B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
13-07-2000
13-07-2000
voormiddag
matin
HA 50
PLEN 069
HA 50
PLEN 069
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 069
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Donderdag 13 juli 2000, 10.00 uur
PLEN 069
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
WETSONTWERP EN -VOORSTEL (VOORTZETTING)
5
Wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen (756/1 tot 17)
Wetsvoorstel van mevrouw Greta D'Hondt tot wijziging
van de reglementering inzake de gewaarborgde gezins-
bijslag, met betrekking tot het rechtgevend kind dat het
bestaansminimum geniet (768/1 en 2) (voortzetting)
5
bespreking van de artikelen
5
BIJLAGE
33
INTERNE BESLUITEN
33
VOORSTELLEN
33
TOELATING TOT DRUKKEN
33
MEDEDELINGEN
34
SENAAT
34
VERZOEK OM GEMOTIVEERD ADVIES BETREFFENDE EEN
WETSONTWERP
34
REKENHOF
34
BUDGETTAIRE AANREKENINGEN
34
VARIA
34
COLLEGE VAN DE FEDERALE OMBUDSMANNEN
34
Sommaire
Jeudi 13 juillet 2000, 10.00 heures
PLEN 069
EXCUSE
´ S
5
PROJET ET PROPOSITION DE LOI (CONTINUATION)
5
Projet de loi portant des dispositions sociales, budge´taires
et diverses ((756/1 a` 17)
Proposition de loi de Mme Greta D'Hondt modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales garan-
ties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire auquel est
octroye´ le minimum de moyens d'existence (768/1 et 2)
(continuation)
5
discussion des articles
5
ANNEXE
33
DE
´ CISIONS INTERNES
33
PROPOSITIONS
33
AUTORISATION D'IMPRESSION
33
COMMUNICATIONS
34
SENAT
34
DEMANDE D'AVIS MOTIVE
´ CONCERNANT UN PROJET DE LOI
34
COUR DES COMPTES
34
IMPUTATIONS BUDGE
´ TAIRES
34
DIVERS
34
COLLE
` GE DES ME
´ DIATEURS FE
´ DE
´ RAUX
34
HA 50
PLEN 069
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
JEUDI 13 JUILLET 2000
DONDERDAG 13 JULI 2000
10.00 heures
10.00 uur
De vergadering wordt geopend om 10.02 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 10.02 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de
minister van de federale regering :
Ministre du gouvernement fe´de´ral pre´sent lors de l'ouver-
ture de la se´ance :
Frank Vandenbroucke.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Een reeks interne besluiten en mededelingen moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in de
bijlage bij de handelingen van deze vergadering opgeno-
men worden.
Une se´rie de de´cisions internes et de communications
doivent e^tre porte´es a` la connaissance de la Chambre.
Elles seront reprises en annexe des annales de cette
se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Aime´ Desimpel, wegens ambtsplicht / pour obligation de
mandat;
Alexandra Colen, Joke Schauvliege, wegens ziekte /
pour raison de sante´.
Wetsontwerp en -voorstel (voortzetting)
Projet et proposition de loi (continuation)
Wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en an-
dere bepalingen (756/1 tot 17)
Wetsvoorstel van mevrouw Greta D'Hondt tot wijzi-
ging van de reglementering inzake de gewaarborgde
gezinsbijslag, met betrekking tot het rechtgevend
kind dat het bestaansminimum geniet (768/1 en 2)
(voortzetting)
Projet de loi portant des dispositions sociales, budge´tai-
res et diverses ((756/1 a` 17)
Proposition de loi de Mme Greta D'Hondt modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales garan-
ties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire auquel est
octroye´ le minimum de moyens d'existence (768/1 et 2)
(continuation)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door
de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de
bespreking. (Rgt 66,4)
Nous passons a` la discussion des articles. Le texte
adopte´ par la commission sert de base a` la discussion.
(Rgt 66,4) (756/16)
Het wetsontwerp telt 242 artikelen.
Le projet de loi compte 242 articles.
Ingediende amendementen :
Art. 2 tot 15 :
nr. 65 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6)
Art. 7 tot 9 :
nr. 18 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
HA 50
PLEN 069
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Art. 2 tot 9 :
nr. 73 van de heren Jean-Jacques Viseur en Jean-Pol
Poncelet (756/6)
Art. 3 :
nr. 107 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 4 :
nr. 122 (in hoofdorde) van mevrouw Annemie Van de
Casteele (756/17)
nr. 123 (in bijkomende orde) van mevrouw Annemie Van
de Casteele (756/17)
Art. 5 :
nr. 108 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 7 :
nr. 19 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 8 :
nr. 20 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 9 :
nr. 21 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
nr. 9 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en de
heer Luc Goutry (756/3)
Art. 21 :
nr. 109 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 27 :
nr. 64 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6)
Art. 28bis (nieuw) :
nr. 63 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6) Art. 29bis (nieuw) :
nr. 61 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6) Art. 29ter (nieuw) :
nr. 62 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6) Art. 67 :
nr. 23 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
nr. 58 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6) Art. 67 tot 76 :
nr. 22 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 68 :
nr. 24 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 69 :
nr. 25 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 70 :
nr. 26 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 71 :
nr. 27 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 72 :
nr. 28 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 73 :
nr. 29 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 74 :
nr. 30 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 75 :
nr. 31 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 76 :
nr. 32 van de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer
(756/4)
Art. 124 :
nr. 2 van de heren Jean-Jacques Viseur en Jean-Pol
Poncelet (756/2)
Art. 131 :
nr. 57 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6)
Art. 133 :
nr. 111 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 144bis (nieuw) :
nr. 112 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 152 :
nr. 54 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/6) Art. 155bis (nieuw) :
nr. 113 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 156bis (nieuw) :
nr. 114 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 162 en 163 :
nr. 115 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
6
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Art. 166bis (nieuw) :
nr. 116 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 166ter (nieuw) :
nr. 117 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 166quater (nieuw) :
nr. 118 van de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters en
de heer Luc Goutry (756/17)
Art. 168 :
nr. 120 (in hoofdorde) van mevrouw Annemie Van de
Casteele (756/17)
nr. 121 (in bijkomende orde) van mevrouw Annemie Van
de Casteele (756/17)
Amendements de´pose´s :
Art. 2 a` 15 :
n° 65 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6)
Art. 7 a` 9 :
n° 18 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 2 a` 9 :
n° 73 de MM. Jean-Jacques Viseur et Jean-Pol Poncelet
(756/6) Art. 3 :
n° 107 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 4 :
n° 122 (en ordre principal) de Mme Annemie Van de
Casteele (756/17)
n° 123 (en ordre subsidiaire) de Mme Annemie Van de
Casteele (756/17)
Art. 5 :
n° 108 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 7 :
n° 19 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 8 :
n° 20 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 9 :
n° 21 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
n° 9 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/3)
Art. 27 :
n° 64 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6)
Art. 28bis (nouveau) :
n° 63 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6)
Art. 29bis (nouveau) :
n° 61 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6)
Art. 29ter (nouveau) :
n° 62 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters (756/6)
Art. 67 :
n° 23 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
n° 58 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6) Art. 67 a` 76 :
n° 22 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 68 :
n° 24 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 69 :
n° 25 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 70 :
n° 26 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 71 :
n° 27 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 72 :
n° 28 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 73 :
n° 29 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 74 :
n° 30 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 75 :
n° 31 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 76 :
n° 32 de MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer (756/4)
Art. 124 :
n° 2 de MM. Jean-Jacques Viseur et Jean-Pol Poncelet
(756/2)
Art. 131 :
n° 57 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6) Art. 133 :
n° 111 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 144bis (nouveau) :
n° 112 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 152 :
n° 54 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/6)
Art. 155bis (nouveau) :
n° 113 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 156bis (nouveau) :
n° 114 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
HA 50
PLEN 069
7
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Art. 162 et 163 :
n° 115 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 166bis (nouveau) :
n° 116 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 166ter (nouveau) :
n° 117 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 166quater (nouveau) :
n° 118 de Mmes Greta D'Hondt et Trees Pieters et M. Luc
Goutry (756/17)
Art. 168 :
n° 120 (en ordre principal) de Mme Annemie Van de
Casteele (756/17)
n° 121 (en ordre subsidiaire) de Mme Annemie Van de
Casteele (756/17)
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, bij de behandeling van de
beleidsbrieven van diverse ministers en bij de vorige
programmawet hebben wij ook op deze tribune de wijze
aangeklaagd waarop de Kamer van volksvertegenwoor-
digers door de regering gedwongen werd te werken. Ik
verwijs naar de toen laattijdige beschikking over de
ontwerpteksten, het werken met voorlopige versies, het
beroep op artikel 78 inzake de hoogdringendheid voor
zowel het vragen van advies van de Raad van State als
de behandeling door de Kamer, juridische incorrecties in
de ontwerpteksten en tekstuele onvolkomenheden tot in
de plenaire vergadering toe.
Mijnheer de voorzitter, ik richt mij nu uitdrukkelijk tot u. U
hebt zich er toen toe verbonden dergelijke werkwijze in
de toekomst te vermijden. Uw respect voor het parlement
en in het bijzonder voor de Kamer kennende, leefden wij
vol goede hoop. In Nederland zou men zeggen : nou,
moe. IJdele hoop, zo bleek al vlug, toen de behandeling
van deze programmawet op stapel werd gezet. Ondanks
uw engagement kan ik niet anders dan vaststellen dat wij
bij de behandeling van deze programmawet van de drup
in de regen zijn beland.
De bespreking van de programmawet moest starten in de
commissie voor de Sociale Zaken op dinsdag 27 juni
2000. Op zaterdag 24 juni 2000 ontvingen wij een
gestencilde tekst van het wetsontwerp, zonder handte-
kening van de Koning, zonder advies van de Raad van
State bij de artikelen 2 tot 16. Op woensdag 28 juni 2000
ontvingen wij het blad met de handtekening van de
Koning. Op zaterdag 1 juli 2000 - de bespreking was toen
reeds een week bezig - ontvingen wij het officieuze
advies van de Raad van State bij de artikelen 2 tot 16. Op
dinsdag 4 juli 2000 ontvingen wij het officie¨le advies van
de Raad van State bij de artikelen 2 tot 16. Ingevolge het
advies van de Raad van State heeft de regering dan ook,
terwijl de bespreking in de commissie reeds bezig was,
artikelen moeten intrekken wegens het bicameraal karak-
ter waarover ik het nog zal hebben, grondig moeten
aanpassen wegens niet conform de Grondwet, grondig
juridisch herschrijven, zwaar taalkundig bijspijkeren en
de memorie van toelichting herschrijven.
Minister Vandenbroucke heeft gisteren gezegd dat het
eigenlijk een positief punt was dat men dit heeft willen
doen. Uiteraard, mijnheer de minister. Het kon nog
slechter : het kon ook nog dat men het advies van de
Raad van State naast zich had gelegd en het onzekere
voor het zekere had genomen in de overtuiging dat men
wel zou zien. Uw collega, de minister van Tewerkstelling,
heeft dit gedaan. Wij zullen zien wat wij zullen zien. U
hebt dit niet gedaan. Mijn kritiek slaat niet op het feit dat
u dit inderdaad wel aanpaste en de memorie hebt
herschreven. Gedegen parlementair werk had dit kunnen
vermijden en had u de kans kunnen geven dit te doen
vooraleer wij in de commissie waren gevat door de
behandeling van deze programmawet.
Mijnheer de voorzitter, ik kan niet anders dan vaststellen
dat u er niet in bent geslaagd - ik neem aan dat u daartoe
pogingen hebt gedaan - te bekomen dat deze regering de
opdracht en rol van de Kamer respecteert, zoals u had
toegezegd en waarnaar ik eerder verwees. Als u aan
deze handelwijze geen paal en perk stelt, belooft dit voor
de volgende programmawetten of andere grote wetge-
vende initiatieven. Ook voor de programmawet was de
hoogdringendheid bij de behandeling niet nodig, tenzij
omdat de regering de meerderheidstroepen in het gelid
moest houden en dit alleen mogelijk was met een blitzo-
ffensief.
Maar laten wij ons troosten en ook positieve oppositie
voeren. Iedere wolk heeft een zilveren rand. Media-
goeroe Slangen zal geen grote inspanningen moeten
doen opdat deze programmawet zich overleeft.
Deze programmawet zal immers in de diverse studierich-
tingen, hogescholen en universiteiten als casestudy voor
de studenten kunnen worden gebruikt. Politieke en So-
ciale Wetenschappen, Rechten en aanverwanten zullen
zich kunnen bezighouden met het buitenspel zetten van
de parlementaire democratie en het sociaal overleg.
De Germanisten zullen zich kunnen buigen over de wijze
waarop men erin slaagt Guido Gezelle's gevleugelde
woorden
De Vlaamse taal is wonderzoet voor wie haar
geen geweld aandoet
zoveel keer geweld aan te doen,
niet alleen door onverschoonbare fouten in de teksten
toe te laten, maar ook door een onnuttige drang naar
modernisme waarop minister Onkelinx blijkbaar een pa-
tent heeft. Hierdoor worden nieuwe woorden uitgevon-
den die ons, Nederlandssprekenden, het gevoel geven
ze te moeten uitspreken met een emmer kiezel in de
mond.
Ook de psychologen, en vooral de dieptepsychologen,
zullen met deze kaderwet en vooral met de verslagge-
ving van de commissiewerkzaamheden, jaren bezig zijn
8
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
om te begrijpen hoe het mogelijk is dat een en dezelfde
persoon verklaringen aflegt die nog straffer zijn dan de
strafste van de vorige, maar bij de stemming toch maar
mak en stram in het gelid gaat staan. Bij de artikelsge-
wijze bespreking over het onderwijs zullen wij dit duidelijk
onderstrepen.
Ook
de rechten
zullen hun werk hebben. De casestudy
zou erin bestaan na te gaan hoe men erin slaagt in een
voorontwerp van wet zoveel juridisch incorrecte zaken in
te schrijven, de grondwet te overtreden, de staats-
hervorming aan zijn laars te lappen en adviezen van de
Raad van State ten gronde te vermijden ?
Mijnheer de voorzitter, de kwestie was duidelijk. Gebrui-
ken wij hier programmawetten in de correcte betekenis
van het woord ? De Raad van State gaf daar zijn
bedenkingen bij en verscheidene collega's hebben daar
gisteren op gewezen. Ik zal daar niet op ingaan.
Ik wil wel nog een paar woorden zeggen over de vol-
macht. Bij ernstige analyse van diverse onderdelen van
deze programmawet zal iedereen tot de vaststelling
komen dat de meeste bepalingen via gewone wetsont-
werpen konden gevat en geregeld worden, binnen een
redelijk tijdsbestek.
De meerderheidspartijen mochten de rol van schaam-
lapje spelen omdat de regering zelf geen volmacht durfde
te vragen. Bepaalde ministers die in de huidige regering
zitten en in 1996 voor het oog van de televisiecamera's
moord en brand schreeuwden over de parlementaire
democratie en ons hier geconfronteerd hebben met
metershoge stapels papier om toch maar te onderstre-
pen dat dit een volmacht was, zouden uiteraard paars
moeten uitslaan van schaamte.
In tegenstelling tot wat premier Dehaene deed - hij vroeg
inderdaad bijzondere machten aan het parlement - durft
de regering dit niet. Zij laat het over aan de
meerderheidsfracties.
De rond de regering opgetrokken fac¸ade van nieuwe
politieke cultuur mocht niet beschadigd worden. De
meerderheidsfracties mogen dus in de commissie voor
de Sociale Zaken amendement nr. 89 indienen. Later op
de dag komen we daar nog uitdrukkelijk op terug. Amen-
dement nr. 89 stelt de regering in staat haar zin te doen
in het kader van de einde loopbaanregeling van de
openbare sector.
Heel belangrijk in de discussie die wij gisteren voerden -
en ook nog in de komende dagen zullen voeren - is de
vraag of deze programmawet, zoals zij uit de commissie
voor de Sociale Zaken komt en hier voorligt, de Grondwet
en het bicamerale karakter respecteert.
Mijnheer de voorzitter, ik kan u verzekeren dat het nog
lang zal duren eer wij artikel 1 van dergelijke wetten als
eerste stemming zullen aanvaarden en bovendien zullen
goedkeuren.
Wanneer nadien wordt vastgesteld dat in de artikelen
162 en 163 het bicamerale karakter niet gerespecteerd is
en de juridische diensten van de Kamer wijzen erop dat
u artikel 1 hebt goedgekeurd, dan zal deze Kamer - en
zeker onze fractie - over dit artikel 1 in de toekomst niet
meer als eerste artikel stemmen en het ook niet mee
goedkeuren. Mijnheer de voorzitter, wat men er ook van
zegt, de oorspronkelijke versie van de programmawet
omvatte 3 artikels ter wijziging van het gerechtelijk wet-
boek. Aangezien zij een bicameraal karakter hebben,
oordeelde de Raad van State dat zij bicameraal moesten
worden behandeld. Dientengevolge heeft de regering die
drie artikels geschrapt. Wat echter niet is gebeurd, is de
correcte aanpassing in het artikel 163. Ook voor dit artikel
geldt een integrale bicamerale bevoegdheid. Toen wij dat
opmerkten bij de behandeling van artikel 163, was er
aanvankelijk verwarring. Daarna diende de meerderheid
een amendement in om de bewuste passage in artikel
163, waarin nieuwe bevoegdheden worden toegekend
aan de arbeidsrechtbank, te schrappen.
