Plenumvergadering |
|
du Mercredi 16 mars 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 16 maart 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Aanwezig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Bernard
Clerfayt.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Ingeborg
De Meulemeester, en mission à l'étranger / met zending buitenslands;
Stefaan Vercamer,
Conseil de l’Europe / Raad van Europa
Ine Somers,
empêchée / verhinderd.
01 Renvoi d'un amendement en commission
01 Verzending van een amendement naar commissie
Conformément à l’avis de la Conférence des présidents de ce jour, je vous propose de renvoyer l’amendement de M. Jef Van den Bergh et de Mme Maggie De Block sur le projet de loi portant des dispositions diverses (n°s 1208/1 à 14) à la commission de l’Infrastructure qui se réunira pendant la séance et nous fera rapport après ses travaux.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van vandaag, stel ik u voor het amendement van de heer Jef Van den Bergh en van mevrouw Maggie De Block over het wetsontwerp houdende diverse bepalingen (nrs. 1208/1 tot 14) naar de commissie voor de Infrastructuur, die plaats zal vinden tijdens de plenaire, door te zenden. De commissie zal ons na haar werkzaamheden verslag uitbrengen.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
02 Projet de loi portant des dispositions diverses (1208/1-14)
02 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (1208/1-14)
Nous avons comme rapporteurs, Mmes Vienne, Jadin, Almaci et Mme Temmerman pour la partie Infrastructure.
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Nous allons commencer par la partie Finances. Le rapporteur est mevrouw Almaci.
02.01 Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, alvorens u aan de besprekingen begint, zou ik wil zeggen dat er een amendement is ingediend voor de commissie voor de Infrastructuur. Ik zou willen vragen om de commissie bijeen te roepen om dat te behandelen. Mag ik om 15 u 00 de commissie bijeenroepen?
De voorzitter: Ja, zeker.
02.02 Meyrem Almaci, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, het komt mij toe het verslag inzake de diverse bepalingen te geven van de commissie voor de Financiën, dat flink wat aandacht van de commissieleden heeft gevraagd en een aantal mooie debatten heeft opgeleverd.
U zult aan het schriftelijk verslag ook hebben gemerkt dat hier heel veel te vertellen is. Sta mij toe alleen aandacht te besteden aan de meest essentiële elementen van dit wetsontwerp, omdat dit anders heel veel tijd kost.
De commissie voor de Financiën heeft zich over twee hoofdstukken gebogen: een hoofdstuk over de inkomstenbelastingen en een tweede over wijzigingen met betrekking tot rechtspersonen.
De wijzigingen en de grootste delen van dit wetsontwerp inzake diverse bepalingen komen er omdat het gaat om essentiële aanpassingen op vraag van Europa. Het gaat dus om aanpassingen aan het Europees recht. Een aantal inbreuken wordt rechtgezet.
Er zijn verschillende vragen gesteld over de inkomstenbelastingen, de artikelen 26 tot 52. Sta mij toe om ter zake naar het verslag te verwijzen.
Het gaat onder meer over de moeder-dochterrichtlijn en de financiële gevolgen daarvan op onze begroting.
Het meest opvallend was echter het debat over artikel 50. Door de meerderheid werd een amendement ingediend dat ertoe strekte dit artikel te herschrijven. Dat amendement werd door de heer Verherstraeten ingediend.
Het amendement nr. 15 strekt ertoe het artikel 50 van het wetsontwerp te vervangen en heeft als doel artikel 322 van het WIB 92 aan te vullen met de §§ 2 tot 4. De heer Terwingen van CD&V heeft uitgelegd dat de ontworpen paragraaf de gevallen opsomt waarin het bankgeheim kan worden opgeheven, namelijk wanneer de administratie bij het onderzoek over een of meer aanwijzigen van belastingontduiking beschikt of wanneer de administratie zich voorneemt om de belastbare grondslag te bepalen, overeenkomstig artikel 341 van het WIB 92.
Er komt ook een zogenaamde getrapte procedure in dit amendement. Pas wanneer de belastingambtenaar vaststelt dat er ondanks het onderzoek toch nog aanwijzingen van belastingontduiking zijn en dat er vermoedens rijzen dat de belastingplichtige daarover nog gegevens achterhoudt of die weigert te verschaffen, kan hij via die getrapte procedure aan de directeur vragen, voorstellen, om het bankgeheim op te heffen.
Uit dat voorstel moet duidelijk blijken welke aanwijzingen hij bezit. Daaruit moet ook blijken dat de belastingambtenaar de inlichtingen en gegevens heeft gevraagd maar deze niet, of niet volledig, heeft verkregen. Dan wordt een ambtenaar met minstens de graad van directeur die hiertoe door de minister van Financiën werd aangesteld, door de minister gemachtigd om de toelating tot opheffing van het bankgeheim te geven. Om de belastingadministratie toe te laten de verborgen rekeningnummers snel en vlot te achterhalen, wordt er in § 3 in de schoot van de Nationale Bank van België een centraal elektronisch aanspreekpunt gecreëerd. De heer Servais Verherstraeten heeft daarop ook een amendement nr. 16 en 17 ingediend dat ertoe strekt niet alleen de informatieplicht van de administratie te regelen, maar via amendement nr. 17 ook een artikel 50/2 in het wetsontwerp in te voegen om de inwerkingtreding te regelen.
Mevrouw Rutten, mede-ondertekenaar van het amendement, merkt op dat het amendement ertoe strekt een efficiëntere fraudebestrijding te realiseren. Het zorgt voor de gelijkschakeling van de procedure tot opheffing van het bankgeheim, ongeacht de vraag door een buitenlandse staat of rechtstreeks door de Belgische fiscus wordt gesteld. Zij stelt dit voor omdat het eerdere amendement dat nu wordt vervangen door het amendement van de heer Verherstraeten enkel was gericht op informatieverschaffing aan buitenlandse rechtsstaten.
De heer Goyvaerts wijst erop dat de nieuwe regeling tot opheffing van het bankgeheim op 1 juli 2011 in werking zal treden en vraagt wat er nog zal gebeuren met de nog lopende onderzoeken omdat er geen overgangsbepaling in het amendement staat.
De heer Van der Maelen wijst vooral op het grote probleem met de verwijzing naar een of meerdere aanwijzingen van belastingontduiking en verwijst naar de werkzaamheden van de parlementaire onderzoekscommissie waarin de speurders hebben aangegeven dat het bankgeheim een belangrijk knelpunt vormt doordat er krachtens artikel 318 van het WIB 92 aanwijzingen van fiscale fraude moeten zijn.
De heer Van der Maelen verwijst ook naar de bepalingen ter zake in Nederland en Duitsland waar men zich baseert op het feit dat de verschuldigde belasting hoger uitvalt dan uit de belastingaangifte blijkt. Volgens de spreker was het dan ook logischer na te gaan onder welke voorwaarde het bankgeheim in de supranationale regelgeving kan worden opgeheven en dat men zich laat inspireren door het buitenland. Hij heeft dan ook verschillende amendementen ingediend waarbij onder meer wordt verwezen naar het feit dat men in de administratie over een of meer aanwijzingen moet beschikken dat de belastingplichtige inkomsten niet heeft aangegeven. Bovendien betwijfelt de spreker dat de Europese autoriteiten de bepalingen zoals die nu in het amendement van de meerderheid zijn opgenomen, zullen goedkeuren. Hij betreurt dat België niet heeft geopteerd voor de gulden Europese middenweg, maar is gegaan voor een restrictiever uitleggen en moeilijker toegang van buitenlandse autoriteiten tot de bankgegevens.
De heer Gilkinet van Ecolo-Groen! vindt het veeleer positief dat de tekst op de agenda is geplaatst. Elk initiatief om de fiscale fraude te bestrijden, is welkom, zeker in moeilijke, budgettaire omstandigheden. De wetsbepalingen moeten echter wel efficiënt, bevattelijk en ontradend zijn. Hij heeft dan ook enkele vragen, meer bepaald over de minnelijke schikking en over de omschrijvende voorwaarden om het bankonderzoek in te stellen, die nauwkeuriger moeten worden omschreven.
Mevrouw Veerle Wouters gaat in op het bij amendement nr. 15 voorgestelde artikel 322, § 2, tweede lid, van het WIB 92 over de ambtenaar die het opvragen van de inlichtingen zal mogen doen. Zij verwijst naar de hoorzitting met professor Haelterman die aangeeft dat het vanuit hiërarchisch oogpunt niet verstandig is dat een inspecteur aan zijn hiërarchische overste toestemming moet vragen om een bankonderzoek in te stellen.
Zij heeft ook enkele vragen bij het centraal aanspreekpunt en eventuele registers. Zij verwijst naar het reeds bestaande register bij de Deposito- en Consignatiekas.
Mevrouw Meyrem Almaci – ikzelf dus – vindt de amendementen nrs 15 tot 17 niet onverdienstelijk. Zij is echter niet te spreken over de manier waarop het debat door de meerderheid werd gekaapt en in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen werd ingebracht.
Zij verwijst naar de commissie voor de aanpak van de fiscale fraude. Zij heeft er altijd op toegezien dat duidelijke en nauwkeurige begrippen zouden worden gehanteerd in plaats van vage begrippen, zoals aanwijzing van belastingontduiking. Zij verwijst dus naar de vroegere wetsvoorstellen rond het bankgeheim, die werden besproken. Zij bevatten andere definities, hoewel de definities niet helemaal identiek zijn. Zij verwijst ook naar het niet nodeloos ingewikkeld maken van de procedure.
Bovendien verwijst zij naar de lijst met aanwijzingen van fiscale fraude. Aangezien de lijst niet in de tekst van de wet zelf is opgenomen, is het niet uitgesloten dat bepaalde voorbeelden in de lijst in rechte zullen worden aangesproken en tot veel te lange procedureslagen kunnen leiden.
Niettemin is zij tevreden dat de beslissing dat een ambtenaar met de graad van directeur met het opvragen van inlichtingen bij de banken kan worden belast, evenals de bepaling over het centraal aanspreekpunt, in de wet zijn opgenomen. Beide ideeën waren immers tot voor kort onbespreekbaar.
De heer Alain Mathot van de PS betreurt dat er geen consensus kan worden bereikt. Hij meent dat het thema van de opheffing van het bankgeheim beter verdient dan via een wetsontwerp houdende diverse bepalingen te worden behandeld. Hij benadrukt echter ook dat het hier om een historisch ogenblik gaat.
De heer Van der Maelen, ten slotte, zegt nogmaals dat in België en in enkele andere Europese landen de opheffing van het bankgeheim onderworpen blijft aan de voorwaarde dat er een aanwijzing van fiscale fraude is, en hij betreurt dat.
De heer Philippe Goffin van de MR is verheugd over het compromis dat werd bereikt.
De heer Terwingen bevestigt dat de amendementen nrs 15 tot 18 het resultaat zijn van een compromis en beklemtoont dat het niet de bedoeling is om zo de kiem te leggen voor de invoering van een vermogenskadaster, in antwoord op een vraag van het Vlaams Belang. Hij verduidelijkt nogmaals de inhoud van de amendementen en bevestigt dat hij het eens is met het subamendement nr. 30 van de heren Dedecker, Beuselinck, Vandeput en mevrouw Wouters, waarin wordt gesuggereerd om in het artikel 333bis, § 1, 1ste lid, WIB 1992, het woord “aanwijzingen” te vervangen door “aanwijzingen van belastingontduiking”.
Mevrouw Muriel Gerkens van Ecolo-Groen! vraagt of de indieners van de amendementen nrs 15 tot 18 van oordeel zijn dat de lijst met voorbeelden in de verantwoording rechtskracht heeft. Zij vindt het vreemd dat de werking van het centraal aanspreekpunt en eventueel ook de sancties, bij koninklijk besluit zouden worden geregeld.
De staatssecretaris antwoordt dat artikel 322, § 3, WIB 92, zoals ingevoerd in amendement nr. 15, voor de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen de verplichting invoert om bij het centraal aanspreekpunt dat door de Nationale Bank van België wordt beheerd, de identiteit van hun cliënten en de nummers van hun rekeningen en contacten kenbaar te maken. De concrete werkingsvoorwaarden zullen met die instellingen worden onderhandeld en zullen vervolgens in een koninklijk besluit worden opgenomen.
Mevrouw Meyrem Almaci betreurt dat dit via een koninklijk besluit wordt geregeld.
Mevrouw Rutten wil nog even aangeven dat de indieners van het amendement zich hebben gebaseerd op het beginsel van het vermoeden van onschuld. Voorts willen zij de belastingplichtigen maximaal de gelegenheid bieden om de door de belastingadministratie gevraagde informatie zelf te verschaffen om de situatie te verduidelijken.
De verdere discussie zal ik niet weergeven, omdat de inhoud daarvan straks ongetwijfeld het voorwerp van debat zal zijn.
Ik ga over naar het amendement nr. 18 van mevrouw Carina Van Cauter, dat ertoe strekt een procedurele uitbreiding te voorzien inzake de minnelijke schikking, enerzijds, en de materiële uitbreiding van het toepassingsgebied in te voeren, anderzijds. Zij verwijst naar de toelichting bij het amendement voor de verantwoording.
De heer Georges Gilkinet herhaalt zijn standpunt dat ik daarnet al heb weergegeven. Daar hij van oordeel blijft dat het niet raadzaam is om vanuit formeel oogpunt de twee dossiers aan elkaar te koppelen, dient hij daarop een subamendement in om beide te scheiden.
Mevrouw Meyrem Almaci gaat niet akkoord met amendement nr. 18 en verwijst daarbij naar de twee golven van fiscale amnestie en de huidige wet op de permanente fiscale regularisatie, die achterpoortjes mogelijk maken. Het is onverantwoord om het alsnog over minnelijke schikking te hebben. Zij verzet zich tegen de koehandel van het koppelen van de beide wetsvoorstellen.
Mevrouw Christianne Vienne wenst eraan te herinneren dat een aantal zaken, zoals de KB Lux-affaire, op een fiasco zijn uitgedraaid en stelt dat dit een oplossing is voor dat probleem. Mevrouw Carina Van Cauter verwerpt de bewering dat er een koehandel wordt gedreven. Het is immers logisch dat de autoriteiten eerst op zoek gaan naar fiscale fraude en pas na de vaststelling van voldoende indiciën overgaan tot een doorgedreven onderzoek met eventueel de opheffing van het bankgeheim tot gevolg, vanuit het initiatief van de overheid.
De heer Dirk Van der Maelen betreurt dat mevrouw Carina Van Cauter niet wil toegeven dat de voorstellen inzake de minnelijke schikking op groot verzet zijn gestuit. Aanbeveling nr. 36 van de onderzoekscommissie slaat op de noodzaak om de minnelijke schikking in de administratieve fase beter te omkaderen.
De heer Servais Verherstraeten stelt dat de regel “una via” niet geschonden wordt. De minnelijke schikking is immers een gerechtelijke afhandeling. Het dossier zit bij de parketmagistraat, die geen publieke vordering instelt, maar een transactie aanbiedt zoals inzake verkeersdelinquentie het geval is.
Dankzij amendement nr. 18 kunnen principedossiers op de klassieke manier voor de rechtbank worden behandeld, terwijl niet-principiële kwesties en minder ernstige feiten op een administratief efficiënte manier kunnen worden afgehandeld. Het probleem is de complexiteit van sommige zaken en de competentie van de tegenstrever. Om dat aan te pakken stelt men de minnelijke schikking voor. Met de minnelijke schikking ontvangt de Staat wat hem toekomt.
Mijn excuses, mocht ik verschillende sprekers en elementen van het debat vergeten zijn. Ik heb getracht het zo goed mogelijk weer te geven. Voor de rest van de discussie verwijs ik u naar het verslag van de commissie voor de Financiën.
02.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Collega Van der Maelen, u hebt gelijk wanneer u zegt dat fiscale fraude een probleem is. Niet alleen voor onze overheid, maar ook voor de organisatie van de overheid en voor de burgers. Zij treft uiteraard ook onze ondernemingen.
Wij weten allemaal dat de cijfers hallucinant zijn. Ik heb mijn notities eens nagekeken. In 2008, het recentste cijfer dat ik in mijn notities kon terugvinden, was er meer dan 33 miljard euro achterstand in de betaling van btw en belastingen. Dat is inderdaad een enorm probleem.
Mochten wij erin slagen slechts een gedeelte daarvan, of in het beste geval alle achterstallige belastingen, te innen, zouden we meteen de 22 miljard noodzakelijke besparingen gerealiseerd hebben die wij nu moeten doen. Wij zouden zelfs nog ruimte hebben om aan wie correct belastingen betaalde een vermindering van de belastingen toe te staan. We zouden werken zelfs opnieuw lonend kunnen maken. Ik meen dat wij deze logica allemaal kunnen volgen.
Waarde collega’s, wat wij van Open Vld niet willen, is een heksenjacht organiseren op zelfstandigen en op kmo’s. Zij zijn de motor van onze economie en zorgen niet alleen voor eigen werkgelegenheid, maar ook voor heel wat werkgelegenheid voor mensen buiten de onderneming. Dat is ook logisch, meen ik.
Wat wij wel willen doen, is de fiscale fraude op een doeltreffende wijze aanpakken. Dit is op een wijze waarbij de belastingen effectief geïnd worden en waarbij niet, zoals vandaag gebeurt, lange procedures gevolgd worden en overgegaan wordt tot immense inbeslagnames. Ik verwijs naar wat wij hebben gehoord en vastgesteld in de commissie inzake de fiscale fraude. Laten wij eens kijken naar de gemiddelde doorlooptijd van een fiscaal-economisch dossier.
Voor de periode tot aan de regeling van de rechtspleging, dan hebben we nog niet de procedure ten gronde gevoerd, bedraagt de gemiddelde doorlooptijd 2 154 dagen of zes jaar. Dit is maatschappelijk onaanvaardbaar. Bovendien moeten wij vaststellen dat, als men uiteindelijk toekomt aan de procedure ten gronde, in vele gevallen de verjaring is ingetreden of dat de redelijke termijn is overschreden. In feite komen wij zo uit bij effectieve straffeloosheid, laat staan dat belastingen op enige manier kunnen worden geïnd.
Met het amendement, zoals aangenomen door de commissie voor de Financiën, willen we het openbaar ministerie de mogelijkheid bieden om de fiscale fraude effectief te beteugelen. Wij doen dat door het openbaar ministerie de mogelijkheid te bieden onder bepaalde voorwaarden – dus geen automatisme – voor bepaalde misdrijven voor te stellen om een bepaalde geldsom te betalen en eventueel afstand te doen van bepaalde goederen. Indien de betrokkene daarop ingaat, is er effectief verval van strafvordering.
De zogenaamde minnelijke schikking, zoals wij die in de volksmond noemen, biedt aan de parketmagistraat de mogelijkheid om de misdrijven op een buitengerechtelijke wijze af te handelen. Dat is niet nieuw. Wij hebben dat niet uitgevonden. Deze mogelijkheid bestaat reeds sinds 1935 in ons Wetboek van strafvordering. Wat wij vandaag voorstellen, is het bestaande artikel 216bis, zoals laatst gewijzigd bij wet van 10 februari 1994, wat het materiële toepassingsgebied betreft, uit te breiden en tevens wordt bepaald dat ook de procedure wordt uitgebreid, zodat het openbaar ministerie tot aan het definitief worden van een eventuele strafprocedure kan overgaan tot de minnelijke schikking.
Dit voorstel en amendement grijpen terug op een eerder door mijzelf, collega De Croo en voormalig collega Van Biesen ingediend wetsvoorstel van 16 februari 2009. Dit wetsvoorstel werd trouwens positief geadviseerd door de Raad van State.
Het past ook om te wijzen naar de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie inzake de grote fiscale fraude, met het rapport van 7 mei 2009, waarin wel degelijk aanbevolen werd om over te gaan tot een wettelijk initiatief. Ik lees enkele van de aanbevelingen.
Het rapport zegt zeer duidelijk dat er nood is aan een sluitend systeem van akkoorden waarbij de administratie aan de belastingplichtige het betalen van de belasting plus een bepaald bedrag voorstelt en waarbij de strafvordering vervalt. Dat is zeer duidelijk. De akkoorden moeten op een correcte wijze de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen vastleggen en het is de taak van de wetgever te bepalen onder welke voorwaarden dit zou moeten gebeuren. Dit is wat wij vandaag doen.
Ook, zegt het rapport, dient de mogelijkheid tot invoering van een gerechtelijke minnelijke schikking verder te worden onderzocht. Een algemene regeling voor minnelijke schikking of dading invoeren is een van de aanbevelingen. De toepassing van de regeling zou een einde maken aan de strafvervolging in fiscale zaken. Dit is wat wij vandaag voorstellen.
Waarde collega’s, ten slotte werd de mogelijkheid tot minnelijke schikking als een van de eindtermen in het “una via”-schema vooropgesteld. De minnelijke schikking komt uiteraard ook voor in het fraudebestrijdingsplan van staatssecretaris Devlies. Ook eerder bepleitte reeds het College van procureurs-generaal een beleid inzake akkoorden met beklaagden. Ik hoef niet te verwijzen naar de vele literatuur die desbetreffend door de academische wereld werd bepleit.
Collega’s, in verband met de procedure en de toepassingsvoorwaarden verwijs ik naar de tekst van het amendement en de bespreking ervan in de commissie. Ik wil echter kort vier invalshoeken aanreiken.
Uiteraard heeft dit amendement proceseconomisch zijn belang. Het huidige voorstel zorgt ervoor dat onderzoek en processen niet langer aanslepen of kostelijker worden dan strikt noodzakelijk. Zo komt er capaciteit vrij voor strafzaken die niet beantwoorden aan de vereisten van het huidige voorstel en krijgt het openbaar ministerie de kans om een deugdelijk strafbeleid te ontwikkelen.
Openheid wordt uiteraard ook vereist. De procedure kan maar worden toegepast indien de verdachte of de beklaagde openheid van zaken wil geven en alle betrokkenen de misdrijven daadwerkelijk willen erkennen.
De schadeloosstelling. De voorwaarde van de voorafgaande schadeloosstelling is een constructieve voorwaarde van het voorstel om tot een minnelijke schikking te komen. De dader zal met andere woorden eerst niet alleen de belastingen en de interesten, maar vervolgens ook de boete moeten hebben betaald alvorens er verval van strafvordering intreedt.
Op deze manier wordt ook het probleem van de feitelijke oninbaarheid, zoals vandaag vaststaat, van rechterlijk toegekende bedragen opgelost. Dat is ook een stap in de goede richting.
De strafvordering blijft de exclusieve opdracht van het openbaar ministerie. Wij raken daar niet aan. Het voorstel tot minnelijke schikking is geenszins een automatisme. Het is het oordeel en het blijft het oordeel van het openbaar ministerie om een voorstel van minnelijke schikking uit te werken. Het blijft zijn opportuniteitsoordeel dat gebaseerd wordt op een afweging van verschillende relevante factoren zoals de aard van de feiten, de persoonlijkheid van de verdachte, de belangen van het slachtoffer en de maatschappelijke context.
Dit voorstel installeert geen klassenjustitie, langs geen kanten. Ik heb in de commissie de recente krantenartikels aangehaald en ik breng ze hier nogmaals ter sprake. In het verleden waren er bepaalde families. Ik denk aan een Beaulieutelg die 20 miljoen euro betaalt. Ik denk aan een sp.a-zwaargewicht die ingevolge fiscale inbreuken een deal met het openbaar ministerie sluit. Dat is pas klassenjustitie.
Wat vandaag voorligt, is een voorstel waarbij het recht op een minnelijke schikking niet voorbehouden is voor de happy few, maar voor iedereen die aan de wet voldoet. Dat willen wij hiermee vandaag bereiken.
02.04 Alain Mathot (PS): Monsieur le président, chers collègues, cela fait des années – cela fait huit ans en ce qui me concerne – que le groupe PS souhaite la levée du secret bancaire. Il fallait absolument donner à l'administration fiscale les moyens de faire son travail correctement et d'assurer l'équité fiscale car, pour nous, il est primordial de traquer et d'enrayer la grande fraude fiscale dans notre pays.
Souvenez-vous, le 14 mai 2009, la commission d'enquête relative à la lutte contre la fraude fiscale votait à l'unanimité 108 recommandations. Chacune mettait en lumière des manquements et des lacunes dans la lutte contre cette grande fraude. Nous étions conscients que certaines de ces propositions entraîneraient des réformes importantes. Aujourd'hui, enfin, nous avons la possibilité de concrétiser deux recommandations et non des moindres, puisqu'il s'agit de la levée du secret bancaire et de la transaction judiciaire.
Déjà lors de la précédente législature, le groupe PS avait défendu une proposition de loi allant dans le sens de l'assouplissement des conditions requises pour lever le secret bancaire de notre pays. Voilà pourquoi le compromis de la majorité gouvernementale que nous proposons aujourd'hui nous satisfait amplement. En effet, celui-ci admet une véritable avancée en termes de lutte contre la grande fraude fiscale. Une évolution était plus que nécessaire quand on voit le nombre insignifiant de levées du secret bancaire. Dois-je le rappeler? Une dizaine en 2007 et une dizaine en 2008. La Belgique ne pouvait plus se permettre d'être pointée du doigt par les instances internationales telles que l'OCDE ou encore la Commission européenne.
D'ailleurs, lors de l'audition des représentants de ces deux institutions, il nous a été à nouveau rappelé que notre pays était une exception en matière de secret bancaire. L'OCDE menaçait d'inscrire la Belgique sur la liste grise des paradis fiscaux. C'était évidemment intolérable pour le groupe PS.
De plus, dans un souci de justice fiscale, il était impératif pour mon groupe que cette levée du secret bancaire concerne tant les non-résidents que les résidents, raison pour laquelle il était nécessaire d'amender le projet portant des dispositions diverses que nous votons aujourd'hui ou demain.
Lors des travaux de la commission Fraude, nous avons souvent pu constater le manque de moyens et d'outils à disposition de l'administration fiscale pour faire correctement son travail. Les dispositions relatives au secret bancaire en faisaient bien évidemment partie. Il fallait agir afin de traquer les grands fraudeurs. Oui, mais pas au détriment du respect de la vie privée! Voilà pourquoi le texte que nous défendons aujourd'hui intègre l'ensemble des remarques de la commission de la Protection de la vie privée.
La levée ne sera possible que dans les cas de soupçon de fraude fiscale énumérés dans la loi. Des filtres sont également prévus afin d'éviter les contrôles abusifs et inopinés. L'administration ne sera donc pas en possession d'un ensemble de renseignements si ceux-ci ne sont pas nécessaires à une enquête de fraude fiscale.
J'entends certains "s'étrangler" sur le concept d'indices de fraude. Mais examinons ce dont on parle aujourd'hui.
Nous parlons d'indices de fraude que nous explicitons clairement comme, par exemple, le fait de ne pas avoir rempli sa déclaration d'impôt deux fois d'affilée, d'omettre de déclarer des factures, de présenter de fausses factures, de présenter des revenus perçus à l'étranger qui n'y ont pas été déclarés ou posséder des extraits bancaires lacunaires ou falsifiés.
De plus, le texte que nous allons adopter est conforté par l'arrêt rendu par la Cour de cassation qui reconnaît une interprétation large de l'expression "indices de fraude". On est aujourd'hui dans l'appréhension d'un indice et non d'une preuve.
L'une des grandes avancées est la mise sur pied d'un point de contact central géré par la Banque nationale de Belgique. À partir du 1er juillet 2011, tous les établissements de banque, de crédit, de change ou d'épargne devront communiquer au point de contact l'identité des clients, leur(s) numéro(s) de compte ainsi que les numéros de contrat.
Pour le PS, cette disposition, qui ne figurait d'ailleurs pas dans les recommandations de la Commission chargée des grands dossiers de fraude fiscale, représente un pas énorme. Toutes les informations seront disponibles et reprises dans une seule institution, ce qui permettra une efficacité à la hauteur du combat. Je tiens à saluer le consensus dégagé sur ce point. Ces nouveaux outils permettront des rentrées considérables d'argent pour l'État belge, rentrées qui ont effectivement toujours étaient dues au Trésor.
Pour mon groupe, il était plus que temps que chacun paie en fonction de sa capacité contributive. Nous avons toujours défendu l'importance de l'équité fiscale. Chaque euro rapporté dans la lutte contre la grande fraude est un euro mis au service des bas et moyens revenus. De plus, au vu de la situation budgétaire actuelle, il était nécessaire de permettre la récupération d'un énorme manque à gagner pour l'État.
Le PS ne pouvait tolérer que certains doivent se serrer la ceinture pour vivre alors que de grands fraudeurs agissent impunément et soustraient des millions d'euros, voire des milliards, à la collectivité. Autant d'argent qui ne bénéficiera ni aux citoyens ni aux entreprises, mais seulement à quelques individus sans scrupule. On parle ici de sommes considérables: ce sont clairement les grands fraudeurs qui sont dans le collimateur.
La transaction judiciaire, quant à elle, est également une belle évolution en matière de lutte contre la fraude fiscale. En effet, les parquets qui mettent déjà en œuvre un tel principe sont ceux qui obtiennent le plus de résultats en la matière.
Pour mon groupe, trois aspects de la proposition sont importants à mettre en avant. D'abord, le montant de la transaction sera proportionnel à la gravité des faits reprochés. L'impôt et les accroissements dus le seront toujours, évidemment, et l'amende sera bien entendu ajoutée à ces montants. Enfin, le juge d'instruction compétent dans le dossier rendra un avis au parquet par rapport au bien-fondé et à l'opportunité de la transaction dans le cas précis.
Le texte est donc balisé. Il n'est pas question de faire n'importe quoi en matière de transaction judiciaire. Une grande avancée, mais le travail est encore important. Mon groupe continuera la lutte contre la grande fraude; en effet, seules, hélas, quelques recommandations ont été traduites actuellement. Nous avons déposé et déposerons encore des textes allant dans ce sens.
Je terminerai par une touche de regret. Le texte présenté aurait peut-être mérité d'être une loi. De plus, comme pour les recommandations de la Commission Fraude fiscale, nous aurions aimé un vote unanime. Néanmoins, l'objectif poursuivi par notre groupe était l'obtention de la levée du secret bancaire. C'est pourquoi nous nous réjouissons.
Je tiens dès lors à saluer le travail effectué au sein de ce parlement; il nous permet aujourd'hui de voter une belle évolution de la justice fiscale.
02.05 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal mij beperken tot twee artikelen die binnen het wetsontwerp houdende diverse bepalingen zijn besproken. De amendementen over de minnelijke schikking en het bankgeheim zal de heer Jan Jambon straks toelichten.
Mijn uiteenzetting gaat vooral over artikelen 39 en 41, die in het latere verslag als artikelen 44 en 46 zijn gewijzigd.
Artikel 44 van het wetsontwerp wijzigt de voorwaarden voor de DBI-aftrek. Bij artikel 9 van de wet van 24 december tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, werden die voorwaarden vanaf het aanslagjaar 2004 behoorlijk strenger gemaakt.
Als voorwaarde voor de DBI-aftrek werd in artikel 202, § 2, ten tweede, in het WIB 92 ingeschreven dat de vennootschap niet langer een deelneming moest bezitten van tenminste 5 %, maar van 10 %. De DBI-aftrek wordt eveneens toegestaan wanneer de minimumparticipatie van de deelneming een aanschaffingswaarde van ten minste 1 200 000 euro heeft. Aan dat bedrag werd niets gewijzigd. Ofwel voldoet de participatie aan de 10 %-drempel, ofwel heeft ze een aanschaffingswaarde van ten minste 1 200 000.
Als nieuwe voorwaarde werd toen toegevoegd dat de aandelen de aard van financiële vaste activa moesten hebben en dat men die minstens voor een jaar moest aanhouden. Een van de belangrijke verstrengingen van het regime van de DBI-aftrek, met name dat het moest gaan om financiële vaste activa, wordt nu bij dit wetsontwerp houdende diverse bepalingen gewoon afgeschaft, naar aanleiding van een advies van 20 november 2009 van de Europese Commissie aangaande de inbreuk 2007/4333.
De aanpassing van het stelsel van de definitief belaste inkomsten moest indertijd dienen ter compensatie van de daling van het tarief in de vennootschapsbelasting. Het tarief van de vennootschapsbelasting daalde van 40,17 % naar 33,99 %. Om dat te compenseren voerde men die extra voorwaarden in. Dat moest indertijd ongeveer 278 miljoen euro of 11 miljard Belgische frank opbrengen.
Volgens mij is dat niet alleen maar een feit dat men kan bespreken binnen de diverse bepalingen. De minister lichtte tijdens de commissievergadering toe dat bij de bespreking van het wetsontwerp door de regering, alle regeringsleden ervan uitgingen dat het artikel 44 budgettair neutraal is.
Ons inziens zal het dat waarschijnlijk niet zijn en met het oog op de voorbereiding van de begroting zou in de loop van maart 2011 op basis van de berekeningen door de administratie duidelijk worden of dat uitgangspunt correct is. Ik heb daarbij toch vragen. Gelet op de budgettaire opbrengst die in 2002 werd begroot, zijn wij van mening dat deze bepaling derhalve dient te worden opgenomen in de eerstvolgende programmawet, die uitvoering zal geven aan de begroting. Ook wij zullen hieromtrent straks een amendement indienen om dit artikel te schrappen. Ik kan mij niet voorstellen dat onze collega’s van PS, sp.a, en Ecolo-Groen!, die toch zo bekommerd zijn om de dalende opbrengst van de vennootschapsbelasting, daarmee kunnen instemmen.
Vervolgens is er artikel 41 van de wet houdende diverse bepalingen, ondertussen veranderd in artikel 46. Dit artikel wijzigt artikel 205ter, § 7 van het WIB 92 met betrekking tot de notionele intrestaftrek. In de memorie van toelichting lezen wij dat deze aanpassing gebeurt ten gevolge van de wijzigingen aangebracht door artikel 39 of 44 van dit wetsontwerp. De memorie van toelichting legt bijgevolg een verband tussen de wijziging in de DBI-aftrek en de notionele intrest.
