Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Mardi 13 septembre 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 13 september 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Yves Leterme, Melchior Wathelet

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Patrick Dewael, Miranda Van Eetvelde, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

Juliette Boulet, congé de maternité / zwangerschapsverlof.

 

Gouvernement fédéral / Federale regering:

Steven Vanackere, Vinvent Van Quickenborne: en mission à l'étranger / met zending buitenlands

 

01 Adoption de l’ordre du jour

01 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

 

Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

02 Projet de loi modifiant la loi du 2 novembre 2010 relative à la participation de l'Etat belge dans la société anonyme "European Financial Stability Facility" et à l'octroi de la garantie de l'Etat aux instruments financiers émis par cette société (1715/1-4)

02 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de naamloze vennootschap "European Financial Stability Facility" en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (1715/1-4)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

02.01  Christiane Vienne, rapporteur: Monsieur le président, les débats ayant dépassé très largement la question abordée dans le projet, je propose de m'en référer à mon rapport écrit.

 

02.02  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, het is misschien niet slecht bij het begin van mijn uiteenzetting stil te staan bij wat wij gaan doen, met name aan het European Financial Stability Facility de mogelijkheid geven om beter in te grijpen op de markten wanneer zulks nodig is.

 

Collega’s, het brandt op de financiële markten in Europa. Wanneer het brandt, moet er worden geblust. Derhalve zal de N-VA uiteindelijk het voorliggende wetsvoorstel ook steunen, doch niet zonder enige bemerkingen, waarschuwingen of bedenkingen met betrekking tot de toekomst te uiten.

 

In eerste instantie hebben wij een aantal bemerkingen bij de vorm.

 

Het is opnieuw duidelijk en kentekenend dat het Parlement in voorliggende materie achter de feiten aanholt. Op het ogenblik dat wij in de commissie over het voorliggende voorstel hebben vergaderd, was de beslissing immers al genomen. Wij stonden met de rug tegen de muur. Er was zelf geen mogelijkheid meer om nog enige aanpassing te doen. Bij deze staan wij dus in feite sowieso voor een voldongen feit, weliswaar een voldongen feit dat voor de financiële toestand in Europa absoluut noodzakelijk is.

 

Veel belangrijker is echter een punt waarbij ik even langer wil stilstaan. Dat is, collega’s, het feit dat volgens ons Europa ter zake absoluut een kans mist.

 

Wij zijn er absoluut van overtuigd dat het op korte termijn uitbreiden van het fonds onverantwoord zou zijn, maar wij zijn er eveneens van overtuigd dat wij moeten stilstaan bij het risico dat de lidstaten lopen die vandaag nog in gezonde financiële toestand verkeren. Nalaten te kijken naar het risico dat deze lidstaten lopen en nalaten de budgettaire handel en wandel scherp op te volgen van de lidstaten die steun ontvangen, alsook van de landen in de eurozone die vandaag nog gezond zijn of gezond mogen worden genoemd, is eveneens onverantwoord.

 

De N-VA is ervan overtuigd dat het beste crisisbeheer en het beste verweer dat men kan hebben tegen financiële spelers die het op ons of op delen van de eurozone gemunt zouden hebben, een stringent en orthodox begrotingsbeleid is.

 

Het louter uitbreiden van de mogelijkheden en de geldmassa in het steunfonds is in feite de gemakkelijkheidoplossing en kan volgens ons niet werken zonder ook een minutieus opvolgen van de Europese aanbevelingen voor de begrotingen in de lidstaten met moeilijkheden alsook in de lidstaten die vandaag nog in gezonde toestand verkeren.

 

In die zin wil ik ook graag verwijzen naar de vraag van de Nederlandse eerste minister Rutte, die absoluut aandringt op een responsabiliseringsmechanisme en zelfs een sanctioneringmechanisme voor landen van de eurozone die de aanbevelingen van Europa met betrekking tot de begroting naast zich neerleggen.

 

Een tweede gemiste kans voor Europa – daar kan niemand naast kijken – is het gebrek aan eenduidige communicatie. De dag na de aankondiging van de genomen maatregelen, het 21 juli-statement, reageerden de markten in de andere richting dan wat verwacht kon worden. Had men die verwachting dan ingelost kunnen zien? Misschien wel, indien men niet impliciet had erkend dat er over het einde van de euro gesproken was, indien bijvoorbeeld Duitsland niet met de spierballen had gerold, en indien men geen halfafgewerkte voorstellen had gelanceerd die niet klaar waren voor implementatie.

 

Laten wij wel wezen, de geloofwaardigheid van de genomen maatregelen bepaalt hoe de financiële markten erop reageren.

 

Ook vandaag zien wij in de pers dat men in diverse landen vindt dat een begeleid faillissement van Griekenland mogelijk moet zijn. Dit soort communicatie is niet van die aard om opnieuw vertrouwen in de markten te doen ontstaat.

 

Naast deze gemiste kansen voor Europa wil ik ook stilstaan bij het voluntarisme waarmee België zich achter de maatregelen schaart. Laten wij wel wezen, door straks deze wet goed te keuren, verbinden wij ons tot interventies en waarborgen voor een bedrag van 34,5 miljard euro.

 

34,5 miljard euro is 10 % van ons bruto binnenlands product. Wij gaan ons verbinden voor 10 % van wat wij allemaal samen waard zijn in dit land, elk jaar opnieuw.

 

Andere landen hebben daarvoor waarborgen gevraagd, maar wij hebben dat niet gedaan. Misschien ligt er ook daar voor België een gemiste kans. Immers, het lijkt edel en grootmoedig om te zeggen dat wij straks instappen in een noodplan voor Griekenland, en wie weet voor welke landen nog gaan volgen. Voor onszelf is het echter belangrijk om even stil te staan bij het risico dat wij daarmee lopen. 10 % van wat wij per jaar waard zijn in België, leggen wij in de weegschaal. België zal 6 % van de Europese interventies op zich nemen. Dat is niet min.

 

Daarom hebben wij ook vragen gesteld aan de minister van Financiën. Tot onze spijt hebben wij geen voldoende antwoord gekregen op de vraag hoe het risico vandaag wordt ingeschat. In de media is er namelijk sprake van het failliet van Griekenland, van een begeleid faillissement, van een concordaat, of hoe men het ook wil noemen. In dat geval worden de middelen die wij waarborgen, opeisbaar. De waarborg van vandaag zal netto geen uitgave zijn en zal ons niets kosten. Het risico bestaat echter – en het wordt steeds reëler – dat België ook effectief op zijn bijdrage in de waarborgen zal worden aangesproken.

 

Ik kom tot mijn conclusie. Zoals reeds gezegd, als het brandt moet er geblust worden. Wij roepen dan ook op om te stoppen op Europees niveau met het aanwakkeren van het vuur, enerzijds door verschillende vormen van communicatie, maar anderzijds door blusmiddelen aan te reiken door vandaag dit wetsvoorstel mee goed te keuren. Daarnaast vragen wij aan het Parlement en aan de regering om werk te maken van een financiële stresstest van de Belgische financiën met inbegrip van de waarborgen die wij wensen aan te gaan. Het mag niet zo zijn dat beleggers morgen vaststellen dat België zich in deze, bovenop de reeds bestaande torenhoge schuld, aan het "overwaarborgen" is en dat zij na een paar weken zeggen dat het voor hen een risico wordt omdat de waardepapieren stijgen op het ogenblik dat het geld voor hen duurder wordt, wat allemaal rechtstreeks wordt gevoeld in de begroting en in de portemonnee.

 

Daarnaast roepen wij op om op Europees niveau dringend werk te maken van een sanctioneringsmechanisme met betrekking tot de implementatie van de Europese aanbevelingen en de Europese stabiliteitsvoorwaarden. Ook België mag hier het voortouw nemen.

 

Tot slot nog dit. Ik denk dat wij in dit Parlement ernstig moeten overwegen om een denktank of een werkgroep op te starten om – ook als Belgen – het voortouw te kunnen nemen in het nadenken over een nieuwe bevoegdhedenstructuur op financieel vlak in Europa. Als wij één les kunnen leren uit de voorbije anderhalve maand, dan is het dat wij beseffen dat wij vandaag niet goed weten waar wij naartoe zullen gaan en dat wij moeten hopen dat de maatregelen die wij nemen effect zullen sorteren. Misschien kan het Parlement daarover eens nadenken en proberen een richting uit te werken.

 

02.03  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, messieurs les ministres, chers collègues, nous sommes heureux, au nom du groupe socialiste, de contribuer à émettre ce signal clair avec le parlement belge: ce dernier montre qu'il est capable de réunir ses membres rapidement, quand il le faut, pour prendre les décisions que la situation impose. C'est le cas en matière de finances, comme cela l'a été lors des crises internationales que nous avons connues ces dernières semaines.

 

La situation financière internationale est dramatique. Je retracerai brièvement l'historique: comment en sommes-nous arrivés là? Ce débat a commencé au début des années 80, à l'occasion de la dérégulation prônée par un président américain républicain, suivi par une première ministre britannique, qui a provoqué dans le monde entier une euphorie financière. Celle-ci a engendré deux mots-clés: les privatisations et la dérégulation.

 

À cette époque, que certains ici dans cette assemblée ont connue, on se sentait quelque peu "ringards" lorsque l'on défendait la puissance publique face l'extraordinaire montée en force de la volonté de donner au privé une toute-puissance au niveau international. Nous voulions imposer des règles à un capitalisme qui, après avoir grandi pendant quelques années, allait tourner fou.

 

La première crise technologique du début des années 2000 n'a pas suffi. Elle devait pourtant servir d'exemple, de signal d'alarme. Cela n'a pas été le cas. De nouveau, la crise a éclaté dramatiquement à l'automne 2008. Aujourd'hui, trois ans plus tard, nous sommes au bord de la récession économique internationale.

 

La Grèce, l'Irlande, l'Espagne, l'Italie sont autant de pays qui traversent des moments pénibles. Les pays d'Europe n'ont pas échappé aux crises financières et économiques que nous subissons depuis 2008. Aucun pays européen n'a échappé aux lourdes conséquences d'une nouvelle crise, une crise de la dette cette fois entraînée notamment par le sauvetage des banques.

 

Mais, pour la Grèce, l'heure est dramatique. Alors que certains parlent de faillite pure et simple de cet État, il est urgent que l'Europe réagisse. Rendons-nous compte, mesurons l'impact de la faillite éventuelle d'un État! Cela n'a pas de sens! C'est peut-être le moment d'ailleurs de se rappeler que la doctrine qui fonde les démocraties repose sur l'existence d'États souverains, d'États stables, indestructibles sauf par la violence.

 

C'est aussi le moment de se rappeler tous les efforts de nos États qui ont été basés sur la notion, voici trois ans à peine, du too big to fail, pour éviter le "risque systémique" des banques! Nous, démocrates, nous devrions accepter que le risque systémique s'étende à des États souverains qu'on laisserait aller en faillite. Pour nous socialistes et pour nous démocrates, c'est inacceptable!

 

L'Union européenne a un devoir de solidarité envers ses États membres. Pour nous, il est temps qu'elle devienne un espace politique et socio-économique en tant que tel.

 

Alors, d'autres émettent l'idée d'une sortie de la Grèce de l'espace européen. Nous disons non. Quel échec dramatique cela serait! Quel serait encore le sens du mot "Union" de notre Union européenne après cela? Et quel échec pour tous ceux qui ont essayé, durant des décennies, de bâtir l'Europe!

 

Il semble que certains oublient aussi qu'en Grèce vivent des hommes et des femmes qui n'ont rien demandé, qui n'ont pas fauté et qui subissent les conséquences sociales de ce qui se passe.

 

Ce qui est heurtant dans ces crises, c'est l'austérité aveugle qu'on présente comme solution. Une austérité aveugle qui frappe les personnes âgées, les étudiants, les fonctionnaires, les indépendants, les salariés, toutes les générations. Et qui entraîne quoi? Le dérapage de la croissance économique, fermant ainsi tout avenir.

 

Alors, certains se plaisent à mettre en exergue la mauvaise gestion de ces États et laissent quasiment sous-entendre qu'ils n'ont que "ce qu'ils méritent", qu'ils n'ont qu'à s'en sortir seuls. Mais ce serait oublier la solidarité européenne. Ce serait ensuite criminel pour l'Europe entière: elle ne résisterait pas. Enfin, ce serait faire des agences de notation et des grands spéculateurs les maîtres absolus du monde.

 

Pour notre groupe, il est hors de question de laisser faire cela.

 

J'ai envie de dire de "relaisser faire". Relisez les interventions pratiquement sur tous les bancs au lendemain de la crise financière. On entendait ces mots: "Plus jamais cela!", "On va mettre la finance internationale au pas", "On va réguler", "On va s'attaquer à la spéculation nocive". Les causes du mal ont été clairement établies, notamment dans ce Parlement, les remèdes aussi et des engagements solennels ont été pris.

 

Qu'en reste-t-il aujourd'hui?

 

Les agences de notation écrasent des pays souverains, jusqu'aux États-Unis d'Amérique touchés de l'intérieur. Une agence de notation publique, indépendante, européenne? Nous l'avons tous souhaitée. Rien! La division des banques selon leurs objectifs? Rien! Le contrôle des mouvements spéculatifs? Rien! Les bonus scandaleux des grands patrons? Lisez encore la presse de la semaine dernière: le sujet est pratiquement tabou.

 

Aujourd'hui, l'économie mondiale est pratiquement par terre. Quand je lis le gouverneur de la Banque nationale, de notre Banque nationale: "La situation", disait-il, "n'est pas aussi mauvaise qu'en 2008-2009 mais on va à petits pas dans cette direction". Je suis sûr que 15 jours après, il ne redirait pas la même chose car un grand pas a été franchi dans la mauvaise direction.

 

Quant au niveau de la Grèce, on frise l'absurdité du système. Un groupe d'experts indépendants déclarent que le déficit grec est incontrôlable et pourtant, il devrait être contrôlé par ceux qui essaient de renflouer ce pays et tout particulièrement par l'autorité européenne.

 

Quand on voit combien la Grèce devait payer pour emprunter à deux ans à un taux de 55 %, c'est de la folie! Ceci montre bien que ce système est devenu fou.

 

Rigueur et réforme du système financier doivent être désormais les objectifs de l'Union européenne.

 

Rigueur parce que des finances publiques saines sont un gage d'avenir pour les pays européens et pour des politiques publiques audacieuses de redistribution.

 

Pour accompagner cette rigueur budgétaire, il faut évidemment faire la chasse au gaspillage, mais aussi rechercher de nouvelles recettes, notamment dans le monde financier, notamment auprès de celles et ceux qui ont tiré profit du laisser-aller de la "finance casino".

 

Alors, mes chers collègues, je vous pose la question: quand un individu vole son voisin, s'il est identifié, il est condamné, voire se retrouve en prison; quand des spéculateurs jettent dans la misère des dizaines de millions de personnes, quand ils font vaciller jusqu'à des États démocratiques, ils agissent – aujourd'hui encore – en toute impunité. N'est-il pas temps de forger une morale dans les relations financières internationales? N'est-il pas temps de créer une autorité qui établira les règles d'un jeu devenu aujourd'hui criminel pour beaucoup de peuples; des règles surveillées par une police financière et sanctionnées par des juges? Mais l'Europe a-t-elle la volonté politique de lancer l'idée, de l'approfondir, de l'élargir et de mettre fin à cette partie de racket communautaire?

 

Wishful thinking? Peut-être. Mais quand on a créé Interpol, d'aucuns ont pensé pareillement. Et si on ne fait rien je vous promets – je nous promets – beaucoup de violence et de déstabilisation dans tous les États qui seront touchés par la spéculation à l'avenir, car les gens spoliés et désespérés ne se laisseront plus faire.

 

À ce stade, cependant, les conclusions européennes se concentrent sur l'échange des bonnes pratiques entre États et cela, à raison. Mon groupe estime cependant qu'il est temps d'imposer une gouvernance intelligente aux banques également. Les banques sont au cœur du bon fonctionnement de l'économie. Cela implique des devoirs, mais également le besoin de contrôles, de balises, bref d'un cadre européen clair.

 

Dans le projet qui nous occupe aujourd'hui, il convient de noter que la solidarité européenne s'est affirmée, et c'est une bonne chose: un peu de clarté dans un ciel bien sombre! C'est ainsi que nous passons d'un mécanisme de gestion de crise à une véritable assistance financière apportée aux États. Il s'agit là indéniablement d'un progrès. Depuis le début de la crise économique, l'Union européenne réagissait aux événements sans jamais les devancer, accroissant de la sorte le sentiment de peur des citoyens et de panique des marchés. Or, depuis quelques semaines, nous remarquons une détermination à aider les États avant que ceux-ci ne vivent une crise désastreuse. Pour le groupe PS, il s'agit d'une avancée majeure. L'Europe solidaire doit se construire en adoptant des mesures structurelles.

 

Enfin, monsieur le président, je voudrais soulever un dernier point: les banques contribueront dorénavant au plan d'aide à la Grèce. Il est clair que certaines d'entre elles ont joué un rôle néfaste, qui leur revient aujourd'hui sous forme de boomerang à la suite de la crise que nous avons connue. Il est logique et évident qu'elles doivent participer à l'effort commun. Nous disons oui à la rigueur, parce qu'il n'y a pas d'autre choix, mais non à une austérité aveugle qui, à terme, empêcherait la reprise de la croissance économique.

 

Mes chers collègues, bien entendu, mon groupe soutiendra ce projet de loi ainsi que les amendements du gouvernement, reflet de la déclaration des chefs d'État et de gouvernement des pays membres de la zone euro qui fut prononcée lors de la réunion du 21 juillet de cette année. Le "plus jamais ça" ne pourra se faire seul; il faut agir dans l'urgence en respectant les capacités contributives de chacun. C'est dans cet esprit que le groupe PS votera le projet du gouvernement.

 

Je vous remercie.

 

02.04  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, messieurs les vice-premiers ministres, chers collègues, les marchés sont le thermomètre de la crédibilité des États dans la durée et de la continuité des politiques d'efforts. Les turbulences et l'instabilité que connaissent les marchés financiers suscitent pour les États une inquiétude croissante concernant les perspectives de croissance.

 

De ce point de vue, la dégradation de la note économique américaine est riche d'enseignements. Elle signifie, évidemment, une inquiétude relative aux perspectives de croissance durable aux États-Unis, mais aussi une préoccupation supplémentaire pour nos économies européennes. Au-delà des fondements économiques, c'est surtout la première fois qu'une agence de notation sanctionne l'incapacité de dirigeants politiques à prendre des décisions nécessaires et courageuses. Les citoyens attendent que nous leur disions la vérité et que nous agissions.

 

Il s'agit d'une double exigence. Il est évident que nous devrons agir et prendre nos responsabilités au niveau budgétaire. Nous rediscuterons d'ailleurs prochainement de ce sujet.

 

Mais il convient aussi d'agir au niveau européen, pour répondre à l'instabilité qu'ont connue les marchés ces dernières semaines, et à la situation aggravée de la Grèce. Notre intention est évidemment d'exécuter les décisions prises au niveau européen, les décisions du Conseil européen du 11 mars dernier et de transposer la déclaration des chefs d'État et de gouvernement des États membres de la zone euro du 21 juillet. L'objectif est d'accroître les possibilités d'intervention du Fonds européen de stabilité financière et d'augmenter la contribution maximale des États dans les garanties.

 

Le vote de ce jour doit donner un feu vert au Fonds européen de stabilité financière, qui conférera plus de flexibilité à celui-ci. Si le processus se passe sans encombre, le fonds pourra, à l'avenir, prêter à un État de manière préventive, financer la recapitalisation des banques et des établissements financiers par des prêts aux gouvernements et, enfin, intervenir directement sur les marchés secondaires de dettes souveraines, afin d'éviter la contagion et de lutter contre la spéculation.

 

Je ne nourris pas d'inquiétude sur le vote de ce jour: il me semble que nous avons tous pris la mesure de l'enjeu. Je sais que nous voterons le texte à une très large majorité.

 

La raison d'être de ce texte et la solution qu'il apporte nous rappellent toute la pertinence du projet européen ainsi que la responsabilité des décideurs politiques. Toute la force mobilisatrice des "pères de l'Europe" n'appartient pas aux légendes du passé; elle peut être la nôtre si nous en avons l'ambition.

 

Dès lors, pour essentiel qu'il soit, le texte que nous voterons ne constitue en fait qu'une étape dans la construction européenne, un pont vers une structure institutionnelle qui serait plus aboutie.

 

Pour celles et ceux – et je sais qu'ils se comptent en nombre dans cette assemblée – qui croient dans le projet européen, ce texte s'inscrit dans une histoire qui a débuté bien avant nous et qui se poursuivra encore longtemps après, je l'espère.

 

En décembre 2001, à Laeken, lors de l'avant-dernière présidence belge, les États membres ont jeté les bases d'une refonte des traités fondateurs. Dix ans plus tard, malgré ces réformes, l'Europe reste confrontée à ses divisions et à ses échecs: échec du Sommet de Copenhague sur le climat, valse hésitation et fragilité de l'Europe face aux marchés dans la bourrasque de la crise financière et sur la scène internationale, faiblesse de l'Europe qui peine à s'organiser.

 

C'est pourquoi le vote de ce jour est aussi une réponse à un problème concret, mais aussi un pas dans le sens d'une plus grande intégration et, dès lors, un appel à une Europe plus politique.

 

La crise à laquelle nous assistons n'est pas seulement celle de l'euro: c'est la crise d'une construction européenne inachevée. Face à l'emballement des marchés, face aux spéculateurs qui parient sur l'éclatement de l'euro, il aurait sans doute fallu mener une guerre éclair. C'est en fait à une guerre des tranchées que nous assistons. Si la France, la première, a officialisé son soutien au plan du 21 juillet, d'autres États annoncent leur consentement dans les semaines, voire dans les mois à venir. Cette course de lenteur dénote une absence de vision alors même que le temps de la solidarité au trébuchet est révolu.

 

Ce type de rapport entre États appartient déjà au passé simplement parce que l'Europe ne peut plus se le permettre. En effet la question n'est pas tant de savoir si l'on croit ou non dans les capacités de la Grèce à rembourser sa dette. C'est un aspect de la réflexion, certes, mais qui est très conjoncturel. Et l'on sait l'effet de domino qui résulterait d'une faillite d'un État membre de la zone euro.

 

Mais non, la question est beaucoup plus essentielle. Elle résulte de l'amer constat que l'Europe multiplie depuis des années des rendez-vous ratés, dont nous payons aujourd'hui la facture.

 

Peut-on mener une politique monétaire commune et lutter pour un développement économique cohérent tout en se livrant à une concurrence fiscale entre États membres et en l'absence de discipline budgétaire? Peut-on prétendre peser sur le marché de la finance globalisée alors que son cadre juridique reste défini sur une base nationale?

 

On a parfois comparé l'Europe à un bateau inachevé qui affronte une tempête. La formule est assez juste. Il convient de revoir en profondeur la structure du navire, même s'il n'est pas confortable de procéder à ces réparations en pleine mer.

 

Le projet européen évolue au rythme des crises, comme s'il fallait la preuve par l'exemple de sa pertinence pour convaincre les opinions publiques de lui donner corps. Toujours est-il que les esprits ont fortement évolué au cours de cette crise financière. Je vous invite d'ailleurs à jeter un regard rétrospectif sur les derniers mois. Faites le compte des acquis engrangés, notamment lors de la présidence belge de l'Union européenne durant le second semestre de 2010. Ces avancées sont significatives. Elles concernent la régulation du secteur financier, plus particulièrement la supervision financière avec la mise en place des trois autorités européennes et du comité de risque systémique. Elles englobent également la régulation des hedge funds et des agences de notation. Qui aurait pu penser il y a dix ans encore que nous allions conclure ces accords en matière de régulation financière et de gouvernance économique? Je crois qu'il y a dix ans, personne ne l'aurait espéré ou en tout cas n'aurait cru à cette concrétisation.

 

Les choses bougent. En Allemagne et en France, des voix de premier plan se font entendre pour vanter l'ambition européenne. Il y a quelques mois encore, les commentateurs se perdaient en analyses sur les suites des referendums – souvenez-vous il y a quelques années – et sur le prétendu marasme européen.

 

Ceux qui à l'époque écrivaient leur espoir de voir naître les États-Unis d'Europe étaient déçus, étaient perçus au mieux comme des idéalistes mais le plus souvent comme des utopistes. Ce sont pourtant des visionnaires qui confèrent tout son sens à l'engagement politique.

 

Il y a, chers collègues, les commentaires et les spéculations mais il y a aussi l'action et la responsabilité politique. Je crois fermement que les acteurs du changement se révèlent dans ces moments où l'histoire est compliquée.

 

À la suite de la chancelière allemande et du président de la République française qui plaidaient pour l'instauration d'un gouvernement économique de la zone euro, le président de la Banque centrale européenne, M. Trichet, et son successeur désigné, M. Draghi, ont, à leur tour, défendu une plus grande surveillance mutuelle des politiques économiques nationales.

 

En clair, il convient non seulement de surveiller beaucoup plus étroitement les évolutions budgétaires nationales mais aussi d'imposer une cohérence en termes de gouvernance économique. L'Union monétaire doit aller de pair avec une harmonisation des réformes structurelles, de nature à améliorer la compétitivité des économies nationales. Il s'agit de réduire une disparité en matière de croissance et d'emploi à travers la zone euro. À cette fin, il doit être possible de mettre sous tutelle un État incapable de tenir ses engagements et de prendre les décisions appropriées. C'est le sens souhaité également par le Parlement européen qui l'a formulé dans le paquet sur la gouvernance économique, le "six pack", qui viendra compléter le "semestre européen" déjà en vigueur.

 

Sans attendre, la France et l'Allemagne ont affiché leur intention d'harmoniser les taux et l'assiette de l'impôt des sociétés d'ici 2013. C'est, me semble-t-il, un exemple de réalisation concrète dans l'histoire de la construction d'un ensemble politique. J'encourage évidemment notre gouvernement – le ministre des Finances ayant déjà mentionné l'intérêt de cette mesure – à multiplier les initiatives pour inscrire le Benelux dans cette voie. Puissions-nous nous retrouver l'année prochaine, à l'ouverture de la session, et faire le constat que les pays fondateurs de l'Europe ont réussi, au cours de l'exercice écoulé, cette première étape de leur harmonisation fiscale.

 

Je le répète: c'est se tromper sur ses ambitions que de prétendre mener une politique monétaire commune et lutter pour un développement économique cohérent si l'on se livre, dans le même temps, à une concurrence fiscale entre États membres et si l'on ne se dote pas d'une véritable discipline budgétaire acceptée. Un ministre des Finances européen pourrait évidemment symboliser et donner corps à cette discipline budgétaire et à cette gouvernance économique.

 

Le débat sur l'inscription dans la Constitution de la règle d'or relative à l'équilibre budgétaire participera peut-être à cette entreprise. Si nous choisissons cette voie, la particularité institutionnelle de notre pays devra être prise en compte. La piste d'un pacte de stabilité entre les différents niveaux de pouvoir serait sans doute plus appropriée.

 

Dans le même ordre d'idées, nous soutenons aussi la création des euro-bonds. Pour assurer une gestion collective et rigoureuse des dettes souveraines, la solidarité doit s'organiser: l'aide à la Grèce ressemble déjà à des obligations européennes. Celles-ci témoignent surtout de notre volonté de voir l'Europe se diriger rapidement, sans attendre de nouvelles crises, sur la voie de cette intégration que nous appelons de nos vœux et qui doit aller de pair avec une responsabilisation accrue de tous les membres de la zone euro.

 

Plusieurs réformes évoquées exigeront au préalable des modifications institutionnelles. Et nous connaissons les divergences de sensibilité au sein de l'Union. Le Traité de Lisbonne fait la part belle à l'approche intergouvernementale au détriment de la conception fédéraliste d'une manière telle qu'il est illusoire d'entreprendre ces réformes à vingt-sept. Au fil des élargissements, la prise de décision est devenue de plus en plus difficile, alors même que notre vie quotidienne dépend sans cesse davantage de mesures décidées à ce niveau. Le manque de coordination favorise la répétition d'épisodes stériles et démobilisateurs, comme lorsque l'un des partenaires ralentit le processus de sauvetage de la Grèce, et donc de l'euro, par souci de ménager son opinion publique à la veille d'élections internes.

 

De redoutables concurrents se développent hors de l'Europe: en Asie, en Amérique latine. Et nous devons nous demander si les Européens veulent continuer à jouer en première division ou s'ils préfèrent, en raison d'une sorte de lassitude historique, laisser balayer leurs spécificités par le souffle de la mondialisation et se faire reléguer au rang de puissances secondaires. Entendent-ils garantir des conquêtes sociales et une certaine conception du vivre-ensemble? Seules des institutions communes renforcées nous permettront de préserver notre influence dans le monde comme notre modèle original de société alliant économie de marché, solidarité et neutralité philosophique de l'État.

 

Sur les deux terrains de la construction européenne, l'élargissement et l'approfondissement, il me semble que nous sommes allés au bout des possibilités. Des élargissements, même justifiés, ont entravé l'approfondissement; le quantitatif a nui au qualitatif; et l'approfondissement a atteint la limite de la méthode intergouvernementale. Les deux questions sont évidemment liées. Pour les promoteurs de l'élargissement continu, le projet européen se borne à un simple espace de libre circulation économique, voire à la défense des droits de l'homme. À l'inverse, l'ambition d'une communauté politique, fondée sur des valeurs partagées et pesant sur la scène mondiale, pose la question des limites. Cette guerre des tranchées entre les adeptes d'un vaste marché sans ambition politique et les partisans d'une forme sui generis de fédération peut trouver une issue par le haut, à savoir la constitution d'un noyau dur d'une fédération européenne qui coexisterait avec l'Union, laquelle pourrait alors être élargie à une trentaine d'États.

 

Mais cela ne pourra se faire dans l'immédiat. L'étape intermédiaire, c'est bien le lancement de coopérations renforcées. Je pense que l'on n'a pas beaucoup le choix aujourd'hui. C'est l'option qui doit être retenue: la possibilité offerte à neuf États, qui veulent aller plus vite et plus loin, de confier à l'Union des matières régies jusque-là par l'intergouvernemental. Ces coopérations renforcées pourraient se développer en priorité dans toute une série de domaines. Leur lancement correspond notamment aux défis existentiels immédiats de l'Europe, au premier rang desquels se trouve le gouvernement économique, à savoir la régulation, la surveillance des marchés financiers, la coordination des politiques économiques, la régulation de l'analyse de risques, le pilotage des finances publiques.

 

Il est clair que si l'Union avait pu lancer immédiatement des emprunts obligataires, à l'image des États membres et des régions, comme ce fut fait en Belgique, elle aurait pu prévenir la crise grecque. Sur le plan politique, l'intervention rapide de l'Union aurait, sans doute, épargné un énième arbitrage entre États divisés. Sur le plan financier, elle aurait pu, dès l'entame de la crise, lever des fonds à un taux deux fois moindre que celui qui est imposé aujourd'hui à la Grèce. Sur le plan boursier, cette intervention aurait rassuré les spéculateurs.

 

Cette accélération n'est pas une vision idéologique de l'Europe. Elle semble, au contraire, la meilleure voie pour décourager la spéculation sur l'euro et les finances de ses membres. M. Van Rompuy aura beau réunir nos chefs d'État et de gouvernement ou les ministres des Finances, sa démarche restera atteinte d'une infirmité congénitale, à savoir sa nature intergouvernementale et le droit de veto de chaque État qui l'accompagne. Pour cette raison, le gouvernement économique de l'Europe ne peut se situer au Conseil européen, mais bien dans les institutions communautaires dites "supranationales".

 

En guise de conclusion, comment ne pas mettre en lien l'action concertée au sein de la zone euro et – un élément qui est évidemment d'un tout autre ordre – l'intervention militaire en Libye sous l'égide de la France et de la Grande-Bretagne? Dans les deux cas, les Européens ont mis leur détermination au service de grandes ambitions. Dans les deux cas, la réussite de l'entreprise est due à la concertation entre les États membres. Mais il y a un point qui les distingue: la valse hésitation de certains partenaires aura fait perdre du temps et de la crédibilité au Fonds de stabilité. Sans cela, nous aurions sans doute pu atteindre des résultats plus probants et certainement plus précoces, à l'image de l'engagement militaire rapide qui fut décisif dans le dénouement de la crise libyenne au mois de mars dernier.

 

Ceci constitue une nouvelle preuve par l'exemple que l'Europe s'impose comme une force de changement porteuse de valeurs lorsqu'elle se donne les moyens de ses ambitions et lorsqu'elle s'engage dans la construction d'une véritable communauté politique. Dans les prochaines décennies, l'action de notre génération politique sera notamment jugée à l'aune de nos avancées concrètes dans ce grand projet. À nous, donc, de participer activement à sa réalisation.

 

Nous voterons bien entendu aujourd'hui les projets de lois qui nous sont présentés, mais nous savons pertinemment que l'Europe aurait pu mieux faire. Il dépend de tous les parlements nationaux d'accepter une plus grande intégration européenne dans les domaines de la gouvernance économique.

 

02.05  Hendrik Bogaert (CD&V): Geachte voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijnheer de vice-eerste minister, collega’s, de CD&V-fractie zal het voorliggende wetsontwerp rond de European Financial Stability Facility, het EFSF, volop steunen. Wij danken de eerste minister, de vice-eerste minister en iedereen op de kabinetten en administraties voor het belangrijke werk dat zij verrichten ten voordele van de euro en ten voordele van de werkgelegenheid, de koopkracht en de bescherming van het spaargeld van zoveel mensen in ons land.

 

Het voorliggende wetsontwerp is belangrijk omdat het de waarborgen die ons land verleent, gevoelig optrekt van 15,3 naar 34,5 miljard euro. Het is belangrijk om weten dat het EFSF zijn actieradius gevoelig heeft uitgebreid met de mogelijkheid om overheidsobligaties op de secundaire markt aan te kopen, dit betekent dat men al verhandelde obligaties kan aankopen. Het is een verdere stap in een meer verregaande vorm van tussenkomst en een duidelijke indicator van hoe moeilijk de situatie intussen is geworden.

 

Wij willen dus solidair zijn met een Griekenland dat aan het afbranden is en met andere landen in moeilijkheden in de eurozone. Nochtans is het niet gemakkelijk om solidair te zijn met zij die een loopje hebben genomen met de financiële transparantie, die de cijfers zwaar hebben opgesmukt. Dat geeft ons een vervelend gevoel. Enerzijds wil men solidair zijn met de Grieken zelf, Europeanen die voor 99,9 % het slachtoffer zijn van de huidige situatie. Anderzijds wil men de boodschap geven dat het niet zomaar kan om cijfers te verdraaien en dan te rekenen op de onvoorwaardelijke financiële steun van hetzelfde Europa. Bedrog is geen goede wegbereider van solidariteit.

 

België zelf staat voor een historische beslissing. Aan de ene kant is de weg een ogenschijnlijk gemakkelijk en langzaam pad. Het gaat zelfs een beetje bergaf zodat wij de indruk krijgen dat wij dat pad moeten nemen. Het zal gemakkelijk gaan.

 

Aan de andere zijde is een pad, een beetje moeilijker, een beetje bergop, een lastig pad, ogenschijnlijk ambetant.

 

België heeft steeds behoord tot een welvaartsas in Europa, van Zuid-Engeland, West-Nederland, Zuid-Duitsland tot Noord-Italië. De vraag is of wij daartoe willen blijven behoren.

 

Het is mijns inziens dus geen optie om het gemakkelijke pad te nemen, dat in de eerste jaren een beetje bergaf gaat en het stappen gemakkelijker maakt. Wij hebben een historische plicht om opnieuw aan te sluiten bij de harde kern van eurolanden zoals Duitsland, Nederland en Oostenrijk die hebben begrepen dat een hoge overheidsschuld niet alleen belangrijke risico’s inhoudt voor het land, maar ook heel veel geld doet wegvloeien naar iets wat op zich ook niet zo sociaal is, met name rentelasten.

 

Ons deficit terugdringen tot een structureel evenwicht tegen 2015 is een noodzakelijke voorwaarde om opnieuw aan te sluiten bij wat onze historische plaats is, de besten van Europa. Daarmee kunnen wij definitief de dwalingen van het verleden achter ons laten.

 

Het avontuur van de schuldfinanciering, dat ook in ons land enorme schade heeft aangericht aan het sociale en het economische weefsel, moet definitief worden gestopt. Het verdient daarom aanbeveling dat België in haar Grondwet een structureel evenwicht naar Duits voorbeeld zou inschrijven.

 

In beginsel zijn begrotingen over een conjunctuurcyclus structureel in evenwicht. Een schuldenrem naar Duits voorbeeld omvat vier wezenlijke punten. Ten eerste, een structuurcomponent. Begrotingen, ook die van de deelstaten, moeten structureel in evenwicht zijn.

 

Ten tweede, een conjunctuurcomponent. De mogelijkheid om schulden aan te gaan, moet worden vergroot of beperkt volgens de conjunctuurtoestand.

 

Ten derde, een uitzonderingsclausule. In noodsituaties, zoals bijvoorbeeld een plotse ecologische ramp, moet men de mogelijkheid hebben om af te wijken van de voorgaande beginselen.

 

Ten vierde, controle van de rekeningen. Deze controle moet verzekeren dat de schuldenrem niet alleen bij de begrotingsopmaak, maar ook bij de eindregeling werkt.

 

Behalve voornoemde, volgens mij in de Grondwet in te schrijven ambitie van een structureel evenwicht moeten wij bekijken wat wij op korte termijn kunnen doen. Het verdient aanbeveling eerst na te gaan waar wij kunnen besparen, vooraleer naar nieuwe belastingen op zoek te gaan. Ook in België is op het vlak van besparingen nog heel veel mogelijk.

 

De begroting 2012 zou dus een 100 %-besparingsbegroting moeten zijn. Eerst moeten wij voormelde horde nemen en dan in de toekomst bekijken wat nog volgt. Misschien komen wij al heel ver met enkel maar te besparen.

 

In de politiek wordt vaak gezocht naar een compromis dat evenwichtig overkomt. Er wordt dan al snel besloten dat er voor 50 % zal worden bespaard en dat er voor 50 % nieuwe belastingen komen. Zulks is echter geen goed principe om toe te passen.

 

Wanneer wij voor 2012 enkel naar het aspect besparingen kijken, bewijzen wij iedereen, niet alleen de linkerkant maar ook de rechterkant van het politieke spectrum, een dienst.

 

Mijnheer Jambon, ondertussen valt geen enkele dag te verliezen. U gaat akkoord. U staat rustig aan de kant te schuilen. Er zijn mensen die ondertussen het dak moeten vernieuwen. Er zijn mensen die ondertussen ervoor moeten zorgen dat de gaten in het dak worden gedicht, vooraleer de echter storm er aankomt. U staat in het schuilhokje geparkeerd. Het is uw goed recht om apart in het schuilhokje te staan. Straks komt de storm. Er zijn mensen die zich nat zullen moeten maken om de gaten in het dak dicht te timmeren.

 

Het is absoluut noodzakelijk dat in de komende weken en zonder vertraging een begroting voor 2012 wordt ingediend die ons onder de 3 %-grens en naar een deficit van 2,8 % brengt. Aldus kunnen wij aan de excessive debt procedure ontsnappen.

 

Dames en heren, de financiële markten bekijken ons. Er zijn sterke eurolanden. Er zullen ook zwakke eurolanden zijn. De zwakke eurolanden zullen in een rentespiraal terechtkomen. Het is heel belangrijk dat wij in de goede groep van eurolanden belanden. Wij hebben daartoe een aantal troeven.

 

Er is ook hoop, dankzij het vooruitziende anticrisisbeleid van de huidige regering, dat op het treffen van tijdelijke, cashmaatregelen was gebaseerd. Zulks gebeurde in tegenstelling tot andere landen, zoals Frankrijk, waar andere maatregelen werden getroffen. Aangezien wij het verlanglijstje van heel wat belangengroepen invullen, zitten wij in een betere positie.

 

Ten tweede, er is nog veel zogenaamd low hanging fruit. Dat is een ietwat slechte term in een begrotingscontext, maar er is nog heel veel te doen in ons land. Het raakt altijd iemand, maar ik denk dat er een aantal relatief gemakkelijke maatregelen te nemen zijn om ons dicht bij die 2,8 % te brengen.

 

Ten derde, het consumentenvertrouwen is, dankzij de maatregelen van de regering, nog altijd aanwezig in ons land, in tegenstelling tot andere landen. Ik denk dat dit een goede basis is om van te vertrekken.

 

Wie moet die job nu gaan doen? Uiteraard niet de mensen die zich geparkeerd hebben op het droge. Ik denk, normaal gesproken een formateur. Vanuit democratisch oogpunt is dat zo. Er hebben verkiezingen plaatsgevonden en er komen nieuwe coalities, dus in principe komt dat een formateur toe. Echter, gegeven de omstandigheden en gegeven het feit dat de financiële markten ons zo op de hielen zitten, denk ik dat wij moeten zeggen dat nood wet breekt. Wij moeten zo veel mogelijk gaten dichten voordat de storm eraan komt. Het dak herstellen terwijl het al stormt, is niet doenbaar. De Grieken geven ons daarvan het pijnlijk voorbeeld, elke dag opnieuw.

 

Wij zullen de Grieken dus helpen. Maar, premier, wij moeten ook onszelf helpen. Het Parlement is daar klaar voor.

 

02.06  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de eerste minister, heren vice-eerste ministers, dames en heren ministers, zoals ik vorige week vrijdag in de commissie aankondigde, zal onze fractie dit wetsontwerp goedkeuren, hoewel het te laat komt en te weinig maatregelen bevat.

 

Collega’s, het gaat niet langer over Griekenland. Het gaat over de euro. De eurozone is in gevaar. Ik meen dat het moment aangebroken is om de vraag te stellen hoe de problemen in een klein land als Griekenland – dat minder dan 2 % van het economisch gewicht van de eurozone vertegenwoordigt – ertoe konden leiden dat de eurozone in de problemen komt.

 

Ik meen dat het antwoord op die vraag dubbel is.

 

Een eerste verklaring is dat wij nu met de neus gedrukt worden op de tekortkomingen van de intergouvernementele aanpak van de budgettaire, economische en sociale problemen. De manier waarop de landen van de eurozone het Griekse probleem hebben aangepakt – door het te hebben laten uitdijen tot een probleem voor de hele eurozone – maakt dat wij er nu, voor de toekomst, zo snel mogelijk werk van moeten maken.

 

Een eerste verklaring is dus de gebrekkige staat van de Europese constructie. Ik meen dat ongeveer iedereen het daarmee wel is.

 

Een tweede verklaring werd vandaag gegeven in De Morgen, in een opiniestuk van Nobelprijswinnaar Krugman. Voor hem hebben ook anderen het al geduid. De moralisten, de monetaire dogmatici, zijn van oordeel dat als een land in de fout gaat – en laat er geen twijfel over bestaan, Griekenland is in de fout gegaan – het moet boeten in de hel.

 

Wij zien evenwel dat dat land niet uit de hel geraakt, de politieke en de sociale stabiliteit van Griekenland staan op het spel.

 

Het wordt een moment van de waarheid, een keuze waar wij allemaal voor staan. Gaan wij door op die intergouvernementele weg, waar de globale problemen van Europa aangepakt worden op een manier waarbij elk land in de eerste plaats denkt aan zijn eigen nationaal belang en dan pas het algemene Europese belang ziet? Als wij dat doen, is het duidelijk dat wij afstevenen op het failliet, niet alleen van Griekenland, maar van heel de eurozone en bij uitbreiding ook de Europese Unie. Die weg kiezen leidt tot een ongelooflijke collectieve verarming voor elke Europese burger.

 

Mijn fractie kiest voor een Europese solidaire benadering. Wij denken dat dit de enige manier is om er met zijn allen uit te komen. Want, degenen die nu pleiten voor een gecontroleerde wanbetaling of het failliet laten gaan van Griekenland of degenen die pleiten om een land als Griekenland uit de eurozone te stoten of te doen vertrekken, dwalen en zijn zeer gevaarlijk.

 

Want als er één land uit de eurozone gestoten wordt, wees maar zeker dat er dan een kettingreactie komt waarvan men het begin kent maar niet het einde. Wij kennen allemaal, ik ga geen namen noemen, de landen die nu reeds geciteerd worden. Als men het economisch gewicht van die landen opsomt, zit men reeds bij 30 % van het globale economische gewicht van de eurozone. Dat mag dus absoluut niet gebeuren.

 

Mijnheer de eerste minister en mijnheer de vice-eerste minister en minister van Financiën, ik richt mij tot u, wat hebben wij nodig voor de gesprekken die u op Europees vlak de komende dagen en weken zult hebben? Wij hebben nood aan duidelijkheid. Duidelijkheid is dat wij allen de eurozone en alle landen erin met hand en tand verdedigen. Wij willen niet dat een van die landen failliet gaat. Wij willen niet dat een van die landen uitgestoten wordt.

 

Collega’s, volgens onze fractie is er op korte termijn slechts één mogelijkheid, met name dat de Europese Centrale Bank haar rol ten volle speelt en onbeperkte liquiditeit verschaft, niet alleen aan de banken maar zeker aan de landen. Dat is de eerste fase.

 

In een tweede fase, en ik heb dit, samen met anderen, vorige week in de commissie voor de Financiën gezegd, is dat wij naar een europeanisering van de schulden moeten evolueren.

 

In de Verenigde Staten is de schuld in procenten van het bnp hoger dan die van de eurozone en is het tekort groter dan het globale tekort van de eurozone. Toch is de "dollarzone", in vergelijking met die eurozone een haven in rust terwijl het bij ons stormt. Dit heeft te maken met die grote financiële markt die de Verenigde Staten vormt. Ook daar is men in sommige Staten in staking van betaling gegaan, heeft men de ambtenaren moeten afdanken en de scholen moeten sluiten. Hebben zij evenwel de problemen waar wij mee te kampen hebben? Nee, omdat zij een geïntegreerd economisch, monetair en budgettair beleid hebben. Ook wij moeten diezelfde weg nemen en samen met anderen verdedigt mijn fractie de idee van de eurobonds.

 

De brand moet dus geblust worden en dat kan alleen door duidelijk te maken dat wij met z’n allen achter de eurozone en achter elk lid van de eurozone staan. Eenmaal de brand is geblust, moet de heropbouw gebeuren want het is duidelijk dat de muntunie te fragiel is zonder een politieke en economische unie.

 

Wij hebben dus nood aan een gezamenlijk beleid van economische, budgettaire maar ook van – en dit wil ik benadrukken – sociale en fiscale convergentie. Het kan niet dat deze crisis enkel tot gevolg heeft dat wij een grotere integratie krijgen wat betreft het budgettair beleid, maar dat men op sociaal en fiscaal vlak achterblijft. Als men dat doet, legt men de kiemen voor een volgende crisis.

 

Waar wij vervolgens nood aan hebben is dat er ook in de Europese Unie, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten, wordt ingezet op economische groei. Zonder groei zal men de publieke financiën niet op orde krijgen.

 

Een derde en laatste punt is het volgende. Namens mijn fractie moet ik tot mijn spijt vaststellen dat vandaag opnieuw Belgische banken in problemen zouden kunnen komen.

 

Wij hebben voor de vakantie met zijn allen beslist om de opvolgingscommissie die in 2008 werd geïnstalleerd om de financiële crisis te bestuderen, opnieuw op te richten. Namens mijn fractie vragen wij de dringende opstart van die commissie. Wij hebben veel werk. Om te beginnen zouden wij kunnen evalueren wat er van het rapport van die opvolgingscommissie is uitgevoerd. Collega’s, het is niet veel.

 

Ten tweede, wij hebben een regering van lopende zaken die binnen twee, drie of vier weken belangrijke beslissingen moet nemen met betrekking tot de Belgische banken. Zij kan dat volgens ons niet op eigen houtje. Alleen het Parlement heeft na de verkiezingen van juni 2010 die legitimiteit. Er is dus een goede samenwerking nodig tussen de regering in lopende zaken en het Parlement.

 

Onze fractie vraagt de dringende opstart van de opvolgingscommissie om samen met de regering de problemen te bekijken en naar de oplossingen te zoeken die zich aandienen met betrekking tot de Belgische banken.

 

02.07  Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, het zijn turbulente tijden. Iedereen die al eens in een vliegtuig heeft gezeten, weet wat turbulentie is. Men wordt door elkaar geschud zodra men in onstabiele lucht vliegt. Dat is heel vervelend en het kan ook heel akelig zijn, maar eigenlijk is het niet zeker of dat ook gevaarlijk is. Men moet het hoofd koel houden en kalm blijven. Het wordt pas gevaarlijk als er echt paniek uitbreekt. Fasten your seatbelt, houd het hoofd koel, en dat geldt zeker voor de piloot in kwestie.

 

Ik gebruik dat beeld omdat het heel goed te vergelijken is met wat wij nu in de eurocrisis doormaken. Wij gaan door turbulente tijden, maar onze koers, ons project, is eigenlijk heel duidelijk.

 

Wij hebben een monetaire unie en die zien wij en voelen wij. Met de euro betalen wij elke dag. Dat zien en voelen de burgers dus dagelijks. Wij hebben ook een economisch project. Helaas hebben wij er niet altijd genoeg oog voor gehad dat die economisch-budgettaire realiteit het monetair project wel zou volgen. Die unie is ook en vooral een politiek project en wij moeten ervoor opletten dat wij dat in deze crisis niet uit het oog verliezen. Die drie zaken samen, moeten wij voor ogen houden op het moment dat wij in turbulentie zitten.

 

Wij zitten dus in een crisis. Hoe doorstaat de Europese Unie deze crisis? Er zijn drie aparte problemen die consequenties hebben voor elkaar.

 

Eerst en vooral is er Griekenland, de rotte appel, het pijnpunt van de crisis die wij meemaken. Het komt erop aan – dat is de bedoeling van Europa – om het probleem Griekenland zo veel mogelijk te isoleren, om het niet langer onderhevig te maken aan de markten, om ervoor te zorgen dat het uit het centrum van de turbulentie weggehaald wordt. Daarvoor moet men rekenen op solidariteit. Dat is wat men in een politieke unie doet; men laat elkaar niet los. Wij helpen Griekenland dus.

 

Wij doen dat niet alleen omdat wij graag solidair zijn, maar ook omdat wij besmettingsgevaar willen voorkomen. Het gaat om besmettingsgevaar in een unie waar belangen van banken, van landen en van mensen steeds meer met elkaar verweven zijn. Wij willen niet dat het vuur in Griekenland overslaat naar andere landen.

 

Wat hebben wij gedaan? Er is twee keer een reddingsplan gekomen. Het eerste kwam er één jaar geleden. Op 21 juli 2011 werd over een tweede reddingsplan beslist, dat echter nog niet in uitvoering is. Daartoe hebben wij de aanpassing nodig die wij vandaag goedkeuren.

 

Dit brengt mij bij mijn tweede, belangrijke pakket. Het eerste pakket streeft ernaar Griekenland te isoleren en van de turbulentie van de markten weg te halen. Het tweede pakket heeft tot doel stabiliteit te brengen bij landen die problemen hebben, maar die niet de puinhoop zijn waarnaar andere sprekers al hebben verwezen, zijnde de puinhoop die Griekenland er ook wel terecht van heeft gemaakt.

 

Het brengen van stabiliteit doen wij met dit European Financial Stability Facility of EFSF. Eigenlijk kan rustig worden gesteld dat het een soort Europees monetair fonds is, dat wij niet alleen vergroten en waarvan wij niet alleen de mogelijkheden uitbreiden, door meer geld ervoor uit te trekken; wij zorgen er ook voor dat het de capaciteit heeft om de bedoelde stabiliteit te brengen.

 

Zulks betekent dat wij niet enkel landen zullen kunnen helpen. Ook aan banken en instellingen zullen waarborgen en leningen kunnen worden gegeven. Ook zal op de secundaire markt papier kunnen worden verhandeld.

 

De beoogde stabiliteit is ontzettend belangrijk, om ervoor te zorgen dat de besmetting van Griekenland niet naar een aantal andere landen overslaat. Zulks is wat wij vandaag goedkeuren en doen.

 

De vraag wordt wel eens gesteld of een en ander niet te laat komt. Een en ander komt niet te laat. Het is immers een belangrijke stap in de Europese besluitvorming. Het frustreert ook mij dat het niet anders kon en dat het niet efficiënter en meer to the point kon. Wij roeien evenwel met de riemen die wij hebben. Gezien de zaken die met het mechanisme in kwestie mogelijk worden gemaakt, kunnen wij er niet omheen dat het een belangrijke stap op weg is naar meer stabiliteit in de Europese Unie.

 

De derde, belangrijke stap is misschien wel de belangrijkste. Wij kunnen niet eerst het Griekse probleem isoleren en daarna stabiliteit brengen, als wij er vervolgens niet voor zorgen dat de begrotingsintegratie in de Europese Unie steeds verder verloopt.

 

Daar moeten wij terugkeren naar de kernafspraken die wij ooit hebben gemaakt toen wij aan het bewuste verhaal begonnen. Wij moeten terugkeren naar het principe: “Afspraak is afspraak.” Ere wie ere toekomt. Het is de Nederlandse regering met eerste minister Rutte die dat principe goed heeft ingezien. Zij wil dat er opnieuw begrotingsdiscipline komt. Zij wil dat er opnieuw sancties volgen, indien een land niet doet wat het heeft beloofd. Zij wil ook een eurocommissaris die op de bewuste afspraken kan toezien.

 

Het voorgaande is voor ons, een klein land – Nederland bevindt zich ter zake in de dezelfde situatie –, belangrijk. Wij hebben immers baat bij de communautaire methode, wat hier ook al is aangehaald. Wij zijn een klein land dat baat heeft bij Europese samenwerking. Wij moeten er bijgevolg ook voor zorgen dat een dergelijke samenwerking op basis van de communautaire en niet op basis van de intergouvernementele methode gebeurt.

 

Die drie stappen zijn essentieel. Ik merk dat velen in alle turbulentie en paniek het hoofd niet meer koel kunnen houden. Zij beginnen over exitscenario’s, willen van koers wijzigen, vergeten dat de Europese Unie ook een politiek project is. Daar zijn wij het helemaal niet mee eens. Wij zijn het evenmin eens met al wie gemengde signalen geeft. Vandaag heeft men ‘de 34 miljard in het EFSF’ al een aantal keer benadrukt, waarmee men de indruk wekt dat Griekenland een cadeau van 34 miljard euro krijgt. Dat is niet correct. Dat klopt niet. Het mechanisme van de EFSF kan voor alle landen dienen. Elk land dat in de problemen komt en een duwtje in de rug nodig heeft kan op dat mechanisme een beroep doen. Misschien is België wel de volgende in de rij!

 

Dat brengt mij bij mijn volgend punt. Als de begroting niet in orde is, als de economische fundamenten niet in orde zijn, dan heeft dat waarover wij vandaag gaan stemmen weinig zin. Dan is het proberen redden van Griekenland, het proberen quasi unaniem stemmen over het EFSF verloren moeite. Dan zwaaien wij vooral met een moraliserend vingertje naar een ander, terwijl wij ons eigen huiswerk niet maken. Het komt erop aan om de Europese aanbevelingen volledig na te volgen, niet enkel selectief, niet enkel wat ons aanstaat. Het mag niet zo zijn dat wij Europa volgen om de arme Grieken te helpen maar het er niet meer mee eens zijn zodra Europa zegt wat België moet doen. Het mag niet zijn zoals andere landen doen die Europa volgen als het op een aantal economische factoren aankomt, maar selectief doof blijven zodra Europa alle deeltentiteiten in die landen vraagt om hun steentje bij te dragen. Wij hebben nood aan voluntarisme om dit Europees project opnieuw op de rails te zetten.

 

Er rest nog een vraag. Wie moet die begroting in ons land opstellen? Collega Bogaert heeft gezegd dat het gaat stormen en dat er iemand pannen op het dak moet leggen. Wel, mijnheer Bogaert, aan de overkant van de straat is men een nieuw huis aan het bouwen. Het lijkt mij niet meer dan normaal dat het in dit land, waar men onderhandelt, de keuze is van de kiezer. Het zijn dus de onderhandelaars die de politieke keuzes voor de toekomst maken. Dat hoop ik, wellicht samen met u. Alleen is het zo dat wij in afwachting niet met onze duimen mogen draaien. De eerste minister, de minister van Begroting en de staatssecretaris van de uittredende regering werken volop aan de voorbereidingen, maar er moet een politieke wil zijn om dat zo snel mogelijk aan de onderhandelaars over te laten.

 

02.08  Hendrik Bogaert (CD&V): Mevrouw Rutten, ik begrijp heel goed dat men aan de overkant van de straat een nieuw huis aan het bouwen is. U zegt het zelf, men is aan het bouwen. Samen met u hoop ik dat het een mooi huis wordt en dat het snel wordt gebouwd. Maar wat als dat gebouw er niet zo snel staat? Wat doet men dan intussen met de hete adem van de financiële markten in de nek? Het zou dus misschien wijs zijn dat de regering van lopende zaken, met ongeveer dezelfde politieke partijen, haar verantwoordelijkheid neemt, snel orde op zaken stelt en de begroting voor 2012 opmaakt.

 

Als ik de nota-Di Rupo goed gelezen heb, staan daar massa’s nieuwe belastingen in. Ik meen dat de regering in lopende zaken die kan vermijden. In 2012 kunnen wij dan gaan kijken of we een besparingsbegroting kunnen maken, in plaats van een belastingbegroting. Ik meen dat u daar als liberalen wel grote voorstanders van zult zijn.

 

02.09  Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer Bogaert, het siert u dat u zegt dat wij snel een begroting moeten opmaken. Ik ben het ook met u eens welke marsrichting wij moeten uitgaan. Wij delen uw bekommernis over wat de financiële markten boven het hoofd hangt.

 

Maar wat voor signaal geeft men – wanneer het de markten zijn die twijfelen aan het politieke leiderschap en wanneer het de markten zijn die zich afvragen of dit land nog in staat is zijn economische huishouding op orde te stellen – door te zeggen: “Doe maar door, wij zullen het wel snelsnel regelen.”

 

Het is de politieke verantwoordelijkheid van de mensen die een regering willen vormen te trachten een begroting op te maken. Het zal niet snelsnel gaan. Ik wou dat het kon. Maar het gaat hier om belangrijke keuzes voor de toekomst. Er worden grote lijnen uitgezet.

 

Het klopt dat wat op tafel ligt niet ideaal is en dat er heel hard aan zal moeten worden gewerkt, maar dan zult u de verantwoordelijkheid moeten leggen waar zij ligt.

 

Het klopt niet dat er intussen niets gebeurt. De uittredende regering is bezig met de voorbereidingen. Zij wacht nog op cijfers en zij doet heel wat voorbereidend werk. Volgens mij kan dat perfect, maar de druk moet blijven liggen waar hij ligt.

 

Tot slot, dat wij hier vandaag een Europees financieel stabiliteitsmechanisme goedkeuren, klinkt heel technisch. Dat is jammer. Wat wij moeten doen, is een belangrijk signaal geven. Wij moeten laten horen dat de euro voor ons belangrijk is, en dat het Europees project voor ons belangrijk is. Mijn fractie zal vandaag voor stemmen, als uiting van ons onvoorwaardelijk geloof in dit Europees project. Iedereen die meent daaraan te moeten raken, zal ons op zijn weg tegenkomen!

 

02.10  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Financiën, ik zie dat na een uur debat de aandacht vanuit de regering van lopende zaken al begint te verslappen.

 

Niettegenstaande dat zal ik namens de Vlaams Belangfractie onze visie uiteenzetten aangaande de voorliggende uitbreiding van het stabilisatiefonds, het EFSF.

 

Daags na de eurotop van 21 juli kwamen de politieke leiders ons voor de microfoon vertellen welke belangrijke beslissingen zij hadden genomen om een einde te maken aan de loden last van de eurocrisis, na het gestuntel en de kakofonie van de afgelopen maanden.

 

De hamvraag die wij vandaag moeten stellen, is of die maatregelen afdoende zullen zijn. Zullen zij nog op tijd zijn? Als wij naar de politieke actualiteit kijken, heb ik daarbij mijn twijfels. Ik heb de indruk dat ze inmiddels te laat zijn.

 

In de afgelopen weken werden er vanuit verschillende hoeken, en daarmee bedoel ik niet alleen vanuit de politiek, maar ook vanuit de financiële en academische wereld, nogal wat kanttekeningen geplaatst bij de aanpak van de aanhoudende schuldencrisis.

 

Ik kan alleen vaststellen dat er over die zogenaamde goede beslissingen van de eurotop van 21 juli 2011 steeds meer vragen komen naarmate de kleine lettertjes en de dubbele bodems van de beslissingen bekendraken en het publieke forum bereiken.

 

Niettegenstaande de politieke elite op het Europees vlak een poging doet om allerlei maatregelen te nemen om de schuldencrisis aan te pakken en daarvoor het ene plan na het andere via de Europese tekentafel aan de lidstaten oplegt, geraakt de schuldencrisis in een aantal landen, en de Griekse tragedie in het bijzonder, niet onder controle. Dat is het minste wat wij vandaag kunnen zeggen.

 

En dan begrijp ik sommige fracties niet, N-VA in het bijzonder. Zij zeggen dat wij niet anders kunnen dan het voorliggend ontwerp van extra steun en extra bevoegdheden aan het noodfonds steunen en dus goedkeuren omdat wij met onze rug tegen de muur staan.

 

Wat is dat voor een argumentatie? Men mag nog zoveel eurorealist en eurogezind zijn als men wil, het is niet met zulke operaties van geldtransfers van lidstaten naar het noodfonds, het is niet met zulke geldverslindende maatregelen dat er een goedwerkend en eendrachtig Europa zal komen.

 

Het Vlaams Belang staat daar heel kritisch tegenover en kan dus niet akkoord gaan met de politieke visie van de beslissingen van de eurotop van 21 juli.

 

Men is volop bezig om de Belgische ziekte inzake de transfereconomie in het Europese stelsel te betonneren, zonder te weten wie en hoe men het EFSF-Fonds zal blijven financieren en welke bevoegdheden de lidstaten in de komende tijd nog allemaal aan Europa zullen moeten afgeven.

 

Sinds de bespreking in de commissie over de Belgische deelname aan het Noodfonds en het verlenen van 34,5 miljard euro staatswaarborg via dat noodsfonds, toch ongeveer 10 % van het bruto binnenlands product zoals de heer Vandeput al zei, gaat er geen dag voorbij of de beurzen reageren geprikkeld en kleuren bij momenten dieprood na elke wijziging in het Europees financieel economische kader. Van een stabilisatie van de schuldencrisis is nauwelijks sprake.

 

Vorige vrijdag brak de storm op de beurzen opnieuw los nadat de hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank, Jürgen Stark, ontslag nam. De achterliggende reden was dat hij niet langer kon akkoord gaan met de ECB-politiek om steeds meer Italiaans en Spaans staatspapier te blijven opkopen om bijgevolg de Spaanse en Italiaanse rente te drukken. Het toont nogmaals aan hoe grondig oneens men het is over de aanpak van de schuldencrisis en dat het drukken van nieuwe eurobiljetten geen soelaas brengt.

 

Of zou het ontslag van de betrokkene, Jürgen Stark, iets kunnen te maken hebben met de invoering van die zogenaamde euro-obligaties? Dat is het volgende zogenaamde tovermiddel waarmee men de eurocrisis denkt aan te pakken.

 

Men zou toch moeten weten dat met de invoering van die euro-obligaties de lagerentelanden het gelag zullen betalen van de hogerentelanden. Wij hebben dat gisteren nog gezien, Duitsland gaat de markt op en kan ophalen aan 0,2 % rente, terwijl Italië 5 % rente moet betalen op korte termijn. Iedereen weet dat men bij euro-obligaties met een gemiddelde rente zal moeten rekenen en dan zal natuurlijk, in dit geval, Duitsland het gelag betalen. Het zou bovendien dus onverstandig zijn om verder te blijven kapitaliseren op de Duitse kredietwaardigheid.

 

Het invoeren van euro-obligaties brengt geen zoden aan de dijk als men daartegenover geen rigoureus en opgelegd saneringsprogramma zet voor de betrokken lidstaten. Kijk maar naar wat de impact is in Griekenland, dat gekneld blijft in een keurslijf van zware besparingen en forse belastingverhogingen, waardoor de recessie verscherpt en de publieke financiën in Griekenland verder worden uitgehold. Ondertussen zit Griekenland al drie jaar gevangen in dat keurslijf, zonder dat er een structurele oplossing wordt geboden. Het blijft in een dodelijke vicieuze cirkel.

 

Door dat nieuwe reddingspakket komt er dus nauwelijks enig perspectief op een versneld einde van de Griekse recessie. Er komt met dit tweede reddingspakket geen herstel van de Griekse economische groei. Laat staan dat er iets structureel wordt gedaan aan de Griekse staatsschuld van 340 miljard euro.

 

Wat doet onze regering? Wat doen onze regeringsleiders? Zij gooien de lakse en spilzieke eurolanden reddingsboei na reddingsboei toe. Het worden de reddingsplannen van de reddingsplannen. De Griekse schulden worden aangepakt door het land nog dieper in de schulden te steken en de terugbetalingstermijnen te verlengen.

 

Dat is een riskante strategie, want als zij faalt, zal de hele eurozone worden gedestabiliseerd en in de afgrond worden meegesleurd, of zoals bondskanselier Merkel het op 7 september formuleerde: "Scheitert der Euro, scheitert Europa”, als de euro valt, dan valt Europa.

 

Intussen groeit opnieuw de nervositeit over de situatie in Griekenland. Begin september onderbraken de experts van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF hun controlemissie in Athene omdat de regering onvoldoende vooruitgang had geboekt bij de uitvoering van de hervormingen die Griekenland beloofd had in ruil voor de financiële steun van de eurolanden en het IMF. Deze maand moeten de geldschieters opnieuw een schijf uitkeren aan Griekenland. De uitkering van die schijf was steeds gekoppeld aan voorwaarden en wij kijken dus met grote belangstelling uit naar de vooruitgang die de Griekse regering geboekt zal hebben, maar wij hebben er geen vertrouwen in en de financiële markten evenmin.

 

Er is toch niemand die gelooft dat de Griekse regering met het toekennen van extra geld uit de Europese structuurfondsen haar economische groei op een structurele manier kan aanzwengelen. De economische krimp in Griekenland in het tweede kwartaal bedroeg 7,3 %. Dat is niet alleen een put, dat is ook een situatie waar men op korte termijn niet uit geraakt. Wat gebeurt er als Griekenland in 2014 slechts een gedeelte van de openstaande schuld zal afbetalen? Argentinië heeft dat destijds ook gedaan. Er is toch niemand die gelooft dat de Griekse regering in staat zal zijn haar afspraken na te komen en op de vervaldag de toegekende leningen, inclusief de rente en de waarborgen, terug te betalen. Uit een recente studie van Bloomberg blijkt trouwens dat 85 % van de beleggers er nu al van uitgaat dat Griekenland zijn schulden niet kan afbetalen en er bijgevolg geen of slechts een gedeeltelijke terugbetaling te verwachten is.

 

De vraag is natuurlijk wie dat niet-terugbetaalde deel dan zal betalen? De bank- en verzekeringssector? Nee. Zij hebben met hun vrijwillige bijdragen wel de voorwaarde gesteld dat zij te allen tijde hun geld zullen terugzien. Dan blijven de lidstaten nog over, die de waarborgen hebben gegeven of de participatie zijn aangegaan en bijgevolg zal dus op het einde van de rit de modale belastingbetaler het gelag betalen. Voor de tweede maal. Terwijl de Vlaamse belastingbetaler de rekening van de bankcrisis nog aan het verteren is, wordt binnen afzienbare tijd de volgende rekening gepresenteerd.

 

Een andere vraag is hoeveel staatspapier en schulden van banken het EFSF kan blijven opkopen, om de schuldencrisis de baas te kunnen. Laat ons immers wel wezen: het voorliggende ontwerp strekt ertoe de bevoegdheden van het bewuste noodfonds uit te breiden.

 

Tot dusver kon het noodfonds immers enkel leningen verstrekken aan eurolanden die op geen enkele manier aan geld konden komen. Op grond van het nieuwe akkoord heeft het noodfonds veel meer bevoegdheden gekregen.

 

Bijvoorbeeld, het noodfonds mag voortaan ook definitieve leningen verstrekken aan landen die in de problemen dreigen te komen, dus misschien binnenkort ook aan België. Het mag ook zwakke staatsobligaties opkopen van privépartijen, zoals banken, verzekeraars en investeringsmaatschappijen, die van dergelijke obligaties af willen, dus binnenkort waarschijnlijk ook obligaties van de Belgische banken. Het mag ook geld lenen aan overheden van alle eurolanden, dus ook van niet-probleemlanden, waar banken met nieuwe kapitaalinjecties moeten worden gered, dus binnenkort ook aan de Belgische overheid.

 

Indien u het mij vraagt, betekent zulks een serieuze uitbreiding van de bevoegdheden van het noodfonds, echter zonder dat er voldoende geldmiddelen tegenoverstaan.

 

Ik blijf mij ook afvragen welke, bijkomende bevoegdheden de lidstaten daartoe aan Europa zullen moeten afgeven, met een verdere uitholling van de soevereiniteit van de lidstaten tot gevolg.

 

Collega’s, een en ander blijkt nog niet genoeg te zijn. Wanneer ik immers de recente verklaringen hoor van IMF-voorzitter Christine Lagarde, die toch niet de eerste de beste is, dan stevenen wij opnieuw af op een liquiditeitscrisis van de banken. De reserves van de banken moeten dus mede in het noodfonds worden opgenomen. Ook zouden de middelen van het noodfonds tot zegge en spreke 1 500 miljard euro moeten worden opgetrokken, terwijl momenteel in 440 miljard euro is voorzien.

 

De vraag is waar zulks zal eindigen.

 

Mijnheer de minister van Financiën, ik moet het ook nog even over een van de dubbele bodems van de beslissingen van de eurotop van 21 juli 2011 hebben.

 

Het blijkt dat Finland via een rechtstreeks onderhandeling, dus buiten de andere landen van de Europese Unie om, met Griekenland een akkoord heeft gesloten over de voorwaarden van zijn aandeel in de Griekse noodsteun. De Finnen zouden hebben bedongen dat voor hen een onderpand van één miljard euro op een aparte rekening wordt gezet. Kan Griekenland de steun niet terugbetalen, dan zou Finland voormeld bedrag plus de rente mogen houden.

 

Finland loopt met zijn bijdrage van 1,4 miljard euro aan de Griekse schuldencrisis dus geen enkel risico, terwijl de Belgische regering via de waarborgen volop miljarden euro in de Griekse en andere, bodemloze putten zal storten.

 

Ik moet toegeven dat de Finnen op de Eurotop van 21 juli 2011 goed bij de les waren, terwijl andere regeringsleiders hebben liggen slapen. Aldus ontstaat de zoveelste verwarring over de beslissingen van de Europese top van 21 juli 2011. Zodoende lijkt de top ook een rommelig boeltje te zijn, waaraan straks geen touw meer vast te knopen is.

 

Ik vind het bovendien vreemd dat het Parlement op 26 juli tijdens de debriefing door de eerste minister niet over deze mogelijkheid werd geïnformeerd. Het blijft vreemd dat het ene land over een onderpand kan onderhandelen maar het andere niet. De Finse minister van Financiën beweert trouwens dat zij de andere lidstaten daarvan op de hoogte heeft gesteld. Kortom, mijnheer de minister van Financiën, u was op de hoogte van die constructie.

 

Mijn vraag is dan: waarom heeft de Belgische regering geen onderpand gevraagd? Waarom bent u niet naar Athene gevlogen om daar hetzelfde te doen? De Finnen hebben het nu voor elkaar gekregen dat zij geen enkel risico lopen voor hun bijdrage aan het noodfonds.

 

Mijnheer de minister, ik moet zeggen dat uw antwoord in de commissie op vrijdag 2 september uiterst verwarrend was. Er moet blijkbaar nog een akkoord volgen, waarbij een keuze wordt gemaakt tussen de landen die een onderpand wensen. Naast Finland – dat inmiddels een akkoord met Griekenland heeft – zijn immers ook Oostenrijk, Slovenië en Slowakije geïnteresseerd in zo’n onderpand. Het is mij helemaal niet duidelijk waarom de Belgische federale regering er geen vraagt. U blijft blijkbaar geloven dat u de geïnvesteerde bedragen integraal zult kunnen recupereren. Ik vind dat bijzonder kortzichtig.

 

Ik kom tot mijn slotbeschouwing, mijnheer de voorzitter. Hoe meer de politieke elite op het Europese forum zegt dat de eurocrisis onder controle is, hoe meer de exit van Griekenland als enige oplossing overblijft. Er gaan steeds meer stemmen op om het “Acropolis adieu”-scenario achter de hand te houden.

 

Wanneer ik de recente uitspraken hoor van Hans Werner Sinn – de president van het invloedrijke Ifo Institut en een belangrijke adviseur van bondskanselier Merkel – lijkt het tij te keren. In een recent interview stelde hij dat het een goede zaak zou zijn als Griekenland de eurozone tijdelijk verlaat.

 

Ik stel ook vast dat de Duitse regering de afgelopen dagen openlijk toegeeft dat het bankroet van Griekenland niet langer kan worden uitgesloten. Daarom is de Duitse regering zich samen met de Duitse banken aan het voorbereiden op de exit van Griekenland, om zo het einde van de euro te voorkomen.

 

Zelfs gewezen eurocommissaris Frits Bolkestein – niet de eerste de beste, en liberaal in hart en nieren – spreekt nu openlijk over de Griekse exit.

 

Recentelijk verscheen een zeer interessant boek met als titel “Das Euro-Abenteuer geht zu Ende,” geschreven door vijf vooraanstaande Duitse professoren.

 

Ik vat hun stellingen samen: zij kunnen er niet mee leven dat de maatregelen voor altijd en voor een onbeperkt bedrag op Duitsland zouden wegen. Duitsland zal het laatste bastion zijn dat de euro overeind kan houden. Wij moeten Griekenland en Portugal geen geld geven. Dat is een bodemloos vat. Landen moeten in staat zijn om zichzelf te redden. Dat kunnen ze ook. Dat is de analyse van die vijf Duitse professoren.

 

Vlaams Belang heeft die stelling altijd verdedigd omdat wij als volksnationalisten aan de kant van het Griekse volk staan. De enige mogelijkheid die de Grieken kan helpen is om tijdelijk uit de euro te stappen en terug baas te worden over hun eigen munt, de drachme. Dat is de invulling van soevereiniteit want er is na zoveel maanden geen enkele structurele oplossing in het vooruitzicht. De Grieken zullen de alsmaar zwaardere opgelegde voorwaarden nooit aanvaarden. De Grieken zijn te trots en te zelfbewust om dat te willen. Als zij moeten kiezen tussen Europese curatele en armoede dan zullen zij voor armoede kiezen omdat zij weten dat die straf nadien als beloning terugkomt.

 

De Griekse overheid kan na uit de eurozone te stappen, of te worden gezet, haar munt devalueren en samen met een eigen rentebeleid opnieuw economische groei creëren zodat er een heropleving komt. Zodoende krijgen de Grieken opnieuw de instrumenten in handen om hun financieel-economische toestand op een structurele manier aan te pakken in plaats van hun telecomsector in Turkse handen te zien verdwijnen en hun havens voor een habbekrats aan de Chinezen te moeten verkopen. De Griekse overheid kan dan maatregelen nemen waarvoor wel een draagvlak bestaat binnen de Griekse samenleving, in plaats van de maatregelen te aanvaarden die vanop de Europese tekentafel worden opgelegd maar geen zoden aan de dijk brengen. Door tijdelijk uit de euro te stappen ontstaat een Griekenland dat zich economisch kan herpakken, sterker kan worden, een Griekenland waar de Grieken achter staan. Bovendien wordt de kans dat de EU-lidstaten hun geld alsnog terugzien alsmaar groter.

 

Laat ons nog maar een taboe doorbreken, collega’s, want we zullen ook nog door die zure appel moeten bijten. We moeten met een open geest het hele europroject in vraag durven te stellen, zeker voor wat de PIGS-landen betreft, niet alleen Griekenland, maar ook Spanje, Portugal en Italië. Een noord-euro en een zuid-euro moet volgens ons bespreekbaar zijn. Ook het concept van een afgeslankte Europese Unie zal op tafel moeten komen.

 

In die optiek is het Vlaams Belang geen voorstander van de huidige maatregelen die een verdere uitbreiding van het noodfonds wettelijk vastleggen. Bijgevolg zullen wij dit wetsontwerp niet steunen. Wij zullen met overtuiging tegenstemmen.

 

02.11  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, messieurs les vice-premiers ministres, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, la situation en matière de finances publiques en Europe évolue de jour en jour. Ce sont plutôt des nuages noirs que le grand beau temps qui se profilent à l'horizon.

 

Deux préalables. Premièrement, chacun dans ce parlement doit être conscient que les querelles communautaires qui paralysent l'État fédéral depuis de trop nombreux mois sont un luxe. Nous devons aboutir le plus rapidement possible à la mise en place d'un gouvernement de plein exercice, capable d'agir pour le bien de tous et pour la sauvegarde de la prospérité de nos concitoyens. C'est le sens de notre présence à la table des négociations et des efforts que nous effectuons depuis de nombreux mois, en commun Ecolo et Groen!, pour essayer d'aboutir.

 

Deuxièmement, plutôt qu'avec des mesures au coup par coup, trop tardives et trop faibles, telles celles qui sont aujourd'hui sur la table, il convient d'agir en mettant en œuvre des réformes fondamentales au niveau européen et en matière de régulation financière.

 

Certains continuent de le nier; ils préfèrent se voiler la face en  espérant que la situation s'améliorera naturellement; que l'application de demi-mesures suffira à rassurer les marchés, comme je l'ai entendu; que l'austérité aveugle imposée à la Grèce lui permettra de rembourser sa dette colossale, dette encore aggravée par l'action conjuguée des agences de notation, des marchés financiers et des spéculateurs.

 

Il faut arrêter cette politique de l'autruche! Il faut arrêter de se voiler la face! Il faut voir la réalité en face. Les recettes traditionnelles, appliquées jusqu'ici, la logique des marchés, la "financiarisation" de l'économie conduisent à l'échec. Nous ne voyons pas très bien ce qui empêchera la Grèce, dans les circonstances actuelles et en l'absence de mesures plus structurelles que celles proposées, de se trouver en défaut de paiement et, d'une manière ou d'une autre, de devoir rééchelonner ou renégocier sa dette.

 

Cela aura des conséquences sur ses créanciers, notamment des banques y compris celles qui ont été aidées par l'État belge, qui disposent donc d'une participation publique, monsieur Reynders, et sur les finances publiques d'autres États, dont la Belgique.

 

À quoi sert-il encore de le nier? En prendre conscience, c'est se donner la possibilité de changer le cours de l'histoire et d'enfin adopter les réformes fondamentales qui sont nécessaires pour construire une Europe plus solidaire et donc plus efficace, dans un objectif de prospérité mieux partagée entre tous les concitoyens européens, entre tous les habitants de l'Europe, y compris les Belges.

 

Cette situation ne nous réjouit évidemment pas. Ce n'est pas de gaieté de cœur que nous posons ces constats pessimistes. C'est l'échec du modèle capitaliste, c'est l'échec d'un modèle de construction européenne qui n'est pas le nôtre. Nous sommes, je le rappelle, des fédéralistes convaincus. Avec les autres partis verts en Europe, nous agissons au quotidien pour construire cette Europe que nous voulons verte et solidaire et qui n'est pas celle qui se développe aujourd'hui.

 

Quelques exemples. Nous rêvons, pour notre part, d'une Europe qui ne soit pas seulement une union monétaire, mais également une Europe sociale, économique et environnementale. Ceux qui ont accepté, malgré ces difficultés budgétaires déjà connues à l'époque – vous l'avez admis, M. Reynders – que la Grèce soit membre de la zone euro, pensant que l'appartenance à une union monétaire résoudrait naturellement tous les problèmes de ce pays, se sont lourdement trompés. Aucune union monétaire ne peut survivre si elle ne s'appuie pas sur une union politique et donc budgétaire. C'est cette intégration européenne plus poussée qu'il faut accélérer et amplifier, y compris d'un point de vue budgétaire, on le voit aujourd'hui par rapport à la situation grecque.

 

Ensuite, nous réaffirmons qu'il faut arrêter la concurrence fiscale entre États au sein de l'Union. Cette concurrence a surtout pour résultat de favoriser quelques grands groupes financiers, de les aider à échapper à l'impôt et de priver les États des ressources budgétaires nécessaires, avec des conséquences négatives très lourdes pour les plus faibles d'entre eux – on le voit avec la Grèce. Elle restreint aussi la capacité des gouvernements de l'Union à mener des politiques d'éducation performantes, leur faculté de contribuer à la réorientation de l'économie ou d'assurer ce socle de solidarité qui caractérise notre modèle social.

 

Il faut démanteler les paradis fiscaux créés au sein des États membres, y compris chez nous grâce aux intérêts notionnels, monsieur Reynders. Il faut définir un socle commun aux États européens pour l'impôt des sociétés, tant pour la base taxable que pour le taux d'imposition.

 

Pour autant qu'il ne s'agisse pas d'un nivellement par le bas, ceci doit contribuer à stabiliser les finances publiques et à apporter aux États les ressources suffisantes pour assurer leurs missions. Cette harmonisation fiscale est indispensable. Elle doit s'accompagner d'une volonté réelle de lutter contre la fraude fiscale et les paradis fiscaux, et d'une plus grande efficacité dans la recherche d'une justice fiscale.

 

Comme le montrent de graves scandales financiers en Belgique, nous en sommes très loin. Comme ailleurs, cela nécessite une volonté politique et des moyens qui manquent cruellement.

 

Troisièmement, nous dénonçons le fait que, malgré des engagements solennels pris après la crise financière de 2007, quasiment aucune mesure de régulation du secteur financier n'ait été adoptée et mise en œuvre jusqu'ici. Les banques ont été sauvées et la spéculation a repris de plus belle, y compris en ce qui concerne par exemple la Grèce. De nouveaux modes de spéculation, comme les credit default swaps, permettent à des spéculateurs d'enregistrer des bénéfices suite aux difficultés rencontrées par des États.

 

Les agences de notation, qui s'étaient lourdement trompées dans leur analyse au moment de la crise financière, et dont les intérêts se mêlent à ceux des investisseurs, dont la vision est tronquée et orientée, continuent à faire le beau temps et surtout la pluie en Europe et ailleurs dans le monde. Elles accentuent les difficultés rencontrées par les États.

 

Les mesures à prendre sont pourtant connues et même parfois débattues, mais jamais réellement mises en œuvre. Je les cite. De nouvelles règles en matière de notation sont nécessaires. La création d'outils d'évaluation indépendants des marchés financiers limiterait l'influence néfaste de ceux-ci. Pour rendre les banques moins vulnérables aux fluctuations des marchés, il conviendrait de séparer les métiers bancaires: banque de dépôt d'un côté et banques d'affaires de l'autre.  Les fonds propres des banques devraient être augmentés.

 

Il est nécessaire de mettre en place une taxe sur les transactions financières. Celle-ci aurait la double vertu de freiner la spéculation et de générer de nouvelles ressources utiles pour relever les défis lancés aux États et à l'Union européenne en tant qu'entité politique.

 

Les placements – notamment les fonds de pension – doivent être orientés vers des choix plus durables et plus éthiques plutôt que vers la spéculation.

 

Il faut évidemment appliquer dès à présent ces mesures aux banques qui ont été aidées par les États, notamment par l'État belge.

 

Quatrièmement, nous considérons que dans ces circonstances économiques difficiles, l'Europe et ses États membres doivent se doter d'une capacité d'investissement qui leur permettra tout à la fois de relever le défi énergétique et environnemental dont chaque jour nous rappelle l'urgence et de générer de l'emploi et une prospérité mieux partagée entre tous.

 

Il est urgent d'investir dans l'infrastructure, dans la cohésion sociale, dans l'enseignement, dans la recherche, dans l'efficacité énergétique, dans la préservation de nos ressources naturelles. À la place de cela, on a imposé à la Grèce des mesures d'austérité qui ont conduit de nombreux Grecs à des situations d'extrême pauvreté et qui risquent littéralement de tuer le malade, empêchant tout redémarrage économique de ce pays.

 

Certains veulent prescrire le même traitement à d'autres pays dont la Belgique. Ils veulent remettre en cause notre modèle social. Ils risquent d'étouffer les politiques éducatives et économiques sur lesquelles nous devons construire l'avenir. C'est l'exemple à ne pas suivre. S'il faut gérer correctement et strictement les budgets publics, ce que nous faisons là où nous sommes en responsabilité, les pouvoirs publics doivent conserver leur capacité d'investissement.

 

Le texte qui sera voté tout à l'heure prévoit l'augmentation des moyens de l'outil européen de stabilité financière et un assouplissement de ses conditions d'utilisation. Il peut être considéré comme l'embryon d'un véritable fonds monétaire européen à venir. À l'égard de la Grèce, il constitue un acte de solidarité indispensable quoique insuffisant et déjà dépassé par l'évolution de la situation. C'est la raison pour laquelle nous l'avons soutenu en commission des Finances la semaine dernière et que, à l'exception de l'un de ses membres, votre serviteur, le groupe Ecolo-Groen! le votera tout à l'heure pour les mêmes raisons de solidarité à l'égard du peuple grec.

 

Pour ma part et en plein accord avec mon groupe politique, je m'abstiendrai afin de rappeler que ces demi-mesures sont insuffisantes et que nous attendons des réformes plus fondamentales telles celles que j'ai détaillées plus tôt, un fédéralisme européen plus abouti, davantage de justice fiscale, une réelle régulation de la finance et un plan d'investissement dans l'économie de demain.

 

Des plus grandes crises naissent les plus grandes réformes! Nous les attendons avec impatience. Elles sont vitales pour l'avenir de notre société; elles ne peuvent plus tarder!

 

02.12  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, le projet qui nous est présenté ce jour concrétise au plan belge les décisions prises par le Conseil européen du 11 mars 2011 et la déclaration des chefs d'État et de gouvernement des États membres de la zone euro du 21 juillet 2011.

 

Notre groupe politique, le cdH, votera en faveur du texte qui nous est soumis aujourd'hui. Oui, il votera positivement tout d'abord parce que les marchés financiers n'accepteraient pas de nouvelles hésitations dans l'adoption de mesures indispensables pour la survie de la zone euro. Le message que doit lancer ce parlement doit être clair. Tous les moyens seront mis en œuvre pour sauvegarder notre monnaie et lutter contre les spéculateurs peu scrupuleux qui misent sur la faillite de pays sans s'inquiéter des conséquences sociales dramatiques qui en découlent.

 

Sur ce point précis, le cdH ne peut qu'encourager le gouvernement à poursuivre les discussions en faveur d'une taxe sur les transactions financières au niveau européen. Parallèlement, un travail de réflexion devra être réalisé sur la grave problématique des agences de notation.

 

Le cdH s'exprimera favorablement sur ce projet car il constitue un pas de plus vers l'intégration européenne. Nous nous sommes toujours montrés des europhiles convaincus, conscients des bienfaits de l'Europe sur notre niveau de vie. L'élargissement des pouvoirs de l'EFSF et, à terme, du mécanisme européen de stabilité sont nécessaires dans ce contexte.

 

Cependant, de nombreuses questions restent en suspens et suscitent de grandes inquiétudes pour l'avenir. La première qui vient à l'esprit est de savoir comment la Grèce, avec une dette estimée pour fin 2011 à 152 % de son PIB, un déficit de plus de 8 % et une pyramide des âges catastrophique laissant présager le pire pour les défis de demain liés au vieillissement, pourra répondre à ses engagements financiers. Ne nous voilons pas la face! Le risque d'un défaut est bien présent. La troïka, constituée du FMI, de la BCE et de la Commission européenne, nous fournira à cet égard plus d'informations dans les semaines qui viennent.

 

Il n'en demeure pas moins, et je tiens à le rappeler, que les aides accordées à la Grèce font l'objet de plans distincts – 110 milliards en 2010 et 109 milliards en juillet 2011, dont 79 de l'EFSF. Je pense que ces aides doivent se limiter, pour l'instant, strictement à ces montants. Outre que les versements sont conditionnés à l'accord de la troïka, garante de nos intérêts, il n'est pas judicieux d'utiliser plus avant l'EFSF au vu de notre exposition en cas de défaut de la Grèce. Je rappelle que le montant garanti par la Belgique s'élèvera à 34,5 milliards d'euros, soit 10 % de notre PIB. Les sommes que nous débloquons aujourd'hui doivent, à mon sens, aider d'autres pays, le Portugal et l'Irlande en tête, qui présentent des garanties de solvabilité autrement plus solides.

 

Ces différentes considérations m'amènent à élargir le débat. En effet, toutes les mesures adoptées depuis dix-huit mois pour redresser la situation, qu'il s'agisse des plans d'aide, des Fonds de secours ou du renforcement des règles budgétaires, se révèlent insuffisantes. Pour le cdH, de nouvelles initiatives sont nécessaires pour sauver l'euro. Le seul aspect positif de cette crise est qu'elle doit nous obliger à réfléchir aux fondements de notre système, si bien qu'elle doit nous permettre d'aborder des sujets qui paraissaient tabous voici encore quelques mois.

 

Le cdH plaide ainsi pour la création d'euro-obligations afin de rendre le marché obligataire plus liquide. Par ailleurs, nous sommes en faveur d'une recapitalisation des banques, d'une extension de la taille du Fonds européen de stabilisation financière et d'une plus grande intégration européenne. Cette dernière est essentielle pour relever le défi de la croissance de l'Union économique, croissance indispensable à la résolution des problèmes liés au vieillissement et au maintien du niveau de vie de notre population.

 

Pour le cdH, c'est une triple intégration – économique, fiscale et sociale – à laquelle nous devons nous atteler. Cependant, un nouveau renforcement de l'intégration économique ne pourrait plus se produire dans un cadre intergouvernemental ni dans les limites du traité actuel, qu'il s'agisse d'euro-bonds, de la nomination d'un véritable ministre européen des Finances – comme certains l'ont suggéré cette semaine – ou de la mise sous tutelle partielle d'un pays.

 

Les nouvelles réformes envisagées suscitent des questions de souveraineté et de contrôle parlementaire qui nécessitent une refonte du Traité, aussi compliquée soit-elle.

 

Pour le cdH, l'Union européenne devra procéder sans tarder à des modifications de son Traité pour renforcer la coopération économique dans la zone euro. Cela permettra aux citoyens de s'exprimer sur leur vision de l'avenir de l'Union.

 

L'Allemagne, pourtant la plus récalcitrante sur ce sujet, semble enfin changer d'avis et l'arrêt de la Cour constitutionnelle du 7 septembre n'y est certainement pas pour rien. Si le pays qui a le plus à perdre financièrement de la création d'euro-bonds est prête à franchir le pas, nous ne pouvons, nous aussi, que nous engager dans cette voie.

 

Je terminerai en mentionnant la volonté du cdH de voir inscrite la règle d'or budgétaire au sein de notre Constitution, à l'instar de l'Espagne ou de l'Allemagne. Néanmoins, l'application de cette règle devrait pouvoir être suspendue en cas de circonstances exceptionnelles en vue d'éviter le verrouillage constitutionnel des dépenses qui pourrait porter un coup fatal au rôle de l'État en tant que stabilisateur de l'économie. Cette règle d'or permettrait d'imposer un comportement vertueux aux gouvernements en période de prospérité.

 

Le cdH a toujours fait preuve de responsabilité et de prudence en matière budgétaire – en témoigne le travail reconnu de notre secrétaire d'État Melchior Wathelet –, considérant que les déficits dictés par des politiques populistes constituaient un véritable impôt sur les générations futures. L'instauration d'une règle d'or constituera une solution appropriée.

 

J'en reste convaincu, la réussite de l'intégration européenne nécessite plus d'Europe, un niveau fédérateur plus présent, de vrais États-Unis d'Europe avec un gouvernement fort et un vrai budget. Ce qui importe, c'est l'existence d'une référence commune sur l'échiquier mondial, qui nous défende et nous rassemble toutes et tous.

 

Le cdH plaidera sur tous les fronts pour que ces projets n'en restent pas au stade des bonnes intentions.

 

02.13  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, gisteren kleurden de beurzen bloedrood. Ze kwamen terug op het niveau van vlak na de economische crisis van 2009. Twee jaar in één klap verloren in de eurozone.

 

De staat van die eurozone is onrustwekkend. Het antwoord van de leiders, dat hier vandaag ter stemming voorligt, is noodzakelijk, absoluut. Men moet iets doen. Het is zoals met de redding van de banken, maar het is opnieuw onvoldoende.

 

De voorbije dagen kwamen er steeds meer onheilsberichten, met 91% kans dat Griekenland failliet zou gaan. Een land in Europa failliet. Europa slaagt er maar niet in de markten te overtuigen dat zij een doeltreffend antwoord heeft op die crisis.

 

Een faillissement van Griekenland zal nochtans een grote psychologische en economische impact hebben, niet alleen op de eurozone, maar ook op wereldschaal.

 

Als men even kijkt naar het aandeel van de Griekse schuld in de hele eurozone, bedraagt dat “slechts” 4,2 %. Vandaag is de essentie niet dat wij in een vliegtuig zitten met turbulentie, maar wel of de Griekse tragedie die voor ons ligt, zal verworden tot een Shakespearedrama waar op het einde iedereen dood is, en of men in het spel dat nu gaande is, kiest om stappen vooruit te zetten of niet.

 

De onheilstijdingen over een moeilijk te vermijden faillissement van Griekenland en de aanhoudende problemen tonen aan dat de recepten die de Europese Commissie en het IMF tot nu toe keer op keer naar boven haalden, niet werken, nooit werken en nooit hebben gewerkt.

 

De neoliberale recepten van plan 1 dat Griekenland in de armoede dwong met ongeziene besparingsmaatregelen en dat de motor van haar groei brak, is gelukkig verlaten. Wij hadden er toen voor gewaarschuwd, maar wij zitten nu aan plan 2, met een herstructurering van de schulden.

 

Plan 2 kost ons tijd maar opnieuw, net zoals ten tijde van de bankencrisis, zal er wellicht een derde plan nodig zijn. Het is al gezegd, het is wellicht too little, too late. Plan 3 zal er eindelijk één moeten zijn dat de systeemcrisis aanpakt op een systematische manier, dat het systeem fundamenteel wijzigt en dat een einde maakt aan de praktijken die ons tot hier hebben gebracht.

 

Ik heb in de commissie ook al gezegd dat de huidige crisis een rechtstreeks gevolg is van de implosie in het vertrouwen in ons economisch systeem. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt zowel bij degenen die leenden boven hun kunnen als bij de financiële sector. Ook het gebrek aan toezicht van andere lidstaten die het veel te ver hebben laten komen en de logica van deregulering – niet alleen in de financiële sector maar ook in onze begrotingen – speelden een rol. Men had de schuldgraad van de privésector veel beter in de gaten moeten houden, men had bij de economische integratie van Europa veel beter moeten toezien op wat men met de begrotingen deed. Het wanbeheer van de Griekse overheid – de lakse inning van belastingen, de onverantwoord hoge defensie-uitgaven, de inefficiënte openbare diensten en de corruptie – is een belangrijke oorzaak.

 

Vandaag moeten zowel de afnemers als de verstrekkers van kredieten, de landen en de banken mee bijdragen aan een oplossing. Het kan niet anders. De banken niet mee laten betalen zou absoluut onrechtvaardig zijn. Burden sharing, het delen van de last, is noodzakelijk omdat de toestand het resultaat is van een collectief wanbeheer. De private banken werd uiteindelijk gevraagd bij te dragen aan de redding van Griekenland, dat zijn oude Griekse schuld kan omruilen voor een nieuwe schuld met langere looptijden en lagere interesten, wat belangrijk is. Een haircut van 20 %. Als die banken vandaag hun Griekse obligaties zouden verkopen, zouden ze een verlies van 50 % leiden. De banken doen dus met dit voorstel een goede zaak. In heel deze Griekse tragedie is de silver lining er alleen voor de banken. Wij kunnen slechts hopen dat die banken hun verantwoordelijkheid zullen nemen.

 

De Europese Unie moet snel werken aan een sterkere integratie van het economisch beleid, op zijn minst binnen de eurozone. De eurobonds moeten worden ingevoerd. Het is niet voldoende hiervoor alleen in dit Parlement te pleiten, maar ook de moederpartijen in het Europees Parlement moeten eensgezind zijn. Ik stel vast dat er buiten de groene partijen heel veel anderen zijn – en ik kijk naar u, mevrouw Rutten want ik heb u ook gezegd dat de heer Rutten, naar wie u daarnet nog verwees, een fervente tegenstander van de eurobonds is – die geen voorstander zijn van deze eurobonds.

 

Het helpt ons dus niet om alleen in dit gremium op te roepen tot oplossingen, als we ondertussen verdeeld zijn in dat ander parlement dat de richting uitzet voor de aanpak van deze crisis. Laat ons alsjeblieft de druk dan ook opvoeren op die partijen die hier vandaag zeggen dat het nodig is, opdat het ook gebeurt op dat niveau.

 

Hetzelfde geldt voor het Europees noodfonds, dat uitgebreid moet worden. Velen zijn daarvan overtuigd, maar we hebben het nagelaten in ons plan 2. Laat het alsjeblieft gebeuren in plan 3 en laat die stem opnieuw tot in Europa klinken, niet alleen in dit gremium.

 

Eensgezindheid is nodig. Regeringsleiders kunnen, zoals ik daarnet al zei, kiezen tussen twee opties: stappen terugzetten of vooruitspringen, de Griekse tragedie of het Shakespearedrama. Het gaat om kiezen tussen het terugdraaien van de economische en dus politieke integratie in de Europese Unie, of het verhelpen van de tekortkomingen door bijkomende integratie van het economisch beleid en dus de EU een regering geven die stevige fiscale en macro-economische benen heeft.

 

Ontslaat dat ons van onze eigen verantwoordelijkheid om ondertussen stappen te zetten? Ik denk het niet. Groot-Brittannië heeft zeer recent beslist om eindelijk een splitsing door te voeren van de bankactiviteiten. Bij ons ligt die aanbeveling van de bankencommissie, nochtans door iedereen unaniem gedeeld, stof te vergaren sinds 2009. Ook dat moet vandaag het antwoord zijn dat wij aan de publieke opinie geven. Wij hebben daarin onze rol nagelaten. We hebben de brandweer versterkt, maar het huis niet willen opbouwen. Volgens mij ligt daar een heel belangrijke verantwoordelijkheid.

 

Geachte collega’s, groenen staan voor solidariteit, zowel binnen een land als tussen Europese lidstaten. Die solidariteit moet hand in hand gaan met verantwoordelijkheidszin, zowel bij burgers als bij staten.

 

Europa heeft nood aan heel wat dingen, aan een onmiddellijke en gecoördineerde aanpak voor de nationale toezichthouders van de ratingbureaus, bijvoorbeeld. Die ratingbureaus spelen een perfide rol; heel de analyse van 2008 hoef ik niet te herhalen. Zij hebben olie op het vuur gegoten. Ondanks de reddingsplannen voor Europese steun en het engagement van de 27 lidstaten om Griekenland niet te laten vallen, werd de rating telkens weer verlaagd. Drie ratingbureaus in deze wereld spiegelen de euro een toekomstperspectief voor dat slechter is dan dat van Burkina Faso of Bangladesh.

 

Dat neem je toch niet voor mogelijk! Wat is de geloofwaardigheid van ratingbureaus die Griekenland tussen de armste wereldlanden plaatsen, terwijl zij twee jaar geleden rommelkredieten als hoogwaardig beschouwden? Het is de hoogste tijd dat deze laatsten der Mohikanen onder toezicht worden geplaatst en eindelijk zelf worden gereguleerd. Ratingbureaus zijn de laatste uiting van een blind geloof in een rationele onzichtbare hand, dat twee jaar geleden zijn failliet bewezen heeft. Ratingbureaus zijn de laatste hardnekkige vaandeldragers van het neoliberalisme.

 

Collega’s, voor ons, groenen, is de huidige crisis een “make or break”-moment voor het Europese integratieproject. Wij moeten deze crisis oplossen door zowel de overheidsfinanciën als de privéfinanciën opnieuw een gezonde onderbouw te geven. Wij moeten perspectieven bieden, en dus volgens ons investeren in een groene New Deal, die van Europa de pionier maakt voor het uitbouwen van een duurzame samenleving, een samenleving van de 21e eeuw. Het doet deugd te zien dat na de crisis van 2008 economen als Joseph Stiglitz en Paul De Grauwe het klimaatperspectief als centraal zien voor de uitbouw van een toekomstige duurzame economie.

 

Indien wij er niet in slagen die richting uit te gaan, dreigt Europa niet langer in staat te zijn de levenskwaliteit en de sociale gerechtigheid van haar burgers te verzekeren. Dan maakt Europa zichzelf irrelevant op het wereldtoneel.

 

Ik heb nog een laatste opmerking. Daarnet is er al halvelings naar verwezen. Reeds sinds de federale verkiezingen van 2007 vragen Groen! en Ecolo in dit Parlement en daarbuiten een oplossing voor de communautaire problematiek, zodat de politieke wereld eindelijk de economische en sociale problemen erachter kan aanpakken. Wij moeten de crisissen aanpakken die de hele wereld teisteren. De onrust op de financiële markten en de eurocrisis herinneren ons er elke dag opnieuw aan dat onze gezinnen en onze bedrijven het beste beschermd zijn als er een stevige regering met een stevige begroting is. Dat is de beste dijk tegen financiële stormen.

 

Wie deze signalen negeert, vraagt erom als onverantwoordelijk te worden beschouwd. Wie de mondiale problemen wil afschuiven op een andere taalgroep is blind voor de werkelijkheid en draait de bevolking een rad voor de ogen. Systeemcrisissen vereisen systeemantwoorden.

 

Wij wensen de onderhandelende partijen sterkte om op korte termijn een oplossing te bieden. Het is de enige weg vooruit. Anders rest ons een Shakespearedrama met het einde van het Europese project. Wij zullen dat niet laten gebeuren. Wij gaan voor het positieve!

 

02.14  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb een gevoel van déjà-vu. De leden die hier in 2010 zaten, zullen zich waarschijnlijk wel herinneren dat wij hier op 5 mei 2010 een debat over bijkomende leningen aan de Helleense Republiek hebben gehouden.

 

Ik stond hier toen niet alleen. Ik had een zekere Rob Van de Velde aan mijn zijde. Het gras is echter op een andere weide soms groener. Ik kan hem de dag van vandaag ook geen ongelijk geven. Ik zal even teruggrijpen naar de verklaringen van destijds, collega's.

 

Er wordt soms gesteld dat een ezel zich geen twee keer aan dezelfde steen stoot. Wanneer ik echter de verklaringen hier hoor, liggen er vandaag nogal wat stenen in de weg. Wanneer wij naar het verleden van Griekenland kijken en mocht het gezegde Fraus omnia corrumpit van toepassing zijn, dan zou Griekenland geen halve euro mogen krijgen. Het land is op basis van valse verklaringen, valse cijfers en valse begrotingen tot de eurozone toegetreden. Griekenland heeft dat tien jaar lang kunnen volhouden, zonder dat Eurostat een en ander kon controleren. Nu moeten andere landen, die zelf begrotingstekorten hebben, miljarden euro's aan Griekenland lenen. Terwijl overal in Europa over het optrekken van de pensioenleeftijd wordt gesproken, heeft Griekenland de laagste pensioenleeftijd van Europa, namelijk ongeveer gemiddeld 52 jaar. Een op twee mensen in Griekenland werkt voor de overheid.

 

Mevrouw Almaci, een neoliberaal regime zou het anders doen.

 

Ik voeg er nu aan toe dat vandaag sommige ambtenaren in Griekenland een zestiende maand uitbetaald krijgen.

 

Collega’s, ik verklaarde toen ook aan mijn collega Van de Velde dat het land een van de grootste, zwarte economieën van Europa kent en dat belastingontduiking in Griekenland een nationale sport is. Hier in België is belastingontduiking een zaak van wettige zelfverdediging. In Griekenland gaat het echter zover dat een Grieks gezin gemiddeld 1 355 euro per jaar aan corruptie uitgeeft.

 

Al in mei 2010 hebben wij hier geopperd dat Griekenland virtueel failliet was en zijn schulden niet langer kon afbetalen. Wij wierpen toen ook op dat België met zijn bijkomende leningen de schuldenberg van genoemd land nog zou verhogen.

 

Wij zijn nu zover. Het land moest toen 27 % van zijn uitgaven schrappen, om het tekort weg te werken, en een overheidsschuld van 273 miljard euro tegen een rente van 10 % terug te betalen. Wij zouden toen de overheidsschuld van Griekenland nog met ongeveer 110 tot 130 miljard euro verhogen.

 

Collega’s, intussen is dat gebeurd in een land met vijf miljoen inwoners.

 

Ik vroeg mij toen af of dat land een dienst was bewezen door het nog meer schulden te bezorgen, en of wij Griekenland niet meer zouden helpen door het uit de eurozone te zetten zodat de Griekse munt kon worden gedevalueerd. België zou toen in totaal 3 miljard euro aan Griekenland lenen maar Griekenland was en is nog altijd een markt van rommelkredieten. De enige remedie daartegen is om het land uit de eurozone te zetten om verdere besmetting te voorkomen.

 

Als solidariteit domheid wordt dan wordt uiteindelijk ook het slachtoffer beschadigd. Door altijd maar meer te moeten geven aan zulke hulpverslaafde landen voorspelde ik dat wij zelf in moeilijkheden zouden komen. Daarom hebben wij dat wetsontwerp toen niet goedgekeurd omdat het niet goed was voor ons land, voor Europa, voor de euro en zeker niet voor Griekenland. Wij zijn nu anderhalf jaar later en het enige verschil is dat het toen over 273 miljard euro ging en vandaag over 350 miljard euro. Het tandbederf dat wij toen toestonden heeft nu geleid tot een volledig rot gebit.

 

In alle lidstaten liggen vandaag soortgelijke wetsontwerpen op tafel en moeten de volksvertegenwoordigers beslissen of zij het tijdelijk Europees Noodfonds al dan niet willen uitbreiden. Wij moeten goed beseffen dat een stem voor dit wetsontwerp ook een stem is voor de huidige aanpak van de eurocrisis. Daarom stem ik vandaag tegen. Ik ga niet akkoord met de manier waarop de eurocrisis vandaag wordt aangepakt. De laatste maanden werd het steeds duidelijker dat de aanpak van de eurocrisis geen vruchten heeft afgeworpen. Albert Einstein definieerde krankzinnigheid ooit als "hetzelfde blijven doen en betere resultaten blijven verwachten". Het valt op dat de aanpak van de eurocrisis op zijn minst consistent is met wat Einstein toen zei; de Europese leiders verklaarden telkens plechtig dat zij alles zouden doen wat nodig was om de markten te kalmeren. In ruil voor beloften van toekomstige besparingen kregen begrotingszondaars een zak geld. Het noodfonds is een soort van Bancontact voor lui die niet kredietwaardig zijn. Onzekerheid verspreidde zich via de banken over de perifere eurolanden naar kapitaalkrachtige eurolanden en weer helemaal terug.

 

Collega’s, Dexia, waar de raad van bestuur vol zit met politici, met grote zitpenningen, heeft vandaag een eigen vermogen van 10 miljard euro en een uitstaande schuld aan rommelkredieten van 4,3 miljard euro, waaronder aan Griekenland, proficiat.

 

Als een bank vandaag in ons land geld leent aan een kleine spaarder die om schuldherschikking vraagt of als een bank een lening geeft als ze insolvabel is, dan kan die bank gestraft worden, want dat is bij wet verboden. Doch, als het over Europa gaat, als het over grote vragen gaat, zijn wij daarvoor blind.

 

Een groot econoom, Keynes, niet dat ik hem volg, heeft ooit gezegd dat als men de bank een pond schuldig is, men een probleem heeft, maar dat als men een miljoen pond schuldig is, de bank een probleem heeft. In dat scenario zitten wij vandaag. En wie moet er bijpassen? Inderdaad, de belastingbetaler. Wij moeten hier vandaag beslissen om 10 % van ons bnp in de weegschaal te gooien voor een land dat compleet insolvabel is en voor andere landen die volgen. En wat doen wij? Wij blijven in hetzelfde bedje ziek, wij doen voort met de maatregelen die wij een jaar geleden genomen hebben en die niets opgebracht hebben.

 

Het faillissement van een lidstaat van de Europese Unie is geen klein bier en de gevolgen zouden drastisch zijn. De methode die de Europese leiders volgden was misschien wel het proberen waard, maar, collega’s, die methode is mislukt. Als wij terugkijken naar de voorbije 18 maanden, moeten wij ons bewust durven zijn van de pijnlijke realiteit waarin Europa zich vandaag bevindt.

 

Griekenland was de eerste lidstaat die een beroep deed op noodleningen, toen wel nog niet van de EFSF, en is er niet in geslaagd om de economische groei te genereren die noodzakelijk is om de overheidsschuld weg te werken. Het land is er zelfs niet in geslaagd om te voldoen aan de leningsvoorwaarden die gesteld werden door de zogenaamde trojka, door het Internationaal Monetair Fonds, door de Europese Centrale Bank en door de Europese Commissie. Hetgeen waarover ik nu praat is amper enkele weken geleden, er was geen vooruitgang op twee derde van het overeengekomen todolijstje.

 

De weg uit het dal is vandaag verder weg. Het Griekse parlement geeft nu openlijk toe dat de controle over de dynamiek van de overheidsschuld volledig zoek is. Om een faillissement af te wenden is een nieuw hulppakket noodzakelijk, een mens vraagt zich dan af of Athene met onze voeten aan het spelen is.

 

Ook in economisch gunstige tijden, zoals in het begin van deze eeuw, bleef de Griekse staatsschuld stijgen. Ik hoor hier collega’s over de banken praten en over weet ik veel. De Grieken hebben reeds tijdens de jaren ’90, de laatste 15 jaar, steeds hun staatsschuld verhoogd, steeds hun staatsschuld groter gemaakt, opgebouwd, ook in goede jaren, in het begin van deze eeuw. Nu vraagt men dat wij solidair zouden zijn. Wij kunnen ook solidair zijn in de domheid, wij moeten hier aan economische hulp doen en op het vlak van de Grieken zijn wij aan ontwikkelingshulp toe.

 

Elk land dat een overheidsschuld torst van anderhalve keer het bruto binnenlandse product, zou moeilijkheden ondervinden om economische groei te realiseren. Daar komt nog bij dat Griekenland opgezadeld zit met een overgewaardeerde munt en een ondermaatse internationale concurrentiepositie. In een dergelijke situatie is een devaluatie van de munt aangewezen, maar dit is, gezien de muntunie, onmogelijk.

 

Het logische alternatief, namelijk een interne devaluatie met drastische loonmatiging en prijsdalingen, botst op begrijpelijke weerstand van het Griekse electoraat en besparingen lijken onmogelijk binnen het tijdsbestek waarin ze noodzakelijk zijn. De meeste perifere eurolanden bevinden zich in een gelijkaardige situatie met schamele of negatieve economische groei, stijgende werkloosheid en het vooruitzicht op nog meer besparingsrondes. We zijn allemaal in hetzelfde bedje ziek.

 

Hun schuldencrisis die we opgebouwd hebben, niet door liberale maatregelen maar eerder door socialistische maatregelen – kijk bijvoorbeeld wie Griekenland bestuurt, wie Spanje bestuurt – gaat over kolossen van publieke sectoren, het gaat over verspilling van overheidsmiddelen en het gaat over een aantasting van de ondernemingsgeest. Dit is de ziekte van Europa!

 

De situatie in Portugal is niet veel beter dan in Griekenland, Ierland blijkt aan de beterhand al gaat het land nog steeds gebukt onder de gevolgen van haar bankencrisis. Besmettingsgolven van de eurocrisis bereiken ondertussen ook de kusten van Italië en Spanje. De Club Méditerrannée wordt steeds afhankelijker van het geldinfuus van eurolanden die in het verleden wel een orthodoxe begrotingspolitiek volgden. De geldstroom verloopt deels via het tijdelijke euroreddingsfonds, het EFSF, en deels via de ECB, die junk bonds koopt van noodlijdende landen.

 

De strategie die Europa volgt, leidt vanzelf tot een monetair piramidespel. Dit ponzischema zakt in de private sector in elkaar zodra het vertrouwen weg is. In de publieke sector draait het om belastingsgeld en duurt het tot overheden weigeren te betalen, in de huidige crisis draait het daarbij om de sterkste geldschieter en dat is Duitsland. Het eindspel komt steeds duidelijker in zicht. Bundespräsident Christian Wulff vroeg zich vorige week met een uitzonderlijke publieke demarche terecht af wie de redders zal redden? Jürgen Stark, de Duitse hoofdeconoom en feitelijke nummer twee van de ECB, kondigde vrijdag onverwacht zijn vertrek aan omdat hij de hervatte aankoop van obligaties door de ECB onaanvaardbaar vond.

 

Vorige week benadrukte het Duitse Grondwettelijk Hof dat Duitsland alleen mag bijdragen aan het Griekse drama mits er parlementair toezicht komt op de Europese plannen van de Duitse regering. De stemming over een eventuele betalingsweigering volgt vermoedelijk op 29 september in de Bundestag en dan zullen wij waarschijnlijk veel zien.

 

De beslissing van de Europese top van 21 juli 2011 zorgde niet voor een fundamentele breuk met de mislukte aanpak van het verleden, maar gaat integendeel verder op de eerder begane paden.

 

Meer middelen vrijmaken voor het reddingsfonds is geen structurele oplossing. Hoe meer de deelnemende landen zich garant stellen, hoe meer hun overheidsbudgetten onder druk komen te staan. Ook het EFSF kan in het vizier komen van ratingbureaus zoals Standard & Poor’s.

 

Ik betreur het dat mevrouw Almaci weg is. Ik hoorde haar hier pleiten voor eurobonds. Ik kan haar die illusie ontnemen. Gisteren nog maar heeft Standard & Poor’s gezegd dat als de eurobonds morgen op de markt komen, zij een CC-quotering krijgen, zelfs als zou Duitsland daarin 30 % van de schuld ten laste nemen.

 

Wij kunnen het ook hebben over een zoveelste transferunie en over de geldstroom van noord naar zuid, zij het via een Europees ministerie van Financiën of via eurobonds. Europa wordt dan waarschijnlijk België in het groot. Dat de onderhandelaars in ons land er al meer dan 450 dagen niet in slagen om een regering te vormen, is een teken aan de wand dat de Verenigde Staten van Europa een luchtkasteel is.

 

Collega Van der Maelen, ik hoorde u de vergelijking maken met de Verenigde Staten. De heer Paul Krugman, een groot econoom – zij het wel wat van linkse strekking, vandaar dat ik mij rechtstreeks tot u wend – heeft daarover een heel mooie verklaring afgelegd. Hij zei dat een muntunie in de Verenigde Staten werkt omdat zij samenvalt met een natie met een centrale overheid, een gedeelde cultuur en een gemeenschappelijke taal. Dat laatste bevordert bijvoorbeeld dat men van de ene provincie in de andere provincie zou kunnen gaan werken, wat in België al een probleem is. Wat de heer Krugman zegt, is vandaag al in België een ramp, laat staan dat het in Europa zou gebeuren.

 

Wij moeten het huidig beleid in vraag durven stellen en niet Europa klakkeloos achternalopen. De kiezers in heel Europa verdienen een koerswijziging.

 

Ik beweer niet dat er een magische oplossing bestaat voor het probleem. Het beëindigen van de crisis zal ongetwijfeld pijnlijk zijn.

 

De Griekse tragedie eindigt altijd in tranen of met traangas. Insolvente landen en instellingen blijven opzadelen met schulden, is niet duurzaam.

 

Een zwevende munt kan heilzaam zijn voor een land. Wie zijn munt opgeeft, geeft eigenlijk zijn economische flexibiliteit op. Met een eigen munt kan men de rente en de geldhoeveelheid verlagen om recessies te voorkomen. De munt kan dan ook devalueren, wat automatisch leidt tot loonkorting en toenemende concurrentiekracht. Europa kan dan de looptijd van de uitstaande obligaties verlengen en de rente verlagen met eenmalige, drastische schuldherschikking, het Argentiniëscenario, of wat de heer Bolkestein zei.

 

34,5 miljard euro waarborg geven, of 10 % van ons bruto binnenlands product in de waagschaal gooien, is totaal onverantwoord. Met het noodfonds dat nu voorligt, blijft het de kreupele die de lamme overeind houdt. Daar werk ik niet aan mee, ik stem daar tegen.

 

Collega’s, ik kom van de kust. Veel van het vissersvolk heeft een heel gezond oordeel en nogal welgezond verstand. Wat wij hier vandaag doen, zou ik met een soort visserslatijn willen duiden, om af te ronden. Als men geld geeft aan dergelijke noodlijdende landen, dan kan men net zo goed zijn geld in Oostende in de Noordzee gooien en wachten in Nieuwpoort tot het eruit komt.

 

02.15  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, chers collègues, je vous rassure tout de suite, après les différentes interventions, je serai bref. Tant de points importants ont déjà été évoqués; il ne sert à rien de se répéter.

 

Comme nous le savons, la France a adopté, mercredi dernier, le plan européen d'aide à la Grèce. Le même jour, la Cour constitutionnelle allemande a validé la légalité de ce plan. C'est ce dernier qui est aujourd'hui soumis à notre approbation.

 

Actuellement –  on ne peut pas se voiler la face – l'Europe est malade. L'hémorragie qui la concerne est, en fait, latente depuis de trop nombreuses années, au point que nous pensons qu'il faut, aujourd'hui, sauver la Grèce pour sauver l'Europe. Nous n'avons donc pas le choix, même si la crise que nous connaissons aujourd'hui n'est que la sanction de plusieurs années de mauvaise gestion publique, de gabegie et de gaspillage d'argent public, ainsi que de spéculation.

 

Mais ceux qui pensent que la situation financière de la Grèce ne regarde qu'elle se trompent. L'Europe, telle qu'instituée à l'heure actuelle, sous-tend une solidarité de principe entre tous les États membres. Puisque nous avons voulu l'Europe comme une grande famille, il ne nous appartient pas aujourd'hui de l'abandonner sous prétexte que nous ne voudrions pas aider le peuple grec, parce que cette situation ne nous convient plus.

 

Qui pourrait accepter que notre immobilisme fasse connaître à la Grèce ce que les Argentins ont vécu il y a une dizaine d'années, lors de la faillite de l'Argentine en 2001? L'Argentine s'était, en effet, enfoncée dans la récession depuis juillet 1998 et la dette atteignait alors 141 milliards de dollars. Comme toujours, une gestion catastrophique du pays, aggravée par la corruption, a alors conduit ce pays d'Amérique du Sud à la faillite. Près de la moitié de la population était touchée par la pauvreté; il y avait alors quatorze millions de démunis sur trente-six millions d'habitants fin 2001; et le taux de chômage atteignait officiellement 18,3 %. En quelques secondes, les Argentins avaient perdu une majorité de leur épargne. Il leur était impossible de retirer de l'argent. Des grèves et des émeutes s'en suivirent, comme on peut l'imaginer.

 

Je ne pense pas que ce soit le scénario que nous souhaitons pour les Grecs, nos compatriotes européens, ni pour la Grèce, ce fidèle pilier, dixième membre à adhérer à la Communauté économique européenne en 1981.

 

L'abandon du peuple grec à son sort, comme certains le voudraient, reviendrait à sonner le glas de la solidarité européenne à l'heure où aucun pays, aucun, n'est à l'abri de la banqueroute.

 

Bien sûr, il importe que cette solidarité ne soit pas vaine et qu'on ne puise pas inlassablement dans les caisses des mêmes États pour permettre aux erreurs du passé de se répéter encore et encore. La solidarité doit donc être responsable. S'il faut aider la Grèce à toute vitesse, cela ne peut se faire sans contrepartie. La Grèce et a fortiori l'ensemble des pays européens devront se mettre au régime et dire clairement oui à l'austérité.

 

D'ailleurs, il est déjà des pays où des électeurs ont tiré la conclusion douloureuse mais juste en disant que des mesures d'austérité rapides sont nécessaires. Tel est par exemple le cas de la défaite du gouvernement du Parti socialiste portugais aux dernières élections législatives. La sanction fut, on s'en souvient, à la hauteur de la crise qui a récemment secoué le Portugal. En juin dernier, Jose Socrates a fait le constat amer que ses concitoyens ne faisaient plus confiance à la gauche pour traverser la crise. En ce sens, la victoire du Parti social-démocrate portugais n'a été que trop facilitée par la frilosité de la gauche à engager un chantier d'austérité alors que le pays en avait cruellement besoin. C'est le retour de bâton après plusieurs années d'insouciance, de dilapidation d'argent public et même parfois de corruption institutionnalisée.

 

Mais ce qui s'applique au Portugal ou à la Grèce s'appliquera dans un futur proche à l'Europe entière et à la Belgique qui est, si on veut bien l'avouer, en situation de faillite virtuelle à cause de la gestion désastreuse des partis politiques qui, par intérêt électoraliste, refusent depuis de trop nombreuses années de prendre les décisions courageuses qui s'imposent.

 

J'espère ainsi que le prochain gouvernement, que nous attendons depuis bien trop longtemps, optera pour l'austérité. Ce sera faire preuve d'un courage qu'on n'a pas connu chez nous depuis longtemps.

 

Comme je l'ai dit, l'urgence de la situation ne nous permet pas aujourd'hui d'entamer un débat stérile opposant la gauche et la droite. Il faut réagir vite en espérant qu'il n'est pas déjà trop tard. En ce moment – on nous le rappelle tous les jours –, les Grecs se rapprochent du précipice.

 

Il importe de stopper ce mouvement au plus vite, sous peine de nous voir entraînés nous-mêmes dans leur chute. Il convient de tirer les leçons du passé, mais également d'aller de l'avant. Ceci ne sera possible qu'avec une Europe solidaire, mais de bonne foi, au sein de laquelle chacun concédera que des efforts sont encore à produire pour  rêver à de meilleurs lendemains.

 

Nous devons donc jouer la carte de la solidarité, mais cette solidarité européenne doit être accompagnée d'une responsabilisation des acteurs de cette crise. En effet, l'aide financière et le soutien communautaire ne sont pas des puits sans fond. Les finances publiques devront être assainies et le comportement de gestion des pays de l'Union devra être uniformisé par des règles communes de bonne gouvernance. Il en va de l'avenir des générations futures.

 

Par le mariage européen engagé depuis 1951 par Robert Schuman, les peuples d'Europe se doivent mutuellement entraide et assistance. Mais il leur incombe également de se promettre une honnêteté dans le fonctionnement et la conduite de leurs finances. Il n'y aura pas plus longtemps d'union si nous n'apparaissons pas plus unis face à l'avenir.

 

Le rêve de voir un jour se créer des États-Unis d'Europe n'est pas un rêve utopique, j'en suis persuadé. À force de volonté et d'unité tout est possible. C'est pourquoi j'accueillerai favorablement le projet de loi visant à soutenir financièrement la Grèce.

 

Mais je m'en voudrais, monsieur le président, de terminer sans saluer l'excellent discours de M. Coëme en tout début de séance. Il est rare qu'un discours du PS soit cohérent et responsable. Pour une fois, ce fut le cas. Je ne pouvais donc que le souligner, par honnêteté intellectuelle.

 

02.16 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank alle fracties die een positieve stemming hebben aangekondigd. Het is belangrijk voor ons land om als een van de eerste Europese landen deze stemming voor te leggen en zo een correcte uitvoering van de Europese beslissing, niet alleen die van 21 juli maar ook van maart 2011, aan te kondigen. Ik betreur enkele negatieve stemmingen en onthoudingen. In deze moeilijke periode voor de Europese Unie en de eurozone moeten wij meer moed tonen.

 

Monsieur le président, j'ai eu l'occasion de décrire en long et en large le contenu du projet en commission. Je vais donc simplement dire qu'il nous permet d'augmenter les moyens de la facilité européenne et d'assouplir ses modalités d'action. Cela nous aidera dans un certain nombre de dossiers.

 

Je voudrais rappeler que nous n'allons pas débourser 34,5 milliards d'euros; nous allons donner notre garantie pour les éventuels emprunts conclus au niveau européen. Jusqu'à présent, nous avons fait la même chose au sein du Fonds monétaire international. Nous n'avons jamais perdu un franc, à l'époque, ni un euro dans ces opérations

 

Het is belangrijk om echt solidair te zijn met de andere Europese landen en met de landen van de eurozone.

 

Wij zullen de verschillende beslissingen correct uitvoeren. Wat de deelname van de privésector in deze operatie betreft is er onder andere een akkoord met de banken en de verzekeringsmaatschappijen in België over een deelname van 4,5 miljard euro, dus van 96 % op de totale Griekse leningen in de Belgische banken en verzekeringsmaatschappijen.

 

Il est très important de le rappeler: non seulement l'autorité publique accomplit sa part du travail, mais les instances privées – les banques et les compagnies d'assurances – feront la même chose en Belgique.

 

En conclusion, j'adresse mes remerciements à tous les groupes qui ont choisi de soutenir ce projet. En outre, je prévois encore bien du travail à réaliser au plan européen. Il ne s'agit pas ici d'une dernière étape et je comprends les regrets de ne pas voir de nouvelles décisions aller plus loin: nous aurons à débattre tant de l'intégration budgétaire et de nouveaux instruments à mettre en œuvre, comme des euro-obligations, peut-être un jour. Il convient d'avancer pas à pas.

 

J'espère que la crise que nous vivons nous permettra de franchir de nouvelles étapes dans des progrès importants à réaliser dans la construction européenne.

 

Je tiens à vous remercier encore pour la rapidité du traitement de ce dossier en commission comme en séance plénière. Si, comme prévu, le vote en plénière intervient également demain au Sénat, nous serons probablement le deuxième pays européen à approuver complètement l'ensemble de ces mesures.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1715/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1715/4)

 

L'intitulé en néerlandais a été modifié par la commission en "wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de "European Financial Stability Facility" en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten".

Het opschrift in het Nederlands werd gewijzigd door de commissie in "wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de "European Financial Stability Facility" en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten".

 

Le projet de loi compte 6 articles.

Het wetsontwerp telt 6 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 6 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 6 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

03 Projet de loi transposant la directive 2009/44/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 mai 2009 modifiant la directive 98/26/CE concernant le caractère définitif du règlement dans les systèmes de paiement et de règlement des opérations sur titres et la directive 2002/47/CE concernant les contrats de garantie financière, en ce qui concerne les systèmes liés et les créances privées (1714/1-4)

03 Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (1714/1-4)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

03.01  Gwendolyn Rutten, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, inzake de omzetting van deze richtlijn, zijnde een belangrijke modernisering van de financiëlezekerheidsovereenkomsten, verwijs ik graag naar het schriftelijk verslag over de commissiewerkzaamheden ter zake.

 

Le président: Il n’y a pas d'orateur inscrit, mais puisque vous la demandez, je vous donne la parole, madame Wouters.

 

03.02  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega’s, mijn betoog bij dit wetsontwerp spitst zich toe op twee punten.

 

Het eerste punt is de omzetting van richtlijn 2002/47/EG over de financiëlezekerheidovereenkomsten. Deze richtlijn regelt de pandrechtcessie tot zekerheid met betrekking tot de financiële instrumenten, rekeningen, tegoeden en bankvorderingen. De beleidsruimte van de Belgische wetgever is vrij strikt omlijnd. Wij hebben in de commissie met de minister een vrij technische discussie gevoerd over de vormvrije stille verpanding en stille cessie tot zekerheid van schuldvorderingen volgens het Burgerlijk Wetboek.

 

N-VA stelt zich de vraag of dit wetsontwerp de richtlijn wel correct omzet door terug te vallen op het Burgerlijk Wetboek. De richtlijn heeft het immers over de verschaffing van deze zekerheden door middel van een duurzaam medium om het risico van fraude te vermijden. Het voorbeeld van andere landen leert ons dat stille verpanding en stille cessie daar worden geregistreerd.

 

Collega’s, ik ga die discussie hier niet opnieuw voeren. Ik verwijs graag naar het verslag.

 

Als tweede punt wil ik dieper ingaan op de amendementen 5 en 6. Via deze amendementen wordt tegemoetgekomen aan het arrest van het Grondwettelijk Hof, van november 2008. Ik vind het heel spijtig dat men nog tijdens de vergadering amendementen moest indienen om tegemoet te komen aan een arrest dat meer dan twee jaar oud is. De indieners van de amendementen wilden blijkbaar dat de regering het advies van de Raad van State ontwijkt. Zij verhinderden bovendien dat de partijen die het amendement niet mee ondertekenden de nodige tijd kregen om de tekst grondig te bekijken en te beoordelen in de commissie. Deze werkwijze is niet ernstig. Het arrest van het Grondwettelijk Hof werd trouwens bijna unaniem door de Nederlandstalige en de Franstalige rechtsleer bekritiseerd.

 

Via het vijfde en het zesde amendement worden natuurlijke personen die geen handelaar zijn, zeg maar de gewone consument, uitgesloten van de conventionele schuldvergelijking via nettingovereenkomsten en daarmee gepaard gaande technieken na samenloop. Zij vallen dan ook terug op het gemeenrecht. Men doet hier uitschijnen dat dit in het belang van de gewone man is.

 

Het Hof oordeelt dat de wet financiële zekerheden betrekking heeft op vermogende personen, of althans op personen die over effecten beschikken, en dus dat de toepassing van de nettingovereenkomsten op natuurlijke personen onevenredig is met het doel van deze wet. Het Hof volgt daarbij de argumentatie die ontwikkeld is door de Waalse regering.

 

Ons inziens heeft de gewone consument, de natuurlijke persoon, er ook baat bij dat zijn schuldvordering op bijvoorbeeld een bank tot zekerheid dient van de schuldvordering van de bank op haar cliënt. Denk maar terug aan de financiële crisis van 2009. Tijdens deze crisis hadden de mensen schrik dat zij hun spaarcenten op de bank zouden kwijtspelen terwijl zij hun lening bij diezelfde bank wel zouden moeten blijven aflossen. Deze ‘gewone mensen’ verwachten terecht dat als deze bank in gebreke zou blijven dat zij het nog terug te betalen bedrag van de lening zouden mogen compenseren met de spaargelden die zij nog tegoed hebben van diezelfde bank.

 

Beide schuldvorderingen strekken als het ware tot zekerheid van elkaar. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar. Indien de cliënt zijn lening niet kan aflossen bedingen de banken via nettingovereenkomsten dat de lening mag worden gecompenseerd met de spaargelden van de cliënt. Dat heeft mijns inziens helemaal niets te maken met de vraag of de cliënt rijk of arm is, zoals het Grondwettelijk Hof voorhoudt. Beide kunnen leningen aangaan maar de rijken kunnen het doorgaans gemakkelijker omdat ze meer zekerheden kunnen aanbieden.

 

Het wetsontwerp ontneemt de financiële instellingen de mogelijkheid om de leningen en spaartegoeden contractueel aan elkaar te koppelen zonder dat daarbij een verband bestaat dat beantwoordt aan de economische realiteit van de verhouding tussen beide partijen.

 

Is dat nu in het voordeel van de gewone man? Wellicht niet. Hoe minder zekerheden een bank krijgt, hoe meer risico zij loopt om bij wanbetaling het ontleende bedrag niet te kunnen recupereren.

 

Een hoger risico resulteert meestal – of toch normaal – in een hogere rentevoet, in zoverre de lening niet wordt geweigerd. Hogere rentevoeten remmen de economische activiteit af. Volgens mij was een van de doelstellingen van de wet financiële zekerheden toch die economische groei te stimuleren.

 

Een tweede doelstelling van de wet financiële zekerheden was het bevorderen van de financiële stabiliteit. Men legt de oorzaak van de financiële crisis van vandaag graag bij de banken. Zij zijn de schuldigen van de huidige economische malaise.

 

Wat echter minder geweten is, is dat de oorzaak van de financiële crisis niet bij de banken lag, maar bij een Amerikaanse sociale politiek, die gericht was op het faciliteren van woonkredieten aan kansarmen. Daarbij werden hypothecaire leningen toegestaan of verzekerd, die nooit zouden kunnen worden terugbetaald.

 

Amerika heeft, via Fannie Mae en Freddie Mac en de creativiteit van haar financiële sector, deze problematische schulden dan ook weten te exporteren naar de rest van de wereld.

 

Wanneer wij de toepassing van die nettingovereenkomsten na samenloop in hoofde van natuurlijke personen zoals u en ik, uitsluiten, ontneemt men de banken een zekerheid. Is dat een verbetering van de financiële stabiliteit?

 

Financiële stabiliteit is er enkel wanneer iedereen zijn schulden netjes terugbetaalt. Het is de verantwoordelijkheid van de schuldeiser en de schuldenaar om het risico van wanbetaling te beperken. Het stellen van zekerheden is daar een deel van.

 

In die zin beantwoordt de keuze die de meerderheid hier maakt om de uitwerking van de nettingovereenkomsten na samenloop te verhinderen in hoofde van die natuurlijke personen ons inziens niet aan het tweede doel van de wet van de financiële zekerheden.

 

Door ook hier weer de uitwerking van die nettingovereenkomsten na samenloop in hoofde van natuurlijke personen die geen handelaar zijn, uit te sluiten, krijgen wij een bric-à-bracwetgeving die is gebouwd van de ene uitzondering op de andere.

 

Nettingovereenkomsten op zich vormen al een uitzondering op de algemene regel. Als algemene regel geldt dat na samenloop geen schuldvergelijking kan plaatsvinden. En nu gaan wij hier nog eens een uitzondering maken, namelijk voor natuurlijke personen die geen handelaar zijn.

 

Ten aanzien van de gewone consument zullen wij dus bijgevolg terugvallen op de algemene regel en de rechtspraak die de typische bancaire bedingen van eenheid van rekening en compensatiebedingen aanvaardt.

 

Mijnheer de minister, wij gaan ervan uit dat voorliggend wetsontwerp niks aan voornoemde toestand zal wijzigen.

 

In plaats van in een uitzondering te voorzien, bestaat ons inziens een veel betere oplossing erin op algemene wijze de zekerheidsfunctie van de wettelijke schuldvergelijking te versterken, zoals in het Nederlandse recht gebeurt.

 

De reden waarom wij veeleer voor een veralgemening van de schuldenvergelijking na samenloop pleiten, is dat de mogelijkheid tot compensatie door alle grootbanken momenteel steeds eenzijdig in het voordeel van de bank wordt bedongen. De mogelijkheid tot compensatie geldt niet, wanneer een bank in gebreke zou blijven.

 

De mensen hebben dus inderdaad terecht schrik dat zij hun lening zullen mogen blijven aflossen en zij hun spaargelden kunnen kwijtspelen.

 

Mijnheer de minister, ik weet dat u nu zal opwerpen dat wij onze depositobescherming nog hebben. De Belgische Staat, met een geconsolideerde brutostaatsschuld van 458 miljard euro of een schuldgraad van nagenoeg 100 % van het bruto nationaal product, zal het bedrag van 200 miljard euro op de spaarboekjes garanderen.

 

Op economisch vlak kunnen wij ons natuurlijk ook afvragen of de bedoelde spaartegoeden niet veeleer de financiering van de staatsschuld garanderen. Zulks vermeld ik evenwel terzijde.

 

De depositobescherming tot 100 000 euro per persoon wordt echter na wettelijke of conventionele vergelijking toegepast. Voor de vaststelling van het bedoelde bedrag van de schuldvorderingen die voor een terugbetaling in het kader van voormelde depositobescherming in aanmerking komen, worden alle schuldvorderingen van een zelfde cliënt op dezelfde kredietinstelling opgesteld, en zulks na wettelijke of conventionele vergelijking met de schulden van de betrokken cliënt.

 

Het is dus helemaal niet logisch dat net de overeenkomsten na samenloop in hoofde van natuurlijke personen geen uitwerking mogen hebben, wanneer het Bijzonder Beschermingsfonds pas na de conventionele schuldenvergelijking tussenkomt.

 

Collega’s, u merkt dat niet alleen de cliënten maar ook de banken alsook de Belgische Staat er belang bij hebben dat na samenloop een schuldvergelijking kan plaatsvinden. Op dergelijke manier wordt de zekerheidsfunctie van de schuldvergelijking versterkt.

 

Wij inspireren ons ter zake op het Nederlandse recht, waar als algemene regel geldt dat de wettelijke schuldvergelijking plaatsvindt, indien natuurlijk de schulden en de schuldvorderingen die wederzijds zijn ontstaan, vóór de faillietverklaring zijn ontstaan.

 

Als laatste argument verwijzen wij ook nog eens naar de Europese insolventieverordening, want niet alleen in Nederland, waarnaar wij reeds verwezen hebben, maar ook in Duitsland en Groot-Brittannië er in de regel een wettelijke verruiming van de mogelijkheid tot schuldvergelijking na samenloop toe te laten. In het Belgische recht bestaat er, net als in Frankrijk, een verbod.

 

De Europese insolventieverordening bepaalt dat bij een insolventieprocedure in België de schuldvergelijking ook na samenloop moet worden aanvaard indien het recht dat van toepassing is op de schuldvordering van de onvermogende persoon dat toelaat. De partijen die in de commissie dit amendement steunden zorgen hier weer voor een nieuwe discriminatie van binnenlandse schuldeisers ten opzichte van buitenlandse schuldeisers.

 

Wij kunnen dan ook besluiten dat vanuit een meer algemene kijk op de economische zekerheidsfunctie in het kader van de schuldvergelijking, het beter zou geweest zijn dat de schuldvergelijking na samenloop zou geregeld worden.

 

Het heeft ons inziens immers een aantal voordelen. De consument gaat wellicht goedkoper kunnen lenen. Daardoor zou de economische groei gestimuleerd kunnen worden. De financiële stabiliteit zou worden bevorderd. De consument wordt beter beschermd tegen standaardbedingen waarbij de banken conventioneel de schuldvergelijking alleen in hun voordeel bedingen. Het risico dat de Staat op zich neemt om de deposito’s van de gewone spaarder te beschermen zou kunnen worden verminderd. De binnenlandse schuldeisers worden op gelijke voet geplaatst ten aanzien van de Nederlandse, Duitse en Britse schuldeisers, die wel schuldvergelijking na samenloop kunnen inroepen.

 

Om al deze redenen gaat de N-VA-fractie zich dan ook onthouden, met name voor de wijze waarop de wijzigingen aan de finaliteitsrichtlijn en de richtlijn financiële zekerheid werden omgezet naar Belgisch recht.

 

Le président: Je n'ai plus d'autres inscrits. La parole est à M. le ministre.

 

03.03 Minister Didier Reynders: Ik wil mevrouw Wouters nog danken voor haar inzet voor het ontwerp. Wij hebben heel lange besprekingen gevoerd in de commissievergadering. Ik verwijs naar het verslag. Ik dank ook haar medewerker, de heer Rombouts dacht ik, voor een heel lange vragenlijst.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1714/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1714/4)

 

Le projet de loi compte 23 articles.

Het wetsontwerp telt 23 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 23 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 23 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

04 Remplacement d'un membre du Parlement européen

04 Vervanging van een lid van het Europees Parlement

 

Par lettre du 12 juillet 2011, M. Dirk Sterckx, membre du Parlement européen, élu en Belgique, a adressé sa démission au président du Parlement européen, avec effet au 6 septembre 2011.

Bij brief van 12 juli 2011 heeft de heer Dirk Sterckx, lid van het Europees Parlement, verkozen in België, aan de voorzitter van het Europees Parlement zijn ontslag aangeboden met ingang van 6 september 2011.

 

Le premier suppléant appelé à le remplacer est M. Philippe De Backer.

De eerste opvolger die in aanmerking komt om hem te vervangen is de heer Philippe De Backer.

 

Par lettre du 15 juillet 2011, il m'a informé qu'il souhaite effectivement siéger.

Bij brief van 15 juli 2011 heeft hij mij op de hoogte gebracht dat hij effectief zitting wenst te hebben als parlementslid.

 

L'élection de ce dernier comme membre suppléant du Parlement européen a été validée par notre assemblée au cours de la séance du 25 juin 2009.

Zijn verkiezing als plaatsvervangend lid van het Europees Parlement werd tijdens de plenaire vergadering van onze assemblée op 25 juni 2009 goedgekeurd.

 

L'assemblée plénière du 20 juillet 2011 m'a chargé de vérifier si les conditions d'éligibilité sont encore remplies fin août 2011 afin de présenter la candidature au Parlement européen lors de la vacance du 6 septembre 2011.

De plenaire vergadering van 20 juli 2011 heeft mij belast na te gaan of betrokkene eind augustus 2011 nog aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoet om op 6 september 2011 de kandidatuur aan het Europees Parlement voor te stellen.

 

Des pièces produites, il appert que l'intéressé remplissait toujours au 2 septembre 2011 les conditions d'éligibilité prévues par les articles 1er et 41 de la loi du 23 mars 1989 relative à l'élection du Parlement européen.

Uit de voorgelegde stukken blijkt dat betrokkene op 2 september 2011 nog voldeed aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, voorgeschreven bij de artikelen 1 en 41 van de wet van 23 maart 1989 met betrekking tot de verkiezing van het Europees Parlement.

 

M. Philippe De Backer a donc été présenté comme membre effectif au Parlement européen.

De heer Philippe De Backer werd dus voorgedragen als vast lid van het Europees Parlement.

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

05 Projet de loi modifiant la loi du 2 novembre 2010 relative à la participation de l'État belge dans la société anonyme "European Financial Stability Facility" et à l'octroi de la garantie de l'État aux instruments financiers émis par cette société (1715/4)

05 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 november 2010 betreffende de deelneming van de Belgische Staat in de "European Financial Stability Facility" en het verlenen van de Staatswaarborg aan de door deze vennootschap uitgegeven financiële instrumenten (nieuw opschrift) (1715/4)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

114

Oui

Nee

13

Non

Onthoudingen

1

Abstentions

Totaal

128

Total

 

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (1715/5)

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (1715/5)

 

(De heer Didier Reynders en mevrouw Sabine Laruelle hebben ja gestemd)

(M. Didier Reynders et Mme Sabine Laruelle ont voté oui)

 

Raison d’abstention?

Reden van onthouding?

 

05.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, très rapidement, notre groupe est évidemment en faveur de cet acte de solidarité à l'égard de la Grèce. Mais nous estimons que les mesures qui sont sur la table ne vont pas assez loin par rapport à la gravité de la situation. Nous demandons un fédéralisme européen plus abouti, une harmonisation fiscale, des mesures de régulation de la finance – promises depuis quelques années maintenant, mais qui n'avancent pas –, ainsi qu'un plan d'investissement pour l'avenir. C'est le sens de mon abstention.

 

06 Wetsontwerp tot omzetting van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (1714/4)

06 Projet de loi transposant la directive 2009/44/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 mai 2009 modifiant la directive 98/26/CE concernant le caractère définitif du règlement dans les systèmes de paiement et de règlement des opérations sur titres et la directive 2002/47/CE concernant les contrats de garantie financière, en ce qui concerne les systèmes liés et les créances privées (1714/4)

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

96

Oui

Nee

12

Non

Onthoudingen

25

Abstentions

Totaal

133

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (1714/5)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (1714/5)

 

La séance est levée. La Chambre s'ajourne jusqu'à convocation ultérieure.

De vergadering is gesloten. De Kamer gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.

 

La séance est levée à 17.09 heures.

De vergadering wordt gesloten om 17.09 uur.

 

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 048 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 048 bijlage.

 

 

 


Détail des votes nominatifs

 

Detail van de naamstemmingen

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 001

 

 

Oui         

114

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Crem Pieter, De Croo Herman, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter, De Wit Sophie, Di Rupo Elio, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lanjri Nahima, Leterme Yves, Louis Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Non        

013

Nee

 

Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 

 

Abstentions

001

Onthoudingen

 

Gilkinet Georges

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 002

 

 

Oui        

096

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Crem Pieter, De Croo Herman, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Di Rupo Elio, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Reynders Didier, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior

 

 

Non        

012

Nee

 

Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 

 

Abstentions

025

Onthoudingen

 

Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Vandeput Steven, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle