Plenumvergadering

Séance plénière

 

van

 

woensdag 20 mei 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 20 mai 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La séance est ouverte à 14.19 heures et présidée par M. Patrick Dewael.

 

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:

Herman Van Rompuy.

 

De voorzitter: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

 

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Daniel Ducarme, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;

Colette Burgeon, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat;

Jean-Jacques Flahaux, familieaangelegenheden / raisons familiales.

 

Vragen

Questions

 

Dames en heren, we beginnen met de mondelinge vragen. Ik heb eerst een vraag voor de eerste minister, die ik welkom heet, van de heer Herman De Croo.

 

01 Vraag van de heer Herman De Croo aan de eerste minister over "het merk 'België'" (nr. P1090)

01 Question de M. Herman De Croo au premier ministre sur "la marque 'Belgique'" (n° P1090)

 

Mag ik de heer De Croo vragen dat hij het merk België even komt verduidelijken en omzetten in een vraag aan de premier?

 

01.01  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, België is volgens een studie uit Zwitserland het meest geglobaliseerde land ter wereld. Dat betekent dat wij voor 80 procent leven van in- en uitvoer. Ter zake hebben wij een groot buitenland.

 

Ik stel echter vast dat de reputatie en bekendheid van ons land flink achteruitgaan. Ik citeer twee indexen. In de Nation Brands Index, waarin met bestuur, cultuur, investeringen, migratie en dergelijke wordt rekening gehouden, zakken wij op drie jaar tijd van de 15de plaats naar de 20ste. Het is nog erger in de Nation Brand Perception Index – perceptie is belangrijk – waarin we in een jaar tijd zijn gezakt van de 102de plaats naar de 154ste plaats. Dat betekent dat wij na Roemenië, Liberia, Libië, Zuid-Ossetië en Eritrea komen.

 

Voor de tewerkstelling en welvaart in Vlaanderen, Brussel en Wallonië is het belangrijk dat wij mensen aantrekken en dat onze reputatie goed is. Er was een tijd, mijnheer de premier, waarin wij, in absolute cijfers, in vier jaar 70 miljard euro meer investeerden dan China.

 

In 2010 nemen wij opnieuw een plaats in de cockpit van de Europese Unie in. Wat gaan wij doen om onze reputatie op te krikken? Naast "savoir faire" moet men immers ook "faire savoir".

 

01.02 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, waarde voornaamgenoot, ik heb de opmerkingen van de Master Marketeers over het merk België ook gelezen. Via onze diplomatieke posten en uit eigen ervaring wisten wij al dat er de jongste jaren een achteruitgang was van de reputatie van ons land.

 

Al zijn wij er nog niet aan gewend, er zijn in Brussel wel 1.500 journalisten geaccrediteerd bij de Europese Unie, die niet alleen kijken naar de Unie maar die ook het politieke reilen en zeilen van ons land gadeslaan terwijl zij hier zijn. Zij verslaan ook de Belgische politiek. Zeker de jongste jaren waren er ter zake elementen om ongerust over te zijn.

 

De berichtgeving in de buitenlandse pers legt de redenen van de verzwakking van het merk België bloot.

 

Volgens mij zal een grootscheepse campagne om dat merk te versterken slechts zin hebben wanneer we erin slagen in ons land een nieuw institutioneel evenwicht en een grote politieke stabiliteit te creëren. Dat is op zich al een marketingoperatie. Men moet eerst inhoud geven voor men iets kan uitdragen.

 

Dat belet niet dat al heel wat inspanningen worden geleverd, echter niet op een grootschalige wijze, maar gericht naar specifieke doelgroepen. Daarom ben ik bijvoorbeeld naar Davos geweest om te spreken voor een grote groep ceo’s die in België actief zijn. Er zijn onze diplomatieke missies in het buitenland en er zijn de acties van de Gemeenschappen. Dat spreekt allemaal voor zich.

 

Volgend jaar krijgen wij een unieke gelegenheid om te bewijzen dat wij die slechte reputatie niet waard zijn door in de tweede helft van 2010 een goed voorzitterschap van de Europese Unie waar te nemen. Een verder liggend vooruitzicht is dat, indien wij samen met Nederland erin slagen de wereldkampioenschappen voetbal – de meest populaire sport van de wereld – naar België en Nederland te halen, dit ook voor het imago van ons land en van al wie daarvan deel uitmaakt positief zou zijn.

 

01.03  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijn voorname voornaamgenoot, het doet mij genoegen dat u die bezorgdheid deelt. Het is echter zo dat oneshotmaatregelen weinig opbrengen. Prestigieuze projecten, ik zal er geen van u noemen, zijn duur en brengen weinig aarde aan de dijk. Wij moeten dat planmatig samen met de Gewesten, Gemeenschappen en de privésector bekijken.

 

Brussel is heel bekend. Brussel heeft een inkomen van een klein miljard oude Belgische frank per werkdag. We zijn de grootste toren van Babel in de wereld ter zake. Ik denk dat wij er systematisch moeten over waken dat onze reputatie opnieuw stijgt en op dat vlak speelt de stabiliteit en kwaliteit van alle regeringen een grote rol. Zo niet krijgt men minder tewerkstelling, minder aantrekkingskracht, minder welvaart en minder welzijn. Daarover zijn wij het eens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "de dreiging met ontslag vanwege een vice-eerste minister" (nr. P1091)

- de heer Jean-Marc Nollet aan de eerste minister over "de spierballentaal tussen vice-eerste ministers" (nr. P1092)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de eerste minister over "de dreiging met ontslag vanwege een vice-eerste minister" (nr. P1093)

02 Questions jointes de

- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "la menace de démission d'une vice-première ministre" (n° P1091)

- M. Jean-Marc Nollet au premier ministre sur "les échanges de propos musclés entre vice-premiers ministres" (n° P1092)

- M. Peter Vanvelthoven au premier ministre sur "la menace de démission d'une vice-première ministre" (n° P1093)

 

02.01  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, eigenlijk hebt u daarnet al een deel van het antwoord op mijn vraag gegeven, door te antwoorden dat de reputatie van België niet veel soeps meer is. Alle journalisten kijken immers naar wat er in België gebeurt. Het zal volgens u echter beteren wanneer ze met het voetbal en met de Europese Unie zullen worden geconfronteerd zodat ze niet meer naar de Belgische politiek kijken. Daardoor zal de Belgische reputatie vooruitgaan.

 

Voor wie gewoon dag in dag uit de Belgische politiek volgt, was er de voorbije week nochtans en nogmaals een mooie aanleiding om te weten te komen waarom de Belgische reputatie achteruitgaat. Ik wil dan nog niet eens in detail de problemen van de PS bekijken. Ik bekijk enkel wat er zich voordoet.

 

Ik ondervroeg u bijvoorbeeld enkele weken geleden al over de mededeling van Reynders, vice-eerste minister van uw eigen regering, dat hij in een regering zat die niets doet. Ik vraag u in uw hoedanigheid van regeringsleider opnieuw met welk spektakel u nu alweer wordt geconfronteerd.

 

Uw vice-eerste minister, diezelfde heer Reynders, verklaart immers dat de PS “infréquentable” is. Hij legt dus een soort cordon sanitaire rond de PS. Het woord “infréquentable” heb ik tot nu toe enkel op het Vlaams Belang horen toepassen. Nu blijkt het echter ook voor de PS te gelden.

 

De PS is natuurlijk heel gechoqueerd, want zij herkent het voornoemde woord. Zij heeft het immers jarenlang zelf gebruikt om het zwartste en het donkerste in onze samenleving te beschrijven. Zij zegt dus dat het gebruik van het woord “infréquentable” niet kan. Mevrouw Onkelinx kondigt daarop aan dat zij ontslag zal nemen. Vervolgens vraagt iedereen zich af wanneer zij ontslag zal nemen. Haar ontslag blijkt er echter niet te komen Er komen geen excuses van de heer Reynders, maar evenmin volgt het ontslag van mevrouw Onkelinx.

 

Waarom komt het ontslag er niet? Het ontslag komt er niet, omdat – dat is, zo lijkt het, de redding van de regering – de vakantie van Onze-Lieve-Heer Hemelvaart het voordeel heeft dat de regering niet bijeenkomt. Daardoor zal de regering een week lang gespaard blijven van de vraag of er nog wel een regering is.

 

Voornoemd geluk van de regering, met name het feit dat zij niet alleen tot de verkiezingen niets doet, maar ook tijdens de komende vakantieweek niets zal doen, is nu de reden die in de kranten wordt opgegeven om mede te delen dat er eigenlijk niets aan de hand is. Onkelinx kan daardoor immers pas volgende week ontslag nemen, wanneer er opnieuw een Ministerraad is.

 

Mijnheer de eerste minister, wanneer zal mevrouw Onkelinx ontslag nemen? Hebt u met haar een gesprek over haar ontslag gehad?

 

Hebt u ontmoetingen met de heer Reynders en met mevrouw Onkelinx gehad, zij het met de ene of met de andere dan wel met beide tegelijk?

 

02.02  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, nous avons tous assisté au petit jeu de surenchère verbale auquel se sont livrés deux de vos vice-premiers ministres. Tout est parti de Didier Reynders, dont je vais citer la phrase exacte: "Un certain nombre de dirigeants du Parti Socialiste sont infréquentables". Cette phrase est assez pratique, puisqu'elle ne précise pas de qui il s'agit. Ainsi, nous ne savons pas si cette remarque visait sa collègue Mme Onkelinx.

 

Dans un deuxième temps, Laurette Onkelinx, qui s'est probablement sentie visée, a exprimé son dégoût et a fait part de sa nausée, en exigeant une clarification – avec, en prime, une menace de démission sur l'air de "Retenez-moi ou je fais un malheur!" ou "Ceci n'est pas une lettre de démission". Dans le pays du surréalisme, nous en avons déjà vu d'autres, mais cet épisode n'est pas mal non plus à quelques jours des élections!

 

Dans le troisième acte, Didier Reynders maintient ses propos et se défend d'avoir attaqué en premier, prétextant que Philippe Moureaux était déjà intervenu dans le magazine "Le Vif-l'Express". Cela ressemble un peu à un jeu de bac à sable.

 

Monsieur le premier ministre, je vous demande très calmement de siffler la fin de la récréation et de rappeler chacun à ses responsabilités. Notre pays vit des moments difficiles d'un point de vue budgétaire, économique, social. Il faut mettre un terme à cette guéguerre verbale entre vice-premiers ministres. Plus vite vous interviendrez, mieux cela vaudra!

 

02.03  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik ben stilaan lichtjes onder de indruk van het palmares dat uw vice-eerste ministers de afgelopen maand bijeen hebben geschreven.