Na advies van de diensten van de Kamer en van buitenaf
werd dit amendement weer ingetrokken. Als argument
werd ingeroepen dat de Raad van State geen negatief
advies had uitgebracht over artikel 163, alleen over de
geschrapte artikelen. Mijnheer de voorzitter, uit het feit
dat de Raad van State geen negatief advies heeft
uitgebracht over het artikel 163 kan men echter grond-
wettelijk niet afleiden dat er geen probleem is met het
bicamerale karakter van dit artikel. De Raad van State
merkt trouwens op dat gezien de uiterst korte termijn
waarover hij beschikte, hij niet in staat was de tekst
volledig en systematisch te onderzoeken. Wanneer de
Raad van State uitdrukkelijk aangeeft dat het oude artikel
166 bicameraal moet worden besproken, geldt dit a
fortiori voor artikel 163, dat in artikel 60quinties §1,
dezelfde bepaling opneemt. Dit is geen formaliteit. Wij
verwijzen in dit verband ook naar het verslag van de
parlementaire overlegcommissie in het kader van de
werkingssfeer van artikel 77 van de Grondwet.
Mijnheer de voorzitter, ik wil u twee concrete vragen
stellen.
Ten
eerste,
bij
vorige
besprekingen
van
programmawetten hadden wij de werkwijze die werd
gehanteerd, aangeklaagd. Toen hebt u een beroep op
ons gedaan - en u zult het vandaag waarschijnlijk nog
moeten doen - om nog in de plenaire vergadering be-
paalde zaken als technisch amendement of fout te willen
aanvaarden. Toen hebben wij dat ook gedaan, op uw
woord en uw engagement dat dit nooit meer zou voor-
vallen. Mijnheer de voorzitter, ik zou graag hebben dat u
ons duidelijk zegt wat u hebt gedaan om dit voor de
toekomst te vermijden. Dat zal onze houding bepalen
wanneer wij bij de besprekingen in de komende dagen
nog dergelijke flaters zullen tegenkomen.
Ten tweede, ik zou graag van u, als hoogste autoriteit van
deze Kamer, duidelijkheid hebben over het bicamerale
karakter van de artikelen die ik zonet heb geciteerd.
HA 50
PLEN 069
9
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
gewoonlijk is het mevrouw D'Hondt die ons vragen stelt,
maar ditmaal wil ik haar vragen of zij voldoende vertrou-
wen heeft in de juridische dienst van de Kamer, volgens
dewelke het niet gaat om een structurele, maar wel om
een punctuele bevoegdheidswijziging.
Uiteraard liet de meerderheid zich terzake leiden zowel
door de juridische dienst als door de Raad van State.
De voorzitter : Thans wens ik eerst de vraag van me-
vrouw D'Hondt te beantwoorden.
Toen in de Conferentie van voorzitters aan de regering
werd gevraagd of zij nog belangrijk wetgevend werk zou
aanbrengen voor het zomerreces, werd ons gezegd dat
een programmawet zou worden voorgelegd.
Wij drongen er bij minister Daems, de vertegenwoordiger
van de regering, op aan dat de stukken tijdig zouden
toekomen.
Zoals gebruikelijk, werd afgesproken reeds een officieus
document over te maken, maar tevens verbond ik mij
ertoe niet over te gaan tot de officie¨le betekening ervan
zolang ik niet in het bezit was van alle officie¨le documen-
ten, ondertekend door de Koning en de betrokken minis-
ters. Zodra de officie¨le stukken in mijn bezit waren faxte
ik ze trouwens door.
Verschillende commissies bogen zich over deze werk-
zaamheden en u werkte overigens actief mee, mevrouw
D'Hondt. Aan de bespreking van dit wetsontwerp werden
vijf vergaderingen gewijd door de commissie voor de
Sociale Zaken; een vergadering door de commissie voor
het Bedrijfsleven; twee vergaderingen door de commis-
sie voor de Volksgezondheid; een vergadering door de
commissie voor de Infrastructuur die tevens een aanvul-
lend verslag opstelde en een vergadering door de com-
missie voor de Landsverdediging.
Vervolgens werd over deze materie tijdens de plenaire
vergadering van gisteren tot 23 uur gedebatteerd. Twintig
leden voerden een rustige, maar diepgaande dialoog met
de regering.
Dat waren mijn vaststellingen terzake.
Voor het overige kan ik slechts zeggen dat men in de
toekomst aandachtig zal moeten zijn en voldoende tijd
zal moeten uittrekken om dergelijke materies op een
kalme manier te bespreken. Ik drong er bij de regering op
aan om elke planning met de Kamer te bespreken.
Ik kom thans tot uw tweede vraag, mevrouw D'Hondt,
waaromtrent ik mij grondig liet informeren alvorens u van
antwoord te dienen.
Mevrouw de vice-eerste minister, mijnheer de minister,
naar verluidt maakte de Raad van State vrij formeel een
opmerking over drie artikelen van het voorontwerp, meer
bepaald omtrent het al dan niet verplichtend bicameraal
karakter ervan.
De regering oordeelde dat het aangewezen was de
artikelen in te trekken. Er bleef evenwel een artikel over,
met name het huidige artikel 163 van het wetsontwerp
waarvan men zich kan afvragen of het optioneel bicame-
raal - in toepassing van de Grondwet - of verplichtend
bicameraal is.
Welnu, ik nam alle voorzorgen terzake. Niet alleen werd
er een nota opgesteld door de juridische dienst van de
Kamer, die ik volledig vertrouw, aan de hand van dewelke
technische uitleg wordt verstrekt omtrent de debatten.
Wij kennen zowel de houding van de Senaat, van de
Raad van State als van de belangrijkste instelling die
terzake beslist, met name de parlementaire overleg-
commissie.
Uit een jarenlange discussie vloeide uiteindelijk een soort
compromis voort, waarbij werd gesteld dat structurele
bevoegdheidswijzigingen niet moeten worden onderwor-
pen aan het verplichtend bicameraal stelsel. Desgewenst
kan ik u alle precedenten terzake voorleggen.
Ik wil nog een laatste beschouwing maken, collega's.
Tijdens de laatste vergadering van de parlementaire
overlegcommissie van 10 juli 2000 heb ik het parlement
uitdrukkelijk gevraagd of er nog een of ander probleem
van bevoegdheidsconflictueuze aard zou worden voor-
gelegd. Ik kan die PV tonen. Er is geen opmerking
terzake geweest, maar ik heb niet specifiek op dat punt
gealludeerd. Ik wil de waarheid geen geweld aandoen.
Artikel 1 bepaalt dat deze wet aan het optioneel bicame-
ralisme is onderworpen. Dit werd in het verslag van onze
collega's met eenparigheid van stemmen in de commis-
sie aangenomen.
Deze informatie ben ik aan de Kamer verschuldigd. Ik
probeer u die zo objectief mogelijk te geven. Toch is dit
een moeilijk probleem omdat wij de gevoeligheden van
de assemblees aan elkaar moeten toetsen. Ik kan begrij-
pen dat de Senaat door de wetgeving, die in de Grondwet
is vastgelegd, het verplichtend bicameralisme maximaal
signaleert en dat de Kamer het minimaal signaleert,
welke ook de meerderheden zijn of geweest zijn. De
compromisoplossing die ik heb aangehaald, is blijkbaar
de regel gebleven. Ik citeer :
Samenstelling en organi-
satie van de hoven en de rechtbanken is artikel 77 van de
Grondwet.
De bevoegdheid is volgens de Raad van
State en de Senaat ook in artikel 77 vervat. Volgens de
Kamer wordt dit in artikel 78 behandeld. Het compromis,
voorgesteld door een andere regering, en aanvaard door
10
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
de overlegcommissie, bepaalt dat structurele wijzigingen
van de bevoegdheid in artikel 77 van de Grondwet
worden behandeld. Andere bevoegdheidsbepalingen val-
len onder artikel 78. Rechtspleging blijft artikel 78.
Dat is de grondige analyse die ik heb laten doen en die ik
aan de Kamer wou geven. Het debat is uw terrein,
uiteraard. Er is geen reden om enige positie in te nemen.
Ik zeg u alleen maar wat ik aan studie en voorbereiding
terzake heb gedaan.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zal mij beperken tot twee zaken.
Ten eerste wil ik u bedanken voor de correctheid waar-
mee u onze tussenkomst heeft behandeld. Wij verschil-
len ten gronde nog van mening, maar uw antwoord was
wel correct.
Ten tweede, u zegt dat wij over artikel 1 hebben gestemd.
Dat klopt, maar het zal de laatste keer geweest zijn, wat
uw uitleg over de wijze van de werkzaamheden ook mag
zijn. Ik heb een klacht geformuleerd over de wijze waarop
wij moesten handelen. Door de snelheid waarop alles,
amendementen inclusief, moest worden behandeld, heb-
ben wij bepaalde zaken pas en cours de route ontdekt.
Wij stelden vast dat bepaalde artikelen conform het
advies van de Raad van State werden teruggetrokken,
omdat zij anders bicameraal waren, maar wij konden pas
in de loop van de behandeling bepaalde zaken ontdek-
ken die het gevolg zijn van de terugtrekking van drie
artikelen en het element uit artikel 163, waar nog wel een
bicameralisme inzit. Men moet dat intellectueel aanvaar-
den als men dit werk ernstig probeert te doen. Wij
hebben dit in de commissie geprobeerd. U kunt dat in de
verslagen vaststellen. Als men dit werk juridisch correct
probeert te doen, kan men slechts in de loop van de
behandeling bepaalde zaken ontdekken.
Het zal de laatste keer geweest zijn dat wij artikel 1 als
eerste artikel aanvaarden en goedkeuren, als dit de
boemerang is die wij daarop krijgen.
Mijnheer de voorzitter, alles is voor interpretatie vatbaar.
De meest eminente juristen van het land verschillen van
mening over wat recht is. Recht is - gelukkig zou ik
zeggen - een levende materie. Net zoals ik respect heb
voor alle intellectueel correcte adviezen van juristen, heb
ik respect en waardering voor de interpretatie van de
diensten van de Kamer over het bicamerisme en de
uitbreiding van de bevoegdheid van de arbeidsrecht-
banken. Dit belet echter niet dat de Raad van State in dit
land nog steeds het statuut heeft van hoger rechtscollege
dat zich boven de intellectuele verschillen en interpreta-
ties van de meest eminente juristen plaatst. Als dit niet
langer het geval is, moet er geen Raad van State meer
bestaan. Ik herhaal en beklemtoon dat dit niets afdoet
van mijn respect voor de juridische diensten van de
Kamer.
Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor uw correctheid.
Le pre´sident : Monsieur Viseur, souhaitez-vous re´agir a`
propos de l'article 1 ?
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Je voudrais re´agir en
trois points.
1. Le proble`me de l'article 1 est pose´ a` travers ce texte et
se posera a` travers tous les textes que nous voterons
de´sormais. Si l'interpre´tation des services de la Chambre
doit e^tre retenue, a` savoir que lorsqu'on vote l'article 1,
on bloque...
Le pre´sident : Je me permets de vous interrompre,
monsieur Viseur, c'est moi qui ai dit cela. Les services de
la Chambre m'ont donne´ la jurisprudence constante du
Comite´ de concertation, jurisprudence qui a e´te´ mainte-
nue sur la proposition d'un gouvernement pre´ce´dent. Je
n'ai rien dit d'autre.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Si demain, il fallait
conside´rer que le vote de l'article 1 clo^t le de´bat a` l'e´gard
de tous les autres articles, cela signifie que nous de-
vrions de´cider de ne voter l'article 1 qu'en dernier lieu.
J'ai d'ailleurs donne´ l'exemple en commission si, a` un
certain moment, on estime dans n'importe quel projet de
loi qu'il faut attribuer une compe´tence a` un tribunal. Je
pense que l'argument fonde´ sur le vote de l'article 1 est
faible et remet en cause la manie`re dont on fonctionne.
2. En la matie`re, le Conseil d'Etat a explicitement vise´
trois articles et le gouvernement les a retire´s. Mais l'avis
du Conseil d'Etat est clair et pre´cise :
notamment
ou
plus pre´cise´ment
. Il ne dit pas que son opinion exclut
les autres articles et il rele`ve la rapidite´ avec laquelle il a
du^ intervenir.
3. Me^me si les services juridiques de la Chambre se
rallient a` la jurisprudence du Comite´ de concertation, il
est extre^mement dangereux, en matie`re d'attributions de
compe´tences, d'introduire une nouvelle distinction entre
attribution de compe´tences ponctuelles
et
attribution
de compe´tences structurelles
. En effet, cela nous oblige
a` de´finir les mots
ponctuel
et
structurel
. Sur ce
plan-la`, le Conseil d'Etat a rappele´ une fois de plus qu'il
conside`re que rele`ve du bicame´ralisme parfait ce qui
constitue une ve´ritable attribution de compe´tences de´ro-
geant a` l'organisation ge´ne´rale des cours et tribunaux.
Dans le cas d'espe`ce, nous avons la conviction que, s'il
n'y avait pas attribution de compe´tences au tribunal du
travail, nous serions en pre´sence d'actes administratifs
relevant du Conseil d'Etat, au niveau du contro^le juridi-
que a posteriori, comme tous les actes administratifs
d'ailleurs.
HA 50
PLEN 069
11
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Sur le fond, je pense que c'est une bonne chose de
diriger la compe´tence vers le tribunal du travail qui, dans
ces matie`res, a une compe´tence particulie`re. Je crois
qu'on ne peut pas parler d'attributions ponctuelles
lorsqu'on de´clare que les litiges relevant du droit du
travail sont de la compe´tence des tribunaux du travail. Il
s'agit la` d'une ve´ritable attribution de compe´tences sor-
tant d'une juridiction administrative pour e^tre porte´e
devant une juridiction judiciaire. Sauf a` de´finir le mot
ponctuel
mais j'ignore comment on peut le faire claire-
ment, on assiste vraiment a` une attribution
structurelle
.
Enfin, je voudrais dire a` M. Anthuenis que nous avons le
plus grand respect pour les services juridiques de la
Chambre, dont la compe´tence est remarquable. Il n'en
reste pas moins que, dans l'organisation de nos pou-
voirs, le conseiller juridique officiel du gouvernement et
du parlement, c'est le Conseil d'Etat.
Nous avons la` un conseiller officiel et nous sommes
devant un proble`me de´licat qui de´passe de loin ce projet
car on risque de le retrouver a` travers diffe´rents projets et
propositions de loi a` venir. Il est donc dangereux de s'en
tenir a` une interpre´tation juridique, certes respectable et
marque´e par le souci d'e^tre pratique mais qui, demain, a`
l'e´gard de ce texte, pourrait amener un recours devant la
Cour d'arbitrage. Nous savons que la Cour d'arbitrage a
aussi, parfois, la volonte´ de sauvegarder le formalisme et
elle pourrait estimer que le non recours au bicame´ralisme
parfait est une rupture d'e´galite´ par rapport aux person-
nes ainsi soumises a` la juridiction du travail.
Le pre´sident : Monsieur Viseur, en commission de
concertation, le de´bat sur ce point fut nague`re tre`s long et
tre`s pointu. Cet organe est cre´e´ par la Constitution et
permet donc de solutionner ce type de proble`me. Des
proce´dures idoines sont pre´vues pour ve´rifier e´ventuel-
lement si des compe´tences sont attribue´es par franges
au bicame´ralisme obligatoire ou au bicame´ralisme op-
tionnel. Ce n'est pas la premie`re fois que le gouverne-
ment de´pose des projets me^lant les deux possibilite´s.
Re´cemment, nous avons du^ scinder un projet parce
qu'une partie des articles concernait l'article 78 de la
Constitution et l'autre partie l'article 77.
Ce de´bat est important, mais, dans ce cas, je ne m'inte´-
resse pas au fond de la question. C'est a` vous de prendre
la de´cision en a^me et conscience, mais je tenais a`
e´clairer la Chambre a` ce sujet.
Par ailleurs, vous avez raison de dire qu'en cas de
succession d'articles et de modifications, le fait de ne pas
approuver l'article 1er ne peut pas juridiquement engager
votre position de´finitive. A l'avenir, il faudrait peut-e^tre y
re´fle´chir puisque chaque projet de loi commence par ledit
article. Je le pre´cise mais je ne veux pas en faire une
pole´mique.
Monsieur Viseur, vous vouliez intervenir sur le fond de
l'article deux, je pense ?
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Je voulais intervenir
sur l'amendement n° 73.
Le pre´sident : Cet amendement vise a` supprimer les
articles 2 a` 9. Je vous donne la parole.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
madame la ministre, monsieur le ministre, chers colle`-
gues, en ce qui concerne les articles 2 a` 9, un triple
proble`me se pose. Tout d'abord, en ce qui concerne la
me´thode utilise´e, je suis convaincu que l'utilisation d'une
loi-programme ne convient pas pour aborder une proble´-
matique telle que celle-la`. En effet, le sujet est important
et les de´bats d'hier ont montre´ a` quel point tous les
groupes e´taient inte´resse´s par la proble´matique de la
dure´e du travail et de l'augmentation du taux d'emploi
pour les personnes a^ge´es de plus de 50 ans. De`s lors, le
recours a` certaines dispositions d'une loi-programme
peut donner l'impression que l'on veut agir vite et que l'on
applique des de´cisions budge´taires, alors que nous
touchons ici a` un de´bat de socie´te´. C'est donc une erreur
a` mon sens. Nous devons mener ce de´bat de socie´te´ de
la manie`re la plus large possible.