In dit geval is er slechts een technisch verband tussen beide artikelen, want artikel 205ter, § 7 verwijst immers naar artikel 202, § 2, tweede lid van het WIB 92 dat door artikel 44 van dit wetsontwerp wordt opgeheven. Volgens ons is er niet alleen een wetgevingstechnisch verband maar ook een politieke binding tussen beide aftrekken.
Tot op heden werd de politieke logica aangehouden dat indien aandelen recht geven op een DBI-aftrek zij niet meer in aanmerking komen voor de berekening van de grondslag van de notionele intrest. Als de aandelen de aard van de financiële vaste activa hebben, komen zij in aanmerking voor de DBI-aftrek, maar niet voor de notionele intrestaftrek. Van de notionele intrest worden immers uitgesloten die financiële vaste activa die uit deelnemingen en andere aandelen bestaan.
Aandelen die als geldbelegging worden aangehouden komen niet in aanmerking voor de DBI-aftrek maar wel voor de berekening van de grondslag voor de notionele intrestaftrek. Ofwel komt men in aanmerking voor notionele intrestaftrek, ofwel komt men in aanmerking voor een DBI-aftrek.
Volgens artikel 44 van het wetsontwerp verandert het hele schema en wordt die politieke logica doorbroken, want aandelen aangehouden als geldbelegging kunnen voortaan in aanmerking komen zowel voor de DBI-aftrek als voor de notionele intrestaftrek.
Wanneer deze politieke logica wordt doorbroken, is het niet logisch binnen het systeem van de aftrek voor risicokapitaal, dat het risicokapitaal niet wordt verminderd met de fiscale nettowaarde van de aandelen die worden geboekt onder geldbeleggingen. Zoniet zal de notionele intrest twee keer worden toegekend. Een eerste keer bij de vennootschap die de aandelen boekt onder de geldbeleggingen en een tweede keer bij de vennootschap wiens aandelen werden gekocht. Alleen deze laatste vennootschap gebruikt eigenlijk haar eigen vermogen als risicokapitaal bij de werkelijke economische activiteit.
Deze situatie is sterk vergelijkbaar bij de erg bekritiseerde double-dipstructuur. Indien men deze fiscale optimalisatie vanuit politiek oogpunt niet wenselijk acht, komt het ons dan ook voor dat een dubbele aftrek van risicokapitaal in het geval van aandelen die worden aangehouden als geldbelegging, evenmin opportuun is.
02.06 Philippe Goffin (MR): Monsieur le président, chers collègues, dans le cadre du projet de loi portant des dispositions diverses, un accord équilibré a été trouvé sur le secret bancaire tant interne qu'externe et sur la transaction judiciaire.
Cet accord a permis de trouver un juste équilibre entre, d'une part, les moyens mis en œuvre pour lutter efficacement contre la fraude fiscale et, d'autre part, le respect des droits fondamentaux comme la protection de la vie privée des contribuables, ce dont le Mouvement Réformateur ne peut que se réjouir.
Consulter les comptes bancaires d'une personne, c'est prendre connaissance de son mode de vie, de ses choix de consommation, de ses loisirs, de ses choix philosophiques et politiques. C'est, en quelque sorte, un accès au livre ouvert de sa vie. Il s'agit donc d'un acte qui est tout sauf anodin.
La Belgique se dote ainsi de deux outils supplémentaires dans la lutte contre la fraude fiscale.
Tout d'abord, tout fraudeur s'expose, dorénavant, à la levée du secret bancaire tant en Belgique qu'à l'étranger. Bien entendu, cette mesure de levée du secret bancaire s'accompagne de balises essentielles en termes de respect de la vie privée comme la nécessité de disposer dans le chef de l'administration fiscale d'indices réels de fraude pour pouvoir lever le secret bancaire relatif au(x) compte(s) d'un contribuable. Le MR estime cette garantie essentielle. Demain, un fonctionnaire ne pourra pas sans motif examiner les comptes de M. Tout-le-monde. De même qu'un policier ne peut pas effectuer une perquisition domiciliaire sans mandat, un fonctionnaire de l'administration fiscale ne pourra pas lever le secret bancaire d'un contribuable sans indice de fraude intentionnelle dans le chef de celui-ci, ni sans certaines garanties procédurales. Il n'est donc pas question de lever le secret bancaire sans raison suffisante. J'ajoute que cette notion d'indice de fraude est déjà précisée par la jurisprudence et utilisée par l'administration. C'est donc une évolution qui s'inscrit dans le cadre juridique déjà bien balisé.
Outre la notion d'indice de fraude dont je viens de parler, il y a une seconde garantie, à savoir le filtre de l'accord préalable du directeur régional à toute levée du secret bancaire.
Nous avons prévu un système en cascade. Tout d'abord, la collaboration étroite du contribuable est encouragée. Ensuite, le contrôleur doit obtenir l'aval du directeur régional avant la levée du secret bancaire. Enfin, nous avons également prévu la création d'un point central de contact au sein de la Banque nationale. Ceci est évidemment prévu pour faciliter l'application des nouvelles dispositions.
La mise en place d'un rapport annuel permettra une meilleure application en termes de légalité, d'opportunité et de proportionnalité et du caractère adéquat de l'opération. Elle permettra également une application uniforme de cette disposition sur l'ensemble du territoire national. Entre la lutte efficace contre la fraude et le respect scrupuleux des droits fondamentaux des contribuables, et donc de la vie privée, il fallait trouver un équilibre qui soit effectif et applicable par l'administration. Le groupe MR se réjouit d'avoir trouvé, avec ses partenaires, un équilibre sur ce point.
Le même texte étend le principe de la transaction judiciaire car, c'est bien connu, un bon accord vaut mieux qu'un mauvais procès. Ce mécanisme permettra de régler rapidement les petites fraudes. Cela permettra de désengorger les tribunaux et la Justice pourra dès lors se consacrer davantage aux grandes fraudes. C'est une réponse que nous croyons efficace pour ne plus revivre des dossiers de fraude très lourds qui, au terme d'une enquête judiciaire et de procédures extrêmement longues et coûteuses devant les tribunaux, se sont vus prescrits.
Ces deux mesures, la levée du secret bancaire et la transaction judiciaire, sont deux instruments qui rendront la lutte fiscale encore plus efficace dans notre pays. C'était un engagement du gouvernement sortant et cela répond à deux recommandations du rapport du 7 mai 2009 de la commission d'enquête parlementaire sur les grands dossiers de fraude fiscale. La transaction judiciaire accélèrera la récupération des sommes en faveur de l'État et la levée du secret bancaire, dans le cadre de fraudes fiscales intentionnelles, s'inscrit parfaitement dans le cadre des accords internationaux souscrits par la Belgique.
Le président: Je félicite M. Goffin pour son maiden speech.
(Applaudissements)
02.07 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, het zal geen verrassing zijn na het debat in de commissie dat ik, samen met mijn fractie, tegen zal stemmen.
Er zijn vijf redenen, maar tegelijkertijd ook vijf vragen aan al degenen die dit zullen goedkeuren, om tegen te stemmen. Ik zal ze eerst alle vijf opsommen en er dan meer in detail op ingaan.
De eerste reden is dat het ongelooflijk is dat een parlementaire meerderheid zo weinig respect betoont voor de werkzaamheden van dit Parlement en van een onderzoekscommissie die anderhalf jaar bezig is geweest.
Deze tekst, die wij morgen zullen stemmen, staat haaks op een van de kernaanbevelingen van die onderzoekscommissie.
De tweede reden waarom wij tegen zullen stemmen, is dat wij de kans hebben gemist om, als wij dan eens nieuwe fiscale wetgeving maken, die in te passen in de Europese regelgeving.
De derde reden waarom wij tegen zullen stemmen, is dat er een hardnekkigheid blijft bestaan om op dit vlak in België een wetgeving in stand te houden die zich onderscheidt van onze buurlanden, met uitzondering van Luxemburg, maar ik denk dat dit inzake fiscaliteit geen land is dat het verdient om zich aan te spiegelen. Vergelijk dit met Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland en Duitsland en u zult zien dat er een zee van verschil is tussen hun regeling en de onze.
De vierde reden is dat er op dit voorstel technisch-juridisch nog wel wat valt aan te merken. Wij weten allemaal hoe het tot stand is gekomen, in een forcing die op woensdag om 09 u 30 is begonnen en die is geëindigd, tenminste toen wij de tekst kregen, om 18 u 15.
Men kan het eraan zien. Een oude gynaecoloog zou zeggen dat dit een kindje is dat er met de ijzers is uitgehaald. Men ziet zo de technisch-juridische problemen opduiken die dit met zich zal brengen.
Ten slotte, de vijfde reden waarom wij tegen zullen stemmen, is dat dit een slecht compromis is voor de eerlijke belastingbetaler.
Ik zal wat dieper ingaan op de vijf punten.
Hier is weken aan gewerkt. Op pagina 242 staat een passage over het fiscaal bankgeheim. Over aanbeveling 34 hebben wij meerdere uren gedebatteerd. Er was een conclusie die als een paal boven water stond. Het bankgeheim zoals het in België geregeld was, is een zeer grote hinderpaal in de strijd tegen de fraude. Hoe moeilijker het is om het bankgeheim op te heffen, hoe verleidelijker het is voor fraudeurs om het toch maar te riskeren. Op vlak van preventieve werking is het een cruciaal artikel, maar ook wat betreft het curatieve, het exemplatieve. Als er al eens iemand fraudeert en hij komt ermee weg door procedures te voeren tegen de opheffing van het bankgeheim, dan missen wij dit instrument dat in andere landen wel bestaat om effectief iets tegen de fraude te doen.
Alle fracties hier in dit Parlement aanwezig, behalve LDD en het Vlaams Belang, hebben deze aanbeveling goedgekeurd. Daarin stond het volgende: haal uit de Belgische wetgeving die voorwaarde die verwijst naar een of meer aanwijzingen met betrekking tot belastingontduiking.
Het voorstel van de onderzoekscommissie was in de wetgeving een of meer aanwijzingen in te schrijven dat inkomsten niet werden aangegeven.
Collega’s, morgen krijgt u trouwens de kans mijn amendement goed te keuren en precies die passage uit de aanbevelingen in te voegen in de tekst die voorligt.
Dit was de situatie. Wij hebben toen een aantal wetsvoorstellen ingediend. Wat bleek? De eerste afvalligen waren de liberalen. Over de liberalen en het bankgeheim kan men boeken schrijven, collega’s!
Ik heb mij de moeite getroost, collega’s van Open Vld, de werkzaamheden te herlezen die in 1982 geleid hebben tot de tekst van vandaag. Collega’s, u zou het ook eens moeten herlezen. Daar hoort u de echo’s van Gwendolyn Rutten. U kunt de liberalen op dit vlak alvast niet verwijten dat zij niet consequent zijn. Zij zijn heel consequent. Zij schilderen het af als “de jacht op de belastingbetaler” en willen “respect voor de privacy”. Daar zijn zij ook toen mee bezig geweest.
Dit heeft er in 1982 toe geleid dat er een tekst is goedgekeurd – zij hebben hem mee goedgekeurd – waardoor de jongste vijf jaar wat de inkomstenbelasting betreft, het bankgeheim zegge en schrijve 28 keer is opgeheven.
Die tekst is echt hallucinant. Ook toen schilderden zij het af alsof de tekst die ging worden goedgekeurd “de jacht op de belastingbetaler” was. Dit was een “aantasting van de privacy”. The proof of the pudding is in the eating. Wel, de afgelopen vijf jaar is het bankgeheim 28 keer opgeheven. Wie gelooft die mensen nog? Wie gelooft mevrouw Rutten nog wanneer zij zegt: “Hier wordt een jacht op de belastingbetaler georganiseerd, hier wordt de privacy aangetast?” Zij vertelt net hetzelfde als wat in 1982 werd verteld door haar voorgangers. Wij hebben gezien waartoe het geleid heeft.
Nog iets over de privacy, collega’s. Wat u echt moet lezen, zijn de jongste Open Vld-voorstellen over de aanpak van de sociale fraude. De jongste voorstellen over de aanpak van de sociale fraude van die fractie daar – die de mond vol heeft over privacy wat de belastingbetaler betreft en van wie men zelfs nog niet mag kijken in de richting van het opheffen van het bankgeheim – verdedigen de controle en het toezicht tot in de slaapkamer en de badkamer van de uitkeringstrekkers.
Diezelfde fractie die de mond vol heeft over het recht op privacy gaat inzake sociale fraude tot in de slaapkamer en de badkamer van de gewone mensen. Collega’s, dat zijn de liberalen. Dat waren ze in 1982 en dat zijn ze in 2011 nog steeds: totaal ongeloofwaardig met betrekking tot hun argumentatie tegen opheffing van het bankgeheim.
Maar, collega’s, spijtig genoeg is er ook nog een andere partij geweest en dat was de partij die de keuze had. Deze partij is CD&V. Die partij had de keuze om tot een tekst te komen door het vormen van een compromis langs links of langs rechts. De stemverhoudingen in de commissie waren 8/7 en CD&V heeft 2 stemmen. De collega’s van CD&V – ik denk dat het ACV dit heel graag zal horen – hebben gekozen voor een compromis over rechts. Kom nu niet aandraven met de regeringsmeerderheid. Er zijn de afgelopen weken en maanden in dit Parlement nooit meer vrijheden genomen voor het vormen van meerderheden over bepaalde teksten. Hier heeft CD&V gekozen voor het compromis langs rechts.
Ik heb een vraag voor de collega’s van CD&V vooral, maar ook voor de andere collega’s die de aanbevelingen hebben goedgekeurd. Waarom bent u afgeweken van…
De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, ik denk dat de heer Van der Maelen een vraag voor u heeft.
02.08 Dirk Van der Maelen (sp.a): Hij wil absoluut niet luisteren naar mij, voorzitter. Wij kennen die truc al.
Ik zal mijn vraag toch maar stellen aan Servais Verherstraeten. Collega’s Verherstraeten en Terwingen, waarom zijn jullie afgeweken van de tekst van de aanbeveling die jullie mee hebben goedgekeurd? Waarom zijn jullie afgeweken van jullie eigen tekst die neerlag en die geen enkele verwijzing bevatte naar belastingontduiking? Dat stond niet in jullie teksten. Er waren voorstellen van het cdH, Ecolo-Groen! en PS-sp.a die evenmin een verwijzing naar belastingontduiking bevatten.
Er kon dus mooi een 10/8-meerderheid in de commissie en een 78/72-meerderheid in de plenaire vergadering gevormd worden inzake een tekstvoorstel dat conform uw eigen tekst was en die van een meerderheid van andere partijen, maar daarenboven conform de aanbeveling van de onderzoekscommissie was, die nagenoeg unaniem goedgekeurd is, met uitzondering van VB en LDD.
Collega’s, dit is mijn eerste vraag, ik richt ze ook aan u. Waarom wijkt men af van iets dat zo lang en uitgebreid bediscussieerd geweest is in een parlementaire onderzoekscommissie, na raadpleging van experts, juristen?
Ik kom aan mijn tweede reden waarom ik tegen zal stemmen. Het betreft een Reyndersafwijking. Ik moet eerlijk zijn, niet alleen Reynders maar ook vorige ministers van Financiën hadden op dat vlak een afwijking. Het gaat over het feit dat ze absoluut uitzonderingsposities willen bekleden met betrekking tot fiscaliteit in Europa.
Collega’s, hier is richtlijn 77/799 van 1 februari 2011. Op dit spreekgestoelte heeft minister van Financiën Reynders er zich nog op beroemd dat die onder het Belgisch voorzitterschap is goedgekeurd. Hoe vaak hebben wij al niet gehoord van de uittredende meerderheid dat ze van dat Europees voorzitterschap een van de meest voorbeeldige voorzitterschappen heeft gemaakt? Collega’s, hier is een van de punten waarmee men uitpakte, namelijk die richtlijn.
Die richtlijn gaat over de mogelijkheid voor een buitenlandse fiscus om in België informatie te krijgen die beschikbaar is bij een bank. Collega’s, de tekst, die nog warm is, is onderhandeld door de Belgen. Collega’s, die tekst heeft een Europese consensus. Er staat geen enkele, maar dan ook geen enkele voorwaarde in, en dus zeker niet de bepaling in verband met aanwijzingen van belastingontduiking om informatie los te krijgen van een bank.
Het is hier toch wel een straf verhaal. Men pakt er nog trots mee uit dat een richtlijn dankzij ons Belgisch voorzitterschap is gerealiseerd, terwijl men amper drie maanden nadien weigert daaruit de binnenlandse conclusies te trekken.
Wij komen daardoor voor de toch wel bizarre situatie te staan dat een buitenlandse fiscale administratie veel gemakkelijker en met absolute garantie informatie kan krijgen over een eigen belastingplichtige, informatie die bij een Belgische bank beschikbaar is.
Wat de Belgische fiscus betreft – en daarop kom ik straks terug – verandert er niet heel veel met betrekking tot de huidige bestaande situatie. Ik voorspel u dat het nog altijd een moeizaam gevecht zal blijven om die informatie van de Belgische banken los te krijgen.
Ik heb een sprankeltje hoop, namelijk dat er vanuit het buitenland een klacht zal komen ten opzichte van België, omdat als de voorliggende tekst wordt goedgekeurd, er eigenlijk sprake is van een verdoken belangenverdediging van de Belgische banken.
Dat betekent dat de kans bestaat dat artikel 50 en volgende van onderhavig wetsvoorstel door de Commissie zullen worden verbroken. Ik hoop dat echt. Het zou een blamage zijn.
Collega Rutten, ik heb u zondag in De Zevende Dag nog goed zien uitpakken tegen N-VA toen u zei dat Europa onze toekomst is. Geen woorden maar daden. Helaas, amper zes dagen nadat u in De Zevende Dag uw Europabelijdenis hebt afgelegd, zult u hier straks een wet goedkeuren die België in een uitzonderingspositie plaatst. Dat is echt jammer en ik betreur dat ten zeerste.
Wat de regelgeving in de buurlanden betreft, ik herhaal nogmaals dat wat in de voorstellen van cdH, CD&V, PS, sp.a en Ecolo-Groen! staat – de voorstellen die u hebt laten vallen –, overeenstemt met wat in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië bestaat, namelijk dat een of meer aanwijzingen voor belastingontduiking niet nodig zijn.
Wat wij willen, collega’s van Open Vld, is niet meer dan wat in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië bestaat.
Stop dus, want u ondergraaft uw eigen geloofwaardigheid. Wij pleiten voor wat in de aanbeveling en in onze wetsvoorstellen staat. Stop met te zeggen dat wij de jacht op de belastingbetaler en de aanval op de privacy zullen inzetten. Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië zijn fiscaal geciviliseerde landen. België is dat niet.
En nog eens, zeg mij nu eens alstublieft waarom wij op dat vlak regelgeving moeten hebben die verschilt van die in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië? Die grote Europese belijdenissen zijn holle woorden, want een eerste stap zou zijn dat bij de opmaak van nieuwe wetgeving men zich afstemt op het Europees gemiddelde. Dat Europees gemiddelde ligt helaas een stuk hoger dan hetgeen u ons vandaag voorlegt.
02.09 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Ik was eigenlijk van plan om straks in mijn spreektijd te repliceren, maar dezelfde plaat blijft dermate lang opliggen, dat ik toch even het woord wil nemen, ook gegeven het feit dat de heer Van der Maelen mij hier persoonlijk viseert.
Ik denk dat u intellectueel een bijzonder oneerlijke oefening aan het maken bent: u neemt één element uit de fiscaliteit en dat wilt u dan projecteren op ons land. Wel, ik daag u uit. Kijk ook eens wat er inzake belastingtarieven, inzake belastingdruk, inzake belastingeenvoud, inzake de hele fiscaliteit gebeurt. Dan hoor ik niet anders dan uw fractie fulmineren tegen een land als Duitsland. Vandaag komt u op het spreekgestoelte zeggen dat wat dit elementje betreft, we eigenlijk Duitsland zouden moeten volgen. Wel, ik daag u uit en ik steek de hand uit: laten we Duitsland volgen op heel wat terreinen. Zodra u die stap zet, kunnen we een totaalpakket bekijken. Wat niet kan, is de context los zien van de regelgeving. De regelgeving die hier vandaag voorligt, past perfect binnen onze context.
02.10 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik kom in de rest van mijn verhaal terug op wat collega Rutten net komt te zeggen. Ten eerste, we zijn hier niet bezig over een algemene fiscale hervorming. Ik zou dat graag willen doen. Ik heb alleen vastgesteld dat gisteren, toen we bij Itinera waren, daar niemand van de Vld aanwezig was. Wij zijn klaar, wij willen dat debat graag aangaan. U kent echt onze standpunten niet.
Ten tweede, ik heb het daarnet al gezegd, het gaat hier wel over iets wat te beschouwen is als een hoeksteen in uw fiscaal handhavingsbeleid. Als de voorgestelde maatregelen niet goed zijn, dan is er geen preventieve werking. Uw tekst is een uitnodiging aan alle fraudeurs om rustig voort te doen, want de kans dat het bankgeheim opgeheven wordt, is klein.
Als fraudeurs dan toch de tegenslag hebben tegen de lamp te lopen, zullen ze zich dankzij het voorstel van mevrouw Van Cauter nog kunnen vrijkopen. De liberalen zijn hier dus fundamenteel aan het zondigen tegen wat een verstandig fiscaal beleid is en dat doet u door zich te verwijderen van wat een Europees gemiddelde is. Stop dus met uw Europese geloofsbelijdenis.
02.11 Carina Van Cauter (Open Vld): Collega Van der Maelen, het voorstel tot aanpassing van de regeling inzake minnelijke schikking is geen vrijkopen. Het voorstel houdt in dat in de gevallen waarin het openbaar ministerie sowieso een geldboete zou vorderen, die geldboete vooraf wordt betaald, en niet alleen de geldboete, maar ook de belastingen, de intresten en de fiscale boete op deze geldboete. Wat willen wij nog meer? Op deze manier wordt effectief werk gemaakt, niet van de straffeloosheid zoals die vandaag bestaat, maar van het opleggen van een straf in de vorm van een geldboete zodat de fiscale fraude, ook wanneer ze klein is, op een pertinente en doeltreffende manier kan worden aangepakt.
02.12 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik heb daarnet niet gereageerd tijdens de tussenkomst van mevrouw Van Cauter, maar nu hetzelfde argument wordt gebruikt, wil ik toch even reageren. Ik wou dit normaal straks nog zeggen.
De onderzoeksrechters zelf hebben, bij monde van Karel Van Cauwenberghe, hun officiële spreekbuis, niet alleen in verschillende opinieartikels in onder meer De Tijd – ik zal ze straks uitdelen – letterlijk gezegd dat dit een vorm van klassenjustitie is. “Wie rijkgevulde zakken heeft, zal zijn proces kunnen afkopen. Dat zijn de happy few. Maar wat met de andere verdachten in dezelfde zaak die niet kunnen betalen? Zij riskeren wel nog een veroordeling en een celstraf. Zo creëer je een parallelle rechtspraak. Ik vraag mij af of die regeling de toets van het Grondwettelijk Hof zal doorstaan.”
Heel dit opiniestuk is het met de grond gelijk maken van het amendement nr. 18 van de meerderheid. Ik wil absoluut dat u dit eens leest en dat u eens beseft welke koehandel daar is gebeurd, maar vooral ook wat de procedurele gevolgen daarvan zullen zijn. U hebt ongelijk en dat zeggen de onderzoeksrechters in dit land zelf. Zij vragen zich zelfs af waarvoor zij in de toekomst nog zullen dienen als u dit soort mechanismen invoert.
Blijf dus alstublieft zelf niet hangen, geachte collega, in de grijze plaat die u aan de oppositie verwijt. Als onderzoeksrechters in dit land zelf zeggen dat u het bij het verkeerde eind heeft dan zou dit, met alle respect, toch tot nadenken moeten stemmen bij de meerderheid.
02.13 Carina Van Cauter (Open Vld): Collega Almaci, ieder zijn rol. De wetgever is de wetgever. Het openbaar ministerie is het openbaar ministerie. De zittende magistratuur is de zittende magistratuur. De strafvordering behoort nu eenmaal, zo is wettelijk geregeld, exclusief tot de bevoegdheid van het openbaar ministerie. Zij behoort niet tot de bevoegdheid van de onderzoeksrechters. Zij hebben in deze geen enkele rol te spelen. Het is de exclusieve bevoegdheid van de parketmagistraat om een straf te vorderen. Wanneer de parketmagistraat van oordeel is, ook vandaag en daaraan zal morgen niets wijzigen, om de strafvordering op een dergelijke manier te moeten uitoefenen, namelijk door het vorderen van een geldboete, dan zal dat tot zijn exclusieve bevoegdheid blijven behoren. Dat is van oudsher zo geweest en daaraan is niets gewijzigd.
Dit systeem van minnelijke schikking wordt trouwens vandaag in het douane- en accijnsrecht op dezelfde manier, tot goedvinden van iedereen, toegepast.
Het is trouwens het College van procureurs-generaal dat gepleit heeft om deze regeling uit te breiden tot de fiscale en de sociale fraude.
02.14 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik val eerlijk gezegd van mijn stoel. Wat wij vandaag hebben, dat is klassenjustitie. Vandaag zijn het degenen die de beste experts kunnen betalen, die de procedures het langst kunnen rekken, die kunnen spelen op verjaring en op procedurefouten, en die voldoende geld hebben om dat te doen, die de dans ontspringen.
Wat wij proberen te doen, is ervoor te zorgen dat de parketten hun organisatie op punt kunnen stellen, zodat men zich kan concentreren op grote fiscale fraudedossiers, mijnheer Van der Maelen. Ik benadruk: grote fiscale fraudedossiers. Ik neem hetzelfde document als u, mijnheer Van der Maelen. Ik lees gewoon de titel: “Parlementair onderzoek naar grote fiscale fraudedossiers.” Als u de eerlijkheid hebt niet aan cherry picking te doen uit dit rapport, zult u zien dat de minnelijke schikking een aanbeveling is uit het rapport. Het zal de zaken vooruithelpen. U moet de wereld niet omdraaien!
02.15 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik ga proberen sereen te reageren. De uitdrukking “van zijn stoel vallen” vind ik, wat dit onderwerp betreft, voor de meerderheid erg ongepast.
Ik wil alleen zeggen dat het belangrijkste argument dat de collega’s van de meerderheid hanteren het feit is dat men in verschillende grote fraudeprocessen – ik denk aan KB-Lux – tot een minnelijke schikking moet overgaan omdat men anders nooit eindigt. U hebt ervoor gekozen te kiezen voor een omschrijving die enkel meer onduidelijkheid creëert en die meer procedureslagen tot gevolg zal hebben. Zij is op dit moment nog helemaal niet duidelijk. U kiest voor een vorm van bronrecht. Ik zal dat straks verduidelijken.
Bovendien is de vraag van een aantal rechters die ter zake toch enige expertise hebben, om snellere en efficiëntere werkmiddelen te krijgen als een en ander te lang duurt. Zij vragen ervoor te zorgen dat zij minder tijd verliezen met procedureslagen. U doet echter het omgekeerde. Zij vragen ook betere gerechtsdeskundigen enzovoort. Welnu, via dit systeem zult u niet veel meerwaarde creëren.
Ik besluit hiermee. U kunt er een kat-en-muisspelletje van maken tussen meerderheid en oppositie, maar het is gewoon beschamend dat een wetsvoorstel dat op 24 februari in de commissie voor de Justitie werd ingediend daar niet eens besproken werd. U hebt knip- en plakwerk gedaan met verschillende voorstellen. Daaronder waren ook voorstellen over het bankgeheim van ons en van de collega’s van sp.a. Die zijn tenminste nog besproken. Daar heeft de Raad van State zich over gebogen. U doet gewoon wat knip- en plakwerk in verband met iets waarover zelfs de commissie voor de Justitie zich niet gebogen heeft. Gerechtsdeskundigen zeggen dat uw voorstellen op niets lijken en dat zij leiden tot klassenjustitie. U zou zich moeten schamen.
De voorzitter:
Zeer kort, mevrouw Van Cauter en daarna heeft de heer Van der Maelen opnieuw
het woord.
02.16 Carina Van Cauter (Open Vld): Collega Almaci, ook wanneer dit amendement zou worden aangenomen, blijft het de bevoegdheid van het parket om de opportuniteit van de strafvordering na te gaan.
Dat betekent dat het parket zijn vordering zal formuleren rekening houdend – ik heb dat daarstraks gezegd – met relevante factoren zoals de aard van de feiten, de persoonlijkheid van de verdachte, de belangen van het slachtoffer, de grootte van de schade, het feit of de schade is vergoed en de maatschappelijke context.
Wanneer het dus gaat over grote frauduleuze circuits met de bedoeling om zich te verrijken en waar geen enkele economische activiteit of werkgelegenheid tegenover staat – ik denk aan Think Media en de houding van het openbaar ministerie in die zaak – gaat men de werknemers beschermen op voorwaarde dat de schade bij de overheid wordt geregulariseerd en de boete, de interesten en de belastingen worden betaald en de vordering in een volledige integrale context op een autonome, onafhankelijke manier zal worden geformuleerd.
U weet zeer goed dat wanneer het gaat over grote, fiscale fraude met bedrieglijke opzet, mechanismen in het buitenland, kasgeldvennootschappen – wij kregen hierover een toelichting in de commissie over de fiscale fraude – de strafvordering geen eenvoudige geldboete zal zijn, maar er heel anders zal uitzien als wat u de bevolking wil voorspiegelen. U zegt dat ieder dossier inzake fiscale fraude zal worden afgekocht mits betaling van een kleine geldsom. Dat is echter niet correct. Het tegendeel is waar. Het zou van intellectuele eerlijkheid getuigen als u dat zou willen toegeven.
Le président: Monsieur Verherstraeten, vous souhaitiez intervenir?
02.17 Servais Verherstraeten (CD&V): (…)
Le président: Je donne donc à nouveau la parole à M. Van der Maelen.
02.18 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik dank collega Almaci voor haar antwoorden aan de twee liberale collega’s. Aangezien ik ze niet kan verbeteren, zal ik er niet op ingaan. Een ding wil ik wel kwijt, namelijk dat in de parlementaire onderzoekscommissie, die onder meer de lange duur van de processen heeft onderzocht, de oplossing van una via naar voren werd geschoven. Dat betekent dat in een veel vroegere fase bepaald zal worden of een dossier administratief dan wel gerechtelijk afgehandeld zal worden. Bovendien zouden enkel grote, belangrijke, zwaarwichtige en principiële dossiers via gerechtelijke weg behandeld worden. Dat is het antwoord dat wij gegeven hebben op het probleem van de lange duur van de processen.
In de aanbeveling is er verwarring ontstaan, waarschijnlijk bewust veroorzaak door de Vld. Dat komt omdat er is afgesproken dat men een kader moet creëren voor de minnelijke schikking op administratief niveau. Daar werden immers veel te grote verschillen vastgesteld. Wat jullie doen, is abdiceren en fraude legaliseren. Volgens Karel van Cauwenberghe, voorzitter van de Belgische vereniging van onderzoeksrechters, zullen enkel verdachten met rijkgevulde zakken hun proces kunnen afkopen. Wat zal het Grondwettelijk Hof daarvan zeggen? Daar hebben wij misschien nog een sprankeltje hoop.
Collega’s van de Vld, wat jullie doen is niets om trots op te zijn. Jullie houden de deur van het bankgeheim dicht en wie dan toch nog de pech heeft om tegen de lamp te lopen, geven jullie de gelegenheid zich vrij te kopen. Dat is de realiteit van datgene waar jullie voor staan. Jullie standpunt is niet recent. Jullie vertellen hetzelfde verhaal al sinds 1982. Ook toen heb ik een dergelijk argument bij de Vld teruggevonden, onder meer ook de bemiddelingscommissie en de minnelijke schikking. Ik verwijt jullie niet dat jullie niet consequent zijn. Ik verwijt jullie wel de fraudeurs te verkiezen boven de eerlijke belastingbetaler.
Le président: Mme Rutten, Mme Van Cauter et M. Dewael souhaitent intervenir.
02.19 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Ik zal de vraag van de heer Dewael zelf stellen: hebt u destijds de eenmalige bevrijdende aangifte mee goedgekeurd of niet? Eenvoudige vraag.
02.20 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik heb ze mee goedgekeurd.
02.21 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mee beslist en mee goedgekeurd. Dank u.
02.22 Dirk Van der Maelen (sp.a): Hebben jullie dit recent opnieuw voorgesteld, collega Van Cauter en collega’s van de MR? Wij hebben gezegd: een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen. Eenmaal, maar nooit een tweede keer.
02.23 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Dus u bent een ezel? Dat zijn dan uw woorden. Ons punt is: het is dezelfde filosofie die vandaag voorligt.
02.24 Patrick Dewael (Open Vld): Ik vind dit nogal essentieel. Wij hebben daar in de regering destijds lang over gediscussieerd. Uw partij maakte toen nog deel uit van een meerderheid. Ik begrijp natuurlijk dat het u een zekere bevrijding geeft, een goed gevoel, om nu vrijuit te kunnen spreken volgens uw eigen ideologie, maar u hebt wel al die jaren mee in een federale regering gefunctioneerd.
De eenmalige bevrijdende aangifte was een zeer moeilijke discussie. Ik herinner me er nog urenlange gesprekken en discussies over, maar uiteindelijk heeft een regering die door u werd ondersteund, een eenmalige constructie goedgekeurd waarbij aan bepaalde kapitalen de mogelijkheid werd geboden om terug te keren naar ons land, mits betaling van enzovoort. Nu stelt u het voor alsof dat allemaal van de pot gerukt is, maar de minnelijke schikking die u nu zo aanvecht, waarvan u vindt “hoe is dat nu mogelijk”, de eenmalige bevrijdende aangifte of la déclaration libératoire unique, die hebt u mee goedgekeurd, maar nu komt u hier de moraalridder uithangen. U concludeert en zegt dat een ezel zich maar een keer stoot aan dezelfde steen. De deductie kunt u zelf maken. Dat is vier jaar geleden, collega Van der Maelen, en u hebt dat allemaal hier mee goedgekeurd.
