CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 039
CRIV 51 PLEN 039
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
mercredi
woensdag
17-12-2003
17-12-2003
Soir
Avond
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
































cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders en Spirit
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000
Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de base et
du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu intégral
définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en rechts
het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit papier, bevat
ook de bijlagen)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
PLEN
Plenum (witte kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
BUDGETS
1
BEGROTINGEN
1
Budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2004 (324/1-6) et (323/1)
1
Rijksmiddelenbegroting voor het
begrotingsjaar 2004 (324/1-6) en (323/1)
1
- Projet de budget général des dépenses pour
l'année budgétaire 2004 (325/1-37)
1
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor
het begrotingsjaar 2004 (325/1-37)
1
- Projet de loi ajustant le budget des Voies et
Moyens de l'année budgétaire 2003 (382/1-3)
1
- Wetsontwerp houdende aanpassing van de
Rijksmiddelenbegroting van het
begrotingsjaar 2003 (382/1-3)
1
- Projet de loi contenant le troisième ajustement
du Budget général des dépenses de l'année
budgétaire 2003 (381/1-3)
1
- Wetsontwerp houdende derde aanpassing van
de Algemene Uitgavenbegroting van het
begrotingsjaar 2003 (381/1-3)
1
- Interpellation jointe de M. Bert Schoofs à la
ministre de l'Environnement, de la Protection de
la consommation et du Développement durable
sur "l'extension de la loi relative à l'assurance
obligatoire contre les catastrophes naturelles"
(n° 138)
1
- Toegevoegde interpellatie van de heer Bert
Schoofs tot de minister van Leefmilieu,
Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling
over "de uitbreiding van de wet op de verplichte
verzekering voor natuurrampen" (nr. 138)
1
- Interpellation jointe de Mme Simonne Creyf à la
ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique
scientifique et à la ministre de l'Environnement,
de la Protection de la consommation et du
Développement durable sur "l'assurance contre
les catastrophes naturelles" (n° 142)
1
- Toegevoegde interpellatie van mevrouw
Simonne Creyf tot de minister van Economie,
Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid en tot de minister van
Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame
Ontwikkeling over "de natuurrampenverzekering"
(nr. 142)
1
Reprise de la discussion générale
2
Hervatting van de algemene bespreking
2
Orateurs: Greta D'hondt, Jean-Marc Delizée,
Zoé Genot, Frank Vandenbroucke
, ministre
de l''Emploi et des Pensions, Nahima Lanjri,
Marie Arena
, ministre de la Fonction
publique, de l'Intégration sociale, de la
Politique des grandes villes et l'Egalité des
chances, Paul Tant, Yvan Mayeur, Luc
Goutry, Maya Detiège, Hilde Dierickx, Colette
Burgeon, Koen Bultinck, Marie-Claire
Lambert, Marc Verhaegen, Danielle Van
Lombeek-Jacobs, Isabelle Simonis, Rudy
Demotte
, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Sprekers: Greta D'hondt, Jean-Marc Delizée,
Zoé Genot, Frank Vandenbroucke
, minister
van Werk en Pensioenen, Nahima Lanjri,
Marie Arena
, minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, Paul
Tant, Yvan Mayeur, Luc Goutry, Maya
Detiège, Hilde Dierickx, Colette Burgeon,
Koen Bultinck, Marie-Claire Lambert, Marc
Verhaegen, Danielle Van Lombeek-Jacobs,
Isabelle Simonis, Rudy Demotte
, minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Discussion des articles
74
Bespreking van de artikelen
74
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1



SEANCE PLENIERE
PLENUMVERGADERING
du
MERCREDI
17
DECEMBRE
2003
Soir
______
van
WOENSDAG
17
DECEMBER
2003
Avond
______

La séance est ouverte à 18.48 heures par M. Herman De Croo, président.
De vergadering wordt geopend om 18.48 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Frank Vandenbroucke, Rudy Demotte, Isabelle Simonis.

Le président:
La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Budgets
Begrotingen
01 Budget des voies et moyens pour l'année budgétaire 2004 (324/1-6) et (323/1)
- Projet de budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2004 (325/1-37)
- Projet de loi ajustant le budget des Voies et Moyens de l'année budgétaire 2003 (382/1-3)
- Projet de loi contenant le troisième ajustement du Budget général des dépenses de l'année
budgétaire 2003 (381/1-3)
- Interpellation jointe de M. Bert Schoofs à la ministre de l'Environnement, de la Protection de la
consommation et du Développement durable sur "l'extension de la loi relative à l'assurance
obligatoire contre les catastrophes naturelles" (n° 138)
- Interpellation jointe de Mme Simonne Creyf à la ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique scientifique et à la ministre de l'Environnement, de la
Protection de la consommation et du Développement durable sur "l'assurance contre les
catastrophes naturelles" (n° 142)
01 Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2004 (324/1-6) en (323/1)
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2004 (325/1-37)
- Wetsontwerp houdende aanpassing van de Rijksmiddelenbegroting van het begrotingsjaar 2003
(382/1-3)
- Wetsontwerp houdende derde aanpassing van de Algemene Uitgavenbegroting van het
begrotingsjaar 2003 (381/1-3)
- Toegevoegde interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de minister van Leefmilieu,
Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling over "de uitbreiding van de wet op de verplichte
verzekering voor natuurrampen" (nr. 138)
- Toegevoegde interpellatie van mevrouw Simonne Creyf tot de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en tot de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken
en Duurzame Ontwikkeling over "de natuurrampenverzekering" (nr. 142)

Reprise de la discussion générale
Hervatting van de algemene bespreking

La discussion générale est reprise.
De algemene bespreking wordt hervat.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Le président: Chers collègues, nous entamons notre séance du soir qui, si tout se déroule bien, ne sera pas
trop longue.

We vatten nu de bespreking aan van het luik `Sociale Zaken'. Mevrouw D'hondt, u hebt het woord.
01.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, mocht de premier hier geweest zijn en dit
interessant gevonden hebben dan zou het nu "prime tijd" zijn voor de tv
maar dit is het natuurlijk niet.
De voorzitter: U bedoelt prime time?
01.02 Greta D'hondt (CD&V): Inderdaad.

Ik mis de minister van Sociale Economie want daarover gaat een
belangrijk stuk van mijn betoog. Ik kan mij indenken dat u dit niet weet
want ik vergeet het ook soms met al die ministers en
staatssecretarissen maar ik heb het over de heer Anciaux.
De voorzitter: En dan?

(...) (...)
01.03 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de minister, ik dacht dat u dit
zou antwoorden. Mijnheer de voorzitter, ik zou u willen voorstellen dat
u, minister Vandenbroucke en ik nog blijven.
De voorzitter: Dan zijn we goed bezig.
01.04 Greta D'hondt (CD&V): De regering is een en ondeelbaar en de
Kamer is ook een en ondeelbaar.

Ik weet niet goed wat ik met mijn stuk over de sociale economie moet
aanvangen want dat was het belangrijkste stuk van mijn speech.

(...) (...)
01.05 Greta D'hondt (CD&V): Nee? Ik weet dat wij hier eigenlijk voor
het verslag spreken en niet voor het volk dat in deze zaal aanwezig is.
Ik heb het altijd moeilijk...
De voorzitter: Mevrouw D'hondt, wij zitten op internet. De wereld kan u
bekijken van de Cap Kamchatka tot in het noorden van het
eskimogebied. Iedereen kan naar u luisteren.
Le président: Par le biais de
l'internet, le monde entier peut vous
regarder, Mme D'hondt.
01.06 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, gelooft u nog in
Sinterklaas?
De voorzitter: De laatste jaren steeds meer.
01.07 Greta D'hondt (CD&V): Dat is de leeftijd.

Ik zal toch een paar zinnen zeggen over sociale economie, omdat wij
dit als fractie toch wel enorm belangrijk vinden. Ik wil hier herhalen wat
ik daaromtrent ook in de commissie heb gezegd. Ik heb dat in een paar
zinnen samengevat. Het zou zo moeten zijn, meer dan uit de
beleidsbrief van de minister en het bedrag dat daarvoor is uitgetrokken
in de begroting mag blijken, dat sociale economie een volwaardige tak
van onze economie is en niet een tweederangseconomie of een tak van
de economie voor wie in de grote economie niet mee zouden kunnen.
Wij pleiten er enorm voor dat men niet alleen financieel ­ uiteraard ook
01.07 Greta D'hondt (CD&V):
Dans la mesure où le ministre
compétent est apparemment
absent, je ne me consacrerai qu'à
quelques points concernant
l'économie sociale.

L'économie sociale devrait être une
branche à part entière de notre
économie qui mérite d'être
encouragée, valorisée, faire l'objet
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
financieel ­ maar ook inzake waardering, inzake aandacht, inzake
begeleiding de sociale economie geeft waar die tak recht op heeft.

In de beleidsnota worden ons 12.000 nieuwe extra jobs in de sociale
economie beloofd. Ik hoop hartsgrondig dat die er zullen kunnen
komen, want wij zullen ze inderdaad nodig hebben. Wij zullen ze nodig
hebben voor die mensen voor wie de andere takken van de economie
geen werk hebben, omdat in die andere takken van de economie de
regels gelden die eigen zijn aan een economie die in een concurrentieel
milieu moet opereren. Voor een deel van onze bevolking, de
werkzoekenden, gaat dat te snel, zijn de eisen die door de andere
takken van de economie gesteld worden, te hoog gegrepen wegens hun
fysische kwaliteiten, wegens hun intellectuele kwaliteiten, om sociale
motieven en achtergronden of dikwijls, spijtig genoeg, wegens een
combinatie van al die handicaps.

Vandaar dat wij echt voor hen hopen dat die 12.000 extra jobs er zullen
komen.

Ik wil hier ook ons pleidooi herhalen ten overstaan van de afwezige
minister om de oude schoenen niet weg te smijten voordat men een
paar nieuwe heeft kunnen kopen en dat men dus echt heel veel
aandacht zou besteden aan lokale initiatieven voor sociale economie en
aan buurt- en nabijheidsdiensten die echt ondersteuning nodig hebben.
Ik herhaal hier in aanwezigheid van de minister van Werk dat in het
kader van de sociale economie we die buurt- en nabijheidsdiensten ­
ook voor de dienstencheques en dergelijke ­ kansen moeten geven om
te kunnen waarmaken.

Ik wil hier nog eens de aandacht vestigen op het feit dat de OCMW's
een heel belangrijke rol moeten spelen in het tewerkstellen van mensen
die tot de risicogroepen behoren en, wat het OCMW betreft, niet het
minst van leefloners. Er worden 2.000 jobs vooropgesteld in de
tewerkstelling door de OCMW's van leefloners. Nu worden er daarvan
ongeveer 1.400 ingevuld, dus zullen er toch nog wel wat zeilen moeten
worden bijgezet voordat die 2.000 jobs kunnen worden gerealiseerd. Ik
wil van dit spreekgestoelte ook gebruikmaken om nog eens mijn
pleidooi, dat ik jaren geleden al heb gehouden, te herhalen. De
tewerkstelling door de OCMW's van leefloners mag niet alleen een
tewerkstelling zijn zolang of zo kort als absoluut nodig is om hen in
orde te brengen met de werkloosheidswetgeving of de sociale
zekerheid. Dit kan natuurlijk niet alleen de bedoeling zijn. Het is een
belangrijke doelstelling dat mensen opnieuw rechten verwerven in de
sociale zekerheid, maar die tewerkstelling moet duurzamer zijn dan de
poging om voor de leefloner via tewerkstellingsartikel 60 opnieuw het
statuut van een werkzoekende te krijgen, al is dit financieel beter.

Ik wil het daarbij houden wat de sociale economie betreft, aangezien ik
hier toch geen klankbord heb van de minister. Ik wil echter nog eens
herhalen dat wat bij de vorming van de regering beslist werd in het
kader van de taakverdeling niet van die aard is om een coherent beleid
inzake sociale economie te kunnen voeren. Dat geldt ook voor het
beleid inzake de tewerkstelling van risicogroepen, vermits die
bevoegdheden erg verdeeld zijn. Er is een lappendeken van gemaakt en
dat is ook het onderwerp van het grootste deel van mijn uiteenzetting,
tot vreugde van iedereen die hier op dit uur nog aanwezig is.

Wat werk betreft, mijnheer de minister, heeft u in uw beleidsnota de
moed en eerlijkheid gehad ­ en dat wil ik zeggen en onderlijnen ­ om,
in het kader van de werkgelegenheidsgraad, letterlijk neer te schrijven
dat de achterstand van België ten overstaan van de Europese partners
zorgwekkend is en structureel niet verbetert. Ik deel uw analyse dat de
d'un accompagnement adéquat et
soutenue financièrement. Dans sa
note de politique générale, le
ministre s'engage à créer 12.000
emplois dans ce secteur. Ces
emplois seront nécessaires : ils
offrent des perspectives à ceux qui
ne trouvent pas de travail dans
l'économie concurrentielle où tout
va souvent trop vite pour des
personnes souffrant d'un handicap
physique ou psychique ou d'une
combinaison des deux. Nous
devons impérativement focaliser
notre attention sur les initiatives
locales dans le secteur de
l'économie sociale et sur les
services de proximité et
d'accompagnement.

Les CPAS peuvent jouer un rôle
important en ce qui concerne
l'emploi pour une grande partie des
groupes à risques en général et
des bénéficiaires d'un revenu
d'intégration en particulier. Le
ministre a prévu 2.000 emplois. Or,
seuls 1.400 emplois ont
effectivement été créés. L'emploi au
sein des CPAS doit être davantage
qu'un instrument permettant de se
mettre en règle avec la sécurité
sociale.

Enfin, je soulignerai que la
mosaïque de compétences en
matière d'emploi ne renforce guère
le développement de l'économie
sociale.

Le ministre de l'Emploi s'est montré
courageux et honnête. Il a qualifié
de préoccupant le fait que le retard
pris par la Belgique vis-à-vis du
reste de l'Europe ne s'est pas
résorbé de manière structurelle.
Voilà qui tranche - dans le bon
sens
- avec l'attitude
traditionnellement adoptée par le
premier ministre, qui n'annonce que
des bonnes nouvelles.

Les pertes d'emplois ont été très
nombreuses au cours des
dernières années. Il ressort des
chiffres d'Eurostat concernant le
taux de chômage harmonisé que
notre pays se situe en dessous de
la moyenne de l'Union européenne.
Cette tendance a de quoi inquiéter.
Selon les prévisions, le taux de
chômage devrait encore augmenter
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
situatie inderdaad zorgwekkend is en dank u voor uw eerlijkheid die
verschilt van die van premier Verhofstadt. Zodra het onderwerp wordt
aangesneden steekt hij een hele tirade af over hoe goed we het wel niet
doen. Ik ­ en u nog veel minder, denk ik ­ verheug mij niet over wat hier
neergeschreven staat, maar de realiteit is soms de beste uitdaging om
beter te doen. Je moet dus alles niet ontkennen, de feiten zijn er en u
hebt ze ­ het is spijtig dat u het moest doen ­ ook in uw beleidsbrief
correct verwoord.

De uitdaging is dus groot omdat wij de jongste jaren nog een
aanzienlijk aantal arbeidsplaatsen verloren hebben. Uiteraard hebben
niet enkel wij arbeidsplaatsen verloren, maar de laatste cijfers van
Eurostat inzake de geharmoniseerde werkloosheidsgraad tonen aan
dat, waar we tot enkele jaren geleden iets beter deden dan het
Europese gemiddelde, we het nu iets minder goed doen.

Dat gaat niet over hele grote verschillen, maar de tendens is er, en die
moet ons verontrusten. Wij zijn er natuurlijk nog niet doorheen. De
voorspellingen, gebaseerd op heel wat onderzoek, wijzen erop dat wij
2003 zullen afsluiten met een vrij aanzienlijk verlies in arbeidsplaatsen
en dat dit zich bovendien zal doorzetten in 2004. Wij zullen dus
minstens tot en met 2004 geconfronteerd worden met een stijging van
de werkloosheid.

Dit brengt mij tot een uiterst belangrijke aangelegenheid die, ingevolge
de indeling van personen in diverse subcategorieën, soms niet helemaal
duidelijk meer is, namelijk de activering van oudere werknemers. Ik
reken daarbij de categorie van de 50- tot 65-jarigen, dus degenen die
klassiek tot die categorieën gerekend worden. De vraag is of zij
inderdaad ouderen zijn, maar die appreciatie hangt veelal af van de
leeftijd waarnaar men zelf toeschuift of waarop men zelf beland is.

Ik hoor de eerste minister nog altijd euforisch zeggen dat zij tenminste
de moed hadden om die oudere werklozen als werkzoekenden te
beschouwen. We zouden eens wat zien! En inderdaad, zij werden in de
statistieken verplaatst naar een andere kolom. Op zich vind ik dat niet
slecht. Het is beter dat wij weten waarover wij praten. Dit veranderde
evenwel niets. Ik ben de jaarverslagen van de RVA nog eens gaan
navlooien, de cijfers doorgenomen en alle kolommen samengeteld. Het
gaat dus om de categorieën personen die in 1998-1999 werkloos
waren, maar niet werkzoekend en die nu wellicht nog steeds werkloos
zijn, maar werk zoeken en de bruggepensioneerden en anderen. Ik ben
dus de evolutie nagegaan van de situatie van 50-plussers die niet meer
actief zijn.

Dan komen we tot de spijtige vaststelling dat er in 2003 op dit ogenblik
ongeveer 310.000 niet-actieve +50-jarigen zijn, in welke kolom ze ook
staan ­ bruggepensioneerde, niet-werkzoekende oudere werkloze in het
oude stelsel, wel werkzoekende oudere werkloze. 310.000, dat zijn er
14.000 meer ten opzichte van 2002. Ten opzichte van 2001 zijn dat er
25.000 meer en het zijn er 27.000 meer ten opzichte van 2000.

Wat betreft het activeren van oudere werklozen, hebben we tot nu toe
dus geen resultaten kunnen boeken. Wij hebben merkelijk meer oudere
werklozen dan voorheen. Mij interesseert niet in welke categorie ze
staan. Mij interesseert wél dat het activeringsbeleid en de actieve
welvaartsstaat aan deze categorie voorbij zijn gegaan.

Mijnheer de minister, dat is wat ik betreur. Mijn vaststelling kan niet
anders zijn dan de uwe en die van de regering. Het zijn immers de
officiële cijfers, waarvan u gewoon een aantal cijfers moet samentellen.
Men kan dan ook geen andere resultaten krijgen, of men nu tot de
cette année et l'année prochaine.

J'en arrive ensuite à un élément qui
est très important mais qui est
quelque peu camouflé par la
répartition en catégories des
personnes concernées. Je veux
parler du taux d'activité des 50-65
ans. J'ai additionné les chiffres pour
2003 des différentes catégories
(prépensionnés, chômeurs âgés et
chômeurs âgés qui ne sont plus
demandeurs d'emploi) et j'en arrive
à un total de 310.000 inactifs chez
les plus de 50 ans. Il s'agit d'une
augmentation importante par
rapport aux années précédentes.
L'Etat social actif ne s'applique
manifestement pas à ces
personnes. Plus inquiétant encore
est le fait que la proportion de
prépensionnés diminue alors que le
nombre de chômeurs âgés
augmente. Dans cette catégorie
d'âge, le nombre de personnes
actives diminue donc et le statut
est en outre moins intéressant. Je
n'ai toujours pas digéré le fait que
les nouveaux prépensionnés ne
peuvent bénéficier de l'avantage
fiscal accordé aux autres. Pour
obtenir un budget en équilibre, c'est
à nouveau cette catégorie qui est
mise à contribution.

Dans la note de politique générale,
nous aurions aimé trouver des
mesures plus concrètes en faveur
des pensions de survie, avec une
traduction budgétaire. Il est
inadmissible de traiter comme on le
fait maintenant des personnes à qui
l'on a donné la possibilité d'opter
pour une pension de ce type. Je
veux parler entre autres de la
possibilité de cumuler une pension
de survie et un revenu issu du
travail, et du fait que l'on tarde à
trouver une solution qui permette à
ces personnes de jouir du droit au
chômage temporaire, à
l'interruption de carrière et à des
indemnités de maladie pour les
heures de travail qu'elles
accomplissent normalement.

Je me réjouis que le président de la
commission ait promis ce matin
qu'après le Nouvel An, on prévoira
la possibilité pour les agents
contractuels du secteur public de
percevoir une pension
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
regering, de meerderheid of de oppositie behoort. Dit is de brutale
realiteit. We slagen er niet in de oudere werklozen actief te maken.

Binnen dat zorgwekkende fenomeen daalt het aantal
bruggepensioneerden wél. Het aantal oudere werklozen stijgt echter.
Het activeringsbeleid en de actieve welvaartsstaat hebben dus tot
resultaat dat er meer mensen zijn die niet actief zijn, met een slechter
sociaal statuut dan bruggepensioneerden en een lager inkomen.

Dat is een zaak die mij zwaar op de lever ligt. Door hun te vragen ook
een inspanning te leveren, wordt ook die categorie aangesproken om de
begroting van 2004 mee te helpen rechttrekken. De nieuwe
bruggepensioneerden krijgen niet het fiscale voordeel dat de anderen
wel krijgen door de fiscale hervorming. Dit is een zaak die ons zorgen
baart: het activeringsbeleid klikt nog niet. Bovendien klopt men opnieuw
bij die categorie aan om de begroting in evenwicht te brengen.

Mijnheer de minister, er is nog een punt dat wij graag concreter in uw
beleidsnota hadden gezien en vertaald in een bedrag op de begroting.
Het gaat om de overlevingspensioenen. Wij zullen ervoor blijven
opkomen dat wie de kans gekregen heeft te kiezen voor een
overlevingspensioen, achteraf niet wordt behandeld zoals dat nu
gebeurt. Hij of zij mag het overlevingspensioen niet cumuleren met een
inkomen uit arbeid, tenzij het beperkt is. Nog schrijnender is het dat wij
tot nu toe geen oplossing hebben om hun ook het recht op een tijdelijke
werkloosheidsuitkering, een loopbaanonderbrekingsvergoeding of een
vergoeding in geval van ziekte te laten genieten. Het regeerakkoord had
dat nochtans wel bepaald.

Ik ben blij dat vanmorgen de voorzitter van de commissie voor de
Sociale Zaken, de heer Bonte, heeft gezegd dat de commissie na
nieuwjaar werk zal maken van wat ook in het regeerakkoord staat
ingeschreven, met name de mogelijkheid om een aanvullend pensioen
te bieden aan de contractuele ambtenaren van de openbare sector. Dat
was mijn voorstel, maar het was ook de bekommernis van meerdere
leden.

Het is natuurlijk vreemd, mijnheer de minister, dat wij in de voorbije
weken een wetsontwerp hebben gekregen voor een aanvullend pensioen
voor de mandaatdragers, maar dat wij voor de contractuelen, die niet
kunnen genieten van het ambtenarenpensioen, maar waarvan
sommigen reeds de helft of drie vierde van hun normale loopbaan
contractueel zijn, niets hebben. De gemeenten, de ministeries, en
dergelijke bouwen daarvoor geen aanvullend pensioen, geen tweede
pijler op. Dit worden eigenlijk de miseriekinderen van de pensioenen. Ik
denk dat wij daar dringend werk van moeten maken. Het regeerakkoord
spreekt over de beleidsnota en wij zullen daarover in de commissie voor
de Sociale Zaken het nodige denkwerk en voorstellenwerk doen.

Mijnheer de minister, over de controle en de werkbereidheid van
werkzoekenden hebben we het vorige week gehad. Ik hoop echt dat u
zeer vlug met voorstellen zal komen, omdat dit zo'n delicate materie is
dat dit de tijd moet hebben om besproken te kunnen worden, ook in dit
Parlement. Iedere maand dat een voorstel uitblijft, is een maand
vertraging in die nochtans noodzakelijk correcte aanpak.

Ik heb het vorige week gezegd, maar ik moet het hier herhalen om te
proberen om de regering te overtuigen. Wat u doet voor de
loopbaanonderbreking en het doorschuiven van de rekening naar de
lagere besturen, is echt contractbreuk. Ik heb in de commissie
voorstellen gedaan om tenminste die besturen die
loopbaanonderbrekers vervangen, niet te laten betalen. Maar ook bij de
complémentaire.

J'espère que le ministre nous
soumettra sans délai des
propositions concernant le contrôle
de la volonté des demandeurs
d'emploi de travailler. De fait, il
nous faudra encore un certain
temps pour examiner ce dossier en
détail.

A nos yeux, il est inacceptable que
la facture de l'interruption de
carrière soit reportée sur les
pouvoirs subordonnés. En
commission, j'ai proposé de
dispenser les communes qui
remplacent les travailleurs en
interruption d'assumer les coûts y
afférents. 60 millions d'euros sont
demandés aux administrations
subordonnées. Ce n'est pas juste.
Nous espérons que le
gouvernement fera encore marche
arrière.

Aucune proposition concrète n'a
été formulée pour lutter contre le
phénomène des faux indépendants.
Nous trouvons encore plus
regrettable que ce budget ne prévoit
pas de moyens pour l'adaptation
des allocations sociales au bien-
être. Toutefois, pour de nombreux
citoyens, l'allocation ou la pension
constitue le revenu principal. Dans
le même temps, rien n'est fait pour
freiner la hausse des prix pratiqués
par les maisons de retraite. Si les
pensions du premier pilier ne sont
pas adaptées, elles vont
progressivement devenir des
pensions minimales.

Je tiens cependant à apporter une
note positive à mon exposé. En
2004, plusieurs jours fériés tombent
pendant le week-end et il s'agit par
ailleurs d'une année bissextile,
seules raisons qui me portent à
croire que le taux d'activité va
augmenter l'an prochain.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
programmawet van vorige week werd dit amendement door de
meerderheid weggestemd. Dat is heel erg spijtig. U maakt uw begroting
rond met 60 miljoen euro die u vraagt van de lagere besturen. Ik vind dit
werkelijk incorrect, omdat de redenering die erachter schuilgaat niet
correct is, namelijk men vervangt niet meer, dus men profiteert eigenlijk
van de sociale zekerheid van de werknemers.

Mijnheer de minister, ik hoop uit de grond van mijn hart dat u ons
vandaag of zo snel mogelijk het verlossende woord zult geven dat de
regering op deze maatregel geheel of gedeeltelijk terugkomt.

Wat ik graag had gelezen, waar veel over wordt uitgepakt, maar waar ik
nog geen concrete maatregel voor gezien heb is de aanpak van de
schijnzelfstandigen.

Tot slot, zoals ik in de commissie al gezegd heb en zal blijven
herhalen, is ook in deze begroting geen geld uitgetrokken om de
welvaartsaanpassing te doen van de sociale uitkeringen. Ik heb het over
diegenen die van een sociale uitkering moeten leven. Er zijn er in dit
land, of men nu met de trein of met de fiets in alle dorpsstraten gaat,
zeer veel mensen wiens enige inkomen een sociale uitkering is, wiens
enige inkomen een pensioen is waarmee zij alsmaar langer moeten
leven en waaraan hun kinderen alsmaar langer moeten bijdragen. Wat
wij niet beletten, mijnheer de minister, is dat de prijzen van de
rusthuizen ieder jaar stijgen. Men kan het nu al niet meer betalen. Als
wij onze pensioenen, de eerste pijler, niet aanpassen worden het
eigenlijk minimumpensioenen. Daar hebben uw en mijn partij eigenlijk
nooit voor gepleit.

Het is echter bijna kerstdag en ik zal dus positief eindigen met een
aantal zaken waar we misschien nog niet aan gedacht hadden om de
activiteitsgraad te verhogen. Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik zou willen vragen of wij ons allemaal samen al
gerealiseerd hebben dat in het komende jaar 1 mei op een zaterdag
valt, dat 15 augustus een zondag is, dat 25 en 26 december een
zaterdag en een zondag zijn en dat 2004 een schrikkeljaar is. Er zal
dus een dag meer gewerkt worden. Ook 1 en 2 januari 2005 vallen in
het weekend. Ik denk dat dit het enige middel zal zijn dat de
activiteitsgraad zal verhogen.
01.08 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, messieurs les
ministres, madame la secrétaire d'Etat, chers collègues, contrairement
à certains pays voisins, l'intervention de l'Etat dans le domaine de
l'emploi est limitée par une forte tradition de concertation sociale. Elle
est liée à notre histoire, à la manière dont notre système de sécurité
sociale s'est construit dès la fin de la deuxième guerre mondiale. Et je
me dis que cela doit être une situation un peu frustrante pour le
ministre de l'Emploi.

Mais voilà, notre système de concertation sociale a fait ses preuves et
offre pas mal d'avantages. Il est parfois considéré à l'extérieur comme
un modèle en Europe.

Dans ce cadre, vous avez organisé une Conférence pour l'emploi avec
les partenaires sociaux. Nous savons que ce ne fut pas facile et que
les résultats peuvent être qualifiés de mitigés. Toujours est-il que le
budget 2004 de l'Etat est la transcription des conclusions de cette
conférence.

Un point important qui y a été débattu, et qui fait partie du budget qui
nous est soumis, est la question de la réduction des cotisations
01.08 Jean-Marc Delizée (PS):
In tegenstelling tot onze buurlanden
hebben wij in België een sterke
traditie van sociaal overleg. Die
situatie mag dan frustrerend zijn
voor de minister van Werk, het
model heeft zijn deugdelijkheid
bewezen, en wordt intussen als
een navolgenswaardig voorbeeld
beschouwd.

De Werkgelegenheidsconferentie
kaderde in die zienswijze. De
resultaten van die conferentie
werden maar met moeite bereikt,
en waren niet onverdeeld positief,
maar ze werden al vertaald in de
begroting 2004.

Er werd 400 euro miljoen
uitgetrokken voor de vermindering
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
sociales, des charges pesant sur le travail - sujet qui fait l'objet de
nombreux commentaires. 400 millions d'euros supplémentaires sont
prévus à cet égard.

Je voudrais vous dire que nous souscrivons globalement au principe de
ces réductions. Peut-être, en particulier pour les emplois faiblement
qualifiés et le secteur non-marchand. Mais je souhaiterais tout de
même exprimer des réserves - je l'ai déjà fait en commission - envers la
réduction supplémentaire qui sera accordée pour les salaires élevés.

Pour nous, il n'existe aucune différence significative entre notre pays et
les pays voisins, en ce qui concerne les taux d'emploi de ceux qui ont
un niveau d'études élevé. En revanche, les différences apparaissent si
l'on compare les diplômes du secondaire inférieur. Nous sommes à un
taux de 48% en Belgique pour 55% en moyenne chez nos voisins.

Est-ce que la réduction des cotisations sociales est une recette
miracle? Nous ne le croyons pas mais nous pensons en tout cas que
les marges dégagées par ces réductions servent en partie à augmenter
les salaires réels et nous pensons que la tendance est sans doute plus
forte dans le segment des hauts salaires. Nous ne souhaitons pas
qu'une symétrie soit réalisée entre des réductions accordées aux bas
salaires par rapport aux salaires élevés. Nous pensons que ce n'est
pas justifiable d'un point de vue éthique.

Par contre, on se dit qu'il aurait peut-être été plus pertinent d'examiner
dans quelle mesure des réductions complémentaires peuvent être
ciblées sur l'une ou l'autre profession de haute qualification. Nous
craignons aussi que cette mesure n'ouvre la porte au replafonnement
des rémunérations pour le calcul des cotisations sociales. Une telle
option est inacceptable pour les socialistes francophones car elle
constituerait une atteinte grave au principe de solidarité entre les
revenus du travail.

Un autre thème important de la conférence pour l'emploi est la question
du Maribel social. Ici, les moyens sont d'abord augmentés à
concurrence de 75 millions d'euros et, dans un deuxième temps, de
115 millions qui doivent permettre la création de 5.000 emplois dans le
secteur non marchand. Nous soutiendrons toujours ce type de mesure
qui s'applique à un secteur à haut coefficient de main d'oeuvre, et qui
correspond aussi à la satisfaction de besoins de plus en plus
importants dans notre société.

On se réjouit aussi d'apprendre qu'un accord a été conclu avec le
secteur du travail adapté. Plusieurs interventions ont porté en
commission sur les ateliers protégés ou "protégeants" selon la
terminologie que l'on veut utiliser. Cet accord permet d'instaurer un
régime propre de réduction des charges, éliminant ainsi les effets
pervers du mode de calcul des réductions de cotisations sociales. Ce
secteur va donc être renforcé grâce à cet accord.

En ce qui concerne le plan Rosetta, deux adaptations: la première est
l'abrogation du système de cascade; cela doit permettre de mieux
rencontrer les spécificités et les besoins en main d'oeuvre des
différentes régions; la deuxième adaptation est la suppression de la
référence à la durée des conventions de premier emploi, c'est a priori
une mesure positive, notamment pour la notion d'emploi durable pour
les jeunes.

Par contre, il y a une autre mesure, la dégressivité de la réduction des
charges jusqu'à l'âge de 26 ans maximum. Nous pensons que cette
mesure risque d'entraîner un effet inverse, c'est-à-dire un système qui
van de sociale bijdragen op arbeid.
Wij steunen die maatregel, vooral
voor de non-profitsector en de lage
lonen. We staan daarentegen wat
terughoudender tegenover de
verminderingen voor de hogere
lonen. De werkgelegenheidsgraad
van hooggeschoolden in België is
vergelijkbaar met die in de
buurlanden, maar bij de lager
geschoolden ligt de
werkgelegenheidsgraad een stuk
lager.

Is de verlaging van de sociale
bijdragen een wondermiddel? Toch
niet, maar dankzij de marges die
vrijkomen zullen de reële lonen
stijgen, al zal dit voornamelijk voor
de hoge lonen voelbaar zijn.

Deze maatregel zet de deur open
voor de invoering van een nieuwe
bovengrens voor de bezoldigingen,
wat voor ons onaanvaardbaar is
omdat dit een zware inbreuk vormt
op het solidariteitsbeginsel.

Een ander belangrijk thema is dat
van de sociale Maribel. Door de
middelen te verhogen kunnen
nieuwe banen in de non-profitsector
worden gecreëerd. Wij steunen die
maatregel die aan een
maatschappelijke behoefte
beantwoordt.

We zijn ook tevreden over het
akkoord in de sector van het
aangepast werk (beschutte
werkplaatsen) dat een eigen stelsel
van lastenverlagingen invoert.

Inzake het Rosettaplan noteren we
twee aanpassingen: de afschaffing
van het cascadesysteem waardoor
er beter tegemoet kan gekomen
worden aan de noden van de
Gewesten, en de afschaffing van de
looptijd voor de
startbaanovereenkomsten, wat
eveneens een positieve maatregel
is om jongeren blijvend aan het
werk te houden.

Daartegenover staat dat de
degressie van de lastenverlaging
voor jongeren tot de leeftijd van 26
jaar wel eens een averechts effect
zou kunnen hebben: de oudste
onder hen worden misschien
uitgesloten ten voordele van de
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
évincerait les plus âgés des jeunes au bénéfice des plus jeunes. Il faut
donc être attentif à éviter un effet de carrousel.

Un autre volet non négligeable dans les conclusions de la conférence
pour l'emploi et dans le projet de budget, c'est la politique d'activation
de l'entreprise en cours de restructuration, axée sur les cellules
d'emploi.

Nous avons également dit en commission que cette décision était
positive mais les conditions d'octroi des incitants financiers devront
s'entourer des précautions nécessaires pour éviter des abus. Il nous
paraît clair aussi que la définition de la cellule de mise à l'emploi est
une compétence dévolue aux Régions. Il serait anormal que les
conditions imposées par le pouvoir fédéral contraignent les entités
fédérées à revoir leur propre réglementation en la matière mais ce n'est
sans doute pas le but poursuivi ici.

Nous attirons l'attention de l'assemblée sur le fait que, en Région
wallonne, on mène des expériences de cellules de reconversion depuis
plusieurs années. Celles-ci fonctionnent bien et accompagnent
efficacement les travailleurs licenciés. On me dit que le taux de
reclassement serait de 60 à 78% pour l'année 2002. Ces cellules de
reconversion sont gérées par les organisations syndicales et par le
FOREM, c'est-à-dire sans que l'on doive verser un euro à l'employeur ni
compter sur son bon vouloir.

Un autre sujet abordé plus brièvement est celui de la réduction des
cotisations personnelles de sécurité sociale pour le travailleur replacé.
Vous nous avez expliqué que cette mesure se justifie par le fait que,
bien souvent, celui-ci ne retrouve pas les mêmes avantages salariaux
qu'il avait dans son emploi précédent. Vous aviez pris l'exemple, sans
doute à juste titre, des travailleurs de Ford Genk. Il n'empêche que la
technique utilisée est contestable parce qu'elle porte atteinte au
principe de solidarité. On se demandait pourquoi ne pas avoir prévu tout
simplement une prime octroyée par l'ONEM?

Un autre débat que nous avons eu et qui est important dans les
conclusions de la Conférence pour l'emploi concerne la question des
travailleurs âgés et plus spécifiquement le taux d'activité de ceux-ci.
Dans notre pays, la situation n'est pas très bonne en la matière. Pour
la tranche d'âge des 50-65 ans, notre taux ne s'élevait pas à 27% en
2000. Si nous voulons allonger la durée moyenne des carrières ­ c'est
un impératif pour la viabilité de notre sécurité sociale ­, il faut non
seulement agir sur l'emploi des jeunes mais aussi, pour les plus âgés,
maintenir ou créer des avantages en cas de reprise du travail,
promouvoir la qualité des emplois, améliorer les procédures
d'outplacement et permettre des aménagements spécifiques de fin de
carrière. Vous nous avez annoncé, monsieur le ministre, un grand
débat sur ce sujet à la mi-2004. Nous sommes donc partie prenante
pour ce débat. On espère que tous les partenaires sociaux prendront
leurs responsabilités en la matière.

En matière de formation, ce chapitre est positif. Indépendamment du
maintien de l'emploi et des possibilités de mobilité que la formation
professionnelle génère, nous voulons insister sur le fait que la formation
doit être mise en synergie avec d'autres facteurs, comme par exemple
une politique active de recherche et d'investissements créant des
emplois supplémentaires.

En ce qui concerne l'article 80 de la législation sur le chômage, la
semaine dernière, lors du débat sur les titres-services, nous avons
dénoncé le caractère antinomique de ce dispositif ­ je ne suis pas le
jongste.

Een andere maatregel betreft het
activeringsbeleid van de
ondernemingen, via de
tewerkstellingscellen. Dat is een
goede beslissing, maar we moeten
misbruiken uitsluiten. Het gaat
zoals gezegd om een
gewestbevoegdheid. In het Waals
Gewest bestaan sinds jaren
reconversiecellen, die de ontslagen
werknemers begeleiden.

Ook komt er een vermindering van
de sociale zekerheidsbijdragen voor
de werknemer die opnieuw aan de
slag kan. Met die maatregel zijn we
echter niet onverdeeld gelukkig,
omdat hij afbreuk doet aan de
solidariteit.

Ook de activiteitsgraad van de
oudere werknemers, die in België
aan de lage kant is (minder dan
27% in 2000), kwam aan bod.
Indien we kiezen voor langere
loopbanen, mogen we ons niet
beperken tot
werkgelegenheidsmaatregelen die
op de jongeren gericht zijn, maar
moeten we ook aandacht schenken
aan de oudere werknemers. U
kondigde daarover in 2004 een ruim
debat aan; we hopen dat alle
sociale partners hun
verantwoordelijkheid op zich zullen
nemen.

We staan achter de maatregelen
rond de opleiding, maar er zou
aansluiting moeten worden gezocht
met het onderzoeks- en het
investeringsbeleid.

We legden de vinger op artikel 80
van de werkloosheids-
reglementering, dat indruist tegen
de beginselen van de sociale
zekerheid. Dat artikel, dat gezinnen
met twee inkomens benadeelt, is
discriminerend.

Volgens de PS mogen werklozen
uiteraard niet weigeren een
passende betrekking te
aanvaarden. Maar de werklozen
hangen ook af van een aantal
elementen die ze niet in de hand
hebben, zoals de leeftijd, de
opleiding, het jobaanbod in een
bepaalde regio, enz. Als de
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
seul à l'avoir dit à cette tribune ­ avec les fondements de notre sécurité
sociale. Cet article 80 est une source de discriminations car il pénalise
le double revenu dans les ménages et donc, l'activité professionnelle
des femmes.

Il établit en outre un curieux contraste entre la situation des
cohabitants, dont on attend des efforts exceptionnels et continus de
reclassement, et celle des autres chômeurs qui ne doivent pas justifier
de tels efforts quant à leur réinsertion professionnelle.

Dans l'optique d'une alternative plus équilibrée, à l'article 80, nous
avons dit aussi que le PS ne cautionne pas le comportement du
chômeur qui refuse un emploi convenable proposé par l'organisme de
placement. Nous estimons aussi qu'un critère de type "fréquence des
sollicitations" est tout à fait inacceptable pour appréhender de manière
correcte le comportement d'un chômeur sur le marché de l'emploi. Et
ce, d'autant plus que le chômeur est confronté à une série d'éléments
qu'il ne contrôle pas: la bonne formation, le manque d'emplois dans une
région ou une sous-région, la question de l'âge, l'expérience exigée, les
nombreuses sollicitations restées sans réponse et qui découragent
souvent nombre de demandeurs d'emploi.

Dès l'instant où chaque chômeur, après un certain nombre de mois
d'indemnisations, pourra bénéficier d'un accompagnement individualisé,
il deviendra alors plus légitime de juger réellement de sa disponibilité
sur le marché du travail. Nous pensons que la responsabilité de la
réinsertion sur ce marché du travail doit être partagée entre toutes les
parties, notamment entre le demandeur d'emploi et l'organisme de
placement.

Nos débats ont porté longuement aussi sur la problématique de
l'interruption de carrière du personnel statutaire des services publics
vers les entités fédérées et les pouvoirs locaux. Nous ne voulons pas
préjuger à ce stade de l'issue des négociations qui seront menées avec
les Communautés et les Régions notamment.

