KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 PLEN 205
CRIV 50 PLEN 205
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
dinsdag mardi
05-02-2002 05-02-2002
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE


































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties:
Abréviations dans la numérotation des publications:
DOC
50
0000/000
Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail: alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:

Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail: aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
PARLEMENTAIR ONDERZOEK
1
ENQUÊTE PARLEMENTAIRE
1
Verslag van de parlementaire onderzoeks-
commissie belast met het vaststellen van de
precieze omstandigheden waarin Patrice
Lumumba werd vermoord en van de eventuele
betrokkenheid daarbij van Belgische politici (312/6
tot 8)
1
Rapport de la commission d'enquête
parlementaire chargée de déterminer les
circonstances exactes de l'assassinat de Patrice
Lumumba et l'implication éventuelle des
responsables politiques belges dans celui-ci
(312/6 à 8)
1
Bespreking (voortzetting)
1
Discussion (continuation)
1
Sprekers: Daan Schalck, Claudine Drion,
Ferdy Willems, Eric van Weddingen,
Francis Van den Eynde, Leen Laenens
Orateurs: Daan Schalck, Claudine Drion,
Ferdy Willems, Eric van Weddingen,
Francis Van den Eynde, Leen Laenens
Buitenlandse delegatie
24
Délégation étrangère
24
Bespreking (voortzetting)
24
Discussion (continuation)
24
Sprekers: Leen Laenens, Francis Van den
Eynde
Orateurs: Leen Laenens, Francis Van den
Eynde
Mededeling van de voorzitter
27
Communication du président
27
Bespreking (voortzetting)
28
Discussion (continuation)
28
Sprekers: Francis Van den Eynde, Leen
Laenens, Daan Schalck, Marie-Thérèse
Coenen, Daniel Bacquelaine
, voorzitter van
de PRL FDF MCC-fractie
Orateurs: Francis Van den Eynde, Leen
Laenens, Daan Schalck, Marie-Thérèse
Coenen, Daniel Bacquelaine
, président du
groupe PRL FDF MCC
Moties
55
Motions
55
Sprekers: Geert Versnick, Louis Michel,
vice-eerste minister en minister van
Buitenlandse Zaken, Francis Van den Eynde,
Leen Laenens, Daan Schalck, Daniel
Bacquelaine
, voorzitter van de PRL FDF
MCC-fractie, Ferdy Willems
Orateurs: Geert Versnick, Louis Michel,
vice-premier ministre et ministre des Affaires
étrangères, Francis Van den Eynde, Leen
Laenens, Daan Schalck, Daniel
Bacquelaine
, président du groupe PRL FDF
MCC, Ferdy Willems
BIJLAGE
59
ANNEXE
59
INTERNE BESLUITEN
59
DECISIONS INTERNES
59
INTERPELLATIEVERZOEKEN 59
DEMANDES
D'INTERPELLATION
59
I
NGEKOMEN
59
D
EMANDES
59
VOORSTELLEN 59
PROPOSITIONS 59
T
OELATING TOT DRUKKEN
59
A
UTORISATION D
'
IMPRESSION
59
MEDEDELINGEN
60
COMMUNICATIONS
60
COMMISSIES 60
COMMISSIONS
60
V
ERSLAGEN
60
R
APPORTS
60
ARBITRAGEHOF 60
COUR
D'ARBITRAGE
60
A
RRESTEN
60
A
RRETS
60
B
EROEP TOT VERNIETIGING
62
R
ECOURS EN ANNULATION
62
P
REJUDICIËLE VRAGEN
63
Q
UESTIONS PREJUDICIELLES
63
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



PLENUMVERGADERING SÉANCE
PLÉNIÈRE
van
DINSDAG
05
FEBRUARI
2002
14:15 uur
______
du
MARDI
05
FÉVRIER
2002
14:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.16 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.16 heures par M. Herman De Croo, président.

De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Berichten van verhindering
Excusés

Hagen Goyvaerts, wegens ziekte / pour raison de santé;
Pieter De Crem, Vincent Decroly, Jean-Pol Henry, Josée Lejeune, met zending buitenslands / en mission à
l'étranger;
Annemie Van de Casteele, verhinderd / empêchée.
Parlementair onderzoek
Enquête parlementaire
01 Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het vaststellen van de precieze
omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele betrokkenheid daarbij
van Belgische politici (312/6 tot 8)
01 Rapport de la commission d'enquête parlementaire chargée de déterminer les circonstances
exactes de l'assassinat de Patrice Lumumba et l'implication éventuelle des responsables politiques
belges dans celui-ci (312/6 à 8)

Bespreking (voortzetting)
Discussion (continuation)

De bespreking is hervat.
La discussion est reprise.

Chers collègues, je vous demanderai tout à l'heure d'excuser mon absence lorsque je rencontrerai, au nom
de la Chambre, le président de la République de Bulgarie.

Na de receptie zal hij hier even op de tribune aanwezig zijn.

Je serai remplacé à la présidence par M. Robert Denis, vice-président.
01.01 Daan Schalck (SP.A): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik denk
dat na lang werken in de commissie de resultaten zijn wat ze zijn en
dat het niet zinvol is om op alles wat daarin staat nog eens terug te
komen. Als ik terugkijk op onze werkzaamheden, is een zaak erg
01.01 Daan Schalck (SP.A): Je
ne souhaite pas m'étendre sur les
détails. Je me réjouis de la
méthode de travail qui fut la nôtre.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
belangrijk. Het is ook iets waarover ik mij verheug, namelijk onze
aanpak. Wij hebben er goed aan gedaan met de wetenschap samen
te werken van bij de aanvang en ons voor 90% tot 95% te steunen op
wat de wetenschappers hebben aangebracht, ook voor de politieke
conclusies. Ik vrees dat wij anders zouden zijn geëindigd in een grote
kakofonie en zouden gestart zijn onder het gesternte van believers en
non believers. Wij hebben dat in andere dossiers ook al ervaren. De
aanpak van de commissie heeft ertoe geleid dat wij met bijna
unanimiteit en zeker met grote eensgezindheid over alle conclusies
het eens zijn, over de meeste zelfs met bijna unanimiteit. Wij kunnen
niet voldoende benadrukken dat deze manier van werken in dit
parlement niet veel voorvalt, maar wel de enige manier is om in dat
concreet dossier tot conclusies te komen.

Ik heb begrepen dat zowel in de commissie, het parlement als
daarbuiten mensen in de kou zijn blijven staan. Dit lijkt mij normaal.
Het is een illusie om ooit de waarheid van de geschiedenis te
achterhalen. De waarheid bestaat niet. Ook wij hebben uiteraard de
waarheid niet gevonden. Dat heeft niet alleen met interpretatie te
maken, maar ook met de veelheid van archieven en met gebrekkige
of moeilijke toegankelijkheid van bepaalde archieven. Ik ben nu nog
niet overtuigd alles gezien te hebben inzake contra-informatie of
andere archieven. Is alles volledig bovengekomen? Ik ben er wel van
overtuigd dat wij voldoende materiaal hebben gekregen om, als
commissie, degelijk werk te kunnen leveren. Ook daar wil ik nog even
verwijzen naar het opzet, met name het vastleggen van de Belgische
verantwoordelijkheid. Natuurlijk is daardoor minder aandacht gegaan
naar de rol van de VN of andere landen en zijn er lacunes. Natuurlijk
is er minder aandacht gegaan naar andere fenomenen uit dezelfde
periode. Het is niet zoals sommigen laten uitschijnen dat dit een
operatie doofpot zou zijn. Wij hebben ons aan de opdracht gehouden
en zelfs dan was het moeilijk binnen de termijn die wij hadden. Wij
hebben de termijn voor de commissie twee keer moeten verlengen
om onze beperkte opdracht tot een goed einde te brengen. Wij
hebben er goed aan gedaan niet te verzanden door alles te willen
aanpakken: wij hebben aangepakt wat dit parlement ons heeft
opgedragen.

Ik heb al verwezen naar de grote eensgezindheid over deze
conclusies. Misschien was het voor ons prettiger geweest te proberen
de eigen accenten in het verslag te krijgen en verder te gaan in de
ene dan wel de andere richting. Wat zou dan het resultaat zijn
geweest van onze werkzaamheden?

Elke geloofwaardigheid over de conclusies zou zoek geweest zijn, dit
zou in binnen- en buitenland als een therapeutische oefening worden
beschouwd en onze conclusies zouden als politiek absoluut
onbruikbaar worden beschouwd. Dat zijn ze nu niet. Wij hebben mijns
inziens voldoende materiaal geleverd om verdere politieke stappen te
zetten.
L'étroite collaboration entretenue
avec les scientifiques a porté ses
fruits. Cela nous a notamment
permis d'adopter la majorité des
conclusions à la quasi-unanimité.

Il est illusoire de vouloir faire toute
la vérité dans la mesure où un
certain nombre d'archives,
notamment, ne sont pas
accessibles.

Notre objectif consistait à
déterminer si la Belgique porte ou
non une partie de la
responsabilité. C'est la raison pour
laquelle nous ne nous sommes
guère, voire pas du tout, penchés
sur la responsabilité des Nations
Unies, par exemple. Il n'a
nullement été question d'étouffer
l'affaire: notre but était clairement
défini et nous nous y sommes
tenus. Je suis convaincu que nous
disposons d'éléments suffisants
pour entreprendre des actions
politiques.

L'intérêt manifesté pour nos
travaux a progressivement grandi,
principalement à l'étranger. La
Grande-Bretagne a notamment
indiqué qu'elle n'était pas encore
en mesure d'affronter son passé
colonial comme la Belgique vient
de le faire.

L'enquête a porté sur la
responsabilité de l'assassinat d'un
premier ministre élu
démocratiquement et en fonction.
L'ordre de commettre cet
assassinat a émané du cabinet
d'un ministre. Mais sitôt que le
mercenaire a eu son argent, il a
disparu sans demander son reste
et sans perpétrer réellement cet
assassinat. Du point de vue
politique, ces faits datant d'octobre
sont plus pertinents que ceux de
janvier qui ont vraiment conduit à
la mort de Lumumba.
Président: Robert Denis, vice-président.
Voorzitter: Robert Denis, ondervoorzitter.

Het belang van onze commissie is trouwens in de loop van de
werkzaamheden toegenomen. De aandacht is ook groter geworden.



L'enquête montre bien les erreurs
que
peut commettre une
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Velen vroegen zich misschien af waarmee het parlement zich, 40 jaar
na de feiten, bezighoudt. Ik heb het gevoel dat dit gevoel in België nog
steeds zo is en dat meewarig naar onze commissie wordt gekeken
omdat wij ons met `spielereien' van 40 jaar geleden bezighielden.

De reacties die ik in het buitenland heb vastgesteld, waren veeleer het
omgekeerde. Er zijn weinig dossiers in dit parlement geweest
waarnaar het laatste jaar in het buitenland, los van het regeringswerk,
zoveel aandacht is gegaan. De buitenwereld vond het blijkbaar wel de
moeite om te kijken hoe België en dit parlement met zijn koloniaal
verleden is omgegaan. Uit gesprekken met collega's en de pers bleek
ook dat het in Engeland niet mogelijk zou zijn om op dezelfde manier
met het koloniaal verleden om te gaan. Dat moet toch worden
onderstreept. Wij hebben ons kwetsbaar opgesteld ­ dat is niet
gemakkelijk ­ maar ik ben fier dat wij dit hebben gedaan. Anderen
zouden beter dezelfde kwetsbaarheid tonen dan hun Grote Gelijk in
het verleden proberen te bewijzen. Dat mag eens gezegd worden.

Collega's, wij zijn gestart met een onderzoek naar de
verantwoordelijkheid van België en zijn gezaghebbers bij een moord
op een eerste minister in functie in Congo. Uit ons onderzoek is
gebleken ­ dat is een van de weinige feitelijkheden die moet worden
beklemtoond ­ dat het allemaal veel eenvoudiger had gekund. Op
een bepaald ogenblik ­ de experts beschrijven dit haarfijn in hun
rapporten ­ wordt op een kabinet van een zetelend minister de
opdracht gegeven om Lumumba te vermoorden. Er wordt een
huurmoordenaar aangesproken. Er wordt iemand van het kabinet met
geld naar Congo gestuurd. De huurmoordenaar strijkt zijn voorschot
op en verdwijnt met de noorderzon. Het plan wordt niet uitgevoerd.
Het niet-uitvoeren van het plan ­ dit klinkt misschien cynisch ­ is voor
mij een fait divers van de geschiedenis, maar het feit dat dit plan werd
gemaakt, bovendien op een kabinet van een zetelend minister, is een
politiek zwaarwichtiger feit dan de omstandigheden die in januari 1961
tot de daadwerkelijke moord hebben geleid. De feiten van oktober
1960 zijn politiek veel ernstiger dan de feiten van januari 1961, hoewel
ze voor Lumumba in oktober geen gevolg hebben gehad.

Naast de omstandigheden van de moord op Lumumba bleek uit ons
onderzoek ook wat in een democratie als de onze allemaal fout kan
lopen als een land in crisis is. Ons land was in crisis. Ook dat moeten
wij 40 jaar na de feiten niet minimaliseren. Wij kwamen te weten wat
allemaal kan mislopen. Ik heb het bijvoorbeeld over de controle van
ons parlement. Naast de controle over de feiten die zich hebben
voorgedaan over Lumumba, konden wij samen met de experts ook
vaststellen dat dit parlement inzake de buitenlandse politiek en de
Congo-politiek in het bijzonder doof en monddood is gebleven en de
rol, die het zou kunnen spelen, niet heeft gespeeld. Dat zou voor ons
een les voor de toekomst moeten zijn.

Naast de controle van het parlement hebben wij vastgesteld dat de
eigenlijke besluitvorming over Congo ­ de moord is slechts één van
de aspecten ­ bijna naast de democratie leefde in de plaats van
ingebed te zijn in de democratie, zoals het zou moeten zijn. Er zijn
netwerken aan het licht gekomen waar de beslissingen werden
genomen. De minister van Buitenlandse Zaken communiceerde
hierover zelfs niet meer met zijn ambtenaar. Er waren echter parallelle
circuits van 15 tot 30 jaar oud die op dat ogenblik opnieuw de kop
opstaken en waar de beslissingen werden genomen.
démocratie comme la nôtre quand
le pays traverse une crise. Je fais
notamment allusion au contrôle
exercé par le Parlement qui n'a
pas rempli sa mission
convenablement mais est au
contraire resté muet. Je songe
aussi au processus de décision
proprement dit concernant le
Congo, qui s'est développé de
manière extra-démocratique. On a
assisté alors à l'apparition de
réseaux parallèles par lesquels a
transité ce processus décisionnel.
Nous devons veiller à ce que ce
genre de dysfonctionnements ne
se reproduisent pas. Ce n'est pas
parce que ces événements se
sont produits voici quarante ans
que nous sommes désormais
immunisés contre des problèmes
de cette nature.

Alors que le rapport des experts a
mis en évidence le rôle joué par la
Cour dans cette affaire, la
commission a dû consacrer des
heures de discussion à la
recherche d'un consensus à ce
propos. Apparemment, ce point
revêt toujours un caractère
épineux et l'adoption d'une attitude
nuancée à l'égard du rôle de la
Cour semble presque perçue
comme incorrecte.

J'espère que la classe politique
tirera des conclusions des experts
les enseignements qui s'imposent
et que nous pourrons éviter ce
genre de problèmes à l'avenir.
Nous devons continuer à faire
preuve de suffisamment de
subtilité et oser admettre
ouvertement nos erreurs.

Les efforts déployés par le
ministre Michel ont permis
d'aboutir à un consensus à propos
de la déclaration finale de Durban
à la suite de laquelle tous les pays
s'étant rendus coupables
d'esclavage ou de colonialisme
devront présenter des excuses
aux victimes.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4

Wij moeten er dus voor opletten dat dit ons niet meer overkomt. Wat
de controle van het parlement betreft, zowel van de geheime fondsen
als van de netwerken, mag men er niet te snel van uitgaan dat iets dat
veertig jaar geleden gebeurde zich niet meer zou kunnen herhalen.
Immers, er bestaan tal van voorbeelden van problemen die zich na
verloop van tijd herhaalden.

Een derde en erg delicaat onderwerp is het gedrag van het Hof tijdens
deze crisis. In onze hoedanigheid van politici moesten wij een beroep
doen op een rapport van deskundigen, waarin zonder veel poeha en
zonder grote tegenstellingen tussen voor- en tegenstanders, de rol
van het Hof haarfijn uit de doeken werd gedaan en hoe er werd
omgegaan met de informatiestromen. Welnu, ondanks dat rapport
moest er gedurende uren worden gediscussieerd om de conclusies
van de deskundigen over te nemen. Dat toont duidelijk aan dat
bepaalde onderwerpen in België erg moeilijk bespreekbaar zijn, vooral
in een sereen klimaat. Dit laatste is immers aangewezen als er zich
problemen voordoen.

Ik verheel u niet dat ik behoorde tot degenen die tijdens onze
commissiewerkzaamheden de rol van het Hof benadrukten en
zochten naar systemen om onze democratie en onze democratische
instellingen te versterken. Welnu, de voorbije dagen stelde ik vast dat
zodra men in dit land tracht een dergelijk debat subtiel te voeren met
de bedoeling de democratie te versterken, men jammer genoeg
onmiddellijk wordt gecatalogeerd, namelijk ofwel als een
straatvechter, ofwel als degene die klakkeloos een standpunt
verdedigt.

Het debat over dit onderwerp moet sereen worden gevoerd, net als
alle debatten overigens omtrent problemen die door deze commissie
worden behandeld. Wij moeten proberen tot positieve conclusies te
komen en vermijden dat elkeen bij zijn beginstelling blijft.

Het was generaal Janssen die ooit op een bord ­ uiteraard in het
Frans - schreef: "Congo voor de onafhankelijkheid = na de
onafhankelijkheid". Welnu, die man bleef steeds bij dezelfde
standpunten en ik hoop dat het ons zo niet zal vergaan. Wij mogen er
niet van uitgaan dat voor de commissie = na de commissie. Wij
moeten onze eigen egostellingen durven wijzigen. Misschien zal het
materiaal dat de deskundigen ons aanreikten ons helpen onze oude
fouten te vermijden.

Het is echter niet omdat ik het vandaag een schande vind dat de
Belgen een nefaste rol speelden bij de moord op Lumumba, dat men
blind mag blijven voor het lot dat onze landgenoten aldaar was
beschoren. Het is niet omdat men vaststelt dat bepaalde
staatshoofden daden hebben gesteld die indruisten tegen onze
Grondwet, dat men daaruit radicale conclusies moet trekken. Hopelijk
zijn de leden van deze assemblee in staat om voldoende subtiliteit
aan de dag te blijven leggen om de gepaste conclusies te trekken, ten
voordele van de democratie.

Het zou politici sieren mochten zij nu en dan hun eigen vergissingen
deemoedig kunnen toegeven; dat gebeurt zo zelden in de
geschiedenis.
A mon vif regret, les membres de
la commission ne sont pas
parvenus à un accord relatif à la
rédaction d'une recommandation
demandant au gouvernement
belge de présenter des excuses à
la population congolaise. Notre
pays devrait présenter
expressément des excuses à
propos des circonstances de la
mort de M. Lumumba.

Par ailleurs, des excuses ne
suffisent pas. La coopération avec
le Congo doit être totalement
dénuée de toute recherche de
profit personnel et d'affairisme. Il
faut, au contraire, mettre en oeuvre
une coopération saine et véritable,
qui se fonde sur les besoins du
peuple congolais durement
éprouvé par la guerre.

Les conclusions de la commission
Lumumba constituent donc un
nouveau départ plus qu'un
aboutissement. Nous ne pouvons
effacer notre passé colonial, en
admettant que nous assumions
une responsabilité morale. La
Belgique et le Congo doivent,
ensemble, croire en l'avenir.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Ik kom thans tot mijn conclusie.

Mijnheer de minister van Buitenlandse Betrekkingen, u mag rekenen
op ontzettend veel krediet op internationaal vlak, door de wijze waarop
u de conferentie in Durban over kolonialisme en racisme redde na het
vertrek van de Verenigde Staten en Israël. Over de slotverklaring kon
dan toch, al ging het moeizaam, overeenstemming worden bereikt
dankzij uw niet aflatende inspanningen en zulks bovendien op een
ogenblik dat België de Europese Unie voorzat. In die slotverklaring
werden alle landen opgeroepen om zich te verontschuldigen voor hun
aandeel en hun verantwoordelijkheid inzake, onder meer,
slavenhandel en kolonialisme. Uitdrukkelijk werd in de slotverklaring
van de conferentie van Durban bepaald dat dit niet noodzakelijk
diende te leiden tot schadeclaims.

Het is dan ook bijzonder jammer dat de onderzoekscommissie over
de dood van Patrice Lumumba in haar aanbevelingen geen
consensus kon bereiken om onze regering uitdrukkelijk te verzoeken
verontschuldigingen aan te bieden aan het Congolese volk voor deze
ontzettend pijnlijke episode tijdens het scharniermoment van onze
gezamenlijke koloniale en postkoloniale geschiedenis.

Mijn boodschap aan de regering is klaar en duidelijk. Het is meer dan
gepast dat ons land via zijn officiële vertegenwoordigers zich
uitdrukkelijk verontschuldigd voor de wijze waarop en de
omstandigheden waarin de eerste verkozen premier van Congo aan
zijn einde is gekomen.

Collega's, voor mij zijn deze excuses op zich niet voldoende om met
onze geschiedenis en het Congolese volk in het reine te komen.
Willen wij op duurzame wijze de betrekkingen met het Congolese volk
rechttrekken, dan kunnen en zullen wij dit alleen bereiken door onze
samenwerking op een juiste en gezonde basis te realiseren. Meer dan
30 jaar politieke en financiële steun aan het Mobutu-regime en de
talrijke schandalen met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking,
zouden ons in de overtuiging moeten sterken serieus werk te maken
van een samenwerking die totaal los staat van enig winstbejag,
affairisme of kortetermijndenken op Belgisch politiek vlak. Wij kunnen
ons het best verontschuldigen door de echte noden van het door
oorlog en ontbering moegeteisterde Congolese volk als enige
doelstelling van onze samenwerking met dat land voorop te stellen.

Collega's, ik hoop dat wij allemaal samen deze besluiten van de
Lumumba-commissie veeleer als een beginpunt dan een eindpunt
beschouwen. Als wij na twee jaar werk alleen zouden concluderen dat
wij een morele verantwoordelijkheid hebben en dat wij nu over ons
koloniaal verleden en over onze toekomst met Congo de boeken
kunnen sluiten, dan meen ik dat wij zijn mislukt. Ik hoop dat deze
commissie een aanzet heeft gegeven om nog veel meer werk te
verzetten. Dat moeten wij samen doen. Belgen en Congolezen
moeten dat niet apart doen. Wij moeten samen in staat zijn om ons
verleden te verwerken, onze conclusies te trekken en onze hoop te
vestigen op de toekomst. Daaraan hebben wij allemaal meer
boodschap dan aan ons verleden.
01.02 Claudine Drion (ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
monsieur le vice-premier ministre, chers collègues, j'interviendrai ici
avec un regard extérieur dans la mesure où je n'étais pas membre de
01.02 Claudine Drion (ECOLO-
AGALEV): Ik ben geboren op de
dag waarop Patrice Lumumba de
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
la commission d'enquête. Toutefois, je suis membre de la
commission des Relations extérieures et, à ce titre, j'étais signataire
de la résolution instaurant la commission d'enquête en 1999.

Je voudrais commencer ma brève déclaration en vous faisant une
confidence, à savoir que je suis née le jour de la prestation de
serment de Patrice Lumumba. Cela n'est pas seulement anecdotique.
Cela signifie que dans ma vie, je n'ai jamais connu le Congo colonisé.
Pour moi, dans ma tête, et c'est probablement un mythe, je n'ai
jamais considéré le Congo comme une colonie.

Cependant, grâce au travail de cette commission d'enquête, je dois
reconnaître que comme Belge, il m'est demandé de faire oeuvre de
mémoire et de reconnaître effectivement que si la Belgique est au
stade de développement auquel elle se trouve pour le moment, c'est
en grande partie en raison du pillage du Congo. Je suis donc assez
admirative devant le travail que les historiens, les experts, les témoins
et vous-mêmes, chers collègues membres de la commission
d'enquête, avez fourni. Je pense que la démocratie repose, entre
autres, sur la recherche de l'objectivité historique. Vous y avez
contribué.

A écouter et à lire les conclusions, je ne vous cacherai pas que je
reste sur ma faim. En effet, j'aurais souhaité que vous puissiez aller
plus loin dans la détermination de responsabilités. Parler de
responsabilité morale est certainement le fruit d'une longue réflexion
dans votre chef, le fruit d'un consensus. Mais il me semble que des
témoignages auront manqué à vos auditions, en partie bien sûr à
cause de la disparition des personnes (40 ans ont passé), en partie
aussi par choix.

Ainsi, comme l'a souligné mon ami Jean Van Lierde, Julien Gat, qui
semble avoir joué un rôle capital, n'a pas été auditionné. Je demande
donc pourquoi la commission a refusé d'identifier le nom de
responsables et d'envisager concrètement la non-assistance à
personne en danger à l'égard de Patrice Lumumba.

J'ai regretté aussi ­ et je l'ai signalé dès 1999 avant la mise en place
de la commission d'enquête ­ que davantage d'experts congolais
n'aient pu être associés aux travaux. C'eût été l'occasion non pas de
laver son linge sale en famille mais de travailler dans un réel
partenariat entre Belges et Congolais. Le thème de ce partenariat
futur possible sur la recherche entre Belges et Congolais sera
développé par ma collègue Marie-Thérèse Coenen.

N'ayant pas participé aux travaux de la commission d'enquête, je ne
me permettrai pas d'aller plus loin en ce qui concerne le passé.
Comme membre de la commission des Relations extérieures, je
considère que le rapport met la Belgique devant ses responsabilités. Il
faut s'exprimer clairement et en tirer les conséquences car un des
grands enjeux pour les pays européens aujourd'hui est de sortir de
leur double langage. Trop souvent, je ne vais pas dire que nous
disons "blanc" et que nous faisons "noir" car ce serait trop caricatural,
mais nous disons quelque chose et nous faisons le contraire!

Bien sûr, la Belgique a réussi aujourd'hui à remettre l'Afrique centrale
à l'agenda européen. Le ministre des Affaires étrangères, M. Louis
Michel ici présent, n'a pas économisé son énergie pour faire avancer
eed aflegde. Ik heb Congo dan
ook nooit als een kolonie
beschouwd. Nu moet wel
toegegeven worden dat België tot
op zekere hoogte gedijd heeft op
de plundering van Congo.

Ik heb nogal wat bewondering voor
het werk van de historici, experts
en getuigen, en van onze
collega's. Een van de steunberen
van de democratie is het zoeken
naar de historische objectiviteit, en
daar heeft iedereen zijn steentje
toe bijgedragen.

Niettemin vind ik dat er meer inzat.
Ik dacht dat we verder hadden
kunnen gaan bij het blootleggen
van de verantwoordelijkheden.
Niet alle getuigenissen werden
opgetekend, ofwel omdat
sommige getuigen er al niet meer
waren, ofwel omdat daarvoor
gekozen werd.

Waarom heeft de commissie
geweigerd bepaalde
verantwoordelijken aan te wijzen
en te gewagen van het niet
verlenen van bijstand aan
personen in nood?

Ik betreur bovendien dat bepaalde
Congolese deskundigen en
getuigen niet bij de
werkzaamheden werden
betrokken.

Het verslag van de commissie
plaatst België voor zijn
verantwoordelijkheden. Daar
moeten de nodige lessen uit
worden getrokken. Wij zijn Congo
een geste verschuldigd.
Toegegeven, België is erin
geslaagd Centraal-Afrika opnieuw
op de Europese agenda te
plaatsen en minister Michel heeft
zich tijd noch moeite gespaard om
de inter-Congolese dialoog
voortgang te doen boeken.
Centraal op de agenda, voor ons,
staat wat Congo in staat zal
stellen, zodra er opnieuw vrede
heerst, om zonder de loodzware
lasten van het verleden en zonder
inmenging van onzentwege, werk
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
la paix au niveau du dialogue intercongolais lors de ses différents
voyages sur place.

Par ailleurs, le plan belge pour l'Afrique entend aussi oeuvrer pour la
paix dans le domaine de la coopération au développement.

Bien sûr, nous essayons de mettre des choses en place, de sortir de
ce double langage, de prendre des initiatives, de sortir de l'attentisme.

Mais ce qui est également à l'ordre du jour, c'est de permettre au
Congo, une fois revenu à la paix, de faire face au défi du
développement sans traîner de boulet à son pied et sans ingérence
de notre part. Je pense à deux thèmes très concrets: la question de la
dette et le pillage.

Nos collègues sénateurs se penchent sur le pillage du Congo. Une
commission d'enquête a été créée en ce sens. A mon avis, ils devront
identifier les intérêts belges et, "par ingérence positive", les
rechercher y compris dans des sociétés étrangères.

Je le répète, si nous voulons sortir du colonialisme et du néo-
colonialisme, il faut reconnaître les faits et en tirer les conséquences.

Faut-il parler de dédommagement? Ce débat a été ouvert au cours et
après la conférence de Durban à laquelle le ministre des Affaires
étrangères a assisté et dans laquelle il a mis beaucoup d'énergie. Les
anciens pays colonisés attendent des actes. Je crois aussi que la
Belgique pourrait à nouveau faire oeuvre pionnière. Je prends
l'exemple de la dette publique du Congo à l'égard de notre pays: ce
sont encore 135 millions d'euros au titre d'emprunts d'Etat et 1 million
d'euros au Ducroire.

Quand on pose la question de l'annulation de cette dette au ministre
du Budget, le gouvernement fait référence aux exigences
européennes en ce qui concerne les comptabilités nationales. Il
explique qu'il est impossible à la Belgique d'effacer la dette du Congo
d'un trait de gomme parce que les contreparties correspondraient à
un transfert de capital et nous mettraient en position inconfortable au
plan budgétaire. Vous savez que nous devons respecter des limites
très strictes en termes de déficit budgétaire.

Je demande donc instamment au gouvernement de faire preuve
d'inventivité pour sortir de cette impasse car la dette du Congo,
contractée sous le régime Mobutu, ne doit pas entraver les chances
de développement du pays une fois la paix revenue. Ce serait encore
du colonialisme que de laisser aujourd'hui le Congo sous le poids de
cette dette illégitime.
te maken van zijn ontwikkeling. Op
dit punt rijst meteen het vraagstuk
van de schuldenlast en het
leegplunderen van Congo.

Wat het plunderen van Congo
betreft, moeten wij de Belgische
belangen onderkennen, inclusief
deze in buitenlandse
ondernemingen.

De openbare schuldenlast van
Congo beloopt 135 miljoen euro in
de vorm van staatsleningen en
ruim één miljoen euro aan de
Delcrederedienst.

De regering verwijst naar de
Europese normen inzake nationale
rekeningen om te verklaren dat het
voor België onmogelijk is de
schulden van Congo kwijt te
schelden omdat de compensaties
zouden overeenkomen met een
kapitaaloverdracht en ons in een
vanuit budgettair oogpunt
hachelijke toestand zouden
plaatsen. Wij vragen de regering
blijk te geven van vindingrijkheid.
De schuldenlast van Congo mag
namelijk zijn kansen op
ontwikkeling niet belemmeren.
Congo gebukt laten gaan onder
die onbillijke en schandelijke
schuldenlast zou opnieuw
getuigen van kolonialisme.
01.03 Ferdy Willems (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, sta mij toe te beginnen met enkele positieve
elementen.

Ik spreek over de oprichting van de commissie zelf. Als men beweert
dat die commissie destijds paste in de politiek van de minister, vraag
ik mij wat daar verkeerd aan is. Ik verwijs ook naar het werk van de
experts. Deze vier mensen hebben twee jaar lang roofbouw gepleegd
op hun persoon, hun familieleven en hun academisch leven. Ik wil hen
daarvoor danken. Er zijn boeiende resultaten geboekt. Ik was
01.03 Ferdy Willems (VU&ID): La
création de cette commission est
un élément positif. Les experts ont
travaillé avec acharnement et ont
abouti à des résultats
passionnants, qui ont parfois mis
en lumière des éléments
nouveaux.

Au terme d'une année de travail, la
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
persoonlijk sterk onder de indruk van de ontcijfering van de code. Wij
hebben nieuwe documenten gezien, wij hebben de correcte datum ­
tot op de minuut ­ van de dood van Lumumba vastgesteld. Uw
objectiviteit betwijfelt niemand.

Toch wil ik enkele punten van kritiek geven.

Ten eerste, de commissie heeft anderhalf jaar gewerkt. De politieke
besluiten hebben wij op amper een week tijd moeten nemen. Ik heb
mogen vaststellen dat een aantal mensen pas dan veel belangstelling
voor het dossier kregen.

Ten tweede, er zijn nogal wat discussies over rapporten. Ik laat de
hele discussie over het dossier dat bij Cassatie zit onverlet. Ik heb de
minister van Justitie daarover geïnterpelleerd en de minister van
Buitenlandse Zaken zal ik daarover nog ondervragen. Ik heb kennis
genomen van de nota van de heer Reynebeau. In elk geval stel ik
vast dat dit niet-onbelangrijke document in de commissie geen enkele
rol heeft gespeeld. Ik heb mogen lezen dat de experts daarvan op de
hoogte waren, maar er waren elementen om dat dossier niet te
gebruiken. Ik laat dat in het midden. Ik zou die stukken willen zien
omdat de geschiedenis altijd verschillende zijden heeft. Een
historische waarheid is zelden eenduidig. Zij kunnen misschien een
alternatief licht werpen op de gebeurtenissen en zij kunnen misschien
ook een belangrijk antwoord geven op een vraag die is gesteld. Men
zegt en schrijft dat Lumumba zelf heeft geprobeerd om de
gewelddaden tegen Belgen te verhinderen. Misschien blijkt uit dat
dossier of dat waar is.

Verder blijft het mij intrigeren dat Belgische ministers op het einde van
hun legislatuur nog altijd niet verplicht zijn hun als privaat beschouwde
archieven aan de rijksarchieven over te zenden. Ik heb daarover een
interpellatieverzoek ingediend dat na de krokusvakantie bij de heer
Picqué aan bod zal komen. Het zou toch mooi geweest zijn indien de
archieven van ministers reeds vijftig jaar geleden staatsbezit waren
geweest. Dan zouden wij nu niet in privé-archieven en archieven van
politieke partijen moeten gaan zoeken.

Ik heb ook aan de minister op 5 december een brief gestuurd met de
vraag welke archieven op Buitenlandse Zaken ter inzage zijn en
waarom ze eventueel worden geweigerd. Uitgerekend vandaag lees ik
in La Libre Belgique dat de heer Brassinne een nota van 70 bladzijden
aan de voorzitter van de commissie heeft bezorgd. Vandaar mijn
vraag, want ik had toch graag, voor de intellectuele eerlijkheid, die 70
bladzijden, zoals alle andere stukken, gelezen.

Laat er echter geen misverstand over bestaan: ook ik vind de werking
van de commissie optimaal. De sfeer was schitterend; we hebben
elkaar als mensen ontmoet, wat in de politiek eerder zeldzaam is. De
voorzitter was een voorzitter van iedereen, ook van mij. Hij heeft de
debatten objectief en sereen geleid. Er is relatief weinig
mediaspektakel geweest. Toch waren er twee pijnpunten.

Ten eerste, betreur ik het dat een collega ­ wie zullen wij nooit weten
­ het nodig heeft gevonden om te ontijde in de pers zaken te lekken.
Dit is aan nestbevuiling doen en de werkwijze van het eigen
parlement ondergraven. Ik betreur dit hartsgrondig.
commission a dû soudainement
finaliser ses conclusions politiques
en l'espace d'une semaine.
D'aucuns ont attendu ce moment
pour témoigner un intérêt réel pour
la commission.

Les experts étaient au courant du
dossier en possession de la Cour
de cassation mais ont décidé de
ne pas faire usage de ces
documents. J'aurais toutefois aimé
les consulter, ainsi que la note
Brassine. L'histoire est toujours
constituée de nombreuses
facettes.

Les ministres belges ne sont
malheureusement pas tenus de
permettre la consultation de leurs
archives personnelles. Si, il y a
cinquante ans, ces archives
avaient déjà été du domaine
public, nous aurions assurément
pu considérer les événements
sous un autre éclairage. J'ai
développé une interpellation à ce
propos. J'ai également demandé
quelles archives étaient
disponibles au département des
Affaires étrangères, quelles ne
l'étaient pas et pourquoi.

Il régnait au sein de la commission
une bonne atmosphère de travail.
Le président s'est acquitté de son
rôle avec brio.

Il convient toutefois de souligner
deux points négatifs: il y a eu des
fuites à la presse concernant
certaines affaires et des
mensonges flagrants ont été
proférés.

J'ai voté en commission contre le
rapport final et je lance un appel
pour être suivi en ce sens en
séance plénière. D'abord, il existe
des fonds secrets auxquels le
rapport ne s'intéresse nullement.
Ces fonds auraient permis aux
milieux politiques belges de se
livrer à des faits de corruption
active. C'est dans ce cadre que
nous avons déposé l'amendement
n° 35.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Ten tweede, er werden soms leugens verkocht dat het niet meer mooi
was, waarvan één me persoonlijk zeer zwaar heeft getroffen in
Kinshasa zelf. We hebben de heer Bomboko ondervraagd. Hij was
een hooggeplaatst persoon, namelijk minister, en die man beweert
nooit te hebben gehoord van de 5 miljoen die hij heeft gekregen. Hij
weet niets daarvan. Hij kreeg 5 miljoen en veertig jaar later weet hij
daar niets meer van. Hij heeft daarover nooit een boek gelezen.
Onbegrijpelijk is dit. De man loog dat hij zwart zag.

Kortom, er staan goede dingen in het rapport. Ik zal de conclusies die
de heer Bacquelaine vanmorgen uitstekend heeft voorgelezen,
nogmaals herhalen. Vele van deze conclusies bevallen ook mij en
toch heb ik tegen gestemd en zal ik straks de collega's ook vragen
tegen te stemmen onder bepaalde voorwaarden.

Vanwaar die motieven? Het weze duidelijk dat het feit dat ook het
Vlaams Blok zinnens is tegen te stemmen mij niet beïnvloedt, noch
ten goede, noch ten kwade. Dat is mijn zaak niet.

Ten eerste, er zijn geheime fondsen. Op dat punt hebben we het
amendement nr. 35 ingediend, met de volgende tekst: "Met dit geld
hebben Belgische politici zich schuldig gemaakt aan poging tot
actieve corruptie, in de vorm van politieke beïnvloeding, met als
bezwarende omstandigheid dat het hier ging om inmenging in een
vreemd land". Dit amendement is niet aangenomen. Nochtans zegt
de tekst zelf dat men met dat geld oppositiepers heeft gesubsidieerd,
politici geld heeft gegeven, radiocampagnes heeft gesubsidieerd,
undercoveracties heeft gefinancierd, dat bovendien dit geld werd
beheerd door Belgische kabinetten. Ik blijf er bij, als dit geen corruptie
is en geen inmenging in een vreemd land, dan begrijpen we elkaar
niet goed meer.

Ten tweede, de motieven van het Belgische optreden. Nergens in het
rapport wordt gepoogd te achterhalen waarom het fysiek uitschakelen
van Lumumba is gebeurd. Dat kreeg nergens enige aandacht. De
humane kwestie interesseerde niemand. Nochtans beweerden de
vroegere politici, in begrepen het Hof, zich te beroepen op christelijke
of humanitaire beginselen. Geen mens heeft ooit een poging gedaan
om dat te verhinderen; geen enkele tuchtprocedure is nadien gestart,
niets.

Na onze analyse van het dossier hebben we amendement nr. 33
geformuleerd. We stelden dat de moord wel degelijk is gepleegd, ten
eerste, omdat op die manier elke terugkeer van Lumumba onmogelijk
werd. Dat is een duidelijk motief, want er was op dat moment gevaar
voor. Ten tweede, Tshombe kreeg nu de kans om terug te keren, niet
alleen in Katanga zelf, maar in geheel Congo. Ten derde, men heeft
de Katangezen die moord laten plegen; zij hadden bloed aan de
handen, zodanig dat de erkenning van een onafhankelijk Katanga
verdacht werd. Op die manier kon men dus ook een gefederaliseerd
Congo verhinderen, hetgeen ook een Belgische doelstelling was.
Bovendien was er geen dreigende Franse invloed, want er bestond de
vrees dat de Fransen de Belgische invloed zouden overnemen. Ook
dat kon men door de moord op Lumumba voor eens en voor goed
uitschakelen. Dit zijn zeer plausibele motieven die echter niet werden
uitgespit.

Ten derde, onze tegenstem kan ook worden verklaard door de Union
A aucun endroit, le rapport ne met
en évidence les motifs. L'aspect
humanitaire n'est pas développé.
Nous avons dès lors déposé
l'amendement n° 33, qui énumère
des motifs très plausibles.
L'élimination de Lumumba
permettait par exemple
d'empêcher que les Français
n'exercent leur influence à la place
des Belges ou que Lumumba
revienne jamais au pouvoir.

En outre, nous nous voyons
contraints d'émettre un vote
négatif en raison du rejet de notre
amendement n° 29 concernant les
intérêts de l'Union Minière.

Sept autres nationalistes ont été
assassinés au Kasai, ce qui tend à
démontrer qu'une opération
systématique était en cours.
D'aucuns refusent toutefois de
l'admettre, et c'est l'une des
raisons pour lesquelles nous ne
pouvons accepter les conclusions
de la commission d'enquête.

Notre cinquième objection a trait
au rejet de notre amendement n°
38 dans lequel nous dénonçons la
négligence coupable du
gouvernement belge.

Sixième objection: l'implication de
la Belgique dans cet assassinat
est toujours mise en question
parce qu'il n'y aurait pas de preuve
tangible l'attestant. Que fait-on,
dans ce cas, du télex du 16 janvier
1961? Notre interprétation de ce
télex est au moins aussi plausible
que celle de l'expert qui en
minimise l'importance.

Le rôle du Roi et de la Cour est
crucial. Dans ce dossier, les
experts arrivent à une série de
constatations effarantes. Ils
commencent par une réflexion
cynique, à savoir qu'il est inutile
que ceux qui pensent que
l'humiliation subie par Baudouin le
30 juin ne pouvait être vengée que
par la mort de Lumumba
continuent à lire le rapport. J'ai
poursuivi la lecture et j'ai été
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Minière en de financiële belangen. In ons amendement nr. 29, deel 1,
vroegen we er ook de Forminière in Zuid-Kasai aan toe te voegen.
Dat is gebeurd. Het tweede deel echter van ons amendement nr. 29,
dat nochtans zeer essentieel is, werd niet aangehouden.

Dit amendement stelt, ik citeer: Het was echter onmogelijk om na te
gaan welke financiële belangen bij Union Minière of de andere
Congolese of Katangese bedrijven of financiële instellingen aanwezig
waren in hoofde van de diverse actoren die in de zaak-Lumumba een
rol hebben gespeeld, individuele personen, groepen, maatschappijen
of instellingen". Welke financiële belangen er achter de moord op
Lumumba zitten, is een knelpunt in het dossier. Het weze duidelijk ­ ik
kom hierop later terug ­ dat hiermee ook het Hof wordt bedoeld.

Vierde element dat we in de commissie hebben aangebracht zijn de
moorden van 9 februari 1961. Drie weken later ­ er is een parallel
tussen Union Minière in Katanga en Forminière in Kasai ­ werden in
Kasai 7 andere nationalisten koelbloedig vermoord in
omstandigheden die perfect vergelijkbaar zijn met wat op 17 januari is
gebeurd met de drie die in Katanga werden vermoord. Voor ons is het
duidelijk dat we te maken hebben met een soort systematiek waarbij
België altijd de andere kant opkijkt alsof er niets is gebeurd, duidelijke
belangen heeft bij de moorden maar ze laat uitvoeren door derden.
Ons amendement werd echter niet in aanmerking genomen.

Een vijfde element heeft betrekking op de juridische gevolgen. Onder
de rubriek rechtstaat hebben we amendement nr. 38 ingediend. Dit
amendement stelt, ik citeer: "Er dient te worden nagegaan of er ten
overstaan van de vermoorde personen vanwege de Belgische
autoriteiten geen inbreuk werd gepleegd op de wetgeving inzake
schuldig verzuim ten overstaan van personen in nood". Als ik morgen
verneem dat iemand vermoord gaat worden en die iemand wordt
effectief vermoord en ik doe niets dan maak ik me schuldig aan
verzuim. Men deed niets. Men wist heel goed dat ­ Katanga had die
bedreiging duidelijk geuit ­ dat Lumumba naar Katanga sturen zijn
dood zou betekenen. Dat wist men in Congo. Dat wist men in Kasai.
Men deed niets. Met "men" bedoel ik opnieuw ook het Hof.

Zesde element: de Belgische betrokkenheid. Sommigen stellen dat
ondanks allerlei verdachte en laakbare feiten er nergens een smoking
gun, een tastbaar bewijs is gevonden voor een Belgisch aandeel in de
moord. Cruciaal is de telex van 16 januari 1961 waarin een
ambtenaar van Buitenlandse Zaken de volgende tekst stuurt naar
Tshombe. Ik citeer: "Minaf Aspremont insiste personnellement auprès
du président Tshombe pour que Lumumba soit transféré au Katanga
dans les délais les plus brefs". De experts onderstreepten dat dit
document zijn bewijskracht verliest omdat het slechts in de late
namiddag, na 17.10 uur werd verstuurd. Dat is correct. Dit verhindert,
mijns inziens, echter niet de bewijskracht van dit document. Volgens
ons is dit een aansporing, een bevestiging van de minister waarbij hij
laat weten dat het voor hem kan en dat Lumumba mag weggestuurd
worden. Ik voeg eraan toe dat d'Aspremont Katanga zeer goed kende.
Hij had er verbleven. Hij kende de bedreigingen van Munongo en wist
wat Van Eynde in dit parlement had verklaard. Dit late uur kan voor
ons land bezwarend zijn als een soort uiteindelijk fiat vanuit Brussel,
als een soort "nihil obstat". Onze interpretatie is minstens even
plausibel als de andere interpretaties.
choqué. Revenons sur quelques-
unes des nombreuses
constatations des experts: le 30
juin 1960, le Roi a prononcé un
discours dans lequel le ministre
Eyskens avait supprimé les
passages offensants et humiliants
pour le peuple congolais. Or, le
Roi n'a pas tenu compte de
certaines de ces modifications. Il
s'est aussi impliqué
personnellement au début de la
crise du Congo. Il a également pris
position dans le cadre de la crise
du Katanga et, dans une allocution
radiophonique, il s'est clairement
exprimé contre Lumumba et en
faveur de Tshombe. Le 5 août, le
Roi a demandé la démission du
gouvernement. Il s'ensuivit des
réunions nocturnes avec Van
Zeeland et Spaak, toutes top
secrètes, et à l'issue desquelles le
Roi approcha notamment la
rédaction du journal Le Soir. Le 11
août, Le Soir publia un article
destructeur pour le gouvernement.
Voilà qui ressemble fort à une
conspiration. Le Roi souhaitait la
mise en place d'un gouvernement
qui jouerait sans équivoque la
carte du Katanga.

Le Roi s'est immiscé à plusieurs
reprises dans les événements
politiques. Il existe suffisamment
de preuves de cette implication.
Les experts qualifient l'attitude du
Roi, soit de naïve, soit de calculée,
mais en tout cas d'attitude
compromettante. Selon les experts
toujours, il est en tout état de
cause question de négligence
grave.

L'attitude du Roi dans l'affaire
Lumumba contraste violemment
avec les valeurs chrétiennes qu'il
défendait, notamment en matière
d'avortement, mais également
avec la grande sympathie que lui
vouait Lumumba selon les dires du
fils de ce dernier et avec l'attitude
humanitaire du Roi dans la crise
du Rwanda et son soutien à
Mobutu. Notre amendement n° 37
a été transformé en deux petits
amendements n° 197 et n° 198.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Ik kom tot een cruciaal punt in mijn appreciatie, de rol van de Koning
en het Hof. Hier zit de essentie. In de pers kan men lezen dat Koning
Boudewijn een heilige is waarvan geen kwaad woord wordt gezegd.
Deze morgen werd reeds gezegd dat na vandaag de heiligverklaring
er niet meer zal komen. Ik sluit me daarbij aan. Ik beperk me tot een
kort overzicht waarbij ik me alleen baseer op nota's van de experts. Ik
zal de 60 bladzijden niet voorlezen maar wil wel de hoofdelementen
overlopen. De nota over Koning Boudewijn en de Congo-crisis begint
met een zeer cynische tekst. Ik citeer: "Boudewijn en Lumumba, als
weinige anderen spreken deze beide tegenspelers tot de verbeelding
en hebben ze aanleiding gegeven tot dramatische maar tegelijk
karikaturale voorstellingen van zaken". Een zin die lijkt op een
shakespeariaanse tragedie. "De vernedering van Boudewijn op 30
juni kon enkel worden gewroken door de dood van de Congolese
leider op 17 januari". De experts besluiten: "Wie daarvan overtuigd is,
hoeft niet verder te lezen".

Ik heb uiteraard wel verder gelezen en ik kom tot toch wel erg
bezwarende gegevens.

Ik heb al aangetoond dat wij een aantal zaken niet hebben
onderzocht. Als kers op de taart lees ik op bladzijde 454 letterlijk:
"Een volledige studie van de rol van Koning Boudewijn en zijn
entourage in de Congo-crisis ligt buiten het bereik van dit rapport".
Daarmee zetten wij onszelf eigenlijk al onmiddellijk buitenspel.

Nochtans kom ik tot ontstellende dingen, mij alleen op het rapport
baserend.

Ten eerste, noem ik de kroonraad van 18 februari 1960. Ik citeer uit
het rapport: "De Koning opent met een toespraak waarin hij
onverbloemd de fouten van het gevoerde beleid hekelt". Ik vraag mij
af welke fouten.

Ten tweede noem ik de toespraak naar aanleiding van de
onafhankelijkheid van 30 juni 1960, in het rapport vanaf bladzijde 455.
De experts brachten aan het licht dat een aantal beledigende, voor
Congo vernederende teksten zijn weggewerkt, onder meer door
premier Gaston Eyskens zelf. Onder andere had Koning Boudewijn
oorspronkelijk geschreven: "Leopold II was een bevrijder van Congo".
De experts vermelden echter ook dat Koning Boudewijn in Congo een
aantal van die correcties van de eerste minister heeft genegeerd. Mijn
eenvoudige vraag daarbij luidt: kan dat als de vorst spreekt namens
België?

Ten derde noem ik de koninklijke bemoeienissen bij het begin van de
Congo-crisis. Ten eerste, bestond het voorstel om de BSP-oppositie
bij de Congolese politiek en dus bij de regering te betrekken. De
regering wijst dat voorstel af. Ten tweede, staat in het rapport op
bladzijde 458 letterlijk: "In de Katangese kwestie engageert Boudewijn
zich persoonlijk". Ten derde, vond op 21 juli 1960 een radiotoespraak
plaats ­ wat toen nog ongewoon was ­ waarbij de Koning zich
uitdrukkelijk, zonder de naam te noemen, tegen Lumumba keert en
zich pro Tshombe uitspreekt, weliswaar met toestemming van de
regering. Ten vierde, stelde de Koning zelf voor om in New York zelf
de Belgische zaak te bepleiten, wat door de regering niet werd
aanvaard.
Mais ces amendements qui visent
à rappeler à la Cour la place que
lui impartit la Constitution, ont
également été rejetés. Le SP.A. et
Agalev se sont abstenus et il s'agit
là d'un signal important.

Je ne peux donc approuver ce
rapport, même s'il contient de
nombreux points positifs. Nous
sommes au courant de beaucoup
de choses et pourtant nous ne
savons encore rien. Nous savons
comment Lumumba a été
assassiné mais les raisons
fondamentales de son assassinat
nous sont pratiquement
inconnues: pourquoi Lumumba a-
t-il été assassiné, qui a
commandité son meurtre et à
quelles fins? Qu'en est-il des fonds
secrets? Quels étaient les intérêts
de l'Union minière? Qu'en est-il
des autres assassinats politiques?
Quel rôle le gouvernement et le
Roi belges ont-ils joué?

Il s'agit d'un rapport intermédiaire
qui ne trouvera grâce à nos yeux
que si l'enquête peut être
poursuivie avec le soutien du
gouvernement. La note de M.
Brassine et l'ancien rapport,
actuellement en possession de la
Cour de cassation, demandent
que l'enquête soit approfondie.

Nous ne pouvons pas non plus
nous satisfaire d'une
responsabilité morale. Il faut
également désigner les
responsables politiques et oser
tirer les conclusions juridiques et
constitutionnelles, certainement en
ce qui concerne la Cour. Quoi qu'il
en soit, la Belgique et le Congo
devront se présenter mutuellement
des excuses. Les deux
gouvernements pourraient peut-
être présenter conjointement leurs
excuses à toutes les victimes de
cette période troublée. En
l'occurrence, le ministre Michel
pourrait être le médiateur idéal.

Tout comme les autres pays et
institutions internationales, la
Belgique doit continuer de
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Het wordt pas veel erger na 22 juli 1960, wanneer er hoog oplopende
spanningen ontstaan tussen de regering en Koning Boudewijn. In het
rapport op bladzijde 461 staat letterlijk dat Koning Boudewijn op 4
augustus 1960 majoor Weber en de Katangese delegatie ontvangt "in
alle discretie en zeer tot ongenoegen van Wigny", toenmalig minister
van Buitenlandse Zaken. Daarover zit in het dossier een zeer scherpe
brief van toenmalig CVP-voorzitter Theo Lefèvre, waarin hij spreekt
over de nationale eenheid en over een nieuwe koningskwestie.

Op 5 augustus 1960 vraagt Koning Boudewijn het ontslag van de
regering. Hij wil een zakenkabinet, geregeerd door de heren Paul van
Zeeland en Paul-Henri Spaak. Minister Gaston Eyskens noteert
daarover in zijn notaboek: "Faire un gouvernement derrière mon dos".
Duidelijker kan niet. Er vonden nachtelijke vergaderingen plaats met
de heren van Zeeland en Spaak op het paleis, die worden
omschreven als top secret, cosmique en strictement privé.

In het verslag op bladzijde 464 lees ik het volgende: "Om de publieke
opinie te bewerken convoceert de Koning in alle discretie de leiding
van twee Brusselse kranten, La Libre Belgique en Le Soir". Verder:
"Alles wijst erop dat de Koning steun heeft gevraagd voor het nieuwe
kabinet. Op 11 augustus, op het ogenblik dat Eyskens zijn ontslag had
moeten aanbieden, verschijnt in Le Soir een vernietigend artikel over
de regering". Dat lijkt wel een conspiratie of een samenzwering.

Op bladzijde 465 in het verslag stat letterlijk: "De precieze contouren
van de politieke crisis die zich ­ onttrokken aan het oog van het
publiek ­ tussen 4 en 10 augustus afspeelt, zijn nog onduidelijk. Een
en ander wijst erop dat de Koning een regering op de been wil
brengen die ondubbelzinnig de kaart van Katanga kiest". Verder:
"Handelt de Koning uit eigen beweging of onder druk van andere
machten (bijvoorbeeld financiële groepen)". Daar raken wij de kern
van het probleem.

Op 10 augustus 1960 biedt Gaston Eyskens zijn ontslag aan als
eerste minister. De Koning wil echter verder gaan, want hij wilt de hele
regering nekken.

In september 1960 bemoeit de Koning zich onmiddellijk met de
herschikking van de regering. Hij wilt De Schryver niet langer als
minister van Afrikaanse Zaken. De oppositie noemt Harold
d'Aspremont een man van de Koning en de grote maatschappijen.
Harold d'Aspremont wordt minister van Afrikaanse Zaken "tot groot
ongenoegen van Wigny" zoals op bladzijde 468 staat. De rol van de
Koning is onduidelijk in heel die zaak.

Op bladzijde 473 in het verslag staat een cruciale nota van 19 oktober
1960, essentieel voor het dossier, van Weber gericht aan de
kabinetschef van de Koning. Het gaat over Tshombe die ontvangen
moet worden maar geen foto kan krijgen. In die nota staat letterlijk:
"On neutralise complètement (et si possible physiquement...)
Lumumba". Niemand, ook de experts niet, betwistte dat het hier gaat
om een moord. Op dat stuk komt een kantschrift voor van de Koning.
Koning Boudewijn heeft dat dus zelf gelezen.

Het oordeel van de experts hierover is vernietigend. Ik citeer: "De
reactie van de Koning is hetzij naïef, hetzij berekend, maar in elk
geval bezwarend. Volgens ons is er minstens schuldig verzuim."
s'impliquer dans le processus de
démocratisation du Congo. Nous
attendons également beaucoup du
ministre Michel en l'espèce. Une
remise de dettes pourrait
constituer une première étape.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13

Hierbij wil ik drie cynische bedenkingen formuleren. Ten eerste, in
andere omstandigheden heeft diezelfde Koning hoge christelijke en
ethische waarden ingeroepen om het ongeboren leven te
beschermen, te weten tijdens de abortuscrisis. Ten tweede, de
getuigenissen van de zoon van Patrice Lumumba en de heer Van
Lierde waren ontroerend pijnlijk. Zij hadden het over ­ ik citeer: "een
grote liefde van Lumumba voor de Koning". Wanneer men die
uitspraak confronteert met de rol van de Koning... Ten derde, het Hof
heeft nadien van dezelfde, niet-humane houding blijk gegeven tijdens
de Rwanda-crisis en bij zijn steun aan Mobutu. De Koning heeft
Mobutu uitdrukkelijk gesteund. Hij is daar pas mee gestopt toen
Mobutu zelf dreigde een boekje open te doen over de Koning.

Daarnaast is er nog een hele reeks brieven van en aan Tshombe. Er
was een hele vaudeville ­ zoals de experts het noemen ­ want de
Koning schreef brieven aan een vreemd, sterk omstreden staatshoofd
­Tshombe dus ­ zonder medeweten van de regering.

Tot slot, en ik zal u de citaten besparen, heeft niemand minder dan de
commissievoorzitter zelf in Knack van 31 oktober 2001 en in De
Morgen van 24 november 2001 vernietigende teksten geschreven
over de rol van de Koning. Ik heb die teksten overgenomen in mijn
amendement nummer 37. Zij werden door de commissie echter niet
in aanmerking genomen.

Later, in de avond van de discussie, is mijn amendement 37
omgevormd tot twee kleine amendementen, de nummers 197 en 198.
De tekst daarvan wil ik u wel citeren.

Amendement nummer 197 luidt als volgt: "De regering dient de
procedure te voorzien waarbij het Hof steeds controle kan toelaten op
haar financiële participaties of belangen op de Belgische of
internationale aandelenmarkten." Wij willen de Koning dus eigenlijk
helpen. Immers, zelfs vermoedens van participaties zouden zo
worden weggenomen. Het blijft de vraag van waar de enorme inzet
van het Hof kwam, in alle fases van het dossier, telkens opnieuw.
Zelfs de experts suggereren dat het hier om financiële belangen ging.

Amendement nummer 198 luidt als volgt: "Er dient te worden
nagegaan of de Koning al dan niet zijn bevoegdheden te buiten is
gegaan inzake enerzijds, de wetgeving op schuldig verzuim ten
overstaan van personen in nood, en anderzijds, het naleven van de
beperkingen van de Grondwet."

Beide amendementen werden verworpen. Ik wil hieraan toevoegen
dat het niet om alleenstaande feiten gaat. Frans Baert, mij goed
bekend, een gewezen lid van de Kamer van
Volksvertegenwoordigers, is ooit geen minister kunnen worden ­ hij
heeft het me zelf verteld ­ wegens bezwaar van het Hof. Ook in de
zaak-Sabena wordt een interventie van het Hof vermeld. Er is ook de
recente toespraak van de Koning terzake. Het wordt volgens mij tijd
dat het Hof weet wat zijn grondwettelijke plaats is.

Collega's, mijn twee amendementen zijn in de commissie verworpen,
zij het met onthoudingen van SP.A en Agalev. U weet dat wanneer
regeringspartijen zich onthouden, daar wellicht een reden voor is.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Samengevat, ik zal het rapport niet goedkeuren. Waarom niet?
Ondanks de vele correcte en zelfs prachtige dingen die erin staan,
moet ik concluderen dat wij perfect weten hoe Lumumba is vermoord.
Wij zijn als het ware fysiek aanwezig geweest bij die moord. Wij weten
bijna in welke boom welke kogels zijn terechtgekomen. Wij zijn er als
in een filmopname bij geweest.

Toch weten wij een aantal dingen niet. Ten eerste, waarom? Ten
tweede, door wie? Wie zat erachter? Het gaat niet om de man die het
geweer vasthield, maar wie zat erachter? Ten derde, welke belangen
diende de persoon die erachter zat, of welke belangen dienden de
personen die erachter zaten? Ten vierde, hoe zit het met de geheime
fondsen? Ten vijfde, wat waren de motieven van het Belgische
optreden in Congo? Ten zesde, hoe zit het met de Union Minière en
de Forminière? Ten zevende, hoe zit het met de zeven andere
mensen die vermoord zijn? Ten achtste, wat met de juridische
consequenties? Ten negende, wat met de betrokkenheid van de
Belgische regering? En ten tiende, wat met de rol van de Koning?

Collega's, ik stel voor het rapport vandaag niet goed te keuren.
Tenzij... Ik wil hier wel zeggen dat ik niet twijfel aan de intellectuele
eerlijkheid van wie het rapport wel goedkeurt. Ik kom echter in eer en
geweten tot een andere conclusie. Anderen kunnen hun eigen
conclusie trekken. Dat is democratie.

Kortom, ik keur het rapport niet goed, tenzij aan een aantal
voorwaarden voldaan wordt. Een eerste voorwaarde is dat er met
steun van de regering verder onderzoek gevoerd wordt.

Er is inderdaad het rapport dat bij Cassatie en Buitenlandse Zaken ligt
en de nota Brassinne. Ik zou graag weten wat er mogelijk is rond die
10 punten die ik zonet heb opgesomd. Is er een speciaal fonds
mogelijk om dit onverwekte verleden op te ruimen? Het is mijn
overtuiging dat zowel in België als in Congo nog velen met een
onverwerkt verleden leven.

Ten tweede, zou ik willen dat men het heeft over de politieke
verantwoordelijkheid en niet alleen over de morele
verantwoordelijkheid. Of beter nog, dat men het adjectief weglaat en
het enkel heeft over de verantwoordelijkheid van België.

Ten derde, moet men conclusies trekken. Dat houdt in dat België zijn
excuses aanbiedt aan de Democratische Republiek Congo. Dat dit
kan is in Rwanda bewezen. Excuses ook aan de 10 families van de
vermoorde politici ­ Lumumba was immers niet de enige. Excuses
van Congo aan België ook. Ik wil erop wijzen dat er misschien toch
een verschil is tussen de twee dossiers. Men kan bijvoorbeeld
onderzoeken of Lumumba dit geweld heeft proberen te vermijden. Dit
is echter nog niet gebeurd. Heeft de Belgische politiek van 1945 tot
1960, het te vroeg en onvoorbereid verlenen van onafhankelijkheid
aan Congo ook niet een belangrijke rol gespeeld? Die vraag lijkt me in
elk geval legitiem. Ook de Belgische slachtoffers zijn slachtoffers van
onrecht, van geweld. Daarom stel ik voor dat België en Congo zich
samen excuseren voor alle slachtoffers. Voor mij is een slachtoffer,
blank of zwart, een mens die ten onrechte is vermoord of verkracht.
De minister is voldoende diplomaat, zeker in Congo, om dit mogelijk
te maken en ik vraag mij af of voldoende menselijkheid en
breeddenkendheid bij de politici aanwezig is om tot deze oplossing te
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
komen. Dan kan de discussie over de verantwoordelijkheid afgesloten
worden, want ik denk dat de twee landen verantwoordelijk zijn voor
moorden op blanken en zwarten.

Ik zou willen weten hoe men juridisch en wettelijk, de grondwettelijke
consequenties onderzoekt, met inbegrip van die voor het Hof. Ik zou
ook willen dat België zich verder zou inspannen voor een
democratisch Congo. Ik heb dat ook al in de commissies gezegd. De
minister trekt lessen uit het verleden. Onderzoek naar het verleden
heeft pas zin als men bereid is er iets uit te leren. Concreet in verband
met Congo zou dat betekenen dat men in Congo de doodstraf
afschaft. Zo zullen incidenten als die met Mobutu niet meer mogelijk
zijn. Voor België houdt dat in dat men de schulden van Congo
kwijtscheldt, dat men met respect voor de Congolese authenticiteit en
het Congolese volk alles doet om een democratisch Congo mogelijk
te maken.

Ik ben met de minister en met andere Belgische politici in Congo
geweest. Ik heb in de paar dagen dat ik er was van dit land leren
houden. Dit land is al vijftig jaar lang het voorwerp van crisis en
miserie. Toch blijft de doorsnee Congolees optimistisch. Deze
mensen verdienen een beter lot. Maar het huidige politieke
compromis voldoet mij niet. Samen met François Lumumba, de
oudste zoon van de vermoorde president, geloof ik dat felicitaties op
hun plaats zijn. België heeft het inderdaad aangedurfd om de zaak te
onderzoeken. Samen met hem vraag ik dat men niet overgaat tot
financiële tegemoetkomingen, want dat zou slechts een
onaangename bijklank geven. Samen met hem zeg ik ook dat dit
halfweg gestopt is. Men verwacht meer dan eenvoudige morele
verantwoordelijkheid. De huidige stand van zake is onvoldoende. Voor
mij blijft het standpunt dat de regering zal innemen echter essentieel.
In de commissie hebben we zeer terecht gesteld dat wij niet moeten
voorschrijven wat de regering moet doen, maar ik kijk met veel
belangstelling uit naar wat de regering zelf met dit rapport wil doen.
Dat zal uiteindelijk ons ultieme stemgedrag in deze zaak bepalen.
01.04 Eric van Weddingen (PRL FDF MCC): Monsieur le président,
monsieur le vice-premier ministre, chers collègues, selon Ernest
Renan, "les vrais hommes de progrès sont ceux qui ont pour point de
départ un respect profond du passé". Pour être à même de respecter
le passé, il faut le connaître et, pour le connaître, il faut la volonté de
savoir ce qui s'est réellement passé. C'est la démarche,
reconnaissons-le assez exceptionnelle, que notre parlement a voulu
entreprendre en créant la commission dite "Lumumba".

C'est une démarche que la plupart ont entreprise sans tabou ni
préjugé, avec pour unique objectif de faire apparaître la réalité des
faits. A chacun ensuite d'apprécier cette réalité et de se forger sa
propre opinion sur ce passé qu'il convient de respecter sans
l'idolâtrer.

Une difficulté majeure apparaît d'entrée de jeu, une difficulté
quasiment insurmontable. Pour faire oeuvre équitable, il faudrait
apprécier les faits du passé avec les yeux du passé et non avec la
mentalité d'aujourd'hui. C'est la difficulté qu'éprouvera tout un chacun
au moment où il se forgera sa propre opinion. Ce n'est fort
heureusement pas la mission première de la commission qui devait
prioritairement établir les faits.
01.04 Eric van Weddingen (PRL
FDF MCC): Volgens Renan "zijn
de echte vooruitstrevende geesten
zij die uitgaan van een diep
respect voor het verleden". Om het
verleden te kennen, moet men
willen weten wat er zich werkelijk
heeft afgespeeld en dat is de vrij
uitzonderlijke demarche die ons
Parlement met de oprichting van
de zogenaamde commissie-
Lumumba heeft gedaan. Ter wille
van de billijkheid zou men de
feiten uit het verleden moeten
beoordelen met de toen
heersende tijdsgeest als maatstaf
en niet vanuit de huidige
mentaliteit. Dat is de moeilijkheid
waarmee ieder van ons wordt
geconfronteerd als men zijn eigen
opinie wil vormen. Een periode
van anderhalf jaar is veel te kort
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16

La commission était prévue pour un an, elle a duré plus d'un an et
demi. Trop court! Beaucoup trop court pour accomplir un travail
totalement achevé. Ce ne sont d'ailleurs pas les experts qui le
démentiront. La contribution à l'histoire, à la connaissance du passé
est considérable et je remercie et je félicite très sincèrement les
experts pour l'énorme travail accompli.

L'oeuvre est-elle complète? L'oeuvre est-elle parfaite? Certainement
pas. D'autres qui ne seront pas soumis aux contraintes de temps qui
s'imposaient à nous s'emploieront certainement à critiquer, à
compléter et à parfaire le travail entrepris. Je me réjouis dès à présent
de ces contributions futures.

Pour en revenir concrètement au rapport, je vois d'entrée de jeu une
lacune. Un chapitre manque. Il aurait dû figurer en début de rapport. Il
aurait pu aider chacun à appréhender les faits avec un regard plus
proche de celui des contemporains des événements. Ce chapitre
manquant aurait dû décrire la période écoulée entre l'avènement du
premier ministre Lumumba et son éviction du pouvoir. C'est une
période assez terrible. J'ai relu récemment un chapitre de l'ouvrage
d'un professeur canadien à l'Académie militaire de Kingstown ­ et
j'invite d'ailleurs ceux qui sont soucieux d'objectivité à le lire. Ce
chapitre est consacré à la mission de protection des Nations unies au
Congo en 1960 et 1961. Le titre du chapitre est éloquent: "L'horreur,
l'horreur". Lorsqu'on s'y plonge, on ne peut plus lire le rapport avec les
mêmes yeux. On l'examine avec le regard de l'époque. Je crois
qu'une part importante de l'écueil que je citais tout à l'heure est déjà
surmontée.

J'estime que l'absence totale de description de cette période durant
laquelle, reconnaissons-le, Lumumba a fait l'unanimité contre lui,
constitue une grave lacune, tant la connaissance de cette période est
indispensable pour, non pas excuser, mais comprendre la suite des
événements.

S'agit-il de pudeur des experts et de la commission? Certainement.
C'est par un souci semblable que je n'ai pas exigé que ce chapitre
figure au rapport. Mais à la réflexion, c'est peut-être une pudeur mal
placée car elle est de nature à fausser le jugement de nos
contemporains qui sont, en grande majorité, trop jeunes pour avoir
connu les faits.

S'il manque un chapitre, il y en a aussi un en trop. C'est le chapitre
consacré au rôle du Roi Baudouin dans la crise congolaise. Ce
chapitre est démesuré par rapport aux documents répertoriés. Le
rapport n'a malheureusement pas réussi à échapper entièrement à la
mode récente des tentatives de mise en cause de notre monarchie.
Que tous ceux qui, comme moi, éprouvent un attachement raisonné à
l'institution monarchique se rassurent: le rôle du Roi Baudouin dans la
crise congolaise est tout à l'honneur de ce grand souverain, Roi des
Belges, mais aussi souverain des Congolais jusqu'à l'indépendance.
Peut-on réellement imaginer que le Roi se soit désintéressé du sort
du peuple congolais et des milliers de Belges restés sur place? Peut-
on imaginer qu'il ne se soit pas informé sur leur sort par tous les
canaux mis à sa disposition? Certains le lui reprochent. Peut-on
imaginer qu'il n'ait pas tenté, avec toute l'autorité que lui confère sa
fonction, d'influer sur la politique en vue de la meilleure solution
om alles grondig uit te spitten. Het
geleverde werk is niet perfect en ik
verheug mij nu al over
toekomstige bijdragen. Volgens
mij ontbreekt er een hoofdstuk in
het begin van het verslag. Daarin
had men de verschrikkelijke, en in
sommige opzichten gruwelijke,
periode moeten beschrijven die is
verstreken tussen het aan het
bewind komen van eerste minister
Lumumba en zijn afzetting.

Ik kan u allen het boek aanbevelen
van de Canadees Maloney,
professor aan de militaire
academie van Kingston, dat met
name handelt over de
beschermingsmissie van de
Verenigde Naties in Congo in
1960-1961. De titel van het
desbetreffende hoofdstuk is
veelzeggend: "The horror, the
horror".

Is het schroom dat de
deskundigen en de commissie
ervan heeft weerhouden die
periode waarin Lumumba iedereen
tegen zich in het harnas heeft
gejaagd, te beschrijven?
Ongetwijfeld. En het is ook om die
reden dat ik niet heb geëist dat dat
hoofdstuk in het verslag zou
worden opgenomen. Achteraf
bekeken is die schroom wel
misplaatst: zij kan bij onze
tijdgenoten een vertekend beeld
doen ontstaan. Er mag dan al een
hoofdstuk ontbreken, er is er ook
één teveel, namelijk het hoofdstuk
dat gewijd is aan de rol van de
Koning in de Congolese crisis. Dat
hoofdstuk is immers buiten
proportie in vergelijking met de
verzamelde documenten. Bij het
opstellen van het verslag is men
niet volledig ontsnapt aan de
recente tendens waarbij gepoogd
wordt de monarchie in een kwaad
daglicht te plaatsen.

Al wie, net als ik, op een
beredeneerde manier gehecht is
aan de monarchie, weze
gerustgesteld: de rol die koning
Boudewijn in de Congo-crisis
gespeeld heeft, strekt deze grote
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
possible? Peut-on imaginer que le Roi soit resté les bras croisés
pendant que des milliers de Belges et de Congolais couraient des
dangers réels?

Peut-on imaginer qu'il ait laissé le gouvernement à ses déchirements
internes sur les solutions de la crise sans tenter de l'aider à sortir de
l'ornière? Car le Roi n'a rien fait d'autre que d'utiliser pleinement son
pouvoir d'information et d'influence qui, en l'espèce, était un devoir; un
devoir dont le Roi Baudouin s'est parfaitement acquitté dans le
respect de nos principes constitutionnels, puisque aucun acte public
n'a été posé par lui sans contreseing ministériel. M. Harmel nous le
rappelait dans une lettre, dont le président de notre assemblée, ce
matin même, nous a donné lecture au début de nos travaux
d'aujourd'hui.

Le rapport pinaille. Il décortique. Il présume. Il sous-entend. "Peut-
être", souligne le rapport, "que le Roi n'a pas informé le gouvernement
d'un passage d'une lettre l'informant que Lumumba courait un danger.
Peut-être qu'une autre lettre du Roi n'a pas reçu l'accord du
gouvernement". Peut-être, peut-être! Ce qui est certain, c'est que le
rapport, lui, ignore le colloque singulier. Voilà la base des insinuations
aussi mal fondées qu'insignifiantes mais si porteuses sur le plan
médiatique. Durant les derniers mois de la commission, la presse n'a
parlé que de cela, autrement dit de rien. Un rien que d'aucuns ont
subtilement distillé aux médias pour servir leurs visées politiques
contemporaines.

J'ai introduit plusieurs amendements visant à corriger le projet de
recommandation sur ce point. Le texte de compromis, qui fut
finalement adopté, n'énonce qu'une lapalissade, ce qui est à la juste
mesure de ce non-événement.
vorst alleen maar tot eer. Men kon
zich toch niet indenken dat de
Koning zich niets zou hebben
aangetrokken van het lot van de
Congolese bevolking en van de
duizenden Belgen die in Congo
gebleven waren? Dat hij werkeloos
zou hebben toegezien terwijl
duizenden Belgen en Congolezen
in groot gevaar verkeerden? Dat
hij de regering, ten prooi aan
interne verscheurdheid, zou
hebben laten aanmodderen?

De Koning heeft gewoon zijn
macht om informatie in te winnen
en zijn invloed ten volle
aangewend, wat in casu ook zijn
plicht was. Hij heeft echter geen
enkele openbare daad gesteld die
niet door de regering gedekt was.
De brief van de heer Harmel die
vanochtend werd voorgelezen,
sprak boekdelen. Maar in het
verslag wordt aan kommaneukerij
gedaan, wordt er uitgeplozen,
wordt er voorondersteld, wordt er
stilzwijgend uitgegaan van.
"Misschien", zo onderstreept het
verslag, heeft de Koning de
regering niet ingelicht over een
brief waarin stond dat Lumumba in
gevaar verkeerde. "Misschien"
keurde de regering een andere
brief van de Koning niet goed.
"Misschien" dit ..., "misschien" dat
...

Zeker is wel dat dit verslag de
Kroon ontbloot. Zo ontstaan
ongefundeerde en onbeduidende
insinuaties, die echter een enorme
impact hebben in de media.
Tijdens de laatste maanden van
de commissiewerkzaamheden had
de pers het alleen daar nog over.
Nergens over, dus.
Onbeduidendheden die sommigen
de media subtiel influisterden om
hun bedoelingen vooruit te helpen.
Eigentijdse politieke bedoelingen.
Ik heb verscheidene
amendementen ingediend om de
ontwerp-aanbevelingen op dat
punt bij te sturen. De
compromistekst die uiteindelijk
werd goedgekeurd trapt slechts
open deuren in, helemaal in de lijn
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
van dit non-event.
01.05 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Mijnheer de
voorzitter, collega, ik zeg dit zonder ironie. Ik kan respect opbrengen
voor het feit dat u hier uw trouw aan de monarchie betuigt. U zult
begrijpen dat ik een andere visie heb. Wat voor mij echter zwaar valt
­ en daarop hebt u geen allusie gemaakt ­ is de uitnodiging op
theevisite aan hoofdredacteurs van belangrijke kranten van toen.
Deze kranten zijn ook nu nog belangrijk. Het staatshoofd heeft toen
aan de hoofdredacteurs gevraagd om de regeringspolitiek aan te
vallen. Dit is een vorm van "colloque singulier", die toch een klein
beetje minder orthodox is. Het gaat er mij niet om wie gelijk had in dit
conflict. Het regerend staatshoofd heeft zich echter rechtstreeks
gemengd in regeringszaken. Dat is toch moeilijk verdedigbaar.
01.05 Francis Van den Eynde
(VLAAMS BLOK): Je respecte
votre fidélité à la monarchie mais
je trouve que votre invitation à
l'adresse des rédacteurs en chef
des principaux journaux à fustiger
la politique gouvernementale n'est
guère défendable.
01.06 Eric van Weddingen (PRL FDF MCC): Monsieur Van den
Eynde, je ne compte pas recommencer les heures de discussion et
les joutes que nous avons eues, vous et moi, au sein de la
commission. Cela nous entraînerait trop loin. Vous me permettrez,
par conséquent, de ne pas répondre à la question que vous venez de
poser.

Nombreux sont aussi les Belges coopérants, fonctionnaires, anciens
colons ­ certains se sont livrés à moi ­ qui se sont sentis agressés
par la création de la commission. Des milliers d'entre eux ont oeuvré
au Congo, dans des conditions souvent difficiles, avec dignité et sens
de l'intérêt général. Plusieurs y ont été assassinés. A leur égard aussi,
nous avons un devoir de mémoire et de reconnaissance pour la tâche
accomplie.

C'est pourquoi je tiens à rappeler ici ­ mais d'autres l'ont fait avant
moi ­ la principale conclusion des travaux de la conclusion, à savoir:
"Il ne ressort d'aucun document ni d'aucun témoignage dont la
commission a pris connaissance que le gouvernement belge ou l'un
de ses membres a donné l'ordre d'éliminer physiquement Lumumba".
Autrement dit, aucune autorité belge n'est directement impliquée dans
l'assassinat de Patrice Lumumba, décidé et exécuté par des autorités
et katangaises et congolaises.

Le reste, l'éviction politique, les tentatives individuelles avortées, si
elles sont éminemment critiquables, c'est évident, ne s'excusent pas,
mais s'expliquent, par le climat de l'époque et sont extrêmement
difficiles à juger équitablement avec la sérénité dont nous jouissons
aujourd'hui.

En reconnaissant une responsabilité morale dans les circonstances
qui ont conduit à la mort de Patrice Lumumba, la commission a
volontairement, moi y compris, pris un important recul par rapport au
climat de l'époque.

Ce faisant, nous avons implicitement accepté le reproche d'appliquer
un jugement de valeur contemporain à des faits du passé. En effet,
qui, en 1961, et informé comme nous le sommes aujourd'hui de la
réalité des faits, aurait pu conclure à une responsabilité morale?
Probablement personne. Mais nous avons tenu à poser cet acte de
réconciliation.

01.06 Eric van Weddingen (PRL-
FDFMCC): Sta mij toe dit verder
met u te bespreken op een andere
plaats dan in het halfrond.

Wat ik hier wou zeggen is dat veel
Belgen zich bedreigd voelen door
de oprichting van deze commissie.
Duizenden Belgen hebben op een
waardige manier en met gevoel
voor het algemeen belang in
Congo gewerkt. Velen werden er
om het leven gebracht. Hen
moeten wij ook gedenken en
erkentelijk zijn voor het werk dat
ze hebben volbracht.

De belangrijkste conclusie van het
werk van de commissie is dat
geen enkele Belgische
gezagsdrager rechtstreeks
betrokken is bij de moord op
Patrice Lumumba, die werd
bevolen en uitgevoerd door de
Katanganese en Congolese
overheid. De rest wordt verklaard
door het toenmalige klimaat en is
heel moeilijk: een oordeel vellen
op een grafzerk. Door een morele
verantwoordelijkheid te erkennen
heeft de commissie, en ook ik,
afstand genomen van het
toenmalige klimaat.

Wie had in 1961, zoals wij nu
geïnformeerd zijn over de
waarheid van de feiten, kunnen
besluiten tot een morele
verantwoordelijkheid?
Waarschijnlijk niemand! Wij
stonden er op dit teken van
verzoening te geven.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Le rapport de la commission met-il un point final à toute polémique?
Evidemment, non. Bien au contraire. Ceux qui espéraient voir
triompher une thèse par rapport à une autre, ne changeront
probablement pas d'avis. Par contre, tous ceux qui voulaient
sincèrement connaître la vérité historique, auront ­ je le crois ­
progressé dans leur connaissance objective du passé et, je l'espère,
dans le respect de celui-ci. Les historiens poursuivront leur recherche
de la vérité historique, les polémistes développeront leurs
argumentaires; c'est leur rôle. A nous, par contre, il appartenait de
donner un signal fort de notre volonté de réconciliation en profondeur
avec le peuple congolais. Par la création même de la commission,
nous avons donné ce signal. Par notre choix délibéré de ne pas
accabler les responsables congolais et de mettre en exergue les
responsabilités belges, nous avons amplifié ce signal. Depuis deux
ans, notre ministre des Affaires étrangères multiplie les actes
concrets. Aujourd'hui, c'est le parlement tout entier qui tend la main.
C'est avant tout cela qu'il faut retenir des travaux de la commission.
C'est pour cela que je voterai en faveur des conclusions de celle-ci.
Het verslag van de commissie
plaatst uiteraard geen eindpunt
achter de hele polemiek,
integendeel. Maar zij die in alle
oprechtheid de historische
waarheid wilden achterhalen,
zullen er inzake objectieve kennis
van het verleden op vooruit zijn
gegaan en er, zo hoop ik toch, een
groter respect voor opvatten. De
historici zullen hun zoektocht naar
de historische waarheid
onverminderd voortzetten. De
polemici zullen het aantal door hen
opgestelde argumentaties
opvoeren. Voor ons kwam het er
echter op aan, een fors signaal te
geven van ons streven naar een
diepgaande verzoening met het
Congolese volk. Door onze
vrijwillige keuze om de Congolese
beleidsactoren niet met de vinger
te wijzen doch veeleer de
Belgische verantwoordelijkheden
te belichten, hebben wij het door
de oprichting van deze commissie
uitgebrachte signaal extra laten
doorklinken. Sedert twee jaar voert
onze minister van Buitenlandse
Zaken het aantal concrete
actiemaatregelen op. Vandaag
reikt het hele Parlement de hand.
Dit is het, wat wij uit de
werkzaamheden van de
Commissie moeten onthouden, en
dat is meteen ook de reden
waarom ik voor de conclusies van
de commissie zal goedkeuren.
01.07 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, "Travaillez sur ce dossier, je vous en
supplie! Travaillez sur cette affaire qui a gâché et détruit des vies!".
Dit was de uitdrukkelijke vraag van Jacqueline Mpolo tijdens haar
getuigenis op 15 juni. De antwoorden waarop mevrouw Mpolo recht
heeft, hebben we niet gevonden. We hebben echter wel gewerkt en
gezocht voor al diegenen wiens leven verwoest werd. Verschillende
opmerkingen hebben ons duidelijk gemaakt dat heel wat mensen,
zowel Belgen als Congolezen, teleurgesteld zijn. De conclusies zijn te
zwak geformuleerd of evasief. "Ze hebben weer niet gedurfd", of iets
van die aard.

We willen toch benadrukken dat de tekst, onderschreven door zowat
alle democratische partijen, niet vrijblijvend is. Dit is wat we hebben
vastgesteld, met alle mogelijke gevolgen van dien. Vooral aan collega
Willems wil ik zeggen dat we niet alleen de conclusies hebben
goedgekeurd, maar het volledige rapport. De geformuleerde
vaststellingen en aanbevelingen zijn het resultaat van een eerlijke
discussie en debat om tot een consensus over de tekst te komen.
01.07 Leen Laenens (AGALEV-
ECOLO): Bestudeer dit dossier dat
levens heeft vernield.

Nous n'avons pas trouvé trace des
réponses auxquelles Mme Mpolo
a droit et que nous avons pourtant
cherchées longuement.

Nous avons adopté l'ensemble du
rapport, pas uniquement les
conclusions. Cependant, le travail
n'est pas terminé. Nous devons
aller plus loin et traiter toute
l'histoire commune à la Belgique et
au Congo.

Quelques imperfections subsistent
en dépit des sentiments
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
Deze tekst moet een uiting zijn van het zoeken naar waarheid en
gerechtigheid. We hebben tientallen amendementen ingediend
waarvan de belangrijkste werden aangenomen, maar waarmee we
vooral wilden aantonen dat het werk niet af is en dat we moeten
doorgaan.

Met dit betoog wil ik onze interpretatie van de tekst geven en stilstaan
bij enkele onvolkomenheden. Zoals collega's voor mij deden, kan het
niet genoeg worden benadrukt dat de manier waarop we hier een
passage uit onze geschiedenis belichten vrij uniek is en hiermee de
weg heeft geopend om voort te gaan en om ons niet blind te staren op
dat ene belangwekkende feit: de moord. Volgens ons heeft deze
commissie geen zin als het geen begin betekent om het verleden te
verwerken dat Belgen en Congolezen delen. Het is trouwens een van
de aanbevelingen en voor ons kan het belangrijkste resultaat van de
onderzoekscommissie daarin worden samengevat.

Dat verwerken gebeurt vandaag. Hier precies ligt onze politieke
verantwoordelijkheid. Het werk in commissie en de keuze om het
leeuwendeel aan een team van deskundigen toe te vertrouwen blijf ik
verdedigen. Weliswaar zijn er de nodige spanningen geweest, maar
het feit dat wij gevraagd hebben om hun conclusies als team in een
rapport neer te schrijven heeft de grootste spanningen kunnen
neutraliseren. Hun werk kan dan ook alleen ons gemeend respect
wegdragen. Eén zaak blijf ik betreuren en zie ik als een blaam,
namelijk dat we er niet in geslaagd zijn om Congolese deskundigen
als volwaardige leden in het team op te nemen. Tot op vandaag
begrijp ik niet hoe de meerderheid van de leden van de commissie de
aanbeveling van het Afrika-Instituut voor de kandidatuur van professor
Jean Omasombo gewoon naast zich neer heeft kunnen leggen. Zijn
onduidelijke en dubbelzinnige aanstelling als deskundige ad hoc heeft
ervoor gezorgd dat Jean Omasombo zichzelf le nègre de la
commission voelde, in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het
woord. Het blijft een gemiste kans om de Congolese kant van de
Belgische betrokkenheid in beeld te brengen. Als we achteraf de
werkzaamheden van de commissie bekijken, zijn er echter nog meer
gemiste kansen. Dat is volgens ons het gevolg van het feit dat een
onderzoekscommissie zich moet beperken tot de opdracht die haar
toegekend werd en het tijdsbestek dat haar werd toegestaan en dat
tot tweemaal toe werd verlengd. Dat deze commissie heel wat nieuwe
vragen heeft opgeroepen beschouwen wij niet als een signaal van
mislukking maar wel van succes. Het toont vooral aan dat wij ernstig
aandacht moeten besteden aan dat onverwerkte verleden.

Ik wil kort de hoofdzaken van de conclusies overlopen. Eerst is er de
politieke eliminatie. De Belgische overheid heeft bijzonder actief
gewerkt aan de verwijdering van Lumumba van het politieke toneel.
Naast deze officiële Belgische steun was er ook die van Union Minière
dat nauwe banden onderhield met de Belgische politieke wereld en
het koninklijk Hof. Nader onderzoek van het deelrapport van Union
Minière leert ons dat die activiteiten een internationaal karakter
hadden en gesteund werden door buitenlandse extreemrechtse
organisaties. De Belgische regering nam in Leopoldstad onder meer
initiatieven met het oog op politieke destabilisatie en steun aan de
Congolese oppositie. Daarbij deed ze een beroep op geheime
fondsen die aangewend werden om politici te steunen, de
oppositiepers te steunen en undercover acties op te zetten. België
drong aan op de arrestatie van Lumumba om te vermijden dat hij
majoritairement positifs des
commissaires et des experts qui
ont participé aux travaux de la
commission d'enquête. Nous ne
sommes pas parvenus à désigner
un expert congolais comme
membre à part entière de notre
équipe. Jean Omasombo avait
l'impression d'être "le nègre de la
commission" dans tous les sens
du terme. C'est regrettable à mes
yeux. Et nous avons manqué
plusieurs autres occasions d'agir
comme il se devait, parce qu'une
commission d'enquête doit se
borner à remplir sa mission et doit
s'y atteler dans le délai imparti.
Les nombreuses questions
soulevées par ce rapport me
semblent être un signe de
réussite.

Les autorités belges ont pris une
part active à l'éviction de
Lumumba de la scène politique.
En outre, l'Union Minière, qui
entretenait des contacts étroits
avec le gouvernement et le Palais
royal, a joué dans cette affaire un
rôle important.

Bruxelles a conseillé à Kasa Vubu
de procéder à l'arrestation de
Lumumba et, si possible, de
l'évincer de la scène politique. Il
est impossible d'interpréter cela
d'une seule manière.

Cette enquête ne nous a pas
appris grand-chose de concret au
sujet de l'assassinat lui-même. Il
est très difficile de démontrer s'il
s'est agi d'un meurtre avec
préméditation. Mais grâce à cette
enquête, nous disposons d'une
chronologie rigoureuse des
événements.

La commission est arrivée à la
conclusion qu'un certain nombre
de membres du gouvernement
belge et d'autres acteurs de la
scène politique belge sont
moralement responsables des
circonstances qui ont conduit à
l'assassinat de Lumumba.

On peut aussi interpréter de
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
opnieuw aan de macht zou komen na zijn afzetting als eerste minister
door president Kasa Vubu. Kasa Vubu werd daartoe op zijn beurt
gestimuleerd en geadviseerd vanuit Brussel. Toen deze arrestatie niet
het gewenste effect had ­ want Lumumba bleef politiek invloed
uitoefenen ­ moest hij zo sterk mogelijk geïsoleerd worden om zijn
élimination définitive dixit minister van Afrikaanse Zaken d'Asprémont-
Lynden van het politieke toneel te verzekeren. Een eenduidige
verklaring van wat dit concreet kon inhouden kan niet worden
gegeven.

Vervolgens is er de fysieke eliminatie. Er wordt een onderscheid
gemaakt tussen diverse plannen of pogingen om Lumumba te
vermoorden en de uiteindelijke moord op 17 januari. Het onderzoek
heeft heel wat materiaal opgeleverd dat aantoont dat er verschillende
plannen en pogingen tot moord zijn geweest. Er zijn zelfs twee
plannen geweest die naast een particuliere ook een uitgesproken
officiële signatuur hadden. Over de moord op 17 januari heeft het
onderzoek weinig opgeleverd. Dat is niet toevallig. In het geval van
moord met voorbedachte rade zal immers worden geprobeerd om alle
mogelijke bewijslast te vermijden of te verbergen. Eenvoudig gesteld:
wie heeft ooit in een proces van een moordzaak het bewijs zwart op
wit neergeschreven gevonden, met de moordenaar, de dag en het
uur?

Alle informatie betreffende de moord berust bovendien op
getuigenissen die om verschillende redenen weinig betrouwbaar zijn.
Het onderzoek heeft wel een strikte chronologie van de
gebeurtenissen opgeleverd.

Dit wil niet zeggen dat het verslag geen belangrijke zaken aanbrengt,
want het is duidelijk aangetoond dat de Belgische regering aanstuurde
op de overbrenging van Lumumba naar Katanga. Bovendien toont het
verslag duidelijk aan dat België de opdracht gaf om mee te werken
aan de realisering van die transfer. De commissie besluit, ik citeer: "In
het licht van wat voorafgaat, met de normen inzake publieke moraal
van vandaag en zonder te treden in toenmalige persoonlijke morele
afwegingen, komt de commissie tot de conclusie dat sommige
Belgische regeringsleden en andere Belgische actoren een morele
verantwoordelijkheid dragen in de omstandigheden die tot de dood
van Lumumba hebben geleid".

Ik beklemtoon het belang dat ik hecht aan de morele
verantwoordelijkheid. Laten we eerst even ingaan op wat op het
eerste zicht het eigenlijk onderwerp was van het onderzoek: de moord
en mogelijke Belgische betrokkenheid. Zoals gezegd weten we
bijzonder weinig over de eigenlijke moord. Hij werd om 21.43 uur
vermoord op 17 januari in de aanwezigheid van minstens één Belg.
Dat is niet alles wat erover te vertellen valt. Vast staat immers dat
België officieel betrokken was bij de overbrenging en dat die
overbrenging leidde naar moord. En die overbrenging was niet
zomaar het gevolg van omstandigheden. De omstandigheden dat in
het militaire kamp Hardi, waar Lumumba gevangen zat, muiterij
dreigde. Neen, het gaat om een strategie die al heel wat vroeger werd
ontwikkeld. Reeds begin december was die overbrenging een reële
mogelijkheid en zelfs eind september werd al een dergelijke actie
beoogd.

De vraag moet worden gesteld wat de betekenis kon zijn van die
plusieurs manières la
recommandation de "transférer"
Lumumba. On ne connaissait pas
toujours les ordres donnés aux
officiers et aux fonctionnaires
belges ni ceux qui les leur
donnaient.

Le transfert de Lumumba pouvait
déboucher sur l'élimination
physique de l'intéressé. Le
gouvernement belge en était
conscient. Il n'a pas empêché
l'exécution de Lumumba. Or, la
commission estime qu'il était
cependant en mesure de
l'empêcher.

Déterminer une responsabilité
juridique signifierait réduire l'affaire
à des faits avérés et minimiser les
événements. Les coupables ont
été désignés. En optant pour la
responsabilité morale, nous y
incluons non seulement les faits
mais aussi les circonstances de
l'assassinat. Une responsabilité
historique aurait également été
réductrice des événements. Le
concept de responsabilité morale,
en revanche, est assez large et
permet de lancer un appel au
gouvernement actuel.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
overbrenging. Een mogelijk antwoord is: hem overbrengen naar een
"veilige gevangenis". Want het was duidelijk dat Lumumba in
gevangenschap in de nabijheid van Leopoldstad nog altijd een politiek
gevaar betekende. Voor Marlière betekende dat veilig aspect echter
ook "à l'abri de l'ONU"; een plek waar de Verenigde Naties niet kon
ingrijpen. De Verenigde Naties kon in Katanga minder goed de
toestand controleren dan in de rest van Congo, want in Katanga werd
het gebied voor het grootste deel gecontroleerd door Katangese
militairen en inlichtingendiensten die werden uitgebouwd door en
onder supervisie van Belgisch personeel. Dit is een delicaat punt,
want officieel had dit personeel wel de Belgische nationaliteit en was
het in Belgische dienst, maar het was geaffecteerd en stond ook
onder Congolees bevel. Dit was zo voorzien in het vriendschaps-,
bijstands- en samenwerkingsverdrag dat onder meer technische
ondersteuning door België beoogde.

Afgezien van het feit dat Katanga als staat niet was erkend en België
er dus per definitie geen technische ondersteuning aan kon verlenen,
is het belangrijk dat de conclusies met betrekking tot die Belgische
ambtenaren en officieren de volgende zijn, ik citeer: "Wat hun
opdrachten betreft en wie hun opdrachtgevers waren, was niet steeds
duidelijk. Niettegenstaande het statuut voorzag in de
terbeschikkingstelling van de Congolese overheid". De betekenis van
die zin kan niet worden overschat want iedere Belg die van ver of
dichtbij betrokken was bij de gebeurtenissen in Elisabethstad die 17
de
januari ­ en dat zijn er nogal wat ­ beweerde immers machteloos te
zijn want handelend onder bevel van de Katangese regering.

Laten we nog even voortgaan in de vraagstelling wat uiteindelijk met
Lumumba moest gebeuren. Een langdurige detentie op Katangees
grondgebied was een zeer moeilijke zaak, want internationaal zou het
de regering Tshombe nog meer compromitteren. Ook in Katanga was
Lumumba een politiek gevaar. De pro-Lumumbistische troepen
bezetten daar het noordelijk deel van het Katangese grondgebied. Dit
alles in acht genomen, kan men moeilijk uitsluiten dat de
overbrenging gebeurde met het oog op fysieke eliminatie. Het
onderzoek heeft enkele zaken aan het licht gebracht die erop wijzen
dat de autoriteiten in Brussel zich daarvan bewust moeten zijn
geweest. Vanuit dit perspectief lijkt het erop dat de conclusies
elementen bevatten die neerkomen op een negatieve bewijslast. De
Belgische regering stuurt wel aan op de arrestatie en de
overbrenging, maar vraagt geen garanties voor een juridisch correcte
behandeling of de fysieke integriteit van Lumumba.

Evenmin werd actie ondernomen om een correcte gang van zaken in
Katanga te verzekeren om de executie te verhinderen. Impliciet
betekent dit dat de commissie erkent dat de Belgische regering de
mogelijkheid bezat om dit alles wel te doen. Bovendien heeft de
commissie niet de gelegenheid gehad de laatste overlevende van de
vier aanwezige Belgen bij de moord te horen.

Laat het duidelijk zijn dat voor ons België een bijzonder grote
verantwoordelijkheid draagt voor die moord. Wat moeten wij verstaan
onder morele verantwoordelijkheid? Het vaststellen van juridische
verantwoordelijkheid zou neerkomen op een minimalisering ervan.
Men zou zich noodgedwongen moeten beperken tot die elementen
waarvoor men harde bewijzen kan leveren. In de praktijk betekent dit
dat men zichzelf slachtoffer maakt van de tactiek om werkelijke
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
bewijslast te vermijden of te laten verdwijnen. Toegegeven dat het niet
verlenen van bijstand aan personen in nood zeker van toepassing is
voor heel wat van de betrokkenen. Dit artikel van het strafrecht is al
van toepassing op 17 januari. Jean Van Lierde heeft er in zijn
getuigenis terecht op gewezen dat dit in het strafrecht in België werd
ingebracht op 6 januari 1961. Veeleer dan de beschuldigingen van
enkele individuele personen waarvan de meesten reeds overleden
zijn en waarvan geweten is dat zij niet de enige schuldigen waren,
willen wij alle twijfel wegnemen dat de zaak afgehandeld zou zijn: de
schuldigen zijn benoemd, en daarmee uit. Nee, een morele schuld
breidt de verantwoordelijkheid uit van de feitelijkheden van de moord
naar de omstandigheden. Terwijl het vaststellen van een politieke
verantwoordelijkheid een zeker gevaar inhoudt dat de zaak zou
worden gehistoriseerd en de schuld bijna exclusief bij de toenmalige
regering zou worden gesitueerd, is de reikwijdte van die morele
schuld erg ruim en sluit ze duidelijk een vraag in aan de huidige
regering om haar verantwoordelijkheid te nemen.

Voorzitter: Herman De Croo, voorzitter.
Président: Herman De Croo, président.
In het kader van de strijd tegen Lumumba is België rechtstreeks
tussengekomen in een binnenlandse Congolese aangelegenheid en
dit op verschillende manieren, ook militair. Hiermee schond België de
beginselen van non-interventie zoals bepaald door de Verenigde
Naties. Daarvoor kunnen geen beweegredenen van humanitaire aard
worden ingeroepen. België mengde zich ook in de binnenlandse
aangelegenheden door het steunen van anti-Lumumba-propaganda,
het aanzetten tot burgerlijke ongehoorzaamheid, het onderzoek naar
de mogelijkheid tot staatsgreep en fysieke eliminatie en het omkopen
van politici. Nog geen twee weken na de onafhankelijkheid schond
België de democratische grondbeginselen waarmee het zelf de
Congolese republiek had uitgerust. Een advies van professor David
op vraag van de onderzoekscommissie stelt zonder omwegen: "l'aide
ou l'encouragement de la Belgique à l'arrestation et/ou à l'exécution
de Patrice Lumumba peuvent être qualifiées d'activités subversives
ou d'interventions dans la lutte intestine du Congo, donc comme des
violations des textes précités", te weten zoals in verslag is vernoemd,
de VN-resoluties 2131 en 2625 inzake de non-interventie van een
staat in een andere staat. De Belgische staat heeft dus op
verschillende punten het internationaal recht geschonden en heeft niet
alleen Lumumba, maar ook Congo als geheel grote schade
berokkend. Professor David vermeldt ook nog wat daarvan de
juridische gevolgen kunnen zijn: "L'Etat lésé est en droit d'obtenir de
l'Etat qui a commis un fait internationalement illicite, une réparation
intégrale sous une ou plusieurs formes de réparation: restitution en
nature, indemnisation, satisfaction et assurance des garanties de non-
réquisition."
La Belgique s'est immiscée dans
une affaire intérieure et a foulé aux
pieds les droits fondamentaux du
Congo, moins de deux semaines
après la déclaration
d'indépendance du pays.

Deze feiten kunnen worden
beschouwd als "een schending
van de bovenvermelde teksten".

Les conventions des Nations
Unies 21, 31, 2625 portent sur la
non-ingérence d'un Etat dans les
affaires d'un autre Etat. Le
professeur David évoque
également les conséquences
politiques mais aussi celles qui
concernent les indemnisations.
Wat de schadeloosstelling betreft, vermeldt hij ook
nog: "l'indemnisation couvre tout dommage susceptible d'évaluation
économique subi par l'Etat lésé et peut comprendre des intérêts et, le
cas échéant, le manque à gagner."
Dit kan bijvoorbeeld leiden tot de
verplichte schadeloosstelling, tot
de garantie dat de feiten niet
herhaald zullen worden en tot het
recupereren van de interesten en
eventueel van de gederfde
inkomsten.
Dit betekent dat België naast het aanbieden van officiële La Belgique est donc également
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
verontschuldigingen aan het Congolese volk ook verplicht is tot een
schadevergoeding zoals het rechtssysteem dit voorziet in het geval
van de gepleegde inbreuken. De omvang van die schade kan niet
worden berekend, maar is immens. De Belgische regering moet dan
ook zien dat zij bijkomende middelen kan vrijmaken om in een
symbolische, maar fundamentele vergoeding te voorzien. In die
middelen kan worden voorzien, zoals door verscheidene collega's
aangehaald, voor schuldkwijtschelding, maar ook ­ dit lijkt ons het
belangrijkste ­ voor werken die de sociale, ecologische en
economische heropbouw van Congo ten goede komen. Het eigenlijke
slachtoffer is immers niet de Congolese Staat, maar de Congolese
bevolking. Die schadevergoeding moet dan ook hen ten goede
komen. Daarnaast is het ook belangrijk om nu in het Belgisch
Parlement vandaag officieel vast te stellen dat corruptie en politieke
eliminatie door middel van staatsgreep of moord niet eigen zijn aan
Congolese normen of tradities.

Deze Afrikaanse praktijken hebben geen exclusief Congolese origine,
maar blijken even goed onder Belgische invloed geïnstalleerd of
gepropageerd te zijn geweest.
tenue à une indemnisation, qui est
toutefois immense. Une remise de
dettes et le soutien à des projets
profitables à la population
congolaise me semblent offrir des
perspectives car c'est cette
dernière et non pas l'Etat qui est la
véritable victime. Nous devons
savoir que la corruption et les
coups d'Etat qui sévissent en
Afrique ont selon toute
vraisemblance été induits par les
régimes occidentaux. Nous
devons réparer le mal que nous
avons causé.
Délégation étrangère
Buitenlandse delegatie

Le président: Mes chers collègues, monsieur le vice-premier ministre, nous avons le plaisir d'accueillir
dans les tribunes son excellence le président de la République de Bulgarie, M. Parvanov, et sa très
importante délégation.

Monsieur le président, je vous salue. (Applaudissements)

Bespreking (voortzetting)
Discussion (continuation)

Wij zetten de bespreking voort.

Mevrouw Laenens, u kunt uw uiteenzetting voortzetten.
01.08 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): De rol van de
Staatsveiligheid. De Staatsveiligheid was duidelijk betrokken bij het
subversieve netwerk. Onder het mom van anticommunisme mocht
het Congolese bewustzijn, het Congolese nationalisme van Patrice
Lumumba, geen eerlijke kans krijgen. Uit onze aanbevelingen blijkt
eens te meer dat de Veiligheid van de Staat nog meer onder
parlementaire controle moet komen. Ik zeg eens te meer, omdat
hierop reeds in aanbevelingen van andere commissies werd
gewezen. Dit betekent uiteraard niet dat de Veiligheid van de Staat
zijn rapporten in de kranten moet publiceren, wel dat er met de nodige
verantwoordelijkheidszin binnen het Comité I over de zaken van
staatsveiligheid ten gronde moet kunnen worden overlegd.

Over de rol van het koningshuis wil ik kort zijn. Ik onderschrijf volledig
wat in de aanbevelingen staat. Ik durf zelfs te zeggen dat het
koningshuis zijn koninklijk boekje te buiten ging, zijn
verantwoordelijkheid moet opnemen en kijkt in welke mate zij tot een
vorm van eerherstel kan bijdragen. Daarnaast zal de discussie inzake
het koningshuis ­ waarvan de zaak-Lumumba slechts één aspect is ­
in een afzonderlijke politieke discussie moeten worden beslecht ­
weliswaar subtiel, zoals de heer Schalck heeft beklemtoond.
01.08 Leen Laenens (AGALEV-
ECOLO): La Sûreté de l'Etat était
également concernée. La
commission recommande que la
Sûreté de l'état soit davantage
soumise au contrôle du Parlement.

En ce qui concerne le rôle de la
Cour, je me rallie aux
recommandations de la
commission. La question de la
Maison Royale devrait être
abordée sereinement au cours
d'un débat distinct et pas
seulement dans le cadre de
l'affaire Lumumba.

La reprise des relations entre la
Belgique et le Congo constitue le
fondement de l'enquête. Nous
devons commencer par nous
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25

Het onverwerkte verleden. De commissie is na veel maanden van
onderzoek en reflectie van oordeel dat bij de Congolese zowel als bij
de Belgische bevolking sprake is van een onverwerkt verleden. Dit
toont aan dat het onderwerp nog steeds heel gevoelig ligt en een
bijzonder grote betekenis heeft voor Belgen én Congolezen. Het toont
aan dat het dieperliggende onderwerp van het onderzoek niet de
moordzaak was, maar de verhouding tussen beide volkeren. Deze
verhouding is en blijft in belangrijke mate problematisch omdat ze
gebaseerd is op misverstanden, wantrouwen en een gebrek aan
zelfkritiek. Dat geldt voor beide volkeren, maar wij moeten in de
eerste plaats onszelf bevragen.

Zo bepaalde de algemeen aanvaarde publieke opinie dat Congo te
snel de onafhankelijkheid had bekomen en die nog niet aankon. Een
gevolg hiervan was dat België zich de macht en de kennis toe-
eigende om te bepalen welke politici in staat waren om het land te
besturen. Een dergelijke politiek had tot gevolg dat het Congolese
volk in 1960 de democratie werd ontnomen en ze nooit heeft kunnen
herwinnen. Omdat het onderzoek op dergelijke problemen heeft
gewezen, is het mogelijk dat de Lumumba-commissie de basis van
een nieuwe dialoog kan worden, gebaseerd op gelijkwaardigheid en
wederzijds respect. Het was belangrijk dat het onderzoek op Belgen
én op Congolezen betrekking had. Heel wat kolonialen voelen zich
immers tot op vandaag evenzeer in de kou staan. Dat werd bevestigd
op een recent colloquium naar aanleiding van het verschijnen van het
boek van Peter Verlinden, "Weg uit Congo".

Ik heb mij in naam van alle betrokkenen geëngageerd ervoor te
zorgen dat ook dit niet in de doofpot verdwijnt. Voor heel wat Belgen
was Congo hun thuis. In hoeverre is België ooit een thuis voor
Congolezen geweest? Verdere studie van dat verleden moet dan ook
gebeuren door samenwerking tussen onderzoekers uit beide landen.
Voor België lijkt het ons aangewezen dat het Afrika-Instituut wordt
uitgerust om dergelijk onderzoek en debatten terzake te coördineren.
Ik maak de vergelijking met het Soma, het Studie- en
Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij.

Ik onderstreep dat het onderzoek tweeërlei moet zijn. Structureel
moet een onderzoeksplan worden opgesteld om de gehele kolonisatie
en dekolonisatie interdisciplinair te besturen.

Dit gebeurt in samenwerking met bestaande onderzoeksinstellingen in
Congo of via een programma van capaciteitsopbouw in Congo zelf.

Naast een strikt wetenschappelijk onderzoek moet het evenwel ook
ruimte bieden voor een waarheidscommissie waarin elke getuigenis
een plaats krijgt. Dit moet toelaten ons niet te beperken tot de
historische feiten, maar ons ook te buigen over de persoonlijke en
emotionele zijde van de Belgisch-Congolese betrekkingen.

Ik zal een wetsvoorstel indienen om de opdracht van het Afrika-
Instituut in die zin aan te passen en ik hoop dat de regering het zal
steunen, naar aanleiding van de concretisering van de aanbevelingen
van de onderzoekscommissie. De commissie is het bovendien
zichzelf verplicht haar werk te evalueren.

Tot slot nog dit. Belgen in Congo, Congolezen in België, Belgisch-
interroger. La commission peut
constituer l'amorce d'un nouveau
dialogue. L'enquête concerne des
Belges comme des Congolais.
Pour de nombreux Belges, le
Congo était leur patrie mais dans
quelle mesure les Congolais se
sentaient-ils chez eux au Congo?

L'Institut africain doit pouvoir
disposer des moyens nécessaires
à la poursuite de l'enquête. Il doit
pouvoir concrétiser les constats de
la commission. Peut-être
pourrions-nous même créer une
commission de la vérité. J'ai
préparé une proposition de loi à ce
sujet.

La commission se doit également,
pour elle-même, d'évaluer son
travail.

Il faut une réhabilitation visible.
Pourquoi, par exemple, l'avenue
Léopold II ne deviendrait-elle pas
l'avenue Lumumba? Ce serait une
manière d'associer la population
aux résultats de la commission
d'enquête, ce qui constitue, du
reste l'une des recommandations
de cette dernière.

Le moment est venu d'épurer le
passé colonial, ce qui s'est
également fait à Durban.

J'espère que la commission du
Sénat apportera davantage de
précisions sur le pillage des
matières premières. Cet élément
revêt une importance primordiale,
puisque les matières premières
financent les guerres.

Dans l'Est du pays, la guerre fait
chaque semaine 5000 victimes. Si
nous perdons de vue cette réalité,
nous risquons d'alimenter l'idée,
très présente en Afrique après les
attentats du 11 septembre, que
certains morts ont plus de valeur
que d'autres.

La mort de M. Lumumba a sonné
le glas de la démocratie
congolaise naissante. Nous
devons adresser nos sincères
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
Congolezen en Afrikaanse Belgen. Als de commissie in haar
conclusies de hoop uitspreekt dat haar werkzaamheden zullen
bijdragen tot een betere verstandhouding, dan moet de Belgische
samenleving van hieruit in haar geledingen vertrekken en niet alleen
voor Congolezen in Congo, maar ook voor degenen die in België
wonen, initiatieven nemen met het oog op die gelijkwaardigheid.

Inhoud en uitwerking van een dergelijk project gebeuren best in
overleg met de vertegenwoordigers van de vele Afrikaanse
organisaties en verenigingen in België. Een eerste stap zou erin
kunnen bestaan een centrum op te richten als knooppunt voor de
Afrikaanse gemeenschappen.

Als signaal van een werkelijk engagement pleiten wij voor een
zichtbaar eerherstel. Waarom zouden alle Leopold II-lanen niet
worden omgedoopt tot Patrice Lumumba-lanen? Immers, het is
geweten dat de politiek van Leopold II in Congo een zwarte bladzijde
uit onze geschiedenis is. Niet alleen de afgehakte handen getuigen
hiervan, maar ook dat veel van de enorme weelde en uitstraling van
Oostende, Antwerpen en Brussel ­ denk aan Tervuren ­ werd
gefinancierd met opbrengsten van de rubberplantages uit Congo.
Waarom geen standbeeld plaatsen van Patrice Lumumba
gerealiseerd door kunstenaars in de Brusselse Matongewijk? In het
Midden-Afrikamuseum zou de zaal waar de dekolonisatie in beeld
wordt gebracht, de Lumumba-zaal kunnen worden genoemd.

Via zulke zichtbare tekenen betrekt men de bevolking dagelijks bij de
realiteit van het verleden. Dat is een van de aanbevelingen.

Sommige sprekers verwezen reeds naar de belangrijke redevoering
van minister Michel in Durban en naar de wijze waarop hij de
conferentie aldaar van de ondergang redde. Dit getuigt volgens mij
van het besef dat de tijd rijp is om het koloniaal verleden te zuiveren.

De toespraak van Patrice Lumumba ter gelegenheid van de
onafhankelijkheid, had evengoed in Durban kunnen worden gehouden
en zou er zeker bijval hebben geoogst, want hij onderschreef volledig
wat de VN-conferentie tegen racisme stelde, met name dat men niet
te snel de spons mag vegen over het koloniaal verleden van veel
volkeren.

Laten wij ook de oorlog niet vergeten.

Ik hoop dat het lopende onderzoek in de Senaatscommissie naar de
grondstoffenroof klaarheid brengt inzake een bepaald aspect van de
specifieke en complexe relatie tussen België en Congo, met name de
grondstoffenrelatie. Niet alleen is dit een bron van financiering, maar
ook een perfide bron van financieren van een oorlog.

Laten wij evenmin vergeten aandacht te besteden aan een oorlog
waarbij alleen al in de oostelijke regio wekelijks vijfduizend
slachtoffers vallen. Immers, zoals de Congolese getuigen zegden, als
men die vijfduizend doden die wekelijks vallen, vergelijkt met de
vijfduizend doden na de terroristische aanslag van 11 september in
New York, dan kan men niet anders dan besluiten dat een dode niet
overal evenveel waard is. Met andere woorden, in Amerika en in
Europa ligt de pijndrempel veel lager dan in Afrika.
excuses aux familles et à la
population du Congo et prendre
des engagements très clairs à
l'égard des citoyens de ce pays.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
Voor sommigen zal het misschien ironisch overkomen dat een
onderzoek over de moord op Patrice Lumumba, aanleiding zou zijn
om de Belgisch-Congolese verhouding te versterken en te verbeteren.
Voor de groenen echter niet, want de foltering en de moord op
Lumumba, Mpolo en Okito betekende meteen ook de moord op de
ontluikende Congolese democratie. Hiervoor dragen wij allen een
enorme morele verantwoordelijkheid.

Liever dan een juridische vervolging in te stellen naar de enkele
overlevenden die terzake kunnen worden geduid, verzoeken wij de
regering uitdrukkelijk officiële verontschuldigingen aan te bieden aan
de drie families en aan de Congolese bevolking en dit niet te
beschouwen als een louter symbolische ­ zij het erg belangrijke ­
daad, maar als een engagement ten aanzien van de Congolese
gemeenschap, zoals door sommige collega's en door mij werd
uiteengezet.

Als dit het resultaat van het werk zou zijn, kan Lumumba misschien
eindelijk in vrede rusten en de plaats krijgen die hij verdient. Hij was
geen god, noch een duivel, maar gewoon een politicus die werkte
voor een betere wereld. Net zoals Mandela.
01.09 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Wanneer gaat u
verontschuldigingen vragen voor onze slachtoffers daar?
01.09 Francis Van den Eynde
(VLAAMS BLOK): Quand
demanderez-vous enfin des
excuses pour nos victimes?
01.10 De voorzitter: Dat hebt u al gezegd.
01.11 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Wanneer gaat u
dat doen? Ga u gang, mevrouw, maar u shockeert een grote
meerderheid van de openbare opinie.
01.11 Francis Van den Eynde
(VLAAMS BLOK): Vos
déclarations ne manqueront pas
de choquer des milliers de Belges.
01.12 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Collega Van den Eynde, u
hebt niet goed naar mijn betoog geluisterd. Ik heb heel duidelijk
verklaard dat ik het engagement neem om ervoor te zorgen dat de
verhalen van de Belgische slachtoffers niet in de doofpot verdwijnen.
01.12 Leen Laenens (AGALEV-
ECOLO): Apparemment, vous
avez écouté mon intervention
d'une oreille distraite. J'ai exposé
les faits selon le point de vue des
deux parties.
01.13 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): U hebt niet
gesproken over verontschuldigingen tegenover onze slachtoffers.
01.13 Francis Van den Eynde
(VLAAMS BLOK): Mais vous
n'avez pas demandé que le Congo
présente ses excuses.
01.14 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Ik wil niet op de zaken
vooruitlopen.
01.15 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Daarover hebt u
niet gesproken!
Mededeling van de voorzitter
Communication du président

Collega's, men heeft mij gevraagd om na deze plenaire vergadering in het huis van de parlementsleden
een zaal ter beschikking te stellen waar de zoon van Patrice Lumumba een persconferentie wenst te
houden.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
Je vous informe qu'à l'issue de la séance plénière, le fils de M. Patrice Lumumba tiendra une conférence
de presse à la Maison des parlementaires.

Je crois qu'il était normal que j'agisse de la sorte.

Bespreking (voortzetting)
Discussion (continuation)

Le président: Nous poursuivons la discussion.

Mevrouw Coenen, mevrouw Laenens heeft straks tamelijk lang gesproken.

J'aimerais donc vous demander, lorsque ce sera votre tour de prendre la parole, d'être aussi concise que
possible. Ce n'est pas parce que votre groupe parle par la bouche de trois charmantes dames qu'il peut se
permettre d'allonger le temps de parole qui a été convenu en Conférence des présidents.
01.16 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Mijnheer de
voorzitter, sommige zaken ontsnappen mij. Agalev-Ecolo is één
fractie. Dat heeft men mij altijd verteld, maar toch hebben al drie
sprekers uit die fractie het woord gekregen.
01.16 Francis Van den Eynde
(VLAAMS BLOK): Je constate
d'ailleurs que Mme Coenen
souhaite à nouveau prendre la
parole. Il s'agira de la troisième
intervention au nom des Verts.
Devons-nous en conclure
qu'Agalev et Ecolo forment
soudain à nouveau deux groupes
distincts?
01.17 De voorzitter: U was afwezig op de Conferentie van
voorzitters. Daar werd gezegd dat iedere fractie ongeveer 30 minuten
spreektijd krijgt. Of men die tijd alleen vol spreekt, zoals u, of men
doet dat met 17 sprekers, blijft gelijk.
01.18 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Ik heb toch de
indruk dat hun spreektijd al zwaar overschreden is.
01.19 De voorzitter: Nog niet, maar binnenkort zal dat wel het geval
zijn.
01.20 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter, ik
vraag het woord in verband met het verloop van de werkzaamheden.
Ik wil de verantwoordelijkheid op mij nemen voor het overschrijden
van mijn spreektijd, maar het belang van de
commissiewerkzaamheden verantwoordt dat.
01.20 Leen Laenens (AGALEV-
ECOLO): L'importance de notre
travail justifie un temps de parole
un peu plus long.
01.21 De voorzitter: Mevrouw, als iedereen die zijn betoog belangrijk
vindt de spreektijd zou overschrijden, dan hadden wij nooit gedaan.
Dat is een kwestie van zelfdiscipline.
01.21 Le président: S'il fallait
accorder un temps de parole
supplémentaire à chaque
parlementaire qui considère sa
propre intervention comme très
importante...
01.22 Daan Schalck (SP.A): Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn tijd
niet overschreden. Daarom meen ik dat mevrouw Coenen, na
anderhalf jaar hard werken, een beetje van mijn tijd kan krijgen.
01.22 Daan Schalck (SP.A): Je
cède volontiers une partie de mon
temps parole inutilisé à Mme
Coenen.
01.23 Le président: C'est de la galanterie parlementaire, mais
n'abusez pas!
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
01.24 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Monsieur le
président, on n'abuse jamais des bonnes choses, comme de prendre
la parole à cette tribune, par exemple. Contrairement à ce que mon
collègue Jacques Lefevre nous a dit ce matin, je soulignerai qu'avec
la décision de mettre en place cette commission d'enquête sur
l'assassinat de Patrice Lumumba, nous avons, je crois, enclenché un
processus dynamique et engrangé des résultats positifs.

Le sujet: une controverse historico-politique sur un épisode de notre
histoire. La Belgique est-elle oui ou non impliquée dans l'assassinat
de Patrice Lumumba? Le parlement ose ouvrir cette page difficile de
notre histoire politique, histoire de la décolonisation voire même de la
colonisation. Ce n'est pas rien. Philippe Raxhon, un des experts,
disait dans une interview: "C'est même peut-être la première fois
qu'une commission d'enquête parlementaire se penche sur son
propre passé colonial. Cette démarche est en elle-même porteuse de
sens mais, il faut le reconnaître, les réponses apportées ne sont sans
doute pas à la hauteur des espoirs de certains."

Un passé colonial. Il faut le reconnaître, notre travail a été concentré
sur la seule question interpellante limitée à la Belgique: les autorités
belges ont-elles une responsabilité dans l'assassinat de Patrice
Lumumba? Cet effort d'objectivation que nous avons entrepris nous
ouvre officiellement aussi la porte à un travail de relecture de notre
histoire nationale. La Belgique fut un Etat colonial, le Congo, pays
quatre-vingts fois plus grand que la Belgique, a été intégré dans un
projet économique, politique et religieux. Oui, la Belgique, comme
Etat colonisateur, a mis en place un système qui reposait sur un
apartheid dit "bon-enfant" ­ je plagie Van Bilsem dans ses mémoires.
Il y avait le monde des blancs et celui des noirs; la cité blanche, la cité
noire.

François Ryckmans, dans une de ses émissions de radio sur
l'indépendance, a enregistré un tout petit témoignage porteur de sens.
La veille de l'indépendance, un Africain demande à une dame blanche
pour la première fois de sa vie de danser. Et pour l'Africain et pour la
dame blanche, cet acte était courageux. A la poste, il y avait les
guichets des blancs et ceux des noirs. Il n'y avait pas vraiment de
place dans un projet colonisateur pour le droit des peuples à
l'autonomie, et pour l'émancipation du peuple.

Et nous le soulignons dans le rapport, le projet de trente ans de Van
Bilsem apparaît aux yeux de certains comme révolutionnaire. Nous
étions en 1956. Avons-nous fait oeuvre de civilisation au Congo, pour
plagier le discours royal au moment de l'indépendance? Aujourd'hui,
les questions se posent en d'autres termes qu'hier. Il suffit de se
promener au musée de Tervuren pour se rendre compte combien
cette manière d'évaluer l'impact des civilisations est dépassée par les
faits. Le patrimoine culturel précolonial est impressionnant.

L'enquête que nous avons menée sur l'assassinat de Patrice
Lumumba et de ses compagnons ouvre donc une nouvelle porte.
Celle de la reconnaissance de fait que la colonie fait partie de notre
histoire politique et que nous devons la traiter comme telle. Il faut
réhabiliter ce chapitre dans notre historiographie, dans nos émissions.
Ce sont sans doute des compétences communautaires mais peut-
être pouvons-nous imaginer de stimuler les recherches et cette
réappropriation par nos parlements communautaires.
01.24 Marie-Thérèse Coenen
(ECOLO-AGALEV): Ik wens
allereerst te onderstrepen dat deze
commissie een dynamiek op gang
heeft gebracht.

Was België betrokken bij de
moord op Patrice Lumumba? Het
Parlement heeft die vraag durven
aankaarten.

Een dergelijke demarche is nuttig,
maar de aangereikte antwoorden
lossen de verwachtingen niet altijd
in.

De inspanning die werd geleverd
om de verantwoordelijkheid van de
Belgische overheid terzake
objectief vast te stellen, wierp een
nieuw licht op de geschiedenis van
België als koloniserende staat die
er ten aanzien van de zwarten een
vorm van apartheid op na hield.
Het recht op zelfbeschikking van
de volkeren paste niet in dit
project. Wij hebben ook de rol van
België als land dat Congo de
beschaving zou brengen, in vraag
gesteld.

Onze generatie is van oordeel dat
die periode tot het verleden
behoort en haar niet aangaat. Die
periode heeft echter ook nu nog
een politieke betekenis en wij
moeten ons vragen blijven stellen.
Om de publicatie van dit
onderzoek te waarborgen dienen
synergieën tussen de universitaire
studie- en onderzoekscentra te
worden aangemoedigd.

We moeten ook durven toegeven
dat we met onze werkzaamheden
binnen een bepaald bestek
gebleven zijn, en in het verslag
niet zoeken wat er niet in staat en
er ook niet in hoort te staan.

Wij hebben ernaar gestreefd de
gebeurtenissen die aan de moord
op Patrice Lumumba ten
grondslag lagen, te achterhalen en
hebben ook oog gehad voor de
Belgische opinie en de reacties op
de moord. Sommigen betreuren
dat. Binnen de Belgische publieke
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30

Cela m'a toujours frappé lorsque je rencontre des Zaïrois d'hier et des
Congolais d'aujourd'hui, combien ils sont attachés à nous rappeler
que nous sommes leurs anciens colonisateurs. Sans cesse, ils nous
rappellent que ce passé nous lie. Pour nous, c'est de l'histoire
ancienne qui concerne les générations précédentes. A vrai dire, je ne
me sens pas une âme colonialiste, au contraire. J'ai plutôt tendance,
comme ceux de ma génération, à ne pas me sentir concernée. Pour
moi, c'est du passé. Mais nous n'avons pas le droit de tourner cette
page d'histoire avant même de l'avoir écrite. Avec la mise en oeuvre
de la commission d'enquête sur la mort de Patrice Lumumba, nous
donnons le signal qu'aujourd'hui encore, cette période de l'histoire a
un sens politique.

Nous devons avoir le courage de nous réinterroger, de réinterroger la
Belgique coloniale, de susciter des recherches croisées ­ de
préférence ­ entre le Congo et la Belgique, de faire connaître et
reconnaître ces recherches souvent confinées à des cercles
spécialisés qui font de l'excellent travail mais qui sont trop peu connus
du grand public.

Nous devons faire un pas significatif et cela relève aussi d'une
politique des ministres concernés, la politique scientifique pour
soutenir des projets de recherches interdisciplinaires et
intercontinentaux et, dans le cadre de la coopération, soutenir des
projets d'échanges, de partenariats entre universités. Il faut sans
doute intensifier désormais les relations.

Il faut aussi reconnaître les limites de notre travail. A travers cette
commission, il ne s'agit pas de réécrire l'histoire de l'indépendance du
Congo, l'histoire de cette décolonisation qui pourrait être ratée aux
yeux de certains. D'autres l'ont fait et le feront encore, c'est
nécessaire. Il ne faut pas chercher dans le rapport de la commission
ce qui n'y est pas et ce qui n'y avait pas sa place. Il y a encore
beaucoup de recherches à mener sur cette période. Vous le savez,
notre président l'a dit lui-même, cette commission suscite de
nombreuses réactions.

Nous sommes une institution belge. Nous nous sommes préoccupés
de retracer les événements qui ont amené à l'assassinat de Patrice
Lumumba. Nous nous sommes occupés essentiellement des
réactions, des actions des autorités belges, des responsables, des
fonctionnaires qui relevaient d'une certaine façon de l'autorité belge.
On peut le regretter mais ce sont aussi les limites de notre mission.
Nous nous sommes intéressés à l'opinion belge et aux réactions des
autorités belges face à cette opinion. Certains estiment que nous
n'avons pas été assez loin. Bon nombre l'ont exprimé ici à cette
tribune. Dans "La Libre Belgique" de ce matin, M. Brassinne dit ce qui
suit: "En vérité, nous nous foutions comme un poisson d'une pomme
de Lumumba. Il n'y a personne qui ait versé une larme à sa mort".
Dans un courrier que j'ai reçu ce matin, on me dit l'inverse: "En
Belgique, le jour de l'annonce de la mort de Patrice Lumumba, nous,
la jeune fédération d'étudiants des jeunes gardes socialistes, nous
avons dessiné un grand portrait au fusain de Patrice et c'est ce
tableau entouré d'un crêpe que nous avons veillé à la Maison de la
présence africaine ce soir-là et les jours suivants".

L'opinion belge n'était pas monolithique non plus et nous ne nous
opinie weerklonken echter ook
afwijkende geluiden.

Uit sommige teksten kan worden
opgemaakt dat iedereen bang was
van iedereen. Dezelfde feiten
werden soms op een totaal andere
manier beleefd. Het was echter
niet de taak van de commissie om
een en ander weer in de juiste
context te plaatsen.

Voor sommigen is Lumumba
uitgegroeid tot een mythe, waaruit
een pan-Afrikaanse identiteit is
kunnen voortspruiten. Voor
anderen is hij dan weer
verantwoordelijk voor de
mislukking van de dekolonisatie.
Die mythe moet ontkracht worden
om die periode van de
geschiedenis beter te begrijpen.
Daartoe moet deze episode in de
context van het Belgische
koloniale politieke bestel geplaatst
worden. Enige beïnvloeding is dus
niet weg te denken.

Over de fysieke integriteit van
Lumumba werd geen enkele
opmerking gemaakt, behalve in
een telex.

Het is onze plicht de families van
de drie slachtoffers en het
Congolese volk onze excuses aan
te bieden.

Er moet dringend werk gemaakt
worden van een openstelling van
de archieven en de archiefbronnen
en van een goede bewaring van
de archiefbronnen.

De disfuncties werden aan het licht
gebracht. Er moet een echt
partnerschap tot stand worden
gebracht tussen onze twee staten.

In verband met de functie van de
Koning, wezen sommigen op de
onenigheid tussen het Staatshoofd
en de eerste minister. Verbergt het
bos hier niet de bomen om een
campagne ten gunste van de
deelgebieden te rechtvaardigen?
Elke koning is het product van zijn
persoonlijkheid en houdt zijn
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
sommes pas préoccupés de retracer de manière très fine et très
complète cette partie-là du dossier. Mais nous avons aussi un miroir
déformant de cette réalité, un miroir dont nous n'avons saisi qu'un
côté. L'autre côté du miroir n'existe pas non plus mais ce n'était pas
notre propos. Nous n'avons jamais essayé de comprendre ni
d'expliquer le point de vue de Patrice Lumumba dans ses décisions ni
le point de vue des Congolais face aux événements. Ce n'était pas
notre souci prioritaire. Il apparaît à travers une série de lectures ­ et
chacun a fait son propre travail de recherche ­ que tout le monde
avait peur de tout le monde. Les blancs avaient peur des noirs, les
noirs des blancs. Tout le monde accusait tout le monde. La lecture de
divers documents peut nous montrer que les mêmes faits étaient
vécus, pensés et ressentis de manière tout à fait différente par les
uns et par les autres. Ce travail de remise en contexte et d'analyse
très claire des positions et des motifs des décisions des uns et des
autres, n'a pas été l'objet du travail de la commission. En ajoutant à
tout cela ce que représente la distance d'un continent, la rumeur
devient une amplification de fausses nouvelles et la situation peut se
dégrader très rapidement.

Pour certains, Patrice Lumumba est un mythe fondateur de l'identité
panafricaine. Pour d'autres, il est le responsable de la débâcle et de
l'échec de la décolonisation. Il n'est sans doute pas non plus le héros
sans peur et sans reproche que d'aucuns mettent en scène ni le
Satan que d'autres présentent. Il est peut-être important de s'attaquer
au mythe pour retrouver enfin l'homme politique véritable et évaluer la
portée de son action.

Je ne crois pas que c'est le détrôner mais au contraire, sans doute, lui
donner une véritable stature historique que d'analyser concrètement
ses actes et ses décisions. Il faut aussi se rendre compte que la
construction de ce mythe a sans doute servi également aux autorités
congolaises en place à asseoir leur propre légitimité. Mobutu a donné
l'impulsion à la constitution du mythe, d'autres ont suivi. Le premier
acte de l'intronisation de Moïse Tshombe comme premier ministre est
le dépôt d'une gerbe au pied du monument de Lumumba.

Il faut voir à quel point il a pu coaliser de nombreuses forces contre sa
politique pour se rendre compte à quel point il ne pouvait laisser
indifférent. Il est tout aussi important de le replacer dans son contexte
donné. Patrice Lumumba n'est pas le produit d'une autre planète. Il
est formé, forgé à partir d'une identité politique, à partir d'un système
colonial belge, à partir des contacts qu'il a pu entretenir. Il a donc
accumulé diverses expériences. Il n'est pas vierge de toute influence.

En ce qui concerne le portrait de Patrice Lumumba, je terminerai par
souligner que je suis d'accord avec Maryse Hockers selon laquelle
"nous aurions dû, nous, les Belges, être fiers d'avoir produit une
personnalité politique d'une telle envergure internationale", sans avoir,
d'ailleurs, déployé beaucoup de moyens!

Venons-en aux responsabilités de la Belgique. Je rappellerai que
l'intégrité physique de Patrice Lumumba n'a jamais fait l'objet d'une
remarque ou d'une attention sauf à une exception. Il est en effet
précisé, dans un télex, qu'un traitement décent doit lui être réservé.

La commission constate que les acteurs belges sur place n'ont jamais
tenté d'intervenir. Comme membre de cette commission d'enquête,
tijdsgenoten een spiegel voor.
Onze maatschappij evolueert, net
zoals onze instellingen en
koningen.

Bij de eedaflegging van Koning
Boudewijn in 1950, weerklonk
vanuit de linkerhelft van het
halfrond de kreet "Vive la
république". Op 18 augustus 1950
werd Julien Lahaut vermoord. Het
gerecht heeft deze misdaad nooit
kunnen ophelderen. In 1982
verklaarde een getuige
onthullingen te kunnen doen en
ontmoette hij historici.

Er kunnen dus middelen worden
vrijgemaakt om belangrijke
historische gebeurtenissen op te
helderen. Vele vragen werden
opnieuw actueel en sporen ons
ertoe aan in het verlengde van de
onderzoekscommissie-Lumumba
de moord op de betrokkene verder
te onderzoeken. Ik zal terzake een
motie indienen die de oprichting
van een onderzoekscommissie
voor de moord op Julien Lahaut
beoogt.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
comme membre de cette assemblée ­ il y a en effet continuité dans la
fonction de représentation ­, il est de mon devoir de présenter
officiellement mes excuses à la famille Lumumba, à la famille Okito et
à la famille M'polo. Je les prie de m'excuser de ne pas avoir pris la
mesure, finalement, que derrière l'homme politique se trouvait
l'homme et que sa vie était en danger.

Je demande à mon gouvernement, comme représentante de la
Belgique, de présenter les excuses de la Belgique au peuple
congolais pour les conséquences que la perte et la destitution
politique de Patrice Lumumba ont pu entraîner.

Je voudrais épingler trois recommandations: tout d'abord, l'accès aux
archives, ensuite, l'accès aux fonds et, enfin, la conservation de ces
fonds. En ce qui concerne l'accès aux archives, nous avons pu
constater au travers de ce travail de commission qu'une urgence se
situe à ce niveau. Des législations pour contraindre les responsables
politiques à déposer leurs archives manquent. Ensuite, un problème
se situe dans l'accès aux fonds et, enfin, un problème financier existe
au niveau de leur conservation. Il est urgent de développer une
véritable politique scientifique de conservation avec la mise à
disposition de moyens techniques et de personnel. Je ne dois pas
vous faire un dessin. Demandez au président de la commission. Il
vous guidera et vous comprendrez au travers de son expérience ce
qu'il a pu découvrir. Cela serait faire oeuvre utile à la science et à la
connaissance de demain.

Les dysfonctionnements ont été soulignés par d'aucuns. Je passerai
au-dessus de l'ensemble de ceux-ci.

En ce qui concerne les accords de coopération, une nouvelle forme
de coopération et d'échanges scientifiques est nécessaire. Un
véritable partenariat entre nos deux Etats s'avère indispensable.
D'autres se sont déjà prononcés à ce sujet.

En ce qui concerne la fonction royale, certains ont mis en évidence
les désaccords possibles entre le chef de l'Etat et le gouvernement.
Par rapport à certains aspects de la politique congolaise, je me
demande si l'arbre ne cache pas la forêt. Je me demande, en effet, si
on ne prend pas un fait qui s'est produit voilà 40 ans pour justifier
aujourd'hui une nouvelle campagne de régionalisation et d'autonomie
pour les entités fédérées. Le débat politique ne me dérange pas mais
il faut appeler un chat un chat. Au regard de l'histoire et pour
l'historienne que je suis, je peux dire que chaque roi a produit sa
propre façon d'occuper la fonction royale.

Les historiens nous ont déjà habitués à une lecture critique des
règnes de Léopold I
er
, de Léopold II, d'Albert I
er
. Je ne parlerai pas ici
de Léopold III dont l'historiographie ne cesse de s'enrichir de travaux
passionnants.

On peut constater que chaque règne est le produit, sans doute, de la
personnalité du Roi, mais aussi le reflet de son époque.

Aujourd'hui, nous levons le voile pudique sur ce qu'a été le règne de
Baudouin. Nous approchons une vision critique. Un livre devrait ­
c'est Colette Braeckman qui nous le disait ­ sans doute être écrit sur
Baudouin et le Congo. Mais laissons cela aux historiens. C'est leur
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
travail et leur fonction.

Nous sommes en 2002 et non en 1960. En conséquence, Albert II
n'est pas Baudouin. Notre société politique évolue. Les institutions
évoluent et s'adaptent et les rois aussi. Les recommandations de la
commission sont claires. Je n'y reviendrai pas.

La question de la fonction royale et de l'usage politique que certains
veulent lui donner, me permet de faire un rapprochement avec un
autre événement à l'occasion duquel la royauté est également
concernée.

Lors de la prestation de serment de Baudouin, en août 1950, un cri
fuse dans cet hémicycle, à l'extrême gauche. "Vive la république!". Le
Roi s'arrête et reprend le texte du serment constitutionnel. Nous nous
rappelons tous cette image puisque Belgavox filma pour la postérité
ce moment doublement historique.

Le 18 août, Julien Lahaut est assassiné par deux inconnus sur le pas
de sa porte. Il est 9 heures du soir.

En 1970, il y a eu prescription.

En 1972, l'affaire est classée sans suite. Malgré de nombreuses
recherches, la justice n'a jamais pu prouver le crime ni trouver les
assassins.

En 1982, dans le cadre d'une émission de télévision "Ordre nouveau",
programmée par la BRT, un témoin anonyme signale qu'il peut faire
des révélations sur l'assassinat de Julien Lahaut. Deux historiens le
rencontrent. Et finalement apparaissent une série de pistes nouvelles.
Ils publient "L'assassinat de Julien Lahaut" en 1983.

Il est possible de mettre des moyens exceptionnels au service de
l'objectivation d'un fait grave comme l'assassinat d'un homme
politique belge ou étranger. La collaboration entre la recherche
historique et le travail politique est une richesse. Il est temps de
prendre la mesure de l'échec de l'enquête sur Julien Lahaut et de
s'interroger sur les auteurs de ce crime crapuleux mais également sur
la raison pour laquelle la justice n'a pas réussi à élucider ce dossier.

Aujourd'hui, le doute subsiste. Tous les devoirs d'enquête ont-ils été
menés? N'y a-t-il pas eu occultation, abandon de pistes? N'y a-t-il pas
eu complot pour empêcher l'enquête d'aboutir? Y a-t-il eu
dysfonctionnement de l'Etat? A qui profite l'impunité? Voilà des
questions qui circulent aujourd'hui.

Pour une démocratie saine et légitime, nous devons avoir le courage
de nous attaquer aux "pages noires", aux "silences" de notre histoire.
Nous en avons les moyens. La commission Lumumba nous en a
donné la preuve. Il nous faut maintenant une décision politique.

Je déposerai à la Chambre une demande visant à mettre en place
une "petite" commission d'enquête sur l'affaire Lahaut. Elle
s'inspirerait de la méthode et de la mise en oeuvre de la commission
Lumumba. Je ne serais d'ailleurs pas opposée à ce qu'elle se tienne
au Sénat. Mais il est vrai que c'est ici à la Chambre que nous pouvons
mesurer tous les résultats de la commission d'enquête relative à
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
l'assassinat de Lumumba et voir dans quelle mesure elle peut être
reproduite pour une autre enquête, pour un autre crime non élucidé
de notre histoire politique.
01.25 Le président: Je ne voudrais pas que la Chambre se
méprenne quand je demande aux membres de respecter leur temps
de parole. Ce débat me passionne, madame. Je pense d'ailleurs
pouvoir dire que je connais assez bien ce pays. Mais nous nous
sommes mis d'accord sur l'organisation de ce débat. L'autodiscipline
est une façon de respecter la démocratie, spécialement lorsque l'on a
pris des engagements.
01.26 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC): Monsieur le président,
monsieur le vice-premier ministre, chers collègues, connaître l'histoire
doit constituer un guide utile pour comprendre le présent et décider
des orientations du futur. Toute société fonde ses racines sur les
composantes culturelles de son histoire et tire sa capacité d'évolution
et d'adaptation de la richesse de son passé.

Une histoire assimilée, comprise et acceptée permet à un pays de
tracer les grandes lignes de son avenir mais lui donne aussi la
sérénité voulue pour étudier et comprendre les pages difficiles de son
histoire.

Mais la référence sommaire aux événements parfois tragiques du
passé sert aussi des choix politiques ou idéologiques. L'histoire peut
être détournée, dévoyée et instrumentalisée à des fins pernicieuses.
Le siècle qui vient de s'achever est rempli d'exemples où l'idéologie l'a
emporté sur l'histoire, où les dogmes les plus pervers ont pris le pas
sur la réalité et sur la vérité.

L'invocation d'un devoir de mémoire censé nous responsabiliser en ce
qu'il nous permettrait de dominer la compréhension de notre réalité
contemporaine ne doit pas faire l'objet de dérives. Ce devoir de
mémoire, en définitive le sens même de notre travail au sein de la
commission Lumumba pendant près de deux ans, devait
nécessairement reposer sur une exigence de clarté, de différenciation
entre exactitudes, présomptions, intuitions et doutes. Ce travail devait
donc avoir pour objectif de récuser toutes approximations et
conclusions intellectuellement non fondées sur des faits ainsi
démontrés. Il fallait ensuite tirer les leçons qui s'imposaient à nous.

L'histoire n'est évidemment pas une science facile. La critique
historique consiste sans doute dans l'art de distinguer le vrai du faux
en histoire, discerner ce qui est probable, possible, invraisemblable
ou invérifiable et hiérarchiser les éléments ainsi appréciés entre eux.
La critique exige le discernement et le respect des faits. Lutter contre
les fausses certitudes, c'est déjà servir la vérité.

L'historien indiquera clairement ce qui paraît certain et ce qui est
probable. Il ne masquera surtout pas ses lacunes. Soumettre un
événement historique à la critique, ce n'est pas diminuer sa
dimension, son intensité tragique; c'est la recherche permanente et
difficile de la vérité.

Nous sommes conviés à honorer une certaine mémoire afin de nous
responsabiliser pour notre présent. Mais la responsabilisation ne doit
pas être assimilée à une culpabilisation automatique et globale.
01.26 Daniel Bacquelaine (PRL
FDF MCC): Kennis van de
geschiedenis moet een nuttige
leidraad zijn om het heden te
begrijpen en te weten waar men
naartoe wil.

Nochtans dient de snelle
verwijzing naar soms tragische
gebeurtenissen in het verleden
ook politieke en ideologische
keuzes. De geschiedenis kan
worden verdraaid en gebruikt voor
negatieve doeleinden.

Het aanvoeren van de
herinneringsplicht met de
bedoeling ons op onze
verantwoordelijkheid te wijzen mag
niet tot ontsporingen leiden, maar
moet berusten op een streven
naar duidelijkheid, en het
onderscheid tussen juistheid,
vermoeden, intuïtie en twijfel. Een
moraal mag niet op een
ongenuanceerde herinnering zijn
gestoeld.

Als een gebeurtenis onduidelijk is,
zijn meerdere interpretaties
mogelijk. Er bestaat geen kant en
klare historische realiteit. Omdat
de historische realiteit menselijk is,
is ze onduidelijk en onuitputtelijk.
We moeten er afstand van nemen
om objectief te zijn. Historisch
onderzoek is een dynamische
speurtocht waardoor we de
gezichtspunten ten opzichte van
de voorbije gebeurtenissen
kunnen vernieuwen en aanvullen.
Maar het is pas relevant als we
een aantal wetenschappelijke
criteria respecteren. Geschiedenis
is geen gemakkelijke wetenschap.
De historicus moet er alleen maar
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
Responsabilité morale, responsabilité juridique, responsabilité
historique, toutes trois ont évidemment une partie commune:
l'établissement des causes et, plus fondamentalement, la notion
même de responsabilité. La différence fondamentale concerne plus
l'ordre des causes. Le moraliste vise les intentions et l'historien les
actes; le juriste confronte les intentions et les actes et les mesures
aux concepts juridiques.

La responsabilité des actes se trouve mesurée par les suites qu'ils ont
entraînées, par les conséquences qu'ils auraient pu avoir suite à une
décision ou à une absence de décision, et enfin par l'initiative et
l'intention qui s'y manifestent. Cette distinction entre les différents
types de responsabilités et les conséquences qui en découlent ont fait
l'objet de toute notre attention lors de la rédaction des conclusions de
la commission d'enquête. Il n'en reste évidemment pas moins que la
notion de responsabilité demeure la notion essentielle, quelle que soit
sa qualification.

La publication du livre de Ludo De Witte s'inscrit dans le cadre d'une
liberté d'expression et de publication que tout le monde admet; c'est
même un principe constitutionnel que l'on doit défendre dans une
démocratie. L'auteur choisit ses sources, adopte une grille d'analyse
propre, structure son discours en fonction des convictions qu'il se
forge à travers son travail d'étude. On ne peut lui reprocher de tirer
des conclusions de ses travaux. Tous les acteurs concernés par ce
thème l'ont fait, de même que les témoins d'ailleurs. Il en déduit des
responsabilités directes pour les autorités belges, une implication du
Roi, de plusieurs ministres, de fonctionnaires, le tout sans beaucoup
de distinction, ni sans beaucoup de nuance, en fonction des
responsabilités et des pouvoirs des uns et des autres. La phrase de
Ludo De Witte qui est la seule que je citerai, à savoir "La classe
politique belge est le pivot de ce massacre politique", indique à
suffisance l'absence de nuances. Ludo De Witte présente le pouvoir
belge comme un bloc monolithique, mû par une même volonté
d'exécuter un plan arrêté en commun.

Il a voulu démontrer son hypothèse construite a priori, en utilisant des
parties de documents, en comblant les trous par des appréciations
personnelles. Il construit en fait une nouvelle histoire à partir d'une
interprétation scientifiquement contestable de différents documents. Il
développe des accusations diverses vis-à-vis des autorités de l'Etat.
Le parlement qui contrôle l'activité de l'exécutif, ce parlement devait
rétablir la vérité sur cette partie de l'histoire coloniale belge.

En conclusion de cette introduction, je ferai mienne cette phrase de
Raymond Aaron, tirée de son ouvrage d'introduction à la philosophie
de l'histoire: "Pour surmonter l'histoire, il convient d'abord de la
reconnaître." La Belgique se devait de clarifier sereinement son
implication dans le décès du premier ministre du Congo indépendant.

Des zones d'ombre subsistaient, des témoignages étaient
contradictoires, des responsabilités politiques étaient mises en cause
et une étude détachée, objective et scientifique devait permettre de
rétablir vérité, ordre et cohérence.

Un travail de presque 20 mois a été entrepris et il a permis de rétablir,
au-delà de polémiques et de divers travaux, la véracité des faits. La
Belgique et ses autorités politiques doivent assumer leur action
naar streven de teksten en
getuigenissen goed te begrijpen.

Een historische gebeurtenis aan
de historische kritiek onderwerpen,
komt neer op een permanente en
moeizame zoektocht naar de
waarheid. Deze waarheid wordt
echter bedreigd en op losse
schroeven gezet door de
vervalsingen die de
geloofwaardigheid van de
amateurs, de compilators
aantasten.

Vandaag worden wij verzocht een
bepaald geheugen de eer te
bewijzen die het toekomt, teneinde
voor het heden onze
verantwoordelijkheden op te
nemen, maar dit `opnemen van de
eigen verantwoordelijkheid' hic et
nunc mag niet verglijden tot een
automatisch, globaal opwekken
van schuldgevoelens.

De publicatie van het boek van
Ludo De Witte past in de context
van een vrijheid van meningsuiting
en van publicatie waar eenieder
het volmondig mee eens is. Zoals
alle auteurs die met dit thema
bezig zijn, trekt hij er zijn
conclusies uit. Maar evenzeer leidt
hij er rechtstreekse
verantwoordelijkheden voor de
Belgische overheden uit af, besluit
hij tot betrokkenheid van de
Koning, verscheidene ministers en
ambtenaren zonder enig
onderscheid of de minste nuance
naar gelang van de
verantwoordelijkheden en
bevoegdheden van zowel de enen
als de anderen.

Op dezelfde wijze benadert de
auteur kritiekloos de
persoonlijkheid van Lumumba en
geeft hij zelfs tussen de regels te
verstaan dat de huidige structurele
problemen van Congo louter te
wijten zouden zij aan de Belgische
overheid. Ludo De Witte heeft op
die manier zijn a priori
opgebouwde hypothese willen
bewijzen, vertrekkend vanuit een
wetenschappelijk bedrieglijke
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
politique et les choix qui la sous-tendent. Elles ne doivent pas, par
leur silence, donner l'impression d'avaliser toutes les thèses et toutes
les expressions.

C'est en ayant en mémoire l'ensemble des principes que je viens
d'évoquer que nous avons travaillé, me semble-t-il, dans un esprit
constructif.

La commission d'enquête n'avait évidemment pas pour but de rédiger
une thèse ou un acte d'accusation. Le parlement, à travers la loi du 24
février, lui a confié la tâche de faire la lumière sur les responsabilités
ou non des autorités belges mises en cause par ces propos.

Il était donc indispensable de rappeler les faits qui ont mené à la mort
de Patrice Lumumba en décrivant l'ensemble des éléments qui ont
entraîné sa disparition et, ensuite, de s'interroger sur le rôle des
différents acteurs qui sont intervenus dans ce qu'il convient d'appeler
cet assassinat politique.

Dans ce cadre, la commission devait établir les interventions des uns
et des autres, pour chacun d'entre eux leur responsabilité précise,
responsabilité qui pouvait être de différents types comme je l'ai
souligné précédemment. Voilà en ce qui concerne les objectifs de
notre commission.

Pour ce faire, la commission a donc désigné quatre experts qui ont eu
pour tâche, d'une part, de remettre à plat les sources connues
jusqu'alors, d'en faire une analyse critique et, d'autre part, de sonder
les archives, archives qui n'avaient pas encore été dépouillées. Je
pense à certains documents de ministres dont les commentaires
personnels du ministre des Affaires étrangères de l'époque, Pierre
Wigny, ceux du comité Congo, ceux du major Loos, de l'ambassadeur
Rothschild, les carnets du major Weber, ceux du palais et de la
Sûreté de l'Etat et, pour ces dernières sources, les difficultés ne
portaient pas tant sur la disponibilité des documents, ni sur la
collaboration de la propriétaire d'ailleurs, mais bien sur l'inventaire
même des sources. La collaboration de ces différents propriétaires de
documents a permis à la commission d'étendre sa compréhension
des faits jusqu'à un niveau encore jamais atteint.

Sur la base de ces documents, les experts ont rédigé une série de
textes. Ils ont secondé les commissaires dans l'élaboration d'une liste
de témoins à auditionner et, dans leur interrogation essentiellement
par le biais du président de notre commission, ils ont enfin apporté
leurs commentaires sur les conclusions de la commission en
précisant certains points historiques.

L'ensemble des membres de la commission n'a pu que se féliciter du
travail des experts qui ont pu, en toute autonomie, effectuer un travail
de qualité, se basant sur une somme archivistique considérable. Les
experts nous ont aussi appris que l'essentiel n'est pas tant
d'apprendre à écrire l'histoire que d'apprendre à la lire intelligemment.
Qu'ils en soient ici personnellement remerciés.

Les conclusions des experts présentent différents degrés de
certitudes, différents degrés qui sont assumés afin d'éviter au
maximum leurs propres convictions personnelles. Celles-ci
appartiennent aux commissaires qui se basent donc sur un travail
interpretatie van diverse
documenten.

Het Parlement, dat de
werkzaamheden van de
uitvoerende macht controleert,
moest de waarheid met betrekking
tot dit deel van de Belgische
koloniale geschiedenis in ere
herstellen.

België moest zijn betrokkenheid bij
de dood van Patrice Lumumba
sereen toelichten. Het werk van de
commissie heeft het mogelijk
gemaakt de waarheid te
achterhalen. Ons land en zijn
politieke overheid moeten hun
politieke actie op zich nemen
zonder de indruk te wekken dat ze
valse beschuldigingen en
bedrieglijke beweringen
goedkeuren. Wij hebben aldus op
een constructieve manier gewerkt,
wars van alle emoties.

Het doel van de commissie was
niet het boek van de heer De Witte
te verbeteren. Het Parlement had
de commissie de opdracht
gegeven in verband met de
Belgische overheid die
verantwoordelijk wordt gesteld,
klaarheid te brengen.

De feiten die tot de dood van
Patrice Lumumba hebben geleid
moesten in herinnering worden
gebracht en men diende zich
vragen te stellen over de rol van
de verschillende actoren. De feiten
moesten dus nauwkeurig worden
geconstrueerd, de onzekerheden
moesten worden afgebakend en
tevens moest er gepoogd worden
de verantwoordelijkheden aan het
licht te brengen.

Daartoe heeft de commissie vier
experts aangewezen, met name:
de heren Jules Gérard-Libois, Luc
De Vos, Emmanuel Gérard et
Philippe Raxhon. Hun opdracht
was enerzijds de toen bekende
bronnen kritisch te analyseren en
anderzijds kennis te nemen van de
archieven die nog niet waren
geanalyseerd.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
scientifique.

L'ensemble des travaux des experts a alimenté la réflexion des
commissaires pour interroger la quarantaine de témoins qui avaient
pu ainsi être rassemblés. Ces acteurs-témoins ont nécessairement
des visions différentes de faits identiques. De ces approximations,
l'histoire ne triomphe jamais complètement car les expériences
vécues constituent la matière de la science historique. L'histoire vise
un objet qui non seulement relève du passé, non seulement a disparu
mais qui ne peut être atteint à nouveau que dans les esprits et qui
change avec eux.

C'est pourquoi nous avons dû relativiser quelque peu le poids des
déclarations des témoins par rapport aux sources écrites. Aurait-il
fallu approfondir les témoignages en les confrontant, d'une part, avec
les déclarations antérieures, notamment celles contenues dans les
annexes de la thèse de Jacques Brassinne et, d'autres part, avec les
déclarations faites par d'autres témoins devant notre commission?
Ces confrontations ont eu lieu en partie. Nous avons fait des essais,
notamment avec Victor Nendaka, mais sans résultats probants. Cette
expérience a démontré la pertinence de l'un des experts, Jules-
Gérard Libois, qui avait souligné toute l'importance des sources
écrites et de leur analyse approfondie.

Nous avons, mes chers collègues, découvert une réalité complexe,
une situation politique difficile à gérer dans un contexte historique
particulier. La question Lumumba fait interagir différents milieux, à
différents niveaux de pouvoir: le monde politique belge et la société
politique naissante au Congo, l'ONU et un Etat qui vient d'accéder à
l'indépendance, les oppositions internes au gouvernement Lumumba
et le rapport de force propre au contexte international.

Le gouvernement belge de l'époque qui a dû traiter ce dossier était
également confronté à une situation politique belge et aux dossiers de
politique internationale. En d'autres termes, la question Lumumba
s'inscrivait dans un cadre plus large constituant le succès du
processus souhaité de décolonisation du Congo et le maintien de
relations harmonieuses entre Léopoldville et Bruxelles. Le maintien de
ces relations profitables aux deux parties était d'autant plus
nécessaire que le processus de décolonisation n'avait pu se dérouler
de manière optimale et peut-être même de façon satisfaisante.

Le sort politique de Patrice Lumumba et la préservation de son
intégrité physique ne constituaient qu'un des éléments d'une politique
plus vaste visant à conserver la densité des liens tissés pendant
l'époque coloniale. C'est dire si le malentendu était total. La Belgique
conservait vis-à-vis du Congo indépendant des responsabilités qu'elle
voulait assumer et des intérêts qu'elle voulait défendre. C'était là deux
dimensions que Lumumba ne voulait pas intégrer dans sa stratégie
politique.

Historiquement, il est rare, peut-être même impossible d'établir une
responsabilité intégrale ni d'un individu, ni d'un acte ni la seule cause
d'un événement historique. La faute est toujours relative puisqu'elle
se définit par le fait qu'elle a augmenté les chances de réalisation de
la catastrophe ou qu'elle a, au contraire, diminué les chances d'éviter
celle-ci.

Op basis van deze documenten
hebben de experts een reeks
teksten opgesteld, hebben ze
samengewerkt aan de opmaak
van een lijst van te horen getuigen
en hebben ze commentaar
geleverd op de conclusies
getrokken uit de werkzaamheden
door bepaalde historische punten
te preciseren. Deze experts
hebben degelijk werk geleverd.
Wij danken hen daarvoor.

Eerst hebben zij de bestaande
werken bestudeerd waarbij
speciale aandacht uitging naar het
boek van kolonel Vandewalle, de
thesis van de heer Jacques
Brassinne en voor de akte van
beschuldiging van de heer Ludo
De Witte.

Vervolgens werd een systematisch
bronnenonderzoek verricht en
werden getuigen verhoord. De
experts hebben de documenten
die hen werden voorgelegd,
geïnterpreteerd en samengevat.
Zij hebben getracht de vragen van
de commissie te beantwoorden.

De beschrijving van de historische
feiten van juni 1960 tot januari
1961 en vier thematische
verslagen betreffende de rol van
Koning Boudewijn, het gebruik van
het archief van de Staatsveiligheid,
de geheime fondsen en de Union
Minière, werden gebundeld in een
uit twee delen bestaand verslag
van de onderzoekscommissie, dat
nu ter beschikking van het publiek
ligt. De experts hebben getracht
de verantwoordelijkheid van alle
betrokkenen op een objectieve
manier vast te stellen op grond
van de feiten en het Belgisch
beleid in Congo te analyseren. Al
die werkzaamheden vormden een
voedingsbodem voor het
denkwerk in de commissie, die
een veertigtal getuigen heeft
gehoord. Zij brachten tevens meer
klaarheid over het ombrengen van
Lumumba, het
besluitvormingsproces, de daders
en de opdrachtgevers en de
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
Les experts expliquent d'ailleurs très bien que la mort de Lumumba
n'est aucunement une fin en soi pour les autorités belges. Pour les
différents acteurs, les notions de destitution, d'arrestation et de mort
évoluent au fil du temps, en fonction de leur analyse de la situation et
de la position même de Patrice Lumumba. C'est une option implicite
quand il est premier ministre. Sa chute politique apparaît aux Belges
et aux Congolais comme une fin heureuse à une situation impossible
à supporter plus longtemps. L'option devient explicite quand il est
destitué car il reste actif politiquement et représente donc toujours
une menace. Elle finit par devenir nécessaire aux yeux de ses
adversaires politiques en janvier 1961 car elle est devenue la seule
solution possible après la mutinerie de Thysville.

L'opinion publique belge, mal préparée, désorientée face à la tournure
des événements, a réagi de façon nette face aux exactions
perpétrées contre les nationaux et leurs biens. Elle en a imputé, à tort
ou à raison, la responsabilité aux nouvelles autorités congolaises
détentrices du pouvoir dans le pays en matière de maintien de l'ordre,
spécialement au premier responsable de ce pays. Elle a donc exigé
que le gouvernement réagisse énergiquement. A ses yeux, le
nouveau premier ministre congolais était le premier responsable de
leur sécurité. Son échec dans cette tâche et les initiatives politiques
qu'il a prises l'ont décrédibilisé aux yeux des autorités belges qui en
sont arrivées à la conclusion de la nécessité de son éviction de la
scène politique congolaise.

Le gouvernement belge devait assumer ses responsabilités vis-à-vis
de l'ensemble des Belges, civils et militaires, qui étaient restés
volontairement au Congo et qui avaient pour ambition de mettre leurs
compétences et leur expérience à la disposition des autorités du
nouvel Etat. Si la préparation de la décolonisation avait été réduite, la
présence de coopérants belges au statut variable pouvait, selon le
gouvernement, faciliter la transition.

La situation sur le terrain, issue de la mutinerie de la Force publique,
en décida autrement et le gouvernement, poussé par son opinion
publique, dut intervenir militairement pour rétablir un semblant de paix
civile. Les interventions belges étaient donc motivées par la sécurité
des Belges restés volontairement au Congo, sécurité qui n'était pas
garantie par le gouvernement congolais.

Je rappelle également la dimension anticommuniste de l'époque de
l'intervention belge, qui doit se replacer dans le contexte particulier de
la guerre froide et la rivalité avec la France et les Etats-Unis pour la
domination économique des richesses naturelles du Congo. Les
experts ont, à juste titre, décrit le poids de la guerre froide sur les
relations inter-étatiques et l'importance du prisme idéologique propre
à cette époque dans l'analyse des situations, de la justification des
réactions. Les règles de droit international arrêtées dans la charte des
Nations unies étaient connues depuis 15 ans, mais interprétées dans
le cadre d'un système international bloqué par ce que l'on pourrait
appeler un jeu à somme nulle.

Une intervention multidimensionnelle associant les nombreuses
oppositions internes et l'action déterminée du président Kasavubu
vont mener à la destitution de Patrice Lumumba et à son élimination
de la vie politique congolaise, élimination politique qui, il faut
l'admettre, a été très largement encouragée par le gouvernement
wederzijdse beïnvloeding.

De diverse betrokkenen hebben
uiteraard een uiteenlopende kijk
op dezelfde feiten. De
geschiedenis kan het nooit halen
van die relativiteit en die
subjectieve benaderingen.
Getuigenissen werden met elkaar
vergeleken, waardoor zij konden
worden gerelativeerd. Wij werden
geconfronteerd met een complexe
realiteit, een moeilijk te ontwarren
politieke situatie in een bijzondere
historische context. De kwestie
Lumumba heeft ertoe geleid dat
diverse milieus op diverse
bevoegdheidsniveaus op elkaar
hebben ingewerkt.

De toenmalige regering die dat
dossier moest behandelen, werd
ook met andere nationale
beleidsdossiers geconfronteerd.
De kwestie Lumumba kaderde in
de ruimere context van het
dekolonisatieproces van Congo en
het behoud van harmonieuze
betrekkingen tussen beide landen.
De dekolonisatie was niet in
optimale omstandigheden
verlopen. Het politiek lot van
Lumumba en het vrijwaren van zijn
fysieke integriteit waren maar
onderdelen van een ruimer beleid
dat erop gericht was de banden
tussen de beide landen in stand te
houden.

België wilde ten aanzien van het
onafhankelijke Congo
verantwoordelijkheden en
belangen behouden en Lumumba
heeft daar bij het uitstippelen van
zijn politieke strategie nooit
rekening willen mee houden. Ieder
determinisme in het optreden van
het individu moet worden geweerd.
Wij moeten inzicht verwerven in de
opeenvolgende beslissingen en de
manier waarop zij door de diverse
actoren werden gerechtvaardigd
vanaf het moment waarop
Lumumba, die eerste minister was
geworden, zijn eigen beleid is
beginnen voeren.

De dood van Lumumba was voor
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
belge de l'époque.

Nous devons donc reconnaître, en toute honnêteté, que le
gouvernement belge de l'époque a exercé des pressions, à différents
degrés, pour obtenir une inflexion plus favorable des hommes
politiques congolais. On peut citer, comme exemple, les relations
entretenues avec Kasavubu, mais aussi avec Ileo, au moment de la
formation de son gouvernement, des demandes répétées des Belges
pour l'arrestation de Lumumba, qui contribuent à son assignation à
résidence à Léopoldville et à sa fuite vers Stanleyville et la volonté
belge de voir se renouer des relations entre Léopoldville et
Elisabethville pour contrer les lumumbistes de Stanleyville.

Le transfert de Patrice Lumumba vers le Katanga doit être replacé
dans cette volonté politique belge de rééquilibrer les relations entre
Tshombe et Kasavubu afin de favoriser les relations entre eux.

Il faut bien reconnaître que cette élimination politique ne pouvait être
définitive qu'à la suite de son arrestation physique, conséquence que
le gouvernement belge de l'époque ne voulait pas voir mais qui était,
par contre, bien comprise par les différents dirigeants de Léopoldville:
Kasavubu, Bomboko et Mobutu.

Cette élimination politique complète de Lumumba, c'est-à-dire son
élimination physique, a fait l'objet de préparations embryonnaires
d'attentats qui ôtent toute crédibilité à leurs auteurs. C'est vrai
qu'aucun ministre ­ nous ne l'avons en tout cas pas mis en évidence
­ n'a été impliqué dans ces intentions. Nous devons, néanmoins,
déplorer que les autorités belges, qui désiraient l'emprisonnement de
Patrice Lumumba et son transfert vers le Katanga sans pour autant
en étudier ou en assumer toutes les conséquences, ont négligé, dans
leur analyse de la situation politique congolaise, le sort qui serait
réservé à Lumumba à la suite de son transfert au Katanga.

Les conclusions du rapport parlementaire mentionnent d'ailleurs très
clairement le peu d'attention qui a été porté au respect de l'intégrité
physique de l'ancien premier ministre congolais, alors que des indices
et des avis corroboraient les déclarations de ministres katangais qui,
eux, ne cachaient évidemment pas leurs intentions par rapport au sort
de Lumumba s'il arrivait au Katanga.

La décision finale a été prise par les autorités katangaises dans un
laps de temps extrêmement court ­ ce qu'a réellement découvert
notre commission ­, trop court, en tout cas, pour permettre aux
conseillers belges présents aux côtés des ministres katangais et qui
étaient d'un avis négatif sur le transfert même de Lumumba,
d'influencer cette décision.

Si les autorités belges et congolaises de Léopoldville ont favorisé le
transfert de Lumumba vers le Katanga sans en évaluer toutes les
conséquences pour la vie de Lumumba, ce sont les autorités de
Léopoldville, avec le concours de conseillers belges en poste à
Bruxelles et à Léopoldville, qui ont organisé le transfert et c'est le
gouvernement Tshombe qui, lui, s'est réuni sans les conseillers
belges et qui, après avoir accepté le transfert, a pris la décision du
meurtre de Lumumba.

Les seuls Belges impliqués dans cette action finale étaient sous le
de Belgische overheid geenszins
een doel op zich. Zijn politiek
einde was voor de Belgische en
Congolese actoren een gelukkige
uitkomst, aangezien de situatie
ondraaglijk was geworden.

Die idee wint meer veld wanneer
hij wordt afgezet, want hij blijft
nadien politiek actief en vormt dus
nog altijd een bedreiging. In
januari 1961, na de muiterij in
Thysstad, wordt die oplossing in
de ogen van zijn politieke
tegenstanders zelf noodzakelijk.

De Belgische publieke opinie, die
helemaal niet voorbereid is op de
wending die de gebeurtenissen
nemen en er helemaal van haar
stuk door is gebracht, heeft
duidelijk haar afkeuring laten
blijken over de wandaden die
tegen onze landgenoten en hun
bezittingen werden gepleegd.

De publieke opinie eiste een
krachtdadig optreden van de
regering. In haar ogen was de
nieuwe Congolese premier
verantwoordelijk voor de
veiligheid: zijn falen op dat gebied
en de politieke beslissingen die hij
nam, hebben zijn
geloofwaardigheid bij de Belgische
autoriteiten ondermijnd, waarna de
Belgische overheid uiteindelijk tot
de slotsom is gekomen dat de
premier van het Congolese
politieke toneel verdreven moest
worden.

De Belgische regering moest haar
verantwoordelijkheid op zich
nemen ten aanzien van alle
Belgen, burgers en militairen, die
vrijwillig in Congo achtergebleven
waren en hun bekwaamheid en
ervaring ter beschikking wilden
stellen van de nieuwe staat. De
Belgische regering heeft militair
moeten ingrijpen om een
schijnvrede op te leggen en de
Belgen in Congo en hun goederen
te beschermen.

Op politiek vlak is de hoop dat
Katanga kon dienen als
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40
contrôle direct des autorités katangaises. On peut regretter qu'après
un certain moment d'incertitude, le gouvernement belge n'ait
prononcé aucune désapprobation relative au meurtre de Lumumba.

Nous partageons donc les conclusions qui estiment que si le transfert
a recueilli l'accord de toutes les parties, les autorités katangaises
n'ont pas rencontré d'opposition à leur volonté de tuer Lumumba.
Tous les intéressés ont donc voulu, souhaité ou du moins accepté la
mort de Lumumba, mais ce sont les acteurs congolais et katangais
qui ont pris la décision finale de l'assassinat de Patrice Lumumba.

Le gouvernement belge voulait le transfert vers le Katanga. Ce sont
les autorités de Léopoldville qui ont pris les décisions nécessaires
pour réaliser cette opération. Bruxelles a appuyé cette décision, n'a
pas pu ou voulu évaluer pleinement les conséquences directes que
celle-ci entraînait pour la vie de Patrice Lumumba. Cela explique son
absence de réaction et ­ plus grave ­ son absence de préoccupation
quand celui-ci est emmené au Katanga. Dans ce cadre, les autorités
katangaises, seules, ont alors pris les décisions pour mettre fin à la
vie de Lumumba. Cette dernière phase s'est passée de manière très
rapide, ainsi que je l'ai dit tout à l'heure.

Cette absence de réaction des Belges, cette mauvaise appréciation
des risques n'impliquent en aucun cas que les autorités belges aient
ordonné la mort de Lumumba. Il ne ressort d'aucun document ou
témoignage dont la commission a pris connaissance, que le
gouvernement belge ait donné cet ordre ou ait prémédité son
assassinat à travers son transfert vers le Katanga. Mais il ressort par
contre clairement que l'intégrité physique de Lumumba n'était pas une
préoccupation du gouvernement belge. On doit donc déplorer un
manque de précautions et de respect tout simplement à l'égard de
l'Etat de droit.

Un manque de transparence a également introduit un doute sur les
intentions et les responsabilités concrètes des autorités belges. In
fine, nous pouvons conclure que certains membres du gouvernement
belge et d'autres acteurs belges ont une responsabilité dans les
circonstances qui ont conduit à la mort de Lumumba.

On peut cependant déplorer l'action de certains fonctionnaires belges,
qui ont parfois interprété de façon extensive leur pouvoir et leur liberté
d'initiative sur le terrain. Et on doit s'interroger, pour certains d'entre
eux, sur la précision des directives qui leur étaient envoyées et le
contrôle a posteriori de leur action ou l'absence d'action par les
autorités belges. Certaines de ces actions étaient couvertes par les
ministres compétents; d'autres provenaient de conseillers belges des
autorités congolaises. Si la politique belge était définie dans ses
grandes lignes, sa traduction concrète, au jour le jour, le suivi de son
application et la coordination des acteurs ont été marqués par de
sérieux dysfonctionnements sur place.

Je voudrais terminer ce parcours des faits et des responsabilités par
un commentaire plus détaillé sur la question du rôle du Roi dans cette
affaire. Je regrette que cette question ait pu faire l'objet de
polémiques stériles au moment de la publication des conclusions de
la commission. Nos conclusions commencent par un paragraphe
introductif, que je vous invite à relire et à méditer. Ses premières
lignes insistent pour que le lecteur s'imprègne du climat politique,
bruggenhoofd waaruit een nieuwe
aanwezigheid in Congo zou
kunnen uitgroeien, snel vervlogen.
De oprichting van een Belgisch
Bureau-Conseil kaderde in de
verwezenlijking van die politieke
intentie. Het was de bedoeling een
federaal Congo tot stand te
brengen, waarin Lumumba en zijn
op centralisatie gerichte beweging
verzwakt zouden worden. In dat
Katangese scenario heeft de
Union Minière een
doorslaggevende rol gespeeld,
door Katanga financieel de hand
boven het hoofd te houden.
Uiteindelijk besefte België dat de
Katangese afscheuring politiek
niet levensvatbaar was op
internationaal niveau.

De experts hebben terecht
gewezen op het belang van de
koude oorlog voor de betrekkingen
tussen de staten, en op het
gewicht van de indertijd geldende
ideologisch gekleurde kijk op de
dingen bij de analyse van de
situaties en de verantwoording van
de reacties. In die context moet de
anticommunistische dimensie van
het Belgische optreden ingepast
worden. Een en ander moet ook
gezien worden in het licht van de
rivaliteit met Frankrijk en de
Verenigde Staten, die eveneens
aasden op de economische
hegemonie over de natuurlijke
rijkdommen van Congo.

De Belgische regering werd ook
tot ingrijpen genoopt door de
politieke onbekwaamheid van
Patrice Lumumba om de situatie
onder controle te houden en de
toenemende binnenlandse
oppositie in de hand te houden. De
beslissing van Lumumba om bij
Moskou om steun te vragen wekte
een radicalere reactie met vele
facetten op, die uiteindelijk leidde
tot de afzetting van Lumumba en
zijn verwijdering uit het Congolese
politieke leven, met de instemming
van de Belgische regering. Deze
laatste heeft de nodige druk
uitgeoefend om de Congolese
politici gunstiger te stemmen. De
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41
institutionnel et international de l'époque, afin de ne pas plaquer son
cadre d'analyse actuel sur des faits, des comportements et des
justifications propres à la situation de l'année 1960.

Le cadre institutionnel est particulièrement important, et notamment
les relations entre le Palais et le gouvernement, le pouvoir d'influence
du Roi, conforme à l'esprit politique du temps, ou le fait que le Roi des
Belges était aussi, jusqu'à l'indépendance, le Roi du peuple congolais.

Nous disposons d'un rapport complet des historiens dont les
conclusions sont particulièrement claires et les passages concernant
le Roi ont été adoptés de façon consensuelle par la plupart des
commissaires. L'été 1960 est effectivement marqué par une
divergence de vue entre le Roi et le gouvernement Eyskens. Le Roi a
désiré favoriser l'indépendance du Katanga, alors que le
gouvernement n'était pas favorable à cette thèse. Cette différence
d'appréciation s'est plus nettement marquée lors de l'intervention de
l'ONU au Congo. Cette opposition à la politique congolaise se reflète
sur le plan de la politique intérieure, où le Roi marque ses faveurs
pour un gouvernement d'union nationale, seul capable à ses yeux de
répondre aux défis de la crise congolaise. Il a également émis la
volonté d'aller au Conseil de sécurité pour défendre la position belge.
Notons que sur l'ensemble de ces faits, c'est la volonté du
gouvernement qui va s'imposer. Le Roi a une opinion déterminée; il
l'exprime, parfois publiquement comme lors de son allocution du 21
juillet 1960, où il condamne Lumumba tout en appuyant Tshombe,
sans les nommer.

Mais seul le gouvernement, responsable politiquement devant les
représentants de la nation, prend les décisions et les met en oeuvre.
Les experts ont d'ailleurs découvert, dans les archives, une partie de
la correspondance entre le Roi et Tshombe ainsi que des échanges
de lettres entre Lefébure et Weber, lettres dont le contenu a été
transmis au Roi. Cette correspondance parle entre autres d'une
rencontre entre Mobutu et Tshombe, de leur accord sur l'élimination
physique de Lumumba et de son transfert au Katanga. Le
gouvernement aurait ignoré ces lettres et leur contenu mais
manifestait au même moment la volonté d'empêcher Lumumba de
rejouer un rôle politique au Congo.

Si même, on peut constater que le Roi n'a pas transmis au
gouvernement l'ensemble des éléments en sa possession, et si on
peut regretter qu'il ait maintenu à travers Lefébure un canal
d'information particulier avec Weber, on ne peut pourtant pas en
déduire une implication directe du Roi dans l'élimination de Lumumba.

Certains, prétextant de ce qui précède, voudraient à nouveau
entreprendre des réformes ou des aménagements institutionnels,
coutumiers ou constitutionnels touchant à la fonction royale.
Personnellement et en tant que président de mon groupe, je ne
ressens pas, au sein de la population, une véritable préoccupation
majeure à cet égard. Me référant au discours prononcé par le premier
ministre le 29 janvier dernier, je partage les propos suivants: "Le fait
que notre monarchie évoluait en permanence avec son temps,
constitue un des succès de notre dynastie. Le rôle joué par le Roi
Albert II dans la politique de notre pays est radicalement différent de
celui joué par Léopold I
er
ou Léopold II et ce, malgré le fait que la
plupart des dispositions constitutionnelles relatives au Roi sont
overbrenging van Lumumba naar
Katanga past dan ook in het
streven van de Belgische staat om
het evenwicht te herstellen in de
betrekkingen tussen Tshombe en
Kasa Vubu en de relaties te
verbeteren.

Ook al was geen enkele Belgische
minister betrokken bij de plannen
om Lumumba fysiek uit te
schakelen, toch betreuren wij de
nalatige manier waarop de
Belgische autoriteiten de
Congolese politieke situatie
analyseerden en het lot dat
Lumumba na zijn overbrenging
naar Katanga te wachten stond in
overweging namen.

De autoriteiten van Leopoldstad
hebben die overbrenging, met de
steun van de Belgische
raadgevers, georganiseerd, en de
regering-Tshombe heeft, zonder
dat de Belgische raadgevers erbij
waren, beslist dat Lumumba
omgebracht moest worden. De
enige Belgen die hierbij betrokken
waren, stonden onder het directe
toezicht van de Katangese
autoriteiten. Wel kan men
betreuren dat de Belgische
regering nooit heeft laten blijken
dat ze de moord op Lumumba
afkeurde. Er is geen bewijs dat de
Belgische regering opdracht
gegeven heeft tot die moord, maar
het is duidelijk dat de fysieke
integriteit van Lumumba niet tot
haar prioriteiten behoorde. De
commissie is derhalve tot de
conclusie gekomen dat bepaalde
leden van de toenmalige Belgische
regering en andere Belgen een
morele verantwoordelijkheid
dragen in deze zaak, en moreel
verantwoordelijk zijn voor de
omstandigheden die tot de dood
van Lumumba hebben geleid. De
vele disfuncties ter plaatse moeten
eveneens onderstreept worden.
De kwestie van de rol van de
Koning in deze affaire moet gezien
worden in het raam van het toen
heersende politieke, institutionele
en internationale klimaat. De
feiten, de handelingen en de
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
42
demeurées inchangées depuis 1830. Je dirais même que l'expérience
acquise par les rois belges peut faire office de modèle pour le
fonctionnement d'une monarchie constitutionnelle."

En conclusion, quel regard les protagonistes belges et congolais
peuvent-ils poser sur cette période appartenant au passé afin de
favoriser la normalisation des relations entre les deux pays?

Premièrement, ce travail de transparence et de réflexion sur une
phase de la décolonisation, cette volonté de mettre à jour les faits
entourant la mort de Lumumba ne remet en aucun cas en cause
l'action de milliers de Belges qui ont oeuvré au développement du
Congo avant et après l'indépendance. Les coopérants belges ont
souffert de la politique suivie immédiatement après l'indépendance et
nous ne pouvons qu'approuver les interventions humanitaires des
militaires belges pour sécuriser nos ressortissants et leurs biens.

Deuxièmement, si la période post-coloniale n'a pas permis de mettre
sur pied une politique de coopération régulière et soutenue avec les
autorités congolaises, ce travail de mémoire doit permettre de créer
un climat d'ouverture et de confiance entre nos deux pays afin de
dépasser les relations chaotiques qu'ils ont connues. L'objectif de ces
travaux était de faire la lumière sur un pan de notre histoire et de
construire sur cette base une relation fructueuse et apaisée afin de
pouvoir répondre aux besoins de la population congolaise. Les efforts
de notre pays pour aider au développement du dialogue congolais en
sont un exemple concret. La Belgique doit d'ailleurs être aidée par ses
partenaires européens et américains afin de participer, en partenariat
avec les peuples d'Afrique centrale, au développement auquel ils ont
droit.

Troisièmement, comme j'ai déjà eu l'occasion de le dire à cette
tribune, la politique étrangère de notre pays est basée à la fois sur
une éthique de responsabilité marquée par une réelle volonté de faire
jouer à la Belgique tout son rôle dans le nouvel ordre international,
mais aussi sur une éthique de conviction qui se traduit par sa
vigilance pour les droits de l'homme et le respect du droit international
et qui, dans un monde dégagé des pesanteurs idéologiques de la
guerre froide, ne doit plus subordonner strictement ses actions à des
objectifs stratégiques.

Je terminerai en soulignant que les conclusions issues des travaux de
notre commission sont le fruit d'une discussion riche et d'une analyse
fouillée, confrontant les points de vue, les interprétations issues des
rapports des experts et le témoignage des acteurs de l'époque,
nourrie par vingt mois de travaux, d'auditions et de nombreuses
lectures. Nous avons, je pense, réussi à dégager un texte clair, dense
et surtout marqué par la recherche de l'objectivité.
rechtvaardigingsgronden van 1960
mogen niet door een
hedendaagse bril geanalyseerd
worden. Wij beschikken over een
volledig verslag van de historici, en
de passages met betrekking tot de
Koning werden door de
commissieleden ex consensu
goedgekeurd. Ik plaats dan ook
vraagtekens bij de relevantie en de
onderliggende motivering van de
polemieken.

De Belgische binnenlandse politiek
in de zomer van 1960 wordt
gekenmerkt door de uiteenlopende
opvattingen van de koning en de
regering Eyskens. De koning is
voorstander van een nationale
eenheidsregering en wil de
Belgische positie bij de
Veiligheidsraad van de V.N.
verdedigen. Toch legt de regering
haar wil op. Hoewel we bovendien
kunnen vaststellen dat de koning
niet alle elementen die hij in zijn
bezit had aan de regering heeft
gegeven, kunnen we daar toch
niet uit afleiden dat de koning
rechtstreeks betrokken was bij de
opruiming van Lumumba. De
koning heeft eerder gezondigd uit
nalatigheid door geen informatie te
geven die elementen had kunnen
bevestigen die in het bezit waren
van de bevoegde ministers. Als
voorzitter van de PRL FDF MCC ­
fractie merk ik geen ernstige
bezorgdheid bij de bevolking om
de traditionele of grondwettelijke
instellingen betreffende de
koninklijke functie te wijzigen of te
hervormen. In tegendeel, ik denk
juist dat onze dynastie eerder
succes heeft omdat ze onder
andere altijd al met haar tijd mee
is geëvolueerd. Tot slot stelt deze
opdracht tot transparantie en
reflectie over een stadium van de
dekolonisatie de daden van
duizenden Belgen die zich voor en
na de onafhankelijkheid hebben
ingezet voor de ontwikkeling van
Congo, geenszins aan de kaak.
Als het vervolgens in de
postkoloniale periode niet mogelijk
was een beleid te voeren voor een
regelmatige en permanente
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
43
samenwerking met de Congolese
overheid, moet dit verslag een
klimaat kunnen creëren van
openheid en vertrouwen tussen
beide landen, meer bepaald om de
Congolese bevolking te helpen.
België heeft bovendien de hulp
nodig van zijn Europese en
Amerikaanse partners om een
partnerschap met de
bevolkingsgroepen van Midden-
Afrika tot stand te brengen. Ons
buitenlands beleid is ten slotte
gebaseerd op een
verantwoordelijkheidsgevoel,
getekend door de wil van België
om een volwaardige rol te spelen
in de nieuwe internationale orde,
maar ook op de overtuiging
nauwlettend toe te zien op de
naleving van de Rechten van de
Mens en het internationaal recht.
De conclusies van onze
commissie zijn de vrucht van een
rijke discussie en een uitgespitte
analyse waarbij de standpunten en
de interpretaties van de
deskundigenverslagen en de
getuigenissen van de toenmalige
betrokkenen werden vergeleken.
Ik denk dat we erin zijn geslaagd
een duidelijke en beknopte tekst
op te stellen die opvalt door zijn
objectiviteit.
01.27 De voorzitter: Collega Versnick, vooraleer u het woord voert,
wens ik u mijn appreciatie betuigen voor de wijze waarop u met de
collega's dit werk tot een goed einde hebt gebracht.

Je formule mon appréciation pour vous et tous vos collègues, ainsi
que pour les experts et autres collaborateurs.
01.28 Geert Versnick, voorzitter van de parlementaire
onderzoekscommissie: Mijnheer de voorzitter, ik was zinnens mijn
verslag aan te vangen met een woord van dank aan de rapporteurs
maar nu, na deze vriendelijke woorden van de voorzitter, zal ik mijn
verslag aanvangen met een woord van dank aan de voorzitter van
onze assemblee.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, collega's, een
groot woord van dank aan de drie rapporteurs voor hun zeer degelijk
verslag. Het is immers een zeer goede en moeilijke synthese van
meer dan 980 bladzijden, wat steeds een moeilijke aangelegenheid is,
het is een zaak van keuzes maken. Dat is op een voortreffelijke wijze
volbracht

Collega's, tevens is een woord van dank passend voor alle personen
en instellingen ­ inzonderheid het Paleis ­ die spontaan en vrijwillig
01.28 Geert Versnick, président
de la commission d'enquête
parlementaire: Je remercie les
rapporteurs pour leur excellent
travail. Je tiens également à
remercier toutes les personnes et
institutions, et en particulier le
Palais, qui ont spontanément et
volontairement ouvert leurs
archives. Les experts ont, en effet,
eu accès à l'ensemble des
archives qu'ils souhaitaient
consulter. A propos de ces
dernières, je fais observer que leur
état de conservation laissait
souvent à désirer. Je souhaite
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
44
hun archieven hebben opengesteld voor de commissie.

Meerdere collega's hebben er reeds op gewezen dat de staat waarin
die archieven zich bevinden niet steeds van degelijkheid getuigt. Ik
zou zelfs zeggen, de archieven en onder andere deze die zich op het
Koninklijk Paleis bevinden ­ het zijn toch archieven van de Staat en
van dit land -, zijn een modelstaat onwaardig.

Het dient te worden onderstreept dat de experts van de commissie
alle archieven die zij wensten ­ en dit in tegenstelling tot sommige niet
gefundeerde uitspraken in kranten ­ hebben kunnen inkijken, ook die
van de Veiligheid van de Staat en de militaire inlichtingendiensten.
Overigens, over het gebrek aan accuraatheid van de rapporten van
de Veiligheid van de Staat en de militaire inlichtingendiensten zijn er
door de commissie een vaststelling en een aanbeveling geformuleerd.

Ik zeg ook een woord van dank aan tal van getuigen die, binnen de
mogelijkheden die zij hadden, hebben bijgedragen tot de nuancering
of verduidelijking van de geschreven bronnen.

Mevrouw Drion, ik kan u op dit vlak verzekeren dat wij alle pogingen
hebben ondernomen om alle relevante getuigen op te sporen.
Evenwel hebben wij moeten vaststellen dat een aantal getuigen niet
meer fysiek in staat waren om op een menswaardige, op een
degelijke manier te getuigen. De heer Gatt was in dat geval. Hij werd
evenwel gehoord en er zijn contacten geweest met de experts zodat
we toch zo veel mogelijk informatie hebben gekregen uit die
getuigenis. Ik denk dat ook ­ en de commissie heeft deze afweging
gedaan ­ op een bepaald ogenblik menswaardige aspecten in
rekening dienden te worden gebracht, zodat geen getuigen voor een
openbare commissie werden gebracht, die niet meer in staat zijn om
op een degelijke manier te getuigen.

Door de medewerking van de getuigen en door de archieven werd het
mogelijk dat de commissie, in tegenstelling tot de zeer sterke scepsis
die aanvankelijk bestond, er toch in geslaagd is belangrijke nieuwe
feiten bloot te leggen, een meer accuraat inzicht te verwerven,
heldere conclusies te formuleren en relevante aanbevelingen te doen.

Het welslagen van de commissie was onmogelijk geweest zonder de
onverdroten inzet en wetenschappelijke precisie van de experts,
evenals de uitmuntende medewerking van alle diensten van de
Kamer.

Onze hartelijke dank hiervoor.

Dit brengt me tot een eerste aanbeveling die werd geformuleerd in het
voorwoord van het eindrapport van de commissie.

Vanuit de vaststelling dat tussen wetenschap en politiek ­ wellicht
voor het eerst in de Belgische parlementaire geschiedenis ­ een
vruchtbare band werd gesmeed, heeft de commissie aanbevolen om
vaker een beroep te doen op de expertise die aanwezig is in de
academische wereld, de onderzoeksinstituten en de internationale
organisaties. De inbreng van deze expertise, ook in gewone
commissiewerkzaamheden, kan de inhoud van het debat verdiepen
en de toon ervan zakelijker maken. Ook voor de
onderzoekscommissie-Sabena zal het, mijns inziens, zeer belangrijk
également exprimer ma gratitude
à l'égard des témoins qui ont
nuancé ou précisé les sources
écrites. Nous avons tout mis en
oeuvre afin de retrouver la trace
des témoins que nous souhaitions
entendre, je tiens à rassurer Mme
Drion sur ce point. La commission
est parvenue à mettre au jour
d'importants faits nouveaux, à
acquérir une compréhension plus
précise du dossier et à formuler
des conclusions claires et des
recommandations pertinentes.

La commission recommande qu'il
soit recouru plus fréquemment
dans le cadre des travaux
parlementaires, et notamment
celui des commissions ordinaires,
à l'expertise des universités, des
instituts de recherche et des
organisations internationales. Ce
conseil pourrait se révéler utile
pour la commission d'enquête
chargée de se pencher sur le
dossier de la Sabena. Il ne tiendra
qu'à nous de mettre cette
recommandation en pratique.

Qui n'a pas mis de l'ordre dans
son passé ne peut envisager
l'avenir avec sérénité. Voilà une
considération qui justifie, à elle
seule, la mise en place de notre
commission. Un passé non
exorcisé pèse sur le présent et
hypothèque l'avenir.

Ce gouvernement a mis en oeuvre
une nouvelle politique africaine
mais il doit pouvoir recommencer
sa collaboration avec le Congo sur
de bonnes bases.

La recherche historique
multidisciplinaire et internationale
relative à la période coloniale et
post-coloniale devrait être
stimulée. Les résultats de cette
commission devraient être publiés
sous une forme claire, et diffusés
à l'attention d'un large public. Il
serait bon que d'autres anciennes
puissances coloniales se prêtent à
cet exercice. Dans ce contexte,
nous recommandons également
au gouvernement de s'atteler aux
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
45
zijn degelijke experts aan te stellen, hen eerst de tijd te geven de
stukken te onderzoeken en te weerstaan aan de drang ­ dikwijls door
de media aangewakkerd
- om onmiddellijk te beginnen met
hoorzittingen. Als een onderzoekscommissie over onvoldoende
voorkennis beschikt, wordt ze gewoon in de "farine" gedraaid.
Collega's, de aanbeveling inzake de expertise is een fundamentele
aanbeveling niet alleen voor de onderzoekscommissies maar ook
voor de gewone commissies. Voor de uitvoering van deze
aanbeveling kunnen we ons niet verschuilen achter de regering. Voor
deze aanbeveling zijn we zelf verantwoordelijk. Willen we een echte
herwaardering van het parlement moeten we er werk van maken. Dit
is een mogelijkheid om het debat te objectiveren, te verzakelijken en
mutatis mutandis te verdiepen.

Ik kom tot het waarom van deze commissie. Veel burgers en ook
leden van deze assemblee vragen zich af wat de zin is van het
opnieuw openrijten van oude wonden. Zij vragen zich af wat voor zin
het heeft feiten die 40 jaar geleden hebben plaatsgegrepen opnieuw
op te rakelen. Het antwoord is eenvoudig. Wie niet in het reine is met
zijn verleden kan niet met een onbevangen blik de toekomst tegemoet
zien. Een onverwerkt verleden bezwaart constant het heden en
hypothekeert de toekomst. Met steun van en in overleg met dit
parlement heeft de regering terecht een nieuwe voluntaristische
Afrika-politiek tot stand gebracht. Zij kan dit niet efficiënt doen als de
demonen uit het verleden blijven opduiken. De regering moet in
Congo kunnen starten met een propere lei.

Dit brengt me tot de tweede aanbeveling. Heel wat collega's hebben
er reeds op gewezen dat het werk helemaal niet af is. Deze
commissie had een beperkte opdracht. In het kader van deze
beperkte opdracht hebben we een meer algemene aanbeveling
opgesteld. Zij luidt als volgt, ik citeer: "De commissie doet de
aanbeveling dat multidisciplinair en internationaal historisch
onderzoek over de koloniale en de postkoloniale periode zou worden
gestimuleerd. Op basis van objectief wetenschappelijk verantwoord
totstandgekomen feitenmateriaal kan de politieke wereld tot een
synthese komen die bijdraagt tot de verwerking van het verleden. Een
eerste aanzet hiertoe kan erin bestaan de resultaten van de
werkzaamheden van de commissie in een bevattelijke vorm uit te
geven en te verspreiden voor een breed publiek". Het weze
opgemerkt dat het ook aanbeveling zou verdienen mochten andere
ex-koloniale mogendheden dezelfde moed hebben als het Belgisch
Parlement en die uitdaging eveneens aandurven. De heer Schalck
heeft reeds verwezen naar de conferentie in Durban. We moeten op
deze ingeslagen weg verdergaan en proberen andere ex-koloniale
mogendheden aan te zetten om dit effectief aan te durven.

Een tweede randbemerking inzake het onverwerkt verleden houdt
verband met onze landgenoten. Het verdient, mijns inziens, ook
aanbeveling dat de regering op een energieke wijze de
herstelbetalingdossiers van onze landgenoten ter hand neemt.
Mijnheer Van den Eynde, deze aanbeveling toont duidelijk aan dat de
commissie de moeilijkheden niet uit de weg is gegaan.

Wij hebben namelijk wel degelijk gesproken over de begane
wreedheden tegenover Belgen. Daarover ging het debat echter niet.
Dat was niet de opdracht van onze commissie; dat is voer voor een
ander debat. Wij hebben wel de aanbeveling geformuleerd om dat
dossiers qui concernent les
réparations financières en faveur
de compatriotes. Il convient à cet
effet d'étudier le rapport de la Cour
de cassation de l'époque.

Je vais à présent évoquer la
méthode de travail de la
commission. On ne peut bien
évidemment pas être certain que
tous les documents intéressants
on été mis au jour, même si les
experts et les membres de la
commission ont cherché à mettre
la main sur les archives et les ont
passées au crible. Lorsqu'on
enquête sur des faits vieux de plus
de quarante ans, il n'est pas
toujours possible de s'appuyer sur
des témoignages fiables. Pour le
surplus, les enquêteurs courent le
risque de confronter des faits de
l'époque à nos normes actuelles.
Les règles de la bonne conduite
politique ont considérablement
évolué au cours des dernières
décennies. J'en veux pour preuve
la condamnation sans procès
d'Oussama Ben Laden et la
manière dont la Convention de
Genève est appliquée à
Guantanamo.

Néanmoins, la commission ne
s'est pas servie de cette réflexion
pour justifier l'intervention du
gouvernement belge. Le rapport
souligne au contraire que les
règles du droit international
interdisaient déjà à l'époque
l'ingérence d'un Etat dans les
affaires intérieures d'un autre Etat.
J'aimerais y ajouter la règle de
droit suivante, vieille de plus de
2000 ans: "Tu ne tueras point".

Les conclusions du rapport ont
déjà fait couler beaucoup d'encre,
qu'il s'agisse de remarques
positives ou négatives. La
commission n'a rien dissimulé et
son rapport contient toutes les
informations qui ont pu être
prouvées. La commission n'a
toutefois pas cherché à démontrer
une thèse en particulier.

Certains ministres belges ainsi
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
46
debat te voeren. In het kader van dat debat is het voor mij duidelijk
dat het rapport dat de magistraten van het Hof van Cassatie destijds
hebben opgesteld, moet worden besproken.

Benevens een reflectie over de noodzaak van de commissie, lijkt het
mij wenselijk even stil te staan bij de werkwijze van de commissie.
Hier past vooreerst een waarschuwing. Uiteraard kan geen zekerheid
worden gegeven dat elk relevant document werd ontdekt. Wel hebben
de experts en de commissieleden zich ingespannen om alle archieven
op te sporen en te doorvlooien. Een onderzoek naar feiten die meer
dan veertig jaar geleden plaatsvonden, ontbeert het bovendien aan tal
van bevoorrechte getuigenissen en de overlevende getuigen zijn,
dikwijls buiten hun wil om, niet meer echt accuraat.

Daarnaast is er het probleem dat wij de neiging hebben om de daden
van toen af te meten aan de normen van vandaag. De maatstaven
van het politiek correct handelen zijn de voorbije decennia meer
geëvolueerd dan tijdens de vorige eeuw. Dergelijke feiten zijn nu
totaal onmogelijk geworden, of niet? Onlangs hoorde ik de
Amerikaanse president op de televisiezender CNN over Osama Bin
Laden verklaren: "You know, we have an old poster here. It reads:
Wanted. Dead or alive". Nochtans heb ik geen bewijzen en evenmin
een proces gezien van Osama bin Laden. Ik heb helemaal niets
gezien. In de Verenigde Staten wordt, zonder reactie van de publieke
opinie, gesteld dat iemand ter dood gebracht zou moeten worden.
Een recent voorbeeld is dat de conventie van Genève in Guantanamo
kennelijk "voor zover mogelijk" wordt nageleefd. De maatstaven voor
correct handelen zijn dus blijkbaar niet in alle omstandigheden
veranderd.

De commissie heeft die overweging volgens mij terecht gemaakt,
maar niet om het optreden van de Belgische autoriteiten te
vergoelijken. In het rapport wordt eraan herinnerd dat er in de jaren
'60 al internationale rechtsregels bestonden die de inmenging in
binnenlandse aangelegenheden door een andere mogendheid
verboden. Laat het duidelijk zijn: enkele van de Belgische interventies
waren in strijd met het internationaal publiek recht. Persoonlijk voeg ik
eraan toe dat de rechtsregel "gij zult uw naaste niet doden" al meer
dan 2000 jaar bestaat.

Over de conclusies van de commissie is al veel inkt gevloeid. De
commentaren liepen van: "het parlement tracht de feiten onder de mat
te vegen," of recentelijk nog: "Ondermaats," via: "Tussen de lijnen
zegt men nu waar het op staat", tot: "Moedige conclusies". Collega's,
er is niets onder de mat geveegd! Alle elementen waarvoor de
commissie bewijzen heeft gevonden, staan in het verslag vermeld.
Niets meer, maar ook niets minder.

De commissie heeft onderzocht à charge en à décharge. De
commissie had ook een precieze opdracht. Zij wenste geen thesis te
bewijzen, zoals bepaalde geëngageerde auteurs hadden gewild. Ik
vraag mij af of de commentatoren die schrijven dat wij tussen de
lijnen door een en ander toegeven, het verslag wel degelijk hebben
gelezen.

Ik vraag me af of de commentatoren, die zeggen dat tussen de lijnen
een en ander wordt toegegeven, het rapport wel degelijk hebben
gelezen? Niets werd uit de weg gegaan. Alle bevindingen staan
que d'autres acteurs portent une
"responsabilité morale" dans cette
affaire, c.-à-d. que l'on n'a trouvé
aucun indice présageant
l'assassinat de MM. Lumumba,
Okito et M'Polo au Katanga, mais
que les ministres belges et les
dirigeants sur place ont totalement
subordonné le sort de M
Lumumba à son éloignement de la
région de Léopoldville. Ainsi, pour
avoir collaboré au transfert de
Lumumba sans réclamer aucune
garantie concernant l'intégrité
physique de ce dernier ni de
procès normal, ces personnes
sont moralement responsables de
l'assassinat de M. Lumumba.

La commission ne voulait pas
omettre la responsabilité politique,
laquelle est comprise dans la
responsabilité morale. La seule
façon de mettre en cause la
responsabilité politique est
toutefois de refuser à un ministre
en fonction la confiance du
parlement.

Par ailleurs, la commission a établi
cette responsabilité morale parce
qu'elle ne voulait pas non plus
prendre les choses à la légère.
Cette responsabilité morale
concerne en effet une négligence
qui a conduit à l'assassinat de
Lumumba. Etant donné le principe
de continuïté de l'administration
publique, le gouvernement actuel
devrait présenter ses excuses aux
familles des victimes, de
préférence par un contact
personnel.

J'espère en tout cas que le
présent rapport enclenchera une
nouvelle dynamique dans nos
relations de coopération avec le
Congo et sa population. La
commission a manifestement pu
accomplir un travail valable, même
si je déplore qu'il n'ait, une fois de
plus, pas été possible d'empêcher
les fuites. Si le Parlement veut être
à la hauteur de son ambition de
contrôler le gouvernement, il doit à
tout le moins réussir à garantir la
confidentialité de ce qui doit rester
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
47
glashelder en zakelijk beschreven. Een aandachtige lezer hoeft niets
tussen de lijnen te lezen.

A contrario wil ik collega Willems oproepen als getuige. Collega
Willems heeft vanmorgen uitvoerig geciteerd uit het verslag. Ik denk
dat de bewoordingen waarin hij zijn mening naar voren heeft gebracht
helder en loepzuiver waren. Evenwel, collega, u zei dat we in onze
conclusies niet ver genoeg gegaan zijn. Want, zo zegt u, er kan een
interpretatie in deze of in gene zin worden gegeven. Wel, dat is
precies wat we niet wilden doen: wij wilden geen interpretaties pro of
contra geven. Wij hebben ons gestoeld op wat werkelijk was
bewezen.

Collega's, ik ga hier niet in op alle vaststellingen en conclusies. Vele
collega's hebben in hun betogen al het nodige geschetst. Wel wil ik
ingaan op de cruciale conclusie, te weten de vaststelling dat er een
morele verantwoordelijkheid berust bij bepaalde Belgische ministers
en bij andere Belgische actoren.

Wat wordt er bedoeld met morele verantwoordelijkheid? De
commissie heeft geen aanwijzingen gevonden dat er een plan
bestond, of dat er een voorbedachtheid was om de heren Lumumba,
Okito en Mpolo te laten vermoorden in Katanga. Wel heeft de
commissie vastgesteld dat voor de leden van de Belgische regering
die op dat ogenblik de Afrika-politiek volgden en voor de uitvoerders
ter plaatse, het lot van Lumumba totaal ondergeschikt was aan zijn
verwijdering uit de regio Leopoldstad. Men heeft geen garanties
gevraagd over zijn fysieke integriteit, ondanks het feit dat ook de
minister door zijn lange aanwezigheid in Elisabethstad geacht werd
voldoende op de hoogte te zijn van de gevoelens ter plekke. Hij werd
overigens nog constant geïnformeerd via zijn informatiekanalen.

Ook heeft men destijds niet aangedrongen op een normale
procesgang, wat uiteraard een aanfluiting betekent van het principe
van de rechtsstaat. Door de materiële medewerking aan de
overbrenging van Lumumba ­ en deze overbrenging was het doel
waarvoor alle andere afwegingen moesten wijken ­ zonder het vragen
van garanties, draagt men een morele verantwoordelijkheid, ook al
heeft de veelbesproken telex van minister d'Aspremont-Lynden in
wezen geen invloed meer gehad heeft op het verloop der feiten.

Waarom lag de verantwoordelijkheid bij bepaalde ministers? Waarom
niet bij de hele regering? Waarom werd eerste minister Gaston
Eyskens niet vermeld? Was het een compromis? Moest er een
compromis gevonden worden? Was het een toegift om tot unanimiteit
te kunnen komen? Neen, collega's, het ging niet om camouflage maar
om een correcte afweging. Eenieder die de dossiers heeft
bestudeerd, weet dat op dat ogenblik de regering in globo, en
inzonderheid de eerste minister, hoofdzakelijk bezig was met het
verdedigen van de Eenheidswet. Ze waren hoofdzakelijk bezig, zo niet
dag en nacht, met de stakingen en de troebelen in België naar
aanleiding van de Eenheidswet. De commissie en de experts zijn zelfs
zover gegaan om het tijdsgebruik van eerste minister Eyskens na te
gaan. Daarbij hebben ze vastgesteld dat op het ogenblik van de
feiten, toen de cruciale beslissingen genomen werden, eerste minister
Eyskens ziek was. Hij kon niet aanwezig zijn in de Kamer bij de
stemming over de Eenheidswet. Hij had zich ziek teruggetrokken te
Leuven. Hij heeft het weekend aan zee doorgebracht en is pas op
confidentiel.

Je déposerai avec quelques-uns
de mes collègues une motion
demandant que les
recommandations soient
adoptées.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
48
dinsdag teruggekomen. Collega's, zo ver zijn we gegaan om alles te
traceren en om een correcte afweging te kunnen maken van alle
zaken.

Heeft de commissie de vraag van de politieke verantwoordelijkheid uit
de weg willen gaan? Integendeel, uiteraard omvat de morele
verantwoordelijkheid ook de politieke verantwoordelijkheid, in dezelfde
mate en voor dezelfde feiten. Het is echter zinloos deze dans vast te
stellen nu vaststaat dat de politieke verantwoordelijkheid enkel kan
worden bestraft ten overstaan van een zeer goed minister door hem
het vertrouwen van het parlement te ontzeggen.

Een andere opmerking was dat het vaststellen van een morele
verantwoordelijkheid eigenlijk een lichte beoordeling is van de feiten.
Ook hier is het antwoord negatief. Het betreft de morele
verantwoordelijkheid voor een gebrek aan voorzorg die ertoe geleid
heeft dat een moord in koelen bloede kon worden gepleegd. In het
licht van deze vaststellingen en gelet op het principe van continuïteit
van het openbare bestuur, meen ik dat het passend is dat de huidige
regering haar spijt betuigt voor deze nalatigheid, haar excuses
aanbiedt aan de families die getroffen werden door dit leed. Het zou
wenselijk zijn dat vertegenwoordigers van de regering dit persoonlijk
deden tijdens een onderhoud met de naaste familieleden van de
vermoorde politici Lumumba, Mpolo en Okito.

Nog belangrijker evenwel acht ik de inspanningen die de regering
verder moet ontplooien om het lot van de Congolese bevolking te
verbeteren. De hoop die ik uitspreek is dat dit rapport zal mogelijk
maken deze troebele pagina uit ons gemeenschappelijk verleden om
te slaan en zal toelaten dat er een nieuwe dynamiek kan ontstaan in
onze samenwerking in wederzijds respect en ten bate van de
levensomstandigheden van de Congolese bevolking.

Tot slot hecht ik eraan alle collega's van de onderzoekscommissie te
danken voor hun constructieve medewerking die ook essentieel was
voor de totstandkoming van dit rapport en het vrijwel unaniem
aanvaarden ervan in de commissie. Evenwel, collega's, is de perfectie
niet van deze wereld en diende men opnieuw vast te stellen dat er
lekken optraden zodra er documenten werden rondgedeeld in de
commissie en dit ondanks het feit dat de exemplaren genummerd
waren. Collega Willems heeft zich daarover ook reeds beklaagd en dit
brengt mij tot een laatste aanbeveling die onze werking als instelling
betreft.

Indien wij de pretentie willen hebben de regering te controleren op al
haar daden moeten wij ook kunnen garanderen dat vertrouwelijke
elementen die aan het parlement worden bekendgemaakt ter
beoordeling van het optreden van de regering, ook vertrouwelijk
blijven. Laten wij samen formules uitwerken en procedures uitwerken
die garanderen om de parlementaire controle op de regering
daadwerkelijk te kunnen maken. Ik dank u voor uw aandacht,
collega's, en dien samen met een aantal collega's een motie in
waarbij wordt gepleit voor het instemmen met de conclusies van de
commissie.
01.29 Louis Michel, ministre: Monsieur le président, chers collègues,
mon intervention vise à présenter au parlement la position adoptée
par le gouvernement suite aux recommandations formulées par la
01.29 Minister Louis Michel: Naar
aanleiding van de aanbevelingen
van de commissie zal ik het
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
49
commission d'enquête parlementaire Lumumba. Je voudrais d'abord
saluer dans la tribune les fils de Patrice Lumumba: François et Roland
Lumumba.

Le gouvernement a pris connaissance du rapport et des
recommandations formulées par la commission d'enquête
parlementaire. Il souhaite tout d'abord témoigner de sa considération
pour le sérieux et la qualité du travail effectué. Cette considération va
aux membres de la commission d'enquête parlementaire, ainsi qu'aux
experts l'ayant assistée. Un nombre impressionnant de documents
ont été consultés et de nombreux acteurs et experts ont été entendus.
Par la méthode de travail qu'elle a appliquée et les résultats présentés
aujourd'hui, la commission d'enquête parlementaire a permis de
mettre en lumière un événement qui, dans l'histoire de nos relations
avec notre ancienne colonie, relevait encore toujours de zones
d'ombre.

Le rapport final présenté par la commission d'enquête parlementaire
contribue à clarifier davantage cet épisode. Une telle évolution est de
nature à influencer positivement notre relation avec le Congo, ainsi
qu'avec la population congolaise. Les travaux de la commission
d'enquête parlementaire constituent également un geste de sincère
sympathie à l'égard des familles des victimes. La commission
d'enquête parlementaire rappelle par ailleurs, à juste titre, qu'il
convient de résister à toutes tendances incitant à analyser les
événements relevant de son mandat et à les commenter à la lumière
des idées et des conceptions devenues actuelles et évidentes.

Le gouvernement estime pour cette raison que la commission
d'enquête a agi avec sagesse en rappelant le contexte historique, tant
dans notre pays que dans notre ancienne colonie. Ce contexte
différait fortement du contexte actuel. Et la situation internationale
était également tout autre. Dans notre pays régnait un climat
fortement émotionnel. Les informations relatives aux événements
tragiques survenus dans notre ancienne colonie constituaient, dans
les années 1960-1961, un point de discussion brûlant, tant dans les
milieux politiques qu'au sein de l'opinion publique. De nombreux
compatriotes se sentaient intimement concernés par ces
événements, soit parce qu'ils les avaient vécus personnellement, soit
parce que des membres directs de leur famille étaient concernés.

Les images fortes de compatriotes regagnant la Belgique en ayant
tout laissé derrière eux au Congo ont considérablement contribué à
façonner l'image que l'on se fit alors des événements au Congo. Nous
devons bien entendu exprimer notre émotion à l'égard des victimes
belges des événements. Il ne peut s'agir ici d'ignorer la douleur de
nos compatriotes, mais l'objet de cette commission d'enquête porte
clairement sur les circonstances de l'assassinat de Patrice Lumumba
et sur l'implication éventuelle de responsables politiques belges dans
celui-ci.

Comme l'indique la commission d'enquête parlementaire, il est exact
que des tranches importantes de la population désignaient à tort ou à
raison Patrice Lumumba comme étant le responsable principal de la
situation dans laquelle se trouvaient nos compatriotes. La commission
d'enquête parlementaire présente non seulement le contexte politique
national dans lequel ces événements se sont déroulés, mais
également le contexte politique congolais. Ainsi, la commission
standpunt van de regering in dat
verband toelichten, niet echter
zonder vooraf de zonen van
Patrice Lumumba die hier
aanwezig zijn te hebben begroet.
Maar vooreerst wil de regering
haar achting betuigen voor het
degelijk werk dat de commissie
heeft geleverd. Zij richtte de
schijnwerpers op een gebeurtenis
waarover nog geen opheldering
was verschaft. Dit zal onze
betrekkingen met Congo evenals
met de families van de slachtoffers
in gunstige zin beïnvloeden.

De regering is van oordeel dat de
commissie wijs heeft gehandeld
door rekening te houden met het
feit dat de internationale toestand
destijds volledig verschilde van de
huidige. In ons land laaiden de
emoties hoog op. Vele
landgenoten voelden zich
betrokken bij de gebeurtenissen.
De aangrijpende beelden van de
landgenoten die huiswaarts
keerden hebben het beeld van wat
zich in Congo afspeelde
beïnvloed. Het leed van onze
landgenoten mag natuurlijk niet
worden vergeten, maar de
werkzaamheden van de
commissie hadden betrekking op
de omstandigheden waarin de
moord op Patrice Lumumba
plaatsvond, alsook op de
verantwoordelijkheden van
sommigen hierin. Het is juist dat
een deel van de bevolking Patrice
Lumumba verantwoordelijk achtte
voor de situatie waarin onze
landgenoten zich bevonden.

De commissie heeft zich tevens
gebogen over de toenemende
onenigheid tussen Patrice
Lumumba en zijn minister van
voorlichting.

Er wordt ook gezinspeeld op de
breuk tussen de secretaris-
generaal van de UNO en Patrice
Lumumba. Ik herinner eraan dat
de militaire interventie nooit door
de Verenigde Naties werd
veroordeeld.
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
50
d'enquête parlementaire revient sur l'opposition croissante entre le
premier ministre Patrice Lumumba et son ministre de l'Information
Kashamura. Elle renvoie en outre également à la signification cruciale
que revêtit la rupture entre le secrétaire général des Nations unies,
Dag Hammarskjold, et Patrice Lumumba lors de la chute de ce
dernier.

La distinction opérée par la commission d'enquête entre, d'une part,
notre intervention militaire qui poursuivait des objectifs humanitaires
et visait à assurer la protection et le rapatriement de nos compatriotes
vivant au Congo et, d'autre part, nos interventions directes dans les
affaires intérieures du Congo, est tout aussi pertinente. L'intervention
militaire ne fut jamais qualifiée d'agressive par les Nations unies alors
que la seconde fut fermement condamnée.

Le gouvernement partage l'avis de la commission quant au fait que le
gouvernement d'alors a développé différents projets qui ont varié en
fonction des personnes et des moments, pour un soutien apporté aux
sécessions au Katanga et au Sud-Kasai. Celles-ci ne visaient pas à
obtenir une scission définitive du Congo mais plutôt à miner les
assises économiques et politiques du pouvoir de Lumumba. En
réponse aux aspirations unitaires exprimées par le MNC de
Lumumba, le gouvernement belge visait une restructuration
confédérale ou fédérale du Congo.

Le gouvernement prend note d'une série de découvertes factuelles
mises à jour par la commission d'enquête parlementaire, sans les
contester le moins du monde. La commission a été aussi loin que
possible dans la description des circonstances précises dans
lesquelles Patrice Lumumba a été exécuté. Elle souligne également
l'implication d'instances gouvernementales belges lors du transfert de
Lumumba au Katanga, sans que l'idée de l'exécuter ou de le faire
exécuter n'ait dans ce cadre été préméditée. La commission
d'enquête parlementaire n'a pas trouvé d'indice ou de preuve
permettant de démontrer que le gouvernement belge de l'époque
aurait demandé l'élimination physique de Patrice Lumumba.

A l'instar de la commission d'enquête parlementaire, le gouvernement
déplore le fait que le traitement de cette question par le gouvernement
de l'époque ait révélé un manque de considération pour l'intégrité
physique de Patrice Lumumba, une intégrité physique manifestement
subordonnée à d'autres intérêts. A aucun moment, le gouvernement
de l'époque n'a réclamé un traitement digne, voire une administration
normale de la justice. Après l'exécution, le gouvernement de l'époque
a mené une politique d'information peu défendable.

Cette attitude générale, que l'on peut qualifier d'insensible neutralité et
d'apathie pour le sort réservé à Patrice Lumumba, peut être jugée
comme un manquement grave en termes de bonne gestion et de
respect pour l'Etat de droit. A la lumière des critères appliqués
aujourd'hui, certains membres du gouvernement d'alors et certains
acteurs belges de l'époque portent une part irréfutable de
responsabilités dans les événements qui ont conduit à la mort de
Patrice Lumumba.

Le gouvernement estime, dès lors, qu'il est indiqué et convenable de
présenter à la famille de Patrice Lumumba, aux familles de MM.
Mpolo et Okito et au peuple congolais ses profonds et sincères
Geconfronteerd met de Katangese
afscheiding, die erop gericht was
het politiek draagvlak van Patrice
Lumumba te ondermijnen,
overwoog de Belgische regering
een federale of confederale
herstructurering van Congo. De
onderzoekscommissie heeft geen
bewijzen gevonden dat de
Belgische regering zou hebben
gevraagd Patrice Lumumba uit te
schakelen.

Na de executie heeft de regering
een onverdedigbare
informatiecampagne gevoerd. Van
die houding, die als kil kan worden
bestempeld, kan worden gesteld
dat zij haaks stond op een goed
bestuur en ernstige schendingen
van de rechtsstaat inhield. Er was
ontegenzeglijk sprake van een
ongevoelige neutraliteit, een
apathie.

Sommige Belgische actoren
dragen ongetwijfeld een zekere
verantwoordelijkheid in de
gebeurtenissen die tot de moord
op Patrice Lumumba hebben
geleid. De regering vindt het
aangewezen haar diepe en
oprechte spijt aan de betrokken
familieleden en aan het Congolese
volk te betuigen en hen haar
verontschuldigingen aan te bieden.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
51
regrets, ainsi que ses excuses pour la douleur qui leur a été infligée
de par cette apathie et cette froide indifférence.

Wat de aanbevelingen van de onderzoekscommissie betreft, heeft de
regering het volgende standpunt ingenomen. Inzake de controle op de
regering deelt voor de periode 1960-1961 de regering de vaststelling
van de onderzoekscommissie. De bevoegdheidsafbakening binnen de
regering was vaak onduidelijk en de besluitvorming vatbaar voor
verschillende interpretaties, zodat uitvoering van de
regeringsbeslissingen niet altijd gelijklopend was. Wat de
aanbevelingen betreft is de regering het volledig eens met de
onderzoekscommissie inzake het belang van een goed
functionerende besluitvorming en inzake de transparantie van het
beleid in een democratisch systeem. Dit veronderstelt duidelijke
bevoegdheidsafbakeningen en een hiërarchische besluitvorming
waarbij de politieke verantwoordelijken de eindverantwoordelijkheid
dragen. Dit veronderstelt dat zij volledig en systematisch op de hoogte
worden gehouden van de handelingen van hun ambtenaren. De
regeringsleden zijn verantwoordelijk voor het parlement dat recht
heeft op tijdige, correcte en volledige informatie. Confidentiële
informatie verdient een adequate behandeling die te allen tijde en in
alle omstandigheden tegen bekendmaking moet worden beschermd.
Het komt aan het parlement toe om in overleg met de regering deze
bescherming via geëigende maar te allen tijde toepasbare en
afdwingbare mechanismen te garanderen.

Inzake de rol van het staatshoofd voor de periode 1960-1961
herinnert ook de regering aan de bestaande grondwettelijke bepaling
en gewoonten die onder andere in regelmatige wederzijdse
informatiekanalen tussen het staatshoofd en de regering voorzien.
Niets wijst erop dat deze niet zouden hebben gefunctioneerd in deze
periode. De regering is het eens met de aanbevelingen van de
onderzoekscommissie.

Inzake de inlichtingendiensten voor de periode 1960-1961 is de
regering het eens met de vaststellingen van de onderzoekscommissie
inzake de gebrekkige, onvolledige en niet tijdige informatie voor de
inlichtingendiensten. De regering deelt de aanbevelingen van de
onderzoekscommissie die de noodzakelijke doelmatigheid van de
inlichtingendienst benadrukt.

Inzake de toestand van de archieven en de behoefte aan historisch
onderzoek is de regering het eens, zowel met de vaststellingen als
met de aanbevelingen van de onderzoekscommissie.
En ce qui concerne le contrôle du
gouvernement au cours de la
période 1960-1961, le présent
gouvernement estime aussi que la
répartition des compétences en
vigueur à l'époque manquait
souvent de clarté et que les
décisions prises pouvaient donner
lieu à plusieurs interprétations. Le
gouvernement adhère aux
recommandations de la
commission d'enquête concernant
le bon fonctionnement du
processus décisionnel et la
transparence de la politique dans
un système démocratique. A cette
fin, il est nécessaire de bien
délimiter les compétences et le
gouvernement doit être informé
des actes accomplis par les
fonctionnaires. Le gouvernement
est responsable devant le
Parlement, lequel a le droit d'être
informé correctement et
complètement.

Pour la période 1960-1961, le
gouvernement souscrit aux
recommandations relatives au rôle
joué par le Roi. Il en va de même
des constatations et
recommandations ayant trait aux
services de renseignements ainsi
que celles se rapportant aux
archives et à la recherche
historique. Pour ce qui regarde le
Roi, les canaux d'information
reliant le chef de l'Etat et le
gouvernement que prévoient la
Constitution et le droit coutumier
ont fonctionné normalement. En
revanche, au sein des services de
renseignements, l'information a
mal circulé et les informations
transmises l'ont été
incomplètement ou ne l'ont pas été
à temps.
Le gouvernement estime que la présentation et le débat consacré aux
conclusions de la commission d'enquête parlementaire constituent
une occasion de réaffirmer son engagement envers le peuple de la
République Démocratique du Congo. Depuis l'indépendance de notre
ancienne colonie, nos relations d'Etat à Etat avec le Congo ont connu
des moments de collaboration intense mais aussi des épisodes de
tensions brûlantes. Malgré des relations officielles marquées par des
De regering bevestigt de
verbintenis die België jegens het
Congolese volk heeft aangegaan.
De betrekkingen tussen beide
landen hebben sinds 1960 ups
and downs gehad. Dat neemt niet
weg dat onze bevolking een diepe
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
52
hauts et des bas, notre pays a toujours éprouvé une profonde
sympathie et une véritable solidarité envers le peuple congolais. En
dépit de l'évolution conjoncturelle de nos relations, notre peuple a
toujours conservé des liens étroits avec le peuple congolais qui a
toujours fait preuve d'un remarquable instinct de survie et d'une
impressionnante résistance dans un environnement caractérisé
alternativement par l'oppression politique, la violence ethnique,
l'instabilité régionale, les catastrophes naturelles ou la souffrance
humaine.

L'année dernière, le gouvernement annonçait un programme d'action
pour la stabilité régionale dans la région des Grands Lacs et, en
particulier, pour la République Démocratique du Congo. Là aussi, il
s'agissait de l'expression de notre lien avec la population congolaise
dans son ensemble. Qui plus est, notre pays a placé sa présidence
européenne sous le signe d'une plus grande attention européenne et
d'une plus grande coopération avec les pays de cette région.
Actuellement, nous sommes associés aux activités diplomatiques
visant la réussite de l'imminent dialogue intercongolais et le règlement
de la question des milices et des troupes étrangères présentes sur le
territoire congolais.

Au niveau bilatéral, nous avons considérablement intensifié notre
coopération au développement. Nous continuerons à le faire dans la
mesure où les autorités congolaises feront preuve de leur volonté
d'accorder une plus grande marge de manoeuvre à la démocratie et à
la bonne gestion, y compris en matière de droits de l'homme.

Enfin, dans le prolongement des conclusions de cette commission, le
gouvernement belge a décidé de financer une fondation Patrice
Lumumba à hauteur de 3.750.000 , qui sera complétée par une
dotation annuelle de minimum 500.000 . L'objet de cette fondation
aura pour but le développement démocratique au Congo par le
financement de projets en matière de préventions des conflits, de
renforcement de l'Etat de droit et de formation de la jeunesse comme,
par exemple, l'octroi de bourses d'études. La famille de Patrice
Lumumba sera associée de façon significative à la gestion de ce
fonds qui aura son siège en République Démocratique du Congo.

Enfin, je me réjouis de la publication, par votre assemblée, du rapport
de vos travaux. Ce rapport est une contribution heureuse à caractère
scientifique, culturel, historique, politique et même thérapeutique. La
mémoire collective de notre pays, et surtout de sa jeunesse, comme
plusieurs intervenants l'ont souligné, mérite et a besoin de cette vérité
et de cette information.
sympathie voelt voor de zwaar
beproefde Congolezen, die
conflicten en natuurrampen
hebben doorstaan en blijk gaven
van een uitzonderlijk
overlevingsinstinct. De beslechting
van het recente conflict in de
streek van de Grote Meren en de
inspanningen om het probleem
van de buitenlandse milities op
Congolees grondgebied te regelen
zijn twee voorbeelden van de
belangstelling waarmee de
Belgische regering de huidige
situatie in Congo volgt.

Vorig jaar kondigde de regering
een actieprogramma voor
Centraal-Afrika aan. Ook dat
initiatief strekt ertoe onze banden
met het Congolese volk te
concretiseren. En hoef ik u in
herinnering te brengen dat wij het
Belgische EU-voorzitterschap in
het teken van het streven naar
nauwere banden met Afrika
geplaatst hebben?

Op bilateraal vlak hebben wij de
ontwikkelingssamenwerking
geïntensiveerd, en indien wij
duidelijke signalen krijgen dat de
democratie een kans krijgt en dat
de mensenrechten gerespecteerd
worden in Congo, zullen wij die
ingeslagen weg verder blijven
bewandelen.

De regering heeft beslist een
bedrag van 3.750.000 uit te
trekken voor de financiering van
een stichting-Patrice Lumumba, en
daarbovenop een jaarlijkse
subsidie van 500.000 toe te
kennen.

Die stichting zal zich ten doel
stellen de democratie in Congo
verder uit te bouwen, de
rechtsstaat te versterken en de
jeugd te ondersteunen.De familie
Lumumba zal bij het beheer van
dat fonds worden betrokken.

Tot slot verheug ik mij over de
publicatie van dat verslag, dat een
historische en zelfs een
therapeutische betekenis insluit.
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
53
De plicht om niet te vergeten, om
de herinnering levendig te houden
verdiende en vereiste dat die
waarheid en die informatie aan het
licht werden gebracht.
01.30 Le président: Merci, monsieur le ministre. Selon la tradition,
j'accepte les demandes de réplique.
01.31 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, collega's, ik heb nooit
gehouden van de huidige excuusmode die er vooral uit bestaat dat
men zich verontschuldigt voor wat anderen hebben gedaan. Dat is
zeer eenvoudig, zelfs van een dermate grote eenvoud dat het
simplistisch is om zich op die wijze ergens in de wereld op een
ogenblik dat men geschikt vindt populair te maken. Het engagement
is echter zeer klein want men spreekt tenslotte niet voor zichzelf maar
voor anderen. Dat is een eerste vaststelling.

Een tweede vaststelling heb ik deze morgen al gedaan en ook deze
namiddag in een repliek op de uiteenzetting van mevrouw Laenens.
De hele zaak-Lumumba en in het bijzonder de geestesgesteldheid
waarin dit land in die tijd leefde werden in enorme mate bepaald door
wat er in Congo gebeurd is in de eerste dagen na de
onafhankelijkheid toen duizenden van onze landgenoten opgejaagd
werden en hun huizen geplunderd werden terwijl zij vermoord en
verkracht werden. Ook dit moet eens gezegd worden. Als men
spreekt van elkaar de hand te geven en hier de spons over te vegen,
dan heb ik daarmee geen probleem. De verontschuldigingen moeten
dan echter op zijn minst ook van die kant komen en geëist worden.
Dat hebt u niet gedaan. Niet alleen daarom maar ook om andere
redenen zal ik uw regeringspolitiek terzake blijven bestrijden. Mijnheer
de minister, u verontschuldigt zich zoveel u wilt, u plooit maar en u
maakt zich maar populair in Centraal-Afrika. Goed, dat is uw zaak. Ik
spreek hier namens de duizenden die toen slachtoffer waren. U zegt
maar wat u wil, u mag aan demagoog nog populist toevoegen. U doet
maar. Ik spreek in naam van de duizenden, ook de Franstaligen, die
toen verjaagd werden. Niemand spreekt daar nog van want het is niet
meer politiek correct om daarover nog te spreken. In hun naam zeg ik
u dat u fout zit. U zit fout en ik denk dat ze het niet zullen vergeten.
Dat is al wat ik hier te zeggen had.
01.31 Francis Van den Eynde
(VLAAMS BLOK): Je n'ai jamais
pu me faire à cette mode qui
consiste à présenter des excuses
pour des faits commis par autrui.
Voilà une attitude facile qui
n'engage à rien.

L'absence de considération pour
les circonstances dans lesquelles
tant de nos compatriotes ont été
chassés, violés ou assassinés en
1960 et en 1961 me choque
profondément. Si le gouvernement
belge fait amende honorable, le
gouvernement congolais doit
présenter ses excuses pour le
traitement inqualifiable infligé aux
milliers de victimes belges,
également francophones, de la
décolonisation. En cherchant à se
rendre à bon compte populaire en
Afrique centrale, le ministre Michel
fait fausse route.
01.32 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter, het
is belangrijk de sereniteit opnieuw in het debat te brengen en aan te
geven dat alvast onze fractie de manier waarop de regering met de
aanbevelingen van de commissie is omgegaan, apprecieert. Wij
hopen dat de uitvoering ervan in overleg met het parlement zal
gebeuren.
01.32 Leen Laenens (AGALEV-
ECOLO): Mon groupe apprécie
l'attitude du gouvernement. Nous
espérons que le Parlement sera
associé à la mise en oeuvre des
recommandations formulées par la
commission d'enquête
01.33 Daan Schalck (SP.A): Mijnheer de voorzitter, collega's, ook wij
zijn tevreden met het gevolg dat de regering zal geven aan het werk
dat is gedaan. Wij menen dat de regering en het parlement hier heel
nauw bij elkaar aansluiten wat het geleverde werk betreft. Alleen denk
ik dat de regering in alle sereniteit het hoofdstuk dat de deskundigen
over het staatshoofd hebben geschreven best eens zou herlezen voor
men vaststelt dat er geen enkel probleem zou zijn geweest met de
Grondwet. We moeten dat in alle sereniteit kunnen zeggen.
01.33 Daan Schalck (SP.A): Nous
sommes également satisfaits des
suites réservées par le
gouvernement au travail accompli
par la commission d'enquête.
L'absence de problème
constitutionnel, s'agissant du rôle
joué par le Roi, n'apparaît pas
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
54

Dit komt niet zomaar naar boven. Dit is ook door de voorzitter gezegd
op de persconferentie. Trouwens, Theo Lefèvre heeft het
aankomende probleem als eerste gesignaleerd, niet 40 jaar na de
feiten maar tijdens de feiten.
comme une évidence. M. Théo
Lefèvre avait déjà signalé un tel
problème au coeur même de la
crise, il y a quarante ans. J'invite le
gouvernement à relire le chapitre
du rapport consacré à cet aspect.
01.34 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC): Monsieur le président,
je voudrais tout d'abord dénoncer les propos poujadistes que nous
venons d'entendre, pour une raison bien simple. Nous avons tous
insisté à cette tribune, et la commission également dans ses travaux,
pour différencier très clairement les interventions humanitaires de la
Belgique après le 30 juin 1960 pour protéger ses coopérants, leurs
biens, pour assurer leur sécurité dans une période extrêmement
troublée.

Bien entendu, notre commission était chargée de faire la lumière sur
l'assassinat de Patrice Lumumba mais pas sur le processus de
décolonisation. C'est donc de l'assassinat de Patrice Lumumba que
nous avons traité. Nous avons mis en évidence un manque de
considération ou simplement de préoccupation pour le sort du premier
premier ministre du Congo indépendant. Tel est le résultat de notre
travail qui a duré 20 mois.

Je me félicite que le gouvernement donne concrètement une réponse.
Il aurait pu se contenter de nous dire que notre commission a bien
travaillé et nous remercier du travail accompli.

Aujourd'hui même, dans le cadre de ce débat, le gouvernement
apporte une réponse très concrète à un des objectifs fixés par notre
commission: faire un devoir de mémoire, en considérant un pays et
son histoire. En effet, il n'est pas possible de considérer un pays sans
tenir compte de son histoire, comme il n'est pas possible d'oeuvrer
aux bonnes relations internationales si on ne reconnaît pas soi-même
sa propre histoire et sa propre culture. C'est ce travail qui a été fait.
Grâce à la proposition du gouvernement, notre commission a permis
d'améliorer le travail accompli dans le but d'approfondir les relations
entre la Belgique, le Congo et l'Afrique centrale.
01.34 Daniel Bacquelaine (PRL
FDF MCC): Ik wil protesteren
tegen de poujadistische taal die wij
hier net hebben gehoord. Wij
hebben een onderscheid gemaakt
tussen de Belgische humanitaire
acties die na 30 juni werden
opgezet om onze landgenoten te
beschermen en het feit dat
klaarheid wordt geschapen in de
omstandigheden waarin Patrice
Lumumba werd vermoord. Het
was niet onze bedoeling het
dekolonisatieproces te analyseren.
Het spreekt vanzelf dat het lot van
de eerste minister van Congo
mede werd bepaald door een
gebrek aan bezorgdheid. Ten
slotte verheugt het mij dat de
regering concreet inspeelt op de
werkzaamheden en de
doelstellingen van de commissie,
door erop te wijzen dat het onze
plicht is het geheugen in stand te
houden.

Concreet komen wij dank zij de
regering tot een situatie waarbij de
werkzaamheden van onze
commissie bijdragen tot een
verbetering van de betrekkingen
tussen België, Congo en Centraal-
Afrika.
01.35 Ferdy Willems (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan
bij de woorden van de voorzitter van onze commissie als hij zegt dat
er schitterend werk is geleverd. Hij heeft dit ook reeds aanbevolen
aan de Sabena-commissie. Een toekomstige commissie moet er
volgens mij toch over waken dat voor het politieke werk iets meer tijd
wordt uitgetrokken.

Ik ben het niet met u eens dat wij ons niet mogen bezondigen aan
interpretaties. Als er in een rechtszaak geen smoking gun wordt
gevonden, is het zoeken naar motieven een essentieel element. In
deze zaak hebben economische belangen een evidente rol gespeeld.

Collega's, stel u een proces voor waarin dit dossier wordt behandeld.
Alle gegevens wijzen in dezelfde richting: eerst politieke en daarna
fysieke eliminatie. Maak u geen illusies over de uitspraak.

Ik betwist dat hier geen sprake is van een politieke maar enkel een
01.35 Ferdy Willems (VU&ID): Je
pense, comme le président, que la
commission a fait du bon travail.
Cela dit, je voudrais saisir
l'occasion pour conseiller vivement
aux membres de la commission
Sabena de prévoir plus de temps
pour réaliser le travail politique.

Je reste convaincu que des motifs
d'ordre économique ont joué un
grand rôle dans cette affaire.
Chacun devine ce que serait le
verdict si l'élimination politique et
physique de Lumumba était au
centre d'un procès. Quoi qu'il en
soit, je m'inscris en faux contre
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
55
morele verantwoordelijkheid. Regeringen zijn verantwoordelijk voor
een land en de daaropvolgende regeringen nemen die
verantwoordelijkheid over. Ik geef u een heel gemakkelijk voorbeeld.
De huidige Duitse regering heeft zich al dikwijls geëxcuseerd voor wat
in 40-45 is gebeurd en zij was toen ook niet aan de macht.

Ik ben voorstander van excuses aan de familie maar dan moet men
wel rekening houden met het feit dat er geen 3 maar wel 10 mensen
zijn vermoord.

Ik zal niet de stijl herhalen van een andere partij maar ook wij hebben
gepleit voor genoegdoening voor de Belgische slachtoffers. Ik heb het
voorstel gelanceerd dat onze minister, die goede relaties heeft met
Congo, erop zou aandringen dat er tegelijkertijd excuses komen van
de Belgische en de Congolese regering voor de Belgische en de
Congolese slachtoffers. Mij lijkt dit een zinnig voorstel. Ik heb destijds
even kennis kunnen maken met de nieuwe president, Kabila Junior. Ik
denk dat dit een man is die daarvoor feeling zou kunnen hebben.

Ik verheug mij over de excuses en het verdere onderzoek. Mijnheer
de minister, uw Congo-politiek is inderdaad een goede politiek.

Ik dring er bij u wel op aan dat u mee de afschaffing van de doodstraf
in Congo bepleit en dat u werk maakt van de kwijtschelding van de
schuldenlast. U zit op de juiste stoel om dat te doen, mijnheer de
minister.

Ik heb begrepen, mijnheer de voorzitter, dat u de resoluties zult
voorlezen; dat zal ik dus nu niet doen.
l'affirmation selon laquelle le
gouvernement belge de l'époque
ne porte pas de responsabilité
politique mais seulement une
responsabilité morale.

Au nom du gouvernement, le vice-
premier ministre a présenté des
excuses aux familles de trois
défunts. Je voudrais souligner que
le 17 janvier 1961, dix Congolais
ont été assassinés. Quid des sept
autres? Je reste également
persuadé que notre proposition
d'excuses réciproques est une
bonne proposition.

Je me réjouis que le
gouvernement ait présenté ses
excuses aux familles. J'espère
que le ministre plaidera en faveur
de l'abolition de la peine de mort
au Congo et de l'annulation de la
dette qui hypothèque le
développement de ce pays.
Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Francis Van den Eynde en Gerolf
Annemans en luidt als volgt:
"De Kamer,
na kennis genomen te hebben van het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het
vaststellen van de precieze omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele
betrokkenheid daarbij van Belgische politici (302/6 en 7-1999-2000),
1. neemt akte van de vaststellingen en aanbevelingen van de onderzoekscommissie;
2. neemt akte van het bestaan van een Congo-rapport 1960/1961 van de hand van "Onderzoekscommissie
Congo 1960" over de lotgevallen van de gevluchte Belgen uit Congo;
3. is van oordeel dat het Congo-rapport 1960/1961 belangrijke informatie over het leed van destijds
gevluchte landgenoten en de rol van Lumumba in dat kader kan bevatten;
4. gezien het belang van voornoemde informatie, vraagt aan de minister van Justitie de vrijgave van het
Congo-rapport 1960/1961;
5. is de mening toegedaan dat omwille van het mogelijke belang van het Congo-rapport 1960/1961 de
werkzaamheden van de onderzoekscommissie Lumumba niet beëindigd zijn en het verslag ­ in casu de
vaststellingen en de aanbevelingen van het verslag ­ dan ook onvolledig is en dus herbekeken dient te
worden; meer bepaald dient onderzoek te gebeuren van het Congo-rapport 1960/1961 en tevens de rellen
onder de plaatselijke bevolking na de onafhankelijkheid en de rol van het Hof in de Lumumba-affaire."

Une première motion de recommandation a été déposée par MM. Francis Van den Eynde et Gerolf
Annemans et est libellée comme suit:
"La Chambre,
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
56
après avoir pris connaissance du rapport de la commission d'enquête parlementaire chargée de déterminer
les circonstances exactes de l'assassinat de Patrice Lumumba et l'implication éventuelle des responsables
politiques belges dans celui-ci (312/6 et 7-1999-2000),
1. prend acte des constatations et recommandations de la commission d'enquête;
2. prend acte de l'existence d'un rapport sur le Congo 1960/1961, rédigé par la Commission d'enquête sur
le Congo de 1960 au sujet des vicissitudes qu'ont connues les Belges ayant fui le Congo;
3. estime que le rapport sur le Congo de 1960/1961 peut contenir des informations importantes concernant
les souffrances endurées par certains de nos compatriotes ayant fui à cette époque, ainsi que concernant
le rôle joué par Lumumba dans ce cadre;
4. vu l'importance des informations susvisées, demande au ministre de la Justice de rendre public le
rapport sur le Congo de 1960/1961;
5. estime qu'en raison de l'intérêt que pourrait présenter le rapport sur le Congo de 1960/1961, les travaux
de la commission d'enquête «Lumumba» ne sont pas achevés, que le rapport - en l'occurrence, les
constatations et recommandations qu'il contient - est dès lors incomplet et qu'il convient donc de le
reconsidérer; il convient en particulier d'examiner le rapport sur le Congo de 1960/1961 et d'enquêter sur
les émeutes qui ont éclaté au sein de la population locale après l'indépendance et sur le rôle joué par la
Cour dans l'affaire Lumumba."

Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Ferdy Willems en luidt als volgt:
"De Kamer,
na kennisname van het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie Lumumba en van het debat
hierover in de plenaire vergadering van dinsdag 5 februari 2002,
- neemt akte van de vaststellingen en aanbevelingen van de commissie;
- vraagt verder onderzoek over:
1) het "waarom?" van de moord op Lumumba;
2) de personen op wiens bevel deze moord werd begaan;
3) de financiële belangen die bij deze moord een rol konden spelen of effectief ook gespeeld hebben;
4) aard, omvang en gebruik van de "geheime fondsen";
5) de rol van Union Minière en Forminière bij deze moord;
6) de juridische en grondwettelijke consequenties van deze moord;
7) de motieven van het Belgisch optreden;
8) de omstandigheden van de moord op zeven andere Lumumbisten in Kasai op 9 februari 1961;
9) de betrokkenheid van Belgische politici;
10) de betrokkenheid van de Koning en het Hof;
- vraagt inzage van de rapporten die zich bevinden bij zowel het Hof van Cassatie als het ministerie van
Buitenlandse Zaken, evenals van de nota van 70 bladzijden die de heer Brassinne heeft overgemaakt aan
de voorzitter van de commissie;
- vraagt de omschrijving "morele verantwoordelijkheid" te vervangen door "politieke verantwoordelijkheid";
- vraagt dat België officieel zijn excuses aanbiedt aan Congo en aan de families van de vermoorde
Congolese politici;
- vraagt dat België bij Congo aandringt op excuses voor de gewelddaden die vele Belgen ondergingen in
die periode;
- vraagt dat minstens onderzocht wordt welke juridische, wettelijke en grondwettelijke consequenties
voortvloeien uit dit rapport;
- vraagt dat België zich maximaal blijft inspannen om mee te werken aan de realisatie van een
democratisch Congo (onder meer door het kwijtschelden van de Congolese schulden, het aandringen op
het afschaffen van de doodstraf in Congo, het einde van de oorlog in Congo, het installeren van een
democratisch gelegitimeerd bestuur in Congo, enz.)."

Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Ferdy Willems et est libellée comme suit:
"La Chambre,
après avoir pris connaissance du rapport de la commission d'enquête parlementaire «Lumumba» et après
en avoir débattu en séance plénière du mardi 5 février 2002,
- prend acte des constatations et recommandations de la commission d'enquête;
- demande un complément d'enquête concernant:
1) le « pourquoi » de l'assassinat de Lumumba;
2) les commanditaires de cet assassinat;
3) les intérêts financiers qui auraient pu jouer un rôle ou ont effectivement joué un rôle dans cet assassinat;
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
57
4) la nature, l'importance et l'utilisation des «fonds secrets»;
5) le rôle joué par l'Union minière et la Forminière dans cet assassinat;
6) les conséquences juridiques et constitutionnelles de cet assassinat;
7) les motifs de l'intervention belge;
8) les circonstances de l'assassinat de sept autres lumumbistes au Kasai le 9 février 1961;
9) l'implication d'hommes politiques belges;
10) l'implication du Roi et de la Cour;
- demande à consulter les rapports qui se trouvent tant à la Cour de cassation qu'au ministère des Affaires
étrangères, ainsi que la note de 70 pages que M. Brassinne a transmise au président de la commission;
- demande de remplacer l'expression «responsabilité morale » par « responsabilité politique »;
- demande que la Belgique présente officiellement ses excuses au Congo et aux familles des dix hommes
politiques congolais assassinés;
- demande que la Belgique insiste auprès du Congo afin que ce dernier présente ses excuses pour les
violences que de nombreux Belges ont subies au cours de cette période;
- demande qu'il soit à tout le moins examiné quels enseignements il convient de tirer de ce rapport sur les
plans juridique, légal et constitutionnel;
- demande que la Belgique poursuive ses efforts avec détermination afin de contribuer à la mise en place
d'un Congo démocratique (notamment en effaçant la dette congolaise, en insistant pour que la peine de
mort soit abolie dans ce pays; pour qu'il soit mis fin aux guerres qui y font rage; pour qu'une administration
jouissant d'une légitimité démocratique y soit installée, etc)."

Een derde motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Geert Versnick, Daniel Bacquelaine,
Herman Van Rompuy, Claude Eerdekens, Jacques Lefevre, Daan Schalck en de dames Marie-Thérèse
Coenen en Leen Laenens en luidt als volgt:
"De Kamer,
- heeft kennis genomen van het verslag van de onderzoekscommissie opgericht "met oog op het
vaststellen van de precieze omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele
betrokkenheid daarbij van Belgische politici";
- heeft het debat hierover in de plenaire zitting van 5 februari 2002 gehoord;
- stemt in met de conclusies van de onderzoekscommissie."

Une troisième motion de recommandation a été déposée par MM. Geert Versnick, Daniel Bacquelaine,
Herman Van Rompuy, Claude Eerdekens, Jacques Lefevre, Daan Schalck et Mmes Marie-Thérèse
Coenen et Leen Laenens et est libellée comme suit:
"La Chambre,
- après avoir pris connaissance du rapport de la commission d'enquête instituée en vue de déterminer les
circonstances exactes de l'assassinat de Patrice Lumumba et l'implication éventuelle des responsables
politiques belges dans celui-ci;
- après en avoir débattu au cours de la séance plénière du 5 février 2002;
- approuve les conclusions de la commission d'enquête."

Over de moties zal later worden gestemd.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.

De bespreking is gesloten.
La discussion est close.

La séance est levée.
De vergadering is gesloten.

La séance est levée à 17.37 heures. Prochaine séance jeudi 7 février 2002 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 17.37 uur. Volgende vergadering donderdag 7 februari 2002 om
14.15 uur.

05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
58
BIJLAGE
ANNEXE
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
DINSDAG 05 FEBRUARI 2002
MARDI 05 FÉVRIER 2002
INTERNE BESLUITEN
DECISIONS INTERNES
INTERPELLATIEVERZOEKEN DEMANDES
D'INTERPELLATION
Ingekomen Demandes
1. de heer François Bellot tot de vice-eerste minister
en minister van Mobiliteit en Vervoer over "de
initiatieven van de vice-eerste minister en minister
van Mobiliteit en Vervoer inzake verkeersveiligheid".
1. M. François Bellot à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "les
initiatives de la vice-première ministre et ministre de
la Mobilité et des Transports en matière de sécurité
routière".
(nr. 1121 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n°
1121 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
2. de heer Josy Arens tot de minister van Justitie
over "het verlenen van penitentiair verlof aan
gevaarlijke gedetineerden".
2. M. Josy Arens au ministre de la Justice sur
"l'octroi de congés pénitentiaires à des détenus
dangereux".
(nr. 1122 ­ verzonden naar de commissie voor de
Justitie)
(n° 1122 ­ renvoi à la commission de la Justice)
VOORSTELLEN PROPOSITIONS
Toelating tot drukken
Autorisation d'impression
1. Voorstel van verklaring (de heer Filip De Man) tot
herziening van artikel 63 van de Grondwet
(nr. 1614/1).
1. Proposition de déclaration (M. Filip De Man) de
révision de l'article 63 de la Constitution (n° 1614/1).
2. Voorstel van resolutie (de heer Ferdy Willems)
betreffende de afbouw van legbatterijen in de
pluimveesector (nr. 1615/1).
2. Proposition de résolution (M. Ferdy Willems)
relative à la destruction progressive des cages en
batterie utilisées dans le secteur avicole
(n° 1615/1).
3. Wetsvoorstel (mevrouw Frieda Brepoels en de
heer Geert Bourgeois) tot wijziging van artikel 4 van
het koninklijk besluit van 1 december 1975
houdende algemeen reglement op de politie van het
wegverkeer (nr. 1616/1).
3. Proposition de loi (Mme Frieda Brepoels et
M. Geert Bourgeois) modifiant l'article 4 de l'arrêté
royal du 1
er
décembre 1975 portant règlement
général sur la police de la circulation routière
(n° 1616/1).
4. Wetsvoorstel (mevrouw Magda De Meyer, de
heren Hans Bonte, Jean-Marc Delizée, Luc Goutry,
Danny Pieters, Paul Timmermans, mevrouw
Annemie Van de Casteele, de heren Jean-Jacques
Viseur en Joos Wauters) tot wijziging van het
koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende
het recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of
verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid
(nr. 1617/1).
4. Proposition de loi (Mme Magda De Meyer,
MM. Hans Bonte, Jean-Marc Delizée, Luc Goutry,
Danny Pieters, Paul Timmermans, Mme Annemie
Van de Casteele, MM. Jean-Jacques Viseur et Joos
Wauters) modifiant l'arrêté royal du 10 août 1998
instaurant un droit à l'interruption de carrière pour
l'assistance ou l'octroi de soins à un membre du
ménage ou de la famille gravement malade
(n° 1617/1).
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
59
5. Wetsvoorstel (de dames Jacqueline Herzet en
Anne Barzin) tot wijziging van het Wetboek van
strafvordering en van de wet van 20 juli 1990
betreffende de voorlopige hechtenis, met het oog op
de verbetering van de procedure van onmiddellijke
verschijning (nr. 1623/1).
5. Proposition de loi (Mmes Jacqueline Herzet et
Anne Barzin) modifiant, en vue d'améliorer la
procédure de comparution immédiate, le Code
d'instruction criminelle et la loi du 20 juillet 1990
relative à la détention préventive (n° 1623/1).
MEDEDELINGEN COMMUNICATIONS
COMMISSIES COMMISSIONS
Verslagen Rapports
Volgende verslagen werden ingediend:
Les rapports suivants ont été déposés:
namens de commissie voor de Financiën en de
Begroting,
au nom de la commission des Finances et du
Budget,
- door de heer Ludo Van Campenhout, over het
wetsontwerp tot wijziging van de
onverenigbaarheidsregeling voor de leiders van
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
(nr. 1570/3);
- par M. Ludo Van Campenhout, sur le projet de loi
modifiant le régime des incompatibilités applicable
aux dirigeants d'établissements de crédit et
d'entreprises d'investissement (n° 1570/3);
- door de heer Yves Leterme, over:
- par M. Yves Leterme, sur:
. het wetsontwerp tot wijziging van artikel 94 van het
Wetboek der successierechten ingevolge het
nieuwe lokalisatiecriterium voor het recht van
successie zoals bepaald bij de bijzondere wet van
13 juli 2001 tot herfinanciering van de
gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale
bevoegdheden van de gewesten (nr. 1576/2);
. le projet de loi modifiant l'article 94 du Code des
droits de succession, suite au nouveau critère de
localisation du droit de succession établi par la loi
spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement
des communautés et extension des compétences
fiscales des régions (n° 1576/2);
. het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek der
successierechten en het Wetboek der registratie-,
hypotheek- en griffierechten ingevolge de nieuwe
lokalisatiecriteria voor de gewestelijke belastingen
zoals bepaald bij de bijzondere wet van 13 juli 2001
tot herfinanciering van de gemeenschappen en
uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de
gewesten (nr. 1577/2);
. le projet de loi modifiant le Code des droits de
succession et le Code des droits d'enregistrement,
d'hypothèque et de greffe, suite aux nouveaux
critères de localisation des impôts régionaux établis
par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant
refinancement des communautés et extension des
compétences fiscales des régions (n° 1577/2);
namens de commissie voor de Justitie,
au nom de la commission de la Justice,
- door de heer Guy Hove, over het wetsontwerp
betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk,
de internationale verenigingen zonder
winstoogmerk en de stichtingen (geamendeerd door
de Senaat) (nr. 1301/14).
- par M. Guy Hove, sur le projet de loi sur les
associations sans but lucratif, les associations
internationales sans but lucratif et les fondations
(amendé par le Sénat) (n° 1301/14).
ARBITRAGEHOF COUR
D'ARBITRAGE
Arresten Arrêts
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
En application de l'article 113 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
60
- het arrest nr.
25/2002 uitgesproken op
30 januari 2002 over het beroep tot vernietiging van
de artikelen 3, 7 en 9 van de wet van 26 juni 2000
tot beperking met de helft van de devolutieve kracht
van de lijststemmen en tot afschaffing van het
onderscheid tussen kandidaat-titularissen
kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de
provincie- en gemeenteraden en het Europees
Parlement, ingesteld door P. D'Hoker;
- l'arrêt n°
25/2002 rendu le 30 janvier 2002
concernant le recours en annulation des articles 3,
7 et 9 de la loi du 26 juin 2000 visant à réduire de
moitié l'effet dévolutif des votes exprimés en case
de tête et à supprimer la distinction entre candidats
titulaires et candidats suppléants pour l'élection des
conseils provinciaux et communaux et du
Parlement européen, introduit par P. D'Hoker;
(rolnummer: 2027)
(n° du rôle: 2027)
- het arrest nr. 26/2002 van 30 januari 2002 over de
prejudiciële vraag betreffende de artikelen 142 en
157 van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld
door de Controlecommissie, afdeling West-
Vlaanderen, ingesteld bij de Dienst voor
geneeskundige controle van het RIZIV;
- l'arrêt n° 26/2002 du 30 janvier 2002 relatif à la
question préjudicielle concernant les articles 142 et
157 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins
de santé et indemnités, coordonnée le
14
juillet
1994, posée par la Commission de
contrôle, section de Flandre occidentale, instituée
auprès du Service du contrôle médical de l'INAMI;
(rolnummer: 2028)
(n° du rôle: 2028)
- het arrest nr.
27/2002 uitgesproken op
30 januari 2002 over de prejudiciële vragen
betreffende artikel 128, eerste lid, 2°, en tweede lid,
en artikel 394, § 1, van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het hof
van beroep te Brussel bij arrest van
18
september
2000 inzake de Belgische Staat
tegen F. Van Billoen en door de rechtbank van
eerste aanleg te Brussel bij vonnis van
9 maart 2001 inzake B. Thys tegen de Belgische
Staat;
- l'arrêt n° 27/2002 rendu le 30 janvier 2002 relatif
aux questions préjudicielles concernant l'article 128,
alinéa 1
er
, 2°, et alinéa 2, et l'article 394, § 1
er
, du
Code des impôts sur les revenus 1992, posées par
la cour d'appel de Bruxelles par arrêt du
18 septembre 2000 en cause de l'Etat belge contre
F. Van Billoen et par le tribunal de première
instance de Bruxelles par jugement du 9 mars 2001
en cause de B. Thys contre l'Etat belge;
(rolnummers: 2031 en 2145)
(n
os
du rôle: 2031 et 2145)
- het arrest nr.
28/2002 uitgesproken op
30 januari 2002 betreffende de beroepen tot gehele
of gedeeltelijke vernietiging van de wet van
16
maart
2000 "betreffende het ontslag van
bepaalde militairen en de verbreking van de
dienstneming of wederdienstneming van bepaalde
kandidaat-militairen, de vaststelling van de
rendementsperiode en het terugvorderen door de
Staat van een deel van de door de Staat gedragen
kosten voor de vorming en van een gedeelte van de
tijdens de vorming genoten wedden", ingesteld door
A. Michiels en anderen:
- l'arrêt n°
28/2002 rendu le 30 janvier 2002
concernant les recours en annulation totale ou
partielle de la loi du 16 mars 2000 "relative à la
démission de certains militaires et à la résiliation de
l'engagement ou du rengagement de certains
candidats militaires, à la fixation de la période de
rendement et à la récupération par l'Etat d'une
partie des frais consentis par l'Etat pour la formation
et d'une partie des traitements perçus pendant la
formation", introduits par A. Michiels et autres:
CRIV 50
PLEN 205
05/02/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
61
het Hof
1. vernietigt:
. in artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 16 maart 2000
"betreffende het ontslag van bepaalde militairen en
de verbreking van de dienstneming of
wederdienstneming van bepaalde kandidaat-
militairen, de vaststelling van de rendementsperiode
en het terugvorderen door de Staat van een deel
van de door de Staat gedragen kosten voor de
vorming en van een gedeelte van de tijdens de
vorming genoten wedden" de woorden "of uit een
extra-muros-vorming, of";
. artikel 3, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, in
zoverre het voor de aanvullende vormingen bepaalt
dat de rendementsperiode per vorming niet kleiner
mag zijn dan drie jaar en in zoverre het van
toepassing is op vormingen waarvoor geen
volledige dienstontheffing voor de ganse duur van
de vorming is verleend;
. artikel 3, § 4, van dezelfde wet;
2. vernietigt in dezelfde mate artikel 21, § 3, 1°, van
de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der
beroepsofficieren van de land-, de lucht-, de
zeemacht en de medische dienst en der
reserveofficieren van alle krijgsmachtdelen en van
de medische dienst, zoals vervangen bij artikel 11
van de voormelde wet van 16 maart 2000;
3. vernietigt artikel 4 van de voormelde wet van
16 maart 2000, in zoverre het van toepassing is op
een ontslag dat werd aangeboden vóór de
inwerkingtreding van die wet;
la Cour
1. annule:
. à l'article 3, § 1
er
, 3°, de la loi du 16 mars 2000
"relative à la démission de certains militaires et à la
résiliation de l'engagement ou du rengagement de
certains candidats militaires, à la fixation de la
période de rendement et à la récupération par l'Etat
d'une partie des frais consentis par l'Etat pour la
formation et d'une partie des traitements perçus
pendant la formation", les mots "soit en une
formation extra muros, soit";

. l'article 3, § 2, alinéa 1
er
, de la même loi, en tant
qu'il dispose, pour les formations complémentaires,
que la période de rendement ne peut, par
formation, être inférieure à trois ans et qu'il est
applicable aux formations pour lesquelles il n'a pas
été accordé de dispense de service complète pour
la totalité de la formation;
. l'article 3, § 4, de la même loi;
2. annule dans la même mesure l'article 21, § 3, 1°,
de la loi du 1
er
mars 1958 relative au statut des
officiers de carrière des forces terrestre, aérienne et
navale et du service médical, ainsi que des officiers
de réserve de toutes les forces armées et du
service médical, tel qu'il a été remplacé par
l'article 11 de la loi précitée du 16 mars 2000;
3. annule l'article 4 de la loi précitée du
16
mars
2000 en tant qu'il s'applique à une
démission présentée avant l'entrée en vigueur de
cette loi;
(rolnummers: 2044, 2045, 2046 en 2047)
(n
os
du rôle: 2044, 2045, 2046 et 2047)
- het arrest nr.
31/2002 uitgesproken op
30 januari 2002 over de prejudiciële vragen
betreffende artikel 3 van de gemeentekieswet van
4 augustus 1932 en de artikelen 18 en 142 van het
Kieswetboek, gesteld door het college van
burgemeester en schepenen van de gemeente
Honnelles bij beslissing van 28 september 2000.
- l'arrêt n°
31/2002 rendu le 30 janvier 2002
concernant les questions préjudicielles relatives à
l'article 3 de la loi électorale communale du
4 août 1932 et aux articles 18 et 142 du Code
électoral, posées par le collège des bourgmestre et
échevins de la commune de Honnelles par décision
du 28 septembre 2000.
(rolnummer: 2035)
(n° du rôle: 2035)
Ter kennisgeving
Pour information
Beroep tot vernietiging
Recours en annulation
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van het beroep
tot vernietiging van de artikelen 131, § 2, en 235bis,
§ 6, van het Wetboek van Strafvordering, zoals
aangevuld bij de artikelen 6 en 8 van de wet van
19 februari 2001, ingesteld door A. Vercauteren; de
beschikking tot verkorten van de termijn voor het
indienen van een memorie en een memorie van
antwoord.
En application de l'article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie le recours en annulation
des articles 131, § 2, et 235bis, § 6, du Code
d'instruction criminelle, tels qu'ils ont été complétés
par les articles 6 et 8 de la loi du 19 février 2001,
introduit par A. Vercauteren; l'ordonnance
d'abrégement du délai pour l'introduction d'un
mémoire et d'un mémoire en réponse.
(rolnummer: 2327)
(n° du rôle: 2327)
Ter kennisgeving
Pour information
05/02/2002
CRIV 50
PLEN 205
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
62
Prejudiciële vragen
Questions préjudicielles
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
En application de l'article 77 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
- de prejudiciële vraag over artikel 50 van het
Wetboek der successierechten, zoals vervangen bij
het decreet van de Vlaamse Raad van
20 december 1996, gesteld door de rechtbank van
eerste aanleg te Gent bij vonnis van
15 november 2001 inzake E. en L. Van de Weghe
tegen de Belgische Staat;
- la question préjudicielle concernant l'article 50 du
Code des droits de succession, tel que remplacé
par le décret du Conseil flamand du
20
décembre
1996, posée par le tribunal de
première instance de Gand par jugement du
15 novembre 2001 en cause de E. et L. Van de
Weghe contre l'Etat belge;
(rolnummer: 2292)
(n° du rôle: 2292)
- de prejudiciële vraag over artikel 5, tweede lid, van
het Strafwetboek, zoals hersteld bij de wet van
4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid van rechtspersonen, gesteld
door het hof van beroep te Gent bij arrest van
17 januari 2002 inzake R. Maleve en P. De Moor.
- la question préjudicielle concernant l'article 5,
alinéa 2, du Code pénal, rétabli par la loi du
4 mai 1999 instaurant la responsabilité pénale des
personnes morales, posée par la cour d'appel de
Gand par arrêt du 17 janvier 2002 en cause de R.
Maleve et P. De Moor.
(rolnummer: 2322)
(n° du rôle: 2322)
Ter kennisgeving
Pour information