Plenumvergadering |
|
du Jeudi
28 avril 2011 Après-midi ______ |
van Donderdag
28 april 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Philippe
Courard, Yves Leterme, Paul Magnette
Elio
Di Rupo, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Gerald
Kindermans, funérailles / begrafenis;
Bruno Tuybens, en
mission à l'étranger / met zending buitenslands.
- de heer Bert Wollants aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rapport van de Nationale Bank over de nucleaire taks en de houding van de regering hieromtrent" (nr. P0237)
- de heer Bruno Tobback aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rapport van de Nationale Bank over de nucleaire taks en de houding van de regering hieromtrent" (nr. P0238)
- de heer Olivier Deleuze aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de evolutie van de nucleaire rente en van de fiscaliteit op dat vlak" (nr. P0239)
- de heer Kristof Calvo aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rapport van de Nationale Bank over de nucleaire taks en de houding van de regering hieromtrent" (nr. P0240)
- de heer Joseph George aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de evolutie van de nucleaire rente en van de fiscaliteit op dat vlak" (nr. P0241)
- mevrouw Karine Lalieux aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de evolutie van de nucleaire rente en van de fiscaliteit op dat vlak" (nr. P0262)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rapport van de Nationale Bank over de nucleaire taks en de houding van de regering hieromtrent" (nr. P0263)
- de heer Peter Logghe aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rapport van de Nationale Bank over de nucleaire taks en de houding van de regering hieromtrent" (nr. P0264)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rapport van de Nationale Bank over de nucleaire taks en de houding van de regering hieromtrent" (nr. P0242)
- M. Bert Wollants au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rapport de la Banque nationale relatif à la taxe nucléaire et la position du gouvernement en la matière" (n° P0237)
- M. Bruno Tobback au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rapport de la Banque nationale relatif à la taxe nucléaire et la position du gouvernement en la matière" (n° P0238)
- M. Olivier Deleuze au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'évolution de la rente nucléaire et de la fiscalité en la matière" (n° P0239)
- M. Kristof Calvo au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rapport de la Banque nationale relatif à la taxe nucléaire et la position du gouvernement en la matière" (n° P0240)
- M. Joseph George au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'évolution de la rente nucléaire et de la fiscalité en la matière" (n° P0241)
- Mme Karine Lalieux au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'évolution de la rente nucléaire et de la fiscalité en la matière" (n° P0262)
- Mme Liesbeth Van der Auwera au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rapport de la Banque nationale relatif à la taxe nucléaire et la position du gouvernement en la matière" (n° P0263)
- M. Peter Logghe au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rapport de la Banque nationale relatif à la taxe nucléaire et la position du gouvernement en la matière" (n° P0264)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rapport de la Banque nationale relatif à la taxe nucléaire et la position du gouvernement en la matière" (n° P0242)
01.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, 500 miljoen, dat is het bedrag waar de regering nu naartoe holt inzake de nucleaire heffing. 500 miljoen blijkt ook het gewogen gemiddelde te zijn tussen minister Magnette, enerzijds, en ministers Vanackere en Van Quickenborne, anderzijds. U mag het gewicht van die heren er zelf nog aan toevoegen.
Om de nucleaire heffing te beperken tot 500 miljoen is deze regering bereid om de reputatie van zowel de Nationale Bank als de CREG, onze energieregulator, te grabbel te gooien.
Mijnheer de eerste minister, het rapport van de Nationale Bank werd door de CREG afgekraakt. Het werd door leden van uw eigen regering in twijfel getrokken. Een hele reeks economen hebben het vanmorgen in de krant helemaal afgemaakt. Wie het leest, ziet er een langgerekte mea culpa in omdat het geschreven moest worden. En dat is niet geheel onterecht.
Mijn partij heeft het rapport ook doorgenomen, geanalyseerd en is tot de vaststelling gekomen dat de gehanteerde redeneringen zeer twijfelachtig en bedenkelijk zijn. Wij zien op dit moment nog geen enkele reden om af te stappen van het bedrag van 750 miljoen nucleaire heffing, dat wij vorig jaar op tafel hebben gelegd.
Wij zullen natuurlijk met heel veel plezier luisteren naar de toelichting van de Nationale Bank zelf en misschien nog meer naar de reacties daarop van de CREG. Het Parlement zal immers de knopen moeten doorhakken. Het Parlement heeft de discussie gestart en het zou dan ook niet meer dan logisch zijn dat het Parlement die discussie beslecht. Binnen de regering en de meerderheid zijn er mensen die zich afvragen of het energiebeleid wel door de regering moet worden gevoerd.
Ik kom tot mijn vragen na deze pijnlijke historie.
Ten eerste, wat is het standpunt van de regering over de nucleaire heffing?
Ten tweede, zult u inderdaad het Parlement de kans geven om de knoop door te hakken?
Ten derde, en dit is voor mij eigenlijk de belangrijkste vraag, zult u stappen zetten om de geloofwaardigheid van de Nationale Bank en van de CREG te herstellen?
01.02 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb voor u één vraag en ik heb een oproep. De oproep is niet aan u gericht, maar aan iedereen in dit land, aan alle inwoners van België, die normaal gezien de komende weken hun bruine omslag in de bus krijgen met de vraag om hun belastingaanvraag in te vullen.
Ik stel voor dat iedereen die in de komende maanden of weken die bruine omslag in zijn bus krijgt, deze op eender welke manier bezorgt op het adres van de Nationale Bank. Iedereen die dat doet, zal daarvoor beloond worden met de halvering van zijn of haar belastingaanslag, want dat is volgens de regering blijkbaar de nieuwe rol van de Nationale Bank in dit land. Ik hoop dat binnenkort voor de deuren van de Nationale Bank een immense toren van een paar miljoen belastingbrieven staat, omdat iedereen wenst behandeld te worden zoals Electrabel wenst behandeld te worden.
Ik heb ook een vraag, slechts één. Heren en dames van de regering, waarom volgt u een piste waarbij u de Nationale Bank misbruikt als een soort slechte arbiter, waarbij u de markt ontwricht of eigenlijk de markt op energievlak in dit land onmogelijk maakt door de onafhankelijke regulator in zijn hemd te zetten? Daarmee maakt u de enige beschermer van de consument in dit land het werken onmogelijk. Dat gebeurt blijkbaar allemaal om een paar miljoen extra in de pot te brengen, terwijl u zegt dat op dit moment alles perfect in orde is en er een goed begrotingsbeleid wordt gevoerd.
Is het dat allemaal waard, mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Energie, als u weet wat daarvan de consequenties zijn op lange termijn voor de energiemarkt in dit land, voor de behandeling van consumenten in dit land en voor de eerlijke belastingheffing in dit land?
Mijn enige vraag is dus: waarom?
01.03 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, monsieur Magnette, tout le monde peut se tromper: moi, vous, la Banque nationale, la CREG, M. De Croo. Cela nous arrive à tous! La question n'est pas de savoir qui parle mais de savoir pourquoi vous permettriez un changement de méthodologie et un changement de règles au milieu du jeu.
Lorsque les centrales ont été construites, il fut décidé de les amortir en vingt ans. Cet amortissement a été compté dans le prix et ce prix a été facturé à tous les consommateurs, les gros, les moyens et les petits consommateurs. Lorsque la libéralisation est arrivée voici un peu moins de dix ans, la rente nucléaire est venue avec elle. Maintenant, vous proposez que l'on change la méthode et que le calcul de cette rente soit fait exclusivement à partir du prix de vente de l'électricité aux gros consommateurs. On ne s'occupe plus des petits consommateurs. Ceux-ci sont dès lors grugés car ils ont dû payer l'amortissement accéléré des centrales. Aujourd'hui, à cause de vos changements de règles, la rente nucléaire est diminuée au moins de moitié. Par conséquent, vos prélèvements seront également diminués de moitié et les mesures que vous pourrez prendre pour les économies d'énergie, y compris pour les petits consommateurs, qu'ils soient propriétaires ou locataires, seront diminuées. Leur facture d'électricité va augmenter!
Vous vous rendez complice d'une injustice qui est, à mon sens, scandaleuse. Vous avez demandé à tous les consommateurs d'électricité de participer à l'amortissement des centrales. Tous! Mais, lorsqu'il s'agit d'en tirer les bénéfices, y compris sur la facture d'électricité, seuls les gros consommateurs sont considérés. Je ne peux pas l'accepter!
01.04 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, het is goed dat u hier vandaag aanwezig bent om op onze vragen te antwoorden, want er heerst grote verwarring over de echte doelstelling van deze regering inzake energie. Er heerst grote verwarring over de hiërarchie der dingen in dit land. Er heerst grote verwarring over de vraag voor wie deze regering rijdt: voor de monopolist Electrabel of voor de kleine consument die geconfronteerd wordt met een zware elektriciteitsfactuur?
Collega’s, volgende week zullen wij op onze vraag het cijferdebat over het rapport van de Nationale Bank ten gronde kunnen voeren. Maar er is iets wat ons verschrikkelijk stoort en wat zeer opmerkelijk is.
Wat is het probleem met het rapport van de Nationale Bank? De Nationale Bank kiest voor de verkoopprijs voor de chemiereus in de Antwerpse haven, maar niet voor de verkoopprijs aan de heer Tobback, aan mij, of aan u, mijnheer de eerste minister. Zij kiest voor de verkoopprijs aan de grote gebruiker, die veel minder betaalt. Dat geeft het resultaat dat wij lezen in haar rapport.
Mijnheer de eerste minister, ik heb vrij eenvoudige vragen voor u.
Gelooft u echt dat elke megawatt nucleaire stroom in dit land naar de chemiereuzen gaat? Gelooft u echt dat nucleaire stroom alleen daar terechtkomt en niet bij de kleine consument? Gelooft u echt, in tegenstelling tot collega’s in uw regering, dat de methode die de Nationale Bank nu plots introduceert om haar grote gelijk te bewijzen, feitelijk juist is? Maak voor ons duidelijk aan welke kant u en uw regering vandaag staan!
01.05 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, messieurs les ministres, la Banque nationale a donc présenté mardi dernier son rapport sur l'évaluation de la rente nucléaire et une réunion du gouvernement s'est tenue mercredi à ce sujet. La Banque nationale estime la rente nucléaire entre 809 et 951 millions d'euros pour l'année 2007 – et je dis bien 2007, ce qui aura toute son importance – et sa méthodologie est différente de celle de la CREG. Face à ces divergences, la commission de l'Économie va d'ailleurs entendre les responsables de la Banque nationale la semaine prochaine et nous aurons sans doute également une audition des responsables de la CREG.
Loin de vaines polémiques, je voudrais seulement savoir si vous avez pris des décisions à ce stade-ci quant à l'évaluation de la rente. Comment comptez-vous procéder pour capter celle-ci? Je rappelle tout de même pour notre Assemblée que c'est depuis peu qu'on a pris la décision de capter la rente. Ceux qui viennent ici faire de grands mouvements de bras n'avaient pris à l'époque aucune initiative à ce propos.
Je voudrais donc savoir sur quelles bases vous comptez capter la rente. Il m'apparaît aussi qu'un élément essentiel de ce débat est la sécurité juridique de la méthode choisie pour la capter. Il s'agit aussi de savoir comment on va pouvoir actualiser cette captation de la rente pour les années ultérieures à 2007 et pour les années futures. La sécurité juridique sera capitale et je souhaiterais vous entendre à ce propos et savoir si vous comptez prélever un montant forfaitaire ou procéder à des évaluations annuelles en fonction de l'évolution de cette rente. Je vous remercie pour votre réponse.
01.06 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, monsieur le ministre de l'Énergie, chers collègues, je suis toujours émerveillée par les certitudes et par l'arrogance de certains groupes et certains de mes collègues. Contrairement à d'aucuns aujourd'hui, je ne sais pas tout, il m'arrive de me tromper et il m'arrive de douter. La CREG estime la rente à deux milliards. La BNB estime cette même rente à 950 millions. Eric de Keuleneer, un expert qui n'est pas un ami d'Electrabel, dit qu'elle se monte à 1,2 milliard. Les services de M. Reynders aux Finances disent qu'Electrabel ne fraude pas le fisc et qu'il déclare un chiffre d'affaires de 850 millions. Alors pour le moment, chers collègues, je doute. Tous ces chiffres me font douter.
En février dernier, en commission de l'Économie, nous avons eu un débat avec Electrabel d'un côté et la CREG de l'autre. Le débat fut rude mais j'aimerais savoir si la majorité de mes collègues en sont sortis avec des certitudes sur les chiffres qu'on nous a donnés. Moi pas en tout cas et je n'en ai toujours pas aujourd'hui. Alors, pour certains, la prudence n'est plus nécessaire: allons-y, prenons deux milliards, comme je l'ai entendu ce matin à la radio, peu importe la facture de demain pour le consommateur, peu importent les investissements et surtout peu importe si demain la Cour constitutionnelle remet en cause ces deux milliards et que l'État doit les rembourser avec intérêts dans deux ou trois ans.
Assez de démagogie, assez d'irresponsabilité, nous ne sommes pas dans une salle d'enchères. Monsieur le premier ministre, pouvez-vous nous dire quelles sont vos premières observations?
Autre chose, monsieur le premier ministre, les collègues me l'ont rappelé: on auditionne la semaine prochaine en commission de l'Économie, la BNB et la CREG. Je ne veux pas que le Parlement soit mis hors jeu. Aussi, j'aimerais que le gouvernement confirme ici que le Parlement participera effectivement aux travaux relatifs à la captation de cette rente, à la construction de la réponse, car le Parlement veut également prendre ses responsabilités par rapport à cette rente.
01.07 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, zoals ook de heer Calvo zei, zijn wij steeds blij om u in de plenaire vergadering te zien. Wij zien u hier ook heel vaak. Dat wil ik wel even doen opmerken.
Ik kan mevrouw Lalieux bijtreden als zij zegt dat het opbod in deze zaak tussen verschillende fracties een absoluut hoogtepunt kent. Hier wordt gezegd dat de regering de CREG in haar hemd zou zetten, dat er beslissingen zouden zijn genomen en dat wij de bruine omslag die wij binnenkort in de bus krijgen ook maar voor de helft moeten betalen.
Mijnheer de eerste minister, ik noteer dat gisteren in de commissie voor het Bedrijfsleven alle fracties hoorzittingen hebben gevraagd, zowel van de Nationale Bank als van de CREG. Dat wijst er volgens mij op dat iedereen de noodzaak hoog inschat dat er nog een grondig cijferdebat moet gebeuren. De uiteenlopende cijfers van de verschillende organen verdienen een debat.
Mijnheer de eerste minister, ik meen te hebben begrepen dat dit debat in volledige transparantie met het Parlement zou verlopen. In die zin sluit ik mij aan bij de vraag van mevrouw Lalieux.
Minister Reynders vermeldt vijf bedragen van 500 miljoen euro als te innen nucleaire taks. Heeft de regering daarover al een beslissing genomen, of zal de beslissing op termijn worden genomen, na een grondige studie van de verschillende rapporten?
01.08 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Auwera, het staat als een paal boven water dat de Nationale Bank niet geslaagd is in haar opdracht om de discussie over de nucleaire rente, die al maanden duurt, te beslechten. U merkt toch wel dat er geen einde aan de discussie komt. Het spijt mij voor u. U mag dan nog zeggen dat iedereen akkoord gaat.
Mijnheer de eerste minister, ik wil het met u hebben over de dubieuze rol van de Nationale Bank in de hele discussie. De Nationale Bank is er niet in geslaagd het debat over de nucleaire rente te finaliseren en er een bedrag op te kleven waarover geen discussie meer bestaat.
Ik vraag mij af of het wel mogelijk is dat de Nationale Bank tot cijfers komt die afwijken van de cijfers van Electrabel zelf. De Nationale Bank is toch de instelling die de correctheid van de jaarrekeningen van de grote ondernemingen moet controleren en bevestigen? Met andere woorden, u vroeg aan de Nationale Bank om haar eigen cijfers in twijfel te trekken. Dat kan toch niet. Hoe is het volgens u mogelijk dat de Nationale Bank tot andere cijfers kan komen dan Elektrabel?
Mijnheer de eerste minister, volgens mij heeft de Nationale Bank hier in een politiek spelletje meegedraaid.
Ik kan slechts vaststellen dat de Nationale Bank uiteindelijk geen onafhankelijke instelling was/is om hierop een antwoord te geven. Waarom heeft de regering aan de Nationale Bank de opdracht gegeven om die cijfers te controleren, goed wetende dat zij eigenlijk niet over de onafhankelijkheid beschikte om dat te doen? Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
01.09 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, premier, collega’s, Electrabel is eigenlijk een melkkoe die staat te grazen in ons land en die in Frankrijk wordt gemolken. Eigenlijk neem ik hen het monopolie niet kwalijk. Ik neem het wel de politieke wereld van de laatste veertig tot vijftig jaar kwalijk dat ze dat monopolie aan dat bedrijf hebben gegeven in ruil voor dividenden aan gemeenten, voor politieke mandaten in raden van bestuur, voor intercommunales en weet ik veel. Als die monopolievorming er vandaag is, is dat dankzij de politieke wereld. Het bedrijf kan men dat niet kwalijk nemen.
Mijnheer De Croo, ik zie u zo vrolijk kijken. Ik heb hier een studie bij van Price Waterhouse Lawford uit 2006. Ik was toen nog lid van de VLD. Die studie lag op tafel bij de kabinetschef van de premier, de heer Luc Coene, vandaag baas van de Nationale Bank. In die studie staat letterlijk dat het langer openhouden gedurende twintig jaar van onze kerncentrales – luister goed, collega’s – tussen de 10 en de 55 miljard euro zou kunnen opleveren gedurende twintig jaar. Wij zijn vijf jaar verder en daar staan wij dan.
Achteraf heeft Verhofstadt, onder paars, via de oprichting van een golden share, Electrabel verkocht aan Frankrijk. U, mijnheer Magnette, bent in Frankrijk nog gaan bedelen voor 250 miljoen euro die u moest terugkrijgen.
Hoe wil de regering dit probleem thans oplossen? Door een gat in de begroting te vullen met een belasting die men heft bij Electrabel. Meer is deze operatie niet. Qua lange termijnoplossing zie ik niks gebeuren. De burgers hebben te veel betaald voor hun elektriciteit en wat gaat de regering doen om het gat in de begroting te vullen? Het afnemen, het laten afvloeien. Men durft dat niet rechtstreeks te doen, maar na het maken van een aantal studies.
Mijnheer de eerste minister, waarom houdt u de CREG eigenlijk nog in leven? Dat is een duur en verslindend staatsapparaat waaraan u geen geloof hecht. Als de waakhond eens blaft – of keft, beter gezegd – dan krijgt hij een muilband om en wordt hij een schoothondje en dan roept u de Nationale Bank voor een andere studie.
Leg ons nu eens uit waarom dit gebeurt! Wij hebben een waakhond die een studie uitvoert en op basis van die studie is die waakhond geloofwaardig of niet.
Ten tweede, mijnheer de eerste minister, u doet elk jaar opnieuw een begrotingsopsmuk op basis van de winsten van Electrabel. Veel meer jaren zal dat niet duren, want Electrabel zal ook hebben begrepen dat zij met die winsten moet vluchten voor deze belast kunnen worden. Wat zult u in de toekomst doen voor een duurzame oplossing voor onze elektriciteitsprijzen?
01.10 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega's, in het kader van de begrotingsbesprekingen en -beslissingen heeft de regering op 10 maart 2011 beslist om voor 2011 in elk geval reeds 250 miljoen euro als nucleaire repartitiebijdrage te heffen, en ik richt mij in het bijzonder tot de collega's van Ecolo-Groen! en sp.a, zoals dat ook reeds gebeurde in 2008, 2009 en 2010.
Behalve sommige leden van bepaalde fracties zoals sp.a en Ecolo-Groen! hoef ik u niet in herinnering te brengen dat deze coalitie, deze regering de eerste regering is die een heffing oplegt aan die sector.
Mijnheer Deleuze, het klopt dat de nucleaire
rente in de feiten ontstaan is in 2001. Als de heer Tobback vraagt waarom,
vraag ik u ook waarom het in uw tijd nooit mogelijk is geweest om een
rechtvaardige heffing in te voeren? In uw periode, heren Deleuze en Tobback,
was de opbrengst van de heffing 0 euro. (Protest)
De regering besliste ook de mogelijkheid te evalueren van een bijkomende taks ter verhoging van die 250 miljoen euro. Ze heeft bijgevolg beslist de Nationale Bank van België om een studie te vragen over het bedrag van de nucleaire rente.
De regering vroeg om dit te doen op basis van de gegevens van de Nationale Bank en van de CREG en om, in het licht van de bevindingen inzake het bedrag, de mogelijkheid te evalueren van een bijkomende taks zoals bijvoorbeeld een accijns op uranium, met dien verstande dat deze niet zou worden doorgerekend aan de consument.
Monsieur le président, en toute transparence, la lettre en question qui demande à la Banque nationale de faire cette étude est à votre disposition, ainsi que le rapport.
De Nationale Bank heeft dit verslag dinsdag officieel aan de regering bezorgd die de inhoud ervan nog ten gronde aan het analyseren is. Vanochtend vond daartoe trouwens een informatievergadering op technisch niveau plaats. De regering houdt dit rapport nu verder onder de loep.
Quoi qu'il en soit, un certain nombre de questions intéressantes se posent. Premièrement, les chiffres évoqués dans les études sur la rente de rareté nucléaire ont trait à l'année 2007. Il serait intéressant de connaître les chiffres pour l'année 2008, 2009 et 2010 puisqu'il apparaît que cette rente évolue chaque année, notamment sous l'influence du prix de l'électricité.
Deuxièmement, il faudra étudier le rapport entre la hauteur de l'augmentation de la contribution et la hauteur de cette rente nucléaire.
Daarbij moeten minstens drie belangrijke criteria in acht worden genomen.
Ten eerste, en dit is heel belangrijk voor de consumenten en de bedrijven, en ook voor onze competitiviteit, de taks in kwestie mag niet doorgerekend worden aan de consument.
Ten tweede, de taks moet voor de Belgische Staat, en uiteraard ook voor de operatoren, in een rechtszeker kader kunnen worden geheven.
Ten derde, zowel voor de begroting als voor de concurrentiekracht van onze economie is het belangrijk dat er een evenwicht wordt gevonden.
Op basis van die criteria moet naar een beslissing worden toegewerkt in de loop van de komende weken. Het spreekt voor zich dat het Parlement daarin evenzeer een belangrijke rol moet spelen.
De hoorzittingen, gepland in de commissie voor het Bedrijfsleven van volgende week, zijn daartoe een belangrijke stap. Ik doe dienaangaande een oproep tot ernst. Ik heb hier al Kamerleden allerlei waardeoordelen horen uitspreken over de studie in kwestie. Ik zou hun aanraden om minstens het respect te hebben de conclusies en het verloop van de hoorzittingen van volgende week af te wachten, vooraleer een oordeel te vellen.
Mesdames, messieurs, permettez-moi de conclure avec la réflexion suivante. Dans le domaine public, le débat sur la rente nucléaire est parfois mené de manière trop simpliste. Le rapport de la Banque nationale est le résultat d'un travail approfondi qui mérite une lecture attentive, tout comme les études de la CREG consacrées à ce thème.
Dans le cas présent, le gouvernement apprécie à sa juste valeur le travail mené par la Banque nationale et par la CREG, chacune selon ses compétences et dans son domaine d'expertise. Le sérieux et la grande rigueur dont elles ont fait preuve dans le cadre de ce dossier, qui contient tant des aspects techniques dans le secteur de l'électricité qu'une importante dimension économique, méritent d'être salués.
Il s'agit surtout d'un dossier qui requiert une solution correcte et équitable à laquelle nous devons continuer à travailler durant les prochaines semaines.
Het is vooral een dossier dat een correcte en billijke oplossing nodig heeft. Daaraan moeten wij de volgende weken werken. In elk geval heeft de regering de ambitie, in tegenstelling met de periode vóór 2008, om effectief een rechtvaardig deel van de opbrengst van de nucleaire rente binnen te halen en tot voordeel te laten strekken van het geheel van de bevolking.
01.11 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de eerste minister, bedankt voor uw antwoord. Wij hebben hier vooral gehoord dat we eigenlijk nog niet weten wat er zal gebeuren, dat de eerste minister vandaag zijn ministers terugfluit omtrent hun reacties van de vorige dagen. Vooral de waardeoordelen kwamen uit die hoek. Wij zullen actief meewerken aan een juiste vertaling van de studies van de Nationale Bank en van de CREG om aldus een juiste afroming van die winsten te verkrijgen.
01.12 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik hoop dat u ons niet heeft opgeroepen om deel te nemen aan een uitgebreid theaterstuk. Net zoals de heer Wollants heb ik uw ministers horen zeggen dat er een heffing komt, niet van 250 miljoen euro, maar van ongeveer 500 miljoen euro. De beslissing is met andere woorden impliciet al genomen.
Mevrouw Lalieux, ik ben niet verstandiger dan u maar wij spelen wel mee in een spel waarvan sommigen al de uitkomst kennen en zelfs al hebben aangekondigd. Wij mogen enkel nog meespelen.
Waar gaat het over? Niet zozeer over de 250 of 500 miljoen euro, mijnheer de eerste minister, maar wel over de manier waarop dit dossier wordt behandeld. Het zet de lijnen voor de energiemarkt in dit land voor de komende jaren. U creëert een situatie waarbij u een waakhond, een objectieve waarnemer op de monopolist, onmogelijk maakt. U bestendigt het monopolie. U maakt de markt onmogelijk. U creëert een situatie waarbij de overigens sympathieke mevrouw Dutordoir de enige in dit land is die op haar belastingbrief ‘dienstbetoon van de Nationale Bank’ kan invullen.
01.13 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, désolé d'avoir tenté de vous interrompre.
J'ai déposé sur votre bureau un document du comité de contrôle: à défaut d'écouter, peut-être pourrez-vous lire. Vous y verrez que les mesures de diminution de prix de l'électricité prises entre le 1er septembre 1999 et le 31 décembre 2002 s'élevaient à 23 milliards de francs belges et 300 millions d'euros, ce qui veut dire à environ 550 millions d'euros, et ce, avant que la rente ne soit effective.
Ce n'est pas en répétant un mensonge qu'il devient une vérité. Voilà ce que je voulais dire.
Ensuite, vous changez les règles au milieu du jeu. En effet, vous avez pris l'argent des petits consommateurs d'électricité pour payer l'entièreté de l'amortissement des centrales; au moment où ils peuvent espérer le retour de l'ascenseur, vous changez les règles pour considérer uniquement le prix de vente aux gros consommateurs.
Je vous le dis: c'est scandaleusement injuste.
01.14 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, los van de geschiedvervalsing ben ik eigenlijk zeer tevreden met uw antwoord. Ik ben zeer tevreden omdat u hebt ingezien dat uw regering niet de geloofwaardigheid heeft om dit dossier verder te behandelen en omdat u hebt ingezien dat er in dit Parlement beter geplaatste mensen zitten om zich verder in dat dossier vast te bijten. U hebt dat uitbesteed en daar ben ik zeer blij om. U hebt die geloofwaardigheid niet, uw regering heeft die geloofwaardigheid niet omdat u de afgelopen jaren voor de monopolist hebt gereden en niet voor de consument. Misschien is er in het Parlement wel een meerderheid te vinden voor een consumentenbeleid en niet voor de bestendiging van een monopolie.
01.15 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, j'ai écouté avec beaucoup d'attention votre réponse qui lance une série de pistes de réflexion.
Il ne faut pas pratiquer ici la politique de Calimero. Il faut plutôt assumer ses responsabilités.
Il est vrai que la matière n'est pas facile car les points de vue des économistes en la matière divergent. Et je suis quasiment certain que si on soumettait le problème à nos universités, les chiffres qu'elles donneraient seraient également différents. Telle est la réalité. Ne nous voilons pas la face et dépassons cette querelle de chiffres.
Par ailleurs, je voudrais émettre trois remarques. Premièrement, il est question ici de 2007, mais il faut aller plus loin. Deuxièmement, il faudra capter la totalité de la rente. Troisièmement, il faudra le faire selon une méthodologie permettant d'assurer la sécurité juridique.
En outre, les choses seront tout à fait différentes si cela passe par un impôt qui n'est pas déductible ou une contribution qui, elle, est déductible.
Comme vous l'avez dit, l'essentiel c'est que ce ne soit pas le consommateur qui in fine paie la contribution. C'est à cette question qu'il faudra s'attacher avec beaucoup d'attention en commission.
01.16 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je m'exprimerai de mon banc car je veux rester modeste. Les certitudes et les prétentions restent présentes et certains pensent avoir le monopole de la vérité.
Pour ma part, j'attends avec impatience l'organisation d'un débat sur la question.
Monsieur Tobback, je ne pense pas que le gouvernement ait déjà pris une décision en la matière. Le premier ministre vient d'ailleurs de confirmer que le Parlement ne serait pas mis hors jeu et qu'il lui appartiendrait de prendre ses responsabilités. C'est d'ailleurs ce que nous ferons en collaboration avec le gouvernement.
Pour notre part, nous en avons assez des discours musclés. Nous souhaitons plutôt passer aux actes, ce qui est d'ailleurs le cas depuis trois ans. Je profite d'ailleurs de l'occasion pour dire que les choses étaient différentes auparavant.
Un débat serein doit pouvoir avoir lieu afin de rendre aux consommateurs et aux entreprises ce à quoi ils ont droit, n'oubliant pas le tribut qu'ils ont payé hier.
01.17 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de eerste minister, dit debat is inderdaad al jaren gaande. Het siert deze regering in lopende zaken dat zij tracht te komen tot duidelijkheid inzake het bedrag van de nucleaire rente. Uw oproep om respect te hebben voor de verschillende organen en hun verslagen kan ik alleen steunen.
Dat er een beslissing moet worden genomen aan de hand van verschillende criteria, met volledige openheid naar het Parlement, waarderen wij ten zeerste.
Wanneer ik de heer Tobback en de heer Deleuze hoor, meen ik dat er een debat nodig is ter opfrissing. Mijnheer Deleuze, u zegt dat u indertijd nucleaire rente hebt geïnd, maar u hebt het over een periode waarin de markt nog niet geliberaliseerd was en de nucleaire centrales nog niet waren afgeschreven. Ik meen dat ik dan kan concluderen dat er indertijd door u 0 euro nucleaire rente geïnd is.
Mijnheer Tobback, het vragenuurtje is er om vragen te stellen. Als u het antwoord toch al van tevoren weet, zou u zich de moeite beter besparen.
01.18 Bruno Tobback (sp.a): Mevrouw Van der Auwera, ik ben zo goed geweest in het belang van het debat te accepteren dat ik van de eerste minister geen antwoord kreeg. Ik heb hem een heel duidelijke vraag gesteld, met name: waarom? Ik heb de minister niet horen antwoorden waarom hij, als hij de rapporten wil respecteren, het rapport van de CREG niet respecteert? Ik heb dat antwoord niet gekregen. Ik vroeg waarom hij een situatie creëert waarbij het blijkbaar belangrijk is de monopolist te versterken? Ik heb geen reden gehoord. Waarom hij de bescherming van de consument in deze, met als enige garant een onafhankelijke waakhond, ondergraaft? Ik heb geen waarom gehoord.
Maar goed, ik heb niet druk willen doen. Ik zal die vragen ook in de commissie stellen, maar dan moet u voor de rest niet provoceren, mevrouw Van der Auwera, met alle sympathie.
01.19 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Ik heb dan een waarom-vraag aan u. Waarom heeft u deze monopoliesituatie destijds eigenlijk gecreëerd? Ik kan deze vraag op mijn beurt aan u stellen.
01.20 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil collega Tobback gerust nog eens aan het woord laten.
Mijnheer de eerste minister, wij hebben u goed en duidelijk gehoord. Het viel op hoezeer u de Nationale Bank van België hebt afgeschermd, hoe goed u het waardeoordeel van de collega’s over de Nationale Bank hebt proberen te counteren.
Het is duidelijk, mijnheer de eerste minister, dat de Nationale Bank in deze haar politieke rol perfect heeft gespeeld.
Zij heeft er met haar studie immers voor gezorgd dat de regering in lopende zaken, die al maanden meer doet dan alleen maar lopende zaken, verder goede vriendjes kan blijven met de Franse energiereuzen.
Dit zal allicht wel de bedoeling geweest zijn zoals het waarschijnlijk ook de bedoeling zal geweest zijn om Luc Coene indertijd te benoemen bij de Nationale Bank. In elk geval, de burgers zullen het vrees ik in de komende maanden en jaren nog goed voelen.
01.21 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de premier, ik denk dat het feit dat wij met de duurste elektriciteit van Europa zitten te wijten is aan het feit dat de liberalisering van onze markt mislukt is. Het enige wat ik nu hoor om daar iets aan te doen is dat we een extra belasting zullen heffen en kijken of die niet opnieuw aan de consument wordt doorgerekend. Het geld dat u nu pakt moet het gat in de begroting dichten en de consument boert voort.
