Séance plénière |
|
van vrijdag 2 januari 2009 Voormiddag ______ |
du vendredi 2 janvier 2009 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.04 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La séance est ouverte à 10.04 heures et présidée par M. Patrick Dewael.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Herman Van Rompuy, Karel De Gucht, Pieter De Crem, Steven Vanackere, Sabine Laruelle, Stefaan De Clerck, Charles Michel, Guido De Padt, Etienne Schouppe, Carl Devlies, Jean-Marc Delizée, Julie Fernandez-Fernandez.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Hilâl Yalçin,
wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé.
01 Bespreking van de verklaring van de regering
01 Discussion de la déclaration du gouvernement
Aan de orde is de bespreking van de verklaring van de regering.
L'ordre du jour appelle la discussion de la déclaration du gouvernement.
Het woord is aan de heer Annemans.
La parole est à M. Annemans.
01.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, met ongeveer dezelfde argumenten als deze waarmee in de afgelopen 2 à 300 jaar iedere vorm van al dan niet verlicht despotisme zich aan de macht heeft gebracht, met dezelfde argumenten waarmee eigenlijk de meeste dictaturen zich aan de macht brengen, namelijk het argument dat in tijden van crisis bijzondere maatregelen nodig zijn om het vertrouwen te herstellen, vraagt u hier vandaag om u aan de macht te brengen.
Wat de Vlaamse kieskringen betreft, vraagt u dat de meerderheid van de Vlaamse parlementsleden van deze Kamer tot een minderheid zouden willen gaan behoren en dat een minderheid van de Vlaamse Kamerleden u een meerderheid zou bezorgen. Ook omwille van de schaamteloosheid waarmee u dat vraagt, is Vlaanderen er, wat dat betreft, vrij erg aan toe.
De regeringen die wij sinds 2007 hebben gezien, hebben een hoog draaideurgehalte. De bevolking had nog maar net Verhofstadt naar huis gestuurd of hij kwam door dezelfde draaideur terug binnen als eerste minister.
Ook Leterme zelf, die een tijdje premier is geweest, is een paar keer langs de draaideur buitengegaan en terug binnengekomen. Nu komt, ogenschijnlijk zonder veel veranderingen, dezelfde coalitie terug binnen, niet aangevuld door de sp.a, zoals aanvankelijk verwacht, gedacht of beweerd werd. Dezelfde coalitie komt gewoon door de draaideur terug binnen, met een andere man aan het hoofd, een andere kapitein, zo u wilt.
Wij staan voor de volgende vraag: hoe moet Vlaanderen de operatie-Van Rompuy nu beschouwen?
Wij hebben met veel belangstelling uw verklaring aangehoord. Ik weet niet of u het beseft, want waarschijnlijk bent u zelf wel tevreden over die verklaring, maar er staan globaal genomen onwaarschijnlijk veel gemeenplaatsen in. U moet het maar eens met een beetje afstand bekijken. De newspeak wijkt eigenlijk niet af van al wat ik hier de afgelopen acht jaar van Verhofstadt heb gehoord. Het zijn woorden die zwaar klinken – vertrouwen is nu het thema, zo schijnt het – maar die bij een korte analyse door de mand vallen en eigenlijk Verhofstadt in die zin onderstrepen, herbevestigen en terug naar hier brengen. U hebt de mentaliteit van Verhofstadt en paars meegemaakt vanop de banken waarop nu collega Van der Auwera zit. U zat de voorlaatste. Die periode, die u terecht met een grote afschuw hebt meegemaakt, brengt u nu zelf opnieuw binnen.
Die periode heeft hij met veel afschuw meegemaakt en die periode brengt hij nu zelf opnieuw binnen. Ik heb een voorbeeld meegebracht dat dat zal illustreren.
Ik wil hier niet over immigratie en over vreemdelingen beginnen. U hebt daar in uw regeringsverklaring overigens geen woord over gezegd. Ik heb niet het gevoel dat u daarover een akkoord hebt binnengebracht in de Kamer. Dat akkoord laat verder op zich wachten, zoals dat ook in de regering-Leterme het geval was. Maar Belgen maken, dat doen wij hier met dat soort boeken.
De parlementsleden – behalve de 17 die verkozen zijn op de lijst van het Vlaams Belang – steken die boeken in een urne. Het is een urne op wielen, want die dingen zijn natuurlijk zwaar: er staan vele duizenden vreemdelingen in die Belg worden door het in de urne steken van die dikke boeken. Dat gebeurt volgens de snel-Belgwet die u, en de heer Vandeurzen en vele andere CD&V-collega’s met veel afschuw tot stand hebt zien komen. De snel-Belgwet is ongeveer de enige wet in de wereld waardoor men de nationaliteit van een land kan verwerven zonder aan welke voorwaarden ook te voldoen.
Vrij snel nadat die wet tot stand gekomen was, begon zelfs een klassieke, onschadelijke, zichzelf democratisch noemende oppositiepartij als CD&V te zeggen: dat kan eigenlijk niet, dat moet gedaan zijn.
Langzaam maar zeker – hoewel wij aanvankelijk de enigen waren die dat zegden – zei ook CD&V: een van de essentiële dingen die wij aan de Vlamingen beloven te doen, is, zodra wij aan de macht zijn, die snel-Belgwet af te schaffen. Dat werd uiteindelijk afgezwakt naar: de snel-Belgwet zal worden aangepast.
Maar een van de volgende dagen, mijnheer de eerste minister, zult u weer zo’n dik boek naar de Kamer brengen. Dat zal weer in die urne gestoken worden.
Er zullen weer twee tot drieduizend vreemdelingen Belg worden, zonder dat zij aan welke voorwaarde ook voldoen en zonder dat CD&V in de verste verte de indruk geeft dat zij die wet, die onder paars is tot stand gebracht, zal willen wijzigen.
Men weet met grote zekerheid dat die wet niet wordt gedragen, zelfs niet door een minderheid van de Vlamingen. Die wet wordt door niemand gesteund. Vlaanderen wil die wet niet. Vlaanderen wil die wet afschaffen. Ik zie de heer Somers woest neen schudden. Misschien denkt hij daar anders over, maar behalve de heer Somers zijn er in Vlaanderen niet veel mensen te vinden die de wet blijven ondersteunen. Toch blijft dat ding wet. Zij blijft van toepassing en in CD&V geeft niemand een kik, want de PS verbiedt dat over het herzien van die wet wordt gesproken.
Wat wil ik daarmee zeggen? Ik wil hier niet over het immigratiethema spreken. U hebt er zelfs niet over gesproken in uw regeerverklaring. Het is kennelijk niet belangrijk voor u. Ik wil er dus niet over spreken. Ik wil alleen onderstrepen dat de constructie van België het mogelijk maakt dat Vlamingen het omgekeerde krijgen van wat ze zelf willen. Vlamingen, waarvan men weet dat zij geen snel-Belgwet willen, krijgen toch een snel-Belgwet, die nadien op geen enkele manier nog kan worden gewijzigd, hoewel de Vlamingen deze Kamer – de Belgische democratie – verkiezingsuitslag na verkiezingsuitslag proberen duidelijk te maken dat men die wet moet wijzigen of afschaffen. Ik wil dus zeggen dat de Belgische structuur voor de Vlamingen niet meer werkt. Dan mogen belgicisten à la Eyskens en Reynebeau zeggen wat ze willen over het surrealisme van het Belgisch koninkrijk, over Magritte enzovoort. Wezenlijk is dat de Vlaming het omgekeerde krijgt van wat hij wil en dat hij dus in een leugenland is terechtgekomen, een land waarin de schijn en perceptie belangrijker zijn dan de realiteit, een land dat is aangepast aan de manier waarop Verhofstadt paars acht jaar lang heeft geleid en dat dus het omgekeerde aflevert dan wat een democratie zou moeten afleveren: een schijnland. België is in alle opzichten een schijnland met een schijnpolitiek, een schijnmeerderheid en het fundamenteel ondemocratisch effect dat de kiezer in Vlaanderen op geen enkele manier nog kan wijzigen.
U mag dus niet verbaasd zijn, mijnheer de premier, als u de komende maanden in Vlaanderen scepticisme, afschuw en afkeer ontmoet en als, ondanks al uw bewoordingen van “vertrouwen” en “goed bestuur” de mensen u minstens mentaal de rug toekeren. U zult veel mensen ontmoeten die beleefd in uw aangezicht “mijnheer de premier” zeggen, maar mentaal zullen de Vlamingen zich van dit ding afkeren. Meer dan ooit bent u de belichaming van België, meer dan paars nog bent u de belichaming van de essentie van België: dit is het land van de leugen.
Daarvoor zijn natuurlijk van die vondsten nodig. De vondst was destijds de actieve welvaartsstaat die wij, mijnheer de premier, met zoveel succes samen hebben bestreden. Nu is de vondst vertrouwen. Vertrouwen is nu het sleutelwoord, terwijl iedereen weet en voelt dat het omgekeerde het geval is; meer dan ooit is het vertrouwen weg, is het zoek, en u zult het niet kunnen terugbrengen. Natuurlijk komt er wel wat hocus pocus. U zult zich verbergen, zoals u hier ook hebt gedaan op deze tribune, achter de economische hocus pocus met allerlei bravourestukjes over het consumentenvertrouwen en dies meer, terwijl u zeer goed weet dat vertrouwen, zelfs consumentenvertrouwen, pas ontstaat als er ook politiek vertrouwen is. Dat hebt u niet. U verliest dat dag na dag.
Ik breng u even terug naar het begin van de jaren negentig die wij hier samen hebben meegemaakt. Hoewel, u niet want u was partijvoorzitter. Daar ook had u van die vondsten. Toen die zaak van de abortus hier kwam en u als meerderheid in de meerderheid moest ondervinden dat er een coalitie werd gevormd achter uw rug terwijl u in die meerderheid zat, toen u dat moest aanzien en daar niets aan kon veranderen, stond u voor de vraag of u daarmee zou voortdoen. De andere mogelijkheid was uit die regering te stappen. U bleef erin. U zei: “Wij zijn de ethische oppositie”.
Herinnert u zich dat begrip van Herman Van Rompuy, de ethische oppositie? Wij zijn hier in de minderheid, maar wij blijven in de meerderheid. Dat was de constructie, de vondst als het ware. Zoals u nu over vertrouwen spreekt, sprak u toen over de ethische oppositie. Met die vondst, met dat soort van orwelliaanse newspeak, dacht u dat het opgelost was.
Daarmee dacht u in de regering te kunnen blijven, want – het was toen hetzelfde argument – in tijden van crisis moet het land een bestuur hebben, in tijden van crisis moet het vertrouwen er zijn, in tijden van crisis hebben wij nood aan een goed bestuur. Het was dezelfde argumentatie, maar dat is wel een argumentatie die de bevolking u niet in dank heeft afgenomen.
Vertrouwen ontstaat namelijk maar als de mensen zien dat u geloofwaardig bent. Zelfs in crisisomstandigheden ontstaat vertrouwen maar op het ogenblik dat men kan zien dat wat u zegt, waarheid is. Dat is nu juist wat er ontbreekt. De geloofwaardigheid, die, voor een stuk, ook Leterme al was kwijtgespeeld, is volledig afwezig in heel dat holle gepraat over het vertrouwen.
Dus staan wij hier vandaag voor een remake van paars, meer nog dan onder Leterme, die ook al zijn bocht had gemaakt. Leterme had voor zijn premierschap namelijk ook al toch minstens zijn geweten ingeleverd. Trouwens, op geen enkele manier kan men nog eerste minister worden van het Belgisch Koninkrijk, de Wetstraat 16 binnentreden, zonder zijn verkiezingsbeloften aan de deur af te leveren en achter te laten, zonder uw geweten en vooral uw eigen geheugen achter te laten aan de deur van de 16, anders krijgt u de sleutels of de badge van de 16 niet. Op het moment dat u terug een geweten hebt, op het moment dat u uw verkiezingsbeloften als Vlaming opnieuw ter hand neemt, op het moment dat uw geheugen u zegt wat u aan uw kiezers had beloofd, is het al gedaan: dan bent u geen kandidaat-premier meer, of dan bent u in ieder geval een premier die men zo dringend mogelijk probeert weg te krijgen.
We staan nu dus voor een CD&V die rare sprongen maakt, rare toeren vertoont. Ik weet niet of u alles gevolgd hebt, de afgelopen dagen.
Overigens, degenen die nu nog beweren - ook veel CD&V'ers en zeker heel wat N-VA'ers - dat de Koning in België slechts een protocollaire functie heeft, zijn er wel definitief aan voor de moeite. Wie met kerstvakantie is gegaan, zag daar plots, op de bank waar u nu zit, Leterme vervangen zijn door Van Rompuy. Wij kwamen hier allemaal binnen. Wie bleek daar te zitten? Van Rompuy. Wie de krant of de tv-journaals niet gevolgd had, schrok, en vroeg waar die man plots vandaan kwam. Welnu, die man is eerste minister. Is hij benoemd door de Kamer, is hij benoemd door het volk, is hij verkozen door het volk? Neen. Hij wordt aangeduid door iemand die woont achter grote ijzeren hekken, waar limousines binnen- en buitenrijden.
Plots zit daar iemand, Van Rompuy in dit geval.
Wij kunnen er niets meer tegen doen. Hij is eerste minister. Hij heeft ergens in een of ander cenakel, dat achteraf een groot paleis blijkt te zijn, een of andere eed afgelegd. Vervolgens werd hij eerste minister.
Daarna doet hij wat hij wil. Hij duidt ministers aan. Ook van hun aanduiding kan het Parlement enkel kennisnemen. Dat wordt “protocollair” genoemd. Dat wil zeggen dat de opperste macht in ons land wordt uitgedeeld door iemand aan wie wij niets te vragen hebben.
Wij vernemen dat de voorzitter van de Kamer wordt vervangen; de zetel van Kamervoorzitter dient als vluchtheuvel. Dat oord van rust wordt plots uitgedeeld aan iemand die in de volle stormen van de politieke en zelfs van de gerechtelijke woelwaters stond. Hij krijgt plots die zachte, rustige, rustgevende zetel van het Kamervoorzitterschap toebedeeld. U moet naar de woelige waters vertrekken. Het Parlement moet dat alles echter via de pers vernemen.
Gewoonlijk naar aanleiding van een verhoging van de dotatie, krijgen wij nogmaals een discussie waarbij alle Vlaamse partijen opnieuw verklaren dat zij de Koning in een protocollaire functie willen terugdringen. Wie beweert dat zij zulks al hebben gedaan, zijn eraan voor de moeite. Het koningschap is niet protocollair. De eerste minister wordt door de Koning aangeduid.
Daar zit hij dan, de eerste minister en CD&V doet mee en doet voort.
Mijnheer de eerste minister, de redenering rond het vertrouwen is gevaarlijk. Dat weet u toch? Immers, hoe meer u zegt dat u voor vertrouwen staat, hoe meer argumenten u geeft om vast te stellen dat zij die de verkiezingsoverwinning van uw partij hebben belichaamd, niet te vertrouwen waren en niet in staat waren om het vertrouwen tot stand te brengen. Hoe meer commentatoren in de komende dagen over u zullen zeggen dat u een technocratische, bekwame minister bent, hoe meer u zult onderstrepen dat zij die door het volk als overwinnaars van de verkiezingen werden aangeduid en die uw partij naar de overwinning brachten, technocratisch en technisch onbekwame ministers waren, die niet in staat waren om het vertrouwen tot stand te brengen en die niet in staat waren om op een bekwame manier het land te leiden.
U zit met CD&V dus in een vreselijke paradox. Hoe beter u zult zeggen het te doen, hoe meer zal blijken dat uw voorgangers in uw eigen partij onbekwaam waren om het goed te doen.
Ik zal met veel belangstelling naar de komende maanden en weken uitkijken. Ik heb met verbazing het interview met Jan Callebaut op Radio 1 gehoord op de laatste dag van het jaar. Ik heb dat laten uittikken. Ik zal u dat straks bezorgen, want ik denk niet dat u dat zelf al hebt laten doen. Jan Callebaut wordt de ontwerper van uw nieuwe verkiezingsoverwinning. Mijnheer Verherstraeten, u kijkt zo somber.
In de redenering van de heer Callebaut over de gebeurtenissen van vandaag, gisteren en eergisteren gaat het nu niet over degenen die 800.000 stemmen hebben gehaald, maar over iemand zoals Van Rompuy met ongeveer 30.000 stemmen, die niet de pretentie heeft om de kiezer te vertegenwoordigen.
Dat is goed, zegt de heer Callebaut. Dat is nu de redenering van CD&V. Niet de pretentie hebben om de kiezer te vertegenwoordigen, is de warrige redenering. Hij kan zich concentreren op de belangrijke zaken; dus niet de kiezer vertegenwoordigen, maar de belangrijke dingen. De onbelangrijke zaken zoals het vertegenwoordigen van het volk, daar moet hij niet mee bezig zijn.
Dat is de betekenis van wat CD&V nu doet: zij zetten de mensen van de 800.000 opzij. De grote zware zak cement, het volk; daar zijn ze nu vanaf. Zij hoeven zich niets meer aan te trekken van het volk, de kiezer. Zij hebben nu iemand die daarboven staat, volgens de heer Callebaut, iemand die niet de behoefte heeft om zich te verantwoorden bij de bevolking.
CD&V, gefeliciteerd. Ze zijn er vanaf. Weg met de verkiezingsoverwinningen. Weg met de 800.000 stemmen. Daar zit een man van pakweg 30.000 stemmen en hij zal het beter doen dan de vorige, want hij is van de kiezer af.
De zorg over hoe men de bevolking moet vertegenwoordigen, die morele ethische zorg van Yves Leterme is weg. Daar zijn wij nu vanaf. Callebaut en - ik neem aan - ook CD&V – wij zullen dat straks zien bij de stemming over het vertrouwen in de heer Van Rompuy – volgt vanaf nu dus de strategie van de heer Callebaut. Weg met de kiezer! Weg met de bevolking!
Leve het land! Leve het bestuur! Leve het goed bestuur! Leve de ethische oppositie of iets van die strekking. Allemaal vondsten waarmee Van Rompuy nu gaat uitstralen: kijk eens, hoe goed wij het doen! Wij gaan ten onder, zoals CD&V in de jaren ’90, of zelfs zoals CD&V in de tweede helft van de vorige eeuw. Met af en toe een upje en een downtje, maar globaal heeft dit geleid tot de totale afgang van het totale pragmatisme, van het totale Dehaene-achtige – want hij is uw grote voorbeeld – laten-wij-maar-voortdoen-en-besturen. Volgens welke ethische gronden, volgens welke verkiezingsbeloften, volgens welke aanduidingen van de kiezer dat gebeurt, is eigenlijk niet belangrijk. De snel-Belgwet zal blijven ook al vraagt de kiezer nog 100.000 keer, nadat u het hem had beloofd, dat ze zou verdwijnen. Ik haal dit maar aan als voorbeeld. Zo zijn er nog voorbeelden.
Dat leidt natuurlijk tot allerlei dramatische kronkels bij CD&V. Eric Van Rompuy, uw eigen broer, zegt in een interview enerzijds dat in sociaaleconomische crisistijden het land moet worden bestuurd, maar anderzijds zegt hij in hetzelfde interview dat sociaaleconomisch iets tot stand brengen niet kan vooraleer wij meer autonomie voor Vlaanderen binnenhalen. De redenering van de verkiezingen en de verkiezingsoverwinning wordt moeiteloos gekoppeld aan de redenering van zijn broer, namelijk: we moeten het land besturen, tot iedere prijs, en dus zonder verkiezingsbeloften en ook zonder staatshervorming.
Dat soort warrige, schizofrene toestanden van de CVP uit de jaren ’80 en ’90 gaan wij de komende dagen en weken steeds meer te zien krijgen. Ik kijk ernaar uit omdat het als oppositie heerlijk is om dit hier voorgeschoteld te krijgen en omdat wij daardoor ontslagen zijn van allerlei inspanningen die wij in het begin van de eeuw moesten leveren om paars en de redeneringen van paars waarbij Verhofstadt hier op de tribune hocus pocus stond te doen en de rollen omdraaide, te ontmaskeren. De heer De Crem lacht want hij herinnert zich nog levendig hoe hij als fractievoorzitter op de een of andere manier moest proberen die hocus pocus van Verhofstadt om te draaien.
Wij moesten zeggen: stop, u zegt wel dat u het goed doet maar Reynders brengt de inning van de belastingen helemaal in de war. Langzaam maar zeker konden wij het draadje per draadje uiteentrekken en uiteindelijk was daar – u herinnert het zich, mijnheer de eerste minister – het moment waarop heel Vlaanderen kon zien: die regering-Verhofstadt is een grote leugen.
Toen ik de eerste keer vanop deze plaats zei: hij is een leugenaar, werd ik nog door voorzitter De Croo tegengesproken. Die zei: dat mag niet, ik schrap dat uit het verslag. Maar twee of drie jaar later was het in heel Vlaanderen – niet in Wallonië natuurlijk, daar berust men nog altijd in Verhofstadt – de evidentie zelf: Verhofstadt was een leugenaar.
Paars en de perceptiemaatschappij waren een leugen. Die is in elkaar gestort omdat er een traditionele partij was die zei: wij gaan het anders doen, wij gaan het op een volledig andere manier concipiëren en wij gaan de waarheid dichterbij brengen op basis van wat wij aan de kiezer hebben beloofd.
Kortom, CD&V staat voor barre tijden. U denkt dat u het wel zult redden. Dehaene heeft dat in 1993 immers ook gedaan, hij heeft de Maastricht-norm gehaald en goed geregeerd en zelfs nog de verkiezingen gewonnen. Maar vergeet het. U zit nu met die man die plots verdwenen is – dankzij de beslissing van het Staatshoofd – al weten wij niet echt waarheen. Als hem door de kranten gevraagd wordt wat hij gaat doen, zegt hij: ik zal wel zien, mijn partij zal mij wel roepen. Men vraagt hem of het waar is dat hij naar Buitenlandse Zaken gaat. Dat is nu niet aan de orde, zegt hij.
Mijnheer de eerste minister, ik wil dat u daar helderheid over verschaft. In uw regeringsverklaring hebt u niets gezegd over een vervanging van de heer De Gucht of over de akkoorden die gesloten zouden zijn met het oog op een nieuwe toekomst voor Yves Leterme. Ik zou daarover graag iets vernemen in uw antwoord.
Uitgerekend u bent het die Yves Leterme naar hier hebt gehaald. Yves Leterme zat goed op het Martelarenplein. Dat was volgens sommigen in uw eigen partij het niveau dat hij goed kon besturen. Het is ook niet zo moeilijk Vlaanderen te besturen: er is geen geld en er zijn geen bevoegdheden, of nauwelijks voldoende. In ieder geval, CD&V heeft altijd beweerd dat die bevoegdheden uitgebreid moesten worden.
Op het Martelarenplein zat hij goed. Hij zou daar gemakkelijk kunnen scoren hebben – zoals Kris Peeters meent gemakkelijk te kunnen scoren – als u allemaal hem niet naar hier had gehaald omdat u een eerste minister nodig had voor het federale niveau. Iedereen die zei dat de eerste minister op federaal niveau iemand moet zijn die in Franstalig België graag gezien wordt en iemand die laudatio kan oogsten in Franstalig België, want dat is toch het belangrijkste op federaal niveau, zei tegen Leterme: nee. Hij werd weggelachen.
Het moest de man zijn die de CD&V leidt. De man die de CD&V naar haar verkiezingsoverwinning leidde, is dus hier federaal premier geworden, op aanstichten van uzelf. Wat hebt u die man aangedaan door hem naar hier te slepen, terwijl u zeer goed wist dat de mechanismen die nodig zijn om het vertrouwen te herstellen en om het Belgisch Koninkrijk te leiden, zouden verhinderen dat iemand als Yves Leterme, die eerst zijn verkiezingen moest winnen in Vlaanderen, daarvoor geschikt zou zijn? Terwijl Leterme in Vlaanderen langzaam maar zeker zijn vertrouwen opbouwde, kwam u steeds meer tot de vaststelling dat hij op het federale niveau niet zou passen. U zag dat gebeuren. Hij gaf een onschuldig interview aan Libération, waarin hij zei dat de Franstaligen eens moesten weten wat ze wilden; ofwel zijn ze onwillig om Nederlands te leren, ofwel zijn ze intellectueel niet in staat om Nederlands te leren. Het antwoord is natuurlijk dat ze onwillig zijn, maar dat werd geschrapt door de Franstalige pers. Er werd alleen nog overgehouden dat ze intellectueel niet in staat zijn om Nederlands te leren. Dat werd opgestookt en opgepookt, leden van de CD&V, tot Leterme de baarlijke duivel was in Franstalig België en u, met al uw vertrouwen en al uw adviezen aan Yves Leterme, niet meer in staat was om die man te verkopen aan het federale of Franstalige niveau, tenzij hij zichzelf opnieuw zou transformeren tot een soort Van Rompuy, Dehaene of Martens.
Hij heeft dat geprobeerd. Hij heeft moreel oprecht geprobeerd om een goede Belgische premier te zijn: geen foute uitspraken meer over Franstaligen, toegevingen aan zijn eigen verkiezingsprogramma, uitstel van Brussel-Halle-Vilvoorde. Zelfs Kris Peeters werd erbij gesleurd met de fameuze dialoog, het ding dat zogenaamd dient om iets tot stand te brengen, maar dat er eigenlijk alleen maar toe dient te laten vergeten dat er niets tot stand is gebracht. Alles werd in stelling gebracht om de Franstaligen te charmeren en hen te doen inzien dat het goed bedoeld was. Er kwamen resultaten. Ik herinner mij nog het interview met Daerden in Het Laatste Nieuws. U kent Michel Daerden. Het interview ging over zijn nieuwe ogen en het aantal vrouwen dat de jongste tijd in zijn bed terechtkomt. Ik zal u dat allemaal besparen. Het Laatste Nieuws is uw gazet, mijnheer De Gucht. In dat interview zegt Daerden het volgende: “De sfeer tussen de Vlamingen en de Franstaligen is alleszins beter dan enkele maanden geleden. Yves Leterme is een andere man geworden sinds hij van de N-VA is bevrijd. Laat ze maar op hem kappen, zijn criticasters. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat hij de carrure van een echte eerste minister heeft. Idem voor Kris Peeters, die ik van haar nog pluim kende. Door de niet-benoeming van de drie FDF-burgemeesters niet op de spits te drijven, toont hij dat het hem menens is met die dialoog. Je ziet hem openbloeien. Mooie man trouwens. De klasse druipt eraf.”
Ik weet niet of het alleen vrouwen zijn waarmee de heer Daerden bezig is, maar in ieder geval kon dat als attest van betrouwbaarheid wel tellen. Leterme en Kris Peeters waren goed bezig.
Toch is in Franstalig België een zucht van verlichting geslaakt en is de tevredenheid van al onze Franstalige collega's werkelijk in dikke centimeters af te lezen toen zij zagen dat Yves Leterme werd verwijderd en vervangen door iemand die het bon Belgisme zijn hele carrière lang heeft uitgedragen, namelijk Herman Van Rompuy
Hij deed aanvankelijk alsof zijn regering een voortzetting van de regering-Leterme was. U hebt zelfs een paar passages waarin u zowel de heer Leterme als de heer Vandeurzen lof toezwaait, een tussenzinnetje, een soort signaal om te zeggen: wij zijn u niet vergeten en wij nemen bovendien het regeerprogramma over.
Ik ben natuurlijk aandachtig gaan lezen wat u hier hebt verklaard en er is wel degelijk een ander regeerprogramma, met name op het communautaire vlak. Niemand kan voorbij aan het feit dat u als eerste daad, als eerste vernieuwing op het communautaire vlak aan de Franstaligen hebt toegegeven. Blijkbaar hebben ze dat gevraagd in die nachtelijke momenten waarin u uw regering hebt gevormd. U hebt toegegeven dat over Brussel-Halle-Vilvoorde op een aparte manier zal moeten worden onderhandeld.
Een aloude Franstalige eis, maandenlang volgehouden, is hier nu in het regeerakkoord gekomen. In het Overlegcomité komt er een groep – voorzitter, wie, wat, waar, wanneer, wij weten het niet – die over Brussel-Halle-Vilvoorde zal onderhandelen. De onderhandelingen zullen na de regionale verkiezingen starten. Een aloude Franstalige eis, maandenlang volgehouden, is nu in het regeerakkoord gekomen.
Hoe geraken wij voorbij de regionale verkiezingen met Brussel-Halle-Vilvoorde, terwijl ik bij de voorzitter een motie zou kunnen indienen om de agenda te wijzigen? U kent de procedure, mijnheer de eerste minister. Terwijl ik zou kunnen vragen om daar nu over te stemmen, komt u hier verklaren dat er niet zal worden gestemd.
Is dat in het Parlement beslist? Neen. U hebt het onderhandeld. Er zijn genoeg Franstalige parlementen: het Waalse Gewest, iets Duitstalig, een paar Brussels parlementen. Blijkbaar zal hier dus opnieuw, dat hebt u met de Franstaligen afgesproken, een belangenconflict binnenvallen. Dat staat in uw regeerakkoord.
Op die manier kunt u na de regionale verkiezingen in alle rust en kalmte, los van uw dialoog en uw staatshervorming, Brussel-Halle-Vilvoorde regelen. Zo staat het er letterlijk in. Kom mij dus niet zeggen dat uw regering een voortzetting van de regering-Leterme is. Leterme en alle regeringspartijen inclusief sp.a in de Vlaamse regering hebben tot op de dag van vandaag volgehouden dat over Brussel-Halle-Vilvoorde niet apart wordt onderhandeld. Daarover wordt niet onderhandeld, want er valt niets te onderhandelen. Er wordt niets toegegeven, want er is geen enkele Vlaamse partij die bereid is daarover apart te onderhandelen.
Dat is de officiële versie, maar vandaag krijgen wij in het regeerakkoord meer dan officieel uw toegeving aan de Franstaligen dat daarover apart zal worden onderhandeld. Kom dus niet doen alsof dit dezelfde regering is. Dit is zeker op dat vlak fundamenteel een andere regering. Dit is een regering die geen enkel ander regeerakkoord heeft dan wat de Franstaligen u op nachtelijke momenten hebben ontfutseld, namelijk een totaal andere constructie voor Brussel-Halle-Vilvoorde dan tot nu toe het geval was.
Dan hebben we natuurlijk – in de regeerverklaring staan er ook kleine zinnetjes – de onderzoekscommissie. Wat is er daarmee? Mag ik graag wat toelichting daarover, mijnheer de premier?
Als ik uw passages goed lees, dan hebt u nu een onderscheid gemaakt.
Er is de bijzondere commissie die u zelf had opgericht, over de bankcrisis, over het beheer van de bankcrisis, over al die essentiële vragen die te maken hebben met het vertrouwen van de consumenten, van de bankrekeninghouders, van de spaarders, van de aandeelhouders, met vragen zoals: waarom moest er verkocht worden aan BNP, en dies meer? Al die bancaire crisisbeheersmaatregelen die u hebt genomen met de regering-Leterme, die zouden we in een bijzondere commissie behandelen.
Wij wilden een parlementaire onderzoekscommissie, maar het mocht geen parlementaire onderzoekscommissie zijn. Het moest een soort van theatervertoning worden die eigenlijk volledig onder controle was en die, vleugellam, niet tot de essentie van de zaak zou kunnen gaan, want de crisis was nog bezig.
Dan hebben wij hier die turbulente momenten beleefd, toen de heer Verherstraeten hier op de tribune zei: gedaan, vorige week was vorige week. Hoewel de bankcrisis nog niet afgelopen was, viel dat argument weg: er moest een parlementaire onderzoekscommissie komen. Tevredenheid alom! De oppositie had zijn slag thuisgehaald. De oppositie werd bijgetreden in iets wat normalerwijze de logica zelf geweest zou zijn, namelijk: er moet, om die bancaire crisis te kunnen analyseren, een parlementaire onderzoekscommissie komen.
Nu wordt dat, tussen de plooien van de papiertjes van de heer Van Rompuy en zijn nachtelijke onderhandelingen, een parlementaire onderzoekscommissie die met een beperkte opdracht alleen maar de schending van het principe van de scheiding der machten zal onderzoeken – lees: witwascel voor Vandeurzen en Leterme –, en die zal in een beperkt tijdsbestek optreden, dat zal gelimiteerd zijn.
Daarna – dat staat zo letterlijk in de regeerverklaring – komt u terug met uw bijzondere commissie. U zit nu wel op een andere plaats, maar dezelfde bijzondere commissie die u als Kamervoorzitter had geconstrueerd, neemt u nu mee naar uw premierstoel en wilt u aan het Parlement opdringen. Het is een schadeloze, nutteloze schijnvertoning van een bijzondere commissie die zich buigt over de rest van de bancaire crisis.
Is het dat, staat dat in uw regeerakkoord, of wat bedoelt u juist? Dat zou ik graag vernemen.
Als het klopt dat u probeert om het principe, de kracht en het waarheidsgehalte van de parlementaire onderzoekscommissie te reserveren alleen voor de brief van de heer Londers van het Hof van Cassatie, en dat al de rest zal verdwijnen in een nutteloze achter-de-schermen-commissie die eigenlijk niet veel betekent, dan kan ik u al zeggen dat u ook dat tussen de plooien van uw regeerakkoord hebt gestoken in de hoop dat het niet zou opvallen. Dan is ook dat een teken dat u op een of andere manier een regering op de been brengt die ervoor moet zorgen de waarheid achter te houden, om niet naar voren te brengen wat u eigenlijk moet doen, namelijk het regeerakkoord uitvoeren dat u hebt onderhandeld op basis van uw verkiezingsoverwinning.
Leterme wordt dus twee keer tegengesproken door uw eigen regeerakkoord. Kom niet zeggen dat u een voortzetting bent van Leterme, want dat bent u niet.
De hele constructie van de huidige regering wekt bijgevolg geen vertrouwen.
Het tegendeel van vertrouwen is wat de huidige regering uitstraalt. U probeert langs achterpoortjes en achterdeuren de basisvoorwaarden van wat was afgesproken, te wijzigen. U probeert langs achterdeurtjes en achterpoortjes de basisafspraken over het beheer van de bankencrisis en over de wijze waarop het Parlement de regeringsaanpak ter zake zou onderzoeken, te veranderen. U probeert op een sluikse manier het Parlement het voorgaande te laten goedkeuren, hoewel de regering er eigenlijk niets mee te maken heeft.
Het wezenlijk kenmerk van uw regering is dat u op een sluikse manier probeert het verkiezingsresultaat van 2007 naast u neer te leggen. U probeert ook op een sluikse manier de basisvoorwaarden te wijzigen die u normaal gesproken slechts hadden toegelaten uw regeerprogramma op een heel beperkt steentje en op een heel beperkt vierkante metertje op de been te brengen.
Er zou inderdaad kunnen worden verondersteld dat er een crisisregering moet komen. Wij krijgen met een normale regering dit land niet langer meer geregeerd. Voor voornoemd standpunt is iets te zeggen, maar zulks kan enkel met een mandaat van de kiezer.
Had u nu naar de kiezer durven stappen en mocht CD&V hebben gevraagd om alle beloftes te vergeten en met Herman Van Rompuy een crisisregering te leiden en vertrouwen uit te stralen, samen met de PS, met Reynders en met allen die zij in het verleden als onbetrouwbaar hebben bestempeld, maar zonder staatshervorming en zonder de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde en dus met als enig doel de bestrijding van de crisis, dan had ik nu kunnen begrijpen dat u naar hier was gekomen om de verkiezingsoverwinning te claimen en aan te kondigen dat u de regering-Van Rompuy zou leiden, om de crisis te bestrijden.
In de huidige omstandigheden hebt u echter geen mandaat. Dit is geen democratie. U wil vandaag voorstaande redering in de Kamer binnenwringen, op basis van een ander mandaat dan het mandaat dat u hier komt voordragen. Het mandaat om wel Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen en om via meer autonomie voor Vlaanderen wel sociaaleconomische welvaart tot stand te brengen, dat was uw mandaat van 2007. U had een mandaat om de snel-Belgwet te veranderen en om een splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, meer autonomie en een duidelijker migratieprogramma door te drukken. Met dat mandaat hebt u de verkiezingen gewonnen, maar met dat mandaat kunt u niet doen wat u nu doet.
Dat is het wezenlijk kenmerk van de huidige regering. U misbruikt het mandaat dat u van de kiezer hebt gekregen, omdat u niet meer terug naar de kiezer durft.
Indien voorgaande stelling, die mijn stelling is, juist is, heeft de beslissing van mevrouw Vervotte een meer dan bijzondere betekenis. Dat beseft u ook.
Het is precies dat wat zij heeft aangeklaagd. Het is precies dat wat zij in haar brief aan u heeft laten weten. Wij zijn met iets anders en omwille van iets anders naar de kiezer gegaan. We hebben het samen gedaan, met respect voor mekaar en met vertrouwen in de partijtop. Wij hebben dat op het topniveau gedaan. Met dat mandaat moeten wij verder doen, niet met een ander mandaat, niet met wantrouwen ten opzichte van de top. Ik neem aan dat zij dat bedoelt.
We moeten dat doen met een ploeg die geloofwaardig is en gebleven is. Wij kunnen de keuze van Van Rompuy, van het Staatshoofd, van Reynders, van Onkelinx, niet aanvaarden. Die keuze, die zij trouwens al meer dan zes maanden lieten uitschijnen, was de volgende: weg met Leterme, weg met N-VA, weg met al die zever; geef ons een echte Belg uit CD&V, maak die eerste minister, zorg dat we niets meer horen van BHV, zorg dat die dialoog niets meer betekent, zorg dat we af zijn van al die rotzooi, van die ploeg die de verkiezingen heeft gewonnen bij jullie.
Dat is wat u aan het doen bent. Dat is de fundamentele betekenis van het gebaar van Vervotte. Dat wordt door Leterme vandaag in de pers en door mij reeds eergisteren in de pers gezegd. Dat zal over enkele weken of maanden ongetwijfeld door heel Vlaanderen worden gezien als het enige wat echt telt. Van Rompuy zit daar zonder mandaat van de kiezer, zonder mandaat van de leiders die de verkiezingsoverwinning hebben binnengehaald. Van Rompuy zit daar op een niet-democratische manier met een Franstalige meerderheid, met meer Franstalige dan Vlaamse parlementsleden - dat was bij Verhofstadt reeds het geval -, maar ook met meer Vlaamse leden van de oppositie in de Kamer dan leden van de meerderheid.
Ik hoop dat Vervotte die boodschap hier ooit eens zelf mag komen verkondigen. Mijnheer de premier, u lacht daarmee. Zal zij hier niet meer verschijnen? Zij is verkozen in de Kamer, zij heeft meer stemmen behaald dan ik in de provincie Antwerpen. Zij was een aanwijzing dat de toekomst lag bij mensen die zeiden wat zij zei. Ik hoop dus waarachtig dat zij hier ooit nog eens verschijnt, niet alleen om de commissie voor de Sociale Zaken te bevolken en niet alleen om voor u te applaudisseren, maar ook om eens te zeggen wat de juiste toedracht van haar gebaar is geweest.
In ieder geval heb ik in de jaren 80 of 90 - de jaren waarover u het hebt en waarvan u zegt dat u opnieuw vertrouwen zult brengen in het land volgens de methodes van die jaren - nooit een minister gezien die zei dat hij of zij minister kon worden, maar het aan zich liet voorbijgaan, omdat hij of zij principes had. Laat het maar aan mij voorbijgaan, want dit is niet wat ik heb gewild. Dat is ook niet wat ik aan de kiezer heb beloofd. Ik heb in het halfrond nooit een dergelijke geste gezien.
Ik neem aan dat u zich vergenoegt met het applaus van sommigen die zeggen: “U gaat dat goed doen, premier. U bent een man van vertrouwen, premier” en dergelijke meer. Maar het is toch niet Mark Eyskens die het attest van betrouwbaarheid mag afleveren! Het is toch niet Mark Eyskens die Inge Vervotte de les gaat lezen! Dat is de Mark Eyskens die ik op deze tribune ooit, flagrant délit, als rechtstreeks verantwoordelijke voor de zaak Khaled de tribune zag bestijgen als staatsman, om te zeggen dat men in een apenland als dit toch geen ontslag zou nemen als minister. Het is toch niet die man die de Inge Vervotte van vandaag de les gaat lezen hoop ik, want het is niet op die manier dat u het vertrouwen gaat herstellen.
Mijnheer de voorzitter, ik zal mij aan mijn spreektijd houden, wees gerust. Een vijftal minuten? Kijk eens aan. Ik zal waarschijnlijk de VLD niet meer ten gronde kunnen behandelen.
De voorzitter: Een slecht gevoel voor timing?
01.02 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik ga het heel kort houden wat de VLD betreft. Hebt u al een brief van het gerecht binnengekregen, van het Hof van Cassatie of zo? Voor de VLD zullen we nog tijd genoeg hebben, mijnheer Tommelein: er zijn nog genoeg onderzoekscommissies die ons de gelegenheid zullen geven om het probleem van de VLD te behandelen. Mijn excuses, collega’s van CD&V, dat ik hier geen compenserende maatregelen kan nemen ten aanzien van u. Die VLD, eigenlijk is het toch heel erg. Mijnheer Tommelein, het is toch waar: de VLD! Kom, kom. Voorzitter, dat zal in vijf minuten niet lukken.
Het gebaar van Vervotte is dus de duidelijke veruitwendiging van het feit dat de gang van zaken in Vlaanderen tot staan is gebracht, de gang van zaken volgens dewelke Vlaanderen in een vorm van rebellie zat. Het was een beetje een eigenaardige rebellie, want het was een rebellie bij middel van een traditionele partij. Maar goed, het was een rebellie, het was een vorm van rebellie. Zoals de PS nu zegt dat de overwinning van de MR eigenlijk geen overwinning was van de MR, maar een afstraffen van de PS, zo zou men kunnen zeggen dat de overwinning van de CD&V eigenlijk geen overwinning was van de CD&V, maar een afstraffen van paars. Daar is iets van, maar goed: ik ben een democraat. Voor mij was dat zuiver, klaar en helder een overwinning van de CD&V.
Die overwinning van de CD&V was een rebellie van het Vlaamse volk, of van een deel van het Vlaamse volk, om te zeggen dat er verandering moest komen, dat er verandering in gang moest worden gezet, met de man die zegt dat hij geen Belgische regering zal gaan tooien zonder dat de eisen die hij als Vlaming heeft gesteld, vervuld zijn, en waarvan in de snobistische wandelgangen van dit Parlement wordt gezegd wat dat nu voor een waanzin was om die peilstok zo hoog te leggen, wat allemaal zou moeten gemilderd worden omdat men nadien toch een akkoord met de Franstaligen moest vinden. Dat democratische feit, dat gebaar niet in een Belgische regering te stappen zonder aan Vlaamse eisen te voldoen, is nu definitief opzij gezet. Het woord is nu – niet nu, helaas, maar wanneer dan ook – opnieuw aan de kiezer om dat te beoordelen: het feit dat ook die laatste traditionele partij die in staat was geweest om geloofwaardigheid op te bouwen, overstag is gegaan.
Dat fiere galjoen van CD&V, dat in 2007 de haven uitvaarde, getooid met allemaal vlaggen en in de top, mijnheer Jambon, de Vlaamse Leeuw - het cachet van Vlaamse betrouwbaarheid. Dat fiere galjoen met zijn stuurlui die niet aan de wal maar op de brug van dat galjoen stonden en die Vlaanderen zouden geven waarop het recht had of althans waarnaar het vroeg. Dat fiere galjoen is “en cours de route” een gammele schuit geworden die tot niets meer in staat was, die dobberend dreef op de baren. Van dat fiere galjoen bleef niets meer over! Daarin had u wel gelijk, premier, toen u zei: “Wat zijn we met onze verkiezingsoverwinning eigenlijk geweest?”
Op een gegeven ogenblik is er iemand in de mast gekropen. Hij heeft die Vlaamse Leeuw eraf gerukt en in de zee gegooid. En dan werd het helemaal een dobberende schuit. Nu, in de laatste episode en met applaus van de zeerovers – applaus van de cdH, de PS en de MR, alle zeerovers die anderhalf jaar lang met sabels rond het galjoen van de CD&V hebben gecirkeld om het machteloos te maken, om het tot een gammele schuit te herleiden – zit u daar. Op de brug staan de stuurlui. De kapitein is vervangen, de stuurlui zijn van wal gegaan. Vervotte is in een rubberbootje gestapt en hangt nog met een touwtje vast aan de gammele schuit in de hoop dat de gammele schuit ooit opnieuw een galjoen zal worden. Op de brug staat een nieuwe kapitein. Wij weten niet waar de vorige is. Hij zit waarschijnlijk in het vooronder te wachten op betere tijden. Op de brug staat een nieuwe kapitein en hij roept “Vertrouwen!” en “Goed bestuur!” Iedereen verbaast zich hierover en in de stilte van de mist die over het water hangt, vraagt men zich af wat hij zegt. Hij roept nog eens “Vertrouwen!” en “Goed bestuur!” Iedereen weet en voelt dat dit blablabla is, newspeak. Zoals een commentator deze week schreef, is wat hij daar roept een woord uit een taal die de leugen laat klinken als de waarheid en die schijnbaar gewicht geeft aan pure wind.
U hebt van ons geen enkel vertrouwen te verwachten.
01.03 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, étant exceptionnellement réunis en ce 2 janvier, permettez-moi tout d'abord de vous adresser mes meilleurs vœux de bonne année 2009. Ce qui est plus exceptionnel encore, c'est la discussion de la troisième déclaration gouvernementale en un peu plus d'un an: 375 jours si je ne m'abuse!
La victoire électorale du cartel CD&V-N-VA en juin 2007 a également sonné le retour de fortes périodes d'instabilité gouvernementale. En 18 mois, nous sommes passés par cinq formes différentes de gouvernement et de majorité. Tout d'abord, un gouvernement en affaires courantes, suivi d'un gouvernement de transition (présidé par Guy Verhofstadt), avant de donner lieu à un gouvernement Leterme Ier avec la N-VA; quatrième formule: un gouvernement Leteme Ier sans le soutien de la N-VA et, à présent, un gouvernement Herman Van Rompuy.
Cette instabilité est mauvaise pour le pays, mauvaise pour son image à l'étranger. On peut le constater en regardant les télévisions étrangères. Elle est mauvaise aussi pour l'économie et mauvaise pour les citoyens. La seule vraie bonne nouvelle, c'est d'avoir aujourd'hui un gouvernement. Nous le disons tout en siégeant dans l'opposition. Le fait d'avoir en ce moment un gouvernement face à nous, c'est en grande partie à vous que nous le devons, monsieur le premier ministre.
Malgré vos réticences quasi existentielles, vous n'avez pas ajouté un autre veto aux multiples veto décrétés entre "partenaires" ces deux dernières semaines, les uns ne voulant pas d'untel ou d'untel en fonction de leurs propres calculs stratégiques électoraux et les autres ne voulant pas d'untel, susceptible d'être auditionné par une commission d'enquête parlementaire, comme si ce n'était pas l'ensemble des ministres responsables qui seraient conviés à s'expliquer dans le cadre de cette commission!
Mais heureusement, monsieur le premier ministre, au-delà de ces enjeux tactiques de court terme, vous étiez là et vous avez, in fine, accepté de remplir cette mission délicate et difficile.
Votre départ quelque peu précipité de la présidence de la Chambre m'a empêché de vous dire combien, au cours de ces 18 mois, j'ai pu apprécier vos compétences, votre expérience et votre capacité à faire passer l'intérêt général de la démocratie, par delà les jeux entre la majorité et l'opposition. Ces compétences vous seront bien utiles dans votre nouvelle mission, tant l'héritage de ces 18 mois d'inertie politique sera lourd à porter et encore plus lourd à transcender.
J'illustrerai mes propos en abordant quelques exemples.
J'évoquerai la question de la politique de l'emploi. Lors de votre déclaration politique, vous avez dit vouloir faire de l'emploi votre première priorité. Vous avez également déclaré que vous aviez l'intention de reprendre l'ensemble des engagements formulés par le gouvernement précédent. J'ai donc relu la déclaration d'Yves Leterme en ce qui concerne la politique de l'emploi. L'objectif de votre prédécesseur était de créer 200.000 emplois avant la fin de la législature. Malgré toutes vos qualités, monsieur le premier ministre, permettez-moi de douter quelque peu de la capacité de ce gouvernement, compte tenu notamment du retard déjà enregistré et de la crise économique et financière, d'atteindre ce chiffre de 200.000 emplois pourtant bien nécessaires
Monsieur le premier ministre, vous reprenez à votre propre compte l'ensemble des objectifs du texte initial du gouvernement Leterme de mars 2008; je voudrais donc attirer l'attention sur l'objectif que s'était assigné la Belgique d'atteindre 3% de son budget consacré à la recherche et au développement. Vous savez à quel point il est nécessaire que cet objectif soit atteint. Je ne pense pas devoir vous convaincre à ce sujet.
Or, nous faisons marche arrière! Nous étions à plus de 2,1% en 2001 et, aujourd'hui, nous sommes autour des 1,8%. En 2010, il faudra atteindre 3%. Ce sera, selon moi, un défi très important de votre gouvernement et nous aimerions pouvoir trouver des traductions concrètes à ce sujet dans les exercices budgétaires qui se succèderont.
Comme je le disais, 2010 sera l'année où, comme l'ensemble des pays européens, nous serons évalués et jugés quant à notre niveau de recherche et développement. C'est un objectif défini au niveau européen. Toutefois, à la différence des autres pays européens, 2010 est aussi l'année où la Belgique assurera la présidence de l'Union européenne. Notre piètre score en matière de recherche et développement risque donc de faire tache.
Monsieur le premier ministre, puisque je parle ici de la présidence de l'Union européenne au deuxième semestre 2010, permettez-moi de regretter l'absence de toute référence à ce moment important dans votre déclaration de politique gouvernementale. Ce d'autant plus, pour une équipe qui "facialement" – M. De Clerck qui est momentanément absent dit déjà d'autres choses à la radio! – veut aller jusqu'à l'échéance de la législature, c'est-à-dire jusqu'en 2011. Ne pas toucher le moindre mot sur la présidence européenne au second semestre 2010 dans votre déclaration, monsieur le premier ministre, c'est une carence qui en dit long aussi sur l'incapacité qu'ont eue les négociateurs de lever le nez du guidon et d'accepter que le monde ne tourne pas autour de leur nombril!
Pourtant, ce n'est pas l'actualité internationale qui manque! Pas un mot non plus dans votre déclaration de politique gouvernementale sur la résurgence du conflit israélo-palestinien et sur le macabre décompte des centaines de victimes civiles qui s'effectue sous nos yeux dans les rues de la bande de Gaza. Manifestement, les négociateurs étaient beaucoup trop occupés à attribuer les postes et à déterminer la manière de faire tourner le manège!
Monsieur le premier ministre, la fin de la présence de la Belgique au sein du Conseil de sécurité de l'ONU depuis deux jours ne peut pas signifier l'abandon de la responsabilité internationale de notre pays, que ce soit notamment par rapport à la situation au Proche Orient que j'ai évoquée ou à la situation dans le Kivu.
Sur les cinq pages et trois lignes de votre déclaration de politique, du texte qui a été remis, j'ai fait le calcul et vous avez utilisé le mot confiance à douze reprises. Je pense ne pas me tromper en disant qu'ici même à la tribune vous l'avez utilisé encore davantage. Je pense qu'on a atteint une vingtaine de répétitions. Je m'interroge sur le sens à donner à l'omniprésence de ce mot confiance dans un texte et dans vos propos alors que le contexte dans lequel s'inscrit ce texte est celui de la méfiance notamment entre partenaires. On ne compte plus les escarmouches et autres disputes entre le PS et le MR, entre le CD&V et l'Open Vld mais aussi à l'intérieur de votre parti, monsieur le premier ministre.
Je ne peux pas passer sous silence la lettre ouverte de notre collègue Inge Vervotte – je regarde sur les bancs du CD&V et je ne la vois pas mais peut-être arrivera-t-elle plus tard au moment du vote – qui a été une véritable motion de méfiance avant l'heure, le courrier tombant d'ailleurs alors que certains des ministres, secrétaires d'État ou nouveaux ministres étaient déjà en route pour aller prêter serment au palais royal.
Cette lettre reflète parfaitement le contexte de méfiance auquel je faisais référence. Bien naïfs sont ceux qui y voient une démarche purement personnelle ou émotionnelle comme j'ai pu l'entendre à la télévision et à la radio. Cette lettre est une démarche politique stratégique. Elle vous déstabilise avant même que vous n'ayez été pleinement investi de vos pouvoirs. Elle plaide pour un gouvernement restreint formé autour d'un programme réduit pour une échéance limitée à la perspective des élections du mois de juin. L'exact contraire de ce que vous-même avez annoncé ici, à savoir vouloir aller jusqu'en 2011.
Elle utilise aussi des mots très durs: elle parle d'absence de crédibilité. Elle attaque également ouvertement et frontalement deux des ses anciens collègues, le ministre Reynders et le nouveau président de la Chambre. Elle conclut clairement sur "l'impossibilité de défendre et de porter les choix qui ont été faits".
Monsieur le premier ministre, le contexte est vraiment à la méfiance. Cette lettre n'en est que la partie visible et je reste persuadé que vous en avez vous-même parfaitement conscience.
Avant d'aborder le volet budgétaire de votre déclaration, permettez-moi de revenir sur le dossier Kaupthing qui nous a occupés voilà une bonne semaine, en ces mêmes lieux; vous vous en souviendrez, monsieur Reynders.
À l'époque, vous affirmiez qu'étant en affaires courantes, il était impossible de signer un accord qui engagerait la responsabilité du prochain premier ministre et du prochain gouvernement. En parallèle, dans le cadre de vos contacts avec certains des représentants du groupe Kaupthing, qui portent des revendications des clients et des épargnants, vous vous vouliez encore davantage rassurant lorsque vous disiez "ne pas douter un seul instant que le dossier Kaupthing serait pour le prochain gouvernement une des priorités les plus urgentes et qu'il serait mis le plus rapidement possible un terme à leur attente".
Monsieur le premier ministre, c'est l'heure H, comme le disent les médias, pour les épargnants et les clients du groupe Kaupthing. Aujourd'hui, vous devez adresser un message d'engagement dans le cadre du temps de parole qui vous sera octroyé tout à l'heure en réponse aux nombreuses interrogations que nous formulons ici pour que l'engagement que vous prendrez au nom du gouvernement reflète ce qui a été dit par le passé, à présent que vous êtes pleinement investi pour signer le mémorandum.
J'en arrive au volet budgétaire en soulignant l'importance d'une phrase de votre déclaration gouvernementale par laquelle vous reconnaissez que "le déficit budgétaire de la Belgique est bien un déficit structurel". Monsieur le secrétaire d'État au Budget, vous vous souvenez des débats que nous avons eus en commission il y a trois ou quatre semaines, puis en séance plénière, où vous annonciez un déficit purement ponctuel. Pourtant, ici, et j'y vois la patte et l'expérience du premier ministre, on évoque bien un déficit structurel ainsi que la nécessité de résorber ce déficit budgétaire structurel dans le cadre d'un plan, affiné.
Personnellement, je ne peux qu'appuyer la nécessité d'avoir un tel plan et que ce plan soit précis. En effet, pour l'instant, nos perspectives pluriannuelles consistent en un plan pluriannuel sans aucun arbitrage. On reprend la somme des différentes demandes des différents départements. On inscrit le tout dans un tableau en "excel" qu'on balance dans le cadre des documents budgétaires.
C'est d'autre chose dont nous avons besoin aujourd'hui. Voilà trois ans que le Fonds du vieillissement n'a plus été alimenté et il faut redonner une perspective afin que les pensions soient garanties et à la hausse. Je ne peux donc que vous appuyer sur ce volet. Dommage d'ailleurs que le même besoin de rattraper l'immense retard accumulé en matière environnementale ne soit pas également soulevé dans votre déclaration de politique gouvernementale!
Vous mentionnez l'enjeu, le défi du réchauffement climatique, comme un enjeu à long terme. Mais, monsieur le premier ministre, la politique climatique doit être menée dès à présent! En effet, 90% des catastrophes dites naturelles, car elles n'ont plus de naturel que le nom, sont liées au réchauffement climatique et à l'impact de l'activité humaine sur le réchauffement climatique. Le GIEC lui-même dit que c'est maintenant que tout se joue. Or, votre texte fait état d'un défi à long terme, comme si nous avions encore le temps d'attendre. Il y a urgence sur ce volet!
Dans la déclaration, tout au plus a-t-on droit à un rappel du fait que la Belgique s'inscrit pleinement dans le cadre du plan climatique que l'Union européenne vient d'adopter. Cela peut certes vous satisfaire, monsieur Reynders, mais c'est quand même la moindre des choses! Cet engagement a été pris à un niveau international et s'impose à vous. Par conséquent, vous ne pouvez qu'y adhérer pleinement. Voilà ce qui doit figurer dans ce texte! Il faut avoir davantage d'ambition et non se limiter au minimum dont vous vous satisfaites. D'autant plus que, sur le volet budgétaire, nous enregistrons un retard énorme. Et ce ne sont pas les mesures évoquées au moment du "Printemps de l'environnement" mais non encore d'application qui suffiront en la matière.
Je déplore donc que vous n'ayez pas profité de cette nouvelle déclaration de politique gouvernementale pour mettre davantage l'accent et corriger le tir en la matière.
De même, je regrette que les ambiguïtés constitutives de cette majorité n'aient pas non plus été clarifiées à l'occasion de cette renégociation. En matière de mix énergétique, de régulation économique, d'activation des chômeurs ou de politique fiscale - tous ces sujets qui nous ont occupés au parlement et pour lesquels on sent bien les divergences et les ambiguïtés -, tout cela n'est pas clarifié par le texte de la nouvelle déclaration gouvernementale.
De même, la politique d'asile et de migration: des milliers de citoyens vivant en Belgique attendent la circulaire promise à de multiples reprises par les responsables du PS ou du cdH. On l'a promise le 14 octobre 2008, lors de la déclaration de la rentrée parlementaire ainsi qu'au moment de la discussion budgétaire. Je repense au moment de la formation du gouvernement Leterme où on s'engageait, presque la main sur le cœur, à trouver une solution rapide. Autant de promesses chaque fois reportées, alors que tout le monde savait bien qu'il existait un blocage politique sur la question. Alors que l'opportunité s'est présentée de rédiger un nouveau texte dans le cadre de la nouvelle déclaration gouvernementale, nous n'y retrouvons aucune phrase, aucun engagement.
Or, c'est bien ça qui pose problème pour nous. Dans le texte du 20 mars - celui d'Yves Leterme auquel, monsieur le premier ministre, vous vous raccrochez en fin de déclaration -, il était précisé que le gouvernement déciderait à court terme et je reprends les mots: "à court terme", de la création ou non d'une commission indépendante chargée d'appliquer les nouveaux critères. Neuf mois après, nous n'avons toujours pas cette commission, nous n'avons toujours pas de décision et, surtout, il n'existe toujours pas de circulaire en matière de régularisation.
Par ailleurs, monsieur le premier ministre, j'aimerais que le comité de concertation crée rapidement un groupe chargé d'élaborer des propositions de solutions pour Bruxelles-Hal-Vilvorde, tout ce qui pollue la négociation institutionnelle et tout ce qui bloque actuellement le reste de la discussion. Je pense ne pas me tromper, monsieur le premier ministre, en y voyant votre patte personnelle, celle de l'explorateur qui, déjà au mois de septembre 2007, s'était mouillé davantage que d'autres pour trouver un compromis ou, bien entendu, de part et d'autre, des pas devront être faits. Nous avons bien noté que les conclusions de ce groupe-là devront être mises en œuvre dès l'été 2009.
De même, nous avons aussi acté votre volonté de relancer le dialogue de façon plus large et de le voir déboucher sur des résultats avant les élections régionales. Monsieur le premier ministre, vous connaissez la disponibilité des Verts à travailler à cette nécessaire nouvelle architecture institutionnelle. Je tiens à vous préciser ici formellement que cette disponibilité reste intacte et que, bien que dans l'opposition, nous pouvons souscrire au calendrier suggéré et surtout à la nécessité de mettre à jour notre architecture institutionnelle.
J'aborde ainsi le dernier point de mon intervention. Il s'agit ici – et je le dis sans détour, monsieur le président – d'un point qui n'aurait pas dû être abordé dans le cadre de cette discussion. Je veux parler de la commission d'enquête. Alors que le gouvernement précédent, composé des mêmes partis, est tombé à cause d'un problème de non-respect de la séparation des pouvoirs, la première décision de ce nouveau gouvernement consiste à nouveau à tenter de s'immiscer dans un autre pouvoir. Que je sache, il s'agit d'une commission d'enquête parlementaire et non pas d'une commission d'enquête gouvernementale! Le gouvernement n'a pas à intervenir dans la définition des contours et des missions de cette commission! Ce qui me pose problème, c'est le principe même de ce paragraphe entier qui, dans votre texte de cinq pages, évoque des choses qui ne sont pas de votre ressort.
Ce qui me pose encore davantage problème, ce sont les cinq cadenas que vous opérez sur cette commission. Le premier consiste à retirer tout le volet de la gestion de la crise financière des missions de cette commission d'enquête. Le deuxième agit sur le volet de la séparation des pouvoirs: vous dépossédez les parlementaires en transférant à des experts le soin d'auditionner les ministres et de faire rapport. Par le troisième cadenas, vous empêchez les parlementaires d'enquêter avant d'avoir reçu ce rapport préalable et le mot "préalable" figure bien dans votre texte. Nous avons pris connaissance du quatrième cadenas dans le journal "La Libre Belgique" de ce matin, à savoir que vous vous êtes déjà réparti les mandats entre "gens biens", entre gens de la majorité! En effet, madame Milquet, votre parti est cité comme ayant remporté, de haute lutte, une coprésidence dans cette commission. Dois-je vous rappeler que, lorsque la commission Dutroux a été mise en place, on a désigné un membre de l'opposition à la présidence? En l'occurrence, pour éviter tout risque et pour cadenasser le tout, vous vous êtes déjà réparti les mandats, en prévoyant d'ailleurs des coprésidences, du jamais vu pour des commissions d'enquête!
Cinquième cadenas: vous limitez la mission de cette commission à l'élaboration de propositions politiques en ne la chargeant pas d'établir les responsabilités politiques. En tout cas, ne comptez pas sur nous pour nous inscrire dans un tel scénario.
Monsieur le premier ministre, quand vous monterez tout à l'heure à cette tribune, nous voudrions que vous ouvriez ces cadenas et que vous laissiez le parlement jouer pleinement son rôle à l'occasion de cette commission d'enquête parlementaire, en ce qui concerne non seulement le volet relatif à la séparation des pouvoirs, mais aussi pour ce qui concerne le volet relatif à la crise financière.
Monsieur Verherstraeten, je voudrais vous lancer un appel plus personnel et vous demander de bien vouloir revenir sur les engagements que vous avez pris, dans cette enceinte, il y a dix jours. Permettez-moi de reprendre vos propos. Il s'agit de deux paragraphes, mais les mots qui y sont utilisés sont extrêmement importants. Ainsi vous disiez, le mercredi 17 décembre dernier, du haut de cette tribune alors que la crise s'annonçait dans ce parlement: "Le gouvernement souhaite apporter des clarifications. Il est impératif de faire la clarté tant sur le plan du droit disciplinaire que dans le domaine politique. Pour y arriver, il n'y a pas 36 solutions. Il faut créer une commission d'enquête parlementaire qui," – je vous invite à être très attentifs aux mots qui vont suivre – "outre les missions incombant à la commission spéciale, se verrait confier une mission complémentaire consistant à vérifier si toutes les procédures pendantes concernant la crise bancaire se sont déroulées dans les règles de l'art et dans le respect de la Constitution".
C'est donc sur la question du volet judiciaire, mais aussi du volet relatif aux missions incombant à la commission spéciale que vous engagiez le parlement à soutenir la création d'une commission d'enquête. Or ces éléments ne figurent plus dans le texte qui nous est soumis aujourd'hui. Tant qu'il fallait sauver Yves Leterme, tant que vous pensiez pouvoir sauver son siège de premier ministre, vous acceptiez le principe d'une vraie commission d'enquête portant sur les deux volets précités. Maintenant qu'Yves Leterme est tombé, vous reniez vos engagements. Voilà aujourd'hui quel est le message lancé par le CD&V et le gouvernement. Monsieur Verherstraeten, vous avez une capacité à vous renier digne des plus grands qui vous ont précédé au poste que vous occupez aujourd'hui.
01.04 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, dames en heren ministers, collega’s, in de regeringsverklaring heeft de eerste minister eergisteren terecht gesproken over de noodzaak aan een herstel van het vertrouwen.
Het vertrouwen moet hersteld worden in de economie, in de financiële wereld, in de politiek en in de instellingen. Sommige collega’s vonden de regeringsverklaring te kort, te bondig. Zij vonden dat er niets nieuws onder de zon was. Collega’s, zij vergissen zich, in die zin dat het helemaal niet gaat om een gewone politieke crisis die wij de jongste dagen hebben beleefd. Het ging niet over twisten tussen de verschillende politieke partijen in de meerderheid over een of ander politiek dossier. Het ging niet over een gebrek aan eensgezindheid. De regering was eensgezind over hoe ze economische en financiële problemen zou aanpakken.
De crisis was een gevolg van een nota van de eerste voorzitter van het hof van Cassatie, als reactie op een schrijven van de toenmalige eerste minister Yves Leterme naar aanleiding van insinuaties in de media over mogelijke beïnvloeding in een gerechtelijke procedure. Yves Leterme had het handig kunnen spelen door dingen achter te houden en te verzwijgen. Neen, hij heeft alles open en transparant vertolkt in een brief. Ook de toenmalige minister van Justitie, Jo Vandeurzen, vertoonde openheid van geest.
De voorzitter van het Hof van Cassatie, collega’s, heeft – ik parafraseer hem – hoogst uitzonderlijk een standpunt ingenomen. Naar mijn weten is zoiets nog nooit voorgekomen. Ik respecteer dat standpunt. Diepgaand onafhankelijk onderzoek zal aantonen of dat standpunt overeind blijft.
Dat standpunt, collega’s, is ingenomen in een bepaalde context. In die context – dat heeft ook de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie erkend – had er geen diepgaand onderzoek plaatsgevonden. Er waren nog geen procedures gestart en bijgevolg was er ook nog geen tegensprekelijk debat, geen recht van verdediging voor de rechtstreeks betrokkenen. Dat is nochtans ook een fundamenteel recht in onze rechtstaat.
Jo Vandeurzen en Yves Leterme hebben ter zake hun politieke verantwoordelijkheid genomen, in eer en geweten en in het belang van de instellingen. Zij hebben aangetoond dat politiek meer is dan macht. Politiek gaat ook over deontologie en principes.
Yves Leterme, Jo Vandeurzen en heel onze fractie zijn niet bang voor de waarheid. Daarom waren, zijn en blijven wij ook voorstander van de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie die sereen, objectief en onpartijdig, en op korte termijn, onderzoek kan verrichten. Daarom steunen wij ook de suggestie van de nieuwe regering om met experts te zoeken naar de juridische waarheid.
(…): (…)
01.05 Servais Verherstraeten (CD&V): De meerderheid is zelfs bereid om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten en hier alles transparant te laten onderzoeken, tot de laatste verklaringen, tot het laatste telefoonbericht. Alles kan hier boven water komen, maar het is niet ongebruikelijk, collega’s, dat parlementaire onderzoekscommissies zich laten bijstaan door experts.
Er lopen gerechtelijke onderzoeken. Er lopen tuchtrechtelijke onderzoeken. Er zijn civiele procedures lopende. De Hoge Raad voor de Justitie is actief bezig met betrekking tot dit dossier. Wij willen ook interferenties vermijden met de andere machten. Voor ons blijven de goede werking van de instellingen en de correcte verhoudingen tussen de machten ook belangrijk, samen met de waarheid.
01.06 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): J'entends M. Verherstraeten s'emporter pour mieux maquiller le reniement du fond du dossier. Je voudrais savoir si les missions de cette commission d'enquête permettront de travailler sur le volet "gestion de la crise".
La semaine dernière, vous vous étiez engagé à ce que cette commission d'enquête reprenne les missions de la commission spéciale mais je ne l'entends plus dans vos propos aujourd'hui. Tout le reste est secondaire.
01.07 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer Nollet, u hebt een parlementaire onderzoekscommissie voor een onderzoek naar de scheiding der machten gevraagd. U krijgt ze.
Mag ik ook wijzen op uw stemgedrag van enkele weken geleden, toen u mee akkoord ging om de bijzondere bankencommissie op te richten op de wijze die de regering nu voorstelt?
01.08 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, voilà quelques semaines, nous avons effectivement soutenu la seule possibilité, c'est-à-dire la création de cette commission spéciale. Cependant, monsieur le président, personne ne niera que depuis lors le premier ministre a sorti une lettre, que depuis lors le premier président de la Cour de cassation a sorti une lettre et que depuis lors des propos ont été tenus ici, à la tribune, par M. Verherstraeten qui disait qu'on n'en ferait plus qu'une. C'est bien cela qui, aujourd'hui, est renié.
Cet engagement, nous l'avons tous pris la semaine dernière, nous compris, pour une commission d'enquête complète sur l'ensemble des missions. Aujourd'hui, monsieur Verherstraeten, vous reniez votre propre engagement, pas celui du 5 décembre, mais celui que vous avez pris à cette tribune de mettre en place une seule commission d'enquête sur l'ensemble.
De voorzitter: Collega Annemans en collega Dedecker, u wil collega Verherstraeten onderbreken in verband met dat punt?
01.09 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, aangezien hij het punt zelf heeft aangesneden, meen ik dat het wel nuttig is dat collega Verherstraeten toelicht wat nu juist de afspraken in de meerderheid zijn.
U kunt zich niet wegsteken achter het stemgedrag van mijn fractie. Wij waren tegen die bijzondere commissie, als het alleen een bijzondere commissie zou zijn die de bankencrisis in haar geheel zou onderzoeken. Het moest voor ons een parlementaire onderzoekscommissie zijn. U bent dan op het spreekgestoelte gekomen om te zeggen dat het een parlementaire onderzoekscommissie moest en zou worden. Zal die parlementaire onderzoekscommissie worden beperkt tot de kwestie van de brief van Cassatie en wordt heel de bankencrisis voor het overige naar een aparte, bijzondere commissie verwezen? Moeten wij die interpretatie geven aan het regeerakkoord?
01.10 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer Verherstraeten, uw houding is redelijk hypocriet. We moeten toch even de geschiedenis bekijken. Wij hebben enkele maanden geleden een wetsvoorstel ingediend voor een onderzoekscommissie tout court, met alle bevoegdheden. U hebt dat voorstel gekelderd en u hebt gezegd dat u akkoord ging met een commissie van experts. Dan bent u de arm omgewrongen in uw eigen regering, door de reactie van Leterme en de brieven inzake de scheiding der machten, en heeft Open Vld u op uw knieën gedwongen om een onderzoekscommissie voor te stellen, eerst een volledige onderzoekscommissie. Dan lezen we de regeringsverklaring en zien we dat er weer een tsjeventruc in staat. Het gaat opnieuw om een commissie van experts.
Wij vragen een volledige onderzoekscommissie. Wij vragen – collega Nollet heeft dat ook al gedaan – wat de bevoegdheid van die commissie zal zijn en wij laten die bevoegdheid niet inperken. Het gaat over alles, niet alleen over de scheiding der machten. Het gaat ook over heel het blunderverhaal van de verkoop van Fortis en Dexia aan Nederland en Frankrijk. Het gaat over heel de bankencrisis, mijnheer Verherstraeten. Daarover willen wij vandaag van uw premier een klaar en duidelijk antwoord krijgen. Wordt het een witwasoperatie, een doofpotoperatie of een volwaardige onderzoekscommissie?
De voorzitter: Ik geef nog het woord aan collega Jambon over dat punt. Daarna zal collega Verherstraeten zijn betoog voortzetten.
01.11 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer Verherstraeten, ik begrijp het debat niet zo goed. Ik heb er het verslag bijgenomen van de vergadering van 17 december jongstleden. Ik citeer u: “Er is maar één antwoord mogelijk: een degelijk onderzoek waarin de onderste steen wordt bovengehaald. Om die reden wenst onze fractie een parlementaire onderzoekscommissie op te richten". En u gaat verder: “Wij willen een onderzoekscommissie met de opdrachten die we enkele dagen geleden hebben gegeven aan de bijzondere commissie, maar met daarnaast de bijkomende opdracht om na te gaan of alle hangende procedures naar aanleiding van de bankencrisis correct en met respect voor de wet en de Grondwet hebben plaatsgevonden". Ik vraag mij af of we daaraan zullen werken of is er ter zake sinds 17 december iets veranderd?
De voorzitter: Collega Verherstraeten, zet uw betoog voort.
01.12 Servais Verherstraeten (CD&V): Collega's, er komt een parlementaire onderzoekscommissie met betrekking tot de scheiding der machten.
Mag ik u toch wijzen op hetgeen een meerderheid in deze Kamer, met steun van de oppositie - weliswaar niet de hele oppositie - heeft goedgekeurd. Dat is helemaal geen doofpotoperatie, maar een onderzoek naar hetgeen er is fout gelopen inzake de banken. Is er voldoende toezicht geweest? Is het fout gelopen bij de controle van de banken? Hoe kunnen wij in de toekomst vermijden dat dergelijke crisissen nog zouden voorkomen? Hoe werd de bankencrisis politiek beheerd?
Dat heeft de meerderheid in deze Kamer, met steun van de oppositie, een goede methode gevonden. Dat kan nu niet worden voorgesteld als een doofpotoperatie.
Collega's, behalve dit probleem zijn er ook andere problemen die nog meer de aandacht verdienen. 2008 is een jaar van schokken op financieel en economisch vlak geweest. Veel mensen hebben hun job verloren, veel ondernemingen hebben hun deuren gesloten. Gelukkig heeft de vorige regering, onder leiding van Yves Leterme, miljarden spaargeld en miljoenen spaarders kunnen redden, duizenden jobs gehandhaafd en veel erger voorkomen.
Wij weten dat deze regering, onder leiding van Herman Van Rompuy, dit werk zal voortzetten en alle inspanningen zal leveren om bijvoorbeeld de Kaupting Bank te redden, evenals die spaarders en hun spaargeld.
Om het vertrouwen te herstellen, is het relanceplan belangrijk. Dit relanceplan werd evenwichtig opgesteld in overleg met de sociale partners en in samenwerking met de Gemeenschappen en de Gewesten. Er was kritiek vanwege de oppositie. Sommigen vonden het te veel, anderen vonden het te weinig. Fundamenteel werd hier echter nooit een alternatief aangeboden.
Dit plan geeft zuurstof aan de ondernemingen en koopkracht aan onze gezinnen. Om die redenen moet het relanceplan onverkort worden uitgevoerd, met retroactieve werking vanaf 1 januari wat betreft sommige afspraken. Conjuncturele maatregelen zijn nodig wanneer conjuncturele problemen rijzen.
Het volgende werd ook in de regeerverklaring opgenomen en is heel belangrijk. Zodra mogelijk moeten wij inspanningen leveren om het structureel begrotingstekort en de economische handicaps van ons land weg te werken.
Wanneer ik het over de economische handicaps van ons land heb, is een staatshervorming hiervoor uiteraard noodzakelijk. Wij blijven hiervoor vragende partij.
Een verbeterde werking van de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, zal jobs redden en tewerkstelling creëren. Het is dan ook positief dat de gemeenschapsdialoog snel wordt heropgestart. Het is belangrijk dat in de regeerverklaring is genoteerd dat alle meerderheidspartijen zich verbinden tot resultaten voor de regionale verkiezingen en dat er deelakkoorden moeten gesloten worden. Dit staat in de regeerverklaring en zo ver is men in geen enkele voorafgaande tekst geweest. Ik meen, collega’s, dat een vooruitgang het vertrouwen tussen de gemeenschappen kan doen stijgen en dat dit een ideale voorbereiding is op een grotere staatshervorming na de zomer van 2009.
Collega’s, er was ook discussie over samenvallende verkiezingen of dat deze federale regering de rit moest uitdoen. Dit land, daarover was iedereen het eens, heeft snel een regering nodig die de moeilijke uitdagingen aangaat. Dit land heeft stabiliteit nodig, op sociaal vlak, op economisch vlak, maar ook op politiek vlak. De eerste garantie op stabiliteit is een regering die de impasse doorbreekt, een regering die haar verantwoordelijkheid opneemt, een regering die de rit uitdoet tot 2011.
Collega’s, stabiliteit kan ook worden bereikt door continuïteit. De vorige regering heeft ook goede maatregelen getroffen op sociaal vlak – ik denk aan de 1,7 miljard voor sociale maatregelen – op het vlak van lastenverlagingen, op het vlak van het redden van de banksector, op het vlak van het masterplan van gevangenissen en de strafuitvoering, op het vlak van de beheersovereenkomst met betrekking tot de NMBS en de selectieve afbouw van ambtenaren in overleg met de sociale partners. Bedankt, Yves, bedankt, Jo, bedankt, Inge, bedankt, heel die ploeg!
De ploeg van Herman Van Rompuy zal dit werk voortzetten en zal meer zekerheid trachten te bieden aan de mensen. De vorige regering, collega’s, heeft goede dingen gedaan, maar wij zijn ook niet te beroerd om te zeggen dat wij het voorbije jaar, met betrekking tot sommige heikele dossiers, te weinig vooruitgang hebben geboekt en dat wij daarvoor als meerderheid verantwoordelijkheid dragen.
Wij hebben ons af en toe misschien te veel geprofileerd. Wij hebben ons in 2008 misschien ook te veel in de loopgraven geplaatst.
Ik doe dan ook een oproep aan de collega’s van de meerderheid om in 2009 discreter overleg te plegen, meer empathie te betonen in heikele dossiers, zoals het communautaire dossier en het asieldossier, teneinde meer vooruitgang te boeken.
Collega’s, ik wens de eerste minister en zijn hele ploeg namens mijn fractie alle succes toe.
Mijnheer de eerste minister, u en uw hele ploeg maar ook alle Belgen en zij die in ons land verblijven, wens ik voor 2009 het allerbeste toe.
Présidente: Corinne De
Permentier, première vice-présidente.
Voorzitter: Corinne De Permentier, eerste
ondervoorzitter.
01.13 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la présidente, monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, c'est peu dire que l'année qui débute s'impose à nous comme un défi. Les crises économique, financière et bancaire marquent profondément notre quotidien et marqueront sans doute toute l'année 2009 en Belgique mais aussi partout à travers le monde.
Le chantier est de taille puisqu'il s'agira non seulement d'élaborer des réponses appropriées mais aussi et surtout de rétablir la confiance sur tous les plans.
J'ai bien entendu M. Nollet lorsqu'il disait que c'était la troisième déclaration gouvernementale depuis le début de l'année 2008. C'est aussi la troisième intervention de M. Nollet dans le cadre des débats de confiance. Je peux noter une très grande stabilité dans ses interventions: quelques critiques, très peu de propositions et une incise particulière concernant les épargnants dans son intervention aujourd'hui.
J'en viens directement au débat sur la commission d'enquête car je sens qu'il cristallise l'attention du Parlement aujourd'hui.
Nous nous étions mis d'accord pour une commission spéciale chargée d'étudier les causes et la façon dont avait été gérée la crise financière et d'en tirer certains enseignements. Je rappelle qu'une partie de l'opposition a d'ailleurs adopté la même position que la majorité sur la création de cette commission spéciale.
Je rappelle aussi que cette commission spéciale – car cela n'a pas encore été dit aujourd'hui – a, dans son dispositif, la possibilité de se transformer ou de proposer au Parlement une commission d'enquête si cela s'avérait nécessaire dans le cadre des conclusions de ses travaux.
Nous avons décidé aussi de faire appel à des experts du domaine économique et financier et nous ferons également appel – je l'ai entendu – à des experts juridiques.
Voilà qui m'apparaît cohérent. Il s'agit donc de deux missions fondamentalement différentes, dont l'une est le débat sur la séparation des pouvoirs, un des piliers de notre démocratie, qui appelle une commission d'enquête pour analyser le déroulement des événements par rapport à ce principe fondamental, avec le concours d'experts juridiques. Je dis "avec le concours": en effet, je rappelle qu'une commission d'enquête est un outil parlementaire et non une séance académique; nous n'entendons donc pas que cette commission d'enquête soit confisquée par des experts. C'est clair: ce sont les parlementaires qui feront le travail de cette commission d'enquête et ce sont les parlementaires qui en tireront les conclusions. Il serait sot de refuser l'expertise, le savoir d'experts qui viennent enrichir nos propres connaissances, mais qu'il soit bien compris que cette commission d'enquête ne sera pas une commission d'experts mais bien de parlementaires.
Monsieur le premier ministre, ce gouvernement ne démarre pas d'une feuille blanche: nous étions en plein débat budgétaire lorsque le gouvernement a présenté sa démission. Ce débat devra être poursuivi et achevé pour que le budget soit voté assez rapidement sur base du travail réalisé dans le cadre du gouvernement précédent.
C'est aussi le gouvernement précédent qui a arrêté les mesures relatives au plan de relance. Ce plan doit être activé le plus rapidement possible: le rétablissement de la confiance est urgent sur tous les plans. Nous souhaitons donc que les mesures reprises dans ce plan, concernant notamment les diminutions de charges pour les entreprises, la diminution de la TVA dans le secteur de la construction, la diminution du précompte professionnel pour les chercheurs, entrent en application extrêmement rapidement. Il ne s'agit pas de perdre du temps: à cet égard, l'action est urgente.
Nous voulons soutenir le pouvoir d'achat. Dans cette perspective, il est clair que le combat pour l'emploi doit retenir prioritairement notre attention. Heureusement, l'indexation automatique des salaires, la diminution du coût du pétrole, l'indexation des barèmes fiscaux garantissent le pouvoir d'achat des gens qui travaillent.
La priorité en matière de pouvoir d'achat va à ceux qui risquent de perdre leur emploi à cause de cette crise économique qui suit la crise financière. Nous devons agir rapidement à cet égard pour que les entreprises puissent poursuivre leurs activités économiques et l'embauche, de manière à ce que notre pays connaisse un minimum de pertes d'emploi car c'est là que les problèmes de pouvoir d'achat apparaîtraient réellement.
Je me réjouis du fait que nous puissions mettre en exergue très rapidement le plan PME. On sait en effet que les PME jouent un rôle déterminant dans le volume de l'emploi dans notre pays. Il faut donc préserver l'accès au crédit, faire en sorte que les entrepreneurs bénéficient d'une sécurité sociale suffisante et que l'envie d'entreprendre soit stimulée dans notre pays. En outre, les entreprises existantes doivent pouvoir bénéficier d'une diminution des charges tant sur le plan fiscal, social qu'administratif. Il faut faire en sorte que la bureaucratie régresse dans notre pays et que tous ceux qui souhaitent travailler puissent le faire dans de bonnes conditions.
Je souhaite aussi insister sur ce qui ne figure pas dans la déclaration gouvernementale et qui était d'ailleurs dans l'accord précédent. Comme je l'ai dit, nous ne partons pas d'une feuille blanche; nous faisons référence à cet accord de gouvernement. J'ai eu l'occasion de le souligner lors du débat sur le budget, plusieurs points n'apparaissent plus dans les préoccupations prioritaires et qui, pourtant, me semblent importants.
Monsieur le premier ministre, vous avez mentionné la nécessité de revaloriser les pensions dans notre pays et d'accorder une attention particulière aux pensionnés. Pour la xième fois, je reviens sur l'importance de poursuivre la suppression de la cotisation de solidarité. C'était un engagement du gouvernement précédent. Or, vous faites référence à l'accord du gouvernement précédent. Je souhaite qu'après une première phase, nous puissions effectivement poursuivre la suppression de la cotisation de solidarité.
De la même façon, nous insistons sur la nécessité de supprimer le plafond en ce qui concerne le travail autorisé des pensionnés. Il a déjà été relevé en 2007 et en 2008. Il me semble qu'il faudrait supprimer totalement ce plafond pour permettre aux gens qui souhaitent continuer à travailler de le faire et pour faire bénéficier de leur expertise ceux qui entrent sur le marché de l'emploi.
Je vois que Mme la secrétaire d'État aux Personnes handicapées est présente. Il m'apparaît que ce qui a été engrangé, notamment en matière de suppression du "prix de l'amour", doit être poursuivi. Dans une société évoluée comme la nôtre, il n'est pas acceptable que les personnes handicapées, parce qu'elles se marient ou parce qu'elles décident de vivre avec un partenaire, perdent des allocations concernant leur handicap qui, lui, bien entendu, persiste, quelle que soit leur situation matrimoniale ou partenariale.
Je souhaite que, dans ce domaine, on puisse avancer efficacement et rapidement. Cela ne représente pas des budgets énormes mais il est ici question d'équité et de justice.
En ce qui concerne le chômage, nous souhaitons que l'activation des chômeurs soit poursuivie et même amplifiée et qu'elle s'adresse également aux chômeurs de plus de 50 ans. Il n'y a aucune raison de les ostraciser et de ne pas leur permettre de bénéficier de mesures d'activation en matière de chômage.
J'ai pris acte du fait que le gouvernement avait décidé de faire en sorte que les chômeurs perdant actuellement leur emploi pour des raisons économiques puissent bénéficier d'indemnités de chômage plus importantes. C'est légitime. En effet, les cotisations de chômage constituent un système d'assurance. Il est donc normal qu'une personne qui perd son emploi et qui a payé ses cotisations puisse bénéficier, à un certain moment, de l'assurance qu'il a prise en la matière et percevoir des allocations de chômage suffisamment élevées pour lui permettre de continuer à faire face à ses engagements et à ceux de sa famille.
Toutefois, après un certain temps, il me semble que la dégressivité des allocations de chômage doit être appliquée. En effet, il faut prendre en compte la nécessité pour le chômeur de retrouver rapidement un emploi. Dans cette perspective, le coaching du chômeur doit être amplifié pour lui permettre de retrouver rapidement un nouveau travail. Si ce n'est pas le cas et qu'il refuse un emploi, la dégressivité des allocations de chômage doit être appliquée. Nous sommes le seul pays où les allocations de chômage sont versées de manière illimitée. Nous ne souhaitons pas remettre ce système en cause, mais nous pensons toutefois qu'une différence doit être faite entre un chômeur qui vient de perdre son travail et un chômeur qui émarge au chômage depuis de longues années.
Monsieur le ministre de la Justice, je voudrais qu'au niveau de votre département, des avancées soient faites en ce qui concerne l'exécution des peines. Des réformes ont déjà été engrangées en la matière. Vous avez d'ailleurs rappelé que vous étiez à la base d'un certain nombre de réformes en matière de justice. À mon avis, dans notre pays, le système d'exécution des peines doit être renforcé. Dans ce contexte, des mesures de peine alternative devraient être envisagées. Avec mon collègue Giet, je suis d'ailleurs à l'origine d'un système de peine de travail autonome. Mais il apparaît aujourd'hui que les services chargés de l'exécution de ces peines manquent cruellement de moyens sur le terrain et qu'alors que les magistrats prononcent de plus en plus de peines de travail, il devient de plus en plus difficile de les faire exécuter dans de bonnes conditions.
Aussi, je souhaite que ce domaine connaisse une évolution très prochainement.
Je voulais également aborder le problème de la réforme judiciaire des arrondissements. Le sujet est important, car il vise également certains aspects plus délicats. Votre prédécesseur ambitionnait une importante réforme de l'organisation judiciaire. Nous soutenons évidemment cette démarche. Cette réforme inclut une réforme des arrondissements judiciaires et une des hypothèses de travail se fonde sur le découplage des arrondissements judiciaires à la taille des actuelles provinces. Cette piste ne sera peut-être pas celle retenue in fine. Je l'ignore.
Quoi qu'il en soit, elle appelle de notre part un certain nombre de réserves. Est-il nécessaire de rappeler que le découpage des circonscriptions électorales selon le schéma provincial est à l'origine d'un certain imbroglio dans la circonscription de Bruxelles-Hal-Vilvorde? Et nous n'avons pas l'intention de rentrer, au niveau judiciaire, dans le même débat et la même discussion que ceux qui ont cours sur la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Nous le disons d'emblée: nous ne pourrons soutenir une option qui, même indirectement, pourrait préparer une scission dudit arrondissement judiciaire.
Dans un tel débat, il n'est jamais superflu de rappeler ce que l'Union européenne et le Conseil de l'Europe ont, à leur tour, dit et répété. Pour nous, la protection de toutes les minorités s'impose aujourd'hui comme un principe cardinal en démocratie, au même titre que la séparation des pouvoirs évoquée précédemment.
J'en viens au débat institutionnel et aux nouveautés reprises dans cette déclaration gouvernementale. Monsieur le premier ministre, sur ces bancs, et peut-être même au sein de votre famille politique, certains imaginent que, sous des dehors réservés, vous pouvez adopter un profil incisif sur le plan communautaire.
Pour notre part, nous estimons que vous pourrez, avec votre équipe, accompagner avec sagesse les évolutions de cet État fédéral en recherche d'un devenir institutionnel équilibré; c'est-à-dire que vous pourrez faire advenir un État au sein duquel toutes les communautés, et donc toutes les minorités, se sentiront chez elles.
En matière de réforme institutionnelle, le Mouvement réformateur demeure fidèle à l'approche qui a toujours été la sienne. Nous ne sommes pas de ceux qui craignent, par principe, une adaptation de l'architecture institutionnelle. Regardons autour de nous! L'évolution de cette architecture est inhérente à la vie des États. S'agissant des États fédéraux, cette observation est d'autant plus vraie! Nous prendrons donc nos responsabilités et nous nous engagerons dans cette discussion.
Lorsque nous réfléchirons à la façon d'améliorer les outils institutionnels, notre réflexion sera guidée par le souci de privilégier le niveau de pouvoir le plus efficace pour chaque matière. Il va de soi qu'en ce qui nous concerne, la référence au principe de subsidiarité dans l'organisation de l'État devra s'entendre sans exclusive dans un sens ou dans l'autre.
Nous nous inscrirons dans ce débat de manière loyale; je l'ai dit. Nous nous y inscrirons aussi avec nos valeurs et avec nos convictions. La réforme institutionnelle devra dès lors être porteuse de droits. Pour nous libéraux, elle n'a de sens que si elle tend vers la reconnaissance accrue des droits fondamentaux et des libertés de chaque citoyen.
Je le répète: la protection des minorités nationales et leur participation au pouvoir politique s'impose comme un axe de structuration de l'État aussi essentiel que le principe d'équilibre des pouvoirs. La structuration de la Belgique en fédération n'enlève évidemment rien à cette exigence, que du contraire, puisque tout approfondissement du fédéralisme sur une base territoriale isole un peu plus les minorités culturelles qui sont éparpillées sur le territoire de l'État et aucune réforme, aussi fondamentale soit-elle, ne pourra pour nous altérer ces droits.
Concrètement, sachant que Flamands et francophones coexistent à Bruxelles et dans ses alentours depuis des siècles, comment allons-nous permettre à ces personnes de vivre ensemble par-delà leurs différences culturelles mais dans le respect de ces dernières? Comment allons-nous organiser concrètement le cadre institutionnel afin de permettre cette coexistence tout en permettant aux membres de l'une et l'autre Communauté de se respecter et de se sentir respectés?
Dans le cadre de ces réflexions, il conviendra de réserver la plus grande attention aux perspectives offertes par un véritable fédéralisme personnel, notamment s'il est question de revenir sur certains grands accords historiques.
Précisons-le d'emblée: on ne peut évidemment imaginer une réflexion institutionnelle sans y intégrer l'avenir de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Ces différents thèmes de discussion font partie d'un même tout. Nous attendons dès lors favorablement la mise sur pied annoncée du groupe de travail, à partir du comité de concertation, chargé de formuler des propositions sur cette question ainsi que les résultats de ses travaux pour l'été.
Je précise enfin que notre réflexion s'inscrit résolument dans un cadre fédéral. Il s'ensuit qu'il est essentiel pour nous que soient préservées les solidarités interpersonnelles. En outre, l'exigence du cadre fédéral implique également que l'autorité fédérale puisse disposer – c'est important – des moyens financiers qui lui permettent d'exercer réellement ses compétences.
Monsieur le premier ministre, chers collègues, face aux grands enjeux de l'heure, les partis qui forment votre majorité ont su trouver en peu de jours les accords nécessaires pour mettre un terme à la crise politique et retrouver une période de stabilité politique que nous souhaitons durable, jusqu'au terme de la législature. Nous nous en félicitons: il nous semble que la voie de la sagesse a été suivie, car notre pays a besoin de stabilité politique et de perspectives d'avenir. Toute autre solution aurait confiné à l'aventure ou l'irresponsabilité, avec tous les risques qu'elle aurait fait courir à nos concitoyens.
Le temps présent réclame des réponses et des actes forts. Les libéraux réformateurs s'engagent à soutenir votre gouvernement dans cette voie. Nous vous souhaitons, à vous, monsieur le premier ministre, et à l'ensemble des membres du gouvernement, un travail fructueux au service du pays.
01.14 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de eerste minister, dames en heren ministers, collega's, ik wil beginnen met u, mijnheer de eerste minister, voor het nieuwe jaar 2009 veel werkkracht, veel verbeelding, samenwerking in deze regering, respect voor elkaar, respect voor de oppositie, veel onderling vertrouwen toe te wensen. Ik denk dat België zich inderdaad niet opnieuw een jaar 2008 kan permitteren.
Ik heb naar de heer Verherstraeten geluisterd. Hij heeft het gehad over het doorbreken van de impasse. Hij heeft het gehad over meer discreet overleg. Ik ben het daarmee volmondig eens. We mogen evenwel niet vergeten, collega's, dat de vijf regeringspartijen die ook van deze regering deel uitmaken net voor de impasse en het indiscreet overleg, waarover de heer Verherstraeten het had, hebben gezorgd het afgelopen anderhalf jaar.
2009 start met een nieuwe regering, de regering-Van Rompuy. Ik heb wat woorden neergeschreven die ik over u heb gelezen, mijnheer de eerste minister. Ik wil ze u niet onthouden. U wordt omschreven als hoog intelligent, zin voor compromis, vastbesloten, rechtlijnig, loyaal, ervaren, vakbekwaam, onthecht van de macht zoals alleen een zestiger onthecht kan zijn, rechts genoeg voor de liberalen, aanvaardbaar genoeg voor de socialisten.
Als ik dat allemaal lees, mijnheer de eerste minister, vraag ik mij echt af waarom uw partij u anderhalf jaar in de kast heeft laten zitten. Het is bijna crimineel dat men zo een goudhaantje anderhalf jaar aan de kant heeft geschoven.
Dus, mijnheer de eerste minister, met alle kwaliteiten die u worden toegemeten, met de spanning die u hebt kunnen opbouwen en het gegeven dat elke dag meer en meer mensen in dit land begonnen te roepen dat het Van Rompuy moest zijn, ben ik verbaasd dat u uiteindelijk de stap hebt gezet maar eigenlijk niet veel hebt gedaan.
Immers, het moment dat iedereen roept, is het moment dat u het verschil kunt maken. Als u dan het verschil niet kunt maken, vraag ik mij af wanneer u wel het verschil zult kunnen maken. Op dat moment had u kunnen zeggen: het zal op mijn voorwaarden gebeuren, het zal gebeuren zoals ik de zaken zie en ik wil een aantal zaken anders en beter dan wat wij tot nu toe hebben gezien.
Wat is het resultaat van uw 14 dagen van onderhandelingen? Het resultaat is dat u een akkoord hebt bereikt over 11 keer vertrouwen uitspreken. Elf keer werd het woord vertrouwen uitgesproken. Collega’s, ik weet niet of het u opgevallen is, maar weet u welke woorden er niet in de tekst staan? De woorden “goed bestuur” vindt men nergens meer terug in de tekst van deze regering. Ik denk dat de premier, uit eerlijk schaamtegevoel, inderdaad het goed bestuur, waarmee zijn partij bijna twee jaar de boer is opgegaan, geschrapt heeft voor de eeuwigheid. Mijnheer de premier, dat zijn loze woorden geweest. Nu komt u met een nieuw woord: vertrouwen. Hoe loos zal dat woord worden? Hoe hard zult u die belofte kunnen maken?
U weet dat deze regering niet onze voorkeur wegdraagt. Wij hadden geopteerd, na het ontslag van de regering op 19 december, voor een korte regering, voor een korte periode, efficiënt, met een belangrijk programma. Fortis moet worden geregeld. Het probleem van de Kaupthing-spaarders moet worden geregeld. Er moeten een aantal dringende maatregelen inzake economische werkloosheid genomen worden. Dat moet worden geregeld. Daarna zouden wij geopteerd hebben voor samenvallende verkiezingen in juni van dit jaar, om stabiliteit in het land te krijgen, met vier of vijf jaar zonder federale of Vlaamse verkiezingen. Ik meen dat de nieuwe ploeg dan, na een mandaat van de kiezer, ertegenaan had kunnen gaan.
Premier, het is eigenaardig, maar ik had vorige week of twee weken geleden de indruk dat meerdere mensen, meerdere collega’s uit uw regering zelfs, dat gezond verstand hadden. Ik heb alle Open Vld-ministers horen pleiten voor samenvallende verkiezingen. Het was nu het moment. Wij weten dat ook ex-minister Vervotte dezelfde ideeën had. Het verschil tussen de twee is dat ex-minister Vervotte vastgesteld heeft dat haar stelling niet gevolgd werd en daaruit de consequenties getrokken heeft, terwijl Open Vld ervoor gezorgd heeft dat de postjes geregeld waren, dat zij de voorzitter van het Parlement zou krijgen en dat het mandaat van de Europese Commissaris bij Open Vld zou blijven. Dat was het wisselgeld, collega Tommelein, om de eis van de samenvallende verkiezingen te laten vallen.
Vertrouwen, collega’s, daar draait het hier om. Premier, vertrouwen hangt samen met geloofwaardigheid. Vertrouwen is geloofwaardigheid, geloofwaardigheid is vertrouwen. Naast de elf keer dat u dat woord heeft uitgesproken, is de vraag waaruit de burger in het land en wij in dit halfrond dat signaal van vertrouwen moeten oppikken. Waaruit blijkt het? Wat is er veranderd waardoor wij plots die opstoot van vertrouwen zouden moeten voelen? Ik heb het niet gezien, premier. U moet het straks misschien even verduidelijken.
Op 19 december, in volle economische en financiële crisis - waarnaar de regeringspartijen graag verwijzen om te zeggen dat zij hun verantwoordelijkheid moeten opnemen - nam de regering ontslag. Ik weet vandaag nog altijd niet waarom zij ontslag nam. Collega Verherstraeten heeft hier gezegd dat minister Vandeurzen en eerste minister Leterme in eer en geweten hebben beslist om ontslag te nemen. Ik heb dat echter niet gezien. Van Vandeurzen heb ik dat gezien, maar van Leterme heb ik dat niet gezien. Leterme heeft zijn ontslag niet ingediend. Leterme is pas gegaan nadat hij heel de regering mee naar de Koning heeft gesleurd. Het was nochtans voor niets nodig want iedereen bleef zitten. Het enige wat toen nodig was, was een nieuwe premier. Dat was wat er moest gebeuren. In plaats van dat rap te regelen, op een moment dat het land in een financiële en economische crisis zit en dat er verantwoordelijkheid moet worden opgenomen, gaat men naar de Koning en gaat men veertien dagen lang over niets anders babbelen dan over vier gezichten die in deze regering moeten veranderen.
Voorzitter: Patrick Dewael, voorzitter.
Président: Patrick Dewael, président.
Inhoudelijk is er niets maar dan ook niets veranderd. Wij hebben de teksten gezien. Wij hebben de premier gehoord. Er is niets veranderd, behalve een ding en dat is de onderzoekscommissie. Ik kom daar straks op terug. Voor de rest wordt het regeerakkoord uitgevoerd alsof er ondertussen geen financiële en economische crisis is. Men houdt het bij het uitvoeren van het regeerakkoord van maart van vorig jaar.
Op dat moment de regering ontslag laten nemen, is ongelooflijk. Het is des te meer ongelooflijk om vandaag dan te beweren dat deze regering er moest komen precies wegens de economische en financiële crisis.
Wij stellen vast, mijnheer de eerste minister, dat er ondanks uw sterke positie – meen ik toch – nog altijd geen akkoord is over asiel en migratie. Negen maanden is men in deze regering al aan het bakkeleien om het probleem van asiel en migratie op te lossen. Van geloofwaardigheid gesproken! Negen maanden lang! Er is nog altijd geen akkoord. In plaats van veertien dagen over de koppen en de postjes te spreken had u die veertien dagen beter gebruikt om ten minste dat dossier eindelijk op te lossen, want vele mensen zijn daar het slachtoffer van en bevinden zich vandaag in een ongelooflijk onzekere situatie.
Ik kom tot het probleem van de vergrijzing, mijnheer de eerste minister. Sedert anderhalf jaar is er geen euro voor opzij gelegd. Voor het probleem van de vergrijzing, dat zich vanaf 2010 of 2011 drastisch zal aandienen, is geen euro opzij gelegd. Ook nu zie ik in uw verklaring alleen dat u zegt: wij doen voort zoals wij bezig waren. Ik vind dus ook geen trendbreuk in het belangrijkste dossier waarmee wij de volgende jaren geconfronteerd worden. Ik vind niks, helemaal niks daarover in uw verklaring.
De begroting is nog een ander probleem. Open Vld doet er altijd stoer over. Open Vld had het erover dat tegen het einde van 2008 de begroting herzien moest worden. Zij moest herzien worden want de cijfers – wij wisten dat 3 maanden geleden al – klopten niet meer. De begroting moest dus herzien worden. Het is nu 2009 en er gebeurt niks. Men gaat nog altijd uit van een groeicijfer van 1,2% waarvan wij weten dat het kant noch wal raakt. Elke gewone burger in dit land wordt, geconfronteerd met de huidige economische crisis, voorzichtig. Deze regering wordt niet voorzichtig. Deze regering doet alsof de bomen tot aan de lucht groeien, alsof er geen economische crisis is. De grootsprakerigheid van Open Vld zei dat de begroting hoogdringend aangepast moest worden. Dat is nu allemaal van tafel geveegd. Dat is vandaag weg.
Als wij over vertrouwen spreken, collega’s van Open Vld, betekent dat geloofwaardigheid. Dat betekent dat als men een paar maanden geleden iets zei, men dat nu ook moet doen.
01.15 Bart Tommelein (Open Vld): (…)
01.16 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Wij zijn uit de regering. Dat is heel duidelijk.
Maar als u met grote bravoure zegt dat de begroting moet worden aangepast en u doet het achteraf niet, bent u diegene die de geloofwaardigheid van de politiek in het algemeen op het spel zet.
Hetzelfde geldt voor de premier. In De Standaard van vorig weekend, toen hij nog geen premier was, zei collega Van Rompuy het volgende over de begroting en het relanceplan. Ik citeer: “Maar als Reynders een relanceplan van 3,5 miljard euro voorstelt, kan ik niet meer zwijgen. We hadden al een structureel tekort van 1 procent van het bbp of 3,5 miljard euro. Dat volstond al wel als relance, iets waarin ik trouwens niet geloof.” Dat zegt de nieuwe premier. “Meer koopkracht verdwijnt immers in meer invoer en meer sparen, zeker in de huidige onzekerheid. Dat de btw op de bouw moest verlagen bij een zo lage hypothecaire rente, daarbij stel ik vragen, maar elk zijn verantwoordelijkheid.”
Mijnheer de eerste minister, u hebt het over vertrouwen. Mogen de mensen vertrouwen hebben in iemand die vorig weekend zegt wat ik net heb geciteerd, dat hij niet gelooft in de btw-verlaging en in het relanceplan van de vorige regering, terwijl hij nu – enkele dagen later – komt zeggen dat hij dat gewoon zal uitvoeren? Waar zit uw geloofwaardigheid, die noodzakelijk is om dat vertrouwen bij de burger te herstellen?
Er wordt dikwijls gezegd dat de oppositie de plicht heeft om oppositie te voeren. Wel collega’s, ik ben het daarmee niet eens. Ik vind dat de oppositie de regering stevig moet controleren en geen oppositie om de oppositie mag voeren. De oppositie is er om de regering stevig te controleren, precies in het belang van de mensen en in het belang van de kiezers. Ik zal u vandaag meegeven, mijnheer de eerste minister, dat sp.a in het Parlement op een constructieve manier alle maatregelen zal ondersteunen die in het belang van de mensen zijn. Als u volgende week met een oplossing voor Fortis naar hier komt, zullen wij die constructief bekijken en ondersteunen. Als u komt met een dringende oplossing voor de Kaupthing-spaarders, zullen wij die mee ondersteunen. Als u komt met een oplossing voor de mensen die vandaag economisch werkloos worden, zullen wij die mee ondersteunen en zullen wij daarvoor mee voorstellen indienen. Als u komt met voorstellen om het probleem van de vergrijzing op te lossen, zijn wij uw partner.
Besef echter ook dat indien u, zoals het voorbije jaar het geval was, niets zult doen aan al de problemen van de gewone mensen, u een harde oppositie zult krijgen van sp.a. Een passieve regering zullen wij blijven het vuur aan de schenen leggen.
Ik kom tot het laatste deel van mijn uiteenzetting. Het zal u niet verbazen dat het gaat over de onderzoekscommissie.
Opnieuw rijst de vraag wat uw woorden inzake vertrouwen waard zijn. Wij hebben hier te maken met een beweerde mogelijke inmenging van regeringsleden in een lopend proces. Een conflict, zo u wil, tussen de rechterlijke macht en de uitvoerende macht. Het is de evidentie zelf dat het aan de derde macht – de wetgevende macht, het Parlement – toekomt om in al zijn bevoegdheden dat conflict en die moeilijkheden te onderzoeken. Het Parlement moet dat doen.
In dat verband heb ik ook citaten van enkele collega’s opgezocht. De heer Jambon heeft uitspraken van de heer Verherstraeten in herinnering gebracht.
Op 17 december, veertien dagen geleden, zei collega Verherstraeten: “Wij willen een onderzoekscommissie met de opdrachten die wij enkele dagen geleden hebben gegeven aan de bijzondere commissie, met daarnaast de bijkomende opdracht om na te gaan of alle hangende procedures naar aanleiding van de bankcrisis correct en met respect voor de wet en de Grondwet hebben plaatsgevonden.” Hij voegde er nog aan toe: “Om die reden zal ik morgenochtend, samen met andere collega's, een wetsvoorstel indienen.” Dat was twee weken geleden!
Collega Verherstraeten, veertien dagen geleden zei u dat er een onderzoekscommissie moet komen die zich buigt over alles. Hoe kunt u de mensen diep in de ogen kijken en vandaag het omgekeerde beweren? Wat ik aan deze meerderheid verwijt is precies een gebrek aan geloofwaardigheid. Die geloofwaardigheid is nochtans noodzakelijk om het vertrouwen van de burger te herstellen.
01.17 Servais Verherstraeten (CD&V): Om collega Vanvelthoven gerust te stellen: wij zullen in de loop van de komende dagen dat wetsvoorstel redigeren. Ik beloof u ook een ding, want ik heb uw wetsvoorstel ter zake ook gelezen, waar u de opdracht zeer beperkt en weinig precies omschrijft: hoe is er met vertrouwelijke informatie omgesprongen en welke contacten zijn er geweest tussen rechterlijke en uitvoerende macht? Dat is alles. Ik kan u garanderen dat de opdracht die wij zullen formuleren, veel verder zal gaan en onder meer zal onderzoeken of er schending van scheiding der machten is geweest. Wij gaan verder dan u! (applaus)
01.18 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Geloofwaardigheid, collega Verherstraeten, geloofwaardigheid! Wie gelooft nu dat de oppositie minder ver zou willen gaan dan de CD&V-fractie die een aantal ministers in bescherming neemt? Wie gelooft dat nu? U probeert er zich van af te maken met niks. Onze tekst is algemeen en breed, zo breed als mogelijk. Wat u wilt, is beperken.
Ik heb nog een ander citaat, collega Tommelein, van Open Vld. Straffe taal van veertien dagen geleden: “Wij hebben al onze goedkeuring gegeven aan de bijzondere commissie”. Dat was al straf. “Wij vragen dat deze procedure wordt stopgezet om zo snel mogelijk over te gaan tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie”. Daarna heb ik in de wandelgangen gehoord – u hebt dat aan de pers verklaard, collega Tommelein – dat u in het kerstvakantie het initiatief zou nemen om alle fractieleiders bij elkaar te brengen om die uitgebreide onderzoekscommissie samen te stellen. Ik heb alleen vastgesteld dat er contact is geweest tussen de meerderheid om de opdracht van de onderzoekscommissie te halveren. Dat heb ik vastgesteld.
01.19 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer Vanvelthoven, collega, ik waardeer u als collega, maar nu gooit u echt alles op een hoopje. Ik heb inderdaad op een moment toen de toenmalige premier, de heer Leterme, hier een brief heeft laten circuleren, gezegd dat er een nieuw feit was voor ons. Op dat moment hebben wij gezegd dat er een onderzoekscommissie nodig was, want dat waren nieuwe feiten voor ons, die ons niet bekend waren. Ondertussen is wel de regering gevallen. Inderdaad heb ik nadien gezegd dat er een overleg moest komen om specifiek te bepalen welke timing en welke opdracht deze onderzoekscommissie moest hebben. Dat is correct, ja.
01.20 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Wanneer zou dat overleg plaatsvinden, collega Tommelein?
01.21 Bart Tommelein (Open Vld): Ik wil u erop wijzen dat ik onmiddellijk na de vergadering met u overleg heb gepleegd. Durft u op het spreekgestoelte liegen? Mijnheer Vanvelthoven, heb ik een overleg gehad met u?
01.22 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Collega Tommelein heeft mij gezegd dat zij een onderzoekscommissie willen, dat ze het erdoor hadden gekregen. CD&V was mee en we zullen daarover overleg hebben in de kerstvakantie. Dat is wat u mij hebt gezegd. Mijnheer Tommelein, dat beschouw ik niet als overleg.
01.23 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer Vanvelthoven, u maakt zich er wel heel gemakkelijk van af. U zegt eerst dat u geen contact hebt gehad met mij, nu hebt u wel contact gehad met mij. Het is hetzelfde als het spelletje dat nu al maanden aan de gang is, namelijk wil ik wel in de regering of wil ik niet in de regering? De ene dag is het zo, de andere dag is het anders. Dat is weer een bewijs van uw geloofwaardigheid.
01.24 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Ik heb nog een derde citaat van de premier, weliswaar niet in het Parlement, maar uit de krant van vorig weekend. "Op 17 december breekt een nieuwe crisis uit. De premier" - het ging over Leterme - "laat een brief aan de minister van Justitie Jo Vandeurzen uitdelen in de Kamer, met zoveel details over vermeende contacten met het gerecht in de zaak-Fortis dat een parlementaire onderzoekscommissie onvermijdelijk is."
Wat weten we vandaag over die parlementaire onderzoekscommissie? Er is nog geen overleg geweest tussen de fractievoorzitters. Er zou een beperkte onderzoekscommissie komen, enkel inzake de mogelijke inmenging van de regering in een lopende gerechtelijke procedure. Wat ik daarbij verneem en lees, en ik weet niet aan wie ik nu moet vragen wat het zal worden, …
01.25 Bart Tommelein (Open Vld): (…)
01.26 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Ik zal u klaar en duidelijk zeggen wat wij inzake een onderzoekscommissie willen. Als u daarmee instemt, zijn we rond.
Voor mij moet de parlementaire onderzoekscommissie heel de financiële crisis onderzoeken en nagaan hoe de vorige regering en de bankcommissie die crisis hebben aangepakt. Daarnaast moet de onderzoekscommissie zich buigen over de mogelijke inmenging van regeringsleden in lopende procedures.
Gaat u daarmee akkoord? Mijnheer Tommelein, gaat u daarmee akkoord?
Wie zwalpt er nu?
01.27 Bart Tommelein (Open Vld): U zegt dat u niet weet tot wie u zich moet wenden om te weten komen op welke manier de onderzoekscommissie zal kunnen werken.
Wij hebben verklaard dat wij overleg zouden plegen. Dat hebben wij gedaan, ook met u.
Mijnheer Vanvelthoven, het grote probleem met uw partij is dat wij ook nooit weten met wie wij overleg moeten plegen. De ene dag lezen wij in de krant immers een verklaring van de heer Vande Lanotte en de andere dag lezen wij een tegenstrijdige verklaring van Caroline Gennez.
Dat is natuurlijk ook een probleem.
01.28 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Collega’s, dat is een heel klaar en duidelijke “nee” van Open Vld tegen een onderzoekscommissie met een breed mandaat.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, wat ik ook nog zou willen weten, is of het klopt dat het voor dat kleine deeltje waarover naar de mening van de huidige meerderheid een parlementaire onderzoekscommissie zich mag buigen, de bedoeling is dat een aantal experts voor bedoelde commissie het onderzoek zal moeten doen.
Met andere woorden, klopt het – ik kijk ter zake zowel de heer Verherstraeten als de heer Tommelein in de ogen – dat de parlementsleden niet zelf de betrokken magistraten, de betrokken politici en de betrokken kabinetsleden mogen ondervragen? Klopt dat of klopt dat niet?
01.29 Servais Verherstraeten (CD&V): U kan de tekst van de regeerverklaring lezen. In bedoelde tekst staat niet meer en niet minder dan dat door de magistraten onderzoek zal kunnen worden verricht. Zij zullen aan de Kamer verslag uitbrengen, waarna de Kamer, conform het wetsvoorstel dat hier in de Kamer zal worden goedgekeurd, volheid van bevoegdheid heeft.
01.30 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): Dat is voor mij een nieuw feit. Begrijp ik het goed dat voornoemde experts magistraten zullen zijn?
01.31 Servais Verherstraeten (CD&V): De Kamer zal beslissen wie de experts zullen zijn.
01.32 Peter Vanvelthoven (sp.a+Vl.Pro): De meerderheid heeft zich dus versproken. Ik begrijp dat het vervelend wordt, wanneer wij tot de essentie van de zaak komen.
Ik heb begrepen dat de meerderheid heeft afgesproken dat magistraten – waarschijnlijk zullen het bevriende magistraten zijn – de experts zullen zijn.
Collega’s, wij hebben ondertussen ook begrepen dat, zoals nu blijkt uit de opdracht van de onderzoekscommissie, het resultaat eigenlijk vaststaat.
Voor deze meerderheid is het duidelijk dat Leterme en Vandeurzen per definitie witgewassen moeten worden. Voor Leterme is er al een nieuwe job klaargelegd. Hij wordt namelijk minister van Buitenlandse Zaken nadat Karel De Gucht Europees commissaris geworden zal zijn. Dat is duidelijk voor iedereen. Dat postje is binnen voor Leterme. Voor collega Vandeurzen is het ook al geregeld. Ik zie de minister van Justitie zitten. Hij heeft al aangekondigd dat hij weg is op het ogenblik dat Vandeurzen wordt witgewassen. Het is al geregeld. De witwasoperatie zal plaatsvinden. Het Parlement zal hier buitenspel gezet worden. Dat is een schande. Onze fractie zal zich met hand en tand verzetten tegen deze manier van werken, want dit is alles behalve geloofwaardig. Dit is alles behalve het vertrouwen opnieuw herstellen.
De voorzitter: De laatste spreker vanmorgen is collega Jambon.
01.33 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, op de laatste dag van het in meerdere opzichten annus horribilis 2008, vroeg u het vertrouwen aan de Kamer. Hoe kunnen wij vertrouwen schenken aan en regering die niet beschikt over een meerderheid aan Vlaamse kant? Slechts een minderheid van de Vlamingen steunt deze regering. 41 Vlaamse volksvertegenwoordigers zitten in de meerderheid, tegenover 47 in de oppositie.
Premier, deze keer is het met voorbedachten rade gebeurd. Deze keer kan men geen excuses inroepen zoals “wij waren met een Vlaamse meerderheid gestart, maar en cours de route is er een accident gebeurd” of “door het afhaken van de N-VA worden wij ineens geconfronteerd met deze situatie.” Neen, premier, deze keer start u welbewust met een nieuwe regering die voor de eerste maal in de geschiedenis van dit land in haar schoot de Vlamingen in de minderheid stelt. 60% van de inwoners van dit land wordt in uw regering herleid tot een minderheid.
Premier, u weet beter dan wie ook dat de strafmaat doorgaans heel wat hoger ligt, wanneer er sprake is van voorbedachtheid. Waar is de tijd dat uw partij CD&V, bij monde van haar vroegere kopman Leterme, een regering zonder Vlaamse meerderheid – op voorstel van de heer De Croo – zou bekampen te land, ter zee en in de lucht, van Opgrimbie tot De Panne?
Het kan inderdaad verkeren, zoals Bredero al wist. Zo’n koerswijziging, zo’n kiezersbedrog is ongezien, zelfs in dit land. Hier worden de grenzen van het fatsoen voortdurend verlegd.
Collega’s, de N-VA zal een voorstel indienen tot herziening van de Grondwet, zodat dat nooit meer zal kunnen gebeuren. De Grondwet staat vol van garanties en alarmbellen voor de Franstalige minderheid. Wij zijn nu zo ver afgezakt in dit land dat wij in de Grondwet garanties zullen moeten inbouwen voor een Vlaamse meerderheid.
Premier, u gaat consequent verder op de ingeslagen weg. Opnieuw telt ook deze regering veel meer Franstalige excellenties dan Vlaamse. Alsof het parlementaire overwicht van de Franstaligen nog niet voldoende was, moest ook in de nieuwe regering opnieuw duidelijk worden gemaakt dat de Franstaligen de baas waren, de baas zijn en als het van u afhangt, tot in 2011 de baas blijven. Ik kan u verzekeren, premier, dat wij ons op 10 juni 2007 ’s avonds, toen wij de volle 30% van de stemmen hadden binnengehaald en toen Leterme afklokte op 800.000 stemmen, de trendbreuk met paars enigszins anders hadden voorgesteld. Of hoe een echte Vlaamse verkiezingsoverwinning verkwanseld wordt en leidt tot een nooit eerder geziene minorisering van Vlaanderen in de uitvoerende macht. Premier, het is beschamend!
Met 22 ministers en staatssecretarissen is dit opnieuw een belachelijk grote regering, goed wetende dat dit landje nog vijf andere regeringen telt. Zij zijn met zoveel dat zij zelfs niet allemaal een plaatsje hebben op de regeringsbanken. Stel u voor, men moest zelfs extra stoelen laten aanrukken. We hebben dat enkele dagen geleden nog gezien.
Collega’s, crisissen creëren ook kansen. Terwijl de inbreng en de getalsterkte van CD&V en VLD alsmaar kleiner worden, stijgen hun kansen op het ministerschap. Ik heb het nagerekend. Er zijn nog maar 41 parlementsleden van CD&V en VLD die deze regering steunen, maar er zijn wel 10 regeringsleden van CD&V en VLD. Dat wil zeggen dat u allen een kans hebt van 1 op 4 om regeringslid te worden. Aan het tempo dat in het voorbije jaar regeringswissels werden doorgevoerd, kan dat heel snel gaan.
Dat brengt mij tot een ander typisch kenmerk van deze ploeg. Deze ploeg is alleen nog met de postjes bezig. U hebt, premier, in uw regeerverklaring terecht gewezen op de economische situatie in dit land, in Europa en in de wereld.
Op dat moment verwacht iedereen – de bevolking, maar ook het bedrijfsleven – dat de regering de problemen krachtdadig aanpakt, de zaken van dichtbij opvolgt en bijstuurt, dat zij beslissingen neemt en vooral leiderschap toont. Op die momenten verafschuwt de bevolking dat politici abdiceren, met zichzelf bezig zijn, zitten te konkelfoezen over postjes en de komende verkiezingen belangrijker vinden dan de economische problemen die zich nu aandienen.
Wat was het grote probleem bij de vorming van de regering de afgelopen dagen? Waren dat de grote communautaire vraagstukken in dit land? Was dat de aanpak van de crisis? Was het de nationalisering van Fortis of het asiel- en migratiebeleid? Neen, niets van dat alles. Over die zaken lezen we in uw regeringsverklaring niets nieuws. Het is opgewarmde kost. Déjà vu. Jullie waren dagenlang bezig met de postjes. Wie wordt er eerste minister en komt er een postje meer voor de Open Vld, ten koste van de CD&V? Hoe laten we CD&V slikken dat haar kopmannen door het slijk moeten en Reynders blijft gloriëren?
Mijnheer de eerste minister, u mag de mond vol hebben over vertrouwen en vertrouwen wekken, maar met dat lamentabele schouwspel hebben jullie bij de bevolking het laatste restje vertrouwen in de politiek te grabbel gegooid. Ik kan u verzekeren dat wij ons op 10 juni 2007 ’s avonds, toen de volle 30 procent van de stemmen binnen was en Leterme afklopte op 800.000 stemmen, de trendbreuk met paars totaal anders hadden voorgesteld. De stellige belofte om de geloofwaardigheid in de politiek terug te brengen, wordt verkwanseld en leidt tot een nooit eerder gezien wantrouwen in de politiek en de instellingen. Het is beschamend.
Trouwens, collega’s, het resultaat van al die gesprekken over postjes, ziet u achter mij. Op dat vlak deel ik ten volle de mening van mevrouw Vervotte. Het is straf om te zien hoe alleen CD&V’ers ontslag hebben moeten nemen: Leterme, Vandeurzen en op het einde ook mevrouw Vervotte. Leterme en Vandeurzen omdat er sterke aanwijzingen zijn dat de scheiding der machten overtreden is. Collega’s, dat is absoluut geen detail. We mogen daar vast en zeker niet licht overheen gaan. De parlementaire onderzoekscommissie, waarop ik straks zal terugkomen, moet dat tot op het bot uitzoeken. Belangrijk is wel dat het hier voorlopig nog steeds over aanwijzingen gaat, geen bewijzen. Die aanwijzingen leiden ook naar het kabinet van de heer Reynders, maar hij zit nog altijd fris en vrolijk op de regeringsbanken. De sfeer is goed en er zijn toch geen problemen.
Tegenover die sterke aanwijzingen staan de schandalen bij de politietop. Daar werd wel bewezen dat er op het kabinet van Dewael allerlei malversaties hebben plaatsgevonden, zoals politieke benoemingen en schriftvervalsing. De minister wist zogezegd niet wat zijn adjunct-kabinetschef en woordvoerder allemaal deed.
01.34 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer Jambon, u hebt uw vorige interventie beëindigd met “Wie gelooft die mensen nog?” U beweert dingen die totaal in tegenspraak zijn met het rapport van de voorzitter van het Comité P. Totaal!
Verschillende keren hebt u geïnterpelleerd. Eerst niet, want toen zat u nog in de meerderheid, maar daarna wel nadat u het kartel had doen barsten. Toen hebt u gemeend ineens oppositie te moeten gaan spelen. U hebt de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, samen met de heer Dedecker en andere oppositieleden, ondervraagd. Telkens hebt u moeten vaststellen dat u geen been had om op te staan. Toch durft u hier in dergelijke bewoordingen te spreken. Het is een schande!
01.35 Jan Jambon (N-VA): Ik neem aan, mijnheer Tommelein, dat het af en toe pijn kan doen. Ik neem dat aan. U weet goed genoeg dat het Comité P een heel andere opdracht heeft dan wat wij altijd gevraagd hebben, te weten een parlementaire onderzoekscommissie die tot op het bot kan gaan. U hebt dat altijd geweigerd. Vandaag moet u daar de consequenties van dragen.
Wat mij meer trof, was dat CD&V het spel toen loyaal meespeelde, het spel van de meerderheid.
01.36 Bart Tommelein (Open Vld): (…)
01.37 Jan Jambon (N-VA): U moet de data eens nakijken, mijnheer Tommelein. Het kartel is gebarsten in…
01.38 Bart Tommelein (Open Vld): Toen u nog in de meerderheid zat en het kartel nog bestond, hebt u gezwegen als vermoord. Pas daarna begon u te interpelleren.
01.39 Jan Jambon (N-VA): Toen het kartel barstte, was van heel die affaire-Dewael nog geen sprake. U moet uw data eens nakijken.
In ieder geval, CD&V speelde toen het
spel loyaal mee en zette Dewael mee uit de wind. Sterker nog, uitgerekend
minister Dewael werd gepromoveerd tot Kamervoorzitter, de best betaalde
politicus in dit land. Jullie gaan dat straks bezegelen. Uw mensen moeten door
het stof, terwijl Reynders doodleuk blijft zitten en Dewael promotie krijgt.
Hier, vrienden van CD&V, begrijp ik het echt niet meer. Ik begrijp niet
waarom u zich op deze manier opnieuw laten vernederen. U was de overwinnaar van
de verkiezingen en nu laat u dit zomaar gebeuren. Straks drukt u opnieuw op het
groene knopje en verliest u opnieuw een hele brok geloofwaardigheid. Sic transit gloria mundi!
Daarom heb ik alle respect voor mevrouw Vervotte omdat zij ervoor kiest die vernedering niet zomaar te ondergaan. Blijkbaar is dit allemaal mogelijk in dit land.
Dat brengt mij tot de onderzoekscommissie. Mijnheer de eerste minister, u moet daar straks nog klaarheid over scheppen. Wij begrijpen het niet goed. Is het een onderzoekscommissie, enkel en alleen over de scheiding der machten en bestaat daarnaast de reeds opgerichte bijzondere commissie? Dat is in tegenspraak met alle citaten die hier vandaag de revue gepasseerd zijn, van de heer Verherstraeten, van de heer Tommelein, en anderen.
Wat wordt het nu? Als er effectief twee zijn – een onderzoekscommissie inzake de scheiding der machten en een bijzondere commissie over de rest – is dat de zoveelste vorm van volksverlakkerij.
Wat heeft de meerderheid toch te verbergen inzake het Fortis-dossier dat zij zo schrik heeft van een onderzoekscommissie over het geheel?
Dat brengt mij bij het communautaire luik van de regeringsverklaring. Opnieuw onderhandelen over Brussel-Halle-Vilvoorde. Eerlijk waar, collega’s, ik kan mijn ogen en mijn oren niet geloven. Sinds juni 2007 is er al verschillende malen over BHV gesproken en nooit bleken de Franstaligen bereid om zich eindelijk neer te leggen bij het arrest van het Grondwettelijk Hof. Na de mislukking van de communautaire onderhandelingen op 15 juli, hebben CD&V en N-VA zich ertoe verbonden om inzake Brussel-Halle-Vilvoorde de parlementaire procedure te laten spelen en niet meer, nooit meer, daarover te onderhandelen. In september sloten alle Vlaamse regeringspartijen – CD&V, VLD, sp.a en toen ook nog N-VA – in de Vlaamse regering zich daarbij aan. Er werd klaar en duidelijk afgesproken om niet meer, nooit meer, over Brussel-Halle-Vilvoorde te onderhandelen. In de dagen voor het bewuste CD&V-congres beweerden Kris Peeters en Leterme zelfs dat zij daarover garanties hadden gekregen van de Franstaligen. Zo hebben zij het CD&V-congres kunnen overtuigen om de kartelbreuk te slikken. En nu dit! Ook die eed blijkt, alweer, een meineed geweest te zijn. Nu wordt, alweer, een volgende belofte gebroken. Nu zullen jullie toch onderhandelen over BHV.
Wat zullen we nog meemaken? Straks nog de benoeming van de drie burgemeesters in de Vlaamse rand, nog meer geld, nog meer transfers naar Brussel, is het dat wat ons te wachten staat? Het beloven voor Vlaanderen barre tijden te worden.
01.40 Servais Verherstraeten (CD&V): Collega Jambon, inzake dat thema moet ik wat verduidelijken. Een parlementaire procedure loopt. Zelfs toen wij nog samen in kartel waren, hebben wij altijd gekozen voor het tweesporenbeleid: de parlementaire procedure; daarnaast, de onderhandelde weg.
We hebben afgesproken in de Gemeenschapsdialoog dat het thema daar niet behandeld zou worden. Dat blijft het geval.
Dat er daarnaast in een overlegcomité gesprekken gevoerd kunnen worden, is niets nieuw. Dat was reeds afgesproken en werd zelfs ter sprake gebracht in de Senaat. Het staat ook in de toelichting van een wetsvoorstel.
Mag ik naar aanleiding van die bespreking daaromtrent misschien toch eens verwijzen naar de uiteenzetting in de Senaat van een van uw collega’s, met name Senator Louis Ide? “Het voorstel van de heren Vankrunkelsven en Monfils om naar een onderhandelde oplossing te streven, biedt het voordeel dat er niet in termen van winst of verlies voor de ene of de andere Gemeenschap wordt gedacht. Een dergelijk advies zou de Senaat tot eer strekken. De heer Louis Ide pleit eveneens voor dit formeel advies.” U deed toen wat wij nu afgesproken hebben.
01.41 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer Verherstraeten, mag ik er toch eens op wijzen dat nog in september alle Vlaamse partijen in de Vlaamse regering een akkoord hebben gesloten om inzake BHV maar één spoor te volgen en niet langer twee sporen. Eén spoor, namelijk enkel en alleen de parlementaire procedure en geen onderhandelingen meer over BHV. Dat zijn uw partijen allemaal samen overeengekomen. Ik kan het weten, want ik heb er mee over onderhandeld.
De voorzitter: Ik wens collega Weyts succes met zijn eerste interventie maar ik spreek me natuurlijk niet uit over de inhoud ervan.
01.42 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Na de heer Verherstraeten wil ik toch verduidelijking. Uit de toespraak van de eerste minister twee dagen geleden blijkt dat de parlementaire procedure niet zou verder lopen. Er is gezegd dat alles naar juni ging. Nu zegt u dat ze wel loopt. Zal ze inderdaad de komende dagen blijven lopen? Wil dat zeggen dat BHV opnieuw geagendeerd wordt en hier in de plenaire vergadering komt of is er afgesproken in de schoot van de meerderheid dat er een nieuw belangenconflict wordt ingediend? Het heeft er alle schijn van dat dit zal gebeuren: een nieuw belangenconflict door de Franstalige partijen. Schep daar nu eens duidelijkheid over: laat u de procedure lopen de komende weken of komt er een nieuw belangenconflict waardoor het opnieuw zes maanden wordt uitgesteld? Die duidelijkheid moet hier vandaag geboden worden.
01.43 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer Verherstraeten, het is natuurlijk al te gemakkelijk wat u zegt. We hadden de maand mei en we hebben inderdaad een hele periode lang het tweesporenbeleid verdedigd. Dat klopt. Niemand moet dat onder stoelen of banken steken. Maar we hebben gezien en geconstateerd dat hoe dichter we naar 15 juli toekwamen, het tweesporenbeleid niet meer bleek te werken, dat de eisen die door de Franstaligen op tafel werden gegooid, de tegeneisen om tot een oplossing over BHV te komen, volstrekt onaanvaardbaar waren voor Vlaanderen. Wij hebben toen, en wij dat zijn CD&V en N-VA samen, gezegd dat het tweesporenbeleid heilloos was, dat we ervan afstapten, dat we ermee stopten. Als we het kartel wilden bijeenhouden, stopten we met onderhandelen over BHV, dan zouden we het in het Parlement doordrukken. Dat was de afspraak met CD&V. Met die afspraak zijn we naar de Vlaamse regering gegaan en daar hebben Open Vld en sp.a zich bij die visie aangesloten. Zo heeft de Vlaamse regering eensgezind de onderhandelingen over de start van de dialoog kunnen aanvatten. Die eed, die akkoorden die daar bereikt zijn, die worden hier vandaag te grabbel gegooid. Dat is de juiste, dat is de correcte weergave van de feiten.
Mijnheer de eerste minister, in uw regeerverklaring lezen we ook dat er zogezegd reeds vooruitgang werd geboekt in de staatshervorming, met name op het vlak van arbeidsmarktbeleid, grootstedenbeleid en justitie. Nu vraag ik me toch het volgende af. Hebben wij hier iets gemist de voorbije maanden? Hebben wij misschien op een andere planeet geleefd? Wanneer werd die grote vooruitgang dan wel geboekt? Ik lees in de Franstalige pers totaal andere berichten. Men zou nooit verder geraakt zijn dan het in ontvangst nemen van nota’s, voorbereid door het kabinet Peeters. Geen enkele onderhandeling, geen enkel tegenvoorstel en zeker en vast geen toezeggingen: wie houdt er eigenlijk wie voor de gek?
Wel heb ik vernomen dat de Vlaamse partijen in de conferentie bereid zouden zijn om het territorialiteitsprincipe op te geven.
Inzake adoptie zou het mogelijk zijn dat inwoners van een Gemeenschap de adoptiewetgeving van de andere Gemeenschap zouden kunnen inroepen. Zolang wij in de Vlaamse regering vertegenwoordigd waren, hebben wij dit altijd kunnen tegenhouden. Dit denkspoor is immers niet nieuw. Nu duikt het hier weer op. Wie raakt aan het territorialiteitsprincipe raakt aan een van de belangrijkste uitgangspunten van de opeenvolgende staatshervormingen.
Dat is absoluut onaanvaardbaar. Mijnheer de eerste minister, ik kan u verzekeren dat wij ons op 10 juni 2007 's avonds, toen de volle 30% van de stemmen binnen waren en toen Leterme afklopte op 800.000 stemmen, de trendbreuk met paars enigszins anders hadden voorgesteld. Of hoe het engagement om deze keer de Vlaamse eisen wel te verwezenlijken totaal verkwanseld wordt.
Mijnheer de premier, waarom staat er in uw regeringsverklaring niets over het begrotingsbeleid? We weten dat u in het recente verleden uw kritiek op het begrotingsbeleid van Leterme I niet onder stoelen of banken hebt gestoken. Wat zult u nu met de begroting doen?
Gaan de besprekingen van de thans voorliggende showbegroting gewoon verder? Zult u uw reputatie inzake orthodox begrotingsbeleid te grabbel gooien door een begroting te verdedigen die uitgaat van totaal irrealistische groeicijfers, totaal irrealistische tewerkstellingscijfers, totaal irrealistische rentecijfers en totaal irrealistische inflatiecijfers? Of zult u gebruikmaken van de goedgekeurde voorlopige twaalfden om tot een echte begroting te komen?
Zult u in die echte begroting, zoals in die van Leterme Un, een tekort van 7 miljard presenteren, waarvan maar 2 miljard dient om de crisis te bestrijden? Zult u, net als Leterme Un, de schuldgraad weer doen toenemen en zo lasten afwentelen op de volgende generatie?
Zult u, net zoals Leterme Un, een Franstalig begrotingsbeleid voeren dat geen rekening houdt met de vergrijzing die bij hen veel later zal toeslaan? Of zult u daarentegen rekening houden met de demografie in Vlaanderen en echte reserves aanleggen? Uw stilzwijgen hierover, premier, was oorverdovend.
Ik kan u verzekeren dat wij ons op 10 juni 2007 's avonds, toen de volle 30% van de stemmen binnen waren en toen Leterme afklopte op 800.000 stemmen, de trendbreuk met paars enigszins anders hadden voorgesteld. Of hoe de stellige belofte om via het begrotingsbeleid de toekomst van onze kinderen te vrijwaren, wordt verkwanseld en leidt tot een doorschuiven van de factuur naar de toekomstige generaties.
Ik kom tot mijn besluit en ik richt mij opnieuw tot onze vrienden van CD&V. Wat schiet er nog over van alle mooie beloftes die wij samen hebben gemaakt, zij aan zij, schouder aan schouder? Geen staatshervorming, geen splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, geen trendbreuk met paars, geen begrotingsevenwicht, geen strikt geregeld asiel- en migratiebeleid, opnieuw de slechtste minister van Financiën ooit aan de macht, ongestoord door de hele Fortis-affaire, en dit in tegenstelling tot jullie Leterme en Vandeurzen.
Is de schijn van macht jullie dan echt zoveel waard?
De voorzitter: Dat was de laatste spreker voor vanochtend.
La séance est levée. Prochaine séance le vendredi 2 janvier 2009 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering vrijdag 2 januari 2009 om 14.15 uur.
La séance est levée à 12.51 heures.
De vergadering wordt gesloten om 12.51 uur.
De bijlage is opgenomen in een aparte brochure
met nummer CRIV 52 PLEN 073 bijlage. |
L'annexe est reprise dans une brochure séparée,
portant le numéro CRIV 52 PLEN 073 annexe. |