Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

jeudi 19 octobre 2006

 

Matin

 

______

 

 

van

 

donderdag 19 oktober 2006

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.04 heures par M. Herman De Croo, président.

De vergadering wordt geopend om 10.04 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.

 

Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l'ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Freya Van den Bossche.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Greta D'hondt, pour raisons de santé / wegens ziekte.

 

Collega’s, ik ben Jean-Marc Delizée zeer erkentelijk, omdat hij mij wil vervangen. Mevrouw de vice-eerste minister, wij hebben een grote delegatie van Kazachstan op bezoek, onder de leiding van de president van de Mazhilis, het Kazachse Parlement. Ik zal met veel genoegen de voorzittershamer symbolisch overdragen aan mijn goede collega, de eerste vicevoorzitter.

 

01 Reprise de la discussion de la déclaration du gouvernement

01 Hervatting van de bespreking van de verklaring van de regering

 

La discussion de la déclaration du gouvernement est reprise.

De bespreking van de verklaring van de regering is hervat.

 

Hier, nous avons convenu que nous allions traiter la partie Budget ce matin.

 

Ik zie de heer Goyvaerts. Ook ingeschreven zijn de heren Carl Devlies en Hendrik Bogaert. Mijnheer Verherstraeten, daarna zullen wellicht Justitie en de andere aspecten, zoals Buitenlandse Zaken, volgen. De heer Van den Bergh, die wou spreken over Mobiliteit, heeft zich gisteren laten schrappen. Daarna volgt het luik Sociale Zaken.

 

In het kort heb ik dus als sprekers de heren Goyvaerts, Bogaert en Devlies en daarna de heer Verherstraeten, mevrouw Marghem, de heer Laeremans en mevrouw Nagy.

 

Pour les Affaires étrangères, Mme Brigitte Wiaux et M. Hasquin, pour les Affaires sociales et Santé - je crois que M. Demotte est attendu également -, M. Drèze, M. Goutry et Mme Genot sont inscrits et Mme Gerkens interviendrait aussi dans le domaine de l'Énergie.

 

Mijnheer Goyvaerts, ik zal met u beginnen. U bent immers aanwezig. U krijgt het woord. Ik vraag de heer Jean-Marc Delizée, vicevoorzitter, om mij te vervangen, wat hij met zijn gewoonlijke vriendelijkheid en doeltreffendheid zal doen.

 

Président: Jean-Marc Delizée, premier vice-président.

Voorzitter: Jean-Marc Delizée, eerste ondervoorzitter.

 

01.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, mijnheer de minister, collega's, ik sta hier weliswaar voor een leeg halfrond. Het is misschien nog wat vroeg op de ochtend.

 

(…): (…).

 

01.02  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Ja, wij appreciëren uw aanwezigheid. U bent gisterenavond wel plots vertrokken, maar dat is geen enkel probleem.

 

01.03 Minister Freya Van den Bossche: De voorzitter van de Kamer had mij dit gevraagd omdat de parlementsleden zelf de agenda wilden wijzigen en ik was zo soepel om dat te aanvaarden.

 

01.04  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Ik was ook zo soepel om dat te aanvaarden, alleen was ik geen vragende partij.

 

01.05 Minister Freya Van den Bossche: Dat was toch een nobele afspraak, nietwaar mijnheer Bogaert?

 

(…): (…).

 

01.06  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Ik begrijp dat de soepelheid niet op kan.

 

Collega's, gisteren werd door een aantal sprekers al heel wat verteld over de regeringsverklaring en de daaraan gekoppelde verkiezingsbegroting voor 2007. Nadat de regering twee weken geleden als een Mexicaans leger over de Wetstraat rolde, in plaats van als een samenhangende ploeg aan deugdelijk bestuur te doen en er bovendien vorige week nog 4 à 5 miljard euro moest worden gevonden om een sluitende begroting voor te leggen, slaagt de regering erin om in een tijdsbestek van 24 uur en een nachtje doorwerken, niet alleen dat enorme begrotingstekort dicht te rijden, maar ook met een vingerknip het volledige beleid voor het komende jaar uit te stippelen.

 

Toen ik eergisteren met veel aandacht luisterde naar de beleidsverklaring of de afscheidsrede van de eerste minister, had ik bij momenten veeleer de indruk op een VLD-meeting te zitten. Ik zie dat de VLD-banken momenteel volledig leeg zijn. Op basis van de applausmeter heb ik zelfs vastgesteld dat er op de VLD-banken werd geapplaudisseerd voor het invoeren van nieuwe belastingen. Ik heb de indruk dat na de dramatische verkiezingsuitslag op lokaal niveau – goedemorgen, mijnheer Borginon – het de VLD blijkbaar deugd deed om zich te laten gaan.

 

Alle gekheid op een stokje. Sta mij toe, mevrouw en mijnheer de minister, om toch een aantal bedenkingen te formuleren omtrent de voorliggende beleidsverklaring. Ik zal niet in de val trappen die gisteren werd gespannen door het formuleren van tegenvoorstellen. De bedoeling van deze bespreking in plenaire vergadering is om de beleidsverklaring tegen het licht te houden en na te gaan of wij ons kunnen terugvinden in de voorstellen die de regering van liberalen en socialisten ons voorlegt. Ik denk dat dit de hoofdopdracht is. Het al dan niet becommentariëren met eigen voorstellen en tegenvoorstellen is volgens mij, gezien onze beperkte spreektijd in plenaire vergadering, niet meteen mogelijk. Dit neemt niet weg dat het altijd kan gebeuren in de verschillende commissies waar volgens mij veel voorstellen van het Vlaams Belang sinds het begin van deze legislatuur op de agenda staan.

 

Zoals we het de voorbije jaren al gewoon zijn geworden bij de opmaak van de vorige begrotingen, wordt de begroting 2007 opnieuw rechtgehouden door veel eenmalige maatregelen aan inkomstenzijde en bovendien door heel wat knip- en plakwerk.

 

Onder de noemer "eenmalige maatregelen" zitten zowel de overname van pensioenfondsen waarvan de overheid aandeelhouder is, als de verkoop van overheidsgebouwen ter waarde van 600 miljoen euro en, opnieuw, de effectisering van belastingschulden voor 150 miljoen euro. Het spreekt voor zich dat dergelijke maatregelen een weinig structureel fundament vormen voor de begroting. Bij de overname van de pensioenfondsen incasseert de overheid in een smak wel een pak geld om de lopende rekeningen te betalen – voor 2007 schrijft men daarvoor 500 miljoen euro in –, maar ze neemt meteen ook de toekomstige pensioenverplichtingen over, waardoor de factuur naar de komende jaren en dus ook naar de komende generaties wordt verschoven.

 

Bovendien rijst de vraag op welke pensioenkassen de regering nog een ramkraak zal plegen? We hebben al het Belgacompensioenfonds gehad; het pensioenfonds van een Antwerps havenbedrijf is al overgenomen; het pensioenfonds van de NMBS, meen ik mij te herinneren, is ook al overgenomen. Aast de regering deze keer op een pensioenfonds van de VRT? Ik weet het allemaal niet meer, maar het zou wel eens nuttig kunnen zijn dat de minister van Begroting ons wat klaarheid schept.

 

Wie dacht dat er een einde zou komen aan de verkoop van overheidsgebouwen, is er ook aan voor de moeite. Opnieuw staat een hele reeks gebouwen op het verlanglijstje aan de inkomstenzijde, opnieuw met dure huurovereenkomsten aan de uitgavenzijde. Nogmaals, snel geldgewin, maar een eeuwige en dure huurlast voor de komende generaties. Gisteren heeft collega Van der Maelen van de sp.a de loftrompet gestoken over het goede werk en het rendement van paars. Laten we eerlijk zijn, collega's: al die saleandleasebackoperaties kunnen moeilijk als het beheer van een goede huisvader worden bestempeld, zeker niet na het vernietigende rapport dat het Rekenhof daarover recent heeft gepubliceerd. Dat is dus de manier, collega's, waarop paars werkt.

 

Herinner u bovendien de fatale afloop van het dossier in verband met de vastgoedbevak waarbij een 70-tal gebouwen aan Cofinimmo zouden worden verkocht, waar de Raad van State een stokje voor stak. Ieder normaal mens zou verwachten dat de regering voortaan wat meer op haar hoede zou zijn. Niets is blijkbaar minder waar. Om die 650 miljoen euro voor de begroting 2006 te redden, zet zij een andere constructie op waarbij de gebouwen in de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij worden ondergebracht. Die maatschappij heeft bij wijze van spreken geen kapitaal beschikbaar en gaat daarvoor een zware lening aan. Opmerkelijk is dat de kabinetschef van minister Reynders en de architect van de vastgoedbevak in november het kabinet zal verlaten om aan het hoofd te komen van dezelfde Federale Participatie-en Investeringsmaatschappij. Op een dergelijke manier kan de regering voortgaan met het benoemen van haar poulains en het opzetten van structuren die buiten de begroting vallen. Dat is de manier waarop paars werkt.

 

Ik had vanmorgen even tijd en heb het recente opinieartikel in De Tijd van Paul De Grauwe erop nagelezen. Iedereen kent Paul De Grauwe, gewezen VLD-senator en Kamerlid en thans nog steeds professor Economie aan de KUL. Het beschrijft de schone schijn van paars. Bovendien stelt De Grauwe de manier waarop de regering de kosten doorschuift, bijzonder scherp aan de kaak.

 

Het behoort, mijns inziens, tot de schone schijn van paars om een begroting in evenwicht op te stellen. Iedereen weet ondertussen dat achter elke begroting van de afgelopen jaren dure financiële operaties schuilgaan, die eigenlijk allemaal leningen zijn tegen woekerintresten en waarbij de factuur doorgeschoven wordt naar de belastingbetaler. Dat is de manier waarop paars werkt.

 

Dan mag de minister van Begroting wel beweren dat het aandeel van de eenmalige maatregelen gedaald is van 0,55% van het bnp in 2006 naar 0,38% van het bnp in 2007, toch vind ik die cijfers weinig flaterend. Zo is de maatregel aangaande de nieuwe regeling van uitbetaling van het vakantiegeld op zijn minst ook een eenmalige inkomst, omdat de uitbetaling met een jaar wordt vervroegd. Dat zat blijkbaar niet in uw berekening van 0,38%.

 

Bovendien werd het afgelopen jaar nog maar eens duidelijk hoe betrouwbaar die ramingen van eenmalige inkomsten dan wel kunnen zijn. Ik denk daarbij aan de hele operatie van de fiscale regularisatie. Zoals collega Annemans het gisteren al zei, oorspronkelijk werd die fiscale regularisatie vastgelegd op 400 miljoen euro. Later werd die bij de begrotingscontrole bijgesteld op 250 miljoen euro. Nu is zij, bij de derde begrotingscontrole, vastgelegd op 100 miljoen euro en in september jongstleden stond de teller op een luttele 4,36 miljoen euro. Dat is opnieuw een van die manieren waarop paars werkt.

 

Ook voor de strijd tegen de fiscale fraude heeft deze regering weer hoog ingezet: maar liefst 256 miljoen euro, meer dan 10 miljard Belgische frank. Wij wachten natuurlijk met spanning op het rapport van het Rekenhof waarin de werkelijke resultaten worden bekendgemaakt inzake het al dan niet succesvol aanpakken van de fiscale fraude.

 

Als wij de begroting voor 2007 overlopen, stellen wij ook vast dat Vlaanderen weer in grote mate heeft gezorgd voor een belangrijke bijdrage. Nadat de Vlaamse begrotingsminister, Dirk Van Mechelen, er steevast vanuit ging dat hij kon beschikken over de middelen die hem via de dotatie van de financieringswet ter beschikking zouden worden gesteld is hij er ondertussen aan voor de moeite. Bijgevolg: geen bijkomende middelen voor Vlaanderen om te investeren in infrastructuur, geen bijkomende middelen voor Vlaanderen om te investeren in kenniseconomie, geen bijkomende middelen voor Vlaanderen om te investeren in werkgelegenheid. Integendeel, 187 miljoen euro wordt eenvoudigweg geblokkeerd om de federale begroting te depanneren. Het spreekt voor zich, natuurlijk, dat dergelijke trucs op termijn niet houdbaar zijn zonder Vlaanderen schade toe te brengen, zeker niet als wij vaststellen dat Brussel en Wallonië samen slechts 79 miljoen euro bijdragen, waarover naar verluidt dan nog moet worden onderhandeld omdat beide Gewesten bijkomende voorwaarden zouden willen stellen.

 

Dat is dus de manier waarop paars werkt, collega’s. Ik ben er dus van overtuigd dat wij ons terecht vragen mogen stellen over de geloofwaardigheid van heel dat mechanisme van eenmalige inkomsten.

 

Een ander element dat ik ter sprake wil brengen is de belastingdruk. De recente cijfers van de OESO leggen nogmaals de vinger op de zere plek. De belastingdruk is in 2005 gestegen van 45% naar 45,4% van het bruto binnenlands product, waardoor wij natuurlijk op de derde plaats, met de bronzen medaille, blijven staan, weliswaar na Zweden en Denemarken.

 

Als we dit geval corrigeren door de socialezekerheidsbijdragen, bedraagt de fiscale druk in de strikte zin van het woord nog steeds 31 procent van het bbp. Natuurlijk hoor ik de liberalen zeggen dat de verhoogde fiscale druk te wijten is aan de economische groei, die resulteerde in hogere bedrijfswinsten. Het is wel merkwaardig om vast te stellen dat de regeringen in de ons omringende landen, waar de economische groei lager is – we hebben gisteren de discussie met betrekking tot de economische groei gevoerd – er toch in slagen om de fiscale druk structureel te verlagen. Kijk bijvoorbeeld naar Nederland, die het zelfs moeten doen met een begrotingstekort.

 

Het verhaal van de verlaging van de tarieven is ook zo'n liberaal argument. Men verwijst steeds naar de verlaging van de successierechten, dat leidt tot een verhoging van de inkomsten. Dat verhaal kennen we ondertussen ook al wel. De liberalen vergeten er weliswaar telkenmale bij te vertellen dat men bij de invoering een zekere inhaalbeweging moet doen, wanneer die accijnzen worden geïnd, maar dat in de loop van de tijd die inkomsten natuurlijk aftoppen.

 

Bovendien – een argument dat economisch van groot belang is – wordt de aanhoudende, steeds hoger wordende belastingdruk, een handicap voor buitenlandse investeerders. Niet voor niets stellen we vast uit studies van de kamer van koophandel, maar ook uit de beschikbare gegevens, dat zowel Amerikaanse als Japanse investeerders massaal wegblijven.

 

Dat brengt mij bij het verhaal van Kyoto en Al Gore. Ik heb de onheilspellende preek van de premier over de toekomst van het milieu er nog eens op nagelezen. Het was natuurlijk mooi geprobeerd, maar deze regering gaat dus een verpakkingsheffing invoeren. Let op de terminologie, collega's. Door het woord heffing te gebruiken, lijkt het erop dat men het aankoopgedrag van de consument wenst te sturen, voor zover hij natuurlijk momenteel de keuze heeft. Niets is minder waar. Deze regering gebruikt het milieuthema als glijmiddel om simpelweg een nieuwe belasting in te voeren en gewoonweg langs de kassa te passeren om 330 miljoen euro te incasseren, niets meer, maar ook niets minder.

 

Bovendien zou ik wel eens willen weten – daarvoor zijn we momenteel goed geplaatst, want minister Tobback, bevoegd voor Leefmilieu is aanwezig in het halfrond – welke wetenschappelijke studie aan de basis ligt van deze beslissing. Welke argumenten hebt u in de regering naar voren gebracht om de invoering van die nieuwe belasting te motiveren? U weet dat er gisteren in het Vlaams Parlement een klein debatje is geweest met de Vlaamse minister, die verantwoordelijk is voor het nemen van een aantal maatregelen in de strijd tegen de CO2-uitstoot. Ik weet niet of zijn maatregelen voldoende zijn geweest. Ik hoef hier ook zijn beleid niet te verdedigen, maar ik kan mij wel best voorstellen dat er momenteel enige interferentie is tussen de twee beleidsniveaus. Er is daar een orgaan voor, het Overlegcomité. Ik weet niet of het op het Overlegcomité bediscussieerd is geweest, maar de Gewesten, zeker het Vlaams Gewest, zijn alleszins van oordeel dat men iets opgedrongen krijgt zonder na te denken over de mogelijke consequenties inzake preventie en de aanpak om afval te verminderen. U weet dat Vlaanderen zich nagenoeg onnozel sorteert. We zitten aan 93 procent recuperatie van verpakkingsmateriaal.

 

Ik weet niet in welke mate de ingevoerde verpakkingsbelasting daarmee zal interfereren. Het zou wel eens kunnen dat de man en de vrouw in de straat zeggen dat, als ze dan toch meer belasting moeten betalen, ze voortaan dat botervlootje of plastic flesje gewoon bij het restafval zullen kappen. Dan gaat natuurlijk heel het principe van het groene punt en de Fost Plus-toestanden de mist in. Mijnheer de minister, als het even kan, zou ik u willen vragen om ons daar even een toelichting bij te geven. Welke argumenten en welke motivering liggen aan de grondslag van de invoering van de verpakkingsbelasting? Het is in elk geval ook weer zo een van die manieren waarop paars werkt.

 

Het is bovendien niet de eerste keer dat een verpakkingsbelasting aan de orde is. We herinneren ons de discussie van een aantal jaren geleden over de ecotaks en de ecoboni, de zogenaamde Reynders-taks. Waarschijnlijk heeft men dat ook allemaal met goede wil ingevoerd. Welk juridisch hindernissenparcours heeft men niet moeten doorlopen om het dan uiteindelijk toch te moeten afvoeren, omdat het in de praktijk natuurlijk niet doenbaar was. Bovendien waren er in de regering heel wat discussies over de criteria om de ecotaks en ecoboni in te voeren. Ik verwijs naar het hele verhaal over het al dan niet gebruiken van recylagemateriaal in de verpakking.

 

Bovendien stel ik vast dat er in het nieuwe verhaal van de verpakkingstaks helemaal niet meer wordt gesproken over ecoboni. Degene die zich milieubewust opstelt en ernaar handelt, wordt dus helemaal niet beloond, wat natuurlijk alleen de these van de invoering van een platte belasting kan voeden. Bovendien weet eenieder van ons dat een belasting op een blikje tomatensoep de consument helemaal er niet van zal weerhouden om dat product in zijn winkelkarretje te leggen. Ik vrees dat de regering bereikt wat ze eigenlijk op het oog had, zijnde meer inkomsten, terwijl de bescherming van het milieu in feite van ondergeschikt belang is.

 

Het is ook nog onduidelijk wat het negatieve effect van de maatregel zal zijn op het concurrentievermogen van de distributiesector, zeker wat de handel in de grensstreek betreft. Ten tijde van de ecotaks en de ecoboni hebben heel wat distributiesectoren daar berekeningen van gemaakt om na te gaan wat de consument ging doen in Noord-Frankrijk. Hij ging daar massaal drinkwater, cola en frisdranken halen. Zij gingen na wat het effect was op onze economie en dat was niet onaanzienlijk.

 

Als we het dan toch over Kyoto hebben, dan neem ik aan dat de regering blijft staan achter haar plan van de sluiting van de kerncentrales. De liberalen zijn een beetje aarzelend. De socialisten zijn er zeer categoriek in: zij hebben destijds een zware eed gezworen op de kernenergie. Dat zal een beetje van voor uw tijd zijn, mevrouw de minister. Het was ten tijde van Willy Claes, toen hij nog minister van Economie was. Na het Transnuklear-schandaal had hij zodanig een afkeer gekregen van alles wat kernenergie is, dat hij bij wijze van spreken een fatwa heeft uitgesproken over kernenergie. Sinds de deelname van de socialisten aan de verschillende regeringen de afgelopen twintig jaar heeft dat natuurlijk al veel kwaad bloed gezet in de nucleaire sector, omdat de sector er steevast van overtuigd is dat de socialisten er alles aan doen om de nucleaire sector kapot te krijgen.

 

01.07 Minister Freya Van den Bossche: (…)

 

01.08  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Ja, u mag daar fier op zijn. De liberalen zijn van die mening al heel wat minder overtuigd, maar ik stel vast dat zij onverminderd en categoriek, bijna fundamentalistisch, tekeergaan tegen die sector. Ik ben alleen benieuwd, natuurlijk, naar het rapport van minister Verwilghen, waarop wij nu toch al een heel tijdje zitten te wachten. Dat rapport moet een duidelijker beeld geven van de energievoorzieningen voor de komende jaren en de manier waarop de behoeften zullen worden ingevuld. Ik stel vast dat wij op dat vlak een beetje op onze honger blijven. Ik ben eens benieuwd wat het zal worden. Maar in ieder geval zal er bij de sluiting van de kerncentrales voor een alternatief gezorgd moeten worden. Ik vrees ervoor dat dat niet alleen met windmolens ingevuld kan worden.

 

Ik kom terug tot de begroting 2007. Toen ik een overzicht maakte van de nieuwe inkomsten voor 2007, moest ik toch wel even slikken.

 

Er is een aantal fiscale maatregelen. Daaronder valt de verpakkingstaks, de accijnzen op tabak, de belastingvrije reserves en de aanpak van de fiscale fraude, die samen goed zijn voor 1,3 miljard euro.

 

Het tweede luik zijn sociale maatregelen, zoals een aantal sociale bijdragen op niet opgenomen vakantiegeld bij vertrek, de bijdrage van de dienstencheques, de aanpak van de sociale fraude, wat samen goed is voor 0,32 miljard euro.

 

Het derde luik omvat de eenmalige maatregelen. Daaronder vallen de overname van een aantal pensioenfondsen, de effectisering van de belastingschulden, de staatsbevak voor gebouwen. Zij zijn samen goed voor 1,25 miljard euro.

 

Als klap op de vuurpijl hebben we de besparing op de werkingsmiddelen van de departementen, samen goed voor 1,2 miljard euro. Ik weet niet of men zich dat goed realiseert, maar dat is een besparing van 48 miljard Belgische frank op de werkingsmiddelen van de departementen. Dat lijkt mij een enorm bedrag te zijn. Ik neem aan dat het niet alleen gaat over papier en potloden. De toeleveranciers en ondernemers die diensten en goederen aan de Belgische Staat leveren, zouden in feite twee keer moeten nadenken alvorens een toezegging te doen op een bestelling, want wanneer zullen zij hun geld zien? Het is nu al bij wijze van spreken armoe troef op verschillende departementen, waar aan de leveranciers gezegd wordt dat zij pas in 2007 uitbetaald zullen worden, en die mededeling krijgen zij al van vóór de vakantie.

 

Het is toch ongelooflijk dat deze regering de begroting laat voorfinancieren op de kap van de bedrijven. En dan straks klagen dat er geen bedrijven meer zijn die aan de overheid of de Staat diensten of goederen willen leveren tenzij er boter bij de vis is. Dat is de manier waarop paars werkt.

 

Dan is er nog de bijdrage van de regio's, onder andere door het niet-uitgeven van de bijkomende dotatie van de financieringswet, sociale bijdragen, pensioenen, tijdskrediet, afschaffing van gewestelijke belastingen, enzovoort, samen goed voor 0,7 miljard euro. Als we de som maken van die verschillende nieuwe inkomsten komen we op 4,75 miljard euro. Dat is de schone schijn van paars.

 

Dat brengt mij in mijn relatief korte uiteenzetting bij de houdbaarheidsdatum van deze verkiezingsbegroting. In de aanloop naar de verkiezingen en naar paars III vertrekt deze regering van optimistische cijfers inzake groei, werkgelegenheidsgraad en werkloosheidsgraad. Paars gaat ook de structurele sanering van de begrotingstekorten uit de weg. De coalitiepartners - liberalen en socialisten - willen mekaar vooral niet te veel meer voor de voeten lopen, zeker niet als eenieder aan zijn trekken komt om zijn verkiezingssnoepje te kunnen verdedigen bij zijn achterban.

 

Dames en heren van de regering, de hamvraag zal zijn welke lijken er bij de eerste begrotingscontrole uit de kast zullen vallen. Dan zijn we echter al na de federale verkiezingen en zal het waarschijnlijk de fout zijn van de kiezer. Gisteren zijn al de woorden "Fabeltjeskrant" en "Hyacint Bouquet” gevallen. De schone schijn blijft in deze paarse modelstaat vooropstaan.

 

Mevrouw de minister, mijnheer de minister, dat is de reden waarom u ons niet langer kunt overtuigen - laat staan dat deze regering ons kan verleiden - om enig begrip op te brengen voor het geleverde werk. Bijgevolg lijkt het mij duidelijk dat wij globaal bekeken dit beleid niet kunnen steunen en u straks het vertrouwen bij de stemming van de beleidsverklaring niet zullen geven.

 

01.09  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, de ballonnen van paars worden de laatste 48 uren weer duchtig opgeblazen. U weet allemaal dat paars gebaseerd is op het incasseringsvermogen van de VLD. Het incasseringsvermogen van de VLD hebben wij allemaal wat lager ingeschat dan wat het is. Als men natuurlijk een aantal mensen buitenzet die te veel de vinger op de wonde leggen, dan stijgt dat incasseringsvermogen en dat is wat wij de laatste dagen natuurlijk zien. Op de VLD-banken wordt geapplaudisseerd voor belastingverhogingen. Zij lopen feestend en juichend naar de afgrond. Het is zelden gezien in de politieke geschiedenis van België. Het is echter een heel schouwspel om jullie troepen, die steeds kleiner worden, naar de afgrond te zien lopen. De ene na de andere valt van de klippen naar beneden, met de brede glimlach die jullie eigen is. Het is een zeer merkwaardig politiek schouwspel.

 

U lijdt onder paars. In alle gemeenten, ook landelijk, lijdt u onder paars. In mijn gemeente is paars van 42% naar 29% gegaan. Ook in andere gemeenten is dat gebeurd. U doet echter voort. Ik ben dus blij, ook tactisch gezien, dat u voortdoet met paars. Het worden zeer interessante verkiezingen.

 

Over de ballonnen van paars, het volgende. De eerste minister zegt dat zij fantastisch hebben gepresteerd, want onze economie doet het beter dan in het buitenland. Wij zijn even naar de cijfers gaan kijken. De laatst beschikbare cijfers zijn die van het tweede kwartaal van 2006. Wij zullen de hypothese van de eerste minister eens testen. Doet men het werkelijk beter dan in het buitenland? Welnu, voor het tweede kwartaal van 2006 groeit de economie in België met 0,8%; in Frankrijk iets meer, met 1,2%; in Duitsland ook iets meer, met 0,9% en in Nederland bedroeg de economische groei in het tweede kwartaal van 2006 1,2%. Dat is dus duidelijk hoger dan in België, mevrouw de vice-minister. Ik weet dat Nederland voor u het gidsland is, dus het zou goed zijn mocht u zich eens gaat documenteren over wat daar op het vlak van economische groei aan de hand is. Alvorens u nog eens onze export in gevaar brengt met schofferende uitspraken over onze vriendennoorderburen, zou het goed zijn om u eens te vergewissen van de sociaaleconomische realiteit in Nederland. Ik herhaal, uit de laatst beschikbare cijfers van het tweede kwartaal in 2006 blijkt dat de economische groei in Nederland 1,2% was en bij ons slechts 0,8%.

 

De totale jaarprognose voor Nederland bedraagt 2,8%. In ons land is dat slechts 2,4%. Ik denk dat er in de begroting staat dat u uitgaat van een economische groei van 2,2%. Dat klopt toch, mevrouw de minister.

 

01.10 Minister Freya Van den Bossche: (…) Mijnheer Bogaert, wij zijn niet slimmer dan het Planbureau. Ik toch niet.

 

01.11  Hendrik Bogaert (CD&V): Ik heb ook nooit beweerd dat u slimmer bent dan het Planbureau.

 

01.12 Minister Freya Van den Bossche: Ik neem aan dat u het Planbureau ook een goede graadmeter vindt. Of hoe zou u de economische groei bepalen? Hoe zou u dat doen?

 

01.13  Hendrik Bogaert (CD&V): Ik betwist de cijfers over de economische groei niet. Ik denk niet dat u goed geluisterd hebt. U hanteert het cijfer van 2,2%. Ik aanvaard de cijfers van het Planbureau. Ik betwist ook niet dat u niet slimmer bent dan het Planbureau. Ik onderschrijf die hypothese. Het punt is dat als uitgegaan wordt van 2,2% in België en 2,8% in Nederland, dan is er een verschil.

 

Het is dus hoger in Nederland dan in België. Aangezien 2,8 hoger is dan 2,2,is het dus hoger in Nederland dan in België. De stelling die de eerste minister eergisteren met veel verve heeft verdedigd dat wij het beter doen op het vlak van economische groei dan onze buurlanden, gaat niet op voor 2007. De recentst beschikbare cijfers zijn die van het tweede kwartaal van 2006. Die tonen aan dat Nederland 1,2 heeft en België slechts 0,8.

 

Is dat een tendens? Als wij naar de laatste zes kwartalen kijken op het vlak van economische groei, stellen wij het volgende vast. In het eerste kwartaal van 2005 was het beter in Nederland, 0,3 ten opzichte van 0,1. In het tweede kwartaal van 2005 was het beter in Nederland, 0,6 ten opzichte van 0,3. In het derde kwartaal was het beter, 0,7 ten opzichte van 0,5. Het was gelijk in het vierde kwartaal. Dan was er een cyclisch effect in het eerste kwartaal van 2006. In het tweede kwartaal van 2006 was het, zoals gezegd, opnieuw beter in Nederland dan in België: 1,2 ten opzichte van 0,8.

 

Nogmaals, in het tweede kwartaal van 2006 was het dus beter in Nederland, was het beter in Duitsland en was het manifest beter in Frankrijk dan in België. Dat is het eerste punt in verband met de economische groei.

 

Het tweede punt dat de heer Verhofstadt naar voren gebracht heeft, is: "Wij hebben de sterkste daling van faillissementen in tien jaar tijd." Wij hebben even de statistieken bekijken. U lacht reeds; ik dank u voor de sympathie. Het aantal faillissementen is jaar na jaar gestegen onder het bewind van Verhofstadt. Er waren steeds meer faillissementen en meer faillissementen en meer faillissementen. Nu is er een statistisch effect van een paar honderd faillissementen minder. In september 2006 werden 5.623 faillissementen uitgesproken. Die curve stijgt en stijgt, steeds meer Verhofstadt, steeds meer faillissementen, steeds meer paars. Dan komt er een punt dat er 300 minder zijn, een statistisch effect, en zegt de eerste minister dat hij toch fantastisch is. U lacht er ook mee; u hebt gelijk dat u ermee lacht. Het is toch fantastisch, wij hebben de sterkste daling van de faillissementen in tien jaar.

 

De heer Verhofstadt stond dus niet op de eerste rij toen het intellectueel schaamtegevoel werd uitgedeeld. Dat is reeds voor veel mensen duidelijk. De cijfers bewijzen echter toch het een en ander. Dat was het voor de faillissementen.

 

Eerste minister Verhofstadt zei dan een derde belangrijke zaak in zijn speech. Hij zei: "Bovendien stijgen de buitenlandse investeringen sneller." Eergisteren maakte de Conferentie voor Handel en Ontwikkeling van de Verenigde Naties, UNCTAD, in haar World Investment Report 2006 bekend dat de directe buitenlandse investeringen in België vorig jaar zakten van 42 miljard dollar naar 23,7 miljard dollar. Dat is met andere woorden bijna een halvering van de buitenlandse investeringen. Het is 44% minder dan het jaar voordien.

 

Dat contrasteert heel fel. Men zou zich kunnen afvragen hoe het in de rest van de wereld is; misschien zakt het overal in de wereld, door 11 september, men kan er alle soorten argumenten achter zoeken. Misschien is het een internationaal fenomeen dat het zo zakt. Neen, dat is niet zo. In 2005 stegen de buitenlandse directe investeringen wereldwijd met 29% tot 916 miljard dollar. Tegen die internationale tendens van steeds meer buitenlandse investeringen in de hele wereld, steeds meer landen die in de andere landen gaan investeren, moeten wij toegeven dat het bij ons met 44% is gedaald. Dat is een roetsjbaan. Iedereen die wel eens naar een speeltuin is geweest en in zo'n roetsjbaan heeft gezeten, kent dat. Men gaat naar beneden en op het einde is er het effect dat men opveert.