Zolang u geen essentieel beleid voert om iets te doen aan het monopolie van Electrabel verandert er niets. Dat monopolie bestaat maar uit één iets. We hebben producenten en distributeurs genoeg, dat is het probleem niet. De monopolievorming bestaat alleen in het feit dat zij over de goedkoopste vorm van energie beschikken – kernenergie – om op de markt aan te bieden. Zoals zij die bezitten komen er geen nieuwe spelers want met andere energievormen kunnen ze niet concurreren. Dat is de essentie van het verhaal, mijnheer de premier. Daarover zou u toch eens moeten nadenken. Zolang die productie bijvoorbeeld niet wordt verdeeld tegen kostprijs, mits een vergoeding voor Electrabel, onder andere spelers op de markt zal er niets gebeuren. Dan staan wij hier volgend jaar terug voor hetzelfde debat. Dan kunt u in Parijs terug gaan bedelen om een nieuwe belasting te mogen heffen. Ik zie immers ook niet in hoe dit allemaal zal gebeuren in de toekomst.
Het incident is gesloten.
- M. Laurent Louis au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "une éventuelle modification du Traité de Schengen" (n° P0243)
- Mme Corinne De Permentier au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "une éventuelle modification du Traité de Schengen" (n° P0244)
- de heer Laurent Louis aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "een eventuele aanpassing van het Schengenverdrag" (nr.P 0243)
- mevrouw Corinne De Permentier aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "een eventuele aanpassing van het Schengenverdrag" (nr. P0244)
02.01 Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, chers collègues, comme nous le savons, une réunion a eu lieu entre le président français Nicolas Sarkozy et le premier ministre italien Silvio Berlusconi.
Au terme de cette entrevue, ils ont exprimé leur volonté d'adapter le Traité de Schengen afin de faciliter le rétablissement temporaire de contrôles aux frontières intérieures de l'Union européenne. À cet effet, ils ont envoyé un courrier conjoint à la Commission européenne et au Conseil européen.
Cette demande conjointe de Paris et de Rome fait suite à la vague déferlante d'émigrants tunisiens arrivés en Europe ces dernières semaines, suite aux révolutions dans leur pays. De vives tensions entre Rome et Paris étaient nées, on s'en souvient, suite à la décision du gouvernement italien – que je qualifierais d'égoïste – d'octroyer un permis de séjour temporaire valable pour l'ensemble du territoire Schengen.
La probabilité est donc importante de voir ces migrants tunisiens arriver dans notre pays. Inutile de vous rappeler à quel point la Belgique est prisée de par votre politique migratoire. Cela engendre un problème de taille: nous n'avons ni les moyens ni les structures de les accueillir.
Monsieur le premier ministre, quelle est la position de la Belgique en la matière? Aurez-vous le courage de vous joindre à cette demande franco-italienne en demandant le rétablissement temporaire de contrôles aux frontières intérieures?
02.02 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, chers collègues, Nicolas Sarkozy et Silvio Berlusconi ont plaidé pour une révision du Traité de Schengen. Ils ont demandé un rétablissement temporaire des contrôles frontaliers.
J'aurais aimé connaître votre position sur le sujet.
En fait, des milliers de permis de séjour ont été délivrés à des migrants tunisiens. Aujourd'hui, il existe un accord de réadmission entre le Maroc pour les émigrés clandestins.
Qu'en est-il en ce qui concerne la Tunisie et l'Égypte?
Quelle position défendrez-vous eu égard aux propositions qui nous seront faites, le 4 mai prochain, par la commissaire européenne en charge de la sécurité? Une réunion aura d'ailleurs lieu avec les différents ministres de l'Intérieur de l'Union européenne. N'estimez-vous pas urgent de trouver une solution avec les pays du Bassin méditerranéen pour lutter avec l'ensemble des pays de l'Union contre l'immigration clandestine?
02.03 Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, chers collègues, vos questions portent sur une des libertés fondamentales au sein de l'Union européenne, celle de circuler librement dans l'espace commun de Schengen. Je rappelle que ce sont nos concitoyens qui jouissent en premier lieu de cet acquis majeur de la construction européenne.
Cela dit, il est vrai que des situations exceptionnelles peuvent mettre le système sous pression. C'est ce genre de situation que nous vivons pour l'instant. Aujourd'hui, des États membres du bord méditerranéen sont confrontés à un afflux soudain de milliers de ressortissants non européens aux frontières extérieures de l'Union.
Cet afflux est évidemment lié aux circonstances politiques dans toute la région, circonstances sur lesquelles je ne m'étendrai pas ici.
Le président Sarkozy et le premier ministre Berlusconi ont adressé, ce 26 avril, un courrier commun au président Barroso et au président Van Rompuy. Ils y demandent entre autres d'examiner "la possibilité de rétablir temporairement le contrôle aux frontières extérieures". Selon eux, ce rétablissement devrait être envisagé "en cas de difficulté exceptionnelle dans la gestion des frontières extérieures communes dans des conditions à définir".
En ce qui concerne la position belge, je voudrais d'abord vous faire remarquer que les contrôles policiers renforcés auxquels nous procédons depuis plusieurs semaines ne montrent aucun afflux particulier supplémentaire chez nous. La Belgique reste par ailleurs attachée au respect des conventions internationales et tient à se distancier de mesures unilatérales qui seraient contraires aux règles de fonctionnement de ces conventions. Il n'est pas question d'accuser les États membres concernés par la crise actuelle d'une mauvaise application des règles mais il est clair qu'en raison du flou de certaines dispositions Schengen, le système est confronté à un dysfonctionnement.
Concrètement – Mme De Permentier y a fait allusion –, nous attendons la communication de la Commission sur l'immigration qui est prévue début mai et qui fera l'objet d'une discussion au Conseil des ministres de l'Intérieur du 12 mai en vue de décisions au Conseil européen de fin juin. À ce stade, il est donc prématuré de se prononcer sur le contenu de la communication et sur le fond de la question.
D'après nos informations, la Commission, tout comme la Belgique, estime qu'il faut absolument maintenir l'acquis Schengen – en ce qui nous concerne, nous plaidons pour un renforcement des dispositifs Frontex dans la région frontalière du sud de l'Union européenne – et qu'il n'est donc pas question de suspendre le système en tant que tel mais plutôt d'en revoir certains aspects. Parmi ceux-ci, il y a la question de la clause de sauvegarde à laquelle le président français et le premier ministre italien font allusion dans leur lettre. Cette clause permet à un État, en vertu de circonstances exceptionnelles impliquant des troubles à l'ordre public, de rétablir des contrôles à ses frontières.
La Commission souhaiterait, à juste titre, clarifier l'interprétation de cette clause de sauvegarde et, le cas échéant, redéfinir les circonstances dans lesquelles elle peut être activée par les États membres. Nous attendons ses propositions concrètes.
J'ajoute que mes collègues Turtelboom et Wathelet sont à la disposition de la Chambre pour présenter le point de vue belge qui sera défendu lors du Conseil des ministres de l'Intérieur de l'Union européenne le 12 mai, après avoir pris connaissance de la communication de la Commission, attendue pour la semaine prochaine.
02.04 Laurent Louis (indép.): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je pense sincèrement que l'on fait fausse route et qu'une adaptation s'impose. Selon moi, il est nécessaire que l'immigration massive et incontrôlée puisse constituer une circonstance exceptionnelle qui permette aux pays qui le souhaitent de prévoir de leur propre initiative un rétablissement temporaire des contrôles aux frontières intérieures. En cela, je soutiens la demande conjointe de la France et de l'Italie. Et je suis heureux de voir que la N-VA est du même avis! Je pense qu'il faut suivre cette demande.
02.05 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, je remercie le premier ministre pour ses réponses. Je ne manquerai pas d'interroger la ministre de l'Intérieur avant la réunion du 12 mai pour connaître ses intentions. La clause de sauvegarde permet des contrôles frontaliers pendant trente jours qui sont éventuellement renouvelables. Pour pouvoir régler les problèmes d'immigration, il faut que l'Europe des Vingt-sept ait enfin le courage d'avoir une politique volontariste sur les flux migratoires sur l'ensemble de l'Europe.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het nieuwe tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. P0245)
03 Question de Mme Karin Temmerman au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le nouveau manque de places d'accueil pour les demandeurs d'asile" (n° P0245)
03.01 Karin Temmerman (sp.a):Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, een aantal weken geleden heb ik u gevraagd om uw coördinerende taak rond asiel op te nemen en om met deze regering eindelijk een asielbeleid te voeren. U hebt mij toen gezegd dat er een aantal maatregelen in de maak was en dat u alles onder controle hebt. In december 2010 hebt u ongeveer hetzelfde gezegd, namelijk dat de regering een gecoördineerd beleid zou voeren om de asielcrisis onder controle te krijgen.
Wij stellen vast dat we van crisis naar crisis gaan. Een maand geleden hebben niet alleen wij, maar ook verschillende groepen die met deze problematiek bezig zijn, gezegd dat we alweer naar een asielcrisis toegaan. Inderdaad, begin deze week hebben ongeveer honderd mensen geen plaats gekregen. Ook gisteren was er voor een groep van bijna honderd mensen geen plaats.
Ik herhaal mijn vraag nogmaals, mijnheer de eerste minister: wanneer komt er een gecoördineerd beleid tussen de verschillende ministers en tussen de verschillende administraties zodanig dat we deze asielcrises eindelijk eens kunnen oplossen?
03.02 Eerste minister Yves Leterme: Mevrouw Temmerman, ik zal eerst het algemeen gecoördineerd kader schetsen, staatssecretaris Courard zal nadien op een aantal specifieke vragen ingaan.
Op 31 maart 2011 heb ik van op deze tribune al aangegeven dat de regering eind november 2010 al een plan goedkeurde naar aanleiding van de toenmalige opvangcrisis. De schakels van dit plan blijven onze leidraad: ten eerste, het beperken van de instroom; ten tweede, het gemoduleerd aanpassen van de opvang onder meer met de no transit-opvang; ten derde, de asielprocedures versnellen; ten vierde, de uitwijzing verbeteren.
Zowel op het vlak van het voorzien van meer opvang werd in enkele maanden tijd samen met het Rode Kruis bijzondere vooruitgang geboekt als met de creatie van bijkomende plaatsen in kazernes. De in november besliste meer dan 100 aanwervingen, ook in asielinstanties, zijn gebeurd en beginnen resultaten af te werpen. Niettemin is het duidelijk dat de verhoging van het aantal aanvragen sinds enkele maanden niet kon worden voorzien en ook samengaat met de gestegen onveiligheid in Noord-Afrika en het Arabisch schiereiland. Ons beleid moet echter voort inzetten gecoördineerd op de schakels die beslist zijn in november. Dat betekent het beheersen van de instroom met actieve communicatie, het versterken van het terugwijzingsbeleid en tussen de twee uiteraard het versnellen van de behandeling van de dossiers.
Sinds begin dit jaar hebben diverse werkgroepen gewerkt onder mijn coördinatie, samen met de bevoegde staatssecretarissen, DVZ, het commissariaat-generaal, Fedasil en die werkgroepen hebben prioriteiten gedefinieerd. Op basis hiervan heeft de Ministerraad van 15 april bijkomende beslissingen genomen.
Ten eerste, op het vlak van de instroom worden de inspanningen versterkt met een rapportering door de preventie-ambtenaren en een versterking van de ontradingscampagnes. Er zijn trouwens bijkomende middelen daartoe vrijgemaakt twee weken geleden door een bijkomende affectatie van 600 000 euro met het oog op meer preventie in problematische landen van herkomst. Bovendien worden verder ontradingscampagnes geïntensiveerd zoals het recente bezoek van staatssecretaris Wathelet in Kosovo, dit met het oog op duidelijke afspraken, bijvoorbeeld het readmissieakkoord.
Ten tweede, op het vlak van de behandeling van dossiers is er beslist tot de bijkomende aanwerving van 122 voltijdse equivalenten, zowel bij het commissariaat-generaal als bij de raad voor vreemdelingenbetwistingen, is er beslist tot de aanwerving van tien extra artsen voor de versnelling van de behandeling in het licht van de procedures 9ter. Ten derde is er ook de versterking van de voogdijdienst Justitie met het oog op de versnelde identificatie van minderjarigen.
Op het vlak van de opvang – collega Courard zal straks nog bijkomende verduidelijking geven – is het essentieel te onderstrepen dat aan elke opvangcapaciteit grenzen zijn. Wij kunnen onmogelijk telkens bijkomende opvang voorzien voor het geval er een nieuwe instroom is. Bovendien zorgt dit ook voor een averechts aanzuigeffect. Het begin en sluitstuk van de keten, instroom en terugkeer, zijn daarom zeer belangrijk. De regering heeft daarom prioriteiten gesteld voor de opvang van niet-begeleide minderjarigen, de gecontroleerde uitbreiding, onder meer in Bierset en Poelkapelle, en inzet op de invulling van de voorziene bijkomende LOI-plaatsen waar wij een aantal voorwaarden van steun zullen verruimen ten einde het de gemeenten en steden gemakkelijker te maken om hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Op het vlak van de uitwijzing heeft de regering recent bijkomende initiatieven genomen. Over enkele weken wordt het voorontwerp tot omzetting van de terugkeerrichtlijn voorgelegd aan de regering, waarin specifiek bijkomende maatregelen worden voorzien. De Ministerraad van 15 april heeft beslist tot bijkomend personeel voor de opvolging en de contacten met de gemeenten, inzake sensibilisering en versterking ook van de bestaande politie-escortes voor de repatriëringsbegeleiding en nauwere afstemming tussen Justitie en DVZ in het raam van de uitwijzing van gedetineerden.
Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden van staatssecretaris Wathelet, mevrouw Temmerman, eergisteren in de bevoegde commissie voor de Binnenlandse Zaken.
03.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. U verwijst zeer graag naar de periode voor 2008. Sta mij toe dit ook eens te doen. Toen is de regering er wel in geslaagd om de instroom en de uitstroom onder controle te hebben. Ik kan alleen maar vaststellen dat de maatregelen die u nu neemt, too little en too late zijn.
L'incident est clos.
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het nieuwe tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. P0260)
- mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het nieuwe tekort aan opvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. P0261)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le nouveau manque de places d'accueil pour les demandeurs d'asile" (n° P0260)
- Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le nouveau manque de places d'accueil pour les demandeurs d'asile" (n° P0261)
04.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, zoals juist uiteengezet door onze premier, zijn er al heel wat maatregelen genomen, zowel vorig jaar oktober als veel recenter, op 15 april, dus twee weken geleden, om ervoor te zorgen dat de instroom aan asielzoekers beperkt wordt en er meer opvang gecreëerd wordt.
Ik moet u zeggen dat we al aan bijna 25 000 opvangplaatsen zitten, dankzij de beslissing van vorig jaar waardoor er meer dan 4 500 extra plaatsen gecreëerd werden. De beslissingen die de regering moest nemen, zijn dus genomen.
Dat geldt ook op het vlak van uitwijsbeleid. We zien, vandaag bijvoorbeeld nog, dat daartegen protest rijst, maar op elke asielaanvraag komt een ja of een neen, en daarop volgt onvermijdelijk dat wie neen krijgt, ook het land moet verlaten.
Toch – zoals de premier heeft gezegd, heeft dit te maken met de situatie in het Midden-Oosten – kunnen we niet ontkennen dat wij met heel veel meer aanvragen zitten, meer dan normaal. Deze maand kwamen er bijvoorbeeld meer dan 2 000 aanvragen binnen, terwijl er dat normaal gezien maar ongeveer 1 500 per maand moeten zijn.
Dat legt een enorme druk op het opvangnetwerk. Vandaar dat we hebben vastgesteld dat begin deze week 100 mensen niet opgevangen werden, en gisteren ging het om 69 mensen. Mijnheer de staatssecretaris, u moet die cijfers maar bevestigen of ontkennen.
Dat vormt op zich natuurlijk wel een probleem. Het is een menselijk probleem dat mensen op die manier niet opgevangen worden, maar op straat worden gezet. Dat kan niet. Daar moet een oplossing aan geboden worden. Uiteraard moeten we ook vermijden dat er terug een toevlucht genomen wordt tot hotelopvang of dat mensen dwangsommen zouden gaan eisen, want dan zijn we nog lang niet thuis.
Mijnheer de staatssecretaris, vandaar heb ik de volgende vragen. De beslissingen zijn genomen, het raam is gecreëerd. Hoeveel mensen hebben er sinds deze week geen opvang gekregen? Hoe zult u die mensen toch alsnog opvangen? Komen zij nog terug? Zult u hen contacteren van zodra er plaats is? Welke maatregelen hebt u genomen om op korte termijn de problemen die zich deze week voordoen, op te lossen?
Het heeft ook te maken met uitstroom uit de centra. Mensen die in de centra zitten maar uitgeprocedeerd zijn, moeten daaruit verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe. De regering heeft over 2 000 plaatsen beslist via lokale opvanginitiatieven van de OCMW’s. Hoeveel plaatsen zijn er daarvan vandaag de dag operationeel? Die beslissing dateert al van oktober of november. Hoeveel plaatsen daarvan zijn er nu gerealiseerd? Volgens mij kan daar namelijk iets aan gedaan worden. Eén op zes gemeentes doet vandaag de dag nog niets, vangt geen enkele asielzoeker op. Wat zult u daaraan doen?
Tot slot, wat doet u aan de schrijnende situatie van niet-begeleide minderjarigen die momenteel geen opvang hebben? Zij zitten in een zeer kwetsbare positie. Voor hen moeten er extra inspanningen gebeuren.
04.02 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, er komt maar geen einde aan de crisis in de asielopvang. Daarnet werd de eerste minister hierover ondervraagd. Vorige maand is dat ook al het geval geweest naar aanleiding van 31 maart, de datum vanaf wanneer er geen opvang in hotels meer is.
Toen heeft de eerste minister in zijn antwoord gezegd dat hij aan de bevoegde staatssecretarissen de opdracht had gegeven om met concrete voorstellen te komen. Hij zou die concrete voorstellen inmiddels moeten hebben ontvangen.
Wij zijn heel nieuwsgierig naar uw concrete voorstellen, mijnheer de staatssecretaris. Hebt u daarbij ook voldoende rekening gehouden met de verhoogde toevloed aan asielzoekers als gevolg van de situatie in Noord-Afrika?
U weet dat inmiddels de lokale winteropvanginitiatieven voor daklozen gesloten zijn. Daar is dus ook geen plaats meer. Ik vraag mij af of u de lokale overheden op een andere manier in uw voorstellen wil betrekken. Denkt u aan een nieuw spreidingsplan? Denkt u aan financiële bijstand? Ik vrees dat dit echter een negatief effect zou hebben.
Ik ben heel nieuwsgierig naar uw concrete voorstellen, mijnheer de staatssecretaris.
04.03 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, deze week werden 152 personen niet toegewezen. Dat is de eerste keer sinds 6 december. Voor vandaag is er geen niet-toewijzing. Dat is goed nieuws.
Zoals wettelijk vastgelegd bij verzadiging van het netwerk krijgen deze personen een document van Fedasil. Zo kunnen zij bij een OCMW terecht.
De inspanningen om de winterperiode te overbruggen hebben effect gehad, maar gezien de blijvende hoge toevloed aan asielaanvragen heeft de regering al op 15 april tot extra maatregelen beslist.
Essentieel is dat de asielprocedure wordt ingekort. Daarom krijgen de verschillende asielinstanties bijkomend personeel. Extra plaatsen worden ook gecreëerd op de bestaande sites – Bierset, Poelkapelle en Samu social in Brussel. De mogelijkheden in Helchteren en Ans worden bestudeerd.
In de LOI’s is er in 1 016 bijkomende plaatsen voorzien. 395 daarvan zijn al operationeel. 70 % van de voorgestelde woningen wordt tot nu toe bezocht door Fedasil. Om dit te versnellen, worden vier bijkomende personeelsleden aangenomen door Fedasil. Om de OCMW’s te stimuleren, zijn de conventies verlengd met contracten van 3-6-9-jaar. Zo kunnen zij gelijklopen met de huurwetgeving. De Ministerraad heeft de gemachtigde voor opvangplaatsen gevraagd om in contact te treden met de gemeenten die weinig of geen LOI’s hebben.
Wat de specifieke opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft, werden 200 extra plaatsen gecreëerd in de bestaande centra. De dienst Voogdij, onder de bevoegdheid van de minister van Justitie, wordt ook versterkt.
Mevrouw De Bont, op uw vraag over het spreidingsplan kan ik u meedelen dat er ter zake geen akkoord is in de regering. Wat de hotelopvang betreft, zijn er maar 300 mensen meer, en dan nog voornamelijk minderjarigen, die verblijven op hotel. Met 200 nieuwe plaatsen zal hieraan dus een oplossing kunnen worden geboden.
04.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb het reeds daarstraks gezegd, ik ga niet betwisten dat er reeds heel wat maatregelen genomen zijn. Hetgeen vaak ontbreekt is ervoor zorgen dat de genomen maatregelen snel worden uitgevoerd.
Ik stel vast dat van de 2 000 plaatsen in de LOI’s die reeds voorzien waren in oktober, er vandaag nog maar 395 operationeel zijn, dat is zeer weinig. Ik ben dan ook blij met de bijkomende maatregelen die genomen zullen worden, onder meer de verlenging van de contracten na drie jaar, zes jaar of negen jaar. U ziet het echter, er is nog een potentieel van 1 600 plaatsen. Als wij die plaatsen ter beschikking zouden hebben gehad, dan hadden wij vandaag dit probleem niet.
Mijnheer de staatssecretaris, ik dring erop aan dat u daarvan zeer snel werk maakt, dat u de budgetten die u gekregen hebt ook gebruikt, zodat er geen mensen op straat terechtkomen of ten laste vallen van OCMW’s, want dat is ook geen optie, want dan gaat men klachten krijgen van Brussel en andere grote steden, dat is niet de bedoeling.
Er zijn middelen gecreëerd door de federale regering, die moeten ook besteed worden, er moeten daar snel beslissingen komen. Ik reken op u om werk te maken van een snelle uitvoering, zodat er geen mensen meer op straat terechtkomen.
04.05 Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, het verheugt mij dat de maatregelen vooral toegespitst zijn op de situaties in de bestaande opvangcentra: een snellere behandeling, een sneller doorvloeien, en een snellere uitwijzing voor afgehandelde dossiers. Ik kan alleen wensen dat dit voldoende is.
Collega’s, ik wil benadrukken dat wij absoluut niet gevonden zijn voor een nieuw spreidingsplan, en zeker niet voor financiële bijstand.
Het incident is gesloten.
- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Syrie" (n° P0246)
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Syrie" (n° P0247)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Syrie" (n° P0249)
- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Syrie" (n° P0250)
- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Syrië" (nr. P0246)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Syrië" (nr. P0247)
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Syrië" (nr. P0249)
- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Syrië" (nr. P0250)
05.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, voilà qu'après d'autres États, la Syrie fait l'objet de revendications démocratiques bien légitimes. Là comme ailleurs, les mêmes maux sont pointés par la population: corruption, chômage, absence de liberté politique, main-mise des services de sécurité sur ce que fait ou envisage la population. Dans ce pays comme dans d'autres, une réponse un peu confuse est donnée. En effet, si dans un premier temps, on a eu le sentiment que le régime faisait preuve d'ouverture puisque l'état d'urgence en vigueur depuis 1963 a été levé, depuis la semaine dernière, le régime répond avec violence aux revendications légitimes du peuple: présence de chars dans la rue, tirs à l'arme lourde sur la population. Cinq cents personnes auraient ainsi été tuées sur une seule semaine.
Vous avez – et je vous en félicite – condamné ce recours à la violence. Vous avez invité les autorités européennes et internationales à se positionner par rapport à cette situation. Mme Ashton elle-même envisage de discuter avec les différents ministres de l'Union des réponses à donner au régime de Bachar el-Assad.
Nous savons bien que ce dernier n'est pas Kadhafi, mais on ne peut tout de même pas donner des réponses différentes à des situations identiques. Je ne dis pas qu'il faudra envoyer demain des forces armées en Syrie. Cependant, la question se pose de savoir comment la communauté internationale va pouvoir faire savoir à ce régime que pas plus qu'un autre il n'est en droit d'agir de manière brutale sans que celle-ci ne réagisse.
Monsieur le ministre, nous sommes à la veille d'importantes réunions européennes. Quelles seront les propositions mises sur la table? Quelles sont celles que vous défendrez au nom de la Belgique? Quels types de sanctions comptez-vous proposer à l'égard de la Syrie? Envisagez-vous, par exemple, des sanctions d'ordre économique ou d'ordre personnel et financier à l'égard des dirigeants de ce pays? Envisagez-vous une enquête indépendante comme l'a suggéré le Conseil des Nations unies. En effet, rappelons que la Belgique est membre du Conseil des droits de l'homme. Pensez-vous que l'on pourrait aboutir à une résolution du type de celle prise à l'égard de la Libye ou d'un autre type de résolution?
Monsieur le vice-premier ministre, il est important que vous puissiez nous apporter des indications quant aux suggestions que compte faire la Belgique pour éviter ce recours abusif à la force.
05.02 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, hier, la presse internationale soulignait la hausse de ton liée à la problématique en Syrie. Hélas, aujourd'hui, à notre plus grande déception, il n'en est plus rien, que du contraire! Alors que, depuis le début du mouvement du 15 mars, au moins 450 personnes ont été tuées, les 15 membres du Conseil de sécurité de l'ONU n'ont pas réussi à simplement condamner la répression en Syrie. Que faut-il de plus? C'est une question légitime que l'on peut se poser.
Il semble évident que le gouvernement syrien tente de briser par tous les moyens, même les plus sanglants, le vent de révolution en le réprimant durement et en enfermant ses opposants. Mon groupe ne peut dès lors que très fermement condamner de tels actes, qui semblent hélas une reproduction du scénario libyen dans un contexte géopolitique bien plus inquiétant, bien plus dangereux qu'en Libye et pouvant avoir de graves répercussions dans les pays voisins.
La communauté internationale n'a toujours pas tiré les leçons de ce réveil arabe, voire même de ce retour en arrière.
Monsieur le ministre, vous vous êtes prononcé, hier, en faveur d'un consensus européen de sanctions à l'encontre du régime syrien. Les représentants des 27 pays de l'Union européenne se réuniront quant à eux, vendredi, pour discuter d'éventuelles sanctions.
Le Conseil des droits de l'homme de l'ONU, quant à lui, tiendra ce jour-là une session spéciale sur la Syrie, ce à l'initiative des États-Unis. Même si je ne peux que saluer votre attitude pro-active dans ce dossier, il est temps de s'indigner face au double, triple, voire quadruple standard de la communauté internationale dans les différents troubles internationaux et, maintenant, face au pouvoir syrien contesté et certainement contestable.
Monsieur le ministre, pourquoi la communauté internationale et l'Europe n'ont-elles pas réagi plus rapidement, afin d'éviter de tels massacres? Comment est-il possible d'encore tergiverser sur une telle répression et ce, malgré un sursaut à propos du cas libyen? Aux yeux de la communauté internationale et de l'Europe, un mort syrien ou ivoirien ne vaut-il pas un mort libyen? Comment l'Europe va-t-elle enfin réagir et se faire entendre, demain, au niveau du Conseil des droits de l'homme et du Conseil européen?
05.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, Syrië vandaag lijkt op Libië enkele maanden geleden, toen de internationale gemeenschap besloot niet meer te dulden dat een regime met scherp schiet en honderden doden maakt onder de burgerbevolking, die op straat komt voor meer vrijheid.
Syrië lijkt vandaag ook wel op een andere planeet te liggen dan Libië, wanneer men de reactie ziet van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die niet eens tot overeenstemming kan komen wanneer het erover gaat om op te roepen om een einde te maken aan het geweld.
Het is echt afschuwelijk om dat te moeten vaststellen, om dan nog maar te zwijgen van de Arabische Liga, waarvan wij de voorbije weken zoveel verwachtten en die nu Syrië blijft steunen voor een zitje in de VN-Mensenrechtenraad.
De situatie is echt een test voor internationale rechtstatelijkheid: is de wereldgemeenschap in staat om consequent te zijn of hebben wij dat een keer gekund en daarna niet meer; kunnen wij eindelijk de zero tolerance handhaven tegenover misdaden tegen de mensheid?
Dat zou betekenen dat de situatie in Syrië, net zoals die in Libië, moet worden verwezen naar het Internationaal Strafgerechtshof, zoals ook Amnesty International dat vraagt. Nu de Veiligheidsraad teleurstelt, moet de Europese Unie krachtig uit de hoek komen en sancties opleggen: een wapenmoratorium, visumbeperkingen, bevriezing van tegoeden, hetzelfde soort sancties als ten opzichte van Libië of Ivoorkust.
Mijnheer de minister, acht u dergelijke sancties op EU-niveau haalbaar en op welke termijn? Hebt u weet van rekeningen en tegoeden van het Syrische regime in Europa? Ziet u nog een kans om in de VN-Veiligheidsraad tot een overeenstemming te komen?
Wat was het resultaat van uw demarche bij de Syrische ambassadeur? Hoe zit het met president Assad? Heeft hij nog legitimiteit in de ogen van de internationale gemeenschap? Gaat u ermee akkoord dat hij naar het Internationaal Strafgerechtshof moet?
05.04 Alexandra Colen (VB): In Syrië beantwoordt het socialistische regime protesten van de bevolking al wekenlang met geweld: betogers worden neergeschoten, mensen worden uit hun huizen gehaald, er zijn vele honderden doden.
De VN-Veiligheidsraad is er niet in geslaagd een formele veroordeling uit te spreken van het geweld in Syrië, laat staan dat hij zou oproepen tot een militaire interventie om de bevolking te beschermen zoals hij dat deed in Libië. Vindt u dat de VN met twee maten en twee gewichten werkt? Waarom krijgt de bevolking van Syrië minder bescherming dan de bevolking van Libië? Is de bedreiging voor hen dan minder erg?
Indien de VN-Veiligheidsraad en de NATO alsnog beslissen om militair te interveniëren in Syrië, zou België dan meedoen?
Verschillende Europese landen hebben het geweld in Syrië heel sterk veroordeeld. De Europese Unie is de belangrijkste handelspartner van Syrië. Worden er sancties overwogen? Zal de Europese Unie sancties nemen tegenover Syrië? Zo ja, welke? Doet België daaraan mee?
Belgen die in Syrië reizen of verblijven, worden aangemaand om terug te keren. Zijn er plannen voor eventuele evacuaties?
05.05 Minister Steven Vanackere: Sinds het begin van de betogingen in Syrië medio februari is de daaropvolgende repressie alsmaar harder geworden. De Belgische diplomatie heeft dat ook met bijzonder veel waakzaamheid gevolgd. Bovendien gaf dat aanleiding tot een aantal verklaringen en een gesprek met de collega’s van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie op 12 april.
De meest recente ontwikkelingen tonen aan dat ondanks een aantal aankondigingen van president Assad de herhaalde internationale oproepen tot een daadwerkelijke democratische dialoog en tot respect voor de fundamentele rechten niet zijn gevolgd door een effectief antwoord op de verzuchtingen van de Syrische bevolking. Vorig weekend heb ik dan ook die cyclus van steeds brutaler wordend geweld door de veiligheidsdiensten expliciet veroordeeld.
Ik heb ook de vraag van de secretaris-generaal van de VN om een onafhankelijk onderzoek gesteund, uiteraard als een eerste stap in het proces dat moet toelaten de verantwoordelijken voor het zinloze geweld tegenover burgers ter verantwoording te roepen.
Aangezien Syrië het verdrag van Rome niet ondertekend heeft, kan een verwijzing naar het Internationaal Strafhof alleen gebeuren door de Veiligheidsraad. Zoals eerder aangekaart, bewijzen de democratische verzuchtingen in de Arabische landen het ongelijk van wie beweerde dat universaliteit van de mensenrechten niet bestaat. Overal op onze planeet willen mensen vrij zijn, overal op onze planeet willen mensen zelf hun leiders kiezen, overal op onze planeet wil men zijn kinderen in een democratische omgeving tot ontplooiing laten komen.
De ontwikkelingen in elk land van de regio, zij het nu Tunesië, Egypte, Libië, Jemen of nu vandaag Syrië, moeten op hun eigen merites worden beoordeeld. De situatie vergt echter ook telkens opnieuw een specifieke behandeling, die maximaal door de lokale bevolking en de regionale en internationale partners gesteund wordt. Daarbij mogen we nooit vergeten dat de echte veranderingen maar tot stand komen door de verdiensten van de bevolking, die de moed heeft haar lot in eigen handen te nemen. De rol van de internationale gemeenschap moet er eerst en vooral in bestaan de bevolking te ondersteunen. Op dit ogenblik wordt de druk op Syrië diplomatiek opgevoerd.
