Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Mercredi 6 février 2013

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 6 februari 2013

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.10 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 10.10 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:

Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Steven Vanackere, Didier Reynders, Joëlle Milquet, Olivier Chastel, Monica De Coninck, John Crombez

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Meyrem Almaci, Philippe Blanchart, Myriam Delacroix-Rolin, Patrick Moriau, Nathalie Muylle, Nadia Sminate, Jan Van Esbroeck, Stefaan Vercamer, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

Bart Somers, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht.

 

Le premier ministre Elio Di Rupo sera absent demain.

 

Budgets

Begrotingen

 

01 Projet de loi contenant le budget des Voies et Moyens de l'année budgétaire 2013 (2521/1-8)

- Projet de loi contenant le budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2013 (2522/1-42)

- Budgets des recettes et des dépenses pour l'année budgétaire 2013. Exposé général (2520/1)

- Justification du budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2013. Liste des justifications par section (2523/1-23)

- Notes de politique générale (2586/1-29)

01 Wetsontwerp houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2013 (2521/1-8)

- Wetsontwerp houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2013 (2522/1-42)

- Begrotingen van ontvangsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2013. Algemene toelichting (2520/1)

- Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2013. Lijst van de verantwoordingen per sectie (2523/1-23)

- Beleidsnota's (2586/1-29)

 

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces projets de budgets. (Assentiment)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze ontwerpen van begrotingen te wijden. (Instemming)

 

Vous avez eu connaissance du nombre d’intervenants. À l’heure actuelle, 68 intervenants sont inscrits. Cela veut dire que, même en étant très succinct, nous aurons beaucoup de temps à passer ensemble et peut-être au début de la journée prochaine.

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

01.01  Karin Temmerman, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega’s, ik zal mijn toelichting vrij kort houden gezien mijn gezondheidstoestand.

 

De commissie voor de Financiën en de Begroting heeft vergaderd op 21 december 2012 en op 8, 9, 15, 16, 22 en 23 januari 2013 over het ontwerp van begroting. De vertegenwoordigers van het Rekenhof werden gehoord op de vergadering van 8 januari 2013. Er werd tevens op het einde advies ingewonnen van de andere commissies voor de beleidsdomeinen waar de begroting betrekking op heeft.

 

De commissievergadering start met de inleiding van de heer Vanackere, vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, en de heer Chastel, minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging.

 

De vice-eersteminister geeft de contouren van de begroting weer. De contouren zijn de volgende: bij de opmaak van het economisch budget in september 2012, de wettelijke basis voor de begroting, raamde het Planbureau de groei voor 2013 op 0,7 %, terwijl in april 2012 nog werd uitgegaan van een groei van 1,3 %. Ondanks die negatieve bijstelling zal in 2012 het globale deficit onder de 3 % van het bbp blijven.

 

De doelstelling voor 2013 is een maximaal deficit van 2,15 %. De Nationale Bank van België voorspelt echter nu al een nulgroei voor 2013. Het is dus nu al duidelijk dat de regering op basis van die ramingen in de loop van het jaar zal moeten bijsturen om de begrotingsdoelstelling van 2,15 % te halen. In november 2011 bedroeg de tienjaarsrente 5,83 %. Na de saneringsinspanningen bedraagt de rente 2,5 %. De spread met Duitsland is teruggelopen tot 63 basispunten, wat betekent dat België vandaag bijna 1,5 miljard euro minder rentelasten betaalt dan het monitoringcomité voorzag.

 

Vervolgens licht de heer Vanackere de ontvangsten, de schuld en de rentelasten van de federale overheid toe.

 

De heer Chastel, minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging, deelt zijn toelichting op in zeven hoofdstukken: de economische omgeving, het begrotingsbeleid, de primaire uitgaven, het werkgelegenheidsbeleid, de sociale zekerheid, de middelen en de niet-fiscale ontvangsten en de meerjarenvooruitzichten. Daarna volgen nog de hoorzittingen met de heer Pierre Rion en Rudi Moens. Beiden zijn raadsheren bij het Rekenhof.

 

De heer Rion geeft toelichting bij het Europese begrotingstoezicht, de macro-economische parameters, de evolutie van het vorderingensaldo, de evolutie van de schuld, de overgang van het begrotings- naar het vorderingssaldo en de rijksmiddelenbegroting. De heer Rudi Moens concludeert dat de ramingen voldoende onderbouwd zijn en dat er al enkele jaren een terugkeer is naar een budgettaire orthodoxie, maar hij vindt dat, op sommige punten, de transparantie van de begroting zeker nog kan worden verbeterd. Ten slotte, wordt ook nog ingegaan op de situatie van de sociale zekerheid.

 

Daarna volgt de algemene bespreking, waarin de verschillende commissieleden het woord nemen en bijkomende vragen voor de ministers hebben. Voor de details verwijs ik graag naar het uitstekende verslag dat door de diensten werd gemaakt. Aan het verslag worden ook de antwoorden van de regering op de opmerkingen van het Rekenhof toegevoegd.

 

Wij krijgen ook nog de bespreking van de algemene beleidsnota betreffende de Regie der Gebouwen, door de heer Verherstraeten, staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen, een aanvullende nota van de FOD (…), de bespreking van de beleidsnota betreffende Financiën van de heer Vanackere, vice-eersteminister, en de bespreking van de algemene beleidsnota over de fiscale fraude met staatssecretaris Crombez. Ook voor die bespreking verwijs ik graag naar het uitstekende verslag. Ten slotte, worden ook nog de adviezen van de andere commissies aan het volledige verslag toegevoegd.

 

Daarop volgen de artikelsgewijze bespreking en de stemming. Het wetsontwerp houdende de middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2013, het document nr. 2521, wordt geamendeerd aangenomen met negen stemmen voor en vijf stemmen tegen.

 

Het wetsontwerp houdende algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2013, het document nr. 2522, wordt eveneens geamendeerd aangenomen met 10 stemmen voor en 6 tegen.

 

Mijnheer de voorzitter, als u mij toestaat, wil ik hier ook kort mijn algemene uiteenzetting houden.

 

Beste collega’s, ik durf gerust te zeggen dat er het voorbije jaar heel veel gebeurd is: er is heel veel bezuinigd en er zijn heel veel hervormingen op de rails gezet. De voorgestelde begroting gaat richting een evenwicht in 2015. Vorig jaar dook het tekort onder 3 %, dit jaar zullen we afkloppen op 2,15 %.

 

Collega’s, daarmee voldoen wij niet alleen aan onze Europese verplichtingen, we behoren tot de betere leerlingen van de Europese klas, niet slecht voor een land dat vorig jaar nog de zieke man van Europa of Griekenland aan de Noordzee werd genoemd.

 

Dik een jaar geleden flirtte de langetermijnrente op Belgisch staatspapier met de grens van 6 %. Collega’s, ter info, bij 7 % mag een land zichzelf niet meer financieren op de markten. Nu bedraagt onze rente 2 %, na een gestage permanente daling. Onze spread met Duitsland is vijf keer kleiner dan net voor de huidige regering aantrad, en dat in een jaar tijd. Er werd toen over Madame Soleil gesproken, maar degenen die in die periode gretig de ratingbureaus citeerden, moeten dat misschien vandaag ook eens doen.

 

Collega’s, het heeft bloed, zweet en tranen gekost. Vorig jaar hebben wij 14 miljard euro bespaard en dit jaar nog eens 4 miljard. 18 miljard in twee jaar tijd, dat is een enorme inspanning. Maar, collega’s, wij staan ook nog wel voor enorme uitdagingen.

 

De bankencrisis van 2008 heeft er stevig ingehakt. De financiële crisis is geëscaleerd in een economische crisis, die steeds meer mensen hun job kost. Ik maak hierbij zeer graag onderscheid tussen, enerzijds, de zelfstandigen en de kmo’s die er alles aan gedaan hebben om toch maar het hoofd boven water te houden en, anderzijds, de multinationals zoals Ford en Arcelor-Mittal die de economische crisis misbruiken om nog meer winst te kunnen maken op de kap van duizenden werknemers en gezinnen.

 

De financiële crisis is ontspoord in een economische crisis, een wereldwijd fenomeen waarop wij helaas minder vat hebben dan wij zelf zouden willen. Het is nu cruciaal ervoor te zorgen dat de economische crisis niet ontspoort in een sociale crisis.

 

Collega’s, de index blijft behouden. Als het leven duurder wordt, stijgen de lonen en de uitkeringen nog altijd mee. Dat blijft de regering garanderen. Tegelijkertijd doet men er alles aan om te vermijden dat het leven duurder wordt. Minister Vande Lanotte heeft ervoor gezorgd dat de energieprijzen voor het eerst sinds lang zijn gedaald. Door de prijzen te blokkeren en de consumenten aan te moedigen om de verschillende leveranciers te vergelijken, is een massale verhuisbeweging gestart. De energieleveranciers zijn wel moeten volgen en zelfs het onaantastbaar gewaande Electrabel heeft eindelijk ingebonden en zijn prijzen verlaagd.

 

Dat is een ontzettend belangrijke evolutie, want de energieprijzen stegen de voorbije jaren in ons land meer dan in onze buurlanden. Dat zorgde voor een hogere inflatie, waardoor onze competitiviteit eronder leed. Het Planbureau verwacht dat de inflatie dit jaar lager zal zijn dan de vorige jaren. Voor heel veel mensen maakt dat een heel groot verschil op het einde van de maand.

 

Bovendien is er ook bijkomend 320 miljoen euro vrijgemaakt om de laagste lonen en de laagste uitkeringen te laten stijgen.

 

De beste garantie tegen armoede of bestaansonzekerheid blijft natuurlijk een job. Om de economie zuurstof te geven en bedrijven toe te laten jobs te creëren, is het belangrijk onze loonkostenhandicap terug te dringen.

 

Tegen het einde van de legislatuur moet de handicap gehalveerd zijn. Onderhavige begroting bevat voor een half miljard lastenverlaging op arbeid. De daling van de lasten op arbeid wordt gefinancierd door de lasten op vermogenswinsten, een verschuiving waarop sp.a heel fors heeft aangedrongen aan de onderhandelingstafel. Het is een kleine, maar een heel belangrijke stap in de goede richting.

 

Er is ook gesleuteld aan de notionele-intrestaftrek, maar wij moeten nog verder durven te gaan. Het moet een instrument zijn om investeringen naar ons land te halen, investeringen die voor jobs zorgen. Dat moet het eerste en het enige doel zijn, niet om de interne banken van bedrijven naar hier te halen. Daar hebben ons land en onze economie niets aan.

 

Collega’s, ook de overheid heeft zware inspanningen geleverd om in totaal 18 miljard te besparen. Heel wat uitgaven worden bevroren of geschrapt, maar wij weigeren om de overheid helemaal uit te kleden, zoals sommigen willen.

 

De overheid, collega’s, is geen abstract apparaat. Het zijn onze ziekenhuizen, onze politie, onze brandweer, onze rechters. De overheidsuitgaven zijn onze pensioenen, onze uitkeringen, onze ziektekosten. Sommigen lijken dat toch wel eens te vergeten.

 

De economische toestand blijft hoogst onzeker: alle landen en alle overheden worstelen daarmee. Misschien is er volgende maand al een bijsturing nodig. Daar dienen ook de begrotingscontroles voor. Volgend jaar is er weer een nieuwe begroting. Niemand die nu al weet of de economie zich dan al zal hebben herpakt. We moeten dit jaar en de komende jaren forse budgettaire inspanningen blijven leveren. Gezien onze grote staatsschuld met de jaarlijkse aflossing van 12 miljard aan rentelasten, is dat evident.

 

Toch wil ik, net als bij mijn vorige toespraken hier, ervoor waarschuwen dat we ons niet kapot mogen besparen. We mogen de mogelijkheden tot economische groei en consumptie niet hypothekeren door te streng te willen zijn. Ik begrijp en steun dan ook volmondig de oproep van de premier aan de Europese leiders om hun beleid dat hoofdzakelijk is gericht op bezuinigingen, over enkele maanden te evalueren als blijkt dat het niet heeft geleid tot economisch herstel.

 

Dat laatste is nu echt wel nodig. Er is economische groei nodig en begrotingsstabiliteit is daarvoor belangrijk, maar mensen moeten ook een perspectief en vertrouwen krijgen. Vertrouwen geven doet men ook door structurele hervormingen door te voeren. Het voorbije jaar zijn heel wat hervormingen op de rails gezet en die zijn nu volop aan het rollen.

 

Onze partij heeft heel fors ingezet op de strijd tegen sociale en fiscale fraude, voor ons het sluitstuk van een eerlijk en rechtvaardig beleid. Die strijd draait momenteel op volle toeren. Meer en meer achterpoortjes gaan dicht. Door de fraude doeltreffend aan te pakken, helpen we de ondernemers en de burgers die wel volgens de regels spelen. De overgrote meerderheid van ons land doet dat nog altijd. Trouwens – en hiermee ben ik terug bij de begroting –, ook de Schatkist profiteert van een efficiënte fraudebestrijding.

 

Collega’s, het zal u niet verwonderen dat onze fractie de voorgelegde begroting met volle overtuiging zal goedkeuren.

 

01.02  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, leden van de regering, het einde van 2012 was zwart, het was gitzwart. Wij hebben het jaar afgesloten met alleen maar slecht economisch nieuws. Er waren meer dan 11 000 faillissementen in 2012, er waren talloze herstructureringen, en als triest hoogtepunt was er de sluiting op termijn van Ford Genk.

 

2013 kondigt zich niet veel beter aan. In januari, dat net is afgerond, gingen in België 1 147 bedrijven failliet, 40,4 % meer dan in januari van vorig jaar en een absoluut record voor de maand januari. Ook het aantal banen dat verloren ging als direct gevolg van het faillissement van de werkgever piekt. De bedrijven die in januari het faillissement hebben aangevraagd, gaven werk aan 2 583 mensen, het hoogste cijfer voor ontslagen om die reden de afgelopen tien jaar.

 

Het lijkt wel allemaal omgekeerd te draaien: wat omhoog moet, gaat omlaag en wat omlaag moet, gaat omhoog. Er zijn minder mensen tewerkgesteld, minder starters, meer faillissementen, minder ondernemersvertrouwen, minder consumentenvertrouwen, en het einde is blijkbaar nog niet in zicht.

 

Een gezond denkend mens zou dan verwachten dat de begroting voor 2012 een kantelpunt zou vormen. Nadat de regering-Di Rupo in 2012 omwille van de lokale verkiezingen elke kans op structurele ingrepen voorbij liet gaan zou deze begroting eindelijk maatregelen aankondigen die het vertrouwen konden herstellen. Niets is echter minder waar, het bleef en blijft bij borstklopperij en voor de rest kunnen wij er naar fluiten, om het zo te zeggen.

 

Er is geen plan om het vertrouwen te herstellen, er is geen plan om de loonkostenhandicap effectief aan te pakken, er zijn alleen holle slogans. Ook bij de bespreking van deze begroting in de commissie hoorden wij collega’s van de meerderheid zeggen dat, mocht er een breder draagvlak zijn geweest voor een akkoord, wij de lasten voor ondernemingen nog een beetje hadden kunnen afbouwen. Ook zeiden CD&V-vertegenwoordigers dat de zo geroemde en daarnet aangehaalde loonlastenverlaging van 400 miljoen onvoldoende is.

 

Iedereen in ons Parlement lijkt het erover eens te zijn dat de maatregelen om de competitiviteit terug aan te zwengelen en te verbeteren, verder hadden moeten gaan. Wat, of moeten wij zeggen wie, heeft ons tegengehouden om effectief die stappen te zetten, om effectief maatregelen te nemen waardoor wij ons land en onze economie terug fit maken voor de toekomst? Kortom, om echte hervormingen door te voeren.

 

Het enige waarmee wij achterblijven – de collega’s van de meerderheid zullen zich daaraan vasthouden als aan een strohalm – is de belofte dat de loonkostenhandicap, door de meerderheidspartijen geraamd op 5,2 %, tegen 2018 weggewerkt zal worden. Collega’s, laat u niets wijsmaken. 5,2 % is de toename, de jongste jaren, alleen vanwege ons loonkostensysteem. Eurostat berekende onlangs nog dat de effectieve loonkostenhandicap, het loonkostenverschil tussen ons en de ons omringende landen, meer dan 23 % bedraagt.

 

Wie gelooft, in dit Parlement, dat maatregelen die erop gericht zijn om over zeven of acht jaar te komen tot een vermindering van de loonhandicap met 5 %, zullen resulteren in een effectieve competitiviteit van ons land? Wie gelooft dat een marathonloper die zich beperkt tot trainingen op de sprint ooit de marathon zal afleggen? Wie gelooft dat?

 

Collega’s, ik wil in mijn toespraak grosso modo drie elementen aanhalen. Ten eerste, de doelstelling, zoals vooropgesteld, wordt niet bereikt. Ten tweede, het voorliggend plan spreekt over geen enkele serieuze besparing, laat staan structureel; het gaat om uitstel. Ten derde, het voorliggend plan biedt geen perspectief voor de toekomst.

 

Laat mij beginnen met de begrotingsdoelstellingen. Ergens tussen de lijnen door is het oude Stabiliteitspact, dat vooropstelde dat de federale entiteit in 2013 een tekort van 2 % nastreeft, gewijzigd naar 2,15 %. Niemand heeft dat gemerkt. Als wij echter terugkijken naar 2012, dan zien wij dat ook daar de doelstelling die deze regering zichzelf oplegde, niet is gehaald. Het tekort van entiteit 1, dat met name de federale overheid en de sociale zekerheid omvat, bedroeg 2,6 % in plaats van de voorziene en afgesproken 2,4 % uit het Stabiliteitspact. Wij kunnen dan wel jubelen omdat wij onder de 3 % gebleven zijn, toch gaat het om een tekort van 650 miljoen euro.

 

Een tekort dus van 650 miljoen euro, ondanks het feit dat er vandaag weer gejubeld wordt dat er historisch weinig interesten worden betaald, ondanks het schuiven met belastingen via de zogenaamde ESER-correctie en ondanks het overdragen van bepaalde uitgaven naar de begroting van 2013.

 

Het is goed af en toe eens te lezen wat men eigenlijk schrijft. Er staan in de begroting 2013 voor 150 miljoen euro aan uitgaven ingeschreven die “zijn overgedragen van 2012 en niet kunnen worden overgedragen naar 2014”. Na lang aandringen hebben wij in de commissie 30 miljoen van die 150 miljoen kunnen detecteren. Dat was 30 miljoen voor Griekenland. Voor de rest wilde noch de minister van Begroting, noch de minister van Financiën zeggen waarvoor die resterende 120 miljoen van 2012 was bestemd.

 

Ook voor dit jaar – het is jammer dat ik geen goed nieuws kan brengen; dat laat ik over aan de meerderheid – ziet het er niet naar uit dat de begrotingsdoelstelling zal kunnen worden gehaald. De hypotheses waarvan deze begroting uitgaat zijn inmiddels immers hopeloos achterhaald. Ondanks het feit dat wij de begroting veel later dan normaal hebben besproken, heeft de regering nagelaten om op zijn minst in maatregelen te voorzien om dat te voorkomen. Ter informatie haal ik ze even aan. Ik begin met het vertrekpunt van de begroting, het resultaat van de begroting voor 2012, dat lager is dan gepland. Ten tweede, is het zo dat de economische projecties van begin december voor dit jaar al een nulgroei aangaven en vandaag zelfs negatief zijn. Voor de berekening van de fiscale ontvangsten gaat deze begroting uit van een inflatie van 2 % die blijkbaar stilaan begint af te nemen. Dat is goed nieuws voor de consument, maar minder goed nieuws voor de federale fiscale ontvangsten. Tot slot, en dat is misschien wel het meest dramatische element, het feit dat de werkloosheidgraad die was berekend op 7,4 %, volgens de Nationale Bank in 8,1 % zal bereiken in 2013.

 

Wij zullen niet vragen wat deze regering doet want wij weten het: zij doet niets. De regering belooft in maart een begrotingscontrole te doen en dan naar oplossingen te zoeken. Collega’s, opnieuw stelt men uit wat men sneller kan doen. Als het gaat om tijdig besparingen zoeken, dan moeten wij nu beginnen en geen maanden meer wachten. Tegen de tijd dat de begrotingscontrole effecten sorteert, zijn er alweer drie of vier maanden van dit jaar voorbij, wat natuurlijk niet goed is.

 

Collega’s, laten wij duidelijk zijn, de aangehaalde besparingen in deze begroting zijn een fata morgana. De regering claimt dit jaar een besparingsoefening te hebben gedaan van 3,7 miljard. Van ver lijkt dit inderdaad zo, net als bij een fata morgana. Van op afstand ziet men water en al wat men zich kan inbeelden, maar hoe dichterbij men komt, hoe meer het water lijkt op te lossen en men beseft dat het een luchtweerspiegeling en zinsbegoocheling was.

 

Bij de NMBS, bijvoorbeeld, zal dit jaar 131 miljoen worden bespaard. Men zou dus denken dat er eindelijk eens echt wordt bespaard bij die NMBS, maar als men aan de minister voor Overheidsbedrijven of de CEO’s van de NMBS vraagt waarover het precies gaat, dan zeggen zij dat het eigenlijk gaat over besparingen op investeringen. Wij moeten ons volgens hen echter niet ongerust maken, want de enveloppe van de investeringen blijft gelijk. De dotatie zal weliswaar dalen, maar zij zullen wel zien. Collega’s, ik heb daar een woord voor, met name: zelfbedrog. Dit is uzelf iets wijsmaken, uzelf rijk cijferen.

 

Ook als andere collega’s aan de minister van Defensie vragen waar hij gaat besparen, dan antwoordt hij dat de besparingen zullen worden bereikt zonder structurele maatregelen. Bij Beliris wordt zogezegd 25 miljoen bespaard, maar het kabinet van mevrouw Onkelinx zegt op de RTBf bijna cynisch dat die besparing geen enkele impact zal hebben; het gaat immers gewoon om het uitstellen van de betaling van facturen tot volgend jaar. En zo gaat dit maar verder.

 

Volgens de tabellen zal er bij bpost 101 miljoen euro worden bespaard. Wij hebben dit laten analyseren door mensen die veel verstandiger zijn dan ikzelf en wat vaststaat, is dat de regering 128,2 miljoen ontvangsten inschrijft in de begroting van 2013 omdat bpost, in het kader van het vierde beheerscontract, geld moet terugbetalen. Die veroordeling is trouwens nog niet uitgesproken, maar toch houdt men er al rekening mee. Ook dat kan een precedent zijn, mijnheer de staatssecretaris voor Fraudebestrijding. U kunt misschien verder met dit idee? U kunt dan een veroordeling al inschrijven vooraleer ze is uitgesproken. Men moet het toch maar doen! De vraag is of de regering ook op die manier zal omgaan met het inschrijven van arresten wanneer de Staat wordt veroordeeld?

 

Collega’s, de grote maatregelen die deze regering neemt, wil ik graag even met u delen:

fiscale amnestie voor 488 miljoen euro, tijdelijke werkloosheid bedrijfsvoorheffing van 20 naar 26,7 %: 52 miljoen euro;

NMBS-maatregelen, beslist in 2013: 131 miljoen euro;

NMBS-maatregelen, beslist in 2012: 75 miljoen euro;

bpost recuperatie van staatssteun: 128,2 miljoen euro;

notionele intrestaftrek: 246 miljoen euro;

licenties 800 MHz: 220 miljoen euro;

licenties andere frequenties: 38 miljoen euro;

inkomsten Dexia: 173 miljoen euro;

gezondheidszorg: het niet aanpassen van de norm: 370 miljoen euro;

bijkomende impact van de lastenverlaging: 100 miljoen euro;

terugbetaling invoerrechten Europese Unie: 126 miljoen euro.

Dat is een totaal van 2,157 miljard euro.

 

Het lijstje dat ik net heb voorgelezen, bevat stuk voor stuk eenmalige inkomsten, eenmalige maatregelen die geen enkele invloed op het volgende jaar hebben. Meer dan 2 miljard euro die in 2014 opnieuw zal moeten worden gevonden. In de veronderstelling dat deze regering voor het volgend jaar ook een begroting zou opmaken – N-VA begint daaraan te twijfelen als wij de media volgen – dan tekent zij nu al in op een verhoging van meer dan 2 miljard euro bovenop de 3,5 miljard euro die zij voor volgend jaar zal moeten zoeken.

 

Collega’s, ik denk dat het duidelijk is. Als men dit alles samen neemt en men zoekt naar structurele besparingen die ook in de toekomst een effect zullen hebben, dan vindt men niets. Dat is een fata morgana. Wat rest, zijn belastingsverhogingen, nog maar eens.

 

Mijn partij is daarover duidelijk. Net omdat we al de hoogste belastingsdruk hebben in dit land, net omdat de vorige saneringen al bol stonden van de belastingen, zou de begroting voor 2013 alleen besparingen op de uitgavenzijde hebben mogen bevatten. Quod non, niets is minder waar. Ook nu krijgen wij opnieuw een hele reeks belastingen over ons heen: 1,75 miljard aan nieuwe maatregelen plus 850 miljoen euro van vorig jaar.

 

Het is opnieuw belasten op sparen en ondernemen, en dit jaar ook op werken. Belastingen op sparen via een verhoging van de roerende voorheffing, ondertussen met 66 % op een jaar tijd. De belastingen op levensverzekeringspremies worden ook verhoogd van 1,1 naar 2 %. De minister van Financiën vindt dat geen probleem, maar een vereenvoudiging van het systeem.

 

Mijnheer de minister, wij hebben u dat vorig jaar al gezegd en toch blijft de regering volharden en heeft zij ook nu weer de banken op kosten gejaagd. Aan sommige van de kleinere banken heeft deze grap ondertussen al meer gekost dan wat zij uiteindelijk de Staat opbrengt. Dat was een klein probleem dat de regering niet had voorspeld, maar zij wil het oplossen door het nog eenvoudiger te maken, namelijk met een verhoging van het tarief voor iedereen. Weg met de rijkentaks, iedereen die spaart, betaalt!

 

Ook wie onderneemt, betaalt opnieuw een deel van de rekening. Dat is u al bekend. Opnieuw wordt er geprutst aan het systeem dat onze eigen eerste minister in het buitenland promoot als middel om investeringen naar ons land te halen. Opnieuw morrelt men daaraan en ondergraaft men de rechtszekerheid op fiscaal vlak – als die al zou bestaan – voor ondernemingen in ons land. Daarbovenop komt opnieuw een bankentaks en een belasting op meerwaarde op aandelen van grote ondernemingen.

 

In weerwil van wat deze regering altijd heeft gezegd, zal ook de werkende mens deze keer mee worden getroffen, niet rechtstreeks fiscaal, maar wel via de sociale zekerheid, via een collectieve bonus in het raam van de cao’s. Die was al onderworpen aan een werkgeverslast van 33 %, maar nu komt er een werknemersbijdrage van 13,07 % bij. Er wordt bovendien een bijzondere bijdrage van gemaakt, zodat zij niet meetelt voor de opbouw van rechten in de toekomst. Dat wil dus zeggen dat de regering een stukje neemt, maar daarvoor zeker niets in de plaats zal teruggeven. Wat moet iemand die werkt en die het goed wil doen in ons land hiervan onthouden? Dat deze regering niet wil dat men het als werkende mens goed doet: als men het iets beter heeft, wordt het gewoon afgeroomd. Het is de werkende mens gewoon niet gegund.

 

Collega’s, ik kom tot mijn besluit. De begroting is in geen enkele betekenis een ticket voor de toekomst. Zij brengt ons niet dichter bij een evenwicht in 2015.

 

Integendeel, met deze begroting worden de lasten – dat zullen wel weer nieuwe belastingen worden – doorgeschoven naar volgend jaar. Het enige wat wij ons volgend jaar van de begroting 2013 zullen herinneren, zijn de belastingverhogingen.

 

Nadat nu, voor het tweede jaar op rij, al wie werkt, onderneemt en spaart al eens goed gepakt is door deze regering, horen wij, bij monde van de PS en het cdH, ineens pleiten voor het loslaten van de begrotingsdoelstellingen die overeengekomen waren in het Stabiliteitspact. Laat ons aannemen dat dit vervroegde verkiezingsretoriek is, maar laat ons daarover ook duidelijk zijn, collega’s: dergelijke uitlatingen zijn waanzin. Zij die nog een beetje wel denken in deze regering mogen gerust wat harder reageren. U kunt die inspanningen van uw bevolking, van uw werkende, sparende en ondernemende mensen niet vragen, als u niet gelijktijdig zicht geeft op beterschap, ooit.

 

Waarover gaat het? Laat ons daarover ook maar eens duidelijk zijn. Wij roemen onszelf en wij worden geroemd voor het sociale systeem dat wij hebben. Als wij naar een evenwicht moeten in 2015, dan is dat niet om Europa een plezier te doen, dan is dat niet omdat Europa dat zegt. Als wij dat systeem in stand willen houden, collega’s, dan zullen wij moeten komen tot de afbouw van onze schuld en een begroting die het mogelijk maakt dat de schuld ook effectief wordt afgebouwd. Dat kan alleen als er rigoureus wordt vastgehouden aan het Stabiliteitspact.

 

Collega’s, ik besluit. Bij de bespreking van de regeringsverklaring enkele maanden geleden, hier in het Halfrond, heeft een van de collega’s bijna pathetisch verwezen naar zijn zoon, om te toetsen of de genomen maatregelen goede maatregelen zijn. Ik wil vandaag ook een toets voorstellen, collega’s, namelijk de bompatoets. Onze ouders en grootouders hebben altijd gewerkt en gespaard. Zij zijn spaarzaam geweest om ervoor te zorgen dat wij, hun kinderen en nageslacht, het beter zouden hebben.

 

Morgen zal de Kamer, althans de meerderheid, zich akkoord verklaren met een begroting die doelbewust lasten vooruitschuift naar de toekomst. Dat is een verantwoordelijkheid waarmee ik later, als grootouder, niet geconfronteerd wil worden. Wij moeten vandaag maatregelen nemen. U hebt nog de kans om tegen morgen uw mening te wijzigen, maar dat zal wel niet gebeuren. Wij moeten vandaag nochtans maatregelen nemen om er effectief, zoals onze grootvaders en vaders, voor te zorgen dat zij die na ons komen het beter hebben dan wij.

 

Collega’s, het zal u niet verbazen, mijn fractie zal deze begroting met volle overtuiging afkeuren.

 

01.03  Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, pour le groupe PS, les choses sont limpides: nos concitoyens ne doivent pas payer l'addition d'une crise qu'ils n'ont pas provoquée. Je suis donc satisfaite de constater qu'il n'y aura ni coupe sombre ni saut d'index ni augmentation de la TVA dans le budget.

 

L'austérité est un engrenage dangereux et nous l'avons refusée. Mieux encore, notre gouvernement a eu la volonté de dégager des moyens pour permettre la relance économique, pour poursuivre la protection des plus faibles d'entre nous et pour conserver le modèle social que bon nombre d'États nous envient. C'est par la relance et par le soutien aux plus faibles que nous pourrons sortir de la crise, c'est indéniable!

 

On ne sort pas d'une crise pareille en deux temps trois mouvements et, malheureusement, beaucoup n'en sortiront pas indemnes. Je pense particulièrement à ces 1 300 familles liégeoises victimes, une fois de plus, d'un capitalisme au service de l'argent et du profit d'un seul homme. Il n'y a pas qu'à Liège que les fermetures d'entreprises viennent plomber l'économie réelle, celle qui crée les emplois, celle que nous soutenons. Mon groupe le défend depuis longtemps: il est grand temps de protéger nos entreprises, nos PME, contre les desiderata de boursicoteurs et que le secteur financier revienne à plus de modération et reprenne le rôle qu'il n'aurait jamais dû quitter, le soutien à l'économie réelle et aux particuliers. Dans ce sens, je ne peux que saluer la décision du gouvernement de mettre en place des prêts citoyens thématiques, outils ambitieux pour mener à bien des projets à finalité socioéconomique ou sociétale.

 

Le gouvernement a dû prendre des décisions parfois difficiles, c'est le cas pour la résorption progressive de l'écart salarial qu'on observe entre notre pays et les trois pays voisins. Nous avons déjà eu l'occasion de dire qu'il s'agit d'un mal nécessaire mais aussi que la compétitivité ne se mesure pas sous l'angle du seul coût du travail. Il y a bien d'autres éléments à prendre en compte et, pour nous, une modération salariale se doit d'abord d'être juste quant aux calculs sur laquelle elle se base. Ensuite, elle se doit de préserver les plus bas revenus, sous peine d'aggraver encore la situation de tous ceux que le travail ne protège plus de la précarité. Ici, nous pensons en particulier aux discriminations liées à l'âge en matière de salaire minimum des jeunes et qui, après des décennies de veto patronal, semblent enfin en voie d'être supprimées.

 

Toujours en matière d'emploi, il y a une nécessité – pour ne pas dire une urgence! – qui est celle de l'implémentation d'une stratégie d'inclusion des jeunes sur le marché du travail.

 

L'accès au travail n'est pas réductible à la seule "employabilité" du jeune demandeur d'emploi, même si l'inadéquation des compétences est un problème réel qui doit interpeller en premier ressort les Communautés et les Régions.

 

Pour les jeunes qui sortent de l'école, la conversion du stage et des allocations d'attente en stage et allocations d'insertion se doit d'obéir au concept qualitatif de "transition positive" et il importait, cela va sans dire, de lui donner un contenu tangible. Dans le cadre de ce budget, l'offre annuelle de 10 000 stages d'intégration en entreprise est une première réponse, mais il importe d'être attentif à ses possibles effets d'aubaine. Le coût pour l'engagement d'un stagiaire ne peut aboutir à mettre en concurrence des groupes de demandeurs d'emploi et de travailleurs déjà fragilisés.

 

Enfin, les cascades de fermeture et de restructuration d'entreprises, avec leurs conséquences dramatiques sur l'emploi, doivent nous forcer à reconsidérer la loi Renault. Au regard de l'actualité de ces derniers mois, l'évaluation que le gouvernement nous propose en 2013 est urgente. Qu'il soit bien clair aussi que notre groupe n'acceptera pas de simples ajustements au volet social des conséquences d'une décision économique sans que le fer ne soit porté en amont de la procédure, là où précisément il s'impose de trouver des alternatives crédibles en termes de viabilité de l'outil et de l'emploi.

 

Je terminerai ce chapitre socioéconomique par quelques mots sur les pensions. Les enjeux de la viabilité financière des pensions légales sont connus et ont suffisamment été débattus au sein de ce parlement, notamment lors de la récente réforme des pensions du secteur privé et du secteur public.

 

Je n'y reviendrai pas, mais il faut que les mesures structurelles, prises en 2012, soient maintenant assorties de mesures visant la soutenabilité sociale de nos régimes de pension. Et l'une des mesures phares de ce budget est assurément le projet d'harmonisation des systèmes de pension minimum dans les trois régimes légaux.

 

Le décloisonnement des règles historiques en matière d'octroi et de montants de pension minimum est à nos yeux une priorité absolue. Toute carrière doit être traitée de manière égale. C'est une évidence dans une société où la mobilité du travail s'accroît d'année en année. La mobilité externe, ce que l'on appelle les carrières mixtes, doit être honorée parce qu'elle est illustrative d'une carrière difficile et, surtout, d'un courage individuel que les pouvoirs publics se doivent de prendre en compte.

 

Le renforcement des pensions du second pilier est, sous différents aspects, une nécessité, mais l'option qui consisterait à remplacer les avantages salariaux par une prime destinée à son financement ne pourra faire l'économie d'une réflexion sur la notion de rémunération.

 

En tout cas, une telle mesure ne pourra se concrétiser que dans un cadre dûment négocié entre les partenaires sociaux et sur une base strictement volontaire.

 

En ce qui concerne maintenant le financement des soins de santé, cette année encore, en raison du contexte budgétaire difficile, il contribuera significativement à l'effort collectif. Les économies porteront notamment sur la biologie clinique et l'imagerie médicale. Mais, rappelons-le, ces économies sont dues principalement aux dépassements budgétaires antérieurs et, surtout, ne compromettent en rien la santé des patients.

 

C'est évident: trouver un consensus cette année fut difficile. Après maintes crispations, menaces diverses et dramatisations, un nouvel accord médico-mutualiste a pu être conclu et préservera ainsi pour deux ans la sécurité tarifaire des patients. Mon groupe tient donc à saluer les efforts consentis par les uns et les autres, efforts nécessaires si l'on partage l'idée qui est la nôtre que personne ne devrait, en 2013, dans notre pays, être contraint de renoncer à des soins faute de moyens financiers suffisants.

 

Et c'est cette volonté de ne laisser aucun patient sur le bord du chemin qui a animé la ministre lors de l'élaboration du budget. Au-delà de l'application obligatoire du tiers payant et de l'interdiction des suppléments d'honoraires en chambre double – mesures dont nous avons déjà beaucoup parlé –, l'encouragement qui sera octroyé aux médecins conventionnés est une disposition que mon groupe tient à saluer. D'une part, cela renforce l'accessibilité des soins au bénéfice des patients et, d'autre part, cela répond à une réelle demande émanant des prestataires de soins.

 

Par ailleurs, les patients qui sont touchés par un cancer, qui souffrent d'une maladie orpheline ou de l'hépatite C ainsi que les malades chroniques verront leurs conditions de soins améliorées. De même, et cela est vraiment nécessaire et urgent, un Plan Sida verra le jour cette année.

 

Toutefois, sans des acteurs de soins de santé entourés et soutenus dans leur pratique quotidienne, rien n'est possible. À cette fin, leurs conditions de travail seront améliorées et les services de garde des généralistes soutenus.

 

Par ailleurs, de nouvelles recettes ont été décidées. Le groupe PS salue l'intention claire de taxer le capital des plus nantis pour protéger les plus faibles. C'est le fondement de la solidarité et d'une plus grande justice fiscale.

 

En premier lieu, les banques – qui ont tiré profit du laisser-faire de la finance casino – participeront davantage à l'effort. Ce secteur doit assumer ses responsabilités en contribuant aux importants efforts budgétaires que nous devons fournir.

 

C'est ce que le gouvernement continue à imposer. Je tiens, comme l'année dernière, à saluer son initiative. Ce n'est qu'un juste retour des choses.

 

Je voudrais profiter de cette occasion pour répéter à quel point mon groupe estime qu'il est urgent, important et nécessaire de réformer le système financier dans son ensemble. Les mots 'spéculation' et 'dérégulation' devraient être rayés de notre vocabulaire. Il est essentiel de contrôler les banques à l'échelle belge, mais aussi européenne. D'ailleurs, une supervision de la Banque centrale européenne constitue déjà un premier pas dans cette direction.

 

Mon groupe tient aussi à saluer le travail du gouvernement dans le dossier de la taxe sur les transactions financières. Nous avons assisté à une avancée significative dans ce dossier longtemps bloqué. Le groupe socialiste en est très satisfait.

 

Comme je le disais, le capital sera visé par les mesures fiscales, dans le but de ne pas pénaliser les travailleurs. Par ailleurs, le gouvernement a décidé de dégager une enveloppe budgétaire pour augmenter les plus bas revenus.

 

L'impôt sur les revenus mobiliers est augmenté sans que l'on touche pour autant aux comptes épargne. Les plus-values sur actions des grandes entreprises et des holdings seront taxées. Par contre, il n'y aura pas d'augmentation de la fiscalité pour les PME. Dans le même temps, une diminution importante des cotisations patronales sera mise en place. Le gouvernement est particulièrement attentif à encourager la création et le maintien des PME, véritables moteurs de l'économie belge.

 

Le gouvernement a fait de la lutte contre toutes les formes de fraude une priorité. Des mesures seront prises pour ramener l'argent de certains en Belgique, mais pas à n'importe quelle condition. Le taux des amendes et les taux d'imposition seront augmentés. La mesure prendra définitivement fin le 31 décembre 2013. Un pragmatisme qui devrait rapporter quelques 500 millions d'euros.

 

L'accent sera d'abord mis sur la lutte contre la grande fraude organisée, notamment en ajoutant un nouveau délit à la loi pénale, à savoir la "fraude fiscale grave". Celle-ci sera dorénavant passible de peines de prison allant jusqu'à cinq ans. La fraude fiscale devra être signalée plus rapidement à la CTIF, ce qui augmente les chances de coincer les fraudeurs. Le parquet et la police continueront à chercher les recettes délictueuses, même après une condamnation, et ce afin que les fraudeurs ne puissent pas bénéficier de l'argent détourné.

 

Nous pensons qu'il est primordial de poursuivre le travail pour un échange automatique des données tant en Belgique que sur la scène internationale. Enfin, il faut continuer à doter l'administration fiscale de moyens supplémentaires afin de traquer et faire tomber les fraudeurs.

 

Monsieur le premier ministre, les débats sur le budget belge sont également l'occasion de nous pencher sur ceux qui entourent le budget européen. Il s'agit de prendre la mesure des débats qui auront lieu demain et vendredi dans le cadre financier pluriannuel européen. Vous discuterez d'options qui auront un impact pour les sept années à venir.

 

Ce budget européen, que certains États membres voudraient réduire à peau de chagrin, doit permettre de relancer l'Union. Pouvons-nous continuer uniquement sur le chemin de l'austérité et du contrôle des dépenses publiques si la croissance est absente? Pour nous, la réponse tant au niveau belge qu'européen est résolument "non". Au contraire, quoi qu'en disent certains, nos standards sociaux élevés ont véritablement constitué un rempart contre la crise. Qui oserait dire le contraire? Une Union européenne plus intégrée ne peut, dès lors, passer que par un cadre financier pluriannuel ambitieux. Il faut aller vers plus de cohésion, de croissance et de solidarité.

 

Citons un exemple concret: l'aide alimentaire, à laquelle de plus en plus de personnes ont, malheureusement, recours dans notre pays. Fin 2011, elles étaient ainsi 117 114, soit 2,4 % de plus qu'en 2010. Vu le contexte économique, les besoins ne feront qu'augmenter. Mon groupe ne peut admettre que l'Europe renonce à l'une des rares politiques européennes sociales qui aient des répercussions vraiment concrètes sur le terrain.

 

Dans le cadre du financement du budget européen, les socialistes portent activement l'idée de ressources propres, parmi lesquelles la taxe sur les transactions financières.

 

Nous plaidons pour que cette taxe participe au financement européen et à celui des États membres; ceux par qui cette crise socioéconomique sans précédent est arrivée, après s'être cru tout permis, y compris mettre certains États membres dans de profondes difficultés, doivent être mis à contribution. Rendons des marges de manœuvre à l'Union européenne et aux États membres pour permettre une relance juste et coordonnée!

 

Attaquons-nous aux véritables maux qui touchent notre Union, à savoir le chômage et la faible croissance! Mettons fin au dumping fiscal et social à l'intérieur des frontières européennes, mais également en dehors de celles-ci! Le groupe PS plaide pour une Europe qui protège et encourage.

 

Monsieur le premier ministre, chers collègues, mon groupe tient à saluer le travail ardu et complexe de ce gouvernement qui maintient le cap. Ce budget et les mesures de relance qui y sont attachées sont ambitieux à l'instar de ce que doit être notre pays. Pour sortir de la crise, nous devons soutenir l'emploi et les PME, mais aussi réinvestir dans l'économie réelle. Nous devons combattre la fraude sous toutes ses formes. Enfin, nous devons continuer à réguler et faire contribuer le secteur financier tant au niveau belge qu'européen.

 

01.04  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, madame et messieurs les ministres, chers collègues, vu le contexte de crise économique que nous traversons, je voudrais, tout d'abord, saluer l'action du gouvernement, en particulier celle du ministre du Budget, dans l'affirmation et la recherche d'un équilibre sur le plan budgétaire, d'une réduction des déficits et du respect de nos engagements européens dont il vient d'être question. J'attire l'attention sur le fait que le rapport de la Cour des comptes souligne la qualité du travail accompli; en effet, le gouvernement est clairement sur les rails de l'orthodoxie budgétaire.

 

On se souviendra que la confection du budget 2013 n'a pas été chose aisée. L'exercice budgétaire demandera, d'ailleurs, une application prudente et un contrôle permanent durant toute l'année 2013.

 

Le gouvernement a réalisé, ici, un nouvel effort de 3,8 milliards d'euros, l'effort total représentant – on le répète si souvent que cela en devient presque banal alors que ce n'est évidemment pas le cas – 18 milliards d'euros.

 

Une somme de 18 milliards d'euros représente un montant colossal à l'échelle de notre pays, d'un petit pays comme la Belgique.

 

Toutefois, ces efforts portent leurs fruits: nos taux d'intérêt diminuent, des économies substantielles deviennent possibles ce qui permet de mener d'autres politiques.

 

Face à la crise budgétaire, sociale et économique, le rôle du politique est bien d'affronter la réalité, de se saisir des difficultés, d'entendre les diverses demandes, notamment des acteurs économiques, de fixer le cap puis de le maintenir, d'apporter des solutions. Dans ce climat, il nous semble utile de renforcer une certaine stabilité, une sécurité, entre autres juridique.

 

Le gouvernement n'a pas cédé à une tentation facile, comme d'augmenter fortement les impôts. Au contraire, nous pouvons être satisfaits du respect des engagements européens, de la préservation du pouvoir d'achat et du renforcement de la compétitivité des entreprises.

 

Pour réaliser cet effort, le gouvernement a fait le choix de l'assainissement. Plusieurs propositions avaient pourtant été avancées, en matière de taxations diverses: pour rappel, la hausse de la TVA, la cotisation de crise et d'autres.

 

Nous y avons résisté. Ces idées de taxations nouvelles et amplifiées auraient été très négatives pour le moral et la confiance des citoyens, comme pour l'activité économique elle-même.

 

Votre gouvernement, monsieur le premier ministre, a finalement et fort heureusement évité ces écueils. Nous ne pouvons que nous en réjouir.

 

Contrairement à ce que nous pouvons entendre, parfois ou souvent, à gauche et à gauche, l'assainissement budgétaire n'empêche pas la relance. Au contraire: l'un et l'autre se complètent et se renforcent. C'est une forme de cercle vertueux qu'il ne faut absolument pas rompre, sauf à vouloir reporter sur les générations futures le poids d'une dette qui deviendrait insupportable. Ce que nul dans cette majorité ne désire, et je m'en félicite.

 

L'adage populaire "qui paye ses dettes, s'enrichit" est aussi pleinement valable pour l'État.

 

La dette de la Belgique s'élève aujourd'hui à 380 milliards d'euros. Cela représente une charge d'intérêts de 12 milliards d'euros. C'est un chiffre colossal quand on le compare aux différents postes du budget, notamment en matière de sécurité sociale ou de pensions. Et si nous ne voulons pas que, demain, cette charge de la dette augmente encore, au détriment d'autres politiques essentielles telles l'emploi, la justice ou la sécurité, il est indispensable de poursuivre l'assainissement budgétaire.

 

L'assainissement budgétaire n'est évidemment pas incompatible avec la relance. Ce n'est pas non plus de l'austérité au sens propre du terme. La réduction des déficits et la réalisation d'économies ne sont pas incompatibles avec la relance et la croissance. Grâce aux nombreuses réformes initiées par le gouvernement, l'assainissement budgétaire et la relance économique, la Belgique a retrouvé sa place dans le peloton de tête au niveau européen. Nous avons renforcé notre crédibilité internationale; c'est d'ailleurs ce que vous affirmiez la semaine dernière à l'occasion du discours de Nouvel An au Roi. Le gouvernement tout entier doit donc promouvoir les mesures nécessaires aux évolutions de notre société et à la relance de l'activité économique. Nous devons, me semble-t-il, poursuivre très clairement cette trajectoire, avancer tous ensemble dans la même direction, avec ce que je qualifierais d'un "assainissement relance-compatible".

 

Sur le plan des objectifs européens, nous maintenons le cap. Il est essentiel que nous maintenions cette trajectoire et que nous convergions vers des objectifs européens que, je vous le rappelle, nous avons arrêtés nous-mêmes avec nos partenaires européens. L'Europe n'est donc pas quelque chose d'extérieur. Ainsi que je le dis souvent: l'Europe, c'est nous! Mener une autre politique que nos partenaires européens serait, à coup sûr, engendrer une nouvelle distorsion de compétitivité entre États, dont nous connaissons les risques pour notre économie.

 

Le budget 2013 dont nous débattons aujourd'hui est un travail qui appellera un contrôle constant et qui se traduira par plusieurs ajustements budgétaires en cours d'année, ce qui nous permettra de converger vers l'objectif.

 

Je l’ai dit: l’assainissement se poursuit sans verser dans l’austérité. Le pouvoir d’achat des Belges est globalement préservé car on a pu avant tout réduire drastiquement le train de vie de l’État. Pour nous, c’est particulièrement important. Nos ministres doivent réaliser un travail de bénédictin – en particulier le ministre du Budget – depuis un an, un travail ligne budgétaire par ligne budgétaire pour comprimer les dépenses de mois en mois.

 

J’entends dire qu’on est à l’os depuis de très nombreuses années. S'il en est ainsi, on en est à la moelle. Qui, aujourd’hui, soutient encore cette thèse? Qui, aujourd’hui, dans cette majorité, dira que l’on a supprimé dans les dépenses de l’État quelque chose qui était absolument indispensable, essentiel? Nous avons fait des économies à concurrence de 1 220 000 000 d’euros dans les dépenses de l’État. Autant d’argent que nous ne devons pas aller chercher dans la poche des contribuables. C’est essentiel car cela préserve aussi le pouvoir d’achat.

 

Aucune augmentation de l’impôt des personnes physiques. Au contraire, on fait un effort supplémentaire par rapport aux bas revenus, au salaire minimum.

 

Le livret d’épargne demeure défiscalisé. Certains avaient pourtant prévu ou prédit qu’on allait y toucher.

 

Ce travail de réduction des dépenses publiques, nous devons le poursuivre. Freiner les dépenses publiques en consolidant les missions premières de service public: les missions d’autorité, la sécurité sociale. Il s’agit, me semble-t-il, d’une ligne que nous devons poursuivre.

 

Sur le plan des recettes, les mesures ont été ciblées préférentiellement dans la lutte contre la fraude et dans le secteur bancaire. Un effort important viendra sans doute de cette lutte contre la fraude sociale et contre la fraude fiscale. Depuis un an, nous avons initié une politique forte en la matière. Il est normal qu’on la poursuive si cela permet, d’une part, de consolider les finances publiques et, d’autre part, d’assainir notre modèle socioéconomique. Je rappelle que la fraude sociale génère un sentiment d’injustice, d’iniquité dans le chef de ceux qui travaillent en toute légalité, qui remplissent leurs obligations. La fraude sociale est un agent perturbateur de la cohésion sociale.

 

En matière de régularisation fiscale, c'est une mesure que nous préconisons car nous pensons qu'il vaut bien mieux rechercher des moyens dans l'argent sorti du circuit belge et favoriser son injection dans notre économie plutôt que de rechercher cet argent dans des taxes sur les revenus déclarés en toute légalité dans notre pays. Le contexte économique est à ce point difficile que faire une croix sur cet argent pour des raisons purement idéologiques aurait été une grave erreur.

 

Par ailleurs, pour les placements effectués en Belgique, le précompte mobilier est désormais porté à 25 % par les contraintes budgétaires. Ce caractère libératoire me semble être un élément positif. La généralisation permettra également de simplifier l'infrastructure fiscale.

 

Sur le front économique et de l'emploi, 2012 n'aura pas été une année facile. 2013 ne le sera pas davantage. En ce début d'année, le nombre de licenciements collectifs, le nombre de faillites sont en forte hausse. Je rappelle les problèmes dramatiques que vivent actuellement certaines régions du pays, que ce soit Ford Genk ou ArcelorMittal à Liège, avec les restructurations et les licenciements collectifs qui se succèdent. À cet égard, nous rappelons notre positionnement: il faut rechercher, avec les autorités régionales, un véritable projet industriel. On ne doit pas se résigner dans cette matière et chacun doit prendre ses responsabilités pour faire en sorte qu'on offre de nouvelles perspectives, notamment avec le concours de la recherche et développement, pour l'acier en Belgique et en région liégeoise en particulier.

 

Le gouvernement doit poursuivre ses efforts en matière de relance et mettre en œuvre sans délai les mesures de notre accord budgétaire. Il faut un renforcement de la compétitivité des entreprises: nous avons dégagé 400 millions sur base annuelle pour des mesures de relance. Il faut donner un peu d'oxygène aux entreprises, qui en ont bien besoin.

 

J'entends, monsieur le président, que d'aucuns – et c'est suffisamment nouveau que pour être souligné – nous rejoignent. Je constate une forme de conversion à propos des charges pesant sur les entreprises, en particulier l'impôt sur les sociétés.

 

Nous sommes heureux que certains se soient convertis à la réduction de la fiscalité qui pèse sur les entreprises, mais nous souhaitons que cela aille au-delà des paroles ou des déclarations d'intention. C'est un combat que nous menons depuis des années. Je rappelle que nous avons mis en place les intérêts notionnels, notamment parce que certains refusaient la baisse de l'impôt sur les sociétés et que nous avons toujours considéré qu'il fallait renforcer leurs fonds propres. Je signale d'ailleurs que, vraisemblablement, ce renforcement a permis à beaucoup d'entreprises de passer le cap de la crise à son pire moment. Par conséquent, nous devons manier toute modification du système avec énormément de prudence, en rappelant que la sécurité juridique pour les entreprises est une notion essentielle. Les intérêts notionnels ont leur raison d'être. C'est, au demeurant, une habitude que nous constatons. La plupart des ministres de tous les niveaux de pouvoir – le premier ministre aussi – plaident souvent à l'étranger en faveur du caractère attrayant de notre pays en termes d'investissement. Les discours doivent donc être identiques en Belgique et à l'extérieur.

 

01.05  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur Bacquelaine, je suis parlementaire depuis 1999 et je me souviens qu'en 2002 ou 2003 – je ne sais plus – il avait été décidé de mettre en place un outil qui permettait effectivement de soutenir l'investissement que les entreprises et particulièrement les PME faisaient pour développer leur activité, en valorisant l'utilisation des fonds propres plutôt que le recours à la banque, et d'offrir un même avantage à ces entreprises qui utilisaient leurs fonds propres qu'à celles qui empruntaient. Là, on rencontrait cette volonté de soutien des PME, de soutien à l'investissement et de valorisation des fonds propres.

 

Lorsque l'on a mis en place les intérêts notionnels, ce n'était plus cet objectif-là qui était poursuivi. Je le regrette beaucoup, et c'est pour cette raison qu'on les critique: l'objectif était de remplacer le système des centres de coordination, qui n'était plus possible, et de clairement favoriser les grands groupes financiers pour qu'ils amènent des capitaux.

 

Le problème, c'est que le système que vous avez mis en place ne permet pas la participation de ces capitaux à la redistribution des richesses et au financement de l'État de la même manière que les entreprises qui jouent correctement le jeu. Je trouve que c'est un peu facile, et que c'est détourner la vérité et falsifier les objectifs poursuivis que de présenter les intérêts notionnels comme une manière d'aider l'investissement des entreprises sur fonds propres.

 

01.06  Daniel Bacquelaine (MR): Madame Gerkens, on se réjouit souvent de l'implantation d'entreprises importantes dans notre pays. Réduire l'effet bénéfique de l'implantation de grands groupes et de grandes entreprises dans notre pays au seul rendement de l'impôt sur les sociétés me semble un raccourci et une faute sur le plan du raisonnement.

 

C'est d'ailleurs assez paradoxal, mais on entend les communes se plaindre, pour le moment, que quand les grands groupes s'en vont, les budgets communaux sont complètement défaillants. Forcément, les budgets communaux, ce sont les précomptes immobiliers et les forces motrices.

 

Ce sont aussi les revenus des personnes physiques employées par ces entreprises. On ne peut donc pas dire à la fois la chose et son contraire. L'implantation de grands groupes dans notre pays est indispensable. Je ne citerai qu'un seul secteur: l'industrie pharmaceutique. Le jour où vous créerez un régime tout à fait défavorable à l'industrie pharmaceutique dans notre pays, 30 000 emplois seront menacés.

 

Je plaide, comme le gouvernement l'a fait, pour que l'on adapte les choses. Nous l'avons fait pour les intérêts notionnels. Nous n'avons pas gardé exactement les mêmes taux, ni les mêmes modalités. Il est normal que l'on évolue, que l'on analyse les éléments avec un esprit critique et que l'on adapte sa position aux situations nouvelles.

 

Je préfère, et je suppose que me rejoindrez, que l'on favorise les fonds propres des entreprises plutôt que le paiement d'intérêts aux banques. Vous détestez les banques: vous devriez être d'accord avec le principe de leur payer le moins possible d'intérêts et de renforcer les fonds propres des entreprises. C'est un des mérites des intérêts notionnels. Dans ce cadre, il faut rester le plus cohérent possible.

 

01.07  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur Bacquelaine, au cours de mon intervention, je citerai les chiffres des participations des grandes multinationales que vous voulez absolument garder en l'état.

 

01.08  Daniel Bacquelaine (MR): J'ai lu les mêmes articles que vous.

 

01.09  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Le soutien à des mécanismes permettant d'utiliser les fonds propres et l'investissement pour une activité économique est évidemment clair pour nous. Chaque fois que nous sommes intervenus – et sur ce chapitre vous ne pourrez pas nous prendre en défaut –, nous avons insisté sur la conditionnalité de ces avantages au maintien de l'emploi, à l'investissement dans la recherche et développement et à l'investissement dans l'activité même.

 

Je pense là aussi que le mécanisme mis en place prouve tous les jours son inadaptation à ces conditions. Nous sommes soucieux de soutenir aussi les grandes entreprises, mais quand elles jouent correctement le jeu en respectant les règles. Ceci implique que le monde politique fasse respecter un minimum de règles, ce qui n'est pas le cas.

 

01.10  Daniel Bacquelaine (MR): C'est exactement ce que fait le gouvernement. Il n'y a pas de lézard, si je peux m'exprimer ainsi! Je pense que le gouvernement a adapté les intérêts notionnels et qu'il le fera probablement encore. Mais le maintien d'une certaine sécurité juridique est nécessaire. Si vous transformez notre pays en un État qui modifie sans cesse, tous les mois, le système destiné à attirer les investisseurs, les investisseurs ne viendront plus.

 

Chaque acteur politique porte donc une responsabilité à travers le discours qu'il tient et les mesures qu'il prône. L'insécurité juridique, l'incertitude est mauvaise conseillère: dans ce cadre, nous risquons alors de détourner des investisseurs de la Belgique.

 

Il n'empêche que je partage le constat de ceux qui considèrent que c'est surtout le réseau des PME dans notre pays qui doit bénéficier de mesures. C'est ce que produit le gouvernement: depuis des mois et des années, nous avons pris des mesures favorisant les PME, les indépendants, véritables moteurs de la relance dans notre pays, car créateurs de 50 % des emplois. Ainsi la baisse des charges sur les PME est essentielle.

 

C'est pourquoi nous ne boudons pas notre satisfaction des avancées significatives déjà adoptées en leur faveur. J'en citerai trois.

 

La première est la réduction de cotisations sociales sur les trois premiers emplois dans les PME. Il s'agit d'une revendication que nous portons depuis des années.

 

La deuxième est le renforcement du pouvoir d'achat des travailleurs indépendants par une revalorisation de leur statut social: elle permet d'augmenter l'attractivité de leur statut. Les indépendants doivent pouvoir compter sur une sécurité sociale capable de les mettre à l'abri des aléas de l'existence.

 

Enfin, l'équivalence des pensions des ménages entre salariés et indépendants est une avancée sociale importante; nous nous en réjouissons. En 2003 encore, il subsistait une différence mensuelle de 300 euros entre une pension minimale d'indépendant et celle de salarié. Nous avons permis une avancée significative et je soulignerai à cet égard l'action de la ministre Laruelle, qui n'a eu de cesse de travailler dans ce sens.

 

Monsieur le premier ministre, chers collègues, la réduction des charges sur les entreprises constitue un volet extrêmement important dans le cadre de la politique de relance.

 

On ne peut à la fois prôner la croissance et la relance en les opposant à l'assainissement – ce que font parfois encore certains – et ne pas souligner l'importance de la réduction des charges qui pèsent sur les entreprises. L'assainissement a permis de dégager des moyens pour favoriser la réduction des charges sur les entreprises.

 

Il existe parfois un paradoxe, que je veux souligner aujourd'hui. Ceux qui font preuve de tiédeur en ce qui concerne la nécessité de l'assainissement ne se rendent pas toujours compte que ce que l'on gagne en matière, notamment, de dette, grâce à l'assainissement, peut être réinjecté pour faire baisser les charges qui pèsent sur les entreprises et, ce faisant, favoriser la relance.

 

Il s'agit aussi de se réjouir des mesures que le gouvernement a eu le courage de prendre dans un certain nombre de domaines. Je pense à la modération salariale, à la révision du panier de l'index qui diminuera de 1,6 % les coûts salariaux dans notre pays. Les diminutions de charges sociales et l'absence de nouvelle taxation sur le travail permettront de diminuer le handicap salarial et de relancer la compétitivité de nos entreprises. Avec ces mesures, le gouvernement a très clairement indiqué sa volonté de soutenir les entreprises et la création d'emplois.

 

Monsieur le premier ministre, lorsque les tabous tombent, la réforme progresse. La ligne de la modération salariale n'a pas été facile à défendre. Nous en sommes conscients. Mais tous les groupes de la majorité assument ce choix économique car ils estiment que c'est là l'effort à consentir pour garantir l'emploi dans notre pays. Il fallait éviter toute tentation démagogique consistant à s'arroger la sympathie de l'instant au détriment des réponses structurelles.

 

Monsieur le premier ministre, je voudrais maintenant m'attarder un moment sur la politique de santé dans notre pays, même si le 'saucissonnage' de nos débats, si j'ose m'exprimer ainsi, fait que la ministre en charge de la Santé n'est pas, à juste titre, présente ce matin. Elle le sera cet après-midi. Je souhaite, cependant, que figure au rapport de notre assemblée quelques remarques ou réflexions sur notre politique de santé.

 

Je me réjouis, tout d'abord, de la conclusion d'un accord médico-mutualiste. Manifestement, il est plus facile de mettre d'accord les partenaires dans le secteur de la santé que dans celui de l'emploi ou du marché du travail.

 

Je me réjouis donc de la conclusion de cet accord médico-mutuelliste pour les deux années à venir. On fixe ainsi les tarifs des prestations médicales pour 2013 et 2014 et on préserve la sécurité tarifaire pour les patients. Nous y sommes attachés, car cela permet aussi d'octroyer des soutiens financiers liés à la pratique médicale pour l'ensemble des médecins ainsi que des avantages spécifiques pour ceux qui font le choix du conventionnement.

 

L'accord prévoit également de soutenir les services de garde en médecine générale, les honoraires de disponibilité, l'indexation des honoraires, à la fois pour les généralistes et les spécialistes. Les acteurs autour de la table ont réalisé un travail constructif. Malgré nos doutes, la concertation a correctement fonctionné et dans le cadre de l'élaboration du budget, parmi les mesures d'économie demandées, l'effort fourni par le secteur pharmaceutique a été jugé proportionné par tous les acteurs, en ce compris l'industrie pharmaceutique.

 

La concertation instaurée entre la ministre et le secteur des médicaments est un élément positif. Celle-ci était, en effet, réclamée de longue date par le secteur lui-même. Il s'agit d'une sorte de pacte de stabilité, qui permettra de mener une politique des médicaments adaptée aux besoins du patient et aux circonstances économiques. Cela offre aux entreprises pharmaceutiques innovantes l'occasion de poursuivre leurs activités dans un cadre sécurisé et stable.

 

Parmi les réformes structurelles entreprises, je voudrais rappeler deux priorités. Nous sommes partisans d'un certain nombre de réformes, dont nous ne pouvons pas faire l'économie. Je pense notamment au marché du travail, qui connaît actuellement des difficultés, mais aussi au financement du secteur hospitalier. On ne peut pas continuer à travailler dans le cadre actuel si l'on veut éviter, demain, de graves problèmes en termes de fonctionnement de notre modèle hospitalier. Je plaide donc pour la réforme du financement du secteur hospitalier. Je regrette que la ministre n'ait pas profité de sa note de politique générale pour réaffirmer une volonté de mettre en place des réformes structurelles à ce niveau. Ce financement n'est pas clair et nous souhaitons le voir réformé. Il convient de réfléchir à la manière de garantir l'avenir d'un modèle performant et accessible. Je déplore également que la ministre n'aborde pas, dans le cadre de ce débat budgétaire, les relations entre les gestionnaires d'hôpitaux et les médecins hospitaliers, car cela aura un impact sur le financement même de l'hôpital et donc sur l'équilibre de la sécurité sociale.

 

Nous ne perdons pas courage, et je relancerai régulièrement la ministre à ce sujet en commission de la Santé publique afin que nous puissions travailler efficacement. Elle s'est d'ailleurs engagée à aborder prochainement ces questions.

 

Je tenais aussi à rappeler la réforme nécessaire du contrôle des médicaments, évoquée dans le chapitre IV. Cela me semble indispensable. Je vise non seulement une diminution de la charge administrative pesant sur les médecins. On parle souvent de la pénurie des praticiens. La meilleure façon de l'enrayer est de moderniser et améliorer leurs conditions d'exercice pour éviter leur exode, qui devient un réel problème… et dont on parle rarement. Il est souvent question d'importer des médecins, mais on évoque rarement leurs trois mille confrères belges qui pratiquent à l'étranger. Plusieurs s'en vont aux États-Unis, en principe pour six mois ou un an, mais ne reviennent malheureusement jamais. Nous devons donc poser ces questions pour garantir à long terme la qualité de notre système.

 

En guise de conclusion, monsieur le premier ministre, je dirai que, si la situation reste difficile, votre gouvernement ne peut la traverser qu'avec l'appui des citoyens et des entreprises. Vous ne pourrez réussir sans ramener la confiance. L'année 2013 ne sera pas facile, nous le savons. Le monitoring du budget sera constant. Le budget 2014 va arriver très vite, au moment des vacances, avec de nouveaux efforts importants de réduction des dépenses et du train de vie de l'État.

 

Nous avons confiance dans le fait que la ligne politique du gouvernement sera poursuivie jusqu'à son terme. Cet accord doit rythmer l'action du gouvernement pour mener à bien ce à quoi cette majorité s'est engagée sur le plan budgétaire, ainsi qu'en termes de soutien au travail dans notre pays, en partenariat avec les représentants des employeurs et des travailleurs. À ce propos, monsieur le premier ministre, nous ne doutons pas que vous mettrez tout en œuvre pour faire aboutir la concertation, même si nous constatons aujourd'hui que certains ont parfois du mal à prendre leurs responsabilités ou, du moins, à s'accorder pour définir une stratégie claire et compréhensible par chacun.

 

En partenariat avec les travailleurs et les employeurs, nous formulons l’espoir de voir rapidement se conclure l’harmonisation du statut ouvrier/employé. La Cour constitutionnelle nous impose d’avancer dans ce domaine. Cette harmonisation ne peut évidemment se faire au détriment de la compétitivité. Là aussi, l’imagination devra être mise en œuvre. Nous réinsistons aussi sur la réforme structurelle du marché du travail qui est importante et nous appuierons toute démarche du gouvernement tendant à trouver une solution dans ce domaine.

 

En conclusion, assainissement, croissance, relance, confiance, respect des critères européens de convergence sont les maîtres-mots qui doivent guider l’action du gouvernement. Monsieur le premier ministre, ce budget 2013 s’inscrit résolument dans cette trajectoire. Le groupe MR soutiendra pleinement le gouvernement, comme il veillera, dans les prochains mois, à sa bonne exécution et à la préparation du budget pour 2014.

 

01.11  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, heren vice-premiers, collega’s, ik zou het in mijn uiteenzetting als lid van de liberale fractie graag met u willen hebben over vier delen in de begroting 2013.

 

Het eerste deel waarover ik het graag met u zou hebben, is over het feit dat deze begroting 2013 volledig op Europese koers zit en dat van dit traject niet mag worden afgeweken.

 

Met de begroting 2013 komt België haar engagementen ten aanzien van Europa volledig na. Zoals afgesproken in het Stabiliteitspact zal het tekort tegen het einde van 2013 tot 2,15 % van het bbp beperkt zijn. De regering halveert daarmee op twee jaar tijd het tekort en dat door een totale saneringsoperatie van maar liefst 18 miljard euro.

 

Deze enorme inspanning loont. Ons land zit vandaag in de Europese kopgroep. Zowel voor de eurozone als voor het gemiddelde van Frankrijk, Duitsland en Nederland verslechterde het vorderingentekort onder druk van de financieel-economische crisis tot respectievelijk ruim 6 en 5 % voor de jaren 2009 en 2010.

 

Ook de Belgische overheidsfinanciën volgden deze trend. Het budgettair herstel verliep sneller in België dan in Nederland, Frankrijk en het gemiddelde van de eurozone. Zowel voor 2012 als voor 2013 zijn de door de regering naar voren geschoven doelstellingen inzake het tekort ambitieuzer dan de verwachtingen van de Europese Commissie voor onder meer Nederland en Frankrijk en ook de eurozone.

 

Dit herstel is de financiële markten niet ontgaan. Getuige daarvan de historisch lage rente die wij vandaag betalen op de internationale markt. Als ik mij niet vergis, ligt dit vandaag op 0,038 %.

 

Ik hoor daarnet een aantal leden van de oppositie zeggen dat dit nog veel is. Dat kan inderdaad, want wij hadden nog liever 0,0035 % of 0,0025 % gehad. Dat was nog leuker geweest.

 

Laat ons eerlijk zijn. Een aantal jaren geleden bij de start van deze regering spraken wij over fundamenteel hogere rentelasten met als gevolg dat de Belgische Staat in 2013 388 miljoen euro minder intrestlasten zal betalen ten gevolge van een lagere rente op langere termijn.

 

01.12  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer Van Biesen, ik ontken niet dat de rente op een historisch laag niveau staat. De vraag is of dat dit de verdienste is van de regering of een internationale verdienste.

 

Mijnheer Van Biesen, graag krijg ik een antwoord op de volgende twee vragen.

 

Ten eerste, als wij vandaag zeggen dat wij vorig jaar zoveel minder rente hebben betaald en als wij dan vaststellen dat de regering zelf, de federale entiteit, een tekort had ten overstaan van haar traject van 650 miljoen euro vorig jaar, waar is dat geld dan naartoe?

 

Ten tweede, stel dat, maar laten wij hopen van niet, in de nabije of verre toekomst op de een of andere manier de rente opnieuw aantrekt, welke maatregelen stelt u daartegenover?

 

01.13  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer Vandeput, uw vraag zal worden beantwoord in het volledige betoog dat ik zal geven. Als u een goed verstaander bent, zult u de juiste antwoorden op de juiste vragen krijgen.

 

01.14  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, collega Van Biesen, het is altijd leuk wanneer de liberalen zeggen dat wij een lage rentestand hebben en dat wij een voordeel doen op de renteaflossing van 370 miljoen euro.

 

Wij hebben dat in de tijd van Verhofstadt ook meegemaakt. Toen stond de rente ook historisch laag en in plaats van uw staatsschuld af te bouwen, hebt u dat in uw algemene middelen gebruikt om het allemaal weer uit te geven.

 

Ik vraag u vandaag wat u met uw 370 miljoen euro zult doen? Zult u daarmee structureel uw staatsschuld verder afbouwen of zult u ze gebruiken om opnieuw hier en daar wat cadeautjes uit te delen?

 

01.15  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ook de heer Goyvaerts zal ik niet teleurstellen bij het vervolg van mijn betoog, want hij weet heel goed dat deze regering geen cadeautjes kan uitdelen.

 

Deze regering besteedt dit geld zoals men vroeger een rentmeesterschap had in de kleine Nederlandse en Vlaamse bedrijven: men wikt elke euro, men legt elke euro in de weegschaal alvorens men hem uitgeeft.

 

U zult in mijn betoog heel gemakkelijk een antwoord op uw vraag vinden.

 

Le président: Je propose qu'on laisse M. Van Biesen terminer son intervention. Il apportera peut-être des réponses avant même que vous ne posiez vos questions!

 

01.16  Luk Van Biesen (Open Vld): Met de begroting 2013 wordt dat vertrouwen bevestigd en versterkt, getuige hiervan de positieve evaluatie door de Europese Commissie en de betere status die de internationale ratingagentschappen recent aan ons land gaven. De evaluatie van deze begroting mag niet eenzijdig focussen op cijfermatige verbeteringen van het saldo voor 2013. Veel belangrijker zijn de structurele hervormingen die eraan ten grondslag liggen.

 

Europa formuleerde in juli 2012 zeven aanbevelingen aan ons land en stuk voor stuk biedt de regering er een antwoord op.

 

Ten eerste, het begrotingstekort zakt op een structurele manier onder 3 % van het bbp.

 

Ten tweede, de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën wordt versterkt door de pensioenhervorming die langer werken verplicht.

 

Ten derde, de arbeidsmarkt wordt gemoderniseerd door een veel strengere werkloosheidsverzekering, waarbij de uitkeringen sterk afnemen in de tijd.

 

Ten vierde, om de competitiviteit te garanderen, wordt het indexmechanisme aangepakt en de wet op het concurrentievermogen aangescherpt.

 

Ten vijfde, er wordt orde op zaken gesteld in de banksector. De Europese Commissie heeft intussen de herkapitalisatie van de Dexiarestbank goedgekeurd.

 

Ten zesde, de concurrentie in de energiesector wordt opgedreven. Sinds begin dit jaar zijn de tarieven voor elektriciteit en gas van de historische monopolist Electrabel fors verlaagd.

 

Ten zevende, ook het Parlement neemt zijn verantwoordelijkheid. Er start een speciale commissie voor fiscale hervormingen die concrete voorstellen zal uitwerken om de belastingdruk te verschuiven en beter te verdelen tussen arbeid en kapitaal en milieu en andere vormen waarop men belastingen kan heffen.

 

Deze sociaaleconomische hervormingen zijn cruciaal voor de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën op lange termijn. Ze geven de richting aan die wij in de toekomst verder moeten blijven volgen.

 

Vandaag is er zeker nog geen reden tot euforie. Vorige week maakte de Nationale Bank bekend dat België opnieuw in een recessie is beland. Bovendien blijven de economische vooruitzichten weinig rooskleurig. Dit mag voor onze fractie geen reden zijn om af te wijken van het sanerings- en hervormingspad dat met Europa werd afgesproken. Integendeel, het is een signaal om dit pad dat leidt tot groei, met nog meer moed en vastberadenheid te bewandelen. Vertrouwen is immers het sleutelwoord om de economische motor opnieuw te doen aanslaan.

 

In de begroting 2013 heeft de federale regering reeds een belangrijke aanzet gegeven om de concurrentiekracht te verbeteren, maar er is meer nodig. De huidige recessie toont aan dat de hervormingstrein niet mag stilvallen. Hervormingen hoeven de Staat niet altijd geld te kosten.

 

In 2013 moet er sterk worden ingezet op de verdere hervorming van de arbeidsmarkt. Er zijn vier werven die de politiek dringend moet aanpakken: het ontslagrecht, de koppeling van de loonvorming aan de anciënniteit, de flexibilisering van de arbeidsduur en de individuele loopbaanrekening. Ook de discussie over het eenheidsstatuut biedt de kans om in 2013 tot een aantal doorbraken te komen.

 

De sociale partners vervullen een grote rol bij het uitwerken van deze hervormingen. Ons sociaal overlegmodel heeft steeds een belangrijke bijdrage geleverd tot de welvaart in België. Ook nu verwachten wij niets anders dan dat de sociale partners hun verantwoordelijkheid zullen opnemen om onze arbeidsmarkt definitief de eenentwintigste eeuw binnen te loodsen.

 

De recente ontwikkelingen, waarbij opnieuw de socialistische syndicale organisatie haar verantwoordelijkheid ontvlucht, mogen de noodzakelijke hervormingen niet in de weg staan. Waarom blijven sommigen onder ons Europa als zondebok afschilderen? De Europese regels zijn duidelijk en het engagement van België is bindend. Willen zij eigenlijk wel een performant België binnen het Europese economische bestuur?

 

Vandaag gaat alle aandacht naar de kwantitatieve besparingen die Europa eist, maar Europa heeft ook een zeer duidelijke visie over waarop en hoe er moet worden bespaard. Daarnaast maakt het ook een omvangrijk budget vrij voor investeringen in infrastructuur, innovatie, onderwijs en opleiding. Jawel, investeren, niet besparen. Die extra uitgaven zijn nodig voor sterkere bedrijven en een economische groei.

 

Collega’s, in het tweede deel van mijn betoog wil ik met u bespreken hoe deze begroting onze concurrentiekracht verbetert, en zuurstof geeft aan onze economie die het vandaag erg moeilijk heeft.

 

In plaats van anderen te verwijten, moet de federale regering zelf het goede voorbeeld geven. Dat doet zij wel degelijk in deze begroting. In een periode van economische recessie heeft de regering vier belangrijke maatregelen genomen die de loonkosten moeten drukken en zo onze economie meer zuurstof geven.

 

Ten eerste, er komen lastenverlagingen voor de bedrijven, samen goed voor meer dan een half miljard euro: 548 miljoen euro in 2013 en 648 miljoen euro in 2014. Deze lastenverlagingen gaan naar kmo’s voor de eerste drie aanwervingen, naar mensen met een laag loon om de werkloosheidsval tegen te gaan, en naar alle werkgevers, door een vermindering van de patronale bijdrage.

 

Ten tweede, de regering legt aan de sociale partners voor de komende twee jaar een nul-loonnorm op. Dit betekent dat de lonen in de komende twee jaar niet meer mogen stijgen dan de inflatie. Er is geen bevriezing van de lonen of een loonstop. Er is echter geen ruimte voor een verhoging boven de inflatie. De koopkracht van onze burgers blijft hierdoor gewaarborgd.

 

Ten derde, voor het eerst in bijna 20 jaar wordt het indexsysteem hervormd waardoor de loonkosten in de toekomst minder snel zullen stijgen. De indexkorf wordt aangepast aan het werkelijke consumptiegedrag. Dit werpt vandaag al vruchten af. In januari 2013 is de inflatie gevoelig verlaagd ten opzichte van vorig jaar. Deze aanpassing zal dezelfde impact hebben als de invoering van de gezondheidsindex in de jaren ‘90 en een grote besparing betekenen voor de bedrijven.

 

Ten vierde, de wet van 1996 op het concurrentievermogen wordt aangescherpt. In de voorbije jaren heeft die wet immers niet kunnen verhinderen dat de loonkostenhandicap is gestegen. In de toekomst zullen de sociale partners bij wet verplicht zijn om de loonhandicap van 5,2 % bij elk nieuw loonoverleg af te bouwen. Het verminderen van de loonkost in ons land wordt dus werkelijk gebetonneerd.

 

Deze vier belangrijke maatregelen zorgen ervoor dat de loonkostenhandicap tegenover onze buurlanden tegen het einde van deze legislatuur daalt met 1,6 %. Dit betekent dat de bedrijven tegen eind 2014 maar liefst 2,2 miljard euro minder aan lonen zullen moeten betalen. Zij krijgen hierdoor zuurstof in deze moeilijke economische tijden.

 

Zoals daarjuist al gezegd, zijn deze maatregelen geen eindpunt. Het is in de huidige recessie niet het moment om aan de zijlijn te gaan staan. Wij blijven de sociale partners erop wijzen om verdere hervormingen uit te werken zodat de economische motor opnieuw sneller kan aanslaan.

 

Een derde puntje dat ik even met u wil overlopen, is het volgende. Deze begroting 2013 is eigenlijk een structurele begroting met een focus op besparingen die een billijke inspanning vraagt van iedereen. In een zaak was het Rekenhof in zijn advies heel duidelijk. Ik heb dit daarjuist niet horen citeren. 74 % van de maatregelen in de begroting 2013 zijn structureel van aard, dixit de raadsheren van het Rekenhof. Driekwart werkt dus door in de volgende jaren.

 

Zowel in 2012 als 2013 zal België trouwens voldoen aan de Europese eis om elk jaar een structurele begrotingsverbetering te halen van 0,75 %.

 

Het structurele saldo van België verbetert in 2013 met 0,9 %, namelijk van – 2,5 % naar – 1,6 %, wat dus beter is dan gevraagd.

 

37 % van de begrotingsinspanningen zijn besparingen op de uitgaven van de federale overheid in de sociale zekerheid. In de gezondheidszorg ligt volgend jaar de reële groeinorm onder 1 %. Ik herinner u eraan dat wij van een groeinorm van 4,5 % komen.

 

De primaire uitgaven van de federale overheid stijgen volgend jaar in reële termen met 0,2 %. Er kan dus van een quasibevriezing worden gesproken, wat in tegenspraak is met wat sommige academici ook mogen zeggen. Het betreft dus eigenlijk een bevriezing van de primaire uitgaven.

 

Volgend jaar wordt ook het federale personeelsbudget met 1,5 % verminderd, wat betekent dat de regering het aantal ambtenaren met 10 % afbouwt, zijnde 4 000 federale ambtenaren minder. Geen enkele overheid in ons land kan ter zake betere cijfers voorleggen.

 

Samen zijn alle opgesomde maatregelen goed voor een inspanning van bijna 1,4 miljard euro. Samen met het bedrag van 4,3 miljard euro besparingen van vorig jaar heeft de huidige regering dus al bijna 6 miljard euro bespaard in de overheidssector en in de sociale zekerheid. Om u een idee te geven, een dergelijke som is ongeveer het totaalbedrag van de overdracht die wij voor het kindergeld doen.

 

35 % van de inspanningen bestaat uit andere maatregelen, zoals de strijd tegen de sociale uitkeringsfraude, de fiscale amnestie of doordat wij minder intresten moeten betalen dankzij de gedaalde rentevoet.

 

28 % procent van de inspanningen, of omgekeerd 895 miljoen euro, wordt gerealiseerd door iets wat voor ons, liberalen, moeilijk ligt. Wij durven het echter bekennen, omdat er een goed evenwicht is tussen elk element en tussen de verschillende actoren in onze bevolking. Het bedrag, zijnde 895 miljoen euro, betreft inderdaad belastingverhogingen.

 

De belangrijkste maatregel is de verhoging van de roerende voorheffing van 21 % naar 25 % voor de inkomsten uit beleggingsproducten. Deze verhoging valt voor de modale belegger eigenlijk wel mee. Zij is mede geïnspireerd door de vraag van de sector.

 

De begrotingsinspanning voor 2013 is ook billijk verdeeld en vraagt inspanningen van iedereen: de werkende maar ook de werkzoekende – de werkloosheidsuitkeringen dalen immers gemiddeld met 40 % –, de grote bedrijven alsook de banken. Ook de overheid wordt op dieet gezet. De federale overheid bespaart van alle overheden het meest op zichzelf.

 

De begroting bevat daarenboven een belangrijk pakket maatregelen dat de concurrentiekracht van onze bedrijven versterkt. Dergelijk pakket is belangrijk om faillissementen zoveel mogelijk te vermijden en om een perspectief op groei en jobs te geven.

 

Dat is uiteindelijk het belangrijkste voor de werkende middenklasse, zorgen dat men niet zonder job valt of als dat toch gebeurt ervoor zorgen dat men zo snel mogelijk terug aan het werk kan. Er is immers geen grotere aanslag op de koopkracht dan het wegvallen van de job.

 

Een vierde deel dat ik graag met u zou bespreken is de historische begroting 2013. Premier, u weet dat de staatshervorming door een aantal kranten en collega’s werd bestempeld als historisch. Ook deze begroting is historisch maar wel om een aparte reden.

 

Voor het eerst zullen de federale overheid en alle Gemeenschappen en Gewesten samen over evenveel belastingontvangsten beschikken. Als we alle belastingen in dit land – personenbelasting, vennootschapsbelasting, onroerende voorheffing – bij elkaar optellen gaat er van elke 10 euro belastinggeld 5 euro naar de federale overheid en 5 euro naar de Gemeenschappen en de Gewesten. Dat is een historisch feit, dat er voor de eerste keer evenveel middelen ter beschikking worden gesteld van de Gemeenschappen en Gewesten als van de federale overheid. Het betekent dus weer een stijging van de middelen die naar de Gemeenschappen en de Gewesten gaan.

 

De middelen van de federale overheid stijgen in 2013 met 1,4 % tot 51 miljard euro. De Gemeenschappen en de Gewesten krijgen 42 miljard euro federaal belastinggeld doorgestort, een stijging met 2,9 %. Daar komen nog de gewestbelastingen bij die zowel in Vlaanderen en Brussel als in Wallonië worden geheven. Dit komt ongeveer uit op 20 % als men de verschillende begrotingen van de verschillende regio’s bekijkt. Als men dit bij elkaar optelt, 20 % bij 42 miljard, dan komt men ook aan 51 miljard. De federale overheid en de Gemeenschappen en de Gewesten beschikken dus over evenveel middelen in 2013. Dat is historisch, dat is nooit tevoren gebeurd. Wij hopen dat de communautaire oogkleppen met deze vaststelling definitief afvallen.

 

Het verschil in begrotingsinspanning die de federale overheid, enerzijds, en de Gewesten en Gemeenschappen, anderzijds, moeten leveren is niet langer te rechtvaardigen. Volgens het Stabiliteitspact van april 2012 valt de afbouw van het tekort van 2,15 % in 2013 tot een evenwicht in 2015 bijna volledig op de schouders van de federale overheid. Bij de Gemeenschappen en de Gewesten, waarvan de middelen trouwens net als in 2013 ook in 2014 en 2015 dubbel zo snel blijven groeien, blijft de ambitie opvallend gematigd, met een evenwicht in 2013 om vervolgens op datzelfde peil te blijven hangen tot 2015.

 

De voorzitter: Mijnheer Van Biesen, de heren van Hecke en Vandeput vragen u te mogen onderbreken.

 

01.17  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, u spreekt over het behalen van het evenwicht.

 

Er werden de laatste dagen en weken heel wat ballonnetjes opgelaten vooral door uw coalitiepartners over de notionele-intrestaftrek en de hervorming van de fiscaliteit. Wij hebben Open Vld daarin niet gehoord, maar uw coalitiepartners wel.

 

Wij hebben mevrouw Milquet gehoord die zegt dat de notionele-intrestaftrek beter kan worden afgeschaft en de vennootschapsbelasting moet worden verlaagd. Minister Vanackere vindt dat de notionele-intrestaftrek niet mag worden afgeschaft want die is heel belangrijk voor ons land. De heer Tobback zegt dat de notionele-intrestaftrek moet bestaan, maar dat hij wel moeten worden hervormd. De eerste minister maakte in Zwitserland publiciteit voor de notionele-intrestaftrek, terwijl minister Onkelinx in eigen land haar wapens richt op de notionele-intrestaftrek en spreekt van een minimumbelasting als de bedrijven te weinig betalen. MR tot slot zegt dat de notionele-intrestaftrek hervormd kan worden op voorwaarde dat het tarief van de vennootschapsbelasting ook naar beneden gaat.

 

U ziet, veel woorden, weinig daden en een kakofonie in de meerderheid. Wie wij echter niet gehoord hebben in het debat, is Open Vld. Mijn vraag is hoe Open Vld zich in dit debat positioneert? Bent u bereid om ook het debat aan te gaan over een grondige hervorming van die notionele-intrestaftrek? Wij zien immers tot wat het heeft geleid in het dossier van Arcelor. Ik denk dat niemand dat wil.

 

De vraag is of Open Vld ook bereid is het debat aan te gaan over een grondige hervorming van de notionele-intrestaftrek en heroriënteren, kijken naar tewerkstelling en innovatie en misbruiken eruit halen, of blijft u mordicus het systeem verdedigen zoals het vandaag bestaat?

 

01.18  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mag ik het eerst nog hebben over de notionele-intrestaftrek?

 

01.19  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer Van Biesen, ik vind het niet erg dat u zelf gelooft wat u vertelt, u gelooft wat u wilt en mag ook proberen het aan uw kiezers wijs te maken. Als u echter pertinente onwaarheden vertelt en andere mensen zouden die ook geloven, dan is er wel een probleem.

 

Daarom wil ik even iets rechtzetten. De afdrachten aan Gemeenschappen en Gewesten stegen inderdaad sneller dan de totale ontvangsten van de federale overheid in de periode tot 2009. Daarin heeft u gelijk. Sinds 2009 stijgen de totale ontvangsten echter sneller dan de afdrachten aan Gemeenschappen en Gewesten, mijnheer Van Biesen. U mag niet vergeten dat er ook een afdracht is met betrekking tot de sociale zekerheid, aan Europa en dergelijke meer. U heeft natuurlijk de vrijheid zelf te geloven wat u wilt, maar als u dat in de plenaire vergadering als waarheid naar voren schuift, dan is er een probleem.

 

01.20  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik kom straks terug op de notionele-interestaftrek.

 

Ik mag inderdaad geloven wat ik wil en u, mijnheer Vandeput, mag zien wat u niet kan zien. Al zeven keer hebt u het beeld van een fata morgana gebruikt, ook in de verschillende commissies. Praktisch elke keer gebruikt u die term in uw laatste zin. Wij geloven misschien wat wij willen geloven, maar ik heb daarnet de juiste cijfers gegeven en die tonen aan dat in 2013 de middelen van de federale overheid stijgen met 1,4 %. De middelen van de Gewesten en Gemeenschappen stijgen met 2,9 %. Wat is groter: 2,9 of 1,4 %!

 

Ik ga mij daar niet kwaad over maken, ik had mijzelf beloofd dat niet te doen. Soms is het echter wel een beetje overdreven dat altijd opnieuw verkeerde cijfers worden vermeld met de hoop ze in de media te krijgen. Dat moet eindelijk eens stoppen. Ik ken u sterker dan dat, mijnheer Vandeput.

 

Mijnheer Van Hecke, Open Vld heeft zelf aangedrongen op een fundamentele commissie Kamer-Senaat voor de fiscale hervormingen. Wij vragen ondubbelzinnig om verschuivingen in het huidige systeem waarin te veel belastingen op arbeid zijn. In die discussie zal heel ons belastingssysteem worden onderzocht. Wij willen daaromtrent dus graag met u samenwerken. Toch begrijp ik de kakofonie van daarnet echt niet.

 

De reden waarom wij niet graag meedoen aan die kakofonie, is het belang van de notionele-intrestaftrek. Ik ken dat dossier zeer goed, zoals u weet.

 

Vroeger was ik lid van Forum 187 en dat zal sommigen in de zaal nog wel iets zeggen. Forum 187 was de vereniging van coördinatiecentra in ons land. Wij hadden toen een apart fiscaal systeem. Dat was ook nodig. Het was nodig dat grote financiële stromen hun weg naar ons land België zouden vinden, om hier de verschillende entiteiten van de nijverheid te kunnen ondersteunen.

 

Daarnet heeft collega Bacquelaine terecht gezegd dat, als er geen notionele-intrestaftrek zou bestaan, of als vroeger de coördinatiecentra niet zouden hebben bestaan voor bijvoorbeeld de chemische nijverheid, de grote chemische nijverheidsbedrijven hier niet meer zouden zijn.

 

In kranten lezen we geregeld de analyse die stelt dat ArcelorMittal maar 180 miljoen euro belastingen betaalt, terwijl er maar 798 personeelsleden tewerkgesteld zijn. Welnu, zulke cijfers wegen niet op tegen de zeer belangrijke invloed van die financiële stromen.

 

Die financiële stromen komen door ons land en worden hier beheerd. Het belang daarvan kan niet onderschat worden. Wij hebben een systeem zoals dat van de notionele-intrestaftrek nodig.

 

We kunnen een ander systeem uitvinden door zoiets als de coördinatiecentra opnieuw in te invoeren. Europa heeft de coördinatiecentra echter tegengewerkt en bepaald dat wij dat niet langer mochten doen.

 

Een betere oplossing bestaat erin de notionele-intrestaftrek in twee delen te zien. Ten eerste, het deel notionele-intrestaftrek om de grote financiële stromen hier te kunnen behouden. Daarnaast kan de notionele-intrestaftrek, dat een zeer belangrijk belastingverlagend element is, ook voor onze kmo’s, bekeken wordt op basis van tewerkstelling en van werkelijke activiteiten in ons land. Een opsplitsing van de notionele-intrestaftrek in die twee componenten is een aanrader, een advies dat ik zou willen meegeven aan iedereen die daar op belastingniveau over nadenkt.

 

Het behoud van het systeem is echter belangrijk. Het is ons paradepaardje in de wereld en het is de enige manier om buitenlandse investeringen naar België – dat is Vlaanderen, Wallonië en Brussel – te krijgen.

 

Over de notionele-intrestaftrek wil ik het volgende nog zeggen. De notionele-intrestaftrek heeft het eigen vermogen van de vennootschappen erg versterkt. Een betere zekerheid voor elke bediende en arbeider bestaat er niet dan te weten dat een werkgever zoveel mogelijk geld in zijn bedrijf steekt en dat hij het om die reden nooit failliet zal laten gaan. Zodoende is de notionele-intrestaftrek de grootste vorm van werkzekerheid voor de werknemers in ons land.

 

01.21  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer Van Biesen, u bent een grote verdediger van de notionele-intrestaftrek, maar als u het hebt over de gecreëerde werkgelegenheid, dan moet u gewoon even kijken naar wat er bij Arcelor is gebeurd. Men haalt er jarenlang voor honderden miljoenen, miljarden zelfs, voordeel uit en dan sluit men van vandaag op morgen gewoon het bedrijf!

 

Waar het ook om gaat, is dat wij tot rechtvaardigere belastingen moeten komen. Ik en mijn fractie vinden het niet rechtvaardig dat bedrijven miljardenwinsten maken en uiteindelijk, door de notionele-intrestaftrek en andere technieken, 0 % belastingen betalen. Dat is niet rechtvaardig.

 

01.22  Luk Van Biesen (Open Vld): Ik heb gisteren de cijfers van Arcelor gehoord. Ik dacht niet dat er sprake van winst was. Als er een min voorstaat, dan is het verlies. Dat is geen winst. Het was -3 miljard!

 

01.23  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer Van Biesen, ik heb begrepen dat u wel bereid bent het totale debat te voeren, maar wat u daarna zegt, is dat u daaraan eigenlijk niet wil raken.

 

Ik stel dus alleen maar vast dat de meningen in de meerderheid over de toekomst van de notionele-intrestaftrek heel ver uiteenliggen. Onze voorstellen liggen in elk geval klaar en wij zullen ook onze inbreng hebben in de commissie over de hervorming van de fiscaliteit.

 

01.24  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer Van Hecke, u verwacht toch niet dat de meerderheid altijd unisono en gelijkmatig klinkt? Dat kunt u moeilijk van ons verwachten. Het is goed dat iedereen over vele punten nadenkt. Hoe dan ook, ik vond het zeer goed dat onze premier in Davos was en daar ons instrument, de notionele-intrestaftrek, is gaan verdedigen. Ik dank de premier, namens de Kamer, namens onze fractie in ieder geval, omdat hij daar aanwezig was.

 

Het wordt hoog tijd om het samenwerkingsfederalisme in ere te herstellen en de egelstellingen te verlaten. Alle overheden moeten zich bij de opmaak van het nieuwe Stabiliteitspact in april 2013 coöperatief opstellen om de begrotingsinspanningen billijk te spreiden, in verhouding tot de ontvangsten. Het overleg op de interministeriële conferentie voor Financiën en Begroting moet, zoals Europa aanbeveelt, eindelijk tot bindende afspraken leiden. Het is jammer dat die gematigde oproep vandaag nog altijd aan dovemansoren valt, zowel aan Franstalige zijde als in Vlaanderen.

 

Ik moet eerlijk zeggen dat ik de cijfers, de voorlopige afsluitcijfers voor 2012, aan Franstalige zijde niet apprecieer. Men had daar sneller tot een evenwicht moeten komen.

 

Het is natuurlijk altijd leuk wanneer Vlaanderen vindt dat het met zijn begroting in evenwicht een unieke prestatie levert en als beste leerling van de klas geen lessen hoeft te krijgen van anderen. Die opstelling van de Vlaamse regering is echter verkeerd om minstens drie redenen.

 

Ten eerste, is ze feitelijk incorrect. Zelfs vóór het Lambermontakkoord in 2001, dat voorzag in forse herkapitalisatie van de Gewesten en Gemeenschappen, was de begroting in Vlaanderen al nagenoeg in evenwicht. In 2005 werd zelfs een overschot geboekt van 700 miljoen euro. Hoe lang zal een status-quo van een decennium nog als een historische prestatie verkocht worden?

 

Ten tweede, Vlaanderen verzwijgt vandaag de dynamiek van de ontvangsten en uitgaven die achter het evenwicht schuilgaan. De Vlaamse overheid realiseert haar evenwicht in 2013 niet dankzij een strengere beheersing van de uitgaven, maar ondanks een sterke stijging van haar reële primaire uitgaven ten opzichte van de federale overheid. Ook de ontvangsten van de Vlaamse overheid stijgen met 2,1 % substantieel sneller dan de federale middelen. Vlaanderen geeft dus meer uit, omdat de middelen die de federale overheid doorstort, sneller aangroeien. Dat is een ongezien beleid in Europa, waar alle overheden in crisistijd hun budget met veel moeite weer op de rails proberen te krijgen.

 

Ten slotte, is het nationalistisch geïnspireerd wij-versus-zijverhaal nefast voor alle inwoners, voor alle burgers en dus ook voor de Vlamingen. Het klopt dat de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2012 nog geen begroting in evenwicht konden presenteren. Dat mag echter niet langer een alibi zijn om de toekomst van 6 miljoen Vlaamse burgers ondergeschikt te maken aan de ongebreidelde uitbouw van een Vlaams staatsapparaat.

 

In 2013 krijgt de Vlaamse overheid 2,6 miljoen euro meer belastinggeld doorgestort dan in 2010. Waarom reserveert de Vlaamse regering die niet voor de Vlamingen, wetend dat de kosten voor de vergrijzing in Vlaanderen zwaarder zullen doorwegen dan in de rest van het land? Waarom vloeit een groot deel daarvan niet terug naar de Vlaamse burger en ondernemer in de vorm van belastingverlagingen in de huidige moeilijke omstandigheden? Sinds de afschaffing van de jobkorting in 2010 heeft de Vlaamse fiscale autonomie een historisch dieptepunt bereikt.

 

Het wordt dus hoog tijd dat de belangen van de individuele burger opnieuw primeren bij iedere begrotingsdiscussie, ongeacht het overheidsniveau waarmee hij of zij in ons federale land onlosmakelijk verbonden is.

 

Om die 4 uitgangspunten zeggen wij dat de begroting 2013 volledig op Europese koers zit. De begroting 2013 verbetert de concurrentiekracht met een focus op besparingen die een billijke inspanning van iedereen vragen. De begroting 2013 is een historische begroting, omdat er voor het eerst van alle ontvangsten evenveel middelen naar de federale overheid als naar de Gewesten en Gemeenschappen gaan.

 

Om die 4 duidelijke redenen zal Open Vld zijn goedkeuring geven aan de begroting en alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen ook zullen worden gehaald.

 

Dankzij de voorgestelde begroting en vooral dankzij het begrotingstraject waarmee wij resoluut naar een evenwicht gaan, zo snel als mogelijk, vrijwaren wij de welvaart en het welzijn van onze kinderen.

 

Mijnheer de eerste minister, minister Milquet, de tekorten van vandaag blijven altijd de belastingen voor morgen. Dat was in het verleden een zekerheid en dat is het vandaag nog. Het strikt vasthouden aan het Europees traject is dus noodzakelijk om zo snel mogelijk tot een evenwicht te komen en met andere woorden onze kinderen niet verder te belasten met een torenhoge belastingsschuld.

 

01.25  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs les ministres, mes chers collègues, gouverner c'est assumer ses responsabilités, c'est respecter et faire respecter les valeurs de solidarité et le respect des droits: les droits des citoyennes et des citoyens, des travailleurs, des employeurs, des plus pauvres, des étrangers, mais aussi des prisonniers sur notre territoire.

 

C'est soutenir les acteurs économiques dans la création et le développement d'activités, c'est poser les cadres et les règles dans le but de favoriser les investissements et de décourager la spéculation. C'est organiser des mécanismes de redistribution des richesses qui soient justes, équitables et qui aient du sens tant pour le citoyen que pour l'acteur économique.

 

C'est préparer l'avenir grâce au développement d'une économie moderne, osant les nouvelles filières porteuses d'avenir et d'emploi.

 

Comment dès lors accepter que notre gouvernement, votre gouvernement se racrapote dans des chiffres budgétaires, sans autre ambition qu'un déficit limité et un équilibre à atteindre en 2015?

Comment accepter le manque de projets communs, qui mobiliseraient les familles politiques et les partenaires sociaux mouillant leurs chemises ensemble?

Comment accepter la cacophonie dans la presse où les partis du gouvernement expriment leur volonté de s'en prendre aux spéculateurs, aux multinationales qui délocalisent, tout en veillant au sein du gouvernement à surtout privilégier le capital au détriment justement de ces travailleurs?

Comment accepter, dans un tel contexte, une nouvelle régularisation fiscale?

Comment accepter que, du fait de vos politiques d'exclusion, les CPAS, donc les communes, contribuent de plus en plus à la prise en charge de la précarité?

 

Pour 2013, on estime que la contribution propre des CPAS bruxellois et wallons, donc des communes, s'élèvera à plus de 225 millions d'euros pour la seule prise en charge des bénéficiaires du revenu d'intégration: respectivement 83,9 millions pour les CPAS bruxellois, 143,8 millions pour les CPAS wallons. Idem pour les CPAS flamands.

 

Il s'agit là d'une défédéralisation implicite de la solidarité. Depuis la mise en place de votre gouvernement, monsieur Di Rupo, on estime que la contribution des CPAS à la prise en charge des bénéficiaires du revenu d'intégration a augmenté de plus de 10 % du seul fait de l'augmentation du nombre des bénéficiaires.

 

Lorsque votre gouvernement a décidé d'imposer le gel des salaires et de raboter l'évolution de l'index, nous savions – et nous vous l'avons dit – que vous mettiez en péril la concertation sociale en ne laissant aux partenaires sociaux que des sujets difficiles comme l'alignement des statuts ouvriers/employés, la flexibilité du temps de travail. Plus grave encore, ne pas donner suite suffisamment et suffisamment tôt à leurs propositions relatives, par exemple, à la liaison des allocations au bien-être, cela s'appelle du sabotage de la concertation sociale. Dès lors, ne faites pas les étonnés, les déçus, les scandalisés aujourd'hui quand ces mêmes interlocuteurs sociaux (patrons et syndicats) aboutissent à des impasses! Ils méritent mieux que cela!

 

Votre budget 2013 ne prévoit pas de réorienter l'impôt vers le capital, les plus-values, la spéculation. Il ne prévoit pas de conditionner les aides fiscales à la création d'emplois alors que, depuis des mois et deux semaines précisément, le pays est confronté à trop de fermetures dramatiques, les dernières dont nous avons parlé ici étant Ford Genk et ArcelorMittal.

 

Le taux de chômage a grimpé en seulement neuf mois de 7,1 à 7,8 % de la population belge. Le nombre de jeunes au chômage a, selon les Régions, augmenté de 10 à 20 % depuis l'année passée. Le nombre d'emplois a diminué de 10 000 unités les neuf derniers mois, selon les chiffres de la Banque nationale publiés hier.

 

Les fermetures des grandes entreprises vont encore renforcer cette tendance, tandis que le nombre de travailleurs potentiels a augmenté durant cette même période de 67 à 67,4 % de la population, ceci selon les chiffres du SPF Économie. La BNB prévoit, quant à elle, une augmentation du chômage jusqu'à 8,1 % dans l'année qui vient.

 

Pendant ce temps, votre gouvernement maintient le système des intérêts notionnels tel qu'il a été conçu et installé par le gouvernement libéral socialiste en 2006. Votre gouvernement prétend qu'il s'agit d'un instrument incontournable et indispensable pour attirer les grandes multinationales et créer de l'emploi.

 

Depuis lors, nous, les écologistes, sommes intervenus et continuons à intervenir, car nous ne perdons pas espoir, pour vous démontrer qu'il faut conditionner ces avantages fiscaux au maintien de l'emploi et à l'investissement dans l'activité et la recherche et développement. Nous n'avons jamais demandé la suppression de cet outil; nous avons demandé que des conditions soient prévues aux aides apportées. Depuis le début, nous insistons pour que la part dévolue au soutien aux PME via un tel mécanisme soit renforcée puisque ce sont elles qui en ont le plus besoin et qui, proportionnellement, utilisent et bénéficient le moins de ce dispositif. Mais vous ne voulez pas nous entendre! Vous nous traitez de populistes lorsque nous dénonçons les gains de Mittal en intérêts notionnels cumulés de 2,1 milliards alors qu'il détruit des milliers d'emplois en quelques mois.

 

Votre gouvernement a voulu que notre pays soit un paradis fiscal. Mais pour qui? Une super multinationale sur cinq fait transiter de l'argent par notre pays pour profiter du système des intérêts financiers. À quoi servent les flux financiers s'ils ne bénéficient qu'à quelques-unes de ces multinationales? Une étude du journal De Tijd a révélé que ces dix-huit super multinationales dont Exxon Mobil, BP, Carrefour, Coca-Cola, Ikea, Intel, gèrent 340 milliards d'euros, font 25 milliards de bénéfices, ne paient que 0,7 % d'impôts et n'emploient que 760 personnes dans notre pays. Ce système fiscal est soutenu et maintenu par les familles libérale, socialiste et chrétienne de ce gouvernement.

 

Notre pays est désormais internationalement connu comme étant une machine permettant de ne pas payer d'impôt.

 

Madame Vienne, je ne vous ai pas interrompue pendant votre intervention, intervention que je vais garder précieusement. Vous y avez présenté les politiques du gouvernement comme étant des politiques qui réorientent l'impôt vers le capital, qui font participer ce capital, qui revoient les intérêts notionnels. Dans les faits, ce sont des interventions et des propositions minimes, de façade, qui ne réorientent pas l'effort fiscal et qui ne répartissent pas autrement les mécanismes de soutien à la solidarité. Votre intervention met à mal toutes les interventions des socialistes qui s'expriment dans la presse en disant le contraire de ce que vous avez dit ici.

 

01.26  Christiane Vienne (PS): Vous vous inquiétez de la cohérence du discours de mon parti mais je peux vous assurer qu'elle est totale. Il y a effectivement des efforts qui sont réalisés. Souhaiterions-nous plus? Bien sûr! Mais c'est la différence entre un parti qui assume ses responsabilités au sein d'un gouvernement et un parti pour lequel la seule responsabilité consiste à parler, parler, parler!

 

01.27  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Nous avons aussi l'habitude d'être dans des gouvernements et nous développons et assumons également des politiques et des responsabilités. Si j'ai rappelé, lors de l'intervention de M. Bacquelaine, les dispositions mises en place avant 2003, pendant que les verts étaient au gouvernement, pour soutenir l'investissement à partir de fonds propres et le soutien aux PME qui en avaient besoin, c'est pour montrer qu'il est possible de développer des outils de soutien à l'investissement et au développement d'activités sans développer des mécanismes pervers comme les intérêts notionnels. En parlant de la cohérence de votre discours, si vous lisez la presse de ces derniers jours, cela ne correspond pas à ce que vous avez dit à la tribune.

 

01.28  Christiane Vienne (PS): Chère collègue, c'est parce qu'au Parti Socialiste, ce n'est pas encore la presse qui fait la politique!

 

01.29  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Si je vous interpelle ici, c'est parce que je voudrais que ce gouvernement change de politique et arrête de développer des outils qui cassent l'économie et l'emploi. Surtout, il faut cesser de tenir des discours faux, qui trompent le travailleur en ne disant pas qui doit réellement assumer les efforts budgétaires.

 

Dans mon exposé, j'ai montré que ce sont les communes, les CPAS et les travailleurs qui payaient le manque d'ambition politique de ce gouvernement.

 

01.30  Daniel Bacquelaine (MR): J'entends bien, madame Gerkens, mais comment expliquez-vous que votre gouvernement, à la Région wallonne, fasse la publicité des intérêts notionnels, et notamment à l'étranger avec l'AWEX? Le premier point que celle-ci inscrit à l'ordre du jour lorsqu'elle rencontre des investisseurs est de vanter l'utilité des intérêts notionnels. C'est votre gouvernement. Comment expliquez-vous ce paradoxe?

 

01.31  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): L'AWEX est un outil que nous voulons vouloir voir conditionné.

 

01.32  Daniel Bacquelaine (MR): Et de qui dépend-elle? Du gouvernement wallon, donc aussi de MM. Nollet et Henry …

 

01.33  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Elle dépend en effet de la Région wallonne. Cela ne me pose pas de souci.

 

01.34  Daniel Bacquelaine (MR): Nous sommes d'accord.

 

01.35  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur Bacquelaine, savez-vous comment se répartissent les intérêts notionnels entre Belgique francophone et Belgique néerlandophone? Si vous voulez distribuer des milliards, je préfère qu'une partie arrive en Wallonie, mais manifestement votre ministre ne le souhaite pas! Nous voulons que cet argent soit mieux utilisé. Mais si vous voulez continuer à jouer au père Noël en offrant des cadeaux aux grandes entreprises, autant qu'elles s'installent aussi un peu du côté francophone. Nous espérons que la proposition de loi qui attend depuis des années sera enfin examinée pour que l'argent soit bien employé. Manifestement, M. Reynders s'amuse de cette situation!

 

01.36  Daniel Bacquelaine (MR): Si je comprends bien, Mme Genot soutient les intérêts notionnels en Wallonie mais les combat en Flandre et à Bruxelles.

 

01.37  Zoé Genot (Ecolo-Groen): (…)

 

01.38  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Ce que nous demandons, monsieur Bacquelaine - je ne sais pas combien de fois il faudra le dire et de quelle manière il faudra le dire et nous ne comprenons pas pourquoi vous ne le faites pas -, c’est que lorsque l’on met en place des aides fiscales, dont les intérêts notionnels, celles-ci doivent être conditionnées. Que l’on ne fasse pas de cadeaux à partir desquels ces multinationales se contentent de générer des flux financiers et ne participent pas au développement de l’activité. Les organes régionaux, qu’ils soient wallons, bruxellois ou flamands, défendent les outils qui sont en place et qui existent en Belgique. Cela ne nous empêchera pas, monsieur Bacquelaine, de défendre le fait que ces aides doivent être conditionnées. Si elles étaient conditionnées, cela ne vous empêcherait pas d’en faire la promotion dans les pays étrangers.

 

Une dernière remarque. Vous nous reprochez souvent de vouloir changer les intérêts notionnels tous les trois mois et, dès lors, de semer la confusion et de détourner les investisseurs. Je fais remarquer que vous refusez un changement fondamental dans la structure mais que, par contre, tous les six mois maintenant – car vous assumez peut-être de plus en plus difficilement ce mécanisme –, vous en changez les taux. S’il y a bien une incohérence quelque part, elle est là aussi.

 

Monsieur le premier ministre, à la veille du sommet européen - puisque cette réunion de la séance plénière remplace d’une certaine manière le Comité d’avis chargé des Questions européennes qui ne pourra se réunir avant le prochain sommet -, je voudrais insister, avec mon groupe, pour que vous interveniez fortement afin que l’Union européenne se mobilise en faveur de ce plan de réindustrialisation pour lequel 123 milliards ont été identifiés, en principe, et dont on attend la concrétisation depuis juillet 2012. Ceci afin que ce plan de réindustrialisation ne soit pas un projet ringard, qui considérerait que le développement industriel doit pouvoir se faire en ne prenant en compte aucune contrainte sociale ou environnementale.

 

Nous espérons, monsieur le premier ministre, que vous allez soutenir des investissements dans des filières de production qui soient économes en énergie et en matières premières. En effet, les études sont de plus en plus nombreuses à démontrer que ce sont ces deux postes-là dont le coût explose le plus et qui mettent notre compétitivité en danger. Nous espérons que vous allez soutenir la priorité du développement des filières dites "vertes" ou, si cela vous embête, appelons-les "filières durables et de transition écologique".

 

En effet, les autres continents s'en emparent et souvent à partir de brevets qui proviennent de chez nous. Il faut que nous soyons pionniers au sein de l'Union européenne si nous voulons créer de l'emploi et un savoir-faire innovant.

 

Je me permets également d'insister – une fois de plus, après l'avoir fait la semaine dernière et il y a quinze jours, mais les échéances approchent – pour que vous interveniez auprès de vos collègues et de la Commission européenne afin que les mécanismes de contrôle et de sanction relatifs à la création de fausse concurrence entre sites européens de la part de certaines multinationales soient appliqués. Il n'est point besoin d'inventer, il faut que les gouvernements s'emparent des outils existants; ces outils sont aussi en votre possession, en possession du gouvernement belge, mais aussi du gouvernement wallon. Ainsi, je répartis les responsabilités et les possibilités d'agir.

 

Il convient également que, dans ces réunions européennes, vous vous opposiez à la proposition de la Commission de l'Union européenne de réduire le budget de l'aide alimentaire de 30 % à partir de 2014. Cela entraînerait une diminution de 500 millions alors que la population de démunis au sein de l'Union européenne augmente de 10 % chaque année, depuis 2008.

 

Enfin, en ce qui concerne le budget de l'Union européenne - un des éléments capitaux à discuter dans les jours à venir -, nous insistons pour que ce budget soit suffisant, mais surtout qu'il soit orienté pour prendre en compte les grands défis de notre société et de notre modèle européen.

 

Nos craintes sont un désinvestissement vis-à-vis de la recherche, vis-à-vis de la jeunesse, vis-à-vis des populations précaires et pauvres, vis-à-vis du développement des énergies renouvelables.

 

Or, monsieur le premier ministre, si, au niveau de l'Union européenne, on accepte que des budgets soient restreints, que des projets ambitieux et nécessaires ne soient pas développés, qu'on impose des règles d'austérité, règles qui tuent l'économie, qui empêchent les mécanismes de solidarité, qui empêchent les investissements sur le long terme, alors, il ne faut pas s'étonner que notre économie et l'avenir de nos populations soient mis en péril. Et, surtout, il est trop facile alors d'affirmer ici que nous devons accepter les politiques européennes, accepter des politiques d'austérité parce qu'elles ont été décidées au niveau de l'Union européenne.

 

C'est ce qui est arrivé avec l'acceptation du traité européen. Là aussi, nous attendrons, au niveau belge, monsieur le premier ministre, que la manière dont nous le considérerons permette de prendre en considération tous ces projets, tous ces objectifs de l'Union européenne et pas seulement des objectifs d'austérité et d'équilibre budgétaire.

 

Mes collègues interviendront tout au long de cette journée de discussion du budget et des notes d'orientation politique des différents ministres. Je ne vais donc insister, dans le cadre de la discussion générale, que sur quelques éléments auxquels il est important d'obtenir des réponses de votre part, monsieur le premier ministre.

 

Le premier point concerne le sort de la coopération universitaire au développement au sujet de laquelle les recteurs de nos universités nous interpellent une nouvelle fois, comme en 2012. Il s'agit d'une des compétences que certains de vos ministres qualifient erronément d'"usurpées".

 

Soixante-cinq millions d'euros seraient menacés. En commission, le ministre de la Coopération au développement nous a dit qu'il mettrait tout en œuvre pour que ce budget soit maintenu. De son côté, le ministre du Budget informe les recteurs qu'ils vont devoir préserver ce budget, qu'ils ne pourront peut-être pas l'utiliser car la somme risque de ne pas leur être versée. Une telle cacophonie est-elle un moyen mis en œuvre pour justifier l'inertie? Y a-t-il des incompréhensions au sein du gouvernement? En tout cas, cela apparaît comme un manque total de respect à l'égard de nos universités et de nos partenaires des pays en voie de développement. Leur donner une réponse claire aujourd'hui est vraiment indispensable.

 

Le développement durable constitue une politique qui nous est chère de par sa transversalité et les objectifs poursuivis. Il apparaît que le SPP Développement durable pourrait être incorporé au SPF Finances afin de mieux intégrer la politique de développement durable dans les cycles politiques classiques du gouvernement fédéral. Interrogé par ma collègue Thérèse Snoy, le ministre du Développement durable a surtout mis en exergue le fait que c'est un vice-premier ministre et non plus un secrétaire d'État qui gère cette compétence. C'est effectivement un point positif. Mais le ministre n'a fourni aucun élément sur la manière dont ce transfert serait réfléchi avec l'ensemble des acteurs ni, surtout, sur comment l'administration des Finances pourrait, mieux qu'un service autonome et transversal, s'insérer dans la gestion des différents services et dans la concrétisation des politiques des différents départements.

 

Tout le processus du développement durable était organisé, depuis 2002, via les consultations, autour de la participation croisée des acteurs de la société civile, des administrations et des acteurs politiques. Et l'on perçoit chez certains une volonté de détricoter progressivement cette dimension participative. Comment veillerez-vous à ne pas mettre en péril ce service SPP Développement durable et tout le processus dans lequel il s'inscrit?

 

Ceci me permet d'embrayer sur la Fonction publique. Derrière des arguments de modernisation et de gestion informatisée repris sous les vocables "économies" et "plus grande efficacité", nous découvrons en fait des projets dans lesquels ni la formation ni les prestations de nuit et de week-end ne seront plus valorisées.

 

La volonté est-elle dès lors d'améliorer l'efficacité et l'efficience de nos services publics ou bien est-elle d'empêcher la formation des fonctionnaires inspecteurs des Finances, de décourager la visite des chantiers frauduleux en dehors des heures de bureau de la part de l'Inspection des lois sociales, de décourager nos services des douanes de prester vingt-quatre heures sur vingt-quatre?

 

Un avant-dernier point concerne la SNCB. C'est l'outil fédéral par excellence pour promouvoir une mobilité durable. Le budget 2013 prévoit une diminution de 50 millions d'euros de la dotation de cette entreprise publique. Cela s'ajoute aux 170 millions d'économies sur les investissements déjà décidées en 2011 et qui pèsent sur les budgets 2013 et 2014. Tout cela, après que des économies nécessaires sur les budgets d'exploitation ont entraîné la suppression de 193 trains en décembre dernier.

 

La SNCB a rappelé, dans les échanges avec le cabinet du ministre, dans le cadre de l'élaboration du PPI, qu'aucune nouvelle compression n'était possible sans compromettre la gestion normale de la société SNCB. Hier encore, en commission, l'audition du patron d'Infrabel a montré que le respect des dotations publiques prévues dans le contrat de gestion est essentiel si l'on veut ne fût-ce que maintenir la capacité actuelle et éviter la suppression des lignes C, ainsi qu'améliorer durablement la ponctualité.

 

C'est la politique de tout un gouvernement qui doit être derrière cet outil fondamental qu'est la SNCB, et j'aimerais également vous entendre dans le cadre de la présentation et de la gestion globale des politiques sur ce soutien au Groupe SNCB, et surtout à la mobilité que cela représente pour nos citoyens.

 

Enfin, cette année 2013 doit impérativement être mise à profit pour mettre en œuvre les étapes suivantes de la réforme des services incendie. Le financement de cette réforme est un point essentiel. Nous l'avons déjà dit, je le répète aujourd'hui: nous soutiendrons les efforts fournis pour trouver un financement alternatif de ces services, par exemple via la contribution du secteur des assurances. Nous avions déposé une proposition de loi à ce sujet, il nous avait été dit que les choses bougeraient et avanceraient; aujourd'hui à la tribune, nous n'avons toujours pas d'élément démontrant l'existence réelle de cette volonté.

 

Mais au-delà des moyens à trouver, il y a aussi lieu de s'interroger sur les économies qui pourraient être faites. De manière à faire avancer le débat et les concrétisations, je vous dirai que nous sommes d'accord pour organiser une meilleure coopération entre les services incendie et ceux de la protection civile. Il y a là des synergies à mettre en œuvre. Peut-être faudra-t-il d'ailleurs un jour accepter d'aller plus loin dans ce domaine.

 

Nous insistons, ici aussi, pour que les dépenses faites au niveau du SPF Intérieur, dans le cadre de la réforme, soient négociées avec le secteur et répondent clairement à ces besoins. Là aussi nous avons besoin d'avoir une affirmation de votre part que c'est dans ce sens que votre gouvernement va s'engager.

 

Vous l'aurez compris, au travers de mon intervention globale concernant l'appréciation du budget et des politiques annoncées pour 2013, via des politiques et des questions plus précises que mes collègues développeront, nous ne pouvons évidemment pas soutenir le budget 2013 qui nous est présenté.

 

Avant de terminer mon intervention, j'insiste, monsieur le premier ministre, pour que vous nous donniez des réponses sur les défis européens et les positions que vous allez défendre dans les jours qui viennent concernant les questions budgétaires européennes.

 

01.39  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mevrouw de minister van Werk, mijnheer de minister van Begroting, waarde collega’s, ik trap een open deur in door te stellen dat wij in onzekere tijden leven, zowel op sociaal-economisch als op budgettair vlak. Dit land zit al drie maanden in een economische krimp, maar niemand durft blijkbaar het woord “recessie” in de mond te nemen.

 

Wat twitterde u vorige week vanuit Davos, mijnheer de eerste minister? U twitterde: “Belgium is back.” Inderdaad, Belgium is back, maar hoe, collega’s? De afgelopen weken hebben wij in de diverse commissies de bespreking van de begroting in het lang en het breed gedaan. Toch blijf ik achter mijn eerste vaststelling staan: Ceci n’est pas un budget, dit is geen begroting!

 

Ik verklaar mij nader. Wij herinneren ons allemaal de publieke debatten over de begrotingsopmaak. Wie toen het nieuws aandachtig volgde, kon toen horen hoe op het voetpad van de Wetstraat en de Lambermontstraat allerlei proefballonnetjes werden opgelaten. Een proefballonnetje van de ene politieke familie werd door de andere politieke familie echter weer even vakkundig doorprikt. Dat is natuurlijk niet de essentie.

 

Een beeld dat mij is bijgebleven is dat van de minister van Financiën die aan de ingang van de Lambermont het volgende zei: “Het belangrijkste is dat wij een kwalitatieve begroting afleveren.” Dixit Steven Vanackere. Ja, heren ministers, ik weet dat het opstellen van een begroting geen kampvuurmoment is. Ik zie de ministers van Begroting en Financiën niet meteen de polonaise inzetten met deze begroting. Ik heb de grootste twijfels of de begroting 2013, zoals die vandaag voorligt, de toets aan het criterium “kwalitatieve begroting” kan doorstaan.

 

Ik weet met absolute zekerheid wel dat deze begroting zoals zij nu voorligt, niet de begroting is zoals zij zal worden uitgevoerd. De begroting 2013 is opgemaakt in november 2012, maar de wereld rondom ons heeft sindsdien niet stilgestaan, laat staan dat er enige stabiliteit zou zijn gekomen in de macro-economische omgeving.

 

Wij moeten vooral kijken naar de verwachtingen inzake economische groei.

 

Op dat vlak is de prognose die werd gehanteerd voor de opmaak van de begroting 2013, op basis van de vooruitzichten van het Planbureau en de Europese Commissie, volledig achterhaald. Ik verwijs naar de prognose van 0,7 % groei van het bbp. Want zeg nu zelf, als er een cruciale parameter is in de opmaak van de begroting waarmee uw begroting valt of staat, is het toch wel de economische groei. In de werkelijkheid is de voorliggende begroting allang passé. De eigenlijke begroting 2013 zal pas worden opgemaakt bij de eerste begrotingscontrole. Ik meen te hebben begrepen dat de minister van Begroting daar aanstonds aan zal beginnen.

 

De voorliggende begroting 2013 is voor onze fractie dan ook geen begroting. De minister van Begroting beweert dan wel dat deze begroting opnieuw een structureel traject naar het begrotingsevenwicht bevat, maar sta mij toe, mijnheer de minister, het daarmee niet eens te zijn. En waarom ben ik het daar niet mee eens? Omdat in deze begroting voor minstens 2 miljard euro eenmalige maatregelen zitten en bijgevolg kan uw begroting niet structureel op orde zijn, laat staan dat zij een structureel traject naar een begrotingsevenwicht bevat.

 

Het is waar dat het wat heeft geduurd, maar het is de verdienste van het Rekenhof om u kleur te doen bekennen. Als de oppositie u verwijt dat u uw begroting rechthoudt met eenmalige maatregelen, dan worden wij beladen met alle zonden van Israël en dan zijn wij op het randje af populisten. Het Rekenhof is er toch op doorgegaan en komt tot de slotsom dat in deze begroting voor minstens 1,5 miljard euro eenmalige maatregelen zitten. Als ik het lijstje bekijk, is dat nog een onderschatting. Wij komen op 2 miljard euro aan eenmalige maatregelen in deze begroting.

 

U kent het lijstje, het Rekenhof heeft ook het lijstje van uw departement gekregen, u weet perfect wat het lijstje van eenmalige maatregelen is. Ik som ze nog even op in volgorde van belangrijkheid.

 

Er is de fiscale regularisatie, al dan niet via een Rubik-akkoord met Zwitserland. De minister van Buitenlandse Zaken, de heer Reynders, heeft een gesprek gehad met zijn Zwitserse evenknie en het is de bedoeling zwart geld te recupereren. Er zou zowat 13 miljard euro in Zwitserland geparkeerd staan. Zwitserland wil 10 miljard euro laten terugvloeien. Niemand gelooft deze cijfers, maar de regering schrijft toch een eenmalige fiscale regularisatie in op de begroting voor een bedrag van 500 miljoen euro. De verkoop van telecomlicenties zou dan weer 270 miljoen euro opleveren. Besparingen bij Defensie en Ontwikkelingssamenwerking zouden 208 miljoen euro opleveren, weliswaar niet tot vreugde van de minister van Landsverdediging. Voor de terugbetaling van onterechte staatssteun aan bpost wordt 103 miljoen euro ingeschreven, hoewel alles nog niet rond is. De onderbenutting van de NMBS zou 81 miljoen euro opleveren. Bedrijfsvoorheffing bij tijdelijke en economische werkloosheid is goed voor 100 miljoen euro. 175 miljoen euro voor een upfront fee voor Dexia. De aanpassing van de gezondheidsindex is dan weer goed voor 370 miljoen euro. De impact van de lastenverlaging zal 100 miljoen euro opleveren en de terugbetaling van de EU-invoerrechten 126 miljoen euro. Zegge en schrijve in totaal zowat 2 miljard euro.

 

Op zich is dat natuurlijk geen detail of akkefietje. Bijgevolg hanteert deze regering ook het mechanisme van het doorschuiven van de lasten naar de toekomst en het verzwaren van de toekomstige begroting. Collega’s, dat herinnert mij aan de tijd van Paars maar ook aan een zekere Yves Leterme die als fractieleider van CD&V op deze tribune destijds Verhofstadt en Vande Lanotte de oren kwam wassen en hen verweet dat hun begroting werd rechtgehouden door eenmalige maatregelen. De geschiedenis herhaalt zich blijkbaar. Het is 10 jaar later en blijkbaar zijn de eenmalige maatregelen als begrotingstruc nooit ver weggeweest.

 

Als wij naast die eenmalige maatregelen ook rekening houden met het feit dat de economische groei van 0,7 % zal terugvallen tot een nulgroei, dan komt daar nog eens een begrotingstekort van 2,1 miljard euro bovenop. Met de eenmalige maatregelen en de aangekondigde nulgroei samen komt er dus een begrotingstekort van 4 tot 4,5 miljard euro in 2013. De heer Van Biesen heeft er daarnet naar verwezen dat deze begroting op Europese koers zit. Ik zou echter echt niet weten waar u die miljarden nog allemaal moet gaan halen om uw begrotingstekort te beperken tot 2,2 % van het bbp zoals vooropgesteld. Wij mogen ook niet vergeten dat u in 2014, een verkiezingsjaar, nog eens 3,5 miljard euro nodig zult hebben om uw begrotingstraject aan te houden.

 

Mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Begroting, hoe u dat allemaal aan de Europese Commissie gaat verkopen weet ik niet. Streefcijfers in uw begroting zetten is één ding, de realiteit is echter een ander paar mouwen.

 

Ik stel ook vast dat de buitenwacht enig voorbehoud maakt. Ik verwijs naar de recente berichtgeving van Standard & Poor’s dat zijn negatieve vooruitzichten voor België behoudt omdat het helemaal niet duidelijk is of deze regering de uitgestippelde begrotingslijn kan vasthouden en het tekort van dit jaar zal kunnen beperken tot 2,2 %. Dan blijft er natuurlijk nog het gegeven van de staatsschuld, ook een doorn in het oog van de kredietbeoordelaar.

 

Mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Begroting, ik moet het met u nog even hebben over de usurperende bevoegdheden. Niettegenstaande de vele aankondigingen aangaande de uitvoering van de zesde staatshervorming is het blijkbaar nog niet helemaal duidelijk wanneer u de uitgaven inzake de usurperende bevoegdheden zult stopzetten, laat staan dat er een timing bekend is. Eerst was het de bedoeling dat deze regering tegen eind januari – dat is intussen al voorbij – maatregelen zou nemen tot stopzetting van de financiering. Is daaromtrent ondertussen al enige vooruitgang geboekt? Ik weet het niet. Hoe zit het daarmee? Kunt u ons daar iets over vertellen, tenzij het de bedoeling zou zijn dat te regelen bij de komende begrotingscontrole? Dat is voor mij een pertinente vraag. Hopelijk kunt u ons enige duidelijkheid verschaffen.

 

Idem dito met de financiering van Brussel. In het regeerakkoord staat dat deze regering de zogenaamd “correcte” financiering van Brussel zal regelen.

 

Dit alles is volgens mij een beetje de wereld op zijn kop, want de Brusselse regering schrijft in haar begroting 2013 60 miljoen euro in, ervan uitgaande dat ze dit zakgeld zal krijgen en dus ook zal mogen uitgeven, terwijl ik toch eerder had verwacht dat u eerst de financiering van Brussel rond zou hebben, dat uw bijzondere financieringswet op poten zou staan, vooraleer u Brussel opnieuw 60 miljoen euro zou beloven en toestoppen.

 

Andere elementen bij de beoordeling van het regeringsbeleid zijn de handelsbalans en de lopende rekeningen. De handelsbalans is het verschil tussen de uitvoer en de invoer, en de lopende rekening is de handelsbalans met de kapitaalrekening, de in- en uitvoer van kapitaal dus.

 

Deze twee cijfers zijn volgens mijn inzicht cruciaal als graadmeter van onze concurrentiepositie. Ook daar zijn de vooruitzichten niet rooskleurig. In de afgelopen tien jaar zijn wij van een overschot van 5 % op de handelsbalans gegaan naar een licht tekort van 0,3 %.

 

In de afgelopen jaren zijn heel wat landen in de problemen gekomen met grote tekorten op de lopende rekeningen. Ik geef het voorbeeld van Spanje, Griekenland, IJsland en Hongarije. Een land met een tekort op de lopende rekening leeft als het ware boven zijn stand omdat het meer importeert dan exporteert en die import met buitenlands geld moet betalen. Dat is een heel kwetsbare positie.

 

Mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Begroting, het mag ons niet verbazen dat wij in die kwetsbare positie zijn terechtgekomen. Dit land raakte in de afgelopen jaren immers heel wat belangrijke exportbedrijven kwijt, vooral in de automobielsector. Zo deed Opel Antwerpen enkele jaren geleden de deuren dicht en recent hebben we Ford Genk gehad.

 

Ook de uitverkoop van grote bedrijven in de energiesector heeft ertoe geleid dat de winsten en de dividenden naar het buitenland vloeien, maar vooral de hoge loonlasten zorgen ervoor dat veel bedrijven die zich op de export richten steeds moeilijker kunnen concurreren met het buitenland.

 

Hoe lang voeren wij in dit land nu al het debat over de hoge loonkosten? Vijf jaar, tien jaar, vijftien jaar? Ik geraak stilaan de tel kwijt. Ik stel alleen vast dat er over de verlaging van de loonlasten in Vlaanderen een vrij grote consensus bestaat, maar dat de zaak nu al decennialang wordt geblokkeerd in Luik en Charleroi.

 

Als wij naar de handelsbalans van onze buurlanden kijken, valt het op dat onze buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland een dergelijke verslechtering niet kennen. En dan is het effect van Ford Genk nog niet in rekening gebracht, maar ook niet de massale aankoop van elektriciteit in het buitenland. Het ziet er dus naar uit dat onze handelsbalans nog verder zal verslechteren en de huidige negatieve trend de komende jaren zal aanhouden.

 

Ons land wordt dus een steeds grotere nettoschuldenaar tegenover het buitenland en bijgevolg steeds kwetsbaarder. Wat doet de regering dan? En wat hebben vorige regeringen al dan niet gedaan? Deze en voorgaande regeringen hebben altijd geprobeerd om het verlies aan concurrentiekracht te maskeren, bijvoorbeeld door overheidsjobs te creëren of allerhande gesubsidieerde jobs, zoals met de dienstencheques, waarvan de maatschappelijke kostprijs en dus de factuur zich altijd pas jaren later manifesteren.

 

Ik stel dus de vraag in welke mate de begrotingsmaatregelen van vandaag een oplossing zijn voor de problemen van morgen? U zult het met mij eens moeten zijn dat de huidige relancestrategie onvoldoende zal zijn om structureel aan de verlaging van de loonlasten te werken. U zult het met mij eens moeten zijn dat de regering de handelsbalans niet met allerlei begrotingstrucs of belastingverhogingen kan opsmukken. U zult het met mij eens moeten zijn dat er meer nodig zal zijn dan wat lapmiddelen om de exportbedrijven hier te houden.

 

Mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Begroting, in het kader van de begrotingsbespreking is het niet mijn bedoeling om bij deze algemene bespreking de cijferdans van uw begroting te voeren. Ik wil echter wel wijzen op het belang van uw begroting voor de samenleving. In dat geval hebben de regering en zeker de minister van Begroting een belangrijke tweevoudige opdracht. Ten eerste, de regering moet het vertrouwen herstellen van de burgers en de ondernemingen en, ten tweede, de regering moet er alles aan doen om de groei te stimuleren.

 

Dat vertrouwen moet de regering verdienen, zoals de slogan van een bekend warenhuis het stelt, alle dagen van de week, een heel jaar lang, en gedurende de hele regeerperiode van vier jaar. Het vertrouwen van de publieke opinie dient echter dringend te worden hersteld, want de regering heeft niet het vertrouwen van de burgers en de ondernemers, toch niet in Vlaanderen.

 

Wat verwachten zij immers van u? Samengevat komt dat neer op vier dingen.

 

Ten eerste, de burgers verwachten van de regering dat zij voor tal van sociaal-economische en maatschappelijke problemen kort op de bal speelt en ze grondig aanpakt, in plaats van de zaken te laten aanslepen. Ik verwijs hieromtrent naar de problematiek van asiel en migratie, naar de onveiligheid en criminaliteit, en zo kunnen wij nog een tijdje doorgaan.

 

Ten tweede, de ondernemers verwachten dat u kort op de bal speelt om tot een gunstiger economisch kader te komen, in plaats van al dat politiek gehakketak rond economische relancemaatregelen of –scenario’s, waarvan in de realiteit niets in huis komt en waarbij geen tegengewicht komt voor de 11 000 bedrijfsfalingen van 2012 en het drieste record aan faillissementen van januari 2013.

 

Maar ook het politieke gehakketak over het al dan niet voortzetten van het systeem van de notionele-intrestaftrek zorgt voor onzekerheid, zeker wanneer wij kijken naar het recente onderzoek van De Tijd. Daaruit blijkt immers dat de 20 grote bedrijven die er het meest van hebben geprofiteerd, in 2011 amper 2,28 % belastingen hebben betaald. De absolute koploper is natuurlijk ArcelorMittal. Het financiële centrum van de staalreus betaalde voor het tweede jaar op rij, dus voor 2010 en voor 2011, 0 euro belastingen, nul. Collega Van Biesen, het is waar, in 2012 hebben ze zware verliescijfers genoteerd, maar dat hebben ze natuurlijk zelf in de hand, door stevige waardeverminderingen te boeken.

 

Collega’s, dat alles in een kader waarbij de modale burger gemiddeld 50 tot 60 % van zijn inkomen ziet wegvloeien naar belastingen en sociale lasten, terwijl een kmo, toch nog steeds de motor van de Vlaamse economie, maar ook de ruggengraat van onze welvaart, 33,99 % vennootschapsbelasting moet betalen.

 

Collega’s, vorige zondag hoorde ik minister Milquet, blijkbaar de nieuwe fiscale specialiste van de regering, pleiten voor een lagere belasting voor alle bedrijven door het invoeren van één tarief aan vennootschapsbelasting van 25 % om de excessen van de notionele-intrestaftrek te omzeilen.

 

Er valt daarvoor natuurlijk wel wat te zeggen, maar naast het getoeter van Tobback en Milquet en met de verkiezingen van 2014 in het vooruitzicht zou ik toch wel eens willen weten wat deze regering van plan is. Zult u het fiscaal regime voor de ondernemingen opnieuw aanpassen? Of is het opnieuw wat gerommel in de marge om straks weer een cijfertje na de komma aan te passen? Ik verwijs naar de tienjarige OLO.

 

Mijnheer de eerste minister, dan kom ik aan het derde element waarvan ik van oordeel ben dat de burgers en de ondernemers van u iets verwachten, namelijk dat u als een Duitse of Mechelse scheper de begroting streng en rechtvaardig bewaakt en dus zeer voorzichtig omgaat met de belastinggelden die u door de belastingbetalers worden toevertrouwd. Zij verwachten vooral dat deze regering reserves opbouwt en de staatsschuld structureel afbouwt om de toekomst voor te bereiden, in plaats van ze met belastingen om de oren te slaan.

 

Collega’s, ook in deze begroting stellen wij immers vast dat de fiscale ontvangsten met 4,6 miljard euro stijgen, waarvan 2,2 miljard euro te wijten is aan belastingverhogingen die u ingevoerd hebt in 2011 en in 2012 en waar meer dan 1,6 miljard euro aan nieuwe fiscale maatregelen worden voorzien.

 

Ondertussen betalen vele gezinnen nog steeds veel te veel bedrijfsvoorheffing. Per gezin bedraagt dit gemiddeld 1 000 euro, die bovendien pas anderhalf jaar later wordt teruggestort. Dat noemt men zo mooi de renteloze lening aan Vadertje Staat. Ik ben benieuwd wanneer deze regering daaraan iets zal doen. Werkend Vlaanderen verdient een belastingverlaging, maar werkend Vlaanderen wordt door deze regering jaar na jaar op een reeks belastingverhogingen getrakteerd.

 

Ten vierde, wat verwachten de burgers en de ondernemers? De burgers en de ondernemers verwachten vooral dat deze regering inzet op een begroting met een visie, een begroting die het perspectief biedt de onzekerheid over de toekomst weg te nemen.

 

Als ik die vier elementen op een rijtje zet en ik leg het vergrootglas op uw begroting, mijnheer de eerste minister, kan ik alleen maar concluderen dat in deze begroting niet het enthousiasme te lezen is van een regering die kort op de bal speelt, dat deze begroting de onzekerheid bij de burgers en het bedrijfsleven niet wegneemt, hun vertrouwen niet herstelt en evenmin hun bezorgdheid wegneemt.

 

Ondertussen blijft de molensteen van Dexia om de nek van de belastingplichtige hangen, het spreekwoordelijke zwaard van Damocles. Het ACW zet de laatste maanden de ene discutabele reconstructie na de andere op om zoveel mogelijk geld te recupereren via de staatsbank Belfius, dus opnieuw via de belastingbetaler terwijl de verliezen worden afgewenteld op de gemeenschap en de belastingbetaler.

 

Ondertussen maakt deze regering de burgers vanalles wijs, maar was het ooit anders? Waren het niet de heren Verhofstadt en Vande Lanotte die de burgers jarenlang hebben wijsgemaakt dat de welvaartsstaat in de steigers stond en dat wij met het Zilverfonds klaar waren om de uitdagingen van de vergrijzing aan te pakken? Was het niet de heer Leterme die beweerde dat wij de bankencrisis dermate goed hadden aangepakt dat wij er geld aan zouden verdienen? Nu is het de regering-Di Rupo die ons alweer van alles probeert wijs te maken en twittert vanuit Davos dat ons land er zeer goed voor staat. Belgium is back! Mon œil, in het Frans gezegd.

 

Deze begroting ziet er misschien mooi uit van ver, maar wie ze van nabij bekijkt en analyseert kan alleen maar vaststellen dat deze begroting niet het perspectief biedt om de problemen van de toekomst aan te pakken, dat met deze begroting ook de transfers van Noord naar Zuid voortduren, dat met deze begroting dit land – maar vooral Vlaanderen – een nettobetaler blijft aan de Europese Unie.

 

Een van de amendementen die wij daarom zullen indienen, strekt ertoe een korting van 1 miljard euro te bedingen bij Herman Van Rompuy op de bijdrage bij de financiering van de Europese Unie, zoals Nederland en Engeland het voor elkaar hebben gekregen. Wij zijn overigens van oordeel dat het bedrag van 1 miljard euro rechtstreeks moet worden omgezet in een belastingvermindering voor alle inwoners van dit land.

 

Deze begroting houdt ook geen begroting voor de toekomst in. Deze begroting is opnieuw de begroting van het uitstel geworden. In de feiten is deze begroting een grote luchtspiegeling, een schijnbeeld. Het is een fata morgana. Men meent in de woestijn een oase te zien waar men zich te goed kan doen aan water, maar er is geen water, er is niets.

 

Vandaar dat wij besluiten, mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister van Begroting, dat wij ons vertrouwen niet kunnen geven aan een dergelijk slecht werkstuk, aan een dergelijk onsamenhangende begroting. Wij kunnen ook niet geloven dat het ooit nog goed komt met deze regering, maar deze begroting deugt niet omdat zij een miskenning is van de hardwerkende Vlaming die beter verdient. Daarom zullen wij met overtuiging uw begroting verwerpen en dus tegenstemmen.

 

01.40  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, madame et monsieur les ministres, chers collègues et amis, notre pays a vu les prévisions de croissance baisser tout au long de l'année 2012 pour s'établir finalement à des valeurs proches de zéro. La Belgique n'est pas le seul pays touché, loin de là: c'est toute la zone euro qui a connu un fort ralentissement. Même l'Allemagne qui, ces dernières années, se jouait de la crise avec des taux de croissance de plus de 4 % en 2010 et de 3 % en 2011, a enregistré un taux de croissance légèrement négatif au quatrième trimestre 2012.

 

Pour 2013, les prévisions sont favorables chez nos partenaires commerciaux que sont l'Allemagne et les États-Unis. La Belgique est l'une des économies les plus ouvertes au monde mais, à première vue, elle ne semble pas profiter de ce regain d'optimisme. Il y a lieu de s'inquiéter de cette situation. Il est donc fondamental que ce gouvernement, comme il le fait déjà, monsieur le premier ministre, s'engage encore avec force et détermination pour continuer à restaurer la confiance.

 

Dans un contexte aussi difficile et incertain, le budget 2013 qui nous est présenté par le gouvernement réussit à maintenir le cap. Cette année encore les objectifs du Pacte de stabilité seront respectés. Le déficit public ne dépassera pas 2,15 % du PIB. Cette capacité à respecter les engagements pris permet à notre pays d'emprunter sur les marchés à des taux d'intérêt en nette baisse. La charge de la dette a ainsi baissé par rapport aux estimations de mai 2012. Le montant des dettes à court terme a été réduit au profit des dettes à plus longue échéance. Cette opération permet à l'État fédéral de réduire les risques face aux soubresauts des marchés.

 

Ce budget relève le défi de l'assainissement des finances publiques mais, en même temps, il protège les citoyens. Le pouvoir d'achat des consommateurs est préservé car il n'y aura pas de hausse de la TVA. Les pensions les plus basses et les plus anciennes, ainsi que les allocations sociales, seront revalorisées.

 

Les salaires des travailleurs ne seront pas touchés par l'inflation, grâce au maintien de l'indexation automatique des salaires. En même temps, la compétitivité à long terme de la Belgique sera préservée par une révision de la loi de 1996.

 

Si ce budget maintient le pouvoir d'achat, il permet aussi de nouvelles avancées, en matière de politique de sécurité notamment. La ministre de l'Intérieur a obtenu les moyens nécessaires pour de nouveaux engagements. Quatre cents policiers complémentaires seront recrutés. Le recrutement annuel pour l'année 2013 sera donc de 1 400 aspirants recrutés, contre 1 100 les années précédentes. En outre, la police fédérale sera renforcée par 100 équivalents temps plein.

 

Les services de secours ne seront pas oubliés. Pour faire face à l'augmentation du volume des appels, 121 nouveaux collaborateurs iront appuyer les centres d'appel d'urgence pour atteindre le niveau de qualité de service attendu par les citoyens. Cent pompiers supplémentaires complèteront le dispositif mis en place pour achever la réforme des zones de secours.

 

Comme je l'ai déjà dit, ce budget limite les impacts de la crise pour les citoyens. Il va même plus loin. Des moyens importants sont dégagés pour la relance. Dès l'année dernière, le cdH avait exigé des mesures de relance. Nous nous réjouissons donc d'avoir obtenu des mesures en ce sens avec la deuxième étape d'un plan de relance et d'emploi, avec une forte diminution des charges sociales, de nouvelles mesures pour la compétitivité et le soutien des entreprises, et un réinvestissement dans l'économie.

 

Pour 2013, c'est un paquet de plus de 600 millions d'euros qui est dégagé avec une stratégie de lutte contre le handicap salarial, une réduction des coûts du travail et des charges sociales, l'accentuation de la formation, des emplois supplémentaires dans le secteur des personnes âgées, le lancement des emprunts citoyens thématiques qui permettront d'investir dans des domaines d'avenir comme la recherche et la santé en bénéficiant d'avantages fiscaux. L'objectif est d'encourager des projets mobilisateurs et porteurs d'avenir.

 

Il faut également compter avec la réforme du système de soutien financier à l'éolien offshore. Quarante millions de la contribution nucléaire seront utilisés pour financer ce soutien qui était, auparavant, supporté par les entreprises. Ce faisant, l'augmentation des factures d'électricité des entreprises qui subissent le plus les effets négatifs des augmentations du coût de l'énergie sera réduite, sans oublier la diminution des cotisations patronales pour les trois premiers engagements dans les PME qui sera poursuivie, l'amélioration du bonus à l'emploi pour soutenir les bas et moyens salaires, et le relèvement de la quotité exemptée d'impôt.

 

Les montants dégagés pour la relance sont importants, mais il ne s'agit que d'une étape. Ce gouvernement doit faire des réformes structurelles et, en priorité, une profonde réforme fiscale. La Belgique doit, en effet, impérativement réduire le coût du travail et consentir des efforts structurels en ce sens. L'heure est venue pour une réforme fiscale approfondie et ambitieuse.

 

Pour la première fois depuis le début de la crise, monsieur le premier ministre, l'agence de notation Fitch a relevé la perspective de la Belgique. Voilà donc l'indice d'une amélioration économique. Cependant, pour assurer une reprise économique forte, plus que les avis de l'une ou l'autre agence de notation, la Belgique a besoin de perspectives. La mise en chantier d'une réforme fiscale ambitieuse et programmée dans la durée est certainement un signal clair que cette majorité doit envoyer aux acteurs économiques. En effet, le système fiscal actuel doit être évalué et réformé. Sa complexité nuit à son efficacité.

 

Je salue d'ailleurs ici la volonté du ministre des Finances de vouloir simplifier le système fiscal. En effet, la charge administrative qui pèse sur les entreprises est un frein à la croissance. La simplification des procédures est certainement une politique qui va déjà dans le bon sens. Cependant, une simplification radicale devra passer par une remise à plat de l'intégralité du système fiscal afin de restaurer l'équité entre les contribuables. On ne peut se satisfaire d'une réforme partielle: c'est l'entièreté du système fiscal qui doit être revue afin de favoriser la création d'emplois et l'esprit d'entreprise. Évidemment, une réforme d'une telle ampleur doit s'inscrire dans la durée.

 

Les prélèvements ont deux rôles essentiels dans notre société. Le premier est de corriger la distribution primaire des revenus et le second est de financer les redistributions tant horizontales que verticales. Je salue la création d'une commission parlementaire mixte entre la Chambre et le Sénat qui posera les jalons de ce vaste chantier. J'espère que cette commission pourra aboutir rapidement et que ses recommandations pourront être mises en œuvre avant la fin de la législature, monsieur le ministre du Budget. Je sais que beaucoup de travail nous attend mais je crois qu'il faut faire le maximum pour aller de l'avant.

 

La question de l'existence de niches légales qui permettent à certains d'éluder l'impôt doit aussi être posée. La plus célèbre d'entre elles est certainement le mécanisme des intérêts notionnels, dont ont bénéficié les grandes multinationales, parmi lesquelles on cite régulièrement ArcelorMittal. Cette dernière a, jusqu'en 2011, profité abondamment des intérêts notionnels alors que cette entreprise licencie à tour de bras, tant en Belgique qu'à l'étranger. Le mécanisme des intérêts notionnels a été réformé en 2012. Le taux a été plafonné et les excédents ne pourront plus être reportés sur plusieurs années. Il faudra faire une évaluation du coût de la nouvelle formule et, probablement, aller plus loin.

 

Certains spécialistes des intérêts notionnels, dont Bruno Colmant, estiment qu'il faut revoir ce mécanisme. Ce dernier propose de mettre en place un mécanisme d'amortissement accéléré optionnel pour les immobilisations corporelles neuves. Est-ce suffisant? Ne faut-il pas s'orienter vers d'autres mécanismes comme une transformation du système via une baisse du taux nominal de l'impôt des sociétés de 33,9 à 24,7 % et le maintien des avantages fiscaux limité aux prêts intergroupes?

 

2013 doit être l'année du retour de la confiance et de l'espoir. Assainissement, relance, emploi, réforme fiscale et baisse de l'ISOC, voilà nos priorités!

 

Pour nous, je le répète, l'effort d'assainissement doit se poursuivre, mais pas à n'importe quel prix. La rigueur ne doit pas se transformer en austérité en tuant la croissance.

 

Oui, nous voulons continuer à assainir avec intelligence et en ne relâchant pas nos efforts. Oui, il faudra, en 2014, aller sous les 2 % pour casser le possible retour de l'effet boule de neige. Oui, une fois sortis du déficit excessif, nous devrons investir des marges en faveur de la compétitivité, de la croissance de l'économie réelle et de l'emploi.

 

Il faut assainir et relancer, et non faire exclusivement l'un ou l'autre. Il convient de trouver le rythme adéquat permettant de retrouver le chemin de la croissance et de l'emploi. Le Fonds monétaire international le dit, de même que des économistes internationaux, et nous ne devons pas avoir honte de le dire et de l'exécuter.

 

01.41  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, de regering-Di Rupo heeft in een periode van veertien maanden een overtuigend parcours afgelegd inzake begroting en financiën. Bovendien werden er structurele hervormingen goedgekeurd die zullen bijdragen tot het bereiken van een evenwicht op langere termijn.

 

Ik herinner mij de voorbereiding en de bespreking van de begroting van 2012, die in algemeen scepticisme verliepen. Vandaag is dat scepticisme veel minder. Integendeel, zelfs bij de oppositie noteer ik dat het scepticisme is teruggevallen.

 

De omstandigheden waren vorig jaar dan ook bijzonder moeilijk met een rente die piekte, met speculatie tegen het Belgisch overheidspapier, met een bijzonder moeilijke Europese context en met twijfels over de bestuurbaarheid van België na een lange politieke crisis.

 

Uiteindelijk werd in de initiële begroting 2012 een inspanning vooropgesteld van meer dan 11 miljard, met gunstig commentaar van het Rekenhof dat stelde dat nagenoeg alle maatregelen structureel waren en dat zij ook de volgende jaren meer inkomsten en minder uitgaven zouden genereren.

 

Vandaag kunnen wij zeggen dat de regering haar objectieven voor het jaar 2012 behaald heeft, met een primair saldo dat opnieuw positief is. Bovendien werden de structurele hervormingen van de arbeidsmarkt, van de pensioenen, van de gezondheidszorgen en van de organisatie van de federale administratie opgestart, met daaraan gekoppeld resultaten die zich in de volgende begrotingsjaren zullen manifesteren.

 

De opmaak van de begroting 2013 vormde een nieuwe test voor de regering. Overeenkomstig de normen van het Stabiliteitspact, diende het tekort naar 2,15 % te evolueren. Voor CD&V was en is het belangrijk om die norm effectief te respecteren. In alle fasen van de onderhandelingen en de voorbereidingen hebben onze mandatarissen dan ook weerstand geboden tegen pogingen om die norm te versoepelen.

 

Voor ons blijft het cruciaal de geloofwaardigheid van het begrotingstraject te handhaven. Het herwonnen vertrouwen, dat onder meer blijkt uit de lagere spreads met Duitsland, kan alleen worden geconsolideerd door onze begrotingsdoelstellingen te respecteren. Die doelstelling is ook de eerste en misschien zelfs de grootste bijdrage die de overheden vandaag kunnen leveren aan het sociaal-economische herstel en het duurzame herstel van de werkgelegenheid. Dat moet gebeuren met aandacht voor de rechtszekerheid, voor de stabiliteit en met respect voor de ruimte die nodig is om ondernemers te laten ondernemen.

 

Met een tekort van 2,15 % is België perfect in lijn met de afspraken van het Stabiliteitspact en wordt, voor het tweede jaar op rij, een belangrijke verbetering van het structureel saldo gerealiseerd. Om die doelstelling te halen, diende een inspanning van 3,4 miljard euro te gebeuren. Na de inspanningen die reeds in 2012 werden geleverd, was dat een niet te onderschatten opdracht. De regering is daarin geslaagd, zonder overdreven een beroep te doen op fiscale ontvangsten. Het aandeel van de nieuwe ontvangsten ligt uiteindelijk lager dan 31 % zoals opgenomen in het regeerakkoord.

 

Langs de uitgavenzijde merk ik op dat de CD&V-regeringsleden het goede voorbeeld geven. Defensie doet een extra besparing van 100 miljoen bovenop de zware inspanningen die reeds geleverd werden. In het departement Ambtenarenzaken gaan wij verder met het selectieve vervangingsbeleid, om te kunnen evolueren naar een meer prestatiegericht loonbeleid. Ook in het beheer van de gebouwen werden responsabilisering en zuinigheid centraal gesteld.

 

Nog aan de uitgavenzijde werd erover gewaakt dat de besparingen niet ten koste gingen van verantwoorde uitgaven. Er komt extra budgetruimte voor de hervorming van de civiele veiligheid, de aanwerving van politieagenten, technologisch waardevolle projecten, zoals MYRRHA, of nog, voor het garanderen van meer doeltreffendheid bij de douane, ten bate van onze bedrijven. In de gezondheidszorg en de sociale zekerheid wordt ook ongeveer 700 miljoen bespaard. In de gezondheidszorg gebeurt dat zonder te raken aan de rechten van de patiënt.

 

Farmaceutische firma’s zullen bepaalde producten minder duur moeten maken en artsen zullen worden gestimuleerd om minder geneesmiddelen voor te schrijven. In de sociale zekerheid zal de pensioenbonus effectiever worden gemaakt en blijft de welvaartsenveloppe, conform het regeerakkoord, behouden op 60 %.

 

Wat de begrotingstechnieken zelf betreft, is het positief van het Rekenhof te horen dat de trend van de terugkeer naar de budgettaire orthodoxie zich voortzet en dat, in tegenstelling tot het verleden, geen debudgetteringen en begrotingstrucs worden gehanteerd.

 

Een ander punt dat voor de CD&V-fractie belangrijk is, is de concurrentiekracht van onze ondernemingen. CD&V heeft steeds gezegd een begroting te willen met een duidelijke economische impuls ten gunste van de competitiviteit en dus van de jobkansen van de mensen. Wij hebben ons nooit vastgepind op één enkele maatregel, maar het wegwerken van de Belgische loonhandicap ten opzichte van onze buurlanden staat wel centraal in onze doelstellingen. Er werd niet overgegaan tot een indexsprong, ook al zou deze maatregel een sterke impact hebben gehad op de loonhandicap. Andere, structurele maatregelen zijn ervoor in de plaats gekomen, zodat wij in ons land wel degelijk het roer omgooien inzake de loonkostencompetitiviteit. Dat komt de jobkansen en de jobzekerheid van jong en oud ten goede.

 

De berekening van de inflatie zal derwijze worden aangepast dat zij een correcte weerspiegeling is van het werkelijk consumptiegedrag van de gezinnen. Dat heeft een dempend effect op het waargenomen ritme van de inflatie en dus via de index op de toename van de loonkosten. In structureel opzicht is de aanpassing van de wet van 1996 op het concurrentievermogen nog belangrijker. De regering heeft zich tot doel gesteld om samen met de sociale partners over een periode van zes jaar de sedert 1996 ontstane loonkostenhandicap met de buurlanden volledig weg te werken. Ten slotte, wordt er 400 miljoen op jaarbasis vrijgemaakt om in het bijzonder te kunnen investeren in het verlagen van de loonlast in ons land.

 

Voor mijn fractie zijn er naar aanleiding van de begroting 2013 drie prioriteiten te formuleren. Ten eerste, het verder herstel van de budgettaire orthodoxie en respect voor de afspraken van het Stabiliteitspact. Ten tweede, het voortzetten van de structurele hervormingen inzake arbeidsmarkt, pensioenen, gezondheidszorg, en in de organisatie van het staatsbestel en de administratie. Deze thema’s zullen later aan bod komen in dit debat. Ten derde, het herstel van de concurrentiekracht van onze ondernemingen met het oog op het behoud en het creëren van een duurzame tewerkstelling.

 

Wij vinden het belangrijk dat de regering deze principes in rekening zal brengen bij de begrotingscontroles en ook bij de opmaak van de begroting 2014. Wat de begroting 2014 betreft — en ik richt mij nu even tot de premier — weet u dat onze fractie er de voorkeur aan had gegeven om deze begroting 2014 te integreren in de begroting 2013. Dit is slechts ten dele gelukt. Wij zouden hierin als partij verder zijn gegaan.

 

Ik wil mijn uiteenzetting afsluiten met een oproep tot de regering en tot de eerste minister in het bijzonder om samen met de begrotingscontroles de voorbereiding van de begroting 2014 op te starten, deze begroting tijdig in het Parlement te brengen en erop toe te zien dat de ingezette hervormingen onverminderd worden voortgezet. Op die manier vermijden wij dat het verkiezingsjaar 2014 een verloren jaar wordt voor de budgettaire sanering en de versterking van het economische weefsel.

 

01.42  Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, monsieur le ministre du Budget, je m'adresse à vous devant cette assemblée déjà presque vide puisque vous êtes le seul à représenter le gouvernement, avec Mme la ministre de l'Emploi et M. Crombez qui sont là également. M. le premier ministre va certainement revenir.

 

Mesdames et messieurs, je l'ai déjà dit à cette tribune: une fois encore, nous assistons dans le débat préparatoire au vote du budget à un jeu de dupes! Avant même de déposer ce budget au parlement, le gouvernement savait que celui-ci était confectionné sur de mauvaises hypothèses de croissance. Et pourtant, vous vous êtes obstinés à faire travailler les députés sur cette base alors que, depuis le mois de décembre, la Banque nationale et de nombreux experts prévoient une stagnation de l'économie pour 2013.

 

Pourquoi donc le gouvernement a-t-il refusé de revoir sa copie pour prendre en compte les nouvelles perspectives de croissance? Vous avez bien déposé un amendement pour réduire la dotation de la reine Fabiola. On se demande pourquoi il n'y a pas eu d'autres amendements permettant de confectionner un vrai budget, fondé sur la réalité de la croissance et des chiffres.

 

Toutes les estimations de recettes fiscales reposent donc sur une prévision de croissance économique de 0,7 % du produit intérieur brut en 2013 et une hypothèse d'inflation de 2 %, estimations qui datent de septembre 2012. Or, dans l'intervalle, la croissance attendue pour 2013 a été ramenée à 0 % et l'inflation à 1 %. Ces chiffres ont évidemment une incidence fondamentale sur les recettes fiscales estimées, surtout quand on connaît l'élasticité de la fiscalité qui renforce encore cet effet.

 

À cela s'ajoute le fait que le niveau des recettes fiscales perçues en 2012 a été inférieur à ce que vous aviez estimé. Non seulement, vous avez surévalué le taux de croissance, mais vous avez également surestimé la base sur laquelle appliquer ce taux de croissance. Il y a donc deux raisons de penser – même d'être sûr et certain – que les estimations de recettes budgétaires sont totalement fausses. La révision à la baisse de ces deux paramètres ne peut évidemment qu'entraîner une énorme réduction des recettes fiscales. Je crains fort qu'elle ne s'élève à plus de deux milliards.

 

Vous avez déjà annoncé, monsieur le ministre du Budget, qu'après ce vote, le gouvernement entrera tout de suite en conclave budgétaire pour adapter son budget. Je lis déjà dans la presse les propositions des uns et des autres pour essayer de trouver des solutions à ce défaut fondamental du budget que vous soumettez aujourd'hui au vote. Je ne peux que déplorer les effets d'annonce à répétition des uns et des autres, les propositions contradictoires des divers membres du gouvernement qui continuent de fuser partout, dans la presse, à la radio.

 

Tout cela ne peut, à mon sens, qu'accentuer le malaise économique. Tout ça ne fait qu'envoyer de mauvais signaux à tous les acteurs économiques, aux entreprises, aux ménages, aux investisseurs. Il est grand temps, monsieur le premier ministre, que vous siffliez la fin de la récréation.

 

Il s'agit de créer un climat politique mais aussi économique plus serein et donc plus favorable au développement d'un cadre clair permettant aux acteurs économiques et aux acteurs politiques qui sont au sein de votre gouvernement d'avoir une vision, claire elle aussi, de l'avenir.

 

En effet, on ne sait plus vraiment sur quel pied danser et les incertitudes sont nombreuses. Je prends un petit exemple, mais qui a son importance pour une série d'acteurs: la saga des compétences usurpées. Voilà un bon exemple de ce flou omniprésent dans la politique budgétaire du gouvernement. Cette saga a commencé lors de la confection du budget 2012. Elle a connu de nouveaux rebondissements lors de chaque ajustement budgétaire en 2012. Alors qu'aucune décision définitive n'a été prise à ce sujet l'an dernier, la liste des compétences usurpées refait aujourd'hui surface. De nouveau, l'incertitude plane sur le sort des différents secteurs concernés par ces compétences.

 

Ce matin encore, les acteurs de la coopération universitaire au développement nous ont fait part de leurs craintes d'une brutale cessation de leurs activités. Leurs interrogations sont nombreuses, elles sont légitimes et le gouvernement n'y répond pas. Vont-ils conserver des moyens adéquats pour effecteur leur mission? Une décision éventuelle sur les transferts de compétences fera-t-elle l'objet d'une concertation avec les entités fédérées? Prévoira-t-on une phase de transition et de garantie de conservation des moyens? Le gouvernement n'a jusqu'à présent pas fait la clarté, ni donné aucune garantie quant à leur situation, alors qu'il est urgent qu'il le fasse.

 

Le doute plane également sur le cadre et le système fiscal. Le gouvernement va-t-il oui ou non mettre en oeuvre une grande réforme de la fiscalité? Je vous ai entendu, monsieur le premier ministre, lors de votre déclaration ici au mois de novembre, annoncer une grande réforme de la fiscalité. J'entends en commission le ministre des Finances plaider pour qu'on n'en fasse pas trop et que l'on se borne à revoir les procédures et rien d'autre. Lorsqu'on écoute le débat qui vient d'avoir lieu, quand on lit la presse de ces derniers jours, on voit que la question des intérêts notionnels s'est invitée, avec davantage de force encore que d'habitude, dans ce débat budgétaire.

 

Va-t-on cesser d'adopter un comportement schizophrénique, vantant les intérêts notionnels à Davos, les critiquant ici, entendant des propositions sur lesquelles il est temps, me semble-t-il, que l'on se prononce?

 

En effet, la question des intérêts notionnels est réellement posée. J'ai entendu à cette tribune des gens qui les défendaient et d'autres qui les critiquaient. Ces intérêts sont un peu comme Janus: ils ont un double visage. Ils ont eu le mérite, comme l'a rappelé M. Bacquelaine, d'encourager la recapitalisation des entreprises qui exercent des activités en Belgique. Cette recapitalisation a garanti la solidité financière des entreprises pendant la crise et leur a permis d'y faire face en maintenant les emplois en Belgique. C'est le bon côté des intérêts notionnels et il est intéressant de le conserver.

 

Par contre, les intérêts notionnels revêtent un autre aspect: un côté 'voyou'. De fait, ils permettent à des entreprises multinationales de s'implanter en Belgique en disposant de holdings, mais qui ne sont que de papier, pour y localiser fiscalement des activités réalisées à l'extérieur tout en y logeant ici les bénéfices. Cela leur permet de ne payer en Belgique aucun impôt. Les bénéfices sont ensuite renvoyés vers des paradis fiscaux. Fiscalement parlant, un tel comportement est donc clairement voyou: il ne crée en Belgique ni activité ni emploi. C'est pourquoi, à l'étranger, la Belgique revêt l'image d'un paradis fiscal.

 

C'est un peu la critique que M. Crombez et d'autres se permettent de répandre.

 

Il est temps de savoir comment réagir avec ces intérêts notionnels. Un vrai débat à ce sujet devient indispensable: maintenir ou supprimer le système?

 

Plusieurs solutions existent.

Comme on l'a entendu rappeler par Mme Milquet, l'OCDE préconise de supprimer ces intérêts notionnels, d'élargir la base fiscale de l'impôt des sociétés et de baisser le taux nominal de l'impôt des sociétés de 33,99 % au taux effectif moyen, soit 26 %, ou au taux moyen de l'Union européenne, soit 24 %, afin d'arriver à un système plus simple et plus compréhensible par tous, qui mettrait fin à une série de dérapages.

 

Une autre formule est proposée par Bruno Colmant, le 'père' des intérêts notionnels: pourquoi maintenir un système d'intérêts notionnels avec un taux d'intérêt proche de 3 %, taux belge? Il n'existe aucune raison d'accorder un cadeau, un avantage fiscal à des sociétés internationales sur base d'un taux qui tient compte du risque pays de la Belgique. Autant ramener le taux des intérêts notionnels au taux des bunds allemands à long terme, taux sans risque, et arrêter de distribuer des cadeaux de plusieurs milliards aux entreprises internationales qui n'exercent aucune activité en Belgique. Nettoyons les intérêts notionnels de leur effet pervers, tout en maintenant partiellement le mécanisme.

 

Une troisième réflexion peut être tenue: lier les intérêts notionnels à l'emploi.

 

Les lier au critère d'emploi est pratiquement impossible; la solution n'est pas bonne. Néanmoins, à mon sens, il conviendrait de réduire l'application des intérêts notionnels aux bénéfices des seules activités que les entreprises réalisent sur le territoire belge; pas aux bénéfices d'activités réalisées à l'étranger. Accorder un cadeau fiscal à des entreprises qui adoptent un tel comportement voyou n'a aucun sens. Nous le dénonçons et il est aisé de le comprendre à la lecture des articles de L'Écho de cette semaine.

 

Je m'inquiète aussi des déclarations des uns et des autres au sujet de la trajectoire de l'assainissement budgétaire. Là encore, nous entendons des propos tout à fait contradictoires.

 

Voilà peu, quelqu'un au sein du gouvernement justifiait les mesures de rigueur du gouvernement par l'obligation européenne de respecter le retour à l'équilibre en 2015; la même personne, dans une autre fonction aujourd'hui, commence à dire que l'on pourrait s'écarter de cet objectif en n'assumant plus les décisions qu'il a prises au sein du gouvernement. Voilà qui me paraît absolument schizophrène et contradictoire!

 

Il ne faut pas négliger le fait que la dette de la Belgique se rapproche dangereusement des 100 % du PIB, qu'elle n'est donc pas à l'abri d'une remontée des taux d'intérêt auxquels notre pays emprunte pour servir ses intérêts.

 

Revoir la trajectoire budgétaire serait une décision irresponsable. Il est nécessaire de rester dans cette trajectoire, mais il n'est pas impossible, tout en la respectant, d'avoir une stratégie de relance. En effet, la meilleure manière d'échapper à la menace de cette dette importante, la meilleure façon de réduire l'importance de cette dette, ce n'est pas de la rembourser: rembourser une dette coûte toujours trop cher car il faut faire un surplus primaire énorme qui imposerait des efforts démesurés au gouvernement et qui pèserait lourdement sur les catégories les plus pauvres.

 

La seule manière d'agir, c'est de relancer la croissance, c'est de réduire son poids relatif par rapport à l'activité économique réelle. Dans ce cadre, le gouvernement n'a pratiquement aucune stratégie, aucun projet, car "votre projet" a le seul mérite de satisfaire la norme européenne, de satisfaire la contrainte à laquelle il est soumis. Mais ce n'est même pas un mérite, ce n'est même pas un honneur, c'est une obligation à laquelle vous êtes soumis!

 

Par contre, je n'y vois aucune mesure qui a un tant soit peu un effet sur la relance économique. Je pense, pour ma part, qu'il est tout à fait possible de développer un projet de relance économique. Je n'aurai pas le temps de le développer à la tribune, mais je m'en suis ouvert récemment à L'Écho qui en a expliqué, ce matin, les mécanismes.

 

D'après moi, il est possible, par une réforme des intérêts notionnels, de prélever plus d'argent pour mettre fin au mécanisme pervers de réduction fiscale de divers comportements voyous des entreprises. Il est possible d'augmenter la taxe nucléaire pour prélever un montant de la rente nucléaire tel que l'estimait la Banque nationale. Il est possible d'organiser un mécanisme de régularisation fiscale qui soit plus efficace que celui que vous avez imaginé et que certains dans votre gouvernement ont repoussé pour des raisons purement politiques ou politiciennes, alors qu'il n'y a rien de plus insensé que de laisser les milliards que les Belges ont à l'étranger sans aucun prélèvement d'impôt.

 

C'est l'aspect le plus inéquitable, le plus amoral: des Belges vont continuer à laisser de l'argent à l'étranger sans payer aucun impôt. Il est possible d'organiser une régularisation plus efficace et de dégager ainsi les moyens pour injecter au moins trois milliards dans la relance économique, trois milliards en encourageant les entreprises à faire de la recherche et développement et en encourageant le crédit d'impôts pour ce faire, 900 millions pour permettre des baisses de charges sociales et répondre ainsi à tout ce que les institutions internationales nous disent, 800 millions pour augmenter la quotité forfaitaire exonérée d'impôt et assurer un effet de pouvoir d'achat positif pour les ménages, etc.

 

Les promesses que vous avez indiquées dans votre accord de gouvernement, vous devez avoir le courage de les mettre en œuvre: baisser les charges sociales, encourager la recherche économique, encourager le pouvoir d'achat et donner du sens au budget que vous déposez. Donner du sens en disant: "Nous allons récolter des moyens plus importants grâce à la lutte contre la fraude fiscale; nous allons mettre de l'ordre dans le caractère voyou des intérêts notionnels, mais maintenir un mécanisme qui continue à attirer les investissements dans ce pays; nous allons nous orienter vers un chemin de croissance, vers davantage de recherche et développement, c'est-à-dire le développement des secteurs industriels qui feront l'avenir de nos emplois; nous allons prévoir une baisse des charges sociales pour encourager le travail et l'emploi dans ce pays et une hausse de la quotité forfaitaire exonérée d'impôt pour relancer le pouvoir d'achat des travailleurs".

 

Voilà un chemin de croissance qui me semble utile! Voilà ce qui donnerait du sens à votre projet de budget! Or rien, dans ce dernier, ne va dans ce sens!

 

On entend le mot "relance" dans les interventions de tous ceux qui viennent soutenir le budget à cette tribune. Mais aucune mesure allant dans cette direction n'est avancée. En effet, quel est le sens de votre budget sur le plan macroéconomique? Votre budget, c'est trois milliards d'euros de prélèvements dans la poche des travailleurs, des ménages, des entreprises et, à côté de cela, un petit effet de relance à raison de 300 millions d'euros. C'est cela votre budget! Vous prélevez dix euros dans la poche des acteurs réels de l'économie et vous leur redonnez un euro en les invitant à dépenser et en prétendant que c'est cela la relance. En réalité, vous avez pris neuf euros nets dans la poche des ménages.

 

Le budget de l'État a un effet déprimant sur l'activité économique. La politique budgétaire a des effets clairement récessionnistes. Elle aggrave la récession. C'est elle qui est à l'origine du taux de croissance très faible, voire nul que l'on nous annonce. Voilà la cause de l'aggravation du taux de chômage annoncée récemment encore par le gouverneur de la Banque nationale! Le nombre de faillites et de fermetures d'entreprises va encore augmenter. Après Ford Genk, après ArcelorMittal, il se produira, dans l'année qui vient, d'autres affaires parce que le gouvernement n'a pas le courage d'aller au-delà de ses propres divisions, de ses propres contradictions, et de trouver les moyens budgétaires pour défendre un vrai plan de relance.

 

Voilà toutes les raisons pour lesquelles mon groupe ne votera pas ce projet!

 

01.43  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zou het graag even willen hebben over een van de paradepaardjes van dit akkoord en deze regering, namelijk de volkslening. Met de volkslening wil de regering-Di Rupo I spaargeld in de economie pompen, spaargeld dat massaal aanwezig is op de spaarboekjes en waarvoor de spaarders vandaag een veel te lage rente krijgen.

 

Die volkslening wordt zo’n beetje verkocht als een deus ex machina. Op zich klinkt het doel nobel, maar de manier waarop dit vandaag wordt voorgesteld zou wel eens zeer nefast kunnen zijn. Wat stellen wij vandaag vast? Vandaag staat er voor 230 miljard euro op de spaarboekjes. Dat is een record, het is gigantisch veel. Eigenlijk lijden al die spaarders vandaag door de lage rente koopkrachtverlies. Het geld op de spaarboekjes wordt elke dag minder en minder waard.

 

Wat gebeurt er met dat geld bij de banken? Ligt dat daar te rotten? Een deel van dat geld wordt ingehouden door de banken zelf, ze lenen dat niet uit, om de kapitaalbuffers te versterken en te voldoen aan de Basel-normen. Op zich lijkt mij dat geen slechte zaak, integendeel zelfs.

 

De rest, het grootste deel van het geld, wordt nog steeds uitgeleend op iets langere termijn voor hypothecaire kredieten en aan bedrijven. Wij stellen helaas wel vast dat er voor kmo’s wel degelijk sprake is van kredietschaarste. Voor hen wordt het een stuk moeilijker, grotendeels ook omdat de banken strenger geworden zijn. Ze zijn strenger geworden in het beoordelen van bedrijven en projecten waaraan zij kredieten toekennen. Op zich is dat misschien niet zo’n slechte zaak als wij kijken naar de excessen uit het verleden waar men al te grote risico’s nam. Niettemin, wat de financiering van de economie door de banken in het algemeen betreft, is er nog steeds een groei. In het tweede kwartaal van vorig jaar was er een groei van de kredietverlening aan de economie van 1,1 %. In het derde kwartaal was dat zelfs 1,3 %. Er is dus wel degelijk nog steeds een groei.

 

Wat stellen wij vast? Daar waar het voor kmo’s moeilijker is, is er voor grote bedrijven nagenoeg geen probleem. Integendeel, de kredietlijnen die toegekend worden aan grote bedrijven worden slechts voor 60 % gebruikt. Waarom niet meer? Dat lijkt mij logisch. De bedrijven zijn helaas bang en stellen investeringen uit. De bedrijven voelen zich bedreigd. Dat is ook de kritiek die wij horen van Karel Van Eetvelt. Wij hebben die kritiek vorige week ook van Didier Bellens gehoord. De bedrijven stellen hun investeringen uit, omdat ze geen vertrouwen hebben in het investeringsklimaat dat deze regering beoogt.

 

Wat doen de banken verder nog met dat geld? Een deel van het geld dat niet uitgeleend wordt voor hypothecaire kredieten of aan de industrie gaat naar de overheid. De banken hebben massaal veel staatsobligaties. Dat hoeft ons ook niet te verwonderen als men kijkt naar de Belgische staatsschuld die vandaag met 365 miljard alweer een record breekt. 1 miljard euro per dag gedurende een jaar, dat is gigantisch. Helaas lijkt het erop dat de volkslening een allesbehalve positief effect op de staatsschuld zal hebben.

 

Wat is de volkslening immers vandaag? De volkslening is een soort fiscaalvriendelijke kasbon. De burger kan zijn geld voor vijf à acht jaar vastzetten, waarna hij er fiscaalvriendelijk op wordt belast.

 

Wat bedoelen wij met fiscaalvriendelijk? Wij bedoelen daarmee dat de oude regeling voor de betrokkene blijft gelden, namelijk dat er slechts 15 % roerende voorheffing is. Alle andere alternatieven zijn het voorbije jaar met 66 % verhoogd. Een dergelijke regeling noemen wij fiscaalvriendelijk. De overige alternatieven kunnen wij veeleer als fiscaalonvriendelijk beschouwen.

 

Met de fiscaalvriendelijke kasbon of volkslening hopen wij zowat 3 miljard euro op te halen. Dat bedrag mag in een beperkte lijst van projecten worden geïnvesteerd. Die lijst wordt door de regering vastgelegd. De banken zullen vervolgens elk individueel project toetsen aan de conformiteit met die lijst en aan de rentabiliteit.

 

De vraag is natuurlijk om welke projecten het gaat. Volgens de communicatie die wij tot nu toe hebben vernomen, betreft het allemaal projecten die sociaal-economische projecten worden genoemd. Ik noem ze veeleer overheidsprojecten. Het gaat om projecten die rechtstreeks van de overheid komen of minstens overheidsgerelateerd zijn. Het typevoorbeeld zijn ziekenhuizen en rusthuizen, waarin de overheid zelf zou moeten investeren of waarvoor ze zelf verantwoordelijk is. Een ander voorbeeld zijn zaken die via de overheid worden terugbetaald, zoals bijvoorbeeld in het geval van de ziekenhuizen met de RIZIV-methode.

 

Zelfs over dergelijke projecten is nog discussie. Voor de ziekenhuizen is de regering het er zelfs nog niet over eens of privéziekenhuizen ter zake überhaupt aan bod kunnen komen. Zulks lijkt mij een bijzonder dilemma. U merkt dat een en ander heel overheidsgerelateerd is.

 

Wij merken ook een heel sterk verschil tussen de verschillende verklaringen van de ministers. Wij ondervroegen in de commissie bijvoorbeeld minister Vande Lanotte, die te kennen gaf dat het zeker niet over overheidsgerelateerde projecten ging. Het tegendeel zou waar zijn. Hij gaf aan dat ziekenhuizen een heel slecht voorbeeld waren. Tegelijkertijd ondervroeg mijn vrouwelijke collega in de Senaat minister Vanackere. Hij gaf als voorbeeld dat het geld werd gebruikt om ziekenhuizen te bouwen. De tweespalt in de regering in deze materie is dus behoorlijk duidelijk.

 

Een zaak stellen wij echter vast. Het is niet de bedoeling om het geld van de volkslening in de reële privé-economie te investeren. Het is veeleer een typische truc om investeringen die de overheid zou moeten doen of terugbetaalt, buiten de begroting en buiten de staatsschuld te houden. Aldus versterken wij nog het crowding-outeffect van de overheid. Nog meer geld dat bij de banken staat, zal naar de overheid gaan, nog minder geld zal naar de reële economie gaan, wat bijzonder nefast is. Een dergelijke situatie is niet alleen nefast voor ons land. Ze is ook nefast voor de spaarders.

 

Wat krijgen wij immers vandaag? Vandaag is er een situatie met een historisch lage rente op de spaarboekjes in het algemeen. Wat stelt de huidige regering de spaarder voor? Zij stelt voor dat hij zijn geld voor vijf of voor acht jaar zou vastzetten. Als de rente van de ECB minder dan 1 % bedraagt, weten wij zeker dat de rente niet veel zal kunnen zakken. De kans dat de rente stijgt, is heel wat groter. Stijgt de rente, dan worden de volksleningen of obligaties voor geld dat voor vijf of acht jaar vaststaat, voor de burgers minder waard. Dat is bijzonder nefast voor de spaarder en komt eigenlijk neer op volksverlakkerij. De mensen aanzetten om hun geld vast te zetten in tijden van lage rente is alleszins niet de boodschap die de regering zou moeten geven.

 

De doelstelling om spaargeld op langere termijn vast te zetten en in de economie te investeren, lijkt geen slecht idee op zich. Wat is er dan mis met de goede oude kasbon? Dat is een dergelijk verhaal, waarin het geld wordt vastgezet voor een langere termijn en het door de banken – niet door de overheid – wordt gebruikt om te investeren in de reële economie, hypothecaire kredieten, bedrijven, en deels ook in staatsobligaties.

 

Wat doet de regering daarentegen? De roerende voorheffing op de kasbon werd vorig jaar verhoogd met 66 %, net het omgekeerde van wat de regering wil bereiken met haar volkslening. Het lijkt mij op zijn minst een zeer rare manier van doen. Ervoor zorgen dat het investeringsklimaat verbetert en dat bedrijven effectief ruimte krijgen om te investeren in onderzoek en ontwikkeling is veel belangrijker dan dergelijke ideetjes als de volkslening. Collega Steven Vandeput gaf het al aan: wij hebben vandaag een record aan faillissementen, de maand januari was een zwarte maand. Het was verschrikkelijk. Wij zouden eerder daar iets aan moeten doen dan te werken aan trucjes zoals de volkslening.

 

Veel meer dan aan de volkslening is er nood aan fiscale stabiliteit: het aantal keer dat de regeling voor de bedrijfswagenheffing werd veranderd, is bijzonder nefast voor het investeringsklimaat. De nood aan structurele hervormingen klinkt almaar luider. Werk dus eerst aan die problemen in plaats van schijnmanoeuvres te doen zoals de volkslening, want die komt neer op pure volksverlakkerij.

 

01.44  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister, vermits er deze week geen federaal adviescomité Europese Aangelegenheden kon worden georganiseerd, is afgesproken dat de agenda die de verschillende partijen zouden hebben in het kader van de Europese top, ook hier aan bod zou kunnen komen.

 

Ik wil graag kort drie punten naar voren brengen die voor sp.a heel belangrijk zijn in het kader van de bespreking van de volgende dagen van het meerjarig financieel plan van de Europese Unie. Wij zullen de volgende dagen hopelijk een akkoord kunnen vinden met de Europese landen om een uitgavenplafond van ongeveer 1 000 miljard euro in te stellen tussen 2014 en 2020. Met andere woorden, het is absoluut niet onbelangrijk om dit de nodige aandacht te geven.

 

Ik heb een drietal punten van advies. Ik hoef u uiteraard geen advies te geven, premier, maar het is belangrijk dat u weet wat onze drie prioriteiten zijn.

 

Ten eerste, er zijn de 2020-doelstellingen van de EU. Wij vrezen dat de oefening, die de volgende dagen zal worden gemaakt, veel te weinig aansluit bij die 2020-doelstellingen. U weet beter dan ikzelf dat daarin wordt gesproken over armoedebestrijding, onderwijs, tewerkstelling, klimaat en energie. Wij menen dat het financiële kader te weinig aansluit bij de verschillende belangrijke doelstellingen, waarover trouwens een volledige consensus bestaat. Wij merken dat in de voorstellen er nog te veel middelen naar landbouw worden gesluisd. Binnen de landbouw gaat er bovendien te weinig naar de vergroening van die landbouw.

 

Tegelijkertijd komt er veel meer druk te liggen op de budgetten van onderzoek en ontwikkeling, en innovatie. Wij menen dat wij met de Europese Unie in de toekomst sterk moeten blijven inzetten op onderzoek en ontwikkeling, en innovatie zodat wij die Europese 2020-doelstellingen kunnen bereiken.

 

Er is uiteraard ook sprake van besparingen. Wij zijn daar uiteraard niet tegen. Als het kan, is het beter dat die middelen ergens anders kunnen worden aangewend. Het is evenwel duidelijk dat de Europese Unie de economie niet mag verzwakken. Voor ons is dat essentieel. Ik hoop en ben er eigenlijk ook zeker van dat wij aan u een partner hebben in die discussie.

 

In heel wat EU-landen bestaat de perceptie dat deze begroting een last vormt voor de nationale budgetten, terwijl het eigenlijk vooral om een investeringsbudget gaat. Op dat vlak lijkt het mij belangrijk om de mensen de juiste richting aan te wijzen.

 

Ten tweede, u weet dat de Europese Unie tal van structuurfondsen heeft, onder andere inzake plattelandsontwikkeling. Op dat vlak merken wij dat de Europese Unie steeds macro-economische start- en resultaatsvoorwaarden stelt vooraleer landen een ontwikkelingsbudget krijgen om de economie aan te zwengelen en aan plattelandsontwikkeling te doen. Wij missen daarin ook de sociale voorwaarden, de sociale start- en resultaatsvoorwaarden van die fondsen.

 

Ik hoop en ik ben ervan overtuigd dat u daarin een partner zult zijn; dat niet alleen de louter macro-economische conditionaliteiten aan bod komen, maar dat er ook sociale criteria naar voor worden geschoven op het ogenblik dat deze beslissingen worden genomen.

 

Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de terugbetaling van de douanerechten voor ons land een belangrijk element is. Ik ben er zeker van dat u dit ook aan bod zult laten komen.

 

Ten slotte, namens mijn fractie wil ik uitdrukkelijk onze tevredenheid uitspreken over het feit dat de voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy vandaag heeft aangekondigd dat hij een belangrijk plan wil lanceren rond de jeugdwerkloosheid in de Europese Unie, met belangrijke middelen. Dat plan is uiteraard nog niet bekend en zal pas morgen net voor de vergadering worden bekendgemaakt.

 

Wij zijn bijzonder tevreden dat er, onder meer op vraag van de Europese socialisten en sociaaldemocraten, een ernstige aanpak van de jeugdwerkloosheid in het verschiet ligt en dat daaraan belangrijke middelen worden gekoppeld. Ik denk dat het belangrijk is om wat dit betreft met een positieve noot te eindigen.

 

Wij hopen dat u deze drie belangrijke aandachtspunten kunt meenemen naar de Europese Top van vandaag en de volgende dagen.

 

Le président: Je ne vois pas M. Francken. Je vais donc passer la parole à M. Van der Maelen.

 

Madame Gerkens, M. Gilkinet compte-t-il intervenir dans la discussion générale?

 

01.45  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): M. Gilkinet interviendra pour le volet Finances et Budget.

 

Le président: Nous sommes encore dans la discussion générale.

 

Il a été prévu que la première partie, à savoir la discussion générale et les volets Budget et Finances, se ferait en présence du premier ministre, de M. Vanackere, de M. Chastel, de M. Verherstraeten et de M. Crombez.

 

Si M. Gilkinet veut intervenir, il a intérêt à arriver rapidement.

 

01.46  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Je pensais que vous faisiez un premier tour uniquement pour la discussion générale. Je vais donc appeler M. Gilkinet pour qu'il puisse faire son intervention.

 

Le président: Sachez que s'il n'est pas apparu au moment où j'aurai terminé la liste des intervenants prévus, il n'aura plus l'occasion d'intervenir.

 

01.47  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Vous pouvez l'inscrire; il sera là.

 

Le président: Je rappelle donc la liste des intervenants restants: M. Van der Maelen et M. Francken; puis M. Gilkinet, si celui-ci nous a rejoints entre-temps. M. Weyts est également inscrit.

 

01.48  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van het debat dat zich de voorbije dagen over de vennootschapsbelasting heeft ontwikkeld, wil ik eveneens mijn bijdrage leveren. Er is wel degelijk een probleem met betrekking tot de vennootschapsbelasting, die men op een veel te enge manier benadert, door de discussie ter zake te verengen tot een discussie over de notionele-intrestaftrek.

 

Collega’s, wie de cijfers voor de periode van 2000-2010 raadpleegt, moet vaststellen dat in die tien jaar de winsten van de vennootschappen bijna verdubbeld zijn. U hoort het goed, de winsten van de vennootschappen zijn bijna verdubbeld. Nemen we voor dezelfde periode de belastingen die op die winsten werden betaald, onder de loep, dan stellen we vast dat die rond 10 miljard euro lagen, soms eens 11 miljard, soms eens 9 miljard, afhankelijk van de crisis. Toen we destijds discussieerden over de notionele-intrestaftrek vraag de toenmalige minister van Financiën mij wat het probleem toch was, aangezien de inkomsten niet veranderd waren. Inderdaad, de belastingopbrengsten veranderden niet, maar hij vergat erbij te vermelden dat de winsten wel aanzienlijk waren toegenomen!

 

Collega’s, geen enkele inkomensgroep heeft zich de voorbije tien jaar zo positief ontwikkeld, dankzij stijgende winsten en zovele fiscale geschenken. Immers, als men bij een verdubbeling van de inkomsten slechts evenveel belastingen betaalt als bij het begin van het decennium, dan heeft men een heel grote cadeau gekregen.

 

Laten wij nu eens focussen op wie die belastingvermindering heeft gekregen. Dat zijn alvast niet de kmo's. In 2010 ziet men een lichte verlaging van 21 % tot 20 % effectief betaalde belastingen ten opzichte van 2000. Daarbij is de situatie voor de kmo gelijk gebleven; voor de niet-kmo’s ziet men een daling van de belastingopbrengsten via vennootschapsbelasting van 19 %, effectief betaald, en niet 33,4 % zoals men vaak zegt, tot net geen 11 %.

 

De eerste conclusie is dus dat het niet de kmo’s zijn, die belastingsvermindering hebben genoten. Het zijn de grote en middelgrote bedrijven.

 

Door de maatregelen van de afgelopen twee jaar hebben niet-kmo’s 11 % belastingen betaald, waarbij bijna-kmo's 18 tot 19 % en grote bedrijven – het stond gisteren in De Tijd: 25 miljard euro winst en 183 miljoen euro belastingen – 0,7 % hebben betaald.

 

Het probleem van de teruglopende opbrengsten van de vennootschapsbelasting situeert zich bij de grote bedrijven. Dat is niet alleen wegens de notionele-intrestaftrek, maar wel door hun zeer agressieve taxplanning.

 

Die heel grote bedrijven nemen slimme mensen, zoals de heer Van Biesen, in dienst en geven hun de opdracht om op zoek te gaan naar de lopeholes en achterpoortjes in de verschillende nationale wetgevingen. Die moeten dan via de combinatie van een verlaging van de belastbare basis, allerhande aftrekmogelijkheden en het verschuiven van winsten naar landen waar weinig belasting moet worden betaald, zo weinig mogelijk belastingen betalen.

 

Dat heeft fiscale concurrentie tussen de landen tot gevolg, concurrentie waaraan wij volop meedoen, niet alleen met onze notionele-intrestaftrek maar ook met het systeem van definitief belaste inkomsten waarbij een meerwaardebelasting ontbreekt. Dat zijn onze instrumenten.

 

Bij ons wordt er nu veel gesproken over de notionele-intrestaftrek, maar in Nederland is het de Dutch sandwich, een techniek die door de slimme fiscalisten is ontwikkeld. In Ierland is het de Double Irish. Al die technieken werden op vraag van de heel grote bedrijven door de grote fiscale kantoren ontworpen, dezelfde die vandaag in België zeggen dat wij niet aan de notionele-intrestaftrek mogen raken.

 

Dat kan ik wel begrijpen, want zij verdienen enorm veel geld met hun consulting aan internationale bedrijven om naar België te komen. Doordat zij daar enorm veel geld aan verdienen, zijn zij de eersten die we niet hoeven te geloven. Als zij zeggen dat wij niet mogen raken aan de notionele-intrestaftrek, dan weten we waarom ze dat zeggen. Dat is voor het geld.

 

Mijn eigen mening over de notionele-intrestaftrek is voldoende bekend, dus ik zal daar niet verder over uitweiden.

 

Ik pleit er wel voor dat België mee internationaal aan de kar trekt om iets te doen aan die praktijken. Momenteel is er veel beroering door een artikelenreeks in De Tijd, in Groot-Brittannië ontstond enkele maanden geleden zeer veel beroering rond Starbucks, Amazon en Facebook. Al die bedrijven maken gebruik van die speciale technieken, speciale constructies die door landen zijn opgezet en waar de fiscale advieskantoren hen naartoe leiden.

 

Wat wij moeten doen en wat ik verwacht van de eerste minister en van de minister van Financiën, is dat wij de volgende beweging meevolgen. Op 6 december heeft de Europese Commissie namelijk een actieplan tegen fraude en ontwijking bekendgemaakt. Volgens de Europese Commissie lopen de 27 lidstaten door fraude en ontwijking alleen al in de sector van de vennootschapsbelastingen maar liefst 1 triljoen euro aan inkomsten mis. 1 triljoen euro, dat is meer dan alle uitgaven op het vlak van gezondheid van de 27 lidstaten samen. Dat bedrag is vier keer meer dan de uitgaven op het vlak van onderwijs van het Europa van de 27. Dat cijfer moet iedereen toch doen inzien dat het zo niet voort kan, zeker op een moment dat wij ten gevolge van de eurocrisis in de 27 verschillende lidstaten aan onze bevolking opofferingen moeten vragen om uit de crisis te geraken. Daar ligt 1 triljoen euro, mits goede samenwerking, mits het nemen van enkele verstandige maatregelen.

 

Die maatregelen moeten gericht zijn op de beperking van de erosie van de belastbare basis en tegen de verschuiving van de winsten. Hoe kan dat? De Europese Commissie roept de lidstaten op om eens opnieuw te kijken naar de zwarte lijsten met betrekking tot fiscale paradijzen. Ze vraagt de bestaande belasting- en uitwisselingsverdragen te versterken.

 

Ik open even een parenthesis. Vandaag heb ik het antwoord gekregen op een vraag die ik aan minister Vanackere heb gesteld. In 2008 heeft de G20 aan de leden gevraagd om de strijd tegen de fiscale paradijzen te versterken door het sluiten van een reeks uitwisselings- en belastingverdragen. België heeft er sinds 2009 43 ondertekend. Hoeveel van die 43 verdragen zijn er nu in werking? Eentje. België loopt achter in de strijd tegen de fiscale paradijzen.

 

Dat is voor mij geen verrassing. In 2007 heb ik in de Kamer, in een resolutie die bijna unaniem goedgekeurd werd, voorgesteld om in onze administratie van Financiën een taskforce voor de fiscale paradijzen op te richten. Daar is nooit iets van gekomen. België is echt een paradijs voor degenen die via agressieve belastingplanning iets willen doen. Wij moeten ons instrumentarium, in de vorm van personeel bij de FOD Financiën, alsook in de vorm van verdragen, daaraan aanpassen.

 

Ik kom tot mijn laatste punt. Ook bij de OESO is er een debat aan de gang, inzonderheid over transfer pricing. Ik zal niet in de technische details treden, maar transfer pricing is heel belangrijk. Het wordt door de grote bedrijven gebruikt om hun winsten te verschuiven. De OESO houdt vast aan het huidige systeem, met het arm’s length principle. Alle specialisten die de zaak hebben bekeken, hebben gezegd dat men zal verliezen zolang de transfer pricing volgens het arm’s length principle zal verlopen, als er een strijd gevoerd moet worden tussen de nationale administraties en de grote multinationale bedrijven.

 

Trouwens, de cijfers zijn er. Hoe komt het immers dat de grote internationale bedrijven niet alleen in België maar ook elders bijna 0 % belastingen betalen? Elders is er geen notionele-intrestaftrek, maar daar zijn wel andere technieken. Die technieken op zich volstaan echter niet om te verklaren waarom zij 0 % belastingen betalen. Hier geldt het arm’s length principle in de transfer pricing. De OESO verdedigt dat met hand en tand. Dat hoeft ons niet te verwonderen wanneer wij zien wie aan het hoofd staat van het Tax Department van de OESO en wie gewerkt heeft in de grote internationale fiscale kantoren. Het gaat om dezelfde mensen!

 

Als wij dus, als vertegenwoordigers van een bevolking die zucht onder de gevolgen van een financiële crisis, een verlichting van de druk tot stand willen brengen, zal dat gebeuren via een strijd tegen de fiscale paradijzen en tegen de agressieve tax planning van de grote bedrijven.

 

Ik nodig de collega’s uit die binnenkort in de werkgroep van de Kamer inzake de hervorming van de fiscaliteit zitting zullen nemen, niet alleen aan de interne Belgische aspecten maar ook aan de internationale aspecten van de fiscaliteit aandacht te besteden. Als wij de grote multinationale bedrijven willen verplichten hun deel van de belastingen te betalen, zal dat voor een groot stuk via internationale samenwerking moeten gebeuren.

 

Le président: Merci, monsieur Van der Maelen. La difficulté dans une intervention, c'est de savoir conclure!

 

M. Francken me dit qu'il a besoin de cinq minutes, M. Gilkinet d'un quart d'heure et M. Weyts n'est pas là. Je remercie les deux premiers de faire un effort de concision.

 

01.49  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik stel u graag een aantal vragen over de monarchie, onze koninklijke familie.

 

Ik lees in de krant dat het een annus horribilis dreigt te worden voor de van Saksen-Coburgs. In een van de vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, in december, stelde ik u een aantal vragen, waarop u niet wilde antwoorden. Sindsdien hebt u, onder de hoge politieke en journalistieke druk, heel wat antwoorden moeten geven. U kon niet anders meer dan antwoorden te verstrekken.

 

Of het al dan niet een annus horribilis wordt, zal nog moeten blijken, maar men kan wel zeggen dat het in Laken slecht gestart is. De familie kreeg het al zwaar te verduren.

 

Het begon met de passage over de jaren '30 uit de kersttoespraak, door u goedgekeurd en nog altijd volledig door u gesteund maar niet door uw kabinetschef, mevrouw Kherbache. Van mevrouw Kherbache, oppositieleidster in de Antwerpse gemeenteraad, heb ik gehoord dat zij eigenlijk van mening was dat u die passage beter had geschrapt.

 

Ik loop nog maar twaalf jaar rond in de Wetstraat, ook als kabinetsmedewerker en als adjunct-kabinetschef, en ik heb het nog nooit meegemaakt dat een kabinetschef de eigen minister publiek afvalt. Dat zal ongetwijfeld nog gebeuren. Mevrouw Kherbache is een rijzende ster aan het politieke firmament, wordt veel opgevoerd en zal de komende maanden ongetwijfeld nog wel uitspraken doen waarmee zij u en de regering in verlegenheid brengt. Daarover bestaat geen twijfel. Laat haar maar doen, want dan heeft zij het eens niet over Bart De Wever en daar ben ik al blij om.

 

Over de uitspraak inzake de jaren ‘30 werd reeds veel gezegd. Ik vind het bijzonder stuitend dat de Koning de manier waarop de Duitsers en de nazi’s omgingen met de Joden vergelijkt met hoe wij zouden praten over Walen en vreemdelingen. Dat is bijzonder stuitend.

 

Het volgende incident betreft de dotatie, vastgelegd in de Civiele Lijst. De Koning krijgt 300 000 euro extra.

 

U hebt niet de fout van vorig jaar gemaakt, wat helemaal erg zou zijn, waarbij het ging om een administratieve vergetelheid in de begroting van 2012. Eigenlijk kwam een collega van het Vlaams Belang, mevrouw Pas, er eerst mee af, toen ik in Macedonië zat, maar alleszins is toen uitgekomen dat de begroting helemaal geen indexering en bevriezing van de dotaties bevatte. Er is dan een aanpassing van de begroting gekomen, zodat die toch bevroren werd. Dat gaat echter niet voor de Civiele Lijst, want volgens artikel 89 van de Grondwet ligt de Civiele Lijst van de Koning vast voor de volledige ambtsperiode van die koning en moet zij dus altijd geïndexeerd worden. Vorige jaar bedroeg dat 390 000 euro. Vandaag lees ik onder andere in Het Laatste Nieuws: “De Koning heeft een aantal energiefacturen betaald ter waarde van 167 000 euro”. Het is toch fantastisch dat onze koning zo gul is.

 

Ik heb het nog eens nagekeken. De afspraak die hij met u heeft gemaakt en waarover hij u een brief heeft gestuurd, was dat hij de volledige indexering – 390 000 euro – zou besteden aan het hekkenwerk van het paleis van Laken. Of hij dat nu investeert in het hekkenwerk of de energiefactuur, dat kan mij absoluut niet schelen. Het gaat erom dat hij het volledige bedrag zou terugbetalen, terwijl hij er 167 000 euro van gebruikt. Eigenlijk steekt hij zomaar eventjes 220 000 euro in zijn zak, want die middelen gebruikt hij niet hoewel hij had beloofd dat wel te doen. Dat geld gaat dus niet naar de investeringen aan het hekkenwerk of naar iets anders. Die index neemt hij gewoon bij zijn Civiele Lijst.

 

Iedereen vraagt zich af wat er eigenlijk nog wordt betaald via de Civiele Lijst? Politie wordt er niet van betaald, de energiefactuur evenmin, want dat regelt de Regie der Gebouwen. Het onderhoud en het personeel worden er ook niet van betaald, want dat wordt gedaan door Defensie en de relatiegeschenken worden betaald door Buitenlandse Zaken. Wat betaalt die man nog van zijn Civiele Lijst, behalve luxeproducten, zoals zijn luxejacht Alpha ter waarde van enkele miljoenen? Voor het overige moet hij niets betalen. Als de man vliegt, gebeurt dat met de Embraer, op kosten van Defensie. Hij geeft er toch altijd een draai aan.

 

Mijnheer de minister, de Koning had vorig jaar met u de afspraak gemaakt dat hij 390 000 euro index volledig zou besteden aan het hekkenwerk, maar ik kan slechts vaststellen dat hij dat niet daaraan heeft besteed.

 

Daar blijft het niet bij. De volgende stap werd gezegt door koningin Fabiola, de koningin-weduwe van dit land. Koningin Fabiola heeft het Fons Pereos opgericht. Dat is een onverkwikkelijke kwestie. Iedereen kent het verhaal. Mijnheer de eerste minister, wat zal er nu gebeuren met dat fonds? Het is mij nog altijd niet duidelijk. Op een bepaald ogenblik zei de koningin-weduwe dat zij dat fonds zou opdoeken, want zij voelde zich tot in het diepste van haar ziel gekwetst omdat men haar ervan verdacht daarmee geld te willen transfereren naar Spanje en belastingen te ontduiken, terwijl dit haar bedoeling niet was. Wat ik echt bedoel is dat ik eigenlijk voor het goede doel wou werken. Het is bovendien privékapitaal. Dat kan niemand controleren maar goed, we moeten haar maar op haar woord geloven. Het maakt echter niet uit, ik ga toch dokken.

 

Artikel 17 van dat fonds – professor Maus heeft het heel goed uitgelegd – zegt dat bij het opdoeken van dat fonds het geld naar een ander fonds gaat, zijnde het Fons Astrida van koning Boudewijn. Zoals u weet werd dat ook opgericht om successierechten te ontduiken. Ten tweede gaat het naar een fonds opgericht door koningin Fabiola in 1999, een Spaans fonds volgens de Spaanse wetgeving.

 

Mijnheer de premier, wat gebeurt er nu met dat fonds? Gaat dat geld nu toch naar Spanje? Worden de successierechten nu toch niet betaald en dus ontweken? Wat zal er nu gebeuren met dat fonds? Ik neem aan dat u daarover toch een gesprekje hebt gehad op een van die audiënties bij de Koning. U zult toch wel weten wat er nu juist zal gebeuren, u bent immers het aanspreekpunt voor de monarchie in dit Parlement.

 

Ten derde, het kon niet uitblijven, Laurent moet gezien hebben dat iedereen gaffes maakte en dat hij dus ook zijn duit in het zakje moest doen. Hij is immers het enfant terrible van Laken. Als ik de heer Reynders mag geloven heeft hij de Angolese diplomaten ontmoet op een cocktailfeestje in Rio de Janeiro.

 

Een prachtig verhaal, op een cocktailfeestje in Rio is onze prins een aantal diplomaten uit Angola tegengekomen. De eerste miljardair van het Afrikaanse continent is de dochter of de zus van de Angolese dictator. Dat is toch machtig? Prachtig dat onze prins in die kringen vertoeft, hij komt ze tegen op cocktailfeestjes aan de andere kant van de wereld. Tot daar, we zullen zien wat daarvan komt. Wij blijven alleszins bij ons verhaal.

 

Ik kan u wel zeggen dat wij die zaken al jaren aankaarten en dat ik dat blijf doen. U antwoordt misschien niet maar nu moet u antwoorden. Mijnheer Van Biesen, u zegt dat het genoeg geweest is en dat hervormingen moeten worden doorgevoerd. Mijnheer de premier, ik heb u een vraag te stellen. U zegt dat het Parlement die hervorming zal doorvoeren. De regering komt met een plan. Wanneer komen er wetsontwerpen inzake de hervorming van de monarchie? Wanneer kunnen we daarop rekenen? Hebt u ter zake een planning of timing? Is men daar al mee bezig? Gaat het dan puur over de dotaties?

 

Mijnheer de voorzitter, ik rond af. Gaat het alleen over de dotaties of gaat het bijvoorbeeld ook over de controle door het Rekenhof en de protocollaire functie van de monarchie? Mijnheer de premier, onze fractie zal in elk geval haar amendementen opnieuw indienen. Het gaat om controle door het Rekenhof op de bestedingen vanaf 2013, nu al dus.

 

Waarom kan dit niet gesteund worden? Dat is slechts één artikel dat goedgekeurd moet worden. Wij vragen nu reeds, vanaf 2013, controle door het Rekenhof op de bestedingen, op de uitgaven van 2013. Verder willen wij de dotatie van prinses Astrid en van prins Laurent herleiden tot 0 euro.

 

Le président: La parole est à M. Gilkinet qui m'a annoncé une intervention de quinze minutes. Après les cinq minutes royales, ce sont les quinze minutes républicaines!

 

01.50  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je voulais saluer l'assiduité de notre premier ministre à l'écoute des parlementaires, mais il n'est pas présent dans l'hémicycle pour l'instant. Par contre, je regrette l'absence du ministre des Finances auquel je voulais également m'adresser.

 

Monsieur le premier ministre (quand vous serez de retour), mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, comme l'a expliqué notre cheffe de groupe, Muriel Gerkens, notre groupe ne partage pas l'enthousiasme ou la méthode Coué des membres de la majorité, qui essaient effectivement de trouver des dimensions positives à ce budget 2013.

 

Comme son prédécesseur, le budget 2012, il fera du mal aux plus faibles, en mettant durement à contribution les mécanismes de solidarité, qui fondent quand même notre pays. Je pense aux effets de la dégressivité des allocations de chômage, qui commencent à se faire sentir. Je pense aux conséquences en matière de pension par rapport aux périodes assimilées et notamment aux travailleuses. Je pense – et cela figure dans les documents de la secrétaire d'État De Block – à l'augmentation du nombre des minimexés, qui est une des conséquences des choix politiques que vous avez posés; s'il y a augmentation du nombre de minimexés, il y a augmentation de la charge sur les communes. Sur le plan social, ce budget frappe les plus démunis.

 

Ce budget ne se donne pas les moyens d'un soutien à l'économie du futur. Que doivent faire les États aujourd'hui? Que doit faire l'Europe? Identifier les emplois de demain, identifier l'orientation à donner à notre économie. Nous avions souligné, lors de la confection du budget précédent, les conséquences de la suppression des aides fiscales à l'isolation, qui étaient, à différents titres, "vertueuses", soutenant un secteur économique à fort taux de main-d'œuvre, encourageant nos concitoyens à réaliser des économies en matière de chauffage, contribuant à l'effort climatique que nous nous sommes engagés à effectuer.

 

Aujourd'hui, il n'y a pas, dans ce budget, un projet socioéconomique qui met la question énergétique au centre. C'est pourtant cela qu'il faut réaliser.

 

Alors que nous avons un système fiscal dont tout montre qu'il est de moins en moins juste et de moins en moins efficace, on ne nous annonce pas – sauf éventuellement après 2014 – de véritables réformes fiscales qui permettraient d'alléger les cotisations sur le travail et d'obtenir en échange un financement structurel, solide via des cotisations sur les revenus des capitaux.

 

Ce budget s'inscrit dans la logique européenne d'austérité. Monsieur le premier ministre, j'ai souligné que j'appréciais votre présence et votre écoute attentive. Je voudrais profiter de cette tribune pour aborder avec vous, comme je le fais régulièrement en Comité d'avis chargé des Questions européennes, l'ordre du jour du sommet de jeudi et vendredi. Je souhaite insister sur trois points.

 

Le premier est relatif à la nécessaire concertation du parlement pour ce qui concerne les décisions envisagées au niveau européen. Notre crainte est celle d'un décrochage démocratique en la matière, avec des décisions qui se prennent dans ce qui est le contraire de la transparence et en contradiction avec les principes démocratiques d'association des élus aux choix qui sont posés. Avant et après chaque sommet, il est utile que notre parlement entende le premier ministre et puisse lui demander les positions qu'il tiendra en notre nom et les conséquences des options qui sont prises par les premiers ministres européens.

 

Si j'ai bien lu, l'enjeu de ce sommet est notamment le budget européen. Il n'a pas pu être approuvé dans les temps et, depuis lors, M. Van Rompuy a fait le tour des capitales. Pour ce que j'en sais, puisque nous n'en avons pas été informés officiellement, la proposition n'a rien d'enthousiasmant.

 

Elle est sans ambition. Des dépenses essentielles en matière de recherche et développement ou de politique de la jeunesse seront fortement diminuées. On a fait aux États les moins fédéralistes des concessions sur le plan de leur contribution. Celles-ci mettent à mal le véritable projet européen. Là où plus d'Europe est nécessaire, là où l'on a besoin de plus d'investissements dans l'économie de demain, on nous présente un budget absolument sans ambition. Je vous demande – et vous serez peut-être d'accord avec moi – de plaider avec force auprès de vos collègues chefs d'État européens pour revoir, en concertation avec le Parlement européen, qui n'a pas été associé à ce travail, ce projet de budget, pour lui donner de l'ambition et pour dégager des moyens pour une réorientation de notre économie.

 

Tout cela s'inscrit dans le contexte du traité budgétaire. Certains estiment que la solution en période de crise est de fermer tous les robinets, de faire des économies quelles qu'en soient les conséquences, même si on s'aperçoit, monsieur Chastel, que les économies faciales annoncées ont un coût indirect plus élevé. Par exemple, lorsque l'on supprime des postes dans la fonction publique chargée de recueillir l'impôt, lorsque l'on ne donne plus au personnel les moyens d'investiguer, d'étudier les dossiers et d'être présent sur le terrain, dans un temps X on réalise des économies. Mais au temps X+1, on réalise que la lutte contre la fraude, qui est pourtant un objectif déclaré par votre gouvernement, ne rapporte pas ce qui était annoncé.

 

Nous contestons donc cette logique d'austérité et le principe d'une règle d'or aveugle qui ne prenne pas en compte les circonstances économiques auxquelles sont soumis les États. En période de récession, il faut pouvoir investir pour soutenir l'économie. J'espère, monsieur le premier ministre, que lors du sommet européen de ces jeudi et vendredi, vous serez le relais de ces préoccupations auprès de vos collègues.

 

J'avais également préparé quelques éléments à l'attention du ministre des Finances, qui lira le rapport. Depuis le début de cette matinée, le chantier fiscal suscite débats, questions et interactions.

 

C'est la preuve qu'il est dans l'air du temps, qu'il y a un momentum qui doit nous amener à des changements, dont l'objectif doit être l'obtention d'un système fiscal efficace, juste et sans faille. Aujourd'hui, notre système fiscal n'est ni efficace ni juste et il est rempli de failles.

 

Le meilleur exemple de ces failles est le système des intérêts notionnels que, depuis 2005, nous tentons de remettre en question. Quel sens cela a-t-il, monsieur Bacquelaine, d'attirer des capitaux en Belgique si aucun impôt n'est payé par ceux qui les amènent? Quel sens cela a-t-il de permettre à certaines entreprises de ne payer quasiment pas d'impôt, réalisant par ce biais d'importants bénéfices, et puis leur permettre de faire le choix de la délocalisation et de la suppression d'emplois? Comment peut-on réorienter le système pour faire la différence entre les vrais entrepreneurs et les spéculateurs fiscaux?

 

Quelle que soit notre opinion sur les intérêts notionnels, nous pouvons avoir ce débat à la lecture des comptes et de l'effet fiscal des intérêts notionnels sur les résultats d'ArcelorMittal ou d'autres, en se demandant si cela est juste, efficace, s'il n'y a pas là une faille dans le système.

 

Il ne suffit pas de critiquer, je rejoins Mme Vienne là-dessus, et depuis longtemps nous avons pris le risque de mettre des propositions en la matière sur la table, sous forme de propositions de loi que nous essayons de confronter, de mettre à l'agenda, quitte à être déjugés et à ce que quelqu'un d'autre propose un meilleur système.

 

Nous pensons que ce système, qui permet à des entreprises multinationales de réaliser des économies d'impôt se chiffrant parfois en centaines de millions d'euros – 500 millions d'euros pour ArcelorMittal en ce qui concerne l'exercice 2011 – doit être conditionné au maintien de l'emploi. "D'accord, vous bénéficiez des intérêts notionnels, mais vous devez vous engager à maintenir l'emploi en Belgique."

 

Et le représentant de l'AWEX qui fait la publicité des intérêts notionnels peut effectivement dire qu'en Belgique existe l'intéressant système des intérêts notionnels, mais qu'il n'est pas dénué de conditions. Un système intéressant est offert mais il est demandé, c'est la contrepartie de la part d'un État régulateur utilisant la fiscalité comme un levier au service de l'économie, de s'engager à maintenir l'emploi.

 

Il faut effectivement limiter l'impact budgétaire de la mesure. Cela a été fait par des diminutions du taux notionnel applicable sur les fonds propres des entreprises.

 

Il faut évidemment aller plus loin, par exemple, comme nous le proposons, en limitant à un tiers des fonds propres l'assiette à partir de laquelle les intérêts notionnels sont calculés. Cet outil fiscal doit être utilisé pour soutenir les secteurs prioritaires. Ainsi, il convient d'augmenter la capacité de déduction pour les petites et moyennes entreprises, pour les artisans et aussi pour le secteur Recherche et Développement. Il s'agit en effet d'orienter notre économie vers un modèle plus localisé, qui mise sur les emplois de demain et qui positionne notre pays sur le plan européen comme un État à la pointe des choix en termes énergétiques et écologiques.

 

Voilà le chantier fiscal. Nous en attendons beaucoup et espérons pouvoir travailler sans tabou avec des chiffres clairs que nous pourrons analyser. Depuis le début, nous demandons davantage de transparence en matière d'intérêts notionnels. Car c'est l'une des politiques fiscales les plus coûteuses décidées par notre État, il y a presque dix ans. Est-il normal, en termes de contrôle démocratique, de ne pas pouvoir évaluer les politiques publiques de façon plus fine?

 

Un deuxième élément est constitué par le secteur bancaire. Certains croient que tout va mieux et qu'après Fortis et Dexia, plus rien ne va nous arriver en ce domaine. Les ambitions de réforme sont rangées dans les placards. À l'échelle européenne, c'est une lutte de tous les instants pour obtenir des changements de taille. Des États membres avancent en essayant d'en faire le minimum. On discute en ce moment à l'Assemblée nationale française une réforme proposée par le ministre des Finances, M. Moscovici, et qui est particulièrement peu ambitieuse du point de vue de la séparation des métiers bancaires. Or c'est la base des réformes que nous jugeons nécessaires.

 

Si nous analysons correctement ce qui s'est produit avec Fortis et Dexia, nous constatons qu'il s'agit d'un problème issu de l'absence de séparation de ces activités. On a utilisé l'épargne des Belges, qui n'a jamais été aussi importante – comme Le Soir s'en fait l'écho aujourd'hui –, pour spéculer sur les marchés financiers. Plutôt que de laisser la banque tomber en faillite, l'État est venu à son secours. Et cela nous coûte particulièrement cher. Comment fait-on pour que cela n'arrive plus et pour appliquer, dans le domaine bancaire, le principe de précaution? J'espère que, si vous en discutez lors d'un sommet des chefs d'État, monsieur le premier ministre, ou que M. Vanackere le fasse pendant les réunions ECOFIN, vous pourrez être à la pointe.

 

Par ailleurs, il ne faut pas attendre les réformes. Une des conséquences de la crise bancaire et de l'intervention de l'État dans le cadre de ladite crise, c'est la prise de participation par l'État belge, par le gouvernement fédéral, dans différentes entités bancaires (25 % de BNP Paribas Fortis, 11 % de BNP Paribas, 100 % de Belfius, les garanties offertes à KBC). Nous estimons que l'État doit se positionner comme un actionnaire responsable, actif en la matière, qui a une vision. Ainsi, par exemple, avec Belfius qui est une banque à 100 % publique, il pourrait montrer qu'un autre modèle bancaire est possible, que la tension salariale interne est diminuée, que les pratiques en matière de rémunération des cadres ne sont plus liées à des résultats à court terme, mais à la solidité du modèle bancaire, que l'on s'astreint à effectivement soutenir l'économie réelle, les entrepreneurs qui cherchent de l'argent, les collectivités locales qui en ont besoin. Au regard du dialogue que j'ai régulièrement sur le sujet avec le ministre des Finances, je dois vous avouer que je désespère de voir le gouvernement fédéral adopter une approche volontariste en vue d'utiliser cette participation au capital des banques, comme un levier pouvant montrer qu'une des quatre grandes banques belges peut fonctionner différemment et encourager les autres à le faire.

 

Dans la même veine, nous proposons un 'livret vert'. Vous le savez, comme nous, les citoyens s'inquiètent de savoir ce qu'on fait de leur épargne. Obligeons chaque banque à proposer un produit d'épargne simplifié, dont les montants récoltés devraient servir à l'économie réelle, avec un taux de rémunération de cet argent tout à fait correct. De cette façon, les citoyens pourront faire le choix de modèles d'épargne vertueux.

 

J'avoue avoir été un peu choqué par le site internet Wikifin mis en ligne la semaine passée à grand renfort de publicité, par MM. Vanackere et Vande Lanotte. Dorénavant, nous aurons à notre disposition un comparateur en matière de taux d'intérêt. Il s'agit là effectivement d'une donnée importante quand il est question de choisir une banque, mais il y en a tellement d'autres, comme la solidité de la banque, comme le fait que l'argent épargné serve effectivement à l'économie. Dans le contexte économique que nous connaissons, ces derniers critères ne sont-ils pas plus importants que le taux d'intérêt offert. Allons-nous voir sans réagir des banques étrangères, comme, hier, le Crédit Local de France, jeter un regard goulu sur l'épargne des Belges et essayer d'aspirer cette épargne pour soutenir des économies voisines.

 

Il convient de réagir. Nous estimons que le gouvernement se montre bien trop timide: il devrait montrer l'exemple, surtout qu'il en a les moyens.

 

Je tenais également à vous parler de lutte contre la fraude.

 

Le gouvernement a fixé un objectif assez ambitieux, du moins en termes budgétaires: environ 500 millions d'euros de recettes. Comme l'a souligné la Cour des comptes dans son analyse du budget 2013, il apparaît peu d'éléments, monsieur Crombez, sur lesquels s'appuyer pour convenir d'un objectif réaliste. À la limite, je ne demande pas mieux que nous atteignions, voire que nous dépassions cet objectif, mais il ne suffit pas de fixer un montant dans le budget, encore faut-il se donner les moyens.

 

Notre impression est plutôt d'assister à l'inverse: on décide d'instaurer une possibilité de transaction amiable en matière pénale, on multiplie les possibilités de régulation fiscale pour les fraudeurs, on attire en Belgique de riches citoyens français qui essaient d'échapper à l'impôt, on assiste sans réagir à l'usage abusif du modèle légal de fondation. Voilà autant de mauvais signaux quant à la volonté réelle de tout un gouvernement de lutter contre la fraude.

 

Au-delà des paroles, nous vous demandons donc de passer aux actes. Comme je l'ai déjà dit, nous vous encouragerons à chaque fois à agir en la matière.

 

Un élément sur lequel nous attendons une action rapide du gouvernement, c'est la mise en place de ce registre centralisé des comptes bancaires, lié au principe de la levée du secret bancaire.

 

Un dernier mot sur la question du personnel chargé de mettre en œuvre ces décisions, ces options à prendre en matière de lutte contre la fraude fiscale.

 

Il sera impossible de parvenir à ces objectifs sans un personnel motivé, bien équipé, bien formé. Pourtant, c'est l'inverse qui se produit depuis des années au SPF Finances. En effet, on a démembré une administration efficace. On ne s'assure pas que l'expérience acquise par les fonctionnaires les plus habitués à la lutte contre la fraude fiscale soit transmise à des plus jeunes.

 

On ne leur donne pas les moyens d'être sur le terrain. Bref, on ne soutient pas ces travailleurs qui assument une mission qui n'est pas facile. Beaucoup de gens n'aiment pas payer l'impôt; donc il faut, comme en matière de limitation de vitesse, de temps en temps qu'un gendarme rappelle la norme et ait les moyens d'intervenir lorsque celle-ci est dépassée.

 

Monsieur Chastel, quand vous décidez de faire des économies en empêchant les différentes administrations fédérales de dépenser quoi que ce soit au-delà du mois de septembre sans avoir obtenu l'avis préalable de l'Inspection des Finances; monsieur Bogaert, quand vous supprimez aveuglément des postes de travail, quand vous remettez en cause la carrière telle qu'elle avait été annoncée au travailleur, on en arrive à une administration démotivée, mal équipée, mal formée, et donc inefficace. Vous réalisez par ce biais de fausses économies.

 

J'aborderai rapidement quelques éléments qui nous tiennent fortement à cœur et qui concernent M. Verherstraeten, que je voudrais interpeller dans le cadre de sa tutelle sur la Régie des Bâtiments.

 

Le président: Votre intervention est plus longue que prévu, monsieur Gilkinet.

 

01.51  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): J'ai dû faire une mauvaise estimation, monsieur le président.

 

Monsieur Verherstraeten, au niveau de la Régie des Bâtiments, plusieurs stratégies sont à mettre en œuvre. La première est évidemment l'efficacité énergétique des bâtiments publics fédéraux. N'importe quelle administration communale prévoit dans son budget une capacité d'investissement dans des travaux qui lui permettront de dépenser moins d'argent en énergie (gaz ou mazout de chauffage). N'importe quel citoyen doit le faire; et la Régie des Bâtiments ne le fait que dans des proportions infimes. J'ai calculé, dans le cours de la discussion que nous avons eue en commission des Finances, le pourcentage relatif des dépenses en matière d'efficacité énergétique prévu par la Régie des Bâtiments. Même si l'on constate un progrès, il est infime en regard des enjeux. Or, cela devrait être une priorité centrale pour la Régie des Bâtiments.

 

Le deuxième élément est l'explosion du coût des locations, à la suite des choix de "définancement" de l'État, les opérations de sale and lease back qui ont été posées les années précédentes. Si l'on n'a pas de moyens pour l'efficacité énergétique, la raison en est simple: c'est parce qu'on a des frais de location toujours plus élevés en comparaison du budget disponible. On a réalisé des exercices budgétaires qui avaient un équilibre de façade, mais au prix de déséquilibres ultérieurs. Et chaque année, l'évolution du coût des locations nous montre que l'analyse que nous avions faite à l'époque était exacte.

 

Le troisième dossier sur lequel je souhaite vous entendre est celui du transfert des bâtiments fédéraux vers les entités fédérées, dans le cadre de ces compétences ayant été transférées, il y a déjà longtemps, aux entités fédérées. Je pense à la recherche agronomique et aux bâtiments de Gembloux. Serez-vous le secrétaire d'État qui réussira le transfert de ces bâtiments dans de bonnes conditions? Cela inclut de les remettre dans un état convenable.

 

Je vous remercie pour votre attention.

 

Le président: Monsieur Weyts, j'espère que vous allez vous en tenir aux dix minutes annoncées, pas comme M. Gilkinet qui avait dit quinze minutes et qui a parlé pendant vingt-cinq minutes. C'est désagréable. Lorsque vous annoncez quelque chose, essayez de le respecter. Quinze, c'est quinze, et pas vingt-cinq.

 

01.52  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wou gewoon enkele, kleine, punctuele zaken aanbrengen die ook verband houden met een discussie die wij eerder in de commissie hebben gevoerd. Op bedoelde punten is toen ofwel geen, ofwel een enigszins warrig antwoord gekomen.

 

Een eerste zaak betreft de doelstelling tot verlaging van het aantal ambtenaren met 4 000 eenheden, wat natuurlijk een goede stap is. Ik vroeg aan de staatssecretaris op welke manier hij de verlaging zou doorvoeren, maar zijn uitleg was iets minder duidelijk.

 

Los daarvan, merken wij echter dat er bij sommige beleidsorganen een stijging is van het aantal medewerkers, onder andere bij de FOD Kanselarij.

 

Toen ik erop wees dat het vreemd is dat er net in de FOD Kanselarij personeelsleden bijkomen, namelijk 26,5 voltijdse equivalenten, wat toch een ernstige toename is, was het antwoord dat de stijging te maken had met het feit dat bij de start van het kabinet, begin 2012, nog bijkomend personeel moesten worden aangeworven, namelijk 17 voltijdse equivalenten. Met een dergelijke uitleg kan ik nog genoegen nemen. Echter, in totaal zijn er voor de FOD Kanselarij 26,5 voltijdse equivalenten bijgekomen op een beperkt totaal van zowat 255 medewerkers. Dat betekent dat, behalve effectieve kabinetsleden, voor de administratie ook nog eens 9,5 voltijdse equivalenten extra werden aangeworven.

 

Het is een vreemde boodschap, wanneer de bevoegde eerste minister verklaart dat de hele ambtenarij moet besparen en dat er minder ambtenaren moeten komen, dat er bij zijn eigen FOD Kanselarij ambtenaren bijkomen. Op die bedenking, mijnheer de eerste minister, hebt u mij nog altijd geen antwoord kunnen of willen geven.

 

Een tweede element dat ik vreemd blijf vinden, is dat er voor de staatshervorming bijkomend experts worden aangeworven. Er was eerst het verhaal van de experts van de fractie Ecolo-Groen. In ruil voor steun aan de staatshervorming heeft Ecolo-Groen twee extra betaalde medewerkers gekregen. Het blijft een schande dat de regering de oppositie onder de vorm van bijkomende medewerkers betaalt. Het blijft een schande dat, gelet op de scheiding der machten, de regering een fractie die haar moet controleren, betaalt onder de vorm van extra medewerkers. Een dergelijke regeling blijft een schande.

 

Nu merk ik in de huidige begroting echter dat bovendien extra middelen, met name 16 000 euro, worden uitgetrokken voor de aanwerving van twee, waarschijnlijk deeltijdse, experts. Is dat een groene bonus voor de fractie Ecolo-Groen? Is dat een groene index die wordt toegepast op bestaande bedragen?

 

Ik dacht eerlijk gezegd dat dit budget zou gehalveerd worden. U hebt immers herhaaldelijk aan het Parlement gezegd dat de staatshervorming klaar zal zijn tegen juni van dit jaar, vóór de zomer. Ik zou dan denken dat men de volgende zes maanden die medewerkers niet meer nodig heeft en dat het budget dus gehalveerd wordt. Er komt echter 16 000 euro bij. Hoe verklaart u dat? Terwijl er moet bespaard worden langs alle kanten, worden er nog supplementair, en dan blijkbaar nog in het kader van een groene bonus, een groene index, bijkomende middelen gespendeerd voor de aanwerving van experts.

 

Uiteindelijk leer ik daaruit vooral dat de totstandkoming van deze staatshervorming gebeurd is zonder expertise. Bij de onderhandelingen is er geen expertise geweest, want de experts werden pas nadien aangeworven. Het resultaat is er inderdaad naar, maar ik vrees dat het kalf al verdronken is, tenzij u nog fundamentele wijzigingen zult aanbrengen aan de staatshervorming.

 

Ik heb trouwens begrepen van collega Francken dat het principe van een groene index, een groene bonus ook op andere niveaus voorkomt. Bijvoorbeeld in de kabinetten van de Brusselse hoofdstedelijke regering, daar is er ook een groene bonus. Er is daar een toename van het aantal kabinetsmedewerkers bij de groene ministers.

 

01.53  Theo Francken (N-VA): Ik vind dat een zeer opmerkelijke evolutie. Het aantal kabinetsleden daalt overal, behalve in de Brusselse regering, en vooral op Ecolo-Groen-kabinetten. Evelyne Huytebroeck heeft op dit moment 53 kabinetsmedewerkers want zij kreeg er 6 bij. Kris Peeters heeft er 42 en Christos Doulkeridis heeft er 45 want hij kreeg er 8 bij.

 

De voorzitter: Hier zijn wij op federaal niveau.

 

01.54  Theo Francken (N-VA): De Brusselse regering heeft meer kabinetsmedewekers dan de Vlaamse regering.

 

01.55  Ben Weyts (N-VA): De heer Francken wilde gewoon invulling geven aan het begrip groene bonus, groene index, hij wilde dat illustreren.

 

Het feit dat Groen bijkomende medewerkers krijgt, geeft een totaal andere betekenis aan het begrip "groen kopen".

 

Mijnheer Di Rupo, een tweede element dat ik nog even wilde aanhalen gaat over de audit, over het integriteitbeleid bij de federale overheid. U weet dat dit bijna rampzalig is. Wij krijgen regelmatig internationale rapporten die erop wijzen dat er geen klokkenluiderregeling is bij de federale overheid, terwijl dat dit wel bestaat op Vlaams niveau.

 

U hoeft ze maar op de kopieermachine te leggen en u hebt een klokkenluiderregeling. Wij wachten daar nog altijd op.

 

Ook blijkt dat de helft van de federale overheidsdiensten nog steeds geen auditdienst heeft. Er bestaat vreemd genoeg wel een federale auditdienst, onder uw bevoegdheid, die jaarlijks een rapport moet schrijven over de audits van de federale overheid. Dit federaal Auditcomité meldt in zijn jongste jaarverslag dat het zijn werk niet kan doen, want er is geen integriteitbeleid bij de federale overheid, eenvoudigweg omdat nog niet de helft van de federale overheidsdiensten een eigen auditdienst heeft.

 

Wanneer ik u daarmee confronteer, antwoordt u mij: “Wij zullen er wel voor zorgen dat binnen afzienbare tijd elke FOD een eigen doorlichtingdienst zal krijgen.” Dat is uw antwoord. Wanneer ik hetzelfde voorleg aan de heer Bogaert, de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, zegt die: “Nee, ik wil geen aparte auditdiensten, ik wil dat er een centrale auditdienst komt, die werkt in alle federale overheidsdiensten.”

 

Mijnheer de eerste minister, wat is het standpunt van de regering? Wat zult u doen? Komt er een centrale federale dienst die in alle FOD’s een audit uitvoert, of gaat u door met het bestaande, in de praktijk blijkbaar niet werkende, systeem waarbij in elke FOD een aparte auditdienst geïnstalleerd wordt?

 

Tot slot wil ik het hebben over het ministeriële examen. Ik zou nu toch even opletten, mijnheer Vanackere.

 

Ik heb het regeerakkoord nog eens gelezen. In het regeerakkoord staat dat er een ministerieel examen komt. Elke minister van deze federale regering zal, volgens het regeerakkoord, worden gehoord in de bevoegde commissie en die commissie zal een standpunt innemen. Een soort ministerieel examen dus, een soort hoorzitting.

 

Hoe staat het nu met de uitvoering van dat beginsel? Er is een nieuwe minister aangetreden, minister Labille. Het zou misschien nuttig zijn die regel uit het regeerakkoord op hem toe te passen?

 

Ik blijf daarop aandringen in de commissie. Als antwoord zegt u dan dat, wat de politieke vernieuwing betreft, de eerste minister erop attendeert dat alle ministers worden geacht op de door de parlementsleden gestelde vragen te antwoorden. Dat antwoord kreeg ik nadat ik u vier keer hierover had ondervraagd. Het is inderdaad wel een juiste stelling. Toen ik u echter vroeg naar het standpunt van de meerderheid ten aanzien van de invoering van het ministerieel examen, weigerde u te antwoorden. Aangezien u bleef zwijgen, nam ik aan dat er hieromtrent verdeeldheid heerst in de regering en dat het ministerieel examen er niet komt. Daarop volgde een stilte.

 

Twee weken later hoor ik mevrouw Rutten van Open Vld over een andere kwestie zeggen dat zo’n ministerieel examen of hoorzitting een goed idee zou zijn. Het zou fantastisch zijn dat in te voeren, op alle niveaus; wij kunnen de nieuwe gouverneurs en alle ministers aan dergelijke hoorzitting onderwerpen. Collega’s, met alle Chinezen, behalve met deze regering! Dat is een stukje dichterlijke vrijheid.

 

In geen enkel ander regeerakkoord staat dat, maar wel in het federale regeerakkoord. Als ik dan vraag wanneer het ministerieel examen wordt ingevoerd, krijg ik geen antwoord van de eerste minister en zwijgt Open Vld, terwijl mevrouw Rutten twee weken later zegt dat het een fantastisch, vernieuwend politiek idee zou zijn om dat in te voeren. Wat is het nu? Wanneer komt het er? Kunt u mij nu eindelijk een antwoord geven, in het bijzonder voor de heer Labille? Zal de heer Labille worden onderworpen aan een hoorzitting? Wanneer zult u eindelijk het regeerakkoord op dat vlak uitvoeren? Waar blijven de voorstellen?

 

Le président: Chers collègues, nous avons épuisé la liste des orateurs. Monsieur le premier ministre, je vais vous donner la parole. Ensuite, nous verrons si d'autres membres du gouvernement souhaitent répliquer avant de passer aux autres chapitres. Je salue l'arrivée de la ministre de la Santé.

 

La parole est à M. le premier ministre.

 

01.56  Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, je remercie les collègues pour la qualité et l'intensité de leurs interventions. Manifestement, le débat est d'une grande portée. Je remercie également bon nombre de membres de la majorité qui m'ont facilité le travail puisqu'ils ont répondu en direct à certaines questions de l'opposition, ce qui m'évite de vous retenir trop longtemps.

 

Je voudrais aussi vous confirmer les réponses des ministres et secrétaires d'État en commission. J'ai été très attentif à leurs interventions. Je ne peux que confirmer ce qui a été dit et qui contribue au débat sur le budget.

 

Après la période de négociation, la note de politique générale a été examinée dans ce parlement et le vote massif de la majorité témoigne que l'exercice est bien réel pour cette législature.

 

Beste collega’s, de begroting 2013 is een cruciale stap voor onze overheidsfinanciën. Na de belangrijke inspanningen die wij in 2012 al hebben geleverd, zullen wij dankzij deze begroting ons tekort onder de 3 % kunnen garanderen. België gaat verder met de consolidatie van zijn primair overschot. Ons land verbetert zijn structurele saldo, veel meer dan wat de Europese Sixpack vereist.

 

Notre devoir, chers collègues, est de poursuivre à un rythme soutenable l'assainissement de nos finances publiques. Nous le faisons pour mettre notre pays à l'abri de la spéculation et pour faire en sorte que l'augmentation de l'espérance de vie dans notre pays soit une chance plutôt qu'une menace.

 

Certains collègues ont évoqué 2012. Je voudrais dire que nous avions fixé le déficit à -2,8 % pour l'année 2012 en avril 2011. La croissance économique était à l'époque estimée à 2,3 %; ce chiffre se trouve d'ailleurs dans le programme de stabilité d'avril 2011. Finalement, cette croissance a été de -0,2 %. Nous sommes passés de 2,3 % à -0,2 %.

 

Et malgré tout, vous voyez les résultats. Je ne parle pas de comptabilité statistique. Vous voyez les résultats: je m'excuse d'apparaître immodeste, mes chers collègues, mais je considère que c'est un véritable exploit, je dis bien un exploit, dans de telles conditions.

 

Il est vrai que la confection du budget 2013 n'a pas été facile. Si cela a pris du temps, comme j'ai déjà pu le dire, c'est que nous nous sommes refusés à prendre des mesures aveugles ou qui mettraient à mal tantôt les entreprises, tantôt les citoyens, tantôt notre système social ou nos services publics. Nous nous sommes refusés à accabler de nouvelles taxes les travailleurs, les classes moyennes, les entrepreneurs – je me souviens l'avoir expliqué à cette tribune.

 

Certains ont dit que tout cela ne comporte pas d'amélioration structurelle. Après correction de l'impact de la conjoncture et neutralisation des mesures uniques – ce qu'on appelle les one shots – le solde structurel qui ressort du budget tel qu'il est déposé par le gouvernement représente une amélioration de 0,8 %. Cela dépasse les exigences imposées par les règlements européens.

 

Ces chiffres sont d'ailleurs rappelés par la Cour des comptes. J'accepte toutes les critiques mais il faut reconnaître que les faits sont les faits.

 

Ik zal niet opnieuw in detail – je pourrais le faire – ingaan op de maatregelen die al uitvoerig werden besproken tijdens de werkzaamheden van de commissies. Eerst zullen wij de uitgaven van de Staat en van de overheidsinstellingen verder verminderen. Wij nemen concrete maatregelen om de doeltreffendheid van onze overheidsdiensten te verbeteren en het met minder middelen beter te doen. Wij blijven inspanningen leveren om de toename van de kosten voor de gezondheidszorg te beperken, zonder aan de kwaliteit van de zorg te raken en zonder de patiënt meer te laten betalen. Wij nemen ook maatregelen om de uitgaven inzake dienstencheques beter te controleren.

 

Par ailleurs, certains revenus financiers font l'objet d'une taxation revue selon des modalités simplifiées, et cela sans toucher – je ne le répéterai jamais assez – à l'exonération dont bénéficient les comptes d'épargne, que l'on appelle plus communément les carnets d'épargne.

 

Les accises sur le tabac et l'alcool sont relevées. Ma foi, nous ne sommes pas dans le scandale! Le taux de référence des intérêts notionnels, sur lesquels je reviendrai, est abaissé et adapté aux dernières évolutions du marché des OLO. Plusieurs recettes non fiscales contribueront également à atteindre l'objectif budgétaire. Enfin, la lutte contre la fraude fiscale et sociale est encore renforcée. Les modalités de régularisation fiscale sont adaptées afin de maximiser le retour des impôts dus dans les caisses de l'État.

 

Hoewel ons land beter standhoudt dan het gemiddelde van de eurozone, vinden er sociale drama’s plaats in België. Veel burgers hebben het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Onze eerste verantwoordelijkheid is hen de hand te reiken. Veel ondernemingen ontslaan personeel en veel mensen vrezen voor hun job. Onze prioriteit is jobs te creëren.

 

In die moeilijke context heeft de regering een rechtvaardige, evenwichtige begroting uitgewerkt.

 

Oui, le gouvernement soutient par son budget celles et ceux qui ont des difficultés, citoyens ou entreprises. Le gouvernement épargne la classe moyenne et les PME. Le gouvernement soutient les gens qui travaillent et déplace donc la fiscalité du travail vers le capital. Est-ce suffisant? Peut-on faire autrement? Bien entendu, tout cela peut être discuté mais c'est une réalité. Le gouvernement demande aussi un effort un peu plus important à celles et ceux qui possèdent plus ou beaucoup plus. C'est ce que nous avons fait, par exemple, avec l'augmentation du précompte mobilier, le rééquilibrage des intérêts notionnels, l'instauration d'une cotisation sur les plus-values des holdings financiers ou la contribution renforcée du secteur financier et du secteur nucléaire.

 

Ces dernières semaines, j'ai entendu beaucoup d'informations erronées. Permettez-moi d'insister en rappelant que seuls les faits comptent. On peut bien sûr beaucoup discuter, mais quels sont les faits? En décembre et en janvier, les pensions, les allocations et les salaires ont été augmentés de 2 % ou plus. C'est un fait! On peut parler à perte de vue, on peut dire tout ce que l'on veut, c'est un fait! Les bas salaires ont été augmentés le 1er janvier 2013. Un travailleur qui touche environ 1 900 euros brut par mois aura, en 2013, près de 250 euros en plus dans sa poche. C'est un fait!

 

Différents types de pensions ont été augmentés en 2012. C'est un fait! Les pensions minimums des indépendants au taux ménage seront augmentées à partir du 1er avril pour s'aligner sur celles des salariés. C'est un fait d'une importance majeure car on travaille depuis des années pour qu'il en soit ainsi. Malgré les circonstances budgétaires extrêmement difficiles, nous rapprochons les deux systèmes de sécurité sociale.

 

De energieprijzen werden bevroren van april tot december 2012. Nu zijn ze aan het dalen. Dat is een feit. De prijzen van tal van geneesmiddelen zijn gedaald met 10 % tot 15 %, soms zelfs met 50 %. Dat is een feit. De toegang tot de gezondheidszorg werd al versterkt en zal nog meer worden versterkt. Ik denk onder andere aan de afschaffing van de ereloonsupplementen voor twee- of driepersoonskamers. Ook dat is een feit.

 

Ja, beste collega’s, er zijn woorden en er zijn feiten! De regering steunt de zwaksten en spaart de middenklasse.

 

Manifestement, chers collègues, certaines formations politiques donnent l'impression de ne pas regarder au-delà – même si elles regardent au-delà de quelques frontières – tantôt de la Flandre, tantôt de la partie francophone du pays, tantôt de notre pays. Je ne vais pas vous lire toute une liste, parce que cela durerait une heure. En tout cas, comme nous sommes dans l'Union européenne et dans l'Eurozone, je vais énumérer quelques exemples.

 

Les Irlandais, qui occupent d'ailleurs la présidence de l'Union, ont subi une réduction des salaires, en particulier du salaire minimum. Les Allemands ont vécu une baisse des allocations familiales, tandis qu'en Espagne les allocations de naissance ont été supprimées. Pour reprendre l'exemple précédent, plusieurs allocations sociales ont diminué en Allemagne. Au Portugal, les pensions sont gelées. J'avais ici une liste d'une dizaine de mesures atroces. Il ne s'agit pas de simples mots: nos concitoyens n'ont pas à subir de tels effets. Contrairement à ce que vivent d'autres citoyens européens, le pouvoir d'achat des Belges n'est pas perdu. Le gouvernement, avec beaucoup de travail, a, certes, pris du temps, mais il a opté pour une rigueur soutenable.

 

Ook de ondernemingen hebben geen woorden of clichés nodig. Zij hebben daden nodig en dat is wat de regering doet, met een lastenverlaging voor ondernemingen van 400 miljoen euro.

 

Ik geef een voorbeeld: een onderneming die een jonge werknemer aanwerft voor een minimumloon van ongeveer 1 900 euro per maand, zal twee jaar geen werkgeversbijdrage moeten betalen. Nog een voorbeeld is de schrapping vanaf 1 januari van de voorfinanciering van de btw bij import. Op die manier zal 150 miljoen euro aan de betrokken ondernemingen worden terugbetaald.

 

Permettez-moi de vous citer quelques propos repris dans certains journaux et magazines.

 

“Ik ben verrast dat de regering deze begroting heeft kunnen doen, dat ze zoveel hebben kunnen besparen zonder dat ze teveel partijen hebben gekwetst. Dit is geen slechte begroting. Het was gemakkelijk geweest om aan de koopkracht te raken of meer belastingen te heffen en dat hebben ze niet gedaan”.

 

Een ander citaat luidt als volgt: “We voelen de bocht. De politici leveren redelijk goed werk”.

 

Ik geef nog een citaat: “Ik was positief verrast door de begrotingsmaatregelen”.

 

Je ne vais pas vous citer les noms, mais je voudrais vous dire de qui sont ces propos.

 

Van wie zijn die uitspraken? Ze zijn alvast niet van de ministers van de regering. Het zijn recente uitspraken van Vlaamse gerenommeerde bedrijfsleiders. Als u de namen wilt, zal ik ze u bezorgen.

 

Cela devrait être amusant.

 

Chers collègues, dans le contexte économique incertain que nous connaissons, la confection du budget n'est pas uniquement l'affaire d'un momentum, d'un unique conclave.

 

Zoals in 2012 zal de regering het hele jaar door de uitgaven en ontvangsten in de gaten houden. In maart voeren wij een begrotingscontrole uit op basis van de jongste macro-economische vooruitzichten van het Planbureau.

 

Chers collègues, il y a bien sûr toujours ceux qui pensent que le budget est trop ceci, d'autres qui pensent que ce n'est pas assez cela. Avec le sens du compromis qui me caractérise, je me dis, quand j'écoute les uns et les autres, que dans un pays comme le nôtre, ce doit être quand même très bien équilibré.

 

Juste quelques éléments. Le précompte mobilier: je le redis, on n'a pas touché au carnet d'épargne. L'augmentation du précompte mobilier – je l'ai dit ici mais je voudrais le répéter –, c'est quelque chose d'extrêmement modéré.

 

Als u 50 000 euro aan kasbons bezit, met een rendement van bijvoorbeeld 3,5 %, dan betaalt u 70 euro extra. Zoals ik hier al eerder zei, ken ik veel Vlamingen, Walen en Brusselaars die met plezier 70 euro zouden betalen, als dat betekent dat zij 50 000 euro aan kasbons hebben.

 

Pour ce qui concerne la régularisation fiscale, j'ai bien entendu un certain nombre de critiques. Je peux comprendre les états d'âme des intervenants, mais je voudrais leur poser une question: auraient-ils préféré de nouvelles taxations ou une réduction considérable des dépenses dans la sécurité sociale ou les soins de santé? En effet, j'ai entendu plein de suggestions: "Il n'y a qu'à", "Il faut que". Mais dans l'équilibre budgétaire, comme le disait Lavoisier: "Rien ne se perd, rien ne se crée, tout se transforme". En d'autres termes, lorsqu'il faut trouver un équilibre, si vous ne voulez pas faire ceci, il faudra faire cela. Nous avons opté pour une attitude budgétaire qui soit tout à fait supportable et qui permette d'éviter de frapper au maximum et les entreprises et nos citoyens.

 

Les intérêts notionnels sont un sujet dont on parle beaucoup, même si aujourd'hui nous discutons du budget 2013. Nous avons d'ailleurs entendu beaucoup d'intervenants, tant de la majorité que de l'opposition, en discuter, parfois avec une expertise remarquable. Le gouvernement a décidé de réduire les taux des intérêts notionnels pour en limiter l'impact sur les finances publiques. Deux lois, adoptées fin 2011 et 2012, ont diminué le taux de la déduction pour capital à risque et abrogé le régime de report des excédents de déduction. Un projet de loi sera déposé prochainement. Il diminuera à nouveau le taux pour l'exercice 2014.

 

Bien entendu, il n'est pas acceptable que, qui que ce soit - entreprise et en particulier grosse entreprise -, ne paie pas d'impôts. Bien entendu, on peut comprendre l'émotion que cela peut susciter. Cela vaut pour tout le monde. En même temps, il faut avoir l'honnêteté de constater que les PME ont pu, grâce au système belge, renforcer leurs fonds propres et donc mieux résister à la crise que les PME d'autres pays européens.

 

Chers collègues, je voudrais que la vérité soit redite au sein de cette honorable assemblée. Si vous vous référez à la croissance économique 2008 à 100 et que vous relevez la croissance par habitant chez nous et chez nos voisins des Pays-Bas, vous constaterez que nous avons, par habitant, un taux de croissance nettement plus important.

 

Cette différence est considérable. Pourquoi? Parce que nous avons eu des stabilisateurs économiques dans le domaine social et fiscal qui, au moment de la grande bourrasque, ont permis à nos entreprises, à notre économie, de résister. Je ne demande pas de félicitations. Si tel était le cas, je ne serais pas ici. De plus, ce n'est pas ma politique qu'il faudrait féliciter, mais l'ensemble de la politique menée depuis des années. Toujours est-il que non seulement notre pays tient la route, mais qu'il performe. Cela ne signifie pas pour autant qu'il n'y a pas de problème. Nous ne sommes pas sourds aux problèmes de Ford Genk et d'ArcelorMittal. Beaucoup de choses sont à faire. Mais le minimum minimorum, dans ce domaine comme dans d'autres, est de regarder ce qui se fait à l'étranger.

 

Je ne m'étendrai pas plus sur la question. Je peux comprendre que certains disent qu'il faille revoir la situation et discuter. Des discussions ont eu lieu et auront encore lieu. Mais nous devrons travailler – cela a été dit à cette tribune – en regardant ce qui se passe dans les pays voisins, en regardant ce qui se passe au sein de la zone euro et de l'Union européenne car la situation nous oblige à agir sans faire preuve de naïveté. En effet, nous devons penser à notre économie et à nos concitoyens.

 

J'en arrive ainsi à la liste civile. Certains collègues sont de grands spécialistes en la matière.

 

In verband met de vrijwillige bijdrage van de Civiele Lijst aan de begrotingsinspanning bevestig ik wat Servais Verherstraeten, staatssecretaris bevoegd voor de Regie der Gebouwen, gisteren in het Parlement heeft gezegd. De Koning zal het bedrag van de indexering gebruiken om de energiefactuur te betalen. Dat engagement zal worden nagekomen.

 

Pour information, la liste civile a augmenté de 277 000 euros entre 2011 et 2012 et de 282 000 euros entre 2012 et 2013. Par ailleurs, dès le vote de ce budget – et je salue l'unanimité de ce parlement –, la dotation de la reine Fabiola sera effectivement diminuée et la fondation sera dissoute. On m'a dit à cet égard, mais je dois le vérifier, que cette dernière contiendrait quelque 80 000 euros provenant d'autres sources que celles de la reine elle-même; elle sera dissoute avec tout ce que cela implique pour tourner cette malheureuse page.

 

Nous travaillons également pour réformer le système actuel des dotations, comme nous nous y sommes engagés, ainsi que pour avoir un meilleur contrôle et une meilleure transparence des dotations des membres de la famille royale.

 

Je voudrais dire un mot au sujet des experts d'Ecolo-Groen. Het is waar dat wij de experts voor Ecolo en Groen betalen. Oui! Nous les payons, simplement parce qu'il faut permettre à ceux qui ont eu le courage ... Het gaat om de partijen die de moed hadden om ons land te hervormen.

 

On avance! On avance! Nous disposons d'une majorité des deux tiers pour avancer dans les réformes institutionnelles. Zo kunnen we meer bevoegdheden, meer autonomie aan de Gewesten en Gemeenschappen te geven. Dat is waar.

 

Où est le scandale? Cette situation permet à notre pays d'avancer et de se transformer. Zo kunnen wij de Vlaamse eisen beantwoorden, in het bijzonder met de hervorming van de Staat.

 

Pour ce qui concerne l'Europe … Ah! chers collègues, l'Europe … Sans entrer dans le détail, monsieur le président, car je vous retiendrais longtemps, la position de notre pays est que le budget pluriannuel qui s'annonce doit se montrer ambitieux. Mais vous aurez entendu que d'autres, ne serait-ce que le premier ministre britannique, veulent juste le contraire. Le chef du gouvernement britannique estime qu'il faut un budget nettement réduit. Il est vrai que, depuis la première épure de la Commission européenne, nous allons de réduction en réduction.

 

Il est trop tôt pour indiquer ce que le président du Conseil va proposer demain; je ne le sais pas! Je le découvrirai en même temps que les autres. Ce qui se trouve sur la table pour le moment est décevant pour des raisons internes que je vais expliquer. Il a au moins ce mérite de vouloir favoriser des politiques innovantes, mais qui sont dépourvues de vision industrielle. Mon sentiment est que, dans ce moment de crise, l'Union européenne devrait disposer de moyens financiers pour soutenir plusieurs grands investissements ainsi que des politiques industrielles – telles que la sidérurgie ou l'automobile. C'est en effet une erreur de considérer que ces grands secteurs sont foutus et qu'il suffit maintenant de passer à autre chose. Pour prendre l'exemple de Ford Genk, on ne passe pas d'une perte de 10 à 15 000 emplois directs et indirects à la création de 15 000 autres. On les crée petit à petit. Mais, dans les branches traditionnelles, l'innovation existe. Je ne le répèterai jamais assez: au sein d'ArcelorMittal, à Liège, une grande partie des produits actuels n'existaient pas il y a cinq ans. L'innovation n'est pas simplement le fait des nanotechnologies ou des technologies de l'information; elle est visible dans tous les secteurs.

 

Pour revenir au budget européen, de grandes difficultés se présentent avec le retour des droits de douane, car ils nous coûteront très cher tels qu'ils nous sont proposés actuellement. Des problèmes se posent aussi avec la Politique agricole commune et les politiques régionales. Nous allons, bien sûr, nous battre et nous ferons le maximum.

 

En termes budgétaires, le Parlement européen aura un mot déterminant à dire, et je ne doute pas que nous serons à nouveau extrêmement actifs, en particulier les membres de cette honorable assemblée dont les collègues siègent au Parlement européen. Ils auront à nouveau l'occasion de revenir sur le budget.

 

Ik wil herhalen dat, terwijl sommigen warm en koud blazen, de regering oplossingen vindt en dat zal zij blijven doen. Terwijl sommigen hun tijd verdoen met klagen, neemt de regering daadkrachtige beslissingen. Wij saneren de overheidsfinanciën, wij nemen relancemaatregelen, wij houden de energieprijzen onder controle en wij omkaderen de immigratie. On n'en a pas beaucoup parlé mais je voudrais à nouveau saluer le travail de la secrétaire d'État à cet égard.

 

Monsieur le président, notre action porte ses fruits. La confiance est retrouvée dans notre pays. C'est une confiance internationale que l'on voit partout. Je sais que l'on aime – il y a une forme d'indécence à cela, mais ce n'est pas grave – se moquer de telle ou telle représentation dans tel ou tel endroit du monde, à Davos ou ailleurs. Je me demande ce que ferait n'importe quel ministre-président, voire même un gouverneur de province, voir même un parlementaire, si ce n'était avoir au minimum de décence, à l'étranger, d'essayer de faire en sorte que des entreprises reviennent chez nous, viennent investir, que les créateurs, que les chercheurs, que les investisseurs viennent dans notre pays.

 

Mais la confiance est retrouvée. Elle se marque notamment par des taux d'intérêt absolument remarquables. Si l'on observe la différence entre la période d'avant la formation du gouvernement et maintenant, nous avons calculé qu'entre les estimations du comité de monitoring, avant la formation du gouvernement, et ce que nous constatons, la différence et d'un milliard et demi. Un milliard et demi d'euros de gain.

 

Je ne sais, monsieur le président, ce qu'il faut comme autre démonstration. Bien entendu, on peut parler des heures. Mais, là, ce sont des faits. Même s'il est un peu trop tôt pour le dire car nous devons toujours rester prudents, nous avons beaucoup d'espoir pour 2013.

 

Als de inspanningen van de regering geen invloed hadden op de daling van de rente en die enkel het gevolg zou zijn van de Europese context, zoals ik heb gehoord, dan hadden we niet zo’n grote daling van de spread met Duitsland vastgesteld.

 

À propos du spread, je ne reviendrai pas sur les taux actuels qui tournent autour de 70 alors que nous étions à 360 au moment de la formation du gouvernement.

 

De opbrengsten van de daling van de rente worden niet gebruikt voor nieuwe uitgaven. Daarmee antwoord ik ook op de vraag van een lid van ons Parlement. Het primair saldo zonder interestlasten verbetert immers.

 

Monsieur le président, chers collègues, après le débat, interviendra le vote qui, d'après mes calculs, sera positif, ce qui me permettra de poursuivre avec une certaine sérénité. Je rappelle que, par votre vote, c'est une nouvelle étape importante qui sera franchie dans la direction de la stabilité et de la crédibilité de notre pays. (Applaudissements)

 

01.57  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Di Rupo, ik heb goed naar u geluisterd.

 

Het is heel interessant dat u internationale vergelijkingen maakt. Voor bijvoorbeeld Duitsland zou u echter misschien beter ook even nagaan wat dat land in het verleden al heeft gedaan, teneinde te leren hoe het komt dat Duitsland vandaag nog altijd de economische motor van Europa is waaraan wij veel te danken hebben. Wij hebben het geluk dat wij nog zo ver mogelijk mee op de Duitse golf kunnen surfen.

 

Mijnheer Di Rupo, ik heb vooral met veel aandacht geluisterd op het ogenblik dat u verklaarde dat de regering de middenklasse spaart. Het kan aan mij liggen, maar volgens mij is er een lapsus in wat u vertelt. De realiteit is immers dat de middenklasse spaart en dat uw regering de middenklasse op haar spaarzaamheid pakt en belast.

 

Ik hoor graag een belangrijk voorzitter van een van uw coalitiepartners, de heer Tobback, in De Standaard van 1 december 2012 het volgende verklaren, wanneer hij het over de begroting heeft: “Deze begroting kost iemand van de middenklasse – en dat zijn wij toch allemaal – 500 euro. Dat is toch verdedigbaar?”

 

Ik repliceer op dergelijke woorden van een socialist dat het enigszins cynisch is te horen dat 500 euro niet veel is. Het gaat bovendien enkel om 500 euro voor 2013 en voor deze begroting. Het gaat niet over wat al is geweest. Van vroegere maatregelen hebben wij immers een fijne opsomming: de dienstencheques, de digitale tv, pensioensparen, levensverzekering, roerende voorheffing en bedrijfswagens. Deze zaken zijn allemaal belastingen die de middenklasse niet sparen.

 

Mijnheer Di Rupo, in dat geval krijgt uw grote licht uiteindelijk nog gelijk: iedereen rijk. Wij moeten naar een andere definitie, maar in elk geval verliest het adagium dat de huidige regering de middenklasse zou sparen, alle grond. Het is duidelijk dat de middenklasse nog probeert te sparen, maar u pakt ze daarop.

 

01.58  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Di Rupo, ten eerste, u verklaart dat er, zoals de heer Verherstraeten gisteren op uw vraag in de Kamer toelichtte, geen probleem is bij de Civiele Lijst. De Koning heeft gedaan wat hij heeft beloofd.

 

Uw rekensommetje klopt echter niet helemaal. Ik heb het nog eens opgezocht. De dotatie van 2011, waarop het bedrag, zoals de afspraak was, zou worden bevroren, bedroeg 10,8 miljoen euro. Het niveau van 2011 zou voor 2012 en 2013 worden bevroren. De dotatie van 2013 in uw begroting bedraagt echter 11,5 miljoen euro, wat ongeveer 700 000 euro extra is.

 

De Koning is een engagement aangegaan om vorig jaar voor 167 000 euro tussen te komen voor de energiefactuur. Dit jaar zal dat waarschijnlijk minstens het dubbel zijn, als ik het goed begrepen heb, mijnheer Verherstraeten. Als de Koning 700 000 euro extra krijgt en hij komt voor 350 000 à 360 000 euro tussen, dan ontvangt hij wel degelijk 350 000 euro extra. In die zin is het dan ook niet legitiem om in het Parlement te zeggen dat de Koning zijn belofte van nulgroei – die in het regeerakkoord staat – nakomt. Die rekensom klopt gewoon niet: de Koning doet wel een inspanning, maar niet de beloofde inspanning, namelijk de verhoging volledig besteden aan hekkenwerk, energiekosten, en dergelijke, met andere woorden aan investeringen die normaal de Regie der Gebouwen en dus de Belgische belastingbetaler op zich neemt. Dat klopt niet.

 

Ten tweede, ik heb u gevraagd naar de timing van het voorstel van de regering. U hebt daar niet op geantwoord, ik neem aan dat de regering daar volop mee bezig is. Onze wetsvoorstellen ter zake zullen alleszins klaar zijn.

 

Mijnheer Di Rupo, ik heb ook gevraagd wat er met Fons Pereos zal gebeuren. Volgens artikel 17 zou er toch sprake zijn van ontduiking van de successierechten. Het geld gaat immers gewoon naar Spanje, naar een stichting die koningin Fabiola in 1999 heeft opgericht. Hoe zit het nu? Het kan natuurlijk niet dat eerst wordt beloofd de stichting op te doeken, als uiteindelijk alles toch sluiks in orde wordt gebracht.

 

01.59  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de eerste minister heeft hier blijkbaar ook geantwoord namens Groen. Het is duidelijk dat wie deze staatshervorming steunt, wordt betaald. Men zegt wel eens dat elk akkoord zijn prijs heeft, in deze is dat blijkbaar ook letterlijk zo. Groen kopen heeft dus een nieuwe betekenis gekregen in het Parlement. Mijnheer Verherstraeten, u kunt dat straks ontkrachten.

 

Mijnheer de eerste minister, u hebt ook niet geantwoord op onze vraag waarom de experten nog nodig zijn, als de teksten al rond zijn in juni en in het Parlement worden ingediend? De volgende zes maanden zijn die mensen dus werkloos. Wat gebeurt dan met hen? Waarom worden zij nog betaald? Ik vind dat een vreemd signaal, zeker gezien de immense besparingsoefening die u uitvoert op de ambtenarij. Dat geldt natuurlijk ook voor de samenstelling en uitbreiding van uw eigen FOD Kanselarij.

 

Tot slot wil ik het hebben over het ministerieel examen, dat zo’n goed nieuw idee was volgens collega Rutten.

 

Ook daarop kwam geen duidelijk antwoord. De Vld belooft, de N-VA doet. Een vorige premier sprak altijd over dienstbaarheid: ik zal trachten dat in de praktijk te brengen. Ik heb een voorstel tot wijziging van het Kamerreglement dat effectief invoert wat u in het regeerakkoord heeft staan, met name de invoering van het ministerieel examen. Wij zullen de zaak oplossen door het Parlement een concreet voorstel te doen tot wijziging van het Kamerreglement en tot uitvoering van uw regeerakkoord. U kunt op ons rekenen!

 

01.60  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord voor een persoonlijk feit.

 

Le président: Je vous donne la parole.

 

Persoonlijk feit

Fait personnel

 

01.61  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, heel kort, ik weet dat de heer Weyts al twee jaar hetzelfde plaatje grijs draait. Het gaat over die twee medewerkers, dat weten wij al lang.

 

Mijnheer Weyts, wij hebben onze verantwoordelijkheid opgenomen om mee te gaan in de staatshervorming. U bent langs de kant blijven staan. Wij zitten niet in de regering, zoals u weet. Wij hebben geen kabinetten in de federale regering en zijn een loyale partner die ook mee de teksten wil uitwerken. Het zou zeer naïef zijn van ons te zeggen dat wij een akkoord hebben gesloten en dat wij de meerderheid vragen om de teksten uit te werken en naar hier te brengen, zodat wij ze kunnen goedkeuren. Neen, wij willen van nabij worden betrokken, en wij zijn ook van nabij betrokken bij de uitwerking van alle teksten. Daarvoor zijn er twee experten. Ik zal het u tien keer zeggen: het zijn er twee.

 

Mag ik u eraan herinneren, mijnheer Weyts, dat wij in het verloop van de onderhandelingen gedurende een jaar hebben samengezeten. Wie kwam er met uw delegatie mee onderhandelen, mijnheer Weyts? Kabinetsmedewerkers van de Vlaamse regering, mensen die worden betaald door de Vlaamse belastingbetaler, Vlaamse ambtenaren, die met u mee kwamen om partijonderhandelingen te voeren. Wij hebben van u geen lessen te leren wat dat betreft, mijnheer Weyts.

 

01.62  Ben Weyts (N-VA): Dank u, collega Van Hecke.

 

Inderdaad, N-VA bewijst dat het kan zonder extra medewerkers die worden betaald door de federale regering. U had eens moeten kijken: ik denk dat wij met onze twee ministers samen in de Vlaamse regering aan een zestigtal kabinetsmedewerkers komen. Daarvan hebben wij sommige bijkomend ingezet. Ecolo-Groen heeft er in Brussel 130. (Geluid valt weg)

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Nous passons au chapitre suivant. Nous avons déjà discuté de cela tout à l'heure; nous sommes ici au niveau fédéral, pas au niveau régional. Ceci n'est pas le lieu pour régler des comptes pour les autres niveaux de pouvoir.

 

01.63  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, quand vous avez demandé qui prendrait la parole, les trois intervenants de la N-VA ont signalé qu'ils le feraient. J'ai également signalé que je désirais parler. Vous en avez pris note, avec une petite confusion en ce sens que vous m'avez appelée Mme Gilkinet. Je ne vous ai pas repris. Je crois que vous m'avez confondue avec notre ex-collègue Michèle Gilkinet, qui a siégé de 1999 à 2003 et qui me ressemblait un peu.

 

Le président: C'est exact; cela me revient maintenant.

 

01.64  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Ma réplique sera brève, monsieur le président.

 

Monsieur le premier ministre, vous tentez de nous démontrer que nous avons affaire à un budget juste et équilibré, qui vise à créer de l'emploi et à soutenir les PME. Cette explication ne nous convainc pas. Les nombreuses faillites, les chiffres du chômage qui ne cessent d'augmenter nous montrent quotidiennement le contraire. Dans les mesures que vous avez prises et le budget que vous nous présentez, nous ne retrouvons pas cette justesse, cet équilibre, pas plus que la mobilisation en faveur de l'activité et de l'emploi.

 

De la même manière, les communes et les CPAS vers qui des budgets énormes sont transférés pour la prise en charge des plus démunis et des personnes bénéficiant d'un revenu d'intégration, considèrent également qu'il y a un manque d'équité et de justice sociale dans votre budget.

 

J'aborderai un exemple plus spécifique. Vous avez déclaré avec insistance que vous amélioriez les services publics tout en diminuant les coûts qu'ils représentent. Je vous ai fait part de mes inquiétudes en ce qui concerne la gestion des fonctionnaires et de la Fonction publique menée par le secrétaire d'État, M. Bogaert. Je persiste à dire que nous devons être sérieusement inquiets pour la qualité des futurs fonctionnaires.

 

Enfin, sur le plan européen, je suis heureuse de vous entendre dire que ce qui est sur la table jusqu'à présent est décevant, en termes de perspectives d'industrialisation innovante et ambitieuse de tous les secteurs d'activité, dont la sidérurgie. J'espère que vous vous battrez au côté du Parlement européen, où vous pourrez compter sur le soutien des Verts pour un budget ambitieux.

 

J'espère que vous ne reviendrez pas des discussions au niveau européen concernant le budget, l'industrialisation et les politiques à mener en ayant approuvé des mesures telles que le Traité de stabilité budgétaire dont nous devrons ensuite assumer les conséquences dans notre État.

 

01.65  Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, je céderai la parole à nos honorables collègues pour la réplique finale.

 

Néanmoins, ce n'est pas parce qu'il s'agit d'une réplique qu'il est permis de dire n'importe quoi. J'estime que cette manière de résumer est indigne. Je m'en explique.

 

Nous venons de réaliser des efforts pour 18 milliards en un peu plus d'un an, c'est-à-dire environ 3 000 euros par famille. A-t-on demandé 3 000 euros aux familles? Non!

 

Bien entendu, nous ne pouvons opérer des miracles. Peut-être certains pensent-ils que nous pouvons y parvenir, mais non! Nous essayons de rester le plus juste possible. Il pleut en Europe, mais il pleut un peu moins en Belgique. En Belgique, la croissance est plus importante qu'ailleurs, l'emploi se maintient mieux, nos entreprises résistent davantage! Il n'y a aucun miracle, mais nous avançons!

 

Cette manière de faire croire à nos citoyens que nous sommes injustes, que nous effectuons des actes insupportables, je la trouve indigne! Vous avez la parole, vous pouvez dire ce que vous voulez, mais vous ne dites pas la vérité!

 

01.66  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Il est toujours possible de faire moins bien et de faire pire; il est toujours possible aussi de vivre des situations plus difficiles que la nôtre. Cependant, de manière évidente, il faut reconnaître la réalité: les chiffres que je vous ai cités concernant les poids qui pèsent sur les communes pour prendre en charge les plus démunis et l'augmentation de leur nombre sont des chiffres réels, pas des données inventées.

 

Lorsqu'on parle d'une augmentation liée à l'index au mois de décembre et janvier, on sait qu'il s'agit d'une des dernières indexations liées à l'ancien mécanisme. Vous avez modifié l'assiette du calcul de l'index: il faudra désormais attendre plus longtemps. Toutes ces personnes verront proportionnellement leurs revenus augmenter moins fort que l'évaluation du coût de la vie.

 

La concertation sociale a capoté alors que nous avions dit, même si nous passons toujours pour des extrémistes, qu'en prenant de telles mesures, vous mettiez les partenaires sociaux dans des situations intenables. Nous vous avions dit qu'il était impossible de faire mieux, pour saboter la concertation sociale, que ce que vous avez décidé de faire fin 2012. Les faits le prouvent aujourd'hui! Vous pouvez me dire que ce n'est pas la vérité. Ce n'est pas la vôtre, mais je trouve que les faits donnent raison à notre analyse!

 

01.67  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik meen dat de heer Di Rupo gelijk heeft. Een welles-nietesspelletje, of men het goed of slecht doet voor de bedrijven, heeft hier niet veel zin. Ik grijp de hand die de heer Di Rupo uitsteekt. Laten wij aan de bedrijfsleiders vragen of zij vinden dat de regering goed bezig is, of niet? Vraag hen of het ondernemingsklimaat in dit land goed is of niet, of onze lasten te hoog zijn of niet? Laten wij het hun vragen en laten wij stoppen met dit welles-nietesspelletje. Laten wij het hen op de man af vragen!

 

Le président: Chers collègues, nous allons maintenant entamer la deuxième partie de nos travaux avec quelque deux heures de retard. Mais avant de ce faire, je vois que M. Verherstraeten demande la parole.

 

01.68 Staatssecretaris Servais Verherstraeten: Mijnheer de voorzitter, ik wens zeer kort te reageren op de concrete vragen van collega Gilkinet.

 

Monsieur Gilkinet, le budget dans le domaine du développement durable a été augmenté, avec six millions pour Fedesco et deux millions pour la Régie des Bâtiments. De plus, vous oubliez les nouveaux projets à réaliser, dans lesquels nous obtenons, sur le plan énergétique, de très bonnes valeurs; je fais référence aux prisons en construction et aux archives de Namur. Nous investissons également dans l'éclairage, à concurrence d’un million par année, comme je l'ai dit à M. Schiltz hier au sein de ce parlement.

 

Deuxièmement, les charges de location ont effectivement augmenté entre 2004 et 2012, mais la comparaison des chiffres de 2011 et de 2012 montre que les chiffres réels n'ont pas augmenté. Cela est dû au fait que l'on évite parfois de prolonger certains contrats ou de contracter des nouveaux contrats, et que l'on essaye de déménager des fonctionnaires vers des bureaux disponibles car inoccupés.

 

Troisièmement, en ce qui concerne Gembloux, je réfère au rapport, page 190.

 

Enfin, le transfert des bâtiments était inscrit à l'agenda du comité de concertation d'aujourd'hui. La conclusion est l'installation d'un groupe de travail interfédéral afin de préparer le dossier pour la prochaine réunion. Il est effectivement nécessaire que l'on réussisse à transférer quarante-neuf bâtiments, avec plus de 300 000 m² de surface, vers les Régions qui utilisent déjà ces bâtiments depuis plus de dix années suite aux accords du Lambermont.

 

01.69  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je souhaiterais simplement remercier le secrétaire d'État pour sa présence et son écoute. Évidemment, c'était bien pire avant vous; évidemment, les investissements en matière d'efficacité énergétique augmentent. Ils restent, par rapport au volume et à la surface, surtout, occupée par la Régie des Bâtiments, nettement insuffisants, d'autant que ce sont des investissements rentables!

 

Je ne peux donc que vous encourager à poursuivre dans cette voie et à l'accentuer. Je sais que vous êtes à l'écoute et que les responsables de la Régie y sont sensibles. Il y a eu un sous-investissement énorme en la matière et je pense qu'effectivement, les pouvoirs publics doivent être exemplaires.

 

De plus en plus d'infrastructures publiques sont efficaces sur le plan énergétique. Tant mieux si les prochaines prisons seront bien isolées à tous les niveaux!

 

En ce qui concerne le transfert des bâtiments vers les Régions, c'est un vieux dossier. Si vous êtes le secrétaire d'État en charge de la Régie des Bâtiments qui peut le mener à bien, nous le saluerons alors. Je ne peux donc que vous encourager à poursuivre dans la voie que vous venez de décrire.

 

Le président: Les services me demandent de faire une interruption de quelques minutes. Il est vrai que nous sommes occupés depuis 10 h 00 ce matin. Nous reprendrons donc nos travaux à 16 h 05.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering woensdag 6 februari 2013 om 16.05 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le mercredi 6 février 2013 à 16.05 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 15.55 uur.

La séance est levée à 15.55 heures.

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 128 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 128 bijlage.