Séance plénière |
|
van donderdag 8 mei 2008 Namiddag ______ |
du jeudi 8 mai 2008 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer Herman Van Rompuy.
La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. Herman Van Rompuy.
Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Bernard Clerfayt, Patrick Dewael, Julie Fernandez-Fernandez, Sabine Laruelle, Yves Leterme, Paul Magnette, Charles Michel, Joëlle Milquet, Laurette Onkelinx, Didier Reynders, Jo Vandeurzen, Inge Vervotte.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Véronique Salvi, zwangerschapsverlof / congé de maternité;
Stefaan Van
Hecke, familieaangelegenheden / raisons familiales;
Dirk Van der
Maelen, buitenslands / à l'étranger.
Collega’s, vous avez reçu un projet d’ordre du jour pour la séance de cette semaine. Wij zijn daarover bijeengeweest in de Conferentie van voorzitters vorige dinsdag en hebben over de agenda op zich geen akkoord kunnen bereiken, tenzij de allerminimaalste vorm van agenda die ik heb rondgestuurd. De plenaire vergadering moet dan wel de agenda vervolledigen en bepalen.
Zijn er dienaangaande opmerkingen?
01.01 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, de afgelopen vijf tot zes weken heeft de regering in de Kamer belangrijke wetsontwerpen neergelegd die maatregelen inhouden op diverse domeinen: het ontwerp van programmawet, twee ontwerpen houdende diverse bepalingen en het ontwerp van begroting.
Durant ces dernières semaines, le gouvernement a déposé des projets importants comme le projet de loi-programme, le projet de loi portant des dispositions diverses et le projet de budget 2008. La discussion de ces projets en commission est maintenant terminée.
Zeker wat betreft de programmawet en de wetsontwerpen houdende diverse bepalingen is het mogelijk om het debat en de stemming vandaag te houden. Ik vraag dan ook in naam van de regering de inschrijving van de behandeling van en de stemming over de betrokken ontwerpen aan de agenda van de plenaire vergadering.
De voorzitter: Mijnheer de eerste minister, u vraagt om aan de ontwerpagenda van vandaag de programmawet en de wet houdende diverse bepalingen toe te voegen.
Voor de volledigheid moet ik nog zeggen – dat was mij even ontgaan – dat wij ook een vraag om interpellatie hebben gehad van vier collega’s. Als ik u heb gehoord, is mijn voorstel van agenda om te beginnen met de mondelinge vragen, dan de interpellaties, vervolgens de bespreking van de programmawet en de wet houdende diverse bepalingen, de inoverwegingnemingen en dan de naamstemmingen over een motie die al ter tafel ligt en over de programmawet. Dat is mijn voorstel voor de agenda.
01.02 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wil u vragen om daar de wetsvoorstellen over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde aan toe te voegen. Ter wijziging van uw voorstel vraag ik om de interpellaties, indien ze hoogdringend en belangrijk zijn – wat naar mijn oordeel het geval is en waarover ook de Conferentie het eens was – voor het vragenuurtje te plaatsen.
De voorzitter: Ik consulteer de vergadering over mijn voorstel van agenda.
01.03 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, comme je l'ai signalé en Conférence des présidents, au nom de mon groupe Ecolo-Groen!, je demande à pouvoir interpeller le premier ministre en début de séance. La situation politique est telle que l'interpellation que nous avons déposée nécessite une réponse du premier ministre.
Le président: Dois-je interpréter votre suggestion comme une proposition d'agenda?
01.04 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, vous pouvez interpréter ma proposition comme une proposition liée à l'ordre du jour de l'agenda, à l'ordre de l'ordre du jour!
Le président: Plaît-il?
01.05 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): À l'ordre de l'ordre du jour! En effet, dans votre propre proposition, vous reprenez les interpellations. Je demande simplement de modifier l'ordre de l'ordre du jour!
Le président: Oui, je vous avais bien compris! Mais l'ordre dans lequel les travaux se déroulent constitue également une modification de l'agenda!
01.06 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij aansluiten bij mijn twee collega’s. Ik vraag het wetsvoorstel voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde aan de agenda te plaatsen en de interpellaties te houden vóór de mondelinge vragen.
U bent erin geslaagd om vorige week het Parlement te sluiten wat toch een heel grote uitzondering is om geen interpellaties te kunnen houden. Ik vind dat dit vandaag voorrang heeft, zeker gezien de gespannen politieke situatie in dit land. Ik pleit ervoor de interpellaties te houden vóór de mondelinge vragen en ook het wetsvoorstel Brussel-Halle-Vilvoorde op de agenda te plaatsen.
01.07 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, au nom de mon groupe, je voudrais soutenir la proposition d'agenda que vous venez de communiquer et qui consiste à soumettre à l'assemblée la loi-programme et la loi portant des dispositions diverses. Il nous semble que les mesures reprises dans cette loi-programme et dans la loi portant des dispositions diverses touchent à des matières requérant l'urgence. Nous ne pouvons plus tergiverser par rapport à des mesures nécessaires en matière de pensions, de santé, de pouvoir d'achat. Il me paraît absolument indispensable que la Chambre puisse examiner cet après-midi la loi-programme et la loi portant des dispositions diverses. Je souscris donc à votre proposition d'ordre du jour.
01.08 Thierry Giet (PS): Monsieur le président, je voudrais abonder dans ce sens et vous demander de donner suite à la proposition du premier ministre, de compléter votre ordre du jour par ces textes qui sont en définitive la traduction de priorités socio-économiques dont toute la population a bien besoin. Nous sommes au mois de mai et nous n'avons pas encore de budget. Il est donc important que le Parlement s'occupe de ces textes avant tout, que ce soit pour l'amélioration des revenus ou pour celle des pensions par exemple.
01.09 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, au nom du groupe cdH et à l'instar de mes collègues du MR et du PS, nous souscrivons à la proposition d'agenda que vous venez de formuler, sans modifications.
01.10 Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's, wij willen dat het programma van deze regering wordt uitgevoerd. Daarom steunen wij de vraag van de eerste minister om de programmawet en de ontwerpen houdende diverse bepalingen in deze vergadering te agenderen, te bespreken en goed te keuren. Omwille van de maatregelen tot verhoging van een aantal sociale uitkeringen en de belastingverminderingen die in die ontwerpen zijn opgenomen, willen wij dat zij eerst worden behandeld en goedgekeurd. Wij willen de uitvoering van die broodnodige maatregelen niet in het gedrang brengen.
Wij vragen ook dat de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen voor de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wordt voortgezet. De parlementaire behandeling van die wetsvoorstellen hoeft een onderhandelde oplossing niet in de weg te staan indien daarvoor het gepaste kader kan worden gecreëerd. Wij steunen de eerste minister in zijn initiatieven om een onderhandelde oplossing te bereiken. Dat is het standpunt dat wij de voorbije weken hebben ingenomen; dat blijft ons standpunt.
Daarom zullen wij, na de goedkeuring van de agenda met de regeringsontwerpen, een motie indienen met de vraag voor een agendawijziging om de wetsvoorstellen voor de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde aan de agenda van deze vergadering toe te voegen.
01.11 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik wil benadrukken dat de programmawet voor ons op de agenda mag komen. Toch wil ik wel zeggen dat het feit dat totnogtoe heel veel zaken niet op de agenda gekomen zijn, ook wel te maken heeft met de preoccupatie en het gebrek aan beslissingsvermogen van de regering zelf. Het feit dat heel wat zaken tussen alle andere door op de agenda worden gegooid, zorgt ervoor dat er weinig tijd is om op een serene manier het debat erover te voeren. Dat is wel veelzeggend.
Ik steun ook de vraag van mijn collega, de heer Nollet, en van een aantal andere collega's, om de interpellaties voor de actuele vragen te laten komen, omdat op dit moment dat de meest actuele zaak is, gemaakt door deze regering, door deze premier en door het gebrek aan beslissingsvermogen van deze regeringspartijen. Vandaar, graag de interpellaties helemaal aan het begin van de agenda, want anders is het zeer moeilijk om een sereen debat te voeren over de andere agendapunten; vergis u op dat vlak niet.
01.12 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik hoor hier de fractievoorzitters – ik moet er een beetje mee lachen – allemaal pleiten voor de programmawet en het ontwerp houdende diverse bepalingen. Dat spreekt nogal voor zich, lijkt me. Dat er hier verklaringen worden afgelegd over de hoogdringendheid daarvan, spreekt ook nogal voor zich. De bespreking is zeker dringend na de afgelopen elf maanden dat we in de miserie hebben gezeten in dit land.
Ook de begroting is echter hoogdringend. Toch stel ik vast dat dienaangaande de commissie voor de Financiën al een aantal keren niet is kunnen samenkomen wegens van de afwezigheid van de meerderheid.
Dat wou ik even benadrukken. Ik ben ervoor dat de programmawet en de wet houdende diverse bepalingen vandaag worden behandeld, maar ook dat de begroting snel wordt behandeld. De meerderheid moet dus in de commissie aanwezig zijn en haar verantwoordelijkheid opnemen.
Ten tweede, ik hoor collega Verherstraeten zeggen dat hij voor een onderhandelde oplossing is, dat hoor ik iedereen in dit halfrond zeggen, en dat hij eerste minister Leterme steunt in zijn initiatieven om tot een onderhandelde oplossing te komen. Na elf maanden is er nog geen enkel initiatief gekomen om over de grond van de zaak te spreken.
Mijnheer de eerste minister, als wij hier vandaag ik weet niet wat gaan beslissen, er zal wat tijd worden gewonnen, neem dan de koe bij de hoorns en begin er nu eindelijk aan.
Ten derde, in verband met de interpellaties steun ik de vraag van de collega’s om de interpellaties als eerste punt op de agenda te zetten.
01.13 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik steun uw voorstel omtrent de agenda. Ik heb collega Verherstraeten gehoord die de bijkomende agendering vraagt van de wetsvoorstellen over Brussel-Halle-Vilvoorde. Als die agendering wordt gevraagd, zullen wij ze uiteraard steunen, want wij hebben zelf mee deze wetsvoorstellen ingediend.
01.14 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb een voorstel van administratieve vereenvoudiging. Dat is in het kader van het goed bestuur naar mijn oordeel toch een goed voorstel. Ik stel namelijk voor dat wij niet zouden stemmen over uw voorstel, de agenda zonder Brussel-Halle-Vilvoorde, maar dat wij zouden stemmen over het voorstel van de heer Verherstraeten om de agenda met Brussel-Halle-Vilvoorde goed te keuren.
De voorzitter: Dat hebt u daarnet voorgesteld. Dat was uw voorstel van agenda.
01.15 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ja, maar ik zie dat het nu wordt bijgevallen door een fractie die groot genoeg is om samen met het Vlaams Belang een derde van de Kamer te vormen.
De voorzitter: Ik weet niet of de heren Verherstraeten en Annemans mekaar voor honderd procent goed hebben begrepen.
01.16 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, laten wij stemmen over de agenda zoals ik die heb voorgesteld, want dat is veel eenvoudiger dan te stemmen over uw agenda, want dan moeten wij nadien stemmen over een agendawijziging van uw agenda.
Welke rol speelt u? Bent u de voorzitter van CD&V? Neen.
De voorzitter: Ik ben dat geweest.
01.17 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Bent u de kamervoorzitter van iedereen? Ja.
Er is dus een nuance tussen de kamervoorzitter en CD&V, want CD&V wil nadien uw agenda wijzigen.
Laten wij de vaudeville dus niet te lang trekken. Ik ga niet terug uitweiden over het sluiten van de deuren van deze Kamer, over het afschaffen van dit Parlement en dergelijke meer. Ik ga die wonden niet openrijten, mijnheer de voorzitter. Laten wij het echter eenvoudig houden. Laten wij stemmen over een voorstel om Brussel-Halle-Vilvoorde vandaag aan de agenda toe te voegen, niet apart maar meteen, zodat wij geen twee stemmingen moeten houden, maar slechts één.
De voorzitter: Ik volg u in de eenvoud, het is te zeggen dat er moet worden gestemd. Dat is altijd het eenvoudigste. Dat gaan wij seffens dan ook doen.
Collega's, ik heb drie voorstellen van agenda. Een eerste voorstel is het voorstel dat ik u heb gedaan. Een tweede voorstel van agenda is dat van de heer Annemans. Een derde voorstel van agenda is dat van de heer Nollet, die volgens mij Brussel-Halle-Vilvoorde niet in zijn voorstel insluit, maar de volgorde in mijn voorstel van mondelinge vragen en interpellaties omkeert.
Het is een heel moeilijke zaak. We hebben immers drie gelijkwaardige voorstellen.
01.18 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): U moet eerst het meest verregaande voorstel voorleggen en dat is het mijne.
De voorzitter: Dat hangt af van het standpunt dat men inneemt. Ik weet dat het in deze omstandigheden moeilijk aan te nemen is, maar ik wil de meest geobjectiveerde methode toepassen en de Kamer vragen welk van de drie voorstellen – ik had verwacht dat er meer voorstellen van agenda zouden zijn – zij prioritair wenst te stemmen: het voorstel dat ik u heb gedaan nadat ik de regering heb gehoord, het voorstel van de heer Annemans of het voorstel van de heer Nollet.
Ik stel voor om een na een – als er natuurlijk een de volledige prioriteit heeft, is de zaak duidelijk – te stemmen over de voorstellen die we prioritair vinden, en daarna over de agenda zelf.
Collega's, ik stel concreet voor dat de Kamer zich zou uitspreken over de opeenvolgende prioriteit van de drie voorstellen. Het is het meest objectiveerbaar voorstel wat u zich kunt inbeelden. Ik ken geen ander. Zo niet moet ik op basis van het criterium van verregaandheid laten stemmen en dat criterium bestaat niet.
01.19 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het criterium van verregaandheid is gewoonweg het feit dat ik een voorstel indien dat verregaander is dan dat van de premier, die alleen maar over de programmawet wil spreken. Ik wil ook over Brussel-Halle-Vilvoorde spreken.
Misschien kunt u laten stemmen of u Brussel-Halle-Vilvoorde verregaand vindt of niet. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat vandaag daarover stemmen erg verregaand is.
01.20 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, er is maar een punt van verschil.
Uw voorstel is goed en wordt aangevuld met de programmawet. Ik denk dat daarover eensgezindheid bestaat. Over het feit of de interpellaties aan bod komen, bestaat ook eensgezindheid. Er is de vraag van een aantal fractieleiders om ze vóór de mondelinge vragen aan de agenda te plaatsen. Ik heb niemand zich daartegen zien verzetten, dus dat lijkt mij ook verworven.
Dan is het gewoon de vraag om dat te laten goedkeuren, om dan vervolgens te stemmen over het amendement van CD&V en Vlaams Belang om Brussel-Halle-Vilvoorde aan de agenda toe te voegen. Zo simpel is het volgens mij.
De voorzitter: Ik denk, eerlijk gezegd, dat er een verschil is, als ik het goed heb begrepen. De heer Annemans wil onmiddellijk over Brussel-Halle-Vilvoorde stemmen in de agenda. De heer Verherstraeten is het eens met de agenda, maar kondigt aan dat hij achteraf een wijziging van de agenda zal vragen.
01.21 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, si j'ai formulé la proposition de pouvoir commencer par interpeller le premier ministre, c'est parce que j'ai encore l'espoir, petit, qu'en fonction de sa réponse, le reste des questions qui doivent être traitées, notamment celles sur l'ordre du jour, pourraient se régler de manière pacifique.
Je n'en suis pas certain. C'est évidemment un risque que nous prenons.
En fonction de la réponse du premier ministre, nous pourrons voir s'il saisit l'opportunité que nous lui offrons aujourd'hui de prendre ses responsabilités et de nous dire ce qu'il peut faire et ce qu'il veut faire.
01.22 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, wij vragen, ten eerste, om te beginnen met de interpellaties. Wij vragen, ten tweede, de toevoeging van de wet betreffende de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. U moet toch een beetje eerlijk zijn. Wij krijgen hier nogal veel last van tsjevenstreken. Gisteren had u al een extra dag gepland om de debatten over de programmawet en de diverse bepalingen te voeren. Nu wilt u daarmee beginnen, uiteraard in de hoop om die debatten de hele nacht door te rekken, zodat de rest vervalt. U had dat gisteren al ingevoerd, zodat wij vandaag zouden kunnen beginnen met de interpellaties, die inderdaad zeer veel betrekking hebben op Brussel-Halle-Vilvoorde, die betrekking hebben op het feit dat onze eerste minister vorige week is weggebleven en op het feit dat u vorige week het Parlement hebt gesloten. Vandaag tracht u opnieuw het debat in de kiem te smoren. Wij kunnen vandaag met de interpellaties beginnen.
01.23 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, si je comprends bien, votre proposition et celle de M. Nollet ne diffèrent pas quant au contenu de l'ordre du jour. La seule différence réside dans le fait que les interpellations viendraient avant ou après les questions orales. Pour ma part, je n'ai aucune objection à ce que les interpellations puissent avoir lieu avant.
01.24 Thierry Giet (PS): Monsieur le président, je tiens à préciser que cela ne change pas fondamentalement la proposition que vous avez faite. Pour le reste, vous invitez à revenir à votre cheminement, à savoir que nous avons plusieurs propositions d'ordre du jour fondamentalement différentes, mis à part le fait d'inverser l'ordre des questions et des interpellations. Vous souhaitez demander à la Chambre, puisque c'est de cette façon que nous travaillons, de se prononcer sur votre proposition d'ordre du jour. Si cette proposition ne récolte pas la majorité, nous passerons à une autre proposition d'ordre du jour. C'est assez simple.
Le président: Monsieur Nollet, si nous inversons l'ordre, donc si les interpellations viennent avant les questions orales, il n'y a pas de nouvelle proposition d'agenda.
01.25 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, à ce stade et en fonction de la réponse du premier ministre, bien entendu, oui.
01.26 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik daag u uit. Deze Kamer is het er politiek volledig en unaniem over eens dat wij vandaag de programmawet zullen behandelen. Daarover moet u niet laten stemmen, tenzij u daarmee wilt vermijden dat er wordt gestemd over mijn voorstel.
Het lijkt mij logischer – dat is het bewijs dat het het meest verregaand is – dat u laat stemmen over de vraag of de agenda met Brussel-Halle-Vilvoorde wordt goedgekeurd of niet. Wordt die afgekeurd, dan vallen we terug op de unanieme goedkeuring. Ik kan dan in ieder geval namens mijn fractie de unanieme goedkeuring bevestigen van het feit dat we dat gaan doen met de programmawet vandaag. Stem dus over de vraag of mijn voorstel ja dan nee door deze Kamer wordt aanvaard of niet. Nu laten stemmen over de vraag of er over een van die twee moet worden gestemd, dat is, excuseer mij, een tjeventruc zoals hier reeds is gezegd.
De voorzitter: Wat het ook weze, dat laat ik voor uw rekening. Het is niet altijd een scheldwoord trouwens.
Collega’s, wij hebben alles gezegd wat er over dat proceduredebat moet worden gezegd. Ik doe een formeel voorstel over mijn agenda, geamendeerd in vergadering. In dat voorstel hebben wij eerst de interpellaties waarvan er vier zijn ingeschreven, daarna de mondelinge vragen, daarna een voorstel om de programmawet en de wet houdende diverse bepalingen te bespreken met de daarbij horende stemmingen, en de in overwegingneming. Dat is een afgerond voorstel. Daarnaast is er een voorstel om daaraan toe te voegen de bespreking en de stemmingen, neem ik aan, van de wetsvoorstellen Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat zijn twee voorstellen die ter tafel liggen.
Mijn voorstel is dat ik nu ter stemming leg welke van de twee de prioriteit heeft. Ik zou voorstellen dat wij daarover stemmen. Wij stemmen over de prioriteit voor mijn voorstel, geamendeerd. Ik stel de vraag of mijn voorstel prioriteit kan krijgen. Wij stemmen erover of mijn voorstel van de Kamer de prioriteit kan krijgen. Daarnaast hebben we de stemming over de agenda op zichzelf. Dat is een totaal objectieve methode.
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
112 |
Oui |
Nee |
18 |
Non |
Onthoudingen |
2 |
Abstentions |
Totaal |
132 |
Total |
Collega’s, van de twee voorstellen heeft mijn voorstel prioriteit gekregen. Wij stemmen nu ten gronde over de agenda.
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
107 |
Oui |
Nee |
30 |
Non |
Onthoudingen |
3 |
Abstentions |
Totaal |
140 |
Total |
De Kamer heeft een agenda. (Tumult)
01.27 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp werkelijk niet waarom dit nu in chaos moet eindigen. Ik heb gezien dat deze regering er niet in slaagt om over de agenda en de werkwijze voor Brussel-Halle-Vilvoorde een akkoord te bereiken. Nu gaat het hier in het Parlement zelfs over in pure chaos als het over de agenda gaat. (Tumult) Mijnheer de voorzitter, ik heb het woord.
De voorzitter: Mijnheer Vanvelthoven, ik dacht dat u klaar was. Maak uw betoog af, dan kan de heer Annemans daarna het woord nemen.
01.28 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, er was een klaar en duidelijk voorstel over de agenda. Dan hebt u een wissewasje gedaan waarbij niemand begreep waar het over ging, in elk geval in mijn fractie niet. Jullie wel? Het verschil zal zijn dat dit van tevoren met jullie goed is doorgesproken en met ons niet. Op het moment dat wij over de agenda stemmen, en dat het voor mijn fractie niet duidelijk is en wij daarover het woord vragen, dan gaat u gewoon verder.
Ik vind dat dus niet correct. Ik heb gevraagd dat de stemming niet zou doorgaan vooraleer wij een verduidelijking van u kregen. Ik heb die niet gehad.
De voorzitter: Voor alle duidelijkheid. Ik kan niet duidelijker zijn. Ik heb u tot drie keer toe gezegd wat het voorstel van agenda is. Tot drie keer toe heb ik u dat gezegd.
01.29 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Voor mijn duidelijkheid heb ik u gevraagd of uw voorstel van agenda was…
De voorzitter: Een heel grote meerderheid heeft zich voor die agenda uitgesproken.
01.30 Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik heb mij onthouden en daarom heb ik het recht om te verklaren waarom ik mij heb onthouden. Ik heb mij onthouden omdat deze stemming op een vrij amateuristische wijze en absoluut niet duidelijk voor alle kamerleden heeft plaatsgevonden. Ik meen dat u de voorzitter bent van alle Kamerleden en niet van een gedeelte van de Kamerleden. Laat heel duidelijk zijn dat het Parlement hier door de regering de arm wordt omgedraaid en ik kan dit alleen maar bijzonder betreuren.
De voorzitter: Mag ik nog even de stemming herhalen? 107 leden hebben ja gestemd, 30 hebben nee gestemd en 3 hebben zich onthouden.
01.31 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik moet de collega’s van de sp.a helaas tegenspreken. Het is niet zo dat hier iets verwarrend heeft plaatsgevonden. Wat heeft plaatsgevonden is zeer duidelijk, althans voor mij. Ik zal u uitleggen wat heeft plaatsgevonden. Ik ga het niet aan u uitleggen, mijnheer de voorzitter, want u weet dat ook. Dat is de reden waarom u de zaken heeft gemanipuleerd.
Hier mocht vandaag niet over Brussel-Halle-Vilvoorde worden gestemd. Meer nog, er mocht zelfs geen schijn worden gewekt dat erover zou worden gestemd. Dat is volgens mij de afspraak. CD&V zal hier vandaag proberen met een motie de schijn te wekken dat zij nog doet wat zij heeft beloofd aan de kiezer. Wat zij vandaag eigenlijk heeft gedaan, is gestemd tegen een agenda waar Brussel-Halle-Vilvoorde op stond.
01.32 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik wil mijn twee vorige collega’s bijtreden. U hebt op twee weken tijd nu twee keer het bewijs geleverd dat u geen voorzitter bent van alle parlementsleden. U bent hier nog altijd voorzitter van de CD&V.
Veertien dagen aan een stuk bent u dit Parlement aan het manipuleren. U hebt twee weken geleden de agenda laten schrappen. U hebt dit vorige week misbruikt om te zeggen dat er geen plenaire vergadering van het Parlement was. Vandaag maakt u een amalgaam van voorstellen zodat alles vergaat in zuivere manipulatie van het Parlement. Ik vraag dat wij de stemming herdoen over duidelijke voorstellen. Ik vraag dit met aandrang.
De voorzitter: Mijnheer Dedecker, de Kamer heeft zich in alle duidelijkheid uitgesproken. Honderd en zeven leden stemden voor. Alle duidelijkheid.
01.33 Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, u hebt een duidelijke agenda voorgelegd aan de Kamer. De Kamer heeft zich daarover uitgesproken; de agenda is vastgelegd.
Wat collega Annemans heeft gezegd, dien ik tegen te spreken. Ik zal inderdaad een motie indienen. Na de stemming over de wetsontwerpen zal er daarover worden gesproken.
De voorzitter: Collega's, de heer Verherstraeten overhandigt mij een motie.
"In toepassing van artikel 17, §3, van het Reglement van de Kamer, verzoek ik u het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving" – het tweede dan – "met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde na de stemmingen over de programmawet en de ontwerpen houdende diverse bepalingen aan de agenda van deze vergadering toe te voegen."
Ik zal daar te gepasten tijde over laten stemmen.
Collega's, ik heb ook een motie ontvangen van de heer Annemans. Ik ontdek ze; ik heb ze nog niet kunnen lezen.
"Gelet op het feit dat het hangende belangenconflict in verband met het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde volledig is afgelopen, met als gevolg dat in toepassing van artikel 102 van het Reglement van de Kamer de Kamer de behandeling van het voornoemd wetsvoorstel kan hervatten, verzoekt de Kamer met toepassing van artikel 17 van het Reglement van de Kamer aan de agenda van het plenum van vandaag het wetsvoorstel tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde toe te voegen."
De heer Annemans doelt op de paragraaf die we veertien dagen geleden hebben ingeroepen, met de vijftig leden, artikel 17, §3. De heer Verherstraeten heeft een gelijkaardig voorstel ingediend.
01.34 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de heer Verherstraeten vraagt om dat vanavond, tijdens de avonduren, even tussen de plooien door te doen. Ik vraag u om het meteen te doen.
De voorzitter: Ik kan op elk ogenblik bepalen wanneer we daarover zullen stemmen. We zullen daar later over stemmen, in de loop van de vergadering.
Collega's, we hebben een agenda.
Mijnheer Van de Velde, ik gun u de allerlaatste interventie.
01.35 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik durf te betwisten dat de stemming die u nu hebt georganiseerd, geldig is. Ze is ongeldig omdat u amendementen hebt voorgelegd gekregen, die u niet ter stemming hebt voorgelegd.
Daarenboven, ik wil de heer Annemans het werk niet uit handen nemen, maar de motie die u hebt voorgelezen, is ingediend vooraleer de stemming van start ging.
Ik denk dat het dus werkelijk alle respect verdient, ten eerste, om over de amendementen te stemmen, en ten tweede, om de ordemotie op een deftige manier aan de agenda te plaatsen.
01.36 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik wil niet polemiseren, maar het was bij de tweede stemming niet duidelijk waarover de stemming ging en ik zou willen aangeven dat mijn collega Wouter De Vriendt en ikzelf hebben gestemd zoals mijn fractie en u willen vragen om dat ook zo te noteren en in die zin te wijzigen.
De voorzitter: Collega’s, wij hebben een agenda. Ik stel voor dat wij aan de uitvoering van deze agenda beginnen. Wij beginnen met de interpellaties.
02 Samengevoegde interpellaties van
- de heer Gerolf Annemans tot de eerste minister over "de stabiliteit van de regering gelet op het 'zogenaamde' tweede pakket van de staatshervorming en de splitsing van BHV" (nr. 51)
- de heer Jean-Marc Nollet tot de eerste minister over "de aanpak van het dossier BHV" (nr. 53)
- de heer Peter Vanvelthoven tot de eerste minister over "de verlamming van de regering als gevolg van de heersende onenigheden over tal van dossiers en meer in het bijzonder omtrent het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde" (nr. 54)
- de heer Jean-Marie Dedecker tot de eerste minister over "het beheer van het BHV-dossier door de eerste minister en de parlementaire afwikkeling ervan" (nr. 55)
- mevrouw Meyrem Almaci tot de eerste minister over "de onenigheid binnen de regering en de manier waarop de eerste minister het dossier BHV beheert" (nr. 56)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "la stabilité du gouvernement dans la perspective du deuxième paquet de réformes institutionnelles et de la scission de BHV" (n° 51)
- M. Jean-Marc Nollet au premier ministre sur "la manière de gérer le dossier BHV" (n° 53)
- M. Peter Vanvelthoven au premier ministre sur "la paralysie du gouvernement par suite de désaccords persistants au sujet de nombreux dossiers et notamment du dossier Bruxelles-Hal-Vilvorde" (n° 54)
- M. Jean-Marie Dedecker au premier ministre sur "la gestion du dossier BHV par le premier ministre et le dénouement parlementaire de ce dossier" (n° 55)
- Mme Meyrem Almaci au premier ministre sur "les dissensions au sein du gouvernement et la manière dont le premier ministre gère le dossier BHV" (n° 56)
Het is de regel
dat de hoofdinterpellant – dat is de heer Annemans – over tien minuten
spreektijd beschikt en dat aan de andere interpellanten vijf minuten spreektijd
wordt toegekend, waarna ik aanneem dat de eerste minister zal antwoorden.
02.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, ik heb maar tien minuten spreektijd.
Mijnheer de eerste minister, het is op deze manier dat wij moeten proberen om toch nog een parlementaire dialoog te kunnen tot stand brengen met u, hoewel ik de hoop aan het laten varen ben dat dit nog zal lukken. Ik probeer het echter nog een laatste keer.
U weet waarom Brussel-Halle-Vilvoorde belangrijk is, maar u krijgt niet uitgelegd aan de Franstaligen dat daarvoor geen Vlaamse prijs kan worden betaald. Nadat wij in dit land eerst de Vlaamse meerderheid buitenspel hebben laten zetten doordat wij haar voor een aantal zaken hebben laten binden aan tweederdewetten, de grendelwetten, is er in alle constructies van het Belgisch koninkrijk iets overgebleven waarover Vlamingen bij meerderheid – zoals u ooit hebt gezegd – op vijf minuten kunnen beslissen. Dat zijn die kiesomschrijvingen.
Er is dus niets dat ons verplicht om, zoals de Grondwet en de bijzondere wetten bepalen, ons als Vlamingen te binden aan een tweederdeprincipe of aan een grendel. Het enige wat dat kan verhinderen, is de alarmbel – een andere term uit het gevangeniswezen; naast de grendel is er de alarmbel – na de stemming.
Dat er zoiets zou bestaan als hetgeen de heer Dewael al wekenlang probeert te verkopen, met name de noodzaak voor de Vlamingen om te onderhandelen over Brussel-Halle-Vilvoorde, is niet waar. Dat moet u proberen uit te leggen aan de Franstaligen. U staat met de rug tegen de muur, mijnheer Leterme. U hebt geen marge daarvoor. Dat dossier is niet oplosbaar als u hen niet uitlegt dat we dat nu moeten stemmen waarna we kunnen onderhandelen over staatshervormingen en over nieuwe vormen van bijzondere wetten, maar dat hierover niet valt te onderhandelen.
Toen u vanwege Verhofstadt de opdracht kreeg om eerste minister te worden, hebt u de fout begaan te erkennen dat er wel een zogenaamde onderhandelde oplossing moest komen. Daar is de fout gebeurd. U kunt daarover niet onderhandelen en toch hebt u erkend het te zullen doen. Dat is de grote denkfout en zo geraakt u van de ene contradictie in de andere.
De belangrijkste contradictie hebben we de afgelopen weken gezien, met name dat CD&V'ers smeken om de maatregelen van de gevangenissen, de maatregelen van de grendels, de alarmbellen en de belangenconflicten die door het koninkrijk aan de Franstaligen werden gegeven nu toe te passen.
Dit is natuurlijk de wereld op zijn kop, dat CD&V smeekt dat men een belangenconflict indient. Dat is voor de kiezer in Vlaanderen onbegrijpelijk. Dan kan de heer Dewael nog honderd keer zeggen: wij zijn aan het onderhandelen, wij moeten daarover onderhandelen. Het is gewoon niet waar. Zo komt u in al die contradicties terecht, en dat is wat ik vandaag wil onderstrepen.
Het is misschien een goed argument dat u tegenover de Franstaligen de komende dagen kunt gebruiken. Het gaat niet om een symbooldossier, om een vaudeville, om iets wat alleen maar symboliek in zich heeft of een confrontatie van Gemeenschappen is. Het gaat over mensen! Het gaat om de bewoonbaarheid en de leefbaarheid van de Vlaamse Rand rond Brussel. Het gaat niet over abstracties. Het gaat over realiteiten.
Die realiteiten hebben destijds trouwens voortreffelijk geleid tot allerlei uitspraken, die ik Vlaanderen hier niet kan onthouden. Wij hebben twee mapjes met uitspraken: een van voor de verkiezingen van 13 juni 2004 en een van na die verkiezingen. Mijnheer Leterme, u zult zich die herinneren. Het zijn de verkiezingen die u nadien minister-president van de Vlaamse regering hebben gemaakt.
De uitspraken zijn menigvuldig. Zij begonnen met Geert Bourgeois, in de aanloop naar de verkiezingen. Mijnheer De Wever, u herinnert zich dat wel. De Morgen ondervroeg Geert Bourgeois. “Wij willen dat de kieskring wordt gesplitst voor wij in een Vlaamse regering stappen.” De Morgen: “Zet u dus geen handtekeningen onder een Vlaams regeerakkoord voor de splitsing is goedgekeurd in het federale Parlement?” Bourgeois: “Inderdaad.” Om helemaal zeker te zijn, vraagt De Morgen: “Als die splitsing niet federaal wordt goedgekeurd, tekent u geen Vlaams regeerakkoord?” Bourgeois: “Daar komt het inderdaad op neer.”
Dat is het uitgangspunt geweest. Dit is de kern geweest: wij gaan naar de kiezer in 2004 om uit de oppositie weg te geraken. Mijnheer De Clerck, herinnert u het zich? De heer Leterme was de leider van uw partij geworden. Hij maakte schluss met het verleden, waar u nog het laatste symbool van was. Hij zorgde ervoor dat u naar de kiezer kon gaan met een vaste belofte, een klare lijn, helder en duidelijk: wij stappen in de Vlaamse regering, maar eerst splitsen wij Brussel-Halle-Vilvoorde.
De verklaringen van Bart Somers zal ik hier niet allemaal voorlezen. Bart Somers was toen minister-president, in opdracht van Verhofstadt, van de Vlaamse regering. Op het ogenblik dat de Waalse partijen de Vlamingen het vreemdelingenstemrecht oplegden met behulp van sp.a, zei hij: “Wij zullen dit onthouden. Niets belet ons nog om op onze beurt onze meerderheid uit te spelen om bijvoorbeeld de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde af te dwingen.” Dat zei Bart Somers in het Belang van Limburg van 7 februari 2004.
Dan kwam de verkiezingscampagne op gang, en Bart Somers, de zakkenwasser, voegde eraan toe: "Wij willen in overleg een stap vooruit doen. De splitsing moet meteen na de verkiezingen worden geagendeerd in het federale Parlement en tegen het einde van het jaar 2004 moet het worden goedgekeurd. Een andere timing is niet realistisch.”
Op 9 juni, vlak voor de verkiezingen, zei Somers in De Morgen, ik citeer: “De splitsing moet meteen na de verkiezingen worden geagendeerd in het federaal Parlement.”
Dan kwamen er verklaringen na de verkiezingen van 2004, om over die marge van u te spreken, mijnheer Leterme. Ik citeer eerst Geert Bourgeois, vlak na de verkiezingen, toen hij opnieuw werd ondervraagd door De Morgen. Op de vraag “Wanneer komt die splitsing in de Kamer er?”, antwoordde hij: “Daar kan ik nu nog geen datum opplakken. Wij moeten eerst met de andere partijen samen zitten, de violen stemmen en kijken hoe wij dat aanpakken. Zo eenvoudig is het trouwens niet.” "In een van de slotdebatten zei Yves Leterme dat de splitsing maar vijf minuten vraagt". “Ja,” antwoordde Bourgeois “maar dat moet je zo niet begrijpen. Dat is een manier van spreken, hé. Als de Vlamingen samenwerken, dan kan het vrij snel, maar, nog eens, wij moeten het eerst goed bekijken, want zo eenvoudig is het niet.” Dat zei Geert Bourgeois op 15 juni.
Na 15 juni kwamen dan die onderhandelingen, mijnheer De Wever, waarvan u weet dat u ze hebt meegemaakt. Ik moet het laten vooruitgaan. Ik zal u toch een paar citaten van De Wever geven. “Waarnemend CD&V-voorzitter Vandeurzen verwees naar het regeerakkoord. N-VA-voorzitter Bart De Wever” – covoorzitter was u toen nog – “zei dat iedereen het erover eens is dat het regeerakkoord zal worden uitgevoerd. Hij zei dat de Vlaamse partijen hun wetsvoorstellen sowieso indienen, ook indien de eerste minister Guy Verhofstadt dinsdag in de federale beleidsverklaring een eigen akkoord aankondigt.” Dat was op 18 oktober. Op 25 oktober benadrukt De Wever dat CD&V - N-VA het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde niet wil misbruiken om de federale regering te laten vallen, “anderzijds mogen de VLD en sp.a het ook niet aanwenden in de hoop dat CD&V het kartel zal doen springen. Het is de verdomde plicht van de Vlaamse partijen in dezen om samen op resultaat te spelen. Dat geldt ook voor de oppositie.” Dat was de boodschap in De Tijd op 25 oktober.
Op 22 december zei De Wever: “Er kan geen sprake zijn van een compromis tussen Franstaligen en Vlamingen.” Er volgen nog meer uitspraken. Op 24 december zei Bart De Wever…
De voorzitter: De heer De Wever vraagt het woord.
02.02 Bart De Wever (CD&V - N-VA): Mijnheer Annemans, (…). Ik wou u vooral vragen om snel af te ronden. Wij zouden graag vandaag nog stemmen over Brussel-Halle-Vilvoorde.
02.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): U mag mij niet uitlokken.
02.04 Bart De Wever (CD&V - N-VA): Mijnheer Annemans, ik vind het vrij normaal – ik hoop u ook, gezien de gevolgen van een eventuele agendawijziging – dat wij eerst de verhoging van de uitkeringen en de verlaging van de belastingen goedkeuren, maar het is wel de bedoeling vandaag daar nog toe te komen, tenzij u natuurlijk urenlang het woord zult voeren. Ik zou het kort houden, als ik u was.
02.05 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ik kan begrijpen dat u mijn interpellatie hebt geduld tot wanneer ik begon aan de citaten van Bart De Wever van 2005, maar dat u het nu wat te lastig vindt en liever met de programmawet zou beginnen. Als u echt over Brussel-Halle-Vilvoorde had willen stemmen, dan had u daarnet “ja“ moeten stemmen op de vraag over de agendering.
24 december, kerstekinderen. “N-VA-voorzitter Bart De Wever liet zich niet opjutten en zei dat de VLD nu maar eens moet kiezen tussen het gegeven woord van Somers en de stelling van Verhofstadt. Op het gezicht van de VLD-fractieleidster, Patricia Ceyssens, stond woede en ergernis te lezen”, aldus de krant De Tijd die dag na het debat in het Vlaams Parlement waar u stoere verklaringen had afgelegd.
Mijnheer De Wever, 18 januari 2005 reeds. “Ik verwacht niet veel heil van de analysenota van de werkgroep”, zegt N-VA-voorzitter Bart De Wever. “Ik zie de nota ook niet als een bedreiging voor de verdere behandeling van de wetsvoorstellen in de Kamer, want de IMC heeft expliciet bevestigd”, dat is de interministeriële conferentie, “dat die behandeling zonder vertraging wordt voortgezet”. 18 januari: “Wij gaan niet in die werkgroep voor we de garantie hebben dat tegelijk de Vlaamse wetsvoorstellen worden besproken en gestemd”. Enfin, mijnheer De Wever, ik kan verder doorgaan. U wilt het liever niet. 18 januari: “De N-VA liet ook weten niemand naar de werkgroep te zullen sturen tot dat duidelijk wordt wat de precieze opdracht is van die werkgroep. Een compromis is overbodig, omdat de Vlaamse meerderheid in het federaal parlement volstaat om de splitsing door te voeren”, aldus Bart De Wever in De Zevende Dag. Ik ga stoppen.
Dat heeft niet zoveel belang op zich. Als er maar één ding duidelijk overblijft, mijnheer De Wever: de tijd is op. U had vandaag moeten stemmen. U gaat zeggen dat u zult stemmen op 15 juli. Neen, het moment is er nu, het moment was er gisteren, het moment was er eergisteren: er is geen moment van uitstel meer. U hebt er veel en voldoende ervaring mee en u weet dus zeer goed dat als u de redenering van Leterme volgt om de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde te laten koppelen aan een staatshervorming, Vlaanderen daarvoor een zware prijs zal betalen. Wij zullen die prijs altijd hier op deze tribune blijven noemen, u gaat proberen hem weg te steken achter iets dat lijkt op een staatshervorming.
Wat we vandaag hebben gezien, de manier waarop Leterme samen met zijn fractie zorgt dat het kan worden uitgesteld, dat is in die zin een historische datum dat u daar een Rubicon oversteekt, iets wat u niet meer kan terugdraaien. U bent in de logica getreden waarin de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde wordt afgesplitst van zijn eigen dossier en wordt toegevoegd aan de staatshervorming van Yves Leterme. Dan weten we wat er gaat gebeuren: Vlaanderen gaat daarvoor de prijs betalen die onvermijdelijk is als we dit koninkrijk verder blijven zetten.
Le président: Monsieur
Nollet, vous avez la parole pour votre interpellation au premier ministre. Pour
rappel, les intervenants qui se sont joints à l'interpellation de M. Annemans
ont droit à un temps de parole de cinq minutes.
02.06 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, vous avez entendu le président de la Chambre, j'ai droit à cinq minutes. C'est le Règlement mais c'est aussi le temps nécessaire pour avoir le courage politique, monsieur le premier ministre, de répondre tout à l'heure à cette l'interpellation.
Monsieur le premier ministre, je vais donc prendre cinq minutes de votre temps, du temps de votre gouvernement. Pendant ces cinq minutes, je vous demanderai de regarder l'état dans lequel se trouve le pays que vous dirigez. Comme vous le savez, nous sommes à quelques minutes ou à quelques heures – tout dépend de la manière dont nos travaux s'organiseront – d'un nouveau vote Communauté contre Communauté. Symboliquement, ce vote peut être considéré comme important. Juridiquement, ce vote n'apportera rien! Il est inutile – vous le savez et nous le savons tous, majorité comme opposition, francophones comme néerlandophones –, en ce sens que d'autres démarches juridiques existent. Elles seront, le cas échéant, activées et empêcheront ce texte d'aller au bout. Nous le savons mais nous faisons tous semblant que cela n'est pas le cas.
Monsieur le premier ministre, nous faisons semblant parce que cela vous sert, étant donné que ces cinq minutes de courage vous manquent pour l'instant! Je le répète, symboliquement, ce vote peut être considéré comme important. Juridiquement, il ne changera rien et il est inutile. Par contre, politiquement, il est lourd de sens. Il révélerait – et j'ose encore utiliser le conditionnel – l'incapacité de votre gouvernement non pas à imposer un point de vue sur le fond, non pas à proposer une solution mais tout simplement à faire respecter ce qui est dans votre accord de gouvernement et ce que huit partis démocratiques ont signé dans l'exposé des motifs de ce qu'on appelle le "paquet I".
C'est ce seul courage-là, monsieur le premier ministre, que j'attends de vous dans la réponse que vous prononcerez au nom du gouvernement: le courage de respecter l'accord.
Que spécifie cet accord? Je le répète une dernière fois: "On examinera la problématique de la législation électorale en étudiant des points aussi délicats, vu les divergences de vue, que l'instauration d'une circonscription électorale fédérale – vous savez comme nous y tenons et nous ne sommes pas les seuls dans cette assemblée –, la simultanéité des élections fédérales et régionales et …"
Monsieur le premier ministre, franchement, ne pensez-vous pas que l'État nécessite que vous écoutiez les interpellateurs? S'il vous plaît, la situation n'est-elle pas suffisamment grave pour que vous vous concentriez sur ce qui est dit ici dans cette enceinte?
Je poursuis, monsieur le premier ministre: "… une solution négociée pour répondre à l'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à Bruxelles-Hal-Vilvorde".
Monsieur le premier ministre, monsieur le président, chers collègues, la crise que traverse actuellement notre pays dépasse largement Bruxelles-Hal-Vilvorde: elle accroît la méfiance entre les Communautés, elle renforce surtout la défiance générale vis-à-vis du monde politique, elle porte un sale coup à l'image de la Belgique, tant chez nos voisins européens qu'au-delà, avec toutes les conséquences économiques et sociales possibles dans le futur.
Le problème n'est pas de savoir où vous voulez aller, la direction dans laquelle se situe votre objectif, mais de savoir que vous n'irez nulle part si, dans votre réponse (et j'utilise le conditionnel), vous ne donnez pas les éléments suffisants pour éviter un vote de Communauté contre Communauté, plus tard dans l'après-midi, plus tard dans la soirée, voire au milieu de la nuit.
C'est là que nous vous attendons, monsieur le premier ministre, et nous ne sommes pas les seuls. En effet, j'ignore si, dans votre emploi du temps fort chargé – ce que je comprends –, vous avez eu le temps de lire la presse, notamment la presse francophone, ce matin. Dans une interview, un de vos collègues, le ministre Dewael ici présent, a lancé un appel: "Je lance un appel d'urgence afin que le premier ministre prenne ses responsabilités et évite une collision frontale entre Flamands et francophones. Le premier ministre devrait prendre sa note communautaire et la défendre devant le Parlement. C'est mon souhait. Mais est-ce trop demander? Pourtant c'est le bon sens et la logique même.".
Monsieur le premier ministre, je ne pourrais trouver d'autres mots – pourtant Dieu sait s'il m'arrive de m'opposer à lui – pour soutenir le ministre Dewael. Le bon sens devrait vous amener, dans votre rôle de premier ministre, aujourd'hui, à éviter ce vote de Communauté contre Communauté et à prendre vos responsabilités afin d'éviter une collision frontale.
Le président: Je vous invite à conclure, monsieur Nollet.
02.07 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Je vais conclure, monsieur le président, en disant au premier ministre, mais aussi à tous les membres de son gouvernement – en effet, il serait trop facile pour certains de se retrancher derrière ce dernier – que je leur offre ici une opportunité. En effet, par le vote de la mise au point 1 de l'ordre du jour de l'interpellation, nous avons eu cette opportunité à vous offrir d'utiliser, dans le cadre de votre réponse, les mots justes, équilibrés qui permettront à la majorité et en tout cas aux partis démocratiques d'imaginer qu'un futur est encore possible pour une Belgique fédérale moderne nécessitant des modifications.
Vous savez, monsieur le premier ministre, que vous pouvez compter sur les écologistes du Nord comme du Sud pour travailler aux nécessaires modifications en ce compris institutionnelles, mais dans un climat qui respecte l'engagement qui a été pris, à savoir une solution négociée et concertée. Cela vous prendra cinq minutes, pas plus!
(Applaudissements)
02.08 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, dames en heren ministers, collega’s, 10 juni is bijna elf maand ver en er is een Vlaams kartel dat, in Vlaanderen alleszins, de verkiezingen heeft gewonnen met de belofte dat Brussel-Halle-Vilvoorde op vijf minuten zou gesplitst zijn. We zijn elf maanden verder en in die elf maanden is er zelfs nog geen vijf minuten onderhandeld over dat belangrijke dossier Brussel-Halle-Vilvoorde.
Wij hebben daarover onderhandeld onder paars. Ik stel alleen vast dat er deze elf maanden niet over onderhandeld is.
Ik voel mij een beetje bedrogen door collega Verherstraeten want vorige week mocht het Parlement niet samenkomen. De premier ging immers acht dagen de tijd krijgen voor een onderhandelde oplossing. Dat is wat CD&V aan de buitenwereld vertelde. Acht dagen kreeg hij voor een onderhandelde oplossing. Is er in die acht dagen onderhandeld, collega Verherstraeten? Neen, er is niet onderhandeld over Brussel-Halle-Vilvoorde. Het enige waarover men het heeft gehad, is hoe men aan die acht dagen nog eens acht dagen, twee weken of vier maanden kan plakken. Daarover heeft men onderhandeld.
Ik zie dus, collega’s, dat men daarover vandaag zelfs niet akkoord is. Inzake de vraag hoe lang deze regering nog over Brussel-Halle-Vilvoorde gaat onderhandelen, als men eindelijk zou beginnen, stel ik het volgende vast. De Franstaligen menen dat de regering dat uitstel moet vragen en dat het kartel CD&V-N-VA zegt dat de Franstaligen uitstel moeten vragen. Open Vld riep er vorige week toe op dat de premier, u, mijnheer Leterme, uitstel zou vragen. Ook daarover is men het dus in deze regering niet eens.
Wat we ondertussen krijgen als gevolg van het feit dat de regering het niet eens is over de vraag wanneer men gaat onderhandelen over Brussel-Halle-Vilvoorde, zien we op een schandalige manier in het Parlement. We hebben het vorige week gezien, de deuren van de plenaire gaan dicht. We mogen niet meer samenkomen. Wij mogen als oppositie de ministers niet meer ondervragen zoals dat wekelijks het geval is. Dat mogen we niet meer doen omdat deze regering het niet eens is over de procedure inzake Brussel-Halle-Vilvoorde.
Vandaag opnieuw, we komen wel samen maar een voorstel van een Kamerlid, op het moment waarop we de agenda bespreken, om daarover te stemmen wordt door de voorzitter weggeveegd. De voorzitter beslist plots wanneer er gaat worden gestemd. Misschien zullen we straks verrast zijn als de voorzitter aan het einde van de zitting beslist dat we daarover gaan stemmen.
Dit is de schande die bezig is: het Parlement mag niet samenkomen, omdat de regering het niet eens is; het Parlement mag zelfs niet meer stemmen over voorstellen inzake zijn eigen agenda. Dat is schandalig.
Men heeft het in de regering heel moeilijk met het dossier. Men is daarover verdeeld en dat is erg symptomatisch, want jammer genoeg blijft het niet beperkt tot Brussel-Halle-Vilvoorde. Wat wij hier de voorbije drie weken in het Parlement hebben gezien, collega’s van de meerderheid, strekt u niet tot eer. Ik zal een kort lijstje opsommen.
Ik heb gezien dat de N-VA bepaalde beleidsnota’s niet mee goedkeurt, beleidsnota’s van een regering die men toch steunt. Ik zie dat de PS deze week in de Senaat het ontslag heeft gevraagd van een regeringslid, minister Turtelboom. Dat is toch niet normaal? Ik zie dat ministers Milquet en Turtelboom het oneens zijn in hun beleidsbrieven over de economische migratie, dat er tegenstellingen in staan. Gisteren was er in de Senaat een wisselmeerderheid bij een stemming over de auteursrechten. Minister Milquet weigert de PWA-maatregel uit te voeren. Nochtans is dat een beslissing van de regering. Inzake de gezondheidszorg pleit minister Onkelinx voor 4,5% groei, maar minister Dewael zegt dat het maximaal 3% mag zijn, omdat dat een besparing van 1 miljard euro oplevert op kosten van de zieken.
Er zijn dus tegenstellingen over alles en nog wat. Het toppunt was voor onze Kamervoorzitter. Inzake de begroting riep de premier daarnet dat er dringend moet worden beslist. De meerderheid kreeg in de commissies zelfs geen meerderheid verzameld. Van de begroting zegt Europa dat ze niet in evenwicht is, maar een tekort vertoont van 0,4%. Mijn fractie pleit al weken voor een dringende begrotingscontrole. De Kamervoorzitter, een zeer wijs man, pleit voor hetzelfde. De regering trekt er zich niets van aan.
De voorzitter: Mag ik u wel vragen af te ronden? De heer Bogaert zou u wel willen onderbreken, als u dat toestaat.
02.09 Hendrik Bogaert (CD&V - N-VA): Met veel smaak en ironie spreekt u over onenigheid in andere partijen. Ik vroeg mij gewoon af hoe u het conflict zag binnen sp.a tussen Caroline Gennez en Frank Vandenbroucke in het licht van begrotingsuitspraken van de heer Vandenbroucke.
02.10 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Ik begrijp dat men het plezierig vindt bij het Vlaams kartel dat er een onenigheid is binnen sp.a. Ik kan dat begrijpen. Het verschil is heel duidelijk. Het verschil is dat wij begin deze week een onenigheid hadden binnen de partij. Hier is er onenigheid binnen de regering. Er is onenigheid binnen een regering, die het land sinds elf maanden had moeten leiden, maar dat niet doet wegens die tegenstellingen. Als wij intern een klein meningsverschil hebben, hebben wij daarvan last, maar van de meningsverschillen in de regering, daarvan heeft heel het land last. Dat is het verschil.
Mijnheer de voorzitter, mijn vraag aan de eerste minister is simpel en eenvoudig en ik hoop dat ik er een simpel antwoord op krijg. Premier, ik heb de Franstalige ministers van uw regering in de pers horen zeggen dat, als er vandaag een agendapunt Brussel-Halle-Vilvoorde hier in de Kamer op tafel komt, het gedaan is met de eerste fase van de staatshervorming, waaraan wij nota bene hebben meegeholpen, en er geen tweede fase van de staatshervorming komt. Dat is hetgeen uw ministers publiek verklaarden.
Ik wil simpelweg van u weten of dat juist is, of een aantal regeringsleden van uw regering inderdaad heeft gezegd dat, als straks het punt wordt geagendeerd, zoals CD&V vraagt, dat betekent dat de eerste fase niet naar het Parlement komt, dat er daarover hier niet zal worden gestemd en dat er van de tweede fase geen sprake zal zijn.
02.11 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's, collega Vanvelthoven, men krijgt hier inderdaad maar vijf minuten, die men bovendien nog moet afdwingen. Men moet nog agendapunten overwinnen om hier in het Parlement te mogen spreken. Hoever zijn wij democratisch afgezakt?
Men krijgt vijf minuten om te spreken over een probleem dat al veertig jaar woekert in dit land, dat al voor hen uit werd geschoven door alle soorten loodgieters die een pleister hebben gelegd op een etterende wonde. Ook paars zat heel vredig in de zetels. Het probleem met betrekking tot Brussel-Halle-Vilvoorde is heel acuut geworden in 2003 toen men begon met de provinciale kieskringen. Zoals het paars en Verhofstadt betaamden: “De lusten voor vandaag en de lasten voor morgen”. Dit komt er vandaag van. Wij zouden hierover vandaag mogen stemmen.
Mijnheer de voorzitter, die verrottingsstrategie bereikte vorige week een hoogtepunt toen u besliste, waarschijnlijk op influisteren van uw partij en van de eerste minister, om dit Parlement te sluiten. Wij sturen ministers naar de heer Kabila om zijn oren te wassen, maar ik weet niet of die man het Parlement al heeft gesloten.
Ik kan u een goede hint geven. Volgende week komen hier drie controleurs van de Raad van Europa om te kijken hoe het eraan toe gaat in de rand van Brussel. U kunt de Fransman, de Serviër en de Zweed misschien uitnodigen in het Parlement om hen te vragen na te gaan hoe democratisch het hier aan toe gaat.
Het is beschamend dat u het Parlement moest sluiten om het probleem van BHV op te lossen. In principe is dit geen vaudeville meer, geen kermiscarroussel meer, maar een vlooiencircus. In feite wordt u constant gestoken door uw eigen vlooien. Als Ieperling en West-Vlaming zult u die uitdrukking heel goed begrijpen.
U zou niet in de regering zijn gestapt zonder de splitsing van BHV, zonder de grote staatshervorming. Tot nu toe werd daarvan echter niets gerealiseerd.
Het ergst van al was de vaudeville die op 7 november 2007 werd opgevoerd. De heer De Crem was toen voorzitter van de commissie en de splitsing werd goedgekeurd. Mijnheer De Crem is vandaag minister en maakt deel uit van de regering. Hij zou dus heel hard kunnen werken om die splitsing te laten doorgaan.
Laat ons eerlijk zijn, Brussel-Halle-Vilvoorde is in feite geen megaprobleem. De wetgever heeft in 1970 voorzien dat men deze kieskring in dit Parlement met een eenvoudige meerderheid zou kunnen splitsen. Ik wacht met ongeduld of dit vannacht eindelijk goedgekeurd zal kunnen raken, zonder tjevenstreken. Ik weet echter dat dit niet het geval zal zijn.
U wordt immers niet alleen gestoken door de vlooien van uw partij, mijnheer de eerste minister, maar vooral door de mensen in uw regering. U hebt erop gerekend dat de persoon die naast u zit, de heer Reynders, het belangenconflict zou blijven inroepen tot begin volgend jaar. Er zijn dan regionale verkiezingen.
U zou heel graag hebben dat de federale verkiezingen daarmee samenvallen. Dan zou het belangenconflict vervallen zijn, zouden we Brussel-Halle-Vilvoorde kunnen inroepen en zou u terug als de grote onbevlekte ontvanger, de maagd van de Vlaamse gedachten, of eventueel als martelaar, naar de verkiezingen kunnen trekken. Dat is nu mislukt.
Daar is uw droom in principe blijven steken.
Dan staat u aan de rand van het zwembad, mijnheer Leterme, en u zegt: hou mij vast opdat ik niet in het water spring, want ik zou nat worden en ik zou wel moeten zwemmen.
Ondertussen, collega’s, is dit land gegijzeld. Ondertussen is er nog geen enkele wet goedgekeurd, behalve enkele toegiften aan de Franstaligen. Mevrouw Onkelinx heeft al stevig in de pot gegraaid om geld mee te pakken voor haar Kankerfonds. Wij hebben ook gezien, gisteren, dat u wat geld hebt toegekend aan Brussel. Maar voor de rest ligt alles plat. U hebt nog geen begroting.
Er is nog geen begroting goedgekeurd. In principe is, door de economische toestand, die begroting trouwens al aan een grote wijziging toe. Er is ondertussen nog niets gebeurd. Vandaag zullen wij nog over de programmawet moeten onderhandelen. Wij zullen daar nog veel over moeten spreken en die wordt vannacht zeker nog niet goedgekeurd. Dat moet zeker twee dagen duren. Daarvoor wordt BHV ondertussen weer uitgesteld.
Ik zal besluiten, mijnheer de voorzitter, met één groot probleem voor de heer Leterme, het probleem van zijn geloofwaardigheid.
Na elf maanden is er nog niets gerealiseerd. De landbouwers in het Ieperse noemen dat een “ezelsdracht”, zonder dat er evenwel een ezelsveulen is geboren. Uw grootste probleem is uw geloofwaardigheid, mijnheer Leterme. Volgens mij is die al zo diep de grond in gezakt dat u straks nog petroleum vindt! Maar, mijnheer Leterme, ik meen niet dat wij daarop zullen wachten. In de sociologie kent men het Peterprincipe: iemand klimt op tot hij zijn onbekwaamheid bewijst. Ik meen, mijnheer Leterme, dat na elf maanden die grens al lang is overschreden.
02.12 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, geachte mijnheer de eerste minister, het is duidelijk: wij hebben in het Parlement een probleem, een zeer groot probleem – dat draait om die ondertussen legendarische kieskring waarover al 40 jaar wordt gedebatteerd – dat reeds elf maanden ons land in een crisis stort.
Er is echter een kentering opgetreden in de aard van dat probleem. Die kieskring is ondertussen mee het symptoom geworden van de algemene malaise binnen deze regering, die er niet in slaagt de problemen die op haar agenda staan degelijk aan te pakken.
Het is geen geheim dat er geen vertrouwen is in deze regering. De heer Dewael heeft het vanmorgen nog bevestigd in La Libre Belgique. Bij uw aantreden, geachte mijnheer de eerste minister, heeft uw woordvoerder heel uitdrukkelijk gezegd dat u vanaf dan, vanaf uw aantreden, boven de partijen zou staan, dat u de leiding op zich zou nemen, dat u een regeringsploeg zou vormen en dat u problemen zou aanpakken, om zo uw bevolking zo goed mogelijk te dienen. Dat is uw rol. Het is ook uw verantwoordelijkheid als dat niet lukt.
Wat zien wij? Tot nu toe is er geen oplossing. Vanaf uw verkiezing, tijdens de regeringsformatie, tijdens de interim-regering, tijdens het regeerakkoord, kwam het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde telkens op de agenda. Nu is het begin mei, en wij hebben nog steeds zelfs geen begin van een oplossing. Wij staan nergens met de onderhandelingen. Dat is effectief uw verantwoordelijkheid.
Vorige week donderdag hebt u in de voormiddag zelf een verklaring afgelegd waarin u zei dat het nodig was te komen tot een onderhandelde oplossing. Diezelfde dag, op een bijeenkomst van uw partij CD&V - N-VA, werd uw eigen compromisvoorstel verworpen. Uw voorstel, premier. Ik verwijs naar uw illustere voorganger, ex-premier Martens, die toch verschillende keren regeringen in dit land heeft geleid. Hij zei expliciet dat u, premier Leterme, CD&V - N-VA duidelijk moet maken dat wij in een federaal land leven. Leven in een federaal land betekent dialogeren. De dialoog is het basiskenmerk van de democratie. Dialogeren betekent: onderhandelen en zoeken naar een oplossing. Een conflictstrategie leidt enkel tot onbegrip en polarisering.
Het moet duidelijk zijn, geachte premier, geachte collega’s, wij zijn niet alleen ecologisten, wij zijn ook heel duidelijk pacifisten, zoals mijn collega Nollet daarnet ook zei. Wij verkiezen de dialoog. Wij hebben meegewerkt aan het Octopusakkoord. Wij hebben onze handtekening daaronder gezet. Elk alternatief zal mislukken. Dan komt u in een monoloog en in een situatie van vervreemding terecht, in een situatie van boutades en, vooral, van grote uitspraken, zoals de befaamde vijf minuten politieke moed. Wie zegt dat de splitsing vandaag, na de agendering, een realisatie zal zijn, draait de bevolking een rad voor de ogen. U weet zeer goed dat de realisatie geen feit zal zijn. Uw collega, de heer Tommelein, heeft in de Zevende Dag zelfs heel duidelijk gezegd: “Dit voorstel zal hierna naar de Senaat moeten gaan en dan zullen er uitvoeringsbesluiten moeten komen.” Die uitvoeringsbesluiten zullen er enkel komen na onderhandelingen. Het wordt dus dringend tijd dat u daaraan begint. Anders blijft de theorie de theorie en zal Brussel-Halle-Vilvoorde in de praktijk nooit worden gesplitst.
Geachte premier, ik wil u hier vandaag ook herinneren aan al uw verkiezingbeloften. Het waren twee heel duidelijke beloften: niet alleen de vijf minuten politieke moed en de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, die sindsdien onafgebroken in de pers is geweest, maar ook, en wat ons betreft vooral, de twee miljard aan sociale maatregelen die u had beloofd. Twee miljard aan sociale maatregelen waarover u vorig jaar op Rerum Novarum, niet zo lang geleden dus, tegen de sociale bewegingen hebt gezegd: “Wij hebben u begrepen.” Ondertussen heeft het ACW zeer duidelijk gemaakt dat zij op hun honger blijven. Ondertussen zien wij dat wij op beide vlakken niet zijn gevorderd, noch inzake Brussel-Halle-Vilvoorde, noch inzake de sociale maatregelen.
De belangrijkste problemen van dit land worden niet aangepakt. De begroting blijft liggen, omdat u er gewoon niet aan begint in de commissie. De prijzen van energie en voedsel swingen de pan uit. De armoede stijgt. De klimaatverandering staat voor onze deur. De economie, ook wereldwijd, is aan het slabakken. Het gevolg, geachte premier, geachte collega’s, is dat wij vandaag, in plaats van uitzicht op een vette vis, uitzicht hebben op twee dode vissen. Dat is volstrekt uw verantwoordelijkheid.
02.13 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, vanmorgen is de Kamer in kennis gesteld van de notificaties van het Overlegcomité van 23 april. Met deze proceduredaad is een formeel einde gekomen aan het belangenconflict dat door het parlement van de Franse Gemeenschap was ingeroepen tegen twee wetsvoorstellen die zopas ter sprake zijn gekomen met betrekking tot de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en die momenteel in behandeling zijn.
Dames en heren, deze twee wetsvoorstellen hebben betrekking op communautair contentieux zoals dat heet, meer bepaald een aangelegenheid die reeds decennialang de verhoudingen tussen de Gemeenschappen negatief beïnvloedt, nu eens op een sluimerende manier, dan weer bovenaan de politieke agenda. Het is een kwestie die opnieuw acuut is geworden naar aanleiding van de wijziging van kieswetgeving die aanleiding heeft gegeven tot een arrest van het Grondwettelijk Hof, meer bepaald in 2003. Tot op heden moeten wij vaststellen dat geen enkele oplossing werd gevonden die de noodzakelijke instemming kan wegdragen van de twee grote gemeenschappen van dit land.
Dames en heren, het vinden van een oplossing voor dit probleem dat al tientallen jaren meegaat, is acuut geworden, is nodig. Het is nodig om deze hypotheek op de verhoudingen tussen de grote gemeenschappen in dit land te lichten. In dat licht engageert de regering zich om, in het raam van de institutionele werkzaamheden, werk te maken van een onderhandelde oplossing, meer bepaald om in de kwestie BHV een onderhandelde oplossing mede mogelijk te maken.
Chers collègues, les commissions de la Chambre ont terminé les discussions, les débats relatifs au projet de loi-programme et aux deux projets de loi portant des dispositions diverses. C'est la raison pour laquelle je demandais tout à l'heure au nom du gouvernement que le projet de loi-programme et les projets de loi portant des dispositions diverses soient inscrits à l'ordre du jour afin d'en débattre et de les approuver pendant cette séance plénière.
On ne peut nier que la loi-programme comme les deux autres projets comportent des mesures importantes pour renforcer le pouvoir d'achat et améliorer la vie quotidienne des citoyens. En outre, le débat sur le projet de budget 2008 arrive à sa fin dans les différentes commissions. Monsieur le président, l'approbation rapide de ces projets en séance plénière s'impose.
Chers collègues, il serait vraiment irresponsable à l'égard de la population et surtout à l'égard de ceux qui attendent une augmentation du pouvoir d'achat de ralentir cette approbation. D'ailleurs, dans l'intervalle, le gouvernement a entamé aussi la préparation du contrôle budgétaire et a tracé les lignes de force d'un programme socio-économique pluriannuel.
Dames en heren, met betrekking tot de krachtlijnen van de hervorming van de instellingen, in het bijzonder het uitwerken, het meewerken aan het vinden van een onderhandelde oplossing voor het dossier-BHV en met betrekking tot de krachtlijnen van het sociaaleconomisch beleid, engageert de regering zich opnieuw, zoals afgesproken, om op 15 juli een verklaring af te leggen over het geheel van deze onderwerpen.
De voorzitter: De interpellanten hebben recht op een repliek van telkens vijf minuten. Het woord is aan de heer Annemans.
02.14 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de eerste minister, u bent het langzaam aan het leren want de bewoordingen, gekoppeld aan uw beschouwingen over de programmawet, waarmee u hier hebt gezegd dat het onverantwoord zou zijn om de programmawet en dat wat u het sociaaleconomisch beleid noemt, in gevaar te brengen, zijn precies dezelfde woorden waarin Guy Verhofstadt zich in 2005 in deze Kamer uitdrukte.
U was toen minister-president in Vlaanderen en u werd bedrogen door uw VLD- en SP-partners. U hebt toen het Vlaams Parlement gesloten en gezegd dat u ging nadenken over wat u ging doen. U hebt toen een aantal maatregelen voor de rand rond Brussel ontworpen. Zo bent u minister-president kunnen blijven.
De bewoordingen waarmee Verhofstadt zich hier toen rechthield, ondanks het feit dat hij ook zijn kiezers opzijzette, waren de bewoordingen die ik hier daarnet door de premier van het Belgisch koninkrijk, Yves Leterme, heb horen gebruiken.
Yves Leterme zei dat er niets kan veranderen en dat het sociaaleconomisch beleid van Vlaanderen en het sociaaleconomisch beleid ipso facto van België staat of valt met de mogelijkheid om meer autonomie te geven aan de regio’s. Die Yves Leterme is nu, in die enkele maanden tijd, veranderd in de Belgische premier die Reynders en Onkelinx van hem aan het maken zijn, de Belgische premier die de zaken omdraait en die zegt dat het Belgisch sociaaleconomisch beleid vereist dat men de regionalisering, de autonomie en de Vlaamse belangen opzij moet zetten.
U bent een namaak Guy Verhofstadt aan het worden. Ga op dit pad door en dan zult u het misschien zolang trekken als hij, maar u zult uw kiezers niet kunnen blijven wijsmaken dat u hen tegemoetkomt. Dat doet u immers niet. U zult, net als Guy Verhofstadt, uiteindelijk eindigen als een premier zonder kiezers.
02.15 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, M. le premier ministre nous dit qu'une solution est nécessaire pour régler ce problème qui se pose depuis des dizaines d'années, depuis trop longtemps.
Le premier ministre nous dit qu'il faut dégager une solution négociée d'ici le 15 juillet mais, en même temps, le premier ministre laissera voter tout à l'heure sur une demande de modification de l'agenda qui va clicher la situation Communauté contre Communauté.
Monsieur le premier ministre, vous laisserez voter ce changement de l'ordre du jour. Je l'ai dit et je le répète: il s'agit d'un vote inutile. C'est un vote qui fera mal, inutilement mal! Il nous éloignera des solutions. Il ne servira qu'à tendre les relations entre les Communautés plutôt que de les rapprocher. En maintenant cette tension, en la renforçant, en refusant d'arbitrer, monsieur le premier ministre, vous manquez de courage!
02.16 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Premier, wij hebben u een verklaring zien aflezen, goed voorbereid en ongetwijfeld goed afgesproken met de collega’s in de regering. Dat alles van tevoren goed was afgesproken, had natuurlijk het nadeel dat wij geen antwoorden hebben gekregen op de vragen die wij hebben gesteld. Ik leer uit uw verklaringen dat u in ieder geval uw verkiezingspraatje van vóór de verkiezingen hebt afgelegd. Vóór de verkiezingen ging het over vijf minuten politieke moed en het zou zijn geregeld. Nu hoor ik u zeggen dat het een onderhandelde oplossing moet zijn en daarvoor zal tot 15 juli de tijd worden genomen. Het verstand komt blijkbaar met de jaren. Die vijf minuten politieke moed zijn in ieder geval ver weg.
U hebt voorts gezegd dat het onverantwoord zou zijn om de begroting te vertragen, alsof er bij de oppositie een probleem is. Wij hebben op geen enkel ogenblik geprobeerd om de begrotingsbesprekingen te vertragen. Het enige wat wij hebben gezien, is dat er vertragingen waren, omdat de meerderheid niet in aantal was in de commissies. Dat is inderdaad, om het met uw woorden te zeggen, premier, onverantwoordelijk gedrag.
Voorzitter, collega’s, wat hier vandaag gebeurt, is de mensen een rad voor de ogen draaien. Het gaat om bedrog van de mensen. Premier, u zegt dat het een moeilijk dossier is. De onderhandelingen zullen moeizaam verlopen. U pleit ervoor om hier tegen 15 juli terug te komen met een verklaring namens de regering. Het bedrog is dat u dat zegt, maar dat uw eigen kartel tegelijkertijd vraagt om de agenda aan te vullen om over Brussel-Halle-Vilvoorde te stemmen. Dat is bedrog van de kiezers, bedrog van de mensen in het land. Dat is niet ernstig. En ik denk dat de mensen dat stilaan doorhebben.
02.17 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de premier, ik heb zelden iemand met zoveel woorden zo weinig horen zeggen.
Zelden heb ik zo'n wollig taalgebruik gehoord. Er komt mij een zinnetje te binnen dat ik hier al eens heb gebruikt: dat is geen antwoord, maar een sermoen, het sermoen van het heilig paterke van Westvleteren.
Mijnheer de eerste minister, u hebt op geen enkele vraag geantwoord. U hebt alleen gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat de programmawet en de wet houdende bijzondere bepalingen hier kunnen worden uitgevoerd. Dat hebben wij echter op geen enkele manier vertraagd. Ú hebt dat vertraagd. Vorige week werd dat hier vertraagd.
U hebt niet gezegd dat het Parlement hier niet bijeengekomen is om u tijd te gunnen. U hebt nu al elf maanden tijd, de tijd van een ezelsdracht. Nu komt u hier gewoon verklaren dat we tot een onderhandelde oplossing moeten komen. Vorige week hebt u dat hier niet kunnen zeggen; u hebt veertien dagen uitstel gehad. Nu, precies, hier, rond 16 uur 's namiddag, hebt u nog geen stap vooruit gezet, en u komt dat hier doodgemoedereerd zeggen tegen iedereen. Uw partij zal u wat rugdekking verlenen. Er zullen waarschijnlijk amendementen worden ingediend. Uw collega's zullen weer een belangenconflict inroepen – zeker geen alarmbelprocedure, want dan zou u binnen de dertig dagen moeten beslissen, en u hebt al bewezen dat u in elf maanden tijd nog niets kunt beslissen.
U hebt een probleem, mijnheer de eerste minister, een groot probleem. Ik herhaal dat het een probleem is van geloofwaardigheid. Ooit, voor de grote verkiezingen, zei u – ik zal niet alles herhalen wat u toen hebt beloofd –: "Wie gelooft die mensen nog?" Welnu, wij geloven u ook niet meer.
02.18 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb uw antwoord gehoord. U zegt daarin dat er een oplossing nodig is. Dat er een oplossing nodig is zeggen wij reeds vanaf dag 1, dat er daarvoor onderhandelingen nodig zijn zeggen wij eveneens. Het zou er nog aan moeten mankeren dat u niet zou zeggen dat er een oplossing nodig is.
Uw verklaring komt echter wel rijkelijk laat. Waarom wacht u tien maanden en hebben wij tot nu toe niet eens het begin van een oplossing gezien? Waarom moeten wij vandaag over iets stemmen dat niets oplost, aangebracht door uw eigen fractie? Ik parafraseer opnieuw uw voorganger de heer Martens. Hij zei vorige week ook dat heel deze vaudeville uw eigen partij kapotmaakt.
Geachte eerste minister, ik krijg ook een sterk déja-vugevoel. U neemt opnieuw geen leiding. Hier regeert opnieuw de apathie ten aanzien van het voorstel van uw eigen partij. Uw regering is in complete chaos geboren, is in complete chaos tot stand gekomen. U hebt tot nu toe alleen maar meer chaos gerealiseerd. Uw regeringspartijen voeren beter oppositie dan wij. Wij hebben dat gemerkt omdat naar aanleiding van uw verklaring CD&V haar unilaterale en eenzijdige voorstel niet intrekt voor de agenda van vandaag.
Wij willen constructief zijn. Dat hebben wij van dag 1 ook gezegd en dat zullen wij blijven herhalen. In de geest van Octopus I, dat wij mee hebben ondertekend, ik herhaal het, om dat niet verloren te laten gaan, want het enige dat u hebt binnengerijfd zet u vandaag ook nog eens in de weegschaal, hebben wij dan ook een motie van aanbeveling ingediend.
Geachte eerste minister, ik hoop dat op crisismomenten zoals deze u er eindelijk eens in zult slagen om uw regeringspartijen op één lijn te krijgen, uw eigen partij inclusief, en dat wij een degelijke en serene onderhandelde oplossing voor dit probleem kunnen vinden.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Meyrem Almaci en door de heer Jean-Marc Nollet en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Gerolf Annemans, Jean-Marc Nollet, Peter Vanvelthoven en Jean Marie Dedecker en van mevrouw Meyrem Almaci
en het antwoord van de eerste minister,
vaststellend dat
- de eerste minister en de regering Leterme I geen werkwijze hebben kunnen aanreiken om de communautaire pacificatie te waarborgen;
- dit ontbreken van een communautaire pacificatie het vertrouwen in de instellingen aantast;
- de regering bijgevolg niet in staat is enig bevredigend antwoord aan te reiken voor de maatschappelijke, economische en klimaatuitdagingen, wat nochtans elke dag dringender wordt, gelet op onder andere de huidige internationale crisis, de economische crisis die in België steeds meer om zich heen grijpt, de verslechterende levensomstandigheden van onze burgers en in het bijzonder van de minst bedeelden,
vraagt de regering
1. eindelijk een initiatief te nemen om
het dossier BHV en daarbij aansluitend de andere communautaire dossiers via
onderhandelingen op te lossen, overeenkomstig het Octopusakkoord en de memorie
van toelichting bij het voorstel van bijzondere wet houdende institutionele
maatregelen (Parl. St. Senaat, 2007-2008, n/4-602/1);
2. te dien einde de problematiek van de kieswetgeving te bespreken, via een onderzoek van een aantal, als gevolg van de uiteenlopende visies van de democratische partijen heikele punten, zoals de invoering van een federale kieskring, het samenvallen van de federale en gewestelijke verkiezingen en een onderhandelde oplossing om tegemoet te komen aan het arrest van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot Brussel-Halle-Vilvoorde;
3. zo snel mogelijk een begrotingscontrole uit te voeren, teneinde de begroting aan te passen aan de recentste economische vooruitzichten en snel concrete sociaaleconomische maatregelen te treffen om de economische, maatschappelijke en milieuproblemen waarmee ons land te maken heeft, op te lossen;
4. in het Parlement de onderhandelde oplossing voor te komen stellen."
Une première motion de recommandation a été déposée par Mme Meyrem Almaci et par M. Jean-Marc Nollet et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Gerolf Annemans, Jean-Marc Nollet, Peter Vanvelthoven et Jean Marie Dedecker et de Mme Meyrem Almaci
et la réponse du premier ministre,
constatant que
- le premier ministre et le gouvernement Leterme I est en défaut de déposer des propositions de méthode permettant de garantir la pacification communautaire;
- cette absence de pacification communautaire est de nature à entamer la confiance dans les institutions;
- en conséquence, le gouvernement est en incapacité de donner la moindre réponse satisfaisante aux défis sociaux, économiques et climatiques dont l’urgence devient chaque jour plus grande, compte tenu, notamment, de la crise internationale en cours, de la crise économique de plus en plus visible en Belgique, de la dégradation des conditions de vie de nos concitoyens et en particulier des plus précarisés d’entre eux,
demande au gouvernement
1. de prendre enfin une initiative permettant d’aboutir à une solution négociée pour le dossier BHV et partant des dossiers communautaires, conformément à l’accord Octopus et à l’exposé des motifs de la proposition de loi spéciale "portant des mesures institutionnelles" (doc. Parl. Sénat, 2007-08, n/4-602/1);
2. d’examiner à cette fin la problématique de la législation électorale en étudiant des points aussi délicats, vu les divergences de vue entre les partis démocratiques, que l’instauration d’une circonscription électorale fédérale, la simultanéité des élections fédérales et régionales et une solution négociée pour répondre à l’arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à Bruxelles-Hal-Vilvorde;
3. de réaliser au plus vite un contrôle budgétaire, afin de le conformer aux prévisions économiques les plus récentes, et de prendre rapidement les mesures socio-économiques concrètes aux problèmes économiques, sociaux et environnementaux auxquels est confronté notre pays;
4. de venir exposer devant le Parlement la solution négociée.“
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Gerolf Annemans, Filip De Man en Bart Laeremans en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Gerolf Annemans, Jean-Marc Nollet, Peter Vanvelthoven en Jean Marie Dedecker en van mevrouw Meyrem Almaci
en het antwoord van de eerste minister,
verzoekt de regering
niet te interveniëren in het dossier van de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde zodat het Parlement voluit zijn rol kan spelen."
Une deuxième motion de recommandation a été déposée par MM. Gerolf Annemans, Filip De Man et Bart Laeremans et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Gerolf Annemans, Jean-Marc Nollet, Peter Vanvelthoven et Jean Marie Dedecker et de Mme Meyrem Almaci
et la réponse du premier ministre,
demande au gouvernement
de ne pas intervenir dans le dossier concernant la scission de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde pour permettre au Parlement de jouer pleinement son rôle.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Daniel Bacquelaine, Christian Brotcorne, Thierry Giet, Bart Tommelein en Servais Verherstraeten.
Une motion pure et simple a été déposée par MM. Daniel Bacquelaine, Christian Brotcorne, Thierry Giet, Bart Tommelein et Servais Verherstraeten
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
03 Vraag van de heer Filip De Man aan de eerste minister over "de bijdrage van Vlaanderen aan de federale begroting en de uitspraken van de Vlaamse minister-president daaromtrent" (nr. P0240)
03 Question de M. Filip De Man au premier ministre sur "la contribution de la Flandre au budget fédéral et les propos du ministre-président flamand" (n° P0240)
03.01 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst iets zeggen over de werkzaamheden. Wij hebben nu de premier gehoord. Wij hebben een debat van ongeveer een uur achter de rug over de communautaire kwestie. Ik meen dat de geesten nu scherp staan om te beslissen of wij de agenda zullen wijzigen en vandaag de wetsvoorstellen over Brussel-Halle-Vilvoorde zullen behandelen en stemmen. Ik stel voor, nu iedereen doordrongen is van de ernst van de zaak en het antwoord van de eerste minister kent, dat wij ons zouden uitspreken over die agendawijziging, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Ik ben er nog niet klaar voor.
03.02 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de premier, ik heb een razend interessant interview gelezen met Vlaams minister-president Peeters. Ik neem aan dat u het ook hebt gelezen. U hebt het niet gelezen? U blijft dus bij de stelling die u enkele maanden geleden hebt verkondigd, namelijk dat u de pers niet meer leest. Ik heb dat eens gelezen in een interview met u.
Wel, dan is het misschien handig dat ik u kort de boodschap meegeef van uw vroegere poulain, toch een belangrijke persoon. Hij is nu uw vazal niet meer, zegt hij. Een vriend? Nog even dan. Wat zegt die vriend van u? “Vóór 15 juli moet er worden gewerkt aan de regionalisering van, onder meer” – ik benadruk onder meer, mijnheer de voorzitter, het is dus een heel pakket – “het arbeidsmarktbeleid, het gezondheidsbeleid, het gezinsbeleid en de fiscaliteit.” Dat laatste is niet te onderschatten, mijnheer Leterme. Dat zegt dus minister-president Peeters.
Hij vervolgt, ik citeer hem letterlijk: “Anders zijn de gevolgen niet te overzien. Om te beginnen zal de Vlaamse regering dan geen bijdrage leveren om de federale begroting te doen kloppen.” Die bijdrage, mijnheer de voorzitter, dat schijnt zo ongeveer een akkefietje van een goede 300 miljoen euro te zijn. Zoals elk jaar opnieuw moet er Vlaams geld worden bovengehaald om de Belgische begroting uit het rood te houden.
Voorts, voor uw informatie, mijnheer Leterme, aangezien u het nog niet hebt gelezen, zegt die minister-president dat hij problemen heeft met de eisen van de Franstaligen: de uitbreiding van Brussel, de invoering van een federale kieskring en de benoeming van de Franstalige burgemeesters in Kraainem, Wezembeek en Linkebeek.
Met andere woorden, mijnheer de eerste minister, binnen de twee maanden moet er een fors akkoord op tafel liggen over, zoals gezegd, gezin, gezondheid, arbeidsmarkt en fiscaliteit. Mijn enige vraag is, mijnheer Leterme: gelooft u dat nog?
03.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer De Man, op uw laatste vraag antwoord ik dat wij daar uiteraard aan werken. Ik heb daarnet uitleg gegeven over wat daar moet bij zijn en hoe we dat aanpakken.
Wat betreft de verklaring van collega Peeters, mijn opvolger aan het hoofd van de Vlaamse regering, het volgende. Wat collega Peeters zegt is totaal niet nieuw. Ik zal u een afschrift geven van de notificatie van de afspraak tussen de federale regering en de deelstaatregeringen met betrekking tot het budgettair beleid en het bereiken van het saldo. Daarin zijn, ten eerste, heel duidelijk de bedragen vermeld die worden toegezegd niet zozeer om te geven aan de federale overheid, maar gewoon voor het onderschrijven van de uitgavennorm.
Door de Vlaamse regering wordt telkens in de notulering de link gelegd met onderhandelingen voor het zogenaamde tweede pakket van de communautaire onderhandelingen of andere overdrachten van verantwoordelijkheid rond Selor, HBKB, BIRB, het Landbouwrampenfonds, het marien milieu en dies meer. Dit werd afgesproken op 19 februari 2008. Dat was de periode waarin collega Vandeurzen mij verving als minister van Begroting. Samen met andere collega’s van de federale regering werd die afspraak gemaakt met collega Peeters.
Uiteraard doen wij alles om die 0,092 van het bbp binnen te halen. Dat is ongeveer 300 miljoen euro. Dat is ongeveer wat daarmee overeenstemt in termen van bbp-punten, dus iets minder dan 0,1 van het bruto binnenlands product.
03.04 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer Leterme, u kunt niet anders dan doen alsof het nog zal lukken. Eerlijk gezegd, ik denk dat de twijfel niet alleen in de fractie van het Vlaams Belang, maar in veel fracties steeds groter wordt, net als bij de media. Als men er de pers van vandaag op naleest, lijkt het toch wel heel slecht te zullen aflopen met uw regering. Zelfs de bevolking die vorig jaar massaal voor uw beloften heeft gestemd, gelooft er ook steeds minder van.
U bent toen aangezet door het feit dat wij in 2004 de grootste partij werden in Vlaanderen. U zult zich dat herinneren; u was toen minister-president. U hebt dan onze partijtop ontvangen op uw kantoor. Natuurlijk hebt u toen gezworen dat dit niet kon, dat dit ongezien was in België; CD&V moest opnieuw de leiding nemen in Vlaanderen. U hebt dan in 2007 zoveel Vlaamse beloften gedaan dat het leek alsof u ons op onze Vlaamse flank voorbijstak. Eerlijk gezegd, u kunt die beloften niet houden. Erger nog, ik denk dat u vorig jaar eigenlijk al wist dat u die beloften niet kon houden.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "het samenwerkingsakkoord Beliris" (nr. P0241)
04 Question de M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "l'accord de coopération Beliris" (n° P0241)
04.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, premier, vorige dinsdag heeft mevrouw Onkelinx met haar partijgenoot Picqué van de Brusselse regering, een principeakkoord gesloten over iets dat eigenlijk nog moet worden goedgekeurd. Beliris voorziet 125 miljoen per jaar. In de borrelnootjes die u als CD&V nog met tweederde moet gaan goedkeuren wordt dat gebetonneerd en over verschillende jaren uitgesmeerd. U hebt er bovendien nog 30 en 35 miljoen bovenop gedaan maar dat heeft ze nog niet uitgedeeld. Wat ze al heeft gedaan is 125 miljoen verdeeld voor dit jaar. Dan heeft ze een persconferentie gehouden en zich fier op de borst geklopt dat het de komende jaren uiteindelijk 375 miljoen zal zijn, ik neem aan in uitvoering van uw ontwerp over de borrelnootjes dat nog door dit Parlement moet worden goedgekeurd. Of mag zij dat zomaar voorafnemen?
Hoe dan ook, het speelt eigenlijk niet zo’n rol. Uw begroting is niet goedgekeurd, uw begrotingsfondsen zijn dus nog niet goedgekeurd, uw borrelnootjes zijn nog niet goedgekeurd. Mevrouw Onkelinx en de PS komen u met veel aplomb uitleggen dat de borrelnootjes niet zullen worden goedgekeurd als u uw meerderheid niet aan banden durft te leggen inzake Brussel-Halle-Vilvoorde. Toch gaat zij zelf naar haar kiezers om uit te leggen op welke manier het Belirisfonds zal worden verdeeld. Ik denk dat de vraag gewettigd is, mijnheer de premier, hoeveel vernederingen u eigenlijk nog kunt slikken vanwege uw eigen regeringspartners voordat u eens echt zichtbaar het geduld gaat verliezen.
04.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Annemans, de precieze stand van het dossier is dat in het samenwerkingscomité van dinsdag 6 mei, een ministerieel comité dat paritair is samengesteld uit de Brusselse en federale verantwoordelijken, een consensus is gevonden over een ontwerp van bijakte, meer bepaald bijakte 10 van samenwerkingsovereenkomst Beliris, met betrekking tot een voorstel van vastlegging of besteding van 125 miljoen euro per jaar, wat dus in totaal 375 miljoen euro is. De stand van het dossier is dat dit uiteraard moet worden goedgekeurd door de federale regering, de federale Ministerraad. In die procedure is een begrotingsakkoordprocedure voorzien. Dan zal effectief worden nagegaan op welke basisallocatie die betaling zal gebeuren en zal dit akkoord van het samenwerkingscomité wellicht ook gestand worden gedaan door de federale Ministerraad. Maakt u zich zorgen, wij zullen de beslissing uiteraard toetsen aan de stand van uitvoering of beslissing rond de begroting.
04.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): U bevestigt dus wat ik veronderstelde. Het is een begrotingsmaatregel, terwijl het tegelijk een deel van uw eerste fase van de staatshervorming is. U had dat bijvoorbeeld kunnen gebruiken om in de zaak Brussel-Halle-Vilvoorde te zeggen dat we dit als een parlementair initiatief zouden blijven behandelen en blijven respecteren en dat u, Leterme, niet aanvaardt dat mevrouw Onkelinx u afdreigt met de borrelnootjes, terwijl ze zelf al persconferenties geeft om de pluimen van die borrelnootjes op haar hoed te steken.
Ik had gehoopt dat u ten minste een stukje van uw tanden – het moeten geen klauwen van de Vlaamse leeuw zijn – zou laten zien, dat u van deze vraag gebruik zou maken om aan te kondigen dat dit nog niet is verworven en dat het maar verworven zal zijn – zoals Kris Peeters reeds heeft gezegd – wanneer alle fases van uw staatshervorming er zijn en Brussel-Halle-Vilvoorde zonder prijs is gesplitst. Zelfs dat doet u echter niet. Nee, in haar aanwezigheid geeft u gewoon het geld weg zonder dat u er iets mee doet voor Vlaanderen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de eerste minister over "de organisatie van de Kanselarij" (nr. P0242)
05 Question de M. Robert Van de Velde au premier ministre sur "l'organisation de la Chancellerie" (n° P0242)
05.01 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de eerste minister, ik hoor hier mooie vergelijkingen maken tussen u en de heer Verhofstadt. U zou op weg zijn om op de heer Verhofstadt te gelijken. Ik moet collega Annemans ongelijk geven, mijnheer de eerste minister, want u bent erger.
Toen ik met u discussies voerde, toen u nog minister van Begroting was, over het overheidsapparaat, de moloch die het aan het worden was en de afbouw die we toch stilaan zouden mogen doen, was u het met mij altijd volmondig eens. Dan hebt u op een bepaald moment zelf een begroting opgesteld. Die begroting heeft een bepaald bedrag voor de beleidsorganen. Het gaat om 56,8 miljoen.
U werd gewezen op de kosten van de experts. U moet toen wel heel boos geweest zijn op die journaliste van De Standaard, want achteraf blijkt dat u een amendement indient met een bedrag, dat nog eens 5,6 miljoen hoger ligt.
Wij vragen ons af hoe dat komt. Daarom hebben we de vergelijking gemaakt met 2007. 2007 was een heel raar jaar, dat kunnen we beamen. Uw uitgaven stijgen met 13 miljoen. In vergelijking met het definitieve budget van 2006, wat toch een normaal werkingsjaar was, bedraagt de stijging 9 miljoen euro. Die 9 miljoen euro investeert u extra in uw regeringsapparaat.
Dat bleek echter nog niet genoeg, want dan komt het koninklijk besluit van 27 april, dat werd gepubliceerd op 7 mei. Daarin eigent u zichzelf nog wat extra middelen toe. In de wet staat dat u bij het begin van de legislatuur de omvang van de kabinetten samen met uw regeringsleden vastlegt.
De voorzitter: (…)
05.02 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, het is belangrijk dat ik mijn redenering volledig afwerk.
Mijnheer de eerste minister, wat hebt u gedaan? U zorgt ervoor dat u met uw regeringsleden een budgetrestrictie oplegt, doch niet meer de omvang van het kabinet bepaalt. Dat is wat u in dat koninklijk besluit uzelf toe-eigent.
Dit betekent – laten we dat heel duidelijk definiëren – het volgende. Wanneer u vanuit de administratie mensen begint te detacheren, dan laat u de kosten in de administratie, zodat u enkel de regeringstoeslag of de kabinetstoeslag moet betalen. Daardoor kunt u op den duur werkelijk een leger aan kabinetsmedewerkers organiseren en een waterhoofd creëren, zozeer zelfs dat ze over mekaars voeten zullen vallen.
Mijnheer de eerste minister, ik denk dat ik heel duidelijk kan zijn in mijn vraag. Ik wil verantwoording over die positie. Waarom werd in dat koninklijk besluit de mogelijkheid gecreëerd om naar het budget te kijken en niet meer naar de omvang? Hield de omvang toch niet voor een stuk de garantie in dat we niet tot een waterhoofd zouden evolueren?
05.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, bij het begin van elke legislatuur en de vorming van een regering wordt een besluit met betrekking tot de samenstelling van de kabinetten of beleidscellen genomen.
Vooraf wil ik reeds melden, daarover is reeds heel wat heisa geweest, dat er twee bijkomende kabinetten zijn vanwege de samenstelling, het aantal partijen dat deel uitmaakt van de coalitie, en daarnaast de bijkomende staatssecretaris. Dat verklaart dat er – ik spreek uit het hoofd, mijnheer Van de Velde – in de vorige legislatuur 918 functies beschikbaar waren en nu iets meer dan 930.
Voorts is de aanpassing waarnaar u hebt verwezen, om te werken met budgettaire enveloppen die proportioneel worden vrijgegeven, er een naar aanleiding van opmerkingen van het Rekenhof. Die aanpassing is gewoon een daad van goed beheer, waarbij men aan de titularis wat meer vrijheid en ruimte geeft voor de besteding van de desbetreffende middelen naar gelang van de specifieke noden.
Ik kom aan het begin van uw vraag. Ik heb daarop reeds dikwijls geantwoord. De begroting zoals ze oorspronkelijk was ingediend, kon uiteraard geen rekening houden met de huidige regering, aangezien die nog niet bestond. Voor de kabinetskredieten was dus rekening gehouden met de vorige samenstelling. Naar aanleiding van de aanvang van de nieuwe regering is er dan een begrotingberaadslaging gebeurd, waaruit een amendement is gegroeid dat in de Kamer werd ingediend en dat de oorspronkelijk ingediende begroting op dat punt amendeert.
05.04 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de eerste minister, ik vind het een zeer perverse manier van handelen. Wanneer wij kijken naar alle constructieve voorstellen die op gebied van begroting en op gebied van budget zijn ingediend, dan zien wij dat u met één pennentrek voor uw eigen organisatie, voor uw regering, voor uw kabinetten, gemakkelijk 5,6 miljoen euro extra goedkeurt. Kijk ik naar 2006, dan is het 9 miljoen. Voor 2007 is het 13 miljoen.
Daar staat tegenover dat constructieve maatregelen zoals bijvoorbeeld het gelijkschakelen van het kindergeld voor zelfstandigen aan dat van werknemers, dat 9 miljoen behoeft, op geen enkele manier in de regering kan worden besproken. Ik vind het een echt schandaal dat u voor uzelf in één pennentrek dat geld zomaar opzijzet.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de toestand in Vorst en de noodzakelijke dringende ondersteuning door de Regie der Gebouwen" (nr. P0243)
06 Question de M. Renaat Landuyt au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la situation à Forest et l'aide nécessaire et urgente de la Régie des Bâtiments" (n° P0243)
06.01 Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vannacht hebben de cipiers spontaan het werk neergelegd na een eerste warme dag. Dat gebeurde eerder dan verwacht. Ze deden dat omwille van de omstandigheden in de gevangenis van Vorst.
Een klassieke houding van een parlementslid in deze zou kunnen zijn hieromtrent de minister van Justitie te interpelleren. Die zou daarop dan antwoorden dat men het nodige zou doen en wellicht zou men een aantal mensen overplaatsen om de situatie een beetje te verlichten.
Mijn vraag is echter bedoeld om de minister van Justitie in zijn eenzame strijd te ondersteunen. Wat doet de Regie der Gebouwen?
Toen we veertien dagen geleden de gevangenis van Vorst bezochten, werden we attent gemaakt op een paar kleine materiële problemen die ervoor zorgen dat een paar cellen niet kunnen worden gebruikt. Men vraagt zich af waarom dit niet wordt opgelost. Blijkbaar voert men nu al meer dan een jaar een discussie over hoe men dit zal oplossen. Het is blijkbaar te moeilijk. Er is blijkbaar een mysterieuze reden waarom de Regie der Gebouwen dit niet eerst doet om een en ander op te lossen.
Mijn vraag in deze is dus niet hoe het zit met het budget van de Regie inzake het grote Masterplan van de minister van Justitie, maar of u heel dringend kunt bijspringen door de Regie der Gebouwen te vragen de noodzakelijke werken in Vorst prioritair te laten uitvoeren.
06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Landuyt, ik kan bevestigend antwoorden.
Er is een heel goede samenwerking tussen Justitie en de Regie der Gebouwen geweest inzake het op 18 april in de Ministerraad goedgekeurde Masterplan.
We willen overgaan tot de renovatie van de resterende vleugels A en B van Vorst. Om dat te doen, moet er echter eerst een buffercapaciteit zijn in een andere gevangenis. Die is gepland in Sint-Gillis. Wij kunnen van start gaan met de renovatiewerken in Vorst na een eerste nieuwe capaciteitsuitbreiding in Sint-Gillis.
Ik kan u zeggen dat dit een prioriteit is. Het is voorzien in het Masterplan en aan de begroting wordt het nodige gedaan om dat plan te kunnen uitvoeren. Sint-Gillis zal een capaciteitsuitbreiding krijgen en daarna kan de renovatie van de twee vleugels in Vorst worden aangevat.
06.03 Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, mijn excuses, maar ik wil even heel concreet worden. In de gevangenis van Vorst zijn er vandaag cellen niet in gebruik. De cellen naast de douches lekken. Mijn excuses omdat ik in detail moet gaan, maar men kan daar zo rijen cellen zien die men zou kunnen gebruiken indien men als een goede huisvader gewoon een paar lekken zou dichten. Het gaat niet eens om het verplaatsen van mensen. Het gaat erom ruimte die aanwezig is weer bruikbaar maken. Dat kan naar mijn bescheiden mening op uw instructie – tenzij wij dat hier moeten bespreken – vanaf morgen gebeuren. Ik vraag u dus in de naam van de minister van Justitie hem een warme zomer te besparen en wat dat betreft de Regie der Gebouwen te vragen om er morgen gewoon aan te beginnen.
06.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik ben met de minister van Justitie in Vorst geweest, enkele weken geleden. Het is niet alleen een probleem van de renovatie van een of twee cellen in dat deel van de gevangenis. Er is een probleem van infiltratie van water van het dak van de gevangenis. Wij moeten dus eerst en vooral een aantal herstellingen aan het dak doen en daarna bestaat de mogelijkheid om niet alleen voor die cellen maar ook voor de douches meer te doen.
Ik herhaal, het is voorzien in het Masterplan. Wij moeten twee vleugels renoveren, nadat er een nieuwe buffercapaciteit is gecreëerd in Sint-Gillis. Wat de cellen naast de douches betreft, is er niet alleen het probleem van de renovatie van die cellen zelf, maar er is het probleem van infiltratie van water. Men moet het dak dus repareren. Dat zal ook gebeuren.
Morgen is er natuurlijk geen nieuw dak voor een groot deel van de gevangenis. Het is niet mogelijk dat van de ene dag op de andere te doen.
06.05 Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, die situatie is al meer dan een jaar gekend. Wat ik niet begrijp, is dat men er niet aan begint. U beschrijft wat wij kunnen zien. U beschrijft wat er is. Maar niemand doet iets. Ik vraag u alleen de minister van Justitie niet in de steek te laten, opdat hij niet een paar strafuitvoeringen moet inhouden of dat hij een paar mensen moet verschuiven. Doe een geste – dat zal het personeel graag zien – en stuur mensen om er morgen aan te beginnen. De analyse van het probleem is toch al lang gekend.
06.06 Minister Didier Reynders: Er is een procedure om dat te doen.
L'incident est clos.
- mevrouw Sarah Smeyers aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de hospitalisatieverzekering" (nr. P0244)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de hospitalisatieverzekering" (nr. P0245)
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de hospitalisatieverzekering" (nr. P0246)
- de heer Yvan Mayeur aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de hospitalisatieverzekering" (nr. P0247)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de hospitalisatieverzekering" (nr. P0248)
- mevrouw Katrien Patryka aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de hospitalisatieverzekering" (nr. P0261)
- Mme Sarah Smeyers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'assurance hospitalisation" (n° P0244)
- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'assurance hospitalisation" (n° P0245)
- M. Koen Bultinck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'assurance hospitalisation" (n° P0246)
- M. Yvan Mayeur à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'assurance hospitalisation" (n° P0247)
- Mme Yolande Avontroodt à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'assurance hospitalisation" (n° P0248)
- Mme Katrien Partyka à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'assurance hospitalisation" (n° P0261)
07.01 Sarah Smeyers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens de vergadering van de commissie voor de Sociale Zaken op 4 mei stelde ik u reeds de vraag die ik nu opnieuw zal stellen. Onze markt zal binnenkort vrij toegankelijk zijn voor Europese ziekenfondsen. Dat heeft als gevolg dat er rechtstreekse concurrentie komt met onze bestaande ziekenfondsen.
Mevrouw de minister, de kans is reëel dat zij enkele van onze bestaande, maar minder kapitaalkrachtige en kleinere, ziekenfondsen van de markt zullen dringen. Ook minister Demotte was vroeger actief begaan met deze problematiek. In maart kon u nog geen antwoord geven op mijn vraag, aangezien de repliek van de Europese Commissie toen nog niet voorhanden was en pas in mei 2008 werd verwacht. U wist in maart dus nog niet te vertellen in welke mate de Commissie rekening wil houden met alle of een deel van de juridische argumenten die ons land naar voren heeft geschoven. Aangezien het nu mei is, hoop ik dat het antwoord van de Commissie intussen aan u werd bezorgd. Kunt u toelichten wat de huidige stand van zaken is in dit dossier? Is de vrees van onze ziekenfondsen ter zake terecht? Wat zijn de eventuele verdere stappen met betrekking tot dit dossier?
07.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, suite à une plainte des assurances privées, les juridictions belges en première et deuxième instance ont conclu que les lois du commerce ne s'appliquaient pas aux mutualités en matière d'assurance hospitalisation. Les firmes privées qui proposent des assurances hospitalisation ont alors choisi de saisir la Commission européenne, laquelle a interrogé le gouvernement en décembre 2006. Suite aux informations transmises par le gouvernement, par l'entremise de M. Donfut, la Commission a jugé que le système ne répondait pas aux règles de la concurrence. La Commission demande aujourd'hui à la Belgique de modifier le système et d'empêcher les mutualités de proposer des produits assurantiels complémentaires en matière d'hospitalisation.
Le credo des assurances privées est qu'il y a rupture de concurrence et que les mêmes règles ne s'appliquent pas aux mutualités. Mais l'inverse est vrai aussi, nous en avons déjà débattu au sein de cette assemblée et en commission de Affaires sociales, les assurances privées sélectionnent les risques, augmentent leurs tarifs en fonction de l'âge des personnes concernées, n'acceptent pas d'assurer tout le monde. Les mutualités, par contre, organisent elles-mêmes une solidarité, proposent des tarifs fixes, assurent tout le monde et, pour certaines d'entre elles, organisent des mécanismes de contrôle des dépenses médicales.
Je pense que ce système doit être protégé et, à ce sujet, j'ai trois questions à vous poser.
Quelles sont les informations qui ont été transmises par le ministre Donfut à la Commission? Comment peut-on expliquer que la Commission juge aussi mal ce système, que les juridictions belges avaient jugé tout à fait conforme au droit?
Quelles sont vos intentions par rapport à cet avis de la Commission? Il semble que le gouvernement belge ait deux mois pour réagir et transmettre des informations complémentaires. Allez-vous demander un délai supplémentaire? Comptez-vous rapidement apporter les informations manquantes à la Commission pour juger correctement ce système?
De manière plus générale et indépendamment de la réaction à adopter envers la Commission européenne, n'estimez-vous pas que cette offre spécifique et solidaire d'assurance hospitalisation organisée par les mutualités doit être protégée? Qu'envisagez-vous d'entreprendre en la matière?
07.03 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u weet zeer goed dat vanuit een sociale bezorgdheid het dossier vrij gevoelig ligt.
Het dossier van de hospitalisatieverzekering is, of we dat nu graag hebben of niet, wel degelijk gelinkt aan het dossier van de artsensupplementen op allerlei niveaus. U hebt enkele dagen geleden wel degelijk een advies van de Europese Commissie ontvangen, waarbij u uiteindelijk twee maanden de tijd krijgt om de regelgeving dienaangaande aan te passen en de regelgeving die nu bestaat voor de ziekenfondsen aan te passen aan de praktijk zoals die nu bestaat bij de private verzekeraars.
Drie zeer duidelijke vragen, mevrouw de minister. Wat zult u doen met het betrokken advies? Wat is uw politieke reactie op het betrokken advies? Welke maatregelen zult u nemen? In welke mate zult u de regelgeving aanpassen? Wat zult u doen om te verhinderen dat er uiteindelijk een echte veroordeling door de Europese Commissie volgt dienaangaande binnen twee maanden, als u niet de nodige maatregelen neemt?
07.04 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, madame la ministre, mes collègues ont dit avant moi que la Communauté européenne demandait effectivement à la Belgique de modifier sa législation, afin de mettre sur un pied d'égalité les assurances privées pour ce qui concerne les assurances complémentaires d'hospitalisation. Il va de soi que notre système de sécurité sociale est fondé sur un régime non lucratif et de solidarité géré par les mutualités dans l'intérêt des patients. À mon estime et selon la doctrine de la sécurité sociale de notre pays, on ne peut admettre d'être dans un système de libre concurrence avec le secteur privé qui, lui, a bien entendu un but de rentabilité de l'actionnariat, de ceux qui soutiennent son activité et son développement.
Il s'agit de la santé publique, une matière qui intéresse évidemment au premier chef la population. Selon moi, elle ne peut pas être plus absorbée qu'elle ne l'est déjà par la sphère marchande. Je pense que l'Europe doit s'intéresser à beaucoup de choses mais puisqu'elle ne s'intéresse pas à la politique sociale, je propose qu'en l'occurrence, elle s'abstienne – comme les tribunaux belges l'ont indiqué face aux assureurs privés qui ont introduit des recours contre notre législation – de nous donner des recommandations dans un domaine qui n'est pas celui de la libre concurrence mais bien celui des soins de santé, de la sécurité sociale et du système de solidarité entre les patients dans notre pays.
J'espère et je souhaite qu'à travers vous, le gouvernement belge réponde par une défense de notre système de sécurité sociale qui repose – je le redis parce que c'est essentiel – sur la solidarité et sur le caractère non lucratif des mutualités dans l'intérêt des patients. C'est évidemment cela qui doit être visé. Il est un peu cynique de vouloir faire de l'argent sur les soins de santé et les problèmes liés à l'hospitalisation des gens.
07.05 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit dossier dateert nog van de tijd toen de heer Vandenbroucke minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken was. Wij hebben het debat toen reeds aangevangen omdat de ongelijkheid tussen datgene wat de mutualiteiten aanbieden en de private verzekeringen steeds groter werd. Tijdens de vorige legislatuur is die kloof verkleind en heeft men een aantal garanties ingebouwd, onder meer inzake aannemingsplicht en overdraagbaarheid van de verzekering. Die kloof is kleiner geworden. In tegenstelling tot de heer Mayeur kan ik echter niet zeggen dat de concurrentie zich alleen situeert tussen mutualiteiten en private verzekeringen. Er is ook concurrentie, ook nu nog, na de aanpassing van de wetgeving, tussen de verschillende mutualiteiten. Personen die een chronische aandoening hebben moeten nu wel worden aangenomen maar ze worden niet op dezelfde manier vergoed, ook niet in de aanvullende verzekering.
Mevrouw de minister, in naam van de zes miljoen plus twee miljoen mensen die in 2003 waren aangesloten bij de mutualiteiten in de aanvullende verzekering, maar ook voor de betaalbaarheid van de premies voor vier miljoen mensen – mijn cijfers dateren van 2003, op basis van een vraag die ik toen heb gesteld – vraag ik u hoe u als bevoegd minister samen met de regering met dit advies van de Europese Commissie zult omgaan. Er zijn immers slechts twee mogelijkheden. Enerzijds kunnen, dankzij deze toepassing van het advies van de Europese Commissie, de premies goedkoper worden voor de private verzekering. Dat is één mogelijkheid. Men spreekt toch wel van een daling met 10%. Dat is uiteraard meegenomen voor de vier miljoen mensen die daarbij verzekerd zijn. Anderzijds zal men iets moeten doen aan de prijs voor de mensen die aanvullend zijn verzekerd. Ik hoop dat dit dan voor hen geen stijging met 10% zal betekenen.
07.06 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minster, ik moet de context niet schetsen. Die kent u. De Europese Commissie heeft in ieder geval de argumentatie van uw voorganger, de heer Demotte, van tafel geveegd. Dat brengt het risico met zich mee dat ons uniek sociaal model van de mutualiteiten in gevaar komt.
Ik heb daarover drie vragen, mevrouw de minister. Ten eerste, op welke manier zult u en de regering op deze stellingname reageren? Mijn tweede vraag sluit aan op de vraag van mevrouw Avontroodt. De ziekenfondsen mogen niemand weigeren. De wet op de landverzekeringsovereenkomst, die vorig jaar nog is gewijzigd, heeft ter zake nog heel wat hiaten en is moeilijk toegankelijk. Welke maatregelen zal de regering nemen om de toegankelijkheid tot de aanvullende verzekering voor chronisch zieken en niet-actieven te verbeteren? Ten derde, als de schadeverzekeringrichtlijnen daadwerkelijk van toepassing worden voor onze mutualiteiten, betekent dat ook dat zij andere verzekeringsproducten kunnen aanbieden waardoor de concurrentie met de privéverzekeringen nog zal verhogen?
07.07 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, mes interpellateurs sont des spécialistes de notre système social: ils connaissent bien le caractère délicat de la procédure entamée par la Commission européenne.
L'enquête a débuté en 2006. Elle a été initiée par des assurances privées. En effet, certaines mutualités avaient organisé une publicité assez tapageuse au profit de leur propre assurance complémentaire non obligatoire: il ne s'agissait pas d'une provocation, mais d'une sollicitation d'une mutualité auprès de ses membres pour qu'ils résilient leurs assurances privées au profit de son assurance complémentaire non obligatoire. Voilà qui a provoqué un contexte délicat.
Dans ce contexte, la Commission européenne a ouvert une enquête et a interrogé la Belgique. Le gouvernement belge a défendu le système actuel, d'une importance capitale pour la cohérence de notre système social. Il a expliqué les particularités de nos mutualités: pas de sélection des risques, pas de différenciation dans les primes si ce n'est en fonction de l'âge, une couverture limitée. Le gouvernement belge a donc défendu ces assurances complémentaires non obligatoires dans le cadre des mutualités comme faisant partie de notre système global, défendu par l'ensemble de nos groupes politiques.
Pendant très longtemps, la Commission européenne s'est tue; elle vient maintenant de rendre un avis définitif.
De Europese Commissie stelt vijf diverse problematieken vast: het feit dat de ziekenfondsen niet erkend zijn als verzekeringsondernemingen en hun controleorgaan niet bevoegd is om dat te doen, het feit dat de ziekenfondsen die activiteit niet uitoefenen onder een juridische vorm die vereist is om een verzekeringsactiviteit uit te oefenen, het niet respecteren van het principe van de specialisatie, krachtens welke een verzekeringsonderneming geen andere commerciële activiteiten mag uitoefenen, het ontbreken van waarborgfondsen die het mogelijk maken de solvabiliteit van de activiteit te garanderen, en het ontbreken van technische provisies en het ontbreken van de verplichting voor de ziekenfondsen om jaarlijks voor die activiteit een activiteitsprogramma voor te leggen.
Vous constaterez que, dans le cadre des remarques de la Commission européenne, l'examen de la Commission ne porte pas sur le droit à la concurrence, mais sur l'application des directives non-vie.
Par ailleurs, il n'est pas question, dans ces remarques, de problèmes liés à la fiscalité.
Comme vous l'avez dit, nous avons deux mois pour répondre puisque nous venons de recevoir l'avis.
Il existe trois possibilités.
1. On ne répond pas, on ne fait rien. Dans les deux mois qui suivent, nous avons la possibilité de saisir la Cour de Justice, que ce soit via la Commission elle-même ou par le biais d'une assurance privée. Sachez d'ores et déjà que j'écarte cette possibilité. Je ne veux prendre aucun risque car l'enjeu est trop important: si la Cour de Justice suit l'avis de la Commission européenne, notre modèle social risquerait d'être complètement déséquilibré.
2. On adapte la législation pour permettre aux mutualités de garder cette assurance complémentaire non obligatoire, mais dans le cadre du respect des directives non-vie. C'est dans ce sens que vont les remarques de la Commission européenne.
3. On intègre ces assurances complémentaires hospitalisation aux assurances obligatoires.
Plusieurs voies sont donc possibles, dont deux sont crédibles. Je suis en train d'examiner avec mon équipe les solutions envisageables. Ensuite, je ferai une proposition au gouvernement.
07.08 Sarah Smeyers (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
U zegt zelf dat u het antwoord van de Commissie vanuit een fiscaal oogpunt hebt gezien en niet zozeer inzake de concurrentiedreiging. Op dat vlak heb ik uw standpunt dus niet kunnen vernemen.
Kunt u daar nog kort iets over zeggen?
07.09 Minister Laurette Onkelinx: De Commissie legt geen beperkingen op inzake fiscaliteit, bijvoorbeeld, of inzake het concurrentierecht.
07.10 Sarah Smeyers (CD&V - N-VA): Mijn vrees is dan dat bij die Europese vrijmaking onze eigen kleine ziekenfondsen het hoofd niet meer boven water zullen kunnen houden. Dat zal ten koste zijn van de patiënten, zo vrees ik toch wel. Ik hoop dat u daarover toch enigszins zult waken.
07.11 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je ne veux pas polémiquer. Ce que je savais des informations transmises à la Commission par le gouvernement et votre prédécesseur m'a fait croire que le gouvernement n'a pas correctement rempli ce devoir d'information de la Commission. Il faut se donner la chance de convaincre la Commission, comme on l'a fait vis-à-vis des juridictions belges, même si le droit n'est pas exactement le même, du bien-fondé des assurances.
Je prends bonne note des deux propositions pour essayer de sortir du problème. Adapter la législation belge, on peut éventuellement le faire en collaboration avec les organismes concernés. Il faut également corriger certaines pratiques qui sont allées trop loin dans une logique commerciale. Les mutualités doivent assumer leurs responsabilités et rester dans un cadre non commercial. Elles le font en général mais il leur arrive d'être tentées de se livrer à des pratiques plus commerciales. C'est un signe qui leur est donné à cet égard.
Je note également votre deuxième proposition: élargir notre assurance obligatoire à un système d'assurances pour l'hospitalisation. Je vous le suggérais la semaine dernière en commission des Affaires sociales à la suite du constat suivant: plus de 40% des personnes hospitalisées en Belgique aujourd'hui n'honorent pas leurs factures. Cela nous semble être le symptôme d'une difficulté de plus en plus grande à se soigner et cela nécessite des réponses publiques. Nous suivrons attentivement vos travaux en la matière.
07.12 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij zullen, als leden van de oppositie, zeer aandachtig het dossier verder moeten opvolgen. U hebt op een aantal vragen ook nog geen duidelijk antwoord kunnen geven op dit moment. Als ik u echter vanuit onze fractie die vraag stelde, dan was dat wel degelijk vanuit een echte sociale bezorgdheid. Misschien zou u daar wat steun vanuit de oppositie kunnen gebruiken.
De grote vrees is wel degelijk dat op die manier de hospitalisatieverzekering voor de gewone patiënten wel degelijk duur zou kunnen worden en dat kan toch geenszins de bedoeling zijn.
07.13 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, j'entends bien la réponse de la ministre qui dit vouloir soutenir – et j'en suis heureux – la logique et le principe même de notre fonctionnement et de notre système. Il convient néanmoins de procéder à quelques adaptations. Si le fait de permettre l'intégration de systèmes d'assurance complémentaire gérés par les mutualités dans un régime acceptable et accepté par tous est compréhensible, il ne faudrait quand même pas qu'une négociation avec le secteur privé nous conduise à la création d'un deuxième pilier qui introduit le privé dans la gestion du système, ce que d'aucuns désirent.
Je le précise pour être bien compris par nos amis du VLD, notamment Mme Avontroodt. En effet, ce qui importe, c'est de garantir inconditionnellement une accessibilité aux soins identique à l'ensemble des assurés belges. C'est fondamental. On ne peut accepter un régime qui, pour des causes de concurrence, n'accorde pas aux gens l'accès aux soins ou à une qualité de soins identique parce qu'ils disposent ou non d'une assurance privée. Cela, c'est le système à l'américaine. Nous en sommes loin, fort heureusement, mais je ne crois pas que nous devrions envisager un système qui instaurerait de telles différences.
07.14 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben heel blij met de vijf pistes die u hebt aangereikt.
Ik wil echter nog even terugkomen op de resolutie-Rocard. Mijn goede collega Mayeur is iemand die de solidariteit altijd hoog in het vaandel heeft gedragen. Rocard heeft in het Europees Parlement gepleit voor solidaire, toegankelijke, aanvullende verzekering voor alle mensen.
Dat is precies waar wij al enkele legislaturen schoorvoetend mee bezig zijn. Wat nu voorligt, kan volgens mij een aanleiding zijn tot de oprichting van een solidaire aanvullende tweede pijler.
Ik zou het echter jammer vinden, mocht dit advies van de Europese Commissie niet kunnen leiden tot prijsdalingen. Prijsdaling wil zeggen meer solidariteit en meer mensen die verzekerd kunnen zijn.
07.15 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De twee pistes die u schetst, zijn bijzonder boeiend. Zowel de aanpassing van de regelgeving als het bekijken van het opnemen in de verplichte verzekering zijn een oefening die we graag met u willen maken om de hospitalisatieverzekeringen toegankelijk en betaalbaar te houden voor iedereen.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la tentative d'expulsion d'un ressortissant camerounais décédé depuis lors" (n° P0249)
08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de poging tot uitwijzing van een Kameroener die nadien overleden is" (nr. P0249)
08.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous pensiez être débarrassé des dossiers concernant les étrangers puisque Mme Turtelboom est chargée de cette matière. Mais voilà, certains services de votre police ne se sont pas illustrés en bien ces dernières semaines! On a pu le constater lors de la manifestation du 29 avril au cours de laquelle de nombreux sans-papiers se sont vus arrêtés et des avocats se sont vus plaqués contre les murs ou tabassés.
Je souhaiterais vous interroger sur l'expulsion du 26 avril. Ce jour-là, M. Fosso vient de Paris pour prendre un vol Brussels Airlines vers Douala. Lorsqu'il monte dans l'avion, il se rend compte qu'une personne est molestée par cinq policiers; il entend des gémissements. Lorsqu'il s'assied sur son siège, il se dit qu'il ne peut rester sans rien faire, il repense à Semira Adamu et dit à l'hôtesse qu'il y a un problème et qu'il ne peut voyager dans de telles conditions. Comme personne n'a réagi, il a décidé de filmer la scène. Il s'est vu ensuite évacué de l'avion entre deux policiers et enfermé trois heures au commissariat de l'aéroport. À sa sortie du commissariat, il a voulu récupérer ses bagages, obtenir le remboursement de son ticket et trouver un moyen de se rendre au Cameroun. On lui a alors dit qu'on ne savait rien à propos de ses bagages, qu'il se trouvait sur une liste noire et que son ticket ne lui serait pas remboursé. Il a à nouveau protesté et cela lui a valu de retourner au cachot jusqu'à 22 heures, sans même recevoir un verre d'eau.
La personne dans l'avion était M. Folefack, dont on a appris le décès par la suite. Ce monsieur a écrit un courrier dans lequel il explique ce qui lui est arrivé. Il dit qu'on l'a amené au cachot et qu'on a voulu le menotter avant de monter dans l'avion, ce qu'il a refusé car il estimait qu'il n'était pas un criminel et ne voulait pas rentrer menotté au Cameroun. Il ajoute que tout s'est dégradé à ce moment-là: il a été battu, maîtrisé par cinq hommes qui ont mis leurs genoux sur son cou, qui lui ont mis les menottes, qui lui ont attaché les cuisses et les jambes avec une ceinture avant d'être jeté dans l'avion. Il avait très mal au corps, mal au cœur, il étouffait. Il a commencé à crier alors que des passagers se manifestaient puis il a été rejeté dans la camionnette. Il dit encore qu'il n'arrivait pas à manger car ses mâchoires lui faisaient mal, qu'il avait les deux tibias écorchés, une blessure dans la bouche, mal au dos, mal aux reins, mal au cou. Il ne pouvait pas dormir la nuit car il avait mal partout!
Il a signé cette lettre le 29 avril 2008. Une assistante sociale a acté une plainte le 28 avril qui a été transmise à l'Office des étrangers. Dans cette plainte rédigée en néerlandais, elle-même notifiait que cette personne présentait des blessures à la lèvre inférieure, des bleus aux jambes et que cette dernière se plaignait d'avoir des douleurs au cou.
Monsieur le ministre, après avoir pris connaissance de ces difficultés, pouvez-vous nous préciser la façon dont ces personnes ont été traitées, tant M. Fosso tant que M. Folefack? Quel type d'enquête avez-vous diligentée? Quels en sont les résultats? Une première tentative d'expulsion – comme c'était le cas pour M. Folefack – n'est normalement pas une expulsion sous la contrainte. Je suis dès lors étonnée d'entendre ce récit. Qu'en dites-vous, monsieur le ministre?
08.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, madame Genot, en ce qui concerne les aspects sur la politique d'éloignement, il me semble que vous avez déjà interrogé Mme Turtelboom qui est compétente en la matière.
Quant à l'intervention des services de la police, je peux déjà vous dire que, selon les rapports que j'ai reçus, les règles qui ont été établies, entre autres par la commission Vermeersch, ont été suivies et respectées. À ce propos, vous savez aussi que la police est attentivement contrôlée par le Comité P et qu'il vous est toujours possible de demander une enquête. Pour ma part, j'attends aussi les résultats de l'enquête judiciaire qui a été ordonnée par le parquet de Turnhout. En tout cas, il ressort du rapport d'autopsie que les services de police n'ont pas utilisé la violence.
08.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'introduis en bonne et due forme une question qui aborde deux aspects. Tout d'abord, l'aspect du passager, citoyen responsable qui, pour avoir dénoncé ces pratiques, a été incarcéré jusque 22 heures. Vous n'en parlez absolument pas!
Le deuxième élément, c'est qu'à mon avis, le rapport Vermeersch n'a pas été respecté. En effet, lors de la première procédure d'expulsion, la personne doit se voir proposer de partir. Or, dans ce cas, elle a été ligotée, menottée et emmenée par cinq personnes dans l'avion.
Il s'agit pour moi d'un non-respect de la procédure, qui a abouti à une maltraitance de cette personne et, sans doute, à sa fragilisation psychologique.
Het incident is gesloten.
- M. Jean-Luc Crucke au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les attaques informatiques" (n° P0250)
- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les attaques informatiques" (n° P0251)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les attaques informatiques" (n° P0252)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de cyberaanvallen" (nr. P0250)
- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de cyberaanvallen" (nr. P0251)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de cyberaanvallen" (nr. P0252)
09.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, en fin de semaine dernière, la presse annonçait que les ordinateurs des services les plus importants de l'État fédéral avaient fait l'objet d'attaques informatiques, ce que l'on appelle de l'espionnage informatique.
Après avoir communiqué l'information, la presse s'est fait l'écho de vos soupçons à l'égard de la Chine. Ce n'est pas la première fois que ce pays est soupçonné pour ce genre de pratiques. Il a déjà été mis en cause par la Hollande, l'Allemagne, les États-Unis et en particulier le Pentagone qui ont été confrontés à ce problème. Toujours est-il, monsieur le ministre, que vous avez fait état d'un sentiment, d'une présomption. Quels sont les éléments qui vous permettent de soupçonner la Chine et donc l'État chinois?
Par ailleurs, il semble que cet espionnage ait commencé au mois d'août. Le phénomène n'est donc pas récent, même si l'on n'en parle qu'aujourd'hui.
En outre, en matière de système de défense, d'après ce que j'ai pu lire, depuis 2005 il existerait un projet de création d'un service qui permettrait de limiter les attaques des hackers sur les réseaux informatiques. Trois ans ont passé. Pourquoi ce service n'a-t-il pas été mis en place? Qu'attend-on?
En résumé, monsieur le ministre, dispose-t-on de renseignements précis permettant de soupçonner la Chine? Bien entendu, je ne vous demande pas de dévoiler ici les secrets du dossier.
Pourquoi ce système de défense, dont le projet existe depuis 2005, n'a-t-il pas été mis en place? Est-il exact que ces attaques ont lieu depuis le mois d'août?
09.02 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, avez-vous vérifié la présence de micros chinois? Sommes-nous entre nous, pouvons-nous parler?
En complément à la question de mon collègue M. Crucke, je vous demanderai si on a confirmation que les autorités chinoises se trouvent bien derrière ces écoutes? Le dossier a-t-il été transmis à votre collègue des Affaires étrangères qui doit bientôt se rendre en Chine, comme chacun le sait? Pouvez-vous faire le point sur la méthode utilisée pour constater les attaques en question? C'est un procédé particulièrement délicat; même les nations les plus avancées dans l'anti-hacking ne peuvent pas toujours affirmer la véracité des attaques.
Quelle forme prend la collaboration entre les neuf services collaborant à la cellule anti-hacking et les Régions ou le monde économique, notamment les entreprises qui investissent dans notre pays sur des projets novateurs et sur lesquels elles préfèreraient laisser planer le secret?
Quel est le projet pour cette cellule que vous estimez devoir confier à la Sûreté ou à la police fédérale, d'après la presse? Au titre de vice-président de la commission de la Défense, je vous interroge à ce sujet. Bon nombre de pays européens ont mis en place des cellules placées sous l'autorité de la Défense. En Belgique, nous avons un service très compétent en la matière, le FGRS. Par ailleurs, l'OTAN a installé en Estonie un centre chargé d'étudier la menace et de préparer les pays d'Europe membres de l'OTAN à la riposte en cas d'espionnage informatique. Ne serait-il pas utile de travailler de concert avec la Défense, voire de lui confier la responsabilité d'une activité qui est plus de son ressort que de celui de la Sûreté ou de la police fédérale?
09.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, j'avais eu l'occasion en commission, il y a quelques semaines, d'interroger votre collègue M. De Gucht ici présent sur le même sujet, non seulement à l'égard de ce qui se passait vis-à-vis de certaines ONG qui voyaient leur site internet attaqué, mais également à l'égard de sites gouvernementaux.
Entre-temps, j'ai constaté que vous aviez répondu au Sénat à une question de notre collègue, M. Vandenberghe. Par ailleurs, j'ai reçu des informations selon lesquelles ces attaques s'intensifiaient, en tout cas concernant certaines ONG, notamment tibétaines, qui voient leur site quotidiennement attaqué par des virus, la plupart du temps, de type chevaux de Troie: des gens se font passer pour des amis de réseaux, des groupes de discussion sur la Chine et le Tibet et profitent de l'ouverture de leur mail pour soit détruire les logiciels de l'ordinateur, soit faire en sorte que dorénavant cet ordinateur fournira toutes les informations utiles aux personnes qui recourent à ce genre de pratiques.
Vous aviez vous-même indiqué avoir des présomptions à l'égard de la Chine. À présent, il s'agit d'examiner les mesures à notre disposition afin de nous protéger.
Monsieur le ministre, avez-vous effectué des démarches en la matière à l'égard du gouvernement chinois?
Comptez-vous déposer une plainte contre X sur la base de la violation des articles 550bis et 550ter du Code pénal qui incriminent spécifiquement ce type de pratiques?
Comptez-vous prendre des mesures de sûreté à l'égard de sites ou d'ordinateurs qui vous procureraient des informations sensibles, mais aussi à l'égard d'ONG qui travaillent dans ce domaine de la société civile, puisqu'elles font l'objet d'attaques quotidiennes? Il semblerait à tout le moins intéressant de savoir dans quelle mesure on peut protéger leur site.
Étant donné que d'autres pays font l'objet d'attaques, une initiative européenne a-t-elle été prise en la matière?
Les moyens et la mission de la Computer Crime Unit sont-ils suffisants pour faire face à ce nouveau type d'attaques et de problèmes?
09.04 Jo Vandeurzen, ministre: Monsieur le président, chers collègues, vous m'avez posé plusieurs questions. Je vais essayer d'y répondre en résumant les informations.
Comme tous les pays occidentaux, la Belgique est la cible de tentatives d'espionnage par les puissances étrangères. En outre, la présence d'importantes organisations internationales comme l'OTAN et les institutions européennes attire l'attention de ces puissances étrangères sur notre territoire.
Vous savez que les compétences pour lutter de manière globale contre ce phénomène relèvent du Comité ministériel du renseignement et de la sécurité. La Sûreté de l'État dispose d'informations sur les tentatives d'attaques électroniques contre les adresses électroniques de l'autorité fédérale. Le Comité ministériel du renseignement et de la sécurité en a été informé.
Le service informatique de la Sûreté de l'État collabore avec les services informatiques et les officiers de sécurité du service public fédéral en question à une enquête technico-légale sur les attaques électroniques.
L'enquête technico-légale est toujours en cours et aucun résultat ne peut être communiqué pour l'instant. Jusqu'à présent, il n'existe aucune preuve de l'implication des autorités chinoises. Le contexte des attaques électroniques renvoie toutefois dans la direction de la Chine.
En tant que membre du Comité ministériel du renseignement et de la sécurité, mon collègue Karel De Gucht, ministre des Affaires étrangères, est informé des attaques visant certaines adresses électroniques. Les attaques électroniques ont lieu sous forme de messages électroniques manipulés contenant des programmes nuisibles. On utilise des techniques de "social engineering" pour inciter le destinataire du message électronique à ouvrir le message et les éventuelles pièces jointes.
La création d'une plate-forme de concertation pour la sécurité informatique était l'une des initiatives de l'ancien secrétaire d'État à l'informatisation et avait été approuvée en Conseil des ministres le 30 septembre 2005. Les institutions fédérales suivantes font partie de la plate-forme de concertation en raison de leur expertise. Je ne vais pas toutes les citer mais ce sont tous les responsables des administrations qui sont concernés.
Le 12 février 2008, cette plate-forme de concertation a présenté un livre blanc au collège de renseignement et de la sécurité qui examine notamment la coopération entre l'autorité et le secteur privé.
La plate-forme de concertation doit présenter d'ici le prochain collège une liste détaillée des actions prioritaires et de leurs implications budgétaires. Le concept à développer sera défini à cette occasion. Si la proposition est acceptée par le collège, elle peut être transmise pour approbation au Comité ministériel du renseignement et de la sécurité.
En tant que ministre de la Justice, j'insisterai auprès de mes collègues et du premier ministre, président du Comité ministériel, pour que la proposition soit traitée rapidement.
Tant à court qu'à moyen terme, de sérieux efforts devront être fournis par l'autorité et surtout par le secteur privé, qui devra protéger ses réseaux de manière satisfaisante contre les incursions indésirables.
Vous comprendrez que je ne peux rien divulguer concernant les mesures de sécurité de nos services. La création de BNIX a été décidée dans la seconde moitié de 2005, il y a donc plus de deux ans et demi. Entre-temps, les experts de la plate-forme de concertation ont régulièrement discuté des réglementations belges et européennes existantes en la matière.
Un plan échelonné a été élaboré pour la création d'une banque de données géographiques. Je suis d'accord sur le fait que la menace contre les réseaux ICT doit être prise très au sérieux et j'insisterai dès lors auprès du Comité ministériel du renseignement et de la sécurité pour que le budget nécessaire soit dégagé.
09.05 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne vous demande pas de dévoiler les éléments de protection qui doivent rester confidentiels.
On pense que c'est la Chine – en tout cas on indique la direction sans la nommer – mais il faut rester très prudent avant de dire qu'il s'agit d'un État.
Vous l'avez confirmé, depuis 2005, il existe un projet. Je comprends qu'il faille une concertation optimale pour tout mettre en œuvre mais il est temps de passer à la phase de concrétisation, ce que je vous demanderais de faire dans les plus brefs délais. Au plus vite, au mieux!
09.06 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je pense que la mise en place d'une unité de 25 personnes, pour un montant de 3,5 millions d'euros, est un premier pas positif.
Au-delà de cette structure et de la concertation sur le plan belge, j'insiste pour qu'il y ait une plate-forme suffisamment transversale par rapport aux Régions et par rapport au monde économique. Notre responsabilité est aussi d'aider le monde économique à se protéger, en plus des efforts qu'il fait lui-même.
Je rappelle que l'OTAN a mis en place en Estonie un Cyber Command dans lequel un certain nombre de pays forment leurs agents et étudient ensemble les pistes pour contrecarrer l'espionnage informatique ainsi que les pistes technologiques qui permettraient de répondre au mieux à ces attaques. Aujourd'hui, la Belgique n'est pas membre de ce centre. Il serait utile, et j'interviendrai en commission de la Défense à ce sujet, que nous nous donnions les moyens de travailler plus collectivement au niveau de l'OTAN et de l'Europe.
09.07 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. J'entends bien que ces sujets sont pris très au sérieux et que des moyens sont mobilisés. Outre les sites gouvernementaux qui doivent être protégés, j'insiste sur le fait qu'il faut prendre contact avec les ONG, notamment pour enquêter sur le type d'attaques dont ils font l'objet et pour voir de quelle manière ils peuvent être protégés. Or, à ma connaissance, ces contacts n'ont pas encore été pris par les services compétents.
Nous devons également nous interroger sur les efforts que nous pouvons porter ensemble, au niveau européen, pour pouvoir mieux nous protéger de ces différentes attaques.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Patrick Moriau au ministre des Affaires étrangères sur "la déclaration du ministre concernant la Serbie" (n° P0253)
10 Vraag van de heer Patrick Moriau aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de verklaringen van de minister in verband met Servië" (nr. P0253)
10.01 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le 29 avril, vous avez signé l'accord de stabilisation et d'association entre la Serbie et l'Union européenne; je m'en réjouis car, à mon sens, il s'agit d'une bonne mesure en fonction des élections qui auront lieu dimanche.
Cette signature est devenue un point essentiel de la campagne électorale. Nous avons entendu M. Kostunica, et plus généralement le DDS, commencer à utiliser cet accord: "Le Kosovo n'est pas à vendre! Il s'agit d'un acte antinational, anticonstitutionnel". Malgré cela, d'après mes informations, l'actuel président, M. Boris Tadic, a réussi à faire passer l'importance de cet accord.
J'ai eu l'occasion de me rendre sur place à plusieurs reprises. L'espoir est grand, particulièrement au sein de la jeunesse, vis-à-vis des Européens. À ce point de vue, je regrette parfois les informations qui nous parviennent évoquant la victoire des nationalistes ou le triomphe du parti de M. Vojlislav Sesej.
Mais la presse a fait état dernièrement de votre déclaration, monsieur De Gucht, qui suscite la polémique en Serbie. En effet, si je reprends les termes publiés, vous auriez déclaré que l'accord excluait la Serbie puisque c'est un nouvel État. Je reconnais que vous êtes tout à fait cohérent avec vous-même. Mais, comme je vous l'avais dit en commission, le problème du Kosovo créerait de plus en plus de problèmes; en voilà déjà un. Vos déclarations à l'agence serbe Tanjug a causé énormément de problèmes. Elle vous a valu bien des articles dans la presse locale.
Pourriez-vous m'éclairer? Vos déclarations exposaient un avis partagé par d'autres pays, et certainement par les quatre qui ont déjà signifié leur refus de la reconnaissance du Kosovo; parmi eux, deux pays sont encore en attente, à savoir la République tchèque et un autre dont le nom m'échappe, et ajoutons-y la Grèce toujours hésitante.
Mais ces déclarations reflètent-elles bien l'opinion de nos partenaires européens?
Comment évaluez-vous vos déclarations par rapport au scrutin de dimanche?
10.02 Karel De Gucht, ministre: Monsieur le président, cher collègue, en fait, comme vous venez de le dire, l'accord d'association et de stabilisation a été signé le 29 avril dernier. La Belgique a reconnu le Kosovo comme un État indépendant le 24 février dernier, donc avant la signature de cet ASA.
Juridiquement, cela signifie qu'en ce qui concerne la Belgique il s'agit uniquement d'un accord avec la Serbie. Le Kosovo n'est pas concerné. En effet, la Serbie ne peut plus s'engager pour le Kosovo puisque nous avons reconnu l'indépendance du Kosovo. Cela relève du droit international.
Évidemment, pour ma part, je me suis exprimé pour la Belgique. La situation est toute différente pour les États qui n'ont pas encore reconnu l'indépendance du Kosovo. Il en existe un certain nombre. D'ailleurs, trois États membres ont fait savoir qu'ils ne reconnaîtraient jamais l'indépendance du Kosovo. C'est la raison pour laquelle l'accord d'association et de stabilisation stipule que ledit accord est neutre pour ce qui concerne le statut de la Serbie. Maintenant s'agit-il de la Serbie avec ou sans le Kosovo? Je répète que l'accord, en tant que tel, est neutre à ce sujet. Évidemment, cela n'est pas le cas pour nous puisque – je le rappelle – nous avons reconnu l'indépendance du Kosovo.
Cela dit, je n'ai pas fait de déclaration; j'ai répondu brièvement à une question qui m'était posée en disant que pour la Belgique, la signature de l'accord n'impliquait pas le Kosovo puisque, selon nous, ce dernier était maintenant indépendant.
Il faut observer qu'il y a longtemps que Kostunica et plus encore les ultranationalistes disent que le ASA est la consécration de la division de la Serbie alors que pour Tadic et son parti, il s'agit d'une porte d'entrée pour l'Union européenne. Cette question fait donc partie de la campagne électorale.
Cela dit, l'accord de stabilisation et d'association constitue réellement une ouverture pour que la Serbie devienne tôt ou tard membre de l'Union européenne. En tout cas, tel est le point de vue de la Belgique.
10.03 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je comprends tout à fait votre argumentation. Toutefois, permettez-moi de vous dire qu'elle relève de la schizophrénie. Reconnaissez-le!
Vous dites que c'est une porte d'entrée à l'Union européenne. À l'heure actuelle, sept pays n'ont pas encore reconnu le Kosovo.
À l'époque, je vous disais déjà que la précipitation dont nous avons fait preuve pour reconnaître le Kosovo serait à l'origine de problèmes. On en fait le constat aujourd'hui.
Il ne s'agit donc pas seulement d'une campagne électorale. C'est un espoir extraordinaire pour des millions de personnes. Sinon on risque d'être à nouveau confronté à une situation que l'on a déjà connue par le passé. Les rapports de l'OTAN sont très clairs!
Pour assister à la cérémonie d'ouverture des Jeux Olympiques de Pékin, il faut l'accord des 27 États membres et pour reconnaître un État qui se proclame unilatéralement indépendant – et sachez que je ne suis pas proserbe ou prokosovar – on s'est précipité. On en paie aujourd'hui les conséquences. Et ce n'est encore rien! Attendez-vous encore à d'autres problèmes à l'avenir.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. André Flahaut au ministre des Affaires étrangères sur "l'engagement de la Belgique au Liban" (n° P0254)
11 Vraag van de heer André Flahaut aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het Belgisch engagement in Libanon" (nr. P0254)
11.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, cette semaine en commission, nous avons évoqué la question du Liban et de la prolongation de notre présence là-bas. Pendant la réunion, vous avez commencé à donner une réponse sans confirmer. Or, en soirée, une dépêche disait que selon des sources diplomatiques, la décision formelle aurait été prise de prolonger notre engagement au Liban. Je m'en réjouis car notre présence là-bas est indispensable. Je demande de nous préciser à présent les contours de cet engagement.
Selon moi, il est nécessaire de le prolonger à la fois dans les missions de déminage, de support médical, dans la force de protection et dans le génie, la reconstruction. Nous avons décidé dernièrement d'envoyer une frégate supplémentaire. La décision a-t-elle été prise formellement par le gouvernement et comporte-t-elle bien ces aspects de déminage, de reconstruction, de support médical et de force de protection, en plus de la frégate? Je n'ignore pas le coût important mais des remboursements interviennent plus tard puisque c'est l'ONU qui nous confie ces missions. Ce serait un mauvais signal pour l'ONU de diminuer notre participation en retirant l'une ou l'autre fonction de notre présence.
11.02 Karel De Gucht, ministre: En effet, une décision formelle de principe a été prise. Il appartient désormais au ministre de la Défense de nous dire ce qu'il veut faire exactement. L'idée générale est de diminuer le dispositif du génie et de garder les démineurs et l'hôpital. C'est à lui de venir expliquer les détails du futur déploiement devant le Conseil des ministres. J'imagine qu'à cette occasion, il pourra également présenter le budget s'y rapportant. C'est pour cela que je vous ai dit de demander les détails au ministre compétent.
Je vous livre ces informations de mémoire et ma mémoire n'est pas encore trop défaillante mais il faut demander les détails au ministre de la Défense. Je me suis étonné ce matin de voir que vous persistez et signez dans votre volonté de me poser cette question. Peut-être est-ce parce que vous m'aimez beaucoup, même plus que M. De Crem. Je suis toujours disposé à vous répondre mais demandez les détails au ministre compétent.
11.03 André Flahaut (PS): Monsieur le ministre, ce n'est rien d'autre que du harcèlement dans votre chef!
11.04 Karel De Gucht, ministre: Non!
11.05 André Flahaut (PS): Très sincèrement, vous me dites que la décision formelle doit encore être prise. Par conséquent, je ne puis interroger le ministre de la Défense sur une décision qui n'est pas encore prise formellement. Si je lui pose une question en commission la semaine prochaine, il me répondra que le gouvernement n'a pas encore pris sa décision et qu'il ne peut me fournir aucune réponse.
Je demande simplement si la décision a été prise formellement. Si c'est le cas, j'interrogerai le ministre de la Défense pour obtenir le détail de l'opération. Et je vous interroge en précisant que non seulement notre présence au Liban est importante mais que ce serait un mauvais signal donné à l'ONU, au moment où nous venons de désigner le représentant spécial au Liban qui est un Belge, que de retirer l'une ou l'autre partie des éléments de notre force présente sur place. Donc, je lance un signal avant que le gouvernement ne prenne formellement sa décision en indiquant qu'il serait opportun de maintenir la force telle qu'elle est constituée.
11.06 Karel De Gucht, ministre: Le gouvernement a formellement pris la décision de prolonger notre présence. Je vous l'ai déjà dit. De plus, ce n'est pas à moi que vous devez demander l'autorisation de poser une question à M. De Crem.
11.07 André Flahaut (PS): Je ne la demande pas non plus!
11.08 Karel De Gucht, ministre: À la limite, vous devez la demander au premier ministre, mais pas à moi, si vous souhaitez poser une question à M. De Crem.
11.09 André Flahaut (PS): Une décision a-t-elle été prise formellement, oui ou non? Telle est ma question!
11.10 Karel De Gucht, ministre: Peut-être que je parle une autre langue …
11.11 André Flahaut (PS): Une décision est-elle intervenue avec une notification du gouvernement?
11.12 Karel De Gucht, ministre: Oh, vous savez, moi, je ne consulte jamais les notifications du gouvernement! Je ne l'ai jamais fait depuis quatre ans et je ne le ferai pas.
Le ministre de la Défense et moi-même en avons discuté. Nous nous sommes mis d'accord sur le fait qu'il était indiqué et important de prolonger notre présence au Liban pour les raisons que vous venez d'énumérer, d'autant plus que le représentant personnel du Secrétaire général pour le Liban est un haut diplomate belge, qui vient d'être nommé. Le gouvernement, sur notre proposition, s'est mis d'accord à ce sujet. Le ministre de la Défense doit donc encore présenter les détails, à l'appui, je suppose, d'une budgétisation. Je ne peux être plus clair!
11.13 André Flahaut (PS): OK! Donc, je dois attendre la décision formelle du gouvernement avant d'interroger le ministre de la Défense! J'ajoute que si vous le voyez au détour d'un couloir ou au cours d'une réunion, dites-lui que nous sommes très attachés au maintien de la force telle qu'elle était constituée au début. C'est important pour les Libanais …
11.14 Karel De Gucht, ministre: Peut-être pourriez-vous anticiper un rapprochement et le lui dire vous-même!
11.15 André Flahaut (PS): Mais je le lui dirai lorsque je pourrai!
Le président: Chers collègues, nous ne sommes pas au cœur d'un débat, mais dans le cadre des questions orales! Cela signifie une question, une réponse!
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Georges Dallemagne au ministre des Affaires étrangères sur "la Birmanie" (n° P0255)
12 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Buitenlandse Zaken over "Myanmar" (nr. P0255)
12.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, toutes les informations qui nous parviennent de Birmanie montrent qu'on se trouve face à une catastrophe sans précédent dont on ne connaît pas encore l'ampleur exacte. Certains parlent aujourd'hui de 100.000 morts. On sait que certaines villes ont été rayées de la carte et que Rangoun a été gravement endommagée. Pourtant, il est probable que ce bilan ne soit malheureusement qu'un bilan extrêmement provisoire.
La Birmanie connaît aujourd'hui la plus grave catastrophe de son histoire. Et il est à craindre que les Birmans payent trois fois cette catastrophe: la première en raison de l'ampleur de ce cyclone, la deuxième parce que le gouvernement n'a pas averti sa population alors qu'il avait prévenu les touristes et la troisième car le gouvernement cherche à empêcher l'aide internationale d'entrer en Birmanie.
Je sais que la petite Belgique ne peut pas faire grand-chose, monsieur le ministre, mais je vous demande malgré tout de faire tout ce qui est en votre pouvoir pour faire en sorte que les portes s'ouvrent à la communauté internationale, non seulement à l'aide humanitaire mais aussi à l'aide à la reconstruction. Il s'agit d'ailleurs de l'une de mes questions: quelles sont les initiatives que vous pouvez prendre ou que vous avez peut-être déjà prises pour faire en sorte que ces portes s'ouvrent?
Certains comme la France ont proposé la saisine du Conseil de sécurité. Je sais qu'on ne peut forcer un régime à accepter qu'on aide sa population mais on peut tenter, à travers certains contacts notamment au Conseil de sécurité, avec la Chine ou avec d'autres, de faire en sorte que le régime birman accepte cette aide.
Je voulais également voir quelles étaient les initiatives prises au niveau européen pour que l'aide soit vraiment à la hauteur de la tragédie qui est en train de se dérouler et qui va se poursuivre pendant de très longs mois puisque ce pays est très largement détruit. Les récoltes sont détruites. Il y a tout un travail de réhabilitation et de reconstruction à réaliser. Tant que les discussions sont en cours sur l'accès de l'aide humanitaire, il faut pouvoir préparer, tout près des frontières birmanes, l'aide dont les Birmans auront besoin dans les semaines à venir.
12.02 Karel De Gucht, ministre: Monsieur le président, cher collègue, la situation en Birmanie est catastrophique. Je viens d'apprendre que les premiers avions américains et de l'ONU ont pu atterrir à Yangon.
En ce qui concerne la Belgique, nous avions décidé en première instance de libérer 250.000 euros mais nous pouvons aller jusqu'à 400.000 euros. Nous envisageons également une action B-FAST. J'ai eu hier un entretien avec l'ambassadeur de Birmanie en Belgique car il faut obtenir les visas nécessaires et les autorisations d'atterrir. Ce dernier m'a dit qu'il n'y avait aucun problème et que les visas seraient immédiatement attribués. Nous mettons donc tout en œuvre pour que cette mission puisse démarre le plus tôt possible.
12.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je me réjouis de voir que les portes sont en train de s'ouvrir. Il est assez classique que des pays dictatoriaux, sous la pression de leur propre population et pour leur propre survie, acceptent d'ouvrir leurs portes. Je pense donc qu'il faut saisir cette opportunité et ne pas perdre de temps car le voyage est long. Je pense aussi qu'il faut utiliser Bangkok comme tête de pont car la Thaïlande a souvent accepté ce rôle, que ce soit pour des tragédies au Laos, au Cambodge ou en Birmanie.
Je pense qu'il serait aussi intéressant de construire, avec les pays de l'ASEAN, une aide qui aille au-delà de l'aide ponctuelle. Ces 400.000 euros sont évidemment bienvenus mais cela reste très en dessous des besoins de la population birmane. Il faudrait mettre en place une véritable aide humanitaire et de reconstruction.
Il faut saisir cette opportunité pour que ce pays s'ouvre un peu plus à la coopération internationale. Il faut également prendre d'autres mesures dans les prochaines semaines ou les prochains mois, notamment au niveau européen.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de Lente van het Leefmilieu" (nr. P0256)
13 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Printemps de l'Environnement" (n° P0256)
13.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, maandag is ook voor u, meen ik, een grote dag, omdat dan de Lente van het Leefmilieu begint. Het is bijna zomer, maar De Lente van het Leefmilieu begint maandag.
Wanneer het gaat over klimaat meen ik dat mobiliteit een van de belangrijkste aandachtpunten is. In België is de uitstoot van ons transport verantwoordelijk voor ongeveer 20% van onze broeikasgassen. Het is vooral het wagentransport dat daar aan bijdraagt.
Echter, de maatregelen die blijkbaar vanaf maandag in de verschillende werkgroepen zullen worden besproken, zijn nogal beperkt, misschien zelfs gecensureerd. Het zijn maatregelen die zijn overgezonden door het kabinet van staatssecretaris Schouppe. Daar staat niets in over bedrijfswagens. Er staat ook niets in over een eventuele slimme kilometerheffing. Er staat wel iets in over het treinverkeer: een stijging van het aantal treinreizigers met 3,8%. Dat was volgens mij al beslist en dat komt voor in de beheersovereenkomst van de NMBS. Er is dus eigenlijk niets nieuws onder de zon.
Mijn vraag aan u, mijnheer de minister, is: in hoeverre is de Lente van het Leefmilieu inderdaad een breed maatschappelijk debat met maatschappelijke actoren? Of is het eigenlijk een vooraf georkestreerd evenement, waar enkel maatregelen mogen worden besproken die het fiat hebben gekregen van de staatssecretarissen en de ministers van deze regering?
13.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, ik dank u voor uw vraag. De Lente van het Leefmilieu is inderdaad een proces van consultatie met een brede groep van maatschappelijke actoren zoals vertegenwoordigers van de vakbonden, de ondernemingen, de ngo’s en wetenschappers. Het is dus een breed maatschappelijk debat, maar ook een proces van overleg tussen de Gewesten en de federale regering en tussen de federale en gewestelijke ministers die bevoegd zijn voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit.
U weet dat ik niet bevoegd ben voor Mobiliteit, maar ik heb de minister die toen bevoegd was voor Mobiliteit, de heer Leterme, en staatssecretaris Etienne Schouppe gevraagd aan dit proces deel te nemen. Zij hebben dat aanvaard. Dat verheugt mij ten zeerste. Zij finaliseren hun pakket maatregelen.
Zoals u weet, zijn er vier werkgroepen. Een van die werkgroepen is een werkgroep over mobiliteit. De ministers die bevoegd zijn voor Mobiliteit in de gewestregeringen en de federale regering werken samen om een pakket matregelen te bepalen. De definitieve fiche met deze maatregelen is nog niet beschikbaar. Zij hebben al verschillende ontmoetingen gehad. Wij zullen morgen nog een vergadering hebben. Natuurlijk hoop ik dat er, naast de al genomen beslissingen, zeer ambitieuze voorstellen op de tafel zullen komen en dat wij samen ambitieuze politieke beslissingen zullen nemen.
13.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u hebt natuurlijk niet echt geantwoord op mijn vraag, maar ik kan het antwoord wel afleiden uit wat u hebt gezegd, namelijk dat het effectief op voorhand is georkestreerd, dat de bevoegde ministers een voorstel kunnen doen, dat de discussie daarover zal gaan en dat het absoluut geen open discussie is waarin nog andere zaken aan bod kunnen komen. Laat staan dat het een breed maatschappelijk debat is waarbij effectief krachtige maatregelen, zoals het op de persconferentie mooi werd uitgedrukt, zullen worden afgesproken.
Mijnheer de minister, u hebt het handig verstopt, maar in de toelichting bij de begroting hebt u geschreven dat u vanaf 2009 1,5 miljoen euro zult uittrekken voor het onderzoek naar de vierde generatie kerncentrales. Mijnheer de minister, als u evenveel moed, daadkracht en ambitie aan de dag zou leggen voor het klimaat als voor de vierde generatie kerncentrales, dan denk ik dat wij veel meer krachtige maatregelen inzake mobiliteit zullen hebben tussen nu en 2009, 2010, 2011 of zolang deze legislatuur duurt.
L'incident est clos.
14 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de strijd tegen moedersterfte" (nr. P0257)
14 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Coopération au développement sur "la lutte contre la mortalité maternelle" (n° P0257)
14.01 Hilde Vautmans (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben eigenlijk heel blij dat u de vragen beantwoordt, en niet de minister van Ontwikkelingssamenwerking. U heeft deze middag mee actie gevoerd met ons. U heeft mee een minuut stilte gevraagd voor de vele sterfgevallen in de wereld.
Collega’s, ik weet dat er vandaag heel veel aandacht gaat naar Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik zou uw aandacht evenwel willen vragen voor een veel groter probleem. Zondag gaan we allemaal – ik kijk naar Etienne Schouppe, want hij zal dat zeker doen – bloemen of pralines kopen omdat het moederdag is. Zondag worden de moeders gevierd. Ik zou willen vragen dat u zondag allemaal even stilstaat bij het feit dat er elke minuut ergens in de wereld een vrouw sterft in het kraambed. Wereldwijd sterven er 535.900 vrouwen in het kraambed. Dat is immens veel en dat kan eigenlijk met heel eenvoudige middelen worden teruggeschroefd.
Vorige jaar heeft de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking in dit Parlement, onder druk van de parlementsleden, een beleidsnota uitgevaardigd omtrent seksuele en reproductieve rechten van vrouwen. Ik zou hierbij aandacht willen vragen voor de uitvoering daarvan. We zien op het terrein dat de beleidsnota eigenlijk te weinig wordt uitgevoerd, vandaar mijn vragen, mevrouw de minister.
Ik reken erop dat u in de Ministerraad
ervoor zult pleiten dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking voldoende
middelen vrijmaakt voor de uitvoering van de beleidsnota inzake seksuele en
reproductieve rechten en dat hij in Europa ijvert voor aandacht voor de
millenniumdoelstelling nr. 5, met name het terugschroeven van de moedersterfte. Uit internationaal
onderzoek blijkt dat deze doelstelling eigenlijk het minst vooruitgang boekt.
We hebben het terugschroeven van de armoede en de kindersterfte en het blijkt
heel duidelijk dat inzake moedersterfte en kindersterfte geen vooruitgang wordt
geboekt. Ik denk dat we samen met Europa daarvoor moeten strijden.
Ik zou u willen
vragen aan de minister door te geven dat zijn beleidsnota op het terrein
zichtbaar wordt, dat voldoende middelen worden vrijgemaakt en om daaraan
aandacht te besteden op Europees niveau. Ik zou ook willen vragen dat u daar
zondag aan denkt, wanneer u bloemen in ontvangst neemt van uw twee kinderen.
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Collega Vautmans, ziehier het antwoord dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking u anders zou hebben gegeven.
De acties van de Belgische ontwikkelingssamenwerking om moedersterfte te bestrijden situeren zich in het versterken van de gezondheidssystemen in het algemeen en in het verbeteren van de toegang tot de gezondheidszorg. We stellen vast dat de hoofdoorzaak van de moedersterfte ligt in de geografische en financiële ontoegankelijkheid van de gezondheidszorg. De aanpak is erop gericht een verspreiding te krijgen van kwalitatieve gezondheidsinstellingen, dichterbij en toegankelijker. België steunt bijvoorbeeld de sanitaire districten van het departement Dosso in Niger en de verbetering van de toegang tot de gezondheidszorgen in een stad in Bolivië. Op langere termijn kan reële vooruitgang niet enkel worden gemeten door te kijken naar de verbetering op het vlak van gezondheidszorg maar ook door een betere positie van de vrouw in de gemeenschap, adequatere voeding en kwalitatief goed onderwijs.
U hebt er daarjuist in uw vraag al naar verwezen dat België in maart 2007 een beleidsnota heeft onderschreven over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Die nota werd toen opgesteld – op uw initiatief – met verschillende actoren uit de wetenschappelijke wereld en de civiele maatschappij, dit naar aanleiding van een resolutie die u mee hebt ondertekend. Door zich te plaatsen in het perspectief van mensenrechten benadrukt de nota een multidimensionele aanpak op het vlak van seksuele en reproductieve rechten die de sensu stricto aanpak van de publieke gezondheidszorg overstijgt. Hij is dus toepasselijk op alle sectoren van interventie.
Het engagement van België inzake het promoten van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten blijkt ook uit de gestage stijging van de financiële middelen die de ontwikkelingssamenwerking hieraan besteedt en vooropstelt te besteden. Zo was het budget voor 2007, 41 miljoen euro, bijna de helft van het budget voor algemene gezondheidszorgen dat 85 miljoen euro bedroeg. In 2005 waren de bedragen slechts 31 miljoen euro voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en 69,5 miljoen euro voor de gezondheidszorgen in het algemeen.
Ik geef als voorbeeld ook graag nog Benin waar een verbeteringsprogramma voor transfusionele veiligheid bestaat in een aantal departementen. We hebben dit in 2005 opgestart voor 60 maanden. De Belgische bijdrage is daar 2,3 miljoen euro, dus 460.000 euro per jaar. In de beleidsnota voor 2008 heeft minister van Ontwikkelingssamenwerking Michel de prioriteit herbevestigd die hij toekent aan de gelijkheid van mannen en vrouwen en meer specifiek in het domein van de gezondheidszorgen en van de seksuele en reproductieve rechten. In die zin zal België dus ook de komende jaren een actieve rol blijven spelen, zowel op het nationale als op het internationale vlak, om bij verschillende instanties zoals de Europese Unie, de Wereldbank en de Verenigde Naties het recht op moederschap zonder risico te promoten.
Onze rol als partner in de ontwikkelingssamenwerking bestaat erin om in deze inspanningen voortdurend te volharden, om vrouwen te verzekeren van hun rechten, conform de internationale conventies en akkoorden die bijna alle landen van de wereld hebben geratificeerd.
14.03 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil u vragen om minister Michel te bedanken. Wij kennen heel veel punten, want wij volgen natuurlijk zijn beleid. Wij hebben deze week ook zijn beleidsnota besproken.
Voor een aantal punten vraag ik extra aandacht. In de concentratielanden waar wij hulp bieden, vraag ik meer aandacht voor de verspreiding van anticonceptiemiddelen. Heel veel vrouwen krijgen daar tien kinderen. Het zou veel veiliger zijn mochten zij het aantal zwangerschappen kunnen beperken. Hetzelfde geldt voor het vermijden van tienerzwangerschappen. Ik ben pas terug uit Congo, waar jonge meisjes van 10, 11, 12 jaar na een verkrachting zwanger zijn geworden. Zij hebben geen toegang tot goede gezondheidszorgen. U bent een vrouw. U zit in de regering. Dat zijn punten waarvoor wij wereldwijd moeten ijveren. Wij moeten feminist zijn, opdat de vrouwen in het Zuiden betere rechten krijgen, opdat zij niet zouden sterven in het kraambed.
Tot slot nog dit en dit is heel belangrijk, ook in de relaties met de VS. De VS stoppen met de financiering van projecten wanneer abortus wordt toegelaten. Ik denk dat ons land er internationaal voor moet pleiten dat vrouwen toegang hebben tot veilige abortus. Heel veel jonge meisjes sterven nu omdat zij naar een noodmiddel moeten grijpen, naar onveilige abortus. Dat moet uit de wereld worden geholpen. Ik hoop dat minister Michel daarvoor samen met ons, de parlementsleden, zal strijden.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. François Bellot à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'augmentation des rémunérations des administrateurs de la SNCB" (n° P0258)
15 Vraag van de heer François Bellot aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de verhoging van de bezoldigingen van de bestuurders van de NMBS" (nr. P0258)
15.01 François Bellot (MR): Monsieur le président, chers collègues, madame la ministre, dans votre note de politique générale que vous avez exposée le 21 avril dernier, vous avez indiqué qu'il était très important que les rémunérations des dirigeants des entreprises soient adaptées à la qualité recherchée mais que, d'un autre côté, vous souhaitiez objectiver. Vous avez exposé votre philosophie en ce qui concerne la rémunération des patrons des entreprises publiques. Vous avez souligné notamment que vous entameriez un dialogue avec les présidents des conseils d'administration de ces entreprises publiques.
Voici quelques années, nous avions posé une question relative aux rémunérations de trois CEO du Groupe SNCB (SNCB, Holding et Infrabel). Nous avions alors appris du secrétaire d'État que les rémunérations étaient quasiment identiques et comprenaient une partie fixe et une partie variable. Si je me souviens bien, la partie fixe représentait les trois quarts de la rémunération totale tandis que la partie variable représentait un quart de la rémunération en fonction de critères d'objectifs assignés.
Il me revient aujourd'hui que le président d'une des composantes de la SNCB propose d'augmenter le traitement fixe d'un des CEO, quasiment au moment même où vous dites vouloir le faire en parfaite concertation avec les présidents des entreprises mais sur la base de critères objectifs.
Madame la ministre, êtes-vous informée de cette démarche qui est prise au moment où vous venez d'annoncer cette philosophie? En principe, c'est le conseil d'administration qui doit le décider. Ce n'est toujours pas fait mais je suppose que vous y exercez, au travers d'un commissaire, des prérogatives de l'actionnaire principal.
J'en viens à ma deuxième remarque. Au gré des conversations que l'on peut avoir avec les ministres et les secrétaires d'État en charge des entreprises publiques, il semblerait que d'autres avantages que ceux qui sont directement inscrits dans les contrats soient occasionnellement accordés.
Parfois, il s'agit d'interprétations sur les stock-options, d'autres fois, d'avantages accordés à des agents statutaires d'entreprises publiques, généralisés aux membres du conseil d'administration, voire aux CEO liés par un contrat de travail, donc pas des agents statutaires mais des agents indépendants désignés par le choix du gouvernement. Peu importe.
J'aurais souhaité entendre votre analyse de la situation et les actions que vous comptez entreprendre vis-à-vis des démarches actuellement en cours.
15.02 Inge Vervotte, ministre: Monsieur le président, comme annoncé dans ma note de politique, j'ai eu une réunion avec les présidents des conseils d'administration des trois entreprises du Groupe SNCB (Holding, Infrabel et SNCB). Au cours de cette réunion, j'ai expliqué mon point de vue tel que présenté devant la commission.
J'ai demandé aux présidents de tenir compte des critères suivants: une méthode d'évaluation transparente, objective et convenue entre eux; un lien dans les rémunérations variables avec des objectifs importants, comme l'accroissement du nombre d'usagers et la ponctualité – bien sûr, certains critères sont communs aux entreprises et d'autres spécifiques à chacune –; enfin, un équilibre transparent entre la rémunération variable et la rémunération fixe.
J'avais l'impression que les présidents étaient ouverts à mes propositions. La présidente du conseil d'administration de la SNCB m'a expliqué que ce point avait été inscrit à l'agenda du conseil d'administration du mois d'avril et que le conseil d'administration avait approuvé une méthode d'évaluation pour les CEO de la SNCB. Cependant, à ce jour, les notules n'ont toujours pas été approuvées.
Sur la base de toutes ces informations, la réunion s'est conclue sur un accord des présidents selon lequel ils tiendront une réunion dont les résultats et toutes les données sur les critères demandés me seront envoyés. À ce jour, aucune information ne m'est encore parvenue.
15.03 François Bellot (MR): Madame la ministre, si je comprends bien, en tant que représentante de l'actionnaire principal, vous n'accepterez aucune modification avant réception des conclusions de la réunion des présidents des conseils d'administration? Apparemment, en effet, pour l'instant, aucune décision formelle n'a été prise.
15.04 Inge Vervotte, ministre: Comme je viens de vous le dire, j'ai pris note de l'approbation de mes demandes par les conseils d'administration à la suite de notre discussion. Cependant, les notules ne sont pas encore approuvées à ce jour, mais j'ai entendu l'engagement de la présidente du conseil d'administration de la SNCB marquant sa volonté d'organiser une réunion avec les autres présidents du Groupe SNCB. J'attends donc les résultats de cette réunion, très importante à mes yeux.
L'essentiel est cette volonté de tous les présidents de conclure et de trouver une solution dans le cadre que je viens de décrire.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Jan Peeters aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de rol van de burgemeesters in de regularisatieprocedures en het uitwijzingsbeleid" (nr. P0259)
16 Question de M. Jan Peeters à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le rôle des bourgmestres dans le cadre des procédures de régularisation et de la politique d'expulsion" (n° P0259)
16.01 Jan Peeters (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de minister, gisteren verscheen er in de pers een door de bijna voltallige Open Vld- en MR-fracties ondertekend opiniestuk waarin zij uw toekomstige omzendbrief aankondigen. In die omzendbrief staat dat u meer verantwoordelijkheid wilt geven aan de burgemeesters in het regularisatiebeleid van mensen zonder papieren en in het effectieve uitwijzingsbeleid van mensen zonder papieren. Ik heb daar een aantal vragen bij. Wees niet bezorgd. Wij vragen niet om uw ontslag zoals uw coalitiepartner. Met deze regering hoeft de oppositie dat niet langer te vragen, want de regeringspartijen doen dat zelf.
Wij hebben een aantal inhoudelijke vragen omtrent die toekomstige omzendbrief. Hoe ziet u die grotere rol van de burgemeesters? Welke instrumenten, tools en ondersteuning wilt u hun daarvoor geven? Inzake regularisatie voorziet u eigenlijk in een verplicht advies door de burgemeester omtrent de lokale verankering van de nieuwkomers die een regularisatieaanvraag doen. Hoe kan een burgemeester die lokale verankering volgens u beoordelen? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat wie een actie- of schoolcomité achter zich heeft, positieve punten krijgt in die nieuwe regularisatieprocedure? Hoe kunt u de deur sluiten voor lokale willekeur of dienstbetoon? Hoe kunt u objectiviteit en een gelijke behandeling in die regularisatieprocedure garanderen?
Inzake het geven van een effectieve en grotere verantwoordelijkheid in het uitwijzingsbeleid stel ik u ook enkele vragen. Ik weet niet of u de huidige praktijk op het terrein, waarmee onze burgemeesters en de lokale politiediensten worden geconfronteerd, ten volle kent en beseft. Ik heb voor uw informatie de cijfers opgevraagd van mijn eigen, lokale politiezone Neteland, een kleine, landelijke zone.
Vorig jaar werden 56 mensen zonder papieren onderschept bij al dan niet toevallige controles. Van die 56 mensen zijn er 8, na contactname met de dienst Vreemdelingenzaken, effectief doorgestuurd naar een gesloten centrum en zijn er 5 gerepatrieerd. Al de anderen, meer dan 90% dus, zijn op last van Vreemdelingenzaken weer de straat opgestuurd, al dan niet met een papiertje om het grondgebied te verlaten, omdat de gesloten centra vol zaten.
Hoe kunt u in zo’n falend systeem, in zo’n bottlenecksysteem van de burgemeesters en lokale politieambtenaren nog vragen om meer verantwoordelijkheid te nemen in dat uitwijzingsbeleid? Dat kan toch niet door burgemeesters en politiemensen te vragen nog meer nutteloos werk te doen, want dat is het uiteindelijk? Dat kan toch evenmin door ons te vragen om in elke stad en gemeente een gesloten centrum op te richten?
Wij hadden graag verduidelijkingen over uw toekomstige omzendbrief in dat verband.
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega, in de vreemdelingenwet van 1980 staan al een aantal dwingende termijnen in verband met regularisatieprocedures en uitwijzingen. In verband met de regularisatieprocedure moet er een woonstcontrole plaatsvinden binnen de tien dagen. Ook moet de aanvraag onverwijld worden doorgestuurd worden naar de dienst Vreemdelingenzaken.
Wij weten dat de termijnen op dit ogenblik niet altijd worden gerespecteerd. Dat geldt niet alleen voor de regularisatieaanvragen, maar ook voor de afgifte van verblijfsdocumenten of voor het verstrekken van de bevelen om het grondgebied te verlaten, terwijl op die vlakken toch een absolute stiptheid aangewezen zou zijn.
De dienst Vreemdelingenzaken heeft ondertussen al een aantal inspanningen geleverd om de gemeenten voor een stuk te sensibiliseren, alsook te ondersteunen. Zo loopt er bijvoorbeeld sinds 2003 een project met pilootgemeenten, waarbij we de samenwerking tussen lokale besturen en DVZ willen verbeteren en activeren. Ook zijn er ontmoetingsdagen georganiseerd met onder andere workshops in verband met schijnhuwelijken, gezinsherenigingen en regularisatieaanvragen.
Uw vraag gaat voor een stuk ook over het nieuwe beleid, waarover we deze week in de commissie uitgebreid hebben gediscussieerd.
Welnu, het regeerakkoord heeft het over twee aspecten van het beleid. Ten eerste is er de duurzame lokale verankering, waarbij wij een rol weggelegd zien voor de burgemeester. Iemand kan worden geregulariseerd wanneer hij voldoende is ingeburgerd, werkaanbod heeft, een werkbeleid heeft, een werkverleden heeft. Er wordt ook gekeken naar schoolloopbaan, de kennis van de talen.
Ten tweede heeft het regeerakkoord het over een effectief terugkeer- en verwijderingsbeleid. Daarbij stellen we dat we tot een protocolakkoord willen komen met burgemeesters en zonechefs om dat te ondersteunen.
Hoe zal dat nu concreet verlopen? We zijn al anderhalve maand bezig, wat ons het voordeel biedt dat we net de eerste versie van een protocolakkoord klaar hebben. Daarover zullen we uiteraard heel veel overleggen met de burgemeesters. Het heeft namelijk geen zin om een fantastisch akkoord te maken als het niet wordt nageleefd, niet wordt onderschreven of op het terrein niet uitwerkbaar is. De onderhandelingen zullen starten in de komende weken. Er zal worden gesproken met burgemeesters van alle partijen.
Daarnaast willen we, inzake de lokale duurzame verankering, een adviserende stem van de burgemeesters. Dat zien we natuurlijk niet in een systeem zoals bij de Romeinse keizers die hun duim opstaken of omlaag deden om te beslissen wie al dan niet kon blijven. Dat zal ingebed zijn in een systeem met andere criteria, zoals werk of landstaal, die ook moeten worden afgetoetst door officiële instanties. Op die manier willen we het criterium van de lokale duurzame verankering zo objectief mogelijk maken. We zien er dus wel een rol voor de burgemeesters, zonder dat die rol – waarnaar u in uw vraag verwijst – tot absolute willekeur zou kunnen leiden, want ik denk dat we met willekeur noch de burgemeesters, noch de persoon die op dat moment een regularisatieaanvraag indient, helpen.
16.03 Jan Peeters (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de minister, ik hoop dat het protocol dat u uitwerkt, niet betekent dat er verantwoordelijkheid wordt afgeschoven voor een falend beleid van de federale overheid ten opzichte van de lokale besturen, omdat u hun niet de tools geeft om een en ander beter te doen dan de federale overheid dat op dit moment organiseert.
Ik hoop ook dat u snel werk maakt van de omzendbrief met regularisatiecriteria, zodat personen die hier reeds zijn, die willen werken, die zich willen integreren, eindelijk een kans op een toekomst in ons land kan worden gegeven, veeleer dan dat u werkt met uw systeem van economische migratie waarbij u groepen van nieuwkomers naar ons land haalt.
Het incident is gesloten.
17 Question de M. François-Xavier de Donnea au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre sur "la répartition des vols autour de Bruxelles" (n° P0260)
17 Vraag van de heer François-Xavier de Donnea aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister over "de spreiding van de vluchten rond Brussel" (nr. P0260)
17.01 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, c'est avec un certain étonnement pour ne pas dire un étonnement certain que j'ai constaté que, pour ce qui concerne la problématique des vols de nuit partant de l'aéroport de Bruxelles-National, vous vous écartiez, dans votre note de politique générale, d'accords antérieurs dont un relatif au plan Leterme, nom de votre ministre de tutelle. M. Leterme prévoyait une "petite nuit" de quatre heures, ce qui aurait permis une période de silence entre minuit et quatre heures du matin. Vous n'en parlez plus dans votre note. Il prévoyait également – et cela me semble important – le gel des vols de nuit à 15.000 vols. Pour votre part, vous évoquez simplement le gel des vols de nuit. Mais on pourrait très bien fixer ce chiffre arbitrairement et fixer ces vols à 20.000 ou à 25.000. Je préférais de loin la formule de M. Leterme qui prévoyait le gel des vols de nuit à 15.000.
Vous prévoyez également quatre nuits complètes sans décollage pour tous les riverains habitant dans l'axe de pistes, mais vous ne précisez pas vraiment les horaires. Tous les habitants de l'agglomération se situent-ils dans l'axe de l'une ou l'autre piste?
Vous prévoyez des périodes de calme sans décollage pendant les nuits du week-end pour tous les riverains, en concertation avec le secteur. Mais vous ne donnez pas de précisions quant aux horaires.
Bref, votre note de politique générale brille par son flou artistique et par des déclarations qui permettront, en quelque sorte, un total arbitraire.
Ma question est précise. Pouvez-vous me dire si votre ministre de tutelle, M. Leterme, a accepté ces modifications? En d'autres termes, les avez-vous réalisées en accord avec lui? À ma connaissance, un secrétaire d'État ne peut pas agir sans l'accord de son ministre de tutelle. Par ailleurs, y a-t-il eu concertation au sein du gouvernement à ce sujet? D'après mes informations, la réponse est non dans toutes nos langues nationales.
Monsieur le ministre, avez-vous agi de façon unilatérale? Pourquoi n'y a-t-il pas eu de concertation à ce sujet au sein du gouvernement? Enfin, je me réserve le droit de vous interpeller prochainement pour essayer de vous faire préciser votre pensée quant aux critères extrêmement flous qui figurent dans votre note de politique générale.
17.02 Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Monsieur de Donnea, vous n'ignorez pas que la décision qui avait été prise par le kern au moment où M. Leterme a formulé ses propositions, consistait en une mission, à savoir examiner avec DHL et les autres exploitants et opérateurs de l'aéroport si la "petite nuit" était possible. C'est ce que j'ai fait. J'ai pris contact avec les opérateurs pour examiner les possibilités de concrétiser cette proposition.
Au moment de la proposition initiale, le hub principal de DHL se trouvait encore à Bruxelles-National. Nous avons eu alors connaissance du projet de transférer ce hub à Leipzig. Lorsque nous avons examiné avec DHL les conséquences de cette migration dans l'organisation du travail de DHL et le fait que Bruxelles était devenu l'un des cinq sub-hubs à côté de ceux de Copenhague, de Bergame, des Midlands et de Vitoria, nous en sommes arrivés à la conclusion qu'une délivrance de colis dans les 24 heures n'était plus possible sans vols entre minuit et quatre heures du matin.
Pourquoi? Parce qu'il y a des échanges obligatoires entre Bruxelles et Leipzig et entre Bruxelles et les quatre sub-hub que DHL possède en Europe. Nous avons discuté et examiné des alternatives avec les responsables de DHL. Ainsi, au lieu d'avoir des nuits de calme en semaine, nous avons préféré les garantir le week-end: la nuit du vendredi au samedi, la nuit du samedi au dimanche, et du dimanche au lundi. Pour atteindre cet objectif, il fallait conclure des accords avec DHL, parce que même pendant le week-end, cette entreprise assure des vols, avec BATA, les autres opérateurs belges, surtout les compagnies charters, et les quelques compagnies qui effectuent encore des vols de nuit, même le week-end, comme Aeroflot. C'est le travail auquel nous nous sommes attelés maintenant et que nous espérons voir aboutir dans les tout prochains jours. C'est notre premier objectif.
Le second objectif est de dresser, en fonction des courants de vent, des couloirs "préférentiels", comme nous les appelons, afin de pouvoir, dans toute la mesure du possible accorder aux personnes qui vivent dans la prolongation de l'une des pistes au moins trois, voire cinq nuits avec un minimum de trajets. Cela ne sera pas possible du jour au lendemain. Il résulte des discussions que nous menons en ce moment, qu'un beau paquet de mesures pourront être prises d'ici l'été de l'année prochaine. Certaines d'entre elles pourront déjà entrer en vigueur à brève échéance, mais surtout d'ici l'été de l'année prochaine et certainement avant l'hiver 2009.
En ce qui concerne l'acceptation, je peux vous dire que M. Leterme a été informé de l'avancement des discussions, mais aussitôt un accord conclu avec tous les opérateurs, une proposition concrète sera soumise au gouvernement.
17.03 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, j'entends bien toutes les explications du secrétaire d'État.
Le contrat liant DHL à ses clients impose que les avions atterrissent le lendemain matin. C'était déjà le cas à l'époque où M. Leterme s'occupait de cette question. Il est facile de comprendre qu'il s'agit d'une contrainte pour DHL. Je le répète, je ne pense pas que les contraintes de DHL aient changé entre l'époque Leterme et l'époque Schouppe.
Monsieur le secrétaire d'État, j'entends bien toutes vos explications et je pense que techniquement c'est en effet ce que doit vous raconter DHL. D'ailleurs, si j'étais le patron de DHL, je vous dirais la même chose.
Monsieur le premier ministre, je ne peux que constater un nouveau changement de discours dans ce dossier extrêmement sensible, entre l'époque Leterme et l'époque Schouppe.
Monsieur le secrétaire d'État, peut-être est-ce dû à des considérations techniques que vous auriez découvertes alors que M. Leterme ne les auraient pas remarquées à l'époque. Mais ce qui me semble grave – je ne vais pas ergoter avec vous sur des considérations techniques –, c'est qu'on nous confirme l'absence de concertation au sein du gouvernement pour un dossier aussi délicat que celui-là.
Je pense qu'il ne suffit pas qu'un secrétaire d'État, aussi compétent soit-il, se borne à informer son ministre. Il faut que le secrétaire d'État reçoive un accord du ministre. Je pense que – monsieur le premier ministre, je voudrais quand même que vous écoutiez deux minutes aussi –, dans un dossier aussi complexe, il est important que le premier ministre organise une concertation avec les autres partenaires du gouvernement.
Apparemment, cela n'a pas été le cas. Je pense que le secrétaire d'État, malgré les arguments techniques qu'il donne ici et qui semblent tenir la route, néglige toute la dimension politique et humaine de ce dossier.
17.04 Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Monsieur le président, je voudrais tout simplement rappeler à M. de Donnea que, depuis le 1er avril, les conditions d'exploitation et de fonctionnement de DHL ont profondément changé. M. Leterme agira sans aucun doute lorsqu'il disposera de tous les atouts que nous pourrons avoir en mains.
17.05 Yves Leterme, premier ministre: Je vais répéter ce que M. Schouppe a dit mais en le cadrant.
Au sein du kern du 14 mars dernier – si ma mémoire est bonne –, on a consolidé une note reprenant les contrats de DHL et prévoyant une concertation.
Entre-temps, on a effectué les réunions de travail avec DHL pour voir de quelle manière on pouvait aménager les activités en garantissant des périodes de silence nocturnes.
Par ailleurs, on a convenu – normalement la semaine prochaine ou la semaine suivante – que le kern sera saisi par le secrétaire d'État d'une note décrivant l'évolution de ce qui avait été convenu le 14 mars. Avant de pouvoir se concerter au sein du kern ou au sein d'un groupe de travail, il faut avoir une proposition adaptée et c'est sur cela que M. Schouppe travaille.
17.06 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le premier ministre, je ne souhaite pas polémiquer davantage mais je pense qu'à l'avenir, il faut organiser une meilleure concertation sur ce dossier très délicat dans la périphérie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Collega's, het is nu 18.00 uur. Ik stel voor dat we een kleine schorsing van een tiental minuten hebben alvorens dat we beginnen met de bespreking van de programmawet.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 8 mai 2008 à 18.10 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 8 mei 2008 om 18.10 uur.
La séance est levée à 18.01 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.01 uur.
Dit verslag heeft geen bijlage. |
Ce compte rendu n'a pas d'annexe. |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||
Naamstemming
- Vote nominatif: 001
Almaci,
Arens, Avontroodt, Bacquelaine, Baeselen, Becq, Bellot, Bogaert, Boulet,
Brotcorne, Burgeon, Claes, Clarinval, Cocriamont, Coëme, Collard, Cornil,
Crucke, Daems, Dallemagne, De Block, De Bue, De Clerck, De Clercq, De Croo,
de Donnea, della Faille de Leverghem, Déom, De Padt, De Permentier, De
Potter, De Rammelaere, De Schamphelaere, Deseyn, Destrebecq, De Vriendt, De
Wever, Dierick, Dieu, Di Rupo, Doomst, Ducarme Daniel, Ducarme Denis,
Eerdekens, Flahaut, Flahaux, Frédéric, Galant, Genot, George, Gerkens, Giet,
Gilkinet, Goutry, Hamal, Henry, Jadin, Jambon, Jeholet, Kindermans,
Lahssaini, Lalieux, Lambert, Lavaux, Lecomte, Lejeune, Luykx, Maingain,
Marghem, Mathot, Mayeur, Moriau, Musin, Muylle, Nollet, Nyssens, Otlet,
Partyka, Pécriaux, Perpète, Prévot, Reuter, Schiltz, Schryvers, Schyns, Smeyers,
Snoy et d'Oppuers, Somers, Staelraeve, Steegen, Terwingen, Thiébaut,
Tommelein, Uyttersprot, Van Biesen, Van Campenhout, Van Cauter, Van Daele,
Van den Bergh, Vandenhove, Van der Auwera, Van der Straeten, Van
Grootenbrulle, Van Noppen, Van Rompuy, Vautmans, Vercamer, Verhaegen,
Verherstraeten, Versnick, Wiaux, Yalçin
Annemans,
Bultinck, Colen, De Bont, De Man, D'haeseleer, Goyvaerts, Laeremans, Logghe,
Mortelmans, Pas, Schoofs, Sevenhans, Stevenheydens, Valkeniers, Van den Eynde,
Van de Velde, Vissers
Geerts,
Tuybens Naamstemming
- Vote nominatif: 002
Almaci,
Arens, Avontroodt, Bacquelaine, Baeselen, Becq, Bellot, Bogaert, Boulet,
Brotcorne, Burgeon, Claes, Clarinval, Coëme, Collard, Cornil, Crucke, Daems,
Dallemagne, De Block, De Bue, De Clerck, De Clercq, De Croo, de Donnea, della
Faille de Leverghem, Déom, De Padt, De Permentier, De Potter, De Rammelaere,
De Schamphelaere, Deseyn, Destrebecq, De Wever, Dierick, Dieu, Di Rupo,
Doomst, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Eerdekens, Flahaut, Flahaux, Frédéric,
Galant, Genot, George, Gerkens, Giet, Goutry, Hamal, Henry, Jadin, Jambon,
Jeholet, Kindermans, Lahssaini, Lalieux, Lambert, Lavaux, Lecomte, Lejeune,
Luykx, Maingain, Marghem, Mathot, Mayeur, Moriau, Musin, Muylle, Nollet,
Nyssens, Otlet, Partyka, Pécriaux, Perpète, Prévot, Reuter, Schiltz,
Schryvers, Schyns, Smeyers, Snoy et d'Oppuers, Somers, Staelraeve, Steegen,
Terwingen, Thiébaut, Tommelein, Uyttersprot, Van Biesen, Van Campenhout, Van
Cauter, Van Daele, Van den Bergh, Van der Auwera, Van Grootenbrulle, Van
Noppen, Van Rompuy, Vautmans, Vercamer, Verhaegen, Verherstraeten, Versnick,
Wiaux, Yalçin
Bultinck,
Colen, Dedecker, De Maght, De Man, Detiège, De Vriendt, D'haeseleer, Douifi,
Geerts, Goyvaerts, Kitir, Laeremans, Landuyt, Logghe, Mortelmans, Pas,
Schoofs, Sevenhans, Stevenheydens, Tobback, Valkeniers, Van Broeckhoven, Van
den Bossche, Van den Eynde, Vandenhove, Van der Straeten, Van de Velde,
Vijnck, Werbrouck
Annemans,
Cocriamont, Tuybens |