Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 12 décembre 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 12 december 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.23 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:

Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Pieter De Crem, Didier Reynders, Olivier Chastel, Monica De Coninck, Servais Verherstraeten

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Eva Brems, Alexandra Colen, Minneke De Ridder, Flor Van Noppen, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

André Frédéric, deuil familial / familierouw;

Damien Thiéry, en mission à l'étranger / met zending buitenslands;

Philippe Blanchart, à l'étranger / buitenslands.

 

Le premier ministre Elio Di Rupo ne sera pas présent. Le ministre des Affaires étrangères, Didier Reynders, devra nous quitter vers 15 h 45 et Mme la ministre Laurette Onkelinx ne fera qu’un passage. Nous allons essayer d’aménager les agendas des uns et des autres.

 

01 Hommage à M. Nelson Mandela

01 Eerbetoon aan de heer Nelson Mandela

 

Le président (devant l’assemblée debout):

De voorzitter (voor de staande vergadering):

 

Mister Ambassador, mesdames, messieurs, chers collègues, dames en heren, zoals de traditie het wil en volgens de usance van mijn ambt, breng ik vandaag hulde aan een man die door zijn overlijden thans de wereldactualiteit beheerst en aan wie door de hele wereld unisono eer betoond wordt. In zulke omstandigheden schieten woorden te kort. De superlatieven die de jongste dagen uitgesproken en geschreven werden, die we gehoord en gelezen hebben, waren al vele jaren op hem van toepassing. Er is niets van gelogen en al die lofprijzingen zullen eeuwig naklinken op onze blauwe planeet, die verweesd achterblijft.

 

Wanneer de dood aanklopt, ontstijgen de mensen die ons ontrukt worden, de aardse dimensie, sommigen voor altijd, anderen slechts voor even. In sommige gevallen gaat de erkenning de postume hulde vooraf. Voor Barack Obama was Nelson Mandela, Madiba, de laatste grote bevrijder van de twintigste eeuw. Voor anderen was hij een held, de stichter van de Regenboognatie, een van de grootste leermeesters uit onze geschiedenis, een vader, een vriend, een mentor, de trots van een heel werelddeel, een gids, een wijze, een voorbeeld, zelfs een messias. Van overal ter wereld stromen de eerbetuigingen toe. De vlaggen hangen halfstok, de wereld is ontredderd.

 

Tout ce qui a été dit, jusqu'à l'épuisement des mots et des possibles de l'hagiographie, est vérité. Le décès de Nelson Mandela, ce n'est que le destin de tous. Je ne crois pas que les déluges d'hommages et de reconnaissance, aussi mérités soient-ils, l'auraient intéressé.

 

"Je n'étais pas un messie", disait-il, "rien qu'un homme ordinaire devenu leader en raison de circonstances extraordinaires." Je crois que ce qu'il aurait aimé entendre, c'est que nous nous engagions à reprendre le flambeau de ses combats. Sa modestie, sans doute, lui interdisait de nous demander de suivre son exemple, mais aurons-nous jamais un meilleur choix?

 

Nelson Mandela n'était pas un homme que l'on pleure. Il était un homme que l'on suit et dont la trace nous conduira inévitablement, pour peu que nous y mettions assez de détermination, vers un monde meilleur.

 

Ni les formules laudatives, ni les bavardages éplorés, ni les vantardises d'avoir croisé son chemin ne seront de quelque utilité à la consolidation de sa pensée et à la pérennisation de ses actes.

 

Les invoquer et s'en souvenir pour n'en faire qu'une vaine commémoration, qu'un semblant de satisfecit moral, ne sera qu'une triste et vaine réponse au sourire de cet homme devenu légende.

 

Zevenentwintig jaar lang is Nelson Mandela tot het uiterste gegaan om zijn bewakers te begrijpen, lief te hebben en vergiffenis te schenken. Zevenentwintig jaar vrijheid heeft hij opgeofferd voor de strijd tegen de apartheid.

 

Zevenentwintig jaar lang bleef hij grootmoedig en volhardend. Niet alleen die zevenentwintig jaar, maar heel zijn leven heeft hij gevochten voor dat ideaal, opdat zijn medemensen vrij zouden kunnen leven en samenleven.

 

Fallait-il qu'il soit fou, fallait-il qu'il soit poète ou encore naïf pour croire à la capacité de sagesse du monde! Il souriait encore en nous répondant: "Cela semble toujours impossible jusqu'à ce qu'on le fasse!"

 

N'est-ce pas à notre tour de nous enquérir de ces choses impossibles qui gangrènent notre siècle? N'avons-nous pas aujourd'hui à nous interroger sur ce que nous pourrions faire de mieux pour libérer nos sociétés de la faim, des inégalités, de la pauvreté, des injustices et de toutes les obscénités que la nature humaine a pu imaginer?

 

Sans doute, n'avons-nous pas sa force ni son charisme, ni le dixième de sa volonté, ni le centième de sa patience, ni le millième de sa détermination.

 

Certains déplaceront des montagnes. Il suffira à d'autres d'être le grain de sable, et ce sera tout aussi bien. N'est-ce pas là le véritable hommage à rendre à Nelson Mandela?

 

La mort est inévitable et quand un homme a fait ce qu'il considère être son devoir, il peut reposer en paix.

 

Puissions-nous un jour, chers collègues, mesdames, messieurs, être dignes de revendiquer cette maxime.

 

La Chambre observe une minute de silence.

De Kamer neemt een minuut stilte in acht.

 

02 Ordre du jour

02 Agenda

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 11 décembre 2013, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:

- le projet de loi portant des mesures diverses relatives à l'amélioration du recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (I), nos 2934/1 à 6.

- le projet de loi portant des mesures diverses relatives à l'amélioration du recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (II), nos 2935/1 à 6.

- la proposition de loi (M. Raf Terwingen et Mmes Sonja Becq, Rosaline Mouton, Manuella Senecaut et Carina Van Cauter) concernant la modification de l'entrée en vigueur de certains articles de la loi du 13 juin 2006 modifiant la législation relative à la protection de la jeunesse et à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction, n° 3228/1.

- le projet de loi modifiant la loi du 24 juillet 1921 relative à la dépossession involontaire des titres au porteur, la loi du 14 décembre 2005 relative à la suppression des titres au porteur et le chapitre V de la loi du 24 juillet 2008 portant des dispositions diverses (I), en ce qui concerne les coffres dormants, nos 3219/1 à 3.

- le projet de loi modifiant la loi du 19 mars 2013 relative à la Coopération au Développement (amendé par le Sénat), nos 2923/6 à 8.

- le projet de loi portant des dispositions diverses en matière d'énergie, nos 3155/1 à 4.

 

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 11 december 2013, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag in te schrijven:

- het wetsontwerp houdende diverse maatregelen betreffende de verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I), nrs 2934/1 tot 6.

- het wetsontwerp houdende diverse maatregelen betreffende de verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II), nrs 2935/1 tot 6.

- het wetsvoorstel (de heer Raf Terwingen en de dames Sonja Becq, Rosaline Mouton, Manuella Senecaut en Carina Van Cauter) betreffende de wijziging van de inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, nr. 3228/1.

- het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder, van de wet van 14 december 2005 betreffende de afschaffing van de effecten aan toonder en van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), voor wat betreft de slapende safes, nrs 3219/1 tot 3.

- het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (geamendeerd door de Senaat), nrs 2923/6 tot 8.

- het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake energie, nr. 3155/1 tot 4.

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

M. Renaat Landuyt a déposé un rapport de la commission des Poursuites sur les poursuites à charge d'un membre de la Chambre des représentants, n° 3241/1.

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 11 décembre 2013, je vous propose d'inscrire ce point à l'ordre du jour de la séance de cet après-midi avant les votes nominatifs.

 

De heer Renaat Landuyt heeft een verslag van de commissie voor de Vervolgingen over vervolgingen ten laste van een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend, nr. 3241/1.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 11 december 2013 stel ik u voor dit punt op de agenda van de plenaire vergadering van deze middag, vóór de naamstemmingen, in te schrijven.

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

03 Renvoi en commission

03 Terugzending naar de commissie

 

J'ai reçu un amendement de M. Daniel Bacquelaine et consorts sur le projet de loi-programme (II), n° 3148/1.

Ik heb een amendement van de heer Daniel Bacquelaine cs ontvangen op het ontwerp van programmawet (II), nr. 3148/1.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 11 décembre 2013, je vous propose de renvoyer cet amendement à la commission des Finances et du Budget.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 11 december 2013 stel ik u voor dit amendement terug te zenden naar de commissie voor de Financiën en de Begroting.

 

La commission se réunira pendant le temps des questions orales.

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Vragen

Questions

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Bart Somers aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "Oekraïne" (nr. P2124)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "Oekraïne" (nr. P2125)

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "Oekraïne" (nr. P2126)

04 Questions jointes de

- M. Bart Somers au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'Ukraine" (n° P2124)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'Ukraine" (n° P2125)

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'Ukraine" (n° P2126)

 

04.01  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de vice-eersteminister, mijnheer de minister, wij hebben enkele ogenblikken geleden een indrukwekkende vrijheidsstrijder herdacht, maar op hetzelfde moment is aan de oostgrens van de Europese Unie een conflict aan de gang dat dat land op de rand van een burgeroorlog brengt.

 

Oekraïne, het tweede grootste land van Europa, 49 miljoen inwoners, het grootste slachtoffer van het twintigste-eeuwse totalitarisme. De communisten hebben daar miljoenen mensen vermoord. De nazi’s hebben dat tien jaar later nog eens extreem overgedaan.

 

Dat land, die burgers, komen daar in opstand. Zij eisen het recht op zelfbeschikking. Zij eisen het recht deel te mogen uitmaken van de Europese Unie, van de waarden die ten grondslag liggen aan ons Europees project. Zij eisen het recht op tot dat Europese huis te behoren.

 

Op hetzelfde moment wordt dat land economisch en politiek gechanteerd door Rusland. Rusland wil een postsovjet of een posttsaristisch rijk uitbouwen en wil de oude staten die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie inpalmen en tot zijn bevoegdheidssfeer laten behoren.

 

Mijnheer de minister, op zo’n moment kunnen wij, als wij ons Europees project, als wij onze geschiedenis ernstig nemen, niet aan de zijlijn blijven staan. Als wij toelaten wat daar nu gebeurt, als wij de economische chantage van Poetin toelaten en verzaken aan de zelfbeschikking van dat volk, van die burgers, om deel uit te maken van dat Europese huis, verloochenen wij de meest fundamentele democratische waarden, de mensenrechten waarop het Europa van na de Tweede Wereldoorlog is gebouwd.

 

Ik heb een heel concrete vraag.

 

Mijnheer de minister, volgende week is er een Europese Top. Zult u daar, samen met uw collega’s, Oekraïne hoog op de agenda plaatsen? Zult u ervoor zorgen dat de Europese Unie, met de instrumenten waarover zij beschikt, op de regering druk zal uitoefenen, opdat geen geweld wordt gebruikt, opdat mensenrechten worden gerespecteerd en opdat de mogelijkheden, niet om tot de Europese Unie toe te treden maar om bij het project ervan aan te sluiten, ongeschonden blijven?

 

Ik heb nog een tweede vraag. Bent u bereid ook de ambassadeur van Oekraïne te convoceren en heel duidelijk het standpunt van ons land ter zake kenbaar te maken? Bent u bereid hem duidelijk te maken dat het voor ons land onaanvaardbaar is dat geweld wordt gebruikt tegenover de Oekraïners die er in alle vrijheid opkomen voor datgene waarvan wij na de Tweede Wereldoorlog alleen maar voordelen hebben gekregen, namelijk een Europees huis, waarin wij veilig en vrij kunnen leven?

 

04.02  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, de problematiek is geschetst. Het is in ieder geval heel erg duidelijk dat het signaal dat van de Oekraïense bevolking komt, heel duidelijk en goed hoorbaar is. Er is van de bevolking effectief een verzoek om zich ten aanzien van de Europese Unie te kunnen binden.

 

Echter, mijnheer Somers, Oekraïne is lid van de Raad van Europa, net zoveel als Rusland lid is van de Raad van Europa. Het is de Raad van Europa die zich heel uitdrukkelijk voor de democratie en voor de mensenrechten heeft uitgesproken. Alleen merken wij vandaag dat die landen vandaag klaarblijkelijk heel veel schendingen van mensenrechten mogen uitvoeren, zonder dat zij ter zake voldoende op de vingers worden getikt.

 

Ik heb het dan zeker over Rusland, waar wij effectief, zoals u hebt opgemerkt, de tendens meemaken dat de USSR als het ware terugkeert. Dat is uiteraard het geval en dat moeten wij absoluut vermijden.

 

De Oekraïense bevolking spreekt zich duidelijk uit, een feit waarover wij ons alleen maar kunnen verheugen.

 

Oekraïne is geen ver land. Het is een buurland van Polen, Roemenië, Hongarije en Slowakije. Het ligt dus vrij dichtbij, het is dus een probleem dat ons dan ook aanbelangt.

 

Mijnheer de minister, wat doet ons land in EU-verband om het vreedzaam protest, dat momenteel sterk aanzwelt, niet te laten escaleren? Zijn er ter zake EU-contacten met Rusland, zodat zij zich kalm houden en de bevolking de ruimte geven om zich uit te spreken? Oud-premier Timosjenko heeft enkele dagen geleden haar hongerstaking beëindigd. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in april 2010 dat zij onrechtmatig werd vastgehouden. Oekraïne werd hiervoor dan ook veroordeeld. Zij is politiek geïnspireerd gevangengenomen. Wat gebeurt er met mevrouw Timosjenko? Bekommert de Europese Unie zich om deze zaak?

 

04.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev is momenteel in een periode van tien jaar een tweede revolutie aan de gang. Ik meen dat mijn voorgangers de problematiek en de geschiedenis al heel correct hebben geschetst.

 

Ik wil misschien wel een correctie aanbrengen aan het betoog van de heer Somers. Het gaat hier niet enkel om een toenadering tot de Europese Unie. Het dilemma van Oekraïne is het vrijhandelsakkoord. Zij worstelen met de vraag of zij al dan niet moeten aansluiten bij de Europese Unie met een vrijhandelsakkoord. Dit vrijhandelsakkoord is op lange termijn goed voor Oekraïne en de Europese Unie, maar op korte termijn is het nefast voor Oekraïne omdat Rusland dit niet wil. Rusland beschikt trouwens over een sanctiemogelijkheid ten opzichte van Oekraïne en heeft die in het verleden al gebruikt door de gaskraan dicht te draaien.

 

Het democratisch gehalte kan in twijfel worden getrokken. De oppositie wijst op mogelijke corruptie. Oekraïne had in ruil voor het sluiten van dat vrijhandelsakkoord 20 miljard euro gevraagd aan de Europese Unie, maar zij hebben dat niet gekregen. Volgens de oppositie zou Poetin die 20 miljard euro wel op tafel hebben gelegd.

 

Er is daar heel veel aan de hand.

 

Heeft Europa dat zien aankomen? Ja, in de Kamer werd bijna twee jaar geleden unaniem een resolutie aangenomen op initiatief van de N-VA-fractie, waarin duidelijk stond dat het vrijhandelsakkoord een stok achter de deur was om Oekraïne te bewegen tot meer democratie en het respecteren van de mensenrechten.

 

Wat was de reactie van de Europese Unie? Heel kort: die was te zwak en veel te laat, want nu pas is Catherine Ashton ter plaatse om te stellen dat Europa onbegrip heeft voor de situatie. Dat is veel te zwak.

 

Washington dreigt met sancties.

 

Mijnheer de minister, dreigt België eveneens met sancties? Hebben wij die mogelijkheid? Welke sancties kan de EU nemen? Rusland is een heel belangrijke speler in het verhaal. Welke acties kan België of de Europese Unie ondernemen ten opzichte van Moskou om de situatie te ontmijnen? Volgens Ashton kan het associatieverdrag alsnog worden ondertekend. Zal dat nog gebeuren en binnen welke timing?

 

04.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, wij hebben al een eerste reactie gegeven, zoals mevrouw Ashton voor de Europese Unie heeft gedaan.

 

Wij zitten op dezelfde lijn. Eerst en vooral moeten wij altijd op Belgisch vlak een reactie geven in het kader van de Europese Unie. Dat is onze eerste mogelijke reactie. Ik roep alle partijen op tot terughoudendheid: provocaties en geweld moeten worden vermeden.

 

Mijnheer Somers, er mag geen rem staan op de vrije meningsuiting en de persvrijheid. Ook de burgerlijke rechten en vrijheden moeten gerespecteerd blijven. Ik hoop dat er zo snel mogelijk een onderzoek komt naar het gebruik van geweld door de politie. De overheid moet met alle politieke krachten gesprekken voeren om een vreedzame politieke oplossing voor de crisis te vinden. Dat is klaar en duidelijk wat de demonstraties in Oekraïne betreft.

 

Op Europees vlak zullen wij een echte discussie over Oekraïne hebben in de volgende Raad voor Buitenlandse Zaken aanstaande maandag, met Catherine Ashton. Daarna zal een reactie van de Europese Raad volgen. Het is volgens mij een prioriteit om zo’n gesprek te hebben op Europees niveau.

 

Ik zal een onderhoud met de ambassadeur vragen na de eerste vergadering van de Raad voor Buitenlandse Zaken.

 

Meer in het algemeen wil ik ook zeggen dat we sinds vele jaren bezig zijn met een aantal contacten met de verschillende partners in dat dossier. Misschien is het niet te laat en te zwak, zoals gezegd werd. Er is een zeer forse investering van de Europese Unie in Oekraïne, ook op financieel vlak. Dat gebeurt in zeer moeilijke omstandigheden op begrotingsvlak, zowel in België als in Europa. Er is een zeer goed voorstel van de Europese Unie wat Oekraïne betreft. Dat is een eerste punt.

 

Ten tweede hebben we altijd gezegd dat we een oplossing moeten vinden voor de vorige eerste minister, mevrouw Timosjenko. Dat geldt echter niet alleen voor mevrouw Timosjenko, het is een meer algemene zaak, ook wat de capaciteit betreft om een echte justitie te krijgen in Oekraïne, niet alleen in dit ene geval maar ook voor veel andere gevallen.

 

Ten derde, wij moeten ook meer druk op Rusland uitoefenen. Dat is altijd nodig in een dergelijk dossier. Het gaat niet alleen om Oekraïne, maar ook meer in het algemeen om partnerschappen met Oost-Europese landen. U weet dat we ook problemen hebben in veel andere landen in de regio, door de druk van Rusland op de verschillende landen. Wij zullen dus verder gaan met de vraag om respect voor de mensenrechten en het recht op vrijheid van meningsuiting in Oekraïne. Wij zullen vragen om meer druk uit te oefenen op Rusland in de contacten.

 

Wat Rusland betreft, wil ik echter ook zeggen dat het niet onze taak is om van Oekraïne een keuze te vragen. Oekraïne heeft verschillende buurlanden en wij willen tot een echt partnerschap komen tussen de Europese Unie en Oekraïne, maar dan zonder iets te vragen in verband met de aparte situatie van Oekraïne wat Rusland betreft. Het is perfect mogelijk voor Oekraïne om een correcte samenwerking te hebben met Rusland en tegelijkertijd ook met de Europese Unie.

 

Wij zullen maandag een kort debat hebben in de Raad voor Buitenlandse Zaken. Daarna zal dat gebeuren in de Europese Raad. Ik zal de ambassadeur vragen om te komen om hem een klaar en duidelijke boodschap te geven. Dat is zeker onze doelstelling. Wij zullen proberen verder te evolueren naar een echt partnerschap tussen de Europese Unie en Oekraïne. Op dit moment is het echter zeer moeilijk om echt contact te hebben met een president en een regering die zo veel geweld gebruiken tegen de bevolking tijdens de verschillende demonstraties.

 

Mijnheer de voorzitter, ik weet dat er een kleine delegatie naar Oekraïne zal gaan. Ik zal vragen om een soort rapport te krijgen na het bezoek van enkele Parlementsleden aan Kiev in de volgende dagen.

 

04.05  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw helder antwoord. Ik wil daarbij nog twee beschouwingen geven.

 

Ten eerste, het is inderdaad niet aan ons om de burgers van Oekraïne een toekomst op te dringen, maar de Europese Unie moet zeer duidelijk maken dat zij welkom zijn in het Europese huis en dat zij er voor ons economisch, historisch, politiek en cultureel deel van uitmaken.

 

Ten tweede, ik ben het niet helemaal eens met de analyse van mevrouw Dumery. Het gaat niet alleen over gas of over 20 miljard. Het gaat over iets veel fundamenteler, met name over de vrijheid van 49 miljoen Europeanen, die vandaag gechanteerd worden, ook door hun politieke leiding, in een corrupt land. Zij hebben de wens vrijheid te krijgen en zelf hun keuzes voor de toekomst te maken. Die 49 miljoen mensen, dat zijn wij. Dat zijn Europeanen. Wij dienen solidair te zijn met hen, wij moeten aan hun kant staan, wij moeten hen steunen. Veel meer dan een economisch dossier is dit een politiek en zelfs een ethisch dossier.

 

04.06  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw antwoord over Rusland is natuurlijk zeer stevig. Ik denk echter dat wij uit deze zaak een les moeten trekken, namelijk dat wij moeten proberen een einde te maken aan de uitholling van het lidmaatschap van de Raad van Europa.

 

Er zijn 48 landen lid van de Raad van Europa, waaronder Rusland en Oekraïne. Die landen nemen het af en toe niet te nauw met de mensenrechten. Zij kunnen dat op dit ogenblik blijkbaar straffeloos doen. Het gaat inderdaad over Europeanen, maar zij kunnen niet dezelfde rechten uitoefenen. Ik hoop dat ons land ook dat probleem op de agenda brengt. De werking van de Raad van Europa en een sanctioneringsmechanisme moeten op de agenda komen, zodat het lidmaatschap van de Raad van Europa geen uitgehold karakter meer heeft, wat vandaag wel het geval is.

 

Wat mevrouw Timosjenko betreft, wij stellen die eis uiteraard niet alleen voor haar. Mevrouw Timosjenko is uiteraard een symboolfiguur. Zij is een oud-premier – dat is uiteraard niet niets – die na een politiek geïnspireerd proces in de gevangenis zit. Indien zij effectief het land om medische redenen kan verlaten, zoals zij heeft gevraagd, dan zou dat goed zijn als signaal naar de Oekraïense autoriteiten om het geweer van schouder te veranderen.

 

04.07  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, al kan ik mijn oren niet geloven. Enerzijds hoor ik de heer Somers pleiten voor een uitbreiding van de Europese Unie. Anderzijds hoor ik vanuit de sp.a-fractie zeggen dat in de Raad van Europa, die toch ruimer is dan de Europese Unie, Oekraïne en Rusland eigenlijk niet zouden moeten zitten.

 

Waarover gaat het hier dan eigenlijk? Ik denk niet dat het gaat over een uitbreiding van de Europese Unie. Wij zouden beter eerst de huishouding van de Europese Unie op orde brengen, zodat wij in situaties zoals deze correct, daadkrachtig en snel kunnen reageren, want Rusland kan dat wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Vincent Van Quickenborne aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F‑16's" (nr. P2127)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F‑16's" (nr. P2128)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F‑16's" (nr. P2129)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F‑16's" (nr. P2130)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F‑16's" (nr. P2131)

05 Questions jointes de

- M. Vincent Van Quickenborne au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le remplacement des F‑16" (n° P2127)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le remplacement des F‑16" (n° P2128)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le remplacement des F‑16" (n° P2129)

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le remplacement des F‑16" (n° P2130)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le remplacement des F‑16" (n° P2131)

 

05.01  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de vice-eersteminister, mijn partij, Open Vld, heeft uw beleid op Defensie de voorbije jaren altijd gesteund, de besparingen die u deed en de militaire operaties in het buitenland. Wij zijn altijd een loyale partner geweest. Maar ik moet u zeggen dat het goed georchestreerde medianummer dat u gisteren hebt opgevoerd, bij ons ernstige vragen doet rijzen, en wel om drie redenen.

 

Ten eerste, u weet dat ik u maandag in de commissie hierover uitdrukkelijk vragen heb gesteld. Toen zweeg u. Pas gisteravond sprak u.

 

Ten tweede, het komt mij voor, en niet alleen mijzelf, dat u gisteren een aantal ondoordachte uitspraken hebt gedaan. Militaire experts die daar aanwezig waren, hebben mij dat bevestigd. U haalde er één element uit, maar wat met de vragen van de andere componenten van het leger? Wat met de belangrijkste vraag: hoe zult u dat allemaal betalen?

 

Ten derde, mijnheer de minister, meen ik dat u met uw demarche het dossier aan het verkwanselen bent. Het is een belangrijk dossier, een van de belangrijkste dossiers voor de komende jaren. U weet dat ook wij in het dossier vooruitgang willen boeken. Vooruitgang boekt u echter niet door ondoordachte uitspraken te doen, maar door stap voor stap steun te zoeken bij uw coalitiepartners.

 

Mijnheer de minister, wij begrijpen dat u ambities hebt. Ons land heeft ook ambities. Maar breng het dossier waar het gebracht moet worden, in onze commissie. Onze fractie zal de voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging, hier aanwezig, vragen het dossier in detail te kunnen bespreken. Daar moet het debat gevoerd worden, niet in een televisiestudio.

 

Mijnheer de minister, ik wil u op voorhand al twee vragen stellen.

 

Ten eerste, bestaat er over het dossier een document waaruit blijkt dat u kiest voor veertig toestellen, zoals u gisteren gezegd hebt? Waarop baseert u zich? Vooral, hoe zult u dat financieren?

 

Mijnheer de voorzitter, kan het Parlement dat document, als het bestaat, ter inzage krijgen?

 

Ten tweede, mijnheer de minister, is het standpunt dat u gisteren hebt geformuleerd, uw eigen standpunt? Is het, met andere woorden, een proefballonnetje? Of is dat het standpunt van de regering?

 

05.02  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, mon groupe pense que la composante aérienne contribue largement à la crédibilité de la Défense belge sur le plan international. Nous avons pu voir à quel point nos avions ont participé à des missions importantes, au Kosovo ou actuellement en Afghanistan, dans le but de contribuer à des opérations de restauration de la paix.

 

Ces avions arrivent progressivement en bout de course. D'ici une dizaine d'années, ils seront probablement inutilisables, et il faut songer à les remplacer. C'est un débat important qui doit s'ouvrir et la décision doit être prise dans les prochaines années. C'est un débat difficile, sensible car ces équipements sont extrêmement coûteux. En outre, il faut déterminer quels seront les autres équipements utiles dans le cadre d'une défense européenne.

 

Nous sommes donc très demandeurs de savoir comment vous êtes arrivé à ce chiffre de 40 avions que vous avez, semble-t-il, cité hier à l'Institut Royal Supérieur de Défense. Quels sont aujourd'hui les éléments sur la table et que vous avez mis en avant pour accélérer le débat qu'il doit y avoir par rapport au renouvellement de ces équipements?

 

Cette réflexion doit s'inscrire dans le cadre d'un masterplan européen, dans le contexte de l'évolution des menaces sur la paix et la sécurité européenne et internationale tout en tenant compte des intérêts de notre industrie belge et européenne. Monsieur le vice-premier ministre, quel est l'état d'avancement de votre réflexion en la matière? Pourquoi ce débat s'accélère-t-il aujourd'hui subitement?

 

05.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, op mijn beurt heb ik drie vragen voor u.

 

Mijn eerste vraag luidt: waarom die haast? Wij hebben een afspraak hier, in het Parlement. Alle fracties zijn vragende partij voor een kamerbreed politiek debat over zo’n belangrijke beslissing. Waarom neemt u de vlucht vooruit en hebt u gisteren verkondigd dat u vindt dat de F-16’s vervangen moeten worden?

 

Ten tweede wil ik u vragen of u gesproken hebt als minister van Defensie dan wel als vicepremier. Ik kan er nog enig begrip voor opbrengen dat een minister van Defensie opkomt voor zijn leger. U bent echter ook vicepremier. Van de collega’s van de CD&V-fractie verneem ik graag of zij het eens zijn met de voorafname die u als hun vicepremier gisteren gedaan hebt op het toekomstig budget. De veertig JSF’s – dat zijn er meer dan Nederland er zal aankopen – zullen België 6 miljard euro kosten.

 

Mijnheer de minister, hebt u gesproken als vicepremier? Betekent dit dat CD&V bij de start van de volgende regering eist dat er 6 miljard euro vrijgemaakt wordt voor veertig JSF’s?

 

Ten derde wil ik u vragen waarom u de normale volgorde omgekeerd hebt. Kamerbreed bestaat er overeenstemming over dat we geen nood hebben aan een bonsailegertje, een klein Belgisch leger. Integendeel, er is nood aan een inschakeling van ons toekomstig Belgisch leger in een Europese defensie. Wij hebben nood aan een strategisch plan waarin wij kamerbreed met elkaar overeenkomen op welke specialiteiten wij ons zullen toeleggen. Waarom wacht u de uitkomst van dat kamerbreed debat en de taakafspraken met onze Europese partners niet af? Gisteren hebt u immers al klaar en duidelijk gezegd dat u de F-16’s wilt vervangen.

 

05.04  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, investeringen zijn en blijven een probleem voor Defensie. Met minister De Crem aan het roer wordt er stevig bespaard, maar wordt er minimaal geïnvesteerd.

 

Grote investeringsdossiers, zoals nu de vervanging van de F-16’s, worden op de lange baan geschoven. Kop in het zand en vooral niet zien wat er op ons afkomt.

 

Mijnheer de minister, in oktober zei u in de commissie, en ik citeer: “De exacte dimensionering van de vloot zal gebeuren op basis van het ambitieniveau dat voortvloeit uit de politieke en militaire strategische beleidsdocumenten.”

 

Gisteren in de Koninklijke Militaire School, blijkbaar de plaats waar wij moeten zijn om de mening van de minister te horen, klonk er plots een heel andere taal. Ik citeer: “In mijn voorstel gaat het om veertig toestellen die heel inzetbaar zijn, die tegemoetkomen aan de noden en die dertig, veertig of vijftig jaar kunnen ingezet worden bij Defensie.”

 

Voor antwoorden op cruciale defensievragen moeten wij dus in de Koninklijke Militaire School zijn en niet meer in het Parlement.

 

Mijnheer de minister, ik vraag mij af van wie het voorstel van die veertig toestellen komt. Komt het van uw defensiestaf? Komt het na gesprekken met bijvoorbeeld Nederland? Is het op basis van een studie of is het een vrije denkoefening? Het is belangrijk dat wij deze documenten kunnen inkijken.

 

Heel essentieel in deze discussie is het prijskaartje. Willen wij de F-16’s vervangen? Waar zal het geld vandaan komen? U stelt voor om veertig toestellen te kopen. Ik zou graag weten hoe u die financiering ziet.

 

Ongetwijfeld hebt u dit op voorhand doorgesproken met uw collega’s binnen de regering. Ik heb echter de indruk dat collega’s Van der Maelen en Lacroix niet in cc stonden. Christophe Lacroix zegt: “C’est clairement njet.

 

Dirk Van der Maelen liet al in de pers optekenen “De Crem spant de kar voor het paard. Wij hebben acht dure opvolgers voor de C-130 gekocht. Het is als klein landje veel te duur om ook nog gevechtsvliegtuigen aan te schaffen.”

 

U zei gisteren in Terzake dat er wel degelijk een meerderheid voor is. Zit de regering op één lijn? Ik heb het gevoel van niet.

 

Op deze drie pertinente vragen krijg ik graag een antwoord.

 

05.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega’s, maandag wilde Pieter De Crem nog geen antwoorden geven in het Parlement over de vervanging van de F 16’s, maar gisteravond zat hij in de studio van Terzake en daar kon hij blijkbaar wel antwoorden geven. Deze CD&V-minister wil 5 miljard euro uitgeven aan veertig nieuwe jachtvliegtuigen. Dit is een obsessie. Dit is irrationeel. Dit is niet te verdedigen.

 

De mensen en de ondernemers voelen de economische crisis. Komt deze vice-eersteminister van CD&V dan met een plan om de mensen zekerheid te geven over hun pensioen, om de gezondheidszorg sterker te maken, om een impuls te geven aan de werkgelegenheid? Neen, deze vice-eersteminister van CD&V komt met een plan om 5 miljard uit te geven aan jachtvliegtuigen. Vijf miljard euro is drie keer het budget dat nodig is om alle mensen in dit land uit de armoede te helpen.

 

Mijnheer de minister, zo’n miljardenaankoop kan men alleen doen na een taakverdeling tussen de Europese landen. Hebt u overlegd in Europa om te bekijken welk land welke uitgaven doet? Hebt u overlegd of is dit een eenzijdige beslissing van uw kant?

 

Er is ook sprake van een sluipende besluitvorming, het gaat om achterkamertjespolitiek. Het is niet de eerste keer dat dit debat hier ter sprake komt. Ik lees dat de Nederlanders erop rekenen dat wij onze jachtvliegtuigen vervangen. Wat heeft deze regering reeds beslist?

 

Als voorzitter van de commissie voor de Legeraankopen heb ik in september gevraagd dat u uitleg zou komen geven in het Parlement. Op 19 september kreeg ik een e-mail van uw kabinet waarin u weigerde om dat te doen.

 

Mijnheer de minister, collega’s, laten wij een kat een kat noemen, uw voorstel om veertig nieuwe jachtvliegtuigen aan te kopen is vooral bedoeld om de Amerikanen te plezieren en om uw sollicitatie als secretaris-generaal van de NAVO kracht bij te zetten. In die persoonlijke carrièreplanning sleurt u dit land en heel deze regering mee en de regering staat erbij en laat alles zomaar gebeuren.

 

05.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik dank alle collega’s voor hun vragen. Ik verwijs naar het regeerakkoord. In uitvoering van het regeerakkoord wordt de vervanging van grote uitrustingen, namelijk fregatten, mijnenjagers en de F-16-vloot, bij Defensie bestudeerd.

 

Ik haal het regeerakkoord nog eens aan: “In het verlengde van het geactualiseerd investeringsplan, dat door de minister van Landsverdediging zal voorgelegd worden, zal men nadenken over de problematiek van de vervanging op lange termijn van de grote uitrustingsprogramma’s.” Het geactualiseerd leveringsplan of investeringsplan 2012-2014 werd aan de Ministerraad voorgelegd en is ondertussen in grote mate gerealiseerd. Vaak mocht ik ter zake de impressies ontvangen van heel wat collega’s in het Parlement, die interveniëren namens hun politieke partijen.

 

Met betrekking tot de opvolging van de F-16’s is een beslissing voor de volgende legislatuur in het vooruitzicht gesteld. De handhaving van deze capaciteit past in de politiek van de zogenaamde burden- and risk-sharing, de lasten- en risicoverdeling, le partage du fardeau et du risque, met onze NAVO- en EU-partners. Ik had de gelegenheid om te zeggen waarover de EU-Raad die volgende week zal plaatsvinden, zich zal buigen; dit ging niet over een dergelijke capaciteit.

 

Indien ons land op internationaal vlak een rol van betekenis wil blijven spelen, iets waarover velen het met ons eens zijn, dan is het onbetwistbaar dat België deze capaciteit zal moeten blijven handhaven. Het is evident dat België zonder gevechtsvliegtuigen irrelevant zal zijn op defensie- en veiligheidsvlak. Dat heb ik ook gehoord van collega’s, van mensen die hier op dit spreekgestoelte zijn tussengekomen, ook collega’s van u, mijnheer Van Quickenborne, die dat nog in de commissie hebben benadrukt. Ik wil u trouwens ook zeggen dat uw vicepremier op de hoogte was van wat gisteren in de Koninklijke Militaire School werd verteld. Ik kan u het tijdstip van het telefoongesprek meedelen.

 

De ervaring die onze militairen ermee hebben opgebouwd is uniek en is uiterst waardevol. De operaties met onze F-16’s hebben onze bevolking het belang en de performantie van deze capaciteit in het kader van een hervormde en inzetbare defensie aangetoond. Dit werd recent nog bewezen in Afghanistan, waar deze toestellen ondertussen al vijfduizend succesvolle zendingen hebben uitgevoerd. U bent er een paar keer geweest, mijnheer De Vriendt; ik heb u daar niet gezien als aanstoker van grote betogingen tegen het inzetten van onze F-16’s. Ook in Libië hebben zij 626 zendingen uitgevoerd, die alle even succesvol waren.

 

Het zijn niet enkel de toestellen die aan de basis liggen van dit succes, maar uiteraard ook de opleiding, de ervaring en de mentaliteit van het personeel en van de piloten.

 

Pour répondre à votre question, monsieur Dallemagne, je puis vous dire que, sur la base du profil d'emploi actuel de la flotte belge, un retrait graduel des avions F-16 devrait s'étaler entre 2023 et 2028.

 

Afin de garantir la continuité opérationnelle de la capacité du combat aérien, il est – et il reste – primordial que la Défense puisse mettre en place une capacité initiale avec de nouveaux avions de combat à partir de 2025 pour parvenir à une flotte entièrement opérationnelle renouvelée d'ici 2029.

 

En signant une déclaration d'intention relative à la surveillance commune de l'espace aérien du Benelux, la Belgique acceptait également le partage des responsabilités. Il est donc nécessaire de maintenir la continuité opérationnelle de la capacité aérienne et ce, aussi bien pour être prêt dans notre pays que comme partenaire loyal sur le plan international.

 

Pour utiliser d'une manière déployable ces capacités, l'achat de 40 appareils est indispensable. N'oublions pas que la Belgique avait acquis initialement 116 F-16, et par la suite 44 appareils, soit un total de 160.

 

De kostprijsgegevens die in algemeen toegankelijke bronnen circuleren, variëren naargelang de aard en de volledigheid van de gegevens. Actueel handhaaft Defensie voor de budgettaire raming van een vervangingstraject 80 à 100 miljoen euro per toestel, ongeacht het type toestel.

 

De toestellen in kwestie hebben een lange levenscyclus. Een dergelijke investering moet dan ook op een termijn van dertig à veertig jaar worden gezien.

 

Bovendien zijn de investeringen die ons land in de F-16’s stopte, meer dan eens en wellicht in drievoud door de Belgische economie terugverdiend. Zij hebben tevens onze bedrijven op het vlak van werkgelegenheid de toegang gegeven tot een enorme schat aan hoogtechnologische kennis.

 

Ik citeer de FOD Economie in een rapport van 2008 over het industrieel participatiebeleid in het kader van defensiebestellingen: “Moest het F-16-programma geen coproductieverbintenissen hebben ingehouden voor de Belgische industrie, dan zou hoogstwaarschijnlijk geen aeronautische industrie meer aanwezig zijn in België. Verder heeft de knowhow, opgedaan in dat programma, de betrokken firma’s toegelaten succesvol deel te nemen aan de productie van burgervliegtuigen en aan ruimtevaartprogramma’s.”

 

Ik ben er ten stelligste van overtuigd, ook na de reacties en beschouwingen die ik sinds gisteren over het onderwerp heb mogen ontvangen, dat een dergelijke beslissing, natuurlijk na een parlementair debat, op een meerderheid in het Parlement zal kunnen rekenen.

 

Ik wil, ten slotte, voor alle volledigheid nog melden dat de directe en indirecte tewerkstelling in de aeronautische sector zevenduizend personen betreft, waarvan een deel in de omgeving van Kortrijk, mijnheer Van Quickenborne, en natuurlijk een niet onbelangrijk deel in het zuiden van het land. Een groot deel van deze tewerkstelling betreft trouwens hoogtechnologische functies, waarbij de ontwikkeling van schermtechnologie een speerpunt is.

 

Mijnheer de voorzitter, aldus rond ik mijn antwoord af.

 

05.07  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Crem, u bent minister van Landsverdediging, maar u moet het hier niet defensief spelen en al helemaal niet op de man.

 

Dit dossier is op geen enkele manier op de tafel van de regering, noch op de tafel van het kernkabinet geweest. Dat is de waarheid.

 

Trouwens, daarover gaat het eigenlijk niet. Dit is geen regeringszaak. Dit is een zaak van elementair respect voor het Parlement, voor ons allemaal.

 

05.08  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, il est évident que je peux être d'accord avec beaucoup d'arguments de fond que vous avez développés. D'ailleurs, nous avons déjà eu ces débats en commission.

 

Par contre, laissez-moi vous dire que nous ne partageons pas exactement la même version de l'accord de gouvernement: votre version me paraît quelque peu raccourcie ou revisitée. En effet, dans la version en ma possession, cette réflexion sur le renouvellement des équipements importants doit être menée avec le parlement. C'est net et bien spécifié dans l'accord de gouvernement.

 

C'est pourquoi, monsieur le vice-premier ministre, je plaide pour que vous organisiez rapidement ce débat, essentiel pour la Défense belge.

 

05.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb uit het antwoord twee zaken geleerd.

 

Ten eerste, de beslissing van de minister is niet onderbouwd en had alleen tot doel een aantal buitenlandse krantenkoppen te halen.

 

Ten tweede stel ik vast dat de collega’s van CD&V enthousiast geapplaudisseerd hebben. Het is goed dat iedereen in België nu weet dat CD&V van oordeel is dat de nieuwe regering daaraan een bedrag tussen 4 en 6 miljard euro of omgerekend 160 tot 240 miljard Belgische frank moet spenderen. Ter vergelijking, de Canadezen hebben er 150 miljoen euro voor over.

 

Wij denken dat ons land andere sociaal-economische noden heeft: de pensioenen, de werkloosheid of de armoede. 1,2 miljard euro hebben we nodig om alle Belgen uit de armoede te halen. Wij denken dat we met zes miljard vijf jaar lang kunnen garanderen dat alle Belgen uit de armoede zijn. Wij kiezen daarvoor. Wij stellen vast dat CD&V voor iets anders kiest.

 

05.10  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, uw ploeg is hopeloos verdeeld. Iedereen neemt hier een ander standpunt in. Open Vld zegt dat u het dossier verkwanselt, cdH zat hier vooraan verontwaardigd en sp.a hoef ik niet meer te citeren. Mijnheer de minister, u beroept zich op het regeerakkoord, maar daarvan bestaan blijkbaar verschillende lezingen. Misschien was mijn vraag verkeerd. Ik vroeg of de regering het oneens was over het dossier. Ik had allicht beter gevraagd waarover de regering het wel nog eens is. Mijnheer de minister, ik zie een lonesome cowboy en ik zie ook een lonesome party. Mijnheer de minister, u blijft erbij dat u een meerderheid hebt.

 

Er is dus misschien toch nog iets positiefs aan heel de discussie: het is nu wel heel duidelijk dat Di Rupo II onmogelijk wordt.

 

05.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is een probleem als u blijft redeneren vanuit een nationaal perspectief om dergelijke grote aankopen te doen. Dat moet afgesproken worden in Europa. Dat is onze belangrijkste kritiek.

 

Het debat leert ons heel veel over de verschillende partijstandpunten. U bent vicepremier van CD&V. Dus CD&V is voorstander van de aankoop van nieuwe jachtvliegtuigen voor minstens 5 miljard euro.

 

U zegt dat de vicepremier van Open Vld van uw beslissing op de hoogte was. Was ook de vicepremier van sp.a op de hoogte? Die vraag wil ik hier stellen.

 

Ik stel immers vast dat de traditionele partijen vrij gemakkelijk protesteren op het spreekgestoelte, maar de regering doet ondertussen voort: de vervanging van de jachtvliegtuigen, de modernisering van de kernwapens, de verlenging van de operatie in Afghanistan, hoewel er geen enkel zicht is op een politieke oplossing in dat land. De traditionele partijen gelijken dus steeds meer op elkaar en zijn in hetzelfde bedje ziek. Zij hebben de kracht niet om het defensiebeleid in ons land te verbeteren.

 

Ik wil een vraag stellen aan de voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging. Mijnheer De Man, wilt u morgen de commissie voor de Landsverdediging bijeenroepen om zeer snel klaarheid te scheppen in het dossier? Die vraag zal ruim gesteund worden door de collega’s.

 

Le président: La semaine prochaine, il n'y a pas de commission prévue.

 

05.12  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, staat u mij toe dat ik het woord neem? Ik word namelijk rechtstreeks aangesproken.

 

Mijnheer De Vriendt, volgens mij heeft de minister zeer duidelijk gezegd dat de beslissing in een volgende legislatuur genomen moet worden.

 

05.13  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Het Vlaams Belang als militaire bondgenoot van Pieter De Crem, een minister die weigert om naar het Parlement te komen! Mijnheer de commissievoorzitter, u moet uw verantwoordelijkheid opnemen.

 

Le président: Il ne s'agit pas ici d'un débat entre vous et le président de la commission. Je vous invite à conclure, monsieur De Vriendt. (Rumeurs)

 

05.14  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb het wel degelijk zo bedoeld. De vraag is al maandenlang verschillende keren gesteld aan de minister. Hij heeft steeds geantwoord dat hij de vraag niet zou behandelen voor de verkiezingen. Het is de regering van na de verkiezingen die zal antwoorden. Ik ben vrij morgen en wil dus best wel een commissievergadering organiseren om dan voor de vierde keer te horen dat de minister zegt dat de regering van na de verkiezingen zal beslissen.

 

05.15  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik rond af.

 

Minister De Crem, u hebt blijkbaar toch nog één bondgenoot in het Parlement. Hij zit vlak achter u.

 

Ter herinnering wil ik nogmaals zeggen dat ik als voorzitter van de commissie voor de Legeraankopen het dossier in september heb willen agenderen. Op 19 september heb ik de weigering gekregen van het kabinet.

 

Le président: Merci, monsieur De Vriendt.

 

De toute façon, plus aucune réunion de commission n'est prévue cette année! Voilà un premier constat!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Laurent Louis au premier ministre sur "le coût du voyage de la délégation belge en Afrique du Sud" (n° P2132)

06 Vraag van de heer Laurent Louis aan de eerste minister over "de kosten voor de reis van de Belgische delegatie naar Zuid‑Afrika" (nr P2132)

 

06.01  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme chacun le sait, ce mardi, une cérémonie d'hommage à Nelson Mandela était organisée en Afrique du Sud.

 

En cette période de crise qu'avons nous pu voir? Pas un, pas deux, pas trois, pas quatre, mais cinq représentants officiels de la Belgique prendre l'avion pour Johannesburg pour faire les paons et être vus aux côtés des puissants de ce monde, bien entendu, sourire des grands jours aux lèvres. Tout cela non pas aux frais de la princesse, mais bien du contribuable. Voilà une preuve supplémentaire que les réformes de l'État ne servent en aucun cas les citoyens. Ces réformes n'engendrent que des coûts supplémentaires au détriment des Belges.

 

Franchement, qu'est-ce qu'en avaient à foutre le monde et Nelson Mandela que les ministres-présidents flamand et wallon aient été présents à cette cérémonie? La Flandre et la Wallonie ne représentent rien! Mais j'imagine que MM. Peeters et Demotte avaient envie de profiter de l'occasion pour découvrir l'Afrique du Sud. Sincèrement, je regrette l'époque de la Belgique de papa!

 

Vous demandez aux citoyens de se serrer la ceinture alors que vous vous êtes permis un tel déplacement qui constitue, selon moi, une insulte envers cette icône qu'est Nelson Mandela. Ce dernier aurait à coup sûr préféré que tout cet argent dépensé dans les airs et dans le petit confort de nos élus soit versé aux pauvres en Belgique. C'est, en tout cas, ce genre de comportement que devrait adopter tout élu digne de ce nom.

 

Monsieur le ministre, si j'en crois les interventions dans les nombreux organes de presse, les citoyens aimeraient savoir de combien de personnes officielles et non officielles se composait la délégation belge? Qui a pris les frais de déplacement en charge?

 

Monsieur le président, je voudrais que vous instauriez un peu de calme car il est impossible de parler dans ces conditions.

 

Le président: Voilà!

 

06.02  Laurent Louis (indép.): Normalement, il vous appartient de faire régner l'ordre.

 

Mais j'en reviens à mes questions.

 

Quelle compagnie a-t-elle été chargée du voyage? Quelle a été la durée du séjour et le coût du logement?

 

Mes questions son précises. J'attends donc des réponses tout aussi précises. Les Belges à qui vous demandez en premier de faire des efforts ont le droit de le savoir.

 

06.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, collègue Louis, le premier ministre m'a demandé de vous fournir la réponse suivante. Plus de 90 délégations du monde entier se sont rendues en Afrique du Sud pour rendre hommage à l'ancien président sud-africain, Nelson Mandela.

 

Cette mobilisation mondiale extraordinaire témoigne de l'universalité des valeurs de paix et d'émancipation qu'incarne Nelson Mandela. Notre pays était représenté par le Roi, le premier ministre, le ministre des Affaires étrangères et les ministres-présidents flamand et wallon.

 

L'Airbus utilisé à l'aller et au retour est un avion loué par le ministère de la Défense. Les frais de l'avion, du carburant et du personnel sont pris en charge par le budget du ministère de la Défense. Comme il est régulièrement d'usage lors des événements diplomatiques, les frais d'hébergement du Roi, du premier ministre et du ministre des Affaires étrangères ont été pris en charge par le pays d'accueil.

 

Les transports sur place ont également été assurés par les autorités d'Afrique du Sud et par l'ambassade belge en Afrique du Sud. Les autres frais divers liés à l'organisation de la mission sont pris en charge par les services respectifs de chaque membre de la délégation.

 

06.04  Laurent Louis (indép.): C'est très clair! Pendant que Nord Éclair nous parle d'un couple de SDF tournaisiens qui vit dans une tente malgré les températures négatives et dont la femme est enceinte, Le Soir, votre organe de presse, nous fait l'éloge de votre arrogance larmoyante en nous rappelant que les "grands" de ce monde ont fait le déplacement vers l'Afrique du Sud. "Grands" par le traitement médiatique, c'est certain, mais permettez-moi de dire "minuscule" par la morale, par les principes!

 

Et vous venez une fois de plus de le témoigner en ne citant pas les chiffres. Ils vous font peur les chiffres? J'ai demandé des chiffes, pas du blabla, des chiffres. Certes, je vous parle de la misère en Belgique. Oh, quel populiste de bas étage! Et c'est dingue comme il est vraiment interdit en Belgique de rappeler le sens des priorités et que de plus en plus de Belges sombrent dans la misère.

 

Dès lors, gaspiller de l'argent pour une personne défunte, quelles que soient ses qualités, c'est bien, mais pour aller à la rencontre des pauvres en Belgique, pour aller serrer la main des SDF dans nos rues, là, il n'y a pas grand monde qui se bouscule au portillon!

 

Et je voudrais dire à Nelson Mandela, s'il nous entend: "Nelson, pardonne-leur! Ils sont devenus fous!".

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de eerste minister over "het horecabeleid van de regering (de witte kassa)" (nr. P2133)

07 Question de M. Jan Van Esbroeck au premier ministre sur "la politique du gouvernement envers le secteur horeca (caisses blanches)" (n° P2133)

 

07.01  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag was gericht aan premier Di Rupo, maar ik neem aan dat u hetzelfde verhaal zult brengen, aangezien u de regering vertegenwoordigt.

 

(…): (…)

 

07.02  Jan Van Esbroeck (N-VA): Inderdaad, dat is misschien niet altijd even zeker, maar in dezen ga ik ervan uit dat het wel zo is.

 

Mijnheer de minister, de horeca slaakt een noodkreet, dat hebt u ongetwijfeld gemerkt, en terecht. Ik moet u niet uitleggen waarom. Vandaag staat het water de hele sector al aan de lippen. Deze regering legt echter een aantal extra regels op. U verplicht het gebruik van een blackbox. Ik zal het een “blackbox” noemen, want dat was de initiële naam van de witte kassa waarover wij spreken.

 

U stelt daar als begeleidende maatregel een beperkt horecaplannetje tegenover. Dat is echter volstrekt onvoldoende. Als uw regering het laat bij die maatregel, leidt zij de hele sector rechtstreeks naar de slachtbank. Vijftig procent van de horecazaken zal sluiten of failliet gaan, 21 000 jobs zullen verdwijnen. Dit zijn niet mijn cijfers, mijnheer de minister, maar de cijfers van een u wel bekende studie van de KUL.

 

Ik heb dit al meermaals aangekaart bij uw collega’s, in verschillende commissies, maar ook daar durft niemand enig initiatief te tonen. De ministers ontwijken de kwestie, maar de horecasector kan ze jammer genoeg niet ontwijken.

 

Ik heb maar één eenvoudige vraag. Zal de regering nog iets ondernemen om dit bloedbad te voorkomen? Wat mogen alle betrokkenen uit de sector van de regering nog verwachten om dit bloedbad te vermijden?

 

07.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Esbroeck, de horecasector is in 2009 vragende partij geweest voor een verlaging van het btw-tarief. De regering heeft toen beslist om het btw-tarief voor de restaurantdiensten te verlagen van 21 naar 12 %. Dat betekende een budgettaire aansporing van meer dan 200 miljoen euro in de horecasector.

 

Ter compensatie werd toen beslist om het geregistreerd kassasysteem (GKS) in te voeren vanaf 1 januari 2013. De horecasector heeft zich schriftelijk geëngageerd om mee in te stappen in een “verwittingstraject”, waarvan het GKS een essentieel onderdeel vormde. Op vraag van de horecasector is de periode van het “verwittingstraject” verlengd tot 31 december 2014. Dit betekent dat het gebruik van het geregistreerd kassasysteem pas verplicht wordt vanaf 1 januari 2015. De sector heeft dus vijf jaar de tijd gehad om het project te realiseren.

 

Tegelijk hebben wij naast die btw-verlaging ook nog een aantal begeleidende maatregelen genomen inzake de loonkosten. Ik wil dat nog even benadrukken. Boven op het stelsel van de studentenarbeid werd de sociale bijdrage op de gelegenheidsarbeid vanaf 1 oktober 2013 verminderd en werd het inkomen daaruit aan een tarief van maximaal 33 % belast.

 

Voor bedrijven die maximaal 49 werknemers in dienst hebben of hadden, wordt een forfaitaire bijdragevermindering toegekend voor vijf voltijdse werknemers naar keuze. Deze vermindering bedraagt 500 euro per kwartaal en is niet beperkt in de tijd. Voor de werknemers jonger dan 26 jaar wordt het bedrag van 500 euro opgetrokken tot 800 euro.

 

Bovendien was er de verhoging van het aantal overuren van 130 naar 180, waarvoor een belastingvermindering bij de werknemer en een vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing bij de werkgever is komen te gelden. Voor de horecasector betekent dit een belastingvermindering voor de werknemer die gelijk is aan 57,75 % en een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de werkgever, die gelijk is gesteld aan 51,25 %. Ik stel ook vast dat de sociale partners hierop hebben geanticipeerd et que la convention collective du travail sectorielle prévoit que le nombre d’heures supplémentaires sans repos compensatoire est porté à 143 heures dans l’horeca.

 

Al deze maatregelen passen in de visie van de regering dat de sectoren die participatief zijn in de fraudebestrijding binnen de budgettaire mogelijkheden een lastenverlaging kunnen krijgen. De maatregelen komen boven op de relancemaatregelen, zoals de verhoging voor kmo’s van de lineaire vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing van 1 % naar 1,12 % of de invoering van de investeringsaftrek van 4 %, waarvan de horecaondernemingen ook gebruik kunnen maken. Daarnaast is de regering overeengekomen om in het kader van het concurrentiepact belangrijke algemene lastenverlagingen door te voeren.

 

Sinds 2 december, dus sinds vorige week, kunnen de horecaondernemingen die vanaf 1 januari het GKS vrijwillig invoeren of willen gebruiken en dus de begeleidende maatregelen kunnen toepassen, zich registreren bij de FOD Financiën. Daaruit blijkt dat er ook horeca-uitbaters zijn die het “verwittingstraject” reeds hebben afgelegd. De regering wenst elke concurrentievervalsing op basis van fiscale of sociale fraude te bestrijden alsook het fraudefenomeen op zich. De aanstelling van de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en fiscale fraude heeft daarin heel wat werk geleverd.

 

De regering heeft ook akte genomen van de mededeling van de horecasector dat zijn initiële engagementen van 2009, die hij schriftelijk heeft vastgesteld, nog steeds gelden en dat hij wil meewerken aan een “verwitting” van de sector. De regering heeft daarvoor een overgangsperiode van vijf jaar gegeven. Deze eindigt op 1 januari 2015.

 

Ten slotte, de bijkomende btw-verlaging naar 6 % die de sector vraagt, zou een budgettaire kostprijs betekenen van minimaal 150 miljoen euro en een uitbreiding van de btw-verlaging naar drank zou minimaal 357 miljoen euro kosten. U begrijpt dat een dergelijke maatregel in de huidige budgettaire omstandigheden niet mogelijk is.

 

07.04  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de minister, uiteraard ben ik niet tevreden met dit antwoord.

 

Deze regering en iedereen in dit Parlement weet en ziet dat wij met ons hoofd recht tegen de muur lopen, dat wij 21 000 jobs laten verdwijnen als wij hiermee doorgaan. Vijftig procent van de horecazaken zal dichtgaan. Iedereen hier weet dat, maar deze regering, deze meerderheid, luistert niet. Men blijft doof voor wat hier op dit spreekgestoelte wordt gezegd. Ik zal mij vanaf nu dan ook niet langer tot de regering maar tot de bevolking richten. Ik zal mij tot de mensen en tot de horecasector richten. Ik kan u verzekeren dat de blackbox er met de N-VA niet zal komen zolang geen deftige en goede maatregelen genomen zijn die het de sector mogelijk maken om tot een “verwitting” te komen. Dat kan ik u alvast garanderen!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onderscheppen en aanpakken van degelijk getrainde en goed georganiseerde jonge criminelen" (nr. P2134)

08 Question de M. Bert Schoofs à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'interception de jeunes criminels bien entraînés et bien organisés, et les mesures coercitives prises à leur encontre" (n° P2134)

 

08.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ga u en de collega’s een bekentenis doen: ik ben in feite niet de 46-jarige Bert Schoofs, ik ben een 17-jarige Ghanees die bij het OCMW van Beringen ingeschreven is onder de naam Skoefi.

 

Alle gekheid op een stokje: wij kunnen eens lachen, mevrouw de minister. Als u immers een botscan doet, zou u weten dat wat ik zonet heb gezegd, helemaal niet waar is. Dat is dus een goed systeem. Ik zal beginnen met een positieve noot: politie en gerecht hebben vorig weekend blijkbaar goed opgetreden. Op een gegeven moment crashte immers een wagen met zogezegd vier kinderen in, waarin men een inbrekersbuit vond.

 

Uiteindelijk was het even schrikken toen bleek dat het helemaal niet om kinderen zou gaan, maar om Romatieners die op rooftocht waren en blijkbaar aangestuurd worden door een professioneel netwerk. Na de kindsoldaten in Afrika krijgen wij op het Europees continent kindmisdadigers of minstens tienermisdadigers.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen voor u. Eén zwaluw maakt immers de lente niet: het feit dat zij nu in een instelling zitten, is een goede zaak, maar ik wil de zaak wat ruimer bekijken.

 

Is er contact met de landen van herkomst over dit nieuwe fenomeen van criminaliteit waarmee wij te maken krijgen? Hier en daar werd al wel eens een ballonnetje opgelaten over professionele bendes die kinderen gebruiken, maar het fenomeen blijkt nu gestructureerd te zijn.

 

Ik heb de vraag hier al meermaals gesteld. Bent u bereid om een onderzoek uit te voeren, samen met de minister van Justitie, naar de etnische herkomst van bepaalde vormen van criminaliteit? Het fenomeen situeert zich immers toch in bepaalde milieus, zonder iedereen over dezelfde kam te willen scheren of een cultuur zomaar crimineel te noemen. Bent u bereid om eens naar de etnische herkomst te kijken?

 

Ten slotte, hoe staat de federale regering tegenover de EU-politiek van open grenzen en uitbreiding? Daarmee wordt immers tegelijkertijd ook de criminaliteit uit die landen geïmporteerd. Zal de regering naar de EU stappen en vragen dat wij in godsnaam onze grenzen op sommige punten wat meer waterdicht mogen maken?

 

08.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, de aanpak van minderjarigen die bijvoorbeeld woninginbraken plegen, maakt deel uit van het globaal plan voor de aanpak van rondtrekkende daders.

 

De aanpak van rondtrekkende daders, in het bijzonder bij het plegen van woninginbraken, is, zoals u weet, een prioriteit in ons Nationaal Veiligheidsplan. Daartoe hebben wij een concreet actieplan binnen de politie en de geïntegreerde politie, voor de lokale politie en de federale politie. Het plan verzekert een integrale en geïntegreerde aanpak.

 

Volgens de verschillende schakels van de veiligheidsteksten werd uit de analyse vastgesteld dat rondtrekkende daders in ongeveer 20 % van de opgehelderde dossiers minderjarigen inzetten.

 

Ten tweede, de bestuurlijke aanpak omvat het organiseren van politiecontroles op het terrein en het bevorderen van technopreventieve maatregelen. Wij hebben enkele weken geleden nog aanbevelingen ter zake aan de verschillende zones gestuurd.

 

Er is ook de gerechtelijke aanpak, met de klemtoon op het identificeren van organisatoren van dievenbendes en de financiële recherche op nationaal en internationaal niveau. Op dit ogenblik zijn onze verschillende politiediensten, natuurlijk in nauw contact met de gerechtelijke autoriteiten, bezig met de opsporing van en onderzoeken naar de verschillende rondtrekkende bendes, met bijzondere aandacht voor de minderjarigen.

 

Het inzetten van minderjarigen is een echt probleem, zowel in België als in andere Europese landen.

 

Wat het land van herkomst betreft, kan ik u melden dat zij soms uit Roemenië, de Balkanlanden of Oost-Europa komen. Hun herkomst is echter een gekende zaak. Wij hebben effectief personeel aangeworven als bijkomende capaciteit voor de verschillende gerechtelijke onderzoeken.

 

Natuurlijk hebben wij ook specifieke maatregelen voor de minderjarigen getroffen, zoals de politiecontrole op het terrein, waarbij mits akkoord van de magistraat de identiteitsgegevens worden geregistreerd, de opsporingsmaatregelen, de algemene preventiemaatregelen en een link met de verschillende andere beleidsorganen van de huidige regering, met name Migratie. Sommige daders verblijven immers ook illegaal in België.

 

08.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Nogmaals, ik heb respect voor de politiemensen en de magistraten die zich hiermee op een ernstige manier inlaten en ook voor de maatregelen die op het terrein worden genomen. Dat moet inderdaad gebeuren.

 

Toch zijn er twee absolute pijnpunten, een heb ik daarstraks niet vernoemd. Een echt jeugdstrafrecht hebben wij nog niet. Misschien zorgt dat voor een zekere afschrikking.

 

Wat er ook van de zesde staatshervorming of staatsmisvorming zij, ik denk niet dat daaraan op korte termijn iets zal veranderen. Ik denk niet dat wij een echt strafrecht voor jeugdige criminelen krijgen. Ik denk dat het bij zogenaamde beschermingsmaatregelen zal blijven. Dan blijven wij in dat bedje ziek.

 

Waarover u niet echt hebt gesproken, is de rol van de Europese Unie. Dat is natuurlijk het grote pijnpunt. Het feit dat de Europese Unie een dergelijk beleid voert, dat de grenzen doet wegvallen, dat de grenzen volledig openzet, leidt ertoe dat wij helaas moeten dweilen met de kraan open, van hier in Brussel tot in Berlare, tot in Zichen-Zussen-Bolder. Dat is natuurlijk een spijtige zaak.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Daniel Bacquelaine à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les patients étrangers soignés en Belgique" (n° P2135)

09 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de buitenlandse patiënten die in België worden behandeld" (nr. P2135)

 

Le président: Monsieur Bacquelaine, la vice-première ministre a dû nous quitter, ainsi qu'il était prévu. Le secrétaire d'État Courard vous donnera sa réponse.

 

09.01  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, une loi modifiant la législation en vue de promouvoir la mobilité des patients a été adoptée le 4 juin 2007. Elle n'est entrée en vigueur que le 1er juin 2010. Je connais bien cette loi puisque j'en suis à l'origine, avec d'autres parlementaires. Il s'agissait d'une proposition de loi visant à éliminer les obstacles qui existent quant au traitement des patients étrangers dans les hôpitaux belges. Cette loi créait aussi un Observatoire de la mobilité des patients afin d'identifier le flux entrant de patients étrangers pour veiller notamment à ce que le délai d'attente ne soit pas prolongé du fait de la prise en charge de ces nombreux patients étrangers.

 

Manifestement, une certaine ambiguïté transparaît de l'article de presse paru ce matin concernant l'accès des ressortissants étrangers aux soins de santé en Belgique. On parle dans l'article de "protéger l'accès aux soins de santé des gens de chez nous". Ceci place le dossier sous l'angle du protectionnisme, je dirais même de la préférence nationale.

 

Je pense qu'il est important que la ministre en charge explique ce que ce dossier représente réellement pour elle et quelle est l'exacte mesure de la problématique de l'accès des personnes d'origine étrangère dans nos hôpitaux. Monsieur le secrétaire d'État, je vous demande donc de préciser en son nom la problématique réelle au travers de chiffres et les efforts entrepris pour régler les problèmes avec les pays concernés.

 

09.02  Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur le député, il faut être très clair: il ne relève d'aucune étude qu'il y aurait trop de patients étrangers soignés dans les hôpitaux belges. Plus précisément, rien n'indique que la présence de patients étrangers dans les hôpitaux belges pose un problème d'accessibilité aux soins hospitaliers pour les Belges ou les patients relevant des organismes assureurs belges. Pour réaliser une telle étude, il faudrait des données suffisamment précises et complètes, ce qui n'est pas encore le cas aujourd'hui. Nous y travaillons.

 

Comme vous le savez, un Observatoire de la mobilité des patients a été créé en 2011 auprès de l'INAMI et du SPF Santé publique, qui regroupe le secteur, les administrations et les représentants des ministres compétents en matière de Santé. Parmi ses missions, l'Observatoire doit collecter les données relatives au nombre de patients ne relevant pas d'un organisme assureur belge qui sont traités dans les hôpitaux belges, le traitement qu'ils y reçoivent et le pays d'origine mais également les données relatives au délai d'attente pour le traitement dans des hôpitaux belges des patients relevant d'un organisme assureur belge.

 

Le travail de l'Observatoire est en cours, notamment pour disposer de données complètes. Ce n'est pas simple: il convient d'adapter les outils de collecte actuels ainsi que la réglementation. Les questions à régler sont nombreuses: déterminer les données nécessaires, définir la notion de délai d'attente, préciser les prestations qui entraîneront un délai d'attente, etc. Il s'agit en outre de tenir compte des contraintes techniques et juridiques. Les services de la ministre suivent ces tâches de près et chaque demande de l'Observatoire est traitée dans les meilleurs délais.

 

Néanmoins, l'existence démontrée d'un délai d'attente ne constitue pas automatiquement le signe d'un problème de santé publique pour les patients belges. Si un problème se déclare en matière d'accès de patients belges ou relevant d'organismes assureurs belges à certaines spécialités ou certains examens, la réglementation européenne permet déjà de prendre des mesures. Par exemple, en limitant l'accès des patients étrangers dans un hôpital spécifique à un certain nombre. Je répète que ce n'est autorisé qu'en cas de démonstration objective d'un problème d'accessibilité, mais rien ne justifie de prendre de telles mesures à ce jour.

 

Le SPF Santé publique dispose ainsi de données quant à l'occupation des lits hospitaliers, patients de toutes origines confondus. Bien entendu, cela varie en fonction des saisons, mais aucune surcapacité ne ressort de ces données. La ministre n'a été informée d'aucun problème spécifique dans l'un ou l'autre hôpital.

 

Enfin, chaque médaille ayant deux faces, n'oublions pas qu'attirer des patients de l'étranger constitue aussi un signe que nos soins sont reconnus comme étant de grande qualité.

 

09.03  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, vous me rassurez. L'article paru dans la presse ce matin recelait des relents de protectionnisme ou de nationalisme; pourtant, en matière de santé comme en beaucoup d'autres matières, le nationalisme devrait être totalement exclu. Je me réjouis donc de l'éclaircissement que vous apportez.

 

Pour reprendre votre dernière remarque, comme vous, je pense que le fait que des patients étrangers viennent se faire soigner chez nous peut apparaître comme un signe de bonne santé de notre système de soins.

 

Je rappellerai enfin que les soins transfrontaliers restent un phénomène très important. Un seul pays ne peut être le meilleur dans tout: je me souviens d'une époque où les patients belges allaient se faire opérer à Londres pour ce qui concernait la chirurgie cardiovasculaire pédiatrique à un moment où elle ne se pratiquait pas en Belgique. Les choses vont et viennent.

 

J'estime qu'il convient de garder le libre accès de nos systèmes de soins en Europe: il participe au progrès européen et nous devons y rester attentifs.

 

Enfin, j'ajouterai que la Belgique dispose d'un nombre de lits d'hôpitaux supérieur à la moyenne européenne. Nous avons davantage de lits que dans la plupart des autres pays européens: il est donc parfois souhaitable que ces lits soient occupés même par des patients étrangers qui désirent se faire soigner chez nous pour des raisons précises.

 

Cette décision peut provenir de l'existence de systèmes de soins plus étatisés dans d'autres pays, entraînant des listes d'attente nettement plus longues.

 

Je songe notamment aux Pays-Bas et à l'Angleterre, où le système d'une médecine non libérale provoque des encombrements qui mettent la santé des patients en danger.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- M. David Clarinval à la ministre de l'Emploi sur "les contrôles sur les travailleurs détachés" (n° P2139)

- Mme Nahima Lanjri à la ministre de l'Emploi sur "l'approche européenne du dumping social" (n° P2140)

10 Samengevoegde vragen van

- de heer David Clarinval aan de minister van Werk over "het toezicht op de detachering van werknemers" (nr. P2139)

- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk over "de Europese aanpak van sociale dumping" (nr. P2140)

 

10.01  David Clarinval (MR): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, lors d'une récente question en commission, vous m'aviez indiqué que pas moins de 400 000 travailleurs détachés étaient actuellement actifs sur le territoire national.

 

Ce chiffre alarmant fait écho aux récriminations des secteurs professionnels qui se plaignent de l'accroissement du dumping social, source de concurrence déloyale, mais aussi au constat fréquent de travailleurs étrangers employés dans des conditions inacceptables sur notre territoire.

 

Madame la ministre, tout comme vous, nous sommes très attachés à la libre circulation des travailleurs mais selon des modalités strictes permettant une concurrence loyale et des conditions de travail correctes. C'est donc avec satisfaction que j'ai vu ce lundi qu'un accord européen était intervenu sur la liste ouverte des conditions qu'un État pourra imposer aux entreprises voulant recourir au travail détaché, sur la responsabilisation conjointe des donneurs d'ordre et des sous-traitants et, surtout, sur la meilleure collaboration internationale des pays concernés.

 

Madame la ministre, je n'ai qu'une seule question à vous poser.

 

La France, vu les délais trop longs de mise en œuvre de cette décision au niveau européen, envisage d'anticiper et de voter un texte très rapidement sans attendre l'accord définitif européen. Envisagez-vous, comme la France, d'anticiper et de déposer dans les prochaines semaines un tel texte sur les bancs du Parlement?

 

10.02  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, afgelopen maandag hebben de Europese ministers van Werk een compromis bereikt om de strijd tegen sociale fraude sterker aan te pakken. Dit is nodig, want de Europese detacheringsrichtlijn voorziet in de mogelijkheid om werknemers van de ene lidstaat te detacheren naar een andere lidstaat. De voorwaarde is dat de in het land van detachering vigerende sociale wetgeving – de arbeidsvoorwaarden en het minimumloon – wordt gerespecteerd.

 

Toch stellen wij heel wat misbruiken vast tegen deze voorwaarde. Zo zijn er heel wat bedrijven die een postbusbedrijf oprichten in een andere lidstaat maar toch werken met mensen die hier wonen en hier helemaal niet tijdelijk zijn. Op die manier trachten zij de socialezekerheidsbijdragen, die hier hoger liggen, te ontwijken.

 

Het is dan ook goed dat wij aan de alarmbel hebben getrokken en erop hebben aangedrongen dat er echt iets zou gebeuren. Vorig jaar heeft ons land een aantal maatregelen genomen om detacheringsfraude aan te pakken, maar enkele weken geleden heeft Europa geoordeeld dat wij daarmee ons boekje te buiten zijn gegaan omdat wij het vrij verkeer van personen zouden inperken.

 

Maandag heeft men een compromis bereikt over de strijd tegen sociale dumping. Wat de hoofdelijke aansprakelijkheid betreft, heeft men verklaard dat landen waar dit systeem nog niet van toepassing is, zullen worden aangemaand om ook zo’n systeem van hoofdelijke aansprakelijkheid uit te werken.

 

Mijn vragen zijn de volgende, mevrouw de minister.

 

Ten eerste, kunnen wij de antimisbruikbepaling, die in ons land al bestaat maar die in Europa op weinig enthousiasme werd onthaald, handhaven?

 

Ten tweede, welke extra mogelijkheden creëert dit compromis om misbruiken aan te pakken?

 

Ten derde, de sociale-inspectiediensten van de verschillende lidstaten zullen moeten samenwerken, zodat België bijvoorbeeld gegevens kan opvragen bij een andere lidstaat. Op die manier kan worden achterhaald of een bedrijf daadwerkelijk economische activiteiten ontwikkelt in een bepaalde lidstaat en het niet louter gaat om een postbusbedrijf.

 

Ten vierde, hoe zal die samenwerking worden geconcretiseerd? Is er eventueel in sancties voorzien voor landen die niet willen samenwerken? Wat is de timing ter zake?

 

Ten vijfde, welke engagementen zijn er aangegaan om het systeem van de hoofdelijke aansprakelijkheid ingang te doen vinden in landen waar dit nu nog niet bestaat? Wat is de timing ter zake? Hoe afdwingbaar is dat alles?

 

Tot slot, begin deze week was er in de media sprake van sociale dumping bij bepaalde nutsbedrijven. Worden hierop specifieke controles uitgevoerd? Kunnen openbare nutsbedrijven, maar bij uitbreiding ook lokale besturen en andere bedrijven, criteria opnemen in hun offertes om op die manier sociale dumping maximaal te vermijden?

 

Indien er toch een offerte binnenkomt die qua prijs verdacht laag is, kunnen de bedrijven, openbare nutsbedrijven of gemeentebesturen dit dan melden aan bijvoorbeeld de sociale inspectie, om dan extra onderzoek te laten verrichten?

 

De voorzitter: Het woord is aan de minister van Werk. Mevrouw de minister, mag ik u vragen niet te lang te antwoorden?

 

10.03  Monica De Coninck, ministre: Monsieur le président, je vais essayer d'être brève.

 

Le président: Il s'agit de questions orales urgentes: deux minutes pour la question, deux minutes pour la réponse, puis les répliques. Il ne s'agit pas d'interpellations, et nous ne sommes pas en commission.

 

10.04  Monica De Coninck, ministre: Monsieur le président, nous avons discuté de la directive sur le détachement le 9 décembre dernier. L'enjeu, au Conseil des ministres, était de trouver un accord sur les articles 9 et 12 de la proposition de directive concernant respectivement les mesures nationales de contrôle et l'instauration d'un régime de responsabilité solidaire.

 

Malgré l'opposition de nombreux États membres de l'Est et du Royaume-Uni, nous sommes parvenus à convaincre la majorité des États membres que le dumping social doit être combattu par tous les moyens possibles. Prochainement, le compromis sera soumis au Parlement européen.

 

Het bereikte compromis is heel belangrijk, niet alleen om sociale dumping in ons land aan te pakken, maar ook om ervoor te zorgen dat er een samenwerking is tussen de verschillende landen en inspectiediensten.

 

Op termijn moeten wij gegevensbanken ontwikkelen waarin wij de werkzaamheid van individuen kunnen opvolgen, evenals voor welke firma en waar ze werken.

 

Er werd gezegd dat Frankrijk een aantal voorstellen doet. Ik wil u erop wijzen dat wij de afgelopen maanden heel wat instrumenten hebben gecreëerd, zoals de hoofdelijke aansprakelijkheid, de ketenaansprakelijkheid en de schijnzelfstandigheid.

 

Een drietal weken geleden hebben wij ook een concreet actieplan gelanceerd om inspecties te doen en om auditoraten te laten samenwerken met onze administratieve diensten als deze bepaalde vaststellingen doen.

 

Een van de grote problemen is dat wij wel kunnen samenwerken met het buitenland en kunnen vragen of een bedrijf echt bestaat of een postbusbedrijf is in land X, maar als die landen niet antwoorden, staan wij nergens.

 

Er werd ingevoerd dat alle lidstaten aan de Europese Commissie moeten melden welke instrumenten ze ontwikkelen en hoe ze de communicatie met de andere lidstaten zullen organiseren. Doen ze dat niet, dan kan de Commissie die lidstaten aanspreken op hun nalatigheid.

 

Er werden een aantal concrete vragen gesteld over publieke nutsbedrijven die werken laten uitvoeren. Ook zij kunnen inspecties aanvragen en kunnen geïnspecteerd worden. Wij hebben een aantal wijzigingen voorgesteld omtrent de procedure inzake openbare aanbestedingen, vooral om te voorkomen dat er daar sociale dumping is. Dat wordt momenteel behandeld en moet eerstdaags worden afgerond en goedgekeurd.

 

Wat is ook voor publieke bedrijven het gevaar? Er is de hoofdelijke aansprakelijkheid. Een overheidsinstelling kan aangesproken worden als een van haar onderaannemers werkt met mensen of bedrijven die niet in orde zijn met de regelgeving.

 

10.05  David Clarinval (MR): Madame la ministre, nous partageons évidemment le même point de vue sur le fond mais ma question portait sur la forme. Allons-nous, comme les Français, anticiper la mise en œuvre de cette législation, en déposant déjà un plan sur la table du parlement? Les Français anticipent et avancent. Or, on sait que les délais au niveau européen sont longs. Avec les échéances électorales qui approchent, cela risque d'être plus difficile de conclure ce genre de débat. Madame la ministre, comptez-vous dès aujourd'hui déposer un texte sur la table du parlement pour anticiper?

 

10.06  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoop dat het Europees Parlement zo snel mogelijk dit compromis bevestigt.

 

Ik hoop dat de maatregelen die werden uitgewerkt ook verder zullen worden geconcretiseerd. Met een gewone meldingsplicht voor de maatregelen die de landen nemen, kan het, als er geen timing op wordt geplakt, nog heel lang duren voor er iets beweegt. Dan zijn wij natuurlijk de dupe. Dat zijn wij vandaag al.

 

U zegt dat de hoofdelijke aansprakelijkheid vandaag ook al speelt. Dat klopt. U weet ook dat als een bedrijf met onderaannemers werkt en de onderaannemer schriftelijk verklaart dat hij de regels respecteert, hij zijn handen in onschuld wast. Die mogelijkheid hebben wij zelf opgenomen in de wetgeving. Wij zullen er dus echt op moeten toezien dat er meer gebeurt dan dat.

 

Het stemt mij dan ook positief dat u wenst in te gaan op mijn voorstel, onder meer om in de offertes in criteria te voorzien. Daarover wordt nagedacht. Wij moeten niet zeggen dat elke werkgever erop uit is om mensen uit te buiten, maar als bedrijven twijfels hebben en verdachte zaken zien, kunnen zij die zelf melden bij de sociale inspectie. Hopelijk doen zo veel mogelijk bedrijven dat, in hun eigen belang. Als wij de sociale dumping niet aanpakken, gaan wij immers allemaal ten onder, niet enkel een paar bedrijven maar allemaal.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Werk over "het Zeevissersfonds" (nr. P2141)

11 Question de M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Emploi sur "le 'Zeevissersfonds'" (n° P2141)

 

11.01  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, daar ik nog niet in de gevangenis zit, zal ik nog eens van mijn vrij spreekrecht gebruikmaken.

 

Mevrouw de minister, in 2004, een kleine tien jaar geleden, werd de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling opgericht of SDVO. De financiering ervan valt onder de bevoegdheid van uw departement. Die gebeurt immers via het Zeevissersfonds, een federaal sociaal fonds, waaraan de reders per jaar ongeveer 2 miljoen euro bijdragen, die wordt doorgestort aan de SDVO.

 

Het doel van de SDVO is de omschakeling van onze vissersvloot naar een duurzame vloot te ondersteunen. Ongeveer tien jaar later zien wij echter dat dat doel een complete mislukking is. De SDVO heeft ondertussen allerhande initiatieven genomen die niets te maken hebben met duurzame visserijontwikkeling. Denk maar aan het mosselfiasco. Het is jammer dat de heren Landuyt en Vande Lanotte hier niet zijn, de opeenvolgende ministers van de Noordzee, die op die manier zo’n 7 miljoen euro in zee gegooid hebben.

 

Daarnaast voerde de SDVO oneerlijke concurrentie met de horeca, en vorige week heeft de stichting nog 130 000 euro extra in zee gegooid door een container vis naar Hongkong te sturen.

 

Het misbruik is zo erg dat de Europese Unie reeds een paar jaar geleden een onderzoek heeft ingesteld naar vervalste concurrentie en naar misbruik van overheidsgeld. Het is zo erg dat Vlaams minister-president Peeters intussen alle overheidssteun aan de SDVO heeft stopgezet.

 

In 2010 vroeg ik aan mevrouw Milquet, die toen verantwoordelijk was voor uw departement, een regeringscommissaris aan te stellen en die een onderzoek te laten uitvoeren. Er is immers zo’n 30 miljoen in zee gegooid. In 2011 heb ik mijn vraag herhaald.

 

Ik heb gehoord dat u, naar aanleiding van een uitzending over de materie vorige week, gezegd hebt dat u eindelijk een regeringscommissaris zou aanstellen. Vandaar mijn vraag, mevrouw de minister. Zult u dat doen? Zult u een diepgaand onderzoek doen naar die verkwistende stichting en zult u ze eindelijk opheffen?

 

11.02 Minister Monica De Coninck: Beste collega, drie weken geleden heb ik in de Senaat al eens geantwoord op dezelfde vraag. Ik heb mijn administratie een tijd geleden al de opdracht gegeven het dossier van het Zeevissersfonds te activeren, een koninklijk besluit voor te bereiden, een regeringscommissaris en zelfs een plaatsvervangende regeringscommissaris aan te stellen. Ze moest eveneens de opdracht, de bevoegdheid, de statuten en de werkingsmodaliteiten bepalen.

 

Het ontwerp van KB is klaar. De adviesronde is gestart. Het werd ingediend bij de Inspectie voor Financiën, waarna nog de Raad van State en de opmaak van de begroting zullen volgen. Mijn administratie polst tevens een aantal kandidaten. Het is inderdaad de bedoeling zo snel mogelijk aan het werk te gaan en een onderzoek te doen.

 

Ik wil ten overvloede verduidelijken dat de regeringscommissaris door mij enkel kan worden aangesteld in het Zeevissersfonds, een bestaand fonds, en dat hij of zij daar met betrekking tot de aanwending van publieke middelen de bevoegdheden kan uitoefenen die het KB hem of haar toekent. Wat we niet kunnen doen met de regeringscommissaris, is rechtstreeks ingrijpen in het beheer van de SDVO, de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling, aangezien dat een vzw is en wij daartoe niet de bevoegdheid hebben. Uiteraard wordt er wel onderzoek gedaan naar het Zeevissersfonds.

 

11.03  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw concreet antwoord. Ik ben wel een beetje verwonderd, want op 11 februari 2010 heeft minister Milquet geantwoord: “Ik heb het nodige gedaan om via de wet diverse bepalingen en de wet niet-dringende diverse bepalingen een regeringscommissaris aan te stellen voor het Zeevisserijfonds.” Dat is toen niet gebeurd. Het jaar daarna, op 24 mei 2011, zegt minister Milquet dat ze een KB heeft opgesteld. Nu hoor ik dat u opnieuw een KB moet opstellen.

 

Ik kan begrijpen dat een en ander moeilijk ligt, aangezien een regeringscommissaris alleen maar bevoegd is voor het Zeevissersfonds. Er is maar één bron van inkomsten voor de SDVO: het geld dat de reders jaarlijks afdragen aan het Zeevissersfonds ten belope van 2 miljoen euro. Als u de navelstreng doorknipt, is het gedaan met de verspilling van het fonds. Ik hoop dat u dat doet op basis van de analyse die uw regeringscommissaris zal maken. Toch dank ik u voor de rechtlijnigheid van uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Questions jointes de

- Mme Laurence Meire à la ministre de la Justice sur "la grève nationale du 13 décembre 2013" (n° P2136)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la grève nationale du 13 décembre 2013" (n° P2137)

- M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "la grève nationale du 13 décembre 2013" (n° P2138)

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Laurence Meire aan de minister van Justitie over "de nationale staking van 13 december 2013" (nr. P2136)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de nationale staking van 13 december 2013" (nr. P2137)

- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "de nationale staking van 13 december 2013" (nr. P2138)

 

12.01  Laurence Meire (PS): Monsieur le président, madame la ministre, cela ne vous aura certainement pas échappé, demain, le personnel de l'ordre judiciaire sera en grève. Cette grève menée en front commun est l'expression du mal-être du personnel qui se plaint notamment du manque d'effectif, mais aussi des conditions de travail plus que difficiles qui sont le reflet des moyens limités alloués à la justice.

 

Le palais de justice de Charleroi est un exemple symptomatique de ces conditions de travail. Depuis plusieurs semaines, le travail s'y effectue tant bien que mal dans des conditions difficiles, avec des températures glaciales atteignant au maximum 11 degrés dans les couloirs, mais aussi dans les salles d'audience.

 

Ce vendredi, les greffiers, les secrétaires, les assistants, les référendaires, mais aussi les juristes ne travailleront donc pas. La justice de ce pays sera totalement paralysée.

 

Madame la ministre, est-il prévu que vous receviez une délégation afin de tenter de renouer le dialogue avec les différents acteurs de terrain? Vu les craintes qui se sont manifestement exprimées, ne serait-il pas opportun de réunir les représentants et de les associer à la mise en œuvre de la réforme du paysage judiciaire? Enfin, le personnel de l'ordre judiciaire peut-il espérer une amélioration de sa situation suite au vote et à la mise en œuvre de cette réforme?

 

12.02  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, het werd aangekondigd en herbevestigd dat morgen een grote actiedag zal plaatsvinden van het personeel van Justitie. Het personeel van de gevangenissen, van de justitiehuizen, van het veiligheidskorps, van de rechterlijke orde, kortom het personeel van Justitie, wil heel duidelijk te kennen geven dat zij zekerheid willen. Naar aanleiding van de doorgevoerde besparingsoperaties alsook van de gerechtelijke hervorming, maken zij zich ongerust over hun positie, over hun loopbaan en over de plaats die zij in de gerechtelijke hervorming zullen krijgen. Ik begrijp ook dat er vooral ongerustheid is omtrent het goed functioneren van Justitie op alle niveaus, gaande van het gevangenispersoneel over de griffiers, die ervoor moeten zorgen dat alles in orde is, tot aan de magistraten toe.

 

Bij besparingen en op een moment dat u de grote hervorming van Justitie zult realiseren, is het normaal dat mensen ongerust en onzeker zijn. Inderdaad, veranderingen maken het altijd moeilijk voor mensen en brengen altijd onzekerheid met zich mee. De malaise is echter wel erg groot. Verschillende groepen van personeelsleden leggen morgen immers voor een dag het werk neer. Die onrust kan maar worden weggenomen wanneer duidelijkheid wordt gegeven aan alle personeelscategorieën die te maken hebben met de werking van Justitie en die worden geconfronteerd met de hervorming.

 

Van een minister die zegt dat zij eindelijk de grote hervorming realiseert, verwacht ik dat zij ook anticipeert op die onrust; ik verwacht dat zij de onrust op voorhand wegneemt en duidelijkheid verschaft in overleg met de partners.

 

Mevrouw de minister, op welke manier zorgt u ervoor dat de onrust wordt weggenomen? Het is normaal dat een hervorming gepaard gaat met onrust, maar een goede minister kan dat in goede banen leiden.

 

12.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, morgen is er inderdaad een grote stakingsdag aangekondigd.

 

Vrouwe Justitia is blind, maar blijkbaar bent u doof of met iets anders bezig, mevrouw de minister.

 

Er is dus een grote stakingsdag aangekondigd. Dat getuigt van een groot ongenoegen. Een dergelijk ongenoegen ontstaat niet zomaar; dat groeit sluimerend en komt vroeg of laat tot een uitbarsting. Morgen is het zover.

 

De voorbije jaren en maanden hebben wij diverse signalen van ontevredenheid opgevangen, zowel van de wetsdokters, de gevangenisartsen, de cipiers, de justitiehuizen, de vertalers en tolken die niet betaald worden, de griffiers, de parketmedewerkers als van de magistraten. Er heerst ongenoegen wegens diverse redenen, zoals vacatures die niet ingevuld geraken, de werkdruk die daardoor onbehoorlijk hoog ligt, de loopbanen die geen perspectieven bieden of de ontbrekende werkingsmiddelen. Deze situatie is niet meer houdbaar voor Justitie.

 

Wij kunnen maatregelen nemen door van bovenaf hervormingen door te voeren, maar dat is niet wat hier telt. Hier gaat het om de organisatie op het terrein, bij de basis, bij alle actoren die ik heb opgenoemd, bij de mensen die Justitie een gelaat geven en het beleid in de praktijk omzetten. Daar moet de organisatie worden aangepast.

 

Mevrouw de minister, wat zult u doen om de onrust weg te nemen? Wat zult u doen om een normale, vlotte werking bij Justitie aan de basis terug mogelijk te maken?

 

12.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, tijdens deze legislatuur zijn er heel wat grote hervormingen gebeurd op verschillende departementen: de grote staatshervorming, het nieuwe ambtenarenstatuut, het eenheidsstatuut, de pensioenhervorming en ook de justitiehervorming.

 

Wij weten dat hervormingen jammer genoeg vaak aanleiding geven tot manifestaties en stakingen. Vriend en vijand zijn het er echter over eens dat de hervormingen bij Justitie broodnodig waren: de hervorming van het gerechtelijk landschap, waarbij wij zullen komen tot een efficiëntere werking van Justitie, en de hervormingen in de strafuitvoering, waardoor korte straffen opnieuw worden uitgevoerd. In economisch moeilijke tijden waarin de regering voor 22 miljard euro heeft bespaard, is er toch nog geïnvesteerd om die hervormingen te kunnen realiseren.

 

Hoe wil ik het vertrouwen herstellen? Ik zal u een lijst geven van de punctuele zaken op basis waarvan de stakingen morgen doorgaan en wat het antwoord van de regering daarop is.

 

Bij de justitiehuizen zijn de voorbije twee jaar 76 extra personeelsleden aangeworven. Het klopt dat vandaag 16 tijdelijke contracten worden stopgezet. Het gaat dus niet om naakte ontslagen. Als men alleen al het huidige aantal justitieassistenten vergelijkt met twee jaar geleden, merkt men dat er 42 fulltime equivalenten meer in dienst zijn. Wij merken dat ook: vroeger was er een duizendtal dossiers voor elektronisch toezicht, vandaag zijn er 1 802 enkelbanden in gebruik.

 

Het budget van de Veiligheid van de Staat zal in 2014 stijgen met meer dan 1 miljoen euro. Voor de Kansspelcommissie is de uitgavenlimiet gestegen met 550 000 euro en zij ontvangt meer inkomsten per licentie.

 

Pour les établissements pénitentiaires: trois nouvelles prisons vont être ouvertes et des rénovations ont été faites dans les prisons existantes, en collaboration avec la Régie des Bâtiments et le secrétaire d'État compétent. Suite à cela, il y aura plus de places dans les prisons; il y a une diminution de la surpopulation de 5 %.

 

En ce qui concerne le corps de sécurité, une nouvelle structure de fonctionnement a été développée. Spécifiquement pour Bruxelles, un nouveau protocole de collaboration entre le bourgmestre de Bruxelles et moi-même sera signé aujourd'hui.

 

Pour ce qui est de l'ordre judiciaire, il veut la conclusion d'un nouveau statut similaire à celui de tous les autres fonctionnaires fédéraux. Cela sera discuté demain au Conseil des ministres.

 

Dat betekent dat de loopbaan die ontwikkeld is voor de ambtenaren in alle Federale Overheidsdiensten uiteraard ook omgezet en toegepast zal worden voor de loopbanen van het gerechtspersoneel.

 

Collega’s, ik weet dat hervormingen, zeker in tijden van economische crisis, en de effecten ervan op de mensen altijd onrust veroorzaken. Ik heb daarvoor ook alle begrip, maar niets doen is geen optie. Wij moeten vooruitkijken en focussen op een betere en efficiëntere Justitie, een Justitie waarin de burgers, meer dan vandaag, vertrouwen hebben.

 

Ik zal in elk geval, zoals ik dat in de voorbije dagen heb gedaan, ook de vakorganisaties blijven uitnodigen voor een dialoog. Ik heb dat ook vorige week gedaan. Niet alle vakorganisaties zijn daarop ingegaan, maar mijn hand blijft uitgestoken zodat ik de realisaties en de concrete antwoorden op hun eisenbundel niet alleen vandaag aan u kan meedelen, maar ook aan hen in onze vergaderingen. Ik hoop vooral dat wij er op die manier goed uitkomen en dat de hervormingen van Justitie hun volle uitwerking zullen hebben, zodat het vertrouwen weer stijgt.

 

12.05  Laurence Meire (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'ai bien entendu toutes les mesures. Nous avons travaillé en commission sur la réforme de la justice. Rétablir la confiance du citoyen me semble fondamental. Outre le personnel qui effectue un travail fastidieux mais tout à fait remarquable, ce sont aussi les justiciables qui doivent subir cet inconfort. Je pense notamment aux enfants qui doivent attendre plusieurs heures dans de telles conditions. Rappelons aussi que la législation définit des températures minimales sur les lieux de travail. C'est donc l'image même de la Justice qui en pâtit encore un peu plus. Elle n'en avait vraiment pas besoin!

 

12.06  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij mijn vraagstelling heb ik reeds gezegd dat elke hervorming wel ongerustheid met zich meebrengt.

 

Toch is er iets dat ik niet begrijp. Hier kunt u ons uiteenzetten welke maatregelen u genomen hebt om die onrust zogenaamd tegen te gaan. Hebt u dat dan in dialoog kunnen doen? Hebt u de mensen daarin gekend? Hebt u de verschillende mensen daarin ook erkend, elk in hun eigen functie, elk op hun eigen plaats? Dat is immers een heel belangrijk element, mevrouw de minister. Men moet niet alleen zeggen dat men grote hervormingen zal doorvoeren, het is even belangrijk om dat te doen samen met het terrein, op het terrein, in een grote betrokkenheid en met een erkenning van de plaats van iedereen die broodnodig is om het justitieapparaat op de goede sporen te zetten.

 

12.07  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik had uw antwoord eigenlijk een beetje verwacht. U bent fier op de grote verwezenlijkingen, grote hervormingen, die u door het Parlement jaagt, met meer respect voor het regeringsamendement dan voor het Parlement zelf. Dat hebben wij vandaag nog kunnen ervaren. Dat is echter niet de juiste werkwijze. Op het terrein hoor ik zeggen dat die grote projecten zullen eindigen als een lege doos. U zegt dat niet hervormen geen optie is. Akkoord, maar beperkte, onvolledige hervormingen zijn een slechte optie.

 

Het zijn trouwens niet die hervormingen alleen die de ongerustheid teweegbrengen waardoor er morgen een staking is. Het probleem zit in de organisatie aan de basis. Denk maar aan de talrijke vacatures die gewoon niet ingevuld geraken. Daar zit het probleem.

 

Het probleem zit nog dieper in regeringskringen, want om dat op te lossen zijn er middelen nodig. Ik lees soms dat u die middelen vraagt, maar dat u ze niet krijgt. U bent een gevangene in een regering met verschillende opvattingen. Wij hebben het hier vandaag en de voorbije dagen reeds kunnen vaststellen. Er is geen eenheid meer in de regering.

 

Mevrouw de minister, ook op dat vlak bent u een gevangene in een regering die totaal anders denkt in het Noorden dan in het Zuiden van het land, en die de noodzakelijke middelen niet ter beschikking stelt voor de zaken die daadwerkelijk moeten opgelost worden. Ik vraag u om morgen zeker niet doof te zijn voor de eisen van al dat gerechtspersoneel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "la lettre du Conseil supérieur de la Justice" (n° P2145)

13 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "de brief van de Hoge Raad voor de Justitie" (nr. P2145)

 

13.01  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ce n'est pas du plus bel effet qu'un ministre de la Justice ne respecte pas les instances veillant au bon fonctionnement de cette justice.

 

Madame la ministre, ce n'est pas du plus bel effet non plus que votre département exerce des pressions sur les fonctionnaires qui essaient de faire fonctionner cette justice et qui dénoncent ses dysfonctionnements depuis votre arrivée à ce poste.

 

Je vous rappelle que le Conseil supérieur de la Justice (CSJ) a vu le jour en 2000 à la suite d'une grave crise de confiance des citoyens vis-à-vis de la justice. Le Conseil supérieur de la Justice a des missions importantes d'avis qui lui sont octroyées par la Constitution. Malgré l'importance de ces missions pour la démocratie, vous avez choisi, madame la ministre, la méthode de l'absence totale de collaboration, de concertation, de discussion ou d'écoute avec le Conseil supérieur de la Justice mais aussi avec l'ensemble du monde judiciaire. Je ne reviendrai pas sur la grève prévue pour demain.

 

Vous avez adopté la même méthode avec les instances internationales (le Conseil de l'Europe, les Nations unies), avec tous les fonctionnaires, le personnel qui s'occupe de la justice que ce soient les magistrats, les avocats, les agents pénitentiaires. Tous ensemble dénoncent votre méthode de la sourde-oreille, votre méthode de déni, de méconnaissance de leur travail et de leur place dans le monde judiciaire.

 

Madame la ministre, ma question est double.

 

Comment comptez-vous répondre à ces instances et en particulier au Conseil supérieur de la Justice?

 

Ma question s'adresse aussi à M. le président qui a reçu une lettre, comme sa collègue du Sénat, dénonçant le déni que vous pratiquez à leur égard.

 

13.02  Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, j'ai pris connaissance de la lettre du Conseil supérieur de la Justice du 6 décembre, adressée à la Chambre et au Sénat. J'ai entre-temps déjà envoyé une réponse, dont je peux vous résumer le contenu.

 

Je ne conteste aucunement qu'il incombe au CSJ de rendre des avis et de faire des propositions concernant le fonctionnement et l'organisation de l'ordre judiciaire. Ma cellule stratégique a même toujours été en étroit contact avec le Conseil sur le projet de loi à ce sujet, comme on a d'ailleurs toujours lu attentivement les avis d'autres organes comme le Conseil consultatif de la magistrature, etc.

 

Je rappelle en outre que la Chambre a demandé plusieurs avis sur la réforme du système judiciaire et qu'elle a organisé une journée d'auditions sur ces projets. Par contre, j'ai dû constater que certains avis du Conseil sont parus dans la presse avant que j'en aie pris connaissance. De plus, un membre éminent du Conseil s'est plaint publiquement que cela ne valait pas la peine de donner des avis, puisqu'ils n'étaient pas écoutés. Le Conseil ne s'est, à ce que je sache, pas vraiment distancié de ses paroles.

 

Voilà qui m'a rendue plus prudente! Il faudra sans doute clarifier certains éléments de coopération. C'est la raison pour laquelle j'ai rendez-vous, la semaine prochaine, avec le Conseil supérieur de la Justice. En effet, si je suis les avis d'autres instances, il est aussi normal de parcourir attentivement les avis du Conseil supérieur de la Justice. Mais je dois vous avouer que, de temps en temps, on m'envoie seulement un avis avec deux phrases ou il parvient sur mon bureau quelques heures seulement avant une réunion au parlement.

 

Je reste tout à fait convaincue que c'est une des tâches du CSJ et que travailler ensemble et bien respecter le CSJ ne peut que contribuer à améliorer le fonctionnement de la justice.

 

13.03  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, en prenant vos fonctions, vous avez déclaré être fière de ne pas être issue du monde judiciaire et occuper le poste de ministre de la Justice. Je m'attendais à ce que vous ayez une approche qui permette précisément à ce monde de la justice d'avoir un interlocuteur différent, un interlocuteur à l'écoute et qui respecte le dialogue.

 

Depuis une semaine, le CSJ a jugé bon de rendre publics trois avis émis d'office, parce qu'il n'a pas été consulté sur un ensemble de projets de loi qui ont été traités en Conseil des ministres.

 

Aujourd'hui, vous accusez le Conseil supérieur de la Justice, par la voix d'un de ses membres, de vous avoir dit qu'il ne servait à rien de le consulter. Voilà un exemple de plus du dialogue de sourds entre vous et ce CSJ. Je ne peux que le déplorer.

 

Je pense néanmoins que vous n'êtes pas seule responsable de cette situation. Vous êtes membre d'un gouvernement: c'est l'ensemble du gouvernement, avec l'ensemble des groupes parlementaires qui constituent la majorité, qui sont complices de cette méthode de travail et du passage en force d'une série de projets de loi qui ne respectent pas le strict minimum du fonctionnement de notre démocratie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de M. Christophe Bastin à la ministre de la Justice sur "la dangerosité des palais de justice de Namur et Dinant" (n° P2144)

14 Vraag van de heer Christophe Bastin aan de minister van Justitie over "de onveiligheid van de gerechtsgebouwen in Namen en Dinant" (nr. P2144)

 

14.01  Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la presse de ce matin relate la colère du président du tribunal de première instance de Namur suite à un rapport révélant la présence d'amiante dans le palais de justice de Namur, et plus particulièrement dans les greffes, lesquels sont fréquentés par de nombreux fonctionnaires, mais également par des justiciables et de nombreux avocats.

 

Le président menace de fermer certaines parties du palais de justice dès le mois de janvier s'il n'y a pas une action urgente de votre part. L'inquiétude d'un chef de corps pour la santé de son personnel est compréhensible, alors que l'état de vétusté des palais de justice de Namur et de Dinant est dénoncé depuis de longues années. Je vous ai d'ailleurs interpellé à ce sujet dans le courant du mois de mars.

 

Plus grave encore est la situation actuelle, puisque nous apprenons que la sécurité du personnel judiciaire, des magistrats, des justiciables et des avocats est mise en danger par l'amiante. Le président a annoncé des actions aujourd'hui à Namur et à Dinant.

 

Monsieur le secrétaire d'État, comment allez-vous, Mme Turtelboom et vous-même, agir concrètement? Mes questions étaient d'abord adressées à Mme la ministre Turtelboom, compétente pour la sécurité des personnes fréquentant les palais de justice.

 

Comment allez-vous réagir concrètement à la situation dénoncée ce matin, et qui l'est depuis plusieurs années? Quelles mesures allez-vous prendre pour garantir la santé du personnel judiciaire, des magistrats, des justiciables et des avocats qui fréquentent ce palais de justice, ainsi que la poursuite normale des activités judiciaires dans ces deux arrondissements qui bientôt fusionneront?

 

14.02  Servais Verherstraeten, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, les services de la Régie des Bâtiments m'ont informé qu'ils ne sont pas au courant du rapport dont vous avez parlé. Je ne suis maintenant pas en mesure de dire s'il y a de grands risques ou pas.

 

J'ai demandé à la direction locale de prendre contact avec la Justice pour obtenir ce rapport, même si cela aurait dû se faire dans la direction inverse. Je demanderai aussi à visiter le palais aussi vite que possible. Ce n'est qu'alors que je pourrai faire le nécessaire.

 

En ce qui concerne le dossier du nouveau palais de justice, il suit son cours. Il sera soumis au Conseil des ministres aussi vite que possible.

 

14.03  Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.

 

Cela dit, je vous invite à vous rendre compte sur place de la vétusté de ce palais de justice. Lors de votre visite, nous vous remettrons ce rapport en main propre. Cependant, si vous n'avez pas le temps de répondre à mon invitation dans les prochains jours, je vous en ferai parvenir une copie. Mais je répète qu'il y a urgence!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Mme Véronique Bonni au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le changement de l'actionnariat de bpost" (n° P2142)

15 Vraag van mevrouw Véronique Bonni aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de gewijzigde samenstelling van het aandeelhouderschap van bpost" (nr. P2142)

 

15.01  Véronique Bonni (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ce 10 décembre, CVC a annoncé la vente de ses parts dans bpost, soit près de 20 % du capital de la poste belge. Plus de 39 millions d'actions ont dès lors été mises en vente. Si l'État reste l'actionnaire principal et majoritaire de l'entreprise, certaines inquiétudes refont surface chez les travailleurs de bpost.

 

Monsieur le ministre, vous vous êtes déjà exprimé hier dans la presse mais je souhaitais néanmoins vous entendre sur le sujet. Confirmez-vous que le départ de CVC n'aura aucun impact sur le niveau de participation de l'État belge dans le capital de bpost? Confirmez-vous aussi que le profil ou les objectifs des futurs investisseurs n'auront aucun impact sur les missions de service public ni sur les conditions de travail au sein de bpost? Bref, monsieur le ministre, l'État belge, principal actionnaire, se porte-t-il garant de la stabilité de la future entreprise?

 

Le président: Madame Bonni, je vous félicite pour votre première intervention dans cette assemblée. (Applaudissements)

 

15.02  Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'ai pris connaissance, mardi soir, de l'intention du fonds d'investissement CVC de vendre les actions qu'il détenait encore dans le capital de bpost, représentant un peu moins de 20 %. À la suite de l'entrée en bourse de bpost en juin dernier, CVC avait la possibilité de céder le reste de sa participation après une période de six mois. La vente a été confirmée par communiqué hier midi. J'ai noté tout cela comme vous ainsi que la baisse du cours de bourse qui s'en est suivie.

 

Je tiens à clarifier ici que la sortie de CVC du capital n'a pas d'impact sur le niveau de participation de l'État belge dans le capital de l'entreprise publique. L'État belge est et reste actionnaire de bpost à hauteur de 50 % plus une action. L'intérêt porté à bpost par l'État demeure totalement inchangé. Vu l'importance de ses missions de service public, l'État entend rester le garant d'une stabilité au bénéfice de tous, tant les citoyens que les travailleurs de bpost. Ainsi, bpost gardera son rôle social de première importance auprès de la population belge. Aujourd'hui, bpost est reconnu comme l'un des meilleurs opérateurs postaux européens. Ce succès est le fruit de dix années de profondes transformations qui ont requis des efforts – je tiens à le saluer – de l'ensemble des membres du personnel de bpost.

 

L'arrivée de nouveaux investisseurs au sein du capital de l'entreprise postale devra nécessairement s'inscrire dans le respect et la conscience de l'ampleur de ces efforts. Le contrat de gestion y veillera.

 

Les déclarations de transparence qui seront éventuellement faites dans les prochains jours auprès de l'entreprise et auprès de la FSMA permettront de savoir si la participation de certains investisseurs dépasse le seuil des 3 %.

 

J'espère trouver dans ces nouveaux investisseurs de bpost des acteurs qui seront, eux, à même de se concentrer sur l'essentiel, c'est-à-dire l'entreprise, ses activités et ses travailleurs, car les postiers qui oeuvrent au quotidien au développement de bpost le méritent amplement.

 

15.03  Véronique Bonni (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, hier, la poste canadienne annonçait la fin de sa distribution porte-à-porte du courrier d'ici à cinq ans et la suppression pure et dure de 8 000 postes d'ici à 2015.

 

Monsieur le ministre, je vous remercie donc pour vos explications précises, claires pour le citoyen et pour les travailleurs de bpost. L'implication majoritaire de l'État belge est la meilleure protection qui soit pour éviter la mise à mal du service public et des conditions de travail du personnel de bpost.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de geruchtenstroom inzake de opvolging bij Belgacom" (nr. P2143)

16 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les nombreuses rumeurs concernant la succession de Didier Bellens à la tête de Belgacom" (n° P2143)

 

16.01  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, al bent u in feite nog geen jaar in functie, toch zou men van u mogen verwachten dat u leert uit uw fouten. Als er nu één les is die men zou moeten trekken uit de hele Belgacomhistorie, dan is het wel dat men komaf moet maken met politieke benoemingen. Als ik mij niet vergis, was het uw partij, die de heer Bellens daar geplaatst heeft. U hebt misschien wel de eer gehad om de heer Bellens te verwijderen, maar hij heeft daar dankzij de Parti Socialiste heel lang de scepter mogen zwaaien. In de voorbereiding van de zoektocht naar een nieuwe CEO om Didier Bellens te vervangen, zie ik bij de namen die genoemd worden, onder meer de heer Jean-Paul Philippot, CEO van de RTBF en niemand minder dan de echtgenoot van mevrouw Laurence Bovy, die we dan weer terugvinden op het kabinet van mevrouw Laurette Onkelinx. Voorts vinden we daar Philippe Delussine terug. Ook hij is natuurlijk geen onbekende bij de Parti Socialiste, al was het maar omdat hij er meerdere communicatiecampagnes heeft verzorgd. Communiceren is natuurlijk belangrijk, ook bij Belgacom.

 

Mijnheer de minister, ik wil er echter op aandringen dat u werk maakt van het principe van de juiste mensen op de juiste plaats. Ik meen dat het bedrijf nu geen nood heeft aan politieke benoemingen, maar wel aan een bekwaam persoon, liefst met een financieel profiel. Hoe zult u dat aanpakken? Hoe zult u ervoor zorgen dat het hier niet opnieuw om een politieke benoeming gaat?

 

16.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer Veys, ik zal het antwoord zeer kort houden. De selectieprocedure van de toekomstige CEO van Belgacom is nog steeds lopende. Gezien de vertrouwelijkheid die de procedure vereist, is het voorbarig om hierover te communiceren. Ik betreur dat de voorbije dagen geruchten hieromtrent in de pers zijn verschenen. Ik heb niets aan mijn logica veranderd: de juiste persoon op de juiste plaats.

 

16.03  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat u hier vandaag antwoordt, is echter niets nieuws. U had nochtans een duidelijk signaal kunnen geven en ervoor kunnen zorgen dat er later nog over u zou worden gesproken door te stellen dat u daarmee komaf zou maken.

 

Wat u hier komt te vertellen, hebben we immers ook gehoord bij de andere benoemingen, bij de NMBS, Belgocontrol en Brussels Airport. Ook daar zijn er telkens politieke benoemingen gekomen, terwijl men het eerst allemaal via officiële procedures zou doen. Uit het resultaat bleek echter dat het pure politieke benoemingen waren.

 

Mag ik het nog even hebben over het verleden en, meer bepaald, de vervanging van de heer Bellens en zijn loon van 2,4 miljoen euro? Ik hoor dat de toekomstige topman van Belgacom ongeveer 1,3 miljoen euro bruto zal verdienen. Wij blijven dus dezelfde fouten maken. Ook u faalt als minister. Het zogenaamde toploon van de heer Bellens werd ook onder uw partij onderhandeld. De Parti Socialiste is mee verantwoordelijk voor het wansmakelijk loon dat de heer Bellens jarenlang op zak heeft gestoken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

17 Projet de loi fixant le contingent de l'armée pour l'année 2014 (3128/1-3)

17 Wetsontwerp tot vaststelling van het legercontingent voor het jaar 2014 (3128/1-3)

 

Conformément à l'article 116 du Règlement, le projet de loi fait l'objet d'une discussion générale limitée en séance plénière.

Overeenkomstig artikel 116 van het Reglement wordt, in plenaire vergadering, een beperkte algemene bespreking gehouden.

 

Discussion générale limitée

Beperkte algemene bespreking

 

La discussion générale limitée est ouverte.

De beperkte algemene bespreking is geopend.

 

17.01  David Geerts, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag, aangezien tijdens de bespreking niemand is tussengekomen.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3128/3)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3128/3)

 

Le projet de loi compte 3 articles.

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

18 Projet de loi modifiant la loi du 19 mars 2013 relative à la Coopération au Développement (2923/6-8)

18 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (2923/6-8)

 

Projet de loi amendé par le Sénat

Wetsontwerp geamendeerd door de Senaat

 

Conformément à l'article 87 du Règlement, les projets de loi renvoyés à la Chambre par le Sénat ne font plus l'objet d'une discussion générale en séance plénière, sauf si la Conférence des présidents en décide autrement.

Overeenkomstig artikel 87 van het Reglement wordt geen algemene bespreking in plenaire vergadering gewijd aan een wetsontwerp dat door de Senaat naar de Kamer is teruggestuurd, tenzij de Conferentie van voorzitters anders beslist.

 

La Conférence des présidents n'en a pas décidé autrement.

 

M. Blanchart, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2923/8)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2923/8)

 

Le projet de loi compte 24 articles.

Het wetsontwerp telt 24 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 24 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 24 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

19 Projet de loi modifiant la loi du 8 novembre 1993 protégeant le titre de psychologue (I) (3066/1-3)

- Projet de loi modifiant la loi du 8 novembre 1993 protégeant le titre de psychologue (II) (3067/1-3)

19 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog (I) (3066/1-3)

- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog (II) (3067/1-3)

 

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Mevrouw Dierick, rapporteur, verwijst naar het schriftelijk verslag.

 

19.01  Cathy Coudyser (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil enkel een stemverklaring geven en de reden aangeven waarom wij ons zullen onthouden.

 

Voor ons was het heel belangrijk te weten wat in het wetsontwerp precies met de term “psycholoog” werd bedoeld. Ging het enkel over de bedrijfspsychologen of ook over de klinische psychologen?

 

U hebt ons ter zake een bevredigend antwoord gegeven. De psychologen die met patiënten bezig zijn, zoals ik ze zal noemen, behoren niet tot de in het wetsontwerp bedoelde psychologen. Tegen 2016 zullen zij echter in een koninklijk besluit inzake de gezondheidszorg worden ondergebracht.

 

Het jaar 2016 is natuurlijk nog een eindje weg. Daarom nemen wij een afwachtende houding aan.

 

Voorts bespeurden wij ook een aantal zaken die in koninklijke besluiten zullen worden geregeld, maar waarvan wij de draagwijdte onvoldoende kennen. Ik denk aan het tuchtorgaan, aan de verkiesbaarheidvoorwaarden en aan de Nederlandstalige en Franstalige kamer die zal worden opgericht. Zullen zij in een fifty-fiftyverhouding voorzien of zal een andere getalsverhouding worden voorgesteld? Het antwoord staat niet in dit wetsontwerp, maar wordt naar de koninklijke besluiten verwezen, waarvan wij de inhoud echter niet kennen.

 

Omwille van alle onduidelijkheid zullen wij ons tijdens de stemming over dit wetsontwerp onthouden.

 

Le président: Madame la ministre?

 

19.02  Sabine Laruelle, ministre: (…)

 

Le président: D'accord. C'était une justification d'abstention.

 

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 3066. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3066/3)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen van het wetsontwerp nr. 3066. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3066/3)

 

Le projet de loi compte 8 articles.

Het wetsontwerp telt 8 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 8 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 8 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l’ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 3067. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3067/3)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen van het wetsontwerp nr. 3067. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3067/3)

 

Le projet de loi compte 12 articles.

Het wetsontwerp telt 12 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 12 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 12 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

20 Ordre du jour

20 Agenda

 

La ministre de la Justice n'est pas présente. Je vais faire appeler le ministre des Finances. Quant il nous aura rejoints, nous aborderons les points 4 et 8 inscrits à l'ordre du jour. Tous les intervenants sont là. J'ai également un problème avec le projet sur le statut des ouvriers et employés parce que M. Vercamer voudrait faire le rapport mais il n'est pas présent. M. Geens va arriver.

 

Je vois que le secrétaire d'État à l'Énergie est présent. Nous pourrions passer au point 10 de l'ordre du jour.

 

21 Projet de loi portant des dispositions diverses en matière d'énergie (3155/1-7)

21 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake energie (3155/1-7)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

M. Willem-Frederik Schiltz, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.

 

21.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, met betrekking tot het voorliggend wetsontwerp moet ik even teruggrijpen naar wat wij een hele tijd geleden hebben gedaan met het derde energiepakket. Wij hebben dat uitgebreid besproken met de voorganger van de staatssecretaris. Er werden talloze amendementen besproken, maar er werd jammer genoeg niet steeds even goed geluisterd.

 

Ik stel nu vast dat men moet terugkomen op tal van bemerkingen, onder andere van mijn fractie, bij de omzetting ervan via de wet van 8 januari 2012. Wij hadden inderdaad amendementen ingediend over de materie waarover het nu gaat, over het feit dat de federale wetgever het nodig vond om maatregelen in te schrijven op het vlak van energie-efficiëntie en rationeel energieverbruik.

 

Wij hadden dat toen ook voorgelegd aan de bevoegde minister, maar die wou daarop zelfs niet antwoorden, want de N-VA zocht alweer spijkers op laag water. Zoals dat hier altijd gaat, volgden de leden van de meerderheid braafjes.

 

Gelukkig merkten wij in het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering dat een aantal CD&V-ers en sp.a-ers wel af en toe luisteren. Bijgevolg is een groot deel van wat thans voorligt het gevolg van een vernietigingsberoep van de Vlaamse regering bij het Grondwettelijk Hof. De bijzondere wet werd erbij gehaald en de Gewesten zijn inderdaad volledig en uitsluitend bevoegd voor energie-efficiëntie en rationeel energiegebruik. Het is jammer dat er destijds niet kon worden geluisterd.

 

Ik hoop dat wij hieruit een aantal lessen trekken. Bepaalde zaken behoren inderdaad tot de bevoegdheid van de Gewesten en de federale wetgever moet daar afblijven. Dat is ongeveer wat er staat in het ontwerp dat door de staatssecretaris werd aangeleverd. Alleen waren zijn woorden nog niet koud of hij stipuleerde opnieuw in zijn beleidsnota dat hij zich zou bezighouden met energie-efficiëntie. Hij vond dat immers een leuke materie, ook al is ze aan de Gewesten toegewezen! Toegegeven, het is leuk, maar de staatssecretaris blijft best af van een materie die aan een ander niveau is toegewezen. Wij zullen erover blijven waken dat de bevoegdheidsverdeling wordt toegepast.

 

Ik weet dat u onze amendementen niet zult steunen en dat u onze uitleg niet zult volgen, maar hopelijk doet het Grondwettelijk Hof de volgende keer opnieuw zo’n uitpsraak.

 

Ten tweede, wij stellen vast dat een aantal koninklijke besluiten hiermee worden bekrachtigd. Ere wie ere toekomt, het was de heer Schiltz die de staatssecretaris erop wees dat de wet voorschrijft dat de koninklijke besluiten binnen de twaalf maanden na uitvaardiging bij wet moeten worden bekrachtigd en dat hij dus te laat was.

 

Mijnheer de staatssecretaris, u hebt die termijn niet gehaald. Als ik mij niet vergis, staat in de wet dat als dat niet binnen de twaalf maanden gebeurt, die koninklijke besluiten worden geacht nooit uitwerking te hebben gehad. Ik weet dat u verveeld zit met de situatie. Dat is natuurlijk de reden waarom u met die bewuste artikelen liever niet naar de Raad van State ging, en dat dus ook niet deed. U zet de hele zaak op deze manier onder druk. Als u de wetten niet wenst na te leven, mijnheer de staatssecretaris… U luistert niet, misschien moet ik u ook even bellen?

 

21.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Excusez-moi, monsieur Wollants, on sait faire deux choses à la fois!

 

21.03  Bert Wollants (N-VA): Dat zijn uw woorden.

 

Ik meen, mijnheer de staatssecretaris, dat u bepaalde zaken die niet geheel koosjer zijn niet wil voorleggen aan de Raad van State, dat u bovendien te laat bent, en dat er nu vanuit de meerderheid vragen komen wat dat in de praktijk betekent voor de rechtsgeldigheid van de regels. U gaat in de fout. Ik wil van u dus horen hoe u hiermee in de toekomst zult omgaan.

 

Het is absoluut niet de eerste keer dat de regering dit soort dingen overkomt. Wij hebben dat ook in een aantal andere gevallen gezien, meer bepaald over de spoorinfrastructuur, waarbij de heer Van den Bergh zich in alle mogelijke bochten moest wringen om tot driemaal toe een wetsvoorstel in te dienen waarmee de zaak kon worden geregeld.

 

Mijnheer de staatssecretaris, u gaat er heel licht over. U schrijft in de wet in dat de bekrachtiging terugwerkende kracht heeft, en daarmee is voor u de kous af. Ik vind dat geen nette manier om aan wetgevend werk te doen. Ik vind dat geen nette manier om een beleid te voeren. Ik wil dus graag van u vernemen wat u in de toekomst op dat vlak zult doen.

 

U weet dat wij hierop zullen blijven terugkomen. Als u de wet op deze manier toepast, kan dat deel van de wet beter in zijn geheel geschrapt worden, want dan heeft het absoluut geen zin meer. Over dertig jaar kunt u bepaalde zaken nog altijd met terugwerkende kracht bekrachtigen. Dat is geen koosjere zaak.

 

Collega’s, het is duidelijk dat het Grondwettelijk Hof de federale regering heeft gedwongen om terug te treden binnen haar eigen grenzen en zich te houden aan wat voor haar voorligt. Ik verwacht van alle collega’s dat zij zullen toezien op de correcte toepassing van de bevoegdheidsverdeling. Daarover hebben wij lange discussies gevoerd. Het feit dat de zesde staatshervorming de zaak nog wat ingewikkelder maakt, is uw zaak. Het komt erop neer dat de bevoegdheden die zijn toegekend, correct moeten worden toegepast. Ik hoop dat de partijen die deel uitmaken van de Vlaamse regering, deze en de volgende, hierop zullen blijven toezien, zodat u, mijnheer de staatssecretaris, in uw kot moet blijven bij uw eigen bevoegdheden. Ik hoop dat de Vlaamse partijen de bevoegdheden die aan Vlaanderen zijn toegekend eindelijk op een correcte en volledige manier zullen kunnen uitoefenen.

 

21.04  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, mon intervention sera brève. Je tiens simplement à souligner l'importance de ce projet de loi portant des dispositions diverses et surtout de son article 6, qui autorisera désormais les gestionnaires de réseau de distribution (GRD) à fusionner. Cela permettra, à terme, la rationalisation du secteur et le développement d'une plus grande capacité de mobilisation des capitaux pour les secteurs énergétiques, qui en auront bien besoin dans les années à venir.

 

Un mot sur la modification de la loi du 11 avril 2013 sur les provisions constituées pour le démantèlement des centrales nucléaires et pour la gestion des matières fissiles irradiées dans les centrales. Il existait une incompréhension sur la modification entraînée par des dispositions diverses. On craignait de voir l'État, et donc le citoyen, devenir le soutien financier des producteurs, ce qui n'était évidemment pas acceptable. Les échanges de questions et réponses en commission ont permis de clarifier ce point; le ministre nous a rassurés.

 

Je vous rappelle, à tous et en particulier à la présidente de la commission de l'Économie, que nous avons déposé, plusieurs collègues et moi-même, une proposition de loi Synatom pour ne pas devoir pallier, à l'avenir, les manquements du secteur nucléaire et faire en sorte que les exploitants assument leur responsabilité.

 

Cette proposition contient donc un article disposant que les budgets seront directement exigibles, à la demande de la Commission des provisions nucléaires, pour le démantèlement des centrales nucléaires. Il est en effet important que cet argent soit libéré immédiatement. Je souhaiterais que cette proposition soit mise à l'agenda dès le mois de janvier pour supprimer toute ambiguïté concernant la gestion de Synatom et surtout la mobilisation des fonds de Synatom.

 

Je le répète, ce n'est ni au citoyen ni à l'État d'assumer la responsabilité des producteurs d'énergie nucléaire!

 

21.05  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, êtes-vous au courant que soixante personnes ont été exclues? Il paraît que vous avez donné l'ordre d'évacuer le public.

 

Le président: Pour des raisons de sécurité, monsieur Louis! C'est ma responsabilité.

 

Vous n'avez pas la parole et vous n'avez pas à m'interrompre.

 

21.06  Laurent Louis (indép.): (Intervention hors micro) Monsieur le président, je demande que l'on acte au compte rendu de la séance d'aujourd'hui que vous avez décidé, en contradiction totale avec la démocratie, d'interdire l'accès à ce parlement à plus de soixante personnes, des citoyens qui sont venus voir les débats politiques et me soutenir dans le cadre de la levée de mon immunité parlementaire, tout simplement parce que ces citoyens ne défendent pas les politiciens que vous soutenez. Il n'est pas normal que, de manière arbitraire, vous décidiez d'interdire l'accès à ce parlement à des citoyens, simplement parce qu'ils m'aiment bien! C'est totalement inadmissible!

 

Je souhaite que vous expliquiez clairement en séance plénière les raisons qui vous poussent à prendre une telle décision antidémocratique. Nous l'acterons par huissier de justice s'il le faut. Nous ferons venir un huissier pour constater la présence de ces personnes pacifiques dans le hall d'entrée du parlement. On n'a jamais vu une telle atteinte à la démocratie. Je crois que tout président que vous êtes, vous n'avez pas les pleins pouvoirs et vous vous devez de rendre des comptes, du moins envers tous les responsables politiques qui sont ici car ce qui m'arrive aujourd'hui peut arriver à n'importe qui. Je ne trouve pas cela normal!

 

Le président: Monsieur Louis, la sécurité de la salle relève du président de l'Assemblée. Vos invités ont la possibilité de suivre les débats dans la salle de projection. Dès lors, pour des raisons de sécurité, j'ai pris la décision de ne pas permettre l'occupation de la tribune du deuxième étage. C'est ma seule responsabilité. Ils sont dans la salle de projection.

 

21.07  Laurent Louis (indép.): Non! La police militaire les a fait mettre dehors!

 

Le président: Nous leur donnons l'accès à la salle de projection comme supporters.

 

21.08  Laurent Louis (indép.): De quoi avez-vous peur?

 

Le président: Je n'ai certainement pas peur de vous! C'est une chose! Le deuxième balcon n'est pas accessible. C'est une décision sur laquelle je ne reviendrai pas. Les personnes que vous avez invitées peuvent s'installer dans la salle de projection pour suivre les débats jusqu'au moment de votre intervention, voire jusqu'à la fin de la séance. Cela ne pose aucun problème. Qu'elles s'installent là-bas!

 

21.09  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, je vous demande de faire passer le message à la police militaire.

 

Le président: Elle l'aura entendu. Monsieur Louis, laissez-nous maintenant discuter de ce qui est à l'ordre du jour.

 

21.10  Laurent Louis (indép.): Il se passe certaines choses très graves! Et c'est toujours quand cela me concerne. C'est quand même bizarre! Je vous rappelle la dernière fois…

 

Le président: Ne nous racontez pas votre histoire!

 

21.11  Laurent Louis (indép.): Une personne a eu un bras cassé, tout simplement parce qu'elle avait applaudi. Un citoyen peut applaudir!

 

Le président: Non, monsieur Louis! Le Règlement prévoit que les gens peuvent assister calmement sans manifester l'approbation ou la désapprobation. Quelqu'un qui applaudit est effectivement d'office mis à l'extérieur.

 

21.12  Laurent Louis (indép.): (Protestations)

 

Aujourd'hui, arbitrairement, délit de faciès, si une personne ne vous plaît pas en tribune: "Allez, dégagez!" Si c'est cela, votre démocratie, eh bien, elle est belle! Franchement, elle est belle! Mais vous me dégoûtez de faire partie de cette Assemblée! Vous êtes véritablement les derniers renégats d'un pouvoir qui est à bout de souffle et qui fait tout pour se protéger. Mais sachez que les citoyens regardent. Ils ne sont plus dupes! (…)

 

Le président: Monsieur Louis, puis-je vous dire une chose? Vous êtes dégoûté de cette Assemblée! Personne ne vous retient! Vous pouvez toujours la quitter. Cela, c'est une première chose!

 

21.13  Laurent Louis (indép.): (…)

 

Le président: Et la deuxième chose, monsieur Louis: il est certains mots, comme démocratie, que vous devriez éviter de prononcer, parce que vous allez finir par avoir mal à la bouche en les prononçant!

 

Vos supporters vont prendre place dans la salle de projection. La police militaire est ainsi informée et la tribune du deuxième étage n'est pas accessible.

 

21.14  Laurent Louis (indép.): (…) Elle est belle, la démocratie! Franchement, c'est un bel exemple! Tous ces gens sont marqués à vie par votre comportement. (…)

 

Le président: D'accord! Et ceux qui me soutenaient auparavant me soutiendront peut-être après, quand vous ne serez plus là!

 

21.15  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, supporters van de heer Louis in de projectiezaal, welkom in het Parlement. U hebt nog drie maanden om u te bedenken om voor iemand anders campagne te voeren. Dat als randbemerking.

 

Collega’s, ik kom terug op het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake energie. Onze fractie wenst tijdens deze plenaire bespreking drie punten aan te stippen.

 

Deze diverse bepalingen blinken andermaal niet uit in energievisie, in energievoluntarisme. Het is een beetje bric-à-brac. Het is een beetje hebben wat er is. Het is wat morrelen in de marge. Daarom zal onze fractie dit ontwerp houdende diverse bepalingen niet steunen.

 

Drie meer concrete punten, mijnheer de staatssecretaris. Ik sluit mij aan bij de heer Wollants als het gaat over de methode.

 

Ten eerste, in de wet houdende diverse bepalingen worden koninklijke besluiten omgezet, maar te laat. Artikelen die niet worden voorgelegd aan de Raad van State verdienen twee keer geen mooie punten op het vlak van de procedure. Dan is er nog een amendement van de meerderheidspartijen dat aan de Raad van State zou worden voorgelegd, maar het lukt dan toch niet om tijdig een advies te krijgen. Het is niet meteen het meest fraaie schouwspel.

 

Als u uw huiswerk iets beter zou maken, zouden wij dergelijke zaken kunnen vermijden.

 

Ten tweede, wij betreuren het artikel in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen waarin u de bevoegdheden van de energieregulator verder lijkt uit te hollen, waarin u verder een verschuiving van bevoegdheden van de onafhankelijke regulator richting de administratie lijkt te realiseren.

 

Het is een artikel dat bepaalt dat voortaan productievergunningen op het niveau van de administratie zouden worden afgehandeld. Ons leek het een goed idee om dat te houden waar het nu gebeurt, bij de onafhankelijke energieregulator.

 

Ten derde, het meest principiële punt betreft de prefinanciering van de nucleaire rente. Mevrouw Lalieux heeft er al naar verwezen en wij hebben er een discussie over gehad.

 

Blijkbaar is Synatom, het kernprovisievennootschap, niet in staat om de nucleaire rente tijdig uit te betalen. Ze kan blijkbaar niet rekenen op de bereidwillige medewerking van de producenten, dus moet Synatom dat prefinancieren, dus zitten zij met extra kosten, dus stelt u in deze wet houdende diverse bepalingen voor om dat te doen met de Staat en de belastingbetaler.

 

U hebt uiteindelijk gezegd – voor ons is dat nog altijd niet helemaal duidelijk – dat het zal gebeuren door een verhoging van de nucleaire bijdrage, iets waarover volgende week in de plenaire vergadering zal worden gestemd. Dat is niet helemaal duidelijk.

 

Bovendien blijft dan wel de principekwestie overeind. Kan het dat Synatom moet opdraaien voor de prefinanciering? Kan het dat de belastingbetaler moet opdraaien voor die prefinanciering? Zou dit niet beter al lang geregeld zijn?

 

Daarover ging het debat gisteren in de commissie, mijnheer de staatssecretaris. Jaar na jaar blijven wij via wetsontwerpen houdende diverse bepalingen aan het einde van het kalenderjaar de nucleaire rente regelen. Er had ter zake al lang een wetsontwerp moeten zijn en wij zouden dat zelfs kunnen steunen, mocht het op een goede manier worden geregeld en mocht het bedrag voldoende hoog liggen.

 

Wetsontwerpen houdende diverse bepalingen en een Belgische Staat die zowat als bank functioneert voor de nucleaire sector kunnen wij echter niet steunen. U zult dan ook de tegenstem van onze fractie begrijpen.

 

21.16  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, je ne répéterai pas les propos tenus par mon collègue M. Calvo qui a abordé les trois points qui posent question pour ce qui concerne notre appréciation du projet de loi à l'examen. Cependant, comme Mme Lalieux l'a fait, je voudrais insister pour profiter des trois mois de travail qui nous restent au sein de ce parlement pour améliorer la gestion des provisions destinées au démantèlement des centrales nucléaires et au traitement de leurs déchets via Synatom.

 

Cela est d'autant plus nécessaire que cette société demande au gouvernement d'assumer les surcoûts liés à des avances qu'elle doit faire pour le versement de contributions du secteur nucléaire au budget de l'État belge alors que l'on sait que Synatom est alimentée par les provisions des producteurs nucléaires, qu'elle est une filiale de GDF Suez et que, finalement, c'est le secteur nucléaire qui profite de ces réserves. Il faut, en effet, savoir que ce dernier est le premier utilisateur (75 %) des sommes provisionnées au sein de ladite société. Il est donc urgent que des dispositions soient prises au sein de ce parlement pour que cet organe de gestion des provisions ne soit plus une filiale des producteurs, mais un organe sous la tutelle de l'État.

 

Il faut que l'on rende autonome le contrôle de la gestion. Il faut que les provisions engrangées profitent à ce qui devrait remplacer le nucléaire plutôt que de profiter quasiment exclusivement à ce dernier. Enfin, il n'y a pas de raison pour que ce soit l'État qui prenne en charge les surcoûts liés à des retards dans le paiement des contributions nucléaires puisque normalement l'argent doit être disponible pour pouvoir être utilisé, le cas échéant, au service du nucléaire.

 

Nous avons donc déposé des propositions de loi. Nous espérons vivement qu'elles seront examinées d'ici à la fin du mois de mars et que nous pourrons ainsi assainir ces organes de gestion et la relation entre l'État et les producteurs nucléaires.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3155/7)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3155/7)

 

Le projet de loi compte 29 articles.

Het wetsontwerp telt 29 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 29 sont adoptés article par article, avec une correction de texte à l’article 27.

De artikelen 1 tot 29 worden artikel per artikel aangenomen, met een tekstverbetering op artikel 27.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Ordre du jour/Agenda

 

Le secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, M. Verherstraeten, remplace le ministre des Finances, M. Geens. Je propose d'aborder successivement les points 4 et 8 de l'ordre du jour.

 

22 Projet de loi contenant le règlement définitif des budgets d'organismes d'intérêt public pour l'année 2009 et les années antérieures 2005, 2006 et 2008 (3052/1-2)

22 Wetsontwerp houdende eindregeling van de begrotingen van de instellingen van openbaar nut van het jaar 2009 en de voorgaande jaren 2005, 2006 en 2008 (3052/1-2)

 

Conformément à l'article 116 du Règlement, le projet de loi fait l'objet d'une discussion générale limitée en séance plénière.

Overeenkomstig artikel 116 van het Reglement wordt, in plenaire vergadering, een beperkte algemene bespreking gehouden.

 

Discussion générale limitée

Beperkte algemene bespreking

 

La discussion générale limitée est ouverte.

De beperkte algemene bespreking is geopend.

 

M. Philippe Goffin, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.

 

22.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, wij hebben ook al in de commissie gezegd hoe betreurenswaardig wij het vinden dat wij hier vandaag rekeningen moeten goedkeuren van 2005, 2006, 2008 en 2009, terwijl wij eigenlijk al rekeningen van 2012 zouden moeten goedkeuren. Ook het Rekenhof hekelt die grote vertraging.

 

De minister zegt dat er een verbetering is, ook in het kader van de registratie der gebouwen, en dat er vooruitgang is. Ik heb toch nog eens het laatste rapport van het Rekenhof ter hand genomen, het 170e boek van het Rekenhof en niet het 167e, zoals de minister heeft aangehaald. Ik citeer daaruit: “Het Rekenhof verwachtte van 53 instellingen rekeningen over 2012. Op 30 september 2013 hadden hiervan 24 instellingen hun rekeningen 2012 nog niet overgezonden.”

 

Dat betekent dus dat bijna de helft zijn rekeningen niet tijdig naar het Rekenhof verzonden heeft. Van de ingediende rekeningen bleken er overigens slechts tien binnen de wettelijke termijn overgezonden. Een op vijf scoort goed. Al de rest is te laat. Het is ook nog betreurenswaardig dat er voor de boekjaren 2011 en 2010 rekeningen ontbreken. Er ontbreken nog zeven rekeningen voor het jaar 2011 en twee voor 2010.

 

Het Rekenhof zegt dat er nog altijd geen significante verbetering is in de naleving van de wettelijke en reglementaire termijnen. Dat vinden wij een zeer bedroevende zaak.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale limitée est close.

De beperkte algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3052/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3052/1)

 

Le projet de loi compte 8 articles.

Het wetsontwerp telt 8 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 8 sont adoptés article par article, ainsi que les tableaux en annexe.

De artikelen 1 tot 8 worden artikel per artikel aangenomen, alsmede de tabellen in bijlage.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

23 Projet de loi modifiant la loi du 24 juillet 1921 relative à la dépossession involontaire des titres au porteur, la loi du 14 décembre 2005 relative à la suppression des titres au porteur et le chapitre V de la loi du 24 juillet 2008 portant des dispositions diverses (I), en ce qui concerne les coffres dormants (3219/1-5)

23 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder en van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), voor wat betreft de slapende safes (3219/1-5)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

23.01  Veerle Wouters, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, eerst en vooral wil ik de secretarissen van de commissie voor de Financiën danken dat zij in deze drukke periode op zo’n korte termijn er toch voor hebben gezorgd dat wij een voorlopig schriftelijk verslag op onze banken mochten terugvinden. Onze dank gaat daarvoor uit naar het secretariaat.

 

Het voorliggend wetsontwerp bestaat uit twee grote delen. Het eerste deel gaat over een wijziging van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder. Deze wet is in financiële kringen beter bekend als het project Dmat. Het kernidee van de dematerialisatie is dat alle effecten aan toonder moeten zijn omgezet in inschrijvingen op naam of gedematerialiseerd en dat vóór 1 januari 2014.

 

Het tweede deel van het wetsontwerp gaat over de wijzigingen van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen voor wat betreft de slapende safes. De regering heeft ervoor geopteerd om de wijzigingen van beide wetten in een zelfde wetsontwerp op te nemen omdat beide thema’s – de effecten aan toonder en de slapende safes – duidelijk met elkaar verbonden zijn. Zo kan bijvoorbeeld een slapende safe ook papieren effecten bevatten.

 

De Deposito- en Consignatiekas speelt in dit alles een zeer belangrijke rol, zowel voor de effecten aan toonder als voor de slapende safes. In de marge wordt dan ook nog, in artikel 2 van het wetsontwerp, de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder geactualiseerd, en dat om er rekening mee te houden dat er vanaf 1 januari 2014 geen effecten aan toonder meer kunnen bestaan en dat bijgevolg nieuw verzet op die effecten irrelevant wordt. Verzet aangetekend voor die datum, blijft wel geldig.

 

Met de dematerialisatiewet werd in 2005 getracht om de handel in effecten in België te moderniseren en tegelijkertijd een halt toe te roepen aan de misbruiken die mogelijk waren met de effecten aan toonder, bijvoorbeeld bij erfenissen. Een aantal resoluties van de internationale antiwitwasorganisatie GAFI werden dan ook gevolgd.

 

Krachtens onderhavige wettekst moeten de effecten aan toonder door hun titularis uiterlijk op 31 december 2013 worden omgezet in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten. De uitoefening van de rechten verbonden aan effecten die niet omgezet zijn, wordt geschorst tot een persoon verkrijgt dat de effecten op zijn of haar naam zijn ingeschreven op een effectenrekening of dat ze worden ingeschreven in een register van effecten op naam, dat wordt bijgehouden door de emittent. De titularis zal zich eveneens tot de uitgever richten om de eventuele intresten of dividenden op te eisen die gedurende een periode waren geschorst.

 

Om te vermijden dat er effecten blijven bestaan waarvan de houders voor onbepaalde tijd onbekend blijven, werd het mechanisme van gedwongen verkoop van effecten in het leven geroepen. Vanaf 1 januari 2015 zal een verkoop door de emittent moeten worden georganiseerd, zodat die laatste definitief een einde kan maken aan de situatie waarin effecten waarvan de eigenaar onbekend blijft, op zijn naam ingeschreven zijn. De opbrengst van die verkoop en eventueel de effecten waarvoor men geen koper heeft gevonden, worden neergelegd bij de Deposito- en Consignatiekas, tot een persoon de teruggave verkrijgt.

 

In de loop van 2015 zullen de emittenten erover moeten waken de bevestiging te krijgen van een commissaris, een bedrijfsrevisor of een erkende externe accountant van het feit dat de emittent de noodzakelijke maatregelen heeft genomen in het kader van het dematerialisatieproces van de effecten aan toonder. Vanaf 1 januari 2016 zal door de kas een boete worden opgelegd. De boete zal verschuldigd zijn door elke persoon die de teruggave vraagt van de effecten of de sommen afkomstig van de verkoop van de effecten waarvan hij beweert de eigenaar te zijn. Al die punten vereisen een aanpassing van de wet.

 

Hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de slapende safes regelt alleen de overdracht van de gegevens naar de Deposito- en Consignatiekas. In 2008 heeft de wetgever niets bepaald over het lot van de inhoud van de slapende kluizen. Er was ook gebleken dat nog een reeks andere wetsaanpassingen nodig was. Het gaat dan overwegend over zeer praktische aspecten van de behandeling van de inhoud van de slapende kluizen, alsook over de bewaring van de omslagen door de Deposito- en Consignatiekas gedurende dertig jaar om in overeenstemming te zijn met de normale rechtsprincipes. Na dertig jaar wordt de Staat eigenaar van de inhoud.

 

Bij de algemene en de artikelsgewijze bespreking hebben collega’s Devlies, Gilkinet, Gerkens en ikzelf het woord gevoerd. Op gedetailleerde vragen heeft de minister ons nog een aantal zeer interessante cijfergegevens verstrekt.

 

Het aantal reeds gedematerialiseerde effecten is onbekend, maar de opbrengst van de taks op de omzetting van de effecten aan toonder bedroeg in 2012 1 183 miljoen euro. Voor 2013 wordt de opbrengst op dit moment geraamd op 3,851 miljoen euro.

 

De modaliteiten van de overdracht van de inhoud van de slapende kluizen – dat is het tweede stuk – naar de Deposito- en Consignatiekas moeten wel nog bij koninklijk besluit worden vastgelegd. Het zou in totaal gaan over 800 tot 1 000 kubieke meter aan inhoud van slapende kluizen. De Koninklijke Munt zou over voldoende capaciteit beschikken om de inhoud van die kluizen te bergen.

 

Tijdens een bijkomende vergadering heeft de minister extra informatie gegeven over de mogelijke successierechten en over de successieafhandeling wanneer men zulke effecten nog op een later tijdstip zou terugvinden.

 

Het resultaat van de stemming was als volgt: 10 leden waren voor en 1 lid was tegen.

 

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, onderhavig wetsontwerp ligt natuurlijk in de lijn van de wet uit 2005, waarin de effecten aan toonder werden afgeschaft. De afschaffing van effecten aan toonder – begrijp ons niet verkeerd – is een positieve evolutie, zowel voor de beleggers en de banken als voor de overheid. Het zorgt natuurlijk in de eerste plaats voor een moderner beheer van effecten en daar kunnen wij natuurlijk niet tegen zijn. De tijd van couponnetjes knippen is reeds lang achter de rug en de kosten van het beheer dalen daardoor.

 

De maatregel zal daarnaast heel wat erfenisbetwistingen en fraude tegengaan. Ook het witwassen van geld probeert men hiermee te voorkomen, omdat natuurlijk het bewijs van overdracht nu veel gemakkelijker wordt.

 

Spijtig genoeg bevestigt dit wetsontwerp de beleidskeuze die in 2005 werd gemaakt, waardoor de uitdoving van de effecten aan toonder uiteindelijk uitdraait op een onteigening van alle effecten die niet tijdig, en dus niet vóór het einde van het jaar, zijn omgezet.

 

Ik denk onder andere aan de effecten die per ongeluk door de houder te goed zijn verborgen en die hij bijvoorbeeld niet meer terugvindt. Het kan natuurlijk ook gaan over een erfgenaam die zulke effecten in een bankkluis of misschien onder de matras van zijn grootmoeder terugvindt. Over dergelijke zaken zal het meestal gaan.

 

In 2005 kondigde de minister van Justitie aan dat de overheid een informatiecampagne over de afschaffing van de effecten aan toonder zou organiseren, zodat de burger uitgebreid zou worden ingelicht. Behalve de overheid zouden ook de financiële instellingen dergelijke informatiecampagnes moeten gaan voeren. Die aankondiging gebeurde evenwel in 2005.

 

Bij het aantreden van de huidige regering-Di Rupo nam de regering als een van haar eerste besluiten de invoering van een taks op de omzetting van effecten aan toonder, wat net iets anders was dan een informatiecampagne, die de wetgever in 2005 nochtans voor ogen had. De meeste burgers hadden evenwel een gerechtvaardigde verwachting, namelijk dat zij ten minste nog tot eind 2013 de tijd hadden om hun effecten aan toonder om te zetten, liefst zonder een taks, die absoluut niet was aangekondigd.

 

Wat zal er nu gebeuren? Vanaf 2014 zal worden overgegaan tot de gedwongen verkoop van de nog niet-omgezette effecten aan toonder, zowel de beursgenoteerde als de niet-beursgenoteerde effecten.

 

Het feit dat er rekening mee wordt gehouden dat deze effecten naar alle waarschijnlijkheid niet allemaal zullen kunnen worden verkocht, laat staan dat er een faire prijs voor zal worden betaald, toont het absurde van deze verkoopprocedure aan. Dat betekent voor de ondernemingen dat deze gedwongen verkoop een onnodige last is die daarenboven geld zal kosten. Dit wetsontwerp schaft gelukkig de publicatie in de pers al af. Op die manier kan men daar toch al geld op besparen. Wat gebeurt er nu echter wel? Hiertegenover creëert deze regering weer nieuwe kosten voor de emittenten, want men moet een extra controle laten uitvoeren door een cijferberoeper, een bedrijfsrevisor. Wij weten allemaal dat dit veel geld kost.

 

In plaats van de houders te onteigenen had het volstaan om de rechten die verbonden waren aan die effecten aan toonder die nog niet waren omgezet, gewoon te schorsen.

 

Alsof die gedwongen verkoop nog niet volstaat, zal de verkoopprijs die wordt neergelegd bij de Deposito- en Consignatiekas geen intresten opbrengen. Bovendien zal de houder van de effecten vanaf 2016 een boete van 10 % per jaar vertraging moeten betalen. Dat betekent dus dat de Staat zich na tien jaar de volledige waarde toe-eigent. Wanneer men in 2026 nog effecten aan toonder vindt, zijn die dus nog 0 euro waard.

 

Deze werkwijze staat in schril contrast met de wijze waarop de regels rond de slapende bankkluizen zijn uitgewerkt. De minister verklaarde in de commissie immers dat de verdedigers van het eigendomsrecht met betrekking tot de inhoud van die slapende bankkluizen het hebben gehaald op de beheerders van de Deposito- en Consignatiekas. Met wat meer politieke wil had men het eigendomsrecht van de houders van niet-tijdig omgezette effecten aan toonder ook wel kunnen behouden.

 

Wij betreuren dan ook dat het wetsontwerp de gedwongen verkoop met bijhorende kosten voor de ondernemingen, de renteloze belegging bij de Deposito- en Consignatiekas, een boete van 10 % per jaar en een ingekorte verjaringstermijn van tien jaar in plaats van dertig jaar bevestigt.

 

Daarom zullen wij tegen dit wetsontwerp stemmen.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3219/5)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3219/5)

 

Le projet de loi compte 18 articles.

Het wetsontwerp telt 18 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 18 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 18 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

24 Projet de loi concernant l'introduction d'un statut unique entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence ainsi que de mesures d'accompagnement (3144/1-5)

24 Wetsontwerp betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carensdag en begeleidende maatregelen (3144/1-5)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

24.01  Stefaan Vercamer, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het voorliggend wetsontwerp is na een lange periode van onderhandelen tot stand gekomen dankzij het volhoudende werk van de minister. Ik ben heel tevreden dat ik hierover verslag mag uitbrengen.

 

De minister benadrukte in de commissie dat het voorliggend ontwerp de omzetting in wetteksten is van een akkoord dat werd bereikt tussen de regering, de vakbonden en de werkgevers. Alle onderdelen maken deel uit van het delicate evenwicht dat werd bereikt. Het biedt een oplossing voor de opheffing van de discriminatie tussen arbeiders en bedienden op het vlak van de ontslagvergoeding en de carenzdag.

 

Een eerste luik houdt de nieuwe regeling over de opzeggingstermijnen in. De bereikte oplossing bevat een gelijke ontslagregeling voor alle werknemers. De opzeg wordt geleidelijk opgebouwd. De proeftijd wordt afgeschaft. Bij de arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur wordt in een opzeggingsmogelijkheid voorzien. Bij ontslag door de werknemer wordt de opzeggingstermijn gehalveerd met een plafond van dertien weken.

 

Het zal niet mogelijk zijn om via een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst af te wijken van de wettelijke opzeggingstermijnen. Individuele afwijkingen of afwijkingen op ondernemingsniveau blijven daarentegen wel mogelijk.

 

Er is ook voorzien in een overgangsregeling voor de arbeidsovereenkomsten gesloten en aangevangen vóór 1 januari 2014. Vanaf dan zal de berekening van de opzeggingstermijnen in twee stappen gebeuren. Voor arbeiders is er in een compensatie voorzien, waardoor binnen een termijn van vijf jaar ook de historische discriminatie van arbeiders inzake opzeggingstermijnen wordt weggewerkt. De RVA zal via een ontslagcompensatievergoeding het nettoverschil tussen de oude rechten en de nieuwe rechten bijpassen.

 

Het derde luik in het ontwerp omvat de outplacement. Het ontslagrecht wordt gemoderniseerd en krijgt een meer activerend karakter. Het recht op outplacement wordt aanzienlijk uitgebreid tot alle werknemers die worden ontslagen en recht hebben op ten minste dertig weken opzeggingstermijn.

 

De sectoren zullen worden aangemoedigd om inzetbaarheidsmaatregelen uit te werken, die een derde van het ontslagpakket omvatten. Hierdoor zullen werknemers de kans krijgen meer algemene en dus breder inzetbare competenties te ontwikkelen.

 

Het volgende luik houdt toch nog uitzonderingen in. De uitzonderingsmaatregelen hebben betrekking op 150 000 tot 200 000 werknemers. Enerzijds is er een tijdelijke uitzondering voor de sectoren die momenteel een opzeggingstermijn hebben die valt onder cao nr. 75. Voor hen zullen de opzeggingstermijnen, bepaald bij cao, retroactief gelden. Tegen einde 2017 stappen deze sectoren volledig over op de nieuwe regeling. Dit is dus een tijdelijke uitzondering. De geleidelijke overgang is gebaseerd op de moeilijke economische situatie waarin deze sectoren zich momenteel bevinden. Daarnaast is er ook in een structurele uitzondering voorzien voor werknemers actief op tijdelijke en mobiele werven. Ook zij zullen de afwijkende opzeggingstermijnen van cao nr. 75 volgen. Die uitzondering is niet in de tijd beperkt.

 

Daarnaast is er een compensatie voor werkgevers. Ter compensatie van de stijgende kosten voor de ondernemingen met veel ex-arbeiders, wordt in volgende maatregelen voorzien. Ten eerste, het budget voor de huidige ontslagvergoedingen van de RVA; ten tweede, de modulering van de werkgeversbijdragen voor de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk; ten derde, een extra bijdrage op de opzeggingsvergoedingen van werknemers met een hoger loon.

 

De carenzdag wordt afgeschaft. Elke werknemer zal recht hebben op loon vanaf de eerste dag ziekte. Ter compensatie wordt wel voorzien in controlemogelijkheden die duidelijker worden vastgelegd in de wet.

 

Ten slotte nog het volgende omtrent de andere domeinen. De regering heeft de Nationale Arbeidsraad verzocht oplossingen uit te werken voor de andere domeinen waarin de harmonisatie noodzakelijk is en een regeling uit te werken voor de motivering van het ontslag.

 

Bij de bespreking in de commissie intervenieerde een lid van elke fractie. De N-VA-fractie stelde dat het ontwerp het onderscheid tussen arbeiders en bedienden in stand houdt. Eerst en vooral omdat er nog specifieke, bijzonder nadelige regelingen bestaan voor bepaalde categorieën van werknemers, zoals de werknemers op de mobiele werkplaatsen. Ten tweede, omdat het ontwerp volgens de N-VA-fractie slechts twee aspecten omvat van het uitgebreide dossier over het verschil tussen het statuut van arbeiders en bedienden, namelijk de opzeggingstermijn en de carenzdag.

 

De N-VA had liever een alomvattende oplossing gezien. De partij vreest dat de afschaffing van de proefperiode de indienstneming zal afremmen. Zij had ook vragen bij de totale kostprijs van de maatregelen en vond het deel omtrent de activering te weinig dwingend. De klikregeling voor de gelijkschakeling van arbeiders is volgens deze partij dan weer te complex.

 

De MR toonde zich tevreden over het bereikte compromis. De fractie maakte zich wel zorgen over de kosten die het eenheidsstatuut zal meebrengen voor de ondernemingen, en over de afschaffing van de proefperiode. De MR vreest dat ondernemers voortaan vaker een beroep zullen doen op uitzendarbeid en op overeenkomsten van bepaalde duur, ten koste van de arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur.

 

De CD&V-fractie stelde dat het bereikte compromis aantoont dat het sociaal overleg nog tot resultaten kan leiden. De bereikte kaderovereenkomst is evenwichtig en voorziet in de noodzakelijke overgangsmaatregelen en compensatiemechanismen. De fractie drong aan op een regelmatige evaluatie van de structurele uitzondering, met het oog op een algemene harmonisering. CD&V drong er ook op aan dat de minister haar verantwoordelijkheid zou opnemen om te waken over het sociaal overleg, zodat de resterende zaken ook kunnen worden geregeld.

 

Het cdH was verheugd over het gesloten akkoord. De fractie verwees naar de opmerkingen van de Raad van State over de uitzonderingen voor de bouwsector en naar het feit dat de regelgeving de sociale partners op bepaalde punten de bevoegdheid geeft de wet ten uitvoer te leggen.

 

Ecolo-Groen verwelkomde het langverwachte ontwerp, maar de fractie betreurde dat de tekst niet duidelijk is en verwees daarbij naar het kritisch advies van de Raad van State. Zij vreest dat er veel onzekerheid zal ontstaan bij de werkgevers en de werknemers, wat tot veelvuldige rechtsgeschillen zal leiden. De sprekers plaatsten vraagtekens bij de relevantie van de voorziene afwijking voor de bouwsector. Die afwijking zou op zijn minst in de tijd beperkt moeten worden. Ecolo-Groen hekelde ook de verplichting om bij arbeidsongeschiktheid vier opeenvolgende uren lang thuis beschikbaar te zijn voor een medische controle.

 

De collega’s van Open Vld waren tevreden over de vooruitgang die het wetsontwerp met zich meebrengt. De fractie wees op de goede federale overlegdynamiek op het vlak van de werkgelegenheid. Die overlegdynamiek is in Vlaanderen veeleer afwezig.

 

De fractie hoopt dat de verplichting ontslagen te motiveren niet te veel administratieve beslommeringen met zich zal brengen voor de ondernemingen.

 

Het Vlaams Belang stelde dat er geen echt eenheidsstatuut zal komen, hoogstens wat gemorrel in de marge. Volgens de fractie zal het arbeidsrecht nog complexer en ondoorzichtiger worden dan het al was en zullen de discriminaties nog toenemen. De partij vreest voor een juridische chaos.

 

Volgens de PS heeft het dossier te lang aangesleept, maar zij zijn tevreden met de harmonisering van het statuut van arbeiders en bedienden. Zij zeiden dat de buitensporige structurele afwijking in de bouw niet kan worden gehandhaafd als daar tegen beroep wordt aangetekend bij het Grondwettelijk Hof. Voorts betreurt de PS dat de werkgevers de kosten van de harmonisering afwentelen op de sociale zekerheid via een mechanisme van compensatie en bijdragevermindering.

 

De sp.a stelt dat het compromis ervoor zal zorgen dat na 1 januari alle werknemers gelijk zullen worden behandeld. Voor de overgangssituaties worden compensatiemechanismen gecreëerd. De partij betreurt de afwijking voor de bouwsector maar begrijpt de bijzondere situatie van de sector. De sp.a-fractie dringt ook aan op een goede uitwerking van de motivering van het ontslag. Een werknemer heeft immers het recht te weten om welke reden hij wordt ontslagen.

 

In haar antwoord benadrukte de minister dat het eigen is aan een compromis dat geen enkele partij volledig tevreden is. Zij erkende dat de sociale partners nog een aantal heikele punten zullen moeten bespreken, maar stelde dat het in 2011 bereikte centraal akkoord als inspiratiebron kan dienen. Onder andere voor de precieze regeling van de motivering van het ontslag moeten de sociale partners een ruime bewegingsvrijheid krijgen om een werkbare motiveringsverplichting uit te werken.

 

De minister zei ook dat de medische controle tijdens afwezigheid wegens ziekte een compensatie is voor de afschaffing van de carenzdag en dat de concrete voorwaarden nog door de sociale partners moeten worden uitgewerkt.

 

De afwijking in de bouwsector is op dit ogenblik niet in de tijd beperkt, maar de minister zal erop toezien dat er een gedegen monitoring plaatsvindt, zodat de regeling desgevallend kan worden bijgestuurd.

 

De minister wees erop dat de afschaffing van de proeftijd wordt gecompenseerd door een kortere opzeggingstermijn voor bedienden. Daarnaast kunnen werkgevers ook een beroep doen op uitzendarbeid of op arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur. De minister gaf toe dat op lange termijn de gevolgen van deze maatregel moeilijk te voorspellen zijn. Het kostenplaatje voor de overheid zou beperkt moeten blijven tot 80 miljoen euro, die wordt uitgetrokken ter compensatie van de carenzdag.

 

Na deze bespreking werd het ontwerp aangenomen met 9 stemmen voor en 2 stemmen tegen. Tot daar, mijnheer de voorzitter, collega’s, het verslag.

 

Aansluitend wil ik voor mijn fractie kort nog enige bedenkingen formuleren.

 

Wij hebben in dit Parlement het dossier de voorbije maanden van heel nabij opgevolgd en dikwijls vragen gesteld, hier en in de commissie, over de stand van zaken van het sociaal overleg, over hoever wij nog van een oplossing af waren.

 

Het voorliggend compromis zal wel nooit een schoonheidsprijs krijgen, maar dat is eigen aan een compromis dat zeer complexe maatregelen moet regelen.

 

Ik wil toch drie reflecties van onze fractie meegeven.

 

Ten eerste, het volgehouden geloof in het overleg van de sociale partners, gefaciliteerd door de minister en door de regering, heeft toch tot resultaat geleid. Dit eenheidsstatuut heeft bijgevolg een zeer breed draagvlak. Er worden zaken gecompenseerd en gesolidariseerd, verworven rechten worden gerespecteerd.

 

In tegenstelling tot sommige partijen die het sociaal overleg al lang hadden afgeschreven, die de Groep van Tien als een stelletje onbekwamen hebben bestempeld, hebben wij met de meerderheid toch steeds het vertrouwen in het overleg bewaard.

 

De weg van dialoog en onderhandelingen heeft uiteindelijk geleid tot wat voorligt, tot spijt van wie het benijdt.

 

Ik heb collega’s in de commissie heel dikwijls, ook tijdens de laatste commissievergadering over dit ontwerp, veel kritiek horen geven, maar nooit heb ik een voorstel ter verbetering gehoord. Het resultaat zal dan toch niet zo slecht zijn.

 

Het is ook dankzij het geloof in de verantwoordelijkheidszin van de sociale partners en het sociaal overleg dat dit resultaat er is gekomen.

 

Wij rekenen erop dat dit ook een signaal zal geven voor een vernieuwde dynamiek van het sociaal overleg, want wij hebben daar wel nood aan. Er staan ons immers nog vele uitdagingen te wachten, onder meer inzake tewerkstelling, het wegwerken van de loonkostenhandicap.

 

Ik kom tot een tweede bedenking. De structurele uitzondering voor de bouw blijft een moeilijk punt, maar het maakt nu eenmaal deel uit van het compromis.

 

In de toelichting staat dat deze uitzondering kan worden geëvalueerd. Er staat niet bij “moet”. Er staat ook niet bij door wie.

 

Onze fractie pleit ervoor dat wij regelmatig zouden evalueren. Als niemand het initiatief neemt, dan zou de regering of het Parlement best zelf het initiatief nemen om deze regeling te evalueren.

 

Het moet immers onze ambitie zijn om ook in de bouw tot een harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden te komen. De beste manier om daartoe te komen, is door ervoor te zorgen dat de sector opnieuw gezond wordt, dat de oneerlijke concurrentie wordt weggewerkt, zodat de uitzondering overbodig wordt en de harmonisering er ook kan komen.

 

Een derde bedenking: dit ontwerp is een basis. Het werk is niet af. Er moeten nog een aantal elementen, zoals de jaarlijkse vakantie, een gewaarborgd loon, de tijdelijke werkloosheid en een tweede pensioenpijler, worden geregeld.

 

De sociale partners hebben zich ook geëngageerd om inzake de motiveringsplicht snel met een voorstel te komen.

 

Wij rekenen erop dat ze dit ook doen en dat er een strikt tijdpad komt om ook de andere zaken geregeld te krijgen. Mevrouw de minister, misschien kunt u daarover nog wat meer vertellen.

 

Tot slot wil ik nog een suggestie meegeven die ik ook al in de commissie heb aangebracht. Een aantal zaken wordt er in een eerste fase niet eenvoudiger op. Ik stel voor dat op de website van de RVA in een tool wordt voorzien waarmee de mensen zelf een berekening kunnen maken omtrent hun eigen situatie. Dat zou moeten passen in een ruimer plan dat aan de mensen een overzicht geeft van hun eigen loopbaan, zodat zij kunnen inschatten welke consequenties bepaalde zaken hebben.

 

Mevrouw de minister, in elk geval feliciteer ik u met het bereikte compromis. Onze fractie zal dat ontwerp voluit steunen.

 

24.02  Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, mevrouw de minister, vandaag wordt over uw wetsontwerp gestemd in de plenaire vergadering. Wij hebben er vorige week in de commissie over gediscussieerd en ik stond ervan versteld hoe kort die discussie eigenlijk geduurd heeft over een wetsontwerp dat toch een grote impact zal hebben op onze bedrijven en onze werknemers.

 

Bij de meerderheidspartijen heb ik in de commissievergadering alleen een hoerastemming gehoord. Zonet heeft collega Vercamer u ook nog eens gefeliciteerd met het historisch akkoord. Toch weet ik niet of wij blij moeten zijn met dat akkoord, dan wel of wij moeten vrezen dat het Grondwettelijk Hof daaromtrent een nieuw arrest zal uitspreken.

 

Voor de duidelijkheid wil ik stellen dat onze fractie ervan overtuigd is dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden voorbijgestreefd is en dat er een eenheidsstatuut moet komen. Dat statuut moet echter niet alleen over het ontslagrecht en de carenzdag gaan, maar ook op de andere domeinen slaan, zoals de tijdelijke werkloosheid of de paritaire comités. De Raad van State deelt die bezorgdheid in zijn advies.

 

Bij dit wetsontwerp krijg ik ook voor een stuk een déjà vu, want ik vraag mij af hoeveel keer het eenheidsstatuut in ons land ondertussen al is opgelost. Bij de IPA-wet uit 2011 hebben de toenmalige premier Leterme en minister Milquet immers al hoera geroepen. Leterme zei toen blij te zijn dat een jarenlange discriminatie tussen arbeiders en bedienden weggewerkt werd en dat het eenheidsstatuut onze arbeidsmarkt beter zou laten functioneren.

 

Ook de IPA-wet ging enkel over het ontslagrecht. Ook de kritiek van de experten was toen zeer groot. De IPA-wet was complex en bevatte slechts een aanzet tot oplossing van een van de vele verschilpunten tussen arbeiders en bedienden. De IPA-wet heeft niet lang standgehouden, slechts zes maanden. Het Grondwettelijk Hof had immers een arrest geveld waarin de regering voor een voldongen feit werd geplaatst. Tegen 8 juli 2013 moest de discriminatie tussen arbeiders en bedienden worden weggewerkt.

 

Het Grondwettelijk Hof was eigenlijk duidelijk. Ik vraag mij dan ook af waarom er in dit land nog een Grondwettelijk Hof bestaat, want niemand houdt zich aan de arresten van dat Hof. Deze regering had een arrest nodig met een duidelijke deadline om effectief aan het werk te gaan en iets te doen.

 

Als we het arrest van het Grondwettelijk Hof bekijken, staat daarin te lezen dat de wetgever volgens het Hof sinds het arrest van 1993 over een voldoende lange termijn heeft kunnen beschikken om de harmonisatie te voltooien. Het Grondwettelijk Hof ging in 2011 zelfs nog verder en verklaarde dat het niet coherent zou zijn om enkel het onderscheid ten aanzien van de duur van de opzegging te beschouwen, zonder rekening te houden met de gevolgen ervan in andere domeinen van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid.

 

Het wetsontwerp dat hier vandaag ter stemming voorligt, biedt helemaal geen oplossing voor de andere verschilpunten, maar beperkt zich tot het hoogst noodzakelijke, met name de carenzdag en het ontslagrecht. De deadline heeft u niet gehaald. Tegen 8 juli 2013 moest er een eenheidsstatuut zijn. Dit was er op die dag niet. Dit wetsontwerp beperkt zich tot twee deelgebieden, maar het zal in werking treden vanaf 1 januari 2014. Wat met de tussenperiode? Ik vind hierover niets terug in het wetsontwerp en ook de Raad van State maakte deze opmerking. Valt men tijdens deze periode onder de oude regeling? Die oude regeling is echter in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Of bent u nog van plan iets te ondernemen?

 

Men kan zich ook de volgende vraag stellen. Het is de bedoeling de discriminatie weg te werken tussen arbeiders en bedienden. Indien wij enkel naar het ontslagrecht kijken, rijst de vraag of de discriminatie ook is weggewerkt, dan wel of er nog een onderscheid tussen arbeiders en bedienden blijft.

 

Iedereen is het erover eens dat de discriminatie blijft bestaan. De heer Vercamer heeft daarstraks naar de bouwsector verwezen. De Raad van State stelt ook letterlijk in zijn advies dat de discriminatie blijft bestaan. Meer nog, de Raad van State merkt ter zake terecht op dat zelfs een nieuwe discriminatie wordt ingevoerd.

 

U zult dus voor de bouwvakkers een structurele discriminatie in stand houden. De reden is wat ze is, namelijk de loonkosten. De huidige regering weigert echter maatregelen te nemen om de loonkosten naar beneden te halen. Wat doet u dus? U voorziet in een structurele uitzondering voor de bouwvakkers. Zij zouden nog onder het oude regime vallen.

 

Ziet u ter zake dan geen problemen? Is de betreffende bepaling niet discriminatoir? Wat zal er gebeuren, indien een bouwvakker die na 1 januari 2014 wordt ontslagen, naar de arbeidsrechtbank stapt en stelt dat hij volgens het arrest van het Grondwettelijk Hof recht heeft op meer?

 

U verwijst naar de memorie van toelichting. U weet echter ook, net zoals iedereen, dat de memorie van toelichting geen rechtskracht heeft.

 

Concreet is er met het bewuste artikel een probleem voor de elektriciens-installateurs. Zij vallen immers niet onder de uitzondering. Zal dat geen impact hebben op de werkgelegenheid van de elektriciens-installateurs? Zij werken immers, net zoals de bouwvakkers, op een tijdelijke mobiele werkplaats.

 

Ook op dat vlak kan, bijvoorbeeld, de argumentatie van het knelpuntberoep worden ingeroepen, wat de argumentatie is die u voor de bouwvakkers gebruikt. Ook voor de sector in kwestie zal het om een knelpuntberoep gaan. Meer nog, er zal een verschuiving komen. Alle of heel veel elektriciens-installateurs zullen binnen het paritair comité van de bouwsector worden aangeworven.

 

De discriminatie blijft dus bestaan, structureel zelfs voor een deel van de werknemers.

 

Ook bij de klikregeling heeft de Raad van State bedenkingen. Wat mij echter vooral zorgen baart, is de complexiteit van de klikregeling. Wat bepaalt het wetsontwerp immers? De klikregeling gaat in vanaf 1 januari 2014. Vanaf dan wordt voor het bepalen van de opzeg alles op nul gezet.

 

Men zal de rechten van vóór 2014 nog wel kunnen blijven combineren. Vrij vertaald betekent het dat er over twintig jaar nog steeds verschillen zullen zijn tussen arbeiders en bedienden, op basis van de dienstjaren voor 2014. Ik denk echter vooral dat de klikregeling complex wordt, waardoor ze zowel voor bedrijven als voor werknemers, die tenslotte het recht hebben om te weten hoe hun ontslagrecht ineenzit, onduidelijk wordt.

 

De andere discriminatiegronden blijven bestaan. Er is geen totaaloplossing, wat ook een bezorgdheid van de Raad van State is. U hebt heel veel aangelegenheden doorverwezen naar de sociale partners. Er is het tijdpad; ik dacht dat het er tegen eind december moest zijn. Het is nu bijna eind december. Kunt u misschien iets meer vertellen over onder andere de tijdelijke werkloosheid en de paritaire comités?

 

Wat met de activering van de ontslagen werknemer? Bij een nieuw ontslagrecht moet daarvoor aandacht zijn. Immers, als een werknemer ontslagen wordt, moet de eerste vraag luiden hoe men ervoor kan zorgen dat de ontslagen werknemer zo snel mogelijk opnieuw aan het werk gaat. Mijns inziens – ik herhaal wat ik in de commissie heb gezegd – is de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd de beste activeringsmethode. U hebt echter in de tekst geen activeringsmaatregelen opgenomen, maar verwijst daarvoor naar de sociale partners. Zij krijgen vijf jaar de tijd om daarover eens na te denken.

 

Dat geldt ook voor de motivering van het ontslag. Nochtans was het niet moeilijk geweest om daarvoor een regeling uit te werken, zonder dat u daarvoor uw toevlucht moet nemen tot complexe procedures. Het is toch essentieel dat een werknemer die ontslagen wordt, de reden van zijn ontslag kent. Ook dat punt hebt u alweer doorverwezen naar de sociale partners.

 

Op dat vlak vraagt de Raad van State zich, mijns inziens terecht, af of die handelwijze conform de Grondwet is. U besteedt uw bevoegdheid uit aan de sociale partners. Waarom is er hier dan de Grondwet? Moet ik nog herinneren aan artikel 33 van de Grondwet, dat bepaalt dat alle macht uitgaat van de natie en wordt uitgeoefend op de wijze door de Grondwet bepaald. U bent in de kwestie bevoegd om uitvoering te geven aan de wet, maar wat doet u? U schuift de activeringsmaatregelen en de regels in verband met de motivering van het ontslag door naar de sociale partners en zij moeten het dan oplossen. De Raad van State is heel duidelijk ter zake: dat is niet conform de Grondwet.

 

De sociale partners kunnen uiteraard hun adviesbevoegdheid uitoefenen, maar ze kunnen niet in de plaats treden van de bevoegde minister.

 

Een volgend punt betreft de afschaffing van de proeftijd. Ik begrijp uw motivatie niet goed. De proeftijd is een flexibiliseringsmechanisme. Voor bedrijven is het een goed mechanisme. Ook voor werknemers die hun functie of taak nog niet kennen, is het goed dat er zoiets al een proeftijd bestaat. Als twee partijen niet tevreden zijn over elkaar, kunnen ze in een heel korte tijd en zonder grote kosten afscheid van elkaar nemen.

 

De proeftijd bestaat ook in andere Europese landen, maar u vindt dat de proeftijd niet meer thuishoort in het nieuwe ontslagrecht. Samen met experts van de arbeidsmarkt denk ik dat dat een rem zal zetten op de aanwervingen.

 

Ik vraag mij ook af wat de kostprijs is. De voorgestelde maatregelen in het wetsontwerp werden niet berekend, ook al is wettelijk bepaald dat de kostprijs van wetsontwerpen met een sociaal-economische impact moet worden berekend. Tot op vandaag weet niemand, u niet en ook de bedrijven niet, hoeveel het nieuwe ontslagrecht zal kosten.

 

Mevrouw de minister, u gaat bovendien uw bevoegdheid te buiten met uw regelingen in verband met outplacement, wat een gewestelijke bevoegdheid is in het kader van de arbeidsbemiddeling. Daarmee herhaal ik wat ook de Raad van State al heeft geoordeeld.

 

Ten slotte, wij zullen tegen het wetsontwerp stemmen omdat de discriminatie blijft bestaan en, erger nog, omdat er nieuwe discriminaties worden ingevoerd. De kostprijs is helemaal niet duidelijk en de wetgeving wordt niet eenvoudiger, duidelijker en transparanter, maar alsmaar complexer.

 

Ik ben ontgoocheld, omdat u er niet in bent geslaagd om een duidelijk ontslagrecht naar voren te schuiven met de klemtoon op aanwervingen, al is dat maar een deel van de oplossing.

 

24.03  Vincent Sampaoli (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, comme nous l'avons exprimé à plusieurs reprises tant ici qu'en commission, la recherche d'une solution pour un statut unique des travailleurs est ancrée dans l'histoire sociale de notre pays.

 

Pour rappel, notre droit du travail a été entièrement bâti sur une distinction entre travailleurs, conduisant à des traitements différenciés, et donc à une discrimination. Si celle-ci est bien sûr juridique et économique, elle présente également une dimension émotionnelle particulière. En effet, les milliers de travailleurs confinés dans le statut d'ouvrier ont le sentiment que leur travail n'est pas considéré à sa juste valeur et, à tout le moins, pas de la même manière que celui exercé par d'autres.

 

La jurisprudence et la doctrine tendant à déterminer si la nature d'un travail doit être qualifiée de manuelle ou d'intellectuelle sont devenues intenables au fil du temps. À l'aube de ce XXIe siècle, force est de constater que notre économie a évolué progressivement vers les services, le développement des progrès technologiques, l'apparition de nouvelles fonctions. En outre, elle exige qualification, formation et responsabilité dans le travail. Dans ce contexte, la qualification "principalement manuelle" ou "principalement intellectuelle" de ces fonctions est devenue obsolète.

 

Du reste, et c'est fondamental, on ne voit pas en quoi la forme intellectuelle d'une activité conférerait à celle-ci plus de valeur que n'en donnerait la forme manuelle, ni en quoi elle vaudrait à celui qui la preste plus de mérite et de protection.

 

Avec ce projet de loi qui concrétise le compromis intervenu entre les partenaires sociaux, une étape décisive et irréversible tendant à mettre fin à cette discrimination sera franchie dès le 1er janvier 2014. Certes, le texte qui nous est soumis ne répond que partiellement à nos attentes, puisqu'il comporte quelques zones d'ombre. Perfectible, il constitue une dynamique vers un statut unique, mais notre groupe espère qu'il n'y aura plus d'arrêt prolongé dans la construction de celui-ci.

 

Plusieurs aspects du droit du travail, et non des moindres, devront en effet être harmonisés. Je pense, par exemple, au mode de calcul des pécules de vacances, à la prise en charge du salaire garanti, au chômage économique des employés, aux barèmes liés à l'ancienneté, à la question du licenciement abusif ou encore aux pensions du second pilier, qui actuellement sont clairement discriminatoires pour ceux que l'on qualifie d'ouvriers.

 

Par ailleurs, le nouveau modèle des délais de préavis, soit un modèle lissé au lieu d'être en escalier, obéit à un principe qui se veut plus équitable et qui relève d'un compromis. C'est dans ce contexte que la suppression de la clause d'essai doit être comprise.

 

Comme je l'ai exprimé en commission, ce sont les employés qui, par solidarité envers les ouvriers, ont permis d'aboutir à ce compromis. Cette solidarité ne se limite pas aux délais de préavis, mais se manifeste également par le biais de la suppression d'un avantage fiscal pour ce qui concerne le coût du rattrapage accordé aux ouvriers licenciés d'ici 2017.

 

Cette solidarité entre travailleurs n'était pas gagnée d'avance. C'est pourquoi notre groupe tient ici à leur rendre tout particulièrement hommage. Ils ont permis de mettre fin à un dossier conflictuel vieux d'une trentaine d'années.

 

Car on ne peut pas dire que le monde patronal a fait preuve du même élan de solidarité puisque, une fois de plus, ce sont encore les deniers de la sécurité sociale qui sont sollicités. Je pense notamment à plusieurs mécanismes de compensation dont une imputation des coûts supplémentaires sur les indemnités de sécurité d'existence.

 

En outre, je ne reviendrai pas sur les différents points soulevés, entre autres, par le Conseil d'État qui entachent le projet de loi. Ils ont suffisamment été abordés en commission et nous avons exprimé toute notre préoccupation et notre inquiétude sur le devenir de certaines dispositions qui nous laissent quelque peu dubitatifs.

 

Il me semble néanmoins important de dire un mot concernant la dérogation structurelle qui a été accordée au préjudice des quelque 150 000 ouvriers du secteur de la construction. Notre groupe est bien conscient que les entreprises concernées souffrent d'une pénurie, d'une part, et surtout, d'autre part, d'une concurrence déloyale qui atteint une proportion réellement inquiétante dans notre pays. Nous avons longuement débattu du dumping social et de la directive "Détachement" à l'occasion de l'examen de votre note de politique générale et de celle de votre collègue en charge de la Fraude sociale et fiscale, M. Crombez.

 

Cela dit, préserver les intérêts des travailleurs et des employeurs d'un secteur confronté à de graves difficultés doit nécessairement constituer une mesure transitoire. Sinon, l'effort de solidarité réalisé par les employés serait en partie annihilé par un ancrage législatif selon lequel il existerait désormais en Belgique des travailleurs moins égaux que d'autres. Le Conseil d'État ne dit d'ailleurs pas autre chose, mais, à notre grand regret, le gouvernement a préféré passer outre cette objection de portée pourtant fondamentale.

 

En conclusion, notre groupe soutiendra ce projet.

 

Présidente: Sonja Becq, deuxième vice-présidente.

Voorzitter: Sonja Becq, tweede ondervoorzitter.

 

24.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, malheureusement, je n'ai pu assister à tous les travaux de la commission des Affaires sociales concernant ce texte, étant retenu par les travaux de la commission des Finances. Avec ma collègue Zoé Genot, qui s'exprimera un peu plus tard, nous sommes particulièrement inquiets des discriminations qui sont maintenues à l'égard des travailleurs du secteur de la construction. Monsieur Sampaoli, vous l'avez souligné, mais vous allez néanmoins voter ce texte qui va maintenir structurellement une discrimination à l'égard de ces travailleurs. De quelles garanties disposez-vous pour dire que ces discriminations inacceptables ne seront que temporaires? Quelle est la solidité d'un mécanisme juridique qui perpétue des discriminations pour lesquelles la Cour constitutionnelle a obligé le gouvernement, les partenaires sociaux et, aujourd'hui, ce parlement à légiférer? Qu'est-ce qui vous permet de voter dans quelques heures une loi qui maintient des discriminations qui nous semblent inacceptables?

 

24.05  Vincent Sampaoli (PS): On en vient à la conclusion de mon intervention. Notre groupe va effectivement soutenir ce projet de loi, mais il regarde dès à présent vers l'avenir car les choses ne s'arrêteront évidemment pas le 1er janvier 2014. Nous sommes persuadés qu'à la lumière des interrogations syndicales et des secrétariats sociaux quant à l'application de la loi, une jurisprudence abondante ne manquera pas de se développer et que de nombreuses adaptations et modifications seront non seulement nécessaires mais obligatoires a posteriori. Dans ce cadre, la problématique du secteur de la construction se règlera.

 

24.06  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, j'ai bien écouté M. Sampaoli, qui n'a pas répondu à ma question mais qui a poursuivi la lecture appliquée de ses notes, ce qui est tout à fait légitime.

 

La majorité, dont le parti de M. Sampaoli fait partie, va voter un texte qui maintient un régime de discriminations important à l'égard de certains travailleurs et accepte l'incertitude juridique qui va continuer à planer sur la question des statuts d'ouvrier et d'employé. Je pense que cela nous annonce de nouveaux recours qui feront surtout la fortune des avocats spécialisés en matière sociale. Nous n'avons rien résolu de façon complète, et nous le regrettons.

 

24.07  Vincent Sampaoli (PS): Monsieur Gilkinet, je sais que vous pensez toujours avoir raison. Je vous connais depuis suffisamment longtemps.

 

Nous savons pertinemment que des recours seront introduits, mais ceci est un grand pas en avant. Certes, ce texte n'est pas parfait; il est perfectible. Cependant, c'est une avancée substantielle par rapport à ce qui existait auparavant.

 

24.08  David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, la commission des Affaires sociales a adopté, la semaine dernière, le projet de loi concernant l'introduction d'un statut unique entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence.

 

Ce compromis élaboré par les partenaires sociaux était très attendu et fut particulièrement difficile à obtenir. Je dois vous féliciter, madame la ministre, d'avoir pu mener à bien un tel dossier qui met fin à une discrimination perdurant depuis longtemps. En outre, ce texte modernise la réglementation et renforce les mesures de reclassement et d'"employabilité" des travailleurs.

 

Je dois vous féliciter également de l'attention spécifique qui a été apportée à certains secteurs, notamment celui de la construction, qui affronte des conditions particulières, dont il fallait tenir compte, ce qui a été fait. C'est une bonne chose!

 

Cependant - c'est toujours ainsi - dans un compromis, on relève les côtés positifs et on ne peut passer sous silence les aspects moins positifs, les bémols.

 

Le premier bémol, en ce qui me concerne, réside dans les coûts que cet accord risque de générer pour les entreprises. En effet, pour celles qui employaient des ouvriers, les délais de préavis plus longs auront pour conséquence de coûter plus cher.

 

Je crains – cela semble se confirmer par un sondage réalisé par l'Union des Classes moyennes récemment – que 82 % des entreprises envisagent de changer leur manière de recruter et d'avoir davantage recours aux contrats intérimaires et que, dans un futur proche, la politique de recrutement ne s'oriente davantage vers le travail intérimaire ou vers des contrats à durée déterminée. Je crains donc une forme de précarisation des emplois en Belgique.

 

Il sera également nécessaire de prendre le temps d'expliquer aux entreprises les nouvelles modalités qui concernent ce statut unique, surtout dans la phase de mise en place du nouveau statut, et de ne pas sanctionner trop brutalement les entrepreneurs qui, de bonne foi, viendraient à commettre des erreurs. On le sait, cette mesure va constituer un grand chamboulement dans les secteurs concernés. Le travailleur sera payé dès le premier jour de maladie, mais en contrepartie, il devra se soumettre à un contrôle plus rigoureux.

 

Pour les employeurs, cette mesure aura un coût considérable qui sera, certes, compensé en partie par des réductions de charges, mais on ne sait pas, aujourd'hui, si ces allègements compenseront totalement les hausses de coûts engendrées par la suppression du jour de carence.

 

Le troisième bémol a trait à la suppression de la période d'essai. Selon les explications données en commission, la suppression de la période d'essai devrait être compensée par le raccourcissement de la période de préavis en début de contrat.

 

Chers collègues, je l'ai dit et je le répète, la suppression de la période d'essai est, selon moi, regrettable car cette disparition va priver l'employeur de l'opportunité de tester les compétences et le savoir-faire de son travailleur. Je crains que cela ne conduise, une nouvelle fois, à une précarisation des contrats de travail.

 

Pour conclure, madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, je dirai qu'il s'agit d'un compromis conclu par les partenaires sociaux. Il a des avantages, mais il présente aussi des inconvénients. Cependant, il convient de saluer le bon aboutissement de ce dossier. Je vous félicite donc, madame la ministre, d'avoir pu arracher ce texte dans les circonstances que nous connaissons.

 

24.09  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de voorzitter, beste collega’s, drie weken geleden organiseerde ABVV Metaal op de oude mijnsite van Winterslag, op enkele kilometers van Ford, zijn tweede statutair congres. Op dat congres werd een pamflet uitgedeeld met het verslag uit 1976. Ik citeer: “Agendapunt eisenprogramma: statuut arbeiders-bedienden. Hier is de betrachting in de eerste plaats de verschillen weg te werken op het ondernemingsvlak. De wettelijke verschillen, zoals gedeeltelijke werkloosheid, vooropzegvergoedingen, zullen ook besproken worden. Dit is in de eerste plaats een interprofessioneel punt.”

 

Collega’s, deze anekdote alleen om aan te tonen hoe historisch het wetsontwerp is dat wij hier vandaag bespreken. In 1900 kon men eigenlijk op een vrij vlotte manier een onderscheid maken tussen arbeiders en bedienden. Puur vanwege de sociaal-economische en technologische context van die tijd was het honderd jaar geleden nog vrij eenvoudig om werknemers onder te verdelen in de categorie werkman en de categorie bediende. In de loop der jaren is dat onderscheid op de werkvloer echter sterk vervaagd. Ook van de arbeiders wordt steeds meer scholing gevraagd. Bedienden en arbeiders werken ook vaker op dezelfde werkplek.

 

De wet van 3 juli 1978 is geleidelijk aan geëvolueerd. Toch heeft de wet van 1978 het historisch onderscheid behouden op basis van de manuele of intellectuele aard van de arbeid met een groot verschil in vooral de opzegtermijnen en de carenzdag. Dat was ook het oordeel van het Grondwettelijk Hof, dat in 1993 een arrest heeft geveld waarin het heel duidelijk oordeelde dat het verschil in behandeling gewoon niet meer te verantwoorden was en dat dit een discriminatie was. De wet van 1978 werd niet ongrondwettelijk verklaard, maar er werd wel toe opgeroepen om de wetgeving geleidelijk aan te passen.

 

Er werden al heel wat initiatieven genomen in de jaren die daarop volgden. Onze fractie heeft hierover, bijvoorbeeld, al sinds 1997 wetsvoorstellen ingediend. Ook de sociale partners hebben deze problematiek al meermaals besproken. Sinds 1999 maken de interprofessionele akkoorden melding van de inspanningen die de sociale partners willen leveren om het onderscheid tussen arbeiders en bedienden in kaart te brengen en beloofde men IPA na IPA om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen.

 

Collega’s, vandaag zijn wij zover, 38 jaar na het eerste pamflet en twintig jaar na het eerste arrest van het Grondwettelijk Hof.

 

Voorzitter: André Flahaut, voorzitter.

Président: André Flahaut, président.

 

Er kan dus moeilijk aan worden getwijfeld dat wij hier vandaag een historische wet bespreken. Het belang van de wet vloeit niet alleen voort uit de historiek, maar natuurlijk ook uit de grond van de zaak, uit de grote onrechtvaardigheid en de discriminatie waarvoor zij een oplossing biedt.

 

De Belgische arbeiders behoren vandaag tot de slechtst beschermde werknemers en zijn het goedkoopst om te ontslaan, niet alleen ten opzichte van de bedienden in ons land, maar ook ten opzichte van de Europese collega’s.

 

De afgelopen maanden hebben wij veel horen verklaren dat de loonkosten in ons land jobs in gevaar brengen. Ik twijfel er echter niet aan: als Ford beslist een fabriek in Europa te sluiten, dan mogen wij nog zo hard werken als wij willen, dan mogen wij nog zo veel inleveren als wij willen, als wij de goedkoopste blijven om te ontslaan, dan heeft het allemaal geen zin en zijn wij de pineut. Dat is er gebeurd. Dat is de harde realiteit tot op de dag van vandaag.

 

Vanaf 1 januari verdwijnt dat eindelijk. Vanaf dan zullen de opzegtermijnen van arbeiders en bedienden op dezelfde manier worden opgebouwd. Dat betekent niet alleen het volledig wegwerken van een ongelijke behandeling. Het is ook een forse vereenvoudiging, zowel voor de werknemers als voor de werkgevers.

 

Tijdens de eerste vijf jaar bouwt men progressief op. Vanaf het vijfde tot het negentiende jaar is er een stijging van drie weken per jaar. Het twintigste jaar is een scharnierjaar, waardoor werknemers twee weken opbouwen. Vanaf het eenentwintigste jaar wordt de termijn verhoogd met één week per jaar anciënniteit.

 

Er is ook gekozen voor een overgangsmaatregel, maar ook die is heel duidelijk: niemand verliest opgebouwde rechten. Alle opgebouwde rechten zijn verworven en worden vastgeklikt. Om echter te voorkomen dat arbeiders te lang zouden moeten wachten op gelijke rechten is er een geleidelijke compensatieregel uitgewerkt.

 

Ook de tweede grote discriminatie, de carenzdag, wordt volledig weggewerkt.

 

Collega’s, onze fractie is zeer tevreden dat de regering deze hervorming te baat heeft genomen om tegelijk ook een belangrijke stap te zetten in de modernisering van het ontslagrecht. In het akkoord is namelijk een belangrijke beslissing opgenomen over outplacement. Vandaag hebben enkel werknemers in collectief ontslag en werknemers ouder dan 45 jaar recht op outplacement. In de toekomst zal dat recht door de wet worden veralgemeend. Dat is heel belangrijk. Het is immers reeds voldoende bewezen dat outplacement ervoor zorgt dat men sneller een nieuwe job vindt. Die extra begeleiding is zeker een grote hulp voor mensen die na een aantal jaar in dezelfde job niet meer actief hebben rondgekeken op de arbeidsmarkt en wier ervaring misschien wat eenzijdig is geworden. Door het veralgemeende recht op outplacement wordt de ontslagbescherming actiever gemaakt en wordt een nieuwe belangrijke stap gezet in de omschakeling van jobzekerheid naar loopbaanzekerheid.

 

Mevrouw de minister, op 5 juli hebt u vriend en vijand verrast. Op een moment waarop niemand het nog voor mogelijk hield, op een moment waarop de deadline van het Grondwettelijk Hof angstwekkend dichtbij kwam, op een moment waarop iedereen begon te vrezen voor juridische onzekerheid en grote chaos, bent u er toch in geslaagd om alsnog een akkoord tot stand te brengen. Het uitblijven van duidelijkheid rond de ontslagregels zou gevolgen hebben gehad op de houding van binnenlandse en buitenlandse werkgevers, maar ook op potentiële investeerders. Werknemers zouden geen duidelijkheid hebben gehad over de juistheid van hun opzegtermijnen. Het uitblijven van een regeling zou een grote bedreiging geweest zijn voor het investeringsklimaat en mogelijk zelfs een rem gezet hebben op de aanwervingen. Dat alles hebt u vermeden door het compromis dat u samen met de sociale partners op 5 juli hebt bereikt.

 

Een compromis blijft een compromis, maar dit compromis heeft een noodzakelijke bres geslagen in de Berlijnse muur tussen arbeiders en bedienden. Het werk is nog niet af. Er is afgesproken dat de sociale partners tegen 1 januari een oplossing zouden vinden voor de andere verschillen tussen arbeiders en bedienden, zoals het vakantiegeld en dergelijke. Er rest niet veel tijd meer, maar nu er een doorbraak is op de belangrijkste twee domeinen, heb ik er wel alle vertrouwen in dat voor de resterende problemen een oplossing wordt gevonden.

 

Mevrouw de minister, als vakbondsvrouw, als arbeidster, als politica ben ik uitermate tevreden en ook zeer trots dat ik vandaag de groene knop mag indrukken om de goedkeuring aan dit wetsontwerp te geven. Er is geen sterker signaal om onze waardering uit te drukken dan een rode roos.

 

(Mevrouw Kitir overhandigt een rode roos aan minister De Coninck.)

 

24.10  Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mevrouw de minister, het feit dat wij hier vandaag het wetsontwerp aangaande het eenheidsstatuut behandelen, toont aan dat deze regering, en in het bijzonder uzelf, een oplossing voor een uitermate belangrijk dossier hebben weten te vinden, een dossier waarop menig voorganger zijn tanden heeft stukgebeten. U hebt aan het ‘BHV van het sociaal overleg’ een oplossing geboden. In dit dossier leek het sociaal overleg op een dood spoor te zijn beland, maar niets daarvan: zowel de regering als de sociale partners hebben in dezen hun verantwoordelijkheid opgenomen.

 

Dat kan niet van iedereen worden gezegd, mevrouw de minister. Ik zei het al in de commissie: uw dynamiek staat in schril contrast met de dynamiek van onze Vlaamse minister van Werk. U hebt al enige zaken op uw palmares weten te rijgen. Het enige wat op het palmares staat van de heer Muyters, is een belastingverhoging van 600 euro per gezin in Vlaanderen. Ieder natuurlijk zijn palmares in dezen.

 

Wat voorligt, mevrouw de minister, is inderdaad, zoals door de collega’s gezegd, een compromis, een evenwichtig compromis waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof en waarin het ontslagrecht inderdaad wordt vernieuwd en gemoderniseerd. Mijn fractie juicht die evolutie toe. Wij hebben hier ook een stap gezet richting omscholing en heractivering, een stap om mensen te activeren, aan de slag te houden. Het is een stap in de richting van het Scandinavische arbeidsmodel. Wij maken hier inderdaad de shift, tot spijt van wie het benijdt, mevrouw Demir, van een passieve vergoeding naar een activerend model.

 

Het is daarbij ook belangrijk dat het ontslagrecht wordt hervormd

 

24.11  Zuhal Demir (N-VA): Collega De Clercq, ik hoor u graag spreken over de activeringsmaatregelen, maar kunt u mij eens zeggen welke activeringsmaatregel — ik heb het niet over outplacement — op dit moment in het wetsontwerp staat? Voor mij ligt nochtans hetzelfde wetsontwerp. Ik lees dat specifiek de activering wordt uitbesteed aan de sociale partners en dat zij vijf jaar de tijd hebben om daarover na te denken. Wij weten allemaal hoe dat dan gaat in dit land. Als de sociale partners vijf jaar de tijd hebben om na te denken over mogelijke activeringsmaatregelen, dan hollen zij de feiten en de werkelijkheid achterna.

 

(…): (…)

 

24.12  Mathias De Clercq (Open Vld): Zij zijn tegen alles, maar zij komen met geen enkel constructief voorstel.

 

Mijnheer Jambon, u zit hier met veel toupet een minister die iets doet de les te spellen. U zou beter uw partijgenoot, de minister van activering in Vlaanderen, aanmanen om een beetje te activeren. Wat doet u in de Vlaamse regering, mijnheer Jambon? U hebt de tools en de hefbomen in handen om bijvoorbeeld de Vlaamse tewerkstellingsbonus in te voeren, maar u doet niets, nul, nada. Uw spagaat wordt duidelijk. U wordt een beetje zenuwachtig.

 

24.13  Jan Jambon (N-VA): (…)

 

24.14  Mathias De Clercq (Open Vld): Laat mij uitspreken, mijnheer Jambon. U hebt het altijd over de competitiviteit en de activering van mensen. Welnu, het wetsontwerp staat vol activerende maatregelen. Vandaag blijkt ook dat, ten aanzien van de buurlanden, de competitiviteit in dit land gestegen is. Dat zijn objectieve cijfers. Dat doet natuurlijk een beetje pijn. Nu komt u hier aanzetten met schertsvragen als “waar zijn de activerende maatregelen”? Wie heeft het indexmechanisme hervormd? Wie heeft de degressiviteit van de uitkeringen bepaald? Niet u. U bekritiseert, maar u brengt geen oplossingen. Dat is het probleem van uw partij en dat is de reden waarom u nooit een stap vooruit zult zetten in dit halfrond en voor de Vlaming in dit land.

 

24.15 Minister Monica De Coninck: Mijnheer Jambon, als u iets kent van de staatshervorming, dan weet u dat de activering en alle maatregelen die daarbij horen, ook outplacement, behoren tot de bevoegdheid van de deelstaten. Een derde van de vooropzeg dient voor outplacement en activering. Het principe konden wij inschrijven, omdat dat bij het ontslagrecht hoort, maar de concrete invulling ervan behoort tot de bevoegdheid van de deelstaten.

 

24.16  Mathias De Clercq (Open Vld): Het blijft nu oorverdovend stil bij de N-VA. Geen initiatief. Laat minister Muyters eens in gang schieten; het enige wat hij op zijn palmares heeft, is een belastingverhoging. Ik zou dus niet te hoog van de toren blazen.

 

Collega’s, zoals de minister zei, is het luik outplacement zeer belangrijk. Emancipatie! Mensen kansen geven, mensen begeleiden. Vroeger bleef dit beperkt tot mensen ouder dan 45 jaar, maar nu geldt het voor iedereen. Dat is een stap vooruit. Dat is vooruitstrevend beleid om mensen nieuwe kansen te geven, om hen niet in de kou te laten staan.

 

Sommigen hier kennen dat niet; zij verdragen alleen de kilte. Ik heb trouwens gehoord dat de heer De Clerck CD&V en de N-VA opnieuw wil samensmelten. De warmte van CD&V en de scherpte van de N-VA. Die scherpte is mij al lang vreemd, maar het feit dat hij spreekt over de warmte van CD&V beaamt dat het bij u wel zeer kil is geworden, nietwaar? Dit terzijde. Lees eens goed het artikel waarin zijn zoon een oproep doet.

 

De heer Jambon is nu aan het telefoneren, want hij weet niet meer wat hij moet antwoorden. Hij luistert zelfs niet. Dat is dus de N-VA! Dat is dus respect tonen voor de burgers! Maar goed, ter zake. Ik durf niet meer aandringen. Misschien vraagt hij zich af wat hiermee wordt bedoeld of misschien telefoneert hij wel met minister Muyters om hem ertoe aan te zetten eindelijk in gang te schieten.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn korte interventie afsluiten.

 

Mevrouw de minister, wij hebben over deze materie weken, maanden, gepraat in de commissie. Ik wil mijn appreciatie uitdrukken voor het geleverde werk. Het is natuurlijk een compromis. Bepaalde partijen willen nog verder gaan. Mijn partij wil dat ook en er zijn nog kansen. Wij kiezen inderdaad voor krachtdadige realisaties, stap voor stap. Wij gaan in de goede richting en wij nemen onze verantwoordelijkheid op.

 

Mevrouw de minister, ik heb geen roos voor u, en er bestaan trouwens geen blauwe rozen, maar onze appreciatie krijgt u. Gefeliciteerd, doe zo voort!

 

24.17  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, chers collègues, quand nous avons appris qu'il y avait enfin un accord sur l'harmonisation des statuts ouvrier/employé, nous avons salué cet accord historique que nous attendions depuis très longtemps. Nous avons même félicité les partenaires sociaux et le gouvernement.

 

La rédaction de ce texte fondamental avait connu énormément de difficultés. Nous pouvons être particulièrement reconnaissants aux employés qui ont accepté de réduire une série de leurs acquis pour permettre d'aboutir à cet accord.

 

En revanche, lorsque le texte final, le projet de loi, est arrivé sur nos bancs, il faut avouer que nous avons été moins réjouis. L'objectif était de supprimer une grave inégalité existant depuis des années entre ouvriers et employés et qui datait clairement d'une autre époque mais l'objectif était aussi de mettre fin aux controverses devant les tribunaux et à l'incertitude en cours. Le texte qui nous est proposé ne permettra malheureusement pas d'atteindre ce dernier objectif.

 

On espérait un projet de loi limpide et juridiquement inattaquable. Les termes de l'accord âprement discuté durant l'été par les partenaires sociaux étaient de permettre aux ouvriers et aux employés d'être soumis à un régime harmonisé. Le résultat présenté par le gouvernement est décevant, médiocre. Il ouvre grand la porte à une longue saga judiciaire devant la Cour constitutionnelle et devant les tribunaux du travail.

 

Loin d'être réglée, la question de l'harmonisation entre les employés et les ouvriers risque d'être encore longtemps au cœur des débats. En effet, comme le souligne lourdement et abondamment le Conseil d'État – j'ai lu de nombreux extraits en commission, je ne vais pas recommencer ici –, de nombreux principes juridiques de base ont été allégrement oubliés par le gouvernement lors de l'élaboration de son texte. Excès de compétence, non-respect du principe d'égalité fixé par les articles 10 et 11 de la Constitution, non-respect de l'article 23 de la Constitution consacrant l'effet standstill, non-respect de la Charte sociale européenne, des principes de base consacrant le respect de la vie privée. Le Conseil d'État est particulièrement explicite.

 

Cette insécurité juridique et le manque de clarté entourant de nombreuses dispositions du texte auront des conséquences dommageables tant pour les travailleurs que pour les employeurs qui devront appliquer ces nouvelles dispositions nébuleuses pour toute une série de cas intermédiaires.

 

L'insécurité juridique est telle qu'au final les travailleurs seront dans l'impossibilité d'établir clairement leurs droits et les employeurs ne sauront plus quelles dispositions appliquer, avec tous les risques que cela implique. On le sait, l'insécurité juridique est vraiment un élément particulièrement peu apprécié des entrepreneurs. Par contre, il y en a qui apprécieront: ce sont les bureaux d'avocats et de consultance, qui ont encore de beaux jours devant eux.

 

Enfin, de nombreux aspects du dossier doivent encore être concrétisés pour entrevoir la perspective d'un véritable statut commun au 1er janvier 2014. Parmi d'autres, citons l'uniformisation de la réglementation en matière de paiement du salaire, l'uniformisation de la réglementation en matière de chômage temporaire, le pécule de vacances des employés… Donc, le travail est commencé mais pas terminé.

 

Ce saucissonnage du dossier est regrettable, dès lors qu'il convenait de mettre en œuvre un accord global. Comme le précise le Conseil d'État, la portée de ce projet de loi est limitée et laisse subsister dans la législation au sens large et dans la sécurité sociale plusieurs discriminations non objectivement fondées entre les ouvriers et les employés.

 

Je vais revenir plus particulièrement sur trois aspects. Nous avons déposé des amendements relatifs à deux d'entre eux, parce qu'il y a moyen de faire autrement.

 

Le premier, c'est que la législation crée une nouvelle discrimination importante entre travailleurs. Il s'agit d'une nouvelle discrimination, pas une ancienne qui subsisterait.

 

Par dérogation au délai de préavis harmonisé et au mode de calcul des délais de préavis, le texte prévoit des délais de préavis inférieurs, sans limite dans le temps, pour les ouvriers de la construction travaillant sur les chantiers temporaires et mobiles. Ce dispositif non limité dans le temps crée une nouvelle forme de traitement discriminatoire entre travailleurs.

 

Sur un même chantier de la construction, deux travailleurs pourront être concernés par des préavis différents selon que l'un ou l'autre soit considéré ou non comme – et la définition va être particulièrement difficile à appliquer – "travailleur n'ayant pas de lieu fixe de travail et accomplissant habituellement dans des lieux de travail temporaires ou mobiles une ou plusieurs activités de réparation, de démolition, de maintenance, etc.". Beaucoup d'ouvriers dans la construction sont concernés, et il va y avoir énormément de discussions.

 

Les critères avancés pour mettre en œuvre ce régime dérogatoire sont inapplicables en pratique. De plus, les délais de préavis de ce régime dérogatoire sont très bas, puisque quelqu'un qui aurait travaillé dix ans sous ce nouveau statut aura droit à 56 jours de préavis. Cela ne peut être considéré comme conforme à la Charte sociale européenne que la Belgique s'est engagée à respecter.

 

Un deuxième élément qui nous paraît particulièrement regrettable est la violation grave de la vie privée. Le projet de loi prévoit que l'employeur pourra désormais demander au travailleur malade d'être présent à domicile quatre heures consécutives par jour pour une éventuelle visite du médecin-contrôle, si une convention collective de travail ou le règlement de travail le permet.

 

Cette disposition constitue une atteinte disproportionnée au respect de la vie privée, comme le souligne le Conseil d'État. Le texte ne prévoit pas de limitation dans le temps et peut s'appliquer durant la totalité de la maladie.

 

Or, dans de nombreux cas, cette contrainte lourde pour le travailleur peut être assimilée comme une pression psychologique, notamment en cas de burn-out, de dépression et autres – les médecins ont alors tendance à conseiller de bouger, d'être actif, de se changer les idées – ou comme une atteinte disproportionnée à sa vie privée. Le travailleur en cure de désintoxication ou séjournant en hôpital psychiatrique n'aura pas forcément envie que son employeur soit au courant.

 

Le troisième aspect est la question des contractuels du service public. Le texte confie, à de nombreuses reprises, l'exécution de la loi par le biais des conventions collectives de travail. Or, les travailleurs contractuels du secteur public ne sont pas assujettis à ces conventions collectives de travail. Par conséquent, ils seront oubliés pour une série d'éléments.

 

Un gros effort a été fait et une bonne négociation a eu lieu. Pourtant, le texte final présente encore énormément d'incertitudes qui nous mèneront devant les tribunaux. Nous devrons donc nous revoir assez rapidement pour remettre l'ouvrage sur le métier.

 

24.18  Guy D'haeseleer (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, iedereen herinnert zich nog het moment waarop premier Di Rupo stond te blinken aan de zijde van drie vrouwen, zijnde uzelf en twee kabinetschefs, omdat er in extremis een akkoord was bereikt rond de invoering van een zogenaamd eenheidsstatuut. De lovende woorden werden duchtig rondgestrooid en de bloemen vlogen als het ware in het rond. Twintig jaar na de eerste vernietigende uitspraak van het toenmalig Arbitragehof, was er zogezegd eindelijk een doorbraak.

 

De eerste bloemen zijn intussen verwelkt, maar ik heb begrepen dat u er zonet nieuwe hebt gekregen. De mist die in eerste instantie rond het akkoord over het eenheidsstatuut werd opgetrokken, verdween geleidelijk aan. Ook de hoerastemming, die er in het begin wel degelijk was, ebde vlug weg toen de terechte kritieken van werkgevers en bepaalde vakbondscentrales de kop opstaken. U zult het mij dan ook niet kwalijk nemen dat ik vandaag geen cadeautje bij heb voor u, mevrouw de minister, want daartoe is er weinig reden.

 

Het compromis dat op vrijdag 5 juli werd bereikt, kwam er niet omdat deze regering het achterlijk onderscheid eindelijk eens wou oplossen, nadat de vakbonden het dossier jarenlang hadden geblokkeerd en de verschillende ministers van Werk niet verder kwamen dan wat flauwe intenties en dreigementen in hun verschillende beleidsbrieven. Nee, het bereikte compromis over slechts twee deelaspecten van een totaalpakket, namelijk een oplossing voor het onderscheid inzake opzeggingstermijnen en voor de carenzdag, is er maar gekomen nadat het Grondwettelijk Hof de IPA-wet van 2011, die ons ook al moest doen geloven dat er reeds een eenheidsstatuut gerealiseerd werd, genadeloos onderuithaalde en een duidelijke deadline stelde. De uitkomst is geen allesomvattend akkoord, maar het resultaat van datgene wat politiek haalbaar was, doch niet van wat juridisch en vooral economisch noodzakelijk is.

 

Het resultaat is naar onze mening ontgoochelend. Er komt geen volledige en allesomvattende harmonisering van de beide statuten, integendeel. De regering heeft ook geen rekening gehouden met de terechte kritiek van de Raad van State. Die kritiek werd niet ernstig genomen en het wetsontwerp werd niet bijgestuurd, omdat – u hebt dit nogmaals bevestigd tijdens de besprekingen in de commissie – het een publiek geheim is dat het bedongen compromis niet veel nodig heeft om bij de minste wijziging het totaalpakket in vraag te stellen en het kaartenhuisje in elkaar te laten storten.

 

Ik vrees echter dat dit uitstel van executie betekent. De Raad van State heeft nochtans in zijn advies meerdere fundamentele bezwaren geuit tegen het nu voorliggend ontwerp, onder meer inzake extra discriminaties die worden gecreëerd, zoals de ongelijke behandeling tussen werknemers als gevolg van uitzonderingsmaatregelen, de regeling voor mobiele en tijdelijke bouwwerven, de kritiek inzake de privacy bij de controle op ziekte enzovoort. Daarmee vermeld ik nog maar de objectief vast te stellen discriminaties, waarbij nu reeds, door iedereen die een beetje vertrouwd is met de problematiek, voorspeld wordt dat het negeren van de adviezen van de Raad van State aanleiding zal geven tot procedures bij het Grondwettelijk Hof, waarvan bekend is dat het zich zeer consequent opstelt als het gaat over discriminatie.

 

Naast de Raad van State zijn er ook nog bezwaren en kritieken, en dan nog wel van de sociale partners zelf. Bepaalde centrales hebben nu al aangekondigd deze maatregelen aan te zullen vechten voor het Grondwettelijk Hof, uiteraard gesterkt door diezelfde kritiek van de Raad van State.

 

De werkgeversorganisaties zijn evenzeer terughoudend, omdat volgens hen de voorziene opzegtermijnen en de kosten verbonden aan het verdwijnen van de carenzdag de loonkostenhandicap nog verder zullen doen toenemen. Deze globale kostenverhoging zet een grote druk op de competitiviteit van de bedrijven en schrikt investeringen en tewerkstelling af.

 

In een zelfde context hebben recent nog de sectorverenigingen van de bewakings- en de schoonmaakbedrijven gereageerd. Zij vrezen dat de loonkosten fors zullen stijgen, wat tot banenverlies zal leiden. Volgens hen gaat het ruw geschat wellicht over zowat vierduizend jobs.

 

Daarnaast zien zij nog veel onduidelijkheden in het regeringsvoorstel, waarover nog flink wat sociaal overleg nodig zal zijn.

 

Over vele punten is er inderdaad nog altijd geen duidelijkheid. Normaliter zouden deze integraal deel moeten uitmaken van een fundamenteel eenheidsstatuut. Denken we onder meer aan het verschil in loonstructuur tussen arbeiders en bedienden, het gebrek aan eenduidigheid inzake het gewaarborgd loon, de tijdelijke werkloosheid, de verschillen in de bron en de berekeningswijze van het vakantiegeld, het moment van uitbetaling van het loon, de ongelijke persoonlijke socialezekerheidsbijdragen of de hervorming van de paritaire comités voor arbeiders en bedienden.

 

Hoever het staat met de aanpak van deze aangelegenheden hebben wij mogen vernemen in de commissie. De sociale partners zijn ermee bezig. Er is verwezen naar het sociaal overleg dat hierover aan de gang is. Ik heb daar allerminst vertrouwen in, mevrouw de minister, als ik het parcours bekijk dat de sociale partners in dit dossier de laatste twintig jaar hebben afgelegd.

 

De soap rond het eenheidsstatuut is dus verre van voorbij en zal blijven voortduren, met alle gevolgen van dien voor onze arbeidsmarkt. Wij dreigen inderdaad af te glijden naar een juridische chaos en het is niet, mevrouw de minister, omdat u hoopt dat iedereen zijn verstand zal gebruiken vooraleer gerechtelijke procedures op te starten, dat dit ook zo zal zijn.

 

Dit gaat over fundamentele rechten en plichten. Dit gaat over het loon van werknemers. Dit gaat over de concurrentiekracht van onze bedrijven. Zij zullen alle middelen benutten die nodig zijn om hun rechten veilig te stellen.

 

Voor ons is het dan ook een gemiste kans om een dossier dat al twintig jaar lang aansleept eindelijk fundamenteel op te lossen. Zeker in tijden van crisis en onzekerheid is het hoog tijd dat er voor de bedrijven en de werknemers in dit land duidelijkheid komt. De bedrijfsleiders vechten voor hun concurrentiepositie en de werknemers, arbeiders en bedienden zijn bezorgd om hun job.

 

Mevrouw de minister, ik besluit met erop te wijzen dat er geen echt eenheidsstatuut komt. Het zal er de komende maanden ook niet komen. Ik geloof daar niet in. Ik geloof niet in het resultaat dat de sociale partners zullen aanbieden.

 

Het gevolg zal zijn dat ons arbeidsrecht nog complexer en nog ondoorzichtiger wordt dan het al was. De discriminaties zullen nog toenemen. De juridische onzekerheid was nooit zo groot.

 

Het staat dus in de sterren geschreven dat wij hier binnenkort opnieuw zullen staan voor de stemming van allerhande reparatiewetten als gevolg van de talrijke juridische procedures, die ongetwijfeld op ons af komen.

 

Onze fractie zal dan ook met veel overtuiging tegenstemmen.

 

24.19  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, l'équation était difficile. On l'a dit et répété à maintes reprises lors des débats qui ont eu lieu récemment en commission mais également durant ces dernières années, notamment à l'occasion des questions d'actualité. Mais cette équation n'était manifestement pas impossible. La preuve en est que l'on a finalement pu obtenir un accord.

 

Cet accord n'est pas banal. Chacun pourra le reconnaître. C'est même un accord historique. Ce dossier était d'ailleurs l'un des chantiers extrêmement importants de ce gouvernement pendant cette législature. Je me permets donc de féliciter le gouvernement et vous, en particulier, madame la ministre, puisque ce point est maintenant engrangé.

 

Cela dit, cette harmonisation n'est pas totalement résolue. En effet, il est essentiel de trouver un accord pour ce qui concerne les différences qui doivent encore être traitées: les vacances annuelles, le salaire garanti, le chômage temporaire, le paiement du salaire, les relations collectives de travail, la pension complémentaire. Si ces points ne sont pas résolus, on risque de s'exposer à des recours devant la Cour constitutionnelle, et donc à une forme d'insécurité juridique. Ces points sont donc, madame la ministre, particulièrement cruciaux.

 

Ce texte est également un texte de compromis. Et, par définition, comme c'est le cas pour tout texte de compromis, certains y verront des avantages et des inconvénients, d'autres y verront aussi des avantages et des inconvénients.

 

Force est de constater que ce dossier n'a pas nécessairement fait l'objet des plus "belles" négociations et concertations entre partenaires sociaux, y compris dans la dernière ligne droite. Espérons qu'à l'avenir, en matière de concertation entre partenaires sociaux, on pourra revenir à une démarche plus positive.

 

Madame la ministre, vous me permettrez d'insister sur deux demandes que je voudrais réitérer avec force au nom de mon parti.

 

Ma première demande concerne la nécessaire prise en compte de la réalité des écoles. En effet, cette harmonisation engendrera une réforme des cotisations des services externes de prévention qui pourrait mettre les écoles au bord de la faillite.

 

Je réitère donc notre demande, madame la ministre, et j'insiste, car c'est capital à nos yeux.

 

Ma deuxième demande concerne les employeurs des ateliers sociaux utilisant des personnes non soumises à l'obligation de recherche active d'emploi, c'est-à-dire essentiellement des personnes handicapées.

 

S'il n'est pas tenu compte de la particularité de ce secteur, le risque est grand, d'une part, de ne pas apporter de plus-value, de valorisation à ces personnes porteuses d'un handicap, et, d'autre part, de placer en situation très difficile leurs employeurs. À mon sens, il est fondamental de prendre en compte cette réalité.

 

En conclusion, madame la ministre, tout n'est pas résolu, mais ce projet de loi constitue un grand pas en avant. La distinction entre les cols bleus et les cols blancs était tout à fait obsolète. J'espère qu'à l'avenir, cette distinction sera complètement effacée au profit d'une harmonisation effective au quotidien; en effet, c'est cet aspect qui apparaîtra comme une victoire pour toutes les personnes qui travaillent.

 

24.20  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, nog niet zolang geleden stond ik hier op het spreekgestoelte namens mijn fractie om mij hardnekkig te verzetten tegen het denkspoor-Vande Lanotte om uitstel te bedingen omtrent het eenheidsstatuut via de Grondwet en discriminatie tijdelijk te verankeren via de Grondwet. Ik ben oprecht tevreden, als sociaal geëngageerd politicus maar ook gewoon als burger van dit land, dat het niet zover is moeten komen en dat er vandaag een akkoord op tafel ligt.

 

U kent onze fractie als zeer ambitieus en zeer voluntaristisch, wij willen de boel bij mekaar houden. Een akkoord is niet per se een goed akkoord en dat geldt voor alle thema's. Maar het belang van een akkoord mag in een thematiek als deze toch niet onderschat worden. Het uitblijven van een akkoord zou immers complete chaos op elke werkvloer in het land hebben teweeggebracht. Laten we dat zeker in herinnering brengen bij de bespreking van onderhavige wettekst.

 

Overigens heeft onze fractie als enige de moed gehad om zelf een voorstel over het eenheidsstatuut te ontwikkelen, voordat er een akkoord was bij de sociale partners. Dat is niet evident. Daarop zijn natuurlijk reacties gekomen, maar dat lijkt mij in zulke dossiers een logische houding, ook van een oppositiepartij die de ambitie heeft om het beleid te beïnvloeden. Ook in de commissie, in vrije tribunes en in persreacties hebt u van ons een genuanceerde reactie gezien.

 

Ik zei het reeds, ik wil u oprecht danken voor het feit dat er een akkoord is. U hebt daarin een rol gespeeld, samen met de sociale partners. Wie niet van het sociaal overleg houdt, moet toch vaststellen dat die partners soms belangrijke, relevante en substantiële akkoorden kunnen afleveren en ook bereid zijn om die te verdedigen en uit te leggen op soms moeilijke vergaderingen, met ondernemers en met leden van de vakorganisaties. Als daar de komende jaren nog wat extra hervormingsdrang bij komt kijken en ook de ecologische dimensie van de sociaal-economische hervormingen aan bod komt, zullen wij misschien nog toffe zaken kunnen doen in ons land. Proficiat voor u en de onderhandelende partijen.

 

Maar ik heb geen rozen bij voor u. Het is eigen aan rozen dat ze doornen hebben en er zitten ook wel een aantal doornen aan het akkoord. U trekt de federale Kamerlijst, wij zijn dus concurrenten; het zou dus een beetje gek zijn om hier met al te veel lof te staan zwaaien, laat staan dat ik met bloemen afkom.

 

Er zijn voor onze fractie echter oprechte redenen, niet alleen om electorale of strategische motieven, om ons zorgen te maken en niet zomaar blind hoera te roepen over het akkoord in kwestie.

 

Ten eerste, mevrouw Genot heeft al verwezen naar het feit dat in het wetsontwerp een substantiële uitzondering is ingebouwd, wat spijtig is. Het is spijtig voor de werknemers die de uitzondering zullen ondergaan. Het is echter ook oprecht spijtig voor de rechtszekerheid. Ik verwijs naar de opmerking ter zake van de Raad van State, die ernstige vraagtekens bij de uitzondering plaatst.

 

Ik vond uw houding in de commissie tegenover de opmerking van de Raad van State enigszins laconiek. U verklaarde dat u wel zou zien of de uitzondering al dan niet stand zou houden.

 

Mevrouw de minister, neem mij niet kwalijk, maar een dergelijk argument is niet meteen de meest sluitende verdediging.

 

Bovendien is het mijn oprechte overtuiging dat de uitzondering niet nodig was geweest, indien de huidige regering de lasten op arbeid had verschoven naar lasten op vermogenswinsten en gekozen had voor milieufiscaliteit.

 

Ik begrijp dat een aantal sectoren zich zorgen maken over hun slagkracht en hun competitiviteit. Echter, indien de fiscale shift uitblijft en indien de fiscale hervorming een zaak voor parlementaire commissies is in plaats van voor regeringen, dan wordt een klimaat gecreëerd waarin dergelijke uitzonderingen door bepaalde sectoren vanzelfsprekend worden gevraagd.

 

Ik heb dus opmerkingen bij het ontwerp, wat jammer is voor de medewerkers in kwestie. Ik verwijs naar de kritiek van de Raad van State. De uitzonderingen zijn zelfs niet tijdelijk. U had ze minstens formeel in de tijd kunnen beperken, wat ook een vraag van onze fractie was. De meest fundamentele kritiek is vooral dat de uitzondering vermijdbaar was. Indien de regering een fiscale hervorming had doorgevoerd, was de uitzondering in kwestie vermijdbaar geweest. Een aantal sectoren hadden dan op een andere manier aan hun competitiviteit kunnen werken.

 

Ten tweede, er zal in ons land nog heel wat moeten worden vergaderd over de verschillen die er nog steeds zijn tussen arbeiders en bedienden. Ik heb in de commissie al vermeld dat ik u en de sociale partners zou willen aanmoedigen om het ritme aan te houden en om het moment, dat er nu toch is, aan te grijpen om de andere verschillen, die er ook zijn, weg te werken.

 

Ik hoop dat u als sociaaldemocratisch minister van Werk bijzonder attent zult zijn voor het evenwicht dat er moet zijn tussen de verschillende componenten. Ik heb het niet alleen over een evenwicht in het voorliggend onderdeel. Er zal immers ook een evenwicht in het tweede deel moeten zijn. De doorsnee werkgevers en hun vertegenwoordigers zijn behoorlijk assertief. Ik hoop dat u, indien hun assertiviteit de komende maanden in arrogantie uitmondt, zal wijzen op de sociale agenda, die ook voor het tweede deel moet worden gerespecteerd.

 

Het derde punt van kritiek of de derde doorn aan de roos is dat het om een relatief klassieke benadering van de arbeidsmarkt en van de ontslagbescherming gaat.

 

De relatie tussen bescherming en anciënniteit wordt wel wat ingedamd, maar is nog steeds heel sterk. Nieuwe werknemers of werknemers in een nieuwe betrekking worden nog altijd veel minder beschermd dan werknemers die al enige tijd aan de slag zijn. Ik vind dat de moderniseringsdrang ter zake groter had kunnen zijn.

 

Ten vierde, onze partij is, geheel tegen de perceptie in, oprecht begaan met de vereenvoudiging. Het is ook niet het allergemakkelijkste of het allerleesbaarste akkoord. De complexiteit, waar ook collega Vercamer naar verwezen heeft, is de vierde doorn aan de roos van het akkoord dat hier vandaag voorligt. Ik neem kennis van de suggestie van collega Vercamer over een simulator en transparantie voor werknemers. Dat is een goede suggestie, maar het ware nog beter geweest had men maximaal werk gemaakt van een eenvoudig akkoord.

 

De conclusie is dat onze fractie zich bij de stemming zal onthouden. Dat is de meest logische houding, omdat hier toch ook een belangrijke stap voorwaarts wordt gerealiseerd voor heel wat werknemers in ons land. Er moeten echter belangrijke kritische kanttekeningen worden gemaakt, die op relatief korte termijn een antwoord verdienen. Voorstemmen zou dus inhoudelijk niet gerechtvaardigd zijn.

 

Tot slot meen ik dat vooral de opwaartse bescherming van de arbeiders en de maatschappelijke gevolgen daarvan belangrijk zijn. Dat geldt niet alleen op de werkvloer, maar eigenlijk ook in elke klas van ons land, waar men oprecht tegen jonge mensen moet kunnen zeggen dat ze geen B-burgers meer zijn als ze goed zijn met hun handen. Elke werknemer is nu gelijk. Laten we die boodschap de komende maanden en jaren als politieke verantwoordelijken elk op ons niveau uitdragen. Dat is een heel belangrijke maatschappelijke boodschap, die de partijgrenzen moet overstijgen.

 

24.21  Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, les parlementaires FDF ont pris acte avec satisfaction, en reconnaissant la qualité du travail que vous avez accompli, du compromis que les partenaires sociaux ont pu trouver en vue de créer un statut unique pour les employés et les ouvriers.

 

Après plus de 20 ans de discussions et à la suite de la mise en garde salutaire de l'arrêt de la Cour constitutionnelle du 11 juillet 2011, une importante modernisation de notre législation sociale peut enfin être réalisée. Cet arrêt de la Cour constitutionnelle est d'ailleurs très intéressant sur le plan juridique; j'y reviendrai.

 

Le FDF souhaite depuis longtemps voir tomber cette distinction d'une autre époque des rapports sociaux dans notre pays. Elle ne se justifiait plus juridiquement, mais elle se justifiait moins encore sur le plan social.

 

En 1993 déjà, la Cour avait estimé que, même si la différence de traitement n'était plus légitime, cet élément était insuffisant pour aboutir à l'harmonisation pure et simple. Le maintien des règles en vigueur avait dès lors été décidé par la poursuite d'un objectif d'effacement progressif en raison de l'impact social mais aussi économique des réformes nécessaires.

 

Et diverses mesures de rapprochement ont été adoptées depuis ce premier arrêt de la Cour d'arbitrage à l'époque, Cour constitutionnelle aujourd'hui: des arrêtés royaux ont été adoptés sur la base de l'article 61 de la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail; une convention collective n° 75 du Conseil national du Travail ayant le même objet; la loi du 12 avril 2011, qui témoigne d'une volonté politique déjà existante d'harmoniser les deux statuts.

 

Certes, ce qui est soumis au vote de notre Assemblée en ce jour constitue un compromis, mais il porte sur des aspects essentiels qui ont été rappelés, à savoir la durée de préavis, le jour de carence et les compensations.

 

Il est intéressant de relever, à la lecture de l'arrêt de la Cour constitutionnelle de 2011, que votre Conseil des ministres, madame, avait fait état de ces évolutions législatives ou de négociations paritaires pour justifier le maintien de la différence de traitement. Par conséquent, ce que l'on constate aujourd'hui avec satisfaction n'était peut-être pas le point de départ de votre gouvernement lorsque, devant la Cour constitutionnelle, il a défendu un point de vue qui visait à maintenir les différences de traitement.

 

Je me réjouis du fait que votre gouvernement ait fait preuve d'évolution au plan juridique à la suite de l'arrêt de la Cour constitutionnelle. Cet arrêt est important parce qu'il a fait évoluer en droit les effets juridiques d'un arrêt rendu sur question préjudicielle, notamment quant à la portée dans le temps que donne la Cour constitutionnelle à un arrêt déclaratoire, pour citer le terme technique concernant la compétence de la Cour constitutionnelle. Cet arrêt avait donné une date butoir stricte du 8 juillet 2013, date qui n'a pas été respectée ni par les partenaires sociaux ni par le gouvernement. Comme l'a signalé le Conseil d'État dans son avis, nous sommes donc encore actuellement dans une période transitoire de grande insécurité juridique sur le sujet, et ce jusqu'à l'entrée en vigueur de la loi que nous discutons aujourd'hui.

 

Je voudrais vous entendre à ce sujet pour savoir ce que vous estimez être aujourd'hui la sécurité juridique par rapport à cette période transitoire. Je crains qu'elle ne suscite des débats devant les tribunaux lourds de conséquences tant pour les employeurs que pour les membres du personnel.

 

J'attire également l'attention sur le fait – et j'ai entendu les arguments de certains – que le projet de loi maintient malheureusement un certain nombre de régimes discriminatoires. Il est vrai qu'à la lecture attentive de l'arrêt de la Cour constitutionnelle de 2011, on pourrait peut-être les justifier, mais je suis très prudent, par un considérant qui dit ceci, je cite: "Compte tenu du pouvoir d'appréciation étendu dont dispose le législateur pour fixer sa politique en matière socio-économique, le principe d'égalité et de non-discrimination ne s'oppose pas à une diminution progressive des différences de traitement constatées. Lorsqu'une réforme qui vise à rétablir l'égalité a des implications qui sont importantes et graves, le législateur ne peut en effet se voir reprocher d'élaborer cette réforme de manière réfléchie et par étapes successives."

 

La question qui se pose est de savoir quelles seront les prochaines étapes et dans quels délais. Les régimes dérogatoires que vous instituez ne peuvent pas être admis de manière définitive sans connaître leur fin d'échéance. Je vous demande dès lors, madame la ministre, de préciser vos intentions à ce propos.

 

Vu l'ampleur du travail réalisé par les partenaires sociaux dans un contexte économique de surcroît difficile, nous considérons que cette loi, malgré ses lacunes et ses insuffisances, mérite d'être soutenue car elle représente une des avancées majeures de l'évolution du droit social, évolution qui conduira à d'autres, notamment en matière de sécurité sociale où tant de régimes discriminants existent encore selon les catégories de membres du personnel dans le secteur privé.

 

24.22 Minister Monica De Coninck: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik dank u voor de intellectueel eerlijke en soms intellectueel minder eerlijke opmerkingen.

 

In de commissie hebben wij vooral lange tijd over het advies van de Raad van State gesproken. Ik heb op alle vragen geantwoord. Ik wil zeker de bekommernissen van een aantal mensen meenemen. Wij hebben de komende maanden inderdaad nog wel wat werk op de planken met de sociale partners, maar aangezien de twee grootste knelpunten nu zijn opgelost, hoop ik dat de partners in een positieve sfeer de andere opgesomde elementen mee zullen uitwerken.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3144/5)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3144/5)

 

Le projet de loi compte 113 articles.

Het wetsontwerp telt 113 artikelen.

 

L’intitulé en néerlandais a été modifié par la commission en "wetsontwerp betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen".

Het opschrift in het Nederlands werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen".

 

*  *  *  *  *

Amendements redéposés:

Heringediende amendementen:

 

Art. 61

  • 7 - Zoé Genot cs (3144/2)

  • 8 - Zoé Genot cs (3144/2)

Art. 70

  • 5 - Zoé Genot cs (3144/2)

  • 6 - Zoé Genot cs (3144/2)

*  *  *  *  *

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

 

*  *  *  *  *

Conclusion de la discussion des articles:

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

 

Réservé: le vote sur les amendements et les articles 61 et 70.

Aangehouden: de stemming over de amendementen en artikelen 61 en 70.

 

Adoptés article par article: les articles 1 - 60, 62 - 69, 71 - 113.

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 - 60, 62 - 69, 71 - 113.

 

*  *  *  *  *

 

25 Projet de loi relatif à l'introduction d'une gestion autonome pour l'Organisation judiciaire (3068/1-5)

25 Wetsontwerp betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de Rechterlijke organisatie (3068/1-5)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

25.01  Renaat Landuyt, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren collega’s, in de commissie hebben wij heel grondig gediscussieerd over het onderwerp van het wetsontwerp. Ik ben er zeker van dat sommige collega’s een en ander zullen herhalen, wat mij toelaat te verwijzen naar het schriftelijk verslag.

 

25.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer Landuyt, ik zal u toch moeten ontgoochelen. Ik had gehoopt dat u het schriftelijk verslag hier mondeling zou brengen. Mijn kort betoog zal heel punctueel zijn. Misschien zullen de andere collega’s de discussie wel herhalen.

 

Mevrouw de minister, wij hebben heel lang moeten wachten op het derde luik van uw hervorming, het beheer. Als wij uw hele hervorming bekijken, vinden wij toch dat zij met haken en ogen aan elkaar hangt. Wij hadden u daarvoor gewaarschuwd tijdens de bespreking van de eerste twee luiken, die eigenlijk tot één luik zijn samengevoegd. U wilde per se vooraf het eerste luik in het Parlement laten goedkeuren, zonder dat het Parlement kennis had van het derde luik, dat helemaal afzonderlijk behandeld is.

 

Wij hadden u daarvoor gewaarschuwd. Uiteindelijk is het derde ontwerp toch besproken. Hoe belangrijk het ook is, want uw hervorming valt of staat met dit derde luik, wij zijn toch ontgoocheld over het geheel. Onze vrees is immers bewaarheid geworden. Het is zelfs erger, de gebaarde muis is nog veel schraler dan wij dachten.

 

Ik kom onmiddellijk ter zake. Wij hebben twee punten van kritiek.

 

Ten eerste, het beheer van de rechtbanken gaat over de financiën. Wat beslist u in uw wetsontwerp over de financiën? U zegt dat wat met de financiën moet gebeuren pas in de toekomst zal worden beslist.

 

In de toekomst moet er een nieuwe wet komen die de financiën zal regelen, hoewel de essentie van het derde gedeelte van de hervorming nochtans het beheer is. Wij beslissen op dit ogenblik dus eigenlijk nog niets. Wij beslissen om het derde gedeelte, de financiën, later in een wet te gieten. Wanneer die wet er komt, zullen wij die discussie opnieuw moeten voeren, want vandaag zullen wij alleen over een lege doos stemmen.

 

In het ontwerp valt ook op dat er heel veel wordt gedelegeerd naar de uitvoerende macht. Er zitten nog heel veel gaten in. Al die gaten moeten nog worden opgevuld. Ze worden gedelegeerd naar de uitvoerende macht. Alles moet nog ineengestoken worden in een of meerdere KB’s. Ook de Raad van State had verschillende opmerkingen en heeft erop gewezen dat er heel veel wordt uitgesteld. Op dit ogenblik is uw ontwerp dus nog een lege doos. In deze kaderwet worden alleen enkele details geregeld.

 

Verder worden hier en daar wel wat extra structuren of organen opgericht, zoals een college van de zetel, een college van het openbaar ministerie, steundiensten voor die colleges en een gemeenschappelijke steundienst. Daarnaast worden ook nog arrondissementele directiecomités en een evaluatiecommissie opgericht. Sommige daarvan zijn effectief een goede zaak, maar enkele zinnetjes uit het wetsontwerp verraden wel dat er geen echte decentralisatie in uw wetsontwerp zit. Die decentralisatie en responsabilisering waren nochtans net de bedoeling van het derde deel van uw beheer. Spijtig genoeg zitten die niet in het ontwerp, hoewel dat dus de bedoeling was.

 

Iedereen kent voorbeelden van de problemen die de decentralisatie op dit ogenblik oplevert. Ik denk daarbij aan het voorbeeld uit de praktijk in Brugge, waar er problemen waren. Deze week was er nog het probleem van een rechtbank die geen verwarming meer had.

 

Niet alleen wij wijzen op die problemen; ook de Hoge Raad voor de Justitie heeft een dergelijk advies uitgebracht, waarin hij stelt dat er geen decentralisatie in uw wetsontwerp zit. De korpschefs zullen nog steeds heel erg afhankelijk zijn van centrale instanties. Er is geen decentralisatie, want de korpschefs krijgen zelf weinig verantwoordelijkheid inzake het personeelsbeheer, de infrastructuur en het materieel. Het enige verschil is dat de centrale macht niet meer helemaal bij u ligt, maar naar gedecentraliseerde colleges wordt afgewend.

 

Verder zien wij in uw wetsontwerp dat het college te allen tijde ook de beheersbeslissingen van het lokaal directiecomité zal kunnen vernietigen. Nochtans gaan wij ervan uit dat het beheer net veel beter zou verlopen als het door de arrondissementen zelf zou kunnen worden georganiseerd, waardoor er een echte responsabilisering zou komen.

 

In die optiek geeft het nu voorliggend wetsontwerp opnieuw een vetorecht aan Brussel tegen beslissingen genomen op decentraal niveau. Dat is geen echte decentralisatie. Brussel wil blijkbaar toch die macht niet loslaten.

 

Volgens ons is dat een gemiste kans in de hervorming. Zo is eigenlijk de gehele hervorming een gemiste kans. Ik zal niet heel mijn discours herhalen, maar wel wijs ik nog op het feit dat er in de eerste ontwerpen geen eenheidsrechtbank zit. Alles samengenomen vinden wij deze hervorming een gemiste kans. De hele regering-Di Rupo laat vaak kansen liggen.

 

25.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat straks een wetsontwerp zal worden goedgekeurd dat het derde luik vormt van een hervorming waarvan iedereen hoopt dat zij ten goede zal komen aan de gebruiksvriendelijkheid, de toegankelijkheid, en vooral ook de efficiëntie en de goede werking van Justitie.

 

Voor ons vormt deze beheerstructuur, zoals zij hier wordt uitgetekend, slechts een eerste stap in een verdere verzelfstandiging, een overgangskader als het ware. Naderhand moet dan een definitief model worden uitgetekend. Op dit moment wordt gezegd dat stapsgewijze ook de bijhorende middelen zullen worden toegekend. Er zal worden gewerkt met beheerscontracten en beleidsplannen om uiteindelijk de werking en de beslissingsbevoegdheden dichter bij de werkvloer te brengen om op die manier efficiënter te kunnen werken.

 

Wij zijn blij, mevrouw de minister, dat de werklastmeting als principe in dit wetsontwerp werd ingeschreven. Er is ook een verdere verfijning gebeurd van het verhaal inzake het directiecomité. Ook de wijziging van de tuchtregeling is belangrijk.

 

Wij zijn ook blij, mevrouw de minister, dat het beheerscontract op onze vraag zal worden voorgelegd aan het Parlement. Op die manier kan een stukje traditie in beheerscontracten, verdere decentralisatie en meer autonomie worden uitgewerkt.

 

Mevrouw de minister, dit algemeen kader vormt een begin, maar zeker geen einde. Het blijft voor ons een aandachtspunt. De concrete implementatie, de concrete werking en vooral de randvoorwaarden, die nodig zijn om dit te realiseren, moeten worden opgevolgd. Het gaat hierbij om de opleidingen en de managementtools die worden verondersteld en verwacht binnen de structuren van Justitie. Er zullen ook extra mogelijkheden nodig zijn, onder andere op infrastructureel vlak, om de goede werking te verzekeren.

 

Ten slotte, mevrouw de minister, is er nood aan een goede dialoog met al het betrokken personeel, van hoog tot laag. Ik gebruik niet graag de omschrijving “van hoog tot laag”, want iedereen moet hierbij worden betrokken. Elke functie is immers belangrijk in dit geheel om de verdere uitwerking samen te laten verlopen. Ik denk hierbij aan het gerechtspersoneel, de magistratuur en al degenen die nodig zijn om die ondersteuning te bieden.

 

25.04  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, gelet op het uitgebreid verslag van de heer Landuyt en vanuit de overweging dat goede wijn geen krans behoeft, stel ik vast dat het kader vandaag af is. Het is nu aan de magistraten en het gerechtspersoneel om invulling te geven aan dat kader, dat hen toelaat om een efficiëntere werking van Justitie te bewerkstelligen op een onafhankelijke manier en op een wijze waarover zij verantwoording zullen moeten afleggen.

 

25.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, chers collègues, je ne bois pas beaucoup de vin mais je pense pouvoir faire la différence entre un mauvais vin de table et un bon Bordeaux, madame Van Cauter. Le vin qui nous a été servi ces derniers temps en commission de la Justice sur ce sujet, et sur d'autres malheureusement, mérite qu'on en discute plus longuement et ce, malgré le rapport extrêmement intéressant et complet du collègue Landuyt.

 

Plus sérieusement, monsieur le président, c'est effectivement le troisième volet de la réforme de la Justice qui nous est soumis et dont on débat ce jour, après les arrondissements judiciaires et la mobilité des magistrats. Comme d'autres, je regrette profondément que l'on ait travaillé de la sorte, avec trois paquets distincts et des moments différents. Le résultat est une absence de vision globale et cohérente. Par ailleurs, les acteurs de terrain n'ont pas eu voix au chapitre malgré nos demandes pour les recevoir et les auditionner. Cela devient un refrain habituel en commission de la Justice, je ne m'étonne plus de rien, surtout depuis ces dernières heures.

 

Bâcler le travail, consulter peu, avancer vite et loin pour corriger par la suite devient une méthode de travail typique de la ministre de la Justice!

 

Je dois avouer que j'ai compris, avec étonnement, que la majorité n'était pas toujours derrière la ministre de la Justice. J'en veux pour preuve une série d'amendements déposés par le MR au texte discuté aujourd'hui, retirés un peu plus tard. Ces amendements étaient pourtant intéressants et auraient emporté notre adhésion. Nous les avons repris par ailleurs, puis retirés entre-temps. Le MR a même quitté la salle à certains moments. Pour résumer, un travail bâclé et peu de cohésion de la part de la majorité derrière sa ministre.

 

En ce qui concerne l'autonomie de gestion, Ecolo-Groen est fondamentalement favorable à une plus grande autonomie dans la gestion des cours et tribunaux.

 

Vous applaudissez, madame la ministre. Malheureusement, le projet qui nous est soumis aujourd'hui ne répond pas vraiment à nos attentes en cette matière.

 

Je détaillerai trois éléments principaux. Mais, avant tout, je souhaite faire un petit retour en arrière sur le positionnement que nous avons défendu depuis un certain temps déjà, notamment lors des discussions dans le groupe Atomium. Nous voulions rechercher le meilleur niveau de gestion autonome en vue de rendre plus efficace le fonctionnement interne des tribunaux et permettre aux magistrats de se concentrer sur les tâches importantes qui leur incombent à l'égard du justiciable. Pour ce faire, des budgets autonomes doivent permettre au corps de fonctionner en toute sécurité dans une enveloppe définie. Notre message consistait également à dire que nous voulions que les moyens nécessaires soient consacrés à ces entités et qu'ils soient répartis de manière équitable et objective, toujours pour assurer un service de justice de qualité.

 

Le groupe Atomium a discuté du principe de base qui réside dans une gestion plus autonome de la magistrature basée sur des principes appelés integral management, tels qu'ils sont mis en œuvre dans d'autres services publics fédéraux et qui, appliqués au paysage judiciaire, consistent à instaurer une gestion autonome au niveau du siège et du ministère public. Cette gestion autonome ne concerne que la gestion des moyens et non l'organisation des tâches juridictionnelles. Cette autonomisation est basée sur une décentralisation des compétences et des gestions du SPF Justice, l'objectif étant un modèle général applicable à la majorité des situations.

 

Nous soutenons évidemment le principe de cette gestion de décentralisation car cela peut effectivement résoudre un certain nombre de situations parfois déplorées dans les palais de justice. On en a longuement parlé. Je pense notamment aux pannes de chauffage à Charleroi.

 

Nous souhaitions aussi que cette réorganisation se base sur l'évaluation de la charge de travail, dont nous avons longuement parlé. Nous souhaitions en outre que cette autonomie fasse l'objet de plans de gestion de trois ans qui constituent la durée d'une "législature" pour l'organe de gestion et le chef de corps.

 

Pour ce qui est du manager, nous souhaitions que ce soit quelqu'un du monde judiciaire avec un profil de manager.

 

Si le chef de corps n'a pas de compétence ou de connaissance en matière de management, il pourrait être assisté d'un manager mieux formé aux méthodes de management et consacré uniquement à cette tâche. Le manager serait davantage présent dans les grands arrondissements.

 

Enfin, notre message signalait encore que nous ne voudrions pas que cette méthode aboutisse à une évaporation de la responsabilité politique: le ministre doit continuer à répondre du bon fonctionnement de la Justice. Un service public géré comme un produit commercial, sans responsabilité politique, serait pire que sa privatisation. Cette réorganisation doit se baser sur l'évaluation de la charge de travail. Je répète que, non conçue de manière intelligente, elle deviendrait un outil technocratique funeste. J'y insiste, car la mesure de la charge de travail est encore en cours. C'est pourquoi la ministre a avancé dans toutes les composantes à sa disposition.

 

Un autre élément important que nous avons défendu dans les débats, et encore aujourd'hui, est que le fonctionnement des enveloppes fermées nécessite une attention particulière. En effet, il est inimaginable qu'un juge d'instruction doive abandonner une enquête par épuisement du budget.

 

Si je rappelle toutes ces remarques, que nous avons portées de nombreux mois, c'est qu'elles restent d'actualité, alors que le texte qui nous est soumis et que le parlement se doit d'approuver ne va pas dans ce sens.

 

Je tiens à mettre encore en évidence trois éléments. Premièrement, notre volonté – défendue aujourd'hui ainsi que dans les deux projets précédant ces derniers mois – d'évoluer vers un management participatif. C'est d'ailleurs le sens de l'amendement que nous avions déposé.

 

L'objectif de ce modèle de management participatif est de faire participer au maximum, par le biais de l'assemblée générale, les magistrats qui travaillent avec le chef de corps. L'implication des magistrats collaborateurs du chef de corps à une décision concernant la mobilité d'un magistrat, par exemple, a pour avantage de garantir leur adhésion à cette décision et, ainsi, d'éviter tant que faire se peut les risques d'une décision disciplinaire – nous l'avons soulevé – déguisée à travers une ordonnance de désignation temporaire ou de délégation.

 

Le débat à ce sujet a été long. Cet élément ne correspond pas à la vision de la ministre qui me répondait continuellement qu'elle désirait prendre ses responsabilités, trancher. J'estime quant à moi que l'idée du management participatif n'exclut pas la prise de responsabilité, bien au contraire.

 

L'idée d'un management participatif est vraiment d'avancer avec le soutien de la base, avec un appui large, avec une légitimité non contestée puisque discutée et soutenue par tous, plutôt que de travailler comme vous le faites avec des directives contraignantes, qui pourraient être parfois mal vécues, voire mal interprétées.

 

Je regrette en tout cas que le projet n'évolue pas dans ce sens. Ecolo-Groen n'est pas seul à défendre cette idée de management participatif. De nombreux acteurs de terrain, qui pratiquent la justice au quotidien, auraient notamment voulu donner des pouvoirs supplémentaires aux différentes assemblées générales, qui sont des lieux importants de débat et de réflexion. Les intégrer dans les décisions permettrait parfois justement de faire coller au mieux les décisions à la réalité des uns et des autres.

 

Le deuxième élément que je souhaite aborder est le risque d'évaporation de la responsabilité politique de la ministre. Nous en avons longuement discuté en commission. Beaucoup d'acteurs de terrain, à nouveau, sont inquiétés par ce projet discuté aujourd'hui parce que le risque est grand d'une évaporation de la responsabilité de la ministre.

 

La ministre va en fait négocier avec les trois nouvelles structures, que nous avons citées tout à l'heure: le Collège des cours et tribunaux, le Collège du ministère public, le comité de direction de la Cour de cassation. Elle va discuter avec ces trois nouvelles structures des contrats de gestion et l'octroi d'une enveloppe. Après cela, les collèges vont devoir répartir ces enveloppes entre les différentes entités judiciaires.

 

Il ne faudrait évidemment pas que par cette méthode, à un moment donné, la ministre dise (reprenons un exemple actuel): "Vous n'avez plus de chauffage à Charleroi? Tant pis, c'est que vous avez mal géré votre enveloppe. Je ne suis pas responsable de cette situation."

 

Aujourd'hui et demain, après l'adoption de ce projet, il est fondamental qu'on puisse garder à l'esprit et que la réalité soit que la ministre reste la garante du bon fonctionnement de la justice, aussi dans sa gestion quotidienne. Pour que cela fonctionne, il faut dès lors que les enveloppes accompagnant les contrats de gestion débattus au sein des collèges soient conséquentes et permettent effectivement la gestion quotidienne et le bon fonctionnement de la justice.

 

La ministre pourrait répondre que si des entités judiciaires s'estiment lésées, un recours est possible. Cela m'amène à évoquer mon troisième élément, à savoir les nombreuses interférences de l'exécutif. En effet, le recours dont question est possible devant la ministre. On se trouve ainsi face au serpent qui se mord la queue puisque c'est la ministre qui a le dernier mot concernant une décision qu'elle a prise en étant tout en haut de la chaîne. Si des entités judiciaires s'estiment lésées, c'est la ministre qui aura le dernier mot. Cela fait dire à de nombreux observateurs qu'il ne s'agit pas vraiment d'une autonomisation des cours et tribunaux.

 

25.06  Carina Van Cauter (Open Vld): (…)

 

25.07  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Vous me perturbez, madame Van Cauter. Je vais bientôt conclure, mais comme vous n'êtes pas intervenue, j'interviens pour vous.

 

Pour en revenir au sujet qui nous occupe, on se trouve face à un risque d'évaporation du pouvoir politique, qui est inquiétant. Paradoxalement à ce que l'on pourrait croire, il y a une grande interférence de l'exécutif notamment au niveau des modalités d'élection des membres des collèges du siège et du ministère public qui sont du ressort de la ministre, des modalités relatives au fonctionnement et à l'organisation des services d'appui de ces collèges, de la définition des matières communes à gérer conjointement par les collèges et la manière de les gérer, du recours d'un comité de direction contre la décision du collège qui mettrait manifestement en péril l'administration de la justice d'une entité judiciaire, la ministre décidant de la répartition des moyens de ce recours.

 

Parmi les interférences de l'exécutif, je relève encore qu'il appartient aux ministres de la Justice et du Budget d'annuler des directives des collèges qui seraient contraires à la loi. Vous me direz que c'est important, et c'est exact. Cependant, on s'aperçoit bien, à travers ces différents exemples – de nombreux observateurs et acteurs de terrain partagent ce point de vue – qu'à l'instar de Ceci n'est pas une pipe de Magritte, ceci n'est pas une autonomie de gestion que l'on accorde au pouvoir judiciaire.

 

Madame la ministre, c'est pour toutes ces raisons que le groupe Ecolo-Groen ne soutiendra pas votre texte.

 

25.08  Laurence Meire (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, par le vote de ce projet, nous clôturons la réforme du paysage judiciaire. En effet, après les modifications apportées à la structure territoriale, la répartition des tribunaux, nous voici en face du troisième pan de la réforme qui concerne la gestion.

 

Le groupe PS se félicite que l'on réforme dans sa globalité la structure de notre justice, qui date globalement de sa création lors de l'annexion de nos régions à la République française en 1795. Nous nous réjouissons également des améliorations que la réforme du paysage et de l'organisation judiciaire pourront avoir pour le justiciable. Une meilleure gestion, c'est aussi une justice plus efficace, plus rapide qui permettra, nous l'espérons, d'éviter les dépassements du délai raisonnable, les frais de justice superflus, les sous-effectifs au sein du parquet ou du siège, grâce à une meilleure répartition du travail et à des cadres au complet.

 

Néanmoins, si les milieux judiciaires avaient demandé une réforme en ce sens avant de pouvoir gérer au mieux les moyens disponibles en fonction de leurs besoins, s'il convient de veiller à la responsabilisation du monde judiciaire quant aux deniers publics utilisés, il va de soi, madame la ministre, que nous serons attentifs à la question du financement de cette justice et que nous veillerons, tant pour le parquet que pour le siège, qu'ils aient à disposition les moyens nécessaires et indispensables pour permettre de rendre une justice de manière efficace et humaine.

 

Nous ne voulons pas, à l'instar des magistrats, que ceux-ci deviennent responsables du manque structurel de moyens et que les enveloppes fermées les empêchent de mener les enquêtes ou les recherches nécessaires à charge ou à décharge pour s'assurer de l'innocence ou de la culpabilité, de la violation ou du respect du droit de l'un et de l'autre.

 

Il importe de veiller à ce que la justice, qui fonctionnera dans un nouveau décor, sur un nouveau territoire et par le biais d'une autogestion, puisse, elle aussi, continuer à se moderniser. Je pense particulièrement à l'informatisation, à la modernisation des lieux de justice qui sont souvent en état de délabrement, mais aussi à l'évaluation de la charge du travail et aux éventuelles évolutions de la rémunération.

 

Il faudra veiller à ce que les experts puissent continuer à collaborer à la recherche de la vérité judiciaire, de la juste indemnisation d'une victime et j'en passe.

 

Il faudra également veiller au cadre et à la mesure de la charge de travail des membres du personnel administratif qui font souvent les frais des restrictions budgétaires ou de personnel alors qu'ils sont indispensables à la bonne administration de la justice. La responsabilisation et l'autonomisation tant des moyens que du personnel de la justice ne doivent pas être une raison pour les responsables politiques de se désintéresser du bon fonctionnement de la justice et du juste financement de celle-ci. Mon groupe y sera attentif et à cette condition, nous voterons en faveur de ce texte.

 

25.09  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, c'est donc le deuxième volet d'une réforme colossale, la réforme du paysage judiciaire, que nous votons aujourd'hui. Ce volet transfère aux juridictions et aux parquets la gestion de leur fonctionnement. Cette réforme était attendue et même souhaitée par le pouvoir judiciaire. Ne plus devoir passer par le SPF Justice pour acheter son matériel de fonctionnement c'est gagner, assurément, en efficacité et en rapidité.

 

C'est donc avec bienveillance que les magistrats attendaient ce projet qui engendrera une grande responsabilité dans leur chef. Les avis critiques du Conseil supérieur de la Justice, de la Conférence permanente des chefs de corps et, récemment, de l'Union professionnelle de la magistrature démontrent l'ampleur de leur déception et de leur appréhension face à ce qui sera voté aujourd'hui. Cela ne correspond pas tout à fait à leurs attentes.

 

Comme ces instances, j'estime que les moyens ne sont pas donnés aux entités judiciaires pour arriver à cette gestion autonome. Ainsi, le projet prévoit que les entités fédérées établiront tous les trois ans un plan de gestion envoyé aux collèges, composés de magistrats soit du ministère public soit des cours et tribunaux, qui, eux, établiront un contrat de gestion qu'ils négocieront avec la ministre de la Justice.

 

L'autonomie est en cascade. Les entités fédérées ne négocient pas elles-mêmes leurs budgets. Par ailleurs, comme l'indique la Conférence permanente des chefs de corps de la Cour de cassation, pour assurer une réelle autonomie, il aurait fallu que les crédits nécessaires à l'accomplissement de ces missions constitutionnelles soient alloués au pouvoir judiciaire par le pouvoir législatif sur base de critères ne mettant en cause que la bonne administration de la justice.

 

Dans le système proposé, où les magistrats sont responsables des moyens de fonctionnement généraux qui leur sont alloués, alors que le budget affecté à la justice est depuis des années insuffisant, il ne faudrait pas que ces derniers soient tenus pour responsables du manque de moyens mis à leur disposition.

 

À ce problème de réelle autonomie vient s'ajouter une immixtion du pouvoir exécutif dans le fonctionnement du pouvoir judiciaire. Pour toutes ces raisons, j'ai rédigé des amendements qui, malheureusement, n'ont pu trouver une majorité. Je reste cependant convaincue que ces amendements étaient pertinents et auraient amélioré ce projet.

 

Ces amendements prévoyaient, premièrement, que le ministre de la Justice n'ait plus le pouvoir de demander à un collège d'édicter des directives contraignantes aux autorités judiciaires. Une directive, certes, mais pas contraignante.

 

Deuxièmement, j'avais institué la Cour des comptes, organe indépendant, comme organe de recours en cas de conflit entre les divers acteurs du projet, en lieu et place de la ministre de la Justice qui est souvent, alors, juge et partie. Ainsi, par exemple, elle est l'organe de recours lorsqu'une entité judiciaire trouve qu'une décision du collège concernant la répartition des moyens met en péril l'administration de la Justice.

 

Dans ce cas, la ministre est juge et partie puisqu'elle est partie prenante au contrat de gestion des collèges.

 

Troisièmement, le projet prévoit qu'on retrouve au sein des collèges un représentant du ministre de la Justice et un représentant du ministre du Budget qui participent aux réunions avec voix consultative. Ces représentants ont un droit de recours contre les décisions du collège qu'ils estiment contraires à la loi ou au contrat de gestion auprès du ministre dont ils relèvent. Là encore, même si je comprends bien qu'il est difficile pour l'exécutif de ne pas avoir un droit de regard quant à l'utilisation des budgets alloués, j'estime qu'il s'agit d'une immixtion du pouvoir exécutif dans le pouvoir judiciaire. Je proposais comme solution que ces représentants ne fassent pas partie du collège mais soient prévenus par procès-verbal des décisions prises avec recours possible devant la Cour des comptes.

 

Enfin, le projet prévoit que les crédits destinés au contrat de gestion sont inscrits au budget administratif du SPF Justice. Ces crédits sont répartis par les collèges pour leur fonctionnement et pour celui des entités fédérées. Je proposais, pour assurer une certaine sérénité dans l'octroi ou non des crédits suffisants à chaque entité judiciaire qu'il y ait un débat au Parlement sur leur plan de gestion. Pour ce faire, ces plans auraient été annexés au budget du SPF Justice. Je suis heureuse de voir que j'ai été partiellement suivie par la ministre, qui a déposé un amendement prévoyant que trois mois après la conclusion des plans de gestion, les contrats de gestion et les plans de gestion seront déposés à la Chambre de représentants.

 

J'en terminerai avec une intervention sur un dernier problème. Actuellement, le Collège des cours et tribunaux est composé de dix magistrats qui représentent assez bien l'ensemble des entités judiciaires. Cependant, on peut se demander s'il ne serait pas judicieux d'augmenter ce chiffre à quatorze en y incorporant un représentant supplémentaire pour les quatre juridictions spécialisées, à savoir la cour du travail, le tribunal de commerce, le juge de paix et le juge de police. Ainsi, la parité linguistique pourrait aussi être respectée pour ces juridictions spécialisées. C'est une idée que je laisse à l'appréciation de Mme la ministre. Ce devrait être possible puisque l'entrée en vigueur de ce texte est prévue pour le 1er avril 2014.

 

Ces textes fondamentaux vivront leur vie et ils feront sans doute, à l'examen du quotidien, l'objet de modifications et d'améliorations. J'ose espérer que les réflexions que nous avons eues dans le cadre de ce projet viendront l'améliorer au fur et à mesure du temps.

 

Parce qu'il est un projet fondamental et une réforme importante pour la modification et la modernisation de notre appareil judiciaire, mon groupe votera ce projet.

 

25.10  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, Mme Marghem, qui n'était pas là tout à l'heure, a fait référence aux nombreux amendements intéressants qu'elle a déposés en commission, notamment sur les directives contraignantes versus l'aspect management participatif et sur le fait d'impliquer le Parlement.

 

Quant au fait d'impliquer le Parlement, l'amendement de la ministre va un peu dans ce sens. Je voudrais cependant dire à Mme Marghem et à son groupe qu'on n'est pas "un pied dedans et un pied dehors". Si on dépose des amendements, il faut aller jusqu'au bout et assumer. Si on les retire, on ne regrette pas ensuite d'avoir dû les retirer. C'est un peu limite!

 

Le projet de la ministre aurait effectivement pu être amélioré sur certains aspects. Nous aurions pu soutenir de nombreux amendements de Mme Marghem et du MR. Le cdH également! Finalement, vous auriez pu trouver une majorité, voire une majorité alternative, pour vous soutenir. À un moment donné, il faut pouvoir assumer!

 

25.11  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, il est vrai que, si on veut réunir une majorité sur des amendements, on commence par les discuter en majorité pour voir si un accord se dégage ou pas. C'est encore la meilleure manière de les faire avancer, comme on y parvient parfois dans d'autres dossiers. On y parvient parfois! N'est-ce pas? Mais il faut effectivement les discuter entre nous. C'est beaucoup plus sûr!

 

J'en viens au deuxième dossier qui, après la réorganisation du paysage judiciaire et de la mobilité des membres de l'ordre judiciaire, nous amène au cœur de la réforme ou ce qui devrait être le cœur de la réforme. De fait, vous nous avez souvent présenté la nécessité de l'accroissement d'échelle des arrondissements judiciaires pour permettre une optimalisation des moyens de gestion. Une plus grande responsabilisation justifiait une meilleure décentralisation mais une décentralisation sur une échelle un peu plus large que ce qu'étaient jusqu'à présent nos 21 arrondissements judiciaires.

 

Comme j'ai eu l'occasion de le dire en commission, objectivement, nous sommes un peu déçus par le contenu du texte qui prévoit l'organisation judiciaire, dans la mesure où l'on se demande s'il fallait vraiment toucher aux aspects territoriaux pour en arriver à ce que vous nous proposez aujourd'hui. Que nous proposez-vous? C'est une espèce de loi-cadre dans laquelle de nombreuses compétences devant être transférées aux organes qui sont créés ne sont pas déterminées. Des arrêtés royaux seront nécessaires pour concrétiser ces transferts de compétences. Aujourd'hui, le législateur que nous sommes ne sait toujours pas quels sont les paramètres objectifs, les critères qui seront retenus pour que, dans les différents nouveaux arrondissements, les moyens financiers soient mis à disposition et surtout répartis.

 

Nous avons quelque peu l'impression d'être face à une coquille vide ou à un blanc-seing attribué au gouvernement ou au ministre de la Justice. Selon moi, il eût été plus simple de nous laisser l'occasion de mieux préciser les compétences que les nouveaux organes chargés de cette gestion auraient à gérer.

 

Voilà pour ma première observation.

 

Madame la ministre, une deuxième observation.

Je dois reconnaître qu'en commission, vous avez répondu assez précisément à la difficulté que rencontrait le monde judiciaire par rapport à une éventuelle crainte d'immixtion de l'exécutif dans les missions du judiciaire, notamment dans une forme d'harmonisation de la jurisprudence. Je vous invite donc à le répéter, le cas échéant, à l'occasion de cette plénière: il n'est évidemment pas question de voir l'exécutif s'immiscer dans les missions constitutionnelles de nos juridictions.

 

Cela dit, il reste encore des difficultés. J'espère que la pratique permettra de les régler et qu'une jurisprudence pourra peut-être se mettre en place. En effet, quand surgiront des conflits entre les divers arrondissements judiciaires – c'est inévitable – lors de la répartition de la manne financière au niveau des collèges, organisés à un niveau supérieur à celui des arrondissements judiciaires, lors des arbitrages, qui aura le dernier mot?

 

D'après les textes qui nous sont proposés, ce sera le ministre de la Justice. Voilà qui entraîne certains risques et me pousse à dire que vous reprenez d'une main ce que vous donnez de l'autre.

 

Il ne faudrait pas en arriver à la conclusion que, si les moyens financiers mis à disposition de la justice continuaient demain à se raréfier, ce ne serait plus la faute du politique, mais de ceux qui, au sein du monde judiciaire, seraient chargés d'organiser cette décentralisation et cette meilleure gestion. En quelque sorte, ils n'auraient donc plus qu'à s'en prendre à eux-mêmes si les moyens financiers ne suivaient pas: il s'agirait d'une erreur fondamentale et une évaporation des responsabilités du politique, comme le disait Mme Boulet. J'espère que nous n'arriverons pas à ce cas de figure.

 

25.12  Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, vous avez décidé de laisser votre nom dans l'histoire de la justice par une trilogie, comme les bons romanciers ou les bons cinématographes. J'ai recherché ce qui pourrait convenir à la trilogie que vous nous avez présentée en réformant le pouvoir judiciaire.

 

Il y a évidemment des trilogies connues mais qui ne correspondent pas au sujet que vous traitez aujourd'hui: Les Bronzés, Les Ripoux, La Trilogie marseillaise avec Fresnay, de Pagnol: "Tu me fends le cœur". Cette réplique, le monde judiciaire pourrait vous la donner. Puis, déjà plus précis, La vérité si je mens, avec Richard Anconina, cela devrait vous plaire; La Trilogie du dollar, Pour une poignée de dollars, c'est le peu que vous laissez au monde de la justice; Quelques dollars de plus, le deuxième, et cela se termine par Le bon, la brute et le truand. Cherchez votre rôle…

 

Je crois que le mieux est Une nuit en enfer, avec Georges Clooney. Nuit en enfer n° 1; Nuit en enfer n° 2: Le prix du sang; Nuit en enfer n° 3: La fille du bourreau. Je crois qu'en effet le monde de la justice reconnaît assez bien le sort qui lui est réservé dans cette trilogie.

 

Traitons ce texte avec un peu d'humour parce que malheureusement, le sujet est grave et la réforme que vous proposez de faire accomplir par le parlement laissera des traces profondes dans le monde judiciaire, sauf à espérer que dès le prochain gouvernement, un autre ministre remettra tout cela sur le métier et changera ces réformes dont je n'ai pas perçu qu'elles recevaient aujourd'hui un soutien massif de la part de la majorité, tout un chacun vous disant que vous serez jugée sur les budgets.

 

Mais les budgets sont déjà absents aujourd'hui. Le monde de la justice souffre des restrictions budgétaires que l'actuelle majorité gouvernementale lui impose et qui ont pour conséquences que le travail du parquet est ralenti dans plusieurs arrondissements judiciaires, que des magistrats instructeurs ne peuvent plus diligenter un certain nombre d'enquêtes, ne peuvent plus délivrer des commissions rogatoires car elles ne seront pas exécutées faute de moyens. Bref, la grande misère de la justice est un réel sujet préoccupant dans notre pays.

 

On ne peut pas tout le temps dire qu'on veut rétablir l'autorité de l'État et faire respecter la loi lorsqu'on ne donne pas à l'autorité judiciaire les moyens de la politique qu'on prétend vouloir lui faire assumer!

 

En somme, par cette réforme, le pouvoir exécutif se permet de reporter ses faiblesses et lacunes sur le pouvoir judiciaire.

 

Vous résumez d'ailleurs dans l'exposé introductif du budget 2014, madame la ministre, votre réforme comme "permettant au pouvoir judiciaire, sur la base d'une obligation de résultats, de devenir lui-même responsable de la gestion de son budget et de son personnel."

 

Pourtant, si on se donne un peu la peine de voir ce que nous disent les autorités européennes et internationales, la Commission pour la démocratie par le droit, dite Commission de Venise, du Conseil de l'Europe, dans un important rapport sur l'indépendance du système et du pouvoir judiciaires, publié en mars 2010, rappelle cette obligation pour tout État de droit qui se respecte: "Pour préserver l'indépendance du système judiciaire à court et à long terme, il est indispensable de le doter de ressources suffisantes pour que les tribunaux et les juges soient en mesure de respecter les normes établies à l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et dans les constitutions nationales et d'accomplir leurs missions avec l'intégrité et l'efficacité requises pour que la population ait confiance en la justice et l'État de droit."

 

Comme l'a très utilement et très pertinemment suggéré et souligné la présidente de l'Union professionnelle de la magistrature dans sa carte blanche publiée dans le quotidien Le Soir le 3 décembre dernier: "Lorsque l'on sait qu'aucune augmentation budgétaire n'est prévue, on comprend que ce projet de loi permettra au pouvoir politique de se décharger de la responsabilité du manque de moyens mis à la disposition de la justice."

 

Vous prévoyez que les moyens seront négociés dans les contrats de gestion au niveau des collèges et fixés dans les plans de gestion entre les entités judiciaires. Dans les plans de gestion, ces moyens en personnel seront fixés sur la base des résultats d'une mesure de la charge de travail uniforme et régulière.

 

Ainsi, non seulement les magistrats seront très vite confrontés au manque de moyens leur permettant de mener à bien leurs missions tout en étant tenus responsables de ce manque de moyens, mais en outre, vous leur imposez une logique privée utilisée dans le présent projet. Cette logique pourrait les pousser à traiter leurs dossiers dans la précipitation, à juger sans entrer dans les détails afin d'améliorer leurs résultats productifs et obtenir plus de moyens en personnel. C'est là un dévoiement du travail de la justice.

 

Par ailleurs, votre projet permet au pouvoir exécutif une véritable immixtion dans la gestion des juridictions et des parquets. C'est vous qui allez conclure les contrats de gestion avec les collèges, cours et tribunaux d'un côté, parquets de l'autre, et le comité de direction de la Cour de cassation, qui leur affectera des enveloppes. C'est vous qui allez également garder un pouvoir discrétionnaire sur ces montants budgétaires.

 

Mais de surcroît, des délégués des ministres de la Justice et du Budget siègeront avec voix consultative au sein de ces organes. Curieux compagnonnage entre représentants du pouvoir exécutif et du pouvoir judiciaire!

 

Ils pourront introduire des recours auprès desdits ministres contre les décisions prises par les magistrats. De même, c'est encore l'exécutif qui tranchera en cas de désaccord entre un collège et une juridiction ou un parquet. C'est sans doute là l'entorse la plus grave à l'indépendance du pouvoir judiciaire, dès lors que vous prétendez, par ailleurs, le responsabiliser en termes de gestion.

 

L'Ordre des barreaux francophones et germanophone résume bien cette situation: "À l'avenir, les collèges, juridictions et parquets porteront toute la responsabilité des déficits de moyens sans avoir de prise sur ceux-ci et ce, alors même que l'autorité centrale, le ministre et son administration auront toujours le dernier mot, puisqu'elle aura la maîtrise des contrats de gestion et des enveloppes concédées ainsi que le pouvoir d'annuler les décisions." C'est dire la perversité du système que vous mettez en place et que le Conseil d'État n'avait pas manqué de relever dans son avis lorsqu'il disait: "Pareilles décisions peuvent également être annulées parce qu'elles sont contraires aux contrats de gestion qui sont précisément conclus avec le ministre." Le Conseil d'État considérait alors que le ministre n'est pas l'instance appropriée pour statuer sur des recours formés contre des décisions des collèges ou du comité de direction de la Cour de cassation.

 

Les amendements de Mme Marghem qui n'ont même pas été soutenus en commission auraient pu recevoir sans difficulté l'accord de la majorité. Je cherche toujours à comprendre, aujourd'hui, pourquoi ces amendements n'ont pas été assumés par toute la majorité. C'est vraiment un échec de cette dernière pour donner une réelle autonomie au pouvoir judiciaire alors qu'elle l'appelle de ses vœux. En effet, la Cour des comptes aurait tout à fait été habilitée à connaître des recours contre toute décision de gestion d'un collège ou d'un comité de direction.

 

L'Union professionnelle de la magistrature n'a pas manqué de relever que, finalement, cette loi ressemble à une coquille presque vide, sauf que vous avez réussi le tour de force de faire porter la responsabilité de l'insuffisance des moyens budgétaires sur les épaules de la magistrature elle-même.

 

Nous estimons que le financement des tribunaux ne doit pas être fondé sur des décisions discrétionnaires de la part des organes publics, mais sur des critères objectifs et transparents garantissant sa stabilité et pérennisant son travail sur le long terme.

 

Le Conseil consultatif de juges européens, dans son avis sur le financement et la gestion des tribunaux, rappelle qu'il est nécessaire de veiller à ce que ni le pouvoir exécutif, ni le pouvoir législatif ne puissent exercer une quelconque pression sur la justice lorsqu'il fixe le budget de celle-ci.

 

L'une des formes possibles de cette implication active de la justice dans l'élaboration du budget consisterait à confier à l'organe indépendant chargé de la gestion du corps judiciaire, dans les pays où cet organe existe, un rôle de coordination dans la préparation des demandes financières des tribunaux et à faire de cet organe l'interlocuteur direct du parlement pour l'appréciation des besoins des juridictions. Ainsi, on travaillerait, comme pour le Conseil supérieur de la Justice, avec des dotations accordées directement au pouvoir judiciaire via cet organe représentatif.

 

Vous n'avez pas choisi cette voie. Vous avez choisi la voie de l'irresponsabilité politique par rapport à l'indépendance du pouvoir judiciaire. Ce choix, nous ne pouvons, dès lors, le cautionner et résolument et avec détermination, nous voterons contre ce projet de loi avec l'espoir que votre trilogie s'effacera aussi vite que se retirera l'actuelle majorité gouvernementale.

 

25.13 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik start met de verslaggever te bedanken voor zijn excellent, duidelijk en kort verslag, dat een goede samenvatting geeft van alle werkzaamheden die wij hebben gehad.

 

Vandaag ronden wij in het Parlement twee jaar van intense en bij momenten zware discussies af over twee wetsontwerpen die een van de meest ingrijpende hervormingen en veranderingen in ons justitiesysteem sinds 1830 vormgeven. Een debat dat jarenlang heeft gewoed, wordt gesloten. De meerderheid mag trots zijn dat zij dit werk in deze korte legislatuur heeft kunnen afronden.

 

Ik wil dan ook iedereen bedanken die in dit Parlement, in de regering en in de magistratuur heeft meegewerkt en geschreven aan het wetsontwerp. Sommige collega’s zullen zeker de bijdrage van een professor van de universiteit van Luik hebben gelezen, die stelt dat er excellent juridisch werk wordt afgeleverd. Daar mogen wij dan ook trots op zijn.

 

Het wetsontwerp versterkt de scheiding der machten en organiseert het beheer op het niveau waar het thuishoort. Ik ben het niet eens met de collega’s die zeggen dat de inmenging door de uitvoerende macht wordt versterkt. Integendeel, vandaag worden alle kaders in de magistratuur en alle budgettaire middelen vastgelegd door de uitvoerende macht in Brussel, door de federale overheid en de Federale Overheidsdienst.

 

Wij geven dat beheer in de toekomst aan het niveau waar het thuishoort, namelijk aan de magistratuur zelf. Uiteraard zullen de financiën worden gecontroleerd door het Rekenhof. Uiteraard worden de beheerscontracten en de beheersplannen aan het Parlement gezonden, zodat een open parlementair debat kan worden gevoerd over de prioriteiten van de verschillende gerechtelijke arrondissementen en ressorten. Misschien zal een van de meest ingrijpende veranderingen zijn dat men duidelijk moet neerschrijven op welke manier de achterstanden zullen worden weggewerkt en op welke manier wordt gewerkt aan de prioriteiten van Justitie.

 

Het is een ingrijpende hervorming die geleidelijk zal worden uitgevoerd, zodat de magistraten alle tijd kunnen nemen om de managementcursussen en -kwaliteiten die nodig zijn te installeren.

 

Ter voorbereiding van het sluiten van het parlementair debat heb ik de parlementaire handelingen van twee jaar geleden bekeken.

 

Ik heb gekeken naar de beleidsnota van twee jaar geleden, waarin exact weergegeven staat wat de ambities van deze regering waren inzake de justitiehervorming. Ik citeer: “Ik wil hier even ingaan op de hervorming van Justitie. Ook daar is het regeerakkoord duidelijk en ambitieus. De essentie is nu werk te maken van een herindeling van de gerechtelijke arrondissementen, waarvoor het regeerakkoord voorziet dat het minstens met ten minste de helft zal verminderd worden. Het uitwerken van het systeem van beheersovereenkomsten, van een eengemaakte organisatie voor het beheer van de rechtbanken per rechtsgebied, is daaraan gekoppeld. En daartoe behoort ook een tuchtrecht voor magistraten, een creatie van managementteams per rechtsgebied, die instaan voor het management van de rechtbanken en gerekruteerd worden op hetzelfde niveau als de magistraten.”

 

Ik lees nog even verder in dezelfde beleidsnota.

 

"Nous essaierons de créer une organisation unifiée pour la gestion des tribunaux par arrondissement ou par ressort, dans le respect de l'indépendance de la justice, en tenant compte des spécificités des tribunaux du travail, des tribunaux de commerce, des justices de paix et des tribunaux de police. Cette structure unique sera responsable de la gestion des budgets, du personnel et des moyens matériels, ainsi que de la mobilité horizontale du personnel et d'une meilleure valorisation de l'expertise."

 

Zo gaat de beleidsnota verder met het sluiten van de beheerscontracten en de beheersplannen.

 

Als we vandaag kunnen citeren uit die beleidsnota van 10 januari 2012, dan is dit luik volledig uitgevoerd, in het volle respect voor het regeerakkoord maar vooral ook met het afsluiten van de debatten die al jaren bezig waren.

 

Ik doe vandaag ook een oproep aan de magistratuur. Deze kans om meer autonomie en meer responsabilisering te hebben kan er alleen voor zorgen dat Justitie efficiënter en beter georganiseerd wordt, met een duidelijk maatschappelijk debat per arrondissement en per ressort, en hier in Parlement over de prioriteiten en over de manier waarop we Justitie kunnen verbeteren. Als het vertrouwen van Justitie vandaag op 61 % staat, dan ben ik ervan overtuigd dat we er met deze wetsontwerpen en deze justitiehervorming in de toekomst voor zullen zorgen dat dit vertrouwen zeker opgekrikt wordt.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3068/5)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3068/5)

 

L’intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi relatif à l’introduction d’une gestion autonome pour l’organisation judiciaire".

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie".

 

Le projet de loi compte 46 articles.

Het wetsontwerp telt 46 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 46 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 46 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

26 Projet de loi portant des mesures diverses relatives à l’amélioration du recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (I) (2934/1-6)

- Projet de loi portant des mesures diverses relatives à l’amélioration du recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (II) (2935/1-6)

26 Wetsontwerp houdende diverse maatregelen betreffende de verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I) (2934/1-6)

- Wetsontwerp houdende diverse maatregelen betreffende de verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II) (2935/1-6)

 

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

26.01  Carina Van Cauter, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Wij zullen op onze beurt wel spreken voor onze fractie.

 

26.02  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal het kort houden, gelet op het gevorderde uur en de vrij uitvoerige bespreking in de commissie.

 

De bedoeling van dit wetsontwerp is de invordering van vermogensstraffen en gerechtskosten te verbeteren. Dat is ook het opschrift ervan.

 

Ten eerste, men zal daarvoor een strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek inrichten, waarmee de politie en het openbaar ministerie actief kunnen zoeken naar het vermogen van iemand die is veroordeeld — dat laatste is heel belangrijk — om het vervolgens in beslag te kunnen nemen.

 

De idee achter deze wetgeving en de bedoeling ervan zijn zeer nobel. Het is evident dat Justitie veel geld misloopt omdat de invordering vandaag niet op een optimale en efficiënte manier gebeurt. De vraag is evenwel of deze maatregel de oplossing zal zijn en in de praktijk werkbaar zal zijn. Men klopt zich nu wel op de borst met deze maatregel, maar er zijn zaken die nu al kunnen.

 

Vooraleer meer wetgeving en regels te maken, zou men misschien de bestaande instrumenten eens moeten nagaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de strafbaarheid van bedrieglijk onvermogen. Zouden wij niet beter daarvan gebruikmaken, dat instrument verbeteren en daarop inzetten?

 

Ten tweede, er wordt een nieuwe procedure ingevoerd. Het is geen simpele procedure en er werden daarover heel wat vragen gesteld in de commissie. U weet dat moeilijke procedures aanleiding kunnen geven tot procedurefouten. Wij weten allemaal dat wanneer er een procedurefout wordt gemaakt, heel de boel op zijn kop staat. Dat is het risico dat met deze wetgeving wordt genomen.

 

Bovendien worden aan een strafuitvoeringsrechter bepaalde bevoegdheden tot onderzoek toegekend die een onderzoeksrechter zelfs niet heeft. Ik vind dat behoorlijk verregaand.

 

Ten slotte, iets wat voor heel wat discussie heeft gezorgd in de commissie, is de afschaffing van de mogelijkheid tot uitstel van de verbeurdverklaring. Mijnheer de staatssecretaris, ik zie u neen schudden, maar in de commissie hebt u zelf gezegd dat het een interessante piste was. Er was daarover een advies van de Hoge Raad om een alternatief voor te stellen en te werken via een borgsom. U vond dat interessant, maar u viel wel uit de lucht toen u van dat advies hoorde.

 

U vond dat een interessant alternatief. Het uitstel wil men niet mogelijk maken. Er zijn genoeg gevallen aangehaald om te tonen waarom het wel zinvol zou kunnen zijn. Dat wou u niet doen, maar u zou een alternatief wel in overweging nemen. U doet dat niet en u legt ook dat advies naast u neer.

 

Wat is er wel geweest, mevrouw Van Cauter? Een amendement waarbij in de matigingsbevoegdheid van de rechter wordt voorzien, maar ook dat is een reeds bestaand instrument.

 

Men maakt heel wat wetgeving om zaken te bevestigen die er al zijn. Daar komt nog bij dat er geen enkele raming is gemaakt van het kostenplaatje, noch van de impact op het gerechtelijk personeel. Dat personeel zal nu al staken.

 

Niet alleen wij zeggen dat, ook het Rekenhof is van oordeel dat er geen efficiënt beleid kan worden gevoerd zonder dat er een volwaardige analyse wordt gemaakt. Ook dat advies legde men hier naast zich neer, wat ik behoorlijk jammer vind.

 

Zoals ik zei bij het begin van mijn betoog, het opschrift van deze wet was een “verbetering”. Ik juich het doel toe en ik ben blij dat u een initiatief neemt, maar de vraag is of deze oplossing wel degelijk een verbetering zal zijn.

 

26.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de staatssecretaris, collega's, ik ben het uiteraard eens met de staatssecretaris, wanneer hij stelt dat misdaad niet mag lonen. Ik ben blij vast te stellen dat werken en samenwerken wel lonen. Ik wil dan ook mijn appreciatie uitdrukken voor de staatssecretaris en hem voor zijn luisterbereidheid bedanken.

 

Mevrouw De Wit, wanneer effectief naar elkaar wordt geluisterd en wanneer wordt samengewerkt, zijn er mogelijkheden tot verbetering. Ik kan alleen maar vaststellen dat u zopas hebt bevestigd dat het ontwerp wel degelijk is verbeterd. U moet toegeven dat in de meerderheid wordt samengewerkt, wat wel degelijk tot goede en betere wetgeving leidt.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb van bij het begin van de bespreking gesteld dat ook de gewone middelen van tenuitvoerlegging op het vlak van het innen van strafrechtelijke boetes moeten worden verbeterd. Wanneer wij immers in ons achterhoofd houden dat slechts 30 % van de boetes en de verbeurdverklaringen – ik ben misschien nog optimistisch – effectief wordt geïnd, weten wij dat er een probleem is.

 

Het probleem situeert zich, zij het niet helemaal, in de wijze waarop de verschillende actoren kunnen samenwerken. Daarom hebt u ingestemd met het creëren van een overlegorgaan, zodat op een algemene, structurele wijze de samenwerking en de inning van de boetes kan worden versterkt met de middelen die er vandaag al zijn.

 

Mijnheer de staatssecretaris, het spreekt voor zich dat dit nieuw soort uitvoeringsonderzoek, dat nuttig en nodig is, alleen proportioneel en ten aanzien van de juiste daders kan worden ingezet. Uiteraard zijn wij u dankbaar voor het feit dat het instrument niet tegen de burgerlijk aansprakelijke partij zal kunnen worden ingezet en dat u een amendement in die zin hebt aanvaard. Die partij heeft immers effectief geen enkel misdrijf gepleegd. Het zou derhalve disproportioneel, oneerlijk en onrechtvaardig zijn om hem of haar met een dergelijke uitvoeringsmaatregel te confronteren.

 

Via een amendement werd er tevens in voorzien dat ook de rechten van de burgerlijke partijen niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk versterkt zullen worden. Zij zullen inzage kunnen krijgen in het strafdossier, zodat zij ook kennis krijgen van de vermogensbestanddelen die worden ontdekt. Zo zullen zij niet alleen op papier genoegdoening krijgen, maar ook daadwerkelijk kunnen overgaan tot de recuperatie van de schadevergoeding waarop zij recht hebben.

 

Tot slot, collega’s, is het niet onbelangrijk dat de verbeurdverklaring met uitstel niet meer bestaat en dat de rechter een matigingsbevoegdheid krijgt. Dat is nieuw, collega De Wit, omdat die matigingsbevoegdheid thans alleen maar in de witwaswetgeving bestaat. Nu wordt dat mogelijk in alle gevallen waarin een verbeurdverklaring uitgesproken of opgelegd wordt, zodat de straf wel degelijk proportioneel is en de re-integratie van de gestraften in de maatschappij verzekerd kan worden.

 

Er rest mij alleen nog de collega’s te bedanken, omdat zij dikwijls naar mijn gezaag geluisterd hebben en om uiteindelijk toch te komen tot iets wat voor iedereen aanvaardbaar was.

 

Mijnheer de staatssecretaris, bij de eerste lezing van het ontwerp was de wijn soms zuur, maar als het leven citroenen brengt, dan moet men er limonade van maken. U hebt dat toegelaten. Bedankt daarvoor.

 

26.04  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, chers collègues, pour ce qui me concerne, je ne serai pas aussi enthousiaste que la collègue Van Cauter et le collègue Landuyt.

 

Pour commencer, les avocats via avocats.be ont exprimé leur très vive inquiétude de voir un texte "à ce point contraire à l'essence même de la procédure pénale belge" – les mots sont pesés – être adopté par la Chambre.

 

Je vais lister les raisons pour lesquelles nous ne soutiendrons pas ce projet.

 

Premièrement, au nom d'un objectif budgétaire et partant du principe que les instruments légaux dont disposent les parquets, receveurs des domaines et/ou des amendes pénales, ne sont pas suffisamment efficaces, le projet met en place une procédure particulièrement intrusive. Cette justification n'est appuyée sur aucune étude sérieuse, ce qui a été relevé à maintes reprises par les collègues de la majorité notamment lors des débats.

 

Deuxièmement, ce projet instaure aussi une enquête patrimoniale spéciale, enquête pénale d'exécution. En parcourant le rapport, j'ai relu une question de Mme Marghem: "N'utilise-t-on pas un canon pour tuer des mouches?" La réponse reste floue.

 

Troisièmement, le renforcement des procédures n'est pas contrebalancé par un mécanisme de contrôle digne de ce nom. Les garanties fondamentales qui jalonnent la procédure pénale sont évacuées, ce qui expose le condamné à des procédures susceptibles de violer gravement les droits de la défense.

 

Quatrièmement, en ce qui concerne l'exécution des peines pécuniaires, l'adoption du projet constituera un dangereux point de basculement vers un système incompatible avec les règles de base d'un État démocratique. Ecolo-Groen n'était pas seul à le signaler mais également des acteurs de terrain qui n'ont pas été auditionnés au sein de la commission mais dont nous avons pu lire les avis critiques.

 

Enfin, toute personne suspectée d'une infraction bénéficie quand même des garanties de l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et des garanties reconnues par le droit de la procédure pénale. Il est contraire à ces principes de concevoir, comme le fait le projet aujourd'hui, un droit de l'exécution des peines patrimoniales amputé de ces garanties individuelles.

 

Effectivement, si le crime ne doit pas payer, comme le disait la collègue Van Cauter, il n'en reste pas moins que l'exécution de la sanction pénale ne peut se faire à n'importe quel prix, ni surtout au mépris des droits des condamnés et du respect des règles élémentaires et des procédures de notre État.

 

C'est pourquoi, monsieur le président, nous n'avons pas soutenu et ne soutiendrons pas ce texte aujourd'hui.

 

26.05 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil nogmaals benadrukken dat dit wetsontwerp het resultaat is van de vragen van het College voor de strijd tegen de fiscale en de sociale fraude, en vooral dan de vraag naar betere instrumenten, om ervoor te zorgen dat wij betere inningen krijgen door de invoering van het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek in de fase van de uitvoering van de definitieve veroordelingen tot en met de verbeurdverklaringen van illegale vermogensvoordelen, uitgesproken in strafzaken. Ook de recuperatie van geldboetes en de gerechtskosten kunnen vallen onder de scope van dit onderzoek. Daarom schaffen wij de verbeurdverklaring met uitstel af, brengen wij de verjaring van de verbeurdverklaring voortaan op tien jaar, optimaliseren wij de uitvoering van pecuniaire veroordelingen en creëren wij een gespecialiseerde ontvanger bij Financiën, speciaal voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen. Dit alles moet ertoe leiden dat bij misdrijven met een grote financiële en maatschappelijke impact, criminelen veel beter zullen kunnen worden aangesproken om de opgelopen verbeurdverklaring van de illegale vermogensvoordelen ook effectief te betalen. Dit moet een doel zijn voor ons allemaal.

 

26.06 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer de voorzitter, ik wil de leden van de commissie bedanken om een complex geheel grondig te bespreken.

 

Ik ben het er niet mee eens dat dit de vrees moet opwekken dat er opnieuw procedurediscussies zullen ontstaan. Dit is veel grondiger.

 

Ik denk dat bijna de hele commissie het ermee eens was dat, als het gaat om veroordelingen, het recupereren van de middelen die voortkomen uit fraude of criminele acties veel efficiënter en effectiever wordt. Bijna niemand betwist die doelstelling.

 

Quand on veut des moyens pour lutter contre la grande fraude, comme le demande Ecolo-Groen, il faut le faire du début à la fin! Le début correspond à la détection et la fin correspond au moment où les sanctions sont encaissées. Si on continue à dire qu'on va trop loin et qu'il faut être plus prudent, nous ne réussirons jamais. Je vais garder votre exposé, je le trouve assez impressionnant.

 

Ik dank vooral de commissieleden voor de positieve discussie. Aan alle kanten leeft blijkbaar de vraag dat ook in dit geval na een veroordeling gezorgd wordt voor een efficiënte strafuitvoering.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2934. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2934/6)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2934. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2934/6)

 

L’intitulé a été modifié par la commission en “projet de loi portant des mesures diverses visant à améliorer le recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (I)".

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “wetsontwerp houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I)".

 

Le projet de loi compte 55 articles.

Het wetsontwerp telt 55 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 55 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 55 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2935. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2935/6)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2935. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2935/6)

 

L’intitulé a été modifié par la commission en “projet de loi portant des mesures diverses visant à améliorer le recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (II)".

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “wetsontwerp houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II)".

 

Le projet de loi compte 14 articles.

Het wetsontwerp telt 14 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 14 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 14 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

27 Proposition de loi concernant la modification de l'entrée en vigueur de certains articles de la loi du 13 juin 2006 modifiant la législation relative à la protection de la jeunesse et à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction (3228/1-2)

27 Wetsvoorstel betreffende de wijziging van de inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (3228/1-2)

 

Proposition de loi déposée par:

Wetsvoorstel ingediend door:

 

Raf Terwingen, Sonja Becq, Catherine Fonck, Rosaline Mouton, Manuella Senecaut, Carina Van Cauter

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

27.01  Christian Brotcorne, rapporteur: Monsieur le président, il s'agit en fait de reporter l'entrée en vigueur au 1er janvier 2016 de certains articles de cette loi au double motif que des négociations sont en cours entre les Communautés sur cette matière et, par ailleurs, du transfert de compétences, dans le cadre de la réforme de l'État, de ces matières vers les Régions et Communautés.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3228/1)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3228/1)

 

La proposition de loi compte 2 articles.

Het wetsvoorstel telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Rapport de la commission des Poursuites

Verslag van de commissie voor de Vervolgingen

 

28 Poursuites à charge d'un membre de la Chambre des représentants (3241/1)

28 Vervolgingen ten laste van een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers (3241/1)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Je vous rappelle que seuls peuvent prendre la parole le rapporteur, le membre intéressé ou un membre le représentant, un orateur pour et un orateur contre (art. 160, § 3, du Règlement).

Ik herinner eraan dat het woord alleen mag worden gevoerd door de rapporteur, door het betrokken lid of een lid dat het vertegenwoordigt, alsmede door één spreker voor en één spreker tegen (art. 160, § 3, van het Reglement).

 

La parole est à M. Landuyt.

 

28.01  Renaat Landuyt, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, bij brief van 31 oktober 2010, gericht aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, heeft de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel gemeld dat de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel schriftelijke vorderingen heeft genomen met het oog op de verwijzing van de heer Laurent Louis, lid van onze Kamer, en de heer Serge T., naar de correctionele rechtbank van Brussel. Als bijlage ging een kopie van die schriftelijke vordering, die op 24 oktober 2010 aan de toegewezen onderzoeksrechter werd toegezonden. Dientengevolge heeft de procureur-generaal de Kamer van volksvertegenwoordigers verzocht om het bij artikel 59 van de Grondwet vereiste voorafgaand verlof te krijgen om onze collega, de heer Laurent Louis, te kunnen dagvaarden voor de bevoegde rechtbank.

 

De bijgevoegde vordering van het openbaar ministerie handelt over een zevental vermoedelijke misdrijven die ik hier, met uw toelating, niet allemaal zal opsommen.

 

De commissie heeft zich in twee vergaderingen gebogen over de vraag. Ten gronde raden wij onze collega’s aan om vast te stellen dat de commissie akte heeft genomen van het verzoek van de heer Louis tot opheffing van zijn parlementaire onschendbaarheid in dit dossier.

 

In dit geval is de commissie van oordeel te moeten besluiten dat een verder onderzoek van de verschillende onderdelen van de vordering van het openbaar ministerie overbodig is.

 

Ons besluit is dan ook dat de commissie eenparig voorstelt om het grondwettelijk verlof te verlenen om de heer Laurent Louis, lid van onze Kamer, te verwijzen naar het bevoegde rechtscollege.

 

Le président: M. Louis a demandé à pouvoir intervenir pendant une demi-heure. Je lui passe donc la parole.

 

28.02  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, nous devons, aujourd'hui, statuer sur la levée de mon immunité parlementaire, mais ce que les citoyens belges présents aujourd'hui pour me soutenir durant ma défense au sein de ce parlement ont vécu dépasse largement le débat sur la levée de cette immunité.

 

En effet, sur décision unilatérale et arbitraire du président de cette Chambre, le socialiste André Flahaut, leurs droits élémentaires de citoyen ont été bafoués. Sans avoir causé le moindre trouble, ces citoyens, environ 80 personnes, coupables de soutenir mon mouvement Debout Les Belges, ont vu leur accès à la tribune, réservée au public, interdit par le président Flahaut, qui montre par cette décision son manque de respect pour les citoyens et la démocratie. Un manque de respect partagé par le socialiste flamand Renaat Landuyt, qui a même trouvé intelligent d'intervenir personnellement auprès des services de la Chambre pour interdire que de l'eau soit mise à disposition de mes invités, de ces citoyens qui sont bloqués depuis plus de six heures dans une petite salle du parlement.

 

Selon M. Landuyt, seuls les élus ont droit à des boissons. Voilà, mes chers concitoyens, les gens qui nous dirigent et pour qui – j'ai bien la tristesse de l'avouer – vous n'êtes rien! En empêchant à mes soutiens d'assister à mon intervention sur les bancs du public, pourtant totalement vides aujourd'hui, nous vivons un moment historique de déni de démocratie.

 

Le parlement est censé être le Palais de la Nation, la maison du peuple, mais certains élus se croient le droit d'en interdire l'accès à certains citoyens en fonction de leur idéologie politique. Jusqu'où accepterons-nous d'aller? Par cette décision, le parlement montre clairement que les membres de Debout Les Belges ne sont pas les bienvenus au sein de ce parlement. Cela ne fait que renforcer notre détermination en vue des futures élections.

 

Ces citoyens ne sont coupables d'aucun désordre, d'aucun cri, d'aucun dégât. Leur seul crime est de me soutenir. En agissant de la sorte, le Parlement vient de renverser le peuple.

 

Le Parlement se retranche. Il a peur. Il a peur des citoyens. C'est le signe d'un régime à la dérive, d'un régime dont les heures sont comptées. Aujourd'hui, en pleine semaine de deuil de Nelson Mandela, vous avez, monsieur Flahaut, assassiné une fois de plus la démocratie, sans qu'aucun parti politique n'intervienne pour m'aider à faire respecter les droits de nos concitoyens.

 

Aujourd'hui, politiquement, je suis seul contre tous et j'en suis fier. Mais le soutien populaire n'a jamais été si grand. Alors que le drapeau de l'Afrique du Sud orne ce parlement en hommage à Mandela, nous venons de vivre un moment de ségrégation parlementaire et d'apartheid politique. Et je n'ai pas peur des mots. C'est un moment historique dont aucun journaliste, je le crains, ne parlera mais qui démontre pourtant à quel point les élus méprisent les citoyens. Je ne dirai plus qu'un dernier mot sur cet événement. Je voudrais dire que Debout Les Belges, c'est vous, c'est nous mais ce ne sont pas eux, ces élus. À mes amis qui sont enfermés dans la salle et qui m'écoutent, je voudrais dire qu'ils sont tout simplement formidables et que je suis fier d'eux.

 

Pour ce qui est de l'immunité, nous sommes aujourd'hui réunis pour procéder, au plus grand bonheur de certains, je n'en doute pas, à la levée de mon immunité parlementaire à la suite de poursuites judiciaires largement intentées à mon encontre sur des bases essentiellement politiques. C'est révéler un secret de polichinelle que de dire que ces poursuites ont été intentées contre moi à la demande de Mme Milquet, ministre de l'Intérieur, et de Mme Turtelboom, ministre de la Justice. Bonjour l'indépendance!

 

Cela faisait plus d'un an et demi que vous en rêviez. La justice a enfin décidé et répondu à vos attentes en demandant mon renvoi devant la chambre du conseil de Bruxelles le 21 janvier 2014 à 9 h 00. J'invite d'ailleurs tous les citoyens belges qui veulent me soutenir à venir nombreux à cette audience. Si le politique tente d'influencer la justice, je demanderai au peuple de Belgique de se mobiliser pour garantir l'indépendance de l'institution et de mettre la pression sur le tribunal. De même, si on interdit à mes partisans de venir assister aux séances publiques, nous serons présents tous les jeudis sans discontinuer jusqu'à la fin de cette législature et nous verrons bien si M. Flahaut décide d'interdire à tout public, jusqu'au mois de mai, de venir dans ce parlement.

 

Comme le Règlement de la Chambre le prévoit, j'ai décidé de prendre la parole cet après-midi afin d'assurer ma défense, si on peut dire.

 

En bons démocrates que vous êtes, j'imagine que vous aurez la décence de me laisser m'exprimer dans le calme et jusqu'au bout.

 

La première chose que l'on me reproche, c'est d'avoir recelé des pièces du dossier Dutroux et de les avoir diffusées. Receler veut dire que le dossier a été volé. Je ne le savais pas. Le dossier Dutroux a été volé! Je n'ai lu cela nulle part dans les journaux. Dois-je comprendre que l'État belge est incapable de protéger le dossier judiciaire le plus important de ces vingt dernières années? C'est possible puisque l'on a bien été capable de laisser Dutroux s'évader. Dans ce pays tout est possible! Par ailleurs, il est comique d'oser parler de recel alors que le dossier Dutroux a été jugé en 2004 en audience publique devant la cour d'assises d'Arlon. Dois-je rappeler que ce dossier a, dès lors, été largement diffusé auprès des journalistes et des organes de presse afin d'alimenter leur gazette? Nous savons tous, aujourd'hui, que les organes de presse sont en possession de ce dossier sensible.

 

Je veux bien vous faire plaisir: admettons que ce dossier, que j'ai reçu d'un ancien parlementaire, un membre de l'ancien parti Vivant, M. Albert Mahieu, et non d'un criminel, ait été volé. Pourriez-vous me dire pourquoi je suis le seul à être poursuivi pour en avoir eu quelques pièces en ma possession? En effet, j'ai fait des recherches et j'ai découvert que je n'étais pas le seul à détenir ces documents. J'ai découvert un article du 7 juillet 2010. À l'époque, j'étais élu depuis quelques semaines. J'étais encore loin d'avoir été mis en possession des photos de l'autopsie des victimes de Dutroux et consorts. Je vais vous lire l'article qui a été publié sur 7 sur 7. Suite aux perquisitions effectuées à l'archevêché de Malines-Bruxelles et à la découverte des cd-rom contenant le dossier Dutroux chez le cardinal Danneels, l'ancien primat de Belgique, l'Église réagit par une conférence de presse par les voix de Éric de Beukelaer, porte-parole des évêques de Belgique et maître Keuleneer, avocat de l'archevêché. Voici le passage le plus intéressant: "Les documents relatifs au dossier judiciaire de Julie et Mélissa découverts lors de perquisitions à l'archevêché de Malines, le 24 juin, ont été envoyés par un tiers à monseigneur Léonard. Il ne s'agit pas de dossiers papier, mais de deux cd-rom qui auraient été envoyés par un tiers bien connu de la presse et de l'évêché. Comme le mentionne la presse de mercredi, ces cd-rom ont également été envoyés durant l'affaire Dutroux à des journalistes judiciaires, des politiciens et d'autres personnalités du pays." Il conclut en disant: "Il ne s'agirait donc aucunement d'une trouvaille unique." D'autres personnes de sphères d'activités différentes auraient donc reçu ce dossier.

 

Excusez-moi, mais je me pose alors une question: pourquoi le parquet ne décide-t-il pas de poursuivre ces journalistes, ces politiciens, ces ecclésiastiques qui tout comme moi ont reçu ce dossier? Pourquoi la justice ne décide-t-elle pas de poursuivre le cardinal Danneels, monseigneur Léonard?

 

Non! La justice décide de poursuivre uniquement Laurent Louis. Lors des perquisitions qui ont été effectuées à l'archevêché de Malines-Bruxelles et chez moi, c'est le même dossier qui a été retrouvé. Eux ne sont pas poursuivis, mais moi, je suis poursuivi!

 

Pourquoi une telle différence de traitement? Pourquoi ne poursuit-on pas ceux qui ont diffusé ce dossier durant le procès Dutroux? Pourquoi décide-t-on uniquement de me poursuivre moi pour avoir révélé aux Belges qui voulaient bien l'entendre la vérité sur le dossier Dutroux?

 

Pourquoi? Peut-être parce que je suis le seul parmi les personnes à avoir eu accès à ce dossier à avoir osé dénoncer ce qui s'y trouve, les invraisemblances et les mensonges qu'on cache à l'opinion publique. C'est à celui qui a eu le courage de risquer sa vie pour la vérité, sa carrière pour la mémoire de ces pauvres enfants violées jusqu'à ce que mort s'en suive, qu'on s'en prend, preuve supplémentaire que des gens haut placés ne veulent pas que la lumière soit faite sur ce dossier.

 

La réalité, c'est que Dutroux n'est que la petite main d'un réseau bien plus large se composant d'une certaine élite du pays, des gens qui sont en mesure de faire étouffer la vérité. Pour rappel, la justice a voulu nous faire croire que les fillettes Julie et Mélissa étaient mortes de faim dans la cache de Dutroux lorsque ce dernier avait été incarcéré quelques semaines pour une affaire de vol.

 

Alors, si les fillettes sont mortes de faim, moi j'aimerais bien savoir, parce que je suis peut-être bête et que je ne comprends rien, j'aimerais bien qu'on m'explique une fois pour toutes comment il se fait qu'elles présentaient sur les photos d'autopsie des béances anales et vaginales de plus de cinq centimètres.

 

28.03  Catherine Fonck (cdH): (…)

 

28.04  Laurent Louis (indép.): Mais c'est vrai, madame! Vous avez peur de dire la vérité. Vous voulez me faire croire qu'elles se sont fait cela toutes seules dans la cache?

 

(Mme Catherine Fonck quitte la salle)

(Mevrouw Catherine Fonck verlaat de zaal)

 

28.05  Laurent Louis (indép.): Et pourquoi a-t-on refusé d'analyser les 6 000 traces ADN retrouvées sur les fillettes et dans les caches? Du sang, du sperme, des cheveux, des poils. Pourquoi n'a-t-on pas été plus loin? Avait-on peur de retrouver la trace de personnalités influentes? Je suis quand même bien en droit de me poser cette question, question partagée par l'ensemble du peuple belge!

 

Et j'aimerais profiter de cette tribune pour vous dire que ma démarche, et Mme Fonck aurait dû entendre cela, a été soutenue en juillet 2010 par la grand-mère de Julie Lejeune en personne! Cette grand-mère m'a contacté lors de mes révélations pour m'apporter son soutien. Mais vous ne voulez pas l'entendre!

 

C'est pourtant la grand-mère de Julie qui m'a apporté son soutien. Cette dame s'est plainte auprès de moi de n'avoir jamais eu accès aux photos des fillettes, son beau-fils lui ayant interdit de les voir. Cette dame était prête à me soutenir visiblement, mais elle s'est finalement abstenue par respect pour le frère de Julie. Me soutenir aurait eu pour conséquence qu'elle se serait opposée à son ex-beau-fils, Jean-Denis Lejeune, qui a été manipulé par le pseudo-journaliste Marc Metdepenningen, manipulé par les politiques et la justice pour qu'il ferme les yeux sur la réalité de la mort de sa fille. C'est une vérité difficile à entendre, mais je ne l'invente pas.

 

(Les groupes de la majorité et le groupe Ecolo-Groen quittent la salle)

(De fracties van de meerderheid en de Ecolo-Groen-fractie verlaten de zaal)

 

La justice me reproche ensuite d'avoir outragé le premier ministre Di Rupo; un comble! J'ai outragé l'homme qui, tous les jours, depuis sa nomination, se moque des citoyens et de ses électeurs en menant une politique ultra-libérale et en pratiquant la chasse aux chômeurs malgré ses prétendus idéaux socialistes. C'est dingue! C'est plutôt lui qui mériterait d'être jugé par un tribunal pour haute trahison. Mais passons, c'est un autre sujet.

 

J'ai donc eu la mauvaise idée d'accuser le premier ministre d'être un pédophile. Oui, c'est peut-être une mauvaise idée si j'avais voulu faire carrière en Belgique et espérer entrer dans un gouvernement de vendus, mais j'estime qu'il était de mon devoir d'informer la population sur la personnalité de l'homme le plus puissant du pays.

 

De voorzitter: Het woord is aan de heer Jambon.

 

28.06  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat collega’s het halfrond verlaten. Ik sluit mij aan bij de verontwaardiging die, denk ik, de reden is waarom zij het halfrond verlaten. Ik denk dat ik namens mijn fractie mag zeggen dat wij die verontwaardiging delen, maar dit is een parlement en hoewel wat op het spreekgestoelte wordt verteld van de laagste soort is, vind ik de parler vrai toch een van de belangrijkste waarden van een parlement. Dat is de reden waarom wij hier blijven.

 

Wij blijven hier om te kunnen bekampen wat vooraan wordt gezegd, maar niet door vaandelvlucht te plegen. Het feit dat wij hier blijven zitten heeft niets te maken met de goedkeuring van wat de collega op het spreekgestoelte aan het zeggen is, maar wel met het grootste respect voor de democratie en voor het parlementair werk.

 

Ik wil dit in het verslag opgenomen zien.

 

28.07  Laurent Louis (indép.): Ik dank u, mijnheer Jambon.

 

C'est pour moi un devoir, en tant qu'élu de la nation, d'informer les citoyens des vices et des crimes commis par nos élus. C'est ce que je me suis contenté de faire. Il est vrai que Di Rupo n'a jamais été condamné pour pédophilie mais un nombre très important de plaintes ont été déposées contre lui pour de tels faits. Toujours pour les mêmes faits. C'est bizarre, non? Comme on dit chez nous, il n'y a pas de fumée sans feu. Le plus inquiétant, c'est que la destination a toujours été la même pour ces plaintes: la poubelle. Et c'est cela que je veux pointer du doigt. Les prétendues victimes étaient à chaque fois des criminels qui voulaient profiter de la notoriété de notre pauvre petit Elio. C'est tellement plus pratique de jeter le discrédit sur les victimes! De plus, quand on fait cela cinq ou six fois et qu'on tourne les victimes en ridicule, on évite que d'autres personnes aient encore le courage de dénoncer les faits dont elles sont victimes. Pourtant, il y a eu des PV, comme celui de la police de Namur, portant le numéro 12852/98, dans lequel est auditionné Jean-Marie Rulens, client de la boîte La Brique à Liège, qui déclare que Di Rupo s'y amusait avec des jeunes de plus ou moins quatorze ans et qu'il les payait 15 000 francs - soit 375 euros - pour des gâteries, fellations et sodomies. L'audition de ce Rulens contient de nombreux détails. Il n'y a rien de farfelu dans ses propos. Je peux même vous dire que j'ai moi-même rencontré un de ces jeunes qui fut jadis victime des pulsions sexuelles de Di Rupo. Cet homme a été violé par notre premier ministre alors qu'il n'avait que quatorze ans. Cet homme est démoli. Il a été harcelé par le système pour qu'il se taise. Tout a été fait pour qu'il se fasse passer pour un fou et aujourd'hui, il a d'ailleurs été interné par la justice. Imaginez comme c'est pratique!

 

Une note du parquet portant le numéro 3766117528/96 indique aussi l'identité de deux mineurs âgés de treize et quatorze ans. Ces jeunes confirment avoir eu de relations sexuelles avec Di Rupo.

 

Un procès-verbal de la BSR de Wavre de 1996 mentionne le témoignage de Mme Delneste qui s'inquiète auprès de la police de voir Di Rupo aller et venir avec des jeunes gens dans un immeuble voisin. La police n'effectuera aucune enquête de voisinage malgré le fait que d'autres voisins confirmèrent les dires de Mme Delneste.

 

Un rapport de la brigade nationale de gendarmerie du 9 octobre 1996 insiste également sur les rapports spéciaux entre Di Rupo et de jeunes garçons. On y parle d'un jeune homme décrit comme le protégé de Di Rupo et qui a été retrouvé mort. Les PV se poursuivent. Il y a un rapport de la BSR de Bruxelles, le 3 décembre 1996, qui relate des relations entre Di Rupo et de jeunes garçons. C'est clairement indiqué dans le PV: "Vu la notoriété de Di Rupo, nous ne poursuivons pas." Faut-il accepter cela?

 

PV de la police judiciaire de Bruxelles portant le n° 46.66.3 du 5 novembre 1996 dans lequel le chauffeur de l'ancien ministre Grafé évoque des partouzes auxquelles participait Di Rupo.

 

Le nom de Di Rupo apparaît encore dans une note confidentielle de MM. Demanet, procureur général de Mons, et Marchandise, procureur du Roi de Charleroi, datée de 1996. Pourquoi? Parce que les coordonnées de Di Rupo figuraient dans le carnet d'adresses de Jean-Luc Finet. Qui est ce monsieur? Il a été inculpé à l'époque pour détention de cassettes pédopornographiques. Tiens donc! Comme c'est intéressant!

 

Di Rupo a également eu un accident de voiture lorsqu'il était en compagnie d'un jeune garçon à Sars-la-Buissière, à quelques mètres de la maison de Marc Dutroux. Comme par hasard! Mais, veuillez m'excuser, je ne crois pas au hasard!

 

Il y a des PV et de nombreux témoignages, un nombre impressionnant de témoignages, auxquels on n'a jamais donné le moindre crédit, même lorsqu'ils venaient de policiers assermentés!

 

Ainsi, en août 1989, Di Rupo était à l'époque député européen, deux policiers communaux surprennent Di Rupo en bordure du Grand Large à Mons. Avec qui? Avec deux gamins de 12 et 13 ans dans sa voiture. Les gamins avaient le bas du corps dénudé! Ce n'est pas moi qui le dis. Ce sont deux policiers communaux assermentés, qui ont eu la volonté de témoigner mais leur hiérarchie communale les en a dissuadés.

 

Est-ce dans un tel pays qu'on veut vivre? De deux choses l'une, soit Di Rupo est un homme persécuté, avec de très nombreux ennemis et on comprend mal comment cet homme a pu devenir premier ministre, soit cet individu est un criminel qui profite de ses appuis et de ses fonctions pour violer impunément des enfants. Ce n'est pas à moi d'en décider!

 

Au vu des éléments probants que je vous ai communiqués, on ne peut qu'avoir des doutes sur la véritable personnalité de Di Rupo. Des doutes encore plus importants lorsqu'on sait que dans une vidéo postée sur Youtube, Michel Nihoul accuse sans détours Elio Di Rupo d'être pédophile lors d'une interview en caméra cachée accordée à des journalistes. Nihoul, reconnu par les assises d'Arlon comme le chef de l'organisation criminelle Dutroux et compagnie, n'est-il pas bien placé pour se prononcer sur la question?

 

Certes, je sais que la justice ne condamnera jamais Elio Di Rupo. Cet homme est au-dessus des lois. Il fera tout pour faire disparaître les preuves. Il fera tout pour faire taire les victimes. Avec ses amis de la justice et des médias, il les tournera en ridicule, comme on tente en permanence de me ridiculiser, par exemple en imposant de me soumettre, après mon inculpation pour recel du dossier Dutroux, à une expertise psychiatrique. Avez-vous déjà vu quelqu'un inculpé pour recel devoir subir une expertise psychiatrique?

 

Voilà comment on fait passer les adversaires des pédophiles et des réseaux pour des fous! C'est tellement pratique.

 

Si on me poursuit pour avoir traité Di Rupo de pédophile, dites-moi pourquoi on ne poursuit pas Michel Nihoul pour avoir dit exactement la même chose. Sa vidéo est toujours en ligne aujourd'hui sur Youtube! En sait-il de trop? Je vous pose la question.

 

On me poursuit pour avoir insulté un journaliste, que je n'ai pas peur de qualifier de journaliste véreux, qui m'a menacé à plusieurs reprises de me détruire médiatiquement si je m'attaquais aux réseaux pédophiles et si je souhaitais reparler du dossier Dutroux.

 

Et vous savez à partir de quand ce journaliste m'a menacé? À partir du moment où je suis intervenu en commission spéciale "Abus sexuels dans l'Église", où j'ai fait des dénonciations. J'ai établi des liens entre le dossier de la pédophilie dans l'Église et le dossier Dutroux. Ce journaliste, Marc Metdepenningen, m'a humilié dans la presse, m'a insulté. Ce journaliste, qui est un grand ami de Michel Nihoul, a, comme par hasard, toujours défendu dans ses articles, depuis l'éclosion de l'affaire Dutroux, la thèse de Dutroux prédateur isolé. Comme par hasard!

 

Trouvez-vous normal qu'un député soit menacé par un journaliste, parce qu'il va trop loin dans certains de ses propos en commission quand on parle de l'intérêt d'enfants violés? Mais où va-t-on? Dans quel pays vivons-nous? On me reproche d'avoir diffusé une liste, comprenant environ 500 noms de personnalités de l'élite politique, financière, juridique et franc-maçonne du pays, qui auraient commis des actes de pédophilie. Une fois de plus, ce n'est pas moi qui suis l'auteur de cette liste.

 

Tous les autres députés normalement ont reçu cette liste par mail, un mail qui émanait d'une dame, aujourd'hui décédée d'un cancer généralisé, foudroyant comme l'a été Albert Mahieu. C'est dingue comme ceux qui luttent contre le pouvoir en place s'éteignent rapidement!

 

Et j'ai jugé de mon devoir de publier cette liste sur mon site, une fois de plus, pour en informer les citoyens. Dois-je rappeler que, pour ces deux faits, seule la cour d'assises est compétente. Et oui, il s'agit dans les deux cas d'un délit de presse. Et franchement, je serais très heureux de répondre de ces faits devant une cour d'assises qui me donnerait une formidable tribune pour mener ce combat contre la pédophilie d'état maçonnique.

 

Enfin, on me poursuit pour avoir révélé un secret. C'est dit textuellement. Je suis poursuivi pour avoir révélé un secret, en l'espèce d'avoir diffusé sur internet le rapport d'autopsie de Julie et Mélissa sans avoir jamais, je vous le dis – et je vous le jure devant cette Assemblée – sans avoir jamais publié la moindre photo d'autopsie de ces pauvres enfants sur internet, contrairement aux mensonges publics répandus par la ministre Milquet, des mensonges qui m'ont valu des menaces de mort, des intimidations et des insultes permanentes, lorsque je sortais en rue dans ma ville.

 

Les mensonges d'une ministre peuvent faire des dégâts considérables.

 

Avoir révélé un secret? C'est vrai.

J'ai révélé un secret et j'en suis fier, car c'est pour la mémoire de ces petites – Julie, Mélissa, Sabine, Laetitia, Ann et Eefje –, ces filles violées, que j'ai mis en danger ma carrière. Ma carrière et même ma vie. Car des menaces, j'en reçois, des menaces déguisées, des menaces sur ma personne et mes proches, sans parler du harcèlement médiatique.

 

Si je n'avais pas les nerfs et le moral que j'ai aujourd'hui, voilà bien longtemps que je me serais suicidé vu tout ce qu'on raconte sur moi, tous ces mensonges qu'on véhicule, que certains élus véhiculent.

 

Des menaces sur ma personne, sur mes proches, des menaces sur tous ceux qui osent m'apporter du soutien. D'ailleurs, le fait qu'aujourd'hui, mes soutiens ne puissent assister à la séance plénière est encore une preuve supplémentaire des pressions et des menaces dont je suis victime.

 

Ainsi – et je le dis en passant –, sachez qu'il m'est devenu impossible en Belgique d'ouvrir un compte en banque. Impossible. Il m'est devenu impossible de conclure un emprunt malgré le fait que je n'ai aucun emprunt à ma charge. Impossible pour moi d'avoir la parole dans les médias alors qu'eux ne se gênent pas pour parler de moi. Le mot d'ordre a été lancé: on ne donne pas la parole à Laurent Louis.

 

Je le sais, si je dois perdre mon poste de député en mai prochain, je n'ai aucun avenir en Belgique. Aucun. Je devrai m'exiler de ce pays qui se dit une démocratie, car toutes les portes me seront à jamais fermées.

 

Voilà ce qui arrive à ceux qui, en Belgique, malgré l'amour porté à leur pays, ont le courage de "remuer la merde"; excusez-moi pour l'expression.

 

Dire qu'une certaine presse ose faire croire que je prends de tels risques dans le seul but de faire parler de moi, d'avoir un article dans leurs médias-mensonges ou de faire le buzz.

 

Soyons sérieux! Croyez-vous que je sois bête ou narcissique au point de détruire ma vie, de mettre en danger mes proches pour une feuille de chou?

Je prends des risques énormes, mais le combat en vaut le coup. Je l'assume: ce n'est pas grave. Je suis prêt à quitter ce pays, je suis prêt à aller jusqu'au bout, je suis surtout prêt à présenter ma candidature aux prochaines élections et à être réélu.

 

J'irai jusqu'au bout, si on me laisse faire et qu'on ne me retrouve pas suicidé, un de ces quatre matins.

 

J'irai jusqu'au bout. C'est mon devoir et je le fais pour mon pays. La Belgique mérite d'être dirigée par des gens dignes; ce n'est pas le cas aujourd'hui.

 

Pour conclure, monsieur le président, comme je vous l'ai dit en commission, je n'ai pas l'intention de faire comme certains élus criminels et de m'accrocher à mon immunité. Je laisse cela à M. Wesphael. C'est donc avec force, aujourd'hui, que j'exige que vous leviez mon immunité parlementaire afin que je puisse répondre de ces faits devant la justice. Je l'exige et j'irai même plus loin en déposant à la fin de mon intervention une déclaration de révision de la Constitution visant à abroger purement et simplement l'article 59 de la Constitution qui consacre l'immunité parlementaire.

 

J'estime que les députés sont des citoyens comme les autres et qu'ils ne doivent en aucun cas disposer de privilèges. Cette immunité consacrée par l'article 59 est un privilège. C'est un privilège qui est digne d'une époque révolue. J'espère donc qu'à l'approche des élections et de la dissolution des Chambres que, vous, les élus de la nation, vous aurez le courage d'abolir cette immunité en inscrivant l'article 59 comme révisable. Vous en rêvez. Je le sais. Je vous donne donc la possibilité. Allez-y. Je suis une victime consentante. Levez mon immunité. J'irai en justice et vous ferez de moi une victime, une victime du système que je combats depuis que je suis élu. Vous ferez ainsi la démonstration qu'il n'est pas bon de s'opposer à vous et de défendre la vérité. Levez mon immunité. Je vous le demande, mais pensez aussi, le jour venu, à demander la levée de votre immunité.

 

Nous verrons d'ici quelques semaines, lorsque vous devrez vous prononcer en séance plénière sur cette demande de déclaration de révision de la Constitution. Nous voterons. Si vous êtes d'accord. Les Chambres seront dissoutes. Nous irons aux élections un peu plus tôt que prévu. Et nous verrons si vous aurez le même courage que moi ou si vous préférez toujours pouvoir échapper à la justice en vous cachant derrière votre immunité.

 

Je vous remercie. Il me reste juste une chose à faire – je crois que le parlement le mérite bien – c'est ceci.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

La conclusion de la commission est la suivante:

"Vu la demande formulée par le procureur général près la cour d'appel de Bruxelles;

vu l'article 59, alinéa 1er, de la Constitution;

vu les principes généraux prérappelés;

la commission propose, à l'unanimité, d'accorder l'autorisation constitutionnelle de renvoyer M. Laurent Louis, membre de la Chambre des représentants, devant la juridiction compétente".

Het besluit van de commissie luidt als volgt:

"Gelet op het door de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel geformuleerde verzoek;

gelet op artikel 59, eerste lid, van de Grondwet;

gelet op de hierboven in herinnering gebrachte algemene principes;

stelt de commissie eenparig voor het grondwettelijk verlof te verlenen om de heer Laurent Louis, lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, te verwijzen naar het bevoegde rechtscollege".

 

29 Prise en considération de propositions

29 Inoverwegingnemingen van voorstellen

 

Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

 

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.

Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 11 décembre 2013, je vous propose également de prendre en considération

- la proposition de Mme Muriel Gerkens, MM. André Frédéric, Raf Terwingen et Daniel Bacquelaine, Mme Karin Temmerman, MM. Stefaan Van Hecke et Patrick Dewael et Mme Catherine Fonck modifiant les articles 82, 83 et 94 du Règlement en ce qui concerne la deuxième lecture (n° 3157/1).

- la proposition de MM. Stefaan Van Hecke, André Frédéric, Raf Terwingen et Daniel Bacquelaine, Mmes Karin Temmerman et Muriel Gerkens, M. Patrick Dewael et Mme Catherine Fonck modifiant le Règlement en ce qui concerne l'exposé d'orientation politique d'un membre du gouvernement (n° 3158/1).

- la proposition de Mme Muriel Gerkens, MM. André Frédéric, Raf Terwingen et Daniel Bacquelaine, Mme Karin Temmerman, MM. Stefaan Van Hecke et Patrick Dewael et Mme Catherine Fonck modifiant le Règlement en ce qui concerne le rapport introductif d'initiative parlementaire (n° 3159/1).

- la proposition de MM. Stefaan Van Hecke, André Frédéric, Raf Terwingen et Daniel Bacquelaine, Mmes Karin Temmerman et Muriel Gerkens, M. Patrick Dewael et Mme Catherine Fonck modifiant le Règlement en vue d'y annexer un code de déontologie des membres de la Chambre des représentants (n° 3160/1).

- la proposition de Mmes Karin Temmerman et Karine Lalieux, MM. Raf Terwingen, Daniel Bacquelaine et Stefaan Van Hecke, Mme Muriel Gerkens, MM. Patrick Dewael et Georges Dallemagne modifiant le Règlement de la Chambre des représentants en vue de diminuer le nombre de fonctions spéciales (n° 3242/1).

Renvoi à la commission spéciale du Règlement et de la Réforme du travail parlementaire

 

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 11 december 2013, stel ik u ook voor in overweging te nemen:

- het voorstel van mevrouw Muriel Gerkens, de heren André Frédéric, Raf Terwingen en Daniel Bacquelaine, mevrouw Karin Temmerman, de heren Stefaan Van Hecke en Patrick Dewael en mevrouw Catherine Fonck tot wijziging van de artikelen 82, 83 en 94 van het Reglement wat de tweede lezing betreft (nr. 3157/1).

- het voorstel van de heren Stefaan Van Hecke, André Frédéric, Raf Terwingen en Daniel Bacquelaine, de dames Karin Temmerman en Muriel Gerkens, de heer Patrick Dewael en mevrouw Catherine Fonck tot wijziging van het Reglement met betrekking tot de beleidsverklaring namens een regeringslid (nr. 3158/1).

- het voorstel van mevrouw Muriel Gerkens, de heren André Frédéric, Raf Terwingen en Daniel Bacquelaine, mevrouw Karin Temmerman, de heren Stefaan Van Hecke en Patrick Dewael en mevrouw Catherine Fonck tot wijziging van het Reglement wat het inleidend verslag op parlementair initiatief betreft (nr. 3159/1).

- het voorstel van de heren Stefaan Van Hecke, André Frédéric, Raf Terwingen en Daniel Bacquelaine, de dames Karin Temmerman en Muriel Gerkens, de heer Patrick Dewael en mevrouw Catherine Fonck tot wijziging van het Reglement om daarbij een deontologische code voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers te voegen (nr. 3160/1).

- het voorstel van de dames Karin Temmerman en Karine Lalieux, de heren Raf Terwingen, Daniel Bacquelaine en Stefaan Van Hecke, mevrouw Muriel Gerkens, de heren Patrick Dewael en Georges Dallemagne tot wijziging van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers, met het oog op de vermindering van het aantal bijzondere functies (nr. 3242/1).

Verzonden naar de bijzondere commissie voor het Reglement en voor de Hervorming van de parlementaire werkzaamheden

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Urgentieverzoek

Demande d'urgence

 

29.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, namens mijn fractie en de acht partijen van de institutionele meerderheid vraag ik de hoogdringendheid voor de voorstellen nr. 3157/1, nr. 3158/1, nr. 3159/1, nr. 3160/1 en nr. 3242/1, opdat deze zo snel mogelijk en nog voor het verlof zouden kunnen worden besproken en behandeld.

 

De urgentie wordt bij zitten en opstaan aangenomen.

L'urgence est adoptée par assis et levé.

 

De voorzitter: De bijzondere commissie voor het Reglement en voor de Hervorming van de Parlementaire Werkzaamheden zal bijgevolg morgen om 10 u 15 vergaderen.

 

30 Poursuites à charge d'un membre de la Chambre des représentants (3241/1) (continuation)

30 Vervolgingen ten laste van een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers (3241/1) (voortzetting)

 

La conclusion de la commission est la suivante:

"Vu la demande formulée par le procureur général près la cour d'appel de Bruxelles;

vu l'article 59, alinéa 1er, de la Constitution;

vu les principes généraux prérappelés;

la commission propose, à l'unanimité, d'accorder l'autorisation constitutionnelle de renvoyer M. Laurent Louis, membre de la Chambre des représentants, devant la juridiction compétente".

Het besluit van de commissie luidt als volgt:

"Gelet op het door de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel geformuleerde verzoek;

gelet op artikel 59, eerste lid, van de Grondwet;

gelet op de hierboven in herinnering gebrachte algemene principes;

stelt de commissie eenparig voor het grondwettelijk verlof te verlenen om de heer Laurent Louis, lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, te verwijzen naar het bevoegde rechtscollege".

 

Tout le monde peut-il se rallier à la conclusion de la commission?

Kan iedereen instemmen met het besluit van de commissie?

 

Pas d'observations? (Non)

La conclusion est adoptée.

 

Geen opmerking? (Nee)

Het besluit wordt aangenomen.

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

31 Wetsontwerp tot vaststelling van het legercontingent voor het jaar 2014 (3128/3)

31 Projet de loi fixant le contingent de l'armée pour l'année 2014 (3128/3)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

131

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (3128/4)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (3128/4)

 

32 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog (I) (3066/3)

32 Projet de loi modifiant la loi du 8 novembre 1993 protégeant le titre de psychologue (I) (3066/3)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

97

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

32

Abstentions

Totaal

129

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3066/4)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3066/4)

 

(Mevrouw Ine Somers heeft voor gestemd.)

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

33 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog (II) (3067/3)

33 Projet de loi modifiant la loi du 8 novembre 1993 protégeant le titre de psychologue (II) (3067/3)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 3)

Ja

98

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

33

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3067/4)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3067/4)

 

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

34 Wetsontwerp betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie (nieuw opschrift) (3068/5)

34 Projet de loi relatif à l'introduction d'une gestion autonome pour l'organisation judiciaire (nouvel intitulé) (3068/5)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 4)

Ja

86

Oui

Nee

25

Non

Onthoudingen

18

Abstentions

Totaal

129

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3068/6)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3068/6)

 

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

(Mevrouw Zuhal Demir heeft tegen gestemd.)

 

35 Wetsontwerp houdende eindregeling van de begrotingen van de instellingen van openbaar nut van het jaar 2009 en de voorgaande jaren 2005, 2006 en 2008 (3052/1)

35 Projet de loi contenant le règlement définitif des budgets d'organismes d'intérêt public pour l'année 2009 et les années antérieures 2005, 2006 et 2008 (3052/1)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 5)

Ja

88

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

43

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (3052/3)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (3052/3)

 

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

36 Aangehouden amendementen en artikelen van het wetsontwerp betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen (nieuw opschrift) (3144/1-5)

36 Amendements et articles réservés du projet de loi concernant l'introduction d'un statut unique entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence ainsi que de mesures d'accompagnement (3144/1-5)

 

Stemming over amendement nr. 7 van Zoé Genot cs op artikel 61. (3144/2)

Vote sur l'amendement n° 7 de Zoé Genot cs à l'article 61. (3144/2)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 6)

Ja

12

Oui

Nee

93

Non

Onthoudingen

26

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg is het amendement verworpen.

En conséquence, l'amendement est rejeté.

 

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

Stemming over amendement nr. 8 van Zoé Genot cs op artikel 61. (3144/2)

Vote sur l'amendement n° 8 de Zoé Genot cs à l'article 61. (3144/2)

 

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)

Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

 

(Stemming/vote 6)

 

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 61 aangenomen.

En conséquence, l'amendement est rejeté et l’article 61 est adopté.

 

Stemming over amendement nr. 5 van Zoé Genot cs op artikel 70. (3144/2)

Vote sur l'amendement n° 5 de Zoé Genot cs à l'article 70. (3144/2)

 

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)

Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

 

(Stemming/vote 6)

 

Bijgevolg is het amendement verworpen.

En conséquence, l'amendement est rejeté.

 

Stemming over amendement nr. 6 van Zoé Genot cs op artikel 70. (3144/2)

Vote sur l'amendement n° 6 de Zoé Genot cs à l'article 70. (3144/2)

 

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)

Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

 

(Stemming/vote 6)

 

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 70 aangenomen.

En conséquence, l'amendement est rejeté et l’article 70 est adopté.

 

37 Geheel van het wetsontwerp betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen (nieuw opschrift) (3144/5)

37 Ensemble du projet de loi concernant l'introduction d'un statut unique entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence ainsi que de mesures d'accompagnement (3144/5)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?

 

37.01  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil een administratieve mededeling doen. Ik wil u vragen of wetsvoorstel nr. 562 en wetsvoorstel nr. 564 ingetrokken kunnen worden.

 

Het eerste had tot doel de afschaffing van de carenzdag en het tweede de gelijkstelling van de opzegtermijnen voor arbeiders. Zij mogen worden ingetrokken, want deze wetsvoorstellen, die ik samen met mevrouw Kitir en mevrouw Detiège had ingediend, en die ik ook in 1997 al had ingediend samen met de heer Delizée, zijn nu zonder voorwerp daar wij thans stemmen over het eenheidsstatuut.

 

Hiermee wil ik ook aangeven dat de heer Calvo absoluut geen gelijk had, toen hij zei dat zijn partij de enige is die hierover voorstellen heeft ingediend in het Parlement.

 

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 7)

Ja

88

Oui

Nee

32

Non

Onthoudingen

11

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3144/6)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3144/6)

 

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

38 Wetsontwerp houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (I) (nieuw opschrift) (2934/6)

38 Projet de loi portant des mesures diverses visant à améliorer le recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (I) (nouvel intitulé) (2934/6)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 8 )

Ja

95

Oui

Nee

10

Non

Onthoudingen

26

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2934/7)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (2934/7)

 

Reden van onthouding? (Nee)

Raison d'absention? (Non)

 

39 Wetsontwerp houdende diverse maatregelen ter verbetering van de invordering van de vermogensstraffen en de gerechtskosten in strafzaken (II) (nieuw opschrift) (2935/6)

39 Projet de loi portant des mesures diverses visant à améliorer le recouvrement des peines patrimoniales et des frais de justice en matière pénale (II) (nouvel intitulé) (2935/6)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 9)

Ja

105

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

26

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2935/7)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (2935/7)

 

Reden van onthouding? (Nee)

Raison d'absention? (Non)

 

40 Wetsvoorstel betreffende de wijziging van de inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (3228/1)

40 Proposition de loi concernant la modification de l'entrée en vigueur de certains articles de la loi du 13 juin 2006 modifiant la législation relative à la protection de la jeunesse et à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction (3228/1)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 10)

Ja

95

Oui

Nee

7

Non

Onthoudingen

28

Abstentions

Totaal

130

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (3228/3)

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (3228/3)

 

Reden van onthouding? (Nee)

Raison d'absention? (Non)

 

M. Bacquelaine a voté pour.

 

41 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder, van de wet van 14 december 2005 betreffende de afschaffing van de effecten aan toonder en van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), voor wat betreft de slapende safes (3219/5)

41 Projet de loi modifiant la loi du 24 juillet 1921 relative à la dépossession involontaire des titres au porteur, la loi du 14 décembre 2005 relative à la suppression des titres au porteur et le chapitre V de la loi du 24 juillet 2008 portant des dispositions diverses (I), en ce qui concerne les coffres dormants (3219/5)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 11)

Ja

98

Oui

Nee

33

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3219/6)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3219/6)

 

42 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (2923/8)

42 Projet de loi modifiant la loi du 19 mars 2013 relative à la Coopération au Développement (2923/8)

 

Geamendeerd door de Senaat

Amendé par le Sénat

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 12)

Ja

98

Oui

Nee

1

Non

Onthoudingen

32

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (2923/9)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (2923/9)

 

Reden van onthouding? (Nee)

Raison d'absention? (Non)

 

43 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake energie (3155/7)

43 Projet de loi portant des dispositions diverses en matière d'énergie (3155/7)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 13 )

Ja

88

Oui

Nee

10

Non

Onthoudingen

33

Abstentions

Totaal

131

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3155/8)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3155/8)

 

Reden van onthouding? (Nee)

Raison d'absention? (Non)

 

44 Adoption de l’ordre du jour

44 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerpagenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

 

Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

 

La séance est levée. Prochaine séance le lundi 16 décembre 2013 à 14.15 heures.

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering maandag 16 december 2013 om 14.15 uur.

 

La séance est levée à 21.28 heures.

De vergadering wordt gesloten om 21.28 uur.

 

 

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 173 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 173 bijlage.

 

 

 


Détail des votes nominatifs

 

Detail van de naamstemmingen

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 001

 

 

Oui        

131

Ja

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Coudyser Cathy, Dallemagne Georges, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Dumery Daphné, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Logghe Peter, Louis Laurent, Lutgen Benoît, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Smeyers Sarah, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Weyts Ben, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 002

 

 

Oui        

097

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

032

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 003

 

 

Oui        

098

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

033

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 004

 

 

Oui        

086

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, George Joseph, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

025

Nee

 

Bracke Siegfried, Clerfayt Bernard, Coudyser Cathy, Dedecker Peter, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demol Elsa, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Abstentions

018

Onthoudingen

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Calvo y Castañer Kristof, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Man Filip, De Vriendt Wouter, D'haeseleer Guy, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Lahssaini Fouad, Logghe Peter, Valkeniers Bruno, Van Hecke Stefaan, Veys Tanguy

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 005

 

 

Oui        

088

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, George Joseph, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

043

Onthoudingen

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Calvo y Castañer Kristof, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Vriendt Wouter, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Lahssaini Fouad, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 006

 

 

Oui        

012

Ja

 

Almaci Meyrem, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Calvo y Castañer Kristof, Clerfayt Bernard, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Lahssaini Fouad, Maingain Olivier, Van Hecke Stefaan

 

 

Non        

093

Nee

 

Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, George Joseph, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Logghe Peter, Lutgen Benoît, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Abstentions

026

Onthoudingen

 

Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 007

 

 

Oui        

088

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, George Joseph, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

032

Nee

 

Annemans Gerolf, Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Abstentions

011

Onthoudingen

 

Almaci Meyrem, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Calvo y Castañer Kristof, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Lahssaini Fouad, Louis Laurent, Van Hecke Stefaan

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 008

 

 

Oui        

095

Ja

 

Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, George Joseph, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Logghe Peter, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

010

Nee

 

Almaci Meyrem, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Calvo y Castañer Kristof, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Lahssaini Fouad, Van Hecke Stefaan

 

 

Abstentions

026

Onthoudingen

 

Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 009

 

 

Oui        

105

Ja

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Logghe Peter, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

026

Onthoudingen

 

Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 010

 

 

Oui        

095

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

007

Nee

 

Annemans Gerolf, De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Logghe Peter, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 

 

Abstentions

028

Onthoudingen

 

Bracke Siegfried, Clerfayt Bernard, Coudyser Cathy, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 011

 

 

Oui        

098

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

033

Nee

 

Annemans Gerolf, Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 012

 

 

Oui        

098

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

001

Nee

 

Louis Laurent

 

 

Abstentions

032

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 013

 

 

Oui        

088

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Galant Jacqueline, Gennez Caroline, George Joseph, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jabour Mohammed, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Musin Linda, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Perpète André, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Van Quickenborne Vincent, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

010

Nee

 

Almaci Meyrem, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Calvo y Castañer Kristof, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Lahssaini Fouad, Van Hecke Stefaan

 

 

Abstentions

033

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, Bracke Siegfried, Coudyser Cathy, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle