Séance plénière |
|
van donderdag 31 januari 2008 Namiddag ______ |
du jeudi 31 janvier 2008 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer Herman Van Rompuy.
La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. Herman Van Rompuy.
Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Yves Leterme,
Didier Reynders, Jo Vandeurzen, Guy Verhofstadt.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Herman De Croo, Daniel Ducarme, wegens ziekte / pour raisons de santé;
Hendrik Daems, buitenslands / à l'étranger.
01 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "de voortdurende twisten tussen de ministers van de interim-regering" (nr. P0059)
01 Question de M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "les querelles constantes entre les ministres du gouvernement intérimaire" (n° P0059)
01.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het is vandaag Gedichtendag.
Ik heb daarom zelf een gedicht meegebracht om, naar analogie van zijn "O krinkelende, winklende waterding, met 't zwarte kabotseken aan" en gezien de coherentie van de regering, mijn vraag in te leiden met een verwijzing naar Gezelle: "O kakelende, wankelende interim-ding, met uw afscheidnemende konijneken aan".
Zo zou ik mijn vraag kunnen inleiden, maar de situatie is te ernstig om dat te blijven doen en het hele gedicht te parafraseren.
De coherentie binnen uw regering is een ernstig probleem aan het worden. Mijnheer de premier, ik vraag mij af of ik van u mag vernemen of u daarover ook zo denkt.
Iedereen heeft zijn duit in het zakje gedaan, zelfs de Kamervoorzitter door te spreken van "ministers, maar geen regering". Ik hoop dat de Kamervoorzitter mij niet zal tegenspreken wanneer ik mijn vraag formuleer.
Eigenlijk is De Gucht begonnen in het kerstverlof, De Gucht die ook bij de eerste minister bekend moet staan als een vaardige ruziestoker. Mijnheer Leterme, u zult zich het interview in De Morgen herinneren en de wijze waarop hij u toen heeft uitgedaagd.
Ik heb een lijstje opgesteld met wat daarna heeft plaatsgevonden. Ik zal het u straks overhandigen. Het is nogal indrukwekkend.
Nadat De Gucht was begonnen, is Somers begonnen, eerst tegen de PS en dan tegen de cdH over de notionele intrestaftrek. Somers die de CD&V'ers hypocrieten noemt en Verhofstadt die opnieuw een regering moest vormen. Daarna was er de druk die CD&V na het falen van Leterme had toegepast om ook Verhofstadt belachelijk te maken. Somers ontkende dan weer dat hij dat zou hebben gezegd. Het zou in een verkeerd daglicht zijn geplaatst.
Dan gaf Somers nog een stevige por over Schouppe en ABX. Daarna was er Vervotte tegen Open Vld, met een repliek van Van Quickenborne over de Belgacomaandelen. Toen kwam het interview Dewael en De Gucht die eerst een staatshervorming wilden en dan pas beginnen aan sociaaleconomische zaken. Vervotte ging daar weer tegenin met een onmiddellijke reactie in de Zevende Dag. Ze reageerde trouwens ook tegen de PS, in niet mis te verstane bewoordingen.
Verder waren er nog de twee Open Vld-vertegenwoordigers, Piette over de dienstencheques, met CD&V in de knel, MR die de PS "belastingdol" noemde, Dewael tegen PS en CdH die hij populistisch noemde.
Er was de kritiek van begrotingsminister Leterme op het begrotingstekort dat paars zou hebben veroorzaakt. Er was Vervotte over de minimale dienstverlening met een repliek van Guido De Padt. Er was de ergernis van CD&V over Reynders die een meer uitgebreide herfederalisering wou. Er kwam een onmiddellijke repliek van CD&V, CD&V tegen PS en Elio Di Rupo. En er kwam meteen een voorstel van Leterme over meer verantwoordelijkheid voor de regio's.
Milquet vandaag ook over die zaak, heel interessant. U zult dat met aandacht hebben gelezen, mijnheer Leterme. Dan CD&V-PS: Ivo Belet over de levensduur van de Belgische kerncentrales. Dan natuurlijk maandag, niet te versmaden, de heer Leterme zelf die zegt dat Guy Verhofstadt toch maar eens moet nagaan of Dewael en De Gucht nog wel achter hem staan, want het blijkt niet afgesproken met Verhofstadt dat Dewael en De Gucht dat zouden doen.
Mijnheer de eerste minister, als u wilt, zal ik u het lijstje overhandigen. Mijn vraag aan u is: legt u mij eens uit waarom dit, eventueel in tegenstelling tot de woorden van de Kamervoorzitter, toch een regering kan worden genoemd.
01.02 Eerste minister Guy Verhofstadt: Mijnheer de voorzitter, ik ga even ernstig beginnen te antwoorden als de manier waarop de vraag werd gesteld. Ik moet eerlijk zeggen dat ik bij het lezen van de vraag eerst dacht dat het ging over de twisten in de partij van de heer Annemans. Vergeleken daarbij, mijnheer Annemans, is de regering eigenlijk een echte vriendenkring. Dat moet u toch toegeven. Ik heb geprobeerd ook dergelijke lijst bij te houden, maar ik zag dat die zo lang werd met wat er in het Blok gebeurt, dat ik over mijn tijd zou gaan. Ik heb het dan maar niet gedaan, om het Reglement in elk geval te respecteren.
Bovendien moet ik de heer Annemans danken, want hij heeft een goed overzicht gegeven van een jaarlijks weerkerend fenomeen in de Belgische politiek, namelijk de nieuwjaarstoespraken, nieuwjaarsrecepties en goede wensen die in de Belgische politiek worden overgemaakt. Hij heeft daar een bloemlezing uit gegeven.
Om op uw eigenlijke vraag te antwoorden. Het is zo - ik heb dat gisteren gezegd op de receptie in het koninklijk paleis naar aanleiding van het begin van het nieuwe jaar - dat er inderdaad wat zelfbeheersing nodig is in de Belgische politiek. Die zelfbeheersing moet leiden tot een aantal beslissingen op cruciale domeinen die ik heb aangegeven in de regeerverklaring. Dat is een begroting die in evenwicht is en die we dringend nodig hebben. Ten tweede is dat ook een stap vooruit of een akkoord inzake de contouren van de staatshervorming die noodzakelijk is om een beleid in ons land te kunnen voeren. Daarnaast is er nog een aantal andere, meer punctuele dossiers die we in de komende dagen en weken zullen behandelen.
Als sommigen daarover een mening hebben, vind ik dat op zich niet verkeerd. U weet, mijnheer Annemans, dat de begrotingsopmaak gewoonlijk een jaar voordien gebeurt, namelijk in september, en in oktober besproken wordt in het Parlement. Nu zal dat gebeuren in februari en maart. Dat er nu standpunten zijn van de verschillende politieke partijen met betrekking tot de inhoud van de begrotingsopmaak is geen abnormaal en specifiek fenomeen in de Belgische politiek. Veeleer dan nu verklaringen af te leggen, denk ik in elk geval dat wij in de loop van februari zo snel mogelijk de begroting moeten klaarmaken en in evenwicht indienen. In plaats van bezig te zijn met de interne besognes zult u dan de kans krijgen om de begroting van de Belgische staat te doorgronden en te leren appreciëren.
01.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik heb aandachtig geluisterd. Verhofstadt is een illusionist. Hij gaat overal te lande om te zeggen dat er een regering is en zelfs om te zeggen dat er een regeringsbeleid is, nadat hij hier dat beleid heeft geschetst en op dit ogenblik niet verder is geraakt dan het Stookoliefonds.
Hij is niet alleen een illusionist, hij maakt zich ook illusies. Door alles te reduceren tot nieuwjaarstoespraken, reduceert u ook de inhoud en de gevoeligheid van de thema’s die door de verschillende – want iedereen heeft zijn duit in het zakje gedaan – partners van uw regering zijn aangestipt, en onderschat u op een gruwelijke manier de kern van het probleem. Dat is trouwens het grote probleem van Verhofstadt geweest. Hij heeft acht jaar lang op een gruwelijke manier de problemen onderschat. Nadien kreeg hij daarvoor de rekening gepresenteerd van de kiezer, maar niettemin, door de zwakte van CD&V, zit hij hier nog altijd, om zijn spel van illusionisme verder te zetten. De bevolking zal dit uiteindelijk fundamenteel niet accepteren.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Bruno Valkeniers aan de eerste minister over "de betrokkenheid van een Belgisch EU-parlementslid bij de opvolging van het democratiseringsproces in Uganda" (nr. P0060)
02 Question de M. Bruno Valkeniers au premier ministre sur "l'implication d'un parlementaire belge auprès de l'Union européenne dans le suivi du processus de démocratisation en Ouganda" (n° P0060)
02.01 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, iedereen in dit halfrond zal het ermee eens zijn dat de situatie in Afrika dramatisch is. Er zijn de voorbeelden van Oost-Congo, met miljoenen doden de laatste jaren, Kenia en Uganda.
In Uganda is in 2006 een president herkozen waarbij iedereen zowat zijn bedenkingen heeft over het democratisch gehalte. In 2006 werden de verkiezingen gevolgd door een delegatie EU-parlementsleden, onder leiding van een Belgisch parlementslid. Ik zal zijn naam niet noemen want ik wil deze zaak sec spelen. Dit parlementslid was vroeger ook in onze nationale politiek actief. Er werd toen niets gevonden dat aan de democratisering van die verkiezingen kon doen twijfelen.
Volgens een bepaalde pers zou die persoon nochtans belang hebben gehad om een bepaald beeld van die verkiezingen te scheppen. Dat is natuurlijk geen goed nieuws. Dat is in de eerste plaats geen goed nieuws voor de genoemde en betrokken persoon wiens naam ik niet noem, uit respect voor het feit dat iedereen onschuldig is tot bewijs van het tegendeel en tot uitputting van alle middelen. Het is geen goed nieuws omdat het natuurlijk weer een bepaalde perceptie in gang zet van die persoon, Uganda, Afrika, de democratisering, het imago van politici, het imago van onze buitenlandse diensten en het imago van dit land, dat mij voor het overige – dat zal u begrijpen – niet direct na aan het hart ligt.
Ik heb een aantal vragen. Van twee dingen een: ofwel is dit niet juist en dan is het in het belang van de persoon, van Afrika en van ons dat dit zo snel mogelijk wordt afgedaan als een indianenverhaal en tot een fabeltje wordt gerekend, ofwel zit daar meer achter en dan heeft iedereen er recht op dat wordt uitgezocht wat er van aan is. Mijnheer de eerste minister, hebt u inderdaad weet van deze zaak? Gaat u deze zaak verder onderzoeken? Zo ja, mocht hiervan een en ander waar zijn, zult u ons hiervan op de hoogte brengen en passende maatregelen nemen? Is het misschien niet eens tijd dat wij vragen beginnen stellen over die parlementaire missies die wij naar Afrika sturen om de democratisering op te volgen? Moeten wij daar geen strengere maatstaven in het leven roepen?
02.02 Eerste minister Guy Verhofstadt: Mijnheer de voorzitter, ik was verwonderd dat het Vlaams Belang een vraag over het Belgisch imago stelde. Dat wilde ik terzijde even opmerken.
Mijnheer de voorzitter, ik zal heel concreet op de vraag van de heer Valkeniers antwoorden.
Ik beschik vandaag niet over de nodige gegevens om het bewuste dossier te kunnen beoordelen. Ik ken ze niet en had ook niet de mogelijkheid om ze op te vragen. Ik zal echter zeker niet nalaten dat te doen.
Bovendien gaat het hier niet om een Belgische missie. Het gaat hier niet om een missie noch van de Belgische regering noch van het Belgisch Parlement. Het gaat hier wel om een delegatie van waarnemers van het Europees Parlement.
Het zou dus, met andere woorden, niet slecht zijn, mocht de vraag in het Europees Parlement worden gesteld. Ik kan echter, gezien de huidige omstandigheden, wel begrijpen dat het enigszins moeilijk is om aan de heer Vanhecke te vragen bedoelde vraag in te dienen.
02.03 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, wij zullen zeker via Frank Vanhecke de vraag in het Europees Parlement stellen. Ik dank u desalniettemin voor uw antwoord.
Ik verwacht echter ook dat klaarheid in het dossier wordt gebracht, indien niet in het belang van het imago van het land, waarvan ik inderdaad niet wakker lig, dan wel in het belang van het imago van de aanwezigen hier en van andere politici, waar ze ook zijn verkozen. Die klaarheid moet er echter ook komen in het belang van de betrokken persoon zelf én in het belang van Afrika, dat wij niet mogen vergeten.
De voorzitter:
Ik dank de heer Valkeniers voor zijn eerste uiteenzetting in de Kamer. (Applaus.)
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Jean-Marc Nollet au premier ministre sur "les protocoles prévus dans l'arrêté royal du 27 décembre 2007 et toujours pas conclus" (n° P²
03 Vraag van de heer Jean-Marc Nollet aan de eerste minister over "de protocollen die bij het koninklijk besluit van 27 december 2007 werden bepaald, maar die nog steeds niet zijn gesloten" (nr. P0061)
03.01 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, comme nous le savons tous, en général, la lecture du Moniteur est toujours passionnante, mais celle de l'édition du 31 décembre 2007 l'a été plus encore. En effet, cet exemplaire du Moniteur fait état d'un arrêté royal daté du 27 décembre qui précise en quelque sorte la répartition des compétences.
En lisant cet arrêté, on peut se rendre compte de toute la complexité des négociations. Quand, sous votre précédent gouvernement, entre 2003 et 2007, un protocole régissait une compétence bien spécifique en matière de fonctionnement entre vos ministres, à l'occasion de votre gouvernement intérimaire qui n'aura qu'une durée de vie d'un peu plus de trois mois, quatre protocoles d'accord s'avèrent nécessaires: un pour Fedasil, un pour La Loterie Nationale, un pour les pensions mixtes des indépendants et il devrait également y en avoir un pour la protection du consommateur.
Monsieur le président, vous savez qu'à chaque réunion de la Conférence des présidents, j'interroge le ministre présent, M. Reynders, ou le collaborateur du premier ministre en vue de savoir ce qu'il advient de ces protocoles. Ce gouvernement a été formé pour trois mois. Un mois s'est déjà écoulé. Autrement dit, un tiers de la durée de vie de ce gouvernement est déjà passé. Or ces protocoles ne sont toujours pas mis en œuvre.
Monsieur le premier ministre, ma question est simple, mais essentielle pour toute une série de personnes qui se trouvent dans une situation problématique: quel est aujourd'hui le ministre de votre gouvernement responsable pour la protection des consommateurs?
03.02 Guy Verhofstadt, premier ministre: Monsieur le président, monsieur Nollet, les protocoles auxquels vous faites référence doivent en effet être pris sur la base de l'arrêté royal du 27 décembre, articles 11 et 17 §12.
Ce n'est pas la première fois que cela se fait. C'est surtout la conséquence du partage des diverses compétences entre les différents ministres, comme ce fut déjà le cas lors du précédent gouvernement. Il y avait alors aussi un protocole entre d'une part, le ministre de l'Économie et le ministre du Budget et, d'autre part, le ministre de la Protection des consommateurs.
En ce qui concerne la compétence relative à la protection des consommateurs, nous sommes en train de négocier un protocole entre le ministre du Climat et de l'Énergie et le ministre de l'Économie. Celui-ci sera certainement publié dans les prochaines semaines.
Pour le reste, vu qu'il y a deux protocoles, il s'agit surtout d'une matière bilatérale entre les deux ministres. Monsieur Nollet, dès qu'il y aura un protocole, je vous conseille de vous adresser au ministre compétent afin de connaître le contenu de ces protocoles.
03.03 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je trouve cela pour le moins pathétique. Vous êtes le premier ministre d'un gouvernement et vous avez la confiance du Parlement. Or, vous êtes aujourd'hui incapable de dire aux citoyens qui, au sein de votre gouvernement, est le ministre responsable pour la protection des consommateurs. Vous nous dites que cela doit encore être négocié.
Vous savez très bien que votre gouvernement n'est là que pour trois mois. Le premier mois est déjà derrière nous et vous n'avez toujours pas désigné, au sein de votre gouvernement, le ministre responsable pour la protection des consommateurs.
Les journalistes aussi se posent des questions. En effet, au cabinet Laruelle, on prétend que le ministre de la Protection des consommateurs, c'est Sabine Laruelle, d'autant plus que des personnes ont été engagées pour y travailler. Et lorsqu'on téléphone au ministre Magnette – qui n'est pas présent aujourd'hui –, son cabinet répond qu'il est compétent en la matière. Entre-temps, personne ne prend ses responsabilités. Or, une série de dossiers nécessite une prise en charge, que ce soit la protection face au commerce agressif, vis-à-vis de la publicité, en termes de normes de produits, de taux d'intérêts sur les découverts bancaires, etc..
Monsieur le premier ministre, vous nous dites que notre gouvernement négocie encore aujourd'hui. Selon moi, il eût été plus simple de réunir l'ensemble des partenaires de ce gouvernement avant d'aller dans les congrès de partis et demander un accord. Cela prouve bien la manière dont vous avez négocié ces choses-là!