Comme je l'ai de´ja` dit en commission, je suis convaincu
qu'autant le monde politique est bien conscient du pro-
ble`me qui se pose, autant la socie´te´ civile et les person-
nes qui travaillent ont le sentiment qu'il y a une discor-
dance entre l'e´valuation macro-e´conomique du travail
au-dela` de 50 ans et la re´alite´ sur le terrain. Il est e´vident
que la plupart des personnes qui travaillent ne souhaitent
pas re´ellement poursuivre leur activite´ professionnelle
au-dela` de 55 ans en raison de circonstances d'ordres
sociologique, psychologique ou lie´es a` l'organisation
me^me du travail. Sur ce plan, les statistiques ont montre´
que notre pays accuse un retard par rapport aux autres
pays europe´ens. C'est en tout cas une proble´matique
essentielle et je crois qu'elle me´ritait mieux qu'une simple
inscription dans une loi-programme.
Deuxie`me re´flexion : au niveau de la proce´dure, l'analyse
qui est faite va en contradiction avec les dispositions
le´gales qui re´gissent l'intervention du Conseil d'Etat.
L'article 3 paragraphe 3 du Conseil d'Etat pre´cise de
fac¸on impe´rative la conduite que doit adopter le gouver-
nement lorsque le Conseil d'Etat, dans sa section de
le´gislation, soule`ve un proble`me de compe´tences.
Vous y avez apporte´ une re´ponse, en de´posant des
amendements visant a` modifier le texte initial. Ce faisant,
vous allez a` l'encontre du texte formel de l'article 3, § 3
des lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat. Ce n'est,
certes, pas le meilleur moyen de re´pondre a` la proble´-
matique de´licate et importante du ro^le du Conseil d'Etat
et du comite´ de concertation dans la pre´vention des
conflits de compe´tences.
12
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
En utilisant une autre me´thode que le recours au comite´
de concertation a` la suite de l'avis du Conseil d'Etat, vous
vous inscrivez dans une logique qui s'e´carte de cette
volonte´ de pre´vention des conflits. Dans une structure
comme celle de l'Etat belge, ce non-respect de la consul-
tation ne´cessaire des entite´s fe´de´re´es constitue un pre´-
ce´dent ne´faste pour la pre´vention des conflits de com-
pe´tences.
J'en viens enfin a` un proble`me de fond, relatif a` la dure´e
de l'activite´ professionnelle et a` l'augmentation du taux
d'emploi en ce qui concerne les personnes a^ge´es de plus
de 50 ans. En la cate´gorie des fonctionnaires, vous avez
trouve´ un groupe cible et avez inscrit des dispositions
visant directement et uniquement ces derniers, parmi
lesquels les enseignants. Cette me´thode d'isolement ne
correspond pas a` la volonte´ ge´ne´rale.
S'il est vrai que le proble`me du taux d'emploi touche le
de´partement de la fonction publique, ce dernier n'est pas
le seul concerne´. Traiter a` part le groupe des fonction-
naires e´quivaut a` les conside´rer comme un groupe a`
proble`mes, en tout cas en ce qui concerne le taux
d'emploi relatif aux personnes a^ge´es de plus de 50 ans.
Leur donner l'impression d'e^tre un groupe cible vise´ par
une se´rie de mesures pourrait avoir comme conse´-
quence de les
braquer
. Les re´actions qui ont fuse´ du
co^te´ des deux syndicats principaux de la fonction publi-
que montrent a` quel point la sensibilite´ est grande. Or, en
les braquant, nous nous acheminons vers un conflit et un
raidissement de positions, alors que la matie`re ne´cessite
des concertations.
En guise de solution, les amendements de´pose´s par la
majorite´ font appel aux pouvoirs spe´ciaux, dicte´s officiel-
lement par la volonte´ de ne´gocier avec les organisations
syndicales. La` aussi, vous prenez des risques e´normes,
car l'image-me^me des pouvoirs spe´ciaux est le meilleur
moyen d'enflammer les passions en la matie`re.
Le de´bat est important, voire essentiel pour les anne´es a`
venir, pour la sauvegarde de la se´curite´ sociale et de ses
principes, pour le de´veloppement de l'activite´ e´conomi-
que ainsi que pour l'ensemble de la socie´te´. Mais concre´-
tiser ce de´bat tant par l'utilisation de pouvoirs spe´ciaux
que par l'isolement d'un groupe social, a` savoir les
fonctionnaires, est assure´ment une me´thode et une
attitude dangereuse, qui pourrait de´boucher sur des
de´sillusions dans les prochaines semaines.
C'est la raison pour laquelle, sans nous prononcer sur le
fond du proble`me que nous estimons devoir e^tre davan-
tage fouille´, nous avons de´pose´ un amendement, car ce
de´bat me´rite autre chose qu'une loi-programme, autre
chose que des pouvoirs spe´ciaux, autre chose que
l'isolement du groupe cible des fonctionnaires.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, u hebt samen met uw
collega's Pieters en Goutry amendement nr. 65 inge-
diend. Dit amendement strekt ertoe de artikelen 2 tot en
met 15 te schrappen. U wenst dit te verdedigen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, wij hebben dit amende-
ment ingediend. Wij bevonden ons in goed gezelschap
omdat ook de Raad van State van mening was dat deze
artikelen en de artikelen over de ziekenfondswet best niet
in een programmawet zouden worden opgenomen. Deze
stelling onderschrijven wij zowel juridisch als sociaal.
Mijnheer de voorzitter, ik heb daarnet bij artikel 1 gezegd
dat het verslag van de werkzaamheden van de commis-
sie voor de Sociale Zaken voer zou zijn voor hogescho-
len en studenten en ook voor dieptepsychologen. De
stukken die wij nu behandelen zullen voor diepte-
psychologen altijd goed studiemateriaal blijven. U moet
het namelijk maar waarmaken om bepaalde verklaringen
af te leggen en nadien een totaal ander stemgedrag te
vertonen.
Verschillende collega's hebben, gezien de laattijdige
verslaggeving, waarschijnlijk het rapport niet kunnen
lezen. Ik wil deze Kamer een bloemlezing van de uiteen-
zettingen van een aantal leden van de meerderheid
betreffende dit onderdeel niet onthouden. Het feit dat ik
hen citeer, is geen persoonlijke zaak. Het illustreert
echter mijn stelling.
Mevrouw Genot verklaarde, aldus het verslag, dat zij in
dit kader eveneens de gebruikte methode betreurt. Zij
begrijpt niet waarom het onmogelijk is gebleken om in
alle kalmte met de betrokkenen te onderhandelen. Alhoe-
wel de spreekster zich kan terugvinden in het principe
van de verhoging van de tewerkstellingsgraad, acht zij
het aangewezen om zich over de oorzaak van de lage
tewerkstellingsgraad te buigen. We hebben de gelegen-
heid gehad om daar gisteren met mevrouw Genot over te
praten.
Zonder bijkomende maatregelen
, zei mevrouw Genot,
zal het weinig zinvol zijn om weinig gemotiveerd en
uitgeblust personeel in dienst te houden
. Zij heeft ook
vragen betreffende de noodzaak om personeel met een
belastende functie in deze functie in dienst te houden.
Het ware wellicht beter om de mobiliteitsregeling of een
deeltijdse baan aan te bieden. Op dit vlak beklemtoont de
spreekster dat de notie belastend karakter nauwkeurig
zal moeten worden omschreven, waarbij criteria niet
louter van lichamelijke aard zouden zijn. De spreekster
suggereert daarom enerzijds om nauwer overleg te ple-
gen met de sociale organisaties en met de deel-
regeringen en anderzijds om andere maatregelen, zoals
een loopbaankrediet, te nemen.
HA 50
PLEN 069
13
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
De heer Peeters verklaarde het volgende - ik citeer uit het
verslag :
De spreker is het eens met diegenen die
stellen dat het in het najaar van 2000 geplande sociaal
overleg ten dele in het gedrang komt. De spreker begrijpt
ook de reacties van wie stelt dat de ontwerptekst te veel
focust op kwantitatieve aspecten van de actieve wel-
vaartsstaat, te weten langer aan de slag blijven om de
leefbaarheid van de pensioenen te handhaven. In de
ontworpen tekst moet derhalve ook het kwalitatieve
aspect van de actieve welvaartsstaat aan bod komen,
met name de mensen meer keuzes bieden bij het uitstip-
pelen van hun beroepsloopbaanonderbreking. Tot slot
kondigt het lid aan dat hij het amendement (...) en daar
komen we later op terug
.
Mevrouw Burgeon verklaarde, ik citeer nogmaals :
Niet-
temin rijst de vraag of de in het wetsontwerp opgenomen
maatregelen wel voldoende doordacht zijn om het doel te
bereiken. Men kan het niet over een verhoging van de
activiteitsgraad hebben zonder stil te staan bij de billijke
wensen van de werknemers. Zij willen immers gedu-
rende heel hun loopbaan en in het bijzonder tegen het
einde aan werken volgens een lichtere en meer aange-
paste regeling. Het feit dat bij de berekening van het
pensioen niet langer rekening zal worden gehouden met
het voorafgaand verlof, mag inzake de in aanmerking
komende periodes geen precedent scheppen, noch de
aanzet geven tot de afschaffing van via de programma-
wetten door de ambtenarij verworven rechten
.
Ik zou nog enkele citaten kunnen geven. Dit is echter een
bloemlezing van de bezorgdheden die de collega's heb-
ben uitgedrukt in de commissie en die wij onderschrijven.
Eigenlijk hebben ze allemaal hetzelfde doel en ik heb in
de commissie reeds gezegd, mijnheer de minister, dat ik
u terzake niet begreep.
Mijnheer de minister, ik begrijp niet waarom u, gelet op
het feit dat een ingreep in de uittredingsmogelijkheden
moeilijk ligt op het terrein - dat werd trouwens tijdens de
commissiebespreking erkend - de desbetreffende artike-
len mordicus handhaaft. Nochtans heeft de meerderheid
er zelf op aangedrongen om een bredere discussie over
loopbaanplanning
en
over
de
eindeloopbaan-
problematiek te organiseren en de CVP-fractie had zich
in commissie reeds bereid verklaard daaraan vanuit de
oppositie constructief mee te werken. Waarom bent u uit
respect voor de onderwijskrachten en het sociaal overleg
dat in het najaar gepland was, uit respect voor de
adviezen van de Raad van State, uit respect voor de
staatshervorming en de bevoegdheden van de gemeen-
schappen en niet het minst uit respect voor de parlemen-
taire democratie en de parlementaire werkzaamheden,
niet op die vraag ingegaan ?
Mijnheer de minister, ik heb vanochtend in de krant uw
biecht gelezen. Op de vraag wat u achteraf beschouwd
anders zou aanpakken hebt u, gezien de besprekingen,
uw antwoord wijselijk beperkt tot de informatie over de
hervorming in het onderwijs. Alleszins heeft dit ook te
maken met de manier waarop het dossier thans moet
worden behandeld.
Ten slotte herinner ik aan de uiteenzetting van de heer
Wauters gisterenavond over het protocol van advies in
het comite´ A. Ik heb de tekst, die ongetwijfeld voor
iedereen dezelfde is, hier bij mij. Deze is ondertekend
door niet alleen de vakbonden, maar ook de voorzitter
van de overheidsdelegatie, de eerste minister in persoon.
Er kan dus uit worden geconcludeerd dat zij akkoord
gingen met de inhoud ervan. Welnu, op de eerste blad-
zijde van het protocol lees ik :
Betreffende de onderhan-
delingen die werden gehouden op dinsdag 13 juni en
maandag 19 juni...
. Dat de vakbonden al in april iets
wisten over de op stapel staande hervorming, is geen
vrijbrief om te beweren dat de onderhandelingen reeds in
april begonnen zijn. Het protocol zegt duidelijk dat er
werd onderhandeld op 13 en 19 juni en het kreeg een
unaniem negatief advies van de vakbondsorganisaties.
Dat de heer Wauters het totaal anders zou hebben
gespeeld, mocht hij nog onderhandelaar geweest zijn,
daar hebben de leerkrachten en de onderwijsvakbonden
alleszins geen boodschap aan !
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, sta mij toe even het woord te nemen, aange-
zien mijn naam nog maar eens is genoemd.
Ik blijf bij mijn stelling dat, indien de vakbonds-
afgevaardigden hun verantwoordelijkheid op zich hadden
genomen, ze zich niet hadden hoeven te laten opsluiten
om op voornoemde data tot een akkoord te komen. Men
had daar een maand de tijd voor. Ik stel vast dat ze dat
niet hebben gedaan en hiermee hebben ze de zwartepiet
naar de politici doorgeschoven. De vakbonden hadden
instrumenten in handen - of ze al dan niet van in april
reeds op de hoogte waren, is een andere vraag - en
konden dus tegen de voorstellen reageren. Ze hadden
bijvoorbeeld de procedure kunnen rekken, maar dat
hebben ze niet gedaan. Het gaat niet op dan de schuld bij
de politici te leggen. Dat is mijn stelling.
De voorzitter : Die redenering hebt u gisteren ook ont-
wikkeld.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Inderdaad,
en daar blijf ik bij.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Het zal in het verslag
van gisteren zijn opgenomen. Het zal vandaag nog
worden herhaald. Ik denk dat de vakbonden er een
goede boodschap aan zullen hebben.
De voorzitter : Amendement nr. 73 van de heer Viseur
en het amendement nr. 65 van de dames D'Hondt en
Pieters zijn aangehouden.
14
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Mevrouw D'Hondt heeft in dezelfde lijn op artikel 3 een
amendement nr. 107 ingediend tot weglating van het
artikel.
De stemming over artikelen 2 en 3 is aangehouden.
Mevrouw Van de Casteele heeft op artikel 4 de amende-
ment nrs. 122 en 123 ingediend. De stemming over
artikel 4 en de amendementen is aangehouden.
Mevrouw D'Hondt heeft op artikel 5 amendement nr. 108
ingediend tot schrapping van het artikel.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
dit amendement heeft dezelfde strekking als het vorige
amendement. Met amendement nr. 80 dat door de rege-
ring werd ingediend, wordt een wijziging aangebracht
aan artikel 5 van het wetsontwerp. Toch is de bepaling
die in amendement nr. 80 is opgenomen niet terug te
vinden in artikel 5.
Op bladzijde 71 van het verslag over artikel 5 lees ik :
Amendement nr. 80 komt tegemoet aan een opmerking
van de Raad van State. Dit amendement wordt aange-
nomen met 10 stemmen voor, 1 tegenstem en 6 onthou-
dingen
.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb het document
niet bij mij. Ik stel voor zo dadelijk hierop een antwoord te
geven.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, de minister zal u
binnen enkele ogenblikken een antwoord geven.
De stemming over artikel 5 en het amendement nr. 108 is
aangehouden.
Artikel 6 is aangenomen.
Bij de artikelen 7, 8 en 9 hebben de heren Bultinck en
D'haeseleer de amendementen nrs. 18, 19, 20 en 21
ingediend.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, de grote bespreking over de onderwijs-
pensioenen werd tijdens de algemene bespreking ge-
voerd. Ik kan bij de verdediging van mijn amendementen
dan ook vrij kort zijn.
Wij hebben deze amendementen ingediend omdat wij
het onkies vinden dat de regering een vrij grondige
wijziging in de pensioenberekening aanbrengt, zowel
voor leerkrachten als voor andere categoriee¨n ambtena-
ren. Wij vinden het onheus dat men dit snel via een
programmawet tracht te regelen. Wij hadden veel liever
gezien dat een globaal wetsontwerp zou worden inge-
diend, waarin de ganse pensioenproblematiek in een
volledig concept wordt geregeld, zodat een globale dis-
cussie kan plaatsvinden en wij niet brokje per brokje een
deel van de pensioendiscussie moeten voeren.
De voorzitter : De stemming over de artikelen 7, 8 en 9
en de amendementen nrs. 18, 19, 20 en 21 is aangehou-
den.
Mevrouw D'Hondt, mevrouw Pieters en de heer Goutry
hebben een amendement nr. 9 ingediend op artikel 9.
Mevrouw D'Hondt, wenst u dat te verdedigen ?
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil hier een woordje over zeggen omdat het gaat over
de vervroegde uittreding van mensen in het onderwijs. Ik
zal even herhalen wat hierover in de commissie en
gisteren in de plenaire vergadering werd gezegd. Als
CVP-fractie zijn ook wij ervan overtuigd dat de activiteits-
graad, ook van oudere werknemers, moet worden opge-
trokken. Dit kan echter niet bij wet of decreet worden
opgelegd. Wil men mensen motiveren om op hogere
leeftijd te blijven werken, dan moeten er begeleidende
maatregelen worden genomen die reeds van start gaan
voor de leeftijd van 55 jaar. Mensen zijn dan in staat om
in hetzelfde beroep, in een ander beroep of deeltijds tot
op hogere leeftijd te blijven werken. Met artikel 9 maakt
men quasi een einde aan het stelsel van terbeschikking-
stelling voor de leerkrachten zonder dat er omkaderende
maatregelen uit het sociaal overleg zijn gekomen of - bij
gebrek aan sociaal overleg - door de wetgever in het
leven werden geroepen. Laten wij niet vergeten dat wij
hier op het scherp van het mes zitten met de bevoegd-
heid van de gemeenschappen. Daarom wilden wij hier-
over ook het advies van de Raad van State vragen. Als
wij specifiek voor de leerkrachten het beroep aantrekke-
lijk willen houden en tevens in de mogelijkheid willen
voorzien om leerkrachten van 55 jaar en ouder dit beroep
in aanvaardbare omstandigheden - zowel voor hen zelf
als voor het educatief project - verder te laten uitoefenen,
dan moeten er randvoorwaarden gecree¨erd worden die
niet hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de federale
wetgever vallen maar vooral onder de bevoegdheid van
diegenen die na de staatshervorming de portefeuille van
het onderwijsbeleid hebben gekregen. Wij vinden dit
werkelijk een prematuur artikel dat in feite thuishoort in
een globale afspraak na sociaal overleg. Als het sociaal
overleg zou falen, kon de wetgever dit nadien nog
opleggen. Zelfs met de aanpassingen en de beloften die
werden gedaan, wordt hier een volmacht gegeven aan
de regering ten nadele van het sociaal overleg en voor-
aleer waarachtig sociaal overleg plaatsvond. Als CVP-
fractie onderstrepen wij het belang van de activiteits-
graad. Wij beamen dat de wetgever zijn job moet doen
maar wij blijven de volgorde van werken respecteren
voor die elementen in onze samenleving die voor sociaal
overleg vatbaar zijn. Het sociaal overleg moet optimale
kansen krijgen. Als de sociale partners er niet in slagen
hun rol te vervullen, mag de wetgever niet aarzelen om
die rol over te nemen. Dat is echter niet gebleken. Het
sociaal overleg is geagendeerd voor september. Men
had daarop moeten wachten.
HA 50
PLEN 069
15
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
Voorts heb ik de minister attent gemaakt op het feit dat de
terbeschikkingstelling en de criteria die te maken hebben
met de belastende beroepen voor de berekening van de
noodzakelijke 35 en 10 jaar ancie¨nniteit niet sekseneu-
traal zijn. Wij weten dat deeltijds werk en loopbaan-
onderbreking mogelijkheden zijn waarvan vooral door
vrouwen in de samenleving gebruik wordt gemaakt.
Zeker als het gaat om mensen die de leeftijd van 55 jaar
bereiken, komen zij uit een andere maatschappelijk
context dan die van de jongere generaties. Ik herhaal, de
bepalingen die hierin zijn opgenomen met betrekking tot
de terbeschikkingstelling en de berekening van de nood-
zakelijke ancie¨nniteit in het kader van de belastende
beroepen is niet sekseneutraal.
De voorzitter : De stemming over het amendement en
het artikel 9 is aangehouden.
Op artikel 10 werden geen amendementen ingediend.
Het artikel 10 is aangenomen.
Mijnheer de minister, hebt u amendement nr. 80 op artikel
5 gevonden ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
wij hadden inderdaad een amendement ingediend op
artikel 5 in uitvoering van het advies van de Raad van
State. De tekst luidt als volgt :
De toekenning van de
complementen mag niet tot gevolg hebben dat het
pensioenbedrag de in artikel 39 van de wet van 5
augustus 1978 houdende economische en budgettaire
hervormingen bepaalde grenzen overschrijdt
. Dit wil
zeggen dat het pensioen nooit hoger mag zijn dan 75%
van de gemiddelde wedde van de laatste 5 jaar. Het is de
bedoeling dit in te schrijven tussen het eerste en het
tweede lid van artikel 5. Zo werd het in de commissie
goedgekeurd.
Mevrouw D'Hondt heeft inderdaad gelijk wanneer zij zegt
dat dit niet is terug te vinden in de tekst aangenomen
door de commissie. Dat is een materie¨le fout, die moet
worden rechtgezet.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wij hebben amende-
ment 80 inderdaad in de commissie behandeld bij arti-
kel 5 en dat is vandaag niet in de voorliggende tekst terug
te vinden. De bepaling staat echter wel in artikel 6. Dit is
echter niet te wijten aan een hernummering van de
artikelen - dus een technische aangelegenheid - aange-
zien de eerste artikelen van de programmawet ongewij-
zigd zijn gebleven.
Mijnheer de voorzitter, ik heb gisteren en bij het begin van
de bespreking van de programmawet vanmorgen gewe-
zen op het feit dat wij in het verleden hebben gezegd dat
wij ons correct en soepel zouden gedragen als het om
technische verbeteringen ging. Wij hebben wel gevraagd
dat u zich ertoe zou engageren dat in de toekomst de
diensten en de leden van de Kamer in de mogelijkheid
zouden worden gesteld om op een ernstige manier de
besprekingen af te handelen om alzo materie¨le, techni-
sche, juridische onvolkomenheden te vermijden.
Mijnheer de voorzitter, thans zijn wij geconfronteerd met
een zaak die niet correct is. Ik kan niet anders dan
vaststellen dat dit amendement in de commissie werd
goedgekeurd maar dat het in de voorliggende tekst niet is
terug te vinden.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, in de tekst aangeno-
men door de commissie - document 756/16 - is artikel 6
gewijzigd vermoedelijk om tegemoet te komen aan het
amendement waarvan sprake. De gewijzigde passages
zijn onderstreept. Deze techniek wordt altijd gebruikt. Ik
heb hier een klein amendement maar dat heeft betrek-
king op artikel 7.
Mijnheer de minister, hebt u voldoende uitleg gegeven
voor de Kamer ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
het maakt eigenlijk niet uit of de wijziging in artikel 5 of
artikel 6 staat. Eigenlijk is het beter dat de wijziging is
opgenomen in artikel 6. Ik heb in de commissie geargu-
menteerd dat het zelfs niet nodig was het in de wettekst
in te schrijven omdat het eigenlijk impliciet uit de wet
voortvloeit. De Raad van State heeft echtger geadviseerd
het in de tekst op te nemen, aangezien wij autonome
wetgeving maken. Wij vonden dat niet echt nodig maar
wij hebben er de voorkeur aan gegeven zeer stipt het
advies van de Raad van State te volgen. Ik denk dat er
een misverstand is gerezen. Voor mij kan dit perfect in
artikel 6 blijven staan. Het is een procedurekwestie. Het
kan ook naar artikel 5 worden overgebracht, conform het
amendement zoals het door de commissie werd goed-
gekeurd. Als er geen eensgezindheid is en als het
onmogelijk is de voorliggende tekst nog te wijzigen,
vormt dit voor mij geen probleem. Ik leg het lot van dit
amendement in uw handen, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter : U wenst dus de tekst aangenomen door
de commissie te handhaven. Zo niet zal er een tweede
lezing van het amendement plaatsvinden.
Minister Frank Vandenbroucke : Het staat nu in artikel 6
en dat is geen probleem voor mij.
De voorzitter : Ik laat mevrouw D'Hondt kort repliceren.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
voor mij als Kamerlid en juridisch gezien is het geen
probleem dat dit in artikel 6 staat. Ik doe een beroep op
u, voorzitter, en ik zou u willen wijzen op het feit dat men
in de Kamer niet zo maar anders kan beslissen dan wat
in de commissie werd beslist.
16
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Ik heb aan het begin van deze debatten
gezegd dat de artikelsgewijze bespreking wordt bepaald
in artikel 66, 4 van het Reglement van de Kamer. In dit
artikel staat te lezen dat de tekst die in de commissie
werd aangenomen als basis geldt voor de artikelsgewijze
bespreking. Ik vermeld trouwens uit voorzorg het num-
mer van het document, in dit geval 756/16.
Ik stel vast dat artikel 6 via amendementen werd gewij-
zigd. Dit document haalt het in zekere zin op het verslag.
Ik ben het eens met uw opmerking; in het verslag staat
iets anders.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zou toch een beroep willen doen op uw wijsheid en
respect en ik zou u dan ook willen vragen dit eens te laten
nakijken. Ik weet dat hiermee geen geld valt te verdienen
maar toen wij gisteren alludeerden op de incorrectheid
van deze Kamer ten opzichte van het verslag, deden
sommige collega's alsof zij heel het verslag op twee
minuten konden nakijken. Mijnheer de voorzitter, dit is
geen correcte behandeling van de Kamer. Als wij in de
oppositie de tijd nemen om de documenten te lezen dan
kan dit ook in de meerderheid. Ik wil pleiten voor een
correcte werking van de Kamer. Ik zou u willen vragen
dat u de nodige tijd neemt om dit eens te bekijken.
De voorzitter : U bent het met mij eens dat wij ons
baseren op de tekst die door de commissie werd aange-
nomen. Het verslag is geen authentiek stuk maar louter
een rapportering van de werkzaamheden. De tekst zoals
die door de commissie werd goedgekeurd en zoals wij
die momenteel behandelen, zal mits goedkeuring een
wet worden.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
u bent uiteraard een veel eminenter jurist dan ik maar u
weet ook dat bij eventuele betwistingen de stukken van
de Kamer ook niet zonder waarde zijn.
De voorzitter : Ja, maar de voorbereidende werken
kunnen maar worden gebruikt om een artikel toe te
lichten dat eventueel enige interpretatie nodig heeft.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik vertrouw op uw wijsheid dat u ons een degelijke
verklaring zult geven in het kader van de werkzaamhe-
den van de Kamer.
De voorzitter : Ik doe mijn best.
De stemming over het amendement en het artikel wordt
aangehouden.
De artikelen 10 tot 20 worden artikel per artikel aange-
nomen.
Mevrouw D'Hondt, op artikel 21 hebt u samen met
mevrouw Trees Pieters en de heer Luc Goutry een
amendement nr. 109 ingediend. Mevrouw Pieters, wenst
u dit amendement te verdedigen ?
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, u
hebt daarnet een overzicht gegeven van de diverse
commissies die tijd en energie hebben gestoken in het
bespreken van de diverse hoofdstukken. Dit hoofdstuk
werd besproken in de commissie voor het Bedrijfsleven
omdat het behoort tot de bevoegdheid van de minister
van Middenstand. Wij hebben een ernstige opmerking
over dit artikel, een lacune in de wet. Wij zouden dan ook
graag hebben dat de minister van Middenstand aanwezig
is om onze opmerking te aanhoren.
Eerlijk gezegd, mijnheer de voorzitter, gisteren heeft hij
het ook al laten afweten. Hij is dus niet eens komen
opdagen voor een aantal artikelen die een materie aan-
belangen die onder zijn bevoegdheid valt. Dat geldt ook
voor de heer Deleuze. Wij vinden dat bij de artikelsge-
wijze bespreking hij hier dan toch aanwezig kan zijn. Ik
ben bereid dit aan te houden tot op een later ogenblik, tot
wanneer hij in het halfrond aanwezig is. Wij willen dat hij
luistert naar het amendement dat wij voorstellen.
De voorzitter : Ik ondervraag de regering. Is er een
reactie van de regering op het amendement van me-
vrouw Pieters en mevrouw D'Hondt op artikel 21 ? Dit
amendement voegt woorden in en werd trouwens behan-
deld in de commissie. Het betreft document 109.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik zal u zeggen wat het
argument is. In de memorie van toelichting leggen wij uit
welk beleid de regering wil voeren, namelijk voor gepen-
sioneerde zelfstandigen waarvan het pensioen is inge-
gaan voor 1991 een welvaartsaanpassing invoeren. Met
de wettekst willen wij echter een algemene machtiging
verlenen waardoor welvaartsaanpassingen voor zelf-
standigen mogelijk worden. Wij willen dat een beetje
breder zien dan de toepassing die wij nu inderdaad in het
beleid van de regering hebben ingeschreven.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, wij
hebben daarover al gediscussieerd. Hier gaat het heel
duidelijk over het inlassen van een datum die wel wordt
vermeld in de memorie van toelichting, maar niet in het
artikel zelf. Het gaat over de datum
ingegaan voor
1991
. Dit staat heel duidelijk in de memorie van toelich-
ting, maar niet in de wet. Het is dus ook van toepassing
op het stelsel van de werknemers. Onze vraag is waarom
dit niet in de wet werd opgenomen. Eigenlijk moet ik dit
vragen aan minister Gabriels. Ik vind dat u ons met een
kluitje in het riet stuurt. minister Gabriels is nooit aanwe-
zig in de Kamer en is nooit aanwezig in de commissie,
HA 50
PLEN 069
17
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Trees Pieters
tenzij hij met heel veel moeite wordt opgeroepen. Onze
vragen worden met maanden vertraging behandeld. Dan
is er deze belangrijke wet. Praten met de pers kan hij wel,
maar hier aanwezig zijn, dat kan hij niet !
Minister Frank Vandenbroucke : Ik laat minister Ga-
briels niet zo maar aanvallen. Ik denk dat hij zijn job
perfect doet, ook wat deze aangelegenheid betreft. Wat
hier in de tekst wordt opgenomen, is letterlijk dezelfde
tekst als voor het werknemersregime. Ik denk dat u zich
daarover zou moeten verheugen. Wij doen voor de
zelfstandigen juist hetzelfde als voor de werknemers. U
wil dit nu beperken. U wil daar een beperking aan
toevoegen overeenkomstig de plannen van de regering
met betrekking tot de begroting voor volgend jaar.
Men zou zich kunnen afvragen waarom dit in de memorie
van toelichting werd opgenomen. In de memorie van
toelichting geven wij echter enige toelichting bij het beleid
van de regering. Wij hadden dat natuurlijk even goed niet
daarin kunnen schrijven. U weet echter dat de regering
iets wil doen voor de pensioenen van de zelfstandigen,
ingegaan voor 1991. Wij vinden het echter beter in de wet
een algemene bepaling in te lassen, net zoals die is
geformuleerd voor het regime van de werknemers. Ik
denk dat u, net zoals de heer Anthuenis zegt, heel blij zou
moeten zijn. Ik denk dat de zelfstandigen helemaal niet
gelukkig kunnen zijn met het amendement dat u invoert,
want dat is een ernstige beperking.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
ga voort op wat de Raad van State zegt, namelijk dat u
die datum moet invoeren. Ik ga voort op wat u in de
memorie van toelichting hebt gesteld. Ik ga voort op wat
er in de pers, meer bepaald de FET, werd geschreven,
namelijk dat dit systeem ingaat voor zelfstandigen die
met pensioen gaan voor 1991. U valt mij aan en zegt dat
ik blij zou moeten zijn dat het eventueel op een andere
datum kan ingaan. Ik begrijp echter dat het gaat over de
pensioengerechtigden die met pensioen gaan voor 1991.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik stel voor niet te
vervallen in een welles-nietes-spelletje. Wat de regering
voorlegt aan de Kamer is een wijziging van de wet, die
het mogelijk maakt om niet alleen volgend jaar maar ook
voor andere begrotingsjaren en eventueel onder andere
coalities, welvaartsaanpassingen door te voeren in de
pensioenen van de zelfstandigen.
Dit is vergelijkbaar met de wettekst die de Kamer in een
vorige zittingsperiode heeft goedgekeurd met betrekking
tot het regime van de werknemers. Wij zetten dus - ik
druk mij uit in de terminologie die u gisteren hebt ge-
bruikt - op de meest patente wijze een discriminatie recht.
Vandaar dat ik wens dat de teksten dezelfde zijn.
Wij mogen niet in een welles-nietes-spelletje vervallen. Ik
begrijp goed wat u zegt. Ik heb ook begrepen waarom de
Raad van State die bemerking maakt, maar ik volg hem
daarin niet. Misschien hadden we de memorie van toe-
lichting moeten aanpassen, want die geeft aanleiding tot
dit debat. In de memorie van toelichting hebben wij alleen
willen zeggen wat onze plannen zijn. Ik wil niet dat deze
bepaling ten nadele van de zelfstandigen wordt inge-
perkt.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik doe een beroep op u als voorzitter van de Kamer.
U hebt onderstreept dat de ministers minstens de moeite
moeten doen aanwezig te zijn bij de bespreking van de
hoofdstukken waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Wij zijn
de laatsten om de aanwezigheid van de betrokken mi-
nister bij nacht en bij ontij te eisen, wanneer slechts een
paar artikelen in een wet onder zijn bevoegdheid vallen.
U hebt de werkzaamheden geregeld. Aangezien wij
wisten dat wij vandaag de artikelsgewijze bespreking
zouden aanvatten beginnend met artikel 1, zal de rege-
ring het ook geweten hebben. Ieder minister kent de
volgorde van de artikelen en weet dus wanneer de
artikelen die hem aanbelangen zullen worden besproken.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pieters heeft meer dan
gelijk om de aanwezigheid van de betrokken ministers te
vragen.
Ik begrijp de reactie van minister Vandenbroucke. Het is
echter ofwel het een ofwel het ander. Dat is wat mevrouw
Pieters bedoelt. Ofwel is de tekst juist en moeten wij ons
erover verheugen dat u 1991 niet in het artikel hebt
opgenomen, maar dan is de memorie van toelichting niet
correct. Mijnheer de minister, wanneer u echter, gevolg-
gevend aan het advies van de Raad van State, artikelen
hebt gewijzigd en terzelfdertijd ook de memorie van
toelichting, moest dit hier ook gebeuren. Ofwel negeert
men de Raad van State, ofwel verheugen wij ons over
een rechtzetting van een grote discriminatie ten aanzien
van de zelfstandigen, maar dan moet dit ook in de
memorie van toelichting zijn opgenomen.
Mijnheer de voorzitter, de verslagen van de commissie-
vergaderingen mogen dan geen officie¨le stukken zijn,
voor de memorie van toelichting ligt dit anders. De Raad
van State heeft een opmerking gemaakt. Ik vraag dus de
aanwezigheid van de minister en een aanpassing van de
tekst.
De voorzitter : Mevrouw, ik heb er reeds op gewezen dat
de door de commissie aangenomen tekst als basis voor
de bespreking dient. Dat zijn wij bij de aanvang van deze
vergadering overeengekomen.
Op artikel 21 hebt u terecht een amendement ingediend
dat u, net als mevrouw Pieters, met zwier verdedigt.
De minister antwoordt namens de regering. Dat is zijn
recht. De Kamer is volgens mij voldoende ingelicht.
18
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Wat de dagbladen betreft, wijs ik erop dat ik respect heb
voor alle dagbladen. Ee´n specifiek dagblad boezemt mij
nog meer respect in, met name het Belgisch Staatsblad.
Daarin wordt de wettekst, wanneer hij wordt goedge-
keurd, gepubliceerd.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
blijf erbij dat de minister van Middenstand hier aanwezig
moet zijn.
De regering zoekt gewoon een uitweg om niet op het
artikel te moeten ingaan. In de memorie van toelichting
staat duidelijk een datum. Als de regering niet van plan is
die datum in de wet in te schrijven en de mogelijkheid
openlaat om ten behoeve van de zelfstandigen van die
datum af te zien, ben ik daarmee zeer gelukkig. In dat
geval wil ik echter ook dat die datum wordt geschrapt in
de memorie van toelichting en dat de ministers ophouden
met het lanceren van dergelijke data en uitspraken in de
pers.
De voorzitter : Mevrouw, ik heb gezegd dat de enige
krant die mij interesseert het Staatsblad is. Alle andere
kranten respecteer ik maar ik heb er weinig mee te
maken.
De heer Van Peel vraagt mij op basis van artikel 38bis
van het Reglement de aanwezigheid van minister Ga-
briels te vorderen.
Minister Frank Vandenbroucke : Dat is nogal straf.
De voorzitter : Dat denk ik ook.
Minister Frank Vandenbroucke : De pensioenen zijn tot
nader order mijn bevoegdheid.
De voorzitter : U hebt de bevoegde minister voor u
gehad.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik herhaal zeer duide-
lijk dat er volgens mij geen enkel probleem is met die
wettekst. Wij moeten de Raad van State niet altijd volgen.
Wij zijn het niet altijd eens. Ik denk dat ik de opmerkingen
van de Raad van State vrij scrupuleus heb gevolgd en
heel wat tekstwijzigingen heb aangebracht. In de toelich-
ting op artikel 21 wordt gezegd dat de regering heeft
beslist een herwaarderingspremie toe te kennen aan de
gerechtigden op een pensioen dat daadwerkelijk inge-
gaan is voor 1 januari 1991. Vervolgens zeggen wij :
Om
die beslissing te kunnen uitvoeren dient in de wetgeving
betreffende het pensioen voor zelfstandigen een wette-
lijke basis te worden ingevoerd.
Wij leggen die wettelijke
basis.
Ik wil beklemtonen dat ik de bevoegde minister ben.
De voorzitter : Wij hebben een lang debat gehad. Mijns
inziens is de Kamer voldoende voorgelicht over dit artikel
en dit amendement.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, in
ons Reglement staat toch zeer duidelijk dat als een lid
schriftelijk bij de Kamervoorzitter de aanwezigheid van
de minister vraagt, de minister moet komen.
De voorzitter : Als u mij nu zou vragen dat bijvoorbeeld
de minister van Buitenlandse Zaken zou komen, als er
geen punt voor hem is...
De heer Marc Van Peel (CVP) : Het gaat over artikelen
die duidelijk ook tot de bevoegdheid van minister Ga-
briels behoren. Ik heb, conform het Reglement, gevraagd
dat hij aanwezig zou zijn. Ik zie geen enkele reden om
mijn vraag in twijfel te trekken.
De voorzitter : De heer Vandenbroucke heeft gezegd
dat hij de bevoegde minister is. Hij is daar !
De heer Karel Pinxten (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
begrijp dat de heer Vandenbroucke dat zegt, maar dat
klopt natuurlijk niet. Mocht hij kijken naar alle wetsont-
werpen die in deze materie zijn ingediend, dan zou hij
merken dat ze zowel door de minister van Sociale Zaken
als door de minister van Middenstand worden onderte-
kend. Het gaat hier vandaag, net als in het verleden, over
een gedeelde bevoegdheid. Dus blijft de vraag van onze
fractieleider zeer terecht.
De voorzitter : De regering zegt dat minister Vanden-
broucke bevoegd is. Ik hoor wat ik hoor. Ik zal de
stemming over het artikel en het amendement aanhou-
den.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
wij horen dat de minister van Sociale Zaken bevoegd is
voor de pensioenen van de zelfstandigen.
Ten eerste, waarom is dat artikel dan behandeld in de
commissie voor het Bedrijfsleven en werd het besproken
met de minister van Middenstand ? Ten tweede, mijnheer
de minister, is het zo dat u de discriminatie tussen
werkgevers en werknemers zult wegwerken ?
Minister Frank Vandenbroucke : Ten eerste, er zijn
inderdaad bevoegdheden die ik deel met de heer Ga-
briels, maar in deze materie ben ik ten volle bevoegd. Ten
tweede, als u
voor 1991
invoegt, dan is dat een zeer
aanzienlijke beperking van mogelijkheden om later
herwaarderingsoperaties uit te voeren voor pensioenen
van zelfstandigen, want wij zullen nooit iets kunnen doen
voor zelfstandigen van wie het pensioen is ingegaan in
1991 of later. Dat is niet aanvaardbaar.
HA 50
PLEN 069
19
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
Deze regering heeft een punctuele beslissing genomen,
die past in de begroting van volgend jaar en die we gaan
uitvoeren. Het gaat met name om een verhoging met 9%
van het maandbedrag in de maand februari en vervol-
gens een verhoging met 6% de volgende jaren.
Dat is de beslissing die wij hebben genomen, maar
wij
willen
een
wettelijke
basis
leggen
om
een
herwaarderingsbeleid te kunnen voeren op het vlak van
het zelfstandigenregime, net zoals op het vlak van het
werknemersregime. Ik vind het eigenaardig dat u daar-
rond zo'n discussie voert. Wij zullen niet nalaten dit te
aan de zelfstandigenorganisaties te melden.
De voorzitter : Ik stel vast dat de bevoegde minister
aanwezig is.
Dit is het einde van de bespreking van artikel 21 en het
amendement. De stemming over het artikel en het amen-
dement is aangehouden.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
verwijs terzake naar de bepalingen van het Reglement in
het geval een lid schriftelijk de aanwezigheid van een
minister vordert.
Het betrokken artikel werd in de commissie behandeld in
aanwezigheid van de minister van Landbouw en Midden-
stand. Het gaat hier dus wel degelijk om een
bevoegdheidsdiscussie. Ware het trouwens niet interes-
sant beide ministers te horen ?
Ik vraag mij af, mijnheer de voorzitter, op basis waarvan
u eenzijdig beslist ? Ik vraag de stemming over de al dan
niet verplichte aanwezigheid van minister Gabriels.
De voorzitter : Mijnheer Van Peel, ik bepaal wanneer in
deze Kamer een stemming plaatsvindt.
De aanwezige minister verklaart zich terzake bevoegd. U
kunt van mij toch niet verlangen dat ik naga hoe beide
ministers hun bevoegdheden hebben geregeld. Dat is
hun zaak.
De artikelen 22 tot 26 worden artikel per artikel aange-
nomen.
Op artikel 27 werd een amendement nr. 64 ingediend
door de dames Greta D'Hondt en Trees Pieters.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het amendement nr. 64 strekt ertoe artikel 27 te schrap-
pen.
Mijnheer de minister, het is de bedoeling de procedure
van het bijzonder solidariteitsfonds te versnellen. Artikel
27 voorziet hierin door een bevoegdheidsdelegatie toe te
laten ten aanzien van de adviserende geneesheren, niet
alleen voor de chronische aandoeningen, maar ook voor
eenmalige ingrepen.
Zoals reeds werd uiteengezet in de commissie naar
aanleiding van de verdediging van amendement nr. 64 tot
schrapping
van
artikel
27,
vrezen
wij
dat
deze
bevoegdheidsdelegatie belangrijke ongewenste neven-
effecten kan hebben, omdat hierdoor een zekere
beoordelingsvrijheid ontstaat bij het al dan niet aanne-
men van bepaalde prestaties in het kader van het bijzon-
der solidariteitsfonds. Wordt artikel 27 aangenomen, dan
wordt een aanzienlijke interpretatiemarge gecree¨erd in-
zake de toepassing van de criteria, waardoor - en dat
vrezen wij - de wet op verschillende manieren kan
worden gei¨nterpreteerd, naargelang welk ziekenfonds
het dossier behandelt.
Bovendien houdt dit ook het gevaar van clie¨ntelisme in
en het gunstig beoordelen van de dossiers van eigen
leden.
Gezien het zeer beperkt budget van het bijzonder
solidariteitsfonds en het groeiend aantal aanvragen, is de
nood groot om te bepalen welke dossiers prioritair en
eenvormig moeten worden behandeld. De toekenning
van beoordelingsbevoegdheid aan de ziekenfondsen,
zoals bepaald in artikel 27, zal deze eenvormigheid niet
bevorderen.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik wil verwijzen naar de discussie die we daarover in de
commissie hebben gehad en die ook in het verslag is
terug te vinden. Ik wil enkele elementen in herinnering
brengen.
Ten eerste, ik heb zeer duidelijk verklaard dat deze
procedurele wijziging geen enkele wijziging met betrek-
king tot de doelstellingen van het bijzonder solidariteits-
fonds inhoudt. Ik zal daarover niet verder uitweiden, maar
ik wil het wel even onderlijnen.
Ten tweede, ik heb uitdrukkelijk gezegd dat het niet de
bedoeling is om een belangrijke discretionaire bevoegd-
heid aan de ziekenfondsen toe te kennen. Het is zelfs
niet de bedoeling om enige interpretatieruimte aan de
ziekenfondsen te geven en daarom willen wij met een
zeer precieze lijst werken.
Ten derde, in het debat van gisteren heeft de heer
Valkeniers ervoor gepleit om deze maatregelen na een
jaar te evalueren. Na een jaar moeten we inderdaad
evalueren wat er in de praktijk op het terrein is gebeurd.
Ik heb dat gisteren beloofd. Ik wil dat hier nog even
onderlijnen.
Ten vierde, naar aanleiding van de bemerkingen van de
heer Goutry, heb ik gezegd dat we in het najaar een
moment moeten vinden om in de commissie grondig over
het bijzonder solidariteitsfonds te spreken en het geheel
20
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
van de hervormingen te bekijken op een ogenblik dat een
aantal zaken in een fase van implementatie zijn. Ik meen
dat de heer Wauters, voorzitter van de commissie voor
de Sociale Zaken, daarmee heeft ingestemd.
Mevrouw D'Hondt, u hebt terecht gewezen op een mo-
gelijke deviatie van de bedoelingen van de wetgever. Wij
moeten dit onmogelijk maken door de wijze waarop het
koninklijk besluit is opgesteld. Wij moeten dat samen met
u evalueren. Ik wil wel onderstrepen dat dit past in de
debureaucratisering van de ziekteverzekering. Waar
men dat werkelijk zonder enig risico kan doen willen wij
twee beslissingsniveaus tot e´e´n niveau reduceren.
De voorzitter : De stemming over het artikel 27 en het
amendement worden aangehouden.
Mevrouw D'Hondt en mevrouw Pieters, ik heb uw amen-
dementen op het invoegen van nieuwe artikels. Amen-
dement nr. 63 vraagt de invoeging van een artikel 28bis;
amendement nr. 61 vraagt de invoeging van een artikel
29bis; amendement nr. 62 vraagt de invoeging van een
artikel 29ter.
Wenst u deze amendementen toe te lichten, mevrouw
Pieters ?
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
wij hebben daarover in de commissie vrij lang gedebat-
teerd. Wij wensten een amendement in te voegen dat
tariefzekerheid inzake de kleine risico's voor de zelfstan-
digen zou bieden. De ziekteverzekeringswet is niet van
toepassing op zelfstandigen wat de kleine risico's betreft,
ook al zijn deze vrij verzekerd voor die risico's. Ongeacht
hun eventuele toetreding tot de vrije verzekering, hebben
de zelfstandigen geen enkele tariefzekerheid voor de
prestaties die niet in artikel 1 van het koninklijk besluit
van 29 december 1997 zijn opgenomen. Nochtans zijn
de ziekenfondsen wel verplicht om de tarieven van de
verplichte verzekering toe te passen voor de vrije verze-
kering voor kleine risico's. De toepassing van een
subsidieregeling voor de vrije verzekering voor kleine
risico's heeft slechts zin als daar ook garanties van
tariefzekerheid tegenover staan.
De bedoeling van bovengenoemde wijziging is dat de
toetreding tot de akkoorden en overeenkomsten voor de
hele praktijk van de zorgverleners zou gelden, ongeacht
of de patie¨nt werknemer of zelfstandige is.
Ten slotte moeten een aantal andere bepalingen, zoals
de verplichting een getuigschrift af te leveren, op alle
prestaties worden toegepast, ook op de kleine risico's
voor zelfstandigen.
Mijnheer de minister, in antwoord op deze opmerking
hebt u gezegd dat dit niet de correcte plaats is om dat
amendement in te voegen. Deze afdeling heeft immers
betrekking op de wijziging van de wet op de verplichte
ziekteverzekering en slaat daar niet op. U zou de zaak
overdragen aan mevrouw Bea Cantillon, die met een
studie over de diverse statuten, die in de gezondheids-
zorg van toepassing zijn, bezig is. Blijft u wat dat betreft
bij uw argumentatie ?
Minister Frank Vandenbroucke : Mevrouw Pieters, ik
blijf bij mijn standpunt. Vooreerst wens ik een juridisch-
technische bemerking te maken. Uw amendement heeft
betrekking op de wet op de verplichte ziekteverzekering.
Het is niet evident dit punt te behandelen in deze
programmawet die niet de vrije aanvullende verzekering
regelt.
Mevrouw, ik geef grif toe dat u een belangrijke problema-
tiek aankaart. Ik deel uw bekommering en sta achter de
idee. Het moet echter passen in een geheel. Ik ken uw
hardnekkigheid en waardeer ze ook. Daarom heb ik
vanmorgen een brief aan mevrouw Cantillon onderte-
kend waarin ik uw amendement toelicht en haar vraag te
onderzoeken op welke manier dit kan worden ingepast in
de discussie over de hervorming van het stelsel van de
zelfstandigen. De brief is vertrokken.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de minister, ik
dank u en onthoud dat u terzake een inspanning doet. De
CVP zal in die zin een wetsvoorstel uitwerken. We zullen
afwachten en zien of we de zaken kunnen verzoenen. Ik
zal niet zo stout zijn als u en de zelfstandigen ervan
verwittigen dat dit amendement dat voor deze groep
bijzonder zinvol is, niet is opgenomen in de programma-
wet.
De voorzitter : De stemming over de amendementen 63,
61 en 62 wordt aangehouden.
Artikel 29 wordt aangenomen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
bent u mijn amendementen vergeten ?
De voorzitter : Neen, mevrouw, ik heb ze vermeld.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Dan verontschuldig ik
mij, maar sta mij toe toch nog een korte toelichting te
geven.
Mijn amendementen die ertoe strekken een artikel 29bis
en 29ter in te voeren handelen over het dringend zieken-
vervoer. Wij wensen dat de kosten voor het dringend
ziekenvervoer zouden worden terugbetaald.
Mijnheer de minister, in de commissie hebt u verklaard
mijn amendementen interessant te vinden. U vreesde
echter voor de financie¨le gevolgen ervan. De CVP beseft
maar al te goed dat in heel de reeks bevoegdheden die u
toebedeeld hebt gekregen, het financieel aspect van de
gezondheidszorgen een zeer delicaat punt is. Ik ben het
met u eens dat het budget van de gezondheidszorgen in
HA 50
PLEN 069
21
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
het oog moet worden gehouden. Dit betekent echter niet
dat er niets meer mogelijk mag zijn en dat bepaalde
lacunes in de terugbetaling van gezondheidszorgen blij-
ven bestaan, waardoor aan de patie¨nt, die hoge bijdra-
gen betaalt, bepaalde prestaties niet worden terugbe-
taald. Het verheugt me dat u in de commissie hebt
toegegeven dat dit punt over dringend ziekenvervoer
interessant is. Koppigheid blijkt een eigenschap van de
CVP'ers te zijn.
Mijnheer de voorzitter, wij zullen u daaraan herinneren,
niet alleen vanuit het standpunt van de oppositie, maar
ook vanuit de bezorgdheid die wij gemeenschappelijk
delen en die u in de commissie hebt uitgedrukt. Op korte
termijn moet er op dit vlak iets gebeuren waarbij we de
uitgaven in het oog kunnen houden en beperken. Ik wijs
er echter op dat de kosten voor dit dringend zieken-
vervoer voor bepaalde patie¨ntengroepen vrij zwaar zijn.
De voorzitter : Mevrouw, u hebt nu de amendementen
61 en 62 verdedigd. Verontschuldig mij dat ik iets te vlug
was gegaan. Ik zal dit in de toekomst proberen te
vermijden. Mijnheer de minister, u wil nog antwoorden.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik bevestig wat mevrouw D'Hondt zegt. Bovendien wil ik
verwijzen naar het verslag, waarin een bijkomend ele-
ment voorkomt dat ik in de commissie heb aangebracht.
Ik heb namelijk aan het RIZIV een prioriteitennota, ge-
spreid over drie jaar, gevraagd. Ik moet natuurlijk eerst
alle elementen van de prioriteitennota kennen vooraleer
ik dergelijke zwaarwichtige beslissingen kan nemen. We
zullen daar ongetwijfeld op terugkomen.
De voorzitter : De artikelen 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37,
38, 39, 40, 41, 42, 43, 44 worden artikel per artikel
aangenomen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik vraag u om even adem te halen tussen de verschil-
lende titels of hoofdstukken, anders wordt het onmoge-
lijk.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, ik ben gekomen tot
Titel IV, Arbeidsongevallen, bladzijde 23 van het docu-
ment 756/16.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ja, nu kan ik weer
volgen.
De voorzitter : De artikelen 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52
zijn aangenomen.
Titel V, hoofdstuk 1, handelt over de kinderbijslag.
Mevrouw D'Hondt, u wenst het woord te nemen bij artikel
53 ?
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zal kort zijn. Ik heb er in de commissie al uitvoerig over
gesproken. Alle juridische argumenten zijn in de commis-
sie ontwikkeld. Toch gaan wij, in het kader van de
solidariteit binnen de sociale zekerheid, die iedereen heel
dierbaar is, verder op de weg van de bestaande uitzon-
deringen, die ik betreur en waarvoor ik wetgevend initia-
tief heb genomen. Op juridisch vlak kan hier veel over
gezegd worden. Op maatschappelijk vlak waarschuw ik u
voor wat hier gebeurt. De minister heeft in de commissie
gezegd dat hij die bezorgdheid met ons deelt. Hij zal er
zeer nauwlettend op toezien dat de recuperatiebeweging
van de solidariteit na deze oefening wordt stopgezet en
dat iedereen geacht wordt te betalen wat aan de solida-
riteit toekomt. Ik heb dit genoteerd en ik neem hier
voorlopig genoegen mee.
De voorzitter : Mijnheer de minister, u geeft geen ant-
woord. U verwijst naar de discussie van gisteren en de
discussies in de commissie.
De artikelen 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62 worden
artikel per artikel aangenomen.
Aan de orde is hoofdstuk II, Gewaarborgde gezinsbijslag.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik maak van de bespreking van artikel 63 gebruik om u
alsnog te bedanken, nadat ik mij er kwaad over had
gemaakt dat het zolang moest duren vooraleer er van
mijn wetsvoorstel, dat in de lijn ligt van de artikelen 64 en
65 van de programmawet, een officieel document werd
gepubliceerd. Immers, u had de alertheid om vast te
stellen - ik dank inzonderheid mevrouw De Prins hier-
voor - dat er enkele maanden terug een wetsvoorstel was
ingediend met ongeveer dezelfde inhoud als de desbe-
treffende artikelen uit de programmawet. U hebt ervoor
gezorgd dat er met de meest bekwame spoed een
officieel document van werd gepubliceerd en de inover-
wegingneming ervan aan de agenda van een vorige
plenaire vergadering werd toegevoegd. Op die manier
kon de voorzitter van de bevoegde commissie de bespre-
king ervan terecht aan deze van de programmawet
koppelen.
Alleszins is gebleken dat ik met mijn wetsvoorstel op
dezelfde golflengte zit als de minister van Sociale Zaken,
zij het dat hij over andere en betere juridische mogelijk-
heden beschikt om dezelfde ideee¨n te verwoorden. In-
derdaad, een koninklijk besluit wijzigen via een wetsvoor-
stel is niet de meest aangewezen weg.
Ik verheug mij er altijd over wanneer bepaalde personen
zich in hetzelfde idee vinden.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, uw wetsvoorstel staat
op de agenda van de plenaire vergadering van gisteren
en vandaag. Dit doet mij denken aan het gezegde : Ce
que femme veut, Dieu veut.
22
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
De artikelen 63 tot en met 66 worden artikel per artikel
aangenomen.
Aan de orde is hoofdstuk IV, Discriminaties op basis van
het geslacht van de partners die een huishouden vor-
men.
Er is een amendement nr. 23 van de heren Bultinck en
D'Haeseleer en een amendement nr. 58 van mevrouw
Trees Pieters op artikel 67. Er is ook een amendement nr.
22, eveneens van de heren Bultinck en D'Haeseleer,
maar dat betrekking heeft op de artikelen 67 tot 76.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, sta mij toe kort onze amendementen op dit
hoofdstuk te verdedigen.
We stellen vast dat men zeer snel via onderhavige
programmawet een aantal discriminaties in verband met
de kinderbijslag voor alternatieve gezinsvormen wil weg-
werken.
Het Vlaams Blok legt echter andere politieke prioriteiten.
Wij wensen eerst de fiscale discriminatie ten aanzien van
gehuwden weg te werken. Bovendien moet de discrimi-
natie in de kinderbijslagen voor zelfstandigen sneller
worden aangepakt, vooraleer er sprake kan zijn van het
verhelpen van de discriminaties van alternatieve gezins-
vormen inzake kinderbijslag.
Uiteraard maak ik van de gelegenheid gebruik om mis-
schien een nutteloze poging te ondernemen om onze
christen-democratische collega's ervan te overtuigen dat
ze, willen ze enige politieke geloofwaardigheid behouden
inzake het gezinsdossier, moeilijk fundamentele kritiek
kunnen verwoorden op een zeer vage definitie van het
feitelijk gezin in de programmawet, terwijl ze niet de
politieke
moed
opbrengen
om
de
Vlaams
Blok-
amendementen goed te keuren. Nochtans zijn ze de
vertolking van onze verdediging van het traditionele
gezin, waar onze politieke prioriteit ligt.
Ik hoop dat ze de politieke moed opbrengen om de
noodzakelijke conclusies te trekken en de amendemen-
ten mee goedkeuren. Een andere houding zou het top-
punt zijn van hypocrisie en absurditeit.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
wil een kleine correctie aanbrengen. Mijn amendement
heeft betrekking op artikel 68.
De voorzitter : Ik heb de heer Bultinck het woord ver-
leend voor de verdediging van zijn amendement nr. 23 op
artikel 67.
U hebt amendement nr. 58 ingediend op artikel 67, het
vroegere artikel 68.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, wij hebben lang gediscussieerd
over de bepaling
feitelijk gezin
. Onze bedenkingen
hieromtrent gaan voornamelijk over de zin
tot bewijs van
het tegendeel
.
Mijnheer de minister, wij hadden gevraagd een zin toe te
voegen aan het artikel 67 (het vroegere artikel 68),
waarin wij stelden dat de Koning de modaliteiten van dit
bewijs zou bepalen. Wij hebben ten overvloede aange-
duid welke combinaties mogelijk zijn. U hebt geantwoord
dat communes of het samenwonen van studenten niet
onder deze bepaling vallen. Naar onze bescheiden me-
ning moet dit via een of andere weg duidelijk worden
gemaakt.
Wij verzoeken u dan ook een bepaling toe te voegen die
als volgt luidt :
De Koning bepaalt de nadere regels
inzake dit bewijs.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
in het verslag is duidelijk weergegeven waarom ik dit
amendement niet aanvaard. Ik verwijs dan ook naar het
verslag.
De voorzitter : De stemming over de amendementen en
over artikel 67, het vroegere artikel 68, is aangehouden.
De heren Bultinck en D'haeseleer hebben de amende-
menten nrs. 22, 23 en 24 bij artikel 68 ingediend. Daar zij
de amendementen reeds hebben verdedigd, is de stem-
ming over de amendementen en over artikel 68 aange-
houden.
De stemming over artikel 69 en het amendement nr. 25
tot weglating van het artikel is aangehouden. Tevens
wordt aangehouden de stemming over de volgende
artikelen en amendementen tot weglating van de artike-
len : artikel 70 en amendement nr. 26, artikel 71 en
amendement nr. 27, artikel 72 en amendement nr. 28,
artikel 73 en amendement nr. 29, artikel 74 en amende-
ment nr. 30, artikel 75 en amendement nr. 31 en artikel 76
en amendement nr. 32.
De artikelen 77 tot 117 worden artikel per artikel aange-
nomen.
Mevrouw D'Hondt heeft het woord bij hoofdstuk VI.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het verheugt ons dat dit hoofdstuk in de programmawet
ingeschreven is en dus wet zal worden. In de commissie
werd hetzelfde amendement ingediend door zowel de
meerderheid als door de PSC en de CVP. Wij zijn de
minister dankbaar voor het feit dat hij ons sub-
HA 50
PLEN 069
23
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
amendement heeft aanvaard. Hierdoor kunnen de kosten
van de niet-beschermde lokale mandatarissen voor aan-
sluiting bij de ziekteverzekering geregeld worden vanaf
2000 in plaats van vanaf 2001 zoals oorspronkelijk
gepland was.
De voorzitter : Collega's, ik zal om 12.30 uur stoppen.
Verschillende van u hebben hiervoor dringende redenen
van wetgevende aard.
De artikelen 118, 119, 120, 121, 122, 123 worden artikel
per artikel aangenomen.
Le pre´sident : Monsieur Viseur, au titre IX, dispositions
sociales diverses, vous avez de´pose´, avec M. Luc Paque
et M. Jean-Pol Poncelet, un amendement n° 2 visant a`
supprimer l'article 124.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
nous souhaitons que la proce´dure d'avis conforme du
Conseil national des e´tablissements hospitaliers soit
maintenue.
L'avis conforme n'est pas un ve´ritable obstacle dans la
mesure ou`, au sein de ce Conseil national des e´tablis-
sements hospitaliers, tous les groupements d'e´tablisse-
ments sont repre´sente´s.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil op hetzelfde artikel ingaan. In de commissie heb ik
mevrouw Aelvoet hierover twee vragen gesteld. Ten
eerste wou ik weten of dit betekent dat men geen
eensluidend advies meer vraagt. Nu vraagt men immers
alleen nog advies over de definitie van zware apparatuur.
Het ingediende tekstvoorstel is dus gewijzigd. Ik heb de
minister gevraagd of dit ook betekende dat dezelfde
procedure van toepassing wordt op de zware medische
diensten en de medisch-technische diensten. Er is im-
mers een artikel van de ziekenhuiswet dat uitdrukkelijk
zegt dat de Koning de regelgeving die van toepassing is
op de medische apparatuur ook toepasselijk kan maken
op de diensten. De minister heeft daar behoudens ver-
gissing van mijnentwege niet op geantwoord. Toch is dit
een belangrijke vraag om te weten wat de draagwijdte is
van deze wijziging. De redenering van de regering,
opnieuw geleerd naar aanleiding van het PET-verhaal, is
dat men zeer snel zal moeten kunnen blokkeren voor de
zaken uit de hand lopen. Anders ontstaan er situaties die
men moet terugschroeven, met alle problemen van dien.
Men doet dit door te zeggen dat men dit voor de
apparaten wil toepassen. De vraag is of men dat ook voor
diensten wil doen. Het is immers zeer lang geleden dat
we in ons land nog een apparaat hebben geblokkeerd of
gereglementeerd. Wij hebben het de laatste jaren voort-
durend over diensten gehad. Wetend wat artikel 44 van
de ziekenhuiswet inhield, was mijn vraag of het de
ambitie van de regering is om via deze techniek de
verdere uitbouw van bepaalde diensten te blokkeren, ook
al is daar nog geen normering voor.
Ten tweede wou ik weten of de minister er ook aan denkt
om simultaan artikel 64 van de wet op de ziekteverzeke-
ring toe te passen om de terugbetaling van de erelonen
voor medische prestaties verricht met deze apparaten of
voor deze diensten te beperken.
Deze twee vragen waren ingegeven door de overtuiging
dat de ambitie die de minister naar voren brengt terecht
is. Naar aanleiding van het rapport-Peers hebben wij
daarover gesproken. Ik ben er nog steeds van overtuigd
dat dit niet de juiste methode is als men tot handhaving
en beheersing van het aanbod wil komen. Ten eerste
vind ik het een stap terug als wij ons beperken tot de
apparaten. Wij hadden ons in verband met de PET
moeten afvragen waarom de nucleaire diensten niet
genormeerd werden zoals dat wel het geval is voor de
laboratoria en de diensten beeldvorming. Waarom gaat
men nu terug naar een weliswaar duur apparaat ? Ik vind
dit een stap terug. Een goed handhavingsbeleid veron-
derstelt bovendien dat het parket, de gemeenschaps-
overheden die de erkenning geven en de ziekteverzeke-
ring in e´e´n concertatie zitten. Dan zijn we al bezig met de
communautaire dimensie van de prioriteiten van het
parket. Het PET-verhaal toont nog eens aan dat men
eigenlijk problemen zoekt als men in een commissie van
het Riziv een financiering organiseert zonder dat alle
andere betrokkenen ervan weten en dan onder meer
gaat programmeren en erkennen. Ik meen dat de minis-
ter het daar mee eens is. Het initiatief van de regering is
volgens mij niet de juiste methode om dat probleem ten
gronde aan te pakken.
Ik verwacht inzake de PET-scan grote moeilijkheden. Het
koninklijk besluit laat toe dat men nog een tijd illegaal kan
exploiteren omdat men pas over een jaar moet stoppen.
De gemeenschappen zullen hier echter niet voor kunnen
instaan. De zaak is in Wallonie¨ te ver gevorderd om dit te
kunnen terugschroeven.
Ik kom terug op mijn twee vragen. Enerzijds, is dit van
toepassing op diensten en anderzijds, is het de bedoeling
om er simultaan voor te zorgen dat de terugbetaling van
het RIZIV niet kan gebeuren voor de diensten die men,
plots, als zware apparatuur beschouwt ? Het is niet
duidelijk wat de criteria zijn om een bepaald apparaat in
een laboratorium als zware apparatuur te beschouwen ?
Dit lijkt mij een zeer arbitraire gedachtegang die niet in
een globale redenering is ingebed. Daarom herhaal ik
mijn vragen expliciet.
De voorzitter : Mijnheer Vandeurzen, u was gisteren in
het debat ingeschreven. Ik begrijp dat u vandaag van de
gelegenheid gebruik hebt gemaakt om uw bemerkingen
te geven.
24
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Mme Magda Aelvoet, ministre : Nous avons opte´ pour le
syste`me d'une demande d'avis et pour la suppression du
texte faisant re´fe´rence a` un avis conforme du Conseil
national des e´tablissements hospitaliers.
La raison essentielle de ce choix est que nous avons
constate´, dans le passe´, que la demande d'un avis
conforme prend beaucoup de temps. Ensuite, si l'avis est
conforme, une situation est cre´e´e dans laquelle le pou-
voir politique est amene´ a` exe´cuter purement et simple-
ment ce qui a e´te´ acquis dans le secteur.
Si nous voulons e´viter des de´rapages budge´taires, la
demande d'avis conforme n'est pas la bonne me´thode. Il
est plus logique que le pouvoir politique assume ses
responsabilite´s en la matie`re, apre`s avoir entendu l'avis
du Conseil national des e´tablissements hospitaliers.
Nous avons ainsi la possibilite´, non seulement d'appre´-
hender correctement tous les e´le´ments a` prendre en
compte mais aussi de garder l'autonomie politique ne´-
cessaire pour de´terminer les normes de programmation
ne´cessaires sans devoir tenir compte d'un avis conforme
e´ventuellement impose´.
Mijnheer Vandeurzen, ik kan op het eerste deel van uw
vraag antwoorden. minister Vandenbroucke zal antwoor-
den op de vraag inzake de problematiek van het
handhavingsbeleid en de terugbetaling.
Er werd een keuze gemaakt om de toepassing van
genoemde procedure tot de zware apparatuur te beper-
ken. Er werden in het verleden immers herhaaldelijk
ontsporingen vastgesteld. U haalt het voorbeeld van de
PET-scan aan. Wij hebben te laat een beslissing geno-
men maar uiteindelijk hebben wij een goede, verdedig-
bare beslissing kunnen nemen op het vlak van de
volksgezondheid en de betaalbaarheid van het systeem.
Dit zou een moeilijke kwestie zijn als men de zaak zou
laten ontsporen. Het voorbeeld van de PET-scan heeft
ons ertoe aangezet om sneller te kunnen optreden, om
bewarende maatregelen te kunnen nemen. Zo kunnen er
in de praktijk geen zaken worden besteld die achteraf
door de gemeenschap moeten worden betaald. Dit was
dus een goede politieke keuze.
Inzake het aspect terugbetaling laat ik het woord aan
minister Vandenbroucke.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik zal kort antwoorden omdat ik terzake met de heer
Vandeurzen reeds een aantal maal van gedachten heb
gewisseld in de commissievergaderingen. Ik begrijp al bij
al de verdeeldheid van onze opinies niet. De wijze
waarop de terugbetaling gebeurt is vaak een belangrijke,
maar niet de enige, verklaring voor overconsumptie of
overproductie. Daar ben ik het helemaal mee eens. Wij
moeten het aanbod programmeren maar daarnaast moet
men aandacht hebben voor het soort van incentive dat
inzake de wijze van terugbetaling wordt toegepast. Daar
ben ik het helemaal mee eens. Ik zie niet in waarom
daarover een meningsverschil bestaat.
Wij zijn inderdaad ook van plan de wijze van terugbeta-
ling van prestaties met de PET-scan te veranderen. We
moesten echter dringend ingrijpen omdat we te maken
hadden met een snelle proliferatie en de aankondiging
van heel wat nieuwe inplantingen. Eerlijk gezegd begrijp
ik niet zo goed waarom u zich daarover zo opwindt. We
doen wat we moesten doen. Het is jammer genoeg niet
eerder gebeurd. Ik ben daarvoor niet verantwoordelijk.
Misschien moet de verantwoordelijkheid hiervoor wel bij
de vorige meerderheid worden gezocht.
Volgens mij hadden we op dit vlak prospectief moeten
kunnen werken wat nog te weinig gebeurt. Daarover zijn
we het volgens mij allemaal eens. We hebben al eens
gesproken over technology assessment.
Zoals in andere bezigheden geldt ook in de politiek het
gezegde :
Le mieux est l'ennemi du bien.
Als we
zouden wachten tot we een globaal beleid hebben waarin
we
alles
netjes
gaan
reglementeren
via
zorg-
programma's dan staat het land vol met PET-scans.
Precies omdat we dit willen vermijden, grijpen we nu in.
Wat het handhavingsbeleid betreft, zijn we het volgens
mij ook eens. Ik ben voorstander van een streng
handhavingsbeleid. Mevrouw Aelvoet en ik hebben dit
ook al aangekaart op de interministerie¨le conferentie met
de Gemeenschaps- en Gewestregeringen. Een van de
elementen is inderdaad dat een toestel waarvoor geen
erkenning kan worden afgeleverd ook niet kan blijven
functioneren. Er kunnen voor dergelijke onderzoeken ook
geen terugbetalingen gebeuren. We zijn echt van plan dit
te doen implementeren in samenwerking met de Gewes-
ten en Gemeenschappen. Uw aanmoedigingen op dit
vlak zijn heel welkom.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik beweer helemaal niet dat ik het op intellectueel vlak
niet eens ben met de minister. Ik had eigenlijk gedacht
dat de regering in haar haast om op te treden op zijn
minst ervoor zou zorgen dat het RIZIV niets kan onder-
nemen zonder voorafgaand overleg met de minister van
Volksgezondheid en de Gemeenschappen en Gewesten.
De ervaring met de PET-scan leert ons dat afspraken
over de nomenclatuur zonder verplichte dialoog met de
andere partners tot incidenten leidt. Ik had verwacht dat
men op dat vlak de nodige maatregelen zou treffen zodat
men in de toekomst kan intervenie¨ren op het moment van
de beslissing.
Ik ben het ook niet eens met het feit dat men diagnos-
tische apparaten gaat programmeren. Men zou veel
beter eerst pathologiebehandelingsprocessen bepalen
HA 50
PLEN 069
25
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jo Vandeurzen
om vervolgens de apparatuur toe te wijzen die daarvoor
noodzakelijk is. Met de NMR is het precies hetzelfde
verhaal. Wat is dat toch voor onzin om een diagnostisch
apparaat te programmeren ? Er zijn ziekenhuizen met
een NMR die zelfs geen afdeling neurochirurgie hadden
op het moment dat ze dat toestel aankochten. Dit is een
omgekeerde
redenering.
U
moet
eerst
de
zorg-
programma's programmeren en zij die terzake voldoende
kwaliteit en kwantiteit halen, moeten over voldoende
diagnostische middelen kunnen beschikken. Volgens mij
is dit niet de goede strategie om het probleem op te
lossen.
Minister Magda Aelvoet : We zitten niet te wachten op
wat nog op ons kan afkomen. Wij hebben verschillende
experten op universitair niveau de opdracht gegeven een
inventaris te maken van de technologische ontwikkelin-
gen die volgens hen kunnen leiden tot nieuwe appara-
tuur. Op die manier zullen wij verwittigd zijn.
De voorzitter : U weet dat ik de discussie ook toelaat op
artikelen. Ik vind het goed dat dit gebeurt. Mevrouw
D'Hondt, u weet dat. Normaal was dit op artikel 1, maar
wij gaan onder elkaar geen moeilijkheden maken. Ik vind
het een interessante gedachtewisseling.
De stemming over artikel 124 wordt dus aangehouden,
alsook over het amendement nr. 2 van de heren Luc
Paque, Jean-Jacques Viseur en Jean-Pol Poncelet.
Ik heb dan artikel 125. Geen amendementen. Geen
bezwaar ?
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik wil mij er eerst en vooral inderdaad nog eens uitdruk-
kelijk voor verontschuldigen dat ik gisterenavond afwezig
was. Mijn vraag over dit artikel is vrij eenvoudig. Ik heb
het ook in de commissie gevraagd. Als ik het goed lees,
dan is aan deze bepaling die verbiedt om handelingen te
stellen om geanonimiseerde gegevens terug te recon-
strueren - dat is toch de draagwijdte - geen enkele
strafbepaling verbonden. Wat is dan de waarde van dit
artikel ?
Minister Magda Aelvoet : Het is niet nodig in aparte
strafbepalingen te voorzien. Er zijn heel scherpe en
zware strafbepalingen vastgelegd in de wet op de pri-
vacy, zoals ik trouwens in de commissie ook heb gezegd.
Voor alle ambtenaren of degenen die worden ingescha-
keld in procedures en die de bepalingen van de wet op de
privacy niet naleven, is in zeer duidelijke sancties voor-
zien. Wij hoeven dus een bestaande wetgeving niet te
herhalen in het kader van een programmawet.
De heer Jo Vandeurzen (CVP) : Ik wil nog eens herhalen
dat een strafbepaling volgens mij een specifieke bepaling
is, die strikt moet worden gei¨nterpreteerd. Hier wordt een
nieuwe handeling beschreven die verboden is. Als ik u
goed begrijp, zegt u dat in het kader van de bestaande
wet op de privacy dit type van handelingen ergens een
strafbepaling kent. Ik neem daar akte van, maar zie dan
niet in waarom wij hier een nieuwe bepaling met een
verbod moesten invoeren, als het elders al verboden zou
zijn. U schijnt te suggereren dat men die strafbepalingen
kan uitbreiden tot dit soort handelingen. Waarvan akte,
maar die idee leeft toch niet bij iedereen.
De voorzitter : De Kamer is voldoende voorgelicht.
Artikel 125. Geen bezwaar ? Geen amendementen ?
Aangenomen.
Artikel 126. Geen bezwaar ? Geen amendementen ?
Aangenomen.
Artikel 127.
Hoofdstuk 2, rechtsproce´de´ van de openbare instellingen
van sociale zekerheid, dat was ik vergeten te zeggen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wij hebben de gele-
genheid gehad daarover in de commissie uitgebreid te
spreken. Ik zal dat hier niet herhalen. Trouwens, collega
Verherstraeten heeft daar gisterenavond laat nog zeer
interessante dingen over gezegd. De minister heeft daar
in zijn repliek inderdaad ook op geantwoord.
Ik denk dat het hier belangrijk is om bevestiging te
krijgen. De minister heeft ons uiteengezet waarom inder-
daad het aangegane engagement tegenover de sociale
parastatalen inzake de responsabiliseringsovereenkomst
met uitwerking op 1 april 2000 door hem niet werd
nageleefd en waarom dit moest worden gezien in het licht
van het bredere debat over het Copernicus-plan. Ik zal
daar niet verder op ingaan. Naar aanleiding van de
behandeling hier wil ik echter wel duidelijkheid krijgen, wil
ik bevestiging of ontkenning krijgen van de minister,
namelijk dat het inbedden in het ruimere gesprek over het
Copernicus-plan en de omvorming van de administraties
voor de sociale parastatalen zal gebeuren met respect
voor de eigenheid van deze parastatalen. Zij zijn immers
belangrijke productie-instellingen die ervoor moeten zor-
gen dat heel wat ingezetenen van dit land iedere maand
op een correcte manier aanvullende of vervangende
inkomens ontvangen.
Om deze rol te kunnen blijven spelen moeten deze
parastatalen, in de brede hervorming van het openbaar
ambt, de ruimte krijgen om hun eigenheden waar te
maken, ook aangaande het te voeren personeelsbeleid.
Ongeacht het belang van de andere administraties moe-
ten de sociale Parastatalen hun taak kunnen blijven
vervullen en daartoe over de gee¨igende beleidsruimte en
instrumenten kunnen beschikken.
26
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
Vervolgens dring ik er bij de minister op aan om in de
gesprekken aangaande het Copernicus-plan, het enorme
werk dat deze parastatalen gedurende 10 jaar deden om
te komen tot deze responsabiliseringsvoorstellen en
voorstellen van contracten, ten volle te honoreren.
Minister Frank Vandenbroucke : Ik verwijs inderdaad
naar wat ik in de commissie heb gezegd. Een samenvat-
ting daarvan vindt u terug in het verslag. Ik verwijs naar
wat ik gisteravond heb gezegd over de reden waarom we
de timing hebben herzien.
Op de bijkomende vraag van mevrouw D'Hondt of we de
eigenheid van de parastatalen in deze hervorming willen
respecteren, is het antwoord ja.
De voorzitter : Artikel 126. Geen amendement. Geen
bezwaar ? Aangenomen.
Artikelen 127, 128, 129 Chapitre III, 130. Aangenomen.
Mevrouw D'hondt, mevrouw Pieters en de heer Goutry,
hebben een amendement nr. 57 op artikel 131, ertoe
strekkend dit artikel weg te laten.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, wij
hebben een algemene opmerking over alle artikelen van
hoofdstuk 3 die wijzigingen aanbrengen aan de wet van
6 augustus 1990, betreffende de ziekenfondsen en de
landsbonden van ziekenfondsen, gezien dit direct aan-
sluit op de wet op de ziekenfondsen en zo ingrijpend is
dat het veel beter en correcter was geweest om hierover
een apart ontwerp op te maken.
Hadden een paar artikelen in fine moeten gedepanneerd
of gecorrigeerd worden, dan zouden wij geen problemen
gehad hebben. Een artikel herschrijven in een bestaande
wetgeving via een programmawet, lijkt ons een verwer-
pelijke techniek.
Wij hebben dit tijdig gesignaleerd, maar blijkbaar is de
Ministerraad daar op 16 juni niet op ingegaan. Er zijn toch
enkele accidenten uit ontstaan, namelijk dat er proble-
men rijzen inzake de rechtsbevoegdheid. Er staan een
paar afdwingbare bepalingen tussen, waar ook admini-
stratieve boetes kunnen opgelegd worden enzovoort en
waarbij - wij zullen dat telkens op het artikel herhalen -
belangrijke problemen ontstaan gezien men nieuwe be-
voegdheden toewijst aan rechtbanken, wat niet anders
kan dan via de grondwettelijk voorziene bicamerale pro-
cedure.
De regering heeft zich hier ernstig in de nesten gewerkt.
Wij drongen ook aan op een advies van de Raad van
State, maar men legt de zaken blijkbaar naast zich neer,
gegrepen door de snelheid waarmee dit moet geregeld
worden. Wij zullen achteraf enkel kunnen vaststellen dat
daardoor waarschijnlijk moeilijkheden zullen ontstaan.
De voorzitter : Ik zal uw amendement aanhouden en het
artikel insgelijks.
Artikel 132. Geen amendement. Geen bezwaar ? Aange-
nomen.
Mijnheer Goutry, ik vermoed dat uw amendement nr. 111
op artikel 133 van dezelfde inspiratie is.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, het is
toch van een andere strekking. Wij vragen artikel 132 te
schrappen.
De voorzitter : U bedoelt artikel 133 ?
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijn excuses. Het is ondui-
delijk en moeilijk toe te passen. Ik ben even misleid. Ik
heb het over artikel 134.
De voorzitter : Mijnheer Goutry, de nummers zijn gewij-
zigd. Het is het amendement nr. 111 van mevrouw
D'Hondt en uzelf, dat artikel 133, zoals het uit de com-
missie is gekomen, wenst weg te laten. Dit was vroeger
artikel 134. Dit verklaart waarschijnlijk uw verwarring.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, dit is
al een eerste probleem dat wij zonet reeds formuleerden.
Er wordt geen instantie voorzien waarbij de landsbonden
kunnen betwisten wanneer zij een ontbinding uitgespro-
ken zien. In die zin is dit een onvolkomen wetgeving.
Wij hebben daarop gewezen en het komt ook later terug.
Dat is een fundamenteel probleem. Wij wijzen erop dat
men procedures invoert waarbij men geen mogelijkhe-
den voorziet om tot betwisting over te gaan.
Wij denken dat dat een ontoereikende wetgeving is.
De voorzitter : Ik zal het artikel 133 en het amendement
111 aanhouden.
Artikelen 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 142,
143 en 144 zijn aangenomen. De dames D'Hondt en
Pieters en de heer Goutry hebben het amendement nr.
112 ingediend om een nieuw artikel 144bis in te voegen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Ik heb nog een opmerking
bij artikel 137. Zoals wij hebben gezegd in de commissie
is het absurd om bepalingen in de wet op te nemen die
men voorheen probleemloos met rondzendbrieven kon
regelen. Wij zien werkelijk niet wat de ratio legis daarvan
is. Mochten wij op die manier in administratieve aange-
legenheden werken, dan zouden wij wetboeken krijgen
die men niet meer kan dragen.
Met het amendement nr. 112 willen wij de wet op de
ziekenfondsen aanpassen. Deze wet van 1990 moet
worden aangepast aan de wet van 1994. Dan is er ook
een belangrijke wetswijziging geweest inzake de genees-
kundige zorgen.
HA 50
PLEN 069
27
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Ik zal het amendement te gepasten tijde
ter stemming voorleggen.
Artikelen 145, 146, 147, 148, 149, 150 en 151 zijn
aangenomen.
Op artikel 152 - het vroegere artikel 153 - wordt een
amendement nr. 54 van de dames Greta D'Hondt en
Trees Pieters en de heer Luc Goutry ingediend.
De heer Luc Goutry (CVP) : Dit amendement betreft een
onderdeel van het artikel, met name de paragraaf 3, 1°.
Wij willen deze paragraaf weglaten omdat het invoeren
ervan in de wet tot gevolg zou hebben dat de algemene
vergadering van de ziekenfondsen en van de landsbond
ongeveer 4 maanden voor de inwerkingtreding van wij-
zigingen moet plaatshebben. Dat is bijna een onmoge-
lijke periode. De controledienst beschikt over 30 dagen,
die zij kan verlengen met 45 dagen om bepalingen goed
te keuren. Volgens ons is dat onwerkbaar. Dat wijst er
meteen ook op dat het niet goed is om die zaken hier vlug
te regelen. Het zou veel beter zijn dit te regelen in
samenhang met de wet van 1990.
De voorzitter : Het artikel 152 en het amendement 54
worden aangehouden.
Artikelen 153, 154 en 155 zijn aangenomen.
De dames D'Hondt, Pieters en de heer Goutry hebben
het amendement nr. 113 ingediend om een nieuw artikel
155bis in te voegen.
De heer Luc Goutry (CVP) : De strekking is dezelfde als
het voorgaande amendement, met name het aanpassen
van de wet van 1990 aan de wet van 1994.
De voorzitter : De stemming over het amendement 113
wordt aangehouden.
Artikel 156 is aangenomen.
De dames D'Hondt, Pieters en de heer Goutry hebben
het amendement nr. 114 ingediend om een nieuw artikel
156bis in te voegen. Het gaat om de vervanging van een
benaming.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, het
zou mij verbazen mocht men daar niet op ingaan, want
het gaat om de wijziging van de benaming voogdij-
ministerie in de correcte benaming ministerie van Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
De voorzitter : De stemming over het amendement
wordt aangehouden.
De artikelen 157 tot 161 worden artikel per artikel aan-
genomen.
Op de artikelen 162 en 163 werd een amendement nr.
115 ingediend, ondertekend door de dames Greta
D'Hondt en Trees Pieters en de heer Luc Goutry, ertoe
strekkend beide artikelen te schrappen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, mag
ik voor dit punt de bijzondere aandacht van deze assem-
blee vragen.
Hieromtrent ontstond beroering in de commissie omdat
dit een duidelijk voorbeeld is van onvolmaakte wetge-
ving, te wijten aan het feit dat werd ingegaan op het
advies van de Raad van State tot schrapping van twee
artikelen waarbij door bevoegdheden aan de rechtban-
ken te verlenen, er sprake was van een bicamerale
bevoegdheid. Vermoedelijk ingevolge een slordigheid -
en de Raad van State die een advies moest uitbrengen in
drie dagen heeft dat evenmin opgemerkt - werd de fout
begaan deze bepalingen te laten staan in artikel 163.
De voorzitter : Mijnheer Goutry, sta mij toe u even te
onderbreken.
Vanmorgen hebben mevrouw D'Hondt, de heer Viseur en
ikzelf gedetailleerd uitleg gegeven over dit op technisch
vlak zeer complex debat. U hebt aan dit debat niet
deelgenomen aangezien u op dat ogenblik nog aanwezig
was in de commissie waar ik even voordien eveneens
aanwezig was. Het ging om een rustige uitwisseling van
ongeveer een kwartier, van een aantal ideee¨n en argu-
menten terzake.
Wellicht zijn deze teksten reeds klaar en misschien doet
u er goed aan ze rustig in te kijken.
Dit betekent echter geenszins dat u uw amendement
verdedigt.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dank u voor de bijkomende informatie.
Mijn enige bedoeling bestond erin bondig de motivatie
uiteen te zetten die in de commissie werd naar voren
gebracht, maar die inmiddels werd aangevuld met bijko-
mende informatie. Misschien sluit dit aan bij de gedachte-
wisseling van vanmorgen.
Hoe dan ook, uiteindelijk werd gediscussieerd over het
feit of de aanpassingen omtrent artikel 60quinquies -
materie die wordt geregeld in artikel 163 van voorliggend
wetsontwerp - al dan niet een wijziging van bevoegdheid
inhoudt. Er wordt immers bepaald dat de arbeidsrecht-
bank bevoegd is inzake administratieve boetes.
Wij hebben deze aangelegenheid nogmaals grondig na-
gekeken. Bij de invoering van de artikelen 77, 78 en 95 in
de Grondwet, werd gepleit voor een restrictieve interpre-
tatie van artikel 77, in de zin dat elke aangelegenheid met
28
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Luc Goutry
betrekking tot de bevoegdheid van arbeidsrechtbanken
en arbeidshoven, moet worden beschouwd als vallende
onder de organisatie ervan en dus per definitie van
bicamerale aard is. Dat was het denkspoor dat wij
volgden.
Hierop werd gerepliceerd dat het eigenlijk niet ging om
een wijziging van het Gerechtelijk Wetboek. Volgens de
regering was er geen enkel probleem, maar er werd
onmiddellijk gevraagd om hierover te stemmen.
Nochtans, volgens artikel 583 van het Gerechtelijk Wet-
boek neemt de arbeidsrechtbank kennis van de toepas-
sing van de administratieve sancties. Hierop volgt een
opsomming. Hieruit blijkt dat de wet van 1990 op de
ziekenfondsen niet valt onder de toepassing van artikel
583 van het Gerechtelijk Wetboek. Logisch gezien kan
hieruit worden afgeleid dat de arbeidsrechtbank tot op
heden niet bevoegd is inzake de wet op de ziekenfond-
sen, aangezien dit niet is vermeld in het Gerechtelijk
Wetboek dat de bevoegdheden bepaalt voor de admini-
stratieve sancties.
De arbeidsrechtbank heeft duidelijk een nieuwe be-
voegdheid, die niet in het bestaande artikel uit het
Gerechtelijk Wetboek wordt vermeld. Volgens ons is dit
een duidelijke schending van de grondwettelijke bepalin-
gen. Wij vragen dat het ontwerp zou worden gesplitst,
zodat de bicamerale procedure correct kan worden ge-
volgd.
De voorzitter : Mijnheer Goutry, u kunt straks in de
groene handelingen lezen wat men hierover allemaal
heeft gezegd. Ik heb de voorstellen van de vorige rege-
ring in het overlegcomite´ aangehaald om dit delicaat
punt, waarover veel kan worden gezegd, te trancheren.
Ik zal de stemming over dit amendement uiteraard, net
zoals over het andere, aanhouden.
De stemming over de artikelen 162 en 163 en over het
amendement nr. 115 wordt aangehouden.
De artikelen 164 tot 166 worden artikel per artikel aan-
genomen.
Ik heb een amendement nr. 116 van de collega's
D'Hondt, Pieters en Goutry tot invoeging van een artikel
166bis. Het gaat eveneens over de titulatuur van de
minister. U verwijst naar een vroegere uitleg ? (Instem-
ming)
De stemming over het amendement nr. 116 wordt aan-
gehouden.
Het amendement nr. 117 van de dames D'Hondt en
Pieters en de heer Goutry strekt ertoe een artikel 166ter
in te voegen. De stemming over het amendement is
aangehouden.
Het amendement nr. 118 tot invoeging van een artikel
166quater inzake de benaming van de wet werd reeds
verdedigd.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, het
amendement tot invoeging van een artikel 166quater
heeft dezelfde draagwijdte als mijn vorige amendemen-
ten.
De voorzitter : Dat is juist hetzelfde. U herhaalt de titel
van de wet.
De stemming over het amendement nr. 118 is aangehou-
den.
Artikel 167 is aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking van hoofdstuk III is hierbij
gesloten. Wij gaan thans over tot de artikelsgewijze
bespreking van hoofdstuk IV.
Mevrouw Van de Casteele heeft een amendement nr.
120 in hoofdorde en een amendement nr. 121 in bijko-
mende orde ingediend op artikel 168.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, de inhoud van het amendement is al
ruimschoots ter sprake gekomen in de discussie die we
gisteren hebben gevoerd. Ik heb twee amendementen
ingediend en ik handhaaf ze ook. Ik heb dat gisteren in
mijn algemene toelichting meegedeeld.
Ik ga er nog altijd vanuit dat men verkiest het overleg met
de gemeenschappen en de gewesten, wat de regering
heeft beloofd, te behouden. Ik wil dat formeel in de wet
gieten.
Ik heb in bijkomende orde een amendement ingediend
waarbij niet het overleg in de wet wordt ingeschreven,
maar waarbij wordt gevraagd om tenminste informatie te
geven aan de gemeenschappen en de gewesten over de
inhoud van het koninklijk besluit dat men zal uitvaardi-
gen, omdat men de opmerking heeft gemaakt dat men
via een gewone wet geen overleg aan de gemeenschap-
pen en de gewesten kan opleggen. Men heeft daarvoor
een bijzondere wet nodig. Ik stel vast dat wij wat het luik
tewerkstelling betreft, wel een amendement in dit wets-
ontwerp hebben aanvaard, waarbij een overleg met de
gewesten wordt ingeschreven in de wet. Men meet een
beetje met twee maten.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het zou toch
nuttig zijn om die amendementen te handhaven en de
stemming erover aan te houden.
De voorzitter : Ik zal de stemming over de amendemen-
ten en over het artikel 168 aanhouden.
HA 50
PLEN 069
29
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
voorzitter
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik zal het debat niet heropenen en verwijs naar mijn
verklaring van gisteren waarom de regering dit amende-
ment niet heeft gesteund. Inhoudelijk is er echter geen
meningsverschil.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik wil eens te meer beklemtonen dat
de creatie van artikel 168 via een amendement van de
meerderheid ten gronde niets wijzigt aan de bedenkingen
van de Raad van State die stelde dat dit punt niet in de
programmawet thuishoorde.
De CVP heeft er steeds op gewezen dat het sociaal
overleg buitenspel wordt gezet voor punten die niet
urgent waren. Er was geen spoedbehandeling vereist
voor de maatregelen inzake loopbaanplanning en de
eindeloopbaan van de openbare sector en de leerkrach-
ten. Het amendement van de meerderheid dat het
nieuwe artikel 168 is geworden, houdt geenszins reke-
ning met deze bemerkingen ten gronde en zal de onrust
van het onderwijzend personeel niet kunnen keren. Bij de
bespreking van artikel 1 heb ik er reeds op gewezen dat
dit amendement van de meerderheid dat het nieuwe
artikel 168 is geworden een volmacht pur sang is zonder
evenwel dit woord te gebruiken. In de vorige legislatuur
had de regering nog de correctheid bijzondere machten
te vragen.
Mijnheer de voorzitter, ik herhaal dat artikel 168 een
volmachtartikel is.
In de plenaire vergadering van gisteren heeft men willen
doen geloven dat het amendement dat de CVP op dit
artikel heeft ingediend ertoe strekte de regering nog een
grotere volmacht te geven. Dit is niet correct. Ons
amendement strekte ertoe het nieuwe hoofdstuk met
maatregelen inzake de activiteitsgraad van de bevolking
in de programmawet niet alleen van toepassing te maken
op de openbare sector maar dat dit, zoals de OESO en
de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid - volgens ons
terecht - hebben opgemerkt, een belangrijk maatschap-
pelijk onderwerp is voor heel de actieve bevolking van
het land. Gisteren heeft men dit amendement willen
afschilderen als een nog grotere volmacht aan de rege-
ring. Ons amendement strekte ertoe de doelgroep niet te
beperken tot de openbare sector.
De voorzitter : Collega's, ik heb de ware toedracht van
de artikelen 5 en 6 laten opzoeken. Ik vraag de heer
Wauters de Kamer in te lichten.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, ik heb dit laten onderzoeken. De commissie
heeft artikel 6 definitief goedgekeurd. Uit het rapport blijkt
dat wij ook over artikel 5 hebben gestemd. Het amende-
ment van de regering op artikel 5 heeft eigenlijk betrek-
king op artikel 6. Ook de titualtuur en de verantwoording
hebben betrekking op artikel 6.
Ik neem de verantwoordelijkheid op mij want ik heb dat
toen niet opgemerkt. Ook uit de inhoud van het amende-
ment blijkt dat dit niet op artikel 5 kan slaan. Het
amendement strekt ertoe een paragraaf in het artikel in te
voegen, maar dat is niet mogelijk in artikel 5. Ten gronde
hoort het bij artikel 6 en is de tekst zoals aangenomen in
de commissie de correcte tekst.
Nadat het verslag werd opgemaakt, heeft men vanuit de
diensten de fout opgemerkt. Ik heb jullie als voorzitter
een aantal legistieke aanpassingen voorgesteld vanuit
de juridische diensten. Hier is ook een legistieke aanpas-
sing gebeurd.
De voorzitter : Wij hebben een tijd geleden het Regle-
ment gewijzigd om de legistieke errata te vermijden.
Mevrouw D'Hondt, ik heb het laten opzoeken. Misschien
bent u niet gelukkig, maar dit is de correcte uitleg.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het zou een boeiend debat zijn om te ontdekken wie een
gelukkig mens is. Het gaat niet over wie gelukkig is. Het
gaat echter over het feit of de werkzaamheden van deze
Kamer correct verlopen en correct in de documenten en
de Handelingen worden weergegeven. Mijnheer de voor-
zitter, ik weet dat er een fout is gebeurd, anders had ik het
u niet gemeld. Men moet op wetgevend vlak enorme
kronkels maken om dit in artikel 5 te krijgen. Het speelt
geen rol dat het op zijn plaats staat in artikel 6. Wij
hebben dit amendement goedgekeurd op artikel 5. Dat is
alles wat ik vanmorgen heb gezegd.
Mijnheer de voorzitter, ik hoor dat de diensten de fout
hebben opgemerkt en het correct hebben weergegeven.
Zij hebben geoordeeld dat het niet in artikel 5 thuis-
hoorde, zoals de commissie het had goedgekeurd. Het
hoort echter in artikel 6 thuis. Ik heb nooit twijfels gehad
wat de correctheid van de diensten betreft. Als
commissielid kan ik alleen vaststellen wat in de commis-
sie is gebeurd. Men had ons gisteren bij de verslaggeving
moeten melden dat wij in de commissie een technische
fout hadden gemaakt. Mijnheer de voorzitter, u had uw
autoriteit als voorzitter van de Kamer of mijnheer Wau-
ters, u had uw autoriteit als voorzitter van de commissie
voor de Sociale Zaken moeten aanwenden om aan de
commissieleden te vragen of zij de fout erkenden. Buiten
de bedenking die ik vanmorgen gemaakt heb, hadden wij
als fractie waarschijnlijk gezegd :
waarvan akte
. Mijn-
heer de voorzitter, dit is niet gebeurd. Zonder een cor-
recte verslaggeving kan ik niet weten wat de diensten
van de Kamer bij nacht en bij ontij hebben ontdekt.
30
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Mevrouw, wij hebben correct gehandeld
op wetgevend vlak. Vanmorgen werd aanvaard dat de
door de commissie aangenomen tekst de basis van de
bespreking vormt. Ik betreur dit een beetje, want ik had
gisteren ook liever een mondeling verslag gehoord dan
een verwijzing naar het schriftelijk verslag. U kent mijn
standpunt terzake.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
was dit gebeurd bij de bespreking van de programmawet
van 1996, dan hadden we een paar kubieke meter papier
met amendementen op onze banken gevonden.
De voorzitter : U kunt dat straks aan de heer Daems
vragen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
er wordt hier een beroep gedaan op het se´rieux van de
CVP-fractie. Welnu, wij blijven steeds serieus, of we nu
tot de meerderheid of tot de oppositie behoren. Maar dit
moet evenzeer gelden voor de regering en de huidige
meerderheidsfracties. De se´rieux die men van ons
vraagt, was er gisterenochtend bij de aanvang van de
bespreking bij de meerderheid niet. Overigens, het debat
's avonds was wel van een goede kwaliteit en het is
jammer dat er toen niet meer leden aanwezig waren.
Mijnheer de voorzitter, op uw autoriteit neem ik akte van
deze uitleg.
Hopelijk vindt u mij hier vanmiddag nog terug op mijn
bank en heeft de CVP-fractie mij voor deze uitlating niet
teruggefloten.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, misschien zal het u
verwonderen, maar ik beaam grotendeels uw stelling.
Vanmiddag beginnen we met de artikelsgewijze bespre-
king van artikel 169 dat handelt over een materie waar-
voor mevrouw Onkelinx bevoegd is.
De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 12.47 uur. Volgende
plenaire vergadering donderdag 13 juli 2000 om
14.15 uur.
- La se´ance est leve´e a` 12.47 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re jeudi 13 juillet 2000 a` 14.15 heures.
HA 50
PLEN 069
31
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
32
HA 50
PLEN 069
13-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DONDERDAG 13 JULI 2000
JEUDI 13 JUILLET 2000
INTERNE BESLUITEN
DECISIONS INTERNES
VOORSTELLEN
Toelating tot drukken
Rgt art 64-2
1. Wetsvoorstel (de heer Claude Eerdekens) tot wijziging
van de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria
bedoeld in artikel 39, § 2, van de bijzondere wet van
16 januari 1989 betreffende de financiering van de
Gemeenschappen en de Gewesten, nr.802/1.
2. Wetsvoorstel (de heren Jo Vandeurzen, Karel Van
Hoorebeke, Tony Van Parys, Fred Erdman, Claude
Desmedt, Thierry Giet, Hugo Coveliers, mevrouw
Fauzaya Talhaoui en de heren Jean-Jacques Viseur en
Servais Verherstraeten) tot wijziging van artikel 26 van de
wet van 25maart1999 betreffende de hervorming van de
gerechtelijke kantons, nr. 803/1.
PROPOSITIONS
Autorisation d'impression
Rgt art 64-2
1. Proposition de loi (M. Claude Eerdekens) modifiant la
loi du 23 mai 2000 fixant les crite`res vise´s a` l'article 39,
§ 2, de la loi spe´ciale du 16 janvier 1989 relative au
financement des Communaute´s et des re´gions, n°802/1.
2. Proposition de loi (MM. Jo Vandeurzen, Karel Van
Hoorebeke, Tony Van Parys, Fred Erdman, Claude
Desmedt, Thierry Giet, Hugo Coveliers, Mme Fauzaya
Talhaoui et MM.
Jean-Jacques Viseur et Servais
Verherstraeten) modifiant l'article 26 de la loi du
25 mars 1999 relative a` la re´forme des cantons
judiciaires, n° 803/1.
HA 50
PLEN 069
33
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
DONDERDAG 13 JULI 2000
JEUDI 13 JUILLET 2000
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
SENAAT
Verzoek om gemotiveerd advies
betreffende een wetsontwerp
Bij brief van 10 juli 2000 deelt de voorzitter van de Senaat
mee dat hij het gemotiveerd advies van de afdeling
wetgeving van de Raad van State heeft gevraagd over
het wetsontwerp betreffende de gezinsbemiddeling (stuk
Senaat nr. 422/1 en stuk Kamer 67/15) alsmede betref-
fende een aantal amendementen op dit tekst (stuk
Senaat nr.422/2). Dit gemotiveerd advies zou binnen een
termijn van een maand worden gegeven.
Ter kennisgeving
REKENHOF
Budgettaire aanrekeningen
Bij brief van 6 juli 2000 zendt de eerste voorzitter van het
Rekenhof de lijst over van de budgettaire aanrekeningen
die in de loop van de maand juni op de begroting van het
Rekenhof zijn uitgevoerd voor het jaar 2000.
Ingediend ter griffie en verzonden naar de commissie
voor de Comptabiliteit
VARIA
College van de federale ombudsmannen
Bij brief van 12 juli 2000 dient het College van de federale
ombudsmannen een aanvraag tot aanpassing van de
begroting van het College van de federale ombudsman-
nen voor het begrotingsjaar 2000 in.
Verzonden naar de commissie voor de Comptabiliteit
SE
´ NAT
Demande d'avis motive´
concernant un projet de loi
Par lettre du 10 juillet 2000, le pre´sident du Se´nat
communique qu'il a demande´ l'avis motive´ de la section
de le´gislation du Conseil d'Etat sur le projet de loi relatif
a` la me´diation en matie`re familiale (doc. Se´nat n° 422/1
et doc. Chambre n° 67/15), ainsi que sur une se´rie
d'amendements propose´s a` ce texte (doc. Se´nat
n° 422/2). L'avis motive´ devrait e^tre rendu dans un de´lai
ne de´passant pas un mois.
Pour information
COUR DES COMPTES
Imputations budge´taires
Par lettre du 6 juillet 2000, le premier pre´sident de la Cour
des comptes transmet le releve´ des imputations
budge´taires re´alise´es au cours du mois de juin sur le
budget de la Cour des comptes pour l'anne´e 2000.
De´po^t au greffe et renvoi a` la commission de la
Comptabilite´
DIVERS
Colle`ge des me´diateurs fe´de´raux
Par lettre du 12 juillet 2000, le Colle`ge des me´diateurs
fe´de´raux introduit une demande d'ajustement du budget
du Colle`ge des me´diateurs fe´de´raux pour l'anne´e
budge´taire 2000.
Renvoi a` la commission de la Comptabilite´
34
HA 50
PLEN 069
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000