Séance plénière |
|
van donderdag 10 januari 2008 Namiddag ______ |
du jeudi 10 janvier 2008 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.37 uur en voorgezeten door de heer Herman Van Rompuy.
La séance est ouverte à 14.37 heures et présidée par M. Herman Van Rompuy.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Guy Verhofstadt,
Yves Leterme, Patrick Dewael, Josly Piette, Jo Vandeurzen, Paul Magnette.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Meyrem Almaci,
Yolande Avontroodt, Christine Van Broeckhoven, Vincent Van Quickenborne, Herman
De Croo, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat;
Camille Dieu, met
zending / en mission;
Sarah Smeyers,
zwangerschapsverlof / congé de maternité.
Collega’s, u hebt de ontwerpagenda ontvangen voor de vergadering van deze week. Deze plenaire vergadering was oorspronkelijk niet gepland en zal alleen bestaan uit mondelinge vragen en antwoorden. Zijn er daarover bemerkingen? Zoniet, dan is de agenda aangenomen.
Vous avez reçu un projet d'ordre du jour pour la séance de cette semaine.
Y a-t-il une observation à ce sujet (Non)
En conséquence, l'ordre du jour est adopté.
02 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de eerste minister over "de lastenverdeling inzake hernieuwbare energie" (nr. P0002)
02 Question de Mme Tinne Van der Straeten au premier ministre sur "la répartition des charges en matière d'énergies renouvelables" (n° P0002)
02.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, het is altijd een plezier om naar u te luisteren, want u laat op elke gelegenheid geen mogelijkheid onbenut om te onderstrepen hoe belangrijk het voeren van een klimaatbeleid wel niet is. U heeft zelfs Al Gore bij u op de koffie gehad om daarover te spreken. Ook in de verklaring van de regering hier heeft u daar uitgebreid op gewezen. Ik denk zelfs dat het in Le Soir bij uw prioriteiten stond.
Het is dan ook altijd verbazingwekkend dat als u de gelegenheid hebt om dit in daden om te zetten, die daden er nooit komen. Ik verwijs naar uw gesprek met de heer Barroso in september of oktober met de vraag naar een uitzondering voor ArcelorMital. Vandaag blijkt dat u deze week een brief hebt gestuurd aan commissievoorzitter Barroso bij de Europese Commissie om opnieuw een aantal dingen in vraag te stellen.
Mijnheer de eerste minister, wanneer heeft u die brief verstuurd?
Ten tweede, wat stond er in die brief met betrekking tot ArcelorMital? Kunt u concreet zeggen wat u verwacht van ArcelorMital?
Ten derde, wat verwacht u inzake de doelstelling aangaande hernieuwbare energie specifiek van de heer Barroso? Wat verwacht u dat hij zal doen voor België met betrekking tot hernieuwbare energie? Vindt u 12% à 13% te hoog? Heeft u misschien een probleem met de berekeningswijze van de Commissie, met name het bbp per inwoner? Deelt u dan de mening van de heer Kris Peeters die zegt dat het onmogelijk is om een goed percentage hernieuwbare energie in België te halen?
02.02 Eerste minister Guy Verhofstadt: Mijnheer de voorzitter, in de brief die ik begin deze week heb gericht aan de voorzitter van de Commissie verzocht ik om een bijeenkomst tussen de Belgische regering en de diensten van de commissievoorzitter over een specifiek punt, namelijk de verdeling over de verschillende lidstaten van het percentage hernieuwbare energie dat we moeten halen.
De Commissie moet een verdeling doen over de verschillende lidstaten. Er werd in de Europese Raad afgesproken dat daarbij niet alleen rekening zou worden gehouden met de welvaart van een land, het bbp, maar ook met de mogelijkheden van het land.
Nu blijkt uit de oefening die tot hiertoe door de Europese Commissie werd gemaakt dat men alleen rekening houdt met het bbp en niet met de mogelijkheden van het land. Die mogelijkheden zijn verschillend. Naar gelang de lengte van de kust of de bestaande hoogteverschillen heeft een land meer mogelijkheden dan een ander.
Wij willen in het onderhoud met de commissievoorzitter duidelijk maken dat met de elementen en de mogelijkheden rekening moet worden gehouden bij de berekening van het exacte percentage dat België moet verwezenlijken, zoals was overeengekomen op de Europese Raad. Dat is het voorwerp van het onderhoud.
02.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik denk dat ons land twee zaken kan doen. Ofwel blijven we in het fossiele denken, wat ons enorm veel geld zal kosten. De olieprijs zal immers nooit meer dalen. Als de olieprijs met 10% stijgt, zal ons bnp met 0,5 tot 1% dalen. Ofwel doen we nu grote investeringen op korte termijn in energie-efficiëntie, in hernieuwbare energie en in een klimaatbeleid. Dat zal ons enorm veel opleveren, niet alleen schone energie, maar ook heel veel jobs. Kijk maar naar Duitsland.
U bent nu eerste minister van een antiklimaatregering die in plaats van de toekomst te vrijwaren alleen maar de toekomst op het spel zet.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la mauvaise gestion des subsides Loterie Nationale et le projet d'audit sur le sujet" (n° P0003)
03 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het slechte beheer van de Nationale Loterijsubsidies en de auditplannen in dat verband" (nr. P0003)
03.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur ministre, je vous présente mes meilleurs vœux et je vous félicite pour votre nouvelle désignation. J'ai cru comprendre que ce n'était ni la coalition ni le poste dont vous rêviez. Vous avez obtenu un lot de consolation intéressant en négociant de haute lutte la tutelle sur la Loterie Nationale. C'est un gros lot puisque les recettes de la Loterie Nationale s'élèvent à plus d'un milliard d'euros sur base annuelle dont un cinquième est redistribué. J'ai lu attentivement l'interview que vous avez accordée à un magazine francophone pour annoncer cette bonne nouvelle et les mots assez durs que vous utilisiez, vous et le journaliste, sur la gestion de ces subsides qui serait orientée linguistiquement ou politiquement. Ces propos sont plutôt graves. Notre collègue, précédemment en charge du dossier, a réagi de manière virulente à ce sujet ce matin.
Voilà un débat intéressant que le groupe Ecolo a tenté d'amener à plusieurs reprises par des questions auxquelles il n'y a pas toujours eu de réponses intéressantes ou par des propositions quant aux critères d'attribution de ces subsides, y compris dans d'autres niveaux de pouvoir, par exemple à la Communauté française ou quant la transparence des subsides donnés.
Enfin, toujours est-il que ce que vous dites n'est pas anodin et je me réjouis de vous entendre dire que vous allez procéder à un audit. C'est à ce sujet que je voudrais vous interroger. Pouvez-vous préciser le diagnostic négatif que vous posez? Où situez-vous les responsabilités de ce que vous nommez une mauvaise gestion: au sein du gouvernement précédent ou au sein des instances mêmes de la Loterie Nationale?
Deuxièmement, j'aimerais en savoir plus sur cette idée d'audit que vous avez eue. Qui va le mettre en œuvre? Allez-vous associer le Parlement? Pourquoi ne pas faire travailler la Cour des comptes, ce qui présenterait l'avantage de ne pas coûter de l'argent supplémentaire à l'État? On sait que la Cour des comptes a joué un rôle intéressant dans le dossier de la SNCB pour clarifier la situation et conduire aux décisions qu'on connaît avec ABX, l'évolution du management et le retour aujourd'hui à une certaine stabilité financière.
Troisièmement, j'aimerais savoir comment vous, en tant que nouveau ministre de tutelle, allez gérer l'argent de la Loterie Nationale et redistribuer ses bénéfices.
03.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, tout d'abord, je vous remercie pour vos bons vœux. Ensuite, je ne veux pas répondre aux remarques que vous avez lues et qui proviennent des commentaires d'un journaliste. Je ne suis pas encore en charge de la presse et certainement pas de l'écriture des articles. Je vous invite à imaginer un autre mécanisme en vue d'obtenir des informations sur le sujet.
Pour ce qui me concerne, j'ai annoncé - cela me paraît la moindre des choses en arrivant dans une institution comme la Loterie - une procédure d'audit interne à mettre en place au sein de la Loterie. On essaye d'ailleurs d'agir de même dans l'ensemble des départements de l'autorité fédérale et dans toute une série de structures qui en dépendent. Mes collègues de la Fonction publique avaient déjà lancé cette idée d'audit. Certes, quelques enquêtes ont déjà été menées au sein de la Loterie sur la manière dont les fonds ont été utilisés mais un audit me paraît tout à fait indiqué. Par ailleurs, l'évaluation des subsidiations et des sponsorings me paraît tout aussi logique; en cas d'octroi de subsides ou de développement d'une politique de sponsoring, il convient de vérifier le résultat du choix opéré.
Bien entendu, sur les 225 millions d'euros qui ont été distribués, l'audit portera essentiellement sur la partie fédérale. Vous n'ignorez pas qu'à l'heure actuelle, un bon quart des subsides sont purement et simplement versés aux Communautés, qui en font ce qu'elles veulent. Je vous invite, ainsi que vos collègues, à vous adresser aux responsables des différentes Communautés. Étant donné que vous formez un groupe commun, je pense que vous pourrez vous adresser aux différentes Communautés sans trop de problèmes. Voilà ce qui est prévu.
Pour le reste, je répondrai en commission à toutes vos questions sur la transparence qui doit être de mise, bien entendu, dans l'utilisation des fonds de la Loterie. Il y aura encore beaucoup d'autres choses à dire sur la manière de faire encore évoluer la gestion de cette institution. J'y reviendrai peut-être en commission avec vous.
03.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis capable de faire la différence entre l'interview que vous avez donnée et les commentaires du journaliste. Je ne suis pas naïf au point de penser que vous ne l'avez pas informé en sous-main. Les propos étaient relativement graves et je pense qu'ils méritaient une interpellation.
03.04 Didier Reynders, ministre: (…)
03.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Les propos du journaliste étaient assez graves car ils mettaient en cause la direction de la Loterie Nationale et l'orientation des subsides. À ce sujet, vous annoncez une procédure d'audit interne au sein de la Loterie Nationale.
Ce sont peut-être des propos qui n'engagent qu'un journaliste mais par rapport à la gravité des faits dénoncés, je me demande s'il ne faut pas agir un peu plus. Et je réitère ici cette demande, qui a déjà été formulée par mon groupe, que la Cour des comptes puisse s'intéresser de plus près à cette affaire afin de clarifier les choses. Soit les choses ont été effectivement bien gérées et un journaliste s'est trompé, soit il faut apporter des modifications. En matière de transparence, ce serait une bonne chose.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het protocol inzake grensarbeid en het dubbelbelastingverdrag België-Frankrijk" (nr. P0004)
04 Question de M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le protocole concernant le travail frontalier et la convention préventive de la double imposition entre la Belgique et la France" (n° P0004)
04.01 Roel Deseyn (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, heren ministers, mijnheer de vice-eerste minister, u slaagt erin om steeds nieuwe episodes te breien aan de soap van het dubbelbelastingverdrag. Ik herhaal het ten behoeve van de collega's. Wanneer minister Reynders zijn zin doorvoert en het dubbelbelastingverdrag zou laten uitvoeren zoals hij dat wenst, zal het zeer moeilijk zijn om nieuwe Franse arbeiders in onze Vlaamse en Waalse bedrijven te krijgen. Dat zal de productiviteit niet ten goede komen en in veel gevallen zelfs de productie onmogelijk maken. Als u weet dat in enkele bedrijven in West-Vlaanderen en ook in Henegouwen tot 80% Franse arbeiders werken, en in bepaalde nachtploegen gaat dat tot 100%, is het onnodig te zeggen dat het eigenlijk onverantwoord is om uw ideeën doorgang te laten vinden.
U hebt niet alleen het protocolakkoord in de periode van lopende zaken geratificeerd. U hebt het op 13 december ook ondertekend. Ik vraag me af wat daarvan de grondwettelijke grondslag is. Ik bevind mij in goed gezelschap om u die vraag voor te leggen, mijnheer de minister, want minister Piette heeft vandaag nog in De Standaard gezegd dat, ik parafraseer, wat minister Reynders doet niet echt is wat wij verstaan onder een goede dialoog met de sociaaleconomische actoren in Henegouwen en West-Vlaanderen. Die belofte die u vroeger hebt gemaakt om dit dossier minstens met de streek af te toetsen, moet absoluut worden gehonoreerd.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende concrete vragen.
Ten eerste, wat is de grondwettelijke grondslag van uw demarches om zomaar de vlucht vooruit te doen in een periode van lopende zaken?
Ten tweede, hoe zult u de dialoog de komende maanden organiseren? Hoe zult u dit dossier verder opvolgen? Ik neem aan dat u niet zomaar het protocolakkoord in een wetsontwerp kunt gieten en het aan de commissie voor de Buitenlandse Zaken voorleggen?
Ten derde, de goede kant van het akkoord is dat voor de Belgische werknemers die in Frankrijk werken eindelijk wat licht aan het einde van de tunnel komt, maar dan wel alleen voor degenen die in de privésector actief zijn. Wat doet u voor de mensen die voor Franse openbare besturen en in openbare ziekenhuizen werken? Zullen zij op hun beurt ook hun belastingen voortaan in Frankrijk kunnen betalen?
04.02 Minister Didier Reynders: Er komt applaus op bijna alle banken.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, eerst en vooral heb ik gedurende enkele jaren al vele verdragen getekend, in de eerste plaats met onze buurlanden. Onder meer met Nederland, Duitsland en Luxemburg was het mogelijk om een nieuw verdrag te sluiten. We proberen reeds vele jaren ook met Frankrijk een dergelijk verdrag te sluiten.
Ik heb het avenant tot een verdrag ondertekend met mijn intussen negende Franse collega. Het was niet gemakkelijk. Tijdens de voorbije negen jaar heb ik op het vlak van Financiën negen verschillende collega’s in Frankrijk gekend. Uiteindelijk hebben we toch een akkoord kunnen bereiken.
Wat is de inhoud van het akkoord?
Het akkoord werd in maart 2007 bereikt. Op grondwettelijk vlak is er dus geen probleem. Het akkoord werd immers in maart 2007 aangekondigd. Het werd weliswaar later getekend, maar u weet dat zulks altijd het geval is. Wij moeten met de betrokken collega immers een goed moment vinden om het document te ondertekenen. Het akkoord dateert dus van maart 2007.
Het akkoord werd bereikt na vele contacten en in dialoog met de bedrijfsleiders, vakbonden en vele andere betrokkenen, niet alleen in Henegouwen en West-Vlaanderen maar ook op nationaal vlak. Het akkoord werd gesloten met opname van een transitieperiode. Er werd beslist de transitieperiode met twee jaar en meer te verlengen.
Wij zullen dus overgaan tot de normale procedure. Ik zal met mijn collega van Begroting contact opnemen om de verschillende, mogelijke evoluties van het avenant te bekijken.
Ik heb uw vraag voor de privésector gelezen. Het akkoord geldt enkel voor de privésector. Artikel 10 van het verdrag wordt niet geviseerd; enkel artikel 11 wordt geviseerd.
Ten slotte, tijdens de komende maanden zal ik met de meerderheid – denkelijk, hoewel ik dat niet weet – met de huidige of een andere meerderheid – dat zullen wij nog zien –, proberen om in België een bijkomende lastenverlaging op arbeid in te voeren in plaats van een aantal mechanismen in te bouwen om steeds meer grensarbeiders te hebben. Er zijn in België zoveel mensen zonder job dat het mogelijk moet zijn om een verlaging van de sociale en fiscale lasten op arbeid goed te keuren teneinde meer jobs aan Belgische arbeiders te geven.
Ik herhaal echter dat er een erg lange transitieperiode is. Het is het laatste akkoord, na akkoorden met Luxemburg, Nederland en Duitsland. Wij zullen nog proberen om met Frankrijk een aantal administratieve modaliteiten uit te werken. Ik zal dat tijdens de komende week met mijn collega van Begroting proberen te doen. Daarna zullen wij de tekst in het Parlement indienen.
Het is evenwel een heel goede tekst, niet
alleen voor onze bedrijven maar ook voor de vele mensen die in België een job
willen vinden. (Applaus)
Ik krijg applaus van bijna alle banken.
04.03 Roel Deseyn (CD&V - N-VA): Mijnheer de vice-eerste minister, uw koppigheid is nogal opmerkelijk gezien de bemerking van niet alleen mijn fractie maar ook van de Open Vld en sommige cdH’ers. U zegt dat mensen in België alle kansen verdienen, alle Belgen aan het werk!. Qu’ils viennent, ils seront les bienvenus, zou ik zeggen. Laat ze maar komen terwijl er tienduizenden plaatsen niet ingevuld raken want ze komen niet, we krijgen ze niet in ons bedrijfsleven.
Er is het mooie en theoretische principe van de fiscale harmonisatie in Europa. Wij kunnen dat voor een stuk volgen maar in dat dossier bent u werkelijk te weinig pragmatisch. Wij zijn dit anders niet van u gewend. Men kan hele internationale constructies opzetten voor bijvoorbeeld Arcelor maar wat de mensen dan niet vragen, wil u wel internationaal gaan doordrukken. Wij vragen een dringende bijsturing.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik verwelkom de vice-eerste minister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen voor zijn eerste mondelinge vraag.
05 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de vice-eerste minister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen over "de Octopusgroep" (nr. P0005)
05 Question de M. Gerolf Annemans au vice-premier ministre et ministre du Budget, de la Mobilité et des Réformes institutionnelles sur "le groupe Octopus" (n° P0005)
05.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het spijt mij dat ik waarschijnlijk de sfeer van business as usual toch even moet verbreken en moet terugkeren naar wat het land de afgelopen zes maanden heeft beziggehouden. Ik bied u daar dan ook mijn verontschuldigingen voor aan. Dat is een eerste punt.
Ten tweede, ik heb een citaat meegebracht. Deze vraag stellend heb ik er nog geen antwoord op gehad maar blijkbaar heeft de minister ondertussen op een of andere manier meegedeeld wie, wat, waar, hoe en waarom de Octopusgroep zal samenbrengen. Ik heb gezien dat Didier Reynders erin zit en dat alle partijvoorzitters hun plaatsvervanger mogen meebrengen. Dat dient waarschijnlijk om spirit mee naar binnen te kunnen sluizen. Voorts gaat het om de voorzitters van Kamer en Senaat en om Groen!. Mijnheer Van Rompuy, het wordt zoiets als uw conventie. Het wordt, voor zover ik kan zien, een grote vergadering. Verhofstadt moest erbij, omdat Dehaene er ook bij moest. Dat lees ik tenminste allemaal in de kranten. Ik krijg dus min of meer een antwoord op de meeste van mijn vragen.
Dehaene heeft geweigerd om tot de Octopuswerkgroep toe te treden. Om hem toch over de streep te trekken, moest Verhofstadt erbij, die op informele wijze de besprekingen zal volgen. Op informele wijze, daar moet ik eens goed om lachen. De afgelopen dagen was er immers niets anders te doen dan de bespreking van de nota van Verhofstadt. Zo informeel is dat dus niet.
Ik heb dat trouwens eens nagekeken. Het is niet omdat de Franstaligen zeggen dat het een Vlaamse nota is, dat dat ook waar zou zijn en dat het echt een Vlaamse nota is. De vergelijking met de open dialoog, de studiedag van de VLD, en de nota van Verhofstadt is bijna congruent. Mijnheer de minister, het is helemaal geen Vlaamse nota. U weet dat. Het is een belgicistische nota. Het is een in hoge mate op convergentie en de eenheid van België gerichte nota. Overigens, collega’s van de VLD – u voelt zich aangesproken, werd dat vandaag bevestigd door Reynders. Hij zei dat die nota nog zo slecht niet was. Verhofstadt en Reynders hebben trouwens samen campagne gevoerd met die nota, communautair. Eigenlijk is het dus geen Vlaamse nota.
Ik ben niet de enige die dat zegt, mijnheer de minister. U weet wat Kris Peeters gisteren in het Vlaams Parlement heeft gezegd. Hij is bij u komen bepleiten dat de Vlaamse Gemeenschap zou mogen meedoen aan uw dialoog. Ik zal u daar straks een vraag over stellen. Hij vindt dat de nota van Verhofstadt volledig in strijd is met de desiderata van het Vlaams regeerakkoord. De toets met het Vlaams regeerakkoord kan die nota van Verhofstadt niet doorstaan. Dat is nogal een straffe verklaring. Kris Peeters zegt ook dat de nota vol onvolkomenheden zit en dat hij bovendien verrast is door de Franstalige reacties.
Mijnheer de voorzitter, mijn vraag is simpel. Mijnheer de minister, is het waar wat ik heb gelezen, namelijk dat u het een positieve nota vindt? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag is niet minder belangrijk. Wat zult u doen met het verzoek van de Vlaamse regering om betrokken te worden bij het akkoord?
Mijn derde vraag is of het waar is dat u maar lukraak hebt bepaald wie er mag deelnemen aan dat Octopusoverleg. Ik verneem dat bijvoorbeeld heel wat partijen in ons halfrond niet zullen vertegenwoordigd zijn in dat Octopusoverleg.
Hoe hebt u bepaald welke partijen daaraan wel mogen deelnemen?
Ik rond af. Mijnheer Tommelein, ik weet dat het pijn doet. De heer Reynders heeft gezegd dat de Franstalige partijen vanmiddag bijeenzitten om overleg te plegen over hoe zij naar dat Octopusoverleg zullen gaan. De vraag is hier niet waar de Franstalige partijen bijeenzitten. Mijn vraag aan de minister is wel: heeft hij weet daarvan en heeft hij weet van een Vlaams initiatief om de Vlaamse partijen samen te brengen rond een gemeenschappelijke strategie in het Octopusoverleg?
05.02 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ten eerste, wat de nota van Guy Verhofstadt betreft, die alleen hemzelf engageert, herhaal ik dat ik het een interessante en belangrijke nota vind.
Ten tweede, wat de Vlaamse regering betreft, er werd afgesproken, met collega Reynders, dat wij samen zullen zorgen voor een structureel contact, niet alleen met de Vlaamse regering, maar ook met de regeringen van de andere zogenaamd gefedereerde entiteiten.
Wat het initiatief aan Vlaamse zijde betreft, om partijen bijeen te brengen, daarvoor moet u bij iemand anders zijn. Daarvoor bent u bij mij aan het slechte adres.
05.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dan heb ik nog een bijkomende vraag. Is het waar wat CD&V zegt, namelijk dat ook u een nota zult maken? Als dat waar is en als die nota bestaat, waarom krijgen wij die dan niet op het internet, zoals wij de nota van Verhofstadt hebben gekregen?