D'abord, on répartit les mandats; ensuite, on réfléchit aux compétences et, s'il reste cinq minutes, on discute du contenu!
Pourtant, un problème se pose! Après un mois, après un tiers de votre durée de vie, il n'y a toujours pas aujourd'hui, en Belgique, de ministre chargé de la protection des consommateurs!
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale achterstand" (nr. P0062)
04 Question de M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'arriéré fiscal" (n° P0062)
04.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de vice-eerste minister, geachte collega’s, inzake de fiscale achterstand – het is belangrijk dat wij daar even bij stilstaan in het Parlement – hebben wij de jongste jaren toch heel wat maatregelen genomen waarvan men kon veronderstellen dat de invorderingen door de fiscale administratie erdoor beter zouden lopen, er een beter resultaat zou zijn geboekt en de fiscale achterstand zou zijn ingedijkt ten opzichte van de voorgaande jaren.
Wij hebben heel wat maatregelen genomen. Denk maar aan de maatregelen waar wij heel lang over hebben nagedacht en heel lang gediscussieerd: de bestuurdersaansprakelijkheid, de aansprakelijkheid van de aandeelhouders bij kasgeldvennootschappen, het onderzoek om de mogelijkheden van bezwarend beslag verder uit te breiden en dergelijke. Dat zijn allemaal nieuwe maatregelen. Wij waren allemaal van oordeel dat de statistieken van dit jaar anders zouden zijn dan de andere jaren. Ook de verdiscontering van de overheidsschuld was gekoppeld aan een efficiëntere invordering.
Toen wij gisteren de hand konden leggen op de cijfers van 2007, waren wij natuurlijk verrast, omdat de totale schuld – ik heb het dan over de fiscale achterstand op het vlak van de directe belastingen en op het vlak van de btw – nog gestegen was in het jaar 2007. Het ging zelfs om het hoogste bedrag ooit: 32,7 miljard euro. Vergelijken we het even: directe belastingen: 13,1 miljard, eigenlijk een status-quo, met daartegenover 19,6 miljard voor de btw. Dat zijn toch bijzonder grote bedragen.
Telt men daar dan nog eens de achterstand inzake de inningen voor de RSZ bij – inningen die uiteraard niet tot de competentie van minister Reynders behoren, reden waarom ik ze ook niet in mijn vraag heb geïncorporeerd –, dan zit men toch met een heel groot bedrag aan fiscale achterstand, die een gevolg heeft voor het begrotingsevenwicht. Ik meen dat wij daar inderdaad een gemakkelijke link kunnen leggen.
Mijnheer de minister, nu die nieuwe maatregelen zijn genomen, wat is de rendabiliteit van die nieuwe maatregelen? Hebt u nog andere maatregelen in het hoofd? Welke fundamentele rol kan de fiscale bemiddelaar, die in het leven is geroepen, in de materie spelen?
Dit is natuurlijk ook belangrijk. Het betreft natuurlijk statistieken over belastingen waarvan de administratie een groot gedeelte zelf oninvorderbaar heeft verklaard. Die bereiken nu ongeveer 10 miljard euro. Op welke wijze kunnen wij de statistieken van die schulden bekijken? Wat is werkelijk inbaar? Wat kunnen wij er nog aan doen? Hoe kunnen wij een budgettaire ruimte creëren voor de toekomst?
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Van Biesen, eerst en vooral, uw cijfers zijn gecumuleerde cijfers voor een zeer lange periode. Het is iets meer dan een derde van onze omzet, als ik dat mag zeggen. Voor 2007 gaat het over meer dan 91 miljard euro voor alle belastingen. Er zijn een aantal parameters.
Ten tweede, mijnheer de voorzitter, moeten we een onderscheid maken tussen twee categorieën. Er zijn onmiddellijk eisbare schuldvorderingen en andere schuldvorderingen, om verschillende redenen, zoals een faillissement of een betwisting met onze administratie.
Ik heb de cijfers bij mij. De ontvangers hebben immers enkel vat op de onmiddellijk eisbare schuldvorderingen. In 2007 ging het om respectievelijk 1,3 miljard euro inzake directe belastingen en 0,9 miljard euro inzake btw. Dat zijn zeer kleine bedragen in vergelijking met uw cijfers. Het is waar dat we in het algemeen, inclusief de vele betwistingen, faillissementen en andere zaken, een hoger bedrag hebben.
Sinds twee jaar zien we een daling van 9 procent in het aantal eisbare schuldvorderingen. Ik heb alle cijfers voor u ter beschikking. Ook wat de bedragen betreft, is er een daling van 5 procent.
Het is waar dat we al een aantal maatregelen hebben genomen, maar we moeten verder gaan. Ik denk aan de informatica of aan de aanwerving van meer gekwalificeerde mensen om de invorderingen te doen. We hebben nu ook een nieuwe procedure voor bemiddeling. Na enkele maanden vertraging door de onderhandelingen om een nieuwe regering tot stand te brengen, hebben we nu de capaciteit om de benoemingen te doen. We zullen nu de verschillende bemiddelaars voor zo’n commissie benoemen.
Ik ben bereid om in de commissie voor de Financiën verder te werken aan de evaluatie van de huidige maatregelen en van de mogelijke nieuwe pistes.
Ik herhaal dat het iets meer dan een derde is van de omzet, in gecumuleerde cijfers. Er is alleen een onmiddellijke reactie van de ontvangers mogelijk voor 1,3 miljard euro voor de directe belastingen en minder dan één miljard voor de indirecte belastingen. Met een daling van de cijfers sinds twee jaar, gaan we in de goede richting. Alleszins ben ik bereid om daarover een bespreking te houden in de commissie voor de Financiën.
04.03 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, uiteraard zijn er verschillende categorieën. Daar hebt u honderd procent gelijk in. Het is niet gemakkelijk bij fiscale geschillen, waar de procedures altijd zeer lang duren om iets te recupereren. De cijfers tonen aan dat hetgeen door de administratie als niet-invorderbaar wordt beschouwd, slechts 10 miljard is van die 32,7 miljard. Dat betekent dat er nog 27 miljard op een of andere wijze eenvoudigweg te recupereren moet zijn.
Mijn vraag aan onze administratie en ons Parlement is dan ook zeer duidelijk. Indien elke burger, elke vennootschap en elke rechtspersoon de juiste belasting in het juiste tijdvak zou betalen, dan is er heel wat mogelijk om de belastingdruk in ons land fundamenteel te wijzigen. Ik vraag de minister daar bijzondere aandacht voor.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de papierloze douane" (nr. P0063)
05 Question de M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la douane sans papiers" (n° P0063)
05.01 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het elektronisch systeem voor de papierloze verwerking van de douaneaangifte zou de administratieve overlast voor de havenbedrijven gevoelig moeten verminderen. Oorspronkelijk zou dit systeem vanaf 1 januari 2006 worden ingevoerd, maar het werd een aantal keer uitgesteld. De datum die nu wordt voorgesteld is 4 februari, volgende maandag. Toen ik u daarover in de commissie ondervroeg, hebt u mij gegarandeerd dat de onvolkomenheden uit het systeem zouden worden gehaald. Om die reden hebt u het oud systeem tot 4 februari parallel laten lopen.
Op dit moment bereiken mij vanuit het Antwerpse havenmilieu zeer verontrustende berichten. Men is ongerust voor de invoering van dat systeem op maandag 4 februari, omdat er nog heel wat kinderziekten en onvolkomenheden in het systeem zitten. Het belangrijkste gegeven op dit moment is dat de elektronische handtekening niet in het systeem is geïntegreerd. De mensen voeren de formaliteiten in het systeem in, waarna men dat moet afdrukken en laten ondertekenen op papier, waarna dat ook op papier moet worden verzonden. Dat is een voorbeeld.
Een ander mankement is dat heel wat aangiften nog niet in het systeem staan. Het allermoeilijkste is dat er grote problemen zijn met het terugvinden en terugstorten van betalingen. In het systeem kan men niet terugvinden welk bedrijf al dan niet betalingen heeft gedaan. Op deze manier is het PLDA-systeem een systeem dat niet zozeer de lasten voor de bedrijven vermindert, wat de oorspronkelijke goede bedoeling was, maar veeleer vermeerdert.
Mijnheer de minister, kunt u ons garanderen dat vanaf volgende maandag de mankementen uit het systeem zijn weggehaald? Aanvaardt u de verantwoordelijkheid op te nemen wanneer dit systeem toch nog mankementen zou vertonen? Indien dit niet kan gebeuren, zou u dan ten bate van het bedrijfsleven in de Antwerpse haven, het oude systeem nog een tijd parallel naast het nieuwe systeem willen laten bestaan totdat alle mankementen zijn verholpen?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp de interesse voor een vraag in de plenaire vergadering, maar ik heb een antwoord gegeven op 16 januari in de commissie, op dezelfde vraag over de invoering van een nieuw stelsel vanaf volgende maandag. Ik verwijs naar mijn antwoord in de commissie. Dat is toch normaal.
Nogmaals, SADBEL zal worden stopgezet. Ik heb ook aan de voorzitter van de commissie, de heer de Donnea, gevraagd om een bezoek aan de haven te organiseren, eind februari of maart, om ter plaatse te kunnen zien hoe dat systeem werkt.
Mijnheer de voorzitter, u zult begrijpen dat het zeer moeilijk is om op 31 januari, in plenaire vergadering, op een vraag over een systeem dat vanaf 4 februari zal worden toegepast, een andere antwoord te geven dan het antwoord dat op exact dezelfde vraag werd verstrekt in de commissie op 16 januari.
Ik begrijp de interesse voor dergelijke vraag in de plenaire vergadering, maar ik verwijs naar mijn antwoord in de commissie.
05.03 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het verschil is dat wij een drietal weken verder zijn en op enkele werkdagen van de opstart van het systeem. Deze ochtend nog heeft het systeem platgelegen tot 10.00 uur. Dit is dus geen stabiel systeem. U gaat daarmee het Antwerps havenmilieu schade berokkenen. Ik wil daarvoor waarschuwen.
De voorzitter:
Dat was de eerste rede in de plenaire vergadering van de heer Jambon. (Applaus)
L'incident est clos.
- de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eerste minister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen over "het conflict tussen de activiteiten van de parkeerregie en de privacywet" (nr. P0064)
- de heer Guido De Padt aan de vice-eerste minister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen over "het conflict tussen de activiteiten van de parkeerregie en de privacywet" (nr. P0077)
- de heer André Perpète aan de vice-eerste minister en minister van Begroting, Mobiliteit en Institutionele Hervormingen over "de rechterlijke beslissingen over parkeerretributies die door privébedrijven worden geïnd" (nr. P0065)
- M. Jef Van den Bergh au vice-premier ministre et ministre du Budget, de la Mobilité et des Réformes institutionnelles sur "le conflit entre les activités de la régie de stationnement et la loi sur la protection de la vie privée" (n° P0064)
- M. Guido De Padt au vice-premier ministre et ministre du Budget, de la Mobilité et des Réformes institutionnelles sur "le conflit entre les activités de la régie de stationnement et la loi sur la protection de la vie privée" (n° P0077)
- M. André Perpète au vice-premier ministre et ministre du Budget, de la Mobilité et des Réformes institutionnelles sur "les décisions judiciaires rendues au sujet des redevances de stationnement perçues par des entreprises privées" (n° P0065)
06.01 Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, collega’s, maandag ontstond er wat opschudding toen bleek dat een rechter een bestuurder had vrijgesproken van het betalen van zijn parkeerretributie in Oostende. De rechter haalt hiermee het hele systeem onderuit waarmee steden en gemeenten al enkele jaren hun parkeerbeleid trachten te organiseren.
Sinds 2003 zijn de parkeerretributies namelijk gedepenaliseerd zoals dat heet, met als gevolg dat gemeenten concessies konden geven aan privébedrijven of aan gemeentelijke overheidsbedrijven om dit voor hun rekening te nemen. De gevolgen waren positief. Er kon namelijk een veel efficiënter parkeerbeleid worden gevoerd door de steden en gemeenten, wat de mobiliteit en de leefbaarheid alleen maar ten goede kwam. Ten tweede kon de politie zich meer controleren op haar kerntaken, met name meer controles doen in functie van de verkeersveiligheid in de strikte zin. Politiek gezien bestaat er een brede consensus over dat dit een goede manier van werken is.
Alleen is de maatregel die in 2003 mogelijk is gemaakt blijkbaar niet voldoende juridisch waterdicht uitgewerkt en zitten we nu met een probleem van geloofwaardigheid van het hele systeem. Mijn vraag is dan ook heel eenvoudig en ligt voor de hand.
Mijnheer de minister, op welke manier zult u trachten het parkeerbeleid met concessies terug mogelijk te maken?
06.02 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de minister, ik sluit mij uitaard aan bij de uitleg die Jef Van den Bergh heeft gegeven met betrekking tot het verbod dat blijkbaar is opgelegd aan private parkeerfirma’s om toegang te hebben tot het repertorium van de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen. Dat heeft vooral te maken met een lacune in de wet van 1990 op de private bewakingsfirma’s die hen niet toestaat om aanvullende inlichten te gaan verzamelen voor het vervullen van hun taken.
Ik heb er de wetgeving eens op nageslagen, mijnheer de vicepremier. Ik denk dat er niet alleen een probleem is voor de private bewakingsfirma’s. Snuggere advocaten zouden de reglementering kunnen aanvechten op basis van de bestaande wetgeving. Het is zo dat het koninklijk besluit van 2001 op de inschrijving van de voertuigen een aantal doelstellingen aflijnt op grond waarvan men inzage mag nemen van het repertorium en dus de identiteit van de bestuurder of de eigenaar van een voertuig kan nagaan.
De politie baseert zich op artikel 6, ten tweede dat zegt dat men de identificatie van de natuurlijke of rechtspersonen die belastingen of retributies verschuldigd zijn inzake het gebruik van een voertuig mag opsporen.
Ik heb eens op internet gezocht naar tarieven inzake gebruik van parkeerterreinen, van containerparken en dergelijke meer. De reglementen belasten niet het gebruik van het voertuig maar het gebruik van het openbaar domein, niet het gebruik van het containerpark wordt belast maar het gebruik van openbaar domein. Ik vrees dan ook een beetje dat wanneer men zou gaan aanvechten dat het hier niet het gebruik van het voertuig is, maar het gebruik van het openbaar domein, dat ook de gemeenten zelf misschien in de problemen zouden kunnen komen.
Daarom dring ik niet alleen aan op een aanpassing van de wet op de private bewakingsfirma’s, van de privacywet misschien, maar ook van het koninklijk besluit op de inschrijving van de voertuigen, om daar ook een echte rechtbasis te gaan verschaffen aan de politie en aan de gemeenten om de houders van een nummerplaat te gaan identificeren.
06.03 André Perpète (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, ma question porte sur le même objet que les deux intervenants précédents, sans aller toutefois dans le même sens.
À la suite du jugement rendu par la justice de paix d'Ostende, il apparaît que les sociétés privées ne peuvent procéder elles-mêmes aux poursuites en matière de perception des redevances de stationnement illicite. Un jugement du même ordre avait déjà été rendu, il y a quelques années, par la justice de paix d'Arlon. Il en résulta que plusieurs villes et communes, dont la ville d'Arlon, avaient adapté leur façon de procéder. C'était toujours la société privée qui apposait les procès-verbaux sur les véhicules sans en connaître le propriétaire, simplement en relevant l'immatriculation. En cas de non-paiement, au bout d'un mois par exemple, la société privée transmet le listing des plaques d'immatriculation, dont les propriétaires n'ont pas payé mais qui lui sont inconnus, au receveur communal qui, lui, envoie des courriers, des mises en demeure et au besoin, procède en justice.
Il convient de rappeler qu'en fonction de la réforme des polices, il a été estimé que la police devait s'occuper de la criminalité générale, de la sécurité des biens et des personnes plutôt que de procédures administratives ou de stationnement. Il n'a plus été possible aux agents de police de procéder à des constatations de cet ordre.
Monsieur le vice-premier ministre, les communes ont besoin de cet argent et, par ailleurs, le stationnement payant dans les endroits les plus recherchés des centres villes est de nature à favoriser la mobilité, qui relève de vos compétences également. Dès lors, quelles mesures comptez-vous prendre pour clarifier la situation en ce qui concerne la perception des redevances de stationnement par des entreprises privées? Pour ma part, je considère d'un œil favorable la décision selon laquelle les entreprises privées ne puissent avoir automatiquement accès au registre de la DIV ou au registre national, ce qui est, par contre, le cas des receveurs communaux.
Les villes et communes qui ont adapté leur façon de faire au premier jugement d'Arlon et peut-être maintenant à celui d'Ostende en recourant exclusivement au receveur communal pour percevoir les redevances, pourront-elles continuer à le faire? J'espère que votre réponse sera affirmative.
Enfin, comptez-vous prendre des mesures pour avertir les citoyens de l'attitude à adopter. Si oui, lesquelles? En effet, aujourd'hui, nous risquons d'augmenter le contentieux avec des citoyens qui, sur la base de telles informations, sont enclins à éviter de payer.
De voorzitter: Mag ik aan de leden vragen dat zij een beetje aandacht schenken aan de vragen van andere leden?
06.04 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, alles draait rond artikel 6, §2, van het geciteerde koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
In voornoemd koninklijk besluit wordt vermeld en ik citeer, dat “de doeleinden bepaald zijn waarvoor de persoonsgegevens van het repertorium van de nummerplaten mogen worden verwerkt, onder andere voor de identificatie van de natuurlijke of rechtspersonen die belastingen of retributies verschuldigd zijn inzake de verwerving, de inschrijving, de inverkeerstelling, het gebruik of de buitengebruikstelling van een voertuig”.
Het is op voornoemde basis, waarnaar de heer De Padt verwees, dat informatie bij de DIV wordt opgevraagd.
On s'informe auprès de la DIV quant à l'identité des détenteurs de plaques d'imatriculation.
Er is een belangrijk advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geweest. Het gaat om het advies van 7 februari 2007, waarin de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft geoordeeld dat in een gelijkaardig geval als het geval dat aan de rechter in Oostende werd voorgelegd, openbare of privébedrijven het recht moet worden ontzegd om toegang te hebben tot de persoonsgegevens die bij de DIV werden opgeslagen.
Wat de heer Perpète schetste, is dus juist.
Ce que M. Perpète a dit est exact. Dans ces cas, on passe par le receveur communal et cette pratique paraît conforme à l'arrêté royal du 20 juillet 2001.
À propos du problème évoqué par le juge d'Ostende, il existe deux solutions: soit on incite les firmes privées à collaborer avec les services du receveur communal pour obtenir l'information en question car il faut s'assurer de la perception effective des amendes, soit on pourrait envisager une modification de l'arrêté royal tout en garantissant le respect de la vie privée.
Ik heb dus aan mijn diensten gevraagd om te bekijken of het mogelijk is – zo ja, binnen welk kader het eventueel mogelijk zou zijn – om het koninklijk besluit van 20 juli 2001 aan te passen. Dat moet uiteraard gebeuren binnen het kader dat betrekking heeft op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het er komt er dus op neer dat wij het opgeworpen probleem moeten oplossen, maar ook de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moeten respecteren. Anderzijds moeten wij voldoende slagkracht geven aan de steden en gemeenten en de door hen aangestelde concessiehouders om het parkeerbeleid te handhaven op het grondgebied van de stad of de gemeente in kwestie.
De werkwijze die wordt gehanteerd door heel wat steden en gemeenten – de heer Perpète verwees ernaar – namelijk het passeren via de ontvanger, is een goede, juiste werkwijze. Anderzijds moeten wij eens bekijken of het effectief mogelijk is om het koninklijk besluit in kwestie aan te passen, eerbied hebbende voor de doelstellingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
06.05 Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik stel vast dat niemand de praktijk op zich in vraag stelt en dat het er enkel op aankomt om tot een juridisch sluitende regeling te komen. Het is betreurenswaardig dat er eerst een uitspraak moest komen vooraleer men er effectief werk ging van maken, want de voorzitter van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft zelf nog gezegd dat hij dit probleem al veel langer had aangekaart en dat men altijd heeft nagelaten om hiervan werk te maken. Wij hadden de eigenlijke problemen moeten zien aankomen. Vandaag doen ze zich voor. Ik hoop dat ze zo snel mogelijk worden opgelost.
06.06 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, ik denk dat het niet zal volstaan om langs de ontvanger te passeren, want ik meen dat, in het geval van Oostende, ook de private parkeerfirma was gepasseerd langs de gemeente, die de inlichtingen had opgevraagd bij de politie. De vrederechter van Oostende heeft een probleem gezien in de wetgeving op de private bewakingsfirma’s, die het uitdrukkelijk verbiedt dat die firma’s via omwegen bijkomende inlichtingen zouden verkrijgen van andere instanties.
Ik meen dat het onderzoek iets dieper juridisch uitgeklaard zal moeten worden. Wij moeten ook oog hebben voor het feit dat men het, op het ogenblik dat men sprak over het belasten van het gebruik van een voertuig, veeleer had over een verkeersbelasting, dan wel over een belasting op het gebruik van een parkeerplaats. Ik denk dat er daarover ook wel een juridisch dispuut zou kunnen bestaan.
06.07 André Perpète (PS): Monsieur le président, je remercie M. le vice-premier ministre pour sa réponse qui me satisfait amplement. En effet, elle me rassure sur la position qui avait été adoptée par la ville d'Arlon voici quelques années et par d'autres communes, à la suite d'une première décision de jurisprudence allant dans le même sens que celle d'Ostende.
Par ailleurs, je suis également satisfait car je vois que le ministre de la Mobilité entend garantir, d'une part, la perception effective des amendes pour les villes et, d'autre part, le respect de la vie privée, élément très important.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de besmetting van een aantal patiënten met het hepatitisvirus in Heers" (nr. P0066)
07 Question de M. Hans Bonte à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la contamination de plusieurs patients par le virus de l'hépatite à Heers" (n° P0066)
07.01 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, de raadkamer van Tongeren beraadt zich blijkbaar morgen over de vraag of ze een huisarts uit Heers moet doorverwijzen naar de correctionele rechtbank. Wat ook het resultaat zal zijn van de beraadslaging, het is een zeer pijnlijke affaire van 30 à 40 mensen die blijkbaar veel zieker geworden zijn nadat ze bij de huisarts geweest zijn dan ervoor. Dat is in elk geval een drama voor die personen in kwestie.
Naarmate er mij meer gegevens bekend geraken, lijkt het mij ook een bijzonder drama voor ons stelsel inzake gezondheidszorg en meer specifiek voor de controle op de goede praktijken van geneesheren en nog specifieker voor de werking van uw controleapparaten. De eerste officiële klachten, zowel bij het parket, bij de federale gezondheidsinspectie als bij de Orde van Geneesheren, dateren van juni 2005.
Sinds juni 2005 hebben verschillende gezondheidsdiensten die controle moeten uitoefenen op de goede praktijken, klachten ontvangen, heeft de Orde van Geneesheren klachten ontvangen, heeft blijkbaar ook de huisartsenkring uit de regio kennisgenomen van een reeks klachten. Toch moet men vaststellen dat het duurt tot morgen vooraleer er effectief iets gebeurt. Het parket heeft dus jaren nodig gehad, maar daarvan kan men à la limite nog zeggen dat zij hun werk hebben gedaan.
De vraag rijst hoe dat in godsnaam mogelijk is in ons stelsel van gezondheidszorg, dat in heel Europa wordt geroemd, ook op het vlak van de organisatie van ons gezondheidssysteem. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat een huisarts tot, bij wijze van spreken, gisteren patiënten kan behandelen, terwijl er blijkbaar zeer duidelijke aanwijzingen zijn dat er een risico is. Ik geef geen uitsluitsel ten gronde van de zaak, maar er is een risico.
Mevrouw de minister, daarom heb ik volgende vragen. Ten eerste, bevestigt u dat er inderdaad reeds zeer vroeg klachten waren ten aanzien van de betrokken huisarts?
Ten tweede, hoe zit het vandaag met die huisarts? Is hij effectief gepenaliseerd, geschorst of preventief geschorst voor de uitoefening van zijn praktijk?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur Bonte, je vous remercie pour votre question qui est d'actualité, même si elle concerne un dossier qui remonte à 2005, comme vous l'avez dit.
Suite à votre question, j'ai demandé un premier rapport à mon administration. Les faits qui m'ont été rapportés démontrent qu'il y a des zones d'ombre. L'une d'entre elles est, par exemple, les délais qui se sont écoulés entre le moment où la Commission médicale provinciale a demandé une expertise, en septembre 2005, et le moment où des décisions d'experts sont intervenues, en mars 2006. Lorsqu'on sait qu'il s'agit peut-être d'un problème majeur de santé publique, on ne peut que s'émouvoir du temps écoulé. Chaque jour qui passe peut amener de nouveaux problèmes de santé publique. En ce qui concerne les délais, j'ai demandé qu'on me donne des précisions. Je les attends.
J'estime aussi qu'il existe un problème – structurel – concernant les procédures. Les faits ont été constatés et suite à la décision de l'expert, on a maintenu le visa du médecin à plusieurs conditions: ne plus faire de piqûres, suivre un traitement psychologique et prévoir un accompagnement par un hygiéniste d'hôpital. La personne en question a fait appel, et cet appel est suspensif! Quand on est confronté à un éventuel problème majeur de santé publique, on peut se poser la question de savoir s'il ne convient pas de revoir les procédures de façon à éviter cet appel suspensif. J'ai également demandé à mon administration de me faire un rapport et, éventuellement, des propositions pour apporter des changements en la matière.
Vous posez une question d'actualité parce que la chambre du conseil doit se prononcer cette semaine. Nous verrons ce qui va s'y passer.
Pour le moment, il y a une suspension du médecin en question jusqu'en mars 2008. Nous allons devoir gérer la situation suivante: on peut imaginer qu'en chambre du conseil, l'intéressé soit renvoyé devant le tribunal correctionnel mais, qu'au niveau des procédures médicales, il puisse recommencer à exercer à partir de mars 2008. Nous sentons qu'il y a là un problème délicat.
Nous sommes aussi devant des principes importants comme la liberté thérapeutique et la compétence de l'Ordre pour toute une série de mesures de suspension et de sanctions. Je prendrai contact avec les uns et les autres pour apporter une solution qui puisse s'adresser directement aux patients potentiels de ce médecin.
07.03 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De eerlijkheid gebiedt mij om toch toe te geven dat uw antwoord, dat absoluut niet geruststellend is, wel een aantal vraagtekens bevestigt. Toen ik u hoorde dacht ik meteen terug aan de dioxinecrisis. Een besmette kip kan een gevaar zijn voor de volksgezondheid maar een slecht werkende arts kan ook een gevaar zijn voor de volksgezondheid. Net zoals toen moeten wij vaststellen dat heel wat inspectiediensten op de hoogte zijn maar dat de opschortende procedure in geval van beroep van die aard is dat de praktijk kan voortduren.
Ik denk absoluut dat wij in de commissie – dit is misschien een nuttige invulling in plaats van de show die wij hier de voorbije weken moeten opvoeren – die procedures eens goed moeten bekijken. Wij moeten nagaan waar een en ander scheefloopt. Ik denk dat u ook een probleem van bevoegdheidsverdeling hebt qua samenwerking tussen de verschillende Gemeenschappen.
Wat mij tot slot van het hart moet, mevrouw de minister, is het volgende. Ook in juni 2005 werd er een klacht ingediend bij de Orde van Geneesheren. Men is die klacht nog aan het behandelen. Met andere woorden, wij hebben hier de voorbije jaren ook gediscussieerd over de functie en de inrichting van de Orde van Geneesheren. Wij hebben hen trouwens ook een aantal middelen gegeven. Het resultaat is dat het niet werkt. Ook dat moeten wij bekijken.
Ik las vandaag in de krant dat u een overschot hebt op uw begroting voor de gezondheidszorg. Ik kan enkel maar aangeven dat er nog zeer veel behoeftes zijn in de gezondheidssector, blijkbaar onder meer ook op het vlak van de striktere controle op de goede praktijken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de bevindingen van de Belgische delegatie over de Bulgaarse weeshuizen" (nr. P0067)
08 Question de M. Bruno Tuybens à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les conclusions de la délégation belge sur les orphelinats bulgares" (n° P0067)
08.01 Bruno Tuybens (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij waren allemaal geschokt bij het zien van de documentaire over Mogilino, het centrum in Bulgarije waar heel veel achtergelaten kinderen en weeskinderen in weinig benijdenswaardige omstandigheden vertoeven.
Ik was zeer verheugd dat de regering onmiddellijk een fact finding mission heeft gestuurd om de situatie daar te beoordelen. Ik begrijp uit de diverse getuigenissen na die missie dat de situatie in Mogilino op zich niet fundamenteel is veranderd het afgelopen jaar. Er zijn wat personeelswissels geweest, maar de levensomstandigheden zijn voor de kinderen blijkbaar nog altijd even slecht.
Het is mijns inziens niet de bedoeling om Bulgarije aan de schandpaal te nagelen. Bulgarije is een van de armste landen, zoniet het armste land van de Europese Unie.
Er zouden echter ook 1,2 miljoen kinderen in de voormalige Oost-Europese landen in dergelijke levensomstandigheden verkeren. Dat is althans het cijfer dat Unicef opgeeft.
Bulgarije heeft zich wel verbonden met de kinderrechtenverdragen. Het heeft die verdragen geratificeerd door lid te worden van de Europese Unie. Vandaar dat er toch wel wat vragen mogen worden gesteld.
Mijn vraag aan u is heel kort. Wat is het plan van de regering? Wat zijn de plannen in het kader van het bilaterale verdrag tussen België en Bulgarije op het vlak van ziekenhuismanagement wat hulpmaatregelen en expertiseoverdracht betreft? Wat zal de federale regering doen met betrekking tot andere landen dan Bulgarije?
08.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's, de toestand van deze kinderen is uiteraard onaanvaardbaar. De beelden van de reportage hebben ons allemaal getroffen.
Voor het formuleren van een opinie over de toestand van de gehandicapte kinderen in Bulgarije moeten we deze absoluut situeren in een globale socio-economische context.
Bulgarije is het armste land van Europa. In 2006 bedroeg het bbp 37% van het Europese gemiddelde. We moeten de steen echter niet werpen naar Bulgarije. We moeten samenwerken om de situatie van deze kinderen te verbeteren.
Een delegatie van tien deskundigen geleid door Chris De Coster, directeur-generaal van mijn departement Volksgezondheid, is deze ochtend teruggekeerd uit Bulgarije.
De groep heeft verschillende aanbevelingen en voorstellen gedaan. Sommige vallen onder de bevoegdheid van het federale niveau, andere onder het niveau van de Gemeenschappen en Gewesten.
En Bulgarie, il y a 25 institutions dénombrant entre 50 et 100 enfants. On constate qu'une partie de ces enfants n'ont rien à faire dans ces institutions. En effet, il s'agit d'enfants présentant un handicap médical lourd qui doivent être tout simplement transférés dans des hôpitaux.
Des experts du fédéral vont se rendre sur place pour aider l'autorité bulgare et l'Unicef - partenaire du projet -, à déterminer les handicaps qui seront à l'origine d'un transfert vers les hôpitaux.
Il y a également le cas des enfants handicapés sociaux, qui sont placés là parce que l'on ne sait pas quoi en faire, vu la situation économique de ce pays. Il y a enfin des enfants handicapés moteurs, mais pour l'essentiel ce sont des handicapés mentaux.
Il existe en Bulgarie un plan de "désinstitutionnalisation". Ce pays est donc acteur en matière de changements. Nous allons l'aider très concrètement à réaliser cette "désinstitutionnalisation". Il faut que des institutions plus petites soient mises en place afin de permettre aux enfants d'avoir des parcours individuels et non plus collectifs, comme c'est le cas maintenant. Cela implique des soins adaptés, individuels et un parcours possible vers l'autonomie et l'intégration.
Monsieur le président, je ne sais pas si je peux dévoiler ici ce que les Communautés ont l'intention de faire. Je signale cependant que, tant la Région wallonne que la Région flamande - Steven Van Ackere l'a dit ce matin -, travaillent au jumelage des institutions belges et bulgares en vue de la formation du personnel, mais aussi à la constitution d'un cadre et d'un parcours de réinsertion pour les enfants.
Enfin, comme vous l'avez dit, le reportage était très interpellant, mais il ne montrait que le sommet de l'iceberg: 1.200.000 enfants se trouvent dans cette situation.
Je vais donc demander que cette question des enfants handicapés placés en institution fasse partie d'une méthode ouverte de coordination pour l'inclusion sociale et tenter de trouver des fonds au niveau européen pour soutenir ces institutions et ces enfants et leur offrir un avenir meilleur.
08.03 Bruno Tuybens (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord.
Ten eerste, ik kan de regering alleen maar aanmoedigen om door te gaan met de uitvoering en uitwerking van het plan. Daartoe is er een kader.
Ten tweede hoop ik dat de Belgische regering de straffeloosheid mee helpt tegengaan. Als de Bulgaarse autoriteiten en het Bulgaarse gerecht vaststellen dat sommige personen effectief misdrijven hebben gepleegd, zoals bijvoorbeeld verkrachtingen – naar het schijnt zijn ook daar berichten over –, dan hoop ik dat de Belgische regering er bij de Bulgaarse autoriteiten op aandringt dat de schuldigen effectief worden gestraft en dat zij die aan voornoemde misdrijven schuldig zouden worden bevonden, hun straf niet ontlopen.
Ten derde en ten slotte, mijnheer de voorzitter, het moet mij van het hart dat de Europese Unie op dit ogenblik klaarblijkelijk veel meer bezig is met de economische situatie van morgen dan met de huidige sociale, humanitaire situatie van de bevolking. Dat is op dit ogenblik het sociale deficit van Europa en van de Europese Unie. Ik hoop dat wij allen samen – wij dragen op dat vlak allen samen een verantwoordelijkheid – de huidige situatie snel kunnen rechtzetten. Dat zal veel energie en inspiratie vragen. Ik hoop echter effectief dat het sociale acquis een evenwaardige plaats op de agenda van Europa zal krijgen als het economische acquis.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Maxime Prévot à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la maladie de la langue bleue" (n° P0068)
09 Vraag van de heer Maxime Prévot aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "blauwtong" (nr. P0068)
09.01 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, je ne vous ferai pas l'injure de rappeler que la question de la maladie de la langue bleue a déjà été évoquée en commission et pas plus tard que cette semaine, si ce n'est que l'angle d'approche des questions visait davantage celles relative à la vaccination et à la problématique de la couverture d'assurance obligatoire.
Pour ma part, je souhaite vous interpeller aujourd'hui pour me faire l'écho des éléments d'actualité, non seulement en ce qui concerne les propos qui vous sont prêtés et qui sont, aujourd'hui, relayés dans la presse, mais aussi l'écho de différents exploitants agricoles qui, à raison, font connaître leur inquiétude. Ce matin encore, ils manifestaient à Namur auprès des autorités wallonnes.
Mon souhait à travers cette question n'est pas, madame la ministre, d'ajouter une nouvelle pelletée au "bac à sable" que vous évoquiez, de manière caricaturale, dans la presse. Bref, mon souhait n'est pas de polémiquer. En effet, à l'heure où autant d'agriculteurs, en particulier les exploitants des petites entreprises agricoles familiales sont durement touchés par cette question, l'heure n'est donc pas au ping-pong, mais plutôt à l'adoption d'une attitude faisant montre d'une importante cohésion nationale.
C'est dans ce contexte que ma question s'inscrit. Elle a une triple connotation. Tout d'abord, je pense que le gouvernement fédéral ne peut être absent de ce débat, même si l'agriculture, à l'instar de l'environnement, est une compétence régionalisée. Il subsiste des compétences fédérales, car on n'aurait pas pris la peine de désigner des ministres en charge de l'environnement pas plus qu'en charge de l'agriculture. Donc, c'est dans le cadre de l'exercice de ce reliquat de compétences au niveau fédéral que s'inscrit ma question.
À partir du moment où l'AFSCA en particulier édicte une série de normes, de règles, de contrôles, qu'elle opère parfois tel un gendarme, qu'elle assène des coups de bâton, ne serait-il pas opportun qu'elle assume ses responsabilités sur le plan financier et que, dès lors, le fédéral soit beaucoup plus présent qu'il ne l'est actuellement sur ce volet?
Madame la ministre, vous avez déclaré dans la presse qu'il était impossible de mobiliser le Fonds des calamités au prétexte d'une récurrence trop élevée de cette maladie et qu'il fallait à tout le moins un délai de vingt ans pour pouvoir justifier du caractère exceptionnel de la maladie et être éligible au Fonds des calamités. J'avoue que je ne comprends pas cette durée de vingt ans. Monsieur le président, vous m'autoriserez à donner lecture de l'un ou l'autre article.
L'article 2 §1er, 2o
de la loi du 12 juillet 1976, lorsqu'il définit
les calamités agricoles, évoque notamment les maladies et intoxications de
caractère exceptionnel ayant provoqué par mortalité ou abattage obligatoire des
pertes importantes et généralisées d'animaux utiles à l'agriculture. Dit
autrement, quand on examine le texte de loi, l'exposé des motifs, le
commentaire des articles et les débats qui se sont tenus en commission, à aucun
moment, on ne fait état d'une quelconque fréquence pas plus que d'une durée de
vingt ans ou toute autre période. À la lecture des documents parlementaires, on
se rend compte que le caractère exceptionnel des dommages est déterminé par
leur ampleur, non par leur fréquence. Le caractère exceptionnel de la maladie
ne doit pas être analysé à l'aune de la fréquence, de la récurrence mais plutôt
à celle de l'ampleur du dommage.
Je voudrais donc obtenir quelques éclaircissements,
notamment sur cette durée de vingt ans. S'agit-il d'un prescrit de
l'administration? Auquel cas je serais étonné de voir l'administration aller
au-delà du texte de loi.
Enfin, vous évoquiez également l'impossibilité de solliciter
l'Union européenne en vertu de la difficulté que celle-ci puisse reconnaître la
crise comme une calamité naturelle, en dehors des aspects relatifs aux
dédommagements financiers. Il y aurait en outre des problèmes liés aux aides
d'État. Je souhaiterais aussi vous entendre à ce sujet. De mon point de vue, la
lecture de la jurisprudence laisse une porte ouverte dans laquelle on pourrait
mettre un pied pour essayer d'obtenir une intervention par rapport aux dégâts
de la fièvre catarrhale.
09.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, comme M. Prévot l'a dit, nous avons déjà abordé plusieurs fois cette question en commission. Il n'a certainement pas pu être présent les quelques fois où nous avons eu l'occasion de parler de la problématique de la langue bleue, qui vient d'être découverte par mon collègue régional wallon mais qui, malheureusement, est une maladie présente depuis quelques mois, voire quelques années, en Belgique.
J'ai le plaisir de rappeler à M. le député que le Comité de concertation s'est déjà penché sur cette question en date du 10 octobre 2007. Je ne vais cependant pas nier l'actualité. Une manifestation a eu lieu et, si elle s'est tenue à Namur, ce n'est certainement pas le fruit du hasard.
Je vais reprendre les trois points soulevés par M. Prévot. Il a bien évidemment raison de dire que certaines compétences appartiennent tant aux Régions qu'au fédéral. Aucune entité ne doit nier ses compétences et renvoyer la balle à l'autre car, in fine, les seules victimes de ce petit jeu sont les agriculteurs qui devront encore attendre avant d'avoir des mesures concrètes.
Le gouvernement fédéral n'a pas attendu la prise de conscience de la Région wallonne pour agir. Ainsi, mon prédécesseur avait déjà dégagé un budget de l'ordre de 8 millions d'euros depuis 2006 pour que l'AFSCA prenne en charge un certain nombre de tests et de contrôles. Vous n'êtes pas sans savoir, monsieur le député, que le CERVA fut le premier à découvrir ce virus en août 2006.
Vous avez également raison de dire que des décisions prises à un niveau de pouvoir impliquent que l'impact financier éventuel soit également pris en compte à ce même niveau de pouvoir. Par exemple, dans le cadre de l'ESB, le gouvernement a pris la décision d'abattre et il en supporte dès lors les coûts. Dans ce cas-ci, aucune décision d'abattage n'est intervenue, étant donné qu'il n'y a pas de risque sur la santé humaine. L'AFSCA a déposé hier, après concertation, un plan de vaccination.
Monsieur Prévot, je vous rassure, l'Europe interviendra aussi – je suis étonnée que vous ne le souleviez pas dans votre question –, vu qu'elle a déjà pris position en prenant à sa charge 100% de la vaccination et 50% de la mise en œuvre de la campagne de vaccination. Nous l'avons su avec certitude le 25 janvier 2008.
Le gouvernement fédéral et l'AFSCA n'ont évidemment pas attendu, vu qu'un appel d'offres européen a été lancé fin décembre 2007 pour 6 millions de doses. Nous attendons les résultats de ces appels d'offres qui devraient arriver le 15 février 2008.
En ce qui concerne la prise en charge de la campagne de vaccination, vous avez entièrement raison de dire que celle-ci relève de la compétence du fédéral et de l'Europe, qui d'ailleurs interviendra également.
En ce qui concerne les calamités agricoles, vous vous référez à un texte de loi. Je suis étonnée de la méconnaissance ainsi montrée de ce qui s'est passé depuis. Certains événements notamment ont été reconnus depuis comme calamités agricoles.
À chaque fois – les textes européens ont aussi bien sûr évolué – on a analysé ces événements à la lumière de trois critères.
Tout d'abord, un critère de montant. Il ne suffit pas de dire qu'il y a un montant important. Une limite minimale est fixée par l'Union européenne en deçà de laquelle on ne peut invoquer les calamités agricoles.
Ensuite, on prend en compte un critère de montant moyen par dossier qui est de l'ordre de 5.000 euros. Dès lors, il faut aussi vérifier si, en moyenne, on se situe à ce montant.
Enfin, le troisième critère est la récurrence de 20 ans. Monsieur le président, la meilleure preuve en est qu'avant de faire fonctionner les calamités agricoles, on demande un rapport de l'IRM (Institut Royal Météorologique) qui doit prouver que l'incident qui donne lieu à dégâts et donnerait éventuellement lieu à indemnités est bien un événement dont la probabilité de récurrence est de 20 ans.
Par ailleurs, j'en veux également pour preuve qu'au niveau européen, un certain nombre de pays ont rentré des dossiers pour indemniser les éleveurs – et vous avez raison, il faut le faire – sur la base de dégâts économiques ou sur une base assurantielle – certains pays ont en effet développé des systèmes assurantiels. Aucun pays n'a rentré de dossier sous forme de dossier "calamité" parce que ce dossier n'aurait pas été éligible.
En revanche, je suis très contente de voir que le cdH se préoccupe de ce dossier.
Je suis persuadée – en tout cas je l'espère de tout cœur – que mon collègue wallon, qui a en charge depuis 2001 les pertes économiques – il ne faut pas de grandes analyses juridiques: depuis 2001, les Régions sont compétentes en matière de pertes économiques –, amènera au gouvernement wallon un dossier qui ne vise pas uniquement à reporter des crédits comme c'est le cas aujourd'hui mais qui vise aussi à indemniser réellement les éleveurs.
Le fédéral fera bien sûr aussi son travail.
09.03 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais faire un commentaire sur la forme et sur le fond. Sur la forme, je regrette que l'attitude ping-pong que vous avez vous-même dénoncée dans la presse soit un peu celle que vous adoptez maintenant, alors que j'ai veillé à prendre un peu de hauteur et à en appeler à une certaine cohésion nationale face à l'ampleur de la souffrance des agriculteurs.
Quant au fond, je voudrais souligner deux éléments. Vous avez rappelé que le critère de vingt années était utilisé par l'administration. À ma connaissance, il n'appartient pas à l'administration d'ajouter quelque chose aux textes de lois. Dans l'état actuel des choses, si vous analysez la loi tant dans l'exposé des motifs que dans les discussions qu'elle a suscitées, aucun délai n'est évoqué. Je vous invite donc à analyser la capacité de faire fi d'un quelconque critère de récurrence pour simplement intervenir lorsque le montant des dommages est important, comme c'est le cas maintenant.
Ensuite, je sais bien qu'il est complexe de pouvoir obtenir de la Commission européenne des capacités d'intervention en matière d'aides agricoles sans être en difficulté par rapport à l'enjeu des aides d'État. Je vous invite à vous en référer – et c'est la petite porte qu'il faut entrouvrir – à une décision de la Cour reprise dans le Journal officiel de la Commission européenne en date du 27 décembre 2006. Il existe un précédent qui offre la possibilité, à certaines conditions et à la lumière d'un règlement adopté en décembre 2006 relatif aux aides d'État accordées aux petits et moyennes entreprises actives dans la production agricole, de considérer les aides compatibles par rapport au droit européen. Analysons de manière un peu plus précise cette capacité! Si je me trompe, c'est une porte qu'on refermera. Si ce n'est pas le cas, c'est peut-être une opportunité qui s'offrira à nous.
En cette matière, je pense qu'il est urgent de mobiliser toutes les bonnes volontés.
09.04 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, on confond, d'une part, les calamités agricoles et, d'autre part, les aides d'État. Je suis d'accord avec vous, au niveau des aides d'État, il y a vraiment des possibilités. La meilleure preuve en est que la France a reçu un avis positif sur un de ses dossiers.
Je me suis évidemment renseignée en ce qui concerne les calamités agricoles; le critère de récurrence de vingt ans est à chaque fois appliqué par la Commission dans l'analyse de tels dossiers.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Karine Lalieux à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'augmentation des prix des produits de base remise en cause par certains acteurs de la grande distribution" (n° P0069)
10 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de prijsstijging van de basisproducten die door sommige grootdistributeurs ter discussie wordt gesteld" (nr. P0069)
10.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, madame la ministre, pas un jour ne passe sans que la presse ne parle d'une diminution du pouvoir d'achat, ni qu'elle ne montre l'augmentation du prix du panier de la ménagère, qu'il s'agisse des céréales, des pâtes, du lait, du beurre ou du yaourt. Comme moi, vous savez que toutes les familles s'en plaignent, mais le discours ambiant est que nous n'y pouvons rien: nous subissons une augmentation du prix du pétrole, du prix de l'énergie, de la production des biocarburants et tout cela entraîne l'augmentation du prix des matières premières.
Ce qui est plus rare, madame la ministre, c'est que les patrons des grands surfaces sortent dans toute la presse et revendiquent une vraie transparence des prix, ce qui est assez inhabituel de leur part. L'un d'entre eux a pris l'exemple du lait. En une année, le lait a augmenté de 20 à 27%, le beurre de 30%. Ce patron, que je ne citerai pas, s'est étranglé à la vue d'un reportage télévisé où un agriculteur se plaignait –certainement à raison – que le prix du litre du lait vendu à la laiterie avait considérablement baissé.
Or les grands magasins achètent aujourd'hui le lait beaucoup plus cher aux fournisseurs. Ils leur ont donc écrit pour réclamer des explications. Aucune réponse ne leur a été fournie. Pourtant, en fin de course, ce sont quand même les familles qui paient plus cher toutes ces denrées de première nécessité.
Des études ont été réalisées. La Vlerick School soupçonne une répercussion exagérée de l'augmentation des prix des matières premières sur les prix finaux. Certaines études universitaires signalent une répercussion exagérée de divers prix. Les grands patrons s'en plaignent également. Enfin, le Conseil de la concurrence vient de condamner pour entente la fédération flamande des boulangers qui avait augmenté considérablement le prix du pain: ainsi, ce prix ne reflétait plus le coût réel de production, mais découlait d'une entente entre boulangers flamands qui désiraient une augmentation de 15%, ce qui était autorisé depuis la libéralisation décidée par le précédent ministre de l'Économie.
Madame la ministre, le gouvernement s'était engagé à assurer le suivi et le contrôle des prix. Je vous demande simplement quelles mesures le gouvernement a-t-il déjà prises pour assurer une réelle transparence des prix et pour accorder davantage de pouvoir d'achat aux familles.
10.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, je vous remercie d'avoir fait remarquer qu'un certain nombre de choses fonctionnent même si, au niveau du Conseil de la concurrence, on peut regretter d'avoir dû attendre aussi longtemps avant d'avoir un avis et donc un résultat concernant une plainte relative à une possible entente entre un certain nombre de boulangers en Région flamande.
Il faut savoir que si tout le monde parle du pouvoir d'achat, tout le monde n'en parle pas forcément dans le même sens. J'ai notamment pu lire un article du journal "De Morgen" dans lequel un professeur de la KUL expliquait comment le revenu se dispatchait aujourd'hui entre différents types d'achats en établissant une comparaison avec 1978. Ainsi, on se rend compte que les achats en alimentation ont fortement diminué en pourcentage par rapport au revenu. À l'époque, ils représentaient plus de 17% alors qu'en 2005, ils n'étaient plus que de 12%.
En ce qui concerne le pouvoir d'achat, il faut rappeler aussi que la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg ont un système unique au monde, à savoir l'indexation.
Si nous pouvons rencontrer un certain nombre de problèmes de décrochage en matière de pouvoir d'achat, - et encore les études vont un peu dans tous les sens -, force est de constater qu'un certain nombre de mécanismes sont mis en place dans notre pays pour permettre aux salariés et aux allocataires de faire face à ces problèmes. Je regrette, pour ma part, que la seule catégorie sociale qui n'aura pas accès à ces indexations automatiques sont les indépendants. C'est pourquoi je déposerai un projet très concret lors du conclave budgétaire.
Le gouvernement, dans le chef du premier ministre, a évidemment envoyé une demande d'information sur cette évolution des prix dans deux domaines: d'une part, dans le domaine de l'énergie et, d'autre part, dans le domaine de l'alimentation.
Comme vous, j'ai pu voir des reportages à la télévision où l'on voyait des marchands ambulants qui disaient que les légumes de saison n'avaient jamais été aussi bon marché. À ce niveau, la part des choses doit donc être faite.
Par ailleurs, il faut reconnaître que le mode de consommation a changé. Ainsi, le prix des laitues a fortement baissé. Mais, aujourd'hui, la plupart des gens achètent des sachets de salade prédécoupée et prélavée. On se situe là dans la quatrième gamme où, quand le prix de la matière première diminue, le prix de cette gamme ne diminue pas. Il en va de même pour le pain. Le prix des céréales a augmenté. Il était de 4 francs belges le kilo, il y a encore quelques années. Le prix a triplé depuis lors à la ferme. Quand on voit le pourcentage du prix des céréales dans le prix du pain, certaines augmentations sont difficilement explicables.
Si on prend l'exemple de la pomme de terre, tout le monde sait qu'elle a un prix cyclique. Quand la pomme de terre augmente, le paquet de frites augmente. Quand la pomme de terre diminue, le paquet de frites ne diminue jamais.
Le SPF Économie analyse actuellement certaines choses, notamment la possibilité et la pertinence de mettre en place un observatoire des prix.
10.03 Karine Lalieux (PS): Madame la ministre, le constat est établi: aujourd'hui, on ne peut pas nier que les familles connaissent des difficultés à remplir leur caddie. Elles n'en peuvent plus! Pourtant, on sait que les produits de base comme les pâtes permettent de nourrir correctement les enfants quand on dispose de peu de moyens.
Nier ce constat en affirmant que le prix des pommes a quelque peu diminué n'est pas responsable. Il faut aider les familles par différents moyens.
Par ailleurs, nous savons qu'il n'y a pas de transparence. Le Conseil de la concurrence vient de l'indiquer. Par exemple, il y a eu entente entre l'ensemble des boulangers en Flandre! C'est important quand on parle d'un produit fondamental comme le pain.
C'est dommage que ce constat vienne si tard. Vous avez raison, mais je n'étais pas ministre de l'Économie sous la précédente législature. Cependant, il ne s'agit pas de n'importe qui; il s'agit d'universitaires. La Vlerick School est une école indépendante.
Par ailleurs, vous avez demandé une étude à la Banque nationale. J'espère que cela ne va pas durer six mois. Vous parlez d'un observatoire. Dès le mois de septembre, le Parti socialiste a déposé une proposition de loi à ce sujet. Il faut absolument mettre en place un moyen de contrôle pour vérifier s'il s'agit d'un reflet réel des coûts et de la chaîne des coûts ou s'il s'agit d'augmentations exagérées, comme je le crains et comme chacun le soupçonne aujourd'hui.
Agissons et ayons une réelle discussion sur un observatoire des prix. Ajoutons-la à l'ordre du jour de la commission Économie pour mettre en place une sonnette d'alarme et pouvoir agir au niveau du gouvernement au lieu d'attendre des mois et des mois, alors que les gens connaissent de réelles difficultés pour remplir leur caddie.
L'incident est clos.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Werk over "het resultaat van het overleg met de sociale partners over de dienstencheques" (nr. P0070)
- mevrouw Véronique Salvi aan de minister van Werk over "het resultaat van het overleg met de sociale partners over de dienstencheques" (nr. P0071)
- Mme Sonja Becq au ministre de l'Emploi sur "les résultats de la rencontre avec les partenaires sociaux au sujet des titres-services" (n° P0070)
- Mme Véronique Salvi au ministre de l'Emploi sur "les résultats de la rencontre avec les partenaires sociaux au sujet des titres-services" (n° P0071)
11.01 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet de bedoeling om u wekelijks te achtervolgen, maar het wordt wel een beetje een vervolgverhaal, ook omdat u had aangekondigd dat u vanmorgen overleg zou plegen met de sociale partners over de maatregel inzake de dienstencheques.
Ik vermoed dat u ook wel de telefoontjes en mails krijgt van mensen die ongerust zijn, omdat zij eigenlijk heel blij zijn dat zij nu op een betaalbare manier gebruik kunnen maken van thuishulp.
Er is ook de zorg van de bedrijven zelf, met de tegemoetkoming die zij krijgen vanuit de overheid, die in de vorige legislatuur met 1 euro verminderd is. De bedrijven vragen zich af of zij financieel nog voldoende armslag kunnen hebben.
Er is zeker ook de bekommernis van de zijde van de werknemers, om een goed statuut te hebben voor de werknemers, en om de doelgroepen die men wil bereiken ook in dat statuut te kunnen plaatsen, ook, als het kan, met goede contracten, want daar zien we ook verschillen aangaande de werkgelegenheid.
Mijnheer de minister, vandaar heb ik de volgende vragen, vanuit de bekommernis voor de betaalbaarheid, ook voor de mensen.
Wat heeft het overleg met de sociale partners van deze ochtend opgeleverd?
U hebt zelf drie denksporen geopperd. Wat is de reactie van de sociale partners daarop? Hebben zij bepaalde pistes uitgesloten? Of willen ze bepaalde pistes naar voren schuiven, waar u zich ook kunt achterscharen?
11.02 Véronique Salvi (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, permettez-moi de revenir sur le dossier très actuel des titres-services, puisque vous rencontriez ce matin les différents partenaires sociaux. Vous savez à quel point le cdH est attentif à ce dossier, à la pérennité des titres-services, voire à leur élargissement.
Monsieur le ministre, pouvez-vous m'informer de l'issue de la concertation de ce matin? Quelles seront vos priorités à court, à moyen et éventuellement à long terme? Des pistes ont-elles été dégagées en partenariat avec ces partenaires sociaux, notamment en matière de financement, d'assainissement et pourquoi pas, d'élargissement ou d'extension des activités de ces titres-services?
11.03 Josly Piette, ministre: Monsieur le président, madame Salvi, effectivement, ce matin a eu lieu une négociation avec les partenaires sociaux du secteur (commission paritaire 322/01), ainsi qu'avec les représentants du secteur non marchand. La couverture était donc totale. Certains s'inquiètent régulièrement de savoir si nous avons devant nous les interlocuteurs représentatifs. C'était le cas puisque, selon moi, 90% des employeurs et des travailleurs du secteur étaient représentés.
Le débat a été excellent. Il a débouché, ce matin, sur un accord unanime. Il a été précédé, hier, d'une réunion de la commission paritaire avec les différents interlocuteurs, qui ont adopté un texte à l'unanimité.
Que disent les partenaires sociaux? Je résume. Bien entendu, ils veulent pérenniser le système. Ils sont conscients de son importance et du nombre d'emplois créés, plus de 60.000. Ils proposent également de garantir un financement structurel fédéral. J'insiste, car dans aucun des débats, dans aucune des interventions et interpellations précédentes, personne n'a parlé du personnel.
Pour la première fois, on va réellement parler de l'avenir du secteur. Les partenaires sociaux demandent qu'il soit tenu compte des évolutions futures et bien entendu de l'inflation. Comme pour tous les travailleurs de ce pays, les salaires de ce secteur sont liés à l'index. Mon prédécesseur a accordé une marge de 0,25–0,28% pour la récente indexation. Une indexation supplémentaire devra sans doute être garantie en juin, vu l'évolution de l'inflation. Une convention collective sera négociée (2008-2009) et représentera probablement une évolution de 5% de la masse salariale. Bref, la demande porte sur une garantie claire, eu égard aux 60.000 travailleurs du secteur.
Enfin, pour eux, y a-t-il des possibilités ou des impossibilités? Quelles solutions nous proposent-ils? C'est à débattre avec le gouvernement pendant le débat budgétaire qui se déroulera dans les quinze jours prochains. Ils disent ne pas vouloir accepter la diminution de l'intervention du fédéral dans la subvention aux entreprises. On est passé de 21 à 20 euros et pour certains, il n'est pas question de passer à 19 euros. Pour eux, chiffres et études à l'appui, dans ce cas, 25% des entreprises du secteur (400 entreprises) seraient en péril. Pas question donc de diminuer les subventions; ils disent alors qu'il faut être logique et que les travailleurs ayant droit à une convention et à l'indexation des salaires, il faut aussi indexer la valeur faciale du titre-services à laquelle on n'a pas touché depuis 2005. Ils ne voient aucun inconvénient à passer à une indexation régulière du titre-services.
Ils ont demandé également de rediscuter de la déductibilité fiscale. Pour eux, c'est un avantage qui doit être rediscuté et débattu. Je ne me suis pas prononcé sur les solutions. Cela reviendra aux départements.
Les partenaires sociaux sont unanimes. Pour moi, il faut conforter leurs positions par rapport à l'avenir du secteur, il faut garantir un financement structurel – en insistant sur ce mot – de l'ensemble des opérations. On a également beaucoup parlé de la qualité de l'emploi et de la formation. Il manque un arrêté royal pour activer le fonds de 7 millions pour la formation des travailleurs du secteur. Nous l'activerons le plus vite possible. À partir de là, il existe des pistes d'assainissement permettant au budget de l'État de retrouver des moyens, par exemple en garantissant la même déduction de cotisations sociales sur l'ensemble des opérations. Il y a des distorsions de concurrence inadmissibles entre ASBL, ALE ou CPAS sur les réductions de cotisations – je n'entrerai pas dans les détails ici.
Il faut maintenant mettre en place un groupe de travail au sein du secteur ayant pour objectif d'être positif et constructif quant à la qualité des emplois. Il faut également parler d'élargissement des compétences des titres-services. Je laisse le soin à ce groupe de travail de décortiquer le problème. Il ouvrira sans aucun doute des pistes intéressantes pour l'avenir, sans embrayer sur la concurrence déloyale avec le secteur privé.
Voici, monsieur le président, les éléments de réponse que je pouvais apporter.
11.04 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister. Wij kunnen eigenlijk maar blij zijn dat er bij het overleg van deze morgen, dat blijkbaar gebaseerd is op het overleg van gisteravond, toch een grote consensus was. Wat ik vooral onthoud, is dat men zegt dit systeem structureel gezond te willen houden, de financiering gezond te houden omdat dit de beste garantie zal zijn voor de leefbaarheid en voor de mogelijke uitbreiding, wat niet onbelangrijk is, en ook een garantie voor betaalbaarheid, voor de mensen, voor de gebruikers zelf. Anders, meen ik, kan het voor de werknemers en ook voor de werkgevers geen oplossing bieden.
11.05 Véronique Salvi (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, je me réjouis à trois titres.
D'abord, sur la couverture, pour 90% du panel de personnes représentées aujourd'hui, il s'agit bien de l'ensemble du secteur. Ensuite, vous avez déjà exposé des pistes extrêmement précises. Enfin, à propos du groupe de travail, j'estime que c'est de cette façon que, demain, nous pourrons aboutir à des solutions et remplir pleinement les missions et les objectifs de mon groupe, le cdH, qui sont la pérennité et l'élargissement des titres-services.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de minister van Werk over "de voortgang van het dossier inzake de omzetting van de Europese richtlijn betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers" (nr. P0072)
12 Question de Mme Martine De Maght au ministre de l'Emploi sur "l'avancement du dossier de transposition de la directive européenne sur l'information et la consultation des travailleurs" (n° P0072)
12.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de Kamer is een wetsontwerp inzake de toepassing van de Europese richtlijn met betrekking tot de raadpleging en de informatie van de werknemers in de KMO’s voorgelegd en goedgekeurd. De Ministerraad heeft dat wetsontwerp goedgekeurd op 6 december van vorig jaar.
Wij zouden graag van u een aantal zaken weten. Als u het mij toestaat, zou ik ook uw voormalige collega willen citeren, die stelt dat “de Europese commissaris Spidla had gevraagd om met een duidelijke en uitvoerbare regeling te komen. Die regeling is er nu.”
Aangezien er ons dwangsommen en boetes – die niet min zijn en zelfs zeer zwaar te noemen zijn – boven het hoofd hangen, hadden wij graag geweten hoever men met dat dossier staat. Waarom is dat nog altijd niet voorgelegd in het Parlement? Waarom wordt er getreuzeld om het document voor te leggen?
12.02 Josly Piette, ministre: Monsieur le président, madame De Maght, mon prédécesseur a enclenché toute la mécanique et le texte a été correctement négocié au niveau du ministère de l'Emploi en collaboration avec les partenaires sociaux. Cela semble évident.
Nous avons actuellement un problème de relecture lié à la transmission du dossier. Des remarques du SPF ainsi que des partenaires sociaux sont intervenues. Les partenaires sociaux se réunissent. Ils se sont d'ailleurs vus au Conseil national du Travail. Des contacts sont en cours.
Avec le premier ministre, nous leur avons demandé de nous transmettre la version définitive pour être certain que le texte corresponde réellement à la négociation et à ce que mon prédécesseur, M. Vanvelthoven, avait mis au point. Tout ceci sera clôturé dans les prochains jours.
12.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de minister, ik heb in feite nog altijd geen concreet antwoord gekregen op mijn vraag wat er zal gebeuren. Zullen wij de dwangsommen moeten betalen? Wie zal die betalen?
Op het ogenblik dat het wetsontwerp hier werd voorgelegd, had ik toch begrepen dat er een akkoord was met de tien die rond de tafel gezeten hebben wat betreft het sociaal overleg. Op basis daarvan is dat wetsontwerp ook opgemaakt, had ik begrepen. Het is mij dus niet helemaal duidelijk wat er nu allemaal aan het gebeuren is. Ik hoop dat wij zeer binnenkort een vervolg krijgen op het dossier, zodanig dat wij de garantie hebben dat wij de dwangsommen en de boetes niet zullen hoeven te betalen.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre de l'Emploi sur "le permis de travail d'une durée de 12 mois pour les demandeurs d'asile en recours" (n° P0073)
13 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de minister van Werk over "de werkvergunning voor een periode van twaalf maanden voor asielzoekers die een beroepsprocedure doorlopen" (nr. P0073)
13.01 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je me permets de vous interroger sur vos déclarations concernant les permis de travail qui seraient accordés aux personnes en demande d'asile qui se seraient vu signifier un critère d'irrecevabilité pour leur demande d'asile mais qui auraient introduit un recours. Vous proposez que, pendant cette période de recours, elles puissent bénéficier d'un permis de travail.
Je voudrais d'abord me réjouir de la progression de l'idée selon laquelle l'immigration et le travail sont liés et méritent d'être mis en relation. Cela m'apparaît nécessaire puisque nous ressentons bien combien le facteur travail est un des plus importants de l'intégration des demandeurs d'asile ou des personnes qui souhaitent immigrer en Belgique.
Cela étant dit, je me pose un certain nombre de questions.
Avez-vous pris contact à cet égard avec les autorités régionales, puisque le permis de travail est une matière régionale?
Que se passe-t-il à l'issue de la période de recours? Si le candidat ne peut bénéficier d'un droit de séjour et qu'il se voit signifier un ordre de quitter le territoire, peut-il conserver son permis de travail?
Que faites-vous des ressortissants de l'Union européenne, notamment des derniers pays adhérents, pour lesquels les permis de travail sont conditionnés par un certain nombre d'exigences et de conditions?
À l'heure actuelle, en Belgique, les ressortissants européens de dix derniers pays adhérents ne bénéficient pas de la totalité du principe de la libre circulation des travailleurs. N'y a-t-il pas là matière à discrimination?
13.02 Josly Piette, ministre: Monsieur le président, cette question a déjà été évoquée lors de la commission de mardi dernier et a suscité un débat sur le permis C.
D'abord, je rappelle que nous travaillons à la transposition d'une directive européenne: c'est l'article 11 de la directive 2003/9 qui souhaite que les demandeurs d'asile puissent accéder au marché du travail au plus tard un an après leur entrée dans notre pays. C'est la base de notre réflexion.
Le deuxième élément qui me tient à cœur, c'est d'éviter toute exploitation éhontée de la main-d'œuvre en situation illégale, ainsi soumise à toutes les pressions et affaiblie vis-à-vis de ce marché où une exploitation complète peut être organisée. Pour moi, il s'agit là d'un problème de respect à l'égard de l'être humain.
Nous avons lancé cette démarche sur le permis C qui devrait permettre, selon nous, d'obtenir cette possibilité dans les trois mois. Le débat est ouvert; j'y reviendrai par la suite. D'aucuns, dans cet hémicycle, ont d'autres opinions. Nous en discuterons.
En ce qui concerne vos questions plus précises, on reviendra sur le sujet.
Nous sommes en concertation pour le moment avec le ministre Dupont pour l'intégration sociale et avec le ministre Dewael pour le problème de régularisation. Il est prévu avec ce dernier d'établir un agenda pour organiser la concertation avec les ministres de l'Emploi des entités fédérées et les services du ministère fédéral pour trouver des solutions qui concordent avec les attentes des Régions et des Communautés.
13.03 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le ministre, j'en conclus qu'il s'agit d'une ébauche et qu'il n'y a pas encore véritablement de vision précise sur la façon de lier l'immigration, l'économie et le facteur travail.
J'ai déjà eu l'occasion de le dire ici mais je répète ô combien il m'apparaît important que des personnes qui ont la possibilité de travailler dans notre pays – c'est-à-dire celles qui reçoivent l'assurance d'un contrat d'embauche – et qui attendent un dénouement de leur régularisation ou de leur demande d'asile puissent bénéficier d'un permis de travail dans les secteurs en pénurie. Je crois qu'il faudrait établir la liste de ces secteurs en pénurie de main-d'œuvre de telle sorte que nous puissions savoir où nous allons et lier le travail à l'immigration.
Le débat sur la migration économique ne peut pas se satisfaire d'une distribution large du permis de travail sans évoquer les possibilités réelles de travailler dans notre pays. Nous devrions ouvrir très rapidement le débat en commission des Affaires sociales et en commission de l'Intérieur ou les deux réunies afin de nous permettre d'avancer en matière de migration économique dans notre pays.
L'incident est clos.
- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de problematiek van de voorlopige hechtenis" (nr. P0078)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de problematiek van de voorlopige hechtenis" (nr. P0079)
- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la problématique de la détention préventive" (n° P0078)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "la problématique de la détention préventive" (n° P0079)
14.01 Raf Terwingen (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt ongetwijfeld ook begin deze week kennisgenomen van de artikels in verschillende kranten, waarin de Orde van Vlaamse Balies kritiek uitte op het systeem van de voorlopige hechtenis.
Tegelijkertijd zult u in een bepaalde krant ook misschien de bewuste broodzak hebben gevonden, waarmee men de problematiek in het daglicht probeerde te stellen. Het zou heel gemakkelijk zijn voor mij de publiciteit te halen door die zak op te zetten, maar ik ga dat niet doen. Ik zal dat niet doen omdat ik meen dat het systeem van de voorlopige hechtenis te belangrijk is voor onze rechtstaat en voor ons strafrecht. Ik meen dat de voorlopige hechtenis een delicaat systeem is. Telkens iemand wordt aangehouden in het raam van een voorlopig onderzoek moet er een afweging worden gemaakt door de onderzoeksrechter, maar ook door de politiediensten, om te kijken of het voor het onderzoek nodig is om die aanhouding te doen, enerzijds, en om het recht van vrijheid en het vermoeden van onschuld dat altijd bestaat in hoofde van een persoon, te vrijwaren, anderzijds. Het is te delicaat om te licht over dat principe heen te gaan.
Wanneer men de artikels bekijkt die in de krant verschenen zijn, is de kritiek van de Orde van Vlaamse Balies terug te brengen tot twee punten. Enerzijds, is er het beweerde misbruik van het systeem, waarbij men ervan uitgaat dat te veel wordt gebruikgemaakt van de voorlopige hechtenis om iemand te dwingen tot bekentenissen over te gaan. Anderzijds, wordt ook het gebrek aan privacy gehekeld, in die zin dat telkens iemand wordt aangehouden en daarvan ruchtbaarheid wordt gegeven, betrokkene vanaf dat ogenblik eigenlijk al wordt veroordeeld door de publieke opinie. Ik meen dat daarover terecht een opmerking wordt gemaakt.
Mijnheer de minister, mijn concrete vragen zijn de volgende. Treedt u de kritiek bij die de Orde van Vlaamse Balies heeft op het systeem van de voorlopige hechtenis? Wat zijn concreet de initiatieven die u zou kunnen ontwikkelen om die kritiek te voorkomen?
Er zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan een uitbreiding van de politionele arrestatie, die nu 24 uur bedraagt maar die naar 48 uur zou kunnen gaan, waardoor de politiediensten meer tijd hebben om onderzoek te doen. Daardoor zou de voorlopige hechtenis zelf minder snel moeten worden toegepast. Er zou ook gedacht kunnen worden aan de toepassing van de elektronische enkelband bij mensen die in voorlopige hechtenis zitten, zeker bij degenen waar het vluchtgevaar zou meespelen, om dat uit te schakelen.
14.02 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn collega heeft al gezegd dat de problematiek van de voorlopige hechtenis deze week prominent in de actualiteit is geweest.
Er was de broodzakkenactie – ik heb de zak niet bij me, maar mijn collega wel – die erop wees dat iedereen of, bij wijze van spreken, u en ik, plots van zijn vrijheid kan worden beroofd en in hechtenis worden genomen. Er was de opheffing van een zeer lange voorlopige hechtenis in een bepaalde zaak. Bovendien tonen de actuele cijfers dat 35% tot 40% van onze gevangenispopulatie bestaat uit verdachten, mensen in voorlopige hechtenis dus, niettegenstaande een aantal wetswijzigingen om dit aantal te verminderen.
Het is normaal dat bij dergelijke noodkreet wordt gekeken naar u als minister van Justitie, vooral ook omdat u de strafuitvoering als een van uw prioriteiten stelt. Strafuitvoering is gelinkt aan voorlopige hechtenis, want hoe minder voorlopig gehechten, hoe meer plaats voor de strafuitvoering. Ik zou u vandaag het volgende willen vragen.
In de eerste plaats, wat zijn volgens u de oorzaken van het grote aantal? Ik herhaal, 35% tot 40% voorlopig gehechten.
Ten tweede, welke maatregelen zult u nemen om dat aantal te doen dalen?
Ten derde, overweegt u alternatieven voor de voorlopige hechtenis? Ik denk bijvoorbeeld aan het systeem van elektronisch toezicht in de fase van voorlopige hechtenis.
14.03 Minister Jo Vandeurzen: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik apprecieer het initiatief dat door de Orde werd genomen heel erg, omdat het belangrijk is dat er instanties zijn die inderdaad af en toe bepaalde essentiële rechten in ons land in de kijker zetten. Het vermoeden van onschuld is een van die rechten, net als het recht op privacy of de rechten van de verdediging. Ik vind dat een zeer goede zaak.
Ten tweede, wat de voorlopige hechtenis betreft, kunnen we niet anders dan vaststellen dat dit percentage in ons land hoog ligt. Dat betekent dat wij daar kritisch naar moeten kijken. Wij kunnen dat niet zomaar onbevraagd laten. De waarheid gebiedt mij ook te zeggen dat wij niet echt weten wat daarvan de specifieke oorzaak is. Men zou kunnen zeggen dat de politiediensten veel efficiënter opsporen, men zou kunnen zeggen dat degenen die worden opgepakt schuldig zijn aan zeer zware en steeds zwaardere misdrijven, men zou nog kunnen zeggen dat het meestal meer begint te gaan over internationaal getinte misdrijven, dus met een internationaal karakter; er zijn vele oorzaken.
Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie heeft er al vele studies over gemaakt. U weet dat in 2005 de wet nog is gewijzigd, precies om toe te laten dat, bijvoorbeeld, de onderzoeksrechter iemand kan vrijlaten zonder dat het openbaar ministerie daar echt verzet tegen kan instellen. Er zaten ook nog een aantal andere initiatieven in die wet.
Onder het regime van de interim-regering denk ik persoonlijk niet aan een wetgevend initiatief in de volgende maanden, maar het moet wel mogelijk zijn, zeker in een debat over de overbevolking van de gevangenissen, om na te gaan of de alternatieven, zoals de vrijheid onder voorwaarden – dat bestaat als alternatief – op de juiste manier worden gebruikt en of we daarin nog verbeteringen kunnen aanbrengen. Ik kan alleen bevestigen dat, bijvoorbeeld, het elektronisch toezicht voor mij inderdaad een van de mogelijkheden is die we nu aan het onderzoeken zijn. Wat zijn daarvoor de randvoorwaarden? Zal dat geen andere effecten van verdringing hebben? Gaat men, bijvoorbeeld, de vrijheid onder voorwaarden meer onder het elektronisch toezicht brengen en daardoor toch geen antwoord bieden op de vraag, zoals u ze hebt geformuleerd?
We zijn dit aan het nakijken: kunnen bestaande alternatieven worden verbeterd of uitgebreid en kan dat gebeuren in het debat over de overbevolking van de gevangenissen.
14.04 Raf Terwingen (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik denk inderdaad dat in de wet op de voorlopige hechtenis, de oude wet van 1999, ook al een aantal beveiligingen staan. De raadkamer houdt toezicht en de KI functioneert daarin als graad van beroep. Er zijn daar alleszins wel vormen van bescherming.
Ik volg u volledig wanneer u zegt dat de voorlopige hechtenis ook moet worden herbekeken in het kader van een meer performant vervolgingsbeleid. In dat kader kom ik terug op het voorstel dat CD&V heeft ingediend inzake de uitbreiding van de termijn van de politiearrestatie van 24 naar 48 uur. Op die manier is het voor de politiediensten en voor de onderzoeksrechters gemakkelijker om het dossier goed samen te stellen en heeft men dus niet de tijdsdruk van 24 uur om snel die voorlopige hechtenis toe te passen. Misschien kan het zelfs leiden tot een meer performantere opvolging van de misdrijven, maar het zal alleszins een invloed hebben, denk ik, op het aantal mensen dat in voorlopige hechtenis zit.
Ik verwijs nog kort naar het recht op privacy, wat de Orde van Vlaamse Balies terecht heeft aangekaart. Het recht op privacy lijkt mij zeer belangrijk. Indien in publiek beelden worden vertoond van iemand die wordt voorgeleid, is het ook aan de pers om duidelijk te maken aan de kijkers dat het gaat over een voorlopige hechtenis en dat die man dus nog niet is veroordeeld. Het vermoeden van onschuld blijft natuurlijk als eerste bestaan, maar ook daaromtrent is er een voorstel van onze partij. Zodra het vermoeden van onschuld van iemand die wordt aangehouden of in verdenking wordt gesteld, zou zijn geschonden, stellen wij voor dat hij in het kader van een procedure voor de kortgedingrechter ervoor zou kunnen ijveren om bepaalde uitzendingen van beelden of publicaties van bepaalde artikels te voorkomen.
De voorzitter: Mijnheer Terwingen, dank u voor uw eerste toespraak in de Kamer.
14.05 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik heb een korte repliek.
Mijnheer de minister, zoals ik heb gezegd, is er deze week een noodkreet in verband met de voorlopige hechtenis gegeven. Ik ben blij dat u vandaag in ons halfrond twee belangrijk uitspraken doet, namelijk, ten eerste, dat we niet stil staan en het cijfer van 35 à 40% van personen in voorlopige hechtenis zullen aanpakken. Er zal worden onderzocht hoe dat komt.
Ten tweede moet er worden gezocht naar mogelijke alternatieven. U hebt gesproken over de vrijheid onder voorwaarden. Ook elektronisch toezicht kan een mogelijkheid zijn. Ik ben het helemaal met u eens dat dat op een voorzichtige manier moet worden onderzocht en dat dan moet worden bekeken of die alternatieven kunnen worden toegepast om op die manier de gevangenispopulatie wat de voorlopige hechtenis betreft terug te dringen.
L'incident est clos.
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "het recente bevorderingscomité van Defensie" (nr. P0074)
- de heer Jacques Otlet aan de minister van Landsverdediging over "het recente bevorderingscomité van Defensie" (nr. P0075)
- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "le récent comité d'avancement de la Défense" (n° P0074)
- M. Jacques Otlet au ministre de la Défense sur "le récent comité d'avancement de la Défense" (n° P0075)
15.01 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u op 16 januari reeds een vraag gesteld over het hoger bevorderingscomité, in mensentaal: het comité generaals.
Er was toen iets bij mij blijven hangen, namelijk het feit dat u zei dat er momenteel twee luitenant-generaals te veel zijn. U zou hen niet meer benoemen, omdat er al te veel zijn. Die twee werden toen reeds bevorderd door minister Flahaut.
De tweede stap was dat u zei dat er op 29 januari een volgend comité zou plaatsvinden. Dat is gebeurd. Ik heb gezien wie het is geworden, en ik moet zeggen: volgens mij is dat een evenwichtige keuze. In die zin heb ik ook signalen opgevangen.
Tot gisterenavond ineens in een Belgabericht de hysterische reactie kwam van minister Flahaut en de heer Monfils. Zij zullen u erover interpelleren, heb ik gelezen. U mag zich blijkbaar nog aan een serieuze reactie verwachten.
Mijnheer de minister, vooral die reactie heeft mij gestoord. Het komt niet mij toe om u te verdedigen maar dat u ervan wordt beschuldigd dat u het leger gaat vervlaamsen… Dat ik dat nog mag meemaken, in mijn parlementaire carrière, zou ik zeggen.
De realiteit is wel enigszins anders. Ik breng me even tot het niveau van minister Flahaut. We hebben momenteel volgens hem tweeënvijftig generaals. Wie ben ik om minister Flahaut te bekritiseren? Goed, we gaan uit van tweeënvijftig.
Als u zegt dat er zeven bijgekomen zijn, dan is dat niet correct, want van die zeven waren er al vier brigadegeneraal. Zij zaten in die tweeënvijftig. Die vijftien brigadegeneraals zijn allemaal benoemd geweest – of zeg ik beter aangeduid, slinks aangeduid – door minister Flahaut.
Er zijn er dus slechts drie nieuwe, drie kolonels die generaal worden. Van die drie zijn er twee Franstalig en één Nederlandstalig. Ik zie echt niet waar het probleem zit.
Mocht ik een foute redenering maken, mijnheer de minister, gelieve mij dan te corrigeren.
15.02 Jacques Otlet (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ces derniers jours la presse a fait savoir qu'un comité d'avancement de l'armée vous avait proposé la nomination de sept nouveaux officiers, ces derniers devant être promus au grade de général major ou d'amiral de division. Parmi les nominés étaient cités cinq officiers néerlandophones et seulement deux officiers francophones.
Cette information peut interpeller à moins qu'elle ait été sortie d'un contexte général d'un train de promotions à venir au sein de notre armée et qui pourrait rétablir à court terme un équilibre plus correct entre les promotions des deux communautés linguistiques.
Monsieur le ministre, au regard de cette situation, il m'a semblé particulièrement opportun de vous interpeller officiellement aujourd'hui afin de connaître vos intentions précises concernant les propositions qui vous ont été faites par le comité d'avancement de l'armée et d'une manière beaucoup plus générale quant à vos intentions concernant le partage linguistique des généraux de notre armée belge tout en sachant qu'aujourd'hui, si mes renseignements sont exacts, nous avons un cadre de 46 généraux dont 26 néerlandophones et 20 francophones.
15.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, zoals ik had aangekondigd, heeft het comité zijn werkzaamheden verricht op 29 januari. U hebt daarover in de pers, bij mededeling van de CHOD, de stafchef van Defensie, een mededeling kunnen lezen.
Chers collègues, le 29 janvier 2008, des comités ont eu lieu tant pour officiers supérieurs que pour les officiers généraux.
Dat gebeurt altijd op basis van een lijst die door de stafchef van Defensie wordt voorgesteld, na interne consultatie met de dienst Human Resources.
Pour ce qui concerne les officiers généraux, seul un comité de généraux-majors a été organisé. Le comité de lieutenants-généraux n'a pas été organisé vu le nombre existant de 15, par rapport au cadre prévu actuellement qui est de 13, comme vous en êtes certainement au courant. J'ai en effet mentionné durant la commission que le cadre stipulait 13 pour un nombre effectif de 15.
En ce qui concerne le comité des généraux-majors, 43 candidats se sont présentés: 32 néerlandophones et 11 francophones.
Tweeëndertig kandidaten waren Nederlandstalig en elf kandidaten waren Franstalig.
Les sept premiers de la liste présentée au comité par le chef de la Défense ont été retenus.
Het zijn dus de eerste zeven kandidaten die voor benoeming werden aangehouden. Het ging om vijf Nederlandstalige kandidaten en twee Franstalige kandidaten.
Il s’agissait donc de cinq candidats néerlandophones et de deux candidats francophones.
Er kan dus worden vastgesteld dat het slaagpercentage, que le pourcentage de réussite est de 1 sur 7 pour les deux régimes linguistiques, en dat voor de beide taalregimes. Het gaat met name om 5 op 32 Nederlandstaligen en om 2 op 11 Franstaligen.
Van de zeven in aanmerking genomen kandidaten, waren vijf kandidaten reeds brigadegeneraal. Parmi les sept candidats retenus, cinq portaient déjà le grade de général de brigade. Het waren er geen vier maar vijf. Dat wil dus zeggen dat van de twee kandidaten die nu voor het eerst werden benoemd in de graad van brigadegeneraal – er zijn eigenlijk maar twee nieuwe benoemingen in de graad van brigadegeneraal – er één Nederlandstalig en één Franstalig was. L'un était donc francophone et l'autre néerlandophone. Zij hadden nog niet de graad van brigadegeneraal.
D'un point de vue global, le nombre total de généraux a donc été augmenté de deux unités, à savoir un francophone et un néerlandophone. Il s'agit de deux nominations proprement dites.
Het gaat dus over twee eigenlijke, nieuwe benoemingen in de graad van generaal. Zij voegen zich dan ook toe aan de exacte verdeling die vroeger toepasselijk was, met 26 Nederlandstalige en 12 Franstalige generaals. Deze verdeling bestaat ook vandaag nog.
Ik wil daaraan nog toevoegen dat tegen het einde van dit jaar het aantal generaals met 20% zal zijn gereduceerd.
15.04 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Dank u, mijnheer de minister. Ik heb me met 1 generaal vergist. Een generaal zal de zaak echter niet maken. De hysterische reactie van de heer Flahaut is wel onbegrijpelijk. Vandaag heeft hij niet het lef om zijn mond op te doen. Mooi hoor! U haalt uw geloofwaardigheid echt helemaal onderuit.
