Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 3 février 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 3 februari 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Pieter De Crem, Yves Leterme, Didier Reynders, Melchior Wathelet.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Hendrik Bogaert, Hans Bonte, Minneke De Ridder, Guy D'haeseleer, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

Barbara Pas, congé de maternité / zwangerschapsverlof;

Mathias De Clercq, empêché / verhinderd.

 

01 Renvoi d'une proposition de loi en commission

01 Verzending van een wetsvoorstel naar commissie

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 2 février 2011, je vous propose de renvoyer la proposition de loi de Mmes Sabien Lahaye-Battheu et Carina Van Cauter et M. Patrick Dewael modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la comparution personnelle et la tentative de conciliation en cas de divorce (n° 756/1 à 6) en commission de la Justice, afin d'y examiner de nouveaux amendements.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 2 februari 2011, stel ik u voor het wetsvoorstel van de dames Sabien Lahaye-Battheu en Carina Van Cauter en de heer Patrick Dewael tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de persoonlijke verschijning en de poging tot verzoening bij echtscheiding betreft (nrs 756/1 tot 6) terug naar de commissie voor de Justitie te zenden teneinde nieuwe amendementen te bespreken.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

02 Communication

02 Mededeling

 

Par lettre du 2 février 2011, M. Laurent Louis nous informe de son exclusion du Parti Populaire.

Bij brief van 2 februari 2011, deelt de heer Laurent Louis mede dat hij uit de Parti Populaire uitgestoten is.

 

Il siégera en tant que député indépendant.

Hij zal voortaan zetelen als onafhankelijk lid.

 

03 Conseil d'État – conseiller d'État francophone

03 Raad van State – Franstalige staatsraad

 

La liste de trois candidats présentés par le Conseil d'État pour une place de conseiller d'État francophone, vous a été communiquée au cours de la séance plénière du 27 janvier 2011.

De lijst met drie kandidaten voorgedragen door de Raad van State, voor een ambt van Franstalige staatsraad, werd u meegedeeld tijdens de plenaire vergadering van 27 januari 2011.

 

Étant donné que la présentation n’est pas unanime, la Chambre des représentants peut, conformément à l’article 70, § 1er, alinéa 8, des lois sur le Conseil d’État, et dans un délai ne pouvant dépasser trente jours à compter de la réception de la présentation, soit confirmer la liste présentée par le Conseil d'État, soit présenter une autre liste de trois noms qui fait l'objet d'une motivation formelle.

Aangezien de voordracht niet unaniem is, kan de Kamer van volksvertegenwoordigers, overeenkomstig artikel 70, § 1, achtste lid, van de wetten op de Raad van State, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de voordracht, hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen, hetzij een andere lijst met drie namen die uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, voordragen.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 2 février 2011, je vous propose de confirmer la liste présentée par le Conseil d'État.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 2 februari 2011 stel ik u voor de door de Raad van State voorgedragen lijst te bevestigen.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Questions

Vragen

 

04 Questions jointes de

- M. Patrick Moriau au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les révélations de WikiLeaks sur le monde politique belge" (n° P0020)

- M. Dirk Van der Maelen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les dossiers WikiLeaks" (n° P0021)

- M. Wouter De Vriendt au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les dossiers WikiLeaks" (n° P0022)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Patrick Moriau aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de WikiLeaksonthullingen over de Belgische politieke wereld" (nr. P0020)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de WikiLeaksfiles" (nr. P0021)

- de heer Wouter De Vriendt aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de WikiLeaksfiles" (nr. P0022)

 

04.01  Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, chers collègues, monsieur le premier ministre, depuis les révélations de WikiLeaks, le problème n'est pas de savoir si M. De Crem est un atlantiste, on le sait. On sait aussi que lorsqu'il a été désigné à la Défense, les faucons de Washington se sont réjouis. D'ailleurs, son premier voyage aura été pour Washington, sans doute pour aller y présenter ses lettres de créance militaristes.

 

Le problème n'est pas non plus de savoir qui est responsable de la décision. On sait qu'il y a eu une décision du gouvernement et nous faisons confiance à notre vice-première ministre pour tempérer les bellicistes va-t-en-guerre. La vraie question, monsieur le premier ministre, mise en exergue par WikiLeaks, est la suivante. Trouvez-vous normal qu'un ministre de votre gouvernement ait usé de ce qu'il appelle pudiquement un "trafic diplomatique" afin de vous faire prendre une décision ainsi qu'à ses collègues, en suggérant via l'ambassadeur des États-Unis trois propositions qui nous ont été faites par Mme Clinton et que le gouvernement a acceptées?

 

Trouvez-vous cela normal? N'avez-vous pas le sentiment d'avoir été court-circuité? Subsidiairement, M. De Crem est-il un ministre du gouvernement belge ou un sous-sous-sous-sous-ministre du gouvernement américain?

 

04.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de eerste minister, intussen zijn we in deze Kamer al wat gewoon van uw ministers, maar wat De Standaard zaterdag heeft onthuld, slaat echt alles.

 

Pieter De Crem, niet alleen een partijgenoot maar ook een minister in uw regering, heeft een een-tweetje opgezet met Hillary Clinton om uw regering onder verhoogde druk te zetten om de Amerikanen te volgen in hun Afghanistanpolitiek. Wie is het mikpunt van die druk geweest? U. Volgens diezelfde mail was u grudging. U hebt getwijfeld en geaarzeld. U wilde niet ingaan op de voorstellen van Pieter De… pardon, op de voorstellen van de Verenigde Staten die bij monde van Pieter De Crem in de regering werden geformuleerd.

 

Elke eerste minister die zoiets leest in een zo respectabele krant als De Standaard, komende van een onbetwijfelbare bron, zou reageren. Maar neen, het was Pieter De Crem die werd uitgestuurd, volledig zen, en zich natuurlijk van geen kwaad bewust. Hij beseft nog niet dat hij hiermee een grens heeft overtreden. Een minister van een Belgische regering wordt toch geacht om de belangen van België te dienen en niet als een slaafje de belangen van een andere staat te verdedigen binnen een regering? Tot nu is er van uw kant een oorverdovende stilte. Nog niks hebben wij gehoord over dat straf verhaal.

 

Wist u van de manoeuvres van uw partijgenoot en minister van Defensie?

 

Heeft u al onderzocht of het gedrag van uw minister van Defensie eenmalig is geweest?

 

Behoudt u uw vertrouwen in Pieter De Crem? Mag hij van u het dossier-Afghanistan verder blijven beheren?

 

04.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, ik heb de telexberichten bij die gelekt zijn op WiliLeaks. Het zijn telexen die zwart op wit en objectief bewijzen dat minister De Crem niet alleen de beste bondgenoot is van de Verenigde Staten, maar ook dat hij er niet voor terugdeinst om, via een verborgen strategie, via een een-tweetje met buitenlandse leiders, de arm van zijn eigen premier om te wringen en zijn eigen regering onder druk te zetten.

 

In die telexberichten lezen we onder andere dat de premier een hard sell blijft, een harde noot, moeilijk om te kraken, moeilijk om te overtuigen. Uit wat we verder in de telexberichten lezen blijkt een eerste teken van verdeeldheid.

 

Voorts lezen we in de telexberichten van de Amerikaanse ambassade dat Pieter De Crem een kritische, doorslaggevende rol heeft gespeeld in het overtuigen van de Belgische regering om er in Afghanistan een andere strategie op na te houden. De telex spreekt over “behind-the-scenes calls and contacts”, met andere woorden: contacten, door onze eigen minister van Landsverdediging, om het beleid van de Belgische regering te beïnvloeden.

 

Collega’s, het gaat over Afghanistan en over een hoogst persoonlijke strategie van een minister om tot een puur militaristische houding in Afghanistan te komen. Die militaristische houding heeft daar de voorbije tien jaar echter tot geen enkel resultaat geleid. Ik wil u herinneren aan het feit dat 2010 het bloedigste jaar was op het vlak van burgerdoden.

 

Mijnheer de premier, Pieter De Crem is als minister een factor van onbetrouwbaarheid in uw regering. U weet dat hij er niet voor terugdeinst om verborgen een-tweetjes op te zetten met buitenlandse leiders. Er is dus een probleem van vertrouwen, want u kunt er niet meer zeker van zijn welke belangen Pieter De Crem verdedigt als hij spreekt. Verdedigt hij de Belgische belangen of de Amerikaanse belangen?

 

Laten wij misschien toch even stilstaan bij een vraag. Dankzij WikiLeaks weten we nu dat Pieter De Crem die mechanismen heeft opgezet in Afghanistan. We weten echter niet of hij hetzelfde heeft gedaan in andere domeinen.

 

WikiLeaks zegt zeer duidelijk dat ook inzake ontwikkelingssamenwerking en inzake de opvang van Guantanamogevangenen Pieter De Crem het eerste aanspreekpunt was van de ambassade. Voor alle duidelijkheid, dat zijn domeinen die niet tot zijn bevoegdheden behoren, maar tot die van Charles Michel en Steven Vanackere.

 

Ik vraag mij af: wat als België zich moet uitspreken over de volksopstand in Egypte? Wat als minister De Crem over dat agendapunt in de Ministerraad opstaat, zijn stem verheft en uitspraken doet? Welke belangen zal hij dan verdedigen? Zullen het de mensenrechten zijn of zullen het de Amerikaanse belangen in het Midden-Oosten zijn?

 

Er is een probleem van vertrouwen, mijnheer de eerste minister. U hebt een politiek probleem. Mijn enige vraag aan u is heel eenvoudig: hoe zult u de geloofwaardigheid van uw buitenlandbeleid, hoe zult u de geloofwaardigheid van uw Afghanistanbeleid herstellen?

 

04.04 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, mag ik van bij de aanvang mijn verwondering uitdrukken over het feit dat men, zeker de collega’s die een vraag stelden, blijkbaar kritiekloos voor waar aanneemt wat in kranten– tot daar aan toe – en telexen staat van de hand van de ambassadeur van de Verenigde Staten in ons land.

 

Zelf soms het voorwerp zijnde van dingen die in dat verband gezegd en geschreven worden, moet ik zeggen – al heb ik niet de gelegenheid gehad al die artikelen en WikiLeaks te lezen, noch is dat mijn prioriteit – dat ik wat ik over die telexen vernomen heb, met vele korrels zout neem. Naar de woorden van de heer De Crem: “Het benadert de waarheid, maar de nuance is belangrijk.”

 

Wat telt, dames en heren, is dat inzake het Afghanistanbeleid er twee cruciale momenten geweest zijn waarop onder mijn voorzitterschap beslissingen genomen zijn over ons engagement in Afghanistan. Het zijn belangrijke momenten van afweging geweest, niet alleen wegens de kostprijs van de missie, maar vooral omdat het gaat om taken die wij moeten volbrengen als bondgenootschap en waarvoor wij moeten optreden als loyale bondgenoot, terwijl dit engagement van ons land mensenlevens in gevaar kan brengen.

 

Lorsque nous avons pris ces décisions le 4 décembre 2009 et début avril 2010, le sort de nos compatriotes militaires engagés dans ces actions était d'une importance majeure. Nous avons tenu compte de tous les éléments du dossier.

 

Ik ben helemaal niet verbaasd – de heer De Crem heeft dit terecht onderstreept – dat aan zulke ontmoetingen, zoals de ontmoeting op 4 december met mevrouw Clinton, heel wat diplomatiek verkeer voorafgaat.

 

Daaraan is niets geheim, des te minder, omdat op 4 december – dat is drie à vier dagen na 1 december – president Obama in zijn speech voor de academie van West Point heel duidelijk had uitgetekend wat de heroriëntatie is van het beleid van de Verenigde Staten in Afghanistan. Collega’s, de vraag met betrekking tot het engagement van ons land in Afghanistan kwam helemaal niet als een verrassing over. Het feit dat daar gesproken wordt onder diplomaten over de wijze waarop vragen zullen worden geformuleerd in het onderhoud met mevrouw Clinton, is de normaalste zaak van de wereld, wat ook gebeurt onder andere regeringen met andere ministers.

 

Wij zijn niet onder de indruk gekomen van de vraag naar extra troepen op 4 december en naar een onmiddellijke beslissing inzake verlenging. Wij hadden trouwens het dossier-Afghanistan eerder die dag afgehandeld betreffende de termijn, door te beslissen om in een extra engagement te voorzien inzake veiligheidstroepen en om de Afghaanse verantwoordelijken voor de interne veiligheid te ondersteunen.

 

Het tweede moment waarop wij een beslissing hebben genomen, was in april 2010, over de verlenging van onze aanwezigheid – een aanwezigheid, collega Van der Maelen, waarover indertijd nog onder uw meerderheid is beslist – tot 2011. Ik heb reeds de gelegenheid gehad, ook in het kader van debatten ter evaluatie van de recente NAVO-top, om in te gaan op de argumentatie voor onze aanwezigheid aldaar tot einde 2011 en de transitie, die daarmee gepaard moet gaan.

 

Iedereen zal zich herinneren dat op het moment dat wij die beslissing moesten nemen, de ambassadeur van de Verenigde Staten bij de collega's Vanackere en De Crem en mezelf een aantal demarches heeft gedaan en die zelfs heeft uitgebreid tot de leden van het kernkabinet, waarop ik te kennen heb gegeven wat ik daarvan dacht. Die demarches hebben ons in elk geval niet belet om de beslissingen te nemen, rekening houdend met de argumenten die ik daarstraks heb geschetst. Enerzijds is het namelijk onze ambitie om onze job te doen als loyale bondgenoot in de NAVO. Anderzijds doen wij dat met zeer veel zorg voor de menselijke offers, die daarmee gepaard gaan.

 

Dat is de werkelijkheid. Of ik nu hard to sell ben, of hoe men dat ook in WikiLeaks of andere teksten zegt, dat is de manier waarop de beslissingen zijn genomen door de voltallige regering, uiteraard mede op voorstel van collega De Crem.

 

Om af te ronden, antwoord ik nog op uw vraag, mijnheer Van der Maelen.

 

Je parle au nom du gouvernement en son entièreté. Tout le gouvernement a une entière confiance dans le collègue Pieter De Crem et supporte l'action de la Défense dans le dossier Afghanistan, comme dans les autres dossiers.

 

Er mag geen twijfel zijn: de voltallige regering, gesteund door de meerderheid, steunt het beleid dat op initiatief van collega De Crem wordt gevoerd. Inzake het dossier Afghanistan blijven wij trouw aan de beslissingen die zijn genomen.

 

04.05  Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, vous dites que l'on prend comme argent comptant les télex, les articles de presse. J'aurais préféré qu'à l'instar de Michel Rocard, vous reconnaissiez les faits et que vous vous en expliquiez.

 

Cela dit, vous venez, en quelques sorte, de reconnaître ces faits, même si vous les minimisez. J'en déduis donc que l'embarras est certain. En effet, entre la réponse faite à la presse par M. De Crem, celle qu'il a donnée hier en commission de la Défense et la vôtre, on constate plus que des nuances.

 

Il est vrai que quand M. De Crem répond à une question, on ne se rappelle généralement plus de cette dernière. Mais, pour ma part, j'ai la chance d'avoir une bonne mémoire et je peux vous dire qu'il existe des divergences de vues si l'on considère vos deux réponses.

 

Je conclus donc, comme hier en commission, que nous avons connu, avec Tony Blair, le caniche de Georges Bush et que nous connaissons aujourd'hui le chihuahua de Mme Clinton. Mais je suis quand même heureux car il ne s'agit pas d'une histoire belge! En effet, encore grâce à WikilLeaks, on a pu constater que quand M. Sarkozy était ministre, il lui est arrivé de dénigrer son parti, son pays, son premier ministre et son président lors d'une intervention à l'américaine en Irak. Nous vivons aujourd'hui à l'époque des "caniches", et c'est bien regrettable.

 

Je n'ai pas abordé la question de la politique en Afghanistan; je vous ai simplement posé une question sur ce "pudique trafic diplomatique". Je constate que vous en avez connaissance, que vous en admettez l'existence et que vous le minimisez. C'est une manière de voir les choses!

 

04.06  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik stel vast dat u voor 99 % de waarheid hebt gezegd, toen u verklaarde dat de hele regeringsmeerderheid vertrouwen in Pieter De Crem had.

 

Mijnheer de eerste minister, u antwoordt, ten eerste, dat wat in de telex van De Standaard wordt beschreven, normaal diplomatiek verkeer is. Het spijt mij, maar ik verzoek u de telex te lezen. Wat u zegt, is immers niet de mening van de VS-ambassadeur. De VS-ambassadeur is erg lovend voor het uitslovingswerk van Pieter De Crem om ervoor te zorgen een onwillige eerste minister en andere regeringspartijen, die aarzelen om op zijn voorstellen in te gaan, over de brug te halen. Het uitslovingswerk van Pieter De Crem wordt heel lovend omschreven en kan zeker niet onder het normale diplomatieke verkeer worden gecatalogeerd.