Ik vraag mij werkelijk af of u wel beseft in welk theater u aan het spelen bent. De regering is voor dringende sociaaleconomische zaken een stemming komen vragen. Wat uw bevoegdheden betreft, is Verhofstadt na Nieuwjaar komen zeggen dat de begroting niet toelaat – er is geen geld – om iets ter zake te doen. Nog in uw bevoegdheidsdomein, institutionele hervormingen, was hij dezelfde dag, voor hij hier op het spreekgestoelte stond, met zijn nota aan het uitpakken. Die nota moet u nu – horresco referens – een interessant document vinden. Sommigen vinden zelfs dat u ze moet hanteren als een basis van gesprek in uw gesprekken. Ik vraag mij af of u beseft, als u De Gucht bezig hoort…
De voorzitter: (…)
05.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, u moet mij even tijd geven. Het zijn belangrijke zaken. U zult dat toch niet ontkennen?
De voorzitter: Het Reglement is er voor iedereen. U maakt uw zin af en dan is het afgelopen.
05.05 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Wat zegt u?
De voorzitter: U hebt één minuut.
05.06 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik maak mijn zin af. Ik vraag mij af, komma, of de heer Leterme, komma, waarvan de RTBF om hem te vernederen, maandenlang heeft gezegd, hem aldus benoemend “monsieur huit cent mille voix”, komma, voldoende beseft dat zijn kiezers zich langzaam, wanneer zij Verhofstadt daar zien zitten, afvragen of de heer Leterme beseft dat hij hen niet alleen pijn doet aan de ogen, maar ook in hun hart punt.
05.07 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb nog een wederwoord. Mijn bedoeling is om resultaat te boeken. Mijnheer Annemans, ik zal op het juiste moment wel verantwoording afleggen, niet in de eerste plaats aan u – elk heeft zijn rol –, maar aan mijn kiezers.
De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan …
05.08 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, in het Parlement heeft de vraagsteller het laatste woord. U moet dat maar eens navragen of nakijken in de Grondwet. Ik heb dus nog even het woord.
Mijnheer Leterme, natuurlijk moet u zich tegenover uw kiezers verantwoorden, bij de verkiezingen. Ik mag mij echter afvragen of u beseft dat zij zich ongetwijfeld afvragen of u nog wel weet in welk theater u speelt met Verhofstadt en De Gucht, die u de afgelopen weken op een cynische manier heeft vernederd. Wanneer u uw CD&V hoort zeggen dat zij een eigen nota zal maken en dan vandaag hier niet kunt verklaren dat u een eigen nota zult maken, dan kunnen wij niets anders doen dan aanvaarden dat u Verhofstadts nota een nuttig document vindt, wat u hier vandaag trouwens hebt bevestigd. Ik vraag mij zelfs af of u niet met Verhofstadt hebt overlegd over die nota.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Guido De Padt aan de vice-eerste minister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen over "de evaluatie van het inhaalverbod" (nr. P0006)
06 Question de M. Guido De Padt au vice-premier ministre et ministre du Budget, de la Mobilité et des Réformes institutionnelles sur "l'évaluation de l'interdiction de dépassement" (n° P0006)
06.01 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, sedert 1 januari van dit jaar is er een inhaalverbod van toepassing voor vrachtwagens vanaf 3,5 ton op wegen met twee rijvakken in de gevolgde richting. Dat rijverbod kan teniet worden gedaan door middel van borden die echter niet meer van tel zijn zodra er neerslag is. Op dat ogenblik mogen vrachtwagens van 7,5 ton niet meer inhalen.
Dat heeft aanleiding gegeven tot nogal wat commotie en verwarring. Ik citeer uit de pers: “Spectaculair ongeval nadat trucker algemeen inhaalverbod negeert.” Dat releveert het feit dat de politie van dat gegeven niet meteen een prioriteit maakt. “Inhaalverbod vrachtwagens werkt”, schrijft het Belang van Limburg vandaag, terwijl in Het Volk staat te lezen “Inhaalverbod verwart ook de politie.”
Het verwart de politie natuurlijk omdat hier een verwarring is ontstaan omdat, terwijl de borden het inhaalverbod opheffen, en men dus wel mag inhalen, men dat bij regenweer toch niet meer zou mogen doen. Nochtans staat in de Wegcode dat een bord de algemene verkeersregel kan opheffen, zodat men, als men dan toch inhaalt bij regenweer, niet in overtreding zou gaan.
Bovendien is er volgens mij een specifiek probleem bij de truckers zelf, vooral bij de buitenlandse vrachtwagenbestuurders, die er niet goed wijs uit geraken.
Vandaar een aantal vragen, mijnheer de vice-eerste minister, stellende dat wij achter het inhaalverbod staan, zoals, meen ik, de meeste autobestuurders.
Ten eerste, zou het niet goed zijn de bestuurders beter te sensibiliseren, vooral dan de buitenlandse vrachtwagenbestuurders, opdat zij zouden beseffen welke regels zij moeten naleven?
Ten tweede, zou het niet goed zijn overleg te plegen met de politie en te vragen van dat gegeven toch een prioritair beleidspunt te maken?
Ten derde, ziet u ook niet meer heil in het hanteren van dynamische verkeersborden die werkelijk op een zichtbare manier en afhankelijk van de situatie en van de weersgesteldheid, dat gegeven zouden visualiseren?
06.02 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Padt, collega’s, ten eerste, wat de laatste opmerking betreft, zult u evengoed weten als ik dat de bevoegdheid met betrekking tot de verkeersborden, ook inzake deze reglementering, in de eerste plaats toekomt aan de Gewesten. Ik kan u volgen in het advies dat u geeft, maar uiteindelijk zijn het de Gewesten die bevoegd zijn.
Inzake het sensibiliseren kan wellicht nog een en ander gebeuren in samenwerking met de Gewesten, en wat de handhaving betreft uiteraard ook met de politiediensten. Het is een maatregel die gericht was op het verbeteren van de verkeersveiligheid, maar ook op de doorstroming.
Wij moeten nu kijken welke effecten de maatregel heeft op het terrein. Er zijn problemen in verband met het samengaan met andere regels die rekening houden met regenweer en dies meer. Er is een probleem van handhaving. Er is een probleem van gewenning, vooral voor buitenlandse vrachtwagenbestuurders. Daarom heb ik beslist om in de zomer, vanaf juli – na zes maanden toepassing – een evaluatie te houden van de regel, in samenspraak met de sector, met de Gewesten en met de politie.
Het is niet omdat er een aantal ongevallen gebeurt, dat die zouden te wijten zijn aan dat inhaalverbod en dat dit zou betekenen – zoals u zelf zegt – dat de regel op zich slecht is. Laten wij rustig nagaan wat het effect is op het terrein en waar desgevallend, via sensibilisatie en handhaving, extra verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. In de zomer zal dan een evaluatie van de regel plaatsvinden.
06.03 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, ik denk inderdaad dat de opstart van een beleidsuitvoering heel belangrijk is, opdat de mensen weten waaraan zij zich moeten houden en welke sancties daartegenover kunnen staan. Ik ben tevreden dat u zegt dat u daarover zult waken en dat u in de helft van dit jaar een evaluatiemoment zult inbouwen.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de l'Intérieur sur "les évasions du centre fermé 127bis" (n° P0007)
07 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontsnappingen uit het gesloten centrum 127bis" (nr. P0007)
07.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, hier, en commission de l'Intérieur, la possibilité d'un audit sur les centres fermés a été évoquée. Vous vous souvenez sans doute que M. Tommelein et moi-même avons demandé, à cette occasion, que cet audit soit élargi aux centres ouverts.
À peine avions-nous trouvé un consensus et achevé les travaux de notre commission que nous avons appris que, durant la nuit précédente, quatre personnes en attente de leur rapatriement s'étaient enfuies du centre 127bis. Le personnel a remarqué cette disparition le matin, alors qu'on venait chercher l'un de ces individus en vue de son expulsion.
Monsieur le ministre, doit-on déduire de ce fait que les centres fermés sont devenus des centres ouverts?
Par ailleurs, ceux qui ont déjà pu visiter le centre 127bis savent qu'un certain nombre de normes de sécurité y sont prises et qu'il est assez difficile d'en sortir sans l'aide d'un tiers. Pourtant, dans ce cas, seuls deux barreaux sabotés auraient permis cette évasion.
Quelles sont les mesures que vous avez prises ou que vous comptez prendre en vue d'éviter ce genre d'incident? En effet, il est à craindre que les personnes qui respectent les ordres donnés soient pénalisées à cause de quelques individus qui ont enfreint le règlement.
07.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, monsieur Crucke, je confirme les faits: dans la nuit du 8 au 9 janvier, quatre personnes se sont évadées du centre 127bis. Ce fait a été constaté le matin du 9 janvier lorsqu'une de ces quatre personnes aurait dû être rapatriée.
Des images prises par les caméras sont actuellement examinées mais cet examen n'a pas encore donné de résultat.
Comme vous l'avez évoqué, un débat a eu lieu hier au sein de la commission de l'Intérieur sur la nécessité d'un audit sur les centres fermés, mais aussi sur les centres ouverts.
Comme les termes l'indiquent, un centre fermé n'est pas une prison. En outre, il faut savoir que même une prison ne peut offrir la garantie qu'il n'y aura pas d'évasion.
Selon moi, il faudra, dans le futur, consentir plus d'investissements dans l'infrastructure de ces centres fermés. En effet, certains d'entre eux ne sont plus adaptés. Comme je l'ai signalé hier en commission, un nouveau centre 127 devrait être construit dans les mois à venir. Il est question ici d'un programme pluriannuel. Vous pourrez obtenir des informations à ce sujet dans le cadre de la discussion du budget 2008.
07.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. Il existe une législation, elle doit être respectée: il n'est pas question que, pour quelque prétexte que ce soit, ceux qui tentent de la contourner, le fassent trop facilement.
Vous avez annoncé des mesures pour l'avenir; nous en discuterons certainement en commission de l'Intérieur. Vous aurez alors l'entier soutien du MR et le mien pour permettre l'application de ces mesures.
Il serait néanmoins intéressant de connaître le fond de l'enquête: il semble impossible, sans quelque collusion, de pouvoir quitter ce centre. Monsieur le président, j'entendais hier que, pour certains socialistes – peu nombreux derrière moi aujourd'hui –, il était même impossible de bouger. À voir cela, on peut faire bien plus que bouger.
Het incident is gesloten.
- M. Jean-Luc Crucke au ministre de l'Intérieur sur "l'accueil d'enfants de demandeurs d'asile en centre fermé" (n° P0008)
- M. Bruno Tuybens au ministre de l'Intérieur sur "l'accueil d'enfants de demandeurs d'asile en centre fermé" (n° P0009)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opvang van kinderen van asielzoekers in gesloten centra" (nr. P0008)
- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opvang van kinderen van asielzoekers in gesloten centra" (nr. P0009)
08.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je tiens à remercier M. Tuybens qui pose une question d'actualité similaire à la mienne. Grâce à lui, ma question a pu être traitée aujourd'hui.
Monsieur le ministre, lors des négociations de Val Duchesse, nous avions discuté, en présence d'autres collègues, de la problématique du "centre familial". Celle-ci vise à différencier la manière dont les réfugiés et surtout les expatriés qui doivent quitter le pays sont traités lorsqu'ils ont des enfants.
