Plenumvergadering |
Séance plénière |
van Donderdag 4 december 2014 Namiddag ______ |
du Jeudi 4 décembre
2014 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:
Charles
Michel, Kris Peeters, Alexander De Croo, Willy Borsus, Jacqueline Galant,
Bart Tommelein
Maya Detiège, Julie Fernandez
Fernandez, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;
Dirk Van der Maelen,
met zending buitenslands / en mission à l'étranger;
Philippe Blanchart, Raad van
Europa / Conseil de l’Europe
Federale regering /
gouvernement fédéral:
Didier Reynders,
OVSE / OSCE (Basel/Bâle)
Koen Geens, Europese Ministerraad Justitie
en Binnenlandse Zaken / Conseil
européen ministres Justice et Intérieur
Collega’s, ik moet u melden dat wegens technische problemen de vragen nog niet zijn rondgedeeld. Voor alle duidelijkheid, collega’s, dat heeft te maken met machines die het hebben laten afweten en met niets anders.
Mijnheer Calvo, u vraagt het woord?
Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik heb ondertussen een exemplaar van de vragen kunnen bemachtigen en de tabel werd ons ook toegestuurd.
Groot was dan ook onze verbazing toen een vraag van onze fractie – maar dat is niet de enige verschuiving die heeft plaatsgevonden – plots aan minister Marghem werd gericht. Ik verklaar mij nader.
Onze fractie had een vraag ingediend omtrent Klimaatzaak en de ingebrekestelling waarmee de regering wordt geconfronteerd. Ik wenste de eerste minister daarover te ondervragen. Dat is een zaak die zijn hele regering en het algemeen beleid betreft, met name een ingebrekestelling ten aanzien van de voltallige federale regering.
Ik stel vast dat de eerste minister opnieuw kiest om een vraag door te schuiven, in dezen naar minister Marghem. Dat is niet de traditie. Het is niet de eerste minister die de agenda van dit Parlement opstelt, maar wel het Parlement en de Kamervoorzitter.
Mijnheer de voorzitter, ik wil u vragen die vraag te richten aan de eerste minister, zoals ze door onze fractie werd ingediend.
Laurette Onkelinx (PS): Monsieur le président, avec d'autres collègues, je posais une question au premier ministre, qui concernait notamment certains de ses propos. Je constate que la question est transmise au ministre de l'Intérieur. Je ne le comprends pas!
Effectivement, cela va à l'encontre de notre tradition démocratique. Je demande donc que ce soit le premier ministre qui réponde et je vous demande, en votre qualité de président de cette assemblée, c'est-à-dire président et de la majorité et de l'opposition, de faire respecter les droits de chaque parlementaire de s'adresser au ministre qu'il désigne.
Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, je constate que le tableau des questions que nous venons de recevoir n'est pas le même que celui qui circulait il y a un instant parmi les membres du gouvernement. Alors que plusieurs d'entre nous avions posé une question au premier ministre, certaines questions lui ont été retirées.
Si le premier ministre n'était pas présent et disponible, ce serait quelque chose de compréhensible, s'il était en mission à l'étranger. Non seulement le premier ministre n'est pas à l'étranger, mais en plus il est ici, parmi nous, physiquement dans l'assemblée, et mentalement, je l'espère aussi. Totalement, dit-il.
Il serait tout à fait incompréhensible, surréaliste même, qu'un premier ministre devienne tout d'un coup muet et ne puisse plus ici s'exprimer dans l'assemblée; à moins peut-être, monsieur le premier ministre, monsieur le président, que le premier ministre préfère réserver sa réponse au président de la N-VA, qui n'est pas lui présent physiquement, mais qui est peut-être le vrai premier ministre!
Monsieur le président, j'imagine donc que vous allez ici nous expliquer que vous avez changé d'avis et que c'est le premier ministre, qui est physiquement présent, qui va nous répondre.
Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, la partie de cache-cache au sein du gouvernement est son problème. Que les ministres se trompent mutuellement et se mentent entre eux et que le premier ministre l'accepte de semaine en semaine, c'est sa responsabilité. Mais c'est encore le droit de l'opposition d'interroger le premier ministre sur les conséquences de ces mensonges réciproques au sein du gouvernement et sur la réalité de la cohésion de celui-ci, ainsi que sur le fait qu'un gouvernement compte dans ses rangs quelqu'un qui entretient des liens avec l'extrême droite. Que cela plaise ou non au premier ministre, c'est encore le droit de l'opposition démocratique de le mettre en évidence et de l'interpeller à ce sujet!
Le silence du premier ministre constitue plus qu'une complicité; c'est une acceptation. S'il ne répond pas, c'est qu'il assume ce choix. En ce cas, qu'il en tire toutes les conséquences sur le plan démocratique! Mais l'opposition n'a pas à être muselée parce que, finalement, le premier ministre a fait le choix d'une alliance qui se révèle être préjudiciable à l'État de droit de notre pays!
De voorzitter: Collega’s, ik geef u de volgende beschouwingen.
Ten eerste en terzijde, sinds ik hier kom, sinds 1987, dus niet alleen van op deze stoel, maar ook van op de andere banken, heb ik niets anders geweten dan discussies over de vraag wie moet antwoorden. Vorige week hadden wij het omgekeerde probleem.
Ten tweede, ik probeer de vragen op hun inhoud te bekijken, waarbij ik ervan uitga dat dit bij iedereen zo is en dat vooral het antwoord u interesseert en niet wie het geeft.
Ten derde, de regering is vanzelfsprekend een en ondeelbaar.
Dit gezegd zijnde heb ik de problemen die er vandaag waren onder ogen genomen. Ik heb geoordeeld dat de volgende lijn moet worden gevolgd: als er geen reden is om aan te nemen dat de regering over een of andere kwestie verdeeld zou zijn, moet de bevoegde minister antwoorden. Wanneer ik de indruk zou kunnen hebben dat de regering over een of andere kwestie verdeeld is, moet de eerste minister antwoorden.
Daarom heb ik aan de eerste minister gevraagd om de vraag van mevrouw Temmerman over het beleid van mevrouw Sleurs te beantwoorden en hij is daarop ingegaan. In de andere gevallen zullen de betrokken en bevoegde ministers zelf antwoorden.
Mijnheer Calvo, ik geef u een laatste keer het woord hierover, want wij gaan hiervan geen proceduredebat maken.
Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, het is vervelend. Indien het criterium de vraag zou zijn of er binnen de regering al dan niet verdeeldheid is, dan zou de eerste minister veel meer vragen over ondertussen quasi alle thema’s moeten beantwoorden.
Dat gezegd zijnde, mijnheer de voorzitter, is het ook vervelend dat wij telkens opnieuw proceduredebatten hebben. Dat zijn immers niet de meest interessante debatten. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat de huidige meerderheid en u in uw hoedanigheid van Kamervoorzitter op een heel willekeurige manier omspringen met het Kamerreglement en met de in deze Assemblee gangbare tradities.
Ik stel dat week na week vast. Ik kan met u de voorbije weken overlopen. De vraag over de verdeeldheid in de regering inzake de federale culturele instellingen was gericht aan de eerste minister, die niet wilde antwoorden. Vorige week was er een vraag aan vice-eersteminister Jambon, die door de eerste minister werd opgeëist. Vandaag zijn er vragen aan de eerste minister over de heer Jambon. De heer Jambon moet antwoorden. Op een vraag van algemene orde, over de ingebrekestelling van de volledige regering, wil de eerste minister niet antwoorden.
Mijnheer Michel, het vragenuurtje is niet uw wekelijkse persconferentie. U beslist niet wat in het Parlement wordt gevraagd en wie op de vragen antwoordt. Dat doen wij, alle leden samen, en u, mijnheer de voorzitter, in uw hoedanigheid van Kamervoorzitter.
Mijnheer de voorzitter, ik zou er dus opnieuw op willen aandringen dat u de kwestie herbekijkt. In het andere geval zijn wij, de oppositie, genoodzaakt een schorsing te vragen en een Conferentie van voorzitters te organiseren. Deze willekeur moet immers ophouden.
Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, la question que nous nous proposons de poser n'est pas une question en rapport avec l'exercice des compétences ministérielles de M. Jambon. Elle porte sur la composition même du gouvernement, c'est-à-dire ce dont le premier ministre a plus personnellement la responsabilité. Il ne s'agit pas ici d'interroger sur la mise en œuvre de je ne sais quelle décision prise par le ministre, cette question concerne la conception même de la composition du gouvernement. Je ne vois donc pas pourquoi le premier ministre fuit ses responsabilités.
Laurette Onkelinx (PS): Monsieur le président, mon propos allait évidemment dans le même sens. Il est question ici de la manière dont on organise les travaux du parlement. Il y a manifestement de sérieux problèmes! La dernière fois, j'avais adressé une question à M. Jambon et vous aviez accepté que le premier ministre réponde à sa place. Aujourd'hui, j'adresse une question au premier ministre sur son gouvernement et vous acceptez qu'il ne me réponde pas! Il y a donc un problème sur la façon dont on gère ce parlement et dont on respecte chaque parlementaire dans ses droits.
Pour que nous puissions nous accorder sans nous donner en spectacle, je demande une suspension de séance et la convocation de la Conférence des présidents.
Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, cela fait vingt minutes que l'on parle de procédure alors que le premier ministre est assis à nos côtés. S'il avait vraiment voulu répondre à cette question, on aurait déjà fini. Monsieur le premier ministre, y échapper est votre volonté, c'est le reflet de tout sauf de courage politique. Monsieur le président, je me joins donc à la demande d'une interruption de séance et de la convocation d'une Conférence des présidents.
Raoul Hedebouw (PTB-GO!): Monsieur le président, mon intervention ne rendra pas les choses plus faciles. À 10 h 20, j'introduis ma question orale adressée à M. Jambon. À 10 h 28, le secrétariat législatif me téléphone pour me demander si j'accepte que ma question soit réorientée vers le premier ministre. Devant cette proposition alléchante, je réponds au secrétariat législatif: "bien sûr, faites à votre aise". Me voilà maintenant en plénière, et je constate que l'on réoriente tout le monde vers M. Jambon. Il faudrait que le gouvernement sache ce qu'il veut! Ne permettrait-on dès lors pas à chaque député de choisir à qui il veut s'adresser?
Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of de vraag om een schorsing wordt gehandhaafd. Als men een schorsing vraagt, gaan wij daar vanuit een zekere traditie in principe op in.
Ik moet u eerlijk zeggen dat ik hier al een
zekere tijd zit en het is de traditie van dit Huis dat in de regering wordt
bepaald wie op een vraag antwoordt. Dit is altijd zo geweest! Ik verbaas mij
over de manier waarop daarmee nu met een zekere flexibiliteit wordt
omgesprongen. Ik ben bijna ontroerd als ik mevrouw Onkelinx nu hoor protesteren
over de kwestie welke minister vanuit de regering zal antwoorden. Vroeger zei
de heer Di Rupo dat hij zelf zou antwoorden als het hem uitkwam. Hij gaf
de vraag echter door aan een van zijn ministers als het hem minder uitkwam. Ik
heb mevrouw Onkelinx daartegen nooit horen protesteren.
Il ne faut pas hurler. Il n’y a que la vérité qui blesse.
Dit is altijd zo geweest! De regering is een
en ondeelbaar. De regering maakt in haar schoot uit wie antwoordt. Ik stel vast
dat het nu 14 u 40 is, omdat bij het begin van het vragenuurtje dit
vragenuurtje systematisch wordt onderuitgehaald door de oppositie. Als u echt
niets beter weet te doen, mijnheer Calvo, als u echt inhoudelijk niets te
vertellen heeft en daarom altijd moet terugvallen op proceduredebatten, dan is
dat het bewijs van de verschraling van de oppositie.
Mijnheer de voorzitter, ik zou eens tegen de traditie ingaan. Ik moet u geen raad geven, maar ik zou eens laten stemmen bij zitten en opstaan. Ik ben vragende partij dat de Kamer zich uitspreekt over het onmiddellijk aanvatten van het vragenuurtje.
De voorzitter: Ik leg het verzoek tot schorsing voor aan de Kamer door middel van een stemming bij zitten en opstaan. (de heer Calvo blijft zijn ongenoegen uiten)
Mijnheer Calvo, iedereen heeft zijn zeg kunnen doen. Ik heb naar iedereen geluisterd. Ik stel voor om het verzoek tot schorsing…
Mijnheer Calvo, ik leg het verzoek tot schorsing voor aan de vergadering. Wij stemmen erover bij zitten en opstaan. Wie het verzoek tot schorsing steunt, moet nu opstaan. Niemand?
Het verzoek wordt bij zitten en opstaan verworpen.
La demande est rejetée par assis et levé.
Mijnheer Calvo, ik roep u de eerste keer tot de orde.
Ik stel voor dat wij overgaan tot de agenda. Aan de orde zijn een aantal mondelinge vragen.
Neen, mijnheer Calvo. Wij hebben het debat gevoerd. Ik heb u uitgelegd wat de lijn is en wij zullen daarbij blijven.
Het is waar wat de heer Dewael heeft gezegd. Ik heb dat ook bij de inleiding gezegd: ik kom in het Parlement sinds 1987 – dat is heel lang geleden – en ik heb nooit iets anders gekend dan dat soort discussies. De discussie is nu beslecht.
Mevrouw Onkelinx, ik heb gevraagd om over deze schorsing te stemmen. Ik heb gevraagd wie het verzoek tot schorsing steunt. Niemand is opgestaan. Niemand steunt dus dit verzoek. We gaan over tot de orde van de dag.
À l'ordre du jour, nous avons deux questions sur la reconnaissance de la Palestine.
(Tumulte)
J'invite donc le premier ministre à venir s'installer à nos côtés.
La parole est à Mme Grovonius.
Laurette Onkelinx (PS): C'est quoi ça comme respect, monsieur le président? (…) Ce que vous faites est vraiment dictatorial!
Le président: Non, madame. Vraiment, je suis désolé, mais la parole est à Mme Grovonius.
Elle ne vient pas? D'accord.
La parole est à M. Hellings pour sa
question. (Tumulte)
Pas de question non plus? D'accord.
Geen vragen? De vragen van mevrouw Grovonius en de heer Hellings komen bijgevolg te vervallen.
Ik geef het woord aan de heer Vanvelthoven voor zijn vraag over de cashdrempel.
Mijnheer Calvo, wij gaan hier echt geen nummertjes opvoeren. Ik heb een lijn, ik heb die lijn uitgelegd en dat zal het zijn.
De leden van de PS-fractie, PTB-GO! en FDF verlaten het halfrond.
Les membres du groupe PS, du PTB-GO! et du FDF quittent l’hémicycle.
Mijnheer Vanvelthoven, uw vraag vervalt? De heer Vanvelthoven komt niet tot hier.
Als de vragen voor de heer Michel niet worden gesteld, gaan wij … (Onderbreking door de heer Calvo)
Mijnheer Calvo, u heeft het woord niet. Ik kan toch niet duidelijker zijn? Maar goed, u krijgt het woord om het nog eens te proberen.
Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, u beseft toch ook dat dit het slechtste beeld is dat u van het Parlement kunt geven? En waarom? Wij zijn dol op inhoudelijke debatten. Wij zouden vandaag tien vragen kunnen stellen.
Twee zaken, mijnheer Dewael, het is niet de gewoonte, en dat weet u ook, er zijn altijd discussies…
De voorzitter: Mijnheer Calvo, die discussie is gesloten.
Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik heb tijdens de vorige legislatuur die discussies ook meegemaakt, maar de willekeur die wij vandaag zien, hebben wij nog nooit gezien.
Tweede punt…
De voorzitter: Mijnheer Calvo, ik ontneem u het woord. Sluit de micro van de heer Calvo af. Ik vraag de heer Vanvelthoven om zijn vraag over…
(…): (…)
De voorzitter: Dan zijn de vragen voor de eerste minister gesteld.
Aan de orde zijn de vragen voor de heer Peeters. Mevrouw Kitir, u hebt het woord voor uw vraag.
De leden van de Ecolo-Groenfractie verlaten het halfrond.
Les membres du groupe Ecolo-Groen quittent l’hémicycle.
Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag ging over het sociaal overleg en de manier waarop de meerderheid het sociaal overleg handhaaft, maar de werkwijze die u nu hanteert, zegt veel over het sociaal overleg en hoe u en de meerderheid het sociaal overleg respecteren, proficiat.
De voorzitter: Mevrouw Kitir, nu maakt u toch wel heel snelle stappen. U mag uw vraag stellen; als u dat niet doet, is het ook maar zo. De vraag van mevrouw Kitir vervalt.
De leden van de sp.a-fractie verlaten het halfrond.
Les membres du groupe sp.a quittent l’hémicycle.
- mevrouw Barbara Pas aan de minister van Justitie over "de vrijlating van Farid le Fou" (nr. P0112)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de vrijlating van Farid le Fou" (nr. P0113)
- Mme Barbara Pas au ministre de la Justice sur "la libération de Farid le Fou" (n° P0112)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la libération de Farid le Fou" (n° P0113)
01.01 Barbara Pas (VB): Ik wist wel dat wij de enige rechtse oppositie zijn in dit halfrond en bij dezen ook de enige oppositie.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, Farid Bamouhammad, beter bekend als Farid le Fou, werd als gevolg van zijn hongerstaking vrijgelaten nadat een burgerlijke rechter dat op eenzijdig verzoek had opgelegd. Die rechter heeft dat gedaan door alleen naar de klok van de gevangene te luisteren zonder andere partijen te horen, wat eigenlijk een zware beroepsfout is. De ware gek is in mijn ogen dan ook niet Farid le Fou, maar wel de rechter die tot deze waanzinnige beslissing kwam.
Dat een beroepscrimineel die veroordeeld is voor doodslag, moordpoging, gijzeling en noem maar op in deze omstandigheden wordt vrijgelaten, ondergraaft niet alleen de geloofwaardigheid van Justitie maar schept ook een gevaarlijk en belangrijk precedent.
Minister Geens heeft logischerwijze al verzet aangetekend tegen deze beslissing. Ik vraag mij af wat hem ervan weerhoudt om ook de rechter te vervolgen op basis van een zware fout. Rechters zijn buitencontractueel aansprakelijk bij zware beroepsfouten.
Dat een onhandelbare gevangene wordt vrijgelaten om medische redenen via een procedure bij een burgerlijke rechtbank is ongezien. Hierdoor wordt immers de wet op de strafuitvoering omzeild. Ik kom dan ook tot mijn concrete vraag.
Is men bereid de wet aan te passen, zodat de strafuitvoeringsrechtbank niet buitenspel kan worden gezet en zodat zulke toestanden in de toekomst vermeden worden?
01.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, Farid le Fou is geen onbekende; wij hebben al veel over hem gehoord. Hij moet normaal tot 2026 in de cel zitten. Hij heeft al 28 jaar achter de kiezen en er nog heel wat te gaan. Hij werd al twee keer vrijgelaten. In 1999 heeft hij familie gegijzeld, en ook tijdens zijn penitentiair verlof in 2005 heeft hij familie gegijzeld. Wij weten dus wat een vrijlating met die man kan doen.
Hij is nu in hongerstaking gegaan omdat zijn euthanasieverzoek werd afgewezen. Het Europees Hof heeft geoordeeld dat hij naar een ziekenhuis moest omdat hij verzwakt is, weliswaar onder bewaking. Dat was blijkbaar niet voldoende en men lanceerde ook een procedure voor de burgerlijke rechter. Daarvoor beschikken wij over mooie procedures, met waarborgen voor de maatschappij, waarbij de slachtoffers worden gehoord, alsook het openbaar ministerie en de gevangenisdirectie. Die procedures werden echter niet gevolgd; men richtte gewoon een eenzijdig verzoekschrift aan een burgerlijke rechter. En wat oordeelde die rechter? Dat de bewaking nefast is voor de genezing van de heer Farid Bammouhamad. Is bewaking van iemand die in de cel zit nefast voor de genezing? Zelfs als jurist begrijp ik dit niet en ik ben zeker niet de enige. Dit is totaal wereldvreemd.
De betrokkene is een onhandelbare gevangene, die al zeventig keer werd overgeplaatst. Kortom, het is een problematisch geval.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.
Hoe vrij is die man eigenlijk? Mag hij zichzelf ontslaan uit het ziekenhuis? Men kan dat inderdaad. Betekent zulks dat hij, zodra hij aangesterkt is, zonder meer naar buiten kan stappen? Is hij dan zo vrij? Hij klaagt nu al dat hij niet mag roken in het ziekenhuis, dus zo sterk is hij al wel. Is hij binnenkort ook zo sterk om naar buiten te wandelen? Kan dat allemaal? Wat kan daartegen worden ondernomen, naast het verzet dat reeds werd aangetekend? Het valt immers nog maar af te wachten of het verzet toekomt voordat de man voldoende aangesterkt is. En dan is het te hopen dat de rechter in beroep de genomen beslissing afwijst. Beschikt u ook over een plan B voor het geval die man, na beroep, nog steeds vrij zou blijven?
Qua precedent kan dit tellen. De deur staat nu open om in hongerstaking te gaan en vervolgens naar een burgerlijke rechtbank te stappen. Dan is er geen procedure en worden de slachtoffers en de maatschappij vergeten. Dit is zonder meer gevaarlijk. Zult u wettelijk ingrijpen om te vermijden dat zulke zaken zich in de toekomst nog kunnen herhalen?
01.03 Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik had natuurlijk heel graag geantwoord op de vragen over het sociaal overleg, maar dat zullen wij voor een volgende keer houden.
Ik hoop dat niemand er een probleem van maakt dat ik collega Geens even vervang, omdat hij verhinderd is. De antwoorden op de vragen van mevrouw Pas en mevrouw De Wit, die hij mij heeft bezorgd, zal ik nu nauwgezet lezen.
Mijn collega zegt dat hij sinds zijn aanstelling dat dossier dagelijks heeft gevolgd, in het bijzonder aangaande de medische toestand van de betrokkene. Op 27 november heeft hij geweigerd om in te gaan op de vraag tot een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen, wegens veiligheidsoverwegingen. In die beslissing heeft mijn collega ook gesteld dat de overbrenging van de betrokkene naar een ziekenhuis buiten de gevangenis mogelijk was mits de nodige bewaking. Die beslissing lag in de lijn van een latere aanbeveling van het Europees Hof van 28 november, waar de betrokkene nog een zaak hangende heeft.
Op zaterdag 29 november werd de betrokkene effectief overgebracht naar een burgerziekenhuis, waar de bewaking verzekerd was en dus ook de veiligheid. Die afdeling van dat burgerziekenhuis kreeg immers volgens de wet het statuut van bijhuis van een gevangenis.
Zondag 30 november besliste de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Luik op eenzijdig verzoekschrift dat de betrokkene voorlopig werd vrijgesteld om medische redenen. De rechter verbond aan die vrijstelling geen enkele voorwaarde of termijn. Mijn collega, die als bevoegd minister uitvoering moest geven aan dat rechterlijk bevel, heeft dat natuurlijk ook gedaan. De betrokkene is vervolgens naar het burgerziekenhuis van zijn keuze gegaan zonder bewaking.
Minister Geens heeft meteen beslist om derdenverzet aan te tekenen door tussenkomst van een advocaat van de Belgische Staat. Dit rechtsmiddel schort de beslissing van de rechter niet op en de eerste zitting van het derdenverzet zal plaatsvinden op 9 december.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil nog even het volgende opmerken, omdat daar ook naar gevraagd is. Welk wetgevend initiatief zal mogelijk genomen worden? Mijn collega zei daarover dat hij zal onderzoeken of de bepalingen inzake de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen in de wet betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden uit 2006 in werking kunnen gesteld worden; deze bepalingen bieden immers zowel inhoudelijk als procedureel meer garanties.
Dat was het antwoord dat mijn collega Geens mij heeft meegegeven.