02.25 Dirk Van der Maelen (sp.a): Wij debatteren nu over de opheffing van het bankgeheim. Ik stel vast dat uw fractie in maart 2009 akkoord ging met een bepaling waarin geen enkele verwijzing naar belastingontduiking zou staan. Ik stel vast dat u vandaag met hand en tand iets anders verdedigt.
Het is interessant om het voorstel van MR en Vld waarvan u vertrokken bent, eens te bekijken. Wat daarin stond, was nog slechter dan de huidige bepaling van 318 gecombineerd met 322. Dat was retrograde. Daar hebben de andere partijen van de meerderheid u van teruggetrokken, maar ze hebben u niet over de streep gekregen waar u in 2009 zelf wel over was gegaan, maar waar u nu niet meer over wilt gaan.
Ik stel vast dat jullie de nadruk leggen op het feit dat er een verwijzing moet zijn naar belastingontduiking, wat wil zeggen dat de deur van de opheffing van het bankgeheim goed dicht blijft.
Maar dat is nog niet genoeg voor jullie. Jullie hebben, waarschijnlijk in de koehandel die jullie in de meerderheid gedreven hebben, nog afgedwongen dat de minnelijke schikking daar bovenop komt. Ik zou daarover beschaamd zijn, mocht ik van jullie zijn. Ik herhaal het: u verkiest de belangen van de fraudeur boven die van de eerlijke belastingbetaler.
Nu stel ik voor dat ik tot mijn twee laatste punten kom om mijn verhaal af te ronden.
Ik kom nu tot technisch-juridische problemen.
Collega’s, ik heb het al gezegd: het is er met de ijzers uitgehaald en we zullen er de gevolgen van dragen.
Een eerstejaarsstudent in de rechten krijgt in zijn cursus interpretatie van wetgeving één regel mee, de eerste en de belangrijkste: de bedoeling van de wetgever haal je uit de wettekst zelf, op voorwaarde dat die duidelijk is. Al de rest is bijzaak.
Welnu, ik heb de tekst van het nieuwe artikel 322 bij. Daar staat de verwijzing naar belastingontduiking onbetwistbaar in. Daarover kan niet gediscussieerd worden.
De meerderheid wil ons nu echter laten geloven, door de invoeging van een positieve en een negatieve lijst met voorbeelden in de toelichting, dat we een versoepeling of een opheffing – sommigen durven zelfs beweren dat het om een opheffing gaat – van het bankgeheim gerealiseerd hebben.
Die tekst heeft de champagnekurken doen knallen bij de Afschriften en anderen, want die tekst is de garantie voor de dames en heren van die dure fiscale kantoren dat zij zich nog jarenlang proceduregevechten en andere interpretatiegevechten kunnen veroorloven. Met die tekst schuift u hoogstens een of twee millimeter, een of twee mierenstapjes, in de richting van wat er bestaat in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië.
Daarom heb ik een vraag voor de indieners. Neemt u even de tekst erbij. Het derde lid heeft een primo en een secundo. Wij hebben daarover in de commissie al eens gediscussieerd. De vraag is of die primo en die secundo cumulatieve voorwaarden zijn om het bankgeheim op te heffen, dan wel of alleen de eerste of de tweede voorwaarde volstaat.
Ik zou graag straks daarop een antwoord krijgen.
(…): (…)
02.26 Dirk Van der Maelen (sp.a): U hebt het antwoord in de commissie gegeven? Ik ken uw antwoord. Ik zal het niet herhalen, om tijd te winnen.
Dan heb ik een volgende vraag aan u. Ik heb de tekst laten lezen door veel betere juristen dan ikzelf. Hun conclusie is dat de primo slaat op de situatie waar er een onderzoek op basis van artikel 316 is gevoerd – in de primo wordt trouwens ook uitdrukkelijk verwezen naar artikel 316 – en dat de secundo verwijst naar een onderzoek op basis van artikel 341, op basis van tekenen en indiciën. In de secundo wordt verwezen naar artikel 341.
Collega’s, als de Afschriften en anderen luisteren, of als de administratie luistert, zij kunnen op basis van die slordige tekst eender wat beweren. De ene kan beweren dat de twee voorwaarden voldaan moeten zijn. Een andere kan beweren dat er maar een van de twee voorwaarden gerealiseerd moet zijn. Nog een andere kan beweren dat de primo een onderzoek op basis van artikel 316 is en de secundo een onderzoek op basis van artikel 341. Wat voor een juridisch knoeiwerk is dat? Wat voor een boulevard legt u open voor nieuwe proceduregevechten en discussies. U moest beschaamd zijn!
02.27 Veerle Wouters (N-VA): Collega Van der Maelen, ik wil er u op wijzen dat wij daarvoor een amendement hebben ingediend en dat onze meerderheidspartijen er helemaal niet mee akkoord gingen. Wij deelden dezelfde mening als u. Ook wij interpreteerden het als een “of”. De meerderheid heeft toen besloten om ons amendement weg te stemmen.
02.28 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer Van der Maelen, u begint mij ervan te overtuigen dat het een erg liberale wetgeving is. U begint mij daarvan te overtuigen, maar ik begrijp alleen niet dat u open doekje na open doekje aan de Open Vld geeft. Ik begrijp niet waarom u zich niet richt tot de collega’s van de PS. Dat zijn uw geestesgenoten. Zij hadden daartegen in moeten gaan. U staat de hele tijd pijlen af te schieten op de Open Vld. Ik denk dat u het hoofd eens naar links moet wenden. De collega’s van de PS hadden voor het evenwicht moeten zorgen. Ik begrijp niet dat u uw pijlen heel de tijd op de Open Vld richt en het ene na het andere open doekje aan de Open Vld geeft voor hun strijd voor de liberalisering. Ik wacht met veel ongeduld op het ogenblik dat u uw pijlen zult richten op uw geestesgenoten, die mee gezorgd hebben voor onderhavige wetgeving, die u hier nu al een half uur met de grond aan het gelijkmaken bent.
02.29 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mag ik uit de uiteenzettingen van de twee N-VA’ers besluiten dat dit een oproep van hun kant is om over de taalgrens heen een front te vormen met de collega’s van PS? In dat geval willen wij hen beiden steunen. Het is duidelijk dat zij allebei wat gewicht kunnen gebruiken.
02.30 Dirk Van der Maelen (sp.a): Collega Jambon, u was er die bewuste woensdagavond ook. Wij weten hoe het gelopen is. Om het gemakkelijk te stellen, sommigen beweren dat rechts-linkstegenstellingen niet meer bestaan, maar het was een duidelijke rechts-linkstegenstelling.
Het is die partij, misschien op vraag van ik weet niet wie, die het compromis heeft doen kantelen naar de rechterzijde. Die partij heeft verplicht dat Open Vld heeft moeten inleveren, maar heeft wel de verwijzing naar de belastingontduiking overeind gehouden en heeft als toetje bovendien nog de legalisering van de fraude via de minnelijke schikking verkregen.
Dat is de waarheid. Zo zitten de zaken in mekaar.
02.31 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wat de heer Van der Maelen zegt, klopt. Ik voel mij persoonlijk aangesproken omdat het over mijn partij gaat.
Het klopt wat hij zegt en het geeft een heel comfortabel gevoel als men echt in het midden van het bed ligt en kan kiezen of men naar links of rechts gaat. Ik zal daarop straks verder ingaan.
02.32 Dirk Van der Maelen (sp.a): Een laatste punt. Ik wil enige verduidelijking van de auteurs. Dat bent u niet, mijnheer de staatssecretaris, formeel zijn het anderen, maar als u dit nu naar u toe trekt, wil ik verduidelijking van u.
Ik stel voor dat onze collega’s van de groene fractie eens goed luisteren. Ik heb hier een artikel uit Netto, met een foto van de staatssecretaris. Ik heb dat aandachtig gelezen en daarna de wettekst van artikel 323 opnieuw gelezen.
Collega’s, ik was ervan overtuigd dat die lijst bij de Nationale Bank zou liggen, dat daarop zou staan dat Dirk Van der Maelen een bankrekening heeft bij banken A, B en C en dat de inspecteur dat kon raadplegen en nadien naar de banken zelf kon gaan.
Collega’s, lees dit artikel eens. Kijk eens wat hier staat. De heer Degrève, uw kabinetschef, u goed bekend naar ik aanneem… Collega’s van de groenen, voor jullie was dit de aanleiding om niet tegen te stemmen maar u te onthouden, omdat de lijst was binnengehaald. Wat staat daar? Uiteindelijk zal de belastingcontroleur zich kunnen beroepen op een centraal bestand binnen de Nationale Bank. Wanneer het bankgeheim wordt opgeheven zal de Nationale Bank zelf de inlichtingen bij de betrokken banken opvragen. Er komt dus geen lijst bij de Nationale Bank, de Nationale Bank is gewoon aanspreekpunt en zal, als er een vraag komt, de informatie opvragen bij de verschillende banken.
De collega’s van de meerderheid zou ik de stellige raad willen geven om dat centraal aanspreekpunt niet over te laten aan de Koning om dat te regelen. Ik zou voorstellen om dat bij KB overlegd in de Ministerraad te regelen, als ik u zou zijn. U zult gerold worden. Voor diegenen die victorie kraaien omdat er een lijst is, u zult gerold worden of u hangt af van de goede trouw van hij of zij die minister van Financiën zal zijn. Als hij in de traditie van onze minister van Financiën op heel goede voet wil staan met de banksector, dan hebt u het vlaggen. Dan zal er geen lijst zijn.
02.33 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur Van der Maelen, nous pouvons régulièrement être d’accord et, je vais le développer tout à l’heure, nous sommes particulièrement satisfaits de voir apparaître, pour la première fois, ce fichier central des comptes bancaires. Permettez-moi, en termes de hiérarchie des normes, de considérer le texte de la loi supérieur à un article dans Netto. Néanmoins, je ne suis pas naïf non plus. Effectivement, ce n’est pas parce que ça figure dans la loi – ce qui nous satisfait – que tout est gagné.
Comme vous le dites, il faudra ensuite une volonté politique et un véritable travail de la part de l’actuel ministre des Finances ou de son secrétaire d’État qui, depuis dix ans, n’ont pas montré beaucoup de volonté d’avancer en la matière. Les repentis, c’est bien aussi! Vous pouvez compter sur notre engagement – mais nous pourrons le faire à deux – pour les poursuivre de nos questions et pour vérifier que les dispositifs généreux et intéressants qui figurent pour la première fois dans la loi soient suivis d'effets. Et ce, si cette loi est votée, ce qui n’arrivera pas grâce à notre voix, car nous nous abstiendrons.
C’est important, mais ce que vous dites n’est pas tout à fait juste parce que la loi est un peu plus claire, telle qu’elle est formulée par amendement de majorité. Je dois être intellectuellement correct et le dire de façon plus explicite que la façon dont vous le relevez.
02.34 Dirk Van der Maelen (sp.a): Het spijt mij, maar ik geef u de raad om met hetgeen de kabinetschef van de staatssecretaris verklaard heeft in Netto in uw achterhoofd, de wettekst nog eens opnieuw te lezen. U zult zien dat hetgeen de kabinetschef beweert, in te passen is in deze wet. Daarenboven zult u vaststellen dat de werking van het aanspreekpunt bij koninklijk besluit gaat geregeld worden.
02.35 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer Van der Maelen, u maakt gewoon een verkeerde interpretatie van dit persartikel. De wet bepaalt klaar en duidelijk, zowel in het Frans als in het Nederlands, dat er een register van de bankrekeningen met de naam van de titularis van deze bankrekening zal georganiseerd worden bij de Nationale Bank.
02.36 Dirk Van der Maelen (sp.a): Georganiseerd? Dat is geen lijst.
02.37 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Ja, het zal gebeuren. Wij hebben vorige week reeds contact gehad met de banksector. Wij zijn aan dit koninklijk besluit aan het werken. Hetgeen mijn kabinetschef zegt, is dat wanneer een fiscale controleur meer inlichtingen wil hebben in het raam van enquêtes die mogelijk zullen zijn door deze wet, via het aanspreekpunt, namelijk de Nationale Bank, deze de informatie zal vragen aan de banken. Dat is hetgeen zal gebeuren.
02.38 Dirk Van der Maelen (sp.a): U ziet het, als er een lijst is met al die informatie, dan moet de Nationale Bank dat niet gaan vragen aan de banken, dat is één. Ten tweede, eens het bankgeheim opgeheven is, want dat moet eerst opgeheven zijn, waarom kan de fiscale administratie zich dan niet rechtstreeks …
02.39 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Bent u bang van de Nationale Bank?
02.40 Dirk Van der Maelen (sp.a): Neen, weet u waarvan ik bang ben? Van hetgeen ik ook weet. Ik weet dat Febelfin zelf de instrumenten in de hand wil houden. Dat weet ik.
02.41 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Het register zal bij de NBB zijn en niet bij Febelfin.
02.42 Dirk Van der Maelen (sp.a): De manier waarop u het hier geschreven hebt en waarop uw kabinetschef zegt dat hij het gaat doen, dat kan. Hier staat in dat het niet de inspecteur is die naar de bank gaat. Het zal de Nationale Bank zijn die deze informatie opvraagt.
02.43 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Hetgeen mijn kabinetschef heeft gezegd, is in volledige overeenstemming met de wet waarover morgen zal gestemd worden.
02.44 Dirk Van der Maelen (sp.a): Dat is juist. Nu zegt u wat ik aan het vertellen ben, namelijk dat hetgeen uw kabinetschef zegt, kan ingepast worden in de wet en dat degenen die dat goedgekeurd hebben in de overtuiging waren dat er bij de Nationale Bank een lijst ging zijn en dat de inspecteur bij de NBB alle informatie kon krijgen, zonder dat de Nationale Bank het dan nog eens aan de privébanken moest gaan vragen, en dan de vrijheid had om het onderzoek te voeren. Ik zeg u dat tekst zoals hij nu is, geen garantie geeft dat het zo zal gebeuren.
02.45 Raf Terwingen (CD&V): Ik meen dat het de bedoeling was te voorkomen dat, zodra het bankgeheim werd opgeheven, de belastinginspectie alle banken zou moeten aanschrijven om aan al die banken te vragen waar die rekeningen zitten. Het was de bedoeling te voorkomen dat iemand over wie informatie wordt gevraagd bij zo’n 200 banken in België, de facto op een soort zwarte lijst komt, of dat er bij iedere bank een soort alarmbel rinkelt wanneer men daar die naam noemt, omdat er ooit naar informatie werd gevraagd.
De tekst is zeer duidelijk. Er staat: “Iedere bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling is ertoe gehouden gegevens kenbaar te maken aan het centraal aanspreekpunt bij de Nationale Bank, te weten: de identiteit van de cliënten en de nummers van de rekeningen.” Dat is de bedoeling.
Wat gaat er gebeuren? Een gewestelijk directeur geeft toestemming aan de administratie die informatie op te vragen. De administratie stapt naar de Nationale Bank en vraagt bij welke bank de heer Terwingen of de heer Van der Maelen rekeningen heeft. Dan kan er concrete informatie gevraagd worden aan de betrokken instelling, om te voorkomen dat er 200 instellingen gealarmeerd zouden worden door zo’n vraag. Dat zou trouwens een soort phishing zijn. De bedoeling is dat te voorkomen. Zo heb ik het altijd begrepen.
02.46 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik meen dat anderen samen met mij hadden begrepen dat eens de fiscus de informatie had die bij de Nationale Bank was, hij daarmee mocht gaan werken. Maar nee, de fiscus moet op afstand blijven. De Nationale Bank moet die informatie bij de privébanken gaan halen. Ik kan u zeggen dat dit iets is waar Febelfin heel blij mee zal zijn. Ik ken de traditie van de kabinetten van de ministers van Financiën, en tegen de banksector ingaan is iets wat zij niet graag doen.
Ik kom tot mijn laatste punt. Wat mij betreft, is het eigenlijk het belangrijkste. Deze tekst, het compromis dat voorligt, is slecht voor de eerlijke belastingbetaler.
Wij vertrekken in België – onder meer door het bestaan van het bankgeheim maar er zijn ook andere redenen – vanuit een zeer slechte positie. Recent onderzoek van de ULB wijst uit dat ongeacht de methode die men gebruikt om de omvang van de fraude te meten – er zijn er twee of drie gebruikt – België zich in de kopgroep van de fraudeurs bevindt. Het verschil met onze buurlanden loopt op tot 30 %. Om het eenvoudig te stellen: wij hebben veel meer zwarte economie dan onze buurlanden, welke methode ook gebruikt wordt om het te meten.
Zwarte economie is maar mogelijk en blijft maar duren als er iets ontbreekt. Wat ontbreekt er in België? In België ontbreekt de efficiëntie van de handhavingsinstrumenten.
Dat is het ministerie van Financiën, dat is de BBI, dat is ook het gerecht. Dat ontbreekt.
Als men voor het ministerie van Financiën kijkt hoeveel de administratiekosten bedragen om 100 euro belastingen te innen, dan zijn wij top. Ook dat kan verschillende redenen hebben, maar een van de redenen is dat de fraudeurs in België zo moeilijk te pakken zijn. Misschien omdat ze zeer bedreven zijn, maar ook omdat instrumenten, zoals het gemakkelijk kunnen opheffen van het bankgeheim in België, niet aanwezig zijn.
Het is niet toevallig – ik kan u de cijfers geven – dat in Frankrijk, Duitsland, Nederland en Groot-Brittannië de zwarte economie zoveel lager is. Ze hebben waarschijnlijk een beter ministerie van Financiën. Dat is niet moeilijk: na 12 jaar Reynders is het een puinhoop bij ons. Maar instrumenten als de mogelijkheid tot het opheffen van het bankgeheim, hebben ze wel. Wij houden in België de deur dicht en dit op een moment – ik heb daar al cijfers over – dat wie ook in de volgende regering zal zitten, de opdracht zal hebben om een budgettair gat dicht te rijden.
Collega’s, de politieke conclusie is dat door dit voorstel de fraudeurs vrij spel zullen blijven hebben en de eerlijke belastingbetaler zal moeten opdraaien voor het dichtrijden van het gat waar we mee zitten. Dus is mijn laatste vraag aan al degenen die dit gaan goedkeuren waarom u de belangen van de fraudeur boven die van de eerlijke belastingbetaler verkiest? Ik heb de minister horen zeggen: dat zullen we zien. Ik neem die uitdaging aan. Wij hebben het geluk dat een van de weinige goede bepalingen uit de wet het jaarlijks verslag is. Wij zullen dit jaarlijks verslag goed opvolgen en we zullen zien wie gelijk heeft: u of ik. Ik vrees dat ik gelijk heb.
02.47 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je n'ai jamais vraiment apprécié les lois portant des dispositions diverses, qu'elles proviennent des bancs de la majorité comme de ceux de l'opposition. Chaque parti se retrouvant au gouvernement reprend ces mêmes dispositions. Chaque fois, c'est le même système. J'ai l'impression qu'en très peu de temps, on discute chaque article. Chaque article mérite le titre d'une proposition ou d'un projet de loi et sa discussion.
Il y a quand même des exceptions à la règle. Cette fois, grâce à cette loi portant des dispositions diverses - et on ne s'y attendait pas au départ - nous avons pu mettre en place un outil qui sera efficace pour lutter contre la fraude fiscale.
Cette fois, il s'agit d'une grande loi portant des dispositions diverses dans laquelle j'aurais souhaité et le collègue Gilkinet sera probablement d'accord avec moi, voir quelques articles prorogeant les taux de TVA de 6 %, notamment pour l'isolation. On se rend compte qu'au travers de tous les événements provoqués par la nature, ces derniers jours, plus que jamais tout cela est indispensable dans un pays qui se veut être à la pointe et qui veut être géré d'une façon dynamique.
Mesdames, messieurs, le rapport de la commission d'enquête parlementaire sur la grande fraude indiquait que le secret bancaire tel qu'il est organisé en Belgique constitue un véritable obstacle à une lutte efficace contre la fraude fiscale.
Suite à ce constat, la commission d'enquête avait formulé en son temps la recommandation d'assouplir le secret bancaire aux fins de favoriser le travail de l'administration dans son combat quotidien contre la grande fraude.
Par ailleurs, la pression se faisait ces derniers temps de plus en plus forte au niveau international (le G20, l'OCDE), afin que notre pays se dote d'instruments juridiques permettant enfin un échange de renseignements bancaires avec les autres États.
Ces différents événements demandaient une intervention efficace de la part du Parlement. Cette intervention se concrétise comme je l'ai déjà dit dans le présent projet de loi tel qu'amendé par la commission des Finances de la Chambre.
La Belgique se conforme, par ce texte, aux standards internationaux en matière d’échange de renseignements et se munit d’un arsenal juridique performant dans la lutte contre la grande fraude fiscale.
Le cdH se réjouit qu’un sujet tel que le secret bancaire ait pu faire l’objet de discussions sérieuses ayant abouti à un texte que nous considérons comme équilibré et proportionné. En effet, d’une part le travail d’investigation de l’administration est fortement facilité par la levée du secret bancaire en cas d’indice de fraude de la part du contribuable et, d’autre part, les droits de ce dernier sont renforcés et ce, via des balises qui éviteront abus et dérapages de la part de l’administration.
Par ailleurs, le texte du projet amendé prévoit enfin une extension du régime de la transaction offert au magistrat du parquet aux infractions pénales. Une telle extension était depuis longtemps demandée par le cdH qui se félicite de voir encore un des points de son programme accompli. Ce type de transaction permettra, en effet, de concilier justice fiscale et efficacité juridique en évitant d’assister à ce que nous avons connu, il y a peu, à des procès sans fin, à l’épilogue parfois tragique pour le Trésor public, comme en témoigne l’affaire KB Lux.
La levée du secret bancaire en cas d’indice de fraude constitue donc une étape décisive dans la mise en œuvre des recommandations de la commission d’enquête sur la grande fraude fiscale. Elle démontre, si besoin en était, la volonté de ce parlement d’aboutir sur des dossiers politiquement délicats, volonté alimentée par la conviction profonde que le principe d’égalité des citoyens et des entreprises devant la loi fiscale doit être protégé par le législateur, au risque de voir se multiplier des comportements nuisibles pour la collectivité et pour la compétitivité de nos entreprises.
C’est pourquoi notre groupe, le cdH, s’impliquera encore de manière constructive et intense dans la concrétisation d’autres grands dossiers de lutte contre la fraude fiscale qui seront abordés dans les mois à venir.
02.48 Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, als ik vandaag op deze tribune het woord neem in het kader van de bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen, heeft dat alles te maken met de manier waarop dit wetsontwerp door de politieke partijen van de uittredende meerderheid is misbruikt.
Ik gebruik uitdrukkelijk het woord “misbruikt” omdat de uittredende meerderheid van roomsblauw en PS van de status van de hoogdringendheid misbruik hebben gemaakt om een belangrijke aangelegenheid zoals die van het opheffen van het bankgeheim en het invoeren van de minnelijke schikking, bij middel van amendement in te voeren en als dusdanig door de strot van de commissie voor de Financiën te duwen.
Op zich was dat mijns inziens een voorbarige intentie, te meer omdat het onderwerp van het bankgeheim volop in bespreking was in de commissie voor de Financiën. De truc van het amendement bood immers het voordeel dat er geen termijnen moeten worden gerespecteerd en dat er ook geen advies van de Raad van State noodzakelijk was.
Ik heb vanochtend vernomen dat de collega’s van de Senaat inmiddels ook begonnen zijn met de bespreking van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen. Tot hun grote verbazing kwam dit ook in de commissie voor de Financiën en stelden zij dezelfde vraag als wij met betrekking tot het gedeelte minnelijke schikking. Zij vroegen zich terecht af wat dat in de Senaatscommissie voor de Financiën kwam doen.
Het was dus niet alleen een weinig zindelijk manoeuvre. Bovendien waren de amendementen van de uittredende meerderheid het resultaat van een koehandel over het opheffen van het bankgeheim op vraag van PS en het invoeren van een minnelijke schikking voor belastingzondaars, voornamelijk op vraag van Open Vld. Wie had trouwens anders verwacht?
Op de keeper beschouwd, ziet men dat ook inhoudelijk aan de teksten van het gedeelte Financiën dat momenteel voorligt, met de regeling rond het opheffen van het bankgeheim en het invoeren van een minnelijke schikking voor belastingontduikers.
Ik ben ervan overtuigd dat deze amendementen juridisch niet voldragen zijn noch dat er voldoende is nagedacht over de juridische consequenties van die amendementen. De voorgaande sprekers hebben bovendien met verschillende voorbeelden aangetoond dat er waarschijnlijk nog wat juridische angeltjes in de teksten zitten. Dat wordt ook bewezen door het feit dat een aantal amendementen ingediend door N-VA werden aangenomen om een en ander toch nog op het laatste ogenblik te verfijnen.
Alle politieke partijen zijn het erover eens dat de fiscus slagkrachtiger moet kunnen optreden om de fiscale fraude te bestrijden. Het volstaat om de precaire begrotingstoestand onder ogen te zien om vast te stellen dat er nog flink wat inkomsten nodig zullen zijn om tot een begrotingsevenwicht te komen.
Immers, een efficiënte fiscus betekent minder fraude, en minder fraude betekent dan ook dat de modale belastingbetaler – veelal zijn dat de loon- en weddetrekkenden, de mensen van wie alle inkomsten gekend zijn en die op een correcte manier hun belastingen betalen – niet moet opdraaien voor het tekort aan inkomsten voor de Staat. Fraudeurs, al dan niet met voorbedachten rade, ontsnappen namelijk aan controles, tot op vandaag.
Sterker nog, met de voorliggende regeling van de minnelijke schikking kunnen belastingzondaars die tegen de lamp gelopen zijn, te allen tijde hun proces afkopen. Van een eerlijke en rechtvaardige fiscus gesproken, om het woord klassenjustitie niet te moeten gebruiken – dat woord is daarstraks al eens gevallen –, want daar kan de eerlijke belastingbetaler alleen maar de dupe van zijn.
De kernvraag is en blijft dus hoe een efficiënte fiscus op de best mogelijke of op de meest slagkrachtige manier de fiscale fraude kan aanpakken.
Onder druk van de Europese regelgeving heeft in de afgelopen jaren het net rond de uitwisseling van de fiscale gegevens zich alsmaar verder gesloten. Toenemende internationale fiscale samenwerking, onder meer via de spaarrichtlijn, heeft ervoor gezorgd dat buitenlandse rekeningen minder interessant worden, omdat het voor de fiscus verborgen houden van zwart, grijs of wit geld in het buitenland nagenoeg onmogelijk is geworden.
Als gevolg van de recente Europese richtlijn over vergevorderde administratieve fiscale samenwerking, moest de Belgische regering in lopende zaken bovendien vermijden om opnieuw, en deze keer ten tweeden male, vanwege het bestaande regime rond het bankgeheim of het blijven bestaan van een bankdiscretie, op de grijze lijst van de OESO inzake fiscaal dubieuze staten terecht te komen. Dat is het kernelement waarom heel dat proces van die amendementen in het kader van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen is ontstaan.
Blijkbaar is dat ook voldoende reden om de lopende parlementaire behandeling van het bankgeheim in de commissie voor de Financiën en de lopende parlementaire behandeling voor de minnelijke schikking in de commissie voor de Justitie plots niet meer voort te zetten, laat staan dat er voor het gedeelte van de minnelijke schikking in de commissie voor de Justitie hoorzittingen plaatsgevonden zouden hebben met actoren van de wetgevende en de rechterlijke macht.
Sterker nog, de opheffing van het bankgeheim wordt politiek gekoppeld aan de mogelijkheid voor fiscale zondaars om hun zonden af te kopen. Naar Belgische politieke gewoonte werd dus overgeschakeld naar de traditie van de achterkamertjespolitiek, weg van het parlementair debat en op naar de kabinetten van minister Reynders en staatssecretaris Clerfayt, waar de uittredende politieke meerderheid is beginnen marchanderen zoals volwaardige tapijtverkopers.
De PS reageerde aanvankelijk furieus over een mogelijke koppeling van de opheffing van het bankgeheim aan een minnelijke schikking, omdat de PS vreest dat een regeling omtrent de minnelijke schikking de fiscale fraude zou aanmoedigen. Verwonderlijk is wel dat er in de amendementen wel degelijk een koppeling tussen beide is gemaakt. Ik stel dus vast dat die woede van de PS blijkbaar van korte duur is geweest. De reden daartoe is relatief eenvoudig uit te leggen: waarschijnlijk heeft de PS haar slag thuisgehaald wanneer de fiscus toegang krijgt tot een grote gegevensbank bij de Nationale Bank, waar – dat heet dan het centraal register of een elektronisch aanspreekpunt – alle rekeningnummers met persoonsgegevens beschikbaar zullen zijn.
Om de belastingadministratie toe te laten snel en vlot de verborgen rekeningnummers te achterhalen of uw rekening in te kijken, dient dus elke bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling de identiteit van haar cliënten en de nummers van hun rekeningen en hun contracten kenbaar te maken, zodat een bankonderzoek bij particulieren een fluitje van een cent wordt. Kortom, Big Brother is watching you. Hopelijk gebeurt dit met respect voor de privacy en de integriteit van de burger, want die heeft recht op een faire fiscale behandeling, maar ik vrees ervoor.
Klap op de vuurpijl is ook dat de werking van het elektronisch aanspreekpunt naar de Koning wordt doorgeschoven en dat dus het hele KB tegen 1 juli aanstaande moet uitgewerkt zijn en dat, beste collega’s, in het statuut van lopende zaken. Ik denk dat nogal wat juristen er een kluifje aan zouden hebben om dat te bekampen.
Ook het gemor van de liberalen met betrekking tot de versoepeling van het bankgeheim was blijkbaar van korte duur omdat zij natuurlijk hun speelgoed van de minnelijke schikking hebben gekregen. Quid met de staatsdragende partij CD&V, zult u zich dan afvragen, collega’s. Zij lag zoals gewoonlijk in het midden van het bed en ze heeft zonder tegenspartelen – wat dat betreft een echte ‘tsjevenhouding’ – zich aangesloten bij de PS en de liberalen. Voor de socialisten is een dergelijk centraal register of elektronisch aanspreekpunt ongetwijfeld een eerste fase om te komen tot een soort van vermogenskadaster en dus een eerste maar toch belangrijk instrument om op termijn tot een vermogensbelasting te komen. Ik stel voor dat de uittredende meerderheid dat dan ook als dusdanig verklaart, maar daar heeft zij blijkbaar het lef niet voor. Het is mijn overtuiging dat in dit instrument de kiem ligt van het voorliggende compromis.
Ik wil er ook op wijzen, collega’s, dat deze hele regeling rond het bankgeheim en het invoeren van de minnelijke schikking aan Vlaamse kant kan rekenen op de steun zegge en schrijve van dertig Parlementsleden, onder wie zeventien van de CD&V en dertien van Open Vld en dat op een totaal van honderdvijftig. Op zich is dat toch ook wel tekenend, vind ik.
Met betrekking tot het hoofdstuk van de minnelijke schikking, waarnaar collega Almaci daarstraks al verwezen heeft, wil ik toch de bedenking van onderzoeksrechter en tevens ook voorzitter van de Belgische vereniging voor onderzoeksrechters Karel Van Cauwenberghe aan deze plenaire vergadering even meegeven. Zijn reactie werd opgetekend in De Tijd van 4 maart jongstleden. Ik citeer: “Politici begrijpen niet altijd de draagwijdte van beslissingen die zij nemen.” Zo reageert onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe op de wetswijziging die door de partijen van de ontslagnemende regering-Leterme in de Kamer werd goedgekeurd. Binnenkort kunnen fraudeurs, witwassers, inbrekers en andere criminelen op elk moment hun proces afkopen. Zolang er geen definitief vonnis of arrest is geveld, mogen zij het op een akkoordje gooien met de openbare aanklager. Wie betaalt, gaat vrijuit. Ik citeer verder: “Sommige politici wekken de indruk dat alleen belastingfraudeurs hun proces kunnen afkopen, maar dat klopt niet. Er is duidelijk sprake van alle wanbedrijven en gecorrectionaliseerde misdaden, waarop maximaal vijf jaar staat. Het zou minder schokkend geweest zijn als het alleen om kleine inbreuken ging. Op elk moment kunnen de verdachten naar de openbare aanklager stappen om een deal te sluiten, al bij de eerste huiszoeking tot de laatste procedureslag voor het Hof van Cassatie. Als de aanklager akkoord gaat, vervalt de strafvordering.”
Het gevolg is verregaand. Ik citeer opnieuw Karel Van Cauwenberghe: “Geen strafblad en een beslissing waar niemand nog op kan terugkomen.”
Het zal inderdaad op elk moment kunnen, dus ook al tijdens het gerechtelijk onderzoek. Dan zal een schikking op basis van een half onderzoek kunnen worden getroffen, terwijl nog nieuwe, belangrijke elementen kunnen opduiken. Zulks zal ook tijdens het proces mogelijk zijn. In voorkomend geval kan de aanklager de zaak die hij bij de rechtbank aanhangig heeft gemaakt, stopzetten. Dat is tegenstrijdig. Het moet bovendien de snelheid en efficiëntie van de rechtspraak ten goede komen.
Collega’s, wat de heer Van Cauwenberghe vooral verontrust, is de uitholling van de onafhankelijke rechtspraak, die toch de hoeksteen van elke rechtstaat is. Er ontstaat een dubbele rechtspraak, met name een rechtspraak door rechters en een rechtspraak door openbare aanklagers. Alleen de aanklager zal over de minnelijke schikking beslissen. Hij moet de strafvordering stopzetten. De aanklager speelt desgevallend zowel vervolgende partij als rechter. Hij bepaalt alle modaliteiten van de schikking die wordt getroffen. De onderzoeksrechter wordt hooguit om een niet-bindend advies gevraagd.