Il est bien évident que la croissance exponentielle des interruptions de
carrière est la conséquence directe de la suppression de l'obligation de
remplacement, voulue notamment par le patronat. C'est une décision
prise par le gouvernement précédent, qui a aussi axé sa politique de
l'emploi, entre autres, sur une meilleure conciliation entre la vie
professionnelle et la vie familiale.

On s'est donc posé la question, monsieur le ministre, de savoir s'il
n'était pas opportun de réfléchir au rétablissement de cette obligation
de remplacement à l'avenir. Peut-être cela pourrait-il vous aider à
atteindre vos objectifs en termes de création d'emplois.

Dernier élément de mon intervention: la question des rentes de
réparation des accidents du travail. Dans la continuité d'un processus
amorcé en 1994 et poursuivi en 1996, les rentes ne seront plus
indexées lorsque l'incapacité est comprise entre 16 et 20%.

Ce raisonnement suit une certaine logique. En effet, sous les 20%, il
s'agit du remboursement d'un dommage et non plus d'un revenu de
remplacement. Notre groupe espère, en fonction de la situation
budgétaire, que vous pourrez revenir dès que possible sur cette
mesure.

Par ailleurs, un autre élément est à verser dans le débat: le fait que le
gouvernement précédent a également défiscalisé les rentes accordées
à des pensionnés. On ne les considère donc plus comme des revenus
werkloze persoonlijk begeleid wordt
zal men een beter beeld hebben
van zijn beschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt. De reïntegratie van
de werklozen in de arbeidsmarkt
hangt niet alleen van henzelf af,
maar ook van hun
uitbetalingsinstelling.

We hebben eveneens het thema
van de uitbreiding van de
loopbaanonderbreking van het
statutair personeel van de
overheidsdiensten naar de
deelgebieden en de plaatselijke
besturen behandeld. De
exponentiële toename van de
loopbaanonderbrekingen is een
gevolg van de afschaffing van de
verplichting om het personeelslid te
vervangen. Misschien zou de
herinvoering van die verplichting een
goede zaak zijn.

Tot slot is er nog de kwestie van de
rentes voor de vergoeding van
arbeidsongevallen die niet langer
worden geïndexeerd als de
arbeidsongeschiktheid lager is dan
20 percent. Dat is logisch
aangezien het niet om een
vervangingsinkomen gaat, maar om
de vergoeding van geleden schade.
We hopen dat u op deze maatregel
kan terugkomen.

De vorige regering maakte de
pensioenrenten belastingvrij: ze
worden niet langer als een
vervangingsinkomen beschouwd.
Op het vlak van de sociale
zekerheid zouden we dezelfde
logica moeten aanhouden, en we
zouden de cumulatie van de renten
met de rust- en
overlevingspensioenen opnieuw
moeten invoeren.

Tot besluit wil ik eraan herinneren
dat tijdens de top van Lissabon in
2000 werd beslist de
werkgelegenheidsgraad in de
Europese landen tegen 2010 op
70% te brengen. In ons land
zouden er in dat geval 600.000 jobs
moeten bijkomen! Men ging uit van
een economische groei van 3%, die
echter uitbleef.

Er kwam kritiek op
de
regeringsdoelstellingen inzake
werkgelegenheid; ik waardeer het
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
de remplacement.

Nous pensons que la même logique devrait être suivie en matière de
sécurité sociale. En d'autres termes, ce ne serait que justice de
réinstaurer le cumul intégral desdites rentes avec une pension de
retraite ou une pension de survie.

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, j'en viens
à ma conclusion. Je voudrais rappeler les résultats obtenus au sommet
de Lisbonne en 2000, visant à porter le taux d'emploi des pays de
l'Union européenne à 70% d'ici 2010. Pour appliquer strictement ces
objectifs, notre pays devrait créer plusieurs centaines de milliers
d'emplois entre 2002 et 2010, environ 600.000, semble-t-il.

Certes, à l'époque, on tablait sur un taux de croissance de 3% et, dans
les attendus du sommet de Lisbonne, il était aussi question de cet
objectif de croissance de 3%. On sait ce qu'il en est advenu dans les
années suivantes. Pas mal de critiques ont été émises par l'opposition
quant à l'ambition du gouvernement en matière d'emploi. Je ne veux pas
polémiquer sur ce sujet. Nous voulons souligner l'existence, dans le
chef du gouvernement, d'un volontarisme en termes de création
d'emplois et nous nous en réjouissons. Nous pensons qu'il faut
s'inscrire dans la volonté de Lisbonne de tendre à atteindre le plein
emploi et aussi à créer des emplois de qualité. Sans doute pouvons-
nous dire que cette conférence de l'emploi, peut-être décriée sur
certains aspects, a eu le grand mérite d'identifier toutes les
responsabilité en matière de création d'emplois.

Monsieur le ministre, le groupe socialiste soutient pleinement le
volontarisme du gouvernement dans ce domaine ainsi que les efforts
auxquels vous vous engagez pour atteindre les objectifs qui ont été
fixés.
voluntarisme waarvan de regering
blijk geeft. Tijdens de
werkgelegenheidconferentie werden
de diverse actoren voor hun
verantwoordelijkheid geplaatst.

Wij staan achter de inspanningen
die deze regering levert om de
vooropgestelde doelstellingen te
halen.
01.09 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le
ministre, nous abordons maintenant le volet "Emploi et Affaires
sociales". Très souvent, dans ce type de débat, on parle de charge du
travail, de coûts trop élevés, de flexibilité à obtenir et, parfois, de
chômeurs fraudeurs ou profiteurs.

Selon moi, il est intéressant de cadrer quelque peu différemment le
débat. C'est ainsi que nous pourrions, par exemple, plutôt parler des
nouvelles souffrances au travail, des tensions liées à une flexibilité
accrue, des éternels intérimaires et, osons-le dire, du mauvais emploi
que l'on rencontre sur le terrain.

Personnellement, j'ai été fort secouée de voir les conditions inhumaines
dans lesquelles travaillent les opératrices des call centers. Au niveau
des renseignements, par exemple, les appels ne peuvent dépasser 30
secondes; si l'appel dure plus longtemps, l'opératrice est rappelée à
l'ordre.

Dans la grande distribution également, et particulièrement dans les
grands groupes, la situation des contrats de travail se dégrade. Les
nouveaux engagés se voient proposer des contrats "Mac Do" qui
prévoient la possibilité d'effectuer des pauses, non payées bien sûr;
quand il n'y a pas suffisamment de travail, on leur suggère de faire une
pause d'une heure pour revenir ensuite. Il y a quelques années, cette
situation n'existait pas.

Et que dire des intérimaires employés dans des secteurs
particulièrement dangereux? On sait que le travail dans des secteurs
01.09 Zoé Genot (ECOLO): Ik
stel voor dat wij nu de thema's
tewerkstelling en sociale zaken
aanvatten. In dit debat komen
vooral de lasten op arbeid, de te
hoge kosten, de flexibiliteit en
soms ook wel de frauderende of
profiterende werklozen aan bod.

Het debat dient naar de essentie
terug te keren. Wij zouden het
kunnen hebben over de pijn op het
werk, de toegenomen flexibiliteit,
het tijdelijke personeel dat in
gevaarlijke sectoren wordt
tewerkgesteld. Er bestaat ook
slecht werk, dat in onaanvaardbare
omstandigheden dient te worden
uitgevoerd (call centers,
groothandel, zware industrie). De
tewerkstellingsgraad is gestegen
doordat er meer vrouwen aan de
slag zijn, maar het gedeelte van het
nationale inkomen dat voor de
lonen is bestemd, daalt, terwijl het
inkomen uit kapitaal toeneemt.
Kortom, het Belgische sociale
model verwatert beetje bij beetje en
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
industriels lourds doit être effectué par des travailleurs bien formés, qui
ont une situation d'emploi suffisamment sûre pour leur permettre
éventuellement de refuser de travailler quand les conditions de travail
sont trop dangereuses et doivent être améliorées. Or, ce n'est pas le
cas. C'est ainsi que l'on assiste à des accidents comme ceux qui se
sont produits à Cockerill.

Cet hymne un peu incantatoire à l'accroissement du taux d'emploi doit
être relativisé. En effet, le taux d'emploi actuel dans notre pays n'a
jamais été aussi élevé. L'entrée des femmes sur le marché du travail a
fait grimper ce taux d'emploi de manière très importante. Or, quand on
analyse la part de la richesse dans le revenu national brut, la part de la
richesse affectée aux salaires, on constate qu'elle diminue. Soyons
clairs! De plus en plus de gens travaillent et, malgré cela, la part qui est
réservée aux salaires diminue. Les gens sont donc de moins en moins
bien payés.

Par contre, la part de la richesse affectée aux revenus du capital
augmente. La question de l'emploi n'a donc un intérêt que si elle est
liée à la question du revenu. Se battre pour de l'emploi de moins en
moins bien payé et pour lequel on a une part de la richesse de plus en
plus faible, cela me pose un problème!

C'est un des indicateurs qui montrent très clairement que le modèle
social belge se dilue peu à peu. De diminutions de charges en
dérégulations de contrats de travail, la situation empire. Au nom de cet
emploi, on détricote notre modèle social belge. L'exemple des titres-
services est assez parlant à cet égard. Un objectif de création
d'emplois est certainement un enjeu majeur, un enjeu de citoyenneté
mais pas à n'importe quel prix. Non aux "working poors", ces
travailleurs pauvres qui gagnent juste assez pour survivre.

C'est pourquoi nous sommes particulièrement inquiets devant des
solutions comme celles proposées pour les titres-services. Oui à une
transformation des ALE en vrais emplois. Nous avions d'ailleurs
déposé, sous la précédente législature, une proposition visant à créer
des centres locaux de services, pour permettre une rencontre entre ces
travailleurs prêts à effectuer des travaux ménagers - et qui le font
massivement via le marché au noir - et les personnes, même à faibles
revenus, qui ont besoin de services de proximité. Non à cette création
de petits boulots que l'on propose à l'heure actuelle! Plus un emploi est
mauvais, mal payé et avec du temps partiel, plus on le subventionne.
Cela me met mal à l'aise; pour moi, c'est aller dans la mauvaise
direction.

Il y a un autre volet inquiétant qui est lié au précédent. Les mesures
concernant les chômeurs doivent être considérées à l'aune des deux
autres mesures. Quand on sait que ces emplois de titres-services sont
considérés comme des emplois convenables que le chômeur doit
accepter, c'est assez inquiétant. Un autre chiffre qui laisse songeur: les
22 millions d'euros d'économie sur le chômage prévus grâce aux titres-
services. Cela figure dans l'exposé des motifs du budget, page 208. Je
pense que c'est légèrement surévalué mais peut-être cela a-t-il été
réestimé depuis. Même remarque pour la diminution des dépenses de
chômage de 46 millions d'euros qui devrait résulter de la lutte contre la
fraude sociale. Qu'on ne me dise pas que je divague: cela se trouve
encore dans l'exposé des motifs du budget, page 208, où il est précisé,
je cite: "46 millions d'économies grâce à la lutte contre la fraude
sociale". Je peux chercher l'extrait dans le texte.
op het vlak van de tewerkstelling
wordt de toestand steeds erger.

In naam van de tewerkstelling wordt
het Belgische sociale model
uitgehold.

De tewerkstelling is een belangrijke
uitdaging, maar deze doelstelling
mag niet tot elke prijs worden
nagestreefd!

In dit verband verwerpen wij de idee
van de "working poors", de arme
werknemers die amper in hun
bestaan kunnen voorzien.

Wij zijn voorstander van een
omzetting van de PWA's in echte
banen maar wij maken ons zorgen
over het voorstel inzake de
dienstencheques.

Wij hadden een voorstel ingediend
dat ertoe strekte plaatselijke
dienstencentra op te richten die
echte arbeidscontracten zouden
kunnen sluiten. De
dienstencheques daarentegen
bieden slechts "klussen" aan.

Bovendien worden de
dienstencheques, in een context
van wantrouwen ten aanzien van de
werklozen, beschouwd als passend
werk dat een werkloze niet kan
weigeren, zoniet wordt hij gestraft.
Bovendien zouden de werklozen
moeten worden "gestimuleerd"
teneinde 22 miljoen euro op de
begroting voor de werkloosheid te
kunnen besparen! Ik meen dat u dit
bedrag hebt overschat.

Andere cijfers stemmen eveneens
tot nadenken...

Zo lees ik op bladzijde 208 van de
memorie van toelichting dat dankzij
de strijd tegen de sociale fraude
een bedrag van 46 miljoen euro zou
kunnen worden bespaard.
01.10 Frank Vandenbroucke, ministre: Vous pouvez chercher votre 01.10
Minister Frank
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
texte mais il ne s'agit pas d'économies sur le chômage!
Vandenbroucke: Het gaat niet om
besparingen op de werkloosheid.
Le président: Monsieur le ministre, si vous répondiez pendant ce temps-là?
01.11 Zoé Genot (ECOLO): Je vous lis le texte: "En outre, la lutte
contre la fraude sociale devrait permettre de diminuer de 46.000 milliers
d'euros les dépenses de chômage." Ce n'est pas moi qui l'ai écrit, cela
se trouve page 208 de l'exposé des motifs. Je ne divague pas et je
n'essaie pas d'alerter les gens pour rien, c'est ce qui est écrit dans le
budget qui alerte les gens.
01.12 Frank Vandenbroucke, ministre: Il peut s'agir de fraude
sociale en matière d'allocations de chômage mais on va s'attaquer à
bien d'autres types de fraude, notamment la fraude dans la perception
des cotisations, du travail au noir, du travail illégal, etc. Il s'agit de tout
ce domaine-là.
01.12
Minister Frank
Vandenbroucke: Het kan gaan
om sociale fraude inzake de
werkloosheidsuitkeringen, maar
even goed om fraude op het vlak
van de inning van de bijdragen.
01.13 Zoé Genot (ECOLO): Je suis enchantée d'entendre cela et
j'espère que ces 46 millions d'euros dans les dépenses du chômage
seront peut-être ventilés différemment et qu'on indiquera en grand dans
le rapport des discussions d'aujourd'hui que ce qui est écrit dans le
budget est incorrect.

Dans cette même page du budget, on retrouve 3,16 millions d'euros
pudiquement intitulés "frais d'administration de l'ONEM", cela
représente plus de 120 millions de francs belges quand même! S'agit-il
de 125 inspecteurs ONEM uniquement ou s'agit-il d'autres inspecteurs
supplémentaires? Il serait bon de clarifier. Quelles seront leurs
missions? Quelles seront leurs priorités? Une réponse à ce sujet serait
de nature à rassurer les gens.

Au niveau de cette lutte contre la fraude sociale, il semblerait qu'il y ait
une certaine mise sous pression des acteurs de formation pour qu'ils
communiquent les données relatives aux chômeurs qui seraient un peu
trop souvent absents de ces formations. Certains acteurs refusent
mais, en général, on est peu sympathique avec eux. Mme Arena a déjà
été confrontée à cette situation, et je peux vous dire qu'il paraît que
cela continue. Va-t-on bientôt devoir avoir peur d'envoyer des chômeurs
en formation en se disant que, s'ils sont absents, ils pourraient être
sanctionnés? Ce n'est pas l'effet souhaité et il serait intéressant de
réorienter les pressions différemment.

Dans la note de politique générale, comme dans la déclaration de
politique gouvernementale, il y avait deux bonnes nouvelles pour les
chômeurs: la suspension de l'article 80 et la suppression du pointage.
Ce sont deux bonnes nouvelles si on ne conclut pas, qu'après les avoir
prises, il faut que les chômeurs prouvent de manière permanente qu'ils
sont disponibles, y compris en cherchant comme des poules sans tête
un emploi qui n'existe pas. Prouver la disponibilité, oui, mais demander
aux gens de chercher pour chercher, c'est ridicule!

Quel est le timing prévu pour ces deux mesures? Quels sont les
contacts que vous allez prendre pour décider de leur mise en oeuvre?
Quel sera le montant du budget nécessaire à cet effet, sachant que la
suppression du pointage permettra, j'imagine, de faire une série
d'économies?

On a déjà eu l'occasion d'en discuter, après la Conférence pour
l'emploi, à l'occasion de la discussion sur la déclaration de politique
01.13 Zoé Genot (ECOLO): Ik
ben blij dat te vernemen, en ik hoop
dat dat geld anders verdeeld zal
worden.

Er wordt 3,16 miljoen bestemd voor
zogenaamde "administratie-kosten
van de RVA". Zal die som dienen
om extra inspecteurs te betalen?
Welke opdrachten zullen zij
uitvoeren, en wat zullen hun
prioriteiten zijn? Men zou er goed
aan doen om in verband daarmee
de puntjes op de i te zetten.

Tot besluit van het hoofdstuk
belastingfraudebestrijding nog dit:
naar verluidt worden sommige
opleiders onder druk gezet om
gegevens over werklozen mee te
delen. Ik weet dat mevrouw Arena
al met zo'n situatie geconfronteerd
werd.

De beleidsverklaring van de regering
bracht op twee punten goed nieuws
voor de werklozen : de opschorting
van artikel 80 en de afschaffing van
de stempelcontrole. Graag kreeg ik
wat meer toelichting over het
tijdpad voor en de tenuitvoerlegging
van die maatregelen.

Naar aanleiding van de
Werkgelegenheidsconferentie heb
ik u al meegedeeld dat wij de
werkgeversbijdrageverminderingen
betreuren.

Ik zal niet terugkomen op de niet-
indexering van de vergoedingen bij
arbeidsongevallen; daarover hebben
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
mais je rappelle nos regrets relatifs aux réductions de cotisations
patronales, qui se taillent comme d'habitude la part du lion et tout
particulièrement celles affectées aux hauts salaires ­ surtout quand on
connaît le peu d'effet retour.

Je ne reviendrai pas non plus sur la non-indexation des accidents de
travail qui me paraît être une économie faite sur le dos de personnes ne
le méritant pas ou sur le renvoi vers les entités fédérées et les
communes, des interruptions de carrière. On a déjà eu l'occasion d'en
parler au moment de la loi-programme.

Autre volet: la qualité du travail. J'en ai déjà parlé lorsque j'ai abordé les
call centers, les intérims, la grande distribution, etc. C'est un enjeu
essentiel et je soutiens le gouvernement quand il met l'accent sur cette
problématique. Par contre, il faut quand même avouer que la note de
politique générale de la secrétaire d'Etat au Bien-Etre au travail est
relativement faible. Elle fait penser à un programme de recherches
universitaires sauf que ceux-ci ont en général un budget nettement plus
léger et des conditions de travail nettement moins confortables.
J'espère que l'année prochaine, sur base des recherches menées cette
année au sein de votre cabinet, on aura droit à un budget plus
propositionnel.

Je souhaiterais par exemple que l'on réfléchisse tout particulièrement
sur les conditions de travail des moins qualifiés. On pourrait
éventuellement se diriger vers des solutions de réduction de temps de
travail pour ces moins qualifiés. En effet, on sait que c'est là que se
trouve la plus grande souffrance au travail, comme on le voit dans les
statistiques sorties ces derniers temps donnant les chiffres des
dépressions, etc. Mais c'est également chez les moins qualifiés que
l'on trouve le plus grand nombre de chômeurs disponibles pour
remplacer ces travailleurs. Pourquoi ne pas imaginer des mesures de
réduction de temps de travail ciblées comme on a pu en prendre, par
exemple, pour les infirmières?

Pour terminer sur une note plus positive, bravo pour les mesures visant
le secteur non marchand! On sait que l'argent investi dans ce domaine
se transforme en emplois et en réponses à des besoins de la
population. Tout ce qui est dépensé en cette matière est bien utilisé.

Nous disons oui aussi à une accentuation des projets d'économie
sociale, mais pas à un grand barnum pour mener la campagne de M.
Anciaux. Etant donné les montants des budgets, cela serait du
gaspillage.

Le budget destiné au département de M. Anciaux me semble un peu
léger par rapport aux objectifs fixés dans le cadre de la Conférence
pour l'emploi. Peut-être serait-il opportun de prévoir un budget plus
important, l'année prochaine, si on veut atteindre les 12.000 emplois
prévus dans l'économie sociale?

J'ai eu l'occasion, en commission, d'insister auprès de MM. Anciaux et
Vandenbroucke sur l'opportunité qu'offraient les titres-services et la
transformation des ALE. J'ai attiré l'attention sur le fait qu'il fallait tenter
de les aider à créer des centres d'économie sociale locaux pour
organiser ces titres-services plutôt que de laisser la part belle aux
sociétés d'intérim, etc. J'ai également évoqué la nécessité d'un petit
guide pour les aider à créer ces entreprises d'économie sociale. En
effet, la création de telles entreprises est vraiment difficile pour les
candidats entrepreneurs même sociaux. Ce sont là, monsieur le
ministre, des mesures qui ne nécessitent pas de gros budgets, mais
qui pourraient aider nos entrepreneurs locaux.
wij reeds gedebatteerd in het kader
van de programmawet.

De kwaliteit van de arbeid moet
centraal staan, en ik ben blij dat de
regering daar werk van maakt.

In de beleidsnota wordt die kwestie
echter niet echt aan de orde
gesteld, en ik hoop dan ook dat
men die problematiek in de
volgende begroting op een
creatievere manier zal aanpakken.
We zouden meer aandacht kunnen
hebben voor de
arbeidsomstandigheden van de
laagstgeschoolden en
arbeidstijdverkorting kunnen
voorstellen, zoals men al gedaan
heeft voor de verpleegkundigen.

Ik wil echter niet besluiten in
mineur, en spreek derhalve mijn
appreciatie uit ten aanzien van de
maatregelen ten behoeve van de
non-profitsector.

Wij staan achter de plannen met
betrekking tot de sociale economie.

Wat de begroting voor het
departement van de heer Anciaux
betreft, lijken de bedragen gering in
het licht van de doelstellingen die in
het kader van de
Werkgelegenheidsconferentie
werden vastgesteld.

In de commissie heb ik de
aandacht van de ministers Anciaux
en Vandenbroucke gevestigd op de
mogelijkheden die door de
dienstencheques en de omvorming
van de PWA's worden geboden.
Men moet trachten ze te helpen
plaatselijke centra voor sociale
economie op te richten met het oog
op de organisatie van het stelsel
van de dienstencheques. De
oprichting van dat soort
ondernemingen blijft immers
moeilijk liggen bij kandidaat-
ondernemers. In dat verband blijkt
de verdeling van een kleine gids
noodzakelijk en dat zou geen grote
investeringen vergen.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
01.14 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik wil mij in dit betoog toespitsen op een aantal
essentiële punten en met name op twee zaken, de combinatie arbeid
en gezin en de doelgroepen inzake werkgelegenheid waarvoor deze
regering al dan niet maatregelen neemt.

Ik wil beginnen met een aantal kanttekeningen. De situatie waarin ons
land zich op sociaal-economisch vlak vandaag bevindt, is niet goed. De
verbetering die men ons nu al een tijdje aankondigt, is nog heel
aarzelend. Op de arbeidsmarkt is zeker nog geen herstel merkbaar.
CD&V vindt dat niet goed. Zij verheugt zich niet in die toestand,
integendeel. Dagelijks spreek ik met mensen in mijn omgeving die hun
job hebben verloren. Anderen moeten dan weer meer werken omdat er
minder personeelsleden zijn. Hetzelfde werk moet met minder mensen
worden gedaan. Anderen worden moedeloos omdat zij langdurig
werkloos zijn. Ik spreek over meer dan een jaar en soms zelfs langer.
Nog anderen krijgen geen of minder kansen op de arbeidsmarkt omdat
ze te jong, te oud, te laaggeschoold of migrant zijn.

Geen kans krijgen om te werken is een onrecht en als CD&V zegt dat
de regering te weinig doet om de economische groei ­ en dus ook de
werkgelegenheid ­ te verhogen, is dat eigenlijk geen vorm van
oppositie. Als wij zeggen dat er niet genoeg gebeurt, bestrijden we
eigenlijk een onrecht. Met ons visieplan, dat wij in de commissie al
verschillende keren hebben voorgesteld, hebben wij een heleboel
initiatieven en ideeën aangebracht om de situatie te verbeteren. U merkt
dat wij, zelfs vanuit de oppositie, er alles aan willen doen en voorstellen
aanbrengen om mee te werken aan meer werkgelegenheid.

Uw analyses over de actieve welvaartsstaat, over de vergrijzing en over
de eindeloopbaan zijn verdienstelijke pogingen om ons meer inzicht te
geven in de uitdagingen van de welvaartsstaat, maar wij vinden daarvan
weinig terug in de begroting. Dit en volgend jaar samen zullen er
volgens uw beleidsnota slechts 11.000 jobs bijkomen, terwijl de
regering er in haar regeerakkoord 200.000 heeft beloofd. Blijkbaar zal er
in 2004 niet veel extra gebeuren om de werkgelegenheid te versterken.
Zullen we misschien moeten wachten tot na de verkiezingen of
misschien juist net voor de verkiezingen om van alles aan te kondigen?

Ik geef een voorbeeld. Er werd op de werkgelegenheidsconferentie
afgesproken dat er eindelijk werk moet worden gemaakt van opleiding
en vorming; 1,9% van de loonmassa moest aan opleiding en vorming
worden besteed. De vraag is natuurlijk of de overheid deze doelstelling
wel zelf haalt. De overheid heeft er namelijk ook belang bij om haar
personeel te vormen en om te investeren in levenslang leren zodat de
overheid ook zelf performanter wordt en de personeelsleden inzetbaar
blijven, ook later, voor andere overheidsdiensten of in de privé-sector.

Het geld dat jaarlijks voor opleiding en vorming door de overheid wordt
uitgetrokken, is bedroevend laag. Mevrouw Arena, het is uw
bevoegdheid. Ik heb in de commissie al eens de vraag gesteld of wij in
uw administratie ­ de administratie van de federale regering ­ die 1,9%
van de loonmassa halen. Ik heb daarop nog geen antwoord gekregen,
maar ik hoor van mensen die daar werken het cijfer van 500 frank of
12,5 euro per persoon per jaar vermelden. Ik denk echt niet dat wij op
die manier aan die 1,9% komen. Ik vraag u dan ook, mevrouw de
minister, wat u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat ook uw eigen
ambtenaren vorming krijgen ten belopen van 1,9%. Als men iets oplegt
aan bedrijven, moet men zelf als overheid het goede voorbeeld geven.
01.14 Nahima Lanjri (CD&V):
Sur le plan socio-économique, la
Belgique se porte mal. Aucune
reprise ne semble s'amorcer sur le
marché du travail. Le CD&V déplore
cet état de fait. Tous les jours, je
rencontre des gens qui ont perdu
leur emploi, qui doivent travailler
davantage, qui sont chômeurs de
longue durée ou qui ne trouvent pas
de travail parce qu'ils sont trop
jeunes, trop vieux, trop peu
qualifiés ou immigrés. Quelle que
soit la raison, l'exclusion du monde
du travail constitue une injustice.
En affirmant que les choses ne
bougent pas suffisamment pour
certains groupes-cibles, nous
dénonçons cette injustice. Dans
notre propre plan, nous avons
formulé toute une série de
propositions concrètes en vue
d'améliorer la situation.

Entre-temps, il apparaît clairement
que le gouvernement ne pourra pas
tenir sa promesse de créer 200.000
nouveaux emplois. En 2004,
seulement 11.000 verront le jour
avec certitude. Au cours de la
Conférence sur l'emploi, les
intervenants n'ont cessé de répéter
que 1,9 pour cent de la masse
salariale devait être consacré à la
formation. Les pouvoirs publics, qui
sont censés donner l'exemple,
n'atteignent même pas ce seuil. Le
budget que l'Etat réserve chaque
année à la formation est
lamentablement bas. Les acteurs
de terrain évoquent le chiffre de
12,5 euros par personne par an.
Comment la ministre Arena
compte-t-elle remédier à cette
situation?

Mme Van Brempt, secrétaire
d'Etat, a indiqué dans sa note de
politique générale qu'il est de plus
en plus difficile de concilier vie
professionnelle et vie de famille.
De plus en plus de travailleurs sont
astreints à un rythme effréné et à
des délais serrés. Les travailleurs
âgés sont mis en difficulté et les
jeunes n'ont plus assez de temps à
consacrer à leur famille. Ceux qui
travaillent à temps partiel ou qui
recourent au crédit-temps sont
regardés d'un mauvais oeil.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
Ik kom nu tot de twee punten die ik hier naar voren wil brengen.

Ik kom tot het eerste punt, met name de combinatie arbeid en gezin.
De staatssecretaris van Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk is
hier vandaag niet aanwezig. Ik weet niet of ik mij tot haar
voogdijminister, minister Vandenbroucke, zal moeten wenden om op
die vragen een antwoord te krijgen, maar uit haar beleidsnota blijkt dat
de combinatie arbeid en gezin steeds moeilijker wordt en dat gezinnen
steeds meer onder druk komen te staan. In 2000 werkte 52% van de
Belgen aan een hoog tempo. In 1990, tien jaar vroeger, waren er dat
slechts 44%. In 1990 werkte 34% van de werknemers met strakke
deadlines. In 2000 was dat al gestegen tot 53%.

Collega's, dit probleem heeft een weerslag op verschillende elkaar
versterkende fenomenen. Oudere werknemers houden het minder lang
vol, waardoor de overblijvende jongere werknemers harder moeten
werken. Zij verwachten uiteraard dat ook zijzelf vroeger kunnen stoppen.
Bovendien hebben jongeren steeds minder tijd voor hun gezin, want zij
moeten tegelijkertijd hun kinderen opvoeden en hun carrière uitbouwen.
Zij moeten hard werken, want zij hebben nog een huis af te betalen of
zij moeten nog sparen. Jonge kinderen moeten ook vaker naar de
opvang; kribbes, naschoolse opvang, enzovoort. Zij krijgen minder
aandacht van hun ouders, wat geen gezonde situatie is voor de
emotionele ontwikkeling van kinderen.

Wie dan deeltijds gaat werken of tijdskrediet neemt om dat probleem
op te lossen of beter te kunnen combineren, wordt door zijn of haar
collega's vaak scheef bekeken, want als er een collega vertrekt,
betekent dit heel vaak dat de werkdruk voor de overige collega's stijgt.
Mijnheer de minister, ik denk dat dit zelfs nog gaat toenemen na uw
aankondiging, ondanks onze voorstellen om die regeling tegen te
houden. Als u zegt dat de gemeentebesturen vanaf nu ook de premies
voor loopbaanonderbreking moeten betalen, dan gaat de druk om niet te
vervangen groter worden, dan gaan de gemeentebesturen nog minder
vervangen en zal er druk zijn om geen loopbaanonderbreking te nemen,
wat niet goed is, want dan krijgt men te maken met gestresste
werknemers.

Mijnheer de minister, als ik goed ben ingelicht, dan had u vandaag om
16 uur een overleg met de VVSG. Misschien kunt u zeggen of u daar
op de goede weg zit. Zijn er afspraken gemaakt? Gaat u die beslissing
intrekken of wijzigen om de gemeentebesturen toch een stuk tegemoet
te komen? Het gaat hier echter niet alleen over de gemeentebesturen,
het gaat hier uiteraard over mensen die het moeilijk hebben om de
zaken te combineren. Ik hoop dat u een oplossing brengt, liefst zo snel
mogelijk. Ook het werken met flexibele uurroosters en het werken in
ploegen en nachtwerk verhogen de werkdruk. De combinatie van gezin
en arbeid en de duur van de loopbaan zijn nauw met elkaar verweven.

Tot wij een grondige oplossing hebben bereikt voor dit probleem zullen
wij er niet in slagen om de werkloosheidsgraad te verbeteren en zo de
vergrijzing betaalbaar te houden. Daarom zou dit luik een centrale rol
moeten krijgen in uw beleid, mijnheer de minister. Wij vinden echter
dat, op een paar aanzetten na, het probleem niet of niet voldoende
wordt aangepakt. Om te beginnen is het probleem verspreid over een
aantal ministers: de staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en
Welzijn op het werk, de minister van Werk en de staatssecretaris voor.
het Gezin. Vervolgens zal er tijdens de staten-generaal over het gezin
gepraat worden.

We zijn in elk geval zeer benieuwd naar de resultaten en hopen dat de
opbrengst niet zo mager zal zijn als wat nu uit deze begroting is
Souvent, on ne recrute pas pour
compenser les absences, de sorte
que la charge de travail qui pèse
sur ceux qui restent s'accroît
encore. La tendance ne fera que se
renforcer, à présent que le
gouvernement met à charge des
pouvoirs locaux les primes dans le
cadre de l'interruption de carrière.
Cette décision est-elle encore
susceptible d'être modifiée? J'ai
appris que la ministre s'était
concertée aujourd'hui avec
l'association flamande des villes et
communes. Quels en sont les
résultats?

Le travail en équipes, les horaires
flexibles et le travail de nuit
accroissent le stress. S'il n'est pas
remédié à ce problème, le degré
d'emploi ne va pas augmenter. Une
fois de plus, l'éparpillement des
compétences empêche d'intervenir
énergiquement. Je fonde de grands
espoirs sur les résultats des états
généraux de la famille.

Le CD&V préconise depuis
longtemps déjà la mise en place
d'une véritable économie de
services. Nous avons toutefois des
objections à l'encontre de l'actuel
système des titres-services.

Mme Van Brempt veut facilier
l'accès au congé parental.
Pourquoi la majorité refuse-t-elle
dès lors de discuter de la
proposition de loi et des
amendements en la matière du
CD&V? La secrétaire d'Etat est-elle
décidée?

Le télétravail ne constitue une
solution que pour un nombre
restreint de travailleurs. Il peut du
reste aussi s'avérer stressant.

Les propositions de la majorité sont
insuffisantes. Il n'est pas question
d'en revenir à l'époque de la femme
au foyer. Une meilleure répartition
de la carrière professionnelle -
travailler moins durement mais plus
longtemps - constitue la seule
solution. Cela requiert des
aménagements fondamentaux du
système actuel. Rien n'est dit à ce
propos dans la note de politique
générale.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
voortgekomen.

Daarnaast wordt er gemikt op de dienstencheques. Over het principe
zijn we het eens. De CD&V pleit al jarenlang voor extra dienstenjobs ter
ondersteuning van gezinnen, maar het duurde helaas heel lang alvorens
de schildercheques uitgroeiden tot de dienstencheques. Bovendien
hebben we nog praktische bezwaren waarop ik nu niet wil ingaan.We
hebben hierover in de commissie reeds kunnen discussiëren en over
het principe zijn we het eens.

Staatssecretaris Van Brempt stelt voor om het ouderschapsverlof
toegankelijker te maken, maar noch het wetsvoorstel dat collega
D'Hondt en ikzelf hebben ingediend, noch onze amendementen ertoe
strekkend werk te maken van de uitbreiding van het ouderschapsverlof,
zijn momenteel weerhouden. Alleen met woorden en beleidsnota's zal
de staatssecretaris er evenwel niet geraken. Ik vraag me af in hoeverre
het haar menens is met deze problematiek en of zij hiervan inderdaad
werk wil maken.

Ten slotte wordt er heel veel verteld over telethuiswerk. We weten
allemaal dat dit slechts voor een beperkte fractie van de werknemers
een oplossing kan bieden omdat het voor een aantal beroepen
onmogelijk is. Een verpleegster bijvoorbeeld kan moeilijk haar patiënten
van thuis uit verzorgen. Het is dus niet voor alle beroepen weggelegd,
dus laten we er ook niet alle heil van verwachten. Het is overigens nog
maar de vraag of thuis werken minder stress oplevert. Ik ben daarvan
niet overtuigd als ik mijn situatie en die van heel wat collega's bekijk.

Deze voorstellen zullen het belangrijke probleem van de combinatie
arbeid-gezin niet uit de wereld helpen. Een terugkeer naar het verleden
met de vrouw aan de haard, mevrouw Arena, is zeker niet wenselijk,
maar we moeten in de richting van een spreiding van de
beroepsloopbaan over verschillende jaren. Dat is ons voorstel, dat is het
alternatief van de CD&V. We moeten met zijn allen minder hard, maar
wel veel langer werken: dat is een goed alternatief. Dat vergt natuurlijk
een heleboel aanpassingen ­ van de pensioenwetgeving, in de takken
van de sociale zekerheid, van de arbeidsduur ­ en vooral een
verandering van mentaliteit. Het stelt ons dan ook teleur dat er in de
nota van staatssecretaris Van Brempt niets over gezegd wordt.

Een levensloopbenadering is een efficiënte en een logische benadering.
Men werkt wat meer als men jonger is, wat minder als men kinderen
heeft en men blijft wat langer werken als men ouder is. Als de arbeid
over de levensloop kan worden gespreid is men minder uitgeput op het
einde van de loopbaan en kan men het langer volhouden. Op die manier
werken er meer mensen die de werkdruk uit handen nemen van
anderen en wordt er meer werkgelegenheid gecreëerd, vermits men met
meer aan de slag is.

Daarom is het ook nodig dat arbeid goedkoper wordt voor de werkgever;
goedkoper, maar vooral administratief eenvoudiger. Op die manier
blijven de pensioenen en de sociale zekerheid betaalbaar. Ik weet dat
het misschien een ideaalbeeld is, maar de CD&V is ervan overtuigd dat
u, wat dat betreft, uiteindelijk bij deze oplossing zult terechtkomen. Dit
was ook het geval wat betreft de diensteneconomie en de startbanen.
Het kan misschien lang duren, maar hopelijk bewandelen we ooit de
piste van de levensloopbaan.

Laten we nu al werk maken van de uitvoering van dit idee. Een
belangrijk onderdeel ervan is de kwaliteitskaart die ervoor zorgt dat
mensen het wat kalmer aan kunnen doen op bepaalde momenten,
bijvoorbeeld bij de geboorte van een kind, maar ook om bijvoorbeeld
L'introduction d'une approche du
cours de la vie va se traduire par
une augmentation du degré
d'emploi et une réduction du
stress. A la fin de sa carrière, un
travailleur sera moins épuisé et
tiendra plus longtemps le coup. A
cet effet, il faut rendre le travail
moins onéreux et réduire les
formalités administratives. Cette
vision est peut-être idéalisée mais,
à terme, il n'y a pas d'autres
solutions.

L'idée de la carte de qualité
suppose que les travailleurs
puissent lever le pied à certains
moments. Ils pourront alors mieux
faire face au travail, leur productivité
augmentera et ils auront plus de
temps à consacrer à leur famille.
Les politiciens devraient montrer
l'exemple. Espérons que les états
généraux de la famille ne seront
pas une mesure pour rien.

Le CD&V est toujours disposé à
collaborer constructivement lorsqu'il
s'agit de mesures structurelles.

Les jeunes pères ont droit à dix
jours de congé de paternité, à
l'exception des fonctionnaires des
pouvoirs publics flamands ou des
administrations communales. Je
demande que le ministre insiste
auprès de M. Van Grembergen
pour que ces fonctionnaires
bénéficient des mêmes droits.

En ce qui concerne la politique
axée sur des groupes cibles, on
observe le classique conflit de
compétences entre les pouvoirs
publics fédéraux et régionaux.
Cette politique spécifique doit être
élargie aux handicapés, aux
allochtones, aux personnes peu
qualifiées et aux personnes âgées.
Le taux d'emploi est de loin
inférieur à la moyenne au sein de
ces catégories.

On invoque la difficulté de mettre en
place des mesures spécifiques
pour les personnes peu qualifiées
ou les migrants, dont l'identification
se révélerait impossible, alors
qu'elles comptent déjà double dans
le cadre des obligations en matière
de premier emploi.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
vorming te volgen, zich bij te scholen, vrijwilligerswerk te doen, en op
andere momenten langer blijven werken.

Het gevolg is dus dat we het werk beter aankunnen en dat de
productiviteit ­ ook belangrijk voor de bedrijven ­ stijgt. We hebben dan
meer tijd voor het gezin. Misschien is dat ook een zaak die wij als
parlementsleden wat meer op ons zelf zouden moeten toepassen. Ik
steek de hand in eigen boezem, maar als politici moeten we ook vaak
het goede voorbeeld geven.

Mevrouw de minister, wij kunnen alleen hopen dat de staten-generaal
voor het gezin geen olifant wordt die een muis baart, met veel
mediatieke ideetjes zonder dat de problemen echt structureel worden
aangepakt. Altijd, maar vooral wanneer het gaat over de combinatie van
arbeid en gezin, zijn CD&V en ik dus ook bijzonder bereid om samen
met u constructief na te denken en mee te werken. Wij moeten er wel
van overtuigd zijn dat het moet gaan om structurele maatregelen en niet
om zeepbellen zoals de voorzitter ze noemt. Het mag niet over
zeepbellen gaan; het moet echt om concrete maatregelen gaan.

In de marge wil ik doen opmerken dat elke jonge vader recht heeft op
tien dagen vaderschapsverlof, behalve indien hij ambtenaar is bij de
Vlaamse Gemeenschap of bij de gemeentebesturen. Mijnheer de
minister, ik zou u willen vragen om er bij uw Vlaamse collega en
partijgenoot Van Grembergen op aan te dringen om ook de Vlaamse
ambtenaren hetzelfde recht te geven en niet langer te discrimineren.

Als het gaat over de doelgroepen begeven we ons vaak op glad ijs.
Enerzijds, zijn er inmiddels klassieke bevoegdheidsproblemen tussen
de federale en de regionale overheid en, anderzijds, rijst steeds weer de
vraag naar het verdringingseffect. Ik stel vast dat er eigenlijk wel al een
doelgroepenbeleid gevoerd wordt via de lastenverlaging, maar ik zou u
willen vragen om dat uit te breiden met bepaalde categorieën die nu niet
aan bod komen. Ik heb het over de gehandicapten, de allochtonen, de
laaggeschoolden en de ouderen. Ik kan dat illustreren met cijfers. De
werkzaamheidsgraad van al die groepen ­ ik zal ze niet allemaal
noemen omdat dit mij te ver zou voeren ­, laaggeschoolde jongeren,
ouderen en migranten, zit ver beneden het gemiddelde van 59%.
Daarom moeten er echt vanuit de regering werk van worden gemaakt.
De minister vertelde dat hij het niet mogelijk acht om bijvoorbeeld voor
laaggeschoolde migranten specifieke maatregelen uit te werken omdat
hij ze niet kon identificeren. Ik vind dat heel eigenaardig omdat het nu al
zo is dat die migranten dubbel tellen om te komen tot het percentage
voor de startbaanverplichting, 3%. Dat is nu al zo, dat heeft uw
voorganger in gang gezet. U kunt ze dus wel degelijk identificeren.

U was bereid om wel iets uit te werken voor de gehandicapten omdat u
die wel kon identificeren met een attest. Mijn vraag is wat u voor die
groep gaat doen. Mijn vraag blijft ook om iets te doen voor al die
doelgroepen. Ik verwijs ook naar de sp.a. De heer Vande Lanotte heeft
in de vorige regering aangekondigd dat er quota moesten komen en dat
bedrijven mensen moesten aanwerven. Wij zijn niet direct vragende
partij voor quota, maar wij willen niet dat het bij woorden blijft. Er moet
meer gebeuren. Als het over quota gaat, dan zou ik willen vragen ­ ook
aan u, mevrouw de minister ­ wat het cijfer is dat momenteel gehaald
wordt in de administratie. Hoeveel gehandicapten zijn daar procentueel
gezien te werk gesteld? Hoeveel migranten? Komt dat ongeveer
overeen met wat zich in de samenleving afspeelt? Ik denk niet dat we
bedrijven iets kunnen opleggen als we het zelf niet doen.

Wat de gehandicapten betreft, wil ik zeggen dat ook zij moeten kunnen
werken. Uiteraard moet dit dan wel aangepaste arbeid zijn. Dit mag ook
Le sp.a insiste pour que des
quotas soient instaurés, ce que
nous n'estimons pas nécessaire.
En revanche, les autorités doivent
prendre des initiatives à cet égard.
La politique du personnel des
administrations publiques est
d'ailleurs loin de répondre aux
attentes.

Il convient surtout de focaliser notre
attention sur les jeunes allochtones
déjà présents et de leur proposer
un recyclage pour que leur
formation corresponde aux besoins
du marché de l'emploi.

Il faut assurer l'accompagnement
des personnes peu qualifiées et
des chômeurs de longue durée
dans leur recherche d'emploi dans
l'économie de services, au risque
que ces groupes, pour lesquels la
médiation en matière d'emploi se
révèle souvent très difficile, restent
à jamais au chômage et
induisentun glissement des ALE
vers les CPAS.

Nous n'avons plus entendu parler ni
de la réduction des charges pour
les travailleurs âgés, ni du bonus
crédit d'emploi. Le taux d'emploi
des travailleurs âgés est très bas.
Nous devons éviter qu'une nouvelle
génération de travailleurs parte à la
retraite anticipée.

Bien des choses vont encore être
dites au sujet de la fin de carrière
mais, sur le terrain, on n'observe
guère de changements. C'est
pourtant en période de basse
conjoncture que les travailleurs
âgés sont le plus souvent évincés
et que les mesures prennent tout
leur sens. Le CD&V attend donc
des initiatives avec impatience.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
niet betekenen dat zij daarom loonverlies leiden of dat hun uitkering
daardoor verminderd wordt. Wat de jonge allochtonen betreft, heeft
minister Dewael al aangekondigd dat hij aan nieuwe quota denkt om
arbeidsmigratie toe te laten. Ik denk dat we vooral werk moeten maken
van de jonge allochtonen die er nu zijn en die geen werk vi nden.
Anderzijds zijn er wel een heleboel banen die niet ingevuld raken. Men
moet werk maken van de omscholing van die jongeren zodat zij die jobs
kunnen invullen.

Wat de laaggeschoolde en langdurig werklozen betreft, maak ik mij
vooral zorgen over de PWA's want de instroom vermindert. Ik vrees, als
zij niet goed begeleid worden naar de diensteneconomie, dat er steeds
meer PWA'ers zullen zijn die terechtkomen bij het OCMW in plaats van
in een volwaardige job. We moeten echt aandacht hebben voor de
groep die moeilijk bemiddelbaar is. Ik vraag aandacht voor alle
doelgroepen die het moeilijk hebben. Ook de laaggeschoolden vormen
zo'n doelgroep. Ik vrees dat men die niet zal bereiken met
dienstencheques alleen.

Ten slotte, de ouderen. Er was een lastenverlaging beloofd voor de
oudere werknemers. Dat stond toch in het regeerakkoord. Er was in het
regeerakkoord ook sprake van de werkbonus. Van die ideeën blijft niet
veel over, want ze worden niet uitgevoerd en er staat ook niets over in
de begroting. Wanneer komen die zaken toch nog aan bod? Het
probleem is heel dringend want vandaag is de werkgelegenheidsgraad
in de groep van mensen die nog geen 55-plusser is nog erg hoog.

We moeten absoluut vermijden dat er weer een generatie vervroegd
uittreedt en zo de financiering van zijn eigen pensioen in het gedrang
brengt. Over de hele eindeloopbaanproblematiek zal binnenskamers en
op studienamiddagen nog veel gepraat, worden maar op het terrein
gebeurt er weinig. Ik stel vast dat die trein maar niet op de sporen
geraakt. Nochtans is het net in de periode van laagconjunctuur dat de
uitstoot van oudere werknemers ­ in veel bedrijven gaat het dan om
mensen vanaf 52 jaar ­ doorgaat waardoor maatregelen nu hun grootste
effect zouden kunnen hebben.

Ik kan alleen maar zeggen dat wij vanuit CD&V ongeduldig wachten op
maatregelen. Ik kan alleen maar hopen, mijnheer de minister, dat ik zelf
geen oudere werknemer zal zijn vooraleer deze regering eindelijk met
oplossingen voor de dag komt. Ik hoop dat ik dat nog mag meemaken
terwijl ik jong ben.
01.15 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur le président, je
dois d'abord remercier Mme Genot parce que je crois qu'elle a souligné
ce qui est sans doute une erreur dans notre exposé sur le budget.
Nous n'avons pas l'intention de diminuer les dépenses en chômage en
luttant contre des fraudes qui rapporteraient 46 millions d'euros. Ce
n'est pas du tout le cas mais, vous avez raison, cela se trouve dans
l'exposé.

Dans le budget, nous avons dit que nous allions essayer d'améliorer les
comptes de la sécurité sociale, tant au niveau des dépenses qu'au
niveau des recettes a rato de 46 millions d'euros, en luttant contre
l'évasion sociale, la fraude sociale, etc. C'est en ce qui me concerne,
prioritairement, le travail au noir, donc la fraude en matière de
cotisations non perçues, etc. D'ailleurs, cela se trouve dans le texte
que vous avez cité tout à l'heure mais, ailleurs, non. Il y a sans doute là
une explication à trouver. Je vous remercie parce je crois qu'il était
important d'indiquer ce malentendu.
01.15
Minister
Frank
Vandenbroucke: Ik moet eerst de
door mevrouw Genot aangestipte
fout in de toelichting bij de
begroting rechtzetten: het is wel
degelijk onze bedoeling de
rekeningen van de sociale
zekerheid gezonder te maken door
belastingfraude en -ontwijking, en
inzonderheid zwartwerk, te
bestrijden.

Bovendien onderschat u de
uitdaging waar wij inzake het
werkgelegenheidsbeleid voor
geplaatst worden, want de situatie
op en de kenmerken van de
Belgische arbeidsmarkt zijn
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
Pour le reste, je dois dire que j'ai l'impression que vous sous-estimez le
défi devant lequel nous nous trouvons au niveau de la politique de
l'emploi. Je crois que vous sous-estimez le degré d'exception d'une
série de caractéristiques du marché de l'emploi belge.

D'abord, le taux d'activité. Nous avons un taux d'activité qui est
significativement inférieur au taux d'activité moyen en Europe. Cela
pose problème. La durée moyenne de la carrière belge est
significativement plus courte qu'ailleurs en Europe et, là, j'ai cité les
chiffres dans des interviews mais je vais quand même les répéter: un
homme belge, en moyenne, a une carrière de 36 ans; en Allemagne,
c'est 42 ans; aux Pays-Bas, c'est 43 ans; en Suède, c'est 44 ans; les
Norvégiens ont des carrières de 46 ans. C'est un écart qui n'est pas
marginal. On ne peut pas prétendre aux meilleures pensions du monde,
à un système de soins de santé qui doit être le meilleur du monde et,
en même temps, être champions du monde de la plus courte durée de
carrière. C'est absolument intenable.

Il y a d'ailleurs d'autres indicateurs de la position exceptionnelle que
nous avons en ce qui concerne notre marché du travail. On a parlé, et
je pense à juste titre aux propos de Mme Lanjri, des problèmes
auxquels sont confrontés les immigrés et les allochtones. Je vais vous
citer deux chiffres qui ne sont pas connus, hélas! Prenons le taux
d'activité de la population non-européenne. Je ne parle pas d'étrangers
en général, je parle de non-Européens. Le taux d'activité moyen en
Europe des non-Européens sur le marché de l'emploi des pays
européens est de 52%. C'est la moyenne européenne. En Belgique,
c'est 30%. C'est un écart énorme. Le chômage des non-Européens, en
Europe, en moyenne, c'est 16%. Chez nous, c'est de nouveau 30%.

C'est énorme, et c'est un drame avec lequel nous vivons et notamment
à Bruxelles, que vous connaissez bien.

C'est le résultat de toute une série de dysfonctionnements du marché
de l'emploi. Trop de rigidité, trop peu de mobilité et d'accompagnement,
des problèmes sur le plan de la formation. Il y a sans doute aussi un
degré de racisme au niveau des embauches. Il s'agit de problèmes
complexes.

Mais nous sommes exceptionnels en la matière, je veux dire
exceptionnellement mauvais! Je crois que vous sous-estimez cela et
que, en général, l'opinion le néglige aussi.
allesbehalve bemoedigend. Zo ligt
de werkgelegenheidsgraad in ons
land over de hele lijn lager dan het
Europese gemiddelde. Men wil de
beste gezondheidszorg en
pensioenregeling, maar dat streven
is moeilijk verenigbaar met de korte
loopbanen in ons land.

Daarnaast moeten we ook
vaststellen dat niet-Europeanen het
moeilijk hebben om aan werk te
geraken; de
werkgelegenheidsgraad onder die
populaties ligt eveneens
systematisch onder het Europese
gemiddelde.

Die rampzalige situatie, die zich
vooral in Brussel voordoet, is het
gevolg van het slecht functioneren
van de arbeidsmarkt. Het betreft
een complex probleem dat aan een
combinatie van factoren te wijten is:
te weinig soepelheid, een gebrek
aan mobiliteit en begeleiding,
problemen op het stuk van de
opleiding en wellicht ook racisme
bij indienstnemingen.
Mijnheer de voorzitter, daarmee kom ik bij wat eigenlijk het einde was
van het betoog van mevrouw Lanjri. Mevrouw Lanjri zegt dat ik spreek
over het probleem van het einde van de loopbaan en vraagt wanneer de
oplossingen komen. Mevrouw, ik ben bezig met iets dat misschien een
beetje uitzonderlijk is in de politiek, iets dat wij eigenlijk niet graag
doen. Ik wil namelijk een vraagstuk op tafel leggen.

Ik wil dat vraagstuk duidelijk op tafel leggen en niet meteen met
oplossingen aankomen. Het is immers een fundamenteel vraagstuk
waarvan de publieke opinie eerst moet doordrongen zijn. Vervolgens
moeten we daarvoor in sociaal overleg oplossingen zoeken. Ik wil dat
iedereen meedoet in het nadenken daarover en in het zoeken van
oplossingen.

Ik ben van plan om te blijven herhalen dat de situatie op onze
arbeidsmarkt het instandhouden van onze pensioenen en
gezondheidszorg op termijn onmogelijk maakt. Men kan niet de beste
pensioenen van de wereld en de beste gezondheidszorg van de wereld
hebben en de kortste loopbanen ter wereld hebben. We zouden dat
Etant donné qu'il s'agit d'un
problème fondamental, j'ai mis la
question des fins de carrière sur la
table sans immédiatement
proposer une solution. Il faut faire
prendre conscience du problème à
l'opinion publique et nous pouvons
ensuite rechercher des solutions
par le biais de la concertation
sociale. Mais tout le monde doit
bien se rendre compte du fait que
notre situation sur le marché de
l'emploi - avec les carrières les plus
courtes au monde - ne pourra pas
être combinée indéfiniment avec la
meilleure sécurité sociale et les
meilleures pensions au monde.

Je suis d'accord avec Mme Lanjri
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
eigenlijk wel willen. Dat is volstrekt onmogelijk. Men kan niet met
disfuncties op de arbeidsmarkt zitten ­ zoals wij hebben in België ­ en
tegelijk de beste sociale zekerheid ter wereld willen. Ik ga dat
gedurende maanden blijven herhalen. Ik zal niet meteen met
oplossingen komen. Ik denk dat er daarvoor oplossingen bestaan, ik
moet ze niet alleen bedenken. Dat is niet goed.

Ik wil dat iedereen daarvan doordrongen geraakt: de werkgevers, de
vakbonden, het Parlement en de publieke opinie. Dan kunnen we in
sociaal overleg werken aan grondige oplossingen. Ik zeg dat sinds het
begin van de legislatuur en ik zal dat blijven zeggen. Het is een beetje
vervelend. Vandaag de dag is het zo dat, als een politicus vandaag een
probleem signaleert, hij morgenvroeg in het nieuws zit met de
oplossing. In dit geval gaat dat niet. Dat gaat niet. Ik wil dat probleem in
alle scherpte onderlijnen. Ik wil niet meteen met de oplossingen komen.

Over het bijzondere aspect van de grote werkloosheid bij de allochtone
bevolking hebt u een aantal dingen gezegd waarop ik even wil ingaan. Ik
ben het met u eens dat dit een heel belangrijke problematiek is. In de
hoop dat mevrouw Arena het met mij eens is, wil ik misschien nog even
terugkomen op het probleem van de quota. Mevrouw Arena en ik gaan
samen werken aan een beleid dat diversiteit aanmoedigt.

Ik heb in de commissie inderdaad gezegd dat ik van oordeel ben dat
het niet aangewezen is om voor de tewerkstelling van allochtonen in
een specifieke vermindering van sociale bijdragen te voorzien. Dat
veronderstelt immers dat we die mensen kunnen identificeren en
opslaan in de computer van de RSZ. In onze politieke cultuur is dat
eigenlijk niet de gewoonte. Ik zou dat kunnen gaan doen in Groot-
Brittannië. Men noteert daar rustig of men gekleurd is of zwart of wit.
Het is niet echt onze gewoonte om daarover databanken aan te leggen.

U hebt op iets gewezen dat juist is. In de vorige legislatuur heeft men
gezegd dat een werkgever kan zeggen dat hij allochtonen tewerkstelt
en dus een extra inspanning doet in het kader van het
jongerenbanenplan. Een werkgever kan dat zeggen. Het is echter niet
zo dat wij systematisch voor alle allochtonen een grote databank
aanleggen en zeggen dat wie zo iemand tewerkstelt een vermindering
krijgt van de sociale zekerheid. Ik zie dat niet zitten.

Wij kunnen twee zaken doen. We kunnen veel doen, maar wat we
kunnen doen, zijn zeker twee zaken. Ten eerste, we kunnen ervoor
zorgen dat de wet op de antidiscriminatie wordt toegepast. De burger
kan daar op basis van hoe hij of zij is klacht indienen. Men heeft dan
een concreet geval. Dat kunnen we doen. Ten tweede, we kunnen
positief diversiteit aanmoedigen. Men moet dan echter een werkgever
en vakbonden hebben die in een concreet geval zeggen dat ze een
positieve diversiteitpolitiek voeren met allochtonen en dat het een keer
in het licht moet gezet worden. Dat kan men doen. Ik geloof echter niet
echt in het model dat u naar voren schuift. Er kan natuurlijk veel anders
gedaan worden op het vlak van opleiding, scholing en dergelijke.

U hebt ook gesproken over de combinatie van arbeid en gezin. Ik denk
dat de organisatie van de staten-generaal die staatssecretaris Simonis
vandaag uitvoert, precies kan helpen om structurele oplossingen op
lange termijn te formuleren. Ik denk dat die staten-generaal daar juist
voor dient. In het regeerakkoord staat bijvoorbeeld dat wij het
ouderschapsverlof willen uitbreiden. In de begroting 2004 hadden we
daar geen geld voor. Het is ook goed dat men op de staten-generaal
een debat heeft ten gronde over hoe dat moet en in welk kader dat
past. Dan zal er een moment moeten komen dat wij er ook geld voor
hebben. Mijn partij heeft altijd gezegd dat dit iets zou zijn voor in het
pour dire que le chômage au sein
de la population immigrée est un
problème important. En
concertation avec la ministre
Arena, je vais tenter d'élaborer une
politique encourageant la diversité.
Cela ne signifie toutefois pas que
nous allons diminuer les
cotisations sociales en cas de
mise au travail d'allochtones. Il
faudrait alors constituer des
banques de données et cela ne fait
pas partie des habitudes de ce
pays. Un employeur peut toutefois
signaler qu'il emploie des
personnes de nationalité étrangère
et qu'il fait donc des efforts dans le
cadre du plan d'embauche des
jeunes.

Quelles mesures pouvons-nous
prendre? D'abord, appliquer la loi
antidiscrimination. Ensuite, nous
devons encourager d'une manière
positive la diversité auprès des
employeurs et des syndicats. Et
enfin, la formation demeure bien
évidemment un élément important.

Mme Lanjri a également abordé la
question de la manière de concilier
famille et travail. Les états-
généraux de la secrétaire d'Etat
Simonis devraient permettre de
proposer des solutions structurelles
à long terme. L'accord de
gouvernement prévoit une extension
du congé parental. La marge de
manoeuvre budgétaire n'est
cependant pas suffisante à l'heure
actuelle. Il peut donc être utile d'en
discuter dans le cadre des états-
généraux afin qu'une initiative
puisse être prise pour le milieu de
la législature. En ce qui concerne
l'interruption de carrière, je me suis
déjà concerté avec l'Union des
villes et communes afin de les
encourager à remplacer les
personnes en interruption de
carrière.

Il est inexact de dire que l'on
pousse les travailleurs ALE vers les
CPAS. Celui qui travaille aujourd'hui
pour une ALE peut continuer à le
faire sine die. Les titres-services
sont un meilleur système à
expérimenter. Nous allons en tout
état de cause procéder à une
évaluation.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
midden van de legislatuur, niet voor in het begin ervan. Ik weet wel dat
dit wat vervelend is en dat we er wat geduld voor moeten hebben, maar
dat geldt duidelijk voor deze maatregel. Dat geldt ook voor andere
maatregelen.

U hebt het samen met mevrouw D'hondt ook gehad over de
loopbaanonderbreking en de gezinnen en de gemeenten. Wij hebben
inderdaad overlegd met de Vereniging van steden en gemeenten. Mijn
idee of suggestie is om een maatregel te treffen die precies de
vervanging aanmoedigt en niet ontmoedigt. Dat is een argument. Als u
daarmee akkoord gaat, is dat heel goed. Ten aanzien van de
gemeenten zou ik een maatregel willen treffen waardoor zij worden
aangemoedigd om de loopbaanonderbrekers te vervangen. Daarover zijn
wij aan het praten. Hoe dat er precies moet uitzien, moeten wij nog
bekijken. Daar moet ik uiteindelijk ook mee terug naar de regering
gaan.

Inzake PWA's hebt u gezegd dat die mensen naar het OCMW
gedreven zullen worden. Neen. Wie vandaag in een PWA werkt, kan
daar blijven werken sine die. Dat wordt niet stopgezet. Wij denken dat
de dienstencheques een beter systeem zijn om uit te testen, maar dat
moet blijken: we zullen dat evalueren.

Monsieur le président, Mme Genot avait une série de questions
précises à propos de l'article 80 sur la réglementation du chômage et la
suppression du pointage.

J'ai demandé une note de politique à l'ONEM pour me permettre de
mener une réflexion non seulement sur la suppression pure et simple
du pointage mais aussi sur la finalité d'un système de contrôle
administratif. Que voulait-on vraiment réaliser avec le pointage? D'autres
finalités ou d'autres systèmes ne peuvent-ils pas être plus
intéressants? J'attends une note de réflexion de l'ONEM à ce sujet.
Comme vous, je suis plutôt pressé, je crois qu'il faut prendre des
mesures, cela figure dans l'accord de gouvernement.

En ce qui concerne l'article 80, je vais saisir le gouvernement d'une
note de réflexion. C'est un débat très vaste car nous voulons remplacer
cet article par un système de suivi de la disponibilité des chômeurs
pour le marché du travail. Ce système de suivi doit être beaucoup plus
large mais aussi plus nuancé. C'est une approche tout à fait différente
que celle de l'article 80 qui est simplement une machine à exclure. Il
faut prendre le temps d'en débattre avec l'ONEM mais aussi avec les
partenaires sociaux. Les 120 agents qui peuvent être engagés pour
organiser ce système le seront dès que leur mode de fonctionnement
sera plus clair.
Ik heb de RVA gevraagd een
beleidsnota op te stellen omtrent
een mogelijke volledige afschaffing
van de stempelcontrole en het doel
van een dergelijk systeem van
administratieve controle. Wat was
eigenlijk de bedoeling van de
stempelcontrole? Zou een andere
finaliteit of een ander systeem niet
interessanter kunnen zijn?

Voorts willen we artikel 80
vervangen door een toezicht op de
beschikbaarheid van de werkloze
voor de arbeidsmarkt. Daarover
moet echter eerst worden overlegd
met de RVA en de sociale
partners. Met het oog op dat
voortgangsonderzoek zullen 120
ambtenaren in dienst worden
genomen.
Mijnheer de voorzitter, daarmee heb ik de belangrijkste elementen
gegeven. Ik meen dat ik daarmee in essentie ook op de opmerkingen
van mevrouw D'hondt heb geantwoord.
De voorzitter: Ik wil nu de bespreking aanvatten van het gedeelte Volksgezondheid. Ik heb gehoord dat de
heer Tant een korte uiteenzetting wil geven.
01.16 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb ook een
aantal vragen gesteld, die aan minister Arena waren gericht. Krijgt zij
niet de mogelijkheid tot antwoorden? Ik ben voorstander van gelijke
kansen voor mannen en vrouwen. Ik zou dus willen vragen dat ook zij
de kans krijgt om op mijn vragen te antwoorden. Ook aan mevrouw
Simonis had ik enkele vragen gesteld over gehandicaptenzorg.
01.16 Nahima Lanjri (CD&V): Je
suis en faveur de l'égalité des
chances. La ministre Arena n'est-
elle pas autorisée à répondre aux
questions que je lui ai posées?
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
01.17 Marie Arena, ministre: Monsieur le président, les questions qui
me concernaient étaient plus particulièrement axées sur la fonction
publique. En ce qui concerne l'égalité, je pense que le ministre a
répondu en matière d'actions ciblées sur les groupes. Effectivement,
les femmes, les migrants ou les personnes âgées sont des groupes-
cibles dont il faut approcher la diversité.

Nous travaillons en collaboration avec le ministre Vandenbroucke sur
cette approche de la diversité au niveau de l'emploi. Au cours des
tables rondes, un certain nombre de choses sont réalisées.

En ce qui concerne la fonction publique, vous avez abordé le chiffre des
1,9% de la masse salariale. Ce point a été discuté ce matin avec les
partenaires sociaux, les syndicats, dans le but de trouver les mesures
permettant d'atteindre ce pourcentage. La note stratégique que j'ai
soumise et qui met l'accent sur la formation ­ que ce soit les
formations de niveau A ou les autres ­ permet d'imaginer que l'on
pourrait atteindre l'objectif des 1,9% dans la fonction publique. Il n'y a
pas de raison d'avoir un objectif quantitatif pour le privé et pas pour le
public.

En ce qui concerne la représentation des migrants et des handicapés
dans la fonction publique, il faut savoir qu'une loi relative aux
handicapés est actuellement en vigueur demandant une représentation
proportionnelle de personnes handicapées dans ce secteur. Je dois
vous avouer que cette proportion n'est pas atteinte aujourd'hui. Pour ce
qui est des migrants, la fonction publique fédérale n'est accessible
qu'aux Belges ou aux Européens.

Nous nous sommes également rendu compte que, d'un point de vue
statistique, les Belges d'origine étrangère sont très peu représentés
dans la fonction publique. J'ai demandé, dès mon arrivée, une analyse
­ sur base de ces statistiques ­ des raisons pour lesquelles cette
diversité n'existait pas au sein de la fonction publique. Aujourd'hui, nous
sommes en train d'établir le screening de ces difficultés avec le Selor et
de faire l'analyse de cette non-représentation dans le cadre du
recrutement, y compris pour les handicapés. On s'est par exemple
rendu compte que les outils d'examen au Selor n'étaient pas toujours
appropriés pour les personnes présentant un handicap, notamment les
tests informatisés pour les personnes aveugles. Nous sommes donc
occupés à étudier toutes les procédures de recrutement, d'identifier les
freins et de réfléchir aux solutions qui permettraient de les lever dès
qu'ils auront été identifiés.

J'estime qu'il est intéressant de pouvoir élargir l'accès à la fonction
publique à différents publics pour que le personnel soit diversifié. Mais
si l'on ne met pas en place les outils pour favoriser cet accès, il est
vain d'essayer; on n'atteindra pas l'objectif. Aujourd'hui, la logique est
plutôt d'identifier les raisons de ce manque de diversité et de réfléchir
aux outils à utiliser pour créer cette diversité dans la fonction publique.
01.17 Minister Marie Arena: Wat
het Openbaar Ambt betreft, werd
het percentage van 1,9% van de
loonmassa ter sprake gebracht. Wij
hebben dat punt vanochtend met de
sociale partners besproken met het
oog op de uitwerking van
maatregelen die het mogelijk
maken dat percentage te halen en
op grond van de strategische nota
die ik heb voorgelegd zou men er
kunnen van uitgaan dat die
doelstelling kan worden bereikt.

Inzake het percentage migranten
en gehandicapten bij het Openbaar
Ambt, is momenteel een wet
betreffende de gehandicapten van
kracht waarin wordt bepaald dat de
overheid een evenredig percentage
gehandicapten in dienst zou
moeten
hebben, maar die
verhouding wordt niet gehaald. Wat
de migranten betreft, staan de
betrekkingen bij de federale
overheid momenteel enkel open
voor Belgen en Europeanen.

Er werken weinig Belgen van
buitenlandse oorsprong in
overheidsdienst. Wij analyseren dat
verschijnsel momenteel,
bestuderen alle
indienstnemingsprocedures en
beraden ons over oplossingen die
bepaalde belemmeringen ter zake
zouden kunnen wegnemen.

Het zou interessant zijn om het
Openbaar Ambt toegankelijker te
maken voor diverse
bevolkingsgroepen met het oog op
de diversifiëring van het profiel van
het overheidspersoneel. Als wij
echter de instrumenten om die
toegang te bevorderen niet in het
leven roepen, zullen al die pogingen
op niets uitlopen. De logica vereist
dus dat de redenen van dat gebrek
aan diversiteit worden blootgelegd
en dat zou worden nagedacht over
de instrumenten met behulp
waarvan zij tot stand kan worden
gebracht.
01.18 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, ik ben mijn dag in het gezelschap van de minister begonnen.
Misschien is het niet onlogisch mijn dag te eindigen in hetzelfde
gezelschap.

Vermits de commissie voor de Binnenlandse Zaken gestart is met de
01.18 Paul Tant (CD&V): Selon
plusieurs communiqués de presse,
confirmés par la ministre Laruelle,
le Conseil des ministres examinera
ce vendredi le projet d'arrêté royal
visant à financer les tests ESB au
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
inleiding over de kieswetgeving moet ik me zo snel als mogelijk naar de
commissie begeven. Voor sommigen zal dat een geruststelling zijn
omdat ik het, hoe moeilijk dat ook is, niet te lang mag trekken.

Mijnheer de minister, volgens persberichten die gisteren in dit Huis door
mevrouw Laruelle bevestigd werden, zou de Ministerraad vrijdag een
ontwerp van koninklijk besluit bespreken dat ertoe strekt BSE-tests
voor runderen door de hele sector te laten financieren via heffingen door
het slachthuis. Concreet betekent dit dat de boer geslachtofferd wordt.
Het is duidelijk dat de boer het gelag zal betalen. Voor de CD&V kan
dit voorstel niet door de beugel.

Mijnheer de minister, u zegt te willen vermijden dat de kosten van de
BSE-tests ten laste van de veehouders zouden komen. Degenen die de
concrete situatie kennen, weten dat het zo niet werkt. De integrale last
zal op de schouders van de boer terechtkomen en niet van het
slachthuis. Twee jaar geleden beloofde de federale regering nochtans
formeel dat de kosten voor de opsporing van BSE door de hele
gemeenschap zouden moeten worden gedragen en zeker niet
afgewenteld worden op de landbouwsector. Met het ontwerp van
koninklijk besluit blijft er niets meer over van deze nobele belofte.

Mijnheer de minister, u breekt niet alleen uw woord. U ondergraaft
bovendien de rendabiliteit van de sector. Welgemeend wil ik, voor het
écht te laat is, voor dit risico uw aandacht vragen. Van een Belgisch
minister mag men normaliter verwachten dat hij tracht de sectoren van
de economie de hand boven het hoofd te houden. In Frankrijk worden
BSE-tests op het einde van de keten uitgevoerd en nemen de vorm aan
van een soort vleestaks. Onze Belgische bedrijven moeten concurreren
met de Franse bedrijven. Mocht het ontwerp van koninklijk besluit
worden goedgekeurd, zullen de Belgische bedrijven in een
gediscrimineerde positie terechtkomen. Dit is onaanvaardbaar. Mocht u
uw ontwerp toch doordrijven, werpt u een hindernis op voor de
Belgische en niet in het minst voor de Waalse rundveebedrijven.

Mijnheer de minister, u wenst een deel van de gezondheidsbijdragen
gefinancierd te krijgen door de rundveehouderij en een ander deel,
ingevolge solidariteitsoverweging, gaan halen bij de varkens-en de
pluimveesector. Ook dit is voor de CD&V onaanvaardbaar.

Collega's, ik vraag uw aandacht. BSE-tests worden exclusief op
rundvee uitgevoerd omdat ze op runderen nuttig en nodig zijn. Welnu,
de minister denkt eraan om twee andere sectoren waarvan het vlees
niet onderhevig is aan BSE en dus geen BSE-tests moet ondergaan,
mee de factuur te laten betalen.

Mijnheer de minister, u bent van te lande, als ik mij zo mag uitdrukken.
Daarom weet u wellicht zeer goed dat varkens en pluimvee niets te
maken hebben met BSE. Nochtans moeten deze sectoren onder het
mom van solidariteit, respectievelijk 58% en 11% van de zogenaamde
gezondheidsbijdrage ophoesten.

Daarbij wordt zedig gezwegen over het feit dat de varkenssector in een
diepe crisis zit en dat de pluimveesector ­ ik weet waarover ik spreek ­
nauwelijks herstellende is. Het probleem is ernstiger en de oplossing
is des te verwerpelijker.

Ik wil nadrukkelijk uw aandacht vestigen op het feit dat het hier gaat om
een probleem dat zich zowel in de Vlaamse als de Waalse
rundveehouderij voordoet. De pluimvee- en de varkenssector zijn echter
twee Vlaamse sectoren bij uitstek en zullen een even groot en zelfs
groter aandeel moeten betalen. Dat is dus nogmaals een
moyen de taxes sur les abattoirs.
Une fois encore, c'est l'éleveur qui
en sera la victime. Nous ne
pouvons le tolérer. Il y a deux ans,
le gouvernement a réitéré sa
promesse que les coûts seraient
supportés par toute la collectivité.
Non seulement il ne respecte pas
sa parole mais, de surcroît, il met
en péril la rentabilité du secteur. En
France, par exemple, les tests
ESB sont financés par une sorte de
taxe sur la viande et nos
entreprises, en particulier les
producteurs wallons de viande de
boeuf, doivent concurrencer les
éleveurs français. Cette situation
est inacceptable.

Sous le couvert de la solidarité, on
met également les secteurs porcin
et avicole à contribution pour le
financement des cotisations de
santé alors que les tests ESB ne
les concernent pas. La ministre
semble oublier que le secteur
porcin est en crise et que le
secteur avicole est convalescent.
Les élevages bovins se répartissent
assez également entre la Flandre
et la Wallonie, mais les secteurs
porcin et avicole sont
essentiellement concentrés en
Flandre. En fait, c'est une sorte de
transfert de la Flandre vers la
Wallonie que l'on organise une fois
encore.

A l'article 2 de la loi de principes, il
est question d'une "rétribution à
charge du secteur alimentaire". Qui
aurait pu supposer que l'on
entendait par-là les exploitations
d'élevage? Le choix du terme
rétribution montre clairement que la
mesure concerne uniquement le
secteur bovin. La ministre doit au
moins respecter l'esprit de la loi. A
l'heure actuelle, le remboursement
des tests s'effectue par le biais d'un
paiement anticipé du BIRB. Pour
rembourser cette importante
somme d'argent, l'arrêté royal vise
à instaurer une taxe avec effet
rétroactif de deux ans. Une telle
mesure est juridiquement
impossible. Enfin, la loi dispose
que les pouvoirs conférés au Roi
prendront fin six mois après l'entrée
en vigueur de la loi. Or, elle est
d'application depuis le 16 mars
2003, ce qui signifie que la ministre
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
georganiseerde solidariteit die tot een zekere transfer zal leiden op een
totaal onlogische manier. Op die manier slaagt de federale regering erin
een zoveelste transfer te organiseren.

Mijnheer de voorzitter, ik wil in het bijzonder ook uw aandacht vestigen
op het volgende. Mijnheer de minister, ik lees de aanhef van artikel 2
van de wet die aan de basis ligt van het koninklijk besluit dat vrijdag zal
worden voorgelegd aan de Ministerraad. Er staat dat "lastens de
exploitanten van een levensmiddelenbedrijf een retributie of een
gezondheidsbijdrage kan worden opgelegd". Collega's, ik weet niet hoe
u daarop reageert, maar als ik het woord levensmiddelenbedrijf hoor,
dan is het laatste waaraan ik denk een landbouw- of een veeteeltbedrijf.
Mijnheer de minister, de filosofie toentertijd was trouwens dat dit een
soort afgeleide vleestaks zou zijn en niet iets dat exclusief naar de
landbouwers en de veetelers zou gaan.

Ten tweede, men spreekt in die tekst ook over een retributie. Iedereen
weet dat een retributie een vergoeding is voor een prestatie die de
overheid of een van de afgeleide diensten ervan levert. Er is dus een
verband tussen het product dat wordt onderzocht en de basis van de
betaling van belastingen, in dit geval retributie genoemd. Dit kan dus
alleen betrekking hebben op rundvlees. Dat was de ratio legis, namelijk
niet exclusief landbouwbedrijven of veeteeltbedrijven, zeker niet
exclusief zoals het nu is geworden, integendeel. Dit zit niet in de
woordkeuze besloten. Men gebruikt het woord retributie. Het kan niet
anders gaan dan over rundvlees. Waar ik naartoe wil, is het volgende. U
moet minstens de geest van de wet respecteren en dat doet u hier niet.

Een derde kritische juridische opmerking is de volgende. De betaling
voor deze testen gebeurde tot nu toe door middel van een soort
voorafbetaling vanuit het BIRP. Het gaat over een bedrag van ongeveer
2,5 miljard Belgische frank. Dat is een belangrijke som. Als u nu door
middel van uw koninklijk besluit een belasting invoert met
terugwerkende kracht tot meer dan twee jaar terug, weet iedereen dat
dit juridisch niet door de beugel kan.

Ten vierde, ik lees verder in artikel 2: "De machtigingen die aan de
Koning worden verleend" om het koninklijk besluit waarmee u vrijdag
aanstaande naar de Ministerraad trekt, "vervallen zes maanden na de
inwerkingtreding van deze wet".

Ik lees in het exemplaar dat voor mij ligt inwerkingtreding 16 maart
2003". Dat wil zeggen dat u niet eens meer de bevoegdheid hebt dat
koninklijk besluit uit te vaardigen. De termijn is ruim verstreken. Als u
binnen de wettelijkheid wil blijven, moet u er afblijven. Op dit ogenblik
kunt u dat niet regelen. Als u het wel doet, handelt u tegen de wet en
bovendien ook tegen de klassieke uitgangspunten, zeker in een fiscale
of bijna fiscale aangelegenheid. U kunt toch niet zonder meer met
terugwerkende kracht werken?

Mijnheer de minister, ik ken u en ik weet dat u een man van rede bent,
maar dat kunt u niet maken, om al deze redenen. En dat is de reden
waarom ik u nog even wou zien, voor het te laat is. Ik meen dat, want u
bent minister en u krijgt een reeks dossiers waarvan u uiteraard niet
alle nuances kunt kennen. Maar ik zeg u: dat kunt u niet maken.
Alstublieft, hou daarmee rekening. Ik vraag het u in alle vriendelijkheid.
n'est plus compétente pour prendre
cet arrêté royal. Pour toutes ces
raisons, cet arrêté royal doit être
annulé.
01.19 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, mesdames les
ministres, monsieur le ministre, chers collègues, je vais changer de
sujet. Comme toute la commission de la Santé publique passe en
même temps et que cela représente beaucoup de matières, je vais
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
parler de l'intégration sociale.

Le président: Monsieur Mayeur, nous en avions convenu, je peux difficilement opérer une distinction. Nous
avons trois membres du gouvernement parmi nous.
01.20 Yvan Mayeur (PS): Je suis d'accord. Je vous préviens
simplement. Comme nous passons du bien-être animal aux CPAS et à
la santé, je voulais expliquer la transition. Mes collègues Mmes
Lambert et Burgeon interviendront sur les autres matières.

En matière d'intégration sociale, je voudrais féliciter la ministre pour sa
note de politique générale qui - on l'a senti en commission - s'inscrit
dans la continuité de ce qui avait été réalisé sous la législature
précédente, et que je développerai plus loin, et propose aussi une série
d'actions nouvelles. Maintenant que l'intégration sociale et la politique
des grandes villes sont regroupées dans un même département, cela
permet peut-être une politique plus transversale, ce qui peut s'avérer
intéressant.

J'en viendrai d'abord et avant tout à la nouvelle loi pour faire la transition
avec la situation actuelle. En principe, cette nouvelle loi de 2002 devrait
être évaluée au printemps 2004. Cette évaluation devrait entraîner
certaines adaptations et corrections, ce qui me semble nécessaire
quand une loi aussi importante entre en vigueur. Elle a atteint un
rythme de croisière et on peut en mesurer les effets. Comme vous
l'avez prévu, il faut associer à son évaluation les personnes directement
concernées par cette nouvelle loi. Les associations de défense des
plus démunis, des pauvres et des exclus doivent pouvoir être associées
à cette analyse. Comme vous l'avez suggéré, il faut aussi tirer des
leçons des jurisprudences des tribunaux. Des juristes et des
universitaires ont d'ailleurs réalisé des analyses à ce sujet.

Cela n'a peut-être pas été dit clairement dans votre note de politique
générale et je voudrais insister sur ce qui est à mes yeux un élément
important: il serait bon d'associer également à l'analyse de cette loi les
travailleurs sociaux des services publics que sont nos CPAS. Les
CPAS pourraient aussi être associés à l'analyse et à l'évaluation de
cette loi. Les CPAS et les assistants sociaux des CPAS ne sont pas
des gendarmes de l'application de la loi. Il faut les considérer comme
des alliés, des opérateurs volontaires de cette nouvelle logique
d'intégration sociale mise en oeuvre sous la législature précédente. Il
est bon d'entendre également leur point de vue sur les difficultés qu'ils
rencontrent parfois avec un public souvent difficile, qu'il faut soutenir,
aider, remettre au travail et qui éprouve d'autres difficultés en matière de
logement, entre autres. J'y reviendrai et ce sera d'ailleurs la conclusion
de mon intervention pour faire le lien avec la politique des grandes
villes.

Je pense qu'associer ces acteurs professionnels de terrain à cette
réflexion serait pour moi une excellente chose et un signe important de
reconnaissance de leur travail. Il est vrai qu'on l'a reconnu voilà une
dizaine d'années: on a assermenté les assistants sociaux des CPAS.
Autant aujourd'hui profiter de leur expérience et tenir compte de leurs
opinions et de leurs avis.

Le deuxième élément qui doit faire l'objet d'une évaluation ­ et je suis
heureux qu'un débat ait déjà été entamé sur la question -: la
problématique des étudiants.

Il est difficile et en même temps remarquable qu'on ait décidé que les
étudiants avaient droit à l'intervention sociale de la collectivité, via les
01.20 Yvan Mayeur (PS): Inzake
maatschappelijke integratie, wil ik
vooreerst de minister feliciteren met
haar beleidsnota, die in het
verlengde ligt van de maatregelen
die tijdens de vorige zittingsperiode
werden genomen, maar
tegelijkertijd ook nieuwe klemtonen
legt.

De wet van 2002 zal in het voorjaar
van 2004 worden geëvalueerd. Op
dat ogenblik kunnen we dus een
aantal verbeteringen en
aanpassingen verwachten. De
maatschappelijk werkers van de
OCMW's, die zich aldus
gewaardeerd zouden weten,
zouden bij die evaluatie moeten
worden betrokken.

De beslissing dat studenten ook
aanspraak kunnen maken op
maatschappelijke bijstand om
studies aan te vatten of voort te
zetten, is zowel moeilijk als
opmerkelijk. Het toepassingsgebied
van die maatregel moet duidelijk
worden afgebakend, maar het doel
is ervoor te zorgen dat ze over de
nodige bagage beschikken om
nooit nog een beroep op het
OCMW te moeten doen. Uit de
cijfers blijkt trouwens dat het beeld
van de student kunsten dat zo vaak
wordt opgehangen, niet klopt: de
meeste studenten die bij het
OCMW komen aankloppen
maakten hun middelbare school
niet af. Ook in dit dossier zou
moeten worden uitgegaan van het
OCMW van de verblijfplaats van de
student en niet van dat van zijn
oorspronkelijke woonplaats.

Ik heb de grootste twijfels bij de
activering van artikel 60, paragraaf
7, waar u zo op hamert. Maar
weinig mensen raken via een
uitzendkantoor aan een vaste job.
De rol van de uitzendkantoren moet
worden verduidelijkt. Ik heb niets
tegen uitzendarbeid, voor zover de
uitzendkracht wordt gerespecteerd.
De maatregel inzake de sociale
economie, ten slotte, is van het
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
CPAS, pour poursuivre, voire entamer des études. Je trouve cette
décision très intéressante. Evidemment, il faut pouvoir établir des
limites. Il faut également pouvoir examiner l'ambition de la loi, l'ambition
de donner aux jeunes en difficulté sociale les moyens, par le biais de
leurs études, d'acquérir le bagage adéquat pour ne plus jamais se
retrouver à frapper à la porte d'un CPAS.

C'est l'ambition émancipatrice la plus importante. Mais l'évaluation
devra sortir des caricatures en fonction desquelles le débat sur les
étudiants a été mené. La majorité des étudiants à charge de CPAS
sont des étudiants qui doivent encore terminer leurs études
secondaires, souvent dans des cycles d'enseignement professionnel ou
technique. La caricature de l'étudiant en beaux-arts qui veut terminer
son cycle, bien sûr qu'il faut le soutenir: pour moi, il n'y a pas de
hiérarchie dans les études, toutes les études sont valables si elles
permettent la réalisation de soi, l'émancipation de la personne et son
épanouissement dans la société de demain.

Enfin, la réalité des chiffres est plus têtue que les a priori et les
caricatures, mais, croyez-moi, la majorité des jeunes étudiants à
charge des CPAS sont des jeunes n'ayant même pas fini le
secondaire. C'est là qu'il faut placer l'accent. On ne peut évidemment
pas à la fois dire que la majorité des gens émargeant aux CPAS sont
des gens sous-formés et sous-qualifiés, et en même temps penser que
ces étudiants terminent un troisième cycle. Evidemment que non. C'est
le premier élément important: l'analyse devra en être faite.

Un deuxième élément de l'analyse à propos des étudiants: l'application
du CPAS de référence. J'avais plaidé pour autre chose que ce qui se
trouve dans la loi. Sous la législature précédente, j'avais plaidé pour
que les CPAS d'accueil soient les CPAS responsables des étudiants
et non les CPAS d'origine de leur famille. Ce serait plus cohérent.
J'insiste pour que cet élément de la loi fasse l'objet d'une analyse pour
ce qui concerne les étudiants.

Vous avez insisté, et ce dispositif est évidemment le dispositif majeur
de la nouvelle loi, sur l'activation de l'article 60, §7 mais aussi sur
d'autres manières d'activer la possibilité d'accéder à un emploi pour les
personnes qui émargent à un CPAS, sur la question du développement
de l'intérim d'insertion et sur la relation entre les CPAS et les sociétés
d'intérim.

Je dois avouer, pour ce qui me concerne, que je suis très dubitatif par
rapport à cela. Cette participation des sociétés d'intérim a été lancée
en grande pompe. Je dois avouer que, pour la Région bruxelloise en
tout cas, très peu de personnes émargeant aux CPAS ont trouvé un
emploi par le biais des sociétés d'intérim. Je n'y suis pas opposé mais
je pense qu'il faut clarifier nos relations avec elles et voir de quelle façon
plus engagée mais aussi plus respectueuse de ce public, ces sociétés
d'intérim peuvent participer à cette diversification du processus et des
dispositifs d'activation que ce ne l'est aujourd'hui. Enfin, les dispositifs
qui visent l'économie sociale sont aussi pour nous très importants.

A propos des étrangers, vous avez décidé que les mesures d'activation
seront étendues aux étrangers inscrits au registre des étrangers
bénéficiant d'une aide sociale. C'est fort bien et cela va évidemment
dans le sens que nous souhaitons tous. Quand on est confronté à une
personne en difficulté sociale, on gère une situation sociale, on ne gère
pas une situation administrative. Le fait d'être belge ou étranger inscrit
sur un registre ou l'autre de population ne change rien ou ne devrait rien
changer fondamentalement à la manière dont on veut aider la personne
et trouver des solutions. On est, là aussi, dans un dispositif et des
grootste belang.

De beslissing om vreemdelingen
die maatschappelijke bijstand
genieten, te activeren is zeer
positief. Niettemin mag er geen
administratief onderscheid gemaakt
worden bij sociale
probleemsituaties: vreemdeling of
niet, iedereen moet gelijk
behandeld worden.

Er werd afgesproken om het
leefloon met 10% op te trekken.
Tijdens de vorige regeerperiode
werd er al een verhoging
doorgevoerd, en voor deze
regeerperiode kondigt u een stijging
met 4% aan. Het gaat echter niet
op om de bestaansminima op te
trekken als de uitkeringen en de
laagste lonen niet mee stijgen. Het
beleid moet in de breedte gevoerd
worden, wars van verkokering,
anders komen we terecht in de
absurde situatie waarbij steun
trekken van het OCMW
aanvaardbaarder wordt dan werken.
Misschien moeten we via andere
invalshoeken werken, en
bijvoorbeeld het huisvestingsbeleid
als instrument gebruiken. De
situatie van de aanvragers in de
grote steden is niet dezelfde als
elders, waar speculatie in vastgoed
minder speelt.

We beschikken over de cijfers tot
september, en daaruit blijkt dat het
aantal steuntrekkers van het
OCMW stijgt, ondanks het
toegenomen aantal activeringen.
Zonder dat beleid zou de stijging
echter nog markanter geweest zijn.
We moeten evenwel de
werkloosheid aanpakken, niet de
werklozen. En men moet coherent
zijn. Het mag niet zo zijn dat
minister Vandenbroucke de
mensen wegstuurt die minister
Arena net wil herinschakelen.

Ook cultuur is een belangrijke
problematiek. Culturele
emancipatie en de mogelijkheid om
aan het culturele leven te
participeren zijn van vitaal belang.

De OCMW's kregen de opdracht
als schuldbemiddelaar op te treden.
Dat deze bevoegdheid nu wordt
doorgetrokken, is een goede zaak.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
intentions tout à fait positives que je voulais soutenir.

En matière de revenus, on avait convenu que le montant minimum vital,
le revenu d'intégration sociale ­ l'ancien minimex ­ devait être revu à la
hausse et atteindre 10% d'augmentation. Une progression importante a
été menée sous la législature précédente et vous annoncez 4%
d'augmentation sous cette législature-ci. C'est une bonne chose, je la
note. Je veux insister là-dessus car c'est vraiment le sens d'une
réflexion que je veux mener et pour laquelle je combats. Il n'y a pas de
sens à relever les minima sociaux si on ne relève pas en même temps
les montants des allocations sociales de base de la sécurité sociale de
la même façon et si on ne relève pas de la même façon les salaires les
plus bas. Cela n'a aucun sens, il faut avoir une politique transversale à
ce sujet. Il faut parler de la même façon des minimexés, des chômeurs
et des travailleurs à bas salaires, sans quoi on va être dans des
situations absurdes où il est plus acceptable du point de vue du confort
social d'être supporté par un CPAS que de travailler et de bénéficier
d'un revenu de son travail.

Les CPAS interviennent en matière de santé, de déplacement, dans
d'autres matières pas nécessairement couvertes par des employeurs et
nous connaissons parfois des cas à la limite entre un bas revenu et
une allocation sociale avec ce qu'elle représente comme agrément
dans d'autres composantes des besoins de la vie, de la santé, etc.

Personnellement, je vous rejoins dans la logique que vous avez
annoncée. Peut-être faudrait-il trouver ­ j'y reviendrai, tout à l'heure,
parce que je pense que le logement est un sujet essentiel - d'autres
pistes d'intervention avec ces moyens complémentaires que l'on peut
ajouter pour améliorer le revenu d'intégration, pour jouer éventuellement
sur d'autres paramètres que celui des revenus, en intégrant ces
questions du logement ou autres. Ce serait une manière de soutenir les
gens de façon différenciée, en fonction des situations économiques
diversifiées sur l'ensemble du territoire, ce serait une manière
différenciée de soutenir les situations sociales des demandeurs d'aide
qui ne sont pas les mêmes selon qu'ils habitent une grande ville, avec
la flambée des prix des loyers et des logements ou une ville moyenne,
où l'impact de la spéculation immobilière est peut-être moindre sur tous
ces secteurs et sur le niveau de vie de la population.

Malgré la volonté incontestable du gouvernement et la politique qui est
mise en oeuvre, on enregistre une augmentation du nombre de
bénéficiaires du revenu d'intégration. J'ai sous les yeux les chiffres des
trois derniers trimestres des 19 CPAS bruxellois, couvrant l'année
jusqu'à septembre. Ces trimestres ont vu, dans la majorité des
communes bruxelloises, à nouveau augmenter le nombre de
demandeurs du revenu d'intégration. Nous insérons pourtant de plus en
plus de personnes dans le circuit du travail. Cela signifie que, si nous
n'avions pas mené ces politiques, les plans Printemps, l'activation des
"art. 60" et autres, ce nombre eût été encore supérieur à la croissance
des bénéficiaires que nous connaissons aujourd'hui. C'est dire qu'il
convient d'être très prudents. A cet effet, je veux encourager les
membres du gouvernement à être vigilants à l'égard d'un membre du
gouvernement qui vient de quitter l'assemblée. Il importe de mener une
politique contre le chômage et non contre les chômeurs.

Mener une politique de contrôle tatillon des chômeurs enverrait encore
plus de gens vers les CPAS et mettrait finalement à mal les politiques
d'activation de l'emploi que l'on veut mener. Il s'agirait seulement de
jeux de transferts budgétaires mais ce serait surtout, pour les
personnes, des transferts de régime, les renvoyant ainsi à la case
départ, ce qui n'est pas souhaitable. Personnellement, j'insiste pour

Wat de rusthuizen betreft,
steunden wij een wetsvoorstel dat
ertoe strekte het zakgeld van de
bewoners te reglementeren. Wij
willen er zeker van zijn dat dit geld
wel degelijk voor de
vrijetijdsbesteding van deze
personen wordt aangewend, en
niet om de kosten van de
huisvesting te dekken. Ik wacht
met ongeduld op het
uitvoeringsbesluit van deze wet, dat
op dit ogenblik bij de Raad van
State voorligt.

De opvang van de asielzoekers is
een moeilijk debat; men dient dit
los van de sociale bijstand te zien.

De OCMW's hebben een
maatschappelijk welzijnsbeleid
ontwikkeld. Men kan niet
verwachten dat zij ook nog de
opvang van de asielzoekers op zich
nemen. Men dient de zaken
duidelijk van elkaar te
onderscheiden. Er bestaat een
instantie die zich over de
asielzoekers ontfermt, Fedasil,
waarvan men de bevoegdheden zou
moeten uitbreiden.

Het arrest van het Arbitragehof
inzake de minderjarige illegalen
heeft ons in moeilijkheden gebracht
en heeft ons de grenzen van een
absurde toestand getoond. Een
kind, zelfs al is het illegaal, dient
sociale bijstand te kunnen
genieten, en dit via zijn ouders. De
OCMW's werden verplicht in te
grijpen.

De programmawet heeft duidelijk
gesteld dat deze kinderen niet
alleen op dringende medische
verzorging moeten kunnen rekenen,
maar dat zij ook sociale behoeften
hebben.

Ik zal het tot slot hebben over de
huisvesting. In Brussel is de
huurprijs veel te hoog en hij blijft
maar stijgen. Men spreekt zelfs van
een verdubbeling of een
verdrievoudiging in de komende
jaren. Voor veel mensen is dat een
onhoudbare situatie. Het Gewest
heeft een plan om 5.000 woningen
te bouwen, maar de realisatie ervan
is nog niet voor morgen.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
que le gouvernement mène une action cohérente. Il ne faut pas que M.
Vandenbroucke renvoie d'un côté les personnes que Mme Arena tente
de réintégrer dans le système.

Ce serait évidemment totalement contre-productif et, plus globalement,
cela mettrait en péril les politiques que l'on veut mener.

En matière de culture, vous poursuivez aussi sur la lancée. C'est
important. La vie n'est pas faite que de sous et de soucis, elle est
également faite d'émancipation intellectuelle et culturelle. Il faut
permettre aux plus démunis d'accéder à la culture et d'y participer. Le
fait de permettre aux gens d'aller au théâtre, au cinéma, d'assister à
des spectacles est une expérience tout à fait positive et importante de
consommation culturelle.

Aller vers la participation culturelle est également important. Que des
moyens nouveaux soient accordés à cette fin est loin d'être
négligeable. Je salue ici le fait que vous souhaitiez poursuivre dans
cette voie car c'est indispensable.

En matière de pauvreté, vous insistez sur le programme décrit dans le
plan d'action sociale qui doit éradiquer la pauvreté d'ici 2010. Si c'était
réellement réalisable, nous signerions tous. Mais je suppose que nous
allons tous nous atteler à cette problématique. Il est clair que cela n'a
de sens que s'il y a plus de cohésion entre les politiques aux différents
niveaux de pouvoir. Malheureusement, certaines régions sont un peu à
la traîne par rapport aux décisions prises, notamment dans cette
enceinte. Je pense, par exemple, que pour l'emploi et d'autres
politiques, il faut que l'ensemble des acteurs publics, notamment les
communes et les CPAS, s'inscrivent beaucoup plus dans cette
dynamique générale. C'est ainsi que nous pourrons ambitionner de
commencer à éradiquer la pauvreté.

La mission de médiation de dettes confiée aux CPAS en termes de
prévention est encouragée et se poursuit. C'est là encore un élément
positif.

En ce qui concerne les résidents des maisons de repos, sous la
législature précédente, Mme De Meyer avait déposé une proposition de
loi, que nous avions soutenue et que j'avais cosignée, visant à
réglementer le minimum d'argent de poche octroyé aux résidents des
maisons de repos. Je sais que l'arrêté pour l'entrée en vigueur de cette
loi est actuellement soumis au Conseil d'Etat. Je me réjouis qu'elle soit
bientôt d'application. Nous voulons bien évidemment nous assurer que
cet argent ne servira pas à couvrir les dépenses prévues par le prix de
journée d'entretien d'un établissement, mais bien à des loisirs et à des
besoins culturels des personnes séjournant en maison de repos.
Comme d'autres, j'attends donc avec impatience l'arrêté d'application
que vous prendrez à ce sujet. Je me réjouis qu'il soit actuellement
soumis au Conseil d'Etat et que l'on avance en la matière.

J'en viens à l'accueil des demandeurs d'asile. Nous sommes là face à
un débat difficile tant nous voudrions ­ j'insiste sur ce point ­ séparer
l'accueil et l'aide sociale. C'est un problème conceptuel.

C'est aussi un problème de choix d'action sociale; il s'agit également
de savoir si les acquis de ces dernières années peuvent être remis en
cause ou non.

Les CPAS ont développé une politique d'action sociale. Leur demander
demain de faire de l'accueil et de l'encadrement matériel des personnes
en difficulté parce qu'elles ont un autre statut, celui de demandeur

Dat is een probleem voor de
personen die van het OCMW leven.
Sommige onder hen vallen buiten
elke vorm van huisvesting. Men
merkt ook dat er een nieuw type
van daklozen opduikt. Naast de
bekende types ziet men thans
vrouwen alleen of met kinderen die
tragische situaties ontvlucht zijn of
gezinnen die uit hun woning werden
gezet. De bestaande opvangcentra
zijn niet geschikt voor deze
personen. Men moet bijgevolg voor
deze personen in transitwoningen
voorzien totdat ze hun leven een
nieuwe wending kunnen geven.
Bovendien moet men de gepaste
maatregelen treffen voor de
personen die uit die toestand willen
geraken (installatiepremies,
bestaans-minimum voor daklozen,
enz.). Het gaat om nieuwe sociale
behoeften waaraan tot heden niet is
voldaan.

Ik zal u op het einde van uw
mandaat vragen een balans op te
maken van uw realisaties in dit
domein.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
d'asile, selon moi, c'est un recul.

Il faut faire une distinction. Il existe une instance, Fedasil. Je plaiderais
pour que l'on élargisse le plus possible ses compétences et qu'on lui
permette d'avoir des conventions avec des partenaires; ceci est
d'ailleurs inclus dans la loi-programme, et c'est positif.

Il faut distinguer les niveaux et les qualités des interventions; celles-ci
peuvent et doivent être différentes. Il n'est pas forcément scandaleux de
différencier les choses. Ce qui serait compliqué, par contre, ce serait
de faire un amalgame et de demander, notamment aux CPAS, de faire
de l'action sociale pour ensuite en revenir à une politique plus caritative,
que l'on tente d'abandonner. Il faut faire la distinction entre les deux. Il
vaut mieux que des services différents interviennent à des degrés
différents.

L'arrêt de la Cour d'arbitrage à propos des mineurs illégaux nous a mis
en difficulté mais nous a également montré les limites d'une situation
absurde. En difficulté, parce que la traduction par le tribunal de Nivelles
de cet arrêt a montré qu'un enfant même illégal, mais en besoin social
et en détresse sur notre territoire, devait pouvoir bénéficier d'une
intervention sociale, intervention qui passait nécessairement par ses
parents qui en ont la tutelle et la charge. On a donc imposé aux CPAS
d'agir, ce qui, en soi, ne me scandalise pas, bien entendu, car en règle
générale, c'est la mission des CPAS d'assurer cette intervention.

La loi-programme a apporté les précisions nécessaires. On admet qu'il
y a autre chose que l'aide médicale urgente pour des enfants dans des
situations de détresse sociale urgente. On améliore ainsi la situation
actuelle. En confiant à Fedasil et aux centres d'accueil fédéraux le soin
de prendre en charge ces situations, on va dans un sens de
clarification et, en même temps, je le répète, on améliore la situation
sociale de ces personnes, qui était inacceptable. Il était inapproprié de
limiter exclusivement à l'aide médicale urgente les moyens
d'intervention pour ces personnes.

Je voudrais terminer mon intervention en parlant du logement et en
mêlant ainsi deux matières relevant de vos compétences ministérielles.
A Bruxelles, les loyers sont plus élevés qu'ailleurs dans le pays. Ils ne
cessent de croître depuis quelques années; un certain nombre
d'opérateurs prédisent même qu'ils devraient encore doubler, voire
tripler au cours des 4 ou 5 prochaines années. C'est l'enfer pour
beaucoup de gens qui doivent trouver à se loger et qui sont, de plus,
confrontés à la raréfaction des logements à caractère social. La Région
bruxelloise vient d'éditer un plan de construction de 5.000 logements
avec le soutien du niveau fédéral. C'est une bonne chose, mais cela va
prendre du temps! Or, aujourd'hui, en Région bruxelloise, plus de
20.000 demandes en matière de logement social sont insatisfaites.

Examinons la situation des personnes émargeant à un CPAS. Si une
personne isolée, vivant avec son revenu d'intégration d'environ 580,
veut se loger, elle se retrouve face à un véritable problème, le loyer d'un
logement auquel elle peut accéder dans le centre-ville étant au bas mot
de 200 ou 300 ­ et avec ce montant on a une ruine ou un taudis. On
ne peut pas vivre décemment dans ces conditions.

Nous sommes aujourd'hui confrontés à des nouveaux sans-abri. Il y
avait les sans-abri chroniques que l'on connaît, qui errent dans les
gares, les métros mais, depuis quelques années, quelques mois, on
retrouve dans la rue des femmes seules ou avec des enfants, en
situation de rupture familiale, fuyant des violences conjugales
inadmissibles. La capacité d'accueil n'est pas suffisante pour ce type
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
de population. Les centres d'accueil ne sont pas adéquats pour une
femme en détresse avec ses enfants, les dortoirs non plus. Pour les
familles entières qui se retrouvent aujourd'hui dans la rue parce
qu'expulsées de leur logement, la solution des centres d'accueil pour
sans-abri peut convenir un jour ou deux mais ce ne sont pas des
solutions adéquates.

J'estime que le développement de logements de transit peut permettre
à ces gens de rebondir, de poser leurs valises quelques mois, le temps
de retrouver un peu de sérénité, un soutien social, un soutien dans les
démarches d'intégration. Ce dispositif est indispensable et
insuffisamment développé dans notre pays et, en particulier, dans les
grandes villes. Je serais vraiment très heureux si vous pouviez, au
terme de votre action politique, établir un bilan positif en matière de
logements de transit.

Nous avons mis au point des politiques adéquates pour le sans-abri
chronique qui veut sortir de sa situation de survie dans la rue: les
primes d'installation, la possibilité de l'adresse de référence ou encore
ce qu'on appelait le minimex de rue. Toutes ces mesures existent. Par
contre, pour les situations nouvelles, criantes, que je viens de décrire
de femmes seules avec enfants, de familles expulsées ou en rupture
familiale, nous n'avons pas de dispositif adéquat.

Je suis convaincu que vous serez très attentive à cette problématique
et je vous encourage à suivre cette voie. Ce sont de nouveaux besoins
sociaux qui sont aujourd'hui insatisfaits.
01.21 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil u een
suggestie doen. Bij elke bespreking ­ programmawet, begroting ­
komen wij met Sociale Zaken en Volksgezondheid altijd op het einde
van de rij. Dat geeft de indruk dat het een beetje een onderschatte
materie is. Iets wat laatst aan bod komt, is over het algemeen...
01.21 Luc Goutry (CD&V): Les
Affaires sociales et la Santé
publique sont systématiquement
examinées en fin de parcours.
Voilà qui donne l'impression
qu'elles ne revêtent guère
d'importance.
De voorzitter: Mijnheer Goutry, ik beloof u dat ik er volgende keer over
zal waken dat u als eerste aan bod komt. Maar herinner mij eraan.
Le président: Je vous promets
que, la prochaine fois, ces matières
figureront en tête de l'ordre du jour.
01.22 Luc Goutry (CD&V): Dank u wel, voorzitter. Dat zal de
belangstelling voor het betoog van de heer Mayeur en de anderen ten
goede komen, denk ik. Wij hebben veel zelfrespect, is het niet,
mijnheer Mayeur?

Mijnheer de minister, mevrouw de minister, mevrouw de
staatssecretaris, collega's, dit is natuurlijk een zeer uitgebreide materie
die op dit late uur een beperkte belangstelling geniet. Maar ik dank in
elk geval de collega's die hier toch zijn om naar elkaar te luisteren.

Natuurlijk is het bijna onbegonnen werk, mijnheer de minister, om in
extenso in te gaan op het grote luik van de ziekteverzekering maar ik
heb in de commissie ruimschoots mijn tijd genomen. Ik heb uw
antwoorden vandaag nog even herlezen en heel wat van de vragen hebt
u beantwoord en hoef ik nu niet meer te herhalen. Ik zal mij nu
beperken tot, laten wij zeggen de politieke punten, de beleidspunten,
waarover wij toch voortdurend met elkaar moeten blijven overleggen ­
meerderheid en minderheid ­ om een zinvol debat te kunnen voeren.

Collega's, wij spreken hier over een budget ­ minister Demotte is
wellicht een van de belangrijkste ministers in de regering ­ van afgerond
01.22 Luc Goutry (CD&V): Le
budget de l'assurance-maladie, qui
représente 650 milliards de francs,
constitue l'un des budgets les plus
importants jamais octroyés à un
ministre. La norme de croissance a
été fixée à 4,5 pour cent, ce qui
crée une marge de manoeuvre
importante sans toutefois être
exagérément élevé. Ce chiffre
correspond à la norme de
croissance moyenne. Nous
appuyons le budget de base de
l'assurance-maladie. Une
assurance de qualité est
nécessaire, mais chaque euro doit
être affecté correctement.

Les médecins et les organismes
assureurs ont conclu un accord
dans le cadre duquel les médecins
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
650 miljard Belgische frank. Dat is wellicht een van de grootste
budgetten waarover een minister beschikt, nog los van zijn budget voor
Volksgezondheid.

Mijnheer de minister, wat de groeinorm in de uitgavenbegroting betreft,
zit u met een groeinorm van 4,5%. Ik heb daarbij de volgende
bedenkingen. Wij steunen het grote budget voor de ziekteverzekering.
Het is evident dat dit belangrijk is. Wij moeten de zorg die de mensen
nodig hebben ook kunnen aanbieden. Als hoogbeschaafde samenleving
moeten wij absoluut in staat zijn de mensen een goed gezondheidszorg
te bieden. Natuurlijk moeten wij ook blijven kijken naar het budget dat
dankzij onze solidariteit wordt bijeengespaard. Daarom moet elke euro
die wordt uitgegeven in de ziekteverzekering en de gezondheidszorg
wel besteed worden.

Mijnheer de minister, die groeinorm van 4,5% geeft u wel enige marge
en wij steunen dat. Maar wij moeten toch opletten voor een misplaatst
psychologisch effect. Het mag niet zo zijn dat de actoren in
gezondheidszorg en de ziekteverzekering plots de indruk krijgen dat
daardoor heel wat ruimte ontstaat. De marge die wordt gecreëerd door
die groei van 4,5% is in reële termen niet zo groot. Vooral als men dat
bedrag even extrapoleert en toetst aan de gemiddelde uitgaven en de
groei van de voorbije jaren, hebben wij de jongste jaren gemiddeld dat
percentage aan extra uitgaven.

Elk jaar is er dus gemiddeld een overschrijding van 3,5 tot 4,5%. In die
zin is onze marge niet zo groot.

Collega's, eergisteren werd in de Medicomut een akkoord gesloten
tussen de verzekeringsinstellingen en de artsen. Dat zijn de
belangrijkste actoren met betrekking tot dat grote budget. Het is u
bekend dat de huisartsen een akkoord hebben kunnen sluiten over een
convenabel pakket aan bijkomende middelen. De huisartsen zullen
tussen 2000 en 2005 hun honoraria in totaal met 38% zien stijgen. Dat
is toch substantieel.

Ik merk dat de minister inmiddels is verwikkeld in een zeer druk
gesprek met collega Tant, die niet alleen zijn minuten opeist op het
spreekgestoelte, maar bovendien de minister nogmaals claimt.

Mijnheer de minister, het akkoord heeft de huisartsen een flinke marge
gegeven. De specialisten zeggen dat zij ook opnieuw een duit in het
zakje hebben gedaan, maar ik vind het belangrijk dat de eerste lijn, de
huisartsen, gehonoreerd worden. Dit zal wellicht ook leiden tot betere
verhoudingen met de huisartsen.

Mijnheer de minister, ik wil het nog even hebben over de fameuze
switch van 50 miljard oude Belgische franken, of 1,25 miljard euro. U
hebt dat bedrag nodig voor de ligdagen in de ziekenhuizen en u
verplaatst het van het primair saldo vanuit de FOD Volksgezondheid
naar het budget van het RIZIV, waar het betaald zal worden vanuit de
alternatieve financiering, vanuit de BTW. De truc die in dat verband werd
toegepast is de volgende.U kunt uiteraard uw primair saldo met 50
miljard Belgische frank verbeteren en u zult uiteraard uw engagementen
nakomen, maar het zal met een alternatieve financiering zijn die
onzichtbaar is in de begroting. U gaf dat trouwens zelf gedeeltelijk toe.
Ik heb in dat verband ook verwezen naar het advies van het Rekenhof.
Wij kunnen daarover blijven discussiëren. Ik heb mijn stelling naar voren
gebracht en u hebt uw standpunt. Hoe dan ook, wij moeten ervoor
opletten dat dergelijke trucs niet teveel worden toegepast bij de
voorstelling van een begroting.
généralistes ont engrangé bon
nombre d'avancées. Leurs
honoraires augmenteront de 38
pour cent. Les spécialistes ont
versé leur écot. En tout état de
cause, leurs relations avec les
généralistes s'en trouvera
améliorée.

Le transfert de 12,5 milliards
d'euros du budget primaire vers le
budget de l'INAMI constitue une
manoeuvre étonnante. Le montant
sera payé par le biais de la TVA,
procédé que l'on pourrait qualifier
de tour de passe-passe budgétaire.
Le financement alternatif sera
invisible dans le budget.

Le gouvernement devrait éviter de
recourir à ces subterfuges. La Cour
des comptes partage le même
point de vue. En l'espèce, le
financement n'est pas structurel. Il
sera moins aisé d'établir des
comparaisons avec les années
précédentes. De façon générale,
une structure financière opaque voit
ainsi le jour.

Le décompte de 2003 me
préoccupe. Au mois d'octobre
2003, les dépenses dépassaient
déjà de 6,7 pour cent celles
d'octobre 2002. Je crains un déficit.

Il a été convenu avec les médecins
d'augmenter sensiblement leurs
honoraires jusqu'en 2005. En
échange, la prescription de
médicaments contre l'hypertension
artérielle et d'antibiotiques devra
considérablement baisser grâce à
la seule concertation avec les
médecins. Nous ne formulons
aucune critique à cet égard.
L'objectif est malgré tout ambitieux.
Je me demande de quelles armes
le ministre dispose pour atteindre
cet objectif.

Nul n'ignore les transferts entre la
Wallonie et la Flandre. La loi sur la
responsabilisation individuelle a été
adoptée sous la législature
précédente. J'espère qu'elle sera
enfin mise en oeuvre et que le
gouvernement veillera à
l'instauration d'un système de
contrôle adéquat.

Le ministre a fait part de son
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
Ik wil u echter nog waarschuwen voor een aantal andere problemen
waar u moet voor opletten. Immers, u bent er niet zeker van of u de
volgende jaren ook aan alternatieve financiering kunt krijgen. Het is
geen structurele financiering, maar een financiering die u telkens
opnieuw zult moeten bepleiten. Bovendien zult u moeten opletten voor
alle betwistingen uit het verleden die verband houden met ligdagprijzen
en de financiële gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien. Daarvoor zal
waarschijnlijk geen geld uitgetrokken zijn, terwijl u nog met 300 tot 400
miljoen euro kan worden geconfronteerd.

Vervolgens, mijnheer de minister, gaat het om een debudgettering en in
de toekomst zal het moeilijker worden om nog een vergelijking te
maken tussen de voorgaande jaren en de komende jaren, want er is
een breuk door die 50 miljard die eruit verdwijnt.

Ten slotte, het werk zal nog altijd gebeuren door Volksgezondheid,
terwijl de betaling zal gebeuren door het RIZIV.

Dat is een eigenaardige situatie en ik heb voldoende duidelijk gemaakt
dat we deze truc ­ zo noemen we dat immers ­ absoluut niet kunnen
appreciëren. De regering is in deze zaak echter zijn eigen baas en
indien ze daarin wordt gesteund door de meerderheid, heeft ze uiteraard
voorlopig geen probleem.

Mijnheer de minister, wat betreft de afrekening voor 2003, wil ik nog
even vragen of u een zicht hebt op actuele cijfers voor 2003. Er resten
ons dit jaar nog 14 dagen en dan moet er worden afgerekend. Ik maak
mij zorgen, omdat bleek dat de uitgaven in oktober 2003 6,7% hoger
waren dan in oktober 2002. In die zin zou het wel eens kunnen dat we
toch met een tekort op het begrotingsobjectief de rekening van 2003
zouden afsluiten. Het zou misschien nuttig zijn om even te kijken hoe
het daarmee staat.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het tweede grote hoofdstuk
handelt over de artsen. Hiervoor verwijs ik opnieuw naar het
zogenaamde Medicomut-akkoord van deze week. Ik hoef dat hier niet
meer te herhalen.

Toch zou ik één punt onder uw aandacht willen brengen. Men heeft
gezegd dat men een forse verhoging zou invoeren van de honoraria, met
een groeipad tot eind 2005, waardoor men uiteindelijk zal uitkomen op
een honorarium voor de huisartsen van 20 tot 30 euro. Zij vragen die
verhoging al lang. In het akkoord staat echter ook letterlijk gestipuleerd
dat de minister in ruil vraagt dat het voorschrijfvolume van de
antihypertensiva ­ middelen tegen hoge bloeddruk ­ en de antibiotica
beduidend zou verminderen. Het enige middel hiertoe ­ zo staat het
ook beschreven in het akkoord ­ is een overleg in de LOK's, het lokaal
overleg met de artsen. Dat zou in 2004 minstens één keer moeten
plaatsvinden en zou moeten leiden tot een belangrijke besparing, die
een gedeeltelijke compensatie zou moeten zijn voor de meeruitgaven
aan de huisartsen.

We hebben nu niet onmiddellijk veel kritiek over dat akkoord, aangezien
wij voorstander zijn van een rationeel gebruik van geneesmiddelen. Als
wordt vastgesteld dat er, bijvoorbeeld, bij de antihypertensiva een
excessieve uitspatting is aan middelen, moet de regering inderdaad
ingrijpen.

Mijnheer de minister, als ik het goed heb begrepen, stelt u een
streefcijfer voorop van 30 miljoen euro voor 2004. Omgerekend in
Belgische frank moet er op die manier 1,2 miljard Belgische frank
worden bespaard. Ik hoop het. U hebt echter niet zoveel in handen. U
intention de créer un groupe de
travail chargé de formuler pour le 1
er
juillet 2004 des propositions
concrètes concernant la mise en
place du dossier médical global qui
est censée devenir le moyen par
excellence pour prévenir les
interventions inutiles.

J'espère que le dialogue sur la
santé se concrétisera par des
actes. Comme l'a souligné Mme
De Vits, il existe une pléthore de
tables-rondes et d'états généraux.

Le sous-financement structurel des
hôpitaux est un problème bien
connu. Le déficit, essentiellement
lié aux frais de personnel, s'est
aggravé pour atteindre 15 à 20
milliards de francs. Le ministre a
annoncé qu'il présenterait des
solutions en 2004. Le budget 2005
pourrait s'en trouver menacé.

En ce qui concerne la politique des
médicaments, il convient de
remanier le fonctionnement de la
commission qui fixe les
interventions pour les
médicaments. L'indépendance des
experts qui siègent au sein de
cette commission revêt une
importance cruciale. La
commission est trop sollicitée et
traite des dossiers individuels. Elle
n'a plus de vue globale de la
situation.

Le ministre a l'intention de
supprimer le contrôle des prix sur
les médicaments non
remboursables. Je ne vois pas cela
d'un bon oeil. Dans le cas du
médicament Rilatine, cela a
entraîné un triplement du prix pour
le consommateur.

Les personnes plus âgées sont de
gros consommateurs de
médicaments. Je crois que l'on
peut véritablement parler de
surconsommation. Il faut
"humanifier" les soins aux
personnes âgées et réduire l'usage
de médicaments.

Nous soutenons l'adaptation du
maximum à facturer pour les
jeunes de 16 à 18 ans. La
réglementation en matière
d'allocations familiales laisse
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
hebt enkel het LOK en voor de rest zullen we moeten afwachten. U zal
dan ook veeleer post factum de rekening krijgen, meer dan u nu
zekerheid heeft over het bedrag dat zal binnenkomen.

Het tweede punt is de individuele responsabilisering. Dat is een heel
belangrijk punt. We spreken in de Kamer al jaren over de transfers in de
gezondheidszorg tussen Vlaanderen en Wallonië. Deze debatten
werden gevoed door de rapporten Jadot. We kwamen tot de vaststelling
dat we er niet uit raakten. Er bleef discussie over de cijfers, tot minister
Vandenbroucke met onze hulp in december 2002 de wet maakte
betreffende de individuele responsabilisering van zorgverstrekkers.

Ik hoop alleen maar dat er zo snel mogelijk een operationeel plan zal
komen, mijnheer de minister, om die responsabilisering ook uit te
voeren zodat met de hulp van Farmanet de profielen van de dokters
kunnen worden vastgesteld. Op die manier kunnen we de "outlyers", zij
die de norm overschrijden, administratief beboeten waardoor we een
systeem van verantwoordelijkheid krijgen waarbij elke actor doet wat
nodig is om een goed gezondheidsbeleid te voeren, om mensen te
behandelen en te genezen zonder dat daarvoor een euro te veel wordt
uitgegeven.

Een ander punt bij de artsen is het globaal medisch dossier. Ook
hiervan is sprake in het akkoord, mijnheer de minister. Ik lees daarin de
belangrijke passus dat er zal worden gestreefd ­ er zal een werkgroep
worden opgericht ­ om tegen 1 juli te rapporteren over de manier
waarop dat globaal medisch dossier inhoudelijk kan worden uitgewerkt.
Als ik het goed begrijp, is het de bedoeling dat het globaal medisch
dossier daadwerkelijk het medisch dossier wordt van de patiënt
waaraan telkens kan worden gerefereerd. Overbodige onderzoeken
kunnen op die manier zo veel mogelijk worden vermeden. Het moet een
persoonlijk dossier worden dat kan worden uitgewisseld tussen alle
zorgverstrekkers die met een bepaalde patiënt te maken hebben. Zo
stel ik het mij voor. Ik hoop dat die werkgroep tot zo'n resultaat zal
komen.

Mijnheer de minister, ik zal u na nieuwjaar interpelleren over de
contingentering van de artsen. Ik zal dit nu niet uitspitten, want dat zou
ons te ver leiden. U hebt hier gisteren al gedeeltelijk op geantwoord
naar aanleiding van een vraag van collega Doyen-Fonck. Haar vraag
handelde voornamelijk over de situatie aan Franstalige zijde. Ik zou het
willen hebben over het geheel. Ik kondig nu al aan dat we volgens mij
tot elke prijs moeten vermijden dat dit een communautair probleem
wordt wegens de verschillende toepassingen van de beperking van het
aantal studenten. Ik zal dit in een interpellatie formuleren na nieuwjaar.
Ik zou u willen vragen om in de commissie daaraan een klein debat te
wijden. Ik vind dit een zeer belangrijke materie. Misschien zou dokter
Derck ons daarover wat uitleg kunnen geven namens de
planningscommissie. Op die manier kunnen wij zicht krijgen op wat er
gepland wordt voor de komende jaren. Dit lijkt mij een zeer belangrijk
thema om aan te kaarten.

Ten slotte, wat betreft de gezondheidsdialogen. Ik weet niet of deze nog
steeds plaatsvinden maar zij zullen straks worden afgerond. Wij zullen
daarover ongetwijfeld een verslag ontvangen. U weet dat ik mij nogal
kritisch opstel tegenover die gezondheidsdialogen. Ik heb altijd schrik
dat het praatbarakken zouden zijn en dat er weinig overleg zou
plaatsvinden. Ik steun mij daarvoor op een citaat van een onverdachte
bron dat ik vandaag in de krant lees, ik citeer: "Ik erger mij aan het
overaanbod van rondetafels en staten-generaals. Bij sommigen wordt
zelfs niet gediscussieerd op basis van een budget of een beleidsnota.
Ik noem dat bladvulling tot aan de verkiezingen." Getekend: Mia Devits,
cependant à désirer. Elle ne
s'applique plus aux enfants qui
n'ont bénéficié d'allocations
familiales majorées que juste après
la publication de la loi sur le
maximum à facturer. Celui-ci n'est
plus, non plus, aussi avantageux
pour les personnes handicapées
qui cohabitent.

Le revenu des handicapés reste un
point délicat. Si le partenaire
travaille ou bénéficie de revenus
d'appoint, l'allocation de la
personne invalide est revue à la
baisse. Le ministre a admis qu'un
problème se pose à cet égard. Il
faut impérativement relever le
revenu minimum des chefs de
ménage isolés. La semaine
dernière, nous avons encore
présenté un amendement à la loi-
programme mais je déposerai
bientôt une proposition de loi à ce
sujet.

L'agrément des maisons de repos
et de soins demeure
problématique. Pour cent patients
soignés par une MRS, 65
seulement sont financés
correctement. Les autres relèvent
du système classique des MRPA.
Si les maisons de repos publiques
peuvent répercuter le déficit sur le
CPAS et la commune, les
établissements privés, en revanche,
sont livrés à eux-mêmes. Autrefois,
un plan quinquennal visait 5.000
agréments par an. Le ministre
Vandenbroucke n'a pu s'engager
que pour un an. Le budget 2004 ne
prévoit effectivement pas de
subventions pour les soins aux
personnes âgées. L'index de 4,5
est la norme de croissance. Un
mouvement de rattrapage est donc
impossible. Par ailleurs, les listes
d'attentes des maisons de repos
sont longues. Même dans les
régions, les moyens sont épuisés.
Les maisons de repos ne peuvent
par conséquent plus s'agrandir pour
répondre à la demande.

La restructuration du secteur
psychiatrique est achevée. Par le
passé, les patients étaient souvent
renvoyés d'un endroit à l'autre. Les
circuits de soins mis en place
diffèrent, malheureusement, sur le
plan régional, des centres de
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
ABVV-voorzitter. Dit is een belangrijke uitspraak, mijnheer de minister,
waarmee ik u wil confronteren omdat ik zelf ook nogal wat afkeer heb
van teveel woorden en te weinig daden. Ik zou u echt willen uitnodigen
om concrete conclusies te trekken eens de gezondheidsdialogen
afgesloten zijn.

Het derde hoofdstuk, mijnheer de voorzitter, collega's, zijn de
ziekenhuizen. Dit is een zeer belangrijk hoofdstuk. We moeten dit
allemaal wat samenvatten en op een korte tijd proberen door te sluizen.

De ziekenhuizen hebben uitgerekend dat zij allemaal samen over het
hele land een structureel tekort hebben van ongeveer 15 tot 20 miljard
oude Belgische frank. Dit is hoofdzakelijk voor personeelskosten.
Trouwens, 65% van de kosten in een ziekenhuis zijn personeelskosten.
Dit heeft gevolgen. Men kan moeilijk besparen op personeel. Men heeft
de personeelsleden nodig om de mensen te verzorgen. De marge die
men heeft qua werkingskosten waarop men wel zou kunnen besparen,
is tenslotte ook beperkt.

Het is een bekend probleem en de minister heeft beaamd dat hij weet
dat er structurele onderfinanciering is, dus niet van voorbijgaande aard.
Hij heeft toegezegd dat de audit daarover via het Kenniscentrum
bestudeerd zal worden en dat tegen volgend jaar, in 2004, daarover
concrete voorstellen zullen worden geformuleerd. Met andere woorden,
in de begroting voor 2005 zou een extra inhaalbeweging terug te vinden
moeten zijn.

Mijnheer de minister, ik zou u absoluut vanuit een goede bedoeling
willen aanraden om het personeel niet te ver voor u uit te schuiven
teneinde te verhinderen dat we werkelijk met een sneeuwbaleffect te
maken krijgen omdat de inspanning die dan zal moeten gebeuren in
cumulatie zal moeten worden geleverd met die voor de huisartsen en
voor de andere beroepsgroepen tegenover wie u lopende engagementen
hebt. Denk aan de 20 en de 30 euro die samen zal komen met de
onderfinanciering van de ziekenhuizen. Het zou wel eens kunnen dat dit
uw budget voor 2005 in de problemen brengt en dat u er met uw
groeinorm van 4,5% niet uit kunt raken. Alle problemen samen zouden
een ernstig probleem kunnen opleveren. Er is natuurlijk nog veel meer
over te vertellen, maar hier sluit ik het hoofdstuk over de ziekenhuizen
af.

Het volgende hoofdstuk heeft betrekking op de geneesmiddelen. Ik wil
nog even kort terugkomen op de commissie voor Tegemoetkoming
Geneesmiddelen, een belangrijk instrument dat ervoor moet zorgen dat
voor levensnoodzakelijke en belangrijke geneesmiddelen een passende
tussenkomst wordt verstrekt, zodat de patiënten worden gedekt tegen
het risico dergelijke geneesmiddelen te moeten gebruiken.. Dat wordt
onderzocht door de commissie voor Tegemoetkoming Geneesmiddelen.

In dat verband zal ik vooral drie problemen blijven aanklagen. Ten
eerste, de onafhankelijkheid van de experts in deze commissie omdat
velen onder hen werken namens een universiteit en voor hun
wetenschappelijk onderzoek worden betaald door de farmaceutische
industrie. Tevens moeten zij de geneesmiddelen die door deze firma's
worden voorgesteld onderzoeken. Dat is een vorm van dichotomie, een
dubbele agenda, die hinderlijk zou kunnen zijn. Ten tweede is er een
opstapeling van werk. De leden van de commissie voor
Tegemoetkoming Geneesmiddelen worden overstelpt en hebben
problemen om hun werk goed te kunnen doen. Ten derde is er geen
zicht op het geheel. De beslissingen worden genomen dossier per
dossier en men weet niet goed waar men uitkomt en hoeveel middelen
er al uitgegeven zijn, temeer daar men voor de geneesmiddelen werkt
première ligne. Par ailleurs, il
existe une distinction entre la
Flandre et la Wallonie. La Flandre
est prête mais ne voit empêchée
d'aller de l'avant. Voilà qui est
démotivant.

Quant aux kinésithérapeutes, le
ministre Vandenbroucke ne les a,
en son temps, guère ménagés. Il
leur a imposé des réformes trop
rapides et des économies trop
draconiennes. Je plaide aujourd'hui
en faveur d'une simplification
administrative dans ce secteur.
J'invite le secrétaire d'Etat Van
Quickenborne à s'intéresser à ce
dossier.

Le statut social des
kinésithérapeutes constitue un
volet de la loi-programme. Je ne
suis guère favorable à la mesure
tendant à octroyer la protection
sociale la plus faible aux
kinésithérapeutes qui ont le moins
de contacts avec les patients. Le
statut social doit être accessible à
l'ensemble des kinésithérapeutes
et chacun a droit au même
montant.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
met een gesloten enveloppe. Als het geld op is, dan is het op en blijven
er misschien geen middelen meer over om tussen te komen voor
onmisbare geneesmiddelen.

Collega Dierickx en collega Turtelboom, ik heb deze week aan minister
Moerman een vraag gesteld in verband met de prijzencontrole op de
geneesmiddelen, alsook op de niet-terugbetaalde geneesmiddelen. Ik
heb terzake mijn bezorgdheid uitgedrukt. De minister is er rotsvast van
overtuigd dat de prijzencontrole op geneesmiddelen, zelfs de niet-
terugbetaalde, moet afgeschaft worden. Ik ben daarvoor bevreesd.
Volgens de minister zal de markt zichzelf wel corrigeren, maar mijn
logica leert me dat, wanneer we zelf geen sociale correcties
aanbrengen, het gewoonlijk fout loopt. Daarom zou ik u toch willen
vragen daar ook binnen uw partij, met de minister, nog een grondige
discussie over te voeren. We hebben gezien wat bijvoorbeeld het gevolg
was met Rilatine. De prijs is verdrievoudigd: dat is voor ouders van
kinderen die het moeten gebruiken, een belangrijke aderlating in hun
budget.

Dan wil ik het nog even hebben over het probleem van de medicalisering
van de chronische zorg. Ik heb in de commissie nogal uitdagend
gesteld dat volgens mij vooral oudere mensen grootgebruikers zijn van
geneesmiddelen, waarvan ik betwijfel of dat steeds goed overwogen,
efficiënt en noodzakelijk is. Vandaar dat het nuttig zou zijn om te
zoeken naar een manier om zo efficiënt mogelijk met de middelen om
te springen, opdat we zo keurig mogelijk onze centen in de
gezondheidszorg besteden. We moeten nagaan hoe we tot een goed
evenwicht kunnen komen tussen enerzijds een humane zorg van
ouderen ­ en die bestaat vooral uit liefde en aandacht, menselijke
nabijheid
­ en anderzijds, het noodzakelijk gebruik van
geneesmiddelen. Hoe is die verhouding precies? Ik zeg steeds dat we
de rusthuizen meer mensen moeten geven om voor de bejaarden te
zorgen en dan zullen ze wellicht minder pillen nodig hebben.

Er is ook sprake van het probleem van de generische geneesmiddelen,
van de overconsumptie van statines tegen een te hoog
cholesterolgehalte. Mijnheer de minister, ik heb slechts een voorbeeld
gegeven; u zult ongetwijfeld geconfronteerd worden met andere
problemen. Hoe meer het beleid kiest voor generische geneesmiddelen,
hoe meer we in distorsie komen met de sector van de farmaceutische
industrie. Het zal kwestie zijn om de pax farmaceutica te handhaven. U
zult tot goede afspraken moeten komen over de bijdragen van de
farmaceutische industrie tot onze gezondheidszorg ­ we hebben die
uiteraard nodig ­ en over het gebruik van de generische
geneesmiddelen. Het kan wel in Nederland en Frankrijk, waarom zou
het bij ons ook niet beter kunnen?

Wij staan volledig achter uw doelstelling om de maximumfactuur voor
chronische en langdurige zieken aan te passen. U zal het systeem van
de maximumfactuur uitbreiden tot de jongeren van 18 jaar in plaats van
16 jaar. Wij betreuren nog altijd dat er een slechte regeling is voor de
verhoogde kinderbijslag. Kinderen die tot de datum van de publicatie
van de wet op de maximumfactuur een verhoogde kinderbijslag
genoten, kwamen nog in aanmerking voor de maximumfactuur, maar al
de kinderen die na de publicatie in aanmerking kwamen voor de
verhoogde kinderbijslag, vallen niet meer onder de regeling.

Naarmate u de leeftijd verhoogt ­ van 16 naar 18 jaar ­ gaat u opnieuw
kinderen kunnen opvangen die daar wel in terechtkomen. Wij hopen in
elk geval dat u dit ook nog wil bekijken. Ook gehandicapten die
samenwonen verliezen het voordeel op de meest interessante formule
van de maximumfactuur. Ook daarvoor zouden we uw aandacht willen
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
vragen.

Het belangrijkste punt wellicht voor de chronisch en langdurig zieken is
de inkomenssituatie. Hierbij zou ik collega Jiroflée op het appel willen
roepen. Mevrouw Jiroflée was samen met mij aanwezig toen de mensen
van Ziekenzorg op bezoek gekomen zijn met hun eisen betreffende de
inkomenssituatie voor invalide mensen. Er is de kwestie van het
partnerinkomen waarbij de invalide zijn luttele vergoeding ziet
verminderen zodra zijn echtgenote of partner gaat werken of
bijverdienen. Zodra zij een luttel bedrag overschrijden, vermindert de
invaliditeitsuitkering van de werkonbekwame persoon. Dit is eigenlijk
een zeer betreurenswaardige situatie en u hebt dit toen ook erkend,
meen ik. Daarom blijven wij oproepen. Wij hebben dit vorige week een
beetje provocerend bij wijze van amendement toegevoegd aan de
programmawet, maar wij zullen binnenkort, collega Jiroflée, bij u en de
andere collega's langskomen met een concreet wetsvoorstel om
eendrachtig, kamerbreed, vanuit alle fracties dit te ondertekenen. Dit
zou dan een krachtig parlementair initiatief kunnen worden. Ik denk dat
we er dan op korte termijn in zouden moeten kunnen slagen om de
zeer behartenswaardige situatie van invalide mensen te verbeteren.

Het minimuminkomen voor alleenstaande gezinshoofden moet absoluut
omhoog. Er mag niet meer dergelijke strikte cumulatiebeperking zijn
tussen het bijverdienen van de partner ten overstaan van degene die
thuis ziek achterblijft en tenslotte een zeer kwetsbaar inkomen heeft.

Ouderenzorg dan. Collega's, daar kennen wij vooral het probleem dat er
nog altijd een achterstand is in de erkenningen van de RVT. Er is nog
altijd onvoldoende dekking. Rusthuizen hebben veel meer zwaar
zorgbehoevende patiënten dan zij hiervoor middelen krijgen. We doen
dat met forfaits. Als we dat omrekenen is het zo dat op 100 patiënten
er slechts voor 65 correct wordt betaald. De directies van de rusthuizen
worden slechts correct betaald voor 65 bejaarden van de 100 zwaar
zorgbehoevenden. Voor de rest moeten zij het rooien met een veel
kleiner bedrag. Die vallen dan onder het klassieke ROB-forfait en dat
brengt de rusthuizen steeds meer en steeds duidelijker in
moeilijkheden. Uiteindelijk moet men het personeel hebben, anders kan
men die mensen niet verzorgen. Men moet kamers hebben, men moet
de accommodatie hebben, maar men krijgt onvoldoende dekking inzake
middelen en subsidies om die kosten te betalen. Heel wat rusthuizen
happen naar adem, dat verzeker ik u. Openbare rusthuizen kunnen zich
nog gedeeltelijk verweren omdat ze dit deficit kunnen verhalen via het
OCMW en de gemeente. Private rusthuizen kunnen zich niet verweren:
als er een tekort is, hebben zij een negatieve rekening en komen in de
problemen.

Mijnheer de minister, u bent er zich allicht van bewust, maar ik wil
nogmaals aandringen. Vroeger hadden wij een structureel vijfjarenplan,
waarbij wij elk jaar 1 miljard inliepen. Wij hadden dus een extra pakket
middelen van 1 miljard Belgische frank, 5.000 erkenningen elk jaar. Dat
is vorig jaar gestopt. Ik heb minister Vandenbroucke gevraagd of hij
daaraan niets zou doen. Hij heeft gezegd dat hij zich maar kon
engageren voor één jaar. Ik heb gewaarschuwd dat het daarna zou
stilvallen. En wat blijkt? Voor 2004 is in geen enkel extra middel, geen
enkele extra subsidie voorzien in de begroting voor de ouderenzorg.
Daar zit men dus gewoon op de begrotingsindex met 4,5 als groeinorm,
maar niets extra. Dat betekent dat wij geen enkele inhaalbeweging
zullen kunnen doen voor de bejaardensector. Dat zal de rusthuizen in
steeds grotere moeilijkheden brengen.

Er is een zorgtekort en er zijn wachtlijsten voor de rusthuizen. Wij
zitten met een ongelooflijk probleem. Ook voor de investeringen die uit
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
de regio's moeten komen ­ voor ons is dat het Vlaams fonds, voor u
het Waals fonds ­ blijkt de kas leeg te zijn. Men heeft dus geen
investeringsmiddelen meer in de regio's. Rusthuizen die eventueel
bereid zijn uit te breiden om te voldoen aan de nood van de
wachtlijsten, kunnen dat niet omdat zij geen subsidies kunnen krijgen
van de regio's. Het is dus werkelijk een structureel probleem waarvoor
wij met zijn allen de passende oplossing zullen moeten zoeken.

Collega's, ik kom tot het belangrijke hoofdstuk over de geestelijke
gezondheidszorg. Ik zal het kort houden. De herstructurering van de
psychiatrie is al een tijd klaar. Men heeft daarover een advies gemaakt.
In de sector zelf weet men zeer goed waar men naartoe wil. Men heeft
een zeer interessant operationeel model waarbij binnen de psychiatrie
de verschillende actoren samenwerken. Vroeger liepen patiënten van
het ene naar het andere en kwamen zo voortdurend in hetzelfde
kringetje terecht. Nu kijkt men, met de patiënt in het midden, wie wat
kan doen vanuit de verschillende voorzieningen. Men noemt dat de
zorgcircuits. Maar er is nog wetgevend werk nodig, want die
zorgcircuits kloppen nog altijd niet met de eerstelijnsdiensten voor
geestelijke gezondheidszorg, wat de regionale inbreng betreft.

Bovendien is er een verschil tussen Vlaanderen en Wallonië. Ik wil
daarmee niemand op iets vastpinnen, maar de dynamiek ligt anders. Ik
maak mij zorgen, want in Vlaanderen is men klaar voor de hervorming.
Het wordt echter tegengehouden. Naarmate de hervorming langer wordt
tegengehouden en naarmate het langer duurt voor wij het kunnen
uitvoeren, zou dat tot een ontmoediging kunnen leiden. Dat zou een
ongelooflijke gemiste kans zijn voor de sector van de geestelijke
gezondheidszorg.

Mijnheer de minister, in het verleden hebben wij tot twee keer toe in de
commissie hoorzittingen gehouden over de geestelijke
gezondheidszorg. Wij hebben toen alle actoren in het Parlement
gevraagd de problemen toe te lichten. Ik engageer u hiermee niet, want
u was toen ongelukkig genoeg nog niet in ons midden, maar alle
collega's waren het er toen over eens dat er binnen de geestelijke
gezondheidszorg met de actoren een enorme dynamiek op gang was.
Hoe langer men uitstelt het model operationeel te maken en in de
middelen ervoor te voorzien, hoe meer de ontmoediging ook daar zal
optreden. Ik doe dus ook een beroep op uw interesse voor de sector om
te helpen dit probleem aan te pakken.

Kinesitherapie is een vrij beroep dat in moeilijke omstandigheden is
terechtgekomen door het hervormingsplan van minister Vandenbroucke.
Indertijd heb ik de minister dikwijls daarover aangepakt, omdat ik vond
dat hij dat veel te snel had gedaan en veel te overrompelend.

Hij heeft ook de kinesitherapeuten voor een zeer moeilijke situatie
geplaatst. Dat komt nu stilaan terug op zijn poten. Ik denk trouwens
ook dat er te veel werd bespaard, mijnheer de minister. Dat komt nu
terug naar de sector.

Ik pleit ook voor een administratieve vereenvoudiging in de
kinesitherapie. Een kinesist heeft mij eens uitgelegd wat hij allemaal
moet doen bij behandelingen. De papierwinkel die deze mensen
moeten verwerken tart elke verbeelding. Het heeft geen zin dat wij
mensen, vooral in vrije beroepen, al hun tijd laten steken in het schrijven
van attesten en het opvragen van verslagen. Ik denk dat die mensen
hun eigen verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Wij zouden daar naar
een goed systeem moeten kunnen streven met zo weinig mogelijk
administratieve overlast. Ik denk dat de heer Van Quickenborne ook dat
domein eens zou moeten aanpakken. Hij heeft u vorige week
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
gelukgewenst met uw vereenvoudiging. Ik denk echter dat hij het
verkeerd had begrepen want hij kreeg daarvoor lik op stuk. Misschien
kan de heer Van Quickenborne zich over dit belangrijk probleem van de
kinesisten buigen.

Het sociaal statuut van de kinesisten zat vorige week in de
programmawet. Mijnheer de minister, ik vraag u toch om de
voorgestelde formule, namelijk degenen die de minste
patiëntencontacten hebben krijgen de kleinste sociale bescherming,
niet te volgen Ons standpunt is dat het sociaal statuut van de
kinesisten toegankelijk moet zijn voor alle geconventioneerde
kinesitherapeuten. Er mag geen minimum instapdrempel zijn. Er moet
eenzelfde bedrag worden uitgetrokken voor iedereen. Dat zou ongeveer
400 euro kunnen bedragen. Ik denk dat dit belangrijk is als men een
sociaal statuut maakt. Dat is ook zo bij de artsen. Daar krijgt iedereen
hetzelfde sociaal statuut. Ik begrijp niet dat de kinesisten met het
meest werk de beste sociale bescherming krijgen en de kinesisten met
het minst werk de slechtste sociale bescherming. Ik denk dat dit de
wereld op zijn kop is. Ik denk dat mevrouw Detiège met een vrij beroep
als apotheker het dichtst bij deze thematiek staat en dit ook kan
begrijpen. Het sociaal statuut linken aan patiëntencontacten is geen
verstandige maatregel.
01.23 Maya Detiège (sp.a-spirit): (...)
01.24 Luc Goutry (CD&V): Mevrouw Detiège, ik ben blij dat u zo
aandachtig naar mij blijft luisteren en daarom vernoem ik u af en toe.
Dan komt u ook in het verslag en dan zullen al uw supporters en
nakomelingen zien dat u op die bewuste woensdagavond laat actief in
de plenaire vergadering aanwezig was. Dat geldt ook voor de heer Van
der Maelen, de heer Mayeur, mevrouw Van Lombeek-Jacobs, mevrouw
Lambert, mevrouw Tilmans, de collega's van het Vlaams Blok, mevrouw
Dierickx, de heer De Crem enzovoort. Zij komen allemaal in het verslag
als aandachtige toehoorders.

Ik rond af. Mijnheer de minister, ik denk niet dat wij het probleem van
de defederalisering onmiddellijk zullen kunnen oplossen. Ik wil echter
nogmaals benadrukken dat dit voor ons een belangrijk thema blijft.

Het is niet zo dat wij opeens alles op het vlak van gezondheidszorg
willen verdelen over de Gemeenschappen. Wij zoeken echter
aanknopingspunten bij pakketten met bijna allemaal regionale
verantwoordelijkheden. Ware het trouwens niet aangewezen de knoop
door te hakken en de volle verantwoordelijkheid te leggen in één hand,
zodanig dat zowel de erkenning, de financiering als de normering op
één niveau kunnen worden geregeld? Denk maar aan de bejaardenzorg,
aan de revalidatie of aan de geestelijke gezondheidszorg, allemaal
sectoren die tegenwoordig bijna volledig geregionaliseerd zijn. Op
federaal vlak is men daarvoor als het ware niet meer verantwoordelijk,
tenzij nog een beetje wat betreft de financiering. Het zou dus veel
logischer zijn om het allemaal samen te brengen op één niveau.

Ik merk dat minister Arena, mij enigszins kan bijtreden en dat verheugt
mij.

Mijnheer de minister, ik kom aan psycho-sociale
gezondheidsberoepen. Net zoals in de vorige legislatuur zullen we de
titel 'psycholoog' en de bescherming van het beroep psychotherapeut
terug onder handen moeten nemen. Misschien moeten we nagaan hoe
we op dat vlak samen een goed voorstel kunnen uitwerken. Mijnheer
Mayeur, de vorige keer waren er immers te veel voorstellen. Dat is nooit
01.24 Luc Goutry (CD&V):
L'important problème de la
défédéralisation ne pourra être
résolu dans l'immédiat. Pour
certains secteurs, la compétence
est partagée entre plusieurs
niveaux. Il serait préférable qu'un
seul niveau soit compétent pour un
secteur donné.

Le titre de psychologue et la
protection de la profession de
psychothérapeute n'ont pas encore
fait l'objet d'un accord. Il faut
négocier et présenter une bonne
proposition.

En matière de soins palliatifs, des
mesures sont déjà intervenues. De
nombreux prestataires abattent un
travail considérable, souvent sur
une base volontaire plutôt que
financière. Il faut un lien entre
l'euthanasie et les soins palliatifs.
Le financement doit être amélioré
car il n'y aura pas un franc
supplémentaire en 2004. Le
ministre doit apprendre à écouter
les gens de terrain. Et au sein de la
cellule Ethique de M. Demotte, les
soins palliatifs sont sous-
représentés.

Je tiens enfin à formuler deux
observations à l'intention de Mme
Simonis en ce qui concerne les
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
goed. Als twee of drie voorstellen zijn, dan vindt men geen oplossing.
Het zou veel beter zijn samen tot een goed voorstel te komen na de
mensen uit de sector te hebben gehoord. Dan kan men samen een
degelijk voorstel indienen namens de psychologen. Zij oefenen ook als
het ware een vrij beroep uit zoals u, mevrouw Detiège; u koos indertijd
ook voor een vrij beroep.

Mijnheer de voorzitter, ik sluit mijn betoog af met het hoofdstuk over de
palliatieve zorgen. Terloops gezegd meen ik nog redelijk binnen de mij
toegemeten spreektijd te zijn gebleven, ondanks de omvang van het
onderwerp.

Mijnheer de minister, palliatieve zorgen zijn een zeer belangrijk
onderwerp. Vorige week, toen wij de resolutie van mevrouw Avontroodt
behandelden, werd ik in de nek aangekeken. Ik heb toen geprobeerd
het gesprek te verruimen tot euthanasie, tot alle medische beslissingen
die zich kunnen voordoen en tot alle vragen die zich kunnen stellen bij
het levenseinde van mensen en bij de stervensbegeleiding. Palliatieve
zorgen zijn daarvan een zeer belangrijk onderdeel. Uw voorganger,
minister Busquin, is ooit begonnen met de experimenten. Hij heeft later
dan ook de structuren gemaakt. We zijn al een heel eind onderweg.

Mevrouw Tilmans, u stelde daarover gisteren zeer terecht een vraag in
de commissie. Ik treed u volledig bij, maar ik kon gisteren niet reageren
vermits een vraag dat niet toelaat. Wij moeten absoluut veel aandacht
hebben voor palliatieve zorgen. Er bestaat immers een enorm
voluntarisme bij de mensen die tegen een zeer lage betaling mensen
helpen om thuis te kunnen sterven. Het zijn artsen,
hooggespecialiseerde mensen en verpleegkundigen die dit veel meer
vanuit een vrijwillig engagement doen dan omdat ze ervoor betaald
worden. Dit is een evolutie die niet meer tegen te houden is. Wij
moeten dat aanmoedigen. Wij moeten er dan ook voor zorgen dat er
middelen ter beschikking staan van deze equipes, van deze teams voor
palliatieve thuiszorg.

Ik heb vier korte punten. Ik som ze gewoon even op. Ten eerste, er
moet een binding zijn tussen euthanasie en palliatieve zorgen. Men
mag die twee dingen echter niet afzonderlijk bekijken in de discussie.
Mijnheer de voorzitter van de commissie, collega's, ik roep u op om dat
ook te doen naar aanleiding van de hoorzitting die we op 13 januari
zullen hebben. Ten tweede is er de financiering.

Er is voor 2004 in geen euro bijkomend geld voorzien voor de palliatieve
zorg. Ik zou erop willen aandringen, samen met mevrouw Tilmans en
andere collega's, dat de minister ervoor zou zorgen dat er een
voldoende financiering is voor de palliatieve zorg.

Ten derde, mijnheer de minister, men heeft soms ook het gevoel niet
gehoord te worden. Ik denk dat u de mensen een grote eer en dienst
zou bewijzen als u ze even zou willen ontvangen om te luisteren naar
de noden op het terrein en daarna te kijken wat we eraan kunnen doen.

Ten slotte, mijnheer de minister, u hebt een cel Ethiek op uw kabinet.
Dat is belangrijk, in het kader van uw bevoegdheden, maar ook daarin is
er ­ zegt men mij ­ een ondervertegenwoordiging van de palliatieve
zorg. Daarom zou ik willen aandringen dat daarvoor in de cel Ethiek op
uw kabinet ook structureel de nodige aandacht zou zijn.

Ik sluit af, mijnheer de voorzitter, met twee vragen aan mevrouw
Simonis. Ik heb u in de commissie ook uitvoerig ondervraagd, mevrouw.
Ik weet dat u voluntaristisch bent om voor de gehandicapten, uw
zorgenkinderen, iets te kunnen doen tijdens uw ambtsperiode. Ik kom
soins aux personnes handicapées.
La mise en place d'une
réglementation de qualité s'avère
essentielle. C'est la raison pour
laquelle je suis satisfaite de
l'amendement qui nous a permis de
reporter au 1
er
juillet l'entrée en
vigueur des dispositions de la loi-
programme. Nous invitons la
secrétaire d'Etat à consulter les
membres de la commission avant
de publier ledit arrêté royal et à le
soumettre à leur examen.

Nous demandons en outre que le
délai de traitement des dossiers
fasse l'objet d'une attention
particulière car il laisse à désirer.
En 1993, je suis parvenu à faire
adopter une loi qui fixe à huit mois
le délai de traitement et qui impose
une astreinte à l'Etat en cas de
dépassement. Bien évidemment, il
est nettement préférable que tous
les dossiers soient clôturés dans
les délais.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40
terug op twee belangrijke punten.

Ten eerste, we moeten ervoor zorgen dat er een goede regelgeving
komt. Ik ben gelukkig met het amendement waardoor wij de bepalingen
in de programmawet tot 1 juli hebben kunnen uitstellen. Het zou
absoluut verkeerd geweest zijn nu die regels toe te passen. Wij willen u
helpen en wij vragen ook dat u, voordat er koninklijke besluiten worden
gepubliceerd, naar de commissie zou komen zodat we daarover samen
kunnen discussiëren.

Ik kom op het tweede punt, met name de behandelingstermijnen. Ik
weet dat ik u daarvoor moeilijk verantwoordelijk kan stellen aangezien u
nog maar een paar maanden op het kabinet bent, maar ik zou toch
willen vragen alstublieft aandacht te hebben voor de
behandelingstermijnen van de dossiers voor mindervaliden omdat de
evolutie niet goed is. Het gaat de verkeerde kant uit. Ik wil alles
ondernemen wat mogelijk is om u daarin te steunen. Ik moet u
nauwelijks uitleggen dat een van de eerste dingen was die ik heb
gedaan toen ik in het Parlement kwam. Ik ben er nog altijd fier op,
collega's. In 1993 ben ik erin geslaagd een wet te kunnen maken die tot
op vandaag nog altijd bestaat, de wet-Goutry.. Stel u voor wat dit voor
mijn nageslacht betekent. Ik krijg er nog altijd kippenvlees van als ik het
uitspreek.

Welnu, die wet zorgt ervoor dat de behandelingstermijnen voor die
dossiers op 8 maanden zijn vastgelegd. Als de administratie daarboven
gaat, moet zij een boete betalen aan de mensen, maar dat is geen
goede regeling. Wij moeten ervoor zorgen dat wij die dossiers binnen
de termijnen kunnen afwerken. Dat blijft voor mij een zeer belangrijk
strijdpunt. Ik zal, mevrouw de staatssecretaris, de nodige kritische
waakzaamheid houden ­ constructief uiteraard ­ zodat wij in dit dossier
kunnen vooruitgaan.

Collega's, ik houd eraan om u ontzettend te bedanken voor uw
welwillende aandacht. Ik hoop dat de vele bemoedigende hoofdknikken
die ik heb mogen ontvangen, straks ook zullen kunnen worden
waargemaakt als wij samen aan de slag gaan om heel wat dingen te
verbeteren.

De voorzitter: Mijnheer Goutry, u bent wel flink over uw spreektijd gegaan, maar u bedankt zovele mensen bij
voorbaat dat men daarvoor niet kwaad kan zijn.

Ik geef het woord aan mevrouw Dierickx, daarna aan Mme Burgeon, de heer Bultinck, mevrouw Lambert en de
heer Verhaegen.
01.25 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, mevrouw de staatssecretaris, mijnheer de minister, collega's
parlementsleden, en in het bijzonder mevrouw Annemie Turtelboom, in
mijn betoog in verband met de bespreking van de begroting voor het
deel Volksgezondheid zal ik het kort hebben over het Fonds voor de
bestrijding van tabaksverbruik, het geneesmiddelenbeleid, en het
sociaal statuut voor de zelfstandigen.

Een van mijn eerste kennismakingen als parlementslid met het
wetgevend werk was de bespreking en de stemming van de wet die
ondertussen gekend is als de wet-Francorchamps. Er is toen beslist
dat de reclame voor tabak uitzonderlijk nog zou worden toegestaan en
ook werd er gezorgd voor de oprichting van een Fonds ter bestrijding
van het tabaksverbruik via de wet van 26 augustus 2003. De regering
voorziet in een bedrag van 1 miljoen euro voor dat fonds, een bedrag dat
voor de helft gefinancierd wordt vanuit de reserves van het globaal
01.25 Hilde Dierickx (VLD): Un
Fonds de lutte contre le tabagisme
a été créé dans le cadre de la loi
Francorchamps. Un montant d'un
million d'euros a été réservé pour
alimenter ce fonds. Cet argent
provient en partie des réserves de
la gestion globale de la sécurité
sociale et en partie d'un
financement alternatif. Ce montant
sera doublé en 2004. Je trouve
étrange le fait que ce fonds soit
financé par des moyens provenant
de la gestion globale de la sécurité
sociale et non pas par les recettes
des accises sur le tabac, ce qui
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41
beheer van de sociale zekerheid en voor de andere helft via de
alternatieve financiering. Volgend jaar zal dat bedrag worden
opgedreven tot 2 miljoen euro.

Ik vind het eigenaardig, mijnheer de minister, dat dit fonds moet
gefinancierd worden vanuit de reserves voor het globaal beheer van de
sociale zekerheid. Zoals wij weten verzamelt het globaal beheer alle
middelen voor de sociale zekerheid. Er wordt dus zowel gefinancierd
met de overheidsdotatie als met werkgevers- en werknemersbijdragen.
Het zou logischer zijn mocht de financiering voortvloeien uit de
accijnzen op tabak. Ik vraag mij in het bijzonder af wat er zal gebeuren
indien de reserves voor het globaal beheer uitgeput zijn. Dat is toch niet
onmogelijk gezien de tekorten die zich in de sociale zekerheid
manifesteren.

Iedereen is het erover eens dat tabak schadelijk is voor de gezondheid,
maar ik stel vast dat de middelen die wij voor het fonds uittrekken, 1
miljoen euro, in schril contrast staan met de middelen die via de
accijnzen op tabak worden verworven, te weten 1.979 miljoen euro! Ik
herhaal het, wat een verhouding: 1 miljoen euro voor het fonds, bijna
2.000 miljoen euro uit de taksen op tabak. Het merendeel van die
middelen wordt besteed aan ziekenhuizen, zelfs aan de
schadeloosstelling voor kosten die gepaard gaan met de sluiting van
ziekenhuizen, of van ziekenhuisdiensten, en met de ziekteverzekering
in het algemeen. Dat laat mij vermoeden dat de strijd tegen tabak niet
de grootste bekommernis is van de regering en dat het fonds veeleer
een doekje voor het bloeden zal zijn, een schaamlap voor de wet-
Francorchamps.

Ten slotte, mijnheer de minister, ben ik zeer benieuwd welke projecten
ter bestrijding van de tabaksverslaving u zult betoelagen.

In de commissie hebt u ons reeds herhaaldelijk verzekerd ­ ik geloof u
graag ­ dat u de projecten goed zult uitkiezen. Ik hoop dat we de
gevolgen daarvan zullen merken.

Via de gezondheidsdialogen vernemen we de wensen van de actoren in
de gezondheidszorg. Wat de artsen betreft, zijn de wensen duidelijk. Ze
werden genoteerd in de noord-zuidverklaring.

Wat het geneesmiddelenbeleid betreft, dring ik aan op een
administratieve vereenvoudiging door hoofdstuk IV in te perken. Dit
hoofdstuk handelt over de BF-geneesmiddelen. Voor deze
geneesmiddelen moet de patiënt eerst een toestemming krijgen van de
adviserende geneesheer op verzoek van de huisarts. Er wordt een
wettelijke basis ingeschreven in deze wet. Ik vraag me echter af of er
ernstig werk zal worden gemaakt van deze mogelijkheid. Er wordt
immers vastgesteld dat nieuwe geneesmiddelen bijna automatisch in
hoofdstuk IV terechtkomen. In het verleden heeft hoofdstuk IV nochtans
bewezen dat de geneesmiddelen onder dit hoofdstuk niet altijd een
sterk remmend effect hebben op de consumptie.

Die goedkeuring van de adviserende geneesheren is voor de artsen
administratief enorm belastend. De artsen krijgen de indruk dat hun
hoofdbezigheid administratie is en dat de taak waarvoor ze opgeleid zijn
en voor werken, in casu een diagnose stellen en een therapie bepalen,
steeds beperkter wordt. Ook voor de patiënt heeft hoofdstuk IV nadelige
gevolgen. Dit aspect wordt meestal uit het oog verloren. De patiënt
moet wachten op de goedkeuring van de adviserende geneesheer. Zijn
medisch probleem wacht echter niet op die goedkeuring. Een patiënt
heeft een medisch probleem. Hij heeft dikwijls onmiddellijk een
medicament nodig. In theorie moet hij wachten op de toestemming van
serait plus logique. Qu'adviendra-t-il
lorsque les réserves seront
épuisées, ce qui n'est pas
impossible compte tenu du déficit
de la sécurité sociale? Le peu de
moyens octroyés au fonds
contraste vivement avec les deux
milliards d'euros de recettes des
accises sur le tabac. Quelle sera
l'utilité réelle de ce fonds? Le
ministre pourrait-il nous dire quels
projets de lutte contre le tabagisme
il a l'intention de subsidier avec cet
argent?

En ce qui concerne la politique des
médicaments, nous plaidons pour
une simplification administrative par
le biais d'une limitation du chapitre
quatre. Ce chapitre concerne les
médicaments pour lesquels le
patient doit d'abord obtenir une
autorisation d'un médecin conseil,
à la demande de son médecin
traitant. La plupart des nouveaux
médicaments sont quasi
automatiquement versés dans le
chapitre quatre. Cette procédure
est très lourde pour les médecins
qui doivent consacrer beaucoup
trop de temps à des formalités
administratives, mais également
pour les patients qui doivent
attendre l'approbation du médecin
conseil. Il existe d'autres moyens
de contrôler le comportement
prescripteur des médecins, comme
par exemple la responsabilisation
individuelle de ceux-ci. Pour les
mêmes raisons, le nombre
d'échantillons a été limité à quatre,
au mécontentement de tous:
producteurs de médicaments,
médecins, patients. La
réglementation en ce qui concerne
le nombre de comprimés par
emballage laisse également à
désirer.

Les personnes qui prennent le
risque d'entreprendre doivent
également bénéficier d'une
protection adéquate. Dans ce
domaine, les indépendants ont été
discriminés pendant des années.
Cependant, durant la dernière
législature, le ministre Daems a
entamé une opération de
rattrapage. Nous plaidons en faveur
d'un nouveau statut du conjoint
aidant, de la fin de la discrimination
en matière d'allocations familiales
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42
de adviserende geneesheer. Ik weet dat deze maatregel bedoeld is om
het voorschrijfgedrag van artsen te controleren. Daarvoor bestaan echter
andere middelen. In de vorige legislatuur werd de wet op de individuele
responsabilisering goedgekeurd. Dit betekent dat artsen kunnen worden
aangesproken op hun voorschrijfgedrag indien dit afwijkt van hetgeen
volgens de stand van de wetenschap verantwoord is.

Wat de overconsumptie van geneesmiddelen betreft, wens ik te
verwijzen naar het banaal gegeven van het aantal staaltjes per
geneesmiddelen te beperken tot 4 per jaar. Deze maatregel werd in de
vorige legislatuur beslist. De bedoeling was overconsumptie te
vermijden. Werken met stalen zou het voorschrijfgedrag van artsen
beïnvloeden. Ondertussen is duidelijk geworden dat niemand gelukkig
is met deze situatie, noch de farmaceutische industrie, noch de artsen,
noch de patiënt. Meer nog, voor de patiënt is deze beslissing zeer
nadelig, zeker in gevallen van sociale aard. De negatieve neveneffecten
zijn te groot geworden. Mijnheer de minister, ik dring erop aan dat u het
terugverdieneffect van deze beslissing zou onderzoeken.

Een ander banaal gegeven inzake overconsumptie is het aantal
tabletten per verpakking. Mijnheer de minister, u moet dit herbekijken.
Bij elke modale Vlaming, Waal of Brusselaar zullen in het
apotheekkastje steeds verpakkingen worden gevonden met een aantal
­ soms ­ vervallen geneesmiddelen.

Ten slotte wens ik het sociaal statuut van de zelfstandige onder de loep
te nemen.

Het is niet meer dan logisch dat iemand die durft te ondernemen, en
hiervoor zowel sociaal als financieel risico's durft aan te gaan, adequaat
beschermd wordt. Het sociaal statuut van de zelfstandigen is jarenlang
gediscrimineerd, maar het haalt zijn achterstand in. In de vorige
legislatuur kwamen de eerste belangrijke doorbraken, onder impuls van
minister Daems. De weg is echter nog lang. Nu wordt hoofdzakelijk de
nadruk gelegd op de aanpassingen van het aanvullend pensioen en op
de verbeteringen van het nieuwe statuut van de meewerkende
echtgenoot. Het is nodig de pensioenrechten te blijven belichten en
verdedigen, want voor de zelfstandigen blijft dit een heikel thema.

Een ander aspect in de sociale zekerheid is de gezinsbijslag voor de
zelfstandigen. Er is nog steeds een verschil in gezinsbijslag voor het
eerste kind van de zelfstandigen en de gezinsbijslag voor het eerste
kind van de werknemer. Dit is een onverdedigbaar verschil. Ik hoop dat
deze onrechtvaardigheid zo snel mogelijk weggewerkt zal worden. Ook
de afschaffing van het verschil tussen grote en kleine risico's zou een
goede zaak zijn voor alle zelfstandigen. Aan de zelfstandigen zeg ik in
de eerste plaats: voor wat hoort wat. Wanneer die verschillen worden
weggewerkt, kan elke Belg gelijk zijn voor de wet en dezelfde medische
zorgen genieten ­ die in België toch zeer hoogstaand zijn. Het laat ook
toe de maximumfactuur voor de zelfstandigen uit te breiden. De VLD is
daarvan zeker voorstander.

Als laatste punt wil ik nog even de quota voor de geneesheren en de
tandartsen aanhalen. Zonder corporatistisch te doen, wil ik, zoals
collega Goutry zei, het communautair verschil Vlamingen­Walen niet
ten top drijven, maar ik wil uw bijzondere aandacht vragen voor de
quotaverschillen tussen artsen en tandartsen. Dit vraagt eigenlijk een
afzonderlijke aanpak voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Ik dank u
voor uw aandacht op dit late uur, ook collega Borginon, die ik daarnet
niet vernoemd had.
pour le premier enfant, de la
suppression de la différence entre
petits et grands risques et de
l'extension du maximum à facturer
pour les indépendants. Nous
sommes également partisans de
quotas pour les médecins et les
dentistes. A ce sujet, nous attirons
non seulement l'attention sur les
différences communautaires mais
aussi sur la différence entre
médecins et dentistes.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
43
01.26 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, chers collègues,
c'est un grand honneur d'avoir en face de moi trois ministres. J'ai un
seul regret: que Mme Van den Bossche ne soit pas présente.
Le président: A la demande de M. Verhaegen, j'ai eu Mme Van den Bossche au téléphone vers 20h50. Elle
m'a dit qu'elle avait quitté Bruxelles vers 20h, parce qu'on lui avait expliqué qu'elle ne devait plus venir à la
Chambre. Qui le lui a dit? Je n'en sais rien. En tout cas, ce n'est ni moi ni nos services. Je réglerai cela
demain avec elle. Voilà l'explication.
01.27 Colette Burgeon (PS): On reviendra là-dessus. J'espère
néanmoins que les trois honorables ministres qui sont ici lui relateront
ce que je vais dire. Je ne serai pas très longue.

Je voudrais revenir sur quelques considérations que j'ai déjà avancées
en commission concernant le développement durable.

Il faut bien sûr se féliciter de l'attention portée par le gouvernement au
développement durable. Et la note spécifique de Mme la ministre en est
la parfaite illustration. Il faut également épingler les nouvelles missions
attribuées au service public fédéral de programmation Développement
durable) consistant à sensibiliser, informer, et former au concept de
développement durable.

En effet, le développement durable étant l'affaire de tous, il est essentiel
que le citoyen ait conscience des enjeux et se considère comme un
acteur à part entière de cette démarche. Pour pouvoir jouer ce rôle, il
faut qu'il soit informé et formé dès le plus jeune âge. Car il doit prendre
conscience de l'importance des interactions entre les domaines
économiques, sociaux et environnementaux, pour qu'il puisse évaluer
l'impact de ses gestes quotidiens.

Sa participation au processus d'élaboration des décisions le
concernant doit être renforcée, notamment par l'intermédiaire du débat
public.
01.27 Colette Burgeon (PS):
Men dient zich niet alleen te
verheugen over de aandacht die de
regering aan de duurzame
ontwikkeling schenkt, maar ook
over de nieuwe opdrachten die aan
de Programmatorische Federale
Overheidsdienst Duurzame
Ontwikkeling worden toevertrouwd.
Deze bestaan in de sensibilisering,
de informatie en de opvoeding met
betrekking tot het begrip duurzame
ontwikkeling.

Vermits de duurzame ontwikkeling
ons allemaal aanbelangt, is het van
fundamenteel belang dat eenieder
zich bewust is van wat er op het
spel staat en zichzelf beschouwt
als een volwaardig deelnemer aan
dit gebeuren. De burger dient dus
het belang van de wisselwerking
tussen de economische, sociale en
milieufactoren in te zien, zodat hij
de gevolgen van zijn dagelijkse
handelingen kan inschatten.
01.28 Luc Goutry (CD&V): Mevrouw Burgeon, verontschuldig mij,
maar ik maak van de gelegenheid gebruik om even terug te komen op
de orde van de werkzaamheden.

Het is ontstellend. Mevrouw Burgeon geeft een interessante
uiteenzetting, die volledig behoort tot de bevoegdheid van
Volksgezondheid. Ze spreekt namelijk over het leefmilieu en over
duurzame ontwikkeling. Zij geeft daarover nu een uiteenzetting en zal er
vragen over stellen. Ik vraag mij echter af wie erop zal antwoorden.
Mevrouw Arena is minister van Ambtenarenzaken en Maatschappelijke
Integratie. De heer Demotte is minister van Sociale Zaken. Wie zal nu
antwoorden op vragen over duurzame ontwikkeling?
01.28 Luc Goutry (CD&V): Les
circonstances m'obligent à formuler
une observation en ce qui concerne
l'ordre des travaux. Mme Burgeon
vient en l'espèce de faire un exposé
intéressant sur le développement
durable mais la ministre concernée
est absente.
De voorzitter: De heer Demotte is minister van Volksgezondheid.
01.29 Luc Goutry (CD&V): Duurzame ontwikkeling is een onderdeel
van het leefmilieu, waarvoor wij een minister hebben. Ze is zelfs een
volle minister en geen staatssecretaris. Wij zullen nu met zijn allen
vragen stellen aan niemand. Het is een virtueel debat, mijnheer de
voorzitter. Dat heeft geen zin.
De voorzitter: Ik ben daar niet gelukkig mee, want mevrouw Van den
Bossche staat niet op de lijst van de wettelijk verontschuldigde
regeringsleden. Ik heb haar gecontacteerd. Bij misverstand ­ ik
vermoed niet dat het opzettelijk is ­ dacht zij niet meer te moeten
Le président: Cette situation ne
m'enchante guère. Mme Van den
Bossche ne s'est pas fait
officiellement excuser. Elle a pensé
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
44
komen na 20 uur. Wie dat heeft uitgevonden, weet ik niet. Ik zal het
navragen. Ik heb echter minister Demotte laten contacteren door haar
kabinet om te vragen of hij in voorkomend geval de vragen loco mevrouw
Van den Bossche zou kunnen beantwoorden. Ik ben echter niet
gelukkig met deze geschiedenis.
à tort que sa présence n'était plus
requise après 20 heures. M.
Demotte répondra en son nom. Il
s'agit d'un regrettable malentendu.
01.30 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u begrijpt dat het
debat nu eigenlijk enigszins virtueel is. Wij zitten hier zelf als
parlementsleden om 21.45 uur geduldig onze beurt af te wachten. We
hebben daarvoor voorbereidend werk gedaan. Ook mijn collega heeft
tijdens het weekend blijkbaar heel wat geschreven, als ik kijk naar zijn
uiteenzetting. Hij mag die dan om 22 uur debiteren en dan is er nog niet
eens een minister, bevoegd voor de materie, om te antwoorden.

Geef toe, mijnheer de voorzitter, men zou voor minder ontmoedigd zijn.
01.30 Luc Goutry (CD&V): Nous
sommes priés d'attendre sagement
notre tour, alors même qu'il est
déjà près de 22 heures, et la
ministre rentre chez elle comme si
de rien n'était. En outre, nos
interventions ont nécessité un
important travail de préparation. On
nage en plein surréalisme.
De voorzitter: Waarvan akte.
01.31 Colette Burgeon (PS): Merci monsieur le président. Je
poursuis mon intervention.

Paradoxalement, le Conseil fédéral du développement durable ne joue
qu'un rôle mineur en matière de sensibilisation du citoyen aux
différentes dimensions du développement durable. Rendre le concept
compréhensible par tous en mettant à la disposition du public une
information durable transparente et donner une vision claire et
synthétique de l'état du développement durable, tel devrait être l'objectif.
Mme la ministre en avait d'ailleurs convenu puisqu'elle comptait activer
le Conseil fédéral du développement durable et publier une brochure de
sensibilisation à l'occasion de son dixième anniversaire.

Autre point important, la problématique de l'évaluation d'incidence des
décisions sur le développement durable. Cette méthode consiste à
étudier les effets éventuels - sociaux, économiques, écologiques -
d'une politique proposée avant la prise de décision finale, et contenant
éventuellement des propositions d'alternatives. Le service public fédéral
Programmation Environnement a organisé, en octobre 2003, une table
ronde sur ce thème. Nous insistons pour que le Conseil fédéral du
développement durable chargé du suivi rende opérationnelles au plus
vite les recommandations de cette table ronde.

Comme l'indique le plan fédéral de développement durable 2000-2004,
l'évaluation d'incidence des décisions sur le développement durable est
l'un des instruments permettant de réaliser l'intégration des exigences
de la protection de l'environnement dans la politique européenne. C'est
l'article 6 du traité d'Amsterdam. Cette dimension semble-t-elle
suffisamment prise en compte? Je me permets de réitérer la question
que j'avais déjà posée en commission, parce que l'aspect international
ne m'a pas semblé être suffisamment pris en compte, dans la note ou
dans les réponses qui m'avaient été transmises. Il faudra sans doute y
revenir.

Enfin, une problématique qui me tient particulièrement à coeur est celle
des indicateurs de développement durable. Le Conseil fédéral du
développement durable a déjà attiré l'attention de décideurs politiques
sur la problématique des indicateurs du développement durable dans
son avis du 16 avril 2002. Ses conclusions semblent, à ce jour, n'avoir
été que peu suivies. Au niveau belge, malgré l'existence de nombreux
travaux en matière de statistiques et de modélisation, les décideurs
politiques et les acteurs de la société civile ne disposent pas encore de
la possibilité d'évaluer en continu la politique de développement durable
01.31 Colette Burgeon (PS): Het
is vrij paradoxaal dat de Federale
Raad voor Duurzame Ontwikkeling
(FRDO) slechts een marginale rol
speelt in de sensibilisatie van de
burger voor de verschillende
aspecten van duurzame
ontwikkeling.

Het verheugt ons dat de minister de
FRDO een actievere rol wil laten
spelen en dat ze van plan is een
brochure uit te geven om de
bevolking te sensibiliseren.

De duurzame-
ontwikkelingseffectbeoordeling
(DOEB) is eveneens een
belangrijke maatregel. Vóór een
beleidsbeslissing wordt genomen,
worden de gevolgen op het vlak van
duurzame ontwikkeling bestudeerd
en worden zo nodig alternatieve
voorstellen geformuleerd.

Dankzij de DOEB kan het
Europees beleid
milieuoverwegingen in aanmerking
nemen. We vragen ons echter af of
dat wel in voldoende mate gebeurt.

De FRDO wees de beleidsmakers
op de problematiek van de
indicatoren voor duurzame
ontwikkeling, maar met zijn
besluiten werd nagenoeg geen
rekening gehouden. In België is het
op dit ogenblik nog niet mogelijk
het beleid inzake duurzame
ontwikkeling permanent te
evalueren aan de hand van een lijst
van indicatoren verbonden met een
datanetwerk.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
45
au moyen d'une liste formalisée d'indicateurs reliés à des réseaux de
données. Et parce qu'il existe un défaut de coordination et de réflexion
nationale, la Belgique ne peut pas toujours adopter un rôle actif au
niveau international et risque de devoir reprendre telles quelles les
définitions internationales, éventuellement mal adaptées à la situation
belge.

Le Conseil fédéral de développement durable a préparé un autre avis
sur une autre méthode de rédaction et d'utilisation des indicateurs. En
principe, cet avis devrait être prêt; il me semble qu'il ne serait pas
inutile qu'il soit communiqué à la commission et que celle-ci puisse
éventuellement en discuter.

Ne conviendrait-il pas en effet de revoir les priorités? Les données de
nature économique priment le plus souvent sur le reste et les données
sont produites par différents acteurs, comme les ministères, l'Institut
national de statistiques, les entités régionales, mais selon des
méthodologies qui leur sont propres.

Pour terminer, monsieur le président, mesdames et messieurs les
ministres, je voudrais également souligner toute l'importance de pouvoir
concrétiser le développement durable d'une façon visible et
compréhensible par toutes et par tous. L'échelon communal semble le
plus adapté pour ce faire. L'idée d'encourager les "Agendas 21" locaux,
à intégrer dans la stratégie fédérale, est plus qu'une piste intéressante.

Un soutien financier à certaines initiatives est pour cela nécessaire.
Les organisations existantes seront attentives aux conclusions de la
concertation que vous nous avez annoncée.

En conclusion et pour ce qui concerne les priorités, je rappellerai que,
depuis trop d'années, le développement durable se limitait à sa
dimension environnementale. Nous souhaitons maintenant que les
aspects économiques, sociaux, voire culturels, soient pris plus souvent
en considération.

Si Mme la ministre décide d'ouvrir le débat, comme elle nous l'avait
promis en commission, notre groupe sera évidemment preneur d'une
telle initiative.

Wij wachten met ongeduld op het
advies van de Federale Raad voor
Duurzame Ontwikkeling met
betrekking tot een methode voor de
redactie en het gebruik van de
indicatoren.

Zou men in dat verband de
prioriteiten niet moeten herzien?

Ten slotte moet er ook worden op
gewezen hoe belangrijk het is om
duurzame ontwikkeling
aanschouwelijk te maken, zodat
iedereen begrijpt wat dat begrip
precies inhoudt. Het gemeentelijk
niveau lijkt mij daartoe het meest
aangewezen.

Duurzame ontwikkeling is al te lang
beperkt gebleven tot de
milieudimensie. Wij willen thans
dat ook de economische, sociale
en culturele aspecten in
aanmerking worden genomen en
mijn fractie is gewonnen voor een
dergelijk debat.
Le président: Avant de passer la parole aux derniers orateurs, y a-t-il encore des questions pour Mme la
ministre Arena?
01.32 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb nu niet
onmiddellijk een concrete vraag, maar dat kan nog komen. Ik vind
mevrouw Arena echter een bijzonder charmante minister en haar
gezelschap hier compenseert toch een klein beetje de afwezigheid van
mevrouw Van den Bossche. Als nu ook mevrouw Arena zou weggaan
wordt het hier helemaal een saaie boel, nietwaar? (Gelach)
01.32 Luc Goutry (CD&V): La
présence charmante de la ministre
Arena compense l'absence de la
ministre Van den Bossche. Si le
président l'autorise, elle aussi, à
nous quitter, nous allons mourir
d'ennui. (Rires)
De voorzitter: Dat getuigt van een zeker seksisme dat ik niet kan
toelaten. Ik zou bijna zeggen ­ het weze mij vergeven ­ dat dit ruikt
naar fallocratie. (Gelach)
Le président: Cette remarque est
sexiste et frise même la
phallocratie. (Rires)
01.33 Luc Goutry (CD&V): Dan mag mevrouw Simonis in elk geval
niet vertrekken, want anders hebben we niemand meer.
Le président: Mme Arena a été presque toute la journée parmi nous, ce qui n'est pas le cas d'autres
ministres que je n'ai pas vus. Je la remercie vivement!
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
46
(Applaudissements)
(Applaus)
01.34 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, mevrouw de staatssecretaris, mijnheer de
minister, collega's, het jaarlijks terugkerende ritueel van de plenaire
behandeling van de begroting nadert zijn einde in deze Kamer. Voor
iedereen zal het duidelijk zijn dat deze eerste paarse begroting in een
veel slechtere economische situatie start dan die waarin paars-groen in
de vorige legislatuur kon starten. Het drama bij Ford Genk heeft ieder
van ons met de neus op de feiten gedrukt. De tijd waarin sinterklaas of
de kerstman langskwam met allerlei gratis snoepgoed is voltooid
verleden tijd. Het ballonnetje met het gratis verhaal van het schijnheilig
paterke uit Hasselt zal nu toch wel eerstdaags doorprikt worden. De
actieve welvaartsstaat waarmee paars-groen zo graag opschepte is
blijkbaar naar de geschiedenisboekjes verbannen. De ambitieuze
doelstelling van deze regering om 200.000 nieuwe jobs te creëren dreigt
een permanente nachtmerrie te worden. De cijfers spreken jammer
genoeg voor zich. De werkloosheid stijgt, het aantal faillissementen
stijgt. Straks dreigt paars aan het eind van de legislatuur af te tikken op
min 200.000 jobs in plaats van op plus 200.000 jobs. Voorwaar niet
bepaald een droomscenario.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, mijnheer de
minister, als u het mij toestaat zou ik na die algemene beschouwing
toch graag wat dieper ingaan op een aantal specifieke items die tot uw
bevoegdheidsdomein behoren. Laten wij positief starten. Ook vanuit de
oppositie mogen wij wel eens een positieve klank laten horen. Ik zeg
nogmaals volmondig
­ ik heb dat ook tijdens
de
commissiewerkzaamheden gedaan ­ dat het Vlaams Blok zeker als
positief aanstipt dat uiteindelijk één minister verantwoordelijk geworden
is voor Sociale Zaken en Volksgezondheid. Ik voel mij uiteraard
verplicht, mijnheer de minister, om dit direct een beetje te nuanceren.
Bij de vorming van deze regering bleek immers overduidelijk dat het
belangrijke departement Sociale Zaken en Volksgezondheid in PS-
handen kwam. U weet dat dit bij ons Vlaams-nationalisten uiteraard
zeer gevoelig ligt. Mijnheer de minister, niet toevallig had uw voorganger
op Sociale Zaken, de heer Frank Vandenbroucke, schoorvoetend een
aantal stappen gezet die minimaal ingrepen op buitensporig
voorschrijfgedrag en het laat zich minimaal vermoeden dat dit voor de
PS reeds iets te ver ging. Vandaar ook dat op u de loodzware taak zal
rusten om minimaal de indruk weg te nemen dat u de man van de
status-quo zal zijn. U zult blijk moeten geven van de bereidheid om de
noodzakelijke hervormingen van de sociale zekerheid door te voeren.

Of men het nu graag hoort of niet, bij deze begrotingsbespreking kan ik
moeilijk anders dan toch nog maar eens terugkomen op de recent
verschenen studie van de KBC waarin men het heeft over financiële
transfers tussen de Belgische Gewesten. Uit die studie blijkt
overduidelijk dat Vlaanderen jaarlijks nog altijd 5,4 miljard euro
overdraagt naar Wallonië en Brussel. Dit is 0,55 miljard meer dan drie
jaar geleden en ongeveer 3,6% van het primaire inkomen van de
Vlaamse gezinnen. Die geldstroom is de voorbije jaren zelfs
toegenomen en neemt geenszins af. De resultaten van het KBC-
onderzoek, mijnheer de minister, zijn des te pijnlijker omdat een
belangrijke demografische evolutie tot gevolg zou moeten hebben dat
die transfers verminderen. In Vlaanderen slaat de vergrijzing nu eenmaal
veel sneller toe dan in Wallonië. Tussen 1990 en 2002 nam het aandeel
van de 65-plussers in de bevolking met 3% toe. In Wallonië bedroeg die
toename slechts 1,7%. Door die veroudering doet Vlaanderen uiteraard
meer beroep op geld voor pensioenen. Het logische gevolg zou geweest
01.34 Koen Bultinck (VLAAMS
BLOK): Le rituel annuel de la
discussion budgétaire touche à sa
fin. Aucune intervention n'a pu
dissimuler à quel point la situation
s'est détériorée sur le plan
économique depuis le début de la
législature précédente. Depuis le
drame de Ford Genk, plus
personne ne croit aux contes de
fée, les promesses gratuites de la
coalition violette se dégonflent
comme des baudruches, l'Etat
social actif fait définitivement partie
du passé historique et l'ambition de
créer 200.000 nouveaux emplois
est devenue le cauchemar
quotidien du gouvernement.

Le chômage est en hausse,
comme le nombre de faillites, et il
est de plus en plus probable que ce
gouvernement aboutira enregistera
une perte de 200.000 emplois
plutôt qu'un gain.

Un point positif peut-être: nous
avons enfin un seul ministre des
Affaires sociales et de la Santé
publique. Au cours de la
précédente législature, le ministre
Vandenbroucke a réalisé une série
d'interventions minimales, peut-être
trop importantes déjà aux yeux du
PS. Le ministre Demotte doit à
présent veiller à assurer le statu
quo.

La récente étude de la KBC montre
que les transferts de la Flandre vers
la Wallonie ne cessent de croître. Il
s'agit aujourd'hui de 4 milliards
d'euros et ce montant augmente
toujours. Cette situation est
d'autant plus frappante que, sur le
plan démographique, l'évolution
devrait être inversée. Le
vieillissement est en effet plus
important en Flandre et les besoins
en matière de pensions y sont plus
élevés. Mais les cotisations
sociales continuent d'augmenter en
Flandre, de sorte que les transferts
se font invariablement dans le
même sens.

Le ministre a déclaré dans la
presse qu'il en assez des
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
47
zijn dat de transfers afnemen. Dit gebeurt in de praktijk echter niet
omdat de groei van de sociale zekerheidsbijdragen in Vlaanderen sinds
3 jaar merkelijk hoger ligt dan in Wallonië of Brussel. Ook de
uitkeringen zijn in Vlaanderen merkwaardig toegenomen maar toch blijft
die stijging blijkbaar kleiner dan de stijging in de bijdragen.

Mijnheer de minister, ik heb recent akte mogen nemen van het feit dat
u in allerlei kranteninterviews hebt gezegd dat u het geruzie over de
Vlaams-Waalse transfers in de ziekteverzekering beu bent en dat u alle
misbruiken wil aanpakken. Ik wil vandaag trachten om als gewoon
parlementslid met u een afspraak te maken. U zegt in een interview in
Het Nieuwsblad van 5 december jongstleden zeer duidelijk, ik citeer: "Ik
zal trots zijn als ik over vier jaar kan zeggen dat de misbruiken in de
ziekteverzekering zijn verminderd." Mijnheer de minister, laat ons een
duidelijke afspraak maken. Ik stel voor dat we volgend jaar bij de
eerstvolgende begrotingsbespreking een eerste stand van zaken
opmaken en dan zullen we inderdaad zien of u erin bent geslaagd uw
ambitie te realiseren. Ik moet u eerlijk toegeven, mijnheer de minister,
dat zolang een Vlaamse werkzoekende die werk weigert 11 keer meer
risico loopt om gestraft te worden dan een Waalse zal ik vanuit mijn
fractie blijven zeggen dat de sociale zekerheid moet worden gesplitst
omdat in de praktijk zeer duidelijk blijkt dat de regels niet overal even
correct worden toegepast. Ik heb vanavond met tevredenheid akte
genomen van het feit dat onze sympathieke CD&V-collega Luc Goutry
zeer duidelijk een pleidooi hield voor de defederalisering van de sociale
zekerheid. Ik kan dit vanuit mijn fractie alleen maar toejuichen.

Mijnheer de minister, in uw beleidsbrief verwijst u uitdrukkelijk naar de
stelling van de regering dat de sociale zekerheid in evenwicht is. U
vermeldt graag dat dankzij een verhoging van de rijkstoelage en de
alternatieve financiering, het inderdaad mogelijk is om de sociale
zekerheid in evenwicht te houden. Niet alleen durf ik daar vanuit de
oppositie toch wel enige vraagtekens bij plaatsen, maar uiteindelijk wil
ik deze begrotingsbespreking toch ook aangrijpen om een voorzichtige
poging te doen om het debat over de financiering van onze sociale
zekerheid minimaal op gang te brengen.

Ik denk dat ik mag stellen dat over alle partijgrenzen heen een
consensus bestaat over de feitelijke vaststelling dat de loonkosten in
ons land veel te hoog zijn. Naar aanleiding trouwens van de
werkgelegenheidsconferentie heeft men schoorvoetend enkele stappen
gezet op het pad van de lastenverlaging. Dit is uiteraard onvoldoende
om het arbeidsvernietigend effect van onze hoge sociale bijdragen
enigszins te milderen. Vandaar dat we tenminste minimaal moeten
erkennen dat het de verdienste is van de directeur van de Nationale
Bank dat uitgerekend door haar studie over een andere financiering van
de kinderbijslagen en de gezondheidszorg, misschien een aanzet is
gegeven tot het debat over de financiering van onze sociale zekerheid.
Of we dit nu willen of niet, mijnheer de minister, dit debat zal vroeg of
laat moeten gevoerd worden.

Het Vlaams Blok vraagt dan ook zeer uitdrukkelijk aan deze regering
om minimaal een wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren om te
peilen naar de gevolgen van een andere financiering van delen van de
sociale zekerheid. Wat ons betreft moet alleszins in eerste orde
kunnen gepraat worden over een andere financiering van de
kostendekkende uitgaven ­ laten we maar zeggen de kinderbijslag en
de ziekteverzekering ­ en moet de financiering van deze takken van de
sociale zekerheid uit algemene middelen wel degelijk kunnen
overwogen worden.

Een ander item dat u terecht aansnijdt in uw beleidsbrief, mijnheer de
chamailleries à
propos des
transferts et qu'il serait déjà très
heureux si les abus étaient moins
nombreux dans quatre ans dans le
domaine de la sécurité sociale.
N'attendons pas quatre ans. Je ne
manquerai pas d'évaluer l'ambition
du ministre à l'aune de ses
résultats dès le prochain contrôle
budgétaire. Du reste, tant que le
demandeur d'emploi flamand courra
onze fois plus der risques d'être
suspendu que le francophone, nous
réclamerons la scission de la
sécurité sociale. M. Goutry partage
cette opinion.

Dans sa note de politique générale,
le ministre précise que la sécurité
sociale est en équilibre, ce dont
nous ne sommes guère
convaincus.

Dans notre pays, les charges
salariales sont beaucoup trop
élevées et exercent une influence
négative sur l'emploi. Lors de la
Conférence sur l'emploi, quelques
timides avancées ont été opérées
dans ce domaine mais cet effort
est insuffisant. Le directeur de la
Banque nationale a lancé un débat
important : certains secteurs de la
sécurité sociale ne pourraient-ils
être financés autrement que par les
charges sur le travail ? Cette
question concerne en particulier les
allocations familiales et
l'assurance-maladie. Nous ne
pourrons éternellement éluder ce
débat. Nous demandons la
réalisation d'une étude scientifique
à propos des conséquences d'un
financement alternatif.

Dans sa note de politique générale,
le ministre évoque le fraude sociale.
Si nous voulons sauvegarder notre
régime de sécurité sociale, les
règles du jeu doivent être
respectées par chacun. Il convient
d'établir un équilibre entre droits et
devoirs. Si le ministre annonce des
contrôles renforcés, nous appuyons
cette initiative. Il ne s'agit toutefois
pas de s'attaquer au menu fretin, à
une époque où l'on demande au
Parlement de voter en faveur de
l'amnistie fiscale!

La note de politique générale
aborde également le thème de
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
48
minister, is het thema van de sociale fraude. Ik denk dat wij allen in dit
halfrond kunnen onderschrijven dat dit inderdaad een zeer belangrijk
item is. Als wij ons systeem van sociale zekerheid overeind willen
houden, dan moeten de spelregels inderdaad correct worden toegepast
door iedereen. Sociale zekerheidsbijdragen moeten correct betaald
worden. Rechten en plichten moeten het systeem in evenwicht houden.
Vandaar ook dat ik er geen enkel probleem mee heb om vanuit het
Vlaams Blok te erkennen dat wij inderdaad altijd voorstander geweest
zijn van strengere controles en u daarin ook zullen steunen. De recente
vergelijking van de databanken met betrekking tot de
werkloosheidsuitkeringen die door uw collega Frank Vandenbroucke op
poten zijn gezet, kan op onze steun rekenen.

Laat mij misschien hierbij een kleine kanttekening plaatsen, mijnheer
de minister. Ik merk dat collega Daems ondertussen het halfrond heeft
verlaten, maar ik moet u eerlijk zeggen dat het Vlaams Blok de
aankondigingen die hij destijds heeft gedaan en waarbij hij, zeer
onhandig van op de trappen van zijn riante villa, de verhevigde strijd
tegen de sociale fraude aankondigde, zacht uitgedrukt, misplaatst
vindt.

Het kan toch niet de bedoeling zijn de kleine garnaaltjes te pakken,
terwijl de grote vissen vrijuit gaan. Mijnheer de minister, men kan zich
trouwens afvragen of deze regering geloofwaardig de strijd tegen de
sociale fraude kan aankondigen op het ogenblik dat zij de fiscale
amnestie absoluut door het Parlement wil laten goedkeuren. Wij
kunnen alleen hopen dat een degelijk advies van de Raad van State ­
en op dit moment ziet het er daarnaar uit ­ daar een stokje zal kunnen
voorsteken.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in de beleidsbrief
over de sociale zaken en de volksgezondheid komt de problematiek van
de euthanasie nog even aan de orde. Vorige week hebben wij in de
commissie voor de Volksgezondheid, naar aanleiding van de
bespreking van de resolutie van collega Avontroodt, dienaangaande
even van gedachten gewisseld. In alle eerlijkheid, als vertegenwoordiger
van de ethische oppositie in Vlaanderen wil ik deze bespreking
aangrijpen om op zijn zachtst uitgedrukt ons ongenoegen te laten
blijken over de weinig subtiele manier waarop vorige week senatoren
van de VLD en de sp.a riepen om een ongenuanceerde uitbreiding van
de euthanasiewet tot de dementerenden en de kinderen.

De Vlaams Blok-fractie stelt zeer duidelijk dat er geen nood is aan een
nieuwe polarisatie rond de euthanasiewet. Of betekent het
aanzwengelen van dit debat dat de grote voorstanders nu eigenlijk echt
toegeven dat men destijds een slechte en onnuttige wet in elkaar heeft
gestoken? Ik vraag dat wij in alle rust de voorziene tweejaarlijkse
evaluatie zouden afwachten. Zou het trouwens niet nuttiger zijn onze
aandacht te richten op de medische handelingen bij het levenseinde en
mede in dit kader absolute voorrang te geven aan de ernstige uitbouw
van de palliatieve zorgen binnen ons zorgsysteem?

Mijnheer de minister, zaterdag jongstleden maakte een aantal media
melding van het feit dat in ons land voor soms banale aandoeningen de
zwaarste antibiotica worden voorgeschreven. Deze berichten
nuanceerden, jammer genoeg voor u, een aantal van uw eerdere
stellingen dat de campagnes om het antibioticagebruik te verminderen
wel degelijk resultaten hebben. De vaststelling blijft overeind dat wij
gewoon veel te veel pillen slikken, en in vergelijking met onze
buurlanden soms zelfs tien keer meer. Ook hier dringt zich een
responsabilisering van alle actoren op, artsen en patiënten.
l'euthanasie. En ma qualité de
représentant de l'opposition
éthique, j'entends exprimer le
mécontentement de mon groupe à
propos de la volonté, affichée si peu
subtilement, par les sénateurs du
VLD d'élargir le champ d'application
de la législation aux déments et
aux enfants. Nul besoin d'une
nouvelle polarisation à propos de
cette loi. Ne vaudrait-il pas mieux
attendre les résultats de l'évaluation
biennale et développer au
maximum les soins palliatifs dans
l'intervalle?

Récemment, les médias se sont
une nouvelle fois fait l'écho
d'études qui démontrent qu'on
prescrit trop d'antibiotiques dans
notre pays, ce qui est nocif et
coûteux. Les médecins et les
patients doivent être
responsabilisés. J'espère que notre
proposition de résolution sur la lutte
systématique contre les infections
nosocomiales sera rapidement
examinée.

En début de semaine, les
syndicats de médecins et les
mutualités sont finalement
parvenus à un accord. La première
phase de la revalorisation financière
des médecins généralistes
s'amorcera au mois d'octobre 2004
à condition qu'ils modifient leur
comportement de prescription.
Leurs honoraires augmenteront
jusqu'en 2005. L'amélioration
financière ne s'accompagne
malheureusement pas de la
réduction indispensable des
tracasseries administratives. Le
Vlaams Blok se réjouit du soutien
en faveur de la participation de
syndicats distincts de médecins
généralistes lors des élections
médicales.

Il est regrettable que le ministre
veuille à nouveau
ouvrir la
discussion sur le quota de
médecins. Autoriser des médecins
supplémentaires pour 2012
conduira immanquablement à de
nouveaux dépassements
budgétaires, ce qui ne peut être
l'objectif.

Je voudrais également attirer
l'attention sur le nombre croissant
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
49
Dat overmatig antibioticagebruik is trouwens niet onschadelijk.
Resistentie van virussen en bacteriën dreigt op te treden tegen
antibiotica. Het recente voorval in Frankrijk waarbij een twintigtal
personen overleed aan ziekenhuisinfecties, moet ons waakzaam
maken. Daarom hoop ik dat ons voorstel van resolutie tot de
systematische bestrijding van de ziekenhuisinfecties vrij snel zou
kunnen worden besproken in de commissie voor de Volksgezondheid.

De herwaardering van de intellectuele aktes van artsen maakt reeds
lange tijd deel uit van het eisenpakket van de artsen. Wij hebben
kunnen akte nemen van het feit dat in de nacht van maandag op
dinsdag een akkoord werd bereikt tussen de artsenvakbonden en de
ziekenfondsen, waardoor onder voorwaarde weliswaar het honorarium
tegen eind 2005 zou kunnen stijgen naar 20 euro voor een raadpleging
en 30 euro voor een huisbezoek. Terloops, het zou misschien wel
praktisch zijn indien u de leden van de commissies voor de Sociale
Zaken en de Volksgezondheid ­ als wij dat als gewone
parlementsleden mogen vragen ­ de exacte tekst van het
artsenakkoord zou kunnen bezorgen. Dat zou als werkdocument voor
ieder van ons gemakkelijk zijn.

Het gaat hier uiteraard over een voorwaardelijke opslag. De
eerstvolgende stap naar de financiële herwaardering van de artsen wordt
pas in oktober 2004 van kracht. En dan nog krijgen de artsen slechts
opslag als ze hun voorschrijfgedrag aanpassen. Het voorschrijven van
antibiotica en bloeddrukverlagende geneesmiddelen moet omlaag.

Mijnheer de minister, mijn fractie kan alvast de commentaar van het
Vlaams Huisartsensyndicaat onderschrijven. Het stelt terecht dat deze
financiële verbetering jammer genoeg niet samengaat met een
vermindering van de administratieve lasten voor de artsen.

Ik geef u één voorbeeld. De nieuwe regeling voor het voorschrijven van
cholesterolverlagers besloeg zeer recentelijk niet minder dan 64
pagina's in het Staatsblad. Ik denk dat dit voorbeeld ongetwijfeld een
vermelding waard is op de Kafka-webstek van de staatssecretaris voor
Administratieve Vereenvoudiging, maar het maakt ook pijnlijk duidelijk
dat wij toch wel iets moeten doen aan de problematiek van de
administratieve rompslomp van huisartsen. Het is niet alleen een
kwestie van financiële herwaardering, het is ook kwestie de
administratieve rompslomp drastisch te verminderen.

Anderzijds ziet mijn fractie met tevredenheid de groeiende steun voor
het toelaten van aparte huisartsensyndicaten bij de artsenverkiezingen.
Daarover zijn wij tevreden. Destijds hebben wij met het Vlaams Blok
ook een dergelijk wetsvoorstel ingediend en wij worden daarin nu
blijkbaar ook gevolgd door de collega's van VLD en CD&V. Minder
positief is uiteraard de opening die u blijkbaar maakt inzake de
problematiek van de artsenquota's, de fameuze contingentering. Door
daarin ook nog maar enkel de discussie opnieuw open te verklaren
vrezen wij dat u de Doos van Pandora dreigt te openen. Ieder van ons
weet dat via de Planningscommissie wel degelijk geen extra artsen
kunnen worden erkend tot en met 2012, maar wij vrezen dat alleen al
het heropenen van het debat voor ernstige problemen kan zorgen.

U weet veel beter dan wie ook, mijnheer de minister, dat de Franse
Gemeenschap nooit enige beperking heeft ingevoerd voor de
artsenstudies, terwijl men in Vlaanderen wel degelijk een numerus
clausus invoerde. Ik hoop dat we het er tenminste over eens zijn dat
een verruiming van de artsenquota's alleen kan leiden tot nieuwe
budgetoverschrijdingen. Ik dacht dat u ­ terecht ­ zei dat uw budget nu
reeds zo krap is, dus een nieuwe budgetoverschrijding kan toch niet de
d'attaques de pharmacies. J'espère
que le ministre suit de près le
problème de la sécurité, en
concertation avec son collègue de
l'Intérieur.

La question du statut social des
indépendants n'est toujours pas
réglée. Une nouvelle table ronde
sera organisée mais nous ne
voyons jamais de mesures
concrètes. Pour couronner le tout,
le gouvernement augmente la
cotisation des sociétés. Nous
continuerons à insister sur ce point
jusqu'à ce que les indépendants
disposent d'un statut social
convenable.

Le ministre a récemment envoyé
une circulaire concernant l'emploi
des langues dans les hôpitaux.
L'intention est bonne mais cela ne
suffira pas étant donné la mauvaise
volonté de certains hôpitaux
bruxellois. Le personnel soignant
doit pouvoir s'adresser aux patients
dans un langage intelligible pour
ceux-ci. Cela fait partie des droits
des patients.

Le ministre a la lourde tâche de
préparer la sécurité sociale aux
défis de l'avenir. Le ministre doit
également prouver que le PS ne
voulait pas de ce département pour
ensuite y faire du sur-place. Nous
allons suivre de très près la
politique du ministre.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
50
bedoeling zijn.

Mijnheer de minister, in uw beleidsbrief schenkt u terecht enige
aandacht aan de betere samenwerking tussen artsen en apothekers.
Uiteraard terecht. Ik wil u ­ en dat is misschien iets ongebruikelijker ­
echter toch enige aandacht vragen voor een totaal andere problematiek
die ook de apothekers raakt, namelijk de dramatische stijging van het
aantal gewapende overvallen op apotheken. In 2002 werden 182 hold-
ups gepleegd bij apothekers, terwijl dat er in 1991 maar 36 waren. Op
26 november ging dan ook een nieuw overleg van start met de
Algemene Farmaceutische Bond en met uw collega van Binnenlandse
Zaken. Ik hoop dat u samen met uw collega van Binnenlandse Zaken
die veiligheidsproblematiek van de apothekers zal opvolgen. We moeten
vaststellen dat de apothekers niet enkel geplaagd worden door zeer
veel administratieve rompslomp, maar dat bovendien allerlei criminelen
de weg gevonden hebben naar onze apotheken.

Wat het sociaal statuut van de zelfstandige betreft zou ik me er
makkelijk vanaf kunnen maken en teruggrijpen naar al mijn vorige
begrotingsuiteenzettingen van de voorbije jaren. Ik moet u zeggen dat er
zeer veel gestudeerd werd, onder andere professor Cantillon leverde op
dat vlak zeer veel verdienstelijk werk. Er wordt een rondetafelconferentie
over de sociale zekerheid van zelfstandigen georganiseerd. Er is echter
één iets dat blijkbaar nooit uit de startblokken geraakt en dat is de
echte concretisering van de vele beloftes die aan het adres van de
zelfstandigen zijn gedaan. Integendeel, in de programmawet hebben we
zelfs gemerkt dat er een verhoging van de vennootschapsbijdrage aan
het stelsel van de sociale zekerheid voor zelfstandigen werd
ingeschreven.

En ik die dacht, als eenvoudig parlementslid, dat deze regering de
belastingen en de retributies ging verminderen!

Mijnheer de minister, het Vlaams Blok zal uit respect voor de zeer vele
kleine zelfstandigen op dezelfde nagel blijven kloppen totdat de
zelfstandigen echt een menswaardig statuut hebben gekregen.

Mijnheer de minister, sta mij toe nog een woordje te zeggen over het
taalgebruik in de Brusselse ziekenhuizen. Zeer recent hebt u over deze
problematiek een rondzendbrief aan de beheerders van de ziekenhuizen
geschreven. Ik citeer daaruit:"Indien de patiënt zich richt tot een
zorgverstrekker in een van beide talen die deze laatste niet beheerst
zou er in de mate van het mogelijke een beroep moeten worden gedaan
op een bijkomende arts of verpleegkundige". Aan de goede bedoeling
wordt niet getwijfeld, mijnheer de minister. Wij vrezen echter dat dit niet
zal volstaan. U weet zeer goed dat er bij een aantal Brusselse
ziekenhuizen slechte wil in het spel is. Mag ik u trouwens wijzen op het
feit dat de wet op de patiëntenrechten wel degelijk iedere patiënt het
recht toekent om in zijn eigen taal te worden verstaan.

Ik sluit mijn betoog af. Mijnheer de minister, dit is uw eerste begroting
van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Daarom moet de oppositie iets
milder zijn gestemd dan als wij u enkele jaren op uw departement
zullen hebben gekend. Op u rust de zeer zware taak om de sociale
zekerheid klaar te maken voor de nieuwe maatschappelijke uitdagingen
die op haar afkomen. Mijnheer de minister, op u rust de zeer zware
taak om het bewijs van het tegendeel te leveren dat de PS niet alleen
het ministerie heeft geclaimd om voor een status-quo op dit ministerie
te zorgen, maar dat u minimaal bereidt bent om op dit ministerie ook
een aantal noodzakelijke veranderingen te gaan doorvoeren. Mijnheer
de minister; ik kan u garanderen dat het Vlaams Blok uw politiek
handelen zeer nauwgezet zal volgen.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
51
01.35 Marie-Claire Lambert (PS): Monsieur le président, madame la
ministre, monsieur le ministre, chers collègues, je vous rassure
d'emblée: je resterai dans la zone verte et ne consommerai pas tout le
temps de parole qui m'est imparti. Je vais me contenter de vous livrer
quelques réflexions et souligner quelques points au moment important
du vote des moyens pour nous permettre de fonctionner le mieux
possible pendant l'année qui va venir.

D'année en année, la fixation du budget de l'assurance maladie est un
exercice de plus en plus difficile. Certains prédisent l'implosion du
système, sa privatisation ou encore sa communautarisation. D'autres
recommandent une consolidation par des moyens budgétaires
suffisants et une meilleure maîtrise des dépenses. Comme l'a rappelé
M. le ministre, la pire des choses serait la réification du système. Les
dérives du système à l'américaine sont bien connus: les revenus
moyens et faibles n'ont accès qu'à des soins de qualité médiocre et 40
millions de personnes dont 10 millions d'enfants ne disposent d'aucune
couverture en soins de santé. La situation est telle que certains soins
de santé de base comme les soins dentaires ou les soins
ophtalmologiques ont été écartés de la protection sociale.

En tout état de cause, notre groupe s'oppose à ceux qui estiment qu'on
pourrait retirer du paquet global des soins couverts par la sécurité
sociale, des soins que ceux-là même jugent accessoires, comme ceux
par exemple liés à des accidents sportifs. S'il est vrai que le système
américain coûte plus cher de par ses investissements, le plus grave est
que l'effet redistributif y est inversement proportionnel aux revenus.

L'exemplarité toute relative de cette situation "à l'américaine" peut
mener, si nous n'y prenons garde, à une remise en cause grave de la
légitimité de notre système. C'est pourquoi, en période de faible
croissance économique, nous ne pouvons que nous féliciter de la
priorité donnée aux soins de santé par ce gouvernement, priorité qui
garantit une croissance du budget de la santé à 4,5%, hors inflation, ce
qui constitue un effort à apprécier à sa juste valeur. Le budget de
l'assurance maladie invalidité s'élèvera donc à 16,258 milliards d'euros
pour l'année 2004. Cela représente une croissance de 900 millions
d'euros par rapport à 2003. Cette augmentation nous permet ainsi de
restaurer la confiance des patients et des prestataires mais aussi des
bailleurs de fonds que sont les travailleurs, les employeurs et plus
généralement l'ensemble des citoyens.

La priorité est donc de trouver des voies, consolider notre système de
santé et s'attaquer à ses faiblesses.

Je m'arrêterai quelques instants sur ces faiblesses et j'en ai identifié
cinq:

1. Une politique de soins qui manque encore trop souvent de
cohérence, notamment par la multiplication des niveaux de décision.
2. Une politique de prévention des risques de santé insuffisamment
développée (0,5% des dépenses publiques de santé seulement).
3. L'existence de prestations non justifiées par l'état de santé, qui ne
sont pas seulement induites par un système de financement à l'acte
mais aussi par un niveau inadéquat des tarifs des prestations de soins
dans le cadre du financement des hôpitaux.
4. Une organisation des soins encore trop centrée sur les activités et
les équipements par secteur de soins plutôt que sur le besoin des
patients.
5. Une offre de services de santé parfois plus importante que dans les
01.35 Marie-Claire Lambert
(PS): De opmaak van de begroting
voor de ziekteverzekering wordt een
steeds hardere noot om te kraken.
Sommigen gewagen al van een
nakende privatisering of
overheveling naar de
Gemeenschappen. Anderen raden
een consolidatie aan met voldoende
middelen uit de begroting, en een
betere uitgavenbeheersing. Het
ultieme doemscenario zou een
veramerikanisering van het stelsel
zijn, met alle vormen van
ongelijkheid van dien. In de
Verenigde Staten kunnen mensen
met een gemiddeld of laag inkomen
slechts een beroep doen op een
tweederangs gezondheidszorg, en
40 miljoen mensen, onder wie 10
miljoen kinderen, hebben helemaal
geen sociaal vangnet. Een aantal
basisverstrekkingen zitten niet in
het zorgpakket: tandheelkundige
behandelingen bijvoorbeeld worden
niet terugbetaald. Onze fractie wil
niet dat bepaalde vormen van
verzorging die als bijkomstig
worden aangemerkt, zoals
bijvoorbeeld sportgeneeskundige
verstrekkingen, uit het stelsel
worden gelicht. De legitimiteit van
ons stelsel zou ter discussie
gesteld kunnen worden als het
Amerikaanse systeem als
exemplarisch wordt voorgesteld.
Het Amerikaanse systeem is
nochtans duurder omdat het
investeringen vereist, en het
herverdelend effect ervan is
omgekeerd evenredig aan de
inkomsten. De prioriteit die aan de
gezondheidszorg gegeven wordt,
vertaalt zich in een gewaarborgde
stijging van de begroting voor
gezondheidszorg met 4,5%. De
begroting voor de ziekte- en
invaliditeitsverzekering stijgt met
900 miljoen euro ten opzichte van
2003. Dankzij die stijging zullen we
het vertrouwen van patiënten en
zorgverleners kunnen herstellen,
maar ook het vertrouwen van de
geldschieters, te weten de
werknemers, de werkgevers en
meer algemeen alle burgers van het
land.

De prioriteit bestaat er dus in
oplossingen uit te werken om ons
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
52
pays voisins et partiellement inadaptée.

C'est pourquoi le groupe socialiste se réjouit des nombreuses mesures
sociales avancées par le présent budget.

Je pense plus particulièrement aux mesures suivantes:

- La lutte contre la douleur chez l'enfant devient une priorité. Certains
enfants souffrant de maladies rares ou graves ne pouvaient être jusqu'à
présent correctement pris en charge. Des centres-pilotes de lutte
contre la douleur chez les enfants vont donc être créés en 2004.
Permettez-moi à cette occasion de rappeler la proposition de loi
Mayeur-Lambert-Burgeon qui sera prise en considération dès notre
séance de demain et qui vise à soulager la douleur de chacun.

- Le principe du maximum à facturer est étendu aux enfants et
adolescents jusqu'à 18 ans au lieu de 16 ans aujourd'hui. Idéalement,
nous pensons, monsieur le ministre, que ce maximum à facturer
préférentiel devrait également être étendu aux jeunes enfants qui sont
encore bénéficiaires d'allocations familiales. En effet, pour ces derniers,
l'absence d'autonomie économique plaide pour ce régime préférentiel.

- La création de chèques-contraception pour diminuer les cas de
grossesses non désirées chez les jeunes.

- Le remboursement des soins dentaires est désormais lui aussi
assuré pour les enfants qui naissent avec une fente palatine.

D'autres soins seront aussi mieux remboursés. Je pense plus
spécifiquement:

- Aux prothèses dentaires amovibles pour toutes les personnes d'au
moins 50 ans, la limite actuelle étant de 60 ans.
- Un budget de 13,5 millions d'euros est prévu pour améliorer le
remboursement des implants.

Il me semble qu'il faudrait insister davantage sur l'urgence de régler une
série de problèmes importants quant à la fixation des prix pour le
matériel médical, en général, et à l'accessibilité pour le patient.

Un autre type de mesure que je souhaite aussi souligner, c'est une
diminution de 5% de l'intervention personnelle du patient pour les cas
lourds en kinésithérapie. Le réaménagement annoncé de la planification
de l'offre pour la kiné répond ici aussi à nos préoccupations. Tout en
garantissant la qualité des soins, un nouveau dispositif permettra de ne
pas pénaliser injustement les étudiants en cours d'études et autorisera,
contrairement à la situation actuelle, l'exercice professionnel en dehors
de l'accès à la nomenclature INAMI.

Autre mesure, un maximum à facturer est étendu dans le cas d'une
hospitalisation de longue durée. Jusqu'ici, seuls 90 jours
d'hospitalisation étaient pris en compte pour bénéficier du système du
maximum à facturer. A partir du 1
er
janvier 2004, toute l'année sera
prise en compte.

Enfin, le prix des médicaments sur le marché depuis 15 ans va être
réduit. Il faut noter qu'ils couvrent plus de la moitié de la prescription
des médicaments. Monsieur le ministre, je ferai ici une petite incise
concernant le remboursement de référence. L'application de ce
système entraîne une économie immédiate pour l'assurance-maladie et
un alignement des prix pour le patient, à condition que le prix du
médicament original soit ramené au niveau du prix du générique ou
stelsel van gezondheidszorg te
consolideren en de tekortkomingen
ervan te verbeteren.

Ons beleid inzake gezondheidszorg
is vaak onsamenhangend, onder
meer omdat in almaar meer
gevallen de beslissingen op twee
niveaus moeten worden genomen.
Tevens is ons beleid inzake de
preventie van gezondheidsrisico's
nog onvoldoende ontwikkeld.
Bovendien worden de
ongerechtvaardigde verstrekkingen
niet enkel in de hand gewerkt door
het systeem van de financiering per
prestatie, maar ook door de
onaangepaste tarieven van de
zorgverstrekkingen in het kader van
de financiering van de
ziekenhuizen. De organisatie van
de verzorging is nog al te zeer
toegespitst op de activiteiten en de
uitrusting per sector, veeleer dan op
de noden van de patiënten. Ten
slotte is ons aanbod op het stuk
van de geneeskundige verzorging
soms groter dan in de buurlanden
en ten dele onaangepast.

De PS-fractie verheugt zich dan
ook over de vele sociale
maatregelen die in voorliggende
begroting zijn vervat.

Pijnbestrijding bij kinderen moet
een prioriteit worden, met de
oprichting van pilotcentra in 2004.

Het principe van de
maximumfactuur wordt uitgebreid
tot de kinderen en de adolescenten
tot de leeftijd van 18 jaar en zou
ook kunnen worden uitgebreid tot
de jonge kinderen voor wie de
ouders nog kinderbijslag ontvangen.

De invoering van
contraceptiecheques zal het
mogelijk maken het aantal
ongewenste tienerzwanger-
schappen te verminderen.

De terugbetaling van tandverzorging
geldt thans ook voor kinderen die
geboren worden met een gespleten
gehemelte.

Tevens worden andere vormen van
tandverzorging beter terugbetaald,
zoals de uitneembare
tandprothesen voor personen van
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
53
qu'un médicament générique soit prescrit.

Pour ne pas prendre le patient en otage, il convient dès lors
d'encourager les médecins à agir en ce sens, en leur permettant ou en
favorisant l'établissement des prescriptions au nom du composant actif,
ce qu'on appelle la DCI, la dénomination internationale commune, et en
élargissant la concertation entre médecins et pharmaciens, au niveau
local, pour améliorer encore la disponibilité des médicaments.

En conclusion, monsieur le président, madame la ministre, monsieur le
ministre, chers collègues, je terminerai en réaffirmant toute la
satisfaction de notre groupe par rapport à ce budget des soins de santé
parce qu'il garantit l'avenir de notre système, d'une part, qu'il améliore
l'accès aux politiques nouvelles qui ont été décidées, d'autre part, et
enfin parce qu'il apporte des réponses aux attentes justifiées des
prestataires de soins et surtout plus de sécurité tarifaire pour les
patients.
ten minste 50 jaar, en wordt ook
een bedrag van 13,5 miljoen euro
uitgetrokken voor een betere
terugbetaling van de implantaten.

De vaststelling van de prijzen voor
het medisch materiaal in het
algemeen en de toegankelijkheid
voor de patiënt zijn prioriteiten.

Wij dienen tevens op te merken dat
het persoonlijk aandeel van de
patiënt voor de zware gevallen in
kinesitherapie met 5% wordt
verlaagd. De aangekondigde
reorganisatie van het aanbod van
kinesitherapie houdt ook rekening
met onze bekommernissen. Er
wordt een nieuwe regeling getroffen
waardoor de studenten die de
studie reeds hebben aangevat niet
ten onrechte zullen worden
benadeeld en het beroep zal
kunnen worden uitgeoefend buiten
de toegang tot de RIZIV-
nomenclatuur. Hierbij blijft de
kwaliteit van de zorgverlening
verzekerd.

De maximumfactuur wordt
uitgebreid tot de langdurige
ziekenhuisopname. Vanaf 1 april
2004 zal met heel het jaar rekening
worden gehouden.

Ten slotte voorziet men in een
prijsverlaging voor de
geneesmiddelen die reeds vijftien
jaar op de markt zijn. Zij maken
meer dan de helft van de
voorgeschreven geneesmiddelen
uit. Bovendien leidt de toepassing
van het stelsel van de
referentieterugbetaling tot
een
onmiddellijke besparing voor de
ziekteverzekering en een
prijsaanpassing voor de patiënt, op
voorwaarde dat de prijs van het
oorspronkelijke geneesmiddel wordt
teruggebracht tot de prijs van een
generisch geneesmiddel of dat een
generisch geneesmiddel
wordt
voorgeschreven.

Het komt er dus op aan de artsen
ertoe aan te zetten in die zin te
handelen, door hen toe te laten en
zelfs aan te sporen de naam van
het actieve bestanddeel, de zgn.
Internationale Algemene Benaming,
op het voorschrift te vermelden, en
door het overleg tussen de artsen
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
54
en de apothekers op plaatselijk
niveau uit te breiden teneinde de
beschikbaarheid van de
geneesmiddelen nog te verbeteren.

Tot besluit ondersteunt onze fractie
deze begroting voor de
gezondheidszorg omdat zij
enerzijds de toekomst van ons
stelsel veilig stelt en omdat zij
anderzijds de toegang tot de
nieuwe beleidslijnen
vergemakkelijkt, en ook omdat zij
aan de terechte verwachtingen van
de zorgverstrekkers tegemoetkomt,
en vooral omdat zij in een grotere
tariefzekerheid voor de patiënten
voorziet.
De voorzitter: Mijnheer Verhaegen, ik dank u voor uw geduld. U weet waarom ik dat zeg. Ik dank u ook dat u
de afwezigheid van minister Van den Bossche begrijpt. U moet het niet goedkeuren.
01.36 Marc Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het hing
natuurlijk wat in de lucht. We zitten hier in het halfrond met een
immens groot probleem. Ik vind het eigenlijk spijtig op dit late uur. Ik
heb goed rondgekeken. Mijnheer de voorzitter, u draagt een bril. Ik zie
minister Van den Bossche niet. Ik krijg misschien wel
verontschuldigingen. Ik weet niet of u verontschuldigingen gekregen
hebt. In elk geval, ik zal mij dan maar richten tot de plaatsvervanger die
dat goed zal doen. Ik vind het echter wel spijtig en betreurenswaardig
dat de bevoegde minister hier niet is.

Collega's, ik ben nu 20 jaar voorzitter van een gemeenteraad. Vanavond
heb ik mijn eerste gemeenteraad moeten missen. Dat op zich is niet zo
erg. Spijtig genoeg is het echter een gemeenteraad met een heel
moeizaam totstandgekomen begroting.

U kent de maatregelen die genomen zijn door de beide regeringen. We
hebben die op federaal vlak al een paar keer gehoord. Ook de Vlaamse
regering durft nogal eens de joker doorspelen naar de gemeenten.
Daarom heb ik desondanks gezegd dat ik hier toch mijn parlementair
werk ga doen. Ik vind het belangrijk genoeg om dit te doorstaan in de
late uren.

Collega's, daarom heb ik ook geoordeeld dat ik de laatblijvers zeker niet
zal gijzelen in dit Huis. Mijnheer Demotte, deze beschouwing zal gaan
over het Kyoto-akkoord. Ik zal ze doen in het bijzijn van u, onze
charmante minister van Volksgezondheid. Mijnheer de minister, ik hoop
oprecht dat ook de boeren uw charme kunnen terugvinden. Ik hoop dat
oprecht voor u en voor de boeren. In elk geval, ik dank in deze vrij
bedrukte sfeer de aanwezige toehoorders. Ik zou hier een aantal
kanttekeningen willen maken bij het klimaatprotocol van Kyoto. U kan
ze samen met mij even aanhoren.

In dat protocol verbinden de industrielanden zich ertoe om de uitstoot
van broeikasgassen tegen 2012 met 5,2% te verminderen tegenover de
toestand in 1990. Dat was eigenlijk het vertrekpunt. Ons land belooft
om de uitstoot met 7,5% te verminderen. Een recente prognose van het
Europees Milieuagentschap stelt dat ons land met het huidige beleid in
2010 niet de gevraagde 7,5% minder broeikasgassen zal uitstoten ten
opzichte van het scharnierjaar 1990, maar wel 15,4% meer.
01.36 Marc Verhaegen (CD&V):
Je regrette profondément l'absence
de la ministre Van den Bossche.

Dans le cadre du protocole de
Kyoto, la Belgique s'est engagée à
réduire de 7,5% les émissions de
gaz à effet de serre pour 2012, et
ce par rapport à 1990. A politique
inchangée, nous nous dirigeons
toutefois vers une augmentation de
15,4% pour 2010. Aucun argument
ne peut justifier un résultat aussi
lamentable. Il est plus que temps
de mener une politique énergétique
novatrice.

Sans doute les gaz libérés lors de
la combustion des combustibles
fossiles interviennent-ils dans le
réchauffement de la terre.

Sous la précédente législature, le
"Frauenhoferinstitut" allemand a
étudié, à la demande du secrétaire
d'Etat de l'époque, la
consommation d'énergie dans notre
pays. Il est arrivé à la conclusion
que la Belgique peut atteindre la
norme de Kyoto si sa
consommation d'énergie est rendue
aussi efficace que dans les pays
voisins. Il suffirait de prendre
certaines mesures classiques
comme le remplacement de
centrales au charbon par des
centrales au gaz.

A notre estime, il ne s'agit pas
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
55

Samen met Denemarken, Ierland, Oostenrijk en Spanje zit ons land in
de groep waarbij er een kloof gaapt van niet minder dan 20% tussen de
Kyoto-doelstelling en de verwachting die we moeten inlossen tegen
2010. De meeste van onze lotgenoten in het peloton van achterblijvers ­
men noemt dat de leggard straights in de termen van de
klimaatconferentie ­ zijn landen die de laatste tien jaar een zulkdanige
economische groei hebben meegemaakt dat hun uitstoot alleen al te
verklaren valt met het argument van een economische relance. Ons
land moet daarentegen resoluut naar een vernieuwd energiebeleid gaan.
Wij kunnen dat immers niet zeggen.

Hoewel er de komende decennia op mondiaal vlak niet meteen een
energietekort zal zijn ­ ik spreek over een tijdpad van twintig tot dertig
jaar ­, spelen de gassen die vrijkomen bij de verbranding van fossiele
brandstoffen vermoedelijk een rol bij de opwarming van de aarde.
Hoewel het bestaan van het broeikaseffect nog altijd niet
wetenschappelijk zwart op wit is bewezen, bestaat er toch een
consensus om ten minste uit voorzorg de uitstoot van broeikasgassen
te beperken.

Op bestelling van toenmalig staatssecretaris Deleuze werd een studie
verricht door het Frauenhoferinstituut. De Duitsers, die ondersteund
werden door enkele Belgische onderzoekscentra, kwamen tot de
conclusie dat België tegen 2012 de uitstoot van broeikasgassen kan
verminderen tot de Kyoto-norm op voorwaarde dat ons land een
efficiënter energiebeleid zou voeren. Met andere woorden, ons
energieverbruik moet even zuinig en efficiënt worden als dat van onze
buurlanden. Dat zou kunnen door meer isolatie, door een rationeel
energiegebruik ­ wat dan weer een bevoegdheid van de Gewesten is ­,
door het eventueel vervangen van de vervuilende steenkoolcentrales
door centrales op gas ­ de STEG-centrales ­, door een strenge
normering, enzovoort. Dat alles zou de uitstoot van CO
2
voldoende
kunnen verlagen.

Volgens ons is dat een eerder simplistische redenering, bijna even
simplistisch als de losse flodders die wij hebben gehoord van de
bevoegde minister, die hier niet aanwezig is, over bijvoorbeeld de
isolatie van gebouwen en een Vlaams-Waalse samenwerking op dat
vlak. Het zijn wel goede ideeën, die evenwel de problemen ten gronde
niet oplossen. Daarom dringen wij erop aan dat de
Frauenhoferresultaten zouden worden geverifieerd door bijvoorbeeld de
VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, die toch
een autoritair en onafhankelijk auditorgaan is.

In een volgend stadium zou de VITO een nieuw energiebeleid kunnen
uittekenen, met respect voor de competitiviteit van onze bedrijven en
ook voor de beurs van de bevolking. Vandaag immers worden de
hernieuwbare vormen van energie, zoals zon, wind, biomassa en water,
als nieuwe bronnen gepromoot. Verwarmt zonne-energie het huis van
de eenentwintigste eeuw? We weten het niet. Draait er dan een
efficiënte gasturbine in de kelder? Drijven brandstofcellen de auto aan?
Zet de waterstofeconomie de hele energiesector op zijn kop? Zorgt de
windenergie dan misschien voor de spanning op de
elektriciteitsleidingen? Is er nog wel een rol weggelegd voor,
bijvoorbeeld, fossiele brandstoffen en voor kernenergie? Het zijn
allemaal vragen die we zeker moeten beantwoorden.

Volgens mij is het antwoord op al deze vragen positief. De komende
decennia moeten immers alle beschikbare bronnen worden benut om
onze groeiende energiebehoefte te bevredigen. De technologie is er om
de uitdovende energiebronnen te vervangen door andere. Stap voor stap
d'une solution fondamentale. Nous
demandons instamment que le
"Vlaams Instituut voor
technologisch onderzoek", examine
les conclusions du
"Frauenhoferinstitut" et définisse
une nouvelle politique énergétique
qui tienne compte de la
compétitivité de nos entreprises et
des possibilités financières de la
population.

A l'heure actuelle, on encourage
essentiellement le recours aux
sources d'énergie renouvelables
telles que le soleil, le vent, la
biomasse et l'eau. Au cours des
décennies à venir, nous allons
devoir utiliser toutes les sources
disponibles. Il va falloir remplacer
les sources d'énergie non
renouvelables.

Les stocks de combustibles
fossiles ne couvriront plus les
besoins que de deux générations.
La fission nucléaire constitue
presque la seule source d'énergie
inépuisable, propre et sûre mais le
procédé ne sera au point que dans
quelques décennies. Une économie
basée sur l'hydrogène permettrait
de faire la soudure entre ces types
d'énergie.

Notre pays commet une erreur en
renonçant prématurément au
nucléaire. L'énergie provenant de la
fission de l'atome reste le joker.

A plusieurs reprises déjà, Mme
Creyf a plaidé en faveur d'un plan
d'énergie stratégique. Tous les
acteurs économiques doivent être
impliqués dans le débat. Les
questions ne manquent pas.
Pourrait-on au besoin en revenir à
l'énergie nucléaire? Faut-il soutenir
les études sur la fusion nucléaire?
Et qu'en sera-t-il des sources
alternatives d'énergie renouvelable
telles que la photosynthèse
artificielle?

Comment répartir au mieux les
efforts entre les Régions ? Les
gouvernements régionaux et fédéral
ont déjà conclu un accord de
coopération sur le protocole de
Kyoto. La commission nationale
Climat a cependant été chargée de
définir la répartition régionale. Un
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
56
moeten wij naar duurzame energiebronnen evolueren.

Specialisten zijn het erover eens dat de waterstofeconomie de
energievraag kan helpen oplossen wanneer onze voorraden fossiele
brandstoffen uitgeput zijn. Dat zal binnen ongeveer twee generaties zijn.
Dan moet wat volgens mij de Heilige Graal in het systeem is, gevonden
worden. Dat is de kernfusie. Als de wetenschappers erin slagen de
geheimen van deze energiebron te ontsluieren, zal er een bijna
onbeperkte schone en veilige energie voorhanden zijn. De techniek
boekte de jongste jaren heel wat vooruitgang, maar toch kan het
volgens specialisten nog enkele decennia duren vooraleer de mensheid
ten volle van de kernfusie zal kunnen genieten.

Ondertussen blijft de energie uit de kernsplitsing de joker. Ons land
begaat met de vervroegde uitstap uit de kernenergie volgens ons een
grote vergissing. Er moet immers eerst een wetgeving worden
goedgekeurd om later te klagen dat die negatieve en perverse effecten
zou kunnen hebben. Zal er, wat de bevoorradingszekerheid betreft, nog
wel voldoende productie in ons land zijn? Worden wij afhankelijk? Wat
met de concurrentiële prijzen?

Wij pleiten ook voor een strategisch plan voor de energie. Collega Creyf
vroeg daarom reeds een paar keer in de commissievergaderingen. Er
moet een voorafspiegeling van de toekomst worden gemaakt op basis
van een groot maatschappelijk debat rond een strategisch energieplan
op lange termijn en waarbij alle actoren uit de economie betrokken zijn.
Dat gebeurde al in Frankrijk en in Nederland. Daar kunnen dan de
volgende pertinente vragen worden gesteld. Bijvoorbeeld: kan
kernenergie een comeback maken als de energienood het hoogst is?
Dient het toegepast wetenschappelijk onderzoek in de kernfusie
gestimuleerd te worden? Wat gaat er gebeuren met alternatieve
hernieuwbare energiebronnen ­ eigenlijk een soort tweede golf ­ zoals
de artificiële fotosynthese?

Een heel belangrijk punt is natuurlijk hoe al die inspanningen moeten
worden verdeeld over de Gewesten. Ook hierover heeft onze partij een
duidelijk standpunt. Deze regering sloot met de gewestregeringen een
samenwerkingsakkoord over Kyoto. Dit akkoord liep weliswaar met een
heel grote boog om de regionale verdeling van de Kyoto-inspanningen
heen en verwees deze kwestie naar een toen nog op te richten orgaan,
de Nationale Klimaatcommissie.

In de beleidsnota leefmilieu werd de streefdatum van eind 2003
vooropgesteld voor een akkoord over de globale regionale
lastenverdeling. Eind 2003, dat is een dezer dagen. Voor Wallonië is
het natuurlijk gemakkelijker om de Kyoto-verplichtingen na te komen.
Een deel van de vervuilende industrie is immers verdwenen sinds 1990.
Wallonië moet relatief minder inspanningen leveren om de uitstoot met
7,5% te verminderen. We mogen bovendien niet vergeten dat Wallonië
nog steeds zware industrie heeft zoals de staal- en de cementindustrie.
Voor Vlaanderen is het plaatje dan weer helemaal anders. Vlaanderen
heeft een hoge bevolkingsdichtheid, heeft meer transitverkeer en telt
veel energie-intensieve bedrijven, zoals de petrochemische bedrijven.
Die industrie investeerde reeds aanzienlijk in milieuvriendelijke energie.
De inspanningen die daar nog bovenop moeten komen, kosten veel en
hebben nog weinig bijkomende effecten. Indien de 7,5% vermindering
doorgedrukt wordt, zullen de Vlaamse bedrijven en vooral die in het
Antwerpse ­ ik bedoel hiermee de haven en de Antwerpse Kempen
langs het Albertkanaal ­ een zware concurrentieslag moeten leveren.

Indien dus de 7,5%-vermindering wordt doorgedrukt, zullen de Vlaamse
inzonderheid de Antwerpse bedrijven ­ ik bedoel hiermee de bedrijven in
accord devrait intervenir sur la
répartition des charges.

La Wallonie aura moins de
difficultés à respecter les normes
de Kyoto. Une partie de l'industrie
polluante a en effet disparu depuis
1990. Mais les industries lourdes
comme la sidérurgie et les
cimenteries y subsistent.

En Flandre, il y a une plus forte
densité de population, un trafic de
transit plus important et de
nombreuses entreprises grandes
consommatrices d'énergie. Le
secteur de la pétrochimie, par
exemple, a déjà investi dans des
sources d'énergie vertes mais tout
effort supplémentaire sera très
onéreux. Une réduction de 7,5 pour
cent des émissions handicapera
lourdement l'industrie flamande, et
en particulier l'industrie anversoise,
sur le plan de la concurrence.

C'est la raison pour laquelle il serait
préférable de répartir les efforts sur
la base de coûts égaux. Une
réduction linéaire des émissions
dans chaque Région constituerait
un désastre pour l'économie
flamande. Les Régions doivent
s'entendre sur une répartition des
charges économiquement réaliste.

En 2010, les émissions de gaz à
effet de serre atteindront 97 millions
de tonnes en Flandre, 56 millions
de tonnes en Wallonie et 5,5
millions de tonnes à Bruxelles. En
Flandre, cependant, un mouvement
de rattrapage est en cours. Les
émissions par habitant seront alors
plus ou moins équivalentes dans
les deux parties du pays. La
réduction de 27 millions de tonnes
ne doit donc pas être
essentiellement réalisée en
Flandre.

Il convient de choisir les mesures
en fonction de leur incidence sur
l'émission de dioxyde de carbone,
pas en fonction de la situation
géographique.

N'oublions pas que les transferts de
milliards de la Flandre aux autres
régions se produisaient déjà bien
avant l'année charnière 1990.
Aujourd'hui encore, alors que le
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
57
de haven en de Antwerpse Kempen langs het Albertkanaal ­ een zware
concurrentiehandicap opgezadeld krijgen. Het zou dus een blijk van
billijkheid en goed nabuurschap zijn dat de inspanningen tussen noord
en zuid zouden worden verdeeld volgens gelijke kosten, veeleer dan
volgens gelijke inspanningen en dat niet elk Gewest zijn uitstoot op
lineaire wijze met 7,5 procent zou moeten verminderen. De verplichting
lineair doortrekken zou een economische catastrofe betekenen voor het
Vlaamse bedrijfsleven. Daarom moet er nu dringend ­ 2003 is toch al
ver gevorderd ­ een realistische lastenverdeling worden afgesproken
tussen de verschillende Gewesten, een lastenverdeling die rekening
houdt met de economische haalbaarheid.

In 2010 zal de broeikasgasuitstoot voor Vlaanderen volgens de
berekeningen 97 miljoen ton bedragen, voor Wallonië 56 miljoen ton en
voor Brussel 5,5 miljoen ton. Tot nu toe heeft echter niemand
opgemerkt dat er in Vlaanderen een inhaalbeweging heeft
plaatsgevonden tegenover Wallonië. Tegen 2010 zal de uitstoot in
Vlaanderen 16,2 ton per inwoner bedragen, terwijl in Wallonië nog altijd
16,6 ton per inwoner zal worden geëmitteerd. Op dat ogenblik zal er op
dat vlak een evenwicht bereikt zijn tussen Vlaanderen en Wallonië en is
er dus geen enkele reden meer om aan te nemen dat de reductie van
27 miljoen ton ­ daarover zou het gaan ­ hoofdzakelijk in Vlaanderen
moet worden gerealiseerd. Dat zou betekenen dat de uitstoot in
Vlaanderen met ongeveer 20 miljoen ton moet worden verminderd en in
Wallonië met slechts 5 miljoen ton. Het zou, gelet op dit verhaal, dus
onbillijk zijn van Vlaanderen extra financiële of andere inspanningen te
eisen. De maatregelen die worden opgelegd, collega's, moeten worden
gekozen op basis van hun impact op de uitstoot van koolstofdioxiden
en niet op basis van de locatie.

We mogen daarenboven niet vergeten dat de miljardentransfers van
Vlaanderen naar Wallonië en Brussel ­ het is hier nog door collega's
aangehaald ­ al aanhouden van ruim voor het scharnierjaar 1990. Zelfs
nu het economisch slecht gaat in Vlaanderen, de werkloosheid
torenhoog is en de conjunctuur laag is, dan nog vloeit 5,34 miljard euro
in de richting van het zuiden. Collega's, dat is ongeveer 3,5 procent van
het Vlaamse bruto binnenlands product.

De Vlamingen hebben eigenlijk ­ ik moet dat toch vaststellen ­ een
soort van Belgisch solidariteitsgevoel aangeleerd dat een beetje neigt
naar zelfvernietiging. Ik verduidelijk mij. Er is een heel treffende
gelijkenis met de toestand in Duitsland. Sinds de hereniging van de
beide Duitslanden ­ toevallig of niet ook in het jaar 1990 ­ vloeien daar
jaarlijks miljarden van het vroegere West-Duitsland naar de vijf
deelstaten van de voormalige DDR. De neergang van de Duitse
economie en het einde van de Wirtschaflichkeit is voor een groot deel
toegeschreven aan deze transfers.

De cijfers verschillen nogal naargelang de bron die ik geraadpleegd heb,
maar over het algemeen wordt aangenomen dat die transfers naar het
oosten op dit moment jaarlijks zo'n 60 miljard euro bedragen, dat
betekent tussen de 3 en 4% van het Duits bruto binnenlands product.
De vergelijking met België is frappant, tenminste als wij geen rekening
houden met de transfers via de staatsschuld, want anders kloppen wij
de Duitsers in binnenlandse solidariteit met vele lengten.

Alleszins betreft het hier toch een lange file van trabantjes of een heel
arsenaal van FN-mitraillettes die jaar na jaar naar onze buren gaan. Dat
Duitsland Kyoto wel waarmaakt, want daarover gaat het tenslotte, heeft
te maken met het feit dat Berlijn enkel een paar niet-productieve
fabrieken in het vroegere Oost-Duitsland stillegt of saneert, waardoor de
energiebalans genormaliseerd wordt. Wallonië zou met minimale
chômage atteint des sommets, 3,5
pour cent du produit intérieur brut
flamand passe au sud du pays.
Notre solidarité confine à
l'autodestruction.

On pourrait comparer la situation
aux transferts de l'Allemagne de
l'Ouest vers l'Allemagne de l'Est
depuis la réunification. Abstraction
faite des transferts par le biais de la
dette publique, notre solidarité
dépasse celle des Allemands. Le
fait que l'Allemagne atteigne les
normes de Kyoto est dû au fait que
Berlin ne ferme ou n'assainit que
les usines non productives de l'ex-
Allemagne de l'Est. Moyennant des
efforts minimaux, la Wallonie
pourrait aussi atteindre les objectifs
de réduction. Elle pourrait donc tout
à fait supporter une partie du quota
"flamand".

Les pouvoirs publics doivent
décider combien de droits
d'émission ils veulent acheter à
l'étranger et comment ils comptent
répartir les efforts nationaux. En ce
qui concerne l'application de
mécanismes flexibles, cependant,
les ministres se contredisent. Des
pays peuvent investir sur des
territoires étrangers dans des
projets de lutte contre l'émission
des gaz à effet de serre. En
contrepartie, les pays donateurs
peuvent inscrire des crédits dans
leur propre quota. La Russie est le
pays du transfert par excellence
mais il faudrait alors avant tout
qu'elle ratifie le protocole de Kyoto.

Le CD&V souhaite surtout que la
Belgique s'efforce d'atteindre les
normes au moyen de mesures
internes et efficaces d'un point de
vue du coût. Des réductions
externes ne peuvent intervenir qu'à
titre complémentaire.

Par rapport à d'autres pays, nous
pouvons encore nettement
progresser. Il importe de répartir
rapidement et clairement les efforts
entre tous les groupes-cibles.

Dans le domaine de l'utilisation
rationnelle de l'énergie, les
entreprises flamandes consentent
dès à présent des investissements
considérables. Un accord
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
58
inspanningen tot de gewenste daling van de uitstoot kunnen komen.
Dat is een beetje vergelijkbaar met de Duitse situatie. Daarom verwacht
Vlaanderen dan ook van Wallonië dat het een deel van het Vlaamse
quorum draagt.

Collega's, ik kom tot de verhandelbare rechten van de gewraakte
uitstoot van broeikasgassen. De Gewesten en de federale overheid
moeten beslissen hoeveel uitstootrechten zij in het buitenland willen
aankopen, en hoe zij de binnenlandse inspanningen voor het beperken
van de uitstoot verdelen. Over de toepassing van de zogenaamde
flexibele mechanismen spreken de regeringsleden elkaar om de
haverklap tegen, bijvoorbeeld de afwezige ministers Van den Bossche
en Moerman.

Aan het verhandelen van emissierechten is volgens ons niets mis, want
deze joint implementation, zoals deze verhandeling genoemd wordt,
houdt in dat landen op mekaars grondgebied mogen investeren in
projecten die tot doel hebben de emissie van broeikasgassen tegen te
gaan. In ruil daarvoor worden kredieten opgebouwd die de donorlanden
bij hun eigen quorum mogen rekenen. Rusland is het land bij uitstek
om projecten op te zetten van technologieoverdracht met het oog op
duurzame ontwikkeling. Als Rusland Kyoto echter niet bekrachtigt, en
vandaag ziet het er zo naar uit ­ zij gaan vandaag precies dezelfde weg
op als de Verenigde Staten en Australië ­ dan is het onmogelijk om in
Rusland schone lucht aan te kopen. Met dat randgegeven moeten wij
wel rekening houden.

Onze visie is duidelijk. Wij moeten in de eerste plaats proberen de
norm te halen met behulp van interne en kostenefficiënte maatregelen.
Externe reducties mogen slechts supplementair zijn. Wij moeten in
vergelijking met andere landen nog heel wat vooruitgang boeken, en
daarin zullen wij zeker slagen, bij alle doelgroepen. Ik kom daar straks
op terug.

Er moet echter snel duidelijkheid komen over hoe de inspanningen nu
juist verdeeld worden over de verschillende doelgroepen: de industrie,
de energiesector, gezinnen en verkeer. De Vlaamse bedrijven
investeren al enorm in energie-efficiëntie. Het resultaat was dat in
Vlaanderen een benchmarkconvenant ­ een overeenkomst ­ afgesloten
is. Het bepaalt dat als bedrijven kunnen bewijzen dat zij qua energie-
efficiëntie tot de 10% beste van de wereld behoren, de zogenaamde
wereldtop, zij vrijgesteld kunnen worden van eventuele energietaksen of
gratis emissierechten toegewezen kunnen krijgen in het kader van de
EU-richtlijn over de emissiehandel.

Er wordt nu gewacht op het allocatieplan dat moet uitwijzen hoeveel
CO
2
-rechten elk bedrijf zal krijgen. Ook onze Vlaamse landbouw mogen
wij niet vergeten, mijnheer de minister. Die zal in 2010 13% minder
broeikasgassen uitstoten. Het is de correcte stelling van het Vlaams
Economisch Verbond dat het onjuist is de industrie eenzijdig te
beschouwen als de grote boeman inzake de uitstoot van
broeikasgassen. Niet alleen de industrie is de grote vervuiler die dan
ook de grootste Kyoto-inspanningen voor haar rekening moet nemen.
Volgens de statistieken ­ ik ga terug tot 2000, dat is niet lang geleden
­ was 30% van de CO
2
-uitstoot in België afkomstig van de industrie. De
elektriciteitsopwekking zorgde voor 27%, de verwarming van gebouwen
voor 22%, het transport voor 21%. Maar het transport staat met stip
genoteerd. Daar kom ik straks op terug.

Het heeft bijgevolg ook weinig zin de deïndustrialisering van een gebied
als argument in te roepen omdat de industrie nog geen derde van de
uitstoot van het hele land vertegenwoordigt. De transportsector
"benchmark" a été élaboré à ce
propos en Flandre. Les entreprises
figurant dans le groupe des 10 pour
cent qui, à l'échelle mondiale,
réalisent les meilleurs résultats
dans ce domaine sont exonérées
des taxes sur l'énergie ou se voient
octroyer des droits d'émission
gratuits. Nous attendons le plan
d'allocation qui déterminera le
quota de CO² attribué à chaque
entreprise. Dans le secteur agricole
également, les émissions de gaz à
effet de serre seront réduites de 13
pour cent d'ici à 2010.

Du point de vue des émissions, il
convient d'ailleurs de se garder de
diaboliser les entreprises qui ne
sont responsables que de trente
pour cent seulement des émissions
de CO². L'argument invoquant une
présence industrielle décroissante
en Wallonie manque donc de
pertinence.

Quant au secteur des transports, il
n'est guère sur la bonne voie. Il
revendique en effet une part
toujours plus importante du gâteau
de Kyoto. Il ne convient pas
d'augmenter les taxes, mais
d'instaurer des incitants pour les
véhicules à faible consommation.
Les recherches scientifiques
relatives aux voitures à faibles
émissions de CO² doivent être
encouragées. A terme, les moteurs
classiques devront être remplacés
par des moteurs alimentés à
l'hydrogène.

Tirer à boulets rouges sur la seule
industrie et laisser les autres
secteurs en paix n'a pas de sens.
Pourtant, on ne communique
aujourd'hui qu'avec l'industrie. Le
dialogue doit être rapidement élargi
aux autres secteurs. En outre, il
faut consulter tous les groupes de
la société civile à propos des efforts
à consentir pour respecter les
objectifs de Kyoto. Pour rallier la
population à cet objectif, il faut la
convaincre de l'utilité des efforts
consentis qui doivent être répartis
équitablement. Nous devons aux
générations futures de faire de la
viabilité de la planète une priorité.
Au printemps, tous les Etats
membres de l'UE devront avoir
déposé un plan climatologique
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
59
daarentegen gaat de verkeerde richting uit. Het transport blijft
aangroeien terwijl de industrie net naar meer energie-efficiëntie
evolueert. De transportsector eist een altijd maar groter stuk van de
Kyoto-taart op. Er is een gestadige toename van de uitstoot van
broeikasgassen. Er moeten dringend maatregelen genomen worden in
de transportsector. Ik wil niet denken aan belastingverhogingen, wel
integendeel, want ik denk dat de mensen door de verrassingsaanval
deze zomer genoeg fiscale maatregelen gekregen hebben in de vorm
van accijnsstijgingen voor brandstof. Ik zie het meer in de zin van
stimuli voor het verkeer. Bijvoorbeeld ­ iets waar ik daarnet aan dacht ­
waarom zouden wij geen stimuli kunnen geven voor het in het verkeer
brengen van voertuigen die bijvoorbeeld minder dan 3 liter verbruiken per
100 km, op voorwaarde dat men zijn vervuilende wagen binnenbrengt?
Dat zou een goed voorstel zijn. Zoiets gebeurt nu trouwens ook met
busabonnementen.

Ook moet het toegepast wetenschappelijk onderzoek, op iets langere
termijn uiteraard, naar het marktconform maken en het in bedrijf nemen
van wagens zonder CO
2
-uitstoot financieel extra gestimuleerd worden.
In een eerste fase zouden wagens voorzien kunnen worden van
zogenaamde bi-fuel-motoren. Dat is vergelijkbaar met LPG-voertuigen
waar men zowel op LPG als op benzine kan overschakelen, een soort
hybride brandstoftoevoer. Welnu, dat systeem moet ook gestimuleerd
worden. Het bestaat op de markt. Het is een kwestie van er de nodige
stimuli aan te geven om auto's die zowel op waterstof als op benzine
kunnen rijden versneld in het verkeer te brengen.

Op termijn moeten de klassieke verbrandingsmotoren in auto's plaats
ruimen voor met waterstof aangedreven brandstofcellen. Moest dat er
doorkomen dan zitten we heel goed en zijn de Kyoto-doelstellingen
bereikt.

Ik rond af. Het heeft weinig zin om alle pijlen op de industrie te richten
en de andere sectoren ongemoeid te laten, al was het maar omdat ook
de hoge loonkosten in de industrie deze tak dag na dag ertoe dwingen
om te streven naar energie-efficiëntie om de kosten te beheersen. Toch
stellen wij vast dat tot op vandaag vanuit de overheid quasi alleen met
de industrie wordt gecommuniceerd. De dialoog moet dringend worden
opengetrokken naar de andere maatschappelijke groepen.

Er is nood aan een grondige publieksconsultatie over het klimaatplan
en de door alle maatschappelijke groepen te leveren inspanningen om
de Kyoto-doelstellingen te realiseren. De bevolking moet worden
geïnformeerd en de kans krijgen zich over het plan uit te spreken. Een
effectief klimaatbeleid vraagt een sterk engagement van alle actoren in
de samenleving.

Om iedereen over de brug te krijgen, zijn twee factoren volgens mij van
heel groot belang. Eerst en vooral moet iedereen overtuigd zijn van het
nut van de inspanning om ons klimaat te beschermen. Dat is het
uitgangspunt. Vervolgens is het steeds gemakkelijker om een
inspanning te leveren als we weten dat die inspanningen ook op een
redelijke wijze verdeeld worden. Het is onze verdomde plicht om als
schakel binnen de wereldgemeenschap onze verantwoordelijkheid op te
nemen voor de leefbaarheid van onze planeet, ook en zeker voor de
toekomstige generaties. We moeten eraan werken zodat we van een
leefbare planeet een prioriteit maken.

Daarstraks had collega D'hondt het over Kerstmis. Ik kijk al uit naar de
nieuwe lente. In de nieuwe lente moeten alle lidstaten van Europa
klimaatplannen ingediend hebben bij de Europese Gemeenschap. Wij
kijken ernaar uit en willen graag onze bijdrage leveren in volle
auprès des instances européennes.
Nous attendons ce plan avec
impatience et sommes disposés à
y contribuer.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
60
verantwoordelijkheid.

Le président: Madame Van Lombeek-Jacobs est le dernier orateur. Le ministre répondra ensuite puis
j'entamerai la discussion des articles.
01.37 Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le président,
madame, monsieur les ministres, chers collègues, dans le cadre de
cette intervention consacrée au budget 2004, j'aborderai la
problématique de notre sécurité sociale, et en particulier l'aspect
financier des soins de santé. Je terminerai par quelques mots sur les
enjeux des états généraux de la famille.

En ce qui concerne, tout d'abord, l'équilibre financier de la sécurité
sociale, étant donné l'ampleur des réductions nouvelles des charges
patronales décidées, notamment à l'issue de la conférence pour
l'emploi, il était impensable pour les socialistes francophones que des
moyens compensatoires ne soient pas affectés à notre système de
protection sociale, en vue de garantir son équilibre financier. C'est
d'autant plus important que la sécurité sociale est directement
influencée par l'évolution de la conjoncture et que certaines
revalorisations sociales, décidées dans le courant de l'année 2003, ne
porteront leur plein effet qu'en 2004.

L'équilibre financier est assuré par l'effort combiné de la subvention de
l'Etat et du financement alternatif. Nous nous en félicitons. Mais tout
est lié, il est nécessaire de mener une politique de l'emploi ambitieuse
sous peine de fragiliser considérablement à terme la base du
financement de tout le système.

Par ailleurs, on peut regretter que la piste d'une cotisation sociale
généralisée n'ait pas été retenue par le gouvernement. Elle reste une
priorité pour les socialistes francophones.

Pour consolider l'assise financière de la sécurité sociale, le
gouvernement met aussi l'accent sur la lutte contre la fraude sociale qui
aurait gagné, aujourd'hui, une véritable dimension économique. En
cette matière, nous plaidons pour la plus absolue des déterminations,
notamment contre le travail au noir, mais aussi dans l'ensemble des
secteurs.

Une attention particulière devra être réservée au phénomène des faux
indépendants, phénomène qui évolue comme un instrument de haute
technologie, afin d'éviter les charges sociales et le caractère prétendu
trop rigide des prescriptions du droit du travail. Ne pas enrayer ce
phénomène est un danger pour le régime général de la sécurité sociale.

Enfin, il n'est pas inutile de rappeler que la modernisation de la gestion
de la sécurité sociale doit être comprise comme un soutien important à
la politique sociale de notre pays.

Dans le secteur des soins de santé, la première application de la
nouvelle norme de croissance réelle de 4,5% permettra un budget en
croissance de 5,97% par rapport à 2003, soit une augmentation de
l'ordre de 916 millions d'euros. C'est assurément une performance
appréciable pour notre assurance soins de santé, conforme à nos
exigences fondamentales pour préserver un système reconnu pour son
accessibilité et sa qualité.

Le refinancement des soins de santé a bien entendu son corollaire, la
poursuite de la maîtrise des dépenses, mais en gardant à l'esprit que
les réformes structurelles doivent toujours être prises dans l'intérêt du
01.37 Danielle Van Lombeek-
Jacobs (PS): Ik zal ingaan op de
financiële aspecten van onze
sociale zekerheid enerzijds, en op
de inzet van de Staten-Generaal
van het Gezin anderzijds.

Met betrekking tot het financiële
evenwicht van de sociale zekerheid
hoopte de PS-fractie op extra
middelen ter compensatie van de
nieuwe verlagingen van de
werkgeversbijdragen waartoe
besloten werd na de
Werkgelegenheidsconferentie.

Het financiële evenwicht is te
danken aan de combinatie van
overheidssteun en alternatieve
financiering. Er moet evenwel een
ambitieus werkgelegenheidsbeleid
worden gevoerd om de grondslag
van de financiering van ons stelsel
te consolideren.

Wij betreuren dat de regering niet
gekozen heeft voor een algemene
bijdrage.

De regering legt de nadruk op de
strijd tegen de sociale fraude om
het financiële draagvlak van de
sociale zekerheid veilig te stellen.

Daarnaast moet ook het fenomeen
van de schijnzelfstandigen, dat een
echte bedreiging vormt voor ons
socialezekerheidsstelsel, een halt
worden toegeroepen.

Tot slot moet de modernisering van
het beheer van de sociale
zekerheid worden beschouwd als
een steunpilaar van het sociaal
beleid van ons land.

Dankzij de eerste toepassing van
de nieuwe groeinorm zal de
begroting voor gezondheidszorg
fors stijgen in vergelijking met 2003.

Bij zowel de beheersing van de
uitgaven als de structurele
hervormingen moet het belang van
de patiënt voorop staan. Op het
vlak van gezondheidszorg moeten
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
61
patient. En particulier, il s'impose de toujours étendre et consolider les
dispositifs d'accès aux soins en accordant une attention particulière
aux populations les plus fragilisées sur le plan médical et social.

Ma collègue Marie-Pierre Lambert a développé le renforcement de
l'accessibilité aux soins, entre autres l'extension du maximum à
facturer, l'adaptation et l'élargissement des remboursements des
implants et le réaménagement annoncé de la planification de l'offre pour
la kinésithérapie. Quant à moi, j'aborderai brièvement l'autre volet
important du budget des soins de santé, soit le souci d'assurer un
financement plus correct des dispensateurs de soins.

Le problème du déficit structurel du financement des hôpitaux sera
dans les prochaines années un des points cruciaux de la politique des
soins de santé dans notre pays. Des normes parfois très strictes,
même si elles s'avèrent nécessaires et qu'elles apportent une plus-
value qualitative, ont parfois des effets financiers qui ne sont pas
entièrement pris en charge par les autorités qui les décident.

De plus, les logiques de rationalisation et de fusion ont pour limite le
maintien indispensable de soins de haute qualité et à proximité de la
population. Nous pensons que, si la phase d'objectivation du budget
hospitalier permet de mesurer la réalité du sous-financement, l'étape
suivante doit nécessairement apporter les corrections indispensables
pour que la situation s'améliore vraiment.

Le groupe PS se réjouit que la problématique des normes
d'encadrement et d'agrément sera examinée avec rigueur et que, le cas
échéant, des assouplissements seront apportés sans nuire à la qualité
des soins.

La poursuite de la revalorisation des actes intellectuels des médecins
est une condition essentielle pour l'avenir d'une profession axée sur une
relation de confiance entre le patient et le praticien. La notion d'acte
intellectuel est importante pour les médecins généralistes, mais aussi
pour bon nombre de médecins spécialistes qui vivent davantage de la
pratique intellectuelle que des actes techniques.

Nous devons rappeler une fois de plus que c'est l'intérêt du patient qui
doit primer dans ce dossier. Le patient doit être pris en charge à
l'endroit le plus indiqué, compte tenu de son état de santé. Et il ne
faudrait pas passer sans nuance de ce que certains appellent
"l'hospitalocentrisme" vers un système - tout aussi inadapté - du
médecin généraliste omniscient.

Nous espérons qu'au-delà des attentes propres et souvent parfaitement
légitimes des différents acteurs, les dialogues de la santé auront
contribué à une approche plus transversale des soins de santé et plus
soucieuse de l'intérêt général.

L'accord médico-mutualiste conclu dans la nuit du 15 décembre 2003
semble aller dans cette direction.

Pour terminer cette intervention, j'ajouterai quelques mots sur un
dossier qui me tient particulièrement à coeur, celui des états généraux
de la famille.

J'insiste sur l'importance de ce travail qui devra permettre de mieux
appréhender les nouvelles réalités familiales et de formuler des
réponses adéquates aux mutations que connaissent les familles depuis
plusieurs décennies. Il s'agit d'un domaine très vaste qui n'a plus été,
en tant que tel, à l'ordre du jour au niveau fédéral depuis de
we een bijzondere aandacht
schenken aan de op sociaal en
medisch vlak meest kwetsbare
bevolkingsgroepen.

Ik haak ook in op het betoog van
mijn collega mevrouw Lambert en
zal het hebben over het structureel
tekort van de
ziekenhuisfinanciering, die cruciaal
is in het gezondheidszorgbeleid van
de volgende jaren.

Dankzij de objectivering van de
ziekenhuisbegroting kan worden
nagegaan in welke mate van
onderfinanciering sprake is. In een
volgende fase moeten de nodige
correcties worden aangebracht.

De PS staat achter de evaluatie van
de omkaderings- en
erkenningsnormen.

De herwaardering van de
intellectuele handelingen van de
artsen is essentieel voor de
toekomst van het beroep.

We hopen dat de
Gezondheidsdialogen hebben
bijgedragen tot een transversalere
benadering van de
gezondheidszorg. Het akkoord
artsen-ziekenfondsen van 15
december jongstleden gaat
blijkbaar in dezelfde richting.

Bij wijze van besluit wil ik het
belang van de Staten-Generaal voor
het gezin onderstrepen. Het
volbrachte werk laat ons toe de
nieuwe gezinsvormen en -situaties
beter te benaderen en een
aangepaste respons te bieden.

We moeten ons laten leiden door
drie basisprincipes: in de eerste
plaats de strikte gelijkheid tussen
de geslachten, vervolgens de
sociale rechtvaardigheid en
politieke neutraliteit ten aanzien van
samenlevingsvormen en ten slotte
de promotie van de beginselen van
vrijheid en verantwoordelijkheid.

Op het sociaal vlak krijgen twee
thema's onze aandacht. Het eerste
betreft de gelijkwaardigheid tussen
het beroeps- en het gezinsleven.
Het tweede gaat over de
kinderbijslag. We menen dat het
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
62
nombreuses années.

Au travers des différentes thématiques qui y sont abordées, trois
principes de base doivent, selon nous, guider les réflexions.
Premièrement, la stricte égalité des sexes et, plus généralement, celle
des personnes. Deuxièmement, la justice sociale, en ce compris la
reconnaissance des droits individuels et la neutralité des politiques à
l'égard des choix de vie. Troisièmement, la promotion des principes de
liberté et de responsabilité.

Dans le domaine social, deux thèmes retiennent particulièrement notre
attention. Tout d'abord, une meilleure conciliation entre la vie
professionnelle et la vie familiale. En cette matière, une assurance
parentale pourrait être imaginée au sein du secteur indemnités de
l'INAMI et devrait permettre une plus grande cohérence dans la gestion
et dans l'approche des congés visant le développement du lien
parent/enfant. En tout état de cause, une véritable politique familiale
doit offrir aux hommes et aux femmes de véritables choix dans la
gestion de leur vie professionnelle et de leur vie familiale, des choix non
dictés par des contraintes sociales et financières.

Ensuite, la problématique des familles et de la sécurité sociale. Outre
le problème historique de l'individualisation des droits, nous attachons
une grande importance au régime des allocations familiales. Au-delà
d'un socle historique, nous pensons qu'il est possible de réformer le
système dans le sens d'une plus grande égalité entre les enfants ou,
d'une manière plus précise, dans une optique d'une plus grande égalité
des chances.

En conclusion, monsieur le président, madame la ministre, monsieur le
ministre, chers collègues, la consolidation permanente de notre
système de protection sociale est l'une des priorités du groupe PS.
L'équilibre financier de la sécurité sociale est garanti pour 2004 mais
nous ne pouvons pas fermer les yeux sur la nécessité de consolider
structurellement son assise financière, entre autres par un relèvement
significatif de notre taux d'emploi. Il s'agit d'un travail de longue haleine
mais qui ne peut souffrir d'aucun retard.

Si nous manquons aujourd'hui de répondre à ce qui constitue le plus
grand défi pour les années à venir, l'emploi, il est à craindre que nous
éprouverons des difficultés pour maintenir les performances
exceptionnelles de notre sécurité sociale, et en particulier pour affronter
le vieillissement de notre population. Notre gouvernement a compris cet
enjeu et nous le soutenons.
systeem kan hervormd worden om
tot een grotere gelijkheid te komen.
Le président: Nous avons ainsi terminé cette partie de la discussion générale. Je donne la parole aux
ministres pour leurs réponses qui peuvent être concises.
01.38 Isabelle Simonis, secrétaire d'Etat: Elle va l'être, monsieur le
président! Tout d'abord quelques mots sur l'intervention de M. Goutry.

Je voudrais saluer la contribution constructive et positive de l'ensemble
des partis démocratiques qui ont permis le report d'une grande partie
de la nouvelle législation au 1
er
juillet 2004. Comme je l'ai précisé à la
suite de votre demande lors de la discussion sur la loi-programme, je
me réengage à venir en commission avec les projets d'arrêtés
d'exécution.

Par ailleurs, vous le savez, un groupe de travail existe, il est commun à
l'administration et au Conseil supérieur. Ce groupe a entamé son travail
et a pour objectif essentiel d'identifier les effets pervers, non désirés,
01.38 Staatssecretaris Isabelle
Simonis: Ik beloof nogmaals dat ik
de ontwerpen van
uitvoeringsbesluiten aan de
commissie zal voorleggen.

Daarnaast onderzoekt een
werkgroep welke kwalijke gevolgen
de nieuwe wetgeving heeft. Hij zou
in deze context de problematiek
van de gehandicapten en van de
maximumfactuur kunnen bekijken.
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
63
injustes de la nouvelle législation. Ce que vous avez mentionné
concernant le maximum à facturer (MAF) et les personnes
handicapées pourrait, selon moi, être intégré et examiné dans le cadre
de ce groupe de travail.

Enfin, je suis consciente des délais de traitement. Comment ne pas
l'être? Dès le premier mois de mon mandat, j'ai pu m'en rendre compte.
Dès 2004, nous tenterons ­ avec un budget supplémentaire ­ de
rattraper ce retard. Un an ne suffira pas mais le mécanisme sera
enclenché. Par ailleurs, je compte rapidement ­ c'est-à-dire dès le
mois de janvier ­ travailler avec l'administration de manière très
soutenue de façon à simplifier les procédures et agir ainsi sur la durée
de traitement.
Tot slot ben ik me bewust van de
behandelingstermijnen. We zullen
vanaf januari 2004 proberen de
achterstand in te halen. Een jaar
zal niet genoeg zijn, maar het
mechanisme is dan toch al
opgestart. Ik zal bovendien samen
met de administratie de procedures
vereenvoudigen om zo de duur van
de behandeling in te korten.
Le président: Monsieur le ministre, vous devez également remplacer Mme Van den Bossche. Je suis
impatient de voir cela.
01.39 Rudy Demotte, ministre: Je n'ai pas tous les talents de Mme
Van den Bossche.
01.39 Rudy Demotte, ministre:
Mijnheer de voorzitter, de nationale klimaatcommissie zal een voorstel
doen inzake de nationale lastenverdeling. De federale overheid heeft
hier vooral een coördinerende rol. Het voorstel inzake de lastenverdeling
dat in de nationale klimaatcommissie wordt bepaald, zal in januari
worden voorgelegd aan het overlegcomité. Het voorstel moet natuurlijk
voor iedereen aanvaardbaar zijn. Men weet op voorhand dat er
solidariteit moet komen, zowel tussen de Gewesten als tussen de
Gewesten en de federale overheid.

Ik wil me ook even richten tot collega Burgeon. Natuurlijk heeft ze gelijk
als ze van negatieve tekens spreekt inzake de internationale situatie.
La Commission nationale Climat
fera une proposition concernant la
répartition nationale des charges.
En la matière, l'Etat joue
essentiellement un rôle de
coordination. Cette proposition sera
soumise au Comité de concertation
en janvier 2004.

D'autre part, tout le monde sait que
la solidarité entre les Régions et
l'Etat constitue une nécessité. Au
demeurant, Mme Burgeon a mille
fois raison de pointer du doigt les
mauvais présages quant à
l'évolution de la situation
internationale.
Je prends l'exemple des déclarations récentes faites par la Chine, les
déclarations un peu plus anciennes faites par les Etats-Unis qui
n'agissent certainement pas là en vertu de modèles.
Er zijn de recente verklaringen van
China en de verklaringen van
destijds van de Verenigde Staten.
Ik denk ook aan de recente interpretatie van de Russische autoriteiten
van de Verklaring.
Tout cela démontre qu'il y a eu effectivement un problème de
positionnement international sur le plan climat et, plus globalement, sur
le développement durable. Donc, notre pays, aujourd'hui, dans le
concert européen, reste un des pays qui marque son attachement le
plus ferme, et pas seulement au plan climat dans les conditions que je
viens de décrire à notre collègue M. Verhaegen. Je dois le dire aussi,
nous restons aujourd'hui sur une ligne dans laquelle nous ne voulons
pas agir de manière dogmatique.
Dit alles toont aan dat er op
internationaal niveau een probleem
is met de stellingname ten opzichte
van het klimaatplan en duurzame
ontwikkeling. Ons land blijft een
fervent voorstander van het
klimaatplan, en staat een beleid
voor dat wars is van enig
dogmatisme.
De heer Verhaegen heeft, mijns inziens, zeer terecht gesteld dat men
over soepelheid moet beschikken. Zonder soepelheid kan men
onmogelijk een dergelijk plan doorvoeren.
Monsieur Verhaegen a souligné à
juste titre qu'il faudra de la
souplesse pour pouvoir réaliser ce
plan.
Des questions importantes se posent en matière de réorientation Er rijzen belangrijke vragen met
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
64
énergétique. Le débat énergétique va durer un certain temps dans ce
pays. À l'évidence, une des questions posées par M. Verhaegen sur
les composantes diversifiées du "panier énergétique" débouche sur un
débat qui doit nous intéresser, et sans dogmatisme. L'approche non
dogmatique du développement durable aide le développement durable.

Aux questions sur la composition de la commission nationale en
charge du climat, je répondrai qu'il y a quatre représentants du
gouvernement fédéral, un pour le premier ministre, un pour le ministre
des Affaires étrangères, un autre pour la ministre de la Justice et un
dernier pour la ministre que je ne représente certainement pas
avantageusement aujourd'hui, Mme Van den Bossche. Il y a aussi trois
fois quatre représentants pour les Régions.

Ce comité, instauré depuis le 8 décembre, a déjà pu travailler sur
certains éléments: la méthodologie pour mesurer les émissions pour
les années 1990 et suivantes, le travail sur les modèles en vigueur pour
les évaluations futures, les tâches importantes qui doivent être mises à
l'agenda des prochains mois, notamment la proposition du partage des
efforts dont je viens de détailler l'ordonnancement, la question du plan
climat au regard des points que je viens de soulever au sujet de la
réflexion globale sur les modes énergétiques. Je n'ai pas parlé des
modes d'économie d'énergie, j'aurais pu en parler longuement.

La Région flamande et la Région wallonne ont déjà proposé des
positions en matière de partage des efforts entre les Régions et le
fédéral. Le président de la commission va avancer lui-même une
proposition fédérale sur le partage. Nous devrions déjà en avoir
connaissance demain, 18 décembre. Voilà qui répond brièvement aux
quelques questions qui ont été posées.

Je voudrais passer à d'autres précisions sur les questions posées tout
au long de ce débat, de la vache folle aux normes d'encadrement
hospitalier. Il s'agit effectivement d'une matière relativement large.
betrekking tot de nieuwe richting
die we uit moeten met het
energiebeleid. Het debat over de
"energiekorf" mag ons niet
onberoerd laten, en ook hier
moeten alle dogma's achterwege
gelaten worden.

In de Klimaatcommissie zitten vier
vertegenwoordigers van de federale
regering, meer bepaald de
vertegenwoordigers van de eerste
minister, van minister Michel, van
minister Onkelinx en van minister
Van den Bossche. Daarnaast telt
de commissie drie maal vier
vertegenwoordigers van de
Gewesten. De Klimaatcommissie
werd ingesteld op 8 december en
heeft zich intussen al gebogen over
de werkmethode voor de metingen
van de uitstoot in de jaren '90 en
volgende, over de modellen voor de
toekomstige evaluaties, over het
tijdpad voor de belangrijke taken,
en over een algemene beschouwing
omtrent de energiebronnen.

Het Vlaamse en het Waalse
Gewest hebben voorstellen gedaan
inzake een verdeling van de
inspanningen, en de voorzitter van
de commissie zal dienaangaande
eerdaags een federaal voorstel
formuleren.
Ik zou graag enkele woorden tot collega Tant willen richten. Hij is niet
meer aanwezig, maar ik heb aangekondigd dat ik toch enkele woorden
aan zijn adres zou zeggen. Wat de BSE-tests betreft had de vorige
regering een voorstel gedaan, maar het voorstel werkt niet. Waarom?
Omdat de Europese Commissie ons een slecht advies heeft gegeven.
Ik zal het voorlezen. Het is geen lang advies. Ik citeer: "De
Commissiediensten wijzen de Belgische autoriteiten erop dat het op 5
maart 2003 in de informele vergadering besproken ontwerp van
koninklijk besluit hun goedkeuring niet wegdraagt, omdat de
gezondheidsbijdrage volgens hen niet verenigbaar is met de
gemeenschappelijke markt". Dat is diplomatieke taal om te zeggen dat
zij niet akkoord kunnen gaan. Ze zeggen nog: "Klaarblijkelijk wordt
deze gezondheidsbijdrage ook geheven op uit andere lidstaten
ingevoerde producten, terwijl de opbrengst ervan maatregelen financiert
die uitsluitend Belgische producten ten goede komen. Daardoor is de
heffing discriminerend voor ingevoerde producten, waarop vaak ook nog
een soortgelijke heffing in het land van oorsprong wordt toegepast".
En ce qui concerne les tests ESB,
la Commission européenne a
condamné la proposition du
précédent gouvernement parce que
la cotisation santé ne serait pas
conciliable avec le marché
commun.
De toute évidence, la piste n'était plus à poursuivre sur le plan
européen. Par conséquent, comme je l'ai dit à notre collègue M. Tant,
je vais étudier les quelques réflexions juridiques qu'il a émises tout à
l'heure. En tout cas, nous ne pouvons plus suivre la piste de la
distribution. Dès lors, nous nous tournerons davantage vers l'abattage,
avec toutefois une petite remarque.

Dans le dispositif que nous pouvons mettre en place, nous pouvons
De piste van de verdeling kon op
Europees niveau niet langer worden
gevolgd. Men opteert dus eerder
voor het slachten, al wordt er in
middelen voorzien om te
verhinderen dat de tests worden
afgewenteld op de kleinste
veehouders. Het stelsel moet
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
65
réserver des moyens pour contrôler que le prix des tests ne soit pas
répercuté jusqu'au plus petit producteur de viande ou au plus petit
éleveur. Cet élément doit être vérifié non seulement dans le texte initial
- je l'ai dit à M. Tant - mais également dans les modes d'évaluation qui
doivent intervenir. Quelle que soit la solution retenue par le
gouvernement, je propose qu'une évaluation ...
binnen de zes maanden na de
oprichting worden geëvalueerd.
Er zou een evaluatie moeten komen ten laatste zes maanden nadat het
nieuwe stelsel van kracht is.
Il faut six mois au maximum pour la mise en oeuvre du nouveau
système.

Je voudrais adresser quelques mots aussi à Mme Lambert et lui dire
que je partage son point de vue sur les risques d'une mise à mal de
notre système de soins de santé si nous ne sommes pas attentifs à ce
qui se profile parfois en termes de privatisation.
Ik deel het standpunt van mevrouw
Lambert over het gevaar dat bestaat
dat ons gezondheidsstelsel in het
gedrang komt indien wij geen oog
hebben voor de gevolgen van de
privatisering.
Een aantal economische actoren opperde de idee voor bepaalde delen
van het gezondheidsstelsel privé-verzekeringen aan te spreken, zodat
de lasten voor de gemeenschap verminderen. Ik heb de vraag gesteld
welke delen van het gezondheidsstelsel er zouden worden uitgelicht.
Men kwam met twee voorstellen op de proppen. Een eerste voorstel
had betrekking op de tandheelkunde. Tandheelkunde is, mijns inziens,
bijzonder belangrijk, zeker voor de zwakkere gezinnen. Daarom vond ik
het een slecht voorbeeld. Het tweede voorstel had betrekking op
sportletsels. Eerste bemerking: niet iedereen doet aan sport. Niet
sporten is niet zo gezond. U weet dat ik minister van Sport geweest
ben. Op dit ogenblik moeten de sportfederaties reeds verzekeringen
sluiten voor de leden. Dit betekent dat het voorstel alleen betrekking
heeft op mensen die privé aan sport doen. Ik was geschokt over een
dergelijk voorstel. Mocht dit voorstel worden toegepast, moeten ouders
in de toekomst opdraaien voor de kosten indien hun kind een been
breekt tijdens een privé-sportbeoefening. Het is geen goed voorstel.
Il a également été proposé de
transférer certaines parties de notre
système de soins de santé à des
assurances privées et donc de
réduire les charges qui le grèvent.
On a suggéré de faire un essai
avec la médecine dentaire, un
secteur précisément où l'assurance
publique est importante,
particulièrement pour les ménages
à faibles revenus. La deuxième
proposition concernait le sport
exercé à titre privé, les fédérations
devant actuellement déjà être
assurées. Cela signifierait donc
qu'un enfant qui se serait fracturé la
jambe en jouant au football chez
lui serait pris en charge par une
assurance privée. Cela ne devrait
pas pouvoir se faire. Bref, il s'agit
d'une mauvaise proposition.
Je pense qu'il est démontré qu'il existe des risques tendanciels de voir
ce discours se reproduire, surtout si on ne tient pas en main les soins
de santé en bon père de famille.

Monsieur Bultinck, je ne me présente pas au parlement avec une
casquette ministérielle colorée de rouge, de bleu ou de jaune. Quel que
soit le ministre en charge de la Santé publique dans ce pays, notre
intérêt est que le système fonctionne, non seulement dans le Nord de
la Belgique, non seulement dans le Sud, pas seulement en matière de
soins de santé, pas seulement en matière de pensions. Nous sommes
devant un puzzle intégré avec différentes dimensions. Nous dépendons
les uns des autres, c'est ma conviction. C'est la raison pour laquelle je
n'ai pas entendu les arguments de régionalisation d'une oreille
complaisante. Nous avons avantage à maintenir le système à condition
de le rendre viable et surtout de garantir la qualité de l'accès aux soins.
En effet, on a connu des régimes dans lesquels tout le monde pouvait
accéder aux soins, mais où la qualité n'était pas très présente. C'est le
cas, par exemple, des anciens régimes de l'Est. Tout le monde avait
accès aux soins, mais le manque d'hygiène dans certaines pratiques
médicales était inquiétant. Mais il y a aussi le modèle que je n'ai pas
cité à travers les exemples de privatisations, de l'autre côté de
l'Atlantique que l'on a tendance parfois à caricaturer car c'est facile.
Het gevaar bestaat dat er nog
dergelijke taal wordt gesproken.

De heer Bultinck preciseer ik dat ik
niet naar het Parlement kom met
een politiek petje. Elke minister van
Volksgezondheid heeft te maken
met een geïntegreerde puzzel. Wij
hangen van elkaar af. Wij hebben er
baat bij om het stelsel te
handhaven, op voorwaarde dat het
leefbaar blijft en dat de kwaliteit van
de zorg wordt gegarandeerd.
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
66
Nous avons là deux extrêmes qui démontrent que ce n'est pas le
chemin que nous devons emprunter.

Je voudrais également aborder un point important.

Ik zou enkele woorden willen zeggen over de problematiek van de
prijzen in het algemeen, de prijzen voor medisch materiaal en voor
geneesmiddelen. Ik heb hier en daar horen zeggen dat men misschien
de prijs van de niet-terugbetaalde geneesmiddelen niet meer zou
moeten controleren. Dat is hier op de tribune herhaaldelijk gezegd. Als
men ziet wat er eigenlijk gebeurt in de landen waar de prijzen niet meer
gecontroleerd worden of nooit gecontroleerd werden ­ ik spreek over de
prijzen van de niet-terugbetaalde geneesmiddelen ­ dan stelt men vast
dat de prijzen verhogen. Dat bewijst dat de prijzen niet automatisch
verlagen, zoals men misschien zou kunnen verwachten in een open
markteconomie. Het voorbeeld van de Verenigde Staten is een
excellent voorbeeld. Ik heb het de farma-industrie niet lang geleden
gezegd. Ik heb gezegd dat als men de prijzen van de geneesmiddelen
in de Verenigde Staten bekijkt, ze in het algemeen hoger zijn dan in de
buurlanden. U moet weten dat de farma-industrie uit de buurlanden hun
producten zelf niet naar de Verenigde staten mogen exporteren. Het is
dus volgens mij een voorstel dat zeer voorzichtig bestudeerd moet
worden.
Des voix s'élèvent également en
faveur de la suppression du
contrôle des prix des médicaments
non remboursés. Or, dans les pays
où ce contrôle a été supprimé,
comme aux Etats-Unis, on observe
une augmentation des prix. De
telles propositions doivent être
examinées avec la prudence
requise.
Moi, je pense qu'il faut être très prudent sur cette proposition. Je vais
aller un petit peu plus au pas de course pour les autres réponses.
Ik denk dat men voorzichtig met dit
voorstel moet omspringen. Ik geef
snel antwoord op de andere vragen.
01.40 Luc Goutry (CD&V): Ik hoorde u een vrij belangrijke uitspraak
doen, die ik voor alle zekerheid nog even wil herhalen. U zegt mij dat u
argwanend staat tegenover een maatregel om de prijzencontrole op
geneesmiddelen af te schaffen.
01.40 Luc Goutry (CD&V): Ai-je
bien compris? Le ministre ne verrait
pas d'un bon oeil la suppression du
contrôle des prix?
01.41 Minister Rudy Demotte: Ik heb precies gezegd dat ik in deze
materie zeer voorzichtig zou zijn. Ik ben iemand die steeds zeer
voorzichtig is. Ik ben iemand zonder vooroordelen. Het is geen goede
oplossing om a priori te zeggen dat iets een slechte oplossing is. Als
we in die richting willen gaan, moeten we de gevolgen goed bestuderen.
01.41 Rudy Demotte, ministre: Je
n'ai aucun a priori mais il faut se
montrer extrêmement prudent en
en analysant très minutieusement
les effets.
01.42 Luc Goutry (CD&V): Ik deel uw mening en heb ook uiting
gegeven aan mijn bezorgdheid terzake hier in de Kamer. Ik hoop dat we
toch niet zomaar, stoemelings, de prijzencontrole zullen afschaffen. Ik
denk dat het een ernstig debat verdient, zowel binnen de regering als in
het Parlement.
01.42 Luc Goutry (CD&V): Dans
ce cas, j'espère que vous ne
procéderez pas à cette
suppression en catimini. Cette
question doit être débattue au sein
du gouvernement.
De voorzitter: Het Parlement kan altijd een debat voeren. Als u over de
zaak interpelleert, er is niets dat de regering kan doen zonder de
controle van het Parlement, als het Parlement dat wil.
Le président: Le Parlement a le
droit d'exercer son droit de contrôle
en toute circonstance.
01.43 Rudy Demotte, ministre: Je voudrais dire quelques mots aussi
sur la question de l'accord médico-mutualiste puisque cela a été
abordé par plusieurs orateurs. Bon ou mauvais accord? Je pense que
cet accord est bon parce qu'il établit plusieurs lignes qui sont des
lignes que j'avais décrites en commission de la Santé et des Affaires
sociales. La première, c'est la revalorisation des actes intellectuels
parce qu'aujourd'hui le généraliste, acteur majeur de la première ligne,
doit être revalorisé. Nous avons dégagé des moyens. Nous avons aussi
un élément remarquable dans cet accord: ce n'est pas que le
gouvernement ait imposé une ligne en matière de consommation des
médicaments dans l'accord, c'est que l'accord conclu au consensus
01.43 Minister Rudy Demotte: Ik
zal het hebben over het akkoord
artsen-geneesheren. Het is een
goed akkoord want de intellectuele
handelingen, waarvoor middelen
werden vrijgemaakt, worden
geherwaardeerd. Terzake bestaat
er een consensus, niet enkel in de
regering, om eenparig te zeggen
dat inzake het voorschrijfgedrag
omzichtig moet worden te werk
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
67
entre les différents acteurs reconnaît l'utilité d'une prescription plus
prudente du médicament.
gegaan.
Mijnheer Bultinck heeft ook over de antibiotica gesproken.

Waren onze campagnes slechte campagnes? Neen. Als we de cijfers
bekijken, is de consumptie met ongeveer 11% gedaald. Dat duurt
natuurlijk niet. Er is een daling, maar daarna moet een nieuwe
campagne worden uitgevoerd. Als er echter te regelmatig en op korte
tijd grote campagnes worden georganiseerd, verliezen ze aan
geloofwaardigheid. Men moet daarmee dus heel voorzichtig zijn.
Après la dernière grande campagne
la consommation d'antibiotiques a
diminué de 11%. De nouvelles
campagnes sont nécessaires car
cet effet a tendance à diminuer.
Mais une succession trop rapide de
grandes campagnes porte atteinte
à leur crédibilité.
Il faut travailler sur des prescriptions raisonnables, c'est-à-dire qu'il faut
transformer les agents que sont les médecins prescripteurs en agents
pédagogiques dans leur démarche par rapport aux gens. Il n'y a pas
que les médecins qui sont a priori visés par la trop haute prescription.
Aujourd'hui, des patients se rendent chez leur médecin en disant, bien
renseignés: "Docteur, je veux tel antibiotique, un antibiotique de la
troisième génération parce qu'on m'a dit que c'était le meilleur".

Le problème, c'est qu'en utilisant des armes lourdes contre des
germes, le jour où l'on doit vraiment se défendre alors qu'on a déjà
utilisé ses munitions ­ ce n'est pas le rôle d'un ministre de la Santé
d'utiliser un langage de guerre! -, on se trouve désarmé car,
malheureusement, ce ne sont pas des armes qu'on peut utiliser deux
fois.

Il faut donc être extrêmement précis à ce sujet: ce n'est pas un but
purement budgétaire. Il y a du budgétaire; on s'est montré prudent
parce qu'on a parlé d'un "trend".

On a dit que cette modification était significative. On sait qu'à un
moment donné c'est un chiffre qui est notre but ­ M. Goutry l'a
rappelé ­, 30 millions d'euros. Mais on n'a pas non plus voulu dire que
l'on prenait les médecins par la gorge et leur imposer, dans l'accord, un
chiffre à atteindre immédiatement. Mais la méthodologie est précise car
dans les annexes de l'accord, les chiffres et les trends sont repris, ce
qui est intéressant en termes de référence.

Il y a deux questions qui ont été posées par M. Goutry et auxquelles je
n'ai pas encore répondu. L'une concerne les maisons de repos. Je
pense qu'il a raison, c'est un vrai problème ­ j'ai été également
gestionnaire indirectement d'une maison de repos. Il faudra s'occuper
très activement de ce problème dans les années à venir.

La seconde concerne la "pax pharmaceutica". Ce problème est difficile
parce que pour faire la paix, il faut être deux! Je veux arriver à des
résultats. Je ne veux pas modifier le climat de "pax pharmaceutica"
mais j'attends des réponses de l'autre côté de la table à un certain
nombre de mes propositions.
Er moet met redelijke voorschriften
worden gewerkt, via de
pedagogische kanalen die de
voorschrijvende artsen zijn maar
ook via de patiënten.

Men moet duidelijk zijn: er zijn hier
geen budgettaire bedoelingen. Dat
doel bestaat zeker (30 milken euro
besparingen) maar men mag de
artsen niet bij de keel nemen.

Op twee vragen heb ik niet
geantwoord. In de eerste plaats de
rusthuizen. Ik ben zelf beheerder
van zo'n rusthuis geweest en ik
weet dat het hier om een ernstig
probleem gaat waaraan wij moeten
werken.

Er is trouwens de kwestie van de
pax pharmaceutica. Om vrede te
kunnen stichten moet men met
twee zijn en ik wacht op een
antwoord van de andere kant.
Mevrouw Dierickx, ik zou een paar woorden tot u willen richten over het
tabaksfonds. Ik heb gepleit voor meer middelen. Het is echt nodig voor
de gezondheid. Ik heb gezegd dat ik over meer middelen zou willen
beschikken. Ik heb 1 miljoen gekregen. Ik ben daarmee al blij. Men
vertrekt immers vanaf nul. Ik zal nooit zeggen dat het genoeg is. Om
tegen het roken te strijden en om tegen tabak te vechten, hebben we
nog veel meer middelen nodig. Ik zal vlug vooruitgaan en ik denk over
een maand klaar te zijn met een plan dat ik aan de regering zal
voorleggen. Het zal een heel concreet antwoord zijn. Ik zal dat
natuurlijk ook duidelijk komen toelichten aan de commissie.
En ce qui concerne le fonds de
lutte contre le tabagisme, j'ai
plaidé pour qu'il soit
copieusement alimenté. J'ai reçu
un million d'euros. Ce n'est pas
assez pour la lutte difficile que je
dois mener contre le tabagisme
mais c'est un début. J'espère
pouvoir présenter mon plan au
gouvernement dans un mois. Il
est évident que je le commenterai
17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
68
également en commission.
Le président:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord (Nee)

La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles
Bespreking van de artikelen

Nous passons à la discussion des articles du budget des voies et moyens pour l'année budgétaire 2004. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (324/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van de rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2004. De
door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (324/1)

Le projet de loi compte 20 articles.
Het wetsontwerp telt 20 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 20 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 20 worden artikel per artikel aangenomen.

Le tableau annexé est adopté sans observation.
De tabel in bijlage wordt zonder opmerkingen aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble du budget des voies et moyens pour l'année
budgétaire 2004 aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel van de rijksmiddelenbegroting voor
het begrotingsjaar 2004 zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de budget général des dépenses pour l'année
budgétaire 2004. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (325/5)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het
begrotingsjaar 2004. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bepreking. (Rgt 85, 4)
(325/5)

Amendements déposés:
Ingediende amendementen:

Art. 1-01-2
- 11: Marie Nagy (325/35)
- 13: Marie Nagy (325/35)
- 14: Marie Nagy (325/35)
- 15: Marie Nagy (325/35)
- 16: Servais Verherstraeten, Simonne Creyf (325/35)
Art. 2.33.6
- 12: Marie Nagy (325/35)

Le vote sur les amendements; les tableaux annexés et les articles est réservé.
De stemming over de amendementen, de tabellen in bijlage en de artikelen wordt aangehouden.

Les articles 1-01-1, 1-01-3 à 1-01-9, 2.02.1 à 2.02.9, 2.03.1 à 2.03.3, 2.04.1 à 2.04.7, 2.05.1 et 2.05.2, 2.12.1
à 2.12.7, 2.13.1 à 2.13.7, 2.14.1 à 2.14.14, 2.16.1 à 2.16.28, 2.17.1 à 2.17.8, 2.18.1 à 2.18.8, 2.19.1 à
2.19.15, 2.21.1 à 2.21.10, 2.23.1 à 2.23.5, 2.24.1 à 2.24.6, 2.25.1 à 2.25.8, 2.32.1 à 2.32.7, 2.33.1 à 2.33.5,
2.33.7 et 2.33.8, 2.42.1 à 2.42.3, 2.44.1 à 2.44.11, 2.46.1 à 2.46.10, 2.51.1 à 2.51.9, 2.52.1, 3-01-1 et 3-01-2,
4-01-1 à 4-01-3, 5-01-1 à 5-01-4 sont adoptés article par article.
De artikelen 1-01-1, 1-01-3 tot 1-01-9, 2.02.1 tot 2.02.9, 2.03.1 tot 2.03.3, 2.04.1 tot 2.04.7, 2.05.1 en 2.05.2,
2.12.1 tot 2.12.7, 2.13.1 tot 2.13.7, 2.14.1 tot 2.14.14, 2.16.1 tot 2.16.28, 2.17.1 tot 2.17.8, 2.18.1 tot 2.18.8,
CRIV 51
PLEN 039
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
69
2.19.1 tot 2.19.15, 2.21.1 tot 2.21.10, 2.23.1 tot 2.23.5, 2.24.1 tot 2.24.6, 2.25.1 tot 2.25.8, 2.32.1 tot 2.32.7,
2.33.1 tot 2.33.5, 2.33.7 en 2.33.8, 2.42.1 tot 2.42.3, 2.44.1 tot 2.44.11, 2.46.1 tot 2.46.10, 2.51.1 tot 2.51.9,
2.52.1, 3-01-1 en 3-01-2, 4-01-1 tot 4-01-3, 5-01-1 tot 5-01-4 worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements, les tableaux annexés et les articles
réservés ainsi que sur l'ensemble du projet de budget général des dépense pour l'année budgétaire 2004 aura
lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen, de tabellen in
bijlage en de aangehouden artikelen en over het geheel van het ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor
het begrotingsjaar 2004 zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi contenant le troisième ajustement du budget
général des dépenses de l'année budgétaire 2003. Le texte adopté par la commission sert de base à la
discussion. (Rgt 85, 4) (381/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp houdende derde aanpassing van de
algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2003. De door de commissie aangenomen tekst geldt als
basis voor de bepreking. (Rgt 85, 4) (381/1)

Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1.01.1 et 1.01.2, 2.04.1, 2.13.1, 2.15.1, 2.16.1 à 2.16.5, 2.18.1, 2.19.1 à 2.19.3, 2.21.1, 2.23.1 à
2.23.3, 2.25.1 à 2.25.4, 2.32.1, 2.33.1 à 2.33.4, 2.44.1 et 2.44.2, 3-01-1, 4-01-1, 5-01-1 à 5-01-4, 6-01-1, 7-01-
1, ainsi que les tableaux annexés, sont adoptés article par article.
De artikelen 1.01.1 en 1.01.2, 2.04.1, 2.13.1, 2.15.1, 2.16.1 tot 2.16.5, 2.18.1, 2.19.1 tot 2.19.3, 2.21.1,
2.23.1 tot 2.23.3, 2.25.1 tot 2.25.4, 2.32.1, 2.33.1 tot 2.33.4, 2.44.1 en 2.44.2, 3-01-1, 4-01-1, 5-01-1 tot 5-01-
4, 6-01-1, 7-01-1, met de tabellen in bijlage, worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble du projet de loi contenant le troisième ajustement
du budget général des dépenses de l'année budgétaire 2003 aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel van het wetsontwerp houdende
derde aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2003 zal later plaatsvinden.

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi ajustant le budget des voies et moyens de l'année
budgétaire 2003. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (382/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp houdende aanpassing van de
rijksmiddelenbegroting van het begrotingsjaar 2003. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bepreking. (Rgt 85, 4) (382/1)

Le projet de loi compte 9 articles.
Het wetsontwerp telt 9 artikelen.

Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.

Les articles 1 à 9, ainsi que les tableaux annexés, sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 9, met de tabellen in bijlage, worden artikel per artikel aangenomen.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble du projet de loi ajustant le budget des voies et
moyens de l'année budgétaire 2003 aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel van het wetsontwerp houdende
aanpassing van de rijksmiddelenbegroting van het begrotingsjaar 2003 zal later plaatsvinden.

De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

De vergadering wordt gesloten om 23.30 uur. Volgende vergadering donderdag 18 december 2003 om 14.15
uur.
La séance est levée à 23.30 heures. Prochaine séance jeudi le 18 décembre 2003 à 14.15 heures.


17/12/2003
CRIV 51
PLEN 039
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
70