Plenumvergadering |
|
du Jeudi 5 mai 2011 Après-midi ______ |
van Donderdag 5 mei 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Yves
Leterme, Paul Magnette
Els Demol, Guy
D'Haeseleer, Özlem Özen, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;
Philippe
Blanchart, Tanguy Veys, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Meyrem
Almaci, raisons familiales / familieaangelegenheden;
Mathias
De Clercq, François-Xavier de Donnea, Patrick Moriau, Didier
Reynders, Michel Daerden, en mission à l'étranger / met zending buitenslands;
Alexandra
Colen, empêchée / verhinderd.
- M. Christophe Bastin au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0265)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la menace terroriste à la suite de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0266)
- de heer Christophe Bastin aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0265)
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de terrorismedreiging naar aanleiding van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0266)
01.01 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, chers collègues, Oussama Ben Laden a été tué ce dimanche 1er mai, lors d'une opération menée par des forces spéciales américaines. Un des hommes les plus dangereux de la planète a été mis hors d'état de nuire. Nous ne pouvons que nous en réjouir, même si des questions se posent sur la manière dont les opérations ont été menées. La manière dont les forces spéciales américaines ont agi laisse en effet un certain nombre de zones d'ombre, notamment sur l'objectif de la mission, en particulier lorsque nous apprenons qu'il n'était pas armé.
Nous nous interrogeons également sur le rôle du Pakistan. Comment Ben Laden a-t-il pu résider au Pakistan si longtemps sans attirer l'attention des services de renseignement pakistanais pourtant omniprésents? Ces questions méritent, me semble-t-il, d'être posées aux différentes autorités compétentes.
Je ne reviendrai pas ici sur ce que représente Al-Qaïda qui a commis des attentats atroces et des enlèvements dans de nombreux pays. À la suite des attentats du 11 septembre 2001, une coalition internationale s'est mise en place pour chasser Ben Laden et les talibans qui le soutenaient d'Afghanistan. La Belgique participe à cette coalition avec des troupes présentes à Kaboul, Kunduz, Kandahar et Mazar-i-Sharif.
Les ministres des Affaires étrangères et de la Défense ont déclaré que la mort de Ben Laden ne changeait rien à l'engagement militaire belge en Afghanistan. Cela fait effectivement sens tant le conflit afghan a développé une logique propre. Reste que la portée symbolique de la mort de Ben Laden mérite que l'on s'interroge également à ce propos.
Monsieur le premier ministre, avez-vous obtenu de la part des autorités américaines plus d'informations sur la manière dont l'opération a été envisagée et menée, des informations en particulier sur les objectifs précis de cette opération et ses règles d'engagement? Il nous paraît important que cette opération ne nous fasse pas entrer dans une logique d'exécution extrajudiciaire.
Des mesures de sécurité particulières ont-elles été prises pour les troupes belges en Afghanistan à la suite de l'annonce de la mort de Ben Laden? Voyez-vous un risque d'insécurité accru, quand on sait que l'année 2010 était déjà l'année la plus meurtrière? Sur l'engagement belge et international en Afghanistan, y aura-il prochainement une discussion au sein de l'OTAN et avec le gouvernement afghan sur le rôle de l'ISAF en Afghanistan, notamment par rapport à la politique à mener vis-à-vis du Pakistan?
Sur les conséquences en Belgique, quelles mesures particulières ont-elles été prises dans notre pays pour prévenir un risque d'attentat?
L'OCAM a décidé de ne pas relever le niveau d'alerte. Pourquoi? Quels seraient donc les signaux qui mèneraient à une augmentation de ce niveau d'alerte?
Le président: J'insiste à nouveau sur les deux minutes à respecter.
01.02 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's, "We've got him". Zo werden wij op maandagochtend 2 mei wakker in het Westen.
Osama bin Laden werd, tien jaar na de aanslagen in New York, in Pakistan doodgeschoten door Amerikaanse troepen onder de directe leiding van president Obama.
Wij moeten eerlijk zijn. De eerste emoties die ons overmanden, waren die van opluchting en euforie. De eerste publieke verklaringen gingen ook in die richting. Zo verklaarde de voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy dat dit een historische stap was die de wereld opnieuw veilig maakt. Amper vijf minuten nadat hij de wereld opnieuw veilig verklaarde, waarschuwde Interpol voor een verhoogd terroristisch risico.
Wij moeten goed beseffen dat Bin Laden dood is, maar dat Al Qaida leeft. Zonder helemaal in angst of in paniek te vervallen, moeten wij waakzaam zijn voor mogelijke vergeldingsacties van radicale moslims. Ik hoop dan ook dat OCAD in de komende dagen, weken en maanden alert zal blijven om de terreurdreiging in ons land nauwkeurig op te volgen.
De reden waarom ik mijn vragen aan u stel, mijnheer de eerste minister, is omdat de terreurdreiging niet enkel binnen onze landsgrenzen heerst, maar eerder transnationaal en ook transdepartementaal is.
Wat mij echter vooral opvalt, is de dubieuze houding van zowel de Amerikaanse als de Pakistaanse overheid over hun onderlinge relaties. Eerst bedankte Obama Pakistan voor de geboden hulp. Daarna ontkende de Pakistaanse overheid alle betrokkenheid bij de operatie. Het is volgens mij onmogelijk dat de schuilplaats van Bin Laden zolang geheim kon blijven zonder medeweten van de Pakistaanse regering, het leger of de inlichtingendiensten.
Mijnheer de eerste minister, graag verneem ik van u hoe de Belgische regering onze toekomstige relaties ziet met Pakistan, een land waarvan nota bene bekend is dat het over kernwapens beschikt en wiens militaire inlichtingendienst nauwe banden onderhoudt met terreurgroepen.
Voorts wil ik u ook vragen naar onze troepen in Afghanistan, aangezien bij de bevolking ongerustheid leeft over de veiligheid van onze troepen. Zou u kunnen toelichten hoe de Belgische soldaten op de hoogte worden gebracht van een verhoogde dreiging, of ze anders uitgerust worden en andere taken krijgen?
01.03 Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, mevrouw De Meulemeester, monsieur Bastin, en ce qui concerne ce qui s'est passé au début de la semaine, nos pensées vont d'abord aux victimes de Ben Laden et à leur entourage.
Au nom du pays, j'ai félicité le président Obama pour le succès de son action et pour la mise hors d'état de nuire de Ben Laden. C'est un grand soulagement pour toute la communauté internationale. En effet, nous n'oublierons jamais les atrocités commises par ce sinistre personnage.
Monsieur Bastin, je l'ai dit en début de semaine, il eût été préférable qu'il y ait un emprisonnement suivi d'un procès mais dans le cas d'espèce, le plus important est le fait que Ben Laden ait été mis hors d'état de nuire.
Pour ce qui concerne l'Afghanistan, je retiens en particulier le message lancé par M. Karzaï à l'adresse des talibans. Il appelle ces derniers à reprendre la négociation et à renouer le dialogue afin d'installer définitivement la paix et la réconciliation dans ce pays. J'estime que le monde y trouverait son intérêt.
Mevrouw De Meulemeester en mijnheer Bastin, minister De Crem zal straks uitgebreider ingaan op de gevolgen van wat is gebeurd en de inschatting van de gevolgen op de veiligheidssituatie van onze troepen.
Sta mij toe te zeggen dat onze actie, onze aanwezigheid daar, bedoeld is om een zekere periode te duren, met als horizon eind 2011.
Natuurlijk is het niet onze bedoeling om daar ten eeuwigen dage militair actief te zijn. Neen, het is onze bedoeling om de Afghanen opnieuw meester te maken van hun lot, om hen opnieuw verantwoordelijk te maken voor de toekomst van hun land, voor de veiligheid van de bevolking.
Ondertussen moeten wij echter verder doen wat moet om deze doelstelling te bereiken.
Laat ons hopen dat de ontwikkeling die begin deze week plaatsvond met de dood van Bin Laden de randvoorwaarden op een betere manier creëert voor de transitie die noodzakelijk is voor Afghanistan en voor de internationale gemeenschap.
Mevrouw De Meulemeester, u hebt mij specifieke vragen gesteld over de impact van wat is gebeurd op de veiligheid van onze burgers, op een eventueel verhoogd risico op terroristische activiteiten in België als gevolg van de dood van Bin Laden.
Mevrouw De Meulemeester, enkele uren na de bekendmaking van de dood van Bin Laden heb ik in aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken de eindverantwoordelijke van OCAD en de mensen die het dossier ter zake beheren bij mij geroepen.
Mevrouw Turtelboom heeft gisteren in de commissie ook al gezegd dat OCAD het dreigingsniveau niet heeft verhoogd. Het huidige niveau van dreiging is bepaald als zijnde gemiddeld en komt overeen met het niveau 2 op een schaal van 4, waarbij 1 een zwakke dreiging is en 4 een ernstige dreiging. Per niveau worden uiteraard bepaalde voorzieningen getroffen.
Op mijn uitdrukkelijke vraag heeft de heer Vandoren namens OCAD in aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken gemotiveerd waarom deze inschatting naar zijn oordeel aan de orde bleef.
OCAD rechtvaardigt deze beslissing door het ontbreken van concrete indicaties dat ons land een mogelijk doelwit voor een aanslag zou zijn. Uit voorzorg evenwel werden bijzondere waakzaamheidsmaatregelen gevraagd voor de internationale instellingen op het Belgisch grondgebied, net zoals voor het openbaar vervoer.
De dreiging wordt permanent geëvalueerd. Uiteraard is de regering te allen tijde bereid om alle mogelijke veiligheidsmaatregelen te nemen op alle niveaus op basis van het door OCAD vastgestelde dreigingsniveau.
01.04 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, je remercie le premier ministre pour ses explications. Il est essentiel que les règles d'engagement soient claires en toute circonstance et dans le respect du droit. Mon groupe soutient donc l'opération menée par la coalition internationale. Il est évident que la dimension militaire doit s'accompagner d'une dimension politique, économique, sociale et ne pas devenir systématiquement une logique d'exécution extrajudiciaire. La sécurité de nos troupes est essentielle – j'aurai tout à l'heure une question pour M. De Crem à ce sujet – mais la réflexion sur le Pakistan est également essentielle car il s'agit d'un acteur clé dans la région.
Enfin, je remercie le premier ministre pour ses explications sur la sécurité en Belgique. Il s'agit de garder la tête froide tout en étant vigilant. Nous continuerons à suivre de près la situation sécuritaire, aussi bien en Belgique qu'en Afghanistan.
01.05 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben tevreden dat de Belgische regering samen met OCAD de situatie op de voet volgt. Zoals ik reeds aangaf, is het niet nodig paniek te zaaien. Alertheid is echter zeker geboden.
Inzake de relaties met Pakistan is het erg belangrijk dat wij ze blijven evalueren. Ik hoop dat er de komende dagen meer duidelijkheid komt over de rol die Pakistan nu juist heeft gespeeld. Vele vragen blijven immers onbeantwoord na de dood van Bin Laden.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Georges Gilkinet au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'assemblée générale de Dexia du 11 mai 2011" (n° P0267)
02 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de algemene vergadering van Dexia van 11 mei 2011" (nr. P0267)
02.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, quelques chiffres: 5,188 milliards d'euros, soit la perte enregistrée par Dexia sur l'exercice 2010; 2 163, soit le nombre de postes de travail perdus chez Dexia en deux vagues; 600 millions d'euros, soit le volume d'économies demandé aux travailleurs de l'entreprise; 7 %, soit le dividende octroyé au holding communal à la place des 13 % promis dans le cadre du refinancement effectué par plusieurs communes; 1,8 million d'euros, soit le paquet salarial de M. Mariani, l'administrateur général de la banque. Ce chiffre est indécent tant par rapport à la situation du monde financier qu'à la situation particulière de Dexia et à la résolution votée à l'unanimité au Parlement. Le mercredi 11 mai, une assemblée générale de Dexia aura lieu. L'État fédéral y sera représenté, puisqu'il détient 5,73 % de l'actionnariat de la banque.
Monsieur le premier ministre, que feront nos représentants lors de cette assemblée générale? Soutiendront-ils la résolution qui sera déposée pour remettre en cause le paquet salarial de M. Mariani? Personnellement, car c'est l'arbre qui cache la forêt ou la partie immergée de l'iceberg, je pense que d'autres problèmes plus fondamentaux se posent chez Dexia. Quelle coordination y a-t-il entre les actionnaires publics de la banque? Quel est l'objectif de l'État fédéral, au-delà de recevoir des dividendes, dans son engagement dans cette banque quant à son ancrage belge, mais aussi quant à ses pratiques en matière d'éthique?
02.02 Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, les indemnités octroyées aux membres de la direction de Dexia, société anonyme, pour l'année 2010 correspondent globalement aux montants octroyés en 2009. Chaque fois, le conseil d'administration a pris cette décision à l'unanimité; chaque fois la part variable de l'indemnité a été conditionnée pour être échelonnée sur plusieurs années.
Pour 2009, on a ainsi anticipé la législation. Pour 2010, la décision a été prise conformément aux réglementations belges et européennes, réglementations auxquelles Dexia s'est entièrement conformée.
Le ministre des Finances a transmis à la société anonyme Dexia la résolution du Parlement, votée ici à la Chambre en matière d'indemnités variables. En guise de réponse circonstanciée, Dexia a commenté et justifié la décision adoptée par le conseil d'administration.
Vous savez que l'année dernière, la Chambre a voté une loi à l'initiative du ministre Stefaan De Clerck. Cette loi régit notamment l'indemnité des membres de la direction des entreprises cotées en bourse et des entreprises publiques. C'est donc sur la base de cette loi du 16 avril 2010, plus particulièrement sur la base de l'article 3, que l'assemblée générale devra, à partir de l'année prochaine, approuver un rapport d'indemnités distinct pour les membres de la direction. Ainsi, les actionnaires pourront-ils se prononcer directement sur la rémunération des membres de la direction.
02.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je ne vous étonnerai pas en vous disant que votre réponse ne me satisfait aucunement!
Elle montre que les lois votées en matière d'avantages salariaux pour les dirigeants des entreprises sont insuffisantes. Comme nous l'avons dit, le bonus salarial octroyé à M. Mariani est absolument incohérent avec le contexte général du monde financier et avec le contexte particulier de Dexia.
Si je vous ai posé cette question, c'est parce qu'un ensemble d'indices convergents montre qu'il y a une difficulté au sein de cette entreprise. On ne peut pas demander de tels sacrifices aux travailleurs et aux communes et agir comme si de rien n'était en ce qui concerne les rémunérations des dirigeants. Je m'inquiète fortement au sujet de l'avenir de cette banque, de son ancrage belge. Cette banque est aujourd'hui dominée par ses dirigeants français. C'est le flou qui règne sur son avenir.
En tant que représentant des actionnaires publics pour ce qui concerne l'État fédéral, je vous demande d'entamer une coordination avec vos collègues des autres niveaux de pouvoir pour que, lors de l'AG de mercredi, un signal clair soit donné quant à vos intentions et pour peut-être aussi qu'un jour, cette banque mérite à nouveau son slogan qui est d'être une banque éthique et durable. Ce n'est pas le cas actuellement et je vous demande d'agir pour que cela change!
L'incident est clos.