J'ai lu votre communication faisant suite aux propos tenus par le Primat de Belgique dans laquelle vous confirmez que l'accord négocié serait respecté. Monsieur le ministre, a-t-on une idée des budgets nécessaires à ce centre familial? Un timing nous est-il décliné? Pouvez-vous confirmer qu'il s'agit d'un centre fermé?
Monsieur le président, nous sommes très proches de la question précédente. Nous sommes face à des illégaux et, même s'il est très important d'être attentif au fait qu'il y a des enfants, d'effectuer un travail intelligent et d'être prudent à l'égard de ceux-ci, cela doit malgré tout être un centre fermé. Monsieur le ministre, j'aimerais vous l'entendre confirmer.
08.02 Bruno Tuybens (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de regeringsverklaring is opgenomen dat er alternatieven zullen worden gezocht voor de opsluiting in gesloten asielcentra van gezinnen met kinderen.
Vorig jaar werd er een studie besteld bij SumResearch. De conclusie van de studie was heel duidelijk, namelijk dat opsluiting nefast is voor de ontwikkeling van het kind, niet alleen voor het trauma dat daarbij komt kijken, het buitenproportionele, zoals het wordt aangeduid, er ontstaan psychische stoornissen, er is de aantasting van moreel en fysisch welzijn. Die studie was op dat vlak niet onduidelijk. Bovendien heeft de studie te weinig alternatieven aangeboden voor die situatie.
Ik weet dat u daarvoor evenzeer gevoelig bent. Wij moeten die hele situatie door de ogen van het kind bekijken. Daarom is het een zaak die zeker op de agenda moet blijven staan.
U hebt recent uitspraken gedaan naar aanleiding van de toespraak van kardinaal Daneels over het bouwen van een nieuw soort gesloten instelling voor gezinnen. Dat zou voor de regering het alternatief zijn en zou voor deze situatie een oplossing moeten bieden.
Daarover heb drie korte vragen.
Ten eerste, is dat het standpunt van de regering of is dat uw eigen standpunt?
Ten tweede, hoe zal dit centrum eruitzien volgens u? In welk opzicht zal dit centrum verschillen van de gesloten centra die nu reeds bestaan?
Ten derde, wat zal er gebeuren tijdens de overgangsperiode? Dat nieuwe centrum moet worden gebouwd. Dat komt niet uit de lucht vallen. Er zullen verschillende jaren overheen gaan. Ondertussen bestaat er reeds bijzonder vele jaren een kwalijke en traumatiserende situatie. Ik hoop dat er daarvoor overgangsmaatregelen zullen worden genomen.
08.03 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ten eerste, opname van mensen in een gesloten centrum, van illegalen met het oog op hun repatriëring is een spijtige noodzakelijkheid. Niet alleen ik maar alle ministers van Binnenlandse Zaken die mij zijn voorafgegaan en velen, mijnheer Tuybens, ook uit uw eigen partij, hebben met mij die vaststelling moeten maken.
Ten tweede, als men een onderscheid zou maken tussen alleenstaanden en gezinnen met kinderen, dan zal de dag waarop wij zouden aanbrengen dat gezinnen met kinderen niet meer in aanmerking komen voor een opname in een gesloten centrum, men zeggen dat die categorie van mensen ontsnapt aan een vorm van gedwongen repatriëring, als dat noodzakelijk zou zijn.
Ik wil nogmaals benadrukken dat het uiteindelijk de betrokkenen zelf zijn die kiezen voor die opname in zo’n centrum omdat alle andere pogingen om die mensen te verwijderen van het grondgebied mislukt zijn. U moet niet denken dat ikzelf of mijn administratie voorstander ben van die opname. Het gaat om mensen die verschillende bevelen hebben gekregen om het land te verlaten en dat systematisch naast zich neerleggen.
Als men zegt dat een gezin met kinderen niet meer in aanmerking komt voor opname in zo’n centrum dan zegt men eigenlijk dat die gezinnen ontsnappen aan een maatregel van gedwongen repatriëring en dan denk ik dat er veel kinderen zullen worden geboren in ons land, althans bij die illegale gezinnen. Op die manier ontsnapt men dan immers systematisch aan de mogelijkheid om gedwongen te worden gerepatrieerd.
Ten derde, en u weet dat nog zeer goed, in 2007 heb ik in de begroting maatregelen laten opnemen om die gezinnen op een zo humaan mogelijke manier op te vangen. Ik heb pedagogen, psychologen en zelfs leerkrachten aangeworven op mijn begroting voor Binnenlandse Zaken om ervoor te zorgen dat het verblijf van die kinderen in die centra niet alleen zo kort mogelijk zou zijn maar dat zij ook onderwijs zouden kunnen genieten en dergelijke meer. De onderwijsminister van de Vlaamse Gemeenschap heeft na verloop van tijd wel gereageerd maar de Franstalige Gemeenschap heeft zelfs niet gereageerd op mijn vraag om in leerkrachten te voorzien in die centra.
Ten vierde, en u verwijst terecht naar de studie die ik heb gevraagd want ik zoek naar alternatieven en die zijn niet zo talrijk, volgens mij moeten wij investeren in een nog meer aangepast centrum voor gezinnen met kinderen. Niet de gewone, gesloten centra maar een aangepast centrum. Dat staat niet met evenveel woorden in de korte regeringsverklaring, maar dat was ook de vaststelling tot dewelke we waren gekomen tijdens de onderhandelingen in de afgelopen maanden, namelijk dat we zo’n centrum voor gezinnen met kinderen moeten oprichten. Als de ouders daar verblijven, moet het volgens mij ook mogelijk zijn dat de kinderen tijdens de schooluren het centrum verlaten om naar school te gaan zodat zij een zo normaal mogelijk leven kunnen leiden. Ik wil evenwel nog eens benadrukken dat het de ouders van die kinderen zijn die de eerste verantwoordelijken zijn voor die situatie en niet de overheid. Het zijn de ouders die hun kinderen dit eigenlijk aandoen.
Tot slot en dan kan ik afronden. Morgen op de Ministerraad heb ik een punt geagendeerd waarin ik een principiële doorbraak vraag zodat ik de onderhandelingen kan opstarten met de Regie der Gebouwen en een locatie kan worden gezocht want ik wil dat van die zaak snel werk wordt gemaakt. Ik heb die nota hier bij mij. Of dit een persoonlijk standpunt is dan wel een standpunt van heel de regering zult u morgen rond deze tijd weten.
08.04 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, j'aimerais remercier sincèrement le ministre d'avoir confirmé l'accord conclu à Val-Duchesse, accord qui sera engagé dès demain grâce à un timing rapide et efficace. J'espère que le gouvernement pourra confirmer cette position.
Monsieur le ministre, vous avez raison en ce sens que la loi sur le rapatriement est un mal obligé; il faut passer par cette étape. L'humaniser autant que faire se peut, particulièrement vis-à-vis des enfants, il faut s'y efforcer, mais le centre doit rester un centre fermé. Sinon, malheureusement, certains en profiteront pour tenter d'autres choses et l'exemple repris dans la question précédente le prouve. Et ce n'est vraiment pas le souhait que j'exprime.
08.05 Bruno Tuybens (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bedankt voor dit antwoord.
Ik wil toch herinneren aan de resultaten van de studie die u hebt besteld en die aanduiden dat het effectief een zeer traumatiserende aangelegenheid is voor de kinderen die effectief op hen weegt. Daarin is de studie in ieder geval zeer duidelijk. Bovendien heeft ze aangeduid dat een nieuw centrum – een soort van open gesloten centrum – absoluut het laatste alternatief is.
Als u het dan hebt over een spijtige noodzakelijkheid, merk ik op dat dit in andere landen klaarblijkelijk op een andere manier wordt georganiseerd. Er zijn wel degelijk alternatieven hiervoor te vinden op het vlak van meldingsplicht van gezinnen, op het vlak van begeleidende coachen en van begeleiding door NGO’s. Er zijn alternatieven op het vlak van waarborg en dergelijke: er zijn tal van dingen. U gebruikt die op dit ogenblik niet. Ik begrijp uit uw antwoord dat wij de eerste drie tot vier jaar, dus zeker voor de duur van het centrum, daar ook op moeten wachten.
Ten slotte heb ik u in mijn vraagstelling gevraagd om dit te bekijken door de ogen van de kinderen zelf. Het zijn niet de kinderen die beslissen of keuzes maken, maar hun ouders. U hebt niet gereageerd op de vraag in welke mate het nieuwe centrum zal verschillen van het bestaande. Ik kan mij niet inbeelden, mijnheer de voorzitter, dat wij in 2008 in deze situatie nog altijd over deze problematiek in dit Parlement discussies moeten voeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Filip De Man aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de werking van OCAD" (nr. P0010)
09 Question de M. Filip De Man au ministre de l'Intérieur sur "le fonctionnement de l'OCAM" (n° P0010)
09.01 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wou het hebben over de dreiging van terroristische aanslagen. Wij hebben daarover de jongste tijd nogal wat persberichten mogen lezen. Om die dreiging in te schatten werd in ons land het OCAD opgericht. De minister weet precies waarover het gaat, want hij was minister van Binnenlandse Zaken in de regering die daartoe heeft beslist.
Dat er een dreiging van terroristische aanslagen bestaat, mijnheer de voorzitter, is mede het gevolg van het feit dat de vorige regeringen nogal wat vreemdelingen hebben binnengelaten, onder wie een hele kolonie moslims. Bij die moslims, mijnheer de minister, zitten nogal wat fundamentalisten. Als men de pers daarop naslaat, leest men dat voortdurend. Er werden rond Kerstmis veertien mensen opgepakt, er is nu een proces in de maak over mensen die een kamikaze hebben uitgestuurd naar Irak, enzovoort. Het probleem is dus wel reëel.
Meer dan een jaar geleden richtte de regering-Verhofstadt II het OCAD op. Men zou denken dat die dienst na meer dan een jaar toch op een degelijke manier zijn werk kan doen. Het rapport van het Comité P en van het Comité I bewijst echter het tegendeel. Het rapport stelt dat het OCAD nog niet draait zoals het hoort en dat dit voornamelijk te wijten is aan een gebrek aan personeel.
Ik heb in dat verband de volgende vragen, mijnheer de minister.
Eerst en vooral, uit hoeveel personeel bestaat de hele dienst? Is het kader, vooral van analisten en deskundigen, nu volledig opgevuld?
Wat denkt u van de noodkreet van het OCAD, zoals verwoord in het rapport van het Comité P en het Comité I, dat zij geen 45, maar 75 mensen nodig heeft?
09.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik weet niet of de terreurdreiging in ons land specifiek het gevolg is van het gevoerde migratie- of naturalisatiebeleid. De ganse wereld heeft vandaag met terreurdreiging af te rekenen. Er zijn landen die dat helaas al op een heel pijnlijke manier hebben ondervonden en er zijn landen die daarvan grotendeels gespaard zijn gebleven, maar ik denk dat wij alle instrumenten moeten aanwenden in de strijd tegen terreur.
Ten tweede, het OCAD/OCAM is de voortzetting van het vroegere AGG, de Antiterroristische Gemengde Groep. Het is geen specifieke dienst tegen het terrorisme as such, maar het is een kruispuntbank waar de politie, de Veiligheid van de Staat, de douane en andere diensten, de informatie wettelijk verplicht moeten samenbrengen om van daaruit de analyse te maken.