Dans le contexte du Conseil des droits de l'homme au sein duquel la Belgique siège actuellement, notre pays appartient à un groupe restreint d'États qui plaident simultanément, d'une part, pour une séance extraordinaire du Conseil sur les développements des dernières semaines et les suites à y donner, y compris l'envoi d'une mission d'enquête indépendante. Cette séance aura lieu demain à Genève. D'autre part, ce groupe de pays plaide pour trouver avec nos partenaires asiatiques une alternative à l'élection de la Syrie comme représentant de leur groupe au Conseil des droits de l'homme dans le contexte actuel.
Dans ce sens, monsieur Brotcorne, cela est plutôt comparable à la situation d'un pays comme l'Iran plutôt que de la Libye. En effet, pour l'instant, la Syrie étant candidate, il y a encore moyen d'éviter qu'elle soit reprise dans le Conseil.
S'agissant de l'Union européenne, mes collègues et moi-même avons adopté le 12 avril une déclaration qui notait les gestes d'ouverture politique annoncés par le président Assad. De plus, nous avons surtout plaidé pour un calendrier précis et crédible de mise en oeuvre par les autorités syriennes des réformes demandées par la population, comme étant la seule manière de répondre aux préoccupations exprimées par les manifestants dans tous les pays. Il est clair que la poursuite des manifestations et les conséquences tragiques de la répression des derniers jours nous ont malheureusement donné raison quand nous nous exprimions avec une certaine suspicion au sujet de ces annonces.
En réaction à ces développements, la Belgique a plaidé ce lundi pour une initiative rapide de Mme Ashton pour la préparation d'une réaction par l'Union européenne. Dès lors, je me réjouis de la convocation d'une réunion d'urgence du Comité politique et de sécurité ce vendredi afin de discuter de toutes les options à notre disposition, y compris d'éventuelles sanctions ciblées contre les responsables de la répression actuelle, parlant bien sûr d'un visa ban et de ce qu'on appelle un asset freeze. La Belgique soutiendrait ces actions.
Je conclus en vous informant de la situation des Belges. Pour l'instant, il n'y a pas de menace directe pour les étrangers, et les Belges en particulier.
Het is natuurlijk wel duidelijk dat, naarmate het geweld toeneemt, de risico’s voor onze burgers toenemen. De ambassade in België beschikt over evacuatieplannen voor verschillende situaties. Een evacuatie van landgenoten zou ook in coördinatie met ambassades van andere lidstaten gebeuren.
Wij volgen de situatie op de voet. Wij staan ook in contact met de Belgen ter plaatse. Te uwer informatie, het gaat over ongeveer 430 landgenoten, waarvan 90 % bipatride is. Het merendeel geeft ook te kennen dat het niet wenst te vertrekken. De evacuatie van onze landgenoten is momenteel dan ook niet aan de orde.
05.06 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je vous remercie pour la réponse de laquelle je retire que beaucoup de rendez-vous internationaux seront déterminants dans les heures et les jours qui suivent, c'est-à-dire demain et au début de la semaine prochaine; que les engagements que vous prenez à l'égard du Parlement et que les positions que vous y défendrez sont conformes aux souhaits de ce parlement et de la ligne à suivre pour traiter ces évolutions dans les pays arabes.
Si chaque pays a besoin d'un traitement spécifique, il convient de ne pas oublier une forme de similitude existant dans des lieux peu éloignés les uns des autres. Cela fait partie d'un tout dans le cadre duquel la diplomatie internationale et surtout européenne prend toute sa place. Les populations concernées devraient ressentir le soutien de l'Union européenne envers ces revendications légitimes.
Je suppose que, dans les jours qui viennent, vous ne manquerez pas de faire rapport, notamment à la commission des Relations internationales.
05.07 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, je ne doute pas de votre proactivité dans ce dossier. Elle est établie. Comme l'a dit M. Brotcorne, chaque pays mérite un traitement spécifique car la donne est, à chaque fois, différente. Ce sont des situations complexes. En outre, la géopolitique est différente.
Toutefois, le véritable changement ne peut venir que de l'intérieur. C'est vrai en politique comme dans la plupart des situations, même vis-à-vis de soi.
La situation en Syrie présente un certain nombre d'aspects pouvant démontrer que le système est fragilisé. Effectivement, 230 membres du parti Baas, et non des moindres, ont démissionné récemment. La population est montée en puissance. Bien que le calendrier européen soit en marche, il me semble utile d'appuyer sur l'accélérateur. La population syrienne souffre et attend des signes clairs qui, je l'espère, pourront favoriser cette révolution qui viendra de l'intérieur.
Le président: Chers collègues, j'insiste sur le fait que les répliques ne doivent pas être une nouvelle intervention.
05.08 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik ben blij te horen dat u mee aan de kar wilt trekken in het dossier van de Mensenrechtenraad, om te vermijden dat, zeker op dit moment, Syrië daarin een zitje zou krijgen. Dat zijn de lessen die wij uit het verleden geleerd hebben. U weet dat ik ons land graag een voortrekkersrol zie spelen als het gaat om de verdediging van mensenrechten. Ik vond het een beetje vervelend eerst te moeten lezen dat vijf EU-lidstaten gecoördineerd de Syrische ambassadeur op het matje riepen en dat België daar nog niet bij was. Ik was blij toen ik, dezelfde dag, las dat België dat toch gedaan heeft.
Ik heb nog een suggestie in dat verband. In Libië was de steun van de Arabische wereld voor sancties, naast de dissidentie van interne ministers en ambassadeurs, een heel cruciale factor. Ik denk dat de Europese Unie en België hun diplomatieke inspanningen ook kunnen focussen op bijvoorbeeld Egypte en Tunesië, die nu toch een nieuwe koers zijn ingeslagen na hun eigen revoluties, en de Arabische Liga. Ik vind het onbegrijpelijk hoe zij zich opstellen, als men weet dat Amr Moussa, de secretaris-generaal, zelf presidentskandidaat is in het nieuwe Egypte. Er moet meer mogelijk zijn met meer diplomatieke inspanningen vanuit de Europese Unie. Ik reken erop dat dat gebeurt.
05.09 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ondanks de scherpe woorden van enkele landen is er dus duidelijk geen internationale bereidheid om de bevolking van Syrië te beschermen tegen de houding van het regime. Het contrast met de houding tegenover Libië legt de hypocrisie van het Westen bloot.
Een na een komen socialistische dictators die decennialang de vrienden van de westerse regeringen waren, onder druk van volksprotesten. Onze regeringen weten niet hoe te reageren, omdat zij de juiste analyse niet willen maken. In die landen zal er geen democratie naar westers model komen. Dat weet iedereen. Het socialistisch collectivisme zal vervangen worden door het islamitisch collectivisme. Het wordt hoog tijd dat Europa de ogen opent en een coherent islambeleid begint te ontwikkelen.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "studentenarbeid" (nr. P0251)
06 Question de M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le travail étudiant" (n° P0251)
06.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens de Paasvakantie – toevallig net de eerste drukke periode voor jobstudenten – hebt u de nieuwe regeling inzake studentenarbeid aangekondigd, met name 50 dagen gedurende het hele jaar vrij te kiezen. Er is één tarief. Het systeem is zeer flexibel, zeer transparant en zeer duidelijk. Het is een zeer goed systeem voor iedereen, zowel voor de studenten, voor ondernemers als voor de kleine zelfstandigen. Zij zullen zich nu beter kunnen organiseren voor studentenarbeid. Het systeem geniet onze volle steun. Wij hebben dergelijke regeling ook bepleit in onze eigen wetsvoorstel.
Toch heb ik twee vragen.
Ten eerste, als ik het goed begrijp, bestaat de budgetneutraliteit hierin dat het totale bedrag van de sociale bijdrage via de vroegere regeling, ook via de nieuwe regeling binnenkomt? Indien men dat echter spreidt over 50 dagen, maakt men de studentenarbeid eigenlijk goedkoper. Dat had niet gehoeven, meen ik. Het tarief was 8,83 en wordt nu in uw voorstel 8,13, heb ik begrepen. Waarom werd het niveau van het tarief niet behouden? Op die manier konden er zelfs meer sociale bijdragen binnenkomen.
Ten tweede, het systeem is zeer transparant. Iedereen kent zijn rechten en plichten in de nieuwe regeling. Mogen wij dan ook een streng handhavingsbeleid verwachten? Hoe organiseert u een sluitende controle van de nieuwe regeling, zodat niemand meer buiten de lijntjes kan kleuren, wat in het verleden soms gebeurde?
06.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vercamer, ik dank u voor uw steun. Zoals u weet zal de nieuwe regeling simpeler, soepeler, transparanter en minder duur zijn en dus heeft de regering een goede beslissing genomen.
De nieuwe solidariteitsbijdragen zullen volledig neutrale effecten sorteren. Voor de 50 dagen-regeling zullen wij een eigen solidariteitsbijdrage hebben van 5,42 % voor de werkgever en 2,71 % voor de student en dit voor het hele jaar, dus zowel voor de zomer als voor de winter. Dat is heel belangrijk.
In verband met het toezicht wordt er een geïnformatiseerd systeem opgezet om het aantal effectief gepresteerde dagen van het jaarlijkse contingent van elke student te tellen. Elke werkgever zal een multidimona-aangifte doen waarin het aantal dagen studentenarbeid wordt vermeld dat de student per kwartaal plant te verrichten op basis van de gesloten overeenkomsten. Deze gegevens vormen de basis voor de nieuwe teller voor studentenarbeid van de RSZ, die op elk moment zowel door de student als door de werkgever geraadpleegd zal kunnen worden.
Dat is natuurlijk transparanter voor iedereen en maakt een echt toezicht van onze administratie mogelijk.
06.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt uitgelegd hoe de berekening van de speciale bijdrage in elkaar zit, maar ik heb uw motivering niet gehoord waarom u het huidige tarief van 8,83 niet aanhoudt, maar het vermindert tot 8,13.
Ik pleit ervoor om dat nog eens te bekijken en om het niveau van de sociale bijdrage ongewijzigd te laten.
Voorts pleit ik ook voor een zeer transparante en gebruiksvriendelijke uitwerking van het systeem van de opvolging en voor een goede, sluitende controle.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "la fonction de géolocalisation des smartphones et tablettes numériques" (n° P0252)
07 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de geolocatiefunctie van smartphones en tabletcomputers" (nr. P0252)
07.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je voudrais revenir sur la polémique qui grandit depuis quelques jours quant à la présence dans les iPhone d'un fichier de géolocalisation qui permet de stocker sur une longue durée les déplacements des utilisateurs de ces appareils.
On ne remet pas en cause l'application de la géolocalisation, le problème est que ces données sont enregistrées à l'insu de l'utilisateur dans un fichier caché et donc non protégé.
On sait qu'Apple a d'abord nié, il a ensuite parlé d'un bug. Je ne crois pas à cette histoire du bug une seule seconde. Je considère qu'une société comme Apple, qui développe des brevets tels que la géolocalisation, peut difficilement parler de bug. Il doit être impossible à l'heure actuelle d'imaginer qu'on puisse se balader avec un mouchard dans son sac sans le savoir.
Si ces informations sont exactes, cela me semble particulièrement grave et cela constitue une intrusion caractérisée dans la vie privée.
Monsieur le ministre, quelle est la position des autorités belges et européennes face à cette possible violation de la vie privée? Comptez-vous interpeller Apple pour qu'il nous donne des éclaircissements quant aux révélations qui ont été faites par des chercheurs britanniques? À la lumière de ce cas, et de manière générale, pensez-vous qu'il faut renforcer les législations belge et européenne quant au développement des nouvelles technologies et quant au respect de la vie privée?
07.02 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je partage vos soucis et crois que ces événements sont tout à fait inacceptables.
Hier en commission, j'ai déjà répondu à des questions sur Google en disant qu'après étude de la Commission de la protection de la vie privée, une enquête judiciaire était en cours contre Google afin de savoir si c'est permis.
Maintenant, vous parlez de la géolocalisation, des iPad, des iPhone, il faut être clair. Légalement, c'est interdit. La loi est claire sur ce point.
Il y a une loi de 2005 sur les télécommunications, les opérateurs et les communications électroniques et, par ailleurs, il y a la législation de 2002 sur la vie privée. Sur la base de cette législation, la situation est déjà relativement claire.
Ceci dit, nous avons aussi la réglementation européenne qui est en cours d'élaboration. Nous attendons donc des propositions de la Commission européenne pour juin prochain afin de préciser davantage les nouvelles technologies, les nouveaux développements. Nous serons alors bien obligés de la suivre et de voir dans quelle mesure nous devons adapter nos législations.
J'ai de toute façon pris contact aujourd'hui avec la Commission de la protection de la vie privée afin de savoir, d'une part, si l'enquête était terminée et de quelle manière elle allait suivre le dossier et, d'autre part, si la législation belge était encore adéquate.
Je vais également écrire à Viviane Reding, la commissaire responsable au niveau européen, pour lui dire que les réglementations qui seront développées doivent tenir compte de ces propositions.
Il y a bien sûr aussi le dossier Sony qui touche plutôt à la cybercriminality. C'est encore une étape plus loin.
Je crois que sur la base de tous ces éléments, on doit suivre ce dossier très important. Le respect de la vie privée devient de toute façon une problématique très importante que nous devons suivre aux niveaux belge et européen afin de mettre fin à de telles pratiques inacceptables.
07.03 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.
Monsieur le ministre, je me souviens que nous avons participé à un colloque sur la cybercriminalité qui était organisé à Lille. À cette occasion, ce type de problématique avait déjà été soulevé.
Pour ma part, j'estime que l'iPhone ne "moucharde" pas par accident. L'excuse d'Apple me semble donc un peu faible.
Même si l'utilisateur donne son autorisation pour la géolocalisation, il faut travailler au niveau belge et européen pour offrir toutes les garanties quant au stockage et à la conservation des données et veiller à ce que ces dernières ne puissent en aucun cas être transférées à des tiers ou être utilisées à des fins commerciales ou autres.
En effet, après avoir fait, par exemple, une recherche sur internet, on reçoit des publicités. Un travail doit donc être effectué au niveau européen afin de mieux garantir la protection de la vie privée.
L'incident est clos.
- de heer Tanguy Veys aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de uitspraken omtrent de kostprijs van de splitsing van de NMBS" (nr. P0253)
- mevrouw Ine Somers aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de uitspraken omtrent de kostprijs van de splitsing van de NMBS" (nr. P0254)
- M. Tanguy Veys à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "les déclarations relatives au coût de la scission de la SNCB" (n° P0253)
- Mme Ine Somers à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "les déclarations relatives au coût de la scission de la SNCB" (n° P0254)
08.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik was begin april 2011 enigszins ongerust. Via de pers konden wij immers vernemen dat de totale schuld van de NMBS op jaarbasis opnieuw was gestegen. In 2009 bedroeg de schuld 2,7 miljard euro en in 2010 is dat bedrag gestegen naar 3,1 miljard euro.
Gelukkig kwam afgelopen week niemand minder dan Jannie Haek, die blijkbaar een financiële bolleboos is, meteen met een plan op de proppen om 100 miljoen euro te besparen.
Hij is namelijk tot de vaststelling gekomen dat niemand bezorgd was over het kostenplaatje van de splitsing, toen ze in een voor hem waarschijnlijk onbekende periode rond 2005 werd beslist. Hij was toen vermoedelijk pamfletten aan het bussen of affiches aan het plakken. Ineens heeft hij nu dus het licht gezien: de splitsing is blijkbaar financieel niet erg voordelig geweest.
Het verwondert mij dat hij nu pas voornoemde uitspraak doet en dat hij in het verleden nooit van dat probleem wakker heeft gelegen, laat staan dat hij ons de diverse malen dat hij in de commissie voor de Infrastructuur is komen spreken, op het probleem heeft gewezen.
Een ander punt dat mij opvalt, wanneer ik een aantal verslagen lees – ik verwijs naar verslagen van het Rekenhof alsook van de experts –, is dat de eigen NMBS-Holding vaak juist ten grondslag van de nadelen van de splitsing ligt, zowel op het vlak van slechte communicatie als op het vlak van de financiële kosten.
Tot slot, na het inkijken van het interview met de heer Haek, wil ik u twee citaten van hem voor de voeten werpen, indien u mij zulks toestaat.
Een eerste citaat houdt verband met de hoge kosten voor IT-communicatie en juridische dienstverlening. Hij verklaart: “Op zich geen problemen met die investeringen dat zij gestegen zijn, als zij ook maar iets zouden opleveren, maar dat is niet het geval.”
Ik haal nog een tweede citaat aan: “Die splitsing kost ons alleen maar geld en levert ons amper iets op.”
Mevrouw de minister, het is duidelijk dat de baas van de NMBS-Holding ter zake uit zijn rol valt. Hij zou beter zwijgen en iets aan het probleem doen, in plaats van hier een mistgordijn te spuien. De reizigers hebben zeker geen boodschap aan zijn uitspraken.
Daarom wil ik u hier vandaag de kans geven enige duiding bij zijn woorden te geven en een en ander recht te zetten.
08.02 Ine Somers (Open Vld): Mevrouw de minister, bij uw aantreden in 2007 hebt u een doorlichting gevraagd van de NMBS-structuur. Dat heeft geresulteerd in het rapport van Berger, dat wij in maart 2008 ter beschikking hadden en dat iedereen ondertussen kent.
Op een vraag in een commissievergadering eind 2010 hebben we daarover ook nog kort gesproken. U hebt toen gezegd dat er effectief een voorstel bestaat om de structuur van de NMBS-organisatie te verbeteren. Voor u moest dat het sluitstuk worden van uw NMBS-beleid. U zou dat echter ook pas ter discussie kunnen brengen en voorstellen op het moment dat u er zeker van bent dat het effectief uitvoering kan krijgen.
Sindsdien zijn er nieuwe elementen. Ten eerste, momenteel is op Europees niveau opnieuw de discussie aan de gang over de manier waarop splitsingen tussen spoorwegmaatschappijen en infrastructuurbeheerders moeten worden uitgetekend. Daarover ligt er een voorstel ter bespreking in de Commissie. We kunnen er nu al zeker van zijn dat het scheidingsniveau dat nu in de Europese wetgeving geldt, zeker niet afgezwakt zal worden, maar dat de lijst met essentiële functies die een strikte scheiding noodzakelijk maken, aangevuld zal worden. Met dat teken vanuit Europa moeten we zeker rekening houden.
Ten tweede, er zijn de aanbevelingen voortgekomen uit het onderzoek van de commissie naar het ongeval in Buizingen. In die aanbevelingen wordt duidelijk gemaakt dat de structuur van de organisatie herbekeken en geoptimaliseerd moet worden. Er is een grote vraag van Infrabel en de NMBS om zeker meer vat te krijgen op het HRM-beleid.
Laat dat nu net een van de punten zijn waarmee we afgelopen week in de kranten werden geconfronteerd. De CEO van de Holding, Jannie Haek, heeft gezegd dat de opsplitsing in drie entiteiten ons geld kost, 50 tot 100 miljoen euro per jaar, terwijl het niet efficiënt is, niets opbrengt. Hij zegt dat het alleen maar kosten zijn.
Mevrouw de minister, op basis van die drie elementen denk ik dat we dringend de structuur van de hele NMBS-organisatie moeten herbekijken.
Wanneer zal België proactief optreden en inspelen op de bestaande Europese liberaliseringstendens? Zullen wij de Europese logica volgen? Welke rol is er in dat kader weggelegd voor de holding? Wanneer zal er een voorstel ter zake op tafel gelegd kunnen worden en zullen de gesprekken aangevat kunnen worden?
08.03 Minister Inge Vervotte: De opsplitsing van de unitaire NMBS in drie delen is voor niemand een cadeau geweest, noch voor klant, noch voor de werknemers, noch voor het bedrijf zelf en ook niet voor de politiek. Daar moeten we duidelijk in zijn. Begin deze eeuw vroeg Europa om de essentiële functies onafhankelijk te maken. In België heeft dat in 2004 geleid tot een keuze voor een drieledige structuur. Persoonlijk ben ik van mening dat de tijd rijp is om de structuur verder te actualiseren.
Ik liet een externe consultant een studie uitvoeren naar de samenwerking in de NMBS-groep om de zaken te objectiveren. Dat heeft een beeld geschetst van alle knelpunten in de huidige werking van de NMBS-groep, denk bijvoorbeeld aan stiptheid, het beheer van de stations, de externe communicatie, ICT en het HR-beleid. Wij hebben niet gewacht om daarop een antwoord te bieden.
Wij hebben al verschillende stappen gezet en gewerkt aan afspraken tussen de bedrijven, service level agreements en coördinatie. Dat heeft geleid tot een aantal belangrijke verbeteringen en afspraken in de bestaande structuur. Daar verwijst de heer Haek ook naar. Service level agreements maken en coördinatie organiseren zijn kostenfactoren waarmee men rekening moet houden. Ook de opsplitsing van ICT, die vroeger unitair kon gebeuren, heeft heel belangrijke meerkosten met zich meegebracht. Ook op het gebied van huisvesting noteren wij bijkomende kosten door unbundling. Op het vlak van stiptheid is er een gezamenlijk actieplan van de NMBS en Infrabel, zoals ook uiteengezet in de commissie voor de Infrastructuur. Op het vlak van ICT en het beheer van vastgoed zijn er service level agreements gesloten tussen de Holding en respectievelijk Infrabel en NMBS. Daarenboven zijn er ook bijkomende initiatieven genomen om de onafhankelijkheid van essentiële functies te garanderen met het oog op verdere concurrentie.
Bepaalde knelpunten kunnen binnen de huidige structuur niet worden aangepakt. Verschillende vragen en onduidelijkheden wijzen op een nood aan duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden. Ik denk bijvoorbeeld aan de bevoegdheden in het kader van het stationsbeheer en de uit te voeren werken in de stations, die moeilijk begrijpbaar zijn voor de stakeholders en voor heel wat coördinatieproblemen zorgen. Met andere woorden, een actualisering van de structuur moet de kers op de taart zijn van al het geleverde werk met betrekking tot service level agreements, coördinatie en andere zaken waarnaar ik eerder verwees.
Ik heb eerder al aangekondigd dat ik plannen in die zin klaar had. Het dramatische ongeval in Buizingen en de val van de regering hebben die doorkruist. Binnen het huidige kader van lopende zaken zie ik geen mogelijkheden om verdere stappen op het governanceniveau te zetten.
Wat betreft de uitspraken van de heer Haek, wordt er in de EU momenteel inderdaad gewerkt aan de herziening van het eerste spoorwegpakket. De Europese Commissie mikt op meer concurrentie en rekent op de unbundling van de activiteiten. Verschillende operatoren, experts en studies geven aan dat er niet echt een correlatie bestaat tussen de graad van unbundling en de graad van concurrentie. Daarenboven is niet iedereen ervan overtuigd dat unbundling zal bijdragen tot een verbetering van economische en/of operationele performantie. In die context heeft de heer Haek ervoor gepleit om kritisch te zijn voor mogelijke verdere ontwikkelingen in Europa in die zin. Ik hoop dat men in de debatten in Europa rekening zal houden met die visies, alsook met onze ervaringen.
Uiteraard blijf ik ter beschikking van de Kamer en de commissie. Als men verdere stappen wil zetten in het dossier en als ik daarvoor wordt gemandateerd, dan zal ik daar heel graag op ingaan.
08.04 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik wil toch een kanttekening plaatsen. U zegt dat de splitsing geen gemakkelijke zaak was voor de politiek. Ik denk dat de politieke wereld in elk geval geen probleem had om in elk van die organen voor de nodige politieke benoemingen te zorgen.
Los daarvan denk ik dat u vandaag een kans heeft gemist om de heer Haek op zijn plaats te zetten. Wij zullen dat bij deze dan ook zelf doen. Ik pleit ervoor dat de heer Haek, in plaats van dat hij met de vinger naar Europa of de NMBS wijst, eerst eens voor eigen deur zou vegen, zodat er niet alleen vernieuwde en veilige stations en treinen komen, maar ook dat de treinen rijden, dat er meer treinen rijden en dat ze liefst ook nog op tijd rijden.
08.05 Ine Somers (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Uiteraard zullen er nog heel wat stappen moeten worden gezet. Bovendien konden door het ongeval in Buizingen en de val van de regering bepaalde stappen niet worden gezet. Feit is dat de structuur van de NMBS momenteel niet de meest efficiënte is. Dat werd niet alleen vastgesteld in de commissie die zich boog over het ongeval in Buizingen, en door experts bij analyse van diverse aspecten, maar nu ook door vertegenwoordigers van de Holding zelf
In landen waar de structuur iets efficiënter en minder rigide is georganiseerd, scoort men beter op het vlak van veiligheid, stiptheid en kostprijs. Wij mogen toch niet vergeten dat er 3,2 miljard euro belastinggeld naar de spoorwegen vloeit. Met die belangrijke gegevens moeten wij toch rekening houden bij de verdere organisatie van de NMBS.
L'incident est clos.
- de heer Siegfried Bracke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de recente golf van problemen met amokmakers in recreatieparken" (nr. P0255)
- de heer Filip De Man aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de recente golf van problemen met amokmakers in recreatieparken" (nr. P0256)
- de heer Bart Somers aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de recente golf van problemen met amokmakers in recreatieparken" (nr. P0257)
- M. Siegfried Bracke à la ministre de l'Intérieur sur "la vague récente de problèmes causés dans des parcs de récréation par des fauteurs de troubles" (n° P0255)
- M. Filip De Man à la ministre de l'Intérieur sur "la vague récente de problèmes causés dans des parcs de récréation par des fauteurs de troubles" (n° P0256)
- M. Bart Somers à la ministre de l'Intérieur sur "la vague récente de problèmes causés dans des parcs de récréation par des fauteurs de troubles" (n° P0257)
09.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil het met u hebben over de incidenten of rellen die er zijn geweest op het Blosoterrein in Hofstade, waar 200 jongeren met flessen en andere werptuigen begonnen te gooien naar een politiepatrouille. Het gaat om 200 jongeren die dat spontaan begonnen te doen. Wij vernamen ook nog dat zij niet van onze streek waren. Dat is wat letterlijk in de krant staat.
U hebt daarop gereageerd en strenge maatregelen aangekondigd. Ik lees die even voor, want het zijn er nogal wat. Er is sprake van een omheining, camera’s, identiteitskaartlezers, registratie van misdragingen en zelfs een zwem-, strand- en vijververbod, naar analogie van het stadionverbod in het voetbal. Het is overigens waar dat dit in het voetbal blijkt te werken.
Laat mij duidelijk zijn, wij steunen u, als u die strenge maatregelen zult nemen, omdat wie zich misdraagt ook moet worden aangepakt. Het komt erop neer dat wie de vrijheid van anderen wil beperken en zich de vrijheid permitteert om dat te doen in zijn vrijheid gelimiteerd moet worden.
Tegelijk vragen wij u om u niet te laten doen door mensen die zonder twijfel zullen opstaan en u zullen proberen duidelijk te maken dat de daders en de slachtoffers niet diegenen zijn die niet meer durven gaan zwemmen, maar dat de slachtoffers diegenen zijn die in onze samenleving, zoals dat heet, geen plaats krijgen om te leven. Wij hopen dat u zich daardoor niet laat beïnvloeden en dat u doet wat u zegt.
Anderzijds vrees ik dat wat u aankondigt, hoezeer wij dat ook steunen, niet genoeg is. U zult het niet onder controle krijgen. Als men de geschiedenis van dat soort incidenten bekijkt, dan blijkt dat die altijd van de ene naar de andere plaats verschuiven. Men zet vandaag een omheining. Ik hoop het niet voor u, maar ik vrees dat er een rel komt vlak voor die omheining of op de parking.
Men constateert dat het intussen wel stukken van mensen kost. Ik verneem dat er in Hofstade een kostensneeuwbal aan het rollen gaat voor de politiediensten, van 40 000 à 50 000 euro op een topdag. Ik denk dat u het niet onder controle kunt krijgen, omdat het probleem dieper zit. Het probleem zal maar opgelost zijn als u duidelijk maakt dat het geen wij/zij-probleem is, maar dat de regels gelden voor iedereen, en dat het geen zaak is van cultuurverschillen, want dat cultuurverschillen geen excuus kunnen zijn om andere mensen te pesten. Het zal maar opgelost geraken als men inziet dat dit land een land is dat kansen biedt aan iedereen.
Ik kom tot mijn vraag. In welke mate voert u in dezen, naast de aangekondigde maatregelen en het aangekondigde beleid, een ander, geïntegreerd beleid, namelijk een samenwerking met collega’s en allerlei andere niveaus? Met andere woorden, in welke mate gaat u verder dan de steekvlam?
Ik hoop dat dit zo is en dat het niet gaat om een project waarbij dergelijke jongeren die niet van de streek zijn, zoals dat heet, worden bevestigd in hun slachtofferrol en in hun onverantwoord gedrag. Ik hoop dat u een beleid zult voeren dat geënt is op verantwoordelijkheid en effectief, als het moet, op repressie.
09.02 Filip De Man (VB): Mevrouw de minister, het zal u verbazen maar ik ben eigenlijk blij met wat u een paar dagen geleden aangekondigd hebt. Echt waar! Une fois n’est pas coutume, maar toch. Wel moet gezegd worden dat dit maatregelen zijn die al een tijd gangbaar zijn in Huizingen – ook in Vlaams-Brabant gelegen – en dat de Vlaams Belangfractie in de provincie ervoor gezorgd heeft dat die maatregelen daar werden genomen.
Wat hebben wij nu vastgesteld? De heer Bracke heeft gelijk: de troep jongeren is verhuisd van Huizingen naar Hofstade.
Kortom, mevrouw de minister, het is goed dat u die maatregel gaat treffen. Maar alles staat en valt met de omheining, als ik mij zo mag uitdrukken. De omheining is niet voor morgen. De omheining zal nog weken of misschien maanden op zich laten wachten. Ik weet uit goede bron dat de buslijn Vilvoorde-Hofstade onlangs verkocht is aan een nieuwe privé-uitbater. Nu zondag 1 mei gaat die van start. De jongeren zullen niet nalaten van die faciliteit gebruik te maken. Voor komende zondag vrees ik dus het ergste.
Ik zou van u willen weten – u bent bevoegd voor de federale politie – of u in de komende weken of maanden vooraleer die omheining er staat, zult voorzien in voldoende federale politie, niet alleen in Hofstade, maar ook aan het station van Vilvoorde? Daar is trouwens de jongste weken voortdurend miserie met – ik kan het niet anders noemen – Marokkaans gespuis dat de mensen lastig valt. Ik hoop dat u een positief antwoord kunt geven en mij kunt verzekeren dat er de komende weken voldoende – dus geen 2 of 4 of 6 maar grote aantallen – federale politiemensen aanwezig zullen zijn, zowel in Vilvoorde als in Hofstade.
09.03 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in tegenstelling tot de eerste spreker ben ik ervan overtuigd dat een probleem zoals zich dat heeft voorgedaan in Hofstade perfect aan te pakken is. Er is het voorbeeld van Huizingen en van De Nekker in Mechelen waar zich twee jaar geleden soortgelijke incidenten hebben afgespeeld. Door een geïntegreerde en kordate aanpak zijn deze problemen perfect controleerbaar en beheersbaar.
Wat mij vooral interesseert, is wat er de komende dagen en weken zal gebeuren. Ik heb een viertal concrete vragen. Ten eerste, welke initiatieven, naast degene die u hebt aangekondigd, bent u van plan de komende weken en maanden te nemen om de mogelijke hinder en overlast die er nog zal zijn kordaat aan te pakken? Overweegt u daarbij onder meer een overleg met de burgemeesters en de lokale autoriteiten die in deze recreatieoorden ook een verantwoordelijkheid dragen?
Ten tweede, u had het over een databank. Daarvoor zal waarschijnlijk een wettelijk initiatief nodig zijn. Zult u dat zelf nemen of zult u dit aan het Parlement overlaten?
Ten derde, ik denk dat er nood is aan een goed draaiboek met best practices, maar ook met een modelreglement. Immers, in de verschillende provinciale centra is men reglementen aan het opstellen die van elkaar afwijken. Het zou heel handig zijn mocht overal eenzelfde reglement met dezelfde spelregels worden gehanteerd, opdat een sanctie in het ene domein ook een sanctie in het andere domein inhoudt.
Ten slotte, dit is een terugkerende vraag van mij. Op welke manier denkt u de ouderlijke betrokkenheid bij jongeren die in de fout gaan te versterken? Bent u bereid ter zake het debat aan te gaan met het Parlement om te kijken welke wetgevende initiatieven wij kunnen nemen?
In Mechelen hebben wij het NERO-project, waarbij ouders mee verantwoordelijk worden gemaakt voor het wangedrag van de jongeren. Dat project heeft de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie gewonnen en de recidive bij de jongeren is opvallend laag. Zou u dit voorstel als een inspiratiebron willen meenemen bij het bekijken hoe wij de overlast in de recreatiedomeinen kunnen indijken?