01.04 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik zal uw collega wat onderzoekswerk besparen, want wij hebben deze week alvast een wetsvoorstel ingediend dat ervoor zorgt dat de burgerlijke rechtbanken in die zaken niet meer kunnen beslissen, maar dat de strafuitvoeringsrechtbanken over zulke zaken oordelen, alwaar ook de slachtoffers en het openbaar ministerie worden gehoord en niet alleen de gedetineerde, de crimineel zelf.
Ik hoop en reken op de steun van u allen om zulke situaties in de toekomst te vermijden, want het recht op veiligheid, de bescherming van de burgers tegen gekken als Farid le Fou moet de hoofdprioriteit zijn.
01.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik hoop echt dat er naast het verzet ook een plan B is, want het laatste dat wij kunnen gebruiken is dat die man de deur uitwandelt en opnieuw zijn familie gaat bedreigen. Bovendien zouden anderen er misschien een voorbeeld aan kunnen nemen.
Justitie heeft het vandaag al zo moeilijk en dit schaadt opnieuw haar frêle reputatie. Dat kunnen wij ons niet permitteren. Een wetgevend initiatief om zulks in de toekomst te vermijden is echt nodig. Wij moeten ook werk maken van een tuchtprocedure en nagaan op welke manier bepaalde beslissingen genomen worden, want een dergelijke situatie is wereldvreemd en totaal onaanvaardbaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Aan de orde zijn er een aantal vragen voor de heer Jambon. Mevrouw Onkelinx, mijnheer Maingain en mijnheer Hedebouw zijn er niet. Maar wel mevrouw Fonck. U heeft het woord.
01.06 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, je voudrais invoquer l'article 50 du Règlement qui prévoit qu'on peut réclamer la présence d'un ministre sur la base d'une demande écrite.
Avec mes collègues Laurette Onkelinx et Olivier Maingain, je formule donc cette demande que je vous remets.
De voorzitter: Ik heb een verzoek gekregen, dat ik nu probeer te ontcijferen:
"Sur la base de l'article 50 du Règlement, les soussignés réclament la présence du premier ministre."
Cette demande est signée par Mme Fonck, Mme Onkelinx et M. Maingain.
Met toepassing van het Reglement zal ik dat aan de vergadering voorleggen. Aangezien het verzoek ontvankelijk is verklaard, is de vraag wie het verzoek steunt.
Je vous propose de nous prononcer sur cette demande par assis et levé.
Ik stel u voor om ons bij zitten en opstaan over de vraag uit te spreken.
La demande est rejetée par assis et levé.
Het verzoek is verworpen bij zitten en opstaan.
Aan de orde is de vraag van de heer Tim Vandenput over meer groen op straat.
01.07 Catherine Fonck (cdH): (…)
Le président: Excusez-moi, madame Fonck, je ne l'avais pas vu!
U wil het woord. U hebt absoluut gelijk op dat punt. Met mijn excuses, mijnheer Vandenput, maar mevrouw Fonck krijgt nu het woord voor haar vraag.
01.08 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, chers collègues, permettez-moi de vous dire que j'ai honte pour notre démocratie!
Monsieur le premier ministre, nous sommes restés ici parce que nous voulions vous laisser une chance d'assumer vos responsabilités en venant répondre, ici, à la question. Ce n'est pas le cas! L'ensemble de la majorité a balayé d'un revers de la main le fait que le premier ministre réponde. Je ne poserai donc absolument pas de question et n'attendrai donc pas de réponse de la part du ministre de l'Intérieur.
Par contre, je profiterai de mon temps de parole. Dans le fond, ce que vous balayez d'un revers de la main, c'est la participation d'un vice-premier au gouvernement, vice-premier de la N-VA, ministre de l'Intérieur, à un club de débats d'extrême droite qu'il a dirigé pendant cinq ans.
En sus, ce que vous balayez d'un revers de la main, c'est que ce vice-premier ministre ait menti. Il a revisité l'histoire. Ce n'est pas qu'une question de majorité ou d'opposition. Non, ce ne l'est pas! C'est une question de démocratie!
Dès lors, le silence du premier ministre cautionne évidemment les faits qui sont révélés aujourd'hui. Le silence du premier ministre démontre qu'avoir eu des copinages étroits avec l'extrême droite ne pose pas de problème pour diriger la Belgique. Le silence du premier ministre démontre qu'avoir fricoté avec l'extrême droite, ce n'est pas un problème pour le gouvernement de ce pays. Dans quel pays, dans quel autre pays, un ministre de l'Intérieur pourrait-il avoir menti sur ses sympathies avec l'extrême droite en restant au sein du gouvernement?
Je ne pourrai m'empêcher, pour terminer, de poser quand même une question de principe à nos collègues du MR. Où est le temps, où le MR et ses principaux dirigeants – je fais référence à Louis Michel –, où est ce temps où Louis Michel s'insurgeait contre les propos tenus en Autriche par Jörg Haider au sujet de la Belgique? Vous avez manifestement complètement oublié ce temps et vous banalisez des choses qui sont inacceptables.
01.09 Jan Jambon, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je constate simplement que Mme Fonck ne m'a pas posé de question.
Pourtant, j'avais préparé une réponse pour les quatre intervenants, mais comme il ne m'a pas été posé de question, je ne puis répondre. J'en suis désolé.
01.10 Catherine Fonck (cdH): Pas de réplique.
De leden van de cdH-fractie verlaten het halfrond.
Les membres du groupe cdH quittent l’hémicycle.
02 Vraag van de heer Tim Vandenput aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Grote Steden en de Regie der Gebouwen, over "de vraag naar meer groen op straat" (nr. P0114)
02 Question de M. Tim Vandenput au vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé des Grandes Villes et de la Régie des Bâtiments, sur "la demande de déploiement de militaires dans les rues" (n° P0114)
02.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, u weet dat onze partij destijds meer blauw op straat gerealiseerd heeft. Vandaag stel ik de vraag of er meer groen op straat komt. Ik moest vaststellen dat er vandaag in de Wetstraat meer Groen! op straat staat. Dat echter even terzijde.
Mijnheer de minister, u bent de eerste minister van Veiligheid in de geschiedenis van België. U en ik zijn burgemeester en we weten allebei dat een integraal veiligheidsbeleid begint bij de wijkagent en eindigt bij het opsporen van internationaal terrorisme en terrorismedreigingen. In een krantenartikel kon ik deze week lezen dat u samen met uw collega van Defensie de mogelijkheid onderzoekt om het leger in te zetten voor een aantal politionele opdrachten in de straat. We konden vernemen dat u dat op een pragmatische manier wil doen. De minister van Landsverdediging heeft dat gisteren in de commissie bevestigd.
België is een land met heel veel politiemensen. We hebben 3,7 politiemensen per 1 000 inwoners. Dat cijfer is bij de hoogste van Europa. In Duitsland zijn het er 3, in Nederland 2,2. Er bestaat vandaag ook een protocol tussen het leger en de politie, “Hulp aan de natie”. Hierin worden een aantal afspraken geregeld, waaronder bijstand van het leger in het kader van Europese en internationale organisaties en topvergaderingen, en bij rampen. Ik kan begrijpen dat u het interessant vindt om een aantal plaatsen te identificeren waar het leger misschien best kan worden ingezet.
Mijnheer de minister, ik heb hier enkele concrete vragen over. Ten eerste, wordt het protocol “Hulp aan de natie” vandaag al gebruikt om het leger in te zetten bij Europese topvergaderingen? Ten tweede, welke opdrachten en taken zou het leger concreet kunnen overnemen van de politie? Ten derde, is het uw bedoeling om het bestaande protocol te evalueren en eventueel uit te breiden of zult u andere initiatieven nemen?
02.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vandenput, wat ik in de pers heb aangekondigd, is uitvoering geven aan het regeerakkoord dat wij samen hebben aangenomen. Ik citeer even uit het regeerakkoord: “Bij een verhoogd algemeen dreigingsniveau” – we bedoelen vanaf niveau 3 en u weet dat de schaal gaat tot niveau 4 – “kan de regering, na advies van de Nationale Veiligheidsraad” – die we eerstdaags zullen oprichten – “en desgevallend op vraag van een burgemeester, de beslissing nemen om het leger tijdelijk in te zetten om de politie- en veiligheidsdiensten bij te staan voor bepaalde bewakingsopdrachten.” We spreken alleen over bewakingsopdrachten. “Hiertoe worden in samenwerking met de politiediensten de nodige synergieën uitgewerkt, onder andere met het oog op de nodige omkadering en opleiding.”
Ik antwoord op uw precieze vragen. Het bestaande protocol is bij mijn weten één keer ingeroepen, namelijk toen er de dreiging was van de CCC of Cellules Communistes Combattantes. Voor de Europese toppen wordt dat niet ingeroepen.
Vorige week was er een vergadering met de politie. We zullen eerst binnen de politie het kerntakendebat voeren. Met de conclusie daarvan komen we naar de regering om haar te laten consolideren. Ik kan mij voorstellen in dat debat een aantal taken niet meer zullen gebeuren, een aantal andere taken misschien door de privésector kunnen gebeuren, en in uitzonderlijke omstandigheden, zoals beschreven in het regeerakkoord, ook Defensie kan worden ingeschakeld met mensen die daarvoor zijn opgeleid. Dit wordt duidelijk gevergd.
Laten we wel wezen: onze mensen van Defensie voeren vandaag bewakingsopdrachten uit op de luchthaven van Kabul in Afghanistan. Waarom zouden wij ze, in uitzonderlijke omstandigheden, ook niet hier kunnen inzetten? Dat is de geest van het regeerakkoord en in die geest zullen wij dit trachten uit te voeren. In voorkomend geval zal het protocol worden aangepast wat die modaliteiten betreft.
02.03 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor de zeer goede verduidelijkingen. Ik ben blij dat alles zal passen in het kerntakendebat van de politie en van Defensie.
Het is niet de bedoeling dat in elke politiezone, in elke Kerkstraat en Dorpsstraat van Vlaanderen en Wallonië, de politie wordt vervangen door het leger. Tijdens het kerstshoppen zullen wij hopelijk niet tegen een gewapende militair botsen.
Wij kijken uit naar het kerntakendebat en zullen er actief aan deelnemen. Ik suggereer u om daar ook de lokale korpschefs en eventueel de burgemeesters bij te betrekken.
De voorzitter:
Ik dank u, mijnheer Vandenput. Ik feliciteer u met uw maidenspeech. (Applaus)
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Collega’s, normaal respecteren wij de orde binnen de regering. Mevrouw Marghem heeft echter om persoonlijke redenen gevraagd of zij kan voorgaan. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Als niemand daar bezwaar tegen heeft, ook binnen de regering, en niet buitengaat – anders hebben wij echt een probleem –, dan vraag ik nu aan mevrouw Marghem om naar het spreekgestoelte te komen voor het beantwoorden van de vraag van de heer Calvo.
De heer Calvo is hier echter niet. Mevrouw de minister, ik moet u bij deze bedanken voor het antwoord dat u niet hebt gegeven.
03 Question de M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de la Coopération au développement, de l'Agenda numérique, des Télécommunications et de la Poste, sur "la nomination d'un membre du Comité de direction de bpost" (n° P0115)
03 Vraag van de heer Denis
Ducarme aan de vice-eersteminister en minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post over "de benoeming van een lid
van het Directiecomité van bpost." (nr. P0115)
03.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, très brièvement, je voudrais dire que le Mouvement réformateur est d'avis que la politique de la chaise vide n'est pas bonne. Je crois que cette politique altère la démocratie. Comme tout démocrate, nous sommes des fervents défenseurs des droits de la minorité. Toutefois, l'organisation des travaux dans un parlement ne peut pas être imposée par une forme de dictature de la minorité!
Il était extrêmement fréquent que le premier ministre M. Di Rupo délègue un certain nombre de réponses à donner le jeudi par ses ministres. Cela ne valait pas cet incident. Nous aurions préféré que le débat puisse continuer. Nous sommes souvent en désaccord sur des questions de procédure. Ce n'est pas parce que le Parti Socialiste n'est plus au gouvernement qu'il doit aussi quitter ainsi le parlement!
Monsieur le ministre, j'ai une brève question qui ne pourra pas mettre certains face à leurs propres contradictions puisqu'ils sont absents.
Il n'y a pas un jour qui passe depuis la semaine dernière sans que nous soyons surpris par ce que je nommerais le manque de sobriété salariale à la tête de nos entreprises publiques lors de la dernière législature.
Confirmez-vous qu'un haut responsable de Dexia a été nommé au niveau du comité directeur de bpost? Cette nomination aurait eu lieu en juin alors que le ministre de tutelle était M. Labille. Je sais que vous ne pourrez pas confirmer les chiffres qui sont cités par L'Echo aujourd'hui mais on parle de 500 000 euros par an alors qu'il n'est pas CEO.
03.02 Alexander De Croo, ministre: Monsieur Ducarme, comme vous l'avez dit, bpost est une entreprise cotée en bourse. Par conséquent, fournir de telles informations doit toujours se faire d'une manière équitable vis-à-vis de tous les actionnaires. On ne peut donc pas communiquer d'informations uniquement à l'actionnaire majoritaire.
De plus, bpost a l'habitude de délivrer des informations dans son rapport annuel - lequel est généralement publié en mars.
Quelles sont les données publiques? Je réponds donc à votre question: bpost a signalé le 6 juin dernier que M. Marc Huybrechts allait entrer en fonction le 1er septembre en qualité de directeur de Mail & Retail Solutions.
03.03 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de me confirmer une partie des informations parues ce matin dans L'Echo. Cela met peut-être en lumière une forme de duplicité de la part de certains au regard d'un débat qui a été entamé par leurs soins la semaine dernière.
Nous attendrons naturellement la parution du rapport en mars prochain pour nous rendre compte, en effet, de cette duplicité. Par ailleurs, le Mouvement réformateur attend de vous – en fonction, également, du message transmis par le premier ministre la semaine dernière – que cet appel à la sobriété salariale dans les entreprises publiques, qu'elles soient ou non cotées en bourse, soit entendu et satisfait.
Het incident is gesloten.
Le président: Monsieur le ministre, il restait encore la question de Mme Vanessa Matz. Mais, évidemment, elle n'est pas là. Je vous remercie dès lors de votre présence.
04 Vraag van de heer Wouter Beke aan de minister van Financiën over "het samenwerkingsakkoord voor de ontwrichte zones" (nr. P0117)
04 Question de M. Wouter Beke au ministre des Finances sur "l'accord de coopération sur les zones franches" (n° P0117)
04.01 Wouter Beke (CD&V): Mijnheer de minister, het is de eerste keer dat ik hier een vraag stel. Ik had gehoopt dat er wat meer volk aanwezig zou zijn, omdat ik denk dat over dit thema een zeer ruime en breed gedragen consensus in het Parlement bestaat, ook in de regionale parlementen, in het Vlaams Parlement, want het gaat over de ontwrichte zones.
In oktober 2012 werden wij allemaal geconfronteerd met de aankondiging van de sluiting van Ford Genk. De politiek, hoe bescheiden ook de rol van de politiek is en hierin kan zijn, heeft de aankondiging niet aan zich voorbij laten gaan. De federale overheid heeft toen samen met de regionale overheid – ik herinner mij nog dat beeld en de woorden die toen zijn uitgesproken – gezegd dat ze schouder aan schouder zouden bekijken welke oplossingen er mogelijk waren. Een van de antwoorden was het Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat. De taskforce daarvan zal morgen opnieuw samenkomen om de voortgang van de zaken te bespreken.
Een antwoord dat wij hier in het Parlement hebben gegeven in de competitiviteitswet, was het concept van de ontwrichte zones. De Vlaamse regering heeft de steunkaart ingekleurd en heeft nu ook de steunzones bepaald.
Het is nu wachten op een samenwerkingsakkoord dat toelaat dat er een extra korting van de bedrijfsvoorheffing kan komen boven op hetgeen de federale overheid al heeft beslist. Op die manier kan men niet alleen voor Limburg maar ook voor de Kempen, waar een gelijkaardig initiatief werd genomen, een antwoord bieden op de vele sluitingen daar.
Mijnheer de minister, alle puzzelstukjes zijn bijna gelegd. Het laatste puzzelstukje dat nog moet worden gelegd, is het samenwerkingsakkoord. Op die manier kan men een impuls geven voor extra investeringen in die regio’s. De sluiting zal immers vandaag over twee weken plaatsvinden, wat een impact zal hebben die niemand zal onderschatten.
04.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer Beke, ik dank u voor uw vraag over die acute problematiek. Ik herinner er ook even aan dat het onderwerp al op 19 november uitgebreid werd besproken in de commissie voor de Financiën. Er werden toen onder meer vragen gesteld door uw collega’s Smaers en Terwingen.
De voorbije verkiezingen en de periode voorafgaand aan de regeringsvorming hebben voor een vertraging gezorgd bij de operationalisering van de steunmaatregel. De administratie heeft van die periode gebruikgemaakt en heeft niet stilgezeten om de onderhandelingen met betrekking tot het sluiten van de noodzakelijke samenwerkingsakkoorden op een degelijke manier voor te bereiden. U weet dat daarover ook een aantal juridische vragen werden gesteld, onder meer door de Raad van State.
De voorbereidingen zijn vandaag zo goed als voltooid en de administratie van Financiën zal tegen het einde van de week een nieuw ontwerp van samenwerkingsakkoord uitschrijven. Nadat de regering zich over dat ontwerp van samenwerkingsakkoord heeft uitgesproken, en het onderhandelingsmandaat heeft vastgelegd en verfijnd, zullen de gesprekken met de Gewesten die een samenwerkingsakkoord wensen te sluiten, onmiddellijk worden opgestart.
04.03 Wouter Beke (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gezegd dat het ontwerp van samenwerkingsakkoord er vandaag of morgen komt, waarna de onderhandelingen met de regio’s zullen worden opgestart. Ik hoop dat wij dat op een heel snelle manier kunnen afhandelen om het dossier met succes te kunnen afronden.
Op 18 december zal Ford Genk worden gesloten. Ik acht het hoogstnoodzakelijk dat de federale overheid en de regio’s hun belofte kunnen waarmaken om schouder aan schouder een antwoord te bieden op de sluiting en dat ze nieuwe toekomstperspectieven kunnen bieden aan de werknemers die hun job verliezen of dreigen te verliezen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Eric Van Rompuy aan de eerste minister over "het advies van de Europese Commissie over de ontwerpbegroting 2015" (nr. P0110)
05 Question de M. Eric Van Rompuy au premier ministre sur "l'avis de la Commission européenne sur le projet de budget 2015" (n° P0110)
05.01 Eric Van Rompuy (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik was van plan een vraag te stellen aan de eerste minister, maar ik ben heel blij dat minister Van Overtveldt mij komt antwoorden. Hij doet dat uitstekend en ik denk dat ik van hem zeker het antwoord kan verwachten dat ook de eerste minister zou geven. Ik had ook verwacht dat de oppositie een reeks vragen zou stellen, want het advies van de Europese Commissie was een tweede zit, een onvoldoende.
Wij hebben het hele weekend moeten horen wat de interpretatie van de oppositie was, maar als wij naar dat rapport kijken, mijnheer de minister, dan zien wij dat wij niet in de procedure bij buitensporige tekorten zitten. Er bestaat weliswaar een risico dat wij ten aanzien van de doelstellingen in de volgende jaren wat zullen afwijken, maar de Commissie zegt heel duidelijk dat die afwijkingen niet significant zijn, dat de doelstelling op middellange termijn voor het structureel tekort 0,6 % bedraagt en dat wij op 0,4 % zitten. Er is wel een groter probleem met de schuldquote. Hoe moeten we daar in de volgende jaren tegenaan kijken?
De Commissie verzoekt de autoriteiten om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de begroting 2015 aan het stabiliteitspact voldoet. Mijn vraag is – u hebt er in de commissie ook al over gesproken – hoe de regering dat advies evalueert. Is zij van plan om tegen maart 2015 nieuwe maatregelen te nemen? Is het noodzakelijk om de begroting 2015 bij te sturen? Ik meen dat het Parlement recht heeft, na de verklaring van de Europese Commissie en na het commentaar van de oppositie daarover in de media, op de juiste interpretatie van het advies van de Europese Commissie.
05.02 Minister Johan Van Overtveldt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Rompuy, de analyse is al deels in uw vraag opgenomen.
In mijn antwoord wil ik, ten eerste, even benadrukken dat over de rapportering van de Europese Commissie enige misverstanden bestaan. Het gaat namelijk niet over één rapport maar eigenlijk over drie rapporten, waarin niet alleen het specifieke budgettair traject wordt beoordeeld. Er wordt ook een meer globale beoordeling in gegeven van alles wat met de begroting te maken heeft.
Dat gezegd zijnde, zou ik op vier punten willen antwoorden. Een paar zaken zijn al door de vraagsteller, de heer Van Rompuy, zelf aangegeven.
Wat het budgettair parcours tot 2018 betreft, merkt de Europese Commissie grosso modo op dat wij zitten waar wij moeten zitten. Er is een hele discussie over de definities van het nominale begrotingstekort en het structurele begrotingstekort. De manier waarop ze worden berekend en wat daarbij wel en niet in rekening wordt genomen, speelt ook mee. Dus, uitgaande van de prognoses die vandaag in België op tafel liggen zijn wij min of meer in orde.
Ten tweede, nergens in de rapportering van de Europese Commissie staat dat zij additionele maatregelen om de begroting verder bij te sturen, als noodzakelijk beschouwt.
Ten derde, de Europese Commissie geeft duidelijk – ik nodig nogmaals iedereen uit de drie rapporten in te kijken die de Europese Commissie ter zake heeft ingediend – een heel positieve rapportering van de structurele maatregelen die de regering treft, vooral op het vlak van de competitiviteit, de arbeidsmarkt en de pensioenen.
Ten vierde, er is de fameuze schuldregel, de schuldevolutie waarover de hele discussie vandaag gaat. Aangezien wij uit een excessive deficit procedure komen, doen wij niet wat de regels voorschrijven.
U weet uiteraard dat de Europese Commissie tegen maart 2015 een nieuwe beoordeling zal maken. In de discussies die wij met de Europese Commissie zullen voeren, zal de discussie over een goede, degelijke interpretatie van de schuldregel centraal staan.
Mijnheer de voorzitter, u was er uiteraard bij, toen wij in de commissie voor de Financiën van de mensen van de Europese Commissie, die hun rapport er kwamen toelichten, duidelijk hebben gehoord dat twee elementen heel belangrijk zijn in de beoordeling van de vraag waarheen een land met zijn schuld gaat.
Ten eerste, in een periode van lage groei en lage inflatie is de bijsturing van een schuldratio vrij moeilijk, een feit dat de Europese Commissie nu ook erkent.
Ten tweede, de Commissie is duidelijk bereid om structurele maatregelen, die pas op lange termijn zullen werken, ook mee te nemen in de afwegingen op kortere termijn. Het komt er vooral op aan om ons regeerakkoord te verduidelijken tegenover de Europese Commissie. Dat lijkt mij de stap die wij moeten zetten.
Mijnheer de voorzitter, ik meen hiermee de vraag van de heer Van Rompuy te hebben beantwoord en aan het Parlement de uitleg te hebben gegeven waarop het recht heeft.
05.03 Eric Van Rompuy (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Dat rapport is volgens mij zeer belangrijk. Volgende week bespreken wij de begroting. De Europese Commissie zegt dat wij op de goede weg zijn om het structureel tekort af te bouwen en dat wij, op 0,1 % na, het traject kunnen volgen.
Een tweede zaak is dat de schuldratio naar beneden moet. Daaromtrent wil ik het volgende bemerken. Ik lees in de pers en ik hoor van de oppositie dat een lagere schuldratio alleen bereikt kan worden door de verkoop van overheidsbedrijven zoals Belfius en Belgacom. De Europese Commissie zegt ons echter dat wij het pad van de structurele besparingen in de pensioenen, in de werkloosheid en in het overheidsapparaat moeten blijven bewandelen omdat dat op termijn de beste manier is om de schuldratio naar beneden te krijgen. Dat is volgens mij de grote les uit dat rapport.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie over "de opstarteconomie en lokaal ondernemerschap" (nr. P0118)
06 Question de M. Vincent Van Quickenborne au ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l'Agriculture et de l'Intégration sociale, sur "la nouvelle économie et l'entreprise locale" (n° P0118)
06.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn partij staat voor vrij ondernemerschap. De vrijheid van ondernemen is voor ons belangrijk. Dat is onder meer vastgelegd in het fameuze decreet d’Allarde in 1791. Daarin wordt bepaald dat iedereen het recht heeft vrij te kiezen voor het beroep of het ambacht dat men naar goeddunken wil uitoefenen.
Ik maak mij zorgen, omdat de jongste tendens is om aan startende bedrijven lokale taksen op te leggen. Er circuleren voorstellen om bepaalde zelfstandigen die een zaak willen opstarten, in het eerste jaar tot 7 500 euro op te leggen. Dat is veel. Dat is veel te veel. Laten wij eerlijk zijn, op die manier maakt men het ondernemerschap moeilijk. Men roomt winstmarges af en zegt eigenlijk tegen de zelfstandigen om er niet aan te beginnen. Dat kan zodanig ontmoedigend zijn, dat een zaak niet kan worden opgestart.
Bovendien stoort het mij dat bepaalde taksen in een negatieve sfeer worden voorgesteld. Men spreekt bijvoorbeeld over “imagoverlagende” zelfstandigen, terwijl ik meen dat elke vorm van ondernemerschap moet worden aangemoedigd. Wanneer nieuwe Belgen een zaak openen, is dat precies het antwoord op een vraag die wij vaak stellen in het Parlement, namelijk hoe wij personen kansen kunnen geven en hoe wij hen ervan kunnen overtuigen die kansen te grijpen.
Kortom, mijnheer de minister, mijn vraag is eenvoudig. Wat vindt u van dat soort taksen? Vindt u ze correct? Meent u niet dat zij discriminerend kunnen zijn?
06.02 Minister Willy Borsus: Mijnheer Van Quickenborne, ik heb inderdaad kennisgenomen van de beslissing van de stad Antwerpen om een openingstaks van 6 000 euro in te voeren voor nachtwinkels.
Wat het opleggen van een openingstaks en een jaarlijkse belasting betreft, verwijs ik naar een omzendbrief van 10 juni 2011 inzake de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit. In die omzendbrief geeft toenmalig minister Geert Bourgeois een aanbeveling over de hoogte van het tarief van een belasting op nacht- en telefoonwinkels. Die aanbeveling luidt: “De openingsbelasting op nachtwinkels en telefoonwinkels mag niet meer bedragen dan 6 000 euro. De jaarlijkse belasting mag maximaal 1 500 euro bedragen."
De stad Antwerpen heeft ervoor gekozen om het maximumtarief op te leggen. Het betreft dus de uitvoering van een maatregel die reeds in 2011 mogelijk is gemaakt.
Als federaal minister van Middenstand ben ik niet bevoegd om te oordelen over de opportuniteit van een dergelijke taks. Dat behoort tot de bevoegdheid van mijn collega’s in de Vlaamse regering en in de stad Antwerpen.
Daarentegen ben ik in het kader van mijn bevoegdheden bereid om na te denken over ondersteuningsmaatregelen voor het behoud en de ontwikkeling van de handel in de stadscentra.
06.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik wil u bedanken voor uw antwoord. Als burgemeester van een centrumstad besef ik dat er mogelijkerwijze overlast kan ontstaan door bepaalde zaken. De vraag is of men dat oplost door het opleggen van taksen, zeker als die buitensporig lijken. Ik denk dat er andere instrumenten bestaan en ik denk daarbij aan het doeltreffend optreden van de politie, het plaatsen van veiligheidscamera’s en zeker ook het eventueel implementeren van een spreidingsplan. Ik denk dat dit betere maatregelen zijn dan een wegpestbelasting die een dergelijk ondernemerschap onmogelijk maakt.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Caroline Cassart-Mailleux au ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l'Agriculture et de l'Intégration sociale, sur "la période d'attente précédant les soldes d'hiver" (n° P0119)
07 Vraag van mevrouw Caroline Cassart-Mailleux aan de minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie over "de sperperiode vóór de winterkoopjes" (nr. P0119)
07.01 Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le président, chers collègues, monsieur le ministre, les soldes démarreront le samedi 3 janvier. D'ici là, les commerces du secteur de l'habillement, y compris la maroquinerie et les chaussures, ne peuvent annoncer des réductions de prix sur des articles uniques; en outre, les ventes à perte sont interdites du fait de la période d'attente.
Jusqu'à l'année dernière, cette période d'attente débutait le 6 décembre alors que la période de référence commençait le 1er décembre. Les deux périodes ont été fusionnées à la suite d'une demande du secteur.
Durant les semaines à venir, les commerçants peuvent toutefois pratiquer des réductions à la caisse ou à la demande du client. Ils peuvent également afficher des réductions lorsqu'elles portent sur plusieurs articles; elles sont alors considérées comme des offres conjointes. Toutefois, il semblerait que subsiste un certain flou dans ce qui est ou non autorisé quant à l'annonce de ces réductions.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous éclairer sur les équivoques qui persistent concernant l'annonce des réductions?
Avez-vous entendu le secteur et ses diverses organisations représentatives concernant les craintes émises?
Quelles sont les solutions que vous préconisez afin d'éviter que les commerçants soient sanctionnés à cause d'une interprétation fausse de ce qui est permis en la matière?
Monsieur le ministre, comme moi, vous savez que l'automne a été clément, que les stocks sont donc assez importants dans ces divers commerces et que les chiffres d'affaires n'ont pas été à la hauteur des espérances. Je souhaite donc que vous puissiez nous apporter des éclaircissements en ce domaine. Il conviendrait que ce secteur ne soit pas sanctionné, mais mieux informé.
07.02 Willy Borsus, ministre: Monsieur le président, madame la députée, chers collègues, il s'agit effectivement d'une question qui est pleinement d'actualité car nous sommes en plein dans l'entame de la période concernée. À cet égard, un certain nombre de clarifications doivent intervenir. Comme vous l'avez souligné, la période de présoldes a fait l'objet d'un alignement avec la période de référence. Il y a donc une période d'un mois avant le début des soldes qui est constituée par cette période durant laquelle, sauf exceptions, des annonces de réduction de prix sont interdites. Parmi les exceptions, il y a notamment, comme vous l'avez évoqué, les offres conjointes où, eu égard à l'achat de plusieurs articles, vous pouvez être bénéficiaire d'une réduction.
Il faut souligner qu'une décision de justice est intervenue. On la doit à la Cour de justice de l'Union européenne qui a rendu un arrêt le 10 juillet 2014 dans lequel elle condamne les dispositions belges relatives aux annonces de réduction de prix. On a donc un dispositif qui avait été actualisé via le livre VI du Code de droit économique qui a été mis à mal au niveau de cette décision de la Cour de justice. On se trouve dès lors dans une période d'incertitude. En quelques mots, la Cour de justice a estimé qu'il n'appartenait pas à un État membre de définir autrement le droit et la protection du droit des consommateurs que ce que les instances européennes avaient prévu.
Par conséquent, on doit mener un travail d'adaptation légal et réglementaire, puisque aujourd'hui une personne qui contesterait ou qui pratiquerait des soldes, en dehors de notre réglementation, pourrait invoquer cette décision de la Cour de justice européenne. Nous avons donc entamé des concertations, notamment avec l'Union des Classes Moyennes, de manière à pouvoir bien répondre à cet élément d'incertitude, de même qu'avec les fédérations professionnelles. En attendant, nous avons demandé qu'un contact puisse avoir lieu entre l'administration, les services de l'Inspection pour éviter une situation où finalement les choses partent dans tous les sens. Considérons donc à ce stade que, provisoirement, les dispositions actuelles continuent à s'appliquer, que nous avons par ailleurs un contact à mener pour adapter la loi. Cette loi devra tenir compte des interprétations européennes et donc reformater autrement, réécrire autrement, cette période d'un mois avant les soldes.
07.03 Caroline Cassart-Mailleux (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces informations. Une période d'incertitude, ce n'est jamais bon pour le secteur. Vous l'avez dit, il y aura une adaptation légale à mettre en route. Je pense que vous allez vous y atteler. Le parlement pourra répondre positivement à cette adaptation légale. La concertation avec le secteur pour bien informer me semble aussi indispensable. Je vous remercie pour ces éclaircissements donnés au secteur.
Le président:
Nous vous félicitons pour votre maiden speech. (Applaudissements)
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Jan Spooren aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, Bestrijding van de fiscale fraude, en Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "het stimuleren van de tewerkstelling van andersvaliden" (nr. P0120)
08 Question de M. Jan Spooren à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, à la Lutte contre la fraude fiscale et à la Politique scientifique, adjointe au ministre des Finances, sur "la promotion de l'emploi des personnes moins valides" (n° P0120)
08.01 Jan Spooren (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, beste collega’s, eerst wil ik even zeggen dat ik als nieuweling in de Kamer toch wat verrast en ontgoocheld ben dat de oppositie zich blijkbaar vooral met procedurele kwesties bezighoudt en veel minder interesse heeft voor een aantal zeer interessante inhoudelijke punten, zoals de situatie van personen met een beperking.
Mevrouw de staatssecretaris, gisteren, 3 december, was de internationale dag voor personen met een handicap. Jammer genoeg konden we niet echt spreken van een feestdag. Er werd immers een studie van Eurostat voorgesteld waaruit blijkt dat in de Europese Unie slechts 47 % van de personen met een beperking op de arbeidsmarkt aan de bak komt, terwijl dat geldt voor 67 % van de algemene bevolking. Op zichzelf is dat betreurenswaardig, maar niet helemaal onverwacht.
Wat wel vragen oproept, is dat België in die internationale benchmark zo slecht scoort en dat in ons land slechts vier op tien personen met een beperking actief is op de primaire arbeidsmarkt. Jammer genoeg vertelde die studie van Eurostat niets nieuws. België was immers al eens zeer negatief beoordeeld door het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap, omdat wij een serieuze ondervertegenwoordiging hebben van personen met een handicap op de reguliere arbeidsmarkt. De reden waarom ons land zo slecht scoort, heeft absoluut niets te maken met het feit dat personen met een beperking bij ons niet zouden willen werken of niet over de nodige capaciteiten zouden beschikken. Het probleem is dat in ons land een aantal essentiële randvoorwaarden en beleidskaders ontbreken. Zo hebben personen met een beperking geen terugvalbasis als ze de moedige stap naar de arbeidsmarkt zetten en dan moeten vaststellen dat het niet lukt. Er wordt veel te weinig geïnvesteerd in re-integratiemaatregelen. Het is een gevaarlijke illusie te denken dat dat allemaal vanzelf verloopt.
Mevrouw de staatssecretaris, vandaar mijn vragen. Zult u er specifiek voor zorgen dat die groep meer kansen krijgt op de arbeidsmarkt? Bent u van plan om eindelijk iets te doen met de bevraging die in de vorige legislatuur werd gehouden? Tot nu toe is daar niets mee gedaan. Zult u eindelijk werk maken van een modernisering van de befaamde wet van 27 februari 1987?
08.02 Staatssecretaris Elke Sleurs: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Spooren, de cijfers van Eurostat zijn inderdaad zeer angstaanjagend. Zij zijn totaal onaanvaardbaar voor de regering.
Ik heb recent mijn beleidsnota voorgesteld. Zoals u weet, gaan wij zware acties ondernemen. De aanpak zal echter totaal verschillend zijn van wat wij tot nu toe hebben gekend. De eerste reden daarvoor is dat wij de persoon met een beperking anders zullen bekijken. Wij zullen kijken naar wat de mens nog kan, en niet meer naar wat hij niet meer kan. Het hele circuit van arbeidshandicap en arbeidsinvaliditeit wordt, zoals u weet, nogal vaak bekeken vanuit de visie dat de arbeidsmarkt gesloten is voor mensen met een beperking. Die aanpak willen wij totaal omkeren. Wij willen naar een sociale inclusie gaan en door een multidisciplinaire aanpak ook naar meer tewerkstelling op maat. Dat is een eerste element dat wij anders aanpakken.
Daarnaast moeten wij, zoals u aangeeft, de inactiviteitsvallen vermijden. Als een persoon met een beperking nu de stap zet om te gaan werken, is hij meestal slechter af. Dat moeten wij vermijden. Ik zal dat dan ook met de betrokken collega’s bestuderen en daar snel werk van maken.
Ten slotte, er is inzake de wet van 1987 al heel wat werk geleverd in de voorbije legislatuur door de mensen op het veld. In de praktijk is daar echter nog nooit iets mee gebeurd. Het is een van mijn prioriteiten om alle aanbevelingen in de praktijk om te zetten.
08.03 Jan Spooren (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben tevreden dat er heel wat concrete maatregelen in de steigers staan. Wij mogen dus hoopvol zijn dat er echt vooruitgang wordt geboekt voor de kwetsbare groep van mensen met een beperking.
Wij mogen het belang van werk voor die doelgroep echt niet onderschatten. Er is het financiële aspect: door te werken kunnen zij echte keuzes maken en hun leven inrichten. Daarnaast is er ook het niet-financiële aspect: men bouwt een contactennetwerk op. Sociale inclusie is heel sterk gelinkt aan werk.
U hebt heel veel bevoegdheden in uw portefeuille, maar ik hoop dat u zich voldoende zult concentreren op mensen met een beperking, zodat België wat beter scoort als wij nog eens een benchmark hebben.
Het incident is gesloten.
09 Urgentieverzoek van de regering
09 Demande d'urgence du gouvernement
De voorzitter: De regering heeft de spoedbehandeling gevraagd met toepassing van artikel 51 van het Reglement, bij de indiening van het ontwerp van programmawet, nr. 672/1.
Le gouvernement a demandé l'urgence conformément à l'article 51 du Règlement lors du dépôt du projet de loi-programme, n° 672/1.
Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.
Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.
De urgentie wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
L’urgence est adoptée par assis et levé.
10 Inoverwegingneming van voorstellen
10 Prise en considération de propositions
In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 3 december 2014, stel ik u ook voor in overweging te nemen:
- het wetsvoorstel van de heren Peter Vanvelthoven en Ahmed Laaouej, mevrouw Karin Temmerman en de heren Stéphane Crusnière en Dirk Van der Maelen tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat het belastingstelsel van juridische constructies betreft (nr. 679/1);
Verzonden naar de commissie voor de
Financiën en de Begroting
- het wetsvoorstel van mevrouw Sonja Becq en de heren Egbert Lachaert en Raf Terwingen houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (nr. 683/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Justitie
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 3 décembre 2014, je vous propose également de prendre en considération
- la proposition de loi de MM. Peter Vanvelthoven et Ahmed Laaouej, Mme Karin Temmerman et MM. Stéphane Crusnière et Dirk Van der Maelen modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne le régime d'imposition des constructions juridiques (n° 679/1);
Renvoi à la commission des Finances et du
Budget
- la proposition de loi de Mme Sonja Becq et MM. Egbert Lachaert et Raf Terwingen portant des dispositions diverses en matière de Justice (n° 683/1).
Renvoi à la commission de la Justice
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
10.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik vraag de urgentie voor het wetsvoorstel nr. 683.
De voorzitter: De heer Verherstraeten vraagt voor dit voorstel de urgentie. Wie steunt zijn verzoek tot urgentie?
De urgentie wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
L’urgence est adoptée par assis et levé.
11 Adoption de l’ordre du jour
Wij moeten overgaan tot de goedkeuring van
de agenda voor de vergadering van donderdag 11 december 2014.
Nous devons procéder à l’approbation de l’ordre du jour de la séance du jeudi 11 décembre 2014.
Geen bezwaar? (Nee) De agenda is goedgekeurd.
Pas d’observation? (Non) L’ordre du jour est approuvé.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 11 décembre 2014 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 11 december 2014 om 14.15 uur.
La séance est levée à 15.48 heures.
De vergadering wordt gesloten om 15.48 uur.
De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met
nummer CRIV 54 PLEN 018 bijlage. |
L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant
le numéro CRIV 54 PLEN 018 annexe. |