Séance
plénière |
Plenumvergadering |
du Mercredi 1 février 2012 Soir ______ |
van Woensdag 1 februari 2012 Avond ______ |
La séance est ouverte à 19.21 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 19.21 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l’ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Annemie
Turtelboom
Julie
Fernandez Fernandez, Alain Mathot, Patrick Moriau, Annick Ponthier,
Ann Vanheste, Veerle Wouters, pour raisons de santé / wegens
gezondheidsredenen.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de demain la proposition de loi de MM. Raf Terwingen, Thierry Giet et Daniel Bacquelaine et Mmes Karin Temmerman et Catherine Fonck modifiant la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des Chambres fédérales, ainsi qu'au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques afin de geler les dotations allouées aux partis politiques pour les années budgétaires 2012 et 2013 (n° 2019/1).
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van morgen het wetsvoorstel van de heren Raf Terwingen, Thierry Giet en Daniel Bacquelaine en de dames Karin Temmerman en Catherine Fonck tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen teneinde de dotaties voor de politieke partijen voor de begrotingsjaren 2012 en 2013 te bevriezen (nr. 2019/1) in te schrijven.
M. Koenraad
Degroote fera rapport oral.
De heer Koenraad Degroote zal mondeling verslag uitbrengen.
Pas d'observations? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
02 Projet de loi contenant le budget des Voies et Moyens de l'année budgétaire 2012 (1943/1-9)
- Projet du budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2012 (1944/1-40)
- Budgets des recettes et des dépenses pour l'année budgétaire 2012. Exposé général (1942/1)
- Justification du budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2012 (1945/1-25)
- Notes de politique générale (1964/1-30)
02 Wetsontwerp houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2012 (1943/1-9)
- Ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2012 (1944/1-40)
- Begrotingen van ontvangsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2012. Algemene toelichting (1942/1)
- Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2012 (1945/1-25)
- Algemene Beleidsnota's (1964/1-30)
Reprise de la discussion générale
Hervatting van de algemene bespreking
La discussion générale est reprise.
De algemene bespreking is hervat.
Nous allons poursuivre par l'examen de la partie Justice. Ensuite, nous verrons Agriculture et Économie, Environnement, Énergie et Mobilité et Entreprises publiques. J'insiste pour que les intervenants fassent preuve de concision.
Nous entamons la discussion du secteur "Justice".
Wij vatten de bespreking aan van de sector "Justitie".
02.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, u bent sinds kort onze nieuwe minister van Justitie. U wacht geen gemakkelijke opdracht. Dat zult u ondertussen ook wel weten. Justitie is een departement in grote moeilijkheden. Er is nood aan hervormingen, maar u hebt niet veel tijd, u hebt maar tweeënhalf jaar om een en ander recht te zetten. Er is de budgettaire krapte, en – laten wij eerlijk zijn – u hebt ook een kritisch publiek. Het is dus niet zo gemakkelijk een rechte route te varen.
Wij keken dan ook vol verwachting uit naar uw beleidsnota en naar de bijhorende begroting, zeker na uw ambitieuze aankondigingen in de media. U zei: “Het is het uur van de waarheid, het is tijd om knopen door te hakken, genoeg gepraat, wij gaan er iets aan doen.” Laat ik eerlijk zijn, mevrouw de minister, ik ben al twee keer ontgoocheld.
Ik werd een eerste keer ontgoocheld toen uw beleidsnota verscheen. Die bleek knip- en plakwerk van het regeerakkoord en blijft vaag op heel wat punten. Hoe, wat, waar, wanneer, blijven voor mij vraagtekens.
Zo spreekt de audit van het Rekenhof niet alleen over de gevangenissen, maar zegt ook dat u het Strafrecht en het strafprocesrecht moet hervormen. In de commissie is gevraagd hoe u dat gaat doen, en u hebt enkel uw schouders opgehaald, want dat was blijkbaar nog helemaal niet duidelijk.
Ik word nu een tweede keer ontgoocheld door de begroting, want dat is uw beleidsinstrument. Aan de hand daarvan kunnen wij zien welke aankondigingen u effectief gaat uitvoeren. Wat is er nodig bij Justitie? De aanpak van de straffeloosheid, de hervorming van het gerechtelijke landschap, informatisering… Ik zie wel heel veel ambitie, maar ik zie weinig daadkracht in uw begroting.
Collega Van Vaerenbergh zal het straks nog hebben over het gerechtelijke landschap en over de informatisering. Sta mij toe dat ik eerst kort inga op, enerzijds, uw aangekondigde strijd tegen de straffeloosheid en, anderzijds, over Salduz en de problematiek van de rechtsbijstand.
U hebt in de pers, en nadien in de commissie, verklaard dat het onaanvaardbaar is dat straffen onder de 3 jaar niet worden uitgevoerd. Dat kan men niet uitleggen, daar moet men iets aan doen. Ik ben het daar trouwens mee eens. U hebt ook gezegd dat hiervoor nieuwe gevangenisplaatsen moeten komen. Goed. Als daar geen budget voor is, zou u uitkijken naar alternatieven.” U zegt bijvoorbeeld dat u het systeem van de enkelbanden wil optimaliseren. U verwijst daarbij naar het drama in Luik, waar wij zagen dat de werking van de justitiehuizen ook beter kan. Zij begeleiden trouwens de mensen die een alternatieve straf kregen.
U zegt dat u dat allemaal gaat doen, en wij zijn het daarmee eens, mevrouw de minister. Maar wanneer wij naar uw begroting kijken, moeten wij tot onze grote ontgoocheling vaststellen dat daar geen extra budget voor gereserveerd is.
Ik heb u een vraag gesteld in de commissie, en die vraag stel ik u ook vandaag: hoe gaat u de alternatieven dan optimaliseren? U weet dat het op het terrein fout loopt. Er was materiaal voor 2 500 enkelbanden. Dat is niet zoveel, maar het is toch al een mooi alternatief. Wat zien wij? In 2011 zijn er 882 geplaatst. Dat is 40 %, en dat is natuurlijk veel te weinig.
Vroeger was er niet voldoende budget en het is er vandaag ook niet. Men beperkt zich nu tot de meest dringende gevallen. Er zijn wachtlijsten om te plaatsen en om op te volgen. De reden hiervoor ligt bij het personeelstekort bij het centrum dat ervoor moet instaan en bij de justitiehuizen die voor de begeleiding moeten zorgen. Als u echt iets wilt doen aan de straffeloosheid, mevrouw de minister, dan hebben deze diensten meer middelen nodig.
U zegt dat u voor 20 extra personeelsleden zult zorgen. Dat was nog zo’n aankondiging. Ik ben daar blij mee. Het zal wel helpen, maar het zal het probleem niet oplossen. Men zal het hoger rendement – die 60 % – niet halen met die 20 mensen, zeker niet als men weet dat een justitiehuis ondertussen meer dan 33 000 dossiers moet beheren. Mevrouw de minister, die diensten hebben meer middelen nodig. Enkel dan kan de werking worden geoptimaliseerd, enkel dan zullen zij een waardig alternatief vormen en enkel dan zullen uw ambitieuze aankondigingen in de media – onder andere ook over de uitvoering van straffen van minder dan 3 jaar – waarheid worden op het terrein.
Dat is de reden waarom wij tijdens de behandeling in de commissie amendementen hebben ingediend om extra middelen toe te wijzen aan die diensten. Wij hebben niet zomaar gelden te voorschijn getoverd. Collega Van Vaerenbergh zal hierop terugkomen. Wij hebben die middelen gevonden door bezuinigingen en besparingen op de gerechtskosten. Dit is een nuttige inzet van de middelen omdat wij menen dat zij daar, zeker in het licht van uw ambitie, meer van nut kunnen zijn. Men is echter niet ingegaan op die amendementen. Ik kan dan ook alleen maar vaststellen dat de alternatieven die u voorstelt geen echte alternatieven zijn.
Ik kom dan terug op de gevangenissen want die zullen het dan moeten doen, mevrouw de minister. Het masterplan loopt. Wij weten dat dit op verschillende plaatsen met heel veel vertraging gepaard gaat. Zelfs dan komen wij nog altijd 900 plaatsen te kort. U zult ook wel gelezen hebben wat het Rekenhof daarover wist te zeggen. Dat aantal is groter dan het aantal dat momenteel in Tilburg verblijft. Dat is heel veel.
Wat zegt het Rekenhof nog? Er ontbreekt een globaal plan. Dit staat ook niet in uw beleidsnota. Het Rekenhof zegt ook dat de ramingen van de bouwplannen veel te laag zijn ingeschat. Ik vind dit toch wel heel belangrijk en verontrustend zeker in de huidige budgettaire context. Dit wil zeggen dat er nog meer kosten op ons afkomen en dat wij er niet zullen komen met de centen die momenteel voorzien zijn. Als we er niet komen met de voorziene centen zullen de plaatsen er ook niet komen en dan zullen er nog meer dan 900 plaatsen te kort zijn. Ik zie daar toch wel een groot probleem.
U weet dat wij momenteel een gevangenis huren in Tilburg waar momenteel 671 gedetineerden verblijven. Het budget dat daarvoor is voorzien, is volgens het Rekenhof veel te laag. Er is 10 miljoen te kort. Ik meen dat wij de huur nog tot in mei kunnen betalen en dan moeten wij kiezen: ofwel terughalen naar België, maar dit is natuurlijk geen optie; ofwel verhoogt u het budget. Dan rest er nog de vraag wat er op 1 januari 2013 zal gebeuren als het huurcontract afloopt. Zult u het contract dan verlengen of laat u de gedetineerden terugkeren? Als die 671 gedetineerden terugkomen dan heeft u natuurlijk een oplossing nodig en die blijkt niet uit de cijfers die u voorlegt in de begroting. Die oplossing ligt niet klaar.
Mevrouw de minister, er wacht u dus een moeilijke opdracht.
In die context vind ik het zeer schrijnend dat het budget te klein is. Er is geen budget voor extra plaatsen. Daarvoor heeft men zelfs nog te weinig geraamd. Vooral vind ik het zeer schrijnend dat er geld wordt verspild, mevrouw de minister.
Dan denk ik in de eerste plaats aan de schadevergoedingen die zullen moeten worden betaald in het raam van de vertraging die in Beveren en Dendermonde wordt opgelopen omdat men daar een contract met aannemers heeft afgesloten nog voor men een vergunning had.
Ik vind dat hallucinant maar dat is dus gebeurd. Het gaat niet alleen over een dagvergoeding, 11 000 euro per dag vertraging, maar dat gaat ook over de financiële lasten, de financieringskosten, die integraal zullen moeten worden vergoed. Daarvan kennen wij nog niet de juiste cijfers.
Wat mij dan verontrust is dat de Regie der Gebouwen dat geld gaat aftrekken van het geld dat voor Justitie was bestemd. Dat wil zeggen dat er nog minder geld voor Justitie is, nog minder geld voor de infrastructuur, dus nog minder geld voor de gevangenissen, dus nog minder plaatsen. Daar gaat uw ambitie inzake de strijd tegen de straffeloosheid, mevrouw de minister, want u hebt niet de infrastructuur om dat te doen.
Enerzijds, heeft men de boetes met de vertragingen van de gevangenissen, maar, anderzijds, is er nog een zeer pijnlijke zaak, met name de beslissing van de regering in lopende zaken – maar daarvan maakte u ook al deel uit – om een gebouw dat zeer recent voor meer dan 4 miljoen euro is gerenoveerd, een keuken van 900 000 euro moet kunnen, met de grond gelijk te maken om daar een nieuwe gevangenis te kunnen bouwen. Ik vind dat hallucinant.
In tijden van budgettaire krapte zo met
belastingsgeld omgaan, vind ik niet kunnen. Men renoveert een gebouw, men is
daarmee nog niet gestopt, waarvan men weet dat het binnenkort met de grond
wordt gelijkgemaakt. Dat kan niet. Er is al te weinig geld. Laat ons dat
alstublieft niet weggooien. Laat ons dat niet stukmaken en verkwisten.
Sta mij toe dat ik een aantal vragen heb bij hoe u uw aankondiging tot het wegwerken van de straffeloosheid daadwerkelijk in de praktijk zult realiseren, mevrouw de minister.
Ik zal kort nog iets zeggen over Salduz en de rechtsbijstand. Ook hier toont zich de budgettaire krapte. Ik heb er begrip voor dat die er is. Als we de analyse van het Rekenhof bekijken, moeten we vaststellen dat die niet mals is. Hoewel in de beleidsnota heel duidelijk staat dat niet op Justitie zou worden bespaard, is het wel duidelijk dat het budget voor Salduz wordt bevroren.
In de Ministerraad had men geraamd dat men daarvoor 30 tot 40 miljoen euro nodig zou hebben. Daarin is dus helemaal niet voorzien.
Mevrouw de minister, ik ben het met u eens over wat u zegt in uw nota, al zegt u niet hoe u het zult doen: de rechtsbijstand zal moeten worden herbekeken. Men zal dat moeten herzien, de nomenclatuur zal moeten worden aangepast, de controles zullen beter moeten en we moeten ook het vermoeden van onvermogendheid eens nader bekijken.
Het is jammer dat mevrouw Rutten hier niet is: zij zegt altijd dat wij geen alternatieven hebben. Ik bied u vandaag een alternatief aan: een alternatieve financiering voor de rechtsbijstand. Ik zou nogmaals de suggestie willen doen een fonds voor rechtsbijstand op te richten, naar analogie van het fonds voor slachtoffers. Laat de veroordeelde een bijdrage betalen boven op de veroordeling, dat komt dan in het fonds terecht. Zo is de last van de rechtsbijstand en van Salduz niet enkel ten laste van de arme belastingbetaler die vandaag al genoeg voor alles moet opdraaien. Wij doen die suggestie: ons wetsvoorstel daartoe ligt klaar. Wij hopen dan ook dat u dat zult steunen.
Ik rond af, mevrouw de minister. Ik heb het reeds gezegd. Uw beleidsnota is in eerste instantie vaag, ondanks uw aankondigingen en uw begroting. Uw begroting zal onvoldoende zijn en ze is bovendien nog ondergeraamd. Ik verzin dat niet, ook het Rekenhof zegt dat. De grote vragen zullen dus blijven. In dat zeer grote project Justitie, dat essentieel is en dat in moeilijkheden zit, blijven de vragen: wat gaat u precies doen, hoe gaat u het doen en wanneer gaat u het doen? U hebt maar tweeënhalf jaar. U hebt weinig middelen. U start met een handicap, mevrouw de minister. U zult zeer creatief moeten zijn om uw ambities waar te maken. Het zal daarin voor u, tot mijn grote spijt, niet kunnen volstaan met enkele aankondigingen.
02.02 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik was van mening dat de oppositie eerst aan de beurt was.
Le président: Monsieur Landuyt, votre compteur commence à tourner.
02.03 Renaat Landuyt (sp.a): Ik heb niet veel tijd nodig, mijnheer de voorzitter. Ik wil enkel in het kader van dit debat een paar prioriteiten van onze groep benadrukken, voor de korte periode van twee jaar die ons nog rest.
Ten eerste, wat voor ons het belangrijkste is voor de werking van Justitie, is dat er meer controle gebeurt dan vandaag het geval is. Daarmee bedoelen wij niet dat een of andere deontologietekst wordt opgesteld of dat het tuchtrecht nogmaals wordt aangepast. Wij willen vooral dat een vorm van externe controle effectief zou worden gerealiseerd, en wel heel specifiek op de twee volgende punten.
Wij moeten, ten eerste, voor de magistraten in de brede betekenis van het woord — procureurs en rechters — dezelfde regels vastleggen die ook voor politici gelden. Er werd overeengekomen, en het wordt in de beleidsbrief herhaald, dat wij een systeem willen creëren van aangifte van extra mandaten en jobs die rechters en procureurs uitoefenen, net op dezelfde manier als wij daarin hebben voorzien voor politici.
Technisch is het oprichten van een dergelijk systeem een erg gemakkelijke oefening en op termijn is dat wellicht zeer interessant. Ik verwijs naar wat wij hebben ontdekt aan bijberoepen en bijbelangen in onze belangrijkste rechtbank van koophandel van het land, zijnde de rechtbank van koophandel van Brussel. Ik kan het aantal mandaten en belangenvermengingen van de voorzitster en de ondervoorzitter van voornoemde rechtbank niet opnoemen, omdat ik ze niet allemaal ken. De dag dat ze in het Belgisch Staatsblad zullen verschijnen, net zoals dat bij politici gebeurt, zal dat een veel duidelijker beeld geven van wie zich uitspreekt over recht en onrecht in ons land.
Een tweede punt inzake externe rechterlijke controle is de duidelijke afspraak dat wij zullen nagaan op welke manier wij de Hoge Raad voor de Justitie een betere bevoegdheid kunnen geven, om effectief externe controles uit te oefenen. Ik kijk bijvoorbeeld uit naar het rapport van de Hoge Raad voor de Justitie over het onderzoek in het dossier-Annick Van Uytsel, maar bijvoorbeeld ook in het dossier rond het diamantenetentje. De vaststelling zal wellicht zijn dat zij vragen kunnen stellen, maar dat zij op geen enkele manier dwingend kunnen onderzoeken. Ter zake moeten wij in mogelijkheden durven voorzien, opdat ook de Hoge Raad voor de Justitie of een equipe binnen de Hoge Raad voor de Justitie een dwingend onderzoek kan voeren.
Men kan bijvoorbeeld ook het detail schrappen dat, telkens de Hoge Raad een onderzoek voert, de eenenveertig leden moeten debatteren om tot een compromistekst te komen die helemaal niet meer het verslag van een onderzoek is, maar een tekst met een opinie die zij collectief hebben gevormd.
Een eerste belangrijke punt is dus de wet op de Hoge Raad aanpassen. Het beslaat maar twee zinnetjes in de beleidsbrief en is dus heel gemakkelijk uit te voeren. Het tweede punt is te voorzien in een aangifteplicht voor mandaten van rechters en procureurs. Daarmee zetten wij veel grotere stappen dan met een tekst rond de deontologie of nog een wijziging van het tuchtrecht dat zij toch niet hanteren en in de toekomst wellicht alleen zullen hanteren mits enige druk via externe controle.
Wat betreft de grote justitiehervormingen pleiten wij voor een bescheiden maar efficiënte stap. Men moet ervoor zorgen dat de voorzitters van de rechtbanken binnen een provincie overeenkomen over het beheer. In West-Vlaanderen doen zij dat al. Zij drukken soms al zelf kaften om te besparen. Daar hebben zij al de gewoonte om samen te werken op het vlak van heer beheer. Dat betekent dat wij niets moeten veranderen aan de bevoegdheden. Wij moeten het debat niet verzwaren, maar proberen het beheer te decentraliseren vanuit de administratie naar de provincies. Noem het arrondissementen op vlak van beheer. De rest van de bevoegdheden moet niet eens worden gewijzigd.
Een tweede grote structurele hervorming is de volgende. Uiteraard zal er een betere samenwerking zijn als wettelijk extra wordt benadrukt dat elke rechter en elke procureur wordt benoemd binnen het gebied van het ressort van het hof van beroep en dus inzetbaar is over het hele terrein, waardoor deze zich beter kan specialiseren en in een betere werkverdeling kan voorzien. Meer moet een grote reorganisatie niet zijn.
Ten derde, in verband met de strafuitvoering. Een handicap die u van uw voorganger meekreeg is de extra schadevergoeding die wij met zijn allen zullen moeten betalen. De minister heeft zonder een akkoord van zijn collega’s en tegen het advies van alle administraties in, contracten ondertekend met bouwfirma’s — althans dat veronderstel ik — die ons in april zullen verplichten ongeveer anderhalf miljoen euro extra te betalen.
Los daarvan meen ik dat vereenvoudiging inzake het elektronisch toezicht ons ver vooruit zou helpen zonder veel kosten. Dat kan als men aan het elektronisch toezicht niet langer een maatschappelijk assistent verbindt met een privéprogramma per persoon, maar er een gewone huisdetentie van maakt of een opsluiten ten huize. Dan kan betrokkene gewoon thuis blijven met een enkelband, in plaats van in de gevangenis, zoals dat ook gebeurt in Amerika. Dat behoeft niet veel controle; men moet alleen op een scherm kijken om te zien waar men de politie naartoe moet sturen omdat er iemand ontsnapt is uit zijn eigen huis. Het is niet moeilijker dan dat. Per elektronische enkelbank spaart men alzo een sociaal assistent uit, wat een verschil kan maken wat de kosten betreft.
De werklast is de term die men in het justitieveld gebruikt om de productie aan te duiden. Over de werklastmeting stipuleren het regeerakkoord en uw beleidsbrief duidelijk dat deze zal worden afgerond onder de verantwoordelijkheid van de regering. Dat betekent dat wij niet langer wachten tot men klaar is, van het Hof van Cassatie tot helemaal onderaan, met het meten van de eigen werklast, maar dat wij zelf een paar knopen zullen doorhakken.
Wat het gevangeniswezen op zich betreft, hebben wij er destijds op gewezen dat er eigenlijk betere afspraken moeten zijn met de Regie der Gebouwen. Dat staat nu ook in het regeerakkoord. Eigenlijk zou men nooit over strafuitvoering of het gevangeniswezen mogen spreken zonder de aanwezigheid van de staatssecretaris verantwoordelijk voor de Regie der Gebouwen. Daar ligt immers de sleutel van het hele uitbreidingsbeleid.
Mevrouw de minister, waarde collega’s, voor ons blijft de rechtstoegang het belangrijkste. Ik meen dat wij op dat punt een evaluatie moeten maken van het bestaande systeem van de vergoeding pro deo, dat tussen haakjes waarschijnlijk zal leeggehaald worden dankzij de Salduzhervorming.
Eigenlijk moeten wij vooral bezorgd zijn om de rechtstoegang in burgerlijke geschillen. Voor veel gewone burgers leidt ons systeem van het betalen van rechtsplegingsvergoeding en van forfaits of tegemoetkomingen aan de advocaat van de tegenpartij, wat op zich zeer remmend werkt in het consumentenrecht, eigenlijk tot ongewilde maar oneerlijke effecten. Het verbeteren van het systeem van de rechtstoegang verbeteren, betekent volgens ons het pro deosysteem herzien, en niet alles naar vreemdelingenrecht en strafrecht maar vooral ook naar het burgerlijk recht voor gewone burgers. Voorts moeten wij ons buigen over het systeem waarbij de verliezende partij de advocatenkosten van de winnende partij moet betalen. Het is immers geweten dat sommige winnende partijen zogenaamde repeat players zijn die het zich kunnen veroorloven om aan de lopende band processen te voeren, terwijl de kleine consument door dit systeem wordt afgeremd om zijn rechten te verdedigen.
Mevrouw de minister, wij wensen u in ieder geval heel veel succes. Zoals u weet, staan wij 100 % aan uw kant om het regeerakkoord te verdedigen. Wij zullen dat beter doen dan in de vorige legislatuur. Toen hebben wij het regeerakkoord van een ander verdedigd. Dit keer verdedigen wij ons regeerakkoord wat Justitie betreft.
02.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb ook in de commissie gezegd dat ik heel erg heb uitgekeken naar de beleidsnota van de minister van Justitie, omdat ik vond dat zij heel goed bezig was als minister van Binnenlandse Zaken, heel actief en ad rem.
Ik dacht dat zo iemand op Justitie wel iets zou geven. Wij staan voor heel grote uitdagingen: de modernisering, de grote hervormingen enzovoort.
Ik keek echt uit naar die beleidsnota, maar ik was ietwat ontgoocheld toen ik ze las. Vormelijk was er niets toegevoegd aan hetgeen in het regeerakkoord stond, maar ik heb daarna begrepen dat Elio Di Rupo dat ook niet had toegestaan en zelfs via zijn kabinetschef orders had gegeven om zeker niet verder te gaan bij het uitschrijven van de beleidsnota’s.
Ook het debat in de commissie zelf was voor mij ontgoochelend. De beleidsnota staat vol met mooie intenties en een aantal vage formuleringen van hervormingen en als wij daarop wat dieper wilden ingaan, kregen wij geen antwoorden en verduidelijkingen.
Ik vond dat heel jammer, omdat het toch duidelijk moet zijn, voor u en voor ons, waar u precies naartoe wil gaan in alle hervormingen, die u aankondigt.
Ik zal u dan ook opnieuw een aantal vragen moeten stellen, die ik ook in de commissie heb gesteld en waarop ik toen geen antwoord heb gekregen. Ik hoop dat ik die antwoorden vandaag wel zal kunnen krijgen.
U had het debat goed gestart, op uw manier, in De Zevende Dag door de fameuze aankondiging dat voor u alle straffen onder de drie jaar moeten worden uitgevoerd. Dat was uw belangrijkste doelstelling.
Ik denk dat u zich daarin vergist. Niet dat het niet belangrijk is, ik denk dat iedereen wil dat alle straffen, ook die van een of anderhalf jaar, effectief worden uitgevoerd, maar stellen dat u in deze legislatuur ervoor zal zorgen dat alle straffen onder de drie jaar worden uitgevoerd, is een illusie.
Met de huidige stand van zaken, met het masterplan, dat op tafel ligt, zult u daarin niet slagen. Ik heb dat ook in de commissie gezegd.
Er zijn verschillende problemen. U weet dat zelf ook en ze werden ook al aangehaald. Een aantal projecten van gevangenissen – Beveren, Dendermonde – loopt om allerlei redenen vertraging op.
Maar zelfs als alle projecten worden gerealiseerd, dan zult u nooit de capaciteit bereiken om alle gedetineerden te huisvesten.
Daarbij kondigt u aan dat de strafuitvoeringsrechtbanken effectief bevoegd worden voor straffen onder de drie jaar, wat zou betekenen dat de uitstroom van gedetineerden zal vertragen, waardoor de gevangenisbevolking automatisch weer zal stijgen. Bovendien komt er een einde aan het verdrag met Nederland voor de gevangenis in Tilburg. De gedetineerden die daar verblijven, zullen opnieuw gehuisvest moeten worden in ons land.
Wij zijn niet de enigen, die dat zeggen. Mijn collega heeft er ook al naar verwezen. Gisteren hebben we een rapport ontvangen van het Rekenhof. Het Rekenhof zegt in zijn aanbevelingen eigenlijk net hetzelfde. U hoeft daarvoor niet heel het rapport te lezen. In de inleiding zijn de conclusies vermeld en daarin staat heel duidelijk: “Het Rekenhof stelt vast dat de overbevolking vandaag niet structureel afneemt.” Dat is een eerste vaststelling. Ten tweede stelt hij vast: "Zonder bepaalde maatregelen zullen de gevangenissen nog meer overbevolkt worden". Ten derde zegt hij: "Zelfs bij een snelle stabilisatie van de gevangenisbevolking zal er nog een tekort van ruim 900 plaatsen zijn bij de voltooiing van het masterplan". Dus zelfs al zou u het masterplan kunnen realiseren op korte termijn, wat nog de vraag is, dan nog zal het tekort minimaal 900 plaatsen bedragen. Het Rekenhof heeft dat uitgerekend. Mevrouw de minister, ik denk dat u zich, door die uitspraak te doen, in een kwetsbare positie hebt opgesteld, omdat uw belofte onmogelijk te realiseren is.
Ik denk dat wij in het beleid echt moeten uitkijken naar andere maatregelen om de problemen structureel aan te pakken. Het gaat dan over mogelijke hervormingen in de wet op de voorlopige hechtenis, maar er moet vooral ook gefocust worden op de geïnterneerden. Als er nu één schande is, waarvoor wij ook internationaal al vaak met de vinger zijn gewezen, dan is het dat heel veel geïnterneerden in de gevangenis zitten zonder de noodzakelijke hulp en verzorging waarop zij recht hebben. Vandaag zijn er 1 100 geïnterneerden in onze gevangenissen. Dat is een absolute schande, want het gaat om personen die eigenlijk niet gestraft moeten worden, maar die beschermingsmaatregelen zouden moeten krijgen en die verzorgd moeten worden.
In de nieuwe plannen die voorliggen met de twee psychiatrische instellingen, zult u slechts een deel van die geïnterneerden kunnen plaatsen, slechts 400 tot 450. 600 tot 700 geïnterneerden zullen nog altijd in de gevangenis blijven. Het zal dus noodzakelijk zijn om naast die nieuwe plannen extra maatregelen te nemen, om ervoor te zorgen dat de geïnterneerden op een andere manier gevangen kunnen worden. Als u daarin slaagt, dan wint u duizend plaatsen in de gevangenissen, wat heel veel ademruimte zou geven.
In de commissie heb ik ook verwezen naar de projecten van drugsbehandelingkamers en dergelijke, die onder meer in Gent opgestart zijn. Dat is een zeer goed initiatief. Ik denk ook dat we creatief moeten zijn in het zoeken naar de meest gepaste straf, de meest gepaste behandeling voor elk misdrijf. Als iemand echt niet in de gevangenis thuishoort, als er echt geen nood is om iemand op te sluiten, dan moet maximaal gekeken worden naar alternatieven.
Tot slot, dit vind ik een heel belangrijk punt, waarover ik nochtans niets las in uw beleidsnota. Ik vind dat wij ook heel sterk moeten inzetten op re-integratie. Dat betekent niet dat morgen of volgend jaar al de gevangenispopulatie fors daalt. Inzetten op re-integratie betekent op middellange en langere termijn wel dat u de kans op recidive kunt doen dalen en dat u op lange termijn de instroom in de gevangenissen kunt doen dalen.
Mevrouw de minister, aan die kwesties moet u aandacht besteden. Voor het overige staan er heel veel mooie zaken in de beleidsnota. Omdat sommige punten heel vaag zijn, heb ik uitleg gevraagd maar die zelden gekregen.
Het gaat bijvoorbeeld over de hervorming van het gerechtelijk landschap. Dat beslaat enkele paragrafen in uw beleidsnota, hoewel het een van de meeste fundamentele hervormingen zal worden. Uw voorganger, minister De Clerck, had een nota gemaakt van ongeveer 100 pagina’s om die hervorming te schetsen. U probeert op maximaal 1 pagina de krachtlijnen daarvan op papier te zetten, terwijl wij echt niet kunnen inschatten welke richting het zal uitgaan. Wij kijken in elk geval uit naar die hervormingsplannen, want principieel zijn wij ook voor. U zult van ons ook steun mogen verwachten als die hervormingen de goede richting uitgaan.
U blijft ook vaag op vele andere punten. U zegt dat u het familierecht en het erfrecht zult moderniseren. Mevrouw de minister, ik heb u gevraagd wat u wilt doen met dat erfrecht, wat u wilt hervormen aan het familierecht. Dat staat niet in de nota en u kon het ook niet zeggen in de commissie.
Hetzelfde geldt voor het deskundigenonderzoek. U zegt dat dat hervormd moet worden. Het Gerechtelijk Wetboek is op dat punt echter reeds een aantal jaar geleden hervormd. En u kon ook niet zeggen welke precieze wijzigingen daar dienen aangebracht te worden.
Hetzelfde gaat op voor de hervorming van de rechtsbijstand en het pleidooi om de burgers aan te moedigen om rechtsbijstandverzekeringen te sluiten. Ik heb u gevraagd wat u daarmee bedoelt, wat de doelstelling is. U hebt daarop niet kunnen antwoorden.
Hetzelfde geldt voor de modernisering van de rechtspleging. Hetzelfde geldt voor de modernisering van het Strafwetboek. Hetzelfde geldt voor de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. U pleit telkens voor een modernisering, en ik vind het goed dat wij moderniseren, maar wat wil u moderniseren, mevrouw de minister? Wil u opnieuw het debat aangaan om een omvangrijke wet-Franchimont tot stand te brengen? Daarover is er hier jaren geleden een debat gevoerd, maar dat is uiteindelijk vastgelopen. Bedoelt u dat?
Er gaan stemmen op om de onderzoeksrechter af te schaffen en het onderzoek aan de parketmagistraten toe te vertrouwen. Wil u in die richting uitgaan? Degene die daarvoor pleit, is trouwens een magistraat die nu op het kabinet van de heer Vande Lanotte zit.
Als het de bedoeling is om die richting uit te gaan, ben ik echt wel benieuwd wat u bedoelt met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Maar ook op dat vlak hebben wij geen duidelijkheid gekregen in de commissie. Ik hoop dat wij die duidelijkheid vandaag wel krijgen.
Dan zijn er nog de budgettaire uitdagingen, want ook het Rekenhof was vrij kritisch over Justitie, ik heb dat vanochtend reeds gezegd in mijn algemene uiteenzetting. De budgetten voor Tilburg zijn niet voldoende. Men weet hoeveel gedetineerden er in Tilburg zijn. Men weet wat de kostprijs is per dag. Dan weet men dat er te weinig budgetten zijn om heel het jaar rond te komen.
De gerechtskosten zijn veel te laag ingeschat. Iedereen weet dat de Salduzwetgeving in werking zou treden op 1 januari. Er zijn geen budgetten, ook niet in het speciale potje in de begroting voor de interdepartementale provisies. Er is geen geld ter beschikking. En zelfs als er al middelen voorhanden zouden zijn, moest de regering die onder druk van Europa bevriezen.
Dat wil dus concreet zeggen dat er vandaag geen budget is om aan de Salduzverplichtingen tegemoet te komen. Ik vraag u: welke oplossingen hebt u. Wanneer zult u dat budget hebben? Kunt u dat engagement hard maken ten aanzien van de advocaten die zich inzetten in het kader van de Salduzwetgeving?
Mevrouw de minister, ik heb u in de commissie ook aangesproken over iets wat ik miste in de beleidsnota: de strijd tegen de fiscale fraude. Vanmorgen hebben we dat debat ook gevoerd met uw collega, de heer Crombez. Enkele jaren geleden heeft een onderzoekscommissie 107 aanbevelingen geformuleerd om de strijd tegen grootschalige fiscale fraude te verbeteren. Een aantal van die aanbevelingen heeft betrekking op het departement Financiën en zal werk zijn voor de minister van Financiën en de staatssecretaris bevoegd voor de fiscale fraude. Er zijn ook aanbevelingen in verband met de politie en daar zal de minister van Binnenlandse Zaken de nodige initiatieven voor moeten nemen.
Er is ook een aantal aanbevelingen om de justitie te verbeteren. Het gaat bijvoorbeeld over de kleine wet-Franchimont, mevrouw de minister, die nu in de strafprocedures wordt misbruikt. Er zijn heel concrete aanbevelingen om die wet te herbekijken en ervoor te zorgen dat het misbruik wordt weggewerkt. Er zijn voorstellen om de mini-instructie in te voeren. Ik vind dat niet terug in uw beleidsnota, wel bij uw collega Crombez, terwijl dat betrekking heeft op het justitiebeleid. Ik begrijp dat u zult samenwerken en dat is zeer goed, maar een aantal zaken zult u als minister van Justitie wel in handen moeten nemen. U zult de leiding moeten nemen, omdat u met uw administratie, met de FOD Justitie, en in overleg met onder andere de magistraten de hervormingen zult moeten uitvoeren.
Een andere interessante suggestie is de verticale integratie en in Antwerpen hebben we ervaren dat de strijd tegen de fiscale fraude er wel een succes is. Dat wil zeggen dat een parketmagistraat een dossier opvolgt en titularis ervan blijft, zowel in het kader van de raadkamer en na doorverwijzing voor behandeling door de correctionele rechtbank, als nadien bij eventueel beroep voor het hof van beroep. Net die maatregel staat ter discussie in Antwerpen, waar de heer Van Calster die dossiers inderdaad met kennis van zaken opvolgde: één parketmagistraat die het hele proces doorloopt. Over de incidenten in Antwerpen zal ik u volgende week apart ondervragen: men zal daar nu één gespecialiseerde parketmagistraat weren en de verticale integratie niet toepassen, terwijl wij met de onderzoekscommissie net hebben geoordeeld dat dat een zeer efficiënte maatregel is, omdat we zo vermijden dat telkens andere magistraten zich moeten inwerken in die vaak heel complexe fraudedossiers.
Mevrouw de minister, ik zou van u graag weten wat uw ambities zijn om bij Justitie de strijd tegen de fiscale fraude op te drijven en efficiënter te maken. Bent u bereid om de aanbevelingen van de onderzoekscommissie ook integraal uit te voeren?
Mevrouw de minister, er zijn heel veel vragen gesteld. Er zijn heel veel onduidelijkheden over de timing, de aanpak en de uitwerking. Ik hoop dat er duidelijkheid komt in de komende weken en maanden. Voor positieve hervormingen zult u in ieder geval altijd op onze constructieve medewerking kunnen rekenen. Wat goed is, zullen wij mee goedkeuren, maar als het de verkeerde richting uitgaat, dan zullen wij daartegen oppositie voeren.
02.05 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, het is vanzelfsprekend dat de beleidsnota aansluit bij het regeerakkoord. Het is onmogelijk om de hervormingsplannen voor een departement als Justitie op enkele weken tijd zeer concreet en tot in de details uit te voeren en er daarenboven nog een realistische timing op te kleven, zoals een aantal collega’s vraagt.
Mevrouw de minister, het zal u niet verbazen dat onze fractie tevreden is dat er in uw beleidsnota twee doelstellingen terug te vinden zijn.
Ten eerste, het inzetten op een snelle, efficiënte en kwalitatieve afhandeling van de procedures. In een rechtsstaat moeten burgers daarop kunnen vertrouwen.
Ten tweede, zoals u terecht hebt aangekondigd, de strijd tegen de straffeloosheid. Dat betekent dat straffen effectief moeten worden uitgevoerd. De situatie zoals die vandaag is, is onduldbaar. Vandaag is er een stock aan 20 000 onuitgevoerde vrijheidstraffen. Dat leidt tot ontmoediging bij degenen die speuren en misdrijven opsporen en het leidt tot straffeloosheid bij degenen die hun straf niet ondergaan. Bij magistraten leidt het tot wanhoop en tot het opleggen van straffen die soms in onevenwicht zijn met het gepleegde misdrijf, wat dan weer een van de oorzaken is van de overbevolking in de gevangenissen. Meer dan 60 % van de geldboetes wordt niet geïnd. Toch voelt Justitie de noodzaak aan om de opdeciemen te verhogen, maar dat is onrechtvaardig en moet effectief worden aangepakt.
Deze twee hoofdlijnen hebt u voldoende duidelijk in uw beleidsnota omschreven, mevrouw de minister.
Enerzijds, heb ik een aantal collega’s horen zeggen dat de nota met betrekking tot de hertekening van het gerechtelijk landschap te vaag en te weinig concreet zou zijn. Ik denk dat het tegendeel kan worden gezegd.
Ik heb meegemaakt dat wij onder leiding van de voorganger van de huidige minister van Justitie gedurende zes maanden hebben onderhandeld, maar dat wij heel weinig vooruitgang hebben geboekt. Wij hadden een mooi plan van meer dan 100 bladzijden. Nu zien wij een duidelijke beslissing, geschreven misschien op een bladzijde, collega’s, maar waarin voldoende duidelijke keuzes worden gemaakt voor een hertekening van het gerechtelijk landschap, niet om het landschap te hervormen om te hervormen maar om ervoor te zorgen dat burgers opnieuw kunnen rekenen op een kwalitatieve justitie die dossiers binnen een maatschappelijk aanvaardbare termijn afhandelt.
Mevrouw De Wit, ik zie u veelbetekenend neen knikken. Ik denk dat het onbetwistbaar vaststaat dat er een beslissing is over de schaal en over het college dat de middelen zal kunnen beheren. U weet even goed als ik dat de hertekening van het gerechtelijk landschap voornamelijk in de vorige legislatuur rond deze punten werd geblokkeerd.
In de strijd tegen de straffeloosheid is het duidelijk dat niet alleen zal moeten worden ingezet op het creëren van bijkomende plaatsen en gevangeniscapaciteit. Het masterplan inzake gevangenissen zal daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd. De minister van Justitie zal dit niet alleen kunnen. Er zal een goede samenwerking met de Regie der Gebouwen moeten zijn.
Dat zal niet evident zijn, maar ik hoop dat men in deze ploeg wel kan samenwerken en wel hetzelfde doel kan nastreven en dat voor het creëren van bijkomende plaatsen op een efficiënte manier kan worden samengewerkt.
Er zal niet alleen met de Regie der Gebouwen moeten worden samengewerkt. De heer Van Hecke zei het al. Er is ook de problematiek van de geïnterneerden in de gevangenissen. Meer dan duizend geïnterneerden verblijven in mensonwaardige omstandigheden. Zij krijgen niet de begeleiding en de zorg die ze nodig hebben.
Dat betekent dat ook met de departementen Volksgezondheid en Sociale Zaken intens zal moeten worden samengewerkt om eindelijk werk te maken van een onrecht dat al veel te lang bestaat, namelijk het zorgen voor een gepaste begeleiding en opvang van geïnterneerden, waarin we vandaag nog niet zijn geslaagd. Dat zal ongetwijfeld een invloed hebben op het aantal plaatsen en het bereiken van bijkomende capaciteit.
Het materiaal voor het elektronisch toezicht is beschikbaar. Het vergt geen bijkomende inzet van middelen. Het komt er nu op aan dat materiaal te plaatsen en de controles efficiënt te doen verlopen. Volgens mij kan met kleine inspanningen het nodige worden gedaan.
Collega’s, volgens mij is dit een moment van “nu of nooit.” Mevrouw de minister, ik ga er vanuit dat het “nu” zal zijn. U kunt ervan op aan dat u mijn steun krijgt in de commissie, en ik heb gehoord dat ook andere collega’s u zullen steunen. Als u er bovendien in slaagt steun te vinden binnen de regering zal het inderdaad “nu” zijn. Ik wens u veel succes bij het uitvoeren van uw taken.
02.06 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw Van Cauter, u zegt dat destijds met de hervormingsplannen van het gerechtelijke landschap er werd aangemodderd. Ik was toen nog geen lid van deze Kamer, maar ik heb wel alle documenten daarover nagelezen, en ik heb begrepen dat er een ambitieus project voorlag, maar dat daar uiteindelijk niet veel van overbleef. Het is niet aan mij om de voorganger van mevrouw Turtelboom te verdedigen, maar ik heb begrepen dat de oorzaak niet bij de Vlaamse partijen moet worden gezocht.
U spreekt over de gerechtelijke hervorming. U zegt dat er met een beheersstructuur zal worden gewerkt. Collega Van Vaerenbergh zal daar straks nog op terugkomen, maar ik wil nu al iets van u weten. In de beleidsnota staat nog niet duidelijk of men het per hof van beroep gaat doen, per ressort, of per provincie? Ik heb collega Landuyt daarnet horen zeggen: per provincie, maar daarna: per hof van beroep. Ik wil graag weten of dat al beslist is? Ik hoor steeds andere stemmen en onduidelijkheid en vaagheid blijven troef.
U gaat al niet veel realiseren wat die hervorming betreft, maar ik wil graag weten in welke richting u gaat?
02.07 Renaat Landuyt (sp.a): Ter verduidelijking wil ik drie dingen zeggen.
Ten eerste, het Atomiumoverleg is destijds gestopt toen uw partij eruit gestapt is. Ik was erbij. Wij hadden trouwens spijt dat wij onze versterking aan Vlaamse kant kwijt waren. Er is daar toen iets gebeurd met een stekker.
Ten tweede, in het regeerakkoord is overeengekomen dat wij het aantal arrondissementen zullen halveren. Dit betekent in eerste instantie dat wij voor het beheer van de rechtbanken zullen werken met grotere structuren. Als men goed kan rekenen, betekent dit halveren van het aantal arrondissementen dat men nagenoeg met provincies zal kunnen werken. Dit zal geen moeilijke discussie worden. Voor mijn provincie betekent dit men van de twee voorziene delen een geheel zal kunnen maken. Ik heb gezegd dat het binnen die structuur volstaat dat de voorzitters van de rechtbanken elkaar vinden om het beheer te structureren samen met een decentralisatie van de administratie. Dit hoeft allemaal niet veel tijd te vergen en het heeft het voordeel dat men de bevoegdheden niet hoeft te veranderen. Aan de buitenzijde lijkt het alsof het leven gewoon doorgaat en alleen intern is een efficiënter beheer mogelijk.
De ressorten komen op de proppen op het moment van de benoemingen van rechters en procureurs. Dit heeft het voordeel dat zij inzetbaar zijn binnen heel het ressort zodat men ook op dat vlak kan groeien naar specialisaties en een betere samenwerking tussen de verschillende rechtbanken. Dat is de reden waarom ik dit regeerakkoord met nog meer enthousiasme zal verdedigen.
02.08 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, verontschuldig mij dat ik niet zal ingaan op wat naar mijn inzicht positief is aan de beleidsbrief Justitie. Ik heb voor mezelf maar vijftien minuten spreektijd voorzien. Indien ik er tien minuten zou aan besteden dan zou ik naar evenredigheid 4,5 uur nodig hebben om de zwakke schakels uit deze beleidsbrief aan te halen en er de alternatieven van het Vlaams Belang tegenover te stellen.
Ik heb meteen het fundamenteel probleem duidelijk gemaakt en het ligt in eerste plaats zeker niet aan u, mevrouw de minister, maar ik moet het wel aan u zeggen. België is niet in staat om een slagkrachtige en klantgerichte Justitie de 21ste eeuw waardig in stelling te brengen.
Ik zal mij vandaag vooral beperken tot het grootste pijnpunt van het systeem, met name de strafuitvoering. De belangrijkste schakels hierin zijn de gevangenissen. Ik wil vooraf duidelijk stellen dat ik niet inga op de beleidsnota van Servais Verherstraeten inzake de Regie der Gebouwen, behalve dan dat deze kenmerkend is voor de Verherstraeten die we kennen: even anekdotisch, ik heb hem ooit eens in de commissie voor de Justitie drie kwartier horen oreren over holebi-adoptie. CD&V evolueerde van een standpunt tegen naar een standpunt vóór om uiteindelijk te landen op de typische tsjevenhouding van vis noch vlees, met name de onthouding over de holebi-adoptie. Diezelfde Verherstraeten hoorden we onlangs over zijn plannen in de commissie Financiën. In mijn tekst staat een vraagteken bij het woord “plannen”. Hij had het over de justitiegebouwen en de gevangenissen. Ik vat mijn conclusies samen in zes woorden, mevrouw de minister: ik wens u veel succes alvast.
De recente audit van het Rekenhof spreekt letterlijk boekdelen en bevestigt wat het Vlaams Belang altijd heeft gezegd, namelijk dat er na de voltooiing van de nieuwe gevangenissen zeker 900 plaatsen tekort zullen zijn. We zaten er honderd plaatsen naast, daarin moet ik eerlijk zijn. Wij hadden gezegd dat er duizend plaatsen tekort zouden zijn. In elk geval zal u als minister van Justitie zelf moeten antwoorden op de vraag wat er zal gebeuren als mogelijk Tilburg over afzienbare tijd niet langer ter beschikking staat, hetgeen deze legislatuur kan gebeuren, en België zijn gevangenen niet langer in het buitenland kan laten opvangen.
Mevrouw de minister, terloops vermeld ik even dat de opvang van Belgische gevangenen bij onze noorderburen in schril contrast staat met het feit dat vele buitenlandse gevangenen hun straf in België en niet in hun land van herkomst uitzitten. In een surrealistisch land als België is een dergelijke paradox echter de normaalste zaak van de wereld.
Ik spreek dan nog niet over de meer dan duizend gedetineerden – dit is al vóór mij opgemerkt – die, verstoken van de nodige medisch-psychiatrische hulp in de penitentiaire inrichtingen de plaats van de echte gedetineerden innemen. Een dergelijke toestand is schrijnend en godgeklaagd.
Ik wil intellectueel eerlijk blijven. Ik ben het met u eens dat u in een periode van twee jaar de overbevolking bijlange niet kan oplossen. U zou er echter wel een begin mee kunnen maken en noodmaatregelen kunnen treffen opdat gevangenisstraffen effectief zouden kunnen worden uitgevoerd.
Zoals ik tegen de vorige minister van Justitie en tegen zijn voorganger al zei – ik zeg het nu ook tegen u –, heb ik het ter zake over de aankoop van gevangenisboten. Een dergelijke aankoop is een veel betere en zelfs minder dure maatregel dan Tilburg.
De Inspectie van Financiën heeft een rapport over voornoemde mogelijkheid. Tussen droom en daad van een drijvende gevangenis staat echter helaas de wet inzake de interne rechtspositie van gedetineerden in de weg. Het praktische bezwaar bij deze wet is dat hij, nog vooraleer overal een degelijke gevangenisinfrastructuur op poten is gezet, aan de gedetineerden allerlei gunsten en rechten verleent die cipiers in sommige gevallen tot butlers degraderen.
Ook het principe “één man, één cel” kadert in voormeld gegeven.
Mevrouw de minister, wie niet de moed heeft de linkse taboes van voornoemde wet te doorbreken, zal het probleem nooit op korte termijn kunnen indijken, laat staan op middellange termijn kunnen oplossen.
Mevrouw de minister, lees vandaag de krant maar eens over de inwilliging van de culinaire desiderata van Marc Dutroux. Daar keert de maag van de eerbare burger gegarandeerd van om.
Wanneer het gevangeniswezen faalt, moet uiteraard naar een volgende vorm van strafuitvoering op zoek worden gegaan. Bedoelde vorm lijkt het elektronisch toezicht te zijn. Kunnen wij met dit middel de overbevolking opvangen en de strafuitvoering tot haar recht laten komen?
Laat mij eerst verduidelijken dat het een slecht idee is om elektronisch toezicht als een aparte en autonome vorm van strafuitvoering te zien. Het is volgens ons een maatregel die dient om gedetineerden die bijna hun straf in de gevangenis hebben uitgezeten, op hun terugweg naar de samenleving te begeleiden, vooraleer zij volledig in vrijheid worden gesteld.
Mevrouw de minister, volgens de vorige regeringen was zulks niet het geval, dus ook niet volgens de regering waarin u zetelt. Wat doen de federale beleidsmakers immers al sinds jaar en dag? Zij proberen de overbevolking in de gevangenissen zoveel mogelijk weg te pompen. Zij proberen gedetineerden in de eigen thuisomgeving aan de elektronische ketting te leggen.
Collega Landuyt, ik betwijfel of men de besparing van de kosten van een eventuele maatschappelijke assistent bij thuisdetentie kan realiseren want, tenzij u voor elk van die mensen een persoonlijke en maatschappelijke justitieassistent inzet bij hen thuis, zal van reclassering of resocialisatie weinig in huis komen.
Men spreekt tegenwoordig inderdaad van thuisdetentie. Ook hier komt de wet inzake de interne rechtspositie van de gedetineerden in al haar progressiviteit van pas. Volgens deze wet mag de gedetineerde immers alleen detentieschade oplopen. Dus, waarom geen thuisdetentie? Het is toch de bedoeling dat gevangenen zich in de leefomgeving van de gevangenis thuis voelen en als detentieschade de enige schade is die zij mogen oplopen, kunnen zij evengoed thuis gedetineerde spelen. Althans, zo redeneert de weldenkende politieke klasse. Wij vinden het echter onaanvaardbaar dat iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan bijvoorbeeld opzettelijke slagen en verwondingen, diefstal, poging tot verkrachting, aanranding enzovoort, thuis in de luie zetel mag zitten, eventueel met computergames. Volgens mij is thuisdetentie het verplichte bier-, chips- en tv-tijdskrediet.
Mevrouw de minister, op het vlak van elektronisch toezicht zit u met een probleem om deze progressieve en lakse maatregel uit te voeren. Zoals ik daarnet al heb aangehaald, is het in de eerste plaats onmogelijk om voor voldoende begeleiding te zorgen voor al de gedetineerden die voor elektronisch toezicht in aanmerking zouden komen. Maar, zelfs bij de loutere opvolging of de voorwaarden worden nageleefd, dus los van psychologische en sociale bijstand, is er een personeelstekort. Als gevolg daarvan wordt bijna de helft van de enkelbanden niet gebruikt en is het aantal gedetineerden onder elektronisch toezicht het afgelopen jaar gedaald van 1 056 naar 882.
Op dat vlak heb ik terloops een concrete vraag in verband met de mobiele sectie die de enkelbanden plaatst. Bij mijn weten zijn er momenteel een viertal betrekkingen vacant in statutair verband, maar worden die om een of andere reden niet ingevuld. Men zou vooral contractuelen willen aanwerven. Indien u de minder dure contractuelen wilt inzetten, tot daaraan toe, maar de statutaire plaatsen moeten toch ook worden ingevuld? Het gaat trouwens vaak om mensen die wachten op een mutatie vanuit de gevangenis en die beschikken over voldoende kennis en ervaring met gedetineerden. Kunt u hierover verduidelijking verschaffen? Het zijn immers dergelijke kleine maatregelen die richtinggevend zijn voor het beleid.
U hebt tijdens de bespreking van de beleidsnota in de commissie meermaals zelf gezegd, the devil is in the details. Dit is een detail waarop ik graag een concreet antwoord krijg. Dan weten wij welke richting het beleid zal uitgaan. Ik hoop dat u tenminste hierop een concreet antwoord kunt geven. Uw antwoorden op mijn concrete vragen in de commissie ter gelegenheid van de beleidsnota waren immers heel schaars.
Hoe dan ook, wat het elektronisch toezicht betreft zit u in een dipje. Ik citeer Brice De Ruyver in Het Belang van Limburg van het voorbije weekend: “Wie een ernstig misdrijf pleegt loopt in sommige gevallen twee jaar later veertien dagen met een enkelband rond. Voor een beroepscrimineel in België is er dus voldoende ruimte, gelegenheid en tijd om het vak als wij het zo mogen zeggen, aan te leren. Iemand kan zijn elektronisch toezicht bijna gaan inplannen in zijn agenda. Even er twee weken tussenuit na hard labeur van overvallen en drugsdeals, het is eens wat anders”.
Uw verklaring in de media in de aanloop naar de behandeling van de beleidsnota in de commissie voor Justitie luidde dat het onaanvaardbaar is dat kort gestrafte gevangenen hun straf niet uitzitten. Dat is helaas recht evenredig nietszeggend met de oprechtheid van uw goede bedoelingen die ik niet in twijfel wil trekken. In uw beleidsnota zelf geeft u immers aan dat alleen extreem zware misdrijven aanleiding zullen geven tot het feit dat minstens de helft van de straf zal moeten uitgezeten worden.
Mag ik u een echt alternatief aanbieden? Het Vlaams Belang stelt dat voor de rechter een mogelijkheid moet gecreëerd worden om effectief levenslange opsluiting te bevelen zonder de mogelijkheid om vrij te komen of minstens een minimum gedeelte van de straf dat sowieso moet uitgezeten worden.
Mevrouw de minister, uiteindelijk moeten wij een ding onthouden, het allerbelangrijkste, iets waarbij deze regering echt in gebreke blijft en een symptoom waaraan ook de vorige regeringen geleden hebben, met name het feit dat de cascade van laksheid niet wordt doorbroken. Zware criminelen worden te vroeg vrijgelaten. Kort gestraften moeten veel te weinig of vrijwel niets van de straf uitzitten wegens een tekort aan cellen. Enkelbanden zijn er onvoldoende. Het losse eindje wordt dus nu de thuisdetentie, de laatste trap van de cascade van laksheid. U gaat die vastleggen in een wet.
Misschien zal er inderdaad iets minder straffeloosheid zijn voor de kleine prutsers onder de criminelen maar halfzware, de zware en de superzwaargewichten zullen de Belgische Justitie blijven uitlachen. Mag ik hier nogmaals een oplossing van het Vlaams Belang aanreiken? De niet-samendrukbaarheid van straffen, de effectieve uitvoering van wat de rechter beslist en het herstel van de strafuitvoeringsmaatregelen in hun oorspronkelijke staat, namelijk een gevangenisstraf voor degenen die een geval voor de samenleving hebben opgeleverd of nog kunnen opleveren, elektronisch toezicht voor degenen die opnieuw hun weg naar de samenleving moeten vinden en alternatieve straffen bij een eerste veroordeling, voor zover het een feit betreft dat als licht kan worden omschreven. In het andere geval zal de laksheid blijven heersen. Dat is dan meteen een symbool voor het verval van België en zijn Justitie.
Sta mij toe nog een viertal hete hangijzers inzake Justitie kort aan te kaarten. Eerst en vooral wil ik terugkomen op Salduz. Het slaafs navolgen van een Europese superstaat die geen respect heeft voor de eigenheid van de procedures in de lidstaten zal ons zuur opbreken. Het parket in Brussel heeft er niet beter op gevonden dan de voorlopige hechtenis voor een bepaald aantal misdrijven gewoon in de koelkast te zetten. Dit is de wereld op zijn kop.
Een tweede punt is het Brussels gerecht in zijn geheel. Alleen al daarvoor zouden wij een staatssecretaris kunnen inzetten. Ik ga mij niet vermoeien met het opsommen van welke chaos en laksheid daar heersen, maar neem van mij aan dat het geen toeval is wanneer ik zeg dat het Brussels gerecht symbool staat voor, nogmaals, het verval van België en zijn Justitie.
Ten derde, mevrouw de minister, heeft deze regering en in het bijzonder u als minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, bij het opstellen van uw beleidsbrief geen lessen getrokken uit of rekening gehouden met de mercuriales van de hoogste Antwerpse magistraten in het begin van dit gerechtelijk jaar. Het systeem komt op losse schroeven te staan door massale immigratie, import van armoede, profitariaat en criminaliteit. Dat was de scherpe conclusie van de topmagistraten die meteen het hele establishment over zich heen kregen. Er kwam dan eens een krachtig signaal van Justitie en men heeft het compleet genegeerd. Laat mij stellen dat dit, u raadt het al, een symbool is voor het verval van België en zijn Justitie.
Als vierde en laatste punt: al uw goede bedoelingen inzake de hervorming van het gerechtelijk landschap ten spijt, is dit ook dweilen met de kraan open. Alleen al te moeten vaststellen hoe de zogenaamde splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is mismeesterd door de Vlaamse machtspartijen die zelfs niet eens schijnen te beseffen dat het een uiterst onrechtvaardige ontdubbeling is volgens Fransdol FDF-recept ontneemt ons alle hoop. Het doet ons alweer concluderen dat dit een symptoom is van, u raadt het al want u hebt het mij nog horen zeggen, het verval van België en zijn Justitie.
Maar, mevrouw de minister, wij zullen de hoop niet verliezen. Er is maar één hoop, namelijk dat Justitie ooit in Vlaamse handen komt, samen met onze Vlaamse welvaart en ons Vlaams welzijn, en dat samen met België de laksheid en de straffeloosheid verdwijnen. Al de rest is hopeloos gepruts in de marge en ik hoop dat elke Vlaming in dit halfrond dat ooit zal willen begrijpen.
Le président: Je donne maintenant la parole à M. Brotcorne. Viendront ensuite Mme Van Vaerenbergh et Mme Boulet pour 5 minutes. J'insiste sur les inscriptions. Nous avons essayé d'ordonner le débat. Nous avons une connaissance des inscrits depuis un moment. Donc évitez de vous inscrire et de vous désinscrire, de disparaître et de réapparaître, n'est-ce pas monsieur Calvo!
02.09 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, pour respecter votre souhait, je ne vais pas refaire le débat de la commission; je vais me contenter d'intervenir sur trois points, madame la ministre de la Justice.
Le premier point concerne la réforme du paysage judiciaire qui a pour objectifs essentiels la gouvernance et la bonne gestion, en ramenant au plus près toutes ces modalités techniques, budgétaires, financières, et de ressources humaines au niveau de la gestion.
Il est évident que nous soutiendrons cette politique qui est conforme à l'accord de gouvernement, étant entendu que, pour nous, il y a deux choses essentielles à ne pas perdre de vue dans la mise en œuvre de l'accord. La première est de veiller à tenir compte des spécificités géographiques.
Par exemple, même s'il est possible de s'aligner sur les provinces en Flandre, cela ne sera pas forcément le cas pour les provinces wallonnes. Par exemple, si pour la province du Hainaut, qui compte une nombreuse population, nous divisons par deux le nombre d'arrondissements, nous arrivons à un et demi, ce qui n'est donc pas envisageable. Dans les accords, et dans tout ce qui a été négocié jusqu'ici, dans la province du Hainaut, il pourrait être question de deux arrondissements, l'un de Charleroi et l'autre reprenant Mons et Tournai.
La déclaration gouvernementale garantit, nonobstant ces regroupements, de maintenir les lieux d'audience actuels, ce qui est important pour la proximité du justiciable avec les institutions de jugement; cela peut être essentiel pour la province du Luxembourg.
Le deuxième point traite du budget. Vous connaissez mon opinion: même si nous avons prévu de ne pas toucher, de ne pas amputer le budget du SPF Justice, nous savons tous qu'il faudra faire mieux, avec moins. C'est un défi particulièrement difficile à relever. Des pistes de financement doivent être explorées ou poussées plus loin, notamment par une correcte perception des amendes pénales; c'est un élément qui a suscité des débats dans notre commission.
Le gouvernement entrevoit une solution en suggérant que, désormais, l'on tente la récupération de ces amendes par la voie fiscale ou par celle du SPF Finances.
Eu égard à ce qui précède, madame la ministre, je souhaiterais que vous m'éclairiez sur une question que je me pose encore à ce stade. La presse qui relatait cet élément a souvent parlé des amendes de roulage, comme si seules celles-ci étaient visées. Si c'est le cas, je me pose la question de savoir si ne sont ainsi visées que les amendes qui ont fait l'objet d'une décision de justice devenue définitive et qui est donc exécutoire et qui peut l'être par la récupération via le SPF Finances - je crois qu'il n'y a pas de souci - ou entend-on aussi viser les transactions qui n'auraient pas été payées et qui seraient devenues ainsi par le fait même de leur non-paiement un titre non exécutoire que l'autorité s'attribuerait à elle-même sans que le contrevenant n'ait pu faire valoir ses droits de défense.
Je me demande si cette question est encore pertinente, car la lecture du texte, par rapport à la récupération via le SPF Finances, me donne le sentiment que cela s'applique à l'ensemble des amendes, qui ont fait l'objet d'une autorité judiciaire et a fortiori une décision de justice coulée en force de chose jugée, mais je souhaiterais que vous me le confirmiez.
Madame la ministre, la situation dans nos prisons constitue une véritable bombe à retardement. Nous sommes assis sur un volcan! Nous en avons déjà beaucoup discuté. Nos craintes sont effectivement renforcées depuis que la Cour des comptes a sorti son fameux rapport, dont nous parlons depuis hier. Il nous indique que, même en mettant le Masterplan en œuvre, des problèmes de surpopulation se présenteront encore. Mais ce qui m'inquiète le plus, c'est que ce rapport est relativement assassin par rapport à l'ensemble des politiques, que tous les partis confondus, tous les gouvernements confondus ont, depuis une dizaine d'années, tenté de mener pour lutter contre cette surpopulation carcérale. La Cour des comptes nous dit qu'elles sont autant d'échecs par manque de cohérence, de vision, d'outils statistiques permettant d'apprécier le phénomène.
On nous dit que les peines alternatives, la modification de la détention préventive, les conditions de celle-ci, l'introduction du bracelet électronique n'ont pas conduit à une diminution de la population carcérale. On nous dit qu'au contraire, les décisions pénales sont de plus en plus lourdes, que les peines sont de plus en plus hautes et que, ce faisant, plus nombreux sont ceux qui restent en prison.
La Cour des comptes nous laisse également penser qu'à partir du moment où l'on transmettra aux tribunaux d'application des peines, la compétence pour ce qui concerne les peines de moins de trois ans, les libérations conditionnelles seront freinées, ce qui contribuera à accroître la population carcérale.
Il s'agit d'une matière dont il faudra que nous nous préoccupions durant le reste de cette législature et sur laquelle les parlementaires que nous sommes, qu'ils appartiennent à la majorité ou à l'opposition, seront jugés. Il s'agit d'un problème que nous devons prendre à bras-le-corps. Et nous devrons utiliser ce rapport de la Cour des comptes, en commission de la Justice, pour avoir un véritable débat sur la question.
Mais nous devrons également nous atteler à un autre problème qui est peut-être plus accessoire, mais qui est difficilement vécu. Je pense à l'appel systématique aux zones de police locale pour suppléer le personnel pénitentiaire en cas de grève. La déclaration gouvernementale envisage des pistes qui doivent être rapidement explorées pour trouver une solution correcte, tenant compte des devoirs et des obligations de chacun.
Madame la ministre, pour l'ensemble de votre note de politique générale et les trois aspects particuliers sur lesquels j'ai voulu insister, avec l'ensemble du groupe cdH, je vous apporterai tout mon soutien en commission de la Justice. Et j'espère que nous pourrons avoir une excellente collaboration.
02.10 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, zoals u zelf al hebt gezegd bij de uiteenzetting van uw beleidsnota in de commissie voor de Justitie, er wordt vandaag van Justitie verwacht dat justitie toegankelijk en modern is. Van het strafrecht verwacht men dat het modern en eerlijk is. U hebt zelf daartoe drie prioriteiten vooropgesteld: de hervorming van Justitie, een ICT-beleid en de strafuitvoering. Mijn collega De Wit heeft de aspecten van de strafuitvoering al behandeld. Ik zal enkele andere aspecten aanhalen.
Het zal u misschien niet verbazen dat ook ik nogal op mijn honger bleef met de beleidsnota. U hebt namelijk wel prioriteiten aangekondigd, maar spijtig genoeg blijft u op heel wat punten in uw beleidsnota toch wel zeer vaag.
In de eerste plaats zal ik het hebben over de hervorming van Justitie, want Justitie heeft inderdaad nood aan die grondige en fundamentele hervorming. Iedereen weet dat Justitie vandaag de dag faalt. Wij weten ook wie daar de dupe van is: de burger, de rechtzoekende. Een snelle, efficiënte en daadkrachtige dienstverlening is een taak van de overheid. De overheid moet zorgen voor een efficiënte justitie.
U stelt een aantal zaken in uw beleidsnota voorop, maar er zijn toch heel wat blinde vlekken.
Ten eerste, aangaande de gerechtelijke reorganisatie stelt u een hervorming voor en een terugleiding van het aantal arrondissementen van zevenentwintig naar dertien. U zult ook zorgen voor een grotere mobiliteit. Net als mijn collega De Wit, blijf ik daaromtrent zitten met een aantal vragen. Om welke arrondissementen gaat het? Op welke manier zult u dat organiseren?
Wat is er aan van de eenheidsrechtbank? Als ik uw beleidsnota lees, dan komt de eenheidsrechtbank er echt niet aan. Wat zal er met de arbeidsrechtbank gebeuren? Zal die onder het jurisdictioneel gezag staan van het arbeidshof en zal die dus nog verder verwijderd zijn van de eenheidsrechtbank? Wij hebben vanavond al een antwoord gehoord van collega Landuyt, maar ik zou toch graag van u straks een antwoord krijgen op die vele vragen. De N-VA is immers voorstander van een echte eenheidsrechtbank.
Mijnheer Landuyt, u bent niet de minister van Justitie, dus ik zou graag straks een antwoord krijgen van de minister. Ik heb mijn vragen alleszins gesteld aan u, mevrouw de minister. Ik richt mij specifiek tot u.
Wij zijn voorstander van een echte eenheidsrechtbank. Wij hebben geen nood aan de bestaande verbrokkelde structuur met eerste aanleg, koophandel en dergelijke meer. Daarbovenop komt dan ook nog eens een overlegstructuur. Wij moeten kiezen voor een betere justitie. Wij hebben nood aan een nieuwe organisatie van de rechtbanken, met een duidelijke en logische bevoegdheidsverdeling. Dat kan enkel worden bereikt door de oprichting van een echte eenheidsrechtbank. Voor alle duidelijkheid, voor ons betekent het dat ook de arbeidsrechtbanken in die eenheidsrechtbank terechtkomen.
De hervorming van Justitie kan niet worden gerealiseerd zolang de werklastmeting er niet is. Mevrouw de minister, wat die werklastmeting betreft, hebt u in de pers al aangekondigd dat die er de komende drie jaar toch niet zal komen want u kunt, naar eigen zeggen, niet alles realiseren. Dat wekt bij mij de indruk dat u die werklastmeting al hebt opgegeven. Collega Landuyt gelooft er blijkbaar wel nog in; de werklastmeting zal er volgens hem wel komen. Mevrouw de minister, ik vraag mij af of u echt werk zult maken van de werklastmeting. Zult u ervoor zorgen dat die kan worden doorgedrukt, ondanks de tegenstand tegen die werklastmeting?
Als wij het hebben over efficiëntie, meen ik dat bij Justitie ook op andere vlakken nog winst kan worden geboekt. Ik kan u op dat vlak een suggestie doen, mevrouw de minister. Waarom pakt u de veelheid van adviesraden in Justitie niet eens aan? Het gaat over een veelheid aan adviesraden, overlegorganen en dergelijke meer, die vaak mekaar overlappen qua bevoegdheden. Ook daarover vind ik niets terug in uw beleidsnota. Ook op dat vlak herhaal ik nogmaals onze vraag: tegen wanneer plant u een oplijsting van de adviesraden? Wanneer zult u een rationalisering doorvoeren in die adviesraden en overlegorganen? Spijtig genoeg is hierover niets terug te vinden in uw beleidsnota.
Mevrouw de minister, de gerechtskosten swingen de pan uit. In 15 jaar tijd zijn ze gestegen van 24 miljoen euro naar 107 miljoen euro. Het Rekenhof heeft ter zake een studie uitgevoerd. Welnu, in uw beleidsnota verwijst u naar het probleem, maar een aantal concrete maatregelen om die gerechtskosten te verminderen, ontbreekt in die beleidsnota. Daarvan is niets terug te vinden. U kaart evenmin de problematiek aan waarbij gerechtsdeskundigen en tolken systematisch laattijdig worden betaald. Ik hoop dat u beseft dat velen onder hen daardoor afhaken, met alle gevolgen van dien. Ons principe is dat Justitie niet enkel een goede dienstverlener moet zijn voor de rechtszoekende, ze moet ook een goede werkgever zijn. Als medewerkers niet op tijd worden betaald, dan zullen zij vroeg of laat niet meer voor Justitie willen werken.
Als u werk wilt maken van die efficiëntiewensen, dan moet u daar iets aan doen. Bij het vastleggen van de prioriteiten stellen wij voor om vooruit te kijken naar de besparing die u op dat vlak moet realiseren. Ook het Rekenhof heeft u daarop gewezen. Hij heeft duidelijk gesteld dat daar orde op zaken moet worden gesteld.
In de commissie hebben wij met betrekking tot de gerechtskosten een amendement ingediend met de suggestie in te zetten op de vermindering van de gerechtskosten en ze terug te brengen tot het niveau van 2009. Niemand kent werkelijk de oorzaak van de stijging van die gerechtskosten. Er is ook nog geen onderzoek naar gebeurd.
Ik kom toe bij een van de monsters van Justitie, de informatisering. In uw beleidsnota staat dat u daarvan een topprioriteit maakt. Alleen verdient die topprioriteit kennelijk slechts een zinnetje in die beleidsnota. Wij tasten dus op dit ogenblik volledig in het duister over wat u zult doen om die topprioriteit te realiseren. Ik som een aantal pijnpunten op. De systemen geraken niet op elkaar afgestemd, laat staan dat diensten al geïnformatiseerd zijn. Het is niet alleen inefficiënt. Bovendien komt zeer belangrijke informatie niet terecht bij wie ze nodig heeft. Ook de werklastmeting wordt daardoor heel erg bemoeilijkt. Nochtans heeft de informatisering in Justitie toch al miljoenen en miljoenen gekost. In de begroting staat 62 miljoen euro aan informaticakosten, werkingskosten en investeringskosten.
U hebt in de commissie gezegd dat u tegen de paasvakantie met een strategisch plan met betrekking tot ICT zult komen. Ik kan alleen maar hopen dat het strategisch plan meer duidelijkheid zal brengen over de informatisering, want op dit ogenblik tasten wij nog volledig in het duister. Als u met een plan komt, dan hoop ik dat u met een volledig gedetailleerd overzicht van de verschillende projecten zult komen en aanduiden welke u daarvan wilt realiseren en welke budgetten daaraan zullen vasthangen.
Ik wil nog even terugkomen op de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Er valt veel over te zeggen en er zal ook nog veel over gepraat worden. Het enige positieve punt aan dat akkoord is dat er een splitsing van het parket zal komen en dat zowel Halle-Vilvoorde als de tweetalige hoofdstad Brussel voortaan een eigen beleid zal kunnen voeren en een eigen vervolgingsbeleid ontwikkelen. Daar stopt het positieve dan ook. Een aantal punten kan niet door de beugel.
Ten eerste, het parket van Halle-Vilvoorde is gelegen in het eentalige taalgebied Halle-Vilvoorde en wordt nu besmet door de detachering van 20 % Franstalige magistraten. Die 20 % Franstalige magistraten staat zelfs niet onder de bevoegdheid van de procureur des Konings van Halle. Zij zullen ook moeten luisteren naar de procureur des Konings van Brussel. U weet dat het nooit kan werken, als men naar twee bazen moet luisteren.
Ten tweede, de Brusselse rechtbanken worden niet echt gesplitst, maar gewoon ontdubbeld. Ze blijven bevoegd over het gebied waarover zij ook vandaag bevoegd zijn.
Ten derde, wordt de tweetaligheid in Brussel afgebouwd. De procureur des Konings van Brussel zal voortaan voor altijd een Franstalige zijn. Is dat geen fundamentele ongelijkheid?
Ten vierde hanteert men verkeerde cijfers voor de 20/80-verhouding. Iedereen weet dat het verkeerde cijfers zijn. U geeft het ook toe en u zegt dat er een aanpassing zal komen, na de werklastmeting, maar zal die werklastmeting nog binnen drie jaar gebeuren?
Le président: Chers collègues, de grâce, minutez vos interventions; faites-en l'exercice avant de monter à la tribune. C'est si simple! Madame Boulet, vous avez cinq minutes.
02.11 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je vais me dépêcher.
Madame la ministre, comme l'a dit notre chef de groupe Stefaan Van Hecke concernant les notes de politique générale, on ne peut que regretter que nombre d'entre elles, la vôtre notamment, soient un copier-coller de la note gouvernementale. Certains de mes collègues trouvent cela positif, parce que cela rend bien l'aspect collectif du gouvernement et que cela respecte ce qui a été décidé entre les partis de la majorité. Mais je trouve qu'il manque une touche personnelle qui caractérise la manière dont vous allez, pendant ces deux années et demie, incarner la justice de notre pays.
On a pu en voir quelques aspects dans votre introduction, mais malheureusement ce n'était pas suffisant pour avoir une vision claire de ce qui va faire la différence avec vos prédécesseurs. Certains ont dit que c'était une note ambitieuse. Moi je dirais surtout que c'est un catalogue de bonnes intentions. Il n'y a rien de nouveau, c'est une note fourre-tout.
Évidemment, les défis de la justice sont énormes, et nous n'avons que deux ans et demi pour mener cette réforme en profondeur. C'est court. Les moyens sont limités, mais ils ne sont pas diminués. Je pense que la justice a de la chance et que c'est bien nécessaire, tenant compte du fait que notre pays vient d'entrer en récession.
Vous avez commencé votre intervention en insistant sur votre volonté de travailler sur l'exécution des peines. C'était un message puissant que vous avez relayé via la presse avant les débats que nous avons eus en commission. Je pense que c'était important pour rassurer le citoyen. On a besoin d'une justice moderne, équitable, accessible, compréhensible, mais également juste.
Le problème de l'exécution des peines, c'est qu'il ne peut se résoudre en décidant simplement de laisser les gens plus longtemps en prison. Vous l'avez bien compris. Il s'agit également de discuter des peines alternatives, de l'utilisation plus fréquente du bracelet électronique. Il s'agit de travailler à mettre en place le Masterplan, dont M. Brotcorne a dit combien la Cour des comptes en fustigeait la non-efficacité par rapport aux défis actuels.
Mais vous n'insistez pas assez sur le fait que, si les prisons sont bondées, c'est qu'il y a un problème en amont. En effet, de nombreuses personnes ne devraient pas se trouver derrière les barreaux. Je pense notamment aux internés, qui n'ont pas leur place en prison, et aux centaines de personnes en détention préventive, qui attendent un jugement qui se fait parfois attendre beaucoup trop longtemps.
Comme mon collègue l'a dit en commission de la Justice, cela ne résorbera pas la surpopulation carcérale, mais il convient d'appréhender le problème dans son ensemble et non suivant un seul de ses aspects en travaillant uniquement sur l'exécution des peines.
Évidemment, il faut aussi éviter que ces personnes retournent en prison. D'une part, la prévention est fondamentale, mais le travail doit également s'effectuer sur la réinsertion. C'est ce que vous dites dans votre note: "À l'heure actuelle, les conditions de vie dans les prisons empêchent le travail sur la réinsertion". Vous pointez bien l'enjeu, mais ce qu'il manque, malheureusement, c'est la solution.
Comme le disait Albert Camus, "l'évolution d'une société se mesure à l'état de ses prisons". En Belgique, l'état des prisons est déplorable. Les traités internationaux en vigueur concernant la détention dans les prisons ne sont pas respectés. D'ailleurs, la Cour des comptes le dénonce, et très clairement.
Une peine de prison consiste en une privation de liberté. Après un tel séjour, la personne doit pouvoir réintégrer la société, retrouver sa vie, un travail, une existence digne. Après avoir vécu dans des conditions comme celles qui prévalent actuellement en prison, la réinsertion s'avère extrêmement compliquée: retrouver une vie digne après avoir été traité de manière indigne dans une prison est particulièrement ardu.
Malheureusement, vous n'offrez aucune réponse à part ce constat, déjà établi antérieurement par vos prédécesseurs. De plus, les constats publiés par la Cour des comptes dénoncent l'inutilité des politiques menées depuis de nombreuses années en la matière: elles se montrent incapables de répondre à ces défis.
Quelle est votre touche, madame la ministre? J'ai bien entendu votre humilité par rapport à l'énormité du monde de la justice et à tous ses défis. C'est pourquoi j'ai envie de savoir ce qui sortira de votre chapeau en deux ans et demi pour y répondre. À l'heure actuelle, il ne nous est pas possible de le percevoir.
Un peu plus en amont, concernant la réforme de la justice, il nous est difficile de cerner ce que sera l'apport précis de la ministre de la Justice.
Vous avez annoncé avoir consulté beaucoup de personnes pour rédiger votre note. Selon moi, c'est positif. En effet, il faut consulter.
Le président: Madame, vous aviez cinq minutes. Et c'est à titre exceptionnel.
02.12 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je ne peux pas m'arrêter ici alors que la ministre m'écoute. J'ai encore trois points à traiter. Je peux supprimer le dernier qui traite de la Régie des Bâtiments. Un peu de cohérence: je termine avec la réforme de la justice. Vous êtes d'accord, monsieur le président?
Le président: Non. Je dois veiller à traiter chacun de la même façon dans cet hémicycle.
02.13 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, faisons un compromis! Mme Boulet termine et M. Calvo n'intervient pas sur le volet Économie!
02.14 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je termine. En plus, je soulignais des points positifs à l'égard de la ministre.
Le président: Que ce soit positif ou négatif, terminez! Vous n'êtes pas correcte! Vous me demandez cinq minutes de parole. Vous êtes à sept minutes et vous voulez encore continuer! Ce n'est pas correct! Vous n'étiez déjà pas inscrite!
02.15 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): J'étais inscrite!
Le président: Non, vous ne l'étiez pas! Vous le savez. M. Gilkinet m'a demandé de vous réinscrire. Vous n'étiez pas inscrite alors que les listes circulent depuis hier! Il faut rester correct, n'est-ce pas! C'est une question de discipline et de respect pour tout le monde ici.
02.16 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, vous avez dit "réinscrire".
Le président: Je vous ai inscrite pour cinq minutes! Vous êtes déjà à sept minutes!
(Protestations)
02.17 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Je termine. Je biffe l'aspect relatif à la Régie des Bâtiments. Je reviendrai sur ceci en commission.
J'achève uniquement le point relatif à la réforme de la justice. Je voulais simplement signifier que la ministre a fait du bon travail en consultant le monde judiciaire parce qu'il souhaite être beaucoup plus écouté. Comme M. Van Hecke l'a déjà dit, il faut travailler à la diminution des arrondissements judiciaires, au maintien des nombreux lieux d'audience et permettre de résorber l'arriéré judiciaire.
C'est sur ce point que je veux conclure, monsieur le président. À l'heure actuelle, nous ne pouvons pas soutenir cette note mais nous serons extrêmement constructifs en commission.
Le président: Madame Boulet, cela suffit! Ce n'est pas correct, et je m'en souviendrai!
02.18 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Ce sont des menaces, monsieur le président.
Le président: Ce ne sont pas des menaces. Je fais simplement remarquer que nous avons un très long débat. On essaie de respecter les engagements à l'égard des uns et des autres. La ministre avait des engagements à Anvers ce soir.
02.19 Zoé Genot (Ecolo-Groen): (…)
Le président: Madame Genot, pas de laxisme!
02.20 Zoé Genot (Ecolo-Groen): (…)
Le président: Madame Genot, écouter les autres, c'est aussi une marque de respect! Peut-être n'y avait-il pas de problème avec M. Dewael. Pour l'instant, c'est moi qui suis président! D'accord?
J'essaie d'organiser un débat le plus complet possible, de tenir dans un espace-temps le plus court possible, en laissant …
02.21 Zoé Genot (Ecolo-Groen): (…)
Le président: La démocratie! Vous m'énervez à parler de la démocratie! Sans doute êtes-vous les seuls à être les tenants de la démocratie!
J'essaie de tenir le débat pour laisser parler tout le monde. Je suis encore très large. Je laisse parler des intervenants beaucoup plus longtemps que convenu. Vous n'êtes pas à la Conférence des présidents! Il y a des accords. Et quand un accord est conclu, il doit être respecté.
Je constate une chose: Mme Boulet n'était pas inscrite; M. Gilkinet vient me trouver pour me demander de la réinscrire. Je la réinscris et conviens avec elle qu'elle interviendra pendant cinq minutes. Elle en est à huit minutes. Je lui demande d'arrêter, et elle ne veut pas. Ce n'est pas correct, parce qu'alors tout le monde peut agir ainsi! Je vous demande simplement, madame, de respecter ce qui a été convenu.
Je pourrais aller plus loin: des personnes s'étaient inscrites; on m'a annoncé qu'elles étaient parties; puis elles reviennent pour se réinscrire. Il faut être sérieux! Je règlerai cela avec votre chef de groupe en Conférence des présidents.
Maintenant, je passe la parole à la ministre.
02.22 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik zou u natuurlijk kunnen helpen door niet meer te antwoorden, door te verwijzen naar het antwoord van de heer Landuyt. Een vrouw moet natuurlijk altijd door een sterke man in de meerderheid worden gesteund.
Alle gekheid op een stokje, ik ben blij met de kamerbrede steun voor voldoende geld voor Justitie. Ik ben blij met de heel brede steun van alle mensen die op de tribune hebben gezegd: het is nu of nooit. Nooit voor de justitiehervorming is geen optie. Het is geen optie voor mij. Het is geen optie voor deze meerderheid, maar ik denk dat het ook geen optie is voor alle mensen die lid zijn van de commissie voor de Justitie, voor alle parlementsleden hier in het Halfrond.
Een collega zei daarstraks: mevrouw de minister, u stelt zich wel kwetsbaar op. Ik zal eerlijk zijn, ik stel mij graag kwetsbaar op. Als men zich kwetsbaar opstelt, betekent dat ook dat men ideeën heeft, dat men ambitie heeft, dat men bepaalde zaken wil veranderen, dat men vooruit wil gaan.
Voor de justitiehervorming heb ik drie grote prioriteiten. De eerste is de schaalvergroting, na jaren dat er wordt gezegd dat er voor onze 27 gerechtelijke arrondissementen op het niveau van het beheer, op het niveau van human resources, op het niveau van ICT, op het niveau van het beleid van een gerechtelijk arrondissement een schaalvergroting moet komen, zoals we in alle andere domeinen hebben gekend. Ik beloof de collega’s in het Parlement dat ik snel met een voorstel voor een schaalvergroting zal komen, want dan kan men ook naar de volgende stap gaan, met name bepalen op welk niveau men de mobiliteit organiseert.
Op dit moment worden al heel wat magistraten per provincie benoemd. Wat blijkt nu echter uit de feiten? De benoeming gebeurt wel per provincie, maar de facto is er heel weinig mobiliteit. Men blijft werken in het eigen gerechtelijk arrondissement. Net daarom is de schaalvergroting nodig.
In de justitiehervorming moet men voorts ook komen tot een manier om het beheer te organiseren. Dat zal met een beheerscollege moeten gebeuren, zoals de heer Landuyt zei. Daarbij moeten de voorzitters nauwer met elkaar samenwerken.
Hierover heerst bij de justitiehervorming vaak verwarring: de schaalvergroting moet op het niveau van het beheer worden toegepast. Mijnheer Brotcorne, het is een evidentie dat men ook op een grotere schaal nog altijd heel veel verschillende zittingsplaatsen zal hebben waar recht wordt gesproken.
Een schaalvergroting moet er zijn om optimaler en efficiënter te kunnen werken, om op die manier de gerechtelijke achterstand gemakkelijker en sneller te kunnen wegwerken. Het is echter niet de bedoeling dat de mensen te ver moeten rijden naar de rechtbank, waardoor men een deficit in de rechtstaat krijgt.
Precies daarom moeten wij er goed voor zorgen dat de justitiehervorming op het niveau van het beheer plaatsvindt, en dat staat deels – niet helemaal – los van de plaatsen van zitting, ook al zeg ik dat er op bepaalde plaatsen een rationalisering kan gebeuren. Op een aantal plaatsen stelt men trouwens zelf een rationalisering voor, bijvoorbeeld op het niveau van de vredegerechten of de politiegerechten.
Kortom, wij moeten de justitiehervorming in eerste instantie concentreren op het beheer. Het is natuurlijk dromen dat wij de komende twee jaar overal op de ideale plaats een nieuw gebouw kunnen doen oprijzen, in een nieuw gerechtelijk arrondissement. De realiteit op het terrein zegt ons dat wij het zullen moeten doen op de bestaande plaatsen, maar als wij een beter beheer kunnen realiseren, kunnen wij op die manier tot een optimalisering komen.
Wat de ICT en de werklastmeting betreft, heb ik ondertussen de fase van de sterke verhalen achter de rug. Ook daar zal het eropaan komen veel meer prioriteiten te stellen. Op dit ogenblik zijn wij bezig – het rapport zal klaar zijn tegen maart – met duidelijkheid te krijgen over welke plannen op stapel staan. Wij kijken welke plannen wij prioritair kunnen realiseren om de ICT sneller zichtbaar te maken. Ondertussen zitten wij natuurlijk niet stil. Wij zijn bezig met het project JustScan, waarvan de installatie op drie sites vorig jaar gebeurde. De rollout van JustScan op alle nieuwe sites is gepland tegen het einde van 2012, waarna men de dossiers overal zal kunnen digitaliseren.
Wij zijn ook bezig met nieuwe software het Rijksregister beter toegankelijk te maken. Wij zijn bezig met het project inzake central printing. Wij zijn bezig met de modernisering van het Centraal Strafregister, zodat wij een heel stuk efficiënter zullen kunnen werken.
Maar, er komt een globaal plan met duidelijker prioriteiten op het vlak van ICT tegen maart. Zo kunnen wij beter prioriteiten vastleggen en onze energie concentreren op bepaalde plaatsen. Er gaat terecht veel geld naar de modernisering van de ICT, maar het was niet altijd duidelijk waarvoor. Dat zal duidelijker worden in de toekomst.
Met betrekking tot het familierecht en het erfrecht weet ik dat in de bevoegde Senaatscommissie op dit moment een subcommissie Erfrecht bezig is. Ik heb deze week ook een expert aangesteld, die deze subcommissie en het vele werk dat in de Senaat rond erfrecht is gebeurd, extra ondersteuning moet geven, zodat wij snel met concrete voorstellen naar het Parlement kunnen komen.
Dergelijke voorstellen zijn vooral noodzakelijk, omdat ons erfrecht stamt uit vervlogen tijden en het dus te lang geleden is dat het erfrecht is gemoderniseerd. Wij moeten vooral nadenken over de manier waarop het erfrecht nu kan worden gemoderniseerd, rekening houdend met de diversiteit, de nieuw samengestelde gezinnen en de andere samenlevingsvormen die op dit moment in de samenleving bestaan. Ter zake komt er bovendien ook een Europese richtlijn over het erfrecht aan, waarover op Europees vlak nogal stevige discussies aan de gang zijn.
Ook op het gebied van het familierecht zal ik initiatieven nemen met betrekking tot de familienaam, de adoptie, de modernisering van de burgerlijke stand en ook de afstamming, waarover op dit ogenblik een aantal arresten van het Grondwettelijk Hof zijn die een wetswijziging mogelijk maken.
Zo kom ik bij de problematiek van de gevangenissen. Een aantal leden heeft naar het rapport van het Rekenhof verwezen. Het rapport is klaar, duidelijk en helder. Het brengt echter ook een groot aantal pijnpunten naar voren. De pijnpunten vallen in twee grote categorieën uiteen.
Er is, ten eerste, het kwantitatieve aspect of het aspect van de overbevolking. Het betreft het aspect van het feit dat wij op dit ogenblik, zoals het Rekenhof aangeeft, wanneer het masterplan volledig is uitgevoerd en rekening houdend, ceteris paribus, met ongewijzigde omstandigheden, nog altijd een tekort van 900 plaatsen in de gevangenissen zullen hebben. Let op, ter zake moeten wij rekening houden met het feit dat de gevangenispopulatie status quo blijft, waarvan niet altijd kan worden uitgegaan.
Er is, ten tweede, het kwalitatieve aspect. Ik ga eerst op het kwantitatieve aspect in.
Ik ben heel blij met de steun van de N-VA-fractie die in Vlaanderen alle steun zal geven opdat de desbetreffende vergunningen die nog geblokkeerd zijn, zouden worden verleend, zodat de gevangenissen kunnen worden gebouwd. Ik moet immers opmerken dat bij het masterplan voor de vier gevangenissen de bouw van twee gevangenissen in Wallonië zijn gestart of bijna zijn gestart, terwijl de twee gevangenissen in Vlaanderen daar nog niet aan toe zijn. Ik ben dus erg blij met de steun van de N-VA-fractie die ter zake een belangrijk bevoegd minister heeft. Ik ben zeker dat hij zijn nek zal uitsteken om ervoor te zorgen dat wij hier onze plannen kunnen aanhouden en aldus een van de topprioriteiten van de N-VA verder kunnen uitvoeren en eraan kunnen werken.
Wij zullen natuurlijk moeten zorgen voor de kwantiteit van het aantal gevangenisplaatsen. Wij zullen ook moeten kijken binnen de bestaande mogelijkheden die wij hebben.
Wij hebben bijvoorbeeld vorig jaar een aantal maanden een terugval gezien in het gebruik van het aantal elektronische enkelbanden, van 1 100 tot 833 op dit ogenblik. Ik ken het exacte cijfer van vandaag niet. Er is een budget voor 1 500 elektronische enkelbanden en wij zullen dus moeten nagaan of wij de capaciteit van de cel bevoegd voor de plaatsing van de enkelbanden kunnen verbeteren.
Bovendien zijn er op dit ogenblik werken aan de gang in bestaande gevangenissen, waardoor de capaciteit in de loop van dit jaar ook zal toenemen. Daarnaast zullen wij uiteraard moeten werken aan de transfer en de betere samenwerking met het buitenland.
Het zal erop aankomen om niet alleen op de lange termijn te werken voor het masterplan. Laten wij hopen dat wij daar vooral de timing kunnen aanhouden.
Ik ben het helemaal eens met de collega’s die zeggen dat wij dat debat zouden moeten voeren tegelijk met het debat over de Regie der Gebouwen. Het is als minister van Justitie inderdaad bijzonder moeilijk om het patrimonium op een goede manier te beheren, ook al is er een heel goede samenwerking tussen Justitie en de Regie der Gebouwen. Justitie is niet de eerste speler en heeft niet als eerste alles in handen. Dat zou optimaler kunnen.
Daarnaast wijst het Rekenhof terecht op een aantal kwalitatieve aspecten. Wij zullen daarover ook moeten nadenken bij de bouw van nieuwe gevangenissen.
Het is in elk geval mijn intentie om de beslissingen die in deze regeerperiode worden genomen te toetsen aan rapporten. Er is trouwens een uitstekend rapport van de Koning Boudewijnstichting rond het welbevinden in de gevangenis en op welke manier men ervoor kan zorgen dat iemand die in een gevangenis wordt opgesloten er op een betere manier uitkomt. Het is een straf, maar er moet gedurende die periode ook aan het besef worden gewerkt.
Ik ga hierbij het engagement aan dat elke beslissing op lange termijn die tijdens mijn regeerperiode zal worden genomen ook rekening zal houden met die kwalitatieve aspecten. Wij zijn bijvoorbeeld bezig met de planning van een nieuwe gevangenis in Haren.
Er zal in de jury ook een expert moeten zijn die weet op welke manier men het gebouw vorm moet geven en moet bouwen opdat men een optimale kans heeft dat het efficiënt en goed werkt, maar dat het ook dient waarvoor het moet dienen, namelijk een straf waar men beter uitkomt.
In verband met de geïnterneerden weet u dat wij werken aan de planning van de twee centra in Gent en in Antwerpen met een totale capaciteit van 450. Dat zal niet het volledige probleem oplossen maar het zal er toch voor zorgen dat we ten opzichte van vandaag een zeer grote stap vooruit kunnen zetten. Ook daarover is vanuit Justitie al overleg opstart met Volksgezondheid dat daar uiteraard een belangrijke partner in zal zijn.
Beste collega’s, wanneer we hier spreken over budgetten – als men spreekt over gevangeniscapaciteit spreekt men natuurlijk ook over budgetten – moeten we ook bekijken op welke manier Justitie zijn steentje kan bijdragen tot het optimaliseren van het globale budget.
Er is ook de discussie over de verkeersboetes. Ik zal er binnenkort mee naar het Parlement komen en er is al naar verwezen door collega Brotcorne. Wij hebben de redenering omgekeerd. Er komt een onmiddellijke inning en de rechtbank komt er niet meer aan te pas, tenzij de betrokkene de boete contesteert. Ik moet zorgen voor een betere inning van de verkeersboetes. De totale opbrengst voor de overheid bedraagt 37 miljoen euro. Ik werk heel sterk aan die initiatieven omdat het regeerakkoord vermeldt dat we door een betere werking van de veiligheidsdepartementen en Justitie beter zullen kunnen werken aan de grote uitdagingen die er zijn. Als men mij de concrete vraag stelt over het budget, quid Salduz, quid Tilburg? In dat budget was voorzien in de interdepartementale provisie die omwille van een groter plaatje in Europa geblokkeerd werd, maar waarover de discussies binnen de regering beginnen in de loop van de maand februari wanneer we spreken over het globale budget. We zullen ook werken aan die betere inning. Er is al een overleg met de collega van Financiën in verband met een betere inning van de penale boetes. Collega Van Cauter heeft er zonet terecht naar verwezen dat daar nog grote stappen vooruit te maken zijn. Het is onaanvaardbaar dat een groot aantal boetes vandaag niet geïnd wordt. Dat moeten we optimaliseren, dat moet beter kunnen. Het overleg daarover is ook al opgestart. Tot slot zijn we met het COIV heel hard aan het werken om te kijken hoe we de werking van die instelling ook kunnen verbeteren en optimaliseren zodat ook de verbeurdverklaringen veel efficiënter verlopen en er op die manier ook extra middelen komen.
Tot slot zal ik ook een overleg hebben in verband met de gerechtskosten. Iedereen kent de cijfers ter zake. Vorige week hebben we de studiedag gehad bij het NICC over de nieuwe DNA-wetgeving, waarvoor de uitvoeringsbesluiten in de maak zijn. Door de openbare aanbesteding die werd uitgeschreven, kunnen we de kostprijs van dat onderzoek doen dalen. Iedereen weet dat DNA-analyses de komende jaren nog veel belangrijker zullen zijn dan vandaag. Bovendien hebben we de uitwisseling en door de uitvoering van het verdrag van Prüm zullen we ook nog veel meer databanken aan elkaar kunnen linken in Europa zodat we op die manier de strijd tegen de criminaliteit in Europa beter zullen kunnen voeren.
Ook over de gerechtskosten zal overleg worden gestart. Door de concrete initiatieven inzake DNA zijn we aan het onderzoeken hoe we daar de prijs kunnen drukken en met hetzelfde geld dus meer kunnen doen. Er zal op een bepaald moment ook overleg zijn over de telefoniekosten, omdat we merken dat het globale budget inzake gerechtskosten dringend onder de loep moet worden genomen, anders zijn dat exponentieel stijgende budgetten.
Ondertussen werken we ook met kleine projecten om een optimalisering van de werking van Justitie te bereiken. Op die manier heb ik op quasi alle vragen een antwoord gegeven.
02.23 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op één punt heb ik nog geen antwoord gekregen tenzij ik mij vergis, namelijk met betrekking tot de werklastmeting.
02.24 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb gezegd dat een optimalisering van de ICT natuurlijk ook een effect heeft op de werklastmeting. Als er op dit moment vertragingen zijn, is dat omdat er tot op dit moment ook vertragingen waren in de informatisering. De informatie voor de werklastmeting komt er via de ICT, dus als je het ene kan optimaliseren, zal je het andere ook makkelijker kunnen doen. De betrokkene van de commissie komt op 13 of op 15 februari naar het Parlement en zal een exacte stand van zaken geven met betrekking tot de werklastmeting. Ik kan nu al zeggen dat we voor het openbaar ministerie op dit moment op 75 % zitten en dus eigenlijk zeer ver gevorderd zijn.
02.25 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt in de commissie ook verwezen naar Vlaanderen en de vergunningen voor de gevangenissen. De kwestie wordt bij minister Muyters gelegd, maar er is ook een probleem met milieuvergunningen en dat is tot nader order niet zijn bevoegdheid.
Ten tweede, er zit een groot probleem bij de Raad van State en bij de procedure van de Raad van State. Die hervorming zit hier, in deze Kamer. Het is gemakkelijk om dit af te schuiven op Vlaanderen, maar hier moet ook een en ander gebeuren. We hebben daar de deur opengezet met artikel 144 van de Grondwet waarmee men een parallelle Justitie kan creëren op het niveau van de Raad van State, maar dat zullen we dan wel zien.
Ik noteer uw engagement op lange termijn aangaande de capaciteit van de gevangenissen, het elektronisch toezicht en de re-integratie. Ik begrijp dat dit op lange termijn zal gebeuren, want het kan niet van vandaag op morgen in orde zijn. Ik meen echter wel dat u daar extra middelen voor nodig hebt, maar die staan vandaag niet in uw begroting.
Tot slot, ik heb gehoord van de sterke man achter u, “vice-minister van Justitie” de heer Landuyt, dat hij voorstelt om ook de rechtsplegingvergoedingen eens te herzien. Daarvan heb ik echter niets gelezen in het regeerakkoord, noch in uw beleidsnota.
Mijnheer Landuyt, geeft u daarmee een hint of bestaat daarover een algemene consensus in de regering?
De voorzitter: Monsieur Landuyt, si j’ai
bien compris, on a désigné un nouveau secrétaire d’état.
02.26 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ga akkoord met al wat de minister gezegd heeft.
Mevrouw de minister, op één punt moeten wij wel opletten. Tijdens de vorige legislatuur, in de voorgaande jaren, hebben de magistraten altijd uitgelegd dat zij hun werklast niet kunnen meten omdat de informatica niet klaar is. De informatica kan eigenlijk niet klaar zijn omdat men de werklast niet goed kan meten. Voor die redenering wil ik u waarschuwen. Zij hebben u liggen als zij dat herhalen.
Ingaande op de opmerking van collega De Wit, het is de bedoeling van het regeerakkoord om de rechtstoegang in zijn geheel, en dus ook de rechtsbijstand, waaronder ook heel de techniek van rechtsplegingvergoedingen en zelfs ook van verzekeringen, te herzien. In dat licht mag mijn toelichting begrepen worden.
Le président: Merci, monsieur Landuyt. Je ne vois plus d'autres interventions. Merci, madame la ministre. Vous pouvez regagner la réunion où vous devez vous rendre.
Nous entamons la discussion du secteur "Agriculture et Économie".
Wij vatten de bespreking aan van de sector "Landbouw en Economie".
Sont inscrits: M. Uyttersprot, Mme Emmery, Mme Jadin, puis M. Calvo, de heer Veys en de heer Logghe.
02.27 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, beste collega’s, het gaat over economie en ondernemerschap. Ons land telt 340 000 vennootschappen en 670 000 zelfstandigen in hoofdberoep. Zij zijn samen goed voor een tewerkstelling van 2 650 000 loontrekkenden in de private sector. Zij zijn de eerste slachtoffers van onze economische crisis, de eerste slachtoffers van het grote aantal faillissementen.
Wij hebben een inflatie van 3,65 %, in Duitsland bedraagt de inflatie 2,2 %. Wij kennen een economische groei van 0 %, dalende investeringen, een euro- en bankencrisis en een onderkapitalisatie van onze bedrijven. Zes op tien kmo’s noteren de laatste drie jaren op rij een omzetverlies. 55 % van ons kmo’s verloren een kwart van hun waarde door de crisis. Er is een ondermaatse nataliteit en aangroei van ondernemingen, een dalende internationale handel en een dalend ondernemersvertrouwen.
Europa vraagt ons om in de 2020-strategie te werken aan een sterke en duurzame economie met oog voor werkgelegenheid en innovatie. Europa vraagt een werkzaamheidgraad van 75 %, terwijl die nu op 67,5 % ligt. Europa vraagt ook innovatie ten belope van 3 % van het bruto binnenlandse product. Met andere woorden, er is aandacht nodig voor het ondernemerschap, in het algemeen en onze kmo’s in het bijzonder.
In de Index of Economic Freedom, dat het ondernemingsklimaat meet, staat ons land op de 38ste plaats. Die index is belangrijk voor buitenlandse investeringen.
Wij halen de score “vrij gematigd”. Die index wordt bepaald aan de hand van een aantal parameters zoals werk, productie, consumptie en investeringen. In die index moeten wij enkel Armenië achter ons laten. Luxemburg bijvoorbeeld staat op de 13de plaats, het Verenigd Koninkrijk op de 14de plaats en Nederland op 15de plaats.
Wij verwachtten dan ook een ambitieus beleidsplan en dat is voor ons het vastleggen van realistische, concrete en haalbare doelstellingen binnen een afgesproken termijn, rond een economische visie en met oog voor duurzaam ondernemerschap. De beleidsnota Economie had een aantal uitgangspunten zoals een concurrentiebeleid gericht op sleutelsectoren, officiële prijsbeheersing om de groei te ondersteunen, competitiviteit van de ondernemingen verbeteren, transparantie en correcte prijsvorming en koopkracht van de burgers vrijwaren. Het blijft echter te veel steken in een aantal voorwaardelijke uitgangspunten zoals studies, evaluaties en te weinig concrete maatregelen.
Onze bedrijven, die de motor vormen voor de economische ontwikkeling, hebben nood aan een ambitieus en creatief plan om het ondernemersschap, het ondernemersklimaat en de ondernemingsgraad te verbeteren. Daarnaast is er ook nood aan een positief imago voor het ondernemen in ons land. Dit is essentieel voor een innovatieve kenniseconomie, economische groei en duurzame jobs.
Hoe kunnen wij dit bereiken? Wij hebben zelf een aantal voorzetten gegeven die daarbij kunnen helpen. Ten eerste, het aanmoedigen van starters. Ik denk dat nieuwe bedrijven essentieel zijn om ons economisch weefsel te vernieuwen. Dit kan door de creatie van innovatieve bedrijven die zorgen voor nieuwe jobs. Wij stellen vast dat de ondernemersschapsgraad in ons land amper 7 % bedraagt. In de rest van Europa bedraagt die 12 %. Op de Total Entrepreneurial Activity barometer staat ons land op de 29ste plaats op 29 landen.
De groei van het aantal ondernemingen is zoals u weet zeer laag. Wij scoren bijzonder laag in alle internationale vergelijkingen. En zelfs met die lage scoringsgraad gaan wij er nog op achteruit. Het netto saldo van het aantal nieuwe bedrijven bedroeg in 2011 3 200, in 2008 was dit nog 13 000 bedrijven.
Ondernemerschap moet worden gestimuleerd door het creëren van een positief imago, een minimum aan administratieve lasten en een betere toegang tot de kapitaalmarkt.
Een van de vaststellingen is dat het aantal universitairen dat een eigen zaak start, ver beneden de verwachtingen ligt.
De meesten onder hen kiezen meestal om te werken voor een groot bedrijf of de overheid, die hen meer rechtszekerheid en rechten biedt. Zij zijn een belangrijke doelgroep voor de creatie van nieuwe bedrijven inzake innovatie, onderzoek en ontwikkeling.
Ik verwijs graag naar het idee van uitzwerming, dat ik in uw nota vind. Het is een leuk idee en wij willen dat graag aanvullen met intrapreneurship en overgaan naar entrepreneurship. Daarmee bedoelen wij dat binnen de onderneming mogelijkheden moeten worden geboden voor overname en oprichting van een onderneming.
Zo bestaan er aantal best practices, onder andere in een aantal banken, die medewerkers de kans biedt om een eigen bedrijf op te richten.
In het beperkt ondernemerschap is er een grote discrepantie tussen het sociaal statuut van de zelfstandigen, enerzijds, en de werknemers en de ambtenaren, anderzijds. Ik denk dan aan pensioenen, kindergeld, arbeidstijd en wachtuitkeringen.
Er is nood aan een duidelijk plan met een duidelijk tijdspad waarin een gelijkschakeling aan een financiële planning wordt gekoppeld.
Met betrekking tot het verschil in kinderbijslag tussen zelfstandigen en loontrekkenden kijken we uit naar de wegwerking ervan voor de regionalisering van de bevoegdheid.
De verbetering van de minimumpensioenen wordt aangekondigd, maar afhankelijk van de budgettaire middelen. Er zal echter 90 miljoen euro nodig om de minimumpensioenen gelijk te schakelen. Wij vrezen dat die maatregel in de koelkast wordt gestopt.
Mevrouw de minister, wij denken behalve aan de starters ook aan het terugdringen van het aantal faillissementen. Wij stellen vast dat het aantal bedrijven in moeilijkheden stijgt. Vorig jaar waren er 11 004 faillissementen, en ongeveer 1 500 bedrijven deden een beroep op de wet op de Continuïteit van Ondernemingen (WCO.)
Wij weten dat de onderkapitalisatie van de ondernemingen en een moeilijke toegang tot de kapitaalmarkt belangrijke elementen zijn. Het is beter te voorkomen dan te genezen. Een preventief beleid, met een betere opsporing van bedrijven in moeilijkheden, is noodzakelijk. Wij zien daartoe mogelijkheden door samenwerking met de rechtbank van koophandel, de sector van de boekhouders, revisoren en accountants, en de financiële sector.
Wij dringen ook aan op de vervroegde uitvoering van de Europese richtlijn inzake de betalingstermijnen, die gepland is voor maart 2013. Wij vragen ook aandacht voor de horeca en de kleinhandel, die aan de top staan wat het aantal faillissementen betreft. Hier is er grote nood aan professionalisering, schaalvergroting en meer administratieve vereenvoudiging.
Wij noteren dat u de administratieve vereenvoudiging wil doorvoeren naar rato van 30 % voor het einde van uw ambtstermijn. Wij zien dan ook graag uit naar uw voorstellen ter zake.
Naast aandacht voor de starters en voor het terugdringen van het aantal faillissementen, menen wij dat succesvol ondernemen gestimuleerd moet worden.
Wij wijzen u op het KMO-Actieplan, waarvan wij op de evaluatie wachten. Het plan, dat ondertussen 4 jaar oud is, staat voor het aanmoedigen van oprichtingen, het versterken van de zekerheid van de ondernemers, het verbeteren van de relatie tussen de kmo’s en de overheid, het verbeteren van de arbeidsmarkt voor de kmo’s, en het verbeteren van het sociaal statuut.
De belastingvermindering voor de eerste drie werknemers van een onderneming juichen wij toe. Ze biedt mogelijkheden aan tweedekansengroepen. Ik verwijs naar een nota van Unizo over allochtonen, ouderen en laaggeschoolden en naar een project van een aantal werkgeversorganisaties, Jobkanaal.
Voor de nieuwe regeling voor de ambachten verwijs ik naar het stelsel in Duitsland, waar men in een periode van drie jaar op een georganiseerde manier het statuut van leerling, gezel en meestergast verwerft. Ik verwijs ook naar de geplande regionalisering van de orden, waaronder de Orde van Architecten. Er liggen inderdaad verscheidene voorstellen ter zake ter bespreking in de commissie.
Wat de landbouwbevoegdheden betreft, staat de regionalisering van het BIRB op de agenda. De activiteiten van het BIRB zijn tot een minimum herleid, aangezien het geen restituties meer verricht. Momenteel, nadat een aantal personeelsleden toegewezen werd aan de douane en andere diensten, werken er nog 170 personen, die als taak hebben zich in te zetten voor de voedselbanken. Ook wanneer er zich een crisis voordoet, zoals de varkenspest of de Afrikaanse pest, worden zij ingeschakeld.
Uiteraard moeten wij aandacht hebben voor het institutionele gedeelte en de overdracht van een aantal bevoegdheden, zoals het Participatiefonds, de handelswet, de toegang tot de beroepen, de toeristische sector en, deels, de KBO. Wij zullen er dan ook op toezien dat er werk van wordt gemaakt en dat het degelijk wordt voorbereid.
Mevrouw de minister, mijnheer de minister, wij verwachten een plan met ambitie en inspiratie, met oog voor de duurzame groei van onze bedrijven, aandacht voor een vernieuwend productiemodel en oog voor verandering. Wij zien te weinig initiatieven om het ondernemerschap te stimuleren. Wij zien te weinig initiatieven met zuurstof voor onze ondernemingen. Wij vragen dan ook niet alleen een tandje bij te steken, maar een heel raderwerk.
02.28 Isabelle Emmery (PS): Monsieur le président, madame et messieurs les ministres, chers collègues, cette semaine encore, des voix se sont élevées pour évoquer l'éventualité de procéder à un saut d'index.
Je ne vous apprendrai rien en vous disant que l'idée même d'évoquer un seul instant cette possibilité, fût-ce à titre exceptionnel, serait s'immiscer dans une voie que le PS ne peut accepter. Sur ce point, et bien qu'il soit tard, nous serons intransigeants. D'ailleurs, l'accord de gouvernement – j'aime à le rappeler – est extrêmement clair à ce sujet: maintien du mécanisme d'indexation automatique des salaires et des allocations, tant pour soutenir la demande intérieure, et donc la consommation, que pour préserver le pouvoir d'achat des citoyens.
Soutenir le pouvoir d'achat de nos citoyens, voilà justement la priorité absolue en matière d'économie.
Pour paraphraser vos propos, monsieur le ministre, il faut, sans plus tarder, créer les conditions légales pour donner à l'Autorité de la concurrence la capacité de montrer les crocs et, si cela s'avère nécessaire, l'autorisation de mordre un bon coup. Nous ne pourrons efficacement maîtriser les prix que si le chien de garde fait peur et dissuade ainsi toute tentative d'abus. Dans cette optique, nous pensons que la loi de 1945 relative au contrôle des prix s'est avérée une excellente idée pour renforcer efficacement le dispositif de lutte contre l'envolée des prix. L'Observatoire des prix a clairement sa place au sein de ce dispositif. Il doit être renforcé afin de fournir la substantifique moelle nécessaire à l'action énergique de l'Autorité de la concurrence qui verra donc ses possibilités de sanction largement renforcées.
Nous vous encourageons vivement, monsieur le ministre, à venir le plus rapidement possible devant le parlement avec un projet de loi. Pourquoi pas dans le courant de ce mois de février? Utilisons le jour supplémentaire dont nous bénéficions cette année pour aller de l'avant, comme vous l'avez d'ailleurs suggéré en commission de l'Économie!
L'une des premières cibles de cette Autorité de la concurrence nouvelle mouture pourra certainement se situer dans le champ de l'énergie. Nous en avons beaucoup parlé en commission.
Cette matière, où l'urgence se fait de plus en plus pressante, a un impact quotidien sur la vie des gens, en particulier des plus faibles.
Les télécoms ne devront pas être oubliés non plus. Nous serons évidemment très attentifs à la volonté clairement affichée d'en diminuer rapidement les coûts. Récemment, l'offre illimitée d'un opérateur a, une fois de plus, mis en exergue les coûts élevés des télécoms dans notre pays. Ne rien faire n'est décidément plus une option.
Le président: Madame, je voudrais vous féliciter pour votre maiden speech!
02.29 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, monsieur le ministre, chers collègues, j'interviendrai au nom du groupe MR sur le volet Économie et Protection des consommateurs.
Pour ce qui concerne l'action de la ministre Laruelle, nous nous réjouissons de pouvoir, à l'avenir, assurer une meilleure protection aux indépendants en difficulté. Le nombre de travailleurs indépendants n'a cessé de croître ces dernières années. C'est une excellente nouvelle, qui ne doit rien au hasard. Malgré une politique volontariste, trop d'indépendants vivent encore à ce jour sous le seuil de pauvreté. Il est donc impératif que nous continuions à améliorer le statut social des travailleurs indépendants et donc le cadre permettant aux entrepreneurs de développer leurs activités sereinement, avec ambition mais aussi avec réalisme.
Nous soutiendrons la politique de la ministre visant à améliorer le quotidien de ces travailleurs, leur pension, leurs allocations familiales, leurs indemnités en cas d'incapacité de travail ou d'invalidité, ou encore l'assurance sociale en cas de faillite.
Par ailleurs, nous nous inscrivons totalement dans la démarche de la ministre pour continuer à simplifier et à moderniser le mode de calcul des cotisations sociales, afin que le montant de celles-ci corresponde davantage à la réalité économique du travailleur indépendant.
Pour ce qui concerne les allocations familiales et la volonté de transférer cette attribution de l'État fédéral vers les entités fédérées, vers les Communautés, il est important de préciser qu'au préalable, la différence encore existante entre salarié et indépendant sera gommée. Nous nous en réjouissons très fortement. Nous savons que vos actions ont été bénéfiques.
Deux autres initiatives que nous souhaitons saluer tout particulièrement sont, d'une part, la volonté de la ministre de mettre en œuvre des mesures permettant aux petites et aux moyennes entreprises d'engager plus facilement leurs premiers travailleurs. Ainsi, pour 2013, il sera prévu de réduire davantage les cotisations sociales pour les primo-travailleurs. D'autre part, nous souhaitons souligner la volonté de la ministre de réduire de 30 % la charge administrative des PME.
Pour ce qui a trait au volet économique du ministre Vande Lanotte, nous entendons que le gouvernement souhaite maîtriser l'inflation en renforçant l'Observatoire des prix et que le ministre envisage de contenir le prix de l'énergie afin de limiter la facture globale. Un examen de différence de prix entre la Belgique et les pays voisins sera mené pour voir si les différences sont justifiées objectivement. En cas de réponse négative, le gouvernement conviendra d'un prix maximum temporaire qui ramènera les prix pratiqués en Belgique dans la moyenne des prix des pays voisins, tout en veillant au maintien de la concurrence.
Vous le savez, monsieur le ministre, nous ne sommes pas pour ce type de mécanisme visant à instaurer un prix maximum. Je me souviens à cet égard des nombreux débats très animés, notamment avec mes collègues de gauche en 2007 en commission de l'Économie. Raison pour laquelle, monsieur le ministre, le groupe MR restera particulièrement vigilant en l'hypothèse de la mise en place d'un tel mécanisme, qui ne devra pas, quoi qu'il en soit, avoir pour conséquence la disparition de nouveaux acteurs sur le marché de l'énergie au profit d'un seul acteur déjà établi aisément sur notre territoire.
La garantie d'une concurrence saine sur le marché de l'énergie devra rester un impératif, auquel nous veillerons bien évidemment.
Le blocage des prix des médicaments sera maintenu. Conformément à l'accord de gouvernement, la disposition à l'examen ne vise que les médicaments remboursables, ce qui nous satisfait. En cette période de crise, les mesures drastiques touchant les médicaments non remboursables et les OTC (over the counter) risqueraient de mettre à mal de nombreuses PME et de menacer des emplois. Pour tout autre changement, il restera indispensable de mener une concertation avec l'industrie pharmaceutique. Nous avons toujours privilégié la concertation avec elle et il faut qu'elle soit poursuivie.
Nous nous réjouissons également que le ministre envisage l'élaboration d'un cadre légal pour le mécénat d'entreprise. C'est un sujet qui nous tient à cœur et pour lequel nous avons déjà déposé quelques propositions qui pourront bien évidemment vous servir d'inspiration, monsieur le ministre.
Vous envisagez également de créer un seul service de médiation pour les consommateurs, dont le but est de tout regrouper au même endroit: un institut avec un ombudsman et les différentes commissions de litige. Nous pouvons vous soutenir dans cette idée de moderniser le système de médiation et serons comme à notre habitude vigilants et constructifs quant à la mise en œuvre de ce projet. Nombreuses ont été les questions qui vous ont été posées à ce sujet en commission. Nous tâcherons ensemble de trouver un projet pragmatique pour sa mise en œuvre.
Enfin, vous le savez, le temps sera compté et les défis sont nombreux. L'accord de gouvernement, comme la note de politique générale, laissent entrevoir de multiples chantiers. Nous espérons dès lors que des initiatives seront entreprises rapidement.
02.30 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, u hebt het voordeel dat u al enigszins vertrouwd bent met uw functie. U komt hier dus niet als een bleu voor het eerst uw beleidsnota alsook uw budget verdedigen.
Ik wil eerst even de hiernavolgende abstractie maken van de budgetbespreking zelf in de commissie, althans voor het luik telecommunicatie.
De bespreking heeft zich vooral op uw beleidsbrieven geënt, wat natuurlijk van de commissieleden zelf afhangt. Misschien kan in de toekomst toch iets dieper op de materie worden ingegaan, zeker omdat er toch nog een aantal vraagtekens zijn, die mogelijks in de toekomst nog moeten worden bewaarheid.
Een opmerking die ook andere leden al hebben gemaakt, moet hier helaas ook zeker aan de orde komen. Ik heb het over uw nota inzake telecommunicatie en post.
Wanneer wij een vluchtige lezing van deze nota doen, komen wij helaas niet veel verder dan wat reeds in het regeerakkoord stond. In feite moeten wij ons beperken tot wat op nog niet één volledige bladzijde staat.
Mijnheer de minister, ter zake is het regeerakkoord behoorlijk vaag. Nochtans zijn de verantwoordelijkheden en de uitdagingen niet min, zeker wanneer wij kijken naar de liberalisering van de postmarkt.
Nu heeft bpost toch nog wat ademruimte bij de liberalisering, wat een bewuste strategie is geweest. Er is natuurlijk de liberalisering op papier. In de praktijk is ze echter veeleer beperkt.
Behalve de liberalisering van bpost, waarvan wij vrezen dat de gebruiker er nu al de nadelen ondervindt – ik heb het dan niet zozeer over de personeelsproblemen in Vlaams-Brabant en in het Waasland, waarop ik reeds heb gewezen –, is er ook de problematiek van een minimumaanbod. Op het vlak van de openingsuren van de kantoren, enerzijds, en op het vlak van de postpunten, anderzijds, moet u in uw hoedanigheid van minister de komende jaren er zeker over waken dat onder het mom van liberalisering of schijnliberalisering – liberalisering is immers nog steeds niet het geval – bpost niet te veel zal inboeten.
De vraag zal ook zijn of het spaarpotje dat bpost heeft aangelegd om de blijkbaar onterecht ontvangen staatssteun terug te betalen, zal volstaan dan wel of bpost bijkomende maatregelen zal moeten nemen en of dat geen consequenties zal hebben.
Een tweede punt wat bpost betreft, is de vraag naar een apart paritair comité. Wij hebben daarover al een boompje opgezet in de commissie.
Ik heb in uw beleidsnota gelezen dat men wil tegemoetkomen aan die vraag. Ik heb de indruk dat die vraag leeft en dat men bereid is om daarop in te gaan. Kunt u als minister toelichten wat de motivatie is om daarin mee te gaan?
De vraag wordt gesteld, maar in hoeverre zal dit ervoor zorgen dat een aantal syndicale problemen worden opgelost? Op dit ogenblik concentreren die zich vooral rond de NMBS en hebt u misschien het geluk dat het vooral uw collega Magnette is die de wind van voren krijgt. Het voorbije jaar is uw voorgangster, mevrouw Vervotte, toch meermaals moeten langsgaan bij bpost.
Wanneer het gaat over de liberalisering van de markt, vraag ik mij af in hoeverre dat paritair comité bij een nog niet geliberaliseerde markt zin heeft.
Op het vlak van telecommunicatie vermoed ik dat wij het geluk hebben dat u ook consumentenbescherming ter harte neemt en dat u daar vanuit uw rol ten volle ervoor zult zorgen dat wordt gewerkt aan de kritische punten, die tot op heden nog altijd aanwezig zijn.
Wij stellen immers vast dat het BIPT nog steeds een aantal pijnpunten kent, onder meer op het vlak van personeel. U hebt in de commissie gezegd dat zij eerst een paar keer bij u moeten komen vragen vooraleer u daarop ingaat.
Zeker wat betreft de rol en de markt waarbinnen het BIPT moet functioneren en het feit dat men blijkbaar nogal overtuigend te werk moet gaan om u van de noden te overtuigen, wil ik erop aandringen dat u toch iets spontaner zult onderzoeken in welke mate de grieven van het BIPT terecht zijn.
Mijnheer de minister, wat mijn opmerkingen in verband met telecom betreft, beperk ik mij voorlopig tot hier en hoop ik de komende maanden verder van u te vernemen wat uw beleidsdaden concreet zullen inhouden.
02.31 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega’s, ik zal het kort houden om ook de nodige tijd te laten voor het boeiend debat rond energie.
Mevrouw Jadin heeft al een grondige en kritische evaluatie gemaakt van uw beleidsnota. Mevrouw Laruelle, als u het niet erg vindt, zal ik mij beperken tot drie punten in verband met de domeinen van de heer Vande Lanotte.
Ik wil mij aansluiten bij een deel van de uiteenzetting van de PS-fractie als het gaat om inflatiebestrijding. U zult wat dat betreft een bondgenoot vinden in onze fractie. Ik heb dat ook al gezegd in de commissie.
Als ik vandaag het debat rond de verschillende aspecten heb beluisterd, denk ik dat er voor u een heel belangrijke rol is weggelegd.
U zult die rol delen met staatssecretaris Wathelet. Ik kijk nog steeds uit naar de uitgeschreven versie van het protocol inzake bevoegdheidsverdeling. Het zal in uw handen liggen of er door de rechterzijde van deze regering wordt geraakt aan de index of niet. Het zal van uw daadkracht en van uw vastberadenheid inzake prijzenpolitiek op het vlak van energie afhangen of er aan die index wordt geraakt of niet.
Ik nodig u uit om daar niet alleen de waakhond te zijn en de waakhond te versterken, maar om ook te durven bijten indien nodig. Onze fractie heeft daar niet de ideologische koudwatervrees die mevrouw Jadin wel heeft. De marktsituatie in ons land laat toe om, indien nodig, de prijzen te blokkeren en onze consumenten en kmo’s te beschermen tegen de nagenoeg criminele praktijken van sommige energiebedrijven.
Ten tweede, ik kom dan aan een van de stokpaardjes van onze fractie. In de huidige economische context, naast kortetermijnpolitiek, is het de uitdaging om een stuk welvaart en vooruitgang te gaan herdefiniëren. Mijnheer de minister, daarom zou ik u willen vragen om, naast al die andere dingen die u aan het doen bent en waarover u ook gretig communiceert, werk te maken van het voornemen uit het regeerakkoord om snel een instrumentarium inzake alternatieve economische indicatoren op poten te zetten.
Ik heb ook in de commissie gezegd dat onze fractie dat belangrijk vindt. Meten is weten, de tijdsgeest zit mee, laten wij alstublieft die stap nu zetten. Ecolo-Groen heeft daaromtrent ook een wetsvoorstel ingediend.
Ten derde, heel erg belangrijk denk ik, de vorige eerste minister is rond geweest in Vlaanderen, Wallonië en Brussel om spaargeld op te halen om onze schuld te financieren. Dat is een ander stokpaardje van ons. Het is ook iets dat opduikt in het regeerakkoord, het is niet allemaal kommer en kwel. Haal spaargeld op om toekomstgerichte projecten te financieren.
Wij hebben daarover reeds kort van gedachten gewisseld in de commissie. Ik heb daarover ook vice-eersteminister Vanackere ondervraagd, gelet op zijn bevoegdheid Duurzame Ontwikkeling. Ik heb het gevoel dat dit project nog niet bijzonder concreet is. Onze fractie nodigt u uit om daarvan snel werk te maken. Wij zijn graag bereid om de reflectie daarover aan te gaan.
02.32 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u bent uw beleidsnota over kmo’s en zelfstandigen begonnen met belangrijke cijfergegevens. Ik haal een cijfer aan. U hebt gezegd dat de kmo’s en de zelfstandigen in België goed zijn voor 97 tot 99 % van alle ondernemingen. Ze zijn goed voor 65 % van de tewerkstelling. Ze zijn dus zeer belangrijk voor het economisch weefsel, vooral voor de economie in Vlaanderen trouwens maar ook voor de rest van het land. Ik had eigenlijk gehoopt op basis van uw cijfers een beter onderbouwd en ruimer kmo-plan te krijgen. Maar goed, het is vrij mager. Zeker in deze tijden van economische crisis en recessie had ik toch wel gehoopt iets meer te krijgen. Het is echter wat het is.
Mevrouw de minister, ik zal mijn uiteenzetting beperken tot drie punten. Ten eerste, een kort puntje over het sociaal statuut van de zelfstandigen dat dringend moet worden opgewaardeerd. Ten tweede, de toegang tot krediet. Dit vind ik zeer belangrijk, we moeten die toegang primordiaal beveiligen want het is de zuurstof voor kmo’s en zelfstandigen. Ten derde, de veiligheid waarin kmo’s en zelfstandigen moeten werken. Ik zal u en uw collega Vande Lanotte een voorstel doen op het vlak van namaakgoederen. Ik meen dat daar dringend iets voor moet gebeuren.
Wat het sociaal statuut van de zelfstandigen betreft, is de nood aan een volledig onderbouwd kmo-plan hoog willen we de trend keren van het dalend ondernemingsklimaat. De heer Uyttersprot heeft het duidelijk aangehaald en ik herhaal het nog even. Uit uw cijfers leer ik bijvoorbeeld dat het aantal zelfstandigen van 2003 tot 2011 gestegen is met 11 %. Dat is goed maar als men dat uitzet ten opzichte van de zelfstandigen in hoofdberoep ziet men dat die groep eigenlijk slechts stijgt met 7 %. Het aantal mensen dat na de pensionering een zelfstandige activiteit opzet is gestegen met 21 %. Met andere woorden, mevrouw de minister, het is een dubbele tendens. De groei van het aantal ondernemers neemt af en waar die toch stijgt betreft het vooral gepensioneerden die nog een centje willen of moeten bijverdienen omdat hun pensioen gewoon te laag is.
Mevrouw de minister, hetzelfde beeld zien we op het vlak van de starters. Ook hier merken we een stijging met 80 % als hoofdberoep. Als we echter kijken naar mensen die na hun pensionering een onderneming opstarten, dan zien we daar een verdubbeling tussen 2003 en 2010. Met andere woorden, dat zijn mensen die niet rondkomen met hun pensioen en die na hun pensionering niet anders kunnen dan een zelfstandige activiteit opzetten.
Daarom lijkt mij de bewoording op pagina 7 van uw beleidsnota waarin de regering zegt dat zij zich zal inzetten voor de progressieve verbetering van de minimumpensioenen van de zelfstandigen, een goede insteek. Alleen vrees ik dat het zal lopen zoals in de vorige legislatuur. Het zal bij woorden blijven en we zullen weinig of geen daden zien.
Ik vraag mij af welke concrete middelen u zult inzetten om de pensioenen van de zelfstandigen te verhogen. Welke concrete verhogingen stelt u voor, mevrouw de minister? Ik heb ze niet gehoord, dus ik ben zeer benieuwd naar uw antwoorden.
Volgens onze partij, het Vlaams Belang, moeten we zo snel mogelijk komen tot een kwalitatieve gelijkschakeling van het sociaal statuut van werknemers en zelfstandigen. In uw voorstellen zien wij daar veel te weinig aanzetten toe. Dat is een eerste zaak.
Het tweede punt is de toegang tot financiering. Dat is zeer belangrijk. In de commissievergaderingen kom ik daar regelmatig op terug, zoals u weet. U schrijft dat de toegang tot financiering essentieel blijft voor het bedrijfsleven. Zonder kredieten geen investering, zonder kredieten geen uitbreiding van de activiteiten. U wilt de toegang vergemakkelijken, dat is duidelijk. De toegang wordt inderdaad een stuk moeilijker. Bovendien heeft de financiële crisis ervoor gezorgd dat er op vlak van waarborgen steeds hogere eisen worden gesteld.
Wat er bij mij niet in kan, is het volgende. U geeft als overheid miljoenen euro’s aan de banken en u krijgt bij de banken zitjes in de raden van bestuur. Toch slaagt u er niet in om de financiering voor de ondernemingen, vooral voor de kleine ondernemingen, op peil te houden.
Ik blijf ook met vragen zitten in verband met het KeFiK, de kredietcentrale die moet bemiddelen tussen kredietgever en kredietnemer. Ik blijf pleiten voor een fysiek KeFiK-kantoor op het grondgebied van het Vlaams Gewest. Ik denk namelijk dat fysieke nabijheid voor krediettoegang zeer belangrijk is. Mevrouw de minister, waarom krijgt Vlaanderen geen pilootpunt van het KeFiK?
Mijn derde punt gaat over de veiligheid van de kmo’s. Met dit punt richt ik mij meteen ook tot minister Vande Lanotte.
De veiligheid van kmo’s is zeer belangrijk. Zelfstandigen en winkeliers moeten in een veilig klimaat kunnen handelen. U zegt in uw beleidsnota dat u zult waken over de veiligheid van de zelfstandigen. Mevrouw de minister, ik vrees dat waken alleen niet voldoende zal zijn; er zijn duidelijk concrete maatregelen nodig om de veiligheid te verhogen. Onze fractie doet twee voorstellen.
Ten eerste, de straffeloosheid van vele winkeldiefstallen zit vele winkeliers en handelaars zeer hoog. U weet dat. Dat werd hier trouwens vanavond al aangehaald. U weet ook dat slechts een fractie van het aantal reële winkeldiefstallen wordt aangegeven en in slechts een minderheid van de aangegeven diefstallen ook effectief wordt vervolgd. Mevrouw de minister, maak met uw collega’s van Justitie en Binnenlandse Zaken van een lik-op-stukbeleid inzake winkeldiefstallen een prioritair punt en u zult het vertrouwen van veel winkeliers en handelaars terugwinnen.
Ten tweede, het gebrek aan coördinatie, actie en vervolging inzake namaakgoederen. Dat is een zeer heikel punt. Namaakgoederen berokkenen enorm veel schade aan de reguliere handel. Er was een tijdje geleden een uitzending op Canvas waarin dat probleem duidelijk werd aangekaart. Vooral de haven van Antwerpen is een soort van internationale draaischijf geworden voor de handel in namaakgoederen. De bedrijven in de Antwerpse haven zijn het werkelijk beu het imago van internationale draaischijf voor namaakgoederen met zich mee te zeulen. Ik stel u voor om daarop in te zetten en daar een actiepunt van te maken. Uw voormalige collega, de minister van Financiën, heeft in een aantal commissievergaderingen toegegeven dat het aantal voltijdse ambtenaren bij Douane en Accijnzen op vijf jaar tijd met 25 % is gedaald. Mevrouw de minister, maak er alstublieft werk van om dat punt prioritair aan te pakken.
Ik richt mij thans tot minister Vande Lanotte. Ik had gehoopt, mijnheer de minister, dat uw beleidsnota iets zwaarder zou zijn, iets meer body zou hebben. Verscheidene regeringen hadden destijds begeleidende maatregelen aangekondigd inzake de horeca, toen duidelijk werd dat het rookverbod versneld zou worden ingevoerd. Welnu, ik had gehoopt dat uw beleidsnota een aantal begeleidende maatregelen voor de horecasector zou inhouden, zeker nu die sector het zo moeilijk heeft. Helaas, helaas, helaas!
In uw beleidsnota maakt u ruimschoots plaats voor verzekeringen. Ik vond het nochtans een zwak uitgebouwd onderdeel, mijnheer de minister. U schrijft in uw beleidsnota dat u de toegang tot verzekeringen voor iedereen wenst te verbeteren. Daar kan ik mij volledige achter scharen. U wenst echter de verzekerde tegen de segmentering te beschermen. Ik heb u in de commissievergadering al gezegd dat u een keuze moet maken. Ofwel is de markt vrij en dan moet men aanvaarden dat verschillende verzekeringsmaatschappijen verschillende segmenteringen toepassen, met alle nadelige gevolgen voor degenen met een minder goed risico. Ofwel wordt de markt gereguleerd waardoor er meer solidariteit komt. Op dat moment is er geen plaats voor segmentering en betaalt iedereen mee voor de minder goede risico’s. Ik vraag mij dan ook af wat u bedoelt met het beschermen tegen de segmentering. Met andere woorden, zal iedereen daarvoor een extra premie moeten betalen of hoe ziet u dat?
Mijnheer de minister, ik sluit af met een punt over consumentenkrediet. Ik had gehoopt dat dit wat meer aandacht zou krijgen in uw beleidsnota. U hebt gezegd dat u in het najaar een voorstel zult voorleggen om de richtlijn om te zetten vóór 31 december 2012. Wat onze fractie betreft, mag u daar gerust vroeger mee afkomen. Wij zijn vragende partij voor een professionalisering van de kredietmakelaars. Wij kijken uit naar uw voorstel. Wij zullen dat met zeer kritische zin bekijken.
02.33 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer de voorzitter, ik onthoud van de betogen vooral veel suggesties over zeer diverse onderwerpen. Er zijn ook enkele kritische opmerkingen gemaakt. Ik neem die mee. Wij hebben die in de commissie trouwens besproken, en naar aanleiding van de concrete projecten kunnen wij daar rekening mee houden.
Ik zal mij thans beperken tot vier of vijf concrete vragen.
Vous m'avez interrogé sur le Conseil de la concurrence. Selon l'accord de gouvernement, les services du SPF Économie travaillent sur les textes concernant la réforme du Conseil de la concurrence en faisant le lien avec l'Observatoire des prix. En ce qui concerne les prix, j'insiste sur le fait que nous ne voulons pas aboutir à une situation dans laquelle l'autorité politique fixe les prix. Ce n'est pas le but, même si cela se trouve toujours dans la loi. J'y ai découvert que le ministre peut bloquer les prix comme il le veut. Je ne pense pas que cette pratique trouve grâce aux yeux de l'Union européenne, mais elle figure toujours dans la loi.
L'Observatoire des prix fait partie de l'Institut des Comptes nationaux, qui est autonome et qui le sera encore beaucoup plus avec la nouvelle réglementation européenne sur les statistiques. À mon avis, les autorités de la concurrence peuvent être améliorées. Il y a l'Autorité et le Conseil, qui est une instance d'appel. Changer cette manière de travailler nous aiderait à régler certains cas compliqués.
Nous devrions pouvoir proposer des textes au Conseil d'État et au parlement dans les jours ou les semaines qui viennent.
Wat de specifieke onderdelen betreft, mijn collega Wathelet, die hier ook aanwezig is, en ikzelf hebben aan de CREG een studie gevraagd. De CREG heeft ons beloofd dat wij die studie morgenavond zullen krijgen. Melchior Wathelet en ikzelf zullen dan proberen volgende week daaraan de nodige aandacht te besteden, om dan samen aan de regering een aantal voorstellen te doen. Wij denken dat wij daarvoor nog wel even tijd hebben. Het is een aangelegenheid die heel goed bekeken moet worden. Wij zullen een week nemen om de conclusies uit die studie te trekken, zodat wij met een heel degelijk voorstel kunnen komen. De noodzaak daarvoor is in het regeerakkoord heel duidelijk omschreven. Wij hoeven dat niet te betwisten.
Wat telecommunicatie betreft, ik heb reeds gezegd dat wij, na energie, twee belangrijke onderdelen hebben. Wat de hele situatie met de grootwarenhuizen betreft, mijn voorganger heeft daarover een studie gevraagd aan de mededingingsautoriteit, om te kunnen vaststellen wat het verschil in prijs is met de ons omringende landen en om een analyse van de oorzaken te kunnen maken. Die studie is af, maar de productie is nog bezig, want ze is opgesteld in verschillende talen en stukken. De studie zal mij normaal gezien over ongeveer een week overhandigd worden. Wij zullen die studie dan ook voorstellen en overleg plegen met de grootwarenhuizen en de vakbonden in de grootwarenhuizen over de verschillende reguleringsmechanismen.
Wat telecommunicatie betreft, werd afgesproken dat wij een sectoronderzoek zullen laten doen door de mededingingsautoriteit en het BIPT samen. Er is geen eenduidige situatie. Het is niet zo dat in de telecommunicatiesector de prijzen voor alles de pan uit swingen. Een aantal elementen roept vragen op. Wij moeten bekijken of er iets moet gebeuren. Zijn er maatregelen om daartegen op te treden? Dat zullen wij zien. Ik spreek mij daarover op dit moment niet uit. Er is op dit moment geen grondige studie over de prijsverschillen. Ik zal mij daaraan houden. Het is niet de politieke overheid, die grote analyses maakt. Wij zullen instrumenten creëren om dat te doen. Op die manier kan men reageren.
De heer Veys heeft vragen over bpost gesteld. Mevrouw Vervotte is niet mijn voorgangster, want ik ben niet bevoegd voor bpost als minister van Overheidsbedrijven, enkel voor de reglementering. Het verrast mij altijd een beetje dat men vragen heeft bij ons idee dat alles onder één paritair comité moet komen. Ik vind dat de evidentie zelf. De basisregel van mededinging is dat de concurrenten in een sector onder dezelfde cao vallen. Bijvoorbeeld in de sector van de grootwarenhuizen was er een groot probleem omdat dat niet zo was. Men heeft er altijd op aangedrongen dat dezelfde cao van toepassing zou worden. Dat is ondertussen gebeurd. Dat is juist een vorm van mededinging. Als de ene onder een andere cao valt dan de andere, is er geen mededinging. Dat moet gewoon één paritair comité zijn.
Over de volkslening hebben wij met de heer Vanackere gesproken. Het is belangrijk dat wij de twee kunnen combineren.
Het is inderdaad de bedoeling van de regering om, als dat een beetje lukt en als het nuttig of nodig is, met betrekking tot de staatschuld opnieuw een beroep op het spaargeld van de bevolking te doen. Ik denk dat dat een goede zaak is.
Wij willen dat spaargeld gebruiken voor wat wij een volkslening noemen. De heer Crombez en ikzelf hebben dat ongeveer vijf jaar geleden al gelanceerd.
We moeten wel opletten. Wij kunnen niet met vier nieuwe instrumenten tegelijk op de markt komen. Wij zullen dat goed moeten afspreken en uitwerken. Dat is ook niet iets wat op een maand kan. Dat moet boekhoudkundig conform Eser en goed worden uitgewerkt. Ik heb daarover gesproken met de heer Vanackere en we zullen dat netjes coördineren, zodat we dat voornemen ook daadwerkelijk kunnen uitvoeren.
Wat de segmentering betreft, ofwel is de markt vrij en doet iedereen zijn zin volgens zijn risicoprofiel. Ofwel is de markt niet vrij en wordt ze gereglementeerd. Men kan ook zeggen dat de markt vrij is, maar dat de consument op zijn gedrag en niet op zijn verondersteld gedrag wordt beoordeeld.
Denk aan de autoverzekering. Daar wordt men getaxeerd op basis van zijn verondersteld gedrag. Dat heeft niet met solidariteit maar met gemak te maken.
Wij hebben een systeem gehad waarbij het gedrag van de bestuurder determinant was. Dat is niet meer zo wegens Europese regels. Dat is ondertussen niet zo gebleken. Frankrijk heeft de bonus-malus behouden en heeft dat proces gewonnen. Ik denk dat wij daarover moeten nadenken.
Wanneer iemand een groter risico neemt om een of andere reden, moet de verzekering zich daaraan aanpassen. Men kan niet zeggen dat de verzekeringen voor iedereen gelijk moeten zijn. Als men een bepaald risicogedrag aan de dag legt, moet men meer betalen. Dat is evident. Op dit moment is het verondersteld gedrag.
Over de segmentering kan men vragen stellen. Ik denk dat wij die vragen mogen stellen. Dat is in andere sectoren ook zo. Dat is een competitief gegeven. Wij moeten daarover goed nadenken, ook over wat juridisch mogelijk is. Dat is wat wij bedoelen met het ter discussie stellen van de segmentering, niet het principe, maar wel de criteria. Ze moeten objectief en te rechtvaardigen zijn.
02.34 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, je ne répéterai évidemment pas ce qui a déjà été dit en commission, mais j'aborderai divers éléments.
Sommigen hier hebben gesproken over het statuut van de zelfstandigen. Er komt een verbetering van het statuut van de zelfstandigen tijdens deze legislatuur. Ik geef twee voorbeelden.
Ten eerste, de welvaartsaanpassing staat in het regeerakkoord, zowel voor de zelfstandigen als voor de werknemers.
Ten tweede, het regeerakkoord stelt dat de kinderbijslag naar de Gemeenschappen moet worden overgeheveld. Vooraleer dat kan gebeuren, moet het verschil tussen de kinderbijslag voor werknemers en de kinderbijslag voor zelfstandigen weggewerkt worden. Dat zal ongeveer 21 miljoen euro kosten.
Les allocations familiales comportent deux éléments: l'allocation familiale de base, où il reste 5 euros d'écart pour le premier enfant, et les suppléments d'âge. L'enveloppe bien-être: 21 millions d'euros.
Ik heb ook gezegd in mijn beleidsnota, en dit zit ook in het regeerakkoord, dat ik zal kijken of het mogelijk is om nog meer te doen voor de pensioenen van de zelfstandigen. In 2003 was er een verschil van 300 euro per maand tussen het minimumpensioen voor werknemers en het minimumpensioen voor zelfstandigen. Voor een gezin is het verschil nu nog slechts 22 euro. Wij hebben dus reeds een heel grote weg afgelegd.
Het is echter niet genoeg. Misschien zal het niet lukken tijdens deze legislatuur, maar wij moeten het verschil tussen het minimumpensioen voor een werknemer en het minimumpensioen voor een zelfstandige schrappen. Misschien zal dat niet verwezenlijkt kunnen worden tijdens deze legislatuur want het kostenplaatje bedraagt 92 miljoen euro.
Er is dus 21 miljoen euro voor de kinderbijslag, er is ook de welvaartsenveloppe die meerdere tientallen miljoenen euro zal bedragen en er zal 92 miljoen zijn voor de minimumpensioenen.
Il y a une chose que je n'ai jamais faite! Même si vous me le demandez, je ne le ferai pas. Je ne vais pas promettre des choses que je ne pourrai pas tenir. Je ne suis pas certaine d'avoir les moyens financiers durant cette législature pour terminer le rattrapage des pensions. Mettre en doute ma volonté d'annuler cette différence, c'est faire preuve, me semble-t-il, de mauvaise foi! Si vous regardez le chemin parcouru depuis que j'ai la compétence sur le statut social des indépendants, vous vous rendrez compte très facilement que l'on a fait plus ces huit dernières années que durant les quarante ans qui ont précédé!
Mijnheer Uyttersprot, u hebt ook gesproken over een maatregel als een soort stimulans voor werknemers in een groot bedrijf die een onderneming willen starten of overnemen.
Een dergelijke maatregel staat in mijn beleidsnota. Een dergelijke maatregel staat op pagina 11 van mijn beleidsnota, mijnheer Uyttersprot.
Là où je suis d'accord avec vous, monsieur Uyttersprot, c'est que nous n'avons pas encore de cadre légal, à l'instar de ce qui existe en France. Ce que nous allons faire – nous avons déjà des contacts –, c'est rencontrer les dirigeants de grandes entreprises au Nord, au Sud et au Centre pour élaborer des projets pilotes, évaluer les intérêts éventuels en la matière, examiner la façon dont ils peuvent être concrétisés et définir un cadre légal.
En ce qui concerne la diminution des charges sociales et non fiscales, elle est prévue pour 2013.
Vous avez également parlé de l'accès au crédit. Je suis d'accord avec vous. Ce point figure d'ailleurs dans ma note. Il faut faciliter l'accès au crédit! J'ai donné des exemples dans ma note et encore plus en commission: la portabilité des garanties, les délais de préavis qui ne sont pas équivalents, selon qu'ils sont donnés par la banque ou par l'indépendant.
Vous parlez du capital à risque. Je suis étonnée! Je croyais que la N-VA siégeait au gouvernement flamand! Que reste-t-il au fédéral? Le Fonds de participation, qui sera régionalisé. Le reste des compétences, avec l'aide des autorités publiques pour l'accès au financement, l'accès au capital à risque, est maintenant au niveau des Régions.
Si, à présent, monsieur Uyttersprot, la demande est de ne pas régionaliser le Fonds de participation et d'étendre sa zone d'activité pour pouvoir englober le capital à risque, on peut évidemment en discuter, mais cela ne figure pas dans l'accord gouvernemental. Certes, le gouvernement fédéral, conformément aux compétences qui sont les siennes, doit avancer sur un certain nombre d'éléments d'accès au crédit; j'ai donné l'exemple de la portabilité des garanties.
Certains d'entre vous appellent de leurs vœux un plan PME. Oui, il y en a eu un en 2008. Grâce à cela, je vous rappelle que la Belgique est le deuxième meilleur pays européen dans la transposition du Small Business Act. L'accord de gouvernement prévoit que nous adapterons ce plan PME et que nous le relancerons. Évidemment, on peut toujours se dire qu'on peut faire ceci ou cela. On fait les pensions très vite, vous râlez! Je prends le temps de faire le plan PME en concertation, vous râlez aussi! Mais c'est logique, la minorité râle par définition!
Mijnheer Uyttersprot, u
sprak ook over het BIRB. U zegt dat het BIRB bijna niets doet, “seulement
l’aide aux plus démunis” maar dat is niet waar. Het BIRB heeft ook andere bevoegdheden,
zoals bijvoorbeeld interventie. Als er zich een probleem voordoet met de prijs
in landbouwproducten zoals de melk in 2008 of de tarwe in 2009 of 2010, dan
beslist de Europese Commissie in een interventie. Wie beheert de Europese
interventie in België? Het
BIRB.
Mais je vous rassure, la voilure du BIRB a déjà été réduite. Et vous avez eu raison de dire qu'il n'y a quasi plus de restitution. Pour ce qui le concerne, c'est 25 % de personnel en moins en 25 ans.
Et si, dans le cadre de la régionalisation, le gouvernement flamand auquel vous participez considère que le BIRB ne sert à rien ou ne fait rien – je vous conseille d'ailleurs de prendre contact avec Kris Peeters, mon collègue flamand –, libre à vous de le supprimer en Région flamande puisque c'est vous qui aurez les rennes.
Mais par précaution, monsieur Uyttersprot, je vous suggère de prendre contact avec la Commission européenne. En effet, ne pas avoir de BIRB régional risquerait bien de priver la Flandre, les agriculteurs flamands, de l'aide européenne. Et je ne suis pas certaine que ce soit réellement cela que vous vouliez.
02.35 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk dat u soms niet goed luistert.
Het verzelfstandigen van werknemers is een dossier dat wij toejuichen. Ik heb juist verwezen naar bestaande best practices. Er zijn bijvoorbeeld banken waar kaderleden gedurende jaren de mogelijkheid en de nodige centen krijgen om een initiatief te nemen, met de mogelijkheid om terug te komen indien hun zaak mislukt. Ik heb u gewoon gewezen op een aantal best practices, zaken die wij toejuichen.
Toegang tot de financiering is uiteraard niet beperkt tot het Participatiefonds. Wij denken hier ook aan de reguliere banken…
02.36
Minister Sabine Laruelle: (…)
02.37 Karel Uyttersprot (N-VA): Wij hebben voorgesteld om drie zaken te doen: starters bevorderen, faillissementen terugdrijven en groeiondernemingen stimuleren.
Wij hebben gezegd dat wij daar partners moeten zoeken. In de financiële sector kunnen dat de klassieke banken zijn, en niet alleen de BIRB.
Wat de BIRB betreft, heb ik gezegd dat het aantal activiteiten minimaal is. Ik heb gezegd dat de restituties zijn weggevallen. Dat was de hoofdactiviteit. De contingenten en vergunningen bij export en import was een zaak die door de BIRB op zich werd genomen. Die taak bestaat niet meer, dus de taak is voor een groot gedeelte …
02.38
Minister Sabine Laruelle: (…)
02.39 Karel Uyttersprot (N-VA): Interventies zijn belangrijk, de Voedselbank is belangrijk en dan is er nog het tussenbeide komen in de crisiscommunicatie.
Mevrouw, onze algemene conclusie is dat er een aantal factuele, interessante zaken in uw beleidsnota zitten maar we hadden eigenlijk een totaalvisie, een coherenter geheel verwacht, een soort businessplan met een aantal concrete doelstellingen om de problemen van onze ondernemingen op te lossen. Bij die concrete doelstellingen zijn er misschien een of twee die echt concreet zijn, bijvoorbeeld het terugdringen van de administratieve lasten met 30 % binnen de twee jaar. Dat is inderdaad een doelstelling. Zo had ik er wel meer verwacht.
02.40 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, los van die drie actiepunten van collega Uyttersprot wil ik nog eens mijn twee concrete vragen aan u met nadruk onderstrepen. Ik heb u gevraagd om nu toch eindelijk eens werk te maken van de straffeloosheid bij winkeldiefstallen. Pak dat aan met uw collega’s van Justitie en Binnenlandse Zaken. Zorg voor een echt lik-op-stuk-beleid voor winkeldiefstallen want het stoort de winkeliers en de handelaars enorm. Het beperkt het ondernemersklimaat in dit land. Maak daar alstublieft werk van.
Ten tweede is er het gebrek aan coördinatie, actie en vervolging inzake namaakgoederen. Ons land is een draaischijf voor de in- en uitvoer van namaakgoederen. Dat schaadt het imago van onze bedrijven in havens van Gent, Antwerpen en Zeebrugge. Maak daar alstublieft een aandachtspunt en zelfs een prioritair punt van.
02.41 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik verneem dat u morgen de studie van de CREG krijgt over de energieprijzen. U krijgt die samen? Fantastisch. Ik wist dat het bijna zo ver was, bedankt om mij te informeren over het concreet moment van aankomst. Ik heb meteen een mail gestuurd naar de voorzitter van de commissie voor het Bedrijfsleven om daar volgende week in de commissie een hoorzitting over te organiseren zodat wij als Parlement het debat kunnen voeren over de politieke antwoorden op die studie. Ik hoop dat u dat ook een goed idee vindt en dat u de voorzitter van de commissie mee een duwtje in de rug kunt geven.
Ten tweede, wat de volkslening betreft, u gaat dat bekijken want u wil met de traditionele staatsbon nog een ronde plegen. Ik heb daarnet een discussie gehad in het raam van de algemene bespreking met mevrouw Temmerman over de vraag of deze regering eigenlijk iets meer doet dan budgettair orde op zaken stellen en proberen de spread te beperken. Als deze regering echt meer ambitie heeft dan alleen dat te doen, dan nodig ik u uit om toch vooral het ambitieuze idee van de volkslening uit te diepen. Dat lijkt mij een interessanter perspectief dan burgers alleen te vragen om mee de staatsschuld te financieren. Ik hoop dat de hiërarchie der dingen daar juist zit en dat er ook een stuk perspectief wordt gecreëerd.
02.42 Minister Johan Vande Lanotte: Kort, het volgende.
Ten eerste, de hiërarchie der dingen. Het gaat over grote bedragen die men nodig heeft voor het ene of voor het andere. Ten tweede, dat betekent niet dat men dat niet samen kan doen. Het enige dat wij zeker niet moeten doen is om de drie maanden spaargeld vragen aan de burgers. Dat is de beste manier om de twee te laten mislukken.
Le président: Nous entamons la discussion du secteur "Environnement, Mobilité et Énergie".
Wij vatten de bespreking aan van de sector "Leefmilieu, Mobiliteit en Energie".
02.43 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u hebt in uw beleidsnota toegelicht dat u een coherent pakket hebt samengesteld, namelijk Leefmilieu, Mobiliteit en Energie. Als wij dat in detail bekijken, heb ik daarbij echter wat vragen. Wij hebben daarover ook gesproken in de commissie. U bent inderdaad bevoegd voor Mobiliteit, maar niet voor mariene mobiliteit. Voor de binnenvaart weten wij niet precies wie er bevoegd is — u weet dat, de heer Van den Bergh heeft daarover nog vragen gesteld — laat staan dat wij voor bepaalde delen van Mobiliteit een beleidsnota hebben gelezen.
Het deel dat zogezegd behoort tot de bevoegdheid van minister Vande Lanotte is bijvoorbeeld nooit ter sprake gekomen in de commissie voor de Infrastructuur, omdat hij daar simpelweg nooit geweest is.
Ik wil dan verdergaan met een aantal aspecten waarover u wel iets te zeggen hebt, mijnheer de minister, en misschien begin ik dan het beste bij Mobiliteit. U weet dat ik heel nauwgezet toezie op luchtvaartbeleid. Wat u doet met de snuffelhonden is tekenend voor heel uw beleid. U herinnert zich het debat van vorige week nog wel. Als ik naar dat dossier kijk, denk ik dat u slecht bezig bent. U hebt mij vorige week geantwoord dat u wacht op uw collega De Crem. Ik heb gisteren uw collega De Crem ondervraagd en hij weet van niets. Hij heeft mij laten weten dat u nooit zijn diensten hebt gecontacteerd, dat hij geen enkele bevoegdheid heeft ter zake en dat het allemaal bij u zit. Met een dergelijk pingpongspel zijn wij natuurlijk niet gediend. Als dat de manier is waarop u dit beleidsdomein gaat aanpakken, dan vrees ik dat wij nergens gaan komen.
Ook op het vlak van de zogenaamde terminal navigation charges dachten wij dat wij op de goede weg waren, dat u eindelijk inzag dat wij aan onze cargomaatschappijen op Zaventem niet van de ene dag op de andere het dubbele mochten aanrekenen. U hebt het ondertussen reeds bijgesteld en gezegd dat u het eventueel zou kunnen onderzoeken en dat dit eventueel zou kunnen leiden tot een aanpassing. U weet dat wij op die manier niet de juiste richting uitgaan.
Voorzitter: André Frédéric, ondervoorzitter.
Président: André Frédéric, vice-président.
Ik denk dat u meer tijd zal moeten steken in uw visie over FABEC en over de Single European Sky. Dat is het belangrijkste punt op dat vlak. Belgocontrol zit ook in uw bevoegdheidspakket en moet dringend worden opgekuist. Ik wacht nog altijd op uw voorstellen ter zake.
Waar ik nog meer op wacht, is op uw visie met betrekking tot het feit dat wij weten dat wij in het kader van de luchtverkeersleiding mogelijk met veiligheidsproblemen zitten. Wij hebben het er al over gehad. Op 5 oktober 2011 heb ik daarover al een vraag gesteld aan uw voorganger, de heer Schouppe. Op 14 december 2011 hebt u die vraag van mij gekregen, maar tot op heden heb ik nog altijd geen antwoord gezien, hoewel het wel een van uw prioriteiten was. Ik weet niet hoe u dat kunt uitleggen. Ik zou heel graag van u vernemen wanneer wij daarin inzage krijgen. Dat lijkt mij eigenlijk het allerbelangrijkste.
De heer Schouppe denkt het luchthavenakkoord te hebben opgelost. U weet intussen beter. Ik wil weten wanneer wij die nieuwe routes kunnen zien. Het akkoord dateert van 2010. Wij zijn 2012. Wanneer kunt u ons garanderen dat er volgens die nieuwe routes zal worden gevlogen?
Op het vlak van verkeersveiligheid hebt u een aantal pistes gelanceerd, een aantal ideeën die u verder wilt uitwerken. U weet dat wij aan uw kant staan als u een goed pakket maatregelen voorstelt. Wij zijn voornamelijk benieuwd naar wat het concreet zal zijn. Ik hoop dat u in de nabije toekomst met iets over de brug komt.
Energie is belangrijk. U taxeert alles op drie grote blokken. Ik heb uw vierde blok netjes bij “bevoorradingszekerheid” ondergebracht. Wij moeten ervoor zorgen dat wij op elk moment kunnen beschikken over de nodige energie. In het verleden hebben heel wat personen en organisaties studies gemaakt die enkel uitgingen van het aantal mega- en gigawattuur. U weet dat wij vooral moeten beschikken over die elektriciteit op elk moment, ook op het moment dat de absolute pieken vallen, ook op het moment dat wij op het vlak van hernieuwbare energie weinig input hebben en eveneens op het moment dat de Franse kerncentrales vooral zullen draaien voor Duitsland. Dat zult u moeten aanpakken. Een belangrijke factor daarin is de tertiaire reserve. In de toekomst moeten wij ervoor zorgen dat wij ons net kunnen balanceren, dat wij geen centrales hebben die op halve kracht moeten draaien terwijl wij die energie zelf keihard nodig hebben. In uw beleidsnota rept u daar met geen letter over. Wat zult u concreet doen?
Wat u doet met het uitrustingsplan zou vijf jaar geleden een goed initiatief zijn geweest. Vandaag is het geen oplossing. De CREG heeft al aangehaald dat wij in 2013-2014 tekorten zullen hebben. Zij hebben ook laten weten dat de nieuwe centrales die nu al vergund zijn wellicht ten vroegste in 2016 en 2017 elektriciteit zullen produceren. Als u vandaag, of beter gezegd binnen zes maanden, met een uitrustingsplan komt dan wil dat zeggen dat die centrales misschien iets kunnen opvangen in 2017-2018 maar voor de problemen van vandaag bieden ze geen oplossing.
Hoe zult u ervoor zorgen dat de elektriciteitsbevoorrading wordt gegarandeerd? Vlaams minister Van den Bossche heeft een tijdje geleden gezegd dat er 27 centrales klaar zijn om te worden aangesloten. Ik heb begrepen dat daarvoor een aantal pistes bestaan. Hebt u ondertussen met haar contact genomen om te bespreken hoe die capaciteit op het net kan?
De nieuwe Stevinlijn zal volledig worden "opgesoupeerd" door de offshore windparken. Dat heeft tot gevolg dat er in West-Vlaanderen de eerstkomende jaren geen nieuwe centrales zullen kunnen worden aangesloten. Ik wil graag van u vernemen hoe u dat ziet.
Wat de kernuitstap betreft, is er de verklaring in het regeerakkoord dat u de uitstapkalender misschien zult herbekijken. Misschien komt er een verlenging met 2 of 3 jaar. U hebt gezien wat de reactie van de uitbaters van de kerncentrales was. Ik vind dat zij gelijk hebben. De heer Calvo heeft het trouwens ook gezegd: als het uitstapscenario wordt verlengd met 1 of 2 jaar, is het begrijpelijk dat men geen pakket investeringen doet voor die termijn.
De MR-fractie heeft in de commissie gevraagd of dat wel mogelijk was. Hoe zult u het aanpakken? Gaat u voor een verlenging van 10 jaar, of doet u dat niet? Als u zegt dat de verlenging 1 of 2 jaar bedraagt, kennen wij nu al het antwoord.
Is het 1 of 2 jaar? Is het 10 jaar?
02.44 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U zegt dat u het antwoord al kent als het maar voor 1 of 2 jaar is. Het te verwachten antwoord is dan: “neen.”
02.45 Bert Wollants (N-VA): U weet dat blijkbaar. De vraag is: wat gaat u eraan doen. Hoe zult u het aanpakken binnen uw meerderheid?
Vervolgens kom ik tot het aspect van de prijscontrole. Wij waren er bijzonder misnoegd over dat u de toegankelijkheid tot energie wou verengen tot prijscontrole. Ik meen dat ook Open Vld op die lijn zit. Als het enkel om prijscontrole gaat, zijn wij slecht bezig.
Als wij de concurrentie op de markt beperken door de prijzen gelijk te schakelen, zodat echt niemand meer zal investeren, is de consument daar uiteindelijk de dupe van. De producenten hebben immers de neiging zich te richten naar de maximumprijs, terwijl het nu in Vlaanderen – de CREG heeft het in december nog bevestigd – nog altijd mogelijk is een elektriciteitsprijs te betalen die lager is dan de geïndexeerde gereguleerde prijs van 2004. Als u gaat voor maximumprijzen, is de kans groot dat dat niet meer het geval zal zijn.
Ik wil weten wat u naast de prijscontrole zult doen. Ik meen dat dat veel belangrijker zal zijn dan het loutere onderzoek of een prijsstijging terecht is of niet.
Op het vlak van hernieuwbare energie is er een discussie over de tweede zone offshore.
De heer Vande Lanotte heeft verklaard dat de tweede zone offshore er misschien niet komt. U zegt dat die er wel komt. Maak het nu eens duidelijk voor iedereen.
De vraag is echter vooral op welke manier u de zone zal financieren. U wil het subsidiesysteem herzien. Als u het bij de tarieven stopt, is de prijscontrole absoluut niks waard.
Op het vlak van biobrandstoffen is de opmerking dezelfde. Vandaag heeft Neochim uit Feluy door het ontbrekende ondersteuningsbeleid de boeken neergelegd. Dat is wat de federale overheid momenteel doet.
Mijnheer de minister, ik heb nog een laatste vraag, die in Vlaanderen heel belangrijk is. Met het Stookoliefonds talmt de regering al zes jaar. In Vlaanderen staan wij klaar om het zelf te doen. Schep hier vandaag duidelijkheid over de vraag of u het zult doen. Indien u het niet doet, doen wij het in Vlaanderen immers liever zelf.
02.46 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal mij op één aspect focussen, namelijk de mobiliteit.
Verkeersveiligheid en duurzame mobiliteit moeten ook vandaag in ons beleid centraal blijven staan. Het deed mij dan ook plezier, toen ik daarstraks even buitenging, dat ik de staatssecretaris te voet tegenkwam op weg van zijn kabinet naar het Parlement. Hij heeft aldus het goede voorbeeld gegeven, wat alleen maar toe te juichen is.
Dat kadert mooi in het STOP-principe, principe dat CD&V begin jaren 2000 ooit lanceerde. Wij moeten bedoeld principe blijven vooropstellen, wanneer wij het over duurzame mobiliteit hebben.
In voornoemd kader was de stakingsdag van voorbije maandag nog eens een les voor onze samenleving op het vlak van duurzame mobiliteit.
Uiteraard hebben heel veel werknemers een snipperdag genomen. Er hebben die dag echter ook heel veel mensen thuisgewerkt. Op het thuiswerken moeten wij meer durven in te zetten. Maandag is er nog een heel debat over het thuiswerk geweest. Wij moeten verder op het thuiswerk inzetten. Het biedt mogelijkheden, indien werkgevers en werknemers ter zake tot goede afspraken kunnen komen.
Indien wij op bepaalde momenten toch de laatste letter in het STOP-principe nodig hebben, met name de auto of wagen, moeten wij ook naar duurzame energiebronnen uitkijken. Ter zake hebt u in uw beleidsnota kort een paragraaf over elektrische voertuigen geschreven.
Dit is uiteraard een goede zaak, maar ik wil toch nog even herhalen dat het volgens ons meer moet zijn dan louter de elektrische voertuigen. Als wij het over nieuwere of vernieuwende energiebronnen voor voertuigen hebben, dan moeten wij bijvoorbeeld ook durven kijken richting CNG en LNG. Het is een beschikbare techniek. Het is een techniek waarin ook de Europese Gemeenschap gelooft. Commercieel worden die wagens vandaag reeds aangeboden. Het overheidskader waarin zij moeten werken is nog steeds niet zo duidelijk. Volgens mij zou een platform voor dergelijke brandstoffen op zijn plaats zijn om tot een allesomvattend beleid te komen in plaats van te focussen op één energiebron.
U hebt mij een maand geleden een plezier gedaan. U deed dit niet alleen door daarstraks te voet naar hier te komen, maar ook door op oudejaarsnacht samen met de Responsable Young Drivers dronken chauffeurs – potentieel gevaarlijke chauffers – veilig naar huis te brengen. Responsable Young Drivers strijden al jarenlang tegen de weekendongevallen en gaan voorop in de strijd tegen het rijden onder invloed. Dat u daaraan deelnam, toonde ook aan dat u de verkeersveiligheid wel degelijk een prioriteit wil geven in uw beleid. Dat is volgens mij belangrijk want soms krijg ik het gevoel dat verkeersveiligheid niet langer bovenaan de politieke agenda staat. Wij mogen dit volgens mij niet tolereren.
Er sterven nog elk jaar meer dan 800 mensen in het verkeer. In 2010 waren dat er 812. Voor de goede verstaander: dat is meer dan 42 keer het aantal mensen dat vorig jaar op de spoorwegen is overleden. Het is misschien wat kort door de bocht om een dergelijke vergelijking te maken en wij kunnen niet aanvaarden dat er zware ongevallen gebeuren op de sporen. Er moeten ook daar zware inspanningen gebeuren voor een betere veiligheid, maar ook voor het wegverkeer is dit echter nodig. Wij moeten die prioriteit voor ogen blijven houden want wij mogen niet tolereren dat er 812 dodelijke slachtoffers vallen en meer dan 5 000 zwaargewonden. Het zijn drama’s in onze samenleving en wij moeten daar aandacht voor blijven hebben.
Het gaat niet enkel over de slachtoffers maar ook over de man in de straat. Als men 100 mensen in een willekeurige gemeente bevraagt, zullen 99 % onder hen volgens mij zeggen dat veilig verkeer een prioritair thema vormt dat moet worden aangepakt. Dit moet echter niet alleen in die gemeente gebeuren. Het thema moet ook voldoende aandacht krijgen in Brussel in het Parlement en bij de ministers. In die zin zouden wij dat thema hoog op de agenda willen houden. Wij moeten dat goed voor ogen houden om er verder beleid rond te voeren.
U hebt in uw beleidsnota een aantal prioriteiten vooropgesteld. Daarop hebt u op een goede manier de klemtoon gelegd. Ik vernoem de focus op het rijden onder invloed, de focus op de aanpak van weekendongevallen en de focus op het rijden aan overdreven snelheid. Volgens mij zijn dat drie heel belangrijke prioriteiten als wij willen komen tot een veiliger verkeer.
Ik zou wel durven pleiten voor een aanpak ten gronde, in de diepte, en niet met symboolmaatregelen. Een van de eerste kleine mediadebatten, gehouden naar aanleiding van uitspraken van u, ging over de 0,2 promille. Het is misschien iets te kort door de bocht om dat een symboolmaatregel te noemen, maar toch. Elk onderzoek toont aan dat het ongevalrisico stijgt vanaf 0,5 promille, wat vandaag de norm is. Het afdwingen van die 0,5 lukt vandaag nog steeds niet in ons land. Ik denk dus dat wij vooral moeten inzetten op het afdwingen van de bestaande maatregel, zodat de controles daarop op een efficiënte manier kunnen worden ingezet en zodat we echt iets kunnen doen aan het rijden onder invloed. Dat geldt trouwens niet alleen voor alcohol. Ook voor de drugstest of de speekseltest kan er nog heel wat gebeuren om tot een veiliger verkeer te komen.
Président: André Flahaut, président.
Voorzitter: André Flahaut, voorzitter.
Het is mijn overtuiging dat wij vooral moeten inzetten op de aanpak van recidive, wellicht een kleine groep onder de autobestuurders in ons land. Wie met politierechters spreekt, hoort hallucinante verhalen over bestuurders die herhaaldelijk voorkomen en van wie de rechters nauwelijks kunnen traceren hoeveel keer ze al voorgekomen zijn. Hun rijbewijs wordt ingetrokken of vervallen verklaard, maar zij gaan hun rijbewijs niet inleveren bij de rechtbanken en blijven rondrijden. Vooral op die groep moeten we echt ten gronde inzetten. Daartoe zijn er ook enkele wetaanpassingen nodig. Wij hebben al enkele voorstellen ter zake ingediend en er volgen er nog. Als we van de aanpak van die groep echt samen werk kunnen maken, dan kunnen we stappen vooruit zetten voor een veiliger verkeer, en daar is het ons tenslotte allemaal om te doen.
02.47 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik kreeg gisteren een brochure over energie van onze milieu-intercommunale in de bus en die brochure had meer om het lijf dan uw beleidsnota. Mijnheer de staatssecretaris, ik heb dat ook gezegd in de commissie: het is een zeer mager beestje en het is een hele prestatie om een dergelijk maatschappelijk belangrijk thema op dergelijke nonchalante manier politiek te benaderen. Ik betreur dat.
Voorlopig is er noch in uw begroting noch in uw beleidsnota sprake van een omwenteling. Ik heb een krantenkop gelezen in het begin van uw beleidsperiode waarin men stelt dat u zes maanden de tijd heeft om zich te bewijzen. Ik denk dat dit opnieuw in L’Echo was. Ondertussen heeft u een derde van deze periode afgelegd en blijft het redelijk stil. U hebt een aantal communicatie-initiatieven genomen rond mobiliteit, maar inzake energie is het wachten op concrete maatregelen. Ik focus op de meest fundamentele kritieken om daarna een alternatieve beleidsnota aan u te presenteren.
De meest fundamentele kritiek: hier wordt ongelooflijk veel kostbare tijd kwijtgespeeld. U talmt, daar waar onze energiemarkt schreeuwt om duidelijke keuzes. Ik zou kunnen citeren van pagina 86 en 87 van de verantwoordingsnota van uw begroting om op te sommen welke studies u allemaal plant. Dat zou ons echter te lang bezighouden. Duidelijk is dat er sprake is van een nieuw studiebureau in dit land: studiebureau Wathelet. Er komt ook een nieuw wetenschappelijk comité ter ondersteuning van het energieobservatorium, nieuwe comités en werkgroepen, daar waar er nu al geen overzicht is in het energielandschap. Het is wachten op het uitrustingsplan zal uw antwoord zijn, terwijl er nu duidelijke keuzes zouden moeten worden gemaakt om werk te maken van eerlijke concurrentie en diversificatie zowel qua spelers als qua technologie op onze energiemarkt. Dan komen we automatisch uit bij fundamenteel andere keuzes dan onze flamingante collega’s maken, zoals een gefaseerde kernuitstap, nu beslissen over 2015 en een veel hogere nucleaire taks, waarom niet, tijdens de begrotingscontrole deze maand.
Twee. Het lijkt erop, geheel in de lijn van deze saneringsregering, van deze koude, kille, klassieke tripartite, dat de lange termijn het kind van de rekening wordt en dat voor toekomstgerichte investeringen en toekomstgerichte energiekeuzes maar weinig middelen beschikbaar zijn. Om een geleerd woord te gebruiken: deze regering zou in de lijn van wat belangrijke economen suggereren een eco-Keynesiaanse politiek moeten voeren. Dan is het domein Energie een van de hefbomen om te investeren, om de economische motor terug aan de praat te krijgen op een groene en duurzame manier.
Er ligt een ongelofelijk mooie werf voor u, maar u lijkt die niet aan te pakken. Er is in deze begroting niet in euro’s voorzien om dat ten gronde te doen. Dat komt omdat u weigert de taks, of zelfs maar een zeer beperkt deel van die taks, te verhogen. Misschien is het interessant om nog eens duidelijk te maken hoeveel procent van die taks, van die 550 miljoen euro, geherinvesteerd zal worden in alternatieven. Dat is mij nog niet helemaal duidelijk. Het zal waarschijnlijk mijn fout zijn. Een hogere taks zou budgettaire ruimte geven om andere toffe zaken te doen.
In deze moeilijke budgettaire tijd waarin er geen ruimte is voor eco-Keynsiaanse investeringen, slaagt deze regering er wel in om de nucleaire politiek nog eens extra te ondersteunen. Groene projecten in dit land krijgen een ferme tik van deze regering. Ik verwijs naar de communicatie van de Confederatie Bouw, waarnaar ook collega Van Hecke vanmorgen al verwezen heeft. De nucleaire spelers kunnen rekenen op deze regering. In 2007 kreeg het Studiecentrum voor Kernenergie een dotatie van 46 miljoen euro. Vandaag krijgt het SCK een dotatie van 56,3 miljoen euro, omwille van het fameuze MYRRHA-project.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb de nota van de Ministerraad over MYRRHA bij. Ik heb ook de nota van de inspectie van Financiën bij. De inspectie van Financiën zegt dat de wafelijzerpolitiek weer uit de kast wordt gehaald. Zal het wereldbeeld nog hetzelfde zijn in 2024? Er zijn grote financiële risico’s verbonden aan het MYRRHA-project. De OESO, waar onze voormalige premier vandaag is gehuisvest, had toen al grote opmerkingen bij de haalbaarheid van MYRRHA, zowel technologisch als financieel. Van deze regering krijgt het SCK, in budgettair moeilijke tijden, echter een blanco cheque.
Ik heb u ook gewezen op de opmerkingen van het Rekenhof, wat good governance en intern beleid bij het SCK betreft, maar de stilte die daarop volgde, was relatief oorverdovend. Groene investeringen worden niet aangezwengeld. De nucleaire politiek wordt voortgezet en zelfs versterkt.
Ik kom tot mijn derde fundamentele kritiek. U zegt het zwart op wit in uw beleidsnota: u gaat uit van het paradigma waarin de elektriciteitsconsumptie en de energieconsumptie alleen maar zullen toenemen. U legt de cijfers van Synergrid, bijvoorbeeld voor 2011, volledig naast u neer. Ze geven nochtans aan dat er in het voorbij jaar 1,8 % minder elektriciteitsconsumptie was. U gaat ervan uit dat de consumptie zal en moet groeien, terwijl onze burgers smeken om lagere energiefacturen en energiebesparing de manier is om de facturen structureel te drukken. U gaat verder op de platgetreden paden van ongebreidelde energiegroei.
Ik vraag mij soms of er geen bredere, meer fundamentele agenda achter dat paradigma zit. Collega Wollants heeft verwezen naar het betoog van collega Clarinval, die eigenlijk met zoveel woorden gezegd heeft – het is jammer dat er toen geen sp.a-collega’s aanwezig waren – dat de kernuitstap, die in het regeerakkoord beloofd werd, niet uitgevoerd zal kunnen worden.
Weet heel goed, collega’s van alle partijen voor of tegen de kernuitstap, dat, als u zegt dat de elektriciteitsconsumptie zal blijven toenemen en u geen initiatieven zult nemen om dat te drukken, u dan werkt aan een agenda om de kernuitstap onmogelijk te maken. Mevrouw Temmerman, er zijn fracties in deze meerderheid die dat spelletje op die manier spelen. Daar ben ik echt van overtuigd. Als de staatssecretaris, de sp.a-fractie en misschien wel de PS-fractie oprecht overtuigd zijn van een kernuitstap dan nodig ik hen uit om dat sterker te bewaken en de pronucleaire en de nucleofiele partijen in deze assemblee geen extra wind in de zeilen te geven.
Ik kom tot mijn vierde punt van fundamentele kritiek. De eerste minister had aan de diverse overbevolkte kabinetten gevraagd om niet al te veel tijd te steken in de beleidsnota en om een copy-paste van het regeerakkoord te maken. U hebt dat selectief gedaan, mijnheer de staatssecretaris. U bent een aantal belangrijke dingen uit het regeerakkoord vergeten. Ze liggen wellicht niet in uw bovenste schuif, hoewel ze toch belangrijk zijn. In uw beleidsnota staat er geen woord over nucleair afval en de beslissingen op dat vlak, geen woord over hoe de nucleaire taks te herinvesteren, geen woord over de hervorming van het Synatomfonds, geen woord over de aanpassing inzake de wetgeving inzake nucleaire aansprakelijkheid, geen woord over de single buyer en het ter beschikking stellen van nucleaire capaciteit aan andere spelers. Dat ligt in de onderste schuif op het kabinet Wathelet. Nogmaals, het zijn nochtans belangrijke maatregelen.
Wij zouden geen constructieve oppositie zijn mochten wij u geen alternatieven voorstellen. Het is misschien vervelend op dit late uur maar ik heb snel — ik kom van mijn fantastische stad Mechelen om deze bespreking niet te missen — tien puntjes genoteerd waarop een echte beleidsnota voor Energie zich zou moeten focussen.
Ten eerste, beslis de uitstap. In plaats van een enquête te organiseren bij de nieuwe spelers op de markt over wanneer zij hun projecten gaan realiseren, schrijf hen een brief om te zeggen dat er een ander tijdperk is aangebroken.
Ten tweede, verhoog de nucleaire taks tot het niveau dat de regulator ons vraagt, zijnde circa 1,2 miljard euro. Herinvesteer die, enerzijds, in de groenestroomcertificaten offshore en druk, anderzijds, de factuur voor consumenten en kmo’s en onderzoek, de piste voor capaciteitsvergoedingen voor gascentrales en STEG-centrales, een interessante piste waarover u het ook niet hebt in uw beleidsnota. Maak die investeringen interessanter.
Ten derde, in plaats van te talmen met de laatste domeinconcessie in die eerste zone, kies oprecht voor offshorewind, boor dat potentieel in de Noordzee aan en baken ook een tweede zone af. Doe dat niet in 2015-2016-2017, maar nu, vandaag of morgen.
Ten vierde, versterk de wetgeving rond de onbenutte sites en maak ze juridisch zeker. Zijn de spelers niet sympathiek of weigeren zij het spel mee te spelen? Er is een wetsvoorstel van Ecolo-Groen dat die handel kan laten onteigenen om andere nieuwe spelers de kans te geven om op die onbenutte sites aan de slag te gaan.
Ten vijfde, zet de ongelooflijke drainage van publieke middelen en belastinggeld richting de nucleaire sector stop. Zeg: Sorry SCK, sorry IRE, er zijn andere tijden aangebroken. Wij limiteren die budgetten. Gedaan met de stijging. Word eindelijk lid van IRENA, het Internationaal Agentschap inzake Hernieuwbare Energie waar wij nog steeds geen lid van zijn.
Ten zesde, andere technologieën hebben het voordeel niet van de onbeperkte aansprakelijkheid in geval van ongevallen dus de nucleaire technologie verdient dat evenmin.
Ten zevende, de studie van de CREG ligt morgen op uw bureau. Maak, op basis van die studie, werk van een actieve prijzenpolitiek — en net dan komt collega Schiltz binnen — wars van ideologische schema’s, de traditionele schema’s. De consument heeft geen boodschap aan de liberale literatuur van collega Schiltz, maar verwacht een actieve prijzenpolitiek.
Collega Schiltz, dit is punt zeven van de alternatieve beleidsnota energie, een aantal suggesties voor deze klassieke tripartite om oprecht werk te maken van een andere energiepolitiek.
Ten achtste, een resolutie van de Ecolo-Groen-fractie: openbare aanbesteding voor nieuwe capaciteit.
Ten negende, eigen capaciteit voor Elia. Haal die meerkosten weg van de factuur en geef onze netbeheerder de kans om in een landschap met meer hernieuwbare energie een beperkte eigen capaciteit te hebben.
Ten tiende, zorg ervoor dat men met een gerust hart de kernuitstap kan beslissen en met voldoende gewaarborgde financiële middelen kan beginnen aan de ontmanteling. Hervorm het Synatomfonds, zoals uw administratie dat een drietal jaar geleden aan collega Magnette heeft gevraagd.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb er niet lang over moeten doen. Ik wil het gerust uitschrijven. Als u het in Times New Roman 12 punten zet en anderhalve interlinie hanteert, dan is dit tienpuntenplan al twee keer zo substantieel als uw beleidsnota.
Dit zijn constructie suggesties van de groene oppositie, want, lieve mensen, lieve vrienden, lieve collega’s, de wereld is aan het veranderen. Er is echt iets aan het veranderen. 66 % van onze landgenoten is voorstander van een kernuitstap. Siemens stapt uit de nucleaire sector. Areva boekte het voorbije jaar 1,6 miljard euro verlies, onder meer omdat men investeert in megalomane nieuwe kerncentrales in Frankrijk en Finland. De opwerkingsfabriek in Sellafield sluit. Borsele 2 wordt niet gebouwd. In 2011 wordt wereldwijd meer groene capaciteit gebouwd dan nucleaire capaciteit. 2011 is het recordjaar inzake groene investeringen in de hele wereld.
Lieve vrienden, het is in de Wetstraat dat men talmt. In de dorpsstraat is men mee en ook de economische actoren zijn mee en ik denk dat de economische actoren en onze dorpsstraat onze alternatieve beleidsnota veel interessanter vinden dan de drie vodjes papier van staatssecretaris Wathelet.
02.48 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, het zal u niet verbazen dat wij de zaken lichtjes anders zien dan de vorige spreker.
Wij waren inderdaad niet aangenaam verrast door uw beleidsnota, net zoals de Ecolo-Groen-fractie. Wij hebben u dat in de commissiebespreking ook laten weten.
Ik zal het niet hebben over de controle op de energieprijzen. Ik zal het ook niet hebben over de tweede offshore site. Daarover hebben andere collega’s het al genoeg gehad. Ik zal mij beperken tot twee punten, een eerste punt over de kernenergie en een tweede punt over de voor ons onaanvaardbare en toch aanhoudende versnippering van bevoegdheden op het vlak van energie.
Ten eerste, het deel in uw beleidsnota over kernenergie en de toepassing ervan vond ik bijzonder verwarrend en totaal niet duidelijk. Ik lees in de verantwoordingsnota: “De opdracht van de subtitel kernenergie bestaat in het toezicht op het goed beheer en de juiste aanrekening van de kosten van alle partijen, de verzekering van de nodige financiering en de gepaste voorbereiding van regeringsbeslissingen over bepaalde beheersopties”.
Als men het debat van de voorbije tien jaar goed heeft gevolgd, is het duidelijk dat het hier gaat over de voorbereiding van de kernuitstap, want aan die regeringsbeslissing wordt niet getornd.
Dan lees ik wat er staat onder strategische doelstellingen 3.1.2: “De aanleg van de nodige nucleaire voorzieningen in de nucleaire sector draagt eveneens bij tot de aanvaardbaarheid van de kernenergie en tot zijn instandhouding”.
Dan vraagt men zich als simpele lezer natuurlijk af wat de regering eigenlijk wil. Wil ze eruit stappen of niet?
Excuseert u mij, maar uit uw beleidsnota wordt men niet veel wijzer. Ik heb van u in de commissie alleen gehoord dat tegen midden 2012 knopen moeten worden doorgehakt.
Ik vraag mij af, mijnheer de staatssecretaris, of er tegen die tijd nog veel knopen door te hakken zijn. Een productiebedrijf heeft in elk geval al aangekondigd dat het zijn oudste vestigingen zelf zal sluiten. Is dat waarop u wacht? Wacht u tot de beslissing door de productiebedrijven zelf genomen worden?
Luc Huysmans, niet onmiddellijk een sympathisant van Vlaams Belang, meen ik, schreef in Trends: “De beslissing van Electrabel om de drie kerncentrales in 2015 op non-actief te stellen, is symptomatisch voor het gebrek aan daadkracht van de Belgische overheden.”
Onze meest fundamentele kritiek op de sluiting blijft overeind, mijnheer de staatssecretaris. U hebt geen alternatief. De vorige regering heeft er al niet veel van gebakken. De CREG en het Planbureau waarschuwen steeds vaker dat er zeker stroomtekorten aankomen in 2012-2015. Ik vraag mij af waar uw alternatieven blijven om die stroomtekorten op te vangen? Andere collega’s hebben u daar ook al om gevraagd. Er zijn wel plannen voor andere productieparken, maar verder dan plannen gaan die niet.
Tel dit allemaal op: stroomtekorten, het getalm van de regering, de versnippering van de energiebevoegdheden. Mijnheer de staatssecretaris, het lijkt mij dat de energiemarkt niet staat te springen om verder energie te steken in België. U brengt veeleer de energiebevoorrading in gevaar dan in veiligheid.
Ik wil om af te ronden nog iets zeggen over de aanhoudende en onaanvaardbare versnippering van de bevoegdheden inzake kernenergie. Uw eerste minister heeft in zijn verdediging van het regeerbeleid gesproken over een copernicaanse revolutie. De macht zal bij de Gemeenschappen en de Gewesten komen te liggen in de toekomst en België zal een geheel ander land worden.
Mijnheer de staatssecretaris, dat is in elk geval niet zo voor het domein Energie; daar blijft alles bij het oude, ondanks kleine cosmetische ingrepen. Een bewijs vindt u op pagina 363, waar u letterlijk schrijft: “Bewaken van de beveiliging van de bevoorrading van het land en de analyse van de markten, een algemeen coherent beleid uitwerken voor de energiecrisissen, steunend op de expertise van alle onderdelen van de FOD”.
Mijnheer de staatssecretaris, afgaande op de stelling van eerste minister Di Rupo dat voortaan het zwaartepunt van de macht bij de Gewesten zou liggen, zou men ten minste mogen verwachten dat u van de gelegenheid gebruik zou maken om het overleg met de Gewesten te formaliseren, het punt aan te kaarten en ten minste als een van uw prioriteiten op te nemen in de omschrijving van het programma energie, quod non.
Mijnheer de staatssecretaris, ik kan alleen maar zeggen dat u onze goedkeuring voor onderhavig beleidsplan, voor dit magere beleidsplan in elk geval niet zult krijgen.
02.49 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, la mobilité est l'un des défis majeurs du XXIe qui doit être pensé de manière à promouvoir un développement économique optimal pour notre pays, dans le respect des normes écologiques et de lutte contre le changement climatique, normes qui sont étroitement liées. Ainsi, l'harmonisation et l'interopérabilité de nos différents réseaux, tant ferroviaires, maritimes, autoroutiers qu'aériens, doivent être développés et organisés de manière à offrir aux usagers quotidiens et aux transporteurs professionnels, un réseau de qualité, sécurisé et performant.
Parallèlement à cet immense défi, en ce qui concerne la sécurité des usagers, l'objectif premier à poursuivre est la sécurité routière, afin de permettre une circulation optimale, aisée et suffisamment réglementée. Des mesures concrètes seront prises telles que le renforcement des contrôles de police et du taux d'alcoolémie. Á ce sujet, nous prendrons connaissance avec intérêt de l'étude que le secrétaire d'État a commandée à son administration en la matière, ainsi que de l'évaluation qui suivra la mise en place prochaine par l'IBSR du premier éthylotest anti-démarrage.
Un point très positif que nous tenons à relever est l'approche nouvelle annoncée en termes de lutte contre les conducteurs multirécidivistes. Celle-ci s'articulera autour de plusieurs actions, notamment l'instauration de peines autonomes, comme l'obligation de suivre des formations à l'IBSR, ainsi que la mise en place d'une banque de données actualisée et l'échange de données avec les pays frontaliers, sur base d'accords bilatéraux pris avec la France, et à venir avec les Pays-Bas et le Luxembourg, permettant à la police de disposer d'un historique exhaustif des infractions routières commises par le conducteur contrôlé.
Mon groupe salue cette mesure, qui contribuera à renforcer la tolérance zéro en matière de sécurité sur la route. Cependant, si nous soutenons cette décision, nous tenons à souligner que le renforcement de la sécurité routière doit également se réaliser en amont, via une formation à la conduite adaptée de qualité et accessible financièrement.
Dans la révision du Code de la route, une place particulière dans la réflexion sur la sécurité routière doit aussi être réservée, en collaboration avec les Régions, aux usagers faibles qui sont les plus exposés aux risques d'une circulation dangereuse: les piétons, les personnes à mobilité réduite et les cyclistes, sans oublier les motards qui sont souvent victimes d'accidents mortels sur les routes.
Ainsi, l'accent doit être mis entre autres sur la création de plates-formes multimodales qui permettront également de lutter contre la congestion et la modernisation des infrastructures pour une meilleure offre et une meilleure accessibilité. Un renforcement des conditions d'aptitude à la conduite, comme par exemple l'idée du test oculaire à faire passer aux conducteurs lors du renouvellement de leur permis de conduire tous les dix ans, notamment d'ici la fin de cette année dans le cadre de l'instauration du permis de conduire électronique, est une idée que notre groupe trouve intéressante pour autant que les acteurs concernés soient consultés et associés aux discussions afin d'en dégager des pistes optimales et efficaces.
Pour ce qui concerne le transport ferroviaire, monsieur le secrétaire d'État, et les suites de la commission Buizingen, nous attendons toujours le rapport de l'organe d'enquête en la matière. Nous espérons qu'il ne tardera pas à nous parvenir afin de pouvoir continuer le travail entamé. De même, nous serons également très attentifs aux discussions qui auront lieu au niveau européen concernant le réseau transeuropéen de transport, qui s'inscrit parfaitement dans le développement multimodal des modes de transport respectueux de l'environnement et, ce, à grande échelle.
Enfin, en ce qui concerne le transport aérien, nous ne pouvons que répéter notre satisfaction de voir que, dans le cadre des nuisances sonores à l'aéroport de Bruxelles-National, les décisions des Conseils des ministres du 19 décembre 2008 et du 26 février 2010 seront entièrement exécutées. Et également que ces mêmes nuisances feront l'objet d'un contrôle par une autorité indépendante qui sera prochainement créée.
Quant à Belgocontrol et sa gestion, nous nous réjouissons de la nomination prochaine de nouveaux dirigeants et de la signature d'un nouveau contrat de gestion qui contribuera à pourvoir l'entreprise d'un équilibre financier structurel en concertation avec tous les acteurs concernés.
Les défis sont donc nombreux, monsieur le secrétaire d'État, mais nous ne doutons pas que vous mettrez tout en œuvre pour concrétiser ces mesures.
02.50 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u hebt het geluk gehad dat uw voorganger, de heer Schouppe, nogal redelijk actief was in de periode waarin hij volwaardig staatssecretaris was, maar gelukkig ook tijdens de periode van lopende zaken. Dat zeg ik bij het bekijken van uw beleidsnota, het kladje of het doorslagje of de copy-paste, of misschien is het zelfs dat niet, van een drietal bladzijden. Als ik de prille beleidsnota van toenmalig staatssecretaris Schouppe ernaast leg, die 63 bladzijden telt, en als ik even zou turven wat hij heeft uitgevoerd en welke plannen hij nog had, dan denk ik toch dat u nog veel werk voor de boeg hebt, zeker als u minstens wil proberen om de vorige staatssecretaris te evenaren. Trouwens, ik heb hem nog eens gezien nadat u reeds in functie was en hij zei dat hij nog een aantal plannen had.
We kunnen natuurlijk zeggen dat de heer Schouppe zijn werk gedaan heeft, en hoe meer hij gedaan heeft, hoe minder u nog moet doen. Maar helaas, er staat nog een aantal zaken op stapel en er zijn nog vraagtekens. Immers, het feit dat u zo vaag was of u zich zo beperkt hebt in uw beleidsnota, een doorslagje van het regeerakkoord, maakt dat wij toch nog altijd met veel vragen zitten. Enkele collega’s hebben er al naar verwezen.
Die onduidelijkheid is volgens mij geen goede zaak. Vooreerst is het geen goede zaak voor het Parlement, maar daarnaast blijven diverse beleidsactoren op het vlak van mobiliteit met vraagtekens zitten. Zij vragen zich af op welke wijze u zult optreden en hoe u uw bevoegdheden concreet zult invullen. Ik denk dat het ook niet goed is omdat de resterende regeerperiode nog maar kort is. Er is al redelijk wat inkt gevloeid en er zijn al heel wat dagen gepasseerd. Daarom denk ik toch dat u zo snel mogelijk duidelijkheid moet brengen.
Tijdens een eerste discussie over uw beleidsnota in de commissie hebt u een aantal zaken verduidelijkt. Ook op dat moment bleven de meeste leden op hun honger. Het feit dat wij hier vandaag zeker nog op terugkomen, is daarvan het mooiste bewijs.
In het algemeen over uw beleidsintenties, stel ik op het vlak van de actualiteit samen met u vast dat u een aantal dossiers en een aantal beslissingen van het Parlement hebt geërfd, bijvoorbeeld onder meer het dossier van fietsers die voorbij een rood licht mogen rijden.
U moet natuurlijk uitvoeren wat het Parlement heeft beslist. Anderzijds, zou u misschien beter even kijken naar de kritieken die op de beslissing zijn gegeven, niet alleen de kritieken die nu in de pers verschijnen, maar ook de kritieken vooraf.
U moet ook nog altijd over het algemeen belang waken. Het is niet, omdat een wet hier is goedgekeurd, dat het daarom ook een goede wet is, dat hij niet voor verbetering vatbaar is of dat men niet op zijn stappen kan terugkomen.
U kunt ter zake creatief genoeg zijn om het Parlement tot andere inzichten te brengen of om op zoek te gaan naar een meerderheid die misschien een iets betere wetgeving voor de dag brengt, vooraleer de maatregel door te voeren. Eenmaal een wet als bedoelde wet is gerealiseerd, is het immers erg moeilijk om de klok terug te draaien. Eenmaal kinderen iets slechts is aangeleerd, is het niet erg gemakkelijk hun gedrag te wijzigen. In deze materie vermoed ik dat het ook om het aanleren van een slecht iets gaat.
Ten tweede, op het vlak van verkeersveiligheid wijst u in uw beleidsnota van 5 januari 2012 – dit is heel belangrijk – op de versterking van de campagnes tegen en van de controles op alcoholgebruik achter het stuur, in het bijzonder tijdens het weekend.
Ik heb u in de commissie ook op de problematiek gewezen. U hebt zich toen verdedigd. Ik blijf er echter bij dat het mij enorm tegen de borst stoot dat u in uw nota aan drugsbestrijding geen jota aandacht besteedt.
Het zal natuurlijk uw intentie zijn maar ik denk toch dat het een veel krachtiger signaal was geweest als u daar in uw nota werk van had gemaakt en er de nodige aandacht aan had besteed. Collega Schouppe heeft de voorbije jaren een inhaaloperatie gedaan met de speekseltest. Het lijkt zeker dat er nog wel werk voor u is weggelegd op het vlak van de speekselanalyse. Mogelijks moet u eens bij uw collega van Justitie aankloppen, maar als het u menens is moet u er minstens voor zorgen – vanuit uw bevoegdheid als staatssecretaris kunt u dat op het niveau van de regering – dat het nodige wordt gedaan. Drugsgebruik in het verkeer wordt nog te vaak onderschat. Het gedoogbeleid van deze regering en de vorige heeft daar natuurlijk de hand in. Veel chauffeurs zijn zich niet bewust van de schade en de risico’s die de combinatie van drugsgebruik en rijden met zich meebrengt.
In verband met de werking op het vlak van verkeersveiligheid zijn er zeker positieve zaken, onder meer aanpassingen van de reglementering en een aantal initiatieven die reeds op stapel stonden en waaromtrent uw voorganger, onder meer in zijn 63 bladzijden tellende nota, veel uitvoeriger dan u de nodige standpunten en visies heeft ontwikkeld. Ik ben hier zeker niet om een pleidooi te houden voor de heer Schouppe of te vragen dat de heer Schouppe zou terugkomen. Mijnheer de staatssecretaris, ik heb echter natuurlijk wel erg weinig materiaal gekregen om mij op te baseren om u te beoordelen. Als ik uw beleidsnota en uw ambities in de balans moet leggen versus die van uw voorganger, dan komt u er op dit moment redelijk bekaaid van af.
Een ander punt. Zeker op het vlak van de staatshervorming zullen we met een visadem afwachten hoe snel en hoe concreet dit zal gebeuren en hoe dit zal worden ingevuld. Ik heb er ook in de commissie voor gewaarschuwd dat de staatshervorming er in geen geval kan voor zorgen dat het Brussels Gewest op het vlak van mobiliteit meer zou te zeggen hebben in de Vlaamse Rand. Wij zullen ons daar met hand en tand tegen verzetten. Het kan niet dat een aantal verworvenheden uit het verleden zou worden teruggeschroefd door deze staatshervorming.
Een ander pijnlijk punt is de stiefmoederlijke behandeling van de problematiek van de binnenvaart. Door diverse collega’s werd daarnaar verwezen. Niemand heeft er baat bij dat hierover onduidelijkheid bestaat. Men heeft blijkbaar van de voorbije periode geen gebruik gemaakt om duidelijkheid te verschaffen. Bij dezen en ondanks het late uur raad ik u zeker aan deze onduidelijkheid weg te werken.
Een laatste bemerking gaat over Belgocontrol. Ik hoop dat u er werk van zult maken om de augiasstal die ten overvloede in de analyse en de nota van KPMG aan bod komt, uit te mesten. Ik verwijs naar de staking die heeft plaatsgevonden. Het was, in schoon Vlaams, du jamais vu dat de verkeersleiders het werk hebben neergelegd. De gevolgen waren zeer drastisch. Ik hoop dat dit geen tweede keer gebeurt, dat u het signaal hebt begrepen en dat er pertinent wordt opgetreden. Ik blijf wel een afwachtende houding aannemen in verband met de mogelijke integratie van de militaire verkeersleiding. Ik denk dat u nog heel veel werk voor de boeg heeft vooraleer u met uw collega De Crem aan tafel kunt zitten om daar werk van te maken. Ik wens u veel moed en inspiratie. Hopelijk zien we elkaar nog regelmatig.
Le président: J'avais cru que nous aurions un débat avec le seul M. Wollants mais M. Calvo est arrivé et donc, logiquement, M. Schiltz est arrivé aussi! Comme il avait omis de s'inscrire, il ne disposera que de cinq minutes de temps de parole.
02.51 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, ik zal niet meer dan vijf minuten spreektijd nodig hebben, om de heel eenvoudige reden dat wij een dijk van een regeerverklaring hebben wat betreft het energieluik.
Mijnheer de staatssecretaris, u hebt in de kranten en in de Kamer, naar aanleiding van de voorstelling van uw begrotingsnota en uw beleidsbrief, uitgelegd dat, in navolging van het regeerakkoord, werk zal worden gemaakt, alvast van de gedeeltelijke kernuitstap, maar dat er uiteraard een uitrustingsplan nodig is waarop u nog wacht. Ik gun u de tijd tot half 2012 om dat uitrustingsplan te laten opstellen.
Een ander punt betreft de prijzen. Ook daar hebben wij heel concreet uitgewerkte en verregaande argumenten voorzien in het regeerakkoord. Ik begrijp de kritiek dus niet van de oppositie, dat u slechts zes pagina’s hebt afgeleverd. Het heeft weinig zin om het regeerakkoord nog eens over te doen.
Collega’s, het is nu eenmaal de eigenheid van deze regering, en daarom heeft het ook zo lang geduurd, dat zij heel uitgebreide regeerakkoorden heeft geschreven waarin al heel veel staat.
Wat ik hier hoor over alternatieven en allerlei initiatieven, zoals een tienpuntenplan, is niet meer of niet minder dan de kar voor het paard spannen. Dat zijn absoluut geen nieuwe recepten. Wij kennen ze allemaal.
De vraag die vandaag rijst in dit dossier, bij deze beleidsnota en bij deze begroting is niet “wat?”, maar wel “hoe?”.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ben heel tevreden dat u kort de tijd neemt om een heel pertinente en praktische, nuttige analyse te laten maken. Het is immers pas wanneer wij een zicht hebben op welke investeerders bereid zijn in België te investeren en welke energievoorzieningen wij hebben, dat wij beslissingen kunnen nemen over de toekomstige energiemix.
Ik neem er tevens akte van dat hier wat wordt gegoocheld over de deficitaire nucleaire sector. Aan de achtbare leden van de oppositie geef ik mee dat een beslissing over het al of niet openhouden van nucleaire centrales voor de liberalen geen economisch argument is. Als wij daarin een standpunt innemen, is dat een ideologisch argument en dan doen wij dat omdat wij de evaluatie hebben gemaakt dat het afval dat deze energievorm produceert niet wenselijk is of dat het zeer kostelijk is om dat op lange termijn veilig te kunnen bewaren. In tegenstelling tot andere fracties die zich steeds op de borst slaan dat dit dossier voor hen een ideologisch speerpunt is, zeggen wij dat Open Vld in het kernuitstapdossier een ideologische beslissing neemt. Laat de economie voor de bedrijfsleiders, voor zij die de kerncentrales of andere energiecentrales moeten uitbaten.
Bovendien mag het duidelijk zijn dat, als wij de kerncentrales vandaag zouden sluiten, zoals Duitsland, wij de steenkoolcentrales misschien opnieuw kunnen opengooien om in onze acute energienood te voorzien. Als wij dat niet doen, staat dezelfde oppositie hier tijdens het vragenuurtje opnieuw om de premier, de staatssecretaris en de hele regering tot de orde te roepen omdat wij dreigen in de kou te komen staan. Schande! Onze economie zou ten onder gaan.
Mijnheer de staatssecretaris, u hebt het vertrouwen van onze fractie. Maak er geen misbruik van. Zorg ervoor dat wij over een half jaar een degelijk uitrustingsplan en een analyse van de prijzen hebben zodat wij het regeerakkoord kunnen uitvoeren.
02.52 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, mon intervention portera sur la politique de mobilité avec pour fil rouge la sécurité ferroviaire, avec l'Autorité nationale de sécurité et l'organisme d'enquête, et Belgocontrol.
Pour ce qui concerne l'Autorité nationale de sécurité, le SSICF, on peut se réjouir que ce dernier joue un rôle prépondérant dans l'organisation de la concertation sur la sécurité de l'exploitation ferroviaire, une nouvelle initiative.
Une deuxième réunion de cette coordination a eu lieu en décembre, et tous les acteurs concernés, y compris Infrabel et les entreprises ferroviaires ont pu discuter de la poursuite de l'implémentation du TBL1+ et de l'ETCS.
À part cette nouvelle situation, il faut bien dire que le contexte dans lequel évolue aujourd'hui le SSICF reste inquiétant. Je voudrais citer, monsieur le secrétaire d'État, deux ou trois éléments qui interpellent.
Tout comme l'Agence ferroviaire européenne, nous avions insisté, dans les conclusions et recommandations de la commission Buizingen, sur la nécessité de mener des audits, outils nécessaires pour améliorer réellement la culture de sécurité auprès de l'ensemble des opérateurs. En particulier, la commission spéciale avait recommandé l'organisation d'un audit sur les dépassements de signaux.
À ce jour, il faut bien constater – et nous avons pu entendre le directeur de l'Autorité nationale de sécurité, il y a quelques semaines, en commission de suivi – qu'aucune initiative n'a été prise en ce sens, ce près d'un an après le vote des recommandations du parlement et près de deux ans après la catastrophe de Buizingen.
On nous fait état de problèmes administratifs à l'origine de cette carence. Pouvez-vous nous donner plus d'informations quant aux obstacles à l'organisation de ces audits?
Un autre problème évoqué en commission est celui de l'indépendance du SSICF. Selon moi, cette indépendance a déjà été mise à mal après sa mise sous tutelle directe du secrétaire d'État, sous la législature précédente. Cette décision va clairement à l'encontre de l'esprit des recommandations du parlement en matière de sécurité ferroviaire.
Par ailleurs, la décision prise – avec le consentement de la Commission européenne; je vous l'accorde –de permettre pendant encore 18 mois, d'embaucher des personnes issues du groupe SNCB pose également problème.
Comment peut-on garantir l'indépendance des travaux et des décisions du SSICF si celui-ci est composé très majoritairement de personnes qui sont issues du groupe SNCB et qui continuent à avoir un lien avec ce groupe, puisqu'elles sont détachées du groupe SNCB?
Vous nous avez dit que, dans dix-huit mois, ce ne sera plus possible, qu'il nous reste une période intermédiaire pendant laquelle on peut utiliser cette possibilité. En attendant, on va engager. C'est une bonne chose! L'autorité nationale en a besoin. Toutefois, ces personnes vont garder à jamais un lien contractuel avec le groupe SNCB, le groupe ferroviaire le plus important de ce pays. C'est aussi contraire aux recommandations du parlement.
Il ne s'agit pas simplement de dire que l'expertise ne se situe que dans les entreprises ferroviaires. Nous avions pointé un problème d'attractivité des fonctions et de concurrence de certains employeurs. C'est le cas notamment de la Commission européenne ou de l'Agence ferroviaire européenne qui est basée à Valenciennes. Le gouvernement doit aujourd'hui se pencher sur d'autres pistes, à la fois sur le financement de l'autorité nationale mais aussi sur son statut. Elle pourrait, par exemple, travailler en tant qu'agence, ce qui lui permettrait d'agir avec plus d'indépendance et d'attractivité.
Quelques mots sur l'organe d'enquête dont les rapports d'accidents ferroviaires sont en souffrance depuis 2008. Vous nous avez annoncé en commission l'imminente parution du rapport sur la catastrophe de Buizingen. Très bien! Nous l'attendons toutes et tous avec impatience. Néanmoins, depuis 2008, une série de rapports, dont nous attendons les recommandations, de même que les opérateurs et le gestionnaire de l'infrastructure, restent en souffrance et risquent de devenir sans objet. Le gestionnaire de l'infrastructure et les opérateurs mettent aujourd'hui en œuvre des mesures qui ne correspondent peut-être pas aux conclusions des rapports tant attendus. Monsieur le secrétaire d'État, six rapports sont ouverts depuis novembre 2008. Ils ne sont toujours pas terminés, alors que l'Europe demande que les recommandations soient déposées endéans l'année qui suit l'accident.
Tout cela peut paraître quelque peu procédurier, voire mesquin, mais je pense que c'est la pertinence et la crédibilité de cet organe d'enquête qui sont aujourd'hui remises en cause. Il est important de renforcer ses capacités, pour qu'il travaille plus rapidement.
Sur ces questions de sécurité ferroviaire, vous avez suggéré de venir bientôt devant la commission spéciale afin de faire le point sur la mise en œuvre des recommandations dans votre champ de compétence. Je crois que ce sera pour bientôt et que nous aurons beaucoup de choses à nous dire à ce propos.
Quelques mots enfin sur Belgocontrol et, ici aussi, sur la sécurité. Il nous revient – je n'étais pas le seul à intervenir en ce sens en commission – des informations inquiétantes sur le niveau de sécurité à l'aéroport de Bruxelles-National.
On parle de choix techniques effectués par le management qui ne seraient pas en adéquation avec l'exigence de sécurité. On parle notamment du fait que le système Eurocat qui a été choisi ne correspond pas à la complexité du ciel belge, constitué de routes courtes qui se croisent, mais qui rapportent peu; c'est un autre sujet.
Les opérateurs évoquent des problèmes graves démontrant des fautes de conception du système utilisé. Elles se manifestent particulièrement lors de situations extrêmes, par exemple, en cas d'orages violents. À ce moment-là, on observe – et je reprends le terme technique – des "corruptions de données de système", ce qui empêche les aiguilleurs d'avoir une vision exacte de la situation. En gros, ce qui apparaît sur les écrans ne correspond pas à la réalité.
Monsieur le secrétaire d'État, vous semblez ne pas être au courant de cet aspect des choses, mais il a été évoqué en commission. Des documents circulent à ce sujet.
Je vous demande donc d'être particulièrement attentif à ces signaux inquiétants, d'autant plus que le masterplan adopté par Belgocontrol à la fin de l'année dernière prévoit aussi la disparition de 170 emplois, ce qui pourrait avoir un impact en termes de sécurité.
Voilà les deux ou trois éléments sur lesquels je voulais revenir ce soir.
02.53 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst en vooral de verschillende parlementsleden bedanken voor hun uiteenzetting. Ik heb uiteraard al veel vragen beantwoord in de commissie. Misschien moet ik nog een paar bijkomende antwoorden geven.
Wij hebben al contact opgenomen met Defensie in verband met de honden op de luchthaven van Zaventem. Defensie heeft ons zelfs al geantwoord. Ik heb brieven ontvangen van Defensie, waarin men wijst op de problemen. Ik heb u al verschillende elementen aangehaald. Er kan niet worden gezegd dat Defensie niet werd gecontacteerd. Wij moeten zeker met Defensie praten over Belgocontrol en de veiligheid van ons luchtruim.
Wat de reglementering betreft inzake de 25 en 175 ton blijf ik herhalen dat die zo snel mogelijk moet veranderen. Ik heb afgelopen week nog aan mijn administratie gevraagd om hieraan voort te werken.
Ik heb ook al in commissie gezegd dat ik de akkoorden van 2010 inzake de routes boven de luchthaven van Zaventem zo vlug mogelijk wil uitvoeren.
De heer Calvo zei dat mijn beleidsnota te kort en onvoldoende is. Hij heeft er zelfs dingen in gelezen die er niet in staan, bijvoorbeeld dat de consumptie zou toenemen. Dat heb ik niet in mijn nota geschreven. Misschien was zij niet kort genoeg, als hij er dingen in vindt die er niet in staan.
Hij heeft verschillende pistes naar voren gebracht, bijvoorbeeld inzake de taks. Ik heb al gezegd dat zijn voorstel inzake nucleaire taks de beste manier was om er geen te krijgen. Zijn bedragen zijn te hoog, opdat er rechtszekerheid zou zijn.
De heer Wollants uitte de kritiek dat de uitrustingsplannen te laat komen. Zij hadden er inderdaad in 2003 al moeten zijn, toen wij beslisten de kernuitstap in een wet te gieten.. Maar, zoals de heer Schiltz al zei, zal ik de conclusie pas trekken als de uitrustingsplannen er zijn. Ik heb bijna alle stroomproducenten ontmoet. Er zijn er veel, en dat is goed nieuws. Het is op basis van al die contacten dat de uitrustingsplannen er moeten komen. Een en ander zal moeten worden gewijzigd om de investeringen in België te verzekeren.
Als wij de wet van 2003 willen toepassen, moeten er maatregelen komen om de investeringen in België te verzekeren.
De eerste prioriteit – ik heb dat in de commissie gezegd, het staat ook in het regeerakkoord en ik heb het ook in de beleidsnota geschreven – is de bevoorradingszekerheid. Wij moeten die, als eerste prioriteit, verzekeren. Dat is duidelijk. In het regeerakkoord staat ook dat wij de wet van 2003 moeten toepassen. Daarom en om de investeringen in België te verzekeren, zullen er verschillende zaken moeten veranderen.
Wij hebben het ook over de prijs gehad, het uitrustingsplan moet meer producenten in België brengen en meer concurrentie in België verzekeren. Ik ben er echter van overtuigd dat dit niet genoeg zal zijn. Het is wel noodzakelijk en het er moet komen. Het is ook nuttig voor de markt zelf, om geen bijna monopolistische verhoudingen in onze markt te krijgen. Het zal echter niet de oplossing voor de prijs zijn.
Wat de prijs betreft, moeten er ook andere maatregelen komen. Ik heb de lijst gemaakt: de sociale tarieven, de federale bijdrage en de financiering van offshore, die dynamischer moet worden. Al die maatregelen moeten er komen om onze prijzen in België gelijkaardig te maken aan die in onze buurlanden. Dat is wat wij moeten verzekeren. Het zal zeker niet goedkoper zijn. Dat moeten wij ook weten, maar het moet evenwichtig blijven in vergelijking met onze buurlanden. Daarom zullen wij al die elementen moeten veranderen.
Ik heb reeds overlegd met de heer Vande Lanotte, want wij willen dat samen doen, hij heeft de bevoegdheid Economie en de bevoegdheid over het Prijzenobservatorium en ik heb de bevoegdheid Energie. Het is verstandiger om dit samen te doen, in plaats van een concurrentiële positie in te nemen binnen dezelfde regering. Wij zullen dit samen totaal transparant maken.
Dat is heel belangrijk. Wij willen dat debat zoveel mogelijk objectiveren, dat is niet gemakkelijk. Wij willen de concurrentie verzekeren door het uitrustingsplan, maar wij willen ook alle andere elementen van de energiefactuur objectiveren, om zo de nodige maatregelen te nemen.
In verband met de prijs moeten wij over die studie beschikken en wij moeten dit globaal doen. Als ik iets verander aan de prijs van de distributie zonder iets te doen aan de sociale tarieven en de financiering van de offshore, is er geen oplossing. Dat moet globaal en op een geïntegreerde manier gebeuren.
J'en viens au dernier élément en ce qui concerne l'IRE et MYRRHA. Le danger, surtout pour le traitement des déchets, surtout si nous voulons sortir du nucléaire, serait de désinvestir. Je le pense fondamentalement. Celui qui aujourd'hui prendrait la responsabilité de désinvestir dans la recherche nucléaire se priverait des garanties essentielles en matière de sécurité pour justement démanteler et retraiter l'ensemble de nos déchets nucléaires. En termes de sécurité, par rapport à l'énergie nucléaire, ce serait une erreur majeure. Ne pas investir dans la recherche, ne pas garantir un maximum de sécurité par rapport au retraitement des déchets nucléaires, ce serait extrêmement dangereux. C'est un risque pour les citoyens que je me refuserai toujours à prendre.
Par ailleurs, si nous n'assurons pas l'approvisionnement de l'IRE, dont le principal fournisseur est le centre de Mol, en matière d'isotope médical, non seulement nous tuons un secteur important en matière de recherche et en matière de plus-value économique dans notre pays, mais en plus, nous mettons à mal une filière médicale. Pour des raisons idéologiques, nous mettrions en danger un certain nombre de personnes? C'est aussi un risque que je me refuserai à prendre.
Parce qu'on est contre le nucléaire, parce qu'on veut fermer les centrales – et c'est un autre débat –, dire aux gens qu'on stoppe la recherche en matière de lutte contre le cancer grâce à la technologie nucléaire, pour justement faire en sorte que les personnes guérissent de maladies qui aujourd'hui sont extrêmement graves, ce sont des choix que je me refuserai toujours à faire.
Wat de verkeersveiligheid aangaat, kan ik de heer Van den Bergh absoluut gelijk geven. Wij moeten de verkeersveiligheid bekijken op een totaal geïntegreerde manier.
Mijnheer Van den Bergh, ook ik heb via De Morgen vernomen dat ik beslist had over 0,2 promille. Daarover heb ik echter nooit iets beslist. Net als u heb ik dat gelezen in de krant. Aan mijn administratie heb ik uiteraard wel gevraagd om over dat belangrijk thema na te denken, maar ik heb er nooit een beslissing over genomen. Het zou immers geen zin hebben – daarin hebt u gelijk – om een beslissing te nemen over een verlaging van de promille zonder meer controles uit te voeren, zonder meer preventie te hebben, zonder bijkomende duidelijkheid te creëren en zonder bijvoorbeeld voor andere elementen ook een aanpak uit te werken, zoals voor marihuana, drugs en alle andere mogelijke en nodige controles van het rijden onder invloed. Dat was ook een punt van de heer Wollants, denk ik. Dat alles moet dus gezien worden op een geïntegreerde manier.
Cela a été également évoqué par M. Bastin. C'est de cette approche globale que nous avons besoin, et c'est pourquoi je ne vais pas annoncer une mesure en particulier.
Mijnheer Veys, ik zal aan de heer Schouppe zeggen dat u hem zeer hebt gesteund. Ik weet niet of hij daarmee tevreden zal zijn, maar ik zal het hem zeggen.
En ce qui concerne les remarques de M. Balcaen, je renouvelle la discussion que nous avons eue par rapport au personnel de la SNCB, qui doit et peut encore, pendant une période transitoire, assurer le suivi au niveau du SSICF. La remarque relative à l'indépendance du SSICF, nous y répondons par cette possibilité transitoire, mais nous voulons assurer l'indépendance tout en ne nous privant pas de la capacité technique en termes de personnel. Certes, l'attractivité est difficile, je le reconnais, mais on a trouvé cette solution transitoire.
Par ailleurs, je rappelle mon engagement par rapport au tableau de bord lié aux recommandations de la commission Buizingen pour bien observer les éléments qui ont été mis en œuvre, ceux qui sont clôturés et ceux qui nécessitent d'être peaufinés, parce qu'il y a encore du travail à accomplir, dans le cadre de mes compétences.
Eu égard à la sécurité à l'aéroport de Bruxelles-National, je n'ai pas d'autres informations que celles que vous me donnez aujourd'hui, qui utilisent des mots assez forts en matière de sécurité aérienne. Ce sont évidemment des questions que je me permettrai de répercuter au niveau de Belgocontrol.
Voilà, monsieur le président, une réponse brève, qui balaie l'ensemble des interrogations des différents parlementaires.
02.54 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb het even opgezocht, wat eigenlijk niet nodig was. Het voordeel van een korte beleidsnota is immers dat een parlementslid de nota, wanneer hij ze een paar keer leest, uit het hoofd kent.
Er staat in uw beleidnota echter wel degelijk in het Nederlands een “voorzienbare stijging in de energieconsumptie”. In het Frans klinkt voorgaande uitdrukking als volgt: “avec une croissance très visible de la consommation énergétique”.
Uw beleidsnota gaat dus uit van het paradigma dat de elektriciteitsconsumptie zal toenemen. U had nochtans verklaard dat het er niet in stond. U ontdekt nu samen met mij dat het er wel in staat. U gaat in ieder geval uit van een voorzienbare stijging in de energieconsumptie en van 0,0 actie inzake energiebesparing.
U schrijft zich op die manier in het eeuwenoude paradigma in, zijnde het paradigma van zij die de kerncentrales niet willen sluiten. Ik begrijp ook waarom. U hebt immers samen met ons, de Ecolo-Groen-fractie, gezien dat …
02.55 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
02.56 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik zou in elk geval mijn beleidsnota baseren op een meer ecologische ambitie en op recente cijfers, bijvoorbeeld van Synergrid. Gelukkig is er echter een verschil tussen u en mij, wat het debat des te interessanter maakt.
Ik begrijp dat u van een stijgende consumptie uitgaat, wanneer u samen met de Ecolo-Groenfractie ziet wat de eerste beleidsmaatregelen van de huidige regering waren, namelijk het schrappen van de fiscale aftrekken voor energieconsumptie.
Wij hebben deze week kennis mogen nemen van de studie van VITO en ECONOTEC, die ook heel erg goed beschrijft welke impact die maatregel zal hebben op het federale klimaatbeleid.
Ten tweede, u verklaart dat u een goed lijstje hebt gemaakt van de zaken die moeten worden veranderd, wanneer het over prijzen gaat. Willen wij een impact op de prijzen hebben, dan moeten er volgens u diverse maatregelen worden getroffen. U vergeet dan wel een aantal suggesties die onze fractie doet. Ook wij hebben een aantal suggesties om de prijzen te drukken op een slimme en economisch verantwoorde manier.
Ten derde, inzake MYRRHA en IRE bouwt u een handige verdedigingslijn op. Uw voorganger was zo eerlijk om te zeggen dat wat hem betreft MYRRHA er niet moest komen. U maakt daar een emotioneel verhaal van, halve waarheden en hele leugens. U zegt dat Ecolo-Groen een probleem zou hebben met medische nucleaire activiteiten. Helemaal niet. Onze fractie heeft een probleem met het feit dat – ik citeer de beleidsnota van minister Milquet – “deze regering investeert in onderzoek naar de vierde generatie kernreactoren”. Voor kernafval zal MYRRHA nooit of nooit een oplossing zijn. U zult altijd geologische berging nodig hebben. Voor de medische toepassingen heeft men een veel kleinere reactor, daarvoor hoeft men niet zo’n grote, dure reactor.
Mijnheer de staatssecretaris, onze fractie heeft een probleem met Belgische politiek oude stijl. De nota aan de Ministerraad rond MYRRHA. Pagina 1 MYRRHA, pagina 2 MYRRHA, pagina 3 MYRRHA, pagina 4 MYRRHA, tot en met pagina 12. Dan komt het voorstel van besluit en duikt IRE op. Wafelijzerpolitiek. De heer Magnette heeft de subsidie voor MYRRHA destijds goedgekeurd omdat, ten eerste, de heer Verherstraeten er maanden om heeft liggen zeuren en, ten tweede, omdat er voor de PS extra geld voor IRE tegenoverstond. Dat is de Belgische energiepolitiek. Dat heeft niets…
02.57 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
02.58 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Het staat in dezelfde nota van uw regering. U zat toen ook al rond de tafel.
02.59 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Welk soort energie produceren ze?
02.60 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Uw regering en de klassieke tripartite leggen de link tussen Myrrha en IRE. Eén nota van de Ministerraad en er is geld voor Myrrha en geld voor IRE. Als die nota ondertussen werd vergeten, kan ik ze u bezorgen.
02.61 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Welk soort energie produceert IRE? Zeg het mij!
02.62 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Onze fractie heeft geen probleem met de ondersteuning van medische activiteiten, maar wel met de wafelijzerpolitiek en de baxter waar het SCK aan ligt. Groene sectoren kunnen niet rekenen op zoveel steun.
Voor mijn vierde punt wend ik mij tot collega Schiltz, de revelatie van deze boeiende, spetterende vergadering! U vraagt zich af waarom ik al die cijfers zit te debiteren op het spreekgestoelte. U zegt dat u de kerncentrales gaat sluiten, niet omwille van economische redenen, maar omwille van ideologische redenen. Dat is fantastisch! Ik heb in mijn lessen politicologie altijd geleerd dat ideologie een robuust geheel van opvattingen en overtuigingen is en dat men dat niet hanteert in januari om dan in juni iets anders te zeggen. Ik kijk ernaar uit om in Open Vld een oprechte ideologische bondgenoot te vinden in de strijd tegen die vervelende technologie.
Ten slotte, mijnheer de staatssecretaris, het is echt niet erg; onze fractie kan er best mee leven. Er zijn andere fracties die vandaag of morgen al honderd procent van hun programma willen realiseren. Onze politieke attitude is enigszins anders.
Maar het zou u sieren mocht u toch een klein beetje luisteren naar de groene oppositie en af en toe toch een aantal aspecten meenemen in uw beleid. U hoeft het niet letterlijk over te nemen. U mag het gerust wat maskeren. U mag hiervoor de creativiteit aan de dag leggen die u anders aan de dag legt. Het is de fout geweest van uw voorganger om iets te weinig naar ons te luisteren. Ik hoop af en toe toch een bondgenoot in u te vinden. De alternatieve investeerders in dit land zullen er blij om zijn.
Le président: On ne pourra pas vous reprocher de ne pas avoir plaidé.
02.63 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, wat betreft de explosievendetectie meen ik dat u gewoon aan tafel moet gaan zitten met minister De Crem. Ik ben er vrij zeker van dat hij u niet zal bijten. Mocht dit toch het geval zijn, wil ik gerust meegaan. Hij weet van niets; zijn ministerie misschien wel, maar hij niet. Ga gewoon met hem praten en los dat op.
Over de veiligheid zegt u dat u geen weet hebt van veiligheidsbekommernissen in het kader van de nationale luchthaven. Dit kan goed zijn, maar dan wil ik wel een antwoord op mijn vraag over de safety related occurrences. Waarom krijg ik daarop geen antwoord? U hebt dit beloofd in de commissie. Ik wil gewoon die cijfers zien. Als daar geen problemen mee zijn, kunt u ze mij toch gewoon bezorgen?
Wat Energie betreft, hebben wij heel wat vragen gesteld in de commissie, waarop wij vaak geen antwoord hebben gekregen. Bepaalde vragen werden in de commissie tot drie keer toe gesteld. Ik heb ze vandaag opnieuw gesteld. Het gaat onder meer over uw kortetermijnmaatregelen. Ik heb daar niets over gehoord. Over uw concreet plan inzake de kernuitstap heb ik evenmin iets gehoord. Ik dacht dat u de voorbije weken zou hebben gebruikt om op zijn minst uw les te leren zodat u hier kon komen antwoorden. Vandaag kunt u dit nog steeds niet. Wees gerust, ik zal u die vragen blijven stellen tot u de antwoorden kent. Wij hebben onze alternatieven. U zou dringend moeten beginnen studeren.
In verband met de andere collega’s, onze lat ligt een stuk hoger dan die van bijvoorbeeld de heer Schiltz. Wij zijn niet tevreden met hetgeen hier op tafel ligt. Dit is niet voldoende. Dit is geen antwoord op de energie-uitdagingen waar wij voor staan.
Wij hebben een aantal voorstellen.
(…): (…)
02.64 Bert Wollants (N-VA): En daarom zitten die kortetermijnmaatregelen er ook nog steeds niet in. U hoeft niet deel te nemen aan het debat inzake Energie, wij zijn groot genoeg om dat zelf te doen.
Mijnheer de staatssecretaris, wij zullen u daarover blijven ondervragen. Hier moet meer uit komen. U moet de federale bijdragen aanpakken. U moet ook de energieprijs aanpakken, onder andere door er geen extra kosten in te steken. Dat is wat u moet doen.
Vandaag heb ik niets nieuws gehoord en heb ik nog steeds geen antwoorden gekregen. Hiermee zijn wij niet tevreden!
Le président: Nous entamons la discussion du secteur "Entreprises publiques".
Wij vatten de bespreking aan van de sector "Overheidsbedrijven".
Les orateurs inscrits sont MM. Jef Van den Bergh,
David Geerts, Ronny Balcaen, Tanguy Veys et Christophe Bastin.
02.65 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, we zouden het in het hoofdsstuk over de overheidsbedrijven kunnen hebben over Belgacom, maar daar hebben we gisteren al bij stilgestaan. Dat verhaal is nog niet afgelopen, want het was gisteren geen eenduidig positief verhaal. We zouden het over bpost kunnen hebben en de meer dan 4 miljoen euro subsidies, die moeten worden terugbetaald. We zouden het over de NMBS kunnen hebben en de nood aan een geïntegreerde mobiliteitsvisie, die start vanuit het standpunt van de reiziger en niet vanuit de beperkingen van het spoor. We zouden kunnen stilstaan bij de noodzakelijke investeringen die er op het vlak van veiligheid op het spoor moeten gebeuren. Ik denk dat het plan is opgestart en dat wij nu vooral moeten toekijken hoe het wordt uitgevoerd. We hebben daarover ook al gesproken in de commissie. Daarom wil ik mij beperken tot twee aandachtspunten.
Ten eerste, de stiptheid wordt al vijf jaar aangehaald als de prioriteit van het spoorwegbeleid door de drie ceo’s bij de NMBS-Holding, de NMBS Vervoersmaatschappij en Infrabel.
Als Infrabel begin deze week signaleert dat 87 % van de treinen in 2011 stipt heeft gereden, dan heb ik daar moeite mee. Ik heb er geen moeite mee dat men dat cijfer geeft, want dat is gebaseerd op criteria die al jaren worden gehanteerd. Ik heb er wel moeite mee vanuit het standpunt van de reiziger.
Als wij aan de pendelaar vragen hoe de treinen in 2011 hebben gereden, zal 87 % van de reizigers zeggen dat men herhaaldelijk met vertragingen werd geconfronteerd.
Er is al een lichte vooruitgang, gelukkig maar, maar zeggen dat 87 % van de treinen stipt rijdt, geeft geen goed signaal aan de reiziger. Het kan een objectief criterium zijn ten opzichte van de belangrijke aandeelhouder, de overheid. Voor ons, beleidsmensen, is dat misschien een belangrijk cijfer, maar voor de reiziger is dat ongeloofwaardig.
Daarmee moet opgelet worden in de communicatie. Er werden in 2011 trouwens meer dan 22 000 treinen afgeschaft. Het blijft een heel belangrijk aandachtspunt om daarop in te zetten.
Volgens mij moeten we twee belangrijke oorzaken bekijken.
Ten eerste, het rollend materieel is verouderd en leidt vaak tot problemen. Er is de voorbije jaren enorm geïnvesteerd in het rollend materieel en de uitrol is nu aan de gang. Laten wij hopen dat de vernieuwing tot verdere structurele verbetering kan leiden.
Een tweede element is de structuur van het overheidsbedrijf. De herstructurering ervan staat in het regeerakkoord. In het regeerakkoord staat dat er na een half jaar een plan moet voorliggen over een nieuwe structuur van de spoorwegmaatschappijen met minder bedrijven. Mijnheer de staatssecretaris, u hebt aangekondigd dat binnen het half jaar een nota zal voorliggen over de richting die de hervorming uit moet gaan. Die zal niet helemaal af zijn. Dat is ook begrijpelijk. Het betreft namelijk een enorm bedrijf met een kleine 40 000 mensen in dienst en met een heel zware structuur. Dat kan zomaar niet in een-twee-drie omgegooid worden. Wel denk ik dat de herstructurering nodig is en het is ook nodig om eraan door te werken. Wij hopen wel dat er effectief werk van wordt gemaakt en dat de plannen ter zake niet op de lange baan worden geschoven.
Uiteraard moeten wij ook de Europese beslissingen ter zake, die in het najaar uitgevaardigd zullen worden, afwachten vooraleer we effectief tot een nieuwe structuur kunnen overgaan, om te vermijden dat we in strijd zouden zijn met de nieuwe Europese richtlijnen.
Een volgend element dat ik opnieuw wil aanhalen, hebben we in de commissie ook al herhaaldelijk besproken. Het gaat over de werkonderbrekingen. Dat is een gevoelig punt, maar na wat er vandaag opnieuw gebeurd is in het station van Brussel-Zuid, denk ik dat we daarop toch nog eens terug moeten komen.
Ik heb voor het eerst sinds ik in het Parlement zetel scheldsms’jes gekregen van reizigers die het niet meer aankunnen. Zij hebben nochtans al heel wat te verdragen gehad. Het is onaanvaardbaar dat een beperkt aantal werknemers zoveel duizenden pendelaars gijzelen door een onaangekondigde stakingsactie.
Het was niet de eerste keer. Er was al een onaangekondigde actie op 20 december, en er was er één op 21 december. Daarna kwam de algemene staking van 22 december, die wel aangekondigd was. Op 10 januari was er een actie in het seinhuis van Antwerpen-Berchem. Maandag was de algemene staking gelukkig wel aangekondigd, maar vandaag was er weer een onaangekondigde actie in Brussel-Zuid.
Het is pijnlijk. In het begin van de vorige legislatuur, in 2008, is er een protocol afgesloten met de vakbonden over hoe men sociale acties voert binnen een bedrijf dat aan sociale dienstverlening moet doen. Dat protocol leek de voorbije jaren te werken. Er waren veel minder spontane acties. De acties waren meestal goed van tevoren aangekondigd zodat de reizigers hun voorbereidingen konden nemen. De jongste twee maanden lijkt het echter alsof dat protocol niet meer bestaat.
Wij hebben het daarover gehad. Er is toen aangekondigd dat er een evaluatie van dat protocol aan de gang is. Ik vind dat men snel tot een resultaat moet komen. Ondertussen moeten wij erop toezien dat er streng wordt opgetreden tegen schendingen van dat protocolakkoord. Als er niet wordt opgetreden, heeft het protocolakkoord immers geen waarde meer. Als wij het protocolakkoord willen behouden als instrument dat een antwoord biedt op de roep om het stakingsrecht in te perken, moet het effectief nageleefd worden.
Daarin moeten dringend bepaalde stappen gezet worden, want de treinreizigers zijn het hartsgrondig beu.
02.66 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer Van den Bergh, ik ga grotendeels akkoord met wat u hebt gezegd. U hebt op het einde echter één woordje vergeten: “altijd”. Men moet altijd optreden als er overtredingen zijn van het protocol, niet alleen als de overtreding gemaakt wordt door de kleinste vakbond in Vlaanderen.
02.67 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik had een speech van 20 bladzijden uitgeschreven, maar voor de mensen die hier nog moeten werken, heb ik die tot een bierkaartje beperkt. De essentie van een verhaal moet men op dit uur daarop kunnen neerpennen zodat de mensen op tijd naar huis kunnen.
Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat u initiatieven zult nemen betreffende het loon van de topmanagers in de overheidsbedrijven, ook betreffende het loon via managementvennootschappen. Wij verwachten daadwerkelijk en zo snel als mogelijk, eventueel in de programmawet, een wetgevend initiatief van u waarmee u daaraan paal en perk stelt. Ik wil daar in deze ruimte zeer duidelijk over communiceren. Voor ons is het essentieel dat de loonwig tussen de laagste werknemers en de hoogste werknemers in overheidsbedrijven ongedaan gemaakt wordt en dat de poort naar fiscale constructies, die weliswaar volkomen legaal zijn, maar waarvan misbruik wordt gemaakt, gesloten wordt.
Wat de NMBS en de stiptheid betreft, hebben we vandaag in de krant kunnen lezen dat, volgens Infrabel, de stiptheid is gestegen van 85,7 % in 2010 tot 87 %, maar de reizigers voelen dat niet zo aan.
Wij hebben gezegd dat daaraan veel meer aandacht moet worden besteed. Wij hebben de vorige legislatuur de studies gedaan. Zorg ervoor dat deze studies nu op het terrein uitgevoerd worden en dat maatregelen worden genomen.
Wat de wilde acties betreft, de heren Vandeput en Van den Bergh en ikzelf hebben daarover vorige week vragen gesteld in de commissie. Wij hebben gezegd dat die wilde acties voor ons niet kunnen. U hebt mij gevraagd of ik even streng zou zijn als het niet alleen de OVS zou zijn, maar ook de andere vakbonden die een wilde staking zouden houden. Het antwoord is bevestigend.
Ik kreeg vanochtend sms’en, zelfs van NMBS-werknemers, die zegden dat het vervelend was dat zij niet op hun werk geraakten. Dat men sms’en krijgt van mensen van de NMBS zelf die niet meer akkoord gaan met dergelijke acties, is eigenlijk de wereld op zijn kop.
Mijnheer de minister, ik ben een ongelooflijke tegenstander van de wetsvoorstellen van N-VA en Open Vld over de minimale dienstverlening. Volgens mij werkt dat langs geen kanten. Ik heb u in de commissie al gevraagd welke treinen men wel of niet laat rijden. Volgens mij verhoogt dat de onveiligheid.
Wij zijn tegenstander van een minimale dienstverlening, maar wij vragen wel dat de protocollen die werden gesloten tussen de vakbonden en de overheid correct worden uitgevoerd. Dan is er volgens mij geen nood aan minimale dienstverlening.
Wat agressie betreft, moet er veel transparanter worden gewerkt. Dit is echt een probleem op het terrein. U hebt vorige week in de commissie al een heel uitgebreid antwoord gegeven, maar als het antwoord dat dan wordt gepubliceerd, onmiddellijk wordt gevolgd door verhalen van mensen op het terrein, en dat is wel schrijnend.
De agressie op het terrein is echt een probleem. Er zijn mensen die ’s ochtends moeten gaan werken en soms met maagpijn aan een bepaalde treindienst beginnen omdat zij zich niet veilig voelen. Beeldt u zich eens in dat men moet gaan werken en schrik heeft om te beginnen. Dat is onhoudbaar. Dat is bovendien ook slecht voor bijvoorbeeld de cijfers inzake ziekteverzuim.
Ik heb collega Wathelet al informeel uitgenodigd in de commissie voor de Spoorveiligheid. Bij deze nodig ik ook u uit om het debat met de commissie aan te gaan over de investeringen in veiligheid en de uitrol van de verschillende plannen zodat er geen stof op komt. Zo kan de regering laten zien dat zij de verbetering van de spoorveiligheid au sérieux neemt. Zowel de commissie als de bevoegde ministers moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Over de verbetering van de veiligheid hebben we over de partijgrenzen heen steeds een goed debat gevoerd. Ik nodig u uit om in de loop van maart of april naar die commissie te komen.
In de krant lazen we de uitspraak van de Europese Commissie dat een deel aan bpost moest worden terugbetaald. Bpost had als het ware een reserve. Vorige week zijn er in de plenaire zitting vragen gesteld over de invloed van de terugbetaling op de winstdeelname van de werknemers. Als die terugbetaling moet gebeuren, dan moet de winstdeelname voor het boekjaar 2012 worden berekend alsof die teruggave niet zou gebeurd zijn. U weet dat de winstdeelname niet recurrent is, dat is zo in de beheersovereenkomst afgesproken, maar deze uitspraak mag geen negatieve invloed hebben op de winstdeelname van de gewone facteur. We rekenen erop dat ze voorafgaandelijk wordt berekend en dan achteraf verrekend. Het is een technisch detail maar wel belangrijk voor de mensen voor wie die winstdeelname een extra bonus is om rond te komen.
Wat Belgacom betreft hebben we de debatten gehad. Het is belangrijk dat de sereniteit in het bedrijf terugkomt. Ik zal volgende week een aantal vragen stellen over de bevoegdheden van de raad van bestuur, maar ik betreur het enigszins dat wij alleen over Belgacom gesproken hebben op het moment dat er wat mij betreft persoonsgebonden problemen waren die echter direct een impact hadden op de werking van het bedrijf. Het debat over Belgacom moet een discussie zijn over investeringen in het netwerk en over innovatie, maar vooral ook over het beschikbaar stellen voor een zo laag mogelijke prijs zodat iedereen zich kan inschrijven in de wereld van vandaag en morgen.
Le président: Monsieur Geerts, je vous remercie. Selon moi, votre bock devait être une Carlsberg Éléphant!
02.68 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, je limiterai mon intervention à la question de la SNCB, à sa structure et à son financement. On a suffisamment dit combien la structure actuelle du groupe SNCB est déficiente, avec un impact clair sur la ponctualité, la communication aux voyageurs, la coopération entre les entités, voire sur des questions de sécurité.
Je me réjouis que ce débat soit aujourd'hui mis à l'ordre du jour ainsi que de l'attitude assez ouverte, et non pas idéologique, que vous semblez prendre en la matière. A priori vous ne semblez pas avoir de religion sur la formule à mettre en œuvre. Le débat que nous aurons avec vous au parlement sur la formule à choisir afin de réformer la structure de la SNCB sera certainement constructif.
Les quelques questions qui sous-tendent l'enjeu de la réforme de la structure de la SNCB sont les suivantes.
Première question: comment rendre plus d'homogénéité dans le groupe? Il n'est plus concevable que les entités soient toutes responsables des gares et points d'arrêt. Chacune s'en occupe pour une partie de l'activité. Il faut vraiment retrouver une cohérence et une homogénéité. Je pense que vous serez d'accord sur ce point.
Deuxième question: comment améliorer la coopération et la communication entre les travailleurs du Groupe au profit de la sécurité, de la ponctualité, du confort et de l'information des voyageurs?
Troisième question: comment assurer une réelle indépendance dans l'octroi et la tarification des sillons aux différents opérateurs ferroviaires?
Quatrième question: comment mettre le Groupe en état de supporter la concurrence et de répondre au défi de la mobilité de demain? Le défi, pour la SNCB, c'est l'augmentation de capacité tant en matière de marchandises qu'en matière de voyageurs.
Cinquième question: comment modifier les flux financiers à l'intérieur du Groupe? Pour ma part, j'estime que l'entité SNCB voyageurs est la vache à lait du holding et d'Infrabel et que cette situation doit changer parce qu'elle se fait au détriment des voyageurs.
Ces enjeux ne dépendent pas que de la structure du groupe. Il y a aussi la question du financement du rail. Là, évidemment, nous ne pouvons pas accepter les coupes budgétaires dont le groupe SNCB vient d'être victime, ni accepter le mauvais signal qui a été donné quand le gouvernement décide de geler 400 millions d'euros supplémentaires de la dotation du groupe. Je sais que c'est une question très technique, mais puisqu'on annonce un ajustement particulièrement difficile, rien ne garantit que ces 400 millions seront préservés.
Monsieur le ministre, au-delà de cela, comment croire que les décisions budgétaires ne vont pas affecter d'une manière ou d'une autre le service aux voyageurs? Je vous ai entendu à plusieurs reprises vous exprimer dans ce sens. Je voulais simplement rappeler que sur les 100 millions d'euros d'économies que la SNCB a dû faire l'année passée, 10 millions d'euros seulement ont concerné l'offre de trains et que cela a entraîné la perte d'environ 200 trains de voyageurs, soit un peu moins de 10 % de l'offre.
Dès lors, comment croire qu'avec un impact budgétaire d'au moins 263 millions, on ne va pas toucher à l'offre de trains, à l'offre d'accueil dans les gares? J'ai de la peine à croire cela et je ne peux que rejoindre les trois CEO du groupe, qui ont évoqué la mise en danger, notamment de l'implémentation du système ETCS et la mise en danger aussi de projets comme la gare de Mons. Mais si seule la gare de Mons devait souffrir des économies budgétaires, ce ne serait pas encore grave si on pouvait s'occuper des petites gares et des points d'arrêt qui sont particulièrement délaissés, notamment en province de Hainaut!
En ce qui concerne le masterplan relatif à la sécurité, monsieur le ministre, qui nous a été présenté en octobre dernier par le groupe SNCB, son coût a été évalué à 4 milliards d'euros. Il doit nous permettre de tirer les leçons de la catastrophe de Buizingen. Le calendrier proposait la mise en œuvre de ce plan jusqu'en 2023 plutôt que 2030, comme prévu avant la catastrophe de Buizingen; en 2023, à condition que le gouvernement ait approuvé, avant le 31 décembre 2011, ce masterplan du groupe SNCB. À ma connaissance, cela n'a pas été fait. Je comprends que, quelques semaines après la mise en place du gouvernement, c'était un peu difficile.
J'aurais voulu en savoir plus sur l'état de la relation aujourd'hui entre le groupe et le gouvernement sur cette question-là. Avez-vous à ce stade approuvé ce plan? Son approbation est-elle remise à plus tard? Vous m'avez répondu que nous n'avions pas l'argent à ce moment-là, mais que nous allions le trouver.
Ce qui m'inquiète également, c'est la question du calendrier. Je ne voudrais pas qu'en cas de difficultés entre le gouvernement et le groupe SNCB, le calendrier d'implémentation de l'ETCS soit progressivement remis à plus tard et que l'on se retrouve en fait dans la situation, dans laquelle on s'est retrouvé depuis les années 1982, avec des calendriers élaborés en chambre, mais qui ne collent pas à la réalité et qui doivent se frotter à la réalité politique.
Voilà les quelques éléments sur lesquels je voulais vous interpeller, monsieur le ministre.
Le président: Pendant que M. Veys rejoint la tribune, je vous signale que, demain, nous commencerons nos travaux à 10 h 00. Nous aborderons d'abord les chapitres Affaires sociales, Santé, Pension et Emploi et, ensuite, les chapitres Affaires étrangères, Coopération et Défense. Trente-neuf orateurs sont inscrits. En comptant dix minutes par orateur, cela fait six heures et demie de débats, sans compter les répliques des sept ministres concernés. Je voulais attirer votre attention sur ce point. Je suggérerais que les chefs de groupe prévoient une intervention majeure et une intervention mineure. Pour le moment, je laisse parler les membres dix minutes, mais il y a peut être moyen de faire une gradation des interventions. C'est une suggestion et non une imposition.
02.69 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik hoop dat u goed uitgeslapen bent, want de dossiers stapelen zich op en ik heb de indruk dat men u uitdaagt. Ik heb de indruk dat men zowel bij de NMBS als bij Belgacom afwacht in hoeverre u uw rol zult spelen en zult optreden indien nodig.
Als ik uw beleidsnota lees, moet ik vaststellen dat u tot op heden nog een beetje de kat uit de boom kijkt. Nochtans hebt u een aantal instrumenten in handen, onder meer het regeerakkoord, waarin staat, en u herhaalt dat met zoveel woorden in uw beleidsnota, dat ingeval van een negatieve evaluatie van de bestaande protocollen tussen de overheid en de vakbonden, de regering strengere maatregelen zal overwegen om de continuïteit van de openbare dienst met respect voor de veiligheidsvereisten te verzekeren.
Andere collega’s hebben reeds naar het lijstje verwezen. Het lijstje van diensten binnen de NMBS die het protocol uit 2008 niet respecteren, wordt alsmaar langer. Men daagt u uit, men zegt dat men op zijn strepen gaat staan, dat men zijn ding gaat doen en eens gaat zien hoever men kan gaan. Blijkbaar laat u tot op heden betijen, er wordt niet opgetreden. U zegt dat u het zult vragen aan het sturingscomité van de NMBS.
Los van een evaluatie van de bestaande protocollen is er natuurlijk ook het respecteren van de bestaande protocollen. Er moet niet alleen een evaluatie zijn om te kijken of die overeenkomsten wel goed zijn en of ze aangepast moeten worden. Als er nu overeenkomsten zijn, moet men die respecteren. Wat is de waarde van een protocol als u blijkbaar duldt dat het keer op keer met voeten wordt getreden.
Vandaag nog is er de actie geweest van de treinbegeleiders wegens de verhuis van een permanentie. Wij zullen in de commissie nog een boompje opzetten over de opportuniteit, en de pro’s en contra’s van die verhuis. Ik heb het nu echter over het aspect van de wilde stakingen. Men daagt u uit. Mijnheer de minister, ik daag u ook uit om op te treden.
Ten tweede, wat de NMBS betreft, bent u uitgedaagd om een aantal dossiers aan te pakken. Ik denk dan onder meer aan stiptheid, seinvoorbijrijdingen en spoorveiligheid. Ik wil u dit nog wel eens zien realiseren met een krimpend budget. Wij hebben de spoorbonzen zien passeren in de commissie. Zij hebben nu nog net de eindjes aan mekaar kunnen knopen voor TBL1+, maar ik wil het rekensommetje nog eens zien voor ETCS. U mag niet vergeten dat TBL1+ nog altijd een verouderd en door Europa niet-erkend systeem is. Wij moeten ons niet te veel op de borst kloppen voor de installatie van TBL1+. Dit is enkel een stopsysteem voor seinvoorbijrijdingen, maar ETCS moet ons streefdoel zijn dat liefst zo snel mogelijk moet worden ingevoerd. Pas dan kunnen wij spreken van een basisgarantie op het vlak van spoorveiligheid.
Ook in verband met de veiligheid op de treinen hebt u vorige week reeds een en ander toegelicht. Wij zullen echter zien of de feiten u zullen gelijk geven. Wat ik in elk geval hoor op de werkvloer is dat de maatregelen ontoereikend zijn en dat voor Securail op het vlak van het personeel bijkomende maatregelen zullen moeten worden genomen. Ondanks de extra personeelsleden kampt men daar nog altijd met een tekort aan personeelsleden. U loopt daar nog altijd achter de feiten aan.
Er werd gezegd dat die klus binnen de zes maanden geklaard zou zijn. U hebt intussen in de commissie al toegegeven dat het niet zal lukken. Er zijn opdrachten gegeven aan het Rekenhof. U vraagt de nodige tijd.
Ik dank u dat u het via het nodige overleg wil doen en dat de commissie daar via hoorzittingen bij betrokken zal worden. Feit is dat we met die drieledige structuur ineens het ei van Columbus zagen. Mevrouw Vervotte was al in haar pen gekropen en naar formateur Di Rupo gehold om hem meteen aan de slag te laten gaan. Blijkbaar gaat het toch niet zo snel, helaas, met alle gevolgen van dien.
Op het vlak van de financiering heeft men blijkbaar nog een aantal slapende miljoenen euro gevonden. In hoeverre zal dat gevolgen hebben voor de werking van de NMBS? We spreken toch over grote bedragen. Ik verwijs naar de 15 miljoen euro op ICT, 108 miljoen euro op investeringsdotaties en 95 miljoen op de beheersovereenkomst met Infrabel. Als wij u in de commissie vragen hoe u die 108 miljoen euro op vlak van de investeringsdotatie zal besparen, dan zegt u dat u wat zal leasen. Dat prijskaartje wil ik nog wel eens zien. In het verleden waren er gelijkaardige formules, die hun vruchten ook niet hebben afgeworpen. Het zou maar al te pijnlijk zijn dat het een veel slechtere operatie wordt, waarbij we de klok op vlak van infrastructuur terugdraaien. We waren een dynamiek aan het opbouwen om die infrastructuur op korte termijn degelijk te moderniseren. Veel van de vertragingen hebben net te maken met die verouderde, falende infrastructuur. U blijft zeer vaag over de manier waarop u wil besparen zonder in te boeten op het vlak van veiligheid en de vernieuwing van infrastructuur.
De heer Devlies verklaarde gisterennamiddag dat besparen goed is, maar dat er niet op investeringen mag worden bespaard. Er moet op structurele tekorten worden bespaard.
Blijkbaar is de heer Devlies tot de vaststelling gekomen dat er structurele tekorten zijn. Zij zijn er blijkbaar al een tijdje. Waarom heeft hij zijn toenmalige collega in de regering, mevrouw Vervotte, er destijds niet op gewezen en haar gevraagd er iets aan te doen? Blijkbaar moeten wij nu op uw alziendheid wachten, om de structurele tekorten aan te pakken. Zij zijn er nochtans al redelijk lang.
Nu wil de regering ineens de overfacturatie door de NMBS-Holding aan de andere entiteiten aanpakken. Wat heeft de toenmalig bevoegde minister voor de NMBS ervan weerhouden om die problematiek aan te pakken?
Het betreft dus een enigszins vreemde redenering van de heer Devlies.
Een ander punt zijn de besparingen bij bpost. Ik heb er daarstraks bij minister Vande Lanotte al naar verwezen. Wij zullen zien wat de gevolgen van de besparing van 10 miljoen euro zullen zijn. Wij hebben ook het prijskaartje van de terugbetaling van de onterecht ontvangen overheidssteun gezien.
Ik zou nog een laatste boompje willen opzetten, met name over Belgacom. Mijnheer de minister, u hebt blijkbaar vandaag al gereageerd op wat gisteren tijdens de commissie achter gesloten deuren is gebeurd. Ik citeer u: “Voor mij is er geen reden voor interventie in deze zaak, omdat het gaat om een probleem van dagelijks bestuur, die binnen het bedrijf moeten worden beheerd. Ik zie geen graten in de commissie. Indien ze het nodig acht, mag ze de Belgacomtopman binnen drie maanden opnieuw horen. Het is een goed idee dat het Parlement zijn controlerecht uitoefent.”
Mijnheer de minister, de manier waarop u het probleem omzeilt, is redelijk gemakkelijk. Er is een probleem. U verklaart dat het de autonomie van het bedrijf betreft, dat er geen vuiltje aan de lucht is en dat het een interne zaak is.
Het probleem gaat echter veel verder dan een interne zaak. Al maandenlang is er immers een malaise aan de top van het bedrijf. Het spreekwoord zegt niet voor niks dat de vis aan de kop rot.
Dat is gezegd met alle respect voor de topman van Belgacom, de heer Bellens, maar ik stel vast dat de verrotting daar wel degelijk plaatsvindt. Het gaat niet alleen over roddelcampagnes en lekken. Ik stel vast dat er een malaise bij het topkader is, als we kijken naar de ruzies die hebben plaatsgevonden en het aantal personeelsleden dat ontslagen is of zelf heeft afgehaakt.
Wij hebben het over het prijskaartje van 3 miljoen euro. Dan moet u optreden. Het is geen interne zaak. Het gaat hier wel over een van de kroonjuwelen van de Belgische Staat, dat toch een aardig stuivertje opbrengt, wat de regering de volgende jaren zeker nodig zal hebben.
Het is een kwestie van geloofwaardigheid, van vertrouwen. De heer Bellens wordt toch aardig vergoed voor de vertrouwelijke rol, die hij speelt of zou moeten spelen, 2,56 miljoen euro op jaarbasis. Dan moet hij zijn job doen en dat doet hij niet.
Hij heeft dat gisteren ook niet gedaan. Heb ik gelogen, was het nu de zesde of de achtste juni; ik weet het niet meer; wie was daarbij en hebben wij dan vergaderd, met die verdedigingslinie van vaagheid komt men nergens en dient men de belangen van Belgacom zeker niet.
Mijnheer de minister, u moet optreden, desnoods via uw regeringscommissaris. Ik denk dat u genoeg uitgedaagd bent om niet bij de pakken te blijven zitten. Liever nog vandaag dan morgen.
Le président: Plus on avance, plus je me demande ce que signifiait le huis clos de cette commission car on a parlé dans toute la presse de ce qu'il s'y était passé. Nous avons à nous interroger lorsque nous décidons du huis clos pour une commission.
02.70 Gerolf Annemans (VB): (…)
Le président: À peine une commission à huis clos est-elle finie que tout le monde peut lire dans la presse ce qu'il s'y est passé. Cela ne fonctionne pas de la sorte lors d'un conseil communal, par exemple.
02.71 Gerolf Annemans (VB): (…)
Le président: Je faisais simplement une petite remarque!
02.72 Gerolf Annemans (VB): Wij zullen daar nog over praten, mijnheer de voorzitter
Le président: Je peux aussi lancer des débats!
02.73 Tanguy Veys (VB): Alles waarnaar ik vandaag in mijn uiteenzetting verwees, heeft in de media gestaan. Ik heb geen citaten uit vertrouwelijke documenten gebruikt.
Le président: Je suis d'accord. Je ne vous visais pas. Je constate simplement qu'une commission s'est déroulée à huis clos hier et qu'à peine était-elle terminée que tout le monde disait déjà ce qu'il s'y était passé. Je ne sais donc pas pourquoi on fait du huis clos. Je ferme la parenthèse. C'est une question que nous devons nous poser.
02.74 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je ne peux que me réjouir au regard des dispositions que vous comptez mettre en place au niveau des entreprises publiques qui doivent servir d'exemple pour l'ensemble des entreprises.
Une santé financière et une durabilité économique doivent se combiner à des principes de bonne gouvernance. Tout doit être mis en place pour garantir des entreprises florissantes dont on peut être fier.
En matière de rémunérations, une juste répartition entre les bas et les hauts salaires doit être garantie, et les salaires des plus hauts représentants doivent être limités, ce à quoi vous vous êtes d'ailleurs engagé. Mais nous attendons encore des mesures précises en signe de votre réelle volonté de faire changer les choses.
Cela garantira un juste équilibre entre l'autonomie de nos entreprises publiques et le fait qu'en tant qu'actionnaire principal, l'État belge doit garder le contrôle et ne peut tout tolérer.
Une bonne gouvernance doit constituer une priorité au sein des entreprises publiques. Une concertation sociale constructive et une bonne gestion des ressources humaines, mais aussi des conflits, afin de garantir un environnement sain à tous les collaborateurs de l'entreprise et de soutenir nos entreprises, doivent faire partie des éléments cruciaux que vous devez prendre en compte, monsieur le ministre.
Pouvoir disposer d'un conseil d'administration et d'un comité de direction de qualité auquel on peut faire totalement confiance doit également vous permettre de garantir l'autonomie à nos entreprises publiques en étant sûr qu'elles rempliront les objectifs prévus dans les contrats de gestion. Malheureusement, les exemples des dernières années ne sont pas toujours très flatteurs pour nos entreprises.
Le travail qui vous est donné est, certes, conséquent, monsieur le ministre, mais il est crucial de se retrousser les manches. Nous serons d'ailleurs derrière vous pour soutenir une croissance durable et un service de qualité pour nos entreprises publiques dans cette optique de bonne gouvernance.
Garantir un service public de qualité à des prix abordables sur l'ensemble du territoire est et doit rester notre priorité numéro un, que ce soit pour les transports publics, où les défis environnementaux nous montrent également qu'il faut garantir une offre alliant la sécurité et la ponctualité pour les voyageurs, ou pour les services postaux. L'ensemble des concitoyens doit avoir accès à un réseau de proximité de qualité.
La SNCB est un défi important pour vous monsieur le ministre, car il faut jongler avec une amélioration de la sécurité, comme la commission Buizingen l'a largement mis en avant lors de ses débats, une ponctualité pas toujours au rendez-vous, c'est le cas de le dire, et des finances publiques dont il faut garantir l'équilibre.
La sécurité sur le rail, dans les gares et à proximité des voies a un coût, mais il est important de tout mettre en place pour protéger nos concitoyens. Nous espérons que le gouvernement trouvera dès lors les ressources financières pour garantir cette qualité sur le réseau belge.
La ponctualité ensuite, mais également l'information aux voyageurs, doivent être améliorés. C'est cela que tout voyageur recherche quand il se tourne vers les transports publics. Mais bien entendu, cela, nous ne pouvons le réaliser seuls. Il faut mettre en place, avec les opérateurs régionaux, des services interopérables pour garantir des correspondances de qualité et une intermodalité optimale.
Enfin, au centre de tout cela se dresse l'instrument qui pourra permettre ou malheureusement handicaper ces résultats tant attendus, la structure de la SNCB. Certes, en 2005, l'Europe nous a contraints à diviser notre opérateur national en plusieurs entités. Mais, avec le recul, avons-nous pris la bonne décision? Une réforme des structures s'impose. Comme vous l'avez écrit, nous espérons qu'elle sera rapidement mise en place et surtout qu'elle permettra d'atteindre les objectifs escomptés.
Pour bpost, les défis sont tout aussi importants. Il est évident que l'ouverture du marché aura des conséquences, mais il faut que cette ouverture se poursuive dans un cadre équilibré entre bpost et son personnel et les nouveaux opérateurs. Un service de qualité doit être garanti à l'ensemble des citoyens et des entreprises, comme le Conseil des ministres l'a décidé dans le cinquième contrat de gestion. Nous espérons d'ailleurs voir rapidement ce contrat mis en place.
Pour le secteur des télécoms, il est important de réguler l'ensemble des opérateurs et de garantir un réseau de qualité pour les clients. Belgacom doit, dans ce cadre, servir d'exemple, mais également être associé pour réduire la fracture numérique. Les consommateurs doivent pouvoir être sûrs des services pour lesquels ils paient. Et cela, à des prix raisonnables.
Pour Belgacom, je ne reviendrai pas sur les débats des dernières semaines ou des dernières heures; ma collègue Catherine Fonck l'a largement fait en commission. Je pense néanmoins important pour vous de maintenant tout mettre en place pour clore cette saga et rétablir la confiance au sein de l'entreprise, mais également envers les parlementaires et le gouvernement.
Monsieur le ministre, je pense qu'un gros chantier vous est ouvert. Nous espérons observer rapidement des résultats afin que nous puissions nous tourner vers nos entreprises publiques avec fierté.
Concernant la politique scientifique, je ne reviendrai pas sur l'importance et l'intérêt de la recherche, qui ne sont plus à démontrer, mais je voulais seulement mettre un point d'honneur à rappeler la nécessité des pôles d'attraction inter-universitaires.
On sait que la coopération et la coordination de la recherche fondamentale à l'échelon national sont capitales pour positionner les équipes de recherche belges à l'échelle mondiale. La création en 1987 des pôles d'attraction inter-universitaires (PAI) a permis la mise en œuvre de cette coopération et de cette coordination. En effet, ces réseaux d'excellence inter-universitaires regroupent des équipes de recherche de haut niveau dans une même discipline et appartiennent aux différentes communautés linguistiques du pays.
La septième phase des PAI a été approuvée le 22 juin 2011 par l'ancien gouvernement pour un montant d'engagement de plus de 160 millions d'euros au total pour la période 2012-2017. Il est donc maintenant important de garantir la mise à disposition des moyens budgétaires pour nous permettre de soutenir les 44 réseaux inter-universitaires en place, dans des domaines scientifiques tels que la physique, la biologie, les sciences médicales, les sciences sociales. Un signal politique clair doit être donné en ce qui concerne la garantie d'un prolongement de ces contrats. Un des risques majeurs est d'assister à un phénomène de fuite d'une partie de ces cerveaux aux compétences internationales très prisées.
Pour notre groupe, il est impératif de prendre rapidement une décision en ce qui concerne la reconduction de ce programme afin de garantir la pérennité et d'assurer l'existence des réseaux en place qui ont pris plusieurs années à se construire.
02.75 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, het wordt al vrij laat. Le chauffage est coupé. Het zal ook hier koud worden, dus ik zal mijn antwoord vrij kort houden.
Wij hebben in de commissie al een vrij lang debat gevoerd over mijn beleidsnota. Nu komen dezelfde sprekers en dezelfde vragen aan bod, maar goed, ik zal proberen om hier een samenvatting te geven.
Vooral zijn er veel vragen over de NMBS. Dat toont aan dat de NMBS een heel belangrijk bedrijf blijft.
Mijnheer Van den Bergh, de stiptheid blijft inderdaad een prioriteit. Ik weet dat de stiptheid al veel debat heeft veroorzaakt. Ook in de voorgaande jaren hebben we er al veel over gesproken. De treinen blijven nog vaak te laat aankomen in België, dus de stiptheid moet een prioriteit blijven. De drie maatschappijen van de groep hebben tientallen maatregelen genomen om de stiptheid te verbeteren. Zij doen hun best om die maatregelen uit te voeren. Een van die belangrijke maatregelen is de aankoop van nieuw rollend materieel. Wij weten namelijk dat ongeveer 40 % van de problemen van stiptheid veroorzaakt werd door het rollend materieel. Dus wij moeten dat rollend materieel blijven vernieuwen. Maar in een context van besparingen is dat niet gemakkelijk.
Ik kom tot de minimumdienst. Dat debat hebben we al gevoerd in de plenaire vergadering. De vragen daarover heb ik beantwoord, net zoals mijn voorganger, mevrouw Vervotte. Ik denk dat de prioriteit een goed sociaal klimaat moet zijn. Ik zal nooit wilde acties verdedigen, want wilde acties kunnen nooit verdedigd worden. Maar als er een normale staking aangekondigd is, dan kan die staking wel verdedigd worden.
Een minimumdienst zal nooit een antwoord zijn. Als er een wilde actie uitbreekt, hebben we geen tijd om een minimumdienst te organiseren, en als de staking goed aangekondigd is, is de minimumdienst niet echt noodzakelijk. Een goed klimaat om al die problemen en stakingen, formeel of niet formeel, te vermijden zal dus altijd efficiënter zijn dan een minimumdienst. Het is geen ideologie, het is maar een pragmatische redenering. Een goed sociaal klimaat moet de prioriteit zijn. Wij moeten dus het protocol evalueren zoals het regeerakkoord bepaalt. De vakbonden en de directie van de groep zijn al bezig met de evaluatie. Als het nodig is zullen wij het sociaal protocol en de regels ervan versterken.
En ce qui concerne la structure du groupe et sa réforme, je l'ai déjà dit en commission, je n'ai pas de vision a priori – c'est exact, monsieur Balcaen. J'examine l'histoire des réformes successives des structures de notre Société nationale des chemins de fer ainsi que ce qui se fait ailleurs; je regarde les résultats d'assises qui ont été menées en France, en Allemagne, en Suisse et aux Pays-Bas. Petit à petit, j'essaie de me forger une opinion sur cette question très complexe. Je regarde aussi l'évolution du cadre normatif européen pour connaître ce qu'il nous enjoint de faire et ce qu'il nous permet d'entreprendre et j'ai suggéré que la commission agisse de même. Il serait en effet dommage que la commission oppose a priori des partisans d'un modèle A à des tenants d'un modèle B et que l'on assiste à une confrontation entre les deux modèles. Cela nous mènerait à une relative paralysie qui nous empêcherait de trouver des solutions pratiques à des problèmes qui sont évidents pour chacun.
Nous recevrons un document important, à savoir l'analyse par la Cour des comptes des flux financiers entre les composantes du groupe, comme le prévoit l'accord de gouvernement. J'ai prié la Chambre de demander l'évaluation à cette instance. En effet, la Cour des comptes étant un organe parlementaire, je ne peux, en tant que membre de l'exécutif, lui donner d'injonction. Grâce aux conclusions de la Cour des comptes, nous allons pouvoir objectiver plusieurs questions qui occupent le débat depuis un moment: les éventuelles surfacturations, les possibles compensations de déficit par des résultats opérationnels, l'identification des paiements, etc.
À côté de cela, les auditions que vous avez décidé d'organiser et qui accueilleront les experts étrangers que vous avez choisi d'inviter et l'analyse du droit européen à laquelle nous nous livrerons ensemble doivent nous permettre pas à pas, d'ici six mois – qui constitue l'échéance donnée par l'accord de gouvernement – d'arriver avec une première idée de ce que pourrait être une structure plus cohérente et plus efficace de la SNCB.
La sécurité restera évidemment la priorité. Monsieur Balcaen, je vous ai répondu en commission que ce qui était déterminant pour mettre ce masterplan en œuvre, ce sont les finances. Il faut examiner les moyens financiers et les échéances. Je suis évidemment favorable à ce qu'on fasse tout pour tenir l'échéance de 2023 qui a été définie par ce masterplan et par les conclusions de la commission Buizingen. Nous devons voir, dans l'analyse des budgets disponibles, comment ce sera possible.
Ma première décision importante à prendre sera l'arbitrage du plan d'investissement pour la période 2013-2025. Réduire les coûts d'exploitation sera très difficile puisque le trafic continue d'augmenter. Il faudra trouver des marges sur les frais d'investissement et je plaiderai, au moment où on les examinera, pour qu'on donne la priorité à la sécurité, ensuite à la ponctualité – donc par exemple à l'achat de nouveau matériel – et enfin, s'il reste des moyens, à l'extension du réseau ou des différentes capacités. Je plaiderai pour qu'on raisonne dans ce sens et que la sécurité et la ponctualité soient, très concrètement, les objectifs premiers dans les choix d'investissement.
Tout le monde souhaite continuer à étendre, à moderniser, à construire de nouvelles gares mais il faudra voir si les moyens sont disponibles une fois que nous aurons donné la priorité à la sécurité et à la ponctualité.
En ce qui concerne les économies à réaliser dans l'immédiat, le gel des 400 millions est vraiment un gel. Il ne préjuge de rien pour l'ajustement budgétaire de la fin février, début mars. Je plaiderai auprès de mes collègues en leur disant qu'il n'y a plus de marge dans les entreprises publiques et en particulier à la SNCB. On ne peut pas demander des efforts supplémentaires à la SNCB sans que cela touche ses clients et ses travailleurs. Je plaiderai donc pour qu'on ne le fasse pas.
J'espère évidemment être entendu lors de ce conclave. À l'analyse, il apparaît en effet que les mesures d'économies que l'on demande à la SNCB sont déjà relativement difficiles à assumer pour le groupe. Rappelons toutefois que ce sont des mesures conjoncturelles et non pas structurelles.
Infrabel pourra assumer sa part parce qu'il a des réserves et il pourra l'imputer sur ses réserves. Les autres devront diminuer un certain nombre de coûts pour cette année 2012. Cependant, si nous allions vers des mesures récurrentes, cela deviendrait extrêmement difficile pour le groupe – je suis d'accord avec vous – et cela aurait des conséquences, ce que nous ne pouvons pas défendre.
Wat de lonen van de topmanagers betreft, heb ik al gezegd dat ik een voorstel zal formuleren om de wet van 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven te wijzigen om daar heel duidelijke en heel transparante normen te bepalen om die lonen te beperken en ervoor te zorgen dat de relatie tussen de laagste en de hoogste lonen vrij redelijk wordt, wat vandaag duidelijk niet het geval is.
Ik zal zo snel mogelijk een voorstel
indienen, maar ik moet eerst een juridische analyse krijgen om ervoor te zorgen
dat wat ik zal voorstellen sterk is. Daarna zullen wij een discussie hebben
over wat een goede schaal zou zijn in die bedrijven, in vergelijking met de
andere federale of gewestelijke overheidsbedrijven, in vergelijking met de
lonen van de ministers en ook in benchmark met wat in andere landen gebeurt.
Finalement, en ce qui concerne Belgacom, je me suis prononcé et je ne reviendrai pas sur ce que j'ai déjà dit en détail jeudi dernier.
On ne peut pas dire que les entreprises doivent être autonomes, puis demander au ministre d'intervenir à tout moment. Les entreprises sont autonomes, nous l'avons voulu, et cela veut dire que le rôle de l'autorité publique est extrêmement limité.
Relisez la loi de 1991 et vous vous apercevrez que le rôle du gouvernement est extrêmement limité; c'est un rôle de nomination, de contrôle du maintien des intérêts de l'État et un rôle de sanction en cas tout à fait exceptionnel, encadré par des règles qui démontrent bien cette exceptionnalité.
Si vous voulez modifier la loi et me donner le pouvoir d'intervenir dans la gestion quotidienne des entreprises publiques, de nommer et de démettre les directeurs et les administrateurs selon mon bon vouloir, je peux éventuellement être preneur: cela me permettrait peut-être de revoir l'organisation de certaines d'entre elles. Néanmoins, je ne pense pas que ce soit la philosophie qui a présidé au vote de cette loi. Nous devons 'vivre avec' et avec l'idée que le gouvernement n'a pas la capacité d'intervenir dans la gestion quotidienne de ces entreprises; c'est sans doute sain.
Sur le fond, cependant, je suis le premier à regretter et à avoir dit que je trouvais agaçant – j'avais beaucoup réfléchi avant de choisir le mot – ce qui se passait dans cette société. En effet, ce n'est bon ni pour la réputation de l'entreprise, ni pour ses travailleurs, ni pour ses clients, ni pour l'État. Comme vous l'avez dit, monsieur Geerts, il faut à tout prix retrouver une forme de sérénité, là comme dans toutes les autres entreprises publiques, et ne plus parler de Belgacom à l'avenir que pour la qualité de son service et de son climat social.
En attendant, vous avez exercé votre contrôle parlementaire à huis clos; je n'en ai donc eu qu'un écho très indirect, monsieur le président. Vous avez toute liberté de recommencer à exercer ce contrôle parlementaire à chaque fois que vous le jugez nécessaire. Il n'est sans doute pas sain non plus de jouer à réclamer constamment la tête de l'un ou l'autre: ce n'est pas une méthode pour améliorer le climat. Il existe des règles; respectons-les et veillons à ce que la sérénité revienne dans cette grande entreprise, comme dans toutes les autres entreprises publiques.
02.76 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen): Sur la situation de Belgacom, ce n'est pas qu'une question de gestion de ressources humaines, vous l'avez dit vous-même. On est face à un problème réel d'image de la société, de sérénité globale au niveau de l'ensemble de cette entreprise publique.
Nous connaissons tous la loi de 1991 sur les entreprises publiques. On sait quelles en sont les limites. Mais je me souviens qu'après la catastrophe de Buizingen, Mme Vervotte a été très loin dans la négociation avec les syndicats et avec les patrons du groupe SNCB pour mettre en œuvre de nouvelles mesures au sein du groupe. Ces mesures pouvaient être considérées comme des mesures de gestion journalière, de gestion interne de l'entreprise.
Mais il y a eu là une volonté politique d'intervenir dans le débat. Aujourd'hui, il manque une volonté politique de la part du gouvernement d'agir dans ce dossier, non pas sur des questions de gestion interne, mais sur des questions d'image et d'avenir d'une entreprise publique.
02.77 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, u maakt zich er wel gemakkelijk vanaf door te zeggen dat het dezelfde sprekers en dezelfde vragen zijn. Alleen hebt u pech dat de tijd ook niet heeft stilgestaan, zeker met betrekking tot het Belgacomdossier en de wilde stakingen daar.
Het is wel mooi om hier een aantal principes te verdedigen. U valt precies in de rol van de heer Bellens gisteren die zei dat het de schuld van deze en gene was.
Ik denk dat u in deze een verantwoordelijk als minister hebt. Gisteren lag die blijkbaar bij de personeelsafdeling en de juridische dienst die slechte adviezen, een slechte voorbereiding en slechte begeleiding had gegeven. U zegt nu dat uw handen gebonden zijn en dat u zich aan de regels moet houden.
Het feit dat de heer Bellens daar zit, het feit dat de heer Dilissen in de top van de raad van bestuur zit, betekent wel dat iemand die daar wel heeft gezet.
Ik denk dat u uw verantwoordelijkheid in deze wel kunt opnemen. U moet hier de nodige conclusies trekken. Ik denk dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. Er is genoeg materiaal aanwezig om uw job te doen en om op te treden.
Ook over de NMBS zegt u dat voor u een goed sociaal klimaat voorop staat. Kijk naar de wilde staking. Dat is duidelijk geen bewijs van een goed sociaal klimaat. Ook daar moet u niet naar de regels verwijzen. Ik denk dat het duidelijk is dat de akkoorden moeten worden gerespecteerd en dat u moet optreden.
Mijnheer de minister, begin eraan. Vandaag liever nog dan morgen.
Le président: Merci, monsieur Veys. Ceci clôt nos travaux pour ce soir. Nous nous retrouverons au même endroit tout à l'heure à 10 h 00.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 2 février 2012 à 10.00 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 2 februari 2012 om 10.00 uur.
La séance est levée le jeudi 2 février 2012 à 0.42 heures.
De vergadering wordt gesloten op donderdag 2 februari 2012 om 0.42 uur.
Ce compte rendu n'a pas d'annexe. |
Dit verslag heeft geen bijlage. |