15.05 André Flahaut (PS): J'ai le droit de choisir le moment où j'interpellerai le ministre et j'ai décidé de le faire en commission pour avoir plus de détails.
15.06 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Nee, u doet dat via de krant.
Mijnheer de minister, los van dit feit, ik heb de lijst gezien. Ik heb er geen enkel probleem mee. Ik heb ook gezien dat een aantal mensen generaal en kolonel zijn geworden. Het gaat uiteraard niet alleen over generaals, maar ook over kolonels. Het gaat over mensen die dit echt hebben verdiend en jaren op een zijspoor zijn gezet. Dat is de hele frustratie van minister Flahaut: het gaat er hem niet om wie benoemd is, maar om wie niet.
15.07 Jacques Otlet (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces éclaircissements qui ont le mérite de clarifier la situation pour ce qui concerne les procédures que vous nous avez très bien expliquées. À l'avenir, je me montrerai particulièrement attentif à l'évolution de ces dossiers, comme tout parlementaire de la commission de la Défense.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de prijsstijging van de treinkaartjes op 1 februari" (nr. P0076)
16 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'augmentation du prix des billets de train au 1er février" (n° P0076)
16.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, morgen, op 1 februari, zullen de prijzen van het spoor aangepast worden. Het gaat om een stijging van 2%. Als men daar heel veel informatie over wil zoeken, is dat moeilijk. Toen ik gisteren nog even de website van de NMBS bezocht op zoek naar exacte cijfers, was het heel moeilijk om daar iets over te vinden. Ik heb namelijk niets gevonden.
Het is een heel rare beslissing omdat het probleem van de stiptheid de laatste maanden zeer acuut is geworden. Het is een heel ernstig probleem. Uit de cijfers blijkt ook dat 2007 een heel slecht jaar was. Het is tien jaar geleden dat de stiptheidscijfers nog zo slecht waren. De vele reizigers die dagdagelijks de trein gebruiken, hebben heel veel geduld moeten opbrengen. Velen zijn wekenlang meerdere keren te laat op het werk gekomen of ’s avonds te laat thuisgekomen. Men moet het dan maar even uitleggen.
In een interview van vorig weekend stelde ik echter vast dat u een opening hebt gelaten. U hebt verklaard dat u bereid bent in de toekomst bij het afsluiten van de nieuwe beheersovereenkomst, de prijzen afhankelijk te maken van de resultaten van de stiptheid. Nu we dit gelezen hebben, zijn we vandaag ontgoocheld als we merken dat de prijsverhogingen morgen toch zullen worden doorgevoerd. We vinden het immers belangrijk dat de NMBS vooral aan de stiptheid werkt en aan een betere service zodat het voor de mensen aantrekkelijk wordt om daar gebruik van te maken.
Vandaar, mevrouw de minister, mijn drie heel concrete vragen. Gaat u akkoord met de prijsverhoging die vanaf morgen wordt doorgevoerd door de NMBS? Ten tweede, hebt u de NMBS gevraagd om die prijsverhoging niet door te voeren? Ten derde, wat hebt u al gedaan om die structurele vertragingen van de laatste maanden efficiënt aan te pakken?
16.02 Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal zeer kort antwoorden omwille van het feit dat ik alle elementen van het antwoord reeds eerder heb aangedragen.
Wat betreft de stiptheid. Dit is natuurlijk een cruciaal probleem en het is evident dat dit al onze aandacht moet wegdragen. Er zijn ter zake al initiatieven genomen omdat de stiptheid te maken heeft met een aantal interne en externe factoren. Ik heb inderdaad verklaard dat ik het belangrijk vind om al deze factoren ook te onderzoeken om die cijfers van die stiptheid veel te verbeteren.
Met betrekking tot de interne factoren werd er inderdaad een opdracht uitgeschreven om te onderzoeken hoe de efficiëntie van de huidige structuur in de NMBS kan worden verbeterd zodat de operationaliteit beter kan. Wij weten ook dat er een betere coördinatie zou moeten zijn rond al degenen die ter zake verantwoordelijkheid dragen. U weet dat er ook een link is met het bonussysteem van de gedelegeerd-bestuurder. U weet dat ik inderdaad uitspraken heb gedaan over de prijszetting om ook daar een koppeling te maken. Ik zal daar straks even op terugkomen. U weet dat ik ook bezig ben met verkennende gesprekken om te kijken hoe het sociaal overleg in de overheidsbedrijven en heel specifiek ook in de NMBS goed kan werken zodat acties kunnen worden vermeden.
Met betrekking tot uw vragen inzake de prijsstijging, die vanaf 1 februari ingaat, kan ik u meedelen dat dit verschenen is in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2007. Zoals u zich zult herinneren, was ik toen nog geen minister van Overheidsbedrijven. Ik kon daaraan niets meer veranderen. De beslissing is eerder genomen. Ik heb ook geen enkele regelmogelijkheid. Anderzijds is het ook zo dat de NMBS ter zake niets kan worden verweten. Wat zij doen, is conform de beheersovereenkomst. Zoals u weet, is de beheersovereenkomst verlengd om de onderhandelingen te kunnen voeren over de nieuwe beheersovereenkomst. De NMBS is in regel. Deze prijsverhoging is verschenen in het Staatsblad. Alles is verlopen conform de beheersovereenkomst.
Ik ben ook heel duidelijk geweest door te zeggen dat dit te maken had met de onderhandelingen voor een nieuwe beheersovereenkomst die ik zou aanvatten. Ik vind het immers de logica zelf dat een bedrijf volledig klantvriendelijk moet proberen te zijn. Ik vind het ook normaal dat mensen een bepaalde dienstverlening verwachten. Ik denk trouwens dat stiptheid een essentieel deel is van die dienstverlening. Als er dan geen goede resultaten kunnen worden aangetoond, vind ik het ook evident dat er een return moet zijn naar de mensen zelf. Om die reden heb ik daarnaar in het interview verwezen. Ik zal dit verder opnemen in de onderhandelingen voor de nieuwe beheersovereenkomst.
16.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik wist natuurlijk wel dat u zou verwijzen naar de beheersovereenkomst. Op basis van de beheersovereenkomst kan de NMBS dit inderdaad doen.
Ik had van u als nieuwe minister verwacht dat u in gesprek zou gaan met de NMBS om te proberen die beslissing van de prijsverhoging niet door te voeren. Ik heb uw engagement gelezen. U zult dit ter harte nemen. Er zal in de volgende beheersovereenkomst volgens mij een heel duidelijke clausule moeten staan om hierop te drukken. Wij zullen dit in elk geval blijven opvolgen.
Ik heb ook gelezen in de krant dat u niet van plan bent om met de trein
te reizen. Misschien zou het toch eens goed zijn om een week lang tijdens de
spitsuren heen en weer te rijden om de problemen aan den lijve te ondervinden
en te horen wat de mensen ervan denken. Een prijsverhoging is een slecht
signaal. Misschien kunt u er niet echt iets aan doen maar het is een slecht
signaal van de NMBS om in deze tijden, na alle problemen, de prijs toch te
verhogen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie
17 Renvoi d'une proposition de loi à une autre commission
De voorzitter: Ik stel u voor het wetsvoorstel van mevrouw Camille Dieu en de heer Jean-Marc Delizée tot wijziging van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen teneinde de ten laste van de Schatkist zijnde pensioenen van de personeelsleden van de psycho-medisch-sociale centra en van de centra voor leerlingenbegeleiding gelijk te stellen met de pensioenen van de personeelsleden van de onderwijsinstellingen (nr. 49/1) te verwijzen naar de commissie voor de Sociale Zaken.
Je vous propose de renvoyer à la commission des Affaires sociales la proposition de loi de Mme Camille Dieu et M. Jean-Marc Delizée modifiant la loi du 20 juillet 1991 portant des dispositions sociales et diverses afin d'assimiler les membres du personnel des centres psycho-médico-sociaux et des centres d'encadrement des élèves aux membres du personnel des établissements d'enseignement en matière de pension à charge du Trésor public (n° 49/1).
Dit voorstel werd vroeger verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Begroting.
Cette proposition avait été précédemment
renvoyée à la commission des Finances et du
Budget.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
18 Verzending van een voorstel naar een andere commissie voor advies
18 Renvoi d'une proposition à une autre commission pour avis
Op verzoek van de commissie voor de Verzoekschriften, stel ik u voor het amendement nr. 1 van mevrouw Karine Lalieux c.s. op het voorstel van mevrouw Karine Lalieux en de heren Claude Eerdekens en André Frédéric van verzoek aan het College van de federale ombudsmannen om een audit te houden over de werking van de gesloten centra van de dienst Vreemdelingenzaken (nr. 144/2) te verwijzen naar de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing voor advies.
À la demande de la commission des Pétitions, je vous propose de renvoyer l'amendement n° 1 de Mme Lalieux et consorts sur la proposition de Mme Karine Lalieux et MM. Claude Eerdekens et André Frédéric demandant au Collège des médiateurs fédéraux de mener un audit sur le fonctionnement des centres fermés de l'Office des étrangers (n° 144/2) à la commission de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société pour avis.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
19 Inoverwegingneming van voorstellen
19
Prise en considération de propositions
In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als zijnde aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Ik stel u ook voor in overweging te nemen:
- het voorstel van resolutie van de heren Guido De Padt, Ludo Van Campenhout en Herman De Croo tot invoering van een onderzoek door het Rekenhof naar de opvolging van de beheerscontracten door de NMBS, Infrabel, NMBS Holding en de Staat, nr. 740/1.
Verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven.
- het wetsvoorstel van de heren Servais Verherstraeten, Ludo Van Campenhout en Melchior Wathelet, mevrouw Marie-Christine Marghem en de heren Renaat Landuyt en Bart De Wever houdende diverse maatregelen inzake inbeslagneming van ondernemingsgoederen, nr. 739/1.
Verzonden naar de commissie voor de Justitie.
- het wetsvoorstel van de dames Freya Van den Bossche, Dalila Douifi en Karine Lalieux tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst voor wat de mededelingsplicht betreft, nr. 745/1.
- het wetsvoorstel van de dames Freya Van den Bossche, Dalila Douifi en Karine Lalieux tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst om het gebruik van segmenteringscriteria te verduidelijken, nr. 746/1.
- het wetsvoorstel van mevrouw Katrien Partyka, de heren Jenne De Potter, Gerald Kindermans, Peter Luykx en de dames Ilse Uyttersprot en Liesbeth Van der Auwera en de heer Servais Verherstraeten tot reglementering van de boekenprijs, nr. 747/1.
- het wetsvoorstel van mevrouw Katrien Partyka, de heren Jenne De Potter, Gerald Kindermans, Peter Luykx en de dames Ilse Uyttersprot en Liesbeth Van der Auwera tot invoering van een betaalbare autoverzekering voor jongeren en ouderen, nr. 748/1.
- het wetsvoorstel van de heren Gerolf Annemans, Bart Laeremans, Bruno Valkeniers, Bruno Stevenheydens en Peter Logghe en mevrouw Barbara Pas tot oprichting van een Nederlandstalig en Franstalig Beroepsinstituut voor Vastgoedmakelaars, nr. 751/1.
- het wetsvoorstel van de dames Freya Van den Bossche en Dalila Douifi houdende de omkadering van de negatieve lijsten, nr. 754/1.
Verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw.
- het wetsvoorstel van de heren Bruno Valkeniers en Bart Laeremans, mevrouw Barbara Pas, de heren Peter Logghe, Bruno Stevenheydens en Hagen Goyvaerts tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven voor wat betreft het btw-tarief voor aardgas en elektriciteit, nr. 752/1.
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Begroting.
- het voorstel van bijzondere wet van de heren Servais Verherstraeten, Carl Devlies en Jan Jambon, de dames Nathalie Muylle en Liesbeth Van der Auwera en de heer Mark Verhaegen tot wijziging van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof inzake de toetsing van artikel 41 en 162 van de Grondwet, nr. 753/1.
Verzonden naar de commissie voor de
Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen.
Je vous propose également de prendre en considération:
- la proposition de résolution de MM. Guido De Padt, Ludo Van Campenhout et Herman De Croo visant à charger la Cour des comptes d'enquêter sur le suivi des contrats de gestion par la SNCB, Infrabel, la SNCB Holding et l'Etat, n° 740/1.
Renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques.
- la proposition de loi de MM. Servais Verherstraeten, Ludo Van Campenhout et Melchior Wathelet, Mme Marie-Christine Marghem et MM. Renaat Landuyt et Bart De Wever relative à diverses mesures relatives à la saisie de biens d'entreprise, n° 739/1.
Renvoi à la commission de la Justice.
- la proposition de loi de Mmes Freya Van den Bossche, Dalila Douifi et Karine Lalieux modifiant, en ce qui concerne l'obligation de déclaration, la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre, n° 745/1.
- la proposition de loi de Mmes Freya Van den Bossche, Dalila Douifi et Karine Lalieux modifiant la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre afin de clarifier les critères de segmentation, n° 746/1.
- la proposition de loi de Mme Katrien Partyka, MM. Jenne De Potter, Gerald Kindermans, Peter Luykx et Mmes Ilse Uyttersprot et Liesbeth Van der Auwera et M. Servais Verherstraeten réglementant le prix du livre, n° 747/1.
- la proposition de loi de Mme Katrien Partyka, MM. Jenne De Potter, Gerald Kindermans, Peter Luykx et Mmes Ilse Uyttersprot et Liesbeth Van der Auwera instaurant une assurance automobile d'un prix accessible pour les jeunes et les personnes âgées, n° 748/1.
- la proposition de loi de MM. Gerolf Annemans, Bart Laeremans, Bruno Valkeniers, Bruno Stevenheydens et Peter Logghe et Mme Barbara Pas créant un Institut professionnel des agents immobiliers francophone et un Institut professionnel des agents immobiliers néerlandophone, n° 751/1.
- la proposition de loi de Mmes Freya Van den Bossche et Dalila Douifi relative à l'encadrement des listes négatives, n° 754/1.
Renvoi à la commission de l'Économie, de la
Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et
culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture.
- la proposition de loi de MM. Bruno Valkeniers et Bart Laeremans, Mme Barbara Pas, MM. Peter Logghe, Bruno Stevenheydens et Hagen Goyvaerts modifiant l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux en ce qui concerne le taux de TVA applicable au gaz naturel et à l'électricité, n° 752/1.
Renvoi à la commission des Finances et du Budget.
- la proposition de loi spéciale de MM. Servais Verherstraeten, Carl Devlies et Jan Jambon, Mmes Nathalie Muylle et Liesbeth Van der Auwera et M. Mark Verhaegen modifiant la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, en ce qui concerne le contrôle de conformité aux articles 41 et 162 de la Constitution, n° 753/1.
Renvoi à la commission de Révision de la
Constitution et de la Réforme des institutions.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
19.01 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik vraag de urgentie voor het voorstel van resolutie van de heren Guido De Padt, Ludo Van Campenhout en Herman De Croo tot invoering van een onderzoek door het Rekenhof naar de opvolging van de beheerscontracten door de NMBS, Infrabel, NMBS Holding en de Staat, nr. 740/1.
De voorzitter: Collega Tommelein, ik heb u slecht verstaan. Het betreft stuk 740, met
betrekking tot de invoering van een onderzoek door
het Rekenhof naar de opvolging van de beheerscontracten door de NMBS?
19.02 Bart Tommelein (Open Vld): Ja.
De voorzitter: U vraagt daarvoor de urgentie?
19.03 Bart Tommelein (Open Vld): Ja.
De voorzitter: Wie steunt de vraag tot urgentie voor het voorstel van resolutie 740/1?
Het voorstel wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
La proposition est adoptée par assis et levé.
Op dinsdag 29 januari jongstleden pleegden afvaardigingen van de Kamer en van het Parlement van de Franse Gemeenschap overleg over het belangenconflict over de wetsvoorstellen tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde (nrs. 37 en 39/1).
Le mardi 29 janvier dernier une concertation a eu lieu entre une délégation de la Chambre et du Parlement de la Communauté française sur le conflit d'intérêts sur les propositions de loi modifiant les lois électorales en vue de scinder la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde (n°s 37 et 39/1).
De heer Bart Tommelein brengt verslag uit over dit overleg, overeenkomstig artikel 102, 4, eerste lid van het Reglement.
M. Bart Tommelein fera rapport de cette concertation, conformément à l'article 102, 4, alinéa 1 du Règlement.
20.01 Bart Tommelein, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het overleg tussen de delegaties van de Kamer van volksvertegenwoordigers en het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft deze week plaatsgevonden op 29 januari 2008. De heer Jean-François Istasse heeft op 9 november 2007 de tekst bezorgd van een motie die dat Parlement had aangenomen, als bedoeld bij artikel 32, §1bis, van de gewone wet tot hervorming van de instellingen.
De Kamer heeft dan een delegatie samengesteld met het oog op het overleg met het Parlement van de Franse Gemeenschap. De delegatie bestond uit de voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de heer Frédéric, de heer Doomst, de heer Bacquelaine, de heer Giet, ikzelf, de heer Laeremans, de heer Bonte, mevrouw Van der Straeten en de heren Melchior Wathelet en Jean-Marie Dedecker. De delegatie van het Parlement van de Franse Gemeenschap bestond uit de heren Jean-François Istasse, de dames Françoise Bertiaux en Anne-Marie Corbisier-Hagon en de heer Marcel Cheron.
Zoals gezegd heeft het overleg hier plaatsgevonden op 29 januari onder het gezamenlijke voorzitterschap van de heren André Frédéric en Jean-François Istasse. De vergadering begon met een uiteenzetting door de voorzitter van de delegatie van het Parlement van de Franse Gemeenschap dat gesteld had dat het zich door het wetsvoorstel geschaad voelde in zijn rechten, het betreft meer bepaald de rechten van de Franstaligen in de Brusselse rand. De voorzitter van de delegatie van de Kamer heeft meegedeeld dat een advies werd uitgebracht over het belangenconflict. Dat advies verwijst naar het verslag dat werd geredigeerd ter gelegenheid van de goedkeuring van de wetsvoorstellen.
Hij wees er vervolgens op dat artikel 32, §1quater van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen het volgende bepaalt: indien het overleg binnen een termijn van 60 dagen tot geen oplossing leidt, wordt het geschil aanhangig gemaakt bij de Senaat, die binnen de 30 dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité, dat binnen de 30 dagen volgens de procedure van de consensus beslist.
Op deze uiteenzetting volgde een gedachtewisseling waarbij de partijen hun standpunt opnieuw hebben uiteengezet. Achtereenvolgens hebben de heren Laeremans, Doomst, ikzelf, Bacquelaine, Giet en Wathelet het woord gevoerd. Voorts heeft ook de heer Cheron eraan herinnerd dat het Parlement van de Franse Gemeenschap door de goedkeuring van de motie toepassing verleent aan de bepaling van de wet van 9 augustus 1980, in verband met de voorkoming en de regeling van bevoegdheidsconflicten.
De voorzitter van de Franse Gemeenschap attendeert erop dat de goedkeuring van de motie die eenparig werd aangenomen, aantoont hoezeer de belangen van de Franse Gemeenschap werden geschaad. De Franse Gemeenschap verwacht een nieuw initiatief van de Kamer.
Het resultaat van het overleg is dat wordt vastgesteld dat het overleg tussen de delegatie van de Parlementen en de delegatie van de Kamer niet tot een oplossing leidden.
De voorzitter: Vastgesteld wordt dat het overleg tussen de delegatie van het Parlement van de Franse Gemeenschap en de delegatie van de Kamer van volksvertegenwoordigers niet tot een oplossing heeft geleid.
Il est constaté que la concertation entre la délégation du Parlement de la Communauté française et la délégation de la Chambre des représentants n'a pas abouti à une solution.
Ik herinner u eraan dat artikel 32, §1quater, eerste lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen het volgende bepaalt: indien het overleg binnen de termijn van 60 dagen tot geen oplossing leidt, wordt het geschil aanhangig gemaakt bij de Senaat die binnen 30 dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het Overlegcomité dat binnen 30 dagen volgens de procedure van de consensus beslist.
Je vous rappelle que l'article 32, §1erquater, alinéa 1, de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles dispose que si la concertation n'a pas abouti dans le délai de soixante jours, le Sénat est saisi du litige et rend, dans les trente jours, un avis motivé au Comité de Concertation qui rend une décision selon la procédure du consensus dans les trente jours.
20.02 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik maak van de gelegenheid gebruik om nogmaals erop te wijzen dat mijn partij meent dat er een grote laksheid geschiedt aan Vlaamse zijde.
De manier waarop men die procedure met een soort gelatenheid, overigens ook van CD&V-zijde, heeft laten verlengen doordat men het verslag veel te laat heeft opgestuurd, de manier waarop iedereen hier zomaar nota neemt van die lange termijnen, de manier waarop die termijnen blijven lopen en ook in deze Kamer tot aan de maximumdatum zijn blijven lopen, wijst volgens ons erop dat men aan Vlaamse kant tijd probeert te winnen om naar die fameuze onderhandelde oplossing te gaan.
De Vlaamse partijen zouden beter hun energie steken in het aan de Franstaligen uitleggen dat een democratisch gekozen wetsvoorstel in een aangelegenheid die geen bijzondere wet is en die niet is gereserveerd voor bijzondere meerderheden en dies meer, niet moet worden tegengehouden met heel die alarmbelprocedure waarvan men nu al aankondigt dat er zich vijf parlementen mee zullen bezighouden.
Dat is een misbruik van procedures, dat is een misbreuk van een politieke mogelijkheid die de Franstaligen grijpen, wat hun recht niet is. Dat zouden de Vlaamse partijen beter eens uitleggen aan de Franstaligen in plaats van hier als schapen die procedure gelaten te ondergaan.
De voorzitter (voor de staande vergadering)
Le président (devant l'assemblée debout)
Paul Vangansbeke, gewezen kamerlid is op 20 januari 2008 te Kortrijk overleden.
Hij zetelde in de Kamer als Volksunie vertegenwoordiger voor het arrondissement Kortrijk van december 1987 tot november 1991.
Hij was ook burgemeester van de gemeente Kuurne.
Ik heb de familie van onze oud-collega namens de Kamer de innige deelneming van onze assemblee betuigd.
De Kamer neemt een minuut stilte in acht.
La Chambre observe une minute de silence.
22 Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van de heer Hagen Goyvaerts over "het rapport van het Rekenhof over de aanwending en de besteding van de subsidies in het kader van de stads- en huisvestingscontracten" (nr. 11)
22 Motions déposées en conclusion de l'interpellation de M. Hagen Goyvaerts sur "le rapport de la Cour des comptes concernant l'affectation et l'usage des subsides dans le cadre des contrats de ville et des contrats de logement" (n° 11)
Deze interpellatie werd gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing van 22 januari 2008.
Cette interpellation a été développée en réunion publique de la commission de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société du 22 janvier 2008.
Drie moties werden ingediend (MOT nr. 011/1):
- een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Philippe Henry en Fouad Lahssaini;
- een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Rita De Bont en de heren Koen Bultinck en Hagen Goyvaerts;
- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Marie-Claire Lambert en de heren Jean-Luc Crucke en Yvan Mayeur.
Trois motions ont été déposées (MOT n° 011/1):
- une première motion de recommandation a été déposée par MM. Philippe Henry et Fouad Lahssaini;
- une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Rita De Bont et MM. Koen Bultinck et Hagen Goyvaerts;
- une motion pure et simple a été déposée par Mme Marie-Claire Lambert et MM. Jean-Luc Crucke et Yvan Mayeur.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.
La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring?
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote?
22.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zal het relatief kort houden.
Collega's, de aanleiding van mijn interpellatie was het zeer kritische rapport van het Rekenhof over het beleid van PS-minister Christian Dupont aangaande de stads- en huisvestingscontracten. Het rapport ging over de nogal lichtzinnige manier waarop tussen 2005 en 2007 zowat 198 miljoen euro op een weinig transparante manier werd gebruikt voor de besteding van die gelden voor het opkrikken van achterstallige wijken of achterstandswijken.
Daarbovenop komt dat heel het federaal grootstedenbeleid een communautair karakter heeft. Van de zevenhonderd aangeworven personeelsleden is 19% werkzaam in het Vlaams Gewest, 40% in het Waals Gewest en 41% in het Brussels Gewest. Daarmee wordt aangetoond dat het federaal grootstedenbeleid volledig op Waalse leest is geschoeid.
Mijn motie strekt ertoe om het grootstedenbeleid op federaal vlak niet voort te zetten en het als dusdanig over te hevelen naar de deelstaten, waar de bevoegdheid van het grootstedenbeleid zich nu al bevindt.
Dat zal, ons inziens, leiden tot een beter gebruik van de geldmiddelen. Dan zal ook op het terrein resultaat geboekt worden, in plaats van dat het geld over de balk wordt gegooid.
Ik ben er ook ten zeerste over verheugd dat CD&V de eenvoudige motie niet mee heeft ondertekend. Ik hoop dat CD&V onze motie zal steunen. Hoop doet leven.
22.02 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, chers collègues, en 1999-2000, lors de l'élaboration du projet de politique des grandes villes, les écologistes étaient aux affaires et avaient soutenu vigoureusement l'élaboration de cette politique, à laquelle ils croient toujours. Pour nous, ces projets sont toujours d'actualité et leurs objectifs doivent être renforcés. Pour ce faire, nous soutenons la démarche que le ministre Dupont va entreprendre à la suite des conclusions et des remarques du cahier de la Cour des comptes.
Il n'y a aucune raison pour nous de remettre en cause ces politiques, au contraire. Nous voulons qu'elles soient optimisées et c'est pour cela que nous reprenons certaines remarques de la Cour des comptes, trois d'entre elles en particulier. Pour nous, il est important que les indicateurs pour la sélection des projets soient plus pertinents, que les critères appliqués lors de la sélection soient plus cohérents et que les données soient plus souvent actualisées pour être conformes à la réalité du moment.
Quant à la forme, il nous paraît important que le gouvernement associe davantage le Parlement et vise une plus grande harmonisation de ses politiques avec celles des Régions et des Communautés. Ces politiques doivent atteindre leur objectif, c'est-à-dire réduire les foyers de pauvreté, plus particulièrement sous l'angle du logement. C'est là que se produisent les manquements, les effets pervers de cette politique soulignés par la Cour des comptes. Les foyers de pauvreté doivent être la priorité de ces politiques. C'est la raison pour laquelle nous continuons à les soutenir.
Le cahier de la Cour des comptes met en évidence certains éléments, mais la partie non visible de cette politique n'a pas été explicitée dans ce rapport. Cette partie non visible est celle que nous soutenons, parce qu'elle est performante et positive et qu'elle produit des résultats importants. Et nous voulons qu'elle se poursuive sur cette lancée.
Il nous importe que ces programmes se renforcent et gagnent en termes de pertinence et de cohérence. De même, les acteurs de terrain, les villes et les communes doivent être informés de la raison pour laquelle ces dernières n'ont pas été sélectionnées. Des villes comme Bruges et Namur ou une commune comme Ixelles, qui répondent aux critères établis par le ministre ou son administration, doivent recevoir une explication sur les motifs pour lesquels elles n'ont pas été retenues. Nous y gagnerions davantage en transparence et les griefs émis par la Cour des comptes deviendraient superflus, car ils portaient essentiellement sur des petites incohérences dans la sélection.
En définitive, votre soutien reste clair et sans ambiguïté.
Qui aime bien châtie bien! Nous restons à la disposition du gouvernement et du ministre pour surmonter les critiques qui leur ont été formulées.
De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
90 |
Oui |
Nee |
47 |
Non |
Onthoudingen |
4 |
Abstentions |
Totaal |
141 |
Total |
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervallen de moties van aanbeveling.
La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, les motions de recommandation sont caduques.
23 Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van de heer Filip De Man over "de controle van moskeeën en imams en over de verhoogde inzet van de politie omwille van dreigend terrorisme tijdens de eindejaarsperiode" (nr. 1)
23 Motions déposées en conclusion de l'interpellation de M. Filip De Man sur "le contrôle des mosquées et des imams et sur le renforcement de la présence policière pendant les fêtes de fin d'année par suite de menaces terroristes" (n° 1)
Deze interpellatie werd gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt van 23 januari 2008.
Cette interpellation a été développée en réunion publique de la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique du 23 janvier 2008.
Twee moties werden ingediend (MOT nr. 001/1):
- een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Linda Vissers en de heer Filip De Man;
- een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Leen Dierick en Jacqueline Galant en de heren Bruno Steegen, Éric Thiébaut en Bruno Van Grootenbrulle.
Deux motions ont été déposées (MOT n° 001/1):
- une motion de recommandation a été déposée par Mme Linda Vissers et M. Filip De Man;
- une motion pure et simple a été déposée
par Mmes Leen Dierick et Jacqueline Galant et MM. Bruno Steegen, Éric Thiébaut et Bruno Van
Grootenbrulle.
Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.
La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
95 |
Oui |
Nee |
47 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
142 |
Total |
De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervalt de motie van aanbeveling.
La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, la motion de recommandation est caduque.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 14 februari 2008 om 14.15 uur.
La séance est levée. Prochaine séance jeudi le 14 février 2008 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 16.46 uur.
La séance est levée à 16.46 heures.
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 52 PLEN 019 bijlage. |
L'annexe
est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 52 PLEN 019
annexe. |
|
|
|
|
Naamstemming
- Vote nominatif: 001
Ja |
090 |
Oui |
Arens,
Avontroodt, Bacquelaine, Becq, Bellot, Bogaert, Brotcorne, Chastel, Clarinval,
Clerfayt, Coëme, Collard, Cornil, Crucke, De Block, De Bue, De Clercq, de
Donnea, Delizée, della Faille de Leverghem, De Padt, De Potter, De Rammelaere,
De Schamphelaere, Devlies, De Wever, Dierick, Dieu, Di Rupo, Doomst, Eerdekens,
Flahaut, Flahaux, Frédéric, Galant, George, Giet, Hamal, Jadin, Jambon,
Jeholet, Kindermans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert, Lavaux, Lecomte,
Lejeune, Luykx, Maingain, Marghem, Mathot, Mayeur, Milquet, Moriau, Musin,
Nyssens, Otlet, Partyka, Pécriaux, Perpète, Prévot, Reuter, Salvi, Schiltz,
Schryvers, Smeyers, Somers, Steegen, Terwingen, Thiébaut, Tommelein,
Uyttersprot, Van Biesen, Van Campenhout, Van Cauter, Van Daele, Van den Bergh,
Van Grootenbrulle, Van Noppen, Van Quickenborne, Van Rompuy, Vautmans,
Vercamer, Verhaegen, Verherstraeten, Versnick, Wathelet, Wiaux, Yalçin
Nee |
047 |
Non |
Almaci,
Annemans, Bonte, Boulet, Bultinck, Cocriamont, Colen, De Bont, Dedecker, De
Maght, De Man, Detiège, De Vriendt, D'haeseleer, Douifi, Geerts, Genot,
Gerkens, Gilkinet, Goyvaerts, Henry, Kitir, Laeremans, Lahssaini, Landuyt,
Logghe, Mortelmans, Nollet, Pas, Peeters, Schoofs, Sevenhans, Stevenheydens,
Tobback, Tuybens, Valkeniers, Van Broeckhoven, Van den Bossche, Vandenhove, Van
der Maelen, Van der Straeten, Van de Velde, Van Hecke, Vanvelthoven, Vijnck,
Vissers, Werbrouck
Onthoudingen |
004 |
Abstentions |
De Clerck,
Deseyn, Goutry, Muylle
Naamstemming
- Vote nominatif: 002
Ja |
095 |
Oui |
Arens,
Avontroodt, Bacquelaine, Becq, Bellot, Bogaert, Brotcorne, Burgeon, Chastel,
Clarinval, Clerfayt, Coëme, Collard, Cornil, Crucke, De Block, De Bue, De
Clerck, De Clercq, de Donnea, Delizée, della Faille de Leverghem, De Padt, De
Potter, De Rammelaere, De Schamphelaere, Deseyn, Devlies, De Wever, Dierick,
Dieu, Di Rupo, Doomst, Eerdekens, Flahaut, Flahaux, Frédéric, Galant, George,
Giet, Goutry, Hamal, Jadin, Jambon, Jeholet, Kindermans, Lahaye-Battheu,
Lalieux, Lambert, Lavaux, Lecomte, Lejeune, Luykx, Maingain, Marghem, Mathot,
Mayeur, Milquet, Moriau, Musin, Muylle, Nyssens, Otlet, Partyka, Pécriaux,
Perpète, Prévot, Reuter, Salvi, Schiltz, Schryvers, Smeyers, Somers, Steegen, Terwingen,
Thiébaut, Tommelein, Uyttersprot, Van Biesen, Van Campenhout, Van Cauter, Van
Daele, Van den Bergh, Van Grootenbrulle, Van Noppen, Van Quickenborne, Van
Rompuy, Vautmans, Vercamer, Verhaegen, Verherstraeten, Versnick, Wathelet,
Wiaux, Yalçin
Nee |
047 |
Non |
Almaci,
Annemans, Bonte, Boulet, Bultinck, Cocriamont, Colen, De Bont, Dedecker, De
Maght, De Man, Detiège, De Vriendt, D'haeseleer, Douifi, Geerts, Genot,
Gerkens, Gilkinet, Goyvaerts, Henry, Kitir, Laeremans, Lahssaini, Landuyt, Logghe,
Mortelmans, Nollet, Pas, Peeters, Schoofs, Sevenhans, Stevenheydens, Tobback,
Tuybens, Valkeniers, Van Broeckhoven, Van den Bossche, Vandenhove, Van der
Maelen, Van der Straeten, Van de Velde, Van Hecke, Vanvelthoven, Vijnck,
Vissers, Werbrouck
Onthoudingen |
000 |
Abstentions |