09.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, de basisregel is natuurlijk dat enkelen het plezier van vele duizenden niet mogen verbrodden. De recente gebeurtenissen in Hofstade waren geen alleenstaand geval, ook vorig jaar hadden we problemen in Hofstade en in de recreatiedomeinen in Wetteren en Kluisbergen. In 2007 waren er al problemen in Diest. Het verste dat ik kan teruggaan, acht jaar geleden, waren er heel wat problemen in De Ster in Sint-Niklaas en in De Lammekes in Grimbergen. U ziet dus dat het om een jaarlijks weerkerend probleem gaat.
Ik meen dat het tijd is om als overheid en wetgever de handschoen op te nemen en te bekijken op welke manier we aan het feit dat enkelen het plezier van duizenden willen verbrodden een halt kunnen toeroepen. Wij laten niet toe dat men dat gaat bederven. Recreatiedomeinen moeten plekken zijn waar families met kinderen kunnen komen om te surfen, te zwemmen en gewoon te genieten van het mooie weer zonder spanningen of incidenten.
Daarom roepen wij op 10 mei de lokale korpschefs en de directeurs van de recreatiedomeinen samen. Wij roepen alle betrokkenen samen – we kunnen dat ook uitbreiden tot de burgemeesters – om te bekijken welke best practices en welke draaiboeken er al bestaan, welke de goede elementen zijn waarop men zich kan baseren. Ik geef het voorbeeld van de De Nekker in Mechelen waar er een draaiboek bestaat evenals een intern huishoudelijk reglement om ervoor te zorgen dat als iemand één keer amok heeft gemaakt men die persoon altijd de toegang tot het recreatiedomein kan ontzeggen. Dat is iets wat op korte termijn kan gebeuren. Het is een uniform draaiboek dat eigenlijk bij wijze van spreken op een snelle manier kan gebruikt worden in recreatiedomeinen.
Het ideaal zou zijn om, naar analogie van wat we hebben in de voetbalwetgeving, die amokmakers te kunnen delen tussen recreatiedomeinen om op die manier, zoals collega Bracke zegt, ervoor te zorgen dat er geen verschuivingseffect komt. Men moet het probleem niet verplaatsen van de ene stad naar de andere stad. Daarvoor is er echter een wetswijziging nodig. Als minister in lopende zaken zal ik zelf uiteraard niet met een wetsontwerp naar het Parlement komen. Ik reik het Parlement de hand om samen met de parlementsleden en de nieuwe voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken te bekijken op welke manier we op korte termijn tot een aangepaste wetgeving in het Parlement kunnen komen. Op die manier kunnen we tot een draaiboek komen met een huishoudelijk reglement. Ik weet dat hier ook heel wat burgemeesters in het Parlement zitten, heel wat mensen die misschien net als ik ooit vakantiewerk hebben gedaan in een recreatiedomein, bootjes verhuurd hebben, en dus maar al te goed de sfeer van een recreatiedomein kennen.
Uiteraard zullen op die vergadering van 10 mei ook andere elementen aan bod komen. Zo zullen wij bespreken op welke manier men de gemeentelijke administratieve sancties kan aanwenden om ervoor te zorgen dat men de amokmakers administratieve sancties geeft; op welke manier een goede afsluiting en camerabewaking kunnen; op welke manier een goed beheer van de wachtrijen, het splitsen van ingang en uitgang, ook reeds heel wat problemen kan voorkomen; op welke manier men door het uitbreiden van de bevoegdheden van de domeinwachters ook echt paal en perk kan stellen aan die amokmakers; op welke manier, zeer belangrijk, wij kunnen samenwerken met de openbaarvervoermaatschappijen, zoals dat reeds gebeurt in sommige recreatiedomeinen, om op die manier sneller te detecteren wanneer iemand op weg is naar een recreatiedomein die niet de beste bedoelingen heeft. Dat zullen wij allemaal bespreken op 10 mei.
Mijnheer de voorzitter, ik hoop vooral dat wij hier in het Parlement vrij snel een reflectie kunnen doen om te kijken op welke manier wij een wetgevend initiatief kunnen nemen om de gegevensuitwisseling tussen recreatiedomeinen ook wettelijk te verankeren, net als wij dat gedaan hebben voor de aanpak van het hooliganisme in het voetbal.
De voorzitter: Het woord is nu aan de voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken.
09.05 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ten eerste, ik ben blij met uw antwoord, omdat ik ook vind dat het niet opgaat dat men, enerzijds, niet naar een recreatiedomein zou kunnen maar, anderzijds, wel met de kinderen naar het voetbal kan. Dat is een omkering van de dingen.
Ten tweede, ik ben ook blij met die grote vergadering, waarbij men effectief de toegang gaat controleren. Ik wil er alleen op wijzen dat wanneer men de toegang controleert, men riskeert het probleem te verplaatsen bijvoorbeeld naar de parking of de straten in de omgeving. Men komt er dus niet zo gemakkelijk af.
Ten derde, in verband met die wetswijziging, ik kan u zeggen dat wij als fractie ter beschikking zullen staan. Zoals gebruikelijk – men zegt het wel eens anders, maar het zijn kwatongen die dat beweren – zullen wij ook hier onze verantwoordelijkheid nemen.
09.06 Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik hoor nu spreken over een vergadering op 10 mei 2011. Mijn vraag ging over komende zondag, 1 mei 2011. Ik heb geen antwoord op mijn vraag gekregen. Ik voorzie een hoop miserie in Vilvoorde en in Hofstade, telkens het tijdens het weekend mooi weer wordt.
Nogmaals, de minister is blijkbaar niet beschikbaar om vóór 10 mei 2011 antwoorden op mijn vraag te zoeken. Dat is nogal ‘lammetjes’, als ik het zo mag uitdrukken.
Wat in Hofstade gebeurt, is werkelijk erg. De politie is er bekogeld. Er worden echter ook continu drugs verkocht. Er lopen tientallen drugdealers rond op de parkings aldaar. Er worden jongedames tegen hun zin bepoteld. Gasten die tussenbeide komen worden aangevallen.
Mijnheer Somers, u lacht. Bedoelde jongedames worden tegen hun zin bepoteld. Mevrouw, iemand kan ook met zijn zin worden bepoteld. Ik weet niet of u dat weet. Dat is echter zo.
Mijnheer de voorzitter, hiervoor genoemde, erge zaken dreigen de komende weken te blijven duren. Dat is heel jammer.
09.07 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, na de vorige, hoogstaande repliek zou ik u op mijn beurt willen bedanken. Ik zou er vooral op willen aandringen dat er een geïntegreerde aanpak komt, die zowel op als rond de betrokken domeinen wordt ontwikkeld.
Ten tweede, ik hamer erop dat wij ook naar instrumenten moeten zoeken, om ouders wiens kinderen zich misdragen, meer bij dergelijk wangedrag te betrekken en hen mede voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen. Wij moeten naar instrumenten zoeken, om zulks mogelijk te maken.
Het incident is gesloten.
- Mme Valérie De Bue au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, sur "l'utilisation de la piste 02/20 de l'aéroport de Bruxelles durant les dernières semaines" (n° P0258)
- Mme Myriam Delacroix-Rolin au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, sur "l'utilisation de la piste 02/20 de l'aéroport de Bruxelles durant les dernières semaines" (n° P0259)
- mevrouw Valérie De Bue aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "het gebruik van baan 02/20 van Brussels Airport gedurende de jongste weken" (nr. P0258)
- mevrouw Myriam Delacroix-Rolin aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "het gebruik van baan 02/20 van Brussels Airport gedurende de jongste weken" (nr. P0259)
10.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, les nuisances sonores constituent un problème qui nous préoccupe depuis plusieurs années.
Durant la législature précédente, deux accords ont été conclus, en 2008 et en 2010, sur le choix des pistes et les normes de vent. Malheureusement, il apparaît qu'ils ne sont ni respectés ni appliqués, ce qui provoque une utilisation abusive de la piste 02.
Les associations de riverains mettent en évidence que six des sept principes qui sous-tendent ces accords ne sont pas respectés.
D'abord, les normes de vent sont appliquées à toutes les pistes plutôt qu'aux seules pistes préférentielles. On utiliserait la référence de 5 nœuds au lieu des 7 nœuds décidés dans l'accord. Certains calculs des rafales de vent sont contestables de même que les mesures des vents en altitude, non basés sur des mesurages concrets. On se baserait sur des prévisions météorologiques ou des estimations alors qu'il a été convenu de prendre en compte des mesures réelles. Les instructions données à la DGTA en 2003 ne sont dès lors pas annulées, car on n'attend pas le dépassement de la vitesse de 7 nœuds pour changer de piste.
Monsieur le secrétaire d'État, comment pouvez-vous justifier une utilisation abusive et trop fréquente de la piste 02 qui, je le rappelle, est une piste plus courte et doit rester une piste d'appoint?
Comment expliquez-vous que, de 1997 à 2010, les mouvements de jour y ont été triplés et les mouvements de nuit quadruplés? En effet, en mars 2011, son utilisation aurait été de 45 % et pourrait s'élever à 50 % pour le mois d'avril. Pouvez-vous justifier ce fait?
Hier, nous avons appris qu'à l'initiative de Didier Reynders, le gouvernement a décidé la mise en place d'un groupe de travail pour évaluer le suivi et éventuellement l'abus d'utilisation de cette piste. Quel est le statut de ce groupe de travail? Quelle méthode comptez-vous utiliser? Quel planning des réunions est-il proposé pour aboutir à un rapport clair sur l'utilisation de cette piste?
Et ce matin, nous apprenions qu'une décision récente de justice a condamné sévèrement l'État belge et dénoncé une utilisation trop fréquente de cette piste.
Même en affaires courantes, j'ose espérer que vous ne resterez pas insensible à ce problème.
10.02 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la piste d'atterrissage 02 à Bruxelles-National semble passer du statut de l'exception à la règle, alors que cette piste de réserve est plus courte, la moins bien équipée et la seule qui soit en pente. En effet, en mars 2011, la piste 02 a été utilisée pour plus de 40 % des mouvements. Cette même piste a été utilisée en permanence pendant les vacances de Pâques et surtout durant le week-end pascal.
Il semblerait que le contenu de l'accord du gouvernement du 26 février 2010 en termes de normes de vent, de définition et de calcul des rafales de vent ne soit pas réellement appliqué sur le terrain. Cet accord prévoyait des conditions limitant l'utilisation de la piste 02 qui, je le rappelle, est une piste de réserve. Les pistes préférentielles 20 et 25 ne seraient plus utilisées à partir du moment où le vent arrière dépasserait la norme de 7 nœuds. L'accord prévoyait également que les rafales ne seraient prises en compte qu'à partir d'une vitesse maximale de 12 nœuds, et que les anticipations de piste seraient supprimées.
Sur le terrain, des instructions peu claires semblent avoir été données aux contrôleurs par Belgocontrol sur la base de courriers émanant de vous-même. Ainsi, la fameuse instruction de la DGTA du 26 août 2003 qui devait être supprimée, semble toujours produire ses effets. Les changements de piste ne se font pas en temps réel, mais bien anticipativement avec parfois une avance de 6 heures.
La météo utilisée pour les changements de piste n'est pas la météo observée en temps réel, mais bien une météo basée sur des estimations ou prévisions qui ne sont pas toujours vérifiées sur le terrain. Il s'ensuit que la piste d'atterrissage 02 est beaucoup trop souvent utilisée en anticipation sans que le vent n'ait réellement atteint ou dépassé la norme de 7 nœuds.
Monsieur le secrétaire d'État, la norme de vent arrière de 7 nœuds a-t-elle été clairement donnée comme instruction à Belgocontrol pour l'emploi des pistes 20 et 25? Le nouveau mode de calcul des rafales est-il correctement appliqué? L'instruction DGTA du 26 août 2003 est-elle supprimée? A-t-on mis fin aux anticipations dans les changements de piste comme prévu? Se base-t-on sur une météo fiable en temps réel pour changer de piste et pas sur des estimations de prévisions non fondées?
Pour quel motif a-t-on maintenu, jour et nuit, la piste 02, alors que l'intensité réelle du vent ne le justifiait pas? Pourquoi les administrations régionales de l'Environnement n'ont-elles pas un accès en temps réel à toutes les données météo de Belgocontrol qui motivent les changements de piste? Enfin, pourquoi les données METAR ou ATIS ne sont-elles pas prises en compte pour les changements de piste mais bien un logiciel GAMET qui n'est utilisé qu'à Bruxelles-National et qui n'a pas fait ses preuves en termes de fiabilité?
Le président: Madame Delacroix, je vous félicite pour votre première intervention. (Applaudissements) C'est la raison pour laquelle vous avez eu droit à un temps de parole un peu plus long. Monsieur De Croo, considérez cela comme un cadeau de bienvenue! Il y a bien longtemps que vous avez eu le vôtre!
10.03 Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Monsieur le président, mesdames et messieurs, les procédures de sélection des pistes faites par Belgocontrol sont soumises au contrôle de la direction Inspection de la Direction générale Transport aérien, laquelle est habilitée à exercer des contrôles surprises auprès de tous les services de Belgocontrol, en vue de s'assurer de la bonne application du système préférentiel des pistes.
En effet, depuis le 1er juillet 2010, par instruction du secrétaire d'État, les rapports des pilotes sur les vents en altitude excessifs sont également intégrés dans la procédure de sélection des pistes pour sauvegarder au maximum la sécurité du transport aérien. Je dois, par ailleurs, souligner que l'instruction de la DGTA du 26 août 2003 relative au choix des pistes en usage a été supprimée le 21 avril 2010, décision qui correspond à celle établie dans l'accord du gouvernement du 26 février 2010.
En ce qui concerne l'utilisation des pistes pendant le week-end de Pâques, on peut constater que certains messages parus dans la presse portant sur une utilisation continue de la piste 02 ne sont pas corrects. Le samedi 23 avril, la configuration 02-07 a été utilisée entre 11 h 10 et 20 h 30 parce que les forces maximales autorisées des composantes de vent arrière des pistes préférentielles étaient dépassées, c'est-à-dire plus de 7 nœuds de vent arrière et des rafales jusqu'à 15 nœuds et ce, sur les pistes 25 et 20.
Le dimanche 24 avril, la configuration 02-07 a été utilisée à partir de 15 h 00 après des plaintes reçues de pilotes au sujet d'un vent arrière trop fort en altitude dans les axes des pistes 25. La première de ces plaintes a été reçue vers 12 h 50 mais le changement de configuration de pistes n'a pu avoir lieu qu'à partir de 15 h 00. La composante de vent arrière au sol était de plus de 7 nœuds pour la piste 20. À 21 h 50, le vent s'étant calmé, la configuration 25 gauche et droite a été mise en place en conformité avec le PRS, le Preferential Runway System. Cependant, de nouvelles plaintes concernant le vent en altitude ont été reçues et c'est pour cette raison que la piste 02 a été choisie à 23 h 00 au lieu de la piste 20.
Malgré le fait que le vent au sol était à 30 degrés et entre 5 et 8 nœuds, ce qui rendait possible l'utilisation de la piste 20, un vent de 17 nœuds était signalé à une hauteur de 500 pieds, ce qui aurait provoqué de nouvelles plaintes de la part des pilotes si on avait décidé de recourir à la piste 20.
Cette situation d'un vent fort en altitude a persisté le lundi 25 avril, et ce en combinaison avec une inversion de température marquée à 1 000 pieds durant la matinée. Le vent au sol s'était calmé le lundi matin mais à une hauteur de 1 000 pieds, une vitesse de 20 nœuds était toujours signalée. Le décollage d'un avion avec un vent arrière en combinaison avec une inversion de température est absolument inadmissible: ceci peut mener à une perte instantanée d'altitude de l'avion. Dans le courant de la journée de lundi, le vent au sol s'est amplifié, ce qui a rendu nécessaire de continuer dans la configuration 02/07.
Vu l'utilisation de pistes qui se croisent, impliquant un risque accru, la distance supplémentaire à parcourir par les avions et la diminution de la capacité d'accueil d'avions en utilisant la configuration 02-07, cette configuration n'est utilisée qu'en l'absence d'autre possibilité dans les limites de l'utilisation des pistes imposée.
La preuve nous en a été donnée le dimanche 24 avril en essayant, toutefois sans succès, de mettre en utilisation la configuration du PRS, qui a résulté en deux changements de configuration en moins d'une heure. De manière générale, on essaie de maintenir une utilisation stable des pistes.
Ceci démontre que les services de contrôle du trafic aérien ont fait le maximum pour appliquer le PRS. Je ne souhaite cependant pas accepter que la pression politique, ou toute autre pression, ait pour résultat que les services de contrôle du trafic aérien prennent des risques qui mettent en danger la sécurité du trafic aérien. Par ailleurs, je me dois d'ajouter que le problème de l'utilisation et de la concentration sur la piste 02 peut facilement être évité par la réalisation de l'ILS sur la piste 07.
Le président: Je me rends bien compte que les questions posées revenaient de commission et que les réponses étaient très longues. Nous sommes sortis purement et simplement de la logique des questions orales urgentes. La Conférence des présidents va à nouveau devoir se pencher sur cette situation.
10.04 Valérie De Bue (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. J'attends beaucoup du groupe de travail car cette réponse reprenant des faits ne nous satisfait pas. Il faut vraiment clarifier et objectiver les données car, on le sait, il n'y a pas de transparence chez Belgocontrol. Dans d'autres aéroports, on peut consulter directement les données météorologiques et se rendre compte des choix en toute transparence. Cela n'existe pas à Bruxelles-National. À plusieurs reprises, nous avons demandé l'instauration d'une autorité de contrôle indépendante qui pourrait, en temps réel, justifier l'utilisation des pistes et surtout répondre aux questions des riverains. Vous parlez de problèmes politiques; c'est justement là qu'il y a un problème politique! C'est vers une autorité de contrôle indépendante que nous devons aller.
10.05 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos explications.
Nous n'avons pas tout à fait les mêmes informations. Personnellement, j'ai des amis pilotes qui m'ont rapporté que la tour de contrôle leur communiquait, deux minutes avant leur atterrissage sur la piste 02, un vent au sol qui est souvent signalé comme inférieur à 7 nœuds. Avouez que c'est interpellant.
Je pense qu'il faudrait peut-être un audit de l'Organisation de l'aviation civile internationale ou d'Eurocontrol pour déterminer si la gestion de l'utilisation des pistes de l'aéroport respecte la norme de 7 nœuds.
En tout état de cause, le cdH réitère avec force sa volonté de faire respecter l'accord de gouvernement et d'en revenir à une utilisation préférentielle et stricte de la piste 25 pour les atterrissages au-dessus des deux couloirs non constructibles du plans de secteur.
Nous n'hésiterons pas à revenir vers vous en commission si nous devions constater de nouvelles interrogations.
Enfin, pour le cdH, il est primordial que l'État belge respecte la décision de justice rendue le 14 avril.
Le président: Vous avez été très longs. La question et la réponse: la responsabilité est partagée!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Nous avons terminé cette très longue séance de questions orales urgentes. Je vois que certains membres se plaignent. Il me semble que certains devraient acquérir un peu d'autodiscipline. Je ne peux pas constamment interrompre les orateurs.
Chers collègues, nous devons maintenant discuter d'un certain nombre de propositions de loi.
Outre le rapporteur de la première proposition de la loi, trois orateurs sont inscrits.
Outre le rapporteur de la deuxième proposition de loi, 11 orateurs sont inscrits.
Et, enfin, outre le rapporteur de la troisième proposition de loi, 8 orateurs sont inscrits.
11 Proposition de loi modifiant la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisation (1106/1-4)
11 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (1106/1-4)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Karine Lalieux,
Philippe Blanchart, David Clarinval, Olivier Henry, Marie-Christine Marghem,
Linda Musin, Bruno Tobback, Liesbeth Van der Auwera
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Le rapporteur, M. George n'étant pas là, je renvoie à son rapport écrit.
11.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, chers collègues, la proposition de loi n° 1106, qui est soumise au vote de votre assemblée, est le résultat d'un travail fructueux effectué au sein de la commission Économie, présidée par Mme Van der Auwera.
La proposition a été initialement déposée par Mme Lalieux, dont je voudrais souligner la qualité des interventions en commission. Nous avons également travaillé, M. Clarinval et moi-même, à cette proposition ainsi que tous les collègues de la commission Économie.
Je préciserai uniquement quatre points de la proposition, qui vise en fait à adapter le régime de stockage de gaz naturel à la situation actuelle, notamment au règlement européen 715/2009.
Mais avant tout, je souhaiterais rappeler brièvement le contexte de ce dossier. La SA Fluxys, gestionnaire des infrastructures de gaz naturel en Belgique pour le transport, le stockage et le gaz liquéfié, dit LNG, possède une infrastructure de stockage de gaz naturel à Loenhout.
Actuellement, cette infrastructure ne peut bénéficier qu'à un type de client, la distribution publique. L'évolution du marché de gaz naturel en Europe, depuis la première directive gaz transposée en droit belge en avril 1999, a marqué un pas décisif, notamment avec l'augmentation des interconnexions entre les différentes régions d'Europe.
En conséquence, la distribution publique a un choix plus important pour s'approvisionner en gaz naturel et s'en est évidemment ressentie cet hiver.
Ainsi, les intercommunales n'utilisent plus nécessairement le stockage de gaz à Loenhout; plus exclusivement en tout cas.
La proposition 1106 vise à permettre que, dans le cadre du règlement européen sur l'accès aux infrastructures gazières, l'accès au stockage puisse être ouvert non seulement à la distribution publique, mais également aux autres fournisseurs, ainsi qu'aux producteurs de gaz.
Comme indiqué précédemment, je voudrais émettre quatre remarques importantes dans ce dossier.
Premièrement, le système mis en place permet à tout opérateur gazier qui le désire de prendre et de souscrire des capacités de stockage selon des règles non discriminatoires, fixées dans le code de bonne conduite, ainsi que le précise l'arrêté royal du 21 décembre 2010. Cela veut dire que les opérateurs actuels, tels Electrabel et Gaz de France, par exemple, pourront toujours s'ils le désirent, souscrire des capacités, et ce, en parallèle avec de nouveaux souscripteurs.
Deuxièmement, la proposition de loi permet que des producteurs de gaz puissent effectivement souscrire des capacités de stockage dans le respect du code de bonne conduite en respectant le critère de non-discrimination et les tarifs encadrés par la CREG. Ainsi les producteurs Statoil et Gazprom pourront souscrire des capacités de stockage.
Il convient de relever ici l'intervention du premier ministre pour son appui accordé à ce projet. Il s'agit en effet d'un point important, car ce type d'opérateur gazier renforce la sécurité d'approvisionnement de gaz étant donné que ce type d'opérateurs fera transiter une grande quantité de gaz par notre pays plutôt que par d'autres voies de transit.
Il est important aussi – et cela se déduit de ce que je viens de dire – que la Belgique, en ce compris la Flandre, reste un carrefour pour les flux de gaz. Vu le caractère international du marché du gaz, il est aussi important que cette matière reste fédérale, ce qui explique et justifie d'autant mieux l'intervention du premier ministre.
Troisièmement, la proposition de loi impose des obligations de service public en cas de pénurie. Si une pénurie survenait, par exemple dans le cadre d'une crise internationale, l'utilisateur de l'installation de stockage de Loenhout, comme Gazprom, devra mettre les capacités concernées à la disposition du gestionnaire de transport de gaz naturel, à savoir la société anonyme Fluxys. Dans une telle situation, le GRT Fluxys devra mettre ce gaz à la disposition des clients protégés, c'est-à-dire les utilisateurs finaux, via les intercommunales.
Quatrièmement, en modifiant le régime de stockage, nous évitons à la société anonyme Fluxys, dont les communes sont actionnaires majoritaires, un coût pour la non-utilisation des infrastructures de stockage, ce qui entraîne à moyen et long termes une augmentation de la facture de l'utilisateur et une diminution des dividendes dans le chef des communes. D'ailleurs, dans ce contexte, je m'interroge sur le fait que le directeur de l'administration du ministre Magnette n'ait pas soutenu plus vigoureusement ce projet. J'ose espérer qu'il ne défendait pas les thèses des shippers qui voulaient maintenir un régime préférentiel favorisant la spéculation.
Dans un autre ordre d'idées, M. Clarinval et moi-même sommes heureux, ainsi que d'autres membres de la commission, qu'on ait retiré de ce texte ce qui avait trait à la certification, à la désignation de l'autorité et aux études prospectives pour se concentrer sur l'essentiel, à savoir le stockage de gaz.
Finalement, je souligne qu'en cette période particulière de la vie politique, le Parlement a démontré une fois de plus qu'il pouvait faire des réformes utiles pour maintenir la place de la Belgique sur le marché européen du gaz.
11.02 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, voor u ligt een klein stukje wetgeving. Ik mag wel zeggen dat dit een geluk, is want het initiële voorstel van collega Lalieux was veel omvattender. Hoewel de autonomie van het Parlement mij zeer genegen is, hebben wij in de commissie toch wel moeten vaststellen dat de toedracht van dit wetsvoorstel nogal ver ging.
Het ging namelijk om de omzetting van het derde pakket Europese richtlijnen en de daarmee de gehele, verdere afwikkeling van de liberalisering van de gasmarkt. Na rijp overleg in de commissie en daarbuiten, en voortbouwend op een aantal snedige amendementen van eigen hand hebben wij beslist om slechts twee artikelen te weerhouden uit het voorstel. Deze twee artikelen zijn zeer nuttig omdat zij de regeling van de gasopslag, vooral in Loenhout, in regel stellen met de Europese vereisten.
Als dit wetsvoorstel wordt goedgekeurd, zullen wij erin slagen om op een betere manier de allocatie van deze opslag toe te kennen en hoeven wij niet voort te gaan op allerlei overeenkomsten gesloten tussen premiers van soms schimmige mogendheden. Wij kunnen eindelijk de toekenning van deze opslaglocatie op de markt brengen, zoals het in een geliberaliseerde markt hoort.
Ik hoop op uw aller steun te kunnen rekenen voor deze twee summiere, maar toch belangrijke artikelen.
11.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, chers collègues, comme on l'a rappelé, le marché européen du gaz naturel est en pleine mutation. Les réserves européennes, qu'elles soient aux Pays-Bas ou en Angleterre, s'épuisent peu à peu.
En vue de compenser ce déclin de production européenne, de grands volumes de gaz devront être importés à partir de sources plus éloignées. C'est la raison pour laquelle de grands projets d'investissement internationaux ont vu le jour. On citera des projets de transport par canalisation de gaz en provenance de la Russie ou encore de la Mer Caspienne. On pense encore à d'autres projets, notamment au projet Nabucco. Les investissements pour construire les pipe-lines et les terminaux GNL ou des capacités de stockage se multiplient. Les routes du gaz vers l'Europe et sur le continent se redessinent. Ces mouvements constituent un défi, mais aussi une opportunité pour notre sécurité d'approvisionnement.
L'idéal pour un pays non-producteur de gaz est d'avoir une infrastructure d'approvisionnement directement reliée aux sources. Cependant, pour pouvoir se le permettre, il faut investir d'énormes capitaux que seuls les plus grands pays peuvent consentir. On comprend bien que le marché belge, par sa taille, ne sera jamais assez rentable pour s'offrir son propre pipe-line vers la Russie ou la Norvège. Cet idéal étant hors de portée, la stratégie de la Belgique a toujours été de valoriser sa position géographique entre les sources et les divers marchés de consommation finale dans le Nord-Ouest. Le but recherché est d'asseoir notre sécurité d'approvisionnement sur les flux gaziers transfrontaliers à destination d'autres pays.
Afin d'assurer les besoins des ménages et des entreprises, la Belgique doit se saisir des évolutions actuelles du marché européen pour intensifier son rôle de plaque tournante en attirant sur son territoire de nouveaux flux gaziers.
La présente proposition de loi – on l'a rappelé – entend contribuer à cet objectif stratégique en réformant le régime de stockage auquel notre gestionnaire de transport et de stockage de gaz, Fluxys, est tenu aujourd'hui.
Selon la législation actuelle – Mme Marghem l'a rappelé –, Fluxys doit allouer prioritairement les capacités de stockage aux fournisseurs qui alimentent les réseaux de distribution belges. Les fournisseurs qui vendent leur gaz sur le marché belge peuvent donc prétendre à un droit prioritaire sur les capacités de stockage dont Fluxys dispose.
Ce système qui, à l'origine, était avantageux pour les clients belges se révèle aujourd'hui inadapté aux mutations que connaît le marché du gaz européen.
On constate ainsi que les fournisseurs de gaz travaillent de plus en plus à flux tendu. Auparavant, ils utilisaient les capacités de stockage comme un moyen de faire face aux pics de consommation, par exemple en hiver. Maintenant, ils vont chercher cette flexibilité dans le gaz échangé à travers leurs capacités d'interconnexion. C'est particulièrement le cas de notre petit pays qui est évidemment très bien interconnecté avec l'Angleterre, l'Allemagne, les Pays-Bas et la France.
Ajoutons à cela que si le gestionnaire d'installation de stockage est également obligé d'allouer prioritairement et annuellement les capacités de stockage aux fournisseurs belges, rien n'oblige en revanche ceux-ci à effectivement utiliser ces capacités.
On a donc enregistré ces dernières années une baisse de la demande de stockage au point de remettre en cause la viabilité économique des installations concernées et une perte financière énorme pour Fluxys.
Afin de répondre à cette nouvelle réalité, il nous paraissait donc nécessaire de modifier le régime de stockage. La proposition de loi remplace la règle d'allocation prioritaire annuelle en faveur des fournisseurs du marché belge par un nouveau système qui a été expliqué par Mme Marghem. Je ne vais donc pas revenir dessus.
Le nouveau mécanisme évite les spéculations mais garantit également les missions de service public, avec des obligations de clients prioritaires pour la sécurité d'approvisionnement sur le marché belge.
Chers collègues, vous l'aurez compris, cette proposition minimaliste vise à renforcer l'attractivité de notre système de stockage pour les entreprises gazières. Ainsi, nous pourrons nous affirmer comme carrefour de gaz naturel dans le Nord-Ouest de l'Europe avec tous les bénéfices que cela suppose pour notre sécurité d'approvisionnement, pour la santé financière de Fluxys et pour l'emploi dans un secteur hautement stratégique en Belgique.
Comme les autres l'ont fait, je voudrais saluer le travail que nous avons réalisé en commission de l'Économie. Tous les groupes, tous les parlementaires ont essayé d'arriver à un compromis dans ces temps difficiles. Je remercie donc également toutes les personnes qui se sont mises autour de la table pour aboutir à ce compromis.
J'espère d'ailleurs que d'autres compromis viendront dans cette commission et que nous aurons un débat aussi serein la semaine prochaine sur la rente. Mais ceci est une autre histoire.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1106/4)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1106/4)
La proposition de loi compte 3 articles.
Het wetsvoorstel telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
12 Proposition de loi visant à interdire le port de tout vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage (219/1-4)
- Proposition de loi interdisant de porter dans les lieux et espaces publics des tenues vestimentaires masquant le visage (85/1-2)
- Proposition de loi sur l'exercice de la liberté d'aller et venir sur la voie publique (754/1-2)
12 Wetsvoorstel tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt (219/1-4)
- Wetsvoorstel betreffende de invoering van een verbod op het dragen van gelaatverhullende gewaden in openbare ruimten en op openbare plaatsen (85/1-2)
- Wetsvoorstel betreffende de uitoefening van de vrijheid van gaan en staan op de openbare weg (754/1-2)
Propositions déposées par:
Voorstellen ingediend door:
- 219:
Daniel Bacquelaine, Corinne De Permentier, Denis Ducarme, Jacqueline Galant,
Kattrin Jadin, Gwendolyn Rutten, Patrick Dewael
- 85:
Filip De Man, Alexandra Colen, Rita De Bont, Barbara Pas, Annick Ponthier, Bert
Schoofs
- 754:
Catherine Fonck, Christian Brotcorne
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces trois propositions de loi. (Assentiment)
Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze drie wetsvoorstellen te wijden. (Instemming)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
12.01 Leen Dierick (CD&V), rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de commissie voor de Binnenlandse Zaken heeft de wetsvoorstellen besproken in haar vergadering van 30 maart 2011. Met 14 stemmen tegen 1 bij 1 onthouding heeft de commissie besloten niet het advies in te winnen van de afdeling wetgeving van de Raad van State. Voorts heeft zij met 15 stemmen tegen 1 het verzoek verworpen om hoorzittingen te organiseren.
Mevrouw De Permentier heeft het basisvoorstel verder toegelicht in de commissie. Zij verwees hierbij naar de bespreking die vorig jaar reeds rond dit voorstel werd gevoerd, toen een gelijkaardig wetsvoorstel voor de plenaire vergadering van de Kamer werd goedgekeurd in de vergadering van 28 april 2010. Dit wetsontwerp werd echter door de ontbinding van de Kamers niet meer door de Senaat behandeld. Het voorliggende voorstel legt dus opnieuw een zelfde tekst voor ter goedkeuring van het Parlement.
Mevrouw De Permentier heeft er eveneens op gewezen dat ons land toen het eerste Europese land was waarin dergelijk verbod werd goedgekeurd. Ondertussen werd reeds een verbod ingesteld in Frankrijk en wordt ook in andere Europese landen wetgevend werk geleverd om een dergelijk verbod in te stellen. Volgens de spreekster is het noodzakelijk dat eenieder in het openbaar identificeerbaar moet zijn. Het onttrekken hieraan veroorzaakt moeilijkheden op het vlak van de openbare veiligheid. Mevrouw De Permentier wijst vervolgens op de diverse gemeentelijke reglementen die op dit vlak bestaan om een verbod in te stellen, maar die zorgen voor rechtsongelijkheid tussen de inwoners van de verschillende gemeenten waar al dan niet een verbod bestaat.
Tot slot wijst de spreekster op het respect voor de culturele diversiteit. Die diversiteit moet echter hand in hand gaan met een model van beter samenleven. De praktijk van de boerka wordt in vele landen door vrouwen bestreden. Het hoort ook aan ons land toe, volgens de spreekster van de MR, om hen een signaal van steun te geven in hun strijd.
Mevrouw Ponthier licht in naam van haar groep een gelijkaardig wetsvoorstel toe en verwijst hiervoor eveneens naar de bespreking van het vorige ontwerp op het einde van vorige legislatuur. De beweegredenen van het Vlaams Belang zijn volgens de spreekster in eerste instantie gericht tegen de toenemende islamisering. Daarnaast moet het verbod op dergelijke kleding ook de openbare veiligheid bevorderen, zodat identificatie van personen ten allen tijde mogelijk is. Tot slot wijst de spreekster op de onmogelijkheid van verbale en niet-verbale communicatie die door dergelijke kleding wordt veroorzaakt. Bovendien moet volgens mevrouw Ponthier de wettelijke regeling tegemoetkomen aan de gemeentelijke vraag naar meer rechtszekerheid.
Mevrouw Ponthier wijst tevens op de symbolische waarde die schuilgaat achter het dragen van de boerka. Die komt volgens haar fractie overeen met het verwerpen van alle Westerse normen en waarden en staat voor de beknotting van de fundamentele rechten van de mens, en van de vrouw in het bijzonder.
Van dit verbod gaat volgens mevrouw Ponthier een emancipatorische kracht uit voor deze vrouwen, maar tegelijk verbetert het de openbare veiligheid.
Mevrouw Fonck stelt ook haar voorstel voor, dat aan dit basisstuk werd gekoppeld en een zelfde doel nastreeft. Haar voorstel gaat uit van een bekommernis om het samenleven van mensen. De spreekster wijst op het vrij recente fenomeen van de boerka in onze samenleving, dat nochtans steeds in omvang toeneemt. Het zou volgens mevrouw Fonck onverstandig zijn te wachten met maatregelen tot het gebruik ingeburgerd is.
Voor de cdH-fractie betekent het dragen van de alles bedekkende sluier een drastische breuk met de fundamentele beginselen van onze samenleving, alsook met het samenleven, de burgerzin en de maatschappelijke band. De visuele herkenning via het gelaat en de gelaatsuitdrukking is fundamenteel in onze samenleving, wat door het dragen van de alles bedekkende sluier wordt belemmerd.
Het gebruik van de alles bedekkende sluier doet volgens mevrouw Fonck ook afbreuk aan de menselijke waardigheid en identiteit. Het onttrekt de vrouwen in kwestie aan elke vorm van menselijkheid. Het staat tevens symbool voor het ontkennen van fundamentele rechten, zoals het recht op onderwijs, het recht te beschikken over het eigen lichaam, het recht vrij te gaan en te staan op de openbare weg, en het recht op een eigen en vrije meningsuiting.
Daarnaast wijst mevrouw Fonck op het aspect van de veiligheid. Zij verwijst onder meer naar de aanvallen op postkantoren in Frankrijk waar de daders zich onherkenbaar hadden gemaakt met allesbedekkende sluiers.
Ten slotte moet ook op de juridische problemen gewezen worden, en op de problemen die rijzen bij de toepassing van gemeentelijke reglementen die een verbod instellen. Er is volgens de spreekster nood aan een duidelijke wetgeving opdat alle burgers dezelfde rechtspositie hebben.
Het wetsvoorstel van cdH gaat uit van de vrijheid te gaan en te staan, maar men moet wel op elk moment kunnen worden herkend en geïdentificeerd. Geen enkele vrijheid is volgens haar fractie absoluut. Dit wetsvoorstel legt dan ook bepaalde limieten op. Nochtans kan ook cdH zich terugvinden in de tekst die als basisvoorstel wordt voorgelegd.
Bij de algemene bespreking wijzen de verschillende sprekers van CD&V, PS, Open Vld, N-VA, MR, LDD en de Ecolo/Groen-fractie op het belang van dit wetsvoorstel. Hun argumentatie voor steun aan dit wetsvoorstel is telkens gebaseerd op dezelfde elementen: het in gedrang komen van de openbare veiligheid door de niet-identificeerbaarheid van personen met alles bedekkende kledij, de noodzaak in een wettelijke regeling te voorzien naast de mogelijkheid tot gemeentelijke administratieve sanctionering.
De principiële redenen waarom de sprekers zich verzetten tegen de boerka of nikab zijn dat zij een aantasting zijn van de menselijke waardigheid en dat zij de gelijkheid en menselijke behandeling van vrouwen tegengaan.
Mevrouw Almaci kan zich eveneens in de doelstellingen van het voorstel terugvinden, maar vreest voor de toepasbaarheid en stelt voor eerst het advies van de Raad van State te vragen. Zoals eerder opgemerkt, werd dit verzoek verworpen. Voorts vindt mevrouw Almaci dit onvoldoende. Volgens haar moet er vooral werk worden gemaakt van een beter omkadering van de slachtoffers van dergelijke praktijken. Zij vreest dat deze slachtoffers anders twee maal slachtoffers worden.
Mevrouw Brems vraagt hoorzittingen met de mensenrechten- en vrouwenrechtenorganisaties te organiseren. Ook dit verzoek werd verworpen. Zij is het niet eens met de stelling dat meerdere landen zich achter dergelijk verbod scharen. Zij verwijst daarbij naar eerder werk dat zij als academicus omtrent dat thema heeft verricht. Mevrouw Brems beroept zich verder op de visie van verschillende organisaties en instanties die menen dat een dergelijk verbod indruist tegen de fundamentele mensenrechten en de grondwettelijke vrijheden.
De heer Dedecker dient een amendement in dat voorziet in een nieuw artikel 563bis van het Strafwetboek. Het bevat een uitdrukkelijk verbod op allesverhullende islamitische klederdracht, met name boerka of nikab, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen. Dat amendement wordt verworpen.
De heer Dedecker dient ook een tweede amendement in dat ertoe strekt het opschrift te wijzigen in “een uitdrukkelijk verbod op het dragen van de boerka of de nikab.” Ook dat amendement wordt verworpen.
Het gehele wetsvoorstel wordt eenparig aangenomen.
Tot hier gaat het verslag.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, wij zijn er met CD&V van overtuigd dat een wettelijke regeling die een algemene bepaling in de Strafwet opneemt, naast de mogelijkheid om ook nog gemeentelijk administratief op te treden, de beste manier is om een dergelijk verbod op te leggen.
Het is duidelijk dat er verschillende redenen zijn waarom wij in ons land de praktijk van de allesverhullende kledij niet aanvaardbaar vinden.
Het vrijwaren van de veiligheid is voor ons essentieel. Het is niet zozeer een objectief gevaar dat uitgaat van het dragen van gelaatsverhullende kledij, maar veeleer een subjectief onveiligheidsgevoel. Het gezicht speelt immers een belangrijke rol in het sociaal contact tussen mensen. Wie zich intentioneel onttrekt aan die sociale interactie, creëert nu eenmaal argwaan tegenover de medemens. Bovendien moet iedereen die zich op de openbare weg bevindt, te allen tijde identificeerbaar zijn.
Wij zijn van mening dat iedereen het recht heeft om een bepaalde geloofsovertuiging en -uiting te hebben, maar die uiting moet wel degelijk passen binnen onze normen en waarden, binnen onze maatschappij en onze wetten. Het dragen van gelaatsbedekkende kledij past daar duidelijk niet in.
Wij willen nogmaals herhalen dat dit verbod niet tegen een bepaalde geloofsovertuiging is. Het verbod is algemeen en verbiedt elke mogelijke kledingdracht die identificatie en face-to-face contact onmogelijk maakt. Het is wel gericht tegen een bepaalde strekking van mensen die zich afzet tegen onze manier van samenleven, een open maatschappij waar gelijkheid van iedere mens centraal staat. Dat verbod is dan ook een zeer duidelijk signaal dat wij dergelijke praktijken in onze samenleving niet dulden.
Elke vrijheid heeft zijn grenzen, en die begint daar waar men aan andere mensen grenzen oplegt.
De verplichting of de vrije keuze om een boerka te dragen doet afbreuk aan de vrijheid van onze hele samenleving en de waarden waarvoor wij allemaal staan. Wij kunnen dit niet aanvaarden. Wij mogen dit niet aanvaarden.
CD&V zal dit voorstel dan ook goedkeuren.
12.02 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, eerst en vooral wijs ik erop dat de N-VA-fractie heel consequent het voorliggend voorstel opnieuw zal steunen, net zoals tijdens de vorige legislatuur en in de commissie, enkele weken geleden.
Ik zal mijn uiteenzetting kort houden, maar wel een aantal argumenten aanhalen die aangeven waarom wij het een sterk en goed voorstel vinden.
Collega’s, er zijn verschillende redenen waarom mensen hun gelaat willen bedekken. Om die redenen in hun culturele context te kunnen plaatsen, moeten wij de cultuur in onze maatschappij splitsen, enerzijds in de privécultuur en anderzijds in de publieke cultuur. De privécultuur betreft de persoonlijke levenssfeer en uit zich in eetgewoontes, levensstijl en eventueel kleding. De publieke cultuur houdt het geheel van waarden en normen van onze maatschappij in.
Ik zal dit even duiden aan de hand van een voorbeeld.
Wanneer iemand thuis in zijn woonkamer een bivakmuts wil opzetten, kan hij dat volgens ons zonder problemen doen. Wanneer die persoon zich echter met een bivakmuts op zijn hoofd in de openbare cultuur begeeft, dan betreedt hij de leefwereld van onze maatschappij, waar normen en waarden gelden, rond dewelke wij allen samenleven en rond dewelke wij allen gewoon zijn te leven. Betreedt hij onze leefwereld met een bivakmuts op zijn hoofd, dan verstoort hij deze leefwereld. Onze mensen, onze maatschappij met haar normen en waarden, geven immers aan dat zij zoiets niet op straat willen tegenkomen. Eenieder heeft daarvoor zijn eigen redenen, maar het gaat sowieso om een vaste waarde.
Tijdens de vorige commissievergadering heb ik gemerkt dat sommige leden van de problematiek steevast een religieus debat willen maken. Laat het duidelijk zijn dat deze materie voor ons veel verder gaat en veel breder is dan een boerkaverbod. Wij hebben het over een algemeen verbod en een algemene sanctie, om onze maatschappij, zoals wij ze gewend zijn, leefbaar te houden.
Voor de leden die toch op het religieus aspect blijven hameren, heb ik twee opmerkingen. Ten eerste, niemand kan aanvaarden dat religieuze regels of reglementen van om het even welke godsdienst boven onze wetten komen te staan.
Ten tweede, de collega’s die ooit hebben durven beweren dat wij met dit verbod de moslims zouden viseren hebben het ook fout. Het tegendeel is waar. Het is een goede wet voor de moslimgemeenschap die zich in onze maatschappij wenst te integreren. Zij zullen blij zijn met deze wet. De dames die nu vrij kunnen rondlopen in onze maatschappij zullen opgelucht ademhalen. Zij zullen wel bij onze maatschappij betrokken worden, zij zullen niet langer bekeken worden als extremisten en zullen verlost zijn van alle excessen en vooroordelen waarmee zij soms worden geconfronteerd.
Het is slechts een kleine groep van moslimextremisten die dit veroorzaakt hebben en die dit nu niet langer zullen kunnen. Het is dus niet gericht tegen de moslimgemeenschap. Laten wij duidelijk zijn, extremisten kunnen slechte dingen veroorzaken, ook de katholieken; niet elke katholiek is lid van Opus Dei.
Ik kom tot mijn besluit. Voor de N-VA-fractie is dit een goede, belangrijke wet. Ze is goed voor het behoud van onze maatschappij, onze waarden en onze normen.
12.03 André Frédéric (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le port du voile intégral est, pour mon groupe, une des expressions les plus noires de la soumission de la femme. Il faut le dire sans hésiter, le voile intégral n'est pas un symbole religieux, il est le symbole de la soumission et de la réclusion des femmes.
Personne ne reste indifférent à ces images de femmes dont on ne distingue que les yeux, personne ne reste indifférent à ce symbole d'inégalité qu'il représente.
Cela fait un long moment que ce débat est né dans l'opinion publique de la société civile et qu'il s'est déplacé dans le champ politique. Cette proposition de loi a déjà fait l'objet d'un vote unanime voilà juste un an, avant la fin de la législature précédente. Et, de fait, ce consensus s'est retrouvé en commission quant au principe de l'interdiction même du port du voile intégral dans l'espace accessible au public.
Néanmoins, des différences sont survenues dans la réflexion pour savoir s'il fallait légiférer au niveau fédéral, s'il fallait une inscription dans le Code pénal ou s'il fallait laisser aux communes la décision de règlements communaux. Un consensus s'est finalement dégagé, qui nous satisfait, et qui fait que le Parti Socialiste soutiendra cette interdiction du port du voile intégral dans l'espace public.
Et ce, au moins sous trois aspects: d'abord, le respect du droit des femmes dans l'espace public, puis le vivre ensemble et, enfin, la sécurité publique.
Interdire le port du voile intégral sur la voie publique est tout d'abord une question liée au droit des femmes, qu'il faut réaffirmer sans cesse: la femme est libre et l'égale des hommes. Le voile intégral est le symbole de la négation de cette liberté et de cette égalité. Interdire le port de la burqa dans l'espace public équivaut à réaffirmer haut et fort la liberté et l'égalité des femmes.
Nous devons repousser ces idéologies non liées à une religion et qui tentent d'imposer dans l'espace public un symbole d'un rapport homme-femme fondé sur la domination, la pression, voire la menace, ce qui est inadmissible. Nous pouvons mettre en exergue, dans ce cadre, la question de la dignité des personnes.
Peut-on laisser un individu revendiquer dans l'espace public un tel signe d'asservissement qui porte atteinte à sa propre dignité? Pour mon groupe, il est clair que non. Le PS refuse d'entendre que cette proposition porterait atteinte à la liberté religieuse. Je répète que, pour nous, le voile intégral n'est pas un symbole de liberté religieuse, mais un symbole de soumission.
Pour résumer, nous devons et pouvons opposer un refus à l'expression sur la voie publique d'idéologies ou de systèmes de pensée qui nient l'idée de progrès, de civilisation, de démocratie, d'égalité entre les sexes. À l'heure où des débats importants se mènent pour tendre à l'égalité entre les hommes et les femmes, notamment en matière de salaire, ce débat semble anachronique, une discussion d'un autre temps pour ne pas dire une régression ou un retour vers l'obscurantisme.
Une deuxième motivation est la dimension du vivre ensemble, essentielle à nos yeux.
La diversité enrichit notre société, certes, mais le visage découvert, c'est tout de même le premier élément du dialogue, du respect de l'identité. Un sourire, un regard, voilà les premiers contacts entre les personnes! Notre société basée sur l'égalité peut-elle excepter cette fin de non-recevoir à tout échange humain, à toute vie sociale épanouie que signifie le port du voile intégral sur la voie publique. Pour mon groupe, il est clair que non!
Enfin, il faut reconnaître que le port du voile dans l'espace public est susceptible de porter atteinte à l'ordre public, parce qu'il permet de dissimuler son visage, mais pas seulement. L'ampleur du vêtement permet aussi de cacher des armes. Même si les situations ne sont pas nombreuses, on a assisté à ce genre de situation extrême chez nos voisins français. Et tout simplement, ce type de vêtement empêche l'identification. Il peut donc être source d'anxiété dans tout lieu fréquenté par le public.
En ce qui concerne les modalités de l'interdiction, mon groupe a toujours privilégié la mise en place de règlements communaux pour régler ce problème. On peut citer des exemples, tant à Bruxelles qu'à Molenbeek, où le système d'amendes communales fonctionne bien.
La proposition dont nous débattons aujourd'hui rencontre notre préoccupation. C'est la raison pour laquelle nous l'approuvons sans réserve, car elle prévoit, d'une part, l'interdiction générale via le Code pénal, mais elle permet, d'autre part, aux communes, dans le cas où les parquets ne sanctionnent pas, de pratiquer ces règlements communaux. Nous voterons donc ce texte sans réserves.
Toutefois, nous attirons votre attention sur la nécessité d'une politique d'explication en la matière. Le but de cette loi n'est pas de stigmatiser une communauté en particulier, à cause de sa foi ou de ses croyances. Je le répète, cette loi ne concerne pas le domaine de la religion et de sa pratique. Elle concerne l'expression du respect du droit des femmes, la sécurité publique et le vivre ensemble au sein de la société.
Chers collègues, je rappellerai, au nom de mon groupe, que nous nous opposerons toujours à celles et ceux qui utilisent les libertés démocratiques pour les retourner contre la démocratie.
12.04 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, chers collègues, voilà maintenant un an que nous avons débattu de cette proposition de loi que nous avons déposée au début de l'année passée.
Au mois d'avril 2010, il s'est passé deux choses importantes: la démission du gouvernement et le vote, à l'unanimité moins deux abstentions, de l'interdiction du port de la burqa ou du niqab, de tous les vêtements qui cachent partiellement ou totalement le visage.
Nous revenons avec cette proposition car elle n'a pu être relevée de caducité pour poursuivre son chemin vers le Sénat puisque nous sommes toujours dans une période d'affaires courantes. Il nous a semblé utile, pour que cette proposition puisse être suivie d'effets, qu'elle refasse le parcours parlementaire.
Cette proposition a été déposée avec mes collègues Corinne De Permentier, qui l'a fort bien défendue en commission, Denis Ducarme, Jacqueline Galant, Kattrin Jadin, Gwendolyn Rutten et Patrick Dewael. Nous nous réjouissons que ce texte ait pu servir de base aux débats en commission de l'Intérieur et que nous puissions en débattre en séance plénière aujourd'hui.
Je ne cacherai pas qu'il est peut-être nécessaire de répondre à ceux qui considèrent que l'interdiction de vêtements particuliers dans l'espace public ne possède pas un fondement juridique incontestable. On entend souvent ces arguments à propos de cette proposition. Ces arguments ont été utilisés en France lors du vote de l'interdiction de la burqa. L'avis du Conseil d'État français a été interpellant dans le cadre de la notion de défense des libertés individuelles. Je ne veux pas éluder ce problème.
Bien entendu, la ratio legis de la loi que nous proposons aujourd'hui concerne essentiellement la sécurité. Nous avons effectivement cherché la raison la plus "incontestable" pour justifier cette proposition de loi et éviter des remises en question ultérieures. Nous avons insisté sur la nécessité de prévoir une proposition qui interdit pour améliorer la sécurité publique et faire en sorte que cette sécurité ne soit pas mise en danger. C'est une réalité mais cela ne peut être l'unique justification de la proposition dont nous débattons maintenant. D'autres arguments vont au-delà de l'aspect sécuritaire.
Il est vrai que je prends souvent cet exemple de l'attitude que doit adopter un instituteur ou un professeur dans une école lorsqu'il reçoit une maman en burqa qui vient rechercher un enfant dans une cour de récréation. Comment cet instituteur ou ce professeur peut-il avoir l'assurance que la personne qui vient rechercher l'enfant est bien la personne qui peut le faire en toute légalité?
On ne peut nier cet aspect sécuritaire et protectionnel. Toutefois, au-delà, il y a une raison encore plus fondamentale: le fait que nous sommes en charge, me semble-t-il, en tant que parlementaires, en tant que pouvoir législatif, de la protection et de la préservation de l'espace public pour ce qu'il représente en tant qu'espace de liberté. Cette préservation de l'espace public me paraît être un devoir essentiel. Or l'espace public est en danger lorsque la liberté qui s'y exerce menace sa survie elle-même. Il n'y a pas de liberté sans limite, nous le savons! D'ailleurs, la Convention européenne des droits de l'homme prévoit expressément que lorsqu'elle défend la liberté de culte ou la liberté d'aller et de venir, il y ait des possibilités de restriction à ces libertés; en effet, la liberté individuelle se heurte toujours plus ou moins à un certain moment à la liberté d'autrui.
Je pense que le corps même de cette proposition nous indique bien la nécessité de défendre le principe de reconnaissance qui est indissociable du droit. S'il n'y a plus de reconnaissance mutuelle ou de reconnaissance réciproque, il n'y a plus aucun fondement au droit. Que fait le droit sinon régir les relations entre individus? Si ces individus ne savent plus se reconnaître, s'il n'y a plus de relation possible entre ces individus, il n'y a plus matière à régir les relations entre ces personnes. Donc, la reconnaissance mutuelle est un principe essentiel qui fonde le droit; je dirais même qu'il est antérieur au droit. De ce fait, tout ce qui porte atteinte à cette possibilité de reconnaissance mutuelle doit être combattu.
Elisabeth Badinter a très bien pris en compte ces éléments lorsqu'elle est venue déposer devant l'Assemblée nationale française lors du débat sur la même proposition que celle dont nous débattons aujourd'hui. Elle disait: "Je tiens à souligner combien le port du voile intégral est contraire au principe de fraternité.
Porter le voile intégral, c'est refuser absolument d'entrer en contact avec autrui ou, plus exactement, refuser la réciprocité ou la reconnaissance. La femme ainsi vêtue s'arroge le droit de me voir mais me refuse le droit de la voir." Elle soulignait cette violence symbolique que représente cette non-réciprocité.
Nous voulons défendre la possibilité de préserver un espace public dans lequel la reconnaissance réciproque et mutuelle reste le fondement des relations interpersonnelles. Bien entendu, certains prétendent que nous irions par-là à l'encontre de la liberté de culte ou de religion. C'est évidemment faux! Il n'y a pas ni dans le Coran, ni dans les Sourates, ni dans les Hadiths, ni dans quelque texte que ce soit de mention ou de référence au voile intégral. Il y a bien entendu une instrumentalisation de cette coutume vestimentaire qui vient d'Afghanistan et des Talibans mais il n'y a aucune dimension religieuse au port de ce vêtement, si ce n'est dans son dévoiement, dans les dérives auxquelles peuvent prêter toutes les opinions, toutes les convictions, toutes les religions.
Nous nous plaçons aujourd'hui sur un autre terrain que celui de la préservation ou non de la liberté de culte. Bien entendu, au-delà de la liberté de culte, il y a la liberté d'expression, la liberté individuelle de porter le vêtement que l'on souhaite. Il y a à cette liberté des limites, des restrictions. Celles-ci doivent être dictées par la nécessité de préserver la qualité de l'espace public et la possibilité, dans cet espace public, de s'exprimer librement. Or, la liberté de l'expressivité, au-delà de la liberté d'expression, passe nécessairement par la reconnaissance et par le visage. Levinas a fort bien fait de dire, dans son ouvrage Totalité et infini, que c'est par le visage que s'exprime la fraternité et l'humanité.
Par cette interdiction, nous voulons marquer notre conviction qu'il est important de préserver l'ordre public, l'espace public et la possibilité de se reconnaître dans une société où la relation entre individus reste un fondement nécessaire. Imaginons un instant que toute personne, dans un espace déterminé, à un moment donné, porterait un vêtement qui le rendrait non identifiable et non reconnaissable. La vie s'arrête!
Présidente: Corinne De Permentier, deuxième vice-présidente.
Voorzitter: Corinne De Permentier, tweede ondervoorzitter.
Je dis toujours à ceux qui s'opposent à cette interdiction: qu'ils aillent au bout du raisonnement et qu'ils réfléchissent à la situation où tout d'un coup plus personne ne serait reconnaissable. La vie serait alors impossible. Elle ne durerait d'ailleurs pas très longtemps sans violences excessives. Quand on considère ces différents arguments, nous devons voter ce texte sans aucune hésitation car il représente une avancée qui permet d'accroître la qualité de l'espace public, de favoriser la reconnaissance des individus.
Reste l'argument lui aussi essentiel: ce que peut représenter l'instrumentalisation d'un vêtement par rapport aux droits et aux valeurs fondamentales, collectives, essentielles qui régissent la vie en société. Parmi ces valeurs figure l'égalité de l'homme et de la femme. Il nous paraît qu'à certains moments, pas toujours, le port de tels vêtements traduit, est le signe de la prise de possession, de la domination de l'homme sur la femme. Cela doit nous interpeller. Au-delà de notre confort quotidien dans notre pays, certaines femmes luttent dans d'autres pays jusqu'à la mort pour défendre leurs droits, pour défendre l'égalité entre l'homme et la femme. Nous n'avons pas le droit de passer cela sous silence, de faire comme si cela n'existait pas et de nous prêter au contraire à une certaine complicité envers ces exactions et ces tentatives de soumission et de domination de la femme.
C'est la troisième raison, au-delà de la sécurité, au-delà de la reconnaissance mutuelle et réciproque, pour laquelle cette loi est importante: reconnaître comme valeur essentielle et fondamentale l'égalité de l'homme et de la femme.
Chers collègues, voilà les trois raisons pour lesquelles cette proposition a été déposée. Ce sont aussi les trois raisons pour lesquelles nous adopterons cette proposition qui, je l'espère, recueillera un très large assentiment.
12.05 Bart Somers (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, collega’s, het debat over wat men gemeenzaam het boerkaverbod is gaan noemen, is een fundamenteel debat. Het hangt samen met de vraag welke samenleving wij willen. Wat is onze kijk op de mens en de menselijke waardigheid, op de gelijkheid van man en vrouw? Waar staan wij voor? Hoe gaan wij om met diversiteit, globalisering, migratie en het verschil in overtuiging, levensbeschouwing en cultuur?
Onze fractie, dat is evident, staat voor een liberale samenleving. Dat is een samenleving in vrijheid. Wie vrijheid zegt, zegt natuurlijk onmiddellijk ook diversiteit. Wij moeten met die diversiteit leren omgaan. Wij moeten daar zelfs ruimte voor creëren. Wij zullen in de loop van de komende jaren onze wetgeving, onze regelgeving en onze samenleving moeten verruimen en verbreden om meer ruimte te geven aan die groeiende diversiteit. Een samenleving in vrijheid is echter ook een samenleving waarin elke mens telt, elke mens uniek is en elke mens kansen moet krijgen om zijn of haar leven uit te bouwen, zijn of haar talenten in te zetten, zich te ontplooien en te emanciperen.
Net daar maakt een boerka of een nikab de zaken moeilijk en onmogelijk. Ze zijn eigenlijk een aanslag op de menselijke waardigheid. Ze tasten de mens aan in zijn essentie. De persoon die een boerka draagt, is namelijk compleet gedesindividualiseerd. Elke menselijke interactie wordt onmogelijk gemaakt. Elke communicatie en elk functioneren als sociaal wezen worden kapotgemaakt. Dat is nu net de essentie van ons mens-zijn. Ook elke mogelijkheid tot emancipatie, tot participatie aan de gemeenschap wordt gehypothekeerd. In die zin is een boerka niet alleen een aanslag op de waardigheid van de betrokken vrouw en wordt niet alleen haar mens-zijn aangetast, eigenlijk tast een boerka of een nikab de waardigheid aan van alle vrouwen en van alle mensen. In die zin is een boerka of een nikab ook de ultieme negatie van samenleven, laat staan multicultureel of intercultureel samenleven.
Sommige collega’s hebben zich de voorbije weken in de commissie ontpopt tot islamologen of moslim- of korandeskundigen. Ik ben dat niet. Ik behoor niet tot die Gemeenschap. Ik wil dat ook in dit debat bewust niet zijn. Religieuze of levensbeschouwelijke voorschriften zijn niet het kader waarin mijn fractie deze wet wenst te evalueren. Ik heb te veel respect voor de vrijheid van levensbeschouwing, voor de vrijheid van godsdienst om van op dit spreekgestoelte te bepalen wat de Koran of een ander heilig boek al dan niet zou voorschrijven.
Mijn kader is een ander kader. Mijn kader is mijn liberale overtuiging. Het respect voor de onaantastbaarheid van elk individu, de Verlichting, de moderniteit. En vanuit dat kader, vanuit die invalshoek kijk ik naar deze problematiek. Ik vind bij Karl Popper, zowat onze goeroe, in zijn boek Open Society and his Ennemies een heel mooi citaat. Hij zegt, ik citeer: “Onbeperkte tolerantie ten aanzien van intolerantie of onverdraagzaamheid leidt uiteindelijk tot het verdwijnen van tolerantie.”
Collega’s, lossen wij het probleem van vrouwen, die om verkeerde redenen worden opgesloten in een kerker van een boerka en een nikab op door die te verbieden? Emanciperen wij daardoor die vrouwen? Geven wij die vrouwen daardoor volwaardige kansen in onze samenleving? Ik zal u daar heel eerlijk op antwoorden: nee. Dat is absoluut onvoldoende. Er is veel meer nodig om mensen te emanciperen. Er is veel meer informatie, betrokkenheid en kansen op emancipatie nodig. Men moet ook mannen kansen aanreiken om hen te emanciperen en hen te bevrijden van vooroordelen en verkeerde denkbeelden. Er is veel meer werk nodig.
Wanneer het alleen maar blijft bij deze wet, bij dit verbod hebben wij onvoldoende onze verantwoordelijkheid opgenomen. Deze wet is een begin en geen eindpunt. Het is een begin voor het geven van kansen aan vrouwen die vandaag deze kansen niet krijgen. Ik zou namens mijn fractie willen oproepen om ter zake meer te doen dan alleen maar het installeren van dit verbod.
Dit verbod is echter ook noodzakelijk. Het is een lijn trekken. Het is duidelijk maken waar wij voor staan, waar onze samenleving, de moderniteit en de Verlichting voor staan. Het is ook een houvast bieden. Het is vrijheid creëren. Het is met open vizier zeggen waarvoor wij staan.
12.06 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, mesdames, messieurs, notre groupe réprouve sans la moindre ambiguïté le port du voile intégral. Ce vêtement qui isole et opprime pose de problèmes de sécurité et de convivialité de l'espace public. Mais il est surtout le signe odieux de la plus grande oppression dont certaines femmes sont encore victimes. Cela est absolument clair et ne peut être toléré. Nous voterons donc en faveur de l'interdiction du port du voile intégral sur la voie publique.
Il est possible que, pour certaines femmes, cette interdiction mène à une incapacité encore plus grande à sortir de chez elles. Il est donc important qu'au niveau communal et dans les quartiers, des actions de contact soient menées avec les femmes que l'on sait cloîtrées chez elles par leur époux ou leur famille si elles ne portent pas ce voile intégral. Ces contacts sont nécessaires afin de leur éviter une trop grande solitude, un trop grand repli sur la vie de famille.
Ce sont des services sociaux spécialisés capables d'intervenir avec tact et professionnalisme qui devront tenter ces contacts avec les femmes et leur famille.
Cela dit, il faut rappeler qu'heureusement, cette question ne concerne qu'un très petit nombre de femmes en Belgique. De plus, les images que nous recevons quotidiennement du printemps arabe qu'elles soient sanglantes ou empreintes de liberté et d'espoir nous montrent vraiment très peu de femmes en burqa, mais plutôt des personnes habillées presque comme vous et moi.
Nous voterons ce texte, mais notre vote ne sera pas unanime. Nous aurions vraiment souhaité que l'avis du Conseil d'État soit demandé afin de nous assurer de la proportionnalité de cette mesure d'interdiction générale au regard des libertés fondamentales telles que consacrées par l'article 9 de la Convention européenne des droits de l'homme.
En l'absence de cet avis, des membres de notre groupe estimeront en âme et conscience ne pas pouvoir voter cette interdiction généralisée, contrairement à la grande majorité d'entre nous.
12.07 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitter, collega’s, niemand zal raar opkijken wanneer ik zeg dat het Vlaams Belang uitermate verheugd is dat hier vandaag een verbod op de boerka en op de nikab wordt goedgekeurd. Net als in tal van andere dossiers wordt hiermee het nut van een rechtlijnige oppositiepartij bewezen. Vlaams Belang was hierin de trendsetter: ons eerste voorstel dateert van 1988. In 2004 diende het Vlaams Belang een wetsvoorstel in tot invoeging in het Strafwetboek van een verbod op het dragen van gelaatsverhullende gewaden in openbare ruimten en op openbare plaatsen. Andere partijen volgden ons, soms noodgedwongen en een beetje tegen heug en meug.