- de heer Bruno Tobback aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de nucleaire rente" (nr. P0268)
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de nucleaire rente" (nr. P0269)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de nucleaire rente" (nr. P0270)
- M. Bruno Tobback au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la rente nucléaire" (n° P0268)
- M. Willem-Frederik Schiltz au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la rente nucléaire" (n° P0269)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la rente nucléaire" (n° P0270)
03.01 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de eerste minister, u kent de kalender van de play-offs waarschijnlijk beter dan ik, maar ik neem aan dat Anderlecht binnenkort nog tegen Standard speelt. In de veronderstelling dat op dat moment Genk de titel nog niet binnen heeft, zou dat een match met inzet kunnen zijn. Hoe zou u het vinden, als neutrale toeschouwer en sportfan, dat ieder van die twee ploegen op dat moment voor een match met inzet zijn eigen scheidsrechter mag meebrengen om eventuele betwistingen over een strafschop bij een doorbraak van Lukaku te beoordelen?
Dit is wat u hebt gedaan bij de discussie over de nucleaire rente. U hebt eigenlijk twee overheidsinstellingen, allebei belast met het behartigen van het algemeen belang, tegen elkaar uitgespeeld. Dat heeft geresulteerd in het schouwspel dat wij de afgelopen twee dagen in de commissie voor het Bedrijfsleven van het Parlement hebben gezien, waarbij twee overheidsinstellingen mekaars geloofwaardigheid komen ondergraven.
Ten eerste, hoe denkt u in godsnaam nog de geloofwaardigheid en de soliditeit van die twee instellingen te kunnen herstellen na het schouwspel dat wij hebben gezien?
Ten tweede, de hoorzittingen en heel de discussie hebben uitgewezen dat het niet gaat over de cijfers, maar over twee modellen. In het eerste model wordt gewoon geprobeerd geld in de staatskas te krijgen door te zoeken naar belastbare winsten en in het tweede model wordt geprobeerd een richting te geven aan de elektriciteitsmarkt door ervoor te zorgen dat de winst die iemand kan maken dankzij publieke investeringen, kan worden gerecupereerd om nieuwe investeringen te doen die in het belang zijn van het publiek. Wat dat laatste betreft, denk ik dan aan nieuwe technologieën. Het gaat om een keuze tussen die twee modellen.
In de commissie bestond er gisteren een consensus over de vaststelling dat die discussie bepalend moet zijn voor het bedrag en de manier waarop de tax op de nucleaire rente moet worden geïnd. Mijnheer de eerste minister, zal uw regering ons opnieuw verrassen met een paar standpunten tussen twee deuren in de voorbereiding van de Ministerraad of het kernkabinet, of zult u toelaten dat het Parlement het debat met de nodige argumenten in de komende weken voert en beslist over de keuze op lange termijn?
03.02 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): De wonderen zijn de wereld nog niet uit, nu ik hier in de plenaire vergadering het podium moet bestijgen om een gelijkaardige verzuchting als die van de heer Tobback aan u te lanceren, mijnheer de premier, zij het vanuit een minder polemische en minder opgejaagde context. In tegenstelling tot de heer Tobback was ik zeer verheugd dat het Parlement het dossier naar zich toe mag trekken en er in alle ruimte over kan debatteren.
Mijnheer de premier, zult u, voortgaand op het elan dat u vorige week hier hebt ingezet, toestaan dat het Parlement de discussie over de nucleaire rente zelf mag beslechten?
Een volgende vraag, die ik minstens even belangrijk vind, is wat er met dat geld zal gebeuren. De voorbije dagen vernam ik in de pers dat de opiniemakers, uit verschillende hoeken, zich zorgen maken, als zou de regering het betreffende dossier aangrijpen om haar begroting wat op te smukken. Ik wil dus graag van u weten of elke opbrengst uit de rente boven op de inkomsten die nu al in de begroting zijn ingeschreven, naar het budget zal gaan of bijvoorbeeld naar financieringsmechanismen om te investeren in offshore energie, zodat wij eindelijk eens iets kunnen doen aan de factuur van de consumenten.
03.03 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de premier, de jongste dagen was hier in het Parlement een beschamend schouwspel te zien, een schouwspel tussen de CREG en de Nationale Bank. Eerst werd een spelletje Hoger Lager gespeeld. De voorbije twee dagen is dat echter geëindigd in een spel moddercatch. Hoe kon dat gebeuren? De regering heeft een overheidsinstelling, de CREG, die haar waakhond is en die betaald wordt en bekwaam is om toezicht te houden op ons energiebeleid. Die maakt een studie en komt uit op afgerond ongeveer 2 miljard voor de nucleaire rente. Premier, het is voor u dan natuurlijk moeilijk om Electrabel te zeggen dat de rente 2 miljard is. Wat moet u dan doen? U moet dan aan windowdressing gaan doen en u indekken. Wie kunt u daarvoor beter nemen dan de Nationale Bank? De gouverneur van de Nationale Bank is de heer Luc Coene, de man die in opdracht van paars, met de heren Tobback en Verhofstadt indertijd, Electrabel verkwanseld heeft aan de Fransen.
Wat hebt u gedaan met heel die demarche? U hebt de geloofwaardigheid van beide instellingen, zowel de CREG als de Nationale Bank, sterk aangetast. U hebt die instellingen in diskrediet gebracht. De CREG en de Nationale Bank zeggen dat er in feite geen energiebeleid is. Om het gat in de begroting te dichten, hebt u nieuwe belastingen nodig. U gebruikt Electrabel nu als incassobureau voor de nieuwe belasting die de verbruiker betaald heeft. Ik zou nu toch graag eens van u horen over hoeveel het zal gaan. Het gaat over een miljard euro verschil tussen wat de CREG zegt en wat de Nationale Bank zegt. Wat zult u nu doen?
Er schuilt ook een communautair addertje in dat dossier. Gisteren was klaar en duidelijk te horen dat de MR en de PS, dus de Franstaligen, de kant kiezen van Electrabel en van de Nationale Bank en dat de Vlamingen de kant kiezen van de berekening van de CREG.
Premier, welk bedrag zult u of mag u nu bij Electrabel innen?
Wat zult u doen? Zult u het gat in de begroting dichtrijden of zult u het geld gebruiken voor iets anders?
03.04 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, ik herhaal eerst wat de inzet is van de werkzaamheden in verband met de heffing van een billijke en rechtvaardige belasting op de zogenaamde nucleaire rente.
Ten eerste, de regering heeft door de beslissing die ze al genomen heeft in deze legislatuur, toch wel een geloofwaardige positie, niet alleen in woorden, maar ook in daden. Immers, voor het eerst heeft deze regering een billijk en rechtvaardig deel van de winsten die energieproducenten halen uit het gebruik van reeds boekhoudkundig afgeschreven kerncentrales, laten innen voor de schatkist, met de ambitie effectief – ik kom daar straks op terug – om een deel van die opbrengst ten goede te laten komen aan de competitiviteit en aan het verlichten van de energiefactuur voor de eindverbruikers van energie. Ik herhaal het, mijnheer Tobback: deze regering is de eerste die daar niet alleen over spreekt, maar daar ook in slaagt. Ik denk dat het belangrijk is dat dat nog eens onderstreept wordt.
Ik wil nog eens herhalen in welk tijdsperspectief wij een en ander zien en hoe we dat aanpakken. Het kernkabinet van 27 april heeft drie beslissingen genomen, zeer unaniem, met drie onderdelen.
Ten eerste, teneinde de heffing billijk, rechtvaardig en juridisch op een duurzame manier overeind te houden in de toekomst, wordt aan de specialisten gevraagd – uit het parlementaire debat blijkt dat er enige materie voor is – om de technische discussie over de cijfers en over het toekomstige mechanisme voor te bereiden. Het gaat immers niet over kleine bedragen.
Ten tweede, de cijfers waarop de werkzaamheden van de CREG en de Nationale Bank tot nu toe waren gebaseerd, hebben betrekking op het kalenderjaar 2007. Wij vragen – dat is het tweede deel van de beslissing – dat een aantal mogelijke mechanismen van billijke en rechtvaardige heffing wordt gesimuleerd voor de jaren 2008, 2009 en 2010, afzonderlijk en gezamenlijk met een aantal varianten. Trouwens, wat 2008, 2009 en 2010 betreft, wil ik wel onderstrepen dat aangaande de zogenaamde spagaat tussen de Nationale Bank en de CREG de gegevens die gisteren zijn vrijgemaakt, ons leren dat men toch wel stilaan in de buurt komt van een soort gemeenschappelijke inschatting van het cijfermateriaal voor 2008, 2009 en 2010.
Het derde element van de beslissing, naast technische uitklaringen en naast het simuleren voor de jaren 2008, 2009 en 2010, was en is dat wij het Parlement de komende weken alle mogelijke ruimte willen geven voor het belangrijke maatschappelijk debat om voor het eerst, in het verlengde van voorgaande beslissingen, ervoor te zorgen dat op een duurzame manier een deel van de geboekte winsten terugvloeit naar de schatkist, de belastingbetaler, de eindverbruiker. Die ruimte heeft de regering het Parlement toebedeeld.
Tot nu toe is de regering geen actor in het debat. Ik heb begrepen dat collega Magnette een van de volgende weken gehoord zal worden in de commissie. Wij zullen uiteraard wachten tot het Parlement zijn werkzaamheden volledig heeft voltrokken.
Dan zal er beslist moeten worden. Wij zullen die beslissing nemen op het juiste moment, rekening houdend met alle elementen die op tafel liggen en, nogmaals, met het oogmerk om een billijk en rechtvaardig deel van de winsten uit het gebruik van boekhoudkundig afgeschreven kerncentrales te laten toekomen aan de consument en aan de belastingplichtigen.
03.05 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de eerste minister, het schijnt niet veel uit te maken welke vraag ik stel. U komt toch iedere week hetzelfde antwoord geven. Bovendien is uw antwoord naast de kwestie. U mag het opzoeken: ik heb nooit betwist dat u met die 250 miljoen een eerste verstandige stap hebt gezet.
De enige conclusie die ik moet trekken, is dat uw woorden niet kloppen. Immers, uit alle studies die er achteraf gekomen zijn, is gebleken, net zoals wij toen gezegd hebben, dat die 250 miljoen billijk noch rechtvaardig is, laat staan verstandig. Met andere woorden, uw antwoord, voor zover het nog juist mocht zijn, slaat nergens op. Het is geen antwoord. En omdat u nooit luistert naar de vragen, geeft u altijd hetzelfde antwoord. Dat is de eeuwige discussie.
Het grote probleem, dat ook uit de discussies is gebleken, is dat het niet gaat over de centen en evenmin over het heffen van een belastinkje, waarvan u de opbrengst in uw begroting kunt inschrijven om dan te zeggen dat u het fantastisch bezig bent. De manier waarop de nucleaire rente zal worden belast, bepaalt de structuur van de elektriciteitsmarkt. Dat is wat heel duidelijk wordt uit wat de CREG in de afgelopen periode zegt.
Laten wij toe aan een privébedrijf om een commercieel beleid te voeren met middelen die het verdient op basis van kapitaalgoederen die het cadeau heeft gekregen van de Belgische consument? Tot nu toe, met die 250 miljoen, laat u dat toe. Met de inschakeling van de Nationale Bank, laat u dat toe.
De discussie die wij in het Parlement zullen voeren, is hoe wij die middelen terug bij de Belgische consument krijgen, waar ze thuishoren, zodat de consument niet opnieuw de last van investeringen in toekomstige technologie hoeft te dragen. Van uw regering heb ik daarop nog geen antwoord gekregen, hoe vaak ik u die vraag ook stel. Ik zal ze daarom blijven stellen.
Le président: Le Règlement prévoit un temps pour la question, la réponse et la réplique. Aucun autre membre ne peut intervenir.
03.06 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Collega’s, ik doe vandaag een aantal belangrijke vaststellingen. Ik noteer dat het Parlement het debat over de nucleaire rente zal kunnen voeren. Het past, vind ik, bij een regering in lopende zaken dat zij niet autonoom te werk gaat. Ik reken er dan ook op dat de regering het Parlement zal volgen en niet omgekeerd.
Ik noteer ook dat de heer Tobback binnenkort misschien beter op een andere bank komt zitten. Hij begrijpt het discours dat ik al lang aan minister Magnette probeer door te geven, namelijk de kostenstructuur van een monopolistisch bedrijf brengen op het niveau van een concurrent, zodat er meer concurrentie komt en wij eindelijk een geliberaliseerde markt hebben. Dat is een zeer heuglijk feit, mijnheer Tobback.
Mijnheer de eerste minister, voorts ben ik wel een beetje bezorgd, omdat u in uw antwoord slinks een zinnetje wegmoffelt: “De specialisten zullen de cijfers voorbereiden.” Wij hebben nochtans al veel gediscussieerd over cijfers. Gisteren waren wij in de commissie tot het punt gekomen dat tussen de Parlementsleden min of meer begon duidelijk te worden waar de beslissingen genomen moeten worden. Die discussie begon zich uit te kristalliseren. Nu u komt zeggen dat specialisten – andere, neem ik aan – de cijfers zullen voorbereiden, houd ik mijn hart vast.
Ik houd het erbij dat u vertrouwen in het Parlement hebt. Wij zullen dat zeker niet beschamen. Wij zullen ons model van berekening dus aan u kunnen voorleggen en dan kunnen uw specialisten de cijfertjes invullen. Zo hebben wij automatisch een simulering voor de volgende dagen. Ik hoop dat het niet lang zal duren. Er is geen tijd om te talmen. Na deze stap de volgende!
03.07 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de eerste minister, ik heb twee vragen gesteld. Ik heb gevraagd hoeveel de taks op de nucleaire rente zou bedragen. Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Ik heb ook gevraagd wat er zou gebeuren met die taks. Daar heb ik ook geen antwoord op gekregen.
Al een paar dagen zijn wij in het Parlement bezig met de publieke executie van twee overheidsinstellingen, die tot compleet andere besluiten komen inzake de nucleaire rente. Hun besluiten staan 100 % tegenover elkaar. Er is een verschil van 1 miljard euro. Wat hebt u gedaan? U hebt die twee instellingen in opspraak gebracht. Ik vraag mij af hoe u die instellingen opnieuw geloofwaardig zult maken.
Ik heb de jongste dagen één ding geleerd: er wordt geen enkel energiebeleid gevoerd door uw regering, zeker niet voor de toekomst. Het enige wat u zegt, is dat u een belasting wil heffen op de inkomsten van Electrabel. Dat is het enige wat u doet met uw energiebeleid. U doet niets aan de monopolievorming, u doet niets aan de monopolievorming in de productie in ons land. U zult gewoon een nieuwe belasting heffen, maar u durft nog altijd niet te zeggen hoeveel. Ik vind dat nog altijd een beschamend antwoord.
L'incident est clos.
- de heer Gerolf Annemans aan de minister van Justitie over "het profiel van de door de Staatsveiligheid gevolgde onderdanen" (nr. P0273)
- de heer Patrick Dewael aan de minister van Justitie over "het profiel van de door de Staatsveiligheid gevolgde onderdanen" (nr. P0274)
- M. Gerolf Annemans au ministre de la Justice sur "le profil des ressortissants sur lesquels la Sûreté de l'État enquête" (n° P0273)
- M. Patrick Dewael au ministre de la Justice sur "le profil des ressortissants sur lesquels la Sûreté de l'État enquête" (n° P0274)
04.01 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de minister, samen met ons vernam u via de pers dat de heer Winants van de Staatsveiligheid het nuttig heeft geoordeeld om met veel allure en met een zekere zelfoverschatting, in ieder geval zonder gêne, al na enkele maanden de resultaten te tonen van de wet die hem in staat stelt om, zoals de CIA als het ware, bankafschriften na te kijken, in allerlei huizen binnen te vallen, telefoonconnecties van de burgers te bekijken en dergelijke. Reeds bij de totstandkoming van de wet bestonden over dergelijke handelingen grote vragen bij de burgers met betrekking tot de bescherming van de privacy.
Hij geeft een volledig cijfermatig overzicht: 417 operaties en wellicht een veelvoud aan “binnenvallingen”, als ik het zo mag zeggen, in de privacy. Het enige dat hij in het duister laat, en op dat punt blijven wij op onze honger zitten, is wie het voorwerp daarvan is.
Toen mevrouw Onkelinx die wet in uw schoot wierp, stond daar het woord “nationalisme” in. Het bleef er ook in staan. Het woord “islamterrorisme” mocht er niet in staan, wellicht om dezelfde reden. U hebt dat zonder meer overgenomen. Het Vlaams Belang voelt zich dus ook nog altijd geviseerd.
Wij zijn niet geheel gerustgesteld door het Comité I en zeker niet door de begeleidingscommissie, want intussen is het een onderonsje geworden van N-VA en PS, net zoals de regeringsonderhandelingen. Er zit ook een CD&V’er in en na maandenlange discussies hebt u zelfs toegestaan dat de heer Armand Dedecker er werd ingesluisd. Dat is dus niet echt een democratisch orgaan en zeker geen orgaan waarvan men zou kunnen zeggen dat het een parlementaire controle uitoefent op de bezigheden van de Staatsveiligheid.
Kunt u de gegevens en de loslippigheid van de heer Winants aanvullen aangaande het object van de studies van de Staatsveiligheid? Ik zou graag hebben dat u op deze tribune de Staatsveiligheid duidelijk maakt dat het niet kan gaan om het politiek controleren van burgers en van hun vrije meningsuiting.
04.02 Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de minister, collega’s, in tegenstelling tot bij de heer Annemans ligt er geen paranoia aan de basis van mijn vraag.
De wetgeving die eindelijk van toepassing is maakt het mogelijk dat de Staatsveiligheid en onze inlichtingendiensten met gelijke wapens kunnen opereren. Andere landen hadden in het verleden nogal wat kritiek op het feit dat onze methodes niet wettelijk waren onderbouwd. Uiteindelijk is dat nu wel het geval. Met enige moeilijkheden, ook inzake de samenstelling van die commissie, is die wet thans eindelijk operationeel.
Meer dan 400 operaties op heel korte tijd, wijst dat erop dat er een lange wachtlijst was en dat men een en ander onmiddellijk in praktijk heeft gebracht?
Dat doet vragen rijzen omtrent de botsing tussen twee principes, namelijk het recht op veiligheid en het recht op privacy. Het recht op privacy is in de wet geregeld, voorafgaandelijk met een commissie en magistraten en nadien met een controle in het Parlement.
Mijnheer de minister, ik heb twee vragen.
Ten eerste, uiteraard gaat het om de inlichtingendiensten. De bestuurlijke politie is ook vragende partij om de methode in kwestie te kunnen gebruiken. Ik ben tegenstander. Ik weet echter dat de inlichtingendiensten in de strijd tegen extremisme en terreur soms belangrijke informatie kunnen krijgen die de bestuurlijke autoriteiten kunnen interesseren. Ik geef het voorbeeld van Blood & Honour, waarvan de manifestaties altijd onder een dekmantel worden georganiseerd en waarbij de burgemeesters meestal achter de feiten aanlopen.
Het zou belangrijk zijn mocht de informatie die door de Staatsveiligheid wordt ingewonnen, circuleren en, bijvoorbeeld via het Crisiscentrum, ter kennis van de bestuurlijke autoriteiten worden gebracht. Zulks veronderstelt denkelijk zelfs geen wettelijke aanpassing.
Ten tweede, de democratische controle wordt door het begeleidingscomité van de Senaat geregeld. Van dit comité maken op dit ogenblik vier fracties deel uit. Dat is een democratisch deficit. Indien het Parlement a posteriori controle moet uitoefenen, moet dat kunnen gebeuren door alle fracties.
Hoe staat u daartegenover? Uw antwoord zal misschien mede het initiatief dat ik ter zake op wettelijk vlak zal nemen, kunnen inspireren.
04.03 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de BIM-wet, zijnde de wet betreffende de bijzondere inlichtingenmethodes, is een heel belangrijke wet geweest. Door deze wet beschikken ook onze diensten, als laatste instantie in Europa, over een aantal mogelijkheden om informatie te verzamelen, uiteraard binnen hun wettelijke opdracht.
Het debat ter zake is uitvoerig en grondig gevoerd. Wij beschikken nu over een instrument dat sinds september van vorig jaar operationeel is.
Het is de stijl van de heer Winants om over bedoeld instrument te communiceren en algemene informatie ter zake te verspreiden. Ik heb daarmee op zich geen probleem. Het mag geweten zijn dat die wet ook wordt toegepast.
Mijnheer Dewael, u had het over de wijze waarop de Staatsveiligheid functioneert. U vroeg zich ook af of er meer informatie over bepaalde zaken moet komen. Ik meen dat zulks gebeurde. Ik heb niet anders voor dan dat ik en ook de minister van Binnenlandse Zaken bepaalde informatie over bepaalde activiteiten krijgen, zoals inzake Blood & Honour, waarover u hebt gesproken. Ik wil dus gerust even bekijken of ter zake geen betere afstemming kan worden verkregen. Dat is geen probleem.
Ik weet ook – dit is de essentie van de wet – dat alles wat hier gebeurt, nu onvoorstelbaar wordt gecontroleerd. De activiteiten, zijnde de specifieke en de uitzonderlijke methodes die worden toegepast, zijn wettelijk bepaald. Dat is evident. Op die activiteiten is er een interne, bestuurlijke controle. Er is ook een controle door magistraten. Er is een commissie van vier magistraten die de genoemde, specifieke en uitzonderlijke elementen keer op keer moet goedkeuren.
Er is dus een interne toetsing en er is inderdaad ook het Comité I. Dat is de parlementaire controle, die in de Senaat is uitgebouwd. Ik dacht dat collega Dewael tijdens de vorige legislatuur minder problemen had met de samenstelling van de commissie, maar het klopt dat er een beperkte samenstelling is en dat daarover regelmatig vragen worden gesteld.
Ik heb op zich geen probleem met een debat daarover. Als de Senaat daarover moet kunnen oordelen, als de Senaat een toepassing moet kunnen maken van een wet en zien of de wet correct wordt toegepast in al zijn onderdelen, dan moet die commissie een representativiteit hebben. Dat is voor mij geen enkel probleem, maar dat is de verantwoordelijkheid van de Senaat. Wij zullen dat hier in de Kamer niet oplossen.
Ik kom tot mijn conclusie. De wet is er. De wet functioneert. Als die aantallen geciteerd worden, dan is dat essentieel in de strijd tegen het terrorisme. Het is niet om het Vlaams Belang te controleren, collega Annemans, maar in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Er wordt gezocht naar onder andere telefoonverbindingen. Die tellen snel. Dat zijn analyses. In het kader van terrorismeacties is het echter cruciaal om heel correct en snel te reageren. Ik denk dat het een belangrijke, positieve wet is, die op een correcte manier wordt toegepast. Voor de rest is het aan de Senaat om daarop toezicht uit te oefenen, via de commissie die hij zelf samenstelt. Dat is zijn verantwoordelijkheid.
04.04 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de minister, als u hier officieel meedeelt dat het niet dient om het Vlaams Belang te controleren, dan neem ik daar met genoegen kennis van. Ik neem aan dat u op dit spreekgestoelte niet liegt en dan kan ik mij vergenoegen met uw antwoord, ware het niet dat de beperkte democratische vertegenwoordiging in dat controlecomité helemaal afhankelijk is. Dat is een gevolg van de groei van het Vlaams Belang. U weet waarom dat controlecomité in de Senaat zo klein gehouden is: omdat er geen Vlaams Belanger in zou zitten. Dat is de geschiedenis.
Als ik Open Vld’er was en de heer Winants zou mij moeten controleren, dan zou ik ook niet zo ongerust zijn, mijnheer Dewael, maar in mijn geval moet u het mij niet kwalijk nemen dat ik de heer Winants niet kan vertrouwen. Ik vertrouw echter vooralsnog en tot nader order de heer De Clerck, wanneer hij zegt dat het Vlaams Belang geen voorwerp uitmaakt van die onderzoekingen.
As wij het terrorisme bestrijden, dan moeten wij dat inderdaad grondig doen en met alle mogelijke en moderne middelen. Wij hebben trouwens die wet niet om die reden bestreden, wij hebben die wet bestreden omdat in de formulering van de personen en de organisaties die gevolgd kunnen worden, het woord “nationalisme” stond en niet op voldoende wijze duidelijk werd gemaakt dat het niet ging om democratisch vertegenwoordigde politieke partijen. Als vandaag bevestigd wordt door de minister dat dit niet het geval is, en ook niet de bedoeling van de wet is, dan neem ik daar met genoegen kennis van.
04.05 Patrick Dewael (Open Vld): Laten wij niet speculeren op de getalsterkte in deze assemblee. Ik zou kunnen zeggen: wat is nog het belang om het Vlaams Belang te controleren, mijnheer Annemans?
In elk geval, mijnheer de minister, het eerste element is volgens mij wel fundamenteel. Veel burgemeesters werden in het verleden geconfronteerd met de problematiek van manifestaties die doorgang vinden op het grondgebied van hun gemeente en waarop niet kon worden geanticipeerd omdat ze doorgaan op een locatie die doorgaans wordt afgehuurd met een andere doelstelling. Wij lopen daar meestal achter de feiten aan.
Misschien moet de volgende vraag wel gesteld worden, omtrent de finaliteit. Als vanuit de Staatsveiligheid, in het kader van bepaalde onderzoeken, informatie kan worden ingewonnen die niet leidt tot de criminele sfeer, maar die wel van belang is voor de bestuurlijke autoriteiten, zouden wij een systeem op gang moeten kunnen brengen waarbij door bemiddeling van het Crisiscentrum van Binnenlandse Zaken dit onmiddellijk aan burgemeesters en lokale bestuurlijke autoriteiten wordt meegedeeld zodat zij sneller op de bal kunnen spelen.
Voor het overige ben ik ongemeen positief over de toepassing van deze wet die wij mee hebben ondersteund. Misschien kan uw antwoord en verder onderzoek ons inspireren voor een mogelijke aanpassing van deze wet?
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Laurent Louis au ministre de la Justice sur "la politique des poursuites en matière de maltraitance animale" (n° P0275)
05 Vraag van de heer Laurent Louis aan de minister van Justitie over "het vervolgingsbeleid inzake dierenmishandeling" (nr. P0275)
05.01 Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je souhaite prendre la parole aujourd'hui au nom des animaux qui souffrent en silence en Belgique.
En effet, ces dernières semaines, des cas particulièrement graves de maltraitance animale ont été constatés dans notre pays. Tout a commencé à Ogy où des dizaines de chevaux survivaient dans des conditions atroces chez un professionnel multirécidiviste. À Ath, des animaux affamés et maltraités ont été saisis. Et à Pont-à-Lesse des individus n'ont rien trouvé de mieux que de massacrer des chevaux à coups de rames et de pierres, par plaisir ou par perversité.
À chaque fois, les photos sont particulièrement insoutenables. Je vous invite à en prendre connaissance.
Durant ces cinq dernières années, le nombre de plaintes pour infraction à la loi sur le bien-être animal a été multiplié par trois. Le nombre des animaux saisis a, quant à lui, été multiplié par 17.
Mme Onkelinx en charge de cette question se félicite de ces chiffres sous le prétexte qu'ils prouvent que ses services fonctionnent bien et sont efficaces. Malheureusement, les choses ne vont jamais beaucoup plus loin.
Pour ma part, j'attends que les auteurs de ces maltraitances soient poursuivis et sanctionnés sévèrement. En effet, actuellement, ces affaires sont bien souvent classées sans suite. J'estime, quant à moi, que l'on ne peut pas laisser ce genre de personne s'en sortir avec une simple "tape dans le dos".
Monsieur le ministre, êtes-vous prêt à mettre en place une véritable politique de tolérance zéro en matière de maltraitance animale et à encourager des peines exemplaires en la matière? Êtes-vous disposé à sensibiliser le monde judiciaire à cette problématique?
05.02 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, cher collègue, non, il n'est pas question pour moi de mettre en place une politique de tolérance zéro en la matière. Mais cela ne signifie pas pour autant que je ne sois pas sensible à cette problématique. Des initiatives peuvent être prises. Ainsi, la maltraitance animale pourrait être mentionnée de manière explicite dans le plan national de sécurité, ce qui n'est pas le cas actuellement.
Cela dit, les parquets poursuivent. Au cours des cinq dernières années, plus de 10 000 affaires ont été instruites. Il y a eu 1 050 citations à comparaître devant les différents tribunaux correctionnels et 861 personnes ont été condamnées. On peut donc dire que les parquets et les tribunaux donnent suite aux plaintes déposées, mais sans que cette question ne constitue une priorité absolue.
Pour terminer, je répète que je n'ai nullement l'intention d'appliquer une tolérance zéro pour ce genre de faits car il existe d'autres priorités au sein de notre société.
05.03 Laurent Louis (indép.): Monsieur le ministre, je vous remercie, mais la fin de votre réponse me déçoit particulièrement.
Vous me promettez de me communiquer les chiffres. Cela répond à une partie d'une question écrite déposée aujourd'hui; je m'en réjouis donc.
Simplement, je tiens en compte que 9 200 personnes ne sont pas sanctionnées sur un total de 10 000 affaires; voilà qui constitue un important pourcentage de laxisme et de tolérance en matière de violence envers les animaux.
Énormément de personnes travaillent au quotidien, jour et nuit, à la défense des animaux: ils méritent d'être écoutés et respectés. Il conviendrait donc de sanctionner beaucoup plus sévèrement les auteurs d'actes d'atrocité envers les animaux. Ce sont des êtres vivants, sans doute les plus vulnérables de notre société.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de stilstand bij Justitie en meer bepaald de malaise bij de magistratuur" (nr. P0276)
06 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'immobilisme à la Justice et notamment le malaise auprès de la magistrature" (n° P0276)
06.01 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel u een vraag in het licht van lopende zaken. Ik zal u geen vraag stellen over uw justitiehervorming waarover u net een akkoord hebt bereikt dat u niet kunt uitvoeren en evenmin over de informatisering die niet op punt staat. Ik wil u echter wel op een fenomeen wijzen. Ik hoop dat uw antwoord concrete elementen zal bevatten.
Wij stellen vast dat magistraten stuk voor stuk vroegtijdig opstappen en het zijn niet de slechtsten. Rechter Troch is gekend voor zijn inzet en bezorgdheid voor Justitie. Vrederechter Nolf van Roeselare is gekend voor zijn inzet voor Justitie. Ik verwijs graag naar zijn website. Vrederechter Freddy Evers van Gent was ook een pleitbezorger voor een betere Justitie. Die mensen geven het op.
Een van de specifieke redenen waarom zij het opgeven, is dat het personeelstekort niet wordt ingevuld. Dit heeft dus niets te maken met lopende zaken of grote akkoorden inzake de gerechtelijke hervorming.
Alleen uw beslissing om iedere benoeming niet uit te voeren of maar heel traag uit te voeren om eventueel een stukje van Tilburg te kunnen betalen, leidt ertoe dat wij wellicht meer gerechtelijke achterstand hebben en leidt er zelfs toe dat er een malaise binnen het gerechtelijk systeem groeit.
Ik heb gelezen dat u morgen in een krant zult aankondigen dat u het elektronisch toezicht zult verruimen.
Weet u dat onder uw voorwaarden elke justitieassistent die verdwijnt niet wordt vervangen? Weet u hoeveel werk u inzake strafuitvoering zou kunnen laten verder lopen als u ervoor zou zorgen dat het personeel wordt vervangen? Weet u hoeveel gerechtelijke achterstand wij zouden kunnen vermijden als u magistraten zou vervangen op het moment dat er vacatures vrijkomen?
Mijnheer de minister, hoe lang zal u nog wachten om open vacatures in te vullen?
06.02 Minister Stefaan De Clerck: Collega Landuyt, na het boeiende debat over de voordeur van het vredegerecht van Tielt gisteren in de commissie voor de Justitie kunnen we nu inderdaad spreken over de besparingen die binnen Justitie moeten worden doorgevoerd. Er is sinds jaren een structurele afspraak, wij moeten op een bepaalde manier 0,7 % realiseren. Dat betekent voor ons ongeveer 30 miljoen euro per jaar die op een of andere manier bespaard moet worden. Ik wil daarin solidair zijn met iedereen, dat is de algemene opdracht.
Ik probeer dat op een verstandige manier te doen, in die zin dat ik de justitiehuizen niet verminder. Ze worden bijvoorbeeld wel vervangen. Ook in de gevangenissen gebeuren de vervangingen wel tijdig. Er moeten dan op een bepaalde manier andere maatregelen gezocht worden, ook bij het algemene personeel, het griffiepersoneel en de ambtenaren. Inzake de magistraten heb ik beslist om de kaders niet verminderen. Om tot die doelstellingen te komen, heb ik echter maatregelen moeten treffen. Die komen erop neer dat er zich een vertraging van ongeveer een tweetal maanden voordoet in het benoemingsproces. Dat betekent ongeveer 5 miljoen euro die bespaard wordt. Ik geef dat toe, ik heb dat ook altijd in alle transparantie gezegd. Ik had de keuze: ofwel moest ik 70 magistraten minder benoemen en besluiten waar ze moesten worden weggehaald, ofwel kon ik de kaders behouden, maar moest er een kleine correctie gebeuren. Dit gezegd zijnde, er zijn vele andere elementen van vertraging in de benoemingspolitiek die er ook toe leiden dat er soms plaatsen moeten worden ingevuld. Er bestaan maatregelen inzake flexibiliteit, waarbij er voor kleine arrondissementen of bijzondere opdrachten mogelijkheden bestaan om magistraten tijdelijk te delegeren naar andere functies. In het raam van een behoorlijk management – dan zitten we uiteraard weer in de hele hervormingsproblematiek – moet dit perfect kunnen opgevangen worden. Ik blijf dus op dezelfde lijn. Ik realiseer 0,7 % op een correcte manier. Ik zal die lijn blijven volgen.
06.03 Renaat Landuyt (sp.a): Ik vind de nonchalance waarmee u omgaat met de problematiek van onze rechtbanken bijzonder ergerlijk. U hoeft zich dat niet aan te trekken. Wat u zich wel zou moeten aantrekken, is dat uw manier van solidair besparen het systeem onderuit haalt. Het gaat niet over het twee maanden niet invullen van functies. Er staat een teller op de website van de vrederechter van Roeselare. Hij moet al 662 dagen wachten op zijn hoofdgriffier. Er zou een teller moeten bestaan voor elke rechter die u niet vervangt. Het gaat niet over twee maanden, in de feiten bent u het systeem onderuit aan het halen terwijl u ondertussen grote wedstrijden houdt – die ook geld kosten – rond een nieuw gerechtsgebouw in Brussel. De essentie van wat u moet doen, het systeem doen functioneren door mensen te vervangen waar ze ontbreken, doet u echter niet. Ik vind het ongelooflijk dat u hier met zuiver gemak zegt dat u moet besparen en dat u dus niemand meer betaalt.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Daniel Bacquelaine à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la prise de position du codirecteur du Centre de l'Égalité des chances contre le vote de la loi interdisant le port de tout vêtement cachant totalement ou principalement le visage" (n° P0271)
07 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het standpunt van de codirecteur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen over de goedkeuring van de wet tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt" (nr. P0271)
07.01 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, il y a une semaine exactement, nous avons adopté la loi interdisant le port de la burqa. Ce vote a été acquis à la quasi-unanimité: une seule voix contre et deux abstentions, tous les autres parlementaires se prononçant en faveur de cette loi. Quel ne fut pas mon étonnement en lisant dans la presse samedi la position du directeur du Centre pour l'égalité des chances qui considère l'attitude du parlement "expéditive et abusive". Il me semble que cette dérive n'est pas acceptable.
Le directeur du Centre pour l'égalité des chances prétend qu'il n'y a pas eu de débat sur la question alors que nous avons voté cette loi un an après qu'elle eut déjà été votée et qu'elle eut fait l'objet d'un débat en séance plénière et en commission. Elle a fait l'objet de débats au sein des partis politiques. La question n'est pas neuve et a donné lieu à de nombreux débats dans toutes sortes d'institutions, à l'exception peut-être du Centre pour l'égalité des chances. Le mot "abusif" me paraît également scandaleux puisqu'on peut très bien adresser librement des critiques, je l'admets volontiers, mais sans nier des éléments factuels.
Manifestement, le directeur du Centre pour l'égalité des chances n'a pas lu la proposition car il semble ignorer que l'aspect sécuritaire n'est que l'un des arguments repris dans le texte et certainement pas le principal. Au contraire, nous avons repris parmi nos arguments la nécessité de la reconnaissance mutuelle et réciproque, l'importance du visage dans la relation sociale, tous arguments qu'il prétend devoir être pris en considération alors même qu'ils motivent déjà la loi que nous avons votée.
L'article 2 de la loi sur le Centre pour l'égalité des chances prévoit la collaboration avec les institutions, notamment avec le parlement. Ici, il s'agit davantage d'insultes que de collaboration avec le parlement: "expéditif" et "abusif" ne sont pas des mots neutres.
Madame la ministre, il récidive aujourd'hui dans Le Soir, en quittant le domaine de l'indépendance et de l'impartialité que doit avoir le Centre, en citant nommément des partis politiques (trois en l'occurrence) qui devraient réagir selon lui lors du débat prochain au Sénat. Pourquoi trois partis parmi d'autres? On se le demande. Ce comportement est critiquable. Madame la ministre, je souhaiterais connaître l'attitude que vous comptez adopter à ce sujet.
07.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, comme vous, j'ai lu avec une certaine surprise les propos exprimés par M. Delruelle. Suite à une demande d'explication que je lui ai adressée via mon chef de cabinet, il m'a répondu qu'il s'était exprimé à titre entièrement personnel.
Je voudrais vous rappeler, en termes de statuts, que le Centre en tant que tel jouit d'une indépendance d'expression et d'une indépendance juridique. En termes de tutelle, nous devons nous limiter, sur la base de l'arrêté royal, à un commissaire du gouvernement qui a essentiellement une mission de contrôle budgétaire ou financier. Par ailleurs, le Centre doit répondre aux principes de Paris, adoptés par l'ONU en 1993, qui demandent qu'ils gardent, même s'il s'agit des services publics, une indépendance d'expression ainsi qu'une capacité de contacts avec les médias.
On peut aussi parler d'un risque de confusion des rôles. On ne peut parler à la fois à titre personnel et en tant que directeur du Centre pour l'égalité des chances. Il faudrait savoir quel est le mandat que lui donne le conseil d'administration. Si le Centre adopte une position, c'est le conseil d'administration qui doit la formuler, ce qui n'a pas été fait. Je pense dès lors que la question que vous posez est une question que les membres du conseil d'administration devront se poser eux-mêmes, lors d'une prochaine réunion, afin de savoir comment ils organisent les pouvoirs de délégation à l'égard du directeur en matière d'expression concernant des sujets politiques sur lesquels le conseil d'administration ne s'est pas prononcé. Avec le risque de confusion des rôles, je pense qu'il est normal que des règles puissent être imaginées par le conseil d'administration.
Cela concerne donc l'autonomie du conseil d'administration et à ce stade, nous n'avons ni la capacité politique ni la capacité juridique pour agir. C'est une question légitime pour le conseil d'administration.
07.03 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, madame la ministre, au risque de heurter l'ego du directeur du Centre pour l'égalité des chances, selon moi, s'il n'avait pas occupé cette fonction, il n'aurait pas fait la une du Soir de samedi dernier. Manifestement, il abuse donc de sa position. Il s'agit donc d'une faute professionnelle.
Je voudrais ajouter que, lorsqu'il affirme – ce qu'il fait encore aujourd'hui – que la seule motivation pour laquelle nous avons quasi tous voté cette loi, est un aspect sécuritaire, il dit le contraire de la vérité. Il suffisait de prendre la teneur des actes de la séance plénière de jeudi passé: ils prouvent à suffisance que ce n'était pas la motivation principale de la loi. Au contraire, la loi s'articule sur un fondement juridique bien plus incontestable.
C'est pourquoi je regrette profondément cette polémique. Cette façon de traiter le Parlement avec suffisance et arrogance me paraît incompatible avec l'exercice d'une telle fonction. Pour le moins, le directeur du Centre mérite un rappel à l'ordre!
Het incident is gesloten.
08 Question de M. David Clarinval à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "les sanctions à l'égard des secteurs ne remplissant pas les obligations en termes de formation" (n° P0272)
08 Vraag van de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de sancties tegen de sectoren die hun verplichtingen inzake beroepsopleiding niet naleven" (nr. P0272)
08.01 David Clarinval (MR): Madame la ministre, vous avez, il y a quelques semaines, infligé une amende à une septantaine de secteurs professionnels, parce qu'ils n'auraient pas rencontré leurs obligations en termes de formation professionnelle.
J'estime que cette sanction est injuste, parce que toutes les entreprises ne sont pas mises sur un pied d'égalité. Certaines sont punies, alors qu'elles avaient rencontré leurs obligations, d'autres pas. Cette sanction est arbitraire à mes yeux, car en 2008, les chiffres globaux avaient été atteints et ne justifiaient pas une sanction. En 2009, les chiffres sont contestés par les organisations patronales. De plus, nous étions en situation de crise et aurions pu attendre une certaine clémence. Enfin, cette sanction est unilatérale.
J'ai entendu les critiques de responsables de l'UNIZO, selon lesquels vous avez tendance à n'écouter qu'un seul banc, le banc syndical, et pas suffisamment le banc patronal. Par ailleurs, j'ai également appris par la presse de l'UCM que vous n'auriez pas répondu aux lettres envoyées par les secteurs professionnels.
J'ai également pris connaissance de votre défense face aux critiques de l'UNIZO, dans laquelle vous vous disiez attaquée en qualité de femme francophone. Or, je connais des ministres qui sont des femmes francophones et qui sont très bien vues par l'UNIZO. Aussi cette communautarisation du débat n'est-elle pas vraiment acceptable.
Madame la ministre, allez-vous revenir sur votre décision? Allez-vous moduler votre décision en ne punissant pas les bons élèves au sein d'une certaine confédération patronale? Allez-vous tenir compte de la crise intervenue en 2009? Surtout, allez-vous vérifier les chiffres pour 2008, car selon nous, les seuils sont valablement atteints? Le plus important: allez-vous reprendre le dialogue avec les confédérations patronales, a fortiori celles du Nord comme celles du Sud?
08.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Clarinval, vous êtes un nouveau parlementaire, mais j'estime que tout parlementaire doit au moins connaître la législation; cela entraîne qu'on ne demande pas à un ministre de ne pas respecter la loi. Pourtant, en trois minutes, c'est ce que vous avez demandé que je fasse.
En effet, pour vous rafraîchir la mémoire, je rappelle que cette formation que vous évoquez est simplement un contrat entre les partenaires sociaux, conclu à l'unanimité du banc patronal et syndical, aux fins de fonder le pacte des générations. Ce pacte a été moulé sous forme législative par la loi du 23 décembre 2005, en son article 30.
Cet article explique clairement les engagements et les objectifs impératifs relatifs à la formation, qui devrait atteindre 1,9 % de la masse salariale. À cela s'ajoute un arrêté royal stipulant l'obligation pour les secteurs qui n'auraient pas atteint ce montant de payer une cotisation de 0,05 % pour le financement du système du congé éducation, dont ils doivent déjà financer certaines prestations.
Monsieur Clarinval, j'ai appliqué stricto sensu non seulement un accord entre les partenaires sociaux, notamment du banc patronal, mais surtout la loi.
D'abord, je me suis basée sur le rapport du Conseil central de l'Économie dans lequel siège l'ensemble du banc patronal. Il a établi, sur base des chiffres tant formels qu'informels, que l'objectif de 1,9 % n'était pas atteint, ni pour 2008 ni pour 2009. Cela a été décidé avec l'accord des partenaires sociaux, donc du banc patronal, puisque ce rapport a été publié et présenté à l'unanimité.
Ensuite, la liste des secteurs qui n'avaient pas rempli leurs obligations en matière de conventions collectives m'a été transmise par le CNT, à l'unanimité. Qui siège au CNT? Les partenaires sociaux, dont le banc patronal.
Ainsi, non seulement je me base sur des chiffres qui impliquent les partenaires sociaux, mais je me base aussi sur une liste que je n'ai en rien modifiée, en provenance du Conseil national du Travail, où siègent les représentants patronaux, pour appliquer une loi et un arrêté royal. Tous deux proviennent d'un accord historique entre partenaires sociaux.
Je veux bien tout entendre, sauf demander à une ministre de l'Emploi de ne pas respecter la loi.
Autre chose sera le débat sur le respect des obligations en matière de formation dans l'avenir.
Il appartiendra à un prochain gouvernement de définir si les obligations se font par secteur et de déterminer si la responsabilité est collective ou si elle incombe à chaque entreprise. Ce débat pourra avoir lieu entre les partenaires sociaux et le prochain gouvernement. Hic et nunc, je ne peux qu'appliquer une loi!
08.03 David Clarinval (MR): Madame la ministre, je suis député depuis quatre ans. J'ignore à partir de quand on est considéré comme étant un "vieux député"!
Vous dites appliquer la loi. Il y a la loi et l'esprit de la loi. Lorsque les syndicats demandent à discuter, vous parlez avec eux avant de les sanctionner. Quand il s'agit d'un banc patronal, vous ne discutez pas. Vous sanctionnez! Je vous reproche de ne pas avoir entendu le discours des patrons. Les chiffres sont contestés; vous ne tenez pas compte de la crise intervenue en 2009.
Madame la ministre, je vous demande de faire un geste et de rencontrer le banc patronal.
08.04 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Clarinval, malgré l'explication que je vous ai donnée, vous insistez pour que je ne respecte pas la loi. Je le regrette! Croyez bien que je rencontre autant les patrons que les syndicats dans une vision équilibrée de la concertation sociale. Tous les acteurs vous le diront!
Le président: Monsieur Clarinval, ceci étant précisé, souhaitez-vous le dernier mot?
08.05 David Clarinval (MR): Les patrons disent eux-mêmes qu'ils n'ont pas obtenu de réponse à leur courrier.
L'incident est clos.
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0277)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0278)
- de heer Christophe Bastin aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0279)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0280)
- de heer Philippe Blanchart aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0281)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de dood van Osama bin Laden" (nr. P0282)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0277)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0278)
- M. Christophe Bastin au ministre de la Défense sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0279)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0280)
- M. Philippe Blanchart au ministre de la Défense sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0281)
- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "les conséquences de la mort d'Oussama Ben Laden" (n° P0282)
09.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, euforie, gejuich en een gevoel van opluchting waren toch wel de overheersende reacties op het nieuws dat de wereld maandagochtend bereikte. Osama bin Laden, de meest gezochte persoon ter wereld, de leider van de terreurbeweging Al Qaida, is dood, omgebracht met een precisieschot door Amerikaanse elitetroepen in zijn woonst in Pakistan.
Is de wereld nu veiliger geworden? Neen. Betekent dit het einde van het moslimfundamentalisme of –terrorisme? Zeker niet. Wij zien immers dat wereldwijd aanhangers van Al Qaida oproepen tot wraakacties richting westerse wereld. Wij mochten het daarstraks horen van de eerste minister: in het binnenland wordt het huidige dreigingsniveau gehandhaafd.
Waarover wij ons als Vlaams Belangfractie zeker zorgen maken en waarover ik zo dadelijk een aantal concrete vragen zal stellen aan u, mijnheer de minister, is de positie van onze manschappen op buitenlandse missie, vooral in Afghanistan, de bakermat van de taliban, waar Al Qaida sterk staat; Afghanistan, waar onze militairen hun opperste best doen om de stabiliteit ter plaatse te handhaven, maar die nu meer dan ooit het doelwit kunnen zijn van vergeldingsacties van Al Qaida-aanhangers.
Wij ontvingen daarstraks reeds een aantal algemene antwoorden van de eerste minister, maar ik sta er toch op om u specifieke vragen te stellen omtrent dit onderwerp, mijnheer de minister.
Hoe hoog schat u persoonlijk de terreurdreiging in?
Wat zal de reactie van Defensie zijn op de oproepen tot wraakacties richting Amerika en bij uitbreiding de hele westerse wereld? Met andere woorden, gaat u acties ondernemen om de Belgische militairen extra te beschermen in de risicogebieden? Wat zullen deze acties dan concreet inhouden?
Wat betekent de dood van Bin Laden voor onze deelname aan de oorlog in Afghanistan? Zal het gevolgen hebben voor de inzet ter plaatse?
De Amerikaanse ambassadeur, Howard Gutman, had hierover onlangs een gesprek met een aantal ministers en ongetwijfeld was u hierbij betrokken, mijnheer de minister. Kunt u ons ook iets meer zeggen over de inhoud van dat gesprek met de ambassadeur?
Ten slotte, is het juist dat u niet werd gewaarschuwd door Amerika over het feit dat de aanval op de woonst van Osama bin Laden nakend was? Bent u niet van mening dat het beter ware geweest dat dit wel gebeurd was, zodat u had kunnen anticiperen op de huidige terreurdreiging?
09.02 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na heel wat speurwerk, surveillance en planning is Osama bin Laden na vele jaren wachten opgepakt en uitgeschakeld. Het is nuttig om na te gaan wat de impact is van de dood van de nummer één van Al Qaida op de lopende NAVO-operatie in Afghanistan, op de inspanningen van de internationale gemeenschap en de Verenigde Naties om het land te stabiliseren en op te bouwen. Voor ons is het alleszins belangrijk dat de verworven informatie op basis waarvan de acties werden uitgevoerd, niet voortkwam uit onorthodoxe ondervragingsmethodes. In de internationale media beroepen ex-leden van de Bushadministratie zich erop dat bediscussieerde ondervragingsmethodes zoals waterboarding kunnen worden gerechtvaardigd door de uitgevoerde actie. Wij blijven van mening dat de basisrechten van verdachten ook in uitzonderlijke situaties moeten blijven gelden. Wij hopen dat zulks wordt bestendigd.
Osama bin Laden was niet meer de mythische figuur die hij was na 9/11, tussen 2001 en 2003. Zijn organisatie was al grotendeels ontmanteld. Dat betekent echter niet dat de achteruitgang van Al Qaida en het verdwijnen van Osama bin Laden zou betekenen dat alles is opgelost, dat er in het tribale grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan vrede zou heersen en dat er geen mogelijke trainingsgrond meer zou zijn voor terroristische organisaties. Onlangs werden in Duitsland in dit verband nog enkele verdachten opgepakt.
Kan de minister van Defensie bevestigen, weerleggen of nuanceren dat de dood van Osama bin Laden op korte termijn de aanleiding kan geven tot wraakacties of represailles?
Houdt een verhoogde dreiging risico’s in voor de lokale ngo’s en de internationale organisaties die actief zijn op het terrein in Afghanistan? Is er met andere woorden voldoende bescherming aanwezig?
Wat is de impact van de dood van Osama bin Laden volgens u op de lopende en moeilijke besprekingen die met de Afghaanse taliban worden gevoerd?
Wat is de impact van de toch wel moeilijk wordende Amerikaans-Pakistaanse relaties en de noodzakelijke samenwerking tussen beide landen in deze problematiek?
We weten dat er computers met informatie in beslag zijn genomen en die informatie zou eventueel kunnen wijzen op de betrokkenheid van Pakistaanse veiligheidsdiensten. Daar is dus toch wel een risico en daarover zouden we u graag ondervragen.
Ten slotte, wat is volgens u het effect voor de bredere regio op economisch vlak, op de politieke samenwerking met de buurlanden Pakistan, Afghanistan, India, Rusland en Iran? Hoe zou dit ertoe kunnen bijdragen dat de regio verder stabiliseert of gedestabiliseerd wordt?
09.03 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le ministre, j'ai eu l'occasion d'interroger le premier ministre en début de séance. Je vais donc respecter la demande du président et éviter de me répéter.
Il est clair que la mort de Ben Laden ne signifie pas la fin du conflit en Afghanistan mais sa portée symbolique peut avoir des conséquences.
Monsieur le ministre, des mesures de sécurité particulières ont-elles été prises pour les troupes belges en Afghanistan suite à l'annonce de la mort de Ben Laden?
Voyez-vous un risque accru pour la sécurité?
Cet événement aura-t-il une incidence sur l'engagement de l'OTAN et/ou de la Belgique en Afghanistan?
Le président: Merci, monsieur Bastin. Et félicitations pour la concision de votre intervention.
09.04 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de internationale gemeenschap is sinds 2001 actief in Afghanistan.
Wij zitten daar met 140 000 militairen en hebben er miljarden dollars in geïnvesteerd. 2010 was alvast het meest bloedige jaar tot nu toe met 2 800 burgerdoden.
Het is dringend tijd om die ene vraag te stellen. Wat hebben wij nu eigenlijk al bereikt in Afghanistan? De dood van Osama bin Laden is de kans om tot een doorbraak te komen. Laten wij niet naïef zijn, laten wij niet geloven in de idee dat een puur militaire oplossing in Afghanistan mogelijk zou zijn. De oplossing in Afghanistan kan alleen maar politiek zijn.
Laten wij dit moment aangrijpen om ook ons Afghanistanbeleid te herzien. Talloze experts zeggen dat wij niet alleen puur militair actief moeten zijn in het land, maar dat wij moeten proberen om tot een politiek akkoord te komen met zowel Pakistan, de sleutel tot succes in Afghanistan, als met de taliban.
Alleen zo kunnen wij eindelijk perspectief krijgen op hetgeen wij allemaal willen, met name de terugtrekking van onze troepen. Laat ons ernstig blijven. Wij kunnen daar onmogelijk eeuwig blijven.
Mijnheer de minister, is de Belgische regering bereid om mee aan die kar te trekken, of wil zij integendeel halsstarrig blijven vasthouden aan een militaire oplossing, die heel duur is en die toch niet kan werken?
Welke veiligheidsmaatregelen hebt u genomen om de veiligheid van onze troepen in Afghanistan te verhogen? De kans op represailles is immers reëel.
Le président: M. Blanchart étant absent, sa question est retirée.
09.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, in oktober 2001 zijn de Verenigde Staten, met een mandaat van de Verenigde Naties en later bijgetreden door een aantal Europese landen, een oorlog in Afghanistan begonnen. Die oorlog had een dubbel doel. Een eerste doel was: Afghanistan niet langer een safe haven laten zijn voor Al Qaida. Een tweede was: Bin Laden uitschakelen.
Die twee doelstellingen zijn gehaald. Ik meen dat het moment gekomen is om te stoppen met die oorlog in Afghanistan. Wij hebben nu een kantelmoment bereikt, een moment waarop wij de strijd tegen terroristische organisaties elders kunnen voortzetten. Die strijd moet in de eerste plaats gevoerd worden buiten Afghanistan, want Al Qaida is uitgezwermd, niet alleen tot in Pakistan maar over heel Noord-Afrika, in Jemen en in Somalië.
Wij hebben nu de kans in Afghanistan zelf de strategie te veranderen: weg van een oorlog die volgens cijfers van het Amerikaans Congres alleen al 1 300 miljard dollar heeft gekost. Over tien jaar is dit even veel als wat het ontwikkelde Noorden elk jaar aan ontwikkelingssamenwerking besteedt.
Mijnheer de minister, zult u in de gesprekken die u de volgende dagen en weken met uw collega’s gaat voeren, bepleiten om te stoppen met die oorlog en te kiezen voor een politiek onderhandelde oplossing? Daarmee bedoel ik: onderhandelingen binnen Afghanistan tussen alle belangrijke politieke krachten, en binnen de regio met alle buurlanden van Afghanistan.
09.06 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, suite à la mort d'Oussama Ben Laden, la FIAS en Afghanistan a notamment réévalué à la hausse le niveau d'alerte et de menace dans certaines régions de ce pays. Dans d'autres secteurs, ce niveau est resté inchangé.
Cette mort ne changera cependant rien à l'engagement de l'OTAN, ni à la participation militaire belge en Afghanistan. Ceci a déjà été confirmé par le premier ministre et le ministre des Affaires étrangères.
Voor de NAVO blijft het terrorisme een directe bedreiging voor de internationale veiligheid en stabiliteit. Daarom ben ik van oordeel dat de geallieerden en hun partners de operatie in Afghanistan zoals gepland moeten voortzetten, zijnde de slagkracht van de Afghaanse veiligheidstroepen verder helpen opbouwen en voorkomen dat Afghanistan opnieuw een schuilplaats voor terroristen wordt.
Ik verwijs ter zake naar mevrouw Clinton, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken: “De strijd gaat door. Al Qaida noch de taliban zijn verslagen.”
De dood van Osama bin Laden heeft geen directe weerslag op de opdrachten van onze militairen, maar wel op de grote waakzaamheid voor een eventuele vergeldingsactie, die wij zeker in acht zullen nemen.
De Afghaanse taliban, die zich gewapend tegen de ISAF-troepen verzetten, hebben zich al enige tijd van Al Qaida en van de bijhorende ideologie gedistantieerd. De taliban kunnen worden beschouwd als een groepering die enkel gericht is op de herovering van de macht in Afghanistan. Zij zullen hun strijd tegen de buitenlandse aanwezigheid in Afghanistan dus voortzetten, gebruikmakend van verschillende types aanslagen, zoals bermbommen, vuurgevechten en zelfmoordacties.
Hoewel nieuwe aanslagen zouden kunnen worden gepresenteerd als wraakacties voor het overlijden van Osama bin Laden, wil zulks echter niet zeggen dat dergelijke aanslagen specifiek ook wraak tot reden zouden hebben of in andere omstandigheden niet zouden worden gepleegd.
Wij blijven ons inschrijven in de beslissing van de NAVO-top in Lissabon, die een afghanisering van de veiligheidstaken vanaf 2014 vooropstelt.
Voor de impact van de dood van Osama bin Laden op de huidige Arabische Lente in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, verwijs ik naar de uiteenzettingen en het commentaar die mijn collega van Buitenlandse Zaken ter zake reeds heeft gegeven.
Ik wil, ten slotte, nogmaals hulde brengen aan de meer dan tienduizend militairen – mannen en vrouwen – die zich sinds het begin van onze aanwezigheid in Afghanistan hebben ingezet. Zij hebben ginds bijzonder nuttig werk verricht.
Mijnheer de voorzitter, met voorgaande woorden beëindig ik mijn antwoord.
09.07 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik wil vooraf duidelijk stellen dat wij het werk van onze troepen in het buitenland, zeker in Afghanistan, steunen. Zij verdienen dan ook alle mogelijke bescherming en beveiliging om zelfs bij dreiging hun job goed te kunnen uitoefenen.
Ik meen uit uw antwoord te hebben begrepen dat geen bijkomende maatregelen zullen worden getroffen omdat het geldende veiligheidsniveau blijkbaar reeds van erg hoge kwaliteit is. Wij kunnen zulks alleen maar toejuichen.
Voorts mocht ik uit uw antwoord afleiden dat aan ons engagement in Afghanistan niets wijzigt.
Waarvoor wij zeker aandacht willen blijven vragen, is de extreme waakzaamheid voor de terreurdreiging, die wij niet mogen onderschatten. De Pakistaanse taliban zullen zeker niet aarzelen om de daad bij het woord te voegen.
De grootste alertheid is dus aangewezen en wellicht is in deze situatie een opgedreven samenwerking tussen de geallieerde legers uiterst noodzakelijk.
09.08 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wij denken dat het belangrijk is dat ons land zich blijft inschrijven in de strategie van de NAVO-bondgenoten en de internationale gemeenschap wat Afghanistan betreft. Zoals herhaaldelijk gezegd, ook in verschillende debatten in het verleden, blijft Afghanistan belangrijk, zowel vanuit het standpunt van onze veiligheid als vanuit humanitaire overwegingen. Een falend Afghanistan wordt immers een bedreiging, zowel voor de stabiliteit van zijn directe buurlanden als voor de veiligheid van Europa. Bovendien heeft de internationale gemeenschap de plicht om de Afghanen na jaren van burgeroorlog, religieus fanatisme en buitenlandse interventies een menswaardige en betere toekomst te brengen.
09.09 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, je remercie également M. le ministre pour ses explications.
Il est essentiel que les règles d'engagement soient claires en toutes circonstances et dans le respect du droit. Sous ces conditions, mon groupe soutient bien sûr l'opération qui a été menée par la coalition internationale.
Par ailleurs, la sécurité de nos troupes est essentielle. Je me félicite de l'attention prêtée à cet aspect par nos autorités. J'aurai à cœur de continuer à suivre ce dossier en commission de la Défense.
09.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het is eigenlijk relatief eenvoudig. Moeten wij Afghanistan halsoverkop in de steek laten? Neen. Zijn wij het aan onszelf verplicht om een succesvolle strategie uit te tekenen? Ja.
U bent blijkbaar slimmer dan de VN-chef in Afghanistan, Kai Eide, en de expert, Ahmed Rashid. Allemaal pleiten zij voor politieke oplossingen, voor een politiek akkoord. Wat is uw antwoord hier vandaag? Business as usual, we doen verder zoals we bezig zijn, we denken niet opnieuw na over onze strategie. Op die manier laten wij dit momentum, deze opportuniteit, passeren.
Mijnheer de minister, collega’s, ik wil u eraan herinneren dat de militaire inzet van ons land in Afghanistan dit jaar oploopt tot een kostprijs van 105 miljoen euro. Als wij onze strategie met de internationale gemeenschap niet aanpassen, dan is die 105 miljoen euro weggegooid geld, want een puur militaire oplossing kan nooit worden bereikt in Afghanistan.
09.11 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de minister van Defensie is ontgoochelend. Ik had eerlijk gezegd niets anders verwacht. Wij doen voort volgens een strategie die nu al tien jaar na mekaar bewezen heeft dat zij geldverslindend is en geen oplossing brengt.
Hij heeft echter, bij mijn weten voor de eerste keer, iets gezegd dat toch wel belangrijk is: de taliban hebben de banden doorgeknipt met Al Qaida. Mijnheer de minister, de VN-resolutie van 2001 geeft de internationale gemeenschap, de Verenigde Staten, het recht om Afghanistan binnen te vallen met een dubbel doel: geen safe haven meer in Afghanistan en Al Qaida treffen.
Het is nu duidelijk dat niets van Al Qaida nog verband houdt met Afghanistan en toch bepleit u hier gewoon het voortzetten van een geldverslindende oorlog. Mijnheer de minister, zelfs premier Cameron, de trouwste bondgenoot van de Verenigde Staten, pleit in Groot-Brittannië voor het herbekijken van de aanpak in Afghanistan. Hij pleit voor en overweegt een versnelde terugtrekking van de Britse troepen en een verlaagde militaire inzet. Ik stel hier vandaag vast dat u weer iedereen klopt in slaafse volgzaamheid van een foute NAVO-strategie.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de budgettaire situatie van het Belgische leger en de mogelijke oplossing" (nr. P0283)
10 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la situation budgétaire de l'armée belge et l'éventuelle solution au problème" (n° P0283)
10.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is bekend: Defensie zit op haar tandvlees. België is op budgettair vlak, wat defensie betreft, een van de zwakste leerlingen in de NAVO-klas. Ons land haalt met ongeveer 1,19 % in de verste verte de NAVO-norm niet die voorschrijft dat een land 2 % van het bbp moet spenderen aan defensie.
We hebben tijdens de budgetbesprekingen ook kunnen vaststellen dat de middelen die er zijn voor investeringen in legermateriaal opnieuw gedaald zijn. Er rest nu nog amper 10 % van het totale defensiebudget dat gespendeerd kan worden aan investeringen in materieel, terwijl dit, zoals u ook weet, voor een modern en goed uitgerust leger zeker 25 % zou moeten zijn. Door deze budgettaire situatie, door dat gebrek aan middelen voor investeringen, dreigt een aantal aankopen te moeten worden uitgesteld, bijvoorbeeld de geplande aankoop van een nieuwe schijf pantserwagens. Op termijn dreigt ook de training van onze militairen met goed materiaal in het gedrang te komen.
Collega’s, we weten allemaal dat Defensie traditioneel het eerste domein is waarin wordt geknipt en gesneden als de federale overheid een algemene besparingsoperatie moet doorvoeren. Ik heb het al gezegd in de commissie: genoeg is genoeg. Het water staat Defensie nu aan de lippen. Meer budget voor Defensie blijft echter een verre droom, we zijn daar zeer realistisch in. U hebt het zelf gezegd in de commissie in uw eigengereide stijl: het geld is op, there is no more money, il n’y a plus d’argent. U hebt dit zelf gezegd. Als we daarmee rekening houden, als we ermee rekening houden dat we het ambitieniveau van ons leger op internationaal vlak en onze activiteitsgraad in operaties willen handhaven, dan is er maar één oplossing: een doorgedreven internationale krachtenbundeling.
U weet dat een Europees leger onze doelstelling op lange termijn is. We zijn zeer realistisch: we weten dat grootmachten in Europa daar niet voor staan te springen. Daarom moeten wij vandaag kiezen voor een eengemaakt Beneluxleger dat voor grote schaalvoordelen en meer efficiëntie kan zorgen. Dat maakt ook meer specialisatie voor de legers mogelijk.
Mijnheer de minister, het klimaat voor zo’n Beneluxleger is nog nooit zo goed geweest. U voert zelf gesprekken met de Nederlandse en met de Luxemburgse minister. In Nederland moet men enorm besparen.
U hebt in de afgelopen weken gesprekken gehad. U streeft naar een gezamenlijk visiedocument tegen september. Daarvoor moet er een breed politiek draagvlak zijn.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, kunt u meer uitleg geven over die gesprekken? Wat is de positie van België in dat debat? Wat is de positie van Nederland en Luxemburg?
Ten tweede, welke gesprekken plant u op korte termijn, in de eerstvolgende weken, in de aanloop naar september?
Ten derde, wanneer en hoe zult u het Parlement betrekken bij het tot stand komen van die gezamenlijke visienota?
10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, collega Maertens, u kent de budgettaire toestand van de Belgische Defensie goed. Ik moet even teruggaan in de tijd. Gedurende de jaren ‘90 werden de begrotingsnormen heel sterk gestuurd door wat wij de convergentiecriteria van Europa zijn gaan noemen. Die werden vastgesteld in het Verdrag van Maastricht en hebben ons allen in de Europese monetaire unie geloodst. Op dat moment was saneren het ordewoord. Het was ook in de eerste plaats het ordewoord voor het departement Defensie.
U mag ook niet vergeten dat er in die tijd ook een andere notie was, de zogenaamde vredesdividenden, die in bepaalde kringen toch wel wat opgang maakten. Het vredesdividend moest met andere woorden ook cash geïnd worden. Dat betekende minder geld voor Defensie.
Na het slagen voor het Europese examen is men onder paars blijven saneren. Sinds eind 2007, met mijzelf als minister van Defensie, werd die sanering niet op zich uitgevoerd, ze werd ook gekoppeld aan het transformatieplan van Defensie dat het departement weer versterkt op de kaart heeft gezet. Ik wil het nogmaals zeggen: ik heb een departement geërfd met een zware schuldenlast…
(Hilariteit.)
…waarvan ik in deze legislatuur onmiddellijk 45 miljard Belgische frank of 1,1 miljard euro heb afbetaald.
Le président: La parole est au ministre de la Défense.
10.03 Minister Pieter De Crem: Dat kan misschien wel wat op de lachspieren werken, maar ik vestig er toch uw aandacht op dat dit ongeveer een derde is van de jaarlijkse begroting van Defensie. De laatste NAVO-publicatie met betrekking tot de defensie-inspanningen is gedateerd op 10 maart 2011 en maakt nog niet het voorwerp uit van een geheime of verspreide nota.
België staat vermeld met 1,1 % van zijn bruto binnenlands product besteed aan Defensie. Dat is een inspanning van hetzelfde niveau als Spanje en als Hongarije. Er zijn vier landen – Italië, Letland, Litouwen en Luxemburg – die minder besteden aan defensie. Het gemiddelde voor de Europese NAVO-landen bedraagt 1,7 %.
Wij zijn dus niet de laatste van de groep en zijn zeker ook niet aan de kop van het peloton. Ik was gisteren bij mijn Nederlandse collega en ik heb andere collega's gezien. Als ik zie welke impact de aangekondigde besparingen en de lineaire budgettaire kapoperaties zullen hebben voor de defensiebudgetten, meen ik dat het er voor het Belgische defensiebudget qua positionering nog niet zo slecht uitziet.
Gisteren hebben wij in de commissie voor de Landsverdediging de begroting goedgekeurd. De toegewezen kredieten laten toe dat het departement in de domeinen Personeel, Werking en Investeringen al zijn verplichtingen nakomt.
Ik herinner u eraan dat eind 2007-2008 twee derde van alle werkingsmiddelen, meer dan 66 %, naar het personeel ging en dat dit bij ongewijzigd beleid meer dan 70 % zou zijn geworden. Dat was een onhoudbare situatie. Daarom werd in de transformatie het personeelsaantal verminderd tot 34 000, wat toelaat om onze core business opnieuw door te voeren.
Er zijn begrotingsbeslissingen genomen en er komt een werkgroep Beleidscoördinatie om alle zaken met betrekking tot Defensie in de gaten te houden.
Ik moet echter eens en voor altijd en opnieuw in deze vergadering zeggen dat het vooropgestelde verafgoden van 2 % van het bruto binnenlands product als norm voor de Belgische defensie-inspanningen een verdubbeling van het budget impliceert, of anders gesteld, een verhoging met drie miljard euro.
Collega's, laat ons daarover toch eerlijk zijn. Dat is een totaal onhaalbare en volgens mij zelfs niet wenselijke kaart. In de eenentwintigste eeuw zijn er andere prioriteiten waarin ook zal moeten worden voorzien. U kent die even goed als ik.
Collega Maertens, het verheugt mij dat N-VA toch nog gelooft in een nationaal departement dat Defensie is. Misschien is dat een waardeoordeel voor de wijze waarop het wordt geleid.
U weet even goed als ik dat u in de aankomende, al dan niet snelle, besprekingen geen verhoging van het defensiebudget naar voren zal brengen. Dat zou niet realistisch zijn.
Wij zullen het dus moeten doen met de middelen die wij hebben, maar ik neem uw suggestie voor internationale samenwerking, te beginnen met de Benelux, mee.
Trouwens, dat is het fundament van de top van Gent: de pooling en sharing, gemeenschappelijk met landen die liefst dezelfde achtergrond hebben, om gezamenlijk aankopen te gaan doen. Dat zal natuurlijk een enorme impact hebben op de besparingen.
De nota die ik voorbereid, zal ik zo vlug mogelijk in het Parlement brengen.
10.04 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Ik dacht even dat u een klop van de voorzittershamer zou krijgen, maar u bent netjes overeind gebleven.
U zegt zelf dat we tot de slechtere leerlingen van de klas behoren. Ik heb niet gezegd dat wij de slechtste zijn, maar wel dat wij bij de zwaksten zijn, wat ook klopt.
U hoort echter bij de beste leerlingen van de klas als het gaat over de uitvoering van besparingen. Daarvoor wil ik u zeker het nodige krediet geven.
U weet echter ook dat de bodem bereikt is. Een verhoging van het budget is evenwel niet realistisch.
Als wij het leger operationeel willen houden, als wij onze militairen van het beste materiaal willen blijven voorzien en zo hun veiligheid op het terrein willen maximaliseren, dan is er maar één oplossing: die doorgedreven internationale krachtenbundeling. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomst van uw gesprekken met uw Nederlandse en Luxemburgse collega’s.
Ook ben ik zeer verheugd te horen dat u de nota in voorbereiding in het Parlement wil bespreken. Daartoe zullen wij ook het nodige initiatief nemen, opdat het Parlement daar nauw bij betrokken wordt. Zeker in lopende zaken vind ik dat een absolute vereiste.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "SABAM als hoofdsponsor van Marktrock" (nr. P0284)
11 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la SABAM, sponsor principal du Marktrock" (n° P0284)
11.01 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, van het Belgische of Luxemburgse leger naar Marktrock Leuven, het is slechts een kleine stap in dit halfrond.
Vooraf wil ik even uitdrukkelijk zeggen dat ik geen enkel probleem heb met Marktrock en zijn organisatie. Integendeel, het is een bijzonder boeiend festival met alleen Belgische muzikanten; het is een mooi initiatief.
Vorige week las ik echter dat SABAM, de beroepsorganisatie die de auteursrechten in ons land int en ook verdeelt onder de artiesten, een van de hoofdsponsors wordt van dat sympathieke Marktrock in Leuven.
Ondertussen organiseren allerlei organisaties – scholen, klassen, scouts, jeugdhuizen – allerlei activiteiten om genoeg geld in kas te hebben en ook om zich te amuseren en zij betalen daarvoor auteursrechten. Dat is niet onterecht, de artiest moet ook betaald worden, dus dat moeten wij zeker verdedigen. Als zij echter worden geconfronteerd met bedragen van 100 euro voor een kleine klasfuif en 250 euro voor een al wat grotere scoutsfuif, of als een jeugdhuis jaarlijks meer dan 4 000 euro aan SABAM moet betalen, zoals dat het geval is in onze gemeente, en dan moeten lezen dat deze middelen niet gebruikt worden om de artiest te betalen maar om een rockfestival te sponsoren, dan doet dat vragen rijzen.
Mijnheer de minister, vindt u dat het strookt met de opdracht van SABAM en met de wet op de auteursrechten dat de middelen van allerlei organisaties worden gebruikt om een festival te sponsoren? Het is zogenaamd om het imago van SABAM te verbeteren, maar ik vraag mij af of zij niet het omgekeerde zullen bereiken.
11.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik wil eraan herinneren dat SABAM een private coöperatieve vennootschap is met als leden auteurs en dat het doel van de organisatie erin bestaat de auteursrechten te innen en te verdelen onder hun leden. U weet dat dit dus geen overheidsinstantie of overheidsbedrijf is, maar een private vennootschap waarop de overheid toezicht houdt.
Dat toezicht is georganiseerd sinds 1994 en wij hebben dat toezicht hier in het Parlement in 2009 verscherpt, met uw goedkeuren, via een wet waardoor wij bijkomende verplichtingen hebben opgelegd aan beheersvennootschappen om ervoor te zorgen dat de transparantie wordt verhoogd en dat misbruiken worden tegengegaan. In die nieuwe verplichtingen zijn er vier die betrekking hebben op uw vraag.
Ten eerste, wij hebben vastgelegd dat een beheersvennootschap maximaal 10 % van de geïnde rechten van dat jaar kan gebruiken voor zogenaamde sociale, culturele of educatieve doeleinden. Dat gaat dus bijvoorbeeld over de sponsoring van evenementen.
Ten tweede, in die wet werd bepaald dat het geld daarvoor op een aparte rekening moet worden geplaatst.
Ten derde, de algemene vergadering van de beheersvennootschap moet algemene richtlijnen vastleggen voor de aanwending van die sommen.
Ten vierde, de raad van bestuur van de beheersvennootschap moet jaarlijks een verslag opstellen over de aanwending van deze bedragen.
Het komt uiteindelijk de leden van SABAM toe om een deel van hun rechten aan te wenden voor de sponsoring van evenementen. Als zij zich houden aan de regels die ik heb opgesomd, dan stelt er zich wettelijk geen probleem. Over de opportuniteit kan ik mij als toezichthoudende overheid uiteraard niet uitspreken.
11.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Bedankt voor uw reactie, mijnheer de minister, maar ik krijg geen enkel antwoord. U beschrijft de wettelijke regeling, maar u zegt niet of die wettelijke regeling ook effectief werd getoetst aan het voorliggende punt. Over de opportuniteit spreekt u zich uiteraard niet uit.
Ik had een iets groter engagement verwacht van u als minister die telkens wil opkomen voor organisaties en evenementen.
11.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ten eerste, het betreft een wettelijke controle. Dat betekent dat zij zich aan de regels moeten houden. Verder kan ik niet gaan.
Ten tweede, mijnheer Van den Bergh, had u uw werk goed gedaan, dan had u gezien dat SABAM al tien jaar het Filmfestival in Gent sponsort en al vijf jaar Dranouter. Als u nu uitvalt ten opzichte van Marktrock, dan moet u dat ook doen ten opzichte van de rest.
11.05 Jef Van den Bergh (CD&V): Zonder verder te willen polemiseren, toch nog het volgende. Ik ben begonnen met mijn uitdrukkelijke steun aan Marktrock. Het gaat dus niet over de aard van de evenementen.
Mijnheer de minister, u hebt er zelf naar verwezen dat het de taak is van SABAM om auteursrechten te innen en terug te verdelen. Zelfs de volgens de wet toegelaten 10 % voor sponsoracties moet mogelijk in het Parlement worden herzien.
Deze middelen ten belope van 10 % mogen niet enkel naar grootschalige evenementen gaan, maar moeten over verschillende soorten organisaties worden verdeeld. Gezien het budget voor dat ene evenement, is de vraag of er nog middelen overblijven voor de kleinere organisaties. Daarom lijkt het mij aangewezen om het geheel te bekijken.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een bestraalde container in Zeebrugge" (nr. P0285)
12 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "un conteneur irradié découvert à Zeebrugge" (n° P0285)
12.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Nu de spanningen tussen de leden van de regering in lopende zaken even zijn weggeëbd, kan ik mijn vraag stellen.
Mevrouw de minister, het is intussen bijna twee maanden geleden dat er zich in het Japanse Fukushima een vreselijke nucleaire ramp heeft voorgedaan. Ondertussen werden gisteren en eergisteren in de haven van Zeebrugge drie containers met een lichte dosis radioactiviteit, cesium 137, gedetecteerd. Ik heb begrepen dat de gemeten dosis, gelukkig, relatief laag is. Dat er echter enige radioactiviteit is gemeten, is wel opmerkelijk. Het is ook opmerkelijk, omdat het, als ik mij niet vergis, de eerste keer is dat er na de ramp in Fukushima een radioactieve besmetting is vastgesteld op Europees grondgebied. Het is ook opmerkelijk, omdat het schip een traject van meer dan dertig dagen heeft afgelegd en de waarden dus een hele tijd hebben kunnen dalen. Het is opmerkelijk, omdat de vertrekplaats van het schip, de haven van Yokohama, 234 km verwijderd is van Fukushima. Het zegt iets over wat er aan het gebeuren is tot op vandaag en wellicht nog een hele tijd, in Japan, in Fukushima. Het moet ons alvast aanzetten tot een zekere waakzaamheid, een verhoogde alertheid bij controles in onze gebieden, in onze havens, op Europese sites en grondgebieden.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn eenvoudig. Kunt u aan het Parlement en het publiek iets meer vertellen over wat er zich exact heeft voorgedaan, hoe de controle is verlopen en wat er is vastgesteld? Bent u van plan om samen met het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle bijkomende maatregelen te nemen, gelet op de alarmsignalen?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, op dinsdag 3 mei werd in de haven van Zeebrugge een beperkte verhoogde straling gemeten op een container afkomstig uit Japan. De container maakte deel uit van een partij van zes containers die zich bevonden op een schip dat op 16 maart vertrokken is vanuit Yokohama. Op 28 april kwamen ze aan in Zeebrugge. Het schip vertrok dus vijf dagen na de aardbeving in Japan. De containers werden onderweg overgeladen op een ander schip, dat vertrokken was vanuit Maleisië. Dankzij de vlotte samenwerking tussen het havenbedrijf, de douanediensten en het FANC kon de besmetting worden ontdekt door een automatische meetpoort in de haven.
Het alarm werd bevestigd door AV Controlatom. De besmetting betrof een verhoogde waarde van cesium 137 en werd enkel aan de buitenkant van de container geconstateerd. Het ging om plekken van radioactiviteit, maar hoewel de radioactiviteit hoger was dan normaal, was de straling nooit alarmerend hoog en was er ook nooit gevaar voor de volksgezondheid.
De besmetting werd onmiddellijk gedetecteerd in de haven. Noch voor de werknemers, noch voor de bevolking of de omgeving was er gevaar. De inhoud van de container, een aantal graafmachines, bleek niet besmet te zijn.
Gisteren, 4 mei, werden er bijkomende metingen verricht door deskundigen van het FANC. Daar werd de aanwezigheid van een plaatselijke, lichte radioactieve besmetting op het dak van de container bevestigd. De andere containers van hetzelfde lot werden voor alle zekerheid opnieuw gecontroleerd. Op twee ervan werd ook een minieme besmetting vastgesteld.
Alle besmette containers zullen worden ontsmet door de Civiele Bescherming. Het FANC volgt samen met de bevoegde overheden de verdere evolutie van nabij. Ik prijs vooral de goede samenwerking, waardoor heel snel gedetecteerd werd dat er een verhoogde radioactieve straling kon zijn, zodat wij heel snel, zonder dat er ook maar voor iemand gevaar is, de situatie kunnen opvolgen en vooral opkuisen.
12.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik meen dat wij tevreden mogen zijn dat die vaststellingen hebben plaatsgevonden. Het betekent dat de georganiseerde controles goed worden uitgevoerd en zeker niet overbodig zijn.
Ik hoop dat het feit dat de besmetting voorlopig alleen in ons land is vastgesteld, niet betekent dat de controles elders minder goed zijn. Maar daar hebt u natuurlijk geen enkele verantwoordelijkheid over.
Ik herhaal, mevrouw de minister, collega’s, dat het schip 30 dagen onderweg geweest is. De vertrekplaats ligt 235 km van Fukushima. Dat moet ons doen inzien wat daar op dit moment nog steeds aan het gebeuren is. Volgens onze fractie moet dat ook onze keuzes hier, in het Parlement, blijven kleuren en ons aanzetten tot andere keuzes en tot andere beslissingen. Onze fractie zal straks de urgentie vragen voor een resolutie aangaande de Europese veiligheidstests. Op zo’n moment kunnen wij als politici en als Parlement tonen dat wij de lessen van Fukushima goed hebben begrepen.
Het incident is gesloten.
13 Question de Mme Catherine Fonck à la ministre de l'Intérieur sur "les critères des tests de résistance des centrales nucléaires" (n° P0286)
13 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bij de stresstests voor kerncentrales gehanteerde criteria" (nr. P0286)
13.01 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, la Commission européenne est en train de définir les critères pour les stress tests. Ce mardi se tenait une réunion des ministres européens concernés pendant laquelle on a débattu d'un projet de critères. Selon les informations diffusées par un journal allemand qui les tient apparemment d'une source proche du commissaire européen de l'Énergie, les critères retenus seraient uniquement ceux des catastrophes naturelles sans plus tenir compte des autres, notamment ceux d'accident, par exemple un avion s'écrasant sur une centrale ou même un accident provoqué par une erreur humaine lors de manipulations.
Madame la ministre, cette information est-elle exacte? Le projet examiné par les commissaires et les ministres européens ne tient-il plus compte de certains critères, se contentant de critères au rabais? Quelle est la position défendue par la Belgique à cette occasion et quelle position va-t-elle adopter quand le débat reviendra très prochainement sur la scène européenne?
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame Fonck, la décision européenne concernant la portée des tests de résistance des centrales nucléaires n'a pas encore été arrêtée. L'Association des régulateurs européens WENRA a élaboré et publié sur son site web une proposition qui se limite en effet aux scénarios d'accidents causés par des phénomènes naturels tels que les tremblements de terre, les inondations, des conditions météorologiques rigoureuses, etc.
Cette proposition est en discussion chez le groupe d'experts de la sécurité nucléaire des 27 États membres, l'ENSREG, et ces experts pourront apporter leur contribution.
Les tests de résistance ne sont pas définis en fonction des chances de réussite de chaque centrale nucléaire. L'objectif de la WENRA est d'évaluer des situations accidentelles qui se rapprochent le plus possible de ce qui s'est passé à Fukushima.
Une grande partie de l'analyse pourra d'ailleurs être extrapolée aux scénarios d'accidents résultant d'activités humaines. En effet, cette analyse présuppose la perte de toutes les fonctions de sauvegarde et se concentre sur les conséquences d'un accident.
Une position définitive en ce qui concerne une éventuelle extension au niveau belge et d'autres scénarios ne pourra être prise qu'une fois la décision européenne adoptée. Nous pourrons également élargir la portée de ces tests à d'autres types d'installations nucléaires telles que l'IRE, le SCK-CEN et Belgoprocess; j'ai déjà indiqué au parlement que nous allions le faire.
La sélection de ces installations et la portée des tests devront évidemment intégrer des critères définis aux niveaux nationaux.
Je ne souhaite pas anticiper les résultats de ces tests de résistance en Belgique et ainsi mettre à mal la crédibilité de cette évaluation. Je ne spéculerai donc pas sur les chances de réussite de nos centrales nucléaires. Nous devons attendre les résultats.
Enfin, nous devons laisser la possibilité aux experts d'effectuer leur travail en toute indépendance. Dans sa proposition, la WENRA ne se prononce pas sur des critères de réussite ou d'échec. Seules les autorités nationales sont compétentes pour prendre ce type de décision.
Personnellement, je n'ai pas connaissance d'autres États membres de l'Union européenne qui contesterait cette initiative mais ces tests seront bien évidemment circonscrits aux pays qui exploitent des centrales nucléaires sur leur territoire.
13.03 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Il n'est évidemment pas question – et j'ose espérer que personne ne choisira cette voie-là – d'accepter des stress tests au rabais. En effet, qu'il s'agisse de catastrophes naturelles ou d'accidents, l'important, ce sont les conséquences tant en termes de sécurité que de santé des citoyens.
Comme certaines sources laissent sous-entendre que des centrales ne réussiraient pas ces tests, j'ose espérer que le choix de critères plus limités, plus light ne sera pas une sorte de "pirouette" pour que toutes les centrales passent et réussissent ces tests. Utiliser des critères au rabais pour favoriser le passage et la réussite des centrales serait inacceptable.
La Belgique se doit d'avoir une position forte pour elle-même mais aussi au niveau européen.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. Laurent Devin à la ministre de l'Intérieur sur "l'appel des pompiers à la négociation" (n° P0287)
14 Vraag van de heer Laurent Devin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de oproep van de brandweerlieden voor het voeren van onderhandelingen" (nr. P0287)
14.01 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, vous venez d'être interpellée par le président de la Fédération royale des Corps de Sapeurs-pompiers qui vous demande une négociation pour que cessent les tensions entre les pouvoirs publics et les pompiers volontaires. Voici quelques années, le gouvernement avait décidé de lancer un arrêté royal pour qu'enfin les pompiers volontaires aient un vrai statut. On a entendu certains dire qu'il s'agit en fait de travail au noir déclaré. Il est temps de faire quelque chose.
Je vous avais déjà interpellée sur ce fait et vous m'aviez répondu qu'en période d'affaires courantes, vous ne pouviez rien faire. Il n'empêche, des sapeurs-pompiers volontaires en appellent à la justice et tantôt un tribunal leur donne raison, tantôt un tribunal leur donne tort. Le résultat de tout cela est un flou juridique qui plonge les sapeurs-pompiers volontaires dans l'inquiétude mais également les responsables politiques, les villes et les communes.
Quelle réponse allez-vous apporter au président de cette fédération?
Souhaitez-vous aller de l'avant et mettre en marche cet arrêté royal?
Enfin, il faut réfléchir dans le cadre du budget fédéral mais également dans le cadre de celui des villes et communes. Il ne faudrait pas que les décisions prises au fédéral mettent définitivement à mal les villes et les communes.
Le président: Monsieur Devin, je vous félicite, c'est votre première intervention dans cette assemblée.
(Applaudissements)
14.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, mon administration entretient d'excellentes relations avec les fédérations de pompiers et les associe systématiquement à l'élaboration des différents projets de textes réglementaires, notamment ceux relatifs au futur statut des pompiers volontaires. Il s'agit de tenir compte des spécificités du terrain.
Mes services travaillent d'ailleurs actuellement sur des adaptations de textes réglementaires concernant précisément les pompiers volontaires et qui portent sur:
1. la durée des diverses prestations des pompiers volontaires;
2. les prestations des pompiers volontaires qui doivent être indemnisées à 100 % (les interventions, les exercices, etc.) et celles pour lesquelles la commune est libre de fixer une indemnisation et le montant de celle-ci.
De nombreuses réunions ont également été organisées entre mon administration et les représentants des pompiers en ce qui concerne l'élaboration d'un nouveau statut uniforme applicable à tous les pompiers volontaires et professionnels. Toutefois, la finalisation de ce statut uniforme est actuellement reportée en raison de la période d'affaires courantes.
En ce qui concerne l'appel lancé par les fédérations francophone et germanophone, il convient de faire la différence entre des procédures judiciaires en cours et sur lesquelles je ne peux me prononcer à ce stade et la rédaction de textes réglementaires pour lesquels les fédérations de pompiers sont déjà très activement consultées.
14.03 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie. Je ne vous ai pas interpellée sur les réponses concernant la justice, car je mesure bien nos limites en cette matière.
Néanmoins, j'aimerais vous entendre sur la participation des représentants des villes et communes à cette réforme – et j'y reviendrai –. En effet, j'insiste pour qu'ils y soient associés, par le biais de son financement. In fine, ce sont les pouvoirs organisateurs communaux qui participeront également à cette réforme sur le plan financier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
15 Rouwhulde – de heer André De Beul
15 Éloge funèbre – M. André De Beul
De voorzitter (voor de staande
vergadering)
Le président (devant l'assemblée
debout)
Mesdames et
messieurs, chers collègues, André De Beul, secrétaire honoraire de la Chambre
des représentants, est décédé le 6 avril dernier à Wilrijk, à l’âge de
73 ans.
André De Beul engageerde zich in de Vlaamse beweging tijdens zijn middelbare studies aan het Antwerpse Sint-Lievenscollege. Kort na afloop van die studies, in 1957, trad hij toe tot de pas opgerichte Volksunie.
En 1964, André De Beul fut élu conseiller communal à Wilrijk, un mandat qu’il continuera d’exercer jusqu’à la fin de l’année 1982.
À partir du début des années 70, il entama également une carrière politique au niveau national. De 1971 à 1987, il siégea au sein de cette assemblée pour l’arrondissement d’Anvers et fut secrétaire de la Chambre de 1977 à 1982. Il fut également sénateur de 1987 à 1991. Pendant dix ans, de 1981 à 1991, il exerça en outre les fonctions de vice-président du Conseil flamand.
In het Antwerpse politieke leven bleef André De Beul in de schaduw van Hugo Schiltz. Door zijn werkijver en dossierkennis groeide hij evenwel uit tot een gerespecteerd Parlementslid. Vooral cultuur en media genoten zijn aandacht: zo zette hij zich jarenlang in voor de doorbreking van het televisiemonopolie van de BRTN.
Par ailleurs, son combat pour la dépénalisation partielle de l’avortement, contre la volonté de son président de parti de l’époque, lui valut en 1990 l’Arkprijs van het Vrije Woord.
Au nom de la Chambre, j’ai adressé mes sincères condoléances à sa famille.
15.01 Joëlle Milquet, ministre: Chers
collègues, je me joins à l'expression du président du Parlement.
De Kamer neemt een minuut stilte in acht.
La Chambre observe une minute de silence.
16 Éloge funèbre – M. Albert Liénard
16 Rouwhulde – de heer Albert Liénard
Le président (devant l'assemblée debout)
De voorzitter (voor de staande
vergadering)
Nous avons appris le décès de M. Albert Liénard, ancien membre de la Chambre des représentants.
Né à Quaregnon en 1938, cet ancien enseignant était entré au PSC en 1970.
Député fédéral de l’arrondissement de Mons de 1979 à 1985, il fut Secrétaire de la Chambre de 1981 à 1985.
Ses domaines de prédilection dans les débats au sein de notre Assemblée étaient l’Enseignement, l’Industrie régionale et l’Énergie.
Tussen 1985 en 1995 bekleedde hij in de Waalse regering verschillende ministerposten.
Hij was minister van Ruimtelijke Ordening van 1985 tot 1992 en minister bevoegd voor Onderwijs en Technologische Ontwikkelingen van 1992 tot 1995. Daarna zetelde hij nog 9 jaar in het Waals Parlement van 1995 tot 2004.
Albert Liénard avait bâti sa carrière politique sur son expérience de conseiller communal d’abord dans son fief d’Eugies et ensuite à Frameries, où il fut mandataire communal pendant 40 ans.
Créateur de l’Agence wallonne à l’Exportation en 1989, Albert Liénard a également créé le PASS, le Parc d’Aventures scientifiques à Frameries.
Nous retiendrons de lui l’image d’un homme souriant et chaleureux, d’un grand travailleur et d’un homme de parole qui incarnait pleinement les valeurs d’humanisme et de générosité qu’il défendait.
Au nom de la Chambre des représentants, j’adresse à sa famille et à ses proches l’expression de mes plus sincères condoléances.
16.01 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, au nom du gouvernement, j'aimerais évoquer également la mémoire d'Albert Liénard qui, comme vous l'avez dit, a été membre de la Chambre des représentants de 1979 à 1995 et ministre du gouvernement wallon de 1985 à 1995 en exerçant de nombreuses compétences, allant du développement territorial au développement des nouvelles technologies et à la politique de l'emploi.
Grâce à ses convictions, son travail, sa disponibilité, ses multiples initiatives, il a permis le début de la consolidation d'un réel redéploiement wallon qui inspirera et préparera le Plan Marshall. Il a aussi mis en place l'importante réforme de décentralisation et la participation qui a permis de rendre les communes véritablement responsables de leur politique urbanistique. En 1989, il a encore créé l'Agence wallonne à l'exportation.
Au-delà du grand homme d'État et du grand ministre qu'il fut, on retiendra également sa convivialité, son sens des valeurs et de l'autre, le don de soi, le sens de l'intérêt général qu'il a exprimés tout au long de sa carrière ainsi que son ouverture à toutes les convictions, origines et appartenances politiques et philosophiques. On retiendra encore et surtout l'homme de parole, souriant, fidèle, chaleureux et honnête qu'il était et qui incarnait pleinement des valeurs d'humanisme et de générosité.
Nous exprimons nos condoléances aux membres de sa famille.
La Chambre observe une minute de silence.
De Kamer neemt een minuut stilte in acht.
16.02 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of in het Frans de uitdrukking bestaat, maar in het Nederlands wordt wel eens gezegd dat in de dood iedereen gelijk is. (Applaus.)
Ik heb vandaag mogen vaststellen dat voornoemde uitdrukking ten minste voor één politieke familie bij monde van een vice-eersteminister niet geldt.
Ik zal de regering vragen of zulks het standpunt van de hele regering dan wel van één particuliere vice-eersteminister is.
U zal het mij niet ten kwade duiden dat ik
een dergelijke gang van zaken absoluut verwerpelijk vind. (Applaus.)
Le président: Le président de la Chambre a fait une communication sur les deux personnes concernées.
17 Demande d'urgence de la part du gouvernement
17 Urgentieverzoek vanwege de regering
Le gouvernement a demandé l'urgence
conformément à l'article 51 du Règlement lors du dépôt du projet de loi modifiant le Code
judiciaire, concernant la compétence du tribunal de première instance
(n° 1364/1).
De regering heeft de spoedbehandeling
gevraagd met toepassing van artikel 51 van het Reglement, bij de indiening
van het wetsontwerp tot wijziging van
het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de bevoegdheid van de rechtbank van
eerste aanleg (nr. 1364/1).
Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.
Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.
L'urgence est adoptée par assentiment.
De urgentie wordt bij instemming aangenomen.
17.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik neem aan dat we bij de Inoverwegingnemingen zijn. Ik vraag de urgentie.
Le président: Je veux bien que vous ayez voulu aller trop vite, mais respectons les usages.
18 Prise en considération de
propositions
18
Inoverwegingneming van voorstellen
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du
jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en
considération est demandée.
In de laatst rondgedeelde agenda komt een
lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je
considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les
propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze
als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de
bevoegde commissies verzonden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
18.01 David
Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik vraag
de urgentie voor het wetsvoorstel nr. 1398.
De voorzitter:
Dat is punt 24 van de bijlage bij de agenda.
18.02 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, alvorens dieper in te gaan op het urgentieverzoek, wil ik zeggen dat ik vandaag een beetje beschaamd ben Parlementslid te zijn. Rouwhuldes zoals deze die juist uitgesproken zijn, hoeven voor mij niet. Dat kunt u misschien opnemen in het verslag, voor als ik ooit kom te sterven.
Wat de urgentie betreft, die willen wij in ieder geval steunen. Ik wil alle collega’s in dit Parlement oproepen om dat ook te doen. De horeca is een sector die op zeer korte termijn een aantal behoeften heeft. Op lange termijn zullen wij in ieder geval iets doen. Wij gaan niet volledig akkoord met de inhoud van het voorstel, maar wij willen sowieso dat de discussie kan starten. Daarom zullen wij met onze fractie de urgentie steunen.
18.03 Thierry Giet (PS): Monsieur le président, un membre de mon groupe est signataire de ce texte. Il est clair que le débat doit être ouvert. Je ne veux évidemment pas prendre la place de notre collègue présidente de la commission de la Justice mais je crois savoir que ce texte est destiné à être orienté vers cette commission.
Nous avons discuté cette semaine de l'ordre des travaux de cette commission et nous en discuterons encore la semaine prochaine. Le moins que l'on puisse dire, chère collègue Smeyers, est que l'ordre du jour est particulièrement chargé, avec des textes importants qui demandent une solution urgente. Si nous votons l'urgence aujourd'hui, cela va donc transformer totalement les priorités de la commission de la Justice et je ne suis pas sûr que ce soit une bonne chose.
Monsieur le président, ne pourrait-on décider que ce texte soit plutôt orienté vers la commission du Droit commercial et économique? Quand j'en lis l'intitulé, il me semble que ce n'est pas usurper les compétences de cette commission. Dès lors, ce texte pourrait trouver un cheminement beaucoup plus rapide dans le respect de l'ordre des travaux de cette commission. Je crois que c'est la meilleure solution.
18.04 David Geerts (sp.a): Collega Giet, het klopt dat dit handels- en economisch recht is. Wij vragen de urgentie omdat er op 1 juni een belangrijke wijziging in voege treedt in dit land, met grote repercussies voor tal van kleine cafés. Wij vrezen voor een sociaal bloedbad bij de kleine cafés. Daarom vragen wij de urgentie.
18.05 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je voudrais simplement dire que notre groupe soutient l'urgence.
18.06 Herman De Croo (Open Vld): Ik wil pragmatisch zijn. Misschien kunnen wij een methode vinden waardoor de inhoud snel kan worden behandeld, zonder andere werkzaamheden te vertragen. Misschien kan dit naar de commissie voor het Handelsrecht worden verzonden? Is het de heer Landuyt die deze commissie voorzit?
De voorzitter: Mevrouw De Wit is de voorzitter en zij is niet aanwezig. Is de ondervoorzitter van deze commissie aanwezig?
18.07 Thierry Giet (PS): Monsieur le président, je ne suis pas certain de m'être bien fait comprendre. Je ne suis pas opposé au fait que ce texte soit traité rapidement. Le seul problème réside dans le fait que si nous votons l'urgence – toutes choses restant égales –, le texte sera transmis à la commission de la Justice qui, ce faisant, verra son agenda perturbé. Je rappelle que doivent encore y être traités le tribunal de la famille, le statut des incapables, la problématique de Salduz, la problématique de la nationalité, etc.
Pour ma part, je propose de renvoyer le texte à la commission chargée des problèmes de droit commercial et économique car le traitement sera plus rapide.
18.08 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, nous souhaitons, bien entendu, que cette proposition puisse bénéficier d'un traitement extrêmement rapide. En effet, dès le départ, nous avons demandé des compensations pour le secteur horeca-cafés qui va subir de plein fouet l'avancement de la mise en route de la législation sur le tabac.
Nous estimons que ce secteur doit être aidé et que cette proposition, éventuellement amendée – nous avons déposé quelques amendements – devrait être votée rapidement pour entrer en vigueur en juillet.
Je répète que la commission chargée des problèmes de droit commercial et économique peut, à mon avis, traiter cette proposition.
En l'absence de sa présidente, c'est Mme Marie-Christine Marghem qui préside cette commission. Elle sera – me semble-t-il – tout à fait disposée à inscrire cette proposition à l'ordre du jour.
18.09 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijn fractie en ik zullen zich zeker niet verzetten tegen het feit dat het voorstel in de commissie Handelsrecht zou worden besproken. De discussie gaat natuurlijk ook niet over de vraag waarheen het voorstel wordt geattribueerd.
Zelfs indien wij ermee akkoord gaan het in de commissie Handelsrecht te bespreken, waarmee wij ook akkoord gaan, is er geen enkele reden waarom wij het voorstel niet bij hoogdringendheid in de commissie Handelsrecht zouden bespreken. Wij kunnen bijgevolg net zo goed, gelet op de verdere consequenties, ook de hoogdringendheid goedkeuren en afspreken dat het voorstel naar de commissie Handelsrecht gaat, waardoor beide problemen ineens zijn opgelost.
18.10 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, la commission Droit commercial est la commission ad hoc pour traiter ce sujet. Je trouverais donc pertinent de l'y envoyer. Néanmoins, je trouverais également pertinent de garder l'urgence: en effet, nous devons réparer un travail mal fait au sein de ce parlement et réparé assez abruptement par la Cour constitutionnelle.
Assumons donc pleinement nos responsabilités de réparation et votons pour les deux.
18.11 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik spreek als voorzitter van de commissie voor de Justitie en ook namens mijn fractie. Wij steunen hoe dan ook de urgentie van dat wetsvoorstel, in welke commissie het ook behandeld zou worden.
De agenda van de commissie voor de Justitie is echter zwaarbeladen. Bovendien is de discussie over de vraag in welke commissie een wetsvoorstel al dan niet wordt behandeld, minder belangrijk dan de snelheid waarmee die maatregelen misschien wel genomen moeten worden.
Daarom verwijs ik met plezier dat wetsvoorstel door naar de commissie voor het Handels- en Economisch Recht. Ik denk dat mijn collega Sophie De Wit, die daarvan voorzitster is, daartegen zeker geen bezwaar zal hebben.
Le président: Si je vous ai bien écoutés, l'urgence est adoptée et la proposition est renvoyée vers la commission Droit commercial et économique.
Y a-t-il des objections? (Non)
Il en sera ainsi.
La demande d'urgence est adoptée par assentiment.
Het urgentieverzoek wordt bij instemming aangenomen.
18.12 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil de urgentie vragen voor het voorstel van resolutie van collega Deleuze en mijzelf over de modaliteiten van de Europese nucleaire veiligheidstest (nr. 1405/1).
De eerste geruchten over die veiligheidstests zijn niet bijster hoopgevend. Collega Fonck heeft er daarnet naar verwezen tijdens het vragenuurtje. Wij dreigen terecht te komen bij een lightversie van die test. Onze ministers, mevrouw Turtelboom en de heer Magnette, zullen zich op korte termijn moeten uitspreken over die modaliteiten.
Het zou passen, zeker gelet op de context van lopende zaken, om daarover snel een parlementair debat te hebben en duidelijk te maken dat wij een echt examen verkiezen eerder dan een lightversie met een halve test.
Daarom vragen wij de urgentie.
18.13 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de oplossing van daarnet een goede oplossing is. Dit kan misschien naar de commissie voor de Nucleaire Veiligheid gaan, wat de andere commissies kan ontlasten.
Als de voorzitter, de heer Schiltz, ons zijn agenda kan meedelen, vinden wij misschien een pragmatische oplossing.
18.14 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het is een beetje moeilijk om het voorstel van de heer De Croo, hoe constructief het ook moge klinken, in te willigen. Die commissie kan immers niet stemmen over die resolutie.
Ik apprecieer het voorstel en twijfel er niet aan dat het een constructief voorstel was. Als de heer De Croo bereid is om verder uit te zoeken in welke commissie wij het zo snel mogelijk kunnen behandelen, ben ik ervoor dat wij dezelfde oplossing als daarnet hanteren, namelijk dat wij kiezen voor een commissie die ruimte heeft op de agenda en die dit bij hoogdringendheid kan behandelen.
In ieder geval steunt mijn fractie de vraag tot hoogdringendheid.
De voorzitter: Mijnheer Schiltz, u bent voorzitter van die werkgroep.
18.15 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik loop over van enthousiasme om dat werk zo snel mogelijk aan te vatten.
Ik ben ervan op de hoogte dat er in mijn commissie niet kan worden gestemd, maar ik neem aan dat er wel advies kan worden gegeven, zodat men zich in een andere commissie hierop kan baseren en stemmen.
Het is geen wet van Meden en Perzen, maar een kleine oproep om de thema’s toch gebonden te houden, zodat de leden van het Parlement zich op hun terreinen kunnen concentreren en om het thema niet te ver te laten versnipperen. Ik denk ook dat dit een spoedige behandeling ten goede zou komen.
18.16 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je suis d'accord d'avoir une procédure similaire à celle que nous avons adoptée pour la proposition n° 24 et de l'envoyer en urgence à une commission qui a le droit de vote et non à une sous-commission qui émet un avis. Sinon, ce n'est pas une solution parallèle.
Il me semble que si le parallélisme doit être fait, la commission vers laquelle ce genre de résolution doit être envoyé est celle de l'Économie.
Le président: J'ai un petit problème avec cette proposition car le texte que vous avez sous les yeux propose de renvoyer cette proposition à la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique. Si vous demandez l'urgence, la proposition sera envoyée à cette commission qui peut voter, sans exclure la possibilité de demander à la sous-commission de remettre un avis dans les meilleurs délais.
Sommes-nous d'accord avec cette proposition? (Oui)
Il y a donc urgence et renvoi à la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique et pour avis à la sous-commission Sécurité nucléaire dans les meilleurs délais.
Il en sera donc ainsi
La demande d'urgence est adoptée par assentiment.
Het urgentieverzoek wordt bij instemming aangenomen.
19 Adoption de l’ordre du jour
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 12 mai 2011 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 12 mei 2011 om 14.15 uur.
La séance est levée à 16.52 heures.
De vergadering wordt gesloten om 16.52 uur.
L'annexe est reprise dans une brochure séparée,
portant le numéro CRIV 53 PLEN 031 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 53 PLEN 031 bijlage. |