 

Ten tweede, u hebt zich aangesloten bij het andere argument van Pieter De Crem van gisteren. Toen namelijk mevrouw Clinton op 4 december 2010 op bezoek kwam, heeft de regering diezelfde ochtend al een beslissing genomen.

 

Voor wie nemen Pieter De Crem of de eerste minister ons? Ik zal u vertellen hoe een en ander is verlopen.

 

De samenzwering is door Pieter De Crem in november 2010 opgezet. Hij heeft alle nuttige informatie gegeven en zelfs de vraag gesouffleerd. Hij heeft aangeduid op wie druk moest worden uitgeoefend. Mijnheer de eerste minister, dat was op u in de eerste plaats. Dat werd doorgestuurd naar het State Department van mevrouw Clinton. De diplomaten van mevrouw Clinton hebben met de Belgische diplomaten van Steven Vanackere contact opgenomen. Zij hebben erop gewezen dat, wanneer minister Clinton op bezoek kwam, België zich mocht verwachten aan vraag 1 ingefluisterd door Pieter De Crem, aan vraag 2 gesouffleerd door Pieter De Crem en aan vraag 3 voorgesteld door Pieter De Crem.

 

Natuurlijk kon u, toen de regering in de ochtend van 4 december 2010 samenkwam om voornoemde vragen van de Verenigde Staten te bekijken, al een beslissing nemen, vooraleer u mevrouw Clinton had gezien. De beslissing was echter wel het resultaat van de samenzwering van Pieter De Crem.

 

Mijnheer de eerste minister, ten slotte nog dit, en het ontroert mij; waarschijnlijk is dat de christelijke vergevingsgezindheid. In dezelfde mail staat een tweede verhaal, dat vertelt op welke manier achter uw rug uw minister van Landsverdediging te werk ging. Het gaat om dezelfde mail, met name de mail van de heer Gutman. In deze mail staat een tweede verhaal, dat u wel kent. Het gaat over uw standpunt, in uw hoedanigheid van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken, inzake Kleine Brogel en de tactische kernwapens.

 

Ik lees wat hier staat.

 

U was toen van plan om het Duitse initiatief te volgen om druk uit te oefenen binnen de NAVO om die wapens terug te trekken. En wat blijkt? Ik zal het in het Amerikaans lezen: “However, Belgian minister of Defence and ministry of Foreign Affairs officials apparently had to rein in then foreign minister and now prime minister Leterme.”

 

Het is dus niet een keer gebeurd, premier, dat Pieter De Crem achter uw rug tegen u aan het ageren was. Het is twee keer gebeurd. Twee keer! U blijft vertrouwen hebben in die minister van Defensie. Welnu, daarvoor moet men veel christelijke vergevingsgezindheid hebben.

 

04.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de premier, er is een zaak die u vergeet en niet wil inzien. Wij baseren ons niet op krantenartikels uit De Standaard, wij baseren ons op officiële documenten die vanuit de Amerikaanse ambassade naar Washington vertrokken zijn.

 

Er is iets dat ik niet begrijp. U zegt: “Die telexen van de Amerikaanse ambassade, u neemt die voor waar aan, maar ik zou dat in uw plaats niet doen.” Wat heeft minister De Crem een aantal dagen geleden in het lang en het breed gezegd? Hij heeft gezegd dat de telexen juist zijn. Ik begrijp het niet. Wat is nu juist de houding van de Belgische regering? Voor het overige, mijnheer de premier, merk ik dat u de argumenten van Pieter De Crem gewoon overneemt. U weet even goed dat er vóór 4 december, dag van de beslissing van de Ministerraad, herhaaldelijk contacten zijn geweest tussen de Belgische en de Amerikaanse regering. Ik wil u ook zeggen dat Hillary Clinton niet op 4 december is geland in Brussel, maar op 3 december. De dag voordien was ze ook al in Brussel. De vragen en de bekommernissen voor zo’n diplomatieke afspraak worden lang van tevoren doorgegeven. Er was dus alle tijd opdat de druk uitgeoefend door Pieter De Crem op Hillary Clinton en op u kon werken.

 

Mijnheer de premier, er zijn hier drie fracties die u kritisch hebben ondervraagd, waarvan een uit de meerderheid. U kunt het dus niet maken om dit zomaar aan de kant te schuiven.

 

Mijnheer de premier, ik wil afronden met een gedachte-experiment. Hoe zou men in de Verenigde Staten reageren mocht blijken dat Hillary Clinton in het geheim contacten zou leggen met de premier in Japan, hem vragen zou influisteren en zo druk zou zetten op de Amerikaanse president Obama? Ik zal u het antwoord geven, mijnheer de premier. In de Verenigde Staten zou dat een diplomatiek schandaal zijn, volledig terecht. Ik begrijp u wel. U behoort tot dezelfde partij als uw minister van Defensie. U wil de zaak met de mantel der liefde toedekken, overgaan tot de lopende zaken en doen alsof er niets aan de hand is. Mijnheer de premier, de mensen zijn niet dom en ik denk dat zij zeer goed weten wat de fratsen zijn van minister Pieter De Crem op Defensie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de Raad voor Energie" (nr. P0040)

05 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Conseil de l'Énergie" (n° P0040)

 

05.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, een van de vele gevolgen van het uitblijven van een regering is dat u als premier van lopende zaken nog steeds onze belangrijkste woordvoerder bent op Europese fora.

 

Elke keer denkt u dat het voor de laatste keer is dat u op de groepsfoto mag, maar telkens weer komt er een nieuwe Raad waarop u present moet zijn.

 

Morgen verzamelen de Europese staatshoofden en regeringsleiders om het over het energiebeleid te hebben, onder impuls van uw voorganger en partijgenoot Herman Van Rompuy.

 

Ik denk dat het geen overbodige luxe is dat presidenten en premiers, al dan niet in lopende zaken, zich over de energiepolitiek buigen. Wij staan aan de vooravond van een industriële revolutie. U hebt vorige week opgeroepen om die welvaart veilig te stellen.

 

Een van de manieren om de welvaart in ons land en in de Europese regio veilig te stellen, is investeren in groene energie, het pad van de duurzame energie opgaan. Ondertussen regent het studies. Vandaag staat nog uitgebreid in de kranten dat 100 % hernieuwbare energie in 2050 geen utopie is, maar dat er vandaag werk van moet worden gemaakt.

 

Daarover moet u zich morgen buigen. Ik ben benieuwd naar uw voluntarisme. Welke rol zult u spelen op dat Europees forum?

 

Een van de issues is energiebesparing. Dat is een beetje het zwakke broertje van het energie- en klimaatbeleid van de Europese Unie. Er is wel die doelstelling van 20 % energiebesparing tegen 2020, maar zoals u weet, collega’s, en ook u, mijnheer de eerste minister, als u even tijd hebt om te luisteren, zijn er geen bindende doelstellingen inzake energiebesparing.

 

Er zijn lidstaten die daarvoor pleiten, België voorlopig niet. Ik heb de hier afwezige klimaatminister erover ondervraagd in de commissie. Hij is er voorlopig niet voor.

 

Een ander issue onder druk van de Franse collega’s, is het pleidooi voor nucleaire energie. Hoe zult u daarop reageren? Zal er in de eindconclusies van de Raad een verwijzing komen naar de uitbouw van nucleaire energie in de Europese regio?

 

Wat zijn de verwachtingen van die Europese Raad? Wat zijn uw speerpunten? Ik vermoed dat u toch met enig huiswerk naar de Raad trekt. Zult u zich achter het pleidooi van bepaalde lidstaten scharen om te streven naar Europese bindende doelstellingen, ook per lidstaat, voor energiebesparing?

 

Wat zal uw reactie zijn op de Franse vraag om een verwijzing naar de uitbouw van nucleaire energie op te nemen?

 

05.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, de informele Europese Raad van morgen heeft drie thema’s: het energiebeleid, het innovatiebeleid en, vanzelfsprekend, de economische toestand van de Unie. Ik heb gisteren reeds de gelegenheid gehad om met de permanente voorzitter van de Raad daarover van gedachten te wisselen.

 

Voor het deel energie wordt voortgebouwd op zijn non-paper uit oktober 2010. Deze non-paper werd uitgebreid besproken onder Belgisch voorzitterschap op de stilaan legendarische datum van 3 december, deze keer weliswaar 2010. Die nota vraagt de Europese Raad om sturing te geven aan het Europees energiebeleid van de komende jaren.

 

De Europese Raad zal vijf belangrijke insteken geven. Ten eerste moet er verder werk worden gemaakt van een functionele en geïntegreerde energiemarkt tegen 2014. Ten tweede zijn belangrijke infrastructuurwerken nodig om het Europees energienetwerk te moderniseren en uit te breiden, maar ook om hernieuwbare energie te ontwikkelen. De financiering hiervan is zeer belangrijk en zal ook voor een beperkt deel uit publieke middelen kunnen komen, die dan aangeduid moeten worden. Ten derde moet er meer coherentie en coördinatie komen in het externe energiebeleid van de Europese Unie door een betere informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie, maar ook door een grotere rol van de hoge vertegenwoordiger, mevrouw Catherine Ashton. Ten vierde moet er een lange termijnvisie komen voor een koolstofarm Europa tegen 2050. Ten vijfde en ten slotte, zeer belangrijk – u heeft er naar verwezen – zal de Europese Raad ook erkennen dat de inspanningen voor energie-efficiëntie moeten opgedreven worden. Op dit moment is Europa inderdaad niet op schema om de doelstelling van 20 % toename van energie-efficiëntie tegen 2020 te halen. Vooral door energiebesparingen in gebouwen, transport, producten en industriële processen moeten meer inspanningen gebeuren.

 

De vijf insteken waarvan sprake lijken voor België een goede aanzet. Als strategisch gelegen transitland hebben wij, bijvoorbeeld, een groot belang bij meer investeringen in infrastructuur. Het is inderdaad zo dat het externe energiebeleid van de EU veel coherenter kan dan vandaag. Laat ik u duidelijk zeggen dat, gezien er vergadertechnisch een aantal afspraken is gemaakt voor morgenvoormiddag, morgen specifiek het belang van de energie-efficiëntie zal worden benadrukt namens ons land. Voor België moet energie-efficiëntie de eerste prioriteit zijn die aandacht verdient in alle domeinen van het economisch leven en ook in de industrie. Energie-efficiëntie moet als een opportuniteit gezien worden voor ondernemers, voor overheden en voor burgers om nieuwe en duurzame oplossingen te vinden. De Europese Commissie kiest momenteel voor een aanpak van productnormering. Wij staan daar achter: wij vinden dat dit ondersteuning verdient.

 

Het debat over bindende nationale doelstellingen is op dit moment in Europa nog niet aan de orde. In april zal België wel, na overleg tussen de verschillende Gewesten en de federale overheid, een niet-bindende doelstelling meedelen aan de Commissie voor ons land naar aanleiding van het nationaal hervormingsprogramma EU 2020.

 

Laat mij om te besluiten zeggen dat de Europese Raad van morgen een signaal moet zijn dat er vooruitgang moet worden geboekt. We moeten er alles aan doen om de drie doelstellingen van het Europees klimaat- en energiepakket te halen, de drie keer twintig: 20 % emissiereductie, 20 % hernieuwbare energie en 20 % efficiënter energieverbruik, dit alles tegen 2020.

 

05.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, als zelfs de meerderheid twijfelt om te applaudisseren, zegt dat iets over uw enthousiasme en uw begeestering tijdens de speech.

 

U hebt een technisch-administratief antwoord op mijn vragen gegeven, maar u hebt geen blijk gegeven van het voluntarisme dat ter zake nodig is. Mijnheer Verherstraeten, u bent de enige die heeft geapplaudisseerd. Ik heb het gemerkt. U geeft zelf aan, mijnheer de premier, dat wij niet op schema zitten. Het debat over de bindende doelstellingen is wel aan de orde is, maar u neemt daarover opnieuw geen positie in. De enige positie die ik van onze regering ter zake heb gehoord, is van de minister van Klimaat en Energie. Hij verzet zich daartegen.

 

Het is met heel veel spijt in het hart dat ik dit zeg, mijnheer de premier, maar ons land staat opnieuw op de rem. Wij zien dat ook in de discussie over de Europese klimaatdoelstellingen. Ik had gehoopt – het is misschien toch een keer uw laatste Raad – dat u van de laatste Raad zou gebruikmaken om voor een keer meer groene ambitie te tonen. De timing van mijn oproep is niet toevallig. Op dit moment, collega’s, dendert een trein met 48 vaten nucleair afval door ons land. Dat zijn relicten van foute energiekeuzes uit het verleden.

 

Het is mijn pleidooi om in de toekomst de juiste, groene keuzes te maken. De trein van de groene technologie is er, mijnheer de premier. Wij mogen hem absoluut niet missen. Met zulke administratieve antwoorden en het gebrek aan enthousiasme dreigen wij die te missen. Hopelijk is er snel een andere regering, die daar wel werk van maakt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Theo Francken aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de stand van zaken met betrekking tot het terugkeerbeleid" (nr. P0023)

06 Question de M. Theo Francken au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la situation concernant la politique de retour" (n° P0023)

 

06.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, premier, het loopt niet goed met het terugkeerbeleid. Het terugkeerbeleid is eigenlijk het sluitstuk van elk goed migratiebeleid. Zonder terugkeerbeleid, strikt maar humaan, zal het nooit lukken en kunnen wij in België nooit een goed migratiebeleid op poten zetten.

 

Het aantal repatriëringen is de afgelopen vier jaar teruggevallen tot 2 000, als ik er de Dubliners niet bijtel. Dat is een halvering van het aantal repatriëringen ten opzichte van 2006. Het aantal asieldossiers zelf is verhoogd met 75 %. Er komen dus veel meer asielzoekers toe, maar er worden er minder uitgewezen. Het evenwicht is volledig zoek, mijnheer de premier.

 

Ik weet dat u als premier betrokken bent. Ik heb u daarover al verschillende keren ondervraagd in de commissie. U trekt het dossier naar u toe. Er vinden daarover ook verschillende IKW’s plaats op uw kabinet, maar toch is het zeer moeilijk, omdat er tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en Fedasil nog altijd geen protocol is. Dienst Vreemdelingenzaken is bevoegd voor repatriëring of gedwongen terugkeer, terwijl Fedasil bevoegd is voor de vrijwillige terugkeer.

 

Ik heb in de wandelgangen vernomen dat het afgelopen week tot een climax, een geweldige clash is gekomen op uw kabinet. Er zou zelfs een kentering ten goede zijn. Ik kan het alleen maar hopen.

 

Ik weet alleen maar dat het veld oplossingen vraagt. Ik heb samen met de collega’s Smeyers en Dumery heel het veld bezocht. Wij zijn bijvoorbeeld ook bij de luchthavenpolitie geweest. Zij vragen oplossingen. Zij vragen onder meer dat de taskforce Terugkeer, die door Pascal Smet is opgericht in 2000, het jaar na de regularisatie van Verhofstadt, opnieuw in het leven zou worden geroepen. Ik heb juist nog met Pascal Smet gebeld. Hij werkte toen samen met Caroline Gennez op het kabinet van Johan Vande Lanotte.

 

Die taskforce was een succesformule. Het was een wekelijkse vergadering met de topministers, onder leiding van Verhofstadt, die samen met Justitie, politie, Fedasil en DVZ de zaak opvolgde en bekeek hoe het aantal terugkeertrajecten kon worden verhoogd. Dat is ook gelukt. Zij hebben op 2 à 3 jaar tijd het aantal terugkeertrajecten verdrievoudigd.

 

Het veld vraagt heel concreet of die taskforce weer kan worden opgericht. Ik weet dat u op uw kabinet een werkgroep heeft met vertegenwoordigers van DVZ, Fedasil, het kabinet-Wathelet en het kabinet-Courard. Dat is echter niet hetzelfde als een groep waarin ook vertegenwoordigers zitten van Binnenlandse Zaken, politie en Justitie, zoals een procureur-generaal.

 

Ik denk dat wij de zaken groter moeten durven te bekijken. Ik heb ook een resolutie daarover gemaakt. Ik zoek daarvoor steun in het Parlement. Ik zal dat vandaag doen.

 

Mijn vraag aan u, mijnheer de premier, is of u bereid bent om de taskforce Terugkeer nieuw leven in te blazen onder leiding van uzelf, als coördinator voor het migratiebeleid. Kunt u mij uitleg geven over de stand van zaken met betrekking tot het terugkeerbeleid?

 

06.02 Eerste minister Yves Leterme: Ik verwijs naar mijn antwoord in de commissie van 21 december. Ik neem akte van uw voorstel en ik corrigeer uw cijfers. U hebt gesproken over 2 000. Het gaat voor 2010 globaal over een stijging van het aantal uitwijzingen tot 8 791, waarvan 3 586 repatriëringen.

 

06.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de premier, dat is natuurlijk een zeer kort antwoord. Ik hoop alleszins dat wij op korte termijn een meerderheid kunnen vinden. Ik denk dat wij op zeer korte termijn de taskforce Terugkeer moeten herinstalleren en dat wij daarvoor een kamerbrede meerderheid moeten zoeken. Ik zal mij daarvoor 100 % inzetten.

 

In verband met dat cijfer, als u de Dubliners er niet bijtelt – dat zijn geen repatriëringen, aangezien men die asielzoekers terugstuurt naar het land waar de eerste asielaanvraag is gedaan –, dan zitten wij aan 2 019. Dat zijn er dus eigenlijk 600 minder, want het jaar ervoor hadden wij er 2 656.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de stand van zaken betreffende het bewakingssysteem van de gevangenis van Sint-Gillis" (nr. P0024)

07 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'état de la situation concernant le système de surveillance de la prison de Saint-Gilles" (n° P0024)

 

07.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, misschien is het tijdstip niet ideaal, maar u blijft bevoegd voor de lopende zaken, onder meer ook voor de gebouwen en de infrastructuur van de gevangenis van Sint-Gillis. Het gaat daar wel echt om een lopende zaak. Inzake de infrastructuur in de gevangenis van Sint-Gillis, heeft eind januari 2010 de welzijnsinspectie vastgesteld dat de drie torens die daar aanwezig zijn en van waaruit met drie personeelsleden de bewaking gebeurt, niet meer aangepast zijn en aangepast moeten worden of dat er een andere oplossing moet komen. Zo zijn de trappen niet veilig, de ruimte is te klein, de mensen kunnen er niet staan of geëvacueerd worden en dergelijke meer.

 

De welzijnsinspectie is daar onverwacht geweest en dat bezoek noodzaakt dus een aantal aanpassingen. Drie maanden later, was er gezegd, moest dit in orde gebracht zijn of moest er een alternatief worden voorgesteld; dit was er niet. Men heeft dan nog eens uitstel gegeven tot in oktober en men heeft nu uiteindelijk tot 15 februari uitstel gegeven om effectief te zoeken naar een oplossing in vervanging van die torens of in aanpassing van die torens.

 

Het gevolg is dat als die torens moeten sluiten, er dan ook een andere oplossing moet zijn. Ofwel moet er meer bewaking zijn, ofwel moet er een ander veiligheidssysteem komen. In elk geval, dit zal met zich meebrengen dat er toch zal moeten opgelet worden dat die gevangenen niet over de muur geraken zonder dat dit gevolgd wordt.

 

Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken in dit dossier? Zullen die torens klaar en toegankelijk zijn voor 15 februari? Zal er een alternatief bewakingssysteem zijn voor 15 februari, dat is volgende week? Wat gebeurt er indien deze torens toch moeten sluiten? Zal er voldoende bewaking aanwezig zijn? Hebt u daarvoor gezorgd?

 

07.02  Renaat Landuyt (sp.a): (…)

 

07.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Becq, mijnheer Landuyt, het klopt dat er een zeer goede samenwerking is tussen de Regie der Gebouwen en de diensten van de FOD Justitie. U weet dat. Dat is niets nieuw.

 

De diensten van de Regie der Gebouwen en van de FOD Justitie zijn nu bezig met een antwoord voor de welzijnsinspectie. Wij zullen dat klaar hebben voor 15 februari.

 

Wij moeten de veiligheid garanderen in de gevangenis. Ik moet u echter zeggen dat er al een bestaand camerabewakingssysteem is. Het is dus niet het een of het ander. Dat camerabewakingssysteem is er nu al.

 

We zullen de noodzakelijke maatregelen uitvoeren om nog meer veiligheid te creëren. Dat gebeurt in een zeer goede samenwerking tussen Justitie en de Regie der Gebouwen. Op die manier zullen we een goed antwoord voorbereiden voor de welzijnsinspectie.

 

Ik bevestig dat wij alle maatregelen zullen nemen voor een zeer sterke veiligheid in de gevangenis, zonder enige twijfel.

 

07.04  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik stel vast dat de problemen omtrent de infrastructuur in feite worden opgelost door de minister van Justitie, die ervoor zal zorgen dat er voldoende personeel ter beschikking is om effectief te zorgen voor voldoende bewaking.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Herman De Croo aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de repatriëring van toeristen" (nr. P0025)

- de heer François-Xavier de Donnea aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Egypte" (nr. P0026)

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Egypte" (nr. P0027)

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Egypte" (nr. P0029)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Egypte" (nr. P0030)

08 Questions jointes de

- M. Herman De Croo au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le rapatriement de touristes" (n° P0025)

- M. François-Xavier de Donnea au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Égypte" (n° P0026)

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Égypte" (n° P0027)

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Égypte" (n° P0029)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Égypte" (n° P0030)

 

08.01  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, alle geledingen van de bevolking volgen wat er gebeurt in Noord-Afrika, gisteren in Tunesië, en nu de laatste dramatische dagen in Egypte.

 

Ik heb veel bewondering voor de verslaggevers die, ondanks grote risico’s – wij leggen straks een resolutie neer waarbij u ook bent tussengekomen – erover waken dat de informatie ons in woord en beeld bereiken. Bijna elke dag worden wij deelachtig gemaakt aan deze volksopstand, aan deze democratisering die zich daar bijna in real time voor onze ogen voltrekt.

 

Wat mij intrigeert, is dat een aantal privéverenigingen en maatschappijen, zoals touroperators, die mensen daarheen hebben gestuurd, tegenstrijdige signalen geven. Sommige maatschappijen zeggen dat het daar rustig en goed is, en repatriëren niet, anderen brengen hun klanten wel naar andere oorden en woordvoerders van uw eigen departement raden gewoonlijk met veel stijl en correctheid aan om die landen te vermijden in geval van grote moeilijkheden.

 

Wij krijgen dus een tegenstrijdig beeld. Er is onzekerheid bij de ene, een officiële verwittiging bij de andere en een soort geruststelling in de zin van “het zal wel goed komen” bij de derde. Het zou goed zijn als u, zonder aan propaganda te doen, een en ander zou stroomlijnen en dat op uw kabinet en uw departement eenduidigheid wordt gecreëerd, zodat wie in die landen is of er naartoe gaat, de situatie aldaar kent. Dat hoort ook bij uw rol.

 

Ik zal met aandacht naar uw antwoord luisteren.

 

Le président: Je rappelle que mercredi prochain, en réunion de la commission des Affaires étrangères, ce point sera également à l'ordre du jour.

 

08.02  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, les événements en Égypte ont une portée considérable, d'abord, pour les Égyptiens qui se demandent où ils vont, mais aussi pour tous les pays arabes de la région qui pourraient être les victimes d'un effet domino, avec des issues tout à fait incertaines, peut-être positives pour certains pays, peut-être chaotiques pour d'autres. Enfin, il est clair que ce qui se passe actuellement en Égypte ne restera pas neutre, à terme, à l'égard du processus de paix israélo-palestinien.

 

Les violences de plus en plus importantes auxquelles nous avons assisté ces dernières heures, avec les sept morts au moins de cette nuit et une centaine de blessés, avec les trois cents morts depuis le 25 janvier et un millier de blessés, ces violences permettent de nourrir des doutes sérieux sur la capacité du président Moubarak et de son gouvernement d'assurer une transition non violente du régime autoritaire actuel vers un régime démocratique.

 

Vu cette situation, je voudrais vous poser quelques questions. Premièrement, à propos de l'attitude de l'Union européenne, donc de la Belgique en tant que membre de cette Union européenne.

 

Mme Ashton a fait une déclaration, réclamant un processus de transition immédiat mais, compte tenu du déroulement des événements dans la rue, l'Europe comme les États-Unis – j'y reviendrai – sont forcés de demeurer au balcon. Bien sûr, nous pouvons faire des déclarations, donner des conseils, émettre des recommandations, mais quelle est la stratégie actuelle de l'Europe pour contribuer à une orientation positive des événements, au-delà des incantations et des déclarations d'usage?

 

Quelle position la Belgique défendra-t-elle à cet égard lors du sommet européen de ce vendredi, dont l'Égypte sera un des points majeurs, sinon le point le plus important? Comment essayer d'influer sur le cours des choses et ne pas se contenter de faire des proclamations et des sermons du balcon?

 

Nos diplomates belges mais aussi européens – je pense en particulier à notre représentation diplomatique au Caire – ont-ils maintenu ces derniers mois, ces dernières années, et en tout cas actuellement, des canaux de dialogue avec toutes les forces d'opposition et pas seulement avec le gouvernement égyptien? Il est important d'avoir maintenu – j'espère qu'on l'a fait – et de maintenir ouvert des canaux de dialogue non seulement avec M. ElBaradei et ceux qui le soutiennent, mais aussi avec d'autres groupes qui seront certainement très importants à l'avenir sur l'échiquier politique en Égypte, tels que les Frères musulmans.

 

Nous devons éviter de refaire, par rapport aux Frères musulmans, l'erreur majeure que nous avons faite par rapport au Hamas. En effet, nous avons refusé de le reconnaître, alors qu'il avait gagné des élections libres et justes. Je ne suis pas un partisan du Hamas, mais l'on ne peut pas, à la fois préconiser la démocratie et puis, lorsque celui qui gagne les élections ne vous plaît pas, refuser de dialoguer avec lui. Aussi, évitons de refaire avec les Frères musulmans une erreur du type de celle que l'on a faite avec le Hamas. Quels sont nos canaux de dialogue avec toutes ces forces d'opposition?

 

Y a-t-il des concertations entre l'Union européenne en général, la Belgique en particulier, avec les États-Unis? J'ai appris dans la presse que tant M. Obama que M. McCain, qui a rencontré M. Obama sur la question égyptienne, exercent des pressions et ont fait des déclarations très claires en faveur du départ de M. Moubarak et d'une transition rapide vers un régime démocratique.

 

Que fait-on pour assurer la sécurité de nos ressortissants en Égypte et des ressortissants européens en général? A-t-on des nouvelles du journaliste Serge Dumont? J'ai pris connaissance des déclarations que vous avez faites à cet égard. Je ne puis qu'y souscrire. Il est évidemment scandaleux que certains manifestants s'en prennent à la presse. Au sein de cette Assemblée, nous sommes tous soucieux de la libération dans de bonnes conditions de M. Dumont; la résolution qui a été déposée le démontre. 

 

08.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, messieurs les ministres, chers collègues, il y a quelques jours nous discutions en commission de la situation en Tunisie. Nous nous demandions si la contagion, bienvenue, allait gagner les autres pays du bassin méditerranéen. Nous reprochions aussi le relatif calme de l'Union européenne ou de sa diplomatie, un peu comme si elle ne savait pas trop quelle position elle devait adopter, attendant que la rue lui donne l'indication de celui qui allait, d'une manière ou une autre, prendre le haut du pavé.

 

Voilà qu'aujourd'hui l'Égypte est soumise elle-même à ces turbulences, plus que des turbulences d'ailleurs, puisque contrairement à l'évolution tunisienne, aujourd'hui les armes parlent et ce, essentiellement dans les mains des pro-Moubarak.

 

Quelle doit être notre attitude? C'est la question essentielle que nous devons nous poser, monsieur le ministre des Affaires étrangères. Je pense qu'il n'est plus temps de tergiverser. Il n'est plus temps d'attendre de savoir qui va gagner le combat de rue qui se déroule actuellement. Il est temps, me semble-t-il, que la Belgique et l'Union européenne mettent en pratique les discours qui sont les leurs sur les vertus de la démocratie et sur la nécessité de veiller au respect des droits de l'homme partout où cela est possible et chaque fois que cela est possible, plutôt que de soutenir des régimes particuliers sous prétexte que, pour des motifs géopolitiques voire de stratégie économique, ils assurent la stabilité. Non! Je pense qu'aujourd'hui l'Europe et la Belgique – c'est d'ailleurs la question que je vous pose et à laquelle j'espère vous apporterez une réponse positive – doivent être clairs dans leur message à tous ceux qui sont dans la rue.

 

Il faut dire que nous sommes derrière ces gens qui veulent la démocratie, que nous comprenons que c'est par ce biais qu'ils auront une vie meilleure. Et si nous avons des craintes, qui seraient légitimes, elles ne doivent être abordées que dans un deuxième temps. Je dirais même que nous pouvons évacuer ces craintes si nous accompagnons aujourd'hui le processus en marche dans ces pays, de manière à éviter que, sortant de régimes totalitaires, nous entrions dans de nouveaux régimes totalitaires. Il faut saisir la chance qui est donnée d'installer des régimes démocratiques.

 

Si nous ne le faisons pas, on dira que l'Europe sait seulement parler mais pas agir, qu'elle privilégie ses intérêts à ses discours théoriques. Il faut être au contraire beaucoup plus volontaires et accompagner ces révolutions. Pourquoi? C'est l'intérêt des populations, c'est un intérêt géopolitique, c'est l'intérêt d'une résolution plus rapide du conflit israélo-palestinien et c'est peut-être la meilleure manière d'éviter de voir s'installer aux portes de l'Europe des régimes dont nous ne voulons pas.

 

Ce qui se déroule ici, ce n'est pas l'Afghanistan, ce n'est pas à cinq ou à dix mille kilomètres de chez nous: c'est chez nous, autour du bassin méditerranéen, aux origines de notre civilisation, chez nos voisins qui comptent énormément sur vous. Monsieur le vice-premier ministre, j'espère que demain, à l'occasion du sommet européen qui abordera la question de l'Égypte, vous serez porteur de cette grande volonté. Dans le même temps, comme tous ceux qui sont présents dans cet hémicycle, nous ferons en sorte que tout soit mis en œuvre pour que les Belges en danger puissent recouvrer le plus rapidement possible la liberté s'ils en ont été privés et puissent regagner leur pays dans les meilleures conditions. Nous pensons tout particulièrement au journaliste du journal Le Soir Serge Dumont.

 

08.04  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in Egypte is een historische omwenteling bezig. De kans is echter groot dat die omwenteling verkeerd afloopt. Terecht reageert de bevolking op corruptie en dictatuur, maar de organisatie van extreme islamisten is populair onder de bevolking. Ze hebben jarenlang gezorgd voor sociale zekerheid en onderwijs voor die mensen en wachten nu hun moment af. Indien zij gelegitimeerd worden door verkiezingen, dan is de kans groot dat er een regime komt waaronder de shariawetgeving wordt ingevoerd en dan verslechtert de situatie van de christenen en andere niet-moslims in het land.

 

Mijnheer de minister, welk gevolg zal een dergelijk scenario hebben voor uw beleid ten opzichte van Egypte? Wat gebeurt er met de bestaande verdragen tussen Egypte en de Europese Unie? Welke impact zal dat hebben op het vredesproces in het Midden-Oosten?

 

08.05  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, de voorbije dagen en nachten waren we allemaal getuige van de dramatische ontwikkelingen op het Tahrirplein. De vele slachtoffers, de wanhoop op de gezichten en de schreeuw om vrijheid van een sterk verarmde bevolking die een uitzichtloos bestaan leidt, laten natuurlijk niemand onberoerd.

 

De status-quo in het Midden-Oosten stelde de economische belangen van de westerse wereld veilig en zorgde voor een gewapende vrede tussen Israël en de Arabische landen. De opstanden in Tunesië en Egypte zijn geen pan-Arabische, ideologische of religieus-fundamentalistische opstanden. Het zijn opstanden tegen werkloosheid, tegen hoge voedselprijzen, tegen corruptie en vooral tegen een gebrek aan democratie.

 

Beste collega’s, Europa maar ook België hebben daarom de plicht om nu duidelijk partij te kiezen voor de verandering. Het is de enige kans om van meet af aan in dit democratisch proces te kunnen instappen, te kunnen bijsturen en vooral om snel duidelijkheid te brengen over de positie van Moebarak.

 

Een duidelijk signaal betekent ook dat er sneller een einde kan komen aan de onlusten en verder bloedvergieten kan worden vermeden.

 

De afwezigheid van een gemeenschappelijk Europees standpunt hierover is een gemiste kans. Bovendien is ook de oproep van mevrouw Ashton voor wat zij een ordentelijke overgang noemde, wel erg dubbelzinnig en in het licht van de jongste gebeurtenissen zelfs cynisch. U hoeft zich dus niet in te houden, mijnheer de minister. Er zijn al heel wat verklaringen geweest van diverse Europese landen ten opzichte van Egypte.

 

Welk duidelijk standpunt laten u en België horen aan Moebarak en aan de wereld?

 

De Verenigde Staten lieten gisteren horen dat zij vanaf vandaag al hun burgers repatriëren. Ik citeer: “We do not wait for a call from the US Embassy. Further delay is not advisable.” Er is dus een urgentie bij de Amerikaanse overheid.

 

Welke maatregelen neemt u om de burgers te beschermen?

 

08.06 Minister Steven Vanackere: De situatie in Egypte evolueert razendsnel. Ze is vloeibaar, dat betekent dat we van uur tot uur rekening moeten houden met nieuwe evenementen. Iedereen die België of Europa oproept sneller te spreken, moet ons eerst en vooral ook vragen om juist te spreken. Er is geen enkele verdienste aan een snelle mededeling, wanneer zij niet accuraat, juist of wijs is. De uitspraak op maandag van de Europese Unie biedt wel degelijk een antwoord aan de criticasters die zich afvragen waar Europa is.

 

Welk standpunt heb ik in het kader van de Belgische diplomatie naar aanleiding van de bespreking met de 27 ministers van Buitenlandse Zaken verdedigd?

 

Een van de invalshoeken van de Belgische diplomatie die ik in de vergadering heb verwoord en waarbij ik ook heb verkregen dat de tekst werd aangepast, was af te stappen van een initiële tekst van de permanente vertegenwoordigers, waarbij men zich heel uitdrukkelijk tot de autoriteiten richtte en waarbij men eigenlijk vergat om in de eerste plaats een boodschap naar het Egyptische volk te sturen.

 

Ik denk dat het belangrijk is dat Europa te kennen geeft dat de verzuchtingen van het Egyptische volk voor meer democratie, meer vrije meningsuiting en een aantal sociaaleconomische verwezenlijkingen au sérieux worden genomen.

 

De tekst werd maandag ook goedgekeurd.

 

Ik heb er tegelijkertijd op aangedrongen dat de Europese Unie bij zijn contacten met een aantal landen voldoende kanalen zou aanboren en dus ook met de civiele maatschappij zou spreken en niet alleen met de politieke leiders. Ook daarmee is ingestemd.

 

Ik heb ook mijn ergernis geuit over het feit dat Europa jammer genoeg verschillende verklaringen nodig heeft om tot een standpunt te komen. Afgelopen maandag werd al de vierde verklaring afgelegd. Er was er een geweest van de permanente voorzitter, een van de hoge vertegenwoordigster en een van een drietal landen. Dat is niet de manier waarop Europa zichzelf kan laten respecteren.

 

Tot slot heb ik aangedrongen op een aanwezigheid ter plaatse. Ik heb inderdaad gemerkt dat de Verenigde Staten, nog vóór ze bepaalde standpunt hebben ingenomen, reeds mensen ter plaatse hebben gestuurd om de dialoog aan te gaan en contact te nemen.

 

Sans doute, n'ignorez-vous pas que nous insistons beaucoup sur le respect des droits humains et sur la liberté de la presse. Nous avons aussi à cœur la question de la libération de tous ceux qui ont été arrêtés, notamment les journalistes.

 

Ce matin, une équipe de la VTM a été appréhendée, et suite à une intervention de notre ambassade, elle a déjà été libérée.

 

Pour ce qui concerne Serge Dumont, nous faisons pression sur les autorités égyptiennes. Selon mes dernières informations, il aurait été libéré pour être, une nouvelle fois, appréhendé. Nous continuons à demander sa libération.

 

Ce matin, lors de la réunion des chefs de mission européens, nous avons entamé une démarche européenne en vue de la libération de tous les journalistes arrêtés.

 

De vernieuwing van de regering, de aankondiging van Moebarak dat hij zich niet meer kandidaat zal stellen en de vaststelling dat de samenstelling van de huidige, parlementaire assemblee zal worden herbekeken, kortom de beslissingen op politiek vlak, volstaan vandaag niet om de bevolking het gevoel te geven dat naar haar wordt geluisterd. Er is nog niet voldoende op de verwachtingen ingegaan.

 

Het is mijn vaste overtuiging dat een dialoog met alle partijen nodig zal zijn om, met respect voor de fundamentele rechten en de democratische waarden, te komen tot een transitie, wat de Europese Unie in haar mededeling van maandag ook heeft gevraagd.

 

Mag ik ook insisteren op het feit dat de Europese Unie, zoals dat het geval is voor Tunesië, voor Egypte duidelijk heeft aangegeven dat zij haar instrumenten ter beschikking wil stellen, met het oog op voornoemde, vreedzame transitie?

 

Lundi, nous avons discuté sur la disponibilité de l'Union européenne à maintenir son appui à toutes les réformes politiques, économiques et sociales auxquelles aspirent les populations dans l'ensemble de notre voisinage, que ce soit à l'est ou au sud. Cela vaut évidemment pour les pays mentionnés aujourd'hui.

 

Dans ce cadre, il convient de tenir compte des différences entre les pays concernés, mais les réflexions sur la direction des commissaires Ashton et Füle ont insisté sur la nécessité d'accroître l'efficacité et la cohérence de nos divers instruments.

 

De heer de Donnea en de intervenant van het Vlaams Belang vragen welk soort van resultaat wij nastreven. L’issue est incertaine. Ondanks de suggestie van het Vlaams Belang dat men behoedzaam moet omspringen met de democratie, omdat men wel eens ontevreden zou kunnen zijn over de resultaten, blijf ik zeggen dat men democratie niet mag beschouwen als iets angstaanjagends. Wie nu al vraagt hoe we ons zullen verzetten tegen bepaalde regimes, ook al komen ze op democratische wijze aan de macht, moet zichzelf de vraag stellen hoe democratisch men eigenlijk de toekomst van dat land ziet. De wens en de soevereiniteit van het Egyptische volk verdienen om gerespecteerd te worden. Ik sluit mij dus aan bij de nuancerende beschrijving van de heer de Donnea over de diversiteit die er heerst in het politieke veld. Eén ding is duidelijk: het onderdrukken van democratische waarden kan nooit een oplossing bieden, want het is paradoxaal genoeg ongetwijfeld juist een bron van extremisme, wanneer men mensen hun democratische rechten ontzegt.

 

Ik rond af met nog een aantal overwegingen van meer consulaire aard. Ja, mijnheer De Croo, wij hebben inderdaad een reisadvies gegeven waarbij we alle reizen naar Egypte afgeraden hebben. Dat staat op de website van de FOD Buitenlandse Zaken, die regelmatig wordt geactualiseerd. Wij hebben geen advies gegeven om te vertrekken. Het is juist dat sinds gisteren de Verenigde Staten dat advies wel geven. Ik heb vanochtend nog overlegd met mijn Europese collega’s en de andere Europese landen geven geen advies om te vertrekken. Vandaag zijn er van de ongeveer 4 000 toeristen die ter plaatse waren bij het begin van de incidenten, nog ongeveer 600 aanwezig. Zij vertrekken meestal aan het einde van hun verblijf. Het moet ook gezegd dat in het bijzonder in de toeristische streken de veiligheidssituatie niet van die aard is dat een echte repatriëring of evacuatie wenselijk zou zijn.

 

Wat de residenten betreft, er verblijven volgens onze informatie nog ongeveer 500 van de 800 geregistreerde Belgen in Egypte. In vele gevallen gaat het om mensen die bij hun eigendommen willen blijven.

 

Er is hoe dan ook voldoende aanbod aan commerciële vluchten. Er kan voldoende informatie gegeven worden over de mogelijkheid om terug te keren. Wat de assistentie aan gestrande Belgische reizigers door onze ambassade ter plaatse betreft, merken wij geen bijzonder grote toevloed van aanvragen. Er zijn noodnummers bereikbaar.

 

Daar wij geen officiële beslissing tot repatriëring genomen hebben, blijft het uiteraard de vrijheid van eenieder, ook van reisagentschappen, de interpretatie van “voorzichtigheid” naar eigen oordeel te maken.

 

Ik heb gepoogd zo goed mogelijk te antwoorden op de verschillende vragen. Ik wil u ervan verzekeren dat de ontwikkelingen in Tunesië, in Egypte en in de andere landen bijzonder scherp wordt gevolgd.

 

Overigens, de manier waarop wij in het verleden, bijvoorbeeld met de situatie in Tunesië zijn omgesprongen, met ook wel wat kritische commentaren op wat er in de voorgaande jaren is gebeurd, heeft ertoe geleid dat de nieuwe Tunesische minister van Buitenlandse Zaken, die het vertrouwen heeft van het middenveld en van de voormalige oppositie, België uitkoos als eerste land om een bilateraal gesprek mee aan te knopen, als teken van waardering voor het feit dat wij een duidelijk standpunt hadden ingenomen inzake Tunesië. Sommigen hier hebben de uitspraken van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Yves Leterme, beschouwd als onvoorzichtig, omdat er kritiek ten aanzien van het regime uit bleek. Ik zeg u dat die alerte positie van België vandaag resultaat heeft gehad, in die zin dat er in Tunesië veel sympathie is voor ons land. Wij zullen ervoor zorgen dat dat ook in de andere Arabische landen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

 

08.07  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik kan grotendeels de lijn volgen die door de minister werd uiteengezet. Ik begrijp dat het niet altijd gemakkelijk is om te kiezen voor een lijn die iedereen aanvaardt. Het is nochtans belangrijk dat het beeld dat wij krijgen, niet onopzettelijk en onvrijwillig tegenstrijdig is.

 

Wat ik bijzonder heb geapprecieerd, is dat een klein land als het onze met gepaste inspanningen, met zin voor compromis, overleg en overredingskracht, zaken kan bekomen die mijns inziens repercussies kunnen hebben op de politieke impact van Europa. Ik vind dat België moet worden aangemoedigd om de rol, die zij perfect speelde in de laatste zes maanden van het voorbije jaar en die velen ons benijdden, opnieuw te spelen en dit gesteund door deze Kamer.

 

08.08  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, je peux également me déclarer très satisfait de la réponse du ministre.

 

En tant que président de la commission des Relations extérieures, je souhaite évidemment que nous puissions être régulièrement tenus informés, au regard de la "fluidité" de la situation que le ministre lui-même a soulignée.

 

Je me réjouis d'apprendre, par votre bouche, monsieur le président, que le ministre viendra nous faire un rapport quant à l'évolution des évènements, mercredi prochain, en commission. Je tiens d'ailleurs, d'ores et déjà, à le remercier pour cette initiative.

 

08.09  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses empreintes de diplomatie et pour la volonté qui vous caractérise.

 

Cependant, quand la rue "va plus vite" que la diplomatie, cette dernière doit s'adapter. Vous avez évoqué le communiqué de l'Union européenne de lundi dernier, mais nous sommes jeudi et certains États membres, comme la France, le Royaume-Uni, l'Espagne, etc., ont adopté une position très claire en faisant savoir que la transition doit commencer dès aujourd'hui. En tout cas, c'est ce qu'il ressort d'un communiqué de l'Agence Belga et je cite: "Les dirigeants des cinq plus grands pays européens (France, Allemagne, Grande-Bretagne, Italie, Espagne) ont réclamé, jeudi, que le processus de transition en Égypte commence dès maintenant." La portée du discours du président Obama est la même. Le message est donc important.

 

Puisque, demain, la problématique de l'Égypte figure à l'agenda, j'espère qu'à cette occasion l'ensemble des 27 auront cette approche volontariste et claire à l'égard du peuple égyptien, mais aussi à l'égard de l'ensemble des peuples du bassin méditerranéen.

 

08.10  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben van u geen lessen te krijgen over onze bezorgdheid om de democratie en over onze bezorgdheid om de evolutie die in de betrokken landen kan gebeuren.

 

Per slot van rekening hebben de westerse leiders decennialang diezelfde dictators ondersteund, waarvan velen socialisten en postsocialisten zijn. Het zijn niet wij die jarenlang goede betrekkingen met hen hebben onderhouden en in naam van de stabiliteit met de betrokken landen verdragen hebben gesloten.

 

Wij hebben nooit over de verzuchtingen van het volk gehoord, tot enkelen zichzelf in brand staken en er een veralgemeende volksopstand ontstond. Plotseling komen alle ministers van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten en van de Europese Unie nu verklaren dat zij het volk aanmoedigen. Het gevaar blijft evenwel reëel dat aan de overkant van de Middellandse Zee een tweede Iran zou kunnen ontstaan. Wij hebben het verhaal al gehoord.

 

Wij weten ook dat de Moslimbroederschap populair is bij de bevolking. Waarom is zij populair? Zij heeft gedaan wat de leiders, die door u werden gesteund, hebben verzuimd te doen. De Moslimbroederschap heeft de mensen onderwijs gegeven en voor hun sociale zekerheid gezorgd. Het is dus nogal wiedes dat zij populair is.

 

Wij hebben hier dan ook alleen maar voor een te naïeve aanpak willen waarschuwen. Democratie zou normaal vrijheid moeten betekenen. Ze betekent voor ons ook vrijheid. Islam en vrijheid gaan echter niet samen.

 

De Europese leiders hebben het voorgaande decennialang niet willen inzien. Zij staan nu verlamd van schrik te kijken naar het drama dat zich aan het voltrekken is.

 

08.11  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik moet voor een stuk collega Colen bijtreden. Thomas Friedman schreef in The New York Times al over een tijdperk vóór Egypte en een tijdperk na Egypte. Het is inderdaad essentieel dat de democratisering ook brengt wat ze belooft: een stabiele democratische staat die de rol van Egypte als stabilisator in de regio kan voortzetten, maar ook een democratie die geen plaats biedt aan radicalisering en antisemitische retoriek en meewerkt aan een duurzame vrede en een constructieve relatie met Israël.

 

Mijnheer de minister, moeten wij juist of snel reageren? Wij moeten in ons buitenlands beleid inderdaad niet eerst schieten en dan mikken, wij moeten de boodschap aan de burgers richten, maar de burgers hebben geen boodschap aan onduidelijkheid. Zij willen nu een duidelijk signaal. Op dat vlak schiet de Europese Unie momenteel jammer genoeg schromelijk tekort.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "pesten op het werk en de onderbemanning van de externe diensten voor preventie op het werk" (nr. P0031)

09 Question de Mme Nahima Lanjri à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le harcèlement au travail et l'insuffisance des effectifs au sein des services externes de prévention au travail" (n° P0031)

 

09.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, vandaag lezen wij in verschillende kranten dat 14 % van de werknemers in Vlaanderen last heeft van pesterijen op het werk, en dat maar liefst één op vier werknemers in het onderwijs en in de zorgsector klaagt over pesterijen, lichamelijk geweld of ongewenst seksueel gedrag op het werk. Dat blijkt uit een SERV-enquête bij meer dan 9 000 werknemers. Ook in de commissie voor de Sociale Zaken, waar we al een tijdje hoorzittingen houden over pesten op het werk naar aanleiding van de gruwelijke feiten op het bedrijf MACtac, is een aantal van die zaken naar boven gekomen.

 

Enkele vaststellingen zouden echter wat meer uitleg moeten krijgen.

 

Ten eerste, er wordt vastgesteld dat het toezicht van de inspectie op het werk door de FOD WASO absoluut niet voldoende is, niet omdat die mensen niet hard zouden werken, maar omdat de dienst onderbemand is. Dat blijkt ook uit het jaarverslag van het Toezicht op het Welzijn op het Werk. In het jaar 2009 hebben zij 13 000 werkgevers bezocht op een totaliteit van 270 000 werkgevers. Dat betekent, theoretisch gezien, dat elke werkgever één keer op twintig jaar tijd zou kunnen worden bezocht door de inspectie. Met andere woorden, de pakkans is dus zeer klein. Zowel de werkgeversorganisaties als de vakbonden hebben aangekaart dat dit een probleem is, evenals de dienst zelf.

 

Uit de cijfers van IDEWE blijkt dat er echt nog een probleem is met de toepassing van de wet. Tien procent van de ondernemingen heeft helemaal geen beleid inzake pesten op het werk. Veertig procent van de ondernemingen heeft maar een minimaal beleid, eigenlijk echt onvoldoende. Dat geeft nogmaals aan dat het broodnodig is om de inspectiediensten te versterken, zodanig dat zij kunnen controleren of de wetgeving wordt toegepast om gruwelijke feiten, zoals we bij MACtac hebben vastgesteld, te vermijden.

 

Mevrouw de minister, kunt u ervoor zorgen dat het personeelstekort bij de inspectie opgelost wordt? Daarbij krijgt u niet alleen steun van ons, vanuit het Parlement, maar uiteraard ook van de werkgevers- en werknemersorganisaties.

 

Daarnaast wordt nog een aantal problemen gesignaleerd, vooral bij de externe preventiediensten. Normaal zit in het fix bedrag dat afgesproken wordt ook de behandeling van klachten. Heel wat van de externe diensten rekenen echter nog eens extra aan wanneer er een klacht binnenkomt, om die klacht te behandelen.

 

Een werknemer meldt een klacht aan de externe preventiedienst en deze neemt contact op met de werkgever en vraagt of deze bereid is om voor deze klacht extra te betalen. Het spreekt voor zich dat heel veel werkgevers op dat moment neen zeggen. De klacht blijft dan ook onopgelost of men zoekt een andere oplossing door ontslag of door op een andere manier om te gaan met de klacht, zonder dat er wordt bemiddeld.

 

Bovendien is het heel moeilijk als deze klachten niet worden aangepakt, vooral wanneer het gaat om pesten door een leidinggevende. Dit is trouwens ook uit de cijfers gebleken. In 49 % van de pesterijen gaat het over pesten door een leidinggevende van een ondergeschikte.

 

Daarnaast hebben wij ook vastgesteld dat heel wat externe diensten hun taken niet naar behoren uitvoeren omdat zij veel minder personeel hebben dan wat minimaal wettelijk is vastgelegd.

 

Ik kom dan bij mijn tweede vraag, mevrouw de minister. Ik denk dat wij moeten opteren voor een vorm van sanctie of financiële bestraffing voor de diensten die hun taak niet naar behoren uitvoeren.

 

Ten slotte, er wordt ook aangehaald dat heel wat problemen zich voordoen omdat de bevoegdheden te versnipperd zijn over verschillende diensten en verschillende overheden. U weet dat ook, mevrouw de minister. Dat leidt tot inefficiëntie en tot het minder opvolgen van de problematiek welzijn op het werk in het algemeen en de aanpak van pesten op het werk in het bijzonder. De regelgeving is federaal gebleven terwijl de toepassing behoort tot de Gemeenschappen. Zo is de inspectie Arbeidsgeneeskunde een regionale bevoegdheid, terwijl de inspectie Preventie federaal is. Ook het arbeidsrecht is een federale bevoegdheid. Door deze versnippering zijn er problemen op het terrein. Zo melden ook de vakbonden, de werkgevers en de inspectie zelf.

 

Ook daar is mijn vraag, mevrouw de minister, hoe u dit probleem wilt aanpakken om tot een betere oplossing te komen voor het pesten op het werk.

 

09.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, wij hebben momenteel honderdvijftig inspecteurs voor het Toezicht op het Welzijn op het Werk en tweehonderdvijftig inspecteurs voor het Toezicht op de Sociale Wetten. U vergeet ook het groot aantal personeelsleden van de verschillende externe diensten.

 

De leeftijdspiramide is nu tamelijk ongunstig. Veel inspecteurs gingen de laatste jaren met pensioen, maar wij hebben ze systematisch vervangen.

 

Bovendien komen er in het voorjaar op mijn voorstel twaalf nieuwe inspecteurs en personeelsleden in dienst. Ik was van plan, voor de val van de regering, om tijdens de begrotingsbesprekingen 2011 en 2012 bijkomende versterking te vragen. Dat is noodzakelijk en dat zal ook het voorwerp uitmaken van onze discussie.

 

In 2009 waren er meer dan 14 684 bezoeken aan bedrijven, inzake Toezicht op het Welzijn op het Werk. U vergeet in uw vraag de bijna 16 000 bezoeken aan bouwwerven te vermelden. Dat is meer dan het dubbel van de bezoeken aan de verschillende ondernemingen.

 

In 2009 werden inzake geweld, pesterijen en ongewenste seksueel gedrag in totaal 1 419 controles uitgevoerd tijdens gewone bezoeken, dus zonder dat een echte klacht werd ingediend.

 

Het is niet zo, in tegenstelling tot wat u zegt, dat een externe dienst eerst toelating aan de werkgever moet vragen om een onderzoek naar een klacht over pesten te doen. De werkgever is verplicht de bijkomende factuur te betalen. In het geval van betwisting zal de inspectie natuurlijk optreden.

 

Wat de financiering, de erkenning en de werking van de externe diensten betreft, wacht ik op de verschillende aanbevelingen van de Kamercommissie voor de Sociale Zaken die daar momenteel, onder meer op mijn voorstel, aan werkt. Ik zal in die commissie een groot aantal nieuwe, belangrijke voorstellen en aanpassingen die al klaar waren, voorleggen. Ik nodig u uit om verder aan deze werkzaamheden deel te nemen. Uiteraard moeten wij verschillende aanpassingen doen aan de huidige wetgeving.

 

Wat uw laatste vraag betreft, het volgende. Op dat vlak bestaat geen versnippering van bevoegdheden. Het welzijn op het werk en de erkenning van de externe diensten zijn nog altijd een federale bevoegdheid. De bevoegdheid van de Gemeenschappen is beperkt tot de erkenning van de afdeling Medisch Toezicht van deze diensten. De afdeling Medisch Toezicht is evenwel niet rechtstreeks betrokken bij de problematiek van pesten op het werk. De werking zelf van de afdeling Medisch Toezicht is ook nog altijd een federale materie, als onderdeel van het arbeidsrecht en het aspect preventie van de sociale zekerheid.

 

Wij wachten nu op de aanbevelingen van de commissie. Naar aanleiding daarvan zullen wij een interessant debat kunnen voeren en zal ik verschillende voorstellen indienen.

 

09.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben blij dat u ook erkent dat de dienst nog onderbemand is en dat u ook pleit voor een versterking ervan. Het feit dat er ook nog 16 000 bijkomende bezoeken op bouwwerven zijn, zal niet veel aan het cijfer veranderen. De pakkans blijft heel klein, zelfs als men die 16 000 er zou bijtellen, terwijl dat eigenlijk over bouwwerven gaat.

 

Ik ben in ieder geval blij dat u ook zegt dat de diensten moeten worden versterkt.

 

Voorts zei u dat de externe diensten verplicht zijn om de klachten te behandelen en de factuur gewoon door te rekenen. Welnu, ons werd precies gesignaleerd dat dit in de praktijk niet gebeurt. Vandaar dat ik aandring op een versterking van de inspectiediensten, om zulke wantoestanden aan te kaarten en aan te pakken. Op het terrein – dat heb ik niet uitgevonden, dat zeggen de experts en de vakbonden – werkt het zo niet, wordt er extra aangevraagd en gaat er telkens een telefonische oproep van de externe dienst naar de werkgever.

 

Vervolgens zei u dat er geen versnippering is van de bevoegdheden. Ik maak ook zelf deel uit van de commissie. Ik heb dat daar zelf gehoord. Ik stel voor, mevrouw de minister, dat u voortaan ook altijd iemand van uw kabinet zou sturen, want daar is dat ook gezegd. Ik denk dat dit een punt is dat wij verder in de commissie moeten uitklaren. Daarin deel ik uw mening.

 

U zei tot slot dat u van plan bent om verschillende voorstellen te doen. Ik hoop – en ik kijk ernaar uit – dat wij heel snel van u zullen vernemen, naar aanleiding van de aanbevelingen die wij in de commissie kunnen doen, wat u van plan bent om het pesten op het werk een halt toe te roepen. Zoals blijkt uit de cijfers van de SERV is er tussen 2004 en 2010 helaas geen afname vastgesteld, maar integendeel zelfs een lichte verhoging.

 

Le président: Vous aurez encore l'occasion d'en discuter longuement en commission.

 

09.04  Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik vraag mij toch af of het vragenuurtje nog gebruikt wordt voor actuele vragen. Wij zijn al twee weken in de commissie aan het werk en hebben speciaal hoorzittingen over de pesterijen op het werk georganiseerd.

 

Wij vinden dat er een evaluatie en een aanpassing van de wet moet komen. Daarvoor hebben wij hoorzittingen georganiseerd. Die mensen zijn uitgenodigd en zijn nu aan het werk. Nu gebruikt u een flard van de problematiek om de minister een ellenlange vraag te stellen. Ik vind dit niet de bedoeling van een vragenuurtje over de actuele problematiek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Questions jointes de

- M. Christian Brotcorne au ministre de la Justice sur "la relaxe d'un trafiquant de drogues par un magistrat instructeur" (n° P0032)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "la relaxe d'un passeur de drogues par un juge d'instruction" (n° P0033)

- M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "la relaxe d'un passeur de drogues par un juge d'instruction" (n° P0034)

- Mme Marie-Christine Marghem au ministre de la Justice sur "la relaxe d'un trafiquant de drogues par un magistrat instructeur" (n° P0035)

- Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "la relaxe d'un trafiquant de drogues par un magistrat instructeur" (n° P0036)

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een drugshandelaar door een onderzoeksmagistraat" (nr. P0032)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een drugskoerier door een onderzoeksrechter" (nr. P0033)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een drugskoerier door een onderzoeksrechter" (nr. P0034)

- mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een drugshandelaar door een onderzoeksmagistraat" (nr. P0035)

- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een drugshandelaar door een onderzoeksmagistraat" (nr. P0036)

 

10.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, les juges d'instruction ne vous laissent pas tranquille.

 

D'abord, voilà quelques jours, l'un d'eux voulait entrer dans une prison au volant de son véhicule, ce qui a entraîné le cinéma que l'on connaît. Aujourd'hui, un de ces juges d'instruction invoque l'absence de véhicule pour expliquer qu'il n'a pas la possibilité de se rendre dans la même prison pour interroger un détenu; en conséquence, celui-ci est libéré alors qu'il est en aveu et à propos duquel il a été constaté qu'il trafiquait de la drogue (cocaïne) et qu'il jouait le rôle de "mule": il avait ingéré de ces produits.

 

C'est peut-être une manière originale de manifester contre un manque de moyens, de matériel mis à la disposition des juges d'instruction pour accomplir leur travail. Vous nous en direz ce que vous en pensez. Selon moi, c'est très interpellant par rapport à l'opinion publique qui voit que, dans de telles situations, pour des considérations de cet ordre, on relâche des personnes qui auraient dû rester sous les verrous, on met à mal une procédure menée à bien par la police qui se demande ce qu'elle a à faire pour que les délinquants et criminels soient remis à la justice afin qu'elle fasse son travail.

 

Quel est votre sentiment à l'égard d'une telle situation?

Des rapports vous ont-ils été transmis quant à ce comportement pour le moins particulier?

Des actions sont-elles possibles ou envisageables?

 

Ou, au contraire, le magistrat a-t-il agi tout à fait dans l'ordre légitime et normal des choses, ce qui m'étonnerait?

 

Voilà des questions qu'il me paraît légitime de vous poser, monsieur le ministre.

 

Le président: Merci, monsieur Brotcorne. Également pour la brièveté. Même quand c'est bien, il faut le dire.

 

10.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, vorige week hadden we collega Landuyt met vliegende zaken uit Brugge. Ik heb zojuist collega Becq gehoord over lopende zaken. Toen ik zelf de krant las, dacht ik dat het niet mogelijk was dat men een drugskoerier niet kon aanhouden omdat men niet over een computer, een verhoorlokaal of een dienstvoertuig beschikte en als onderzoeksrechter blijkbaar niet in de gevangenis geraakte. Ik dacht dat dit onmogelijk was. Ik heb even nagekeken wat u mij in het verleden al beloofd hebt.

 

Wat de computer betreft, hebt u in 2009 voor 3 500 000 euro aan laptops gekocht, bestemd voor de magistraten. Die konden niet tijdig bedeeld worden, maar u hebt mij beloofd dat die eind 2010 bedeeld zouden zijn. We hebben er weliswaar 200 000 euro aan opslagkosten voor betaald, maar ik mocht ervan op aan dat die eind 2010 bedeeld zouden zijn. Ik neem aan dat ze bedeeld zijn en dat die magistraat dus in ieder geval een computer voorhanden had.

 

Wat het verhoorlokaal betreft, dat moest er ook zijn. In het masterplan voor de gevangenissen stond met betrekking tot St.-Gillis dat men de verloren capaciteit zou herstellen en dat men daarenboven 102 cellen extra zou creëren. De werken zouden eind 2010 beëindigd zijn. Het is vandaag 2011.

 

Dat de onderzoeksrechter zich niet naar de gevangenis kon begeven, lijkt mij onmogelijk, tenzij ik natuurlijk De Troy aanhoor die zegt dat hij niet binnen raakt langs de voordeur omdat de minister dan met tuchtsancties dreigt. Ik lees vandaag in de krant dat onderzoeksrechter Burm langs de achterkant wou binnengaan en dat men hem voor een gedetineerde nam. Dan heb ik misschien begrip voor de onderzoeksrechter in kwestie die zegt dat hij zich bij gebrek aan dienstvoertuig niet naar de gevangenis kon begeven.

 

Mijnheer de minister, ik zou graag hebben dat u mij straks zegt dat het verhaal dat ik in de krant gelezen heb, onwaar is.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, laat ik vooreerst als jurist toch zeggen dat ik het volle belang begrijp van regels die de rechten van verdachten moeten beschermen. U moet mij toch eens uitleggen, en u zal het waarschijnlijk wel proberen, waarom een onderzoeksrechter een drugkoerier gewoon laat vertrekken omdat hij, de onderzoeksrechter, geen geschikt verhoorlokaal vindt voor zijn computer en zijn printer. De man, een drugkoerier, zoals voldoende geschetst door collega Brotcorne, had 2 kilogram cocaïne in zijn bagage verstopt.

 

Over de feiten is er geen enkele twijfel. De vermoedelijke crimineel werd dus gewoon vrijgelaten en is sindsdien, wat had u gedacht, spoorloos. U zult hem niet terugvinden, mijnheer de minister. De man in de straat, de man met de pet, die kijkt ernaar en verliest stilaan heel snel alle vertrouwen in Justitie. Met welk recht zal die rechter morgen rechtspreken in een zaak waarin de burger moet voorkomen? Ik vraag mij af, mijnheer de minister, wat u hier allemaal zult komen vertellen. Ik heb twee vragen voor u, heel kort, zoals de voorzitter het gevraagd heeft.

 

Kan het voor u nog langer dat het ontbreken van een verhoorlokaal met laptop en/of printer of het ontbreken van een dienstvoertuig voldoende reden is om boeven gewoon vrij te laten? Welk signaal geeft u hiermee aan de maatschappij?

 

Ik weet het wel: u zult afkomen met het geheim van het onderzoek en de onafhankelijkheid van Justitie. Ik wil het allemaal wel geloven, maar komt u tussen in die zaak? Op welke manier komt u tussen? Op welke manier wordt het recht op veiligheid van de maatschappij, toch ook een fundamenteel recht hoop ik, door u gewaarborgd? Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

10.04  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, dans les Fables de La Fontaine, si mes souvenirs sont exacts, on peut lire cette expression: "Tant va la cruche à l'eau qu'à la fin, elle se casse." Autrement dit, quand la corde est tendue, elle finit par rompre. Nous venons de vivre un événement avec un juge d'instruction qui avait déjà entendu treize personnes dans la journée et qui a refusé d'en faire davantage parce qu'il n'avait pas d'ordinateur et pas de voiture pour se rendre à la prison, quand habituellement, dans d'autres centres judiciaires, ce sont les détenus, comme d'ailleurs tous les justiciables, qui viennent au juge et pas l'inverse. Ma première question serait donc celle-ci: comment se fait-il qu'à Bruxelles, les choses se fassent comme cela, alors que je connais des endroits où on amène les détenus dans le palais de justice?

 

Ce magistrat refuse donc de déférer à la demande qui lui est faite par le parquet d'aller interroger quelqu'un qui a été arrêté pour cause de possession de stupéfiants dans le délai de 24 heures qui arrive à échéance. On voit poindre, malheureusement, un problème qu'on connaît depuis longtemps: le fait qu'un maillon de la chaîne pénale faiblisse et casse, posant un problème en termes d'efficacité, de sentiment d'impunité et d'effectivité de la loi pénale. Déjà, dans l'emprisonnement et la réalisation des condamnations, il y a d'importantes difficultés que vous essayez de maîtriser par la diminution de la surpopulation carcérale. Cependant, les problèmes à la fin de la chaîne pénale et que nous avons maintes fois dénoncés commencent à remonter cette chaîne dangereusement, à l'intérieur des palais, comme en témoignent les incidents qui ont émaillé dernièrement le travail des juges d'instruction, particulièrement à Bruxelles.

 

Je voulais vous demander si ces magistrats allaient faire l'objet d'une attention particulière de votre part en raison de leurs responsabilités très lourdes et de la charge de travail très lourde qu'ils doivent assumer. Allez-vous faire en sorte qu'ils disposent du minimum de moyens requis pour assurer un ministère correct pour pouvoir restaurer ce maillon de la chaîne pénale qui commence à faiblir dangereusement?

 

10.05  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas revenir sur les faits mais j'avoue que je me suis posé la même question que Mme Van Cauter. Quand j'ai lu le journal, je me suis dit que j'étais en train de lire le résumé d'un scénario d'un film de Tarantino ou des frères Coen. Et encore! C'était tellement improbable! J'ai relu deux fois et, malheureusement, cela n'était pas un scénario de fiction; c'était bien réel! Cela ne se passait pas dans un pays très éloigné et à une époque très éloignée mais ici en Belgique, en 2011.

 

J'ai envie de résumer mon intervention. De quoi souffre cette grande dame qu'est la justice? Quelle image donne-t-elle aux citoyens lorsqu'on relâche des trafiquants de drogue pour des raisons de logistique et de mobilité alors qu'il y a un délai de 24 heures? Comment aujourd'hui en Belgique, un juge d'instruction ne sait pas, endéans les 24 heures, confirmer un mandat d'arrêt d'un trafiquant de drogue dont les faits sont totalement avérés?

 

Comment est-on arrivé à cette situation? Qu'allez-vous faire pour y remédier afin que la prochaine fois il s'agisse réellement d'un film de Tarantino ou des frères Coen, et plus d'une réalité belge?

 

10.06 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, velen zijn samen met u verbijsterd geweest, toen zij hebben gelezen wat er is gebeurd. De media hebben het gebeurde correct weergegeven.

 

Ook binnen de gevangenis is er echter verbijstering geweest. De dokter van de aangehouden betrokkene was verbijsterd. Hij heeft mij ook een brief geschreven om te melden dat hetgeen is gebeurd, schandelijk en bijzonder onaanvaardbaar is. Hij moet zorgen verstrekken, maar werd niet in staat gesteld dit op een correcte manier te doen. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door de betrokkene onmiddellijk naar het hospitaal te laten overbrengen. De klassieke procedure is immers dat iemand in de ziekenboeg van de gevangenis blijft, dat de dokter erbij is en dat de onderzoeksrechter naar de ziekenboeg komt. Echter, eenmaal het desbetreffende bevel niet werd gegeven, moest de dokter zijn verantwoordelijkheid nemen. De persoon in kwestie had immers inderdaad tal van verdovende middelen ingeslikt en moest medisch worden behandeld. De dokter heeft dus gereageerd en geprotesteerd.

 

Ik kom terug op het feit dat ook het parket bijzonder ontgoocheld heeft gereageerd. Ook onze informatica-ambtenaren hebben bijzonder ontgoocheld gereageerd. De kabinetten van de onderzoeksrechters zijn immers uitgerust en er zijn mogelijkheden. Er is ook nooit een klacht van de betrokken onderzoeksrechter geweest. Ook zij zijn dus verbijsterd geweest door de motivering die is aangebracht.

 

De feiten zijn geschetst. Ik heb mij natuurlijk geïnformeerd bij de procureur des Konings en bij de procureur-generaal, die mij het bericht van de procureur des Konings heeft laten geworden. Ik citeer.

 

"J'ai l'honneur de vous faire connaître que les arguments utilisés par le magistrat instructeur afin de motiver son ordonnance contraire sont totalement incohérents. En effet, le suspect ayant été trouvé porteur d'importantes quantités de stupéfiants ingérés par la méthode dite des bolitas, il était nécessaire d'organiser son transfert vers des locaux adéquats afin que celui-ci puisse évacuer par les voies naturelles les produits ingérés. Dans ces conditions, tout transfert vers le Portalis se révèle dangereux pour la santé du suspect.

 

Le magistrat instructeur, s'il ne désire pas employer son véhicule personnel peut faire appel à une société de taxis, emprunter des transports publics ou, éventuellement, dans le cas d'urgences, faire appel à la police de la zone Midi. L'argument concernant l'absence de matériel informatique adéquat me paraît non pertinent, dans la mesure où le greffier du juge d'instruction possède de nombreux formulaires pré-établis et peut prendre sous la dictée l'audition effectuée par le magistrat instructeur."

 

Dit is een eerste analyse.

 

Mevrouw Marghem heeft er reeds op gewezen dat er ook een regel bestaat dat men een bevel tot medebrengen kan geven, waarbij de termijn ingaat op het ogenblik dat het medisch verantwoord is. Hij had die techniek kunnen gebruiken, maar dat heeft hij niet gedaan.

 

Dit is een eerste analyse van de feiten door de procureur des Konings te Brussel. Hij heeft mij ook meegedeeld dat hij het disciplinair onderzoek verder ter harte neemt. Hij schrijft mij het volgende.

 

Ik citeer opnieuw: "Dans le cas présent, mon office, conformément à l'article 46, §4, pourrait saisir l'autorité disciplinaire dans le cadre d'une faute professionnelle. Sauf erreur, celle-ci se caractérise par l'utilisation d'arguments personnels et non fondés pour étayer une ordonnance contraire, au mépris total d'une analyse préalable de l'existence d'indices suffisants ou d'une absence de l'absolue nécessité pour l'ordre public. Dans le cas d'espèce, cette analyse n'a pas été faite et la motivation de l'ordonnance contraire nous paraît illégale et basée uniquement sur l'humeur du magistrat instructeur et des considérations personnelles et hors de propos."

 

De stelling van de procureur des Konings is duidelijk. Hij spreekt op een heel strenge manier een oordeel uit over dit concrete dossier. Ik kan disciplinair niet tussenbeide komen. De procureur des Konings, de procureur-generaal desgevallend, kan dat initieel. Finaal is het de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel die zijn disciplinaire verantwoordelijkheid moet nemen. Hij heeft zich in de media al uitgesproken. We wachten af hoe de eerste stap, de disciplinaire procedure, binnen de bestaande interne, wettelijke mogelijkheden verloopt.

 

Ik word geconfronteerd met veel te veel van dit soort disciplinaire dossiers. Ik vraag de voorzitter van het Parlement en de voorzitter van de commissie voor de Justitie om het klaarliggend ontwerp inzake de hervorming van het tuchtrecht prioritair aan te pakken. Het kan niet dat wij in deze omstandigheden geblokkeerd blijven door een gebrek aan goede mogelijkheden om deze tuchtrechtelijke dossiers op een wettelijke en correcte manier aan te pakken. Er was daarover al een consensus in de vorige legislatuur. Ik zal het klaarliggend ontwerp aan het Parlement bezorgen. Ik hoop dat het Parlement het initiatief kan nemen.

 

Ik zal ook de Hoge Raad voor de Justitie aanspreken. Ik kan niet aanvaarden dat de diverse dossiers van de laatste tijd de werkomstandigheden van de onderzoeksrechters hypothekeren en dat dit soort van incidenten zich herhaalt. Ik zal de raad vragen om de organisatie en de werking van de onderzoeksrechters te bekijken, met prioriteit voor Brussel. Wij hebben dat recent nog gedaan voor de rechtbank van koophandel en voor het hof van beroep te Brussel. Het zijn telkens goede rapporten geweest waarop wij ons naderhand hebben kunnen baseren om initiatieven te nemen. In deze vraag ik het organisatorische aspect van de werking van de onderzoeksrechters te analyseren op het vlak van ICT, personeel en de relatie met de gevangenis. Hoe gaat men de gevangenis binnen en wat is de interne controle? Ik zal van de gelegenheid gebruikmaken om de effecten van het Salduzarrest te laten onderzoeken. Dat zal immers tot een bijkomende werkdruk voor de onderzoeksrechter leiden.

 

Conclusie: ik vind het een verbijsterend dossier. De procureur des Konings is heel helder in zijn analyse. Ik heb alle vertrouwen in de verdere afhandeling op interne basis. Ik zal u het voorstel van het nieuwe tuchtrecht bezorgen dat wij dringend nodig hebben. Ik vraag een onderzoek bij de Hoge Raad voor de Justitie. Er moet onmiddellijk werk gemaakt worden van een inventaris van eventuele problemen zodat wij op een accurate manier kunnen reageren.

 

10.07  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse sans langue de bois. Il est évident que l'humeur d'un magistrat ne peut aboutir aux incohérences que nous relevons. Vous vous basez sur l'opinion du procureur du Roi, à qui vous avez demandé des informations via le procureur général. On a pu lire dans la presse que le président du tribunal dont dépend le juge d'instruction n'avait peut-être pas tout à fait la même analyse. L'enquête en cours nous dira ce qu'il faut réellement en penser.

 

Pour ce qui concerne le statut disciplinaire des magistrats, nous sommes disponibles pour travailler sur ce dossier ô combien important. Il en va de même pour le statut du juge d'instruction car, là aussi, nous devrons nous interroger sur sa place dans la structure et la hiérarchie judiciaires.

 

10.08  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, u zegt dat er een tuchtonderzoek loopt, dus het resultaat van dat tuchtonderzoek zal binnen afzienbare tijd bekend zijn. Dat moeten wij dus afwachten.

 

Wat ik eigenaardig vind in uw redenering – en u citeert de procureur des Konings –, is dat de onderzoeksrechter blijkbaar de kosten van de verplaatsing moet voorschieten. Hij moet blijkbaar met zijn eigen penningen een taxibedrijf contacteren om een taxi naar de gevangenis te nemen, en misschien jaren wachten op terugbetaling van het voorgeschoten geld. Dat is toch niet wat men mag verwachten voor een magistraat?

 

Ik verwacht dat een magistraat vrije toegang heeft tot de gevangenis wanneer hij zich daarheen moet verplaatsen, en dat hij daar de regels respecteert. Wij lezen nu in de pers wat de heer De Troy en andermaal onderzoeksrechter Burm overkomen is. Men nam die laatste voor een verdachte en stuurde hem naar de achterzijde, terwijl hij de gevangenis op normale wijze met een politieauto binnenreed.

 

Dat u dat onderzoekt, neem ik aan. Maar wanneer u het onderzocht en geanalyseerd hebt, doet u er hopelijk ook iets aan. De realiteit is immers dat er een drugskoerier vrijuit ging en straffeloos bleef, terwijl politieagenten, magistraten en anderen van Justitie ontmoedigd geraken. Die mensen zijn het beu.

 

10.09  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Helaas, mijnheer de minister, heb ik in uw antwoord weer wollige retoriek gehoord. Ik vrees dat de waarheid ondergesneeuwd dreigt te worden door uw woorden.

 

Het zou wel eens kunnen dat bij de mensen de perceptie blijft hangen dat de woorden die een PS-collega ooit gebruikte om Bart De Wever te omschrijven, un conard, van toepassing zijn op die onderzoeksrechter. Het risico lopen dat een drugskoerier vrijkomt, gewoon omdat men de computer of de printer niet kan aansluiten, dat lijkt mij een beetje bij het haar gegrepen. Ik vrees dat die perceptie bij de bevolking zal blijven hangen en dat spijt mij.

 

10.10  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai bien écouté votre réponse et je dois dire qu'elle m'interpelle au moins en ce qui concerne deux points.

 

Le premier a trait à l'enquête disciplinaire. Il est évident qu'après ce genre de choses, puisque tout magistrat est tenu à un devoir de réserve, une enquête disciplinaire doit être diligentée. Vous ne nous avez donc pas appris grand-chose. Je suis contente que les institutions fonctionnent bien et qu'une enquête soit lancée. Mais je ne souhaite pas non plus que, sur le seul avis du parquet, vous nous donniez votre sentiment au sujet de cette enquête. En effet, vous n'avez qu'un seul son de cloche. C'est seulement quand l'enquête disciplinaire sera terminée et que nous aurons entendu tous les intervenants que nous saurons exactement ce qui s'est passé.

 

A priori, je ne considère pas les magistrats, contrairement à ce que certains laissent supposer, comme des gens excentriques ou incapables de faire face à un certain stress lié à leur fonction.

 

Deuxièmement, si aujourd'hui de tels faits sont révélés dans la presse avec leur lot de critiques – ce que je peux comprendre puisque normalement une question de ce genre devrait être réglée en interne –, c'est parce qu'il y a péril en la demeure et qu'il y a pour ce magistrat – mais c'est également le cas d'autres – une difficulté croissante à exercer correctement ses responsabilités.

 

Selon moi, ce n'est pas seulement le profil professionnel du juge d'instruction qui doit être examiné, bien que je sois d'accord avec la piste lancée, c'est aussi la façon dont il s'insère dans une organisation qui forme une chaîne et la manière dont ces dernières fonctionnent ou non.

 

Pour ma part, je préfèrerais de loin que vous élargissiez le spectre de vos investigations en ne vous limitant pas aux juges d'instruction, mais en examinant plus largement le fonctionnement de la chaîne pénale afin que de tels faits, de telles exactions – il ne faut voir dans ce terme aucun côté péjoratif – ne se produisent plus à l'avenir et que la chaîne pénale rende son office. Autrement dit, elle doit pouvoir poursuivre, traiter les infractions d'un bout à l'autre.

 

10.11  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans votre réponse, vous avez utilisé les mots "déception", "étonnement", "humeurs d'un magistrat". En gros, le scénario que vous nous proposez ne me semble pas meilleur que celui évoqué dans la presse!

 

Finalement, vous dites que le sort des détenus (en bien ou en mal) et la protection du citoyen se retrouvent entre les mains du magistrat et dépendent de ses humeurs. Je ne suis pas sûre que cette réponse soit tout à fait satisfaisante!

 

En outre, vous dites avoir pris – et prendre encore – des informations concernant la problématique de la logistique et de la mobilité. Mais vous n'apportez aucun élément concret. Vous précisez aussi qu'une action disciplinaire est en cours. Il ne manquerait plus que cela!

 

Selon moi, s'il faut réfléchir à la nouvelle procédure en matière disciplinaire, comme vous l'avez suggéré, il conviendrait également de réfléchir à la formation, au fonctionnement et au statut du juge d'instruction qui s'inscrit dans une chaîne plus globale. Par ailleurs, un cadastre des moyens pourrait nous être présenté à moyen terme pour savoir de quels moyens les juges d'instruction et le parquet disposent pour pouvoir diligenter les enquêtes correctement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de opsporing van 1 140 gevluchte veroordeelden" (nr. P0037)

11 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les opérations de recherche de 1 140 personnes condamnées" (n° P0037)

 

11.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, u zult het waarschijnlijk ook gezien hebben: “Gezocht: 1 140 veroordeelde gangsters.” Iets kleiner werd geblokletterd: “Opsporingsdossiers stapelen zich op bij het FAST-team.”

 

Het FAST-team bestaat al een tiental jaren in België en spoort voortvluchtige veroordeelden op, mensen die zware veroordelingen hebben gekregen. Die veroordeelden zijn geen kleine garnalen. Het team heeft dus een belangrijke taak, met name de straffeloosheid in ons kleine landje tegengaan.

 

Zij doen hun best. Zij hebben al heel wat mensen gevonden en hebben een goede reputatie opgebouwd. Goed is goed, dat moeten wij ook zeggen. Het eigenaardige is – wij zijn dat niet gewoon van ons klein land – dat dit in Europa zelfs wordt gezien als een voorbeeld van good practice.

 

Daar stopt echter het goede nieuws, want er zijn een aantal pijnpunten. Een eerste pijnpunt is dat het FAST-team maar uit tien mensen bestaat om die 1 140 voortvluchtige personen op te zoeken. Die voortvluchtige mensen werden meestal in België veroordeeld, maar gingen dan naar het buitenland om daar te wachten tot de termijn voor uitvoering van hun straf is verstreken, om dan eventueel terug te keren of iets anders te doen. Het is dus een race tegen de tijd en men moet dat met tien man doen in een internationaal kader.

 

Dat is niet het enige pijnpunt. Een ander pijnpunt is dat zij heel weinig middelen hebben om dat te doen. Tijdens een onderzoek beschikt men over alle BOM-middelen, bijzondere opsporingsmethodes. Dat geldt blijkbaar niet wanneer iemand veroordeeld is, dus geen infiltratie, observatie, informanten, telefoontap of identificatie van telefoonnummers. Niets van dat alles, wel klassiek speurwerk en vooral heel veel creativiteit, opnieuw in een internationale context. Zij moeten het maar doen. Dat is niet meer van deze tijd.

 

Een derde pijnpunt is dat zij afhankelijk zijn van het openbaar ministerie om in actie te kunnen komen. Zij kunnen dat pas doen wanneer iemand internationaal geseind staat. Wij kennen allemaal het recente geval van de man die werd veroordeeld voor kindermisbruik en vier jaar geleden in Merksplas is ontsnapt. Hij heeft een nieuw leven opgebouwd in Utrecht, heel zijn omgeving weet van zijn veroordeling; er is geen probleem. Die man moet regelmatig bij de Nederlandse politie komen, zij het dan maar voor wildplassen. De Nederlandse politie weet niet dat hij ontsnapt is, dat hij zware veroordelingen heeft opgelopen. Die man kan daar verder leven. Pas in 2010 beslist men om hem te seinen en kan het FAST-team die man vatten. Ook dat is een pijnpunt. Het gebeurt niet altijd accuraat. Meer nog, indien men dat gaat doortrekken, zouden er misschien wel meer dan 1 140 zware gangsters voortvluchtig kunnen zijn.

 

Het besluit is dat het FAST-team een zeer goed initiatief is, maar dat deze mensen tegen de klok moeten werken met een zware handicap. Het is erg, mijnheer de minister, dat veroordelingen van meer dan drie jaar geen garantie inhouden dat die straf ook effectief wordt uitgevoerd. Ik vind dit bijzonder jammer voor Justitie, maar het is een voorbeeld van een falend strafuitvoeringsbeleid. Het is een kaakslag aan de slachtoffers en alle actoren van Justitie, want ondanks alle inspanningen van politie, parketten en rechtbanken om tot een veroordeling te komen, vervallen alle middelen eens de veroordeling er is en is men afhankelijk van wat dan ook. Het gaat hier niet om gauwdiefjes, mijnheer de minister, het gaat om mensen die ernstige feiten plegen. Het FAST-team vraagt dan ook terecht om bijkomende middelen.

 

Ik kom dan tot mijn vragen. Hoe beoordeelt u die cijfers? Vreest u ook niet dat er een groot dark number is en dat het er wel eens meer zouden kunnen zijn dan 1 140? Wat zou u kunnen doen om die cijfers toch nog te reduceren? Acht u tien man echt wel voldoende om zoveel mensen op te sporen? Zult u ingaan op de vraag van het FAST-team naar bijkomende middelen? Zouden zij niet meer opsporingsmethoden moeten kunnen krijgen? Wat kan er allemaal gebeuren? Hoe zit het met het internationaal seinen? Blijkbaar gebeurt dat niet automatisch. Zou dat niet moeten gebeuren? Zouden daarvoor geen initiatieven moeten worden genomen?

 

Ik vind de slachtoffers toch ook niet onbelangrijk, want het gaat om zware feiten. Voor die mensen is dit een kaakslag. Zij blijven met onzekerheid en angst achter. Zouden wij niet in iets moeten voorzien zodat zij worden verwittigd en indien mogelijk ook begeleid?

 

Ten slotte wil ik nog mijn bezorgdheid uitdrukken in verband met het volgende. Wij weten dat het heel moeilijk ligt voor de lager gestraften. Wat is eigenlijk het signaal dat men vanuit Justitie zal geven? Men kan niet veel doen met korte veroordelingen en de lange veroordelingen laat men ook blauwblauw. Ik kan alleen maar hopen dat u een oplossing kunt bieden voor deze problematiek.

 

11.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Wit, wij hebben gisteren in de commissie voor de Justitie, op basis van een aantal andere vragen, al een deel van de problematiek behandeld. Het ging daarbij specifiek over het dossier-Nederland/Utrecht en één bepaald geval. Hier wordt de globale problematiek van de 1 140 gevluchte veroordeelden naar voren gebracht.

 

Ten eerste, vanmorgen was er een bezoek van de koning aan de politiediensten. Bij voornoemde gelegenheid is er ook over de vele goede aspecten van de politiediensten, met inbegrip van het FAST-team, gesproken.

 

Het FAST-team is een goed werkend team. Ik waardeer de teamleden erg. Alle belangrijke, moeilijke dossiers uit het recente justitieverleden zijn door voornoemde dienst bijzonder goed aangepakt. Daarenboven is nu ook een Europese structuur opgericht, teneinde nog efficiënter te zijn. Recent, met name in september 2010, is een Europees netwerk van de 27 nationale fugitive teams of contactpunten opgericht, namelijk ENFAST. Zulks zal wellicht nog bijkomende efficiëntie en een nog sneller, krachtdadiger en meer gecoördineerd optreden met zich brengen.

 

Inzake het cijfer van 1 140 gevluchte veroordeelden, wil ik ter informatie nog het volgende meegeven. In 2005 opende FAST 247 nieuwe dossiers. In 2006 waren het 286 dossiers. In 2007 ging het om 218 dossiers en in 2008 om 324 dossiers. In 2010 betrof het 563 nieuwe dossiers. De aantallen stijgen dus.

 

Ik geef u voormelde cijfers mee, omdat zij de zorg om van de problematiek grondig werk te maken, bevestigen.

 

Ongeveer of zelfs meer dan de helft van de bedoelde dossiers betreffen personen die bij verstek zijn veroordeeld. Zij hebben feiten begaan en hebben wellicht ook in voorlopige hechtenis gezeten. Op het ogenblik van de veroordeling waren zij echter niet langer in het land en verbleven zij wellicht in het buitenland. Het gaat dus om verstekvonnissen die zijn uitgesproken.

 

Zulks belet niet dat voornoemde, grote helft nog altijd een belangrijk onderdeel van de problematiek is. Wij moeten dan ook dringend tot een gecoördineerde aanpak komen. Er is de nationale seining en er is het Europees arrestatiebevel. Er is ook het internationale opsporingsbericht. Er zijn dus verschillende niveaus, die ook verschillend – en volgens verschillende categorieën – worden gebruikt.

 

Een en ander zal nu uit de verwarring moeten worden gehaald. Er zijn overigens al voorbereidende werkzaamheden geweest, om op basis van een aantal parameters te bekijken in welke gevallen er nationale, Europese en internationale opsporing gebeurt.

 

Nu wordt meestal met een internationale opsporing gestart, in de mate dat er indicaties zijn die erop wijzen dat iemand ergens verblijft. Er wordt dus met een internationale oproep gestart, wanneer eigenlijk al is geweten waar de betrokkene zou kunnen verblijven. Het is dus geen systematische oproep aan het buitenland voor alle personen die veroordeeld of ontsnapt zijn.

 

Wat het Europees arrestatiebevel betreft, vanaf vier maanden veroordeling kan men het Europees arrestatiebevel formuleren, maar de praktijk bij ons is dat dit later gebeurt. Men doet het alleen voor degenen die nog twee jaar in de gevangenis moeten blijven. Dat is nu de praktijk.

 

Zo ziet men dat de normen verschillend zijn en dat wij nu dringend moeten kijken – ik zal daar bij de volgende bijeenkomst met het College van procureurs-generaal zeker een punt van maken – hoe wij dat kunnen regelen, want één zaak is niet geregeld, namelijk de geïnterneerden die niet terugkeren of ontsnappen of verdwijnen naar het buitenland. Daar zit de hele categorie van de seksuele delinquenten bij. Ik heb het cijfer gisteren gegeven. Er zit een belangrijk deel seksuele delinquenten en veroordeelden bij. Uit andere Europese landen komt steeds meer de vraag hun de informatie te geven wie veroordeeld is omdat men wil kijken, als iemand tewerkgesteld wordt, op welke manier die tewerkstelling kan worden verhinderd.

 

Ik kom tot mijn conclusie. Dit is een belangrijke materie, mijnheer de voorzitter.

 

Le président: Chers collègues, je tiens à faire remarquer que, la semaine prochaine, nous devrons revenir à une application un peu plus stricte du Règlement.

 

(Brouhaha)

 

Quand je suis trop autoritaire, on m'en veut et, quand je suis trop libéral, on m'en veut aussi! Il faut trouver le point d'équilibre.

 

La semaine prochaine, nous aurons à discuter de Buizingen et de projets. Si la séance des questions dure aussi longtemps qu'aujourd'hui, nous sommes partis pour deux jours de débats! J'invite le ministre à terminer ou, si nécessaire, à prolonger en commission la semaine prochaine.

 

11.03 Minister Stefaan De Clerck: Conclusie: ik maak een richtlijn, in lopende zaken.

 

11.04  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik denk niet dat de geëngageerdheid van het team ter discussie staat, wel de omkadering. Het is jammer dat Justitie op een gegeven moment als een flan ineen dreigt te zakken en dat moeten wij te allen prijze vermijden. Ik heb genoteerd dat daarvan werk zal worden gemaakt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Filip De Man aan de minister van Justitie over "het dragen van een nikab" (nr. P0038)

12 Question de M. Filip De Man au ministre de la Justice sur "le port du niqab" (n° P0038)

 

12.01  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik weet niet hoe het zit in Kortrijk, of daar al nikabs en boerka’s te zien zijn. Ik laat mij vertellen dat in Kortrijk toch al bijna 10 procent van de bevolking moslim is, dus het had wel gekund.

 

(…): (…)

 

12.02  Filip De Man (VB): U vindt dat misschien leuk, maar ik absoluut niet. U laat hen binnen, ik niet.

 

Laten wij aannemen dat het probleem zich niet voordoet in Kortrijk. Het doet zich wel in Brussel voor. In Brussel is dat trouwens een echte pest. U hoeft niet ver te lopen. Hier, in de Koningsstraat, kunt u al moslimvrouwen met boerka’s en nikabs zien.

 

Er was een wet in de maak om het dragen van de nikab en de boerka te verbieden, die overigens goedgekeurd werd. Ik weet niet waarom onze rode kameraden hier nu protesteren, want zij hebben die wet ook goedgekeurd, bij mijn weten. Door de val van de regering, kon er over die wet in de Senaat niet meer gestemd worden. We moeten het voorlopig dus stellen met gemeentelijke politiereglementen. In heel wat gemeenten en steden verbieden reglementen om gemaskerd rond te lopen, want daarop komt het eigenlijk neer. Er zijn zelfs steden en gemeenten die expliciet vermelden dat moslimattributen, om het beleefd te zeggen, niet kunnen.

 

In Etterbeek is er een boete uitgesproken op basis van zo’n reglement. Een betrokkene had op het publiek domein die reglementering aan de laars gelapt. Daarop werd een boete gegeven. Die zaak kwam voor de rechtbank. Tot veler verbazing zegt die rechter dat een boete disproportioneel is, waarop hij die boete van tafel veegt. Ik vind dat kras.

 

Ik vind dat niemand gemaskerd mag rondlopen in de straat, of het nu een carnavalsmasker is, zoals sommige bankovervallers wel eens gebruiken, of, bij wijze van spreken, een muts van de Ku Klux Klan, of die kopvodden van de moslima’s. Het mag niet.

 

Mijnheer de minister, ik had van u daarom graag geweten of u via het College van procureurs-generaal zult aandringen op een beroep tegen die uitspraak van de rechtbank in Brussel.

 

Is er al beroep aangetekend? Zo niet, zult u daarop aandringen?

 

12.03 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer De Man, de uitspraak van de politierechtbank is gebaseerd op de juridische redenering dat een gemeentelijk reglement niet mogelijk is in dezen, gelet op de Grondwettelijke en de internationaalrechterlijke bepalingen. Wie een afwijking wil vastleggen op artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, moet dat bij wet doen.

 

U verwijst dan ook terecht naar de beslissing van april vorig jaar van het Parlement om die materie bij wet te regelen. De rechter verwijst daar ook naar.

 

De wettekst is kaduuk, omdat de Senaat de wetgeving niet heeft kunnen goedkeuren door de val van de regering. Ik denk dat het Parlement zijn verantwoordelijkheid moet nemen.

 

12.04  Filip De Man (VB): U verwijst wel naar Europese regelgeving, maar het bestaat toch in een aantal landen. In een aantal landen wordt dat in de praktijk toegepast. Bij wet zullen we dat dus doen en een tekst ter zake dringend goedkeuren, zoals alle Franstaligen vragen, zelfs Picqué van de PS. Ik hoop dat dat inderdaad zo snel mogelijk gebeurt. Trouwens, het Vlaams Belang heeft ter zake natuurlijk ook een wetsvoorstel ingediend; het was de allereerste van alle partijen om dat te doen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Olivier Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les droits des consommateurs en cas d'annulation d'un voyage en Tunisie ou en Égypte" (n° P0039)

13 Vraag van de heer Olivier Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de consumentenrechten bij annulatie van een reis naar Tunesië of Egypte" (nr. P0039)

 

13.01  Olivier Henry (PS): Monsieur le ministre, l'embrasement démocratique que vivent la Tunisie et l'Égypte a des répercussions plus terre à terre pour certains de nos concitoyens. En effet, vous n'êtes pas sans savoir que ces deux pays figurent parmi les destinations touristiques les plus prisées des Belges.

 

Toutefois, le vent de liberté qui pousse tout un peuple vers plus de justice et de démocratie n'a apparemment pas les mêmes effets chez nos concitoyens et nos voyagistes. C'est ainsi que ces derniers jours, nous avons vu ressurgir de vieux démons que nous avions cru dissipés avec les nuages du volcan islandais. Hélas, il n'en est rien! D'une part, certaines agences de voyage peu scrupuleuses évitent toujours soigneusement de rembourser les clients qui le désirent et, d'autre part, n'hésitent même pas à vendre encore des voyages pour l'Égypte courant février.

 

En ce qui concerne les remboursements, certaines agences interprètent, en effet, de façon très restrictive la législation en vigueur. Lors de l'annulation, elles ne proposent que le bon pour un autre forfait faisant l'impasse sur la possibilité du remboursement du voyage. Ces agences profitent clairement du fait que les clients ne connaissent pas bien leurs droits. Ce n'est ni plus ni moins qu'un mensonge par omission. La loi est pourtant on ne peut plus claire à ce sujet. Le client peut parfaitement demander à être remboursé. Il n'y a pas à transiger en la matière!

 

Dans un autre domaine, je constate que certaines agences sans scrupules proposent encore et toujours des voyages en Égypte pour le mois de février, alors que même le SPF Affaires étrangères déconseille fortement le pays. Notre collègue, M. De Croo, le rappelait encore à la tribune il y a quelques instants. Là encore, elles profitent de la méconnaissance de la situation internationale de certains clients en leur proposant tout au plus une assurance annulation "au cas où".

 

Monsieur le ministre, ces deux pratiques sont inacceptables et sont à proscrire. Elles ne peuvent que nuire à toute une profession et, en particulier, aux agences de qualité. L'agence de voyage est le premier et souvent le seul interlocuteur du voyageur. Il serait donc logique de renforcer son devoir d'information et de conseil. De même celle-ci devrait être un vecteur essentiel de la communication sur la situation politique du pays envisagé.

 

N'oublions pas non plus, monsieur le ministre, les agences en ligne, qui devraient, elles aussi, être concernées par ce renforcement des devoirs d'information et de conseil.

 

Des contrôles et des sanctions éventuelles sont-ils envisagés afin de s'assurer que les agences de voyage respectent bien le droit des clients? En ce qui concerne le droit des voyageurs, ne pourrait-on imaginer un renforcement du devoir d'information dans le chef des agences, à expliquer lors de l'achat d'un voyage? Les avis émis par le ministère des Affaires étrangères sont-ils contraignants pour ces agences? Y a-t-il une information qui leur soit spécifiquement destinée? Les agences ont-elles une obligation légale d'informer au mieux les clients sur la situation politique du pays envisagé?

 

Le président: Je félicite M. Henry pour sa première intervention!

 

(Applaudissements)

 

13.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur Henry, félicitations pour votre première question! Vous avez raison de rappeler que les voyagistes ont des obligations légales, que certaines de ces obligations légales sont sanctionnables pénalement si elles ne sont pas respectées et qu'elles doivent être contrôlées. Les situations politiques évoluent rapidement mais l'un des premiers devoirs d'une agence de voyage est évidemment de conseiller le client, en particulier sur la dangerosité éventuelle d'un certain nombre de voyages. La Direction générale Contrôle et Médiation veille au respect de ces obligations et, le cas échéant, propose des sanctions.

 

Le deuxième devoir des voyagistes, c'est de proposer aux clients, en cas d'annulation, soit une autre date, soit une autre destination, soit le remboursement. Dans ce cas, les voyageurs peuvent exiger le remboursement. Il ne peut pas leur être proposé une espèce de bon d'achat, comme il semblerait que ce soit parfois le cas. Ils ont le droit d'exiger le remboursement en espèces purement et simplement. Là aussi, la Direction générale Contrôle et Médiation veille au respect de ces obligations.

 

Pour ce qui est du SPF Affaires étrangères, son travail est un travail d'analyse et d'information: analyse des situations politiques et des dangerosités éventuelles de telle ou telle destination et information mais ses avis ne sont pas contraignants. Les voyageurs qui ont le goût du risque restent libres de voyager vers une destination, bien que celle-ci ait été indiquée comme dangereuse éventuellement par les analystes du SPF Affaires étrangères.

 

13.03  Olivier Henry (PS): Monsieur le ministre, le secteur du tourisme s'est fort heureusement démocratisé, ces dernières années, brassant toujours plus d'argent. Une telle démocratisation incombe d'aller encore plus loin dans la protection des droits des consommateurs que le seul respect de la législation existante. Votre réponse, monsieur le ministre, apaise mes interrogations, et je vous en remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de M. Olivier Deleuze au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les fûts de déchets nucléaires stockés à Dessel" (n° P0041)

14 Vraag van de heer Olivier Deleuze aan de minister van Klimaat en Energie over "de vaten met kernafval die in Dessel opgeslagen liggen" (nr. P0041)

 

14.01  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, d'une agence de voyage à l'autre, je voulais vous parler du retour de France de déchets nucléaires, un peu plus tard aujourd'hui, et, plus particulièrement, des déchets qui se trouvent déjà chez nous, dont plus de 1 660 fûts sont en train de se corroder, de gonfler, de déborder, selon le bilan que vous aviez tiré en décembre 2009 du comptage des fûts entreposés actuellement à Dessel alors qu'à l'époque, le comptage n'était pas encore terminé.

 

La Belgique n'est pas le seul pays à rencontrer des problèmes avec ses fûts: vous avez pu lire que l'Allemagne devra probablement aussi retirer les dizaines de milliers de fûts placés dans des mines de sel. En effet, ils sont en danger de fracture ou de corrosion à cause des mauvais calculs relatifs aux couches de sel censées les protéger.

 

Aux Allemands, leurs problèmes. Malheureusement, à nous, les nôtres.

 

En ce qui concerne ces fûts de Dessel, le comptage est-il à présent terminé? Voilà un an, vous en étiez à en avoir compté 39 000 dont 1 669 posaient des problèmes.

Combien de ces fûts sont-ils atteints soit de corrosion, soit de gonflements, ou bien ont-ils débordé, pour reprendre les trois termes que vous utilisiez en janvier 2010?

Que comptez-vous faire de ces fûts? En fait, certains d'entre eux sont très semblables à ceux qui reviennent. Pourtant, voilà un an, vous aviez dit qu'il faudrait peut-être demander à la France de s'abstenir, au moins temporairement, de récupérer les fûts de bitume, vu la congestion sur le site de Dessel.

 

Qu'en est-il de nos fûts, de leurs problèmes?

Combien ont-ils été comptabilisés comme non conformes?

Que comptez-vous en faire?

Que coûtera le traitement non prévu de ces fûts?

 

Monsieur le ministre, vous voyez comme le problème des déchets nucléaires est parfaitement résolu!

 

14.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur Deleuze, les colis de déchets auxquels vous faites référence sont stockés à Belgoprocess à Dessel, très précisément dans les bâtiments 150, 151 et 127 dans la casemate 4.

 

Quant à moi, je n'ai jamais prétendu que le problème des déchets nucléaires était résolu. Il faut rester extrêmement vigilant.

 

Cet entreposage se fait dans les meilleures garanties de sûreté, dans le respect de la réglementation, sous le contrôle scrupuleux de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire. L'inspection visuelle à laquelle vous faites référence est effectivement terminée. Au 31 décembre 2010, on comptait 3 % de fûts jugés non conformes à ces critères d'inspection visuelle.

 

Pour le moment, ces colis non conformes au niveau visuel sont maintenus en dépôt. Ils font l'objet d'un suivi régulier en attendant la solution définitive. Comme vous le savez, à chaque fois qu'on me pose la question, je réponds à l'ensemble des questions parlementaires sur ce sujet.

 

Pour le reste, le gouvernement a pris une décision en 2006. Il s'agissait de placer ces colis dans un caisson de dépôt final, cimenté dans l'installation de post-conditionnement. Selon les plans de construction et de mise en exploitation tels qu'ils sont connus, cette opération pourrait commencer à partir 2015.

 

14.03  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'apprends avec plaisir que les fûts qui reviennent vont être stockés au même endroit que ceux dont l'inspection n'était pas encore terminée il y a un an, à savoir la casemate 4.

 

Je suppose qu'il n'y aucun problème dans cette casemate 4 car s'il devait y en avoir un, ce que semblait indiquer votre réponse l'année passée, il serait étonnant de constater qu'on y stocke des fûts qui posent problème.

 

Je constate que 3 % des fûts qui contiennent des déchets nucléaires en Belgique ont des problèmes. Il n'y a donc pas de sécurité à 100 %. Il faudra donc que vous expliquiez à la population comment on peut gérer des déchets nucléaires sans pouvoir garantir plus de 97 % d'étanchéité.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "het alcoholslot" (nr. P0042)

15 Question de Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, sur "l'alcolock" (n° P0042)

 

15.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, het BIVV schat dat 25 % van de dodelijke ongevallen te wijten is aan een alcoholprobleem. Daarnaast heeft een Eurobarometeronderzoek uitgewezen dat 92 % van de mensen denkt dat rijden onder invloed van alcohol echt een veiligheidsprobleem is. Daarbovenop is nog eens 68 % van die mensen ervan overtuigd dat de regering ernstige maatregelen ter zake moet nemen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, het is heel duidelijk dat er een probleem is. Een vierde van de ongevallen met dodelijke afloop is te wijten aan alcoholgebruik. Zeer veel mensen vinden dat hieraan iets moet worden gedaan en dat de regering maatregelen ter zake moet nemen.

 

In een persbericht van 9 december 2010 hebt u aangekondigd dat er een nieuwe mogelijkheid was om alcoholgebruik te beteugelen.

 

Ik lees uit het persbericht: “De rechter zal nu een recidivist inzake rijden onder invloed van alcohol of een zware overtreder met blanco strafblad kunnen laten deelnemen aan een alcoholslot-rehabilitatieprogramma.”

 

Naar aanleiding van dit persbericht werd de regering gefeliciteerd door de European Safety Council, omdat wij het tweede land zijn, na Finland, dat een dergelijk alcoholslot introduceert.

 

Ik was dan ook zeer verwonderd dat er twee maanden na dit bericht andere berichten zijn gekomen, namelijk dat nog geen enkel alcoholslot is geïnstalleerd.

 

Dat heeft verschillende oorzaken.

 

Ten eerste, de omkaderingsinstellingen die ervoor moeten zorgen dat de veroordeelden worden begeleid, hebben nog geen vergunningen gekregen.

 

Ten tweede, de dienstencentra die ervoor moeten zorgen dat de toestellen worden geïnstalleerd, onderhouden en eventueel na een of vijf jaar worden verwijderd, hebben nog geen vergunning gekregen.

 

Ten derde, volgens de berichten in de krant is er nog geen enkel toestel gehomologeerd.

 

Ten vierde, er blijken ook nog eens juridische bezwaren te zijn tegen deze wetgeving.

 

Daarom heb ik volgende vragen.

 

Zijn er omkaderingsinstellingen…

 

15.02  Gerolf Annemans (VB): (…)

 

15.03  Karin Temmerman (sp.a): Over de omkaderingsinstellingen, hoeveel hebben er aangekondigd daaraan te willen deelnemen? Waarom heeft men die vergunningen nog niet kunnen geven? Wanneer plant u die vergunningen wel te geven?

 

Hetzelfde geldt voor de dienstencentra. Hoeveel hebben zich daar aangediend? Hoe komt het dat zij nog geen vergunning hebben gekregen? Wanneer zouden zij wel een vergunning kunnen krijgen?

 

In verband met de toestellen, hoe komt het dat die nog steeds niet gehomologeerd zijn? Hoe komt het dat de dienst Metrologie dit nog steeds niet gedaan heeft?

 

Het doet mij een beetje denken aan de problematiek met de taxameters, ook daarvoor hebben wij twee jaar moeten wachten vooraleer de toestellen waren gehomologeerd.

 

Ten slotte zijn er de juridische bezwaren. Het benieuwt mij om te horen hoe u reageert op die juridische bezwaren. Het lijkt mij immers toch logisch dat voor de wet goedgekeurd is, met de politierechtbanken overleg is gepleegd over die wetgeving. Het is dus nogal raar dat nu sommige politierechters zeggen dat deze wet eigenlijk niet in overeenstemming is en zelfs in tegenspraak is met andere wetgeving. Ook daar had ik graag geweten hoe u daarop reageert en of de politierechtbanken en –rechters inderdaad vooraf werden geraadpleegd.

 

De voorzitter: Mevrouw Temmerman, ik feliciteer u met uw maidenspeech.

 

(Applaus)

 

15.04 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, u weet dat de uitvoeringsbesluiten op de wet die het alcoholslot mogelijk maakt, dateren van 26 november en dat zij in het Belgisch Staatsblad verschenen zijn op 9 december 2010.

 

Dat betekent dat de instellingen, zowel degene die technisch achteraf als dienstencentrum willen opereren als de instellingen die de veroordeelden willen begeleiden, pas vanaf midden december zijn kunnen starten met het samenstellen van hun dossier op basis van de wet en de uitvoeringsbesluiten die deze wet van kracht moesten maken.

 

De geïnteresseerden hebben dus pas anderhalve maand geleden kennis kunnen nemen van alle bepalingen waaraan zij moeten voldoen om hun erkenning van de FOD Mobiliteit te verkrijgen.

 

Ik geef een stand van zaken. De fabrikanten van alcolocks of alcoholsloten weten ondertussen hoe zij hun dossier moeten samenstellen om achteraf vanwege de diensten van het ministerie van Economische Zaken, Metrologie, de definitieve erkenning te krijgen. Zij zijn daarvan op de hoogte gesteld. Misschien hebben sommigen hun dossier al ingediend. Ik had het de minister van Economische Zaken daarstraks moeten kunnen vragen. Verscheidene constructeurs van alcoholsloten hebben de passende informatie en documentatie gevraagd om het nodige te kunnen doen om hun dossier in te leiden bij de dienst voor Metrologie. Er zijn er bij mijn weten nog altijd geen erkend.

 

Ten tweede, een tweetal instellingen zou zich reeds kandidaat hebben gesteld als omkaderingsinstelling. Zij zijn in bespreking met de FOD Mobiliteit. Een drietal instellingen hebben de documentatie gevraagd en zijn bezig met het samenstellen van hun dossier om achteraf erkend te worden als dienstencentrum. Zij moeten de definitieve erkenning verkrijgen van de diensten van de FOD Mobiliteit. Nog deze maand, in februari, hopen wij de homologatie van het technisch gedeelte en de erkenning van de omkaderingsinstellingen en dienstencentra rond te krijgen, zodat wij alleszins begin maart al die instellingen kunnen informeren en bevestigen dat zij als dusdanig kunnen functioneren. Zij zullen derhalve erkend zijn om op te treden conform de wetgeving, die van kracht is.

 

Wat het juridisch aspect betreft, begrijp ik sommige reacties niet goed die vanuit gerechtelijke hoek zijn geformuleerd. In feite hadden ze reeds vanaf 1 oktober kunnen beslissen dat iemand die om redenen van het nemen van alcohol zou kunnen veroordeeld zijn, kon worden onderworpen aan een alcoholslot, ook al is dat ondertussen nog niet definitief van kracht, al zou dat wellicht in de loop van volgende maand kunnen worden toegepast. Dat is nog niet gebeurd.

 

Wij hebben derhalve het initiatief genomen via het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid om het Koninklijk Verbond van de Vrede- en Politierechters bij het geheel te betrekken. Wij gaan zeer binnenkort, waarschijnlijk begin van de maand maart, voorlichtingsvergaderingen organiseren om vooral de politierechters vertrouwd te maken met de inhoud van wat op het vlak van het alcoholslot in de wetgeving is opgenomen. Wij hopen en verwachten dat zij van deze nieuwe mogelijkheid gebruik zullen maken. Wij zullen trouwens ondertussen ook een omstandige informatiefolder uitwerken om hen verder te informeren.

 

In elk geval hoop ik, rekening gehouden met de ambitie die wij ter zake hebben, met name dat het alcoholslot in zekere zin minder curatief maar vooral preventief zal werken, dat mensen, bestuurders en vooral vrachtwagenbestuurders die gemakkelijk eens een pintje willen drinken, van in het begin het alcoholslot zullen laten plaatsen en dus beneden 0,2 promille zullen blijven en derhalve nooit het voorwerp zullen zijn van enige strafmaat.

 

In elk geval, mevrouw Temmerman, kan ik u garanderen dat, rekening gehouden met het feit dat de besluiten pas op 9 december gepubliceerd zijn, wij vandaag reeds volop bezig zijn met de erkenning van de dienstencentra en de omkaderingsinstellingen. Ik hoop dat wij over een goede maand operationeel zullen zijn en dat de alcoholsloten vanaf dat ogenblik hun nuttige taak op het vlak van de verkeersveiligheid zullen kunnen verrichten.

 

15.05  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord, maar ik moet vaststellen dat “vanaf nu”, zoals u volgens een krantenartikel beweerde, eigenlijk “binnen zes maand” betekent. Ik zal dat ook in de toekomst zo interpreteren.

 

Ik heb ook uw uitleg begrepen dat de politierechters, die de veroordelingen moeten uitspreken, vooraf helemaal niet zijn geraadpleegd, want u zult dat nu, zes maanden na de feiten, doen. Nog volgens een krantenartikel – ik heb het nog niet kunnen nakijken – zijn er nu al politierechters die de mensen voor de keuze plaatsen en die in hun strafmaat bepalen dat men een alcoholslot kan installeren. Eigenlijk kan dat niet. Die mensen zijn dus absoluut verkeerd voorgelicht. Het lijkt mij bijzonder schrijnend in dergelijke wetgeving dat die mensen vooraf niet werden geconsulteerd om de zaken in betere banen te leiden. Wat ik voornamelijk belangrijk vind, is dat “nu” voor u “zes maand” betekent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Prise en considération de propositions

16 Inoverwegingneming van voorstellen

 

Le président: Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

 

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.

Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Je vous propose également de prendre en considération:

- la proposition de loi de M. Karel Uyttersprot, Mme Zuhal Demir, M. Peter Dedecker, Mme Veerle Wouters et MM. Peter Luykx et Flor Van Noppen modifiant, en ce qui concerne les contrats de publicité pour les guides d'entreprises sur internet, la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur (n° 1157/1).

Renvoi à la commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture;

- la proposition de résolution de MM. Yvan Mayeur, Thierry Giet, Dirk Van der Maelen, Herman De Croo, Daniel Bacquelaine et Stefaan Vercamer, Mmes Catherine Fonck et Juliette Boulet et MM. Wouter De Vriendt et Peter Luykx relative à la libération du journaliste belge, Serge Dumont, enlevé en Égypte (n° 1166/1).

Renvoi à la commission des Relations extérieures.

 

Ik stel u ook voor in overweging te nemen:

- het wetsvoorstel van de heer Karel Uyttersprot, mevrouw Zuhal Demir, de heer Peter Dedecker, mevrouw Veerle Wouters en de heren Peter Luykx en Flor Van Noppen tot wijziging van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming wat reclamecontracten voor internetbedrijvengidsen betreft (nr. 1157/1).

Verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw;

- het voorstel van resolutie van de heren Yvan Mayeur, Thierry Giet, Dirk Van der Maelen, Herman De Croo, Daniel Bacquelaine en Stefaan Vercamer, de dames Catherine Fonck en Juliette Boulet en de heren Wouter De Vriendt en Peter Luykx over de vrijlating van de in Egypte ontvoerde Belgische journalist Serge Dumont (nr. 1166/1).

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Demande d'urgence

Urgentieverzoek

 

16.01  Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, je m'apprêtais à demander l'urgence à la Chambre (proposition de résolution n° 1166/1), car c'est extraordinaire qu'aujourd'hui, un journaliste belge soit l'objet d'intimidation et d'arrestation – voire enlèvement – dans un pays qui vit une tension importante vu le mouvement démocratique qui naît dans plusieurs pays du monde arabe.

 

D'autres journalistes des organes de presse français, arabes ou étasuniens, semblent actuellement avoir été arrêtés ou emmenés par des forces obscures du régime finissant en Égypte.

 

J'aurais voulu demander l'urgence, mais j'ai eu une conversation avec le président de la commission, M. de Donnea, et le ministre des Affaires étrangères, M. Steven Vanackere; ils me proposaient de mettre le sujet à l'ordre du jour de mercredi après-midi, en même temps que le débat général sur la situation en Égypte. Dans ce cas, nous serons dans l'urgence et nous pouvons accepter cet agenda.

 

Dans ce cas, il faut que le point fasse bien partie du débat. Si plusieurs journalistes, comme cela se passe dans d'autres situations de conflit, sont victimes d'intimidations, de violences, d'enlèvements, de séquestrations. Nous ne pouvons pas accepter de tels faits. La situation exige une réaction de la Belgique et de l'Union européenne.

 

16.02  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, je peux rassurer M. Mayeur. Conformément à ce que nous avons convenu, si la Chambre prend la proposition de résolution en considération, ce dont je ne doute pas, elle sera inscrite en marge du débat sur l'Égypte qui aura lieu mercredi prochain à 15 h 00 au sein de la commission des Relations extérieures.

 

16.03  Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik ben altijd blij als het partijenoverleg, dat al zovele maanden probeert een regering voor dit land tot stand te brengen, uiteindelijk toch tot een resultaat leidt. Wij zullen ons daar niet tegen verzetten.

 

16.04  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, je voudrais confirmer les interventions de MM. Mayeur et de Donnea et dire dès à présent que l'esprit de cette résolution sera pris à cœur immédiatement par la diplomatie belge et moi-même. La formule proposée est probablement la plus élégante. Je vous confirme que dans l'esprit de cette résolution, nous faisons déjà le maximum pour obtenir la libération de tous les journalistes et en particulier des journalistes belges.

 

16.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je voudrais signifier que demande d'urgence formelle ou pas aujourd'hui, notre groupe sera aussi présent dans ce débat. Nous avons tenu à signer nous aussi cette résolution parce que les événements de ces derniers jours rappellent ce que vivent de nombreux journalistes de par le monde. Chacun de nous ne doit pas oublier que c'est grâce à la liberté de parole et d'action des journalistes que notre liberté est assurée. Monsieur Vanackere, n'attendez pas mercredi pour agir. Nous avons entendu que vous étiez présent mais il y a urgence.

 

Le président: Chers collègues, puis-je considérer qu'il y a unanimité sur l'urgence? (Oui)

 

L'urgence est adoptée par assentiment

De urgentie wordt bij instemming aangenomen

 

17 Adoption de l’ordre du jour

17 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

 

Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 10 februari 2011 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 10 février 2011 à 14.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 16.54 uur.

La séance est levée à 16.54 heures.

 

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 016 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 016 bijlage.