CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 036
CRIV 51 PLEN 036
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
mardi
dinsdag
16-12-2003
16-12-2003
Soir
Avond
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
































cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders en Spirit
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000
Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de base et
du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu intégral
définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en rechts
het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit papier, bevat
ook de bijlagen)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
PLEN
Plenum (witte kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Excusés
1
Berichten van verhindering
1
BUDGETS
1
BEGROTINGEN
1
Budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2004 (324/1-6) et (323/1)
1
Rijksmiddelenbegroting voor het
begrotingsjaar 2004 (324/1-6) en (323/1)
1
- Projet de budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2004 (325/1-37)
1
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor
het begrotingsjaar 2004 (325/1-37)
1
- Projet de loi ajustant le budget des voies et
moyens de l'année budgétaire 2003 (382/1-3)
1
- Wetsontwerp houdende aanpassing van de
Rijksmiddelenbegroting van het
begrotingsjaar 2003 (382/1-3)
1
- Projet de loi contenant le troisième ajustement
du budget général des dépenses de l'année
budgétaire 2003 (381/1-3)
1
- Wetsontwerp houdende derde aanpassing van
de algemene uitgavenbegroting van het
begrotingsjaar 2003 (381/1-3)
1
- Interpellation jointe de M. Bert Schoofs à la
ministre de l'Environnement, de la Protection de
la consommation et du Développement durable
sur "l'extension de la loi relative à l'assurance
obligatoire contre les catastrophes naturelles"
(n° 138)
1
- Toegevoegde interpellatie van de heer Bert
Schoofs tot de minister van Leefmilieu,
Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling
over "de uitbreiding van de wet op de verplichte
verzekering voor natuurrampen" (nr. 138)
1
- Interpellation jointe de Mme Simonne Creyf à la
ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique
scientifique et à la ministre de l'Environnement,
de la Protection de la consommation et du
Développement durable sur "l'assurance contre
les catastrophes naturelles" (n° 142)
1
- Toegevoegde interpellatie van mevrouw
Simonne Creyf tot de minister van Economie,
Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid en tot de minister van
Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame
Ontwikkeling over "de natuurrampenverzekering"
(nr. 142)
2
Reprise de la discussion générale
2
Hervatting van de algemene bespreking
2
Orateurs: Trees Pieters, Georges Lenssen,
Fientje Moerman
, ministre de l'Economie, de
l'Energie, du Commerce extérieur et de la
Politique scientifique, Pierre-Yves Jeholet,
Bert Schoofs, Bart Tommelein, Karine
Lalieux, Simonne Creyf, Sophie Pécriaux,
Anne-Marie Baeke, Sabine Laruelle
, ministre
des Classes moyennes et de l'Agriculture,
Jacques Simonet, Roel Deseyn, Josée
Lejeune, Mohammed Boukourna, Dirk Van
der Maelen
, président du groupe sp.a-spirit
Sprekers: Trees Pieters, Georges Lenssen,
Fientje Moerman
, minister van Economie,
Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid, Pierre-Yves Jeholet,
Bert Schoofs, Bart Tommelein, Karine
Lalieux, Simonne Creyf, Sophie Pécriaux,
Anne-Marie Baeke, Sabine Laruelle
, minister
van Middenstand en Landbouw, Jacques
Simonet, Roel Deseyn, Josée Lejeune,
Mohammed Boukourna, Dirk Van der
Maelen
, voorzitter van de sp.a-spirit-fractie
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1



SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
du
MARDI
16
DECEMBRE
2003
Soir
______
van
DINSDAG
16
DECEMBER
2003
Avond
______

La séance est ouverte à 19.39 heures par M. Geert Lambert, vice président.
De vergadering wordt geopend om 19.39 uur door de heer Geert Lambert, ondervoorzitter.

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Sabine Laruelle, Fientje Moerman.

Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Excusés
Berichten van verhindering

Guy Swennen, pour raisons de santé / wegens ziekte.
Budgets
Begrotingen
01 Budget des voies et moyens pour l'année budgétaire 2004 (324/1-6) et (323/1)
- Projet de budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2004 (325/1-37)
- Projet de loi ajustant le budget des voies et moyens de l'année budgétaire 2003 (382/1-3)
- Projet de loi contenant le troisième ajustement du budget général des dépenses de l'année
budgétaire 2003 (381/1-3)
- Interpellation jointe de M. Bert Schoofs à la ministre de l'Environnement, de la Protection de la
consommation et du Développement durable sur "l'extension de la loi relative à l'assurance
obligatoire contre les catastrophes naturelles" (n° 138)
- Interpellation jointe de Mme Simonne Creyf à la ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique scientifique et à la ministre de l'Environnement, de la
Protection de la consommation et du Développement durable sur "l'assurance contre les
catastrophes naturelles" (n° 142)
01 Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2004 (324/1-6) en (323/1)
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2004 (325/1-37)
- Wetsontwerp houdende aanpassing van de Rijksmiddelenbegroting van het begrotingsjaar 2003
(382/1-3)
- Wetsontwerp houdende derde aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het
begrotingsjaar 2003 (381/1-3)
- Toegevoegde interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de minister van Leefmilieu,
Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling over "de uitbreiding van de wet op de verplichte
verzekering voor natuurrampen" (nr. 138)
- Toegevoegde interpellatie van mevrouw Simonne Creyf tot de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en tot de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken
en Duurzame Ontwikkeling over "de natuurrampenverzekering" (nr. 142)

Reprise de la discussion générale
Hervatting van de algemene bespreking
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2

La discussion générale est reprise.
De algemene bespreking wordt hervat.
01.01 Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter en collega's die
nog willen blijven luisteren, wij hebben de beleidsnota van de minister
van Middenstand en van de minister van Economie in de commissie
voor het Bedrijfsleven besproken. Wij hebben daar ook onze
opmerkingen geformuleerd.

Als eerste opmerking wil ik herhalen wat ik ook in de commissie heb
gezegd, namelijk dat ik van een minister van de federale regering
verwacht dat de teksten zowel in het Frans als in het Nederlands
correct zijn. In dit geval was de nota van de minister van Middenstand in
de Nederlandse versie in een zeer slecht Nederlands opgesteld.

Verder bracht deze beleidsnota weinig nieuws. Men vond er geen
middenstandsbeleidslijnen in terug. Wel bracht de minister een
belangrijk luik over een samenhangend landbouwbeleid, maar als u het
mij vraag doet dit niet terzake, want het Landbouwbeleid is
geregionaliseerd. Ik neem dus aan dat de minister vanuit haar PSC-
periode, namelijk als medewerker op het kabinet Lutgen, veel afweet
van deze materie. Hier deed dat echter niets terzake. Integendeel, als
de minister haar landbouwbevoegdheid gestalte wil geven, zou ze
kunnen aangeven in welke mate de fiscale en de sociale wetgeving
bijschaving behoeven. Daarover vinden we echter niets terug. Wel
vinden we vandaag een belangrijk gegeven over landbouwbeleid terug,
waarover ik vorige week nog een vraag heb gesteld in de commissie
voor de Middenstand en de Landbouw aan minister Laruelle, evenals
aan minister Demotte op dezelfde dag, in verband met de financiering
van de kosten van de BSE-tests. Collega's, u weet dat tijdens vorige
legislatuur werd beslist dat die kosten niet zouden worden verhaald op
de producent ­ de boer ­ maar hogerop afgewenteld zouden worden.
Minister Demotte heeft dus een voorstel uitgewerkt ­ daar had minister
Laruelle geen weet van ­ waarbij 32.728.604 euro moeten worden
terugbetaald aan de overheid, zijnde de BIRB-voorafbetalingen die
gebeurd zijn in de loop van vorig jaar en het gevolg van de BSE-tests.

De minister heeft heel duidelijk in zijn antwoord gesteld dat de
slachthuizen die kosten moeten doorrekenen aan hun afnemers.

Dat is natuurlijk fictie. De slachthuizen rekenen dat immers niet aan
aan de consument maar wel aan de producent. Die verhoogde kost zal
onvermijdelijk resulteren in een lagere prijs voor de boer.

De varkens- en de pluimveehouders hebben niets te maken met BSE.
Die dieren werden immers nooit getest. Enkel bij rundvee werden BSE-
testen afgenomen. Toch moeten de varkens- en pluimveehouders
gezondheidsbijdragen - wij noemen dat de vleestaks - ophoesten.

De minister heeft dat geformuleerd en nu wordt alles officieel
bekrachtigd in het kader van de solidariteit. Wij leren daaruit dat er
uitsluitend een solidariteit zal zijn van Vlaanderen naar Wallonië.
Achtenvijftig procent van de varkenshouders en elf procentvan de
pluimveehouders zijn gesitueerd in Vlaanderen, samen zeventig
procent. De rundveehouders situeren zich hoofdzakelijk in Wallonië.
Dat betekent dat Vlaanderen zal betalen voor Wallonië. Er wordt dus
hier een nieuwe transfer van Vlaanderen naar Wallonië gecreëerd.
Hiervan is echter niets terug te vinden in de landbouwmaterie die de
minister in haar beleidsnota heeft toegelicht. Dat is nochtans een heel
belangrijk punt zowel inzake volksgezondheid als inzake landbouw.
01.01 Trees Pieters (CD&V):
Nous avons examiné la note de la
ministre des Classes moyennes et
de la ministre de l'Economie en
Commission de l'Economie.
J'attends d'une ministre du
gouvernement fédéral que sa note
soit rédigée dans un français mais
aussi dans un néerlandais correct.
Ce n'est pas le cas de la ministre
des Classes moyennes.

La note ne contient guère
d'éléments neufs et ne comporte
aucune orientation politique pour
les classes moyennes. Un volet
important y est consacré à une
politique agricole cohérente mais
cet aspect est sans pertinence
puisque l'Agriculture est
régionalisée. La ministre ferait
mieux de s'atteler au parachève-
ment de la législation sociale et
fiscale.

Sous la précédente législature, il a
été décidé de ne pas répercuter les
coûts des tests ESB sur le
producteur. Le ministre Demotte a
décidé, à l'insu de Mme Laruelle,
du remboursement à l'Etat d'un
montant de 32.728.604 euros
couvrant les versements BIRB
anticipés effectués l'an dernier et
l'incidence des tests ESB.

Les abattoirs doivent répercuter ces
coûts sur les acheteurs. Il s'agit
toutefois d'une opération fictive.
Dans la pratique, l'agriculteur-
producteur percevra un prix
inférieur. En outre, les éleveurs de
volailles et de porcs doivent
acquitter la cotisation de santé,
bien que les tests aient été réalisés
chez les éleveurs de bovins.
Concrètement, un nouveau transfert
est ainsi opéré de la Flandre vers la
Wallonie, le secteur bovin étant
principalement localisé en
Wallonie. La note de la ministre
reste muette sur cette question
importante, tant pour la Santé
publique que pour l'Agriculture.

Nous avons également posé une
question sur l'indemnisation des
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3

Wij hebben ook gewezen op de problemen van de KBO. De
ondernemingsloketten zouden een vergoeding ontvangen voor de kosten
die zij hebben gemaakt tijdens deze moeilijke overgangsperiode.
Daarop kwam geen antwoord. Ik heb vandaag opnieuw een mondelinge
vraag gesteld in de commissievergadering. Het antwoord van de
minister was dat er inderdaad onvoorziene kosten werden gemaakt door
de OL's en dat daaromtrent momenteel een consultatie aan de gang is.
Er bestaat echter nog geen duidelijkheid wat betreft het resultaat
daarvan voor de gemaakte kosten. We moeten afwachten wat de
toekomst brengt.

De minister moet in functie van de overdracht van de afschaffing van de
Kamers van Ambachten en Neringen in het kader van de KBO en de
ondernemingsloketten een aantal wettelijke en reglementaire
bepalingen aanpassen aan de nieuwe realiteit, evenals aan de
samenstelling van de Hoge Raad voor Zelfstandigheden.

Omtrent de vestigingsreglementering heeft de minister geen
duidelijkheid gecreëerd. De minister heeft zelfs niet geantwoord. Met
betrekking tot de kleinhandel is een van de weinige interessante
passages in de beleidsnota de aankondiging van de Algemene Staten
van de Kleinhandel. Onze vraag was of dit een nieuwe praatbarak wordt.
Ons interesseert enkel hoe de minister staat tegenover de
kleinhandelswetgeving: wat zijn de bedreigingen en waar zijn
bijsturingen noodzakelijk en in welke richting moet worden bijgestuurd?

Ook geen antwoord op de wet op de grote distributiecentra. Collega's, u
weet ­ alleszins de leden die deel uitmaakten van de commissie voor
het Bedrijfsleven in de vorige legislatuur - dat er door de regering een
ontwerp werd ingediend dat voor de zelfstandige winkeliers zeer
ongunstig was. Ik stel daarom opnieuw de vraag of het nieuwe ontwerp
een herhaling zal zijn van het vroegere regeringsontwerp, tussen
haakjes, geschreven door de baas van Decathlon en weggeveegd door
alle participanten van de hoorzitting. Of komt er een ander ontwerp?

Mevrouw de minister, de vraag is of wij dit mochten weten. Hetzelfde
geldt voor de sluitings- en openingsuren. Bij het opstellen van het
regeerakkoord wou de VLD het zondagswinkelen veralgemenen. De
tekst van het regeerakkoord was nadien veel onduidelijker. In overleg
met de betrokken kringen - toeristische sector, werkgevers en
werknemers - zullen de definitie en de criteria worden onderzocht die
een toeristische zone omschrijven om ze aan te passen aan de
diversiteit van bestaande toestanden en tegemoet te komen aan de
vraag naar een grotere toeristische en ambachtelijke activiteit. Wij
vroegen welke stappen de minister heeft gezet om deze zin uit het
regeerakkoord uit te voeren en na mijn mondelinge vraag van vandaag in
de commissie voor het Bedrijfsleven weten wij dat daarover wordt
gepraat.

Hetzelfde geldt voor franchising en de vaste boekenprijs: geen
standpunt van de minister. Soms had ik de indruk dat de minister liever
niet aan het regeerakkoord werd herinnerd. Om terug te keren op dit
regeerakkoord: wij hebben een vinnig debat gehad over de BTW -tarieven
voor sectoren zoals de tuinaanleg, het tuinonderhoud, de
geluidsdragers, de bouw en vooral de sociale huisvesting en de
schoolgebouwen en uiteraard de horeca waarover de laatste dagen van
de campagne zoveel te doen was. In het regeerakkoord staat dat
hiervoor een specifiek beleid zal worden ingevoerd en dat er een
convenant met de sector zal worden gesloten die de gunstige
ontwikkeling van de activiteiten in de horeca moet mogelijk maken.
dépenses que les guichets
d'entreprise ont dû consentir
pendant cette période transitoire
difficile. Aujourd'hui, en commis-
sion, la ministre a admis qu'elle
avait dû faire face à des coûts
imprévus et a affirmé qu'elle
procède à des consultations.

Lorsqu'on supprimera les chambres
des métiers et négoces dans le
cadre des BCE et des guichets
d'entreprise, il faudra adapter une
série de dispositions légales.

La réglementation relative à
l'établissement manque de clarté.

Les états généraux du commerce
de détail qui ont été annoncés ne
seront-ils une fois de plus qu'un
lieu de palabres stériles? Nous
sommes attentifs aux dangers qui
menacent le commerce de détail, à
la manière dont la ministre
envisage de les appréhender et aux
ajustements qui sont
indispensables.

La loi relative aux grands centres
de distribution n'est pas plus claire.
Le projet déposé par le
gouvernement au cours de la
législature précédente était très
défavorable aux commerçants
indépendants. Le nouveau projet
sera-t-il une copie du précédent,
que tous les participants à
l'audition ont catégoriquement
rejeté?

On ne sait pas grand-chose non
plus des heures de fermeture et
d'ouverture, si ce n'est qu'on en
discute.

Il en va de même pour le
franchising et le prix unique du livre.
J'ai parfois eu le sentiment que la
ministre préférait qu'on ne lui
rappelle pas l'accord de
gouvernement.

Au cours des derniers jours de la
campagne électorale, il a été
abondamment question de
l'abaissement du taux de TVA dont
on sait depuis qu'il ne sera pas
réalisé. Le CD&V a formulé, dans
une résolution, des propositions en
faveur du secteur horeca dans
l'hypothèse où la baisse
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
Ondertussen kennen wij de stand van zaken. De vermindering van het
BTW-tarief komt er niet. Om niet altijd over dat zogezegd witte blad van
de oppositie te moeten horen spreken, stel ik de premier en de minister
voor in onze resolutie over de horeca eens aandachtig te lezen wat men
kan doen voor de sector wanneer het BTW -tarief niet wordt behaald.
Met de gelden die vrijkomen door het verlaagde BTW -tarief zou men
heel wat andere zaken kunnen doen. Wij hebben dat gespecificeerd:
campagnes opstarten ter ontrading van zwartwerk, spreiding over het
hele jaar van de prestaties onder een studentencontract, wat nu beperkt
is tot drie maanden, het opheffen van de beperkte aftrekbaarheid van
restaurantkosten in de inkomstenbelastingen en de excessen ten
gevolge van de exclusieve afnameverplichting in de cafésector
afbouwen. Dit zijn punten die men zou kunnen aanpakken indien de
BTW-verlaging definitief zou worden afgevoerd.

We weten ondertussen wel dat de minister de lasten voor de
zelfstandigen zal verhogen om tekorten in het sociaal statuut te
financieren. Komt de overheid met veel geld over de brug om de
verwachte tekorten van 2004 in het stelsel van de werknemers weg te
werken, voor de zelfstandigen doet de regering geen gelijkaardige
inspanning. Gaan de lasten op de lonen van werknemers in 2004 naar
beneden, voor de zelfstandigen gaan de lasten omhoog. De regering
heeft vast gedacht dat er al genoeg starters en genoeg ondernemers
zijn in België.

Aan de minister van Economie moet ik zeggen dat er wel heel
omstandig geantwoord werd op alle gestelde vragen. Opnieuw heb ik
vragen gesteld omtrent de wet op de handelsvestigingen. Ik ga akkoord
met een vereenvoudiging van de procedure omdat mij dit net zo
noodzakelijk lijkt als de invoering van een beroepsprocedure, maar dan
had ik graag gezien dat men rekening zou houden met het
kernversterkende beleid dat alle gemeenten moeten voeren.
n'interviendrait pas. J'invite la
ministre à les examiner
attentivement.

Le gouvernement fait un pas pour
résoudre le problème des déficits
dans le régime des travailleurs
salariés et abaisse les charges sur
les rémunérations de ces derniers
mais ne fait rien pour les
indépendants. Sans doute consi-
dère-t-il qu'il y a suffisamment de
starters et d'entrepreneurs en
Belgique.

Je suis partisan de la simplification
de la procédure dans le cadre de la
loi sur les établissements
commerciaux mais il faut tenir
compte de la politique de
renforcement que doivent mener les
communes.
01.02 Georges Lenssen (VLD): Mevrouw Pieters, u geeft
commentaar op het akkoord dat voorlag tijdens de vorige legislatuur.
Een van de twee hoofdkenmerken die toen voorlagen, was dat er een
beroepsprocedure mogelijk zou zijn. Ik kan me moeilijk inbeelden dat u
daar tegen bent en dat u tegen het feit bent dat er rechtszekerheid
wordt geschapen, waardoor mensen in beroep kunnen gaan tegen de
beslissing van een instantie.

De tweede hoofdbekommernis was dat er meer autonomie zou gegeven
worden aan de gemeenten. U kunt er toch ook niet tegen zijn dat men
de gemeenten op dat vlak meer autonomie wil geven. Dat kwam toch
duidelijk naar voren in het vorige wetsontwerp.

Sommige punten ­ die trouwens werden geamendeerd - waren
misschien niet zo goed. In grote lijnen strekten het vorige akkoord en
het wetsontwerp ertoe dat een beroepsprocedure zou worden ingevoerd
en dat meer autonomie zou worden gegeven aan de gemeenten. Ik
denk dat u daar toch niet tegen kunt zijn.
01.02 Georges Lenssen (VLD):
Mme Pieters serait-elle opposée à
la procédure de recours? Ou à une
autonomie accrue pour les
communes?
01.03 Trees Pieters (CD&V): Ik ben niet zo zeer gewonnen voor de
autonomie van de gemeenten. De gemeenten moeten daarvoor
uitgerust zijn. Op dit ogenblik zijn ze dat niet. Ik ben gewonnen voor het
feit dat de beroepsprocedure terug wordt ingevoerd en dat een
vereenvoudigde procedure wordt opgestart.

Mijnheer Lenssen, net als ik was u aanwezig bij de bespreking in de
commissie. In alle hoorzittingen werd dat project van tafel geveegd.
Men kan niet anders dan luisteren naar de mensen die met hun twee
01.03 Trees Pieters (CD&V): Les
communes sont insuffisamment
équipées. Le projet a été balayé
lors de toutes les auditions parce
qu'il était taillé sur mesure pour les
grandes entreprises. Nous
demandons au gouvernement de
tenir compte, dans le nouveau
projet, des propositions formulées
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
voeten in de problematiek staan. Zij hebben zo veel lacunes onderkend.
Het project is niet doorgegaan omdat het geschikt was voor de grote
bedrijven, maar niet voor de kleine distributiecentra.

Ik vraag nu alleen dat men met de opmerkingen van de hoorzittingen uit
de vorige legislatuur rekening zou houden en dat men een ontwerp zou
indienen waarbij rekening wordt gehouden met die opmerkingen. Als
dat gebeurt via amendementen uit welke hoek dan ook, dan zullen wij
daarover discussiëren. Wij kunnen er ook indienen. Het ontwerp zoals
het de vorige keer werd neergelegd is echter niet acceptabel voor de
sector.
sous la précédente législature.
01.04 Georges Lenssen (VLD): We hadden voorzien om meer
autonomie te geven aan de gemeenten. Er was geen vergunning nodig
tot 600m². Tussen 600m² en 1000m² mochten de gemeenten autonoom
beslissen. Voor de ondernemer die met een kleine zaak start en nadien
wil uitbreiden tot 1.000m², wat een vrij behoorlijke uitbreiding is, is dat
toch interessant. Hij moet geen omslachtige procedure opstarten en
onder de 600 m² kan hij in zijn eigen gemeente aan de slag zonder
vergunning. Alleen met een toekenning van de gemeente kan hij
uitbreiden tot 1.000m². Dat was toch een positief signaal.
01.05 Trees Pieters (CD&V): Het was een onderdeel van het
wetsontwerp.
01.06 Georges Lenssen (VLD): Wij hebben daarop ook vanuit onze
fractie opmerkingen gemaakt. De gemeenten moeten inderdaad
voldoende uitgerust zijn op het vlak van een ruimtelijk structuurplan. Ze
moeten de gebieden waar grote winkels zich mogen vestigen duidelijk
afbakenen. Men moet echter ook aanvaarden dat sommigen zeer klein
beginnen en geleidelijk aan groeien. Ook zij moeten op de locatie waar
zij gestart zijn de mogelijkheid krijgen om uit te breiden. Dat is zeer
belangrijk voor de kleine ondernemers.
01.06 Georges Lenssen (VLD):
Les communes vont bénéficier de
plus d'autonomie, de sorte qu'un
petit entrepreneur pourra plus
facilement lancer une affaire et ne
devra plus suivre une procédure de
longue durée lorsqu'il voudra
l'étendre.
De voorzitter: Ik zou voorstellen om bij het begrotingsdebat te blijven en niet te veel in detail te treden.
01.07 Trees Pieters (CD&V): Het is niet de bedoeling om het debat
van vorig jaar in de commissie over te doen, maar daar werd wel
duidelijk dat veel gemeenten nog niet klaar zijn. In mijn gemeente is
men nog maar pas gestart met een voorontwerp. De
verantwoordelijkheid vandaag kan men niet bij een aantal gemeenten
leggen. Dat werd daar ook duidelijk gezegd.

Wij zullen zien waarmee de regering komt. Wij zullen daarover opnieuw
discussiëren. Het is in elk geval een feit dat het ontwerp nooit in de
plenaire vergadering van de Kamer is geraakt. Dat was niet omdat het
laattijdig werd ingediend ­ het werd op 4 december 2002 ingediend ­,
maar omdat het gesneden koek was voor de grote distributiebedrijven
en de kleine distributiebedrijven er niets van moesten weten. Er was
vanuit die hoek dus heel veel protest en zo dicht bij de verkiezingen
heeft men het dan verstandig geacht om dit terug te trekken en de
kleine distributiebedrijven niet voor het hoofd te stoten.

Ik wou het nog eens over het witte blad hebben. Wij zijn daarover een
beetje geobsedeerd, omdat wij vijf jaar niets anders dan een wit blad
hebben kunnen voorleggen. Wij proberen echter telkens om een
positieve inbreng te doen. CD&V heeft een nota geschreven die een
echte aanmoediging voor het ondernemerschap was. Die nota steunt op
drie belangrijke pijlers: het behoud van moderne, industriële activiteiten,
het eigen ondernemerschap bevorderen en het aantrekken van
buitenlandse investeringen. Daarom pleiten wij er heel concreet voor om
01.07 Trees Pieters (CD&V): De
nombreuses communes ne sont
pas encore prêtes à assumer une
telle responsabilité.

Le CD&V a rédigé une note pour
promouvoir l'entreprenariat. Elle
repose sur trois piliers: le maintien
d'activités industrielles modernes,
la promotion de l'entreprenariat
local et l'accueil d'investissements
étrangers. Nous formulons
également des propositions
concrètes et préconisons la mise
en oeuvre d'une politique pré-
voyante et fiable qui tende, entre
autres, vers la simplification des
procédures administratives qui
relève des secrétaires d'Etat Van
Quickenborne et Vanvelthoven.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
de investeringsaftrek te verdubbelen en voor een betere financiering voor
de KMO's. Wij pleiten ook voor een lagere BTW voor de bouwsector en
de horeca. Heel expliciet pleiten wij ervoor om de
vennootschapsbelasting met 5 procentpunten te verlagen en de
milieuheffingen weer aftrekbaar te maken. Ik vernoem alleen wat voor
het federaal niveau van belang is.

Wij wensen de innovatie aan te moedigen door de bedrijfsvoorheffing op
onderzoekspersoneel te halveren, een plafonnering van sociale
bijdragen voor hoge lonen, een investeringsaftrek van 20% voor
onderzoek en ontwikkeling, 5 miljoen euro per jaar voor radicale
innovatie. Om de arbeid aantrekkelijk te maken, pleiten wij voor de
initiële bedragen die werden gelanceerd in het kader van de
lastenverlaging, namelijk anderhalf miljard euro, vrijstelling van
nachtarbeid, ploegenarbeid, onregelmatige prestaties, kredieten van
150 overuren - zoals vanmorgen ook de door de eerste minister werd
aangekondigd maar niet in de werkbanenconferentie opgenomen -en
startstages voor beroeps- en technisch onderwijs. Ten slotte pleiten wij
voor een politiek vooruitziend en betrouwbaar beleid: investeren in
infrastructuur, mobiliteit en informatie door de informatiesnelwegen.
7.000 hectaren extra bedrijfsterrein ­ dat is Vlaamse materie, minder
administratieve rompslomp. Dat is het domein van de twee
staatssecretarissen, de heren Van Quickenborne en Vanvelthoven.
Alles is zo verdeeld dat wij er zelf niet meer aan uitgeraken.
01.08 Minister Fientje Moerman:Het gaat hier niet over verdelen of
niet. U hebt gelijk, maar dat neemt niet weg dat de noodzaak om na te
gaan of de administratie in elk beleid niet eenvoudiger kan, tot de taak
van elk regeringslid behoort. Als de staatssecretarissen dat alleen
doen, blijft dat dode letter. Dus wij doen dat allemaal.
01.08
Fientje Moerman,
ministre: Il y a en effet deux
secrétaires d'Etat mais chaque
ministre doit déterminer dans le
cadre de ses attributions si une
simplification administrative n'est
pas envisageable.
01.09 Trees Pieters (CD&V): Over de Kyoto-invulling met vrijwaring
van de concurrentiepositie van onze bedrijven hebben we het elders al
gehad. We pleiten ook nog voor de reële vrijmaking van de
elektriciteitsmarkt. Ik som het in grote lijnen op, enkel om u, dames
ministers, en de collega's aan te tonen dat het witte blad volgeschreven
is. Ik daag u uit om er iets mee te doen.
01.09 Trees Pieters (CD&V): Il
est donc inexact que la copie du
CD&V soit restée vierge. Elle est
remplie de propositions et nous
vous mettons au défi d'en faire
quelque chose.
01.10 Pierre-Yves Jeholet (MR): Monsieur le président, mesdames
les ministres, chers collègues, en entendant Mme Pieters, on a
l'impression qu'un budget est extensible à l'infini et que l'on peut tout
faire en quelques années, voire quelques mois.

Certes, il y a encore beaucoup de choses à faire. On peut rassembler
un catalogue de mesures encore à prendre. Mais il faut aussi se
rappeler d'où l'on vient et voir toute une série de mesures qui ont été
prises pour l'économie: pour les PME, les indépendants et pour
l'emploi.

J'ouvre une parenthèse concernant le secteur horeca. Il est sûr que
diminuer le taux de TVA de 21% à 12 ou 6% serait idéal, et vous n'êtes
pas la seule à plaider pour cela. Mais vous savez comme moi, madame
Pieters, que nous ne sommes pas les seuls responsables et que cela
ne dépend pas uniquement de nous, puisque le débat est européen
depuis déjà un certain temps. Que ce soit Guy Verhofstadt ou Didier
Reynders, ils se battent farouchement depuis des années pour
défendre et amener chaque fois ce dossier sur la table européenne. Ils
l'ont encore fait aux côtés des Français ces deux dernières années et
ils continueront à le faire. Mais vous savez aussi bien que moi que
01.10 Pierre-Yves Jeholet (MR):
Er is natuurlijk nog heel wat werk
aan de winkel, mevrouw Pieters,
maar er werden ook al heel wat
maatregelen genomen, die de
economie, de KMO's, de
zelfstandigen en de werk-
gelegenheid ten goede komen.

Natuurlijk zou een BTW -verlaging
haar nut hebben voor de horeca,
maar daarover beslist het Europese
niveau. Minister Reynders en
premier Verhofstadt zijn verwoede
verdedigers van dat idee, maar
Duitsland biedt weerstand.
Daarnaast kunnen wellicht
initiatieven worden genomen op het
vlak van opleiding en
lastenvermindering, maar wie zegt
dat deze regering hier niet mee
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
l'Allemagne s'y oppose farouchement. Et tant que ce sera le cas, ce
sera difficile.

Il est clair qu'il y a encore des mesures à prendre dans ce secteur. Que
ce soit en termes de charges sociales ou de formation, il reste des
problèmes pointus. Mais dire que le gouvernement ne s'en préoccupe
pas est un mensonge.

J'en viens à ce qui a été réalisé sous la précédente législature et qui
continue à l'être pour l'économie, l'emploi et les indépendants. Les
charges sociales ont été diminuées de façon relativement forte. Il est
évident que nous pourrions aller plus loin. Nous discutons ici dans le
cadre d'un budget; mais, comme à tous les niveaux de pouvoir, il faut à
un moment faire des choix. La politique, c'est assumer ses choix.

Des mesures ont été prises pour revaloriser les plus petites pensions,
et notamment celles des indépendants. Pas assez, à nouveau. C'est
sûr, on pourrait encore les revaloriser davantage et telle est bien
l'intention du gouvernement.

Mais je pourrais aussi citer des mesures plus ponctuelles, comme
celles relatives aux conjoints aidants, à la recherche, au travail de nuit
et en équipe. Il s'agit de mesures favorables à l'emploi et à l'économie,
sans oublier les mesures de réforme fiscale prises sous l'ancienne
législature. Mentionnons la réforme de l'impôt des personnes
physiques, et vous savez comme moi que les indépendants ont été les
premiers à bénéficier de la réforme fiscale à travers les versements
anticipés. Ou encore la réforme de l'impôt des sociétés, qui a touché
essentiellement les petites et moyennes entreprises, ainsi que le
voulait le gouvernement. Si l'on fait un parallélisme avec le secteur
horeca, on peut aussi parler du taux réduit de la TVA pour toute une
série d'activités à haute intensité de main d'oeuvre. Les mesures qui
ont été défendues au niveau belge, en particulier dans le secteur de la
construction, et principalement dans celui de la rénovation des
bâtiments de plus de cinq ans, sont profitables au secteur de la
construction.

Tout cela pour dire que nous participons ici à un débat budgétaire et
qu'il n'est pas possible de réaliser tout ce que nous voudrions. Il y a
des choix qu'il faut assumer. Mais le bilan est quand même là. Et
j'estime en tout cas que, pour le MR, il est plus que favorable.

Permettez-moi de revenir sur deux points qui ne concernent pas les
deux ministres présents, mais la ministre Freya Van den Bossche.
Cependant, je suis persuadé que Mmes Moerman et Laruelle se feront
un plaisir de lui faire part de mes propos.

Dans notre pays, malgré une réglementation importante en matière de
protection du consommateur, de nombreux domaines demeurent peu
ou mal réglementés.

Parmi tous les thèmes évoqués par la ministre dans sa note de
politique générale, je reviendrai sur deux sujets en particulier que l'on
retrouve dans l'accord de gouvernement du 10 juillet 2003: la protection
des jeunes consommateurs et la lutte contre le surendettement.

Pour cette législature, le gouvernement a fait de la protection des
jeunes consommateurs l'une des priorités en matière de protection des
consommateurs en général. Les enfants et les adolescents font
aujourd'hui l'objet d'une pression commerciale qui ne cesse de
s'intensifier à mesure que progressent l'imagination et les ressources
techniques à disposition, notamment, des publicitaires. Les jeunes
bezig is, neemt een loopje met de
waarheid.
Tijdens de vorige regeerperiode
hebben we grote vooruitgang
geboekt. Ik noem maar enkele
voorbeelden: de sociale lasten zijn
gedaald, de pensioenen van de
zelfstandigen gestegen, het statuut
van de helpende echtge-noten is
verbeterd, het nachtwerk werd beter
geregeld enz. Ook op fiscaal vlak
hebben we heel wat werk verricht:
de personen-belasting en de
vennootschaps-belasting werden
hervormd en de BTW -tarieven voor
de
arbeids-intensieve sectoren
werden verlaagd. De balans is dus
positief.

Wat de bescherming van de
consumenten betreft, doen er zich
nog enkele problemen voor. Vooral
de jonge consumenten vormen een
makkelijk slachtoffer, waarop de
industrie maar al te graag mikt. We
moeten de jongeren tegen bepaalde
ontsporingen, met name op het
stuk van reclameboodschappen,
beschermen.
Inzake overmatige schuldenlast
overweegt de regering groot-
scheepse campagnes op het
getouw te zetten met het oog op de
bescherming van bepaalde
inkomenscategorieën; sommige
personen zijn zich immers niet
goed bewust van de leningen die zij
aangaan en de moeilijkheden die
daaruit kunnen voortvloeien. Het
Fonds ter bestrijding van
schuldenoverlast zou over
bevoegdheden op het stuk van de
voorlichting moeten kunnen
beschikken.

De MR heeft die kwestie nader
onderzocht en een wetsvoorstel
dienaangaande ingediend; wij
zullen de regering steunen in haar
streven om de best mogelijke
oplossing uit te werken.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
sont devenus la cible première des industriels car ils confondent bien
souvent besoins et envies. Les jeunes sont considérés comme
acheteurs et vecteurs d'achats. En outre, ils sont de plus en plus
impliqués dans de nombreux actes de consommation, et cela parfois
en leur nom propre. Ils sont donc systématiquement sollicités
commercialement. C'est pourquoi, il convient de les protéger contre
certaines dérives, notamment publicitaires. Certes, la publicité est
importante car elle constitue un moyen privilégié de circulation de
l'information. Mais elle ne peut être considérée comme légitime que
lorsqu'elle respecte des règles de véracité et de loyauté, règles qui
doivent être doublement respectées lorsqu'il s'agit de publicités
destinées à un jeune public.

Tant qu'ils sont chez leurs parents, le pouvoir d'achat des jeunes peut
être proportionnellement assez important. C'est quand ils veulent voler
de leurs propres ailes que les choses se gâtent parfois. Ils ont pris goût
à un certain niveau de vie qu'ils ne peuvent plus assumer, ce qui peut
mener au surendettement, voire parfois à la révolte. Il faut donc amener
les jeunes à se prendre en main eux-mêmes. C'est pourquoi je partage
l'avis de Mme la ministre lorsqu'elle envisage d'encourager le milieu
scolaire à l'éducation à la consommation et les médias à développer
une culture audio-visuelle de qualité fondée sur le respect du jeune.
D'autant plus que l'accord de gouvernement prévoit la mise en place de
campagnes d'information destinées, notamment, aux jeunes sur les
dangers de certaines techniques de vente, notamment via le gsm ou
internet.

Le deuxième point que je désire aborder a trait au surendettement. En
matière de lutte contre ce dernier, je ne peux que soutenir les actions
du gouvernement quand il parle de mettre en oeuvre des campagnes
d'information sur la lutte contre le surendettement ou quand il préconise
la possibilité de remise totale de dettes dans la mesure où cette
dernière s'intègre dans un plan ou quand elle propose d'organiser un
système améliorant la protection des cautions ou enfin quand elle veut
protéger certaines catégories de revenus lors du versement du salaire
sur un compte bancaire.

L'information dans le domaine du surendettement est à mon sens
primordiale. Certaines personnes ne se rendent pas bien compte que
les crédits qu'elles souscrivent doivent un jour être remboursés. Une
meilleure information de la situation dans laquelle elles peuvent se
mettre en usant et abusant du crédit et des difficultés qu'elles devront
supporter pour s'en sortir, ferait hésiter ces personnes à recourir au
crédit. C'est pourquoi je me réjouis de voir les compétences du Fonds
de traitement du surendettement élargies à une mission d'information.

Il faut rappeler que le surendettement devient un véritable fléau. Le
nombre de personnes touchées par le surendettement est passé de
345.000 en 1994 à près de 403.000 fin 2002, ce qui représente près de
5% de la population du pays et une augmentation de 1,3%.

Comme vous le savez, la centrale des crédits aux particuliers
enregistre les informations concernant tous les crédits en cours
conclus par des personnes physiques à des fins privées.

La mise en place de cette centrale constitue une avancée significative,
me semble-t-il, dans la lutte contre le surendettement, bien qu'elle
pourrait être plus efficace puisqu'elle n'oblige pas l'organisme de prêt à
tenir compte des informations qu'il y a trouvées.

A la fin 2002, environ 552.000 contrats étaient enregistrés, ce qui, en
comparaison avec la situation en fin 2001, laisse apparaître un
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
accroissement de 1,9%. Sur ces 552.000 contrats, quelque 467.000 ou
85% étaient non régularisés, c'est-à-dire que leur arriéré n'était pas
apuré. Le montant total en retard pour les contrats non régularisés
atteint presque 2 milliards d'euros.

L'accroissement au cours de l'année écoulée a trait presque
uniquement à des contrats conclus sous la forme d'ouvertures de
crédit. Fin 2002, le nombre d'ouvertures de crédit enregistré augmentait
de 18.700 unités, tandis que les autres formes de crédit, plus
traditionnelles, ont vu leur nombre diminuer. Un contrat enregistré sur
trois concernait une ouverture de crédit; il y a cinq ans, la proportion
était de un sur cinq.

Les ouvertures de crédit offrent aux consommateurs une très grande
souplesse d'utilisation mais, dans de nombreux cas, les
remboursements causent de sérieux problèmes. Cette évolution est
d'autant plus inquiétante que, dans le nombre total de crédits à la
consommation non régularisés fin 2002, 114.683 - soit 26% - étaient
des ouvertures de crédit octroyées par des dispensateurs de crédits
non bancaires, comme les grandes surfaces, les entreprises de vente
par correspondance ou encore les sociétés de financement.

Pour assurer des revenus minimaux aux victimes de saisies, le
législateur a mis en place un système de protection partielle du salaire
et de certains autres revenus. Le problème se situe au moment où ces
sommes sont versées sur les comptes bancaires, ce qui aujourd'hui
est pourtant incontournable: ce faisant, elles ne bénéficient plus de la
protection juridique que leur accorde le Code judiciaire. Notre
mouvement, le MR, s'était d'ailleurs penché sur le sujet lors de la
précédente législature en déposant une proposition de loi.

Il est bien certain que nous soutiendrons le gouvernement dans sa
recherche d'une solution la plus satisfaisante pour tous.
01.11 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
collega's, er bestaat een hemelsbreed verschil tussen de
begrotingsbespreking die ik heb meegemaakt bij de aanvang van de
eerste legislatuur 1999-2003, waarin ik mocht zetelen, en deze van het
eerste jaar van deze legislatuur 2003-2007.

Het is trouwens nog maar de vraag of men 2007 wel zal halen. Voor de
ene partij hoeft het wellicht niet, omdat men de hete adem van de
andere in de nek voelt. Voor de andere is het wellicht wenselijk, omdat
men de hete adem in de nek van de ene kan blazen.

Vier jaar geleden trad de paarsgroene keizer aan. Begrijp mij niet
verkeerd, ik heb het niet over een of andere zonnekoning, zoals
Verhofstadt soms wordt afgebeeld. Ik heb het meer over een virtuele
realiteit ­ paars is rijk aan virtuele realiteiten ­ waarin een keizer zich in
1999 plots, na 40 tot 45 jaar bewind van een andere formatie, aandient
in een mooi paarsgroen gewaad vol pracht en praal en een modelstaat
en een actieve welvaartsstaat aankondigt. Dat was vier jaar geleden.

Helaas is regeren ook vooruitzien. Wat zien wij vier jaar later? Het
paarsgroene gewaad is niet meer. Het is paarsgroene weefsel is totaal
verdwenen, verdampt of gecondenseerd. Wie zal ooit weten waar het
naartoe is? Het is in elk geval weg, het is weggestemd. Wij vragen ons
zelfs af of dat paarsgroene gewaad er ooit wel was. Het groen is
inderdaad weg, er is alleen nog paars. Wat is paars? Bij nader inzicht
blijkt die paarse kleur niet de kleur te zijn van gewaad van de keizer,
maar blijkt het zijn lichaamskleur te zijn. De paarse keizer staat in zijn
01.11 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): L'empereur arc-en-ciel est
arrivé au pouvoir il y a quatre ans.
Après près d'un demi-siècle
d'immobilisme, il nous annonçait
l'avènement d'un Etat modèle, d'un
Etat providence actif. Quatre ans
plus tard, les habits chamarrés de
l'empereur se sont ternis, et celui-
ci se retrouve nu, grelottant de
froid, la peau violacée par les coups
qu'il a reçus. Qui est encore dupe
de toutes ses contradictions?
Depuis longtemps, la population a
cessé de prêter l'oreille à ses
belles paroles, pour ne s'intéresser
qu'à ses actes. Et que constate-t-
elle, la population? Que le
chômage augmente, en dépit des
200.000 nouveaux emplois promis
et que les entreprises, telles que
Ford Genk, sont malmenées. Et la
population sait pertinemment que
ces problèmes sont notamment
dus au besoin effréné de se profiler
qui anime une certaine excellence.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
blootje. Hij is purper, rood, bont en blauw van de kou en van de
geïncasseerde klappen. Dat is paars.

Wil hij ons nog doen geloven dat hij een paarse kleur draagt? Ja,
misschien geloven enkelen hem nog, maar naarmate de paarse keizer
meer onzin uitkraamt en loze beloften en tegengestelde uitspraken
doet, zijn er meer en meer toeschouwers die inzien dat de paarse
keizer ook werkelijk in zijn blootje staat. Men luistert niet meer naar
wat hij zegt, maar men let wel naar wat hij doet.

Wat doet de paarse keizer? Daarvoor keer ik even terug naar het
verleden. Verhofstadt beloofde 200.000 nieuwe banen en de
werkgelegenheid bleef dalen. Het bedrijfsleven kreeg klappen, in die
mate dat men zich kan afvragen of er nog wel veel leven inzit. Wanneer
men de huidige situatie van het land bekijkt, dan is bedrijfsleven bijna
een contradictio in terminis.

Ford Genk was daarvan een voorbeeld. Ik wil er niet meer op
terugkomen, maar Ford Genk heeft een heel onbehaaglijk gevoel
nagelaten, niet alleen in Limburg. Het heeft het onbehaaglijk gevoel
nagelaten dat de buitenlandse politieke beleidskoers en de
profileringdrang van een welbepaalde minister, wonende in Geldenaken,
onze economie meer kwaad dan goed gedaan hebben..

Sta mij toe, mijnheer de voorzitter, even af te wijken van de
binnenlandse economische toestand van dit land en een zijsprong te
maken naar de buitenlandse handel van dit land. Waarom maak ik die
zijsprong? In de commissie voor het Bedrijfsleven heb ik enkele weken
geleden, bij de bespreking van de beleidsnota, het woord vrijwillig
afgestaan aan de voorzitter, mijn toespraak onderbroken en het
hoofdstuk buitenlandse handel laten vallen.

In mijn repliek ben ik op de buitenlandse handel teruggekomen zonder
weliswaar te repliceren op bepaalde opmerkingen of wederwoorden van
de minister. Maar goed, tot daar. Ik heb dan gezien dat in het verslag
van de bespreking van de beleidsnota ­ en ik vind dat belangrijk ­ mijn
repliek niet is opgenomen. Dat is geen kritiek voor de diensten. Ik heb
een brief gericht aan de diensten waarop ik nog geen antwoord
gekregen heb. Binnen dat korte tijdsbestek is dat misschien normaal.
In elk geval, geen kritiek op de diensten. Ik wil echter zeker nog eens
duidelijk het absoluut zware pijnpunt van de beleidsnota van de minister
van Economie aanhalen, namelijk de buitenlandse handel en dat in
relatie tot het ethisch ondernemen. Meer bepaald stoort het mij wat er
gezegd wordt over de handelsrelaties met Azië. Niet dat ik iets tegen
handelsrelaties met Azië heb, beginnend in Turkije en tot aan het Verre
Oosten, geen probleem. Ik heb het met name wel over het luik China.
Daarom wil ik daarop terugkomen, vooral omdat in diezelfde nota onze
bedrijven door deze regering zullen worden aangemoedigd om ethisch
te ondernemen. Men noemt China als lid van de
Wereldhandelsorganisatie. Daarbij vergeet ik niet dat China er slag om
slinger in slaagt om Taiwan uit de Wereldhandelsorganisatie te weren
omdat dit land een andere economische en politieke koers vaart en
omdat dit land op zijn onafhankelijkheid staat, wat overigens een
fundamenteel recht is, het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Dat
China lid is van de Wereldhandelsorganisatie is op zich geen
verdienste. De beleidsnota stelt: "Het biedt uitmuntende perspectieven
voor economische betrekkingen met ons land. China bevestigt haar
positie als belangrijke handels- en investeringspartner en als cruciale
groeipool voor de ontwikkeling van heel het continent." Heel het
continent is destijds echter door de Aziatische tijgers ontwikkeld en
China plukt daar nu voor een stuk de vruchten van omdat men gewoon
leentjebuur speelt in economische visie. Dat is één.
Cela m'amène à un autre point:
notre commerce extérieur. Ce
gouvernement prétend stimuler
l'entreprise éthique mais choisit la
Chine comme partenaire
commercial privilégié. L'adhésion
de la Chine à l'OMC renforce sa
position en tant que partenaire
dans le cadre d'investissements.
On passe alors sous silence le fait
que la Chine est totalement
tributaire des tigres du sud-est
asiatique, que le pays mène une
véritable politique de répression au
Tibet, qu'il viole à répétition les
droits de l'homme, que son
capitalisme repose sur des camps
de concentration, qu'il pille le
savoir-faire d'autres pays et se livre
à un protectionnisme extrême. Les
entreprises qui optent malgré tout
pour la Chine, comme Ford, y
réaliseront des bénéfices de 300%.
La Chine est néanmoins placée sur
un piédestal, mais en même temps
nos entreprises doivent faire preuve
de plus d'éthique.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11

Ten tweede, men ziet de onderdrukking door China van Tibet en de
manier waarop men de fundamentele mensenrechten aan zijn laars lapt
en het inschakelen van arbeiders in concentratiekampen. De heer Lano
maakte er destijds in de commissie een opmerking over maar ik durf dit
te zeggen. In China heeft men concentratiekampen. Het kapitalisme in
China draait op de zeer goedkope krachten die werken in
concentratiekampen. Verder is er de diefstal van knowhow. Dat zijn
blijkbaar privileges van het kapitalisme in China zoals dat ingevoerd
wordt. Protectionisme is troef. Winsten van ondernemingen die het nog
steeds de moeite waard vinden om ginder te investeren ­ ik denk aan
Ford dat het kapitaal dat men hier in Europa wegkaapt, onder andere bij
Ford Genk, investeert in China - biedt inderdaad perspectieven voor
ondernemingen. Toch worden die winsten soms tot 300% afgeroomd.
01.12 Bart Tommelein (VLD): Mijnheer Schoofs, ik ben u aan het
aanhoren en ik probeer een lijn te vinden in wat u allemaal vertelt. Ik
begrijp het dus goed als u zegt dat een deel van de productie van Ford
Genk hier weg is gegaan omwille van paars. We doen het economisch
niet goed omwille van paars. U gaat dus voorbij aan alle internationale
gegevens, aan het feit dat wij het op alle vlakken, zowel qua begroting
als qua schuldafbouw, beter doen dan onze buurlanden zoals ik in mijn
uiteenzetting heb aangegeven? Dat bestaat allemaal niet. Alles wat op
dit moment gebeurt in de wereld is blijkbaar volgens u de schuld van
paars. Ja?
01.12 Bart Tommelein (VLD):
D'après vous, le gouvernement arc-
en-ciel est responsable du départ
de Ford. Vous lui attribuez la
responsabilité de tous maux.
N'avez-vous donc jamais entendu
parler des développements
mondiaux et internationaux?
01.13 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): U trekt het verkeerde besluit.
Ik heb destijds in de commissie minister Michel een houding verweten
waardoor de Amerikanen onder andere zeiden: "We are pissed off with
Belgium". Dit was zo. Men herinnert zich nog dat de delegatie die
ontvangen werd ....
De voorzitter: Laten wij de besprekingen bij het budget houden en niet onmiddellijk bij Buitenlandse Zaken.
Dat komt straks nog
01.14 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Ik mag toch reageren?

(...): (...)
01.15 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Dat is het precies. Mijnheer
Tommelein wijkt af van het onderwerp. Ik heb zelfs paars-rood als grote
verantwoordelijke genoemd voor het wegtrekken van de bedrijven.
01.16 Georges Lenssen (VLD): (...)
01.17 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Excuseer mijnheer Lenssen, u
was tijdens de commissiebesprekingen tweeënhalf uur afwezig. U brak
daardoor de meerderheid in de commissie. U ging even weg en na
tweeënhalf uur was u nog niet opgedaagd. Had u in de commissie
gezeten en de beleidsnota gelezen, dan zou u geweten hebben dat
Buitenlandse Handel hier wel werd besproken. Ik heb daarstraks
gezegd waarom ik dit nu ter sprake breng.

Zeer kort, mijnheer Tommelein, - en daarmee sluit ik het punt af - ik heb
paars niet als oorzaak genoemd voor het wegtrekken van Ford Genk. Ik
heb gezegd dat paars ongelukkige beslissingen genomen heeft
waardoor Ford Genk misschien zwaarder getroffen is dan andere
Europese vestigingen. Dat heb ik destijds in de commissie gezegd.
Iedereen krijgt compensaties ....
01.17 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Je n'ai pas dit cela aussi
crûment. J'ai déjà déclaré par le
passé que si Ford Genk avait été
touché plus durement que les
autres sites européens du groupe
américain, c'était à cause de
décisions et de propos
malencontreux de membres de la
coalition violette.
01.18 Bart Tommelein (VLD): Dit hebt u hier nu niet gezegd en wij
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
zullen er straks het verslag op nalezen. U hebt dit zo niet gezegd.
01.19 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Absoluut wel. Ik heb destijds
het ontslag geëist van de minister van Buitenlandse Zaken en gezegd
tegen Verhofstadt dat hij met zijn ganse ploeg kon oprotten indien hij
de minister van Buitenlandse Zaken niet aan de deur zou zetten. Ik ken
de internationale economische toestand. U zegt dat de cijfers beter zijn
dan deze van onze buurlanden. Ik moet u zo dadelijk ontgoochelen. Als
u mij gewoon mijn betoog laat afwerken dan kan u misschien later nog
eens inpikken.

In ieder geval mijnheer de voorzitter, collega's, waarom kom ik hier
terug op Buitenlandse Handel? Omdat men, enerzijds, spreekt van
Buitenlandse Handel en men naar China en dergelijke trekt, wat totaal
onethisch is. Anderzijds pleit men een hoofdstukje verder in de
beleidsnota voor ethisch ondernemen. Kan u mij zeggen hoe onze
ondernemers zich aangespoord zullen voelen om ethisch te gaan
ondernemen wanneer u handelsbetrekkingen onderhoudt, en dit zelfs
hoog in het vaandel voert, met het land dat de grootste schender ter
wereld is van de mensenrechten? Dit moet u mij eens verklaren. Hoe
wil u nu dat onze bedrijven de OESO-normen plotseling gaan naleven?

Dat was het punt dat ik wou aanhalen, mijnheer Tommelein, en verder
heb ik over Ford Genk ook niets meer te zeggen. Dat is achter de rug,
maar ik moet oppassen wat ik zeg want binnenkort krijgen 3.000
mensen hun ontslagbrief in hun bus.

Wat stellen wij in ieder geval vast? Er is een schrijnend gebrek aan
respons van deze regering op verzuchtingen van het bedrijfsleven. En
daarover vind ik niets terug in deze nota. Er staat niets over de zaken
die het bedrijfsleven vraagt. Ik zal gewoon een kleine willekeurig
gevonden bloemlezing geven. Er is info te over op dat vlak. Dit is wat de
Kamer van Handel en Nijverheid uit mijn Limburgse regio hierover zegt:

"Wat vraagt men? Men vraagt in feite weinig middelen hoor vanuit de
bedrijfswereld. Men vraagt alleen de ruimte, het klimaat om te
ondernemen, om te starten". Wel, dat is er niet en men kan inderdaad
voor een stuk de verantwoordelijkheid schuiven op het algemene
slechte economische klimaat in de hele wereld, akkoord, maar dit
verhaal begint al in 1999. Het begint niet in 2002 of 2003. In de eerste
twee jaren van de vorige legislatuur heeft men zijn hand overspeeld en
op dat vlak zit men nu met de gevolgen.

Dat zal ik de huidige minister ook niet verwijten. In elk geval zijn er een
aantal willekeurige zaken, zoals het relatief oplopend belang van
belastingen op arbeid ten opzichte van een relatief afnemend belang van
de lasten op consumptie. De arbeid wordt in toenemende mate relatief
hoger belast dan de consumptie. Dat is een conclusie die men trekt.
01.19 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Les chantiers mis en
oeuvre par le gouvernement
montrent qu'il ne répond
absolument pas aux attentes des
entreprises. La chambre de com-
merce limbourgeoise le confirme.
Les charges qui pèsent sur le
travail sont en augmentation alors
que les charges sur la consom-
mation décroissent.
01.20 Bart Tommelein (VLD): (...)
01.21 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Wat zegt men in de
ondernemerswereld over die 800 miljoen euro? Dat het te weinig is en
te laat komt.
01.22 Bart Tommelein (VLD): (...)
De voorzitter: Mijnheer Tommelein, de heer Schoofs heeft het woord.
01.23 Bart Tommelein (VLD): (...)
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
01.24 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Dan moet u dat doen. De
regering moet dat doen. We wachten erop.
01.25 Bart Tommelein (VLD): Men moet keuzes maken.
01.26 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer Tommelein, ik zal u
nog een aantal keuzes geven.
De voorzitter: Mijnheer Tommelein, u kunt niet spreken als uw micro niet aan staat.
01.27 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): De loonkostenhandicap,
waaraan u in feite refereerde, is onvoldoende. De loonwig is nog steeds
veel groter dan in de buurlanden, dan het Europees gemiddelde. De
belastingvoet van de vennootschapsbelasting is inderdaad hoger dan
deze van de meeste handelspartners, uitgezonderd Duitsland. Het VBO
dreigde echter eind november 2003 nog met juridische stappen tegen
hogere vennootschapsbelastingen.

Wat betreft de uitstap uit de kernenergie, heeft men inderdaad de
keuze gemaakt. Ik heb echter enkele weken geleden in de commissie
de interpellaties daaromtrent gevolgd. Zelf heb ik niet gesproken want
dat onderwerp is mijn dada niet. Ik heb echter wel veel geweeklaag en
gezucht gehoord. Mevrouw de minister nam in de commissie, een
correct standpunt in. Ze moest evenwel deze keer de kritiek van de PS
aanhoren, die nochtans eerder samen met de groenen deze gesel heeft
opgelegd aan de bedrijven. Nooit zou een regering in Vlaanderen
klakkeloos de uitstap uit de kernenergie hebben aanvaard zonder
voldoende alternatieven. Nu moet men 50.000 tot 60.000 windmolens
zetten, die 6% van de totale, huishoudelijk energie produceren. Ik
spreek dan nog niet over de industriële energie. Gekoppeld aan een
sterk engagement in de Kyoto-verdragen, versterkt dat nog eens extra
de lasten op onze ondernemingen. De regering had de keuze kunnen
maken voor het ene of voor het andere. Ze heeft echter voor beide
gekozen. Ze moet dan ook maar de gevolgen dragen, met name de
kritiek van het ondernemingsleven.

De arbeidsrechtelijke regels zijn nog een ander punt.
01.27 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Notre coût salarial élevé
nous handicape par rapport aux
pays voisins du nôtre et notre ISOC
est également plus élevé que celui
en vigueur chez nos voisins. Le
gouvernement opte pour une sortie
du nucléaire mais il veut en même
temps atteindre la norme de Kyoto.
Il demande donc aux entreprises de
fournir un double effort.
De voorzitter: Mijnheer Tommelein, u moet uw micro aanzetten.
01.28 Bart Tommelein (VLD): Over de Kyoto-akkoorden is er slecht
onderhandeld. Dat moet u echter niet op de huidige regering afschuiven.
Degenen die over de Kyoto-akkoorden hebben onderhandeld zitten op
andere banken. Over de Kyoto-akkoorden werd onderhandeld onder de
regering Dehaene.
01.28 Bart Tommelein (VLD): La
dernière coalition rouge-romaine a
mal négocié la norme de Kyoto et
elle est, de surcroît, responsable
de la croissance anarchique des
charges. On ne peut pas non plus
rectifier le tir sur ces deux fronts en
un tournemain.
01.29 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Dat ontken ik niet. De Kyoto-
akkoorden dat is een punt. Ik hoef de CD&V niet te verdedigen, maar u
kunt het verhaaltje over wat zij toen hebben onderhandeld niet blijven
vertellen. Mocht uw partij binnen negenendertig jaar nog aan de macht
zijn, dan zal u nog zeggen dat de CD&V gedurende veertig jaar aan de
macht is geweest.
01.29 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Vous ne pouvez vous servir
de cette excuse à tout bout de
champ.
01.30 Bart Tommelein (VLD): (...)
De voorzitter: Mijnheer Tommelein, ik herhaal dat uw micro niet aan staat.
01.31 Bart Tommelein (VLD): Nu staat mijn micro aan, mijnheer de
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
voorzitter.

Mijnheer Schoofs, we moeten elkaar geen fabeltjes vertellen. De VLD
en de socialisten zijn, samen met de groene partijen, in 1999 aan de
macht gekomen na inderdaad tientallen jaren CD&V-bewind. Wanneer
men de belastinghervorming bekijkt, ziet men dat ze nog altijd verder
moet worden uitgevoerd tot 2006. U weet ook dat wij op een paar jaar
tijd de beleidsmaatregelen en op bepaalde vlakken zelfs het wanbeleid
van jaren geleden, zoals de belastingdruk en de Kyoto-normen, niet
zomaar kunnen veranderen. Wat u hier allemaal vertelt is niet correct.

De voorzitter: Mijnheer Tommelein, dat debat moet nu niet worden gevoerd.
01.32 Bart Tommelein (VLD): We hebben de lasten, de loonlasten
en de belastingen verlaagd. Wij gaan daarmee door.
De voorzitter: Mijnheer Tommelein, ik stel voor dat de heer Schoofs zijn uiteenzetting voortzet.

Wij hebben nog heel wat sprekers, wij hebben nog twee interpellaties en wij moeten de budgetbespreking nog
doen. Mijnheer Schoofs, als u kunt? U mag antwoorden, maar ik stel voor dat u uw uiteenzetting verder zet.
01.33 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Ik wil er wel op wijzen dat wij
hier in een parlementair debat zitten. Ik vind het goed dat collega
Tommelein mij onderbreekt. Wij maken gebruik van het democratisch
spreekrecht. Ik ben nog maar even aan het woord. De vergadering moet
niet tot een uur vannacht duren en ik wil uw voorzitterschap ook niet in
twijfel trekken, niets daarvan, maar ik wil in elk geval antwoorden. Ik
vind het goed dat het debat losbarst en ik wil gewoon antwoorden aan
de heer Tommelein.

Als wij ooit in een onafhankelijk Vlaanderen binnen een Europese
context terechtkomen ­ ik hoop daarop en ik ben ervan overtuigd dat
het ooit zal gebeuren ­ dan zullen wij heel veel zaken moeten
rechttrekken ten bate van onze eigen Vlaamse burgers. Wij zullen dan
heel dat etatistisch en collectivistisch en syndicalistisch juk van ons af
moeten werpen. Dan zullen wij waarschijnlijk ook uw wanbeleid,
mijnheer Tommelein, van ons af moeten werpen. Dan bent u
verantwoordelijk. U maakt geen indruk op mij wanneer u op CD&V
begint te schieten. Ik hoef CD&V niet te verdedigen, uiteraard, maar ik
vind het nogal goedkoop om altijd daarmee af te komen. U hebt nu de
tijd en de mogelijkheden en ik ben hier nu deze beleidsnota aan het
bespreken en aan het zeggen wat er fout is.

Aanpassing van de arbeidsrechtelijke regels, ook dat vraagt men. Dat
komt er niet. Ik zie dit nergens in de beleidsnota's staan. Wat is daar
het gevolg van? Men kan geen verfijnd en soepel human resources
management voeren. Ik voeg daar nog mijn kritiek uit de commissie aan
toe dat het wetenschapsbeleid een van de ankerpunten zou moeten zijn
van het beleid, mevrouw de minister, terwijl dit bij u helaas achteraan
komt, op een paar bladzijden, in zeer vage bewoordingen. Ik vind dit te
weinig, want de toekomst van onze economische slagkracht ligt daar
onder andere in besloten: in ons wetenschapsbeleid. Ik weet dat de
kenniseconomie zeker niet enig zaligmakend zal zijn in onze
samenleving, maar we moeten daar wel meer naartoe. De meeste
economen voorspellen - volgens mij terecht - dat men niet meer alleen
op industriële activiteit kan draaien. Ik schaam mij er niet voor om
nogmaals een oratio pro domo te houden en pleit ervoor om zeker
industrieel ontwikkelde regio's zoals Limburg van de nodige
stimulansen te voorzien opdat men toch tot een kenniseconomie zou
komen.
01.33 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Un jour viendra où, dans
une Flandre indépendante, nous
devrons corriger les erreurs
commises non seulement par la
malgouvernance rouge-romaine
mais aussi par la malgouvernance
violette!

Mais il est d'autres attentes du
monde des entreprises auxquelles
l'équipe Verhofstadt ne répond pas.
C'est ainsi que le droit du travail
n'est pas adapté. Et que la
politique scientifique est traitée en
parent pauvre. L'économie de la
connaissance est importante pour
l'avenir. C'est pourquoi il faut
investir dans des régions fortement
industrialisées de façon qu'elles
puissent aussi relever le défi de
l'économie de la connaissance.

La Belgique est toujours dans le
peloton de tête en matière de
productivité mais elle risque de
décrocher en raison des mauvais
chiffres de 2002. Seuls trois pays
ont vu augmenter leur productivité
de moins de 0,8%: la Belgique,
l'Italie et l'Espagne. La Belgique
dégringole aussi dans tous les
classements du Forum
Economique Mondial: l'évolution
technologique, la qualité des
organismes publics, sans parler
des investissements étrangers,
domaine dans lequel nous
engrangeons de piètres résultats.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
Mijnheer Tommelein heeft mij al een deel van mijn toespraak doen
uitspreken vooraleer ik daartoe gekomen was. Dat zal hem en de
voorzitter misschien plezieren. In elk geval, wanneer men zegt dat
België het zo goed doet vergeleken bij de buurlanden en dat de cijfers
zo enorm goed zijn, dan wil ik daar toch even een kanttekening bij
maken. De leiderspositie van België op het vlak van de productiviteit is
er nog steeds, inderdaad, maar ze komt in het gedrang. Paars
bestendigt die leiderspositie niet en slaagt er niet in. Het is niet alleen
een fenomeen in de EU, want binnen de EU zijn alle landen met
gemiddeld 0,8% per jaar in productiviteit gestegen. Dat is 1,6% over
twee jaar, van 2002 ten opzichte van 2000. Er zijn slechts drie landen
die het slechter hebben gedaan inzake productiviteit in 2002: België,
Italië en Spanje. Het buitenland doet het dus beter dan wij wat dat
betreft. Wij hebben nog meer gegevens en ik zal u die geven.

Over het World Economic Forum hebben een aantal collega's van mij
reeds gesproken in de commissie en ik zal daar dus zeer kort over zijn.
Ik kon het debat helaas niet bijwonen, omdat ik in de commissie voor
de Binnenlandse Zaken moest zijn, waar men een zoveelste
moordaanslag op onze partij voorbereidde in het licht van de
partijfinanciering. Ik heb wel de verslagen nagelezen en er een en ander
uit onthouden, namelijk dat België daalt in alle rankings. De tabel van
de technologische ontwikkelingsas? Naar beneden. De tabel van de
kwaliteit van overheidsinstituten? Naar beneden. Botswana doet het
beter. Verhofstadt wil Turkije binnen de EU? Ik stel voor dat hij eerst
Botswana uitnodigt toe te treden tot de EU, want Botswana doet het
beter wat de kwaliteit van de overheidsinstellingen betreft.

Wat de buitenlandse investeringstabel betreft, stellen we een daling
vast in de ranking, net zoals voor de concurrentietabel. Men moet niet
afkomen met het excuus dat er een paar landen bij zijn gekomen, met
name Estland, Hong Kong en Korea. Eén land dat binnenkort tot de
Unie zal toetreden, steekt ons nu al voorbij. Andere landen, zoals
bijvoorbeeld Korea en Hong Kong, zullen in de Verhofstadt-filosofie
misschien in 2016 tot de Unie toetreden.

Als men met die buitenlandse cijfers wil schermen, moet men ze wel
allemaal opnoemen. We horen immers alleen de positieve noten, maar
niet de minder positieve.

Collega's, samengevat wil dit zeggen dat de regering tekortschiet op al
deze domeinen. De analyse van de oorzaken en de conclusie zijn
nochtans eenvoudig. Het Belgisch systeem is daarvoor zelf voor een
groot deel verantwoordelijk.

Ik blijf hameren op dezelfde nagel en het heeft succes. Wie het niet
graag hoort, moet er toch naar luisteren. De ondernemerswereld komt
op dat vlak ook in beweging. Ik kan het Vlaams Economisch Verbond
citeren, ik kan de Kamers van Handel en Nijverheid citeren, ik kan de
Kamers van Koophandel citeren of hoe men ze ook mag noemen. Zij
verenigen zich binnenkort in VOKA, met een duidelijke Vlaamse inslag.
Het gaat hier dus niet alleen om het VEV, dat nog zal uitbreiden en
sterke instrumenten naar zich toe zal trekken. Die instrumenten zijn
stevig verankerd in elke regio en volgen meer en meer radicalere
politieke strekkingen zoals de onze, en kanten zich tegen het Belgisch
model.

Op een congres van de Kamer van Handel en Nijverheid in Limburg vlak
vóór de verkiezingen van 18 mei, en zoiets blijft hangen, stelde men sec
de vraag wie er voorstander van een onafhankelijk Vlaanderen was. We
spelen niet in op sentimentele, pathetische of romantische gevoelens.
Die kunnen mij allemaal gestolen worden. Ik vind symbolen niet zo
Le gouvernement manque
gravement à ses devoirs sur tous
les fronts. Il faut voir dans le
système belge la véritable origine
du malaise. Le monde
entrepreneurial en est de plus en
plus conscient. Les Chambres du
commerce et de l'industrie vont
prochainement s'unir pour
constituer une organisation à forte
tendance flamande, le VOKA. Le
VEV va devenir de plus en plus fort
et va dénoncer avec nous le modèle
belge. Trente-neuf pour cent des
entrepreneurs de la Chambre
limbourgeoise du commerce et de
l'industrie se sont exprimés en
faveur d'une Flandre indépendante,
ce qui est beaucoup plus qu'il y a
dix ans. Cela confirme que le
Vlaams Blok suit le bon cap en
revendiquant un fédéralisme
centrifuge. Un paquet de
compétences socio-économique
homogène pour la Flandre
constitue donc un minimum.

Nous n'approuverons pas ce
budget.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
belangrijk. Ik heb er wel respect voor, maar dat is zeker niet het punt.
Op dat congres stelde men de vraag wie voorstander was van een
onafhankelijk Vlaanderen. Negenendertig procent was voorstander, 61%
was tegen.

Wanneer men dat droogweg aan de ondernemers vraagt, en zij
antwoorden zo massaal - het is een veel indrukwekkender cijfer dan
tien jaar geleden toen er nog geen ondernemer van wakker lag -, weten
wij met deze beleidsnota in de hand dat wij op de juiste weg zijn. Wij
zijn op weg naar een centrifugaal federalisme en geen centripetaal
federalisme. De Belgische federale Staat zal inderdaad de duimen
moeten leggen en het Belgische keurslijf begint onze ondernemers ook
te strak te zitten. Het is voelbaar in de ondernemerswereld.

De enige conclusie die we hieruit kunnen trekken, zeker wanneer we
naar de verzuchtingen van de Vlaamse ondernemers luisteren - van
oost naar west en van noord naar zuid -, is dat een sociaal economisch
homogeen bevoegdheidspakket voor Vlaanderen het absoluut minimum
is en voor 40% van de ondernemers zelfs een summum is. Wij zullen
onze ondernemers daarvan blijven overtuigen met als argumenten deze
begroting in de hand. Wij keuren deze begroting met volle overtuiging
af.
01.34 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je vais concentrer
mon intervention sur deux points: les télécoms, d'une part, et le
contrôle des prix, d'autre part.

Premier élément, les télécoms. Madame la ministre, vous savez mieux
que moi que le dernier paquet télécoms tarde à être transposé et que
ce retard est préjudiciable tant pour les consommateurs que pour les
opérateurs du secteur. C'est un enjeu énorme que la transposition de
ce paquet télécoms puisqu'il va permettre d'affiner la définition des
marchés en fonction des servi ces. Je suis d'ailleurs quelque peu
soulagée de voir que l'IBPT pourra entamer les travaux d'analyse de
ces nouveaux marchés.

Par contre, en ce qui concerne justement le régulateur - et c'est là un
point important - je regrette que sa réforme ne soit toujours pas
effective puisqu'il reste des arrêtés royaux à adopter, notamment celui
qui permettra d'organiser le contrôle politique sur l'IBPT. C'était un long
débat en commission et j'en prends pour témoins mes collègues du
VLD! Si, aujourd'hui, il est de mode d'asséner que les régulateurs
doivent être forts et indépendants, je me plais toujours à rappeler que le
terme "indépendant" s'emploie surtout en référence au secteur et aux
opérateurs. La liberté du marché s'arrête là où commence, pour moi,
l'intérêt général. Et l'intérêt général est défini et garanti par le politique
et non par une institution technocratique.

Pour en terminer avec le paquet télécoms, il y a bien sûr la directive sur
le service universel et j'espère qu'elle sera débattue au parlement parce
que je vous répète que nous verrions d'un très mauvais oeil, madame la
ministre, une scission du marché du service universel en différentes
zones géographiques, comme c'était le cas dans le précédent projet
d'arrêté du ministre Daems.

Des télécoms à la société d'information, il n'y a qu'un pas. Vous savez
que nous avons beaucoup parlé de la société d'information. Vous, vous
voulez renforcer la pénétration d'une large bande en Belgique qui
stagne à 22%. Vous affichez l'objectif de 2 millions et demi de familles,
de 500.000 petites entreprises raccordées à la large bande. Pour
atteindre cet objectif, vous mettez en place deux leviers: augmenter la
01.34 Karine Lalieux (PS): Ik zal
mijn betoog op de telecom-
municatiesector en de prijzen-
controle toespitsen.

De omzetting van het laatste
maatregelenpakket met betrekking
tot de telecommunicatiesector
sleept aan, wat nadelig is zowel
voor de consumenten als voor de
operatoren. Ik betreur tevens dat de
hervorming van het BIPT nog altijd
niet concreet gestalte heeft
gekregen. De vrije markt reikt tot
waar het algemeen belang begint
en dat wordt gegarandeerd door de
beleidsmakers en niet door een
technocratische instelling.
Wat de richtlijn betreffende de
universele dienstverlening betreft,
kanten we ons tegen een splitsing
van de markt van de universele
dienstverlening in verschillende
geografische zones. U wil de
penetratie van de breedband-
aansluitingen verhogen door de
concurrentie tussen de operatoren
aan te scherpen en de vraag te
stimuleren. Wij staan achter het
doel, maar niet achter de middelen:
ik ben ook voorstander van een
ruimere toegang tot breedband,
maar wil bovenal de digitale kloof
dichten. Vanuit de verschillende
bevoegdheden waarover u beschikt,
zou u een kader kunnen scheppen
voor het dienstenaanbod en zorgen
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
concurrence entre les opérateurs et stimuler la demande.

Autant vous dire, qu'une fois de plus, on partage évidemment votre
objectif, madame la ministre, mais peut-être pas entièrement les
moyens pour l'atteindre. Si je veux également élargir l'accès à la large
bande, je veux surtout et d'abord, réduire la fracture numérique. Vous
vouliez que l'Etat montre l'exemple, qu'il mette davantage de services
électroniques à la disposition tant des particuliers que des entreprises;
mais, à quoi bon, si on laisse sur la touche une grande partie des
citoyens.

Comme ministre avec différentes compétences, vous pourriez être plus
proactive, encadrer et renforcer l'offre de services à des tarifs
avantageux vers certaines catégories de consommateurs, vers
certaines institutions. Je pense au développement et à l'extension du
projet "e-line", à la possibilité pour certaines entreprises publiques de
jouer un rôle dans la réduction de cette fracture numérique; je pense
notamment à La Poste et à des bornes internet au sein des postes
mais là ce n'est pas de votre compétence.

J'en viens à mon deuxième point. Le premier était les télécoms, dont
j'avais beaucoup parlé en commission et le second que je vais aborder
maintenant est le contrôle des prix sur certains biens et services. Vous
m'avez rassurée lors de nos discussions sur la note de politique
générale en affirmant que vous ne lèveriez pas le contrôle des prix de
manière globale et que vous ne le feriez pas plus particulièrement sur
les maisons de repos ou bien sur l'eau pour laquelle la concurrence
n'est vraiment pas effective. Je réitère cependant mes inquiétudes par
rapport au pain et aux médicaments non remboursables.

Avec le pain, on s'est attaqué à un symbole, même si on a répondu,
comme je l'ai compris, aux revendications sans doute légitimes d'un
secteur. Mais vous avez vous-même relativisé les choses, madame la
ministre et je vous ai entendue sur le sujet de l'augmentation des
céréales dans notre pays: d'après vous, cette augmentation des prix ne
serait apparemment que passagère et le prix des produits devrait
diminuer à brève échéance.

Ce que je souhaite ajouter concerne la méthode utilisée par rapport à
votre arrêté permettant l'augmentation du prix du pain et la fin du
contrôle des prix sur le pain. Si je suis bien informée, avant d'envoyer
votre arrêté au Conseil d'État, vous n'avez pas envoyé votre décision à
la commission de contrôle des prix. Je crois que vous auriez peut-être
dû le faire parce que vous auriez pu être éclairée différemment par une
commission de contrôle qui est là pour ça. D'ailleurs, c'est un peu ce
que vous reprochait le Conseil d'État et vous l'avez fait a posteriori.

Pour les médicaments non remboursables, je ne vais pas faire de longs
discours. Mme Creyf est là et elle va s'en charger juste après mon
intervention. Encore une fois, même si cela existe dans treize États de
l'Union européenne, cela ne me rassure toujours pas parce que je ne
vois pas l'avantage du consommateur à la suppression du contrôle des
prix ou en quoi cela permettrait un meilleur service. Au contraire, j'ai
l'impression que des pharmaciens pourraient jouer à l'apprenti sorcier,
se lancer dans une politique de marketing et vendre des médicaments
comme on vend des crèmes à épiler ou des crèmes antirides, avec des
publicités ou des offres tapageuses.

Je ne pense pas non plus que nous allons assister à une tendance
générale à la baisse. J'ai relu les textes de vos différentes interventions
et vous y avez dit assez sobrement que dans les pays où les prix ont
été libéralisés, on n'assistait pas à une hausse significative des prix.
voor een ruimer aanbod tegen
gunsttarieven voor bepaalde
categorieën van consumenten.

Nu kom ik toe aan de prijzen van
bepaalde goederen en diensten. U
hebt mij enigszins gerustgesteld
door te bevestigen dat u de
prijzencontrole niet zult opheffen
als er niet echt concurrentie heerst,
maar ik herhaal dat ik nog steeds
bezorgd ben om de opheffing van
de maximumprijs van het brood en
de niet-terugbetaalbare
geneesmiddelen.

Bij de methode die voor het brood
werd toegepast voel ik mij niet zo
goed, want ik denk dat die
beslissing niet eerst aan de
Commissie tot regeling der prijzen
werd voorgelegd.

En wat de niet-terugbetaalbare
geneesmiddelen betreft, vraag ik
mij af welk voordeel de
consumenten hierbij hebben? De
dienstverlening zal er niet op
vooruitgaan, integendeel. Een
prijsstijging is helemaal niet
uitgesloten want u kunt het
tegendeel niet bevestigen. De
markt moet de prijs niet bepalen,
want hierdoor liberaliseert u de
prijzen en niet de sector.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
En tout cas, on n'y assiste pas non plus à une diminution des prix
alors que la libéralisation poursuivait cet objectif.

J'aimerais simplement rappeler que les médicaments non
remboursables ne sont pas des produits de luxe. Ils sont absolument
nécessaires pour le traitement de certaines affections et maladies. Je
pense qu'il y a un risque réel d'augmentation des prix. En tout cas
aujourd'hui, on ne peut affirmer le contraire. Je ne crois pas qu'il
appartienne au marché de déterminer le prix d'un médicament. Par
ailleurs, si on libéralise les prix, pourquoi ne pas libéraliser le secteur:
les médicaments seraient ainsi vendus n'importe où, comme dans
certains pays, notamment dans des grandes surfaces.

Voilà, madame la ministre, les deux points que je tenais à rappeler en
séance plénière, à savoir les télécoms et le contrôle de prix.
01.35 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouwen
ministers, collega's, ik wil dieper ingaan op een aantal punten uit de
beleidsbrief. Het is een selectie uit het geheel van beleidsdomeinen van
de minister.

Ik begin met het prijs- en mededingingsbeleid.

Mevrouw de minister, begin september pakte u uit met wat het
paradepaardje van uw beleid zal worden, in casu de afschaffing van de
middeleeuwse prijzencontrole. De mensen en de middelen die door de
afschaffing vrijkomen, zouden worden ingezet voor een beter toezicht op
de mededinging. U lonkte naar Nederland dat ongeveer over 400
mensen beschikt om deze opdracht tot een goed einde te brengen. We
hebben het debat in de commissie gevoerd. Vanmorgen hebben we uw
interventie naar aanleiding van de destabilisatie van de Raad voor de
Mededinging op de korrel genomen. We kunnen een aantal conclusies
trekken.

Ten eerste, u hebt de afschaffing en versoepeling van de
prijzenreglementering bepleit. Ondertussen dient uw coalitiepartner
sp.a-spirit in dit Parlement een wetsvoorstel in om de tarieven van de
banken te tariferen. Anders gezegd, dit voorstel strekt ertoe een nieuwe
prijzencontrole in te voeren.

Ten tweede, we hebben u geïnterpelleerd over de afschaffing van de
prijzencontrole op niet-terugbetaalde geneesmiddelen. CD&V is
absoluut tegen uw plan. We hebben de gelegenheid gehad dit uitvoerig
met mekaar te bespreken. Uw coalitiepartner sp.a-spirit was
aanvankelijk afwezig in het debat. Op dit ogenblik manifesteert de
coalitiepartner zich als tegenstander van de afschaffing van de
prijzencontrole op OTC-geneesmiddelen. Van de PS kregen we reeds
eerder steun.

Ten derde, u zou de werking verbeteren van de Raad voor de
Mededinging. Ondertussen is de Raad voor de zoveelste maal onthoofd.
Kennelijk zijn er binnen de Raad politieke spelletjes aan de gang. Eind
september - zo blijkt - werd u hierover geïnformeerd. In plaats van
krachtig op te treden en orde op zaken te stellen, hebt u zich begin
oktober beperkt tot het schrijven van een brief aan de voorzitter van de
Raad. Mevrouw de minister, u hebt, mijns inziens, het hoofd moeten
buigen voor de druk van de PS.

Ten vierde, u spiegelde een drastische ommezwaai voor inzake de
mededinging. Met de enkele extra medewerkers die de dienst zouden
kunnen bezetten, blijft de boel op een bijzonder laag pitje draaien.
01.35 Simonne Creyf (CD&V):
J'entamerai mon intervention par
quelques considérations à propos
de la politique en matière de prix et
de concurrence: alors que la
ministre Moerman a fait de la
suppression du contrôle des prix et
de l'affectation des moyens ainsi
libérés au renforcement du contrôle
en matière de concur-rence son
cheval de bataille, nous avons
malheureusement dû nous pencher
une fois de plus, ce matin en
commission, sur les problèmes
engendrés par la déstabilisation du
Conseil de la concurrence.

En dépit du plaidoyer de la ministre
en faveur de la suppression du
contrôle des prix, le sp.a-spirit a
déposé une proposition de loi
tendant à la régulation des tarifs
bancaires et le sp.a et le PS se
sont opposés à la suppression du
contrôle des prix des médicaments
en vente libre ­ suppression qui,
soit dit en passant, n'emporte pas
davantage l'adhésion du CD&V.

Le Conseil de la concurrence est
décapité, sans doute en raison de
pratiques politiciennes, et la
ministre Moerman n'a pas su faire
preuve de la détermination requise
pour régler le problème, se
contentant d'adjoindre quelques
nouveaux collaborateurs au
Conseil, sans imprimer un
changement de cap au fonctionne-
ment de ce dernier.

En ce qui concerne le problème
des assurances autos à un tarif
abordable, la ministre admet enfin
que le Bureau de Tarification ne
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
Mevrouw de minister, u kunt antwoorden dat de pers u andermaal
verkeerd begrepen heeft. Dat is mogelijk. Ik kan echter niet anders dan
vaststellen dat uw paradepaardje op korte tijd reeds heel wat flinke
deuken heeft gekregen en dat we het stilaan zullen mogen begraven.

Ten tweede is er de autoverzekering voor jongeren en ouderen tegen
een betaalbare prijs. Mevrouw de minister, ik moet u proficiat wensen.
Uw voorganger heeft het probleem van de ouderen en de jongeren
inzake autoverzekering twee jaar lang niet willen inzien. Collega's,
ongeveer twee jaar geleden diende CD&V een amendement in op een
wetsontwerp van de regering om betaalbare polissen voor jongeren en
ouderen te verkrijgen. De amendementen werden toen door de
meerderheid weggestemd. De bevoegde minister was immers van
oordeel dat het Tariferingsbureau de problemen van de jongeren en de
ouderen zou kunnen oplossen. Twee jaar lang gebeurde er niets.
Mevrouw de minister, wij zijn erover verheugd dat u het probleem nu
erkent en dat u toegeeft dat het Tariferingsbureau in het huidige
wettelijke kader niet in staat is om oplossingen te bieden. U zoekt het
overleg met de verzekeraars.

Ondertussen hebben wij in het Parlement een wetsvoorstel ingediend
en kregen we deze week reeds de kans om ons eigen CD&V-
wetsvoorstel toe te lichten. Wij hebben een gecombineerd voorstel
waarbij in de eerste plaats de factor leeftijd slechts mag spelen voor
25% bovenop de basispremie. Twee, wij willen een soort familiale
autoverzekering mogelijk maken. Jongeren wier ouders reeds verzekerd
zijn bij een bepaalde maatschappij, moeten bij deze maatschappij een
voordeliger tarief kunnen verkrijgen. Drie, contracten voor jongeren
zouden moeten kunnen voor 5 jaar, zonder opzegbaarheid door de
verzekeraars, ook niet na een schadegeval.

Mevrouw de minister, u wenste de discussie nog niet te voeren. U wou
wachten op het voorstel van de verzekeraars dat ons voor morgen of
overmorgen beloofd is. We moeten nog even wachten, maar toch
konden we hier en daar al iets vernemen. Ik hoor dat in het voorstel van
de verzekeraars de factor leeftijd zou spelen voor 30%, met andere
woorden, de basispremie en 30% extra voor de leeftijd. In ons voorstel
beperken wij dit tot 25%.

De sector zou een gezamenlijk voorstel doen. De vraag is of dit kan.
Als de verzekeraars beslissen om een gezamenlijk voorstel te doen en
als zij daarbij beslissen om samen de verzekeringen voor jongeren te
verhogen met 30%, dan vraag ik mij af of dat geen kartelafspraken zijn.
Moet de wet op de mededinging hier dan niet gelden?

In het voorstel van de verzekeraars is er, zoals ik tot nu toe kon
vernemen, wel degelijk sprake van een prijsverhoging. In ons voorstel is
er geen sprake van een prijsverhoging, omdat wij de meerprijs laten
dragen door de overheid via een voorafname van de taks die op
autoverzekeringen verschuldigd is en die 27,1% bedraagt. Dat is een
proportionele taks. Wie meer betaalt of wie in een hogere categorie
komt, betaalt relatief ook meer taks. Jongeren die meer moeten betalen
omdat zij jong zijn, betalen dan ook meer taks. In ons voorstel willen wij
een deel van deze taks laten terugvloeien om een goedkopere
verzekering voor jongeren te kunnen financieren.

In ons voorstel zal de gewone consument niet meer betalen. In het
voorstel van de verzekeraars zal de gewone consument wel meer
betalen.

Mevrouw de minister, ik heb nog een ander punt, namelijk betreffende
het energiebeleid. Ik heb u reeds gezegd dat uw beleidsnota over het
résout pas le problème auquel sont
confrontés les jeunes et les
personnes âgées. La ministre
attend d'être en possession de la
proposition des assureurs pour
entamer le débat. Le CD&V a
déposé une proposition de loi qui
tend à limiter à 25% l'incidence du
paramètre de l'âge dans le calcul
de la prime, à permettre de
contracter une assurance familiale
et à fixer la durée des contrats à
cinq ans.

Selon certaines rumeurs, le secteur
ferait une proposition commune. Ne
s'agit-il pas-là d'un accord de
cartel? Qu'en est-il de la loi sur la
concurrence? Dans la proposition
du secteur, le paramètre de l'âge a
une incidence de 30% par rapport à
la prime de base. Elle prévoit
également une augmentation de
prix pour le consommateur alors
que, dans notre proposition,
l'augmentation est prise en charge
par les pouvoirs publics dans le
cadre de la réorientation d'une
partie des taxes.

En ce qui concerne la politique
énergétique, nous sommes
heureux de retrouver enfin une
ministre qui privilégie des principes
comme la sécurité
d'approvisionnement, la stimu-lation
de la concurrence économique et la
formation des prix. Nous saluons
l'intention de déléguer la
préparation de la politique à
l'administration, le regain d'intérêt
pour le pétrole, l'amélioration des
données statistiques, le nouveau
rôle de la CREG et le renforcement
de la coopération avec les Régions.
En revanche, le rôle des
consommateurs nous paraît
particulièrement maigre.

Si nous nous réjouissons de ce
que la ministre envisage une
planification indicative, nous
regrettons cependant l'absence
d'un plan intégré pour tous les
vecteurs énergétiques et le manque
de cohérence dans la conception
de la politique énergétique. La note
politique ne mentionne quasiment
pas le gaz naturel et fait l'impasse
sur la recherche et le
développement dans le domaine de
l'énergie. La politique en matière de
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
energiebeleid een aantal positieve punten bevat. Het is positief dat er
eindelijk weer een minister is die enkele klassieke doelstellingen van
het energiebeleid terug op de voorgrond brengt. Het gaat dan over de
bevoorradingszekerheid, het stimuleren van economische concurrentie
en de prijsvorming.

Er zijn punten die wij steunen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het
overhevelen van de beleidsvoorbereiding naar de administratie, de
hernieuwde belangstelling voor petroleum, de verbetering van de
statistische gegevens, de nieuwe rol van de CREG en de versterking
van de samenwerking met de Gewesten.

Mevrouw de minister, ik zou toch nog graag eventjes opnieuw de plaats
en de rol van de gebruikers in heel dit debat willen onderstrepen. De
verbruikers waren vroeger vertegenwoordigd in het controlecomité. Ze
zijn nu nog vertegenwoordigd in de algemene vergadering van de CREG.
Als er nog bevoegdheden van de CREG naar de administratie gaan, dan
zouden we u toch wel willen vragen om erover te waken dat de
consumenten nog een inspraak hebben in het energiebeleid.

U spreekt ook opnieuw over de indicatieve planning. Wij vinden dat zeer
positief. Mevrouw de minister, wij willen een geïntegreerd plan voor alle
energiedragers verdedigen, niet alleen voor de elektriciteit. Dat plan zou
moeten opgesteld zijn na overleg met alle actoren op het terrein.

Mevrouw de minister, helaas vinden we in uw plan iets te veel woorden
als "zal", "zal worden onderzocht", "zou kunnen" en "het kan" terug.
Volgens ons ontbreekt een duidelijke, coherente visie op het
energiebeleid in ons land. Het woord aardgas bijvoorbeeld komt
nauwelijks voor in de tekst. Onderzoek en ontwikkeling inzake energie
blijven onvermeld. Het taksenbeleid is niets meer dan een puur
belastingbeleid.

Met de wijze waarop u de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt regelt,
zijn we het helemaal oneens. U en de Vlaamse overheid maken de
elektriciteitsmarkt de jure vrij. U schaft iedere bescherming van de
consument af. U laat de prijzen los. U neemt echter geen ingrijpende
maatregelen om de markt te doen werken en om ook de facto tot een
vrije markt te komen waarin de consument kan kiezen tussen
verschillende aanbieders.

Wij staan ook niet langer alleen met onze kritiek op het falende
elektriciteitsbeleid van Verhofstadt I. Ook vice-eerste minister Vande
Lanotte noemt de vrijmaking totnogtoe een lachertje. Wat gebeurt er
om het de facto monopolie van Electrabel te doorbreken? Een
mogelijkheid daartoe is de veiling van virtuele capaciteit. Enkele weken
geleden kopte Het Nieuwsblad "Electrabel moet stroom delen". Vice-
eerste minister Johan Vande Lanotte stelt voor dat Electrabel tot 30%
van zijn capaciteit veilt. Op dit ogenblik zijn er alleen maar plannen voor
8%. Volgens vice-eerste minister Vande Lanotte en ook volgens ons is
dat te weinig om effect te hebben. Bovendien - ik wil ook nog even een
opmerking terzijde maken - creëert de veiling van productiecapaciteit
geen nieuwe productiecapaciteit en maakt uiteraard ook geen nieuwe
producenten. De vorige regering maakte afspraken met Electrabel om
de prijzen gedurende zes maanden niet te laten stijgen. Die periode
loopt binnenkort af.

U wil geen maximumprijzen vastleggen. Nochtans heeft het Parlement
u via de wet daarvoor unaniem opdracht gegeven. Maar de minister zegt
dat dit niet nodig is, de minister is tegen maximumprijzen. En, volgens
de minister zijn prijsverhogingen nodig om de markt optimaal te laten
functioneren.
taxes se réduit à une politique
purement fiscale.

Nous désapprouvons totalement la
manière dont la ministre organise la
libéralisation du marché de
l'électricité. Aucune mesure n'est
prise pour protéger le
consommateur et lui offrir une
véritable liberté de choix. Pour
rompre le monopole de fait
d'Electrabel, une capacité virtuelle
peut être mise aux enchères. Le
vice-premier ministre Vande
Lanotte préconise une mise aux
enchères à concurrence de 30%,
alors qu'il n'est question que de 8%
dans les plans actuels.

L'accord conclu avec Electrabel sur
un gel des prix pendant six mois
vient prochainement à échéance.
La ministre ne veut toutefois pas
entendre parler d'un prix maximum.
Il subsiste
encore de trop
nombreux obstacles à un bon
fonctionnement du marché qu'il
conviendra de lever préalablement à
toute libération des prix.

La note de politique ne dit rien de la
sortie du nucléaire décidée par le
précédent gouvernement en
l'absence de solution de rechange
ou d'évaluation exacte des coûts.
Les socialistes n'osent plus revenir
sur cette décision insensée mais le
VLD la maintient-il également?

Trois pages à peine sont
consacrées à la politique
scientifique. Il n'est nullement
question d'une politique digne de
ce nom. Je m'interroge à propos de
la mise en oeuvre de la réforme
Copernic dans ce secteur. La
Politique scientifique ne constitue
qu'un SPP (service public de
programmation) au sein du SPF
Economie, bien qu'elle soit plus
importante du point de vue des
effectifs et du budget. De surcroît, il
apparaît à présent que
l'organisation de ce SPP est
modifiée par rapport à
l'organigramme établi au moment
de sa création. Si l'on déroge à cet
organigramme, certains ne
manqueront pas de saisir le
Conseil d'Etat. Fallait-il encore
accroître le malaise qui règne déjà
au sein du personnel? La ministre
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21

Maar, mevrouw de minister, er zijn nog te veel barrières die een goede
marktwerking belemmeren. Eerst moeten die barrières worden
weggewerkt, dan kan men de prijzen loslaten. Men mag de dingen niet
op hun kop zetten zoals dat nu het geval is.

Tijdens een vorige legislatuur is men zo dwaas geweest de vervroegde
uitstap uit kernenergie goed te keuren, zonder een strategie voor
alternatieven te hebben, zonder het kostenplaatje dat eraan vast hangt
te kennen, zonder openlijk te communiceren. Uw beleidsnota leert ons
daaromtrent niets. U bent kennelijk verlamd door de socialisten die de
groenen willen doodknijpen en die de dwaze beslissing over de
kernuitstap niet willen terugdraaien. Mevrouw de minister, ik zou u
willen aanhoren ­ u en de eerste minister trouwens. Ik zou u willen
horen herhalen dat u die dwaze beslissing van een vervroegde
kernuitstap van harte verdedigt. Alles duurt tot de volgende
verkiezingen.

Dan kom ik tot het wetenschapsbeleid. Mevrouw de minister, het
wetenschapsbeleid beslaat drie magere bladzijden in uw beleidsnota:
enkel wat titeltjes, van beleid geen sprake. Hier en daar zegt u wel ­
met hier en daar bedoel ik: in de media of op plaatsen waar u komt ­
dat Wetenschapsbeleid en de federale wetenschappelijke instellingen
belangrijk zijn en dat u die belangrijk vindt. Helaas wordt die aandacht
niet vertaald in uw beleidsbrief en ook niet in de begroting.

Mevrouw de minister, ik wil ook nog even terugkomen op de
implementatie van het Copernicus-plan. Eerst en vooral blijf ik het
betreuren dat de dienst Wetenschapsbeleid een POD geworden is, een
programmatorische overheidsdienst. Een POD is in principe tijdelijk en
wordt toegevoegd aan een FOD, in dit geval de FOD Economie. Met
2.600 personeelsleden en een begroting van meer dan 500 miljoen euro
is de POD Wetenschapsbeleid merkelijk groter dan de FOD Economie
waaraan zij is toegevoegd. Ik hoor, mevrouw de minister, maar ik heb
dat maar opgevangen, dat men bezig is de POD Wetenschapsbeleid
anders te organiseren dan voorzien was bij de beslissing over de POD.
Nu, als de profielen en de functies in het nieuwe organigram niet meer
overeenkomen met het oorspronkelijke organigram zou dat wel eens
gevolgen kunnen hebben voor het personeel. Men zou wel eens een
aantal beroepen bij de Raad van State kunnen verwachten. Ik hoor dat
er op dit ogenblik bij het personeel een malaise heerst. Mijn vraag is,
mevrouw de minister, volgt u dat op? Waar blijven de interne
benoemingen? Voor de benoemingen N­1 zou er een voorstel zijn ­ zo
heb ik vernomen ­ en u zou eerstdaags een voorstel voorgelegd krijgen
van de heer Mettens.

Ik hoor dat er vijf Franstaligen zouden worden benoemd en drie
Nederlandstaligen. Voor twee benoemingen zouden er problemen zijn
omdat er blijkbaar geen A- of B-kandidaten zijn. Mevrouw de minister,
waarom worden de twee problemen naar de Nederlandstaligen
geschoven? Waarom is er geen voorstel met vier Franstalige en vier
Nederlandstalige benoemingen? Waarom moeten de twee instellingen
met problemen aan de Nederlandstaligen worden toegekend? Wij
vinden dat onaanvaardbaar, want wat zal het resultaat zijn? De vijf
Franstaligen die moeten worden benoemd, zullen worden benoemd.
Van de vijf Nederlandstaligen zullen er slechts drie worden benoemd.
Twee benoemingen worden uitgesteld wegens geen kandidaten.

Mevrouw de minister, als het echt zo is ­ ik hoop dat u dat kunt
bevestigen of ontkennen ­ dan vinden wij dat onaanvaardbaar. Dan
willen wij u vragen waar uw Vlaamse reflex is.
est-elle attentive à cet aspect? Et
qu'en est-il des nominations
internes? Pourquoi nomme-t-on
cinq francophones pour trois
néerlandophones? Les réflexes
flamands de la ministre se seraient-
ils émoussés?

Les dix institutions scientifiques
fédérales conservent-elles leur
autonomie ou cherche-t-on à les
intégrer au sein d'un seul et même
département? Les idées relatives
au mécénat et à la digitalisation du
patrimoine me semblent, certes,
séduisantes, mais ces institutions
sont confrontées à des problèmes
bien réels. Nous avons établi un
diagnostic et rédigé un livre blanc
proposant des remèdes, ainsi
qu'une planification à long terme,
dont on cherche en vain la trace
dans la note de politique générale
et dans le budget.

Si, à nos yeux, la balance penche
du mauvais côté, c'est notamment
en raison de cette lacune
importante.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
Ik zou ook nog willen vragen of de tien federale wetenschappelijke
instellingen hun autonomie behouden. Klopt het dat er intenties zijn om
de tien federale wetenschappelijke instellingen te integreren in één
departement? Ook hier wil ik u vragen of u volgt wat er ondertussen aan
het gebeuren is.

Ik wil nog kort terugkomen op de situatie van de tien federale
wetenschappelijke instellingen zelf. Er wordt sponsoring gezocht en er
wordt gewerkt aan de digitalisering van het patrimonium. Mevrouw de
minister, wij staan daar uiteraard achter. Dit is positief, maar er is veel
meer aan de hand dan dat. We hebben een diagnose van de problemen
van deze instellingen. We hebben ook het witboek Horizon 2005 waarin
een aantal remedies staan, maar vooral een financiële planning en een
aanpak op termijn.

Mevrouw de minister, ik betreur het dat in uw beleidsnota verder in niets
wordt voorzien en dat er in die begroting niets is bepaald dat een
aanzet is voor de aanpak van deze problemen op lange termijn.

Mevrouw de minister, in uw beleidsnota en in de initiatieven die u
ondertussen al hebt aangekondigd, staan er positieve zaken die wij
onderschrijven. Er zijn ook een aantal negatieve punten en bovendien
een aantal negatieve punten waaraan we nogal zwaar tillen. Voor ons is
de balans op dit ogenblik negatief.

De voorzitter: Tenzij de regering nu wenst te antwoorden, stel ik voor nu de interpellaties te houden.
01.36 Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, misschien is
het beter dat we eerst het deel in verband met de begroting afronden en
dan de interpellaties doen.
01.37 Sophie Pécriaux (PS): Monsieur le président, mesdames les
ministres, monsieur le secrétaire d'Etat, chers collègues, globalement,
mon groupe s'inscrit au projet de budget pour l'année budgétaire en ce
qui concerne la section 32 relative à l'Economie. Comme je l'ai dit
pendant les travaux en commission de l'Economie, j'adhère, ainsi que
mon parti, aux orientations proposées par Mme la ministre Freya Van
den Bossche.

Une politique volontariste de la consommation doit rencontrer les
préoccupations des citoyens. Il est impératif que la politique menée
mette un terme aux situations d'exclusion et aux conflits avec les
professionnels qui utilisent des procédés abusifs ou qui exploitent la
crédulité de certaines personnes. L'accès à des produits sûrs et de
qualité constitue un droit incontestable de l'ensemble de la population,
quel que soit son pouvoir d'achat. Aujourd'hui plus que jamais, une
protection efficace et cohérente du consommateur est nécessaire pour
accroître la qualité de la vie de tous les citoyens. Elle peut prévenir et
même combattre la pauvreté.

Au nom de mon groupe, je veux insister sur nos priorités en matière de
protection du consommateur.

Premièrement, il est de la responsabilité des pouvoirs publics
d'améliorer l'information du consommateur face à la profusion des
labels. Aujourd'hui, le nombre croissant de labels, de signes de qualité,
de logos verts, de divers signes non répertoriés officiellement ne permet
plus au consommateur de distinguer les qualités intrinsèques et la
valeur des produits présentés à la vente ou à l'usage. Il s'agit parfois de
labels autoproclamés, ce qui est inacceptable. Ils ne répondent pas à
un cahier des charges sérieux et ne font l'objet d'aucun contrôle. Il faut
01.37 Sophie Pécriaux (PS):
Mijn fractie stemt in met afdeling 32
(economie) van de
ontwerpbegroting. De bevoegd-
heidsverdeling tussen de ministers
lijkt ons evenwel onvoldoende
duidelijk afgebakend en kan leiden
tot een onoordeelkundige
aanwending van de begrotings-
kredieten en bijkomende uitgaven.

Een voluntaristisch consumptie-
beleid moet inspelen op de
bekommernissen van de burgers;
de consumenten moeten tegen de
misleidende praktijken van
bepaalde beroepsmensen worden
beschermd en moeten worden
geïnformeerd over de wildgroei van
de kwaliteitslabels.

Door het groeiend aantal labels is
het moeilijk om de kwaliteit en de
waarde van de producten te
onderkennen. De officiële labels
moeten worden gepromoot en de
voorwaarden die worden opgelegd
voor het verkrijgen van dergelijke
labels moeten worden
gecontroleerd.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
promouvoir des labels officiels tels que le label écologique européen et
le label relatif à la production socialement responsable, tout en veillant
à une approche précise des critères à respecter. Le moment est venu
de mettre de l'ordre dans la profusion des labels en vigueur sur le
marché en contrôlant régulièrement les conditions d'obtention de ceux-
ci pour donner une information plus claire et plus fiable au
consommateur, ce qui est intégré dans l'accord de gouvernement,
lequel prévoit que des actions seront menées afin que "l'utilisation des
labels ne soit pas abusive". Nous prenons bonne note de l'engagement
de Mme la ministre qui a consulté le Conseil de la consommation afin
d'examiner les mesures envisagées par le biais de la loi sur les
pratiques du commerce.

Deuxièmement, l'Etat fédéral se doit prioritairement d'améliorer
l'information et la protection des jeunes consommateurs. L'Etat fédéral
contribuera ainsi à créer un comportement analytique objectif auprès
des jeunes générations. La protection des mineurs doit être renforcée,
notamment en matière d'utilisation de nouvelles technologies de
l'information et de la communication, de la copie numérique et des
pratiques du commerce récemment mises à disposition sur le marché
libre. Tout progrès doit être objectivé. C'est en effet dès le plus jeune
âge que les enfants se mettent à consommer et sont la cible de la
publicité. A ce propos, la note dit: "La publicité est légitime tant qu'elle
respecte les règles de véracité et de loyauté." Mais cela a déjà été dit
à cette tribune. Encore importe-t-il de tenir compte de l'ampleur, du
volume, des quantités et d'autres paramètres non définis à cet instant.
Au-delà d'un certain seuil, même certains publicitaires ne trouvent plus
la publicité légitime.

Une polémique intense s'est d'ailleurs développée à propos de la
publicité relative aux fêtes enfantines. L'autorégulation prônée par le
secteur via un code de bonne conduite ne fonctionne pas. Dès le mois
d'octobre, les enfants et leurs parents sont sollicités par des messages
ciblés, par des Saint Nicolas et des Pères Noël par centaines.
Apprenons les plus jeunes de notre société à consommer avec
précaution et perspicacité, apprenons-leur à réagir de façon critique aux
publicités. Bref, nous devons leur donner les outils pour être les acteurs
conscients de l'influence positive ou négative de la publicité. En un mot,
formons leur sens de l'analyse.

Remplaçons les adeptes de la surconsommation qui peut mener à la
spirale du surendettement, osons orienter les jeunes consommateurs
vers des schémas de consommation durable. D'ailleurs, cette
information ou cette formation doit concerner toutes les tranches d'âge.
Le comportement des consommateurs âgés n'est pas à négliger. Les
seniors sont plus souvent que d'autres groupes de population victimes
de pratiques d'escroquerie. Des initiatives telles que la création
d'écoles de consommateurs ou d'écoles de la consommation doivent
être poursuivies, étendues et encadrées par les pouvoirs publics.

Troisièmement, il me semble impératif de renforcer le poids des
organisations de consommateurs. Il est évident qu'il existe une
distorsion entre les moyens de présentation des produits utilisés par
les professionnels et les moyens d'analyse mis à disposition des
organisations de consommateurs. L'État doit rétablir un équilibre entre
ces deux composantes par le financement des organisations de
consommateurs dûment compétentes. La protection des intérêts des
consommateurs et leur représentation constituent un véritable service
universel qui doit se traduire par la mise en place d'un soutien public
constant et stable.

Les pouvoirs publics doivent financer des experts consuméristes. Ceux-

Tevens moet de federale overheid
zorgen voor een betere voorlichting
en bescherming van de jonge
consumenten, met name via de
aanwending van de nieuwe
informatie-
en communicatie-
technologie.

Kinderen zijn op zeer jonge leeftijd
al consumenten en een belangrijke
doelgroep voor reclamemakers.
Voortijdige reclamecampagnes
(bijvoorbeeld reclamecampagnes
voor Sinter-klaas of de Kerstman
die in oktober worden opgezet)
brengen de kinderen in de war. Het
is onze taak om toe te zien op de
naleving van de regels inzake
reclame-ethiek.
Ook het consumptiegedrag van de
ouderen, die vaker het slachtoffer
zijn van oplichters, verdient onze
aandacht.

Wij zijn voorstander van de
oprichting van consumenten-
scholen. Voorts dient de
leesbaarheid van de etiketten te
worden verhoogd.

Ook een doorzichtiger prijszetting
in essentiële sectoren als energie
en communicatie kadert in een
betere informatieverstrekking.
Daartoe moet met de andere
bevoegde ministers worden
overlegd.

Tot slot moet de invloed van de
consumentenorganisaties worden
versterkt. De Staat moet de
bevoegde organisaties en experts
financieren en die organisaties
opnemen in de geschillen-
commissies voor consumenten.

De organen die instaan voor de
buitengerechtelijke beslechting van
die geschillen en het idee van een
enkel loket voor schade-vergoeding
zijn interessante initiatieven. De
procedure mag daardoor echter niet
langer aanslepen.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
ci doivent intervenir dans les négociations et dans les processus de
certification et de contrôle, tant en matière de santé que de sécurité,
d'environnement et de consommation citoyenne.

Renforcer le poids et les compétences des représentants des
consommateurs permettrait de faire passer leurs préoccupations en
termes de qualité, de sécurité, de protection de la santé et de
l'environnement. Les organisations de consommateurs doivent avoir les
moyens financiers et disposer d'espaces d'expression publique afin de
leur fournir des informations utilisables et indépendantes des
producteurs et des distributeurs.

Ce renforcement passera par une présence systématique des
organisations de consommateurs au sein des commissions de litiges
et de consommation. Les organes de résolution extrajudiciaire de
litiges constituent une alternative intéressante pour le consommateur
quand elles garantissent un traitement efficace des dossiers à un coût
moindre pour celui-ci.

L'idée d'un guichet unique auprès duquel tout citoyen devrait s'adresser
afin d'obtenir réparation est séduisante. Elle rencontre nos
préoccupations en matière de simplification administrative. Néanmoins,
il faudra veiller à ce que ce recours n'entraîne pas un allongement des
délais de procédure.
01.38 Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, als hekkensluiter van dit gedeelte van
de begrotingsbespreking zou ik het heel kort willen hebben over de
autoverzekering en de verzekering tegen natuurrampen.

De voorbije weken was solidariteit blijkbaar een graag gebruikt woord in
de verzekeringssector: solidariteitsbijdragen in de autoverzekering,
solidariteit voor een verplichte verzekering bij overstromingen. We
zouden bijna vergeten dat de verzekeringssector toch nog altijd streeft
naar een beetje winst en zich, zeker met de toenemende
segmentering, niet altijd baseert op onderlinge solidariteit.

Mevrouw de minister, wat de autoverzekering betreft hebt u bij uw
aantreden heel duidelijk verklaard dat u tegen januari 2004 graag een
oplossing zou hebben voor de chauffeurs die moeilijk of onmogelijk een
verzekering kunnen krijgen op de privé-markt. Het gaat dan vooral om
jonge en oudere chauffeurs. Wat betreft deze doelstelling steunen wij u
volledig, want het gaat om een belangrijke zaak. U hebt ook contact
genomen met de verzekeringssector om tegen 15 december met een
duidelijk voorstel naar voren te komen. Zoals mevrouw Creyf daarstraks
al zei mogen we tegen het eind van de week waarschijnlijk toch zo'n
voorstel vanuit de verzekeringssector verwachten.

Ondertussen verscheen eind november in de pers toch al een
denkspoor om elke autopolis onder de vorm van een
solidariteitsbijdrage van 10 euro duurder te maken. Hiermee zouden de
verzekeringsmaatschappijen de tekorten die ze hebben bij de
risicogroep jongeren willen compenseren en hierdoor een goedkopere
verzekering kunnen aanbieden. Mevrouw de minister, zowel in de pers
als in de commissie, verklaarde u dat u geen voorstander was van een
algemene prijsverhoging. U wenste de discussie verder in alle rust te
kunnen voeren. Ondertussen liet u vorige zondag in "De Zevende Dag"
en in enkele kranten uitschijnen dat de premies van de
motorrijtuigenverzekering een algemene prijsstijging zouden ondergaan
om de toegankelijkheid van die verzekering ook voor jonge en oudere
chauffeurs mogelijk te maken. Een algemene verhoging van de premies
01.38 Anne-Marie Baeke (sp.a-
spirit): Il est frappant de constater
avec quelle régularité il est question
ces derniers temps de solidarité
dans le secteur des assurances,
lequel recherche pourtant le profit
et n'est assurément pas toujours
fondé sur la solidarité.

La ministre devrait présenter pour le
début du mois de janvier 2004 une
solution au problème des
conducteurs qui éprouvent des
difficultés à se faire assurer. Il
s'agit essentiellement de
conducteurs âgés et jeunes. Elle a
invité le secteur des assurances à
formuler une proposition concrète
d'ici au 15 décembre. Entre-temps,
la presse s'est fait l'écho d'une
piste de réflexion consistant à
imposer à chaque assuré un
supplément de prime de solidarité
de dix euros. Si la ministre avait
d'emblée indiqué qu'elle n'est pas
favorable à une hausse de prix
généralisée, elle a annoncé
dimanche dernier dans les médias
que toutes les assurances de
véhicules motorisés allaient subir
une telle augmentation.

La ministre peut-elle préciser la
différence entre l'augmentation
générale des primes qu'elle
propose et la prime de solidarité
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
dus om de verzekering voor jongere en oudere bestuurders betaalbaar
te maken.

Mevrouw de minister, graag kreeg ik verduidelijking omtrent het verschil
tussen een algemene verhoging van de premies zoals u die twee dagen
geleden hebt voorgesteld en de solidariteitsbijdrage van 10 euro die een
paar weken geleden vanuit de verzekeringssector ­ weliswaar door één
bepaalde verzekeraar ­ gelanceerd werd en waarmee u zelf duidelijk
niet direct akkoord ging.

Een algemene prijsverhoging is alleen maar een pleister op een houten
been. Het verandert niets aan het probleem van de segmentering die
momenteel in de autoverzekeringssector woedt. Mevrouw de minister,
ik denk dat we moeten toegeven dat het vanuit de politiek zeer moeilijk
zal zijn om ons te bemoeien met de prijsbepaling van premies. Ze
komen immers tot stand op een vrije markt en worden hoogstens ter
goedkeuring aan de minister voorgelegd, zelfs onder de naam van een
solidariteitsbijdrage. Wat de politiek wel kan ­ en ik denk dat daar de
uitdaging ligt ­ is ingrijpen op het domein van de segmentatiecriteria.
De politiek moet de ongebreidelde evolutie op dat vlak een halt
toeroepen. Segmentering moet kunnen tot op een bepaald niveau maar
moet zeker gebaseerd zijn op objectieve criteria. Dat was ook duidelijk
in het regeerakkoord bepaald. Men heeft gezegd dat de regering de
segmenterings-problematiek daadwerkelijk zou aanpakken.
Segmentering kan enkel op basis van objectieve grondslagen. Dat is
belangrijk en het is een moeilijker problematiek om op te lossen dan
gewoon het spreken over een prijsverhoging. Ik meen dat dit laatste een
vrij gemakkelijke, maar zeker geen goede oplossing van het probleem
is.

U hebt gepraat met de sector. U hebt hen gevraagd om een voorstel te
doen. Wij moeten nu enkele dagen wachten op het voorstel dat ze
doen. U hebt ook van in het begin duidelijk gezegd dat u niet zou
terugdeinzen om zelfregulerend op te treden als die sector niet bij
machte zou zijn of zou willen zijn om met een voorstel te komen. De
sp.a-spirit-fractie moedigt u aan om op dat moment concrete
maatregelen te nemen. Ik zou u willen vragen om in dat dossier de
politieke wil en moed te hebben om andere paden te bewandelen en
niet alleen te spreken over een prijsverhoging. Ik heb het ook in de
commissie gezegd. Ik denk dat de oplossing ligt in een heel pakket van
maatregelen, maatregelen die niet alleen tot uw bevoegdheid behoren.
Het gaat inderdaad over segmentering, maar ook over verantwoord
rijgedrag, zorgen dat het halen van een rijbewijs op een fatsoenlijke
manier gebeurt, er moet iets gebeuren aan het vermogen van auto's,
koppelverkoop, de duur van contracten. Het zijn allemaal elementen die
ter discussie staan. Mevrouw de minister, u moet misschien niet alleen
met de verzekeringssector rond de tafel zitten, maar ook met uw
collega-ministers werken aan een pakket van maatregelen om tot een
degelijke oplossing op politiek niveau te komen. Tot hier de
autoverzekering.

Er is dan nog de verzekering tegen wateroverlast. Men is bijna 30 jaar
bezig om een efficiënt betaalbaar systeem uit te werken dat
slachtoffers van rampen moet vergoeden. Ondertussen is al heel water
naar de zee gestroomd, al dan niet binnen de oevers van onze rivieren.
Ik kan alleen maar vaststellen dat een werkbare en rechtvaardige
oplossing nog niet voor heel direct is.

De problemen van de bestaande rampenfondsen zijn gekend. Er is het
probleem van de financiering en van het feit dat er geen volledige
vergoeding is, er is het feit dat men met een omslachtige procedure zit
omdat rampen bij koninklijk besluit moeten worden erkend, de
complémentaire proposée par le
secteur des assurances?

Une augmentation générale des
prix ne change rien au problème de
la segmentation dans le secteur
des assurances auto-mobile. Il
s'agit de veiller à ce que la
segmentation soit opérée sur la
base de critères objectifs. Je
comprends qu'il faille encore
attendre quelques jours la
proposition du secteur, mais la
ministre a affirmé d'entrée de jeu
qu'elle n'hésiterait pas à
éventuellement initier elle-même
une intervention régulatrice. Dans
ce cas, le sp.a-spirit lui demande
d'avoir le courage politique
d'envisager des alternatives et de
se concerter avec ses collègues
ministres.

Depuis trente ans, on recherche
une solution équitable et
opérationnelle au problème de
l'indemnisation des dégâts dus aux
inondations. Les problèmes du
Fonds des calamités sont connus.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
afhandeling van dossiers is dikwijls bij gebrek aan administratie een
werk van lange adem.

Men heeft gedacht dat op te lossen met de wet inzake natuurrampen,
de wet-Picqué, maar ook die blijkt geen soelaas te bieden, sterker nog
hij is zelfs niet uitvoerbaar van bij het begin. Het probleem is de dikwijls
politiek moeilijke afbakening van de risicogebieden en het feit dat een
verplichte verzekering wordt opgelegd aan degenen die in een dergelijk
risicogebied wonen, wat toch een zeer beperkte groep is.
01.39 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Baeke snijdt het thema van de natuurrampenverzekering aan, dat
straks het voorwerp is van onze interpellatie. Gaan wij daar nu op in?
De voorzitter: Ik heb daarnet met mevrouw Moerman afgesproken dat zij zal antwoorden na uw interpellaties.
01.40 Minister Fientje Moerman: Mevrouw Creyf, ik zal antwoorden
op het laatste stuk. Ik heb voorgesteld om globaal op dat stuk te
antwoorden, waarover u en de heer Schoofs een interpellatie zullen
houden. Ik zal het antwoord op de uiteenzetting van mevrouw Baeke bij
mijn antwoord op de interpellaties voegen.
01.41 Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): De problemen met de wet-
Picqué zijn ook gekend. Men zal met onbetaalbare
verzekeringspremies worden geconfronteerd en de afbakening van de
risicogebieden komt er maar niet.

Mevrouw de minister, over de onbetaalbaarheid van een verzekering
tegen overstromingen binnen zo een risicogebied kan ik u alleen maar
gelijk geven. Het is een onhaalbare kaart. Ik ben het echter veel minder
eens met uw piste om iedere Belg te verplichten een verzekering tegen
overstromingen af te sluiten als onderdeel van een overigens niet-
verplichte brandverzekering.

De optie in de wet-Picqué om natuurrampen over te laten aan privé-
verzekeringsmaatschappijen was van meet af aan al een verkeerde
beslissing. Rampen, waaronder overstromingen, kan men moeilijk
kwalificeren als gewone risico's. Gewone risico's zijn verzekerbaar,
wanneer ze onzeker en voorspelbaar zijn en voldoende gespreid in
ruimte, tijd en omvang. De verzekeraars moeten ook de
schadefrequentie en schadeomvang voldoende statistisch kunnen
vaststellen.

De omvang en de aard van overstromingsrampen zijn van een heel
andere grootteorde en doen een aantal bijzondere problemen rijzen. De
kans op overstromingsschade is door een niet-gelijkmatige spreiding
van het risico niet voor alle verzekerden even groot. Nog geen 3% van
alle onroerende goederen lopen hierbij uiteindelijk een risico.

Ook de beschikbare, statistische informatie over de schadefrequentie
en de schadeomvang is zodanig beperkt dat het voor de verzekeraar
bijna onmogelijk zal zijn om daarvoor reserves aan te leggen. De kans
dat de schade bij een gebeurtenis de financiële capaciteit van de
verzekeraar overschrijdt, is ook reëel.

Dat betekent dat het normale spel van de vrije markt geen garanties zal
bieden voor een betaalbare verzekeringsdekking in het geval van
wateroverlast. Bij rampen en overstromingen moet volgens ons de
overheid haar verantwoordelijkheid nemen. Dat moet gebeuren via een
weliswaar goedwerkend Rampenfonds. Er moet dus ernstig werk
worden gemaakt van het Rampenfonds.
01.41 Anne-Marie Baeke (sp.a-
spirit): La loi Picqué n'apporte
aucune solution et elle semble
même impossible à mettre en
oeuvre: les primes seraient hors de
prix et la délimitation des zones à
risques pose un problème. Nous ne
souscrivons toutefois pas à l'idée
selon laquelle tous les Belges
seraient obligés de conclure une
assurance contre les inondations.
Les catastrophes ne sont pas des
risques ordinaires. La répartition du
risque est très inégale et le danger
que les dégâts dépassent les
capacités financières de l'assureur
est réel. L'Etat doit dès lors prendre
ses responsabilités en faisant
correctement fonctionner le Fonds
des calamités.

Il convient tout d'abord de délimiter
précisément la notion de calamité.
Si une inondation est reconnue
comme calamité, le Fonds doit
intervenir. Dans les autres cas, les
assureurs privés peuvent jouer leur
rôle dans le cadre de l'assurance
contre les dégâts des eaux, qui fait
déjà partie de la plupart des polices
d'incendie.

La ministre maintient le lien entre
l'assurance obligatoire contre les
catastrophes naturelles et le Fonds
des calamités. Ce faisant, elle
introduit en fait une double
solidarité : d'une part, elle rend
l'assurance obligatoire pour chacun
et d'autre part, elle continue tout de
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
Belangrijk daarbij is dat wij duidelijk afbakenen wanneer wateroverlast
ook een ramp is. Ik heb de indruk dat de laatste tijd de invulling van het
begrip ramp verwaterd is tot zowat alle grote en kleine vormen van
wateroverlast. Dat is ook begrijpelijk, als men een verplichte verzekering
wil verkopen aan iedereen.

Ons standpunt is duidelijk. Voor overstromingen die worden
gekwalificeerd als ramp, moet vooral de overheid haar
verantwoordelijkheid nemen via een Rampenfonds. Voor het overige kan
vanzelfsprekend de markt van de privé-verzekeringen spelen, zoals dit
trouwens nu al het geval is in vele brandpolissen.

Mevrouw de minister, ik wil nog even terugkomen op uw voorstel. Uit de
kranten maak ik op dat u de verplichte verzekering natuurrampen blijft
koppelen aan een Rampenfonds en dat u een bepaalde dekking zal
geven wanneer de schade een bepaalde omvang overtreft. Ik moet u
hiervoor toch wel bewonderen. U slaagt er immers in een dubbele
solidariteit te creëren. Enerzijds verplicht u iedere Belg zich te
verzekeren tegen natuurrampen in de heel brede betekenis van het
woord. U noemt dat solidariteit. Anderzijds, als er echt sprake is van
een ramp, doet u gewoon opnieuw een beroep op het Rampenfonds,
dat de schade betaalt met algemene middelen. Dat betekent echter dat
de burger ook hier betaalt.

Sp.a-spirit moet duidelijk zijn linkerflank bewaken, of misschien toch
niet. Uiteindelijk zal immers de enige winnaar in het verhaal de
verzekeraar zijn. De burger betaalt immers tweemaal de prijs. De
mensen zullen er niet beter van worden.
même à faire intervenir le Fonds
des calamités s'il s'agit d'une
véritable calamité et si les dégâts
atteignent un certain seuil. Le
citoyen paye donc deux fois. Les
seuls à profiter d'un tel scénario
sont les assureurs qui pourront
réclamer des primes plus élevées
pour l'assurance incendie, sans
toutefois craindre d'énormes
demandes en dédommagement en
cas de véritable calamité. C'est
inacceptable.
Mevrouw de minister, u hebt de verzekeraars een mooi cadeau
gegeven. U laat hen toe om aanzienlijk hogere premies te vragen
binnen de brandverzekering voor risico's die er nu reeds vaak zijn in
opgenomen samen met de rampen. Vanaf het ogenblik dat er echt
sprake is van een ramp hoeft de verzekeraar zich geen zorgen te
maken omdat het Rampenfonds tussenbeide zal komen. Dit lijkt voor
ons een zeer onaanvaardbare oplossing.
01.42 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, j'aurais
souhaité répondre à Mme Pieters qui n'est plus présente parmi nous,
mais je suppose qu'elle pourra lire le compte rendu. Je suis
particulièrement triste qu'elle ne soit plus là parce que j'aurais pu lui
apprendre qu'en ce qui concerne la répartition des bovins, elle est de
53% en Flandre et de 47% en Wallonie. Cette répartition est liée aux
tests ESB. Il ne s'agit pas, comme elle semble le croire, d'une
répartition tout à fait hétérogène entre les différentes communautés de
ce pays.

Mes réponses seront très brèves. En ce qui concerne la problématique
des tests ESB, je répète ce que j'ai dit en commission, il s'agit d'une
compétence du ministre Demotte et ce point sera examiné par le
Conseil des ministres de vendredi prochain. N'étant pas compétente
pour ce point, je suis évidemment dans l'incapacité de dire en quoi il
consistera.

Pour ce qui est de l'horeca et du taux de TVA, je suis également
obligée de rappeler à Mme Pieters qu'il s'agit d'une compétence de
mon collègue, M. Reynders. Il lui incombe donc de donner une réponse
à cet égard. Par ailleurs, M. Jeholet a déjà fourni une partie de la
réponse, me semble-t-il.

En ce qui concerne les points relatifs à la Banque-Carrefour des
01.42 Minister Sabine Laruelle:
Ik wil mevrouw Pieters, die spijtig
genoeg reeds vertrokken is, erop
wijzen dat de runderen niet ongelijk
verdeeld zijn, zoals zij beweert,
maar dat 53% van de runderen zich
in Vlaanderen bevindt tegenover
47% in Wallonië.

Minister Demotte is bevoegd voor
de problematiek van de BSE-tests.
Minister Reynders is verantwoor-
delijk voor de kwesties die verband
houden met de horecasector en de
BTW-tarieven.

Wat de Kruispuntbank en de
ondernemingsloketten betreft
nemen we wekelijks contact op
met de Unie van Ondernemings-
loketten. We onderzoeken hoe we
kunnen tegemoet komen aan de
vragen over het financieel aspect.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
Entreprises et les guichets d'entreprises, comme j'ai pu l'expliquer à
Mme Pieters aujourd'hui même en commission, des contacts réguliers
sont pris avec l'Union des guichets d'entreprises. Ces contacts sont
même très réguliers puisque leur cadence est hebdomadaire.
Actuellement, nous analysons avec eux un certain nombre de pistes en
vue de répondre à leurs demandes et à leurs questions, notamment
celles relatives à l'aspect financier.

Voilà, monsieur le président, les réponses que je souhaitais fournir
aujourd'hui.
01.43 Jacques Simonet, secrétaire d'Etat: Monsieur le président, il
faudrait acter le fait que la ministre a accepté de répondre à un membre
qui était absent.
01.43 Jacques Simonet: Ik vestig
er uw aandacht op dat de minister
bereid was te antwoorden in
afwezigheid van het parlementslid!
Le président: C'est noté parce que Mme la ministre a commencé sa réponse en le mentionnant.
01.44 Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, ik ga
daarmee ook beginnen. Mevrouw Pieters heeft een overzicht gegeven
van de prioriteiten van CD&V op het vlak van het stimuleren van
ondernemerschap. Het gros van al wat zij gezegd heeft ­ dat geldt ook
voor de andere interventies ­, is in de ongeveer 28 uur discussie in de
commissie al gegeven als antwoord. Voor mevrouw Pieters wil ik er nog
aan toevoegen dat wat betreft de betere financiering van de kleine en
middelgrote ondernemingen, er momenteel tussen de verschillende
betrokken ministers op federaal niveau een werkgroep aan de gang is.
Ik ga dan over naar mevrouw Lalieux.

Mevrouw Lalieux, we hebben een uitgebreide discussie over telecom
gehad in de commissie. Ik heb u de verschillende opties meegedeeld
en de tijdstabel voor de omzetting van de Europese richtlijnen. Ik heb
ook beklemtoond dat we voor het Parlement de absolute transparantie
garanderen. Ik heb meegedeeld dat de regering een tijdje overwogen
heeft de optie van koninklijk besluit te hanteren.
01.44
Fientje Moerman,
ministre: Mme Pieters a donné un
aperçu des priorités du CD&V. Je
me suis déjà exprimée longuement
sur la plupart de ces points en
commission. Concernant l'amélio-
ration du financement des PME, je
peux vous annoncer qu'un groupe
de travail interministériel examine
actuellement la question.

Quant au secteur des télécom-
munications, il a fait l'objet d'un
large débat en commission. A cette
occasion, j'ai communiqué un
tableau relatif à la transposition des
directives européennes et je me
suis engagée à faire preuve d'une
transparence totale vis-à-vis du
Parlement.
On n'a pas suivi cette voie, pour respecter le Parlement et aussi pour
des raisons de sécurité juridique. En effet, toute la législation serait
devenue extrêmement compliquée et aurait manqué de clarté. Nous
préférons travailler convenablement, ce qui implique qu'il faudra attendre
le printemps 2004.

Cela étant dit, et ce fait est ressorti très clairement de nos discussions
à l'occasion du débat sur la loi-programme, on donne déjà à l'IBPT une
compétence pour les travaux préparatoires concernant la délimitation
des marchés "significatifs", je crois que c'est le mot adéquat en
français.

En ce qui concerne le contrôle des prix, nous avons effectivement eu
cette discussion.
We hebben die weg niet gevolgd
om redenen van rechtszekerheid.
We moeten het voorjaar 2004
afwachten.

Het BIPT heeft al de bevoegdheid
gekregen om het voorbereidend
werk voor de afbakening van de
relevante markten uit te voeren.

Wat de prijzencontrole betreft, is dit
wel degelijk al ter sprake gekomen.
Dat geldt ook voor mevrouw Creyf. Wij hebben deze discussie al
uitgebreid en verscheidene malen in de commissie gehad, maar ik wil
er toch iets aan toevoegen. Ik heb dat ook vanmorgen gezegd, in
antwoord op een vraag van de heer Goutry.
Quand les médicaments sont absolument indispensables à une
personne, dans une mesure telle qu'ils commencent à grignoter une
Wanneer iemand absoluut nood
heeft aan een geneesmiddel, ligt de
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
part importante de ses revenus, alors la solution au problème n'est pas
un contrôle des prix, qui les maintient artificiellement bas. Elle consiste
plutôt dans le remboursement de ces médicaments.

Si vous essayez de résoudre ce problème par le maintien d'un prix
artificiellement bas, soit des importations parallèles apparaîtront -
comme M. Goutry l'a expliqué ce matin - soit le producteur se retirera
du marché. Et là, personne n'en sort gagnant.
oplossing van het probleem eerder
in de terugbetaling van dat
geneesmiddel.

Als u dit probleem tracht op te
lossen door de prijs kunstmatig
laag te houden, zullen er parallelle
geneesmiddelen worden ingevoerd.
En aan die situatie heeft niemand
wat.
Mevrouw Creyf, inzake de Raad voor de Mededinging geef ik u toch iets
mee wat het personeel betreft. Ik heb al een aantal keren in de
commissie gezegd. Ik dacht dat de ontslagnemende voorzitster in de
persartikels die u had gelezen ook had aangegeven dat er wat betreft
de dienst geen kleine verhoging, maar bijna een verdubbeling is van het
aantal effectieven, en wat betreft de verslaggevers idem dito binnen de
bestaande structuren. Wat betreft de Raad zelf hebben wij vanmorgen
een aantal interpellaties aanhoord van uw collega die spijtig genoeg
weg is, mevrouw Pieters. Ik denk dat ik deze morgen afdoende heb
geantwoord.

Dan uw vraag naar betaalbare verzekeringen. U hebt uw voorstel
preliminair uiteengezet. Een zaak wil ik daarover zeggen. Voor het
einde van de week is er ofwel een akkoord met de verzekeraars, in welk
geval dit bekend zal worden gemaakt, ofwel is er geen en kom ik terug
bij wat ik eerder aan dit Parlement heb gezegd: dan is het moment
gekomen om wetgevend op te treden. Wanneer u het argument
hanteert of dit geen kartelafspraak is, denk ik dat die opmerking zou
gelden ­ ik zeg: zou ­ in zowel de hypothese van uw wetsvoorstel als
in de hypothese van een vrijwillig engagement van de verzekeraars met
de overheid. However, daar gaat het niet over. Wij vragen niet dat de
verzekeraars een afspraak maken dat de verzekering voor jonge
chauffeurs prijs x kost plus x procent. Wij vragen wel dat zij een
garantie zouden bieden om een betaalbare polis aan te bieden die
minimum uit iets bestaat. Er zijn nu al maatschappijen - u weet dat
ook, u hebt ze ten andere voor een stukje geciteerd bij het voorstellen
van uw wetsvoorstel ­ die nu al andere zaken aanbieden. Ik denk dat dit
dus niet kan worden beschouwd als een kartelafspraak. Mocht men dit
wel zo interpreteren, dan zou dat ook gelden a fortiori voor elke
wetgevende maatregel terzake.

Ik ga over op het luik energie. Ik ga voorbij aan al uw opmerkingen, de
discussie en de antwoorden die in commissie zijn gegeven, behalve
voor een punt: de veiling. U zegt dat er plannen zijn. Nee, vorige week
dinsdag heeft er een eerste veiling plaatsgevonden. Ik dacht dat ik dat
daarvoor ook had gezegd. Wij wachten de resultaten van die initiële
veiling af om te zien of er eventueel meer nodig is. Het zijn niet louter
plannen, ze hebben al plaatsgevonden. Ten andere, het was de Raad
voor de Mededinging die de veiling van die capaciteit van 1.200
Megawatt, als ik mij niet vergis, had opgelegd.

Dan is er de opslorping van de FWI's in één departement. Dat is niet
zo. Ik dacht dat ook dit was uitgeklaard tijdens de discussie in
commissie. Wat wel gebeurt is dat de Federale Wetenschappelijke
Instellingen worden geïntegreerd, althans de directeurs, in het
directiecomité van de POD Wetenschapsbeleid. Van opslorping is geen
sprake, integendeel. We willen erover waken dat hun operationele
autonomie wordt versterkt.

Wat de benoemingen betreft, mevrouw Creyf, dat zijn hele serieuze
beslissingen. Het dossier is mij pas overgemaakt. Ik heb deze week
Ce matin, nous avons entendu
plusieurs interpellations au sujet du
Conseil de la concurrence et je
pense y avoir suffisamment
répondu.

Concernant les assurances
automobiles à des tarifs
abordables, soit nous parvien-drons
à un accord avec les assureurs à la
fin de cette semaine, soit nous
prendrons une initiative législative.
Je ne pense pas que nous soyons
en présence dans ce dossier d'un
accord de cartel. Nous ne
demandons pas que les assureurs
s'accordent sur les prix mais qu'ils
garantissent un tarif abordable.

A propos du volet sur l'énergie, je
ne vais pas répéter ce que j'ai déjà
dit en commission. Pour ce qui est
de la seule vente aux enchères, il
ne s'agit pas simplement de
projets, car il y en a déjà eu une
mardi dernier. Nous déterminerons
sur la base des résultats de cette
vente s'il en faut davantage. Le
Conseil de la concurrence avait du
reste imposé la mise aux enchères
de cette capacité.

Les directeurs des établissements
scientifiques fédéraux seront
intégrés au sein de la direction du
SPF Politique scientifique, ce qui
ne signifie pas qu'ils seront
absorbés car ils conserveront leur
autonomie opérationnelle.

Je ne puis encore fournir
d'informations précises sur les
nominations car je viens seule-
ment de recevoir le document et je
n'ai pas encore eu l'occasion d'en
prendre connaissance.

Il n'est aucunement question d'une
proposition du secteur des
assurances visant à instaurer une
cotisation de solidarité généralisée
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
helaas bijna constant hier gezeten. Zodra u mij eventjes laat gaan, zal
ik daarnaar kijken.

Mevrouw Baeke, ik ga het nu nog eens zeggen, voor eens en voor altijd.
Er is geen sprake van een voorstel van de verzekeringssector van een
solidariteitsbijdrage van 10 euro. Een mijnheer heeft ergens in de pers
een proefballon opgelaten. Ik heb zijn ballonnetje meteen doorprikt, zal
ik maar zeggen om het vriendelijk uit te drukken.

Meer nog, er is ook geen sprake van een algemene prijsverhoging in ruil
voor betaalbare autoverzekeringen voor jongeren. Ik herhaal het: daarvan
is geen sprake. Ik ben het wel met u eens dat wanneer men in die
sector aan betaalbare polissen wil komen en dat zo wil houden,
trouwens niet alleen omdat de polis betrouwbaar moet zijn, maar in het
kader van de algemene verkeersveiligheid, een aantal additionele
maatregelen nodig zijn die het kader van de verzekeringen te buiten
gaan.

Ik ben van plan, dat hangt samen met het akkoord dat ik tegen het
einde van de week zou willen hebben met de sector, om daarover met
de collega's te gaan praten. Wij zullen zien hoever wij daarmee
springen, maar het is evident dat op het vlak van preventie en
rijopleiding ook maatregelen nodig zijn en, wie weet, misschien ook
wijzigingen aan bijvoorbeeld de wet op de handelspraktijken, teneinde ­
dat is iets waar ook mevrouw Creyf achterstaat, denk ik ­ een
uitzondering toe te laten op het verbod van de wet op koppelverkoop,
om toe te laten dat jongeren die een verzekering nemen bij dezelfde
verzekeraar als hun ouders eventueel een gunstige behandeling krijgen.

Dat zijn allemaal pistes die moeten worden onderzocht. Mijn eerste
politieke prioriteit was echter op korte termijn ­ voor het eind van dit jaar
­ betaalbare autoverzekeringen voor jongeren te garanderen, en te
verhinderen dat oudere chauffeurs zonder reden uit de verzekering
worden gegooid, want dat is een tweede onderdeel waarover men niet
spreekt. Alle statistische gegevens tonen aan dat oudere chauffeurs
een goed risico zijn voor de verzekeringsmaatschappijen.

Op het laatste onderdeel, de overstromingsverzekering, kom ik later
terug in het kader van een interpellatie.
de 10 euros. Il n'y aura pas
davantage d'augmentation géné-
rale des prix pour rendre
l'assurance financièrement acces-
sible aux jeunes conducteurs. Je
discute par contre avec mes
collègues de mesures supplé-
mentaires au sein et en dehors du
secteur des assurances.

Je songe à la prévention et à
l'adaptation de la formation à la
conduite. La possibilité d'instaurer
une exception à l'interdiction des
ventes couplées, comme cela a
déjà été suggéré, est également
envisagée. Les jeunes pourraient
ainsi obtenir une réduction s'ils
s'affilient auprès de la même
compagnie d'assurances que leurs
parents. Ces pistes seront
examinées. Pour l'heure, nous
nous attelons à garantir une
assurance abordable aux jeunes et
à mettre le holà à l'exclusion des
personnes plus âgées.
De voorzitter: Ik stel voor dat wij onmiddellijk overgaan tot de interpellaties van de heer Schoofs en mevrouw
Creyf.
01.45 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mogelijks is dit de kortste interpellatie in de geschiedenis van het
Parlement. Mijn interpellatie luidt als volgt: "Waarom antwoordt minister
Moerman op mijn vraag naar de toedracht van uitspraken die minister
Van den Bossche heeft gedaan?"
01.45 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Pour quelle raison Mme
Moerman répond-elle à ma
question relative aux déclarations
de Mme Van den Bossche?
De voorzitter: Dat was inderdaad een heel korte interpellatie. Mevrouw de minister, ik merk dat u wenst te
antwoorden.
01.46 Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, deze
interpellatie handelt niet over de grond van de zaak maar is puur
formeel.

Het antwoord is eenvoudig, mijnheer Schoofs. Ik antwoord omdat
mevrouw Van den Bossche mij gevraagd heeft haar te
vertegenwoordigen voor beide interpellaties. Dat is misschien het
kortste antwoord uit de geschiedenis van het Parlement.
01.46
Fientje Moerman,
ministre: Mme Van den Bossche
m'a demandé de la représenter.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
01.47 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik stel
voor mijn interpellatie opnieuw te richten tot minister Van den Bossche.
Het gaat immers over haar uitspraken en niet die van mevrouw
Moerman.
01.47 Bert Schoofs (VLAAMS
BLOK): Dans ce cas, je déposerai
une nouvelle demande
d'interpellation.
De voorzitter: Mijnheer Schoofs, het staat u volgens het Reglement vrij uw interpellatieverzoek opnieuw in te
dienen.
01.48 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, het gaat inderdaad over de
natuurrampenverzekering. Collega Baeke heeft het daarnet ook al even
aangekaart.

Bij de bespreking van de beleidsnota verklaarde de minister van
Economie de wet op de natuurrampen te willen aanpassen. Ze wil de
wet verruimen en voor iedereen verplicht maken. Vanuit haar horizontale
bevoegdheid wil de minister van Consumentenzaken het voorstel van
minister Moerman nog eens goed bekijken. De minister van
Consumentenzaken, mevrouw Van den Bossche, vindt onder meer dat
er te veel solidariteit is in de voorstellen van minister Moerman.

Minister Van den Bossche vraagt zich af of iemand die op de tiende
verdieping woont, moet betalen voor een overstromingsverzekering.
Minister Moerman daarentegen houdt voet bij stuk en wil het risico
overstroming uitbreiden tot alle natuurrampen zoals in het
oorspronkelijk voorstel-Picqué bepaald. Zij wil iedereen laten
meebetalen via de brandverzekering zoals het ook stond in het
oorspronkelijke voorstel van minister Picqué.

Minister Moerman kreeg voor haar opstelling de steun van haar
partijvoorzitter en minister Van den Bossche kreeg de steun van de
fractieleider in de Kamer, de heer Van der Maelen. Ook de collega's
Baeke en Roppe van het sociaal progressief alternatief zien een
verplichte verzekering tegen natuurrampen niet zitten. Met andere
woorden, de socialistische en de liberale partijen zijn het weer niet
eens. Dit is niet het eerste voorstel waarover zij het niet eens zijn.

Dat het een slechte wet was, wist eigenlijk iedereen vorig jaar toen zij
werd goedgekeurd. Zowel de verzekeraars als de
consumentenorganisaties waren ontevreden. Iedereen wist ook dat de
piste die de regering had gekozen, namelijk via het afbakenen van
risicogebieden in overleg met de gewesten, het gevaar inhield dat er
nooit wat van zou komen. Ondertussen zijn we een jaar verder en
moeten de mensen in geval van overstroming het nog altijd stellen met
het traag werkend en slechts matig vergoedende rampenfonds. Het is
nodig dat de regering terug werk maakt van een efficiënte regeling, dat
ze een coherent standpunt inneemt en dat ze snel de noodzakelijke
beslissingen neemt.

Mevrouw de minister, u hebt in de commissie gezegd dat u nog twee
pistes blijft bewandelen. Enerzijds bent u de uitvoerende macht en
moet u de wet zoals ze tijdens de vorige legislatuur is goedgekeurd,
uitvoeren. Daarom is er verder overleg met de gewesten over de
afbakening van de risicogebieden. Anderzijds zegt u dat de
goedgekeurde wet eigenlijk onuitvoerbaar is. Eigenlijk bent u nog
voorzichtig omdat u gewezen PS-minister Picqué nog een beetje moet
ontzien, maar vooral omdat u premier Verhofstadt nog wat moet ontzien
die deze slechte wet door de strot van het Parlement heeft gedrukt
omwille van de verkiezingen en omdat hij in een onbewaakt moment
had gezegd dat er een nieuwe natuurrampenwet zou komen voor het
einde van het jaar. Minister Picqué was het daar niet mee eens en heeft
01.48 Simonne Creyf (CD&V):
Dans sa note de politique, la
ministre de l'Economie dit vouloir
élargir le champ d'application de la
loi sur l'assurance contre les
catastrophes naturelles. Mme Van
den Bossche estime que Mme
Moerman va trop loin. Toutes deux
sont soutenues par leur président
de parti. Voilà qui démontre une
nouvelle fois que les socialistes et
les libéraux ne sont pas sur la
même longueur d'ondes!

Mme Moerman souhaite étendre le
type de catastrophes à assurer.
Elle estime que tout le monde doit
cofinancer cette opération par le
biais de l'assurance incendie, ce
que préconise la proposition de M.
Picqué.

La loi adoptée l'année dernière est
une piètre loi. Nul ne l'ignore,
même pas Mme Moerman. Les
zones sinistrées doivent être
délimitées en concertation avec les
Régions. Si la ministre de
l'Economie discute actuellement
avec les Régions, elle laisse
entendre prudemment que la loi
n'est pas bonne. Mme Moerman
prépare-t-elle un nouveau projet de
loi? Quand sera-t-il prêt? Que
contient-il, comment le finance-
ment sera-t-il assuré et comment la
solidarité sera-t-elle organisée?
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
de wet zodanig afgezwakt, met het gevolg dat we kennen.

Mevrouw de minister, u zegt dat u nog even bezig bent met het
uitvoeren van de vorige wet. Wellicht moet u dat doen om uw collega's
en premier Verhofstadt te sparen, terwijl u ondertussen werkt aan een
nieuw ontwerp. Ik denk dat u daar inderdaad mee bezig bent.

Naar verluidt zijn de socialisten het niet eens met het nieuwe ontwerp.
Mocht er echter ondertussen iets gebeuren, staan de mensen wel in de
kou.

Mevrouw de minister, graag kreeg ik een eenduidig standpunt van de
regering. Bestaat er een timing voor het nieuwe wetsontwerp zodat we
de mensen een perspectief van een redelijke schadevergoeding kunnen
bieden in geval van natuurrampen? Graag kreeg ik meer duidelijkheid
over de inhoud van het nieuwe ontwerp. Hoe zal de financiering ervan
worden uitgewerkt? Hoe zal de solidariteit worden georganiseerd?
01.49 Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
antwoord namens de beide ministers.

Ten eerste, de wet van 21 mei 2003 betreffende de
overstromingsverzekering voor eenvoudige risico's wordt door iedereen -
mevrouw Creyf heeft daar terecht op gewezen -, zowel verzekeraars,
makelaars als consumenten bestempeld als een slechte wet omdat de
wet onuitvoerbaar en onwerkbaar is. Ik zal beide aspecten toelichten.

De wet is onuitvoerbaar, althans op korte en middellange termijn.
Waarom? De risicozones waarbinnen de verplichte verzekeringsdekking
geldt moeten worden afgebakend door de Gewesten. De Gewesten
moeten eerst overeenstemming bereiken over de aan te wenden criteria
om de risicogebieden in kaart te brengen. Op 8 oktober heeft een
vergadering terzake met de Gewesten plaatsgevonden. Vorige week
vrijdag, 12 december, heeft een tweede vergadering plaatsgevonden.
Die vergaderingen hebben uitgewezen dat - het eufemisme van de eeuw
- het geen gemakkelijke klus is.

Elk Gewest vertrekt vanuit zijn eigen benadering en zijn eigen
basisfilosofie. Dat betekent in het geval van het Vlaamse Gewest dat er
geen kaarten zullen zijn vóór 2005. Zij hebben nu een aantal kaarten
binnengebracht waaraan ze reeds tien jaar werkten en die dus niets te
maken hebben met een afbakening in de zin van de wet. Ze bieden
echter wel relevante informatie over potentiële overstromingsgebieden.
Ik zal daarover straks meer vertellen. De kaarten zoals vereist in de zin
van de wet zullen er pas zijn op 1 januari 2005. Het Waalse Gewest
spreekt van 1 januari 2006. Ik zou cynisch kunnen zijn en zeggen dat ik
naar het KMI zal telefoneren, dat is toch een federale
wetenschappelijke instelling, om te vragen dat het tot dan niet regent.

Er is echter nog een ander probleem. Beide Gewesten hanteren andere
criteria. Het Waalse Gewest werkt op het niveau van het kadaster, dus
perceelsgewijs. Het Vlaamse Gewest werkt met zones op een schaal
die tien keer groter is dan die van het kadaster. Herinnert u zich de
problematiek van het VEN in Vlaanderen?. Dat betekent dat, als men
een lijn trekt om een zone af te bakenen, en het lijntje is iets te dik
gezien de schaal van de kaart, men meteen in een risicogebied ligt
terwijl men er eigenlijk niet in hoeft te liggen. Als we het op die manier
doen, kan ik u op een papiertje geven dat we ontelbare betwistingen
zullen krijgen, net zoals onze Vlaamse collega's meemaakten bij de
afbakening van de VEN-gebieden.
01.49
Fientje Moerman,
ministre: Je réponds également au
nom de la ministre Van den
Bossche.

L'application de la loi du 21 mai
2003 pose, en effet, de réels
problèmes. L'obligation de délimiter
les zones sinistrées en
concertation avec les Régions
entrave la mise en oeuvre de la loi à
court et à moyen terme.

Les deux Régions privilégient
chacune une approche différente, la
Wallonie se fondant sur le
cadastre, la Flandre sur une
échelle dix fois supérieure. Par
ailleurs, la Flandre ne disposera
pas de cartes avant 2005 et, en ce
qui concerne la Wallonie, ces
cartes se feront même attendre
jusqu'au 1
er
janvier 2006. La loi ne
peut donc entrer en vigueur avant
cette date. La Flandre compte
72.000 hectares de zone inondable
potentielle dont 6.200 hectares
sont situés dans des zones
habitables où résident quelque
250.000 personnes. Il s'agit donc
d'un véritable problème de société.

Donc, il m'est impossible de
prendre un arrêté royal avant le 1
er
janvier 2006. Jusque-là, il faudra
appliquer l'ancienne réglemen-
tation prévoyant la couverture par le
Fonds des Calamités même si elle
n'est pas ce qu'elle devrait être.

A court terme également, la loi du
21 mai 2003 est inopérante parce
qu'elle prévoit que seules les gens
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
Ik heb nog interessante informatie uit die kaarten gehaald. Ik kan u
enkel informatie met betrekking tot Vlaanderen geven, aangezien er
voor Wallonië nog geen kaarten zijn. Tweeënzeventigduizend hectaren
in Vlaanderen zijn potentieel overstromingsgebied. Daarvan is, en ik
citeer uit het hoofd, ongeveer 6.200 hectaren woongebied. Dat zou
betekenen dat daarin naar schatting 60.000 tot 80.000 woningen liggen.

Daarbij wordt enerzijds rekening gehouden met de gezinsverdunning en
anderzijds met het feit dat alleenstaanden minder vaak in huizen
wonen. Als men een gemiddelde neemt van drie of vier personen per
huis, komt men tot een kwart miljoen personen in Vlaanderen die
hierdoor worden getroffen. Bij dergelijke hoeveelheden spreekt men
meestal over een maatschappelijk probleem.

Concreet betekent het feit dat er geen kaarten zijn in Vlaanderen vóór 1
januari 2005 en niet in Wallonië vóór 1 januari 2006, dat de wet niet in
werking kan treden vóór 1 januari 2006 ­ als de deadlines worden
gehaald ­, want ik kan pas een koninklijk besluit om de wet in werking
te laten treden, nemen nadat de gewesten de zones volgens dezelfde
criteria hebben afgebakend. Tot die datum, ervan uitgaand dat de datum
wordt gehaald, is er geen wet. Er is wel een wet gepubliceerd, maar ze
is niet uitvoerbaar. Voor alle praktische doeleinden, voor de mensen die
daarvan gebruik moeten maken, is er geen bescherming en is er dus de
oude regeling met de beperkte dekkingen van het rampenfonds. De
dekkingen van het rampenfonds zijn niet groot en in tegenstelling tot
wat mevrouw Baeke wil ­ ik zou dat ook wel willen ­, werkt het
rampenfonds misschien niet zo efficiënt als het zou kunnen werken.

Ten eerste, op korte en middellange termijn is de wet onuitvoerbaar.
Ten tweede, de wet is onwerkbaar. Waarom? Omdat ze alleen de
mensen verplicht die in een risicogebied zijn gevestigd, om een
dergelijke verzekering aan te gaan. Alleen voor wie het risico het meest
schrijnend is, moet zich dus verzekeren. Dat noemt men in de
verzekeringen de antiselectie. Alleen beslechte risico's moeten zich
verzekeren, met als gevolg dat de premies die zullen worden
aangerekend, bijzonder hoog zullen zijn en dikwijls ­ sommige bronnen
hebben het over 4% - onbetaalbaar voor de betrokkenen.

Een dergelijke regeling is tot mislukken gedoemd, omdat ­ zoals u
weet ­ de verzekering een in wezen op solidariteit gestoeld systeem is,
dat maar kan voortbestaan als een voldoende aantal en voldoende
homogene risico's ter verzekering worden aangeboden, zodat zij
compenseerbaar zijn ingevolge statistische wetten.

Men zoekt in ons land al meer dan 10 jaar naar een oplossing voor het
probleem van de rampenverzekering, sinds een van mijn voorgangers, ik
geloof in het jaar 1992, vroeg aan de Commissie voor Verzekeringen om
te onderzoeken welke risico's die gedekt worden door het
Rampenfonds verzekerbaar zouden zijn. Niemand die van enige goede
wil is en aandacht heeft voor zijn schadelijdende medeburgers ­ dat zijn
er heel wat geweest in de laatste 10 jaar ingevolge stormen,
overstromingen en aardbevingen ­, zal ontkennen dat dit lang genoeg
heeft geduurd. Hopelijk zal niemand die van enige goede wil is,
tegenspreken dat er eindelijk een definitieve oplossing voor dit probleem
moet worden geboden. De wet van 21 mei 2003, hoe onvolmaakt ook,
kan hieraan ten grondslag liggen. Ik wil die wet aanpassen in het
voordeel van iedereen, zodat ze werkbaar en uitvoerbaar is op korte
termijn.

De oplossing op korte termijn is afhankelijk van de politieke wil die ik
hiervoor in het Parlement zal vinden. Mevrouw Creyf, men zal mij echter
in geen geval kunnen verwijten dat ik noch op het vlak van een werkbare
qui vivent dans une zone à risque
doivent obligatoirement s'assurer,
ce qui aboutira nécessairement à
des primes élevées, voire
prohibitives.

On tente depuis dix ans de mettre
en place une assurance contre les
catastrophes naturelles. Ca suffit!
La meilleure solution me semble
dès lors consister à adapter la loi
existante et à la rendre applicable.
La réussite de cette entreprise
dépendra de la volonté politique
manifestée au Parlement. Mais nul
ne pourra me reprocher de ne pas
avoir fait tout ce qui était en mon
pouvoir.

Ma proposition consiste à étendre
le champ d'application de
l'assurance à toutes les
catastrophes naturelles et à
l'intégrer dans l'assurance-
incendie. Celle-ci n'est pas
obligatoire mais 80% des gens en
ont souscrit une. Je pense qu'il
s'agit là d'une technique
d'assurance saine : ceux qui
paieront auront au moins l'avantage
d'être assurés contre tous les
types de calamité.

La loi du 21 mai 2003 prévoit
d'ailleurs qu'un bureau de
tarification trouvera une couverture
d'assurance pour les risques qui
n'en trouvent pas et que les frais
qui en découlent seront répercutés
sur tous les assureurs qui
proposent une assurance incendie.
Dans ce cas, le citoyen ordinaire
paye également, sans toutefois rien
percevoir en retour.

Ma proposition ne prévoit pas que
tous les assurés payent la même
prime. La solidarité ne joue que
dans une mesure limitée, c'est-à-
dire suffisamment pour que les
primes restent abordables. Il est
possible que les tarifs augmentent
en moyenne de trois euros par
million assuré. Les "bons risques"
payeront moins, les mauvais
davantage.

Le Fonds des calamités est
maintenu et intervient pour les
montants qui dépassent le plafond
assuré. La loi du 21 mai 2003 limite
du reste l'intervention du Fonds des
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
oplossing, noch op het vlak van mijn niet aflatende pogingen om de
bestaande wet uit te voeren, niet alles heb gedaan wat in mijn macht
lag om te proberen het probleem daadwerkelijk op te lossen. Mijn
initiatief bestaat er inderdaad in de verzekering uit te breiden tot alle
natuurrampen ­ overstromingen, aardbevingen, aardverschuivingen,
grondverzakkingen, windhozen, stormen, het overlopen van rioleringen ­
en te veralgemenen tot elke burger die een brandverzekering aangaat.
Die is niet verplicht, maar 80% van de mensen heeft er een.

Op die manier keert men terug tot een gezonde verzekeringstechnische
aanpak van de problematiek. Betekent dit dat die heer op de tiende
verdieping - ik zou willen vragen of hij vanavond op de achtste verdieping
mag wonen, want ik ben die heer op de tiende verdieping beu - betaalt
voor de mensen die met hun voetjes in het water zitten? Ik wil ook
wijzen op de demagogische argumenten die om god weet welke reden
in dat verband worden gebruikt: dat men het geërfd heeft, het goedkoop
gekocht heeft, daar wil wonen, dat wetens willens heeft gedaan,
enzovoort. Er zijn in Vlaanderen blijkbaar een kwart miljoen idioten die
met hun voeten in het water gaan wonen of er zijn een kwart miljoen
rijkaards in Vlaanderen die wetens willens in zo'n gebied in een chic
huis gaan wonen. Ik denk dat we voor een maatschappelijk probleem
staan.

We moeten dus terug naar een verzekeringstechnische aanpak van de
problematiek. Iedereen wordt onderworpen aan de genoemde risico's en
de heer op de achtste verdieping zal ook verzekerd zijn voor algemene
natuurrampen. Als er een grondverzakking is en die heer zijn
appartement komt scheef te hangen dan zal hij gedekt zijn, wat nu niet
het geval is want nu geldt de dekking alleen voor overstromingen ook al
betaalt hij wel mee. In de bestaande wet van 21 mei, die ik moet
uitvoeren, wordt immers bepaald dat de onverzekerbaren via de
techniek van het Tarificatiebureau, zoals we dit kennen in de
autoverzekering, een verzekeraar krijgen toegewezen die hun een polis
geeft aan een vastgesteld, zeer hoog maar misschien wel betaalbaar
tarief. Die groep van slechte risico's wordt dan omgeslagen over alle
verzekeraars die in de sector van de brandverzekeringen actief zijn. Met
andere woorden, de heer op het achtste is onder de bestaande wet ook
solidair, alleen weet die heer dat niet. Ik denk dat de solidariteit in mijn
voorstel op een openlijke manier speelt. Bovendien krijgen zij die
solidair zijn hiervoor iets in de plaats.

Mevrouw Baeke, er is geen sprake van dubbele solidariteit omdat er
verschillende manieren zijn om dit te organiseren. Men kan het
systeem toepassen dat in Frankrijk wordt gebruikt. In Frankrijk zijn de
waarborgen, de premie en de franchise voor iedereen gelijk,
onafhankelijk van het risico.

Het is niet omdat men een verzekering verplicht maakt dat daarom de
premie voor iedereen gelijk is. Een autoverzekering is ook verplicht,
maar de brokkenmakers betalen veel meer dan iemand wiens bonus-
malus op het laagste peil en die in geen twintig jaar een ongeluk gehad
heeft. Dat zal ook hier spelen. Die solidariteit speelt voor een stukje,
maar ze speelt eerder verzekeringstechnisch dan dat ze
onoverkomelijke hinderpaal moet vormen voor het betalen van de
premie. De verzekering moet op die manier betaalbaar zijn voor
iedereen en een stijging van de gemiddelde brandpremie met drie euro
per verzekerd miljoen zou inderdaad kunnen. Dat is volgens mij echter
de gemiddelde premie, slechte en goede risico's door elkaar. Dat is
volgens mij geen onoverkomelijk bedrag.

Ik ben ervan overtuigd dat als de politieke wil bestaat om dit probleem
effectief te regelen, dit volgens de bovenstaande principes ­ over de
calamités aux personnes qui
résident dans une zone inondable,
ce qui peut conduire à des
situations très indésirables.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
modaliteiten kunnen we altijd praten ­ zal moeten gebeuren.

Mevrouw Baeke, ik antwoord nu specifiek op uw vraag in het
begrotingsdebat. U zegt dat de solidariteit nu twee keer speelt omdat
het Rampenfonds er ook nog is. Dat is ook in de huidige wet zo. In de
huidige wet blijft het Rampenfonds ook bestaan. Wat is precies de rol
van het Rampenfonds? Dat is tussenkomen boven de verzekerde
plafonds. Er zijn immers plafonds. Men kan daar ook andere systemen
voor bedenken? maar ook in de huidige wet blijven de twee naast elkaar
bestaan.

Ter afsluiting, men moet de mensen de volledige waarheid durven
zeggen want niet iedereen leest 's morgens het "Belgisch Staatsblad"
op zijn computer. In de wet van 21 mei 2003 worden in de toekomst de
tussenkomsten van het Rampenfonds beperkt tot de risicogebieden
zoals ze afgebakend dienen te zijn. Als u buiten zo'n risicogebied
woont en u hebt niet vrijwillig een verzekering tegen overstroming
onderschreven - ik spreek in de context van de huidige wet, beperkt tot
overstromingsrisico's ­ en op een dag komt het water uit uw riolen naar
boven ­ dat is een risico dat nu al in de wet zit - dan kunt u geen
beroep meer doen op het Rampenfonds. Immers, in de wet van 21 mei
zijn de tussenkomsten van het Rampenfonds voortaan beperkt tot de
risicogebieden. Heel wat mensen zullen dus te goeder trouw buiten de
risicogebieden wonen waar het risico uiteraard beperkter is ­ al kan er
zich overal een overstroming voordoen - maar als het water uit de riolen
komt ­ en ik kan u een aantal plaatsen tonen waar dat geregeld
voorkomt, ook buiten risicogebieden ­ en u hebt geen
overstromingsverzekering onderschreven, dan kunt u, in de context van
de huidige wet, het Rampenfonds niet meer inroepen want het komt
niet meer tussen.

Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat ik uitgebreid genoeg heb geantwoord
op de interpellatie van mevrouw Creyf aan mij en mijn collega evenals
op de bemerkingen van mevrouw Baeke tijdens het begrotingsdebat.

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw de minister. Wenst nog iemand een toelichting te geven?
01.50 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, ten eerste, voor de meerderheid heeft de oppositie
natuurlijk altijd ongelijk. Nu, na zo een lange periode, ben ik blij dat ik
alles wat de oppositie heeft ingebracht tegen de wet eindelijk hoor
herhalen door de minister. Zij zegt immers dat de wet onuitvoerbaar en
onwerkbaar is. We hebben dat uitentreuren herhaald en daarbij allerlei
voorbeelden en situaties gegeven. Ik ben blij dat wij uiteindelijk gelijk
hebben gekregen. Ons toenmalig verzet tegen de wet is niet louter een
spel van meerderheid tegen oppositie geweest. Wij waren werkelijk
overtuigd dat het een heel slechte wet was.

Ten tweede, wat de toekomst betreft, zegt de minister dat alles zal
afhangen van de politieke wil. Dat denk ik ook. Het zal opnieuw niet van
ons afhangen. De oppositie zal slechts mogen toekijken wat er gebeurt.
Ik hoop niettemin dat de meerderheidspartijen uiteindelijk een
compromis en een goede oplossing zullen vinden in het belang van
iedereen, zodat de mensen bij een toekomstige overstroming goed
verzekerd zullen zijn en niet opnieuw alle ellende moeten meemaken
die sommigen in het verleden reeds hebben meegemaakt. Deze grote
verantwoordelijkheid rust op de meerderheidspartijen, die het op dit
ogenblik blijkbaar niet eens zijn.
01.50 Simonne Creyf (CD&V): Je
me félicite d'entendre Mme
Moerman invoquer tous les
arguments que nous avions
opposés à l'époque à l'adoption de
la loi du 21 mai 2003. La preuve est
ainsi faite que notre opposition
n'était pas de pure stratégie
politique mais portait sur la teneur
de cette loi de piètre qualité.

De fait, tout dépend de la volonté
politique. Dans l'intérêt de tous, la
majorité doit rapidement mettre un
terme aux dissensions manifestes
en son sein et s'entendre sur une
solution adéquate.
De voorzitter: Het incident is daarmee gesloten. Dan kunnen we voortgaan met de bespreking van de
begroting. Ik nodig de heer Deseyn uit om het woord te voeren. Ensuite, ce sera le tour de Mme Lejeune et de
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
M. Boukourna pour la discussion sur le département des Affaires étrangères.

Nous entamons la discussion du secteur "Relations extérieures".
Wij vatten de bespreking aan van de sector "Buitenlandse Zaken".
01.51 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
staatssecretaris, beste collega's, het is goed dat we vanavond op dit
late uur, in de plenaire vergadering toch nog eens uitgebreid mogen
terugkomen op de begroting van Buitenlandse Zaken en
Ontwikkelingssamenwerking want de bedenkingen en de
waarschuwingen die door onze fractie werden geuit bij de voorstelling
van de beleidsnota's blijken immers terecht te zijn. Het is spijtig dat we
daarvoor vanavond geen minister in ons midden hebben, maar ik
veronderstel dat de staatssecretaris na onze uiteenzettingen op alle
vragen zal antwoorden. Gaat de staatssecretaris daarmee akkoord,
want het gaat vooral over het deel Ontwikkelingssamenwerking in deze
uiteenzetting?

Als de kritiek van ons komt, van de negatieven, van de oppositie of van
de verzuurden ­ zoals we soms door de meerderheid worden
afgeschilderd ­ dan kan het in uw ogen allemaal ongeloofwaardig lijken.
Het is alsof we weer spijkers op laag water zoeken, enzovoort. We
kennen deze klassieke kritieken die al lang geen indruk meer maken
en die een beetje de klassieke paarse inleiding zijn geworden op onze
uiteenzettingen en replieken, maar we blijken niet alleen te staan met
deze kritiek. Dat is toch een belangrijk punt. Ook het door de liberalen
en socialisten verguisde middenveld ­ helaas veeleer verguisd in daden
dan in woorden ­ heeft striemende kritiek op de begroting van
Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking.

Mijnheer de staatssecretaris, ik weet niet of u het zich herinnert, want u
was waarschijnlijk niet aanwezig bij de bespreking van de beleidsnota,
maar wij hebben toen duidelijke bedenkingen geformuleerd over de
integratie van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking in de
begroting van Buitenlandse Zaken. Dat is toch een zeer heikel punt
omdat de transparantie daar moeilijk te vinden is en het voor ons een
beetje een cryptische begroting is, waarvan sommigen volks plachten
te zeggen dat een kat er zijn jongen niet in vindt. Dat is toch wel een
serieus probleem dat wij hier even onder de aandacht willen brengen.

Wij hebben toen al gezegd dat de integratie van het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking in de begroting van Buitenlandse Zaken en
de integratie van het budget voor noodhulp en conflictpreventie in de
begroting van Buitenlandse Zaken zeker geen goede signalen zijn om
de eigenheid van Ontwikkelingssamenwerking te behouden. Ondanks
de goede voornemens van de minister zit hier heel wat conflictpotentieel
ingebakken, niet alleen conflicten in de landen waarmee wij wensen
samen te werken, maar ook heel wat conflicten in de regering.

Ondanks de goede voornemens van de minister bevat dit plan heel wat
conflictpotentieel, niet alleen conflicten in de landen waarmee we
wensen samen te werken maar ook heel wat conflicten binnen de
regeringen. CD&V vreest dat dit zwaar zal wegen op daad- en
slagkracht van onze ontwikkelingssamenwerking op het terrein en met
onze partners.

Het gevoerde beleid zal uitwijzen in welke mate
ontwikkelingssamenwerking afhankelijk zal worden van de politiek van
de minister van Buitenlandse Zaken. Dit is een heikel punt. We vragen
ons af in welke mate de minister nog zelf een keuze kan maken in het
beleid dat hij voert en nog meester is over de eigen agenda. De
01.51 Roel Deseyn (CD&V): Tout
comme la société civile, nous nous
interrogeons sur l'intégration au
budget des Affaires étrangères du
budget de la coopération au
développement et
du budget
consacré à l'aide d'urgence et à la
prévention des conflits. Cette
mesure va conduire à une situation
financière inextricable et générer
de nombreux différends, au sein du
gouvernement et avec nos
partenaires étrangers. L'efficacité
de la coopération belge au
développement va en souffrir. Il
faudra voir dans la pratique dans
quelle mesure l'influence exercée
par le ministre des Affaires
étrangères sur la coopération au
développement va augmenter, mais
je ne suis pas rassuré.

Le secteur de la coopération au
développement procède à la même
analyse critique. Selon
l'organisation 11.11.11, l'augmen-
tation du budget n'est que la
conséquence d'une opération de
maquillage budgétaire. L'augmen-
tation résulte de transferts d'autres
départements.

La note de solidarité du
gouvernement précise que le
budget total pour la coopération au
développement dans notre pays
s'élève à quelque 1,3 milliard
d'euros. Le budget du département
de la Coopération au
développement se monte à 847
millions d'euros. Ce chiffre
n'exprime pas uniquement des
dépenses de coopération au
développement stricto sensu mais
englobe aussi de très nombreux
montants correspondant à d'autres
départements.

Il est également illusoire de penser
que les autres niveaux de pouvoir
comme les Communautés, les
Régions et les communes
suppléent à la différence entre 847
millions et 1,3 milliard d'euros. En
2002, les Communautés et les
Régions ont consacré 38,5 millions
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
berichten over interventies van Buitenlandse Zaken in
Ontwikkelingssamenwerking maken duidelijk dat onze vrees terzake
terecht is.

De kritiek wordt hard gemaakt door de sector zelf. Dat is belangrijk.
Daarom wil ik deze kritiek van op dit spreekgestoelte duidelijk
formuleren. Ik citeer uit de kritiek van 11.11.11 over de begroting 2004.
Een eerste belangrijk feit is de stijging van ontwikkelingssamenwerking
die alleen te wijten is aan inventieve begrotingstrucs. Dat men trucs
toepast en make-up-operaties uitvoert om het budget te verschonen in
algemene zin is eigen aan een regering die haar huiswerk op een goede
manier wil voorstellen. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat
ontwikkelingssamenwerking een humane sector bij uitstek is waar de
toepassing van dergelijke trucs moeilijk aanvaardbaar is. Deze trucs
gaan al te zeer gepaard met lijden van mensen. Dat kunnen we niet
aanvaarden.

Wat zijn de feiten? Het budget van Ontwikkelingssamenwerking stijgt
niet. De stijging is alleen het gevolg van overschrijving van bepaalde
middelen en gegoochel tussen budgetposten. De stijging is uitsluitend
het gevolg van overschrijving van middelen van andere departementen
op het budget Ontwikkelingssamenwerking. Het DGOS-aandeel stijgt
lichtjes maar het totale budget kan onmogelijk stijgen omdat de
bijdragen van andere departementen reeds verrekend zijn in dit budget.

Het DGOS-budget bedraagt voor 2004 847 miljoen euro. Dat budget
vertegenwoordigt ongeveer 64% van het totale budget voor
ontwikkelingssamenwerking. Volgens de solidariteitsnota van de
regering ­ het is belangrijk om deze bron te vermelden ­ zou het totaal
van de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, als ook de uitgaven
van andere departementen verrekend zijn, in 2004 zowat 1,3 miljard
euro moeten bedragen. U merkt meteen een grote discrepantie in wat
men middelen voor ontwikkelingssamenwerking noemt. Gaat het om
847 miljoen of 1,3 miljard euro? Daarom is het goed om die budgetten
te analyseren als wij ons een reëel beeld willen vormen van wat de
regering eigenlijk doet aan inspanningen op dit gebied. Veel uitgaven
van andere departementen zijn echter al verrekend in de 847 miljoen
euro.

Collega's, u zult misschien onterecht denken dat de 847 miljoen het
pure deel is van de 1,3 miljard euro van onze inzet voor
ontwikkelingssamenwerking. Helaas, ik moet u daarin ontgoochelen. Ik
kan alleen maar vaststellen dat er al heel wat in de 847 miljoen euro zit
verrekend die in de strikte zin weinig te maken heeft met wat men
ontwikkelingssamenwerking zou kunnen noemen.

De Gemeenschappen en Gewesten en de gemeenten zullen de overige
500 miljoen niet kunnen leveren om aan een totaal van 1,3 miljard
ontwikkelingssteun te geraken. Het verschil tussen 847 miljoen euro en
1,3 miljard euro zal niet gedekt worden door echte ontwikkelingshulp op
andere niveaus zoals soms ten onrechte wordt gesuggereerd. Om u
een idee te geven heb ik een aantal vrij ontnuchterende cijfers: in 2002
was de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschappen en
Gewesten goed voor 38,5 miljoen euro. Dat is ver verwijderd van die 500
miljoen euro die men soms wenst voor te stellen als een werkelijkheid.

De engagementen van de regering staan wel op papier, maar het is
onduidelijk hoe zij die beloften zal waarmaken. Men heeft daarvoor een
groeipad inzake ontwikkelingssamenwerking uitgetekend. Ik verwijs
nogmaals naar de solidariteitsnota van de regering. Wij hebben in de
commissie ook al verschillende keren gezegd dat men met de recente
programmawet een kans heeft gemist om duidelijk te zeggen ­ ook aan
d'euros à la coopération au
développement.

On ne voit pas clairement comment
le gouvernement va respecter ses
engagements. En effet, le ministre
Verwilghen n'a que peu d'emprise
sur son budget. Septante millions
d'euros proviennent du portefeuille
du ministre Michel. Quant au reste,
le ministre Verwilghen n'est pas
non plus seul à décider. Ainsi, les
contributions du ministère des
Finances au FMI et à la Banque
mondiale transitent par la
Coopération au développement.

Il en va de même pour les prêts
d'Etat à Etat ainsi que pour les
contributions à l'Organisation
internationale pour les Migrations,
aux organismes d'aide aux
réfugiés, à la prévention des conflits
et à l'aide d'urgence, qui relèvent
pourtant de la compétence d'autres
ministres. J'appelle le ministre
Verwilghen à défendre le budget de
la Coopération au développement.
En effet, toute l'opération semble
viser à rendre superflu le ministre
de la Coopération au
développement.

Il est impossible de concrétiser les
engagements pris dans la note de
politique générale. Le budget réel
consacré à l'aide bilatérale, que le
ministre affirme pourtant vouloir
renforcer, est en baisse car
l'augmentation provient des budgets
des prêts d'Etat à Etat.

La confusion règne en ce qui
concerne les budgets pour le
Congo.

Les budgets de la coopération
indirecte ont été revus à la baisse
au détriment des ONG. Une telle
mesure est en contradiction avec
les promesses du ministre.
Désormais, les ONG ne consti-
tuent plus que des instruments de
coopération bilatérale. On ne voit
pas clairement ce qu'elles peuvent
attendre. On ne peut bien
fonctionner que si l'on sait de quels
budgets l'on dispose et cela vaut
aussi pour les ONG. L'agenda du
ministre des Affaires étrangères
semble dicter la conduite des
opérations.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
de mensen die een hart voor het Zuiden en voor andere partnerlanden
hebben ­ dat wij het ditmaal wettelijk zullen verankeren om tot die 0,7
miljard te komen op een liefst zo kort mogelijke termijn. Het is een
gemiste kans.

Het is nog des te erger dat het allerminst duidelijk is waarvoor het
bestaande budget zal gaan dienen. Ik heb daarover vanmorgen nog
geïnterpelleerd in de commissie. Ik moest vaststellen dat er weinig
antwoord komt op onze terechte bezorgdheid over wat werkelijk voor
ontwikkelingssamenwerking in de begroting is ingeschreven. Dat wordt
dan nog gebruikt wordt voor het onderhoud en het uitbouwen van echte
diplomatieke posten, bijvoorbeeld in Latijns-Amerika en dit heeft
eigenlijk weinig te zien met coöperatie.

Een duidelijke eis is verduidelijking over de rest van het budget om het
totaal van 1,3 miljard te halen. Waar komen die middelen vandaan,
mijnheer de staatssecretaris?

Ten tweede. De regering moet ontwikkelingssamenwerking overlaten
aan de bevoegde minister. Wat zijn de feiten? Minister Verwilghen heeft
weinig zeggenschap over het eigen budget. Van het budget van 847
miljoen euro dat hij voorstelt als budget voor
Ontwikkelingssamenwerking, komt 70 miljoen euro uit de portefeuille
van minister Michel, onder meer voor personeels- en werkingskosten.
Zelfs over de resterende 767 miljoen euro heeft de minister geen
autonome beheersbevoegdheid. Het is duidelijk dat de speelruimte van
de minister wel bijzonder beperkt is.

Het verhaal houdt echter niet op met 767 miljoen euro. Waarover kan de
minister nog beschikken, rekening houdend met de internationale
bijdragen en verplichtingen? De bijdragen aan het HIPC-programma van
de Wereldbank en het IMF, bedragen 5 miljoen euro. Deze middelen
zijn afkomstig van het departement Financiën, maar worden eigenlijk
geparkeerd op het budget van Ontwikkelingssamenwerking. Dat zou
nog niet zo erg zijn, mocht de minister ook enige inspraak hebben in de
beheersorganen van de internationale instanties, waarvoor wij trouwens
ook al hebben gepleit. Eigenlijk ontsnappen deze middelen aan de
politieke controle en gedeeltelijk ook aan de
politieke
verantwoordelijkheid van de bevoegde minister.

Ook de leningen van Staat tot Staat zitten in dat budget. Zij zijn goed
voor 21.280 euro. Ook dat komt van Financiën en is werkelijk een
geparkeerd bedrag. De bijdrage aan de internationale organisatie voor
migratie van 602.000 euro komt, hoe nobel de zaak ook mag zijn,
eigenlijk van Buitenlandse Zaken en wordt daar ingeschreven. Dit valt
dus niet onder de autonome bevoegdheid van de minister.

Voorts worden nog heel wat cijfers opgegeven die fracties zijn van het
budget van 767 miljoen. Bijdragen aan instellingen die de bescherming
van vluchtelingen tot doel hebben zijn ook goed voor 757.000 euro en
komen van Buitenlandse Zaken. Conflictpreventie en noodhulp zijn
samen goed voor 37 miljoen euro, eveneens afkomstig van
Buitenlandse Zaken. Hoeveel spektakels werden al opgevoerd met het
geld van conflicthulp en preventieve diplomatie? Telkens worden allerlei
zaken gedeeltelijk afgeschoven op dit budget. Zeker de partners die
actief zijn in die sector zijn daarmee het allerminst gebaat.

We kennen allemaal het voorbeeld van Le Petit Prince dat handenvol
geld heeft gekost en dat men dan als ontwikkelingssamenwerking
verkoopt. Dat heet dan preventieve diplomatie. Wij stellen daarbij een
aantal vragen. Men zou beter wat meer uitleg verschaffen en wat meer
transparantie bieden inzake de budgetten, zeker als we dergelijke

En ce qui concerne la coopération
au développement, nous avons
toujours fait preuve de bienveillance
à l'égard du gouvernement, et ce,
également pendant la précédente
législature. Les ONG étaient
euphoriques à l'idée qu'un chevalier
vert se voie offrir l'occasion de faire
ses preuves. Cependant, le pape
libéral du commerce extérieur
tenait M. Boutmans sous son
emprise et, à présent, le ministre
Verwilghen est placé sous la
curatelle du ministre des Affaires
étrangères. En son temps, le
groupe CD&V avait mené une
action en faveur du ministre
Verwilghen, lorsque la Justice
ressortissait encore aux
compétences de ce dernier, sous
le slogan "Sauvez Verwilghen".
Nous allons vraisemblablement
devoir réitérer cette action.

Par ailleurs, nous formulons des
critiques à l'encontre du principe de
l'aide non liée accordée à la
coopération avec d'autres
partenaires.

Le choix en faveur de l'énergie et
de l'infrastructure comme infras-
tructure prioritaire ignore les
besoins réels des pays en
développement et est contraire à la
loi sur la coopération internationale
de 1999. De plus, un tel choix n'a
aucun sens: des programmes
d'énergie et d'infras-tructure d'une
telle envergure sont programmés au
niveau européen. A cet égard, il
serait d'ailleurs opportun de clarifier
les rôles respectifs que peuvent
jouer l'Union européenne et la
Belgique.

En ce qui concerne le commerce
mondial équitable, les intentions
sont louables mais ne répondent
que partiellement aux besoins réels
des pays du Sud et des ONG.
Aucune concertation n'est prévue
sur l'OMC et le GATT, ni avec le
secteur concerné, ni avec la
société civile. Aucun effort n'est
consenti pour rendre l'OMC plus
transparent.

La note de politique ne dit mot
d'instruments tels que le soutien
d'un fonds pour la diversification
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
spektakels voor buitenlandse zaken beschouwen. Men weet dat er
geen geld meer is voor het personeel. Men kon voorzien dat er
problemen zouden zijn met de uitbetaling van de post Vergoedingen.
Men zou beter wat meer vooruitziendheid aan de dag leggen dan over te
gaan tot deze obscure trucs.

De bedragen worden wel allemaal op de begroting voor
Ontwikkelingssamenwerking ingeschreven, maar de
beheersbevoegdheid blijft bij de andere bevoegde ministers. Dat is geen
goede zaak. Onze democratie is daarmee volgens mij weinig gebaat.
Met het gegoochel met cijfers strooit men de bevolking zand in de ogen
en wordt de politieke verantwoordelijkheid, de bevoegdheid en het
autonoom kunnen optreden van een minister onaanwijsbaar. Daarmee
is niemand gebaat. Zelfs wanneer die bedragen dan enigszins
aanrekenbaar zijn, moet de regering erkennen dat de stijging van het
budget voor Ontwikkelingssamenwerking geen reële vermeerdering van
middelen betekent, maar enkel een meer inventieve manier is om de
begroting op te maken.

Ik doe een duidelijke oproep aan minister Verwilghen. Ik hoop dat de
woorden goed doorklinken en terechtkomen waar ze moeten
terechtkomen. Minister Verwilghen, verdedig het budget
ontwikkelingssamenwerking! De kunstgrepen die in het huidige budget
worden aangewend, zijn onaanvaardbaar. De hele operatie lijkt erop
gericht de minister voor Ontwikkelingssamenwerking volstrekt overbodig
te maken. Iedereen draagt zijn deel bij aan het budget en behoudt
daarover de zeggenschap. De minister voor
Ontwikkelingssamenwerking moet zich wapenen tegen de volgende
begrotingsgesprekken en opnieuw zeggenschap krijgen over zijn
budget. Wij denken dat het kwaad nu al voor een stuk geschied is. Een
reparatie moet in deze legislatuur echter absoluut tot de mogelijkheden
behoren. Mijnheer de minister, verdedig het budget voor
ontwikkelingssamenwerking en zorg ervoor dat u zeggenschap krijgt
over het budget waarop u recht hebt en waarvan u pretendeert dat het
uw budget is.

Ten derde, de beloften uit de beleidsnota kunnen niet worden
waargemaakt. Ik geef een concreet voorbeeld. Het budget voor
bilaterale samenwerking daalt. Ik wil eerst iets zeggen over de bilaterale
samenwerking en dan over de indirecte samenwerking. De stijging die
schijnbaar wordt genoteerd, komt enkel door de overschrijving van
leningen van Staat tot Staat, van Financiën naar het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking.

Dit is een vreemde constructie die eigenlijk alleen maar kan beschouwd
worden als opsmuk, maar geen feitelijke verbetering inhoudt van onze
ontwikkelingssamenwerking. Zonder die bijdragen bedraagt het
bilaterale budget slechts 186.431.000 euro en niet 207.000.000 euro.
Het operationele budget van de Belgische Technische Coöperatie daalt
dan ook.

Haaks daarop staat natuurlijk de aankondiging dat minister Verwilghen
de bilaterale samenwerking wilt versterken. Hij geeft dat ook aan in zijn
beleidsnota. Het zijn mooie woorden, maar als men de cijfers bekijkt
dan krijgt men een totaal ander beeld. Er bestaan bijvoorbeeld grote
plannen omtrent Congo, zoals bijvoorbeeld de verdubbeling van het
budget, want een vermeerdering van ongeveer 40 miljoen euro betekent.
Uit de cijfers blijkt evenwel dat niet concreet werd voorzien in het
budget en men kan niet aangeven waar men die keuzes zou maken in
een beperkter budget.

Het budget voor de indirecte samenwerking daalt eveneens. Vooral de
des matières premières dans le
cadre de la lutte contre la crise
dans ce secteur. Il ne reste aucune
trace de la taxe Tobin ou Spahn. Le
CD&V demande aux autorités
belges de plaider auprès de l'Union
européenne et des institutions
internationales en faveur de
l'instauration de la taxe Spahn.

Nous devons en outre être plus
attentifs à la lutte contre la
criminalité financière, comme les
opérations de blanchiment et les
paradis fiscaux.

Il serait intéressant de promouvoir
les produits issus du commerce
équitable grâce à un traitement
fiscal favorable. Les accises sur le
café pourraient également être
versées dans un "fonds du café"
permettant d'aider véritablement les
petits producteurs.

La position de négociation des
pays en développement au sein
des organisations internationales
doit être absolument renforcée.
L'Union européenne doit apporter
sa pierre à l'édifice.

Le gouvernement pourrait accorder
une aide supplémentaire au fonds
de diversification des matières
premières. La représentation belge
auprès de la Banque mondiale et
des banques régionales de
développement doit désormais être
assurée par un membre du
gouvernement compétent en
matière de Coopération
internationale. Les engagements de
la Belgique étant présentés comme
un élément du budget de la
Coopération au développement, le
gouvernement doit être conséquent.

Je regrette que l'on sème la
confusion en créant un amalgame
entre toutes les institutions
internationales.

La création d'une commission
interparlementaire chargée d'exa-
miner les conséquences de la
mondialisation ne fait que différer
les mesures concrètes. Le CD&V
préconise
la réforme des
institutions internationales et
souhaite que les directives
économiques dans les zones de
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40
NGO's worden getroffen. Het is goed om het vanuit de politiek ook op te
nemen voor de NGO's en andere indirecte akkoorden. Zij hebben
minder een boodschap aan de cijfers. Zij worden een beetje verblind
door de mooie woorden. Men zegt dat men zijn best zal doen om de
indirecte samenwerking te behouden. Het budget daalt in feite. Dat
staat haaks op de beloften die de minister gemaakt heeft aan de NGO's
en op de oproep voor meer samenwerking en overleg. Samenwerking en
overleg moeten steeds gebaseerd zijn op een goede dialoog, op
vertrouwen. Het maskeren van cijfers vormt zeker geen goede
gespreksbasis. Het geeft zeker geen blijk van voldoende vertrouwen in
de sector.

Minister Verwilghen erkent bovendien de specifieke rol van de NGO's
niet. Hij erkent ze niet, want in zijn beleidsnota roept hij op om
constructief mee te werken aan het Belgische beleid. Op zich is dat
natuurlijk positief als het een oproep tot dialoog is en een erkenning is
van de specifieke rol die NGO's kunnen spelen. Het is echter zeker
negatief als hij daarmee de NGO's wil reduceren tot een instrument van
het bilateraal ontwikkelingsbeleid. De NGO's eisen terecht dat de
minister hun autonomie erkent en dat hij zijn engagementen inzake
budgetten nakomt.

Ook voor de NGO's geldt dat zij maar goed werk kunnen leveren als zij
zicht hebben op de budgetten waarop zij kunnen rekenen. Dat is niet
altijd evident, als men zaken aankondigt als verdubbeling van bepaalde
budgetten, overhevelingen van budgetten en vermindering van
budgetten, zonder dat dit allemaal duidelijk af te lezen is. De
transparantie is weg. Men weet niet hoe het in de toekomst zal zijn en
men maakt zich zorgen. Ik sluit mij volledig aan bij de eerste eis: vecht
voor uw budget en zorg dat u er ook zeggenschap over heeft, mijnheer
de minister. Geef meer uitleg, geef meer middelen voor de NGO's.
Vertrouwen start met een transparant beleid waarin men de cijfers
toelicht.

Hoe zal de minister zijn beloftes in de beleidsnota waarmaken? Krijgen
de NGO's garanties voor hun autonomie? Waaraan moeten NGO's zich
in de toekomst verwachten? Onlangs hebben een aantal kamerleden
rond het thema water in de wereld een delegatie van 11.11.11 kunnen
ontvangen. De kamervoorzitter heeft hen ook een onderhoud toegezegd
in januari. Ik denk dat wij met de minister uitgebreid moeten ingaan op
deze problematiek om een correct beeld te krijgen van de cijfers, want
nu is dit allerminst het geval. Dat is zeker niet goed voor de democratie
en het maakt het de oppositie onmogelijk om haar werk te doen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega's, wij willen
de goede intenties wel voor waar nemen, maar dan heeft iedereen recht
op de waarheid en niet op een verborgen agenda van de minister van
Buitenlandse Zaken. De politieke conclusie die wij moeten trekken uit
die feiten en cijfers, is dat ontwikkelingssamenwerking teveel
afhankelijk is van de agenda van de minister van Buitenlandse Zaken.
Nu de staatssecretaris een volwaardig minister geworden is, vinden wij
dat hij de plicht heeft om op zijn strepen te staan, dat hij meer
inspanningen moet doen om zijn budget te bewaken en te verdedigen,
en dat hij ervoor moet zorgen dat hij daarover autonoom bevoegd is.

Ik denk dat wij eigenlijk altijd al zeer welwillend zijn geweest tegenover
de paars-groene regering vroeger en de paarse regering nu, wanneer
ontwikkelingssamenwerking ter sprake kwam. Ook de NGO's leefden
toen in een vorm van euforie, omdat een groene ridder zich uiteindelijk
kon waarmaken op ontwikkelingssamenwerking, in het verleden het
beleidsdomein bij uitstek van de groene partij. De liberale paus van
buitenlandse handel had Boutmans echter in the pocket.
conflit soient contraignantes et
assorties de sanctions. En outre,
des mesures doivent être prises
contre la spéculation monétaire.

Le gouvernement précédent a
laissé passer de nombreuses
occasions dans le domaine de la
paix et l'actuel ne développe guère
le point consacré à la mise en
oeuvre d'une politique de paix
active. Comment peut-on d'ailleurs
mener une politique de paix active
si le budget consacré à la
prévention des conflits ressortit aux
Affaires étrangères?

Une application stricte de la loi sur
les armes va à l'encontre de la
défédéralisation de l'attribution des
licences d'armes. Le concept
d'éthique en matière de livraison
d'armes diffère en Flandre et en
Wallonie. Dans quelle mesure le
ministre des Affaires étrangères
maîtrise-t-il encore le contenu
éthique de la politique étrangère? Il
va devenir difficile pour la Belgique
de mener une politique étrangère
globale. Il incombe au ministre de
la Coopération au développement
de relancer le dialogue sur ce point.

Les droits de certains peuples
risquent d'être restreints à la suite
de l'octroi de garanties par l'Office
du Ducroire et on constate même
de graves violations des droits de
l'homme. La politique que mène
l'Office du Ducroire doit faire l'objet
d'une réflexion fonda-mentale. Sur
la base de quels critères
sélectionne-t-il des projets?

Nous avons toujours approuvé le
budget de la Coopération au
développement parce que nous
considérions que le principe en est
bon et que les populations des
pays en développement en retirent
tout de même un avantage. Mais
nous n'accordons pas beaucoup de
crédit au ministre: il devra faire
mieux que son prédécesseur et ce
ne sera pas suffisant.

Vous faites l'éloge de notre belle
image de marque à l'étranger. Mais
on voit que vous n'avez jamais parlé
à des chefs d'entreprise ou que
vous ne lisez jamais la presse
étrangère. Sur le papier, le budget
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41

Wat zien wij vandaag, na de jongste stembusslag: zelfs onder liberale
excellenties dreigt de clash nu blijkt dat de minister van
Ontwikkelingssamenwerking onder curatele staat van de minister van
Buitenlandse Zaken. Wij vragen dus heel duidelijk dat minister
Verwilghen met volledige zeggenschap en beslissingsbevoegdheid over
zijn budget zou kunnen beschikken. U weet het of u weet het niet,
maar in een recent verleden hebben wij als CD&V-fractie nog voor het
domein Justitie een actie kunnen voeren met petjes "red Verwilghen".
Wij zijn ervan overtuigd, jammer genoeg, dat wij dringend zo'n actie
moeten herhalen. Klaar en duidelijk: "red Verwilghen."

Verder wil ik nog enkele punten opsommen die voor ons van cruciaal
zijn in dit opzicht. Eerst zeg ik iets over de ongebonden hulp. Er wordt
door de minister al wat in de richting gewerkt van gebonden hulp. Wij
hebben, denk ik, terechte kritiek op het principe van ongebonden hulp.
Het is een belangrijk en positief gegeven, maar dat tezelfdertijd
koppelen aan samenwerking met andere partners doet heel wat vragen
rijzen. Dat is een nogal schizofrene situatie, natuurlijk. Het kan
aanleiding geven tot heel wat interpretatiemogelijkheden waardoor aan
het uiteindelijke doel, te weten: de mensen in het Zuiden helpen,
voorbijgeschoten wordt.

De invoeging van energie en infrastructuur als prioritaire structuren
houdt geen rekening met de werkelijke noden van de
ontwikkelingslanden. Bovendien is het in strijd met de wet op de
internationale samenwerking van 1999 waarin alleen sprake is van
basisinfrastructuur. Ik meen dat een degelijke bezinning zich daar
opdringt om de juiste keuzes te maken. Wij mogen niet in bepaalde
valkuilen lopen uit het verleden. Wij moeten voldoende kritisch zijn
inzake de nieuwe mogelijkheden en de uitdagingen op het terrein, maar
laten wij toch maar werken binnen het kader van de wet van 1999 en
ervoor zorgen dat wij kunnen helpen bij het creëren van een goede
basisinfrastructuur, veeleer dan voorwaarden op te leggen voor de
bovenbouw, als ik het zo mag zeggen.

De keuze voor energie en infrastructuur heeft overigens geen enkele zin
daar dergelijke grote energie- en infrastructuurprogramma's in het kader
van de Europese Unie worden geprogrammeerd en uitgevoerd. Dat is
toch ook wel een belangrijk punt waarover wij veel te weinig toelichting
kunnen krijgen: wat is nu onze specifieke Belgische taak en welke
taken worden waargenomen door de Europese Unie? Wij hebben er bij
de voorzitter van onze commissie voor de Buitenlandse Zaken een paar
keer op kunnen aandringen, en wij hebben gehoor gevonden, om
themasessies te organiseren, een of twee keer per maand. Wat zien
wij? Intussen zijn wij een aantal maanden bezig en hebben wij eigenlijk
nog geen ontmoeting gehad waar wij ons met de commissie in een
dergelijk thema kunnen verdiepen. De intenties waren zeer goed bij het
begin van het parlementaire jaar, maar wij zien nu geen resultaten. Wij
denken dat het ook de taak is van de regering om terzake mee een
stukje het voortouw te nemen en ons beter te informeren, om beter te
kunnen ageren op het terrein. Dat moet toch altijd de ultieme ambitie
zijn van mensen die oprecht bezig zijn met
ontwikkelingssamenwerking.

Wij willen in dat opzicht dan ook graag een alternatief aanbieden en
duidelijk stellen dat ongebonden hulp moet worden gekoppeld aan de
basisinfrastructuur, conform de wet op de internationale samenwerking
van 1999. Wij zouden daarover heel graag uitgebreid discussiëren met
minister Verwilghen.

Ik kom dan bij de eerlijke wereldhandel. Ik denk hierbij aan de volledige
a effectivement augmenté. A titre
d'exemple, vous citez l'aide
accordée à l'Institut Royal des
Relations interna-tionales mais cet
institut se consacre exclusivement
à des travaux d'étude, notamment
dans le domaine de la défense.

Vous prononcez souvent le mot
"éthique" mais les livraisons
d'armes au Népal ont déjà montré à
suffisance que ce terme n'a aucune
valeur à vos yeux. Votre
intervention n'était qu'un coup de
pub pour le gouvernement et votre
ministre. Quant à vos remarques
me concernant, elles ne sont pas
justifiées.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42
invulling van de ontwikkelingsagenda, de hervorming van het
gemeenschappelijke landbouwbeleid en een tegemoetkoming aan
globalisering voor bedrijven om te komen tot een eerlijke wereldhandel.
Ik zou enkele kritieken willen formuleren. Ten eerste, er is sprake van
goede intenties die evenwel slechts ten dele tegemoetkomen aan de
werkelijke verzuchtingen van het Zuiden en de NGO's. Er wordt in geen
enkel overleg voorzien omtrent de Wereldhandelsorganisatie en GATT
met de betrokken sector of het maatschappelijk middenveld. Wij
denken dat verschillende leden van deze meerderheid, ook collega Van
der Maelen, zich daarover zorgen maken. Wij moeten des te meer
waakzaam zijn zodat wij mee zijn als het gaat over internationale
samenwerking en ontwikkelingssamenwerking in de ruime zin van het
woord. Wij moeten mee zijn met de internationale structuren en kijken
naar de verantwoordelijkheid die zij hebben opgenomen en hoe wij
daarover in het Parlement kunnen discussiëren. Men plant geen
inspanningen om de Wereldhandelsorganisatie transparanter en
democratischer te maken. De werkzaamheden en besluiten van dit
structureel internationaal niveau hebben zeer verregaande
consequenties op het terrein. Wij moeten daar absoluut meer mee
bezig zijn en wij hadden terzake uitspraken van de minister mogen
verwachten.

Er werd weinig gesproken over instrumenten zoals bijvoorbeeld de
ondersteuning van een grondstoffendiversificatiefonds om de
grondstoffencrisis tegen te gaan. Dit werd ook niet opgenomen in de
beleidsnota. Eerlijke handel en een eigen aankoopbeleid komen totaal
niet aan bod. Er is ook totaal geen sprake meer van de Tobin- of
Spahn-taks waarvoor velen hebben geijverd. Velen uit
middenveldorganisaties en mensen die in de sector actief zijn, hebben
ons als politici daarvoor gesensibiliseerd. Er wordt verwezen naar een
parlementaire overleggroep. Ik wil even verwijzen naar wat er terzake is
gebeurd in de Senaat. In de vorige legislatuur werd daarover een verslag
opgemaakt in een parlementaire werkgroep.

Ik wil enkele zaken heel duidelijk stellen en enkele alternatieven
voorstellen namens mijn fractie. Voor CD&V moet de Belgische
overheid bij de Europese Unie en de internationale instellingen de
invoering van de Spahn-taks bepleiten.

Dat is een heel duidelijk standpunt. Ik weet dat er vlak voor de
verkiezingen een paar moeilijkheden, ook inzake procedure, in de
commissie zijn geweest, waar er gesproken werd over de Tobin-taks.
Het ogenblik is echter aangebroken om samen werk te maken van de
Spahn-taks. CD&V zal daarvoor zeker een lans breken.

Tegelijkertijd moeten we meer oog hebben voor de bestrijding van de
financiële criminaliteit zoals witwasoperaties en belastingparadijzen.
Dat is een klassiek thema binnen de internationale politiek. Het krijgt
echter een bijzondere bittere bijklank in het licht van de Belgische
actualiteit. Misschien kunnen we allianties sluiten. We verwachten daar
heel veel van. Sommige mensen hebben hierover forse verklaringen
gedaan. We moeten alert blijven en de bestrijding van deze criminaliteit
blijven betrekken in het debat.

Naast de aankoop van de zogenaamde fair-tradeproducten in het eigen
aankoopbeleid is het eveneens belangrijk om deze eerlijke producten te
promoten, onder meer door een gunstige fiscale behandeling en door de
accijnzen op koffie te storten in een koffiefonds waarmee de
koffieboeren in het zuiden of oosten echt geholpen kunnen worden.

De onderhandelingspositie van de ontwikkelingslanden in de
internationale organisaties moet absoluut versterkt worden. De
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
43
Europese Unie die graag als onderhandelingspartner optreedt, moet
mee aan de kar trekken. We beschikken over een staatssecretaris die
exclusief bevoegd is voor Ontwikkelingssamenwerking. Binnen de
Europese instellingen zal hij mee het voortouw moeten nemen om de
0,7% te bepleiten, zodat Ontwikkelingssamenwerking een echt gezicht
krijgt op Europees niveau.
Een ander alternatief is bijkomende steun van de regering aan het
grondstoffendiversificatiefonds. In dit opzicht moet de Belgische
vertegenwoordiging binnen de Wereldbank en de regionale
ontwikkelingsbanken voortaan worden waargenomen door een
regeringslid bevoegd voor Internationale Samenwerking. We zien maar
al te vaak dat beslissingen die binnen deze organisaties worden
genomen, zeer grote gevolgen hebben voor de arme bevolking in
ontwikkelingsgebieden. De minister van Ontwikkelingssamenwerking
moet zijn stem verheffen in de beheersorganen, zodat er meer
democratische controle komt. We mogen dit niet exclusief overlaten
aan een minister van Financiën. Een valabel argument in deze
discussie is dat de bijdragen en engagementen van de Belgische
overheid aan die instellingen in de rubriek Ontwikkelingssamenwerking
worden ondergebracht, ook al waren ze oorspronkelijk afkomstig van
Financiën. De regering moet consequent zijn en weten wie ze als
vertegenwoordiger wenst af te vaardigen naar deze organisaties.

De menselijke globalisering, denk daarbij aan de hervorming van de
internationale instellingen zoals de VN, de Wereldbank, de oprichting
van een interparlementaire onderzoekscommissie, de instelling van
interdepartementale coördinatie en de brede discussie van globalisering
met een menselijk gelaat, niet de anti-globalisering maar de
andersglobalisering waar wij voor staan. Dan heb ik toch ook nog
enkele kritieken. Men was daar eigenlijk vol goede intenties over maar
eigenlijk nogal verwarrend. Nagenoeg alle mogelijke internationale
instellingen worden op een hoopje gegooid en men brengt ze soms in
één zin naar voren zonder veel diversificatie wat dan eigenlijk een beetje
een concreet optreden gaat verdoezelen of misschien voor een stuk
gaat wegwimpelen.

De oprichting van een interparlementaire commissie die zich moet
buigen over de gevolgen van globalisering, over speculatieve
transacties, de ethische code voor bedrijven, is het vooruitschuiven van
concrete maatregelen. We hebben ook daar in dit opzicht een
alternatief dat wij zeer duidelijk bepleiten, namelijk de hervorming van
de internationale instellingen, conform trouwens de belofte van zowel
eerste minister Verhofstadt als van minister Michel in de vorige
regeerperiode om de ethische code voor bedrijven, zoals opgesteld door
de OESO, afdwingbaar te maken. CD&V pleit voor het afdwingbaar en
sanctioneerbaar maken - binnen de internationale rechtsorde natuurlijk
­ van de economische guidelines in conflictgebieden. Bovendien
moeten wij ook pleiten voor het nemen van een aantal maatregelen
tegen muntspeculatie. Ik heb er daarnet ook allusie op gemaakt.

Een actief vredesbeleid kan worden gevoerd door een strikte toepassing
van de nieuwe wet inzake wapenleveringen en verbod op landmijnen en
lichte wapens. Dit punt is natuurlijk heel zwak uitgewerkt en bovendien
heeft de vorige regering op dit punt eigenlijk heel wat kansen laten
liggen. Andere instrumenten om een actief beleid te voeren waren
voorhanden, maar paarsgroen heeft het eigenlijk voor een stukje
nagelaten om dit instrumentarium te gebruiken. We hebben die
discussie al herhaaldelijk moeten voeren in dit Parlement, niet altijd
met een even nette afloop. Hoe kan men een actief vredesbeleid voeren
als men het budget conflictpreventie onder de hoede van de minister
van Buitenlandse Zaken brengt? Mijnheer de staatssecretaris, ik zou
daar graag uw visie op horen. Conflictpreventie loskoppelen van
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
44
langetermijnprogramma's voor het zuiden heeft jammer genoeg tot
gevolg dat het eerder een politieke pasmunt wordt die nog enigszins
zou kunnen worden gekaderd in Buitenlandse Zaken. Dat men dit dan
echter niet voorstelt als een vorm van ontwikkelingssamenwerking. Een
strikte toepassing van de wapenwet druist de facto in tegen de
defederalisering van de toekenning van de wapenlicenties aangezien de
invulling van ethiek inzake de wapenleveringen duidelijk verschilt in
Vlaanderen en Wallonië.

Ik hoef daarover niet veel uit te weiden. Bekijk de actuele discussies,
bekijk de beslissingen, bekijk de belangen van de Gewesten en bekijk
ook, jammer genoeg, op Vlaams niveau het gebrek aan controle op
zaken die al zijn goedgekeurd, maar die niet door die ethische
satellieten zijn goedgekeurd, zoals die na de defederalisering worden
vooropgesteld. Daarom is men serieus slecht bezig. Daarmee zou meer
moeten worden gedaan. We moeten er meer op toekijken dat dit
correct gebeurt omdat het zeer sterk interfereert met een actief
vredesbeleid en met een ontwikkelingssamenwerking in de goede zin
van het woord.

In welke mate is de minister van Buitenlandse Zaken nog meester van
zijn eigen ethisch buitenlands beleid als blijkt dat de Waalse regering
er geen problemen mee heeft wapenlicenties af te leveren aan bedrijven
die exporteren naar conflictgevoelige regio's en landen? Men bepleit op
zoveel politieke terreinen samenwerkingsakkoorden. Men heeft het wel
een stuk gedefederaliseerd, maar het zou moeten passen in een
algemeen Belgisch buitenlands beleid. We zien toch dat er serieuze
problemen zijn inzake afstemming en coördinatie met de Gewesten.
Het is toch een taak voor de minister van Ontwikkelingssamenwerking
om daarvoor bijzonder alert te zijn en om daarover in dialoog te treden,
natuurlijk ieder binnen zijn bevoegdheid, met de Gewesten.

Mijnheer de staatssecretaris, ­ ik mag misschien ook mijnheer de
minister zeggen, als hij mijn woorden enigszins zou kunnen opvangen ­
, ik wil ook nog enkele zeer concrete vragen stellen in verband met
Delcredere.

Delcredere verzekert een aantal Belgische bedrijven die in het
buitenland belangrijke investeringen doen die een ernstige ecologische,
politieke, sociale en culturele impact hebben op het terrein. Het gaat
meestal over mijnbouw, ontbossing, aanleg van wegen, pijpleidingen,
enzovoort. Vele inheemse volkeren dreigen daarmee in hun rechten te
worden beperkt en zelfs het slachtoffer te worden van zware
mensenrechtenschendingen.

Het is eigenlijk een oproep aan dit Parlement, ook aan de voorzitter en
de commissievoorzitter, om ons over dit thema eens samen serieus te
beraden om te kijken welke politiek door Delcredere wordt gevoerd. Als
wij mogen geloven wat we daarover opvangen, zijn er toch serieuze
ontsporingen, waarvoor wij menen onze politieke verantwoordelijkheid te
moeten opnemen.

Concreet zou ik u dan ook willen vragen, mijnheer de staatssecretaris,
welke criteria er worden gehanteerd op het vlak van verstaanbaarheid
van projecten waarvoor een kredietverzekeringspolis wordt gevraagd met
milieubescherming en gevolgen voor de plaatselijke bevolking.

Dit is een zeer relevante zaak. Misschien duiken een aantal dossiers
op waarbij men grote vragen kan stellen en die men kritisch moet
behandelen. Wordt daarmee eigenlijk rekening gehouden? Zijn er al
projecten om die reden afgewezen door de raad van bestuur van de
Delcrederedienst? Ik wil die zeer concrete vraag hier vanavond
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
45
opwerpen en zou daar graag een zeer concreet antwoord op krijgen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega's, ik rond
af. Ik kan stellen dat wij steeds de begroting voor
Ontwikkelingssamenwerking hebben goedgekeurd omdat wij ervan
uitgaan dat het uitgangspunt goed is. Met andere woorden: het is goed
voor de mensen in de ontwikkelingslanden. We gaan nog altijd uit van
deze positieve veronderstelling. Als we dat al niet meer zouden mogen
hopen! Maar, mijnheer de minister, veel krediet krijgt u niet. U zal snel
moeten bewijzen dat u het niet alleen beter doet dan uw voorganger ­
dat kan niet moeilijk zijn ­, maar beter alleen zal niet voldoende zijn.
01.52 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, mon intervention
est quelque peu, voire fondamentalement différente de celle de
l'interlocuteur précédent puisqu'elle met en évidence les augmentations
budgétaires au niveau des deux départements en question.

Nous avons tous pu remarquer, lors de la précédente législature et au
début de celle-ci, le volontarisme et la présence de la diplomatie belge
dans le monde. Visibilité, dialogue, présence, prévention et droit ont été
les maîtres-mots de la politique étrangère belge, de la présidence belge
de l'Union, considérée comme l'une des meilleures, au retour vers
l'Afrique et l'aide au développement. L'action extérieure de la Belgique
est sous-tendue par des objectifs de promotion des droits de l'homme
et de la femme, de respect du droit, de dialogue, de respect de l'autre,
de rejet du racisme et de la xénophobie, d'une approche multilatérale
des conflits, de la recherche de la paix, du rapprochement entre les
peuples et les pays européens. La liste n'est pas exhaustive. Nous
oublions certainement de nombreuses priorités.

Les buts sont une chose, les moyens en sont une autre. Nous pouvons
à cet égard constater une nette augmentation du budget de la
Coopération au développement: pour rappel, monsieur Deseyn, 65
millions d'euros supplémentaires pour 2004. Cela correspond à la
nouvelle politique du département dont s'est dotée la Belgique. En fait,
l'objectif a été de revoir l'aide au développement en créant un véritable
ministère et en diminuant le nombre de pays bénéficiaires. Cette
diminution n'a pas pour but de réduire l'aide mais plutôt d'éviter le
saupoudrage et permettre plus d'efficacité. Nous constatons une
augmentation du budget de la Coopération, notamment par
l'augmentation de moyens destinés à la remise de la dette des pays
les plus pauvres.

Une politique de développement ne consiste pas seulement en une
aide financière, mais aussi en un suivi de l'utilisation de celle-ci, en une
approche politique aux fins d'associer le développement économique au
développement humain et politique.

Pour ce faire, il est nécessaire que des rapports étroits soient
entretenus entre l'Etat belge et les Etats bénéficiaires de l'aide. Les
ambassades sont des liens privilégiés pour ces contacts et ce, afin de
donner de la Belgique l'image d'un Etat qui se soucie de ce que
pensent et veulent savoir de lui les citoyens des autres pays. Il ne faut
pas oublier que les ambassades belges constituent des points de
contact pour nos compatriotes résidant à l'étranger. Ceux-ci, bien que
vivant dans un autre pays, restent des citoyens belges et doivent dès
lors avoir accès à des services administratifs de qualité, tout en
participant à notre vie politique par le biais des élections.

Il faut également remarquer l'augmentation du budget destiné à
promouvoir l'image de la Belgique à l'étranger en matière de relations
01.52 Josée Lejeune (MR): In
tegenstelling tot de vorige spreker
wil ik in mijn betoog op de toename
van de begrotings-kredieten wijzen.
De uitstraling en het voluntarisme
van de Belgische diplomatie hoeven
niet meer te worden onderstreept.
Men trekt ook de nodige middelen
uit om dat beleid uit te voeren: zo
wordt de begroting voor
ontwikkelings-samenwerking fors
opgetrokken tot 65 miljoen euro in
2004.

Het was de bedoeling om de
ontwikkelingshulp te herzien door
een echt ministerie op te richten en
het aantal begunstigde landen terug
te schroeven om op die manier de
hulp doeltreffender te maken. Zowel
de vorige als de huidige regering
hebben ervoor gezorgd dat België
een uitstekend imago heeft in het
buitenland, het imago van een
pacifistisch, verdraagzaam land dat
eerbied heeft voor het recht en
bekommerd is om het welzijn en de
ontwikkeling van de volkeren.
Dankzij die houding zal ons land in
2006 voorzitter van de OVSE
worden.

Ontwikkelingssamenwerking is niet
langer alleen een zaak van de
staten. De NGO's zijn ter zake ook
belangrijke partners. Voorts vormt
wetenschappelijk onderzoek een
belangrijk onderdeel van dat beleid.
Wij verheugen er ons dan ook over
dat het Koninklijk Instituut voor
Internationale Betrekkingen meer
middelen zal krijgen.

Conflictpreventie, voedselhulp, de
vermindering van de schuldenlast
van de armste landen zijn evenveel
bewijzen van het streven van het
Belgisch buitenlands beleid om te
kiezen voor een ethische aanpak
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
46
internationales et commerciales. L'image comme l'action permettent de
donner à un Etat un crédit nécessaire pour être écouté. Le précédent
gouvernement et l'actuel ont fait en sorte que la Belgique bénéficie
d'une bonne image à l'étranger. Elle est celle d'un Etat qui se veut
pacifiste, tolérant, respectueux du droit et des organisations
internationales, soucieux également du bien-être et du développement
des peuples. Cela nous a permis d'ailleurs d'obtenir la récente
désignation de la Belgique à la présidence de l'OMC en 2006.

Le soutien de notre pays à la coopération internationale se doit d'être
important. Celle-ci n'est plus le seul fait des Etats et des organisations
internationales; les ONG constituent des acteurs non négligeables
dans un monde dans lequel la mondialisation et, par conséquent, les
relations internationales jouent un très grand rôle.

Les subsides aux organismes et associations ayant une activité
internationale ont donc été augmentés, monsieur Deseyn.

Vis-à-vis de la coopération multilatérale ou de diverses organisations
internationales, nous constatons la libération de plus de 155 millions
d'euros avec des crédits de plus de 600 millions d'euros pour les
projets de plus d'un an. Une fois de plus, la diplomatie belge manifeste
sa volonté, son attachement au développement humain, politique et
économique. Le pragmatisme est une chose, mais il ne saurait se
passer de la théorie et de la réflexion des chercheurs. Ceux-ci ne
peuvent porter un regard désintéressé et critique. Cet avis peut nous
servir à améliorer notre action à l'avenir.

Nous mentionnons avec plaisir l'augmentation des subsides accordés à
l'Institut royal des relations internationales. De même ont été
augmentés les subsides à des institutions scientifiques belges en
matière de projet, de programme de recherche et de formation dans le
domaine de la coopération internationale.

La Belgique est une nation qui recherche la paix. La Belgique est une
nation qu vise à favoriser le dialogue dans le respect des peuples et
des hommes. La Belgique est un pays qui place les droits de l'homme
au centre de ses préoccupations. Cela se voit dans les moyens: 31
millions d'euros consacrés à la diplomatie préventive, à la prévention
des conflits, aux droits de l'homme, à l'aide humanitaire et à la
consolidation de la paix. Ainsi, la Belgique garde sa ligne de conduite.
L'Etat belge reste cohérent dans son approche éthique des relations
internationales.

La prévention des conflits, l'aide alimentaire, la réduction de la dette
des pays les plus pauvres sont autant de manifestations de la volonté
de la politique étrangère belge de se placer sur une ligne éthique en
matière de relations extérieures.

C'est cette ligne éthique qui fait de notre petit pays par la taille un
grand pays par les idées; c'est cette ligne éthique qui a fait revenir
notre pays en Afrique après tant d'années d'absence. Je tiens à le
souligner, monsieur Deseyn.

Nous constatons également l'augmentation du budget de l'intervention
rapide belge en matière humanitaire. Cette équipe est d'ailleurs
actuellement en activité en France afin de porter secours aux
populations sinistrées par les inondations qui ont ravagé certaines
régions.

Nous pouvons également évoquer le budget de 12 millions d'euros
destiné à l'aide alimentaire, les 6 millions d'euros dont l'objet est de
op het stuk van de buitenlandse
betrekkingen.

Laten wij niet kibbelen, België voert
een waardig, ethisch buitenlands
beleid waarin de eerbiediging van
het recht en de dialoog centraal
staan. Wij kunnen daar trots op zijn
en voorliggende begroting kan dan
ook op onze warme steun rekenen.
Mijnheer Deseyn, ik nodig u uit om
de begroting opnieuw onder de loep
te nemen en vast te stellen dat de
kredieten werden opgetrokken.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
47
servir à la coopération avec des ONG locales ou encore les 12 millions
d'euros dont l'usage sera destiné aux actions de transition en matière
de reconstruction et de consolidation de la société, poste dont
l'actualité nous rappelle souvent l'importance.

Nous ne détaillerons pas ici le budget 2004 dans son entièreté. Nous
constatons une importante augmentation générale du budget. Mais ne
nous leurrons pas, ne soyons pas naïfs, monsieur Deseyn. Ne nous
attendons pas à voir la terre tourner mieux du jour au lendemain. Ne
soyons pas enfantins, en nous comportant comme des impatients,
persuadés de voir l'avènement d'un jour meilleur par la simple volonté.

Les choses ne sont pas aussi simples. Il faut changer les mentalités, il
faut les modifier. Les conditions doivent se mettre sur pied, grâce
auxquelles un travail meilleur sera effectué. Ne perdons pas de vue le
fait qu'en matière internationale, un Etat seul ne fait pas ce qu'il veut.
Les négociations ont ceci de fondamental qu'elles se déroulent entre
Etats souverains.

Mais ne nous jetons pas la pierre. La Belgique s'est dotée d'une
politique étrangère digne, éthique, ayant placé le respect du droit, des
droits de l'homme et du dialogue au centre de son rayonnement
d'action. Nous pouvons nous montrer fiers de celle-ci et nous
accueillons avec plaisir ce budget qui, nous le savons, permettra de
donner à la Belgique le rayonnement qu'elle mérite.

Pour rappel, monsieur Deseyn, je vous invite à une seconde lecture du
budget des deux départements concernés, et particulièrement des
pages 376, 378, 398, 400, 404, etc. Vous verrez que le budget a
réellement été augmenté.
01.53 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil toch even
repliceren.

Mevrouw Lejeune, u hebt herhaaldelijk allusie gemaakt op enkele van
mijn kritieken. U spreekt over een goed imago in het buitenland. U moet
dan maar eens praten met enkele bedrijfsleiders en misschien ook wat
meer de buitenlandse pers lezen. U zou daarover dan misschien anders
of wat genuanceerder denken.

Er is inderdaad een stijging van het budget in de cijfers. Het moet met
voldoende kritische geest en concrete invulling worden bekeken. Ik ben
blij dat ik in u een partner heb gevonden om die themavergadering
daaraan te wijden. We kunnen daarover dan ernstig debatteren en geen
steriele discussies voeren. U verantwoordt of verdedigt die stijging door
te zeggen dat het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen
ook meer middelen heeft. Het is een studie-instituut dat vooral rond
defensie werkt en te weinig rond ontwikkelingssamenwerking.

U vermeldt vier tot vijf keer het woordje ethiek. Men moet dan maar
eens denken aan de Nepal-kwestie, het uit handen geven van de
licenties rond wapenexporten en dergelijke. De ethiek is daarin soms
ver te zoeken. Ik ervaar uw rede dan ook als een grote reclamespot voor
het beleid van uw MR-minister. Hetgeen u mij verwijt, vind ik niet zo
terecht. Dat is echter mijn mening.
01.53 Roel Deseyn (CD&V): Je
n'accepte pas que Mme Lejeune
rejette mes critiques car l'image de
la Belgique à l'étranger s'est
effectivement détériorée et le
budget a été augmenté à mauvais
escient. J'estime par ailleurs que la
politique gouvernementale n'est pas
éthique.
01.54 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, je ne vais pas
reprendre l'ensemble de mon intervention ni détailler les différents
postes budgétaires. M. Deseyn se livre à une lecture sélective du
budget et nous n'avons manifestement pas la même lecture. Je l'invite à
relire les postes budgétaires et à procéder peut-être à une autre
01.54 Josée Lejeune (MR):
Mijnheer Deseyn, wij interpreteren
de begroting op een verschillende
manier en u moet toegeven dat een
andere analyse mogelijk is.
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
48
analyse.
01.55 Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le président, monsieur
le ministre, chers collègues, je tiens tout d'abord à rappeler que le
groupe PS a donné son approbation en commission des Relations
extérieures sur la note politique, ainsi que sur le budget qui a été
présenté et défendu par le ministre de la Coopération au
développement.

Dans un premier temps, je m'attarderai à faire quelques réflexions sur
la note de politique générale. La question de la promotion de la
démocratie occupe une place centrale, certes, et nous nous
réjouissons de cette préoccupation. Cette perspective est essentielle
car, au-delà des valeurs que nous défendons, l'histoire a montré qu'il
n'y a pas de réel développement économique et social dans le respect
des droits humains et individuels sans démocratie.

Je me permettrai de souligner que l'avènement de tout régime
démocratique, autre que formel bien sûr, doit s'accompagner d'une
organisation de la société qui permette une vie sociale, démocratique
avec la liberté d'association, des syndicats, des organisations
patronales, une presse libre et indépendante, une société civile vivante
et dynamique. Dans cette optique, nous restons vigilants à ce que les
initiatives prises par le département de la Coopération au
développement aille dans le sens de la promotion de ces moyens
nécessaires à l'exercice d'une réelle démocratie au service du bien-être
de la population.

Par ailleurs, la note replace la problématique de la coopération dans le
contexte mondial; ce n'est pas sans importance puisque le sous-
développement de nombreux pays et la misère des populations du sud
mais aussi du nord résulte avant tout d'un ordre économique mondial
déséquilibré, injuste et inéquitable. Pour pallier ces déficiences
structurelles, il conviendrait de tout mettre en oeuvre afin d'accélérer
l'émergence d'une nouvelle architecture institutionnelle internationale en
favorisant, par exemple, les initiatives permettant la création, au sein
des Nations unies, d'un conseil de sécurité économique et social ainsi
qu'une réforme des institutions financières mondiales actuelles.

Ces institutions portent une large part de responsabilité dans la
désintégration des sociétés du tiers-monde. A ce sujet, il serait
opportun que le ministre ainsi que l'ensemble du gouvernement
d'ailleurs, s'assurent auprès du ministre des Finances que la position
défendue par les représentants de la Belgique au sein des organismes
internationaux reflète la ligne politique belge qui se veut progressiste et
humaine.

Par ailleurs, la volonté affichée dans la note de politique générale par le
gouvernement d'augmenter progressivement l'aide publique au
développement pour la porter à 0,7% du PIB en 2010 est louable.

Nous sommes également conscients que, pour l'année 2004, les
difficultés budgétaires ont obligé le gouvernement à trouver des
solutions qui ne pourront vraisemblablement pas être reproduites à
l'avenir.

Si la note est bien construite, elle est cependant inégale et
déséquilibrée sur quelques points. Certaines questions sont
longuement développées et argumentées. Je pense notamment aux
objectifs des Nations unies, à la problématique du sida, de l'eau
potable, à l'aide au secteur privé et aux PME, etc., alors que d'autres
01.55 Mohammed Boukourna
(PS): Wij zijn verheugd over de
aandacht die in de beleidsnota naar
het aanmoedigen van de
democratie gaat, want zonder
democratie, dit wil zeggen zonder
vrijheid van vereniging, zonder
vakbonden, zonder werkgevers-
organisaties, zonder persvrijheid,
zonder actief middenveld, is een
daadwerkelijke economische en
sociale ontwikkeling niet mogelijk.
We zullen erover waken dat het
beleid van Ontwikkelings-
samenwerking daar de nodige
aandacht aan schenkt.
Om een eind te maken aan de
onbillijke scheeftrekking binnen de
economische wereldorde, die aan
de basis ligt van de
onderontwikkeling en van de
armoede zowel in het Zuiden als in
het Noorden, zou dringend werk
moeten worden gemaakt van een
nieuwe internationale institutionele
architectuur, bijvoorbeeld via een
economische en sociale
veiligheidsraad binnen de UNO.
Daarnaast moeten we erover waken
dat de minister van Financiën
binnen de internationale financiële
instellingen ­ die zouden moeten
worden hervormd
­ de
humanistische en progressieve
beleidslijn van België verdedigt.

De wil van de regering om de
openbare ontwikkelingshulp in 2010
tot 0,7% van het BBP op te trekken
is lovenswaardig.

De nota is goed onderbouwd, maar
onvolledig: sommige kwesties (de
doelstellingen van de Verenigde
Naties, aids, drinkwater, hulp aan
de privé-sector en de KMO's)
worden uitgebreid uit de doeken
gedaan, terwijl over andere wordt
gezwegen.

Om efficiënt te kunnen
samenwerken moeten de
inspanningen worden gebundeld.
De bundeling van de
begrotingsmiddelen is een goede
zaak, maar men kan vragen stellen
bij de criteria aan de hand waarvan
de bevoorrechte landen worden
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
49
problématiques sont plus atténuées ou simplement inexistantes.

L'efficacité de la coopération passe par la concentration des efforts sur
certains pays et secteurs. L'intention de concentrer les moyens
budgétaires sur des zones déterminées est donc appréciable.
Cependant, on est en droit de se poser certaines questions sur la
manière utilisée pour y arriver.

La réduction du nombre de 25 à 18 pays prioritaires peut paraître
difficilement compréhensible, vu le manque de transparence des
critères utilisés pour effectuer la sélection de ces derniers. Nous
espérons néanmoins que l'évaluation de ces critères s'est faite en toute
objectivité.

A l'examen de la liste des pays partenaires, il est regrettable de
constater que le Burkina Faso et la Côte d'Ivoire n'y sont plus présents.
Le premier de ces pays constituait pourtant un modèle pour notre
coopération; le second, au vu des événements politiques récents
mettant en exergue la difficulté d'instaurer une réelle stabilité politique
et démocratique, était vraisemblablement un Etat partenaire dans
lequel il aurait été opportun de développer une véritable prise de
conscience de l'Etat de droit et du processus démocratique.

Par ailleurs, le ministre parle à plusieurs reprises dans sa note, de
concertation et de dialogue entre les différentes structures du
développement. Une meilleure cohérence est effectivement souhaitable
mais cette dernière ne peut se faire à n'importe quel prix ou tout
simplement en minant le travail fourni dans le secteur de l'aide
indirecte. Cette impression est confortée par les transferts budgétaires
que subit le secteur des organisations non gouvernementales; j'y
reviendrai ultérieurement.

Enfin, je me permettrai de soulever un dernier point, relatif à la
défédéralisation du département de la Coopération au développement.
Cet aspect est totalement éludé dans la note alors que la déclaration
gouvernementale prévoit que les structures de la politique de
coopération feront l'objet d'une réforme et que la loi spéciale de juillet
2001 relative à la défédéralisation de la Coopération au développement,
en fonction des compétences des entités fédérées, sera mise en
oeuvre.

Il nous importe, en conséquence, de définir les liens et de favoriser les
échanges avec les Communautés et les Régions puisque, à terme, ces
dernières seront compétentes en la matière.

J'en viens à la deuxième partie de mon intervention, celle consacrée au
budget. Le projet budgétaire transmis par le ministre fait naître en nous
certaines inquiétudes. En effet, il semble que ce budget prévoie des
aménagements allant dans le sens d'une plus grande fusion des
moyens de la Coopération avec ceux des Affaires étrangères.
Auparavant, pour rappel, il s'agissait de deux budgets distincts;
aujourd'hui, nous sommes en présence d'un seul budget.

Si nous pouvons supposer que cette initiative de regroupement répond
à une logique justifiée par la perspective d'intégration telle que définie
par le cadre de la réforme Copernic, il n'en demeure pas moins qu'elle
peut se révéler dangereuse. La Coopération n'y est plus traitée que
comme une direction parmi les sept qui sont rattachées aux Affaires
étrangères. Il faut craindre qu'à terme, il soit de plus en plus difficile de
dissocier les dépenses de personnel ainsi que de fonctionnement
relevant de la Coopération au développement de celles relevant des
Affaires étrangères.
geselecteerd. We vinden het
immers jammer dat Burkina en
Ivoorkust niet op die lijst van die 18
landen voorkomen, want die Staten
zijn juist vroegere of mogelijke
partners.

Het laatste punt betreft de
defederalisering van de Ont-
wikkelingssamenwerking. Hoewel
dit in de regeringsverklaring ter
sprake komt, rept de nota er met
geen woord over. De links moeten
nader worden omschreven en de
uitwisselingen met de Gemeen-
schappen en de Gewesten,
waarnaar de bevoegdheid op termijn
wordt overgeheveld, moeten worden
bevorderd.
Het begrotingsontwerp van de
minister baart ons zorgen omdat de
begrotingen van Ont-
wikkelingssamenwerking en van
Buitenlandse Zaken nog nauwer bij
elkaar zullen aansluiten. Voorheen
had men twee onderscheiden
begrotingen.

Deze herschikking is misschien
verantwoord, maar houdt ook
risico's in. In het ontwerp wordt
Ontwikkelingssamenwerking
beschouwd als een directie van
Buitenlandse Zaken. Op termijn zal
men nog moeilijk een onderscheid
kunnen maken tussen de
personeels- en werkingsuitgaven
van de twee beleidsdomeinen.
Bovendien kan men zich afvragen of
de minister van
Ontwikkelingssamenwerking deze
middelen naar eigen inzicht zal
kunnen aanwenden.

Sommige overdrachten stellen
tevens de kwestie van een logische
band tussen de structurele hulp en
noodhulp aan de orde.
Op het vlak van de bilaterale
samenwerking, stellen we vast dat
het aantal projecten en
programma's van de Belgische
technische coöperatie daalt,
hoewel de beleidsnota een
toename van de bilaterale hulp in
het vooruitzicht stelt.

Dat geldt ook voor Centraal-Afrika
(en voor de verdubbeling van de
hulp aan Congo).
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
50

Par ailleurs, on peut s'interroger sur la latitude dont dispose le ministre
de la Coopération au développement, aujourd'hui et à l'avenir, quant à
l'affectation et l'utilisation de ses moyens de fonctionnement et de
personnel. Certains transferts budgétaires ne manquent pas de
soulever la question d'un lien cohérent et d'un continuum entre aides
structurelles et aides d'urgence. Ainsi, force est de constater que des
transferts importants de la Coopération au développement vers les
Affaires étrangères se sont produits dans les domaines de la prévention
des conflits et de l'aide d'urgence, notamment.

Par ailleurs, l'organisation du transfert des dépenses du personnel
laisse entrevoir une dépendance de la politique de coopération et de
développement vis-à-vis du ministère des Affaires étrangères.
Considérant les fusions de moyens, de personnel et de fonctionnement
avec les autres divisions organiques du service public fédéral Affaires
étrangères, je ne peux que m'interroger sur les éventuels modes
d'identification permettant de déceler avec précision, dans les chiffres,
les dépenses de personnel et de fonctionnement réellement affectées à
la coopération ou au développement.

Dans le cadre de la coopération bilatérale, nous constatons une
diminution des projets et des programmes dans le domaine de la
coopération technique belge. Cela n'entre-t-il pas en contradiction avec
la note de politique générale qui dit vouloir augmenter fortement l'aide
bilatérale? Il en va de même des déclarations sur l'Afrique centrale et le
doublement de l'aide au Congo. En réalité, au regard de la nécessité de
respecter tous les engagements pris, les effets de la diminution à 18
pays, selon des critères qui restent à mon sens assez nébuleux, ne se
produiront pas en 2004, ce qui aura notamment pour conséquence de
ne pas favoriser l'émergence de marges budgétaires suffisantes pour
tenir les engagements pris envers la République démocratique du
Congo.

Au programme 1, en ce qui concerne les prêts d'État à État, il est
difficile de percevoir une augmentation nette des moyens de la
coopération au développement puisque, ces montants sont transférés
du budget du ministère des Finances vers celui de la Coopération au
développement. Or, dans la plupart de ces transferts, la compétence de
gestion reste au ministre d'origine et ne revient pas au secteur supposé
être renforcé.

Par ailleurs, quelles garanties le ministre de la Coopération au
développement a-t-il obtenues de son collègue des Finances
concernant l'application effective de l'aide non liée, telle qu'elle est
déclarée dans les accords du gouvernement? Au total, et en faisant
abstraction de ces prêts bilatéraux, la coopération bilatérale directe
diminue en réalité entre 2003 et 2004, passant de 135 millions à 122
millions d'euros. Quelle interprétation pouvez-vous nous donner de cet
état de fait? Cette diminution est d'autant plus préoccupante que l'aide
bilatérale directe ne représente actuellement que 15% de l'aide allouée
au développement.

Au programme 2, même constat pour la coopération indirecte qui voit
son budget également diminuer de 3%. Alors que la demande des
ONG augmente, une régression des subsides qui leur sont octroyés
est perceptible. Cette réduction est de l'ordre de 3%. Cette orientation
budgétaire est d'autant plus inquiétante que les autres acteurs de la
coopération voient leur financement sensiblement ou légèrement
augmenter ou se stabiliser. Cette diminution risque de peser davantage
sur les ONG dans la mesure où la majorité d'entre elles ont des
engagements pluriannuels et que les coûts de fonctionnement et de

De resultaten van de vermindering
van de hulp aan 18 landen zullen in
2004 nog niet zichtbaar zijn en
België zal dus niet over voldoende
middelen beschikken om zijn
beloften aan Congo waar te maken.

In programma 1, dat de leningen
van Staat tot Staat betreft, kunnen
we bezwaarlijk een toename van de
middelen van Ontwikkelings-
samenwerking zien: het gaat om
bedragen die voor specifieke
programma's worden overge-dragen
vanuit de begroting Financiën,
waarbij het ministerie van Financiën
de beheers-bevoegdheid behoudt.

Welke waarborgen kreeg de
minister
van Ontwikkelings-
samenwerking van zijn collega van
Financiën omtrent de
daadwerkelijke toepassing van het
beginsel van de niet-gebonden
hulp? Indien we de bilaterale
leningen buiten beschouwing laten,
stellen we vast dat de directe
bilaterale samenwerking tussen
2003 en 2004 daalt. Zelfde
vaststelling in programma 2: de
middelen van zowel indirecte
samenwerking als ngo's dalen met
3%, terwijl die laatste net meer
middelen nodig hebben. Het gaat
om een onrustwekkende tendens,
temeer omdat de middelen van de
andere actoren van ontwikkelings-
samenwerking licht toenemen of op
hetzelfde niveau blijven. De ngo's
dreigen zwaar te lijden onder die
beperking van hun middelen: de
projecten lopen doorgaans immers
over verschillende jaren en de loon-
en functioneringskosten stijgen met
de levensduurte. Bovendien moeten
de ngo's onafhankelijk kunnen
blijven optreden.

De paritaire toekenning van een
miljoen euro aan de universiteiten
benadeelt de Franstalige
universiteiten, die al over minder
middelen beschikten. Ik meen dat
men bij de toekenning van de
middelen rekening had moeten
houden met de bestaande
middelen, in plaats van voor pariteit
te kiezen.

In programma 3 stellen we voor de
multilaterale samenwerking een
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
51
salaire vont augmenter parallèlement au coût de la vie. En outre, nous
voudrions insister pour le maintien de l'indépendance d'action des ONG,
par souci du respect de leur vocation d'acteurs de la société civile.

En ce qui concerne les universités, la diminution paritaire d'un million
d'euros entre les universités flamandes et francophones semble
pénaliser les universités francophones puisque, au départ, elles avaient
déjà une dotation moindre. Cette diminution aurait dû, selon moi, être
faite au prorata des budgets perçus et non pas paritairement.

En ce qui concerne la coopération multilatérale dans le programme 3, il
convient de souligner une augmentation extrêmement importante des
engagements en crédits dissociés. Celle-ci provient du fait que l'on
engagera en 2004, des montants liés au programme pluriannuel des
organisations multilatérales. Néanmoins, il ne s'agit pas réellement
d'une augmentation aussi substantielle, même si le chiffre évoqué
révèle une manne financière accrue de 83 millions d'euros et si l'on
considère que l'accroissement de l'enveloppe budgétaire trouve en
grande partie son origine dans des transferts en provenance d'autres
départements fédéraux, comme les Affaires étrangères, les Finances,
l'Emploi, la Politique scientifique, etc.

Tout en restant attentif à la prise en considération, par le ministre, des
points évoqués, le groupe politique que je représente réitère sa
confiance au ministre, tant en ce qui concerne la note de politique
générale que le budget présenté.

Nous resterons cependant vigilants quant à la mise en oeuvre des
différentes actions de ce programme, compte tenu des remarques
formulées.
aanzienlijke toename van de
gesplitste kredieten vast. Die
stijging is toe te schrijven aan de
vastlegging in 2004 van de
bedragen van de meerjaren-
programma's van de multilaterale
organisaties. In feite gaat het niet
om een substantiële stijging,
aangezien die bedragen groten-
deels vanuit andere departe-menten
worden overgeheveld.

Onze fractie schenkt haar
vertrouwen aan deze begroting,
maar zal de uitvoering van het
programma nauwlettend volgen, in
het licht van de opmerkingen die we
zo-even formuleerden.
Le président: Monsieur Boukourna, je vous félicite pour votre maiden speech!
Namens u allen, feliciteer ik de heer Boukourna met zijn maidenspeech.

(Applaudissements)
(Applaus)
01.56 Jacques Simonet, secrétaire d'Etat: Monsieur le président, je
répondrai assez brièvement car, en fait, la plupart des questions étaient
adressées au ministre Verwilghen. Je vais donc essayer de rappeler les
balises qui sont celles du budget en matière de Coopération au
développement tout en remerciant MM. Deseyn et Boukourna pour
leurs interventions et en particulier Mme Lejeune pour l'hommage
qu'elle a rendu à la diplomatie éthique et de haut vol qui est menée par
notre pays depuis 1999. M. Boukourna a également souligné l'attention
que le gouvernement porte dans cette politique à la fois étrangère mais
aussi de coopération au développement, à la promotion de la
démocratie et des droits humains.

Pour répondre en incise à la remarque qui a été faite quant à la
nécessité de concentrer l'aide sur un certain nombre de pays, je pense
que les critères de concentration qui nous ont conduit à réduire le
nombre des pays de coopération au développement ont été largement
évoqués, et de manière assez transparente. Cela a fait l'objet, M. Van
der Maelen s'en souvient, de longs débats en commission des
Relations extérieures et notamment dans les commissions du suivi de
l'AGCD à l'époque. Je pense très honnêtement que, demain, on devrait
réfléchir à encore réduire le nombre de pays de concentration ­ c'est un
point de vue personnel ­ pour rendre plus efficientes nos politiques en
matière de coopération.
01.56 Staatssecretaris Jacques
Simonet: Aangezien de meeste
vragen aan mijn collega de heer
Verwilghen zijn gericht, zal ik
bondig antwoorden. Ik dank
niettemin de diverse sprekers,
inzonderheid mevrouw Lejeune, die
hulde heeft gebracht aan onze
ethische diplomatie, en de heer
Boukourna, die oog had voor het
beleid van de regering op het stuk
van de ontwikkelingssamen-
werking, de verdediging van de
democratie en de mensen-rechten.
In antwoord op de opmerking met
betrekking tot het toespitsen van de
hulp op bepaalde landen, stel ik dat
de criteria die bij de keuze werden
gehanteerd in ruime mate en op vrij
transparante wijze werden
besproken. Ik denk dat dat aantal
landen in de toekomst nog zal
moeten worden terug-geschroefd,
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
52
En ce qui concerne les questions évoquées par M. Deseyn et qui sont
tout à fait ponctuelles par rapport au budget de la Coopération au
développement, je voudrais rappeler que les documents budgétaires qui
sont soumis aux deux chambres, en particulier à la Chambre des
représentants, pour le budget 2004, parlent de 847 millions d'euros par
rapport à 782 millions d'euros en 2003, ce qui équivaut à 64% de l'aide
publique totale que la Belgique consacrera au développement. Je
reconnais que nous ne nous situons pas encore au niveau de 0,7% du
PIB auquel nous nous sommes engagés, mais au-delà des 0,42%
prévus en 2002.

Il importe également de considérer la question des budgets de
développement dans leur globalité. Ils étaient de l'ordre de 1, 2 milliard
d'euros en 2003. Il ne faut pas non plus négliger l'aide publique au
développement à concurrence de 64%, réalisée via le budget de la
Coopération et qui sera prise en charge par les contributions effectuées
par le ministère des Finances dans le cadre d'un certain nombre de
programmes au niveau européen. La volonté du gouvernement belge est
clairement de poursuivre la politique suivie en 2003 dans le cadre du
budget 2004.

Il ne faut donc pas donner l'impression d'un ralentissement de l'effort
public en matière de coopération au développement. Au contraire, une
croissance importante est prévue pour l'année 2004 en matière de
coopération au développement assumée par notre gouvernement.

J'ajouterai également que l'accord de gouvernement prévoit
explicitement une ligne budgétaire horizontale qui fédérera toutes les
dépenses de la Coopération au développement pour l'ensemble des
services du gouvernement fédéral.

Pour être synthétique, c'est une ligne budgétaire horizontale qui
correspondra en majeure partie aux demandes statistiques de l'aide
publique au développement tracées par l'OCDE. Là encore, la Belgique
n'est pas un mauvais élève. En s'inscrivant dans ce type de politique, le
gouvernement belge essaie de faire preuve de davantage de cohérence
entre les différents instruments d'aide et de financement de la
Coopération au développement.

Pour qu'il n'y ait pas de malentendu, même si le ministre Verwilghen
n'est pas là ce soir, le ministre de la Coopération au développement est
pleinement autonome. M. Deseyn se posait légitimement la question
mais, comme rappelé en commission ce matin, le ministre de la
Coopération au développement est pleinement autonome, au même
titre que le ministre des Affaires étrangères, dans la gestion des
divisions budgétaires qui lui sont allouées. Il ne s'agit donc pas de
confisquer quelque autonomie de décision que ce soit au ministre dans
le cadre des politiques d'aide au développement.

Comme il a toujours été dit par le ministre des Affaires étrangères,
sous la précédente législature déjà et sous celle-ci, on ne peut
envisager une politique de Coopération au développement qui se
positionnerait en concurrence ou en contradiction avec la politique
développée par le ministre des Affaires étrangères.

Ce serait dommageable pour l'efficacité de la projection de notre
politique extérieure sur la scène internationale. Il est donc nécessaire ­
et c'est ce à quoi s'emploient en bonne intelligence les ministres
Michel et Verwilghen ­ d'assurer une coordination entre ce qui est mis
en oeuvre par le ministre de la Coopération et la politique développée
par le gouvernement belge sous l'égide du ministre des Affaires
étrangères.
maar dat is mijn persoonlijk
standpunt.

De heer Deseyn antwoord ik dat de
minister van Ontwikkelings-
samenwerking zijn begroting
autonoom beheert. Een en ander
wordt echter wel gecoördineerd met
het departement Buitenlandse
Zaken.

De begroting is gestegen van 742
miljoen tot 847 miljoen euro. In
2003 beloopt zij 64% van de totale
Belgische overheidssteun voor
ontwikkelingshulp en daarnaast is
de bijdrage van het departement
Financiën voor specifieke
programma's goed voor 34%. Het
cijfer van 0,7% van het BBP wordt
nog niet gehaald, maar wij zitten
wel boven 0,42%. Dat streven van
de Belgische regering vindt zijn
weerslag in de begroting 2004. Er
is dus geen sprake van een
vermindering, maar wel van een
aanzienlijke toename van de
middelen die de regering voor dat
beleidsdomein ter beschikking
stelt.

In het regeerakkoord is een
horizontale begrotingslijn waarin
alle uitgaven worden gebundeld,
vooropgesteld. Dit beantwoordt aan
de eis van de OESO in verband met
het bijhouden van statistieken over
staatstoelagen. De Belgische
regering geeft dus blijk van
coherentie.

De minister van Ontwikkelings-
samenwerking kan de hem
toegekende begrotingsmiddelen in
alle onafhankelijkheid beheren. Een
ontwikkelingsbeleid dat in strijd zou
zijn met het door de minister van
Buitenlandse Zaken gevoerde
beleid is ondenkbaar.
Minister Verwilghen heeft nooit
beweerd dat men zou terugkeren
naar een beleid van gebonden hulp
zoals dit het geval was in de jaren
'70 of '80. Hij heeft enkel gesteld
dat de logica van duurzame
ontwikkeling niet uitsloot ­ om het
diplomatisch uit te drukken ­ dat
ontwikkelingshulp tevens gepaard
gaat met de ondersteuning van het
econo-misch weefsel in de derde-
wereldlanden.
CRIV 51
PLEN 036
16/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
53

Dernier élément de réflexion, en rapport avec la question évoquée par
M. Deseyn concernant l'aide liée. Je pense qu'il faut être de bon
compte, même si l'on a essayé à un certain moment de faire dire au
ministre Verwilghen ce qu'il n'avait pas dit. Dans aucune de ses
interviews, il n'a dit que l'on allait revenir - c'est un débat que l'on a eu
en commission du Suivi de l'AGCD - à la politique d'aide liée comme on
a pu la connaître dans le courant des années septante ou quatre-vingts.
Mais il a simplement indiqué que, dans une logique de développement
durable, il n'était pas déraisonnable ­ pour exprimer les choses de
manière diplomatique ­ de se dire que l'on pouvait aussi passer par une
assistance au développement du tissu économique dans les pays en
voie de développement. C'est clairement dans cette perspective qu'il
faut inscrire les déclarations du ministre Verwilghen.

Je pense que ce sont des types de politiques concertées et d'aide au
développement du tissu économique qu'il convient d'encourager.

Je pense d'ailleurs que ce thème est aujourd'hui internationalement
reconnu par respect pour les pays que nous aidons. Les questions
évoquées sont d'importance. Sachez que l'on va poursuivre ces
politiques en concertation et en bonne intelligence entre les ministres
Verwilghen et Michel. Et pour répondre à une partie de l'interpellation
de M. Deseyn, qui a évoqué à juste titre la politique de l'Office du
Ducroire, tout se fera également de concert avec la ministre Moerman.
Il faut mettre en place un nouveau conseil d'administration à l'Office
national du Ducroire en veillant à ce que le ministre de la Coopération
au développement y soit pleinement représenté de manière à pouvoir
défendre les exigences que nous voulons mettre en avant dans le cadre
de notre politique de coopération au développement.

Je veux rassurer M. Deseyn. Nous ne faisons certainement pas plus
mal ou moins que ce que nous faisions dans le passé pour la politique
d'aide au développement. Il n'y a pas de volonté de mise sous tutelle de
la politique de coopération au développement dans le chef du ministre
des Affaires étrangères. Il y a simplement une volonté d'aller de l'avant -
comme le présent budget le traduit - pour que toutes nos politiques de
projection de la Belgique sur la scène internationale se fassent de
manière concertée, plus particulièrement entre le ministre Verwilghen
et le ministre Michel.

Volgens mij moeten via overleg een
bepaald beleid en steun aan de
ontwikkeling van de economische
structuren gesti-muleerd worden.

Inzake de Delcrederedienst heeft u
ongetwijfeld gelijk. Er moet een
nieuwe raad van bestuur komen
waarin de minister van Ont-
wikkelingssamenwerking ten volle
vertegenwoordigd is zodat hij er
onze eisen kan kenbaar maken.
01.57 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u
voor uw antwoord.

Ik wil ook collega Mohammed Boukourna feliciteren met zijn
maidenspeech. Ik denk dat hij daarin terecht een heel goede analyse
heeft gemaakt. Het zal u niet ontgaan zijn dat die grotendeels
samenviel met mijn uiteenzetting. Zij hebben de woorden van mevrouw
Lejeune ook in een juist perspectief geplaatst. Ik neem aan dat de heer
Boukourna namens zijn fractie, een belangrijke fractie in de
meerderheid, spreekt.

Mijnheer de staatssecretaris, het valt inderdaad niet te ontkennen dat
het gaat om een pure stijging. Ik heb het dan ook over een absolute
stijging die gemakkelijk kan worden bereikt met het parkeren van
bepaalde budgetten, zelfs als de minister daarvoor theoretisch bevoegd
is. Als het echter gaat over bepaalde financiële engagementen die
weinig met de zaak te maken en die niet worden vertegenwoordigd door
de minister van Ontwikkelingssamenwerking, dan is dat niet zo positief
te evalueren.
01.57 Roel Deseyn (CD&V): Je
félicite M. Boukourna pour sa
première intervention dans cette
enceinte. Son analyse correspond
dans une très large mesure à la
mienne. J'imagine qu'il s'exprime
au nom de son groupe, qui occupe
une place très importante au sein
de la majorité.

En termes absolus, davantage de
moyens sont en effet disponibles
mais cette situation peut très bien
être le fruit d'une comptabilisation
créative des budgets.

Le CD&V a adopté une attitude
constructive et a approuvé le
budget de la Coopération au
développement. Nous préconisons
16/12/2003
CRIV 51
PLEN 036
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
54
Ik wil zeker niet negatief zijn. Ik denk dat wij met onze fractie ook
voldoende hebben aangetoond dat CD&V zich daarin constructief heeft
opgesteld. Wij hebben ook heel bewust het budget goedgekeurd en
uitgebreid gemotiveerd waarom wij dat hebben gedaan. Wij roepen
gewoon op tot een meer kritische benadering van die cijfers. Twee
dingen zijn daarin essentieel: transparantie en slagkracht van de
minister. Dat zijn eigenlijk de bezorgdheden die u ook in uw repliek
naar voren bracht. Ik was er ook over verheugd dat u een nieuwe piste
wilt bewandelen met Delcredere en dat minister Verwilghen daarin een
prominentere rol zou kunnen spelen, want hij is toch nauw betrokken bij
de materie. Ik kan dat enkel toejuichen.
toutefois une approche plus critique
des chiffres. Il convient de faire
preuve de plus de transparence et
d'accroître l'autorité du ministre.
C'est également le point de vue de
M. Boukourna. Je suis d'ailleurs
très favorable à sa proposition
d'impliquer plus étroitement le
ministre Verwilghen dans
le
fonctionnement de l'Office national
du Ducroire.

01.58 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter,
alvorens u de vergadering sluit, wil ik u namens alle hier nog aanwezige
leden danken voor de puike manier waarop u het voorzitterschap hebt
waargenomen. Het was uw "maiden-voorzitterschap".
01.58 Dirk Van der Maelen
(sp.a-spirit): Je souhaiterais féliciter
M. Lambert pour la manière dont il
a, pour la première fois, assuré la
présidence.
Le président: Je vous remercie tous, et particulièrement les membres de l'opposition qui, en évitant de créer
des incidents, m'ont permis d'assurer la présidence de cette assemblée.
01.59 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, namens de
verenigde oppositie wens ik mij uitdrukkelijk aan te sluiten bij de
felicitaties van collega Van der Maelen. Ik denk dat u het zeer oprecht
en zeer terecht hebt gemeend.
01.59 Roel Deseyn (CD&V): Je
me joins volontiers à ces
félicitations.
De voorzitter: Zo kunnen wij nog een tijdje doorgaan natuurlijk.

Nous reprendrons nos travaux demain avec les secteurs Justice et Finances.

Er rest mij alleen iedereen te bedanken voor de medewerking tot op dit late uur. Ik dank ook de diensten die
dit mogelijk hebben gemaakt. Ik wens u een behouden thuiskomst en ik sluit de vergadering.

De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

De vergadering wordt gesloten om 23.08 uur. Volgende vergadering woensdag 17 december 2003 om 10.00
uur.
La séance est levée à 23.08 heures. Prochaine séance le mercredi 17 décembre 2003 à 10.00 heures.