 

Een maand geleden meende een toch niet-onbelangrijke vice-eerste minister van de MR, Didier Reynders, publiekelijk te moeten zeggen dat deze regering reeds maanden bezig is zonder echte beslissingen. Een vice-eerste minister in uw regering verweet u dat uw regering reeds maanden bezig is zonder het nemen van echte beslissingen, alsof hij niet tot die regering behoort, laat mij dat er maar bij zeggen. U hebt toen gereageerd door te zeggen dat de nakende verkiezingen u tot mildheid hebben gestemd.

 

Dat had tot gevolg dat begin mei een andere vice-eerste minister van liberale kleur, Karel De Gucht, meende publiekelijk te moeten zeggen: “De Belgische regering heeft geen industriële strategie,” opnieuw alsof hij niet tot die regering behoort. Het was opnieuw een vuurpijl in uw richting, mijnheer de eerste minister. U reageerde door te zeggen dat alle belangrijke dossiers voor het najaar zijn. In plaats van in te grijpen zegt u dat u een half jaar de regering zult stilleggen, dat u een half jaar tot een regering van stilstaande zaken overgaat.

 

Vorig weekend ging dat rustig voort. De heer Somers, nog geen vice-eerste minister, maar wellicht hopende op het vice-eersteministerschap na de verkiezingen, als de heer De Gucht weg is, zei, en hij heeft het over u: “De passieve eerste minister Van Rompuy”. Ik heb het op televisie gehoord en in de kranten gelezen. Het was opnieuw alsof de VLD niet tot deze regering behoort, maar zij zijn evenzeer verantwoordelijk voor de stilstaande zaken, voor de passiviteit van deze regering. Hij zei zelfs: “Ofwel neemt Van Rompuy nu de koe bij de horens ofwel hoeft het voor ons niet meer”. Elke maand opnieuw komt de VLD af met “voor ons hoeft het niet meer”, maar ondertussen blijven ze wel rustig zitten.

 

De afgelopen dagen was er opnieuw een vice-eerste minister – ja, ik zie haar graag rood, mijnheer de voorzitter – namelijk de heer Reynders die een andere vice-eerste minister gewoonweg uitmaakte. Hij zegt dat ze niet meer door één deur kunnen. De andere vice-eerste minister reageerde daarop door te zeggen dat zij de regering desgevallend zal verlaten.

 

Mijnheer de eerste minister, ik ben erg nieuwsgierig naar wat u met al die vice-eerste ministers, die u allemaal niet graag zien, die allemaal kritiek hebben op de regering waarvan ze zelf deel uitmaken, eigenlijk gaat doen.

 

02.04 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, de regering heeft de jongste weken belangrijke beslissingen genomen inzake de werkgelegenheid en de bankensector. Dit werk van strijd tegen de economische crisis en de werkloosheid moet worden voortgezet. In deze zeer moeilijke sociaaleconomische toestand heeft het land nood aan een stabiele regering die in staat is te werken in een zekere sereniteit. De jongste dagen heeft men kennis kunnen nemen van verschillende verklaringen die door de ene en de andere konden worden geïnterpreteerd als een gebrek aan respect voor de coalitiepartners. Uit contacten die ik had met de verschillende meerderheidspartijen volgt de bevestiging van het wederzijdse respect en van de gemeenschappelijke wil om de uitdagingen waarvoor het land staat het hoofd te bieden. Het kernkabinet en de Ministerraad komen volgende week samen.

 

Ces dernières semaines, le gouvernement a pris des décisions importantes concernant l'emploi et le secteur financier. Cette lutte contre la crise économique et contre le chômage doit être poursuivie. Dans ce contexte socio-économique extrêmement difficile, le pays a besoin d'un gouvernement stable et capable de travailler dans une relative sérénité. Ces derniers temps, on a entendu diverses déclarations qui ont pu être interprétées comme un manque de respect envers les partenaires de la coalition. Après mes contacts avec les partis politiques de la majorité, ceux-ci m'ont confirmé leur respect les uns pour les autres et leur volonté commune de relever les défis qui attendent le pays. Le cabinet restreint et le Conseil des ministres se réuniront la semaine prochaine.

 

02.05  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, maak u niet ongerust, mijn repliek zal zeer kort zijn. De premier verlaat hier straks de Kamer om het museum van Magritte te openen en daar helemaal te zijn wie hij is, namelijk de premier van een land dat volledig surrealistisch is. Voor zover dat nog niet voldoende bewezen is, hebt u in uw antwoord – waarin CD&V alleen moet erkennen dat zij erbij staat, ernaar kijkt en niets kan doen – helemaal bewezen dat u terecht de premier bent van het land van Magritte.

 

02.06  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, vous avez pris des contacts afin de calmer le jeu. J'ose espérer que l'indicent qui s'est produit au sein de votre gouvernement est bel et bien clos. En tout cas, les propos qui ont été tenus sont irresponsables et déplacés au regard de la crise que nous traversons. J'espère également que les engagements qui ont été pris suffiront pour mettre fin à cette petite dispute qui les a manifestement beaucoup occupés ces derniers jours.

 

02.07  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de eerste minister, u maakt eigenlijk duidelijk dat u niets te vertellen hebt. Het enige wat er aan de hand is, is dat uw vice-eerste ministers u voortdurend blijven aanvallen en hun eigen regering blijven afvallen. U dekt dat toe met de mantel der liefde door te zeggen dat u met hen hebt gebeld en dat zij hebben gezegd dat het allemaal zo erg niet is.

 

Het maakt wel dat u tijd vrij hebt, heb ik vandaag vernomen, om wel goed advies te geven aan de regionale regeringen. U hebt zelf immers niks te doen. Wat daarbij erg frappeert, is dat u meent iedereen de les te moeten spellen, ook daar. U bent toch CD&V’er, meen ik? Twee partijen, sp.a en Open Vld hebben voor de Vlaamse verkiezingen het kostplaatje van hun beloften aan de kiezer laten berekenen. CD&V niet.

 

Ik meen dat de conclusie duidelijk is. U hebt de touwtjes niet in handen in uw eigen partij, u hebt de touwtjes niet in handen in de regering, u hebt de touwtjes niet in handen voor België. Het is een schande. Dit zal ons land nog heel veel miserie bezorgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Georges Dallemagne au premier ministre sur "la déontologie ministérielle" (n° P1094)

03 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de eerste minister over "de ministeriële deontologie" (nr. P1094)

 

03.01  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, cher collègue, la population est demanderesse de règles plus claires et plus strictes en matière d'éthique, de gouvernance et de cumul des mandats.

 

Or, monsieur le premier ministre, vous avez tenu à rappeler à certains membres du gouvernement la teneur d'une circulaire ministérielle datant de décembre 2007 et qui concerne précisément l'exercice de mandats publics ou privés par des membres du gouvernement. Cette circulaire de décembre 2007 précise que "seuls des mandats dans des conseils d'administration de sociétés publiques ou privées, qui ont un caractère d'intérêt général, peuvent être poursuivis".

 

Au-delà des polémiques, que faut-il entendre par là? Pouvez-vous nous préciser ce concept? Pensez-vous que des mandats rémunérés soient autorisés? Existe-t-il un contrôle particulier de l'application de cette circulaire ministérielle?

 

03.02  Herman Van Rompuy, premier ministre: Monsieur le président, chers collègues, tout d'abord, je vous rappelle que tous les membres du gouvernement sont censés déposer chaque année pour le 31 mars une liste des mandats auprès de la Cour des comptes.

 

Étant donné que ces listes ne seront publiées au Moniteur belge qu'au mois d'août, j'ai demandé à chaque membre du gouvernement de m'envoyer d'ores et déjà une copie de la liste des mandats qu'il ou elle a envoyée à la Cour des comptes.

 

Certains membres du gouvernement remplissent apparemment, dans certaines sociétés, des mandats qui revêtent un caractère d'intérêt général. À ma connaissance, il ne s'agit pas d'un exercice de mandat qui serait contraire à ce qui est convenu au niveau fédéral. En effet, un mandat dans une société peut être poursuivi s'il présente un caractère d'intérêt général, c'est-à-dire s'il ne sert pas d'intérêts particuliers.

 

Afin d'éviter toute équivoque, j'ai donné instruction à mes services d'examiner s'il y a lieu d'adapter les dispositions en vigueur concernant l'exercice des mandats privés tant rémunérés que non rémunérés.

 

03.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour votre intérêt et vos préoccupations en la matière. Je note que vous allez effectuer une révision de l'ensemble de ces mandats et que vous serez particulièrement attentif au caractère d'intérêt général de ces mandats.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Hendrik Daems aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het terugdringen van het aantal ambtenaren" (nr. P1095)

04 Question de M. Hendrik Daems au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la réduction du nombre de fonctionnaires" (n° P1095)

 

04.01  Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vicepremier, vrij uitzonderlijk doen alle werkgeversorganisaties samen een outing, als ik dat zo mag zeggen, in verband met het ambtenarenkorps. Zij zeggen dat dit land in zijn geheel het enige land is dat het ambtenarenkorps nog laat aangroeien, in tegenstelling tot andere landen. Zij stellen dat er op honderd Belgen vier ambtenaren zijn, terwijl dat er in de ons omringende landen maar drie zijn, of een kwart minder. Zij stellen dat in het verleden het loon van de ambtenaar wat laag was en het pensioen een uitgesteld loon. Nu is het loon aangepast en is de verloning van de ambtenaren eigenlijk beter dan het loon van diegenen in de privésector. Zij zeggen dat de jongste twintig jaar de privésector een efficiëntieverbetering heeft doorgemaakt van 40 procent, terwijl die bij de overheid maar 15 procent bedraagt.

 

Mijnheer de minister, daarover heb ik enkele concrete vragen.

 

Ten eerste, kloppen die cijfers min of meer? Er kan natuurlijk zomaar wat uit de hoed worden getoverd, maar klopt, naar uw mening, de analyse voor België in zijn geheel min of meer?

 

Ten tweede, ik voeg er mijn analyse aan toe. Federaal denk ik dat wij het ambtenarenkorps meer dan naar behoren hebben hervormd, hoewel er nog veel voor verbetering vatbaar is, maar dat is altijd het geval. Vooral in de besturen, Vlaanderen, Wallonië, Brussel, provincies, gemeenten, is er een zeer sterke aangroei geweest van ambtenaren. Dat is niet direct onze verantwoordelijkheid, maar het valt toch ook op de nek van het bedrijfsleven om daar allemaal rekening mee te houden.

 

Mijn concrete vragen zijn dus de volgende.

 

Ten eerste, kloppen die cijfers?

 

Ten tweede, is het juist dat er ongeveer honderdduizend ambtenaren afvloeien in de komende jaren? De stelling van Open Vld luidt: vervang hen niet zodat er meteen al voor een stuk een vermindering is van het gewicht van het aantal ambtenaren.

 

Ten derde, welke zijn de middelen die u denkt te kunnen aanwenden om die andere geledingen in ons land aan te zetten om niet langer een enorme aangroei van ambtenaren, met alles wat daarbij hoort, tot stand te laten komen?

 

04.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Daems, we hebben hier een belangwekkend onderwerp te pakken, maar we moeten goed opletten wat we begrijpen onder ambtenaren. Er zijn namelijk verschillende soorten van mensen die op een of andere manier te kwalificeren zijn als ambtenaar.

 

Dat, in het algemeen gesproken, België over meer beschikt dan datgene wat statistisch de gewoonte is in Europa in termen van ambtenaren, klopt, maar men moet dus altijd kijken wat men daaronder verstaat.

 

Wie goed onderwijs wil hebben, heeft leerkrachten nodig. Wie wil zorgen voor veiligheid, wil politieagenten op straat. Wie wil zorgen dat de ziekenhuizen op een correcte manier functioneren voor de mensen, heeft, wanneer het over publieke ziekenhuizen gaat, ambtenaren nodig.

 

Ik weet wel dat er vaak, wanneer er sprake is over ambtenaren, gedacht wordt aan mensen die in een administratie werken. Ik heb de zwakheid om te geloven dat ook die mensen waardevol, nuttig en sterk werk leveren.

 

U noemde vandaag de cijfers. Ik bevestig inderdaad de analyse dat wij macro-economisch gesproken, moeten erkennen dat op de Belgische economie een groter dan gemiddelde “belasting” rust van het ambtenarenapparaat. Er is evenwel één grote opportuniteit, namelijk de vaststelling dat in de komende tien jaar nagenoeg in alle administraties en in het bijzonder in de federale, 40 procent van de ambtenaren met pensioen gaat. Dat is fenomenaal veel. Ik ben recent nog bij mijn collega in Frankrijk geweest. Daar komt dat cijfer op een goede 30 procent. Hetzelfde geldt voor Duitsland. Wij zitten met 40 procent voor een fantastische opportuniteit.

 

Ik wil één ding zeggen. Daar waar heel veel mensen misschien denken dat de opportuniteit erin bestaat om weinig mensen te vervangen – men spreek dikwijls van 1 op 2 – en 20 procent van de mensen niet te vervangen, zeg ik u in alle klaarheid dat onze uitdaging erin bestaat om 20 procent van de mensen wel te vervangen en om de juiste mensen ambtenaar te maken morgen. We mogen niet teveel het verhaal geven dat we minder ambtenaren nodig hebben want we hebben een fenomenaal aantal nieuwe mensen nodig die kiezen voor een carrière voor de res publica. Dat getal van 20 procent is fenomenaal veel.

 

Ondertussen moet ik u er toch ook op wijzen dat de ganse analyse gebaseerd is op het totaal van alle ambtenaren. U weet dat ook, u hebt het zelf aangegeven. In dat totaal is de federale administratie goed voor ongeveer 10 procent. Voor het overige – die 90 procent andere ambtenaren – zijn de andere overheden bevoegd. Wij leven in een omgeving waarin wij aan deze andere overheden geen instructies te geven hebben. Wat meer is, als federaal minister van Openbaar Ambt heb ik in veel opzichten aan mijn collega’s ook niet altijd te instrueren op welke manier zij hun administratie organiseren, ten bewijze de verschillende vragen die er komen uit administraties zoals Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Asiel en Vreemdelingen om extra personeel te krijgen. Als elke betrokken overheid goed nakijkt op welke manier er zuinig kan worden omgesprongen met de nood aan extra personeel, dan komen we er met zijn allen wel.

 

04.03  Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer goed antwoord.

 

U bevestigt de problematiek. Dat mag duidelijk worden gesteld. U bevestigt ook dat men niet alle ambtenaren over één kam mag scheren.

 

Ik wil toch een persoonlijke mening kwijt. In principe moet een goed ambtenaar beter zijn dan iemand die in de privésector werkt. In de privésector speelt het winstmotief, in de publieke sector spelen nog andere belangen die daar bovenop komen. Een ambtenaar moet dus niet alleen efficiënt zijn maar daarnaast ook de res publica verdedigen. Ik ben dus een groot voorstander van zeer goede ambtenaren die men bovendien fatsoenlijk betaalt zodat men de competitie wat kwaliteit betreft met de privésector aankan.

 

Maar, wat u hebt gezegd zal mij toch bijblijven: 40 procent is de opportuniteit inzake het afvloeien van mensen in de res publica. Als men er 20 procent van overhoudt en er 8 procent opnieuw aanwerft – goeie mensen, waar wij het over eens zijn – meen ik dat wij op die 10 jaar tijd – en dat kunt u na 7 juni in uw goede plan opnemen, mijnheer de vice-eerste minister – een goede lijn kunnen trekken om zo het aantal ambtenaren te verminderen en de kwaliteit van hun werking te verbeteren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Normaal volgt nu een vraag van de heer Bonte aan mevrouw Milquet. Zij is nog niet aanwezig in het halfrond. Met zijn toelating ga ik over tot de vragen aan de heer De Clerck, om de zaken te laten vooruitgaan.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de procedure voor het hof van assisen" (nr. P1097)

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de procedure voor het hof van assisen" (nr. P1098)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de procedure voor het hof van assisen" (nr. P1099)

05 Questions jointes de

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la procédure devant la cour d'assises" (n° P1097)

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la procédure devant la cour d'assises" (n° P1098)

- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la procédure devant la cour d'assises" (n° P1099)

 

05.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, waarde collega's, half januari was er de uitspraak van Straatsburg in de zaak-Taxquet, dat ook de hoven van assisen in België hun beslissing moeten motiveren. Naar aanleiding van dit arrest heb ik u erop gewezen dat u eventueel iets zou kunnen doen. Ik had mijn vrees uitgedrukt dat u niets zou doen waardoor er op het terrein verwarring zou ontstaan. Ik stel vast dat wat wij toen hebben voorspeld ook is gebeurd.

 

Als minister van Justitie had u – dat weten wij sinds de Fortiszaak – de mogelijkheid om tussenbeide te komen inzake de werking van de rechtbanken. Hoven van assisen zijn ook rechtbanken waarover u via de procureurs kon waken. U hebt dat blijkbaar niet gedaan, tenzij ik mij vergis. In ieder geval stellen wij vast dat de eerste cassatie is gevallen door een hof van beroep dat anders heeft gewerkt dan de andere. Dezelfde situatie hebben wij meegemaakt met de bijzondere opsporingswet. Een hof van beroep gedraagt zich anders dan de andere en automatisch heeft men prijs. Die prijs is nogal pijnlijk. Iemand werd veroordeeld tot 30 jaar. Het arrest wordt vernietigd. Laten wij hopen dat betrokkene niet vrijkomt.

 

Zoals de voorzitter zegt, men moet de minister eerst laten antwoorden alvorens te repliceren. Ik laat u antwoorden op de vraag wat u eigenlijk heeft gedaan om te voorkomen wat vandaag is gebeurd.

 

05.02  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag volgt de lijn van de vraag van de heer Landuyt. Ik wou toch ook nog even verwijzen naar een vraag die ik u in februari heb gesteld. In de nasleep van de uitspraak in de zaak-Taxquet werden door u ook al vragen over dat onderwerp beantwoord. U kondigde toen aan dat er een rondschrijven zou komen van de procureurs-generaal om de parketten te instrueren over wat er moest gebeuren met dit soort zaken, precies om te voorkomen dat dezelfde fouten in de toekomst zouden worden gemaakt. Helaas, met het verbreken van het arrest van cassatie, blijkt er zich alweer een probleem te hebben voorgedaan. Een verzachtende omstandigheid is misschien wel dat de bewuste procedure, die heeft aanleiding gegeven tot dit arrest, lopende was op het moment dat de zaak-Taxquet werd uitgesproken. Op dat ogenblik wist men misschien nog niet zo goed hoe en wat.

 

Mijn concrete vraag is hoe het nu eigenlijk zit met die omzendbrief die u aankondigde in uw antwoord op mijn vraag van februari. In die brief zouden richtlijnen komen te staan voor de parketten om dit soort problemen voortaan te voorkomen. Waarom kon deze zaak nog niet op die manier worden geregeld?

 

05.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben er een primeur bij. Voor het eerst in de geschiedenis van de gerechtelijke wereld zal een assisenzaak voor de derde keer moeten plaatsvinden. Denkelijk bent u niet bijster tevreden met deze primeur, mijnheer de minister.

 

Dit is allemaal het gevolg van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarover wij het eerder al hebben gehad. Het Europees Hof heeft heel eenvoudig verklaard dat een uitspraak over schuld of onschuld ook moet worden gemotiveerd.

 

In de lopende assisenzaak in Antwerpen heeft de jury blijkbaar niet echt goed naar die uitspraak geluisterd en werd ervoor gekozen om geen motivering uit te spreken.

 

Mijnheer de minister, dat is opnieuw een slechte zaak voor Justitie. U hebt het al niet gemakkelijk op Justitie, waar er al heel veel problemen zijn. Deze aangelegenheid is andermaal slecht voor Justitie en voor het beeld dat de bevolking heeft van Justitie.

 

Wat zullen wij nu doen? U hebt in januari 2009 verklaard dat u niet echt veel initiatieven zou nemen. U hebt verwezen naar de Senaat, waar er wetsontwerpen en wetsvoorstellen ter zake worden besproken. Het is misschien wel een vergissing om op de Senaat te wachten. Ik heb immers de indruk dat de Senaat in slaap is gevallen. Er wordt in de Senaat al een maand lang niet aan het ontwerp in kwestie gewerkt. Wij moeten dus nagaan of wij de Senaat aanporren dan wel of u niet beter zelf initiatieven neemt.

 

Mijnheer de minister, de potentiële gevolgen zijn immers heel zwaar. Stel u voor dat ook de zaak-Habran onder voornoemde uitspraak zou vallen. Waar zullen wij dan eindigen?

 

Mijnheer de minister, ik heb drie heel concrete vragen.

 

Ten eerste, weet u hoeveel arresten van hoven van assisen mogelijkerwijs hetzelfde lot zijn beschoren, met name omdat zij sinds de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens niet de motivering hebben toegepast?

 

Ten tweede, wordt de werkwijze zoals het hoort, zijnde de motivering, nu in elk hof van assisen strikt toegepast, zodat het probleem in de toekomst niet langer kan rijzen?

 

Ten derde, zult u zelf initiatieven nemen of zult u het initiatief bij de slapende Senaat laten?

 

De voorzitter: Mag ik aan de Kamerleden vragen om enige aandacht te betonen voor het debat? Indien er behoefte aan een gesprek of aan babbels bestaat, kan zulks altijd buiten dit halfrond zaal gebeuren.

 

05.04 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de materie is bekend. Er zijn ook al verschillende vragen over gesteld, met name over de inmenging van het Hof van Cassatie en over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens rond de assisenprocedure en de motivatie.

 

Op 13 januari 2009 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak-Taxquet een arrest geveld. In voornoemd arrest bepaalt het dat België zijn rechtsuitspraken ook moet motiveren.

 

De zaak die in onderhavig geval is geklasseerd, was op het ogenblik van voormeld arrest al opgestart en in behandeling. De uitspraak dateert van 16 januari.

 

Diezelfde dag, dus 16 januari, heb ik een brief gericht aan de procureurs-generaal. In de brief heb ik het College van procureurs-generaal gevat en geschreven dat zij kennis hadden van het arrest en dat er een duidelijke aanwijzing is dat wij tot de motivatie van de uitspraak moeten overgaan. Ik heb in de brief ook gevraagd op welke manier de motivatie zou kunnen gebeuren en welke rechtsgrond er bij ons ter zake is. Ik heb eveneens gevraagd welke stappen het college zou zetten. Dat alles schreef ik in mijn brief van 16 januari.

 

Uw aantijgingen dat ik niets heb gedaan, zijn dus niet correct. Ik heb de dag zelf geschreven naar het College van de procureurs-generaal.

 

Het College van procureurs-generaal heeft geantwoord zoals het hoort en heeft op 4 februari een volledige nota bezorgd, aan mij, aan alle procureurs-generaal en, voor alle zekerheid, aan de eerste voorzitters van de hoven van beroep. Daarin deelden zij, na analyse, de strategie mee en deden zij een concrete suggestie over de wijze waarop dit het beste zou worden aangepakt. Er werd gesuggereerd dat de magistraat zou assisteren op het moment dat over de straftoemeting moet worden geoordeeld. Er zou dan een toevoeging gebeuren wat betreft de motivatie.

 

Dit is allemaal gebeurd.

 

Deze zaak was al voorbij. Ik moet u echter meedelen dat zelfs zonder die brief, in deze zaak het openbaar ministerie zelfs de schorsing van de debatten heeft gevraagd, erover heeft gedebatteerd en om die methodiek heeft gevraagd. De voorzitter van het hof van assisen, een onafhankelijke magistraat, heeft anders geoordeeld.

 

Wat zal in de toekomst gebeuren? Er zijn nog assisenzaken. Ik kon geen volledig overzicht krijgen. Ik heb navraag gedaan in Antwerpen. Daar is alles conform de bepalingen van het College verlopen, in zoverre zelfs dat waar het niet is gebeurd, het openbaar ministerie zelf cassatieberoep heeft aangetekend om te zeggen dat er een probleem is. Ik meen dat het probleem zich niet voordoet in Antwerpen. Er zijn wel indicaties dat dit in andere hoven van beroep en in andere assisenhoven, zoals in Bergen en in Luik, niet altijd werd toegepast. Er kunnen dus nog problemen rijzen.

 

Tot slot, wat doen we nu, los van wat heb ik gedaan? Welke actie is correct? We moeten in de Senaat zo snel mogelijk tot een eindafhandeling komen. Het is tot vandaag mijn optie geweest om de hele assisenprocedure te herzien. Het is de ambitie om dit voor het reces af te ronden in de Senaat. Er moet uiteraard een regeling komen voor de motivering. Er bestaat daaromtrent een politiek akkoord en de teksten liggen voor over een manier waarop we deze materie definitief kunnen regelen.

 

Ik hoop dat we de assisenprocedure na het reces kunnen behandelen in de Kamercommissie voor de Justitie. (Applaus)

 

05.05  Renaat Landuyt (sp.a): Ik dank de CD&V-fractie voor het applaus.

 

Mijnheer de minister, ik herinner mij heel goed dat we het de dag zelf nog hadden over de zaak die nu werd uitgesproken en dat we het erover hadden dat er dringend een signaal moest komen van het hoofd van de parketten, van de procureurs en van de minister van Justitie. Het was een dag te laat. U hebt dat de daaropvolgende vrijdag inderdaad gedaan.

 

Ik stel vast dat u heel goed weet dat er nog hoven van beroep zijn die samen met het parket de regel niet volgen. Ik ben dus heel nieuwsgierig hoe u zult optreden ten opzichte van de parketten-generaal die de regel niet volgen.

 

Een tweede methode die u een paar maanden geleden hebt afgewezen, bestond erin om snel een kleine wettelijke ingreep te doen. U wilde dat ook niet doen omdat u dit nog steeds in het bad van de grote hervorming van de hoven van assisen wenst te steken. Dat is een heel groot risico, tenzij het uw bedoeling is om chantage te plegen op het Parlement.

 

05.06  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. We zijn in de commissie voor de Justitie in blijde verwachting van de tekst die van de Senaat zal komen. We zullen daaraan samen hard werken. Ik twijfel er niet aan dat ook de oppositie zeer constructief zal zijn.

 

Voor alle duidelijkheid, mijnheer de minister, ik heb begrepen dat de zaak die nu is gecasseerd, wordt overgedaan in Tongeren. Buiten de bijkomende tewerkstelling voor Zuid-Limburg, waarmee de Kamervoorzitter wel gelukkig zal zijn, is het een spijtig geval. We moeten ervoor zorgen dat het niet meer kan gebeuren.

 

05.07  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik begrijp dat een aantal problemen zich niet meer zullen voordoen in een aantal hoven van assisen, bijvoorbeeld in Antwerpen, maar dat er nog wel een probleem is in Bergen en Luik, waar men blijkbaar de richtlijnen van het College van procureurs-generaal niet of niet volledig opvolgt. We zitten dus wel degelijk met een probleem. Ik houd mijn hart vast wanneer, bijvoorbeeld in de zaak-Habran, waarvoor ook cassatieberoep is aangetekend, hetzelfde probleem wordt vastgesteld. Die zaak heeft al zes maanden of langer geduurd. Dat gaat dan allemaal in de soep lopen.

 

Mijnheer de minister, ik zou willen vragen dat u uw gezag en uw macht gebruikt om op te treden. In de hoven van beroep waar men de regels nog altijd niet toepast, moet u echt uw gewicht in de schaal leggen. Wij zijn bereid om vanuit de oppositie onmiddellijk aan een oplossing te werken. We hopen dat de Senaat snel klaar is. Voor ons moet dat niet na het reces. Zij kunnen nog twee maanden verder werken. Wij zijn alleszins klaar om eraan voort te werken.

 

De voorzitter: Dat laatste is een goede suggestie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de impact van de crisis op de jongerenwerkloosheid" (nr. P1096)

06 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "l'incidence de la crise sur le chômage des jeunes" (n° P1096)

 

06.01  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, op het moment dat dit huis bijna te klein wordt om twee fracties van de meerderheid samen te huisvesten, worden wij af en toe nog geconfronteerd met het feit dat er zoiets bestaat als een economische crisis.

 

Een paar dagen geleden werden wij geconfronteerd met bijzonder pijnlijke cijfers inzake de evolutie van de jeugdwerkloosheid. Meer dan 125.000 mensen jonger dan 25 jaar staan vandaag geregistreerd in de RVA-statistieken. Uit de regionale statistieken concluderen wij dat er voor laaggeschoolde schoolverlaters, voor mensen die de humaniora afmaken, zoiets bestaat als een geblokkeerde arbeidsmarkt, wat wij kennen uit de jaren ’70. Dat wijst op het gebrek aan of bijna geen kansen meer op een reguliere job.

 

Ik heb daarnet de eerste minister horen zeggen dat er belangrijke beslissingen worden genomen in de regering, belangrijke beslissingen op het vlak van werkgelegenheid. Mevrouw de minister, de zeer eenvoudige vraag die ik heb is de volgende. U zult wellicht ook geconfronteerd zijn met die werkloosheidscijfers en met die situatie van laaggeschoolde jongeren. Wat heeft de federale regering daaraan aan conclusie verbonden?

 

Ten tweede, u herinnert zich dat de federale regering op een bepaald moment, onder de CD&V-vlag van de vereenvoudiging van de banenplannen, een reeks maatregelen gericht op de tewerkstelling van jongeren wilde schrappen. Dat project zit nu tijdelijk in de diepvries. Er is een belangenconflict opgeroepen vanuit Vlaanderen. Dat staat op hold. Daar zitten twee belangrijke maatregelen in voor jongeren.

 

Is de federale regering, in haar beslissingskracht die ze blijkbaar dan toch ergens in de schaduw blijkt te hebben, van mening om de schrapping van die jeugdwerkbeleidsmaatregelen toch niet door te voeren en om die maatregelen toch overeind te houden? Zoniet gaan wij naar een veralgemeend drama van jongeren op de arbeidsmarkt.

 

06.02 Minister Joëlle Milquet: De regering heeft, met het herstelplan, een aantal bijkomende maatregelen en verschillende initiatieven genomen die een heel gunstige impact hadden op de werkloosheid in het algemeen en de jongerenwerkloosheid in het bijzonder. Tot nu toe hebben deze maatregelen in bepaalde sectoren massale ontslagen kunnen vermijden. Volgende week dinsdag zullen wij ook een wetsontwerp in onze commissie bespreken.

 

Ik heb, in het kader van de verbetering van het begeleidingsplan en het opvolgen van de werkzoekenden, ook voorgesteld om de ondersteuning van de werkzoekenden te versnellen en te verbeteren, met name ook voor de jongeren. In mijn nota die door de Ministerraad van 23 mei 2008 werd goedgekeurd en waarover de sociale partners unaniem akkoord gingen, werd een contract of actieplan voorgesteld met een termijn van drie of zes maanden voor personen jonger dan 25 jaar en negen maanden voor personen ouder dan 25 jaar, nadat zij als werkzoekenden worden ingeschreven.

 

De procedure werd globaal ingekort tot zeven maanden. Ik meen dat dit een positief initiatief was. Ik hoop dat de sfeer na de regionale verkiezingen gunstig is om de besprekingen over dit onderwerp opnieuw op te starten. Ik meen dat dit een heel goede maatregel is voor de jongeren en de jonge werkzoekenden. De regering heeft bovendien ook andere maatregelen genomen inzake de tewerkstelling van jongeren, zoals het opvoeren van de controle op de aanwervingsverplichting van 3 procent door de werkgevers, in het kader van de startbanenovereenkomst, de aanmoediging om te beginnen als zelfstandig werknemer, door het in rekening brengen van periodes van arbeid als zelfstandige voor de wachttijd als schoolverlater, en het creëren van jongerenbanen in de non-profitsector van de overheid of de deelstaten, in samenwerking met hen. Het gaat om meer dan 1.700 arbeidsplaatsen.

 

Ten slotte werd in april 2008 aan de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven gevraagd een advies te formuleren over alle bepalingen inzake de integratie van jongeren die net de schoolbanken hebben verlaten. Ik verwacht dat advies binnenkort.

 

De voorzitter: Collega’s, mag ik u om enige stilte verzoeken.

 

06.03  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, zo te horen, zijn er blijkbaar weinigen geïnteresseerd in het regeringsbeleid ten aanzien van jeugdwerkloosheid.

 

Mevrouw de minister, ik zal met zeer veel aandacht uw antwoord nalezen in het verslag. Volgens mij hebt u echter een opsomming gemaakt van reeds zeer langlopende maatregelen en hebt u anderzijds verwezen naar iets wat nog op komst is en volgende dinsdag in onze commissie zou moeten worden behandeld.

 

Mevrouw de minister, u verwijst naar het herstelplan. In het herstelplan, goedgekeurd door de sociale partners, met als hoofding “vereenvoudiging banenplannen”, zit de schrapping van de jongerenbonus en de schrapping van een lastenverlaging in hoofde van laaggeschoolde jongeren. Sinds uw herstelplan is er toch wel iets gebeurd in onze economie dacht ik. Met andere woorden, u dreigt uitvoering te geven aan dat herstelplan met maatregelen die compleet contradictorisch zijn met de uitdagingen waarvoor we nu staan. Ik heb verwezen naar de 125.000 mensen jonger dan 25 die vandaag op zoek zijn naar werk.

 

Ter afronding, mevrouw de minister, u verlangt een sereen klimaat na 7 juni. Als u de analyse bekijkt van de jeugdwerkloosheid en wat er nu gebeurt – de VDAB heeft daarover een schitterend rapport opgesteld – dan kan er slechts één conclusie worden getrokken: ik hoop dat er een sereen klimaat komt op federaal niveau om het doelgroepenbeleid op de arbeidsmarkt voor eens en altijd te regionaliseren zodat we daar gepaste oplossingen aan kunnen geven zonder te blijven schipperen zoals de federale regering vandaag doet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Alain Mathot à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les cotisations sociales des travailleurs indépendants" (n° P1100)

07 Vraag van de heer Alain Mathot aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de sociale bijdragen voor zelfstandigen" (nr. P1100)

 

07.01  Alain Mathot (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, vous n'ignorez pas la difficulté rencontrée parfois par les indépendants pour le paiement de leurs cotisations sociales. En effet, le fait de les payer pour l'année antépénultième, alors que leur chiffre d'affaires n'est ni assuré ni stable, peut engendrer divers problèmes financiers plus ou moins importants lorsque leur échoit cette échéance après deux ans. Le montant peut s'avérer nettement plus élevé que prévu ou que la somme dont ils disposent alors.

 

En 2007, avec d'autres collègues, j'avais eu l'occasion de déposer une proposition de loi afin d'élaborer un système différent et de modifier le processus du paiement, notamment en imaginant un paiement anticipé à l'instar des impôts, en laissant à l'indépendant la possibilité d'évaluer son chiffre d'affaires annuel et de régler la sécurité sociale par tranches trimestrielles.

 

À cette époque, vous nous aviez fustigés, nous accusant de ne pas connaître le système. Aujourd'hui, je lis que vous avez promis, lors d'un débat, d'opérer cette modification en suivant quasiment notre ancienne proposition de loi. Peut-être votre projet diffère-t-il et j'aimerais alors que vous m'éclairiez à ce propos.

 

Néanmoins, je rappelle qu'il est toujours possible d'amender une proposition de loi. Des discussions pourraient très bien être tenues en commission.

 

Comment se fait-il qu'en 2007, vous fustigiez une proposition que, selon les articles de presse, vous promettez d'appliquer prochainement?

 

07.02  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, évidemment, nous ouvrirons les débats en commission lorsque le projet sera formalisé et finalisé avec les organisations des classes moyennes et l'ABC (Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut).

 

Le projet actuellement proposé et analysé par mes services est diamétralement opposé au vôtre. En effet, dans l'article 2 de votre proposition de loi, qui introduisait l'article 11bis, votre unique modification était de faire payer aux indépendants des anticipés, sous peine de majorations. Ainsi vous ne changiez pas fondamentalement le système N-3; en effet, à la limite, vous disiez que l'indépendant devait payer des anticipés sur une dette qu'il n'aura peut-être jamais. Donc, au lieu d'avoir N-3, vous aviez des anticipés sur N+3. Le système ne s'en trouvait donc pas fondamentalement modifié.

 

De plus, votre proposition de loi ne reprenait aucune proposition de régime transitoire, aucune prise en compte de diverses spécificités.

 

Le dossier qui est actuellement analysé est de faire payer en N les cotisations estimées sur N, pour ne plus avoir ce décalage et éviter ainsi de passer d'un N-3 à un N+3, comme l'article 2 de votre proposition introduisant l'article 11bis, le prévoyait. Je rappelle que tel était l'objet des points 1et 3 de votre proposition.

 

Moi, je veux changer fondamentalement le système pour faire en sorte qu'on paie des cotisations en N sur des revenus estimés N.

 

07.03  Alain Mathot (PS): Je vous avoue ne pas comprendre. Le schéma que nous proposions était tel que vous l'énoncez: permettre à l'indépendant de payer et d'anticiper lui-même ses revenus de l'année en cours. Donc, j'attends avec impatience votre proposition.

 

Mais je le répète, quand vous lisez l'attendu de notre proposition, tel était son but. Qu'elle soit mal formulée, qu'on puisse modifier un article plutôt qu'un autre, cela ne me pose aucun problème. Je ne suis pas juriste et c'est à eux de travailler sur ce projet. Néanmoins, le but premier de notre proposition était de permettre à l'indépendant d'anticiper ses revenus. Au bout de l'année, l'indépendant connaît les revenus qu'il a perçus. Dès lors, on peut réajuster ses cotisations, avec un bonus ou un malus.

 

07.04  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur Mathot, j'ai votre proposition sous les yeux. L'article 11bis ne propose pas de modifier le système; il propose simplement de donner la possibilité aux indépendants de payer une avance pour N+3. Si votre objectif est différent de celui de votre proposition, alors nous sommes d'accord.

 

07.05  Alain Mathot (PS): Il s'agissait d'un projet minimaliste.

 

07.06  Sabine Laruelle, ministre: Il n'était pas minimaliste; il ne correspondait pas du tout aux propos que vous tenez aujourd'hui.

 

Le président: Monsieur Mathot, vous avez le dernier mot.

 

07.07  Alain Mathot (PS): Ma proposition était minimaliste par rapport au système actuel. Elle visait à faire ouvrir le débat. Je remarque simplement que nous avons déposé la proposition en 2007. Nous sommes en 2009 et vous nous promettez peut-être une modification pour 2011.

 

À l'époque, vous aviez dit que nous étions électoralistes. Veuillez m'excuser mais si dès qu'un parlementaire fait une proposition, il est électoraliste, c'est réducteur. Il essaie simplement de répondre à un problème qui se pose à la population.

 

Ici, je remarque qu'il faut quatre ans pour essayer d'avoir une proposition de loi susceptible de répondre à la problématique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'accueil des demandeurs d'asile" (n° P1101)

08 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "de opvang van asielzoekers" (nr. P1101)

 

08.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, madame la ministre, xème retour sur ce dossier de l'accueil des demandeurs d'asile et sur la situation dans les centres que vous gérez, notamment avec une réaction ce matin des présidents de CPAS des trois fédérations de CPAS qui s'insurgent, de manière unanime, contre votre potentielle décision d'exclure 3.000 demandeurs d'asile de l'aide matérielle, si j'en crois les chiffres cités par les CPAS.

 

Outre le fait que ces demandeurs d'asile ne pourront plus être hébergés dans les centres Fedasil ni recevoir l'aide matérielle, ils se retrouveront aux portes des CPAS des communes. Vous reportez ainsi, à nouveau, votre responsabilité sur le dos des municipalités et des CPAS. Le retour à cette aide financière pour un certain nombre de demandeurs d'asile est évidemment un mauvais signal politique.

 

Madame la ministre, ma question est très concrète. Ces instructions ont-elles été données? Comptez-vous vider les centres Fedasil de ces 3.000 demandeurs d'asile pour libérer des places supplémentaires, les renvoyant ainsi vers les CPAS? Souhaitez-vous réactiver un éventuel plan de répartition? Est-ce de votre compétence exclusive?

 

08.02  Marie Arena, ministre: Monsieur le président, cher collègue, nous avons déjà eu l'occasion d'aborder cette thématique à plusieurs reprises.

 

Je vous informe que le Conseil des ministres a pris un certain nombre de décisions en ce qui concerne le taux de saturation des centres pour demandeurs d'asile. Ainsi, il a été décidé de confirmer les 850 places supplémentaires qui avaient été créées pour six mois. Elles sont maintenues en tout cas jusqu'à la fin de l'année et en fonction des besoins de Fedasil.

 

En outre, nous avons été confrontés à un taux d'occupation dépassant les 100% impliquant le non-respect du dispositif légal, à savoir l'accueil. En effet, les personnes qui demandent aujourd'hui l'accueil sont des personnes qui ont droit légalement à cet accueil. Il était donc nécessaire que le gouvernement prenne un certain nombre de décisions en la matière. Ou bien, il décidait de créer plus de 3.000 places structurelles d'accueil, ou bien, il devait trouver une solution pour sortir du code 207 afin de passer de l'aide matérielle à l'aide financière pour une certaine population.

 

En fin de compte, le gouvernement a opté pour la deuxième solution en prévoyant deux conditions. Ainsi, le passage de l'aide matérielle à l'aide financière ne peut avoir lieu que pour des personnes qui sont en procédure depuis le 1er janvier 2007. Pourquoi cette restriction? Parce que nous ne voulons pas créer un appel d'air, appel d'air qui pourrait s'expliquer par l'attrait de l'aide financière.

 

Cela dit, si les procédures en matière d'asile prennent malheureusement plus de deux ans, ce n'est pas la ministre de l'accueil qui est responsable, mais la ministre qui a l'asile dans ses attributions.

 

Monsieur Baeselen, permettez-moi de vous rappeler la loi du 12 janvier 2007 qui, au niveau du principe de l'aide matérielle durant toute la procédure, prévoit, en son article 11, la possibilité de recourir à l'aide financière à charge d'un CPAS si la durée de la procédure d'asile, telle que prévue dans la réforme de cette procédure, s'avère plus longue. Manifestement, avec une procédure qui date de plus de deux ans, le délai évoqué dans la réforme est dépassé. Il était donc utile de pouvoir opter pour cette sortie au niveau de l'aide financière.

 

Suivant la deuxième condition prévue par le gouvernement, le passage à l'aide financière (code 207) doit se faire sur base d'un plan de répartition. Il s'agit en réalité de l'ancien plan de répartition qui a été réactivé. Cela permet d'exempter les grandes villes qui sont déjà soumises à une forte pression en matière d'accueil de migrants, de procéder à une répartition et d'assurer la solidarité sur l'ensemble du pays. Cela permet également d'éviter à des personnes qui se retrouveraient à la rue d'avoir affaire à des marchands de sommeil.

 

Quand il faut accueillir dans un CPAS une personne demandeuse d'asile depuis deux ans, c'est moins difficile qu'en accueillir des centaines comme le CPAS de Bruxelles. Ce plan de répartition répond donc aussi aux besoins des CPAS en matière de solidarité.

 

08.03  Xavier Baeselen (MR): Madame la ministre, je me base sur le communiqué de presse des CPAS et des trois fédérations de CPAS, monsieur Mayeur, qui s'opposent à l'exclusion de près de 3.000 demandeurs d'asile du système d'aide matérielle. En mobilisant les moyens des CPAS, vous nuisez à la bonne prise en charge des autres bénéficiaires des CPAS, selon ces fédérations elles-mêmes. Madame Arena, vous aviez et vous avez les moyens de libérer les centres Fedasil d'une série de personnes qui ne doivent pas s'y trouver. Volontairement, vous ne le faites pas et vous bloquez la situation, notamment en ne réactivant pas l'accord de collaboration entre Fedasil et l'Office des étrangers pour procéder, d'une part, aux éloignements nécessaires des personnes qui se trouvent dans les centres Fedasil avec des ordres de quitter le territoire et, d'autre part, en ne communiquant pas…

 

08.04  Yvan Mayeur (PS): (…)

 

Le président: Monsieur Mayeur, M. Baeselen a la parole.

 

08.05  Xavier Baeselen (MR): C'est votre communiqué de presse, monsieur Mayeur.

 

08.06  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)

 

Le président: M. Baeselen a la parole. Mijnheer Annemans, laat de heer Baeselen uitspreken.

 

08.07  Xavier Baeselen (MR): Enfin, madame la ministre, en ne communiquant pas le nom de 500 à 600 familles qui pourraient bénéficier d'une régularisation sur la base de critères médicaux notamment, après avoir organisé les files devant les écoles, vous les organisez devant Fedasil!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Daniel Bacquelaine à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la vente de médicaments en pharmacie" (n° P1102)

09 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de verkoop van geneesmiddelen in apotheken" (nr. P1102)

 

09.01  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je souhaitais poser à Mme Onkelinx une question relative aux deux arrêts de la Cour européenne de Justice rapportés aujourd'hui par la presse. Ils précisent que les médicaments doivent évidemment être considérés comme des produits particuliers, puisqu'ils touchent à la santé publique. Dès lors, ces arrêts estiment que la vente des médicaments doit être réservée aux pharmacies. Ils précisent aussi que la subordination en tant que salarié – ou que faux indépendant - d'un pharmacien à un exploitant extérieur pourrait l'empêcher de s'opposer aux instructions données.

 

La philosophie de ces arrêts est très claire: le pharmacien est un acteur de santé publique. Nous avons nous-mêmes – tout comme Mme Onkelinx – préconisé la consultation pharmaceutique par le patient dans le cas de la délivrance de médicaments.

 

Je me demande donc si la situation en Belgique est tout à fait compatible avec ces arrêts qui concernent au départ l'Allemagne et l'Italie et qui vont, bien entendu, faire jurisprudence. Ensuite, la pharmacie reste-t-elle bien dans le giron du pharmacien comme tel? D'autres intervenants ne favorisent-ils pas progressivement les intérêts commerciaux au détriment des aspects de santé publique?

 

Voorzitter: Dirk Van der Maelen, ondervoorzitter.

Président: Dirk Van der Maelen, vice-président.

 

09.02  Marie Arena, ministre: Monsieur le président, monsieur Bacquelaine, en ce qui concerne l'arrêt du 19 mai 2009, la Cour européenne de Justice a en effet rendu un arrêt qui confirme que le monopole des pharmaciens peut être maintenu, ce en vue de garantir la délivrance au public de médicaments de qualité. Ce jugement fait suite à une plainte contre l'Allemagne et l'Italie où le monopole est en vigueur et peut être appelé à faire jurisprudence. L'arrêt de la Cour européenne de Justice ne concerne donc pas directement la Belgique mais, au contraire, conforte le système belge.

 

En ce qui concerne le projet pour le futur en Belgique, comme Mme Onkelinx l'a déjà dit à maintes reprises, elle est partisane de la vente exclusive de médicaments en pharmacie pour donner la meilleure garantie de protection de la santé publique. En outre, comme vous le soulevez, cela permet de mieux protéger le patient vis-à-vis des risques de l'achat de médicaments sur internet.

 

Pour ce qui est de la vente par internet, la délivrance de ces médicaments dans les pharmacies mêmes reste le principe de base. Une dérogation est toutefois prévue pour permettre aux seules pharmacies ouvertes au public autorisées en Belgique de vendre par internet, mais sous conditions très strictes, des médicaments à usage humain non soumis à prescription médicale ainsi que certains dispositifs médicaux. Il n'est pas possible pour des sociétés étrangères de se lancer dans le créneau de la vente de médicaments aux citoyens belges.

 

Enfin, en ce qui concerne l'information aux patients, la FPMS prépare actuellement, en collaboration avec la chancellerie du premier ministre, une large campagne de sensibilisation du public aux risques potentiels liés à l'achat de médicaments sur internet via les circuits illégaux. L'accent sera également mis sur le rôle du pharmacien qui est le garant de la qualité du médicament qu'il délivre et accompagne la délivrance de conseils indispensables au bon usage de médicaments que ce soit dans son officine ou pour les médicaments non soumis à la prescription qu'il vend par internet.

 

09.03  Daniel Bacquelaine (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je souhaite insister encore une fois sur la nécessité de maintenir la pharmacie chez les pharmaciens. Je m'exprime tout simplement car de plus en plus, il apparaît que de grandes chaînes de pharmacies prennent le pas sur les pharmaciens indépendants.

 

Ces chaînes ont bien entendu recours à des pharmaciens – c'est obligatoire – mais ceux-ci sont alors soit des salariés, soit des faux indépendants. Ils ont des comptes à rendre avant tout à la chaîne commerciale pharmaceutique, plutôt qu'aux patients, aux consommateurs de médicaments à qui des prescriptions ont été délivrées.

 

Je voudrais donc attirer l'attention de la ministre de la Santé sur cette dérive progressive. Il faut faire en sorte que les chaînes pharmaceutiques ne se développent pas de manière trop importante dans notre pays car je crois que la qualité du service risque d'en pâtir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Yvan Mayeur à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le registre d'attente et l'enregistrement d'adresses fictives" (n° P1103)

10 Vraag van de heer Yvan Mayeur aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het wachtregister en de registratie van fictieve adressen" (nr. P1103)

 

10.01  Yvan Mayeur (PS): Monsieur le premier ministre, je regrette que le président de l'assemblée en exercice nous ait quittés, car j'ai repris un communiqué de presse de M. Dewael, en charge de la politique d'asile en sa qualité de ministre de l'Intérieur au moment de la réforme et qui mentionne: "Une procédure rapide et performante devient la règle".

 

Madame la ministre, trois ans plus tard, c'est vous qui êtes responsable. Le moins que l'on puisse dire, c'est que c'est une catastrophe! La procédure est extrêmement lente. Elle prend plus de deux ans; les centres sont surpeuplés; l'arriéré au Conseil d'État ne se résorbe plus; les fixations ne sont plus faites en mois mais en années. Voilà la situation actuelle! Et la dernière nouveauté, alors que la réforme de la procédure devait annihiler cela, c'est d'inscrire de nouveaux arrivés au registre de la population, chaussée d'Anvers, 59b, soit à l'Office des étrangers, sur le territoire de la ville de Bruxelles.

 

La conséquence immédiate, c'est que toutes ces personnes viennent frapper à la porte du CPAS de Bruxelles, pour y demander une aide financière à laquelle ils n'ont pas droit, puisque la procédure prévoit une prise en charge en aide matérielle par le gouvernement fédéral. Cette situation est la résultante d'un trop plein dans les centres d'accueil, lié à deux éléments factuels:

- l'arriéré du Conseil d'État, qui n'est pas résorbé et qui date de la période antérieure à la procédure. Plus de 3.000 cas ne sont pas traités, ne sont pas fixés;

- le fait qu'aujourd'hui, la procédure rapide et performante qui devient la règle est inappliquée.

 

La ministre Turtelboom, en charge de l'asile, Open-Vld, fait de fausses domiciliations chaussée d'Anvers, 59b sur le territoire de la ville de Bruxelles. Je m'y suis rendu accompagné d'un huissier de justice pour constater que personne n'y habite. Cela s'appelle de la fraude sociale! Je ne vois pas en quoi mon CPAS doit être l'annexe de l'incompétence de la ministre de l'asile.

 

Donc, soit vous prenez une mesure radicale pour résoudre ce problème, soit vous laissez d'autres gérer la situation!

 

10.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, tout d'abord, il y a deux ans, la procédure d'asile prenait plus de deux ans. Maintenant, c'est six mois!

 

Avant toute chose, quelques principes de base pour éviter des malentendus qui jettent le trouble dans ce débat. Il ne faut pas confondre accueil et procédure d'asile. Pour ce qui est de l'accueil, quand un étranger introduit une demande d'asile, il peut bénéficier d'une aide matérielle uniquement. Pour cela, Fedasil doit déterminer un lieu obligatoire d'inscription. C'est une compétence exclusive de Mme Arena et de Fedasil.

 

Pour ce qui est de la procédure d'asile, quand un étranger introduit auprès de l'Office des étrangers sa demande d'asile, il doit communiquer son lieu de résidence: le lieu où il vit. À défaut, c'est la mention "Office des étrangers" qui apparaît. Il doit aussi faire élection de domicile pour le suivi du courrier dans le cadre de sa procédure d'asile. À défaut, c'est l'adresse du CGRA qui apparaît. La simple mention "Office des étrangers" comme lieu de résidence permet au CPAS de Bruxelles de constater que le demandeur d'asile ne réside pas effectivement à Bruxelles. Cette précision a été introduite à la demande du CPAS de Bruxelles - votre CPAS, monsieur Mayeur -, pour que celui-ci ne soit plus obligé d'octroyer une aide financière à un demandeur d'asile qui n'a pas obtenu de Fedasil un lieu obligatoire d'inscription.

 

En conclusion, si les demandeurs d'asile se présentent auprès de votre CPAS, c'est parce que Fedasil ne les accueille plus dans ses structures et cela n'a rien à voir avec le lieu de résidence ou l'élection de domicile. Au contraire, à votre demande, des mesures ont été prises pour éviter que le CPAS de Bruxelles soit obligé de les inscrire.

 

Voorzitter: Patrick Dewael, voorzitter.

Président: Patrick Dewael, président.

 

10.03  Yvan Mayeur (PS): Madame la ministre, je savais que vous n'étiez pas extraordinairement au fait de la situation, mais là, vous dépassez franchement l'entendement.

 

Si les gens ne sont pas à Fedasil, c'est parce que votre procédure n'est pas au point: vous ne respectez pas l'intention du législateur. Il reste un arriéré au Conseil d'État dont je dis que les fixations aujourd'hui ne sont plus en mois mais en années. Cela est de votre compétence.

 

Par ailleurs, effectivement, les gens sont inscrits à l'Office des étrangers et au CGRA pour élection de domicile. Oui, madame. J'ai même été condamné en justice, avec astreinte, avec obligation de venir en aide matérielle à ces gens inscrits chez vous par vous. Cela relève de votre incompétence! Désolé, mais je dois vous dire les choses telles quelles.

 

Il s'agit là d'un contournement de la législation. Pour moi, il est insupportable de continuer à travailler dans ces conditions. Très honnêtement, ce que vous (dés)organisez là n'est pas digne d'un ministre compétent et qui doit assumer cette charge au sein d'un gouvernement. Madame, franchement, tirez les conclusions de ce que vous n'êtes pas capable de faire et quittez votre fonction: vous êtes en train d'organiser de la fraude sociale à charge de mon CPAS, à charge des instances locales. C'est inadmissible de votre part!

 

Le président: Je dirais que l'incident est clos, mais vous ne me croiriez pas!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verzending van oproepingsbrieven in het Frans voor de verkiezingen in de gemeenten Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem" (nr. P1104)

- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verzending van oproepingsbrieven in het Frans voor de verkiezingen in de gemeenten Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem" (nr. P1105)

11 Questions jointes de

- M. Ben Weyts au ministre de l'Intérieur sur "l'envoi de convocations électorales en français dans les communes de Linkebeek, de Kraainem et de Wezembeek-Oppem" (n° P1104)

- M. Francis Van den Eynde au ministre de l'Intérieur sur "l'envoi de convocations électorales en français dans les communes de Linkebeek, de Kraainem et de Wezembeek-Oppem" (n° P1105)

 

11.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vandaag hebben drie faciliteitengemeenten bekendgemaakt dat zij opnieuw onwettig de oproepingsbrieven in het Frans zullen versturen, dat allemaal onder de aanvoering van Olivier Maingain die ervoor zal zorgen dat die oproepingsbrieven zullen worden gedrukt door en op kosten van een Brusselse gemeente. U weet wel, de Brusselse gemeenten die altijd vragen om meer Vlaams geld, zullen zorgen voor het drukken van de oproepingsbrieven. Dat is een bewuste provocatie van een regeringspartij, het FDF, die de middelvinger opsteekt naar zes miljoen Vlamingen.

 

Minister De Padt, u zult moeten optreden. Het arrest van de Raad van State van 16 juni 2008 bepaalt dat de oproepingsbrieven allemaal in het Nederlands moeten zijn en, ten tweede, dat de toenmalige rondzendbrief van de federale minister van Binnenlandse Zaken, die iets anders bepaalde, onwettig is. Wat hebt u gedaan? U hebt diezelfde rondzendbrief die door de Raad van State onwettig werd bevonden, opnieuw uitgevaardigd. Ik heb hem hier bij. Hij stond op 17 april 2009 in het Belgisch Staatsblad. Wat staat daarin, mijnheer de minister? Ik citeer: “De bescheiden te gebruiken in de betrekkingen met particulieren, zoals oproepingsbrieven, worden gesteld in de taal van de belanghebbenden in de gemeenten met een speciale regeling.” Heel die logica die ingaat tegen de rondzendbrief-Peeters, hebt u opnieuw toegepast. De Raad van State zegt dat de logica van die omzendbrief onwettig is, terwijl u hem opnieuw hebt uitgevaardigd.

 

De voorzitter: Het is geen interpellatie. Wat zijn uw vragen?

 

11.02  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Mijnheer de minister, wanneer gaat u optreden? Als u de gouverneur kunt sturen naar de Vlaamse gemeentebesturen die de oproepingsbrieven uit protest niet willen versturen, dan kunt u de gouverneur ook naar die gemeentebesturen sturen die weigeren de wettige oproepingsbrieven te versturen.

 

Ten tweede, de Franstaligen zeggen dat u bevoegd bent. Wel, zeg hen eens dat de Vlaamse regelgeving telt.

 

11.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de context hoef ik niet te schetsen. Die werd geschetst door de vorige spreker.

 

Los van de juridische argumenten die hier naar voren zijn geschoven en die erop wijzen dat u dringend tussenbeide moet komen, zit u, mijnheer de minister van Binnenlandse Zaken, als regering en als verantwoordelijke minister, met een ernstig politiek probleem.

 

Want wat gebeurt er in feite? De Vlaamse regelgeving wordt bewust overtreden door de radicaal liberale en nogal rechts getekende MR, die zich op dat vlak aansluit bij…

 

De voorzitter: (…)

 

11.04  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Ik ben met mijn vragen bezig, mijnheer de voorzitter. Ik ga hier trouwens geen debat aan met u maar met de minister van Binnenlandse Zaken.

 

De voorzitter: Let op dat u binnen de tijd blijft. Stel uw vragen.

 

11.05  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Wel, ik ben er mee bezig.

 

Mijnheer de minister, u zit in een regering met die MR, die uitsluitend steunt op een extremistische en etnische Franstalige partij die het Frans als een superieure taal beschouwt en dat heel goed aantoont door de werking van de heer Maingain, burgemeester van een Brusselse gemeente, die zich gaat bemoeien met wat in een Vlaamse gemeente gebeurt en daar zijn geld in steekt.

 

Wel, mijnheer de minister van Binnenlandse Zaken, ik heb één vraag voor u. De MR heeft onlangs – terecht, dat moet ik beamen – de PS infréquentable genoemd. Daarin heeft MR gelijk, maar het wordt tijd dat Vlaamse ministers, ook als zij gematigd zijn zoals u, de MR en het FDF ook infréquentable noemen, want zij zijn op dat vlak nog erger. Het zijn kampioenen in Vlamingenhaat. Wanneer gaat u een politieke consequentie verbinden aan hun houding?

 

Ik heb nog een laatste opmerking, voorzitter.

 

Mijnheer de minister van Binnenlandse Zaken, u probeert ons toch te doen geloven in België? Wel, probeer dit op te lossen, want u zult het geloof in België niet herstellen door het organiseren van concerten met overjarige charmezangers!

 

11.06 Minister Guido De Padt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Weyts, vooraf dit, had ik niet zelf de rondzendbrieven gelezen, zou ik uw verhaal hebben geloofd. U weet ook dat datgene waaraan u refereert, handelt over formulieren die uitgaan van de vrederechters en dies meer. De passage die u hebt vernoemd, is trouwens een letterlijke weergave van wat in de bestuurstaalwet staat.

 

Over de grond van de zaak wil ik opmerken dat in de kieswetgeving de gouverneur de bevoegdheid verleent om er zorg voor te dragen dat het college van burgemeester en schepenen de oproepingsbrief aan iedere kiezer verstuurt met respect voor de termijn die wettelijk is vastgelegd, met name minstens 15 dagen voor de dag van de verkiezingen. Dat is concreet zaterdag 23 mei. De oproepingsbrieven, blijkens de verklaring in de pers, zouden binnen deze termijn zijn verstuurd.

 

Daarnaast heb ik reeds eerder aan de gouverneur gevraagd om de nodige maatregelen te nemen opdat de verkiezingen van 7 juni zouden worden georganiseerd in naleving van de kieswetgeving.

 

Met betrekking tot de toepassing van de gecoördineerde bestuurstaalwet, die overigens van openbare orde is, bij de oproepingsbrieven komt het de Gewesten toe om dienaangaande desgevallend als toezichthoudende overheid op te treden.

 

Ik zal uiteraard verder overleg plegen met mijn Vlaamse collega, Marino Keulen, om na te gaan op welke wijze aan deze problematiek een gepaste oplossing kan worden gegeven.

 

11.07  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de minister, minister Keulen heeft vandaag in de pers verklaard dat u bevoegd bent voor de organisatie van de verkiezingen. Het is uw administratie die dergelijke rondzendbrieven uitvaardigt. De Raad van State heeft gezegd dat de vorige omzendbrief onwettig was. U heeft die opnieuw uitgevaardigd. U zegt nu dat u nagenoeg niet bevoegd bent. U bent wel bevoegd en minister Keulen heeft dit vandaag ook beaamd in de pers. U kaatst de bal naar mekaar toe.

 

CD&V en Open Vld, in het Vlaams Parlement zegt u dat de rondzendbrief-Peeters moet worden nageleefd en als hij niet wordt nageleefd dan vliegt men in de bak. Hier werkt u actief mee aan het overtreden van die rondzendbrief-Peeters. Er is zelfs een Open Vld-minister die daarin het voortouw neemt.

 

Alstublieft zeg, gedaan met deze anti-Vlaamse regering!

 

11.08  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is geen antwoord.

 

Wij stellen u het dilemma voor, namelijk dat u een regering vormt met een partij die er niet beter op vindt dan de Vlaamse regelgeving in Vlaanderen vanuit Brussel te overtreden, met de steun van een van de meest prominente leden van die partij, de heer Maingain.

 

En wat antwoordt u? U antwoordt dat u overleg zult plegen met de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Dat is naast de kwestie.

 

Leer eens een politiek antwoord geven en leer eens zeggen dat u met die FDF geen koekjes kunt bakken en dat er eindelijk een beslissing moet worden genomen.

 

Dat u het regime wil redden, is uw recht, maar probeer het dan tenminste rechtvaardig te doen en niet telkens de Vlamingen als kop van Jut te gebruiken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de sociale fraude inzake invaliditeitsuitkeringen" (nr. P1106)

12 Question de Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice sur "la fraude sociale en matière d'allocations d'invalidité" (n° P1106)

 

12.01  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, een ding is zeker: ons sociaalzekerheidsstelsel is uniek. U liet een controleactie uitvoeren bij de ziekenfondsen omdat er duidelijke aanwijzingen waren dat de interne controleprocessen van sommige ziekenfondsen gebrekkig of onvoldoende zouden zijn. De resultaten waren toch wel indrukwekkend.

 

De gegevens die u ter beschikking stelde, hebben het over 8,6 miljoen euro aan onterecht betaalde uitkeringen terwijl de gecontroleerde mutualiteiten blijkbaar wel in de mogelijkheid waren om regularisaties uit te voeren. Om die regularisaties uit te voeren, beschikten zij bovendien wel over voldoende informatie. Het verbaast mij nog het meest dat het hier een combinatie betreft van een uitkering met reguliere arbeid en niet met zwartwerk.

 

Er zijn overduidelijke onvolkomenheden bij de controles door de ziekenfondsen. Zovele mensen die recht hebben op een uitkering en er vandaag geen krijgen, zovele mensen die op wachtlijsten staan of die alsnog een negatief antwoord krijgen op een vraag om uitkering, zijn finaal de dupe van het feit dat er wordt gesjoemeld in deze sector. Onze vrees is dan ook dat degenen die de uitkering onrechtmatig hebben ontvangen finaal ook de dupe zullen zijn en het bedrag zullen moeten terugbetalen, terwijl de ziekenfondsen dit systeem hebben georganiseerd en onvoldoende hebben gecontroleerd. Ik geef ook nog mee dat vandaag 957 miljoen euro, bijna een miljard, wordt gespendeerd aan die sector. De mutualiteiten mogen dit bedrag besteden aan hun werkingskosten.

 

Ik had dan ook een aantal vragen. Kunt u mij zeggen welke ziekenfondsen er werden gecontroleerd? Werden zij allemaal gecontroleerd? Gebeurde dit steekproefsgewijze? Is er in dit dossier overleg gepleegd met uw collega-minister verantwoordelijk voor de mutualiteiten, mevrouw Onkelinx? Zal men de ziekenhuizen sanctioneren en deze bedragen terugvorderen van de mutualiteiten?

 

De voorzitter: Deze problematiek kwam gisteren aan bod in de commissie. Ik heb deze vraag toegelaten omdat er deze voormiddag op de radio opnieuw verklaringen over zijn afgelegd. Ik vond dat dus correct. Een stuk van de discussie is echter gisteren in de commissie gevoerd, dat zult u met mij toegeven.

 

12.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw De Maght, gisteren heeft collega Vandeurzen hierover een vraag gesteld in de commissie voor de Sociale Zaken en is er een uitvoerige discussie geweest over deze problematiek. Ik ga dus niet in herhaling vallen. U hebt mij drie precieze vragen gesteld.

 

Ten eerste, ik kan u bevestigen dat het bedrag van 8,6 miljoen euro dat u genoemd hebt correct is. Dat is juist.

 

Ten tweede, ik moet u signaleren dat dit betrekking heeft op 767 gevallen op een totaliteit van 230.000 invaliditeitsgerechtigden. Procentueel gezien gaat het dus over 0,5 procent.

 

Het was een globaal onderzoek in het kader van het beleid van de regering dat erin bestaat om effectief werk te maken van de strijd tegen de fraude op alle domeinen, zowel op het fiscale als op het sociale vlak. Op het sociale domein hebben we enerzijds de bijdragefraude en anderzijds de uitkeringsfraude. Dit heeft uiteraard betrekking op uitkeringsfraude. Het was dus een globaal onderzoek waarbij men voor de eerste keer gegevens met elkaar gewisseld heeft en databanken met elkaar geconfronteerd, iets wat in de toekomst nog veel meer zal gebeuren. In 2008 heeft men dat voor de eerste maal kunnen doen in de sector van de gezondheidszorg, waar men databanken van invaliditeitsuitkeringen heeft geconfronteerd met lonen en met opzegvergoedingen. Zo is men tot die resultaten gekomen.

 

Het was dus geen onderzoek naar de ziekenfondsen zelf maar een onderzoek naar misbruiken, misbruiken die dan ook aan het licht zijn gekomen. Bij bepaalde van die misbruiken hebben de ziekenfondsen een rol te spelen. Wij kunnen zeggen dat over het algemeen de ziekenfondsen de rol die zij in het Belgische gezondheidssysteem opnemen op een zeer goede en correcte manier vervullen.

 

Hier hebben wij evenwel vastgesteld dat inzake de opvolging van een aantal dossiers, voor bepaalde categorieën van dossiers ging dit tot 75 procent, de recuperatie van de ten onrechte uitbetaalde bedragen is achtergebleven. Daarvoor zullen maatregelen worden genomen.

 

Daarover is er ook overleg met de ziekenfondsen. De ziekenfondsen gaan zichzelf ook beter organiseren om dit in de toekomst te doen. De bedoeling is ook om in de toekomst te werken met een aantal indicatoren waarmee de ziekenfondsen rekening zullen moeten houden. De automatische en onmiddellijke eis tot terugbetaling van onverschuldigde uitbetalingen zal daarvan één element zijn.

 

Dit is ook besproken geworden in het beheerscomité van het RIZIV. Wij kunnen er alle vertrouwen in hebben dat de ziekenfondsen zich daaraan zullen houden.

 

In verband met collega Onkelinx, alles wordt in de regering collegiaal besproken. Mevrouw Onkelinx, die de voogdijminister is van het RIZIV is uiteraard bij dit dossier betrokken. De regering als geheel maakt een prioriteit van de fraudebestrijding in de diverse sectoren van de samenleving.

 

Uw derde vraag had betrekking op de terugvordering. Daarop heb ik reeds geantwoord.

 

12.03  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, uit uw toelichting heb ik niet begrepen of er bij alle ziekenfondsen steekproefsgewijs een controle gebeurd is. Heeft men op basis van een aantal factoren een steekproef uitgevoerd of werden alle dossiers onderzocht die betrekking hebben op de combinatie uitkering en opzegvergoeding? Dat heb ik niet begrepen.

 

Ik heb in mijn inleiding gezegd dat ons systeem uniek is en dat het betaalbaar moet blijven. Daarom moeten wij misbruiken zeker en vast vermijden. Het verbaast mij toch dat dergelijke zaken nog niet boven water zijn gekomen en nog niet gedetecteerd werden, want op basis van de belastingaangifte, waarop men duidelijk moet aangeven welke inkomsten men gegenereerd heeft, zou dat ook al gebleken moeten zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Mme Clotilde Nyssens au secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi, et en ce qui concerne les aspects du droit des personnes et de la famille, adjoint au ministre de la Justice sur "les conflits d'intérêts" (n° P1107)

13 Vraag van mevrouw Clotilde Nyssens aan de staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, en wat de aspecten inzake personen- en familierecht betreft, toegevoegd aan de minister van Justitie over "de belangenconflicten" (nr. P1107)

 

13.01  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, étant donné l'actualité et les "affaires", je ne peux pas m'empêcher de vous poser une question d'ordre général.

 

Il me revient que vous auriez préparé et adopté des circulaires pour mieux réglementer les conflits d'intérêts ou du moins les éviter. Je viens donc aux nouvelles.

 

Est-ce que le gouvernement fédéral, en particulier dans le domaine de vos compétences, dispose de règles de déontologie écrites qui règlent les conflits d'intérêts éventuels? En effet, certains cas révélés dans les semaines passées nous poussent à être plus exigeants sur ce sujet.

 

Envisagez-vous de prendre des nouvelles mesures indépendamment de ce que vous auriez déjà fait?

 

13.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Nyssens, au début du mois de mars, de nouvelles règles ont été adoptées par le gouvernement en matière de conflit d'intérêts et de déontologie dans les marchés publics, sur la base d'une circulaire déposée par le premier ministre et par moi-même et qui concerne tous les agents de l'administration. Nous avons voulu l'étendre aux membres des cellules stratégiques et aux membres du gouvernement.

 

C'est donc une déclaration que toutes ces personnes doivent remplir lors d'un marché public. Elles assurent ainsi connaître la législation relative aux marchés publics et aux conflits d'intérêts et promettent de la respecter. Il y a aussi une obligation de dénonciation de tout risque de conflit d'intérêts pouvant survenir dans le cadre d'un marché public. Nous exprimons de la sorte notre volonté que chaque agent, chaque membre des cellules stratégiques et chaque membre du gouvernement soient informés et ne puissent plus prétendre avoir agi en ignorant les règles.

 

Nous avons accompli ce pas bien avant la triste semaine passée. C'est important et nous devons continuer dans cette direction.

 

C'est pourquoi dans les prochaines semaines, je déposerai avec le premier ministre une clarification et diverses propositions dans le même sens en vue d'étendre le champ d'application, notamment pour ne plus se limiter aux marchés publics, mais pour toucher également les subventions, par exemple, et pour mieux définir l'ensemble des personnes touchées par cette circulaire.

 

Il conviendra aussi de déterminer l'autorité à contacter en cas de conflit d'intérêts lors d'un marché public. Pour l'administration, les fonctionnaires, les cellules stratégiques, c'est le Bureau éthique et déontologie de l'administration du Budget. Il me semble aussi logique que la supervision pour les membres du gouvernement soit effectuée au niveau du premier ministre.

 

13.03  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. J'ai bien entendu que vous avez codifié des règles déontologiques qui existeraient et que vous avez l'intention de les étendre. Vous avez même prévu les sanctions et le lieu où ces contrôles doivent s'opérer. Je vous invite à aller de l'avant car, aujourd'hui, notre démocratie demande d'être excessivement sévère et clair en ce qui concerne les conflits d'intérêts.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Agenda

14 Agenda

 

De voorzitter: Wij zijn aan het einde van onze werkzaamheden gekomen. De volgende plenaire vergadering vindt op donderdag 28 mei 2009 plaats.

 

14.01  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de Kamer heeft geen agenda volgende week.

 

De voorzitter: De goedkeuring van de agenda voor volgende week staat niet op de agenda van vandaag.

 

14.02  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dus om een of andere reden heeft de Kamer beslist om volgende week geen agenda te hebben.

 

De voorzitter: De Kamer zal volgende week een agenda bepalen. Stel u gerust.

 

14.03  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dat is een goede belofte. Wij weten echter niet wat u precies belooft.

 

De voorzitter: Het vastleggen van de agenda staat vandaag niet op de agenda. Hebt u vijftig leden die u steunen om uw verzoek vandaag op de agenda te plaatsen?

 

14.04  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik vraag enkel waarom de Kamer volgende week geen agenda heeft. Kan u niets uit uw duim zuigen dat interessant genoeg is om de Kamer gaande te houden?

 

De voorzitter: Wij zullen voor het bepalen van de agenda volgende week de Conferentie van voorzitters samenroepen.

 

14.05  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Dat gebeurt dus volgende week pas.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 28 mei 2009 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 28 mai 2009 à 14.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 15.55 uur.

La séance est levée à 15.55 heures.

 

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met volgnummer CRIV 52 PLEN 099 bijlage.

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro consécutif CRIV 52 PLEN 099 annexe.