De vraag van de heer Van Cauwenberghe is dus of er dan überhaupt nog rechters moeten zijn.
Een en ander zet de deur open voor willekeur, zelfs indien de openbare aanklager elk geval op basis van de aard van de feiten en het afgesproken vervolgingsbeleid zal beoordelen. Het is allemaal veel te vaag. Het is nu al moeilijk om een lijn te trekken in het beleid van het openbaar ministerie.
De journalist vraagt hem vervolgens of er een klassenjustitie lonkt. Het antwoord van de heer Van Cauwenberghe luidt: “Het is toch wel een bizarre manier van werken. Wie rijkgevulde zakken heeft, zal zijn proces kunnen afkopen. Dit zijn de happy few. Maar wat met de andere verdachten in dezelfde zaak, die niet kunnen betalen? Zij riskeren nog wel een veroordeling en een celstraf. Zo creëer je parallelle rechtspraak. Ik vraag mij af of die regeling de toets van het Grondwettelijk Hof zal doorstaan.”
In de toelichting bij de wetswijziging lezen we tot slot als belangrijkste argument voor het nieuwe systeem dat onderzoeken, zelfs in complexe fraudezaken, veel te lang duren en dat fraudeurs vrijuit gaan, wanneer zij te laat voor de rechter verschijnen.
Opnieuw citeer ik Karel Van Cauwenberghe: “Als het te lang duurt, geef ons dan de snellere en efficiëntere werkmiddelen. Zorg dat we minder tijd verliezen met procedureslagen, geef ons betere gerechtsdeskundigen enzovoort. Maar via dit systeem zal je niet veel meerwaarde creëren.”
Collega’s, indien dat alles het resultaat van dergelijk kunst- en vliegwerk van de roomsblauwe PS-meerderheid is, kan een en ander moeilijk ernstig juridisch parlementair werk worden genoemd. Wij wisten al dat dit land om zijn surrealistische traditie in de schilderkunst bekendstond. Het is en blijft hier het land van Magritte. De voorliggende wetswijzigingen zijn echter geen surrealisme meer. Zij zijn gewoon onzorgvuldig werk.
U zult begrijpen dat de fractie van het Vlaams Belang hiermee niet kan instemmen. Wij zullen de voorliggende wetswijzigingen, de voorliggende diverse bepalingen, niet goedkeuren.
Ik dank u voor uw aandacht.
02.49 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, je vous remercie d'être aussi nombreux pour ce texte important. Je ne parle pas du projet de loi portant des dispositions diverses, cette loi fourre-tout, au sujet de laquelle je pourrais intervenir en abordant d'autres articles, rapidement débattus en commission des Finances. Ces articles voient la transposition en droit belge de certaines directives européennes qui nous posent problème par rapport à l'incapacité qu'elles créent pour le fisc belge d'avoir un réel contrôle sur certaines opérations financières internationales.
Il s'agit d'un chemin dangereux et peut-être aussi coûteux. Je pense à l'article voté en matière de RDT (revenu définitivement taxé), raison pour laquelle nous nous sommes opposés à ces quelques articles, même s'il s'agissait, en l'occurrence, de mettre en œuvre des directives européennes. Mais elles ne sont pas toujours positives, monsieur le secrétaire d'État!
Évidemment, comme mes collègues, vous me permettrez de consacrer mon attention et mon intervention aux articles de cette proposition de loi portant des dispositions diverses, concernant la levée du secret bancaire. En effet, l'amendement à cette proposition de loi est la voie qu'a courageusement empruntée la majorité en affaires courantes pour avancer enfin sur ce sujet important, qui méritait mieux qu'une prise en sandwich entre deux articles d'une loi portant des dispositions diverses. Il eut été intéressant que cette majorité, que ce parlement ait le courage d'adopter en tant que telle une proposition de loi sur ce sujet important et qui s'inscrit dans la continuité de travaux qu'il a entrepris et d'options qu'il a démocratiquement choisies, notamment dans le cadre de la commission d'enquête sur la grande fraude fiscale.
Je voudrais tout d'abord, avant d'en venir au fond du texte et commenter quelques interventions de mes collègues sur le sujet, revenir sur le processus qui nous a conduits jusqu'au vote, demain, d'un article qui permettrait de commencer à lever le secret bancaire en Belgique.
Il y eut, tout d'abord, cette proposition de résolution déposée par Ecolo-Groen!, le PS et le sp.a visant à la mise en place d'une commission d'enquête sur la grande fraude fiscale; elle fut déposée au tout début de la législature 2007-2010 et fut soutenue par nos collègues. Il y eut, ensuite, le travail de cette commission d'enquête qui ne fut pas évident. Mais il n'en reste pas moins qu'un beau travail parlementaire fut effectué avec des auditions, la rédaction de conclusions et de recommandations, la rédaction d'un rapport volumineux qui constitue, en quelque sorte, mon road book dans le cadre de ce travail de lutte contre la fraude fiscale.
L'adoption à la quasi-unanimité, le 7 mai 2009, de ce rapport et de ses 108 recommandations était utile dans le cadre de cette lutte contre la fraude fiscale qui – il faut bien le constater –, n'est pas le point fort de la Belgique. Est-ce une fatalité? Est-ce le résultat d'un manque de volonté politique? Je constate, en tout cas, que nous avons le même ministre des Finances depuis dix ans et je ne pense pas que la majeure partie de son action et de sa volonté politiques ait été consacrée à lutter effectivement contre cette fraude. Chaque jour, des indices en la matière me rendent plus critiques à ce sujet.
02.50 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: (Intervention hors micro)
Si vous prenez les derniers travaux de l'expert autrichien dont j'ai oublié le nom et dont il fut question dans votre commission, vous constaterez que, sur les dix dernières années, le montant de la fraude fiscale a diminué. C'est là sans doute le résultat du travail de M. Reynders!
02.51 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je vous laisse à vos convictions, monsieur le secrétaire d'État!
02.52 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: C'est ce que dit votre expert!
Je ne suis pas toujours d'accord avec ses travaux. Mais si vous êtes d'accord avec ces derniers, vous devez croire ce qu'il dit. Or, ses travaux démontrent que la fraude fiscale diminue en Belgique depuis dix ans. D'ailleurs, ce parlement a pris des dizaines de dispositions légales pour lutter contre ce genre de fraude durant cette période. Je peux vous en dresser la liste, si vous le souhaitez!
02.53 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Puisque vous citez des experts, même si je ne vois pas de qui vous voulez me parler, je vais mentionner la Lettre mensuelle socio-économique éditée par le Conseil central de l'Économie, une institution fédérale, qui cite elle-même une étude du DULBEA, organisme universitaire bien connu, qui chiffre la fraude fiscale en Belgique à 45 milliards d'euros…
02.54 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Je suis prêt à vous démontrer le caractère ridicule de leurs estimations quand vous le voudrez!
02.55 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Alors, il ne faut pas les inviter à collaborer avec votre administration!
Le président: Monsieur le secrétaire d'État, veuillez laisser d'abord parler M. Gilkinet. Puis, je vous donnerai la parole.
02.56 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je cite une simple phrase: "Le faible niveau de pression exercée par les contrôles fiscaux sur les contribuables belges (c'est aussi la conséquence de l'absence de remplacement de certains travailleurs) joue un rôle non négligeable dans l'explication du taux élevé de fraude fiscale en Belgique par rapport aux autres pays européens".
J'en reviens au processus: proposition d'une commission d'enquête, mise en place de celle-ci, vote dans ce parlement de recommandations. En tant que jeune parlementaire, c'est une manière intéressante de fonctionner. Et puis, différents groupes ont choisi, en fonction de leurs priorités, de déposer des propositions tendant à traduire en lois certaines de ces recommandations. Pour nous, je ne m'en cache pas, la levée du secret bancaire était une priorité. Nous avons agi très rapidement; c'était en octobre 2009. Le texte a été soumis à l'avis du Conseil d'État, qui a estimé qu'il était équilibré entre le principe - important, en effet – de respect de la vie privée et celui de la juste perception des impôts en ce qu'elle sert à la redistribution des richesses et à l'organisation des fonctions collectives.
J'insisterai sur l'originalité de notre texte, et M. Van der Maelen y a fait référence, qui consistait à mettre en place un fichier centralisé des comptes bancaires, un outil important me semble-t-il.
Il y a eu ensuite ces élections anticipées que nous n'avons pas souhaitées. Heureusement, petit à petit, la reprise des travaux parlementaires a eu lieu et la commission des Finances, sous l'égide de sa nouvelle présidente, a eu la volonté d'avancer dans ses travaux en tentant de maintenir une certaine continuité.
Le dernier élément du dispositif est l'organisation de diverses auditions. Je ne vais pas refaire l'histoire mais il me semble important de montrer comment les esprits peuvent évoluer. Je ne m'étendrai pas sur les prestations de certains avocats fiscalistes avec lesquels vous aimez particulièrement collaborer, ce qui n'est pas mon cas.
02.57 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: (…)
02.58 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Ils ne sont pas tous recommandables!
Monsieur le secrétaire d'État, je soulignerai plutôt les auditions des représentants de l'OCDE et de l'Union européenne qui ont montré que la lutte contre la fraude fiscale s'inscrivait dans un contexte international que certains de mes collègues ont rappelé. En particulier, la représentante de l'OCDE nous a donné des explications concrètes, qui ont peut-être libéré certains esprits par rapport au fonctionnement du fichier Ficoba en France. C'est un peu le modèle qui nous a inspirés: la transmission automatique de données relatives aux comptes bancaires des citoyens français à l'administration fiscale. Cela fonctionne très bien dans certaines conditions.
Les représentant syndicaux ont rappelé une chose qui nous semble importante: la fraude fiscale grève les finances publiques et empêche les États de fonctionner. Ils ont suggéré d'organiser le fichier central sur le modèle de la centrale des crédits. Je pense que c'était une idée intéressante, qui a fait son chemin.
Il y a eu aussi l'ouverture du représentant de Febelfin lors de la même réunion. Il n'était pas très enthousiaste quant à la levée du secret bancaire mais c'est son métier. Il a néanmoins fait une demi-ouverture dans laquelle on pouvait s'engouffrer.
Les esprits ont évolué. Les textes déposés par les différents collègues exploraient différentes voies pour parvenir à une levée du secret bancaire. On pouvait en douter en lisant certains textes mais chacun a la liberté de s'exprimer.
Pour notre part, nous avons toujours considéré qu'il fallait éviter des dispositifs Canada Dry, c'est-à-dire quelque chose qui ressemblerait à une levée du secret bancaire mais qui n'en serait pas vraiment une. Nous avons considéré qu'il fallait un dispositif efficace, transparent, fonctionnel. Nous pensons qu'il faut faciliter le travail de contrôle des services fiscaux. Comme je vous l'ai dit, ce sentiment d'impunité peut encourager la fraude. Nous pensons que cela devait s'organiser dans un cadre de droit clair et fonctionnel, car il ne s'agit pas non plus de faire n'importe quoi à l'égard des contribuables. Comme je l'ai dit, la levée du secret bancaire doit s'accompagner de la mise en place d'un fichier central des comptes, consultable par l'administration fiscale, pour connaître les coordonnées des comptes ou rechercher l'information.
Je vais faire une petite parenthèse sur le mécanisme Ficoba dont j'ai parlé et que j'ai un peu étudié. D'une part, il s'est mis en place à un moment où les banques françaises étaient en situation de demande de soutien de la part de l'État, comme nos banques il n'y a pas si longtemps, lors de la crise financière. Dans cette situation, l'État a profité de l'occasion, dans une logique de donnant-donnant, de cette demande pour accomplir des progrès. Il va beaucoup plus loin que le fichier central qui sera peut-être institué aujourd'hui, puisque figurent aussi dans Ficoba des données relatives au patrimoine des contribuables et qu'il est accompagné d'un mécanisme strict de sanctions pour les agents de l'administration fiscale française qui mésuseraient de la faculté qui leur est donnée d'interroger cette base de données Ficoba.
Le modèle est intéressant et j'en viens au fond: il se retrouve peu ou prou dans le texte final. J'avoue, monsieur Terwingen, que j'ai été positivement étonné en voyant arriver la proposition de consensus de la majorité en affaires courantes, positivement étonné de trouver dans le texte déposé par la majorité l'idée de ce fichier central des comptes. Pour permettre à l'administration fiscale d'effectuer correctement son travail, il est important de faciliter sa tâche, de ne pas l'obliger comme aujourd'hui à interroger l'ensemble des établissements bancaires, ce qui peut aussi poser des problèmes vis-à-vis des contribuables, grâce à un point central où ces données sont stockées, des données factuelles. Exemple: "M. Gilkinet dispose d'un compte courant et d'un carnet de dépôt (dans une banque que je ne citerai pas): c'est là que vous pouvez chercher si vous avez un doute au sujet de ce contribuable".
Je ne suis pas naïf non plus, monsieur Van der Maelen. Ce n'est pas parce qu'il existe un texte de loi que les choses se dérouleront automatiquement de façon correcte et efficace. J'espère que le secrétaire d'État et le ministre des Finances traduiront, en des termes corrects, via un arrêté royal efficient, cette disposition, cette volonté législative d'avoir ce fichier central. Si tel n'est pas le cas, vous pourrez compter sur moi pour les interpeller de façon régulière.
Il nous semble, en tout cas, qu'il faut assurer à l'administration fiscale un accès rapide et facile à ces données et aussi éviter qu'elle puisse être lancée sur de fausses pistes par des contribuables qui déclareraient un compte dans une banque et pas dans l'autre banque. Il nous paraît aussi utile, à vous d'y être attentifs dans le cadre des arrêtés à prendre, en cas de levée du secret bancaire, que les comptes, pour lesquels la personne soupçonnée n'est que mandataire, puissent également être consultés par le fisc.
J'en viendrai à présent aux mécanismes déclencheurs de l'enquête bancaire. C'est une réserve que nous émettons envers le texte majoritaire. En séance, nous avions introduit deux amendements, un amendement principal, qui voulait rendre plus explicite et plus large le critère en fonction duquel cette enquête pouvait être entamée en banque. Nous aurions effectivement voulu que ce parlement adopte un texte stipulant les éléments déclencheurs de l'enquête, qui permettent à l'administration de soupçonner un contribuable d'avoir enfreint un ou plusieurs articles du Code des impôts. Cet amendement que nous avons proposé à nos collègues n'a, hélas, pu être soutenu. Je le regrette, parce que nous devrions pouvoir disposer d'une définition explicite et large pour éviter des recours infinis en justice.
La voie qu'a choisie la majorité est différente, en nous renvoyant à des commentaires d'articles. Vous nous avez malheureusement refusé – à travers notre second amendement – de rendre la loi plus explicite. Il me semble important de rappeler ces indices. Monsieur Terwingen, je vais vous les citer dans mon plus beau néerlandais. Cela permettra peut-être de construire la jurisprudence que nous espérons.
Een voorbeeld is het volgende: het bezit van een bankrekening in het buitenland zonder dat de belastingplichtige dat op zijn aangifte heeft gemeld.
Er worden nog voorbeelden opgesomd: "Belangrijke discrepantie tussen de uiterlijke tekenen van welstand of het uitgavenpatroon en de aangegeven of gekende inkomsten waarvoor de belastingplichtige geen sluitende uitleg kan geven nadat het hem is gevraagd; vaststellingen dat aankopen zijn gebeurd zonder factuur of die niet in de boekhouding terug te vinden zijn en waaruit vermoed kan worden dat de inkomsten evenmin zijn aangegeven; vaststellingen van zwartwerk en activiteiten op werkplaatsen die blijkbaar niet zijn aangegeven; inlichtingen die de administratie ontvangt en waaruit blijkt dat inkomsten niet zijn aangegeven – deze inkomsten kunnen komen uit het buitenland, uit het dossier van andere belastingplichtigen of verkregen van publieke instellingen; die inlichtingen kunnen spontaan bij de administratie zijn terechtgekomen of kunnen door de administratie zijn opgevraagd; discordantie tussen twee exemplaren van een zelfde factuur of betalingsnota naargelang men die factuur bij de leverancier dan wel bij de klant raadpleegt; discordantie tussen offertes, facturen, bestelbons, transportdocumenten die niet kunnen worden verantwoord; aanvraag van belastingvoordelen waarvoor de werken blijkbaar niet zijn uitgevoerd; documenten die door de werknemer zijn ondertekend en waaruit een hogere vergoeding blijkt dan door de werkgever in zijn boekhouding is opgenomen; belangrijke onjuistheden in de verschillende bestanddelen van een factuur; vaststelling van een hogere winstmarge op de dag van een belastingcontrole dan deze die blijkt uit de boekhouding voor de vorige belastbare tijdperken, en dit terwijl de exploitatievoorwaarden niet zijn gewijzigd; vaststelling waarbij de aankopen en verkopen niet corresponderen met de voorraadwijzigingen tijdens dezelfde periode; facturatie van leveringen of dienstprestaties die niet zijn uitgevoerd of valse facturen; leveringen of dienstprestaties waarvoor geen facturen zijn gemaakt of terug te vinden zijn in de boekhouding; de vaststelling dat inzake ontvangsten geen enkel ontvangstbewijs of controleerbaar stuk kan worden voorgelegd of dat ze in belangrijke mate ontbreken; discordantie tussen de originelen en dubbels van ontvangstbewijzen; vaststellingen waarbij btw-kwitanties niet zijn verstrekt en de corresponderende ontvangst niet in de boekhouding kan worden aangetoond; vaststelling dat een bankrekening vermeld staat op de documenten gebruikt in het kader van een beroepsactiviteit, maar dat die niet terug te vinden is in de boekhouding of tussen de bewijsstukken; niet-verantwoorde discordanties tussen de aangegeven omzet van de directe belastingen en deze voor de btw; niet-verantwoorde discordantie tussen de loonopgaven en de geboekte lonen; het niet indienen van aangiften en het bereiken van een zogenaamd negatieve case.”
C'est une liste qui n'est pas limitative, exhaustive mais reste évolutive. Nous aurions voulu la voir figurer dans le texte de la loi, ce qui m'aurait épargné cette lecture. J'espère que mon néerlandais était correct, beste Nederlandstalige collega's!
Il me semble important que figure dans des documents parlementaires l'ensemble de ces exemples afin, je l'espère, de construire une jurisprudence qui permettra une meilleure efficacité fiscale, avec la levée du secret bancaire.
Le troisième élément de fond sur lequel je tenais à revenir, c'est la question de la transaction amiable.
Dans une logique de marchandage peu honorable, la majorité a souhaité ajouter au principe positif de la levée du secret bancaire celui, moins positif à mes yeux, de l'accord amiable. Cela signifie qu'à tout moment, le contribuable coupable de fraude pourra dorénavant négocier avec l'État une transaction financière qui éteindrait toute action de contrôle ou judiciaire.
Selon moi, monsieur le secrétaire d'État, cette manière de faire risque de créer un sentiment d'impunité encore plus important qu'actuellement. De fait, une échappatoire, une porte de sortie, un gilet de sauvetage, un parachute existera toujours au-delà des mécanismes déjà existants et trop généreux de régularisation fiscale permanente.
Le deuxième risque découlant du principe de la transaction amiable est celui d'une justice de classe. Ceux qui en ont les moyens pourront toujours trouver un arrangement; quant aux autres, tant pis pour eux!
Monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, dans ces DLU, dans ces systèmes de régularisation permanente, dans ce principe de transaction amiable ou dans la DLU bis que vous semblez préparer pour demain, il demeure un aspect d'immoralité qui sape, à mon sens, la légitimité de l'impôt comme contribution obligatoire aux fonctions collectives, au fonctionnement de l'État, à la redistribution ou à l'orientation de certains comportements.
J'avoue comprendre la fureur de mon collègue Van der Maelen à l'égard de ses collègues du PS. Je partage ce sentiment d'injustice.
02.59 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Il a été pudique. Il ne l’a pas dit mais il le pensait très fort!
Le président: Ils n’ont pas l’air de trop se disputer quand même!
02.60 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): L’encéphalogramme de vos relations est plat, c’est encore pire!
Le président: Ce n’est pas tellement gentil!
02.61 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Ce n’est pas très correct. Pourquoi mon encéphalogramme serait-il plat?
02.62 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je ne parle pas de votre encéphalogramme, mais de celui de vos relations!
02.63 Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: D’accord, mais il faut être correct.
02.64 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Cela ne vous fait même plus réagir.
Le président: Je crois qu’il vaut mieux continuer, autrement nous allons avoir un problème d’encéphalogramme et la tension va monter!
02.65 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Donc, voilà trois éléments de fond sur lesquels je voulais revenir: le fichier central, le déclenchement de l’enquête bancaire et l’accord amiable.
Comme vous l’aurez compris, il y a dans ce texte des éléments qui nous réjouissent: le fait que l’on avance enfin avec la mise en œuvre d'une première recommandation de la commission d’enquête, une première brèche, le fichier central que nous étions, au début, les seuls à proposer. Tant mieux si le consensus a pu se créer.
Nous restons également avec des éléments qui nous posent question. Quelle sera la mise en œuvre concrète de ce bel outil? Nous comptons sur vous, monsieur le secrétaire d’État. Les conditions d’ouverture de l’enquête bancaire sont-elles efficaces, pratiques? Vont-elles effectivement changer les choses? Nous y serons attentifs.
Et puis, il y a des éléments que nous dénonçons, notamment ce marchandage et le principe de la transaction amiable. Dès lors, notre satisfaction n’est pas totale, et je pense que le chemin est encore long. La lutte contre la fraude fiscale, la lutte contre les paradis fiscaux qui appauvrissent encore les pays les plus pauvres, la lutte – dit plus positivement – pour une harmonisation fiscale au niveau européen, la suppression de mécanismes fiscaux inefficaces et injustes comme les intérêts notionnels, tout cela doit être un objectif qui doit contribuer à plus de justice sociale, à une meilleure distribution des richesses et à un développement plus équilibré.
Nous avons encore en magasin un tas de propositions qui sont des mises en œuvre des recommandations de la commission d’enquête, mais aussi d’autres choses comme la création d’un registre des contrats d’assurance-épargne pour combattre le développement de l’évasion fiscale vers des établissements d’assurance luxembourgeois ou autres, ou la correction du système de régularisation fiscale permanente pour obliger les citoyens qui régularisent à prouver la provenance réelle de l’argent régularisé – il pourrait s'agir de revenus du travail n'ayant pas été taxés à la base.
Il faut évaluer le fonctionnement du Service des décisions anticipées, ce qui nous semble également une urgence. Il faut donner à la Justice de véritables moyens pour aboutir dans les procès en cours en matière de fraude fiscale (KB Lux, QFIE ou autres sociétés de liquidités). Il faut empêcher les banques qui ont été aidées par l'État d'investir dans des paradis fiscaux.
Demain, nous ferons un pas, un petit pas. Mais nous comptons bien consacrer toute notre énergie pour pouvoir, demain, effectuer des pas beaucoup plus grands et plus décisifs que ce dernier.
02.66 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, wanneer wij het hebben over het bankgeheim en de minnelijke schikking, is de eerste kritiek de manier waarop deze belangrijke wetten tot stand zijn gekomen.
Het zal de leden van de commissie niet ontgaan zijn dat ik bijzonder verontwaardigd was over het feit dat, net op het moment dat de twee debatten in het Parlement aan de gang zijn, zowel het debat over het bankgeheim als het debat over de minnelijke schikking, de regering in lopende zaken de botte bijl hanteert en via Parlementsleden van de aanhorende partijen die twee wetten als een amendement op de wet houdende diverse bepalingen wil doorvoeren.
Zevenentwintig pagina’s worden in die commissie ingediend. Men heeft een uur de tijd om deze in te kijken, waarna alles met de karwats door de commissie wordt gejaagd. Dit is een verschrikkelijk onzindelijke parlementaire praktijk die zeker niet voor herhaling vatbaar is.
Wat mij daarbij vooral is opgevallen, is dat in deze opnieuw met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt. Als ik goed ben ingelicht, heeft mevrouw Van der Auwera, in haar hoedanigheid van voorzitter van de commissie voor het Bedrijfsleven, geoordeeld dat een amendement van de sp.a-fractie, over de prijsaanpassingen in de energie, een te belangrijke aanpassing was om via de wet houdende diverse bepalingen te worden doorgevoerd. Ik meen dat mevrouw Van der Auwera daarin voor 100 % gelijk had en ik prijs haar daarvoor.
Dit is een voorbeeld van twee maten en twee gewichten, mijnheer Tobback.
Echter, twee wetten van veel grotere envergure, in welk verband de parlementaire procedure aan de gang is, kan in de andere commissie wel door de collega’s van de CD&V als een amendement worden ingediend. Waar is de rechtlijnigheid?
Wij weten natuurlijk allen waarom dat zo moest gebeuren. Op die manier werd immers de procedure afgekort, moest men zeker de confrontatie met de Raad van State niet aangaan en kon men dit door de strot van het Parlement duwen.
Dat het een krakkemikkige wet is, bleek in diezelfde commissievergadering al toen een aantal van onze amendementen die precies op de krakkemikkigheid van die wet wezen, tot zenuwachtigheid leidde. Ik hoop dat wij zulke praktijken in dit huis niet te vaak meer zullen meemaken. Een dergelijke onzindelijkheid blijft hier beter buiten.
Ten tweede, wij hebben een interessante periode in dit Parlement afgesloten. Er was een regering in lopende zaken actief terwijl het Parlement het parlement kon zijn. Een Parlementslid dat een wetsvoorstel uitwerkte, kon praten met de verschillende fracties en proberen een meerderheid te vinden los van vastgeroeste meerderheden in regering en oppositie. Het Parlementslid kon trachten wetgevend werk op de merites van het wetsvoorstel te doen. Die periode is afgesloten. Het is een aantal keer goed gelukt. De wet op de gezinshereniging is alzo erdoor gekomen. De N-VA zat in het kamp dat de wet heeft goedgekeurd. Ook de wet op de quota werd alzo goedgekeurd, al behoorden wij toen niet tot het winnende kamp. Het Parlement speelde wel de rol van parlement en deed wat van haar werd verwacht. Die periode is afgesloten. De PS heeft het niet kunnen verkroppen dat de wet op de gezinshereniging op die manier door het Parlement is gegaan en heeft alle hens aan dek geroepen. De PS is de belangrijkste factor van de regering in lopende zaken. Alleen de PS-fractie is bijna zo groot als de Vlaamse fracties samen. Bijna. De PS heeft grip op de regering in lopende zaken.
De periode waarin het Parlement parlement kan zijn, is afgesloten. Wij zijn terug in de logica van meerderheid en oppositie aanbeland. Dat vind ik spijtig, temeer omdat de regering in lopende zaken zich langs Vlaamse kant op 30 van de 88 zetels kan beroepen. Dat is ongeveer 30 % van de Vlaamse opinie, die hier is vertegenwoordigd. Elke wet die er via die meerderheid doorgaat, is een wet die geen draagvlak heeft in Vlaanderen.
Voor deze belangrijke wetgeving inzake bankgeheim en minnelijke schikking vind ik het van een ongehoord niveau.
02.67 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer Jambon, u hebt zelf de voorbeelden gegeven: de gezinshereniging, de quota, en nu dit: drie keer een verschillende meerderheid. Ik denk dat dit klopt.
Ik zou u graag de volgende vraag eens stellen. Hoe groot was de meerderheid aan Franstalige kant bij het voorstel over de gezinshereniging? De opmerking die u maakt bij het voorliggend voorstel, waarbij u zegt dat er een te kleine Vlaamse meerderheid is, heb ik u niet horen maken toen het voorstel over de gezinshereniging werd goedgekeurd met enkel en alleen de steun van de MR. Volgens mij meet u met twee maten en twee gewichten.
02.68 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de interventie van de heer Jambon een belangrijke politieke tussenkomst is, misschien de enige belangrijke van vandaag. Ik wil dat toch onderstrepen.
Wat hij hier doet, is doen alsof er een periode heeft bestaan waarin de regering van lopende zaken, met goedkeuring van de N-VA, deed wat zij moest doen, want ondertussen konden andere zaken, naast die regering van lopende zaken, in wisselende meerderheden opereren. Ook onze collega van Open Vld pikt daarop in. Maar dat is gewoon niet waar. Men heeft gedaan alsof dat het geval was. Tijdens de onderhandelingen, die geblokkeerd zitten, heeft men gedaan alsof er hier in het Parlement aan politiek gedaan kon worden, maar dat is niet het geval. Men kan wel die schijn wekken en doen alsof er wetten zullen komen.
Mijnheer Jambon, de voorbeelden die u aanhaalt, zijn trouwens nog geen wet. Als ze wet zullen worden, zal ik het geloven, maar anders niet. Nadien moeten ze uitgevoerd worden door een regering die daar eventueel onwillig tegenover zal staan. U haalt zelf het voorbeeld van de PS aan.
U moet dus niet doen alsof er iets treurigs gebeurd is. Die situatie is altijd zo geweest.
Wel is het volgende bezig. Die meerderheid begint zichzelf langzaamaan meerderheid te noemen. Dat gebeurt in allerlei lapsussen in de Conferentie van voorzitters, en in documenten en amendementen zien we nu het woord “meerderheid” opduiken. De meerderheid begint zich welgevallig te voelen in een situatie waarin de N-VA het Parlement blijft legitimeren als een normaal parlement, omdat u ook niet anders kunt.
Mijnheer Jambon, u bent met de N-VA niet tot de federale regering toegetreden. Daar bent u niet toe in staat gebleken of u hebt het been stijf gehouden, u wil het niet of u kunt het niet. Dat is respecteerbaar. Doe ondertussen evenwel niet alsof dit Parlement een normaal parlement is. Het is geen normaal parlement. We zijn ons met kleine details aan het bezighouden, een soort van bezigheidstherapie. Voor de publieke opinie moet het Parlement doen alsof er een immigratiebeleid zal ontstaan omdat er geprutst wordt aan een half procent van de gezinsherenigingen en dies meer. Dat is allemaal niet het geval. Zolang er geen volwaardige regering is, is dit geen volwaardig parlement, en het zal er ook nooit van komen. We moeten de illusie niet wekken dat het ooit zo geweest is.
Mijnheer Jambon, als u nu zegt dat het dat niet meer is, dan ben ik dat met u eens. Het is dat echter nooit geweest.
Ik zal het nog eens formeel aankondigen, en niet alleen in de zaak-Coene. Als er hier in wetten staat dat het Parlement aan de Koning de bevoegdheid geeft, dan weten wij allemaal dat dit ongrondwettig is.
Indien de regering in lopende zaken dat zou uitvoeren in KB’s, is dat ongrondwettelijk. Dat wordt door alle rechtsleer erkend.
Ik kan meteen het KB laten vernietigen als de regering in lopende zaken, zelfs een KB dat wij hier bij wet mogelijk zouden maken, in het Belgisch Staatsblad laat publiceren.
Wij kunnen op geen enkele manier zeggen dat dit een normaal land is. Daarover zult u het met mij eens zijn. Het is niet zo dat er nog zoiets is als een parlement dat met een regering van lopende zaken normaal zijn wetgevende opdracht kan vervullen. Vergeet die illusie. Hier komt ofwel een normale regering, ofwel moet dat hier ophouden.
02.69 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer Annemans, ik sta verwonderd te kijken als u zegt dat u het verder dichtdraaien van de kraan van de inflow van vreemdelingen via de wet op de gezinshereniging een bagatel vindt. Ik hoor u dat zeggen. Dat verwondert mij enigszins.
02.70 Gerolf Annemans (VB): Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat wat u daaraan doet nog geen 8 % van de huidige gezinsherenigingen zal remediëren. Dus men kan niet beweren dat dit een oplossing is voor het probleem van de gezinshereniging.
Dat debat zullen wij wel voeren, als u alsnog zo goed zou willen zijn om, nadat u dit aan de pers hebt meegedeeld, ook eens naar dit Parlement te komen.
Ik wil maar zeggen dat u niet moet doen alsof hier de afgelopen maanden echt belangrijk parlementair werk is gebeurd. Dat is gewoon niet waar.
02.71 Jan Jambon (N-VA): Ik denk dat wij het debat over de gezinshereniging hier inderdaad nog gaan voeren.
Mevrouw Rutten, ik ben vertegenwoordiger van de Vlaamse gemeenschap. Wat er bij de Franstalige gemeenschap gebeurt, wat de MR meent te moeten doen en hoe Wallonië met zijn meerderheid of niet-meerderheid meent te moeten omgaan, is vooralsnog mijn zaak niet.
Ik vind het wel belangrijk dat die belangrijke wetten op het bankgeheim en de minnelijke schikking ook aan Vlaamse kant een meerderheid krijgen.
Wij gaan vijf amendementen indienen, drie op het bankgeheim en twee op de minnelijke schikking. Afhankelijk van het stemgedrag over deze amendementen, als een aantal amendementen wordt goedgekeurd, is N-VA bereid om een meerderheid aan te bieden, om ook voor die wetten in Vlaanderen een draagvlak aan te bieden. Dan zal echter een aantal amendementen moeten worden goedgekeurd.
Die amendementen – dat zeg ik tegen de liberale partijen, Open Vld en de MR – hebben wij in de bespreking die wij hebben gevoerd om die wetten op een goede manier door het Parlement te krijgen, samen in het wetsvoorstel gestoken.
Het eerste amendement gaat over het volgende. Vandaag staat in de wet dat één ambtenaar met minstens de graad van directeur de procedure van de opheffing van het bankgeheim in gang kan zetten. In het amendement stellen wij voor om hier het vierogenprincipe toe te passen en dus dat minstens twee ambtenaren met de graad van directeur moeten akkoord gaan dat de procedure van het bankgeheim in gang wordt gezet.
Bij het voorstel van Open Vld was het zelfs een hele afdeling binnen de FOD Financiën die daarover moest gaan. Dat zou het heel zeker gemaakt hebben dat er geen verscheidenheid was in het land in de toepassing van die wetgeving. Ik stel hier voor, om een stuk tegemoet te komen aan CD&V, om hier het vierogenprincipe toe te passen en dit niet aan de willekeur van één ambtenaar over te laten.
Het tweede amendement dat wij voorstellen is een heel belangrijk amendement. Wij stellen voor om in het ontworpen artikel 322, § 3 de woorden “en contracten” te schrappen. Er staat immers niet gespecificeerd wat u met die contracten bedoelt. Ik geef een opsomming van wat dat zou kunnen zijn; omdat het niet gespecificeerd is, kan men dat daaronder begrijpen. Dat kunnen leningcontracten zijn. Dat kunnen leasingcontracten zijn. Dat kunnen contracten met betrekking tot de zichtrekening, tot de spaarrekening zijn. Dat kunnen effectenrekeningen zijn. Dat kunnen pandrekeningen zijn. Dat kunnen huurwaarborgrekeningen zijn, bankgaranties, contracten voor de huur van kluizen, contracten met betrekking tot kredietkaarten enzovoort. Dat kan allemaal geregistreerd worden onder dat woord contracten.
U legt hier de basis voor de vermogensbelasting. Alle gegevens zijn aanwezig. Als wij dit goedkeuren in deze vorm, zonder nuance over dat woord contracten, legt u hier de basis voor de vermogensbelasting, mevrouw Rutten, de vermogensbelasting die wij niet willen. Dan moet u dat amendement mee goedkeuren, dan zijn wij daarvan reeds af.
Een derde en laatste amendement dat wij willen voorstellen in verband met het bankgeheim is om artikelen 55 en 56 pas van toepassing te laten gaan op onderzoeken naar inlichtingen die betrekking hebben op een periode of tijdstip vanaf 1 januari 2011. Zonder specifieke regeling treden die artikelen 55 en 56 van het wetsontwerp in werking vanaf de tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Een uitwisseling van bankinlichtingen zou evenwel onmiddellijk mogelijk worden voor de voorbije jaren in zoverre de onderzoekstermijnen van de verzoekende staat en van België nog niet verstreken zijn.
Gelet op het feit dat België een voorbehoud bij artikel 26, § 5 van het OESO-model formuleerde, houden de artikelen 55 en 56 van dit wetsontwerp een volledige ommezwaai in van het gevoerde beleid. Aangezien tot voor kort een dergelijk voorbehoud op internationaal vlak perfect aanvaardbaar was, is het verantwoord dat deze bepaling slechts uitwerking heeft voor verzoeken die betrekking hebben op inlichtingen die slaan op een periode of een tijdstip vanaf januari 2011.
Dat zijn drie amendementen, drie aanpassingen en drie verbeteringen naar ons oordeel, die wij willen aanbrengen aan de artikelen die over het bankgeheim gaan.
Wat de artikelen betreft inzake de minnelijke schikking, hebben we twee amendementen. Eigenlijk willen wij twee toevoegingen aanbrengen. Een eerste toevoeging is dat wij artikel 84, zesde onderdeel, aangevuld willen zien met de woorden: “Indien in het bedoelde vonnis of arrest een gevangenisstraf werd uitgesproken, vervalt het recht in § 1 aan de procureur des Konings toegekend.” Wat houdt dat in? De mogelijkheid voor de procureur des Konings om een minnelijke schikking aan te bieden is beperkt tot de gevallen waarin enkel een geldboete of een geldboete met verbeurdverklaring gevorderd wordt. De vordering van het openbaar ministerie bindt de rechter echter niet. De rechter kan een straf uitspreken hoger dan door het openbaar ministerie gevorderd werd. Hij kan dus een gevangenisstraf opleggen. In die omstandigheden zal de procureur des Konings in de praktijk wellicht geen gebruik maken van de mogelijkheid tot minnelijke schikking. Dat wordt echter niet strikt verboden in dit ontwerp. Ons amendement zorgt ervoor dat ingeval een rechter een gevangenisstraf heeft uitgesproken, geen minnelijke schikking meer mogelijk is. Het kan immers niet dat een fundamenteel zwaardere straf bij vonnis of arrest door middel van een minnelijke schikking ongedaan gemaakt zou worden. Dat zou ingaan tegen het onafhankelijk oordeel van de rechter.
Een laatste amendement op hetzelfde artikel. We zouden het willen aanvullen met de woorden: “In geen geval mogen de geldsom, de kosten en de goederen- of vermogensvoordelen waarvan afstand of afgifte gedaan dient te worden minder bedragen dan hetgeen reeds bij vonnis of desgevallend arrest werd uitgesproken.” Ook hier gaat het om een correctie op de interpretatie van de tekst. Het ontworpen artikel laat uitdrukkelijk toe dat de minnelijke schikking wordt voorgesteld na het uitspreken van een vonnis of arrest. Deze mogelijkheid wordt met dit subamendement behouden, maar de modaliteiten worden iets strenger gemaakt. Op het moment waarop een vonnis of arrest wordt uitgesproken, zijn reeds veel tijd en middelen besteed aan het vooronderzoek en de procedure.
De minnelijke schikking is net bedoeld om de duurtijd van de strafprocessen te remediëren, meer tijd mogelijk te maken voor betwiste zaken, een snellere en effectieve inning van geldsommen mogelijk te maken en te komen tot een herstelgerichte justitie.
Opdat de minnelijke schikking deze effecten optimaal zou bewerkstelligen is het noodzakelijk ze zo vroeg mogelijk in de procedure te benutten. Het heeft geen zin een verdachte eerst te laten gokken op een gunstig vonnis, en indien dat niet lukt, op een gunstige minnelijke schikking tijdens de beroepsprocedure. Vandaar dat de mogelijkheid tot minnelijke schikking na vonnis of arrest behouden blijft, maar dat de minnelijke schikking niet minder mag bedragen dan de rechter reeds in zijn vonnis of arrest oplegde. De verdachte wordt hierdoor gestimuleerd om zo vroeg mogelijk in de procedure in te gaan op een voorstel tot minnelijke schikking.
Collega’s van Open Vld en CD&V, ik herhaal dat het ons erom te doen is dergelijke belangrijke wetten ook in Vlaanderen een draagvlak te geven en ervoor te zorgen dat een meerderheid van de Vlaamse volksvertegenwoordigers achter dergelijke wetten kunnen staan. Wanneer een aantal van deze amendementen aanvaard kan worden, zijn wij bereid die wetten te steunen.
02.72 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik meen dat het debat van de voorbije uren aantoont dat wij een aantal belangrijke stappen doen. Ik heb het dan in het bijzonder over de amendementen die gaan over het bankgeheim en over de minnelijke schikking.
Over de minnelijke schikking heeft collega Carina Van Cauter al een en ander gezegd. Ik beperk mij in de mate van het mogelijke tot de amendementen over het bankgeheim.
Dit is een belangrijk dossier. Wij leven niet op een eiland, mijnheer Van der Maelen, dat klopt. Wij leven in een geglobaliseerde wereld, dus de Europese en internationale realiteit speelt een rol. Wanneer wij vandaag ter zake een aanpassing voorleggen, is dat omdat er internationale druk is. Het is omdat de OESO en andere internationale instanties aangeven dat wij beter kunnen doen. Ik ben echt niet te beroerd om dat toe te geven. Ik zie dat ook. Wij gaan in die richting.
Wij zijn trouwens niet de enigen die dit doen. Een week of drie geleden luidde een grote krantenkop “Zwitserland past het bankgeheim aan”. Als zelfs Zwitserland het doet, kunnen wij het in ons land ook.
Er is de internationale realiteit die ons dwingt een aantal aanpassingen te doen, maar er is ook het werk in dit halfrond zelf. Er is al verwezen naar het werk dat in de voorbije legislatuur werd geleverd in de parlementaire onderzoekscommissie ter bestrijding van de grote fiscale fraudedossiers.
Wie zegt en beweert dat hier een aantal amendementen uit de lucht komt vallen, neemt een loopje met de waarheid. Zoals een aantal collega’s heeft gezegd, is er heel veel gesproken over deze dossiers.
Ik heb al gewezen op de titel van dit rapport. Het gaat om de bestrijding van grote, fiscale fraudedossiers. Het is geen toeval dat ik daar nog eens de nadruk op leg. De heer Van der Maelen vroeg zich af waarom het in godsnaam mogelijk was, waarom zijn zienswijze in dit dossier niet is gevolgd. Omdat het bedoeling is dat wij fiscale fraude zouden aanpakken. Fraude, mijnheer Van der Maelen!
Het is nooit de bedoeling geweest van het rapport van de onderzoekscommissie en ook niet van een meerderheid in deze Kamer dat wij inzage zouden geven en op zoek zouden gaan naar het privéleven van onze burgers. Ik wil de collega’s het sp.a-voorstel ook niet onthouden. Dat ging niet over fiscale fraude, het ging om inkomsten die niet werden aangegeven of om een totaal verschuldigd bedrag van de belastingen dat hoger zou liggen. In die twee gevallen moest het volgens sp.a mogelijk zijn om het bankgeheim op te heffen. U weet net zo goed als ik dat men bij niet-aangegeven inkomsten niet spreekt over fraude. Er zijn drie soorten inkomsten: belastbare inkomsten die men moet aangeven, niet-belastbare inkomsten die men moet aangeven en inkomsten die men niet moet aangeven. Als u het bankgeheim wil opheffen voor niet-aangegeven inkomsten, dan gebruikt u eigenlijk juridische taal om te zeggen: wij willen de administratie de mogelijkheid geven om in de bankrekeningen van mensen te gaan neuzen. Daar pas ik voor. Als dat een echo is van wat wij zeiden in 1982 dan herhaal ik die echo fier, zelfs al was ik toen maar zeven jaar. Daar passen wij voor!
02.73 Dirk Van der Maelen (sp.a): Collega Rutten, de bepaling die in ons wetsvoorstel stond is ongeveer een kopie van wat in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië van toepassing is. Daar wordt bepaald: “Indien de inkomsten hoger zijn dan aangegeven in de aangifte…” Stop er dus mee om het voor te stellen alsof dat wat in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië als voorwaarde wordt gesteld om het bankgeheim op te heffen, een aanslag is op de privacy, alsof dit een jacht is op de belastingbetaler.
Met uw fractie in de Senaat – Rik Daems en co – wil u tot in de slaapkamer en de badkamer van uitkeringstrekkers zoeken. Zulks kan dan weer wel voor de liberalen. Echter, doen wat in Nederland, Duitsland en Frankrijk op het vlak van belastingfraude bestaat, gaat te ver. Wat mijn fractie wil, is niet meer maar ook niet minder dan wat in Duitsland, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië bestaat.
Ik stel vast dat Vld en MR – dit is inderdaad een constante – dergelijke maatregelen nooit hebben gewild. Zij blijven maar doordrammen over een aanslag op de privacy. U hebt dat in 1982 gedaan. Wij hebben gemerkt dat in de voorbije vijf jaar er achtentwintig keer een opheffing van het bankgeheim is geweest. Stop dus met uw grijsgedraaide plaat. Wie gelooft de Vld nog op dit vlak?
02.74 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, u zegt het nu zelf. Het gaat u dus niet om fraude. Indien u het hebt over inkomsten die niet zijn aangegeven, dan bent u niet op zoek naar fraudeurs. U wil enkel een vrijgeleide geven om in de bankrekeningen van mensen te neuzen.
Ik zal een tweede voorbeeld geven. Het klopt, u had eigenlijk nog een definitie: het totaal verschuldigde belastingbedrag mocht ook hoger liggen. Ik zal een en ander tastbaarder maken en vertalen. Uw definitie houdt het volgende in. Indien u zich in een fiscaal ingewikkeld land als het onze van aftrekpost zou hebben vergist of iets zou hebben ingebracht waarvoor u een fiscale aftrek zou hebben gekregen – eerlijk gezegd, wie kan aan de aftrekposten nog aan uit? Mijnheer Van der Maelen, iemand moet al een expert zijn om zich niet te vergissen –, zou in het voorstel van sp.a een ambtenaar in uw bankrekening kunnen neuzen.
Nogmaals, als u van ons standpunt een probleem maakt, draag ik onze houding als geuzentitel en ben ik er fier op dat ik de privacy van de mensen ter zake probeer te vrijwaren.
Ten tweede, mijnheer Van der Maelen, het gaat om fraude. Fraude is fraude, in alle gevallen. Wij zijn niet te beroerd … Neen, wij zijn niet selectief.
02.75 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Rutten, neem mij niet kwalijk dat ik een erg geanimeerd debat onderbreek. Ik wil echter enige duidelijkheid.
Tijdens het debat in de commissie voor de Financiën hebben wij het gehad over de ingewikkelde omschrijving die de meerderheid in haar eigen amendement hanteert. Het gaat ter zake om twee punten, met name aanwijzingen van fraude en artikel 341. In artikel 341 staat “indiciën van niet-aangegeven inkomsten”.
Ik hoor u hier met de collega van sp.a een debat voeren over de omschrijving door de sp.a van niet-aangegeven inkomsten of indiciën. Wilt u mij even verduidelijken in hoeverre een en ander al dan niet een semantische discussie is in het door een van beide partijen proberen om zijn gelijk te halen?
Ik heb daarnet de CD&V gehoord. Zij hebben netjes een compromis van een compromis gemaakt, want hun voorstel was al een compromis; het nam namelijk de omschrijving over van de collega’s van de sp.a, die overigens samen met de collega’s van de PS een wetsvoorstel hebben ingediend. Zij zitten nu mee in het compromis dat u aan het verdedigen bent en waarin een verwijzing staat naar artikel 341, indiciën van niet-aangegeven inkomsten. Mij dunkt dat wij hier vooral een symbolisch debat aan het voeren zijn. Ofwel moet u aangeven dat de omschrijving zoals u die hebt neergeschreven inderdaad niet deugt, ofwel moet u toegeven dat de omschrijving die de collega’s van de sp.a hebben aangenomen wel degelijk deugt. Het is een van de twee. Alle twee tegelijk gaat echt niet, mevrouw Rutten.
02.76 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Ik vind het bewonderenswaardig dat u na twee uur debat, voornamelijk tussen sp.a en de indieners van deze voorstellen, probeert te zeggen dat water en vuur eigenlijk hetzelfde zijn. Ik denk dat water en vuur hier soms vuurwerk geven, maar het zijn twee verschillende zaken.
02.77 Jan Jambon (N-VA): (…)
02.78 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer Jambon, als dat in het geval van N-VA en PS ook dooft, dan weten wij waartoe dat zal leiden.
U kent het antwoord, mevrouw Almaci. Wij hebben dat debat in de commissie gevoerd. Waar het ons om te doen was, was dat wij naar een juridische omschrijving zouden gaan en dat wij ervoor zouden zorgen dat het ging om een toepassingsgebied dat bekend is in het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Dan hebben wij het over aanwijzingen van belastingontduiking en over het door u geciteerde artikel over tekenen en indiciën, dat bekend is in het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Als er een lijst is opgenomen in de memorie van toelichting, dan is dat exact om aan te geven dat wij op zoek zijn naar fraude en dat wij niet op zoek zijn, zoals in de voorstellen van sp.a, om in het privéleven van mensen te gaan neuzen. Nogmaals, daar passen wij voor.
02.79 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw Rutten, u volhardt in de boosheid. Dit draagt niet bij tot uw geloofwaardigheid.
02.80 Gwendolyn Rutten (Open Vld): U hebt mij consequent genoemd. Consequent zijn en geloofwaardigheid liggen voor mij niet zo ver van elkaar.
02.81 Dirk Van der Maelen (sp.a): Als u het ontstaan van het sp.a/PS-voorstel kent, dan weet u dat het, samen met het voorstel van Ecolo-Groen!, het enige voorstel is dat voorgelegd werd aan de privacycommissie en dat het groen licht van de privacycommissie heeft gekregen. Gaat u mij nu zeggen dat het voorstel van de sp.a een aanslag is op de privacy, als de privacycommissie dat zelf heeft goedgekeurd?
02.82 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Absoluut. Ik herhaal dat nog eens opnieuw.
02.83 Dirk Van der Maelen (sp.a): U zakt nog een beetje dieper, wat uw geloofwaardigheid betreft!
02.84 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Ik heb u, in de voorbeelden die ik u gegeven heb met betrekking tot fiscale aftrekposten en inkomsten die niet zijn aangegeven, nog geen enkel tegenargument horen geven.
Mijnheer de voorzitter, tweede punt, het is wel degelijk belangrijk dat wij beide voorstellen – bankgeheim en minnelijke schikking – vandaag samen bespreken en samen goedkeuren.
Ik zei eerder al in repliek op collega Van der Maelen dat onze voorstellen in een perfecte logische consequens zitten. Wat wij doen, zoals de onderzoekscommissie ons heeft gevraagd, is fiscale fraude aanpakken. Als men fiscale fraude aanpakt, is het onze plicht om vervolgens ervoor te zorgen dat dit juridisch tot een goed einde kan worden gebracht en dat de parketten zich dermate kunnen organiseren dat zij daarvoor de mensen en de middelen hebben.
Dat is wat er moet gebeuren. Men kan niet een voorstel goedkeuren dat zegt dat wij de fraudeurs zullen pakken en vervolgens de bottleneck, de opstropping, de inefficiëntie in het gerecht laten bestaan. Dat kan niet, mijnheer Van der Maelen.
U hebt het dikke groene boek bij. U kan daarin lezen dat het gaat over voorstel 20 en 21, of 30 en 34 in een andere nummering. Dat hoort perfect en logisch samen. Dat zit in een consequens samen en het staat ook zo in de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie. Het zou u sieren om hier niet aan cherry picking te doen en alleen te lezen wat u graag leest.
Als wij fiscale fraude aanpakken, is het vervolgens ook onze plicht om ervoor te zorgen dat de parketten zich kunnen organiseren om dit op een efficiënte manier te doen. Vandaag kan dat niet. Vandaag kennen wij een klassenjustitie. Vandaag zijn het diegenen die goede fiscalisten kunnen betalen, die de procedures kunnen rekken en die kunnen zorgen dat de boel verjaart, die ontsnappen.
Vandaag worden zes op tien procedures niet afgehandeld. Met het voorstel dat voorligt, maken wij deze Staat en het functioneren efficiënter en dat hoort perfect thuis in een aanpak van fiscale fraude.
02.85 Dirk Van der Maelen (sp.a): (…)
02.86 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Ten derde, ik kom terug op het bankgeheim. Dit is een belangrijke stap omdat wij hier een evenwicht vinden tussen fraude aanpakken, wat nodig is – rechtvaardigheid is een heel belangrijk element in een belastingstelsel en dus moet men fraude aanpakken en fraudeurs pakken – en de privésfeer.
Ik kom hier nog even op terug. U hebt mij uitgedaagd en ik kan het niet laten. Waar gaat het om? Het gaat om bankrekeningen. Wat kan men zoal afleiden uit bankrekeningen? Alles, mijnheer Van der Maelen. Waar men gaat eten – in Frituur ‘t Draakske of bij Bruno –, bij welke politieke partij men hoort en waar men lidgeld betaalt, op welke kranten men geabonneerd is.
Dat kan men allemaal afleiden uit bankrekeningen. Dat is een spiegel van iemands leven. Net zoals wij in een rechtsstaat mensen niet zomaar de sleutel van onze deur geven en hen zeggen binnen te komen, vinden wij ook dat men niet zomaar zegt: “Hier zijn mijn bankrekeningen, doorsnuffel ze maar.”
Het voorliggende voorstel is een evenwichtig voorstel dat een evenwicht zoekt tussen enerzijds rechtvaardigheid en anderzijds privacy en het uitsluiten van willekeur.
Hoe gebeurt dat? Ik zei het eerder al: door de definitie. Ik kom daar niet op terug. Ik heb aangegeven dat de definitie voor ons dermate sluitend is dat het gaat over fraude en niet over iets anders.
Er zit voorts ook een cascade in de procedure. Ook dat is voor ons belangrijk. Voor ons geldt het vermoeden van onschuld. Voor ons zijn belastingbetalers in eerste instantie te goeder trouw.
Niet alle belastingbetalers en niet alle Belgen zijn fraudeurs, mijnheer Van der Maelen. Dat is misschien het verschil tussen u en mij. Wij gaan uit van de goede trouw en wij bieden daarom de kans aan de belastingbetaler in kwestie, als er een vraag is van de inspectie, om zelf duidelijkheid te bieden.
Die cascade zit er heel duidelijk in. Mensen krijgen zelf de kans om informatie te verstrekken zonder dat men achter hun rug ergens naartoe moet gaan.
Zelfs nadat de cascade is gerespecteerd, nadat men eerst naar de belastingplichtige is gegaan, dan nog is er geen automatisme. Dan nog is het niet de inspecteur in kwestie die zomaar eens kan kijken. Dan is er nog de volgende trap in de cascade en dat is de gewestelijke directeur.
Mijnheer Jambon, het klopt. In onze oorspronkelijke voorstellen was dat niet alleen maar een gewestelijke directeur. Wij hadden graag een commissie gezien die een oordeel zou vellen en niet een persoon, maar de sluitende manier van de definitie die zich richt op fiscale fraude is een definitie die wij op tafel hebben gelegd en die geeft ons garanties.
Ik voeg er ook de cascade bij. Wij vinden dat als men deze cascade toepast men willekeur tegengaat. Er zijn voldoende garanties om willekeur tegen te gaan. Ook de jaarlijkse rapportering, het feit dat er een lijst in de memorie is opgenomen, biedt die garantie.
Ik geef echter grif toe dat dit een compromis is. Dat is misschien het verschil tussen u en mij. Op een bepaald moment, als er een goed voorstel op tafel ligt, moet men een compromis kunnen sluiten en dat is wat wij hier hebben gedaan. Wij denken dat de cascade er voldoende inzit om die willekeur uit te sluiten.
Ten tweede, wij hebben het in de commissie over de contracten gehad. Ik kijk naar de staatssecretaris. Er is heel duidelijk gezegd dat het gaat over leasingcontracten. Voor alle duidelijkheid, het gaat voor ons om leasingcontracten, dat is door de staatssecretaris zo verwoord.
Ten derde, de inwerkingtreding. Ik wacht tot wij de amendementen krijgen zodat wij ze kunnen lezen, maar u hebt de vraag gesteld dus ik wil u al een richting van antwoord geven.
In verband met de inwerkingtreding, is mijn eerste reactie de volgende. Aangezien het gaat over het bestrijden van fraude en wij hier fraudeurs willen pakken, laat men best zo snel mogelijk een regeling in werking treden. Het kan niet de bedoeling zijn dat alle fiscale fraudeurs zich op zo’n manier kunnen organiseren dat ze over zeven of acht maanden internationale ontsnappingsroutes zouden gebruikt hebben, omdat ze weten dat er pas in januari van volgend jaar een nieuwe regeling aankomt.
Concluderend, ik denk dat hier vandaag een belangrijke stap gezet wordt, een stap die wij als fractie zullen verdedigen, omdat wij hier een goed evenwicht vinden tussen een rechtvaardig belastingsysteem enerzijds en bescherming, mijnheer Van der Maelen, van het privéleven, dat ons als liberalen bijzonder dierbaar is, anderzijds.
02.87 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw Rutten, ik heb begrepen dat wij over onze amendementen nog van gedachten kunnen wisselen. Er is ook nog wel enige tijd voor erover gestemd wordt. Wij staan daarvoor open.
Mevrouw Rutten, u hebt die amendementen hier met verve en met vuur verdedigd. Uw collega mevrouw Van Cauter heeft dat daarstraks ook gedaan. U moet het mij eens uitleggen. Nu op dit eigenste moment is de commissie voor de Financiën en de Begroting in de Senaat ook die amendementen aan het bespreken. Daar wordt door de Vld gevraagd om hoorzittingen te organiseren over de strafbepalingen in het wetsgedeelte over de minnelijke schikking.
Als dat toch zo’n goede wet is, die volledig klaar is om hier goedgekeurd te worden en die waterdicht is op alle vlakken, dan zou ik graag eens van u vernemen, collega’s van de Vld hier, waarom u enkele meters verder vraagt om een hoorzitting te houden over die strafbepaling in het wetsgedeelte inzake de minnelijke schikking?
02.88 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Ik heb geen idee waar dat gerucht vandaan komt en ik vind het nogal gratuit om het zo te zeggen. U hebt het daarnet trouwens zelf op het spreekgestoelte gezegd. Wij waren degenen die als eersten de koppeling hebben gemaakt tussen het bankgeheim en de minnelijke schikking door het in ons wetsvoorstel op te nemen. Dat is mevrouw Van Cauter in de commissie een maand geleden komen uitleggen en toelichten. Bovendien is het voorstel van mevrouw Van Cauter uit de vorige legislatuur naar de Raad van State gegaan, teruggekomen en deze keer grotendeels hernomen.
Ik begrijp dus niet vanwaar u dat verhaal haalt en wat u wilt suggereren. Ik kan alleen maar zeggen dat wij 300 % achter die minnelijke schikking staan en dat het op onze vraag is dat beide elementen vandaag op tafel liggen. U moet uw vragen misschien tot iemand anders richten of u moet zich goed laten informeren voor u een steek probeert te geven.
02.89 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, dat was een correct antwoord, maar op een andere vraag.
Niemand heeft hier de koppeling tussen de minnelijke schikking en het bankgeheim ter discussie gesteld, toch niemand van mijn fractie. Ik vraag mij alleen af waarom hier met zoveel verve die wet wordt verdedigd waarvan wij denken dat er hier en daar nog gaten in zitten, terwijl uw collega’s in de andere assemblee vragen om hierover een hoorzitting te houden. Dat was de inhoud van mijn vraag. Ik heb de koppeling tussen beide absoluut niet ter discussie gesteld.
02.90 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, wij hebben al een heel boeiend debat gehad. Om tijd te sparen, zal ik mijn betoog beperken tot het amendement op artikel 50 in het voorstel houdende diverse bepalingen.
Ik zal even in herinnering brengen wat er oorspronkelijk stond in het artikel dat de uitwisseling van bankinlichtingen van België en andere staten regelde. Ik citeer: “… om zo te voorkomen dat ons land op de grijze lijst van belastingparadijzen van de OESO zou komen.” Dat artikel werd door de zittende meerderheid van elastisch lopende zaken overruled door de amendementen nrs 15 tot 17, dat het bankgeheim opheft met daaraan gekoppeld een amendement nr. 18 dat de minnelijke schikking regelt. De minnelijke schikking heeft op zich niets te maken met het originele artikel 50 in de diverse bepalingen. Dat lijkt mij toch behoorlijk essentieel in de beoordeling van wat gebeurd is.
Ter herinnering, in 2009 waren er de 108 aanbevelingen van de commissie voor de aanpak van de fiscale fraude die de omschrijving in de huidige wet als problematisch omschreven, omdat aanwijzing van fraude in de feiten betekent dat men eigenlijk al over bewijzen moet beschikken. Getuige daarvan zijn de povere statistieken die collega Van der Maelen aanhaalde. Dat is twee jaar geleden.
Anderhalf jaar geleden hebben onze fractie en de socialisten een wetsvoorstel ingediend voor de opheffing van het bankgeheim door technisch-juridische omschrijvingen te gebruiken die in de meerderheid werden gedeeld, in de commissie over de fiscale fraude werden gehanteerd, na hoorzittingen met juridische experts naar voren werden geschoven, hun nut hebben bewezen in het buitenland en eenvoudig en helder zijn. In ons wetsvoorstel hadden wij het over inbreuken op het wetboek. In het voorstel van de socialisten had men het over aanwijzingen van niet-aangegeven inkomsten. Het is echter het tweede lid van de omschrijving van het compromis van de meerderheid geworden. In dat licht is de discussie van daarnet een beetje absurd, mevrouw Rutten.
Na anderhalf jaar bleek er een groene voorzitter van de commissie voor de Financiën nodig te zijn om de wetsvoorstellen eindelijk te agenderen. Gelukkig was het klimaat in Europa ook al aan het keren en voelden de liberalen dat zij er niet meer onderuit konden. Dat gold niet alleen de liberalen, maar ook de rest van de meerderheid. Toen bleek dat de discussie onherroepelijk geagendeerd was, kwam er in december een voorstel van cdH. Eind januari of begin februari kwam de aankondiging van het voorstel van de liberalen. Twee weken daarna kwam de aankondiging van het voorstel van CD&V.
Voor het huidig debat en voor de manier waarop wij in het Parlement met elkaar omgaan, zeker in lopende zaken, vind ik het belangrijk u te herinneren aan wat er gebeurde. In extremis werden die voorstellen aan de discussie toegevoegd, terwijl de besprekingen volop aan de gang waren, terwijl er al hoorzittingen waren geweest en de privacycommissie zich had kunnen uitspreken over slechts 2 wetsvoorstellen. Het ging om dat van ons, geachte collega’s van de meerderheid, en om dat van sp.a. Het ging dus niet om wat vandaag voorligt. Alle holle retoriek ten spijt hebben enkel die twee wetsvoorstellen de toets van de privacy doorstaan. Dat zijn de feiten.
Ik heb geleerd uit het betoog van mevrouw Van Cauter dat de opinie van het gerecht zelf blijkbaar niet zo belangrijk is en dat de privacycommissie blijkbaar ook niet kan oordelen wanneer de privacy aangetast wordt of niet. Ik vind dat een bizarre vaststelling die ik moest maken na de debatten van vandaag.
Maar goed, de commissie heeft toen de collega’s van de meerderheid…
02.91 Carina Van Cauter (Open Vld): Collega Almaci, ik wil u erop wijzen dat het College van procureurs-generaal, die bevoegd is om de strafvordering uit te oefenen, gepleit heeft in die zin een wetgevend initiatief te nemen. Dat is wat wij doen vandaag.
Ik wil u erop wijzen dat enkele professoren, waaronder professor Maus, die ons bijgestaan heeft in de commissie inzake fiscale fraude, mijn wetsvoorstel heeft gelezen. Professor Maus heeft mij in een mail geschreven dat het een zeer goed wetsvoorstel was en dat de mogelijkheid voor het parket een dading af te sluiten een goede zaak zou zijn. Het systeem bestaat trouwens reeds in fiscale strafzaken in het douanestrafrecht, zei hij. Ik heb dat daarstraks ook gezegd. Hij heeft er zelfs voor gepleit het materiële toepassingsgebied nog wat uit te breiden, wat wij uiteindelijk hebben gedaan, omdat er een logische redenering zat in de opmerkingen die hij gemaakt heeft.
Kom dus niet zeggen dat wij het advies van de experts naast ons neergelegd hebben. Dat is niet juist. Wie bevoegd is de strafvordering uit te oefenen, is het parket. Alleen het parket. De onderzoeksrechter moet zijn onderzoek voortzetten. Als de onderzoeksrechter vaststelt dat andere feiten, die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een minnelijke schikking, verder onderzocht moeten worden, kan de onderzoeksrechter dat doen.
Cassatie is daar zeer duidelijk over: de minnelijke schikking slaat enkel op de feiten die geschikt zijn en kan niet slaan op aanverwante of andere feiten die eventueel nog het voorwerp uitmaken van een onderzoek waarvoor een onderzoeksrechter aangesteld is.
Er is dus geen enkele afbreuk aan de mogelijkheid en de bevoegdheden van de onderzoeksrechter. Anderzijds denk ik dat in deze rechtsstaat de onderzoeksrechters moeten afblijven van het terrein dat tot de bevoegdheid van de parketmagistraten behoort, namelijk strafvordering.
02.92 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw Van Cauter, ik wil wel antwoorden op een problematiek die ik straks heel uitgebreid zal aanhalen, maar u hebt daarnet heel duidelijk gezegd, en u zegt dat nu eigenlijk opnieuw, dat de opinie van de onderzoeksrechters, wat u betreft, ondergeschikt wordt gemaakt aan uw interpretatie van de andere experts, die zeggen dat er een minnelijke schikking nodig is, door de gerechtelijke achterstand.
Ik zal u daarop straks antwoorden, maar u weet heel goed dat de onderzoeksrechters niet opgezet zijn met de uitholling van hun terrein, wat u nu de facto doet. Dit is een uitholling van hun terrein. Het parket moet bepaalde zaken kunnen doen en ik wil daarover met u debatteren, maar niet door het debat op zo’n platte manier te kapen en enkel de minnelijke schikking als discussie in te voeren, op zo’n slinkse manier, want dat is er gebeurd.
Als u zich gehouden zou hebben aan de discussie over het amendement nr. 15, zonder amendement nr. 18, dan zou het een heel ander debat geweest zijn. U hebt dat echter niet gedaan. Ik zal straks heel duidelijk maken waarom dit een zeer gebrekkige discussie is en waarom het zeer dubieus is om enkel de minnelijke schikking mee te nemen in dit debat.
Het is een politieke keuze om al de rest – de versterking van het gerecht, de versterking van de manieren om fraude op te zoeken, de werkende magistraten helpen en alle andere mechanismen die er nu nog bestaan, fiscaal en juridisch – niet aan te pakken. Dat is een ideologische keuze. Die hebt u heel duidelijk gemaakt, met de meerderheid, in wat u vandaag hebt gedaan.
02.93 Carina Van Cauter (Open Vld): (…)
02.94 Patrick
Dewael (Open Vld): (…)
02.95 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): De manier waarop is wel belangrijk, mijnheer Dewael. Ik ging dat verder verduidelijken, maar ik werd onderbroken en ik antwoord op de vraag.
02.96 Carina Van Cauter (Open Vld): Collega Almaci, dat er een capaciteitsprobleem is, daarover ben ik het met u eens. Als wij kijken naar de doorlooptijden in Brussel, bijvoorbeeld bij de rechtbank van koophandel – faillissementen kunnen gepaard gaan met fraudedossiers – dan zien wij dat die in de laatste drie jaar, enkel wat de wachttijd betreft, wanneer een zaak volledig in staat is en moet worden gefixeerd, van 4 naar 11 maanden is gegaan. Ik ben het volledig met u eens dat er een probleem van capaciteit is, maar door dit middel, de minnelijke schikking, goed te keuren, doen wij geen afbreuk aan de capaciteit die er vandaag is. Integendeel, wij zorgen ervoor dat de zaken niet nodeloos langer getrokken worden en niet nodeloos langer geldverkwistend zijn, inzake procedure en onderzoeksdaden die moeten worden gesteld. Ik meen dat u dezelfde woorden hebt gebruikt in de commissie voor de Financiën.
Dat is de enige bedoeling. Wij pleiten voor en-en, voor voldoende capaciteit en voldoende magistraten, voor het bijstaan van de onderzoeksrechter, niet alleen door een griffier maar liefst door een aantal deskundigen. Ik heb daarover de minister van Justitie nog aangesproken in een van de recente commissievergaderingen. Hij heeft mij beloofd dat men in Brussel uiteindelijk tot een werklastmeting zou komen zodat er niet op een arbitraire, maar op een objectieve manier een versterking zou komen van de magistratuur. Ook dit is onze betrachting. Kom dus niet op een dogmatische manier zeggen dat wij niet in de nodige capaciteit zouden willen voorzien.
02.97 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik zal kort antwoorden, want ik wil dan aansluiten bij mijn tekst, bij wat ik wilde zeggen.
Het antwoord op de juridische achterstand ligt in heldere en duidelijke omschrijvingen in de wet. Wat de meerderheid gedaan heeft in de commissie voor de Financiën via amendement nr. 15, is kiezen voor een ontransparante en niet heldere omschrijving van de opheffing van het bankgeheim. U kiest dus voor meer procedureslagen en u komt mij hier doodleuk vertellen dat u bezorgd bent om de juridische gang van zaken, terwijl u in uw omschrijving het falen al inschrijft.
Als ik dan hoor in het debat – ik heb daarover in de commissie een goede discussie gevoerd met collega’s Rutten en Terwingen – dat collega Terwingen moet toegeven dat de exhaustieve lijst die opgenomen is in de toelichting geen harde wet, maar wel een bron van recht kan zijn – bronrecht – dan zeg ik u, gezien de geschiedenis, dat dit aanleiding zal geven tot meer procedureslagen en dat u een kans hebt gemist. U doet het tegenovergestelde van datgene waarvan u precies zegt dat u erom bekommerd bent. U spreekt zichzelf faliekant tegen.
02.98 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Specifiek nog eens over dit punt. Er is hier in het toepassingsgebied gekozen voor een omschrijving die al bestaat in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Welke betere rechtszekerheid kan men hebben dan juridische begrippen die al bestaan, die al gekend zijn, die al gebruikt worden door fiscalisten en de administratie, waarvoor er een omzendbrief bestaat en waarvan iedereen weet welke gevallen er wel en niet onder vallen?
Mevrouw Almaci, precies voor de duidelijkheid hebben wij dat ook nog eens in de toelichting gezet. Zoiets heet duidelijk zijn en teruggrijpen naar begrippen die al bestaan.
Weet u wat voor onzekerheid zou hebben gezorgd? Als wij een juridisch incorrect begrip uit onze duim hadden gezogen, nieuw in het Wetboek van de inkomstenbelastingen, waarop vervolgens jan en alleman zich kon storten om na te gaan wat er wel en niet onder zou vallen en daarover zou procederen. Dat zou rechtsonzekerheid geweest zijn. Nogmaals, zet de wereld hier alstublieft niet op zijn kop.
02.99 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Als het gaat over populisme, is dit wel een heel mooi voorbeeld!
Geachte collega Rutten, u zegt dus dat de omschrijving in het wetsvoorstel van CD&V een slechte omschrijving was. U zegt dat de omschrijving in het voorstel van de collega’s van de PS een slechte omschrijving was. U zegt dat onze omschrijving een slechte omschrijving was. U zegt dat de mensen die de fiscale fraudecommissie hebben gevoerd in hun omschrijving verkeerd zijn geweest en u zegt eigenlijk dat u de enige juiste impact heeft ondanks het feit dat die omschrijvingen in het buitenland al werken, al toegepast worden, helder zijn en dat u hebt gekozen voor twee dingen. Iedereen kan dat objectief nakijken. Het wetsvoorstel van Open Vld werd naast dat van CD&V gezet en de omschrijving die er nu in staat, is gewoon de twee bijeenvoegen en er “of” tussenzetten. Dat is er gewoon gebeurd.
Heel veel praatjes daarrond kunnen niet verhelen dat dit gewoon diende om de lieve vrede te bewaren binnen de meerderheid. Aanwijzingen van fraude – liberalen – of indiciën van niet aangegeven inkomsten artikel 341, collega’s van CD&V: dat zijn de feiten. U mag hier nog zoveel vertellen dat het daardoor duidelijker is geworden, maar dat betekent dat u zich heeft vergist, dat betekent dat CD&V zich heeft vergist, dat betekent dat de PS zich heeft vergist, dat betekent dat de fiscale fraudecommissie zich heeft vergist, dat iedereen zich hier vergist, en dat jullie in extremis, in luttele minuten terwijl de bespreking aan de gang was in de commissie, dat jullie op dat moment het licht hebben gezien, juridische experts als jullie zijn na al die hoorzittingen, na al die gesprekken, en de ideale formule hebben gevonden en dan een lijst in de toelichting zetten die geen aanleiding zal geven tot discussie. Dat, mevrouw Rutten, dat is al te gek voor woorden.
02.100 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, for the record. Als je begrippen gebruikt, nog eens, die al in het Wetboek van de inkomstenbelastingen staan, dan vind je niks uit.
02.101 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Dat hebben wij ook gedaan, mevrouw Rutten, in ons voorstel.
02.102 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mevrouw Almaci, excuseer, u spreekt zichzelf tegen. Ten tweede, ik zou nog niet durven het label “goed”, “beter” of “slecht” te plakken op voorstellen van collega’s, omdat ik als democraat het recht van anderen verdedig om andere keuzes te maken. Dat soort etiketten hoort u mij daar niet opplakken.
Wat ik wel gezegd heb, is dat er nu gekozen is voor een omschrijving en een toepassingsgebied die al zeker zijn en bekend staan in het Wetboek van de inkomstenbelastingen en dat daarmee geen nieuwe categorie wordt uitgevonden.
02.103 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Wij hebben een heel heldere omschrijving in ons wetsvoorstel, mevrouw Rutten: inbreuken op het Wetboek. Veel simpeler dan wat u voorstelt, veel minder aanleiding tot discussie. Het had u gesierd in plaats van het debat te kapen, de voorstellen te bediscussiëren en hun gang te hebben laten gaan.
Alle praatjes achteraf kunnen niet verhelen dat de oppositie in extremis de collega’s van de meerderheid heeft toegelaten om hun wetsvoorstellen nog toe te voegen toen ze nog niet eens af waren – voor alle duidelijkheid: ze waren niet eens af – aan de discussie over het bankgeheim, die toen gaande was na de hoorzittingen, omdat de oppositie een constructief debat wilde krijgen.
Wat we evenwel hebben gekregen, is wat er nu voorligt!
Collega’s van CD&V, collega’s van de meerderheid, we hadden het ook niet kunnen toelaten. Toen, op dat moment, hadden we kunnen beslissen om u gewoon te laten zitten en op te stappen, want toen al was duidelijk hoe diep het water was tussen beide partijen binnen de meerderheid.
Het CD&V-voorstel is een compromisvoorstel dat de omschrijving van de socialisten overnam, samen met de procedure en het register van de groenen. U hoeft dat niet te geloven op mijn woord. Opnieuw, het is in dit debat heel duidelijk dat je best teruggrijpt naar de feiten zelf.
De liberalen wilden in hun voorstel een apart college, naar het voorbeeld van wat vorig jaar voorgesteld werd door minister Reynders en staatssecretaris Clerfayt, maar dat door de voltallige meerderheid werd afgeschoten.
De minnelijke schikking was inderdaad een idee van de liberalen. Dat moet ik hen nageven. Voor dat idee was ook CD&V niet gewonnen.
Wij hadden op dat moment kunnen blokkeren, maar dat hebben we niet gedaan. We kregen eigenlijk stank voor dank. Het is erg dit te moeten zeggen.
Immers, wat wordt er voorgelegd in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen? Een minnelijke schikking. Het is een of-of-omschrijving waarover we nog heel lang kunnen discussiëren. In ieder geval stellen we vast: leg de twee wetsvoorstellen naast elkaar, en dan kan worden vastgesteld dat u ze gewoon hebt gekopieerd en geplakt.
CD&V en liberalen hebben samen gecombineerd met een lijst in de toelichting, om te proberen om iets sluitender te worden en niet op twee verschillende voeten te moeten hinken. Dat werd ingevoegd via amendement in een wetsontwerp houdende diverse bepalingen, op het allerlaatste moment. Dat is een platte deal geweest. Voor die platte deal moest alles wijken, ook het goed fatsoen.
Ook het noodzakelijk tijdsbestek om goed werk te kunnen leveren, moest wijken. U hebt namelijk het geluk gehad dat u kon knippen en plakken op basis van wetsvoorstellen die de toets van de Raad van State en van de privacycommissie hebben kunnen doorstaan. Ook al wordt er daarop nu ongelooflijk hard ingehakt, u hebt daarvan gebruikgemaakt om met uw compromis te kunnen komen. In het licht van wat er gebeurd is, zou het misschien toch iets aangenamer zijn geweest om die appreciatie nog mee te kunnen krijgen.
Niet alleen het tijdsbestek, de brute overmacht, voor iets dermate belangrijks, doet de kans op slechte wetgeving stijgen. Om het met de woorden van collega Jambon te zeggen: dit was en is niet zindelijk.
Waar ik toe wil komen, is het volgende. Papier is geduldig. Alle haastwerk kan op papier heel mooi lijken. Maar bij wetswijzigingen die op een dergelijke manier in een wetsontwerp houdende diverse bepalingen worden ingebracht, kan maar beter elke letter worden gelezen en geen enkel risico worden genomen.
Wij hebben heel lang gediscussieerd over het bankgeheim. Onze opmerkingen werden met een spons weggeveegd. Jammer genoeg zal de tijd moeten uitwijzen of u inderdaad de procedure hebt verzwaard of niet. U kent mijn angsten daaromtrent.
Het compromis is exemplarisch voor de grote kloof en de onbeslistheid bij de meerderheid vandaag. CD&V heeft er jammer genoeg voor gekozen om het initiatief bij de regering van lopende zaken te laten, veeleer dan het Parlement en de Parlementsleden hun werk te laten doen en te kijken naar de geest van hun eigen voorstel; men heeft gekozen voor de vrede in die meerderheid en realiseert nu een koehandel, die heel spijtig is.
Dames en heren van CD&V, u had ook perfect een meerderheid kunnen vormen met de socialisten en de groenen samen en van deze kleine stap een veel grotere kunnen maken.
Het is een eerste stap. Ik heb dat ook in de commissie gezegd en vind het ook belangrijk om dat te blijven zeggen. Het is niet het allerslechtste, maar het is wel pijnlijk om te merken dat het veel beter had gekund indien een aantal mensen had durven te springen. Nu zal men teen per teen aftasten, terwijl men een volle stap had kunnen zetten.
Vandaar ook onze onthouding op amendement nr. 18. Wij hebben als partij, Groen! en Ecolo, altijd gepleit voor een werkelijke opheffing van het bankgeheim zonder overdreven hindernissen voor fiscale ambtenaren, met een evenwicht tussen controlemogelijkheden voor de administratie en bescherming van het privéleven.
In de hoorzittingen en in de adviezen die men heeft gekregen, heeft men ons bevestigd dat ons wetsvoorstel daaraan voldeed. Wij verheugen ons over de oprichting van een centrale databank met daarin alle bankrekeningen. Die idee werd uiteindelijk door de meerderheid overgenomen. Dat stond eerst alleen in ons wetsvoorstel. Voor de hoorzittingen werd het weggehoond en daarna werd het overgenomen en is het uiteindelijk in het betreffende amendement beland. Ik ben daarvoor dankbaar. Ik zeg dat ook met zoveel woorden. Ik vind dat goed.
Ik heb daarnet de discussie met de heer Van der Maelen gevolgd. Ik heb de letter van de wet er nog eens op nagelezen. De letter van de wet is voor mij nog altijd primordiaal en wij zullen erop toezien dat die wordt uitgevoerd.
Met dit instrument weet de fiscale controleur tot welke bank hij zich kan wenden om informatie op te vragen. Het is absoluut niet de bedoeling dat eender welke ambtenaar toegang heeft tot gevoelige informatie, noch dat het bankgeheim voor elk voorwendsel wordt opgeheven. Ook dat is populisme.
Daartoe dient ook de getrapte procedure via de regiodirecteur, die de toelating regelt. Dat stond ook in ons wetsvoorstel en daarover werd ook op voorhand lacherig gedaan.
Hoewel wij blij zijn dat de meerderheid grote delen heeft overgenomen, hebben wij ook heel duidelijk gemaakt dat amendement nr. 18 voor ons een stap te ver is.
Wij vroegen voor amendement nr. 15 in de uitwerking een duidelijke rol voor het Parlement, niet alleen met betrekking tot de KB’s. Ik wil dat toch nog even meegeven. Blijkbaar verwacht de zittende meerderheid dat ze ook de toekomstige meerderheid zal zijn en alles van die aard ook zal kunnen opvolgen. Ik vind het jammer dat wij op die manier onze eigen rol als Parlement, zeker in lopende zaken, al op voorhand uithollen.
Daarom hebben wij ook een aanvulling via amendementen op amendement nr. 15 gevraagd. Het is raar dat mevrouw Rutten daarnet zegt dat oneigenlijk gebruik van de databanken niet kan. Het was nota bene de groene fractie, die in de commissie heeft voorgesteld om sancties voor het oneigenlijk gebruik van de databank in te dienen, ook in het geval dat de banken niet alle informatie meedelen die ze moeten meedelen.
Wat zegt de meerderheid? Dat keuren wij niet goed. Ik heb er dan ook een probleem mee dat hier heel hoogdravend wordt gedaan, alsof de linkse partijen met hun voorstellen van plan waren om iedereen maar toegang te geven, terwijl in onze voorstellen en het amendement dat wij hebben ingediend, die beveiliging was ingebouwd, die door de meerderheid is weggestemd, liberalen incluis.
Het is op veel vlakken dubieus dat de minnelijke schikking, het amendement nr. 18, uiteindelijk is terechtgekomen in het akkoord dat werd bereikt.
Ten eerste, het werkt niet bepaald ontmoedigend voor grote fraudeurs. Na twee golven van fiscale amnestie, daarnet werd er al naar verwezen, en een nog steeds vigerende wetgeving voor de permanente fiscale regularisatie met een realiteit van vier op vijf gedeeltelijke regularisaties is ook bij de laatste stap, op het moment dat er een onderzoek naar fiscale fraude wordt geopend, een mogelijkheid tot ontsnappen gecreëerd.
Men ziet heel mooi hoe dat samengaat met de internationale evoluties, terwijl het net zich steeds meer sluit ten gevolge van de opheffing van het bankgeheim in de rest van Europa en de wereld. Ten gevolge van de Europese spaarrichtlijn, de dubbelbelastingverdragen, de Europese richtlijnen voor informatisering zien wij dat onze wetgeving netjes volgt.
Wij hebben eerst het gratis regulariseren via de eenmalige bevrijdende aangifte, de fiscale amnestie, het semi-gratis regulariseren via de gedeeltelijke regularisaties, waarbij men met behulp van gespecialiseerde advocaten ervoor kan kiezen om eigenlijk het risico te nemen en als spottarief slechts een gedeelte van het zwart geld aan te geven.
De rentes, de Dienst Voorafgaande Beslissingen geeft ons elk jaar netjes een overzicht. De aangiftes blijven maar stijgen. Hoe zou dat nu komen in tijden dat Karel Anthonissen en verschillende ambtenaren van de BBI zelf zeggen dat dankzij het systeem van de permanente regularisaties men slechts boetes van 4 tot 5 % betaalt?
Wij hebben een mooi achterpoortje in de wetgeving ingebouwd. Onze fiscus die merkt dat het om gedeeltelijke fiscale regularisatie gaat, mag aan het parket geen informatie doorgeven, want dat hebben we nu net netjes afgesloten: de fiscus kan geen informatie doorgeven aan het parket op het moment van een aan de gang zijnde gedeeltelijke regularisatie.
Dat is de wetgeving die vandaag bestaat.
De derde fase. Er wordt een grote fraudeur gepakt. Het discours van de liberalen heeft duidelijk gemaakt dat ze vooral voor grote fraudeurs hopen op het systeem van de minnelijke schikking. Met andere woorden, grote fraudeurs gokken erop dat ze niet worden gevat, want anders hadden ze wel gebruikgemaakt van de fiscale amnestie. Zij hebben geen gebruikgemaakt van de gedeeltelijke fiscale regularisatie, want ze gokken erop dat ze hun weg in de procedureslagen wel zullen vinden. Nu gokken ze erop dat ze fiscale amnestie aangeboden krijgen als het niet lukt met de nieuwe procedureslagen omwille van de omschrijving.
Kunt u mij alstublieft eens vertellen wat de rechtvaardigheid hiervan is in het licht van de gewone burger? Dit is een slag in het gezicht van iedereen die jarenlang en permanent zijn belastingen goed betaalt. Het is jammer dat de liberale collega’s vertrokken zijn. Het had hen gesierd om te blijven. Dan hadden we hier een ander debat gehad. Dan hadden we het kunnen hebben over amendementen nrs 15, 18 en 19, over het aanpassen van de wet op de permanente fiscale fraude. Dat heeft u niet gedaan. In die zin is die ideologische keuze zeer hard voor de gewone burger en zeer onrechtvaardig voor iedereen die hoopt op rechtvaardige fiscaliteit.
De grote fiscale fraudeurs hebben nu een nieuwe optie. Ja, het wordt door het parket aangeboden. Het gaat heel duidelijk niet om de lichte fraude, om alle wanbetalers en iedereen die misdrijven begaan, neen, het gaat om diegenen met veel geld die het zich kunnen veroorloven om te procederen. Het gaat in het amendement ook niet over het versterken van het gerecht, over het versterken van de mechanismen voor het aanpakken van dit soort dingen of het sluiten van de achterpoortjes in onze wetgeving, daar gaat het allemaal niet over. Maar in de wet houdende diverse bepalingen nog snel een amendement nr. 18 inbrengen, waarover nog niet eens in de commissie voor de Justitie is gediscussieerd, dat gebaseerd is op een wetsvoorstel dat godbetert op 24 februari 2011 is ingediend, waarover nog geen enkel advies is gevraagd, dat kan wel! Als dit geen koehandel is, geachte collega’s, dan weet ik het echt niet meer. Dit is klassenwetgeving op zijn best. Wat hebt u nog nodig om dat onder ogen te zien?
Het zou gaan om alle wanbedrijven. Het gevolg is dat er een kwalijke reuk is gekomen aan de hele discussie over het bankgeheim. Die was er daarvoor niet. Het allergrootste gevaar is dat een te toegeeflijke procureur het op een plat akkoord kan gooien en de zaak te allen tijde, op elk moment van de procedure, uit de handen van de zittende magistratuur kan nemen, de raadkamer, eerste aanleg, onderzoeksrechter, zelfs op het moment dat nieuwe elementen kunnen opduiken. Hij kan het zo wegtrekken en zo de onafhankelijke rechtsspraak uithollen. Dit is onvergeeflijk.
Het gevolg is dat de rijkeren hun straf ontlopen en soms is het zo simpel als dat. Het zal als gevolg hebben dat de rijkeren hun straf ontlopen waar anderen hun straf moeten uitzitten. Om het scherp te stellen: wie zich een BMW kan veroorloven, kan er ook het recht bijkopen – “bijgokken” als het ware – om door het rood te rijden.
Collega’s, ondanks de pijnlijke gang van zaken waarover ik behoorlijk boos ben en ondanks de schandalige koppeling is er effectief een vooruitgang. Het had veel beter gekund, maar wij blijven naar verdere vooruitgang streven. Er zat veel meer in. Ik hoop dat de koudwatervrees, die sommigen hebben, zal verdwijnen.
Collega Terwingen heeft daarnet gezegd heel fier te zijn dat men in het midden van het bed is gaan liggen. U bent in het midden van een bed gaan liggen van een meerderheid die het over zowat alles oneens is. Een meerderheid die een minister van Energie heeft die iets anders zegt over de sluiting van de kerncentrales dan een premier in lopende zaken bijvoorbeeld. U bent gewoon geplet. U had in een veel comfortabeler bed kunnen komen liggen, dat van de socialisten en de groenen.
Er is een stap gezet en nu zijn zowel de Koning als de minister van Financiën aan zet. Wij hebben geprobeerd, maar u hebt dat niet toegelaten. U zult daar als regering in lopende zaken oog op moeten houden. Ook de minister van Financiën is aan zet. Het artikel in Netto is wat dat betreft, collega Van der Maelen, een duidelijke waarschuwing. Eigenlijk had ik die waarschuwing niet nodig. Ik weet dat wij op onze hoede moeten zijn voor het wetsontwerp dat de staatssecretaris met de minister van Financiën oorspronkelijk had voorgesteld over de opheffing van het bankgeheim.
Of zij het nu willen of niet, over een aantal dingen zijn het amendement en de nieuwe wet heel duidelijk. Het zal de wens van het Parlement om een gegevensbank op te zetten in de Nationale Bank moeten verwezenlijken, samen met de financiële sector. Dit zal waarschijnlijk een heel bittere pil zijn. En ja, wij betreuren het verschuiven van heel wat taken naar de Koning. Blijkbaar gokt de zittende meerderheid erop dat zij effectief – dat is misschien iets waarover N-VA gefrustreerd is – terug de nieuwe meerderheid zullen vormen. Het gaat ten koste van de parlementaire reflex, zoals ik al eerder zei.
Collega’s, ik kom tot mijn besluit. Ja, wij zijn blij vast te stellen dat de meerderheid grote delen van ons wetsvoorstel heeft overgenomen. Er is een belangrijke stap gezet en dat heeft echt ook wel te maken met de druk van de groenen gedurende anderhalf jaar met onze voorzitster van die commissie en de internationale druk van onder andere de OESO. Niettemin zijn ook erg belangrijke kansen gemist en heeft de meerderheid om de lieve vrede – om het met een eufemisme te zeggen – bewust onwenselijke onduidelijkheden en koppelingen gemaakt, hoe zeer zij zich daarin ook probeert te weren. Papier is papier, verslagen zijn verslagen. Wetsvoorstellen die op tafel lagen, kan men nog steeds raadplegen. Daaruit blijkt heel duidelijk dat het knip- en plakwerk is geweest.
De minister is aan zet en zal spoedig een koninklijk besluit moeten opstellen. Hij zal met de financiële sector moeten afspreken en zal nog heel veel werk moeten verzetten. Het is aan ons om dat werk op te volgen. In het kader van de koehandel, geachte collega Verherstraeten – ik weet dat u waarschijnlijk vlak na mij komt – kan ik niet anders dan besluiten dat gezien de manier waarop de dingen gebeurd zijn en gezien het gebeurde, ik ervan uitga dat u met meer dan gewone aandacht de vordering van de situatie zult volgen. We kunnen het ons niet veroorloven om nog langer belastinggelden te verliezen. U hebt een staatssecretaris die heel specifiek bevoegd is voor de aanpak van de fiscale fraude. U kent de track record en ik weet dat ook binnen de meerderheid een aantal collega’s niet blij was met hoe het gegaan is. Het is één ding om niet blij te zijn, het is een tweede om daar gevolg aan te geven. Dat appel doe ik hier vandaag. Als dat niet meer kan, dan is het echt wel heel spijtig.
02.104 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik sluit mij grotendeels aan bij wat collega Goyvaerts daarstraks heeft gezegd. Ik kan alleen een toevoeging doen als jurist en als lid van de commissie voor de Justitie. Op dat punt ben ik toch een beetje geschokt na twaalf jaar parlementaire ervaring. Men heeft stoemelings een wetsontwerp door de commissie voor de Financiën gejaagd dat toch vrij fundamenteel ingrijpt in ons rechtsbestel, namelijk op het stuk van het strafbeleid. Dat is gebeurd zonder advies van de commissie voor de Justitie en de Raad van State. We kunnen ons misschien ideologisch niet helemaal vinden in de wetsvoorstellen van sp.a en Groen! maar zij hadden dan toch de verdienste op het stuk van het bankgeheim dat er een advies van de Raad van State is. Ik ben benieuwd wat het Grondwettelijk Hof hier eventueel later over te zeggen zal hebben als het eenmaal is goedgekeurd.
Sta mij toe om verontwaardigd te zijn als lid van de commissie voor de Justitie. Ik heb destijds – ik schets dat voorbeeld vaak en ik maak die vergelijking vaak om de toestand in het Belgisch Parlement te schetsen – 35 zittingen meegemaakt omtrent de holebi-adoptie. Dat was met de subcommissie Familierecht en de commissie voor de Justitie samen waarbij men dan uiteindelijk tot een wetgeving gekomen is waardoor enkele holebi-koppels elk jaar een kind kunnen adopteren in dit land. Nu, waar men raakt aan een pijler van ons rechtssysteem en waar een pijler misschien – ik wil geen te boude uitspraken doen – voor een stuk scheefgeslagen wordt, is het toch wel opmerkelijk dat dit allemaal zo snel kan gaan. Ik was niet aanwezig, maar ik heb mij laten vertellen dat dit in anderhalf uur gebeurd is, bij nacht en ontij, van middernacht tot halftwee, een tijdstip waarop ongetwijfeld veel volk actief is dat ongetwijfeld heel fel van deze wetgeving zal kunnen profiteren. Dat zijn dan de beroepscriminelen als ik ze zo mag noemen, de georganiseerde misdaadbendes, diegenen die van misdaad hun economische hoofdactiviteit hebben gemaakt.
Ik denk toch dat die hier wel bij zullen varen.
Door enkele amendementen wordt een stuk van het gezag van de rechterlijke macht ondermijnd. Dat gebeurt dan nog door een regering van lopende zaken!
Op die manier wordt een soort van beginsel – ik weet wel dat deze vergelijking juridisch niet helemaal klopt – van een Angelsaksische rechtsfiguur, een soort van plea bargaining, op grote schaal in ons rechtssysteem, door middel van een wetsontwerp, ingevoegd. Dat holt toch de rechtsmacht uit. Het is niet helemaal hetzelfde als in de Verenigde Staten, maar op sommige punten is het zelfs nog sterker. Waarom? Omdat dit duidelijk, via een financiële regeling, het afkopen is van strafrechtsbedeling.
Dat is hoegenaamd geen diverse bepaling tussen diverse bepalingen. Dat maakt u niemand wijs. Iedereen met een beetje parlementaire ervaring weet dat hier de zaken bij de haren gesleurd wordt.
Er wordt ook gesteld dat het niet zal handelen over de happy few. Inderdaad, als we heel het strafrechtelijk toepassingsveld bekijken, wanneer men dat overschouwt, dan komen er heel wat zaken in aanmerking, heel wat correctionele feiten, wanbedrijven en gecorrectionaliseerde misdaden. Die komen aan bod.
Maar ik maak me geen illusies. Het gros van de feiten zal op die manier niet door de parketten opgelost worden, het gros van de feiten absoluut niet. De parketten krijgen het signaal, via de toelichting en via de hier gehouden bespreking – Open Vld is daar heel duidelijk in – dat het gaat om grote fraudezaken.
Zaken van intrafamiliaal geweld zullen niet aan bod komen, vermoed ik. Dat zal ook niet wijzigen.
Wat ook niet aan bod zal komen, is bijvoorbeeld de kleine man, de arbeider of de bediende die op een vrijdagavond met een pint te veel op in zijn wagen kruipt en een verkeersovertreding begaat. Die wordt serieus beboet. De boete bedraagt 1 000 euro. Daarvoor is er geen afkoopsom. Dat moet betaald worden, en dat is rijbewijs kwijt. Aan die mensen kunt u het dus al gaan uitleggen, want zij worden er zeker niet beter van. Voor hen geldt die regeling uiteraard niet, terwijl er toch zeer draconische straffen op dergelijke feiten staan. Het zijn straffen waar de kleine man echt mee te maken krijgt, en vaak zelfs.
Wat nu voorligt, is dus een natte droom voor maffieuze grootkapitalisten. Als ik stout zou zijn, zou ik er het volgende nog aan toevoegen: en voor PS’ers. Of beter: een bende maffieuze grootkapitalisten, dús de PS’ers. Maar goed. De PS is duidelijk met andere zaken bezig; niet met de kleine man. In elk geval, de PS zal het worst wezen. Dat hebben we nu wel door.
Het is geen toeval dat zowel Open Vld, CD&V als PS dit goedkeurt, echt geen toeval. De capitulatie voor het failliet van de rechtsstaat moet immers van hen komen. Zij openen nu de rekening voor de afkoopsommen van de laksheid die gedurende tien jaar heeft geheerst onder de PS, onder CD&V en onder Open Vld, waarbij ik de partijen in willekeurige volgorde vernoem.
Dat is de afkoopsom voor dat hele lakse, anti-Vlaamse en on-Vlaamse justitiebeleid dat wordt gevoerd.
Uit armoede is het dan iemand van de MR die een en ander moet uitvoeren, om het hele plaatje compleet te maken.
Laat ons over één zaak duidelijk zijn. Een minnelijke schikking dient niet om gerechtelijke achterstand weg te werken en ook niet om zich op een gemakkelijke manier van grote fraudeurs te ontdoen. Zulks kan niet en mag niet. Echter, met de partijen die tien jaar lang het justitiebeleid op een dergelijke manier hebben mismeesterd, kan het natuurlijk niet anders dan dat zij een dergelijke maatregel goedkeuren.
Het Vlaams Belang is echter altijd een koele minnaar van de minnelijke schikking geweest. De minnelijke schikking kan een plaats in het strafrecht en in het handhavingsbeleid verdienen. Daarmee hebben wij geen enkel probleem. De maatregel kan echter niet worden doorgevoerd op de wijze waarop ze hier vandaag wordt goedgekeurd en niet met de bedoeling om wat hier vandaag voorligt, goed te keuren.
Ik rond af. Men bewijst met voorliggende maatregel het gerecht en de politiek alweer een slechte dienst. Het is niet de eerbare burger die bij de maatregel baat heeft. Het is de oneerbare burger, nog het meest de georganiseerde misdaad, die u dankbaar zal zijn.
De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, u wil van op uw bank spreken.
02.105 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil een korte repliek geven op de diverse uiteenzettingen, waarvoor ik de sprekers dank.
Natuurlijk is het een politiek akkoord. Ik heb dat nooit ontkend en ik zal het ook nooit ontkennen. In een versnipperd democratisch politiek spectrum zoals ons land dat kent, moeten partijen die vooruitgang willen boeken, praten en trachten elkaar te vinden.
Wij hebben elkaar ook gevonden, zij het inderdaad met combinaties van thema’s, die misschien niet noodzakelijk allemaal inhoudelijk volledig met elkaar te maken hebben. Ik heb echter sommige leden over het communautaire aspect horen verklaren dat wie onderhandelt, ook af en toe eens moet durven springen en van oorspronkelijk ingenomen standpunten en betreden paden moet durven afwijken. In het andere geval wordt nooit een akkoord bereikt. Een dergelijke houding geldt niet alleen voor het communautaire. Het geldt voor alles. Wie alleen zijn eigen willetje wil opleggen, moet ervoor zorgen 76 zetels te behalen, waarin tot dusver nog geen enkele fractie is geslaagd.
Ik heb van sommige leden gehoord dat het ontwerp te links was en van sommige leden heb ik gehoord dat het ontwerp te rechts was. Welnu, dat stelt mij pas gerust.
Dat stemt mij pas gerust dat dit compromis evenwichtig is.
Ik wil het nog hebben over bepaalde inhoudelijke bedenkingen. Wat de “una via” betreft, collega Van der Maelen, eigenlijk hebben wij dit debat al gevoerd, in het holst van de nacht in de commissie. Ik heb u er toen al op geantwoord. Eigenlijk moet ik verwijzen naar wat ik toen heb gezegd.
Ofwel is er de administratieve afhandeling, ofwel is Justitie gevat, in casu de parketmagistraat. Dan komt er een opsporingsonderzoek, desgevallend in het raam van een gerechtelijk onderzoek. Desgevallend is de rechter ten gronde reeds gevat, maar wordt er op initiatief van de parketmagistraat – ik herhaal dat: op initiatief van de parketmagistraat – een minnelijke schikking getroffen met de betrokkene. Maar dat hoort bij de justitiële afhandeling.
Er is geen schending. Er is een muur. Vanaf het ogenblik dat de parketmagistraat gevat is, zit men in de justitiële afhandeling en geldt de justitiële “via.” Zolang de parketmagistraat niet gevat is, kan men een administratieve afhandeling hebben.
Ik kom tot de opmerkingen die gemaakt zijn na het interview van onderzoeksrechter Van Cauwenberghe. Men stelt dat op elk moment de verdachten naar de openbare aanklager kunnen stappen om een deal te sluiten. Collega’s, het staat elke verdachte vrij een vraag te richten aan de parketmagistraat. Het is evenwel de parketmagistraat alleen die beslist of hij een minnelijke schikking wil voorstellen aan de verdachte, en ook of hij oordeelt dat het slachtoffer – bij fiscale of sociale fraude is dat bij wijze van spreken de overheid – volledig vergoed is, via boetes en intresten en alle andere schadevergoedingen. Het is de parketmagistraat die daarover oordeelt.
En hij krijgt daarvoor een kader via de richtlijnen, de vaststellingen door het College van procureurs-generaal om zo ook een stukje eenheid van rechtsspraak, eenheid van rechtspraktijk, te krijgen over heel ons land, wat serieus en belangrijk is.
Ten tweede, er is de vrees voor de toets van het Grondwettelijk Hof. Als het Grondwettelijk Hof wordt gevat, is het uiteraard aan het Grondwettelijk Hof om te oordelen. Het is niet mijn oordeel dat men hier een schending van de gelijkheid heeft. Collega’s, de minnelijke beschikking bestaat reeds. Ze bestond reeds decennia en werd in 1994 serieus uitgebreid, om ook de wanbedrijven mogelijk te maken. Er is tot op heden bij mijn weten nooit een vernietiging van die wet geweest en er is nooit een uitspraak geweest met prejudicieel advies van het Arbitragehof, thans het Grondwettelijk Hof, dat er hier een schending is van het gelijkheidsbeginsel. Er werd wel geopperd dat het beter ware geweest dat men het had beperkt tot misdrijven in de sociaaleconomische betekenis van het woord, fiscale misdrijven en sociale of fiscale fraude. Collega’s, lees het in het artikel. Het zou pas een risico zijn inzake schending van het gelijkheidsprincipe, mochten wij bepaalde soorten misdrijven in de sociaaleconomische sfeer wel toelaten voor minnelijke schikking en andere niet. Dat zou, vrees ik, een schending zijn van het gelijkheidsprincipe. Ik vind dat men dat moet doen met alle misdrijven.
Ten derde, creëert men dan twee maten en twee gewichten? Creëert men dan eigenlijk opportuniteiten voor de happy few? Lees de goedgekeurde tekst erop na. Wij hebben daar wel in het principe van de proportionaliteit voorzien. Het is aan de parketmagistraten om te oordelen. Zij kunnen ook in functie van individuele casussen oordelen en milder zijn bij het toepassen van een minnelijke schikking opzichtens mindervermogenden dan opzichtens zwaarvermogenden. Die opportuniteit is er, net zoals die opportuniteit er trouwens ook is voor de rechters ten gronde wanneer zij een straftoemeting doen en een vork hebben waarbinnen zij een oordeel kunnen vellen en die vork kunnen toepassen in functie van individuele omstandigheden.
Een dergelijke opportuniteit is er dus niet. Het gaat hier helemaal niet over het afkopen van een proces; het gaat hier helemaal niet over een afkoopsom. Het gaat hier over een overeenkomst of akkoord onder de wettelijke voorwaarden ter zake.
Ik kom tegemoet aan de amendementen die de collega’s van de N-VA ter zake hebben ingediend. Daarbij zegt men dat een en ander ook hangende de procedure ten gronde kan worden gedaan. De tekst laat zulks inderdaad toe. Ik hoorde de heer Jambon ter zake verklaren dat een betrokkene eerst op een gunstig vonnis kan gokken, om vervolgens, wanneer het vonnis tegenvalt, op de minnelijke schikking terug te vallen. Nee. Een betrokkene kan helemaal niet gokken. Het zal de parketmagistraat zijn die oordeelt en het initiatief neemt, hetzij tijdens de opsporingsfase van een onderzoek, hetzij tijdens de gerechtelijke fase van een onderzoek, hetzij inderdaad hangende de procedure ten gronde, wat dus kan en niet uitgesloten is.
Ik vind inderdaad dat men daar met reticentie moet opgetreden. Ik ga er ook van uit dat, wanneer het College van procureurs-generaal een advies indient, dat advies ook reticent zal zijn. Echter, bij straftoemeting, hetzij via een vonnis of een arrest, hetzij via een minnelijke schikking, zijn er altijd diverse momenten. Er is het moment van het plegen van de feiten, het moment van de fase van het onderzoek en het moment van de beoordeling van de gepleegde feiten, hetzij via een minnelijke schikking hetzij via een vonnis of een arrest. Tussen voormelde momenten zitten er tijdstippen en kunnen omstandigheden wijzigen. De slachtoffers kunnen bijvoorbeeld vergoed zijn. De verdachten kunnen een totaal ander gedragspatroon hebben ontwikkeld, tot inkeer zijn gekomen of berouw hebben getoond. Zij kunnen zich in de samenleving hebben gereïntegreerd. Zij kunnen opnieuw werk hebben gevonden. Zij kunnen een gezin hebben gesticht en verantwoordelijkheden tegenover kinderen hebben. Zulks zijn allemaal nieuwe elementen die altijd moeten kunnen worden beoordeeld.
Bovendien is er, eens op strafrechtelijk vlak een vonnis of arrest met straffen is geveld, ook de strafuitvoeringsrechtbank die kan oordelen over tussengekomen vonnissen die in kracht van gewijsde zijn gegaan en definitief zijn. Zij kan aan de vonnissen tegemoetkomen of eventueel strafvermindering toekennen, niettegenstaande de definitieve uitspraak.
Moeten wij daarmee heel zwierig omspringen? Nee, wij moeten daarmee voorzichtig omspringen. Echter, indien er omstandigheden ten gunste zijn, moet aldus kunnen worden opgetreden.
Ik heb vertrouwen in de magistratuur, ook in de staande magistratuur die in eer en geweten, en met afspraken en richtlijnen om de eenheid van praktijk te kunnen bewaren, zeer goed kan optreden. Dat is ook de scheiding der machten. Wat dat betreft, heb ik ter zake vertrouwen in de rechterlijke macht.
Er is een compromis waar academici voor en anderen tegen zijn. Ik heb ter zake tijdens de commissiebesprekingen onder andere verwezen naar academici die voor zijn. Ik heb ter zake ook verwezen, collega Van der Maelen, naar een gewezen partijvoorzitter van u, Fred Erdman, die ook dat heeft gesuggereerd. Wij komen gewoon tegemoet aan wat velen hebben gevraagd in de justitiedialogen. Wij zaten toen in de oppositie. Het is toen onder meer door collega Erdman en collega de Leval gevraagd. Het is in het college met betrekking tot de sociale en fiscale fraude voorgesteld. Wij komen eraan tegemoet.
Ik denk dat dit een evenwichtig compromis is, voorzitter, en wij zullen het dan ook ten volle steunen.
02.106 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer Verherstraeten, ik heb met belangstelling naar uw interventie geluisterd. U zegt dat het voor sommigen te links is en voor anderen te rechts. Dit neemt niet weg dat over uw oorspronkelijke wetsvoorstel werd gezegd dat het reeds een compromis was. U hebt een compromis gemaakt van een compromis. Mijn conclusie is dat het nu mossel noch vis is geworden. Het is knip- en plakwerk geworden van verschillende teksten om de lieve vrede van de meerderheid.
Wie de gang van zaken in de commissie voor de Financiën heeft gevolgd, heeft tot op het laatste moment het zeer nerveuze overleg tussen de meerderheidspartijen gezien. Herhaalde vragen om uitstel hebben heel duidelijk gemaakt dat u hebt gekozen voor iets dat door iedereen te slikken was, maar nergens meer op lijkt.
U bent de discussie niet durven aangaan. U hebt heel veel over minnelijke schikking gepraat en terecht een aantal antwoorden gegeven op het opiniestuk. Als er dan toch een minnelijke schikking moet komen, waarom komt dit dan niet op het strafblad of in het strafregister? Als er dan toch een minnelijke schikking moet komen, waarom hebt u dat dan niet durven bespreken in de commissie voor de Justitie? U zit hier bezig over een dialoog met Justitie. Wij hebben de verzending gevraagd naar de commissie voor de Justitie. Dit behoort tot het domein van justitie, maar de meerderheid houdt het weg uit die commissie. U geeft zelf aan dat er voor- en tegenstanders zijn bij de experts. Wij hebben hoorzittingen gehad over het bankgeheim, over het amendement nr. 15 naar aanleiding van de verschillende voorliggende wetsvoorstellen. Wij hebben echter geen hoorzitting gehad over de minnelijke schikking. Wij moeten het dus doen met post-factumopinies van experts over wie u hier wel uw mening kunt geven, maar met wie geen tegensprekelijk debat werd georganiseerd, omdat de meerderheid het niet wou.
Ze heeft een koehandel opgezet voor de lieve vrede van de meerderheid, omdat ze voor de rest dit wilde laten slikken door de liberalen, maar niets wilde doen aan het systeem van permanente fiscale regularisaties en niets wilde doen om het gerecht te versterken in zijn strijd tegen de fiscale fraude op andere vlakken, anders hadden de amendementen er anders uitgezien. Dan waren er de amendementen nrs 15 tot 17 geweest, het amendement nr. 18, het amendement nr. 19 over het versterken van het gerecht, het amendement nr. 20 over de aanpassing van de wet op de permanente fiscale regularisaties en nog een aantal andere amendementen. Die amendementen zouden wat jullie hier vandaag met veel mooie woorden komen vertellen, namelijk dat jullie het gerecht niet willen uithollen, hebben bevestigd en de achterstand hebben aangepakt. Dat hebt u niet gedaan. Uw verhaal is gebrekkig. Dat zijn de feiten.
Ofwel had u moeten gaan voor de amendementen nrs 15 tot 17, waarover wij het debat hebben gehad, ofwel had u het hele verhaal moeten aangaan. Dat hebt u niet gedurfd. U hebt mossel noch vis gekozen. U hebt voor de koehandel gekozen. U hebt zich laten pletten. Iedereen die het debat heeft gevolgd van het begin tot het einde, kan niet anders dan dat concluderen. Het beste bewijs daarvan is dat u niet naar de commissie voor de Justitie bent gestapt met een zeer belangrijke wetgeving over de minnelijke schikking, die de hele magistratuur, de onderzoeksrechters en het parket, aanbelangt. Zij hebben niet de kans gehad om hierover hun mening te geven in de commissie voor de Justitie. Wat u daarna of in ons tegensprekelijk debat hier ook zegt, niets kan dat nog wegnemen, niets kan dat nog verbeteren, tenzij u amendement 18 alsnog intrekt en alsnog die discussie wilt aangaan in de commissie voor de Justitie. Dan bent u consequent, dan en dan alleen.
02.107 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, men verwijt ons een gebrek aan tegensprekelijk debat. Het debat is hier om 14 u 15 begonnen en het is nu 18 u 30. Ik denk dat er hier dus wel degelijk sprake is van tegenspraak.
Mevrouw Almaci, ik heb van u geen nieuwe inhoudelijke argumenten gehoord dan dewelke u daarnet op het spreekgestoelte hebt aangebracht en waarop wij uitvoerig hebben gerepliceerd. Ik heb aandachtig geluisterd. U hebt wel gezegd dat de tekst een vooruitgang betekent. Ik meen dat het heel wat meer is dan mossel noch vis. Ik neem daarvan akte. U vindt die vooruitgang niet genoeg. Wij vinden die vooruitgang meer dan voldoende.
02.108 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, zoals de heer Verherstraeten heeft gezegd, heeft het debat lang geduurd. Het is misschien tijd om af te ronden, maar ik wil nog een paar bedenkingen meegeven.
Namens de regering ben ik er heel erg over verheugd dat wij morgen de wetsvoorstellen zullen goedkeuren. Wij zijn ook verheugd over het compromis dat werd gevonden over het door de leden van de meerderheid ingediende amendement dat de mogelijkheid biedt niet alleen een oplossing te vinden voor het probleem van het extern bankgeheim, wat overigens in de tekst van de regering was opgenomen, maar ook over het interne bankgeheim en de minnelijke schikking.
Over de minnelijke schikking zal ik niets zeggen. Mijn collega, de heer Devlies, zal daarmee blij zijn. Over het probleem van het bankgeheim werden zaken gezegd, die volgens mij niet helemaal juist zijn.
À titre personnel, je me réjouis aussi du fait que le texte que j'ai découvert voilà 15 jours, comme vous, déposé par la majorité, reprenait dans les grandes lignes les propositions que j'avais formulées, il y a un peu moins d'un an, alors que je me préparais à déposer un texte visant à mettre en œuvre l'une des recommandations de la commission parlementaire.
Je me réjouis en particulier du juste équilibre trouvé entre le besoin de doter notre administration fiscale de moyens d'enquête destinés à la lutte contre la fraude, tâche légitime et nécessaire, et le droit à la protection de la vie privée des citoyens. En effet, nous savons que tout compte bancaire contient des quantités d'informations sur les flux de dépenses et autres contacts, qui n'ont rien à voir en matière de rectification de l'impôt, même s'il s'agit d'une fraude avérée. Il est indispensable de conserver cet équilibre convenable entre le besoin de doter l'administration d'un outil complémentaire et la protection de la vie privée.
Je me réjouis également que la notion d'indice de fraude ait été retenue. D'abord, comme déjà expliqué, la notion d'indice de fraude existe déjà dans le Code des impôts sur le revenu. Il est d'un usage quotidien par les agents du fisc. Une jurisprudence précise le définit. À ceux qui craignent que le concept n'ait pas de contenu, je rappellerai qu'il permet déjà de décider de prolonger la prescription et de la porter de trois à sept ans et, en réalité, cette notion est utilisée dans environ 10 000 cas par an pour ce faire.
Pour rappel, la notion d'indice de fraude ne signifie pas soupçon de fraude, comme le disait tout à l'heure M. Mathot. Je corrige: un soupçon de fraude est immatériel alors qu'un indice de fraude est matériel, concret, précis et vérifiable. M. Gilkinet nous a fait l'exercice d'une lecture en néerlandais de la liste des exemples jointe à l'amendement; il s'agissait clairement d'éléments concrets, précis et vérifiables.
Un élément important est aussi lié à la notion d'indice de fraude: en cas d'indice de fraude doit apparaître l'aspect volontaire. À la différence de la notion de revenu non déclaré qui pourrait résulter d'une erreur involontaire du contribuable négligeant de reproduire une fiche fiscale ou une indication et qui corrigerait sa déclaration en réponse à l'enquête du contrôleur, la notion d'indice de fraude revêt l'aspect de fraude volontaire.
Il ne s'agit donc pas d'une fraude ou d'une erreur involontaire. Il s'agit là d'un élément important en termes de protection du contribuable.
Mais ce qui est le plus important, c'est que, grâce au vote de cette proposition de loi portant des dispositions diverses – Mme Almaci l'a dit tout à l'heure lors de son rapport –, la Belgique sera en conformité avec toute une série de petites normes fiscales européennes, soit à la demande de la Cour européenne, soit parce que la Commission a donné une nouvelle interprétation à une directive. Il en va de même en matière de secret bancaire externe. Il s'agit de permettre à la Belgique de mettre en œuvre les traités internationaux qu'elle a signés dans le cadre de l'OCDE ainsi que la directive européenne en matière de transparence fiscale et d'échange d'informations.
Il importe de permettre à la Belgique, par le vote de cette proposition de loi, de participer pleinement au courant international de plus grande transparence fiscale et de plus grand échange d'informations.
Pour ma part, si j'estime qu'il était légitime d'adjoindre à cette disposition légale un vote de dispositions relatives à la levée du secret bancaire interne, ce n'était pas l'élément essentiel. En effet, tout le monde sait que la Belgique est une petite économie, que les frontières ne sont pas très loin et que la plupart des Belges qui avaient l'intention de camoufler des revenus importants au fisc ou, en tout cas, ceux qui détiennent du capital, avaient plus souvent trouvé l'habitude de le cacher à l'étranger. Il fallait donc voter des dispositions qui permettent à notre pays de rentrer dans le flux d'échange de données fiscales internationales dans un souci de transparence avec ses pays voisins. Et ce n'est que quand la Belgique pourra elle-même interroger ses propres banques pour donner des informations aux pays voisins qui réclameraient des renseignements sur leurs contribuables qui ont un compte en Belgique, que cette dernière pourra obtenir, en parallèle, de leur part, des informations similaires.
Nous espérons que, grâce au vote qui interviendra demain, nous pourrons nous départir de cette image un peu infamante et excessive en raison de notre présence sur la fameuse liste grise de l'OCDE car il n'y avait fondamentalement aucune raison pour qu'il en soit ainsi. J'espère donc que, dans quelques semaines, voire dans quelques mois, la Belgique pourra rejoindre le concert des nations européennes.
Enfin, il reste deux petites choses. Je n'ai pas le sentiment non plus que la levée du secret bancaire interne va, en elle-même, rapporter énormément d'argent en raison du nombre d'enquêtes qui pourraient être ouvertes.
Je pense par contre, comme M. Van der Maelen l'a souligné, que le vote de cette disposition a un effet préventif fondamental. Le simple fait qu'il sera possible prochainement d'entamer des enquêtes en banque, lorsqu'il y aura des indices de fraude, va certainement discipliner beaucoup plus le contribuable et l'amener à avoir un comportement de compliance, c'est-à-dire un comportement de conformité plus rapide à l'impôt.
Le fait que la Belgique participera pleinement à ces échanges de données internationales va certainement produire un certain nombre de régularisations spontanées. La Belgique aura sans doute la faculté de redresser la situation fiscale de Belges qui ont laissé des revenus non déclarés à l'étranger grâce au flux d'échanges parallèles d'informations. C'est surtout de cet aspect-là que l'on doit attendre des recettes budgétaires nouvelles.
Enfin, puisque certains ont exposé ici un certain scepticisme à l'égard de l'étape suivante qui doit être prise, à savoir la rédaction d'un arrêté royal devant organiser le point de contact au sein de la Banque nationale, je peux déjà les rassurer et leur dire que nous avons déjà entamé ce travail de rédaction et de réflexion sur cet arrêté royal. La semaine passée s'est déjà tenue une réunion avec les représentants de la Banque nationale et ceux du secteur bancaire pour essayer de dégager les pistes afin de présenter et de rédiger cet arrêté royal le plus rapidement possible. Je crains cependant qu'il y ait quelques difficultés techniques qu'il faille résoudre mais l'intention politique est bien de déposer cet arrêté royal le plus vite possible.
Le président: Madame Almaci, je me doutais que vous alliez dire quelque chose!
02.109 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zal zelf niet repliceren. Ik meen dat ik alles al gezegd heb. De staatssecretaris heeft bij de aanvang van zijn betoog gezegd dat hij niets zou zeggen over de minnelijke schikking. Kunnen wij de minister van Justitie vragen te komen antwoorden? Volgens de meerderheid valt dat onder het hoofdstuk Financiën in de diverse bepalingen. Ik wil daar wel een antwoord op. Ik vind het een heel eigenaardige situatie dat een staatssecretaris zijn betoog begint met te zeggen dat hij inzake een van de twee amendementen gewoon niet zal antwoorden. Ik vind dat ongehoord.
02.110 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil daarbij aansluiten. In de Senaatscommissie voor de Justitie is er gesproken over een voor de justitie in dit land revolutionaire aangelegenheid. Overigens, ook leden van partijen die zich in onze assemblee de meerderheid noemen, hebben hun verontwaardiging geuit over wat er gebeurt, omdat het een fundamentele herschepping is van de verhoudingen tussen het openbaar ministerie en de zittende magistratuur. In de Senaat is dat een justitie-item, dat in de commissie voor de Justitie wordt behandeld. Men gaat daar op dit moment na hoe het ding tegengehouden kan worden.
Ik kan mij onmogelijk voorstellen dat wij dat niet behandelen in onze commissie voor de Justitie en dat wij het niet zouden kunnen behandelen in aanwezigheid van de minister van Justitie. Ik vind het een uitstekend idee van collega Almaci om de minister van Justitie te vorderen.
Le président: Je passe la parole à M. le secrétaire d'État. Ensuite, nous poursuivrons le débat pour ne pas bloquer les deux ministres qui nous ont rejoints. Si nécessaire, nous appellerons le ministre de la Justice.
02.111 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, wat ik gezegd heb, is dat wij namens de regering de amendementen steunen die ingediend zijn door de leden van de aftredende meerderheid, zowel op het vlak van het intern bankgeheim als op het vlak van de minnelijke schikking, dus op beide vlakken.
Ik heb echter ook gezegd dat ik geen nieuwe elementen aan het debat zal toevoegen, omdat de leden daarover goede en klare uitspraken hebben gedaan, met name de leden die de amendementen ingediend hebben.
Dat is alles wat ik wil zeggen. De regering steunt die amendementen natuurlijk.
Le président: Chers collègues, nous allons, à présent, aborder le volet Affaires sociales. Le rapporteur est Mme Vienne, absente. Elle se réfère à son rapport écrit.
02.112 Meryame Kitir (sp.a): Onze fractie heeft enkele amendementen ingediend op de wet houdende diverse bepalingen in het hoofdstuk sociale zaken.
Een eerste amendement gaat over het verschil tussen slachtoffers bij een faillissement en slachtoffers bij een herstructurering. Sinds 2007 krijgen werkgevers die een slachtoffer van een herstructurering aanwerven, gedurende vier kwartalen een RSZ-korting van 1 000 euro per kwartaal. Als het gaat om een 45-plusser, wordt gedurende de zestien daaropvolgende kwartalen nog eens een voordeel van 400 euro per kwartaal toegekend. De werknemer zal gedurende drie kwartalen recht hebben op een vermindering van de persoonlijke socialezekerheidsbijdragen van 133 euro per maand. In het kader van de anticrisismaatregelen werd die discriminatie weggewerkt en gelden de regels ook voor slachtoffers van een faillissement. Wij zijn van oordeel dat de discriminatie niets te maken heeft met de crisis en sowieso moet worden weggewerkt. Een slachtoffer van een herstructurering heeft dezelfde nadelen als een slachtoffer van een faillissement of een faling van een onderneming. Het amendement dient ertoe om de discriminatie weg te werken.
Het andere amendement gaat over de werkbonus. Het regeerakkoord spreekt over het wegwerken van de werkloosheidsvallen en het verhogen van de koopkracht voor personen met een laag inkomen. Het verleden heeft aangetoond dat een werkbonus ter zake een heel goed instrument is. Bij de begrotingscontrole van 2008 zijn de budgetten niet toereikend genoeg verhoogd zijn, waardoor er sinds 1 oktober 2008 een onaanvaardbare lageloonval is geïntroduceerd via die werkbonus. Ons amendement heeft als doel om die lageloonval via die werkbonus weg te werken.
Ons laatste amendement heeft niet echt te maken met Sociale Zaken. Dat is een extra hoofdstuk over de leefloners, maar dat is meer voor staatssecretaris Courard. Ik weet niet of die van plan is om vandaag nog te komen. Ik zal het alvast toelichten, omdat de minister van Sociale Zaken aanwezig is. Misschien kunt u hier ook op antwoorden.
Verschillende onderzoeksrapporten hebben al meerdere jaren aangekaart dat de sociale integratiepremie niet altijd effectief werkt zoals dat zou moeten bij leefloners. Heel veel onderzoeken hebben aangetoond dat wanneer iemand een leefloner is die deeltijds gaat werken en samenwonende is, hij minder zou verdienen dan indien hij een leefloner zou zijn. Dit amendement strekt er alleen toe deze onrechtvaardigheid weg te werken. Wij zijn van mening dat werken moet lonen en werk de beste manier is om uit de armoede te geraken. Het zou niet zo mogen zijn dat iemand die gaat werken, uiteindelijk minder verdient dan wanneer hij een leefloner zou zijn.
02.113 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, beste collega’s, ik wil een korte uiteenzetting houden in verband met artikel 92 van de wet houdende diverse bepalingen.
De N-VA-fractie heeft tegengestemd om twee redenen. Uiteraard wensen wij, met alle begrip voor de strijd tegen de sociale fraude, er over te waken dat de procedure van de gerechtelijke organisatie niet volledig uitgehold wordt. Die procedure is er toch op gericht om bedrijven in moeilijkheden de nodige ademruimte te geven, met het oog op hun continuïteit. Vooral wenst de N-VA een democratische sociale zekerheid en hierin is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale partners.
Deze bepaling komt uit een voorontwerp van wet tot invoering van de automatische registratie als aannemer waarover de NAR werd geconsulteerd. De Nationale Arbeidsraad gaf in december 2010 een eenparig negatief advies. Wij vinden het ongepast dat een regering in lopende zaken, nota bene via een wet houdende diverse bepalingen, de NAR en de sociale partners buitenspel zet en wensen dit dossier aan te grijpen om te benadrukken dat de sociale partners een uitermate belangrijke rol moeten opnemen in onze sociale zekerheid, een rol waarin een grotere en reële beleidsvrijheid aan de sociale partners toekomt, uiteraard binnen de beschikbare budgettaire marges die door de economische realiteit en de politiek worden bepaald.
De voorzitter:
Dank u, mevrouw, en proficiat met uw eerste tussenkomst. (Applaus)
02.114 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil niet tussenbeide komen over iets wat in het ontwerp van programmawet staat, maar over iets wat er had moeten instaan. Ik wil het hebben over de amendementen die wij ingediend hebben onder de nummers 16 tot en met amendement 21.
Wat moest er in dat ontwerp van programmawet staan dat er niet instond? Een remedie tegen iets dat bijna wekelijks in dit Parlement aan de orde is en te maken heeft met een verlies aan socialezekerheidsmiddelen dat structureel geworden is ten gevolge van het niet sluitend zijn van onze wetgeving op het vlak van het innen, controleren en inspecteren van socialezekerheidsinkomsten ten gevolge van misbruiken die we vaststellen op de arbeidsmarkt met buitenlandse werknemers. Wat wij opnieuw voorstellen is een antwoord te bieden op massale fiscale en sociale fraude, maar ook op ellendige wantoestanden op onze arbeidsmarkt met buitenlandse werknemers die eigenlijk af en toe door onze inspectiediensten bestempeld worden als ‘Daensistische’ toestanden die we kennen in de illegale sector van ons land, die in ons land in een aantal sectoren massief aanwezig is, bijvoorbeeld de bouwsector en de transportsector.
Collega’s, ik denk effectief dat in navolging van andere Europese landen de invoering van een hoofdelijke aansprakelijkheid wellicht niet het enig zaligmakende antwoord is op het massief verlies aan socialezekerheidsinkomsten en in de strijd tegen de uitbuiting van buitenlandse werknemers. Gelijktijdig merkt men dat – bepaalde collega’s maken er hun specialisatie van – door het uitblijven van een strakke controle op de toestand en de naleving van de wet op de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, dit het effect heeft dat er illegale migratiecircuits ontstaan. Ik herinner mij uit de media en het Parlement lange discussies en getuigenissen van bijvoorbeeld Portugese en Braziliaanse arbeiders. Braziliaanse arbeiders komen met valse paspoorten en Portugese werknemers worden in België tewerkgesteld terwijl onze inspectiediensten om de haverklap zelf aangeven dat ze vandaag machteloos zijn om op te treden. Ze treden dus ook niet meer op omdat het geen enkele zin heeft.
Collega’s, in een periode waarin wij met ons allen weten dat onze sociale zekerheid centen te kort komt om nog maar deftige uitkeringen te betalen en, zeker in een aantal segmenten, aan mensen uitkeringen geeft die onder de armoedenormen liggen, op een moment waarop wij weten dat de armoedecijfers bij senioren die het moeten doen met een pensioen toenemen en op een moment dat de regering zelf in haar armoederapport en in haar barometer vaststelt dat de armoede oploopt, merken wij dat de sociale zekerheid een structureel tekort aan centen krijgt. Wij weten dat met ons allen. Daarvoor heeft de overheid dikke rapporten besteld, en ook hier hoorzittingen georganiseerd, die ons op de vergrijzing zouden moeten voorbereiden. Desalniettemin laat de regering na – ik weet niet vanuit welke redenering – om de hoofdelijke aansprakelijkheid effectief in te voeren.
Het is niet de eerste keer dat wij dat voorleggen aan dit Parlement, om het goedgekeurd te krijgen. Ik denk dat het nu een cruciaal moment is om het doen, wetende dat wij met massieve fraudemechanismen geconfronteerd worden en dat onze inspectiediensten hopeloos worden en hun opdrachten beginnen te staken.
Collega’s, ik heb gemerkt dat een aantal mensen in de commissie zich nu toch al durft onthouden. Ik zie echt niet in waarom wij, als Parlement, onze verantwoordelijkheid ter zake niet moeten nemen, in het belang van onze sociale zekerheid, de bescherming van de mensen en meer duidelijkheid in onze migratiepolitiek. Vandaar blijft mijn fractie aandringen en wenst zij dit hier opnieuw ter stemming voor te leggen.
De voorzitter: Mevrouw Kitir, de heer Courard is in het buitenland. Hij heeft zich laten verontschuldigen voor deze vergadering.
02.115 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je voudrais simplement dire, au sujet de l'article 92, que nous avons eu le débat en commission. J'ai pu y exposer que cette disposition ne remettait évidemment pas en cause l'importance de la procédure en réorganisation judiciaire – Mme Fonck était notamment intervenue à ce sujet. En effet, lorsque les débiteurs respectent le plan d'apurement, ils ne sont pas considérés comme étant en dette sociale et ne sont donc pas concernés par les règles de la responsabilité solidaire.
S'agissant de l'intervention de Mme Kitir, ce débat me semble important et mériterait certainement, dans le cadre du plan contre les pièges à l'emploi, une autre approche que celle offerte par une loi portant des dispositions diverses. Nous reprendrons contact pour trouver un moyen de supprimer ces pièges qui nuisent à l'intégration et, évidemment, au taux d'emploi.
02.116 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn antwoord in de commissie. Persoonlijk ben ik voorstander van het voorstel inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid, maar in de huidige regering is er daarvoor geen meerderheid. Het is volgens mij een goed voorstel en het is noodzakelijk.
Ten tweede, er bestaat inderdaad een discriminatie tussen de slachtoffers van een herstructurering en de slachtoffers van een faillissement. Er liggen dus voorstellen op tafel. Ik probeer tijdens de begrotingsonderhandelingen iets te realiseren.
Wat de werkbonus betreft, wij hebben met het IPA een stijging van de koopkracht met 150 euro gerealiseerd, maar om een nieuw systeem uit te werken moeten wij op een nieuwe regering wachten.
02.117 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil kort reageren op de uiteenzetting van mevrouw Milquet.
Mevrouw de minister, wij maken de voorbije dagen en weken in dit Parlement niets anders mee dan wisselmeerderheden, over grote en kleine zaken. U zegt dat u geen meerderheid meer heeft. De vraag rijst wat en wie in dit Huis de meerderheid is.
Ik weet niet waarover u het hebt wanneer u het hebt over “binnen de huidige meerderheid”. Wij kunnen daarover lang debatteren. Het is bijna een filosofische discussie geworden, als men ziet wat er in al die commissies aan het gebeuren is.
Ik wil dit gewoon onder uw aandacht brengen omdat er een moment komt waarop u schuldig verzuim pleegt, en met “u” bedoel ik de regering in lopende zaken. Dit is niet meer en niet minder dan schuldig verzuim ten opzichte van de inkomsten voor uw sociale zekerheid. Nogmaals, ik zeg dat niet, maar het Rekenhof, uw inspectiediensten, de fiscale administratie.
Dit is schuldig verzuim, net zoals zich neerleggen bij bestaande fraudemechanismen. Op een bepaald ogenblik maakt u dat gedeeltelijk mee verantwoordelijk. Ik wil daarin niet zover gaan, maar wat belet dit Parlement nu om te doen wat wij moeten doen? Ik hoor iedereen zeggen dat het eigenlijk goed is, dat wij het eigenlijk moeten doen, dat het eigenlijk een schande is, maar dat wij geen meerderheid hebben. Een meerderheid maakt men zelf door zelf zijn verantwoordelijkheid te nemen op het moment dat er moet worden gestemd.
Le président: Merci, monsieur Bonte. Nous allons maintenant passer à l'examen du chapitre sur l'économie mais, avant toutes choses - le secrétaire d'État Devlies est arrivé –, je dois vous communiquer ce qui suit.
Ordre du jour
Agenda
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 16 mars 2011, je vous propose, en ce qui concerne la séance plénière de demain, de reporter le scrutin sur les demandes de naturalisation (nos 1256/1 et 2) et de les renvoyer en commission des naturalisations.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 16 maart 2011, stel ik u voor, voor wat de plenumvergadering van morgen betreft, de geheime stemming over de naturalisaties (nrs 1256/1 en 2) te verdagen en de voorstellen naar de commissie voor de naturalisaties terug te zenden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
À la demande de l’auteur principal, la proposition de loi de M. Philippe Blanchart, Mmes Colette Burgeon et Marie-Claire Lambert et MM. Yvan Mayeur et Franco Seminara modifiant l'arrêté royal du 5 septembre 2001 relatif à la disponibilité d'informations sur la consommation de carburant et les émissions de CO2 à l'intention des consommateurs lors de la commercialisation des voitures particulières neuves (nos 427/1 à 5) est également retirée de l’ordre du jour.
Op vraag van de hoofdindiener wordt het wetsvoorstel van de heer Philippe Blanchart, de dames Colette Burgeon en Marie-Claire Lambert en de heren Yvan Mayeur en Franco Seminara tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2001 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij het op de markt brengen van nieuwe personenauto's (nrs 427/1 tot 5) eveneens van de agenda geschrapt.
Il en sera
donc ainsi.
En ce qui concerne la partie Économie, c'est Mme Kattrin Jadin qui fait le rapport. Elle n'est pas là, je renvoie au rapport écrit.
Madame Vanlerberghe, voor een korte tussenkomst over een specifiek punt.
02.118 Myriam Vanlerberghe (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wilde nog even kort het woord voeren over iets wat in de commissie is verdedigd, met name de premies voor de hospitalisatieverzekering.
Ik herhaal dit hier omdat er naar mijn gevoel in de commissie in alle partijen hetzelfde leefde, namelijk dat daar een groot probleem is. Als wij vandaag de levensduurte en de problemen bij de mensen bekijken, dan meen ik dat wij alle kansen moeten aangrijpen om de kosten voor de mensen naar beneden te halen. Ik denk dat vooral mensen die met een ziekte worden geconfronteerd, in de mooiste der tijden voor alles terecht zouden moeten kunnen bij de verplichte verzekering. Dat is altijd ons streefdoel als socialisten. Tot die tijd bestaan er ook privéverzekeringen, die nu nog alleen beschikbaar dreigen te worden voor mensen, zeker als ze ouder worden, met een bijzonder grote luxe en rijkdom. Het is onbetaalbaar aan het worden om zich op een bepaalde leeftijd nog in te schrijven in een privéverzekering. Er is een discriminatie tussen zieke mensen met geld en zieke mensen zonder geld.
Het is natuurlijk zeer vervelend dat hierover al maanden, zelfs jaren wordt gediscussieerd. In de huidige, lopende, vorige regering, die nu heel aandachtig aan het luisteren is, is altijd gezegd dat hieraan iets moest worden gedaan. Ik hoop dat de minister straks een antwoord kan geven.
De nieuwelingen in het Parlement hebben misschien niet de indruk dat wij hiermee tijdens de lopende zaken veel bezig zijn geweest. In de commissie werd de opmerking gemaakt dat ter zake een wetsvoorstel moest worden ingediend. Als wij dit natuurlijk in elke legislatuur opnieuw moeten bespreken, bijvoorbeeld omdat er toevallig veel nieuwe Parlementsleden zijn, dan kunnen de mensen nog heel lang in de kou blijven.
Wat wij willen doen, is behandelen wat al afgesproken was. Minister Reynders en de regering hebben er echter geen werk van gemaakt. De bedoeling was in de hospitalisatieverzekering een plafond in te bouwen, een blokkering van de prijsstijgingen. Men heeft dat niet gedaan. Integendeel, de prijzen zijn enorm gestegen, richting onbetaalbaarheid.
Wat wij nu vragen is dat deze diverse bepalingen – daar de regering in lopende zaken is – aangegrepen worden om alles te doen waar iedereen het over eens is en wat de mensen zou kunnen helpen.
Het is onze bedoeling een plafond in de hospitalisatieverzekering in te bouwen. Hoe kan men dat doen? Het is al vaak bediscussieerd. Men kan de medische index afschaffen. Die werkt niet. Die wordt door iedereen betwist, en de prijzen worden niet tegengehouden. Als iets niet werkt, moet men het anders doen. Men kan dat door de gewone index in te voeren. Dat zou veel logischer zijn, daar alle evoluties inzake gezondheidszorg in die index staan.
Het is logisch en ik meen dat weinig partijen er iets tegen zullen hebben. Niemand heeft mij gezegd ertegen te zijn. Helaas kan dat nu niet, zegt men. En weer zijn wij vertrokken voor een aantal jaren van discussies. Intussen staan de mensen in de kou.
Het zou de bedoeling zijn om via de amendementen die hier opnieuw ingediend zijn de medische index af te schaffen en de consumptie-index te gebruiken, zodat die prijzen op een veel tragere manier worden aangepast. Nu doet men dat niet en intussen jaagt men – illegaal als het ware – de prijzen de hoogte in. Niemand houdt die stijging tegen.
De diverse bepalingen kunnen dat wel. Ik zou wel eens willen weten welke partijen ertegen zijn. Jammer genoeg kan ik het maar aan enkele meer vragen, want er is maar weinig volk aanwezig. Nochtans, er is een groot probleem met de treinen, dus blijf allemaal maar zitten. U moet zich niet haasten.
Het probleem is dat wij niet weten wie dit tegenhoudt. Wie is ertegen dat wij de prijzen willen blokkeren via een indexsysteem dat iedereen erkent? De grote vraag blijft: wie zal morgen onze amendementen steunen? Als u dat doet, is dat een heel goede zaak. Dan kunnen wij eindelijk de mensen zeggen – en liefst met terugwerkende kracht, want er zijn illegale prijsverhogingen geweest door de privémaatschappijen – dat de prijsstijgingen een halt worden toegeroepen. Dan wordt het voor alle Belgen mogelijk een privéverzekering te hebben, en blijft het niet voorbehouden aan enkelen die nu de luxe hebben om naast hun rijkdom alles te kunnen betalen en ook nog eens een goede verzekering te nemen.
Ik verwacht, aangezien de partijen er inhoudelijk niet echt tegen waren, dat wij dit morgen goedgekeurd krijgen.
Le président: Il n'y a plus d'intervenants concernant cette partie.
Pour la partie Binnenlandse Zaken, il n'y a pas de rapport et il n'y a pas d'intervenant.
Pour la partie Infrastructure et Mobilité, le rapporteur est Mme Temmerman. Le premier intervenant sera M. Balcaen, suivi de M. Veys et, last but not least, de M. Geerts.
02.119 Karin Temmerman, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, gezien het gevorderde uur zal ik grotendeels naar het schriftelijke verslag verwijzen. Toch zal ik nog iets meegeven.
Ik wil als rapporteur mijn verbazing uitdrukken over een paar zaken die in de commissie zijn gebeurd.
Helemaal op het einde van de vorige commissievergadering – er zijn twee vergaderingen geweest, waarvan er vandaag nog één heeft plaatsgevonden – kregen wij namelijk een amendement van de staatssecretaris en dus van de meerderheid. Op voornoemd amendement kregen wij een subamendement van eveneens een lid van de meerderheid. Na een tijdje discussie en een schorsing werden beide amendementen ingetrokken. Raar maar waar, vandaag zagen wij hetzelfde amendement op de banken liggen, waardoor de commissie opnieuw moest samenkomen. Tijdens bedoelde commissievergadering werd het bewuste amendement nogmaals weggestemd.
Zulks is een heel rare evolutie. Ik ben nieuw in het Parlement en vind een en ander een heel rare manier van werken.
Op die manier ga ik blijkbaar mijn boekje van rapporteur te buiten. Ik wou u het verhaal echter niet onthouden.
02.120 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, de vorige spreekster heeft reeds allusie gemaakt op de manier waarop de bespreking in de commissie is verlopen. Kort samengevat valt die uiteen in drie delen.
Enerzijds is er de invoering van de Kruispuntbank voor rijbewijzen. In de commissie was wel degelijk bijna unanimiteit over de invoering ervan. De bespreking van het voorliggende wetsontwerp is verlopen op een manier een parlement waardig.
Echter, wij kwamen tijdens de bespreking van voorliggend wetsontwerp houdende diverse bepalingen vervolgens bij de problematiek van de veiligheidsinstantie. De veiligheidsinstantie moet worden gezien als, enerzijds, de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit der Spoorwegen en, anderzijds, het onderzoekscentrum. Ter zake werd op initiatief van staatssecretaris Schouppe een behoorlijk zware kunstgreep doorgevoerd.
Het begint al een beetje een dossier te worden, niet zozeer met een lange neus door het liegen, maar met een lange staart. Al bij de oprichting, onder een toenmalig sp.a-minister, wiens naam mij nu ontgaat, werd de grondslag gelegd van het slecht functioneren of, volgens de Europese Commissie, de kritiek, die wij vandaag nog steeds moeten verduren.
Op het ogenblik dat beide organen, DVIS en het onderzoeksorgaan, werden opgericht, zat de expertise bij de NMBS zelf. Men heeft er toen voor gekozen – dat is natuurlijk een beetje een gemakkelijkheidsoplossing – om mensen rechtstreeks van de NMBS binnen te halen, maar men is wel te kort geschoten. Men heeft er niet voor gezorgd dat die mensen hun banden met de NMBS doorknipten op het moment dat zij begonnen te werken bij de FOD Mobiliteit. Dat is een zeer spijtige zaak, waarvan wij vandaag nog steeds de gevolgen dragen. Dat roept niet alleen politiek-ethische vraagtekens op, ook de Europese Commissie heeft er ernstige bezwaren bij.
Die organisaties moeten namelijk instaan voor zowel de NMBS, de NMBS-Holding als Infrabel. Het lijkt mij logisch dat het toezicht daarop onmogelijk kan gebeuren door mensen die tot vandaag nog altijd een band met de NMBS hebben. Zij moeten als het ware hun werkgever, waarmee zij nog altijd een band hebben en waarnaar zij nog altijd kunnen terugkeren – blijkbaar zijn er nog altijd voordelen aan dat statuut verbonden – beoordelen, kritisch benaderen, evalueren en opmerkingen geven. Zij kunnen daarin zeer ver gaan. Zij kunnen vergunningen afnemen en zij kunnen sancties opleggen. U begrijpt dat daarin een tegenstrijdigheid zit.
Die zaak sleept al geruime tijd aan. Staatssecretaris Schouppe heeft in eerste instantie via een wet houdende bijzondere bepalingen eind vorig jaar geprobeerd om aan de kritiek voor een stuk tegemoet te komen. Op het moment dat die wet in het Parlement werd besproken, maakte hij zich sterk – het was doorgepraat met de Europese Commissie – dat hij voldoende tegemoet kwam aan de kritiek vanuit Europa.
Ik heb toen bij de bespreking daarvan de staatssecretaris erop gewezen dat zowel de Raad van State, in zijn advies, als de Europese Commissie zelf – het is ook naar voren gekomen bij de werking van de bijzondere commissie Spoorveiligheid, in de diverse rapporten van experts en in de analyses van het Rekenhof en het ERA – kritiek op de huidige werkwijze heeft geuit.
Daarmee impliceerden zij natuurlijk dat het voorstel zoals staatssecretaris Schouppe dat eind vorig jaar heeft gedaan, onvoldoende aan de kritiek tegemoetkwam. Dergelijke opmerkingen wuifde de staatssecretaris weg. Helaas voor degenen die toen de kritiek hebben geuit, hebben zij gelijk gekregen. Vandaag ligt hier een wet houdende diverse bepalingen op de banken, waarin men een nieuwe poging doet om een oplossing te bieden.
Hoe wil men te werk gaan? Het probleem inzake het personeel zou uitdoven, aangezien er geen nieuwe personeelsleden meer aangeworven worden die nog banden hebben met de NMBS. Anderzijds legt men er zich bij neer dat de huidige personeelsleden die band behouden. Alleen zal voor de top van DVIS een keuze moeten gemaakt worden, omdat blijkbaar de baas, de top van de FOD Mobiliteit, een dame is – ik spreek mij niet uit over haar politieke signatuur – die wel nog steeds een band heeft met de NMBS. In plaats van de betrokken persoon de keuze te laten voor een toekomst bij de FOD Mobiliteit en het doorknippen van de band met de NMBS dan wel de terugkeer naar de oude vertrouwde stal van de NMBS, maakt men geen keuze. Wat doet men? Men haalt DVIS volledig weg bij de FOD Mobiliteit en laat die ressorteren onder de verantwoordelijkheid van de betrokken staatssecretaris.
Eerst en vooral is dat toch een beetje een ongewone situatie. De staatssecretaris heeft zelf bij de bespreking in commissie erop gewezen dat weinig ministers voor een dergelijke handelwijze vragende partij zijn. Men geeft er de voorkeur aan om de entiteiten te laten ressorteren onder het ministerie zelf, dus de FOD Mobiliteit. Blijkbaar verkiest de staatssecretaris om een pad in de korf van zijn opvolger te zetten. Dit is wat er gebeurt: men hervormt nog vlug zijn departement, hoewel men deel uitmaakt van een regering in lopende zaken. De opvolger zal natuurlijk met de gebakken peren zitten. Het laat zich raden dat, als er ooit een regering komt, dat varkentje niet zo snel zal gewassen zijn. Vandaar mijn kritiek op voorliggende werkwijze. Men keert in feite de rollen om: in plaats van de top voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen, verhuist men gewoon de hele basis. Het probleem is zogezegd opgelost, maar men creëert gewoon een probleem bij.
Een tweede punt van kritiek dat in de commissie aan bod is gekomen, is een amendement zoals het hier door de meerderheid werd gebracht en de werkwijze waarbij wij ons ernstige vragen stellen.
Eind vorig jaar hebben wij de wet houdende diverse bepalingen goedgekeurd, over de economische regulering van de luchthaven Brussel-Nationaal. Dat is een belangrijk punt dat over een omzetting van een richtlijn uit 2009 gaat. Met de wet die wij toen hebben goedgekeurd, machtigen wij onder meer de Koning om alle nuttige maatregelen te nemen teneinde de exploitatievoorwaarden van de licentie te wijzigen, met inbegrip van de aanpassing van de bestaande burgerlijke, administratieve en strafrechtelijke sancties in verband met de exploitatievoorwaarden van de licentie. Dat is een mondvol om te zeggen dat het gaat over de tarieven die de uitbater van de luchthaven Brussel-Nationaal kan aanrekenen.
Tot zover geen vuiltje aan de lucht, tot er in de pers een aantal verontrustende berichten verschijnt, naar mijn vermoeden vanuit Franstalige hoek, waarin kritiek wordt geuit op het tariferingssysteem. De kritiek is in die mate dat naar verluidt de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal naar de Raad van State is getrokken tegen de tarievenstructuur die staatssecretaris Schouppe zou hebben uitgetekend. Zij stellen daarbij dat Schouppe uit zijn rol valt en buiten zijn bevoegdheid treedt door de tarievenstructuur die hij heeft uitgetekend.
Dat is een persbericht. Men kan daaraan weinig aandacht besteden, maar toen wij verwezen naar de beruchte commissie waarnaar collega Temmerman al had verwezen, ging het er nogal chaotisch aan toe, in die mate dat het mij deed terugdenken aan sommige politieke doemdenkers die verwezen naar “ons, de orde, of de rest, de chaos”.
Als er iets is waarvoor de meerderheid van de vorige legislatuur heeft gezorgd, dan is het wel chaos in die commissievergadering. Daarvoor hadden zij de oppositie zeker niet nodig. Er werd zelfs een diversiteit aan amendementen ingediend en op een gegeven moment was het niets eens meer duidelijk wie de indieners waren, wie welk amendement verdedigde of welk amendement werd aangehouden.
Amendementen werden ingediend waar bij de bespreking ineens bleek dat de indiener ervan met de noorderzon was verdwenen, terwijl de medeondertekenaars daarvan niet op de hoogte waren.
Misschien was dat de bedoeling, in de grootste chaos vindt men soms de beste orde, maar dit heeft zeker niet tot het gewenste resultaat geleid, in die mate zelfs dat op het moment dat de bespreking van het betrokken amendement plaats zou vinden de staatssecretaris zelf, die een amendement had ingediend namens de regering, ook dat heeft teruggetrokken. Ook de staatssecretaris voelde de bui hangen en heeft dan maar eieren voor zijn geld gekozen. Helaas heeft hij voor slechte eieren gekozen, want er is nog niets uitgekomen, tenzij het een koekoeksjong zal zijn.
Ik wil trouwens de indieners van het betrokken amendement erop wijzen dat in het amendement zoals het aan de commissie werd voorgelegd, letterlijk wordt gesproken over een amendement namens de meerderheid. Ik vraag mij af namens welke meerderheid. Er is hier natuurlijk een meerderheid, zoals die tijdens de vorige legislatuur aanwezig was. Er is echter zeker geen meerderheid aan Vlaamse kant, tenzij de indieners zich erbij neerleggen dat er aan Vlaamse kant geen meerderheid meer nodig is en dat daaraan vandaag de dag ook niet meer moet gewerkt worden.
In elk geval, ze hebben er een rommeltje van gemaakt, met als gevolg dat vandaag op het moment dat de bespreking opnieuw werd aangevat voor een zoveelste vergeefse poging, men er zelfs niet in slaagde om voor een nieuw amendement, wat in feite neerkwam op het amendement zoals het oorspronkelijk werd ingediend door de staatssecretaris, de nodige steun te vinden. Men slaagde er ook niet in dit amendement te motiveren. Mijn fractie heeft het, om zeer terechte redenen, alvast niet gesteund.
U zult mij natuurlijk met de vinger wijzen en zeggen dat als er morgen problemen zijn omtrent de Vlaamse verankering van de nationale luchthaven, zulks de schuld is van de Vlaamse partijen die zich hebben laten ringeloren. Integendeel, en ik raad de collega’s die ons daarvan proberen te beschuldigen aan om het wetsontwerp houdende diverse bepalingen zoals dit uiteindelijk door de Kamer werd goedgekeurd, te lezen. U zult duidelijk merken dat wij zeker niet spelen met de toekomst van de luchthaven Brussel-Nationaal.
Integendeel, het enige dat wij doen is ons in feite een beetje neerleggen bij de politieke realiteit. Collega’s, u herinnert zich wellicht dat toen staatssecretaris Schouppe dit amendement, dat een termijn verlengt, in de commissie verdedigde, het zogezegd de Koning was die er maar niet in slaagde om zijn handtekening te plaatsen.
Dat is natuurlijk omfloerste taal om te zeggen dat de Ministerraad, die het document voor de Koning moet prepareren, er maar niet in slaagde daarover een consensus te krijgen.
Wat doet men dan gemakkelijkheidshalve? De regering kan het niet oplossen. Dan stapt men naar het Parlement. Laat het Parlement het maar oplossen.
Wij zijn natuurlijk niet de vuilnisbak van de regering. Ten eerste moet de regering zelf haar huiswerk goed doen. Ten tweede, als men dan toch zo graag amendementen namens de meerderheid indient, dan moet men dat op voorhand ook eens met die meerderheid doorpraten.
Er waren twee of drie schorsingen van telkens een half uur. Het is altijd aangenaam om nog een koffiebabbel te hebben, maar het resultaat dat uiteindelijk uit de bus kwam, was ondermaats. Er is op geen enkele manier een bijdrage geweest die het belang van de luchthaven Brussel-Nationaal zozeer heeft verdedigd.
In de wet inzake diverse bepalingen die wij vorig jaar hebben goedgekeurd, staat duidelijk, ik citeer: “Na 15 maart 2011” – als ik goed op de kalender heb gekeken zijn wij na 15 maart 2011 – “kunnen de besluiten die krachtens artikel 6” – dat zijn maatregelen waarbij de Koning wordt gedelegeerd om een aantal maatregelen te nemen – “zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd, overeenkomstig paragraaf 2 alleen bij wet worden gewijzigd.”
Het enige wat wij vandaag hebben gedaan door het amendement weg te stemmen, is te zeggen dat als het niet kan via de Koning, het opnieuw via de wet moet. Dat lijkt mij ook een logische beslissing. Als de regering er maar niet in slaagt om voor deftig werk te zorgen, om voor een handtekening te zorgen voor een koning die meer is gedegradeerd tot koffiedame dan dat hij koninklijke besluiten moet ondertekenen, dan moeten wij onze verantwoordelijkheid ook zelf nemen.
Wij zijn daartoe bereid. Ik nodig de rest van de collega’s uit om hun verantwoordelijkheid ter zake te nemen.
02.121 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik was niet van plan het woord te voeren, maar omdat ik hier nu toch sta door de staatssecretaris, heb ik ook maar wat materiaal meegenomen. Als iemand van jullie nog bijkomende vragen heeft over de gebeurtenissen van de voorbije maanden, kan ik antwoorden. Ik wilde de staatssecretaris vandaag ook enkele vragen stellen, maar de staatssecretaris was er helaas zelf niet. Het is wel zeer vreemd dat er een amendement werd ingediend, dat uiteindelijk niet werd goedgekeurd.
Ik moet mijn ontgoocheling uitdrukken over de manier waarop de werkzaamheden zijn verlopen. Vroeger hadden wij bedenkingen bij diverse bepalingen, terecht zelfs. Toen wij lang geleden nog in de meerderheid zaten was er ook kritiek vanuit de CD&V-fractie omdat men allerlei in de wet houdende diverse bepalingen propte. Ik kon daar toen al in komen, maar wat ik vandaag zie is nog veel erger. We moeten niet meer wachten op diverse bepalingen, we moeten wachten op de amendementen op de wet houdende diverse bepalingen die op onze bank worden gelegd. Mochten het nog amendementen zijn op inhoudelijke elementen uit de wet houdende diverse bepalingen, dan kan ik het nog begrijpen. Nu zijn er plots amendementen over zaken die er totaal niet instaan. Als Parlementslid moeten wij ons daarbij maar neerleggen. Wij vinden het zeer ongehoord.
In de commissie voor de Infrastructuur ging het specifiek over amendementen omtrent de werking van DVIS, de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik ontgoocheld was toen ik zag dat het amendement was ondertekend door een aantal mensen die het voorbije jaar zeer hard hebben gewerkt rond het debat over het beter functioneren van DVIS. Zij hielpen de staatssecretaris op een sluikse manier om één bepaald element door te voeren.
Onze fractie zou akkoord kunnen gaan met hetgeen men als Parlement wil bereiken. Wij gaan alleen niet akkoord met de manier waarop dit gebeurt omwille van het feit dat het debat over DVIS binnen de commissie Spoorwegveiligheid heel veel aandacht heeft gekregen. In de uiteenzettingen van de staatssecretaris of van de vertegenwoordigers van de FOD zijn heel interessante zaken gesteld. Dan zie ik plots door leden van dezelfde commissie een amendement ondertekend worden waarin enkel de wijziging van DVIS wordt gemotiveerd op basis van een brief van de Europese Commissie.
Ik heb toen de zitting geschorst omdat ik de brief van de Europese Commissie wilde zien. Ik was niet echt onder de indruk. Het is bedroevend dat hardwerkende mensen binnen die commissie ermee akkoord gaan dat de motivering van het amendement van de staatssecretaris enkel een referentie maakt naar een brief van de Europese Commissie waarin ten gronde niets staat.
Daarom hebben wij met een aantal collega’s een amendement ingediend om de artikelen 29 en 30 in deze opnieuw te schrappen.
Wij stellen voor een fundamenteel debat te houden in de commissie voor de Infrastructuur of in de bijzondere commissie om te kijken hoe de onafhankelijkheid van DVIS kan worden georganiseerd. Wij hebben eerder al via diverse bepalingen begrotingsfondsen gecreëerd. Wij moeten alleen kijken hoe ze aangewend worden.
Wij moeten wel kijken welk antwoord er kan worden gegeven op de vraag naar meer onafhankelijkheid. Is het beste antwoord dan dat wij DVIS rechtstreeks onder de staatssecretaris laten ressorteren? Zijn er andere opties, bijvoorbeeld ressorteren onder het Parlement?
Wat ik niet begrijp, is dat er enkel een amendement is ingediend inzake DVIS en niet inzake het onderzoeksorgaan? Uit het betoog van de staatssecretaris begrijp ik dat het onderzoeksorgaan een zelfde behandeling moet ondergaan als DVIS. Wat is de motivering voor de contractuele band met het hoofd van de FOD? Waarom geldt die enkel voor DVIS en niet voor het onderzoeksorgaan? Over die aspecten moet volgens ons nog fundamenteel gedebatteerd worden. Dat moet er niet via een achterpoortje van een amendement worden doorgesluisd, want dat is echt betreurenswaardig.
02.122 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, si vous me l'autorisez, j'interviendrai depuis mon banc.
Je vais grandement dans le sens de ce qui vient d'être dit par le collègue David Geerts et m'interroge aussi sur la pertinence de l'adoption en commission de ces articles 29 et 30. Qu'il n'y ait pas de confusion dans les esprits! Il faut renforcer l'indépendance de l'autorité nationale de sécurité ferroviaire. Cette indépendance doit être fortement renforcée par rapport au groupe SNCB. On sait qu'aujourd'hui, toute une série de personnes qui travaillent dans cette agence continuent à avoir des liens contractuels via le contrat de travail avec la SNCB. Il faut également améliorer l'attractivité au niveau du statut pour attirer une expertise extérieure à la SNCB. C'est pourquoi une recommandation très claire dans le rapport sur la sécurité du rail vise à l'amélioration de l'indépendance et évoque notamment la piste de la création d'une agence spécifique totalement indépendante.
Lors des précédentes séances à la faveur de la discussion de ce projet de loi, on voit arriver sur les bancs de la commission des amendements assez étonnants qui proposent une solution qui nous semble tout à fait bancale. Comme le dit David Geerts, le débat est court-circuité! Par un simple amendement, on court-circuite un débat beaucoup plus large que la simple question que cet amendement essaie de rencontrer. Par ailleurs, il ne nous a pas été montré en quoi l'indépendance de l'autorité nationale serait renforcée via le nouveau mécanisme qui consiste à mettre l'autorité nationale de sécurité sous la tutelle directe du secrétaire d'État à la Mobilité. Il n'y a pas d'évocation d'alternatives ou d'autres alternatives étudiées. Personnellement, je ne vois pas où il y a un accroissement absolu de l'indépendance de l'autorité nationale dans ce qui est proposé. Enfin, c'est une solution bancale car elle ne prend pas en compte toutes les autres dimensions problématiques de cette indépendance telles qu'elles ont été soulignées par la commission spéciale sur la Sécurité du rail.
C'est la raison pour laquelle nous avons cosigné cet amendement qui demande de prendre le temps du débat et de répondre réellement aux recommandations de la commission spéciale sur la Sécurité du rail.
Pour terminer, je dirai que j'ai été particulièrement étonné de voir cet amendement arriver en commission, d'autant plus qu'il a été cosigné par des personnes qui ont énormément travaillé dans la commission sur la Sécurité du rail. Si cette disposition devait être adoptée comme telle, elle augurerait mal du travail auquel le parlement devra s'atteler pour mettre en œuvre les recommandations relatives à la sécurité ferroviaire. Nous espérons que cette disposition sera retirée, et c'est pourquoi nous avons cosigné cet amendement.
02.123 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil even reageren. Ik voel mij in mijn hoedanigheid van lid van de bijzondere commissie Spoorveiligheid en als indiener van het bewuste amendement uiteraard aangesproken.
Een aantal argumenten klopt niet helemaal.
Ten eerste, ik kan de kritiek over de manier waarop een en ander is gebeurd, volgen. Het is snel moeten gaan, wat misschien niet de meest grondige of meest ideale manier van werken is. Wij staan echter wel voor een ingebrekestelling door de Europese Commissie. U kan opwerpen dat u van de desbetreffende brief van de Europese Commissie niet onder de indruk bent. Er is echter wel een formele procedure van ingebrekestelling op komst. Er moest dus snel een antwoord worden geboden aan de opmerkingen van de Europese Commissie.
Er is deels reeds een antwoord gekomen via de diverse bepalingen die wij op 10 februari 2011 hebben goedgekeurd. Een tweede deel van het antwoord volgt nu. Het gaat meer specifiek over het hoofd van de FOD Mobiliteit.
De oplossing die naar voren wordt geschoven, biedt de DVIS een grotere onafhankelijkheid. Er kan worden gediscussieerd over de invulling van de aanbevelingen door de bijzondere commissie Spoorveiligheid. Wat echter heel duidelijk in bedoelde aanbevelingen staat, is een grotere onafhankelijkheid van de DVIS. Bedoelde onafhankelijkheid wordt via voorliggend amendement in elk geval vergroot. Over de vraag of het amendement de beste manier is om de onafhankelijkheid te vergroten, kan worden gediscussieerd. Echter, in elk geval wordt de onafhankelijkheid van de DVIS vergroot.
Een bijkomende vraag is waarom de onafhankelijkheid niet voor het onderzoeksorgaan wordt vergroot. Het antwoord is heel eenvoudig. Er wordt via de koninklijke besluiten voor het onderzoeksorgaan een gelijkaardige piste uitgewerkt. Daartoe moest er evenwel geen wettelijke aanpassing komen omdat in de oprichtingswet van de DVIS heel uitdrukkelijk wordt bepaald dat de DVIS onder de hiërarchie van de FOD Mobiliteit zou komen te vallen. Een dergelijke, wettelijke bepaling bestaat niet voor het onderzoeksorgaan.
Wij moesten de bewuste bepaling dus uit de oprichtingswet van de DVIS schrappen, wat niet het geval is voor het onderzoeksorgaan. Dezelfde piste wordt echter wel via het koninklijk besluit uitgewerkt, om ook voornoemd orgaan een grotere onafhankelijkheid ten opzichte van de FOD Mobiliteit te bieden.
In die zin denk ik dat dit een oplossing is die een antwoord biedt op de dreigende ingebrekestelling door de Europese Commissie. Er valt misschien over te discussiëren of dit de ideale oplossing is, maar het is in elk geval een oplossing die in de lijn ligt van de aanbevelingen van de bijzondere commissie Spoorveiligheid.
02.124 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal zeer kort zijn. Ik wil het debat niet aangaan met de heer Van den Bergh. Ik had het debat liever aangegaan met de staatssecretaris. Ik apprecieer wel dat de heer Van den Bergh zijn elementen kent en ik vrees dat de staatssecretaris zijn elementen niet kent, want anders was de motivering van zijn amendement veel beter geweest.
02.125 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, nous ne contestons pas le fait qu'il faille trouver une solution rapide. Mais sans doute existe-t-il d'autres moyens? Voilà plusieurs années que la Belgique est interpellée par la Commission sur le manque d'indépendance de l'autorité nationale. Pour moi, on a trop tardé à mettre en œuvre des solutions ces dernières années. Une initiative parlementaire, concertée au sein de la commission Infrastructure ou de la commission Sécurité du rail, pourrait, j'en suis convaincu, apporter tout aussi rapidement que l'arrêté royal une solution beaucoup plus structurelle en termes d'indépendance de l'autorité nationale de sécurité.
02.126 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, de heer Van den Bergh zegt dat we snel moesten reageren. Het standpunt van de Europese Commissie is echter al langer dan vandaag bekend. Het blijft amateuristisch werken, zowel tekstueel als in het voorbereidend werk binnen uw eigen meerderheid.
02.127 Staatssecretaris Carl Devlies: Mijnheer de voorzitter, ik heb nota genomen van de verschillende uiteenzettingen van de heren Veys, Geerts en Van den Bergh. Een aantal bemerkingen, vooral van de heer Geerts, heeft betrekking op de procedure. Hij heeft verwezen naar de periode toen een bepaalde partij hier nog in de oppositie zat. U hebt uw kritiek geuit over de techniek van wetgeving met de diverse bepalingen. Ik kan u zeggen dat ik die kritiek terecht vind. Het is belangrijk dat een volgende regering daar werk van maakt, om inzake de techniek van de wetgeving de voorkeur te geven aan een aanpak die meer gestructureerd is en die aansluit bij de verschillende onderwerpen zoals ze door het Parlement zouden moeten behandeld worden. Vandaag zitten wij in een zeer moeilijke situatie vermits de uittredende regering reeds meer dan negen maanden in lopende zaken is. Door deze omstandigheden kon men niet anders dan hier een aantal artikelen voor te leggen aan het Parlement. Ik ben ervan overtuigd dat collega Schouppe in andere omstandigheden ook verkozen zou hebben om een ruimer debat te hebben over deze problematiek. We kunnen nu echter wel zeggen dat het hoogdringend geworden is en dat het nodig is dat het Parlement hier een beslissing over neemt.
Het is een moeilijke periode. Mevrouw Vanlerberghe heeft over het vorig onderwerp een aantal zeer interessante beschouwingen gemaakt, maar het is moeilijk om daar nu op te antwoorden. Het zijn interessante elementen die kunnen ingebracht worden op het moment dat er onderhandelingen gebeuren, bijvoorbeeld voor een volgende regering. Ik meen dat dit mogelijke doelstellingen kunnen zijn voor een volgende regering.
Ten gronde kan ik aansluiten bij wat de heer Van den Bergh gezegd heeft en misschien toch ook nog even stellen dat de Europese Commissie haar akkoord wel heeft bevestigd inzake de oplossing die hier gesuggereerd wordt met betrekking tot de directie van de veiligheidsinstantie.
Ook inzake het organisme van onderzoek is er in 2010 een studie gebeurd binnen de Belgische administratie om te onderzoeken wat de beste oplossing zou zijn. De oplossing die vandaag in het koninklijk besluit naar voren zal geschoven worden, komt overeen met de suggesties die toen werden geformuleerd.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par les commissions sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1208/9)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissies aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking.
(Rgt 85, 4) (1208/9)
Le projet de loi compte 94 articles.
Het wetsontwerp telt 94 artikelen.
*
* * * *
Amendements déposés:
Ingediende
amendementen:
Art. 2/1 (n)
• 6 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/1 (n)
• 5 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/2 (n)
• 7 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/3 (n)
• 8 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/4 (n)
• 9 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/5 (n)
• 10 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/6 (n)
• 11 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 3/7 (n)
• 12 - Bruno Tobback cs (1208/13)
Art. 29
• 25 - David Geerts cs (1208/14)
Art. 30
• 26 - David Geerts cs (1208/14)
• 24 - Tanguy Veys (1208/14)
Art. 44
• 27 – Jan Jambon cs (1208/14)
Art. 45/1 (n)
• 29 – Jan Jambon cs (1208/14)
Art. 46
• 28 – Jan Jambon cs (1208/14)
Art. 55
• 1 - Dirk Van
der Maelen (1208/13)
• 30 – Jan Jambon cs
(1208/14)
• 31 – Jan Jambon cs (1208/14)
Art. 57
• 32 – Jan Jambon cs (1208/14)
Art. 76/1 (n)
• 2 - Myriam
Vanlerberghe (1208/13)
Art. 76/2 (n)
• 3 - Myriam Vanlerberghe
(1208/13)
Art. 76/3 (n)
• 4 - Myriam Vanlerberghe (1208/13)
Art. 84
• 33 – Jan Jambon cs (1208/14)
• 34 – Jan Jambon cs (1208/14)
Art. 95 (n)
• 13 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 96 (n)
• 23 - Meryame Kitir cs (1208/14)
• 14 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 97 (n)
• 23 - Meryame Kitir cs (1208/14)
• 15 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 98 (n)
• 16 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 99 (n)
• 17 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 100 (n)
• 18 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 101 (n)
• 19 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 102 (n)
• 20 - Meryame Kitir cs (1208/13)
Art. 103 (n)
• 21 - Meryame Kitir cs (1208/13)
* *
* * *
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
* * * * *
Besluit van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion
de la discussion des articles:
Réservé: le vote sur les amendements et les
articles 29, 30, 44, 46, 55, 57 et 84.
Aangehouden: de stemming over de amendementen en de artikelen 29, 30,
44, 46, 55, 57 en 84.
Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 - 28, 31 - 43, 45, 47 - 54,
56, 58 - 83, 85 – 94, met tekstcorrecties op artikelen 12, 13, 18 en 91.
Adoptés article par article: les articles 1 -
28, 31 - 43, 45, 47 - 54, 56, 58 - 83, 85 – 94, avec des corrections de texte
aux articles 12, 13, 18 et 91.
* *
* * *
Ceci termine notre discussion sur ce projet de loi portant des dispositions diverses. Merci à chacune et à chacun d'être resté jusqu'ici. Bonne soirée et bon retour. Demain, nous commençons par l'hommage au Japon.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 17 mars 2011 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 17 maart 2011 om 14.15 uur.
La séance est levée à 19.44 heures.
De vergadering wordt gesloten om 19.44 uur.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 022 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 53 PLEN 022 bijlage. |