderheid stelt, ten eerste, voor dat de Kamer
verklaart zich te verheugen over de uitwerking van een
federaal veiligheids- en detentieplan. Van een sterk en-
gagement en boodschap gesproken ! Is dat het forse
signaal voor de buitenwereld ? De meerderheid verheugt
zich niet eens over he´t veiligheidsplan van minister
Verwilghen, maar over een plan !
In de resolutie volgen, ten tweede, de platitudes, de
banaliteiten mekaar op.
De Kamer sluit zich aan bij het
concept van de integrale veiligheidszorg gebaseerd op
drie pijlers : preventie, repressie en nazorg
. Het zou er
nog maar aan ontbreken. Wat een sterk signaal van het
parlement aan de buitenwereld !
Ik citeer een derde punt uit de resolutie van de meerder-
heid om aan te tonen hoe men echt, gee¨ngageerd en
bezield met deze materie bezig is en ik bedoel dit
ironisch :
De Kamer meent dat een grondige bezinning
nodig is over een onmisbare hervorming van het straf-
recht
. Bij ons zou men daaraan toevoegen : Laat ons
bidden
. Collega's, herlees dit nog eens nauwkeurig. Is
de bezinning nodig over de onmisbaarheid ? Is de bezin-
24
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
ning nodig over de hervorming van het strafrecht ? God
zal het weten, maar ik kan u zeggen dat de meerderheid
met deze resolutie een zeer lauw signaal geeft dat schril
afsteekt tegen wat men van ons in dit halfrond verlangt.
Een vierde punt is nog meer ontroerend en indrukwek-
kend. De zin is subtiel en enkel door insiders te begrij-
pen :
De Kamer wenst dat bij de uitvoering van het plan
rekening wordt gehouden met een globaal evenwicht,
zowel wat betreft de timing als de budgettaire middelen
.
Kan iemand van de meerderheid mij misschien uitleggen
wat men hiermee bedoelt ? In vroegere tijden zouden de
christen-democraten dat misschien ook op papier heb-
ben gezet, maar die tijden zijn gelukkig voorbij.
Toch wil ik uitdrukkelijk een beroep doen op uw verant-
woordelijkheid. Tijdens de afgelopen legislatuur hebben
wij de materie van justitie, veiligheid en politie heel intens
behartigd. Dat was niet onmiddellijk de verdienste van de
politiek, want wij werden ertoe gedwongen door een
intense beweging vanwege de burgers, de mensen en de
publieke opinie. Zij hadden hoge verwachtingen in ons
gesteld. Deze hebben ons gedwongen verregaande her-
vormingen door te voeren, ook in de wetgeving. Dat
hebben wij gedaan in het Octopus-akkoord.
Mijnheer de minister, u was het symbool van dit vertrou-
wen. De mensen hadden in u het symbool gevonden van
wat ze verwachtten van de politiek. Vandaag wil ik u
persoonlijk oproepen uw meerderheid uit te nodigen om
deze resolutie in te trekken en ze niet te handhaven.
Wanneer dit het signaal van uw meerderheid - en dus ook
van uzelf - aan de publieke opinie zou zijn, dan zou dit
signaal zo zwak zijn dat de ontgoocheling bijzonder groot
zou zijn.
Indien de meerderheid deze resolutie handhaaft, bevin-
den wij ons terug in de tijd toen justitie, veiligheid en
politie een aanhangsel van het beleid waren, waarover
men af en toe eens sprak, maar waarmee men het niet
ernstig meende. Deze resolutie is een kaakslag voor al
wie ons heeft opgeroepen tot het nemen van onze
verantwoordelijkheid. Dat is onvoorstelbaar en ongeloof-
lijk.
Mijnheer de minister, ik hoop dat u ten minste uw
meerderheid zult kunnen overtuigen dergelijke resoluties
niet voor te leggen aan het parlement. Wij moeten ons
vandaag fors kunnen engageren in deze materie.
Daarom hebben wij een resolutie ingediend die de rege-
ring vanuit het parlement precies en concreet oproept
zich te engageren.
Wij vragen met name dat de 15 miljard frank, die u hebt
begroot voor uw project en uw plan, effectief ter beschik-
king wordt gesteld. Daarom vragen wij in onze resolutie
dat de Kamer de regering de garantie zou geven dat
effectief 15 miljard frank bijkomend ter beschikking kan
worden gesteld om het federaal veiligheids- en detentie-
plan ook daadwerkelijk uit te voeren.
Collega's, indien de minister zegt dat dit plan 15 miljard
frank kost, dan is het aan het parlement om daarop te
reageren. Wij moeten zeggen dat we bereid zijn die 15
miljard frank ter beschikking te stellen om het plan
effectief te realiseren. Dat is dus een concreet en ondub-
belzinnig engagement.
Mijnheer de minister, wij vragen ook aan de regering dat
men werk zou maken van de uitvoering van de Octopus-
wetten.
Vandaag
hebben
wij
nog
steeds
geen
magistratenschool. We hebben nog geen enkel voorstel
gezien voor de verticalisering van het openbaar ministe-
rie. De afschaffing van de militaire gerechten is blijkbaar
nog steeds niet voltooid. Ook het federaal parket, waar-
over ik reeds gesproken heb, is vandaag nog niet gerea-
liseerd.
Het volgende element van onze resolutie is het voortzet-
ten van de continui¨teit in de benoemingen. Jo Vandeur-
zen heeft in de commissie heel duidelijk aangetoond dat
wij
op
dit
ogenblik
kampen
met
een
feitelijke
benoemingsstop van e´e´n jaar. Dit kan dus niet, want dit
zal betekenen dat alle vacatures in de magistratuur
gedurende minstens e´e´n jaar niet zullen kunnen worden
ingevuld. Hierdoor zal op het terrein de strijd tegen de
criminaliteit niet kunnen worden gevoerd.
De laatste punten van onze resolutie zijn dat wij priori-
taire aandacht vragen voor de strijd tegen de geweld-, de
straat- en de jeugdcriminaliteit, en voor de stipte informa-
tie van de regering over de uitvoering van het plan.
Ten slotte vragen wij dat de regering de financie¨le
verantwoordelijkheid
voor
de
uitvoering
van
dit
veiligheidsplan op zich zou nemen, ook wat de relatie
met de gemeenschappen en de gewesten betreft. Het is
natuurlijk gemakkelijk te spreken over preventie zonder
dat men een concreet engagement heeft van de ge-
meenschappen en de gewesten die in eerste instantie
daarvoor bevoegd zijn. Wij vragen dat met de gemeen-
schappen en de gewesten samenwerkingsakkoorden
zouden worden afgesloten, zodat ook het preventieve
luik dat ook voor de groenen zo belangrijk is, aanleiding
geeft tot een effectief financieel engagement.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik
kom tot mijn besluit. De burgers hebben zeer duidelijk
uiting gegeven aan hun grote bezorgdheid over de
werking van justitie en politie. Het Octopus-akkoord was
een krachtig antwoord van ons allen. Wij hadden samen
HA 50
PLEN 065
25
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
op dit elan moeten kunnen doorgaan. Ik heb de voorzitter
van de commissie voor de Justitie uitgenodigd om een
gezamenlijke resolutie in te dienen die krachtig en spe-
cifiek zou zijn geweest, omdat wat hier ter tafel ligt banaal
en nietszeggend is.
De voorzitter had het signaal gegeven dat men wel eens
bereid zou zijn om dat te doen. Vandaag wacht ik nog
altijd op het eerste teken om dit te doen.
Mijnheer de voorzitter van de commissie voor de Justitie,
de ontgoocheling is bijzonder groot omdat wij op deze
wijze de mensen ontgoochelen. Wij gaan niet in op de
roep van die duizenden mensen die werkelijk van ons
vroegen dat wij onze verantwoordelijkheid inzake veilig-
heid zouden nemen.
Wij kunnen dit euvel nog herstellen door precies die
resoluties goed te keuren die dit engagement inhouden.
Wij vragen elkeen in dit parlement heel uitdrukkelijk om
van de regering een duidelijk en concreet engagement af
te dwingen, waarmee wij de burgers niet ontgoochelen.
De voorzitter : Mijnheer Van Parys, als eerste spreker
nam u de helft van de spreektijd van uw fractie in beslag,
maar dat is normaal.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, nous voila` arrive´s
a` la fin d'une grande saga, ou au de´but d'une autre. Dieu
sait si l'arrive´e de ce plan de se´curite´ aura pris du temps
et aura connu des rebondissements. On se souvient de
sa pre´sentation a` la presse par un ministre seul, appa-
remment sans l'aval de ses colle`gues, mais ne´anmoins
avec la signature du premier ministre sur la page d'intro-
duction. Puis vint l'interdiction faite a` ce me^me ministre
de pre´senter seul ce plan aux parlementaires. On a lu
quelques mois plus tard que ce plan semblait poser
proble`me a` certains pre´sidents de partis, ce qui a impose´
des re´visions. Une version tout a` fait expurge´e du plan
e´tait ensuite pre´sente´e. Enfin, nous en de´battons main-
tenant au parlement.
Il aura donc fallu six mois d'errance me´thodologique pour
arriver a` ce qu'on nous pre´sente comme e´tant un plan de
se´curite´ et qui semble avoir e´te´ expurge´ de quelques
phrases e´crites un peu trop rapidement et de quelques
tournures presque incompre´hensibles.
Monsieur le ministre, je n'entrerai pas dans les de´tails et
je me limiterai a` huit constatations annonce´es par mon
pre´de´cesseur a` cette tribune.
Je remarque tout d'abord qu'il y a une forte contradiction
entre le plan de se´curite´, deuxie`me version - expurge´e -
, et la note de politique ge´ne´rale telle qu'elle avait e´te´
pre´sente´e et discute´e lors du dernier trimestre 1999 et
vote´e, sans grand proble`me, semble-t-il, par l'ensemble
des membres de la majorite´, les me^mes qui s'e´taient
montre´s fort critiques vis-a`-vis de certains e´le´ments de la
premie`re version de ce plan.
Quand on compare les diffe´rentes versions, on se rend
compte que, dans la note de politique ge´ne´rale discute´e
en novembre dernier, le ministre annonc¸ait de´ja` en
exclusivite´ un certain nombre d'e´le´ments du plan de
se´curite´ que l'on retrouvait dans la premie`re version et
qui avaient e´te´ vote´s sans proble`me. On y parlait de´ja` de
la volonte´ de combattre la de´linquance juve´nile, des
fameux accords de coope´ration entre entite´s prive´es et
publiques qui ont pose´ tant de proble`mes par la suite, de
la ne´cessite´ de cre´er un nouvel organe administratif
inde´pendant pour ge´rer un registre patrimonial pour les
hauts mandataires, etc. On y parlait de´ja` de revoir le
re´gime des libe´rations conditionnelles et de pre´voir des
peines incompressibles pour certains de´lits graves. On y
parlait e´galement de l'incarce´ration temporaire des mi-
neurs dans de nouveaux centres ferme´s dont on ne
connaissait pas bien le statut. Bref, autant d'e´le´ments qui
apparaissaient dans le premier plan de se´curite´ et qui
n'apparaissent plus dans le deuxie`me.
Cette premie`re constatation m'ame`ne a` vous poser les
questions suivantes. Quelle est la vraie note de politique
ge´ne´rale du ministre et quelle est la re´elle volonte´
politique de la majorite´ et du ministre ? La deuxie`me
version, celle dont nous discutons maintenant, devient-
elle sa note de politique ge´ne´rale ? Dans ce cas, on ne
parle plus d'incompressibilite´ des peines ni des autres
points que je viens d'e´nume´rer. Est-ce la` le plan exclusif
du gouvernement ? Ou bien la note de politique ge´ne´rale
telle qu'elle avait e´te´ vote´e par l'ensemble des membres
de la majorite´, dont Ecolo et le PS, qui ont eu quelques
proble`mes pour approuver les me^mes points quelques
mois plus tard ?
Dans ce cas, la deuxie`me ne serait qu'une petite version
dont on aurait expurge´ diplomatiquement quelques e´le´-
ments qui semblaient poser proble`me a` certains mem-
bres de la majorite´, le genre de version qui plai^t dans les
me´dias. On pre´tendait avoir bien entendu le discours des
partenaires, mais les volonte´s resteraient bien celles
exprime´es initialement dans la note de politique ge´ne´-
rale.
Monsieur le ministre, je souhaiterais que vous nous
donniez des indications sur la porte´e re´elle de la note de
politique ge´ne´rale concernant ce point. Quels sont les
e´le´ments qui ont e´te´ explicitement et volontairement
omis : les accords entre le prive´ et le public, en matie`re
d'incompressibilite´ des peines ainsi que de construction
ou d'ouverture de nouveaux centres ferme´s ?
Cette premie`re question s'adresse tant au ministre
qu'aux membres de la majorite´ qui pourront peut-e^tre
m'e´clairer davantage sur ce point.
26
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joe¨lle Milquet
Il est vrai que, pour notre part, nous nous re´jouissons du
retrait d'une se´rie de dispositions que nous avions criti-
que´es a` l'e´poque et qui nous semblaient empreintes
d'une volonte´ un peu trop se´curitaire : ainsi avait-il e´te´
question de l'incompressibilite´ des peines, ou de la
volonte´ de faire
adopter des e´coles par des policiers,
ou de favoriser les appels a` la de´lations, ou encore de
faire proce´der a` la re´alisation d'e´tudes liant la criminalite´
a` l'existence d'allochtones dans notre pays.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je voudrais re´pondre a` Mme Milquet puisqu'a`
l'occasion de sa premie`re question, elle interpelle non
seulement le ministre mais aussi les membres de la
majorite´.
Je me re´jouis que Mme Milquet interpelle enfin les
membres de la majorite´ dans le cadre de ce de´bat. En
effet, au cours des longues heures de se´ance en com-
mission lors desquelles nous avons pu examiner plus en
de´tail le projet du ministre et son plan de se´curite´, nous
n'avons malheureusement pas eu l'occasion, a` une seule
reprise, d'entendre le moindre de´but de phrase d'un
membre de votre groupe, madame Milquet ! Certes, on
ne peut e^tre partout a` la fois, mais je regrette que vous
ayez attendu ce jour pour poser vos questions. Si les
repre´sentants de votre groupe avaient e´te´ pre´sents en
commission, vous auriez de´ja` rec¸u les re´ponses aux
questions que vous posez aujourd'hui.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur Michel, vous avez
ainsi pu nous donner quelques informations en exclusi-
vite´.
En tout cas, je puis vous dire que Mme Nyssens, lors de
la premie`re re´union commune Chambre-Se´nat, a expose´
le point de vue de notre groupe sur ce point.
Je suis de´sole´ qu'un de nos membres ait e´te´ souffrant
durant les deux jours pendant lesquels a eu lieu la
discussion. Ce genre de proble`me peut se poser dans
tous les groupes.
Monsieur le pre´sident, permettez-moi maintenant de
continuer mon expose´.
Comme je l'ai de´ja` dit, en ce qui concerne ces diffe´rents
points, nous nous re´jouissons de la nouvelle version du
plan de se´curite´.
Nous sommes e´galement heureux que le gouvernement
renonce a` son ide´e de cre´er une nouvelle me´gastructure
en matie`re de se´curite´ (un institut national de la justice et
de la se´curite´). Mais nous regrettons qu'il ait opte´ pour
l'inte´gration de la section criminologie de l'Institut natio-
nal de criminalistique et de criminologie dans le service
de politique criminelle.
Nous nous re´jouissons e´galement de la volonte´ de cre´er
des tribunaux d'exe´cution des peines, ide´e que nous
partageons depuis longtemps.
En ce qui concerne la nature de ce plan de se´curite´, il est
e´vident que nous ne pouvons qu'approuver les neuf
priorite´s qui ont e´te´ fixe´es ainsi qu'un certain nombre de
points qui ont e´te´ aborde´s. Mais, pour notre part, nous
attendons un plan qui cible des priorite´s en posant des
choix, en les de´terminant dans le temps, en e´tablissant
un e´che´ancier et qui, enfin, les
budge´tise.
Or, nous constatons que, peut-e^tre parce que vous
n'avez pas eu les moyens politiques de suivre re´ellement
vos ide´es, ou parce que vous avez subi des pressions,
ou par manque d'imagination, ou encore par incapacite´
d'arbitrage entre les partenaires, - nous ne connaissons
pas les raisons - on nous propose un plan qui est un
ve´ritable
catalogue de La Redoute de bonnes inten-
tions, des projets dont la mise en oeuvre de´pend large-
ment, soit d'e´tudes confie´es a` d'autres, soit de re´flexions,
soit de de´bats.
Ce plan de se´curite´ a engendre´ une se´rie de propos
relatifs a` des projets d'analyses ou d'e´tudes e´ventuelles,
etc. On envisage de proposer des plans mais nous
attendons pluto^t des de´cisions concre`tes, de´taille´es. Il ne
faut pas se borner a` une se´rie de de´clarations d'inten-
tions qui sont louables en de´but de le´gislature mais qui
viennent un peu tard apre`s plusieurs mois de gouverne-
ment.
Outre ces bonnes intentions, je rele`ve trois faiblesses
dans trois domaines majeurs ou` nous attendions des
re´ponses concre`tes.
1. L'accessibilite´ de la justice. On en parle peu et dieu sait
pourtant si c'est un proble`me prioritaire. On dit que le
plan pre´conise de travailler dans le sens d'une prise en
charge totale ou partielle des cou^ts de justice, de de´fense
et d'assistance. On pre´cise que cette prise en charge
serait possible de plusieurs manie`res mais on ne tranche
pas en ce qui concerne la manie`re. On sait bien que ce
de´bat existe depuis longtemps dans nos diffe´rentes
commissions. Or, je pense que ce qu'on attend sur ce
point est un projet concret : va-t-on oui ou non vers la
mutualisation ? Quelles options faut-il prendre ? Dans
quels de´lais et avec quels moyens concrets ? Sur ce
point, je constate une faiblesse alors que l'accessibilite´
de la justice est un the`me essentiel.
2. On attendait des ide´es originales au sujet de la lutte
contre l'arrie´re´ judiciaire et la` aussi, nous sommes de´c¸us.
C'est le deuxie`me point essentiel d'une politique de
re´forme de la justice et qu'y trouve-t-on ? Tre`s peu
d'ide´es, si ce n'est qu'on renvoie la balle au Conseil
supe´rieur de la justice. C'est sans doute une bonne ide´e,
de manie`re ge´ne´rale, mais on attendait une se´rie d'ide´es
concre`tes au pre´alable. En effet, l'arrie´re´ n'attend pas et
HA 50
PLEN 065
27
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Joe¨lle Milquet
on connai^t maintenant les fixations, notamment a` la cour
d'appel de Bruxelles. Renvoyer la balle a` un autre organe
qui commence seulement a` se mettre en place et qui
clo^turera ses dossiers seulement dans quelques mois,
voire quelques anne´es, n'est sans doute pas la meilleure
manie`re d'avoir des ide´es percutantes et concre`tes en la
matie`re.
3. Idem pour la drogue et la lutte contre la criminalite´ lie´e
a` la drogue. Dieu sait si c'est un autre sujet essentiel.
Une fois de plus, peut-e^tre par incapacite´ d'arbitrage ou
par manque de volonte´ politique, je l'ignore, on le renvoie
de nouveau a` un plan, sous la responsabilite´ du ministre
de la Sante´ publique. Il devra former un nouveau groupe
de travail, qui prendra sans doute beaucoup de temps et
je ne sais pas quand viendront les ide´es tre`s concre`tes
en la matie`re. C'e´tait notre troisie`me constatation.
Il y a donc beaucoup de constatations et tre`s peu de
choses concre`tes dans des matie`res qui sont, pour nous,
essentielles en matie`re de justice.
On avait annonce´ ce plan comme e´tant tre`s re´volution-
naire, avec des tas d'ide´es neuves. Pour plus de 70%, le
plan de se´curite´ reprend une se´rie d'ide´es que nous
avions lance´es lorsque nous e´tions au pouvoir et nous
nous en re´jouissons. Je pense aux maisons de justice, a`
la proble´matique des me´diations, a` la criminalite´ orga-
nise´e, a` tout ce qui touche au contrat de se´curite´, a` l'aide
aux victimes, etc. De`s lors, il n'y a point de re´volution telle
qu'elle avait e´te´ annonce´e urbi et orbi.
Une des plus grandes faiblesses du plan que M. Van Pa-
rys a souligne´e avant moi est la proble´matique budge´-
taire. Monsieur le ministre, vous aviez annonce´ une
augmentation budge´taire substantielle. Dans votre note
de politique ge´ne´rale, au niveau du plan de se´curite´,
vous e´voquez les
choix, mise en oeuvre et contro^le de
l'ensemble de la politique
. Vous y de´termineriez les
phases soit a` court terme sur un an, soit a` moyen terme,
soit a` long terme. Nous ne voyons pourtant aucun
e´che´ancier. Vous y e´voqueriez aussi des estimations et
des propositions budge´taires.
C'est ce que l'on disait en novembre. He´las, a` la lecture
de ce plan, nous n'avons pas vu l'ombre d'une de´finition
ou d'une promesse budge´taire minimale. Or, il est e´vi-
dent que si l'on veut avoir les moyens de re´pondre a` ses
ambitions, ce plan de se´curite´ exige un re´investissement
majeur. On peut se le permettre puisque le moment est
venu de parler des marges budge´taires que tout le
monde se dispute. Or, si l'on veut augmenter le nombre
de re´fe´rendaires, si l'on veut mener une politique de
peines alternatives digne de ce nom, qui ne´cessite un
engagement massif de personnel dans toutes les com-
munes, si l'on veut disposer de
super-fiscalistes qui
traquent la criminalite´ organise´e pour augmenter nos
moyens, il faut prioritairement accroi^tre le budget.
Apre`s avoir entendu tous les discours tenus pendant la
le´gislature
Dutroux, les volonte´s de re´investissement
majeur de l'ensemble du monde politique de l'e´poque, je
constate un fosse´ e´norme, que je ne m'explique pas,
avec ce que l'on lit maintenant, moins d'un an apre`s le
changement de le´gislature. Lorsque l'on entend les de´-
bats tenus a` propos des marges budge´taires par l'en-
semble des partis ici re´unis, on ne pre´voit plus grand-
chose pour la justice. On parle de beaucoup d'autres
choses, ne´cessaires e´galement, comme la re´forme fis-
cale, le refinancement de l'enseignement, mais on n'ac-
corde plus la priorite´ aux moyens qu'il faut re´investir dans
la machine judiciaire et la pre´vention en ge´ne´ral. Nous
nous inquie´tons donc de cet oubli qui n'est pas tout a` fait
a` la hauteur de l'e´moi suscite´ par le fait divers dramatique
qui a bouleverse´ notre pays pendant plus de quatre ans.
Par ailleurs, on cre´e de nouvelles proce´dures. Vous
savez tre`s bien ce que nous pensons, notamment de la
comparution imme´diate qui a montre´ toutes ses limites
durant cette pe´riode de l'Euro, pour laquelle elle e´tait
normalement taille´e sur mesure. De nouveau, les
moyens ne suivent pas, l'encadrement qui e´tait pre´vu a`
Bruxelles n'a pas e´te´ fourni. De`s lors, c'est fort bien de
lancer des ide´es, de changer les lois, d'organiser de
nouvelles proce´dures, mais si les moyens ne suivent
pas, les citoyens se rendront compte que cette politique
est inefficace.
Sixie`me constatation - je souhaiterais e´voquer le sujet,
me^me si le lieu n'est pas ide´al pour en parler -, vous dites
que
la base du plan de se´curite´ est notamment base´e
sur l'efficience de la police
. Je suis tout a` fait d'accord
avec vous. Nous avions d'ailleurs organise´ le plan Octo-
pus ensemble. Mais nous nous inquie´tons de constater a`
quel point ce plan est en panne, que les communes sont
inquie`tes. Nous n'avons rec¸u aucun e´le´ment d'informa-
tion sur les donne´es budge´taires. Les groupes de travail
trai^nent et cette re´forme ne parvient pas a` se mettre en
place. Pourtant, la re´forme de nos polices communales
et judiciaires, ainsi que de la gendarmerie est essentielle
pour accompagner votre plan.
Septie`me constatation : une certaine faiblesse sur le plan
de la politique pe´nitentiaire. Nos prisons sont devenues
tellement surpeuple´es que nous ne pouvons plus nous
satisfaire de projets lointains et de grandes de´clarations
d'intention. Il est indispensable que le parlement puisse
discuter le plus rapidement possible d'un projet de loi de
principe pe´nitentiaire. Dans le prolongement de la com-
mission Dutroux, le gouvernement doit prendre des ini-
tiatives en la matie`re. Il devrait notamment pre´voir l'acce`s
aux soins en milieu pe´nitentiaire, l'octroi d'une formation
en vue de favoriser l'acce`s au travail et surtout la
libe´ration de places, voire la construction de nouveaux
e´tablissements. La situation actuelle en milieu carce´ral
devient en tout cas intenable en ce qui concerne le
respect de la dignite´ humaine.
28
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mevrouw, ik vind het
bijzonder goed dat u aandacht besteedt aan het peniten-
tiair systeem en aan de situatie van de mensen die een
sanctie oplopen. De vraag, hoe te bestraffen, is een van
de moeilijkste. Toch zou ik willen verwijzen naar de door
iedereen gemaakte afspraak. De vorige minister van
Justitie heeft een rapport besteld bij professor Dupont. Hij
is een zeer degelijk hoogleraar en zal dus een zeer
degelijk verslag afleveren. Het wordt volgende woensdag
aan de kamercommissie voor de Justitie overhandigd en
wij zullen precies op basis van dat verslag het peniten-
tiaire recht behandelen. Mede dank zij de initiatieven die
vroeger genomen zijn, wordt duidelijk vooruitgang ge-
boekt. In het kader van wat gisteren in de commissie is
gezegd, begrijp ik eerlijk gezegd uw vraag niet goed.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Je m'en re´jouis et c'est
dans cette optique que je demande qu'a` l'issue de ces
auditions et de ces discussions, nous puissions, le plus
rapidement possible, entendre les projets concrets du
gouvernement en la matie`re.
En ce qui concerne la me´thodologie en ge´ne´ral - je ne
parlerai plus de la me´thodologie d'ordre politique mais de
me´thodologie relative a` d'autres niveaux de pouvoir -
, vous aviez e´labore´ un premier plan sans vous e^tre
concerte´ avec les niveaux de pouvoir les plus concerne´s
en matie`re de pre´vention, a` savoir les Communaute´s.
Entre-temps, les Communaute´s ont exprime´ leur point de
vue. Mais apparemment, l'exe´cutif de la Communaute´
franc¸aise ne semble pas avoir e´te´ entendu. Je crains que
vous n'ayez e´labore´ la deuxie`me version du plan au
me´pris de la concertation re´elle et de la prise en consi-
de´ration effective des attentes des Communaute´s.
Vu l'e´tendue des matie`res qu'il englobe, ce plan de
se´curite´ ne peut se concevoir sans une concertation plus
fouille´e avec les diffe´rentes communaute´s. Il importe
de l'organiser le plus rapidement possible et de travailler
de fac¸on acce´le´re´e.
En conclusion, nous avons pris connaissance du nou-
veau catalogue d'e´te´ du gouvernement en matie`re de
se´curite´. Nous attendons, au-dela` des discours et des
de´clarations d'intention, de pouvoir prendre connais-
sance des choix, des priorite´s et des projets concrets du
gouvernement. Nous espe´rons qu'il ne faudra plus atten-
dre six mois pour que ce projet nous soit pre´sente´,
notamment en commission de la Justice, ou pour que le
gouvernement prenne des de´cisions en dehors du par-
lement, lorsque l'urgence s'impose.
Nous prenons acte de vos dispositions, sauf si vous
de´mentez que le plan de se´curite´ a rendue caduque la
note de politique ge´ne´rale du ministe`re de la Justice, qui
a servi de base au vote du budget. En vue de re´pondre
aux pre´occupations que je viens d'exprimer, je re´pe`te
que des concertations pre´alables sont indispensables si
on veut rendre plus efficace le travail gouvernemental et
parlementaire a` venir.
Nous avons de´pose´ une proposition de re´solution, qui
nous semble tout a` fait raisonnable, dans laquelle nous
demandons, notamment, au gouvernement :
1. de veiller a` la re´sorption de l'arrie´re´ judiciaire et de
nous pre´senter des projets concrets en la matie`re pour
modifier et assurer le fonctionnement des proce´dures;
2. de se concerter davantage avec les Re´gions et les
Communaute´s, qui sont des partenaires indispensables
non seulement dans le cadre de l'e´laboration mais dans
celui de la concre´tisation d'un plan de se´curite´;
3. de de´finir le calendrier et les moyens budge´taires
pre´cis que vous entendez octroyer en vue de son appli-
cation;
4. que vous nous informiez des initiatives relatives a` sa
mise en oeuvre dans le respect des diffe´rentes compe´-
tences;
5. que vous acce´le´riez la mise en oeuvre des accords
octopartites, notamment en matie`re de justice et surtout
de police, en tenant compte des diffe´rentes implications
financie`res, notamment au niveau des communes qui
sont fortement inquie`tes pour l'avenir de leurs finances
en raison de cette re´forme.
Pour conclure, je voudrais vous rappeler, monsieur le
ministre, l'esprit de l'ancienne le´gislature qui, me semble-
t-il, ne doit pas e^tre oublie´ en un an. La justice est un
concept beaucoup trop vaste pour e^tre re´duit a` un simple
plan de se´curite´. Ne parler que se´curite´ quand on e´voque
la justice nous semble tre`s re´ducteur.
M. Van Parys l'a rappele´, vous avez e´te´ la symbolique du
reciblage des priorite´s d'un pays en matie`re de justice et
de police. Que tout cela ne devienne pas lettre morte
apre`s seulement quelques mois de pouvoir et que cet
esprit pre´side, a` nouveau, lors des de´cisions que le
gouvernement aura a` prendre l'an prochain pour exe´cu-
ter ce plan.
Adoption de l'ordre du jour
Goedkeuring van de agenda
Nous devons nous prononcer sur le projet d'ordre du jour
que vous propose la Confe´rence des pre´sidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-
agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
HA 50
PLEN 065
29
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Pas d'observation ? (Non) La proposition est adopte´e.
Geen opmerkingen ? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
Debat over het federaal veiligheids- en detentie-
plan (voortzetting)
De´bat sur le plan fe´de´ral de se´curite´ et de politi-
que pe´nitentiaire (continuation)
Wij gaan verder met het debat over het federaal veilig-
heids- en detentieplan.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, uw veiligheids-
plan heeft een bijzonder bewogen geschiedenis achter
de rug. Ik ga vandaag niet uitweiden over de koppelingen
die gemaakt werden, bijvoorbeeld ter gelegenheid van de
invoering van het snelrecht en de benoeming van eenta-
lige Franstalige rechters in Brussel. Dit laatste komt over
enkele maanden nog uitvoerig aan bod en wij hebben
beloofd dat wij het vandaag beknopt zouden houden. Ik
zal mij dus tot de essentie beperken, door onder meer na
te gaan wat er van uw oorspronkelijk veiligheidsplan, het
V-plan, waarmee de VLD naar de verkiezingen trok, is
overgebleven, zowel in het licht van de eerste versie van
het veiligheidsplan, verschenen in januari, als van de
huidige, definitieve versie.
Ee´n zaak is in ieder geval dadelijk opgevallen en uw
coalitiepartners lieten u zelfs niet toe om de schijn op te
houden. Zij staken enkele weken geleden, toen dit plan
werd ingediend, hun triomfkreten allerminst onder stoe-
len of banken. Het gejuich bij de SP en het gekir bij
Agalev waren niet uit de lucht en zij hebben reden tot
juichen. Ik beperk mij tot een zeer onvolledige reeks van
krasse voorbeelden.
Eerst wil ik het hebben over de doelstellingen van dit
zogenaamde
V-plan.
In
het
VLD-plan
zou
de
ophelderingsgraad op een aantoonbare wijze, met an-
dere woorden meetbaar, stijgen en zou de criminiliteits-
graad op een aantoonbare wijze, met andere woorden
meetbaar, dalen. In concreto zou de ophelderingsgraad
in de loop van de jaren moeten stijgen met 25 over 35 tot
40%. De criminaliteit zou moeten dalen met 0,2 over 0,4
naar 1 feit per duizend inwoners, wat de criminaliteit in
2004 zou moeten terugbrengen tot het peil van 1996, wat
neerkomt op een daling van 130 000 feiten per jaar. Niets
van dit alles wordt teruggevonden in het definitieve
federale veiligheidsplan. De ambities en dus de beloften
waren voor de verkiezingen hoog gespannen en waren
zeer duidelijk omschreven, maar alles wat concreet was,
werd ingeslikt. Waar in het VLD-plan duidelijk een keuze
werd gemaakt voor een harde aanpak, ligt het accent
vandaag helemaal op de preventie. Zelfs de term lik-op-
stukbeleid moest sneuvelen en plaats ruimen voor een
adequaat beleid.
Natuurlijk, mijnheer de minister, geen enkel zinnig mens
is tegen een preventiebeleid op zich. Het probleem is dat
men nu al twintig jaar alle nadruk op eenzijdige wijze op
de preventie legt en nauwelijks nog aandacht schenkt
aan het repressief beleid, gericht tegen diegenen voor
wie preventie geen zin meer heeft. Dit hopeloos eenzijdig
beleid en deze preventieobsessie resulteren in een totale
ontmoediging van de politiediensten en in steeds hoger
klimmende criminaliteitscijfers. Vandaag krijgen we op-
nieuw meer van hetzelfde. Opnieuw wordt een groot-
schalig
pleidooi
gehouden
voor
bemiddelaars
en
preventieagenten,
animators,
straathoekwerkers,
doorstromingswerkers en tutti quanti. Ik heb van het
overzichtslijstje van hetgeen vandaag al bestaat in een
stad als Antwerpen geen neerslag gevonden in het
verslag van de commissiebesprekingen en daarom zal ik
de inhoud van dat lijstje vandaag even herhalen.
Wie in de grootsteden met een probleem zit, kan nu al
terecht bij buurtwerkers, projectleiders, multiculturele
coo¨rdinatoren, participatieorganisatoren, basis- en net-
werkers, multidisciplinaire terreinwerkers, wrevel- en
hulpagenten, party en flat watchers, wijk-, plein-, park- en
buurttoezichters,
welzijnsbemiddelaars,
para-
professionele
begeleidingstherapeuten,
gedecentrali-
seerde werkers, taalbemiddelaars, schoolpoortgespreks-
leiders,
basisschakelaars,
ervaringsdeskundigen
en
natuurlijk holebi-ambtenaren. Met handgeklap worden er
daar vandaag nog een reeks aan toegevoegd. Mijnheer
de minister, mij dunkt dat er nu genoeg van dit soort onzin
verkocht is, dat er al genoeg geld over de balk is
gesmeten en dat de slinger eindelijk terug in de andere
richting moet. De meerderheidspartijen willen dat echter
maar niet begrijpen.
Ik ga nog even in op de toon waarin heel dit zogenaamde
veiligheidsplan is gezet. Het is een gelatine van vage
intenties en gemeenplaatsen. De interkabinettengroep
heeft wat ooit een VLD-plan was behoorlijk aangedikt
met een genre prietpraat waarvoor Willy Claes ooit de
onsterfelijke beschrijving
interplanetair gelul uitvond.
Voor alle duidelijkheid, dit zijn niet mijn woorden maar
een citaat van Rolf Falter. Af en toe mag er zelfs in
De
Standaard
nog iets verschijnen dat niet politiek correct
is.
Ten tweede, is er de jeugdcriminaliteit. In het VLD-
verkiezingsplan heette het nog specifiek met betrekking
tot de jeugdcriminaliteit dat repressie de beste vorm van
preventie is en dat er eindelijk opnieuw kordaat moet
worden opgetreden tegen de jeugdbendes. Het huidige
jeugdbeschermingsrecht werd er als veel te laks bestem-
30
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
peld. Het federale veiligheidsplan daarentegen onder-
schat op zeer schromelijke wijze de huidige problemen.
Het zou ineens maar gaan om enkele tientallen zware
probleemjongeren per arrondissement. Het kan namelijk
niet genoeg worden herhaald - zo stelt het definitieve
veiligheidsplan - dat het probleem relatief beperkt is.
Deze regering blijkt dus niet te beseffen wat er in onze
grootsteden aan de hand is. Deze regering blijkt gewoon
niet te weten waarom zoveel mensen in grote wijken van
Brussel, Antwerpen en Mechelen bij valavond - en in de
winter is dat al om 16.00 uur - haast nooit meer buiten
durven te komen. Het eerste veiligheidsplan van deze
regering staat nog gunstig tegenover de politie, het
parket en de jeugdrechter. Zij spelen nog een sterke
intervenie¨rende rol ten aanzien van de scholen. In het
definitieve plan van vandaag zijn zij echter nog enkel het
ultimum remedium. Alle heil wordt nu verwacht van
externe bemiddelaars, doofpotbemiddelaars dus. Nu
reeds is het hoogst uitzonderlijk dat jonge criminelen voor
de jeugdrechter verschijnen. Een handtassendief moet
dat in Brussel pas doen na een zevende betrapping. Dat
zal in de toekomst dus niet verbeteren.
Ik kom dan bij de criminaliteit bij jonge vreemdelingen. In
het VLD-verkiezingsplan uit Verwilghen nog een pleidooi
voor het doorbreken van het taboe. In het eerste federale
veiligheidsplan van januari heet het nog dat er een
onbevooroordeelde verkenning moet komen van de vast-
gestelde criminaliteit bij allochtone jongeren. Er moet een
studie komen over het verband tussen etniciteit en crimi-
naliteit. Wat kon worden verwacht, is gebeurd, het hele
hoofdstuk over criminaliteit bij jonge vreemdelingen is in
het definitieve plan verdwenen. Dankzij de inspanningen
van Agalev, de beschermvrouwe van de allochtone cri-
minelen, is het taboe weer gelanceerd.
Wat het repressieve luik betreft, is de tegenstelling
tussen het VLD-plan en de huidige plannen totaal. In het
verkiezingsplan werd er nog gepleit voor een verlaging
van de strafrechtelijke meerderjarigheid van 18 naar 16
jaar en voor een effectieve bestraffing van de ouders die
hun opvoedingsplicht niet ter harte nemen, met name
door het afnemen van de kinderbijslag. Het VLD-
verkiezingsplan sprak zich ook zeer nadrukkelijk uit voor
het oprichten van specifieke jeugdgevangenissen. Van-
daag is er helemaal geen sprake meer van de verlaging
van de strafrechtelijke meerderjarigheid en wordt er niets
meer gezegd over het effectief verantwoordelijk stellen
van de ouders. Tevens bestaat de grootst mogelijke
onduidelijkheid over gesloten jeugddetentiecentra. De
term jeugdgevangenis is in elk geval al veel te gevoelig
geworden. De enige zekerheid die we nu hebben, is dat
er voorlopig geen zullen komen en dat men alles zal doen
om 16- en 17-jarigen die zware feiten plegen meer dan
ooit tevoren uit de gevangenis te houden.
De inspanning, die aan de gemeenschappen wordt ge-
vraagd, is beperkt tot de opvoering van het aantal
bedden in gesloten centra tot 50, wat nauwelijks een
verandering ten opzichte van de huidige situatie kan
worden genoemd. Collega's, dit is een schrijnend con-
trast met de situatie in Nederland waar men veel meer
voorzieningen heeft om de jeugdige criminelen aan te
pakken. Alleen al het departement van Justitie in Neder-
land beschikt over 1 720 opvangbedden voor delin-
quente jongeren, waarvan bijna 500 in volledig gesloten
behandelplaatsen. Toch durft niemand te zeggen dat
Nederland een repressief land is met een onverbiddelijke
aanpak van criminelen. Het woord permissiviteit is inte-
gendeel het eerste waar de Vlamingen aan denken als ze
het over Nederland hebben. Als Nederland permissief is,
welk superlatief moet Belgie¨ zich dan toemeten ? Het is
duidelijk dat de paarse-groene meerderheid in deze
regering met deze lakse aanpak en lakse toekomst-
plannen weigert voor een koerswijziging te zorgen. De
minderjarige criminelen blijven de troetelkinderen van het
regime. Dit wordt in de praktijk heel onrechtvaardig
aangevoeld. Dat kunt u aan de ouders van Talitha
Delmaire uit Kerkhove vragen, wiens 17-jarige moorde-
naar over enkele maanden kan vrijkomen of aan de
ouders van de Leuvenaar Patrick Mombaerts, wiens
13-jarige moordenaar na enkele maanden opnieuw in de
samenleving mocht stappen.
Ik wil naast de jeugdcriminaliteit ook de problematiek
inzake de grote steden beklemtonen. Daar doen zich
opvallende verschuivingen voor. In het veiligheidsplan
van minister Verwilghen voor de verkiezingen wordt
nogmaals leentjebuur gespeeld bij het Vlaams Blok en
wordt uitdrukkelijk gepleit voor zero-tolerantie in pro-
bleemgebieden gedurende een bepaalde periode. Bo-
vendien moet normstellend worden opgetreden over het
hele grondgebied. In het ontwerp van het veiligheidsplan
van januari 2000 wordt dit standpunt nog overgenomen.
Vandaag zien we echter dat ook dit wordt gewijzigd. Er is
geen sprake meer van zero-tolerantie maar van norm-
stellend optreden, niet over het hele grondgebied van
een stad maar alleen over beperkte plaatsen nadat eerst
wetenschappelijk werd aangetoond dat de criminaliteit er
veel hoger dan gemiddeld en zeer beperkt in tijd is. In
Lokeren, waar iedereen met de zero-tolerantie tevreden
is, zullen ze hartelijk om het verkiezingscadeau van hun
blauwe minister kunnen lachen.
De nota over de grote steden is een aaneenrijging van
gemeenplaatsen en preventieve prietpraat. Daar kan ik in
dit tijdsbestek echter niet uitvoerig op ingaan. Het gaat
over een tekst van de heer Charles Picque´, die in het
federaal veiligheidsplan werd binnengesluisd. In de
tweede, definitieve versie van het plan werd hieraan
natuurlijk niets gewijzigd. Picque´ is immers iemand van
de PS en daar valt nu eenmaal niet mee te sollen.
HA 50
PLEN 065
31
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
De seksuele misdrijven vonden wij e´e´n van de betere
hoofdstukken, toen wij in februari 2000 onze kritiek over
het voorlopige veiligheidsplan naar voren brachten. In dit
hoofdstuk werd immers nog iets behouden van het
VLD-verkiezingsplan. Het hield ook een aantal concrete
engagementen in. Toch waren in januari 2000 reeds een
aantal essentie¨le punten weggevallen zoals de onsa-
mendrukbaarheid van de straf bij seksuele misdrijven en
de dringende oprichting van de gegevensbank van da-
ders van seksueel misbruik van kinderen. In het defini-
tieve plan gingen ook nog andere zaken voor de bijl zoals
het project 56 dat in een meldingsplicht vanwege jeugd-
werkers en begeleiders voorzag en het voorstel om de
buurt te informeren bij een nakende vrijlating.
Erger is de verdwijning van de bepaling inzake de
uitbreiding van de terbeschikkingstelling voor gevaarlijke
psychopaten.
Ook
hier
heeft
het
rood-groene
ondermijningswerk succes gehad. Over dit thema werd
blijkbaar het hardst en zeker het langst gediscussieerd
want in de versie van het definitieve veiligheidsplan dat
wij thuis hebben ontvangen, was de uitbreiding van de
TBS wel nog voorzien. Pas op de internetversie werd ze
definitief geschrapt. Deze knoop werd dus in laatste
instantie doorgehakt. Ook inzake de TBS is het bijzonder
nuttig even over de muur richting Nederland te kijken
waar de terbeschikkingstelling veelvuldig wordt gebruikt
en men echt gevaarlijke mensen zeer lang uit de samen-
leving isoleert. Een belangrijk deel van de gevangenis-
cellen in Nederland is specifiek op deze categorie afge-
stemd. Daarvoor zijn 1 176 plaatsen, waarvan 1 014
plaatsen
in
justitie¨le,
meestal
volledig
gesloten
gevangenisinrichtingen voorbestemd.
Bij ons is voor deze mensen in niets voorzien. Er zijn
namelijk alleen de psychiatrische afdelingen in de ge-
wone gevangenissen - iedereen heeft ondertussen ech-
ter begrepen dat dit geen blijvende oplossing is - en de
psychiatrische inrichtingen buiten de gevangenissen die
evenwel tot de bevoegdheid van de gewesten en de
gemeenschappen behoren. Dit euvel zorgt ervoor dat de
minister van Justitie voor deze groep gevaarlijke crimi-
nelen geen enkele verantwoordelijkheid moet dragen en
dat hij er zelfs geen enkel zicht op heeft.
Het antwoord op onze recente vraag over de losse
aanpak en de afwezigheid van controle op de lustmoor-
denaar van Doornik uit de instelling
Les Marronniers
was duidelijk. De minister zei dat hij daar niets mee te
maken had en hij vroeg zich af waar wij het lef haalden
om dergelijke ongrondwettelijke vragen te stellen. Mijn-
heer de minister, ondertussen is er een nieuwe gast
aangekomen in
Les Marronniers, een oude bekende
van u : een zekere Patrick Derochette. Als de dag
aanbreekt dat de moordenaar van Loubna op zijn beurt
op wandel mag in Doornik en andermaal een kind
vermoordt, zal de minister van Justitie opnieuw kunnen
zeggen dat hij er niets mee te maken heeft want Justitie
heeft geen controle meer over deze gevaarlijke crimineel.
Een meer hypocriete houding is nauwelijks mogelijk.
In het V-plan van vo´o´r de verkiezingen brak de huidige
minister nog een lans voor bijkomende gevangenis-
capaciteit en dan vooral voor de terbeschikkinggestel-
den. Vandaag pleit de minister, onder meer in een
antwoord op een parlementaire vraag, voor het tegen-
deel, met name voor de overheveling van zoveel mogelijk
psychiatrische gedetineerden naar de instellingen buiten
de gevangenis. Ook op dit vlak werd in nauwelijks een
jaar tijd een bocht van 180 graden gemaakt.
Ten vijfde, het straf- en gevangenisbeleid. Ook wat dit
hoofdstuk betreft, merken we een copernicaanse om-
wenteling tussen het eerste veiligheidsplan van minister
Verwilghen - de verkiezingsbeloften - en het veiligheids-
plan van vandaag. Net zoals de beleidsnota van Justitie,
die we enkele maanden geleden voorgeschoteld kregen,
getuigt deze tekst van een onwaarschijnlijke en totaal
onverantwoorde aversie tegenover de gevangenisstraf.
Laat ik beginnen met de onsamendrukbaarheid van de
straffen. In het veiligheidsplan van januari was dit nog
uitdrukkelijk bepaald. Onsamendrukbaarheid moest er
sowieso komen voor mensen die zich schuldig maken
aan ernstige misdaden zoals geweldpleging en moord op
bejaarden, kinderen en politiemensen. Dit is op zich niet
zo spectaculair want dit stond met ongeveer dezelfde
woorden in het regeerakkoord van deze regering.
In het eerste veiligheidsplan van deze regering ging u
zelfs nog verder. In het plan van januari stond opeens dat
de strafrechter voor alle misdrijven het onsamendrukbare
gedeelte zou moeten kunnen vastleggen. Wij hebben dit
op onze persconferentie van 14 februari uitbundig toege-
juicht als een van de positieve elementen. Wij hebben
diezelfde dag meteen ook gezegd dat de groenen en de
socialisten dit nooit zouden pikken. En we hebben gelijk
gekregen. Er is niets, geen gram, geen milligram over-
gebleven van de onsamendrukbaarheid. Verwilghen
haalt andermaal bakzeil.
De onsamendrukbaarheid, waaronder 2,7 miljoen men-
sen hun handtekening hebben gezet en waar minstens
drie kwart van de bevolking voor 100% achter staat,
wordt zomaar overboord gegooid. De strafrechter wordt
nog maar eens herleid tot een veredeld stuk schouw-
garnituur. Alle verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de
strafuitvoeringsrechtbanken en wie krijgt daarin ander-
maal een belangrijke rol : de onvolprezen sociologen,
psychologen en criminologen. Diezelfde lui die nu al
zoveel jaren hebben bijgedragen tot het om zeep helpen
van ons strafrechtsysteem.
32
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Collega's, wie een handleiding wil voor een beleid dat
gericht is op het koesteren van criminelen en op het
aanzuigen van criminelen uit de buurlanden komt ruim-
schoots en royaal aan zijn trekken met dit zogenaamde
veiligheidsplan. Het nieuwe beleid is erop gericht zoveel
mogelijk criminelen niet in de gevangenis te brengen
maar integendeel met alle mogelijke middelen buiten die
gevangenis te houden.
Vooreerst is er de bouw van nieuwe, bijkomende gevan-
genissen. In het VLD-plan van voor de verkiezingen werd
dit nog nodig en wenselijk genoemd.
Vandaag is het absoluut taboe, want veel te duur. Daar-
naast handhaaft de minister de extreem lakse vrijlatings-
modaliteiten die wij hebben gee¨rfd van zijn lakse voor-
gangers en die erop neerkomen dat 80% van de
gevangen, na maximaal een derde van de straf, mag
vrijkomen. Stuk voor stuk waren deze aangekondigd als
tijdelijke noodmaatregelen om de overbevolking het
hoofd te bieden. Een nieuwe voorzet werd in deze
context gegeven door de beslissing van de minister om
150 gevangenen vakantie te geven in het kader van Euro
2000.
Er is echter nog heel wat op komst. Zo wil de minister de
voorlopige hechtenis nog verder beperken, terwijl die
vandaag al zo beperkend wordt toegepast. Zo wil de
minister via de uitvaardiging van quota de strafrechters
sterk aan banden leggen inzake het opleggen van cel-
straffen. Als klap op de vuurpijl wordt de gevangenisstraf
in de toekomst de grote uitzondering : de alternatieve
straffen worden dankzij de welwillende tussenkomst van
Agalev de regel, ook voor recidivisten. De gevangenis-
straf kan enkel nog het ultimum remedium zijn en heeft
enkel nog nut in het kader van de zeer enge en reduc-
tionistische herstelrechtvisie en wanneer misdadigers
daadwerkelijk een fysieke bedreiging vormen voor de
samenleving. Met dit zogenaamde veiligheidsplan en het
detentieluik in het bijzonder geeft deze regering een
bijzonder sterk en krachtig signaal : de criminelen van
heel Europa en ver daarbuiten weten nu dat alles in het
werk zal worden gesteld om een harde aanpak tegen hen
te voorkomen. Zij krijgen de garantie dat al het mogelijke
zal worden gedaan om hen het zware leed van de
gevangenisstraf te besparen. Meer dan ooit krijgen de
oplichters, de drugssmokkelaars, de bendeleden, de
overvallers en de perverten uitzicht op de vastheid van
hun betrekking.
Ik heb nog twee opmerkingen in het kader van het
strafbeleid, mijnheer de minister. Een essentieel gegeven
bij de georganiseerde misdaad waar niemand omheen
kan - collega Coveliers zal u dat kunnen bevestigen - en
waarover in alle duidelijkheid wordt bericht in het
Senaatsrapport uit de vorige legislatuur, is dat die in grote
mate in handen is van buitenlandse maffiose groepen.
Een en ander is uiteraard het gevolg van het hyperlakse
vreemdelingen- en asielbeleid, waardoor de goudzoe-
kers in steeds dichtere drommen blijven toestromen. De
cijfers van vandaag bevestigen dat. Hoe men dat pro-
bleem gaat aanpakken, bij voorbeeld door een drastisch
terugkeerbeleid voor criminele vreemdelingen en door
een stringent visabeleid zoals door de Senaat met zoveel
aandrang gevraagd, daarover krijgen wij allerminst iets te
lezen in het zogenaamde definitieve veiligheidsplan. Ook
dit veiligheidsprobleem van eerste orde is taboe.
Ik kom tot de tweede opmerking inzake de strafbepaling.
In verband met het snelrecht heeft het Vlaams Blok
overschot van gelijk gekregen en dat werd ondertussen
bewezen via Euro 2000. De wet op het snelrecht is
inderdaad een lege doos gebleken, een totale afgang.
Precies voor datgene waarvoor deze wet werd gemaakt,
namelijk de relschoppers en straatcriminelen aanpakken,
is zij nagenoeg ongeschikt gebleken, op enkele uitzon-
deringen na. Waarom kunnen de herrieschoppers en
straatvechters niet worden aangepakt ? Omdat deze wet
helemaal en uitsluitend is gebaseerd op de wet op de
voorlopige hechtenis, die in dit land veel te stringent en
dadervriendelijk is en die volgens het veiligheidsplan in
de toekomst nog meer beperkend zal moeten worden
gei¨nterpreteerd. Deze nefaste wet op de voorhechtenis is
er vandaag voor verantwoordelijk dat het overgrote deel
van de straatcriminelen haast onmiddellijk nadat zij zijn
aangehouden of nadat proces-verbaal is opgemaakt,
opnieuw de straat op wordt gestuurd.
Dat is precies de grote kwaal van onze steden : de
criminelen, de straatvechters, de messentrekkers wor-
den na de meeste inbreuken, zelfs bij recidive en multi-
recidive, dadelijk weer op de samenleving, op de orde-
handhavers en op de slachtoffers losgelaten. In heel wat
gevallen wordt er nadien geseponeerd, zodat deze cri-
minelen zich oppermachtig voelen en steeds maar dries-
ter worden. Het snelrecht is inderdaad niets meer gewor-
den dan een fetisj. Wij hadden ervoor gewaarschuwd en
het is uitgekomen. Dit is een speeltje, waarmee minister
Verwilghen
en
de
VLD
naar
de
gemeenteraads-
verkiezingen wilden trekken. Veel sneller dan verwacht is
nu aangetoond dat dit snelrecht compleet hol is en alleen
maar bedoeld om de mensen wijs te maken dat er iets
veranderd.
Als toetje, als kers op de taart, is er natuurlijk de
drugsproblematiek.
Dit was uiteraard een onderdeel van het VLD-plan.
Tegelijkertijd was de bestrijding van de drugsoverlast en
de criminaliteit nog een van de prioriteiten van het
regeerakkoord van deze regering.
In het veiligheidsplan van januari werd aan deze kwestie
een hoofdstuk van 20 volle bladzijden besteed. Dit is nu
herleid tot 1 bladzijde. De hete aardappel wordt doorge-
schoven tot na de gemeenteraadsverkiezingen om de
HA 50
PLEN 065
33
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
kiezers zeker niet te verontrusten. Bovenal is het niet
meer justitieminister Marc Verwilghen, die er zich mee zal
bezighouden. Het gaat hier nochtans om een justitie-
materie bij uitstek. Hij mag enkel nog wat statistieken
produceren. De sleutels komen nu in handen van me-
vrouw Magda Aelvoet van Agalev. Deze bevoegdheids-
overdracht is van eenzelfde kaliber als de toewijzing van
de controle op snelheidsovertredingen aan Jean-Pierre
Van Rossem.
Het toewijzen van de hele drugsproblematiek aan Agalev
en de minister van Volksgezondheid is inderdaad het
allerergste wat kon gebeuren. Dit komt de facto neer op
de depenalisering en de medicalisering van het hele
drugsdossier. Onvermijdelijk zal dit leiden tot het achter-
nalopen van Nederland, tot de algehele liberalisering en
bijgevolg tot de algehele vergiftiging van de samenleving.
Mijnheer de minister en collega's van de VLD, wij zullen
niet
nalaten
dit
uit
te
spelen
bij
de
komende
gemeenteraadsverkiezingen.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Probeert u maar.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Collega Cove-
liers, wij zijn dat volop aan het voorbereiden.
In mijn vergelijking tussen de veiligheidsplannen heb ik
het vooral gehad over de opvallende verschillen. Er is
echter ook een opvallende constante en dat zijn de grote
afwezigen in dit verhaal, met name de parketten, het
openbaar ministerie.
Het openbaar ministerie is nochtans het zenuwcentrum,
het koninginnenstuk, in de repressie van de criminaliteit.
Misschien is het juist daarom dat men de parketten 20
jaar lang heeft verwaarloosd en nu opnieuw nauwelijks
enige aandacht waard acht.
Ik ga niet alles herhalen wat ik hierover in de commissie
heb gezegd, maar ik blijf bij mijn stelling dat de werk-
omstandigheden voor deze mensen, het gebrek aan
personeel, administratieve krachten, middelen, infra-
structuur en behoorlijke huisvesting in zeer grote mate
het falen van Justitie verklaren.
Het is gewoon hallucinant dat onze politiediensten over
de beste informatiebanken beschikken, maar dat hun
werking nagenoeg geheel is afgesneden van de parket-
ten omdat het openbaar ministerie anno 2000 nog steeds
op een volkomen ambachtelijke manier moet functione-
ren. Het is werkelijk onaanvaardbaar en zeer symptoma-
tisch dat precies in het veiligheidsplan van deze regering,
iedere beleidsvisie ontbreekt inzake dit zo belangrijke
repressieve justitieonderdeel. Het is de grote blinde vlek
van deze regering en van deze justitieminister.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn conclusies. Dit
zogenaamde veiligheidsplan is e´e´n grote ode, e´e´n grote
laudatio aan de laksheid, aan de zachte, softe aanpak en
aan de bewuste nai¨viteit. De criminelen of potentie¨le
criminelen zullen hier niet van onder de indruk zijn. De
aanzuigkracht van dit land zal alleen maar vergroten.
Wanneer Gerolf Annemans destijds in de aanloop naar
de verkiezingen de moed had om te stellen dat uw
oorspronkelijk plan in de goede richting ging - u zult het
zich herinneren, het was in De Zevende Dag -, dan was
dit niet zomaar. Dan was dit omdat er eindelijk naar de
stem van het volk geluisterd werd en er eindelijk belang-
rijke onderdelen van het Vlaams Blok-programma in
terug te vinden waren.
De Turf Pulp die u nu hebt ingediend is enkel in naam nog
een veiligheidsplan en is op geen enkele wijze nog te
vergelijken met het oorspronkelijke VLD-plan. De kiezers
van de VLD worden op grootschalige wijze opgelicht. Alle
onderdelen die naar een harde aanpak tendeerden zijn
eruit weggeknipt.
Mijnheer de minister, u was tijdens de commissie-
bespreking bijzonder boos omdat ik het gewaagd had u
persoonlijk aan te pakken en de vergelijking te maken
met een mannetje van suiker dat zich helemaal heeft
laten oplossen in de roodgroene koffie van het laksisme.
Wij hebben u inderdaad persoonlijk aangepakt en doen
dit vandaag opnieuw omdat we niet anders kunnen. U
profileerde zichzelf, en werd door uw partij naar voren
geschoven, als de man die alles zou veranderen, als de
man die de laksheid en de onverantwoordelijkheid een
halt zou toeroepen. U als het uithangbord, mijnheer de
minister, het vlaggenschip van de nieuwe VLD, die
eindelijk voor een kordate aanpak zou zorgen. Welnu,
mijnheer de minister, u hebt ons diep ontgoocheld. Na de
totale ommekeer van Marc Verwilghen in het dossier van
de nationaliteit krijgen wij nu de totale ommekeer in het
veiligheidsdebat. Het resultaat is een regelrechte afgang
voor u en voor uw partij. Als justitieminister bent u nog
lakser, nog permissiever dan uw illustere voorgangers
van de CVP.
Het Vlaams Blok zal met veel overtuiging tegen dit
verwerpelijke nep-veiligheidsplan stemmen.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het zou politiek
en intellectueel oneerlijk zijn te ontkennen dat dit federaal
veiligheids- en detentieplan geen enkele verdienste
heeft. De VU&ID-fractie wenst dan ook deze verdiensten
te onderstrepen. Het feit dat dit plan bestaat is reeds
belangrijk op zich. Voor het eerst wordt een - wellicht niet
volledig maar toch naar volledigheid strevende - inven-
taris opgemaakt van de in dit land bestaande vormen van
criminaliteit van groot tot klein. Ook het feit dat door het
bestaan van dit plan een debat kan worden gevoerd,
34
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
eerst in de commissie en thans in het halfrond, geeft er
een meerwaarde aan. Ik heb reeds vroeger, ook met
betrekking tot andere aangelegenheden, aangedrongen
op grondige themadebatten, niet alleen via interpellaties
of mondelinge vragen in commissie of in het kader van
begrotingsbesprekingen. Het is goed dat naar aanleiding
van dit globaal plan een fundamenteel debat kan worden
gevoerd.
Mijnheer de minister, deze positieve benadering mag ons
niet naar euforie leiden en zal mij ook niet beletten enige
kritische bedenkingen te formuleren namens de VU&ID-
fractie. Allereerst moet worden gezegd dat dit plan vrij
laat komt. Het is bovendien niet meer het plan-
Verwilghen of het plan van de minister van Justitie, maar
het plan van de eerste minister en van de regering. De
VLD ging met het veiligheidsplan-Verwilghen naar de
kiezer. Nadien werd ons het plan van de minister van
Justitie voorgelegd, in het kader van het regeerakkoord
en de regeringsverklaring. Toen een eerste drukproef van
het plan verscheen, ontstond echter heel wat kritiek en
discussie, niet alleen bij de oppositie maar vooral bij de
regeringspartijen PS en Agalev-Ecolo. Daardoor werd
het plan in belangrijke mate afgezwakt. Als er zich
discussies voordoen in deze regering, moet de eerste
minister bijspringen. Dat hebben wij reeds vaak vastge-
steld. Hij heeft het plan naar zich toe getrokken. Dit plan
is dus een plan van de eerste minister geworden.
Ik verwijs even naar de problematiek van de politie-
hervorming, waarbij de eerste minister de minister van
Binnenlandse Zaken te hulp is gekomen en eigenlijk
onder curatele heeft geplaatst. Zoals collega Van Parys
reeds aangaf, heeft hij immers de expert van alle experts,
professor De Ruyver, als adviseur in zijn kabinet opge-
nomen. Zoals wij allen weten is hij de politiehervorming
aan het herschrijven en aan het begeleiden.
Mijnheer de minister, ook uw plan is een plan van de
regering. Het heeft wijzigingen ondergaan.
Sommige wijzigingen zijn positief, andere negatief.
Hoewel het een beetje in de vergetelheid geraakt is het
toch niet onbelangrijk te vermelden wat er in gunstige zin
evolueert, zoals het afschaffen van de meldingsplicht van
leraren om vermeend seksueel misbruik bij collega's aan
te klagen. Immers, dit maakte van ons een verklikkers-
maatschappij. Wat evenmin werd opgenomen is de pri-
vatisering van het gevangenentransport, alsook de inten-
tie om informatie vrij te geven over vrijgelaten seksuele
delinquenten die zich in een bepaalde buurt wensen te
vestigen.
Mijnheer de minister, zelfs al wil men de misdaad en de
criminaliteit bestrijden en de slachtoffers en de maat-
schappij in het algemeen beschermen, toch moet steeds
worden gestreefd naar een evenwicht tussen de belan-
gen van degenen die men wenst te beschermen, van de
misdadiger en van de mogelijke dader. Door een klacht
tegen iemand te formuleren, die al dan niet via de pers
wordt bekendgemaakt, wordt er hoe dan ook schade
berokkend, zelfs indien nadien blijkt dat betrokkene on-
terecht werd beschuldigd. Immers, hoe vaak gebeurt het
niet dat een beschuldiging in eerste aanleg voor be-
paalde strafrechtelijke feiten uitvoerig in de pers wordt
uitgesmeerd, maar dat er nadien nergens melding wordt
van gemaakt wanneer de beschuldigde in hoger beroep
wordt vrijgesproken ? Een notaris die omwille van ge-
rechtelijke problemen in eerste instantie werd veroor-
deeld, maar nadien door het hof van beroep werd vrijge-
sproken, vertelde mij het schrijnende verhaal van het
persoonlijk leed dat hij inmiddels onderging. Welnu, ook
daarover moeten wij ons bezinnen in onze strijd tegen de
criminaliteit. Dat vermeende criminele feiten moeten wor-
den aangeklaagd blijft noodzakelijk.
Ik kom thans tot de wijzigingen in ongunstige zin.
Aanvankelijk, mijnheer de minister, voorzag u in de
oprichting van een Nationaal Instituut voor Justitie en
Veiligheid, waarvoor u bevoegd zou zijn geweest, maar
dat voorstel werd afgeblazen en er werd overgestapt
naar een overlegplatform voor Justitie en Veiligheid dat
zal ressorteren onder de gezamenlijke bevoegdheid van
de ministers van Binnenlandse Zaken, van Justitie en
van Wetenschapsbeleid. Gezien de bevoegdheids-
verdeling vrees ik dat dit een log orgaan zal worden dat
wellicht niet in staat zal zijn de vooropgestelde doelstel-
lingen te realiseren, terwijl het eerst genoemde instituut
daarin wel zou zijn gelukt. Op dat vlak, mijnheer de
minister, moest u een belangrijke toegeving doen en
jammer genoeg zal dat uw veiligheidsplan niet ten goede
komen.
Voorts ontbreekt het in uw plan duidelijk aan prioriteiten
en aan cijfergegevens omtrent de vereiste middelen.
Omtrent de prioriteiten moet zo snel mogelijk duidelijk-
heid worden geboden. In dat verband verwijs ik naar een
van uw recente persconferenties in aanwezigheid van de
procureurs-generaal van de vijf grootste steden van
Belgie¨, die elk hun actieplan naar voren brachten. Welnu,
is het normaal dat elke procureur een eigen actieplan
voor ogen houdt en zijn eigen prioriteiten bepaalt ? Moet
een dergelijk plan niet worden afgestemd op uw
veiligheidsplan, op alle parketten en op alle gerechtelijke
arrondissementen ? Graag ontving ik een concreet ant-
woord op die vraag.
Het lijkt mij belangrijk, mijnheer de minister, duidelijk te
bepalen waaraan u prioriteit verleent : aan de jeugd-
criminaliteit, de grote criminaliteit, de strijd tegen de
hormonenmaffia, de stads- en de straatcriminaliteit ? U
kunt onmogelijk alle vormen van criminaliteit als prioritair
beschouwen; u zult een keuze moeten maken.
HA 50
PLEN 065
35
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
Dat is noodzakelijk omdat u daarvoor middelen zult nodig
hebben. Ik heb het niet alleen over financie¨le middelen
om de infrastructuur uit te bouwen die ons rechtssysteem
nodig heeft om goed te kunnen functioneren. Ik denk ook
aan de personele middelen. Het is onmogelijk om op
korte termijn voor alles voldoende materie¨le en personele
middelen ter beschikking te stellen. U zult moeten kiezen
en prioriteiten en accenten leggen, maar daarover is
vandaag nog geen duidelijkheid.
Mijnheer de minister, in de meest positieve benadering
die we ten aanzien van uw plan aan de dag kunnen
leggen, wil ik u waarschuwen voor het cree¨ren van
verwachtingen die wellicht niet kunnen worden ingelost.
Ee´n van uw voorgangers, de heer De Clerck, zei bij zijn
aantreden dat hij binnen de drie jaar de gerechtelijke
achterstand zou wegwerken. In onze persmededeling
hebben wij gezegd dat de achterstand - die nog nooit zo
groot als vandaag is geweest - niet uw verantwoordelijk-
heid is, maar de verantwoordelijkheid van uw voorgan-
gers. Wij hebben de voorstellen van de CVP nooit
voldoende geacht om structurele oplossingen te bieden.
Collega's, de achterstand is inderdaad groot. De Brus-
selse politierechtbanken, het hof van beroep in Brussel,
maar ook de andere hoven van beroep kampen met een
belangrijke achterstand. We mogen natuurlijk niet veral-
gemenen. Sommige rechtbanken werken wel snel en
goed. Ik heb vandaag in de krant gelezen dat de Tieltse
vrederechter een uitspraak heeft gedaan in de zaak van
de Tieltse stadsbeiaardier, hoewel deze pas drie of vier
weken geleden aanhangig is gemaakt. Dat is snelrecht.
In die zaak is snel recht gesproken. Onze arbeidsrecht-
banken werken goed en hebben bijna geen achterstand.
Ook de meeste strafrechtbanken hebben geen grote
achterstand, maar, mijnheer de minister, men vindt dat de
rechtbanken traag werken. Daarom heeft men het gevoel
dat de rechtbanken niet werken. Die sfeer moet worden
weggewerkt, want als er geen achterstand in de
strafrechtbanken is, is het in de lopende onderzoeken.
Dat is ook niet goed. Waarom heeft men bij strafrechte-
lijke onderzoeken nog met zeer lange termijnen te maken
vooraleer het onderzoek kan worden afgerond ?
Nu kom ik op het punt van de noodzakelijke informatise-
ring van de parketten. Klopt het dat de parketten nog niet
online met elkaar zijn verbonden ? Als men een onder-
zoek in Veurne opent op naam van Van Hoorebeke, moet
men onmiddellijk kunnen zien of er tegen die persoon
een klacht of onderzoek loopt in een ander arrondisse-
ment. De internationale criminaliteit maakt steeds meer
gebruik van de hoogtechnologische middelen die van-
daag ter beschikking staan. Onze 27 parketten kunnen
vandaag nog niet met elkaar communiceren en weten
niet of er in het aangrenzend arrondissement een gelijk-
aardig onderzoek hangend is. Mijnheer Coveliers, ik
tracht het wat ludiek voor te stellen, maar u mag het niet
ridiculiseren. Dit probleem moet zo snel mogelijk worden
opgelost.
Wat gebeurt er met de schuchtere aanzet die wij in het
kader van het Octopus-akkoord hebben willen geven in
verband met de samenvoeging van de parketten ? Is het
nog van deze tijd dat wij in dit vrij kleine land nog altijd 26
parketten hebben ? Moet men in een provincie nog twee,
drie tot vier gerechtelijke arrondissementen hebben ? Ik
dacht dat in het Octopus-akkoord de bedoeling duidelijk
was dat men daarover zou nadenken en een aanzet zou
geven om er iets aan te doen.
Niet alleen de parketten moeten worden hertekend. Ik
heb het artikel van Gents vrederechter Evers,
Grotere
rechtbanken zijn waarborg voor onafhankelijkheid
, in de
Juristenkrant gelezen. Hij breekt een lans voor grotere
gerechtelijke arrondissementen per provincie. Bent u van
plan terzake een initiatief te nemen ?
Wat gebeurt er met het voorstel inzake de oprichting van
arrondissementsrechtbanken waarvan onze partij maar
ook de VLD voorstander is ? Blijkbaar is het plan terzake
opgeborgen. Een arrondissementsrechtbank is nochtans
klantvriendelijker, ze voorkomt bevoegdheidsconflicten
en biedt de voorzitter de kans om aan efficie¨nt manage-
ment te doen om zijn goed omringde en bijgestane
rechters flexibel in te zetten daar waar de achterstand het
grootst is.
Wat gebeurt er met het federaal parket dat de tegenhan-
ger moet zijn van de federale politie die vanaf 1 januari
2001 operationeel zal zijn ?
Mijnheer de minister, het veiligheidsplan-Verhofstadt I
bevat een aantal goede elementen en vertrekt van een
snelle en humane rechtsbedeling, een doelstelling die de
Volksunie&ID altijd heeft vooropgesteld. Ondanks deze
positieve punten blijft uw veiligheidsplan steken in stu-
dies, werkgroepen en vrome wensen. Structurele hervor-
mingen zijn er te weinig of niet. We pleiten reeds lang
voor een charter van dienstverlening, een verbintenis van
hoven en rechtbanken ten opzichte van de rechtzoeken-
den naar Brits model. Noem het een integrale kwaliteits-
zorg. Ik ben in het bezit van een brochure van de Legal
Aid Board in Londen. Zij werken met een customer
service officer. In Groot-Brittannie¨ behandelt men de
rechtsonderhorige als een klant. Hoe anders is het met
ons gesteld als we naar de rechtbank stappen. Hoe
behandelt men ons als gewone rechtzoekende ? Zeker
niet als klant. In de brochure gaat men de verbintenis aan
dat een telefoontje binnen de 30 seconden wordt beant-
woord. Men weet met wie men spreekt en krijgt een
duidelijk antwoord. Men engageert zich ertoe dat een
36
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
schriftelijk verzoek binnen de 10 dagen wordt beant-
woord. Hoeveel keer gebeurt het bij ons niet dat een
rechtsonderhorige gewoon geen antwoord krijgt op zijn
brief aan een rechtbank ? Dit is niet langer aanvaardbaar.
Mijnheer de minister, de VU&ID heeft uw steun op prijs
gesteld aan het wetsvoorstel-Bourgeois inzake de invoe-
ring van het gebruik van moderne communicatiemidde-
len. Dit was een grote stap voorwaarts.
Mijnheer de minister, ik herhaal dat de nodige concrete
initiatieven ontbreken om de rechtsgang te versnellen.
Het deel 10.2 is veel te vaag. De VU&ID pleit resoluut
voor een inleidingskamer, de onmiddellijke bepaling van
conclusietermijnen en de pleitdatum, een actieve rol van
de rechter en een verplichte bemiddelende rol van de
rechter. Wij waarschuwen voor het al te veel uitbesteden
van de overheidstaken om recht te spreken aan bemid-
delaars allerhande zoals bepaald in punt 10.3. Naar
Nederlands voorbeeld moet de rechter zelf een actieve
bemiddelende rol spelen. In punt 11 eist u meer waar-
borgen inzake de kwaliteit van de gerechtsdeskundigen.
We steunen dit goede voornemen. Uw keuzes zijn echter
niet gedurfd genoeg. De Volksunie&ID is voorstander van
de oprichting van een instituut voor gerechtsdeskundigen
met een strikte deontologie, kwaliteits- en prijsbewaking
en een verplichte opleiding. Mijnheer de minister, als ik
me niet vergis onderschrijft u onze kritiek op de wet van
17
februari
1997
op
de
griffiers
en
de
parket-
secretarissen. We hebben deze wet bevochten en pro-
beren bij te sturen.
We missen hier ook een duidelijke visie. De 19de eeuwse
taak en functie van de griffier moet op de drempel van de
21ste eeuw resoluut gemoderniseerd worden. De tijd van
de met ganzenveer notulerende griffier moet definitief
voorbij zijn. De tijd dat de griffier eerst met de hand en
later met de schrijfmachine een project van vonnis over-
schreef of tikte, zou nu voltooid verleden tijd moeten zijn.
Toch is dit vandaag nog steeds niet het geval. De griffier
moet de referendaris worden, hij ondersteunt het rech-
terlijk beleid, hij wordt een vonnisvoorbereider en een
documentalist.
Mijnheer de minister, wij ondersteunen de drie pijlers van
uw plan, namelijk preventie, repressie en nazorg. In het
kader van de discussie die is ontstaan, zijn wij blij dat er
meer nadruk is gelegd op de preventie. In het luik van uw
plan dat de preventieve maatregelen behandelt, zitten
echter heel wat aangelegenheden die behoren tot de
bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen.
Mijnheer de minister, u weet dat.
Ik citeer enkele voorbeelden. Op bladzijde 22 van uw
plan zegt u dat er investeringen moeten gedaan worden
in schoolgebouwen van buurten met moeilijkheden. U
doet een suggestie inzake de opleiding van de leraren en
onderwijzers over een aantal taken die zij aan hun
leerlingen moeten overbrengen. U pleit voor stads-
hernieuwing en maatregelen die daarbij moeten geno-
men worden. Mijnheer de minister, het is duidelijk dat al
die zaken behoren tot de bevoegdheden van de gewes-
ten en gemeenschappen.
Op het niveau van gewesten en gemeenschappen zijn er
klachten dat er bij de voorbereiding en het tot stand
komen van uw plan te weinig overleg is geweest. Mijn-
heer de minister, ik wil u aanraden - en het is nog niet te
laat - dat u wat de uitvoering van uw plan betreft, zo
spoedig mogelijk en op een open wijze een diepgaand
overleg zou plegen met de gewesten. Dit overleg moet
niet gebeuren via kabinetswerkgroepen, maar u moet
een forum van overleg cree¨ren tussen u en de gewesten
en gemeenschappen. Er moet zo snel mogelijk een
globaal en diepgaand debat tot stand komen over de
maatregelen in uw plan die op het niveau van gewesten
en gemeenschappen moeten uitgevoerd worden.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit af met
de bedenking dat de uitvoering van het veiligheids- en
detentieplan niet mogelijk zal zijn als u geen goed
magistraten- en politiekorps aan uw zijde zult hebben.
Aan de politiehervorming wordt hier te weinig aandacht
besteed.
Ik wil nog even stilstaan bij de magistraten en de Hoge
Raad voor Justitie die vanaf augustus 2000 in werking zal
treden. De Hoge Raad voor Justitie is een instelling die
wij altijd ondersteund hebben omdat hij moet leiden tot
een objectivering van de benoemingen en de bevorde-
ringen van de magistraten. Mijnheer de minister, uw
Hoge Raad voor Justitie is echter niet onder een goed
gesternte kunnen starten. De ondervoorzitster van het
Bureau sprak vanmiddag op de radio over het profiel dat
men heeft moeten uitwerken in verband met de korps-
oversten en magistraten. Zij zei dat zij op drie tot vier
maanden een profiel hebben moeten uitwerken voor 20
tot 22 functies. In het buitenland en in de ons omringende
landen werkt men twee tot drie jaar aan profielen voor
twee of drie functies. De manier waarop de Hoge Raad
voor Justitie thans moet starten, is een gemiste kans om
de verwachtingen in te lossen die door de Hoge Raad
voor Justitie werden gecree¨erd.
Eigenlijk hebben we immers in onze rechtbanken niet
me´e´r magistraten nodig, zoals we dikwijls horen beplei-
ten, maar wel goede magistraten die juridisch worden
bijgestaan door referendarissen en griffiers. Vandaar dat
ik er bij u op aandring, mijnheer de minister, om daaraan
de nodige aandacht te besteden en de Hoge Raad voor
de Justitie alle mogelijke middelen te verstrekken, zodat
hij zijn werk optimaal kan uitvoeren.
Ik kom tot slot tot mijn opmerkingen over de politie-
hervorming. Mijnheer de minister, hoewel wij nog steeds
achter het Octopus-akkoord staan met de organisatie
HA 50
PLEN 065
37
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karel Van Hoorebeke
van een gei¨ntegreerde politie op twee niveaus, zijn wij
niet gelukkig over de concrete invulling ervan. Er is
duidelijk een gebrek aan overleg, en dan bedoel ik niet
het overleg met de vakbonden, maar overleg met de
steden en de gemeenten, kortom met alle mogelijke
actoren die de politiehervorming moeten dragen, wil ze
slagen.
Mijnheer de minister, ik waarschuw voor het gevaar dat
de lokale politie uiteindelijk bevoogd wordt door de
federale politie. Misschien kunt u zich daarover even
bezinnen, collega Erdman. Ik geef u het voorbeeld
waarop een politieman mij attent heeft gemaakt. Beeld u
in dat de lokale politie kennis krijgt van een bepaald feit
waarvoor een onderzoek wordt ingesteld. Zij stelt vast
dat het onderzoek een ruimere dimensie moet krijgen en
moet dus haar informatie halen bij de federale politie.
Ook voor ondersteuning heeft zij de federale politie
nodig. Welnu, de vrees bestaat dat de federale politie
uiteindelijk het onderzoek overneemt. De lokale politie
die eenmaal, tweemaal, driemaal een onderzoek uit
handen moet geven, omdat zij informatie en of onder-
steuning aan de federale politie heeft gevraagd, zal dat
geen vierde maal doen. Dan zal de scheiding tussen de
gerechtelijke politie, de BOB en de lokale politie, die er
vandaag nog is, wel ongedaan zijn gemaakt, maar dan
zal er een nieuwe scheiding worden gecree¨erd, en wel
tussen de lokale en de federale politie.
Mijnheer de minister, ik formuleer deze vrees niet vanuit
een of ander doemdenken, maar vanuit mijn bezorgdheid
om een goede werking van de politie na de hervormingen
die wij allemaal met het Octopus-akkoord voor ogen
hadden.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer Van Hoorebeke, u
was zo vriendelijk mij duidelijk te maken wat de politie-
hervorming eigenlijk allemaal inhoudt. Ik herinner mij
zeer goed dat de problematiek die u nu schetst, reeds op
tafel kwam toen wij samen zaten om het Octopus-
akkoord uit te werken. Er werd trouwens een antwoord
geformuleerd in het akkoord zelf en in de praktische
uitwerking ervan. Dat er in de loop van de uitvoering op
het terrein nog problemen zullen rijzen, dat wisten wij
toen ook. Men kan toch niet alles wat voorheen is
afgesproken, ondermijnen door te beweren dat het on-
werkbaar is. Vergeet het akkoord dan. Dan hadden wij
het niet moeten sluiten. Mijnheer Van Hoorebeke, wij
hebben de overeenkomst ondertekend wetende dat het
in de praktijk zou moeten worden getoetst en dat het
haaks stond op vastgeankerde visies op het terrein.
Laten we de betrokkenen de kans geven om het uit te
werken. Ik stel vast dat er vandaag testen hebben plaats
gevonden. Zeer recent hebben we vastgesteld - ik richt
mij in het bijzonder tot de burgemeester van Brussel - dat
de samenwerking op het terrein mogelijk is en zelfs zeer
goed werkt. Bepaalde fouten kunnen in de toekomst nog
gecorrigeerd worden.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer Erd-
man, wij zitten op dezelfde golflengte. Zoals ik heb
gezegd, doe ik niet aan doemdenken over de uitvoering
van de politiehervorming. Ik vraag alleen dat alle facetten
van het raamakkoord, het Octopus-akkoord, goed uit-
voerbaar zouden zijn. In tegenstelling tot wat minister
Duquesne laat uitschijnen, behoor ik niet tot de groep die
de politiehervorming wil zien mislukken.
Nochtans wil ik hier even verwijzen naar de burgemees-
ter van Leuven, het grote orakel dat telkens herhaalt dat
de politiehervorming niet goed is. Ik zeg dat niet, ook
vandaag niet. De heer Tobback, een groot en wijs man,
houdt niet van de emocratie, maar wel van slogans. Hij
zegt dat het geen goed plan is, maar dat het politieke
zelfmoord is wanneer we er niet mee doorgaan.
Ik ga niet zo ver, maar wil waarschuwen voor een aantal
onvolkomenheden. Daarvoor moeten we aandacht heb-
ben en onze bezorgdheid tonen. Deze onvolkomenhe-
den zullen we waarschijnlijk moeten wegwerken op het
terrein. Verder wil ik niet gaan. Ik vind het echter te
gemakkelijk te denken dat alles nu perfect zou zijn
dankzij dit raamakkoord, en dat verwijt ik minister Duque-
sne. Ik betreur het dat we hierover geen parlementair
overleg en geen parlementaire medewerking meer kun-
nen hebben.
Mijnheer de minister, collega's, dit plan heeft grote ver-
diensten. Ik heb ze onderstreept, maar het plan mist op
dit ogenblik duidelijkheid, onder meer op het vlak van de
prioriteiten, van de middelen en van de wegwerking van
de gerechtelijke achterstand. Dit zijn de redenen waarom
de VU&ID-fractie dit plan niet kan goedkeuren.
De voorzitter : De heer Van Hoorebeke is precies dertig
minuten aan het woord geweest. Het woord is nu aan de
heer Coveliers, en dat schijnt de Kamer te verheugen.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het verbaast mij wat er
allemaal naar aanleiding van de bespreking van het
veiligheids- en detentieplan ter sprake komt. Door de
meeste sprekers werd een aantal interessante sugges-
ties gedaan. Volgens mij zijn een aantal zaken een beetje
bij de haren getrokken, maar dat is in een democratie een
recht.
Ik probeer mij te beperken tot de essentie. Het betoog
van de heer Laeremans had inderdaad weinig inhoud. Ik
wil het dus kort houden, want er bestaat een oud Vlaams
spreekwoord dat luidt als volgt : goede wijn behoeft geen
krans. Collega's, uw reactie hierop had ik verwacht en
verbaast mij dus niet.
Omwille van de kritiek op dit plan, heb ik het vergeleken
met wat er gebeurt in het buitenland. Ik stel vast dat men
in de meeste landen probeert een criminaliteitsbeleid te
voeren zonder een gei¨ntegreerd plan. Dat is dus moge-
38
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hugo Coveliers
lijk. Daarover ging de discussie niet, en wil ze ook niet
voeren, want ik denk dat een plan nodig is. In sommige
landen werden echter een aantal valabele elementen
naar voren gebracht. Zo heeft men in Frankrijk gezegd
dat een dergelijk beleid via lokale initiatieven moet wor-
den gevoerd.
Daarover gaat de discussie echter niet. Niemand blijkt de
noodzaak van een dergelijk plan te betwisten.
Men kan een vergelijking maken met de landen waar
deze plannen vrij goed werden opgesteld, zoals in Ne-
derland en het Verenigd Koninkrijk. Nederland heeft een
Integraal Veiligheidsplan, het IVP. Groot-Brittannie¨ heeft
het Crime Reduction Program.
Het verdienstelijke aan dit plan is niet alleen dat werd
aangekondigd dat een plan zou worden opgesteld. Hier-
mee maken wij duidelijk te opteren voor een planmatige
beheersing van de problematiek. Bovendien werd het
ook op deelgebieden toegepast.
Ik herinner mij een naar mijn aanvoelen vrij degelijk plan
dat door de vorige regering naar voren werd gebracht,
met name het Actieplan tegen de Georganiseerde Crimi-
naliteit. Dat was een goed en degelijk plan. Toch heeft dit
plan nooit tot voldoende succes geleid omdat precies dat
element ontbrak dat in deze plannen wel aan bod komt,
met name de gei¨ntegreerde aanpak. In een democratie
moet de overheid haar burgers veiligheid garanderen en
tegelijkertijd weten dat zij niet de absolute vrijheid kan
garanderen. Zij moet hier de tussenweg zoeken, met
name het afnemen van een gedeelte van de vrijheid. Men
neemt evenwel niet alleen vrijheid af van criminelen of
normovertreders, maar ook van de normbewuste burger.
Hier moet dus een evenwicht worden gezocht, zo niet
evolueren wij naar een politiestaat waar alles in strikte
banen wordt geleid en waar het misschien voor enkele
slaafse volgelingen prettig is om leven, maar niet voor
mensen die de vrijheid liefhebben en ook nog creatief
willen zijn en proberen in een vrije maatschappij te leven.
Men moet dus als het ware proberen een evenwicht te
bereiken.
Daarvoor
is
precies
een
gei¨ntegreerd
veiligheidsplan nodig. Daarom is het nodig om na te gaan
waarom er normovertreders zijn, waarom in een maat-
schappij een aantal mensen heel hun leven normen
zullen volgen, en ook creatieve, vrijheidlievende en nor-
male mensen zijn, en anderen die ze overtreden, maar
die daarom niet per definitie op alle vlakken slecht zijn. Ik
ken mensen die op bepaalde vlakken normen overtre-
den, maar die naar mijn aanvoelen veel beter zijn dan
anderen die de normen naleven. Trouwens, de crimino-
logie houdt zich reeds eeuwenlang met die vraag bezig.
Die vraag wordt ook gesteld in een integrale benadering.
Wat moeten wij doen opdat wij die repressie zo weinig
mogelijk nodig zouden hebben ? Wat moeten wij doen
om te beletten dat wij van de mensen vrijheid moeten
afnemen door ze in de gevangenis te stoppen of dat wij
een deel van hun vermogen moeten afnemen door ze
geldboetes op te leggen, in zoverre dat vermogen door
de belastingen nog niet is weggenomen ? Welnu, dat zijn
precies de vragen die in een gei¨ntegreerd veiligheidsplan
worden gesteld. Ik betreur ook dat door de omstandig-
heden van dit land de preventie hier wordt gescheiden
van het overige en maar voor een beperkt gedeelte
federaal is gehouden. Daarmee moeten wij echter leven.
Het is juist - dat steun ik - dat met de gemeenschappen
en de gewesten moet worden onderhandeld om iets te
doen aan de problematiek van preventie.
De belangrijkste preventie is natuurlijk de verinnerlijking
van de normen, het aanvaarden van de normen. Het
aanvaarden van de normen zal maar gebeuren, ten
eerste, wanneer wij normen maken - dit is ons aller
verantwoordelijkheid - die door zoveel mogelijk mensen
worden aanvaard en, ten tweede, als wij die aanvaarding
ook zullen afdwingen. Daar rijst de problematiek van
allochtonen die vaak deelnemen aan criminele daden.
Deze stelling moet ik evenwel onmiddellijk relativeren.
Belgen nemen ook zeer veel deel aan de criminaliteit in
het buitenland. Men kan er geen veralgemenende trend
uit afleiden. Men kan alleen zeggen dat blijkbaar in een
kleinere gemeenschap normen beter worden aanvaard
dan wanneer men die landen verlaat. Dat is trouwens
nog gebleken naar aanleiding van de evenementen rond
Euro 2000. Sommigen aanvaarden blijkbaar moeilijker
normen als zij zich in het buitenland bevinden.
Dat is precies e´e´n van de belangrijke aspecten van het
plan dat door de minister van Justitie wordt voorgesteld,
namelijk de integrale aanpak. Men bedoelt daarmee dat
veiligheid, dus geluk, voor de burger niet alleen een zaak
is voor Justitie, niet alleen een zaak is van repressie,
zeker niet alleen een zaak is van bestraffen, maar wel
een zaak van algemeen beleid, van algemene perceptie,
van de algemene houding, aangenomen door een ge-
meenschap. Dit is een van de belangrijke elementen die
in het concept van dit plan naar voren komt.
Ten tweede, er werden hier een aantal opmerkingen
gemaakt, deelopmerkingen, waarvan ik er sommigen kan
bijtreden, bijvoorbeeld aangaande de hele problematiek
van het Nationaal Instituut voor de Veiligheid en het
Nationaal Instituut voor de Criminalistiek. Daarbij wordt
verwezen naar de DNA-problematiek. Ik daag iedereen
uit om de wet, zoals die begin 1999, geloof ik, is
goedgekeurd, ook uit te voeren. Deze wet is in haar
huidige vorm onuitvoerbaar. Ik daag iedereen uit mij te
bewijzen dat, wanneer men aan dezelfde instelling, meer
bepaald het Nationaal Instituut voor de Criminologie en
de Criminalistiek, de mogelijkheid geeft expertises uit te
voeren en haar tegelijkertijd de bewaking toevertrouwd
van de databanken, en dus tot controleur aanstelt van de
kwaliteit van de eigen expertises, dit kan worden gerea-
liseerd.
HA 50
PLEN 065
39
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hugo Coveliers
Het is reeds bewezen dat dit problemen oplevert. Ik
verwijs naar een recente, nogal zware fout, niet gemaakt
door Nationale Instituut, maar wel door instituten die
beide zaken combineren.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Ik begrijp natuurlijk de
redenering van collega Coveliers, maar volgens de visie
in de wet - die trouwens ook door de VLD, in maart 1999,
is goedgekeurd; in de Kamer bestond daarvoor een
brede meerderheid voor, er was daarover geen discus-
sie - werden inderdaad e´n het element onderzoek, of het
element experimenteren, e´n het element databeheer
samengebracht in het Nationaal Instituut van de Crimi-
nologie en de Criminalistiek. In de wet is trouwens
uitdrukkelijk voorzien dat de onderzoeksrechters aan
experten van het Nationaal Instituut opdrachten kunnen
geven om de experimenten en de vaststellingen te
vergelijken met de gegevens van de databank.
Om aan de kritiek van collega Coveliers tegemoet te
komen volstaat het - en u kent het beter dan ik, collega
Coveliers - om naar het Britse voorbeeld te kijken. Daar
bestaat binnen hetzelfde instituut zowel een structuur of
een sectie die zich bezighoudt met onderzoek en expe-
rimenten, als een sectie die zich bezighoudt met het
databeheer. Het volstaat dus binnen de nationale instel-
ling, in dit geval het Nationaal Instituut, in twee structuren
te voorzien, waarvan de experten van elkaar kunnen
worden onderscheiden en waardoor u de nodige onaf-
hankelijkheid bekomt. Zo wordt voorkomen dat wanneer
de taak aan anderen wordt toevertrouwd, een probleem
van onafhankelijkheid en een gebrek aan neutraliteit
wordt gecree¨erd. Ik begrijp uw zorg, maar hieraan kan
perfect worden tegemoetgekomen door dat Nationaal
Instituut zo te organiseren dat er twee zuilen ontstaan;
aan de ene kant e´e´n die zich bezighoudt met onderzoek
en experimenteren, en aan de andere kant e´e´n die zich
bezighoudt met het beheer van de databanken. Wanneer
experten geen gelegenheid hebben om actief weten-
schappelijk onderzoek te doen, kunnen zij ook niet
worden gemobiliseerd. Het probleem dat u stelt kan op
deze wijze worden opgelost.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Ik ben bijzonder ver-
heugd met uw reactie. Zij toont aan dat de huidige wet
dient te worden gewijzigd, in die zin dat er een duidelijke
scheiding moet komen tussen beide taken. Ik ben ervan
overtuigd dat dit beter zou gebeuren buiten het Instituut,
in die zin dat e´e´n instituut zich bezighoudt met norm-
bewaking en databeheersing, en dat er anderzijds geac-
crediteerde en onafhankelijke bureaus - waarvan ik de
namen nu niet ga noemen, want ik wens er geen reclame
voor te maken - worden aangesteld, die werken met
geaccrediteerde experten, zodat er degelijk werk kan
worden verricht.
Men kan die bureaus aanstellen om ervoor te zorgen dat
de experts geaccrediteerd zijn en dus ook degelijk werk
verrichten.
Wat de tweede opmerking over de spijtoptanten betreft,
meen ik dat dit terecht is. Men heeft al jarenlang gewacht.
Ik meen dat professor Straes uit Gent de opdracht heeft
gekregen om dit te doen. We moeten echter eens
nagaan of dit nog wel zinvol is. Ik stel vast dat men
hiervan in een aantal landen waar men deze methode
heeft toegepast, bijvoorbeeld in Italie¨, terugkomt. Men
zegt dat in het systeem van de pentiti een groot risico
schuilt omdat de georganiseerde misdaad er reeds op
inspeelt. Ze sturen pentiti die bepaalde magistraten en
onderzoekers in een slecht daglicht stellen. Louter door
het feit dat dit wordt gezegd en dat het door pers wordt
verspreid, krijgt men een nefaste invloed. U weet dat ik
een voorstander ben van de speciale politietechnieken
als ze degelijk gecontroleerd worden en wettelijk bepaald
zijn en er ook rechterlijke controle mogelijk is. Ik denk
echter dat we ervoor moeten zorgen dat we de juiste
technieken toepassen en niet de fouten overnemen van
degenen die de technieken reeds voor ons hebben
beproefd.
Men vroeg ook naar de prioriteiten. Ik meen dat ze
duidelijk bepaald zijn in deze tekst. Men noemt ze hier
wel
programma's
en
geen
prioriteiten.
Naast
de
veiligheidsketen, waarvan de erkenning een belangrijke
politieke optie vormt, wordt ook ingegaan op een aantal
actiemiddelen. Als ik de uiteenzettingen beluister, meen
ik dat juist daarover verwarring is ontstaan. Men verwart
programma's met actiepunten. De programma's hadden
eventueel ook prioriteiten kunnen heten aangezien de
beide begrippen elkaar dekken. De actiemiddelen betref-
fen echter juist de hervorming van de politie en het
gerecht. Als ik de discussie zou willen rekken, zou ik hier
nog een boom kunnen opzetten over het feit dat men nog
altijd niets heeft gedaan aan het systeem van de onder-
zoeksrechter. Ik blijf erbij dat men dit systeem vroeg of
laat - en liever vroeg dan laat - zal moeten veranderen.
Wellicht hoor ik op dat punt bij de minderheid in deze
Kamer. Het systeem van de onderzoeksrechter in met de
moderne vormen van criminaliteit niet houdbaar. De
manier waarop wij de politie hervormen en de bevoegd-
heid om de politie op gerechtelijk vlak te sturen in grote
mate bij het openbaar ministerie leggen terwijl de admi-
nistratieve bevoegdheid naar de politieraad en burge-
meesters gaat, bewijst dat het systeem van de onder-
zoeksrechter past bij de oude manier van vervolgen voor
strafbare feiten die gemakkelijk te overzien zijn. Waar er
echter een belangrijke samenwerking met de politiedien-
sten nodig is, is dit systeem niet meer mogelijk.
Mijn betoog is uiteraard onvolledig aangezien ik meen
dat het hier niet de plaats is om het hele veiligheidsplan
te belichten. De minister heeft dat in de commissie
gedaan en de verslaggever heeft hierover een heel
degelijk verslag uitgebracht. Ik wil echter nog even de
nadruk leggen op het feit dat er ook een onderdeel
detentieplan in dit veiligheidsplan staat. In zijn toespraak
40
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hugo Coveliers
heeft de heer Laeremans daarop a contrario gewezen.
Een maatschappij moet er natuurlijk voor zorgen dat er
zo weinig mogelijk normovertredingen zijn en dat ze de
daders van de normovertreding die de overlast veroor-
zaken kan vatten, wie dat ook mogen zijn naargelang de
vorm van criminaliteit. De maatschappij moet geen strijd
voeren tegen de verschillende vormen van criminaliteit
maar ze beheersen. Een maatschappij is echter slechts
humaan als ze aantoont dat ze in haar strafbeleid de
herstelfunctie als de belangrijkste functie beschouwt. Met
betrekking tot de drie elementen die een sanctie vormen,
namelijk het vergeldende aspect - eigenlijk dus het
middeleeuwse -, het beveiligende aspect en de herstel-
functie, meen ik dat het Churchill was die zei dat hoe
groter de herstelfunctie was, hoe humaner de maat-
schappij. Ik ben ervan overtuigd dat voor sommigen het
vergeldende aspect groter zal zijn en dat voor anderen
de bescherming van de maatschappij primeert. Het moet
echter onze bedoeling zijn om de herstelfunctie de be-
langrijkste plaats te geven in het systeem. Dat bepaalt
immers uiteindelijk het overleven van de maatschappij.
Het gaat dan om het herstel van de schade die is
aangericht maar indien mogelijk ook om het herstel van
de dader.
Dat komt duidelijk tot uiting in de schakering die in de
straffen wordt ingebracht.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer Coveliers, u
zegt zinnige dingen. Uw uiteenzetting heeft zelfs een vrij
hoog academisch gehalte. Ik merk echter een groot
verschil tussen uw academische benadering hier en de
prominente rol die u in twee artikels in de Antwerpse
regionale pers van de voorbije week speelde. U komt
daarin op voor het zero-tolerantiebeleid. U hebt de Lo-
kerse burgemeester naar Antwerpen gehaald om de
zero-tolerantie aan te prijzen. U hebt ook een aantal
krachtige uitspraken gedaan om meer repressief op te
treden tegen het wangedrag van sommige allochtone
jongeren in de stad.
Er zijn blijkbaar twee verschillende persoonlijkheden in u
aanwezig, mijnheer Coveliers. Kunt u mij het onder-
scheid duidelijk maken ?
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer Van Peel, ik
heb een nageslacht waardoor officieel drie mensen mijn
naam dragen. Ik ben blij dat u deze vraag stelt.
Wij hebben inderdaad de burgemeester van Lokeren, de
heer Antheunis, naar Antwerpen uitgenodigd. Wij hadden
ook de burgemeester van New York kunnen vragen maar
een vertaling is nogal duur. De normovertredingen van de
inwoners - en ik maak geen onderscheid tussen de
inwoners - in bepaalde wijken van een stad zoals Ant-
werpen is zo sterk dat men in een aantal wijken op vraag
van de inwoners een nultolerantie zal moeten bepalen.
U verwijst naar een vergadering die wij in de Carnotstraat
hebben gehouden. Daar heeft men inderdaad gezegd
dat er een groot aantal problemen zijn. Men heeft onder
meer problemen met de netheid omdat sommige mensen
alles op straat gooien. Men bedoelt hiermee eigenlijk dat
het belangrijk is om daaraan iets te doen. Men heeft
bijvoorbeeld ook problemen met fout parkeren. Het kan
toch niet dat iedereen op een mooi, net aangelegd plein
parkeert. Dat is de vorm van nultolerantie die wordt
bedoeld en niet de flauwekul die daarover door sommi-
gen wordt verkondigt. Nuloverlast houdt in dat er met de
problemen van die bewoners rekening wordt gehouden.
Als er auto-inbraken zijn moet men zoveel mogelijk
politiecapaciteit inzetten om dit probleem te verhelpen.
Mijnheer Van Peel, mijn opmerking over de problematiek
tijdens de vakanties kent u misschien beter dan ik. Heel
wat collectieve voorzieningen in Antwerpen worden ge-
terroriseerd - en ik zal opnieuw geen onderscheid in
nationaliteit maken - ook soms door leden van het
Vlaams Blok. Wanneer de leefkwaliteit van de inwoners
en vooral van de jongeren in een dergelijke mate wordt
aangetast en beperkt, moet men de aandacht van de
speelpleinwachters en straathoekwerkers op deze pro-
blematiek toespitsen. Men moet tegen deze delinquentie
optreden. Ik wil de jonge mensen die terzake worden
gevat niet noodzakelijk in de gevangenis zetten. Zij
kunnen bijvoorbeeld in een vorm van vakantieklassen
terechtkomen.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Coveliers, het is een boeiend debat.
Het moet mogelijk zijn om een debat te voeren en na te
denken over het nultolerantiebegrip, zonder een bepaald
etiket opgeplakt te krijgen.
Mijnheer Van Peel, ik lees ook in kranten - weliswaar
Gentse kranten - dat de heer Van Parys op een bepaald
ogenblik in een debat voor nultolerantie in bepaalde
wijken pleit. Dit lijkt mij niet zo vreemd. Ik denk dat wij
daarover inderdaad moeten nadenken en kijken op welke
manier wij in bepaalde probleembuurten de wrevel-
punten zo snel mogelijk kunnen wegwerken.
Dit wou ik even aan het debat toevoegen zonder een
bepaald kamp te kiezen. Dat is niet de juiste manier om
een discussie over dergelijke belangrijke onderwerpen te
voeren.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Ik heb met de laatste
uitspraken van de heer Coveliers inhoudelijk geen pro-
bleem, integendeel. Mijnheer Van Hoorebeke, wij pleiten
ook voor omschreven problemen, in omschreven wijken
en voor een omschreven tijd voor een nultolerantiebeleid,
wat een zeer goede maatregel kan zijn.
Mijn probleem is alleen dat ik in het huidige veiligheids-
plan geen enkele aanzet terugvindt om dit beleid ook
door te voeren in de praktijk. Uiteraard heeft dit te maken
HA 50
PLEN 065
41
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
met het feit dat u en uw fractie - net als wij trouwens - het
met een dergelijke aanpak eens zijn maar we weten ook
dat er op de banken van de groenen en sommige
socialisten andere ideee¨n leven.
Mijnheer Coveliers, hoewel wij het inhoudelijk eens zijn
zie ik niet goed in hoe uw federaal veiligheidsplan - gelet
op de toegevingen die u hebt moeten doen in uw
meerderheid - de ruimte biedt voor dit beleid.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Ik zou graag
even willen reageren op een aantal punten.
U hebt het gehad over leden van het Vlaams Blok die in
Antwerpen bepaalde dingen hebben uitgehaald. Ik zal dit
maar toeschrijven aan de onbesuisdheid van het moment
want het is een compleet ongefundeerde uitlating.
Wat u zegt over nultolerantie is natuurlijk achterhaald
aangezien in het veiligheidsplan nog alleen sprake is
over normstellend optreden. In verband met het terrori-
seren van vakantiepleinen, speelpleinen, zwembaden en
dergelijke meer door voornamelijk allochtone jongeren
zegt u dat vakantieklassen misschien wel een goed idee
zouden zijn. Ik zou u toch even willen herinneren aan het
feit dat het Antwerpse stadsbestuur, bij monde van Leona
Detie`ge en daarin gevolgd door het Antwerpse parket,
gesmeekt heeft om jeugdgevangenissen of jeugddelin-
quentiecentra waarin jongeren voor langere tijd kunnen
worden vastgezet. Precies op dit vlak wordt in dit
veiligheidsplan geen enkel perspectief geboden. Wat
vindt u daarvan als Antwerpenaar ? Vindt u dat daar wel
een dergelijke instelling moet komen ?
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Op die manier zal ik
natuurlijk mijn spreektijd overschrijden, maar ik ben gis-
teren voor de eerste keer in mijn leven in het Koning
Boudewijnstadion geweest en daar overschreed men de
tijd ook. Trouwens, het is daar trouwens op een anticli-
max gee¨indigd.
Mijnheer Laeremans, uw bewering is onjuist. In het plan
staat zeer duidelijk dat dit federale veiligheidsplan moet
worden aangevuld met regionale veiligheidsplannen. Ei-
genlijk geeft men hiermee te kennen dat ook de Vlaamse
en de Waalse regering een dergelijk plan zouden moeten
opstellen.
In het lokale Antwerpse veiligheidsplan werd onder meer
deze terminologie gebruikt. Er staat in dat plan nergens
te lezen dat de nuloverlast niet mag worden toegepast,
integendeel. Het normstellend optreden moet echter in-
houden dat men tot een specifieke nuloverlast komt.
Mijne heren, er wordt op dit ogenblik - zoals tijdens de
vorige regering - gewerkt aan de problematiek van het
jeugdstrafrecht. Tot voor kort had dit recht een louter
beschermende functie. Grote geleerden waarschuwen
ons voor deze beschermende functie. Zij wijzen erop dat
af en toe ook een bestraffende functie moet worden
ingebouwd. Als Leona Detie`ge heeft gesproken over
jeugdgevangenissen bedoelde zij dat minderjarigen ze-
ker niet in een gewone gevangenis mogen worden
gestopt. Dat is het probleem.
Het is natuurlijk juist dat de instellingen waar die jongeren
kunnen worden geplaatst op dit ogenblik quasi vol zitten
ten gevolge van die verschuiving in de vervolgings-
attitude. Dit is een probleem dat ook op Vlaams en Waals
niveau moet worden aangepakt. Men zal moeten uitma-
ken of er in die instellingen jongeren zitten die daar
eigenlijk niet thuis horen. Ik geef een voorbeeld. Een
jonge man of vrouw die drie of vier keer van huis
wegloopt, hoort volgens mij niet thuis in Mol of Ruiselede.
Dit gebeurt nu wel.
Er moet een studie worden uitgevoerd zodat we zicht
krijgen op de capaciteit. Als er te weinig plaatsen zijn,
moeten er inderdaad plaatsen bij komen.
Mijnheer De Man, de inrichting waarover ik het heb is een
gesloten inrichting. Ik meende dat u dit had begrepen
want als het gaat over
gesloten bent u altijd de eerste
om dat te begrijpen.
Mijnheer de minister, collega's, ik ben uiteraard onvolle-
dig geweest zoals een aantal mensen in hun kritiek
ongetwijfeld ook onvolledig zijn geweest. Het is volgens
mij positief - collega Van Hoorebeke heeft daar trouwens
op gewezen - dat dit plan bestaat. Ik ben er ook van
overtuigd dat we over dit plan oneindig veel discussies
kunnen voeren. We zouden nog een discussie kunnen
voeren - ik vrees echter dat de voorzitter dan kwaad zal
worden - over de ondergrens van het politiewerk. Waar
komt het sociaal werk ? Waar komt het private initiatief ?
Ik denk aan de wet op de prive´-detectives en de
beveiligingsfirma's.
Het lijkt mij belangrijk dat er nu een planmatige opvatting
bestaat. In het kader van dit plan kunnen we zorgen voor
meer veiligheid door een beheersing van de criminaliteit.
Ik heb hier, in deze Kamer, nog niet lang geleden
meegemaakt dat een aantal mensen meenden dat Euro
2000 iets zou worden. Er werd gesproken over inciden-
ten zus en incidenten zo. Als men dat bekijkt en nuchter
evalueert, denk ik dat dit vrij goed werd opgelost en dat er
vrij goed werd opgetreden. Ik denk dus ook dat de kritiek
die er nu op dit plan komt, voorbarig is en ten onrechte.
Zoals de Engelsen zeggen : the proof of the pudding is
the eating. Uit de toepassing van dit plan zal men volgens
mij leren dat deze planmatige aanpak tot zeer goede
resultaten leidt. Wij zijn dus zeer verheugd dit plan te
kunnen goedkeuren aan de hand van een motie. Deze
motie biedt degenen die kritiek hebben, ook uit de
meerderheid, op bepaalde aspecten van dit plan - dit is
logisch - de mogelijkheid deze motie te steunen en
meteen ook dit plan.
42
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Vincent Decroly (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, monsieur le ministre, mesdames, messieurs,
nous avons pu voir, ces dernie`res anne´es, que parfois la
puissance publique peut de´missionner de son ro^le de
garante de l'inte´re^t ge´ne´ral. Cela est vrai a` un point tel
que l'impression se de´veloppe au sein de la socie´te´ que
ce sont des logiques de marche´ qui dominent l'ensemble
de notre vie, logiques qui parfois se de´veloppent sur le
mode criminel et bafouent les valeurs les plus sacre´es de
notre socie´te´.
A ce de´sinvestissement de la puissance publique corres-
pond souvent un surinvestissement des dimensions les
plus spectaculaires, les plus matamoresques, de la poli-
tique de se´curite´. L'impression domine que l'Etat mine le
pouvoir bien plus qu'il ne l'exerce en re´alite´. Ses ressour-
ces sont prioritairement mises au service de la re´pres-
sion, qui s'ave`re finalement e^tre une re´pression de
vitrine, qui fait fle`che de tout bois contre les petits
de´linquants, mais semble tole´rante, voire laxiste, vis-
a`-vis des grandes organisations criminelles.
La focalisation sur ces cibles somme toute assez com-
modes que sont les petits de´linquants sert les objectifs
ide´ologiques de ceux qui ont renonce´ a` s'en assigner
d'autres, e´valuables par exemple en termes de se´curite´
par la solidarite´ et le bien-e^tre, en termes de recul re´el et
mesurable pour la criminalite´ organise´e ou encore en
termes d'avance´e de l'Etat de droit, qu'il s'agisse des
auteurs ou de leurs victimes.
Au-dela` de l'e´chec des re´ponses pe´nales et carce´rales a`
la de´linquance, d'autres facteurs engendrent aujourd'hui
un sentiment d'inse´curite´ au sein de la population. Parmi
ces facteurs, je voudrais citer la dualisation sociale et
e´conomique, en particulier celle qui continue a` se´vir sur
la base de discriminations de type raciste, l'insuffisance
ou la de´te´rioration des infrastructures publiques, de
l'environnement et du cadre de vie, la tendance de
certaines institutions, de certains services publics a` fonc-
tionner trop bureaucratiquement ou en circuit ferme´,
excluant le dialogue avec la population et sa participation
active aux de´cisions qui la concernent, ainsi que le
mauvais fonctionnement des institutions de police et de
justice sous l'angle de la prise en compte des victimes et
de l'accessibilite´ de tous a` ses services.
Monsieur le ministre, nous sommes d'accord avec l'ide´e
ne´cessaire et indispensable de rationaliser la gestion de
ces services publics judiciaires, policiers et parajudiciai-
res. Mais attention a` ne pas re´duire le citoyen a` un client
et la se´curite´ a` un produit qu'il faudrait que notre gouver-
nement lui vende a` tout prix.
Sur le plan de l'accessibilite´, le gouvernement doit explo-
rer les manie`res d'ame´liorer les me´canismes de l'aide
juridique, l'ancienne aide le´gale, et il doit, a` notre sens,
explorer les pistes d'ame´lioration du syste`me du pro deo
actuel et des modes de financement de l'aide juridique
par voie fiscale, au-dela` des deux pistes avance´es
jusqu'ici, deux pistes qui s'ave`rent finalement peu prati-
cables, en tout cas concre`tement et a` court terme. Je
parle de la mutualisation et de l'assurance protection
juridique ge´ne´ralise´e.
Nous saluons la volonte´ du gouvernement de prendre en
compte la violence au sein des familles. Notre colle`gue
Marie-The´re`se Coenen y reviendra plus en de´tail.
De me^me, sur le volet criminalite´ organise´e, qui sera
approfondi par M. Jean-Pierre Viseur, nous souhaitons a`
bref de´lai disposer d'un calendrier d'actions et de mesu-
res concre`tes dans diffe´rents domaines ou` aujourd'hui,
nous ne voyons venir que des plans pour l'e´tude, la
recherche, l'e´tablissement de profils en matie`re de crimi-
nalite´ organise´e. Ce sont des e´le´ments certes indispen-
sables, mais aussi des matie`res au-dela` desquelles il
faudra passer tre`s rapidement.
Nous sugge´rons qu'en matie`re de de´linquance juve´nile,
notre gouvernement, qui pre´pare des projets, ne perde
jamais de vue les acquis de la loi de 1965, en particulier
la notion de jeune en danger.
Il ne nous semble pas utile de recourir a` des re´ponses
sanctionnelles lorsque d'autres formes de re´action non
pe´nales se sont ave´re´es efficaces ou auraient pu s'ave´-
rer efficaces. Il nous semble que dans ce domaine
surtout, le cap des logiques e´ducatives et re´paratrices
doit e^tre garde´, plus la` qu'ailleurs car ces logiques
re´habilitent tant la victime que l'auteur.
Nous nous re´jouissons, et le colle`gue Viseur y reviendra,
des avance´es enregistre´es dans le domaine de la re´-
forme des polices au cours des derniers mois. Nous
soutenons la volonte´ gouvernementale de re´duire l'infla-
tion du droit pe´nal, et nous voudrions qu'une priorite´ soit
accorde´e en matie`re de lutte contre la de´linquance dite
urbaine, a` la perspective d'instaurer des peines alterna-
tives consacrant les travaux d'inte´re^ts ge´ne´ral comme
peine principale, et e´largissant les conditions d'acce`s au
sursis pour garantir une re´elle augmentation du rapport
entre les peines alternatives et l'ensemble des peines
prononce´es et exe´cute´es.
Nous pensons qu'il est utile de poursuivre la re´forme du
droit de la proce´dure pe´nale dans le sens amorce´, mais
vous l'avez dit a` l'e´poque, monsieur le ministre, par le
projet dit
petit Franchimont, et nous insistons sur cette
ide´e inte´ressante, audacieuse, lance´e par Charles Mi-
chel et Karine Lalieux de re´former le Code pe´nal et de le
faire non pas a` partir d'un point de vue donne´ de
l'exte´rieur par des experts charge´s d'une mission de
de´frichage - c'est une expe´rience qui a de´ja` e´te´ mene´e
mais qui s'est enlise´e -, mais en donnant a` ce parlement,
dans le contexte que nous connaissons, la possibilite´ de
HA 50
PLEN 065
43
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Vincent Decroly
proce´der lui-me^me a` ce premier de´frichage, quitte a` ce
que celui-ci serve de base a` un cahier de charges
commandite´ aupre`s d'experts charge´s de mettre tout
cela en musique techniquement.
Nous nous fe´licitons du contenu ambitieux et audacieux,
dans le contexte actuel, du volet politique pe´nitentiaire du
plan. Nous pensons qu'il y a la` une marque de courage
du gouvernement. Nous sommes contents que les tra-
vaux de la commission Dupont - la loi de principe qui est
pre´pare´e depuis plusieurs mois - puissent de´boucher
dans les prochains jours ou les prochaines semaines sur
un premier de´bat parlementaire.
Nous souhaitons qu'un droit de plainte pour les person-
nes de´tenues soit instaure´ aupre`s d'une institution ex-
terne a` l'administration des e´tablissements pe´nitentiaires
et nous voudrions que le tribunal d'application des peines
soit installe´ sous cette le´gislature.
Des e´le´ments de suggestion pour comple´ter le plan :
- les enjeux de la sante´ en prison deviennent des enjeux
centraux qui doivent e^tre e´tudie´s sans les re´duire a` la
douloureuse proble´matique des toxicomanies;
- la proble´matique du travail, de la formation et de la
re´insertion professionnelle apre`s la libe´ration doit e^tre
affronte´e de manie`re volontariste par le gouvernement
en collaboration avec les gouvernements fe´de´re´s;
- du point de vue des budgets affecte´s comme du point
de vue du calendrier suivi, nous souhaiterions que la
mise en oeuvre du plan dans ses divers aspects respecte
un e´quilibre juste entre, d'une part, ce qui rele`ve de la
de´linquance dite urbaine et ce qui rele`ve de la criminalite´
organise´e et de la criminalite´ en col blanc et, d'autre part,
entre ce qui rele`ve de la pre´vention et ce qui rele`ve de la
re´pression et enfin entre les mesures destine´es aux
auteurs, et celles dont doivent encore be´ne´ficier les
victimes.
Mesdames, messieurs, monsieur le pre´sident, monsieur
le ministre, la motion que nous avons cosigne´e n'est pas
dans tous ses paragraphes empreinte du panache et de
la cre´ativite´ qu'on est en droit d'attendre des meilleures
e´quipes, mais a` notre avis, elle a au moins un me´rite,
celui de ne pas e^tre une motion pure et simple. Le terrain
est spongieux, humide et difficile, mais les joueurs l'af-
frontent pour y jouer leur ro^le et ne de´clarent pas forfait.
De heer Fred Erdman (SP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, op gevaar af beschuldigd
te worden van enig academisme, zou ik toch willen
onderstrepen dat wij hier een plan van de regering
bespreken en wil ik mij niet gaan vermeien met het
analyseren van bepaalde verkiezingsdocumenten van
andere partijen, zoals sommigen hier hebben willen
doen.
Mijnheer de minister, ik heb u al gezegd dat de titel van
het plan mij eigenlijk slecht gekozen lijkt en mij iets of wat
onwennig maakt. Aansluitend op mijn opmerking hebt u
trouwens terecht gewezen op het feit dat u zelf in uw
inleiding duidelijk hebt onderstreept dat het de bedoeling
is een keuze te maken in welke maatschappij wij willen
leven. Wanneer sommigen zich absoluut willen vastklam-
pen aan de terminologie van veiligheidsplan en detentie-
plan en er de connotatie van het repressieve absoluut
willen uit halen, vergissen zij zich. Het zou misschien
beter in het Frans hebben geklonken :
Au lieu de parler
d'un plan de se´curite´, il faudrait pluto^t parler d'une
socie´te´
se´curisante, ce qui aurait effectivement donne´
une plus juste tonalite´...
De beveiliging waarop men vandaag absoluut de nadruk
wil leggen, zou ik persoonlijk meer in verband willen
brengen met justitie in de essentie¨le zin van het woord,
namelijk recht hebben op een maatschappij waarin men
zich goed voelt. Naar mijn gevoel is heel de problematiek
die u vandaag in dit plan ontleedt, eigenlijk een probleem
van zekerheid. Ik koppel dit zelf aan sociale zekerheid,
waarbij aan iedereen de kans wordt geboden zich te
ontplooien in een maatschappij, zonder dat dit in welke
mate dan ook wordt afgeremd door wat collega Coveliers
zo graag de normenverstoorders noemt, en waardoor
dus de maatschappij wordt vervalst. Ik meen dat wij
inderdaad met de elementen die in dit plan zijn vervat
een antwoord bieden op hetgeen defaitistisch te veel,
ook in de maatschappij, naar voren wordt gebracht,
namelijk het onderstrepen van een zogenaamde on-
macht ten overstaan van krachten die wij niet beheersen.
Laten wij ons dan inderdaad hefbomen verschaffen om af
te geraken van die onmacht en om wat onze maatschap-
pij essentieel bedreigt, onder welke vorm en uit welke
hoek ook, daadwerkelijk te kunnen bestrijden.
Wij moeten dan inderdaad ook realistisch zijn. Ik beken
evenzeer schuld. Jaren hebben wij misschien iets of wat
miskend wat de feiten waren. Vandaag worden wij meer
dan ooit met onze neus op de feiten gedrukt, dag in dag
uit. Het is misschien niet meer het probleem van het
gevoel van onveiligheid; het is inderdaad meer en meer
de opsomming van feiten die moeilijk aanvaardbaar
wordt in een maatschappij waarin iedereen toch nog zijn
zekerheid wil krijgen. Maar, en dit mis ik enigszins in de
uitgetekende benadering, dan moeten wij ook de durf
hebben ootmoedig te bekennen dat wij zelf bepaalde
aspecten die contraproductief zijn in deze maatschappij,
stimuleren. Hoe men het ook draait of keert, het geweld
vandaag wordt gebanaliseerd en wordt gestimuleerd. Het
is vandaag nog altijd de sterke die als voorbeeld zal
dienen. Ook voor kleine kinderen zal in hun opvoeding
nog altijd de sterkte, de kracht en de macht die daaruit
voortvloeit, als voorbeeld worden gesteld.
44
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
Collega's, maak maar even de inventaris van de wijze
waarop we ons woordgebruik dagelijks aanpassen in het
kader van diezelfde maatschappij. In ons eigen woord-
gebruik zijn we blijkbaar niet bij machte om aan degenen
die wij leiding willen geven en aan wie wij voorbeelden
willen stellen, de juiste draagwijdte weer te geven en de
leidraden toe te lichten.
Last but not least, misschien ook gedwongen door de
situatie, aanvaarden we vandaag in deze maatschappij
een uitbreiding van een veiligheidsindustrie, die een
hypotheek legt op elke hervorming van de maatschappij
van morgen.
Vandaag bouwt niemand nog zonder - misschien nood-
gedwongen - dat hij in zijn project dergelijke veiligheids-
maatregelen heeft ingewerkt. Gelijktijdig wordt echter
een atmosfeer gecree¨erd die uzelf ontwapent ten over-
staan van de fenomenen die men wil bestrijden. Dit is
contraproductief in de eigen psychologische benadering
van diezelfde maatschappij die we wensen uit te bouwen.
Mijnheer de minister, men heeft erop gewezen dat de
teksten een evolutie hebben gekend. Eenieder en u in de
eerste plaats - ik verwijs naar de consultaties die u hebt
gehad en naar de opsomming die is gegeven in de
teksten - zullen toegeven dat er inderdaad grondige
wijzigingen zijn aangebracht. Als partij verheugt dit ons.
Het evenwicht in het drieluik dat de grondslag vormt van
dit plan, namelijk de preventie, de repressie en de
nazorg, is duidelijker gesteld en mooier afgebakend. In
het begin is er discussie geweest over de mate waarin de
openbare sector een afstand zou nemen van zijn eigen
verplichtingen
en
deze
zou
overlaten
aan
prive´-
initiatieven waarbij een ondermijning en mogelijk een
vermenging van belangen zou kunnen spelen. Daarin is
meer klaarheid gekomen.
Er zijn inderdaad twee luiken die nu afzonderlijk worden
behandeld omdat ze een bijzondere problematiek inhou-
den : de verkeersproblematiek, enerzijds en de drugs-
problematiek, anderzijds. U hebt er de snelle en humane
rechtsbedeling aan toegevoegd. Laat mij toe daarbij
vraagtekens te plaatsen voor de toekomst, maar wij
wensen u daarmee veel geluk.
Uw voorgangers hebben wij ook veel geluk gewenst. Wij
hebben ze zelfs gesteund. Telkens opnieuw komt dit
probleem terug in het kader van elke planmatige aanpak.
Daar kan men niet onderuit, zeker niet na de dramatische
situatie die we hebben gekend in augustus 1996 toen het
vertrouwen in het gerecht werd geschonden.
Ik blijf herhalen dat van de drie pijlers van de democratie,
het gerecht tot in augustus 1996 mogelijk nog een
bepaald vertrouwen bij de bevolking genoot. Die laatste
pijler, die misschien nog het draagvlak was van een
democratisch aanvoelen van de bevolking, werd toen
aangetast.
U en de opstellers van dit plan hebben dus gelijk om nu
meer dan ooit de nadruk te leggen op die snelle en
humane rechtsbedeling die een antwoord moet geven op
dat gevoel van wantrouwen dat toen is ontstaan.
Ik volg collega Coveliers wanneer hij zegt dat het precies
door de integraliteit van het plan is dat men bij de
uitvoering evenwichten zal moeten blijven behouden. Dat
is ook in de motie verwerkt.
Het is ook een integraal plan omdat er een wisselwerking
moet zijn tussen de verschillende aspecten. Het behan-
delen per fase of per thema is een onmogelijke opdracht
gebleken en is zeker geen wapen in de strijd die wij willen
leveren. Het is een plan dat, in onze constitutionele
constructie, een samenwerking vraagt met - in de eerste
plaats - de Gemeenschappen - en de Gewesten.
Dat is een zwakte en een sterkte. Het is een zwakte
omdat men onmiddellijk wordt geconfronteerd met een
discussie over bevoegdheden. Collega Van Parys was zo
vriendelijk mij in de commissie attent te maken op een
antwoord van mevrouw Vogels. Zij heeft gezegd dat de
Vlaamse regering niet tegen dit plan is, maar het niet kan
aanvaarden omdat er nog discussies zijn over bevoegd-
heden. Gisteren rees hetzelfde probleem, toen wij het
hadden over de strafrechtelijke bescherming van minder-
jarigen. Die vermenging en verspreiding van bevoegdhe-
den is dus een zwakte gezien de manier waarop de zaak
moet worden benaderd. Ik wil uiteraard aan die
bevoegdheidsverdeling niet raken.
Er is ook de financieringsproblematiek, die telkens op-
nieuw opduikt. Als wij met de Gemeenschappen zullen
moeten gaan praten over programma's die zij mogelijk
zullen moeten uitvoeren, en die een uitvloeisel zijn van
een plan dat op federaal vlak naar voren werd gebracht,
rijst telkens de vraag naar de financiering.
Een ander punt is de controle of de opvolging die de
Gemeenschappen en Gewesten in het kader van dit plan
moeten uitvoeren. U noemt dat beleidsafstemming, blijk-
baar een nieuw woord. De neologismen hebben tegen-
woordig veel succes. Voor deze samenwerking hebben
wij
een
constitutioneel
middel,
met
name
de
samenwerkingsakkoorden. Dat is onze sterkte. Rekening
houdend met kritieken op de democratische besluitvor-
ming in samenwerkingsakkoorden die telkens opnieuw
naar voren komen, doe ik een oproep om nieuwe
samenwerkingsakkoorden met het parlement te bespre-
ken. Zoals recent met betrekking tot het thema van de
minderjarigen het geval was, moeten wij de kans krijgen
om ze goed te keuren om daaruit de wederzijdse ver-
plichtingen te kunnen afleiden van het federale en het
Gemeenschaps- en Gewestniveau.
Ik ga niet in op de projecten. Collega Van Parys heeft
verwezen naar de terminologie babbelbox. Mevrouw
Milquet had het over de cataloog. Ik weet dat u een
HA 50
PLEN 065
45
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fred Erdman
bepaalde voorliefde voor opera hebt. In een bepaalde
zeer gekende opera is er een aria van de cataloog. Hier
gaat het over een cataloog van prestaties die werden
geleverd. Wij staan volkomen achter de prioriteiten die in
het regeerakkoord zijn vastgelegd en die u uitstippelt in
het veiligheidsplan. Afgezien van bepaalde missing links,
bijvoorbeeld naar de racismewetgeving of naar discrimi-
natie in het algemeen, rijst er echter een moeilijkheid.
Dat werd vandaag trouwens nog bevestigd door profes-
sor De Ruyver. Alle goede wil ten spijt, maar zonder
internationale samenwerking, uitwisseling en coo¨peratie
op het terrein, zal geen enkel van de uitgewerkte projec-
ten enig effect sorteren.
Denk maar aan de verklaringen van professor Brice De
Ruyver met betrekking tot de mensenhandel, onder de
titel
mensenhandelaars zitten nog voor jaren goed. Als
bovendien de landen die erbij betrokken zijn telkens
nationalistisch reageren, dan is er inderdaad een pro-
bleem, ondanks alle goede intenties op lokaal vlak en
ondanks alle ingezette middelen om de doelstellingen na
te streven die zijn opgenomen in de uitvoerings-
programma's.
Mijnheer de minister, de regering neemt een risico en wie
risico's neemt moet rekening houden met de eventuele
consequenties ervan. Wij, die het beleid van de regering
steunen, moeten ons goed bewust zijn van wat wij samen
beslissen en van de gevolgen ervan.
Thans moet worden overgegaan tot de concrete uitvoe-
ring van de projecten. Eigenaardig genoeg, mijnheer de
minister, wordt u de regisseur genoemd. Immers, ge-
woonlijk zijn het de acteurs die worden aangesproken
terwijl de regisseur in de coulissen verdwijnt hoewel hij
verantwoordelijk is voor de goede afloop. Hoe dan ook, u
bent de regisseur en, per programma, zult u vragen
moeten beantwoorden. Door sommigen werden reeds
vragen gesteld over engagementen en termijnen en
anderen haalden - hoe aberrant ook - cijfergegevens aan
om aan te dringen op een daling van de criminaliteit.
Vaak wordt daarbij vergeten dat cijfers inzake criminaliteit
in de eerste plaats worden bei¨nvloed door de pakkans-
situatie, door de uitbouw van de politiediensten, door de
mate waarin men bij machte is iets te ondernemen tegen
een bepaalde misdaad, en dergelijke. Maar ik wijk af van
de kern van de zaak.
Mijnheer de minister, ongetwijfeld zal worden nagegaan
in hoeverre uw projecten worden gerealiseerd. Dat
brengt mij tot de essentie van de zaak. Wij kunnen
academische gesprekken blijven voeren over een plan,
wij kunnen politieke gesprekken voeren over de prioriteit
van de projecten en over de prioriteit van de tegemoet-
komingen. Maar zo redeneert de burger niet; hij rede-
neert in het kader van zijn probleem en wenst in de
eerste plaats hiervoor een oplossing. Bovendien ver-
wacht hij een tastbaar resultaat op het terrein. Voor hem
is de politiehervorming van essentieel belang. Tot op
heden kende de burger de politiecommissaris en de
politiemensen van zijn stad of van zijn gemeente; hij
kende ook de rijkswachtdienst.
Wij hebben nu een nieuw concept voor de politie uitge-
bouwd. Wij gingen daarover allemaal akkoord. De kin-
derziekten die er mogelijkerwijze uit voortvloeien zullen
we inderdaad moeten corrigeren, maar we moeten het
project wel realiseren. Het is goed dat men in bepaalde
steden pilootprojecten opstart. In bepaalde steden zijn de
mensen op het terrein al bereid om samen te werken.
Vanaf het ogenblik dat men de mensen kan motiveren
om samen te werken en men ze daadwerkelijk een
incentive kan geven opdat hun taak beter zou verlopen,
zullen ze op die manier een antwoord op de vragen van
de burger kunnen bieden. De burger vraagt dat men zijn
eigen ongerustheid wegneemt en dat hij kan betrouwen
op de zoektocht naar samenspraak tussen mensen die
hem moeten helpen bij de oplossing van zijn eigen
problematiek.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, waarde
collega's, ik concludeer met een verwijzing naar de motie
die de meerderheid heeft ingediend. Mijnheer Van Parys,
ik heb de gewoonte om de tonaliteit, die ik altijd heb, te
behouden. Ik heb ook betreurd dat wij er niet in geslaagd
zijn om het goede debat in de commissie te laten
weerspiegelen in een eenvormige motie. Ik ga geen
polemiek voeren. Laat dat terzijde.
Ik blijf nog altijd bij de geest van Octopus. Ik kan er ook
niet aan doen dat sommigen op een bepaald ogenblik
politiek hebben geoordeeld dat zij er niet meer aan
wilden deelnemen. Dat is hun verantwoordelijkheid. Het
waren uiteindelijk tien partijen. Ik weet wie eerst is
weggegaan, mijnheer Bourgeois, en waarom. Ik weet wie
daarna nog gedeeltelijk, met eigen condities, op be-
paalde vlakken, wou deelnemen. Deze problematiek
vereist volgens mij dat meerderheid en oppositie, ten
opzichte van de bevolking, gezamenlijk een benadering
hebben die deze maatschappij beter maakt. Ik hoopte dat
we dit in een zelfde tekst zouden kunnen uitdrukken.
Blijkbaar ontbrak de politiek eensluidende wil. Ik kan mij
terugvinden in de tekst die ik mee heb ondertekend,
omdat die volgens mij aansluit bij de principes die we al
voordien als partij hebben goedgekeurd in het regeerak-
koord en de beleidsnota van de minister van Justitie. We
hebben over de elementen gediscussieerd, we hebben
ze zien evolueren en uiteindelijk hebben ze hun weerslag
in dit plan gekregen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de voorzitter van de commissie voor de Justitie neemt
terecht een positieve houding aan. Ik ben bereid om op
de uitgestoken hand in te gaan. Wij hebben in de loop
van de werkzaamheden tijdens deze legislatuur al vol-
46
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
doende signalen gegeven dat we dit willen doen. We
hebben dit vorige week nog gedaan naar aanleiding van
het wetsvoorstel in verband met het snelrecht. Wij mer-
ken dat er een aantal problemen zijn en stellen voor om
die samen op te lossen. Wij hebben hetzelfde gedaan
naar aanleiding van de motie. In de commissie voor de
Justitie hebben wij voorgesteld om samen een krachtige
motie naar voren te brengen, zodanig dat we inderdaad
een gemeenschappelijke boodschap hebben die de
mensen kan overtuigen en de geloofwaardigheid ten
goede kan komen.
Mijnheer de voorzitter, behoudens uw positieve instelling,
die vermoedelijk persoonsgebonden is, hebben wij tot op
vandaag geen enkel signaal gekregen vanwege de
meerderheid dat men daar wenst op in te gaan. Hoe kan
het dat een elementair voorstel van de oppositiepartij om
een wetgeving te herstellen met een kurkdroge njet wordt
beantwoord, zelfs wanneer die partij de meest ruime
opstelling inneemt om amendementen toe te laten en na
te gaan op welke wijze we die samen kunnen oplossen ?
Eigenlijk is hier hetzelfde aan de hand. Op het einde van
de werkzaamheden in de commissie voor de Justitie hebt
u gezegd dat het bespreekbaar was om samen naar een
motie te zoeken waarin de geest van het octopusoverleg
terug te vinden was. Er is geen enkel initiatief gekomen.
Ik verwijt dit niet aan u, maar er is geen initiatief gekomen
omdat de meerderheid dit niet wilde. Behoudens uw
positieve houding, ben ik het niet met u eens dat de
meerderheid op dit ogenblik wenst dat er met de CVP-
fractie wordt samengewerkt. Dit is het probleem.
We kunnen het hele verhaal overdoen van wie aan de
basis lag van het afspringen van het octopusoverleg. Het
probleem is ontstaan op het ogenblik dat de minister van
Binnenlandse Zaken op geen enkele manier bereid was
om ten gronde de gesprekken te voeren zoals we het
vroeger deden. We hebben daar onze conclusies uit
getrokken. Ik wacht nog steeds op het moment waarop
uw positieve instelling een vervolg krijgt vanwege de
huidige politieke meerderheid. We hebben voldoende
keren de hand uitgestoken om een reactie te krijgen. De
reactie is echter uitgebleven.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Mijnheer de
voorzitter, collega Erdman, ik wil ook geen afbreuk doen
aan de positieve benadering die u hier vandaag brengt.
Het is echter goed voor de politieke en historische
correctheid om aan te stippen waarom wij het octopus-
overleg verlaten hebben. Wat het onderdeel Justitie
betreft, konden wij niet akkoord gaan met de politieke
benoemingen die werden doorgevoerd in het kader van
de samenstelling van de Hoge Raad voor Justitie. De
doodsteek - en collega Van Parys haalt het terecht
aan - van het octopusoverleg is gegeven door de minister
van Binnenlandse Zaken.
U hebt terecht verwezen naar de 10 octopuspartijen. Er
zijn er twee bijgekomen na de vorming van de nieuwe
regering, namelijk Agalev en Ecolo. Toen wij de eerste
maal werden uitgenodigd op het kabinet van Binnen-
landse Zaken om overleg te plegen over de politie-
hervorming, was er echter geen sprake van een overleg.
Er waren slechts drie partijen aanwezig, namelijk de
PSC, de CVP en VU&ID. Alle meerderheidspartijen wa-
ren afwezig. Dit was dus geen octopusoverleg meer. De
minister van Binnenlandse Zaken was niet bereid om een
grondig overleg te organiseren. Ik heb dat trouwens
betreurd. Dat was de ultieme doodsteek van het octopus-
overleg.
De heer Fred Erdman (SP) : Ik ga niet specifiek reage-
ren. Mijn duidelijk antwoord werd gegeven bij de stem-
ming van vorige week op de opmerking van collega Van
Parys. Wat de historische waarheden betreft, wil ik alleen
onderstrepen dat er een waardeschaal is, te weten wat er
op het spel staat en eventueel de politieke afweging
ervan. Dat wil ik hierop antwoorden.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, monsieur le ministre, chers colle`gues, chacun
d'entre nous mesure a` quel point la se´curite´ est che`re - et
me^me de plus en plus che`re - au coeur de nos conci-
toyens.
Et pourtant, si l'on adopte une perspective historique,
force est de constater un extraordinaire paradoxe : a` la
fois, la se´curite´ n'a sans doute jamais e´te´ aussi bien
assure´e dans nos socie´te´s occidentales qu'aujourd'hui;
et pourtant, en me^me temps, le sentiment d'inse´curite´
qu'e´prouvent beaucoup de nos concitoyens est re´el et
largement perceptible.
Monsieur le ministre, je me re´jouis de ce que vous ayez
inte´gre´ dans votre plan de se´curite´ une distinction impor-
tante entre l'e´le´ment objectif de se´curite´ et celui, plus
subjectif, du sentiment d'inse´curite´ ressenti par l'ensem-
ble de nos concitoyens. Je suis heureux de ce qu'a`
travers ladite distinction, vous ayez accorde´ la pre´fe´-
rence a` une approche scientifique et technique.
Cela e´tant dit, je voudrais d'emble´e vous faire part de ma
satisfaction a` l'e´gard de l'existence me^me d'un plan
fe´de´ral de se´curite´ tel que le vo^tre. Vous posez la` un
geste politique important, dont nous de´battons pour le
moment en cette assemble´e.
Jamais par le passe´, me semble-t-il, n'est apparue une
aussi forte volonte´ politique d'appre´hender, de fac¸on
globale et transversale, le phe´nome`ne de la se´curite´. La
discussion qui trouve place aujourd'hui traduit incontes-
tablement une re´elle prise de conscience par les acteurs
politiques de cette proble´matique. Et le large de´bat qui a
eu lieu en commission atteste e´galement de cette vo-
lonte´, de me^me que celui tenu, a` travers les me´dias, au
sein de la socie´te´ civile.
HA 50
PLEN 065
47
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
Aussi, je le crois, le citoyen est-il aujourd'hui entendu
dans son attente a` l'e´gard de la se´curite´. Et j'en suis
heureux.
Mes chers colle`gues, l'Etat fe´de´ral qu'est la Belgique est
extre^mement complexe. Nous avons au quotidien la
possibilite´ de nous en apercevoir. La re´partition des
compe´tences entre les diffe´rents niveaux de pouvoir
conduit parfois a` un morcellement de l'appre´hension par
le politique de certains phe´nome`nes sociaux, en ce
compris celui de la se´curite´. A travers le plan fe´de´ral, il
e´tait indispensable de rassembler autour de la table
chacun des acteurs, afin de mettre en place un projet qui
inte`gre cette donne´e propre au syste`me fe´de´ral belge.
En outre, monsieur le ministre, comment ne pas adhe´rer
aux trois volets que vous avez mis en avant : la pre´ven-
tion, la re´pression, et le suivi ? Ce cheminement-la`
rele`ve, a` mon sens, de la logique la plus e´le´mentaire.
Le plan fe´de´ral constitue sans conteste un outil qui
permettra de cadrer l'action des diffe´rents responsables.
Sans doute, la volonte´ d'e^tre le plus complet possible
a-t-elle pu donner a` d'aucuns le sentiment qu'il s'agissait
d'un
catalogue de bonnes intentions - selon une for-
mule qui a e´te´ utilise´e ici. Toutefois, je dois vous avouer
que je ne partage pas ce sentiment-la`, parce que les
orientations choisies traduisent une volonte´ politique
forte de mettre en oeuvre tous les moyens possibles pour
accroi^tre la se´curite´ de chacun, sans oublier personne.
En sus, ce plan fe´de´ral de se´curite´ pre´sente le me´rite,
non pas - comme certains l'ont dit - de donner de fausses
illusions, mais bien de rendre confiance et espoir. Et nous
savons trop combien il est ne´cessaire de renouveler la
confiance de nos concitoyens dans le fonctionnement de
nos institutions, et en particulier de celles jouant un ro^le
en matie`re de se´curite´. Certains orateurs qui m'ont
pre´ce´de´, ont rappele´ combien des e´ve´nements re´cents
dans notre pays ont e´branle´ cette confiance. Le politique
se devait donc de re´agir courageusement.
Le gouvernement affiche, dans ce dossier comme dans
d'autres, une audace et une ambition nouvelles pour nos
concitoyens que peu de gouvernements pre´ce´dents ont
eues.
La volonte´ de re´forme est forte, elle est e´nergique. C'est
l'action que nous choisissons, c'est l'action que nous
voulons !
Monsieur le ministre, nous soutiendrons le plan sans la
moindre re´serve.
Je ne vais pas aborder, point par point, les diffe´rents
projets qui ont e´te´ e´voque´s. D'autres l'ont fait, pour partie
a` tout le moins. Beaucoup de choses ont e´te´ dites en
commission. Je voudrais tre`s brie`vement e´voquer deux
points.
Le premier est une re´flexion ponctuelle, le deuxie`me un
ve´ritable appel que je veux adresser a` l'assemble´e.
Il me plairait, monsieur le ministre, d'entendre votre
re´action au sujet du premier point qui porte de fac¸on tre`s
pre´cise sur la re´flexion relative au de´lai d'arrestation
administrative et policie`re.
Il s'agit d'une matie`re e´minemment sensible qui touche
aux liberte´s fondamentales de l'homme.
Ne´anmoins, les exemples de l'e´tranger permettent de
penser qu'un de´bat peut e^tre envisage´ a` cet e´gard et
qu'un e´ventuel allongement des de´lais pourrait pre´senter
un certain nombre d'avantages, notamment - notre col-
le`gue Franc¸ois-Xavier de Donne´a a eu l'occasion de le
rappeler il y a quelque temps - la faculte´ pour les policiers
de terrain de pre´senter des dossiers de meilleure qualite´.
Un autre avantage re´siderait dans la possibilite´ pour le
juge d'instruction d'examiner plus en de´tail les dossiers
avant de de´cerner un mandat d'arre^t.
Monsieur le pre´sident, chers colle`gues, le deuxie`me
point, par lequel je terminerai - et je vous disais qu'il
s'agissait d'un appel -, porte sur la re´forme du droit pe´nal.
Vincent Decroly l'a e´voque´ tout a` l'heure. Je voudrais
vous dire pourquoi ce projet est si important a` mes yeux.
Il l'est parce qu'a` travers le droit pe´nal transparaissent
des valeurs qu'une socie´te´ veut mettre a` l'avant-plan :
de´terminer le comportement qu'une socie´te´ conside`re
comme acceptable; de´terminer les actes que notre so-
cie´te´ ne peut pas accepter et en fixer les sanctions;
choisir l'e´chelle des valeurs que nous voulons pour notre
socie´te´; tout cela fait l'objet du droit pe´nal.
A travers le droit pe´nal, c'est la se´curite´ de chacun, mais
aussi et surtout la se´curite´ de la socie´te´ toute entie`re qui
est en cause.
C'est la raison pour laquelle la mise en conformite´ des
re`gles de droit pe´nal avec la socie´te´ moderne dans
laquelle nous vivons, voire avec la socie´te´ a` laquelle
nous aspirons, s'ave`re indispensable a` mes yeux.
A travers cet appel, chers colle`gues, j'ai envie d'interpel-
ler personnellement chacun d'entre vous. Pensez-vous
que notre droit pe´nal correspond aujourd'hui encore aux
valeurs que nous voulons mettre a` l'avant-plan, a` l'aube
du troisie`me mille´naire ? Le Code de droit pe´nal date de
1867. Depuis lors, de nombreuses lois particulie`res ont
vu le jour de fac¸on parfois excessive et me^me souvent
ple´thorique.
L'inflation du droit pe´nal, en particulier ces dernie`res
anne´es, contribue a` de´valoriser le sens de la sanction
pe´nale et donc a` de´valoriser e´galement la re´probation de
la socie´te´ a` l'e´gard de certains comportements. En
multipliant les lois pe´nales particulie`res, on a de´force´ le
droit pe´nal.
48
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Charles Michel
N'est-il pas temps, chers colle`gues, n'est-il pas urgent de
mettre en ade´quation les re`gles pe´nales avec la socie´te´
d'aujourd'hui ? N'est-il pas temps de repenser l'e´chelle
des valeurs ? N'est-il pas temps d'e´valuer le tarif des
peines ? N'est-il pas temps de dire clairement, dans le
Code pe´nal, que le droit a` la vie est plus important que le
droit de proprie´te´, ce qui aujourd'hui n'est pas toujours le
cas ? N'est-il pas urgent de re´viser le tarif des sanctions
et de les revoir a` la baisse ? N'est-il pas temps de cesser
de contraindre nos magistrats a` recourir de fac¸on parfois
ridicule aux circonstances atte´nuantes pour faire corres-
pondre la sanction aux valeurs actuelles de la socie´te´ ?
Qui d'autre, monsieur le pre´sident, qui d'autre, chers
colle`gues, que le parlement, que notre assemble´e, peut
se saisir d'une re´forme telle que celle-la`, d'une re´forme si
politique, au sens premier du terme ?
Je mesure bien que le travail est d'envergure. Je sais
aussi que de nombreux travaux ont e´te´ entrepris ces
dernie`res anne´es et qu'aucun n'a malheureusement
abouti.
Est-ce que notre Chambre ne devrait pas se donner la
peine d'inventorier ces travaux, de les examiner et d'en-
visager des initiatives le´gislatives en ce sens en vue de
mettre en conformite´ droit et valeurs ?
Il y a la` un travail exaltant, un travail enthousiasmant et
essentiel a` re´aliser. C'est la raison pour laquelle j'ai
soumis, avec deux colle`gues, a` la confe´rence des pre´si-
dents, la proposition de cre´er une commission ou un
groupe de travail - peu importe la de´nomination - charge´
d'examiner cette proble´matique.
Je regrette ame`rement que cet appel n'ait pas e´te´
entendu parce que j'ai le sentiment que d'aucuns ont eu
des craintes face a` l'ampleur de la ta^che et ont eu peur a`
la suite des e´checs des initiatives extraparlementaires.
Je suis cependant convaincu que la mise en place d'un
groupe de travail parlementaire permettrait de mener une
re´flexion publique la plus large possible. Cela permettrait
de s'engager dans la voie de cette indispensable re´forme
qui vise a` mettre en ade´quation droit et valeurs. C'est une
ta^che qui me´rite notre plus grande attention.
La semaine dernie`re, la confe´rence des pre´sidents ne
s'est pas laisse´e convaincre. Je le regrette mais, chers
colle`gues, je re´ite´rerai cet appel chaque fois que l'occa-
sion s'en pre´sentera pour tenter de vous persuader de
l'enjeu d'une telle re´forme.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het is de tweede keer in het debat dat een lid van de
meerderheid een oproep doet voor een ruimer overleg.
De voorzitter van de commissie voor de Justitie heeft een
hand uitgestoken en collega Michel doet dat over.
De heer Michel heeft een zeer belangrijke problematiek
te berde gebracht, met name de hervorming van het
strafrecht. Dat is een werk van lange adem. Hij heeft
trouwens de omvang van de opdracht goed geschetst.
Laat er geen misverstand over bestaan : als de meerder-
heid een kader kan cree¨ren waarbinnen over de grenzen
van meerderheid en oppositie heen het strafrecht kan
worden hervormd, dan zijn wij graag bereid om daar in
alle sereniteit aan mee te werken. Als het echter de
bedoeling is, zoals ik helaas het afgelopen jaar meer-
maals moest vaststellen, om elke ideologisch twistpunt te
verdoezelen en er dus geen debat mogelijk is, dan is het
een nutteloos werk. Nogmaals, wij zijn zeer graag bereid
om, parallel met de commissie voor de Justitie, mee te
werken aan de hervorming van het strafrecht.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je voudrais re´pliquer tre`s brie`vement.
Vous savez comme moi, monsieur Vandeurzen, que la
re´forme du droit pe´nal est un enjeu si complexe et
nuance´ qu'il implique un large consensus. En parlant de
droit pe´nal, on parle d'e´chelle de valeurs, du rapport que
veut la socie´te´ avec la justice et avec le fonctionnement
des institutions judiciaires, on de´termine si ce qu'une
socie´te´ veut est respectable ou non. Ce type de re´flexion,
essentiel sur le plan politique, me´rite un consensus le
plus large possible.
Je me re´jouis donc de la disponibilite´ que vous exprimez
aujourd'hui par rapport a` ce de´bat. J'imagine que vous
n'avez pas le moindre doute sur ma volonte´ de de´passer
tous les clivages, linguistique, philosophique ou ide´olo-
gique, afin que nous puissions enfin instaurer de ve´rita-
bles discussions politiques, non pas en dehors du parle-
ment comme cela a e´te´ le cas par le passe´, mais dans
cette enceinte.
M. Fred Erdman (SP) : Monsieur Michel, je vous ai de´ja`
dit a` plusieurs reprises que je comprenais vos raisons et
que je souscrivais aux options que vous de´veloppez.
Je suis un vieux de la vieille. J'ai ve´cu l'affaire Bekaert.
J'ai vu M. Vander Poorten e´carter Bekaert parce qu'a`
cette e´poque il fallait d'abord re´viser le code de proce´-
dure pe´nale. Une fois que ce code a e´te´ revu, on a remis
sur les rails une commission de re´vision du droit pe´nal.
Ensuite, M. Gol n'a plus voulu de cette commission - j'y ai
sie´ge´ pendant dix ans - et on a demande´ a` M. Legros de
re´aliser cette re´vision du droit pe´nal. Lorsque M. Legros
a remis son projet, le ministre Wathelet n'en a pas voulu.
On a alors demande´ a` M. Franchimont de re´diger un
nouveau code de proce´dure pe´nale. Voila` l'histoire.
Le pre´sident : Elle n'est pas comple`te !
HA 50
PLEN 065
49
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Fred Erdman (SP) : Vous avez raison, monsieur le
pre´sident. J'en conserve des traces dans mon grenier. Je
posse`de encore toute la documentation que nous avions
rassemble´e a` l'e´poque.
Je suis admiratif devant les efforts de chacun, mais je
voudrais vous dire d'expe´rience que le monde actuel ne
nous permet plus de re´diger un nouveau code.
Les travaux pre´paratoires de la commission de re´vision
du droit pe´nal ont e´te´ publie´s. M. le premier pre´sident
e´me´rite de la Cour de cassation, M. Chastel, en e´tait
alors le pre´sident. Les grandes options que vous de´ve-
loppez se trouvent dans un petit livret blanc que j'ai
toujours dans ma bibliothe`que, comme la plupart des
pe´nalistes.
Les petits
Le´gos sont la`. Mais de gra^ce, n'enterrez pas
les bonnes intentions, que vous venez de rappeler, dans
un projet global ! Il n'aboutira jamais, je vous le pre´dis.
Nous ne sommes plus en mesure, comme c'e´tait le cas
sous Napole´on, d'e´crire a` notre aise - je sais que
M. Legros, avec tout le respect que je lui dois, a travaille´
seul - d'assurer, dans le cadre de l'e´laboration d'une
oeuvre globale en matie`re de droit pe´nal, l'e´quilibre entre
les choix politiques, pratiques et de doctrine. Si nous
voulons nous engager, que l'on
distille un ou deux
objectifs bien de´termine´s !
Je suis d'accord avec vous quand vous dites qu'il est
inacceptable d'accorder, en l'an 2000, la priorite´ a` la
proprie´te´ et non a` la vie, et de poursuivre les coauteurs
d'un vol parce qu'un meurtre a e´te´ commis mais en ne
conside´rant ce dernier que comme une circonstance
aggravante.
De gra^ce, n'enterrez pas vos bonnes intentions dans un
projet global.
Le pre´sident : Voila` une lec¸on de sagesse, monsieur le
plus jeune de´pute´ de la Chambre.
M. Charles Michel (PRL FDF MCC) : Monsieur le pre´si-
dent, je remercie M. Erdman de me faire be´ne´ficier de
son expe´rience et de sa grande sagesse.
Il n'en reste pas moins que j'ai la conviction que
l'important est de se tourner vers l'avenir et non simple-
ment de se lamenter sur les e´checs du passe´ dans ce
domaine.
Comme vous, monsieur le pre´sident, j'ai le sentiment que
les initiatives qui ont e´te´ prises ces dernie`res anne´es,
constituent une base de travail qu'il faudra exploiter.
Selon moi, une commission parlementaire pourrait inven-
torier ces textes, examiner lesquels d'entre eux sont les
plus susceptibles d'e^tre applique´s. J'ai la conviction que
le Code pe´nal me´rite un de´poussie´rage. Je ne dis pas
qu'il faut remettre en cause l'ensemble de la structure de
ce dernier, mais je re´pe`te que son de´poussie´rage et son
adaptation sont indispensables. Il ne s'agit pas d'une
discussion d'experts mais d'une discussion d'hommes
politiques. Ces derniers peuvent d'ailleurs se faire aider
d'experts ou de professeurs pour trouver des solutions
techniques, mais le de´bat est strictement politique. Et je
continuerai a` plaider en faveur de la mise en place la plus
rapide possible d'un groupe de travail charge´ de formuler
des propositions dans cette direction.
De voorzitter : Mevrouw Talhaoui, ik verwacht dat u
zoals de heer Decroly de beperking van de spreektijd zult
respecteren.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, ik zal het kort houden alleen al omdat
ik hier anders zou kunnen bevriezen. Het is erg frisjes in
dit halfrond.
De voorzitter : Dat houdt de geest vinnig. Ik weet dat het
wat kil is in het halfrond. Daarom heb ik gevraagd de
lampen te laten branden.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, misschien kunt u iedereen naar het
halfrond roepen dan warmt het vanzelf op.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
het federaal veiligheidsplan is gebaseerd op het regeer-
akkoord en is een beleidskader voor de lopende legisla-
tuur. De heer Decroly heeft het drieluik preventie-
repressie-nazorg en de relatie tussen deze elementen
uitvoerig toegelicht. Ik kom hierop niet terug.
Dit veiligheidsplan heeft als verdienste dat het het debat
heeft uitgelokt over het veiligheidsvraagstuk in onze
samenleving. Het heeft de discussie aangezwengeld
over zeer belangrijke maatschappelijke vragen zoals in
welke samenleving we willen leven, op welke manier de
Staat het best de bescherming van iedereen kan waar-
borgen, op welke manier de Staat het onveiligheids-
gevoel bij de bevolking kan terugdringen en op welke
manier de verscheidene vormen van criminaliteit kunnen
worden bestreden die afbreuk doen aan de integriteit van
het individu en de kwaliteit van de samenleving. Voor de
groenen zijn dat essentie¨le elementen en bouwstenen
van ons democratisch bestel. Daarom willen we op
constructieve wijze meewerken aan het zoeken van
oplossingen voor deze problemen.
Collega's, de groenen dragen terzake een meer dan
gewone verantwoordelijkheid omdat de bevolking, na
een regeerperiode die werd getroffen door een vertrou-
wenscrisis ten opzichte van de instellingen, hooggespan-
nen verwachtingen had, onder meer inzake het gerecht,
en de groene partijen in toenemende mate hun vertrou-
wen hebben geschonken om deze verwachtingen via
regeringsdeelname waar te maken.
50
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fauzaya Talhaoui
Mijnheer de minister, de groene fractie is matig tevreden
over dit veiligheidsplan. Dit veiligheids- en detentieplan
werd door heel de Ministerraad goedgekeurd. Dat is een
goede zaak. De groenen beklemtonen reeds lang dat
veiligheid niet het exclusieve terrein en niet alleen de
zorg van de minister van Justitie mag zijn.
De in dit plan beklemtoonde samenwerking tussen de
verschillende federale departementen en bevoegdheids-
niveaus, zoals de federale overheid en de gewesten en
gemeenschappen is een noodzakelijke en tegelijkertijd
verrijkende uitdaging.
Aan het ontwerpplan werden belangrijke verbeteringen
aangebracht waarover we tevreden kunnen zijn. Ik som
ze op en vul ze aan met een aantal vragen en bemerkin-
gen.
Ten eerste, het handhaven van de veiligheid is en blijft
het monopolie van de Staat. De institutionalisering van
publieke en private samenwerkingsverbanden is terecht
niet aangehouden. Samenwerking is voor de groenen
slechts mogelijk binnen de bestaande wetgeving.
Een
osmose
tussen
politiediensten
en
prive´-
bewakings- en beveiligingsdiensten is vanuit democra-
tisch oogpunt gewoon niet te verantwoorden. De prive´-
bewakingssector gaat nu eenmaal voorbij aan het
algemeen belang. De overheid als behoeder van het
algemeen belang moet haar monopoliepositie met be-
trekking tot de veiligheid van de burgers handhaven.
Vandaar dat enige vorm van voorzichtigheid geboden is
en vandaar ook onze reserve tegenover deze eventuele
samenwerking.
Ten tweede, ik wil ook het hebben over de verkeersvei-
ligheid. Verkeersongevallen eisen op dit ogenblik nog
steeds het grootste aantal slachtoffers. Het gaat ook
vooral om jonge mensen. Het onderdeel verkeersonge-
vallen werd dan ook ingrijpend bijgestuurd. De grote
lijnen van een toekomstig verkeersveiligheids- en
mobiliteitsplan werden opgenomen in het plan. Daar-
naast werden nog concrete maatregelen voorgesteld,
waarmee wij ook tevreden zijn. Ik denk hierbij aan de
invoering van een zone-30 in schoolomgevingen.
Mijnheer de minister, mag ik u erop wijzen dat verkeers-
veiligheid ook betrekking heeft op het vervoer van ge-
vaarlijke stoffen en goederen. Een efficie¨nte wetgeving
en controle kunnen belangrijke instrumenten zijn om de
veiligheid te land, ter zee en in de lucht te bevorderen.
Ten derde, het federaal veiligheidsplan besteedt ruime
aandacht aan de milieucriminaliteit en aan aantastingen
van het leefmilieu. Volgens het plan zullen er onder meer
gespecialiseerde parketmagistraten en rechters worden
ingezet. Er zullen ook maatregelen worden genomen om
ecologische rampen, zoals olieverontreinigingen te voor-
komen. Hierbij verwijs ik naar de ramp met de tanker
Erika in Bretagne.
Dankzij de verdeling van de bevoegdheden tussen de
federale overheid en de gemeenschappen, worden de
meeste milieu-overtredingen door de regionale overhe-
den vastgesteld. Een gestructureerd overleg met de
verschillende betrokken overheden is dus onontbeerlijk.
Dit heeft ook te maken met de coo¨rdinatie en samenwer-
king tussen de verschillende inspectiediensten, die de
naleving van de milieunormen controleren. Met milieu-
normen bedoel ik : normen voor producten en voor
afvalvervoer, normen voor de bescherming van het zee-
milieu en de normen die we ook terugvinden in het
arbeidsreglement.
De geringe belangrijkheid, die bepaalde parketten hech-
ten aan milieu-overtredingen, demotiveert de mensen die
belast zijn met de controle en die hun taak au se´rieux
willen nemen. Daarom dring ik erop aan dat, in overeen-
stemming met het regeerakkoord, de organisatie van
gespecialiseerde milieucellen bij het parket en gespecia-
liseerde kamers bij de zittende magistratuur zo spoedig
mogelijk zouden kunnen worden gerealiseerd. Om de
gevoeligheid voor de problematiek op te drijven, zou ik
ook willen dat u dringend werk maakt van een sensibili-
seringscampagne, op de universiteiten - binnenkort zijn
er weer vele afgestudeerden -, maar ook bij het parket,
de magistratuur en de politie. Voor de betrokkenen speelt
ook de vorming een belangrijke rol, want het gaat om een
specifieke materie en een ingewikkelde wetgeving.
Mijnheer de minister, in dit verband wou ik ook vragen of
de organisatie van de gespecialiseerde milieucellen al
een aanvang heeft genomen en of er reeds milieu-
magistraten bezig zijn met de problematiek.
Bestaan er statistieken of worden er statistieken bijge-
houden in verband met milieumisdrijven ? Graag kreeg ik
ook een antwoord op deze vraag.
Ten slotte kan men in een gei¨ndustrialiseerde en geglo-
baliseerde wereld ook niet naast de internationale strijd
tegen milieucriminaliteit. De implementatie en de ratifica-
tie van belangrijke Europese en internationale instrumen-
ten zijn ook een wapen tegen deze vorm van criminaliteit.
Ik denk hierbij onder meer aan de Convention on the
Protection of the Environment Through Criminal Law, die
op 9 september 1998 door de Raad van Europa werd
aangenomen.
Het vierde punt betreft de georganiseerde misdaad en de
witteboordencriminaliteit, waarbij ik voor dit laatste punt
naar collega Jean-Pierre Viseur verwijs. Mijnheer de
minister, wat de georganiseerde misdaad betreft, moet ik
u niet vertellen hoe actueel deze vorm van criminaliteit is
HA 50
PLEN 065
51
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fauzaya Talhaoui
geworden, sedert de ontdekking van de 58 gestikte
verstekelingen te Dover. De mensenhandel moet drin-
gend en hard worden aangepakt. In het plan wordt, naar
mijn bescheiden mening, nog te veel de nadruk gelegd
op de studie en de analyse van het fenomeen, terwijl er
toch al heel wat wetenschappelijke studies over bestaan.
U zult het mij niet kwalijk nemen als ik hierbij verwijs naar
mijn thuisuniversiteit, de Universiteit van Antwerpen. In
deze studies wordt reeds over dat probleem nagedacht
en worden de verschillende facetten ervan onderzocht.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, ik
denk dat het betoog van mevrouw Talhaoui nuttig is op
het vlak van de mensenhandel. Er wordt onderstreept
waar de problemen zich eigenlijk bevinden, maar ik ben
het niet volledig met haar eens. Wij vragen geen studie
meer, wij vragen alleen een verfijning van de middelen
die worden ingezet, omdat wij gezien hebben dat in het
verleden veel te veel belang werd gehecht aan seksuele
en economische uitbuiting, maar niet voldoende aan
mensensmokkel. Wij hebben vastgesteld dat de evolutie
en opgang van dit laatste fenomeen enorm is. Er moet op
internationaal vlak tegen worden opgetreden en, indien
het niet op internationaal vlak kan worden georganiseerd,
dan moet het fenomeen toch minstens op Belgisch
niveau kunnen worden aangepakt.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mis-
schien doelt de minister op studies gemaakt op Belgisch
niveau, maar ook de UNO en de Raad van Europa
hebben wel degelijk studies in die richting gedaan. Ik
vermeld dit gewoon ter aanvulling. Ik wou hierbij ook
verwijzen naar de aanbevelingen, zowel van het Centrum
voor Gelijkheid van Kansen, als van de senaats-
commissie Georganiseerde misdaad.
Een stevige en coherente wetgeving en efficie¨nte admi-
nistratieve procedures, gekoppeld aan voldoende man-
en vrouwkracht en voldoende materie¨le middelen, zijn de
geijkte instrumenten om aan dit maatschappelijk toene-
mend euvel met verregaand menselijk leed en ontwrich-
ting van de samenleving een einde te maken.
Het is dus dringend tijd voor actie, mijnheer de minister,
en ook hier speelt de internationale samenwerking, zowel
op politioneel als op justitieel vlak, een primordiale rol.
Het heeft mij altijd gei¨ntrigeerd, mijnheer de minister, dat
malafide personen, die deze georganiseerde misdaden
begaan, veel gemakkelijker visa en andere administra-
tieve formaliteiten bekomen, terwijl bonafide personen
maanden en soms jaren op voorgenoemde papieren
moeten wachten. Dat werpt bij mij toch vragen op over de
waterdichtheid van onze administratieve procedures en
de werking van ons administratief personeel.
Het vijfde punt handelt over een menselijke en snelle
justitie. Het onderdeel over een menselijke en snelle
justitie bevat heel wat positieve voorstellen waar wij ons
in terugvinden. Deze voorstellen beogen de gerechtelijke
achterstand, die ons reeds jarenlang kwelt, weg te wer-
ken. De hervorming van de strafrechtelijke procedure,
waarbij meer aandacht wordt betoond voor de rechten
van de verdediging en die van de burgerlijke partijen,
moet inderdaad worden voortgezet. Mijnheer de minister,
wat de herdefinie¨ring van het strafsysteem betreft, ver-
heug ik mij erover dat u overtuigd bent van het feit dat de
gevangenisstraf niet altijd alleen zaligmakend is en dat u
samen met ons overtuigd bent van de alternatieven, die
rekening houden met de persoonlijkheid van de dader en
de ernst van het misdrijf. Ik denk hierbij aan de straf-
bemiddeling en de alternatieve straffen. Deze moeten
verder worden uitgewerkt en ondersteund op het gebied
van personeel en middelen. Tijdens de bespreking van
het wetsontwerp op de onmiddellijke verschijning heb ik
gewezen op het belang dat onze fractie hecht aan deze
alternatieven. Als delinquenten op hun verantwoordelijk-
heden worden gewezen en op het herstel van de schade,
krijgt ook de justitie een menselijk gelaat.
Mijnheer de minister, in de lijn van de humanisering van
de justitie, wil ik u wijzen op de schrijnende omstandig-
heden in onze strafinstellingen. Niet alleen word ik de
laatste tijd bestookt met brieven van personen die zich
ongerust maken over de gezondheidstoestand van hun
familieleden-gedetineerden, maar ook internationale ge-
zaghebbende instanties, zoals bijvoorbeeld het Euro-
pees Comite´ tegen Tortuur, hebben de Belgische Staat
hierop reeds gewezen.
Mijnheer de minister, ten slotte blijf ik met een vragen en
twijfels zitten over een aantal onderdelen van het plan. Ik
denk hierbij aan het concept van de preventie. Hiervoor
verwijs ik graag naar collega Grauwels. Ik maak mij ook
zorgen over het naar mijn bescheiden mening niet volle-
dig uitgewerkte onderdeel over het familiaal geweld, het
zogenaamde domestic violence. Collega Coenen heeft
een aantal interessante opmerkingen en voorstellen in
petto om aan het familiaal misbruik paal en perk te
stellen.
Gezien het uitzonderlijk belang dat onze fractie aan een
globale benadering van de veiligheid hecht, vertrouwen
we er op dat rekening zal worden gehouden met onze
vragen, opmerkingen en bezorgdheden zodat we dit plan
in alle collegialiteit kunnen volgen. Onze steun aan de
motie in de commissie getuigt hiervan.
Mme Karine Lalieux (PS) : Monsieur le pre´sident, mon-
sieur le ministre, chers colle`gues, le groupe socialiste se
re´jouit du plan qui a e´te´ rendu public et discute´ largement
en commission.
En effet, ce plan est l'exe´cution d'un point de l'accord
gouvernemental, a` savoir celui relatif a` une socie´te´ su^re
et, gra^ce a` un travail important des diffe´rents ministres et
de leurs cabinets, ce texte a pu e´voluer d'une manie`re
satisfaisante pour l'ensemble des partenaires.
52
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karine Lalieux
Aucun parti de´mocratique ne remet en question le fait
que la se´curite´ est un droit le´gitime des citoyens et un
devoir de l'Etat qui est tenu d'apporter a` chacun un
service e´quivalent. Il est inde´niable que la confiance du
citoyen dans l'Etat repose notamment sur sa capacite´ a`
lui garantir sa se´curite´.
Mais il est ne´cessaire, pour lutter efficacement contre
l'inse´curite´ et surtout le sentiment d'inse´curite´, de main-
tenir un certain nombre de valeurs et de principes
ge´ne´raux tels que le respect des liberte´s et des droits
fondamentaux des individus, la protection des personnes
et des biens.
La philosophie ge´ne´rale d'un tel plan doit e´galement
respecter un e´quilibre entre la pre´vention, la re´pression
et le suivi. Faire de la se´curite´ une priorite´ ne signifie pas
mener une politique se´curitaire. La re´pression seule,
aussi forte qu'elle puisse e^tre, ne suffit pas pour garantir
la se´curite´ de nos concitoyens.
S'il est important de concevoir une politique en matie`re
de se´curite´ dans un syste`me global qui passe certaine-
ment par une ame´lioration de l'efficacite´ de l'appareil
re´pressif, il est plus que vital de concevoir, en amont, une
politique de l'emploi, de l'inte´gration sociale, de l'e´duca-
tion, de la re´habilitation urbaine, et de l'accessibilite´ aux
services de l'Etat en ce compris la justice.
Ce n'est que dans cette optique que notre groupe peut
soutenir le concept de gestion inte´gre´e de la se´curite´.
A cet e´gard, la place accorde´e a` la pre´vention a large-
ment progresse´ gra^ce a` notre intervention par rapport
aux premie`res e´bauches. Mais le plan aurait pu aller plus
loin encore, en pre´voyant un chapitre spe´cifique regrou-
pant l'ensemble des projets relatifs a` la pre´vention et en
de´veloppant plus amplement ces projets. La pre´vention
demeure la partie congrue de ce plan. Nous espe´rons
que gra^ce aux accords de coope´ration avec les commu-
naute´s, cet aspect pourra s'ame´liorer, de me^me que
re´soudre les difficulte´s financie`res actuelles.
Le groupe socialiste ne conteste pas que la sanction
demeure ne´cessaire et indispensable comme instrument
subsidiaire de la re´gulation sociale, mais elle doit s'ins-
crire dans un processus d'e´ducation et d'inte´gration.
A ce titre, l'instauration des peines alternatives en peine
autonome, le de´veloppement de la me´diation pe´nale
ainsi que la cre´ation d'un tribunal et d'un juge d'applica-
tion des peines sont des points tre`s importants. Ce sont
des mode`les qui allient davantage la re´pression avec une
politique sociale et une optique de responsabilisation et
de re´conciliation sociale. Un premier par vers ce que l'on
nomme aujourd'hui une justice restauratrice.
Un autre e´le´ment positif est l'ajout, dans le plan, d'un
chapitre consacre´ a`
une administration de la justice
rapide et humaine
qui inte`gre tant la proble´matique de
l'acce`s a` la justice que celle de l'arrie´re´ judiciaire.
A cet e´gard, l'instauration d'un ve´ritable syste`me d'aide
le´gale permettant d'assurer l'acce`s de la justice a` tous
doit e^tre poursuivie. A ce titre, notre parti a de´ja` propose´
et de´fendu le syste`me de la mutualisation des risques
judiciaires. Nous espe´rons qu'enfin, ce syste`me pourra
voir le jour sous cette le´gislature et ce d'autant plus qu'il
s'agit d'un point de l'accord gouvernemental.
Un autre point fondamental est la suppression des diffe´-
rents projets contenant une certaine privatisation de la
justice. Il peut e^tre admis que certaines activite´s de
se´curite´, telles que la surveillance des commerces,
soient exe´cute´es par des entreprises ou personnes pri-
ve´es, mais il est hors de question de se substituer a` l'Etat
dans ses missions de police ou de justice. L'Etat doit
demeurer le seul garant de la puissance publique.
De me^me, notre groupe approuve la suppression de la
tendance a` la de´pe´nalisation ou a` une re´pression moin-
dre de la criminalite´ en col blanc, le renforcement de la
lutte contre la criminalite´ organise´e ainsi que l'instaura-
tion d'un volet de lutte contre le travail au noir.
Cependant, malgre´ de nombreux aspects positifs, le
groupe socialiste demeure inquiet vis-a`-vis de certains
projets ou axes envisage´s. Il sera par conse´quent tre`s
attentif lors de la mise en oeuvre des textes.
Ainsi, si la plate-forme de concertation peut se re´ve´ler un
outil utile et efficace, nous serons cependant tre`s vigi-
lants, d'une part, face au risque d'instrumentalisation des
recherches scientifiques et, d'autre part, quant au main-
tien de l'inde´pendance des institutions universitaires.
De me^me, l'Institut national de criminalistique et de
criminologie est aujourd'hui un outil performant, inde´pen-
dant et ayant acquis une grande expertise. Vous lui o^tez
son service de criminologie, ce qui nous parai^t fort
regrettable. Paralle`lement a` cette amputation, nous sou-
haitons que les moyens tant humains que mate´riels de
l'INC soient renforce´s afin de re´pondre de manie`re
efficace aux demandes de plus en plus nombreuses des
magistrats. Quant au de´bat sur la banque de donne´es et
sur les expertises en matie`re d'ADN, il nous semble que
l'INC est l'endroit de´signe´ pour remplir ce ro^le.
Si nous lisons ce texte de manie`re horizontale, monsieur
le ministre, et que nous mettons en paralle`le certains de
vos projets, les de´pute´s socialistes ont la nette impres-
sion d'un renforcement du contro^le social pour certains
types de de´lits, certains groupes cibles et certains quar-
tiers, ce qui aboutit ine´vitablement a` la stigmatisation de
ces groupes ou de ces quartiers.
HA 50
PLEN 065
53
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karine Lalieux
Quelques exemples : la politique envers les noyaux durs
des jeunes, le rappel imme´diat de la norme et la de´cen-
tralisation du parquet dans certains quartiers par le biais
d'antennes de justice.
Tous ces projets mis paralle`lement donnent le sentiment
de voir resurgir une politique de la tole´rance ze´ro. Or,
comme vous l'avez parfaitement souligne´ en commis-
sion, une telle politique me`ne a` de nombreuses de´rives,
discriminations et effets pervers. Notre groupe restera
de`s lors particulie`rement vigilant pour que ces projets
s'inscrivent dans un cadre strict et de´fini.
Il en est de me^me de l'ide´e de collaborer avec des
re´seaux d'information de quartier. Cela laisse craindre de
nouvelles de´rives malgre´ la suppression de la plupart des
mesures d'incitation a` la de´lation qui ouvraient grand la
porte a` une socie´te´ de l'accusation. Dans ce domaine
e´galement, la prudence doit e^tre de mise.
La sur-judiciarisation de certains conflits, et notamment
pour les conflits intrafamiliaux et certains proble`mes
sexuels, fera l'objet d'une attention ferme et constructive.
S'il est clair que dans ce domaine, toutes les infractions
doivent e^tre re´prime´es par des sanctions se´ve`res, les
faits de moindre gravite´ ou certains conflits sont a`
re´soudre par d'autres voies que le re´pressif. Il est primor-
dial de faire plus amplement confiance aux acteurs
psycho-sociaux, tout en leur permettant, si besoin est, de
se de´lier sans crainte de leur secret professionnel.
Dans le domaine du suivi des de´linquants sexuels,
pre´venir la re´cidive est essentiel. Les trois centres d'ap-
pui re´gionaux ont un ro^le important et nous souhaitons
que leurs moyens soient adapte´s, et ce notamment au vu
des demandes croissantes tant par le nombre que par la
dure´e des traitements.
Quant a` l'arrie´re´ judiciaire et au de´faut d'engagements
dans les cadres existants - particulie`rement a` Bruxelles -
, le groupe socialiste regrette qu'aucune solution ne soit
envisage´e dans ce texte.
Or, monsieur le ministre, vous avez promis des avance´es
non ne´gligeables et rapides dans ce dossier. Certes, un
projet relatif aux juges de comple´ment est re´dige´. Mais
lors de la commission de la Justice du 23 mai dernier,
vous avez clairement annonce´ qu'il ne serait pas de´pose´
au parlement tant qu'un accord ne serait pas intervenu
sur l'ensemble du dossier et surtout sur la cre´ation d'un
parquet Halle-Vilvoorde.
Pourtant, le groupe socialiste de´sire vivement que des
solutions soient enfin de´gage´es, notamment par rapport
aux exigences linguistiques impose´es aux magistrats
bruxellois, qui sont totalement inadapte´es aux besoins
re´els de la fonction. Ces exigences de´couragent
d'ailleurs de nombreux excellents juristes. Cette situation
est dommageable pour la qualite´ et l'efficacite´ de la
justice a` Bruxelles. Ame´liorer l'efficacite´ des services de
police ne sert a` rien si la justice ne suit pas. Nous
surveillerons donc particulie`rement ce dossier urgent.
En ce qui concerne la de´linquance juve´nile, vous intro-
duisez la notion de proportionnalite´ qui renvoie de facto a`
un mode`le sanctionnel. Nous vous rappelons que nous
restons entie`rement attache´s au mode`le protectionnel
actuel. En effet, le mode`le sanctionnel classique a
montre´ toutes ses limites et ses effets pervers. S'orienter
dans cette voie irait a` l'encontre d'une approche progres-
siste de la proble´matique de la de´linquance juve´nile.
Enfin, notre groupe souhaite vivement la consolidation et
le de´veloppement des contrats de se´curite´ et de socie´te´
comme contrats de pre´vention.
En effet, d'une part, ils ont e´te´ conc¸us pour apporter des
re´ponses concre`tes au sentiment d'inse´curite´, en tenant
compte des spe´cificite´s locales et des besoins des
quartiers concerne´s. D'autre part, ils permettent d'appor-
ter des re´ponses inte´gre´es et cohe´rentes tant par des
mesures pre´ventives que re´pressives, ce, sous la hou-
lette des autorite´s locales. Il s'agit donc bien d'un pen-
dant concret au niveau local du plan fe´de´ral. Il serait de`s
lors paradoxal de recentrer les contrats uniquement sur
les aspects re´pressifs ou de pre´vention policie`re.
Si une e´valuation des dispositifs actuellement mis en
place parai^t indispensable, notre groupe plaide pour que
ces contrats soient de´veloppe´s et e´tendus a` des matie`-
res trop peu vise´es actuellement, comme le de´veloppe-
ment des expe´riences interge´ne´rationnelles, ou encore
la proble´matique de la violence dans les e´tablissements
scolaires, et ce, en concertation avec tous les niveaux de
pouvoir concerne´s.
Cependant, la philosophie qui pre´sidait a` l'instauration de
ces contrats reposait sur une certaine solidarite´ entre le
pouvoir fe´de´ral et les pouvoirs locaux et surtout sur un
concept de discrimination positive. Aujourd'hui, nous
sommes inquiets, car ce principe semble battu en bre`-
che : les dernie`res de´clarations de certains ministres font
e´tat d'une volonte´ d'e´largir, selon des crite`res qui nous
e´chappent, les contrats de se´curite´ et de socie´te´.
Encore une pre´cision, la de´finition du concept de pre´ven-
tion sociale pre´vue dans le plan fe´de´ral de se´curite´ est
scinde´e en trois types de pre´vention : la pre´vention
primaire, secondaire et tertiaire. Or, compte tenu de cette
distinction et de la re´partition des compe´tences entre le
fe´de´ral et les Communaute´s, le plan pre´voit que le
fe´de´ral ne s'occupera que de la pre´vention secondaire et
tertiaire, ce qui suscite une certaine crainte pour le
niveau primaire, car il faudrait conclure que ces dernie`res
mesures devront e^tre abandonne´es par manque de
financement. Cela ne peut e^tre permis.
54
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karine Lalieux
Enfin, nous estimons que le contexte pe´nitentiaire actuel
me´rite, au-dela` des mesures propose´es dans le plan,
une re´forme globale. C'est pourquoi nous sommes par-
ticulie`rement satisfaits de l'aboutissement des travaux de
la commission de´nomme´e
Dupont, du tout prochain
de´po^t du rapport en commission et du de´bat qui s'ensui-
vra.
En conclusion, monsieur le ministre, le groupe socialiste
est satisfait des e´volutions positives apporte´es a` ce plan
et sera particulie`rement attentif a` sa re´alisation e´quili-
bre´e, a` savoir un e´quilibre entre ses aspects pre´ventif,
re´pressif et de suivi.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, er zijn momenten in het
parlementair leven dat men zich existentie¨le vragen stelt
over de manier waarop men thuis, aan het gezin en aan
de kinderen uitleg moet verschaffen over de duur en de
omvang van een debat, waarvan ik niet de indruk heb dat
de passies hoog doet oplaaien.
Ik wil in eerste instantie het veiligheidsplan met heel wat
goede punten belonen. Het bevat immers ook een aantal
sterke punten. Het zou verkeerd zijn om, vanuit een
gecrispeerde oppositiestijl, de inhoud van het veiligheids-
plan af te keuren. Het plan is een goede synthese van de
zaken die aan de orde zijn, de ontwikkelde pistes, de
opgestarte projecten. De heer Van Parys heeft dat ook
bevestigd.
Onze partij ziet deze schakels iets verfijnder dan minister
Verwilghen in het veiligheidsplan heeft gerealiseerd. Een
goed gei¨ntegreerd veiligheidsbeleid begint bij de onder-
steuning door de overheid van alles wat met kwaliteits-
volle relaties tussen mensen te maken heeft, met name
het ondersteunen van opvoedingsprocessen en van
mensen die in een opvoedingsproces tot weerbare, kriti-
sche burgers opgroeien. Bovendien moet de overheid
een kansenbeleid organiseren waar bovenaan in de
piramide een goede hulpverlening voor mensen met
problemen primeert. Pas daarna moet de wetgever be-
palen welke normen strafrechtelijk moeten worden be-
teugeld en wat via het repressieve apparaat als onge-
wenst gedrag moet worden bestreden. Daarnaar heeft
collega Michel terecht naar verwezen. Dat staat ook in
het plan. Het openbaar ministerie staat als organisatie,
als onze vertegenwoordiger, in voor de opsporing en voor
de bestrijding van de strafbaar gestelde fenomenen. De
rechter moet dan een oordeel vellen waarna de opvol-
ging naadloos in een straf maar ook in de begeleiding
van de slachtoffers, moet aansluiten. We hebben een
rijkere schakering om een aantal stappen in het globaal
veiligheidsplan te benaderen.
Mijnheer de minister, in uw plan staan heel veel studies,
evaluaties en commissies. Ik heb daarvan een inventaris
gemaakt en die was indrukwekkend. Een hoofdstuk werd
niet in uw veiligheidsplan opgenomen, namelijk de pro-
blematiek inzake de drugs, en dat ontkracht de geloof-
waardigheid van uw plan. Immers, als er een maatschap-
pelijk fenomeen is waarvoor u in de preventie, de
vervolging en de opsporing bij prioriteit zou moeten
investeren, dan is het precies het drugsfenomeen met
zijn varianten van bezit tot georganiseerde criminaliteit.
De drugsproblematiek is ook een belangrijke leverancier
van slachtoffers en verslaafden die in de hulpverlening
moeten
kunnen
worden
opgevangen.
Het
drugs-
probleem, dat in alle aspecten van het veiligheidsbeleid
een symbool van een gei¨ntegreerde aanpak kan zijn,
komt niet in het veiligheidsplan voor.
Het wordt duidelijker, voor ons ook pijnlijker, dat men er
impliciet voor kiest om deze problematiek opnieuw tus-
sen haken te zetten, om de timing terzake reeds voor de
derde
keer
naar
het
magische
moment,
na
de
gemeenteraadsverkiezingen, te verschuiven. Dan zal het
parlement zich ook over euthanasie en een aantal an-
dere hete hangijzers uitspreken. Drugs behoort ook tot
dat pakket. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat er
onder de partners is afgesproken om weliswaar een stap
te zetten in de richting van het gedoogbeleid maar dat dit
nu niet kan gebeuren. Wij zullen zien of deze meerder-
heid achter de stelling blijft staan dat elk delict, elk
drugsbezit door een proces-verbaal zal worden geregis-
treerd. Men kan natuurlijk de magische woorden zoeken
om het gedoogbeleid in zijn perceptie ten overstaan van
de publieke opinie te camoufleren. De juridisch-technisch
harde vraag zal zijn of elk drugsfenomeen dat is geregis-
treerd en aanleiding gaf tot een proces-verbaal in het
circuit terechtkomt.
De harde vraag zal ook zijn of er een gedoogbeleid komt
op het vlak van de distributie. De ijzeren, schrikwekkende
logica - die in Nederland wordt gei¨llustreerd - daarvan is
dat er coffeeshops komen waarbij de eigen kweek ver-
volgens in een legaal circuit terechtkomt. Dat zullen de
vragen zijn die zullen worden gesteld en dat weet de
meerderheid zeer goed.
De meerderheid is het terzake trouwens niet eens en
precies daarom heeft men de afspraak gemaakt om dit
na de gemeenteraadsverkiezingen aan te pakken. Het
druggebruik is een maatschappelijk dermate indringend
probleem met een preventieve en strafrechtelijke conno-
tatie dat ik het niet begrijp hoe men een veiligheidsplan
kan opstellen zonder zich over dat probleem uit te
spreken. Dit plan mist een belangrijke component : een
toets op alle terreinen wordt niet vermeld.
Mijn tweede opmerking gaat eigenlijk over een Coperni-
caanse revolutie. Volgens mij hebben wij tijdens de
vorige legislatuur een ommekeer gerealiseerd voor de
politie en de justitie. Wij hebben de Grondwet gewijzigd.
Wij hebben aan de magistraten gezegd dat zij korps-
overste konden worden met tijdelijke mandaten, met
HA 50
PLEN 065
55
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Karine Lalieux
evaluaties gekoppeld aan financie¨le incentives, met ex-
terne controle en met responsabilisering. Het moment
was gekomen voor de wetgever om terzake zijn verant-
woordelijkheid te nemen. Uit angst voor de implosie van
de democratie hebben we dit toen samen beslist.
Ik was er toen van overtuigd dat men tijdens deze
legislatuur - ongeacht de meerderheid - werk zou moeten
maken van het behoorlijk bestuur in justitie en politie. Ik
was ervan overtuigd dat we tijdens deze legislatuur
zouden moeten starten met de re-engineering van de
justitie. We moesten het bedrijf
openbaar ministerie ten
gronde reorganiseren zonder daarbij te verzanden in de
petite histoire van elke dag - een wetje hier, een wetje
daar.
Wij moeten op het vlak van het openbaar ministerie - de
kern van het veiligheidsplan - meer investeren in de
kwaliteit van de interne organisatie. Hoe vaak hebben we
in de commissie-Dutroux niet moeten vaststellen dat er
op het vlak van systemen van opvolging inzake de
voorwaardelijke invrijheidstelling, evaluaties van parket-
magistraten en deontologie - de manier waarop mensen
normen aanvaarden en zich ernaar gedragen - iets
grondig misliep in het openbaar ministerie.
Zojuist hoorde ik collega Erdman aan collega Michel
zeggen dat we beter niet zouden beginnen aan een grote
hervorming van het strafrecht. Ik zeg daarop in alle
nai¨viteit dat ik had gehoopt dat het parlement en de
regering in deze legislatuur het publiek duidelijk zouden
hebben gemaakt dat het complexe probleem van de
veiligheid een dringende hervorming vraagt van het
openbaar ministerie en het gerecht in het algemeen.
Dergelijke investeringen vragen veel tijd, energie en
middelen. Dit betekent ook dat het parlement zich zal
moeten bezighouden met dingen die voor het grote
publiek vergezocht lijken. Voortbouwend op de vorige
legislatuur zouden deze maatregelen echter de basis
moeten vormen voor een performant bedrijf.
Ik vrees dat we geen signalen geven waaruit zou kunnen
blijken dat de overheid bezig is met een kwaliteitsvolle
aanpak van de noodzakelijke veranderingsprocessen die
de veiligheid van de mensen beter zal garanderen.
Maatregelen op het vlak van de gerechtelijke kantons zijn
uitgesteld. Ik wil dit zeker niet herleiden tot een zwartwit-
redenering en de huidige minister daarvoor als enige
verantwoordelijke
aanwijzen.
De
justitiehuizen
zijn
onderbemand. Het snelrecht functioneert niet. We moe-
ten vaststellen dat de wetgeving de werking van de Hoge
Raad voor de Justitie tot in de details regelt wat heeft
geleid tot een instituut dat nauwelijks een beleidsmarge
heeft. Tijdens de vorige bespreking in deze Kamer heb-
ben we de gelegenheid gemist om terzake enkele cor-
recties aan te brengen. We hebben dit niet gedaan.
Benoemingen, een stand still. Wij vragen de veiligheid te
garanderen van de burgers, het openbaar ministerie en
de rechterlijke macht. Wij weten dat er een probleem is
en wij zeggen dat wij dat dan zullen accepteren, omdat
het noodzakelijk is.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer Vandeurzen, ik zou
een korte onderbreking willen inlassen. Ik weet immers
dat u eigenlijk geen metafysicus bent en probeert de
problemen met veel realiteitszin te benaderen. Ik heb
eens uitgerekend hoeveel plaatsen van magistraat er
open zullen komen. Ik kan natuurlijk niet in een kristallen
bol zien wie zal worden uitgeschakeld door externe
omstandigheden als ziekte, overlijden of wat dan ook. Ik
kom in de doorlooptijd voor magistraten met ingang vanaf
2 augustus tot het parcours is bee¨indigd op 21 benoe-
mingen. Dat is geen verschrikkelijk groot aantal. Ik denk
dat zowel u als ik, onder de indruk van de termijn, hebben
gedacht dat het om belangrijkere aantallen magistraten
ging. Gelukkig is dit niet het geval. Ik zou dit willen
onderstrepen omdat uit de gesprekken die ik heb gehad
met de Hoge Raad voor de Justitie, meer bepaald met
het oog op de inwerkingtreding hiervan op 2 augustus, is
gebleken dat aan de maximumtermijnen iets kan worden
gedaan. Dat kan ook door de minister van Justitie, die
over zestig dagen beschikt na het laatste advies. Hij is
niet verplicht die termijn op te gebruiken indien dat sneller
zou kunnen. Ik heb de Hoge Raad voor de Justitie
gevraagd om een gelijkaardige houding aan te nemen.
Vermits het om een beperkt aantal plaatsen gaat, denk ik
dat dit haalbaar moet zijn. We moeten dus niet bang zijn
voor zeer lange wacht- en doorlooptermijnen. Wij hebben
ze zelf geschetst en uitgerekend hoeveel ze maximaal
bedragen.
Er bestaat wel een gevaar dat ik onder ogen wil zien. Als
de Hoge Raad voor de Justitie de termijn laat verstrijken
en geen voorstel doet, ontstaat een lacune in de wet en
staan met de rug tegen de muur. Ik denk dat op dat vlak
bij een eerste evaluatie van de werkzaamheden van de
Hoge Raad voor de Justitie tot een correctie zal moeten
worden overgegaan. Dat wordt echter bijzonder moeilijk,
vermits dit raakt aan de essentie van artikel 151 van de
Grondwet.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik dank u voor deze
verduidelijking. Naar aanleiding van de bespreking in de
commissie van het nieuwe ontwerp op de toegang tot de
magistratuur heb ik ook gevraagd om een aantal zaken
eens te objectiveren. Ik ben blij met de objectivering en
het aantal dat u noemt, maar nog steeds zijn een aantal
kaders niet ingevuld. Ik pleit er echter voor dat, naar
aanleiding bijvoorbeeld van de wet op de toegang tot de
magistratuur, het parlement zou investeren in de ware
kern van het probleem. Human resources management
in Justitie is een zeer fundamentele zaak : daar staat of
valt uw veiligheidsplan mee. Het is niet omdat men een
56
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
aantal te bestrijden fenomenen heeft gei¨nventariseerd in
een plan en over de partijen van de meerderheid heen de
evenwichten in de teksten zorgvuldig heeft gedoseerd,
dat aan de kern van het probleem wordt geraakt. Ik denk
daarbij aan een performante justitie, een operationeel
openbaar ministerie met interne kwaliteitscriteria, met
metingen, met functiebeschrijvingen, met grote bedrijfse-
conomische imperatieven en rationaliteiten.
Wat dat betreft heb ik een zeer nare ervaring met de wet
op de nationaliteit zoals die hier werd goedgekeurd. Ik
versta nog altijd niet waarom deze meerderheid de
bevolking durft te zeggen dat de administraties meer
moeten gericht zijn op anticorruptieve instrumenten en
dat wij moeten zorgen voor een gewapend bestuur, als u
hier een wet durft goedkeuren waarbij u datzelfde open-
baar ministerie dat uw veiligheidsplan moet waarmaken,
een nationaliteitswetgeving geeft met gaten als een zeef.
U legt daarin termijnen op die niet haalbaar zijn en legt
het openbaar ministerie betwijfelbare prioriteiten op.
U toont op dat vlak een bijzondere vorm van schizofrenie.
U zegt aan de bevolking welke fenomenen u gaat bestrij-
den, terwijl u een wet laat goedkeuren waarvan u weet
dat de termijnen niet haalbaar zijn. U zet de veiligheid
van de burgers op het spel en bovendien geeft u aan het
openbaar ministerie een signaal dat haaks staat op de
prioriteiten die u hier predikt. Opnieuw zeg ik dat ik vrees
dat het moment van de grote veranderingen, dat zo was
voorbereid in de vorige legislatuur, stilaan verdwijnt.
Mijn voorlaatste punt heeft betrekking op de samenwer-
king tussen de gemeenschappen, de gewesten en de
federale overheid. Aangaande de drugs-problematiek
hebben wij een voorstel van resolutie ingediend om een
samenwerkingsakkoord te sluiten. Men moet niet zeggen
dat dit niet kan. Wij hebben een tekst voorbereid die
illustreert dat over een dergelijk complex domein, in
uitvoering van een aanbeveling die tijdens de vorige
legislatuur door het parlement werd goedgekeurd, wel
degelijk een akkoord tussen de gemeenschappen en de
federale regering kan worden totstandgebracht.
Het
probleem
is
dat
in
het
veiligheidsplan
de
bevoegdheidsverdeling niet is geregeld en dus ook niet
wie wat betaalt. Collega Van Parys heeft terecht gezegd
dat het zeer vrijblijvend is wat dat betreft.
Mijnheer de minister, wij weten dat de perceptie daarover
in dit land totaal verschillend is. Het is logisch dat uw plan
een repressief kleurtje of geurtje moet hebben. U bent
immers minister van Justitie en dat is een federale
bevoegdheid. Het zou logisch zijn dat gezien de paars-
groene grensoverschrijdende gedachte in ons land, de
gemeenschappen spontaan zouden zeggen wat hun
bijdrage is in het veiligheidsplan en welke extra inspan-
ningen zij zullen doen op bijvoorbeeld het vlak van
drugspreventie.
Vlaanderen noch Wallonie¨ geven een dergelijk signaal.
Het is ongetwijfeld de bedoeling om de preventie zo ruim
te interpreteren dat het tot de bevoegdheid van het
federale niveau behoort, zodat men er op federaal vlak
de nodige financie¨le middelen voor moet mobiliseren.
Dat is het probleem. We zijn ziek in het bedje waar we al
zo lang ziek in zijn. Over de bevoegdheidsverdeling leeft
een totaal andere perceptie in Vlaanderen dan in Wallo-
nie¨.
Dat brengt mij bij mijn laatste punt, het openbaar minis-
terie. Mijnheer de minister, u hebt over de samenwerking
tussen de gemeenschappen, de gewesten en de fede-
rale overheid heel wat in uw plan gezegd. Mijn collega
heeft gesproken over het installeren van parket-
magistraten die de milieudelicten gaan opsporen.
Collega's, de kern van de zaak is dat de gemeenschap-
pen en de gewesten op het vlak van het bepalen van de
prioriteiten in de opsporing en de vervolging, inspraak
zouden moeten krijgen. Inzake de decreten die betrek-
king hebben op strafbepalingen zouden zij van het open-
baar ministerie moeten eisen dat zij voor de regio waar-
voor zij bevoegd zijn, de prioriteiten moeten kunnen
vastleggen.
Het is dus niet de federale minister van Justitie die
spontaan moet zeggen dat het milieudelict moet worden
aangepakt. Het Vlaams Gewest moet van de minister
van Justitie een gesprek afdwingen met het college van
procureurs-generaal om te zeggen wat er moet gebeuren
met onder meer de bouwmisdrijven en de milieu-
overtredingen. Het gaat immers om decreten en regio-
nale bevoegdheden. Zij moeten eisen dat Justitie ook
voor hen een coherent handhavingsbeleid organiseert.
Zij moeten voor het openbaar ministerie de prioriteiten
kunnen bepalen.
De regio's en de gemeenschappen moeten bij de tot-
standkoming van het veiligheidsplan worden betrokken.
De kern van het veiligheidsplan, met name de perfor-
mante organisatie van het openbaar ministerie, moet op
een ordentelijke, transparante wijze worden georgani-
seerd. Wij hebben terzake een wetsvoorstel ingediend.
Het is maar een begin, want het communautaire virus is
binnengedrongen in Justitie. U weet dit net zo goed als
wij. Ik verwijs tevens naar de nationale orde van advo-
caten. Ook de bijzondere opsporingstechnieken ontsnap-
pen er niet aan. Als men het heeft over studie en
evaluatie, kennen wij als vroegere meerderheidspartij de
Waalse collega's voldoende om te weten wat dat bete-
kent.
Wij merken het in de perceptie van het beroepsgeheim.
Het blijkt uit de perceptie van het drugprobleem, waarbij
de wetsvoorstellen langs Franstalige kant om kwaliteits-
controle te organiseren altijd maar toenemen. In de
justitie zult u aan het communautaire virus niet ontsnap-
HA 50
PLEN 065
57
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
pen. Een coherent veiligheidsbeleid, dat precies moet
kunnen rekenen op de participatie van de gemeenschap-
pen voor de grootste bijdrage in de preventie, zal niet
lukken omdat daarover verschillende visies bestaan.
Om een grote hervorming door te voeren, heeft men een
gouden moment nodig, een moment waarop de publieke
opinie zegt :
Nu moet het gebeuren. Een moment
waarop de parlementsleden beslissen dat zij niet anders
kunnen dan de hervorming aan te pakken, op een
ogenblik dat daartoe budgettaire marges zijn. Dat mo-
ment is begonnen met de conclusies van de commissie-
Dutroux. De tekst die de grondslag vormt voor de her-
vorming van de politie en de justitie werd door iedereen
goedgekeurd. Nu is er de budgettaire ruimte om die
hervorming uit te voeren. Ik vrees echter dat dat gouden
moment traag als zand tussen de vingers verdwijnt en de
bereidheid om aan een performante justitie te werken,
die de veiligheid van de burgers in de volgende 10 of 15
jaar kan garanderen, langzaam wegebt. De hervorming
van justitie wordt opnieuw een thema zoals de andere, de
tonton Tapis van de klassieke politiek. Dat is jammer
genoeg niet de sfeer die nodig is voor een grote hervor-
ming.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, je vous promets d'e^tre l'orateur le plus bref de
la soire´e.
Le pre´sident : Nous verrons bien.
M. Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le
pre´sident, lorsque j'e´coute les discours de l'opposition,
plus particulie`rement sociale-chre´tienne, il y a des mo-
ments ou` je trouve celle-ci un peu gonfle´e. En effet, Mme
Milquet ose dire que le plan ne pre´voit rien pour re´sorber
l'arrie´re´ judiciaire. Or, son parti a participe´ au pouvoir
durant cinquante ans, pe´riode durant laquelle l'arrie´re´
judiciaire n'a fait que croi^tre. Et une fois que cette
formation n'est plus au pouvoir, elle se permet de criti-
quer cet e´tat de choses. Ne trouvez-vous pas la situation
quelque peu surre´aliste ?
Des choses ne devraient pas se dire, me^me lorsqu'on est
dans l'opposition, parce qu'elles ne sont pas cre´dibles.
Pourtant, l'opposition a parfois raison lorsqu'elle analyse
ce plan de se´curite´. Il est un point sur lequel je lui donne
a` la fois raison et tort : c'est lorsqu'elle dit que ce plan
n'est pas financ¸able. En effet, ce plan de se´curite´ n'est
pas financ¸able, en tous cas a` recettes inchange´es.
Mais l'opposition a e´galement tort quand elle dit cela
parce que ce me^me plan de se´curite´ rece`le en quelque
sorte un pactole, un gisement de milliards. Ce gisement,
c'est la lutte contre la criminalite´ organise´e, la criminalite´
financie`re, la criminalite´ en col blanc et la fraude fiscale.
Pour illustrer mon propos, je cite un article de journal :
Le crime organise´ a ge´ne´re´, en 1998, un volume
d'affaires de pre`s de 31 milliards de francs en Belgique.
De qui e´manent ces chiffres ? Du ministre Verwilghen
lui-me^me, lorsqu'il pre´sentait son rapport sur la crimina-
lite´ organise´e au Se´nat.
C'est donc la` qu'il faut aller chercher l'argent pour
financer le plan de se´curite´, la justice et sans doute
encore d'autres projets. Il y a en effet certainement
moyen d'y trouver de quoi financer tout un chapelet de
mesures.
Les outils sont en place. On peut se passer d'en cre´er de
nouveaux. La cellule de traitement des informations
financie`res (CETIF), l'OCDEFO (ou brigade financie`re),
l'ISI (l'inspection spe´ciale des impo^ts) et la cellule anti-
corruption (l'ancien comite´ supe´rieur de contro^le) exis-
tent. Nous disposons donc de toute une se´rie d'outils
institutionnels. Nous avons aussi des moyens le´gisti-
ques. Je pense, par exemple, a` la convention de Stras-
bourg a` propos des confiscation.
Donc, que faut-il faire maintenant ? Nous devons a` la fois
donner les moyens en hommes et en mate´riel ne´cessai-
res au bon fonctionnement de tous ces outils institution-
nels. Et sur le plan le´gistique, les moyens doivent proba-
blement encore e^tre affine´s : en matie`re de confiscation,
il faut que l'on puisse ope´rer par e´quivalences, ou cre´er
le de´lit d'escroquerie fiscale, qui n'existe pas aujourd'hui.
Il faut peut-e^tre aussi donner la qualite´ d'officier de police
judiciaire aux agents de niveau 1 de l'inspection spe´ciale
des impo^ts.
Monsieur le ministre, le titre paru dans la presse au
moment ou` vous avez pre´sente´ votre rapport au Se´nat, a`
savoir
Le crime paie toujours en Belgique, devait a`
l'e´poque e^tre interpre´te´ comme le fait que cela rapporte
d'e^tre criminel. Je crois que si l'on met l'accent sur ces
matie`res-la`, il faudra dore´navant comprendre ceci : le
crime paie a` chaque fois qu'il est poursuivi en Belgique.
En effet, si vous optez pour une tole´rance ze´ro en
matie`res de crime organise´ et de de´linquance financie`re,
je puis vous dire que tous les e´cologistes vous soutien-
dront.
De heer Danie¨l Vanpoucke (CVP) : Mijnheer de voorzit-
ter, mijnheer de minister, mijn bondig betoog beperkt zich
tot de verhouding van het federaal veiligheids- en
detentieplan tot andere plannen die werden aangekon-
digd in het kader van de politiehervorming, namelijk het
nationaal veiligheidsplan en de zonale veiligheids-
plannen.
Het federaal veiligheids- en detentieplan zal van door-
slaggevende aard zijn voor de inhoud van het nationaal
veiligheidsplan dat jaarlijks moet worden opgesteld door
de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie.
58
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danie¨l Vanpoucke
Het nationaal veiligheidsplan zal echter niet alleen de
opdrachten en de prioritaire doelstellingen van de fede-
rale politie omvatten, maar zal eveneens de rode draad
zijn voor de redactie van de zonale veiligheidsplannen.
Terecht wordt in het federaal veiligheids- en detentieplan
opgemerkt dat bij de opstelling van een zonaal
veiligheidsplan, niet alleen rekening moet worden gehou-
den met de prioriteiten uit het nationaal veiligheidsplan,
maar dat ook voldoende ruimte moet worden geboden
om specifiek in te spelen op de zonale veiligheidsbehoef-
tes. Het bestaan van een federaal veiligheids- en
detentieplan houdt in dat van start kan worden gegaan
met de redactie van het nationaal veiligheidsplan en van
de zonale veiligheidsplannen.
Mijnheer de minister, welke timing werd terzake voorop-
gesteld ? Werd hieromtrent reeds overleg gepleegd tus-
sen beide ministers of bleven de besprekingen beperkt
tot werkgroep II ? Welke resultaten boekte deze werk-
groep ?
In het federaal veiligheids- en detentieplan wordt terecht
opgemerkt dat de lokale overheden, in het bijzonder de
burgemeesters, een belangrijke rol vervullen bij de re-
dactie van de zonale veiligheidsplannen. Gelet op het
recent geformuleerde ongenoegen van de Vlaamse Ver-
eniging van Steden en Gemeenten in verband met de
politiehervorming, had ik graag geweten of thans reke-
ning zal worden gehouden met de inbreng van de lokale
overheden, bij de uitwerking van de methodologie voor
het opstellen van de zonale veiligheidsplannen.
Hoewel volgens de bepalingen van het federaal veilig-
heids- en detentieplan de lokale overheden een belang-
rijke verantwoordelijkheid dragen bij de redactie van de
zonale veiligheidsplannen, werden zij niet vertegenwoor-
digd in de tien werkgroepen die de politiehervorming
moeten voorbereiden en implementeren.
Wil de regering dat de politiehervorming daadwerkelijk
ook door de bestuurlijke overheden wordt gedragen, dan
kan zij onmogelijk de verantwoordelijkheden op lokaal
vlak blijven negeren. Bij herhaling reeds beklemtoonden
de leden van onze fractie dat, zonder een efficie¨nte
politiestructuur die wordt gedragen en gesteund door alle
betrokkenen, elk initiatief inzake veiligheid is gedoemd
om te mislukken.
Voorts, mijnheer de minister, herhaal ik dat voldoende
manschappen vereist zijn om het plan met succes te
kunnen uitvoeren. Niet in het minst is er dringend nood
aan duidelijkheid omtrent het aantal manschappen dat
ter beschikking zal worden gesteld van de lokale over-
heden.
Het zonaal veiligheidsplan is immers een contract dat
moet worden nageleefd. Dat is enkel mogelijk als ook de
capaciteit voorhanden is om dit contract succesvol uit te
voeren. Het is in dat verband opvallend dat de notie
basispolitiezorg niet in het veiligheidsplan wordt opgeno-
men. Nochtans is de invulling van dit begrip noodzakelijk
om de nodige capaciteit op het lokale niveau te bepalen
en om de doelstelling meer blauw op straat te krijgen, te
realiseren.
Tenslotte is het plan vrij onduidelijk over het verdere lot
van de stads- of de buurtwachten, die in sommige steden
zijn ingezet. In het plan wordt enkel vermeld dat deze
wachten geen alternatief zijn voor de agent die zijn ronde
doet. Hoe zal de functie van wijkagent worden geher-
waardeerd zodat de oprichting van deze wachten over-
bodig zou worden ? Is er al een profiel van die nieuwe
wijkagent opgemaakt ? Welke nieuwe taken zal hij krij-
gen ? Volgens welke parameters zal het aantal nieuwe
wijkagenten worden vastgelegd ?
Mijnheer de voorzitter, dit plan bevat lovenswaardige
initiatieven. De politie-ambtenaren moeten deze echter
efficie¨nt kunnen uitvoeren. Daarom moet de implemen-
tatie van de politiehervorming gelijke tred houden met de
uitvoering van het voorliggend plan.
Mme Marie-The´re`se Coenen (AGALEV-ECOLO) : Mon-
sieur le pre´sident, monsieur le ministre, chers colle`gues,
je voudrais m'exprimer sur l'e´tiquette de la lutte contre la
violence. J'aime bien l'ide´e de M. Erdman qui sugge`re
que ce plan serve a` ce que chacun et chacune puissent
avoir le droit de vivre dans une socie´te´ ou` l'on se sent
bien.
J'aimerais attirer votre attention sur une forme de vio-
lence qui ne fait pas la une des journaux mais remplit les
colonnes des faits divers, celle qui se passe dans l'inti-
mite´ de la famille. Elle n'est pas conside´re´e comme un
proble`me, parce qu'elle ne menace pas la se´curite´
ge´ne´rale. Pourtant, elle est quotidienne.
Dans le cadre du plan de se´curite´, un point traite de la
question de la violence dans les familles. Mais ce sujet
me´riterait, me semble-t-il, un peu plus que les dix-neuf
lignes qui y sont consacre´es. Je me permets donc de
proposer quelques pistes de re´flexion et de travail pour
creuser davantage cette proble´matique de la violence au
sein des familles.
Tout d'abord, il faut e´viter de faire un amalgame entre
toutes les victimes et toutes les cate´gories de victimes au
sein de la famille. Sur un plan scientifique et conceptuel,
je plaide pour que l'on ne me´lange pas les femmes
adultes avec les handicape´s, les personnes a^ge´es avec
les enfants. Chaque cate´gorie de victimes de violence
me´rite une attention particulie`re et des re´ponses respec-
tives.
Voici une deuxie`me proposition pour ame´liorer ce projet
19 : elle concerne l'e´le´ment statistique. Et je puis vous
assurer, monsieur le ministre, que cela ne vous cou^tera
HA 50
PLEN 065
59
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marie-The´re`se Coenen
pas un franc. Il s'agirait de se doter d'outils d'analyse et
pour qu'ils puissent servir a` cette proble´matique particu-
lie`re de la violence au sein des me´nages, de la famille, il
faudrait simplement
sexuer les chiffres, savoir qui sont
les victimes, qui sont les auteurs de violence. Lorsqu'on
pourra mieux de´finir la proble´matique et la mesurer, l'on
ame´liorera aussi les outils d'intervention.
Sur le plan pre´ventif, l'e´ducation est un facteur tre`s
important pour lutter contre la violence au sein de la
famille. M. Erdman et plusieurs intervenants l'ont souli-
gne´ : il est particulie`rement important de travailler en
coope´ration avec les Communaute´s, puisque c'est de
leur compe´tence. Il existe un champ e´norme de travail
pour lutter contre la violence dans la famille.
Au plan fe´de´ral e´galement, on peut aller de l'avant et l'on
peut mener des campagnes de sensibilisation et d'infor-
mation pour rendre cette proble´matique plus visible. Il
serait important a` travers les campagnes de sensibilisa-
tion de montrer que la violence qui s'exerce dans la
sphe`re prive´e est un de´lit, que l'homme qui bat sa femme
commet un crime.
L'Etat peut e´galement ame´liorer son outil le´gislatif. J'ai
e´te´ interpelle´e par l'intervention de M. Michel et par son
de´sir de modifier le code pe´nal. J'ai quelques proposi-
tions a` lui faire d'ailleurs pour rajeunir ce code pe´nal qui
est profonde´ment ine´galitaire dans sa source et dans sa
conception du 19eme sie`cle. Mais des lois existent et il
convient de les appliquer.
Ainsi disposons-nous, depuis 1998, de la loi re´primant
les violences intraconjugales. Pourtant, dans la re´alite´,
cette dernie`re ne se trouve pas applique´e et le nombre
de plaintes laisse´es sans suite peut parfois mener a` des
situations dramatiques. A titre d'exemple, rappelons-
nous que le jury de la Cour d'assises de Mons a acquitte´
une femme, ce 20 juin, accuse´e du meurtre de son mari
au motif que celle-ci avait elle-me^me e´te´, durant de
nombreuses anne´es, la victime des coups et se´vices de
la part de son conjoint et que les nombreuses plaintes
qu'elle avait pourtant de´pose´es e´taient reste´es sans
suite.
A mon sens, c'est justement a` ce niveau que le politique
doit intervenir et il vous appartient, monsieur le ministre,
d'inviter les parquets a` prendre beaucoup plus au se´rieux
pareilles plaintes et de garantir de la sorte une meilleure
protection des victimes.
Enfin, en matie`re de lutte contre les violences physiques
ou sexuelles a` l'inte´rieur de la famille, je trouve qu'il serait
opportun - comme on a pu le faire, du reste, a` l'encontre
d'autres types de de´linquance - de pre´voir des mesures
re´pressives plus contraignantes, de simplifier les proce´-
dures judiciaires, d'assurer un strict respect des juge-
ments concernant la famille. De me^me, je profite de cette
intervention pour plaider a` nouveau en faveur de la
cre´ation d'un fonds de cre´ances alimentaires au sein de
votre ministe`re. Cet outil peut parai^tre insignifiant, mais je
suis pourtant su^re qu'il pourrait enrayer la pre´carisation
des me´nages, lutter contre le chantage et la violence au
sein de couples en crise.
Monsieur le ministre, je re^ve que l'on puisse disposer,
pour la fin de cette le´gislature - et ce, au cre´dit de ce plan
de se´curite´ - d'une ope´ration de tole´rance ze´ro relative-
ment aux violences qui s'exercent au sein de la famille.
Mevrouw Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het
veiligheidsplan kan niet klagen over een gebrek aan
belangstelling. De talrijke sprekers die vandaag deze
tribune hebben beklommen, bewijzen dat.
Het veiligheidsplan heeft een brede discussie teweegge-
bracht over de samenleving waarin we in de toekomst
willen leven. We kunnen wel zeggen dat de derde versie
een vooruitgang is ten opzichte van de eerste. Er wordt
immers meer nadruk gelegd op het evenwicht tussen
preventie, repressie en nazorg. Bovendien wordt uitdruk-
kelijk
gesteld
dat
er
federale
bevoegdheden
en
gemeenschapsbevoegdheden zijn. Het gaat immers niet
op dat het veiligheidsplan een project inzake de jeugd-
delinquentie bevat maar met betrekking tot de preventie
alleen maar verwijst naar het onderwijs. Er moeten met
het onderwijs goede afspraken gemaakt worden. Als dat
niet gebeurt, dreigt de zorg voor preventie verloren te
gaan.
Dit plan wil eveneens een antwoord bieden op een
groeiend gevoel van onveiligheid. De overheid heeft de
plicht haar burgers te beschermen en in te staan voor de
veiligheid. Zij moet de orde kunnen bewaren en de
wetten doen respecteren. Het onveiligheidsgevoel heeft
een sterk subjectieve kant. Burgers voelen zich bedreigd
door de in het straatbeeld aanwezige rondhangende
jongeren in de buurt van verwaarloosde huizen. Men
voelt zich bedreigd als men geconfronteerd wordt met
bedelaars en leurders en met vormen van onbeleefdheid.
Deze fenomenen verstoren de rust en het beeld van de
welvaartsstaat. Agressief gedrag wordt niet steeds op
dezelfde manier beoordeeld. Als volwassenen met elkaar
op de vuist gaan in het verkeer, schrijft men dat toe aan
de stress. Als volwassenen na het voetbal amok maken,
noemt men dit een gevolg van feestvieren. Als jongeren
of kinderen op een zomeravond op straat blijven napra-
ten, heet dit overlast. Als jongeren met heel velen samen
een festival bijwonen, loopt dit meestal rustig af.
Onveiligheid en dreigend gevaar zijn echter niet in de
sterkste mate in het straatbeeld aanwezig, maar veeleer
in het sluipend gif van de georganiseerde misdaad dat
onze instellingen, onze samenleving en onze rechtsstaat
aantast. De maffia is niet altijd zichtbaar en nadrukkelijk
in het straatbeeld aanwezig zoals men ons in de films wil
60
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Kristien Grauwels
doen geloven. Men gebruikt veel subtielere vormen die
veel moeilijker te ontdekken en te bestrijden zijn. Als het
veiligheidsplan de georganiseerde misdaad wil aanpak-
ken, moeten de bestrijding van de maffia een prioriteit
zijn.
In het verleden heeft de overheid veiligheidscontracten
gesloten
om
de
steden
te
ondersteunen.
Deze
veiligheidscontracten hebben veel extra middelen ge-
vergd, zorgden voor meer werkgelegenheid en meer
politie. De veiligheidscontracten hebben echter niet altijd
het gewenste resultaat opgeleverd. Integendeel, het is
gebleken dat steden met een veiligheidscontract het
slechter deden dan de andere. De minister van Binnen-
landse Zaken heeft, ons inziens terecht, beslist een
evaluatie van de contracten te maken. Misschien is dat
de reden waarom er over de veiligheidscontracten zo
weinig terug te vinden is in het veiligheidsplan.
Inzake de veiligheidscontracten is er sprake van politio-
nele en van sociale preventie. Ik ga wat dieper in op dit
laatste. Sociale preventie gaat over hulpverlening met als
bedoeling crimineel gedrag af te remmen. Bij de evalua-
tie van de veiligheidscontracten moet er een oplossing
komen voor de positie van de straathoekwerkers, een
oud en gekend probleem.
Het probleem is gisteren trouwens nog aangekaart in de
commissie voor de Justitie. Straathoekwerkers doen aan
preventie in het kader van veiligheidscontracten. Zij
hebben een specifieke taak. Het is hun doel om in
contact te komen met hen die niet meer bereikt worden
door de gekende sociale diensten en de maatschappe-
lijke werkers. Zij bouwen een vertrouwensband op met
mensen die in de problemen zitten en proberen hen
opnieuw te integreren in een sociaal netwerk en in het
maatschappelijk leven. Hun werk is moeizaam en het is
niet spectaculair. De resultaten zijn niet altijd gemakkelijk
in statistieken te vatten. Hun impact op een leven kan
zeer bepalend zijn, soms is het zelfs de laatste kans.
Straathoekwerkers zijn gebonden door het beroepsge-
heim. Doordat ze soms in contact komen met verslaaf-
den, mensen aan de rand van de samenleving of de
criminaliteit, vernemen ze soms geheime informatie. Het
beroepsgeheim van de straathoekwerkers schept soms
problemen en verkeerde verwachtingen in de contacten
met de politie en het parket. Deze laatsten verwachten
soms dat de vertrouwelijke informatie die straathoekwer-
kers verwerven, wordt doorgegeven en kan worden
gebruikt.
In dit conflict is er geen eenvoudige oplossing voorhan-
den. Dit conflict illustreert hoe preventie en repressie
mekaar raken en toch moeten samengaan. Ik kan me
best voorstellen dat straathoekwerkers, politie en Justitie
kunnen bijstaan in het aangeven van tendensen en in het
voorspellen van gevaren.
Ik kom tot de laatste opmerking. De instelling die opge-
richt is om de veiligheidscontracten te onderhandelen en
mee te evalueren, wordt niet vermeld bij het stuk over de
veiligheidscontracten. Als het Vast Secretariaat voor het
Preventiebeleid wordt aangehaald, is dat in negatieve zin
om aan te geven dat het niet beantwoordt aan de
verwachtingen. Er wordt gesteld dat de ondersteuning
voor het preventiebeleid beter moet. Het Vast Secreta-
riaat zou nochtans het instrument kunnen zijn om garan-
tie te waarborgen voor de aandacht die men aan preven-
tie geeft.
Mijnheer de minister, collega's, met mijn uiteenzetting
heb ik willen aantonen dat voor ons preventie voorop
moet staan. Het gaat dan niet enkel over preventie in de
technische zin zoals bijvoorbeeld een winkel uitrusten
met een alarmsysteem dat rechtstreeks in contact staat
met de politie. Het gaat ook over de mensen die het
sociale werk doen, zoals straathoekwerkers en sociale
werkers. Zij rekenen ook op ons.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter,
waarde collega's, degenen die van spanning en emoties
houden, zullen vanaf 18.00 uur eerder hun gading ge-
vonden hebben in Nederlanders en Italianen die op zoek
zijn naar de golden goal, dan in het debat dat we hier
gevoerd hebben. Nochtans gaat het hier over een essen-
tieel maatschappelijk debat waarvan de waarde niet mag
onderschat worden. Het legt eigenlijk een plooi in de
wijze waarop wij onze maatschappij willen organiseren.
Zowel voor de democratie, voor de federale regering als
voor mezelf als minister van Justitie is een belangrijke
dag aangebroken. Ik zeg dit niet in een vorm van
triomfalisme, het is ook niet euforisch bedoeld. Ik zeg het
daarentegen met fierheid en nederigheid. Fierheid wan-
neer ik het heb over het feit dat de regering er in slaagt
om een van de prioriteiten die ze in haar regeringspro-
gramma heeft neergeschreven, te realiseren. Nederig-
heid omdat - zoals het door verschillende sprekers van
meerderheid en oppositie is aangehaald - het zware werk
nu pas moet beginnen.
Eindelijk hebben we een veiligheidsplan, waarmee ons
land zich bij het peloton van landen voegt, die de
inspanning hebben gedaan om de veiligheid tastbaar te
verbeteren.
On pourrait peut-e^tre s'interroger sur le libelle´ de ce plan.
Tout au long des de´bats, j'ai entendu que les termes
su^rete´ et se´curite´ recouvraient des notions tout a` fait
diffe´rentes.
Au travers des interventions d'aujourd'hui et de celles
des membres des commissions de la Justice de la
Chambre et du Se´nat, je constate que nous avons
progresse´ vers une meilleure entente.
HA 50
PLEN 065
61
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Le niveau intellectuel des de´bats, aussi bien dans les
commissions mixtes qu'aujourd'hui en se´ance ple´nie`re, a
e´te´ tre`s e´leve´.
Pour les partis de´mocratiques, il est essentiel de se
pencher en toute liberte´ d'esprit sur ce the`me.
In mijn uiteenzetting zal ik de aandacht vestigen op vier
punten. Ik zal dat ook vrij bondig doen, want het is niet de
bedoeling dat ik het debat in de commissie voor de
Justitie herneem. Dit betekent niet dat ik de vragen van
de parlementsleden niet belangrijk zou vinden. Ze zullen
trouwens steeds moeten worden herhaald bij de uitvoe-
ring van het plan. Het veiligheids- en detentieplan is
immers niet statisch, maar voortdurend in beweging. Het
zal steeds opnieuw moeten worden gee¨valueerd.
Mijnheer de voorzitter, ik zal ingaan op de realisatie van
het federaal veiligheids- en detentieplan, het belang
ervan voor het veiligheidsbeleid en de inhoudelijke op-
bouw, om te eindigen met enkele persoonlijke bemerkin-
gen die ik eraan vastknoop.
Voorafgaandelijk laat ik opmerken dat de benaming van
het plan,
Federaal veiligheids- en detentieplan, volgens
mij niet de lading dekt, maar, zoals Shakespeare het al
zei
What's in a name ? De naam is voor mij niet het
essentie¨le, wel de inhoud en de uitvoering ervan.
Ik heb er reeds aan herinnerd dat in het federaal regeer-
akkoord
Een brug naar de 21ste eeuw een hoofdstuk
werd gewijd aan de veilige samenleving. Daarin krijg ik
van de federale regering de opdracht om, ten eerste, een
veiligheidsplan op te stellen, ten tweede, een nieuw
strafuitvoerings- en gevangenisbeleid uit te werken en,
ten derde, te komen tot een snelle en humane rechtsple-
ging. Ik heb dan ook geprobeerd die drie taken concreet
gestalte te geven in het federaal veiligheids- en detentie-
plan. Vandaar dat er een groot verschil bestaat tussen
het oorspronkelijk document dat op 21 december door de
federale regering werd besproken, het op 10 januari van
dit jaar gepresenteerde werkdocument en de uiteindelijke
tekst. Ik kan alleen maar zeggen dat het plan dankzij de
medewerking van eenieder - dat is normaal als het gaat
om de veiligheid, wat een taak is voor iedereen - aan
maturiteit en sterkte heeft gewonnen.
Over dit plan werd niet alleen in de federale regering
beraadslaagd; er werd ook overleg gepleegd met de
ministers-presidenten van de gemeenschappen en de
gewesten.
Cela ne nous a pas suffi, nous avons aussi demande´
l'avis de plusieurs instances que j'ai de´ja` cite´es lors du
mini-de´bat.
Nous avons interroge´ les acteurs de terrain, soit de la
magistrature comme le colle`ge des procureurs ge´ne´raux,
soit du de´partement de la Justice - je pense ici a` l'Institut
national de criminalistique et de criminologie et au ser-
vice de politique criminelle -, soit des services de police -
la gendarmerie, la police judiciaire, la police communale,
la Su^rete´, le service des e´trangers, pour ne pas parler
des autorite´s de´partementales comme le Secre´tariat
permanent a` la pre´vention, l'Institut belge de la se´curite´
routie`re, les douanes, l'Inspection spe´ciale des impo^ts et
le Centre pour l'e´galite´ des chances.
Voor de uitvoering van dit federaal veiligheids- en
detentieplan hebben al deze diensten hun opmerkingen
kenbaar gemaakt om een volledig, constructief plan te
kunnen cree¨ren.
De vraag naar de functie van het federaal veiligheids- en
detentieplan is eigenlijk cruciaal. Wat willen we ermee
bereiken ? Wat beogen we ermee ? Het plan is een
blauwdruk voor een ruimer beleidskader voor het straf-
rechtelijk beleid. Misschien is het symbolisch dat net
vandaag het College van Procureurs-Generaal heeft
plaats gevonden. We kwamen tot een eerste ontwerp
voor de samenwerking tussen de minister, het college
van procureurs-generaal en de dienst van het strafrech-
telijk beleid. Samen zullen zij gestalte geven aan dit
strafrechtelijk beleid, onder meer door de omzetting van
het federaal veiligheidsplan en ook door het te sturen in
de richting van de politieplannen, zoals deze werden
bepaald door de wet van 7 december 1998. Het artikel 4
van die wet nodigt ons namelijk uit een nationaal
veiligheidsplan op te stellen en het artikel 35 nodigt ons
uit een zonaal veiligheidsplan op te stellen.
Natuurlijk hebben niet gewacht tot dit instrument klaar
was. Ik heb de procureurs des Konings van de vijf
belangrijkste steden van dit land uitgenodigd om mij hun
prioriteiten te laten kennen op drie beleidsdomeinen. Ik
wou van hen vernemen welke aanpak van de georgani-
seerde criminaliteit, de jeugddelinquentie en de straat-
criminaliteit zij voorstelden. Ieder van hen heeft deze
oefening gemaakt, alsof het ging om de vertaling van het
strafrechtelijk beleid in het gerechtelijk arrondissement
waar zij zullen instaan voor het vervolgingsbeleid. Dit
vervolgingsbeleid zal op zijn beurt model staan voor het
opsporingsbeleid.
Volgens alle collega's die vandaag gesproken hebben -
op e´e´n na - is de opbouw van het federaal veiligheids- en
detentieplan gebaseerd op algemeen aanvaarde princi-
pes. Deze principes worden vertaald in de integrale
veiligheidszorg en in de keten met drie schakels. Eerst
komt de belangrijkste schakel, de preventie. Daarna
komt de repressie, die als een ultiem middel moet
worden beschouwd. Als onmisbaar sluitstuk komt de
nazorg.
Het feit dat de federale regering de inspanning heeft
gedaan om haar verantwoordelijkheid terzake op te
nemen, staat niet los van de bevoegdheden die aan de
gemeenschappen en de gewesten werden toegewezen.
Ik leg er nogmaals de nadruk op dat de federale regering
deze bevoegdheden wenst te respecteren.
62
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
Het plan is wetenschappelijk onderbouwd. Het heeft twee
doelstellingen : de daadwerkelijke daling van alle vormen
van criminaliteit en de wezenlijke verhoging van de
ophelderingsgraad van misdrijven. Toen we deze doel-
stellingen vooropstelden, zorgden we terzelfdertijd voor
een projectmatige aanpak, gekoppeld aan een weten-
schappelijke ondersteuning. We zorgden tevens voor
een meting van de projecten om de werkelijke vooruit-
gang in de praktijk te kunnen vaststellen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : De doelstellin-
gen - dat is in de commissie ook al eens door de CVP en
daarstraks ook door mezelf aangehaald - werden in het
oorspronkelijk veiligheidsplan van de VLD gekwantifi-
ceerd volgens de aangiften, de feiten. Hoewel ook an-
dere factoren daarin meespelen, kan men er toch naar
streven dat de ophelderingsgraad stelselmatig wordt
verhoogd door het aantal uitgevoerde interventies, de
verhoging van de middelen en dergelijke meer. Streeft u
nog
altijd
naar
een
ernstige
verhoging
van
die
ophelderingsgraad, die men op een of andere manier in
percentages kan uitdrukken, of is dat voor u volkomen
bijkomstig ?
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer Laeremans, het is
niet omdat men een cijfer vooropstelt, dat men bij het
halen van dit cijfer effectief zou kunnen zeggen dat men
een bijzonder grote vooruitgang heeft geboekt. Laat ons
zeggen dat wij geen cijfer hebben gekozen, niet om
achteraf niet met een mislukking te worden geconfron-
teerd, maar omwille van het feit dat er een aantal
elementen zijn waarvan wij zeer moeilijk op voorhand het
slaagpercentage kunnen inschatten.
Het spreekt voor zich dat iedereen, en ik bedoel daar-
mee, boven de partijgrenzen en communautaire span-
ningen heen, hoopt dat de nieuwe gei¨ntegreerde politie
inderdaad het maximale resultaat kan afleveren. Het lijkt
mij even evident dat wie de verantwoordelijkheid draagt
voor het departement van Justitie hoopt dat het openbaar
ministerie in alle mogelijke facetten van haar optreden
effectief en op de best mogelijke wijze opereert. De feiten
zullen aantonen of wij inderdaad een vooruitgang op dit
gebied boeken. Het is door de verschillende sprekers
aangehaald - ik vind dat hoegenaamd geen kritiek, maar
beschouw het als een terechte opmerking - dat de
hervorming slechts zal kunnen slagen indien iedereen
zijn medewerking verleent. Met iedereen bedoel ik niet
alleen alle departementen van de federale overheid,
maar ook de departementen van de lokale, de geweste-
lijke en de gemeenschapsoverheden. Ik heb het hier ook
over de diensten die het in de praktijk zullen moeten
waarmaken. Deze diensten - de laatste spreker heeft het
nog onderstreept - betreffen niet alleen de politie en niet
alleen de justitie, maar ook de straathoekwerkers, dege-
nen die in de preventiesector werken en er de noden
proberen te lenigen die kunnen worden gelenigd. Ik
spreek ook over degenen die zich met de nazorg zullen
bezighouden op het ogenblik dat veroordelingen zijn
uitgesproken.
Wij hebben in elk geval drie prioriteiten naar voren
geschoven. Een van de prioriteiten betreft de snelle en
de humane rechtspleging, maar hebben ook prioriteiten
gelegd in zelf gekozen items.
Le programme fe´de´ral pre´voit les de´lits avec violence, le
crime organise´, la criminalite´ en col blanc, la traite et
l'exploitation des e^tres humains, les de´lits sexuels, la
de´linquance juve´nile et le hooliganisme. Je conc¸ois que
deux the`mes n'aient pas e´te´ aborde´s de fac¸on de´finitive
dans ce plan. Pour cette raison, le plan n'est pas encore
de´finitif ni complet. L'approche des nuisances et crimina-
lite´s lie´es a` la drogue est essentielle, comme celle des
accidents de circulation ayant entrai^ne´ des le´sions cor-
porelles.
Le gouvernement a convenu que les ministres qui ont
une responsabilite´ dans ces domaines auraient un
ro^le-cle´ dans l'e´laboration de ce plan. Cela me semble
tout a` fait normal en raison de leurs compe´tences.
Les moyens d'action sont e´galement connus. Il s'agira
d'une police moderne. On pre´voit une simplification du
droit pe´nal et une ame´lioration de la proce´dure pe´nale.
Je suis tre`s heureux d'entendre qu'un jeune parlemen-
taire ait exprime´ sa volonte´ d'aborder ce the`me. Me^me si
un colle`gue ruse´ nous a averti que nous risquions de
nous e´crouler en nous chargeant d'une ta^che trop lourde,
je crois que nous avons adopte´ la bonne attitude. Evi-
demment, le parlement devra prendre la rele`ve, mais il
peut compter sur mon soutien et celui de mon adminis-
tration pour l'aider dans sa ta^che. Je suis en effet
persuade´ qu'une re´forme de cette envergure doit e^tre
entreprise par le parlement.
Ik verheug mij over de steun die wij ook van de opposi-
tiepartijen hebben gekregen. Als ik de uiteenzettingen
van de heren Vandeurzen en Van Parys goed heb
begrepen, hebben zij hun medewerking betuigd.
Bij de actiemiddelen blijf ik ook nog even stilstaan bij het
versterken van de strafbemiddeling en de alternatieve
straffen. Tussendoor geef ik mee dat in het huidige debat
dat in Frankrijk plaatsvindt mevrouw Digoux zich moest
verantwoorden voor het parlement. Zij heeft toen mee-
gedeeld dat intussen 67% van de strafzaken wordt
afgehandeld met een versnelde procedure maar dat dit
tegelijkertijd ook een vermenigvuldiging met drie van de
alternatieve straffen en de strafbemiddeling opgeleverd
heeft. Dit toont duidelijk aan dat het ene middel het
andere niet uitsluit. Integendeel, beide kunnen perfect
samengaan. U zult zich herinneren dat bij ons gesprek
HA 50
PLEN 065
63
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
met de Franse magistraten Lille als voorbeeld van een
grootstad genomen werd en dat daar toen een cijfer van
20% aan de orde was. Dit blijkt intussen met drie te zijn
vermenigvuldigd. Als u wil, kan ik u deze gegevens
bezorgen.
De bestrijding van de corruptie en de oprichting van een
federale anticorruptiedienst, het normstellend optreden,
de internationale samenwerking en het blokkeren en in
beslag nemen van de criminele vermogens en een
efficie¨nte inning van de geldboetes blijven hoe dan ook
actiemiddelen op zich. Ze moeten juist de mogelijkheid
scheppen om de keuzes die door de regering zijn ge-
maakt in te vullen. Persoonlijk blijf ik bij de stelling dat ik
binnen de prioriteiten voor Justitie in elk geval over mijn
prioriteiten zal blijven waken. Het gaat ten eerste om de
aanpak van de jeugddelinquentie. Er moet gei¨nvesteerd
worden in onze jeugd en de begeleiding moet dus
maximaal zijn. Ten tweede gaat het om de stads-
criminaliteit, dit omwille van de leefbaarheid van onze
steden. Tot slot gaat het om de georganiseerde misdaad
in al haar afgeleide vormen.
Ik had gezegd dat ik zou afronden met enkele persoon-
lijke opmerkingen. Ik moet dan even teruggrijpen naar de
besprekingen die wij in de commissie voor de Justitie
hebben gehad. Ik heb toen gemerkt dat drie thema's naar
voren gekomen zijn. Ze zijn hier ook vandaag weer aan
bod gekomen. Het gaat om de timing, de kostprijs en het
vaderschap van het federaal plan. Ik zal even kort
stilstaan bij elk van deze onderwerpen.
Met betrekking tot de timing wens ik uitdrukkelijk te
verklaren dat ik mijzelf voor de projecten die onder mijn
bevoegdheid vallen een stringente timing zal opleggen. U
zult dit gemakkelijk kunnen volgen omdat ik mijn admini-
stratie
de
opdracht
heb
gegeven
een
driejaren-
programma Justitie op te stellen. Daarin zult u kunnen
vaststellen welke projecten ik op welke termijn en tegen
welke kostprijs zal uitwerken. Het is evident dat ik geen
arbitraire timing kan opleggen aan mijn collega-ministers
van de federale regering, laat staan aan die van de
gemeenschaps- of gewestregeringen. Ik meen dat ieder-
een zijn verantwoordelijkheid moet opnemen en dat het
voor het parlement perfect mogelijk zal zijn om e´e´n en
ander van nabij te volgen.
Wat de kostprijs betreft, heb ik met mijn kabinet een
berekening gemaakt. Ik weet dat een aantal van de
voorliggende projecten geen investering vereisen terwijl
anderen reeds opgenomen zijn in de begroting voor 2000
en een groot aantal nog moet worden begroot. Dat is ook
de reden waarom ik, net als mijn voorgangers, gevraagd
heb om dit te vertalen in een meerjarenplan voor Justitie.
Ik heb het bedrag van 15 miljard aangehaald omdat dit zo
uit de planning naar voren kwam.
De burger heeft recht op veiligheid. Dat is het recht van
ieder mens. Hij heeft ook het recht om die veiligheid van
de overheid, van de rechtsstaat af te dwingen. Als de
federale regering dit veiligheidsplan ernstig neemt, moet
ze ook kleur bekennen op het ogenblik dat de cijfers
zullen worden begroot.
Tot slot heb ik nog een laatste opmerking inzake het
vaderschap.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, er werd reeds in de commissie en nadien in een
aparte commissie over de begroting van dit plan gespro-
ken. Het is echter de eerste keer dat u over een cijfer
terzake spreekt.
Minister Marc Verwilghen : Ik heb dit cijfer reeds in de
gemeenschappelijke commissie voor de Justitie uitge-
sproken.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Is dit het cijfer
voor het komende begrotingsjaar of is dit een cijfer op
langere termijn met betrekking tot het meerjarenplan ?
Minister Marc Verwilghen : Dit cijfer heeft betrekking
heeft op het voorgestelde meerjarenplan. Mijnheer Lae-
remans, ik wil beklemtonen dat er nog andere zaken op
het vlak van de justitie moeten worden gerealiseerd die
los van het veiligheidsplan staan. Ik heb het nu alleen
over de begroting van de projecten in het veiligheidsplan
en alleen deze projecten die mijns inziens op het domein
van de justitie betrekking hebben.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Tijdens de
bespreking van de begroting streefde u ernaar om voor
het volgende begrotingsjaar een verhoging van 15 mil-
jard frank te realiseren.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer Laeremans, ik weet
doorgaans wat ik zeg. Het veiligheidsplan heeft wel een
andere invulling in tijd en begroting, maar dat neemt niet
weg dat de andere projecten die het departement van
Justitie moet realiseren en die niet in het veiligheidsplan
zijn opgenomen, niet ter sprake zouden komen.
Ik wil een laatste opmerking inzake het vaderschap
maken. Ik weet dat bepaalde vaderschappen graag
worden opgenomen en dat men andere vaderschappen
niet graag op zich neemt. Ik wil, zonder enige pretentie,
opmerken - zonder een vergelijking met het veiligheids-
plan te maken - dat er natuurlijk overwinningen zijn die
vele vaders kennen. In de nederlaag staat men echter
alleen. De woorden van de heer Arlacchi hebben voor mij
echter de meest waardevolle basis. De heer Arlacchi is in
de Commissie voor de Justitie op bezoek is geweest en
houdt zich voor de Verenigde Naties bezig met de strijd
tegen de georganiseerde criminaliteit. Hij heeft in elk
64
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
geval zijn felicitaties aan de Belgische regering betuigd
omwille van de planning die hij inzake het federaal
veiligheids- en detentieplan leerde kennen. Ik denk dat
dit, ook in deze context, mag worden onderstreept.
Met betrekking tot het veiligheidsplan weet ik dat talrijke
interkabinettenvergaderingen hebben plaatsgevonden
met de eerste minister, de vice-eerste ministers, de
ministers bevoegd voor Binnenlandse Zaken, voor het
Grootstedelijk Beleid en voor Justitie en met de
ministers-presidenten. Deze vergaderingen werden door
professor Cools geleid die het initie¨le werkdocument
heeft opgesteld en afgewerkt. Als iemand een vader-
schap wil claimen, kan en mag dit duidelijk hier in het
halfrond worden gezegd.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat elke rechtgeaarde
democraat zich straks in een stemming over dit plan zal
kunnen uitspreken. Ik kom zelf uit het parlement. Ik
respecteer dit parlement, zijn werkzaamheden en de
middelen die ter beschikking van de parlementsleden
worden gesteld. Het gaat mijns inziens om meer dan de
loutere tekst van de resolutie. Het gaat om de inhoud en
de realisatie van het plan. Ik beschouw de resolutie als
het symbool dat men gebruikt om iets te veruitwendigen,
als het uiteindelijke hart en de geest van het veiligheids-
plan. Ik hoop dan ook dat dit plan de goedkeuring van de
meerderheid van de leden kan wegdragen.
Het is in elk geval met enige fierheid maar zeker ook met
nederigheid dat ik zeg dat het werk voor deze meerder-
heid nu pas echt begint.
De voorzitter : De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
Vier voorstellen van resolutie werden ingediend in de
volgende chronologische volgorde (716/3) :
- een eerste door de heren Tony Van Parys, Servais
Verherstraeten en Jo Vandeurzen;
- een tweede door de heren Bert Schoofs en Bart
Laeremans;
- een derde door de heren Fred Erdman, Thierry Giet en
Vincent Decroly en mevrouw Karine Lalieux en de heren
Claude Desmedt, Charles Michel en Hugo Coveliers;
- een vierde door de heer Jean-Jacques Viseur.
Quatre propositions de re´solution ont e´te´ de´pose´es dans
l'ordre chronologique suivant (716/3) :
- une premie`re par MM. Tony Van Parys, Servais Ve-
rherstraeten et Jo Vandeurzen;
- une deuxie`me par MM. Bert Schoofs et Bart Laere-
mans;
- une troisie`me par MM. Fred Erdman, Thierry Giet et
Vincent Decroly et Mme Karine Lalieux et MM. Claude
Desmedt, Charles Michel et Hugo Coveliers;
- une quatrie`me par M. Jean-Jacques Viseur.
De stemming over deze voorstellen van resolutie zal later
plaatsvinden.
Le vote sur ces propositions de re´solution aura lieu
ulte´rieurement.
Collega's, ik denk dat wij ernstig gedebatteerd hebben en
dat sommigen straks voor de stemmingen nog het woord
kunnen nemen alhoewel mij dit niet echt nodig lijkt.
Ik laat ook het verslag uitdelen van onze vergadering van
vandaag tot 17.30 uur.
Vous allez recevoir les annales, dites vertes, jusqu'a`
17.30 heures. Je remercie e´galement le compte rendu
analytique qui nous remettra demain matin l'ensemble de
la se´ance d'aujourd'hui.
(De heer Jef Valkeniers fluistert de voorzitter in het oor
dat er in de match Nederland-Italie¨ ondertussen penalty's
worden getrapt)
Ik onderbreek niet voor de penalty's. De werkzaamheden
in het parlement krijgen voorrang.
S'ils ne viennent pas, tant pis.
Mme Joe¨lle Milquet (PSC) : Monsieur le pre´sident,
pourriez-vous nous accorder cinq minutes de suspension
pour les penalties ?
Le pre´sident : Je vais laisser le temps, non aux joueurs,
mais aux membres de la Chambre de nous rejoindre
mais, malgre´ les e´ve´nements sportifs du jour, certains
groupes sont pre´sents sur les bancs a` 60 ou a` 80% !
Collega's, we gaan straks over tot de stemmingen.
Inoverwegingneming van voorstellen
Prise en conside´ration de propositions
Aan de orde is de inoverwegingneming van een reeks
voorstellen waarvan de lijst als bijlage gaat.
Geen bezwaar ? (Nee)
De inoverwegingneming is aangenomen.
HA 50
PLEN 065
65
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
L'ordre du jour appelle la prise en conside´ration d'une
se´rie de propositions dont la liste est reprise en annexe.
Pas d'observation ? (Non)
La prise en conside´ration est adopte´e.
Ordre des travaux
Regeling van de werkzaamheden
Il semble y avoir un consensus pour suspendre pendant
cinq minutes.
La se´ance est suspendue.
De vergadering is geschorst.
- La se´ance est suspendue a` 20.35 heures.
- De vergadering wordt geschorst om 20.35 uur.
- La se´ance est reprise a` 20.45 heures.
- De vergadering wordt hervat om 20.45 uur.
La se´ance est reprise.
De vergadering is hervat.
Als een fractie een schorsing vraagt, dan wordt deze
toegekend. Ik heb een vraag tot schorsing gekregen van
de PSC en heb dus een schorsing toegestaan. De reden
is mij minder bekend.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
wil toch mijn verontwaardiging uiten over het feit dat de
Kamer niet gewoon haar werkzaamheden heeft kunnen
voortzetten.
De
voorzitter :
Ik
durf
aan
deze
houding
geen
hoedanigheidswoord toekennen.
De heer Francis Van den Eynde (Vlaams Blok) : Mijn-
heer de voorzitter, ik vind dat alle democratische partijen
zouden moeten protesteren.
De voorzitter : Ik ben hier alleen gebleven met enkele
charmante dames.
Mevrouw Simonne Leen (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, ik vind het werkelijk
een schande voor het veiligheidsplan, ik vind het een
schande voor de democratie, ik vind het een schande
voor alle ouders die naar huis moesten gaan omdat hun
kinderen wachten met hun rapport. Misschien kunnen wij
alle parlementairen een videorecorder schenken, zodat
wij de volgende keer niet moeten schorsen voor het
voetbal.
Votes
Stemmingen
Motions de´pose´es en conclusion de l'interpellation de
Mme Greta D'Hondt sur
les 'piliers des pensions' et plus
particulie`rement le de´veloppement du 'second pilier'
(n° 419)
Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van
mevrouw Greta D'Hondt over
de 'pensioenpijlers' en
meer in het bijzonder de uitbouw van de 'tweede pijler'
(nr. 419)
Cette interpellation a e´te´ de´veloppe´e en re´union publique
de la commission des Affaires sociales du 20 juin 2000.
Deze interpellatie werd gehouden in de openbare verga-
dering van de commissie voor de Sociale Zaken van 20
juni 2000.
Deux motions ont e´te´ de´pose´es (n° 25/103) :
- une motion de recommandation a e´te´ de´pose´e par
Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc Goutry;
- une motion pure et simple a e´te´ de´pose´e par Mme
Pierrette Cahay-Andre´ et MM. Joos Wauters, Jan Pee-
ters et Filip Anthuenis.
Twee moties werden ingediend (nr. 25/103) :
- een motie van aanbeveling werd ingediend door de
dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en de heer Luc
Goutry;
- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw
Pierrette Cahay-Andre´ en de heren Joos Wauters, Jan
Peeters en Filip Anthuenis.
La motion pure et simple ayant la priorite´ de droit, je mets
cette motion aux voix.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang
heeft, breng ik deze motie in stemming.
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, dit is geen strafschop, dit
is een opbouw vanuit het middenveld.
Mijn interpellatie aan minister Vandenbroucke had als
doel te vernemen hoe ver de regering staat met de
uitvoering van de in het regeerakkoord ingeschreven
uitbouw van de tweede pijler van de pensioenen. Ik
citeer :
De regering zal in het kader van sectorale CAO's
opgerichte pensioenfondsen in de tweede pijler met
vorming van collectieve kapitalisatiesystemen aanmoe-
digen door ze ook buiten de loonnorm toe te laten
. In
onze interpellatie beklemtoonden wij dat op korte termijn
een duidelijk politiek signaal of initiatief noodzakelijk is,
66
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
vooral in het kader van het zich op gang trekkende
sociaal overleg over nieuwe interprofessionele en secto-
rale akkoorden. Indien dit nu niet op korte termijn ge-
beurt, dreigt een periode van twee jaar verloren te gaan.
Ik zal u het antwoord van minister Vandenbroucke niet
voorlezen, maar verwijs daarvoor naar de Handelingen.
Hij antwoordde mij dat ik volledig gelijk had en dat, mocht
het van hem alleen afhangen, dit zou gebeuren voor het
parlementair reces.
De mening van minister Vandenbroucke is belangrijk,
ook voor mij. Hij verklaarde echter dat de regering de
discussie nog moest voeren en daarom hebben wij een
motie van aanbeveling ingediend die letterlijk de tekst
van het regeerakkoord overneemt en die er op aandringt
dat de regering onverwijld maatregelen neemt om hiertoe
een wettelijk kader te cree¨ren. Dit is geen overdreven
aandringen, want binnen twee weken gaan wij in parle-
mentair
reces.
Nochtans,
collega's,
dienden
de
meerderheidspartijen een eenvoudige motie in. In het
pensioendossier hebben alle meerderheidspartijen deze
week het vertrouwen van de leerkrachten verspeeld. U
kunt ook nog het vertrouwen verspelen van alle andere
loon- en weddetrekkenden aan wie u in het regeerak-
koord beloftes deed over de uitbouw van de tweede
pensioenpijler en dit via in sectorale CAO's opgerichte
pensioenfondsen met vorming van collectieve kapitalis-
atiesystemen. Als u de motie van aanbeveling wegstemt,
zullen niet alleen de leerkrachten u hun vertrouwen
ontnemen, maar ook andere grote groepen van werkne-
mers.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
ik zal het kort houden. Ik zou willen penetreren vanuit de
voorlijn.
Mevrouw D'Hondt, het heeft weinig zin om moties te
steunen die letterlijk in het regeerakkoord staan. Wij zijn
het er volledig mee eens, maar het staat in het regeer-
akkoord. Wat is dan de zin van het ondertekenen van een
motie ? Daarom ondertekenen wij de eenvoudige motie.
De voorzitter : Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 1)
Oui
69
Ja
Non
35
Nee
Abstentions
7
Onthoudingen
Total
111
Totaal
La motion pure et simple est adopte´e. Par conse´quent, la
motion de recommandation est caduque.
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervalt
de motie van aanbeveling.
Reden van onthouding ?
Raison d'abstention ?
De heer Tony Van Parys (CVP) : Ik heb een stem-
afspraak met mevrouw Fientje Moerman voor deze en de
volgende stemmingen.
M. Raymond Langendries (PSC) : J'ai paire´ avec
M. Fred Erdman.
De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : Ik heb een
stemafspraak met de heer Stef Goris voor deze en de
volgende stemmingen.
De heer Jef Valkeniers (VLD) : Ik heb een stemafspraak
met de heer Mark Eyskens voor deze en de volgende
stemmingen.
De heer Jozef Van Eetvelt (CVP) : Ik heb een stem-
afspraak met de heer Yvon Harmegnies voor deze en de
volgende stemmingen.
Mevrouw Els Van Weert (VU&ID) : Ik heb een stem-
afspraak met mevrouw Magda De Meyer voor deze en de
volgende stemmingen.
Wetsontwerp tot wijziging van artikel 2, eerste lid,
van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevol-
kingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijzi-
ging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van
een Rijksregister van de natuurlijke personen (over-
gezonden door de Senaat) (519/4)
Projet de loi modifiant l'article 2, aline´a 1er, de la loi
du 19 juillet 1991 relative aux registres de la popula-
tion et aux cartes d'identite´ et modifiant la loi du
8 aou
^ t 1983 organisant un registre national des
personnes physiques (transmis par le Se´nat) (519/4)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
HA 50
PLEN 065
67
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Els Van Weert
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 2)
Oui
111
Ja
Non
0
Nee
Abstentions
0
Onthoudingen
Total
111
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte le projet de loi. Il
sera renvoye´ au Se´nat.
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal
naar de Senaat worden teruggezonden. (519/5)
Wetsvoorstel van de heer Geert Bourgeois tot wijzi-
ging van artikel 72, 5°, van de nieuwe gemeentewet
(652/1)
Proposition de loi de M. Geert Bourgeois modifiant
l'article 72, 5°, de la nouvelle loi communale (652/1)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 3)
Oui
111
Ja
Non
0
Nee
Abstentions
0
Onthoudingen
Total
111
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte la proposition de
loi. Elle sera transmise en tant que projet au Se´nat.
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal
als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden.
(652/3)
Wetsvoorstel van de heer Hugo Coveliers tot wijzi-
ging van artikel 1ter van de wet van 6 augustus 1931
houdende vaststelling van de onverenigbaarheden
en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen
ministers en ministers van Staat, alsmede de leden
en de gewezen leden van de wetgevende Kamers
(665/1)
Proposition de loi de M. Hugo Coveliers modifiant
l'article 1er ter de la loi du 6 aou
^ t 1931 e´tablissant des
incompatibilite´s et interdictions concernant les mi-
nistres, anciens ministres et ministres d'Etat, ainsi
que les membres et anciens membres des Chambres
le´gislatives (665/1)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 4)
Oui
69
Ja
Non
5
Nee
Abstentions
38
Onthoudingen
Total
112
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte la proposition de
loi. Elle sera transmise en tant que projet au Se´nat.
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal
als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden.
(665/3)
Reden van onthouding ?
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
wij hebben ons onthouden om redenen ten gronde. Toch
wil ik opmerken dat de meerderheid in globo de goedheid
kan hebben om stemafspraken te maken, waaraan wij
ons houden, maar dat door de vijf of zes stemafspraken
die werden gemaakt omdat de meerderheid anders niet
in aantal zou zijn, onze goedheid zeer zwaar op de proef
wordt gesteld. Ik zou de meerderheid dus willen oproe-
pen om haar gedrag te beteren.
De voorzitter : Ik heb dat nog horen zeggen, maar u hebt
gelijk.
Collega's, dit is het vijftiende of zestiende wetsvoorstel
dat wij hier goedkeuren.
De heer Paul Tant (CVP) : Misschien bij gebrek aan
ontwerpen !
De voorzitter : Ik dacht dat het te wijten was aan de
hoedanigheid van de voorstellen, mijnheer Tant.
68
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
oorstel van resolutie van de heer Jef Valkeniers
inzake de landhervormingen in Zimbabwe (643/4)
Proposition de re´solution de M. Jef Valkeniers rela-
tive aux re´formes agraires au Zimbabwe (643/4)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 5)
Oui
112
Ja
Non
0
Nee
Abstentions
0
Onthoudingen
Total
112
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte la proposition de
re´solution. Elle sera transmise au gouvernement.
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van resolutie aan.
Het zal aan de regering worden overgezonden. (643/5)
Voorstel van resolutie van de heer Ferdy Willems
betreffende de tegen de Koerdische PKK-leider O
¨ ca-
lan uitgesproken doodstraf (21/8)
Proposition de re´solution de M. Ferdy Willems rela-
tive a` la condamnation a` mort prononce´e a` l'encontre
du leader kurde du PKK, M. O
¨ calan (21/8)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 6)
Oui
102
Ja
Non
0
Nee
Abstentions
10
Onthoudingen
Total
112
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte la proposition de
re´solution. Elle sera transmise au gouvernement.
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van resolutie aan.
Het zal aan de regering worden overgezonden. (21/9)
Voorstel van resolutie van mevrouw Claudine Drion
c.s. betreffende het standpunt van Belgie¨ in de ver-
houdingen tussen de Europese Unie en de Staat
Israe¨l (399/1)
Proposition de re´solution de Mme Claudine Drion et
consorts relative a` la position de la Belgique dans les
relations entre l'Union europe´enne et l'Etat d'Israe¨l
(399/1)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 7)
Oui
112
Ja
Non
0
Nee
Abstentions
0
Onthoudingen
Total
112
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte la proposition de
re´solution. Elle sera transmise au gouvernement.
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van resolutie aan.
Het zal aan de regering worden overgezonden. (399/3)
Voorstel van resolutie van de heer Lode Vanoost
betreffende Leonard Peltier, strijder voor de mensen-
rechten van de Noord-Amerikaanse autochtone vol-
keren (nieuw opschrift) (483/4)
HA 50
PLEN 065
69
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Proposition de re´solution de M. Lode Vanoost rela-
tive a` Leonard Peltier, militant des droits de l'homme
des peuples autochtones d'Ame´rique du Nord (nou-
vel intitule´) (483/4)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 8)
Oui
112
Ja
Non
0
Nee
Abstentions
0
Onthoudingen
Total
112
Totaal
En conse´quence, la Chambre adopte la proposition de
re´solution. Elle sera transmise au gouvernement.
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van resolutie aan.
Het zal aan de regering worden overgezonden. (483/5)
Voorstellen van resolutie ingediend in het kader van
het debat over het federaal veiligheids- en detentie-
plan (716/3)
Propositions de re´solution de´pose´es dans le cadre
du de´bat sur le plan fe´de´ral de se´curite´ et de politi-
que pe´nitentiaire (716/3)
1. Voorstel van resolutie van de heren Tony Van
Parys, Servais Verherstraeten en Jo Vandeurzen
1. Proposition de re´solution de MM. Tony Van Parys,
Servais Verherstraeten et Jo Vandeurzen
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 9)
Oui
24
Ja
Non
71
Nee
Abstentions
18
Onthoudingen
Total
113
Totaal
La premie`re proposition de re´solution est rejete´e. Par
conse´quent, la Chambre peut se prononcer sur la
deuxie`me proposition de re´solution.
Het eerste voorstel van resolutie is verworpen. Bijgevolg
kan de Kamer zich uitspreken over het tweede voorstel
van resolutie.
2. Voorstel van resolutie van de heren Bert Schoofs
en Bart Laeremans
2. Proposition de re´solution de MM. Bert Schoofs et
Bart Laeremans
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 10)
Oui
11
Ja
Non
101
Nee
Abstentions
1
Onthoudingen
Total
113
Totaal
La deuxie`me proposition de re´solution est rejete´e. Par
conse´quent, la Chambre peut se prononcer sur la troi-
sie`me proposition de re´solution.
Het tweede voorstel van resolutie is verworpen. Bijgevolg
kan de Kamer zich uitspreken over het derde voorstel
van resolutie.
3. Voorstel van resolutie van de heren Fred Erdman,
Thierry Giet en Vincent Decroly en mevrouw Karine
Lalieux en de heren Claude Desmedt, Charles Michel
en Hugo Coveliers
70
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
3. Proposition de re´solution de MM. Fred Erdman,
Thierry Giet et Vincent Decroly et Mme Karine Lalieux
et MM. Claude Desmedt, Charles Michel et Hugo
Coveliers
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring ?
(Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une de´claration
avant le vote ? (Non)
Begin van de stemming / De´but du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd ? /
Tout le monde a-t-il vote´ et ve´rifie´ son vote ?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Re´sultat du vote.
(stemming/vote 11)
Oui
71
Ja
Non
31
Nee
Abstentions
11
Onthoudingen
Total
113
Totaal
La troisie`me proposition de re´solution est adopte´e. Elle
sera transmise au gouvernement.
Het derde voorstel van resolutie is aangenomen. Het zal
aan de regering worden overgezonden. (716/4)
La quatrie`me proposition de re´solution est donc cadu-
que.
Aldus vervalt het vierde voorstel van resolutie.
La se´ance est leve´e.
De vergadering is gesloten.
- La se´ance est leve´e a` 21.02 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re jeudi 6 juillet 2000 a` 14.15 heures.
- De vergadering wordt gesloten om 21.02 uur. Volgende
plenaire vergadering donderdag 6 juli 2000 om 14.15 uur.
HA 50
PLEN 065
71
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
72
HA 50
PLEN 065
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DONDERDAG 29 JUNI 2000
JEUDI 29 JUIN 2000
STEMMINGEN
VOTES
Detail van de naamstemmingen
Détail des votes nominatifs
De uitslag van elke naamstemming alsmede de verklaringen na
sluiting van de stemming worden vermeld in het corpus van het
Beknopt Verslag en van de Parlementaire Handelingen
Le résultat de chaque vote nominatif ainsi que les déclarations
après vote figurent dans le corps du
Compte rendu analytique
et des
Annales parlementaires
Vote nominatif n° 1 - Naamstemming nr. 1
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Burgeon, Cahay-Andre´, Canon,
Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo, de Donne´a, Dehu, Delize´e, Denis,
Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Douifi, Dufour, Eeman, Eerdekens, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Grauwels, Herzet, Hove,
Janssens, Laenens, Lahaye, Lalieux, Lansens, Larcier, Leen, Lenssen, Michel, Minne, Moriau, Peeters, Pelzer-Salandra, Philtjens,
Schellens, Seghin, Smets Tony, Talhaoui, Tavernier, Timmermans, Van Aperen, Van Campenhout, Vandenhove, van der Hooft, Van der
Maelen, Van Grootenbrulle, Vanvelthoven, van Weddingen, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Les membres-De leden : Borginon, Bouteca, Brepoels, Creyf, De Clerck, De Man, Detremmerie, D'Hondt Greta, Fe´ret, Goutry,
Goyvaerts, Grafe´, Hendrickx, Laeremans, Lefevre, Leterme, Milquet, Mortelmans, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet,
Schauvliege, Schoofs, Smets Andre´, Spinnewyn, Tastenhoye, Van de Casteele, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandeurzen, Van
Peel, Van Rompuy, Verherstraeten, Willems.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Les membres-De leden : Langendries, Valkeniers, Van Eetvelt, Van Hoorebeke, Van Parys, Vanpoucke, Van Weert.
Vote nominatif n° 2 - Naamstemming nr. 2
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Bouteca, Brepoels,
Burgeon, Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo,
de Donne´a, Dehu, Delize´e, De Man, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour,
Eeman, Eerdekens, Fe´ret, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Goyvaerts, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens,
Laenens, Laeremans, Lahaye, Lalieux, Langendries, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Michel, Milquet, Minne,
Moriau, Mortelmans, Peeters, Pelzer-Salandra, Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege, Schellens,
Schoofs, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony, Spinnewyn, Talhaoui, Tant, Tastenhoye, Tavernier, Timmermans, Valkeniers, Van Aperen,
Van Campenhout, Van de Casteele, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen, Vandeurzen, Van
Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy, Vanvelthoven, van Weddingen, Van
Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Personne - Niemand.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Personne - Niemand.
HA 50
PLEN 065
73
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Vote nominatif n° 3 - Naamstemming nr. 3
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Bouteca, Brepoels,
Burgeon, Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo,
de Donne´a, Dehu, Delize´e, De Man, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour,
Eeman, Eerdekens, Fe´ret, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Goyvaerts, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens,
Laenens, Laeremans, Lahaye, Lalieux, Langendries, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Michel, Milquet, Minne,
Moriau, Mortelmans, Peeters, Pelzer-Salandra, Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege, Schellens,
Schoofs, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony, Spinnewyn, Talhaoui, Tant, Tastenhoye, Tavernier, Timmermans, Valkeniers, Van Aperen,
Van Campenhout, Van de Casteele, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen, Vandeurzen, Van
Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy, Vanvelthoven, van Weddingen, Van
Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Personne - Niemand.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Personne - Niemand.
Vote nominatif n° 4 - Naamstemming nr. 4
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Bouteca, Burgeon, Cahay-Andre´,
Canon, Chabot, Chastel, Collard, Cortois, Coveliers, De Block, De Croo, de Donne´a, Dehu, Delize´e, De Man, Denis, Desimpel,
Desmedt, Douifi, Dufour, Eeman, Eerdekens, Fe´ret, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Goyvaerts, Herzet, Hove, Janssens, Laeremans,
Lahaye, Lalieux, Lansens, Larcier, Leen, Lenssen, Maingain, Michel, Moriau, Mortelmans, Peeters, Philtjens, Schellens, Schoofs,
Seghin, Smets Tony, Spinnewyn, Tastenhoye, Timmermans, Van Aperen, Van Campenhout, Van den Broeck, Van den Eynde,
Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen, Van Grootenbrulle, Vanvelthoven, van Weddingen, Verlinde, Wauthier, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Les membres-De leden : Borginon, Brepoels, Van de Casteele, Van Hoorebeke, Willems.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Les membres-De leden : Coenen, Creyf, Dardenne, Decroly, Descheemaeker, Detremmerie, D'Hondt Greta, Gilkinet, Goutry, Grafe´,
Grauwels, Hendrickx, Laenens, Langendries, Lefevre, Leterme, Milquet, Minne, Pelzer-Salandra, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten,
Poncelet, Schauvliege, Smets Andre´, Talhaoui, Tant, Tavernier, Valkeniers, Vandeurzen, Van Eetvelt, Van Parys, Van Peel,
Vanpoucke, Van Rompuy, Van Weert, Verherstraeten, Viseur Jean-Pierre.
Vote nominatif n° 5 - Naamstemming nr. 5
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Bouteca, Brepoels,
Burgeon, Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo,
de Donne´a, Dehu, Delize´e, De Man, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour,
Eeman, Eerdekens, Fe´ret, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Goyvaerts, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens,
Laenens, Laeremans, Lahaye, Lalieux, Langendries, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Maingain, Michel, Milquet,
Minne, Moriau, Mortelmans, Peeters, Pelzer-Salandra, Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege,
Schellens, Schoofs, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony, Spinnewyn, Talhaoui, Tant, Tastenhoye, Tavernier, Timmermans, Valkeniers,
Van Aperen, Van Campenhout, Van de Casteele, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen,
Vandeurzen, Van Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy, Vanvelthoven, van
Weddingen, Van Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Personne - Niemand.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Personne - Niemand.
74
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Vote nominatif n° 6 - Naamstemming nr. 6
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Brepoels, Burgeon,
Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo, de Donne´a,
Dehu, Delize´e, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour, Eeman, Eerdekens, Fe´ret,
Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens, Laenens, Lahaye, Lalieux,
Langendries, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Maingain, Michel, Milquet, Minne, Moriau, Peeters, Pelzer-Salandra,
Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege, Schellens, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony, Talhaoui, Tant,
Tavernier, Timmermans, Valkeniers, Van Aperen, Van Campenhout, Van de Casteele, Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen,
Vandeurzen, Van Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy, Vanvelthoven, van
Weddingen, Van Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Personne - Niemand.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Les membres-De leden : Bouteca, De Man, Goyvaerts, Laeremans, Mortelmans, Schoofs, Spinnewyn, Tastenhoye, Van den Broeck,
Van den Eynde.
Vote nominatif n° 7 - Naamstemming nr. 7
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Bouteca, Brepoels,
Burgeon, Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo,
de Donne´a, Dehu, Delize´e, De Man, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour,
Eeman, Eerdekens, Fe´ret, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Goyvaerts, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens,
Laenens, Laeremans, Lahaye, Lalieux, Langendries, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Maingain, Michel, Milquet,
Minne, Moriau, Mortelmans, Peeters, Pelzer-Salandra, Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege,
Schellens, Schoofs, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony, Spinnewyn, Talhaoui, Tant, Tastenhoye, Tavernier, Timmermans, Valkeniers,
Van Aperen, Van Campenhout, Van de Casteele, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen,
Vandeurzen, Van Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy, Vanvelthoven, van
Weddingen, Van Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Personne - Niemand.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Personne - Niemand.
Vote nominatif n° 8 - Naamstemming nr. 8
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Bouteca, Brepoels,
Burgeon, Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo,
de Donne´a, Dehu, Delize´e, De Man, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour,
Eeman, Eerdekens, Fe´ret, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Goyvaerts, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens,
Laenens, Laeremans, Lahaye, Lalieux, Langendries, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Maingain, Michel, Milquet,
Minne, Moriau, Mortelmans, Peeters, Pelzer-Salandra, Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege,
Schellens, Schoofs, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony, Spinnewyn, Talhaoui, Tant, Tastenhoye, Tavernier, Timmermans, Valkeniers,
Van Aperen, Van Campenhout, Van de Casteele, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen,
Vandeurzen, Van Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy, Vanvelthoven, van
Weddingen, Van Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Personne - Niemand.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Personne - Niemand.
HA 50
PLEN 065
75
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Vote nominatif n° 9 - Naamstemming nr. 9
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Borginon, Brepoels, Creyf, Detremmerie, D'Hondt Greta, Goutry, Grafe´, Hendrickx, Lefevre, Leterme,
Milquet, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege, Smets Andre´, Tant, Van de Casteele, Vandeurzen, Van Peel, Van
Rompuy, Verherstraeten, Willems.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Burgeon, Cahay-Andre´, Canon,
Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo, de Donne´a, Dehu, Delize´e, Denis,
Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Douifi, Dufour, Eeman, Eerdekens, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Grauwels, Herzet, Hove,
Janssens, Laenens, Lahaye, Lalieux, Lansens, Larcier, Leen, Lenssen, Maingain, Mayeur, Michel, Minne, Moriau, Peeters,
Pelzer-Salandra, Philtjens, Schellens, Seghin, Smets Tony, Talhaoui, Tavernier, Timmermans, Van Aperen, Van Campenhout,
Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen, Van Grootenbrulle, Vanvelthoven, van Weddingen, Verlinde, Viseur Jean-Pierre,
Wauthier, Yerna.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Les membres-De leden : Bouteca, De Man, Fe´ret, Goyvaerts, Laeremans, Langendries, Mortelmans, Schoofs, Spinnewyn,
Tastenhoye, Valkeniers, Van den Broeck, Van den Eynde, Van Eetvelt, Van Hoorebeke, Van Parys, Vanpoucke, Van Weert.
Vote nominatif n° 10 - Naamstemming nr. 10
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Bouteca, De Man, Fe´ret, Goyvaerts, Laeremans, Mortelmans, Schoofs, Spinnewyn, Tastenhoye, Van den
Broeck, Van den Eynde.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Borginon, Brepoels, Burgeon,
Cahay-Andre´, Canon, Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Creyf, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo, de
Donne´a, Dehu, Delize´e, Denis, Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Detremmerie, D'Hondt Greta, Douifi, Dufour, Eeman,
Eerdekens, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Goutry, Grafe´, Grauwels, Hendrickx, Herzet, Hove, Janssens, Laenens, Lahaye,
Lalieux, Lansens, Larcier, Leen, Lefevre, Lenssen, Leterme, Maingain, Mayeur, Michel, Milquet, Minne, Moriau, Peeters, Pelzer-
Salandra, Philtjens, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege, Schellens, Seghin, Smets Andre´, Smets Tony,
Talhaoui, Tant, Tavernier, Timmermans, Valkeniers, Van Aperen, Van Campenhout, Van de Casteele, Vandenhove, van der Hooft, Van
der Maelen, Vandeurzen, Van Eetvelt, Van Grootenbrulle, Van Hoorebeke, Van Parys, Van Peel, Vanpoucke, Van Rompuy,
Vanvelthoven, van Weddingen, Van Weert, Verherstraeten, Verlinde, Viseur Jean-Pierre, Wauthier, Willems, Yerna.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Les membres-De leden : Langendries.
Vote nominatif n° 11 - Naamstemming nr. 11
Ont re´pondu oui - Voor hebben gestemd :
Les membres-De leden : Anthuenis, Avontroodt, Bacquelaine, Bartholomeeussen, Barzin, Bonte, Burgeon, Cahay-Andre´, Canon,
Chabot, Chastel, Coenen, Collard, Cortois, Coveliers, Dardenne, De Block, Decroly, De Croo, de Donne´a, Dehu, Delize´e, Denis,
Descheemaeker, Desimpel, Desmedt, Douifi, Dufour, Eeman, Eerdekens, Fre´de´ric, Gerkens, Giet, Gilkinet, Grauwels, Herzet, Hove,
Janssens, Laenens, Lahaye, Lalieux, Lansens, Larcier, Leen, Lenssen, Maingain, Mayeur, Michel, Minne, Moriau, Peeters,
Pelzer-Salandra, Philtjens, Schellens, Seghin, Smets Tony, Talhaoui, Tavernier, Timmermans, Van Aperen, Van Campenhout,
Vandenhove, van der Hooft, Van der Maelen, Van Grootenbrulle, Vanvelthoven, van Weddingen, Verlinde, Viseur Jean-Pierre,
Wauthier, Yerna.
Ont re´pondu non - Tegen hebben gestemd :
Les membres-De leden : Bouteca, Creyf, De Man, Detremmerie, D'Hondt Greta, Fe´ret, Goutry, Goyvaerts, Grafe´, Hendrickx,
Laeremans, Lefevre, Leterme, Milquet, Mortelmans, Pieters Dirk, Pieters Trees, Pinxten, Poncelet, Schauvliege, Schoofs, Smets
Andre´, Spinnewyn, Tant, Tastenhoye, Van den Broeck, Van den Eynde, Vandeurzen, Van Peel, Van Rompuy, Verherstraeten.
Se sont abstenus - Hebben zich onthouden :
Les membres-De leden : Borginon, Brepoels, Langendries, Valkeniers, Van de Casteele, Van Eetvelt, Van Hoorebeke, Van Parys,
Vanpoucke, Van Weert, Willems.
76
HA 50
PLEN 065
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DONDERDAG 29 JUNI 2000
JEUDI 29 JUIN 2000
INTERNE BESLUITEN
DE´CISIONS INTERNES
COMMISSIES
Samenstelling
Volgende
wijziging
werd
door
de
PRL
FDF
MCC-fractievoorgesteld :
P
ARLEMENTAIRE
O
VERLEGCOMMISSIE
Plaatsvervangers
Mevrouw Anne Barzin vervangen door de heer Charles
Michel.
INTERPELLATIEVERZOEKEN
Ingekomen
1. de heer Thierry Giet tot de minister van Justitie over
zijn voorlichtingsbeleid van de burger.
(nr. 453 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
2. mevrouw Jacqueline Herzet tot de minister van Justitie
over
het mislukken van de gemengd Belgisch-
Marokkaanse Commissie betreffende de ontvoeringen
door ouders
.
(nr. 454 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
VOORSTELLEN
Inoverwegingneming
1. Wetsvoorstel (mevrouw Magda De Meyer en de heer
Jan Peeters) tot oprichting van een Hoge Raad voor
Ethiek
en
Deontologie
van
de
Gezondheidszorg,
nr.724/1.
Verzonden naar de commissie voor de Volksgezondheid,
het Leefmilieu en de maatschappelijke Hernieuwing
2. Wetsvoorstel (de heer Geert Bourgeois en mevrouw
Frieda Brepoels) betreffende de parlementaire controle
op de samenwerking inzake justitie en binnenlandse
aangelegenheden binnen de Europese Unie, nr.725/1.
COMMISSIONS
Composition
La modification suivante a e´te´ propose´e par le groupe
PRL FDF MCC :
C
OMMISSION
P
ARLEMENTAIRE DE
C
ONCERTATION
Membres supple´ants
Remplacer Mme Anne Barzin par M. Charles Michel.
DEMANDES D'INTERPELLATION
Demandes
1. M.
Thierry Giet au ministre de la Justice sur
sa
politique d'information vers le citoyen
.
(n° 453 - renvoi a` la commission de la Justice)
2. Mme Jacqueline Herzet au ministre de la Justice sur
l'e´chec de la Commission mixte belgo-marocaine sur les
rapts parentaux
.
(n° 454 - renvoi a` la commission de la Justice)
PROPOSITIONS
Prise en conside´ration
1. Proposition de loi (Mme Magda De Meyer et M. Jan
Peeters) portant cre´ation d'un Conseil supe´rieur de
l'Ethique et de la De´ontologie des soins de sante´,
n°724/1.
Renvoi a` la commission de la Sante´ publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Socie´te´
2. Proposition de loi (M. Geert Bourgeois et Mme Frieda
Brepoels) relative au contro^le exerce´ par le parlement sur
la coope´ration en matie`re de justice et d'affaires inte´rieu-
res au sein de l'Union europe´enne, n°725/1.
HA 50
PLEN 065
77
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
3. Wetsvoorstel (de heren Jean-Pierre Detremmerie en
Andre´ Smets) tot afschaffing van de geautomatiseerde
stemming en tot veralgemening van de stemopneming
door middel van een systeem voor optische lezing,
nr.726/1.
Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse
Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt
4. Wetsvoorstel (de heren Patrick Moriau en Thierry Giet)
tot wijziging van de wet van 24februari1921 betreffende
het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddelen en
verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antisep-
tica, teneinde het gebruik van cannabis uit het strafrecht
te halen, nr.727/1.
Verzonden naar de commissie voor de Volksgezondheid,
het Leefmilieu en de maatschappelijke Hernieuwing
5. Wetsvoorstel (mevrouw Joe¨lle Milquet) tot wijziging
van de artikelen 1582, 1583 en 1589 van het Burgerlijk
Wetboek, nr.728/1.
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
6. Wetsvoorstel (de heer Jean-Jacques Viseur) tot wijzi-
ging van het koninklijk besluit nr. 50 van 24okto-
ber1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen
voor werknemers en van het koninklijk besluit nr. 72 van
10 november 1967 betreffende het rust- en overlevings-
pensioen der zelfstandigen teneinde de cumulatie toe te
staan van een overlevingspensioen en een uitkering
wegens ziekte, invaliditeit of onvrijwillige werkloosheid,
nr.729/1.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken
7. Wetsvoorstel (de heer Francis Van den Eynde) tot
wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik
in gerechtszaken, nr.730/1.
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
8. Wetsvoorstel (mevrouw Kathleen van der Hooft) tot
wijziging van de wet van 30 april 1999 betreffende de
tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wat de au
pairs betreft, nr.731/1.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken
9. Wetsvoorstel (mevrouw Yolande Avontroodt en de
heer Filip Anthuenis) tot instelling van een adoptieverlof
voor werknemers en zelfstandigen, nr.734/1.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken
10. Wetsvoorstel (mevrouw Greta D'Hondt) tot wijziging
van de reglementering inzake de gewaarborgde gezins-
bijslag, met betrekking tot het rechtgevend kind dat het
bestaansminimum geniet, nr. 768/1.
Verzonden naar de commissie voor de SocialeZaken
Renvoi a` la commission des Relations exte´rieures
3. Proposition de loi (MM. Jean-Pierre Detremmerie et
Andre´ Smets) visant la suppression du vote automatise´
et la ge´ne´ralisation du de´pouillement par lecture optique,
n°726/1.
Renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des Affaires
ge´ne´rales et de la Fonction publique
4. Proposition de loi (MM. Patrick Moriau et Thierry Giet)
modifiant la loi du 24 fe´vrier 1921 concernant le trafic de
substances ve´ne´neuses, soporifiques, stupe´fiantes, de´s-
infectantes ou antiseptiques en vue de de´pe´naliser
l'usage du cannabis, n° 727/1.
Renvoi a` la commission de la Sante´ publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Socie´te´
5. Proposition de loi (Mme Joe¨lle Milquet) modifiant les
articles 1582, 1583 et 1589 du Code civil, n° 728/1.
Renvoi a` la commission de la Justice
6. Proposition de loi (M. Jean-Jacques Viseur) modifiant
l'arre^te´ royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif a` la pension
de retraite et de survie des travailleurs salarie´s ainsi que
l'arre^te´ royal n° 72 du 10 novembre 1967 relatif a` la
pension de retraite et de survie des travailleurs inde´pen-
dants en vue d'autoriser le cumul entre une pension de
survie et une indemnite´ pour cause de maladie,
d'invalidite´ ou de cho^mage involontaire, n°729/1.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales
7. Proposition de loi (M.
Francis Van den Eynde)
modifiant la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des
langues en matie`re judiciaire, n°730/1.
Renvoi a` la commission de la Justice
8. Proposition de loi (Mme Kathleen van der Hooft)
modifiant la loi du 30 avril 1999 relative a` l'occupation des
travailleurs e´trangers, en ce qui concerne les jeunes au
pair, n°731/1.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales
9. Proposition de loi (Mme Yolande Avontroodt et M. Filip
Anthuenis) instaurant un conge´ d'adoption pour les tra-
vailleurs
salarie´s
et
les
travailleurs
inde´pendants,
n°734/1.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales
10. Proposition de loi (Mme Greta D'Hondt) modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales garan-
ties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire auquel est
octroye´ le minimum de moyens d'existence, n° 768/1.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales
78
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Toelating tot drukken
Rgt art 64-2
1. Voorstel van bijzondere wet (mevrouw Annemie Van
de Casteele) tot wijziging van de bijzondere wet van
16 januari 1989 betreffende de financiering van de ge-
meenschappen en de gewesten, nr.761/1.
2. Wetsvoorstel (mevrouw Annemie Van de Casteele) tot
opheffing van artikel 107 van de gecoo¨rdineerde kinder-
bijslagwet voor werknemers, nr.762/1.
3. Voorstel van bijzondere wet (de heren Olivier Maingain
en Daniel Bacquelaine) tot wijziging van de bijzondere
wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse
instellingen teneinde de democratische werking van de
instellingen van het Brussels Gewest te waarborgen,
nr. 766/1.
4. Voorstel van verklaring (de heren Olivier Maingain en
Daniel Bacquelaine) tot herziening van artikel 142 van de
Grondwet, nr.767/1.
5. Wetsvoorstel (mevrouw Greta D'Hondt) tot wijziging
van de reglementering inzake de gewaarborgde gezins-
bijslag, met betrekking tot het rechtgevend kind dat het
bestaansminimum geniet, nr.768/1.
Autorisation d'impression
Rgt art 64-2
1. Proposition de loi spe´ciale (Mme Annemie Van de
Casteele) modifiant la loi spe´ciale du 16janvier1989 re-
lative au financement des communaute´s et des re´gions,
n°761/1.
2. Proposition de loi (Mme Annemie Van de Casteele)
abrogeant l'article 107 des lois coordonne´es relatives
aux allocations familiales pour travailleurs salarie´s,
n°762/1.
3. Proposition de loi spe´ciale (MM. Olivier Maingain et
Daniel Bacquelaine) modifiant la loi spe´ciale du 12
janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises afin de
garantir le fonctionnement de´mocratique des institutions
de la Re´gion bruxelloise, n°766/1.
4. Proposition de de´claration (MM. Olivier Maingain et
Daniel Bacquelaine) de re´vision de l'article142 de la
Constitution, n°767/1.
5. Proposition de loi (Mme Greta D'Hondt) modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales garan-
ties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire auquel est
octroye´ le minimum de moyens d'existence, n°768/1.
HA 50
PLEN 065
79
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DONDERDAG 29 JUNI 2000
JEUDI 29 JUIN 2000
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
COMMISSIE
Verslag
Volgend verslag werd ingediend :
namens de commissie voor de Comptabiliteit,
- door mevrouw Zoe´ Genot, over de rekeningen van het
College van de federale ombudsmannen van het begro-
tingsjaar 1999 (nr.771/1).
ARBITRAGEHOF
Arresten
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier van het
Arbitragehof kennis van :
- het arrest nr. 67/2000 uitgesproken op14 juni 2000 over
het beroep tot vernietiging van de artikelen 1, 2, 4°, 3, 4
en 5 van het decreet van het Waalse Gewest van
19 november 1998 tot invoering van een belasting op de
verlaten woningen in het Waalse Gewest, ingesteld door
de VZW Algemeen eigenaarssyndicaat en anderen;
(rolnummer : 1612)
- het arrest nr. 68/2000 uitgesproken op14 juni 2000 over
de prejudicie¨le vraag betreffende artikel52 van de wet
van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door
de arbeidsrechtbank te Brugge bij vonnis van 19fe-
bruari1999, inzake L. Beirnaert tegen de NV Wes-
tvlaamse Betonwerkerij en inzake D.DeRidder en P. De
Block tegen de NV De Vreese & Simon;
(rolnummer : 1626)
- het arrest nr. 69/2000 uitgesproken op 14 juni 2000 over
de prejudicie¨le vraag betreffende artikel5 van de wet van
8 juli 1977 houdende goedkeuring van volgende interna-
tionale akten :
1. verdrag betreffende de eenmaking van enige beginse-
len van het octrooirecht, opgemaakt te Straatsburgo
27 november 1963;
COMMISSION
Rapport
Le rapport suivant a e´te´ de´pose´ :
au nom de la commission de la Comptabilite´,
- par Mme Zoe´ Genot, sur les comptes du Colle`ge des
me´diateurs
fe´de´raux
de
l'anne´e
budge´taire
1999
(n°771/1).
COUR D'ARBITRAGE
Arre^ts
En application de l'article 113 de la loi spe´ciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie :
- l'arre^t n° 67/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant le
recours en annulation des articles 1er, 2, 4°, 3, 4 et 5 du
de´cret de la Re´gion wallonne du 19 novembre 1998
instaurant une taxe sur les logements abandonne´s en
Re´gion wallonne, introduit par l'ASBL Syndicat national
des proprie´taires et autres;
(n° du ro^le : 1612)
- l'arre^t n° 68/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant la
question pre´judicielle relative a` l'article 52 de la loi du
4 aou^t 1996 relative au bien-e^tre des travailleurs lors de
l'exe´cution de leur travail, pose´e par le tribunal du travail
de Bruges par jugement du 19 fe´vrier 1999, en cause de
L.Beirnaert contre la SA
Westvlaamse Betonwerkerij et
de D. De Ridder et P. De Block contre la SA De Vreese &
Simon;
(n° du ro^le : 1626)
- l'arre^t n° 69/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant la
question pre´judicielle relative a` l'article 5 de la loi du
8 juillet 1977 portant approbation des actes internatio-
naux suivants :
1. convention sur l'unification de certains e´le´ments du
droit des brevets d'invention, faite a` Strasbourg le
27 novembre 1963;
80
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2. verdrag tot samenwerking inzake octrooien, en uitvoe-
ringsreglement, opgemaakt te Washington op 19 juni
1970;
3. verdrag betreffende de verlening van Europese oc-
trooien (Europees octrooiverdrag), uitvoeringsreglement
en vier protocollen, opgemaakt te Mu¨nchen op 5 oktober
1973;
4. verdrag betreffende het Europees octrooi voor de
gemeenschappelijke markt (gemeenschapsoctrooiver-
drag), en uitvoeringsreglement, opgemaakt te Luxem-
burg op 15december1975;
gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel
bij vonnis van 19 maart 1999, inzake de vennootschap
naar Amerikaans recht Centocor Inc. tegen de Belgische
Staat;
(rolnummer : 1653)
- het arrest nr. 70/2000 uitgesproken op 14 juni 2000 over
de prejudicie¨le vragen betreffende artikel67 van het
koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coo¨rdinatie van
de wetten betreffende de politie over het wegverkeer,
gesteld door de correctionele rechtbank te Ieper bij drie
vonnissen van 15april1999, inzake het openbaar minis-
terie tegen S. Vanoverberghe en de BVBA Translini;
(rolnummers : 1677, 1678 en 1679)
- het arrest nr. 71/2000 uitgesproken op 14 juni 2000 over
de prejudicie¨le vraag betreffende artikel195, derde lid,
van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het
Hof van Cassatie bij arrest van 16 juni 1999, inzake F.
Akremi;
(rolnummer : 1726)
- het arrest nr. 72/2000 uitgesproken op 14 juni 2000 over
de prejudicie¨le vragen betreffende artikel21, tweede lid,
van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State,
gesteld door de Raad van State bij arrest van 20 juli
1999, inzake A. Grigoreva tegen de Belgische Staat en
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de
staatlozen;
(rolnummer : 1756)
- het arrest nr. 73/2000 uitgesproken op 14 juni 2000 over
de prejudicie¨le vragen betreffende de artikelen 263 en
267 en volgende van het koninklijk besluit van 18 juli
1977 tot coo¨rdinatie van de algemene bepalingen inzake
douane en accijnzen, gesteld door het hof van beroep te
Antwerpen bij arrest van 2 september 1999, inzake het
openbaar ministerie en het ministerie van Financie¨n
tegen J. Ryde en de NV Van Vliet-Ryde; door de recht-
bank van eerste aanleg te Dendermonde bij vonnis van
28 juni 1999, inzake de minister van Financie¨n tegen M.
Huyghe en anderen; door het hof van beroep te Antwer-
pen bij arrest van 16 september 1999, inzake het open-
baar ministerie en het ministerie van Financie¨n tegen N.
Suringh en anderen; door de rechtbank van eerste
aanleg te Antwerpen bij vonnis van 23 september 1999,
2. traite´ de coope´ration en matie`re de brevets, et re`gle-
ment d'exe´cution, faits a` Washington le 19juin1970;
3. convention sur la de´livrance de brevets europe´ens
(Convention
sur
le
brevet
europe´en),
re`glement
d'exe´cution et quatre protocoles, faits a` Munich le
5 octobre 1973;
4. convention relative au brevet europe´en pour le
Marche´-commun
(convention
sur
le
brevet
com-
munautaire), et re`glement d'exe´cution, faits a` Luxem-
bourg le 15 de´cembre 1975;
pose´e par le tribunal de premie`re instance de Bruxelles
par jugement du 19 mars 1999, en cause de la socie´te´ de
droit ame´ricain Centocor Inc. contre l'Etat belge;
(n° du ro^le : 1653)
- l'arre^t n° 70/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant les
questions pre´judicielles relative a` l'article67 de l'arre^te´
royal du 16 mars 1968 portant coordination des lois
relatives a` la police de la circulation routie`re, pose´es par
le tribunal correctionnel d'Ypres par trois jugements du
15avril1999, en cause du ministe`re public contre S.
Vanoverberghe et la SPRL Translini;
(n
os
du ro^le : 1677, 1678 et 1679)
- l'arre^t n° 71/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant la
question pre´judicielle relative a` l'article195, aline´a 3, du
Code d'instruction criminelle, pose´e par la Cour de
cassation par arre^t du 16juin1999, en cause de F. Akremi;
(n° du ro^le : 1726)
- l'arre^t n° 72/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant les
questions pre´judicielles relatives a` l'article21, aline´a 2,
des lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat, pose´es par le
Conseil d'Etat par arre^t du 20 juillet 1999, en cause de A.
Grigoreva contre l'Etat belge et le commissaire ge´ne´ral
aux re´fugie´s et aux apatrides;
(n° du ro^le : 1756)
- l'arre^t n° 73/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant les
questions pre´judicielles relatives aux articles 263 et 267
et suivants de l'arre^te´ royal du 18 juillet 1977 portant
coordination des dispositions ge´ne´rales relatives aux
douanes et accises, pose´es par la cour d'appel d'Anvers
par arre^t du 2 septembre 1999, en cause du ministe`re
public et du ministe`re des Finances contre J.Ryde et la
SA Van Vliet-Ryde; par le tribunal de premie`re instance
de Termonde par jugement du 28 juin 1999, en cause du
ministre des Finances contre M. Huyghe et autres; par la
cour d'appel d'Anvers par arre^t du 16 septembre 1999,
en cause du ministe`re public et du ministe`re des Finan-
ces contre N. Suringh et autres; par le tribunal de
premie`re instance d'Anvers par jugement du 23 septem-
bre 1999, en cause du ministe`re des Finances et du
HA 50
PLEN 065
81
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
inzake het ministerie van Financie¨n en het openbaar
ministerie tegen P. Crijnen en anderen; door het hof van
beroep te Antwerpen bij arrest van 13oktober1999, in-
zake het openbaar ministerie en het ministerie van
Financie¨n tegen R. De Graeve en anderen; door het hof
van beroep te Antwerpen bij arrest van 13 oktober 1999,
inzake het openbaar ministerie en het ministerie van
Financie¨n en de NV Doms-Van Den Bossche tegen
P.Van Duyse en anderen; door het hof van beroep te
Antwerpen bij arrest van 20 oktober 1999, inzake het
openbaar ministerie en het ministerie van Financie¨n
tegen R. De Graeve; door het hof van beroep te Antwer-
pen bij arrest van 27 oktober 1999, inzake het openbaar
ministerie en het ministerie van Financie¨n tegen F. Ba-
rendse en anderen; door het hof van beroep te Antwer-
pen bij arrest van 24 november 1999, inzake het open-
baar ministerie, de minister van Financie¨n en de
Belgische Staat tegen G. Derez en anderen; door het hof
van beroep te Antwerpen bij arrest van 24novem-
ber1999, inzake het openbaar ministerie, het ministerie
van Financie¨n, de vennootschap naar Nederlands recht
Mobil Oil BV en anderen tegen L. Harrison en anderen;
(rolnummers : 1763, 1764, 1769, 1780, 1784, 1785,
1790, 1793, 1823 en 1824)
- het arrest nr. 74/2000 uitgesproken op 14 juni 2000 over
de vordering tot schorsing van de artikelen 27 en 34 van
de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspe-
linrichtingen en de bescherming van de spelers, inges-
teld door de NV Tony Rus Activities en anderen;
(rolnummer : 1941)
- het arrest nr. 75/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
de prejudicie¨le vraag betreffende de artikelen 23, § 1, 3°,
28, 49 en 53, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbe-
lastingen 1992, gesteld door het hof van beroep te Luik
bij arrest van 6 januari 1999, inzake P. Van Malder en
R.Schietecatte tegen de Belgische Staat;
(rolnummer : 1618)
- het arrest nr. 76/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
het beroep tot vernietiging van artikel103 van het decreet
van de Vlaamse Gemeenschap van 14 juli 1998 betref-
fende het onderwijs IX, ingesteld door de Ministerraad;
(rolnummer : 1633)
- het arrest nr. 77/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
de prejudicie¨le vragen betreffende artikel6 van de wet
van 2 juni 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit nr.
22 van 24oktober1934 waarbij aan bepaalde veroordeel-
den en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd
bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te
oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel
de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te
spreken en over artikel 3 van voormeld koninklijk besluit,
gesteld door de correctionele rechtbank te Bergen bij
vonnis van 23 februari 1999, inzake het openbaar minis-
terie en C. Berwaert tegen G. Mercier, M. Mercier en de
BVBA
La bonne affaire; door de correctionele recht-
ministe`re public contre P. Crijnen et autres; par la cour
d'appel d'Anvers par arre^t du 13 octobre 1999, en cause
du ministe`re public et du ministe`re des Finances contre
R. De Graeve et autres; par la cour d'appel d'Anvers par
arre^t du 13octobre1999, en cause du ministe`re public, du
ministe`re des Finances et de la SA Doms-Van Den
Bossche contre P.Van Duyse et autres; par la cour
d'appel d'Anvers par arre^t du 20octobre1999, en cause
du ministe`re public et du ministe`re des Finances contre
R. De Graeve; par la cour d'appel d'Anvers par arre^t du
27 octobre 1999, en cause du ministe`re public et du
ministe`re des Finances contre F. Barendse et autres; par
la cour d'appel d'Anvers par arre^t du 24novem-
bre1999, en cause du ministe`re public, du ministre des
Finances et de l'Etat belge contre G.Derez et autres; par
la cour d'appel d'Anvers par arre^t du 24 novembre 1999,
en cause du ministe`re public, du ministe`re des Finances,
de la socie´te´ de droit ne´erlandais Mobil Oil BV et d'autres
contre L. Harrison et autres;
(n
os
du ro^le : 1763, 1764, 1769, 1780, 1784, 1785, 1790,
1793, 1823 et 1824)
- l'arre^t n° 74/2000 rendu le 14 juin 2000 concernant la
demande de suspension des articles 27 et 34 de la loi du
7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les e´tablissements de
jeux de hasard et la protection des joueurs, introduite par
la SA Tony Rus Activities et autres;
(n° du ro^le : 1941)
- l'arre^t n° 75/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant la
question pre´judicielle relative aux articles 23, § 1er, 3°,
28, 49 et 53, 1°, du Code des impo^ts sur les revenus
1992, pose´e par la cour d'appel de Lie`ge par arre^t du
6 janvier 1999, en cause de P. Van Malder et R. Schie-
tecatte contre l'Etat belge;
(n° du ro^le : 1618)
- l'arre^t n° 76/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant le
recours en annulation de l'article 103 du de´cret de la
Communaute´ flamande du 14 juillet 1998 relatif a`
l'enseignement IX, introduit par le Conseil des ministres;
(n° du ro^le : 1633)
- l'arre^t n° 77/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant les
questions pre´judicielles relatives a` l'article6 de la loi du
2 juin 1998 modifiant l'arre^te´ royal n° 22 du 24 octobre
1934 portant interdiction a` certains condamne´s et aux
faillis d'exercer certaines fonctions, professions ou acti-
vite´s et confe´rant aux tribunaux de commerce la faculte´
de prononcer de telles interdictions et a` l'article 3 de
l'arre^te´ royal n° 22 du 24 octobre 1934 pre´cite´, pose´es
par le tribunal correctionnel de Mons par jugement du
23 fe´vrier 1999, en cause du ministe`re public et de C.
Berwaert contre G.Mercier, M. Mercier et la SPRL La
bonne affaire; par le tribunal correctionnel de Bruges par
jugement du 21 avril 1999, en cause du ministe`re public,
82
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
bank te Brugge bij vonnis van 21 april 1999, inzake het
openbaar ministerie, E. Hanchard, P. Cession, de NV
Ebov-Invest en de NV Heco & C° tegen P. Marchand en
A. Marchand; en door de rechtbank van eerste aanleg te
Brussel bij vonnis van 17juni1999, inzake de procureur
des Konings tegen E.Verheyden en S.Verheyden;
(rolnummers : 1641, 1663 en 1713)
- het arrest nr. 78/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
de prejudicie¨le vragen betreffende artikel87, §§ 2 en 4,
van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervor-
ming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van
8 augustus 1988, gesteld door de Raad van State, bij
arresten van 19 maart 1999, inzake respectievelijk de
VZW
Groupe d'e´tude et de re´forme de la fonction
administrative
, A. Menu, H. Orfinger en M. De Baenst
tegen de Belgische Staat;
(rolnummers : 1657, 1658, 1659 en 1660)
- het arrest nr. 79/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
de prejudicie¨le vraag betreffende de artikelen 192, 195,
196, 197, 199 en 200 van het Wetboek der registratie-,
hypotheek- en griffierechten, gesteld door de vrederech-
ter van het kanton Torhout bij vonnis van 27 april 1999,
inzake B. Billiet, G. Kisters en B. Kisters;
(rolnummer : 1666)
- het arrest nr. 80/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
de prejudicie¨le vragen betreffende artikel42, § 1, van de
wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders,
gecoo¨rdineerd op 19december1939, zoals gewijzigd bij
het koninklijk besluit van 21 april 1997 dat bekrachtigd
werd bij wet van 12 december 1997, gesteld door de
arbeidsrechbank te Kortrijk bij vonnis van 19mei1999, in-
zake D. Sameyn en I. Desmet tegen de Rijksdienst voor
kinderbijslag voor werknermers en door de arbeidsrecht-
bank te Dendermonde bij vonnis van 9 november 1999,
inzake N. Hellebroeck tegen de VZW Algemene Com-
pensatiekas voor werknermers;
(rolnummers : 1688 en 1810)
- het arrest nr. 81/2000 uitgesproken op 21 juni 2000 over
het beroep tot vernietiging van de wet van 18 december
1998 tot regeling van de gelijktijdige of kort opeenvol-
gende verkiezingen voor de federale Wetgevende Ka-
mers, het Europees Parlement en de Gewest- en Ge-
meenschapsraden en van de wet van 18 december 1998
tot organisatie van de geautomatiseerde stemopneming
door middel van een systeem voor optische lezing en tot
wijziging van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van
de geautomatiseerde stemming, ingesteld door L. Michel
en anderen.
(rolnummer : 1707)
Ter kennisgeving
E. Hanchard, P. Cession, la SA Ebov-Invest et la SA
Heco & C° contre P. Marchand et A. Marchand; et par le
tribunal de premie`re instance de Bruxelles par jugement
du 17 juin 1999, en cause du procureur du Roi contre
E.Verheyden et S. Verheyden;
(n
os
du ro^le : 1641, 1663 et 1713)
- l'arre^t n° 78/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant les
questions pre´judicielles relatives a` l'article87, §§ 2 et 4,
de la loi spe´ciale du 8 aou^t 1980 de re´formes institution-
nelles, modifie´ par la loi spe´ciale du 8 aou^t 1988, pose´es
par le Conseil d'Etat par arre^ts du 19 mars 1999,
respectivement en cause de l'ASBL Groupe d'e´tude et de
re´forme de la fonction administrative, A.Menu, H. Orfin-
ger et de M. De Baenst contre l'Etat belge;
(n
os
du ro^le : 1657, 1658, 1659 et 1660)
- l'arre^t n° 79/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant la
question pre´judicielle relative aux articles192, 195, 196,
197, 199 et 200 du Code des droits d'enregistrement,
d'hypothe`que et de greffe, pose´e par le juge de paix du
canton de Torhout par jugement du 27 avril 1999, en
cause de B. Billiet, G. Kisters et B. Kisters;
(n° du ro^le : 1666)
- l'arre^t n° 80/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant les
questions pre´judicielles relatives a` l'article42, § 1er, des
lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs
salarie´s, coordonne´es le 19de´cembre1939, modifie´ par
l'arre^te´ royal du 21 avril 1997, qui a e´te´ confirme´ par la loi
du 12de´cembre1997, pose´es par le tribunal du travail de
Courtrai par jugement du 19mai1999, en cause de D.
Sameyn et I. Desmet contre l'Office national d'allocations
familiales pour travailleurs salarie´s et par le tribunal du
travail
de
Termonde
par
jugement
du
9novem-
bre1999, en cause de N. Hellebroeck contre l'ASBL
Algemene compensatiekas voor werknemers;
(n
os
du ro^le : 1688 et 1810)
- l'arre^t n° 81/2000 rendu le 21 juin 2000 concernant le
recours en annulation de la loi du 18de´cembre1998 re´-
glant les e´lections simultane´es ou rapproche´es pour les
Chambres le´gislatives fe´de´rales, le Parlement europe´en
et les Conseils de re´gion et de communaute´ et de la loi
du 18de´cembre1998 organisant le de´pouillement des
votes automatise´s au moyen d'un syste`me de lecture
optique et modifiant la loi du 11 avril 1994 organisant le
vote automatise´, introduit par L.Michel et autres.
(n° du ro^le : 1707)
Pour information
HA 50
PLEN 065
83
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
VERZOEKSCHRIFT
Een verzoekschrift waarin wordt gevraagd de kinderar-
beid te stoppen werd overhandigd aan de Kamer.
Verzonden naar de commissie voor de Verzoekschriften
JAARVERSLAG
Centrum voor gelijkheid van kansen
en voor racismebestrijding
Bij brief van 22 juni 2000 zendt de directeur van het
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebes-
trijding, overeenkomstig artikel 6 van de wet van
15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor
gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, het
jaarverslag 1999 (Strijd tegen de mensenhandel - Tussen
beleid en middelen : de diepe kloof ?) over van het
Centrum
voor
gelijkheid
van
kansen
en
voor
racismebestrijding.
Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en rondgedeeld
PE
´ TITION
Une pe´tition demandant de stopper le travail des enfants
a e´te´ transmise a` la Chambre.
Renvoi a` la commission des Pe´titions
RAPPORT ANNUEL
Centre pour l'e´galite´ des chances
et la lutte contre le racisme
Par lettre du 22 juin 2000, le directeur du Centre pour
l'e´galite´ des chances et la lutte contre le racisme trans-
met, conforme´ment a` l'article 6 de la loi du 15 fe´vrier
1993 cre´ant un Centre pour l'e´galite´ des chances et la
lutte contre le racisme, le rapport annuel 1999 (Lutte
contre la traite des e^tres humains - Entre la politique et
les moyens : le grand fosse´ ?) du Centre pour l'e´galite´
des chances et la lutte contre le racisme.
De´po^t au greffe, a` la bibliothe`que et distribution
84
HA 50
PLEN 065
29-06-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000