In de wetgeving zijn in strategische en punctuele analyses voorzien.
Wat is het ideale personeelskader? Dat zal men wellicht nooit op een afdoende manier kunnen afronden. OCAD had het inderdaad over een 70-tal personeelsleden. De regering, het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid, heeft dat personeelskader op een 50-tal eenheden bepaald, wetende dat dit niet allemaal nieuwe aanwervingen zijn, maar dat er ook veel mensen zijn die vanuit bestaande diensten worden gedetacheerd.
Op dit ogenblik zijn daar 36 mensen operationeel. Het hoeft geen betoog dat het voorbije jaar, door de periode van lopende zaken, een aantal beslissingen niet kon worden genomen. Die zijn wij nu in verhoogd tempo aan het uitvoeren. In de ontbrekende analisten zal door Selor in de kortst mogelijke tijd, reeds in de loop van de volgende dagen en weken, worden voorzien.
De heer De Man zal het met mij eens zijn dat wij goede mensen nodig hebben en dat men analisten die dergelijke analyses moeten maken, niet van vandaag op morgen kan werven. Dat zijn mensen die men met de nodige secuurheid moet zoeken.
Ik geloof dus rotsvast in het systeem, mijnheer De Man, wat niet wil zeggen dat het niet voor verbetering vatbaar is. Ik denk dat als het eenmaal helemaal operationeel is, België in uitvoering van de aanbeveling van de heer Solana, beschikt over een echte kruispuntbank waar informatie kan worden geanalyseerd. Zijn wij daarmee immuun tegen terreur en terroristische aanslagen? Ik denk het niet, maar als wij ons land vergelijken met andere landen, heeft België de voorbije jaren al veel geïnvesteerd in dergelijk beleid en ik meen dat dit beleid de komende jaren alleen nog maar kan worden versterkt.
09.03 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik verneem dat er momenteel 36 mensen operationeel zijn, op een totaal van 51 personen waarin door de wet is voorzien. Dat is al een zwaar gemis. Dat u de vraag van het OCAD niet honoreert en u dus niet toegeeft dat het werkvolume voor het OCAD groter is dan voor de AGG, en u 75 eenheden dus niet ziet zitten, vind ik jammer. Dat er pas na meer dan een jaar analisten komen, is ook jammer. Dat zou wel wat sneller hebben gekund.
Tot slot, als u zegt dat er geen oorzakelijk verband is tussen de dreiging van terroristische aanslagen in dit land en het feit dat hier bijna een half miljoen moslims wonen, dan komt u van een andere planeet.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Pierre-Yves Jeholet au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la réouverture du haut fourneau de Liège" (n° P0016)
10 Vraag van de heer Pierre-Yves Jeholet aan de minister van Klimaat en Energie over "de heropening van de Luikse hoogoven" (nr. P0016)
10.01 Pierre-Yves Jeholet (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le haut fourneau a été fermé, on le sait. Les travailleurs espèrent aujourd'hui – une grève est d'ailleurs annoncée le 21 janvier – la réouverture du chaud dans la région liégeoise, suite à l'annonce d'Arcelor Mittal. Des questions se posent évidemment à d'autres niveaux de pouvoirs – mais ce n'est pas mon propos –, notamment à la Région wallonne, de voir quelle est la stratégie d'Arcelor Mittal, quelles sont les promesses qui ont été faites par le gouvernement wallon à Arcelor Mittal et quel sera le coût pour les pouvoirs publics. On a évoqué l'Europe en début de séance, mais on peut aussi évoquer le fédéral, la Région wallonne ou Arcelor Mittal, qui représente quand même la troisième fortune mondiale. Toute une série de questions doivent donc être posées à la Région wallonne, au ministre de l'Économie et au ministre-président de la Région wallonne.
J'en viens à la question que je voulais vous poser. J'ai lu avec attention vos déclarations, en tant que nouveau ministre fédéral, par rapport au développement durable et aux efforts que les citoyens et les entreprises devront faire pour le respect de l'environnement. J'ai notamment relevé la diminution des émissions de CO2, ce qui me paraît important. Quand on parle de la réouverture du chaud à Liège, on parle de 40 tonnes de CO2 par an, avec le coût que cela représente.
Comment rendre compatible un dossier économique comme la sidérurgie et la relance du chaud à Liège avec vos intentions, qui sont tout à fait louables, en termes de développement durable et de respect de l'environnement?
10.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, la question se pose désormais au niveau européen car c'est là que les quotas et le système d'échanges de quotas ont été fixés. Quoi qu'il arrive, le niveau européen d'émission ne doit pas être dépassé. Les seuils que nous nous sommes fixés ne doivent pas être dépassés. C'est un système contraignant mais que nous nous sommes imposés. Cela étant dit – vous le savez – il existe dans ce système des mécanismes d'échanges de quotas qui permettent de varier les différentes émissions par pays.
L'important pour nous est de permettre à la Belgique de maintenir des objectifs environnementaux ambitieux, sans pour autant complexifier l'investissement industriel. La pollution ne connaît pas les frontières et nous ne pouvons pas induire une politique qui reviendrait à délocaliser la pollution et à importer ainsi du chômage.
Nous savons bien sûr que le site de Seraing produirait du CO2, comme toute activité industrielle de ce secteur, mais deux à trois fois moins, me dit-on, que les autres sites d'Arcelor Mittal. Nous avons donc intérêt à trouver une solution sur le plan européen pour que le haut fourneau puisse être relancé à cet endroit plutôt qu'ailleurs où la quantité de CO2 produite serait supérieure.
Cela étant, en tant que ministre de l'Environnement – mais je ne veux pas me substituer au ministre wallon de l'Industrie, qui a ce dossier en main –, je demanderai qu'on rappelle aux responsables du Groupe Arcelor Mittal qu'ils s'inscrivent dans le programme ULCOS (Ultra Low CO2 Steelmaking), destiné à l'industrie sidérurgique, par lequel ils s'engagent à mener des recherches et à engager des investissements pour réduire globalement le niveau de leurs émissions. Cela permet, tout en maintenant cette industrie, d'apporter néanmoins une contribution substantielle à l'effort européen de réduction des émissions.
10.03 Pierre-Yves Jeholet (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie. Le dossier est complexe et nous ne sommes pas sortis de l'auberge. Certaines questions méritent d'être posée aujourd'hui aussi à la Région wallonne. En effet, les objectifs économiques et environnementaux doivent rester transversaux, à la fois à la Région wallonne et au niveau fédéral. J'attire simplement l'attention sur des discours parfois quelque peu différents selon la position occupée à l'un ou l'autre niveau de pouvoir et selon que l'on dispose de compétences économiques ou environnementales.
Ce dossier est complexe. Vous évoquez l'Europe et il est vrai que beaucoup d'incertitudes subsistent aujourd'hui de ce point de vue. Nous continuerons donc à débattre de ce dossier, tant au niveau wallon qu'au niveau européen, mais aussi au niveau fédéral.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Christian Brotcorne au ministre de la Coopération au développement sur "le déplacement budgétaire entre la Coopération au développement et le département Finances" (n° P0017)
11 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het verschuiven van begrotingskredieten van Ontwikkelingssamenwerking naar Financiën" (nr. P0017)
11.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, mardi matin à l'occasion de la commission du Budget, nous avons appris qu'un glissement – je vais l'appeler ainsi – était effectué entre les ordonnancements prévus pour votre département actuel, celui de la Coopération au développement et ceux du département des Finances, à concurrence de 40 millions d'euros.
Dès lors, des questions se posent auxquelles, je l'espère, vous pourrez apporter des réponses précises.
S'agissait-il d'une application du principe de l'ancre? On aurait ainsi augmenté les moyens de paiement du ministère des Finances en diminuant ceux de la Coopération au développement?
S'agissait-il, comme semble le laisser penser la réponse qu'à donnée Mme Laruelle lors d'une interview à "La Libre Belgique", d'une manière d'atteindre l'équilibre? Si tel est le cas, on peut dès lors se demander pourquoi le budget de la Coopération – vous conviendrez avec moi qu'il est le dernier à devoir être amputé – a été "victime" de cette opération.
De manière plus générale, pouvez-vous, monsieur le ministre, m'indiquer les raisons précises qui ont généré cette opération? Celle-ci a-t-elle empêché la réalisation de certaines actions en matière de coopération internationale? Faudra-t-il réinscrire ce montant de 40 millions dans le budget 2008? S'agissait-il de l'application du principe de l'ancre ou était-ce, purement et simplement – bêtement aurais-je envie de dire – une manière d'équilibrer le budget de l'État?
Par ailleurs, que pensez-vous de ce type d'opération, vous qui venez de prendre en charge ce département pour lequel nous avons tous pris, de manière consensuelle et régulière, l'engagement d'atteindre l'objectif de 0,7% pour nous conformer à nos obligations internationales et à notre obligation légale en 2010?
Comment comptez-vous, au sein de votre département, éviter ce genre de situation?
11.02 Charles Michel, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je peux vous confirmer que contrairement à ce que vous avez évoqué, il n'y a en aucun cas eu un décaissement d'un département vers un autre.
En revanche, il est effectivement exact qu'en date du 2 octobre, durant le dernier trimestre de l'année et dans la perspective de se rapprocher de l'équilibre budgétaire, l'administration du Budget a bloqué les ordonnancements; en théorie, il y avait encore capacité à cette époque d'ordonnancer pour 100 millions d'euros. In fine, ce sont 40 millions d'euros d'ordonnancements qui ont été suspendus à l'initiative de l'administration du Budget. Cette opération traduisait la logique du principe de l'unicité du budget de tendre vers l'équilibre.
Je veux aussi pouvoir relativiser certaines informations communiquées.
Quand on parle de 40 millions d'euros, il faut relativiser. En effet, une somme de 9 millions d'euros a été suspendue en ce qui concerne notre cotisation à la MONUC et reportée sur l'année suivante. En revanche, il n'y a aucune incidence sur les projets de coopération au développement. De plus, ces 9 millions d'euros ne seront pas pris en considération dans le cadre du calcul relatif au 0,7%.
Ces 40 millions d'euros représentent un taux de 0,01% du PIB. Il faut donc relativiser très clairement l'impact de cette décision prise de manière collective pour tendre vers un souci commun - que vous partagez, j'en suis convaincu - d'avoir des finances publiques aussi proches que possible de l'équilibre.
Ce budget 2008 sera bien entendu important, y compris pour ce qui concerne la coopération au développement. Dans sa déclaration gouvernementale, le gouvernement intérimaire a rappelé l'objectif ambitieux, plus ambitieux que celui du reste de l'Europe, d'atteindre les 0,7% à dater de 2010. Il importe que les signaux soient donnés en ce sens dans le cadre de la préparation du budget 2008 et pour lequel les premières réunions sont d'ores et déjà en cours.
11.03 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Vous n'étiez pas en charge de cette matière et donc pas responsable de ce qui est arrivé. Nous vous ferons grâce de cet épisode. Je prends surtout acte de votre engagement, à l'avenir, de défendre un budget de la Coopération au développement important, qui tienne la route et de vouloir éviter que ce type de situation ne se reproduise.
La question est de savoir pourquoi, à cette époque de l'année, il y avait encore autant d'ordonnancements possibles qui n'ont pu être satisfaits. Les dossiers en matière de coopération au développement sont certainement légion et la difficulté que nous avons et aurons à atteindre l'objectif que nous nous sommes fixé ne justifie probablement pas ce type d'opération et ce genre d'attitude.
Je prends acte, en tout cas, de votre volonté pour l'avenir, monsieur le ministre. Par ailleurs, soyez assuré que l'ensemble des partis démocratiques constituant cette assemblée seront particulièrement attentifs à l'évolution correcte de nos obligations en matière de coopération au développement.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Jean-Marie Dedecker aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de toekenning van een bonus aan NMBS-managers" (nr. P0018)
12 Question de M. Jean-Marie Dedecker à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'attribution de bonus aux managers de la SNCB" (n° P0018)
12.01 Jean-Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, bij de invoering van de nieuwe dienstregeling voor de NMBS werden heel wat doelstellingen naar voren gebracht, onder andere ook door de NMBS-top. Die doelstellingen gingen over vlotte communicatie, vlotte invoering en vooral over stiptheid.
Intussen zijn we enkele maanden verder. De onlangs gepubliceerde stiptheidscijfers blijken verontrustend te zijn. Indien aan de doelstellingen niet wordt voldaan, moet, mijns inziens, dringend worden ingegrepen.
De stiptheidscijfers zijn de laatste drie jaar gedaald. Als we een heel jaar bekijken, komen we aan 89% stiptheid op het einde van de rit. Geruchten werden bevestigd dat de metingen van Infrabel alleen worden gedaan op het einde van een traject. In november reed amper 43% van de treinen stipt op de tussentrajecten. Vandaag haalt de lijn Brussel-Gent nog geen stiptheid van 35%.
Mensen willen wel betalen voor hun comfort, om stipt op het werk te geraken en om op een gemakkelijke manier te reizen.
Eerste deel van mijn vraag. Zijn de prijsstijgingen die de NMBS wil doorvoeren verantwoord in verhouding tot het comfort dat maar wordt geregeld.
Het tweede deel van mijn vraag vind ik in feite het belangrijkste. De NMBS-top werd verantwoordelijk gesteld. Ze krijgen heel mooie socialistische wedden van 400.000 tot 500.000 euro per jaar. Daarnaast ontvangen ze bonussen van 100.000 tot 125.000 euro per jaar in ruil voor een goed beleid. Ik heb het nu alleen maar over de stiptheid.
Mevrouw de minister, u als oud-ACV-vakbondsafgevaardigde zult wel weet hebben van de twee stakingen die er zijn geweest rond Kerstmis en Nieuwjaar vorig jaar. Het jaar daarvoor was het precies hetzelfde. Stoot men zich een derde keer aan dezelfde steen vraag ik mij af. Zal u als minister van Overheidsbedrijven en als voogdijminister van de NMBS ook bereid zijn die bonussen toe te kennen aan de NBMS-toplui voor het beleid dat zij vorig jaar hebben gevoerd.
12.02 Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega, ik onderscheid verschillende elementen in uw vraag. Ik zal ze systematisch proberen overlopen.
Het eerste wat u aanhaalt, heeft betrekking op de stiptheid zelf. Ik denk uiteraard dat u, net als heel wat collega's in dit Parlement, bekommerd bent om de stiptheid. Er worden hierover immers terecht heel wat vragen gesteld.
Ik denk dat dit echter niet het politieke debat is. Het debat betreft de regelmogelijkheden. Hoe kunnen we ingrijpen om ervoor te zorgen dat de doelstelling die we allemaal onderschrijven in de praktijk kan worden gerealiseerd.
U haalt een van de mogelijkheden aan, namelijk het bonussysteem van de managers. Kortom, hoe kunnen wij de managers en gedelegeerd bestuurders die verantwoordelijk zijn voor de drie structuren, responsabiliseren om de doelstellingen te halen die de overheid terecht vooropstelt en die zij ook in beheersovereenkomsten vastlegt op het ogenblik dat bedoelde doelstellingen worden geformaliseerd. Hoe kan bovendien de verhouding tussen het een en het ander worden gerealiseerd?
Ik wil even het bonussysteem verduidelijken. Ik wil ook even opmerken dat ik de cijfers die u noemde, niet kan bevestigen of ontkennen. Ik wil dat even duidelijk stellen, omdat ik daarnet nog de cijfers voor 2005 over de verloning zag. Zij lagen in een andere richting. Ik kan mij niet inbeelden dat er tussen 2005 en 2006 een dusdanig grote gap was. Ik kan, voor de juistheid van het verslag, de cijfers dus niet bevestigen of ontkennen.
Ik kom nu terug op de bonus. Het bonussysteem is een algemeen geldend systeem binnen de NMBS-Groep. Het geldt voor alle werknemers en ook voor de gedelegeerd bestuurders. Het heeft te maken met een basiswedde met boven op een bonussysteem, waarvoor op basis van prestaties een aantal wegingen gebeuren.
Uiteraard kan een overheid, regering of minister niet rechtstreeks in dergelijk systeem ingrijpen. De doelstellingen die wij vooropstellen, worden echter in een beheersovereenkomst geformaliseerd. Dus lijkt het mij logisch dat, wanneer prestaties van gedelegeerd bestuurders worden gemeten of gewogen, bedoelde prestaties op de doelstellingen van de hoofdaandeelhouder van de maatschappij worden afgestemd.
Dat is ook precies wat er gebeurt. Er bestaat een remuneratiecomité dat een voorstel van weging doet over de grootte van de bonus. Voornoemd voorstel wordt op basis van criteria opgesteld zoals onder meer stiptheid, tevredenheid van de reizigers, maar ook op basis van de verdere schuldafbouw van de NMBS en van strategische opties die moeten worden genomen om onze mobiliteit goed te houden. Van voornoemde criteria gebeurt een weging.
Het genoemde voorstel gaat daarna naar de raad van bestuur. Het is de raad van bestuur die beslist over het al dan niet toekennen van de bonus.
In het verleden, verleden jaar, is dat ook gebeurd. Stiptheid is dus een van de criteria geweest die mee in de weging zaten. Ik kan mij niet inbeelden dat de raden van bestuur nu niet consequent zouden zijn en niet hetzelfde zouden doen. Ik veronderstel dus dat er inderdaad wel een modulering zal zijn.
Een ander element is de prijsstijging. De vraag die rijst, is niet of ik er voor of tegen ben. Wel is de vraag wat ik daar als bevoegd minister aan kan doen. Dan moet ik verwijzen naar de beheersovereenkomst. In de beheersovereenkomst staat wel duidelijk bepaald dat er een prijsstijging kan zijn, dus zoals de NMBS ook van plan is. Ik kan die prijsstijging niet tegenhouden, want dan zou ik contractbreuk plegen. De NMBS heeft dus de mogelijkheid om de prijzen op te trekken. Die prijsstijging is overigens maximaal gekoppeld aan de gezondheidsindex. Met andere woorden, ik ben er geen voorstander van maar ik kan het als minister niet tegenhouden, want dan zou ik contractbreuk plegen.
Dan komen we op het belangrijkste punt, aangaande de toekomst. De basis van onze samenwerking wordt namelijk behandeld in die beheersovereenkomsten. Daarom is die voor mij zo belangrijk. We zullen er grondig werk van maken en de nodige tijd voor nemen om over die beheersovereenkomst op een goede manier te onderhandelen. Met het oog op de nieuwe beheersovereenkomst wil ik in elk geval wel onderzoeken of er een koppeling of link kan worden gelegd tussen enerzijds de mogelijkheid om een prijsverhoging toe te staan en, anderzijds de stiptheid. Mogelijk kan de band tussen het toestaan van een prijsverhoging en bijvoorbeeld de stiptheid ten voordele van de gebruiker worden onderzocht zodanig dat die band in de nieuwe beheersovereenkomst gezet zou kunnen worden. Over die materie zal er moeten worden onderhandeld in de komende weken.
Ik kan dus alleen maar vaststellen dat wij samen dezelfde bekommernis hebben, namelijk dat de treinen stipt rijden. Dat is essentieel voor de betrouwbaarheid. Het komt erop aan om de juiste instrumenten te vinden – dat zal dus via de nieuwe beheersovereenkomst zijn – om op dat vlak meer regelmogelijkheden te hebben vanuit de overheid.
12.03 Jean-Marie Dedecker (LDD): Dank u, mevrouw. Ik wil er alleen aan toevoegen dat die bezorgdheid er ook was bij uw voorganger. Ik heb ook de heer Tuybens, die net vertrokken is, horen zeggen dat wat in de NMBS aan het gebeuren is, komt door de lethargie aan de top. Ik hoop dat u als voogdijminister – de NMBS krijgt per jaar toch enkele miljarden euro – beseft dat de belastingbetalers recht hebben op het comfort waarvoor zij hebben betaald.
Het gaat niet alleen over het recht op comfort. Het gaat ook over stiptheid. Ik raad u aan bijvoorbeeld eens te laten onderzoeken of de trajecten nu stipter zijn. Men heeft automatisch enkele minuten bijgevoegd om de statistieken in orde te brengen wat de stiptheid betreft. De statistieken kloppen dan beter maar de treinen zijn daarom niet stipter.
De voorzitter: Mijnheer Tommelein, is er een probleem?
12.04 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil het hebben over de werkzaamheden. Ik wil alleen maar zeggen dat mijn collega, de heer De Padt, in de commissie, deze vraag heeft gesteld. Het Reglement bepaalt het volgende. Indien een mondelinge vraag wordt gesteld in de plenaire vergadering worden de vragen die op dat moment hangende zijn in een commissie toegevoegd aan de agenda. Dat is hier niet gebeurd. Ik meen dat daar in de toekomst meer aandacht aan besteed moet worden, zodat mensen die eerder al een vraag hebben ingediend hier niet worden voorbijgestoken.
L'incident est clos.
- mevrouw Dalila Douifi aan de eerste minister over "de uitbreiding van het Stookoliefonds" (nr. P0001)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "het Sociaal Stookoliefonds" (nr. P0012)
- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Klimaat en Energie over "het Sociaal Stookoliefonds" (nr. P0013)
- Mme Dalila Douifi au premier ministre sur "l'extension du Fonds mazout" (n° P0001)
- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Fonds social mazout" (n° P0012)
- M. Robert Van de Velde au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Fonds social mazout" (n° P0013)
13.01 Dalila Douifi (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik heb een vraag ingediend om te weten te komen hoe, waar en wanneer men de aangekondigde uitbreiding van het Stookoliefonds zal realiseren. Zoals u weet, wordt daar al een half jaar veel over gezegd.
Een socialistisch wetsvoorstel werd anderhalve maand geleden, na een grondige bespreking, alvast van onze zijde, weggestemd. Daarna kwam premier Verhofstadt naar de Kamer en ook in de regeringsverklaring van de interim-regering kondigde hij aan dat er een uitbreiding zou komen van het Stookoliefonds. Vorige week vrijdagmorgen stonden wij, Vlaamse socialisten, welgezind op, toen wij reeds zeer vroeg in het ochtendjournaal hoorden dat twee PS-ministers van de interim-regering, Magnette en Dupont, aankondigden dat het socialistische voorstel dat anderhalve maand geleden werd weggestemd het Parlement, opgepikt zou worden in de regering. Hoe kan men het beter doen vanuit de oppositie, mijnheer de voorzitter?
Ik zeg het natuurlijk wel een beetje cynisch, maar ondertussen zou er een voorstel besproken zijn op het kernkabinet en zou er morgen een beslissing worden genomen op de Ministerraad. Er zijn toch een aantal zaken die vandaag niet duidelijk zijn en die ik bij dezen verduidelijkt wil zien.
Ten eerste, over welke uitbreiding gaat het, mijnheer de minister? Er werden verschillende zaken gezegd. Wordt de hoeveelheid brandstof, het aantal liter, behouden op 1.500 liter, zoals vandaag in de reglementering staat, of wordt de hoeveelheid opgetrokken tot 2.000 liter, zoals u eind vorige week verklaarde in de pers, of denkt de regering eraan, zoals vicepremier Laurette Onkelinx verklaarde in de Franstalige pers, om eventueel een stap achteruit te zetten en de hoeveelheid terug te brengen tot 1.000 liter? Dat zijn de drie elementen, wat de hoeveelheid brandstof betreft.
Ten tweede, vandaag krijgt maar een honderdduizendtal huishoudens een bijdrage uit het fonds. U weet, uit ons voorstel, dat wij heel graag zouden zien dat er een uitbreiding komt naar een vierhonderdduizendtal gezinnen. Werd er daarover al een voorstel uitgewerkt? Zo ja, in welke richting?
Wat heel belangrijk is, mijnheer de minister, is de vraag vanaf wanneer de beslissing in werking zal treden. Het is natuurlijk essentieel dat wie zijn stookolietank heeft gevuld in september of oktober, bij het begin van de stookperiode in 2007, nog een aanvraag kan doen.
Le président: J'ai encore deux questions sur le fonds mazout, une de M. Van de Velde et une de M. Crucke.
13.02 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik heb ook een paar citaten meegebracht. Ik deel het cynisme van mevrouw Douifi in het desbetreffende dossier, maar dan om een heel andere reden. De uitbreiding van het Stookoliefonds heeft op alle mogelijke manieren de wind van voren gekregen. De OCMW’s vinden het een volledig verkeerd instrument. Ik denk nu niet dat de OCMW’s het meest asociale instrument of de meest asociale club in België vormen. Tegelijkertijd heeft gouverneur Quaden net voor de nieuwjaarsovergang heel duidelijk gesteld dat daar geen sprake van kon zijn. Ten eerste wegens het energieverbruik en ten tweede heeft die man ook de inflatie in zijn achterhoofd.
Tegelijkertijd – en dit is wel de belangrijkste reden waarom ik hier cynisch over ben – komt de socialistische familie hier zeggen dat we te weinig mensen bereiken met de maatregel. Terwijl er 850.000 gezinnen zijn die zorgbehoevend zijn, bereikt u met die maatregel 87.000 gezinnen. Ik zou dan eerst de berekening eens maken waarom we de juiste mensen niet bereiken en dan zien met welke maatregelen we in zee moeten gaan. Wat we hier zien, is dat men vaststelt dat men niet genoeg penetreert in de doelgroep en dat men de maatregel dan maar opentrekt en iedereen wat meer gaat geven. Ik denk dat wij dat niet als een sociale maatregel kunnen beschouwen. Het gaat meer om het uitbreiden van een soort hangmatcultuur.
Politiek denk ik dat het een serieus vraagteken is. Toen de hemel hier oranje-blauw kleurde, werd dat voorstel onder heel zwaar applaus weggestemd. Dan is er een interim-regering gekomen. De PS deed allerlei manoeuvres om mee in die regering te komen. Verhofstadt heeft niet gezegd dat hij het ging uitbreiden, hij heeft gezegd dat hij met het Stookoliefonds zou doen wat moest. Wel, ik vraag mij nu af wat er moet gebeuren met het Stookoliefonds en of er in de budgetbesprekingen momenteel in een verruiming voorzien is. Ik zeg het nogmaals, die verruiming heeft van alle kanten de wind van voren gekregen. Ik herinner mij nog wat de heer Tommelein in de commissie heeft gezegd. Ik vraag mij dus echt af wat er zal gebeuren.
13.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, laissez-moi vous dire tout le plaisir qui est le mien à vous voir en face de moi alors que je pensais voir M. Magnette. Ce n'est que justice que vous répondiez à la question, même si M. Magnette a beaucoup parlé de ce dossier jusqu'à présent. On n'en est pas à une première amabilité entre carolos: on se connaît et on s'échange les dossiers, si je puis dire.
Cela dit, pour le Fonds mazout, l'un joue pour l'instant à la cigale et l'autre à la fourmi: M. Magnette promet monts et merveilles et vous nous dites que le compte sera le bon. Je vous poserai donc une question sur le compte. Comme la Cour des comptes le dit, est-on bien à 75 millions d'euros? Tel serait le calcul effectué d'après les dires d'un membre du gouvernement. Ensuite, quel sera le délai? Tout le monde souhaite savoir quand ce fonds sera étendu et d'après quelles modalités.
Enfin, pour faire bref, on a vu des communes réagir directement, tant du côté francophone que du côté néerlandophone, pour s'inquiéter de cette nouvelle charge pour les CPAS. Même M. Furlan, le président de l'Union des villes et communes, qui est socialiste lui aussi, demande qu'il n'y ait plus de décisions ministérielles sans les assortir des moyens financiers permettant aux communes de les assumer. Allez-vous suivre l'avis de l'Union des villes et communes et de son président, M. Furlan ou allez-vous rappeler aux CPAS – et il n'y aura plus ni cigale ni fourmi – leur obligation de répondre à ce que je nomme une "évidence sociale"?
13.04 Minister Christian Dupont: Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega’s voor de vragen.
Eerst wil ik reageren op het zogenaamde asociale aspect van deze maatregel. Voor mij is het asociaal niet tussen te komen als mensen aan de behoefte om zich te verwarmen niet kunnen voldoen. Het is in ieder geval sociaal om een fonds te creëren voor stookolie, terwijl er reeds andere fondsen bestaan voor andere vormen van energie. Ik herinner eraan dat er een fonds is voor gas en een voor elektriciteit en voor deze twee energiebronnen zijn er ook sociale tarieven. Mensen met stookolieverbruik zijn zeker niet bevoordeeld en het was twee of drie jaar geleden tijd dat men iets deed. Men heeft iets gedaan en ieder jaar heeft men geprobeerd dit fonds te verbeteren. Dat zullen wij dit jaar ook doen.
Ik behoor niet tot degenen die een goed dossier met voorbarige aankondigingen verbranden. Er zijn nog modaliteiten die morgen in de Ministerraad moeten worden bepaald, maar ik kan al zeggen dat er een akkoord is over een uitbreiding naar andere categorieën. Ik vind de uitbreiding naar de sociale Maf een zeer duidelijke piste. Dat gaat over inkomens van 22.000 euro. Over de andere modaliteiten laat ik aan mijn collega’s de beslissing die hen toekomt. Morgen kunnen wij communiceren over de verschillende aspecten die u hebt aangeduid, of er een verhoging komt van het aantal liter dat in aanmerking komt, wat de uiteindelijke tussenkomst is, enzovoort.
Goed nieuws is dat er een akkoord is over een uitbreiding, al wordt over de modaliteiten nog gediscussieerd.
13.05 Dalila Douifi (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, het stemt ons in elk geval positief dat er nu eindelijk een doorbraak is. Men heeft er lang over gesproken, het wordt echt tijd om iets te doen. Koud of niet, iedereen moet zich kunnen verwarmen. Wij wensen warme oplossingen.
Ik wil iedereen er nog eens aan herinneren, ook degenen die nog niet overtuigd zouden zijn, dat stookolie recordprijzen kent. Nooit geziene prijzen van 73 eurocent per liter. Mensen die nog op stookolie verwarmen hebben ondertussen afbetalingsplannen bij de banken. Leveranciers proberen dat ook te regelen, maar zo normaal is dat niet. Dat er iets moet gebeuren, vinden wij logisch.
Het is een van de maatregelen die men kan nemen in deze periode om de koopkracht van de mensen, die daaraan nood hebben, niet te verhogen maar op peil te houden. Mijnheer de minister, wij vinden essentieel dat er sprake is van terugwerkende kracht. Zij die ondertussen die kosten hebben gemaakt, zullen toch nog een financiële tussenkomst voor vorig jaar ontvangen.
13.06 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer Dupont, het doet mij pijn dat u mij asociaal noemt. Als ik zeg dat het over een asociale maatregel gaat dan heb ik het over het feit dat u de echt zorgbehoevenden niet bereikt. Ik denk dat dit precies de mensen zijn die het Stookoliefonds kunnen gebruiken, of een andere maatregel die hen kan helpen in hun energiebeleid.
Politiek vind ik het een zeer mooi statement dat u komt vertellen dat het er komt, ondanks het feit dat met die oranje-blauwe hemel in het vooruitzicht iedereen tegenstemde. Ik vraag mij af, om het in De Gucht-termen te zeggen, of er inderdaad geen lat meer ligt en of men plat op de buik aan het gaan is. Als dat de prijs is die wij als land, als Vlamingen aan het betalen zijn om tot een eventuele staatshervorming te komen: chapeau!
13.07 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, même s'il est vrai qu'une certaine discrétion dans le cadre du traitement d'un dossier s'avère efficace, je finis par regretter que ce ne soit pas le ministre Magnette qui ait répondu à ma question. En effet, à chaque fois qu'il prend la parole, il annonce de très belles et grandes nouvelles. Il a notamment évoqué un montant 75 millions d'euros. Pour votre part, vous n'avez donné aucun chiffre. Vous n'avez donc pas répondu à ma première question et je vais devoir attendre que la décision tombe.
Par ailleurs, un point suscite mon inquiétude. Il a trait aux opérateurs des CPAS. En effet, vous n'avez pas dit qu'une aide spécifique serait prévue pour ces opérateurs. Je crains donc que le président de l'Union des villes et communes se dise qu'il avait raison. Mais il paraît -il est vrai - que l'on a toujours tort d'avoir raison trop tôt. Il faudra donc une fois de plus que la base effectue le travail pour une décision qui viendra de plus haut.
L'incident est clos.
- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Landsverdediging over "de buitenlandse missies in Irak" (nr. P0014)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de buitenlandse missies in Irak" (nr. P0015)
- M. Francis Van den Eynde au ministre de la Défense sur "les missions en Irak" (n° P0014)
- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "les missions en Irak" (n° P0015)
14.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het zal u misschien verbazen, maar u doet mij denken aan Jacques Brel, en meer bepaald aan zijn lied “Rosa.” Daarin heeft hij het over mensen die Latijn moeten leren omdat hun papa het nooit heeft gedaan. U hebt geen legerdienst gedaan maar u bent dan maar minister van Defensie geworden. Daarover gaat mijn vergelijking.
Het feit dat u geen legerdienst hebt gedaan, belet u toch niet een – als ik u moet geloven – totaal nieuwe kijk te ontwikkelen op de taak van het leger, op een meer militaire rol voor dat leger. Dat stel ik vandaag niet in vraag. Maar over de concrete invulling werden u vragen gesteld, in de kerstperiode dan nog.
Er werd u onder meer gevraagd of u eventueel troepen naar Irak zou sturen. Ik moet bekennen dat ik verwacht had dat u verontwaardigd zou zeggen: neen, geen sprake van, dat kan niet. Maar u hebt uw antwoord niet geformuleerd. U hebt de zaak in het midden gelaten. En u weet dat wie zwijgt, toestemt.
Dat maakt dat de indruk overblijft dat u troepen zou kunnen sturen naar die oorlog die – ik zal het heel voorzichtig stellen – niet meer gewonnen kan worden. Het nut daarvan lijkt mij dan op zijn minst zeer twijfelachtig. En dan heb ik het nog niet over het feit dat volgens mijn partij die oorlog geen druppel Vlaams of Waals bloed verdient. Dat is nog een andere zaak.
Ik had u dus vandaag willen vragen: is dat zo? Wilt u, overweegt u soldaten naar Irak te sturen? Hebt u daarover al gesproken met de andere coalitiepartners? Is de VLD bijvoorbeeld het daarmee eens? Zijn de Waalse socialisten het daarmee eens? Ik meen dat dit toch een belangrijke zaak kan zijn voor deze regering, die maar een kort leven zal hebben.
14.02 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u was pas één dag minister, toen u al enige opschudding veroorzaakte door tijdens een interview op de RTBF niet neen te antwoorden op de vraag of u overwoog om troepen naar Irak te sturen. Ik moest toen onmiddellijk denken aan uw uitspraken tijdens de campagne, toen u verklaarde dat wij meer en vaker aan risicovolle operaties moesten deelnemen.
Mijnheer de minister, Open Vld is altijd tegen deelname aan de oorlog in Irak geweest. Niet alleen mijn partij was daartegen. Ons land heeft sedert 2003 op dat vlak heel duidelijke standpunten ingenomen. Wij nemen niet deel aan de oorlog in Irak. Voornoemd standpunt bepaalden wij trouwens samen met onze buurlanden Frankrijk en Duitsland.
Ik vraag mij dus af welk signaal u, door niet neen te zeggen, wilde geven. De oorlog is sedert 20 maart 2003 bezig en 4.228 militairen hebben ginds het leven gelaten.
U hebt de kerstvakantie goed gebruikt. U ging op bezoek bij onze manschappen op het terrein. U bezocht Kosovo, Afghanistan en Libanon. U kon daar zelf met eigen ogen zien dat geen enkele operatie zonder risico is.
Mijnheer de minister, ik wil u nog eens de cijfers geven. Tussen 1992 en 2004 lieten 27 Belgische militairen het leven. In 2007 nog – u weet dat, want u bezocht wellicht de plaats – verongelukten drie militairen in Libanon.
Mijnheer de minister, geen enkele operatie is zonder risico. Ik wil u heel duidelijk zeggen dat Open Vld niet zal instemmen met het standpunt om troepen naar Irak te sturen.
Mijn eerste vraag, waarop ik heel graag zou hebben dat u vandaag antwoordt, is de volgende. Sturen wij troepen naar Irak? Neemt u dat in overweging?
Waarom verandert u plots het standpunt dat door de Belgen heel hard werd geapprecieerd, namelijk het feit dat in 2003 resoluut neen werd gezegd op de overweging om troepen naar Irak te sturen? Kreeg u daartoe een vraag van coalitiepartners? Overlegde u daaromtrent met onze buurlanden?
Wat zal u met andere, lopende operaties doen? Wij hebben momenteel immers 1.200 militairen in het buitenland.
14.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega's, geachte vraagstellers, wij zijn actief in Kosovo, in Afghanistan en in Libanon.
Er is geen enkele indicatie dat deze regering aangaande Irak een ander standpunt zal innemen dan de vorige regering.
Ik denk dat ik daarmee duidelijk ben.
14.04 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat naar aanleiding van een vraag van het Vlaams Belang de interim-regering eindelijk eens een duidelijk standpunt inneemt. Dat is novum. Gefeliciteerd, mijnheer de minister.
Ik ben ook blij, het moet mij van het hart, dat naar aanleiding van die vraag van het Vlaams Belang de VLD eindelijk een pacifistisch standpunt heeft ingenomen.
14.05 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer Van den Eynde, die opmerking laat ik natuurlijk voor uw rekening. Mijnheer de minister, ik ben heel blij dat u klaar en duidelijk zegt dat wij de komende jaren niet zullen deelnemen aan de waanzinnige oorlog in Irak. Ik hoop dat wij tijdens de volgende weken in de commissievergadering verder kunnen debatteren over de veiligheid van onze manschappen op het terrein. Ik wil het hier ook nog eens duidelijk vragen, ook aan u, mijnheer de voorzitter. Wij hadden het er al over op de Conferentie van voorzitters. Ik zou heel graag zien dat de commissie voor de opvolging van de buitenlandse missies wordt uitgebreid met de Kamerleden, en niet alleen meer tot de Senaat beperkt zal blijven.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Melchior Wathelet à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la dette de la Belgique envers l'Agence spatiale européenne" (n° P0011)
15 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de schuld van ons land jegens het Europees Ruimte-Agentschap" (nr. P0011)
15.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, certains problèmes s'étant posés dans la transmission de ma question, je tiens tout d'abord à remercier Mme la ministre de bien vouloir y répondre, puisque cette question lui a été communiquée très tardivement.
Madame la ministre, selon vos déclarations de ce matin à la radio mais aussi dans la presse, la Belgique aurait une ardoise importante vis-à-vis de l'ESA, l'Agence spatiale européenne. Notre pays serait redevable à cette dernière d'un montant de 103 millions d'euros, ce qui constitue un montant conséquent. Cette situation est préjudiciable – avouons-le – pour l'image de la Belgique, et ce pour plusieurs raisons. Tout d'abord, notre pays est en défaut de paiement de manière récurrente depuis 2001. Ensuite, le montant est très important. Enfin la Belgique est le seul pays sur les 17 à avoir une dette auprès de l'ESA qui ne soit pas couverte par un emprunt.
Il n'existe pas 10.000 solutions pour remédier à cette situation. Certes, grâce à la loi de financement, trois douzièmes du budget serviront à rembourser une partie de la dette. Toutefois, rien n'est encore prévu en termes d'engagements pour l'année 2008. De plus, des intérêts sur les sommes dues doivent également être payés conformément au traité de l'Agence spatiale européenne.
Madame la ministre, je dois avouer que j'ai été très heureux de vous entendre et de vous lire, ce matin. En effet, vous déplorez cette situation.
Pourriez-vous me confirmer que vous regrettez que 70 millions d'euros n'aient pas été payés pour l'année 2007 alors que nous nous étions contractuellement engagés à le faire? Pourriez-vous également confirmer la position selon laquelle la Belgique ne doit plus être à la traîne ni avoir de telles ardoises vis-à-vis de l'Agence? En effet, notre pays, qui a un énorme savoir dans ce domaine, doit être un bon élève non seulement en matière de recherches mais aussi au niveau financier, ne serait-ce qu'en honorant son ardoise et en procédant en temps et en heure au paiement de ses factures, comme le font les autres pays.
15.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, je remercie le député pour avoir patienté jusqu'à la fin de cette séance de questions; je vous promets que ce petit incident ne se reproduira plus.
Vous avez raison, monsieur Wathelet, de rappeler que nous avons une ardoise de 103 millions auprès de l'ESA. En tant que ministre fraîchement compétente pour ces politiques, il est évident que je le déplore, mais je peux aussi le comprendre.
C'est une évidence qu'il s'agira d'une priorité dans mes compétences d'aujourd'hui que d'assurer les charges du passé, mais aussi de veiller à ce que la Belgique reste bonne élève. Tout comme moi, vous savez que la Belgique est le cinquième contributeur de l'ESA, que la navette Colombus décollera avec deux astronautes européens, avec un suppléant qui est un astronaute belge, que 37 équipes universitaires belges ont travaillé à ce programme. En tout état de cause, je mettrai le dossier à plat dans les discussions budgétaires.
Je poserai la question à mes collègues. J'espère que vous ferez le relais auprès de votre ministre vu que vous serez partie prenante à la convection budgétaire. Je me réjouis déjà de voir que le cdH appuiera mes demandes en la matière. Il s'agira alors de décider: ou bien on opte pour un plan d'apurement de la dette, tout en veillant à rester partie prenante à l'ESA ou bien on prend clairement d'autres décisions. Mon option serait de rembourser cette dette et de contribuer à l'ESA.
Je me réjouis vraiment que le cdH appuie d'ores et déjà ma demande.
15.03 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, vous constaterez que non seulement nous soutenons le spatial aujourd'hui, mais je me suis permis de le faire pendant quatre ans au sein de la commission de l'Économie et dans le cadre du groupe de travail constitué à cet effet. Chaque fois qu'une facture n'avait pas été payée, nous ne pouvions que le souligner. Malheureusement, nous ne pouvions rien faire de plus. Pour 2007, 70 millions d'euros, ce n'est pas rien!
Je ne peux donc que déplorer, tout comme vous, ce poids du passé. Mais j'insiste, comme vous: la Belgique est très compétente en matière de recherche au niveau spatial; il s'agit de le rester et nous ne pouvons pas être l'otage du non-paiement de factures au sein de l'ESA et se voir ainsi refuser de très beaux projets. Il en va de notre crédibilité au niveau international et au niveau spatial. Il convient absolument de trouver une solution à ce poids du passé. Je le déplore, mais nous avons à travailler tous ensemble pour que la Belgique retrouve cette place de choix.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16 Benoeming van een secretaris van de Kamer
16 Nomination d'un secrétaire de la Chambre
De voorzitter: Ik stel u voor over te gaan tot de benoeming van een secretaris, ter vervanging van de heer Hans Bonte die ontslag heeft genomen als secretaris.
Je vous propose de procéder à la nomination d'un secrétaire en remplacement de M. Hans Bonte qui a démissionné en cette qualité.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
De sp.a-spirit-fractie
stelt de heer Dirk Van der Maelen als kandidaat voor.
Le groupe sp.a-spirit propose
la candidature de M. Dirk Van der Maelen.
Zijn er tegenkandidaten? Niemand!
Ik verklaar daarom, overeenkomstig artikel 157.6 van ons Reglement, de heer Dirk Van der Maelen benoemd tot secretaris van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Dès lors, conformément à l'article 157.6 de notre Règlement, je proclame M. Dirk Van der Maelen secrétaire de la Chambre des représentants.
(Applaus)
(Applaudissements)
17 Benoeming van een quaestor van de Kamer
17 Nomination d'un questeur de la Chambre
Ik stel u voor over te gaan tot de benoeming van een quaestor, ter vervanging van de heer Servais Verherstraeten, die tot fractievoorzitter werd verkozen.
Je vous propose de procéder à la nomination d'un questeur en remplacement de M. Servais Verherstraeten, qui a été désigné chef de groupe.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
De CD&V-fractie
stelt de heer Stefaan De Clerck als kandidaat voor.
Le groupe CD&V
propose la candidature de M. Stefaan De Clerck.
Er zijn geen tegenkandidaten.
Ik verklaar daarom, overeenkomstig artikel 157.6 van ons Reglement, de heer Stefaan De Clerck benoemd tot quaestor van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Hij zal de ambtstermijn van de heer Servais Verherstraeten beëindigen.
Dès lors, conformément à l'article 157.6 de notre Règlement, je proclame M. Stefaan De Clerck questeur de la Chambre des représentants. Il achèvera le mandat de M. Servais Verherstraeten.
(Applaus)
(Applaudissements)
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 17 janvier 2008 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 17 januari 2008 om 14.15 uur.
La séance est levée à 16.17 heures.
De vergadering wordt gesloten om 16.17 uur.
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 52 PLEN 016 bijlage. |
L'annexe
est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 52 PLEN 016
annexe. |