Ik wil hier, net als vorig jaar trouwens, toen het voorstel voor het eerst ter sprake kwam, verwijzen naar de soms nogal hypocriete houding van een aantal partijen zoals Open Vld, die nu medeondertekenaar van het voorstel is geworden, maar wiens minister Turtelboom vorig jaar nog antwoordde op een vraag van collega De Man dat het haar niet aangewezen leek om een stringente regelgeving in te voeren, omdat het maatschappelijk debat omtrent de materie zo divers is. Het kan verkeren, mijnheer Somers.
Ook de fractie van Ecolo/Groen!, die in de commissie met aandrang vroeg om de bespreking van onderhavig voorstel uit te stellen om ter zake een advies aan de Raad van State te vragen en om hoorzittingen te organiseren, heeft het voorstel uiteindelijk goedgekeurd. We weten natuurlijk allemaal waarom ze de goedkeuring uit willen stellen; een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.
Mevrouw Brems, uw argument in de commissie als zou het voorstel bijdragen tot de islamofobie en als zou de beboeting daders maken van slachtoffers, slaat naar onze mening nergens op. Het gaat hier om een ontkennen van de verantwoordelijkheid. De moslimbevolking in dit land en elders in de wereld heeft nood aan een verlichtingsperiode in plaats van dat ze zich laten gijzelen door fundamentalistische gebruiken. En ja, ze zullen het grotendeels zelf moeten doen, maar wij bieden hierbij steun, daar waar nodig.
Mevrouw de voorzitter, collega’s, er zijn meerdere motiveringen die een gebod op gelaatsverhullende gewaden, in de volksmond boerkaverbod genaamd, kunnen rechtvaardigen. Een ervan, en een belangrijke, is het garanderen van de openbare veiligheid, een van de kerntaken van de overheid. Het dragen van een boerka of nikab veroorzaakt problemen met betrekking tot verbale en non-verbale communicatie, inzake identificatie, herkenbaarheid en zelfs verkeersveiligheid. Het garanderen van de openbare veiligheid is natuurlijk wel een van de kerntaken van de overheid en daarom alleen al is het verbod perfect te verantwoorden en het moment om de beslissing te ontnemen aan de gemeentebesturen en die bij de overheid te leggen, is dus nu aangebroken.
Een van de meest gebruikte tegenargumenten is het begrip godsdienstvrijheid. Men moet er echter rekening mee houden dat de levensbeschouwelijke vrijheid niet absoluut is – dat werd hier reeds verschillende keren gezegd – en dat ook andere bepalingen van de Grondwet en de universele wetgeving, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dienen te worden gerespecteerd.
Zo voorziet het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens letterlijk in de mogelijkheid tot het opnemen in de wet van beperkingen van de godsdienstvrijheid wanneer die beperkingen kunnen bijdragen tot de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de gezondheid, de zedelijkheid of de bescherming van rechten en vrijheden van anderen. Dat stond ook in de aanbevelingen van de Raad van Europa.
Het Vlaams Belang keert zich heel uitdrukkelijk tegen de zogenaamde godsdienstige argumenten die het dragen van een gelaatsbedekkende sluier rechtvaardigen. In tegenstelling tot wat sommigen beweren, is een sluier of een boerka niet zomaar een lap stof. Het dragen van dergelijke gezichtsbedekkende sluiers symboliseert de onderdrukte, passieve, stemloze en onzichtbare status van de vrouw. Dat is fundamenteel in strijd met de bij ons gangbare positie van de vrouw.
Ook al zijn boerka’s en nikabs niet overal even talrijk aanwezig in onze straten, ze zijn wel een aantoonbaar bewijs van de groeiende radicalisering en het fundamentalisme onder de moslimbevolking in de westerse wereld. Onderzoek wijst trouwens uit dat driekwart van de moslimvrouwen die een sluier, boerka of nikab dragen, hiertoe gedwongen worden door hun echtgenoot of familie. Er is dus zeer zeker sociale druk aanwezig. Vrouwen over de hele wereld voeren dagelijks strijd om onder het juk van de boerka uit te komen. Wij zijn ervan overtuigd dat onderhavig voorstel zal helpen bij hun emancipatiestrijd.
Collega’s, samenvattend, gelaatsbedekkende gewaden of boerka’s en nikabs zijn een symbool van onderwerping, van de ongelijkheid tussen man en vrouw, tussen gelovigen en niet-gelovigen. Ze zijn het symbool van het wij-tegen-zij-denken en van de zelfgekozen afscheuring. Zij zijn een provocatie aan het adres van het vrije Westen.
Het is het bewijs van de mislukte integratie en de manifeste onwil van een deel van de allochtonen om zich aan te passen aan onze samenleving, aan onze gebruiken, aan onze normen en waarden.
Het verbod, dat hier vandaag zonder twijfel zal worden goedgekeurd, zal de emancipatie en de assimilatie van die vrouwen ten goede komen.
De hypocriete houding van sommige partijen ter zake zal straks niet beletten dat zij een moedige en noodzakelijke maatregel nemen. In de commissie werd het voorstel reeds unaniem gesteund.
Als straks een grote meerderheid van de Kamer unaniem de groene knopjes indrukt, zal het boerkaverbod in dit land van toepassing worden dankzij de voortrekkersrol van het Vlaams Belang.
12.08 Catherine Fonck (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, si le vote a été unanime en commission, les débats n'ont pas été négligés. Nous les avons d'ailleurs déjà tenus il y a un an. Je le précise parce que certains pourraient croire qu'il s'agit d'une discussion en un coup de cuiller à pot. Le moins que l'on puisse dire c'est que ce n'est pas le cas et que chaque parlementaire a pu travailler, dialoguer et débattre de cette proposition.
Je voudrais insister sur ce qui motive mon groupe à avancer vers cette modification législative. Il y a une question importante, que se posent également certaines associations, à laquelle il faut répondre: cette disposition va-t-elle limiter l'exercice des libertés fondamentales? L'exercice des libertés fondamentales est une chose importante, que ce soit la liberté d'aller et venir, que ce soit la liberté d'expression, que ce soit la liberté de religion, etc.
Il est important de rappeler que la liberté d'aller et venir sur la voie publique est un principe fondamental. Vous le savez, le cdH avait choisi, pour cette raison, une autre voie juridique, celle d'une loi spécifique qui réaffirmait cette liberté fondamentale tout en la restreignant et en imposant que toute personne qui se trouve ou se déplace sur la voie publique puisse être reconnue ou identifiée.
Si les libertés sont fondamentales, aucune liberté n'est absolue, tout simplement parce qu'il importe de ne pas nuire aux droits et aux libertés d'autrui. Le législateur doit donc assurer la conciliation des différentes libertés. L'exercice n'est pas nécessairement simple mais c'est à cela que nous nous sommes attelés. Il incombe au législateur d'assurer la préservation de certaines valeurs et de certains impératifs sociaux.
Pour qu'il y ait une société, il faut d'abord et avant tout qu'un lien social puisse se créer. Et ce qui fait le vivre ensemble, c'est évidemment le fait de pouvoir s'identifier mutuellement. Dans ce sens, le port du voile intégral, mais aussi le port de tout autre accessoire qui cacherait complètement le visage, signifie, en quelque sorte, une fin de non-recevoir à tout échange humain. C'est contraire à la manière dont nous concevons notre vivre ensemble en Belgique.
D'autres arguments peuvent intervenir: celui de la sécurité publique. Je me suis exprimée à ce sujet en commission; celui de la déshumanisation de la femme. En effet, le port de la burqa est souvent la manifestation la plus visible d'autres atteintes violentes aux droits humains, qu'il s'agisse du droit à l'éducation, du droit à la liberté d'expression, du droit à disposer de son corps.
Pour ces femmes, tout reste à faire. Ne croyons pas que cette proposition de loi et cette loi qui sera très certainement votée tout à l'heure va libérer certaines de ces femmes du joug qu'elles peuvent subir. À cet égard, un travail de soutien, d'accompagnement, d'éducation s'avère important. Il reste encore et encore à poursuivre et à intensifier.
Sur le plan juridique, on peut évidemment discuter à souhait sur le cadre et la voie juridique qui serait la plus appropriée. Ce cadre, et la discussion autour de ce cadre, n'est pas simple. Il y a un an, nous avions déjà retravaillé la proposition en introduisant une série d'amendements; le cadre actuel me paraît approprié. Certes, seule la loi peut apporter des restrictions à la liberté de mouvement dans une société démocratique. Il faut le réaffirmer avec force.
Je réaffirme ici aussi que, dans des principes aussi fondamentaux, il y a un principe d'égalité devant la loi pour toutes les personnes qui résident en Belgique. Le jugement récent du tribunal de police d'Etterbeek, si je ne me trompe, démontre d'ailleurs, s'il le fallait, que les règlements communaux ne peuvent valablement régler un tel problème. C'est d'autant plus vrai quand on voit qu'en Région bruxelloise, il y a de tout et son contraire. Certaines communes l'interdisent totalement, d'autres l'interdisent à certains moments et d'autres encore l'autorisent. Il était important d'avoir une loi égale pour tous.
Chers collègues, nous avons échangé longuement les différents arguments. Il nous faut aller de l'avant. C'est le rôle et la responsabilité des politiques. Nous devons assumer ces responsabilités. Toute personne sur la voie publique doit pouvoir être reconnue et être identifiée. C'est un enjeu fondamental sur la manière dont nous concevons notre vivre ensemble et notre modèle de société.
12.09 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, collega’s, elke mens heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en levensbeschouwing. Dat is een grondrecht. Wij hebben het echter al in andere debatten gezegd: geen enkel recht is absoluut. Wanneer er in onze straten mensen rondlopen met alles verhullende kledij wegens hun overtuiging, wordt de interactie tussen mensen moeilijker en wordt het samenleven een stuk moeilijker. Het opduiken van dergelijke kledij is dus niet iets onschuldigs.
Als groenen staan wij voor een samenleving waar open communicatie en interactie de norm zijn, een diverse samenleving, waar mensen niet naast elkaar maar met elkaar leven.
Hoewel het in feite maar om een handvol mensen gaat, is het voor ons belangrijk aan te geven dat wij geen voorstanders zijn van een dergelijke manier van leven. Het verandert immers niet alleen ons straatbeeld maar ook de sfeer in die straten. Naar zo’n samenleving willen wij niet evolueren, daarover zijn wij het eens. Het is dan ook belangrijk een duidelijk signaal te geven. De vraag is essentieel hoe wij ervoor kunnen zorgen dat deze fenomenen verdwijnen.
Dat betekent dat wie er via wetgeving iets aan wil doen antwoord moet geven op twee zaken.
In geval van een vrije keuze moeten wij ons afvragen wat vrouwen ertoe brengt een dergelijk kledingstuk te gaan dragen en zich zo van onze samenleving af te sluiten. Van waar komt die vervreemding?
In geval van dwang moeten wij ons afvragen op welke manier dit wetsvoorstel de vrouwen die onderdrukt worden kan helpen om onder die dwang uit te geraken.
Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, bestraft personen die een dergelijk kledingstuk dragen. Collega’s, hoewel wij het principieel met de noodzaak van de bestrijding van deze fenomenen eens zijn, vragen de groenen zich af of er geen paradox is in de voorliggende wet. Want hoewel iedereen hier aangeeft – ook wij – te willen handelen uit een emancipatorische reflex, blijkt de letter van de wet er een te zijn waardoor de draagster ervan wordt bestraft. In geval van dwang zal dus diegene die onder druk staat nogmaals boeten. Dit is vreemd, dit is contraproductief.
Collega’s, in precaire discussies als deze moeten wij 100 % zeker zijn van ons stuk. Wij moeten zeker zijn van de beoogde doelen. Het is in die context dat wij in de commissie hoorzittingen vroegen, en een advies van de Raad van State. Wij betreuren het ten zeerste dat deze belangrijke vraag zo licht en zo snel van tafel werd geveegd.
Ik meen dat wij ons over dit ernstige neveneffect moeten bezinnen.
Want hoewel elke groene droomt van een samenleving zonder dergelijke kledij, dromen wij ook van een samenleving zonder onderdrukking voor vrouwen en het straffen van vrouwen die al onderdrukt zijn. De vraag is hoe dat doel het best bereikt wordt.
Over de wijze waarop wij dat doel het best bereiken, daarover verschillen de meningen binnen de bevolking, bij mensenrechtenorganisaties en het middenveld en ook binnen de groene fractie.
Het voorstel dat vandaag voorligt, kan dus niet anders dan een eerste signaal zijn waar dringend andere initiatieven op moeten volgen. Vanuit de realiteit van die tweehonderd vrouwen die vandaag in ons land de nikab dragen, moeten wij de bredere context van de positie van vrouwen durven aankaarten en terug vooruit plaatsen. Het moet ons doel zijn om vandaag niet enkel symbolisch en met grote woorden op te treden ten aanzien van die groep alleen, maar om systematisch en aangehouden onze aandacht uit te sturen naar vrouwen in onze samenleving die het slachtoffer zijn van onderdrukking en mishandeling. Dan staat er naast die tweehonderd vrouwen een schrikbarend hoog cijfer van één op vier vrouwen die wel eens van de trap valt, een eufemisme voor een groep die in alle lagen van de samenleving een scala gaande van zware mishandeling tot psychologische druk moet ondergaan. Daartegen moeten we optreden, veel dringender dan wij ons vandaag bewust zijn.
Wij moeten vandaag en morgen met evenveel eensgezindheid de prioriteiten rond wonen, werk en onderwijs voor de kwetsbare groepen in onze samenleving aanpakken in de verschillende parlementen, de achterstelling en de discriminatie die nog steeds een realiteit is voor minderheidsgroepen, vrouwen, holebi’s en allochtonen, en dus onze verantwoordelijkheid opnemen om te zorgen dat mensen – het gaat dan niet om een paar honderd, maar om honderdduizenden – niet vervreemden of uitgesloten worden van onze samenleving.
Ik hoop dat al degenen aan rechterzijde die zonder advies van de Raad van State willen voortgaan, dan ook even snel en gezwind de maatregelen rond praktijktests, evenredige vertegenwoordiging, gelijke kansen en diversiteit zullen ondersteunen die onze fractie heeft ingediend en dat zij op dat vlak de boel niet uitstellen of vertragen, want de statistieken in dat terrein spreken al decennialang meer dan boekdelen.
12.10 Laurent Louis (indép.): Madame la présidente, chers collègues, au travers de cette loi interdisant le port de tout vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage, se trame un enjeu plus fort que les mots utilisés pour qualifier cette proposition.
En effet, il s'agit d'apporter une solution légale à la problématique du port de la burqa ou du niqab au sein de la société belge. Il aurait très certainement été plus opportun d'intituler plus clairement cette proposition en évitant l'hypocrisie, mais ce n'est pas l'essentiel.
Vous le savez, je suis favorable à une laïcisation totale de l'État, ainsi qu'à une égalité parfaite entre les hommes et les femmes. C'est donc avec une joie non dissimulée – c'est rare au sein de ce parlement – que j'accueille cette proposition de loi que je soutiendrai lors du vote.
Mais permettez-moi de profiter de cette discussion pour justifier ma position et celle de mon parti puisqu'il m'était impossible de le faire durant la précédente législature. À n'en point douter, et cette position est largement soutenue par la population belge, la burqa pose problème et se caractérise par quatre constats; je les développe rapidement.
D'abord, la burqa est une véritable injure aux valeurs de l'État belge. En effet, dans notre société, les croyances religieuses ont toujours fait bon ménage avec le respect de son prochain. Une majorité des Belges est d'accord pour dire que la religion doit relever de la sphère privée et intime de chacun de nous.
Interdire la burqa ou le niqab, c'est donc lutter, avec fermeté, contre un islamisme radical nauséabond qui déforme complètement le message de l'islam. En effet, la burqa ne fait partie d'aucun code vestimentaire musulman; les intégristes islamistes l'ont simplement détournée pour servir leur cause. Ainsi la très grande majorité des musulmans est opposée à la burqa et au niqab.
De mon côté, je suis partisan d'un islam progressiste, intégré, qui accepte les règles de la société belge et qui respecte nos valeurs. Je m'oppose par contre de toutes mes forces au radicalisme religieux qui veut imposer, envers et contre tout, des préceptes d'un autre âge ou des traditions barbares. Selon l'adage, "à Rome, fais comme les Romains". La citation attribuée à St Ambroise se poursuit ainsi: "Où que tu sois, respecte l'usage local si tu ne veux être à personne sujet de scandale".
Le second constat est que la burqa est une insulte à la condition féminine. La femme à qui on inflige de force la burqa ou le niqab est quasiment inaccessible et ainsi exclue de facto de la société. Son existence civile est totalement niée.
L'insulte, c'est aussi de ne pas écouter mais bon, on a l'habitude!
Quand on est enfermé derrière des murs fussent-ils en tissu, que nos droits sont niés et qu'on n'a aucune chance d'en sortir un jour, cela s'appelle tout simplement être en prison, une prison à perpétuité dont les geôliers sont les maris ou les imams intégristes. En interdisant le port de la burqa ou du niqab, c'est un véritable acte de libération que nous posons.
J'aimerais vous lire en ce sens une déclaration de Fadela Amara, présidente de "Ni putes ni soumises" et ex-secrétaire d'État en France. Elle disait: "Le port de la burqa ou du niqab vise à étouffer les libertés fondamentales ainsi qu'à asseoir l'oppression de la femme, sa réduction en esclavage et son humiliation. La burqa ne représenta pas seulement un morceau de tissu mais la manipulation politique d'une religion qui réduit les femmes en esclavage et va à l'encontre du principe d'égalité entre les hommes et les femmes."
Il convient donc de faire tomber les masques (c'est le cas de le dire), non pas sous couvert de la bonne conscience ou d'un discours philosophico-sentimentaliste mais bien pour faire triompher les valeurs essentielles de notre société que sont l'égalité entre les hommes et les femmes et la laïcisation de l'espace public.
Le troisième constat que nous pouvons formuler est que la burqa représente une menace pour l'ordre public. Dissimuler de la sorte son identité pose bien entendu des problèmes pratiques au-delà des considérations éthiques ou morales. Ainsi, comme l'évoquait M. Bacquelaine dans son intervention, laisseriez-vous une personne en burqa chercher des enfants à la sortie de l'école sans savoir quelle est son identité réelle et si les enfants repartent bien avec leur mère. Ce n'est qu'un exemple bien entendu car on peut imaginer qu'un tel vêtement soit utilisé par des personnes mal intentionnées pour commettre des vols ou des faits de violence. Fondamentalement, au sein de l'espace public, chacun d'entre nous se doit d'être identifiable, non seulement par respect mais aussi pour des questions évidentes de sécurité et d'ordre public.
Enfin, dernier constat, la burqa est un frein à l'intégration, un refus du partage avec l'autre et un déni de citoyenneté. En effet, la communication, l'intégration et le partage passent forcément par une identification de la personne avec laquelle on veut entrer en contact. Sans cela, tout contact est impossible.
La burqa dépersonnifie la femme et lui ôte son humanité en la rendant marginale. C'est comme si on lui disait: "Avec ce vêtement, tu n'es plus identifiable, tu n'es plus personne, tu n'as pas ta place dans l'espace civil."
Vous aurez compris que cette proposition doit être accueillie favorablement afin de faire triompher des valeurs qui nous sont communes.
Il ne nous est pas souvent arrivé, dans ce parlement, d'avoir la possibilité de discuter de ce genre de sujet qui est bien souvent confisqué par la gauche bien pensante. Mais aujourd'hui, j'ai la nette sensation…
12.11 André Frédéric (PS): (...)
12.12 Laurent Louis (indép.): Pour une fois, je suis d'accord avec le PS, ce qui est exceptionnel!
Toujours est-il qu'aujourd'hui, j'ai la nette sensation que nous rendons aux femmes "grillagées" leurs droits et leur liberté.
Henri Jeanson disait que "nous n'avons qu'une seule liberté, celle de nous battre pour conquérir la liberté". C'est ce que nous sommes en train de faire aujourd'hui, chers collègues.
Il reste à espérer qu'il n'y ait pas de dissolution des Chambres avant que cette proposition ne soit adoptée définitivement. J'espère également que nous pourrons voter dans un avenir proche une loi visant l'interdiction du port du voile ou de tout signe religieux ostentatoire à l'école, dans les entreprises et les administrations publiques ainsi que dans tous les organes de l'État, notamment dans les différents parlements. C'est en tout cas la position que je défendrai au nom de mon parti en espérant qu'un large soutien pourra se manifester en la matière.
Je vous remercie même si l'attention n'était pas vraiment présente!
12.13 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, collega’s, het voorstel waarover wij vandaag zullen stemmen, zal ervoor zorgen dat wij voortaan beboet kunnen worden als wij op het strand zitten in onze bikini met een grote modieuze zonnebril op en een groot uitgevallen zonnehoed of pet. Wij zullen eveneens beboet kunnen worden als wij op onze fiets de Brusselse file voorbijsteken met een stofmasker op om de uitlaatgassen te trotseren. Of als wij in de winter onze muts tot net boven onze ogen trekken en onze sjaal tot aan onze neus. Als onze kinderen scoutsleiders zijn, zullen zij zich bij een stadsspel niet meer mogen verkleden met pruiken, schmink en clownsneuzen, want voortaan zal op straffe van boete iedereen te allen tijde herkenbaar moeten zijn in de volledig openbare ruimte van het Belgisch grondgebied.
Een dergelijke verregaande beperking van de individuele vrijheid komt men niet vaak tegen, collega’s, maar het is u uiteraard niet te doen om die tienduizenden zonnebrillen en sjaals. Het gaat uiteraard om de naar schatting tweehonderd islamitische vrouwen die in ons land een gezichtsbedekkende sluier dragen, of beter gezegd, die zo’n sluier droegen, want zo goed als overal waar al eens een dergelijke sluier werd gesignaleerd is al een tijdje een lokaal politieverbod van kracht om dit te verbieden.
Natuurlijk gaat het niet om ons en onze kinderen. Stel u voor. Het gaat uiteraard om hen, de ander, de wel heel zichtbare, heel andere ander.
Collega’s, u gaat daarmee resoluut in tegen de standpunten van zowel nationale als internationale mensenrechtenwaakhonden, namelijk Amnesty International – u hebt allen de brief ontvangen –, Human Rights Watch, de Liga voor Mensenrechten, de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa en een unanieme resolutie van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa.
Er wordt beweerd dat dit verbod bedoeld is om de onderdrukking van vrouwen tegen te gaan. Welnu, ik ben al mijn hele volwassen leven activist voor vrouwenrechten en ik zeg u dat de gedachte dat men vrouwen kan bevrijden door hen dingen te verbieden al decennia is verworpen. Wij horen dit alleen nog als het over zogenaamde niet-Westerse vrouwen gaat. Blijkbaar hebben wij het moeilijk om dergelijke vrouwen als autonome individuen te beschouwen.
De indieners gaan er automatisch van uit dat vrouwen die een gezichtssluier dragen daartoe worden gedwongen. Nochtans blijkt uit alle empirisch onderzoeken dat een belangrijke groep dit uit vrije keuze doet en dat, dat verbaasde mij ook, hun echtgenoten daar vaak weigerachtig tegenover staan. Voor dergelijke vrouwen gaat de hypothese van vrouwenonderdrukking niet op.
De aanblik van vrouwen die ervoor kiezen om gesluierd de straat op te gaan, stoort ons, althans de meeste mensen, maar dat is geen voldoende ernstige grond om een dergelijke verregaande beperking van hun fundamentele vrijheden te schragen.
Als wij alles wat ons stoort aan andere mensen gaan verbieden via het strafrecht zal het niet langer duren voor wij allemaal binnen zullen moeten blijven.
12.14 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw Brems, mag ik u een vraag stellen, gewoon om het debat te kunnen volgen?
Vertolkt u het standpunt van Ecolo-Groen!, van Groen! of van mevrouw Brems? Of moeten wij het spelletje ‘wie van de drie’ spelen om te weten wie nu namens uw fractie spreekt? Wij hebben al drie leden van Ecolo-Groen! gehoord.
12.15 Eva Brems (Ecolo-Groen!): De heer Deleuze was zeer duidelijk, maar misschien hebt u niet goed geluisterd.
Hij heeft het standpunt vertolkt van de meerderheid en gezegd dat er enkele mensen met een andere mening zijn. Wij zijn een partij met vrije meningsuiting. Dat bestaat ook. Er zijn mensen met een andere mening, zoals ik. Bent u nu ook al tegen de vrije meningsuiting?
Ik wil het nog hebben over het belangrijkste, namelijk dat vrouwen verplicht worden om een gezichtsluier te dragen wanneer zij buiten willen komen. Als het daarover gaat, blijkt volgens mij het duidelijkst hoe problematisch dit wetsvoorstel is. Wat gaan wij met deze wet doen ten aanzien van deze vrouwen die het slachtoffer zijn van ernstige, gruwelijke feiten, feiten die op zichzelf geweld tegen vrouwen uitmaken? Wij gaan hen bestraffen. Van deze vrouwen, die slachtoffers zijn in de feiten, gaan wij juridisch daders maken. De Franse boerkawet doet dat ook, maar die bestraft tenminste ook nog degenen die een ander verplichten om zich te sluieren. De Belgische wet doet dat niet eens en houdt dus niet eens de schijn op om echt iets te willen doen voor deze vrouwen.
Als de vrouwen in kwestie ten gevolge van deze wet straks niet meer buitenkomen, toch een redelijk waarschijnlijke hypothese, dan is het doel van de wet bereikt. Ik vind dat degoutant. Waar anders in het strafrecht worden van slachtoffers daders gemaakt?
Deze wet doet niet alleen niets om de
rechten van vrouwen te bevorderen, maar heeft bovendien het potentieel om de
situatie van vrouwen nog te verergeren. En daarom zal ik tegenstemmen. (Rumoer)
La présidente: Un peu de silence, je vous prie!
12.16 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, ce débat pose apparemment problème à certains collègues. Je leur suggère de changer de boulot!
La présidente: Le débat a déjà eu lieu l'an dernier mais on peut recommencer!
12.17 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame De Permentier, vous présidez ou vous intervenez?
La présidente: Je tenais simplement à vous dire ceci. Vous avez la parole.
12.18 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, comme tous ici présents, je trouve regrettable que des personnes évoluent dans l'espace public avec un voile intégral. J'estime légitime que l'État définisse certains lieux, certaines circonstances où la dissimulation du visage est interdite pour des raisons de sécurité mais j'estime aussi que le texte proposé au vote pose de multiples problèmes.
La sécurité juridique de celui-ci me semble particulièrement fragile et le refus de la commission de consulter le Conseil d'État, comme pour tout projet de loi, me paraît particulièrement regrettable pour un texte qui touche à l'équilibre entre des libertés fondamentales.
Le souci affiché des droits des femmes me paraît peu compatible avec un texte qui définit des interdictions vestimentaires et qui propose des amendes et des peines de prison. S'il faut combattre toute forme d'extrémisme, y compris le religieux, le climat du débat, particulièrement stigmatisant vis-à-vis de certains musulmans, me paraît peu propice à la construction d'un vivre ensemble équilibré autour des droits humains. Ce climat regrettable a conduit à refuser d'entendre Amnesty International, la Ligue des Droits de l'Homme, le Vrouwen Overleg Komitee, les arguments français du Conseil d'État très intéressants tout comme tous ceux d'une Caroline Fourest ou des représentants de la laïcité française rassemblés dans la Fédération nationale de la libre pensée ou même ceux des syndicats de police français sur l'inutilité, puis sur l'inapplicabilité de la loi.
Pour ces diverses raisons, je m'abstiendrai sur le texte proposé.
12.19 Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de voorzitter, ik zal het kort maken. Na twaalf sprekers is er immers nog heel weinig toe te voegen. Niettemin wil ik een paar zaken toevoegen die misschien enigszins tegenstrijdig zijn.
In tegenstelling tot mevrouw Brems kan ik wel stellen dat het boerkaverbod een bevrijding is. Het is een bevrijding uit de gevangenis van textiel. Laten we eerlijk zijn, dergelijke kledingstukken zijn in principe de lijkwade van de vrijheid.
De boerka beperkt de openbare veiligheid, de integratie en de emancipatie. Het beperkt ook de kansen op de arbeidsmarkt van de dragers ervan. Het is een depersonalisering en een ontmenselijking van het individu.
Er is geen enkel godsdienstig argument, noch voor de nikab noch voor de boerka. Wanneer wij de geschiedenis ter zake bekijken, kunnen wij heel goed nagaan dat de verplichting tot het dragen van de boerka pas is ontstaan in Afghanistan in 1919. De invoering ervan had weinig te maken met godsdienstige overtuiging. Ze had alles te maken met een jaloerse koning die de vrouwen besluierde.
Het tweede, belangrijke element dat ik hier wil aanhalen, is de titel van voorliggend wetsvoorstel. Op genoemd punt kan ik mevrouw Brems wel gelijk geven. Als wij het wetsvoorstel zien als een verbod op kleding die het gezicht verbergt, is zulks een enorme vlag die over een enorme lading ligt.
Er is de hypocrisie over het feit dat het hier over het verbod van de boerka en de nikab en niet over het verbergen van het gezicht gaat. Zoals mijn collega heeft gesteld, zal ik niet praten over de grote zonnehoed, de grote zonnebril en nog wat zonnecrème er bovenop. Ik zal het bijvoorbeeld hebben over een arbeider in de straat met een stofmasker op of over een motorrijder die ook nog een sjaal draagt.
Waarom tonen wij opnieuw onze identiteitsschaamte en zijn wij bevreesd om de zaken te noemen zoals ze zijn? Het gaat over een boerkaverbod en over een nikabverbod. Laten we de titel van voorliggend wetsvoorstel dan ook veranderen. Laten we niet in algemene termen spreken en de zaak open laten, waardoor er processen en jurisprudentie nodig zullen zijn om de onduidelijkheid weg te werken.
Daarom handhaaf ik de twee amendementen die ik in de commissie heb ingediend. In bedoelde amendementen vraag ik duidelijk de titel van voorliggend wetsvoorstel te veranderen in wat hij eigenlijk moet zijn. Het gaat, zoals ik in de twaalf voorgaande speeches ook heb gehoord, over het dragen van de boerka en de nikab.
Président: André Flahaut, président.
Voorzitter: André Flahaut, voorzitter.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (219/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (219/1)
La proposition de loi compte 3 articles.
Het wetsvoorstel telt 3 artikelen.
*
* * * *
Amendements déposés:
Ingediende
amendementen:
intitulé/opschrift
1
– Jean Marie Dedecker (219/3)
Art.2
2
– Jean Marie Dedecker (219/3)
* *
* * *
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et l'article réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen, het aangehouden artikel en over het geheel zal later plaatsvinden.
*
* * * *
Conclusion de la discussion des articles:
Besluit van de
artikelsgewijze bespreking:
Réservé: le vote sur les amendements et
l'article 2.
Aangehouden:
de stemming over de amendementen en artikel 2.
Adoptés article par article: les articles 1 et
3, avec corrections de texte.
Artikel per
artikel aangenomen: de artikelen 1 en 3, met tekstverbeteringen.
13 Proposition de résolution visant à reconnaître le syndrome de la fibromyalgie et à améliorer la prise en charge globale des patients qui en sont atteints (382/1-7)
- Proposition de résolution en vue de la reconnaissance de la fibromyalgie comme maladie chronique (94/1+2)
13 Voorstel van resolutie betreffende de erkenning van het fibromyalgiesyndroom en een betere alomvattende behandeling van de fibromyalgiepatiënten (382/1-7)
- Voorstel van resolutie betreffende de erkenning van fibromyalgie als chronische ziekte (94/1+2)
Propositions déposées par:
Voorstellen ingediend door:
- 382:
Muriel Gerkens, Maya Detiège, Colette Burgeon, Damien Thiéry, Meyrem Almaci
- 94:
Catherine Fonck, Annick Van Den Ende
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces deux propositions de résolution. (Assentiment)
Ik stel u voor een enkele bespreking aan
deze twee voorstellen van resolutie te wijden. (Instemming)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (382/6)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (382/6)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
13.01 Franco Seminara, rapporteur: Monsieur le président, madame la ministre, messieurs les ministres, chers collègues, merci de m'écouter.
Pour ma première intervention, c'est un véritable honneur de présenter un rapport sur un sujet qui me touche beaucoup.
Les membres de la commission Santé publique se sont penchés à quatre reprises sur les propositions de résolution n° 94 et n° 382. Cette dernière a été retenue comme texte de base à la discussion.
