IP218_FIN.doc

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

AGALEV-ECOLO

Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

Front National

Mouvement réformateur

Parti socialiste

PSC

Parti social-chrétien

SP.A

Socialistische Partij Anders

VLAAMS BLOK

Vlaams Blok

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

VU&ID

Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties:

Abréviations dans la numérotation des publications:

DOC 50 0000/000

Parlementair document van de 50e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer

DOC 50 0000/000

Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de base et
du n° consécutif

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

QRVA

Questions et Réponses écrites

CRIV

Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en rechts
het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit papier, bevat
ook de bijlagen)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu intégral
définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions (sur papier blanc, avec les annexes)

CRIV

Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)

CRIV

Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)

CRABV

Beknopt Verslag (op blauw papier)

CRABV

Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)

PLEN

Plenum (witte kaft)

PLEN

Séance plénière (couverture blanche)

COM

Commissievergadering (beige kaft)

COM

Réunion de commission (couverture beige)

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers

Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail:

publicaties@deKamer.be

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:

Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail:

publications@laChambre.be

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

WETSONTWERPEN EN -VOORSTELLEN

PROJETS ET PROPOSITIONS DE LOI

Wetsontwerp betreffende het non-
discriminatiebeginsel ten voordele van
werknemers met een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd (1653/1 en 2)

Projet de loi sur le principe de non-discrimination
en faveur des travailleurs avec un contrat de
travail à durée déterminée (1653/1 et 2)

Algemene bespreking

Discussion générale

Spreker: Pierrette Cahay-André

, rapporteur

Orateur: Pierrette Cahay-André

, rapporteur

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van
21 januari 1987 inzake de risico's van zware
ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten
(1641/1 tot 4)

Projet de loi portant modification de la loi du
21 janvier 1987 concernant les risques
d'accidents majeurs de certaines activités
industrielles (1641/1 à 4)

Algemene bespreking

Discussion générale

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

Spreker: Tony Smets

, rapporteur

Orateur: Tony Smets

, rapporteur

Wetsontwerp houdende wijziging van het
Wetboek van vennootschappen alsook van de
wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking
van belangrijke deelnemingen in ter beurze
genoteerde vennootschappen en tot
reglementering van de openbare overname-
aanbiedingen (1211/1 tot 15)

Projet de loi modifiant le Code des sociétés et la
loi du 2 mars 1989 relative à la publicité des
participations importantes dans les sociétés
cotées en bourse et réglementant les offres
publiques d'acquisition (1211/1 à 15)

- Wetsvoorstel van de heer Henk Verlinde tot
invoering van de procedure van het afkoopbod in
de vennootschapswetgeving (523/1 en 2)

- Proposition de loi de M. Henk Verlinde
instaurant la procédure de l'offre de rachat dans
la législation sur les sociétés commerciales
(523/1 et 2)

- Wetsvoorstel van de heren Yves Leterme, Dirk
Pieters, Karel Pinxten, Jo Vandeurzen, Tony Van
Parys en mevrouw Joke Schauvliege tot wijziging
van het Wetboek van vennootschappen (879/1 tot
3)

- Proposition de loi de MM. Yves Leterme, Dirk
Pieters, Karel Pinxten, Jo Vandeurzen, Tony Van
Parys et Mme Joke Schauvliege modifiant le
Code des sociétés (879/1 à 3)

- Wetsvoorstel van de heren Geert Bourgeois,
Karel Van Hoorebeke en Alfons Borginon en
mevrouw Frieda Brepoels tot wijziging van de wet
van 22 juli 1953 tot oprichting van een instituut
der bedrijfsrevisoren (1039/1 en 2)

- Proposition de loi de MM. Geert Bourgeois,
Karel Van Hoorebeke et Alfons Borginon et Mme
Frieda Brepoels modifiant la loi du 22 juillet 1953
créant un Institut des réviseurs d'entreprises
(1039/1 et 2)

- Wetsvoorstel van mevrouw Anne Barzin en de
heer Serge Van Overtveldt tot wijziging, wat de
overdraagbaarheid betreft van aandelen met
stemrecht waarop door de leden van het
personeel is ingeschreven, van artikel 609, § 3,
van het Wetboek van vennootschappen (1511/1
en 2)

- Proposition de loi de Mme Anne Barzin et M.
Serge Van Overtveldt modifiant, en ce qui
concerne la cessibilité des actions avec le droit
de vote souscrites par le personnel, l'article 609,
§ 3, du Code des sociétés (1511/1 et 2)

- Wetsvoorstel van mevrouw Anne Barzin en de
heer Serge Van Overtveldt tot invoeging van een
artikel 513bis in het Wetboek van
vennootschappen teneinde de minderheids-
aandeelhouders in staat te stellen de
meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te
dwingen over te gaan tot een uitkoopbod (1592/1
en 2)

- Proposition de loi de Mme Anne Barzin et M.
Serge Van Overtveldt insérant un article 513bis
dans le Code des sociétés en vue de permettre
aux actionnaires minoritaires de forcer le ou les
actionnaires majoritaires à procéder à une offre
de reprise (1592/1 et 2)

Algemene bespreking

Discussion générale

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

Sprekers: Thierry Giet

, rapporteur

, Pierre

Lano, Muriel Gerkens

, voorzitter van de

ECOLO-AGALEV-fractie

, Joke Schauvliege,

Karel Van Hoorebeke, Marc Verwilghen

minister van Justitie

Orateurs: Thierry Giet

, rapporteur

, Pierre

Lano, Muriel Gerkens

, présidente du groupe

ECOLO-AGALEV

, Joke Schauvliege, Karel

Van Hoorebeke, Marc Verwilghen

, ministre

de la Justice

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Wetsontwerp betreffende het recht op
maatschappelijke integratie (1603/1 tot 6)

Projet de loi concernant le droit à l'intégration
sociale (1603/1 à 6)

- Wetsvoorstel van de heer Willy Cortois tot
wijziging van artikel 2, § 1, 2°, van de wet van
7 augustus 1974 tot instelling van het recht op
een bestaansminimum (154/1)

- Proposition de loi de M. Willy Cortois modifiant
l'article 2, § 1er, 2°, de la loi du 7 août 1974
instituant le droit à un minimum de moyens
d'existence (154/1)

- Wetsvoorstel van de heer Jean-Jacques Viseur
tot wijziging van de wet van 7 augustus 1974 tot
instelling van het recht op een
bestaansminimum door invoeging van een
huisvestingsbijslag (374/1)

- Proposition de loi de M. Jean-Jacques Viseur
modifiant la loi du 7 août 1974 instituant le droit à
un minimum de moyens d'existence en vue d'y
insérer un complément logement (374/1)

- Wetsvoorstel van de heer Yvan Mayeur en
mevrouw Magda De Meyer tot wijziging van artikel
1 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling
van het recht op een bestaansminimum (657/1)

- Proposition de loi de M. Yvan Mayeur et Mme
Magda De Meyer modifiant l'article 1er de la loi
du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum
de moyens d'existence (657/1)

- Wetsvoorstel van de heren Yvan Mayeur en
Thierry Giet tot wijziging van de wet van 7
augustus 1974 tot instelling van het recht op een
bestaansminimum (870/1)

- Proposition de loi de MM. Yvan Mayeur et Thierry
Giet modifiant la loi du 7 août 1974 instituant le
droit à un minimum de moyens d'existence
(870/1)

- Wetsvoorstel van de heer Yvan Mayeur en
mevrouw Colette Burgeon tot wijziging van artikel
1412 van het Gerechtelijk Wetboek houdende
vaststelling, voor alle bezoldigingen en sociale
uitkeringen, van een niet voor beslag vatbaar
bestaansminimum (1157/1)

- Proposition de loi de M. Yvan Mayeur et Mme
Colette Burgeon modifiant l'article 1412 du Code
judiciaire en vue d'établir un montant minimum
vital insaisissable pour toutes les rémunérations
et les prestations sociales (1157/1)

- Wetsvoorstel van de heer Joos Wauters, de
dames Magda De Meyer, Anne-Mie
Descheemaeker en Michèle Gilkinet en de heer
Paul Timmermans tot verhoging van het bedrag
van het bestaansminimum (1198/1)

- Proposition de loi de M. Joos Wauters, Mmes
Magda De Meyer, Anne-Mie Descheemaeker et
Michèle Gilkinet et M. Paul Timmermans
majorant le montant minimum de moyens
d'existence (1198/1)

- Wetsvoorstel van mevrouw Magda De Meyer tot
wijziging van sommige wetten wat het
bestaansminimum en de mogelijkheid tot
beslag erop betreft (1332/1)

- Proposition de loi de Mme Magda De Meyer
modifiant certaines lois en ce qui concerne le
minimum de moyens d'existence et la
saisissabilité de celui-ci (1332/1)

Algemene bespreking

Discussion générale

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

Sprekers: Colette Burgeon

, rapporteur

, Luc

Paque, José Vande Walle, Yolande
Avontroodt, Yvan Mayeur, Guy D'haeseleer,
Michèle Gilkinet

, voorzitter van de ECOLO-

AGALEV-fractie

, Magda De Meyer, Robert

Hondermarcq, Vincent Decroly, Johan
Vande Lanotte

, vice-eerste minister en

minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie

Orateurs: Colette Burgeon

, rapporteur

, Luc

Paque, José Vande Walle, Yolande
Avontroodt, Yvan Mayeur, Guy D'haeseleer,
Michèle Gilkinet

, présidente du groupe

ECOLO-AGALEV

, Magda De Meyer, Robert

Hondermarcq, Vincent Decroly, Johan
Vande Lanotte

, vice-premier ministre et

ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l' Économie sociale

BIJLAGE

ANNEXE

STEMMINGEN

VOTES

INTERNE BESLUITEN

DECISIONS INTERNES

INTERPELLATIEVERZOEKEN

DEMANDES D'INTERPELLATION

NGEKOMEN

EMANDES

OELATING TOT DRUKKEN

UTORISATION D

IMPRESSION

MEDEDELINGEN

COMMUNICATIONS

SENAAT

SENAT

VERGEZONDEN WETSONTW ERPEN

ROJETS DE LOI TRANSMIS

ANGENOMEN WETSONTWER PEN

ROJETS DE LOI ADOPTÉS

VOCATIE

VOCATION

REGERING

GOUVERNEMENT

NGEDIENDE WETSONTWER PEN

EPOT DE PROJETS DE LOI

LGEMENE UITGAVENBEGR OTING

2001

UDGET GÉNÉRAL DES DÉPENSES

2001

UROPESE

INISTERRAAD VAN

USTITIE EN

INNENLANDSE

AKEN

ONSEIL DES MINISTRES EUROPEENS DE LA

USTICE ET DES

FFAIRES INTERIEURES

ARBITRAGEHOF

COUR D'ARBITRAGE

RRESTEN

RRÊTS

EROEP TOT VERNIETIGING

ECOURS EN ANNULATION

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

iii

REJUDICIËLE VRAGEN

UESTIONS PREJUDICIELLES

REKENHOF

COUR DES COMPTES

OEK VAN OPMERKINGEN

AHIER D

OBSERVATIONS

JAARVERSLAGEN

RAPPORTS ANNUELS

ENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN

VOOR RACISMEBESTRIJDING

ENTRE POUR L

EGALITE DES CHANCES ET LA

LUTTE CONTRE LE RACISME

MBUDSDIENST

ENSIOENEN

ERVICE DE MEDIATION

ENSIONS

NTERDEPARTEMENTALE

OMMISSIE

UURZAME

NTWIKKELING

OMMISSION INTERDEPARTEMENTALE DU

DEVELOPPEMENT DURABLE

ERENIGING VAN

LAAMSE

TEDEN EN

EMEENTEN

« V

ERENIGING VAN

LAAMSE

TEDEN EN

EMEENTEN

ESTUUR VAN DE UITKER INGEN AAN PERSONEN

MET EEN HANDICAP

DMINISTRATION DES PR ESTATIONS AUX

PERSONNES HANDICAPES

EDERALE DIENSTEN VOOR

WETENSCHAPPELIJKE

TECHNISCHE EN

CULTURELE

ANGELEGENHEDEN

ERVICES FEDERAUX DES

FFAIRES

SCIENTIFIQUES

TECHNIQUES ET CULTURELLES

RESOLUTIES

RESOLUTIONS

UROPEES

ARLEMENT

ARLEMENT EUROPEEN

ADVIES

AVIS

OGE

AAD VOOR DE

USTITIE

ONSEIL SUPERIEUR DE LA

USTICE

VARIA

DIVERS

IJKSDIENST VOOR KINDERBIJSLAG VAN

WERKNEMERS

FFICE NATIONAL D

ALLOCATIONS FAMILIALES

POUR TRAVAILLEURS SALARIES

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

PLENUMVERGADERING

SÉANCE PLÉNIÈRE

van

WOENSDAG

APRIL

2002

14:15 uur

______

MERCREDI

AVRIL

2002

14:15 heures

______

De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.15 heures par M. Herman De Croo, président.

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l'ouverture de la séance:
Laurette Onkelinx.

De

voorzitter

: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in bijlage
bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.

01 Ordre des travaux
01 Regeling van de werkzaamheden

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents d'aujourd'hui, je vous propose de renvoyer le projet de
loi insérant les articles 43ter, 44bis, 46bis, 69 et 70 dans les lois sur l'emploi des langues en matière
administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (n

1458/1 à 16) à la commission de l'Intérieur, des Affaires

générales et de la Fonction publique.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van vandaag, stel ik u voor het wetsontwerp tot
invoeging van de artikelen 43ter, 44bis, 46bis, 69 en 70 in de wetten op het gebruik van de talen in
bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (nrs. 1458/1 tot 16) terug te zenden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt.

Pas d'observation?

(Non)

Il en sera ainsi.

Geen bezwaar?

(Nee)

Aldus zal geschieden.

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 17 avril 2002, je vous propose par ailleurs d'inscrire
à l'ordre du jour de la séance plénière de demain après-midi, la proposition de résolution de MM. Jacques
Lefevre et Daniel Bacquelaine relative à la levée de l'embargo à l'égard de la population d'Iraq (n

1708/1 à 4).

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 17 april 2002, stel ik u ook voor op de
agenda van de plenaire vergadering van morgennamiddag het voorstel van resolutie van de heren Jacques
Lefevre en Daniel Bacquelaine betreffende de opheffing van het embargo ten aanzien van de bevolking van Irak
(nrs. 1708/1 tot 4) in te schrijven.

M. Yvon Harmegnies fera rapport oral.
De heer Yvon Harmegnies zal mondeling verslag uitbrengen.

Pas d'observation?

(Non)

Il en sera ainsi.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Geen bezwaar?

(Nee)

Aldus zal geschieden.

Wetsontwerpen en -voorstellen
Projets et propositions de loi

02 Wetsontwerp betreffende het non-discriminatiebeginsel ten voordele van werknemers met een

arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (1653/1 en 2)

02 Projet de loi sur le principe de non-discrimination en faveur des travailleurs avec un contrat de

travail à durée déterminée (1653/1 et 2)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

02.01

Pierrette Cahay-André,

rapporteur: Monsieur le président,

madame la vice-première ministre, chers collègues, mon rapport sera
succinct.

Madame la vice-première ministre, les 12 et 19 mars derniers, vous
nous avez fait un exposé introductif sur le projet visant à transposer la
directive 1999/70/CE du Conseil du 28 juin 1999 concernant l'accord-
cadre CES, UNICE et CEEP sur le travail à durée déterminée.

Cet accord-cadre des partenaires sociaux européens a pour objet
d'améliorer la qualité du travail à temps partiel et de prévenir les abus
de contrats successifs.

Les Etats membres sont donc invités à transposer ces dispositions. La
date prévue était le 10 juillet 2001. La demande d'avis a été transmise
au Conseil national du travail le 17 novembre 1999 et l'avis a été rendu
le 15 mars 2001. Nous ne sommes donc pas responsables de ce
retard, madame la vice-première ministre, puisque nous avons dû
attendre cet avis.

Le gouvernement a adopté ce projet de loi en été 2001. Le Conseil
d'Etat a donné son avis en décembre 2001, d'où six mois d'attente
supplémentaire. Il n'y a pas de remarques particulières du Conseil
d'Etat si ce n'est sur l'égalité de traitement entre hommes et femmes
prévue dans la loi du 7 mai 1999.

En ce qui concerne les conditions de travail, la loi du 7 mai 1999
donnait déjà une compétence spécifique aux tribunaux du travail. C'est
la raison pour laquelle cette compétence ne doit pas être prévue dans
le projet de loi qui nous occupe.

Le texte de la loi se borne à introduire le principe de non-discrimination
dans notre législation. Obligation est faite à l'employeur d'informer les
travailleurs à durée déterminée sur les possibilités d'emplois vacants
dans l'entreprise et de leur permettre ainsi d'augmenter leurs chances
d'occuper un emploi définitif.

Le Conseil des ministres restera vigilant sur l'impact éventuel ultérieur
de la directive sur d'autres législations et sur les travaux auxquels se
sont engagés les partenaires sociaux dans l'accord interprofessionnel
2001-2002 qui porte sur l'organisation du travail et veut rencontrer un
double objectif: les impératifs économiques des entreprises, d'une part,

02.01

Pierrette Cahay-André

rapporteur: De omzetting van de
richtlijn van de Raad van juni 1999
betreffende de door de Europese
sociale partners gesloten
raamovereenkomst inzake de
arbeidsovereenkomsten voor
bepaalde tijd heeft tot doel de
kwaliteit van het deeltijdwerk te
verbeteren en misbruiken als gevolg
van het gebruik van opeenvolgende
arbeidsovereenkomsten voor
bepaalde tijd te voorkomen.

Men had die richtlijn tegen 10 juli
2001 in Belgisch recht moeten
omzetten. Op 17 november 1999
werd terzake het advies van de
Nationale Arbeidsraad gevraagd en
dat advies werd op 15 maart 2001
uitgebracht.

De Raad van State heeft zich in
december 2001 uitgesproken. Het
ontwerp beperkt zich tot het
invoeren van het beginsel van niet-
discriminatie. Het komt erop aan de
belangen van de bedrijven en van de
werknemers te verenigen. Op de
vraag waarom het advies van de
Raad van State niet werd gevolgd,
werd geantwoord dat de coherentie
die aan de afdwingbaarheid moet
worden verleend op alle sociale
bepalingen wordt toegepast. Om
daarop toe te zien werd een
commissie voor sociaal strafrecht
opgericht. Het ontwerp werd met
tien stemmen en vier onthoudingen
aangenomen.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

les aspirations collectives et individuelles des travailleurs, d'autre part.

Dans la discussion, il a été demandé pourquoi le gouvernement n'avait
pas tenu compte des remarques du Conseil d'Etat. Madame la ministre
a répondu qu'une commission de droit pénal social a été instituée
récemment et qu'elle examine ou qu'elle examinera la manière
d'assurer une cohérence à la force contraignante à donner à l'ensemble
des dispositions sociales. Dans l'état actuel des choses, il convient de
s'en tenir au texte proposé, d'autant que ce dernier concerne les
travailleurs à l'égard desquels les tribunaux du travail sont déjà
compétents en cas de litige en vertu de l'article 578 du Code judiciaire.
Il faut préciser que la directive ne vise pas le travail intérimaire et celui-
ci n'est donc pas repris dans ce projet. Les partenaires sociaux
européens considèrent qu'un accord-cadre similaire serait nécessaire
pour le travail intérimaire.

L'article 1er du projet a été adopté par la commission des Affaires
sociales par 10 voix et 4 abstentions; l'article 2, après modification
suggérée par le président M. Wauters, modification de concordance
entre le texte néerlandais et le texte français, a été adopté à l'unanimité
ainsi que les articles 3 à 5 et que l'ensemble du projet.

Voilà, rapidement, le rapport relatif à ce projet de loi.

De

voorzitter

: Vraagt nog iemand het woord?

(Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole?

(Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4)

(1653/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)

(1653/1)

Het wetsontwerp telt 5 artikelen.
Le projet de loi compte 5 articles.

A l'article 2, remplacer au 3° du texte français les mots "exécute un travail identique ou exerce une fonction
similaire" par les mots "exécute un travail identique ou similaire ou exerce une fonction identique ou similaire".

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 5 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 5 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

03 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware

ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (1641/1 tot 4)

03 Projet de loi portant modification de la loi du 21 janvier 1987 concernant les risques d'accidents

majeurs de certaines activités industrielles (1641/1 à 4)

Algemene bespreking
Discussion générale

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

03.01

Tony Smets,

rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de

minister, geachte collega's, de wet van 22 mei 2001 zette de nieuwe
Europese Seveso II-richtlijnen om in ons recht. Daartoe werd een
samenwerkingsakkoord gesloten op 21 juni 1999, dat echter de
bestaande Seveso-wet niet opheft. Een aantal bepalingen van die
laatste wet worden nu geregeld door het samenwerkingsakkoord, doch
een aantal andere bepalingen werden niet opgeheven. Daardoor zijn er
verschillen in benadering. Daarom actualiseert dat ontwerp de
bestaande tekst.

De titulatuur van de wet werd aangepast. Een aantal definities werden
herschreven op basis van het samenwerkingsakkoord. Een aantal
artikelen werden opgeheven. Ik voeg daaraan toe dat een amendement
werd ingediend door mevrouw De Permentier en de heren Janssens en
Frédéric.

Het gehele wetsontwerp zoals geamendeerd en verbeterd, werd
aangenomen met tien stemmen en één onthouding.

03.01

Tony Smets

, rapporteur: La

loi du 22 mai 2001 a transposé la
directive Seveso dans le droit
national. A cet effet, un accord de
coopération avait été conclu le 29
juin 1999. La directive Seveso
existante n'a toutefois pas été
abrogée, ce qui implique que les
différentes versions coexistent. Le
texte existant a donc été actualisé,
son intitulé ainsi que certaines
définitions ont été adaptés et des
articles ont été abrogés. Mme De
Permentier et MM.Janssens et
Frédéric ont présenté des
amendements. Le texte amendé a
été adopté par 10 voix et 1
abstention.

voorzitter

: Vraagt nog iemand het woord?

(Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole?

(Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4)

(1641/4)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)

(1641/4)

Het wetsontwerp telt 7 artikelen.
Le projet de loi compte 7 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

04 Wetsontwerp houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van

2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde
vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen (1211/1 tot 15)
- Wetsvoorstel van de heer Henk Verlinde tot invoering van de procedure van het afkoopbod in de
vennootschapswetgeving (523/1 en 2)
- Wetsvoorstel van de heren Yves Leterme, Dirk Pieters, Karel Pinxten, Jo Vandeurzen, Tony Van
Parys en mevrouw Joke Schauvliege tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen (879/1 tot
3)
- Wetsvoorstel van de heren Geert Bourgeois, Karel Van Hoorebeke en Alfons Borginon en
mevrouw Frieda Brepoels tot wijziging van de wet van 22 juli 1953 tot oprichting van een instituut
der bedrijfsrevisoren (1039/1 en 2)
- Wetsvoorstel van mevrouw Anne Barzin en de heer Serge Van Overtveldt tot wijziging, wat de
overdraagbaarheid betreft van aandelen met stemrecht waarop door de leden van het personeel is

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

ingeschreven, van artikel 609, § 3, van het Wetboek van vennootschappen (1511/1 en 2)
- Wetsvoorstel van mevrouw Anne Barzin en de heer Serge Van Overtveldt tot invoeging van een
artikel 513bis in het Wetboek van vennootschappen teneinde de minderheidsaandeelhouders in
staat te stellen de meerderheidsaandeelhouder(s) ertoe te dwingen over te gaan tot een
uitkoopbod (1592/1 en 2)

04 Projet de loi modifiant le Code des sociétés et la loi du 2 mars 1989 relative à la publicité des

participations importantes dans les sociétés cotées en bourse et réglementant les offres publiques
d'acquisition (1211/1 à 15)
- Proposition de loi de M. Henk Verlinde instaurant la procédure de l'offre de rachat dans la
législation sur les sociétés commerciales (523/1 et 2)
- Proposition de loi de MM. Yves Leterme, Dirk Pieters, Karel Pinxten, Jo Vandeurzen, Tony Van
Parys et Mme Joke Schauvliege modifiant le Code des sociétés (879/1 à 3)
- Proposition de loi de MM. Geert Bourgeois, Karel Van Hoorebeke et Alfons Borginon et Mme
Frieda Brepoels modifiant la loi du 22 juillet 1953 créant un Institut des réviseurs d'entreprises
(1039/1 et 2)
- Proposition de loi de Mme Anne Barzin et M. Serge Van Overtveldt modifiant, en ce qui concerne
la cessibilité des actions avec le droit de vote souscrites par le personnel, l'article 609, § 3, du Code
des sociétés (1511/1 et 2)
- Proposition de loi de Mme Anne Barzin et M. Serge Van Overtveldt insérant un article 513bis dans
le Code des sociétés en vue de permettre aux actionnaires minoritaires de forcer le ou les
actionnaires majoritaires à procéder à une offre de reprise (1592/1 et 2)

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

04.01

Thierry Giet,

rapporteur: Monsieur le président, madame la vice-

première ministre, monsieur le ministre, chers collègues, je voudrais
tout d'abord préciser que la commission a consacré 16 séances à
l'examen de ce projet de loi qui vise à modifier le Code des sociétés et
la loi du 2 mars 1989 relative à la publicité des participations
importantes dans les sociétés cotées en bourse et réglementant les
offres publiques d'acquisition.

Ce projet intègre dans le droit belge diverses dispositions inspirées d'un
"corporate governance" ou d'une "bonne gouvernance" des entreprises.

Il implique deux objectifs importants qui doivent être soulignés: arriver à
un fonctionnement plus efficace et plus équilibré des sociétés et
améliorer la protection des intérêts des personnes qui investissent
dans les valeurs mobilières émises par des sociétés belges.

Pour ce faire, il dote d'un statut légal le comité de direction, règle les
conflits d'intérêts au sein des groupes de sociétés, précise la notion de
responsabilité des personnes morales investies d'un mandat
d'administrateur ainsi que les règles de fonctionnement de l'assemblée
générale.

Pour mettre fin à l'insécurité juridique existante, le comité de direction
émanation du conseil d'administration se voit octroyer une base
légale. Une délégation facultative des pouvoirs du conseil
d'administration à un organe nouveau, le comité de direction, est
consacrée.

Ensuite, afin d'éviter des glissements de bénéfices au bénéfice de
sociétés d'un même groupe, des règles de transparence ont été
élaborées et le concept d'administrateur indépendant a été généralisé.

Par ailleurs, il est prévu que la personne morale qui exerce un mandat

04.01

Thierry Giet

, rapporteur: Dit

wetsontwerp beoogt de wijziging
van het Wetboek van
vennootschappen alsook van de
wet van 2 maart 1989 op de
openbaarmaking van belangrijke
deelnemingen in ter beurze
genoteerde vennootschappen en tot
reglementering van de openbare
overnameaanbiedingen. Het voert in
het Belgisch recht verscheidene
bepalingen in die geïnspireerd zijn
op het concept

corporate

governance

Om een betere werking van de
vennootschappen mogelijk te
maken en in het belang van de
investeerders, verleent het
wetsontwerp het directiecomité een
wettelijk statuut, regelt het de
belangenconflicten binnen groepen
van vennootschappen, preciseert
het de aansprakelijkheid van de
rechtspersoon die een mandaat van
bestuurder uitoefent, evenals de
regels betreffende de werking van
de algemene vergadering. Het
directiecomité krijgt een wettelijke
basis.

Er werden transparantieregels
uitgewerkt en het concept van

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

d'administrateur dans une société doit nécessairement désigner une
personne physique qui aurait la même responsabilité. En outre,
l'interdiction selon laquelle une personne morale ne peut être
administrateur est levée. Le délai de convocation de l'assemblée
générale est prolongé pour en améliorer le fonctionnement.

Une autre mesure importante qui a fait l'objet de nombreux débats vise
à garantir l'indépendance des fonctions de commissaires en leur
interdisant tout mandat dans les sociétés qu'ils contrôlent.

Dans le cadre des débats, diverses propositions de loi ont été
débattues. Elles sont reprises dans l'ordre du jour.

onafhankelijk bestuurder werd
veralgemeend. De rechtspersoon
die bestuurder is moet een
natuurlijk persoon aanwijzen die
dezelfde aansprakelijkheid heeft.

De termijn voor het bijeenroepen
voor de algemene vergaderingen
wordt verlengd en er komen
maatregelen om de
onafhankelijkheid van de
commissarissen te waarborgen.

président

: Monsieur Giet, je vous interromps un instant pour une question technique. M. Leterme me fait

signe que l'écoute est un peu difficile.

04.02

Thierry Giet

(PS): Monsieur le président, il s'agit soit d'un

problème de volume de ma voix, soit d'un problème d'ouïe de M.
Leterme!

président

: Comme je suis quelque peu jésuite, cela peut être les deux!

Parlez d'une voix forte et mâle, comme vous en êtes capable.

04.03

Thierry Giet

(PS): Monsieur le président, je prends des leçons

auprès de vous en matière de jésuitisme et je vais donc essayer de
pousser un peu ma voix puisque M. Leterme s'intéresse
particulièrement à ce rapport!

Je poursuis mon exposé. Par ailleurs, dans le cours des débats, la
commission, consciente de l'importance du texte proposé, notamment
en vertu de l'actualité économique, a décidé de procéder à de
nombreuses auditions. Ainsi ont été entendus des représentants de la
Fédération des entreprises de Belgique, de l'Institut des réviseurs
d'entreprises, de l'Institut des experts comptables et conseillers
fiscaux, de l'Unie van zelfstandige ondernemers, de la Fondation des
administrateurs, de la Commission bancaire et financière, du Conseil
supérieur des professions économiques et de la Fédération royale du
notariat belge. De plus, ont également été entendus les professeurs
Laga de la KUL, Olivier de l'Ulg et Geens de la KUL. La commission a
également pris connaissance des contributions écrites d'autres
autorités académiques.

Enfin, nous avons également entendu la Fédération générale du travail
de Belgique et la "Algemene Christelijke Vakverbond van België".

Dans le rapport écrit se trouve bien entendu le résumé des diverses
auditions. Sont également annexés à ce rapport écrit, et il est
important de le préciser, l'avant-projet de l'arrêté royal portant exécution
de l'article 133 du Code des sociétés, une note de l'Institut des
réviseurs d'entreprises intitulée "La crise de confiance concernant le
corporate governance et le révisorat d'entreprises" et la liste des
dispositions nécessitant des mesures d'exécution.

Lors de la discussion générale, je crois que l'on peut synthétiser
l'intervention des différents groupes parlementaires comme suit.

Tout d'abord, certains ont estimé que ce projet constituait une
amélioration significative, notamment par son souci de transparence
des mandats, et envisageaient d'en étendre le champ d'application. Les
mêmes ont toutefois souhaité une présence physique des intéressés à
l'assemblée générale et préconisé que la notion d'indépendance

04.03

Thierry Giet

(PS): Tijdens

de besprekingen werden ook
verscheidene aanverwante
wetsvoorstellen onderzocht. Voorts
vonden talrijke hoorzittingen plaats,
onder meer met vertegenwoordigers
van het VBO, het IBR, UNIZO, de
CBF en de HEB.

Sommige leden verklaarden dat dit
wetsontwerp een merkelijke
vooruitgang inhoudt, met name wat
de transparantie van de mandaten
betreft, maar vonden dat het
niettemin niet ver genoeg gaat.
Anderen drongen aan op het
handhaven van een zekere
zelfregulering.

De PSC was voorstander van een
overgangsfase: een voorafgaande
controle die de risico's tot
schending van de onafhankelijkheid
waaraan de revisoren zijn
blootgesteld bepaalt.
Een andere fractie steunde het
ontwerp omdat ze de bestaande
zelfregulering wil versterken.

Meerdere sprekers verheugden zich
over de bezorgdheid om de
transparantie en de verbetering van
de krachtsverhoudingen tussen
aandeelhouders, bestuurders en
raden van bestuur, maar maakten
zich zorgen om de
onafhankelijkheid van de
commissaris-revisor, waarover een

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

aspect essentiel fasse l'objet d'une approche globale et d'une
définition générale.

D'autres ont, pour leur part, insisté sur la nécessité de conserver une
concordance avec la réglementation européenne et attiré l'attention sur
l'opportunité de maintenir une certaine autorégulation.

D'aucuns ont émis un avis mitigé à propos de l'indépendance du
réviseur et ont appréhendé qu'un excès de sévérité traduise un
handicap par rapport aux autres pays et qu'une approche trop libérale
induise un manque de confiance et de transparence.

Ils ont préconisé une voie intermédiaire: la technique du contrôle a priori
qui détermine les risques d'atteinte à l'indépendance du réviseur,
procédure offrant davantage de souplesse qu'une délimitation
strictement réglementaire. Pour eux, il serait paradoxal que
l'instauration de règles d'une sévérité excessive à l'égard des réviseurs
se traduise par une baisse de la qualité du révisorat alors que l'on
cherche à l'améliorer.

Un groupe a soutenu l'initiative législative du gouvernement, souhaité le
renforcement de l'autorégulation existante, regretté la convocation
écrite aux assemblées générales et s'est interrogé sur l'opportunité de
conserver un organe chargé de la gestion journalière, en plus du comité
de direction, tout en constatant que l'Institut des réviseurs d'entreprises
ne parvenait pas à contrôler suffisamment ses membres et, le cas
échéant, à les sanctionner.

De plus, l'accent a été mis sur l'absence d'obligation générale de
nommer un administrateur indépendant, ce qui aboutit à une définition
trop laxiste à cet égard, d'autant plus que la notion actuelle
d'administrateur manque de rigueur.

Enfin, certains se sont félicités du souci de transparence du projet de
loi et d'amélioration des rapports de force entre les actionnaires,
gestionnaires et conseils d'administration en veillant à élaborer des
règles applicables dans la pratique. Ils ont également dit leur
satisfaction quant à l'octroi d'une base légale pour le comité de
direction et les conflits d'intérêts à l'intérieur des groupes de société.

Par contre, ils ont exprimé leurs craintes sur un certain nombre de
points, notamment:
- l'indépendance du commissaire-réviseur qui n'est pas toujours
garantie en pratique;
- le cadre européen qui recommande l'indépendance des contrôleurs
légaux dans les comptes annuels;
- l'indépendance du commissaire-réviseur qui pourrait faire l'objet d'une
initiative parlementaire distincte.

Par ailleurs, plusieurs parlementaires ont demandé des précisions
quant à l'indépendance du commissaire-réviseur, au respect de cette
exigence d'indépendance et à l'application éventuelle de sanctions en
cas de non-respect de cette obligation.

Ainsi, la notion d'administrateur indépendant a suscité beaucoup
d'intérêt et de questions afin d'en préciser les contours. De nombreux
amendements ont été déposés en ce sens car cette notion essentielle
ne vise pas la confusion d'intérêts occasionnelle mais la situation
structurelle de l'administrateur et son indépendance.

Le gouvernement a, quant à lui, déposé plusieurs amendements
améliorant la signification ainsi que la portée de certains aspects

afzonderlijk parlementair initiatief
zou kunnen worden genomen.

Het begrip onafhankelijk bestuurder
heeft ook veel stof doen opwaaien
en er werden heel wat
amendementen ingediend. Met dit
begrip heeft men niet de toevallige
belangenvermenging, maar de
structurele situatie van de
bestuurder en zijn onafhankelijkheid
op het oog.

De regering heeft verscheidene
amendementen ingediend om de
betekenis en de draagwijdte van
bepaalde essentiële aspecten van

corporate governance

beter te

definiëren.

Een ander amendement van de
regering richt een extern
controlecomité van de revisoren op.
De regering wil ertoe komen dat het
koninklijk besluit over de
onverenigbare opdrachten ingevolge
artikel 133 van het Wetboek van
vennootschappen tegelijkertijd met
de wet van kracht wordt.

Het ontwerp bevat strafrechtelijke
maatregelen voor een commissaris
die een functie van bestuurder
aanvaardt bij de vennootschappen
die hij heeft gecontroleerd.

Het geamendeerde ontwerp werd
eenparig aangenomen.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

essentiels de la "corporate governance". C'est aussi par un
amendement du gouvernement que la création d'un comité de contrôle
externe des réviseurs a été prévue, comité qui pourra donner un avis
sur l'indépendance des commissaires.

En ce qui concerne cette dernière, le gouvernement entend faire en
sorte que l'arrêté royal spécifiant les prestations considérées comme
incompatibles en exécution de l'article 133 du Code des sociétés cet
arrêté royal est annexé au rapport écrit entre en vigueur en même
temps que la loi.

Il convient encore de signaler que la loi en projet contient des sanctions
pénales dans le cas où un commissaire accepte des fonctions
d'administrateur dans les sociétés qu'il a contrôlées.

Avant de conclure, je voudrais remercier les services de la commission
pour le travail important qu'ils ont effectué dans le cadre de l'examen de
ce projet de loi important qui, je l'ai dit, a entraîné de nombreuses
auditions. J'ajoute que l'ensemble du projet amendé a été adopté à
l'unanimité de la commission.

04.04

Le président

: Je vous remercie, monsieur le rapporteur.

Il est fort intéressant, monsieur le ministre, que l'avant-projet d'arrêté
royal soit joint à ce document. C'est une bonne manière d'associer le
parlement à l'exécution des textes qu'il se propose de voter.

04.04

De voorzitter

: De

samenvatting van de door de
regering nagestreefde doeleinden
vormt een aanzienlijke verbetering.

04.05

Pierre Lano

(VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,

collega's, ik wil de rapporteur, de heer Giet, danken voor zijn
veelomvattend, volledig en objectief verslag.

Het wetsontwerp dat wij vandaag bespreken is `just in time and just in
line'. Het is een nieuwe mijlpaal in het bestuur van vennootschappen of
wat wij corporate governance noemen. Dit wetsontwerp maakt deel uit
van een groter geheel van voorstellen van deze regering tot de
verbetering van het ondernemingsklimaat en de versterking van het
ondernemingsschap, wat in dit land noodzakelijk is. Het wetsontwerp
bevat immers een aantal belangrijke wettelijke regels die tot doel
hebben de ondernemingen transparant te maken. Ik heb de indruk dat
het publiek dat vraagt. Het is ook de bedoeling om het vertrouwen van
de investeerders in de ondernemingen te versterken. Het wetsontwerp
maakt ook deel uit van een reeks van maatregelen zoals de wet over de
werknemersparticipatie, de op stapel staande hervorming van de
vennootschappen en andere gelijkaardige wetsontwerpen die een
geheel vormen en de dynamiek moeten creëren voor iedereen die bij het
economische proces is betrokken.

Aan dit wetsontwerp is een maandenlange geschiedenis voorafgegaan.
U weet dat onder het voorzitterschap van de heer De Grauwe een
werkgroep werd ingesteld, belast met het onderzoek naar de
verschillende aspecten van het ondernemingsbestuur. In het rapport van
maart 2000 van de werkgroep worden een hele reeks aanbevelingen
geformuleerd waaruit het voorliggend wetsontwerp is voortgevloeid.

In de commissie belast met de problemen inzake handelsrecht en
economisch recht is het ontwerp uitgebreid en in een goede geest en
met een non-partizane openheid besproken. De hoorzittingen hebben
het alvast mogelijk gemaakt om enige verfijning aan het oorspronkelijke
ontwerp aan te brengen. Ik wil de vertegenwoordigers in de commissie
bedanken voor hun flexibele opstelling. Zij hebben naar de argumenten
van de betrokken professionelen, academici en leden van de commissie

04.05

Pierre Lano

(VLD): Ce

projet de loi constitue une avancée
significative pour la gestion des
entreprises et le droit des sociétés.
Il comporte des dispositions qui
permettront d'améliorer la gestion
et de la rendre plus transparente, et
de stimuler l'esprit d'entreprise. Ce
projet est le fruit des travaux du
groupe de travail présidé par le
professeur De Grauwe. La
commission a travaillé dans un
esprit très constructif et tient
compte de l'avis des spécialistes. Il
s'agit d'un exercice d'équilibriste,
réussi, entre les dispositions
légales et la réalité vécue au
quotidien par les entreprises.

Ce projet tend à éviter que de longs
conflits compromettent le
fonctionnement d'une entreprise. Il
porte également remède à un
certain nombre de lacunes dans la
législation et a précisément défini
la fonction du comité de direction.

La mise en place d'un comité de
direction et de règles spécifiques
relatives à l'assemblée générale
constituent une codification
législative de la réalité sur le
terrain.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

geluisterd. Ik wil hen dan ook publiekelijk bedanken. Ik dank ook de
voorzitter en de secretaris van de commissie en de diensten die
gedurende de vele maanden dat het ontwerp werd besproken veel werk
hebben geleverd.

Ook hebben de verschillende fracties op een niet-gepolitiseerde manier
constructief gewerkt aan de versterking van het ontwerp. Het gevolg is
een evenwichtig ontwerp dat een aantal aspecten van corporate
governance op een voorbeeldige manier regelt. Het ontwerp ligt ook in
de lijn van de nieuwe Europese richtlijn. De transparantie van het
beheer van onze ondernemingen wordt hierdoor fundamenteel verbeterd.

Vermits de rapporteur sprak over de specificiteiten van het ontwerp zal
ik mij beperken tot enkele belangrijke aspecten, zoals het indijken van
de belangenconflicten. Dit laatste is vooral van belang gezien de
internationalisering en de vele schandalen waarmee we de laatste jaren
werden geconfronteerd. Het ontwerp werkt ook bepaalde lacunes in de
bestaande wetgeving weg, zoals het wettelijk omschrijven van het
directiecomité. Het positieve is dat deze regeling facultatief is. De
rapporteur zei reeds dat corporate governance niet uitsluitend via
wettelijke bepalingen kan worden bereikt; men moet ook rekening
houden met de dagelijkse praktijk in de onderneming. Het gaat om
zelfregulering of "soft law" die hand in hand moet gaan met "hard law".
Deze evenwichtoefening hebben wij in de commissie tot een goed einde
kunnen brengen.

Overigens merk ik op dat de invoering van een directiecomité of
bepaalde regels in verband met de algemene vergadering slechts een
wettelijke regeling vormen van een situatie die reeds lang in de praktijk
bestaat.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
onafhankelijkheid van de commissaris staat de jongste jaren ter
discussie, niet alleen in ons land maar wereldwijd, denken wij maar aan
de Enron-zaak in de Verenigde Staten en de implicaties op de
auditkantoren en met name op het bedrijf Andersen. Ook in de
Verenigde Staten is de discussie volop bezig en men pleit openlijk voor
een begrenzing in de tijd voor de commissarissen-revisoren of van een
zogenaamde afkoelingsperiode na verloop van tijd.

In elk geval, de splitsing tussen de auditactiviteiten, enerzijds, en de
consultancy activiteiten, anderzijds, waarover ik mijn twijfels had in het
begin van de bespreking, komen na verloop van tijd toch evident over en
wordt voorgedragen door het bedrijfsleven zelf, hetgeen bewijst dat er
toch spontaan een soort van autoregulering plaatsgrijpt in het
economisch proces. Dit wetsontwerp speelt in op de internationale
trends. Het wetsontwerp bevat ook nog enkele goede bepalingen, met
name met betrekking tot de onafhankelijke bestuurders. Ik zou nog
andere items kunnen citeren, maar dat is niet de bedoeling van de
oefening. Wij hebben maanden positief vergaderd. Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is dan ook duidelijk dat
dit ontwerp de steun krijgt van de VLD-fractie.

Mijnheer de minister, evenwel denk ik dat wij in deze commissie nog
veel werk voor de boeg hebben om bepaalde grote lacunes in het
handelsrecht aan te pakken. De afloop van bepaalde dossiers, zoals
bijvoorbeeld deze van Sabena, leert dat de regeling inzake het
gerechtelijk akkoord dringend aan herziening toe is.

Mijnheer de minister, ik ben diegene die met uw toestemming heeft
aangedrongen om een splitsing te maken in uw wetsontwerp dat beide
luiken, faillissement en gerechtelijk akkoord, omvat. Het is dringend dat

L'indépendance du commissaire fait
l'objet de vastes discussions. L'on
parle ouvertement de limitation
dans le temps et d'une éventuelle
période de décrispation. La
dissociation de l'audit et des
consultants est logique et a
d'ailleurs été proposée par le
secteur lui-même.

Par ailleurs, le texte comporte
d'excellentes dispositions relatives
à l'indépendance des
administrateurs. Le VLD soutient,
dès lors, ce texte.

D'autres lacunes devront encore
être comblées par la commission.
Le dossier de la Sabena a mis en
évidence la nécessité de revoir
d'urgence le concordat judiciaire.
Nous soutenons, dès lors, la
scission du projet existant, qui
concerne tant la faillite que le
concordat judiciaire, pour parvenir
rapidement à une réglementation
comparable au C

hapter 11

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

we deze zaak nu bepalen. Het is noodzakelijk dat dit land een soort
van `Chapter Eleven' krijgt. Ik hoop dat u dat nog zult kunnen realiseren
tijdens deze legislatuur.

04.06

Muriel Gerkens

(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,

monsieur le ministre, ce projet est évidemment en phase avec
l'actualité que nous connaissons ces derniers mois, au niveau de
l'activité économique internationale. Cependant, on ne peut pas dire
qu'il procède d'un phénomène de mode. Il répond plutôt à un besoin
important tant du monde des affaires, des entreprises que du monde
politique qui doit parvenir à réguler ces marchés.

La préoccupation de ce projet était d'une part de continuer à attirer les
investisseurs étrangers en rendant nos règles plus transparentes et en
créant la confiance mais également d'éviter que les capitaux de nos
sociétés ne soient détournés par les actionnaires étrangers notamment
qui investissent dans la plupart de nos entreprises.

Nous avons connu des faillites frauduleuses comme celle de Lernout et
Hauspie avec toutes les conséquences sociales qui en ont résulté et,
de manière générale, le besoin de combattre la chronicité des cotes à
la baisse des entreprises de notre pays a nécessité des modifications
qui s'avéraient de plus en plus indispensables. Le cas de Enron nous a
également rappelé qu'il était important d'élaborer des règles et de
pouvoir lutter contre le camouflage des comptes qui permettait de vider
une entreprise de son capital et de son actif. La faillite d'Enron, en
entraînant la déliquescence d'un des plus prestigieux cabinets d'audit
du monde, Arthur Andersen, a confronté le monde des affaires à la
nécessité de modifier, de réguler différemment et de contrôler tant le
monde des sociétés cotées en bourse que celui des réviseurs et de
toutes les personnes chargées de contrôler la gestion des entreprises.

Le travail de cette commission a été très intéressant. Il a duré plusieurs
mois. Les auditions ont été enrichissantes et un véritable travail de
collaboration par le dépôt d'amendements et des apports
complémentaires a caractérisé les relations entre les représentants du
ministre et les membres de la commission.

Cela dit, le travail n'est, selon moi, pas terminé et la situation continue
à évoluer. La manière dont on essaie d'analyser ce qui a pu se passer
lors de ces énormes faillites montre que de nouvelles mesures vont
devoir être prises au niveau international comme au niveau européen et
par conséquent au niveau belge.

A partir de ce projet, une évaluation et une organisation du suivi devra
avoir lieu, en vue de l'adaptation nécessaire et pour rendre nos outils
plus performants.

De plus, nous sommes durement confrontés aux mythes de
l'indépendance totale, à laquelle nous n'arriverons jamais car qui est
totalement indépendant? et de l'absence totale de conflit d'intérêts.
Ce projet nous a amenés à nous interroger sur la manière de mettre en
place des dispositifs permettant de gérer, de manière transparente, les
conflits d'intérêt qui peuvent se poser, que ce soit parce qu'on remplit
des missions incompatibles ou parce qu'on représente des intérêts qui
sont autres que ceux de la société dont on est actionnaire ou qui sont
différents de la mission qui nous a été confiée.

Sur certains aspects, le groupe Ecolo-Agalev voulait aller plus loin dans
la définition de cette notion de conflit d'intérêt qui, selon nous, n'est pas
uniquement patrimonial. Des conflits d'intérêts peuvent se poser dans

04.06

Muriel Gerkens

(ECOLO-

AGALEV): Voorliggend ontwerp
beantwoordt aan een echte
behoefte binnen de bedrijfswereld
en is ingegeven door de politieke
wil om tot een regulering te komen.
Het is erop gericht om, dankzij de
invoering van transparante regels,
buitenlandse investeerders aan te
trekken en tegelijkertijd te
voorkomen dat buitenlandse
aandeelhouders Belgisch kapitaal
laten wegvloeien. Het ontwerp is er
mede gekomen door de chronische
onderwaardering van onze
ondernemingen en het jammerlijke
faillissement van Lernout &
Hauspie. Het faillissement van
Enron, dat tevens in de ondergang
van het auditbureau Arthur
Andersen heeft geresulteerd, heeft
aangetoond dat zowel de op de
beurs genoteerde vennootschappen
als de bedrijfsrevisoren aan een
betere regulering dienen te worden
onderworpen.

Er werd metterdaad wetgevend
werk verricht, maar het werk is in
mijn ogen niet af. Er moet in een
"follow-up" voorzien worden om ons
instrumentarium efficiënter te
maken.

Totale onafhankelijkheid is een
mythe, een totale afwezigheid van
belangenconflicten is dat evenzeer.
Hoe kan er dan gezorgd worden
voor een transparant beheer? Hoe
kunnen belangenconflicten
vermeden worden? Dat is inderdaad
de vraag. De wettelijke inbedding
van het directiecomité is een
uitstekende zaak. Niet alleen de
organen, maar ook de mensen die
er deel van uitmaken, moeten
verantwoording dragen.

Wij juichen de mogelijkheid toe die
aan de algemene vergaderingen
wordt gegeven om van een
vereenvoudigde schriftelijke
procedure gebruik te maken, maar
wijzen op de mogelijke kwalijke
gevolgen hiervan.

De versterking van de

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

toute une série d'autres domaines dans le cadre du mandat occupé
dans ou auprès d'une société. C'est la raison pour laquelle je suis
convaincue que nous devrons revenir un jour ou l'autre sur ce projet,
bien que je considère qu'il représente des avancées certaines.

Les éléments positifs que nous en retirons sont évidemment l'existence
légale donnée au comité de direction, la séparation du management et
du conseil d'administration qui le contrôle, la nomination et la
participation d'administrateurs indépendants qui forment une sorte de
comité chargé d'apprécier les décisions prises par la société et qui
n'ont donc pas d'intérêt personnel dans la gestion de la société où ils
siègent. La responsabilité d'une personne physique à l'égard de la
personne morale participe également à la dynamique créée via ce
projet qui vise à responsabiliser non seulement les institutions et les
organes décisionnels au sein d'une société mais également les
membres de ces organes décisionnels. Cela est d'autant plus
important si l'on veut se diriger vers un système incluant l'autorégulation
dans la gestion des conflits d'intérêts, car dans ce cas, il est non
seulement nécessaire que les organes, mais également que les
individus qui les composent, soient responsables des choix qu'ils
posent en pleine connaissance de cause.

Un autre point apparaissant comme positif, bien qu'il mérite d'être
réévalué, est la possibilité pour les assemblées générales de recourir à
une procédure écrite simplifiée, sans être obligées de réunir les
membres de l'assemblée générale, à condition que la décision soit
prise à l'unanimité. Une limite imposée à cette possibilité concerne
évidemment les actes authentiques.

Je pense que cela va soulager bon nombre de sociétés. En même
temps, il est apparu dans les discussions qu'il y avait un risque dans la
suppression de ce moment de rencontre physique entre les différents
actionnaires de cette assemblée générale. En effet, le fait d'assister à
une réunion permet de mieux comprendre les enjeux et ce à quoi on
s'engage. Il faudra sans doute évaluer les effets secondaires éventuels
de cette mesure. Tant mieux s'il n'y en a pas.

Quant au renforcement de l'indépendance du commissaire aux
comptes et donc l'interdiction temporaire pour lui d'exercer une autre
fonction dans la société pendant deux ans, nous aurions aimé aller
plus loin. La Cour de justice à Luxembourg vient apparemment de
décider que les fonctions de commissaire réviseur et de consultant
n'étaient pas compatibles au sein d'une même société. Au niveau de la
gestion mondiale de cette problématique, cette nécessité de séparer
les deux fonctions apparaissait déjà. Je pense donc que cet aspect
devra sans doute être revu dans un avenir relativement bref. Les travaux
de la commission nous ont amenés à devoir avancer et à concrétiser
dans l'état actuel. Peut-être faudra-t-il attendre les derniers
déroulements des décisions européennes et internationales.

Enfin, il est créé un comité d'avis et de contrôle ayant la personnalité
juridique qui délivre, à la demande du commissaire, un avis préalable
concernant la compatibilité d'une prestation avec l'indépendance de
l'exercice de ses fonctions. C'est un élément que nous trouvons
également positif.

Ce sont les éléments importants que nous voulions souligner. Il y a un
élément qu'il faudra également évaluer, à mon avis. C'est l'arrêté royal
qui permettra d'établir une énumération des fonctions incompatibles.
Dans ces matières, si l'on veut être efficace, il faut forcément pouvoir
suivre l'évolution de la situation. Il faudra donc sans doute aussi à un
moment donné évaluer et peut-être se rendra-t-on compte que cette

onafhankelijkheid van de financieel
commissaris door het verbieden van
de gelijktijdige uitoefening van
verscheidene mandaten, is voor ons
onvoldoende. Er moest echter een
stap worden gedaan in afwachting
van een algemeen en duidelijk
Europees standpunt.De oprichting
van een terzake bevoegd advies- en
controlecomité is een goede
zaak.Te gelegener tijd zullen wij het
koninklijk besluit dat de lijst bevat
van functies die niet met het ambt
van commissaris mogen worden
gecumuleerd, moeten evalueren en
deze lijst uitgaande van de realiteit
moeten aanpassen.De
werkzaamheden verliepen mijns
inziens op een zeer positieve wijze
en ik heb veel geleerd.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

liste ne correspond plus à la réalité. Il faudra alors l'adapter ou recourir
à un principe consistant à exiger de tous ceux qui ont un mandat de
gestion, de contrôle ou de révision une déclaration énumérant tout ce
qui, dans leur carrière ou dans leur situation, pourrait entraîner un
conflit d'intérêts. Les organes décisionnels évalueraient alors jusqu'où
et à quel point cela leur pose effectivement problème et ils
assumeraient ensuite la décision qu'ils prennent. On rejoint ici des
mécanismes de régulation qui nécessitent au préalable des essais
d'outils qui peuvent être mis en place.

J'ai apprécié la manière dont les travaux se sont déroulés. J'ai trouvé
cet exercice très enrichissant et j'ai énormément appris. J'espère que
nous pourrons revoir régulièrement ce projet, les effets positifs, les
oublis ou les lacunes qui pourront apparaître parce que nous ne
sommes pas seuls maîtres de l'évolution de ces matières.

04.07

Joke Schauvliege

(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, collega's, het voorliggende wetsontwerp beoogt inderdaad het
bestuur van ondernemingen te optimaliseren en vooral aan transparantie
te doen winnen. Op die manier wil men het vertrouwen van het publiek
en de institutionele belegger herwinnen. Wij stellen vast dat deze
doelstelling slechts ten dele wordt gehaald. Het ontwerp is een goede
maar bijzonder schuchtere stap in de goede richting. Een aantal
kansen werd niet gegrepen en eigenlijk is men op bepaalde vlakken niet
ver genoeg gegaan.

Grosso modo zou ik een viertal redenen willen aanhalen waarom wij
denken dat men met dit wetsontwerp eigenlijk niet ver genoeg gaat. De
eerste reden is het feit dat dit ontwerp door de regering bijzonder slecht
werd voorbereid. Getuige daarvan is het feit dat ieder artikel werd
geamendeerd in de commissie. Het was een goede bespreking in de
commissie en er zijn heel wat hoorzittingen aan voorafgegaan, maar we
moeten toch vaststellen dat ieder artikel gewijzigd is. Een tweede reden
waarom wij menen dat dit ontwerp niet ver genoeg gaat is dat wij
vaststellen dat de discussie over de duale structuur uit de weg is
gegaan. Een derde reden die ik zou willen aanhalen is het feit dat de rol
van de algemene vergadering niet diepgaand genoeg bediscussieerd
werd. Een vierde reden is het feit dat de opdracht en de taak van de
commissaris-revisor internationaal in vraag wordt gesteld. Noch de
Amerikaanse FAC, noch de Europese Commissie heeft tot op heden
duidelijke krijtlijnen getrokken. Zij hadden nochtans aangekondigd dat
dit binnen zeer korte tijd het geval zou zijn. Ik zal deze punten nu verder
bespreken.

Een eerste opmerking is dat wij in de commissie het werk grondig
hebben moeten overdoen. Wat is er allemaal aan het wetsontwerp
inzake behoorlijk bestuur voorafgegaan? De discussie over corporate
governance is opgestart tijdens de vorige legislatuur. Op 17 juli 1998 gaf
de regering-Dehaene een werkgroep van deskundigen de opdracht om
te overleggen over de invoering van beginselen van corporate
governance in ons vennootschapsrecht. Dit initiatief van de regering-
Dehaene werd voortgezet door deze regering. Deze regering heeft een
nieuwe werkgroep opgericht. Op basis van het rapport van deze
werkgroep, dat werd ingediend in maart 2000, werd dit ontwerp
opgesteld. Het ontwerp werd ingediend in april 2001, een jaar na het
verslag van de werkgroep-De Grauwe. Na de hoorzittingen over dit
ontwerp met de verschillende actoren uit het bedrijfsleven en met
deskundigen terzake bleek dat het ingediende ontwerp niet kon
bevredigen. Uit de hoorzittingen met de Commissie voor het Bank- en
Financiewezen een instantie die men niet van subjectiviteit kan
verdenken bleek dat het bij de Kamer ingediende ontwerp veel vage

04.07

Joke Schauvliege

(CD&V):

En rendant les sociétés plus
transparentes, ce projet cherche à
renforcer la confiance des
investisseurs. Or, cet objectif n'est
atteint que partiellement.

Il s'agit certes d'un pas dans la
bonne direction, mais il reste trop
modeste. De nombreuses
occasions n'ont pas été saisies. Le
gouvernement n'a pas préparé
correctement le projet, comme en
témoigne le dépôt, en commission,
d'amendements à la quasi-totalité
des articles. La discussion relative
à la structure duale et au rôle de
l'assemblée générale a en outre été
éludée. Enfin, le rôle du
commissaire-réviseur a été
internationalement décrit comme
insuffisant. Je me propose à
présent de développer ces
critiques.

Le ministre avait rendu une copie
bâclée. Il nous a fallu retravailler le
projet de fond en comble. L'initiative
relative à la

corporate governance

remonte au gouvernement
Dehaene. Elle a, depuis lors,
fortement évolué, notamment grâce
au groupe de travail De Grauwe,
pour aboutir au présent projet de
loi. Les auditions de la Commission
bancaire et financière ont fait
apparaître que le projet examiné en
commission utilisait trop de termes
imprécis. La commission de Droit
commercial et économique a dû
apporter des précisions par le biais
d'amendements. Il s'agit d'une
matière très technique, il n'est donc
guère question de manipulations
politiques.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

en onzorgvuldige termen hanteerde. Juist daardoor zou een nieuwe bron
van conflicten in het bedrijfsleven kunnen ontstaan.

Ongeveer ieder artikel moest door onze commissie voor het
Handelsrecht en Economisch recht worden geamendeerd. Geen artikel
van het oorspronkelijke ontwerp bleek de kritiek te kunnen weerstaan.
Blijkbaar had de minister van Justitie zijn werk niet goed gedaan en
daardoor is heel wat tijd verloren gegaan. Ik kan mijn collega van de
VLD begrijpen als hij zegt dat er in de commissie nog heel veel werk is
geleverd. Misschien hadden we op die manier wel veel tijd kunnen
uitsparen.

Dit punt laat mij ook toe om een aantal inhoudelijke beschouwingen te
maken. Is de invoering van corporate governance in de wetgeving dan
zo moeilijk dat de regering er twee jaar voor nodig had? Is dit ontwerp
een belangrijke zaak voor de politiek of is het een moeilijke kwestie?
Laat er geen misverstand over bestaan. Het vennootschapsrecht en dus
ook dit ontwerp zijn vrij technische kwesties waarin de partijpolitiek
nauwelijks aan bod komt. Onze werkzaamheden in de commissie voor
het Handelsrecht en Economisch recht hebben aangetoond dat over de
partijgrenzen heen kan worden gewerkt aan bepaalde regelingen die in
andere commissies op een andere manier zouden worden afgehandeld.

Corporate governance of behoorlijk bestuur is een concept dat bij
benadering de volgende lading dekt. Het is een stel van regels om de
harmonieuze werking en de groei van een onderneming te begunstigen.
Het heeft ook betrekking op de organisatie van het bestuur en de leiding
van een onderneming. Corporate governance is in eerste instantie iets
van het bedrijfsleven zelf, iets wat ieder bedrijf zelf moet doen om te
kunnen overleven, iets wat hun eigen belangen dient. Dat
ondernemingen goed worden bestuurd, kan je eigenlijk niet opleggen bij
wet. De wet moet er wel voor zorgen dat de bedrijven zich goed kunnen
organiseren. Corporate governance is naar onze overtuiging vooral een
kwestie van zelfregulering en minder van een wetgevend ingrijpen dat
door zijn starheid de verscheidenheid van de situatie en de voortdurend
wijzigende context niet kan omvatten. Zelfregulering waarvan zowel in
ons land als in het buitenland verschillende voorbeelden bestaan, wordt
ondersteund door het feit dat de markten zelfregulerend werken. Het is
zelfs zo dat beleggers bereid zijn om een premie van 11% te betalen
voor vennootschappen die zich bij het principe van corporate
governance aansluiten.

Overigens bleek uit de hoorzittingen dat het bedrijfsleven zich hiervan
ten volle bewust is. De grote bedrijfsorganisaties hebben terzake dan
ook al zeer goede initiatieven genomen. Hoewel zelfregulering in
algemene termen de basis moet zijn van corporate governance moet dit
goed bestuur in de vigerende wetgeving uiteraard mogelijk worden
gemaakt. Het moet worden ondersteund en het moet worden
gestimuleerd. Het kader voor corporate governance moet dan ook door
de wetgever zelf worden vastgelegd. De wetgever moet voor de nodige
transparantie zorgen. Het doen functioneren van de raden van bestuur
en de diensten van de onderneming wat eigenlijk een
vanzelfsprekendheid is is voor de Belgische economie overigens niet
onbelangrijk in een ander opzicht.

Door de impact van het referentieaandeelhouderschap op de werking
van de Belgische bedrijven, kan het een factor zijn in de verankering.
Van onafhankelijke bestuurders wordt dan verwacht niet te kiezen voor
het aandeelhoudersbelang, maar voor hier gevestigde bedrijven. Dit kan
een bijzonder positief effect hebben op de stabiliteit van de
ondernemingsstrategie en op de strategische uitbouw van een
onderneming.

corporate gorvernance

doit

permettre aux entreprises de
travailler et de se développer
harmonieusement. Il s'agit de
l'organisation des entreprises et de
la manière la plus efficace dont
elles peuvent être dirigées.

La bonne administration d'une
entreprise ne se décrète pas par la
voie d'un texte de loi. En la
matière, c'est le principe
d'autorégulation qui prévaut. La loi
peut toutefois contribuer à cette
bonne administration. Les marchés
fonctionnent d'ailleurs selon le
principe de l'autorégulation. Les
entreprises en sont conscientes et
les grandes sociétés ont déjà pris
les dispositions nécessaires.

La cadre et la transparence peuvent
être définis par la loi. Les
actionnaires de référence
influencent le fonctionnement de
l'entreprise et donc également le
débat sur l'ancrage.

On n'a pas exploré davantage la
piste de la structure duale des
entreprises. Le projet de loi règle
les compétences du comité de
direction qui est désormais chargé
de la gestion quotidienne mais qui,
dans la pratique, remplit des
tâches bien plus vastes. Le projet
confirme ce qui existe déjà, mais
ne comprend aucune nouvelle
mesure permettant d'aboutir à une
plus grande transparence.

En 1979, le gouvernement de
l'époque avait déjà présenté un
système dual à part entière au
Parlement. Mais le monisme
semble profondément ancré dans
les mentalités de ce pays. La
transposition du règlement
européen, qui doit intervenir au plus
tard au mois d'octobre 2004, nous
offrait la possibilité d'opter pour le
dualisme.

Il n'a pas été suffisamment
question de l'assemblée générale
au cours de ce débat. Or, les
grandes entreprises éprouvent des
difficultés à convaincre
suffisamment de membres
d'assister à l'assemblée générale
qui doit contrôler la gestion de

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Een tweede bedenking die ik zou willen maken bij dit wetsontwerp,
betreft het feit dat niet verder ingegaan is op de duale structuur van de
vennootschap. Degelijk ondernemingsbestuur vergt een duidelijke en
transparante taakverdeling tussen de verschillende
vennootschapsvormen, met wederzijdse checks en balances. Het
wetsontwerp wil om die redenen een regeling treffen voor het
directiecomité. Vandaag speelt dat directiecomité in de grote naamloze
vennootschappen al een zeer belangrijke rol, maar er bestaat nog geen
duidelijk wettelijk kader voor. Het directiecomité kan op heden alleen
belast worden met het dagelijks bestuur, maar vervult de facto velerlei
andere functies. Bij gebrek aan wettelijke regeling handelen deze
directiecomités dagelijks buiten de grenzen van het dagelijks bestuur.
In het beste geval gebeurt dit op basis van een voorafgaande volmacht.
Soms geeft de raad van bestuur die volmacht a posteriori. In het
slechtste geval gebeurt dit zonder enige juridische basis.

Het is jammer dat het voorliggende wetsontwerp alleen de bestaande
en voor de buitenwereld verwarrende situatie aanpakt. Er wordt in dit
ontwerp geen echt duidelijk nieuw concept aangeboden. De
ondernemingen zullen `à la carte' het regime kunnen kiezen dat hen
past. Voor de buitenwereld zal dit echter geen transparantie en
openheid van bestuur en taakverdeling geven. We stellen nochtans vast
dat de regering in 1979 in een ontwerp een volwaardig duaal systeem
heeft voorgesteld in dit Parlement. Dit was een systeem waarbij de raad
van bestuur de rol zou spelen van controle- en algemeen beleidsorgaan,
terwijl het directiecomité de leiding van de vennootschap zou
waarnemen.

Evenzeer van belang is het feit dat in de theorie en in de praktijk
dikwijls wordt betwijfeld of het monisme niet te diep in de Belgische
gewoonten zit ingebakken om er afstand van te kunnen doen. Daarom
stel ik voor dat we nu de kans grijpen om toch het duale systeem in te
voeren in België. Die kans krijgen we door de Europese verordening
inzake Europese vennootschappen. Deze verordening verplicht de
nationale wetgever ertoe om de Europese vennootschap de keuze te
laten tussen een duidelijk dualistisch systeem en een duidelijk
monistisch systeem. De omzetting van ons recht moet gebeuren voor 8
oktober 2004. Om geen nadelige concurrentie te berokkenen aan de
zuivere Belgische NV's, is het verkieslijk dat ook zij over dezelfde
keuzemogelijkheid beschikken. De inhoudelijke bevoegdheid van een
bepaald orgaan, en met name van het directiecomité, zal dan voor
eenieder veel duidelijker zijn.

De derde bedenking die ik maak bij het wetsontwerp, houdt verband
met de algemene vergadering. De algemene vergadering was de grote
afwezige bij het debat en is eigenlijk veel te weinig aan bod gekomen bij
de besprekingen. In grote vennootschappen schitteren de meeste
aandeelhouders door hun afwezigheid; in kleine vennootschappen
beperkt men er zich dikwijls toe om enkel op papier een algemene
vergadering te beleggen.

Indien vandaag veel aandacht wordt besteed aan audit-, vergoedings- en
benoemingscomités, dan gaat dat eigenlijk om bevoegdheden die tot de
algemene vergadering behoren. Immers, de algemene vergadering moet
toezicht uitoefenen op de audit en moet de vergoeding en de
benoeming van het bestuur regelen. Ik pleit dan ook uitdrukkelijk voor
een responsabilisering van de algemene vergadering.

In kleine familiale vennootschappen is de jaarlijkse bijeenkomst van de
algemene vergadering meestal de gelegenheid om aan de externe
familieleden het beleid toe te lichten, de dividendenpolitiek te verklaren

l'entreprise. Je préconise

accroissement des responsabilités
de l'assemblée générale.

Les grands actionnaires de
référence assistent de moins en
moins aux assemblées générales.
L'implication physique prend de
plus en plus la forme d'une
implication à distance. Le
gouvernement a

supprimé

l'obligation pour les membres
d'assister physiquement à
l'assemblée générale mais sans
veiller à garantir autrement la valeur
du contenu de la réunion.

Dans une SA, les conseils
d'administration peuvent être
organisés par écrit mais ce n'est le
cas que pour de très grandes
entreprises et moyennant une série
de conditions. Le conseil
d'administration se réunit quatre
fois par an, l'assemblée générale
une seule fois. La mesure ne me
semble donc défendable que pour
de grandes sociétés. L'appliquer à
de petites entreprises risquerait
d'entraîner la disparition de
l'assemblée générale. La mesure
ajoutera encore à
l'incompréhension de certaines
décisions et exclura les détenteurs
de valeurs, qui sont tenus
d'assister à l'assemblée générale,
en vertu de l'article 537 de la loi sur
les sociétés.

Internet devrait pouvoir permettre
des réunions virtuelles qui
compenseraient les absences
physiques.

Pour conclure, j'évoquerai
brièvement le rôle du commissaire
réviseur. Son indépendance doit
être garantie, nous en convenons.
Sur le plan international, son rôle
suscite de vives polémiques. Les
Etats-Unis imposent des limites qui
ont des répercussions dans le
reste du monde, dans la mesure où
de nombreuses entreprises ont, à
l'un ou à l'autre niveau, des
ramifications en Amérique. Pour
l'heure, la Commission européenne
n'est pas en mesure de garantir
l'indispensable indépendance des
réviseurs.

Mon bilan global n'est donc pas

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

en de continuïteit van het familiaal aandeelhouderschap te verzekeren.
In de grote vennootschappen zijn het vooral analysten, journalisten,
maar ook pensioenfondsen, beleggingsfondsen en andere institutionele
aandeelhouders die hun rol in het corporate governance actief in die
algemene vergadering op zich kunnen nemen. Ook op het continent
zullen de grote referentie-aandeelhouders geleidelijk verdwijnen. Omdat
de institutionele beleggers terwille van het belang van hun eigen
deelnemers meestal niet in het bestuur zitting mogen of willen hebben,
is de algemene vergadering de enige plaats waar zij de rol van
corporate governance werkelijk kunnen waarnemen.

Ik betreur persoonlijk sterk dat de regering de kennelijke afwezigheid
van de algemene vergadering in het corporate governance-debat heeft
aangegrepen om de vereiste van de fysieke aanwezigheid op die
vergadering op te heffen. In het ontwerp staat immers dat de algemene
vergadering van een nv, een bvba en een cv schriftelijk kan worden
gehouden? indien het besluit daartoe eenparig wordt genomen.

Gelukkig werd de statutenwijziging uiteindelijk op de valreep uit het
ontwerp gehaald. Daarvoor zal gelukkig nog steeds fysiek voor de
notaris moeten worden verschenen. Of men de vergelijking maakt met
de mogelijkheid om de raden van bestuur in een nv schriftelijk te
houden, dan dienen we toch op te merken dat die faculteit vooral
gebruikt wordt in de praktijk van zeer grote vennootschappen met een
internationaal bestuurdersschap ik denk daarbij bijvoorbeeld aan
videoconferenties die gehouden worden -, en zelfs daar slechts zeer
uitzonderlijk. De statuten van die vennootschappen moeten zulks wel
toelaten; de aangelegenheid moet dringend zijn en er moet eenparig
beslist worden. Bovendien moeten we er toch ook op wijzen dat een
raad van bestuur zelfs in zeer grote vennootschappen geacht wordt
minstens viermaal per jaar bijeen te komen, terwijl een algemene
vergadering zelden meer dan eenmaal per jaar vergadert. De maatregel
voor de algemene vergadering lijkt daarom enkel gerechtvaardigd in zeer
grote vennootschapsgroepen, met veel 100%-dochters waar de
algemene vergadering inderdaad een zeer steriele aangelegenheid is.

Voor het overige zal de invoering van de mogelijkheid om de algemene
vergadering schriftelijk te houden, tot gevolg hebben dat het orgaan in
de praktijk van kleine vennootschappen zonder meer wordt afgeschaft.
Het is overigens niet omdat een verboden praktijk de louter papieren
vergaderingen welig tiert dat zij door de wetgever moet worden
geconsacreerd. Ik ben ervan overtuigd dat het niet bevorderlijk zal zijn
voor de affectio societatis en zal leiden tot veel onbegrip voor
beslissingen die men nadien nochtans blijkt te hebben getekend.
Bovendien doe ik opmerken dat die maatregel alle aandeelhouders
uitsluit. Zij zullen geen mogelijkheid meer hebben om hun stem te laten
horen. Ik wijs op artikel 537 van het Wetboek van Vennootschappen.
De aandeelhouders mogen aanwezig zijn op de algemene vergadering,
maar eigenlijk hebben zij geen stemrecht.

Ik suggereer aan de Kamer om op middellange termijn, met betrekking
tot de algemene vergadering, het aantrekkelijk perspectief te overwegen
dat internet ons biedt. Dat zal toelaten om virtuele algemene
vergaderingen te houden die langer zullen duren dan een halve dag en
misschien meer dan eenmaal per jaar zouden kunnen worden
gehouden. Die vorm van betrokkenheid op afstand zal in een globale
wereld met acute mobiliteitsproblemen steeds vaker de plaats kunnen
innemen van de lokale aanwezigheid. De kwaliteit van de
aandeelhouderscontrole kan er wel bij varen. Complexe vragen waarover
even kan worden nagedacht en waarop men vervolgens omstandig kan
antwoorden, zijn te verkiezen boven verbale steekspelen die nadien
nietszeggend geweest blijken te zijn.

entièrement positif: ce projet
préparé négligemment ne va pas
assez loin.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Mijn vierde en laatste opmerking gaat over de rol van de commissaris-
revisor. Verschillende sprekers vóór mij hebben dat punt al aangehaald.
Een van de doelstellingen van het ontwerp is het verhogen van de
onafhankelijkheid van de commissaris-revisor. Als doelstelling is het
lovenswaardig en geniet het onze volledige steun, maar wat is eigenlijk
de realiteit met betrekking tot de onafhankelijkheid van de auditor? Het
is de taak van de bedrijfsrevisor om in het kader van het algemeen
belang van de werknemers, de schuldeisers, de aandeelhouders, de
beleggers en de overheid de rekeningen van de ondernemingen te
controleren en te attesteren. Iedereen is het erover eens dat de
onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor cruciaal is voor de meerwaarde
van het beroep en zijn maatschappelijke rol. Als de bedrijfsrevisor zijn
opdracht niet meer onafhankelijk uitvoert, kan er in het brede
bedrijfsleven een vertrouwenscrisis ontstaan die voor de hele
samenleving een probleem kan zijn. De kwestie is uiteraard hoe de
onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor in ons bedrijfseconomisch
systeem kan worden verdedigd en gegarandeerd.

Professor Wymeersch situeert de actuele problematiek van de
bedrijfsrevisor in de context van het toenemende belang van de
bijkomende dienstverlening van de auditkantoren. De auditkantoren
bieden bijkomende diensten aan op basis waarvan zij hun kantoor
kunnen doen groeien.

Tegelijkertijd is de audit voor hen een hinder geworden, waarmee
klanten worden aangetrokken maar die eigenlijk als zelfstandige
activiteit niet meer rendabel is. Binnen de groep van de 'big five' van de
auditkantoren wordt de audit een tweedeklasse-bezigheid die weegt op
de onafhankelijkheid en de deskundigheid van de beroepsgroep.

Over de rol van de bedrijfsrevisor is de discussie zeer stormachtig op
het internationale vlak. In het geval van Lernout & Hauspie hebben wij
kunnen ervaren hoe belangrijk dat alles is. Begin dit jaar is ook de
Enron-kwestie internationaal voortdurend op de voorgrond geweest. Die
beide voorvallen hebben ervoor gezorgd dat alles wat bestond grondig
door elkaar wordt geschud.

Wanneer men de regels aanpast, heeft dat natuurlijk zware
consequenties, ook voor ons in België. De Amerikaanse FAC eist
immers dat de auditors die onder Amerikaans toezicht staan, de
Amerikaanse regels overal naleven, niet alleen in de Verenigde Staten.
Gezien de bedrijfseconomische realiteit en het feit dat er nogal wat
internationale verwevenheden bestaan, heeft dat enorme consequenties
voor de rest van de wereld.

Wat Europa betreft, werkt het comité inzake auditing van de Europese
Commissie op dit moment aan een ontwerp van aanbeveling over de
onafhankelijkheid van wettelijke controleurs van jaarrekeningen.
Uiteraard is ook Europa afhankelijk van de Amerikaanse FAC. Europa
zit te wachten wat daar uit de bus zal komen. In het licht daarvan is het
belangrijk te melden dat de Europese aanbeveling, die aangekondigd
was voor eind vorig jaar, nog altijd niet is afgewerkt.

De CD&V betwijfelt dan ook sterk of het wel zinvol is een Belgische
regeling uit te werken los van het internationale en het Europese kader.
Het is slechts een kwestie van maanden vooraleer aangepaste regels
op ons zullen afkomen. Wij vinden dat wij bij de internationale
dynamiek moeten aansluiten, ook al zijn we het niet steeds helemaal
eens met wat ons door het internationale kader wordt opgedrongen.
Meestal kunnen wij er echter niet onderuit. De hamvraag die wij moeten
stellen, is of de huidige wijzigingen wel echt iets doen aan de

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisoren. Dat kan worden betwijfeld.

Mijnheer de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, ik wil eindigen
met de vaststelling dat regels van behoorlijk bestuur nodig zijn om het
vertrouwen te herstellen. Het betrokken ontwerp geniet onze steun,
maar eigenlijk is het slechts een kleine stap in de goede richting. Het is
een gemiste kans. Een aantal mogelijkheden is blijven liggen. Kortom,
wij zullen het ontwerp wel steunen maar met enkele kritische
bedenkingen;

De

voorzitter

: Mevrouw Schauvliege, de heer Lano wenst uw betoog blijkbaar te onderbreken.

04.08

Pierre Lano

(VLD): Mevrouw Schauvliege, sta me toe u even te

onderbreken. U zegt, enerzijds, dat het ontwerp een kleine stap in de
goede richting is. Anderzijds uit u nogal veel kritiek. Ik erken dat u
positieve dingen hebt aangebracht in de commissie, maar ik wil graag
weten hoe u uw bewering dat het voorbereidende werk niet grondig
genoeg gebeurde combineert met het heilzame van de zelfregulering.

Er moet me iets van de lever. Iedereen mag het horen. Het verschil met
ondernemingen is dat men daar een beslissing bij unanimiteit neemt.
Men brengt de neuzen in dezelfde richting en men begint te werken.
Men wacht daar tot men enige ervaring heeft alvorens kritiek te leveren.
Hier is de inkt van een ontwerp nog niet droog, en de tekst is amper
goedgekeurd, of de kritiek begint al.

04.08

Pierre Lano

(VLD): A peine

l'encre de ces textes, à la rédaction
desquels Mme Schauvliege a
collaboré dans un esprit constructif,
est-elle sèche que déjà elle juge
nécessaire de formuler des
critiques. Je m'en offusque, d'autant
plus que toute démarche qui
consisterait à aller encore plus loin
dans cette matière serait en
contradiction avec l'autorégulation
que nous demandons aux sociétés.

04.09

Joke Schauvliege

(CD&V): Wat ik in mijn uiteenzetting heb

duidelijk willen maken, is dat het voorbereidende werk niet grondig
genoeg is gebeurd. Er waren in de commissie hoorzittingen tijdens
dewelke fundamentele opmerkingen zijn geformuleerd. Ik denk dat er
toch sprake is van een gemiste kans. Er was een commissie die het
wetsontwerp moest voorbereiden en blijkbaar is het werk daar niet
grondig genoeg gebeurd. Die vaststelling heb ik hier naar voren willen
brengen.

Dat belet niet dat we het wetsontwerp zullen goedkeuren, omdat het
een eerste stap is, weliswaar een schuchtere stap in de goede richting.
We kunnen terecht opmerken en u hebt dit zelf toegegeven dat er
nog heel wat werk voor de boeg is. Het is belangrijk te stellen dat het
werk hiermee niet af is, maar dat het slechts een eerste stap is.
Daarna is er nog heel wat werk aan de winkel.

04.09

Joke Schauvliege

(CD&V):

J'ai fait observer que le travail
préparatoire avait été insuffisant.
Nous approuvons ce premier pas,
aussi timide soit-il, mais nous
persistons à dire qu'il reste encore
beaucoup de pain sur la planche.

04.10

Karel Van Hoorebeke

(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, heren

ministers, collega's, vóór mij werden reeds uitvoerig zowel de positieve
als de negatieve punten van onderhavig wetsontwerp toegelicht. Mijns
inziens is het hier geen ontwerp van de gemiste kans; we zetten een
stap vooruit. Maar, zoals de maatschappij steeds in evolutie is, is ook
hier het werk niet af. We zullen in de toekomst vanzelfsprekend moeten
evalueren in welke mate de wijzigingen die we vandaag aanbrengen,
voldoende verstrekkend zijn om een deugdelijk vennootschapsbestuur
te garanderen.

Dat is uiteindelijk de bedoeling en uiteraard ook uw bedoeling, mijnheer
Lano. De uiteenzettingen die u gehouden hebt in de commissie,
gebaseerd op uw professionele persoonlijke ervaring waren in die zin
ondersteunend en ook leerrijk. Mijns inziens is het goed dat we ook
luisteren naar personen die op het terrein werkzaam zijn en die ons in
de goede richting kunnen sturen.

In ondernemingskringen en dat kan ons slechts verheugen is recent
het inzicht gegroeid dat een goed ondernemingsklimaat gebaat is met

04.10

Karel Van Hoorebeke

(VU&ID): Il ne s'agit pas du projet
de l'occasion manquée, mais bien
d'un progrès. Bien entendu, le
travail n'est pas terminé et une
évaluation sera nécessaire. Les
interventions de M. Lano, qui
connaît bien le secteur, ont été
instructives.

Dans le monde des entreprises,
l'on est de plus en plus convaincu
de la nécessité d'une bonne
gestion. La population s'interroge
sur la gestion de certaines
entreprises, à la suite notamment
de l'affaire Lernout & Hauspie. Ce
projet arrive donc au bon moment.
La commission a beaucoup travaillé

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

een deugdelijk vennootschapsbestuur. Als men vertrouwen kan hebben
in het ondernemingsklimaat, dan is dat te danken aan het feit dat de
bedrijfsleiders, de raden van bestuur en alle organen er op een degelijke
en deugdelijke wijze hun rol vervullen.

Het kan niet worden ontkend dat de gebeurtenissen van de voorbije tijd
collega Schauvliege heeft de zaak-Lernout en Hauspie aangehaald en
op internationaal vlak was er de affaire-Enron bij de publieke opinie
enige onrust hebben teweeggebracht en wantrouwen hebben gewekt
betreffende de wijze waarop vandaag aan ondernemen wordt gedaan.
Dat op zichzelf, collega Lano is niet goed, want de goedbestuurde en
goedwerkende ondernemingen worden over dezelfde kam geschoren als
de slechte. Die zijn er jammer genoeg ook. U zult dat als lid van de
commissie-Sabena kunnen beamen.

Het in de commissie goedgekeurde wetsontwerp komt op tijd. We
hebben er lang en hard aan gewerkt en zeer interessante hoorzittingen
aan gewijd, waar zowel wetenschappers als personen van het terrein
aan het woord kwamen. Mijns inziens is er dankzij die wisselwerking
een vrij goed wetsontwerp tot stand gebracht. Het moet vandaag
worden goedgekeurd, want het kan een aanzet zijn voor een verdere
uitbouw.

Vanuit die optiek hebben wij als N-VA constructief meegewerkt aan het
ontwerp, dat ook onze grote interesse heeft weggedragen, niet alleen
wegens de inhoudelijke meerwaarde van het vennootschapsbestuur,
maar ook omdat blijkt dat de vennootschapswetgeving een rol speelt in
de verankering van de bedrijven en de bedrijfsvoering.

Collega's, wanneer wij dit wetsontwerp wikken en wegen, is wat ons
betreft de balans positief. Wij kunnen ons volledig achter dit ontwerp
scharen. Ik wil geen afbreuk doen aan de intrinsieke waarde van het
ontwerp, maar dat neemt niet weg dat wij minder gelukkig zijn met
sommige aspecten en dat wij voor bepaalde punten verder hadden
willen gaan.

De versterking van de onafhankelijkheid van de commissaris is
ongetwijfeld een verbetering. Voortaan is het voor een commissaris
verboden binnen twee jaar na het beëindigen van zijn taak te werken
voor de vennootschap die door hem werd gecontroleerd. Voorts wordt
de onafhankelijkheid van de commissaris tegenover de vennootschap
die door hem werd gecontroleerd nog aangescherpt.

Na amendering door onze fractie wordt het jaarverslag van de
commissaris transparanter en kan de commissaris die een inbreuk op
zijn onafhankelijkheidsverplichting begaat, strafrechterlijk worden
vervolgd. Bovendien wordt de controle op de commissaris toevertrouwd
aan een extern orgaan voor advies en controle, en is dat heel belangrijk.

Mijnheer de minister, collega's, een van de belangrijkste
verwezenlijkingen van dit wetsontwerp is de legalisering van het
directiecomité. Het maakt een einde aan de praktijk contra legem
waarbij de raad van bestuur ruimere bevoegdheden dan het dagelijks
beheer aan de directiecomités delegeert. Het is een goede zaak dat het
vennootschapsrecht aansluit bij de vennootschapsrechtelijke realiteit.
Er wordt met name een orgaan gecreëerd waaraan meer verregaande
bevoegdheden kunnen wordt toevertrouwd dan aan het dagelijks
bestuur.

Wij betreuren wel dat deze noodzakelijke hervorming tot een verdere
complicatie van het vennootschapsrecht leidt. Wij opteren voor een
integratie van het directiecomité en van het orgaan van het dagelijks

avec les différents acteurs et nous
avons abouti à un bon projet. Le
NV.A. a collaboré dans un esprit
constructif.

Du reste, cette législation joue
également un rôle dans l'ancrage
flamand des sociétés. Nous
estimons donc que le bilan est
positif, même si nous aurions aimé
approfondir certains points.

Le renforcement de l'indépendance
des commissaires est assurément
une bonne chose.
Le rapport annuel des
commissaires gagne en
transparence, grâce à un
amendement du NV.A.

La légalisation du comité de
direction constitue, elle aussi, une
étape constructive de la réforme du
droit des sociétés. Nous avons
opté pour l'intégration du comité de
direction dans la gestion
journalière, qui n'a pas été réalisée
jusqu'ici. L'avenir nous en
démontrera la possibilité et l'intérêt.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

bestuur, omdat er zelden directiecomités zijn die de bevoegdheden van
het dagelijks bestuur niet uitoefenen. Ik denk dat de praktijk zal moeten
uitwijzen in welke mate hetgeen wij vandaag invoeren in werkelijkheid
kan worden omgezet, en of er in de toekomst geen verfijning zal
moeten gebeuren.

Ik wil in het kort even ingaan op enkele tekortkomingen.

(Het geluid van een gsm weerklinkt)
(Une sonnerie de gsm retentit)

voorzitter

: Mijnheer de minister, men moet zelfdiscipline hebben. Ik weet dat ministers onmisbaar zijn,

maar ze kunnen ook op andere wijze bereikbaar zijn.

04.11

Karel Van Hoorebeke

(VU&ID): Dank u, mijnheer de voorzitter.

Collega Schauvliege heeft er ook al op gewezen dat ons
vennootschapsrecht monistisch blijft. Er is geen duidelijk onderscheid
tussen het beleid van de vennootschap en de controle op dat beleid. In
Nederland, Duitsland en gedeeltelijk ook in Frankrijk, waar de
vennootschappen kunnen kiezen, functioneert een duaal systeem.
Volgens de achterliggende filosofie moet het management kunnen
worden gecontroleerd en is de algemene vergadering daarvoor niet altijd
het meest geschikte orgaan. Daarom bestaat er een toezichtorgaan
naast het beleidsorgaan. Collega's, het gaat hier niet om een
theoretisch debat. Studies hebben het verband aangetoond tussen het
Nederlands vennootschapsrecht en hun grotere economische
prestaties, in vergelijking met de grote Belgische ondernemingen.

Ons voorstel om de beursgenoteerde vennootschappen een verplicht
duaal model op te leggen heeft het niet gehaald. Dat betreuren wij
vandaag enigszins. Ook voor de verplichting om onafhankelijke
bestuurders op te leggen, gaat het ontwerp ons inziens niet ver genoeg.
Er is geen algemene verplichting een onafhankelijke bestuurder te
hebben. Bovendien is men niet zo streng in de definitie van wat een
onafhankelijke bestuurder precies is.

Wij moeten echter niet alle heil verwachten van de onafhankelijkheid
van een bestuurder. Ik verwijs naar een studie van de professoren Van
Poucke en Buelens van de Vlerick Leuven Gent Management School.
Op het 25

ste

Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres op 14

maart 2002 in Hasselt hebben zij dit voorgesteld. De twee professoren
zeggen dat de raad van bestuur voor de meeste bedrijven geen
toegevoegde waarde biedt. De kwaliteit van de besluitvorming in groep
is immers erg gebrekkig. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de
top heel vaak verkeerde beslissingen neemt en die foute beslissingen
niet corrigeert, en dat de aanwezigheid van een onafhankelijk
bestuurder meestal niet bijdraagt tot betere besluiten.

Ik geef toe dat wij niet alle heil moeten verwachten van de
onafhankelijkheid van de bestuurders. Het zou echter wel een stap
vooruit zijn, in vergelijking met de vriendenkring die de raden van
bestuur vandaag dikwijls zijn.

Mensen worden dan niet meer gevraagd als bestuurder omdat ze een of
andere goed geplaatste persoon kennen. Mensen gaan niet meer
zomaar samen zitten en ervoor zorgen dat het bedrijf op goede wijze
functioneert. Ondanks dat hebben wij toch geprobeerd om de
ondernemingen te verplichten tot de opname van eenderde
onafhankelijke leden in de raad van bestuur.

04.11

Karel Van Hoorebeke

(VU&ID): Il est vrai que notre droit
des sociétés reste simpliste en
comparaison avec celui de pays
voisins. Des études ont établi le
lien entre le droit des sociétés
néerlandais et les performances
des sociétés néerlandaises qui,
elle, peuvent opter pour un système
dual.

Notre proposition visant à imposer
une structure duale n'a pas abouti.

Le projet n'exige pas non plus la
désignation d'un administrateur
indépendant, une notion qui n'a
d'ailleurs pas été clairement définie.
Un rapport de la

Vlerickschool

indique toutefois que le rôle du
conseil d'administration au sein des
entreprises n'est pas tellement
positif et que la présence d'un
administrateur indépendant
n'influence pas nécessairement
favorablement les décisions du
conseil. Il ne faut donc pas attendre
de miracles d'un administrateur
indépendant.

Désormais, les entreprises doivent
désigner un tiers au moins
d'administrateurs indépendants. Un
administrateur peut à tous
moments être licencié par
l'assemblée générale. Nous
regrettons que le licenciement de
l'administrateur indépendant ne
doive pas être motivé.

Ces points négatifs n'enlèvent rien
aux mérites de ce projet de loi. Il
ne faut pas s'attendre à ce qu'une
meilleure législation résolve tous
les problèmes. Un sens plus aigu
des responsabilités, davantage
d'expertise et de professionnalisme

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Een aantal amendementen heeft het echter niet gehaald, zoals onder
meer de beperking van het aantal bestuurders tot achttien, omdat wij
vaststellen dat de raad van bestuur in de naamloze vennootschappen
vaak een inefficiënt orgaan is. Daarom heb ik ook verwezen naar de
studie die dat wetenschappelijk aantoonde. Een te uitgebreide raad van
bestuur is niet goed. De bestuurders beschouwen zichzelf meer als de
vertegenwoordigers van de aandeelhouders dan als de dragers van de
verplichting om de vennootschap goed te besturen. De wettelijke
beperking van het aantal besturen zal de algemene vergadering er in elk
geval toe aanzetten om bekwame bestuurders te benoemen.

Een minpunt is de handhaving van de ad nutum-herroepbaarheid van het
bestuurdersmandaat. Dat houdt in dat een bestuurder op elk ogenblik
door de algemene vergadering ontslagen kan worden, wat natuurlijk zijn
bewegingsvrijheid en zijn onafhankelijkheid beperkt. Het gevaar dat de
bestuurder optreedt als spreekbuis van de aandeelhouders neemt
daardoor toe. Daarom opteren wij voor de mogelijkheid om in de
statuten te bepalen dat een bestuurder niet zomaar de laan kan worden
uitgestuurd. Dat kan de bestuurders toelaten meer vanuit het
vennootschapsbelang op te treden.

Een laatste punt dat het ook niet heeft gehaald, maar dat ik toch even
wil aanstippen, is onze voorkeur om de onafhankelijke bestuurder alleen
te kunnen ontslaan om gegronde redenen. Nu moet het ontslag niet
worden gemotiveerd. Wat voor de bestuurder geldt, geldt a fortiori voor
een onafhankelijk bestuurder. Daarom wilden wij voor de onafhankelijke
bestuurder een stapje verder gaan door de wettelijke beperking van zijn
ontslag tot de gegronde redenen.

Dat zijn volgens ons enkele minpunten aan dat ontwerp. Ik herhaal wat
ik bij aanvang al zei. Als wij de hele context en het hele wetsontwerp
bekijken, mogen wij toch zeggen dat wij nu een belangrijke stap
voorwaarts hebben gezet. Wij kunnen alleen maar hopen dat de
bedrijven en vennootschappen beter en efficiënter kunnen werken.

Als slotbedenking wil ik daarbij het volgende zeggen. Wij kunnen niet
alles verwachten van een betere wetgeving. Uiteindelijk zal het werk
gedaan moeten blijven worden door de bedrijfsleiders, de bestuurders
en de leden van de algemene vergadering. Dat vergt natuurlijk ook een
persoonlijke responsabilisatie, inzet en voldoende bewustzijn van de
taak terzake. Bij onze stemming van die wetgevende stap voorwaarts
zouden wij als boodschap moeten kunnen meegeven dat de mensen op
het veld die wet concreet moeten invullen met beroepsernst,
deskundigheid en verantwoordelijkheidszin. Dan zullen wij opnieuw naar
een ondernemingsklimaat kunnen groeien dat voldoende vertrouwen
heeft en krijgt bij de publieke opinie zodat wij onze bedrijfsleiders die
risico's durven en willen nemen in deze maatschappij in een sereen
klimaat weer de mogelijkheden en een kader bieden.

seront des ingrédients tout aussi
essentiels au renforcement du
climat économique.

04.12

Marc Verwilghen

, ministre: Monsieur le président, mesdames,

messieurs, c'est Jean-Jacques Rousseau qui a dit: "pour qu'une loi soit
acceptée, tâchez qu'elle soit aimée". J'ai constaté que la commission
pour le droit commercial de la Chambre a tenu seize réunions dans
lesquelles elle a travaillé avec un esprit ouvert, espérant de cette façon
arriver au bout de cette discussion.

04.12

Minister

Marc Verwilghen

"Om aanvaard te worden, moet een
wet ook geliefd zijn", schreef Jean-
Jacques Rousseau. Ik geloof dat de
commissie die uitspraak bevestigd
heeft.

Mijnheer de voorzitter, ik wil dat beklemtonen omdat de problematiek
die wij kennen in het handelsvennootschapsrecht mijns inziens aan drie
spanningsvelden is te wijten. Een eerste spanningsveld bestaat in de
relaties tussen de bestuurders en de aandeelhouders, een tweede
tussen de meerderheidsaandeelhouders en de

Pour améliorer le droit des
sociétés, il convient de tenir
compte de différentes zones de
tensions: celle existant entre les
administrateurs et les actionnaires,

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

minderheidsaandeelhouders en een derde tussen de aandeelhouders
en de stakeholders van de onderneming of alle personen die direct of
indirect met de onderneming te maken hebben. Het is vanzelfsprekend
dat de wetgever een rol moet spelen als terzake regelingen moeten
worden getroffen, maar deze rol mag niet worden overdreven. Dat
hebben de mensen in de vennootschapswereld al lang begrepen. Zij
hebben immers een soort van soft lawinitiatieven genomen die leiden tot
het reguleren van de sector. De overheid moet er alleen voor zorgen dat
er een minimumkader bestaat dat toelaat dat men niet alleen een
terugvalbasis heeft, maar dat men de soft law ook verder kan
uitbouwen.

d'une part, et celle opposant les
actionnaires minoritaires et
majoritaires, d'autre part, sans
oublier le difficile équilibre entre les
actionnaires et tous les autres
intéressés, les

intervenants.

Il ne

faut, par ailleurs, pas exagérer le
rôle du législateur dans ce projet de
loi. Il n'a jamais été question de
limiter le principe d'autorégulation
des entreprises, bien au contraire.

J'ai appris, monsieur le président, que ce travail a été possible grâce à
l'intervention d'une commission qui a été présidée par Paul De Grauwe
et qui a eu pour but de faire deux choses en même temps: d'une part,
elle a fait l'inventaire des problèmes que nous connaissions sur le plan
du droit commercial et sociétal en Belgique et d'autre part, elle a
apporté des solutions juridiques en fonction du bon fonctionnement, de
la bonne gestion des sociétés.

Een commissie voorgezeten door
de heer Paul De Grauwe heeft een
lijst opgemaakt van de bepalingen
uit het handels- en
vennootschapsrecht die moeten
worden herzien en heeft de
juridische oplossingen overlopen
die noodzakelijk zijn om een goed
bestuur te waarborgen.

Mevrouw Schauvliege, de enige dissonante uiteenzetting die ik vandaag
heb gehoord, is mijns inziens bijzonder bij het haar getrokken. Ik kan
begrijpen dat men kritiek heeft op een voorliggend wetsontwerp. Ik hoor
zeggen dat de regering het werk slecht heeft voorbereid en dat de
voorzitter van de commissie Corporate Governance, de heer De
Grauwe, het werk niet naar behoren zou hebben gedaan. Als
waardemeter daarvoor haalt u het aantal amendementen aan. Als dat
echt de waardemeter moet zijn, kan ik u geruststellen. Ik zal u enkele
voorbeelden geven.

Tot voor kort lag het record van amendementen in deze Kamer bij de
grote hervorming van het gerechtelijk wetboek, geleid door de heer Van
Reepinghen en de heer Krings, waarvan algemeen wordt aanvaard dat
het één van de monumenten is die bij de parlementaire
werkzaamheden, tot een goed einde werd gebracht. Het is niet omdat
er veel amendementen werden ingediend, dat het werk waardeloos was.
Iedere rechtgeaarde jurist zal u van het tegendeel overtuigen.

Ik heb nog een voorbeeld. U kent het fameuze Wetboek van
Strafvordering en de werkzaamheden van de commissie-Franchimont.
Deze werkzaamheden gingen niet alleen gepaard met een lange
voorbereidingsfase die in 1990 werd gestart, maar ze mondde uit in de
wet van 1998. Ik was op dat moment voorzitter van de commissie voor
de Justitie. Ik kan mij geen wetgeving voorstellen die zo veel
opmerkingen en amendementen heeft opgeleverd. Nochtans
functioneert deze wetgeving vandaag en bewijst zij haar nut. Ook al
bestond daarover kritiek, kritiek die ik hier op deze plaats heb geuit.

Zeggen dat het werk daarom niet goed is, is van het goede te veel.
Mocht dat trouwens zo geweest zijn, ben ik ervan overtuigd dat u op
een veel actievere wijze aan de werkzaamheden zou hebben
geparticipeerd en dat u ongetwijfeld een lange reeks van
amendementen zou hebben ingediend. Als ik het verslag nalees, wordt
het duidelijk wat zich in realiteit heeft afgespeeld.

Mijnheer de voorzitter, ik kom even terug op de ratio legis, want ik zal
niet alles herhalen wat de verschillende sprekers hebben aangebracht.
De ratio legis van het wetsontwerp komt neer op het winnen van het
vertrouwen van de burger in het beursgericht vennootschapswezen.
Vroeger stopten wij onze spaargelden in een kous; later zetten wij het

Je déplore le ton discordant adopté
par Mme Schauvliege. La
multiplicité des amendements
apportés à un projet ne signifie
nullement que celui-ci a été mal
préparé. Suffisamment d'exemples
sont là pour le confirmer, la loi
Franchimont, pour n'en citer qu'un.
D'ailleurs, je ne vois aucune trace
de la participation active de Mme
Schauvliege à l'amendement de cet
avant-projet soit-disant médiocre. A
la suite de l'évaluation dont la la loi
devra, un jour, faire l'objet, les
améliorations nécessaires pourront
être apportées, mais la

ratio legis

est assurément bonne.

Par la modification du Code des
sociétés, nous créons un cadre
juridique pour le comité consultatif
censé contribuer au bon
fonctionnement de l'entreprise.

La gestion interne des conflits de
groupes au sein des entreprises
constitue un des points forts de ce
projet.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

geld op een bankrekening en nu trekken de beursgerichte
vennootschappen heel wat spaargeld aan. De burger spaart via
risicokapitaal en beleggingen. In die context spreekt het vanzelf dat de
maatschappij het nodige vertrouwen creëert voor beleggingsvormen, die
hoe dan ook dynamischer zijn. Welnu, met onderhavige wettekst reiken
wij de juridische instrumenten aan, al voeg ik eraan toe dat de wet zal
moeten worden geëvalueerd. Enkele opmerkingen die vandaag werden
geformuleerd, zullen misschien in de praktijk bewaarheid worden. Dat is
nu eenmaal het lot dat aan een wet is voorbehouden. De wet moet het
klimaat creëren om datgene te bereiken wat de ratio legis beoogt.
Indien nodig zullen dus verdere inspanningen vereist zijn.

Mijnheer de voorzitter, ik kom terug op enkele essentiële kenmerken,
waaronder de wettelijke organisatie van het directiecomité in de
Belgische Naamloze Vennootschappen. De tijd dat een raad van
beheer het centrale collectieve orgaan van de Naamloze Vennootschap
is definitief voorbij. Op een bepaald ogenblik ontstonden directieraden
en strategische comités. Zij hielden zich bezig met het verlenen van
advies over de strategie en de controle. Voorgaande sprekers gaven
reeds een aantal voorbeelden waar een en ander is fout gelopen.
Welnu, wij hebben daaruit lessen getrokken en proberen aan het
probleem te remediëren, zonder dat wij ervan kunnen worden
beschuldigd dat we al te sturend optreden, zodat eigenlijk een vrij
initiatief binnen een handelsvennootschap, bij uitstek de veruitwendiging
van het vrij bedrijven van de handel, tot onze bevoegdheden zou gaan
behoren. Ik denk dat we met het voorliggend wetsvoorstel een
drievoudig antwoord op de vermelde problemen geven.

Tegelijkertijd voorzien wij in een juridisch kader voor het raadgevend
comité wiens adviezen van essentieel belang zijn voor het behoorlijk
functioneren van de onderneming. Ook inzake de regeling van de
groepsinterne belangenconflicten doen wij een belangrijke stap
voorwaarts in het handelsverkeer door de wijze waarop wij de
groepsinterne belangen gestructureerd afhandelen. Wie de
vennootschappen kent, weet dat daarrond problemen kunnen rijzen. Het
ontwerp lost die op een rationele wijze op.

Et c'est peut-être grâce à l'intervention de la commission que nous
sommes arrivés à ce résultat. Je dois en effet avouer que les auditions
des diverses personnes, soit du monde des sociétés, soit du monde
juridique qui accompagne ces sociétés, nous ont quand même apporté
des points de vues qui nous ont incités à améliorer et à affiner ce texte.
Je crois que c'est là la grande récompense pour la commission que de
voir ses efforts se traduire par une telle acceptation, au-delà des
clivages entre partis.

Bien entendu, des problèmes se sont posés dans le passé au niveau
de l'indépendance des commissaires. Le contrôle par le commissaire,
c'est un peu la clé de voûte essentielle sur la fiabilité des résultats
financiers. Nous avons maintenant une ligne de partage pour ceux qui
veulent siéger comme commissaires. Nous avons maintenant
également des éléments qui permettent que des gens qui s'engagent
dans ce métier respectent par après une période de "cooling off" avec
des sanctions pénales qui sont d'application et qui nous donnent de
plus grandes garanties.

Het is de verdienste van de
commissie hoorzittingen te hebben
gehouden dankzij welke over de
partijgrenzen heen verscheidene
amendementen werden
aangenomen die de tekst
verbeteren.

De onafhankelijkheid van de
commissarissen en de controle
waaraan ze worden onderworpen
vormen de hoeksteen van het
wetsontwerp, dat voorts in
strafrechtelijke sancties voorziet.

De aansprakelijkheid van de rechtspersoon bestuurder is nog een van
die zaken die we in het verleden nooit op een afdoende wijze hebben
kunnen oplossen, wat tot ongelijke afwegingen van verantwoordelijkheid
leidde, waarbij sommigen zich gemakkelijk van hun eigenlijke
verantwoordelijkheid konden ontdoen juist door beroep te doen op deze
rechtspersonen. Ook hier zijn we tegemoetgekomen aan

Le nouveau système constitue à
tous égards un progrès en
comparaison de l'ancien système
qui permettait à certains d'éluder
leurs responsabilités en recourant
aux personnes morales.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

bekommernissen van het werkveld.

In verband met de werking van de algemene vergadering was ik verrast,
collega Schauvliege, u te horen zeggen dat ik in het geheel niet
voldoende had gedaan. Ik zie toch drie zaken die van essentieel belang
zijn. De verlenging van de termijn voor oproeping voor de algemene
vergadering werd weerhouden waarbij de aandeelhouder nu voldoende
termijn krijgt om zich voor te bereiden op de algemene vergadering. Dat
is zoals men een les van verdediging laat waarnemen door een
advocaat die een uitstel vraagt op de inleidende zitting om hem in staat
te stellen, wanneer hij in laatste instantie is geraadpleegd geweest,
zich beter te kunnen voorbereiden en beter de rechten op verdediging te
kunnen waarnemen. Dat is een eerste reden waarom ik durf te zeggen
dat uw opmerking inzake de werking van de algemene vergadering niet
correct is.

Ten tweede, het is de referentiedatum die wordt ingevoerd om toe te
laten dat de buitenlandse institutionele belegger ook kan deelnemen en
vooral kan stemmen op de algemene vergadering. Dat is ook een
belangrijke basisvoorwaarde die door iedereen wordt toegejuicht.

Ten slotte is er de invoering van de schriftelijke algemene vergadering.
Daarmee zijn we eigenlijk tegemoetgekomen aan de verzuchtingen van
het VBO. Het VBO is karig wanneer het erop aankomt om initiatieven
die op dit vlak worden ondernomen toe te juichen. Welnu, zij hebben
dat hier unaniem toegejuicht. Dat is een belangrijke waardemeter, veel
meer dan de amendementen die zijn aangenomen. Ook de reactie van
de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, die overigens een
grote controlemacht krijgt, wat dan weer de versterking in zich houdt
van de transparantie van de aandeelhoudersbelangen, was positief naar
aanleiding van onze werkzaamheden.

Mme Schauvliege a formulé sur la
nouvelle réglementation relative à
l'assemblée générale une critique
qui n'est pas fondée étant donné
l'amélioration enregistrée par
rapport à la situation antérieure
dans trois domaines: le délai
d'appel est prolongé, de sorte que
les actionnaires peuvent mieux se
préparer; la date de référence est
respectée, si bien que les
investisseurs institutionnels
étrangers peuvent, eux-aussi,
participer à l'assemblée générale et
y voter; l'assemblée générale écrite
est instaurée. La Fédération des
Entreprises de Belgique a d'ailleurs
manifesté son approbation à ce
propos.

En fin de compte, nous avons saisi l'occasion pour apporter quelques
modifications au Code des sociétés, modifications qui me semblaient
nécessaires et qui ont été acceptées sans grandes difficultés.

Mijnheer de voorzitter, bij wijze van afronding voeg ik er nog aan toe dat
er inzake het handels- en het vennootschapsrecht nog heel wat kan
worden ondernomen. Er staat trouwens nog een aantal acties op stapel
die momenteel ook verder worden afgehandeld in de commissie. Deze
zijn voornamelijk de omzetting van een aantal Europese richtlijnen
waarbij ik op dezelfde inspanning en dezelfde open geest reken als die
die ik heb ontmoet bij de behandeling van dit wetsontwerp. Collega
Lano, het is mij niet ontgaan dat nog een aantal andere zaken op punt
moet worden gesteld. De wet op het faillissement is nu aan herziening
toe. Vanmorgen hebben wij in de commissie voor de Justitie van de
Senaat de werkzaamheden afgerond. Het ontwerp zal vrij snel terug
naar de Kamer komen. Er zijn weinig amendementen, dus heb ik alle
hoop dat ook daarop de evaluatieherziening bewaarheid zal kunnen
worden.

Er is echter een ander belangrijk werk dat ook tot een goed einde moet
worden gebracht, een werkzaamheid die in 1997 niet de aandacht heeft
gekregen die ze had moeten krijgen. Het gaat over het gerechtelijk
akkoord. Ik kan alleen ook aanbieden en vragen om in dezelfde geest
samen te werken zodat ook dit punt kan worden geregeld. Dan is er
een trilogie die zich in het handelsrecht en in het recht van de
vennootschappen aftekent die alleen maar de rechtszekerheid zal
dienen. Rechtszekerheid wil zeggen ook het vertrouwen van de burger
opwekken. Daar is het om te doen.

Le droit commercial et le droit des
sociétés devront sans aucun doute,
encore subir de nombreux
aménagements et il est évident que
ces derniers tiendront compte du
contexte européen.

En ce qui concerne le concordat
judiciaire, il conviendrait également
de prendre rapidement quelques
décisions importantes. Alors
seulement, nous pourrons dire que
le droit des sociétés a subi les
changements requis.

voorzitter

: Vraagt nog iemand het woord?

(Nee)

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Quelqu'un demande-t-il encore la parole?

(Non)

De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4)

(1211/15)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)

(1211/15)

Het wetsontwerp telt 55 artikelen.
Le projet de loi compte 55 articles.

Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.

De artikelen 1 tot 55 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 55 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

05 Wetsontwerp betreffende het recht op maatschappelijke integratie (1603/1 tot 6)

- Wetsvoorstel van de heer Willy Cortois tot wijziging van artikel 2, § 1, 2°, van de wet van
7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum (154/1)
- Wetsvoorstel van de heer Jean-Jacques Viseur tot wijziging van de wet van 7 augustus 1974 tot
instelling van het recht op een bestaansminimum door invoeging van een huisvestingsbijslag
(374/1)
- Wetsvoorstel van de heer Yvan Mayeur en mevrouw Magda De Meyer tot wijziging van artikel 1
van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum (657/1)
- Wetsvoorstel van de heren Yvan Mayeur en Thierry Giet tot wijziging van de wet van 7 augustus
1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum (870/1)
- Wetsvoorstel van de heer Yvan Mayeur en mevrouw Colette Burgeon tot wijziging van artikel 1412
van het Gerechtelijk Wetboek houdende vaststelling, voor alle bezoldigingen en sociale
uitkeringen, van een niet voor beslag vatbaar bestaansminimum (1157/1)
- Wetsvoorstel van de heer Joos Wauters, de dames Magda De Meyer, Anne-Mie Descheemaeker en
Michèle Gilkinet en de heer Paul Timmermans tot verhoging van het bedrag van het
bestaansminimum (1198/1)
- Wetsvoorstel van mevrouw Magda De Meyer tot wijziging van sommige wetten wat het
bestaansminimum en de mogelijkheid tot beslag erop betreft (1332/1)

05 Projet de loi concernant le droit à l'intégration sociale (1603/1 à 6)

- Proposition de loi de M. Willy Cortois modifiant l'article 2, § 1

, 2°, de la loi du 7 août 1974

instituant le droit à un minimum de moyens d'existence (154/1)
- Proposition de loi de M. Jean-Jacques Viseur modifiant la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un
minimum de moyens d'existence en vue d'y insérer un complément logement (374/1)
- Proposition de loi de M. Yvan Mayeur et Mme Magda De Meyer modifiant l'article 1

de la loi du

7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence (657/1)
- Proposition de loi de MM. Yvan Mayeur et Thierry Giet modifiant la loi du 7 août 1974 instituant le
droit à un minimum de moyens d'existence (870/1)
- Proposition de loi de M. Yvan Mayeur et Mme Colette Burgeon modifiant l'article 1412 du Code
judiciaire en vue d'établir un montant minimum vital insaisissable pour toutes les rémunérations et
les prestations sociales (1157/1)
- Proposition de loi de M. Joos Wauters, Mmes Magda De Meyer, Anne-Mie Descheemaeker et
Michèle Gilkinet et M. Paul Timmermans majorant le montant minimum de moyens d'existence
(1198/1)
- Proposition de loi de Mme Magda De Meyer modifiant certaines lois en ce qui concerne le
minimum de moyens d'existence et la saisissabilité de celui-ci (1332/1)

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.

05.01

Colette Burgeon,

rapporteur: Monsieur le président, monsieur

le vice-premier ministre, chers collègues, la commission de la Santé
publique a examiné le présent projet de loi, les 19, 21 et 26 février et
les 12, 19, 26 et 28 mars derniers, c'est-à-dire pendant 7 jours.

Dans son exposé introductif, le ministre a rappelé que la loi de 1974
instaurant le minimum de moyens d'existence n'était plus adapté aux
profonds changements économiques et sociaux.

Le modèle de protection social basé sur la seule aide sociale financière
est dépassée. La participation à la vie sociale peut prendre différentes
formes, mais l'accession à un emploi rémunéré reste la manière la plus
sûre d'acquérir son autonomie.

Le projet de loi consacre le droit à l'intégration sociale.

Pour certains, il s'agira d'une première expérience professionnelle. Pour
d'autres, il s'agira d'une formation ou même d'études de plein exercice.
Pour d'autres encore, il s'agira d'un parcours social individualisé pour
permettre à la personne de s'insérer activement dans la société.

Le projet de loi entend également réserver une attention toute
particulière aux jeunes de 18 à 25 ans.

On crée ici un véritable droit à l'emploi qui pourra se concrétiser par un
contrat de travail ou par un projet individualisé qui mène à l'emploi.

On crée ici un véritable droit à l'emploi qui pourra se concrétiser par un
contrat de travail ou par un projet individualisé qui mène à l'emploi. En
cas de mise à l'emploi, la législation sur le travail sera d'application et
le jeune se verra garantir au moins le salaire minimum garanti. Le jeune
pourra également, si nécessaire, bénéficier d'une formation et d'un
accompagnement individualisé pour le préparer à pouvoir s'inscrire sur
le marché de l'emploi.

Lorsque le niveau de qualification du jeune est insuffisant, le CPAS
pourra l'aider à entreprendre ou poursuivre des études de plein exercice
et ceci, par le biais des contrats d'intégration.

Parallèlement à l'activation des allocations financières, le projet de loi
prévoit une majoration de 4% du revenu d'intégration. Cette majoration a
été anticipée par le gouvernement. Dans ses priorités pour l'année
2002-2003, le gouvernement prévoit une nouvelle majoration du revenu
d'intégration en fonction des disponibilités budgétaires.

Au-delà des 4% de majoration, l'augmentation doit être suivie, en
parallèle, d'une augmentation de certaines allocations sociales
minimales. D'autres adaptations dans la loi relative au minimex ont été
rendues nécessaires par les évolutions sociales des 20 dernières
années.

Les catégories d'ayants droit ont donc été revues en conséquence. Les
droits des conjoints sont individualisés afin de mettre sur pied d'égalité
les couples mariés et les couples non mariés. Une nouvelle catégorie
est créée pour prendre en compte les situations de garde alternée et la

05.01

Colette Burgeon

rapporteur: In zijn inleidende
uiteenzetting bij voorliggend
wetsontwerp, wees de minister
erop dat de wet van 1974 op het
bestaansminimum niet langer
aangepast is aan de
maatschappelijke veranderingen en
dat het louter op geldelijke
maatschappelijke steun gegronde
model van maatschappelijke
bescherming voorbijgestreefd is.
Het wetsontwerp bekrachtigt het
recht op maatschappelijke
integratie, via werkervaring,
opleiding of enige andere vorm van
individuele actieve inschakeling.

Voor jongeren tussen 18 en 25 jaar
oud wordt voorzien in een
daadwerkelijk recht op werk,
waaraan concrete vorm kan worden
gegeven via een
arbeidsovereenkomst of via een op
de betrokkene toegesneden plan.

Het OCMW kan jongeren die
onvoldoende scholing hebben
genoten helpen bij het volgen van
een opleiding. Het wetsontwerp
voorziet tevens in een verhoging van
het leefloon met 4 procent.
De rechten van de echtgenoten
worden geïndividualiseerd, zodat
gehuwden en niet-gehuwden op
gelijke voet worden behandeld.
Het ontwerp houdt tevens rekening
met de situatie van alleenstaanden
die onderhoudsgeld voor een kind
moeten betalen en personen die uit
de echt gescheiden zijn of
gescheiden leven.

De OCMW's zullen nieuwe taken
krijgen, met name ten aanzien van
ingeschreven vreemdelingen, en
zullen over meer middelen kunnen
beschikken. Tijdens de algemene
bespreking heeft mevrouw Van
Weert erop gewezen dat de
OCMW's vraagtekens plaatsen bij
de praktische tenuitvoerlegging van
het ontwerp; er werd tevens
voorbehoud gemaakt met
betrekking tot de

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

situation des personnes isolées qui doivent payer une pension
alimentaire à l'égard d'un enfant.

De même, en cas de divorce ou de séparation, il est de plus en plus
fréquent que les parents continuent à exercer ensemble leur autorité
parentale à part égale. La législation a donc été adaptée pour tenir
compte de ces situations. En outre, le projet de loi prévoit une
amélioration des droits des usagers du CPAS durant la période
d'examen de leur demande.

En cas de négociation d'un contrat de travail ou d'un contrat contenant
un projet individualisé d'intégration sociale avec le CPAS, le demandeur
pourra se faire accompagner d'une personne de son choix et disposera
d'un délai de réflexion avant de s'engager.

Enfin, le champ d'application de la loi est élargi aux étrangers inscrits
au registre de la population afin d'assurer une meilleure intégration
sociale de ce groupe cible.

Ces missions nouvelles que le projet de loi confie aux CPAS
nécessitent cependant l'octroi de moyens supplémentaires en faveur
des CPAS. Sans accompagnement social, le but initial de la loi ne
pourra être atteint. C'est pourquoi, un financement forfaitaire des frais
administratifs liés à un dossier d'intégration sociale est prévu à titre
d'intervention dans les frais de personnel. Les emplois en faveur des
jeunes et les contrats d'intégration pour les étudiants seront aussi
mieux financés à l'avenir.

Le 26 février 2002, la commission a organisé les auditions de
représentants du Centre de lutte contre la pauvreté, la précarité et
l'exclusion sociale, de représentants des syndicats et de l'Union des
villes et communes (section CPAS). Des avis écrits de trois
professeurs d'université ont été également remis. La discussion
générale a porté, tout d'abord, sur la présentation des propositions
jointes au présent projet.

Mmes Gilkinet, De Meyer et Avontroodt et M. Mayeur ont eu l'occasion
d'expliquer la portée de leurs propositions de loi. Ensuite, les groupes
politiques ont exprimé plus spécifiquement leurs opinions sur le projet
de loi. Ainsi, Mme Van Weert a déclaré souscrire au principe et à la
philosophie du projet. Il subsiste toutefois certains problèmes à
résoudre. Il est nécessaire qu'il y ait davantage de concertation avec
les associations de pauvres. Les CPAS se posent des questions en
matière de mise en pratique du projet: respect des délais, suffisance
des moyens mis à disposition, compétences du pouvoir fédéral en
matière de placement, timing concernant l'augmentation des 6% du
minimum des moyens d'existence et problématique de la récupération
des aides accordées auprès des débiteurs d'aliments.

M. Vande Walle a précisé qu'il souscrivait au projet de loi. Il a exprimé
quelques réserves concernant la répartition des compétences entre le
CPAS et le VDAB, le respect du droit accordé aux jeunes d'obtenir un
emploi dans les trois mois et la répartition des compétences entre le
fédéral et les régions en matière de placement des travailleurs.

Pour savoir s'il a été porté atteinte à ces compétences, il faudra
attendre la concrétisation des mesures envisagées. Concernant les
catégories de bénéficiaires, l'intervenant s'est inquiété des incitants
financiers dont bénéficient les isolés. La charge d'enfant n'est prise en
considération que pour les isolés, au détriment des cohabitants.

Créer une nouvelle catégorie d'isolés ayant une obligation alimentaire

bevoegdheidsverdeling en de stimuli
ten voordele van de alleenstaanden.

De heer Paque vroeg zich af of men
niet gewoon de wet van 1974 had
kunnen wijzigen, omdat het
ontwerp een bijkomende
uitsluitingsfactor zou kunnen
inhouden. Tevens blijft het leefloon
ontoereikend en zou de wettelijke
erkenning van studieprojecten voor
jongeren een achteruitgang kunnen
betekenen ten opzichte van de
huidige situatie, waarbij de student
kan worden vrijgesteld van de
beschikbaarheid voor arbeid
wanneer hij een opleiding wil
volgen.

De heer Mayeur verheugde er zich
over dat er zich een evolutie heeft
voltrokken van sociale bijstand in
het verleden naar sociale integratie
vandaag, wat impliceert dat de
openbare sector een actieve rol
moet spelen.

Voortaan heeft iedere persoon
onder de 25 recht op sociale
integratie aangepast aan zijn
persoonlijke situatie.

Er moet snel werk worden gemaakt
van een observatorium om de
praktijken van de OCMW's te
volgen.

Werk is een belangrijke factor voor
de integratie, zeker voor jongeren
tussen de 18 en 25 jaar en er moet
dus een recht op tewerkstelling
worden ingevoerd. Zonder een
dergelijk recht biedt een stelsel van
universele uitkering geen oplossing.

De uitvoeringsbesluiten moeten
voorzien in de mogelijkheid om de
bijkomende middelen ten gunste
van de OCMW's te gebruiken voor
de aanwerving van extra personeel.

Het ontwerp heeft tot doel ervoor te
zorgen dat de
bestaansminimumtrekkers niet
langer een beroep moeten doen op
het OCMW, uit het residuaire
stelsel kunnen stappen en een
passend economisch en sociaal
statuut krijgen.

Mevrouw Gilkinet vroeg dat
bepaalde begrippen beter zouden

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

est également discriminatoire.

M. Paque considère que le projet de loi ne constitue pas une révolution.
La modification principale tient dans l'axe d'intervention vis-à-vis des
personnes en difficulté qui ne sera plus un droit à un revenu "vital" mais
le droit à l'intégration sociale. Il s'agit d'une nouvelle approche de
l'assistance avec laquelle on peut être a priori d'accord.

Plusieurs questions restent posées: pourquoi ne pas avoir adapté la loi
du 7 août 1974 grâce à une évaluation de celle-ci; en renforçant le
caractère contractuel du dernier filet de la solidarité, le projet ne risque-
t-il pas d'être un facteur d'exclusion supplémentaire? De plus, les
politiques d'activation ont, elles-mêmes, leurs limites.

Le revenu d'intégration reste manifestement insuffisant. Dès lors que
cette politique se fait plus contraignante encore, elle risque
inévitablement de renforcer l'exclusion des plus démunis. Pour les
étudiants, la reconnaissance légale du projet d'études pourrait
constituer un recul par rapport à la situation présente qui permet à
l'étudiant d'être dispensé de sa disponibilité au travail pour suivre des
études de plein exercice.

M. Paque a posé ensuite quelques questions générales portant sur la
mission légale des CPAS en matière d'insertion professionnelle, sur la
problématique des jeunes de moins de 25 ans, sur un décompte
proportionnel dans les diverses formules de garde alternée des enfants
et sur l'intégration, dans le projet, de dispositions découlant de la
charte de l'assuré social.

M. Mayeur, quant à lui, a marqué tout son soutien au projet de loi.

De l'assistance sociale, on est passé à l'aide sociale en 1976 et,
aujourd'hui, on évolue vers l'intégration sociale, ce qui implique que le
secteur public doit jouer un rôle actif. Les critiques entendues jusqu'à
présent contre le projet de loi visaient en fait la loi de 1974 et son
application plutôt que le projet de loi lui-même.

L'article 6 du projet de loi dispose que toute personne de moins de 25
ans a droit à une intégration sociale adaptée à sa situation personnelle.
Ce sera donc un droit effectif qui sera désormais inscrit dans la loi.

Le projet se fonde sur de bonnes pratiques des CPAS, à savoir les
possibilités données aux travailleurs sociaux d'interpréter la loi avec
souplesse. Il convient également de s'atteler rapidement à la création
d'un observatoire afin de suivre les pratiques des CPAS. Cet
observatoire doit être un espace de contrôle des pratiques mises en
oeuvre, de formulation de remarques et de recommandations à ce sujet.

Un autre élément nouveau est que le travail constitue un important
facteur de l'intégration, et ce plus particulièrement pour les jeunes de
18 à 25 ans. Mais, malgré les diverses solutions proposées d'accès à
l'emploi, il y aura toujours des personnes qui passeront entre les
mailles du filet. Il faut donc prévoir un droit à l'emploi, sinon on risque
d'aboutir à un système d'allocation universelle qui n'offre aucune
solution.

Les interventions en matière d'emploi sont complétées par les régions
et par les mesures de remise au travail des personnes qui ne sont pas
à la recherche d'un emploi. En Wallonie, on a compris qu'il fallait
assurer la continuité entre les diverses prestations.

Pour la première fois, des moyens supplémentaires sont dégagés en

worden omschreven. Zo zou er
meer duidelijkheid moeten komen
over de bevoegdheidsverdeling
tussen de OCMW's en de
gewestelijke instellingen voor
professionele integratie.

Er werd aan herinnerd dat het de
bedoeling is het bestaansminium
met 10 procent te verhogen. De
mogelijkheid om het
bestaansminimum welvaartvast te
maken zou in een verplichting
moeten worden omgezet.

Het idee om een observatorium op
te richten kreeg steun. Het concept
van 'aanvaardbaar werk' dient te
worden verduidelijkt.

Volgens de heer D'Haeseleer doet
de bevoegdheidsverdeling tussen
de federale overheid en de
Gewesten inzake de
tenuitvoerlegging van de wet vragen
rijzen. Het ontwerp mag volgens
hem niet voor alle vluchtelingen
gelden. Er dient in een
minimumcontrole te worden
voorzien.

De heer Decroly is van oordeel dat
vooraf de onrustwekkende stijging
van het aantal jongeren die het
bestaansminimum aanvragen had
moeten worden onderzocht. Hun
aantal zou op tien jaar tijd
verdrievoudigd zijn. De heer Decroly
betreurde voorts dat nergens wordt
omschreven wat onder "werk
aangepast aan de intellectuele en
fysieke mogelijkheden van de
jongere" wordt verstaan.

Ook de toenemende
"contractualisering" is
verontrustend.

Voor de heer Goutry is de
fundamentele vraag te weten hoe
de OCMW's de betrokkenen het
best kunnen begeleiden bij hun
integratieproces. Moeten we de
OCMW's niet onderbrengen bij de
Gemeenschappen? We moeten
vermijden dat solidariteit verwordt
tot een consumptieartikel. Volgens
de heer Goutry zouden we ook een
bespreking kunnen wijden aan de
afbakening van de respectieve
bevoegdheden van de VDAB en van
de OCMW's.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

faveur des CPAS. Les arrêtés d'exécution de la loi devront prévoir la
possibilité d'affecter ces moyens au recrutement de personnel
supplémentaire. L'intervenant est également partisan d'une majoration
de 10% du minimex mais on ne peut augmenter cette prestation sans
en augmenter d'autres comme les allocations de chômage, les
pensions minimales et les indemnités d'invalidité.

L'objectif du projet de loi est que ces personnes quittent le CPAS,
sortent du régime résiduel et bénéficient d'un statut économique et
social adéquat.

Mme Gilkinet a attiré l'attention sur les progrès enregistrés dans le
cadre de ce projet, mais un certain nombre de notions devraient être
mieux définies et concrétisées.

La répartition des compétences entre les CPAS et les organismes
régionaux chargés de l'intégration professionnelle, devrait être précisée.

Il a été rappelé que l'objectif est de procéder à une augmentation de
10% du minimex. La possibilité d'une liaison au bien-être devrait être
transformée en obligation.

Le membre soutient aussi l'idée de créer un observatoire. Il convient
également d'évaluer, après un an, l'application du projet de loi et les
mesures d'accompagnement.

Enfin, le concept de travail acceptable et adapté à la situation de la
personne mériterait quelques éclaircissements. M. D'haeseleer estime
qu'il est indéniable qu'un emploi, une participation active à la vie sociale
et le revenu qui y est lié sont les meilleurs moyens de sortir les
personnes de leur isolement et de leur permettre de mener une vie
conforme à la dignité humaine.

A l'instar du Conseil d'Etat, l'intervenant s'interroge quant à la répartition
des compétences entre le fédéral et les régions dans l'exécution de la
loi. Celui-ci n'admet pas que le projet de loi puisse aussi s'appliquer à
tous les réfugiés, au sens de l'article 49 de la loi du 15 décembre 1980
sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des
étrangers.

Si l'emploi constitue la meilleure protection sociale, l'intéressé lui-
même doit fournir des efforts. Un minimum de contrôle doit être prévu.
L'intervenant s'interroge aussi sur le délai de trois mois que devront
observer les CPAS pour proposer un emploi. La loi ne prévoit pas de
sanctions à cet égard. Il s'interroge également sur l'assistance d'un
tiers auprès du CPAS, sur le délai de réflexion de cinq jours, sur l'octroi
du minimex aux étudiants, sur l'augmentation résiduelle de 6% pour le
minimex et sur les distinctions établies entre les isolés et les
cohabitants.

M. Decroly fait observer qu'il est nécessaire d'inverser la tendance,
indiquant que le nombre de jeunes réclamant le minimex a triplé ces
dix dernières années. Il regrette qu'aucune évaluation préalable n'ait été
faite avant de légiférer.

Plutôt que de constituer une amélioration, le projet de loi représente un
énorme pas en arrière. Le projet prive les jeunes de moins de 25 ans de
leur droit fondamental à un revenu et les oblige à accepter un travail
sans trop de garanties. L'abandon de la notion de minimum de moyens
d'existence est une évolution néfaste, dans la mesure où il peut avoir
comme conséquence que le revenu alloué se situe sous le minimum.

Ikzelf heb het recht op
werkgelegenheid, de
integratiecontracten voor studenten,
de nieuwe categorieën, de
onderzoeksprocedure voor de
aanvragen en de
overheidssubsidies aangesneden.
Minister Vande Lanotte heeft mij
geantwoord dat de integratie in de
samenleving via een baan ook een
taak van maatschappelijke
bescherming moet zijn. De manier
waarop een entiteit haar
bevoegdheden op evolutieve wijze
uitbreidt is volgens de minister
vatbaar voor interpretatie op
voorwaarde dat er geen
buitensporige concurrentie ontstaat
met de bevoegdheden van de
Gewesten.

Voor de minister is de bevoegdheid
die toegekend is aan de OCMW's
niet in strijd met de verdeling van de
bevoegdheden als ze wordt
uitgeoefend in samenwerking met
de gewestelijke plaatsingsdiensten.
Om het wetsontwerp voor te
bereiden, werden een 70-tal studies
geraadpleegd. De toename van het
aantal jongeren dat leeft van het
bestaansminimum is niet
onafwendbaar. De minister meent
dat het wetsontwerp het aantal
tijdelijke aanstellingen niet
verhoogt, maar dat het de rechten
versterkt van de jongeren die een
bestaansminimum ontvangen.

Voor de heer Decroly moet er naast
het recht op een inkomen of het
recht op sociale integratie ook een
recht op werk komen en mag het
recht op werk het recht op een
inkomen niet vervangen.

Minister Vande Lanotte betwistte
dat krachtens het wetsontwerp het
ene recht door het andere wordt
vervangen. De verhoging van het
leefloon met 4 procent vloeit voort
uit het optrekken van de
minimumbedragen van andere
uitkeringen.

De minister stelde tevens dat in het
evaluatiesysteem dat zal worden
ingevoerd, bijzondere aandacht zal
worden besteed aan de jongeren en
dat het gevoerde beleid zo nodig
zal worden bijgestuurd. Het doel is

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Lorsqu'on envisage de réaliser l'intégration par le biais du travail, il
convient également de tenir compte du type de travail et des conditions
de travail. La notion de travail adapté aux possibilités intellectuelles et
physiques du jeune n'est définie nulle part.

La contractualisation toujours plus poussée constitue un autre sujet de
préoccupation. Il est d'ailleurs permis de se demander s'il s'agit en
l'occurrence d'un contrat ou d'un rapport de force. Les garanties
données ne sont pas suffisantes. La notion d'emploi adapté n'est pas
définie clairement et risque de donner lieu à des abus.

M. Goutry regrette que la question de la répartition des compétences
occulte la question fondamentale qui est de savoir comment les CPAS
peuvent accompagner au mieux les intéressés dans leur processus
d'intégration. Il se demande si les CPAS ne devraient pas relever de la
compétence des communautés. Il souligne que son parti souscrit
globalement au projet de loi.

Cependant, la compétence fédérale en ce qui concerne les CPAS est
tellement réduite et personnalisable que l'on peut se demander s'il vaut
encore la peine de la maintenir au niveau fédéral. Le présent projet ne
parle désormais plus de secours mais de collaboration entre des
personnes.

Il faut éviter que la solidarité ne se transforme en objet de
consommation et le rôle des travailleurs sociaux est capital.

On pourrait aussi ouvrir un débat sur la délimitation des compétences
respectives des CPAS et du VDAB. Les CPAS ont besoin de moyens
supplémentaires et il est nécessaire qu'ils concluent avec le VDAB des
accords de coopération en vue de prévenir les conflits de compétence.

En ce qui concerne les étudiants, l'intervenant se demande si ceux-ci
ne devraient pas demander une bourse d'études plutôt que de
s'adresser au CPAS. Le relèvement du montant du minimex devrait
s'inscrire dans le cadre d'une adaptation générale.

Pour ma part, je suis intervenue pour relayer les inquiétudes de
certains présidents de CPAS de villes moyennes. J'ai développé
successivement les thèmes suivants:
- le droit à l'emploi et les contrats d'intégration pour les étudiants;
- les nouvelles catégories;
- la procédure d'examen des demandes;
- les subventions de l'Etat.

Il m'a semblé évident que la nouvelle loi ne pourra être réalisée que
moyennant les réorganisations fondamentales du travail social mais
également des procédures administratives et des apports en personnel.

L'Etat fédéral accroît les droits des bénéficiaires mais également les
charges pour les CPAS et, dès lors, pour les finances locales. J'ai
demandé davantage de précisions à cet égard.

Dans sa réplique, M. Vande Lanotte a rappelé que la réinsertion par le
travail devait être également une tâche de la protection sociale.
Le projet de loi a pour objectif de concrétiser le droit de chaque citoyen
de s'insérer utilement dans la société, non plus par le biais unique
d'une intervention financière mais par le biais d'un emploi. D'autres
facteurs y contribuent comme le logement ou l'éducation.

La manière dont une entité étend ses compétences de manière
évolutive peut faire l'objet d'une interprétation à la condition qu'elle

voltijdse tewerkstelling. De heer
Mayeur voegde eraan toe dat arbeid
wordt betaald met een loon.
Vrijwilligerswerk kan niet worden
beschouwd als een werk waarvoor
een bestaansminimum wordt
betaald.

Alle materies die betrekking
hebben op de toepassing van de
financiële aspecten van de wet
zullen bij koninklijk besluit worden
geregeld en de minister is van plan
één globaal ontwerp van koninklijk
besluit aan de federale
adviescommissie maatschappelijk
welzijn voor te leggen. Het
wetsontwerp werd eenparig
aangenomen.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

n'entre pas de manière disproportionnée en concurrence avec les
compétences des Régions. Le ministre est d'avis que la compétence
accordée aux CPAS n'est pas contraire à la répartition des
compétences lorsqu'elle s'exerce sur la base d'une coordination et
d'une collaboration avec les services régionaux chargés du placement
comme le VDAB, l'Orbem, le Forem ou encore des partenaires privés.
Il faut tenir compte du fait que les CPAS ne sont pas confrontés au
même type de public que les services de placement.

Répondant aux remarques de MM. Paque et Decroly, le ministre
réplique que quelque 70 études ont été consultées pour préparer le
projet de loi. L'augmentation du nombre de jeunes minimexés n'est pas
une fatalité. Le ministre conteste les propos selon lesquels le projet de
loi renforce la contractualisation. Au contraire, le projet renforce les
droits des intéressés et leur donne des chances accrues de trouver un
emploi.

Pour M. Decroly, cependant, si l'objectif est de créer un droit à
l'emploi, ce droit doit s'ajouter au droit au revenu minimum ou au droit à
l'intégration sociale et non pas s'y substituer.

Le ministre conteste que le projet instaure une substitution des droits.
Il reconnaît que le dialogue avec les associations de lutte contre la
pauvreté ne s'est pas déroulé dans des conditions optimales. Il
explique pourquoi le projet favorise spécifiquement les jeunes de moins
de 25 ans.
L'augmentation de 4% du minimex découle de l'augmentation des
minima d'autres allocations.

Il explique également la différence de traitement entre un isolé et un
cohabitant.

Plusieurs intervenants s'étonnent qu'il faille prendre en compte la
dimension familiale et transgénérationnelle dans les difficultés que les
jeunes rencontrent dans leurs études. Le ministre répond que dans le
système d'évaluation qui sera mis en place, une attention particulière
sera accordée aux jeunes et la politique menée sera adaptée si
nécessaire.

Il admet par ailleurs que par la notion d'emploi "adapté", on entend un
emploi adapté à la situation de la personne et conforme à la législation
sur le travail. L'objectif visé est un emploi à temps plein. M. Mayeur
ajoute que tout travail est rémunéré par un salaire. Le bénévolat ne peut
être considéré comme un travail en contrepartie duquel une personne
se voit octroyer un minimum de ressources.

Répondant encore à M. Decroly, le ministre précise qu'en vue de
favoriser la cohérence, toutes les matières relatives aux aspects
financiers de l'application de la loi seront réglées par arrêté royal.

Le ministre entend soumettre un seul projet global d'arrêté royal à la
commission consultative fédérale de l'aide sociale et le projet sera
transmis, à titre informatif, à la commission de la Santé publique avant
que son texte ne soit publié.

En conclusion, permettez-moi, monsieur le président, de me référer à
mon rapport écrit pour la discussion des articles ainsi que pour
l'adoption des amendements retenus.
Je terminerai en rappelant que l'ensemble du présent projet de loi a été
adopté à l'unanimité de la commission.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

05.02

Luc Paque

(PSC): Monsieur le président, monsieur le ministre,

chers collègues, je voudrais tout d'abord remercier Mme Burgeon pour
le rapport complet, clair et précis qu'elle nous a présenté aujourd'hui. Je
voudrais également en profiter pour remercier le ministre pour sa
participation à la commission et pour les réponses qu'il a bien voulu
apporter aux très nombreuses questions qui lui ont été posées.

J'en viens à présent au projet de loi proprement dit.

Comme je l'ai déjà dit, le projet de loi créant le droit à l'intégration
sociale n'est pas, en soi, révolutionnaire. Néanmoins, il introduit dans la
pratique sociale des CPAS une modification de principe importante,
puisqu'il transforme le droit à un montant financier en un droit à un
projet d'intégration.

Dans les faits, depuis plusieurs années déjà, de nombreux services
sociaux des CPAS travaillaient de cette façon, en proposant des
projets d'intégration. Cette pratique est désormais généralisée, le droit
à un revenu d'intégration devenant résiduaire par rapport au droit à
l'intégration.

Durant la discussion en commission, monsieur le ministre, vous avez
insisté sur le fait que sur aucun point, le projet de loi ne crée de
nouvelles obligations à charge des personnes bénéficiant du droit à
l'intégration sociale. Je le crois et la démonstration en a d'ailleurs été
faite tout au long du débat en commission. Mais je continue cependant
à avoir certaines réserves quant à la capacité que peuvent avoir ou ne
pas avoir certaines personnes à assurer une responsabilité à part
entière dans ce qu'on appelle un contrat d'intégration. Vous l'avez
d'ailleurs vous-même reconnu en commission, monsieur le ministre,
puisque vous nous avez dit que certaines familles reproduisent la
dépendance vis-à-vis des intervenants sociaux de génération en
génération.

La principale forme d'intégration sociale visée par le projet de loi, c'est
l'emploi. Le projet de loi n'exclut pas d'autres formes d'intégration
sociale, mais la priorité est ici donnée à l'emploi. Mais pour pouvoir
accéder à l'emploi, il faut avoir acquis une stabilité sociale minimale
que n'ont plus, depuis plusieurs générations parfois, les personnes les
plus faibles de notre société. Je pense donc qu'il faudra être
extrêmement vigilant quant à la façon dont seront appliquées les
nouvelles dispositions légales et en particulier quant aux conséquences
qu'elles auront pour des populations particulièrement fragiles. Les
CPAS sont compétents pour apprécier ce qu'est un emploi adapté. Au
regard de situations particulièrement difficiles que connaissent
certaines personnes, on peut se demander si un emploi correspondant
en tous points aux exigences du droit du travail sera effectivement un
emploi adapté à cette personne. Les CPAS ont, en la matière, un
pouvoir d'appréciation discrétionnaire et important. Nous ne contestons
pas, a priori, cette compétence donnée aux CPAS, mais nous
insistons pour qu'une évaluation comparative des pratiques des
différents CPAS soit rapidement mise en oeuvre. C'est pourquoi nous
soutenons les propositions qui ont été faites lors du débat en
commission de confier une étude d'évaluation de cette loi aux
universités et de mettre sur pied un observatoire des pratiques des
CPAS.

Par ailleurs, il me reste aussi certaines inquiétudes quant à la façon
dont va s'organiser l'adéquation entre l'offre et la demande d'emploi qui
va transiter par les contrats d'intégration. Il faut être réaliste: le succès
est loin d'être garanti dans la mesure où les politiques d'activation

05.02

Luc Paque

(PSC): Dit is

geen revolutionair wetsontwerp,
maar het bevat wel een principiële
wijziging, in die zin dat nu het recht
op een maatschappelijk
integratieproject wordt ingevoerd.
Dergelijke integratieprojecten
werden vroeger al opgezet door
OCMW's, en worden nu
gemeengoed.

Toch durf ik te twijfelen aan het
vermogen van sommige mensen,
die altijd al van een sociale
uitkering geleefd hebben, om een
volwaardige verantwoording te
dragen in het kader van een
integratiecontract.

In het ontwerp wordt de voorrang
gegeven aan het vinden van werk.
Voorzichtigheid zal derhalve
geboden zijn wanneer voor elk geval
afzonderlijk moet worden nagegaan
wat "aangepast werk" is. Het
concrete beleid ter zake van de
onderscheiden OCMW's zal
moeten worden getoetst.

De sociale diensten van de
OCMW's zullen in overleg met de
plaatsings- en/of opleidingsdiensten
moeten werken.

Men had in een hogere
tegemoetkoming van de federale
overheid moeten voorzien, want de
gemeenten zullen nu zware
inspanningen moeten doen. Ik heb
te dien einde dan ook drie
amendementen ingediend op artikel
32.

De PSC staat, tot besluit, achter
de filosofie van het ontwerp, maar
vraagt een evaluatie van de
praktijken van de OCMW's en zegt
dat nieuwe federale initiatieven
geen financiële gevolgen mogen
hebben voor de lokale overheden
die voor de concrete implementatie
ervan moeten instaan.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

menées aux fins d'accroître la participation sociale ont elles-mêmes
leurs limites, ne fût-ce, par exemple, que par l'offre limitée d'emplois qui
peut être faite aux personnes concernées. On en a beaucoup parlé lors
des travaux en commission.

Les services sociaux des CPAS ne sont pas spécialisés dans la mise
à l'emploi ou même dans la formation. Ces services relèvent des
communautés et des régions et la jonction entre les deux devra
obligatoirement être formalisée pour être efficace.

La concertation est aussi importante pour que les services de
placement et de formation soient eux-mêmes outillés pour pouvoir
organiser le placement et la formation des personnes qui ont été
éloignées de ces services pendant des périodes plus ou moins
longues. Il ne s'agit pas de décharger la responsabilité de l'intégration
sociale des CPAS vers les services de placement mais il faut aussi
éviter que le fonctionnement des services de placement ne soit un frein
à l'exécution des missions d'intégration sociale du CPAS.

Au nom de mon groupe, j'insiste donc pour que la concertation avec les
communautés et les régions soit mise en place le plus rapidement
possible et que, dans le cadre du travail d'évaluation qui doit être fait
dans les mois à venir, cette collaboration avec les services de
placement et/ou de formation fasse également l'objet d'une attention
particulière. L'intégration par le travail est un axe prioritaire du projet de
loi. Cet enjeu me semble être majeur.

Je regrette aussi que l'on n'ait pas profité de ce projet de loi pour
augmenter de façon plus importante l'intervention de l'Etat fédéral dans
les dépenses des CPAS liées à l'intégration sociale. Il faut bien
reconnaître, monsieur le ministre, que la mise en oeuvre complète du
projet de loi va entraîner la nécessité de plus de personnel au sein des
services sociaux des CPAS même s'il faut admettre que le projet
prévoit une intervention majorée pour les frais de personnel liés à ces
dossiers d'intégration. Les CPAS se demandent si cela sera suffisant.

Vous avez répliqué en commission, monsieur le ministre, que vous
refusiez, même en cas de disponibilités budgétaires, d'augmenter de
façon linéaire l'intervention du fédéral parce qu'une telle augmentation
favoriserait les communes et les CPAS plutôt que les projets
d'intégration à proprement parler. Il faut quand même rappeler qu'en
l'occurrence, ce seront les communes qui vont devoir en partie
assumer les conséquences financières des décisions qui auront été
prises par le gouvernement fédéral et sur lesquelles ces communes
n'ont aucune prise. Lorsque l'on connaît la situation financière très
difficile de certaines communes, on peut considérer comme légitimes
les demandes d'augmenter l'intervention du fédéral à l'instar de ce qui
se fait dans plusieurs autres pays européens où la prise en charge est
parfois de 90 voire 100% de ce revenu.

Dès lors, monsieur le ministre, au nom de mon groupe, j'ai réintroduit
trois amendements à l'article 32, traitant de l'intervention de l'Etat
fédéral dans le revenu d'intégration.

Au paragraphe 1

, nous proposons de porter le taux de remboursement

du revenu d'intégration par l'Etat fédéral aux CPAS de 50 à 60%.

Au paragraphe 2, nous proposons de remplacer les mots

« 60%

» par

les mots «

75%

» et d'insérer les mots «

ou à 1% de la population

entre les mots «

ayants droit

» et les mots «

ou qui a réalisé

». Ainsi,

un taux de remboursement privilégié est prévu pour les communes en
fonction non plus exclusivement d'un nombre absolu de personnes

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

bénéficiant du projet d'intégration sociale, mais aussi en fonction d'un
pourcentage de la population, ce qui permet de ne pas exclure les
petites communes.

Au paragraphe 3, nous proposons de remplacer les mots «

65%

» par

les mots «

80%

» et de compléter la phrase par les mots «

ou à 2% de

la population

». C'est une demande qui vient notamment de l'Union des

villes et communes par l'intermédiaire de la fédération des CPAS.

En conclusion, monsieur le ministre, chers collègues, si nous pouvons
accepter la philosophie générale de l'ensemble du projet de loi, nous
voulons attirer l'attention sur l'importance d'une évaluation des
pratiques de chaque CPAS. Nous insistons aussi pour que toute
nouvelle mesure décidée par l'Etat fédéral n'ait pas pour conséquence
d'augmenter les difficultés financières des entités locales chargées de
les mettre en oeuvre.

05.03

José Vande Walle

(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, collega's, vooreerst houden wij eraan de verslaggever te
danken voor het accuraat en deskundig verslag. De CD&V heeft in de
commissie voor de Volksgezondheid actief en met enthousiasme
deelgenomen aan de bespreking van het voorliggende voorstel. Het
voorstel dat de huidige bestaansminimumwet van 1974 moderniseert en
vervangt, legt ons inziens terecht de nadruk op de integratie van elke
behoeftige. We kunnen ons dan ook herkennen in de geest van het
ontwerp. De tekst zelf daarentegen vertoonde een aantal
mankementen. Enkele daarvan zijn inmiddels verholpen. De CD&V-
fractie heeft hiertoe diverse amendementen ingediend. Verschillende
ervan werden in de commissie aangenomen. De CD&V zal het ontwerp
goedkeuren.

Niettemin wil ik namens onze fractie een aantal bedenkingen
formuleren die we reeds in de commissie hebben voorgelegd. Zo
betreuren wij het dat het ontwerp onvoldoende ver is gegaan in de
herziening van de verschillende categorieën van gerechtigden. De
categorieën worden aangepast aan de gewijzigde maatschappelijke
context, wat in de toelichting naar voren kwam. Heel wat problemen
blijven echter onopgelost. Ten eerste, blijft onder de nieuwe regeling het
apart wonen financieel voordeliger dan het samenwonen. Dit leidt tot
bizarre toestanden en werkt fraude in de hand. De financiële stimuli om
schijnalleenstaande te zijn, blijven dan ook even groot en ontmoedigen
samenwonen en een eventuele gezinshereniging. Een tweede
vaststelling is dat de kinderlast enkel in aanmerking wordt genomen
voor alleenstaanden en niet voor samenwonenden. Wij vinden dit
discriminatoir. Er dient ook voor samenwonenden rekening te worden
gehouden met de samenstelling van het gezin. Ten derde brengt de
invoering van een nieuwe categorie alleenstaanden met
onderhoudsplicht en de toekenning aan deze categorie van een
verhoogd leefloon bovendien een bijkomende discriminatie met zich.
Alleen een alleenstaande onderhoudsplichtige heeft immers recht op
een verhoging. Een samenwonende met onderhoudsplicht daarentegen
niet. Wat ons tevens verwondert, is het gebrek aan eenvormige
terminologie. Van een regering die zegt te streven naar meer
transparantie en vereenvoudiging verbaast het ons dat haar leden
onderling een verschillend begrippenkader hanteren. Zo worden in het
ontwerp de termen samenwonende en alleenstaande op een andere
manier ingevuld dan enkele maanden geleden in de wet op de
inkomensgarantie voor ouderen.

Onze fractie heeft bedenkingen bij de vervanging van bestaansminimum
door leefloon. We zien in dat de begrippen bestaansminimum en

05.03

José Vande Walle

(CD&V):

Le CD&V a participé activement et
avec enthousiasme à l'élaboration
de ce projet de loi qui remplace la
loi instituant le droit à un minimum
de moyens d'existence par le droit
à un revenu d'intégration. A
l'origine, le texte présentait un
certain nombre de lacunes. Le
CD&V a dès lors déposé plusieurs
amendements, qui ont été adoptés.

Nous regrettons la portée trop
limitée que le gouvernement a
donnée à ce projet de loi. Il reste
par exemple trop de catégories
différentes de bénéficiaires.

Vivre séparément demeure plus
avantageux que de cohabiter. Le
faux isolement n'est donc pas
découragé. La charge d'enfants
n'est pas calculée selon la situation
salariale des partenaires mais en
fonction de leur forme de vie
commune. L'instauration d'une
augmentation du revenu
d'intégration pour une personne
isolée tenue de verser des aliments
aurait été également
particulièrement bienvenue pour
plusieurs catégories de
cohabitants.

Nous nous étonnons en outre de
l'absence de terminologie uniforme,
ce qui génère des ambiguïtés. De
plus, nous concevons aisément
que la formule consistant à
percevoir le minimum de moyens
d'existence n'est plus de ce temps:
elle suppose une grande passivité.
Nous nous demandons tout de
même si le revenu d'intégration

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

bestaansminimumtrekker niet meer van deze tijd zijn en dat ze een te
passieve invulling vormen van de reële opdrachten die de OCMW's
vandaag op zich nemen. Toch stellen wij vragen bij de nieuwe term
leefloon. De term ligt vlot in de mond en is eigenlijk al goed
ingeburgerd. Geeft deze term echter wel juist weer wat hij inhoudt? De
minister zei dat de wetgever met de term leefloon wil aangeven dat het
inkomen wel degelijk een tegenprestatie is voor het engagement van de
betrokkene om zich in de mate van het mogelijke maatschappelijk in te
schakelen. Wij vinden dat een vreemde verantwoording. Ze wekt de
indruk dat leven op zichzelf volstaat als engagement om zich
maatschappelijk in te schakelen.

Bovendien verschilt het leefloon op zich niet van het bestaansminimum.
Het blijft een financiële uitkering voor hen die geen andere
bestaansmiddelen hebben. Wat het ontwerp daarentegen wel wijzigt, is
de vervanging van het recht op een bestaansminimum door een recht op
maatschappelijke integratie. Dit recht op maatschappelijke integratie
kan bestaan in tewerkstelling of in een leefloon dat soms aan een
integratieproject wordt gekoppeld.

Tewerkstelling vormt inderdaad een engagement van de betrokkene om
zich maatschappelijk in te schakelen. Maar de persoon die werkt
ontvangt niet langer een leefloon. Het instappen in een integratieproject
is eveneens een vorm van engagement van de betrokkene om zich in de
mate van het mogelijke maatschappelijk in te schakelen. Het leefloon
dat de betrokkene ontvangt, kan dan ook worden beschouwd als een
tegenprestatie voor dit engagement.

Zoals vandaag heel wat mensen een bestaansminimum ontvangen,
zullen morgen wellicht velen zonder meer een leefloon ontvangen. Waar
ligt dan het verschil? Zowel in de wet van 1974 als in het ontwerp is
werkbereidheid een voorwaarde tot het ontvangen van een financiële
uitkering. De minister heeft zelf in een reactie op kritiek van de groenen
gezegd dat, ik citeer: "... er feitelijk niets verandert aan de bestaande
toestand. Ook nu wordt een OCMW-uitkeringstrekker al geacht een
passend werkaanbod te aanvaarden". De vraag die wij ons dan ook
stellen is welk bijkomend engagement van een gerechtigde op een
leefloon die ouder is dan 25 wordt vereist in vergelijking tot de huidige
bestaansminimumtrekker. Het lijkt ons dan ook dat de nieuwe
connotatie die men aan leefloon wil geven eigenlijk enkel opgaat voor de
-25-jarigen waarvan inderdaad een engagement in de vorm van
werkervaring, opleiding, voltijdse studies of integratieproject wordt
gevraagd.

De meeste mensen zullen de term leefloon verklaren als loon om van te
leven. We willen echter opmerken dat loon een begrip is uit het
arbeidsrecht. Van Dale definieert loon als, ik citeer: "Geldelijke
vergoeding voor ten behoeve van een ander verricht werk; de prijs van
geleverde arbeidskracht, met name met betrekking tot de arbeid van
werklieden en lagere beambten." De loonbeschermingswet van 12 april
1965 verstaat onder loon, ik citeer: "1, het loon in geld waarop de
werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de
werkgever. 2, de fooien of het bedieningsgeld waarop de werknemer
recht heeft ingevolge zijn dienstbetrekking of krachtens het gebruik. 3,
de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn
dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever." In die context
kan loon dus niet worden gebruikt in het begrip leefloon. Zoals Ruud
Hendrickx, taaladviseur van de VRT, zegt, ik citeer: "Leefloon is een
Belgisch neologisme voor bestaansminimum. Het is geen loon want je
hoeft er niet voor te werken en het is nauwelijks genoeg om van te
leven".

constitue une alternative judicieuse.
Nous n'adhérons pas entièrement
au raisonnement du ministre, selon
lequel ce terme met davantage
l'accent sur l'engagement social.

Nous tenons surtout à insister sur
le droit à l'intégration sociale.
Toutefois, celui qui, en travaillant,
voit ses efforts d'intégration
couronnés de succès, ne perçoit
plus de revenu d'intégration.

A n'en pas douter, à l'avenir, la
majorité des revenus d'intégration
correspondra

grosso modo

l'ancien nombre de bénéficiaires du
minimum de moyens d'existence.
Dans la pratique, le projet ne
générera donc que peu de
changements. Quels engagements
supplémentaires faut-il donc
demander?

Tout le monde assimilera le revenu
d'intégration au minimum de
moyens d'existence. Cette
expression constitue un
néologisme belge. Ce n'est pas un
revenu puisqu'il ne faut pas travailler
pour le percevoir et il n'est pas
suffisamment élevé pour pouvoir en
vivre.

Nous comprenons que les projets
d'intégration professionnelle et
d'emploi se concentreront
prioritairement sur les moins de 25
ans. Mais pourquoi cette priorité se
traduit-elle également sur le plan
financier? On crée ainsi des
catégories de personnes
subventionnées, ce qui est
discriminatoire.

Nous adoptons ce projet de loi
dans l'espoir qu'il sera remédié à
ces points négatifs. Ce projet
charge en effet les CPAS de jouer
un rôle actif et aménage un filet de
sécurité ainsi qu'un tremplin. Mieux
vaut une loi imparfaite que pas de
loi du tout.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Tot slot nog een laatste bedenking bij de prioritaire aandacht die naar
de jongeren onder 25 jaar gaat. Wij kunnen de minister volgen in zijn
redenering dat aan jongeren alle kansen op integratie moeten worden
geboden, temeer daar het aandeel van de jongeren in het geheel van de
doelgroep sterk is toegenomen. Toch lijkt het ons onterecht om deze
voorkeursbehandeling voor de -25-jarigen ook financieel door te trekken.
Het ontwerp voorziet immers dat de staatstoelage aan het OCMW met
25% wordt verhoogd indien het centrum een gerechtigde tewerkstelt die
jonger is dan 25 jaar. Het OCMW heeft er dus belang bij een jongere te
werk te stellen in plaats van iemand die ouders is dan 25 jaar.

We vragen ons af waarom de OCMW's enkel voor de min-
vijfentwintigjarigen de verhoogde toelage ontvangen. Het
lenteprogramma schakelde in het verleden alle staatstoelagen voor
tewerkstelling met toepassing van artikel 60 paragraaf 7 gelijk. Men trok
ze op tot de toelage van de hoogste categorie. De regering haalde
destijds het argument aan dat ze de discriminatie tussen de
verschillende categorieën wou wegwerken. Nu echter dreigt een nieuwe
discriminatie te ontstaan tussen de categorie achttien- tot
vijfentwintigjarigen of de categorie beter gesubsidieerden en de
categorie plus-vijfentwintigjarigen of de minder goed gesubsidieerden.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, tot zover enkele
beschouwingen van onze fractie bij het voorliggend ontwerp. Ondanks
de nog resterende lacunes, ondanks onopgeloste problemen en
ondanks bepaalde discriminaties die overeind blijven, zullen we het
wetsontwerp op het leefloon goedkeuren. Het vormt zowel een
bevestiging van de actieve rol die de OCMW's nu reeds op zich nemen,
als een stimulans om de minderbedeelden in onze samenleving niet
louter een vangnet maar tevens een springplank aan te bieden. We
menen dat in dit geval een onvolkomen wet beter is dan geen of een
verouderde wet. We vertrouwen er dan ook ten zeerste op dat de
onvolkomenheden gaandeweg zullen rechtgezet en bijgestuurd worden.

De

voorzitter

: Mijnheer Van De Walle, mag ik u feliciteren met uw maidenspeech? Ik wens u nog heel veel

succes in de Kamer.

Je félicite M. Vande Walle pour son

maiden speech

Mevrouw Avontroodt heeft beloofd kort te spreken en ik geloof altijd de dames.

Mevrouw Avontroodt, eerst hebt u het woord en daarna de heer Mayeur.

05.04

Yolande Avontroodt

(VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank u en

de heer Mayeur.

Mijnheer de voorzitter, u hebt altijd gezegd: "Dans la politique, il faut
avoir la foi et le foie". En nu hebt u alweer uw geloof beleden.

président

: Madame, il y a des moments où le foie est plus important que la foi.

05.05

Yolande Avontroodt

(VLD): In ieder geval, het is mooi dat u hier

uw geloof kunt belijden.

Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, collega's, voor ons is het
wetsontwerp effectief een volwaardige stap in de realisatie van de
actieve welvaartsstaat. De taak van de OCMW's wordt hierdoor echt
verruimd; ze wordt vooral ook op maat van de maatschappij gesneden.
Waar komt het uiteindelijk op aan? Eigenlijk is het te doen om
participatie aan die maatschappij, ook van degenen die het meest
kwetsbaar zijn en die het zwakst staan in de maatschappij.

05.05

Yolande Avontroodt

(VLD):

Ce projet de loi est une étape
importante pour le VLD dans la
réalisation de l'Etat social actif. La
participation occupe une place
centrale au sein du droit à
l'intégration. Le programme
d'urgence destiné à la catégorie
des 18 à 25 ans est élargi à juste
titre étant donné l'augmentation

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Het urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving voor
achttien- tot vijfentwintigjarigen wordt uitgebreid. Ik vestig er hier
nogmaals de aandacht op dat de groep van jongeren die er een beroep
op doet, in tien jaar tijd verdrievoudigd is. Dat signaal heeft de regering
juist begrepen, en ik wil de minister daar dan ook voor feliciteren. Het
ontwerp poogt de sociale integratie van die jongeren te bevorderen door
hen een eerste werkervaring aan te bieden zonder dwang, zonder dat
zulks dwangmatig overkomt, maar vooral door hen te begeleiden en te
volgen.

Ik kan getuigen vanuit de praktijk. Avant la lettre hebben we in mijn
gemeente gestreefd naar de combinatie van aspect werkgelegenheid en
het aspect begeleiding door het OCMW in de lokale werkwinkel, door
die functies in één huis onder te brengen, het zogenaamde Plot.

Ik denk dat dit het een en ander zal destigmatiseren en bevorderen en
ik denk dat dit een actuele invulling is van een taak van het OCMW.
Wat er van fundamenteel belang is voor de sociale integratie is niet
alleen de financiële zelfstandigheid, maar vooral de aanzet die er
gegeven wordt naar zelfrespect voor de jongeren. Ik denk dat dit
ontwerp daar een serieuze stimulans voor kan betekenen, te meer daar
dit geen dode letter blijft omdat u ook middelen uittrekt om de werklast
die daar ongetwijfeld zal mee gepaard gaan te ondersteunen en
verdedigen. De individuele benadering die mogelijk wordt dankzij dit
ontwerp kunnen wij uiteraard alleen maar ondersteunen, vooral daar dit
gebeurt op een niveau dat heel dicht bij de burgers ligt. Het kan
gebeuren in zijn eigen biotoop, in zijn eigen milieu. Dat de verhoging
van het leefloon een geïndexeerd inkomen wordt, zal de mogelijkheid
bieden om dat menswaardig bestaan daadwerkelijk in te vullen. Dit past
in de intentie van de regering om de welvaartsvastheid te verdedigen,
vooral omdat de mogelijkheid wordt gecreëerd om het leefloon aan de
welvaartsindex te koppelen.

Mijnheer de voorzitter, ik heb beloofd heel kort te zijn, dus ik zal alleen
opsommen dat ik onderschrijf dat de regering die minimale
personeelsnormen voor de OCMW's invult, dat er aandacht gaat naar
de integratie van vreemdelingen, ingeschreven in het bevolkingsregister,
en dat er toch wel een heel modern concept in 2002 wordt ingevuld,
met name de versterking van de gebruikersrechten, zoals het recht op
informatie, registratie, behandelen de aanvraag om gehoord te worden,
om beslissingen gemotiveerd te weten en om een termijn van beroep te
krijgen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik eindig met dit ontwerp
een etiket te geven van duurzaamheid. Waarom noem ik dat een
duurzaam ontwerp? Men spreekt vaak van troosten als men bedoelt
mensen helpen die gekwetst zijn. Dit ontwerp heeft eigenlijk aandacht
voor de kwetsbaarheid van eenieder. In een relatie noemt men het
`tederheid' als men aandacht heeft voor de kwetsbaarheid van de
zwakste. Dat zijn mijns inziens pijlers en fundamenten voor duurzame
relaties. Voor mij is dit het etiketje waaronder ik dit ontwerp wil
plaatsen. Het is een ontwerp dat de daad bij het woord voegt, en
daarom kunnen wij vanuit onze fractie dit ontwerp uiteraard goedkeuren.

énorme de ce groupe ces dernières
années. Dans nos communes
également, nous nous efforçons de
mettre en place une approche
simultanée de la politique
d'embauche et de suivi du CPAS.
Outre l'apport de l'autonomie
financière, on cherche également à
développer chez les jeunes un
certain amour-propre. La charge de
travail supplémentaire qui découle
de cette approche est par ailleurs
compensée financièrement.

Ledit projet de loi permet d'assurer
la péréquation.

Je vais résumer brièvement les
grandes lignes des engagements
pris dans le cadre de ce projet. Le
gouvernement va définir les normes
minimales en matière de personnel
des CPAS. L'intégration sociale va
faire l'objet d'une attention accrue.
Les droits de l'utilisateur seront
renforcés. Cela signifie que les
intéressés recevront des
informations plus transparentes et
plus facilement accessibles en ce
qui concerne leurs droits.

Je qualifie ce projet de "durable"
car il prend en compte la
vulnérabilité de chacun. Il s'agit-là
d'une exigence fondamentale pour
construire une relation durable.

Pour toutes ces raisons, et dans la
mesure où ce projet de loi
constitue une manière de joindre le
geste à la parole, notre groupe
soutiendra ce projet.

05.06

Yvan Mayeur

(PS): Monsieur le président, monsieur le ministre,

chers collègues, pourquoi fallait-il moderniser la loi de 1974 sur le
minimex? Avant de répondre à cette question, je crois qu'il convient de
rappeler ce que la loi de 1974 sur le minimex prévoit et ce qu'elle ne
permet pas.

05.06

Yvan Mayeur

(PS): De wet

van 1974 moest worden
gemoderniseerd omdat, in
tegenstelling tot wat sommigen
dachten, zij geenszins een
"nagenoeg onvoorwaardelijk" recht

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

La loi instaure un droit au minimex pour tout Belge majeur qui ne
dispose pas de ressources suffisantes et qui n'est pas en mesure de
se les procurer soit par ses efforts personnels, soit par d'autres
moyens. Voilà quelle était la définition de 1974. La loi imposait une
enquête sur les ressources du demandeur du minimex et prévoyait que
l'obligation pour celui-ci de faire la preuve qu'il était disposé à être mis
au travail figure dans le rapport social de l'assistant social. Donc, quand
certains ont affirmé que la loi que l'on voulait moderniser était en fait
une loi qui octroyait un droit quasi inconditionnel à l'aide sociale,
évidemment non, ce droit n'était pas un droit quasi inconditionnel à
l'aide sociale puisqu'il prévoyait des obligations.

Qu'est-ce qui n'était pas acceptable pour nous dans la loi de 1974 et
qui est modifié aujourd'hui? C'est notamment et en premier lieu le fait
qu'il n'y avait pas d'égalité entre Belges et étrangers pour l'octroi et pour
le bénéfice du minimex. Les étrangers inscrits au registre de la
population ou au registre des étrangers n'y avaient pas droit. Ils
bénéficient d'une aide sociale équivalente mais il faut tout de même
rappeler que celle-ci est laissée à l'appréciation des CPAS et n'est
donc pas un droit individuel au même titre que le minimex.

Le projet du ministre et le projet que nous allons adopter rencontre
enfin, de ce point de vue, une proposition de loi que j'avais déposée au
nom du PS et qui visait à instaurer plus d'égalité entre Belges et
étrangers en permettant l'accès au minimex pour les étrangers inscrits
au registre de la population de leur commune. Il s'agit pour nous d'une
avancée considérable qui n'est pas seulement d'ordre symbolique,
même si, en ce domaine, les symboles ont aussi leur importance.

Enfin, pour bénéficier du minimex, celui qui le demande doit faire la
preuve qu'il est disposé à travailler. Je reviendrai sur cette notion de
travail parce que je voudrais parler de cela plus longuement. C'est un
des sujets qui a suscité le plus de controverse dans le cadre de ce
projet de loi.

Ici, je voudrais stigmatiser le fait que depuis 1974, aucun étudiant
n'avait immédiatement droit, en réalité, au minimex. Nous sommes
donc dans une situation absurde encore aujourd'hui de devoir exiger
d'un jeune de 18 ans ou plus, qui poursuit des études, si l'on respecte
scrupuleusement la loi, qu'il arrête ses études et qu'il soit disposé à
travailler. Evidemment, une jurisprudence était apparue sur la question
et prévoyait que des étudiants pouvaient malgré tout bénéficier du
minimex. Mais ceci à quatre conditions, cumulatives dit la cour d'appel
de Bruxelles.

Il fallait que l'étudiant ait fait valoir les droits qui sont les siens auprès
de ses parents, donc auprès de ses débiteurs d'aliments.

Il fallait que l'étudiant ait demandé le bénéfice d'une bourse d'études.

Il fallait que l'étudiant travaille en dehors des heures scolaires, les
week-ends, les vacances, etc.

Il fallait que l'étudiant prouve qu'il réussissait ses études.

Ces quatre conditions-là, qui étaient inscrites dans la jurisprudence de
la cour d'appel de Bruxelles et qui se sont appliquées évi demment à
beaucoup d'étudiants, tombent désormais puisque le CPAS pourra
d'initiative et immédiatement ou à la demande du jeune, proposer que
celui-ci poursuive voire entame des études de plein exercice, de jour,
sans que soient nécessairement liées à cela des obligations comme
celles d'être disposé à travailler.

op het bestaansminimum instelde.
Dat bestaansminimum gold immers
enkel voor de onderdanen van de
Europese Unie en voor niet-
studenten. Tot onze grote
tevredenheid worden die
uitsluitingen in het huidige ontwerp
ongedaan gemaakt. Volgens
rechtspraak van het Hof van beroep
te Brussel hadden studenten al
recht op OCMW-steun, mits zij
voldeden aan bepaalde cumulatieve
voorwaarden, die echter moeilijk te
vervullen waren. De PS had een
wetsvoorstel ingediend opdat
studenten die zich er ten aanzien
van hun OCMW's contractueel toe
verbinden onderwijs te volgen recht
zouden hebben op het
bestaansminimum en op een
eventuele begeleiding. De ideeën
van de PS terzake werden ten dele
in het ontwerp opgenomen.

Kan de bespreking van het
wetsvoorstel nr. 1157/1
losgekoppeld worden van de
huidige bespreking?

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

C'est aussi une proposition de loi que nous avions déposée au nom du
PS et qui est rencontrée, en tout cas en partie, par le biais de ce projet
de loi. Je dis en partie car notre proposition prévoyait d'autres
dispositions que ce projet de loi en matière d'accompagnement et
d'encadrement par un CPAS. Toutefois, l'important pour l'étudiant, c'est
que désormais ce droit lui est pleinement reconnu dans la loi, et non
uniquement au travers d'une jurisprudence assez contraignante.

Enfin, le projet de loi apporte un élément de réponse au problème des
pensions alimentaires impayées et instaure la notion de co-parenté,
répondant ainsi à l'évolution des familles, ce qui est là aussi une
revendication selon nous importante.

A ce propos, je voudrais demander, monsieur le président, s'il ne serait
pas possible de retirer de cette discussion l'examen de la proposition
de loi que j'ai déposée avec Mme Burgeon.

05.07

Le président

: Il s'agit de la proposition 1157/1 qui vise à

modifier l'article 1412 du Code judiciaire en vue d'établir un montant
minimum vital insaisissable pour toutes les rémunérations et les
prestations sociales.

05.08

Yvan Mayeur

(PS): Nous n'en avons pas parlé et comme un

débat sur les créances alimentaires est prévu, je souhaiterais que cette
proposition soit examinée en même temps.

05.09

Le président

: Il n'y a pas d'objection du gouvernement, ni de la

Chambre? (

Non

)

Il en sera ainsi et la discussion de la proposition de loi n° 1157/1 aura
donc lieu ultérieurement.

05.09

De voorzitter

: Geen

bezwaar? (

Neen)

Aldus zal geschieden.

05.10

Yvan Mayeur

(PS): Quelles sont les modifications apportées

par ce projet de loi?

Par ce projet de loi, nous nous inscrivons dans une évolution qui est
celle qui a vu l'intervention sociale dans notre pays passer de
l'assistance à l'aide et puis de l'aide à l'intégration sociale. Cette
évolution transforme fondamentalement l'aide sociale. Elle résulte, à en
croire les propos tenus par le sociologue français Robert Castel dans
son ouvrage "La nouvelle question sociale", d'une prise de conscience
de l'existence d'un nouveau profil de gens démunis auxquels on ne peut
plus imputer la responsabilité de leur condition malheureuse. On ne
saurait donc ni les culpabiliser dans une situation de non-travail qu'ils
n'ont pas choisie, ni tenter de les soigner ou de les réhabiliter en les
plaçant dans une catégorie classique de l'aide sociale. Il faut les aider
à retrouver une place "normale" dans la société. La notion d'insertion
consiste, en fait, à construire un projet qui engage une double
responsabilité (celle de l'allocataire et celle de la communauté) et qui
doit déboucher sur une réinscription du bénéficiaire dans le régime
commun. En clair, on considère désormais et c'est cela l'évolution
enregistrée grâce à l'intégration sociale que la personne n'est pas
seule responsable de sa situation, que la collectivité à une part de
responsabilité et que son rôle est de proposer à cette personne de
travailler avec elle à la transformation de sa condition sociale pour
améliorer celle-ci.

La transformation de cette condition sociale se fait par le travail. Il faut
rappeler que le lien entre le travail et la protection sociale a permis de
vaincre la pauvreté et la vulnérabilité de masse en assurant à chaque

05.10

Yvan Mayeur

(PS):

Maatschappelijke dienstverlening
wordt vervangen door
maatschappelijke integratie, nadat
eerst bijstand al vervangen werd
door dienstverlening. Men gaat
ervan uit dat de gemeenschap tot
taak heeft samen met de
betrokkene te werken aan een
verbetering van diens situatie. Voor
ons, socialisten, is dat een heuse
overwinning.

Men mag geen categorieën in het
leven roepen van mensen zonder
vast beroep, die ingeschreven
worden in een intermediair sociaal
stelsel en met een nieuw sociaal
statuut dat een volkomen nieuw
probleem doet rijzen voor ons
stelsel van sociale bescherming.

De waardigheid van de mens is niet
alleen een kwestie van arbeid.
Robert Castel die stelt dat de mens
zich door middel van
vrijetijdsbesteding en cultuur
ontplooit, vraagt zich tevens af hoe

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

citoyen travailleur et à sa famille une sécurité d'existence et
d'espérance en l'avenir inégalée à l'échelle du monde et de l'histoire de
l'humanité.

C'est une victoire pour les socialistes que nous sommes, d'avoir pu
instaurer ce régime de démocratie sociale en Europe depuis plus de
cinquante ans. C'est la sécurité sociale dont nous sommes les enfants
bien formés et bien-portants.

Rompre avec ce modèle et imaginer que le travail va disparaître et qu'il
n'est plus une valeur d'émancipation des individus est donc une
perspective non seulement tronquée mais aussi dangereuse puisqu'elle
remet en cause cet équilibre extraordinaire d'assurance et de solidarité
auquel nous sommes parvenus.

Si le minimex, l'aide sociale ou ce que l'on appellera désormais le
revenu d'intégration sociale perdent leur caractère résiduel et transitoire
hors du régime commun, c'est-à-dire l'emploi, la fonction salariale ou la
sécurité sociale, on crée des catégories de personnes sous perfusion
permanente, inscrites dans un régime social intermédiaire, qui
représente un statut social nouveau et qui pose un problème inédit à
notre système de protection sociale.

On peut évidemment se rallier à l'idée que ce qui fonde la dignité d'un
individu n'est pas exclusivement ou pas nécessairement l'emploi
salarié ou le travail.

Là aussi, je voudrais reprendre une partie de l'analyse de Robert Castel
à propos d'une politique d'insertion sociale qui serait coupée d'un projet
d'intégration professionnelle. Il dit qu'à ce moment-là, on imagine une
société où l'individu peut s'émanciper par d'autres aspects dont
notamment la culture et les loisirs. Il ajoute qu'il est paradoxal qu'une
responsabilité aussi écrasante soit déléguée aux groupes les plus
fragiles et les plus démunis tels les allocataires du RMI, dans le cas
présent les minimexés ou les bénéficiaires du revenu d'intégration
sociale. Cette catégorie devrait prouver, parce qu'elle n'en n'a pas le
choix, que l'insertion sociale vaut l'intégration professionnelle et que l'on
peut donc se réaliser dans l'existence sans travail. En l'occurrence, il
ne s'agit pas ici de personnes qui auraient choisi de se réaliser dans
l'existence sans travail mais bien de personnes à qui l'on dirait:
"Désormais, vous ne travaillerez plus. On vous donne une allocation
permanente et vous vous réaliserez dans l'existence autrement". Il y a
là une dérive extraordinaire qui est contraire à l'idée selon laquelle c'est
la liberté des individus qui doit les guider éventuellement dans ce choix-
là et pas la contrainte. Pour le reste, c'est évidemment au travers du
travail que l'émancipation des travailleurs, des gens qui doivent vivre de
leur force de travail, peut se réaliser.

Le parlement adoptera donc demain le projet de loi qui entrera en
vigueur le 1

octobre 2002. Je voudrais revenir sur les points qui avaient

fait l'objet d'une polémique à l'occasion de l'examen de ce projet de loi
à l'extérieur et à l'intérieur du parlement. Il s'agit, en particulier, des
articles qui concernent l'accès à l'emploi pour les jeunes de 18 à 25
ans qui émargent au CPAS. Certains y ont vu le retour du travail forcé;
d'autres et je suis de ceux-là y ont vu la possibilité enfin offerte à
ces jeunes d'accéder à un emploi qu'ils n'obtiendraient pas autrement.

Il faut revenir sur ce sujet et tenter de répondre à certains arguments
entendus à de trop multiples occasions. Ainsi, pour certains qui se
sont exprimés contre le projet du gouvernement, il ne faudrait pas
prévoir de possibilité de mise au travail pour les minimexés car leur
situation sociale impose qu'il leur soit octroyé un revenu (l'allocation

de bestaansminimumtrekkers en
de allerarmsten zouden kunnen
aantonen dat sociale inschakeling
gelijkstaat aan integratie en hoe zij
zonder baan tot zelfontplooiing
kunnen komen terwijl zij er
helemaal niet voor gekozen hebben
geen werk te hebben. Het gaat om
een verkeerde interpretatie van het
begrip vrijheid. Het voorliggend
wetsontwerp zal morgen door het
Parlement worden aangenomen en
het zal op 1 oktober 2002
uitwerking krijgen. De toegang tot
werkgelegenheid voor de jongeren
tussen 18 en 25 jaar werd als
dwangarbeid opgevat. Ik denk
eerder dat het hen een mogelijkheid
op werk biedt die ze anders niet
zouden hebben.

Er moet weerwoord gegeven
worden op bepaalde fatalistische
argumenten die geen onderscheid
maken tussen leed en
onrechtvaardigheid.

Andermans leed roept doorgaans
medelijden en berusting op. De
vaststelling dat iemand
onrechtvaardig behandeld wordt,
kan daarentegen leiden tot
constructieve beslissingen.

In tegenstelling tot wat sommigen
beweerden, was het recht op het
bestaansminimum geen
onvoorwaardelijk recht. Dat neemt
niet weg dat de invoering van een
recht op maatschappelijke
integratie in de huidige context
niets minder dan een revolutie is.

Jazeker, hele families worden door
het OCMW onderhouden, maar het
is mogelijk om zich aan de
uitzichtloosheid van die
kansarmoede te ontworstelen. Men
mag zich niet neerleggen bij
armoede, bij misère.

Sommigen zijn bang dat er met dit
wetsontwerp minderwaardige
statuten voor werknemers worden
gecreëerd. In de praktijk stelt men
echter vast dat de OCMW's steeds
vaker gekwalificeerde teams in
dienst nemen om alle aspecten te
controleren: arbeidsovereenkomst,
loon en aangepastheid van het werk
aan de kwalificatie. Het OCMW
heeft tot doel iedereen aan werk te

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

minimex) comme un droit quasiment sans conditions. "D'ailleurs, s'il y
avait du travail pour eux, cela se saurait et vu que nous ne sommes pas
dans une société de plein emploi, comment va-t-on faire pour leur
procurer un emploi?" Si l'on adopte ce point de vue fataliste, c'est que
l'on ne peut pas faire la distinction entre la souffrance et l'injustice pour
reprendre les expressions de Christophe Dejour dans "Souffrance en
France, la banalisation de l'injustice sociale". "Nul ne doute", dit-il, "que
ceux qui ont perdu leur emploi, ceux qui ne parviennent pas à en
trouver (des chômeurs primaires) ou en retrouver (des chômeurs de
longue durée) et qui subissent le processus de désocialisation
progressive, souffrent. En revanche, tout le monde aujourd'hui ne
partage pas le point de vue selon lequel les victimes du chômage, de la
pauvreté et de l'exclusion sociale seraient victimes aussi d'une
injustice. La souffrance d'autrui déclenche le plus généralement de la
compassion et une forme de résignation face à la crise de l'emploi,
considérée comme une fatalité, un phénomène économique sur lequel
on n'aurait finalement aucune prise. Par contre, si l'on considère que
l'exclusion, la pauvreté et le chômage sont autant d'injustices vécues
par ceux qui en souffrent, alors on peut construire, face à ces
situations, des projets politiques, des actions collectives, des lois et
des mesures sociales quand on gouverne pour changer les choses et
ne pas regarder les pauvres subir comme un destin le malheur qui
s'abat sur eux".

La loi de 1974 imposait à la personne demandeuse du minimex
d'apporter la preuve qu'elle était disposée à travailler. Certains CPAS,
heureusement peu nombreux, ont exigé des demandeurs d'aide de
présenter des attestations d'employeurs potentiels devant lesquels ils
s'étaient présentés mais sans succès. Ces pratiques dénoncées
comme il se doit montrent à suffisance que le droit au minimex n'était
pas un droit inconditionnel comme certains l'ont rêvé ou ont cru le lire
dans des traités de jurisprudence.

Sur le terrain, ce n'était pas le cas et ils le savent puisque ce sont les
mêmes qui ont dénoncé les abus cités plus haut.

La nouvelle loi impose par contre au CPAS, donc à l'institution
publique, d'offrir dans les trois mois de la demande, une proposition
d'emploi à un jeune de 18 à 25 ans. C'est toute la logique de
l'intervention publique qui se transforme d'un droit à l'aide sociale en un
droit à l'intégration sociale. Et ce n'est pas qu'une révolution
sémantique, c'est un vrai changement. C'est un vrai changement car,
notamment entre 1999 et 2001, notre pays comme toute l'Europe a
connu une période d'embellie économique et de croissance qui a
permis d'énoncer à nouveau nos espoirs en une société de plein
emploi.

Il faut cependant être clair: si des minimexés ont pu bénéficier
directement eux aussi de cette amélioration économique, c'est de
façon marginale. C'est en grande partie grâce aux politiques
volontaristes d'appui à l'insertion socio-professionnelle des minimexés
par les CPAS que des personnes ont pu accéder à un emploi, y
compris durant cette période. Sans le programme "Printemps", sans
d'autres mesures, ces gens n'auraient jamais trouvé un emploi, malgré
l'embellie économique que nous avions connue. Cela signifie donc que
seule une politique axée spécifiquement sur ce public donne des
résultats probants.

On a aussi invoqué le fait que les personnes à charge des CPAS
n'étaient pas capables de travailler et que c'était d'ailleurs souvent une
des raisons de leur dépendance d'un CPAS. Cette incapacité à
travailler est tant le fait d'une absence de formation que d'une scolarité

helpen.

Anderen vinden dat men de taak
die het OCMW met dit ontwerp
krijgt, beter aan de
arbeidsbemiddelingsinstanties had
toevertrouwd. Zij kennen echter de
specifieke moeilijkheden niet
waarmee diegenen die een beroep
doen op het OCMW, te kampen
hebben, en waar de OCMW's met
al hun ervaring veel beter mee
kunnen omgaan.

De gemeenschap moet een
dynamisering van de OCMW's
mogelijk maken. Integratie vereist
de toekenning van een gewaarborgd
minimuminkomen. Robert Castel
schrijft dat het gewaarborgd
minimuminkomen de sleutel is die
toegang biedt tot betaald werk. Ten
slotte moet het bestaansminimum
nog worden opgetrokken.
Krachtens het ontwerp moet er
tegen het einde van de
regeerperiode een verhoging van 10
procent van het totaalbedrag
komen. De rondetafelconferenties
van de sociale solidariteit behoren
de te bereiken doelstellingen met
betrekking tot de overige sociale
uitkeringen vast te stellen. Uit
sociaal oogpunt moet echter
dringend werk worden gemaakt van
een forse verhoging van het
bestaansminimum. De wet zal niet
alles veranderen. Men moet
waakzaam blijven en er moet
worden opgetreden wanneer de
rechten van personen die ten laste
van een OCMW vallen niet worden
geëerbiedigd.

Tal van OCMW's voeren een nieuw
en beter op het publiek afgestemd
beleid. Men moet hun
maatschappelijk werkers en hun
diensten voor professionele
inschakeling vertrouwen schenken.
Tot onze grote tevredenheid voert
de nieuwe wet het recht in voor
jongeren op een echte sociale
integratie.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

insuffisante, voire même d'une absence de modèle de travailleur, les
parents étant dans une situation de chômage permanent. L'exemple
n'existerait pas à la maison et il n'y aurait donc rien à faire. C'est là,
bien entendu, transformer une analyse de certaines situations de
pauvreté, une tentative de compréhension sociologique des
phénomènes d'exclusion en sentence déterministe à l'encontre de ces
personnes, condamnées à la misère permanente, ce qui est pour moi
inacceptable.

Oui, il y a des familles entières qui émargent au CPAS et qui ne voient
pas d'autre perspective d'avenir pour s'en sortir que l'allocation que leur
octroie l'institution, et ceci "ad vitam".

Mais nous savons aussi que si des efforts particuliers sont faits, par
exemple en direction des jeunes de ces familles, il est possible de
rompre cette chaîne reproductible de l'exclusion. N'abandonner
personne, n'abandonner aucune possibilité, tenter d'offrir même ce qui
semble inaccessible: une formation, un emploi, l'autonomie, voilà ce
que la société sociale et solidaire que nous construisons doit à chaque
citoyen et surtout aux plus faibles. Ne pas renoncer, ne pas se résigner
face à la misère et à la pauvreté, y compris celle qui se reproduit de
père en fils, c'est en partie le rôle que l'on veut assigner au CPAS, au
pouvoir public, au travers de cette loi.

Certains ont alors affirmé que les emplois proposés par les CPAS sont
et seront à coup sûr des sous-emplois, créant ainsi de nouvelles
formes de sous-statuts de travailleurs. Bien entendu, des abus ont été
dénoncés là encore, et cela à juste titre. Mais aujourd'hui déjà, des
CPAS ont mis en place des équipes sociales qualifiées qui sont là pour
veiller aussi à ce que les emplois proposé aux minimexés
correspondent à leurs capacités et qu'ils soient encadrés, et surtout
qu'ils bénéficient d'un vrai contrat de travail et d'un véritable salaire.

Le projet de loi prévoit en outre expressément que l'emploi proposé au
jeune par le CPAS sera entièrement régi par le droit du travail: droit au
revenu minimum moyen mensuel garanti, protection contre le
licenciement, garantie en matière de sécurité et d'hygiène, etc.

La responsabilité du pouvoir public est d'offrir des garanties et des
conditions de travail à l'ensemble de ces travailleurs, en ce compris
ceux qui bénéficient d'un contrat article 60, § 7.

D'autres, abondant alors dans le sens d'une intervention de la société
pour procurer de l'emploi aux personnes à charge des CPAS, estiment
cependant que ce n'est pas le rôle du CPAS, mais bien celui des
services existants pour le placement des chômeurs, en l'occurrence
l'ORBEM, le FOREM ou le VDAB. Ceux-là pèchent à mon sens par
naïveté, en ne tenant pas compte des réelles difficultés que rencontrent
les personnes à charge des CPAS et qui exigent un accompagnement
social parallèlement à la mise au travail.

Trop souvent, nous voyons dans nos services d'insertion socio-
professionnelle des personnes qui, après l'euphorie que leur procurent
les débuts dans un emploi et un premier salaire, retrouvent une
confiance en eux-même, une estime de soi enfin, mais qui cède parfois
la place au doute, voire à l'échec.

Les travailleurs sociaux des CPAS sont là pour soutenir ces
personnes. Mais le CPAS est aussi là pour poursuivre l'aide
indispensable afin que la personne puisse sortir d'une situation sociale
difficile qui ne peut pas toujours être résolue uniquement par un emploi
et le salaire qui l'accompagne. Ces rôles-là ne sont pas assurés par

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

l'ORBEM, le FOREM ou le VDAB. Ce ne sont tout simplement pas
leurs missions.

Le combat qui doit encore être mené réside, selon moi, dans les
conditions de cette intégration. La collectivité doit répondre à l'impératif
d'accorder les moyens d'honorer le contrat. C'est l'enjeu principal
auquel nous devons faire face aujourd'hui. Il faut dynamiser les CPAS
pour qu'ils procurent cette possibilité d'intégration.

Comment le contrat entre le jeune et le CPAS est-il mis en oeuvre?
Quelle est la qualité de l'emploi proposé? Après la mise au travail, que
devient l'ancien minimexé? Quelles filières d'insertion sont
développées? Quelle certification est donnée à la qualification que le
jeune aura reçue dans son travail tel que prévu à l'article 60? C'est de
ce point de vue-là que se place la problématique de l'intégration. Ce
n'est pas seulement une occupation, ni un sous-statut mais bien un
véritable statut. Ce statut est celui du revenu minimum garanti. Je ferai
ici encore référence au sociologue français Robert Castel, qui dit qu'il
existe un débat autour du SMIC, l'équivalent du revenu minimum
garanti. Certains disent que l'on peut supprimer le SMIC. Il déclare que
"le statut du SMICAR" la personne qui reçoit le revenu minimum
garanti "est certes peu enviable. Mais le SMIC est le passeport qui
ouvre l'accès à la société salariale. Il permet de comprendre
concrètement la différence entre le fait d'occuper simplement un emploi
et le fait d'être salarié. Le régime du salariat inclut avec la rétribution
monétaire, des régulations collectives, des procédures, des
conventions et des protections qui ont un statut de droit".

Voilà quelle est la différence. C'est pourquoi même le travail rétribué au
revenu minimum garanti est un travail qui a une importance
fondamentale dans le système de protection sociale générale que nous
avons créé et que nous voulons continuer à défendre.

Enfin, en ce qui concerne l'ensemble du projet de loi, il reste à prévoir
l'augmentation du montant du minimex. On a décidé de l'augmenter de
4% en début d'année. C'est fort bien. Mais des études ont démontré
que le minimex était insuffisant pour vivre. Plusieurs d'entre elles ont
montré qu'il fallait au moins l'augmenter de 10% afin qu'il corresponde
aux augmentations générales octroyées à l'ensemble des autres
allocataires, voire surtout des travailleurs dans ce pays.

Le PS avait déjà demandé cette augmentation l'année passée, lorsqu'il
avait déposé ses vingt-cinq propositions en vue de moderniser le
minimex. Nous étions et sommes toujours favorables à une
augmentation de 10%. Il ne sert à rien d'augmenter le montant de
minimex prochainement appelé revenu d'intégration si les autres
allocations sociales pas seulement les plus faibles et les bas
salaires ne sont pas également revalorisés. On ne peut continuer à
soutenir un régime fait de pièges et de contradictions qui incite parfois
à vouloir continuer à être pris en charge par un CPAS ou un service
social, plutôt que de tenter de vivre de son travail.

La table ronde de la sécurité sociale a fixé les objectifs à atteindre en
ce qui concerne l'ensemble des allocations sociales, en particulier leur
liaison au bien-être. C'est aussi notre revendication. Il y a urgence .Il
faut revaloriser significativement le minimex. J'espère que nous aurons
atteint les 10% d'augmentation d'ici la fin de la législature.

Enfin, il fallait moderniser la loi de 1974 sur le minimex. Il fallait surtout
le faire en octroyant de nouveaux droits pour les pauvres, des droits qui
doivent leur permettre de tendre vers une égalité sociale avec les autres
travailleurs, qu'ils émargent ou non à la sécurité sociale. Les auteurs

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

de la loi se sont inspirés des bonnes pratiques des CPAS. Les
opposants à la loi se sont appuyés sur les mauvaises pratiques de
certains CPAS. Cela signifie donc que la loi ne changera pas tout et
qu'il faudra rester vigilant et intervenir si les droits des personnes à
charge des CPAS ne sont pas respectés.

Je rappelle d'ailleurs à ce sujet ma proposition pour que soit créé un
observatoire des pratiques des CPAS.

Mais nombreux sont les CPAS qui mènent des politiques nouvelles
offrant à leur public des réponses adaptées aux situations souvent
complexes auxquelles font face les travailleurs sociaux avec les
personnes qu'ils aident. Il faut faire confiance en ces travailleurs
sociaux. Il faut faire confiance aux services d'insertion socio-
professionnelle des CPAS.

Avec la nouvelle loi, il convient de saluer l'avancée sociale importante
que constitue le droit pour les jeunes d'obtenir une véritable aide à
l'intégration sociale par le travail, la formation ou des études et le fait
que ce droit leur soit garanti par les pouvoirs publics, c'est-à-dire la
collectivité, la société.

05.11

Guy D'haeseleer

(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de vice-eerste minister, ik wil eerst zeggen van de actieve
welvaartsstaat niet meer van deze tijd is om dat het Vlaams Blok zich
perfect kan vinden in de stelling dat het in het kader een of andere
uitkering op zich centraal te stellen, zoals dat het geval was in de wet
van 1974. Men heeft het recht op een bestaansminimum vervangen door
een recht op maatschappelijke integratie, waarbij de uitkering een
tijdelijk middel wordt en geen doel meer op zich. Tewerkstelling het
actief participeren aan de maatschappij en het daaruit voortvloeiend
inkomen zijn inderdaad de meest aangewezen instrumenten om
mensen uit hun isolement te krijgen en hen een menswaardig bestaan
te laten leiden waarbij zij zich nuttig en gewaardeerd voelen en hun
plaats in de samenleving terug kunnen innemen.

De vraag is natuurlijk hoe dat in de praktijk wordt gerealiseerd. Daarbij
wil ik een aantal fundamentele opmerkingen kort samenvatten.

Ten eerste, er blijven een aantal vragen bestaan over de bevoegdheid
van de federale overheid inzake de uitvoering van dit wetsontwerp,
waarvan ook de Raad van State zegt dat een en ander niet in de huidige
federale bevoegdheden is in te passen. Vandaar dat de scheidingslijn
tussen de federale bevoegdheden en de bevoegdheden van de
deelstaten hier zeer dun is. Men begeeft zich met de bijstand aan
personen immers op het terrein van het maatschappelijk welzijn, dat tot
de bevoegdheid van de gemeenschappen behoort, behoudens enkele
uitzonderingen, zoals de vaststelling van het minimumbedrag, de
toekenningsvoorwaarden en de financiering van het wettelijk
gewaarborgd inkomen. Men gebruikt dit nu als kapstop om het
wetsontwerp aan op te hangen.

De Raad van State is van oordeel dat er wel degelijk een probleem
bestaat inzake de bevoegdheid op het terrein van de bepalingen van het
ontwerp, die voorzien in een recht op maatschappelijke integratie en
tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst. Deze
tewerkstellingsopdracht van het OCMW doet afbreuk aan de
bevoegdheden van de gewesten, aangezien de arbeidsbemiddeling een
gewestelijke bevoegdheid is. Het spreekt voor zich dat het Vlaams Blok
ervoor pleit om aan deze bevoegdheidsvraagstukken een definitief einde
te stellen door de volledige bevoegdheid in deze materie aan de

05.11

Guy D'haeseleer

(VLAAMS

BLOCK): Le Vlaams Blok adhère à
la philosophie de base de ce projet,
lequel remplace le droit à un
mimum de moyens d'existence
passif par le droit à l'intégration
sociale. L'allocation devient ainsi un
moyen et non une fin en soi.

La répartition des compétences est
imprécise. Il n'est pas certain du
tout que la mise en oeuvre de ce
projet ressortisse à la compétence
du gouvernement fédéral. Le
Conseil d'Etat est également
sceptique sur ce point.

Nous n'approuvons pas
l'interprétation de l'article 49 de la
loi du 15 décembre 1980
permettant aux étrangers de
bénéficier du système. L'emploi
constitue toujours la meilleure
protection mais la volonté de
travailler est de moins en moins
contrôlée. Les attestations des
employeurs ne pourront ainsi plus
être exigées.

La façon dont la société traite les
démunis est un bon indicateur de
son degré de civilisation. Nous
sommes bien entendu en droit
d'attendre quelque chose en retour
de la part des intéressés. La
contrepartie prévue par ledit projet
est toutefois minime. Le droit à
l'intégration n'implique aucun devoir.
Il n'est pas dit suffisamment

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

deelstaten over te dragen. Zij kunnen dan eigen klemtonen in het beleid
leggen.

Ik kom tot het toepassingsgebied van deze wet. Het zal u niet
verwonderen dat wij niet kunnen akkoord gaan met het feit dat alle
vluchtelingen in de zin van artikel 49 van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en verwijdering van vreemdelingen toegang hebben tot de
systemen omdat dit juist is gebaseerd is op de conventie van Genève,
die volgens ons veel te ruim is.

In het wetsontwerp wordt terecht het uitgangspunt gehanteerd dat
tewerkstelling eigenlijk de beste sociale bescherming is. Om in die
doelstelling te slagen is maatwerk of een geïndividualiseerde
begeleiding noodzakelijk. Het streven en de inzet om dit uiteindelijke
doel te bereiken mag geenszins alleen bij het OCMW berusten. Het is
onze overtuiging dat minstens evenveel inspanningen door de
betrokkenen zelf moeten worden geleverd en dat ook een minimum aan
controle op de werkbereidheid mogelijk moet zijn om te zien of de
werkbereid en het engagement ook reëel is. Het feit dat men voortaan
geen werkgeversattesten meer kan vragen, staat volgens mij haaks op
het wederzijds engagement.

Men stelt een voorwaarde tot het verkrijgen van het recht op
maatschappelijke integratie, maar een van de controlemechanismen
schaft men af.

Mijnheer de voorzitter, de kwaliteit van een bestuur hangt mede af van
de manier waarop zij met de sociaal zwakkeren omgaat. Het is onze
plicht om mensen die door de mazen van het net zijn gevallen en al of
niet door eigen schuld in de problemen zijn geraakt, een tweede kans
te geven om terug een plaats in onze maatschappij in te nemen. Het
leefloon is voor deze mensen het ultieme vangnet, dat slechts via de
algemene solidariteit kan bestaan. Daarom lijkt het ons niet onbillijk dat
daar iets moet tegenover staan. Er moet een concreet engagement van
de betrokkenen zijn om deze kans te grijpen. In dit kader geeft het
recht op maatschappelijke integratie, zoals het hier wordt voorgesteld,
de indruk dat via dit wetsontwerp het engagement slechts van één kant
komt.

U weet ook dat het verleidelijk is om zich te nestelen in
bijstandsregelingen en dat velen tevreden zijn met het inkomen.
Sommigen zien het zelfs als hun einddoel. Niemand kan dat
ontkennen. Wel, op deze mensen moet de druk worden opgevoerd.
Men moet hen voor de keuze plaatsen: ofwel grijpen zij de kans die hun
wordt aangeboden, en dragen zij via hun tewerkstelling actief bij tot de
samenleving, ofwel zien zij van die kans af, maar dan moet de
duidelijke boodschap zijn dat dan ook het engagement van de overheid
stopt. Die boodschap klinkt volgens ons te weinig door in dit
wetsontwerp.

Ik verwijs bijvoorbeeld naar de mogelijkheid om zich door een derde te
laten bijstaan bij onderhandelingen met het OCMW. Onze mening is
dat een specifieke en geïndividualiseerde begeleiding slechts kans op
slagen heeft wanneer er een goede vertrouwensrelatie bestaat tussen
aanvrager en begeleider. Interventie van derden kan die relatie
aantasten en een negatief effect op de resultaten hebben.

Ook de zin van de vijf dagen bezinningstijd, alvorens
arbeidsovereenkomsten of een contract voor maatschappelijke
integratie af te sluiten, is mijns inziens niet in te passen in het streven
naar tewerkstelling en bouwt een aantal extra barrières in. Het is mijns

clairement qu'en cas de non-
respect d'un engagement mutuel,
l'Etat peut suspendre les contrats.
Le risque est donc grand que les
individus s'installent dans un
système d'allocations.

Le système actuel est trop
paternaliste et ne crée pas un
équilibre entre les différents
systèmes d'aide sociale. Les
CPAS peuvent par ailleurs
compléter les nouvelles
réglementations à leur guise, ce qui
créera nécessairement des
dissensions. J'approuve toutefois la
mesure visant à accorder des
incitants financiers aux employeurs
qui engageront des personnes
percevant le revenu d'intégration de
même que les dérogations
proposées aux procédures de
préavis prévues dans la législation
du travail.

Le montant du revenu d'intégration
doit être revu: au début de cette
année, il a déjà été procédé à une
augmentation de 4%. Les
personnes qui se sont constitué
des droits dans le cadre de la
sécurité sociale ont été oubliées.
Cette distorsion doit disparaître le
plus rapidement possible. Il est
également nécessaire de
différencier les approches pour
d'autres catégories encore.

Le nouveau système ouvre la voie
aux abus commis par les plus
inventifs. Voilà qui est
inacceptable.

Ce projet améliore heureusement le
financement des CPAS.

Sur la base des observations et
des critiques que je viens de
formuler, le Vlaams Blok
s'abstiendra.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

inziens een te eenzijdige opwaardering van de positie van de leeflonen
ten opzichte van de positie van de maatschappelijke werker en ruikt
naar betutteling.

Voorts wil ik nog wijzen op een aantal onduidelijkheden die in de
praktijk dikwijls aanleiding zullen geven tot discussie, zoals de invulling
van de notie recht op maatschappelijke integratie door tewerkstelling
aangepast aan de persoonlijke situatie en capaciteiten. Dat zal
ongetwijfeld uiteenlopende interpretaties tussen de OCMW's onderling
opleveren en zal misschien ook anders worden geïnterpreteerd in de
verschillende landsgedeelten.

Positief is dan weer de activering van de uitkering die werkgevers moet
aansporen om leefloners in dienst te nemen via een tussenkomst in de
loonkost waarbij de financiële tussenkomst rechtstreeks aan de
werknemer zal worden uitbetaald zodat de aangeworven personen een
totale vergoeding van de werkgever zullen ontvangen. Wij hopen dat
deze nieuwe en logische regeling van toepassing zal kunnen worden op
de reeds bestaande doorstromingsprogramma's. Overleg met de
deelgebieden dringt zich hier dan ook op. Ook de afwijkingen van de
bepalingen van de wet op de arbeidsovereenkomsten inzake het
naleven van de opzegtermijnen wanneer een andere
arbeidsovereenkomst mogelijk is, is een stap vooruit in het kader van
de professionele herinschakeling.

Wat de hoogte van het leefloon betreft, onderkent iedereen dat de
hoogte van de bedragen trouwens niet alleen van de sociale
bijstandsregelingen, maar ook als gevolg van rechten die via bijdragen
aan de sociale zekerheid zijn opgebouwd aan een grote
inhaaloperatie toe zijn.

Op 1 januari 2002 was er reeds een stijging van het leefloon van 4%. De
minister zegt dat de nieuwe stijging met 6% een prioriteit van deze
regering is, in de mate dat de financiële toestand van de Schatkist het
toelaat. Niettegenstaande dit niet tot bevoegdheid van de minister
behoort, aangezien hij niet bevoegd is voor de hoogte van de
uitkeringen, de sociale zekerheid en de werkloosheidsuitkeringen, wil ik
toch zeggen dat het niet kan dat de herziening van de hoogte van de
bedragen niet past in een algemene aanpassing van het totale pakket
van uitkeringen in de sociale zekerheid. Dit leidt tot situaties waarin
samenwonenden die een werkloosheidsuitkering genieten minder
ontvangen dan mensen met dezelfde gezinstoestand en die leefloner
zijn. Sinds de verhoging van het leefloon in januari ontvangt een
samenwonende leefloner 15 euro per maand meer dan een
samenwonende werkloze in zijn derde werkloosheidsperiode. Dit zet de
wereld op zijn kop en is niet te verantwoorden voor mensen die wel
rechten hebben opgebouwd binnen de sociale zekerheid. Het
verzekeringsprincipe wordt op die manier op de helling gezet.

De discussie over de verhoging van de andere sociale uitkeringen en de
welvaartvastheid van deze uitkeringen worden doorverwezen naar de
rondetafelconferentie. Toch denk ik dat men niet op de uitslag en de
resultaten van deze conferentie kan wachten om deze scheeftrekking
voor deze categorie werklozen te herstellen.

Wat de categorieën zelf betreft, blijven wij met een aantal vragen zitten.
Waarom wordt er inderdaad geen onderscheid gemaakt tussen
samenwonenden met kinderlast en samenwonenden zonder kinderlast,
terwijl het onderscheid voor alleenstaanden wel bestaat? Waar is de
logica als men ziet dat een samenwonend paar met kinderlast
hetzelfde bedrag zal ontvangen als een alleenstaande ouder met
kinderlast? Zo zijn er nog tal van voorbeelden.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Ook bij de regeling die men uitwerkt voor alleenstaanden die
onderhoudsuitkeringen betalen, pleiten wij voor een gedifferentieerde
naargelang de hoogte van de onderhoudsuitkering.

Ik denk dat dit geen gezonde situatie is, ook al bestaat deze regeling
ook in de werkloosheidsverzekering. Ik denk dat met deze regeling de
poorten tot misbruik worden opengezet en dat op die manier de meest
creatieve mensen munt zullen slaan uit dit systeem.

Ten slotte pleit het Vlaams Blok steeds voor het samengaan tussen,
enerzijds, een betere bescherming van de sociaal zwakkeren, inclusief
hogere uitkeringen, en ook een goede regelgeving annex controle om
de beperkte beschikbare middelen toe te kennen aan degenen die er
recht op hebben, aan degenen die het werkelijk nodig hebben.

Inzake de financiering van de OCMW's voor de hun opgelegde taken, is
dit wetsontwerp alvast een verbetering in vergelijking met vroeger. Mijns
inziens is de vraag van de OCMW's terecht wanneer ze argumenteren
dat betere en ruimere dienstverlening, maatzorg en geïndividualiseerde
projecten, arbeidsintensief zijn, waar middelen tegenover moeten staan.
Het wetsontwerp zal alvast op dat vlak een positieve stap zijn.

Ziedaar de kritieken van het Vlaams Blok op dit wetsontwerp. We
zullen ons op basis hiervan dan ook onthouden.

05.12

Michèle Gilkinet

(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,

avant de commencer mon exposé, je voudrais effectuer la même
démarche que M. Mayeur et demander de disjoindre la proposition de
loi 1198/1 pour les mêmes raisons qu'il a évoquées et de pouvoir la
joindre à d'autres discussions à venir.

05.12

Michèle Gilkinet

(ECOLO-

AGALEV): Mag ik vragen dat de
bespreking van het wetsvoorstel nr.
1198 van de bespreking van het
wetsontwerp wordt losgekoppeld?

président

: Je dois consulter l'assemblée. En principe, on ne peut disjoindre; sinon les propositions dont

nous décidons deviennent sans objet.

La demande de M. Mayeur portait sur la proposition n° 1157 et la vôtre sur la proposition n° 1198.

Pas d'observation? (

Non

)

Geen bezwaar? (

Nee

)

05.13

Michèle Gilkinet

(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,

monsieur le ministre, votre projet de loi relatif à l'intégration sociale
nous est soumis, aujourd'hui, en séance plénière. Cet événement, vous
l'attendiez depuis longtemps. Ce projet a mobilisé énormément
d'énergie, tant de votre part que de celle des parlementaires ou encore
des acteurs de terrain.

Vous vous souviendrez certainement que, dans la toute première
version de ce projet, nous avions, en notre qualité d'écologistes, été
extrêmement réservés. Je m'en suis ouverte en commission lors de
l'examen du budget et lorsqu'on arrive maintenant à la fin d'un
processus tel que celui-ci, il est toujours intéressant de regarder le
rétroviseur pour visualiser le trajet parcouru. C'est ce que j'ai fait en
préparant mon intervention d'aujourd'hui et je suis heureuse de
constater que la plupart de nos demandes ont été rencontrées et que
mon groupe se dispose donc à effectuer un vote positif sur le projet de
loi qui nous est livré aujourd'hui.

Sur quoi portaient nos levées de boucliers et celles d'autres
associations? Je décrirai les plus essentielles. Au démarrage du projet,
il y eut absence de concertation avec les associations partenaires du

05.13

Michèle Gilkinet

(ECOLO-

AGALEV): In het begin van deze
bespreking maakten wij heel wat
voorbehoud, maar aan de meeste
van onze vragen werd tegemoet
gekomen en wij zullen dus voor
stemmen.

In het begin betreurden wij dat er
geen overleg was met de betrokken
verenigingen. De raadpleging van
het Centrum voor gelijke kansen
heeft die leemte aangevuld.

Het overleg is niet op ideale wijze
verlopen en daar moeten we lessen
uit trekken.

De maatschappelijke groepen
moeten absoluut betrokken worden
bij de voorbereiding, de voortgang

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Forum de la pauvreté essentiellement. Cette absence a pu, en partie,
être compensée grâce au rapport demandé par le gouvernement au
Centre pour l'Egalité des Chances, en vue de préparer la seconde
lecture de l'avant-projet de loi.

Vous l'avez reconnu, lors du travail en commission, monsieur le
ministre, cette concertation ne s'est pas déroulée de façon idéale.
Nous avons des leçons à tirer du travail que nous avons effectué, des
procédés utilisés que nous pouvons, très nettement, améliorer à
l'avenir.

En effet, lorsque vous avez opté pour le dialogue, nous nous sommes
ralliés aux conclusions principales du rapport sur la pauvreté qui
préconisent l'indispensable implication des groupes concernés dans la
conception, la mise en oeuvre et l'évaluation des politiques la
concernant.

Mon groupe s'est naturellement réjoui de voir naître le dialogue même
si, à certains moments, nous avons regretté qu'il ne soit pas plus
approfondi. Nous nous réjouissons encore aujourd'hui de constater que
vous avez décidé de consulter les associations pour les faire participer
à la mise en oeuvre du dispositif, notamment en ce qui concerne
l'information des usagers.

Il est un autre point, mesdames, messieurs, sur lequel les écologistes
ont été particulièrement attentifs au démarrage du projet: la conception
de l'intégration sociale et de ses modalités; il s'agissait de la
conception qui était prévue dans le premier projet de loi, dans la
mesure où l'accent était exclusivement mis sur la mise au travail, les
autres modalités d'intégration étant subsidiaires. Nous regrettions
également, dans le tout premier projet, le renforcement de la condition
d'obtention du minimex.

Le droit à l'intégration et l'obligation correspondante dans le chef des
CPAS sont aujourd'hui reconnues dans le projet. Pour Ecolo, le droit à
un revenu qui permette de vivre dans la dignité est un principe premier.
Ce que le projet de loi appelle "le droit à l'intégration" ne peut entraîner
des conditions supplémentaires par rapport à la loi de 1974 pour l'octroi
ou le maintien du droit au revenu minimum. Le droit à l'intégration est
un droit complémentaire au droit au revenu, sans lequel aucune
intégration dans la dignité n'est possible. Aussi, pour nous, le texte
devait dire: "Toute personne qui ne dispose pas de ressources
suffisantes, qui ne peut y prétendre ni être en mesure de se les
procurer a droit à un revenu minimum. Ce droit est assorti d'un droit
complémentaire d'intégration sociale via un projet individualisé
d'intégration sociale visant l'intégration sociale par un accès à un
emploi convenable, une formation ou une activité sociale." Nous n'avons
pas obtenu la définition que nous souhaitions dans la discussion. Mais
la discussion approfondie a permis de déboucher sur un accord qui
rencontre l'essentiel de nos préoccupations: la définition de l'article 2:
"Toute personne a droit à l'intégration sociale. Ce droit peut, dans les
conditions fixées dans la présente loi, prendre la forme d'un emploi
et/ou d'un revenu d'intégration, assortis ou non d'un projet individualisé
d'intégration sociale". Cette définition nous satisfait parce qu'elle affirme
clairement le droit au revenu comme une des modalités essentielles de
l'intégration, à égalité avec l'emploi. Le droit à l'intégration, c'est l'emploi
ou le revenu, accompagné ou non d'un projet d'intégration sociale.

Nous pensons que l'intégration sociale d'une personne suppose une
pluralité de choix et de modalités d'accompagnement conduisant à la
formulation d'un projet individualisé librement consenti. L'enseignement
ou la formation, l'engagement (dans des activités sociales, par

en de implementatie van de
maatregelen die hen aanbelangen.
Ecolo stelt met voldoening vast,
mijnheer de minister, dat u bereid
was hen bij de uitvoering van het
ontwerp te betrekken, met name
voor wat de informatie van de
gebruikers betreft. In het
voorontwerp lag de klemtoon op de
tewerkstelling en kregen de andere
integratiemodaliteiten heel wat
minder aandacht. Het recht op een
minimuminkomen is voor Ecolo een
belangrijk beginsel, waaraan geen
bijkomende voorwaarden in
vergelijking met de wet van 1974
mogen worden verbonden.

Het recht op integratie vormt een
aanvulling op het recht op een
inkomen. In dat opzicht komt het
bereikte akkoord aan onze
verwachtingen tegemoet. Om een
gelijke behandeling van de
hulpzoekers te waarborgen willen
we ook dat de OCMW's op gelijke
voet worden behandeld wat de
overeenkomsten betreft,. Dit brengt
mij ertoe de rol van de OCMW's
inzake opleiding en tewerkstelling
aan te kaarten. De OCMW's zijn
niet het meest geschikt om die
opdrachten te vervullen. Op
gewestelijk vlak bestaan er
openbare diensten; ze moeten hun
rol spelen. Men mag niet met
spitsvondigheden schermen om
zich aan die verplichting te
onttrekken.

Wij waren bang dat de
wanverhouding tussen gebruikers
en OCMW groter zou worden, maar
het ontwerp verleent de gebruikers
meer rechten. Voorts zijn we blij
dat de aanvragers bedenktijd
krijgen voor ze een
integratiecontract of
arbeidsovereenkomst aanvaarden,
en begeleid worden bij het zoeken
van een baan. Niettemin betreuren
wij dat het opschortende karakter
van bepaalde beroepsprocedures
niet nader onderzocht werd.

De toelichting die u in de
commissie verstrekt heeft, heeft
ons gerustgesteld. Ook hebben wij
verkregen dat een student die in het
buitenland studeert, het leefloon
kan behouden.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

exemple) et l'accès à un emploi de qualité c'est-à-dire conforme aux
travaux que nous avons établis en vue du niveau européen, de manière
à ce que toutes les modalités d'intégration soient reconnues de
manière égale dans le projet de loi.

Votre projet de loi rencontre notre préoccupation. Nous souhaitions
également voir une égalité de financement pour les différents modes
d'intervention des CPAS en matière de droit d'intégration. Vous ne nous
avez pas suivis sur notre demande, monsieur le ministre, mais vous
avez accepté deux choses sur lesquelles j'attire l'attention de
l'assemblée. D'une part, les arrêtés organisant la prime de 250 par
dossier pour les CPAS seront délibérés en conseil des ministres et à
travers eux, les incitants adéquats seront mis en place. D'autre part,
vous avez également accepté de mettre à l'examen les conséquences
de l'article 34 incitant les CPAS à réaliser des contrats d'intégration,
examen qui sera fait lors des évaluations prévues par les mesures
d'accompagnement du projet. L'objectif est d'éviter les effets pervers
liés à une ingénierie financière des CPAS. L'objectif est effectivement
que les droits des demandeurs soient respectés et que ceux-ci
n'induisent pas les CPAS à proposer un contrat d'intégration au
demandeur qui ne soit pas conforme à ses intérêts.

Par ailleurs, monsieur le ministre, vous savez que nous ne sommes
pas d'accord avec M. Mayeur sur le rôle du CPAS en matière de
formation et d'emploi. Nous estimons que mieux que les CPAS, le
FOREM, l'ORBEM, Bruxelles-Formation, etc., sont indiqués pour
assurer l'accueil, l'orientation et l'accompagnement des personnes vers
l'emploi. Vous aurez noté, monsieur Mayeur et monsieur le ministre,
que je n'ai pas parlé d'accompagnement social. L'accompagnement
social est naturellement la fonction essentielle des CPAS.

Vous me direz que les institutions d'aujourd'hui ne s'occupent pas de
ces publics-là, que c'est beaucoup trop difficile pour elles, qu'elles ne
sont pas outillées pour ce faire, etc.

Il est vrai que, la libéralisation aidant, ces institutions ont de plus en
plus tendance à renvoyer à d'autres accompagnants les personnes
jugées moins intéressantes pour le marché de l'emploi. Nous le disons,
comme écologistes, c'est inadmissible. Il s'agit de services publics et
les services publics doivent offrir le même service aux personnes,
quelles que soient leurs difficultés, quels que soient leur niveau ou leur
statut social.

Nous souhaitions donc qu'une concertation s'engage entre les parties
concernées par cet aspect du projet de loi, impliquant notamment les
ministres régionaux compétents en matière d'aide sociale, d'emploi, de
formation et d'insertion.

Monsieur le ministre, vous vous êtes engagé à mettre ces discussions
en oeuvre. Vous vous êtes également engagé à créer une «

task

force

», terme communément admis aujourd'hui. Il s'agit d'un groupe

de suivi qui sera à même de se réunir régulièrement, notamment pour
réagir rapidement si des problèmes devaient se poser dans la
concrétisation du projet de loi.

Autre problème que nous craignions au début de l'examen du projet de
loi, c'est de créer un accroissement du déséquilibre entre les usagers
et le CPAS. Maintenant, je m'estime assez satisfaite à ce sujet.
J'estime que nous nous trouvons plutôt devant un projet qui renforce le
droit des usagers. Déjà dans l'avant-projet de loi certains droits étaient
renforcés, notamment sur des points ayant trait au droit à l'information.
Dans la discussion que nous avions déjà eue, nous souhaitions aller

Wij zijn eveneens tevreden dat
daklozen de tweede
installatiepremie kunnen genieten
en in aanmerking komen voor het
leefloon.

Opdat iedereen een leefloon zou
kunnen krijgen, zullen de conflicten
tussen OCMW's geregeld moeten
worden.

Verscheidene wetten worden
aangepast aan de
maatschappelijke realiteit. Wij
waren graag nog een stap verder
gegaan op het stuk van de
individualisering van de rechten en
hadden graag voortgang gemaakt
met het fonds voor
alimentatievorderingen, maar onze
voorstellen vonden weinig
weerklank.

Wij willen dat het leefloon met 10%
wordt opgetrokken. Dat moet
bovendien snel gebeuren: een
verhoging met 2% zou dit jaar nog
kunnen worden toegekend. Voorts
vragen wij een revaluatie van de
andere sociale minimumuitkeringen
en van de minimumlonen. Dat moet
gebeuren aan de hand van
structurele mechanismen.

Wij zullen voor dit ontwerp
stemmen, maar betreuren
desondanks dat geregulariseerde
illegalen om budgettaire redenen -
de OCMW's hebben er de middelen
niet voor - niet onder de nieuwe wet
vallen. De sociale
minimumuitkeringen en de
minimumlonen moeten met 10%
omhoog, en wij zullen allerwegen
demarches ondernemen om dat
doel te bereiken.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

plus loin et nous avons été entendus sur plusieurs points.

Nous souhaitions que l'équilibre contractuel entre les parties soit le
plus complet possible, par exemple que la charge de la preuve quant à
la disposition à s'intégrer appartienne au CPAS et nous l`avons obtenu.
Nous souhaitions aussi que le demandeur puisse disposer d'un délai
de réflexion avant d'accepter un contrat d'intégration ou un emploi. Cela
a été accepté. Nous demandions aussi l'accompagnement par un tiers,
personne ou association, devant le travailleur social tout au long du
processus. Cela a également été accepté. Je suis très heureuse d'avoir
entendu Mme Avontroodt dire qu'il s'agit effectivement de nouveautés
dans la loi. Ce sont de nouvelles mesures tout à fait révolutionnaires.

Malheureusement, regret des écologistes, nous avions aussi demandé
que le caractère suspensif de certains recours puisse être étudié. Nous
ne l'avons pas obtenu.

Par contre, il a été convenu qu'un arrêté royal déterminerait les
conditions minimales et les modalités auxquelles devra répondre un
contrat d'intégration, arrêté qui sera délibéré en conseil des ministres.
Ce travail devrait nous permettre de rapprocher encore nos positions.

Sur d'autres points qui renforcent les droits des usagers, je voudrais
encore souligner ce qui suit. Vous inscrivez dans votre projet de loi le
droit à un emploi adapté à la situation personnelle et aux capacités de
la personne et respectant les conventions collectives de travail, avec
une garantie de l'immunisation d'une partie des revenus en cas de
travail à temps partiel. Ces précisions sont importantes. En effet, au
départ, nous craignions également que le droit du travail soit mis à mal
par l'obsession de l'activation. La discussion que nous avons tenue et
les précisions que vous nous avez données en commission nous ont
rassurés sur ce point.

Il a aussi été question de la possibilité pour le minimexé étudiant de
conserver son revenu d'intégration en cas d'études à l'étranger, par
exemple dans le cadre de projet Erasmus. Il s'agit d'une possibilité
puisqu'il se peut que ces études à l'étranger soient déjà supportées par
une bourse, auquel cas l'étudiant n'aurait évidemment pas besoin d'un
revenu d'intégration.

Nous avons aussi obtenu pour les SDF la possibilité de recevoir une
seconde prime à l'installation c'est important et l'engagement à la
réalisation d'un travail de fond sur l'adresse de référence leur
permettant d'avoir un accès effectif au revenu d'intégration.

Vous vous êtes également engagé, monsieur le ministre, à régler avant
les vacances parlementaires la douloureuse question du conflit des
compétences entre CPAS, qui empêche régulièrement un ayant droit
d'avoir accès effectivement et sans délai au revenu d'intégration. Vous
savez que je suis attentive au travail que nous réalisons. Je resterai
donc très vigilante au sujet de la concrétisation de ces deux points.

Venons-en enfin à l'adaptation des lois aux évolutions sociales.
Plusieurs d'entre elles sont rencontrées dans le projet de loi. Il en est
ainsi notamment de la transformation du minimex ménages en minimex
cohabitants, de la meilleure prise en charge des enfants à charge en
cas de garde alternée ou de versement des pensions alimentaires.
Vous savez que sur ces points, en tant qu'écologistes, nous aurions
souhaité aller plus loin parce que nous prônons l'individualisation des
droits mais nous aurions voulu aussi avancer beaucoup plus vite sur le
fonds des créances alimentaires de manière à ce qu'il soit mis en
oeuvre. Mais nous savons que ces propositions-là suivent bien leur

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

cours et nous espérons bien qu'elles pourront être concrétisées très
prochainement, ici, au niveau du parlement.

Dernier point sur la majoration du revenu d'intégration. Vous connaissez
nos propositions de loi et la proposition dont j'ai demandé qu'elle soit
disjointe de la discussion d'aujourd'hui, par lesquelles nous demandons
une revalorisation des minima sociaux, donc 10% d'augmentation pour
le minimex. 4% sont acquis dès janvier 2002 et il existe un accord dont
le budget est prévu. C'est très bien. Néanmoins, nous pensons, en tant
qu'écologistes, qu'en dessous de 10% on ne peut pas estimer qu'on
aura revalorisé suffisamment le revenu d'intégration. Nous demandons
donc que tout soit mis en oeuvre pour que cette revalorisation puisse se
faire dans les meilleurs délais et par exemple que 2% supplémentaires
puissent être versés aux bénéficiaires en juin ou en septembre 2002. Il
faut donc agir rapidement. Je pense que c'est absolument nécessaire.
Quant aux liens de cette proposition avec les autres minima sociaux,
nous reconnaissons ce lien effectif et nous demandons naturellement la
revalorisation des autres minima sociaux ainsi que, de façon
indispensable, la revalorisation du minimum salarial.

Nous pensons aussi que le principe de la liaison du revenu dit minimum
au bien-être devrait être acquise par un mécanisme structurel et nous
pensons que tout cela devrait être mis en oeuvre dans une
programmation pluriannuelle. C'est ce à quoi nous souhaiterions que
l'on s'attache tous ensemble dans ce parlement. Je regrette, quant à
moi, que la proposition que j'avais faite au cours des discussions en
commission, à savoir que le parlement s'empare de cette question-là
indépendamment du travail dans les tables rondes, n'ait pas recueilli un
grand écho.

En conclusion, Ecolo et Agalev voteront ce projet de loi. Nous estimons
que les garanties que vous avez placées dans votre projet permettent
d'éviter les dérives que nous craignions au départ. Nous restons
évidemment sur un certain nombre de regrets, notamment sur le fait
que les régularisés ne pourront pas bénéficier directement des
perspectives ouvertes dans le projet de loi puisque les régularisés sont
inscrits au registre des étrangers. Nous savons qu'il y a des raisons
budgétaires pour les CPAS mais nous le regrettons infiniment. Par
ailleurs, je viens de le dire, nous continuerons à demander que les
minima sociaux soient relevés à hauteur de 10% ainsi que les salaires
minima. Nous entamerons, de notre côté, un certain nombre de
démarches tous azimuts pour y parvenir.

05.14

Magda De Meyer

(SP.A): Mijnheer de voorzitter, het voorliggend

wetsontwerp op maatschappelijke integratie betekent voor ons een
belangrijke nieuwe stap in een echt emancipatorisch beleid ten
overstaan van de allerarmsten, teneinde hen reële kansen te geven op
inschakeling.

Het zorgt ervoor dat het OCMW niet langer functioneert als mister
cash, maar als instelling die probeert de hulpvragenden maximaal te
ondersteunen, intensief en op maat om hem of haar voor het eerst of
opnieuw alle kansen te geven zich maximaal te ontplooïen in onze
maatschappij.

Het ontwerp heeft vier grote verdiensten: ten eerste, de installatie van
een recht op maatschappelijke integratie voor de hulpvrager; ten
tweede, de versterking van de positie van de hulpvrager; ten derde, de
verhoging van de bedragen van het bestaansminimum en de inclusie
van nieuwe categorieën; ten vierde, de herfinanciering van de OCMW's.

05.14

Magda De Meyer

(SP.A):

Le projet de loi relatif à l'intégration
sociale présente quatre grands
avantages et améliorations: le droit
à l'intégration sociale, un
renforcement de la position du
demandeur d'aide, un minimex ou
revenu d'intégration plus élevé et
l'inclusion de nouvelles catégories
et le refinancement des CPAS.

En ce qui concerne l'intégration
sociale, il est important que les
jeunes se voient offrir des
possibilités de briser le cercle
vicieux de la pauvreté. L'on
travaillera sur la base du savoir-faire
acquis, des instruments

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Ten eerste, het recht op maatschappelijke integratie. Er is effectief lang
over gediscussieerd. Het is voor ons belangrijk dat jongeren in het
ontwerp extra aandacht krijgen door alles op alles te zetten voor hun
integratie of reïntegratie via werk en/of persoonlijk integratiecircuit. Op
die manier krijgen ze de kans om uit de armoedespiraal te breken.

Dit ontwerp veralgemeent hierdoor de "best practices" van een aantal
OCMW's die al jaren aan deze weg timmeren van herinschakeling via
tewerkstelling, door maximaal gebruik te maken van de vroegere
instrumenten, zoals artikel 60, artikel 61, de
doorstromingsprogramma's, de PWA's, de sociale werkplaatsen en
dergelijke, waarbij goede samenwerkingsverbanden werden uitgebouwd
met andere tewerkstellingsactoren op het terrein, zoals VDAB, PWA,
interimsector en dergelijke.

Dat de tewerkstellingspiste loont tonen de talloze enthousiaste verhalen
van ex-bestaansminimumtrekkers die via werk er opnieuw in slaagden
er volledig bovenop te geraken en ook als persoon opnieuw open te
bloeien.

Ondanks deze succesverhalen mogen we toch niet blind zijn voor het
feit dat er toch nog altijd een aantal OCMW's er een oude COO-visie op
nahouden. Het zijn een aantal overblijvende dinosaurussen misschien,
waar men zich beperkt tot het uitreiken van geld op gezette tijdstippen
en waar men het individuele schuldmodel ten opzichte van de armsten
blijft hanteren.

Het is dan ook de opdracht van de beleidsverantwoordelijke, zowel op
het hogere beleidsvlak als op het lokale vlak, om aan deze verouderde
mentaliteit van, volgens mij, een minderheid van OCMW's te werken,
want het is precies op dit punt dat de schrik van de
armoedeorganisaties zich situeert.

Vanuit hun praktijk en hun werking met de armsten, worden ze ermee
geconfronteerd dat we effectief niet overal model-OCMW's vinden waar
hulpvragers als evenwaardige partners worden bekeken en waar samen
met hen in een evenwaardige volwassen relatie naar hun
herinschakeling wordt gezocht.

De armoedeorganisaties, samen met het steunpunt "Armoede", zijn dan
ook vragende partij voor een evaluatie van de wet na enige tijd, onder
meer de tewerkstelling.

Door hun praktijk en het door het werken met de armsten, worden zij
geconfronteerd met het feit dat we niet overal model-OCMW's vinden,
waar hulpvragers als evenwaardige partners worden bekeken en waar
samen met hen in een evenwaardige volwassen relatie naar hun
herinschakeling wordt gezocht. De armoedeorganisaties, samen met
het Steunpunt Armoede, zijn dan ook vragende partij voor een evaluatie
van de wet na enige tijd, om onder meer de tewerkstellingseffecten te
kunnen evalueren. Zo moeten zij nagaan over welke soort jobs het gaat,
hoe de doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt is en hoe het zit
met de sanctionering. Tijdens de bespreking van het ontwerp heeft de
minister zich ook geëngageerd om na verloop van tijd tot een dergelijke
evaluatie over te gaan in het kader van de zo belangrijke dialoog met de
armsten.

Ook het tweede punt, de versterking van de positie van de hulpvrager, is
een belangrijk punt van het ontwerp. Het recht op verdediging, het recht
op bijstand en het recht om gehoord te worden, worden versterkt, in
overeenstemming met het Handvest van de Sociaal Verzekerde. Dat is
een goede zaak die in de praktijk heel wat engagement op het terrein

développés et des bonnes formes
de

collaboration existantes.

L'expérience révèle qu'un nouvel
emploi offre l'occasion aux
personnes de redonner
effectivement un sens à leur vie.

Une minorité de CPAS ont toujours
une conception dépassée de leur
rôle et fonctionnent essentiellement
comme des institutions qui
distribuent de l'argent aux
demandeurs d'aide. Les
demandeurs d'aide doivent et
veulent toutefois être traités comme
des partenaires à part entière.
Partant de ce souci, les
organisations actives dans le
domaine de la pauvreté et la Cellule
pauvreté réclament une évaluation
future de la loi. Le deuxième
aspect, qui garantit au demandeur
d'aide une série de droits, a, lui
aussi, toutes ses raisons d'être.
Les craintes exprimées par les
travailleurs sociaux à l'égard du
droit à l'aide sociale ne sont pas
fondées et doivent être apaisées
par le biais de la formation et de
l'accompagnement. Le droit à l'aide
sociale et le droit d'être entendu
sont primordiaux pour le
demandeur d'aide.

Nous nous félicitons bien entendu
de la majoration de 4 pour cent des
allocations. Dans ce domaine,
nous avons obtenu des résultats de
taille.

L'intégration dans le système des
bénéficiaires du revenu d'intégration
d'origine étrangère nous réjouit
également, tout comme le coup de
pouce supplémentaire qui est
donné aux bénéficiaires isolés
ayant des enfants.

J'évoquerai enfin le nouveau
financement des CPAS, qui confère
aux villes et aux communes un rôle
crucial.

Le présent projet constitue un
grand pas en avant. Il s'agit
maintenant d'appliquer la loi le
mieux possible en mettant en
commun les

best practices

des

divers CPAS et en informant au
maximum tous les demandeurs et
les prestataires d'aide. En dernière
instance, il conviendra de procéder

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

noodzakelijk zal maken, onder meer met betrekking tot de informatie.
De hulpvrager moet immers op een zo duidelijk en begrijpelijk mogelijke
manier worden geïnformeerd over zijn of haar rechten. Ook voor de
maatschappelijk assistenten zal daarvoor bijkomende vorming
noodzakelijk zijn. Tijdens de hoorzittingen hebben wij immers hun
bezorgdheid gehoord over het feit dat het recht op bijstand ervoor zou
zorgen dat de vertrouwensrelatie tussen aanvrager en maatschappelijk
werker in het gedrang zou kunnen komen. Dat hoeft mijns inziens
helemaal niet zo te zijn. Maatschappelijk werkers mogen het
bijstandsrecht niet als een bedreiging beschouwen, maar precies als
een hulp voor die hulpaanvrager die vaak minder mondig is. Ook
hiervoor is dus dringend vorming nodig. De inschakeling van
maatschappelijk assistenten als ervaringsdeskundigen is dan ook een
must. Mits de nodige informatie en vorming wordt verstrekt, moet het
versterkte hoorrecht en het bijstandsrecht de positie van de hulpvrager
kunnen versterken. Ook dat kan na verloop van tijd worden geëvalueerd
in samenwerking met de armoedeorganisaties.

Het derde punt betreft de verhoging van de bedragen van het
bestaansminimum en de inclusie van nieuwe categorieën. Uiteraard zijn
wij erg blij met de verhoging met 4% van het bestaansminimum en met
de garantie van de minister dat er snel werk zal worden gemaakt van de
verdere noodzakelijke verhoging, afhankelijk van de concrete voorstellen
die uit het sociale rondetafeloverleg naar voren zullen komen. Ik
herinner eraan dat we van zeer ver komen. Bij de herinvoering van de
wet in 1974 bedroeg het bedrag voor alleenstaanden 4.582 frank.
Vandaag zou dat ruim 12.500 frank betekenen. Het huidige bedrag
staat daarvan ver af, maar is uiteraard nog onvoldoende.

De opname in deze leefloonwet van vreemdelingen die in
bevolkingsregister zijn ingeschreven, was voor ons heel belangrijk. Wij
zijn zeer verheugd dat de minister dit idee heeft ingeschreven. Het idee
werd gelanceerd in het wetsvoorstel van 17 mei 2000 en werd ingediend
door collega Mayeur en mijzelf.

De verhoging van het bedrag van het leefloon van alleenstaanden die
onderhoudsgeld voor hun kinderen moeten betalen, is volgens ons
eveneens een goede zaak en komt eveneens tegemoet aan mijn
wetsvoorstel nr. 1332 van 4 juli 2001. Op die manier wordt mijns inziens
de leefloontrekker die onderhoudsgeld voor de kinderen moet betalen
daadwerkelijk geëmancipeerd en geresponsabiliseerd.

Ik kom tot het vierde en laatste punt, met name de herfinanciering van
de OCMW's. De afdeling Maatschappelijk Welzijn van de VBSG is
daarmee uiteraard erg gelukkig, en terecht. In het verleden is het
immers al te vaak gebeurd dat extra taken naar de OCMW's werden
doorgeschoven zonder extra financiering.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik denk dat het
voorliggend wetsontwerp een stap vooruit is voor de inclusie van de
leefloontrekkers in onze maatschappij. Het komt er nu op aan deze wet
ook echt te laten leven op het terrein, de best practices van de
OCMW's te bundelen en te veralgemenen, informatiecampagnes en
vormingssessies op het getouw te zetten en na verloop van tijd een
evaluatie te maken van deze nieuwe wet, in nauwe samenwerking met
de direct betrokkenen en hun vertegenwoordigers, namelijk de
organisaties waarin de armsten het woord nemen.

Het Steunpunt Armoede, dat binnenkort volledig verzelfstandigd wordt,
kan daarin een cruciale rol spelen. Op die manier wordt de
dialoogmethode, zoals gepropageerd in het algemeen verslag over de
armoede, dan ook maximaal geïmplementeerd.

à une évaluation.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

voorzitter

: Bedankt, mevrouw De Meyer. Het woord is nu aan de heren Hondermarcq en Decroly en

vervolgens aan de minister.

05.15

Robert Hondermarcq

(MR): Monsieur le président, monsieur le

ministre, chers collègues, le projet de loi qui nous est soumis
aujourd'hui vise à développer le droit à l'intégration sociale en un droit à
un contrat de travail, de formation ou d'enseignement débouchant sur
un emploi.

Le groupe MR soutient d'emblée la philosophie centrale du projet de loi
qui renforce ces préoccupations.

05.16

Yvan Mayeur

(PS): (..)

05.17

Le président

: Chers collègues, un nouveau plan de l'hémicycle

est mis à votre disposition au moins depuis quinze jours. Si vous le
parcourez, vous constaterez que des bancs sont réservés au groupe
MR.

05.18

Yvan Mayeur

(PS): Monsieur le président, veuillez m'excuser

mais je n'avais pas encore entendu prononcer cette abréviation par un
membre de cette assemblée.

05.19

Robert Hondermarcq

(MR): Le groupe MR souhaite qu'aucune

personne, et plus particulièrement les jeunes de 18 à 25 ans, ne soient
mis à l'écart, que chaque individu, tout en étant assuré d'un haut niveau
de protection sociale, puisse mettre toutes ses capacités au service de
la société en les conciliant avec une qualité de vie personnelle
honorable.

Combattant le fatalisme et l'assistanat, l'approche de ce projet est
résolument positive en ce sens qu'il se concentre sur les potentialités
de chaque individu et non plus uniquement sur des allocations.

Le revenu d'intégration est cependant lié à l'évolution du coût de la vie.
Le gouvernement a décidé de majorer de 4% les allocations
financières, dès le 1

janvier 2002, ce dont nous nous réjouissons.

Le groupe du mouvement réformateur, monsieur le président, prend
ainsi acte de la volonté du gouvernement de poursuivre cette
augmentation, si les marges budgétaires effectivement disponibles le
permette et ce, sans porter préjudice à l'augmentation en parallèle de
certaines allocations minimales.

En outre, à travers le présent projet de loi, le CPAS n'apparaît plus
comme un dernier rempart contre la pauvreté, mais il devient, au
contraire, un véritable tremplin vers l'intégration sociale.

Pour nous, le CPAS doit pouvoir répondre de manière individuelle à
chaque situation afin de conseiller, d'encadrer et d'orienter le plus
adéquatement possible le jeune demandeur, soit vers un emploi
gratifiant et enrichissant, soit vers une formation lui permettant d'obtenir
de réelles qualifications débouchant sur un emploi.

Voilà, monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, les
quelques petites remarques que je voulais émettre à l'occasion de ce
débat.

Je voudrais ajouter, monsieur le président, que le groupe du mouvement
réformateur soutiendra ce projet étant convaincu qu'il répond aux

05.19

Robert Hondermarcq

(MR):

De MR-fractie steunt de centrale
filosofie van dit wetsontwerp omdat
zij wil dat niemand, vooral dan geen
jongeren, terzijde wordt gelaten en
dat iedereen zijn kwaliteiten in
dienst van de maatschappij kan
stellen.

De aanpak van het project verwerpt
fatalisme en is beslist positief.
Toch volgt het inkomen de
economische ontwikkeling
aangezien het met 2 procent stijgt
vanaf 1 januari 2002. De MR-fractie
wil dat deze ontwikkeling
voortgezet wordt binnen de grenzen
van de budgettaire mogelijkheden
en niettegenstaande de andere
sociale minima.

Op deze manier wordt het OCMW
een ware springplank naar de
maatschappelijke integratie. Het
moet elke gebruiker individueel naar
de gepaste baan of opleiding
kunnen doorverwijzen.

De MR-fractie zal dus het
wetsontwerp steunen, aangezien
het beantwoordt aan de wijzigingen
in de maatschappij en het een
gelijke behandeling en gelijke
rechten voor de gebruikers invoert.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

changements que la société à connus, qu'il introduit une égalité de
traitement des usagers ainsi qu'un renforcement de leurs droits.

05.20

Vincent Decroly

(indépendant): Monsieur le président, pour

moi, faire de la politique, c'est aussi remettre un certain nombre
d'éléments concrets en perspective. C'est par rapport à cette évolution
dans le temps que je voudrais situer une partie de mes commentaires
et de ma contribution au débat sur ce projet de loi.

Tout d'abord, je voudrais en revenir à un élément toujours aussi
fondamental à mes yeux, notre Constitution et, en particulier, son
article 23 qu'il paraît utile de rappeler en préliminaire. Cet article stipule:
"Chacun a le droit de mener une vie conforme à la dignité humaine. A
cette fin, la loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent, en
tenant compte des obligations correspondantes, les droits
économiques, sociaux et culturels et déterminent les conditions de leur
exercice. Ces droits comprennent notamment le droit au travail et au
libre choix d'une activité professionnelle dans le cadre d'une politique
générale de l'emploi visant, entre autres, à assurer un niveau d'emploi
aussi stable et élevé que possible, le droit à des conditions de travail et
à une rémunération équitables (...)".

Il est toujours bon de rappeler ce principe en prélude à une telle
discussion tout comme il me paraît aussi utile de faire référence à une
autre contribution à un débat sur le Rapport général sur la pauvreté qui,
le 9 mars 1995, voyait le sénateur Germain Dufour, dans ces mêmes
bâtiments du Palais de la Nation, expliquer à partir de sa philosophie
de vie et du témoignage vécu qu'il pouvait répercuter: "On attend de
l'exclu qu'il soit acteur de réinsertion mais à nos conditions. C'est l'effet
pervers de nos règlements qui exigent des plus pauvres ce que nous-
mêmes, les riches, nous sommes incapables de faire, nous libérer de
nos dépendances".

Je souhaiterais centrer la critique serrée que je voudrais faire de ce
projet de loi sur un certain nombre de points principaux. Mais je
voudrais d'abord émettre une remarque à propos du mode de travail de
notre assemblée, qui me paraît singulièrement dégradé à la lumière de
la façon dont nous avons pu examiner ce projet.

Il est finalement marqué par deux choses extrêmement préjudiciables à
sa qualité. D'une part, l'urgence, un phénomène qui tend à se
généraliser. Il n'y a pas longtemps, nous avons voté l'urgence sur le
projet de réforme des techniques particulières de recherche. Nous
allons donc passer en revue à la hussarde un projet extrêmement
important sur le plan judiciaire et policier. Cette urgence ne nous a pas
permis de procéder à une évaluation, ce que nous aurions dû faire, en
toute bonne logique, avant d'envisager un changement de la loi de
1974. Certes, certains collègues ont parlé d'évaluation mais a
posteriori, plus tard, sans doute comme pour le "snelrecht" ou comme
pour la naturalisation dont l'évaluation est toujours en rade.

La deuxième conséquence préjudiciable de ce climat et de cette règle
d'urgence que nous nous imposons à nous-mêmes, comme mus par
une espèce de sentiment d'autodestruction de la qualité de notre
travail, c'est l'absence d'auditions des associations représentant les
premiers concernés. Ici aussi, une remise en perspective rapide de la
manière dont les choses se sont passées s'impose.

Monsieur le président, j'ai l'impression que l'on est bien loin aujourd'hui
du vent d'enthousiasme qui a soufflé sur cette assemblée, notamment
en 1993-94 à l'époque où le Rapport général sur la pauvreté s'élaborait

05.20

Vincent Decroly

(onafhankelijk): Artikel 23 van onze
grondwet verwijst expliciet naar het
recht op arbeid en de vrije keuze
van de burger. Het is nuttig die
principes alsook de opmerkingen
die zijn opgenomen in het
algemeen verslag over armoede in
herinnering te brengen alvorens het
debat begint.

Volgens mij is een
spoedbehandeling nadelig voor de
kwaliteit van ons werk en voor
welke evaluatie dan ook van dit
werk.

Aan de andere kant getuigt het
gebrek aan hoorzittingen, met
name van degenen die in eerste
instantie zijn betrokken bij het
uitwerken van de strijd tegen de
armoede, van een echt gebrek aan
overleg met de representatieve
verenigingen die aan de kant
worden gezet.

Een artikel op drie bevat
machtigingen aan de uitvoerende
macht, terwijl het prerogatieven
betreft die voorheen het Parlement
toekwamen. Een pseudo-contract
vervangt een verkregen recht en nu
moet men dat verdienen. Twee
Ecolo-parlementsleden waren een
tiental jaar geleden van mening dat
een inschakelingscontract kan
worden beschouwd als een
contract dat onder dwang werd
ondertekend en bijgevolg nietig is
en dat een dergelijk contract
vergezeld moet gaan van positieve
veeleer dan negatieve sancties.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

et débouchait sur des contributions hautement intéressantes.

Que disait ce rapport à propos de la problématique de la consultation et
de la participation des pauvres eux-mêmes à l'élaboration des
politiques qui les concernent au premier chef? Il disait, page 392: "Si
l'attente des pouvoirs publics initiant le rapport était d'entendre des
intéressés des propositions quant aux politiques directes de lutte
contre la pauvreté, l'interpellation montée des partenaires est devenue:
"Pouvons-nous voir et identifier ensemble ce qui, dans les politiques
indirectes (économique, de l'emploi, de sécurité sociale, de logement,
d'aide à la jeunesse, etc), accroît la précarité et la pauvreté et menace
la cohésion sociale et sur cette base engager un dialogue, demander
un cadre d'une négociation sociale, un processus intégré depuis la
formation réciproque dans le dialogue jusqu'à l'élaboration de
propositions, la négociation sur ces propositions et sur leur évaluation".

Aujourd'hui on est vraiment trop loin de cela! Vous l'avez d'ailleurs
reconnu lors du débat en commission parlementaire, monsieur le
ministre. Vous avez dit qu'effectivement vous n'aviez pas tout à fait
rempli votre contrat sur cet aspect-là des choses. Vous avez dit le
regretter tout en estimant que vous en portiez une part de
responsabilité.

Proposer en période estivale, au mois de juillet, 3 ou 4 jours de
discussion à ces associations-partenaires, c'était vraiment se moquer
des principes de participation citoyenne indiqués dans ce rapport
général.

Deuxième point: la délégation à l'Exécutif. J'ai compté dans ce projet
pas moins d'un article sur trois qui contient des délégations à
l'Exécutif, parfois sur des choses extrêmement importantes qui
touchent aux prérogatives jadis exercées par le parlement. Je crois
aussi que c'est dommageable à la qualité de notre travail et à la sûreté
démocratique des résultats auxquels nous voulons arriver.

Au-delà de ces aspects concernant la méthode de travail, j'ai une
première critique de fond: nous sommes en train d'arriver en matière de
revenu minimum dans un registre où un pseudo-contrat remplace un
droit acquis. Un «droit» qui doit se mériter remplace désormais un droit
garanti hier.

Je voudrais revenir à nouveau sur les déclarations de deux
parlementaires Ecolo du 21 décembre 1992 et du 23 novembre 1992:
MM. Snappe et Dejonckheere. Entre parenthèses, M. Snappe n'est
vraiment pas quelqu'un qu'on peut qualifier de "tête brûlée". C'est un
homme extrêmement tempéré, modéré et lucide dans sa manière de
concevoir le travail parlementaire. Cela lui vaut d'ailleurs d'être
aujourd'hui membre de la Cour d'Arbitrage. A l'époque, en tant que
sénateur Ecolo à propos du débat sur le programme d'urgence pour une
société solidaire, il disait, je cite: "La situation des minimexés fait que
la signature d'un contrat d'insertion peut être considérée comme ayant
eu lieu sous la contrainte, cette dernière étant engendrée par
l'indigence du bénéficiaire. Or, en règle générale, notre législation
prévoit que tout contrat conclu sous la contrainte est considéré comme
nul et non avenu. Je partage l'avis de Mme la ministre quant à la qualité
de l'outil que constitue le contrat d'insertion. Néanmoins, (...) je tiens à
rappeler que l'obligation contenue dans ce contrat en brise la
dynamique et lui fait perdre son aspect positif." M. Dejonckheere a
renchéri en faisant des propositions qui me paraissaient et qui me
paraissent toujours tout à fait intéressantes. Il indiquait, le 23 novembre
1992 à cette tribune en tant que député Ecolo, je cite: "Premièrement,
il faut un engagement volontaire de chacune des parties et une

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

confiance réciproque entre les différents partenaires; deuxièmement,
des engagements équilibrés de chaque partie en fonction des
possibilités et non pas un contrat unilatéral; troisièmement, un intérêt
réel, une sanction positive par exemple, pour accepter les contraintes
du contrat". Cette notion de sanction positive, d'incitant au lieu de
sanction négative du type de celle que, très durement, ce projet de loi
renforce et amplifie, aurait mérité plus d'attention au cours des débats
qui sont en train de se clôturer.

05.21

Yvan Mayeur

(PS): Monsieur le président, je ne suis pas là

pour défendre les interventions Ecolo d'il y a plus de 10 ans, mais
quelle est la différence? Aujourd'hui, on a pu constater que ces contrats
n'ont pas été faits sous la contrainte mais qu'ils ont au contraire bien
fonctionné. Le bilan est globalement positif.

Quant à l'incitant positif, il est notamment financier. Quand on passe un
contrat "article 60" avec quelqu'un qui bénéficie d'un minimex de 22.000
FB, on lui permet de bénéficier du revenu minimu garanti, c'est-à-dire à
peu près 34.000 FB. L'incitant positif est de 12.000 Fb par mois!

05.21

Yvan Mayeur

(PS): Tien

jaar later stelt men vast dat die
contracten hun vruchten hebben
afgeworpen en dat de positieve
incentive bestaat, namelijk 12.000
BEF per maand, zijnde het verschil
tussen de 22.000 BEF van het
bestaansminimum en de 34.000
BEF van het contract in het kader
van "artikel 60".

05.22

Vincent Decroly

(indépendant): Monsieur Mayeur, vous appelez

cela un incitant positif! Je vous trouve bien angélique.

05.23

Yvan Mayeur

(PS): Je ne suis pas angélique. Je sais que c'est

embêtant pour vous, mais l'incitant, c'est passer de 22.000 à 34.000
FB par mois pour vivre. Je pense que ce n'est pas négligeable. Vous en
faites cependant abstraction mais vous vivez évidemment avec d'autres
revenus. Pour ces personnes-là, la différence est importante.

05.23

Yvan Mayeur

(PS): De heer

Decroly is wellicht echter een ander
inkomen gewend.

05.24

Vincent Decroly

(indépendant): Je veux bien mettre mes

revenus sur la place publique et je vous invite à faire de même. Si vous
souhaitez personnaliser la question à ce point-là, je vous dirai que mes
revenus sont certainement inférieurs aux vôtres.

05.24

Vincent Decroly

(onafhankelijk): Het bedraagt
waarschijnlijk minder dan het uwe!

05.25

Yvan Mayeur

(PS): (...)

05.26

Vincent Decroly

(indépendant): Je ne comprends pas votre

intervention en ce qui concerne les revenus, surtout venant de vous qui
cumulez un emploi de président de CPAS et un emploi de député.
Vous êtes mal placé pour mettre le débat sur ce terrain scabreux.

Pour moi, il n'y a pas d'incitants dans ce que vous avez décrit, mais un
dispositif de sanctions. Soit vous faites de l'angélisme, monsieur
Mayeur, soit vous faites preuve d'hypocrisie car vous savez très bien
que le but de ce type d'emploi, relevant de l'article 60 ou 61 et c'est
encore amplifié dans ce projet-ci , n'est absolument pas de donner
accès à un emploi convenable, digne de ce nom, statutaire, barémisé,
et à long terme, à durée indéterminée. Son but officiel est purement et
simplement, au bout de quelques mois, de ramener le bénéficiaire de
ce type de contrat à un niveau suffisant pour disposer des allocations
de chômage. Vous parlez d'emploi mais reconnaissez que ce n'est pas
l'objectif premier. L'objectif est en fait le chômage. C'est d'ailleurs écrit
dans le projet que vous allez voter demain, monsieur Mayeur.

05.26

Vincent Decroly

(onafhankelijk): Dat is geen
incentive, en de heer Mayeur weet
zeer goed dat dat soort jobs niet
bedoeld zijn om uit te groeien tot
een duurzame job, maar enkel
dient om na enkele maanden weer
recht op werkloosheidsuitkeringen
te geven.

05.27

Johan Vande Lanotte

, ministre: Septante pour cent des gens

obtiennent un autre emploi.

05.28

Vincent Decroly

(indépendant): Mais quel emploi, monsieur le

ministre?

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

05.29

Johan Vande Lanotte

, ministre: Selon vous, le seul emploi qui

est acceptable est un emploi statutaire, barémisé et à durée
indéterminée. Cela signifie qu'en Belgique, environ deux millions de
travailleurs, qui ont pourtant un emploi régulier, ne bénéficient pas d'un
emploi convenable. Il ne faut pas exagérer. Selon les dispositions de la
loi du travail, l'article 60 fournit des emplois avec un salaire comme les
autres. Ces travailleurs sont protégés comme les autres. La seule
chose qu'il faut reconnaître, c'est qu'il ne s'agit pas d'emploi à durée
indéterminée. Nombreux sont les travailleurs qui ne bénéficient pas
d'un emploi à durée indéterminée. Mais si les chiffres montrent que
70% de ces travailleurs obtiennent ensuite un autre emploi, il faut
admettre que ces emplois permettent aux travailleurs de revenir sur le
marché de l'emploi.

05.29

Minister

Johan Vande

Lanotte

: Volgens u is de enige

degelijke baan een statutaire
betrekking van onbepaalde duur
met een welbepaalde loonschaal.
Krachtens artikel 60 kan een
bezoldiging worden toegekend die
vergelijkbaar is met andere
bezoldigingen, met dezelfde
bescherming, maar dan niet voor
onbepaalde duur. Het betreft een
echte baan die in 70 procent van de
gevallen tot een andere baan leidt.

05.30

Vincent Decroly

(indépendant): Monsieur le ministre, j'entends

bien ce que vous dites mais, dans ce cas, pourquoi n'avez-vous pas
indiqué en toutes lettres dans votre projet de loi que, pour bénéficier de
la subvention majorée, le CPAS doit avoir garanti que l'emploi est bien
du type de celui que vous venez de décrire, à savoir un emploi à durée
indéterminée? Cela aurait été un objectif valable puisqu'il aurait conduit
à un emploi convenable.

05.30

Vincent Decroly

(indépendant): Waarom heeft u in
het ontwerp niet laten opnemen dat
om recht op een verhoogde
subsidie te hebben, de OCMW's
een betrekking van onbepaalde
duur moeten garanderen? Getuigt
dat van naïefheid of van hypocrisie?

05.31

Johan Vande Lanotte

, ministre: Je ne suis pas d'accord avec

vous.

05.32

Vincent Decroly

(indépendant): Par contre, le retour à un

simple octroi d'allocations de chômage ne me paraît pas être un
véritable objectif.

05.33

Johan Vande Lanotte

, ministre: Je n'ai pas dit cela.

05.34

Vincent Decroly

(indépendant): Tel est l'objectif inscrit dans

votre projet. Dans ces conditions, prétendre que l'objectif est de fournir
un emploi convenable, c'est faire preuve soit d'angélisme, soit
d'hypocrisie.

Comme le disait justement M. Dejonckheere, en droit, il n'y a jamais
obligation de conclure. Dans des situations particulièrement difficiles
sur le plan social, placer la personne devant l'alternative d'accepter ce
qui lui est proposé ou de perdre il s'agit donc bien d'une sanction le
revenu auquel elle a droit, est une attitude qui ne traduit pas un droit, ni
ne répond aux modalités qui sont prévues dans le registre du contrat de
droit civil commun. C'est utiliser un rapport de force au détriment du
bénéficiaire puisqu'il ne sert pas ses intérêts.

Sur le plan des principes, le droit à l'intégration sociale, qui est mis en
avant dans ce projet, devrait s'ajouter et non pas se substituer au droit
au revenu minimum. Je nuancerai mon propos car je veux être certain
que l'on ne me fasse pas dire ce que je n'ai pas dit. En 1992-1993, ni
M. Snappe, ni M. Dejonckheere ne disaient que, dans le travail social,
le contrat en soi est un instrument à jeter aux orties.

Personnellement, je trouve le contrat intéressant, mais le problème
fondamental de votre projet, c'est que ce contrat qui peut être un outil
de travail social utile, s'il est librement consenti, y revêt finalement un
aspect beaucoup plus froid, beaucoup plus formel, beaucoup plus
rigide. D'accord avec un contrat dans le registre de la confiance, d'une
« dynamique relationnelle » entre l'institution représentée par le
travailleur social et la personne aidée.

05.34

Vincent Decroly

(onafhankelijk): De sanctieregeling
legt een bepaalde
krachtsverhouding vast en houdt
geen vaststelling van een recht voor
de gebruikers in. Het contract lijkt
mij een interessant sociaal
instrument. Het wordt vrijwillig
gesloten maar in uw ontwerp groeit
het uit tot een kil en star concept.
Uw ontwerp stoelt niet op een
relationele dynamiek maar gaat uit
van een bestraffingslogica. De
gebruiker wordt onder toezicht
geplaatst, wat volledig haaks staat
op de door velen nagestreefde
participatie en emancipatie. Welke
rol zullen de OCMW's in de
toekomst spelen? Zij zullen meer
en meer een controlerende,
normerende en bestraffende rol
moeten spelen. In de jaren 70 heeft
men beslist de diensten voor
werkloosheid en
arbeidsbemiddeling van elkaar los
te koppelen omdat men misbruiken
had vastgesteld. Hier verloopt de
evolutie in de omgekeerde richting.
Inzake de sancties herinnerde de

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

D'accord avec un contrat dans le registre d'une dynamique de vie,
c'est-à-dire d'une dynamique qui peut comporter des éléments
d'approximation à certains moments, des paradoxes, des allers-
retours, des crises, bref des hauts et des bas et qui permet à l'individu
de négocier son rapport à la société dont il fait partie. D'accord avec
cette logique contractuelle-là.

Mais dans le cas présent, nous sommes loin du registre de la
dynamique relationnelle et de la dynamique de vie. Vous formalisez,
vous bétonnez, vous rigidifiez et entrez dans la logique du droit dur,
sec, froid et sanctionnel. Nous ne sommes donc plus, monsieur le
ministre, face à un citoyen usager du CPAS, acteur de son avenir
grâce à un dialogue dont il peut ouvertement et librement influencer les
bases et les résultats vis-à-vis de l'institution CPAS. Nous nous
trouvons face à un usager clairement mis sous tutelle, aux antipodes
de l'émancipation et de la participation, dont de nombreux intervenants
ont parlé tout à l'heure.

Quel sera le rôle des CPAS, demain, sous cette loi? Ils évolueront,
selon moi, vers une fonction davantage marquée par des
préoccupations de contrôle, de normalisation et de sanction. Je
voudrais attirer, une fois de plus, l'attention de l'ensemble des
collègues sur un élément de remise en perspective historique, qui nous
a été apporté par M. Paul Palsterman de la CSC, lors des auditions.

Il faisait référence à ce qui s'était passé au cours des années 1970
dans le domaine des allocations de chômage. A cette époque, la
décision avait été prise de scinder l'organisation des services en
matière de chômage en séparant la fonction relative à l'attribution des
allocations de chômage des fonctions relatives au placement des
demandeurs d'emploi. Pourquoi? Parce que des abus avaient été
relevés.

Fréquemment, certains services proposaient un emploi à des
personnes non pour leur permettre d'accéder réellement à cet emploi
mais, en réalité, pour mieux pouvoir prétexter du refus de ces emplois
par les personnes pour les exclure du chômage. La scission constituait
un sain réflexe, une bonne mesure. Aujourd'hui, en attribuant ce type
de fonction aux CPAS, on évolue dans la dynamique exactement
inverse.

De plus, cette mesure s'assortit de sanctions. J'attire l'attention de
tous ceux qui, pendant la discussion, ont souhaité limiter les dégâts et
éroder les aspect les plus abrupts, les plus incisifs du projet PRL-
Ecolo-PS en matière de minimex. En pages 62 et 69 du rapport de
Mme Burgeon, votre ministre rappelle que: « Le Conseil d'Etat a fait
remarquer qu'il n'existait pas de droit à un projet individualisé étant
donné que ce projet est plutôt une condition à l'obtention du revenu
d'intégration. Il existe donc bien... » (

Signe de dénégation du ministre

Vande Lanotte

N'avez-vous pas dit cela, monsieur le ministre? Je vous vois faire un
signe de dénégation. Dans ce cas, il faudra corriger le rapport!

minister eraan dat de Raad van
State van oordeel is dat er geen
recht op een geïndividualiseerd plan
bestaat, wat een voorwaarde is voor
het verkrijgen van het inkomen.

05.35

Johan Vande Lanotte

, ministre: Cette phrase a trait à une

discussion au sujet d'un amendement qui globalement précise qu'on ne
pouvait pas faire figurer les trois éléments, notamment que le contrat
individualisé était lié au refus de l'allocation. Je ne pense pas que le
Conseil d'Etat ait parlé de condition, ni moi non plus. C'est
certainement une des modalités liées à l'allocation, tandis que l'emploi
n'est pas lié à l'allocation. Voilà la raison de l'amendement déposé par

05.35

Minister

Johan Vande

Lanotte

: Ik heb tijdens de

bespreking van een amendement
gezegd dat het geïndividualiseerd
contract een modaliteit van de
uitkering is. Ik heb nooit het woord
"voorwaarde" in de mond genomen.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Mme Descheemaeker, qui voulait énumérer successivement les trois
éléments: emplois, allocations et projets individualisés.

Et elle voulait les énumérer l'un après l'autre. Nous lui avons dit de ne
pas le faire parce que le contrat individualisé est une modalité, pas une
condition. On peut octroyer des allocations quand il n'y a pas de projet
individualisé. Ce ne peut pas être une condition; c'est un mode
d'application.

Je l'ai dit, cela doit figurer dans le rapport. Nous pouvons vérifier si vous
le voulez.

05.36

Vincent Decroly

(indépendant): C'est vrai. Mais cela n'enlève

rien aux difficultés que je relève.

05.37

Johan Vande Lanotte

, ministre: (...) Ce n'est pas parce que

des gens bénéficient d'une allocation sans contrat individualisé que
dans les cas où ce n'est pas possible, on refusera l'allocation.

président

: Monsieur Decroly, puis-je vous demander de conclure.

05.38

Vincent Decroly

(indépendant): Oui, monsieur le président.

En page 69, toujours à propos de ces sanctions, vous indiquez je cite
-: "en ce qui concerne l'applicabilité de cet article, le ministre" je
pense que c'est bien vous "explique qu'il n'est possible d'infliger des
sanctions que si l'intéressé ne respecte pas le projet qui lui est
destiné, et non lorsqu'il ne marque pas son accord sur la proposition
qui lui est faite. Dans ce dernier cas, il ne s'agit pas de sanction. Le
CPAS refuse simplement d'octroyer l'aide." J'espère que tout le monde
peut apprécier cette finesse! On ne se trouve effectivement pas dans le
registre de la sanction, mais dans celui du refus d'octroi. Je suppose
que l'intéressé évaluera la subtile distinction reprise en page 69 du
rapport.

Bref, j'ai l'impression qu'avec ce genre de logique, et surtout avec la
hauteur des sanctions qui sont prescrites et qui sont plus graves que
celles qui avaient été prévues dans le projet de 1993 , on s'achemine
vers quelque chose d'assez problématique en général. Voilà encore un
recul de ce projet de loi.

Quatrièmement, j'en viens au conflit de compétence entre les
institutions que sont le FOREM, l'ORBEM, le VDAB, d'une part, et le
CPAS, d'autre part. Plusieurs personnes que nous avons auditionnées,
comme par exemple, M. Otjacques qui parlait au nom des associations
partenaires du Rapport général sur la pauvreté, attirent notre attention
sur le fait qu'avec ce type de déplacement, on assistera à un
recentrage des CPAS sur des priorités de type "job-coaching", de type
formation, au détriment de l'accompagnement social autre que celui qui
est directement orienté sur l'objectif emploi. Je pense aux missions des
CPAS sur les questions de logement, de santé, de soutien
psychologique général, etc. Ce n'est pas moi qui dénonce ce type de
dérive.

Ce projet contient un risque énorme qu'en renforçant les dynamiques
qui sont déjà à l'oeuvre, le CPAS ne devienne un opérateur d'insertion
professionnelle, un organisme de placement. Une fois encore, ce n'est
pas moi qui le dis. C'est le Conseil d'Etat, au point 9.2.3 de son avis,
en page 71 de notre projet. Je ne le citerai pas in extenso.

Un autre problème réside dans le refus de la notion de travail

05.38

Vincent Decroly

(onafhankelijk): Op pagina 69 van
het verslag staat te lezen dat het
OCMW de hulp kan weigeren, wat
interpretatieproblemen doet rijzen
met betrekking tot de sancties.
Men moet ook waakzaam blijven
voor wat de mogelijke
bevoegdheidsconflicten tussen
instellingen zoals het FOREM en
het OCMW betreft. De Raad van
State wijst op het gevaar van een
verschuiving van de taken van de
OCMW's naar een vorm van "job
coaching" waardoor zij zouden
uitgroeien tot instellingen voor
inschakeling op de arbeidsmarkt of
voor arbeidsbemiddeling. Het
gebrek aan eensgezindheid binnen
de meerderheid over de precieze
invulling van het begrip "passende
betrekking" zou eveneens voor heel
wat moeilijkheden kunnen
zorgen.Voorts denk ik dat het
gebruik van het begrip
"alimentatieplichtige" de
gezinsstructuren zou kunnen doen
uiteenvallen.

Samenwonen blijft nadelig om de
huurkosten te delen.

Ik betreur dat sommige categorieën
van vreemdelingen niet werden
opgenomen in deze lijst van
rechthebbenden. Ik denk hierbij aan
de regularisatieaanvragers.

De subsidies van de OCMW's
zullen onvoldoende stijgen om de

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

convenable. Celle-ci a fait l'objet de beaucoup de discussions avant et
pendant le travail parlementaire. Et manifestement, votre majorité n'est
pas parvenue à l'inscrire explicitement et clairement comme référence,
au sens de la législation sur le travail, dans votre texte. Tous les
ingrédients sont donc rassemblés pour qu'on évolue un peu plus vers
une nouvelle forme de domesticité, du type de celle qui avait déjà été
inaugurée sous la précédente législature les ALE et que j'avais
combattue avec mes amis d'alors. Je crois qu'il y a là un énorme
problème.

Aujourd'hui, le vrai CPAS, moderne et non fataliste, que des
intervenants précédents ont appelé de leurs voeux, ne peut pas se
considérer comme quitte de sa mission vis-à-vis de l'usager en
l'engageant au rabais dans ses services ou dans le privé, jusqu'à son
retour au chômage. Je crains que là encore, on ne fera que changer
l'ordre dans la file des chômeurs, des demandeurs d'aide sociale ou de
minimex, au lieu de la résorber.

Les recours au débiteur alimentaire qui sont prévus et renforcés dans
votre projet auront un impact désintégrateur bien plus qu'intégrateur. Ils
poussent à la rupture familiale ou renforcent cette rupture familiale, à
moins que, dans un certain nombre de cas, ils ne dissuadent purement
et simplement les demandeurs d'introduire une demande de revenu
d'intégration ou de minimex.

Il semble aussi qu'un certain nombre de modalités relatives à la
cohabitation continuent de sanctionner, parfois plus gravement, le «délit
de solidarité». Il reste, aux termes de votre projet désavantageux de
cohabiter pour diminuer les charges locatives ou pour disposer d'un
logement meilleur qu'un simple garni ou meublé. Il reste dissuasif
d'organiser un regroupement familial aux termes de vos dispositions
relatives à la cohabitation ou aux isolés.

Quant aux discriminations entre étrangers, si je reconnais qu'un pas
positif est franchi dans la bonne direction pour certains d'entre eux, je
regrette sincèrement que, pour une série d'autres catégories, on n'ait
pas simplement égalisé leurs droits par rapport à ceux des autres
étrangers et des Belges. Pourquoi ne pas avoir ouvert ce droit à tous
les étrangers, admis ou autorisés à séjourner sur le territoire pour une
durée indéterminée, comme le recommande en 1993 - il y a déjà 9 ans!
-, le commissariat royal pour la politique de l'immigration et comme le
recommande également, dans ses rapports de 1997, 1999 et 2000, le
centre pour l'égalité des chances? Après les promesses non tenues,
par exemple sur l'accès à l'aide sociale aux demandeurs de
régularisation dont quelques centaines, peut-être encore quelques
milliers, attendent malheureusement toujours une décision sur leur cas,
voilà encore quelque chose qui ne manquera pas de décevoir tous ceux
qui attendaient que, vis-à-vis de ces demandeurs de régularisation qui
ont fait un pas vers la société belge, l'Etat assume aussi une part de
sa responsabilité et de son contrat.

Je me demande aussi dans quelle mesure il est logique de maintenir
ce type de discrimination vis-à-vis de certains étrangers dont le
discours public habituel exige généralement avec beaucoup de force et
d'insistance qu'ils s'intègrent.

Je terminerai, monsieur le président, avec quelques réflexions rapides
sur les modalités de subvention des CPAS, d'abord sur le plan
quantitatif et, ensuite, sur le plan qualitatif, avant de conclure.

Les subventions des CPAS, quantitativement, n'augmenteront pas
d'une manière linéaire, permettant de nous rapprocher d'une situation

stijging van de nieuwe
verplichtingen die de Staat hen
oplegt te dekken. Dat is een ware
delokalisatie.

Het risico bestaat ook dat de
OCMW's eerder zullen grijpen naar
premies, tijdelijke aanstellingen,
dan zich te concentreren op het
begeleiden van de begunstigde en
het behartigen van diens belangen.
Dat is een stap achterwaarts in
vergelijking met de wet van 1974.
De voorwaarde tot integratie is
immers werk en niet een inkomen.
Hierdoor zullen de personen die de
eenzijdige voorwaarden van deze
contracten niet aankunnen nog
meer worden uitgesloten. De
stijging van 10 procent werd niet
behaald. Ik kan dit ontwerp dus niet
steunen.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

où le gouvernement fédéral, qui décide d'une série de mesures pouvant
générer des exclusions et donc des coûts pour les CPAS, est
dispensé d'en assumer les conséquences financières. Dans bien
d'autres pays européens, c'est pourtant le cas. Ici subsiste une forme
de délocalisation, de décentralisation, de report sur le niveau communal
ou des CPAS de la charge d'assumer des problèmes qui trouvent leur
source dans les politiques fédérales.

Sur le plan qualitatif, les aspects les plus problématiques, les plus
controversés de votre projet vont être dopés par des primes qui seront
allouées aux CPAS lorsqu'ils obtiendront que des usagers entament
des recours contre des débiteurs alimentaires. Il y aura aussi une
prime à la contractualisation, débouchant sur des emplois à durée
déterminée. Il y a un risque énorme que les CPAS recherchent des
solutions qui, dans la réalité, seront davantage inspirées par le souci de
renflouer leur caisse propre plutôt que par le souci de remplir
véritablement leur mission vis-à-vis des usagers.

Pour terminer, monsieur le ministre, je pense que votre projet est un
véritable recul par rapport à la lettre et à l'esprit de la loi de 1974. Hier,
avec la loi de 1974, on octroyait le revenu minimum d'existence comme
base, comme tremplin, comme « carburant » pour l'intégration sociale.
A vous entendre aujourd'hui et, il faut bien le reconnaître, depuis 1993
et le programme d'urgence -, c'est le revenu minimum qui est
«désintégrant, passéiste, passiviste, permissif voire abusif». Le travail,
qui permet l'intégration, devient de plus en plus la condition nécessaire
et exclusive de cette intégration.

Bref, hier, le revenu était la condition nécessaire de l'intégration. Avec
votre projet, l'intégration devient la condition nécessaire du revenu. On a
donc complètement changé de cap, on est aux antipodes de l'esprit de
1974, et évidemment, tout cela va se traduire concrètement par plus
d'exclusion, par plus de difficultés pour un certain nombre de personnes
qui n'assumeront pas les conditions léonines de ce type de contrat que
vous allez leur imposer. Quant aux questions qui touchent aux
montants et aux liaisons au bien-être, je crains qu'en dépit de
l'insistance répétée de beaucoup de nos amis depuis plusieurs mois,
nous n'ayons pas encore aujourd'hui les garanties nécessaires à
propos de ces fameux 10% qu'on nous avait déjà promis pour
beaucoup plus tôt que la fin de la législature. Je me demande
aujourd'hui si la volonté politique subsiste vraiment de les octroyer
avant la fin de cette législature.

05.39

Johan Vande Lanotte

, ministre: Monsieur le président,

mesdames, messieurs les députés, je voudrais d'abord remercier les
membres de la commission pour la qualité des débats qui ont entouré
la discussion de ce projet. Je pense que nos réunions ont quand même
permis de préciser la portée du projet de loi sur les points essentiels,
et qu'aussi bien au niveau de l'opposition que de la majorité, il y a eu
des propositions d'amélioration qui sont certainement de nature à
faciliter l'application du projet sur le terrain.

La qualité du rapport de Mme Burgeon, qui est très détaillé et qui
reprend très bien les différentes explications ou les questions qui ont
été posées, va certainement aussi éclairer le projet de loi sous de
multiples facettes. Je la remercie vivement pour ce rapport.

Je pense que les travaux se sont bien déroulés même si je ne réussirai
jamais à convaincre M. Decroly. Peut-être qu'il ne veut pas se laisser
convaincre, c'est possible aussi.

05.39

Minister

Johan Vande

Lanotte

: Ik dank de commissie die

voor een verbetering van de tekst
zorgde en mevrouw Burgeon die
een uitstekend verslag van de
werkzaamheden van de commissie
bracht. Helaas kan ik de heer
Decroly geen voldoening geven,
maar ik wil een en ander
preciseren. Voor de jongeren
tussen 18 en 25 jaar is het contract
op dit ogenblik een absolute
voorwaarde voor het verkrijgen van
het bestaansminimum. In ons
ontwerp blijven er slechts twee
categorieën waarvoor een contract
noodzakelijk is: jongeren die
voltijds studeren en zij die een

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Je vais vous donner ce petit exemple. Vous avez dit qu'on allait tout
droit vers l'ajout de conditions à un droit qui, pour le moment, est
acquis. On peut prendre l'exemple du contrat. Aujourd'hui, sans cette
loi, pour ceux qui ont entre 18 et 25 ans, le contrat est une condition
absolue, sans exception pour obtenir le minimex. C'est la loi actuelle.

Avec la nouvelle loi, pour ceux qui ont entre 18 et 25 ans, il y a deux
situations où il faut un contrat, notamment celle où le jeune a demandé
à faire des études à temps plein et où, en accord avec le CPAS et le
jeune, on fixe les conditions dans lesquelles cela va se faire. Je pense
que c'est assez normal. Quand on pose cette question, on a une
possibilité de le faire, on fixe ce qu'on va faire entre les deux
partenaires.

La deuxième situation, c'est quand il y a un contrat d'intégration qui
mène vers un emploi après cette formation. Là aussi, comme il s'agit
de deux aspects qui sont conjoints, un contrat est prévu pour bien fixer
la manière dont les choses vont se dérouler.

Aujourd'hui, une fois la loi votée, il n'y a un contrat que dans deux
situations bien définies, ce n'est donc plus une condition absolue. Dire
que l'on va vers une contractualisation n'est donc pas exact. Je ne peux
pas vous convaincre sur ce point mais la vérité a ses droits. La réalité
est que dans ce projet, on n'a pas augmenté les contraintes mais on a
ouvert des possibilités et on a enlevé certaines obligations comme
dans l'exemple du contrat d'intégration pour tous ceux qui ont entre 18
et 25 ans.

Ce projet constitue un élément important de notre politique dans la
perspective d'une augmentation de la cohésion sociale. Je ne veux pas
dire pour autant, comme M. Paque l'a dit, qu'il s'agisse d'une
révolution. Si en pratique, il n'apporte pas un changement fondamental,
il en apporte en termes de droits et de principes avec une orientation
vers une intégration sociale plutôt que vers une allocation sociale.

Le même phénomène s'est produit, en 1974, lors de l'adoption de la loi
sur le minimex. Avant le vote de cette loi, personne ne recevait-il
d'allocation? Non. Des montants assez similaires à ceux versés dans
le cadre du minimex étaient déjà versés. La pratique n'était donc pas
très éloignée de ce qui a été introduit par la loi de 1974, mais cette
dernière a apporté un changement fondamental dans le sens où un
droit au minimex a été accordé. Il en va de même aujourd'hui. Dans la
pratique, beaucoup de choses étaient réalisées en matière d'intégration
et d'accompagnement, mais cette loi en fait un droit qui n'est plus
limité à une allocation mais va plus loin en vue d'une intégration plus
globale. Il ne faut pas oublier non plus que l'attribution d'une allocation
ne signifie pas nécessairement que l'on va effectuer l'intégration
sociale. C'est un élément de cette loi qu'il était important de souligner.

Il est clair que le droit à l'intégration sociale doit s'ouvrir à différentes
perspectives. Il y a notamment la formation. Cette loi offre, en effet, des
possibilités beaucoup plus grandes en matière formation. Nous savons
aujourd'hui qu'une grande partie des personnes qui sont à la charge
des CPAS, poursuivent des études dans l'enseignement secondaire ou
suivent des formations techniques. Elles ne sont donc pas appelées à
avoir un diplôme leur offrant beaucoup de possibilités sur le marché de
l'emploi.

L'accès à la formation, à l'étude de plein exercice, à un projet
individualisé est donc prévu en vue d'une insertion progressive dans la
vie sociale.

akkoord met het OCMW hebben in
verband met studies. Dank zij dit
ontwerp zal de sociale cohesie
vergroten. Op het vlak van de
rechten en principes is dat een
evolutie waarbij het principe van de
uitkering vervangen wordt door
sociale integratie.

Het recht is niet meer beperkt tot
de uitkering. Men evolueert duidelijk
naar een meer algemene integratie.
Het recht op sociale inschakeling
moet ook de opleiding inhouden
want veel rechthebbenden missen
de nodige opleiding om toegang te
hebben tot de arbeidsmarkt. Het
moet ook het verkrijgen van een
passende baan behelzen. Hier
moet het OCMW optreden in
overleg met de plaatselijke en
gewestelijke actoren van de
beroepsinschakeling. Alle
instanties, ook op gewestelijk vlak,
zijn het daarover eens.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Le droit à l'emploi adapté aux jeunes constitue un élément clef du
projet de loi. C'est une mission légale. Au niveau des principes, cela
constitue un réel changement.

La compétence du pouvoir fédéral est claire, mais il conviendrait, dans
la perspective de l'application de ces mesures, qu'une consultation ait
lieu avec les régions qui sont également compétentes en matière de
politique d'emploi.

A cet égard, il faudra veiller à ce que l'action des CPAS s'intègre dans
l'environnement local où les différents acteurs peuvent travailler
ensemble. Là où cela n'existe pas encore, une collaboration devra être
mise en place entre les CPAS et les autres acteurs locaux et
régionaux actifs en matière d'insertion professionnelle.

Les CPAS devront agir en partenariat avec ces acteurs, avec un rôle
spécifique selon la clientèle, mais qui ne doit pas échapper à la
coordination globale.

Dans les mois à venir, je consacrerai, comme cela a déjà été le cas,
tous mes efforts pour que ce projet soit mené à bien. Les différents
responsables aux niveaux fédéral et régionaux souhaitent, tout comme
moi, que ce projet soit couronné de succès.

Het actieve beleid van de OCMW's inzake werkgelegenheid is, ook voor
de regering, een vervolg van het lenteprogramma. Dankzij dat
programma hebben wij een erg duidelijke verhoging van het aantal
werkenden en een vermindering van het aantal personen dat een
uitkering krijgt. De tewerkstelling is met 60% verhoogd in een periode
waarin de economie het slecht deed, op een ogenblik dat de
werkgelegenheid niet is toegenomen. De werkloosheid is wel gestegen.
Het aantal personen dat steun kreeg van het OCMW, is gedaald, maar
ook het aantal personen dat steun ontving en een opleiding volgde, is
met 60% gedaald. Dat is niet te danken aan de economische groei,
maar wel aan de actie die wij hebben ondernomen en de wil van de
OCMW's om vorderingen te maken. Volgens mij was dat een goede
keuze. Tijdens de bezoeken die ik ter plaatse gebracht heb, heb ik ook,
zowel bij mensen die in die programma's werkten als bij de
beleidsmensen van de OCMW's, veel waardering voor de mogelijkheden
vastgesteld en velen horen getuigen van meer levenskwaliteit sindsdien.

Natuurlijk ben ik het ermee eens dat onze prioriteit voor min-
vijfentwintigjarigen discutabel is. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik
daarmee gelukkig ben. Wij zouden veel liever in het wetsontwerp
hebben kunnen inschrijven dat het recht gold voor iedereen. Ik heb
echter niet veel zin om een bepaling vast te leggen die ik absoluut niet
kan uitvoeren en niet voor iedereen kan waarmaken, zelfs niet als een
soort middelenverbintenis, dat het nu in ruime mate is. Onze keuze
betekent dus niet dat tewerkstelling van andere categorieën minder
waardevol en minder belangrijk zou zijn.

Wij hebben die keuze echter om drie redenen moeten maken. Ten
eerste kunnen wij niet ontkennen dat een beroep doen op het OCMW
voor iedereen dramatisch is, maar dat het des te moeilijker te verteren
is voor jonge schoolverlaters, voor wie het zelfs de eerste ervaring met
de volwassen maatschappij is. Dat kan bij hen meer frustratie wekken
dan bij personen die het hulp vragen aan het OCMW als een
ongelukkige periode naast andere periodes in zijn of haar leven
beschouwen. Ten tweede is het aantal jongeren enorm groot en neemt
het toe. Ten derde, in de huidige tewerkstellingsprogramma's is het
aantal jongeren duidelijk ondermaats. Het aanal jongeren zit onder het
niveau. Meestal worden iets oudere mensen tewerkgesteld.

La politique active menée par les

CPAS en matière d'emploi s'inscrit
dans le cadre du programme de
printemps du gouvernement qui,
malgré une conjoncture moins
favorable, a permis d'augmenter de
60 pour cent le nombre de
bénéficiaires du minium d'existence
ayant trouvé un emploi et donc de
diminuer de manière sensible le
nombre des allocataires sociaux.
De manière générale, les
intéressés sont particulièrement
satisfaits de leur nouvelle situation
sociale.

S'il est quelque peu regrettable que
notre programme soit
principalement destiné aux moins
de 25 ans, il s'agit toutefois d'une
option logique: pour les jeunes qui
viennent de quitter l'école,
bénéficier de l'aide du CPAS est
une expérience plus traumatisante
que pour les personnes déjà plus
expérimentées. Le nombre de
jeunes percevant le revenu
d'intégration a, du reste, fortement
crû. Jusqu'ici, les jeunes étaient
sous-représentés dans les plans
d'embauche des CPAS.

Le revenu d'intégration a été majoré
de 4 pour cent au 1

janvier 2002.

J'espère que nous pourrons encore
réaliser cette augmentation d'ici à
la fin de l'actuelle législature. Il en
va de même pour l'augmentation

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Procentueel krijgen jongeren veel minder kansen om te werken in
dergelijke programma's. Dat alles lag ten grondslag van de keuzes die
wij maakten. Ik zou echter de eerste zijn om een uitbreiding toe te
juichen als ze mogelijk is.

Bovendien moeten wij ervoor zorgen dat het niet om een verschuiving
gaat waarbij hetzelfde aan iemand anders wordt gegeven, zodat men
meer geld toebedeeld krijgt. Ik ben het ermee eens dat zulks niet de
bedoeling is. Als het resultaat is dat er meer personen en proportioneel
meer jongeren bij de programma's betrokken zijn, dan juich ik de
regeling toe, want dat is de doelstelling. Als het resultaat is dat alles bij
het oude blijft, maar een en ander verschuift, dan schieten wij
gedeeltelijk aan ons doel voorbij. Wij hebben dan wel nog iets positiefs
gedaan voor de jongeren, maar voor andere mensen juist niet.

Het project houdt een verhoging in van 4% vanaf 1 januari 2002. Dat
was reeds beslist. Ik hoop dat wij voor het einde van deze legislatuur
nog een verhoging van 4% kunnen invoeren, samen met een verhoging
van de andere uitkeringen. Dat zal uiteraard afhankelijk zijn van de mate
waarin wij daarvoor in voldoende financiële middelen kunnen voorzien. Ik
heb tot op heden nooit iets beloofd als ik niet zeker wist dat er geld
voor beschikbaar was. Ik hoop dat het er is. Het moet mijns inziens een
prioriteit zijn. Het staat trouwens ook in de regeringsverklaring om nog
eens een verhoging te doen. Het is in elk geval een belangrijk onderdeel
van de begrotingsbespreking in oktober en november. U kent mijn
ambities terzake. Wij zullen moeten nagaan of wij die kunnen
waarmaken.

des autres allocations. Celle-ci est
prévue dans l'accord du
gouvernement et sera abordée lors
des discussions du mois de
septembre relatives au budget. Je
ne promets toutefois rien tant que
je ne sais pas si ces
augmentations sont possibles du
point de vue budgétaire.

En aucune manière, il ne vise à renforcer la conditionnalité du droit. J'ai
eu l'occasion de le dire très clairement. A ma demande de savoir où,
dans le projet de loi, on trouvait un renforcement des conditions, je n'ai
obtenu jusqu'à présent, après un an, aucune réponse.

Het ontwerp geeft meer waarborgen
voor de rechten van de gebruikers.

05.40

Vincent Decroly

(indépendant): Monsieur le président, je ne

vais pas essayer de convaincre M. le ministre. Je ne suis d'ailleurs pas
sûr qu'il ait envie de se laisser convaincre.

Franchement, quand on passe d'un type de sanctions comme celui qui
était déjà prévu malheureusement , mais qui était relativement léger,
par le programme d'urgence pour une société plus solidaire (loi de
1993), à un type de sanctions qui prévoit 6 mois de suspension
possible même en cas de non-fraude et jusqu'à 12 mois de suspension
en cas de récidive sans intention frauduleuse, comment voulez-vous
faire croire à n'importe quel citoyen normalement constitué sur le plan
intellectuel que l'on ne renforce pas la pression sur l'usager, que l'on ne
renforce pas le caractère déséquilibré du pseudo-contrat que vous
proposez? C'est évident! Cela crève les yeux!

05.40

Vincent Decroly

(onafhankelijk): Wanneer de
sanctieregeling zoals bepaald bij de
wet van 1993 vervangen wordt door
sancties als een schorsing van zes
maanden, zelfs als er geen sprake
is van bedrieglijk opzet, en zelfs
een schorsing van twaalf maanden
in geval van recidive, ook al is er
nog steeds geen sprake van
bedrieglijk opzet, ontstaat als
vanzelfsprekend de indruk dat de
schroeven worden aangedraaid. Dat
is evident.

05.41

Johan Vande Lanotte

, ministre: Non. Vous parlez des

sanctions qui sont prises dans les cas de non-respect du contrat signé
ou de non-déclaration d'un revenu? Dans ces cas, ce n'est pas la
conditionnalité du travail qui est en cause. Les sanctions sont limitées
à des situations très spécifiques.

J'ajoute qu'intellectuellement, il se peut que ayez raison et moi
également! Pour le moment, un certain nombre de CPAS suppriment
très vite le versement de la totalité de l'allocation. Il faut reconnaître que
dans certains cas, on pourrait assister à une augmentation des
sanctions. Mais on pourrait aussi assister à l'effet inverse.

Actuellement, la pratique de certains CPAS est stricte. Ils appliquent la

05.41

Minister

Johan Vande

Lanotte

: Wie het contract dat hij

ondertekend heeft niet naleeft of
inkomsten verheelt, hangt een
sanctie boven het hoofd. Heel wat
OCMW's leggen nu al op eenvoudig
advies van de maatschappelijk
werker sancties op waarbij de
uitkering automatisch volledig wordt
geschrapt. Het is dan ook best
mogelijk dat de situatie nu zal
verbeteren, want het ontwerp
voorziet ook in lichtere sancties

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

sanction complète, sans aucune pitié. Le Conseil de l'aide sociale a
certaines règles. Si l'assistant social estime qu'une situation est
inadmissible, la commission qui juge les cas peut suivre cet avis sans
même qu'il y ait discussion. C'est presque automatique. C'est une
pratique courante. Je le répète, les deux alternatives existent: un
accroissement ou une diminution des sanctions. L'évaluation nous dira
ce qu'il en est.

dan de totale stopzetting van de
uitkering.

05.42

Vincent Decroly

(indépendant): Monsieur le ministre, tous les

rapports de sociologues et de criminologues sur les questions de
sanctions disent que lorsque l'on assouplit le dispositif des sanctions
de la manière dont vous parlez, bien sûr, sur le plan purement théorique
et virtuel, les deux hypothèses que vous avancez sont à niveau de
probabilité d'application égale mais sur le plan de la pratique, le
principe bien connu sous l'appellation de "netwinding" indique que c'est
toujours en défaveur de la partie la plus faible que les choses
s'exercent et que l'on recourt beaucoup plus à des sanctions dans le
nouveau dispositif vis-à-vis de personnes qui, dans l'ancien, n'auraient
tout simplement pas été sanctionnées. C'est une règle de sociologie et
de criminologie bien connue par tous les gens sérieux.

05.42

Vincent Decroly

(onafhankelijk): Alle sociologen
weten dat lichtere sancties
steevast in het nadeel spelen van
de zwaksten, en dat er dan meer
sancties worden opgelegd.

05.43

Johan Vande Lanotte

, ministre: Même si j'applique cette règle,

cela ne signifie pas qu'il y aura globalement plus de sanctions. Je le
répète encore. Nous verrons ce que nous révélera l'évaluation.

Il n'en reste pas moins que je conteste l'abrogation, même si elle a été
expliquée dans ce débat. En effet, il existe toujours la possibilité de
conséquences négatives et imprévisibles.

Il est logique et légitime d'évaluer une nouvelle loi. Les associations
représentatives des demandeurs de l'aide sociale nous ont fait part de
certaines de leurs appréhensions quant aux modalités d'application de
ce projet de loi qui pose certains problèmes. C'est la raison pour
laquelle je souhaite pouvoir discuter avec eux des projets d'arrêtés
royaux lorsqu'ils seront prêts. Une concertation importante sera
organisée.

De manière plus générale, l'application de cette nouvelle loi fera l'objet
d'une évaluation après sa première année d'entrée en vigueur. Mon
intention est de demander aux universités de la réaliser en concertation
avec les usagers et les CPAS.

Si des distorsions apparaissent dans l'application de la loi par rapport
aux objectifs fixés, il faudra bien évidemment y remédier. Cette
évaluation devra notamment prendre en compte les publics-cibles,
l'amélioration des droits des usagers, l'application du droit à l'emploi,
l'intervention de l'Etat dans les revenus d'intégration notamment pour
les étudiants et d'autres choses qui se révéleront importantes.

L'entrée en vigueur de la nouvelle loi devra également être précédée
d'une importante campagne d'information à l'intention des ayants droit
et des CPAS eux-mêmes. Mon intention est de prévoir la diffusion
d'une information présentée de manière simple et didactique pour les
personnes qui vivent de l'allocation. Il est essentiel que ces personnes
puissent connaître leurs nouveaux droits qui découlent de ce projet de
loi. Des contacts seront pris en ce sens avec des professionnels de la
communication mais certainement aussi avec le Centre pour l'égalité
des chances. De même, une information plus technique sera mise au
point pour les professionnels du secteur sous la forme de circulaires,
de brochures, de séances d'information.

05.43

Minister

Johan Vande

Lanotte

: Zelfs dan is de nieuwe

regeling milder, want wie gestraft
wordt, verliest zijn volledige
uitkering niet. Ik wens dat er met
de betrokken organisaties een zeer
ruim overleg georganiseerd wordt
over de koninklijke besluiten.

De toepassing van de wet zal na
één jaar beoordeeld worden door
academici en rekening houdend
met de adviezen van de OCMW's
en van de gebruikers.Als wordt
vastgesteld dat van de
doelstellingen van de wet wordt
afgeweken, zal dat worden
verholpen. Voorafgaand aan de
inwerkingtreding van de wet zal een
informatiecampagne voor de
rechthebbenden en de OCMW's
plaatsvinden. Die campagne zal
door communicatiedeskundigen
georganiseerd worden, in
samenwerking met het Centrum
voor gelijkheid van kansen. De
aanpassing van ons sociaal
beschermingsstelsel was
noodzakelijk. Geen inkomen
hebben blijft weliswaar een
hoofdprobleem

maar in onze

maatschappij zijn het recht op
integratie en het feit zich nuttig te
voelen fundamenteel geworden. Alle
huidige methodes houden rekening
met elementen als schuldenlast en
opleiding, zoniet zou de integratie
haar doel voorbijschieten.

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Finalement, ce que nous faisons ici, c'est adapter un système de
protection sociale à une nouvelle réalité. En 1974, la protection sociale
minimale consistait en l'octroi d'un revenu. Des personnes n'avaient pas
de revenu et il fallait y remédier. Il est bien clair que manquer de
revenus reste, dans notre société, un problème majeur mais il faut dire
aussi que posséder un revenu n'apporte plus les solutions qui, en 1974,
pouvaient encore se dégager. Dans notre société, mis à part le revenu,
c'est le droit à l'intégration qui est devenu le plus important, le droit
d'être utile et de se sentir utile et de pouvoir utiliser l'argent d'une
manière normale. C'est toute la problématique de l'endettement, de
l'intégration par la formation, par l'emploi et contre la dualisation. Ce
sont de nouvelles méthodologies qui s'adaptent au fait que, dans notre
société, la pauvreté ne s'exprime plus seulement par le fait d'un revenu
mais aussi par des éléments culturels, sociaux, le logement, la
formation, l'endettement. Une politique qui se limite seulement à l'octroi
d'une allocation rate son but.

De

voorzitter

: De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

Bespreking van de artikelen
Discussion des articles

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor
de bespreking. (Rgt 66,4)

(1603/5)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 66,4)

(1603/5)

Het wetsontwerp telt 60 artikelen.
Le projet de loi compte 60 articles.

Ingediende amendementen:
Amendements déposés:

Art. 32
- 20: Luc Paque (1603/2)
- 21: Luc Paque (1603/2)
- 22: Luc Paque (1603/2)

De stemming over de amendementen en artikel 32 wordt aangehouden.
Le vote sur les amendements et l'article 32 est réservé.

De artikelen 1 tot 31 en 33 tot 60 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 31 et 33 à 60 sont adoptés article par article.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikel en
over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et l'article réservés ainsi que sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.

La séance est levée.
De vergadering is gesloten.

La séance est levée à 18.37 heures. Prochaine séance le mercredi 17 avril à 18.45 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.37 uur. Volgende vergadering woensdag 17 april om 18.45 uur.

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

BIJLAGE

ANNEXE

PLENUMVERGADERING

SÉANCE PLÉNIÈRE

WOENSDAG 17 APRIL 2002

MERCREDI 17 AVRIL 2002

STEMMINGEN

VOTES

INTERNE BESLUITEN

DECISIONS INTERNES

INTERPELLATIEVERZOEKEN

DEMANDES D'INTERPELLATION

Ingekomen

Demandes

1. de heer Tony Van Parys tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "nieuwe zware criminele
feiten in de regio Charleroi".

1. M. Tony Van Parys au ministre de l'Intérieur sur
"les nouveaux faits criminels graves qui se sont
produits dans la région de Charleroi".

(nr. 1207 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1207 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

2. de heer Ferdy Willems tot de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken over "de
Belgische wapenwet".

2. M. Ferdy Willems au vice-premier ministre et
ministre des Affaires étrangères sur "la loi belge sur
les armes".

(nr. 1208 verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)

(n° 1208 renvoi à la commission des Relations
extérieures)

3. de heer Francis Van den Eynde tot de minister
van Binnenlandse Zaken over "het toenemende
antisemitisme in België ten gevolge van de recente
gebeurtenissen in het Midden-Oosten".

3. M. Francis Van den Eynde au ministre de
l'Intérieur sur "la recrudescence de l'antisémitisme en
Belgique à la suite des événements récents au
Proche Orient".

(nr. 1209 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1209 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

4. de heer Richard Fournaux tot de eerste minister
over "de vraag of België zo lek als een mandje is".

M. Richard Fournaux au premier ministre sur "la
Belgique 'passoire'".

(nr. 1210 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1210 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

5. de heer Luc Goutry tot de vice-eerste minister en
minister van Mobiliteit en Vervoer over "de
spoorverbinding tussen Zeebrugge en Gent".

5. M. Luc Goutry à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "la
liaison ferroviaire entre Zeebruges et Gand".

(nr. 1211 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)

(n° 1211 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)

6. de heer Filip De Man tot de eerste minister over
"zijn bezoek aan Antwerpen op 23 april 2002 in het
bijzonder, en zijn persoonlijke beloeften inzake
'versnelde aanwervingen van' en 'risicopremies voor'
politiepersoneel in de grootsteden in het algemeen".

6. M. Filip De Man au premier ministre sur "sa visite
à Anvers le 23 avril 2002 et, plus généralement, sur
les promesses qu'il a faites personnellement
concernant les recrutements accélérés de personnel
policier dans les grandes villes et les primes de
risque pour ce personnel".

(nr. 1212 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1212 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

7. de heer Ferdy Willems tot de minister van
Landsverdediging over "het waarborgen van een
gelijke behandeling van alle militairen, ongeacht hun
religieuze of filosofische overtuiging".

7. M. Ferdy Willems au ministre de la Défense
nationale sur "la garantie de l'égalité de traitement de
tous les militaires, quelles que soient leurs
convictions religieuses ou philosophiques".

(nr. 1213 omgewerkt in mondelinge vraag)

(n° 1213 transformée en question orale)

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

8. de heer Guido Tastenhoye tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de Antwerpse 'intifada' van
woensdag 3 april 2002 en de falende
ordehandhaving".

8. M. Guido Tastenhoye au ministre de l'Intérieur sur
"'l'intifada' anversoise du mercredi 3 avril 2002 et les
déficiences du maintien de l'ordre".

(nr. 1214 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1214 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

9. mevrouw Frieda Brepoels tot de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
"de financieel-economische toestand van de NMBS".

9. Mme Frieda Brepoels à la vice-première ministre
et ministre de la Mobilité et des Transports sur "la
situation économico-financière de la SNCB".

(nr. 1215 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)

(n° 1215 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)

10. mevrouw Annemie Van de Casteele tot de eerste
minister over "de toekomst van de Nationale
Delcrederedienst".

10. Mme Annemie Van de Casteele au premier
ministre sur "l'avenir de l'Office national du Ducroire".

(nr. 1216 verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)

(n° 1216 renvoi à la commission des Relations
extérieures)

11. de heer Gerolf Annemans tot de minister van
Justitie over "de activiteiten van de Staatsveiligheid
en het optreden van het Antwerpse Parket met
betrekking tot de Antwerpse 'intifada' in het bijzonder
en het daadwerkelijk volgen van radicale
moslimverenigingen in het algemeen".

11. M. Gerolf Annemans au ministre de la Justice
sur "les activités de la Sûreté de l'Etat et l'action du
parquet d'Anvers concernant l''intifada' anversoise, en
particulier, et la surveillance effective des
organisations islamiques radicales".

(nr. 1217 verzonden naar de commissie voor de
Justitie)

(n° 1217 renvoi à la commission de la Justice)

12. mevrouw Greta D'Hondt tot de eerste minister, tot
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid, tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken, tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen, tot de minister van
Justitie en tot de Staatssecretaris voor
Ontwikkelings-samenwerking, toegevoegd aan de
minister van Buitenlandse Zaken over "internationaal
huispersoneel".

12. Mme Greta D'Hondt au premier ministre, à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi, au
vice-premier ministre et ministre des Affaires
étrangères, au ministre des Affaires sociales et des
Pensions, au ministre de la Justice et au secrétaire
d'Etat à la Coopération au développement, adjoint au
ministre des Affaires étrangères sur "le personnel de
maison international".

(nr. 1218 verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)

(n° 1218 renvoi à la commission des Relations
extérieures)

13. de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Binnenlandse Zaken over "de vzw PV en het
gelijknamige Antwerpse politieblad".

13. M. Geert Bourgeois au ministre de l'Intérieur sur
"l'asbl PV et la revue policière du même nom publiée
à Anvers".

(nr. 1219 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1219 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

14. de heer Jan Mortelmans tot de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
"de slechte financieel-economische toestand van de
NMBS".

14. M. Jan Mortelmans à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "la
mauvaise situation économique et financière de la
SNCB".

(nr. 1220 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)

(n° 1220 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)

15. mevrouw Annemie Van de Casteele tot de
minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over "het gevoerd beleid in verband met
bloed en bloedprodukten".

15. Mme Annemie Van de Casteele à la ministre de
la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la politique
menée en ce qui concerne le sang et les produits
sanguins".

(nr. 1221 verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing)

(n° 1221 renvoi à la commission de la Santé
publique, de l'Environnement et du Renouveau de la
Société)

16. de heer Ferdy Willems tot de vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken over "de verkoop
van militair materiaal aan Israël".

16. M. Ferdy Willems à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "la vente
de matériel militaire à Israël".

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

(nr. 1222 verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)

(n° 1222 renvoi à la commission des Relations
extérieures)

17. de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste
minsiter over "de verklaring van de minister van
Financiën inzake de Belgische kandidatuur voor een
post in het Directiecomité van de Europese Centrale
Bank".

17. M. Karel Van Hoorebeke au premier ministre sur
"les déclarations du ministre des Finances en ce qui
concerne la candidature de la Belgique au sein du
directoire de la Banque centrale européenne".

(nr. 1223 omgewerkt in mondelinge vraag)

(n° 1223 transformée en question orale)

18. de heer Yves Leterme tot de minister van
Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en
Participaties, belast met Middenstand over "het
wettelijk verloop van de gunning van een
concessieovereenkomst aan de tijdelijke vereniging
ENG-Videohouse-Philips in het Internationaal
Perscentrum".

18. M. Yves Leterme au ministre des
Télécommunications et des Entreprises et
Participations publiques, chargé des Classes
moyennes, sur "le caractère légal de l'attribution d'un
contrat de concession à l'association momentanée
ENG-Videohouse-Philips pour le centre international
de presse".

(nr. 1224 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)

(n° 1224 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)

19. de heer Jos Ansoms tot de vice-eerste minister
en minister van Mobiliteit en Vervoer over "de
benarde financiële positie van de NMBS".

19. M. Jos Ansoms à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "la
situation financière critique de la SNCB".

(nr. 1225 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)

(n° 1225 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)

20. de heer Guy D'haeseleer tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over "het
advies van de Raad van State over het
ontwerpdecreet-Landuyt".

20. M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "l'avis du Conseil d'Etat
concernant le projet de décret Landuyt".

(nr. 1226 omgewerkt in mondelinge vraag)

(n° 1226 transformée en question orale)

21. de heer Vincent Decroly tot de eerste minister
over "de voortzetting, in weerwil van de veroordeling
door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens,
van operaties waarbij in open centra verblijvende
asielzoekers administratief in de val worden gelokt
met de bedoeling hen het land uit te zetten".

21. M. Vincent Decroly au premier ministre sur "la
poursuite, en dépit de la condamnation de la Cour
européenne des droits de l'homme, d'opérations de
piégeage administratif en vue d'expulser des
demandeurs d'asile séjournant dans ces centres
ouverts".

(nr. 1227 verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)

(n° 1227 renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)

22. de heer Francis Van den Eynde tot de vice-
eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
over "de problematiek in het Midden-Oosten".

22. M. Francis Van den Eynde au vice-premier
ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la
problématique du Moyen-Orient".

(nr. 1228 verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)

(n° 1228 renvoi à la commission des Relations
extérieures)

23. de heer Koen Bultinck tot de vice-eerste minister
en minister van Mobiliteit en Vervoer over "het derde
en vierde spoor tussen Brugge en Gent".

23. M. Koen Bultinck à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "la mise
à trois ou quatre voies de la liaison ferroviaire entre
Bruges et Gand".

(nr. 1229 verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven)

(n° 1229 renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)

Toelating tot drukken

Autorisation d'impression

1. Voorstel van resolutie (mevrouw Greta D'hondt en
de heren Dirk Pieters en Yves Leterme) betreffende
de strijd tegen de fiscale fraude (nr. 1715/1).

1. Proposition de résolution (Mme Greta D'hondt et
MM. Dirk Pieters et Yves Leterme) relative à la lutte
contre la fraude fiscale (n° 1715/1).

2. Wetsvoorstel (de heer Filip De Man) tot wijziging
van de wetgeving met het oog op de intrekking van de
erkenning van de islamitische eredienst (nr. 1718/1).

2. Proposition de loi (M. Filip De Man) modifiant la
législation en vue de mettre fin à la reconnaissance
du culte islamique (n° 1718/1).

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

3. Wetsvoorstel (mevrouw Magda De Meyer, de heer
Jean-Marc Delizée, mevrouw Greta D'hondt en de
heren Daan Schalk, Paul Timmermans, Jean-
Jacques Viseur en Joos Wauters) tot wijziging van
de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten met het oog op de invoering
van een schorsing van de opzeggingstermijn tijdens
een staking (nr. 1720/1).

3. Proposition de loi (Mme Magda De Meyer, M.
Jean-Marc Delizée, Mme Greta D'hondt et MM. Daan
Schalk, Paul Timmermans, Jean-Jacques Viseur et
Joos Wauters) modifiant la loi du 3 juillet 1978
relative aux contrats de travail en vue d'instaurer une
suspension du délai de préavis pendant une grève
(n° 1720/1).

4. Wetsvoorstel (mevrouw Karine Lalieux) tot
wijziging van de wetgeving inzake
huurovereenkomsten betreffende de
hoofdverblijfplaats van de huurder (nr. 1722/1).

4. Proposition de loi (Mme Karine Lalieux) modifiant
la législation en matière de baux relatifs à la
résidence principale du preneur (n° 1722/1).

5. Wetsvoorstel (de heer Raymond Langendries c.s.)
tot aanvulling van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992 in verband met de
opvang van heel jonge kinderen (nr. 1723/1).

5. Proposition de loi (M. Raymond Langendries et
consorts) complétant le Code des impôts sur les
revenus 1992 en ce qui concerne l'accueil de la
petite enfance (n° 1723/1).

6. Wetsvoorstel (de heren Henk Verlinde, Luc
Goutry, Ferdy Willems en Jef Tavernier) tot regeling
van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst
voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal
statuut van de zeevisser (nr. 1728/1).

6. Proposition de loi (MM. Henk Verlinde, Luc
Goutry, Ferdy Willems et Jef Tavernier) portant
réglementation du contrat d'engagement maritime
pour la pêche maritime et améliorant le statut social
du pêcheur de mer (n° 1728/1).

7. Wetsvoorstel (de heren Hugo Coveliers, Fred
Erdman, Thierry Giet, de dames Els Haegeman en
Jacqueline Herzet en de heer Guy Hove) tot wijziging
van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van
een centraal bestand van berichten van beslag,
delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling,
alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het
Gerechtelijk Wetboek (nr. 1731/1).

7. Proposition de loi (MM. Hugo Coveliers, Fred
Erdman, Thierry Giet, Mmes Els Haegeman et
Jacqueline Herzet et M. Guy Hove) portant
modification de la loi du 29 mai 2000 portant création
d'un fichier central des avis de saisie, de délégation,
de cession et de règlement collectif de dettes et
modifiant certaines dispositions du Code judiciaire
(n° 1731/1).

8. Voorstel van resolutie (mevrouw Frieda Brepoels)
betreffende de opzegging van de Euro-mediterrane
Overeenkomst van 15 februari 2000 waarbij een
associatie tot stand wordt gebracht tussen de
Europese Gemeenschappen en haar Lid-staten,
enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds (nr. 1732/1).

8. Proposition de résolution (Mme Frieda Brepoels)
relative à la dénonciation de l'accord euro-
méditerranéen du 15 février 2000 établissant une
association entre les Communautés européennes et
leurs Etats membres, d'une part, et l'Etat Israël,
d'autre part (n° 1732/1).

9. Voorstel van resolutie (de heren Gerolf Annemans
en Guido Tastenhoye) ter bevordering van een
vreedzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns
conflict en ter bescherming van de belangen van de
Antwerpse diamantsector (nr. 1733/1).

9. Proposition de résolution (MM. Gerolf Annemans
et Guido Tastenhoye) visant à promouvoir une
solution pacifique au conflit israélo-palestien et à
protéger les intérêts du secteur diamantaire
(n° 1733/1).

10. Wetsvoorstel (de heren Hans Bonte en Jean-
Marc Delizée, mevrouw Greta D'Hondt en de heren
Paul Timmermans en Joos Wauters) tot opheffing
van de werkloosheidsval voor oudere werkzoekenden
(nr. 1735/1).

10. Proposition de loi (MM. Hans Bonte et Jean-Marc
Delizée, Mme Greta D'hondt et MM. Paul
Timmermans et Joos Wauters) visant à éliminer les
pièges du chômage pour les travailleurs âgés
(n° 1735/1).

MEDEDELINGEN

COMMUNICATIONS

SENAAT

SENAT

Overgezonden wetsontwerpen

Projets de loi transmis

Bij brief van 28 maart 2002, zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, het
wetsontwerp tot invoering van de werkstraf als
autonome straf in correctionele zaken en in
politiezaken (nr. 549/19).

Par message du 28 mars 2002, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, le projet de loi
instaurant la peine de travail comme peine autonome
en matière correctionnelle et de police (n° 549/19).

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Bij brieven van 28 maart 2002 zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de
volgende niet-geamendeerde wetsontwerpen:

Par messages du 28 mars 2002, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, les projets de loi
suivants, le Sénat ne les ayant pas amendés:

1. het wetsontwerp tot rationalisering van de werking
en het beheer van de Nationale Loterij (nr. 1339/12);

1. le projet de loi relatif à la rationalisation du
fonctionnement et de la gestion de la Loterie
nationale (n° 1339/12) ;

2. het wetsontwerp tot bekrachtiging van het
koninklijk besluit van 14 juni 2001 tot uitvoering van
artikel 168 van de wet van 12 augustus 2000
houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen
(nr. 1631/5).

2. le projet de loi portant confirmation de l'arrêté royal
du 14 juin 2001 portant exécution de l'article 168 de
la loi du 12 août 2000 portant des dispositions
sociales, budgétaires et diverses (n° 1631/5).

Bij brief van 28 maart 2002 zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, het niet-
geëvoceerde wetsontwerp tot wijziging van de
artikelen 5, 9, 11, 21 en 42 van het Wetboek van de
met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde
belastingen in uitvoering van de richtlijn 1999/62/CE
van het Europees Parlement en de Raad van
17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van
het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen
aan zware vrachtvoertuigen (nr. 1635/4).

Par message du 28 mars 2002, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, le projet de loi modifiant
les articles 5, 9, 11, 21 et 42 du Code des taxes
assimilées aux impôts sur les revenus en exécution
de la directive 1999/62/CE du Parlement européen et
du Conseil du 17 juin 1999, relative à la taxation des
poids lourds pour l'utilisation de certaines
infrastructures, le Sénat ne l'ayant pas évoqué
(n° 1635/4).

Ter kennisgeving

Pour information

Aangenomen wetsontwerpen

Projets de loi adoptés

Bij brief van 28 maart 2002, zendt de Senaat over,
zoals hij het in zijn vergadering van die datum
aangenomen heeft, het wetsontwerp tot wijziging van
artikel 94 van het Wetboek der successierechten
ingevolge het nieuwe lokalisatiecriterium voor het
recht van successie zoals bepaald bij de bijzondere
wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de
gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale
bevoegdheden van de gewesten (nr. 1576/3).

Par message du 28 mars 2002, le Sénat transmet,
tel qu'il l'a adopté en séance de cette date, le projet
de loi modifiant l'article 94 du Code des droits de
succession, suite au nouveau critère de localisation
du droit de succession établi par la loi spéciale du
13 juillet 2001 portant refinancement des
communautés et extension des compétences
fiscales des régions (n° 1576/3).

Ter kennisgeving

Pour information

Bij brief van 28 maart 2002 zendt de Senaat over,
zoals hij het in zijn vergadering van die datum heeft
aangenomen, het wetsontwerp tot instelling van een
jaarlijkse rapportage over de toepassing van het
Verdrag inzake de rechten van het kind (nr. 1721/1).

Par message du 28 mars 2002, le Sénat transmet,
tel qu'il l'a adopté en séance de cette date, le projet
de loi instaurant l'établissement d'un rapport annuel
sur l'application de la Convention relative aux droits
de l'enfant (n° 1721/1).

Overeenkomstig artikel 81 van de Grondwet neemt
de Kamer een beslissing binnen een termijn die
60 dagen niet te boven mag gaan.

Conformément à l'article 81 de la Constitution, la
Chambre se prononce dans un délai ne pouvant
dépasser 60 jours.

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen

Renvoi à la commission des Relations extérieures

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Bij brieven van 28 maart 2002 zendt de Senaat zoals
hij ze in vergadering van die datum heeft
aangenomen, de volgende wetsontwerpen over:
1. wetsontwerp houdende instemming met de
Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te
Singapore op 10 december 1996, tot wijziging van de
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk
België en de Regering van de Republiek Singapore
tot het vermijden van dubbele belasting inzake
belastingen naar het inkomen, ondertekend te
Singapore op 8 februari 1972 (nr. 1724/1);

Par messages du 28 mars 2002, le Sénat transmet,
tel qu'il les a adoptés en séance de cette date, les
projets de loi suivants:
1. projet de loi portant assentiment à la Convention
additionnelle, signée à Singapour le
10 décembre 1996, modifiant la Convention entre le
Gouvernement du Royaume de Belgique et le
Gouvernement de la République de Singapour
tendant à éviter la double imposition en matière
d'impôts sur le revenu, signée à Singapour le
8 février 1972 (n° 1724/1);

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen

Renvoi à la commission des Relations extérieures

2. wetsontwerp houdende instemming met het
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België
en de Regering van de Republiek Slowakije inzake
politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op
29 juni 2000 (nr. 1725/1);

2. projet de loi portant assentiment à l'Accord entre
le Gouvernement du Royaume de Belgique et le
Gouvernement de la République Slovaque relatif à la
coopération policière, signé à Bruxelles le
29 juin 2000 (n° 1725/1);

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen

Renvoi à la commission des Relations extérieures

3. wetsontwerp houdende instemming met de
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk
België en de Regering van de Bondsrepubliek
Duitsland inzake de samenwerking van de
politiediensten en de douane-administraties in de
grensgebieden, gedaan te Brussel op 27 maart 2000
(nr. 1726/1).

3. projet de loi portant assentiment à l'Accord entre
le Gouvernement du Royaume de Belgique et le
Gouvernement de la République Fédérale
d'Allemagne relatif à la coopération entre les
autorités de police et les administrations douanières
dans les régions frontalières, fait à Bruxelles le
27 mars 2000 (n° 1726/1).

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen

Renvoi à la commission des Relations extérieures

Evocatie

Evocation

Bij brief van 25 maart 2002 deelt de Senaat mee dat
hij op 25 maart 2002, met toepassing van artikel 78
van de Grondwet, het wetsontwerp tot waarborging
van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en
vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen
van het Europees Parlement heeft
geëvoceerd (nr. 1608/7).

Par message du 25 mars 2002, le Sénat informe qu'il
a évoqué, en application de l'article 78 de la
Constitution, le 25 mars 2002, le projet de loi
assurant une présence égale des hommes et des
femmes sur les listes de candidats aux élections du
Parlement européen (n° 1608/7).

Ter kennisgeving

Pour information

REGERING

GOUVERNEMENT

Ingediende wetsontwerpen

Dépôt de projets de loi

De regering heeft volgende wetsontwerpen ingediend: Le gouvernement a déposé les projets de loi

suivants:

- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
21 december 1998 betreffende de veiligheid bij
voetbalwedstrijden (nr. 1729/1) (aangelegenheid
zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet);

- projet de loi modifiant la loi du 21 décembre 1998
relative à la sécurité lors des matches de football
(n° 1729/1) ((matière visée à l'article 78 de la
Constitution);

Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse
Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Renvoi à la commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique

- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
12 juni 1991 op het consumentenkrediet (nr. 1730/1)
(aangelegenheden zoals bedoeld in artikelen 77 en
78 van de Grondwet).

- projet de loi modifiant la loi du 12 juin 1991 relative
au crédit à la consommation, (n°1730/1) (matières
visées aux articles 77 et 78 de la Constitution).

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw

Renvoi à la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture

Algemene uitgavenbegroting 2001

Budget général des dépenses 2001

In uitvoering van artikel 15, tweede lid, van de
gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit
zendt de vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie, bij brief van 28 maart 2002, een lijst over
met herverdelingen van basisallocaties betreffende de
federale politie en de geïntegreerde werking.

En exécution de l'article 15, 2

ème

alinéa, des lois

coordonnées sur la comptabilité de l'Etat, le vice-
premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l'Economie sociale
transmet, par lettre du 28 mars 2002, un bulletin de
redistributions d'allocations de base concernant la
police fédérale et le fonctionnement intégré.

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting

Renvoi à la commission des Finances et du Budget

Europese Ministerraad van Justitie en Binnenlandse

Zaken

Conseil des ministres européens de la Justice et des

Affaires intérieures

Bij brief van 12 april 2002 zendt de minister van
Justitie de gedocumenteerde agenda over van de
Europese Ministerraad van Justitie en Binnenlandse
Zaken die zal plaatsvinden op 25 en 26 april 2002 te
Luxemburg.

Par lettre du 12 avril 2002, le ministre de la Justice
transmet l'ordre du jour documenté du Conseil des
ministres européens de la Justice et des Affaires
intérieures qui se tiendra les 25 et 26 avril 2002 au
Luxembourg.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Renvoi à la commission de la Justice

ARBITRAGEHOF

COUR D'ARBITRAGE

Arresten

Arrêts

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier
van het Arbitragehof kennis van:

En application de l'article 113 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie:

- het arrest nr. 56/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over het beroep tot vernietiging van de
wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een
procedure van onmiddellijke verschijning in
strafzaken, ingesteld door de VZW "Ligue des droits
de l'homme"; het Hof vernietigt:
a) in artikel 216quinquies, § 1, eerste lid, van het
Wetboek van Strafvordering, de woorden "of in vrijheid
is gesteld met inachtneming van de voorwaarden
omschreven in de artikelen 35 en 36 van voornoemde
wet";
b) artikel 216quinquies, § 3, van hetzelfde Wetboek;
c) in artikel 216septies, tweede zin, van hetzelfde
Wetboek, de woorden "om: - de getuigen te horen
die zij nuttig acht; - een maatschappelijke enquête te
doen verrichten";
d) artikel 20bis, § 1, eerste lid, van de wet van
20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis;

- l'arrêt n° 56/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
le recours en annulation de la loi du 28 mars 2000
insérant une procédure de comparution immédiate en
matière pénale, introduit par l'ASBL Ligue des droits
de l'homme; la Cour annule:
a) dans l'article 216quinquies, § 1

, alinéa 1

, du

Code d'instruction criminelle, les mots "ou a été
laissée en liberté aux conditions des articles 35 et
36 de ladite loi";

b) l'article 216quinquies, § 3, du même code;
c) dans l'article 216septies, 2

ème

phrase, du même

code, les mots "pour:
- procéder à l'audition de tout témoin qu'il jugera utile;
- faire procéder à une enquête sociale";
d) l'article 20bis, § 1

, alinéa 1

, de la loi du

20 juillet 1990 relative à la détention préventive;

(rolnummer: 2036)

(n° du rôle: 2036)

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

- het arrest nr. 57/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 betreffende de prejudiciële vragen over
de artikelen 149 en 150 van het decreet van het
Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de
organisatie van de ruimtelijke ordening, gesteld door
het hof van beroep te Gent bij twee arresten van
15 september 2000 inzake het openbaar ministerie
en de stad Dendermonde tegen A. De Saeger en
inzake het openbaar ministerie tegen J. Maes en K.
Vanhoutte en bij arrest van 30 maart 2001 inzake het
openbaar ministerie tegen G. Lavens et L.
Snauwaert;

- l'arrêt n° 57/2002 rendu le 28 mars 2002 relatif aux
questions préjudicielles concernant les articles 149
et 150 du décret de la Région flamande du
18 mai 1999 portant organisation de l'aménagement
du territoire, posées par la cour d'appel de Gand par
deux arrêts du 15 septembre 2000 en cause du
ministère public et de la ville de Termonde contre A.
De Saeger et en cause du ministère public contre J.
Maes et K. Vanhoutte et par arrêt du 30 mars 2001
en cause du ministère public contre G. Lavens et L.
Snauwaert;

(rolnummers: 2048, 2049 en 2158)

du rôle: 2048, 2049 et 2158)

- het arrest nr. 58/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over de prejudiciële vragen betreffende
artikel 3, § 1, van de wet van 19 maart 1991
houdende bijzondere ontslagregeling voor de
personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden
en in de comités voor veiligheid, gezondheid en
verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de
kandidaat

personeelsafgevaardigden, gesteld door

het arbeidshof te Bergen bij arrest van
4 december 2000 inzake A. Schamps en J.-L.
Deghoy tegen M.-C. Dulieu en anderen;

- l'arrêt n° 58/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
les questions préjudicielles relatives à l'article 3, §
1

, de la loi du 19 mars 1991 portant un régime de

licenciement particulier pour les délégués du
personnel aux conseils d'entreprise et aux comités
de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux
de travail, ainsi que pour les candidats délégués du
personnel, posées par le cour du travail de Mons par
arrêt du 4 décembre 2000 en cause de A. Schamps
et J.-L. Deghoy contre M.-C. Dulieu et autres;

(rolnummer: 2087)

du rôle: 2087)

- het arrest nr. 59/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over de prejudiciële vragen betreffende
artikel 23 van de wet van 26 december 1956 op de
postdienst, zoals het van kracht was vóór
18 augustus 1999, gesteld door de rechtbank van
koophandel te Hoei bij vonnis van 15 november 2000
inzake de BVBA I.P.C. Europe tegen De Post en de
vrederechter van het eerste kanton Luik bij vonnis van
20 april 2001 inzake E. Krits tegen De Post;

- l'arrêt n° 59/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
les questions préjudicielles relatives à l'article 23 de
la loi du 26 décembre 1956 sur le service des
postes, tel qu'il était en vigueur avant le
18 août 1999, posées par le tribunal de commerce
de Huy par jugement du 15 novembre 2000 en cause
de la SPRL I.P.C. Europe contre La Poste et par le
juge de paix du premier canton de Liège par
jugement du 20 avril 2001 en cause de E. Krits
contre La Poste;

(rolnummers: 2089 en 2168)

du rôle: 2089 et 2168)

- het arrest nr. 60/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 betreffende de prejudiciële vragen over
de algemene wet inzake douane en accijnzen,
gecoördineerd bij koninklijk besluit van 18 juli 1977,
over artikel 32 van de wet van 7 januari 1998
betreffende de structuur en de accijnstarieven op
alcohol en alcoholhoudende dranken en over
artikel 73quinquies van het BTW -Wetboek, gesteld
door de correctionele rechtbank te Antwerpen bij
vonnis van 30 november 2000 inzake het ministerie
van Financiën en het openbaar ministerie tegen
P. Crijnen en anderen en bij vonnis van
5 februari 2001 inzake het ministerie van Financiën
en het openbaar ministerie tegen K. Appelmans en
anderen;

- l'arrêt n° 60/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
les questions préjudicielles relatives à la loi générale
sur les douanes et accises, coordonnée par arrêté
royal du 18 juillet 1977, à l'article 32 de la loi du
7 janvier 1998 concernant la structure et les taux des
droits d'accise sur l'alcool et les boissons
alcoolisées et à l'article 73quinquies du Code de la
TVA, posées par le tribunal correctionnel d'Anvers
par jugement du 30 novembre 2000 en cause du
ministère des Finances et du ministère public contre
P. Crijnen et autres et par jugement du 5 février 2001
en cause du ministère des Finances et du ministère
public contre K. Appelmans et autres;

(rolnummers: 2097 en 2133)

du rôle: 2097 et 2133)

- het arrest nr. 61/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 betreffende de prejudiciële vraag over
de artikelen 278 tot 286 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1964, gesteld door het Hof van
cassatie bij arrest van 18 januari 2001 inzake de stad
Brussel tegen de Belgische Staat;

- l'arrêt n° 61/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
la question préjudicielle relative aux articles 278 à
286 du Code des impôts sur les revenus 1964, posée
par la Cour de cassation par arrêt du 18 janvier 2001
en cause de la ville de Bruxelles contre l'Etat belge;

(rolnummer: 2124)

(n° du rôle: 2124)

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

- het arrest nr. 62/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over de prejudiciële vraag betreffende
artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op
het Arbitragehof, gesteld door de rechtbank van
eerste aanleg te Nijvel bij vonnis van 13 maart 2001
inzake de Landsbond der christelijke mutualiteiten
tegen G. Van Aerschot;

- l'arrêt n° 62/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
la question préjudicielle relative à l'article 26 de la loi
spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage,
posée par le tribunal de première instance de
Nivelles par jugement du 13 mars 2001 en cause de
l'Alliance nationale des mutualités chrétiennes contre
G. Van Aerschot;

(rolnummer: 2147)

(n° du rôle: 2147)

- het arrest nr. 63/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over de prejudiciële vraag betreffende
artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State en artikel 259quinquies, § 1, 1°, van
het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Raad van
State bij arrest van 27 maart 2001 inzake M. Troclet
tegen de Belgische Staat en de voorzitter van de
arbeidsrechtbank te Charleroi;

- l'arrêt n° 63/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
la question préjudicielle relative à l'article 14, § 1

des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat et à
l'article 259quinquies, § 1

, 1°, du Code judiciaire,

posée par le Conseil d'Etat par arrêt du
27 mars 2001 en cause de M. Troclet contre l'Etat
belge et le président du tribunal du travail de
Charleroi;

(rolnummer: 2162)

(n° du rôle: 2162)

- het arrest nr. 64/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 betreffende de prejudiciële vraag over
artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970
betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten
laste of ten voordele van de Staat en de provinciën en
artikel 100, eerste lid, 1°, van de wetten op de
Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het koninklijk
besluit van 17 juli 1991, gesteld door het Hof van
cassatie bij arrest van 26 maart 2001 inzake de
Franse Gemeenschap tegen M. Cornet;

- l'arrêt n° 64/2002 rendu le 28 mars 2002 relatif à la
question préjudicielle concernant l'article 1

, alinéa

, a), de la loi du 6 février 1970 relative à la

prescription des créances à charge ou au profit de
l'Etat et des provinces, et l'article 100, alinéa 1

, 1°,

des lois sur la comptabilité de l'Etat, coordonnées
par l'arrêté royal du 17 juillet 1991, posée par la Cour
de cassation par arrêt du 26 mars 2001 en cause de
la Communauté française contre M. Cornet;

(rolnummer: 2164)

(n° du rôle: 2164)

- het arrest nr. 65/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 betreffende de prejudiciële vraag over
artikel 80, § 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende
de controle der verzekeringsondernemingen, gesteld
door de politierechtbank te Dinant bij vonnis van
26 april 2001 inzake het Gemeenschappelijk
Motorwaarborgfonds tegen T. Denison;

- l'arrêt n° 65/2002 rendu le 28 mars 2002 relatif à la
question préjudicielle concernant l'article 80, § 2, de
la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des
entreprises d'assurances, posée par le tribunal de
police de Dinant par jugement du 26 avril 2001 en
cause du Fonds commun de garantie automobile
contre T. Denison;

(rolnummer: 2174)

(n° du rôle: 2174)

- het arrest nr. 66/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 betreffende de prejudiciële vragen over
artikel 24/25 van de wet van 27 december 1973
betreffende het statuut van het personeel van het
operationeel korps van de rijkswacht, gesteld door de
Raad van State bij twee arresten van 21 mei 2001
inzake J. Deteye en D. Deschauwer tegen de
Belgische Staat;

- l'arrêt n° 66/2002 rendu le 28 mars 2002 relatif aux
questions préjudicielles concernant l'article 24/25 de
la loi du 27 décembre 1973 relative au statut du
personnel du corps opérationnel de la gendarmerie,
posées par le Conseil d'Etat par deux arrêts du
21 mai 2001 en cause de J. Deteye et
D. Deschauwer contre l'Etat belge;

(rolnummers: 2187 en 2188)

du rôle: 2187 et 2188)

- het arrest nr. 67/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over de prejudiciële vraag betreffende
artikel 418 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het hof van
beroep te Gent bij arrest van 17 mei 2001 inzake de
NV Molenveld tegen de Belgische Staat;

- l'arrêt n° 67/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
la question préjudicielle relative à l'article 418 du
Code des impôts sur les revenus 1992, posée par la
cour d'appel de Gand par arrêt du 17 mai 2001 en
cause de la SA "Molenveld" contre l'Etat belge;

(rolnummer: 2192)

(n° du rôle: 2192)

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

- het arrest nr. 69/2002 uitgesproken op
28 maart 2002 over de prejudiciële vragen betreffende
artikel 82 van de faillissementswet van
8 augustus 1997, gesteld door de rechtbank van
koophandel te Nijvel bij vonnis van 30 oktober 2000
inzake C. Milhoux, de NV K.B.C. Bank, P. Lefevere
en F. Lefevere en de rechtbank van eerste aanleg te
Namen bij vonnis van 25 mei 2001 inzake P.
Roggemans en anderen tegen de NV Axa Bank
Belgium.

- l'arrêt n° 69/2002 rendu le 28 mars 2002 concernant
les questions préjudicielles relatives à l'article 82 de
la loi du 8 août 1997 sur les faillites, posées par le
tribunal de commerce de Nivelles par jugement du
30 octobre 2000 en cause de C. Milhoux, la SA
K.B.C. Bank, P. Lefevere et F. Lefevere et le tribunal
de première instance de Namur par jugement du
25 mai 2001 en cause de P. Roggemans et autres
contre la SA Axa Bank Belgium.

(rolnummers: 2072 en 2193)

du rôle: 2072 et 2193)

Ter kennisgeving

Pour information

Beroep tot vernietiging

Recours en annulation

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier
van het Arbitragehof kennis van het beroep tot
vernietiging en de vordering tot schorsing van het
decreet van het Vlaamse Gewest van
14 december 2001 voor enkele bouwvergunningen
waarvoor dwingende redenen van groot algemeen
belang gelden, ingesteld door J. Creve en anderen;
de beschikking tot bepaling van de dag van de
terechtzitting voor het debat over de vordering tot
schorsing en tot vermelding dat de eventuele
schriftelijke opmerkingen van de in artikel 76, § 4,
van voormelde bijzondere wet bedoelde
gezagsorganen ter griffie dienen toe te komen
uiterlijk op 24 april 2002.

En application de l'article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie le recours en annulation et la
demande de suspension du décret de la Région
flamande du 14 décembre 2001 pour quelques
permis de construire pour lesquels valent des raisons
obligatoires d'intérêt général, introduite par J. Creve
et autres; l'ordonnance fixant le jour d'audience pour
les débats sur la demande de suspension et
informant que les observations écrites éventuelles
des autorités visées à l'article 76, § 4, de la loi
spéciale susdite devront parvenir au greffe le
24 avril 2002 au plus tard.

(rolnummer: 2392)

(n° du rôle: 2392)

Ter kennisgeving

Pour information

Prejudiciële vragen

Questions préjudicielles

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier
van het Arbitragehof kennis van:

En application de l'article 77 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie:

- de prejudiciële vraag over artikel 97 van de wet van
9 augustus 1963 betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, gesteld door de arbeidsrechtbank te
Verviers bij vonnis van 14 januari 2002 inzake de
"Alliance nationale des mutualités chrétiennes"
(ANMC) tegen J. Bradfer;

- la question préjudicielle relative à l'article 97 de la
loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime
d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités,
posée par le tribunal du travail de Verviers par
jugement du 14 janvier 2002 en cause de l'Alliance
nationale des mutualités chrétiennes (ANMC) contre
J. Bradfer ;

(rolnummer: 2340)

(n° du rôle: 2340)

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

- de prejudiciële vragen over artikel 11 van de wet van
10 juni 1998 tot wijziging van sommige maatregels
inzake verjaring, gesteld door de arbeidsrechtbank te
Nijvel bij vonnis van 23 januari 2002 inzake J.J. Silva
Salsinha tegen J. Vanden Driesch, L. Loridan, M.
Delannay, M. Mitaine, C. Loridan en J. Loridan en
tegen E. Ruiz Loridan, J. Ruiz Loridan en D. Ruiz
Loridan.

- les questions préjudicielles relatives à l'article 11 de
la loi du 10 juin 1998 modifiant certaines dispositions
en matière de prescription, posées par le tribunal du
travail de Nivelles par jugement du 23 janvier 2002 en
cause de J.J. Silva Salsinha contre J. Vanden
Driesch, L. Loridan, M. Delannay, M. Mitaine, C.
Loridan et J. Loridan et contre E. Ruiz Loridan, J.
Ruiz Loridan et D. Ruiz Loridan.

(rolnummer: 2341)

(n° du rôle: 2341)

Ter kennisgeving

Pour information

REKENHOF

COUR DES COMPTES

Boek van opmerkingen

Cahier d'observations

In uitvoering van artikel 180 van de Grondwet heeft
het Rekenhof het deel IIA van het 156e boek van
opmerkingen overgezonden.

En exécution de l'article 180 de la Constitution, la
Cour des comptes transmet le fascicule IIA de son
156ème cahier d'observations.

Ingediend ter griffie en in de bibliotheek en
verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting

Dépôt au greffe et à la bibliothèque et renvoi à la
commission des Finances et du Budget

JAARVERSLAGEN

RAPPORTS ANNUELS

Centrum voor gelijkheid van kansen en voor

racismebestrijding

Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le

racisme

Bij brief van 27 maart 2002 zendt de directeur-
generaal van het Centrum voor gelijkheid van kansen
en voor racismebestrijding, overeenkomstig artikel 6
van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor
racismebestrijding, het jaarverslag 2001
"Gelijkwaardigheid en verscheidenheid" van het
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor
racismebestrijding over.

Par lettre du 27 mars 2002 le directeur général du
Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le
racisme transmet, conformément à l'article 6 de la loi
du 15 février 1993 créant un Centre pour l'égalité des
chances et la lutte contre le racisme, le rapport
annuel 2001 "Egalité et diversité" du Centre pour
l'égalité des chances et la lutte contre le racisme.

Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en
rondgedeeld

Dépôt au greffe, à la bibliothèque et distribution

Ombudsdienst Pensioenen

Service de médiation Pensions

Bij brief van 29 maart 2002 zendt het College van de
Ombudsmannen voor de Pensioenen, in uitvoering
van artikel 17 van het koninklijk besluit van
27 april 1997 tot instelling van een ombudsdienst
pensioenen opgericht in toepassing van artikel 15,
5°, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van
de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de
leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het
jaarverslag 2001 van de Ombudsdienst Pensioenen
over.

Par lettre du 29 mars 2002, le Collège des
médiateurs pour les Pensions transmet, en
exécution de l'article 17 de l'arrêté royal du
27 avril 1997 instaurant un service de médiation
pensions créé en application de l'article 15, 5°, de la
loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la
sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes
légaux des pensions, le rapport annuel 2001 du
Service de médiation Pensions.

Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden
naar de commissie voor de Sociale Zaken en
rondgedeeld

Dépôt au greffe, à la bibliothèque et renvoi à la
commission des Affaires sociales et distribution

Interdepartementale Commissie Duurzame

Ontwikkeling

Commission interdépartementale du développement

durable

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Bij brief van 28 maart 2002 zendt de voorzitter van de
Interdepartementale Commissie Duurzame
Ontwikkeling, overeenkomstig artikel 19 van de wet
van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het
federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, het
rapport 2001 van de Interdepartementale Commissie
Duurzame Ontwikkeling en de rapporten 2001 van de
leden van de Interdepartementale Commissie
Duurzame Ontwikkeling over.

Par lettre du 28 mars 2002, le président de la
Commission interdépartementale du développement
durable transmet, conformément à l'article 19 de la
loi du 5 mai 1997 relative à la coordination de la
politique fédérale de développement durable, le
rapport 2001 de la Commission interdépartementale
du développement durable et les rapports 2001 des
membres de la Commission interdépartementale du
développement durable.

Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden
naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw en naar de commissie
voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing

Dépôt au greffe, à la bibliothèque et renvoi à la
commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture et renvoi à la
commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société

Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten

« Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten »

Bij brief van 26 maart 2002 zendt de directeur van de
vzw Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
het activiteitenverslag 2000-2001 van de VVSG over.

Par lettre du 26 mars 2002, le directeur de l'asbl
"Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten"
transmet le rapport d'activités 2000-2001 de la
"VVSG".

Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse
Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Renvoi à la commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique

Bestuur van de uitkeringen aan personen met een

handicap

Administration des prestations aux personnes

handicapés

De bestuursdirectie van de uitkeringen aan personen
met een handicap van het ministerie van Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu heeft zijn
jaarverslag 2000 overgezonden.

La direction d'administration des prestations aux
personnes handicapées du ministère des Affaires
sociales, de la Santé publique et de l'Environnement
a transmis son rapport annuel 2000.

Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken en naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing

Renvoi à la commission des Affaires sociales et à la
commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société

Federale diensten voor wetenschappelijke, technische

en culturele Aangelegenheden

Services fédéraux des Affaires scientifiques, techniques

et culturelles

Bij brief van 4 april 2002 zendt de secretaris-generaal
van de Federale diensten voor wetenschappelijke,
technische en culturele Aangelegenheden het
"Belgisch Rapport over Wetenschap, Technologie en
Innovatie 2001" (N) over.

Par lettre du 4 avril 2002, le secrétaire général des
Services fédéraux des Affaires scientifiques,
techniques et culturelles transmet le "Rapport belge
en matière de Science, Technologie et Innovation
2001" (N).

Verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw

Renvoi à la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture

RESOLUTIES

RESOLUTIONS

Europees Parlement

Parlement européen

CRIV 50

PLEN 218

17/04/2002

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Bij brief van 2 april 2002 zendt de secretaris-generaal
van het Europees Parlement de teksten over van acht
resoluties aangenomen door deze vergadering:

Par lettre du 2 avril 2002, le secrétaire général du
Parlement européen transmet le texte de huit
résolutions adoptées par cette assemblée:

1. resolutie over de mededeling van de Commissie
over het programma "Schone lucht voor Europa"
(CAFE): naar een thematische strategie voor de
luchtkwaliteit;

1. résolution sur la communication de la Commission
relative au programme "Air pur pour l'Europe"
(CAFE): vers une stratégie thématique de la qualité
de l'air;

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing en naar het
Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden

Renvoi à la commission des Relations extérieures, à
la commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société et au
Comité d'avis chargé de Questions européennes

2. resolutie over de toepassing van richtlijn
91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk
afvalwater;

2. résolution sur l'application de la directive
91/271/CEE relative au traitement des eaux urbaines
résiduaires;

Renvoi à la commission des Relations extérieures, à
la commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société et au
Comité d'avis chargé de Questions européennes

3. resolutie over staalimportheffingen van de
Verenigde Staten;

3. résolution sur la taxe instaurée par les Etats-Unis
sur les importations d'acier;

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw en naar het Adviescomité voor de
Europese Aangelegenheden

Renvoi à la commission des Relations extérieures, à
la commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture et au Comité d'avis
chargé de Questions européennes

4. resolutie over de Europese economische situatie,
voorbereidend verslag voorafgaand aan de
aanbeveling van de Commissie betreffende de globale
richtsnoeren voor het economisch beleid;

4. résolution sur la situation de l'économie
européenne, rapport préparatoire à la
recommandation de la Commission sur les grandes
orientations de la politique économique;

5. resolutie over de mededeling van de Commissie
aan de Raad, het Europees Parlement en het
Economisch en Sociaal Comité over het fiscaal
beleid in de Europese Unie: prioriteiten voor de
komende jaren;

5. résolution sur la communication de la Commission
au Conseil, au Parlement européen et au Comité
économique et social sur la politique fiscale de
l'Union européenne et les priorités pour les
prochaines années;

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen, naar de commissie voor de Financiën
en de Begroting, naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw en naar het Adviescomité voor de
Europese Aangelegenheden

Renvoi à la commission des Relations extérieures, à
la commission des Finances et du Budget, à la
commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture et au Comité d'avis
chargé de Questions européennes

6. resolutie over de mededeling van de Commissie
betreffende een nieuw kader voor praktische
samenwerking in verband met het voorlichtings- en
communicatiebeleid van de Europese Unie;

6. résolution sur la communication de la Commission
sur un nouveau cadre de coopération pour les
activités concernant la politique d'information et de
communication de l'Union européenne;

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar het Adviescomité voor de
Europese Aangelegenheden

Renvoi à la commission des Relations extérieures et
au Comité d'avis chargé de Questions européennes

17/04/2002

CRIV 50

PLEN 218

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2001

2002

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

7. resolutie over de rechtspersoonlijkheid van de
Europese Unie;

7. résolution sur la personnalité juridique de l'Union
européenne;

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar het Adviescomité voor de
Europese Aangelegenheden

Renvoi à la commission des Relations extérieures et
au Comité d'avis chargé de Questions européennes

8. resolutie over de werkzaamheden van de Paritaire
Parlementaire Vergadering ACS-EU in 2001.

8. résolution sur les travaux de l'Assemblée
parlementaire paritaire ACP-UE en 2001.

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar het Adviescomité voor de
Europese Aangelegenheden

Renvoi à la commission des Relations extérieures et
au Comité d'avis chargé de Questions européennes

ADVIES

AVIS

Hoge Raad voor de Justitie

Conseil supérieur de la Justice

Bij brief van 29 maart 2002 zendt de voorzitter van de
Hoge Raad voor de Justitie het advies over
betreffende het wetsontwerp tot hervorming van de
adoptie (nr. 1366/42001/2002), dat werd
goedgekeurd door de algemene vergadering van de
Hoge Raad voor de Justitie op 27 maart 2002.

Par lettre du 29 mars 2002, le président du Conseil
supérieur de la Justice transmet l'avis sur le projet de
loi réformant l'adoption (n° 1366/42001/2002),
adopté par l'assemblée générale du Conseil
supérieur de la Justice le 27 mars 2002.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie

Renvoi à la commission de la Justice

VARIA

DIVERS

Rijksdienst voor kinderbijslag van werknemers

Office national d'allocations familiales pour travailleurs

salariés

Bij brief van 2 april 2002 zendt de administrateur-
generaal van de Rijksdienst voor kinderbijslag van
werknemers de studie (N) "De statistische reeksen
Het stelsel van de werknemers Het stelsel van de
gewaarborgde gezinsbijslag periode 1991-2000"
over.

Par lettre du 2 avril 2002, l'administrateur général de
l'Office national d'allocations familiales pour
travailleurs salariés transmet l'étude (N) "Les séries
statistiques Le régime des travailleurs salariés Le
régime des allocations familiales garanties période
1991-2000".

Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken

Renvoi à la commission des Affaires sociales