 

Als men heel hard naar beneden gaat op een roetsjbaan - dat doet de regering op een aantal vlakken -, dan voelt men dat in de buik en dan veert men eventjes op. Dat is het psychologisch effect waaruit Verhofstadt put om hier zonder veel rood op zijn wangen te beweren: kijk eens hoe goed wij het gedaan hebben op het vlak van de buitenlandse directe investeringen. Wij kennen echter de feiten: min 44% vorig jaar.

 

Ik kom tot mijn vierde punt, namelijk de jobs en de werkloosheid. Ik heb de statistieken opgezocht om te zien hoe het met de werkloosheid gaat sinds de grote leider, die ons naar de modelstaat aan het leiden is, aan de macht is. Ik heb eens nagegaan of er in ons land nu meer werklozen zijn of misschien minder. In september 1998 waren er 568.000 werklozen. In september 2006 zijn er 619.000 werklozen.

 

01.14 Minister Freya Van den Bossche: (...) werkloosheidgraad, niet de absolute cijfers, mijnheer Bogaert. Dat weet u toch?

 

01.15  Hendrik Bogaert (CD&V): Elke mens, en dus ook werkloze, telt voor ons.

 

01.16 Minister Freya Van den Bossche: Dus ook elke (...)?

 

01.17  Hendrik Bogaert (CD&V): Hoeveel werklozen zijn er bijgekomen? Zijn er 2, 10, 100, 1.000 of misschien 10.000 werklozen bijgekomen sinds de grote leider alles in handen heeft genomen? Neen, er zijn bijna 90.000 niet-werkende werkzoekenden bijgekomen in ons land.

 

(...): (...)

 

De voorzitter: De heer Borginon wil onderbreken.

 

01.18  Alfons Borginon (VLD): Misschien kan het discours van de heer Bogaert wel aangevuld worden met de melding dat het aantal mensen op beroepsactieve leeftijd dat er vorig jaar is bijgekomen, 63.000 bedraagt. Met andere woorden, ondanks het feit dat er jaar na jaar een enorme stijging is van het aantal mensen op beroepsactieve leeftijd, slagen wij er toch maar in om ervoor te zorgen dat die mensen ook effectief aan het werk geraken. Toen u nog bestuurde, bedroeg de werkgelegenheidsgraad 57%, vandaag meer dan 60%, bijna 61%.

 

01.19  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de fractieleider, u slaagt in niets met de VLD. Het enige waarin u slaagt, is slaag toe te brengen aan uzelf in de regering. Daarin slaagt u.

 

(...): (...) argumenten!

 

01.20  Hendrik Bogaert (CD&V): De argumenten komen. Op het vlak van de werkgelegenheidsgraad – het staat vandaag trouwens in de krant – is er 0,3% bijgekomen. U had verschillende doelstellingen. Ik kom nog op een aantal andere doelstellingen terug. Een ervan was de werkgelegenheidsgraad naar 65% brengen. Welnu, er is 0,3% bijgekomen. Er zijn bijna 90.000 werklozen bijgekomen. Men kan een aantal voetbalstadiums vullen met mensen die door toedoen van uw bewind werkloos zijn geworden.

 

De voorzitter: Mijnheer Bogaert, uw collega Luc Goutry wenst ook te onderbreken.

 

01.21  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, dat is natuurlijk de kern van de zaak.

 

Toen de eerste minister bekendmaakte dat hij 200.000 jobs zou bijmaken, dan bedoelde hij “en plus”, dus meer jobs. Mensen die op dat moment geen werk hadden, zouden werk krijgen.

 

Welnu, de cijfers wijzen uit dat de tewerkstelling natuurlijk groeit en dat natuurlijk elke jaar opnieuw jongeren met een diploma de school verlaten. Wij merken nu dat de schoolverlaters worden opgevangen. Echter, de personen die zich in het residu van de werkloosheid bevinden, blijven zich daar bevinden. Het aantal werklozen vermeerdert zelfs lichtjes.

 

De regering schept dus geen jobs. Er komen jobs bij, wat ook logisch is. Er zijn echter geen nieuwe jobs, waardoor de werkloosheid kan worden teruggedrongen. Dat is het fundamentele, structurele probleem in ons land.

 

01.22  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wij kennen daarvan de oorzaak. Wij hebben immers de hoogste belastingdruk op jobs van de hele, geïndustrialiseerde wereld. Van alle OESO-landen heeft ons land de hoogste belastingdruk op jobs. Het is normaal dat, als de overheid de prijs doet stijgen van een product, het product minder wordt gekocht. De regering doet de prijs van de jobs stijgen, dus komen er minder jobs en stijgt ook de werkloosheid.

 

01.23  Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, dat de heer Bogaert een discours probeert op te bouwen rond het cijfer van de belastingdruk, is zijn goed recht. Wij hebben gisteren ook al in het lang en het breed gediscussieerd over welke componenten tot de belastingdruk behoren. Die discussie spreekt zijn discours tegen.

 

Nu u echter probeert het probleem uit te leggen alsof het algemene cijfer van de fiscale ontvangsten zomaar naar de fiscale druk op arbeid kan worden getransponeerd, mijnheer Bogaert, bent u zwaar tegen het dossier aan het pleiten.

 

De hervorming van de personenbelasting heeft de voorbije jaren 5 miljard euro aan de werkende burgers teruggegeven. Er is ook de jobkkorting. Als u één zaak moet toegeven, is het wel dat de opeenvolgende, paarse regeringen er toch maar in zijn geslaagd om, in tegenstelling tot vorige meerderheden, de belastingdruk op arbeid zwaar naar beneden te halen.

 

01.24  Hendrik Bogaert (CD&V): Ik kan enkel de statistieken van de OESO geloven. De OESO stelt dat wij in ons land – mevrouw Onkelinx, uit die stelling volgt ook heel wat werkloosheid in Wallonië – de hoogste belastingdruk op lonen hebben.

 

De druk is weliswaar iets verminderd, maar dat is telkens hetzelfde verhaal. U bevindt zich op een heel hoog niveau en doet daar iets af. U roept dan hoera, omdat er iets af is. U moet het probleem echter ook eens in absolute cijfers bekijken. De werkgever zal geen jobs creëren, omdat de druk iets is gedaald. Hij kijkt naar het absolute niveau van de loonkost in België.

 

Dat absolute niveau is gewoon het hoogste van alle OESO-landen, niet het absolute niveau van het hele loon maar wel van de hele belastingdruk. Ik vertel hier toch geen leugens? De hele belastingdruk op lonen is de hoogste van de hele, geïndustrialiseerde wereld. Dat u uw best hebt gedaan en iets hebt geprobeerd, zal niemand ontkennen. De feiten zijn echter dat ons land de hoogste belastingdruk van de hele wereld heeft. Dat kost jobs. Het verbaast u dat er 90.000 werklozen zijn bijgekomen. Welnu, ik zeg u heel duidelijk dat de reden waarom voornoemd aantal werklozen er is bijgekomen, is dat ons land de hoogste belastingdruk op lonen heeft.

 

Er zijn met andere woorden superboetes op arbeid. Zolang er superboetes op arbeid zijn, zullen er steeds meer werklozen zijn. Dat is het enige wat ik over dat punt kan zeggen.

 

Het vijfde punt betreft de begroting in evenwicht. De eerste minister poneert dat hij toch een sterke kerel is. Hij heeft immers al zovele jaren een begroting in evenwicht.

 

Wij zijn de toestand in 1999 eens nagegaan. Hoever stonden wij van een begroting in evenwicht? Welnu, dames en heren, wij waren in 1999 nog een kleine twee miljard euro verwijderd van een begroting in evenwicht.

 

Ik zal het voor u niet te ingewikkeld maken. We zaten toen 2 miljard euro van een evenwicht verwijderd. Dat was de "state of the union" in 1999. Verhofstadt zegt nu, zes jaar verder, dat hij een evenwicht heeft bereikt. Men moet dan eens kijken wat er in die zes jaar tijd is gebeurd. Wat is er gebeurd? U hebt een gigantische rentebonus gehad. U hebt 2,34% van uw bruto binnenlands product aan rentebonus gehad. Dit komt neer op een lagere intrestlast van 6 à 7 miljard. U hebt hiervoor niets moeten doen want Dehaene had daarvoor gezorgd. Dehaene heeft de Belgische frank in de eurozone geloodst. U hebt daar niets voor gedaan. U hebt 2,34%, zo'n 6 à 7 miljard euro, aan rentebonus gehad sinds 1999.

 

Het tekort bedroeg in 1999 nog 2 miljard euro. U hebt een rentebonus gehad van 6 à 7 miljard. Wat hebt u gedaan met de rest van dat geld? Wat hebt u gedaan aan de werkloosheid? Wat hebt u gedaan aan de veiligheid in dit land? Wat hebt u gedaan om tegemoet te komen aan de zorgen van de mensen? Waar is al dat geld naartoe? Het is weg! Wat hebt u gedaan aan het vorderingensaldo? Dit is nauwelijks verbeterd. Het is met 0,45% verbeterd en meer dan de helft daarvan is te danken aan eenmalige maatregelen.

 

Wat is er dus gebeurd? In 1999 stonden we op 2 miljard euro van een begroting in evenwicht. Er was de afgelopen jaren een rentebonus van 6 à 7 miljard euro. Wat heeft u daarmee gedaan? U heeft het geld uitgegeven en de problemen van het land zijn absoluut niet opgelost. Dat is de state of the union van België.

 

Het zesde punt betreft het primair saldo. Verhofstadt stond hier te roepen dat het primair saldo gestegen is van 4,1% naar 4,3%. We zijn dit eens gaan nakijken. De federale overheid had in 2006 een primair saldo van 3,7%. In 2007 verwacht men een primair saldo van 3,7%. In de sociale zekerheid bedroeg het primair saldo 0,1% in 2006. In 2007 zou het 0,1% gaan bedragen. Als men dit optelt dan komt men voor de federale overheid, inclusief de sociale zekerheid, uit op 3,8% voor 2006. Voor 2007 verwacht men ook 3,8%. Met andere woorden, de premier zit hier te beweren dat het primair saldo is gestegen maar dat is niet waar want het bedraagt nog altijd 3,8%. Bovendien komt het van 7%. Dat is de waarheid. Al die cijferverdraaiers die op het eerste balkon zitten, moeten daarmee stoppen. Het primair saldo blijft gelijk in 2007 ten opzichte van 2006. Het zijn daarentegen de lokale overheden waar het primair saldo is gestegen van 0 naar 0,2%.

 

Het is een grote schande dat de intellectuelen, daar op het eerste balkon, zich lenen tot het opmaken van dergelijke documenten. Dit is een echte intellectuele schande.

 

Het zevende punt gaat over de eenmalige maatregelen. U zegt dat dit 0,38% is van het bruto binnenlands product. Dat is al een impliciete schuldbekentenis. Als u zelf zegt dat de eenmalige maatregelen 0,38% bedragen en het overschot is slechts 0,30%, dan zegt u zelf dat er een structureel onevenwicht is in de begroting! U bewijst het zelf, u zegt het zelf! 0,30% min 0,30%! Dat is precies het bewijs van een structureel onevenwicht in uw begroting.

 

We zijn dan eens gaan zien of het inderdaad 0,38% is en of er eventueel ook iets anders is gebeurd. Misschien is het geen 0,38%. (Tumult)

 

De voorzitter: Collega's, gelieve te luisteren naar de heer Bogaert die zijn betoog gaat afronden.

 

01.25  Hendrik Bogaert (CD&V): Laat mij de connectie maken met het dossier dat hier besproken wordt. De ene vicepremier laat de gevangenen lopen en de andere vicepremier laat al het geld lopen. Dat is de state of the union in dit land! Dat is wat er gebeurt. Laat maar vliegen, laat maar lopen, zet alle deuren open.

 

De eenmalige maatregelen, volgens u goed voor 0,38%. We hebben dat even berekend. Als men rekening houdt met de maatregelen inzake de belastingvrije reserves – 350 miljoen euro – en de impact van de maatregelen in verband met het vakantiegeld – 233 miljoen euro – dan komen wij reeds uit op 0,56% van het bruto binnenlands product aan eenmalige maatregelen. Ik ben er zeker van dat er de komende weken nog eenmalige maatregelen zullen volgen. U zit opnieuw met een structureel tekort. Net zoals in 1999 kent ook deze begroting, de achtste begroting op rij, een structureel tekort. Dat is uw echte track record. Al acht jaar opnieuw hebt u een structureel tekort op uw begroting. Ook in 2007 – de Nationale Bank zal ons zoals in het verleden opnieuw gelijk geven – zult u moeten toegeven dat er een structureel tekort is.

 

Mevrouw de vicepremier, u hebt de moed niet om te zeggen welke nieuwe spaarpotten u zult overnemen van overheidsbedrijven. Ik wil van u de namen wel eens horen. U misleidt de media, u misleidt de publieke opinie, u houdt een stuk cruciale informatie achter, u maakt de begroting op en u schrijft voor honderden miljoenen euro aan eenmalige maatregelen in. U schrijft in dat u nieuwe pensioenfondsen zult overnemen en ik wil de namen kennen van de bedrijven. Wie zijn dat? Wat zult u overnemen? Welke spaarvarkens zult u opnieuw kapotslaan om uw lopende uitgaven te financieren? Dat wil ik weten van u.

 

Het achtste punt van de premier is dat hij iets doet aan de koopkracht. U hebt voor de verkiezingen iets gedaan aan de koopkracht. U hebt de kindercheque van 80 miljoen euro voor de verkiezingen cadeau gegeven, mevrouw Onkelinx. Voor de verkiezingen geeft u een cadeau van 80 miljoen euro en nog geen negen dagen na de verkiezingen – er stonden nog verkiezingsborden hier en daar in het land, de glazen waren nog niet allemaal afgewassen en de borden al zeker niet – of u begint al met een belastingverhoging van meer dan 320 miljoen euro.

 

U geeft een euro en negen dagen na de verkiezingen neemt u vier euro terug van de mensen. Dat is wat u doet met de mensen. Dat is uw geloofwaardigheid. Vóór de verkiezingen een cadeautje geven en na de verkiezingen vier keer zoveel terugnemen van de mensen.

 

Een negende punt is dat wij het beter doen dan Nederland. Ik heb daarnet al een aantal elementen naar voren gebracht: belastingdruk: Nederland 37,5%, België 46%; overheidsschuld: Nederland 54,5%, België 90%; groei van de economie in 2007: Nederland 2,8%, België 2,2% volgens uw begroting; werkloosheid: Nederland 3,8%, België 8,6%; overheidsbeslag: Nederland 46%, België 50,2%. Dat zijn de feiten. Dat is de vergelijking tussen Nederland en België op de cruciale elementen. Als u Nederland nog eens wil schofferen en nog eens onze export in gevaar wil brengen, kijk dan eerst even naar de cijfers vooraleer u dergelijke uitspraken doet.

 

U hebt al een paar keer gezegd dat de overheidsschuld is gedaald. Wij hebben de activa en de passiva van de overheid eens bekeken. De activa van de overheid zijn gedaald met 8,7 miljard euro sinds paars aan het bewind is. Niet alleen de verkoop van gebouwen, maar ook andere speciale dossiers hebben gezorgd voor een daling van de activa met 8,7 miljard euro. De activa zijn de schulden. De passiva zijn de bezittingen. De schulden van de overheid zijn met 14,5 miljard euro gestegen. Ik denk aan Belgacom, Belgocontrol, Biac, het havenbedrijf Antwerpen, de NMBS en aan andere overnames van pensioenverplichtingen. U gaat verder. U hebt het lef en de moed niet om tijdens de regeerverklaring te zeggen welke pensioenfondsen u nog zult overnemen. U gaat door en laadt steeds meer op met impliciete schuld en belast de volgende generatie.

 

Dames en heren, volgens de OESO stijgt de belastingdruk opnieuw tot meer dan 46%. De VLD had nochtans op haar congres beloofd dat de belastingdruk met meer dan 5% van het bruto binnenlands product zou dalen. Het is een grote schande dat u er opnieuw niet in bent geslaagd om die belastingdruk te doen dalen. De belastingdruk stijgt nog. U zult bont en blauw eindigen.

 

Mijnheer Borginon, met de belastingdrukverlaging die u op uw congres beloofde, is het zoals met de UFO's. Iedereen spreekt erover maar er heeft in dit land nog niemand een belastingdrukverlaging gezien. Dat is de realiteit in dit land.

 

Ik besluit. Paars werkt niet. Paars doet de belastingdruk stijgen. Paars doet de werkloosheidsgraad stijgen. Paars zorgt ervoor dat er geen structureel tekort is. Dat is het trackrecord van paars. De situatie is daarmee voor mij heel duidelijk.

 

Le président: Chers collègues, je rappelle qu'un consensus est intervenu en Conférence des présidents sur la répartition du temps de parole tant entre les groupes qu'au sein de ceux-ci. J'invite chaque groupe à respecter ce consensus, quelques interventions ayant été plus longues que prévu.

 

01.26  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega’s, eergisteren, dinsdag, ben ik na het voorlezen van de regeringsverklaring door de eerste minister en een korte bespreking in onze fractie, naar Leuven gereden, naar de Brabanthal, waar VOKA congresseerde. Enkele honderden Vlaamse bedrijfsleiders waren daar samengekomen. Ik heb daar een totaal ander verhaal gehoord dan het verhaal dat wij hier van de premier hebben mogen vernemen. Deze bedrijfsleiders zijn toch de mensen die het op het terrein moeten waarmaken en realiseren. Dat gaf mij de indruk dat er een enorm verschil bestaat tussen de reële wereld, de wereld van de bedrijven, en de virtuele wereld die hier aanwezig is en die wordt gesymboliseerd door paars. Ik kan u zeggen dat de verhalen die ik op deze bijeenkomst gehoord heb, verhalen waren van grote bekommernis en grote zorgen.

 

Ik vernam daar dat het marktaandeel van de Belgische bedrijven tijdens de voorbije jaren met 20% - ik herhaal, 20% - is gedaald ten opzichte van de ons omringende landen. Als men dat vergelijkt met andere landen, met de Verenigde Staten, met India, met China, met Rusland, dan is ons aandeel nog veel sterker gedaald. Men denkt daar dat onze economie bijzonder kwetsbaar wordt en dat een coherent beleid noodzakelijk is.

 

De voorzitter: Mijnheer Devlies, de heer Borginon wenst te interveniëren..

 

01.27  Alfons Borginon (VLD): Zonder de cijfers in de hand te hebben zal ik eens een gokje doen. Hetzelfde zal gelden voor Frankrijk, Duitsland, Italië en ongeveer alle Europese landen om de simpele reden dat u vergelijkt met de grootste groei-economie ter wereld.

 

01.28  Carl Devlies (CD&V): Dat is precies de fout die u maakt, mijnheer Borginon. U moet vergelijken op mondiaal vlak, maar niet met andere Europese landen waarvan geweten is dat zij het momenteel wat minder doen. U stelt de ambities veel te laag. U spreekt hier over 200.000 nieuwe jobs. Gecamoufleerde cijfers! U spreekt van een daling van de faillissementen. Dat zijn ook cijfers die bij de haren getrokken zijn. Dat is geen ambitie. Economische ambitie is te behoren tot de top van de wereld. Dat is wat onze bedrijfsleiders vragen en wat hier niet wordt gerealiseerd, wat hier niet wordt nagestreefd. De grote tekortkoming van deze federale regering is de afwezigheid van echte ambitie die ons zal toelaten om op termijn werkgelegenheid te realiseren en de welvaart te bestendigen.

 

We spreken thans over een economische groei van 2,5 à 2,7%, uitzonderlijk door de economische conjunctuur gedreven. Als men deze cijfers vergelijkt met de mondiale groei van 5% of met de cijfers van de structurele groei de voorbije jaren in de Verenigde Staten of met de sterkste regio's van Europa, hinken wij zeer sterk achter. Ik ben wel wat verwonderd over de reactie van de VLD in dit halfrond. Prominente mensen van VLD waren er aanwezig zoals mevrouw Moerman, minister van de Vlaamse regering. Zij deelde blijkbaar ook deze opinie. Ook mevrouw Ceyssens, fractieleider van de VLD in het Vlaams Parlement was ook aanwezig. Ik ben echt wat verwonderd van de reacties van de VLD. Er waren ook mensen van socialistische hoek aanwezig zoals de heer Van den Bossche, gewezen minister. Hij ging in zijn analyse zelfs nog verder. In zijn analyse betrok hij de vakbonden. Hij ging nog een stap verder in de analyse.

 

01.29  Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, een zin en dan stop ik.

 

Natuurlijk moeten we de ambitie hebben aan de top van de wereld te staan. Op dit punt ben ik het volledig met u eens. Dat moet onze ambitie zijn. Als men vergelijkingen met het buitenland maakt, moet men intellectueel correct zijn. Als de VLD op een bepaald ogenblik heeft voorgesteld om naar een arbeidsmarktbeleid te evolueren dat dichter aanleunt bij het Angelsaksisch model, dan is de CD&V-fractie de eerste om daar zwaar tegen in te gaan. De groeicijfers van de Amerikaanse economie zijn voor een deel te wijten aan het feit dat men erin slaagt meer mensen te activeren en omdat men een arbeidsmarktbeleid voert dat scherper is dan hetgeen waarover hier in België én in Vlaanderen een consensus kan worden gevonden.

 

01.30  Carl Devlies (CD&V): Ik hoor het u graag zeggen, mijnheer Borginon.

 

Dat is exact het probleem. Het arbeidsmarktbeleid kan niet meer federaal gevoerd worden. We stellen grote verschillen vast tussen de regio's, tussen Wallonië, Brussel en Vlaanderen. Wat heeft de premier hierover gezegd? Geen woord! Hij gaat deze problematiek volledig uit de weg. De politiek van de federale regering is die van de status-quo. Men gaat de problemen uit de weg. Men probeert te behouden wat er bestaat. Dit is de meest conservatieve houding die men in een beleid kan aannemen.

 

Onze bedrijven stellen vast dat de toename van de loonproductiviteit niet meer voldoende is om de gestegen loonkosten te dragen, om de lage arbeidsparticipatie te kunnen opvangen waarvan de heer Bogaert heeft gezegd dat het maatschappelijke en financiële kosten zijn voor de bedrijven.

 

Voor het overige, collega’s van de VLD, neemt het overheidsbeslag op onze economie alsmaar toe onder het paarse beleid. Daarop werd in de regeringsverklaring geen enkel antwoord gegeven.

 

Het is dus duidelijk dat er een verschil bestaat tussen de reële wereld, zijnde de wereld van de bedrijven en van de mensen, en de virtuele wereld, zijnde de wereld van paars. Wij stellen dat vast op economisch vlak, maar ook op het vlak van de begroting. Het is ondertussen duidelijk dat niemand de begroting nog ernstig neemt. Wij hebben het daarnet nog intern besproken. Geen enkele expert wil de begrotingen van paars nog ernstig nemen. Ondertussen is iedereen daarvan op de hoogte. De bevolking is daarvan op de hoogte. Men lacht ermee, men vindt dat grappig. U bent de specialisten geworden in het uitstellen van uitgaven en in het vervroegen van ontvangsten.

 

In elke begroting vindt u wel een aantal nieuwe technieken. Nu hebt u de techniek gevonden van het vervroegen. Nieuw is dit jaar – het staat in de regeringsverklaring – het vervroegen van de vennootschapsbelasting. Dat is iets nieuws dat u gevonden hebt om de ontvangsten te vervroegen.

 

Wat de bedrijfsvoorheffing betreft en de afrekening van de belastingplichtigen, van de werknemers, die wordt natuurlijk uitgesteld. Wat de burgers betreft, wordt het uitgesteld. Ook de aanpak van het slapend kapitaal is in feite een versnelling van ontvangsten voor de overheid. Tegelijk is dat nadelig voor de bedrijven en de economie want dat zal zeker de bedrijven niet aansporen om tot investeringen over te gaan.

 

Een passage uit de toespraak van de eerste minister, die ik buitengewoon interessant vond, wil ik toch even voorlezen: “Van engagement gesproken, Al Gore was vorige week in Brussel om ons te overtuigen van de gevaren van de CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde. Ik heb toen met hem gesproken en de wetenschappelijke cijfers die hij gaf waren ronduit choquerend. Door de opwarming van de aarde is het aantal zware orkanen de laatste 30 jaar verdubbeld. Het afgelopen decennium is ook het smeltende ijs van de gletsjers verdubbeld." Enzovoort. Kortom, wij stellen vast dat de heer Verhofstadt de problematiek van de CO2-uitstoot heeft ontdekt.

 

01.31  Pieter De Crem (CD&V): Hij ging nog iets zeggen over de toename van het aantal larven van de malariamug, maar dat had mevrouw Onkelinx op het laatste moment uit zijn speech geschrapt.

 

01.32  Carl Devlies (CD&V): De heer De Crem heeft de verdienste de toespraak van de eerste minister uit het hoofd te kennen. Inderdaad, de volgende alinea gaat over de malariamug. Proficiat, fractieleider!

 

Nu is mijn vraag – ik zie dat hier toch wel een aantal ministers aanwezig is – hoeveel andere ministers bij dat gesprek betrokken waren. Wie was erbij toen de eerste minister met Al Gore gesproken heeft? Dat is toch wel een bepalend gesprek geweest voor de politiek van de federale regering. Is het alleen de eerste minister geweest of waren de andere ministers daarbij ook betrokken? We zullen het zo dadelijk wel horen; zo niet zal de eerste minister ons wel antwoorden.

 

Wat mij wel interesseert, is hoe het gesprek met Al Gore verlopen is. Heeft men de hele problematiek van de CO2 besproken? U weet dat er verschillende bronnen van CO2 zijn. Zo bestaan er in de elektriciteitsproductie methodes die zeer veel CO2 vrijmaken. De heer Al Gore heeft daar een uitgesproken standpunt over. De heer Al Gore is voorstander van het voort investeren in kerncentrales. Ik had graag eens vernomen, dames en heren ministers, of dat thema ook aan bod gekomen is in het gesprek dat u met Al Gore hebt gehad. Als jullie er niet bij waren, zullen we aan de eerste minister zelf het antwoord moeten vragen.

 

Ik heb zo de indruk – ik weet niet wat jullie daarvan denken, collega's – dat niemand van de ministers daar bij was en dat de eerste minister dat gesprek met Al Gore alleen gevoerd heeft. Nadien heeft hij alleen die schitterende, nieuwe maatregel, de Al Gore-taks, doorgedrukt op basis van de adviezen die de heer Al Gore hem gegeven heeft.

 

Gisteren is hier reeds melding gemaakt van het arrest van 18 oktober van het Arbitragehof. Mevrouw de minister van Begroting, ik denk dat u zeer vriendelijk zal moeten zijn ten opzichte van die sector, want in mijn interpretatie van het arrest, heeft de sector het recht om zijn betalingen van de bestaande verpakkingsheffing stop te zetten. U zult moeten negotiëren met de sector, zo niet zal de begroting 2006 ingevolge het nieuwe arrest van het Arbitragehof nog meer in het gedrang komen.

 

In elk geval is de verpakkingsheffing een gewone belasting, zoals er zovele belastingen zijn. Het is een belasting ten nadele van de bedrijven, alsook ten nadele van de gezinnen. We spreken hier over een gemiddeld belastingbedrag, door de gezinnen te betalen, van 200 euro per jaar. Dan is mijn vraag wat de sociale rechtvaardigheid van de belasting is.

 

Gezinnen zijn verplicht om te consumeren. Ouders moeten hun kinderen voeden. Zij zijn verplicht om te consumeren. 200 euro per gezin per jaar, waar is de progressiviteit? Waar is het sociale karakter van deze belasting? Dat zou ik toch graag eens vernemen. Dit is een onrechtvaardige en een oneconomische belasting. Bovendien is het een asociale belasting. Het enige doel van deze belasting is de put dempen. Bovendien is het toch wel straf dat deze belasting pas zal ingaan op het ogenblik dat deze regering vertrokken zal zijn, namelijk op 1 juli.

 

01.33  Paul Tant (CD&V): De vice-eerste minister is tenslotte ook minister van Consumentenzaken en dus moet u begrijpen dat die binding gemaakt wordt.

 

01.34  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u vraagt mij af te ronden, maar ik heb nog enkele vragen. Het is natuurlijk moeilijk om af te ronden als er een begroting wordt voorgesteld die eigenlijk geen begroting is en die fantaisistisch en niet concreet is. In die omstandigheden is het moeilijk om mijn betoog te beperken. Ik zal mij nog enkele vragen veroorloven.

 

Mevrouw de minister van Begroting, de versnelling van de inkohiering van de vennootschapsbelasting voor het jaar 2006 zal zorgen voor een meerontvangst van 340 miljoen. Over de technische kanten zal ik volgende week een gesprek hebben met de heer Jamar in de commissie. Mijn vraag aan u is of u ermee akkoord gaat te aanvaarden dat die 340 miljoen euro een eenmalige inkomst is.

 

De volgende vraag heeft betrekking op de strijd tegen de fiscale fraude, die andermaal 256 miljoen euro moet opbrengen. Wij weten dat dit een van de vele sluitposten is van de begroting. Ik zou graag wat meer details krijgen over de samenstelling van dit bedrag

 

De regering voorziet ook, op het laatste blad van haar begrotingsnota, in 1,25 miljard aan opbrengsten via punctuele maatregelen. Zo noemt men dat nu, in plaats van eenmalige maatregelen. Dat is nieuw taalgebruik. De heer Bogaert heeft daarnet al geïnformeerd naar de overname van de pensioenfondsen. Ik meen dat hij zeer terecht vraagt welke pensioenfondsen u zult overnemen. Dezelfde vraag kan ook worden gesteld met betrekking tot het beheer van gebouwen, want ondertussen is het areaal van gebouwen bijna opgebruikt.

 

Dan voorziet u ook nog in een aantal andere punctuele maatregelen die niet worden beschreven. Welke zijn deze andere punctuele maatregelen, die u niet durft te beschrijven in uw nota?

 

Er zijn natuurlijk ook positieve elementen in de begroting, zoals de aftrek voor de roetfilters, opgenomen in een wetsvoorstel van de heer Mark Verhaegen dat nu door de regering wordt gerealiseerd. Proficiat mijnheer Verhaegen, dat u de regering zover hebt kunnen brengen.

 

Positief is ook de 25% vrijstelling van doorstorting van bedrijfsheffing voor burgerlijke ingenieurs en doctorandi in onderzoeksinstellingen. In dat verband had ik graag vernomen waarom men niet verder is gegaan met het nemen van maatregelen ter bevordering van de commercialisering van het wetenschappelijk onderzoek. Mevrouw de minister, u weet dat er een wetsvoorstel is dat door alle partijen wordt ondersteund, inzake een uniek fiscaal tarief, het tarief van de diverse inkomsten, dat men zou toepassen op de commercialisering van het wetenschappelijk onderzoek. Dit wordt gevraagd door alle Belgische universiteiten, door alle onderzoeksinstellingen. Daarover bestaat dus een consensus bij de politieke partijen in dit Parlement. Waarom neemt u dit niet op als maatregel? U weet dat er nu een ongelijke behandeling is van deze categorie van inkomsten. Op bepaalde plaatsen wordt dit belast als bedrijfsinkomen, op andere plaatsen als diverse inkomsten en nog op andere plaatsen als roerende inkomsten.

 

Een volgende vraag heeft betrekking op het Zilverfonds. Ik had graag het bedrag vernomen van de interesten van het Zilverfonds voor het jaar 2007. Waar vinden wij dat terug in de begroting? Wij hebben daarover vorig jaar in het kader van de begroting 2006 een discussie gehad. Toen bleken die interesten vergeten te zijn. Het ging slechts over een paar honderd miljoen euro interesten, maar men vergat ze op te nemen. Deze fout zou bij de volgende begroting worden rechtgezet. Mijn vraag is dan hoeveel de interesten voor het Zilverfonds 2007 bedragen en waar vinden wij die terug in de begroting? Of vinden we ze andermaal niet terug in de begroting? Als dat het geval is, vrees ik dat het resultaat van uw begroting totaal verschillend is van het resultaat dat u vooropstelt, mevrouw de minister. Het gaat hier immers over een bedrag van minimum 500 miljoen euro.

 

Er is ook sprake van een nieuw Zilverzorgfonds voor een bedrag van 309 miljoen euro. Ik had graag geweten of wij die 309 miljoen euro kunnen terugvinden bij de 0,3% overschot die u vooropstelt. Is dat daarvan een onderdeel? Is dat dus een onderdeel van die 900 miljoen euro die u vooropstelt? Is dat een bedrag dat in mindering moet worden gebracht van het bedrag van de toekenning aan het klassieke Zilverfonds?

 

Of gaat u, indien u de begroting werkelijk kan uitvoeren, wat ik niet geloof, die 900 miljoen overschot aan het Zilverfonds overmaken? Dat zouden dan de eerste echte activa zijn van het Zilverfonds. Momenteel bestaat het Zilverfonds alleen uit schulden ten aanzien van de Belgische Staat. Gaat u dat al dan niet doen? Komt die 309 miljoen in een afzonderlijk fonds of moet dat daarin verrekend worden?

 

Mevrouw de minister, ten slotte, u hebt heel wat problemen gehad met uw collega van Financiën, die regelmatig eens een foutje maakt in de berekeningen. De laatste fout had betrekking op een bedrag van 886 miljoen euro. Ik kan mij inbeelden dat het voor een minister van Begroting moeilijk is om een begroting op te maken als men zulke foutieve gegevens binnenkrijgt.

 

Ik ga ervan uit dat u nu een grondige controle hebt gedaan van alle gegevens. Ik had graag eens vernomen wat het resultaat is van de inkohieringen voor het aanslagjaar 2005. Wat is het nettoresultaat voor de inkohieringen aanslagjaar 2005?

 

Hoe verhoudt zich dat tot het begrotingscijfer voor de begroting 2006? Hebt u meer moeten terugbetalen aan de burgers dan wat u voorzien had of minder, of had u het juist geraamd? Dat had ik graag vernomen.

 

Daarmee samenhangend, zou ik graag willen verwijzen naar vroegere beloftes van de eerste minister en van de minister van Financiën met betrekking tot de bedrijfsvoorheffing. U weet dat de tabellen van de bedrijfsvoorheffing niet aangepast werden aan de belastinghervorming en dat een belangrijk bedrag van de lasten wordt doorgeschoven naar het jaar volgend op het aanslagjaar. De belastingbetaler financiert gedurende twee jaar, gemiddeld twee jaar, een belangrijk bedrag van ongeveer twee à drie miljard, wij gaan straks horen over welk bedrag het gaat.

 

De minister van Financiën heeft in een van zijn interviews in het begin van het jaar aangekondigd dat het vermoedelijk om een bedrag van één miljard euro zou gaan. Men zou dus de bedrijfsvoorheffing aanpassen met ongeveer één miljard euro, waarbij de belastingplichtigen sneller het geld zouden krijgen waarop zij recht hebben.

 

Eerlijk gezegd, in de toespraak van de eerste minister heb ik hierover niets vernomen. Ik heb ook niets vernomen over de andere engagementen die minister Reynders is aangegaan met betrekking tot de belastingverminderingen en belastingaanpassingen. Hij heeft ook gesproken over een belangrijke optrekking van het bedrag van de belastingvrije som. Daarover heb ik ook niets vernomen.

 

Ik had dus graag geweten of de eerste minister en de minister van Financiën - u moet hierop niet antwoorden als dat niet besproken is in de regering, zij zullen dat zelf wel beantwoorden - terugkomen op hun vroegere belofte of dat de eerste minister, een beetje in de war gebracht door die complexe hoofdstukken over de Al Gore-problematiek en de opwarming van het klimaat, een beetje afgeleid is geworden en een aantal rubrieken is vergeten in de voorlezing van zijn beleidsverklaring.

 

Le président: Chers collègues, cette intervention clôture la discussion générale entamée hier. Je propose donc que Mme la vice-première ministre donne quelques éléments de réponse sur les questions qui ont été posées.

 

Ensuite, nous pourrons poursuivre le débat avec les volets thématiques: Justice, Affaires étrangères, Affaires sociales, Santé.

 

01.35 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer de voorzitter, ik probeer hier al een paar elementen van antwoord aan te brengen. Het spreekt voor zich dat in de commissie hierop wellicht dieper zal worden ingegaan.

 

Laat ik het even hebben over de eenmalige maatregelen. Wij hebben het zoals elk jaar over eenmalige maatregelen. Ik herinner mij dat ons in de commissie meestal werd verweten dat wij pas op het einde van het jaar een aantal eenmalige maatregelen aankondigen. Dat zou ook niet transparant zijn en enigszins oneerlijk. Wij maken nu gewoon een lijst van hetgeen wij eenmalig, terecht trouwens, willen innen.

 

Waarover gaat het? Het gaat over de kerntaken van een overheid. Wat moet een overheid wel doen en wat doet een overheid beter niet? Wat een overheid beter niet doet, is gebouwen zelf aanhouden en beheren. Waarom? Ten eerste, wij kunnen dat niet zo goed als vele anderen. Ten tweede, het is geen kerntaak van de overheid. We vervangen daardoor overigens ook onzekere uitgaven aan die gebouwen door een zekere huurlast, waarbij de risico's voor derden zijn.

 

De eerste pijler van de pensioenen is dan weer wel een kerntaak van de overheid. Niemand zal volgens mij betwisten dat de uitbetaling van die eerstepijlerpensioenen bij uitstek een taak is voor de overheid. Een aantal bedrijven heeft bij ons aangeklopt met de vraag om pensioenfondsen over te nemen. Wij hebben gezegd elk van die vragen nauwlettend te zullen onderzoeken. Die vragen zijn in onderzoek, maar vooraleer de geëigende organen – raden van bestuur, vakbonden – effectief beslissen om zover te gaan, is het niet redelijk om de namen te noemen. Wij zijn wel zo transparant om nu al aan te geven dat een deel ervan in de begroting terecht zal komen.

 

U zegt dat er sprake is van nog een andere maatregel met een zeker eenmalig effect, namelijk in verband met het vakantiegeld bij vertrek uit een bedrijf. Het klopt dat er bovenop die structurele component tijdelijk een extra effect is. Dat effect is echter tijdelijk en vrijwel verwaarloosbaar ten opzichte van het structurele effect. Het is ons ter zake niet zozeer om het structurele begrotingseffect te doen, maar wel om de arbeidslogica van de maatregel. Nu houdt men immers meer over door werkloos te worden dan door opnieuw te gaan werken. Met de invoering van onze maatregel zal dit niet meer het geval zijn: de werknemer wint er niet bij om werkloos te blijven en het zal ook een minder hoge drempel zijn om iemand aan te werven, want de nieuwe werkgever hoeft niet langer de lasten op uitgekeerd vakantiegeld van een andere werkgever meer te betalen, wat een tot nu toe een rem op de aanwervingen betekende.

 

Met andere woorden, er zitten eenmalige maatregelen in de begroting. Wij zijn echter duidelijk en transparant op dat vlak. Vorig jaar zaten we nog aan 0,55% van het bbp en dit jaar zitten we, ondanks het overschot, aan minder dan 0,4% van het bbp.

 

U hebt het over de inspanningen van de andere entiteiten, van de deelstaten.

 

Inderdaad, het bedrag dat na de herberekening van een aantal parameters, nadien hoger bleek te zijn dan wat zij van de financieringswet verwachtten, zullen zij niet uitgeven. Zij voeren met het extrabedrag ook een toekomstgericht beleid. Dat weet u. Zij maken bijvoorbeeld fondsen om in de toekomst een aantal zaken te kunnen bekostigen.

 

U moet er echter wel bij vertellen – dat is immers intellectueel eerlijk – dat dezelfde deelstaten ten opzichte van vorig jaar, omwille van de financieringswet, meer dan anderhalf miljard euro meer ontvangen. De financieringswet is een wet. Daarmee hebben wij geen probleem. Het is de deelstaten ook gegund. Er gaat echter meer dan anderhalf miljard euro naar de deelstaten. In 2006 zullen zij 334 miljoen euro niet uitgeven.

 

Het is dus lichtjes intellectueel oneerlijk te doen alsof wij de deelstaten plunderen. Integendeel, zij varen erg wel bij de financieringswet. Dat weet u ook.

 

Om welke maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude gaat het?

 

Het gaat bijvoorbeeld om de toegang die de ontvanger krijgt tot de privébankrekeningen van de belastingplichtige.

 

Het gaat om de frauduleuze btw-carrousels, waarin wij nog een stapje verder gaan. Wij willen dat de afnemer van dergelijke producten, waarmee de btw werd weggefraudeerd, niet enkel daarvoor aansprakelijk is, maar nadien de btw niet kan recupereren, zoals nu wel het geval is.

 

Wij maken met Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken ook afspraken op internationaal niveau omtrent mechanismen van grote, fiscale fraude met een internationale dimensie.

 

Wij verdubbelen de forfaitaire minimumwinsten. Wij trekken de geldboetes voor fiscale fraude fors op. In de strijd tegen de negatieve, economische en budgettaire gevolgen van de handel in namaakproducten worden de controles fors opgedreven door onder andere twintig militairen naar Financiën over te hevelen.

 

Dat is een greep uit een hele reeks punctuele, welomschreven en, wat mij betreft, degelijk berekende maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude.

 

Inzake inkohiering vraagt u naar het totaal voor 2005 en 2006. Voor 2005 klokken wij af op –438,9. Dat betekent dus concreet dat wij achteraf meer teruggeven. Voor 2006 zou dat –2.268 zijn. Dat betekent dus dat er nog veel meer wordt teruggegeven.

 

Ik ga even in op al die vergelijkingen tussen Europa en België en Nederland. Misschien is het volgende wel belangrijk. Wij kunnen met elkaar redetwisten over welk land van beide het nu het best doet. De ene kijkt naar de kwartaalcijfers en de andere kijkt naar de groei, jaar na jaar. Goed, na de komma zal de ene een verschillende conclusie krijgen dan de andere. Maar wat telt, is: wat was het verschil in groei tussen België en Nederland vóór paars aan de macht kwam? Hoe groot was dat verschil en hoe verhoudt het zich tot de verschillen van vandaag, die verwaarloosbaar zijn?

 

In 1998 was de groei in België 2,1% en in Nederland 4,3%, meer dan dubbel zo groot als in België. Als u eenvoudigweg vaststelt dat vandaag die groei ongeveer rond hetzelfde cijfer draait, moet u vaststellen dat paars een enorme inhaalbeweging heeft gedaan ten opzichte van de buurlanden. En niet enkel dat, mijnheer Bogaert. Het gaat ook over de schuldgraad. De schuldgraad bedroeg in België op dat moment 117% en die zal nu 83% bedragen. U zult met mij ook willen opmerken dat binnen de eurozone de schuldgraad in het algemeen niet is gedaald. Met andere woorden, wij verminderen en verminderen de schuld die Martens heeft opgebouwd en die twee generaties heeft bezwaard.

 

Paars bouwt de schulden af. Wij bouwen de schulden af en ons wordt verweten dat wij daardoor minder rentelasten betalen. Dat is nogal gemakkelijk. U bouwde de schuld op, wij bouwen de schuld af. Wij kunnen de rentelasten gewoon opnieuw investeren en u zegt: dat is wel gemakkelijk, omdat u minder rentelasten moet betalen. Mijnheer Bogaert, had u gewild dat wij die torenhoge schuld aanhielden misschien?

 

Nu heb ik het toch eens goed gezegd, niet, mijnheer Bogaert?

 

Le président: Madame la ministre, avez-vous terminé? M. Bogaert aura l'occasion de répliquer après.

 

01.36 Minister Freya Van den Bossche: Ik weiger het argument dat China het beter doet in dank te aanvaarden omdat ik niet bereid ben de loonvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en het gebrek aan bescherming van de werknemers van dat land te aanvaarden en over te nemen. Voor mij is China geen ijkpunt. Ik vergelijk België liever met landen die een gelijkwaardige bescherming en verloning bieden aan werknemers en niet met landen die daarvoor helemaal geen oog hebben.

 

De 309 miljoen van het Zilverzorgfonds zitten niet vervat in de 900 miljoen van het overschot. Het overschot wordt geboekt aan het Zilverfonds. Het Zilverzorgfonds is een apart en ander fonds waarin die 309 miljoen terechtkomen. Ze zijn dus onderdeel van de 900 miljoen, anders zouden we het geld twee keer moeten overschrijven en, zoals u weet, gaat dat niet.

 

U zegt natuurlijk dat u geen voorstander bent van de verpakkingsheffing. Ik vind ze rechtvaardig omdat de producent, die moet kiezen welke grondstof hij gebruikt voor de verpakking van zijn producten, een keuze heeft. Verpakt hij ze in karton, dan verandert er niets aan de prijs. Verpakt hij ze in plastiek of aluminium, dan wordt het duurder. Ook de consument zal de keuze hebben tussen producten verpakt in karton of papier, die niets extra kosten, en producten die duurder verpakt zijn want milieuonvriendelijker.

 

We moeten iets doen. U weet dat België een van de landen is met de meeste CO2-uitstoot in verhouding tot wat het zou kunnen en mogen uitstoten per inwoner in Europa. Wij moeten iets doen. Dat weet u ook. Wij hebben de moed om te zeggen dat dit ook op een sturende manier en dus op een fiscale manier moet. Ik begrijp dat u dat weinig populair vindt, maar soms moet een regering minder populaire maatregelen nemen.

 

01.37  Pieter De Crem (CD&V): Mevrouw de minister, wat is de sturing die u geeft aan de consumenten, aan de arbeiders en de bedienden die omwille van bepaalde afwegingen in het ARAB-reglement - hoe en waar ze moeten werken - onder geen enkel beding glazen verpakkingen mogen meenemen naar hun werk, maar enkel aluminium- en kunststofverpakkingen voor de verpakking van het voedsel dat zij tijdens het werk tot zich nemen? Welke boodschap geeft u hen? Dat is toch een groep die consumeert? Die moeten u toch na aan het hart liggen?

 

01.38 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer De Crem, ik weet niet of u uw boterhammen nog in aluminiumfolie verpakt, maar er bestaan ook brooddozen. Gebruik die eens.

 

01.39  Pieter De Crem (CD&V): Mag ik even zeggen dat die brooddoos meestal een variant of van plastic zal zijn en dat er met uw reglement ook op betaald zal moeten worden?

 

Ten tweede, mag ik u een vraag stellen? In welk land van de wereld wordt er het meeste huishoudelijk afval gerecycleerd?

 

01.40 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer De Crem, ik wacht met spanning op uw antwoord.

 

01.41  Pieter De Crem (CD&V): Dat u dat als minister van Consumentenzaken niet weet. Het is België, met 93%. Dat wil dus zeggen dat u die 7% van het huishoudelijk afval dat niet gerecycleerd wordt, als voorwendsel gebruikt om een gigantische belastingverhoging voor de consument in te voeren. Proficiat! Voor een socialistische excellentie is dat heel goed gedaan.

 

01.42 Minister Freya Van den Bossche: Socialisten die niet voor milieuvervuiling zijn, mijnheer De Crem. U hebt het verkeerd begrepen.

 

01.43  Pieter De Crem (CD&V): 200 euro per consumerend gezin. Zeer goed, mevrouw.

 

01.44 Minister Freya Van den Bossche: De cijfers van de sector zijn even betrouwbaar als de cijfers die u gisteren hebt gegeven. Niet, dus.

 

01.45  Pieter De Crem (CD&V): Ik zou graag uw cijfers eens kennen en weten welke cijfers u bedoelt. Ik moet u bekennen dat wij eerlijk gezegd nog altijd geen hersteld vertrouwen hebben in u nadat u uw cijferkennis en kunde hebt tentoongespreid in het stookoliedossier.

 

01.46 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, ik wil toch een aantal compleet foute veronderstellingen van de heer De Crem rechtzetten.

 

Ten eerste, u zegt dat die brooddoos zal belast worden, maar daar bent u fout. Die brooddoos is immers geen verpakkingsmateriaal. Het is geen eenmalige verpakking en deze heffing richt zich alleen op eenmalige verpakkingen. Die fameuze brooddoos is dus precies een alternatief.

 

Twee, ik stel vast dat u uw discours hebt aangepast. Gisteren in de krant praatte u nog over de arbeider die zijn drank in een plastic fles moet meenemen. Ik apprecieer het dat u die arbeider verdedigt, maar ik moet u erop wijzen dat die arbeider al jaren een verpakkingsheffing betaalt op die plastic fles. Daaraan verandert er dus niets.

 

Ten derde – laat mijn tenminste uitspreken – uw punt over het recycleren. Het is correct dat België het land is waar het meest gerecycleerd wordt. Ik ben het daarover met u eens. Ik heb, in tegenstelling tot u, jarenlang op Vlaams niveau mee inspanningen gedaan om ervoor te zorgen dat die recyclage er zou komen. Ik zie dan ook geen enkele tegenstelling tussen proberen de verpakking die er jammer genoeg is, zo goed mogelijk en liefs voor honderd procent te recycleren, enerzijds, en proberen ervoor te zorgen dat die verpakking er in de eerste plaats niet komt, anderzijds. Tussen vermijden aan de ene kant en recycleren aan de andere kant ligt een wereld van verschil. De normale volgorde is dat men eerst probeert te vermijden – iets waar we in België zeer slecht in zijn – en dat men dan datgene wat er desondanks komt, recycleert.

 

01.47  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het gaat alleen over de 350 miljoen euro. Dat is het enige om uw kas te doen kloppen. Mocht u toch zo met Kyoto begaan zijn, zou u zich beter bezinnen over de oerstomme maatregelen die deze en de vorige regering hebben genomen om de kerncentrales te sluiten. Dat is de enige manier om in ons land tegemoet te komen aan de Kyoto-normen.

 

Le président: Chers collègues permettez-moi d'intervenir un instant au sujet de l'organisation de nos travaux. MM. Bogaert et Devlies m'ont demandé avec insistance de pouvoir intervenir. Pour ma part, j'aurais préféré que leurs interventions se fassent en réplique.

 

01.48  Freya Van den Bossche, ministre: Monsieur le président, je ne compte plus intervenir.

 

Le président: Dans ce cas, je donne la parole dans un instant à MM. Bogaert, Devlies et Deseyn.

 

01.49  Hendrik Bogaert (CD&V): Mevrouw de vicepremier, ik blijf het onaanvaardbaar vinden dat u in een begrotingsdebat zegt dat u een aanzienlijk bedrag – diverse honderden miljoenen euro – zult incasseren door het overnemen van pensioenfondsen en dat u in volle debat en na herhaalde vragen, blijft weigeren te zeggen over welke bedrijven het gaat.

 

Het is A of B. Ofwel weet u niet welke bedrijven het zijn op dit ogenblik en dan is uw begroting fake, dan is het een fictieve begroting. Dan schrijft u een bedrag in dat is gebaseerd op drijfzand. Ofwel weet u het wel en onthoudt u in het begrotingsdebat het Parlement belangrijke informatie. Beide zaken zijn niet goed. U moet stelling nemen. Ik vind dat u het Parlement de namen moet prijsgeven. U moet zeggen van welke bedrijven u het pensioenfonds zult overnemen. Ik wil nogmaals met de meeste aandrang vragen dat u dit prijsgeeft. Er zijn al een paar incidentjes geweest inzake het achterhouden van informatie in uw cel. Ik vraag het u nogmaals: gelieve de namen van die bedrijen prijs te geven.

 

Een tweede punt betreft de verpakkingsheffing. U kunt hier met alle milieuargumenten naar voor komen, maar er is natuurlijk een gigantisch zwak punt in heel uw betoog. Mocht u inderdaad oprecht bekommerd zijn om het milieu en sturend willen optreden, dan zouden er niet alleen ecotaksen zijn zoals hier het geval is, maar ook ecoboni. We merken dat er gigantisch veel ecotaksen zijn, tot 600 miljoen euro op jaarbasis, maar dat er van ecoboni in heel dit verhaal – ik richt mij nu ook tot minister Tobback – absoluut geen sprake is. Heel uw verhaal van het milieu en van Kyoto valt gewoon in duigen. Dit is gewoon een platte belastingmaatregel.

 

Een concrete vraag. Als iemand confituur wil kopen, moet dat, om volledig aan uw belasting te ontsnappen, worden verpakt in papier of karton. Zult u dan frietzakken ter beschikking stellen in de supermarkten om de confituur uit te delen? Zal al dan worden voorzien in een nietje voor die frietzakken, om een en ander erin te houden?

 

Nog over de verpakkingsheffing. De Raad van State, een niet onbelangrijk orgaan, heeft zich al uitgesproken over de opportuniteit. Het ging dan over drankverpakking. Men heeft duidelijk gesteld dat op basis van de huidige stand van het wetenschappelijke onderzoek, men niet kon besluiten dat bepaalde verpakkingen beter waren dan andere. Op basis daarvan heeft de Raad van State heel de boel moeten schorsen. Het lijkt mij dat u opnieuw in die richting gaat. U wilt opnieuw slimmer zijn dan de Raad van State en u zult opnieuw de mensen in deze of gene richting willen sturen. Wat vindt u van het argument van de Raad van State? Waarom zou u er ditmaal wel aan ontsnappen, terwijl vorige keer de Raad van State de schorsing beval, met alle bijbehorende rechtsonzekerheid in de sector tot gevolg? Graag kreeg ik een antwoord op deze vraag.

 

01.50  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de minister heeft niet alle vragen beantwoord, maar dat was ook niet nodig. Er waren ook vragen bij die meer bestemd zijn voor de eerste minister of de minister van Financiën. Ik had wel graag het bedrag van de intresten vernomen dat ingeschreven is in de begroting.

 

01.51 Minister Freya Van den Bossche: 630 miljoen.

 

01.52  Carl Devlies (CD&V): Voor het Zilverfonds?

 

01.53 Minister Freya Van den Bossche: Ja.

 

01.54  Carl Devlies (CD&V): Dat bedrag is in de begroting ingeschreven? Intrest?

 

U hebt ook een antwoord gegeven op mijn vraag naar de inkohieringen. U hebt gezegd 438 miljoen voor 2005 en 2,268 miljard voor 2006. Hebt u het dan over aanslagjaren?

 

01.55 Minister Freya Van den Bossche: Ik heb het over de bedragen in kas van die jaren. Dus, ja.

 

01.56  Carl Devlies (CD&V): Dus dat bedrag van 2,268 miljard is het bedrag dat u in 2006 ontvangen hebt met betrekking tot het aanslagjaar 2005, voor de inkomsten van 2004? Zo mag ik dat noteren? Dat betekent dat er tussen de twee jaren een stijging is van 438 miljoen naar 2,268 miljard.

 

Ten slotte hebt u een opmerking gemaakt over de Chinese economie. Ik ben de enige spreker die het woord China in de mond heeft genomen, maar in een totaal ander verband. U hebt dat blijkbaar niet zo goed begrepen. Het ging over het marktaandeel van Belgische bedrijven. Het marktaandeel van Belgische bedrijven is met 20 procent gedaald ten opzichte van onze voornaamste handelspartners, maar het is nog meer gedaald ten opzichte van een aantal andere landen, waaronder bijvoorbeeld China. Dat betekent dat andere landen uit Europa, de Verenigde Staten of andere landen uit Azië een gedeelte van onze markt hebben afgenomen van de import in China. Dat is een totaal ander verhaal dan de verdediging van het Chinese systeem. U zult begrijpen dat dat absoluut niet mijn bedoeling was. Ik wou u enkel wijzen op de problematiek van het verlies van marktaandeel voor onze bedrijven en de bekommernis die dat veroorzaakt bij de Vlaamse bedrijfsleiders. Zij denken dat dat verlies van marktaandeel dringend een halt moet toegeroepen worden als wij ons sociaal stelsel in de toekomst willen beschermen.

 

De voorzitter: Mijnheer Deseyn, u hebt het woord.

 

01.57  Roel Deseyn (CD&V): Mevrouw de minister, u wil zich hier vanmorgen voordoen als een goede fee voor de consumenten. Ik zou zeggen: u bent een rode fee met een groene toverstok, als het gaat over de verpakkingen, die intussen zegt hoe goed het allemaal is. Het is ook een van de eigenschappen van een fee dat ze de mensen, in casu de consumenten, wil betoveren door te zeggen dat ze zullen samenwerken aan een verbetering van het milieu. Zij zegt dat de consumenten keuzes moeten maken en dat ze die keuzes ook zullen hebben.

 

U weet zeer goed dat het voor bepaalde producten, zoals bleekwater en frituurolie, niet evident is om ze in ander verpakkingsmateriaal te steken. De industrie zal dat ook niet organiseren. Die keuze zal er voor de mensen gewoon niet zijn. Zouden er in een verstandig beleid geen incentives gegeven moeten worden om productieprocessen in de bedrijven inzake verpakking bij te sturen of te heroriënteren? U zegt nu aan de mensen dat zij de keuze zullen hebben, dat er geen enkel probleem is. De mensen moeten maar meedoen met uw groene gedachtegang. Dat lijkt me een zeer betoverende speech van u te zijn die allerminst correspondeert met de realiteit op het terrein.

 

Een tweede zaak is het aspect van de mobiliteit. U bent ook lid van de regering die de files zou doen oplossen. Ik kan u nu al meegeven dat het, door die ondoordachte heffingsmaatregelen op verpakkingen, voor de mensen nu al voordeliger is om al vanuit Asse in Noord-Frankrijk inkopen te gaan doen. Dat betekent een verplaatsing van 160 km. Als u ook vanuit mobiliteitsoogpunt de zaak beter zou overdenken, zou u ook op dat punt kunnen bijsturen.

 

01.58  Paul Tant (CD&V): Mevrouw de minister, ik wil de volgende vraag nog eens onderstrepen. Ten eerste, over wie gaat het wanneer u spreekt over de overname van nieuwe pensioenreserves? Het kan toch niet dat de regering de indruk geeft dat haar begroting sluit – meer nog: dat ze een overschot heeft – door gewoon cijfers te vermelden zonder de oorsprong daarvan te moeten vermelden. Dat is het Parlement iets wijsmaken! Ofwel antwoordt u op die vraag, ofwel gaat u het Parlement doodeenvoudig voorbij, zeggende dat het ons allemaal niet aangaat, maar dat u het wel zult regelen.

 

Ten tweede, het zou me interesseren – ongeacht elke principiële overweging van belasting op verpakkingsmateriaal – wanneer de mensen, de consumenten dus, effectief moeten beginnen betalen, tenzij ze alternatieven zouden vinden. Kunt u zeggen vanaf wanneer dat inkomsten zal genereren? Dat zou mij echt interesseren.

 

01.59 Minister Freya Van den Bossche: De nieuwe heffing gaat in op 1 juli. U weet dat het de producenten zijn, in eerste orde, die betalen op de grondstoffen. Vanaf 1 juli zal voor de producenten dat prijsverschil dus zeker al te merken zijn. Wellicht zullen er dus ook inkomsten zijn vanaf 1 juli.

 

Wat de pensioenfondsen betreft: vooraleer de geëigende organen, de raden van bestuur en de vakbonden, zelf een goedkeuring hebben gegeven aan de personen die daarover met ons contact hebben gezocht, zal ik daarover niets zeggen. Dat heeft ook te maken met een vorm van hoffelijkheid van onzentwege. Maar wees gerust: ik zal het Parlement op tijd informeren. Er zal meer dan tijd genoeg zijn om daarover in de commissie en op andere plaatsen te debatteren. Ik zou dat zeker niet zomaar, zonder enige democratische controle, laten gebeuren.

 

Le président: Chers collègues, je vais donner la parole à tout qui la demande. Ce petit jeu des réponses/répliques peut se poursuivre longtemps!

 

01.60  Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, straks wordt in het halfrond gestemd over het vertrouwen. Op wat is dit vertrouwen gebaseerd als de regering ons de waarheid niet vertelt? Ofwel weet u over welke fondsen het gaat. Anders kunt u het cijfer trouwens niet kennen, en kunt u de begroting niet laten kloppen. U tracht deze kwestie te ontlopen, mevrouw, omdat u beschaamd bent om de waarheid te moeten vertellen.

 

01.61  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil namens onze fractie nogmaals benadrukken dat wij de vragen die de heer Bogaert heeft gesteld over het specifiek invullen van de intenties van de regering over de overname van de pensioenfondsen, in de loop van de bespreking beantwoord willen zien. Zoniet, vraag ik een schorsing van de vergadering tot wij het antwoord kennen. Dat is tijdens andere besprekingen van regeringsverklaringen verscheidene keren gebeurd.

 

De voorzitter: Mijnheer De Crem, ik richt mij tot de regering. Er is een vraag aan haar gericht. Ik geef het woord aan de heer Tobback.

 

01.62 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, ik wil aan de heer De Crem, voor zover hij dat nog niet weet, nog even duidelijkheid geven over de procedure van de overnames van de pensioenfondsen. In de eerste plaats gebeurt dat op vraag van de betrokkenen. (Protest)

 

U stelt mij een vraag, laat mij ze dan beantwoorden. Een overname van een pensioenfonds gebeurt in de eerste plaats nooit zonder een uitdrukkelijke vraag van de betrokkene.

 

Ten tweede, en dat zou u zeer goed moeten weten, de overname van het pensioenfonds van bijvoorbeeld het Antwerps Havenbedrijf is op hun vraag gebeurd, en ook met de uitdrukkelijke vraag van uw eigen vertegenwoordigers daarin om daarover niet te communiceren vooraleer de operatie afgerond was. Zeker ook omdat het in de meeste gevallen gaat, zoals dat ook het geval is bij overheidsbedrijven, over commercieel gevoelige informatie. Die namen worden dus nooit vooraf gegeven.

 

01.63  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik vraag een schorsing van de vergadering. Wij willen weten over welke fondsen het zal gaan.

 

Als het daadwerkelijk de logica van het Antwerps Havenbedrijf en van de NMBS is, is dat een logica van het mes op de keel geweest. Niet, u vraagt, maar u moet, om onze financiële problemen op te lossen. Dat is waarvoor wij staan. Onze fractie wil weten over welke fondsen het gaat.

 

Le président: Nous parlons donc de l'ordre des travaux et je note une demande d'interruption de séance de M. De Crem.

 

Monsieur Wathelet, sur le même point des travaux?

 

01.64  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je souhaite m'exprimer sur la réponse du ministre.

 

Monsieur le ministre, même si c'est vrai que ces entreprises l'ont demandé, c'est uniquement parce qu'elles y trouveraient un intérêt et cela voudrait dire qu'il s'agit d'une mauvaise opération pour l'État. C'est ce que vous venez de démontrer.

 

En effet, c'était tellement intéressant pour elle que la SNCB a même emprunté de l'argent pour que l'État puisse racheter son fonds de pension. C'était intéressant de ne pas devoir supporter cette charge des pensions dans le futur. Mais, maintenant, c'est à nous de supporter cette charge qui pèsera sur les générations futures.

 

01.65  Bruno Tobback, ministre: Monsieur le président, chers collègues, vous devez comprendre qu'une telle opération comprend au moins trois parties différentes.

 

1. Le personnel de cette entreprise ou institution reçoit la garantie à long terme que, quoi qu'il se passe pour l'institution ou l'entreprise, il recevra une pension. Le premier gagnant est donc le personnel.

 

2. Si une entreprise, comme par exemple le Port d'Anvers, demande d'effectuer une reprise, il ne s'agit pas uniquement d'une opération financière pour le gouvernement ou l'entreprise. Il peut arriver que, dans le cadre de la recherche d'un partenaire commercial au niveau international, il soit intéressant de revenir sur les obligations futures en matière de pension. C'est notamment le cas du Port d'Anvers. En effet, un partenaire commercial international sera beaucoup plus intéressé si les obligations de l'entreprise pour le futur sont supprimées.

 

3. Pour l'État fédéral, il s'agit d'une opération neutre la plupart du temps. En effet, pour payer les pensions, nous reprenons les moyens déjà prévus par l'entreprise, moyens qui, en principe, sont suffisants et nous les intégrons dans le volume des pensions payées par l'État fédéral. Je répète que, dans la plupart des cas, il s'agit d'une opération "win-win" pour les trois parties.

 

01.66  Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de procedure is de procedure. Het kan echter niet dat in een begroting middelen worden ingeschreven waarvan men helemaal niet zeker is. De minister geeft zelf toe nog niet te weten of de bedrijven het aanbod zullen aannemen. Ik heb hier ook de speech die wij allemaal hebben gekregen. Hier staat: “Van evenwicht naar overschot”. Dat wordt allemaal gecommuniceerd.

 

Nu blijkt dat diverse honderden miljoenen euro op geen enkel manier zijn ingedekt.

 

Nogmaals, het is A of B. Ofwel kent u de namen en dan moet u ze aan het Parlement geven, ofwel kent u de namen niet en dan is de huidige begroting fake en het huidige, zogenaamde begrotingsevenwicht zonder meer fictief. Het is een grote schande dat dat kan gebeuren. (Applaus.)

 

01.67  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zou willen weten hoe de twee zinsneden “uit respect voor de bonden en de onderhandelingen zullen wij het niet bekend maken” en “met dat respect zullen wij het wel inschrijven in de begroting” te rijmen vallen. De regering anticipeert, enerzijds, op de beslissing en wil, anderzijds, het Parlement niet inlichten, zogenaamd uit respect voor de onderhandelingen.

 

Ik kan de twee intellectueel niet met elkaar verzoenen. Misschien kan de minister dat wel.

 

01.68  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ga uiteraard akkoord met de vorige sprekers. In feite gaat het echter nog verder. Het gaat niet alleen om de overheidsgebouwen en de pensioenverplichtingen. De regering oppert bovendien dat er nog andere, punctuele maatregelen zijn die helemaal niet worden beschreven.

 

Ik citeer letterlijk uit het document van de regering: “Voor het begrotingsjaar 2007 gaat de regering ervan uit dat via dergelijke, punctuele maatregelen een opbrengst van 1,250 miljard euro realistisch is.” Dat moet dus lukken via dergelijke, punctuele maatregelen, waarbij het beheer van overheidsgebouwen en de overname van pensioenverplichtingen bij wijze van voorbeeld wordt gegeven. Er zijn dus duidelijk nog andere maatregelen die niet worden vermeld.

 

01.69 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer de voorzitter, in het document staat beschreven dat er ook nog 150 miljoen euro komende van "effectiseringen" van achterstallige belastingen is ingeschreven. Dat maakt het totaal van de genoemde 1,250 miljard euro rond.

 

01.70  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik herhaal mijn vraag.

 

Wij laten de minister niet gaan, vooraleer wij weten over welke pensioenfondsen het gaat. Wij kunnen echter de regering de tijd laten. Ik stel dus een schorsing voor en dat kunt u mij niet weigeren.

 

Le président: Monsieur De Crem, selon l'organisation des travaux, il y a plusieurs façons de procéder. Soit vous obtenez une réponse maintenant et nous n'allons pas plus loin dans le débat, soit, s'il faut rechercher des renseignements, nous pouvons poursuivre le débat cet après-midi. Nous pouvons peut-être continuer le débat sur les volets thématiques et laisser une question en suspens. S'il y a une demande précise de suspension de séance, j'en prends acte.

 

Je plaiderais pour que nous puissions poursuivre les débats thématiques.

 

(…): (…)

 

Le président: Si la réponse est donnée et qu'elle n'est pas jugée satisfaisante, je ne sais que dire.

 

01.71  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wij hebben een bespreking over de begroting. Een van de majeure elementen in die begroting, naast de gigantische lastenverlaging door de verpakkingsheffing, is de problematiek van de overname van de pensioenfondsen. De regering is niet in staat om ons vandaag, om 11.55 uur, het is inderdaad vijf voor twaalf, te zeggen over welke pensioenfondsen het gaat. Dat kan niet in een parlement.

 

Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel zegt de minister nu dat het gaat over deze, deze, deze en deze fondsen. Ofwel is er een onderbreking van de zitting. Op die vraag kan u niet anders dan ingaan. Dan geven wij de regering de tijd om hier uitleg te komen geven.

 

Le président: Vous venez de répéter la question, je me tourne donc vers le gouvernement. Peut-il répéter la réponse?

 

01.72 Minister Bruno Tobback: Het antwoord is gegeven. De uitleg erbij is gegeven. Er is geen ander antwoord en geen verdere uitleg te geven bij deze vraag. Voilà.

 

01.73  Pieter De Crem (CD&V): Ik vraag een schorsing opdat de regering overlegt, vooral binnen de eigen schoot, en als dat niet gebeurt, als wij ter zake geen antwoord krijgen, dan roep ik de Conferentie van voorzitters samen.

 

Le président: Je prends acte de cette demande.

 

Monsieur Giet, vous souhaitez intervenir à propos de l'ordre des travaux.

 

01.74  Thierry Giet (PS): Monsieur le président, le Parlement ne pratique pas encore la torture: si le gouvernement estime avoir répondu, il estime avoir répondu. Chacun prendra ses responsabilités lors du vote.

 

En tout état de cause, sur l'ordre des travaux, si un nouvel élément devait être donné ultérieurement par le gouvernement, c'est son problème. J'estime qu'il n'y a pas lieu de suspendre la séance dès le moment où d'autres thématiques doivent encore être abordées et que, dans le cadre de l'accord pris en Conférence des présidents, nous pourrions poursuivre sur ces autres thématiques.

 

Le président: Il n'y a donc pas unanimité sur la suspension.

 

01.75  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Ik heb zelden in dit halfrond zo’n antiparlementair betoog gehoord, waarbij men vragen van een parlementslid vergelijkt met “torture.” Dat is heel verregaand. Als dat al – gewone politieke vragen die behoren tot ons democratisch recht – vergeleken wordt met “torture,” weet ik niet waar ik mij hier bevind. Is dat hier een socialistische dictatuur of wat is dat hier?

 

Le président: Ce n'était pas le sens de l'intervention de M. Giet, mais enfin peu importe. On ne va pas faire de polémique inutile.

 

01.76  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zou willen vragen om een tactiek toe te passen die voorzitter De Croo ook toepast, namelijk die van de indicatieve stemming. Er zijn alleen geïnteresseerde leden in deze Kamer. Als u mij de schorsing niet wilt toekennen, dan vraag ik een indicatieve stemming over de vraag of de zitting moet geschorst worden.

 

Le président: Monsieur De Crem, je n'ai rien refusé ni accepté. J'essaie de voir s'il y a un consensus. Je constate qu'il n'y en a pas. L'interruption est de tradition.

 

01.77  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dit Reglement laat onze fractie alles toe. Als u de schorsing niet toestaat, dan dien ik gewoonweg een motie in en dan vraag ik de stemming daarover.

 

(…), het halfrond verlaat zonder dat wij weten over welke fondsen het gaat. Laat men zich die illusie niet koesteren. Desnoods gaan wij van artikel 1 tot artikel 131, maar ik haal ze allemaal boven en wij zullen het weten.

 

01.78  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, in de Conferentie van voorzitters hebben wij goede afspraken gemaakt over de organisatie en het verloop van dit debat.

 

Le président: Je le pensais aussi.

 

01.79  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Die afspraken waren dat wij deze voormiddag een aantal thematische thema's aan bod zouden laten komen. Ik stel voor dat wij ons daaraan houden. Als collega De Crem een Conferentie van voorzitters bij mekaar wil roepen, dan zouden wij kunnen vergaderen om bijvoorbeeld 14.00 uur en daar eens kijken of wij een consensus kunnen vinden in de Conferentie van voorzitters over het verdere verloop van de werkzaamheden.

 

Er was echter een akkoord dat wij gingen te werk gaan zoals wij nu aan het werk zijn. Als u dat wilt veranderen, is dat uw recht om dit te vragen in de Conferentie van voorzitters. Ik stel echter voor dat wij nu voortgaan zoals afgesproken.

 

01.80  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, die regeling van de werkzaamheden gold onder voorbehoud van de normale parlementaire procedure, namelijk dat de regering antwoord geeft op vragen die in het plenaire debat worden gesteld en de documenten voorlegt. Hier wordt een manifeste vraag gesteld en is het antwoord manifest onbestaand. Dit is onuitgegeven.

 

Le président: Le gouvernement a répondu, mais certains estiment que la réponse n'est pas suffisante. Je ne peux que le constater.

 

01.81  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de regering heeft helemaal niet geantwoord. Ik herhaal mijn verzoek. Schors de zitting zodat de regering kort kan overleggen hoe zij ons de informatie geeft waarom wij hebben gevraagd. Dat is voor ons desnoods vijf minuten, waarna we verder kunnen werken. In elk geval zullen de regering en de bevoegde minister de Kamer niet verlaten vooraleer we een antwoord krijgen op onze vraag.

 

01.82  Laurette Onkelinx, ministre: (…)

 

(Protestations)

 

Le président: Je propose que nous écoutions la réponse de M. Tobback.

 

01.83 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer De Crem behoeden voor een vergissing. Hij vraagt om een schorsing om de regering toe te laten te overleggen hoe zij zal antwoorden op zijn vraag.

 

Mijnheer De Crem, in dat geval is een schorsing zinloos. De regering zal immers geen ander antwoord geven op uw vraag dan hetgeen ik u al heb gegeven. Dat antwoord was volgens mij overigens omstandig en gemotiveerd. Het is uw democratisch recht het niet eens te zijn met dat antwoord, er geen vertrouwen in te hebben en dus op een andere manier te stemmen.

 

Voor alle duidelijkheid, mijnheer De Crem, het parlementair debat dient ook om van mening te verschillen. Het is uw goed recht niet akkoord te gaan met het antwoord, zoals het ook het recht van de regering is het antwoord te geven dat zij meent te moeten geven. Punt aan de lijn.

 

Le président: En ce qui concerne l'ordre des travaux, je vous propose d'entendre M. De Crem et M. Borginon. Ensuite, je vous ferai une proposition.

 

01.84  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u, en alleen u, kunt die schorsing toestaan. U hoeft daarvoor zelfs de instemming van de Kamer niet te vragen. Dit is een begrotingsbespreking. Het is onuitgegeven dat er begrotingsbesprekingen zijn zonder dat de daarbijhorende documenten die betrekking hebben op de beleidsmaatregelen niet aanwezig zijn en dat alle vragen worden afgewend. Ik vraag u om de zitting vijf of tien minuten te schorsen zodat de regering kan overleggen en met een antwoord komen.

 

01.85  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, dans cinq minutes, nous dirons encore la même chose. Que fera alors M. De Crem?

 

Vous devez respecter les décisions de la Conférence des présidents! Des réponses sont données; si elles ne vous conviennent pas, c'est votre droit. Les réponses sont données!

 

01.86  Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, even praktisch. Het heeft geen zin nog een kwartier of een half uur te polemiseren hierover. Het voorstel van collega Van der Maelen lijkt mij heel redelijk. Er is een punctueel probleem: er werd een vraag gesteld over pensioenfondsen en de oppositie wenst daar meer informatie over te krijgen. Dat dispuut kunnen we aan de Conferentie van voorzitters voorleggen.

 

Het lijkt me evident dat we, zoals afgesproken en gisterenavond opnieuw afgesproken, dat we de tussenkomsten over de verschillende departementen die niets te maken hebben met de vraag waar het nu over gaat, voortzetten zodat we al die problemen kunnen oplossen. We kunnen dan straks op de Conferentie van voorzitters op een redelijke manier een oplossing zoeken.

 

01.87  Pieter De Crem (CD&V): Ik wil de redenering van de heer Borginon afronden. Wij kunnen geen enkele van de andere discussies voeren, omdat wij niet weten of het geld dat in de begroting werd voorzien, effectief zal kunnen worden gegenereerd. We weten dus ook niet of dat geld zal kunnen worden besteed voor de andere departementen die we bespreken. Dat is toch wel de meest eenvoudige zaak.

 

01.88  Paul Tant (CD&V): Anders stellen wij een wijziging van de agenda voor en dan kunnen wij daarover stemmen.

 

Le président: Chers collègues, si nous continuons ainsi, les discussions se poursuivront durant des heures sans pour autant faire avancer le débat.

 

Comme l'a souligné M. Van der Maelen, un consensus avait été trouvé en Conférence des présidents. Cependant, il semble qu'il ne soit plus de mise.

 

Je constate que nous sommes confrontés à un problème ponctuel suite à une réponse jugée insatisfaisante. J'en prends acte.

 

Une demande de suspension m'a été soumise. Cette procédure est prévue par le Règlement.

 

Je suspends donc les travaux pour dix minutes. J'espère que cette interruption permettra une réflexion et sera l'occasion d'un retour à la sagesse afin que nous puissions reprendre nos travaux dans de bonnes conditions.

 

La séance est suspendue.

De vergadering is geschorst.

 

La séance est suspendue à 12.06 heures.

De vergadering wordt geschorst om 12.06 uur.

 

De vergadering wordt hervat om 12.49 uur.

La séance est reprise à 12.49 heures.

 

De vergadering is hervat.

La séance est reprise.

 

Voorzitter: Herman De Croo, voorzitter.

Président: Herman De Croo, président.

 

Le président: Je salue Mme la vice-première ministre et ministre de la Justice. Nous allons poursuivre nos travaux en entendant les interventions relatives à ce volet.

 

Mijnheer Laeremans, u hebt het woord.

 

Collega's, ik wens dat men zich houdt aan de afgesproken spreektijd.

 

Mmes Nagy et Marghem sont présentes. Nous verrons si M. Verherstraeten nous rejoindra.

 

We vatten het hoofdstuk Justitie aan.

 

Ensuite, nous passerons aux chapitres relatifs aux Relations extérieures, à la Santé publique, aux Affaires sociales et à l'Energie.

 

01.89  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, meer dan ooit was de regeringsverklaring van Verhofstadt een verkiezingsdocument, een schoolvoorbeeld van verbloeming en manipulatie, zo ook inzake justitie en veiligheid.

 

De hele zomer stond in het teken van de extreme laksheid van minister Onkelinx en haar onwil om de beveiliging van de samenleving prioritair te stellen. De regering heeft uit de eindeloze reeks van incidenten niet de gepaste, noodzakelijke conclusies getrokken en laat Onkelinx onverstoorbaar doorgaan op het ingeslagen pad. Ondanks de schandelijke voetbaluitstap van Mariusz O. en de vergoelijkende reacties vanuit de Waalse jeugdbeschermingssector komt er bijvoorbeeld geen koerswijziging inzake de aanpak van de jeugdcriminaliteit. Het enige waarmee men voor de pinnen komt, is een iets strenger toezicht op de toekomstige uitstapjes van jonge criminelen. Dat zulke jonge moordenaars ook in de toekomst nog zullen mogen uitfladderen, zelfs vooraleer hun proces is voorgekomen, wordt niet in twijfel getrokken. Hun plaatsing mag nu eenmaal niet worden gezien als een sanctie of een straf, alleen maar als een opvoedkundige maatregel louter bedoeld om de re-integratie in de samenleving te bevorderen.

 

Dat koelbloedige moordenaars, zelfs al zijn ze jonger dan 18, zeker in afwachting van hun proces niet thuis horen in een heropvoedingsinstelling, maar enkel in een streng bewaakte gevangenis kan in sommige geborneerde hoofden nog altijd niet in. Ieder verlof, ieder familiebezoek in Brussel is voor hun leeftijdsgenoten telkens weer een signaal dat hun vreselijke daad al vergeven is, hoogstens een vervelend detail, een spatje op de carrosserie. Onder deze regering is het moeilijker geworden om jonge criminelen op te sluiten. Onder deze regering wordt de procedure tot uithandengeving verzwaard in plaats van versoepeld. Onder deze regering werd geen perspectief geschapen op een betere samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap. Onder deze regering is de uitwerking van een echt jeugdsanctierecht verder weg dan ooit.

 

Wij zijn er met paars op achteruitgegaan in plaats van vooruit. Als de eerste minister hier komt klagen over de toegenomen agressie in onze samenleving, dan is zijn paars-groene en nadien paarse regering daar in grote mate de oorzaak van. Door de afwezigheid van een ernstige jeugdsanctierecht, door het extreem lakse vrijlatingsbeleid, door de omzwachtelde aanpak, de knuffelpolitiek ten aanzien van illegalen en buitenlandse criminelen hebben de opeenvolgende regeringen-Verhofstadt de agressie en het geweld in de samenleving alleen maar bevorderd. Deze regering zegt alleen maar dat ze wat zal doen aan de toegenomen agressie, maar in werkelijkheid verandert er gewoon niets.

 

Verhofstadt had eind juni, na de tragische doodslag op Guido Demoor in een Antwerpse bus, zelf aangekondigd dat de wet-Lejeune aangepast moest worden. Hij was het die eiste dat daders van extreme agressie hun straf niet langer voor een derde, maar minstens voor twee derde of zelfs helemaal zouden moeten uitzitten. Deze regeringsverklaring was dan ook de lakmoesproef voor Verhofstadt. Zoals wij hadden voorspeld, is het een absolute afgang voor de VLD geworden. Verhofstadt is vandaag trouwens niet toevallig afwezig.

 

Ik citeer even wat de eerste minister hier, op dit spreekgestoelte, op 6 of 7 juli verklaarde, tijdens het fameuze debat over de wet-Lejeune: “Het enige dat ik mij heb afgevraagd,” zo zei Verhofstadt, “en de vraag die ook de regering zal onderzoeken, luidt of bepaalde andere categorieën naast de recidivisten, zoals misdadigers van zware geweldmisdrijven, zoals wij die hebben meegemaakt, of misdrijven met misdadigers die een echt gevaar vormen voor de samenleving, in het kader van de wet-Lejeune niet best zouden worden opgenomen in een categorie waarbij bijvoorbeeld de regel van tweederde zou gelden. Waarom zouden wij niet effectief onderzoeken”, vroeg Verhofstadt, “bijvoorbeeld bij zware misdadigers of zware geweldmisdrijven, of wij, laten wij even een moeilijk woord gebruiken, de gunst van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet beter ontnemen aan dergelijke categorieën van misdaden en misdadigers. De regering zal dit nakijken en onderzoeken. Wij zullen naar het Parlement komen in oktober met een antwoord op die vraag. U kent mijn antwoord, want ik heb dienaangaande heel duidelijk gezegd dat ik het nuttig en nodig vind dat er met betrekking tot de wet-Lejeune categorieën bestaan waarbij verzwaringen worden doorgevoerd." Dixit eerste minister Verhofstadt.

 

Welnu, de eerste minister is met een antwoord naar de Kamer gekomen afgelopen dinsdag. Het antwoord is een duidelijk nee. Verhofstadt heeft over de hele lijn in het zand gebeten en Onkelinx heeft geen gram moeten toegeven.

 

Mevrouw de minister, u bent dan wel geen burgemeester van Schaarbeek geworden, maar in deze regering beantwoordt u toch wel het meest aan de vereisten van een goede Schaarbekenaar, die in Brussel inderdaad bekend staat als een ezel. Meer dan wie ook in deze regering bent u inderdaad een koppige ezelin, mevrouw de minister. Ik ken er geen tweede zoals u. U mag als halve Schaarbekenaar, want u woont een groot deel van de tijd in Lasne, deze eretitel bijgevolg met trots dragen. Vandaag is er geen sprake van een ernstige aanpassing van de vernieuwde wet-Lejeune, die dankzij de welwillende onderdanigheid van de VLD sinds dit jaar de meest lakse vrijlatingwet ter wereld is geworden. U hebt trouwens vorige week in de commissie verklaard dat er zelfs geen wetswijziging nodig is voor de aanpassing na de Hoxha-crisis. De lakse wet blijft overeind. De minimale wijzigingen waarmee Verhofstadt in september kon uitpakken, in verband met het advies van de slachtoffers, zullen geregeld worden via rondzendbrieven. Zo is het toch aan de collega verteld.

 

Die aanpassingen waren alleen maar bedoeld voor de galerij en geven geen enkele waarborg voor een strenger vrijlatingsbeleid. De strafrechter krijgt geen extra middelen of bevoegdheden. De strafrechter zal ook in de toekomst geen onsamendrukbare straffen kunnen uitspreken, geen twee derde kunnen uitspreken. Met het vonnis van de strafrechter zal minder dan ooit rekening moeten worden gehouden.

 

Wat dat allemaal in de praktijk betekent, is op 16 september nog maar eens duidelijk geworden in het dossier van de moordenaar Remy Lecrenier. Die man vermoordde in 1997 niet alleen zijn ex-vriendin, maar ook haar twee zussen en haar moeder, een viervoudige moord. Vandaag, amper 9 jaar na de feiten en 7 jaar na de veroordeling, komt die viervoudige moordenaar reeds in aanmerking voor penitentiair verlof en binnenkort zelfs voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Wanneer dat geweigerd wordt, start vanaf dat moment een dodelijke vrijlatingscarrousel. Elk jaar opnieuw zal de vader en echtgenoot van de slachtoffers worden opgeroepen om zich te komen verantwoorden, om te verduidelijken waarom hij meent zich te moeten verzetten tegen de vrijlating, om uit te leggen waarom hij zich zo onbarmhartig en hartvochtig opstelt. Wij vinden dat systeem gewoon onmenselijk. Wij vinden dat die eindeloze carrousel de slachtoffers culpabiliseert. In een humaan strafrechtsysteem is het de strafrechter zelf die in rechtvaardigheid oordeelt, rekening houdend met de belangen van de slachtoffers. Het zwaartepunt van de strafmeting wordt bij de strafrechter gelegd. Het is zijn beslissing die nadien in alle respect voor de rechtsstaat wordt uitgevoerd.

 

De regering is allerminst van plan iets aan dat systeem te veranderen. Integendeel, paars gaat door op het ingeslagen pad van de laksheid en van de ondermijning van de strafrechter. Verhofstadt heeft het dinsdag op een bijna omfloerste en hoogst verbloemde manier duidelijk gemaakt. Nog meer enkelbanden en werkstraffen betekent voor wie de wet-Onkelinx kent, niets anders dan de weigering op grotere schaal dan ooit om door de rechter opgelegde gevangenisstraffen uit te voeren. Het betekent niets anders dan de verdere inkorting van opgelegde straffen, zelfs tot ver onder de zogenaamde bodemgrens van een derde. De enige nieuwe maatregel waarin voorzien wordt, is de overheveling van de bevoegdheid tot terbeschikkingstelling naar de strafuitvoeringsrechtbanken voor een heel beperkte groep zoals gevaarlijke criminelen en terroristen. Niet alleen gaat het om zeer uitzonderlijke situaties, bovendien biedt het geen enkele garantie, zelfs minder garantie dan ooit, dat er meer gebruik zal gemaakt worden van de terbeschikkingstelling dan vandaag het geval is. Integendeel, de regering wentelt ook die verantwoordelijkheid van zich af, zelfs in de hoogst uitzonderlijke gevallen zal zij door het volk of het Parlement niet langer ter verantwoording kunnen worden geroepen.

 

De regering-Verhofstadt zal dan ook de geschiedenis ingaan als de regering die van de gevangenissen duiventillen maakte maar die wel naar de buitenwereld koppig en leugenachtig bleef volhouden dat ze het beleid had verstrengd. Tijdens het debat in de Kamer van 6 juli over de wet-Lejeune slaagde Verhofstadt er zelfs in de indruk te wekken dat het vrijlatingsbeleid vandaag strenger zou zijn dan bijvoorbeeld in 1990 omdat er toen zogezegd meer gevangenen voorwaardelijk werden vrijgelaten. Hij rukte de cijfers echter compleet uit hun verband. Hij negeerde het feit dat in 1990 nog liefst 25%, een kwart van alle veroordeelden, zijn straf tot op de laatste dag uitzat. Vandaag is dat minder dan 2%. Verhofstadt negeerde dat nadien via allerlei omzendbrieven steeds grotere groepen gevangenen automatisch onvoorwaardelijk werden vrijgelaten, met als uitschieter de omzendbrief van Verwilghen – hij was hier zojuist nog maar is ook alweer vertrokken – die als minister van Justitie toeliet dat zelfs recidivisten al na een derde spontaan mochten vrijkomen. Deze regeling werd toen als tijdelijk bestempeld, als een noodmaatregel, als een heel beperkte en tijdelijke noodmaatregel, maar die is vandaag definitief geworden in de wet-Onkelinx.

 

Sinds 1990 is het dus alleen maar verder bergaf gegaan. Vanaf februari 2007 mag Onkelinx, de koningin van de laksheid, de kroon op het werk zetten. Vanaf dan hebben de nieuwe strafuitvoeringsrechtbanken minder dan ooit de mogelijkheid om criminelen in de gevangenis te houden want zij mogen niet langer rekening houden met de persoonlijkheid van de veroordeelde noch met zijn gedrag tijdens de gevangenschap. De herroeping van de vrijlating wordt bovendien veel moeilijker en het penitentiair verlof wordt een standaardrecht, een basisrecht voor de overgrote meerderheid van de veroordeelden.

 

Het is dus de bedoeling dat het vrijlatingsbeleid vanaf februari nog lakser wordt dan vandaag. Voor wie daaraan zou twijfelen citeer ik met plezier uit de toelichting bij de wet-Onkelinx, een toelichting van deze minister die echter werd gesteund door de hele regering: “Het ontwerp gaat ervan uit dat principieel aan elkeen die zich in de wettelijk bepaalde tijdsvoorwaarden bevindt een voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegekend, rekening houdend met het mogelijk bestaan van tegenaanwijzingen. Net zoals de commissie-Holsters streeft het ontwerp ernaar om de voorwaardelijke invrijheidstelling in zoveel mogelijk gevallen toe te kennen”. Dat stond er. Minister Onkelinx heeft ook woord gehouden, de voorwaardelijke invrijheidstelling na een derde wordt in de praktijk bijna een automatisme.

 

Dat is trouwens de reden waarom er zo weinig strafuitvoeringsrechtbanken mogen zijn en waarom deze zo onderbemand zullen zijn. Indien men had gewild dat deze strafuitvoeringsrechtbanken hun werk ernstig zouden kunnen doen, dan had men er veel meer in het leven moeten roepen. Hun werklast zal minstens vijf keer zwaarder – en als we de Vlaamse commissies mogen geloven negen keer zwaarder - worden dan de werklast van de huidige vrijlatingscommissies.

 

De waarschuwing van de Hoge Raad voor Justitie is dan ook meer dan terecht. Deze regering heeft er echter geen oren naar. Ook deze last en deze kosten worden naar de volgende regering doorgeschoven. De uitbreiding van zes strafuitvoeringsrechtbanken tot negen zoals die nu wordt aangekondigd zal niet eens volstaan om de extra nieuwe bevoegdheid inzake internering die nu wordt aangekondigd te compenseren. Iedereen weet immers dat dit een heel zware en uitgebreide bevoegdheid is.

 

Ten slotte, de extra gevangeniscapaciteit die de regering voorstelt tegen 2010, is ook een volkomen ongeloofwaardig verhaal. Niets wijst erop dat de timing nog gehaald kan worden. De meeste gronden waarop de gevangenissen gebouwd moeten worden, zijn nog niet eens verworven door de federale overheid. Inzake de instelling voor jonge meerderjarigen is er zelfs nog geen locatie. Misschien kan de minister daarop nog een antwoord geven. Ik weet dat de regering vandaag zo weinig mogelijk antwoorden geeft en niet antwoordt op vragen van de oppositie. Ik heb er toch één. U komt uit een regeringsconclaaf, mevrouw de minister. Kunt u nu eindelijk zeggen – u hebt het in de commissie niet willen doen – waar de nieuwe instelling voor 200 jeugdige delinquenten boven de 18 jaar zal komen? Is er nu eindelijk een locatie? Is die knoop doorgehakt? U had gezegd dat het voor september zou zijn. We zijn nu oktober. U hebt het voor zich uitgeschoven.

 

Ik zie u neen schudden.

 

We zijn nu oktober. De gemeenteraadsverkiezingen zijn voorbij. U hebt gezegd dat u het moest uitstellen tot na de gemeenteraadsverkiezingen. Hebt u vandaag een antwoord? Kunt u zeggen waar die instelling komt en tegen wanneer dat terrein zal verworven worden?

 

01.90 Minister Laurette Onkelinx: Neen.

 

01.91  Bart Laeremans (Vlaams Belang): U heeft geen antwoord. Dat hadden wij inderdaad voorspeld. De regering heeft zelfs nog niet eens een antwoord waar die instelling zal komen, laat staan dat die grond verworven is. Dat is toch wel heel merkwaardig allemaal. We zijn dus na zovele maanden nog geen stap verder.

 

Ook inzake gevangeniscapaciteit heeft de regering al haar beloften gebroken, beloften die heel duidelijk in het regeerakkoord verwoord stonden en hier in 2003 heel expliciet werden vermeld. In 2003 luidde het nog dat er "op korte termijn" – zo stond het er – leegstaande kazernes zouden omgebouwd worden tot arresthuizen, maar daarvan is niets in huis gekomen. Alles werd handig doorgeschoven naar de volgende legislatuur, net zoals trouwens het geval is met de instellingen voor de geesteszieken, instellingen die duidelijk te klein zullen zijn. Men wil nu heel wat van die geesteszieken afstoten, weg uit de gevangenissen, maar men heeft daarvoor geen ernstige alternatieven. Het overbrengen van veroordeelde buitenlanders naar hun herkomstland, is niets meer dan een lege doos. Dat weet intussen iedereen. Inzake straftoemeting en gevangenisbeleid heeft de regering dus grandioos gefaald. Wij beschouwen het als onze taak en onze plicht om dat aan de bevolking duidelijk te maken.

 

Le président: Monsieur Verherstraeten, M. Wathelet désirerait poser une question qui ne prendra qu'une minute. Je vous remercie de le laisser s'exprimer avant vous.

 

01.92  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je suis intervenu assez longuement hier, notamment sur le volet Justice, mais une phrase dans la déclaration gouvernementale m'interpelle: "permettre la prolongation de l'incarcération au-delà de la fin de la peine de prison, dans des cas exceptionnels…". Ce genre de phrase fait un peu peur. J'espère avoir bien compris.

 

01.93  Laurette Onkelinx, ministre: Il s'agit simplement du système connu de mise à disposition. Cependant, il pourrait devenir automatique dans le cas de crimes particulièrement graves.

 

01.94  Melchior Wathelet (cdH): Nous sommes donc bien d'accord qu'il faut, au minimum, que la décision soit prévue dans le premier jugement et jamais prononcée par la suite, par un TAP?

 

01.95  Laurette Onkelinx, ministre: Vous avez bien compris.

 

Le président: Très bien. Si tout allait aussi vite, ce serait merveilleux.

 

01.96  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de discussie van deze voormiddag was interessant om uiteindelijk eens te zien hoe virtueel deze begroting is, met inkomsten in welk verband men zelfs nog niet weet waar men zal eindigen. Mijn vraag luidt dan ook hoe virtueel de beleidsverklaring van de eerste minister was. Hoe virtueel zijn de nota’s die wij dinsdagavond, hebben gekregen van de regering?

 

Wij kunnen de proef op de som nemen met de beleidsverklaring van 2005, wat het luik Justitie aangaat. Die beleidsverklaring begon met: “Justitie is in beweging”. De beweging hebben wij inderdaad deze zomer gezien in en rond de gevangenissen.

 

Ik wil even kort citeren. “Vanaf 2006 zal ook de informatisering van de rechtelijke organisatie een tastbare realiteit worden. Het Feniks-programma zal van start gaan in de politierechtbanken, in de vredegerechten, alsook in de arbeidsrechtbanken voor de geschillen inzake overmatige schuldenlast. Zo zullen die nabijheidrechtbanken, dus die waarmee het grootste aantal burgers in contact komt, als eerste genieten van deze omwenteling door de informatica.” Tot dusver heb ik daarvan op die rechtbanken niets gezien.

 

“Tijdens het laatste trimester van 2006” – daarmee komen we tot het tweede punt – “zullen de eerste strafuitvoeringsrechtbanken het licht zien.” Het is echter nog steeds donker.

 

“In onze gevangenissen eisen onze beambten terecht volledige personeelskaders, opleiding en gerenoveerde werkomgevingen.” Die gerenoveerde werkomgevingen hebben we in Dendermonde gezien.

 

“Daarnaast streven we ernaar” – het vierde punt, nog steeds op de eerste bladzijde, die ik gewoon volg –, “nu we de verdragsrechtelijke en wetgevende basis hebben, om aan de overbrenging van gevonniste personen zonder echte band met België naar hun land van herkomst een zo ruim mogelijke toepassing te geven.” In verband met die ruime toepassing hebben wij vorige week in de commissie de cijfers gekregen van de minister van Justitie.

 

Nog steeds op dezelfde bladzijde lees ik dat er een opleidingsinstituut voor de rechtelijke orde zal komen, evenals een commissaris voor de rechten van de slachtoffers. Er zou dus een en ander worden opgericht, maar jammer genoeg hebben we daarvan nog niets gemerkt.

 

Wat moeten wij geloven van deze begroting? Wat moeten wij geloven van die virtuele beleidsverklaring?

 

De eerste minister zei dinsdag: “Het moet geen tien op tien zijn. Zeven of acht op tien is ook goed.” Als we de beleidsverklaring van vorig jaar lezen en als we zien wat daarvan allemaal werd uitgevoerd, dan is dat geen zeven of een acht waard, maar een dikke buis voor een paarse regering in haar tweede zittijd. Die buis is, wat mij betreft, zo dik dat ze niet meer in aanmerking komt voor een derde zit.

 

Na zo’n hete zomer had iedereen toch een zeer uitvoerig luik aangaande Justitie verwacht? We krijgen in de beleidsverklaring en de bijgevoegde nota anderhalve bladzijde. In 2004 waren er dat nog twaalf.

 

Van de eerste minister die toch een voluntarist is en die vorige dinsdag zei dat het toch iets meer dan goed bestuur mocht zijn, had ik iets meer verwacht, zeker wat betreft de strafuitvoering, in het licht van de problematiek die zich deze zomer geaccentueerd heeft.

 

Wat de strafuitvoeringsrechtbanken betreft, heb ik gelezen dat het aantal kamers van 6 tot 9 wordt opgetrokken. Ik neem aan dat het aantal strafuitvoeringsrechtbanken niet toeneemt, maar wel het aantal kamers. De vraag is dan in welke rechtbanken er extra kamers komen. Waar komen de negen kamers, waaronder de drie bijkomende kamers? Waar komen de vier andere? Het gaat inderdaad om 13 kamers na de absorptie van de wet op de bescherming van de maatschappij door internering in de wet op de externe positie van de gedetineerden en die op de strafuitvoeringsrechtbanken. Zal dat alles wel volstaan? De commissie-Holsters, alsook de commissies VI en de hoge raad hadden al om die 12 kamers gevraagd. Ook u had die voorafgaandelijk gevraagd bij de indiening van uw ontwerp in de bespreking op het kernkabinet. Op het kernkabinet heeft men er u toen maar zes gegeven. Nu zullen er nog een pak dossiers inzake de bescherming van de maatschappij bijkomen. Ik heb de cijfers nagekeken, Het gaat om 800 tot 900 dossiers op jaarbasis. Een magistraat kan momenteel ongeveer 150 dossiers in de CVI aan. Na het vonnis is hij er immers niet vanaf. Neen, hij moet ze blijven opvolgen. Dan vrees ik dat de hoge raad het bij het rechte eind heeft wanneer hij vreest dat het voorgestelde aantal niet zal volstaan.

 

Dan is mijn vraag voor u, mevrouw de minister, u hebt het over zes, negen, dertien kamers. Betekent dat ook extra personeel, extra parketmagistraten, extra administratief personeel, extra griffiers?

 

01.97 Minister Laurette Onkelinx: (…)

 

01.98  Servais Verherstraeten (CD&V): Ik dank u daarvoor, mevrouw de minister. Dat lijkt mij ook niet meer dan logisch te zijn. U had 464.000 euro bestemd voor…

 

01.99 Minister Laurette Onkelinx: (…) de vraag van de heer Van Parys. Het is een sterke verhoging, namelijk meer dan 4,1%.

 

En quatre années, ma participation au refinancement de la Justice aura été de quelque 400 millions d'euros. On peut certainement mieux faire mais je ne pense pas qu'auparavant on ait déjà fait autant… sans compter la participation d'autres départements à l'œuvre de justice. Je pense par exemple à la problématique des internés. En effet, un accord a été trouvé avec le ministre des Affaires sociales et de la Santé, qui permettra à un nombre considérable d'internés de sortir des établissements pénitentiaires pour intégrer la filière des maisons de soins psychiatriques et des habitations protégées; de plus, toute la filière classique, type Bierbeek, Zelzate et Rekem, pourra être maintenue et même élargie et ce, sur la base de moyens financiers émanant du ministère de la Santé publique.

 

Comme vous pouvez le constater, un effort considérable a été consenti au niveau du ministère en faveur du refinancement de la Justice, ce qui me permet de renouveler mes remerciements à l'encontre de mes collègues.

 

01.100  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de vice-eerste minister, ik zal dat uiteraard verifiëren aan de hand van de cijfers en er dieper op ingaan naar aanleiding van de besprekingen in de commissie.

 

Het moest er echter nog aan mankeren dat deze cijfers niet fenomenaal zouden stijgen, wanneer wij het wijzigende wetgevende werk hebben gezien gedurende de laatste jaren, als men autonome werkstraffen oplegt als sanctie, als men elektronisch toezicht als autonome straf mogelijk maakt en daar uitbreidingen van vooropstelt, als men strafuitvoeringsrechtbanken opricht, als men de ambitie heeft om een nieuwe wet op de bescherming van de maatschappij te maken.

 

01.101  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je vais donner des réponses aux questions.

 

Pour la surveillance électronique, nous voulions arriver à 600 détenus pour la fin de l'année. Nous y sommes déjà! Par ailleurs, nous avons décidé l'engagement de personnel supplémentaire – une soixantaine de personnes – pour arriver à 1.000 en 2007.

 

01.102  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, we vonden in de nota's niets terug in verband met deze uitbreiding. We hebben dat in de pers vernomen. Wanneer zult u die 62 en de justitieassistenten aanwerven? Zullen zij tegen het einde van dit jaar worden aangeworven of zult u dat begin volgend jaar doen? In welke mate belasten zij het budget 2007?

 

Het feit is dat u erom hebt gevraagd en ze blijkbaar hebt gekregen en de intentie hebt om het te doen. We zullen zien wat dat voor de uitvoering zal betekenen. Er is ook de logica. We hebben inzake het elektronisch toezicht twee tot drie jaar ter plaatse getrappeld. De cijfers gingen de laatste maanden pas in stijgende lijn nadat u de rondzendbrief ter zake had gewijzigd. Er vinden op dit ogenblik geen maatschappelijke onderzoeken meer plaats. De inwerkingtreding van de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken toont aan hoe gevaarlijk dat is met betrekking tot het elektronisch toezicht.

 

Eerst was er sprake van het vierde kwartaal, daarna was het januari 2007 en nu wordt het al februari 2007. We zullen in februari 2007 wel zien. Het gaat echter maar over een heel beperkt gedeelte aangezien de minderjarige gestraften, de penitentiaire verloven en de uitgangsvergunningen allemaal onder de inwerkingtreding vallen. Ik herhaal uw antwoord in de commissie. Die zullen allemaal plaatsvinden in 2008. Dat wil dus zeggen dat inzake het elektronisch toezicht de gewijzigde rondzendbrief nog een jaar van kracht blijft. Er zullen met andere woorden gedurende meer dan een jaar geen maatschappelijk onderzoeken meer plaatsvinden. Dat houdt volgens mij een enorm risico in. Ik vind het te weinig. Ik vind het wat de inwerkingtreding betreft een stuk te laat.

 

Ik zie dat mijn spreektijd bijna om is.

 

De voorzitter: Ik heb u tien minuten gegeven in plaats van vijf.

 

01.103  Servais Verherstraeten (CD&V): Ik heb nog een paar vragen over huurstelsels.

 

Ik had inzake de strafuitvoering toch wel iets meer verwacht. Wat betreft het aanbod van werkstraffen, neemt u extra justitieassistenten aan, maar er moet ook voldoende aanbod zijn. De problematiek met betrekking tot de werkstraffen is dat veel straffen nu zelfs dreigen te verjaren.

 

Mijnheer de voorzitter, ik wil u tegemoetkomen en zal een aantal zaken overslaan om het onmiddellijk over de huur te hebben.

 

01.104  Laurette Onkelinx, ministre: Pour ce qui concerne toutes les compétences des maisons de justice, environ 111 agents supplémentaires sont prévus.

 

01.105  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, gaat u de aanwerving meteen opstarten of heeft u voor een fasering geopteerd? Met andere woorden, in welke mate zal de loonlast van die 111 en 62 nieuwe jobs wegen op het budget 2007?

 

01.106  Laurette Onkelinx, ministre: Après, bien entendu, les procédures de sélection habituelles.

 

01.107  Servais Verherstraeten (CD&V): Ik denk dat het duidelijk wordt, mevrouw de minister. U zegt dat de budgetten zijn gestegen, maar u hebt wetgeving gemaakt die als consequentie heeft dat u voorafgaandelijk in middelen moet voorzien. Ik heb de indruk dat u pas nadien in de middelen ter zake wil voorzien. Met andere woorden, de confrontatie met de problemen is voor de volgende legislatuur. Er waren een groot aantal doorschuifoperaties van eenmalige operaties, maar ik ben ervan overtuigd dat met betrekking tot Justitie u inzake uitgaven vele facturen zult krijgen voor de uitvoering van wetgevend werk dat nu gedaan is, maar waarvoor nu geen middelen zijn opzijgezet. De middelen daarvoor zullen dus moeten worden aangerekend op de budgetten voor 2008 en wellicht ook 2007, maar dan na de budgetcontrole. Die zullen wij niet zien voor de federale verkiezingen, daarvan ben ik nu reeds overtuigd.

 

Mag ik dan, voorzitter, nog een paar vragen stellen met betrekking tot de huur? Dan sluit ik af, want ik wil van uw goedheid geen misbruik maken.

 

De voorzitter: Dit is een captatio benevolentiae.

 

01.108  Servais Verherstraeten (CD&V): Wij zijn ons uiteraard bewust van de problematiek dat huurprijzen zwaar kunnen doorwegen op een gezinsbudget en dat waarborgen in eenmaal ophoesten geen evidentie is voor sommige gezinnen. De fiscale maatregelen die de regering suggereert zijn, wat ons betreft, goed. Ze vormen wat sommige betreft zelfs een herhaling van wetsvoorstellen van sommige CD&V-collega's. Verscheidene voorstellen zijn zelfs ter stemming gebracht, onder meer in de Senaat, maar werden weggestemd. Het ware interessant om wat de regering nu voorstelt in het kader van de beleidsverklaring eens af te toetsen aan wat zij het afgelopen jaar heeft weggestemd. Men stelt nu zeer veel dingen voor die werden weggestemd, afwezige collega's van de meerderheid, op een ander moment.

 

De voorzitter: Wellicht heeft CD&V een goede studiedienst.

 

01.109  Servais Verherstraeten (CD&V): Wij zullen daar te gepasten tijde op terugkomen. Met betrekking tot de andere maatregelen, mevrouw de minister, heb ik toch wel enkele vragen.

 

Wat mij in verband met de waarborg heeft gefrappeerd is dat arme huurders 50% meer waarborg zullen moeten betalen dan rijke huurders. Rijke huurders zullen twee maanden in een keer kunnen ophoesten, terwijl arme huurders drie maanden zullen moeten ophoesten. Dat is een socialisme dat ik niet begrijp.

 

01.110  Laurette Onkelinx, ministre: Je vais essayer de vous l'expliquer. Ceux qui paient deux mois tout de suite sont les garants; ceux qui paient trois mois versent par mensualités, mais la banque est garante de l'ensemble dès le début.

 

01.111  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, om meer duidelijkheid hierover te krijgen, kan ik repliceren met een aantal wedervragen.

 

In de nota's lees ik dat de banken in ruil een bankwaarborg zullen leveren en deze dienst zullen aanbieden. In welke mate is hierover met de banken overleg gepleegd? In welke mate bestaat hieromtrent een akkoord? Onder welke voorwaarden? Doen de banken dit gratis of tegen een vergoeding? In het laatste geval, welke vergoeding?

 

01.112  Laurette Onkelinx, ministre: Les discussions ont bien entendu lieu avec l'ABB.

 

01.113  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, gisteren en vanmorgen namen wij contact op Febelfin en de Vereniging van Banken en daar werd ons hieromtrent gezegd dat er nog geen onderhandelingen en zelfs nog geen gesprekken zijn gevoerd. Er werd ons gezegd dat zij uiteraard niets zullen doen zonder vergoeding. Wie zal die betalen?

 

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, als u mij niet gezegd had dat u kort ging zijn, zou ik ongerust worden.

 

01.114  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de minister is zo vriendelijk dat zij mij onderbreekt en ik apprecieer dat ook. Het lijkt mij toch belangrijk om dit aspect even aan te kaarten, gelet op hetgeen wij hieromtrent in de pers hebben gelezen.

 

Mevrouw de minister, als ik uw redenering zou moeten volgen, dan zijn mensen die in een keer twee maanden kunnen betalen solvabel en dus is er daar geen probleem. Laat dan rijke huurders geen waarborg meer betalen! Dan is de redenering dat hoe armer men is, hoe hoger de waarborg moet zijn. Dit is niet onze visie. Wij vinden dat de arme huurders moeten geholpen worden, maar niet de rijke huurders.

 

Mevrouw de minister, ik vrees dat dit contraproductief zal zijn, want er is een broos evenwicht op onze huurmarkt. Ik ga het zelf niet zeggen. Ik ga gewoon citeren uit de persmededeling die ik gevonden heb op de website van het Vlaams Overleg Bewonersbelangen, www.huurdersbond.be. Zij zeggen het volgende over het betalen van de huurwaarborg in schijven of in een keer maar dan beperkt tot twee maanden huur: "Het VOB vreest dat deze maatregel een slag in het water zal zijn. Het risico is reëel dat de verhuurders niet zullen willen verhuren aan huurders die de waarborg niet in één keer kunnen betalen."

 

Uit studies die door de Huurdersbond en dus niet door de eigenaars worden aangehaald, blijkt dat 40% van de verhuurders niet bereid is om te verhuren aan huurders die voor de waarborg een beroep moeten doen op het OCMW.

 

Mevrouw de minister, de problematiek in Wallonië is veel groter dan in Vlaanderen, want de huurmarkt in Wallonië is anders dan in Vlaanderen en vereist dus ook andere antwoorden. Wij krijgen vandaag in dit regeerakkoord alweer het Waalse antwoord in plaats van het Vlaamse antwoord of in plaats van een antwoord dat gespreid kan zijn rekening houdend met de diversiteit in de marktsituatie. Ik heb alle begrip voor de Waalse marktsituatie. Daarop mag een antwoord gegeven worden, maar dat moet dan wel een antwoord zijn voor Wallonië en niet voor Vlaanderen waarop het haaks staat.

 

01.115  Laurette Onkelinx, ministre: Il va falloir m'expliquer pourquoi c'est en fonction de la réalité wallonne. J'ai du mal à le comprendre mais vous allez me l'expliquer.

 

Le président: Ne provoquez pas l'orateur, madame la ministre.

 

01.116  Laurette Onkelinx, ministre: Non, je ne le provoque pas.

 

Le président: Je vois déjà M. Van Parys réagir; je le connais! Heureusement, d'ailleurs.

 

Mijnheer Verherstraeten, geef uzelf geen reden om niet te besluiten!

 

01.117  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, u zult het met mij eens zijn dat in Wallonië het probleem inzake het ophoesten van huurwaarborgen en inzake het proportioneel aandeel van de huurprijs tot het inkomen van de huurders numeriek groter is, en ik heb met hen te doen, samen met u. Wij moeten hen ter zake voorthelpen, maar het probleem is daar numeriek groter dan in Vlaanderen, maar het antwoord dat u biedt is in mijn ogen een fout antwoord. Dat zijn niet alleen mijn woorden, en ik wens hier zeker niet de woordvoerder te zijn van het Algemeen Eigenaarssyndicaat, maar ik citeer ter zake zelfs de Huurdersbond en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen, die ter zake onze visie delen.

 

Ook wat de affichering betreft, meen ik dat wij niet het juiste systeem hebben. Maar ik zal daar niet dieper op ingaan, voorzitter, om u een stuk tegemoet te komen. Maar wij zullen het daar met elkaar nog over hebben in de komende weken.

 

Wat ik vaststel, mevrouw de minister, – en dat is het laatste – is dat er een uitbreiding is van de paritaire huurcommissies. Wij hebben er op dit ogenblik drie: Charleroi, Brussel en Gent. Binnen het korte tijdsbestek ben ik er niet in geslaagd contact te hebben met het paritair comité van Charleroi. Het is me wel gelukt met Gent en met Brussel. Beide krijgen jaarlijks 50.000 euro. Zij zijn al een jaar aan het werken. In Gent heeft men 6 verzoeningen gerealiseerd, in Brussel heeft men er 2 gerealiseerd. 8 verzoeningen voor 100.000 euro. Van goede middelentoekenning gesproken! Ik heb daar een andere mening over.

 

01.118  Laurette Onkelinx, ministre: Vous contestez l'excellent travail réalisé ensemble par les propriétaires et les locataires, dans les commissions paritaires, qui font non seulement de la médiation et de la conciliation mais aussi tout le travail des grilles indicatives de loyers. Vous vous expliquerez avec eux.

 

01.119  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, dit is geen kritiek op die mensen die daar prachtig werk leveren maar niet over de budgetten beschikken om dit op een fatsoenlijke manier te kunnen doen. Met een slechte middelenallocatie krijgt men dit als resultaat. Met dat soort van middelenallocatie kunnen vrederechters, mijns inziens, veel meer verzoeningen gerealiseerd krijgen. Dat was trouwens de keuze die u een paar jaar geleden hebt gemaakt door in de verplichte verzoening te voorzien in de huurwetgeving. Volgens mij kent die verplichte verzoening weinig succes. Vele vrederechters bevestigen dit. Om paritaire huurcomités uit te breiden die inzake objectivering van huurprijzen nog nergens staan, evalueert men, mijns inziens, beter de resultaten op het terrein. Dat zijn de resultaten die de mensen zo eerlijk en vrij zijn toe te geven.

 

Mijnheer de voorzitter, u bent de enige liberaal die op dit ogenblik nog in het halfrond aanwezig is. Als ik sommige standpunten hoor, denk ik dat u echt de enige Vlaamse Liberaal in deze Kamer bent. Destijds heb ik onze collega uit Oostende, de heer Tommelein, aan de minister van Justitie horen zeggen dat hij het totaal oneens was en dat hij namens de liberale fractie sprak. Hij was ronduit tegen die maatregelen. Diezelfde maatregelen staan vandaag in de regeerverklaring.

 

Mijnheer de voorzitter, ik besluit. De kranten van woensdag hadden gelijk. Paars is er weer. Paars staat er terug. Dat klopt. Wat is paars? PS en sp.a wikken en beschikken en de liberalen knikken. De liberalen knikken tegen de belangen van Vlaanderen in. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd blijven!

 

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, in elk geval bedankt voor het compliment.

 

Madame Marghem, j'espère que vous disposez d'une montre convenable car celle de M. Verherstraeten va quatre fois plus lentement que les autres.

 

01.120  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je n'ai pas de montre mais j'ai une horloge biologique qui me dit qu'il est 13.30 heures et que je n'ai pas encore mangé. Je n'ai donc pas l'intention de faire souffrir mes collègues qui, comme moi, n'auraient pas encore mangé.

 

Chers collègues, mon intervention portera plus particulièrement sur la matière de l'accès au logement. Selon l'adage, "pauvre en sa maison est roi". Cela signifie d'abord que chez soi, on est légitimement protégé de l'extérieur dans son intimité et dans sa dignité mais cela signifie également qu'avoir un toit au-dessus de sa tête est une richesse. Le premier ministre l'a rappelé en indiquant qu'une habitation convenable dans un cadre de vie convenable est un droit fondamental, autrement dit une richesse fondamentale.

 

Or le gouvernement s'est déjà attelé à la concrétisation de cet objectif en favorisant des mesures propres à faciliter l'acquisition d'un logement pour chacun de nos concitoyens et en privilégiant, par des incitants fiscaux, les investissements respectueux de l'environnement. Ont notamment été prises les mesures suivantes:

- l'extension de la réduction d'impôt pour les investissements économisant l'énergie (extension tout d'abord aux locataires et portée ensuite à 40% des dépenses, le montant maximum de réduction passant de 500 à 600 euros);

- la prolongation de la mesure de réduction du taux de TVA à 6% pour les travaux de rénovation dans les immeubles de plus de cinq ans;

- l'instauration d'un incitant fiscal pour encourager les familles à accueillir les ascendants ou collatéraux jusqu'au deuxième degré âgés de plus de 65 ans.

 

On le voit, il n'y a pas que des incitants fiscaux pour des investissements respectueux de l'environnement mais aussi une considération envers la solidarité et les familles.

 

Nous nous félicitons de voir complété le contingent de mesures fiscalement avantageuses qui intègre aujourd'hui des dispositions concernant le logement des plus démunis: la réduction du taux de TVA à 6% pour la construction de logements sociaux, l'application du taux de TVA réduit applicable à la rénovation aux constructions nouvelles visant à remplacer les immeubles délabrés dans les quartiers défavorisés des grandes villes et, enfin, une réduction d'impôt pour les propriétaires qui rénovent et mettent le bâtiment en location avec des loyers modestes.

 

La situation des locataires et la difficulté pour eux à trouver un logement décent avec un loyer abordable doit également trouver réponse. Nous prenons acte de la décision de modifier le système de cautionnement en diminuant le montant demandé ou en permettant son étalement dans le temps. Nous pensons cependant que la prudence s'impose dans pareil débat. En effet, nous devons tenir compte de l'inquiétude des parties en présence. Faut-il rappeler que la location est une conséquence du démembrement du droit à la propriété, entraînant des relations souvent compliquées entre le propriétaire et celui qui occupe son bien?

 

Les deux parties en présence ont donc des craintes qu'il faut pouvoir entendre et pour lesquelles il faut trouver des solutions équilibrées.

 

Les propriétaires craignent évidemment de ne pouvoir obtenir le paiement des arriérés de loyer, sans parler de la réparation des dégâts locatifs éventuels à laquelle la garantie locative est précisément dédicacée.

 

Toutefois, on peut très souvent constater que, dans la jurisprudence actuelle, les magistrats, pour clôturer une rupture de bail, décident très souvent que la garantie locative servira à titre de règlement des arriérés de loyer. On assiste ainsi à un glissement dans la jurisprudence, glissement ayant pour effet de faire disparaître la frontière claire entre les droits et devoirs des locataires et ceux des propriétaires, ce qui entretient la crainte entre ces deux pôles.

 

La conséquence probable d'une telle situation sera la hausse de loyers pour compenser ce risque ou encore le découragement de certains propriétaires qui préféreront laisser leurs biens vides plutôt que de prendre le risque de les mettre sur le marché locatif. Ces effets sont également redoutés par les locataires qui appréhendent que l'accès au logement ne leur soit rendu encore plus difficile. Il devra donc être répondu adéquatement à toutes ces craintes, madame la ministre, dans le cadre de la mesure relative à la garantie locative. À défaut, nous risquons d'engendrer des effets pervers et non désirés plutôt que d'apporter des solutions.

 

Pour terminer, je voudrais aborder un thème qui n'a pas été très explicité dans la déclaration gouvernementale et qui a trait aux projets pilotes, déjà mis en place à Bruxelles, Gand et Charleroi.

 

D'après ce que vous aviez annoncé en janvier 2006, dans la foulée des "dix chantiers du gouvernement" parmi lesquels la lutte contre la pauvreté, il s'agit de mettre en place des commissions paritaires chargées d'établir des grilles indicatives des loyers dans ces trois grandes villes. Depuis lors, nous n'avons reçu aucune information concrète quant au fonctionnement de ces commissions paritaires.

 

J'entends dans la déclaration du premier ministre que cette expérience sera poursuivie à l'avenir. J'estime, pour ma part, que nous disposons de trop peu d'éléments d'information à ce sujet et qu'il serait opportun que vous nous en disiez un peu plus et que vous nous éclairiez sur la partie de la déclaration gouvernementale qui stipule – je cite –: "…à la demande expresse d'une région intéressée, la possibilité sera offerte de recourir, dans certains quartiers de cette région, à des prix de référence".

 

De quelle région parle-t-on? S'agit-il des Régions au sens institutionnel du terme, dans le cadre de leur compétence en matière de logement?

 

01.121  Laurette Onkelinx, ministre: Oui.

 

01.122  Marie-Christine Marghem (MR): Dans ce cas, ne sort-on pas du cadre strict de la loi fédérale sur les baux de résidence principale, matière reprise dans le Code civil qui est de compétence fédérale?

 

Comment les modalités d'établissement de ces fameux prix de référence seront-elles ou non organisées?

 

01.123  Laurette Onkelinx, ministre: Vous avez raison de dire que des informations sur le travail des commissions paritaires sont nécessaires.

 

Tout à l'heure, M. Verherstraeten n'a cité qu'une partie des compétences de ces dernières.

 

Je vais donc demander à chaque commission paritaire de faire un rapport d'évaluation, rapports que je déposerai au Parlement.

 

01.124  Marie-Christine Marghem (MR): Dans quel délai pensez-vous que nous pourrons disposer de ces rapports?

 

01.125  Laurette Onkelinx, ministre: Je prendrai contact avec chaque commission paritaire pour savoir si leur rapport est terminé ou non. Je vous répondrai donc par écrit très prochainement.

 

01.126  Marie-Christine Marghem (MR): Je poursuis dans l'ordre des questions qui pourraient trouver réponse au fil du temps.

 

Nous nous interrogeons aussi sur la composition de ces commissions paritaires, leur mise en place et les évaluations prévues pour ces systèmes.

 

01.127  Laurette Onkelinx, ministre: Comme leur nom l'indique, ces commissions sont paritaires entre locataires et propriétaires, ce qui nécessite des accords entre les représentants des propriétaires et ceux des locataires qui travaillent ensemble avec des représentants des villes concernées, soit actuellement Gand, Charleroi et Bruxelles. Leur travail s'étend à diverses missions dont la médiation, la conciliation mais aussi l'institution d'une grille indicative des loyers.

 

Je transmettrai au Parlement les rapports d'évaluation.

 

01.128  Marie-Christine Marghem (MR): Je poursuis avec mes questions, mais vous répondez partiellement à celle-ci: nous sommes donc d'accord pour admettre qu'une clarification est indispensable. Elle peut avoir lieu prochainement dans le cadre de la commission Justice.

 

En tout état de cause, il nous faudra obtenir des réponses étayées et il conviendra de mener un débat sur la pertinence de ce projet pilote. Nous aurons un cadastre. Le but de cette expérience pilote est, je suppose, d'acquérir des indications statistiques et sociologiques.

 

01.129  Laurette Onkelinx, ministre: En fait, elle facilitera la tâche d'information par l'obligation de l'enregistrement du bail et sa gratuité.

 

01.130  Marie-Christine Marghem (MR): La mesure me paraît excellente. Elle nous fournira des indications qui permettront de réfléchir à des systèmes pour satisfaire à l'objectif d'une habitation décente pour chacun de nos concitoyens en tant que droit fondamental. C'est ce que je souhaite.

 

01.131  Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, je vais poursuivre dans le même domaine que ma collègue précédente. En effet, le logement est une question lancinante et récurrente, mais qui ne trouve pas de réponse satisfaisante dans la déclaration gouvernementale.

 

Comme l'écrit le professeur Nicolas Bernard, "tous les indicateurs confirment que le coût de la location a explosé ces dernières années". Cette situation est particulièrement criante à Bruxelles. Ainsi, 10% des ménages les plus pauvres consacrent 64% de leurs ressources à se loger et les loyers les moins élevés connaissent l'augmentation la plus importante.

 

L'évolution des loyers est préoccupante car de plus en plus de ménages doivent rogner sur d'autres dépenses pour faire face aux hausses des loyers. Le différentiel entre l'évolution des revenus et les loyers est de 46%, ce qui signifie que lorsque je gagne +100, mon loyer augmente de +146. C'est assez impressionnant et cela traduit bien la détresse dans laquelle un certain nombre de ménages se trouvent.

 

Les situations en Wallonie et en Flandre, bien que différentes étant donné la forme du marché locatif, sont aussi préoccupantes puisqu'on connaît également, pour les locataires, une perte de pouvoir d'achat.

 

Cette introduction me permet de rappeler l'urgence de mesures en faveur du logement. Or, dans ce domaine comme dans d'autres, la montagne accouche d'une souris. La majorité des mesures nous est d'ailleurs présentée régulièrement depuis ce qu'on a appelé le Super Conseil des ministres d'Ostende en 2004. Puis, nous avons assisté à la mise en scène de la Conférence interministérielle sur le logement qui a organisé la présentation de pistes de réflexion. Concrètement, seule des expériences pilotes dites "commissions paritaires locatives" – nous en avons parlé – à Charleroi, Bruxelles et Gand ont été réalisées. Leur impact réel sur la situation des locataires et des loyers est parfaitement invisible.

 

Aujourd'hui, quelle est la réponse face à cette urgence sociale? Il y a bien sur des améliorations limitées à la gestion des baux: obligation d'en conclure, obligation de les enregistrer, meilleure transparence des prix. Mais en ce qui concerne le véritable problème, à savoir l'urgence de modifier la loi, la question est renvoyée aux Régions et à un laborieux accord de coopération à conclure. Pourquoi faire simple quand on peut faire extrêmement compliqué sur le plan institutionnel?

 

Que nous sommes loin des déclarations du président du Parti socialiste à la rentrée! Je cite la dépêche…

 

01.132  Laurette Onkelinx, ministre: Ecolo a participé au gouvernement sous l'ancienne législature et n'a jamais mis la question du logement sur la table. Cette fois-ci, nous avons un plan, qui peut paraître modeste, mais qui améliore sensiblement la situation.

 

01.133  Marie Nagy (ECOLO): Madame, si vous dites à toutes ces personnes qui ont aujourd'hui des problèmes de logement que vous entretenez des querelles politiques sur ce qu'on aurait pu faire ou sur ce qu'on n'a pas fait… Aujourd'hui, il faut des solutions! Vous êtes vice-première ministre, chargée de la Justice, vous avez la capacité de donner une réponse et je constate qu'à ce jour, cette réponse est insuffisante.

 

Je vais citer la dépêche Belga reprenant les déclarations du président du PS, toujours plus fort pour faire des déclarations en dehors qu'au sein du gouvernement.

 

01.134  Laurette Onkelinx, ministre: Je rappelle donc que vous n'avez jamais rien obtenu en la matière!

 

01.135  Marie Nagy (ECOLO): "Le PS demande une régulation accrue du marché locatif privé. L'opération se fera en deux temps. Tout d'abord, un blocage des loyers au-delà de l'indexation, le temps de mettre au point un véritable système de régulation, qui s'inspirerait des commissions paritaires mises en place par Laurette Onkelinx".

 

Or, la lecture de la déclaration qui nous a été présentée hier nous apprend qu'il n'y a ni blocage, ni système de régulation, même si M. Giet a déclaré être "particulièrement satisfait des avancées proposées". On est rapidement satisfait! Mais ce n'est pas un problème!

 

Il est particulièrement urgent d'arrêter l'emballement des loyers par un système de régulation qui demande une modification immédiate de la loi fédérale. C'est au moment du changement de locataire que le loyer augmente déraisonnablement. A l'instar de ce qui se passe en cours de bail, au moment du changement, la hausse éventuelle autorisée doit être impérieusement encadrée.

 

On peut également réfléchir à une fiscalité plus juste en ce qui concerne cet investissement socialement utile qu'est le logement dans un pays, où seulement 8% du parc des logements sont des logements sociaux.

 

En ce qui concerne la réduction de TVA, je vous demande de ne plus l'annoncer! On en parle aussi depuis 2004! Il faut à présent appliquer ce taux réduit pour la production de logements sociaux. A présent que le premier ministre est devenu un grand adepte d'Al Gore, il me semble que la proposition de loi consistant à coupler la réduction de la TVA pour les logements sociaux à une exigence de performances énergétiques élevées pour rencontrer les objectifs de Kyoto devrait connaître un avis positif.

 

Une autre mesure proposée atteste que lorsqu'on ne peut trancher entre socialistes et libéraux, le gouvernement coupe la poire en deux sans que cela n'apporte une réelle réponse au problème. C'est celle relative aux garanties locatives. Une proposition "win-win" avait été déposée sur la table: la mise en place d'un fonds de garantie locative. Ce fonds permettait à la fois de soulager les locataires - nous avons vu que pour certains, 64% de leurs revenus sont consacrés au paiement de leur loyer –, qui ne peuvent faire face à des dépenses importantes lorsqu'ils louent un nouveau bien, et de protéger aussi le propriétaire en cas de dégâts éventuels ou de non-paiement des loyers.

 

Au lieu de cela, le gouvernement fait une proposition qui mécontente à la fois les locataires et les propriétaires: stigmatisation des locataires qui ont des difficultés par le paiement de trois mois de garantie alors que les autres n'en paient que deux et insécurisation des propriétaires qui risquent d'augmenter encore un peu les loyers pour faire face au "nouveau risque", d'autant plus qu'il n'y a pas de mécanisme de régulation.

 

En conclusion, certaines mesures, mille fois annoncées, méritent d'être appliquées rapidement: baisse de la TVA pour les logements sociaux ou transparence des baux. D'autres méritent d'être critiquées: l'absence de fonds de garantie locative et, surtout, l'absence de régulation des loyers. Cette mesure répond à l'urgence sociale criante qui s'exprime par des squats de plus en plus fréquents et par des demandes d'occupation précaire des biens en attente de rénovation. C'est la réalité criante à côté de laquelle le gouvernement passe avec beaucoup de légèreté.

 

Je reviens un instant sur le volet Justice et Affaires intérieures de la déclaration de politique générale. Dans cette partie, on assiste également à de forts accents sécuritaires. Une nouvelle loi concernant les méthodes spéciales de recherche y est annoncée, alors que la loi sur les techniques spéciales a déjà été renforcée. C'est tout le mécanisme sécuritaire qui continue à avancer, sans que l'on ait vraiment le sentiment que des justifications et des garanties suffisantes aient été données.

 

Comme M. Wathelet, je tiens à souligner le paragraphe concernant l'adaptation de la législation afin de permettre la prolongation de l'incarcération au-delà de la fin de la peine de prison dans des cas exceptionnels, jugés particulièrement dangereux.

 

Ces deux exemples donnent de quoi nous inquiéter. Lorsque ces projets de loi viendront au parlement, nous serons extrêmement vigilants; de prime abord, ils ne trouvent pas une vision positive de notre part.

 

Par ailleurs, en ce qui concerne les mesures préventives ou les autres mesures de gestion de la sécurité, importantes pour vraiment réussir cette sécurité, je souhaite formuler quelques remarques: lorsqu'il s'agit de prévention, les définitions qui sont données sont relativement vagues, sans calendrier d'exécution et sans moyens.

 

Pas plus tard qu'hier, le Conseil supérieur de la Justice attirait l'attention du gouvernement sur le fait que les tribunaux d'application des peines, dont nous attendons tous la mise en œuvre effective, risquent de connaître de graves problèmes de fonctionnement car les moyens octroyés par le gouvernement sont insuffisants.

 

Je pense, madame la ministre, que cette critique mérite d'être examinée avec sérieux et attention.

 

01.136  Laurette Onkelinx, ministre: On est notamment passé de six à neuf chambres. Les actuelles commissions de libération conditionnelle ont deux agents administratifs; les tribunaux en auront trois, voire quatre. Un grand dialogue a été mené à la suite des premières critiques formulées notamment par les magistrats en formation pour la constitution des tribunaux d'application des peines.

 

Des moyens supplémentaires ont donc été dégagés dans le budget pour répondre à ces interpellations et à ces questions. J'aurai à cœur de les expliquer à l'ensemble des partenaires, y compris le Conseil supérieur de la Justice.

 

01.137  Marie Nagy (ECOLO): Madame la ministre, nous suivrons cela avec attention. Ce problème est en effet d'actualité. Le Conseil supérieur de la Justice a rappelé les problèmes posés. Or, de cette réforme des tribunaux d'application des peines dépendent bien d'autres avancées importantes en matière de justice. Je pense au statut des victimes, à la libération des détenus, au suivi des internés, à d'autres points essentiels qui seraient fragilisés si l'on perdait de vue les recommandations du Conseil supérieur de la Justice.

 

Je conclus. En attendant la dernière ligne droite, c'est moins un bilan qui nous est présenté par l'actuel gouvernement que des nouvelles promesses ou la répétition d'anciennes promesses. Selon ce gouvernement, ces promesses devraient résoudre de nombreux problèmes. Néanmoins, comme on l'a vu pour la hausse des loyers, on peut craindre qu'elles ne soient pas à la hauteur des besoins sociaux criants de nos concitoyens.

 

Le président: Madame la ministre, je crois que vous avez déjà répondu aux questions. La Chambre s'estime donc satisfaite, et vous, monsieur Wathelet, tout spécialement.

 

Nous abordons maintenant le chapitre des Affaires étrangères. Le ministre est présent.

 

01.138  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci d'être revenu parmi nous. Je vous ai vu ce matin, vers 11 heures, et nous voilà maintenant, un peu avant 14 heures.

 

Le président: Vous cherchez midi à quatorze heures, madame!

 

01.139  Brigitte Wiaux (cdH): Rarement, monsieur le président. Je m'efforce d'être constructive.

 

Je me réjouis, au nom du cdH, de la place qui a été accordée à la politique internationale dans la déclaration de politique fédérale, puisque les Affaires étrangères y sont à l'honneur.

 

On ne peut en effet que se réjouir de l'élection de la Belgique comme membre non permanent du Conseil de sécurité de l'ONU; on ne peut que se féliciter des engagements courageux et responsables de notre pays concernant nos soldats au Kosovo, en Afghanistan et dernièrement au Liban. On ne peut qu'approuver l'annulation de la dette bilatérale du Congo et également approuver le choix de la relance européenne. Sur tous ces sujets, le cdH, à l'instar des autres partis démocratiques de ce pays, majorité et opposition confondues, approuve les décisions prises.

 

Mais je souhaiterais revenir sur trois aspects de la vision quelque peu enchantée des relations internationales que le premier ministre nous a livrée mardi dans sa déclaration de politique fédérale. À cet égard, monsieur le ministre, vous nous avez habitués à plus de réalisme et je ne peux pas croire qu'il se soit dissipé. Aussi aimerai-je revenir sur trois points préoccupants:

- le règlement politique des conflits dans le cadre desquels les forces belges interviennent;

- l'aide au développement;

- la transformation de l'OTAN.

 

En ce qui concerne tout d'abord le règlement politique des conflits dans le cadre desquels les forces belges interviennent - je pense au Kosovo -, où on remarque que malgré les efforts diplomatiques déployés en vue d'une solution institutionnelle, c'est toujours l'impasse sur la question du statut du Kosovo. Sur le terrain, certains dirigeants serbes du Kosovo médiatisent, voire surmédiatisent, les incidents en les qualifiant d'agressions à caractère ethnique. Or, lorsqu'on sait que la minorité serbe a été interdite pendant deux ans et demi de participation aux travaux de l'Assemblée du Kosovo et au gouvernement, on comprend que les tensions soient loin d'être anodines. Il est donc urgent, me semble-t-il, de repenser l'action internationale dans la région et d'oser des solutions qui rapprochent ces populations et qui ne se contentent pas de proposer – ainsi que j'ai pu le lire dans certains communiqués des Nations unies – le développement du secteur privé, de la privatisation et de la libéralisation.

 

Sur le plan économique, la libéralisation ne suffira probablement pas. Il faudra des investissements. On peut se demander qui investira dans cette région si la sécurité et la stabilité politique n'y sont pas garanties.

 

J'en viens à l'Afghanistan dont il faut évoquer la gravité de la situation. De façon générale, le ressentiment de la population locale à l'égard des forces étrangères croît. On a pu lire dans la presse depuis le mois de septembre que l'OTAN a été surprise de découvrir la puissance de frappe des talibans. Maintenant, l'OTAN se donne six mois pour améliorer les conditions de sécurité, c'est-à-dire pour défaire les talibans. Selon le général qui commande l'ISAF, "si ce n'est pas le cas, nous aurons un problème." La situation est d'ailleurs telle que la France envisagerait de retirer ses troupes d'élite d'Afghanistan et, selon le journal "Le Monde", ce retrait serait dû à la dégradation de la situation sécuritaire.

 

Ensuite, il y a le cas du Liban. Encore une fois, la décision d'y déployer nos troupes dans le cadre de la résolution 1701 est une bonne chose, à condition de veiller à ce que tout soit mis en œuvre pour assurer la sécurité de nos militaires. Je ne peux m'empêcher cependant de rappeler à cette tribune que cette guerre a laissé des populations blessées et meurtries des deux côtés de la frontière et qu'elle aurait pu être évitée. Les Nations unies n'ont pas été entendues, l'Europe n'était pas unie.

 

J'en termine avec le Moyen-Orient. Je suis heureuse de lire dans la note annexe que la Belgique soutiendra toute initiative de la communauté internationale qui, le moment venu, visera à trouver une solution de paix intégrale au Moyen-Orient. Cependant, chaque jour compte: il y a une crise humanitaire à Gaza, la violence y fait quotidiennement des victimes parmi les civils, les salaires des fonctionnaires palestiniens sont bloqués depuis six mois, en raison entre autres de sanctions israéliennes et de la communauté internationale. Cette situation n'est pas acceptable. On ne peut demander à la population de supporter cela pendant des mois encore.

 

J'en viens au second point de mon intervention, consacré à l'aide au développement. Cela concerne donc plus particulièrement le ministre de la Coopération au développement. Nous apprécions le fait que le Congo demeure une priorité de la politique étrangère belge. Nous apprécions aussi la reconduction des investissements dans la démobilisation, le désarmement et la réintégration, mais la question centrale sur laquelle tous les experts sont également d'accord est celle des investissements et du financement de la reconstruction au lendemain des élections. Or, la déclaration de politique générale n'apporte pas beaucoup de précisions à ce sujet.

 

Vous allez probablement me dire, monsieur le ministre, que tel est bien l'objectif de la décision d'annuler la dette du Congo. Cette initiative devrait en effet permettre un nouveau départ à ce pays, mais reste à voir comment elle sera mise en œuvre. Dans les mois qui viennent, nous y serons particulièrement attentifs.

 

D'ailleurs, le premier ministre a annoncé une augmentation de l'aide publique au développement qui devrait atteindre les 0,55% et se rapprocher de l'objectif de 0,77% pour 2010. Il semble, une fois de plus, que l'augmentation de notre aide publique au développement ne soit que le résultat de la comptabilisation de l'annulation de la dette congolaise. Or, pour le cdH, ce type d'opération budgétaire se fait au détriment d'une véritable politique de développement et elle est contestable au regard de l'esprit des Objectifs du Millénaire et au regard du Consensus de Monterrey dont le texte demandait en effet que les ressources fournies pour l'allègement de la dette ne réduisent pas les montants d'aide publique au développement qui doivent être disponibles pour les pays en développement.

 

Il est vrai qu'à cet égard, le 30 mai dernier, le ministre de la Coopération au développement déclarait dans un communiqué de presse, je cite: "Un groupe de travail interministériel procède actuellement à l'évaluation de l'exécution par la Belgique de ses obligations en matière d'aide publique au développement. Si les conclusions de ce groupe de travail n'apportent pas la certitude que les engagements de la Belgique seront respectés, de nouvelles mesures seront prises". J'aimerais savoir où nous en sommes et si nous pourrons disposer des conclusions de ce groupe de travail rapidement.

 

J'en viens maintenant au troisième et au dernier point de mon intervention. Il concerne l'OTAN. Il est vrai que le monde a changé, l'ordre mondial n'est plus celui de la bipolarité. S'il est normal d'attendre d'une institution telle que l'OTAN qu'elle soit adaptée au nouvel environnement stratégique, il est plus contestable de modifier ses missions sans passer par une procédure de révision du Traité et la transparence des débats.

 

Dans le cadre du Traité de l'Atlantique Nord de 1949, les États ont convenu d'agir conjointement en cas d'attaque menée contre l'un des membres. En 1999, en adoptant le Concept stratégique, les États ont déclaré vouloir faire évoluer l'OTAN puisque sa tâche serait désormais la préservation de la paix et la prévention des conflits, sans limites géographiques, plutôt que la légitime défense. À l'époque, Joschka Fischer avait déclaré, à propos de la nouvelle stratégie de l'OTAN, que "ce n'est pas un document à caractère de Traité, que c'est un accord politique, que le Concept stratégique n'a pas force obligatoire. En l'adoptant, nous nous sommes plutôt mis d'accord sur une ligne de conduite politique". Cela ne constitue donc pas une modification du Traité de l'OTAN. Aussi, il est regrettable que le sommet de Riga ne soit pas enfin l'occasion d'un débat plus transparent et d'une révision du Traité qui permettrait à l'OTAN d'agir en conformité avec ses propres textes.

 

Aussi, je demanderai au gouvernement de ne pas se contenter de veiller à la gestion rigoureuse du budget de l'OTAN mais de se soucier également du respect son acte constitutif.

 

Monsieur le ministre, voici, en quelques mots, les trois observations dont je voulais vous faire part. Au-delà de ces trois aspects, je vous souhaite bon travail ainsi qu'à tous nos diplomates au sein de l'OSCE, dont vous assumez actuellement la présidence, ainsi qu'au Conseil de sécurité puisque notre pays va y siéger comme membre non permanent.

 

01.140  Hervé Hasquin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, pour vous remercier de votre patience, je serai particulièrement bref. Mon intervention comportera quatre points. Tout d'abord, trois motifs de satisfaction et puis, peut-être, une interrogation pour le futur.

 

Mon premier motif de satisfaction, c'est l'aboutissement d'efforts diplomatiques et d'un rayonnement diplomatique de la Belgique depuis 7 ans, à savoir notre présence au sein du Conseil de sécurité de l'ONU. Ce sera pour notre politique étrangère et pour le pays une carte de visite et un poste de visibilité exceptionnels. L'on espère évidemment que la Belgique sera digne de cet honneur en résistant et en donnant le ton face aux États voyous et à toute forme d'extrémisme que l'on rencontre aujourd'hui sur la planète.

 

Le deuxième motif de satisfaction, c'est le Congo. Voici quelques années encore, les sarcasmes étaient de mise dans cette enceinte, parce que la politique étrangère belge s'occupait du Congo. Certes, les élections en ce qui concerne le second tour ne sont pas encore terminées. Il est exact que nous sommes toujours peut-être à la veille d'ennuis, d'incidents et nous n'ignorons pas qu'il y en a de-ci, de-là, mais ce qui se passe aujourd'hui au Congo et le processus électoral dans lequel nous nous sommes engagés depuis de très nombreux mois constituent aussi une récompense des efforts diplomatiques déployés par la Belgique. En effet, peu de pays y croyaient. La Belgique et sa diplomatie se sont beaucoup investies dans un dossier tel celui-là. Il faut dire, même pour ceux qui jouent en permanence les Cassandre, que nous sommes proches de l'aboutissement.

 

Mon troisième motif de satisfaction a trait à la Coopération au développement. Je reconnais qu'on a pu avoir parfois des sourires narquois, lorsque la Belgique annonçait qu'elle s'efforcerait, d'ici 2010, de consacrer 0,7% de son PIB à la Coopération au développement. Force est de constater que, ces dernières années, ce budget croît et que globalement aujourd'hui – nous aurions tort de ne pas célébrer l'événement, de ne pas le souligner suffisamment – la Belgique, petit pays, proportionnellement à ses moyens, est le sixième pays donateur au monde. Cela mérite d'être souligné et cela mérite d'être su.

 

Notre pays a parfaitement compris que la politique de coopération était aussi une façon de résister ou de combattre le terrorisme, la pauvreté, l'immigration clandestine, etc. Cela m'amène à un quatrième point par lequel je conclurai.

 

Selon moi, une grande question se pose et se posera au cours de ce 21e siècle. On constate qu'un continent émerge indiscutablement; il risque d'ailleurs d'être le continent dominant dans le courant de ce siècle. Il s'agit de l'Asie. Dès lors, la question que l'on peut raisonnablement se poser est la suivante: l'Afrique décollera-t-elle un jour?

 

Pour ma part, je ne crois pas que c'est par la politique de coopération que l'on permettra à l'Afrique de décoller. Cette politique est nécessaire pour pallier certaines carences et défaillances mais elle ne permettra pas à certains pays ou à des continents entiers de démarrer.

 

Le 21e ou le 22e siècle sera-t-il le siècle de l'Afrique? Je m'adresse en même temps au ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération.

 

Il faut sans doute avoir présent en permanence à l'esprit que pour qu'il y ait un véritable développement et décollage économiques, certaines conditions qui n'ont rien à voir avec la coopération doivent être remplies. Premièrement, il s'agit d'avoir un État suffisamment structuré, deuxièmement, des normes de droit conformes au droit international et aux obligations qui sont courantes dans les sociétés développées et démocratiques et, troisièmement, l'éradication de la corruption. Ces trois conditions sont nécessaires pour permettre au développement économique de se déclencher.

 

Or, nous le savons, nous sommes encore loin du compte en Afrique. L'évolution en cours pour le moment au Congo tend à nous rassurer mais nous devons rester modestes et humbles et savoir que le chemin sera encore long. En tout cas, du point de vue de la politique, notre gouvernement ne doit jamais perdre de vue ces trois conditions, la coopération n'étant qu'accessoire en la matière.

 

01.141  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik zal heel kort zijn. Ik heb gisteren mijn vragen gesteld aan de premier. Mij werd gezegd dat deze u werden bezorgd, mijnheer de minister.

 

Ik heb een complement bij een van de vragen die ik heb gesteld. Hebben onze Belgische troepen die in Zuid-Libanon aanwezig zijn, alle mogelijke informatie gekregen over de vindplaats van mijnen en clusterbommen? De premier heeft mij meegedeeld dat die informatie is bezorgd. Intussen heb ik uit twee verschillende, zeer betrouwbare bronnen vernomen – een van de bronnen wil ik voor mij houden, maar de tweede is Handicap International – dat zij na een plaatsbezoek hebben vastgesteld dat de informatie waarover de Belgische en andere troepen beschikken, gedateerd is. Het zou gaan over de plaatsing van mijnen in het jaar 2000. Naar verluidt is er geen informatie beschikbaar over mijnen die werden geplaatst tijdens het recente conflict in Zuid-Libanon en er zou evenmin precieze informatie zijn over alle plaatsen waar door het Israëlische leger clusterbommen zijn gedropt.

 

Mijnheer de minister, is mijn informatie correct of foutief?

 

De voorzitter: Er zijn blijkbaar geen andere vragen meer voor de minister van Buitenlandse Zaken.

 

01.142  Karel De Gucht, ministre: Madame Wiaux, je pourrai donner toute une conférence sur les questions que vous avez posées. Je suis prêt à le faire mais je crains que cela déplaise à M. le président.

 

Le président: Ceci n'est pas une salle de conférence, monsieur le ministre. C'est une assemblée politique!

 

01.143  Karel De Gucht, ministre: Madame Wiaux, vos questions sont tout à fait pertinentes, que ce soit sur le Kosovo, l'Afghanistan ou le Liban.

 

Très brièvement, en ce qui concerne le Kosovo, nous en avons encore parlé avant-hier au Conseil des Affaires générales de l'Union européenne. Je constate quand même un certain pessimisme, notamment en ce qui concerne le calendrier pour apporter une solution institutionnelle au problème.

 

Jusqu'il y a six mois, tout le monde était assez confiant qu'avant la fin de l'année, un plan serait sur la table, qui contenterait tout le monde et qui serait mis en application. Il y a actuellement certains doutes sur ce point et je me dois de vous dire que j'ai toujours été assez sceptique en ce qui concerne la problématique du Kosovo.

 

En ce qui concerne l'Afghanistan, il ne faut surtout pas sous-estimer l'importance de ce pays pour la stabilité dans le monde, au Moyen-Orient et en Asie centrale. C'est un élément-clé, également pour notre sécurité. Il ne faut pas penser que, comme l'Afghanistan est loin, il n'a pas d'influence sur notre sécurité. Ce n'est pas le cas.

 

Il faut avoir une approche double: à la fois militaire et de développement. Vous savez que nous contribuons sur le plan militaire, notamment à l'aéroport de Kaboul. Le gouvernement devra se prononcer dans les semaines qui viennent sur un éventuel effort additionnel.

 

Il est également important de contribuer au développement de l'Afghanistan, sans lequel il n'y aura jamais une paix durable dans ce pays. Le ministre de la Coopération au développement projette de faire un effort supplémentaire pour l'Afghanistan à concurrence de 10 millions d'euros sur base annuelle. Nous discutons actuellement de la manière de mettre sur pied des programmes bénéfiques pour toute la population.

 

Le Moyen-Orient, notamment le Liban, constitue un vrai nœud gordien. Il serait, selon moi, préférable de parler de ce sujet en commission. En effet, il n'est pas souhaitable d'expliquer ce problème en dix minutes. Je risque de ne pas avoir le temps de vous donner toutes les informations nécessaires et, ce faisant, de faire l'objet de critiques de part et d'autre. Toutefois, je voudrais dire que je suis de plus en plus convaincu que l'envoi de 400 militaires au Liban constitue une bonne décision. Il faut absolument stabiliser ce pays et agir à Gaza. Il faut savoir que cela n'est pas évident étant donné les tensions entre le Fatah et le Hamas. Nous devons également inciter Israël à faire de réelles avancées sur le chemin de la paix, ce qui n'est pas le cas actuellement. Mais, comme je l'ai déjà dit, nous nous trouvons face à un vrai nœud gordien et cette problématique mérite que nous en discutions de manière approfondie en commission.

 

J'en arrive à l'aide au développement.

 

Il est vrai que nous envisageons pour le Congo une abolition de la dette en 2007, à condition qu'une évaluation positive puisse être effectuée après les élections. Nous devons d'abord attendre les élections, voir comment la situation évolue et agir de concert avec le Club de Paris.

 

Par ailleurs, le ministre en charge de la Coopération au développement, en accord avec le gouvernement, envisage une injection supplémentaire, immédiatement après les élections, de 25 millions d'euros en faveur des programmes d'urgence. Cette somme sera imputée sur son budget.

 

Pour ce qui concerne l'OTAN, je ne crois pas que le Sommet de Riga incite à une révision du Traité de l'OTAN, d'autant plus que les perspectives de Riga sont plutôt limitées par rapport à celles envisagées voici six mois. On parlera surtout des partenariats et de la manière de les mettre en œuvre. Je ne vois donc pas dans quelle mesure il faudrait renégocier le Traité de l'OTAN, ce qui ne serait, en outre, pas très simple.

 

Monsieur Hasquin, je partage votre analyse concernant le "décollage" de l'Afrique. Je ne parle même pas de démocratie, mais nous devons obtenir certaines garanties permettant la mise en place de la vie économique. Sinon, cela ne sera pas possible. En anglais, on parle d'"institutions", ce qui ne veut pas forcément dire le parlement ou le gouvernement. Cela concerne également l'administration proprement dite et la prise en compte de certains services élémentaires comme les soins de santé, un cadre juridique sûr permettant de régler les conflits entre les individus et l'État ou entre individus. Il y a beaucoup de littérature à ce sujet.

 

Il faut également reconnaître que sans l'aide au développement, cela ne marche pas non plus: il faut les deux, et peut-être une aide plus ciblée. Il faut également un développement des institutions et l'instauration d'un climat propice au développement économique. Les deux doivent aller de pair.

 

Ik kom tot de vraag van de heer Van der Maelen.

 

Deze vraag houdt ons natuurlijk bezig. Toen ik in Israël was, heb ik ze uitdrukkelijk gesteld aan mijn gesprekspartners, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie. Achteraf heb ik dat gecheckt met mijn gesprekspartners in Beiroet, de collega's Salloukh en eerste minister Signora. Er werd me bevestigd dat de Israëlische autoriteiten wel degelijk een aantal plannen via de UNO aan Libanon hebben doorgegeven. Via de UNO komen ze ook terecht bij de troepen ter plaatse. Het is ook een vaststelling dat de plannen onvolledig zijn en een aantal informaties niet bevatten.

 

Zonder hierover verder in detail te treden, heb ik reden om aan te nemen dat op dit ogenblik het niet zo is dat Israël doelbewust bepaalde plannen zou achterhouden. Ik heb reden om dit aan te nemen op basis van informaties die we daarover hebben. Ik heb daar geen bewijs van. Op dit ogenblik is er geen reden aan te geven waarom men zou kunnen zeggen dat Israël doelbewust die informaties achterhoudt. Een aantal informaties zou niet in hun bezit zijn. Een aantal plannen is inderdaad gedateerd. Ik denk dat de essentiële vraag die ons thans moet bezighouden de volgende is. Maakt dit het werk van onze Belgische ontmijningsdiensten ter plaatse al dan niet onmogelijk? Dat is de vraag die men in eerste instantie moet stellen aan de minister van Landsverdediging. Ik denk dat we er moeten van uit gaan dat op korte termijn de volledige, gedetailleerde plannen over de ganse periode niet ter beschikking zullen zijn omdat naar Israël zegt – er is geen reden om daar ab initio aan te twijfelen – zij die volledige plannen niet bezit. Er is wel degelijk een praktisch probleem in verband met de plannen.

 

De voorzitter: Geen repliek? (Neen)

 

Collega's, we vatten het voorlaatste hoofdstuk aan, sociale zaken en volksgezondheid.

 

De heer Goutry vraagt een spreektijd van 5 minuten. Dat wil ik eens zien. We kennen mekaar al zo lang, mijnheer Goutry. Ik wens u veel geluk met de 5 minuten. Probeer maar.

 

01.144  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, ik zal in elk geval mijn best doen om zo kort en zo beknopt mogelijk een en ander te zeggen over het budget voor de sociale zekerheid. Mijnheer de voorzitter, ik zal mij, ook omwille van het tijdgebrek, toespitsen op de ziekteverzekering, zeg maar op het budget voor de gezondheidszorg.

 

Wat dat betreft, mijnheer de minister, ere wie ere toekomt. U hebt in 2005 een budget in evenwicht aangekondigd. U kunt in 2006 opnieuw een evenwichtig budget voor de ziekteverzekering aankondigen. Als christendemocraat zou ik het bijna een mirakel noemen. Wij geloven immers nog in mirakels.

 

In elk geval, ere wie ere toekomt. Het is een trendbreuk. Laten wij eerlijk zijn: na vele jaren met moeilijkheden in verband met het budget voor de ziekteverzekering, dat onbeheersbaar leek te worden, zijn wij er al twee jaar op rij in geslaagd met een fatsoenlijk resultaat te eindigen.

 

Dit roept een vraag op. Ik betrad het spreekgestoelte niet om u alleen dit te vertellen, collega's. U begrijpt wellicht dat het, als lid van de oppositie, uiteraard onze taak is om het voorgestelde budget waakzaam en kritisch te bekijken en ons af te vragen hoe het komt dat de regering er nu ineens in slaagt om een evenwichtig budget voor de gezondheidszorgen af te leveren.

 

Collega’s, wij zijn dan verplicht om even terug te blikken. In de politiek wil men altijd vooruitkijken. Wij zijn hier echter verplicht om even te evalueren hoe de uitgaven van de ziekteverzekering zich in het verleden hebben voorgedaan, om beter te begrijpen waar wij vandaag zijn beland. Daartoe heb ik een paar cijfers verzameld.

 

Het budget van de ziekteverzekering en de gezondheidszorgen is de voorbije tien jaar verdubbeld. Het budget steeg van 9 miljard euro voor 1995 tot 19 miljard euro voor 2007. Omgezet in Belgische Frank betekent dit in tien jaar tijd een stijging van het budget van 400 miljard tot 800 miljard.

 

Als wij het budget tijdens de twee paarse regeringen – Verhofstadt I en II – even bekijken, zien wij dat het tussen 2000 en 2006 met liefst 60% is gestegen. Als wij dus in 2000 voor de ziekteverzekering en de gezondheidszorgen 100 euro uitgaven, dan geven wij nu 160 euro uit. Met andere woorden, op zes jaar tijd is het budget verhoogd met zegge en schrijve 7 miljard euro of 300 miljard Belgische frank.

 

Collega, de voorbije tien jaar was de gemiddelde, reële groei in de ziekteverzekering, dus zonder de inflatie, om en bij de 5%. Bijwijlen lag dat percentage hoger, maar gemiddeld met 5% tijdens de voorbije tien jaar.

 

Dit percentage lag indertijd ver boven de norm. Tien jaar geleden zijn we immers begonnen met een norm van 1,5%. De ziektevergoeding mocht toen in reële termen met niet meer dan 1,5% toenemen. In 2000, onder minister Vandenbroucke, de voorganger van minister Demotte, werd de norm bepaald op 2,5%. De huidige minister heeft onmiddellijk na zijn aantreden in 2004 de norm tot 4,5% boven de inflatie verhoogd.

 

Wij hebben dus een enorme verhoging gekend, namelijk van 1,5% via 2,5% naar 4,5%.

 

Op een bepaald ogenblik was het zelfs zo – laat ons dat toch bekennen, collega’s – dat die uitgaven onbeheersbaar werden. Of men nu een norm had of niet, men kon die uitgaven eigenlijk niet meer normeren. Wat heeft men toen gezien? Men heeft toen gezien dat men de uitgaven niet aan de norm heeft aangepast maar de norm aan de uitgaven. Dan zit men natuurlijk in een ander verhaal. Dat is eigenlijk zeer expliciet gebeurd in 2000, onder minister Vandenbroucke. Hij kreeg in één jaar 100 miljard Belgische frank bij voor zijn budget. Dat was een stijging van 11%. Hij vroeg dat en kreeg dat toen van de regering.

 

Collega’s, waarom zeg ik dat allemaal? Ik zeg dat omdat men vandaag het evenwicht in het budget moet toetsen aan de exponentiële groei die er de laatste jaren in de ziekteverzekering is geweest. Dan komt men tot de conclusie dat het niet anders kon. Op een bepaald ogenblik moest er saturatie optreden. Als men jaar na jaar zo’n groot budget heeft dat boven de inflatie tot meer dan 5% groeit, dan komt men op een bepaald ogenblik onvermijdelijk tot een budget dat groot genoeg is. Men zou het eigenlijk enigszins kunnen vergelijken met iemand die zeer veel meubels heeft en een te klein huis. Hij verbouwt dat huis dan elk jaar opnieuw tot alle meubels in het huis kunnen. Men heeft de keuze. Men kan het huis almaar groter maken tot alle meubels erin kunnen of men stelt op een bepaald moment dat het wel genoeg zal zijn en kijkt welke meubels er in het huis moeten komen en welke er aan sloop toe zijn of niet meer gebruikt moeten worden. Dat is de beeldspraak die ik wil gebruiken voor de ziekteverzekering, collega’s.

 

We zijn nu bij een evenwicht aanbeland maar we moeten opletten omdat we eigenlijk niet goed weten wat er nu allemaal in die pot zit. Wij hebben tot nu toe nooit een fundamentele keuze gemaakt. Het evenwicht kan nu wel bereikt zijn, maar wij vragen ons af of het wel een structureel evenwicht is. Een eerste vraag is dus of het evenwicht dat nu bereikt is structureel is. Zijn we er nu? Zal dat in de komende jaren zo blijven? Is het probleem nu opgelost? Het zou mij verwonderen want wij hebben niet echt grote keuzes gemaakt. Het kan dus ook een stand still zijn die zich tijdelijk voordoet. Dat zou natuurlijk zeer erg zijn want we zouden nadien terug in de problemen kunnen komen.

 

Mijn tweede punt, collega’s, is dat deze begroting voor 2007 hoe dan ook een beetje een geforceerde begroting is. Ik kan begrijpen dat een uittredende regering in het laatste jaar van haar legislatuur goed voor de dag wil komen. De minister heeft dat echter een beetje geforceerd. Wat zie ik? Tal van uitgaven die in de begroting voor 2007 staan, worden volledig begroot in 2007 maar beginnen pas te lopen vanaf juli 2007. Wat zal het gevolg zijn? Het geld is voorzien en het wordt niet uitgegeven. We zitten dus op rozen, maar de volledige kosten komen er echter natuurlijk pas in 2008.

 

Ik geef een paar voorbeelden. Een belangrijke schijf aan middelen voor de ziekenhuizen moet nog worden uitgekeerd. Welnu, die schijf zal pas vanaf 1 juli 2007 worden uitgekeerd. Er is vastgelegd dat er meer geld komt voor de pijnbehandeling in daghospitalisatie. Welnu, dat zal pas vanaf 1 juli 2007 uitwerking krijgen. We zullen daar dit jaar dus geen 13 miljoen voor nodig hebben zoals voorzien maar slechts 3 miljoen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de aandoening spina bifida, voor het kortverblijf in bejaardeninstellingen en voor implantaten. Dat zijn allemaal maatregelen die genomen zijn en die wij weliswaar kunnen steunen maar die budgettair eigenlijk gedebudgetteerd worden. Op die manier forceert men de begroting en maakt men ze natuurlijk beter dan ze is.

 

Ik kom tot mijn derde punt. De minister moet er ook rekening mee houden dat hij de voorbije tijd hoe dan ook over een belangrijk aantal uitgaven heeft beslist, collega’s van de commissie voor de Sociale Zaken, onder het artikel 56, administratiekosten van het RIZIV. U herinnert zich dat. Ik geef een voorbeeld. Voor het geneesmiddel Herceptine tegen borstkanker bij vrouwen, dat zeer duur is, heeft de minister 40 miljoen euro of 1,6 miljard Belgische frank op jaarbasis uitgetrokken – niet uit het bezit van de ziekteverzekering, want dat ging niet meer op dat ogenblik – en ingeschreven onder artikel 56 administratiekosten. Als wij over budgetten spreken, dan moeten wij natuurlijk opletten dat wij over hetzelfde spreken. Ik ben ervan overtuigd dat de minister nog de oefening zal moeten maken en alles wat hij geparkeerd heeft buiten de begroting opnieuw in de begroting zal moeten brengen. Dat zal natuurlijk de cijfers aantasten. Dat kan niet anders. Dat moet een ander beeld geven.

 

Collega’s, hiermee wil ik vooral zeggen dat wij moeten opletten en dat wij ons vooral niet te triomfantelijk moeten gedragen. Wij hebben een evenwicht. Het kon ook niet anders. Wij hebben het bijna gezocht. Wij hebben de laatste jaren zoveel uitgegeven dat er toch ooit een keer een evenwicht moet kunnen worden bereikt. Er zijn echter heel wat factoren die wij niet in de hand hebben. Daardoor weten wij niet of het zo zal blijven in de toekomst. Wij hebben geen echte keuzes gemaakt. Ik betwijfel of dit een structureel evenwicht is. Wij hebben zaken gedebudgetteerd en wij hebben zaken geparkeerd op andere rekeningen. Die moeten terugkomen naar het budget.

 

Mijnheer de minister, ik doe een oproep om het debat niet te laten stilvallen. Wij moeten nu niet doen alsof de problemen opgelost zijn en alsof wij daarover niet meer moeten spreken. Collega’s, onthoud dat de Vergrijzingscommissie vanaf 2008 nog slechts een reële groei van 3% toelaat in de gezondheidszorg, terwijl de afgelopen jaren de groei altijd meer dan 5% bedroeg. Wij moeten verder in die richting, dat heeft de Vergrijzingscommissie gezegd, anders kunnen wij nooit de doelstellingen halen die men zichzelf heeft opgelegd.

 

Collega’s, ik wil er bovendien op wijzen dat het gepresenteerde evenwicht van deze begroting van de ziekteverzekering ook een geschenk met een mooi strikje zou kunnen zijn, misschien zelfs voor de kiezer. Ik ben er echter zeker van dat in die mooie verpakking ook nog tijdbommen zitten: belangrijke dossiers in de ziekteverzekering, met als gevolg grote kosten, die hoe dan ook nog zullen bovenkomen en uiteraard het budget zullen bepalen. Ik denk daarbij aan het blijvende probleem van de onderfinanciering van de ziekenhuizen, mijnheer de minister. U weet dat wij dat nog niet opgelost hebben. Ik verwijs onder meer naar de B1 in de psychiatrie en nog veel andere problemen in de psychiatrische ziekenhuizen. Dit moeten wij in de toekomst oplossen. Denk aan de middelen die wij te kort hebben in de psychiatrie. Wij zullen die in de toekomst moeten vinden. Denk aan het capaciteitsprobleem in rusthuizen en RVT’s. Het zal niet voldoende zijn erover te praten. Wij zullen daarvoor geld moeten vrijmaken. Het sociale akkoord loopt hoe dan ook nog verder tot 2010. De maximumfactuur blijft exponentieel groeien, op dit ogenblik al tot 10 miljard Belgische frank. Welnu, collega’s, laat ons vooral niet vergeten dat dit tijdbommen zijn, die allemaal in dat pakje van de begroting met de strik zitten. Vroeg of laat zullen de tijdbommen tot ontploffing komen.

 

Ik geef een ander voorbeeld, collega's: de geneesmiddelen.

 

De voorzitter: Mijnheer Goutry, u spreekt al gedurende twaalf minuten.

 

01.145  Luc Goutry (CD&V): Ik haast mij, voorzitter.

 

De voorzitter: De tijd vliedt.

 

01.146  Luc Goutry (CD&V): Inderdaad.

 

Mijnheer de minister, ik ben niet te beroerd om te zeggen dat u op het vlak van de geneesmiddelen belangrijke ingrepen hebt gedaan. U hebt de voorbereidingen van uw voorganger voortgezet. We moeten ons echter voor de toekomst wapenen omdat er sprake is van een nieuwe evolutie. Er is een heel pakket geneesmiddelen dat we via generieken, referentieprijzen en het kiwisysteem proberen onder controle te krijgen.

 

We stellen echter de opkomst vast van nieuwe, dure geneesmiddelen die, eigenaardig genoeg, sneller dan verwacht op de markt worden gebracht. Economisch is dit natuurlijk niet zo eigenaardig want de markt verschrompelt en de geneesmiddelenindustrie gaat met veel drift op zoek naar nieuwe producten omdat de winstmarges op de andere producten worden afgeroomd. We stellen nu vast dat aan de ene kant geneesmiddelen massaal goedkoper worden terwijl men aan de andere kant vrijwel elke dag nieuwe geneesmiddelen uitvindt waarvoor dan zeer hoge prijzen worden gevraagd. Ik geef het voorbeeld van Herceptine tegen borstkanker. Een behandeling per patiënte kost 36.000 euro per jaar. Dit is een nieuwe trend die het gevolg is van het spel van vraag en aanbod. Je kunt dit niet ontkennen.

 

We moeten met deze trend rekening houden. Mijnheer de minister, collega's, ongeacht een budget dat vandaag al dan niet in evenwicht is, bestaat de uitdaging voor de toekomst erin het keuzedebat voort te zetten. We moeten fundamenteel met mekaar blijven discussiëren over hoe we het gezondheidssysteem willen uitbouwen. Wat moet er in het pakket blijven? Wat moet solidair verzekerd blijven? We moeten immers in elk geval vermijden dat er een opbod komt waardoor zich een begin van privatisering zou aandienen in de gezondheidszorg.

 

Wij moeten ook af van een aanbodgestuurde gezondheidszorg. Wij moeten naar een vraaggestuurde gezondheidszorg. Wij moeten ertoe komen dat behoeften worden geanalyseerd.

 

De voorzitter: Collega Goutry.

 

01.147  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het gaat over 800 miljard Belgische frank.

 

De voorzitter: Ik zal alles geprobeerd hebben, maar er toch niet in geslaagd zijn.

 

01.148  Luc Goutry (CD&V): Die 800 miljard is evenveel als wat Vlaanderen op een jaar uitgeeft.

 

De voorzitter: Als u zolang gaat spreken als iedereen in het Vlaams Parlement dan zijn we voor drie dagen vertrokken.

 

01.149  Luc Goutry (CD&V): Daarover wordt in het Vlaams Parlement inderdaad gedurende dagen gesproken.

 

De voorzitter: U kunt dat ook gebald doen.

 

01.150  Luc Goutry (CD&V): Ik besluit. Ik twijfel eraan of de voorzitter dit wel interessant vindt. Hij dwingt mij tot spoed. Ik moet stilaan een slot breien aan mijn betoog.

 

01.151  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het geeft de regering wat extra tijd om zich te bezinnen over de pensioenfondsen. Dit is natuurlijk een onmiskenbaar voordeel voor de oppositie.

 

De voorzitter: Ik begrijp uw medewerking ten volle.

 

01.152  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, geef ook toe dat wij verzaakt hebben aan ons middagmaal.

 

De voorzitter: Ik ook.

 

01.153  Luc Goutry (CD&V): Wij hebben doorgewerkt.

 

De voorzitter: Ik heb ook niet gestopt.

 

01.154  Luc Goutry (CD&V): Daarom hoor ik uw maag grollen tot hier, voorzitter.

 

Mijnheer de minister, collega’s, wij moeten duidelijk geobjectiveerde keuzes maken. Wij zullen in de toekomst moeten kiezen tussen cure en care. We zullen moeten weten hoeveel hoogtechnologische middelen wij blijven inzetten bij zwaar zorgbehoevende personen, voor wie wij misschien veeleer mensen moeten hebben dan machines.

 

Ik heb ook bemerkingen bij het fameuze OMNIO-systeem, dat ertoe strekt dat een aantal mensen minder remgeld zal moeten betalen. Ik wil twee waarschuwingen in dat verband uiten.

 

Wij moeten zien dat we dat administratief de baas kunnen blijven. De maximumfactuur is al geen sinecure om administratief op te volgen. Als ik het OMNIO-verhaal even bekijk – we zullen er in de commissie zeker op terugkomen bij de bespreking van de begroting –, dan vraag ik mij echt af wie daar administratief gezien aan uit zal geraken, wetende dat het systeem ook voor eenoudergezinnen zal gelden. De gezinssituaties en hun inkomens veranderen voortdurend. Als wij dat allemaal administratief zullen moeten opvolgen binnen dat systeem, dan wordt het zeer moeilijk.

 

Ik zou het anders hebben gedaan. Als ik lid van de regering zou zijn geweest, dan zou ik de uitkeringen verhoogd hebben. Ik zou ervoor gezorgd hebben dat de mensen die ziek zijn, substantieel meer maandelijks inkomen hebben, waardoor zij alvast beter bestand zijn om kosten op te vangen. Nu wordt het omgekeerde gedaan. Men laat de uitkeringen verkommeren; die zijn al lang niet meer welvaartvast. Het probleem is dat de mensen die kosten niet meer kunnen betalen. Daarom begint men, achteraf, met de terugbetaling van de kosten. Dat is een zeer moeilijke oefening, administratief gezien. Ik zou dat persoonlijk nooit op die manier doen. Ik denk dat wij absoluut bij dat ene systeem van de maximumfactuur hadden moeten blijven. Administratief gezien is dat al ingewikkeld genoeg. Daarnaast hadden we substantiële verhogingen moeten doorvoeren voor de uitkeringstrekkers.

 

Het fameuze stabiliteitsprovisiefonds wil ik eveneens bespreken. Mijnheer de minister, u parkeert 309 miljoen euro als een voorzorgfonds in de ziekteverzekering. Ik wil toch vragen dat u mij dat even uitlegt, want ik vind dat bedrag niet terug. Wel vind ik 100 miljoen euro terug in de begroting, het bedrag dat u als buffer aan de kant geschoven hebt. De overblijvende honderden miljoenen euro vind ik niet terug. Mijnheer de minister, waar komen die vandaan? Wat is de structuur van het fonds? Wat is het wettelijk kader ervan? Wie zal erin zitten, wie zal dat beheren? Hoelang moet dat fonds meegaan? Waarvoor is het bestemd? Wat zijn de doelstellingen ervan? Of is het enkel en alleen de bedoeling dat het fonds, met het wetsontwerp dat volgende week voorligt in de commissie, volgend jaar ineens wordt opgegeten? Dan is het natuurlijk geen provisiefonds, maar is het een manier om voorzichtig in een en ander te voorzien met het oog op een probleem dat op komst is volgend jaar. Het is dan absoluut geen zilverzorgfonds, zoals u het noemt. Ik zal echter geboeid naar uw antwoord luisteren.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb mij echt geforceerd. Ik hoop dat dat niet leidt tot medische bijstand. Ik heb alvast gezien dat er aandacht voor was in de zaal.

 

De voorzitter: Ik verheug mij erover dat u zich geforceerd hebt. Als u zich niet had geforceerd!

 

Buitenlandse delegatie

Délégation étrangère

 

Dear colleagues, I just would like to greet in the House the visit of the president from the Parliament of Kazakhstan, Mr. Ural Mukhamedzhanov and his delegation. Very welcome, mister Speaker!

 

Thank you for the nice reception we had in your country some months ago.

 

Chers collègues, j'ai arrêté hier soir à 20.15 heures avec comme condition que les interventions seraient plus limitées pour le deuxième tour ce matin. La matinée continue… Ce n'est pas la grasse matinée, c'est la matinée tout court!

 

Monsieur Drèze, je vous demande de faire un effort car il y a encore les questions d'actualité et les votes.

 

01.155  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, j'ai limité mon intervention à quelques paragraphes sur lesquels je reviendrai en commission.

 

Le président: Nous allons voir à l'autopsie.

 

01.156  Benoît Drèze (cdH): Néanmoins, un temps de parole de dix minutes risque d'être tout de même trop court.

 

Puisque mon collègue Goutry a évoqué les soins de santé, je vais commencer par le même secteur.

 

Monsieur le ministre Demotte, vous vous rappellerez qu'en commission des Affaires sociales, l'année dernière à la même époque, je vous avais interrogé à la suite de la précédente déclaration gouvernementale car M. Verhofstadt avait indiqué, de manière explicite, une tendance de croissance sous-jacente des dépenses de soins de santé à hauteur de 3%, hors inflation, en 2006. Cette nouvelle norme s'inscrit visiblement dans les perspectives arrêtées à l'unanimité par cette assemblée dans le cadre de nos travaux sur le vieillissement, à l'automne 2004.

 

Monsieur le ministre, vous aviez abondé dans ce sens en indiquant, en réponse à ma question, que dans une logique de plus long terme, la durabilité du système avec une telle croissance (2,8%) était davantage garantie que si nous laissions filer les dépenses. Je reconnais qu'après un exercice budgétaire 2004 très douloureux – vous vous rappelez aussi bien que moi, si pas plus, le dérapage important que nous avons connu cette année-là –, les choses vont nettement mieux et que ce que vous nous proposez aujourd'hui pour 2007 présente un équilibre budgétaire intéressant. Néanmoins, alors que nous sommes en 2007, l'année pendant laquelle une nouvelle norme de croissance de 2,8% devait s'appliquer – d'après nos travaux sur le vieillissement –, vous restez, explicitement en tout cas, sur une norme de croissance de 4,5%.

 

Monsieur le ministre, pourquoi ce revirement apparent? Même si elle est tue, y a-t-il cette année encore une norme sous-jacente qui tendrait vers ces 2,8%?

 

Cette question est importante. En effet, en 1999, le coût global des soins de santé en Belgique correspondait à 8% du PIB. Nous étions alors en dessous de la moyenne européenne. Aujourd'hui, après sept années de régime à 4,5%, nous sommes à 10% du PIB, dans la moyenne européenne. Toutefois, si la tendance n'est pas inversée, ce régime nous amènera dans les années à venir à dépasser la moyenne européenne. Si nous ne réagissons pas, nous pourrions, à terme, atteindre des tensions importantes et nous retrouver avec des budgets ingérables, à moins de privatiser en tout ou en partie notre système de soins de santé, comme c'est le cas par exemple aux Etats-Unis. Ce serait très regrettable. Je suis convaincu que vous partagez mon opinion sur ce point.

 

Après ce préambule budgétaire, quelques mots à propos de la répartition des moyens entre les sous-secteurs.

 

Dans la déclaration du premier ministre mardi, il n'a pas été donné de détails quant à la répartition du budget entre les sous-secteurs, sauf en ce qui concerne votre nouveau système OMNIO. D'une manière générale, le cdH regrette amèrement cette mauvaise habitude du gouvernement de ne pas fournir de tableaux budgétaires en annexe à la déclaration gouvernementale. Il est de ce fait impossible d'y voir clair. Je ne voudrais pas aujourd'hui être député de la majorité et voter ainsi l'octroi d'un chèque en blanc au gouvernement!

 

Je poserai néanmoins deux ou trois questions, la première étant que les résultas positifs quant à l'équilibre du budget des soins de santé sont manifestement et malheureusement contrebalancés par la constatation que les coûts des soins de santé continuent à peser lourdement sur le budget des ménages.

 

L'agence Belga indiquait ainsi le 4 octobre dernier que les dépenses en soins de santé des familles ont augmenté de 66% en huit ans, soit deux fois plus que leur budget. La maîtrise des dépenses de l'État dans les soins de santé afin de parvenir à un équilibre aurait ainsi comme corollaire une augmentation des coûts à charge du patient.

 

Une étude des Mutualités chrétiennes de septembre dernier confirme cette évolution en concluant, après une comparaison au niveau des pays de l'OCDE, que peu de pays ont des dépenses privées égales ou supérieures à la Belgique.

 

Chez nous, les dépenses à charge des patients correspondent, selon cette étude, à 22% du budget global des soins de santé, c'est-à-dire 2,6% du PIB contre seulement 2,3% en Allemagne et en France, 1,3% au Royaume-Uni et 0,9% au Luxembourg.

 

À propos des honoraires des médecins, que répondez-vous, monsieur le ministre, à la colère de l'ABSyM, qui révèle que "seulement" 39 millions ont été consacrés aux honoraires médicaux alors que", toujours selon l'ABSyM, "les médecins avaient estimé les besoins prioritaires à 150 millions d'euros"? Cela représente moins de 15% du surplus, alors que les honoraires représentent 29% du budget global.

 

Toujours selon l'ABSyM, il s'agirait clairement d'une sous-budgétisation dans un secteur qui a déjà clairement exprimé son mécontentement l'année dernière: report de l'indexation, découragement des médecins face aux charges administratives, répartition géographique inégale de l'offre médicale, etc. Monsieur le ministre, quelle est votre position par rapport à tout cela?

 

Dans le domaine de la santé mentale, le gouvernement a refusé d'accepter la proposition du Comité de l'assurance de financer une campagne d'information sur l'usage des antidépresseurs. Pourquoi? Sachant qu'entre 1997 et 2004, la prescription des antidépresseurs a presque doublé en Belgique, passant de 109 à 199 millions de doses journalières. En 2004, 11,3% des Belges se sont vu prescrire un antidépresseur. Par ailleurs, de nombreux traitements entamés semblent interrompus précocement, ce qui pose question soit quant au diagnostic posé, soit quant à la prise en charge.

 

Au niveau des sous-secteurs, il semble que certaines mutualités se soient abstenues lors du vote du budget 2007 au conseil général de l'INAMI, comme suite notamment à la présence de dépenses en frais de personnel des institutions pénitentiaires et de défense sociale, dépenses sans doute louables mais qui auraient dû figurer au poste des dépenses de la Justice.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous préciser votre position sur ce point?

 

Monsieur Tobback, puisque vous nous avez fait le plaisir de nous rejoindre, j'en viens à ma question sur les pensions. C'est un domaine particulier dans lequel on communique beaucoup; j'y reviendrai dans un instant. Rappelons d'abord que le Parti socialiste, votre parti frère au gouvernement, a annoncé avant les grandes vacances vouloir arriver d'ici 2010 à une pension minimale pour tous d'au moins 1.000 euros. C'est l'une des nombreuses promesses dont mon collègue M. Wathelet a dressé l'inventaire hier et dont la grande majorité n'auront pas été tenues. Voilà le sujet sur lequel je voudrais vous interroger à présent

 

Pour nous, monsieur Tobback, il est étonnant et peu honnête de faire passer pour une augmentation des pensions l'octroi d'une petite indemnité forfaitaire en avril 2007, juste avant les élections, sachant qu'il s'agit d'un versement annuel que le pensionné inattentif pourrait croire mensuel tant il est peu élevé. Monsieur le ministre, dites-nous clairement quel est le montant minimum et quel est le montant maximum que les pensionnés recevront en avril 2007. J'entends parler de 40 ou de 70 euros pour le minimum, de 90 ou de 130 euros pour le maximum. Qu'en est-il exactement?

 

Deuxième question sur le même sujet, les partenaires sociaux réunis au sein du Conseil national du travail ont rendu un avis unanime contre votre proposition. Monsieur le ministre, vous m'aviez dit en juin ou en juillet, peu après le dépôt de votre proposition-surprise qu'elle était une "pièce à casser" proposée aux partenaires sociaux. Ces derniers ont cassé la pièce et vous la recollez aujourd'hui. Comment justifiez-vous cette attitude?

 

En outre, dans son avis, la commission des Pensions a indiqué que cette mesure était tout bonnement inapplicable. Monsieur le ministre, pouvez-vous exposer les modalités concrètes d'exécution de cette mesure afin de nous convaincre qu'elle est applicable? Enfin, en adoptant la thèse d'un montant forfaitaire et annuel pour la rendre plus visible, vous faites vous-même la démonstration que l'adaptation au bien-être prévue par le gouvernement est très modeste et qu'elle ne correspond pas à une liaison intégrale et automatique.

 

Voilà pour les pensions. M. Reynders n'est pas là mais je voulais relever, comme M. Wathelet, qu'il nous a rebattu les oreilles – et le mot est faible – avec les incitations dans le domaine de l'accueil de la petite enfance en indiquant qu'il allait augmenter le montant des frais de garde déductibles par jour et par enfant de 11 à 25 euros. Il nous a dit, lors du contrôle budgétaire, que ce n'était pas prévu pour 2006 mais pour 2007. Nous voilà au rendez-vous et notre ami Super-Didier ou Super-Pinocchio, c'est selon, est totalement silencieux sur ce point. Je n'en dirai donc pas plus.

 

J'en viens aux réductions de charges sur les entreprises, qui concernent M. Demotte et M. Vanvelthoven, qui va sans doute nous rejoindre. En ce qui concerne le travail de nuit ou d'équipe, qui est finalement la mesure phare que vous rappelez aujourd'hui mais qui a déjà été décidée, vendue et revendue à de nombreuses reprises, j'ai interrogé M. Vanvelthoven le 2 mai 2006, qui a refilé la patate chaude à M. Reynders. La position concurrentielle de la Belgique par rapport à l'Allemagne, notamment, s'est encore améliorée puisqu'en Allemagne, après une période assez longue de modération salariale forte, les syndicats ont finalement obtenu en avril 2006 – je parle de la métallurgie en particulier – une augmentation salariale de 3% à partir du 1er juin 2006 assortie d'une prime immédiate fixée à 310 euros par salarié.

 

01.157  Pierre Lano (VLD): Il y a des salariés qui travaillent 40 heures pour le prix de 35! Si vous dites les choses, dites les toutes!

 

01.158  Benoît Drèze (cdH): Je suppose que quand le gouvernement avance une mesure sur le travail de nuit ou en équipe, il a tenu compte de tous les paramètres. Et parmi tous ces paramètres, vous indiquez à raison que le temps de travail est ce qu'il est; moi, j'indique que le coût salarial en Allemagne progresse alors qu'on avait pris comme hypothèse qu'il ne progresserait pas. Donc, si le gouvernement confirme aujourd'hui une aide à concurrence de 10,7% par le biais du précompte professionnel, il est en totale contravention avec la réglementation européenne en matière de distorsion de concurrence. Je rappelle que l'article 88, §3 de cette réglementation en matière d'États stipule explicitement que la Commission doit être informée en temps utile, c'est-à-dire avant de décider, de manière à ce qu'elle puisse formuler ses observations en vue d'éventuellement modifier les aides proposées par les États membres. Or, depuis la première aide en 2004 à 1% - nous sommes maintenant à 10,7% - la mesure n'a, semble-t-il, plus jamais été modifiée auprès de la Commission européenne. Nous sommes donc en totale contravention et le ministre Reynders m'a dit qu'il ne disposait pas du dossier, alors qu'il s'agit quand même d'une mesure fiscale, et il me renvoyait vers le ministre de l'Emploi, actuellement absent de cette assemblée.

 

À propos des mesures concernant les bas salaires, monsieur le ministre des Affaires sociales, je vous ai entendu dire dans les médias que des avancées étaient faites mais il faut reconnaître que sur les 5 milliards de réductions de charges sociales et sur le milliard de réductions de charges fiscales, les réductions pour les bas salaires, en ce compris ce qui vient d'être décidé dans le cadre du Pacte de solidarité, s'élèvent à peine à plus de 10% du total.

 

Hier, j'ai entendu dire que, lors des débats avec mon collègue M. Wathelet, le ministre Demotte avait indiqué qu'il n'y avait plus de cotisations sociales sur les bas salaires.

 

Monsieur le ministre, je vais vous livrer mes chiffres et vous me donnerez les vôtres.

 

Le revenu minimum mensuel moyen s'élève actuellement à 1.234 euros par mois. À ce niveau, la réduction de cotisation patronale est de 238 euros, alors que la cotisation de base pour un employé, qui est de 33,11%, s'élève à 409 euros par mois. Il reste donc, monsieur Demotte, un solde de 171 euros. Nous sommes donc loin d'atteindre une suppression totale des charges patronales sur le revenu minimum mensuel moyen.

 

En ce qui concerne les cotisations personnelles – élément capital pour augmenter le salaire poche et lutter contre les pièges à l'emploi – sur le revenu mensuel moyen, la cotisation personnelle à annuler est de 13,07%, multipliés par nos fameux 1.234 euros, soit 161 euros. Or le bonus à l'emploi actuellement en vigueur est de 140 euros. Ainsi, le solde à absorber sur les cotisations personnelles s'élève encore à 21 euros.

 

Toujours concernant les mesures sur l'emploi, je rappelle une autre promesse, sans doute sexy mais dont on n'a plus entendu parler si ce n'est le jour même et le lendemain de votre annonce: la subvention à l'emploi supplémentaire (SES). Cette proposition a été faite en son temps.

 

01.159  Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, je n'interromprai qu'une seule fois et je répondrai à tous les orateurs tout à l'heure.

 

Si M. Drèze lit attentivement la presse, il aura vu que cette proposition n'a pas été suivie d'effet. Il se peut que l'avenir lui donne davantage de résonance dans le chef des interlocuteurs sociaux: je leur ai d'ailleurs renvoyé la balle en leur demandant de réfléchir pour les temps qui viennent à un système plus proche de celui-là. Entre-temps, nous poursuivons avec les mesures que vous découvrez aussi aujourd'hui et qui sont, elles, consenties par les interlocuteurs sociaux.

 

01.160  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie effectivement pour cette précision, mais parlant de mesures que nous découvrons aujourd'hui, elles s'ajoutent aux anciennes. Vous devez donc me répondre de la même manière que pour la SES. Le même jour, vous avez indiqué qu'il fallait simplifier les mesures pour l'emploi. Aujourd'hui, environ 250 mesures existent et vous parliez de les ramener à 3. Voilà encore une promesse de simplification non tenue.

 

Je saute mon intervention sur les liaisons au bien-être: M. Wathelet s'est montré très clair à ce sujet hier.

 

J'évoque à présent, même si M. Nollet l'a déjà abordée, la problématique de l'objectif des 200.000 emplois. J'ai repris le texte de l'accord du gouvernement de juillet 2003 pour en extraire une phrase simple et évidente.

 

Le premier ministre s'était engagé en indiquant qu'à la fin de l'année 2002, près de 4.200.000 Belges avaient un emploi. Notre ambition, disait-il, est de porter ce nombre à 4.400.000 à l'issue de cette législature, ce qui permettrait d'atteindre un taux d'emploi supérieur à 65%.

 

Hier, j'ai entendu la querelle sur les chiffres. Je dois bien constater que le premier ministre, après avoir triomphé en disant que l'on atteindrait peut-être les 200.000 emplois, a dû rapidement déchanter puisque tout le monde a constaté qu'il a triché – je pense que l'on ne peut pas dire les choses autrement – en changeant de référence. En effet, sa promesse de 2003 était explicitement liée aux normes du Bureau du Plan alors qu'aujourd'hui, il modifie subitement sa référence en évoquant l'enquête d'opinion d'Eurostat, ce qui est totalement inadmissible. Cette tricherie est d'ailleurs également mise en lumière lorsqu'on examine les taux d'emploi. En effet, en 2005, le taux d'emploi était de 61,9%. Pour 2006, les projections étaient de 62,2%. On est donc très loin des 65% annoncés pour la fin de cette législature.

 

Je ne reviendrai pas sur le taux de chômage qui avait baissé entre 1994 et 2001, passant de 9,8% à 6,6% et qui maintenant est remonté à 8,6%. C'est pourtant à ce niveau que se trouve l'attente principale des citoyens.

 

Je rappelle aussi qu'en 1999, 900.000 personnes étaient indemnisées par l'ONEm. Nous dépassons aujourd'hui les 1.200.000. Telles sont les réalités.

 

Monsieur le président, j'approche de la fin, mais sur un point qui …

 

Le président: J'espère que vous approchez de la fin de votre discours, monsieur Drèze.

 

01.161  Melchior Wathelet (cdH): (….)

 

Le président: C'est vous qui aviez prévu dix minutes de temps de parole. Or, M. Drèze les dépasse largement.

 

01.162  Melchior Wathelet (cdH): N'exagérez pas, monsieur le président. Trois membres de notre parti étaient inscrits dans cette discussion. Mme Wiaux et moi-même avons totalement respecté notre temps de parole.

 

01.163  Benoît Drèze (cdH): Pour en revenir au sujet qui nous occupe, je ne comprends pas que M. Vanvelthoven soit absent.

 

Le président: Comme vous, je constate son absence.

 

01.164  Benoît Drèze (cdH): Pourtant, ce sont bien les matières dont il a la compétence qui font l'objet de la discussion en cours.

 

Le président: Nous examinons en ce moment les volets Affaires sociales et Santé.

 

01.165  Benoît Drèze (cdH): Pour répondre aux éventuelles questions relatives aux titres-services, MM. Reynders et Demotte sont présents dans cette enceinte. Peut-être que la ministre du Budget qui, auparavant, était ministre de l'Emploi, pourrait nous rejoindre.

 

Comme d'autres, je suis un peu sidéré - et heureusement que les médias sont présents pour relayer l'information - par la décision que vous avez prise visant à baisser de 21 à 20 euros, l'indemnité versée aux entreprises.

 

On savait bien que quelque chose couvait puisque vous deviez trouver quatre milliards, montant que vous avez trouvé là où vous le pouviez.

 

Ce qui nous étonne, c'est que lors de l'évaluation - la deuxième faite avant les grandes vacances avec M. Vanvelthoven - une question était posée aux employeurs leur demandant s'ils estimaient que 21 euros étaient suffisants.

 

En 2005, la moitié disait que non et, en 2006, plus de 60% disaient que non. Les personnes ne sont peut-être pas sincères. J'ai donc demandé à M. Vanvelthoven qu'il puisse disposer des comptes des entreprises et des associations de titres-services pour que l'on puisse constater, à travers la comptabilité réelle, si une marge budgétaire se dégage.

 

J'ai aussi indiqué que le problème principal était le cumul avec les aides à l'emploi. Dans la mesure où les 21 euros ne suffiraient pas, la plupart des employeurs mettent comme condition d'embauche de bénéficier des mesures ACTIVA ou SINE principalement.

 

Cela a pour inconvénient majeur de sélectionner à l'entrée et, ensuite, de licencier au moment où l'aide est en fin de financement. C'est la raison pour laquelle j'avais proposé que, dans le cadre du titre-service, on ne puisse pas cumuler avec des aides à l'emploi. En compensation, on aurait pu augmenter un peu les 21 euros ou bien accorder une réduction structurelle, même limitée, des cotisations patronales. Je pense que l'ONEm le proposait aussi et je m'attendais donc à ce type de mesure.

 

Il y a un an et demi, Mme Van den Bossche s'était montrée enthousiaste à ma proposition. L'ONEm y a réfléchi mais elle n'est pas évoquée.

 

Vous avez également travaillé sur une augmentation de la contribution à charge des clients mais sans doute qu'à l'approche des élections vous n'osez pas. Je sais aussi que vous avez pensé à diminuer la déductibilité fiscale de 30%, étant donné qu'une série de personnes à bas revenus – c'est là le paradoxe – ne peuvent pas en bénéficier alors que ce sont elles qui en ont le plus besoin. Là aussi, sans doute à l'approche des élections, vous n'en parlez pas. Vous vous dites que, comme il n'y a que mille employeurs, cela va passer tout seul!

 

Vous étiez tellement occupés par votre conclave la semaine dernière que je doute que vous ayez entendu que les partenaires sociaux, unanimes en front commun, ont demandé que les 21 euros soient stabilisés et indexés, de manière à ce que la commission paritaire des titres-services, comme toute autre commission paritaire, puisse commencer à envisager des augmentations barémiques, même modestes. C'est important pour être en phase avec le reste des commissions paritaires et notre modèle social mais c'est aussi important parce qu'on constate dans toutes les Régions, plus riches ou plus pauvres, que la demande de la clientèle augmente et que les entreprises ne trouvent plus de travailleurs, de demandeurs d'emploi. C'est notamment dû au fait que les demandeurs d'emploi rencontrent le problème des pièges à l'emploi, dont tout le monde parle, M. Demotte, M. Reynders, le Conseil supérieur de l'Emploi, etc. mais pour lequel vous ne faites pas grand-chose.

 

Je terminerai par un point qui nous reste tous en travers de la gorge. Je m'attendais à une mesure en matière d'allocation de garantie de revenus. En effet, ce qui a été fait en juillet 2005, et dénoncé par les bancs de la majorité et par les syndicats, est une insulte aux travailleurs à temps partiel.

 

Les faits sont démontrés. Je pensais vraiment qu'un petit effort aurait pu être fait afin de rétablir l'erreur faite l'an dernier.

 

Le président: Je donne maintenant la parole à Mme Gerkens pour ce qui concerne les compétences de M. Demotte et de ses collègues. Mme Gerkens s'adressera ensuite à M. Verwilghen, après quoi je clôturerai la séance du matin vers 15.30 heures. Ce sera l'heure espagnole.

 

01.166  Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, je limiterai mon intervention à deux aspects qui, je crois, doivent encore faire l'objet de discussions, d'affinements avant leur concrétisation.

 

Avant d'arriver à la discussion et à l'élaboration du budget et des notes de politique générale, j'estime qu'il est important d'attirer l'attention des membres du gouvernement sur certains points. Je m'adresse évidemment au ministre de la Santé mais, étant donné que je vais insister sur la relation entre santé et environnement, mon intervention concerne quasiment tous les ministres présents pour le moment.

 

En écoutant la déclaration gouvernementale, je me suis dit que, peut-être, l'idée de travailler sur le lien entre la santé et la qualité de l'environnement commençait à percer dans les politiques fédérales. J'ai notamment constaté avec plaisir que des mesures allaient enfin être prises pour faciliter l'acquisition de véhicules avec filtre à particules. Comme je le disais hier, cette décision a été annoncée en janvier dernier mais n'a toujours pas été concrétisée. Aujourd'hui, on propose une déduction fiscale de 150 euros. J'insiste sur le fait que pour obtenir un changement de comportement d'un citoyen achetant une voiture, il vaut mieux lui offrir une prime plutôt que de lui donner droit à une réduction qui viendra un ou deux ans plus tard. Je le répète: s'il veut vraiment protéger la santé des citoyens belges en évitant l'émission de particules, le gouvernement aurait intérêt à donner une prime plutôt qu'une déduction fiscale.

 

Par ailleurs, il me semble nécessaire d'interdire l'entrée sur le marché belge – l'Allemagne l'a fait – de voitures ne disposant pas de filtre à particules, par exemple à partir de 2008. C'est la seule manière de forcer l'industrie automobile à les installer sur tous les véhicules et d'inciter les entreprises à produire des filtres à particules en Belgique, ce qui n'est pas le cas pour l'instant.

 

Le premier ministre a également annoncé la création d'un Fonds Amiante pour les victimes de maladies dues à l'amiante. Je me réjouis de cette annonce. Néanmoins, la déclaration gouvernementale est très laconique à ce sujet. La seule phrase qu'on peut y lire dispose que ce Fonds Amiante permettra de réduire les coûts de santé des personnes atteintes de maladies liées à l'amiante. Sur ce point, j'ai deux remarques à formuler.

 

Il est bien entendu nécessaire de prendre en charge les frais de santé liés à ces maladies. Il faut compléter les interventions du Fonds des Maladies professionnelles qui sont insuffisantes pour couvrir les besoins de ces personnes.

 

Il faut surtout prendre en compte l'ensemble des victimes, aussi bien professionnelles salariées qu'indépendantes ainsi que les victimes dites "passives ou environnementales", c'est-à-dire les conjoints, les riverains ou les personnes qui ont respiré du flocage en amiante dans les lieux où elles se trouvaient. Cette mesure me réjouit.

 

Par ailleurs, la lecture de cette phrase me fait prendre conscience que seuls les frais de santé sont pris en compte à l'exclusion de toute indemnisation morale pour les dommages moraux subis par ces personnes. Or, si nous comptons des personnes malades, qui décèdent par suite d'exposition à l'amiante et si nous prévoyons 10.000 décès de personnes d'ici une dizaine années, c'est aussi parce qu'une responsabilité politique a été prise et que l'on a attendu 1998 pour interdire l'amiante, alors que depuis le début des années 1900, on savait qu'elle provoquait maladie, cancer et mort.

 

Je me permettrai d'insister auprès du gouvernement. Je sais que ce projet tient à cœur au premier ministre, qui a eu l'occasion dernièrement de rencontrer des victimes. Je voudrais également insister auprès du ministre de la Santé, car c'est dans le cadre de ses compétences que les mesures vont devoir se concrétiser. Je voudrais attirer son attention sur la nécessité de prendre en compte les familles, le dédommagement moral, d'assumer notre responsabilité politique dans ce dossier-là et rappeler que des travaux en commission de la Santé sont en cours depuis quasiment un an maintenant.

 

En effet, une première proposition de loi créant un fonds avait été déposée. Un avis avait été demandé au Conseil national du Travail. Cet avis a été rentré en avril 2006 et, depuis, l'ensemble des groupes politiques ont cosigné une proposition de loi pour laquelle on a demandé à la commission de la Santé de rouvrir le dossier. Aussi aimerais-je avoir certaines informations de la part du ministre Demotte et du gouvernement. Quel est finalement le timing prévu pour le travail et la mise en place de ce Fonds Amiante? Sera-t-il en lien, en complémentarité du Fonds des Maladies professionnelles? Le travail parlementaire sera-t-il correctement organisé? En ce sens, envisagera-t-il des auditions des victimes de l'amiante? De véritables débats s'ensuivront-ils avec les parlementaires qui ont travaillé sur ce dossier?

 

Je voudrais émettre une critique par rapport à la déclaration gouvernementale. Nous constatons un vide dans cette déclaration concernant les personnes handicapées! Le jour de la déclaration gouvernementale, Mme la secrétaire d'État Mandaila a annoncé son intention de prendre des mesures pour assurer un statut aux aidants proches des personnes dépendantes.

 

C'est une très bonne idée mais c'est tellement parcellaire par rapport à ce qui est demandé par les familles qui ont des personnes dépendantes à charge que cela en est risible, d'autant que l'on n'en parle pas dans la déclaration gouvernementale. Dès lors, je voudrais à nouveau attirer l'attention du gouvernement, en prévision de 2007, sur la nécessité de répondre enfin aux demandes de toutes les personnes handicapées concernant la mise en place d'un budget d'assistance personnalisée qui permet de prendre en compte un statut pour les aidants, familiaux ou proches, et de réfléchir au niveau fédéral sur la prise en charge, dans le montant des allocations d'intégration, de la possibilité pour la personne handicapée d'engager des personnes afin de l'aider et de les rémunérer.

 

Il n'y a rien dans la déclaration, il n'y a rien eu au cours de cette législature, et il ne reste plus que quelques mois pour concrétiser les annonces qui ont été faites, c'est-à-dire obtenir rapidement des allocations lorsque l'on a perdu son emploi ou avoir un différentiel de revenu suffisant pour couvrir les frais supplémentaires occasionnés par la mise au travail. J'insiste vraiment pour que le gouvernement tienne compte de ces priorités concernant des personnes dont on prétend souhaiter l'intégration et la participation au monde du travail.

 

Le président: Madame Gerkens, je crois que vous n'interviendrez plus par la suite, dans le volet Énergie.

 

01.167  Muriel Gerkens (ECOLO): (…)

 

Le président: Vous n'avez pas tout dit? J'aurais mieux fait de me taire! Enfin, je savais que vous vouliez intervenir pour l'Énergie. Vous serez la dernière intervenante.

 

01.168  Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, cela ne concerne pas seulement le ministre Verwilghen. Pour la partie de cette matière qui l'intéresse, M. Wathelet et moi avons eu un échange hier sur la fusion Suez–Gaz de France, ainsi que sur les opérations en cours pour faciliter et augmenter la concurrence sur le marché belge. Il faudra reparler de la chose. Manifestement, le premier ministre et vous, M. Verwilghen, employez des expressions différentes au sujet du rôle de la Commission européenne, de la possibilité pour la Belgique de prendre des mesures plus contraignantes que celles proposées par la Commission européenne, de la nature et du degré des engagements pris par Suez–GDF par rapport à ce que le premier ministre n'arrête pas de nommer une Pax Electrica.

 

Il serait intéressant que vous précisiez où cela en est. Pour ce qui est de la stratégie, nous avons demandé s'il était judicieux d'utiliser les médias pour faire savoir les engagements de Suez–Gaz de France alors que des décisions doivent venir de la Commission européenne et que la Belgique pouvait en profiter pour exiger davantage de ce producteur d'électricité et de gaz dominant sur notre marché.

 

Je voulais aussi intervenir sur une question mêlant politique environnementale, développement durable et énergie. J'ai entendu le premier ministre dire que grâce au film d'Al Gore et aux quelques minutes de conversation avec lui, il avait découvert que des scientifiques prouvaient scientifiquement l'existence d'un risque de réchauffement de la planète dû à des émissions de CO2 trop élevées. Je me suis d'abord demandée s'il se moquait de nous en présentant les choses de la sorte. Je me suis dit ensuite que le premier ministre avait peut-être besoin de voir des images pour comprendre alors qu'il a ratifié le protocole de Kyoto le 31 mai 2002, protocole qui portait justement sur les émissions de CO2.

 

La seule mesure proposée touche aux emballages – je ne développerai pas une nouvelle fois – et ne représente que 0,5% des émissions de CO2. Donc autant les mesures sur les emballages sont nécessaires, autant on ne peut affirmer prendre une mesure courageuse pour ces émissions de CO2; c'est ailleurs que ces mesures courageuses devaient être prises.

 

Certaines mesures étaient nécessaires, mais on ne les a pas vues venir; il ne m'est d'ailleurs pas facile de croire en leur réalisation en 2007. Elles concernent la réduction des émissions de CO2, liées à la réduction de la consommation en chauffage, en énergie.

 

À ce sujet, je n'observe aucune mesure ambitieuse, ni aucune réalisation au niveau fédéral dans les trois années qui viennent de s'écouler pour concrétiser des mesures de tiers investissements, c'est-à-dire pour permettre l'investissement de sommes nécessaires à l'efficacité énergétique et à l'économie d'énergie, investissements à rembourser via ces économies d'énergie.

 

Or, depuis décembre 2002, je répète que des structures existent, des fonds s'ajoutent aux fonds: le Fonds Kyoto est devenu la société FEDESCO qui devra faire l'audit de 8 bâtiments fédéraux sur 1.800 existants, c'est-à-dire 0,4% de l'audit énergétique des bâtiments publics.

 

Un autre fonds concerne la réduction du coût global de l'énergie, datant de février 2006: un capital de 100 millions devrait normalement permettre son entrée en vigueur, mais reste non concrétisé à ce jour.

 

J'entends dire qu'une part des provisions nucléaires de Synatom sera utilisée: l'idée est bonne en soi à condition de gérer correctement les périodes d'amortissement de ces investissements. Comment y croire? Comment admettre que cet argent sera correctement utilisé pour ces mécanismes et pour une efficacité énergétique? Il me faudrait absolument des éléments complémentaires de la part des ministres compétents concernés.

 

Enfin, le dernier fonds concerne les 12 millions provenant des pétroliers à partir de leur contribution aux chèques mazout. On affirme à présent que ce fonds sera destiné au développement des énergies renouvelables. J'aimerais recevoir un minimum d'informations aujourd'hui sur la manière dont le fédéral, via ce fonds, soutiendra les énergies renouvelables. J'espère que la réponse me satisfera, car je souhaite soutenir le développement des énergies renouvelables, y compris à partir du fédéral. Malheureusement, le moins que l'on puisse dire, c'est que les propos restent flous dans la déclaration gouvernementale et dans la déclaration de politique relative à l'énergie.

 

De voorzitter: Mag ik de ministers vragen bondig te zijn? Ik zou de ochtendvergadering graag voor half vier afsluiten.

 

01.169 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, ik zal kort repliceren.

 

Ten eerste, de heer Goutry is begonnen met te zeggen dat de christendemocraten in mirakels geloven. Ik zou graag verwijzen naar Mark Twain. Die zei: "Ze wisten dat het niet onmogelijk was: ze hebben het dus gedaan". We hebben zeker grote inspanningen moeten leveren om het budget van de gezondheidszorg, van de ziekteverzekering in evenwicht te brengen, maar men heeft het gedaan met verschillende mechanismen. De roots van de verschillende besparingen liggen natuurlijk in 2004 en 2005. Dat gaat vanzelf en dat ga ik hier niet meer uitleggen: daarover heb ik lang genoeg gesproken.

 

Ten tweede, men heeft ook automatismen ingesteld in de besparingsmechanismen. De verschillende commissies die werken in het kader van het RIZIV moeten, als er in een overschrijding voorzien is, zelf een hele reeks besparingsmechanismen voorstellen opdat men de dingen vlugger kan corrigeren.

 

En ce qui concerne les différentes nouvelles mesures inscrites dans le budget, M. Goutry dit que certaines ne sont pas budgétées en année pleine. Je dois dire aussi que l'inverse est vrai. Dans le cadre d'OMNIO par exemple, nous avons fait en sorte d'inscrire le montant budgétaire complet, les 50 millions, et de ne faire commencer la mesure qu'à partir du mois d'avril, ce qui sert aussi à la constitution du 'bumper one shot' que nous avons prévu cette année-ci.

 

En ce qui concerne les implants, nous avons fait la même chose: nous avons prévu des moyens budgétaires qui couvrent la totalité du coût, même si on ne commence pas la mesure ab initio dans l'année.

 

A propos des grands problèmes, comme le sous-financement des hôpitaux, cela fait des années que tout le monde dit que cela existe. Mais de la même manière, cela fait des années que personne n'avait réellement entrepris un travail de refinancement. Nous l'avons fait. Il s'agit de 100 millions d'euros par tranche, comme je l'ai dit, et nous accélérons maintenant les derniers paiements. J'ajouterai aussi, comme je l'ai dit hier sur une autre matière, que souvent, dans le domaine du budget, le mieux est l'ennemi du bien. Nous faisons cela dans un cadre non pas seulement d'équilibre mais nous dégageons également des marges.

 

Cela me permet de répondre à l'argument que j'ai entendu à la tribune et qui consistait à dire qu'il fallait faire attention car nous n'avions pas suffisamment rompu le "trend" d'évolution des dépenses. C'est logique. Si j'étais dans l'opposition, je le dirais aussi. Mais il faut aussi, au-delà de la logique oppositionnelle, reconnaître les faits tels qu'ils sont. Et les faits sont les suivants: nous avons affaire à un budget extrêmement difficile à maintenir dans des balises puisque c'est celui des soins de santé, qui ne sont pas seulement soumis à des mécanismes budgétaires ordinaires. On ne dirige pas de la même manière les dépenses primaires dans le budget de l'État et les dépenses de soins de santé. Il faut des mécanismes qui soient nettement plus complexes et qui doivent tenir compte d'un certain nombre d'éléments aléatoires. Quand on voit, par exemple, le coût d'un simple pic de grippe sur les soins de santé, cela peut être assez considérable.

 

Nous avons mis en place les mécanismes que j'ai décrits depuis 2004 ou 2005 et nous arrivons non seulement à un équilibre, mais nous provisionnons cette année de l'ordre de 309 millions. Et si vous regardez également les 100 millions de la taxe pharmaceutique, il s'agit de 409 millions.

 

On a posé la question de savoir d'où venaient ces 309 millions. Il y a d'abord le "buffer". Le "buffer" était, l'an dernier, de 80 millions d'euros, ce qui était déjà remarquable dans le contexte de la correction importante que nous avons faite puisque nous avons quasiment divisé par deux le 'trend' de dépenses qu'on avait observé l'année antérieure. Deuxièmement, nous avons augmenté ce "buffer" à 100 millions cette année-ci, il y a donc 20 millions supplémentaires. Troisièmement, il y a 134 millions qui viennent d'une enveloppe exogène "médicaments" que nous versons dans ce fonds. Il y a 30 millions d'une taxe supplémentaire sur les spécialités, nous y reviendrons lors des discussions budgétaires. Enfin, il y a 45 millions de dépenses programmées qui n'entrent évidemment pas en vigueur immédiatement.

 

Tout cela est versé dans ce fonds. La forme juridique et la date de début sont en débat: on n'a pas encore fixé les modalités précises mais l'idée retenue pour l'instant est de le faire entrer en vigueur autour de 2010, sachant que ces moyens devraient être affectés à des réponses structurelles au problème du coût du vieillissement en termes de soins de santé.

 

Pour ce qui est des remarques sur OMNIO, on peut dire là aussi que le système est complexe. Mais reconnaissons qu'aujourd'hui déjà, la grille de lecture matricielle est complexe. Deux paramètres interviennent: le revenu et le statut. Nous disons qu'un des deux paramètres est superfétatoire, celui du statut. Quel que soit le statut, quand le niveau de revenus est bas, on est exposé aux mêmes problèmes dans la vie. Nous avons proposé de ne pas compliquer les choses en juxtaposant statut et revenu et de nous baser exclusivement sur le revenu.

 

Cela impose des modifications des règles actuelles, c'est l'évidence même. Refuser toute modification, cela porte un nom, en politique comme dans la vie: c'est le conservatisme. En tant que progressiste, et pas seulement en ma qualité de ministre socialiste, mais au nom de tous ceux qui sont attachés au progrès, je dois reconnaître qu'il faut de temps en temps bousculer les normes pour leur donner un sens. Ici, la pertinence, c'est de permettre à 300.000 personnes supplémentaires, d'après les premières estimations, d'avoir accès à des tickets modérateurs diminués, pour que leur vie soit moins chère, singulièrement lorsqu'elles sont exposées à la difficulté et à la maladie.

 

Des questions ont également été posées sur des thèmes particuliers, notamment sur le Fonds Amiante. Je conclurai là-dessus. Mais je voudrais encore dire que nous avons accompli un très bel effort de redressement des soins de santé qui a aussi des conséquences sur le budget général de la Sécurité sociale. Si vous comparez le budget de la Sécurité sociale en Belgique et celui des pays voisins, vous remarquerez que nous dégageons un excédent qui va nous permettre de faire face à certains défis. Monsieur le président, nous avons opté pour une autre voie que les pays voisins. Ceux-ci ont pris des options presque monétaristes en matière de sécurité sociale: ils ont procédé à une déflation de leurs dépenses, avec une conséquence immédiate, la perte de confiance du consommateur, en particulier des plus faibles des consommateurs. Par conséquent, l'économie a tourné moins bien que prévu et les recettes de la Sécu sont moins bonnes.

 

Chez nous, nous avons fait le double pari de la diminution de charges, d'une part, qui s'est traduite par l'augmentation du volume des recettes de cotisations sociales, comme nous le redirons au moment du budget, et la volonté d'éviter que les plus faibles ne soient atteints par des mesures d'économies structurelles, d'autre part, ce qui les incite à consommer, ce qui les place dans le cycle de la production de richesses du pays.

 

Au sens économique du terme, ce modèle emprunterait davantage au "keynésianisme-communautarisme" que je viens de décrire.

 

Je termine par un dernier commentaire sur le Fonds Amiante.

 

Lorsque cette question a été abordée, j'ai indiqué que nous ne pouvions pas y répondre sans disposer des moyens financiers nécessaires. Nous allons maintenant mettre en place un mécanisme de constitution d'un fonds. Ce mécanisme ne rémunérera pas des personnes sur la base de leurs besoins (dédommagements moral et économique et remboursement du traitement de la pathologie). Nous allons plutôt opter pour une logique de forfait. Nous fixerons vraisemblablement des grilles barémiques qui permettront d'indemniser les personnes. Cela permettra d'éviter ce débat complexe entre ce qui revient aux soins de santé et ce qui revient aux autres éléments de ce fonds.

 

Monsieur le président, telles étaient mes réponses. Je crois avoir été suffisamment complet.

 

De voorzitter: Ik ga collega Tobback laten antwoorden en collega Verwilghen, en dan is er een korte reactie van de heren Goutry en Drèze en van mevrouw Gerkens, indien zij dat wensen.

 

01.170 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, ik heb met collega Verwilghen afgesproken dat hij zal antwoorden op de vragen van mevrouw Gerkens.

 

Je m'adresserai donc surtout à M. Drèze, qui m'a interpellé avec ses remarques sur les adaptations au bien-être des pensions. Il les a qualifiées de "malhonnêtes". Il a dit également que la décision à ce sujet avait été prise contre l'avis des partenaires sociaux, que j'aurais ignorés ou "cassés", si j'ai bien compris ce que vous avez dit.

 

Monsieur Drèze, ne me prêtez pas des intentions que je n'ai pas. Si on procède en une fois à une adaptation au bien-être des pensions sur la base d'un montant forfaitaire, ce n'est pas pour la présenter comme une future augmentation mensuelle. J'ai été très clair à ce sujet. Dès juin dernier, j'ai annoncé qu'il s'agirait d'une augmentation annuelle unique forfaitaire. Je n'ai jamais parlé d'un montant mensuel. Si vous voulez que je le répète jusqu'au 1er avril, c'est avec beaucoup de plaisir que je le ferai. Telle était d'ailleurs mon intention car je compte procéder avec clarté, transparence et visibilité pour éviter tout doute à cet égard.

 

Il en va de même en ce qui concerne les mesures prises en concertation avec les partenaires. Ces derniers avaient proposé de procéder selon un certain système – le système n'est pas l'élément le plus important –, pour les pensions, à des adaptations au bien-être pour un montant total d'environ 50.000.000 d'euros. Après un débat au sein du gouvernement, qui n'a pas toujours été facile - je l'admets-, j'ai réussi à porter ce montant à 70.000.000 d'euros. Cela signifie que j'ai permis une augmentation d'environ 50% par rapport à la proposition des partenaires sociaux. Si vous voulez que je m'excuse auprès d'eux pour cela, je suis prêt à le faire. Si vous voulez que je m'excuse d'avoir fait un cadeau à 600.000 pensionnés plutôt qu'à 300.000, je suis également prêt à le faire. Je ne crois pas qu'il soit ici question de mensonge, mais plutôt de clarté et de générosité. Cela va d'ailleurs même beaucoup plus loin, et ici je reviens à vos propos concernant les 1.200 euros de pension minimum. Cette proposition a effectivement été faite par une des composantes du gouvernement, proposition au sujet de laquelle j'ai immédiatement réagi en disant que je n'y étais pas opposé - pourquoi aurais-je été contre? -, mais qu'il s'agissait là d'un débat qui devrait être mené sous la prochaine législature et qui devrait faire l'objet d'un accord gouvernemental.

 

En outre, les mesures que nous prenons aujourd'hui visant à une augmentation de 1% des pensions minimums, les mesures ayant trait à des adaptations au bien-être, à des augmentations qui interviendront dès le 1er avril – je pense notamment au montant forfaitaire (le bonus) -, les mesures que nous avons prises dans les autres domaines des pensions (la GRAPA, etc.) vont beaucoup plus loin que ce qui avait été prévu dans l'accord de gouvernement. Autrement dit, nous avons fait beaucoup plus que ce qui était prévu en 2003 et j'en suis très fier.

 

Si vous souhaitez que je clarifie encore les choses, je le ferai avec plaisir. Si vous voulez que je vous présente mes excuses, je vous demande d'ores et déjà pardon.

 

De voorzitter: Ik laat nog de heer Verwilghen aan het woord. Dan stop ik twee minuten. Vervolgens beginnen we met de vragen.

 

01.171  Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne les observations de Mme Gerkens, elles concernent trois thèmes.

 

Premier thème: la fusion Suez-Gaz de France.

 

Comme expliqué la semaine dernière en commission, je rappelle que deux éléments sont en jeu: la Pax Electrica I, qui est une convention entre l'État belge et le groupe Suez-Electrabel, et les engagements pris dans le cadre de la fusion GDF-Suez. En ce qui concerne ce point, je constate que ces engagements vont plus loin que les problèmes traités par la Commission européenne.

 

Un exemple: en matière d'électricité, le rapport de la Commission européenne ne nous concède qu'un bout de phrase disant que "les quotes-parts de GDF en SPE doivent trouver une solution". Pour le reste, elle ne s'occupe pas du dossier lançant une concurrence avec plusieurs acteurs, plusieurs producteurs et les engagements vont plus loin que ce qui est prévu dans les remèdes apportés initialement dans le cadre de la fusion GDF-Suez.

 

Est-ce judicieux ou non? Il semble être trop tôt pour trancher. Attendons la décision de la Commission européenne. Si elle confirme ce qui a été apporté comme remède et qu'il est autorisé d'aller plus loin grâce aux engagements pris dans le cadre de la fusion GDF-Suez, nous serons alors dans la bonne direction. Ainsi, ce que dit le premier ministre et ce que je dis, c'est le même son de cloche.

 

Deuxième thème: le risque de réchauffement de la terre.

 

Je n'ai pas eu particulièrement besoin de l'intervention de M. Gore pour me rendre compte du problème, en tant que ministre de la Politique scientifique.

 

Trois éléments me préoccupent. D'abord, la Belgique s'est engagée dans le processus de Kyoto. Il s'agit alors de suivre la règle "pacta sunt servanda"; j'ai souvent l'impression qu'on ne se rend pas compte que des engagements ont été pris et doivent être respectés. Le réchauffement de la terre est donc au centre de la discussion et constitue un des moteurs du processus de Kyoto.

 

Ensuite, quelques institutions de politique scientifique s'occupent tout particulièrement de cette matière. Nous sommes engagés, nous aimons comprendre et nous voulons donc solutionner.

 

Enfin, il ne me semble pas inutile que la Belgique se soit engagée dans la base installée en Antarctique afin de mieux comprendre le problème. En compagnie des autres pays membres de la Convention Antarctique, soit 29 pays, elle essaie de trouver une solution à ce problème.

 

Troisième thème: l'efficacité énergétique.

 

Je serai bref. En ce qui concerne les provisions Synatom, les conditions actuellement prévues dans la loi restent applicables. C'est clair. Donc, si l'on s'engage dans cette voie, il s'agira de garantir et de respecter les conditions légales.

 

Quant aux 12 millions, ils seront partagés: une part sera affectée à des mesures touchant à l'énergie durable, essentiellement des mesures d'économie d'énergie, y compris la gestion de la demande. Cet exercice, peut-être insuffisamment réalisé jusqu'à présent, est recommandé par l'Agence internationale de l'Énergie. Une autre part ira à la création d'un institut d'excellence, l'Institut de l'Énergie, qui évoluera vers un centre de connaissances en matière énergétique.

 

Les pays producteurs de pétrole ou de gaz savent que leur production n'est pas illimitée.

 

De plus, la Belgique dispose d'une grande compétence en matière d'électricité, d'énergie solaire, éolienne, biomasse et même nucléaire. Il serait donc tout à fait possible d'avoir un échange d'idées et de compétences en vue de résoudre le problème qui demeurera celui du monde entier: comment approvisionner suffisamment le monde en ressources énergétiques fiables?

 

De voorzitter: Collega's, de technische diensten vragen een schorsing van een achttal minuten tussen de ochtend- en namiddagvergadering.

 

Mijnheer Goutry, ik vraag u bondig te zijn. U hebt daarnet lang gesproken. Cela vaut également pour M. Drèze.

 

Après ces interventions, je devrai suspendre la séance pour des raisons techniques.

 

Monsieur le premier ministre, nous sommes toujours dans la séance du matin, mais vous êtes habitué à cela.

 

Ik geef thans het woord aan de heer Goutry.

 

01.172  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn korte spreektijd proberen te benutten om te repliceren op twee punten van het antwoord van de minister.

 

Ten eerste, het Provisiefonds. What's in a name. U spreekt al over een Zilverzorgfonds. Eerlijk gezegd, het klinkt indrukwekkender dan het is. Kijken we maar naar de samenstelling. Het fonds wordt gevuld met een deel eenmalige exogene factoren. Exogene factoren zijn per definitie eenmalig. In het andere geval spreekt men van structurele maatregelen. Een tweede manier om het fonds te vullen is een stukje debudgettering ten bedrage van 45 miljoen. Een laatste deel, de 100 miljoen, is een eenmalig overschot ten overstaan van de groeinorm voor de begroting 2007. Als men drie eenmalige bonussen, luckies samenvoegt, kan men moeilijk spreken van een structureel fonds. Mijnheer de minister, u schuift de datum van 2010 vooruit. Op dit ogenblik ontbreekt een wettelijk kader voor het fonds. U hebt geen parkeerruimte en geen beheerruimte. U hebt in feite niets. U boekt een virtueel overschot op de begroting en pakt daar enkele maanden voor de verkiezingen mee uit. U beschikt over een zilverzorgfonds! Bij God, laat het duidelijk zijn dat dit een amalgaam is van een aantal luckies. We zullen daar misschien iets mee kunnen doen. Let evenwel op. Indien uw financieringsontwerp volgende week wordt goedgekeurd, zult u het geld misschien reeds nodig hebben om hetgeen u in het Generatiepact bent overeengekomen uit te voeren.

 

Ten tweede, de OMNIO. Mijnheer de minister, ik gun u de OMNIO. We hebben minister Vandenbroucke ook zijn maximumfacturen gegund. Administratief zal het er alleen moeilijker op worden. We zullen niet alleen het maximumfactuursysteem kennen maar ook het OMNIO-systeem. Van iedereen zal men administratief de inkomenssituatie moeten opvolgen. Men zal telkens moeten nagaan of er niets verandert inzake de toegelaten grenzen. Ik voorspel u dat het OMNIO-systeem een administratieve complexiteit wordt waarvan zelfs Van Quickenborne zal gruwelen. Hoe hieraan uit geraken, is me totaal onduidelijk. Ik had het anders aan boord gelegd. Ik begrijp niet waarom de regering aarzelt om voor degene die langdurig uitkeringstrekker is en waarvan bewezen is dat hij chronisch patiënt is, de uitkeringen substantieel te verhogen zodat men niet voortdurend met moeilijke systemen die kosten moet compenseren. Ik vind het een zeer moeilijke techniek en wens er u veel geluk mee. U zult wel zien. Later zullen we hiervan zeer kwalijke administratieve gevolgen ondervinden.

 

01.173  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, l'absence prolongée de M. Vanvelthoven me fait dire, à l'intention de ceux qui l'auraient imaginé autrement, que l'emploi n'est manifestement pas la priorité du gouvernement. M. Demotte n'a pas répondu à mes questions. J'y reviendrai donc en commission.

 

En ce qui concerne la réplique de M. Tobback à propos du bonus bien-être et pension, je voudrais faire remarquer, pour l'anecdote, puisqu'il interviendra le 1er avril prochain, que cela constituera pour le gouvernement un incitant afin de ne pas chuter avant terme.

 

Par ailleurs, s'il est vrai que vous faites plus que ce qui était annoncé, vous le faites en fin de législature, après avoir laissé se détériorer les taux de remplacement dans tous les secteurs de la sécurité sociale sur les 8 ans de la législature; de plus, ce qui est décidé est à charge du gouvernement suivant. La seule manière d'éviter une détérioration des taux de remplacement, c'est une liaison intégrale et automatique des indices au bien-être. Le reste n'est que chipotage!

 

01.174  Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, en ce qui concerne le volet Énergie, nous reviendrons en commission à ce sujet, puisqu'un engagement est intervenu quant à la tenue d'un débat informatif et interactif, lorsque la commission aura remis son avis sur les mesures.

 

Je voudrais insister sur le Fonds Amiante, et ce n'est pas parce que, personnellement, j'y travaille depuis plus de deux ans. Un réel travail collectif a été effectué au sein de ce parlement; nous nous sommes concertés avec les représentants des partenaires sociaux et nous avons tenu compte des remarques émises par le CNT sur les premières idées que nous avions émises concernant l'élaboration d'un fonds d'indemnisation des victimes de l'amiante.

 

Lorsque le premier ministre s'est exprimé au mois de septembre sur la nécessité d'un fonds, après une soirée au cours de laquelle il a rencontré des personnes atteintes de mésothéliome et qu'il s'est dit sensibilisé, j'ai envoyé un courrier à l'ensemble des ministres du gouvernement pour attirer leur attention sur le sujet et leur dire ce que ce geste du premier ministre signifiait pour 2007 tout en ajoutant qu'il en serait question dans sa déclaration gouvernementale. Je leur ai transmis copie de la dernière proposition de loi cosignée par tous les groupes parlementaires. Seul M. Reynders m'a envoyé un accusé de réception. J'insiste pour que vous teniez compte de ce travail effectué pour prendre des décisions en la matière.

 

Je suis évidemment rassurée de constater que d'autres ministres du gouvernement n'ont pas dû attendre de voir le film de M. Al Gore et d'avoir un entretien avec lui pour se rendre compte que le CO2 provoquait le réchauffement de la planète.

 

De voorzitter: De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 19 oktober 2006 om 15.50 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 19 octobre 2006 à 15.50 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 15.40 uur.

La séance est levée à 15.40 heures.

 

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.

 

Dit verslag heeft geen bijlage.