Mme Gerkens, l'auteure principale de cette proposition, a indiqué que le texte était né des suites d'un colloque consacré à la fibromyalgie en avril 2009. L'OMS a reconnu la fibromyalgie comme maladie en 1992 et comme maladie chronique en 2007. En 2008, le Parlement européen a adopté une déclaration écrite relative à cette maladie. Mme Gerkens a rappelé qu'en Belgique de nombreuses initiatives avaient été prises dans le domaine de la douleur et de la douleur chronique. Certains manquements sont toutefois constatés et font donc l'objet de demandes reprises par la présente proposition.
Mme Detiège, coauteure du texte, a indiqué qu'en Belgique, environ 300 000 personnes présenteraient des symptômes de fibromyalgie. Le diagnostic prend du temps car cette maladie n'est pas encore bien connue des médecins et n'a pas encore fait l'objet de suffisamment de recherches. En ce qui concerne la formation, Mme Detiège rappelle qu'il conviendrait d'accorder une attention particulière aux centres spécialisés dans le traitement de la douleur et qu'il est important de dispenser aux praticiens une formation en algologie.
Mme Burgeon, coauteure, a surtout insisté sur le manque de reconnaissance des patients atteints de la fibromyalgie. Elle appelle à des campagnes de sensibilisation devant s'adresser en priorité aux médecins généralistes mais aussi aux médecins conseils des mutualités pour les patients dont l'état de santé le nécessite. Mme Burgeon estime qu'il est primordial de leur accorder le statut de maladies chroniques.
M. Thiéry, signataire de la proposition, conclut en estimant qu'il est grand temps d'agir.
Mme Van Den Ende rappelle que son groupe a également déposé une proposition de résolution sur le sujet car étant donné l'absence de reconnaissance de la maladie, beaucoup de patients ne savent pas à qui s'adresser. C'est pourquoi son texte demande la reconnaissance par les pouvoirs publics de la fibromyalgie comme maladie chronique, la mise en place d'un financement adéquat, l'organisation d'un trajet de soins continu et multidisciplinaire sur la base d'une approche biopsychosociale, une meilleure formation des prestataires de soins, une meilleure sensibilisation à la maladie des prestataires de soins, des patients mais aussi du large public, la formation des médecins en algologie et, enfin, l'encadrement des patients en vue d'assurer leur intégration dans la société.
Mme De Bont a indiqué vouloir étendre le débat au problème du syndrome de fatigue chronique.
La représentante de la ministre de la Santé publique a précisé que toutes les personnes ayant une assurance maladie pouvaient en Belgique bénéficier du remboursement nécessaire lié au traitement de leur pathologie.
Elle a également rappelé l'existence des centres de référence pour les douleurs chroniques, la reconnaissance de la fibromyalgie dans la liste F des maladies chroniques et le remboursement de certains traitements de kinésithérapie. Le problème majeur, selon la représentante, est la méconnaissance ou le manque de connaissance de cette maladie.
En ce qui concerne le statut des maladies chroniques, il a été rappelé que ce statut n'est qu'une des mesures du plan Maladies chroniques. D'autres projets visent, par exemple, à accroître la prise en charge des frais liés à la lutte contre les douleurs chroniques. Les équipes multidisciplinaires ont été renforcées.
Il est également prévu de financer une fonction de lutte contre la douleur (algologie) dans les hôpitaux. Pour ce qui est de la sensibilisation et la formation des prestataires de soins, des contacts avec les deux associations de patients ont déjà été établis à cet effet.
Suite à ces précisions, Mme Gerkens et consorts ont déposé des amendements visant pour l'essentiel à actualiser le texte.
M. Beuselinck a plaidé pour que la proposition de résolution s'inscrive dans un cadre plus large, qui englobe le syndrome de fatigue chronique et les douleurs physiques inexplicables. S'il peut souscrire au modèle biopsychosocial de l'approche multidisciplinaire, l'intervenant souhaite que soit revalorisée la tâche du médecin généraliste, premier prestataire de soins à devoir évaluer les douleurs. Il estime que le diagnostic doit être rapidement posé, et ce, dans un délai de six mois maximum.
En revanche, M. Beuselinck s'oppose à l'allongement de la consultation. Effectivement, le médecin généraliste ne doit pas jouer le rôle du psychologue; la profession de ce dernier doit à cet égard être réglementée. Dans cette optique, M. Beuselinck et consorts ont déposé 8 amendements.
Mme De Bont a également déposé un amendement pour élargir le texte au syndrome de fatigue chronique, mais pas à toute douleur physique inexplicable.
M. Somers a déposé un amendement visant à étendre la compétence des centres de référence en matière de fatigue chronique à la fibromyalgie et aux douleurs physiques inexplicables.
Mme Gerkens a indiqué que les centres de référence de lutte contre la douleur soignaient certes les patients atteints de fibromyalgie, mais ceux aussi souffrant d'autres affections.
La représentante de la ministre a indiqué que le SPF Santé publique a lancé des projets pilotes visant à améliorer les soins de deuxième ligne en matière d'aide paramédicale et de psychologie clinique concernant le syndrome de fatigue chronique. Il a aussi été précisé que ce dernier pouvait aussi être provoqué par une infection. Une réelle distinction doit être donc établie entre douleur chronique et fatigue chronique. C'est pourquoi deux types de centres de référence existent actuellement: ceux traitant la fatigue chronique et ceux traitant la douleur chronique.
Mme De Bont insiste sur la nécessité d'une proposition de résolution relative au problème du syndrome de fatigue chronique.
M. Beuselinck estime que toutes les affections, à savoir la fibromyalgie, la fatigue chronique et les douleurs inexplicables requièrent l'approche multidisciplinaire du modèle bio-psychosocial. Cela justifie le traitement de ces pathologies dans un seul et même texte.
Mme Muylle conclut en disant approuver la proposition dans son ensemble, ne pas être en accord avec le point relatif au financement structurel des centres de référence. La commission a demandé une deuxième lecture. Au cours de celle-ci, aucune remarque n'a été formulée.
La proposition a été adoptée par six voix et
quatre abstentions. (Applaudissements)
(…): C'est son maiden speech!
Le président: Est-ce vrai?
(…): (…)
(Applaudissements)
Le président: Nous ne dirons rien à M. De Croo, car s'il était là, il me ferait remarquer que M. Seminara a déjà eu l'occasion d'intervenir au Sénat!
13.02 Manu Beuselinck (N-VA): Geachte collega’s, wij vinden deze resolutie zoals ze nu voorligt een gemiste kans. Net zoals het chronisch vermoeidheidssyndroom is fibromyalgie een voorbeeld van een aandoening waarbij er sprake is van een patiënt met onverklaarbare lichamelijke klachten. Voor alle patiënten met onverklaarbare lichamelijke klachten is het belangrijk dat hun lijden wordt erkend, maar ook dat er werk wordt gemaakt van een correcte diagnosestelling en een optimale behandeling.
We vinden het dus een gemiste kans dat ons amendement om deze resolutie in die zin aan te passen en uit te breiden tot alle patiënten met onverklaarbare lichamelijke klachten in de commissie werd weggestemd. Wij hadden liever een resolutie gezien die het begin van een antwoord kon geven, niet enkel voor fibromyalgiepatiënten maar ook voor mensen met andere onverklaarbare lichamelijk klachten zoals bijvoorbeeld CVS/ME-patiënten. Uiteindelijk is de problematiek van deze patiënten immers gelijkaardig en willen we ook voor deze groep patiënten een oplossing zien.
Het allereerste probleem dat zich voordoet is de moeilijke diagnosestelling. Deze is problematisch om verschillende redenen. De diagnostische criteria zijn vaag, de klachten zijn zeer uiteenlopend en het ontstaan en de ontwikkeling van deze ziektes zijn zeer aspecifiek. Daarenboven komen onverklaarbare lichamelijke klachten zoals fibromyalgie en CVS/ME zelden geïsoleerd voor. Door de moeilijke diagnose ontstaan er spanningen tussen de patiënten en de buitenwereld – waarvan een deel nog steeds denkt dat het een ingebeelde ziekte is – spanningen tussen de patiënt en de arts, maar ook spanningen tussen de artsen onderling. Dat maakt dat patiënten slecht begrepen worden maar vooral ook dat ze zich slecht begrepen voelen. Dat laatste is niet te onderschatten in het verdere verloop van een mogelijke revalidatie.
De huidige geneeskunde is nog te veel gericht op een of/of-verhaal. Het is of lichamelijk of psychisch, terwijl het hier net een en/en-verhaal is. Net zoals de indieners van deze resolutie zijn wij het erover eens dat de behandeling van patiënten met onverklaarbare lichamelijke klachten moet starten vanuit het biopsychosociaal model maar met een multidisciplinaire aanpak. Ook om die reden hadden wij deze resolutie liever uitgebreid gezien.
Wij hebben nog een aantal belangrijke opmerkingen bij deze resolutie naar analogie van de resolutie die senator Louis Ide heeft ingediend. Ten eerste spreken de indieners in de toelichting ook over het overstijgen van de evidence based medicine-aanpak. Wij kanten ons daar resoluut tegen. Het overstijgen van een evidence based medicine-aanpak zet de deur open voor allerhande alternatieve behandelingen en vergroot de kans dat zogenaamde dokterscoryfeeën zich gemakkelijker kunnen bedienen van een meesterdiscours waarbij de zoekende en soms wanhopige patiënt extra aandacht krijgt maar uiteindelijk het grootste slachtoffer wordt. Net om dat te vermijden eisen wij een strikte evidence based medicine-aanpak. In die zin dienen wij een amendement in die deze evidence based medicine-aanpak moet bekrachtigen. Gisteren maakte het KCE uitgebreid melding van het niet effectief zijn van bepaalde alternatieve geneeswijzen.
Een tweede opmerking gaat over de invulling van het biopsychosociaal model. Bij dit model gaat men ervan uit dat men bij de behandeling oog heeft voor zowel de lichamelijke, de psychologische als de sociale factoren die het ontstaan, de ontwikkeling en de bestendiging van de ziekte mee bepalen. Het is dan ook daarom dat wij hier opnieuw een oproep doen en een amendement indienen om de regering te vragen om eindelijk werk te maken van de erkenning van de klinische psychologie. Als men het zoals in deze resolutie heeft over een multidisciplinaire aanpak en als men het heeft over het biopsychosociaal model, dan heeft men het over een samenwerking tussen huisartsen, eerstelijnsgezondheidswerkers, dokter-specialisten, kinesisten enzovoort. Maar dan heeft men het ook over de behandeling op het psychologische en sociale aspect van deze aandoening.
De taak van de klinisch psycholoog, die hier een belangrijke rol kan spelen, mag dan ook niet worden miskend. Het is in die zin dan ook niet te begrijpen dat ons amendement, om de regering op te roepen werk te maken van de erkenning van de klinisch psycholoog, niet werd aanvaard. Zelfs een partij, die zelf een wetsvoorstel in die zin heeft ingediend, heeft in de commissie tegengestemd. Iedereen krijgt nu de kans zich te herpakken door dit amendement wel goed te keuren. Ik hoop dat men die kans grijpt.
Wat ons betreft, al is de huidige versie beter dan de eerste, legt deze resolutie te veel de nadruk op pijn en de bestrijding ervan. Pijn is inderdaad het hoofdsymptoom van fibromyalgie, maar door enkel daarop te focussen wordt het begrip bio-psychosociaal model te eenzijdig ingevuld. Bovendien helpen de klassieke pijnstillers niet omdat de pijn een andere herkomst heeft dan een normale pijn die iedereen kent. Wij ontkennen de nood aan een structurele aanpak niet van pijnbestrijding en de nodige opleiding, maar zien dit liever in een globale aanpak van de pathologie.
Een volgende opmerking gaat over de rol van de huisarts, die wel wordt vermeld in de resolutie maar niet genoeg wordt benadrukt. De huisarts is het eerste aanspreekpunt van de patiënt. Hij zal de klachten inschatten, zich ook baserend op het medisch dossier. Hij moet ook tijdens heel het proces, volgens ons, een coördinator kunnen blijven. Zo ontstaat er een transmuraal beleid dat bottom-up, vanuit de eerste lijn naar de tweede en derde lijn wordt georganiseerd.
Dit gezegd zijnde erkennen wij wel dat hiervoor sensibilisering en specifieke, bijkomende opleiding nodig zal zijn bij de huisartsen. De huisarts moet dan ook worden vergoed voor het opnemen van die centrale rol, maar niet zoals voorgesteld door de indieners door een verhoging van de consultatieduur. De huisarts is geen psychotherapeut. Door de consultatieduur te verlengen wordt de indruk gewekt dat iedereen in staat is, mits een lange sessie, psychotherapie te bedrijven, wat natuurlijk niet zo is. Psychotherapie vergt een aparte en grondige opleiding, en erkenning.
Wij steunen de vraag naar een structurele en adequate financiering van de referentiecentra waardoor de wachtlijsten hopelijk zullen inkorten en de behandeling kan worden geoptimaliseerd.
Door te investeren in deze referentiecentra zal ook bespaard worden op andere vlakken, zoals het bezoeken van onnodig veel dokters, en zal ook de kans verkleinen dat mensen ten einde raad op bezoek gaan bij zogezegde wonderdokters.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, de resolutie zoals ze nu op tafel ligt, kan een stapje vooruit betekenen voor, spijtig genoeg, alleen fibromyalgiepatiënten. Ik weet dat kleine stapjes ook waardevol kunnen zijn, maar in de resolutie zoals ze nu voorligt, overheerst het gevoel van een gemiste kans, een gemiste kans om alle patiënten met onverklaarbare lichamelijke klachten te helpen, maar ook een gemiste kans om de rol van de klinisch psycholoog en de huisarts te erkennen in de behandeling van deze aandoening.
Daarom durf ik ook alle partijen hier oproepen om onze amendementen, die wij hier opnieuw indienen, te steunen. Het kan er alleen maar voor zorgen dat de fibromyalgiepatiënten meer dan nu het geval zou zijn gebaat zijn met deze resolutie.
13.03 Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, cette résolution est le fruit d'un travail initié dans cette maison depuis plusieurs années. Nous ne pouvons donc que nous réjouir de l'aboutissement de ce travail et de la mise en place de cette résolution.
Il faut savoir que vivre avec ce syndrome de fibromyalgie est extrêmement lourd au quotidien. La douleur chronique et les multiples conséquences de cette maladie peuvent diminuer considérablement les actes des patients dans la vie de tous les jours. Encore à l'heure actuelle, beaucoup de monde ne veut pas accepter la fibromyalgie comme étant un tableau clinique. C'est surtout du côté de la médecine des assurances que l'on évoque parfois qu'un tel diagnostic encouragerait et perpétuerait le comportement morbide des patients atteints de cette pathologie. Certains doutent même de l'existence de la fibromyalgie en tant qu'entité morbide. Cette maladie est souvent peu reconnue. Elle est en fait invisible, souvent incompréhensible, difficilement objectivable et donc fortement soumise à controverse, alors qu'elle est avant tout terriblement invalidante.
Comme je l'ai répété à plusieurs reprises en commission, cette maladie pourrait presque être comparée à la migraine qui est une maladie extrêmement invalidante que l'on ne peut malheureusement pas voir au quotidien. Les personnes atteintes de vraie migraine sont parfois obligées de se retirer pendant plus d'une journée, d'être tout à fait à l'écart dans une pièce noire. Cela contribue à une non-fonctionnalité et à un déficit au niveau du travail pour ces personnes au quotidien.
Ceci explique bien entendu toute l'importance de notre démarche politique. Nous reconnaissons la fibromyalgie comme étant une maladie qui mérite d'être prise en charge de manière adéquate. C'est en ce sens que sont déclinées les huit recommandations présentes dans la résolution. Plus personnellement, je tiens à signaler que cette résolution n'est pour moi qu'une étape dans la mise en place d'un processus de prise en charge des patients atteints de fibromyalgie. En effet, quand on interroge les personnes atteintes de fibromyalgie, on se rend compte que, malgré la résolution que nous prendrons aujourd'hui, nous n'arriverons pas à atteindre les souhaits des patients tributaires de cette pathologie.
Il est également important que le diagnostic soit posé le plus tôt possible car c'est la seule manière que le patient a de se sentir compris et reconnu et de ne pas passer pour une sorte de malade imaginaire voire de "carotteur"!
Le diagnostic de fibromyalgie devrait constituer le marche-pied pour une prise en charge thérapeutique réaliste et pragmatique dans laquelle le patient est activement impliqué.
C'est la raison pour laquelle la présente résolution prévoit également des recommandations au bénéfice des professionnels de la santé afin d'optimaliser la prise en charge médicale.
In fine, nous savons aussi que le problème de la fibromyalgie est essentiellement lié à un manque de données scientifiques sur ce syndrome, ses modalités de diagnostic et de traitement.
Voilà pourquoi j'estime important d'encourager et de soutenir financièrement, notamment la participation du monde médical et scientifique belge à des programmes de recherche et d'échange d'informations tant nationaux qu'internationaux sur cette maladie.
Par l'adoption de cette résolution, la Chambre envoie un signal politique fort au ministre de la Santé en vue de la prise en charge de cette maladie. Évidemment, le groupe MR s'en réjouit. Et c'est avec une attention toute particulière, madame la ministre, que nous suivrons la mise en œuvre de cette résolution afin qu'elle puisse atteindre les objectifs qui lui sont assignés au bénéfice des patients.
13.04 Nathalie Muylle (CD&V): Collega’s, wij hebben inhoudelijk wat problemen met voorliggende resolutie, niet omdat wij zouden twijfelen aan de ernst van de ziekte en de fysische en emotionele gevolgen ervan. We vinden, zoals reeds aangehaald door verschillende collega’s, dat de resolutie op verschillende vlakken een wat enge benadering toepast. Ik haal enkele argumenten aan.
In eerste instantie vinden we dat de resolutie veel te veel uitgaat van een pathologiefinanciering en veel te weinig vanuit een patiëntfinanciering. Dat komt ook uit verschillende voorstellen en toelichtingen van verschillende collega’s tot uiting en we vinden dat niet de goede houding. Het betreft patiënten met een zeer divers ziektebeeld. Daarom vinden we het belangrijk te vertrekken vanuit de patiënt en veel minder vanuit de pathologie op zichzelf.
Wij hadden ook liever het hele debat ruimer gezien en ook de problematiek van de patiënten met CVS/ME besproken, waarvan weliswaar niet alle elementen, maar dan toch vele gelijklopend zijn. Ook inzake referentiecentra, toepassing en behandelingsmethodes zou het een veel interessanter debat geweest zijn indien we dat samen hadden gevoerd.
Waar onze partij ook een probleem mee heeft, is dat de klemtoon sterk ligt op de structurele financiering van referentiecentra, terwijl die vooral werken op basis van een psychosociale aanpak en veel minder op basis van neurologische en andere componenten. Sommige studies concluderen trouwens dat de psychosociale aanpak slechts bij enkele patiënten werkt en bij heel veel patiënten niet. Daarom vinden wij het jammer dat de resolutie niet spreekt over een meer multidisciplinaire aanpak op het terrein.
Net zoals collega Beuselinck vinden wij het echt een gemiste kans dat men niet ruimer kijkt en bijvoorbeeld niet pleit voor zorgteams waarbij men de eerste- en tweedelijnszorg maximaal betrekt. Men richt zich te veel op financiering van de referentiecentra en veel te weinig op de basis, die de eerste en de tweede lijn vormen. Om die voor ons vrij essentiële argumenten zal onze fractie zich bij de stemming over het voorstel van resolutie onthouden.
13.05 Maya Detiège (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, het voorstel van resolutie inzake fibromyalgie werd gedurende een aantal weken in de commissie voor de Volksgezondheid besproken. Ik vond het een heel goed debat. Het was ook een heel levend debat.
Het verslag is al gegeven door de heer Seminara. Er zijn al enkele opmerkingen aangehaald. Ik wil toch nog enkele zaken toelichten en een aantal dingen rechtzetten.
De aanleiding van deze resolutie was een colloquium hier in het Parlement. Het heette “Een andere kijk op fibromyalgie.” Het vond plaats in de vorige legislatuur, eind april 2009. De initiatiefneemsters waren mevrouw Gerkens en ikzelf, maar ook mevrouw Avontroodt van Open Vld. Wij hebben toen een aantal experts gehoord: pijncentra, specialisten ter zake, patiëntenverenigingen. Daaruit is een resolutie voortgevloeid. U weet dat verkiezingen soms hard zijn. Mevrouw Avontroodt is niet herverkozen. Wij hebben toen echter steun gevonden bij andere collega’s. Ik wil die mensen bedanken: mevrouw Burgeon, de heer Thiéry, mevrouw Almaci, maar ook bijvoorbeeld mevrouw Fonck en mevrouw Van Den Ende, die een eigen initiatief genomen hadden omdat zij nauw betrokken zijn bij deze ziekte.
Voor de mensen die de commissie niet gevolgd hebben – want ik zie sommigen kijken: fibromyalgie, wat is dat? – leg ik uit dat fibromyalgie een chronische spier- en bindweefselziekte is. Deze mensen hebben chronische pijnen, wat heel vaak gepaard gaat met vermoeidheid en slaapstoornissen door de pijnen die zij hebben, en ook vaak spontaan opkomende pijn.
Het gaat niet om een reumatische aandoening, want het gaat bijvoorbeeld niet om ontstekingen. De pijn – dat is toch belangrijk – wordt veroorzaakt door een verstoring van het centraal zenuwstelsel, met een te lage pijndrempel tot gevolg. Nog belangrijker is dat traditionele behandelingen – ik denk aan de gewone pijnbestrijdingsmiddelen – weinig of niets uithalen omdat de pijn niet van het perifere zenuwstelsel komt.
Daar het om een fluctuerende aandoening gaat, en de diagnosestelling inzicht en tijd vergt – iets wat vandaag een probleem blijkt te zijn – wekken de symptomen bij de omgeving van de patiënt vaak onbegrip op.
Mevrouw Almaci en ikzelf zijn onlangs tijdens de debatten van de commissie bewust een werkbezoek gaan houden in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen. Wij hebben daar een gesprek gehad met dokter Guy Hans, die in België en zeker in Vlaanderen als de expert wordt beschouwd wanneer het gaat om pijncentra en behandeling van pijn. Hij is coördinator van het multidisciplinair pijncentrum daar in het UZA.
Dokter Hans heeft gezegd dat de resolutie zinvol is om een aantal redenen. Uiteindelijk gaat het om zo’n 300 000 mensen die aan deze ziekte lijden. Het te laat herkennen en een foute behandeling van de ziekte kunnen tot een terugtrekking uit sociaal en professioneel leven leiden. Dit is iets wat volgens hem vermeden kan worden. Dat kan ten eerste door het snel herkennen van de ziekte door de huisarts. Ik wil tegen de heer Beuselinck zeggen dat wij de rol van de huisarts echt hebben meegenomen in de discussie. Ten tweede, kan het door vervolgens een multidisciplinaire aanpak te starten.
Fibromyalgiepatiënten kunnen bij gebrek aan erkenning nu niet voor een complete therapie terecht in één centrum. Zij moeten continu van de ene naar de andere specialist gaan. Bovendien hebben de pijncentra te maken met immense wachtlijsten.
Ik kan hier enkel over het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen spreken. De dokter heeft zelf opgemerkt dat patiënten pas ten vroegste na zes maanden voor een eerste consultatie komen. Daarna duurt het meestal nog eens vijf maanden, vooraleer er plaats is om de behandeling te starten. Hij geeft aan dat de behandeling normaal continu moet gebeuren. U weet echter ook dat het, wanneer er wachtlijsten bestaan, enorm moeilijk is om een goede behandeling uit te voeren.
Behalve onder andere een sensibiliseringscampagne en meer structurele steun voor de pijncentra in ons land vragen wij daarom in voorliggende resolutie ook meer aandacht voor het tekort aan gespecialiseerde pijnartsen, verpleegkundigen en psychologen.
Dokter Hans bevestigt dat CVS een andere aandoening is dan fybromialgie, iets wat voor een aantal leden, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering toch belangrijk is. Ze vereist ook – dit is enorm belangrijk – een andere globale aanpak. De verwarring ter zake is soms dat wordt gesteld dat de ziekte in haar geheel moet worden bekeken. Neen, de experts op het veld geven zelf aan dat het over pijnbestrijding gaat. Het is een ziekte waarbij pijn echt de hoofdrol speelt, wat bij CVS niet het geval is.
Om voornoemde reden heb ik, samen met mevrouw Gerkens en toen ook nog mevrouw Avontroodt en nu ook de andere betrokken leden, er bewust voor gekozen om beide aandoeningen niet in één resolutie aan elkaar te koppelen.
Een en ander neemt natuurlijk niet weg dat wij de andere aandoening, CVS, ook enorm genegen zijn. Ik stel daarom voor dat wij, met een aantal leden die daartoe bereid zijn, een nieuw initiatief nemen, om ook over CVS een rondetafel te organiseren en na te gaan op welke manier CVS op een goede, globale manier kan worden aangepakt.
Ik reik ter zake de hand naar bijvoorbeeld mevrouw Maggie De Block van de Open Vld, om samen te bekijken op welke manier wij op een strategisch goede manier rond de materie kunnen werken.
Vandaag hopen wij dat, net zoals in de commissie, ook in de plenaire zitting een meerderheid onze resolutie zal steunen. Immers, hoe vlugger een pijntherapie kan worden opgestart, hoe beter het effect is. Aldus kan worden voorkomen dat fybromialgiepatiënten sociaal geïsoleerd worden. Misschien kunnen bepaalde patiënten zelfs opnieuw aan een job geraken.
Zulks is een nobele doelstelling. Ik hoop dan ook dat de leden vandaag de voorliggende resolutie zullen steunen.
13.06 Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, zoals al gezegd door mevrouw Detiège lijden in ons land ongeveer 300 000 patiënten aan de symptomen van wat wordt omschreven als fibromyalgie. Dat is een niet te verwaarlozen groep patiënten. Ofschoon de ziekte reeds in 1992 werd erkend door de Wereldgezondheidsorganisatie en dat een schriftelijke verklaring over fibromyalgie werd aangenomen door het Europees Parlement bestaat er anno 2011 nog steeds geen wetenschappelijke consensus over wat deze ziekte eigenlijk is.
De aandoening wordt nog steeds vastgesteld door uitsluiting van andere diagnoses. De oorzaken van de ziekte zijn onbekend en er is ook geen eensluidende behandeling waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze effectief zou kunnen zijn.
Vanuit die laatste vaststelling is het dan ook moeilijk aanvaardbaar dat wij als parlementsleden, waarvan er bij mijn weten weinig artsen zijn, zullen moeten zeggen hoe die mensen moeten worden behandeld. Wij vinden dat een brug te ver.
Anderzijds is het wel, zoals hier ook al werd gezegd, onaanvaardbaar dat wij deze groep mensen die pijn hebben en niet weten waar ze kunnen worden geholpen, aan hun lot zouden overlaten.
Wij moeten zoeken naar de juiste manier om de diagnose van de aandoening te stellen en de juiste manier om een behandeling in te stellen. Als huisarts zie ik dagelijks of wekelijks mensen met deze ziekte. Men zal er niet van sterven, maar men kan er ook niet goed mee leven. Dat is juist het probleem.
Er zijn tal van gelieerde problemen. Men kan niet meer functioneren in zijn gezin, men kan niet meer gaan werken, men voelt zich niet goed en kan helemaal niet meer deelnemen aan het sociale leven. Er is onbegrip, er zijn financiële problemen en tal van andere zaken.
Voor ons is het dan ook essentieel dat wij blijvend investeren in onderzoek naar de oorzaken van deze aandoening en naar de mogelijkheden om een effectieve behandeling te bekomen.
Dat veronderstelt dat wij, wat ons betreft, alleen kunnen investeren in behandelingen die evidence based zijn. Vandaar hebben wij in de commissie een amendement ingediend, bij monde van mevrouw Somers, om de referentiecentra voor het chronisch vermoeidheidssyndroom uit te breiden naar patiënten met fibromyalgie en andere patiënten met onverklaarbare medische aandoeningen. Dat laat ons toe om gegevens te verzamelen, onderzoek te doen en te zoeken naar een behandeling aan de hand van evidence based gegevens.
Ik denk dat het Parlement niet zelf de keuze mag maken van een behandeling van een ziekte, een syndroom of een aandoening die weliswaar erkend is – men heeft er een naam opgeplakt – maar waar voor de rest niets over geweten is. Ik denk dan ook dat de expertise in de referentiecentra zou kunnen aanwezig zijn om daar verder op te werken.
Er is ook een hele groep van andere patiënten. Het is hier gezegd door mevrouw Detiège: patiënten met CVS zijn niet dezelfde als die met fibromyalgie. Dat is waar, maar er is ook een hele groep die nog bij de reumatoloog of bij de fysiotherapeut zit of die misschien in acupunctuur hun heil zoekt. Zij weten niet waar zij hulp moeten zoeken, omdat zij ook niet weten wat zij hebben. Het is onaanvaardbaar dat, met de huidige stand van de wetenschap, zoveel mensen zich in de schemerzone moeten blijven bewegen.
Het is niet aan ons om de keuze te maken, het is wel aan ons om de aandacht erop te vestigen en te zeggen dat er de nodig fondsen voor gevonden moeten worden om hieraan tegemoet te komen.
Mevrouw de minister, ik heb mij in het verleden al zeer kritisch uitgelaten over de referentiecentra, de wachtlijsten en het feit dat de mensen vaak afhaken omdat het te vaak, te ver en te moeilijk is. Ik heb dan ook altijd op een positieve manier getracht om bij te sturen en die werking te verbeteren. Ik meen dat er meer kan gebeuren in verband met het werk dat daar wordt verricht en dat multidisciplinair is, bijvoorbeeld met behulp van een psycholoog en dankzij meer ondersteuning.
Het gaat eigenlijk niet om meer centen, het gaat eigenlijk om de patiënten zelf, die moeten worden geholpen. We denken dat het in de eerste plaats de huisarts is, die de patiënt moet sturen en begeleiden in zijn zoektocht naar de juiste diagnose en de juiste behandeling.
Ik heb in het verslag gelezen dat er veel nadruk gelegd werd op de pijn. De pijn is zeer belangrijk. Zeker de pijn die die patiënten ervaren is soms onhoudbaar. Pijn kwam ook in de hoorzittingen steeds terug. Er is echter meer dan pijn. Het is het verlies van het feit dat men op een normale manier kan functioneren in de maatschappij.
Tot slot herinner ik aan de duidelijke uitspraken van de vertegenwoordiger van de minister dat de erkenning van de ziekte en het debat dat hierover wordt gevoerd in het RIZIV, niet mogen worden gezien als een deux ex machina, die zal leiden tot oplossingen voor alle problemen. Wij zijn daar inderdaad nog ver af. Het is belangrijk dat ieder op zijn niveau inspanningen blijft leveren en dat met het symposium en voorliggende resolutie aandacht voor de ziekte is gevraagd.
Dat is niet genoeg, de patiënten verdienen meer. Om de redenen die ik daarnet heb toegelicht kunnen wij ook niet alle onderdelen van de resolutie onderschrijven. Wij willen de mensen niet blij maken met een dode mus. Wij zullen ons als signaal dan ook onthouden bij de stemming.
13.07 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ook onze fractie is ten zeerste verheugd dat er met deze resolutie extra aandacht wordt besteed aan de fibromyalgiepatiënten, dat hiermee ook bij ons het fibromyalgiesyndroom wordt erkend en dat men denkt aan een betere alomvattende behandeling. Al zullen wij ons bij de stemming onthouden, ik wil hierover geen enkele twijfel laten bestaan.
Wij betreuren echter al van bij het begin van de besprekingen in de commissie dat de resolutie nogal vaag is en dat men niet meteen dezelfde aandacht heeft willen besteden aan CVS/ME.
Ook myalgische encephalomyelitis is als syndroom door de Wereldgezondheidsorganisatie erkend sinds 1969, maar geniet bij ons nog minder erkenning dan fibromyalgie. CVS-patiënten hebben weliswaar andere uitgesproken symptomen, het is inderdaad een ander syndroom, maar zij hebben in grote lijnen dezelfde problematiek als de fibromyalgiepatiënten.
Een van de redenen waarom men beide dossiers niet aan elkaar wilde koppelen is omdat er over fibromyalgie in grote lijnen eensgezindheid zou bestaan en over CVS niet. Dat was misschien het geval op het colloquium “Een andere kijk op fibromyalgie” dat op 20 april 2009 in het federaal Parlement werd gehouden en waarin deze resolutie uiteindelijk zijn oorsprong vond, maar als men zijn oor te luister legt bij patiëntenorganisaties – ook de Nederlandstalige want blijkbaar is er aan weerszijden van de taalgrens een meningsverschil – dan verneemt men dat er zowel bij CVS als bij fibromyalgie vooral in de pijncentra en in de referentiecentra te veel aandacht wordt besteed aan het psychologische aspect en de psychologische aanpak en te weinig aan de biomedische, het endocriene en het fysische aspect van de ziekte, zowel bij de behandeling als bij de diagnosestelling.
Patiëntenorganisaties vragen dan ook een aparte instelling, een apart centrum voor diagnosestelling, los van de huidige, bestaande pijncentra en referentiecentra. Onze fractie zal dan ook een amendement op de resolutie indienen in deze zin.
De resolutie is inderdaad, zoals daarjuist ook al is gezegd, een stap in de goede richting, maar ze is te vaag, te eenzijdig en alleszins te beperkt. Wij kunnen alleen maar hopen dat de regering in de uitwerking voldoende aandacht zal hebben voor de verzuchtingen van de patiënten, de nieuwste internationale onderzoeken, de voorgestelde therapieën en diagnosestellingen, en dat ook ME/CVS-patiënten dezelfde aandacht zullen kunnen genieten als de fibromyalgiepatiënten.
Ik ga hierbij heel graag in op de uitnodiging van mevrouw Detiège en vraag ook aan de collega’s om onze resolutie te steunen.
13.08 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, je serai concise. En effet, comme l'a rappelé mon collègue dans son maiden speech, la commission a déjà longuement travaillé sur cette question. Je souhaite simplement profiter de cette tribune pour délivrer deux messages. Le premier est destiné aux patients, à toutes ces personnes qui souffrent bien souvent en silence – et pour certaines dans un isolement terrible – de ce syndrome si particulier, la fibromyalgie. J'espère que le vote de ce texte contribuera à faire sortir de l'ombre ces femmes et ces hommes qui, aujourd'hui, n'osent pas dire qu'ils souffrent, n'osent pas se rendre une énième fois chez le médecin pour s'entendre dire que leurs maux sont imaginaires.
Le président: Chers collègues, puis-je vous demander de faire un peu moins de bruit pour Mme Burgeon?
13.09 Colette Burgeon (PS): D'autant plus que je serai très brève. L'autre message est destiné cette fois-ci au monde médical et plus précisément aux médecins généralistes. Je sais pertinemment que leur tâche est difficile, que le diagnostic de la fibromyalgie est délicat, qu'ils manquent bien souvent de temps pour écouter ces patients mais le syndrome de la fibromyalgie, qui est internationalement reconnu, une fois diagnostiqué et pris en charge correctement, laisse les personnes qui en sont atteintes mener une vie presque normale.
Et c'est en ce sens qu'avec mes collègues Mmes Gerkens et Detiège et M. Thiéry nous avons déposé ce texte. Si cette maladie bénéficie enfin de plus de notoriété, la société en sortira gagnante car les patients qui en souffrent, au lieu d'être socialement déclassés comme c'est malheureusement le cas aujourd'hui, reprendront place peu à peu dans la société, dans leur travail, leur famille et leur cercle d'amis.
En approuvant ce texte, le parlement donnera ainsi ce message clair: oui, la fibromyalgie est une maladie; oui, les personnes qui en sont atteintes méritent soins et attention; oui, des moyens financiers doivent être donnés pour que la recherche médicale avance en la matière.
C'est donc avec beaucoup d'espoir que mon groupe votera en faveur de ce texte qui sera – je l'espère – largement soutenu.
13.10 Annick Van Den Ende (cdH): Monsieur le président, mesdames les ministres, chers collègues, mon groupe se réjouit de l'adoption de la proposition de résolution visant à reconnaître la fibromyalgie et à améliorer l'accompagnement et l'encadrement des patients.
Bien qu'elle soit reconnue comme maladie par l'OMS depuis 1992, la fibromyalgie n'est toujours pas répertoriée dans le catalogue officiel des maladies reconnues en Belgique et en Europe.
Ce handicap invisible qui se caractérise par des douleurs diffuses, une fatigabilité à l'effort et un sommeil non réparateur s'accompagne aussi d'une série variable d'autres symptômes comme des troubles digestifs, des maux de tête, des pertes de mémoire, et j'en passe. Autant de symptômes qui entraînent souvent une exclusion des patients de la vie sociale, du monde du travail ainsi que de leur famille et qui rendent le diagnostic de cette maladie parfois difficile à établir par le corps médical. Résultat, le patient se sent très souvent délaissé et ne sait plus exactement vers qui se tourner.
Comme cela a été rappelé dans le rapport, après avoir organisé un colloque sur les douleurs chroniques, le cdH avait déjà proposé, sous les précédentes législatures, des textes de résolution visant non seulement à reconnaître la fibromyalgie comme maladie chronique mais également à prévoir un financement adéquat ainsi qu'un trajet de soins continu et multidisciplinaire s'intégrant dans un modèle dit biopsychosocial. Il était aussi prévu de mieux former les acteurs de la santé à la réalité des patients souffrant de douleurs chroniques.
Comme l'a rappelé M. Beuselinck, pour ce qui concerne l'extension aux patients souffrant de douleurs diffuses et du syndrome de fatigue chronique, notre non-adhésion aux amendements déposés ne signifie pas qu'une attention particulière ne doit pas être apportée aux patients ni qu'une prise en charge adéquate n'est pas nécessaire.
Mais il ne nous semble pas opportun de mélanger différentes situations.
Par ailleurs, nous sommes également favorables à ce que des avancées soient réalisées pour la partie psychologie clinique mais pas uniquement pour la fibromyalgie. C'était le sens de la proposition de loi qui était déposée.
Ainsi, mon groupe se félicite de l'adoption de cette résolution qui vise directement 2,5 % de la population, soit environ 300 000 patients belges atteints de la fibromyalgie.
13.11 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, avant de commencer mon intervention, je voudrais remercier tous les collègues de la commission Santé publique qui ont accepté de travailler sur cette résolution et qui nous ont permis d'aboutir au document qui vous est soumis aujourd'hui.
Je voudrais être brève et ne pas répéter tout ce qui a déjà été dit. Toutefois, je prendrai le temps de resituer le parcours de travail de cette résolution. Cela fait plusieurs années que la réflexion sur la fibromyalgie a été entamée avec des représentants des patients, des représentants des médecins et des autres praticiens mais surtout des patients qui en sont atteints.
Il est clair que cette résolution n'envisage pas toutes les maladies qui s'expriment par de la douleur. Elle ne traite pas non plus de toutes ces maladies inconnues qui se traduisent notamment par de la douleur, ni du syndrome de la fatigue chronique. Pourquoi? Parce que nous sommes face à un nombre important de personnes: entre 250 et 300 000 personnes souffrent de ce syndrome auquel on a donné un nom, ce qui représente 2,5 % de la population belge. Le sujet n'est donc pas complètement inconnu. Ces patients sont déjà pris en charge par toute une série de prestataires de soins dont l'expérience nous dit que c'est l'équipe et la pratique multidisciplinaires, pluridisciplinaires qui permettent d'approcher leur réalité, d'essayer de trouver des solutions et de participer à une démarche de recherche.
La résolution, en son dernier point, précise qu'il faut investir dans une démarche de recherche scientifique pour essayer de trouver les meilleurs traitements – parfois tout simplement de trouver un traitement car il n'y en a pas – mais aussi de travailler sur les causes et l'accompagnement des patients.
Ce point est séparé des autres; en effet, qui est le mieux placé pour mener la recherche? Je l'ignore en termes de structure, mais actuellement, ce sont les praticiens, les scientifiques et les patients. Il s'agit donc bien d'un travail interactif.
Nous ne voulons pas imposer une méthode de traitement. D'ailleurs la résolution ne le dit absolument pas; elle indique simplement la nécessité d'une intervention d'une équipe multidisciplinaire. Elle ne sera pas la seule dans les centres de la douleur: les médecins généralistes, kinés, psychologues, rhumatologues et autres spécialistes peuvent intervenir. Ils sont également pris en considération, mais peinent à établir des diagnostics; souvent, ils le réalisent par élimination, et, en collaboration avec les patients, ils doivent essayer d'adapter les traitements, les accompagnements et les suivis pour plus d'efficacité.
Cette résolution relève l'élément positif de la situation actuelle, c'est-à-dire la nécessité d'être plusieurs, de croiser les disciplines, d'établir un contact avec le patient, de prendre le temps de lui parler lors des consultations. Une consultation longue d'un généraliste n'exige pas de lui de jouer le rôle d'un psychothérapeute; elle durera au moins 15 à 20 minutes de manière à laisser suffisamment de temps au patient d'exprimer ses symptômes, ses douleurs et les handicaps fonctionnels qu'il ressent.
Nous introduisons la dimension psychologique et nous parlons de psychologue, de psychothérapie nécessaire pour ces patients. Mais le fait d'être psychologue clinicien, d'introduire la référence au psychologue clinicien reconnu est à distinguer d'un psychologue clinicien thérapeute pouvant intervenir.
Il s'agit là d'un fameux travail sur lequel nous nous sommes penchés pendant plusieurs années. Sous la précédente législature, nous avons essayé de travailler sur la reconnaissance du clinicien, de l'orthopédagogue et du sexologue, mais nous n'avons pas abouti. C'est pourquoi je ne demande pas mieux que la commission Santé publique se repenche sur le sujet, mais en introduisant la dimension du psychothérapeute, sous conditions. Nous y travaillerons et y mettrons beaucoup d'énergie.
Il n'était, dès lors, pas intéressant ou positif, puisque cela n'amenait aucun élément supplémentaire, de parler de reconnaissance du statut du psychologue clinicien, car les psychologues ne représentent qu'une partie des thérapeutes. Tous les cliniciens ne le sont pas. Et, par ailleurs, dans les centres de la douleur comme dans les hôpitaux – ce sont aussi de ces centres dont nous parlons – l'on a, de toute évidence, recours à des thérapeutes, qui sont formés, qui sont reconnus comme psychologues. Toutefois, même s'ils sont agréés par l'INAMI, cela n'équivaut pas à une reconnaissance du titre. Je pense que nous sommes prudents et que cela n'ouvre pas la porte aux médecines parallèles et "magiques", ce que vous semblez dire.
Il est un dernier élément que je ne comprends pas trop parmi les critiques. Nous sommes face à un syndrome, qui est reconnu et pour lequel on ne maîtrise pas les tenants et les aboutissants, ce qui ne permet pas d'offrir nombre de solutions. "Il faut pouvoir faire de la recherche et travailler en équipe pluridisciplinaire", dit-on. Par ailleurs, monsieur Beuselinck et madame De Block, vous voulez introduire la référence à l'Evidence Based Medicine. Il est encore trop tôt, selon moi.
Par contre, il importe que les patients, les prestataires et les scientifiques travaillent ensemble pour mener des recherches. Ainsi, il en ressortira, je l'espère un jour, une manière, un trajet et de bonnes pratiques que l'on pourra recommander. Mais déjà maintenant dire que l'on va s'y référer, c'est de nouveau limiter l'ouverture qu'il est nécessaire d'avoir vis-à-vis de ces patients.
Telles sont les remarques que je voulais apporter pour compléter les interventions de mes collègues et réagir aux amendements que je ne souhaite pas retenir!
Les malades atteints de fatigue chronique méritent notre attention. Nous devons prendre le temps de travailler à cette thématique ce, de manière spécifique, tout comme pour les personnes atteintes de douleur.
Je tenais aussi à dire que les choses ont évolué. En avril 2009, lors de notre colloque auquel ont assisté les représentants des différents groupes politiques et la ministre, nous avions fait un constat. Entre-temps, le plan donnant priorité aux personnes atteintes d'une maladie chronique a également apporté des avancées et des perspectives. Les patients atteints de fibromyalgie ont été invités à exprimer leurs difficultés. La résolution fait donc référence à ce plan Maladies chroniques, de manière à ce que les personnes atteintes de fibromyalgie puissent être aidées tant dans l'accès au remboursement que dans la prise en charge plus spécifique qui doit encore être développée dans le plan. Il s'agit de leur consacrer une attention plus particulière et de les aider dans leurs démarches à la fois de reconnaissance de l'incapacité, de l'invalidité, d'un handicap fonctionnel. Du chemin reste à faire, et c'est ce que nous avons voulu dire dans cette résolution.
Un dernier élément m'inquiète et c'est pourquoi nous avons insisté pour que cette résolution soit traitée. C'est que la fibromyalgie touchait – c'est à mettre à l'imparfait – majoritairement et quasiment exclusivement les femmes. On constate aujourd'hui que des hommes sont atteints de fibromyalgie mais aussi des adolescents et des enfants. À partir du moment où des adolescents et des enfants présentent ces syndromes, cela signifie que des enfants connaissent déjà aujourd'hui des souffrances insupportables et qu'ils développeront des handicaps fonctionnels encore plus importants. Il faut dès lors mettre de l'énergie dans la recherche de bonnes pratiques mais aussi dans la recherche des causes de cette maladie. Il n'est pas normal que des adolescents et des enfants développent ces syndromes et en souffrent.
Enfin, je remercie les collègues pour le travail commun qui a été fourni et Mme la ministre pour le concours qu'elle y a apporté.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
* *
* * *
Amendements déposés:
Ingediende
amendementen:
Point/Punt
5
• 17 - Manu Beuselinck cs (382/7)
Point/Punt 6
• 18 - Manu Beuselinck cs (382/7)
Point/Punt 7
• 16 - Manu Beuselinck cs (382/7)
Point/Punt 9
(n)
• 15 - Manu Beuselinck cs (382/7)
• 20 - Rita De Bont (382/7)
Point/Punt 10
(n)
• 19 - Manu Beuselinck cs (382/7)
* *
* * *
Le vote sur les amendements est réservé.
De stemming over de amendementen wordt
aangehouden.
Le vote sur les amendements réservés et sur l’ensemble de la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over de aangehouden amendementen en over het geheel van het voorstel zal later plaatsvinden.
14 Commission de suivi "abus sexuels"
14 Opvolgingscommissie "seksueel misbruik"
Conformément à nos débats des 6 et
7 avril 2011, nous devons créer la commission de suivi afin d'assurer
la mise en œuvre et le suivi des recommandations de la commission spéciale relative au traitement d’abus sexuels
et de faits de pédophilie dans une relation d’autorité, en particulier au sein
de l’Église.
Overeenkomstig onze bespreking van 6 en 7 april 2011 moeten wij een opvolgingscommissie oprichten die de uitvoering van de aanbevelingen van de bijzondere commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de Kerk, zal controleren.
Conformément à l'avis de la Conférence des
présidents du 27 avril 2011, je vous propose de reprendre la
composition de la commission spéciale relative au traitement d’abus sexuels et de faits de pédophilie dans
une relation d’autorité, en particulier au sein de l’Église.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 27 april 2011, stel ik voor dat de samenstelling dezelfde is als die van de bijzondere commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de Kerk.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
La commission de suivi se réunit immédiatement après la séance plénière afin de procéder à son installation.
De opvolgingscommissie komt onmiddellijk na de plenumvergadering bijeen met het oog op haar installatie.
15 Prise en considération de propositions
15 Inoverwegingneming van voorstellen
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du
jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en
considération est demandée.
In de laatst rondgedeelde agenda komt een
lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je
considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les
propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze
als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de
bevoegde commissies verzonden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
15.01 Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, u zal zich herinneren dat ik vlak vóór het paasreces bij wijze van spreken een gemiste poging had gedaan, omdat ons voorstel van resolutie toen niet op uw lijst van inoverwegingnemingen voorkwam.
Het gaat over het voorstel dat onder het nummer 8 op de lijst is gecatalogeerd, met name stuk nr. 1358/1, dat als titel Het indienen van een begrotingsstrategie voor de middellange termijn en een nationaal hervormingsprogramma bij de Europese Commissie draagt, wat wij hier bij wijze van spreken en samenvattend het Europese Semester noemen.
Collega’s, naarmate de deadline van eind april 2011 alsmaar korter bij komt, kunnen wij op basis van gedachtewisselingen en discussies die wij in het Parlement in het Adviescomité voor Europese Aangelegenheden en ook in de gemengde commissie voor de Financiën en Begroting van Kamer en Senaat hebben gehad, alleen maar vaststellen dat de huidige regering in lopende zaken op een alsmaar dunnere koord loopt. Naar onze bescheiden mening treedt zij ook stilaan buiten haar grondwettelijke kader van lopende zaken.
Wij weten dat de eerste minister op 28 maart 2011 reeds een brief naar Europa heeft gestuurd over de vijf concrete engagementen van de huidige regering in lopende zaken in het kader van het Euro-Pluspact. Tijdens de week vóór het paasreces, met name op woensdagochtend 6 april 2011, heeft het kernkabinet de laatste hand gelegd aan het nationaal hervormingsplan, dat aanstonds aan Europa werd bezorgd.
Wij stellen echter vast dat wij in het Parlement geen inhoudelijk debat over het thema hebben gevoerd. Wij hebben ook nauwelijks documenten over de meest recente stand van zaken ontvangen. Bovendien weten wij evenmin welke beleidskeuzes aan de grondslag van voornoemde beslissingen in lopende zaken hebben gelegen.
Ondertussen bolt de trein van lopende zaken alsmaar verder, collega’s, en heeft dit Parlement een begroting 2011 voorgeschoteld gekregen. Deze begroting zullen wij in de komende tijd weliswaar grondig bestuderen, maar iedereen vraagt zich af welke sociaaleconomische doelstellingen erin vervat zitten.
Als ik de hoogdringendheid vraag, voorzitter, voor ons voorstel van resolutie nr. 1348 dan heeft dit natuurlijk te maken met de concrete invulling van die begrotingsstrategie bij de Europese Commissie en de manier waarop wij als Parlement het debat grondig willen voeren, maar daar niet de kans toe krijgen. Ik stel ook vast dat de collega’s van de N-VA het voortschrijdende inzicht hebben gehad, want zij hebben ondertussen ook een voorstel van resolutie ingediend. Wij zijn altijd zeer verheugd dat andere politieke partijen hun inzicht afstemmen op het onze.
Mijn voorstel is, mijnheer de voorzitter, om bij hoofdelijke stemming de hoogdringendheid te vragen ten einde in het Parlement een inhoudelijk debat te kunnen voeren over het semesterexamen dat stilaan met haken en ogen aan mekaar hangt. Ik reken dan ook op een kamerbrede meerderheid om dit voorstel van resolutie alsnog te kunnen bespreken in een of andere commissie.
Le président: Nous allons procéder au vote par assis et levé sur la demande d'urgence.
La demande d'urgence est rejetée par assis et levé.
Het urgentieverzoek wordt verworpen bij zitten en opstaan.
Y a-t-il d'autres interventions sur ces prises
en considération? (Non)
16 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (1106/4)
16 Proposition de loi modifiant la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisation (1106/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
120 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
12 |
Abstentions |
Totaal |
132 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1106/5)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1106/5)
17 Aangehouden amendementen en artikel van het wetsvoorstel tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt (219/1-4)
17 Amendements et article réservés de la proposition de loi visant à interdire le port de tout vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage (219/1-4)
Stemming over amendement nr. 1 van Jean
Marie Dedecker op het opschrift.(219/3)
Vote sur l'amendement n° 1 de Jean Marie
Dedecker à l'intitulé.(219/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
14 |
Oui |
Nee |
118 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
132 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 2 van Jean
Marie Dedecker op artikel 2.(219/3)
Vote sur l'amendement n° 2 de Jean Marie
Dedecker à l'article 2.(219/3)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 2)
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 2 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l’article 2 est adopté.
18 Geheel van het wetsvoorstel tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt (219/1)
18 Ensemble de la proposition de loi visant à interdire le port de tout vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage (219/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration
avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
129 |
Oui |
Nee |
1 |
Non |
Onthoudingen |
2 |
Abstentions |
Totaal |
132 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (219/5)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (219/5)
19 Aangehouden amendementen aan het voorstel van resolutie betreffende de erkenning van het fibromyalgiesyndroom en een betere alomvattende behandeling van de fibromyalgiepatiënten (382/1-7)
19 Amendements réservés à la proposition de résolution visant à reconnaître le syndrome de la fibromyalgie et à améliorer la prise en charge globale des patients qui en sont atteints (382/1-7)
Stemming over amendement nr. 17 van Manu
Beuselinck cs op punt 5.(382/7)
Vote sur l'amendement n° 17 de Manu Beuselinck
cs au point 5.(382/7)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 4) |
||
Ja |
59 |
Oui |
Nee |
62 |
Non |
Onthoudingen |
12 |
Abstentions |
Totaal |
133 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 18 van Manu
Beuselinck cs op punt 6.(382/7)
Vote sur l'amendement n° 18 de Manu Beuselinck
cs au point 6.(382/7)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
(Stemming/vote 4)
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 16 van Manu
Beuselinck cs op punt 7.(382/7)
Vote sur l'amendement n° 16 de Manu Beuselinck
cs au point 7.(382/7)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 5) |
||
Ja |
47 |
Oui |
Nee |
71 |
Non |
Onthoudingen |
11 |
Abstentions |
Totaal |
129 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
(De heer Manu Beuselinck heeft zoals zijn
fractie gestemd)
Stemming over amendement nr. 15 van Manu
Beuselinck cs tot invoeging van een punt 9 (n).(382/7)
Vote sur l'amendement n° 15 de Manu Beuselinck
cs tendant à insérer un point 9 (n).(382/7)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 6) |
||
Ja |
37 |
Oui |
Nee |
70 |
Non |
Onthoudingen |
24 |
Abstentions |
Totaal |
131 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Stemming over amendement nr. 20 van Rita De
Bont tot invoeging van een punt 9 (n).(382/7)
Vote sur l'amendement n° 20 de Rita De Bont
tendant à insérer un point 9 (n).(382/7)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 7) |
||
Ja |
23 |
Oui |
Nee |
95 |
Non |
Onthoudingen |
13 |
Abstentions |
Totaal |
131 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
19.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de gehele CD&V-fractie heeft tegengestemd.
(Mevrouw Zuhal Demir heeft tegengestemd)
De voorzitter:
Stemming over amendement nr. 19 van Manu Beuselinck cs tot invoeging van een
punt 10 (n).(382/7)
Vote sur l'amendement n° 19 de Manu Beuselinck
cs tendant à insérer un point 10 (n).(382/7)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 8) |
||
Ja |
50 |
Oui |
Nee |
71 |
Non |
Onthoudingen |
12 |
Abstentions |
Totaal |
133 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.
20 Geheel van het voorstel van resolutie betreffende de erkenning van het fibromyalgiesyndroom en een betere alomvattende behandeling van de fibromyalgiepatiënten (382/6)
20 Ensemble de la proposition de résolution visant à reconnaître le syndrome de la fibromyalgie et à améliorer la prise en charge globale des patients qui en sont atteints (382/6)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 9) |
||
Ja |
72 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
61 |
Abstentions |
Totaal |
133 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (382/8)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (382/8)
21 Adoption de l’ordre du jour
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 5 mai 2011 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 5 mei 2011 om 14.15 uur.
La séance est levée à 19.35 heures.
De vergadering wordt gesloten om 19.35 uur.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 030 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 53 PLEN 030 bijlage. |
|
|
|
|
Vote nominatif - Naamstemming: 001
Oui
|
120 |
Ja |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva,
Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David,
Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie,
De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker
Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De
Ridder Min, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter,
Dewael Patrick, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo,
Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé,
George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe,
Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kitir
Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima,
Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent, Madrane Rachid, Maertens Bert,
Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin
Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Rolin Myriam,
Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et
d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf,
Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Uyttersprot
Karel, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende
Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van
Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste
Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior, Weyts Ben,
Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
012 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer
Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert,
Valkeniers Bruno, Veys Tanguy
Vote nominatif - Naamstemming: 002
Oui
|
014 |
Ja |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
Dedecker Jean Marie, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe
Peter, Louis Laurent, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Valkeniers
Bruno, Veys Tanguy
Non
|
118 |
Nee |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva,
Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval
David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, De Block Maggie, De Bue
Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter,
de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, De Meulemeester
Ingeborg, Demir Zuhal, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Ridder Min,
Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez
Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André,
Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph,
Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans
Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kitir Meryame,
Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle
Sabine, Leterme Yves, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie,
Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik,
Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse,
Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry
Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Vanackere Steven,
Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van
der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van
Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven
Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne
Christiane, Wathelet Melchior, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 003
Oui
|
129 |
Ja |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brotcorne
Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt
Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard Philippe, De Block Maggie, De Bont
Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman,
Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote
Koenraad, Deleuze Olivier, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal,
Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Ridder Min, Detiège Maya, Devin
Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy,
Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez
Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André,
Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, George Joseph, Gerkens
Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen,
Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kitir
Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima,
Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis Laurent, Madrane Rachid,
Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Moriau
Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Pas Barbara, Ponthier
Annick, Reynders Didier, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert,
Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse,
Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry
Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno,
Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick,
Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde
Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Wathelet Melchior, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
001 |
Nee |
Brems Eva
Abstentions |
002 |
Onthoudingen |
Almaci Meyrem, Genot Zoé
Vote nominatif - Naamstemming: 004
Oui
|
059 |
Ja |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bastin
Christophe, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Colen Alexandra, De Bont Rita, De Clerck Stefaan, Dedecker Peter, Dedecker Jean
Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal,
De Ridder Min, Devlies Carl, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dumery Daphné,
Fonck Catherine, Francken Theo, George Joseph, Goyvaerts Hagen, Grosemans
Karolien, Jambon Jan, Lanjri Nahima, Leterme Yves, Logghe Peter, Maertens Bert,
Milquet Joëlle, Muylle Nathalie, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam,
Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Terwingen Raf, Uyttersprot Karel,
Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick,
Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Wathelet Melchior, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
062 |
Nee |
Almaci Meyrem, Bacquelaine Daniel, Balcaen
Ronny, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brems Eva, Burgeon
Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme
Guy, Collard Philippe, De Bue Valérie, de Donnea François-Xavier, Deleuze
Olivier, Déom Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De
Vriendt Wouter, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia,
Flahaut André, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez
Caroline, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin
Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kitir Meryame, Lalieux
Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Madrane Rachid,
Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin
Linda, Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Temmerman Karin, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Van der
Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven
Peter, Vienne Christiane
Abstentions |
012 |
Onthoudingen |
De Block Maggie, De Clercq Mathias, De Croo
Herman, Dewael Patrick, Louis Laurent, Schiltz Willem-Frederik, Somers Bart,
Somers Ine, Turtelboom Annemie, Van Cauter Carina, Vanhengel Guy, Van
Quickenborne Vincent
Vote nominatif - Naamstemming: 005
Oui
|
047 |
Ja |
Annemans Gerolf, Becq Sonja, Colen Alexandra,
De Bont Rita, De Clerck Stefaan, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote
Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, De Ridder Min,
Devlies Carl, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dumery Daphné, Goyvaerts Hagen,
Grosemans Karolien, Jambon Jan, Lanjri Nahima, Leterme Yves, Logghe Peter,
Maertens Bert, Muylle Nathalie, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert,
Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Terwingen Raf, Uyttersprot Karel, Valkeniers
Bruno, Vanackere Steven, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Auwera
Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van
Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge,
Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
071 |
Nee |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Blanchart Philippe, Bonte Hans,
Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer
Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, De Bue
Valérie, de Donnea François-Xavier, Deleuze Olivier, Déom Valérie, De
Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter, Ducarme
Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline,
Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges,
Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kitir Meryame,
Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Madrane
Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Milquet Joëlle,
Moriau Patrick, Musin Linda, Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Rolin Myriam,
Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Thiébaut Eric,
Thiéry Damien, Tobback Bruno, Van Den Ende Annick, Van der Maelen Dirk, Van
Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vienne
Christiane, Wathelet Melchior
Abstentions |
011 |
Onthoudingen |
De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dewael
Patrick, Louis Laurent, Schiltz Willem-Frederik, Somers Bart, Somers Ine,
Turtelboom Annemie, Van Cauter Carina, Vanhengel Guy, Van Quickenborne Vincent
Vote nominatif - Naamstemming: 006
Oui
|
037 |
Ja |
Becq Sonja, Beuselinck Manu, Bracke Siegfried,
De Clerck Stefaan, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, De Ridder Min, Devlies Carl, Dierick Leen,
Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Lanjri Nahima,
Leterme Yves, Maertens Bert, Muylle Nathalie, Smeyers Sarah, Sminate Nadia,
Terwingen Raf, Uyttersprot Karel, Vanackere Steven, Van den Bergh Jef, Vandeput
Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van
Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge,
Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
070 |
Nee |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Blanchart Philippe, Bonte Hans,
Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y
Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard
Philippe, De Bue Valérie, de Donnea François-Xavier, Deleuze Olivier, Déom
Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter,
Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Frédéric André, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George
Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Henry
Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Madrane Rachid, Maingain
Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Milquet Joëlle, Moriau Patrick,
Musin Linda, Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Rolin Myriam, Seminara Franco,
Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Tobback Bruno, Van Den Ende Annick, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan,
Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vienne Christiane,
Wathelet Melchior
Abstentions |
024 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Block
Maggie, De Bont Rita, De Clercq Mathias, De Croo Herman, De Man Filip, Dewael
Patrick, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Louis Laurent, Pas
Barbara, Ponthier Annick, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Somers Bart,
Somers Ine, Turtelboom Annemie, Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Vanhengel
Guy, Van Quickenborne Vincent, Veys Tanguy
Vote nominatif - Naamstemming: 007
Oui
|
023 |
Ja |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
De Clerck Stefaan, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, De Man Filip, Demir
Zuhal, De Ridder Min, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Goyvaerts Hagen, Logghe
Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Terwingen Raf, Valkeniers
Bruno, Van Eetvelde Miranda, Van Vaerenbergh Kristien, Verherstraeten Servais,
Vervotte Inge, Veys Tanguy
Non
|
095 |
Nee |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva,
Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval
David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, De Bue Valérie, de Donnea
François-Xavier, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, De Meulemeester Ingeborg,
Déom Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt
Wouter, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez
Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant
Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens
Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien,
Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kitir Meryame, Lalieux
Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine,
Leterme Yves, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur
Yvan, Milquet Joëlle, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx
Laurette, Reynders Didier, Rolin Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah,
Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Thiébaut Eric,
Thiéry Damien, Tobback Bruno, Uyttersprot Karel, Van den Bergh Jef, Van Den
Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van
Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer
Reinilde, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Wathelet
Melchior, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
013 |
Onthoudingen |
De Block Maggie, De Clercq Mathias, De Croo
Herman, Dewael Patrick, Louis Laurent, Maertens Bert, Schiltz Willem-Frederik,
Somers Bart, Somers Ine, Turtelboom Annemie, Van Cauter Carina, Vanhengel Guy,
Van Quickenborne Vincent
Vote nominatif - Naamstemming: 008
Oui
|
050 |
Ja |
Annemans Gerolf, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Bracke Siegfried, Colen Alexandra, De Bont Rita, De Clerck Stefaan, Dedecker
Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester
Ingeborg, Demir Zuhal, De Ridder Min, Devlies Carl, D'haeseleer Guy, Dierick
Leen, Dumery Daphné, Francken Theo, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jambon
Jan, Lanjri Nahima, Leterme Yves, Logghe Peter, Maertens Bert, Muylle Nathalie,
Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia,
Terwingen Raf, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van den
Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van
Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert,
Wouters Veerle
Non
|
071 |
Nee |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Blanchart Philippe, Bonte Hans,
Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y
Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard
Philippe, De Bue Valérie, de Donnea François-Xavier, Deleuze Olivier, Déom
Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter,
Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline,
Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges,
Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kitir Meryame,
Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Madrane
Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Milquet Joëlle,
Moriau Patrick, Musin Linda, Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Rolin Myriam,
Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Thiébaut Eric,
Thiéry Damien, Tobback Bruno, Van Den Ende Annick, Van der Maelen Dirk, Van
Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vienne
Christiane, Wathelet Melchior
Abstentions |
012 |
Onthoudingen |
De Block Maggie, De Clercq Mathias, De Croo
Herman, Dewael Patrick, Louis Laurent, Schiltz Willem-Frederik, Somers Bart,
Somers Ine, Turtelboom Annemie, Van Cauter Carina, Vanhengel Guy, Van
Quickenborne Vincent
Vote nominatif - Naamstemming: 009
Oui
|
072 |
Ja |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Blanchart Philippe, Bonte Hans,
Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y
Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard
Philippe, De Bue Valérie, de Donnea François-Xavier, Deleuze Olivier, Déom
Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter,
Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline,
Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges,
Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kitir Meryame,
Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Louis Laurent,
Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Milquet
Joëlle, Moriau Patrick, Musin Linda, Onkelinx Laurette, Reynders Didier, Rolin
Myriam, Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Thiébaut
Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Van Den Ende Annick, Van der Maelen Dirk,
Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter,
Vienne Christiane, Wathelet Melchior
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
061 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Colen
Alexandra, De Block Maggie, De Bont Rita, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias,
De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man
Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, De Ridder Min, Devlies Carl,
Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dumery Daphné, Francken Theo,
Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Lanjri Nahima, Leterme Yves,
Logghe Peter, Maertens Bert, Muylle Nathalie, Pas Barbara, Ponthier Annick,
Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers
Bart, Somers Ine, Terwingen Raf, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel,
Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef,
Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Vanhengel Guy, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge,
Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle